Subsidie Wegwijzer voor Ondernemingen - Publicaties - Vlaanderen ...
Subsidie Wegwijzer voor Ondernemingen - Publicaties - Vlaanderen ...
Subsidie Wegwijzer voor Ondernemingen - Publicaties - Vlaanderen ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Samenstelling:<br />
Vlaamse overheid<br />
Agentschap Economie<br />
Enterprise Europe Network <strong>Vlaanderen</strong><br />
Verantwoordelijke uitgever:<br />
Bernard De Potter<br />
Administrateur-generaal<br />
Bronnen:<br />
Websites: www.vlaanderen.be; www.vlao.be; www.pmv-kmo.be; www.aandeslag.be;<br />
www.onssrszlss.fgov.be; www.vdab.be; www.ec.europa.eu, mediamagazine ’07 (Mediadesk België);<br />
www.eu-gateway.eu, www.banvlaanderen.be; www.bizidee.be; www.enterprize.be; www.nfte.be;<br />
www.werk.be; www.eif.org;<br />
Druk: digitale drukkerij Vlaamse overheid<br />
Uitgave: 2008<br />
Depotnummer: D/2008/3241/269<br />
© 2008. Vlaamse overheid – Agentschap Economie – Enterprise Europe Network <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Disclaimer:<br />
De <strong>Subsidie</strong>wegwijzer <strong>voor</strong> <strong>Ondernemingen</strong> is bedoeld als leidraad <strong>voor</strong> ondernemers. Zij heeft geen<br />
wettelijke waarde en is geenszins bindend <strong>voor</strong> het Enterprise Europe Network.<br />
3
INLEIDING<br />
De nieuwe <strong>Subsidie</strong>wegwijzer <strong>voor</strong> ondernemingen biedt u naar jaarlijkse gewoonte een overzicht van de<br />
belangrijkste overheidsstimulansen <strong>voor</strong> ondernemingen op regionaal, federaal en Europees vlak met<br />
bijzondere aandacht <strong>voor</strong> de kmo’s. Hierbij wordt getracht om de ondernemingen wegwijs te maken in het<br />
labyrint van steunmaatregelen waar<strong>voor</strong> zij in aanmerking kunnen komen.<br />
Iedere maatregel wordt kort geschetst met aandacht <strong>voor</strong> de begunstigden, de geldende criteria en de<br />
<strong>voor</strong>delen. Tevens vermeldt deze gids telkens het contactadres <strong>voor</strong> aanvullende inlichtingen. De redactie<br />
van deze nieuwe brochure werd afgesloten op 31 oktober 2008.<br />
Voor sommige maatregelen in de subsidiewegwijzer (BEA, ecologiepremie…) worden begin 2009<br />
belangrijke aanpassingen verwacht. Gelieve <strong>voor</strong> deze maatregelen vanaf 2009 dan ook steeds de website<br />
www.vlaanderen.be/ondernemen te raadplegen.<br />
Wanneer u de steunmaatregelen op maat wenst te verkrijgen, dan kunt u onze<br />
geactualiseerde subsidiedatabank raadplegen op www.vlaanderen.be/subsidiedatabank.<br />
De zestiende editie van deze gids werd samengesteld door het Enterprise Europe Network <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Deze entiteit werd begin 2008 opgericht door drie partners: het Agentschap Economie, het VLAO (Vlaams<br />
Agentschap Ondernemen) en het IWT (Instituut <strong>voor</strong> de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en<br />
Technologie in <strong>Vlaanderen</strong>). Dit netwerk behoort tot het grotere Europese Enterprise Europe Network, 600<br />
organisaties verspreid over de Europese Unie ten dienste van de kmo’s.<br />
De bedoeling is de kmo’s in Europa een zo breed mogelijke waaier van hulpmiddelen aan te bieden, zoals:<br />
informatie en advies verschaffen aangaande Europese regelgeving, partnersearch <strong>voor</strong> Europees zakendoen,<br />
advies <strong>voor</strong> technologische samenwerking en begeleiding in innovatieve acties, ondersteuning bij deelname<br />
aan Europese projecten en financiering.<br />
Naast de drie partners (waarvan het Agentschap Economie en VLAO op 01/01/09 fusioneren tot het<br />
Agentschap Ondernemen) wordt er ook nauw samengewerkt met FIT (Flanders Investment and Trade) in<br />
functie van de realisatie van de <strong>voor</strong>opgestelde doelstellingen.<br />
Bovendien zal het consortium in opdracht van de Europese Commissie de ervaringen en opmerkingen van de<br />
kmo’s over Europese regelgeving en de repercussie ervan op hun beroepsactiviteiten, terugkoppelen naar het<br />
Directoraat-Generaal Ondernemen van de Commissie.<br />
Het Enterprise Europe Network <strong>Vlaanderen</strong> staat open <strong>voor</strong> alle ondernemingen maar is <strong>voor</strong>al bedoeld om<br />
kleinere en middelgrote ondernemingen te informeren, adviseren, begeleiden en ondersteunen.<br />
Geïnteresseerden kunnen <strong>voor</strong> aanvullende informatie uiteraard steeds terecht bij het Enterprise Europe<br />
Network <strong>Vlaanderen</strong> zelf dat ook over andere Europese materies inlichtingen verstrekt of u kunt ook onze<br />
folder aanvragen: Vlaamse overheid, Agentschap Economie, Enterprise Europe Network<strong>Vlaanderen</strong>, Koning<br />
Albert II-laan 35 bus 12, 1030 Brussel.<br />
Ik hoop dat de geactualiseerde <strong>Subsidie</strong>wegwijzer <strong>voor</strong> <strong>Ondernemingen</strong> u voldoende inzicht verschaft in het<br />
aanbod van steunmaatregelen waar<strong>voor</strong> u als onderneming in aanmerking kan komen.<br />
Ten slotte nodig ik u uit om aanbevelingen over het concept of de inhoud van deze subsidiewegwijzer te<br />
mailen naar enterprise.europe@vlaanderen.be.<br />
Bernard De Potter<br />
Administrateur-generaal<br />
4
INHOUDSTAFEL<br />
DEEL I : STEUN BIJ ONDERNEMEN, INVESTERINGEN EN ADVIES, STEUN VOOR STARTERS<br />
1. KMO-PORTEFEUILLE<br />
2. GROEIPREMIE (wordt stopgezet begin 2009)<br />
3. STRATEGISCHE INVESTERINGS- EN OPLEIDINGSPROJECTEN<br />
4. SUBSIDIES VOOR DE AANLEG VAN BEDRIJVENTERREINEN EN BEDRIJFSGEBOUWEN<br />
4.1 Bedrijventerreinen<br />
4.2 <strong>Subsidie</strong>s <strong>voor</strong> de oprichting en modernisering van bedrijvencentra & doorgangsgebouwen<br />
5. OPROEP ONDERNEMERSCHAP<br />
6. OPROEP BRUGPROJECTEN ECONOMIE-ONDERWIJS<br />
7. RENTETOELAGE HINDER OPENBARE WERKEN<br />
8. START- EN INVESTERINGSSTEUN VOOR DE VLAAMSE VISSERIJ EN<br />
AQUICULTUURSECTOR (FIVA)<br />
9. VLAAMS LANDBOUWINVESTERINGSFONDS (VLIF)<br />
10. PARTICIPATIEFONDS<br />
10.1 Starteo/Optimeo: beroepskredieten verdeeld tussen uw bankier en het Participatiefonds<br />
10.2 Startlening-solidaire lening: twee microkredieten met professionele begeleiding om de<br />
creatie van een eigen job te financieren<br />
10.2.1 Startlening: <strong>voor</strong> de werkzoekende die zich vestigt als zelfstandige of die een<br />
eigen zaak opricht<br />
10.2.2 Solidaire lening: een eigen economische activiteit creëren zonder startkapitaal<br />
10.3 Business Angel +: co-financiering met een Business Angel van een innoverend project<br />
10.4 Privak+<br />
10.5 Impulseo I<br />
10.6 Impulseo II<br />
11. PARTICIPATIEMAATSCHAPPIJ VLAANDEREN NV (PMV): PMV-KMO-<br />
FINANCIERINGSINSTRUMENTEN<br />
11.1 Winwinlening<br />
11.2 Vinnof<br />
11.2.1 Incubatiefinanciering<br />
11.2.2 Zaaikapitaal<br />
11.2.3 Projectfinanciering<br />
11.3 ARKimedes<br />
11.4 Waarborgregeling<br />
11.4.1 Steun <strong>voor</strong> kmo’s die hinder ondervinden van openbare werken<br />
11.5 Fonds <strong>Vlaanderen</strong>-Internationaal<br />
11.6 Cultuur Invest<br />
11.7 NRC-Fonds<br />
12. BAN <strong>Vlaanderen</strong><br />
13. BIZIDEE<br />
14. ENTERPRIZE<br />
15. NFTE<br />
16. VLAAMS AGENTSCHAP ONDERNEMEN – VLAO (vanaf 1/1/09 fusie met Agentschap<br />
Economie in Agentschap Ondernemen)<br />
16.1 VLAO-Bedrijfsadvies<br />
16.2 Design <strong>Vlaanderen</strong><br />
DEEL II : FISCALE STEUN<br />
1. INVESTERINGSAFTREK<br />
2. NOTIONELE INTRESTAFTREK OF AFTREK VOOR RISICOKAPITAAL<br />
3. FISCALE RULINGS<br />
4. INVESTERINGSRESERVE<br />
5. BELASTINGSVRIJSTELLING BIJKOMEND PERSONEEL VOOR DE UITBOUW VAN HET<br />
TECHNOLOGISCH POTENTIEEL, ALS DIENSTHOOFD UITVOER OF DIENSTHOOFD<br />
INTEGRALE KWALITEITSZORG<br />
6. BELASTINGSVRIJSTELLING VOOR BIJKOMEND PERSONEEL MET EEN LAAG LOON<br />
7. BELASTINGSKREDIET VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING<br />
5
8. GEDEELTELIJKE VRIJSTELLING VAN DOORSTORTING VAN DE BEDRIJFSVOORHEFFING<br />
VOOR WETENSCHAPPELIJK PERSONEEL<br />
9. GEDEELTELIJKE VRIJSTELLING VAN DOORSTORTING VAN DE BEDRIJFSVOORHEFFING<br />
OP NACHT- EN PLOEGENARBEID<br />
DEEL III : STEUN BIJ AANWERVINGEN<br />
1. PARAFISCALE MAATREGELEN<br />
1.1 De structurele vermindering van de RSZ-werkgeversbijdragen<br />
1.2 Doelgroepvermindering<br />
1.2.1 Oudere werknemers<br />
1.2.2 Eerste aanwervingen<br />
1.2.3 Collectieve arbeidsduurvermindering of vierdagenweek<br />
1.2.4 Activa min-45-jarigen<br />
1.2.5 Activa 45-plussers<br />
1.2.6 Doorstromingsprogramma’s (DSP)<br />
1.2.7 Sociale inschakelingseconomie (SINE)<br />
1.2.8 Jong laaggeschoolde werknemers<br />
1.2.9 Werknemers jonger dan 19 jaar<br />
1.2.10 Werknemers ouder dan 18 jaar en jonger dan 30 jaar<br />
1.2.11 Aanwerving van een ontslagen werknemer door herstructurering<br />
1.3 De specifieke vermindering - Werkbonus<br />
2. FINANCIELE MAATREGELEN<br />
2.1 Aanmoedigingspremies in de privésector<br />
2.1.1 Opleidingskrediet<br />
2.1.2 Zorgkrediet<br />
2.1.3 Steun aan werknemers van ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering<br />
2.1.4 Suppletieve regeling<br />
2.2 Invoegbedrijven<br />
2.3 Invoegbedrijven Dienstencheque-onderneming<br />
2.4 Overgangsmaatregel <strong>voor</strong> de vergoeding bij de aanwerving van personen met een handicap<br />
(CAO 26) en de Inschakelingspremie (VIP)<br />
2.5 Vlaamse Ondersteuningspremie (VOP)<br />
2.6 Tewerkstellingspremies <strong>voor</strong> 50+<br />
2.7 Activa start<br />
DEEL IV : STEUN BIJ OPLEIDINGEN<br />
1. VLAAMSE DIENST VOOR ARBEIDSBEMIDDELING EN BEROEPSOPLEIDING (VDAB)<br />
1.1 Individuele Beroepsopleiding in de onderneming<br />
1.2 Instap-opleiding<br />
2. SECTORALE MAATREGELEN EN INITIATIEVEN<br />
3. PROJECTEN TER STIMULERING VAN DE EVENREDIGE ARBEIDSDEELNAME EN<br />
DIVERSITEIT IN ONDERNEMINGEN, INSTELLINGEN EN LOKALE BESTUREN<br />
(DIVERSITEITSPLANNEN, CLUSTERPLANNEN, INSTAP- EN GROEIPLANNEN)<br />
4. VLAAMS AGENTSCHAP VOOR ONDERNEMERSVORMING – SYNTRA VLAANDEREN<br />
4.1 De ondernemersopleiding<br />
4.2 Korte cursussen en bijscholingen<br />
4.3 De leertijd<br />
5. PETERSCHAPSPROJECTEN<br />
6. STAGEBONUS EN STARTBONUS<br />
DEEL V : STEUN VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING<br />
1. INSTITUUT VOOR DE AANMOEDIGING VAN INNOVATIE DOOR WETENSCHAP EN<br />
TECHNOLOGIE IN VLAANDEREN (IWT-VLAANDEREN)<br />
1.1 O&O-projecten van bedrijven – algemeen<br />
1.2 KMO-programma<br />
6
1.3 Eureka<br />
1.4 Vlaamse Innovatiesamenwerkingsverbanden<br />
1.5 Onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma van de Europese Unie - 7 de Kaderprogramma<br />
1.6 Strategisch Basisonderzoek (SBO)<br />
1.7 TETRA-Fonds<br />
1.8 Landbouwkundig onderzoek<br />
1.9 Duurzame technologische ontwikkeling<br />
1.10 LURU: steunregeling <strong>voor</strong> innovatie in de lucht- en ruimtevaartsector<br />
2. INNOVATIEPREMIE<br />
DEEL VI : ENERGIE EN MILIEU<br />
1. DE ECOLOGIEPREMIE<br />
2. AANMOEDIGINGSMAATREGELEN RATIONEEL ENERGIEVERBRUIK<br />
3. SUBSIDIES VOOR KMO’S DIE SELECTIEF AFVAL SORTEREN<br />
4. VLAAMSE GROENESTROOMCERTIFICATEN VOOR ZONNEPANELEN<br />
5. VLAAMSE WARMTEKRACHTKOPPELINGSCERTIFICATEN EN<br />
GROENESTROOMCERTIFICATEN VOOR ANDERE HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN<br />
DAN ZONNEPANELEN<br />
6. VERHOOGDE INVESTERINGSAFTREK VOOR ENERGIEBESPARENDE INVESTERINGEN<br />
7. LIFE +-PROGRAMMA<br />
8. INTELLIGENT ENERGY FOR EUROPE<br />
DEEL VII : STEUN BIJ EXPORT<br />
1. FLANDERS INVESTMENT AND TRADE (FIT)<br />
1.1 Financiële tussenkomsten van exportgerichte initiatieven – Kleine en Middelgrote<br />
<strong>Ondernemingen</strong><br />
1.2 Vlaamse subsidies <strong>voor</strong> haalbaarheidsstudies<br />
1.3 Ter beschikking stellen van Vlaamse uitrustingsgoederen<br />
2. NATIONALE DELCREDEREDIENST – EXPORTKREDIETVERZEKERING<br />
3. FINEXPO – COMITE VOOR DE FINANCIELE ONDERSTEUNING VAN DE EXPORT<br />
3.1 Stabilisering van de rentevoet<br />
3.2 Intrestbonificaties<br />
3.3 Intrestbonificatie met aanvullende gift<br />
3.4 Giften met of zonder een intrestbonificatie<br />
3.5 Leningen van staat tot staat<br />
4. PRINS ALBERT FONDS 2009<br />
5. JAPAN EN DE EU – EXPROM<br />
5.1 Executive Training Programme Japan & Korea (2009-2010)<br />
5.2 EU-Gateway- Programme (2008-2015)<br />
DEEL VIII : EUROPESE STEUN<br />
1. STRUCTUURFONDSEN<br />
1.1 Europees Fonds <strong>voor</strong> Regionale Ontwikkeling (EFRO)<br />
1.1.1 Projecten EFRO – doelstelling 2<br />
1.1.2 Projecten EFRO – doelstelling 3<br />
1.2 Europees Sociaal Fonds (ESF)<br />
1.3 Europees Landbouwfonds <strong>voor</strong> Plattelandsontwikkeling (ELFPO)<br />
1.4 Europees Visserijfonds<br />
2. EUROPESE INVESTERINGSBANK (EIB)<br />
2.1 Individuele kredieten<br />
2.2 Globale kredieten<br />
2.3 Financieringsmogelijkheden met risicodeling<br />
3. EUROPEES INVESTERINGSFONDS (EIF)<br />
3.1 Durfkapitaal<br />
3.2 Marktonderzoek<br />
3.3 Jeremie<br />
7
4. CENTRUM VOOR DE ONTWIKKELING VAN ONDERNEMINGEN (COO)<br />
4.1 Samenwerking met de ACS-landen<br />
5. OVERIGE INITIATIEVEN TER BEVORDERING VAN INTERNATIONALE<br />
SAMENWERKING<br />
5.1 Al-Invest IV<br />
6. MEDIA 2007<br />
7. MARCO POLO II<br />
8. KADERPROGRAMMA VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN EN INNOVATIE (KCI)<br />
DEEL IX : SAMENWERKING MET CENTRAAL- EN OOST-EUROPA<br />
1. SAMENWERKINGSPROGRAMMA VLAANDEREN MET CENTRAAL- EN OOST-EUROPA<br />
2. IPA – INSTRUMENT VOOR PRETOETREDINGSSTEUN (2007-2013)<br />
8
DEEL I : STEUN BIJ ONDERNEMEN, INVESTERINGEN EN ADVIES, STEUN VOOR STARTERS<br />
9
1. KMO-PORTEFEUILLE<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De kmo-portefeuille is een laagdrempelige en interactieve webtoepassing waarlangs ondernemers jaarlijks tot<br />
15.000 euro subsidies kunnen bekomen <strong>voor</strong> ondersteuning in hun processen van ondernemen, innoveren<br />
en internationaliseren.<br />
Deze maatregel is een samenwerking van het Agentschap Economie, het IWT (Instituut <strong>voor</strong> de<br />
aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in <strong>Vlaanderen</strong>) en FIT (Vlaams Agentschap<br />
<strong>voor</strong> Internationaal Ondernemen).<br />
De kmo-portefeuille is de vernieuwde BEA-maatregel. De grootste wijzigingen zijn als volgt samen te<br />
vatten:<br />
• vereenvoudigde steun;<br />
• jaarlijkse steun;<br />
• hogere steun.<br />
Het wettelijk kader:<br />
• het besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen<br />
<strong>voor</strong> ondernemerschapsbevorderende diensten van 19/12/2008;<br />
• het ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun<br />
aan kleine en middelgrote ondernemingen <strong>voor</strong> ondernemerschapsbevorderende diensten van<br />
01/01/2009.<br />
Begunstigden<br />
• kmo’s volgens de Europese definitie;<br />
• vrije beroepen.<br />
Er moet voldaan worden aan volgende <strong>voor</strong>waarden:<br />
• de subsidie is ten behoeve van de vestigingen (en bijhorende werkenden) gelegen in het Vlaamse<br />
Gewest;<br />
• een onderneming uit de privésector zijn (d.w.z. participatie administratieve overheid < 25%);<br />
• de onderneming heeft een aanvaardbare hoofdactiviteit (nacecode);<br />
• de onderneming moet voldoen aan de regelgeving van toepassing in het Vlaamse Gewest;<br />
• de onderneming heeft een aanvaardbare juridische vorm (vzw's zijn uitgesloten).<br />
Ook erkende dienstverleners kunnen steun aanvragen <strong>voor</strong> zover ze een in aanmerking komende kmo zijn en<br />
indien ze beroep doen op een derde erkende dienstverlener. De publieke dienstverleners komen niet in<br />
aanmerking <strong>voor</strong> steun.<br />
Projecten<br />
• Opleiding<br />
• Advies – Strategisch advies<br />
• Technologieverkenning<br />
• Advies Internationaal Ondernemen<br />
Om in aanmerking te komen <strong>voor</strong> subsidies moet beroep gedaan worden op een erkend dienstverlener (zie<br />
verder in de tekst).<br />
10
Opleiding<br />
Onder opleiding wordt verstaan het onderricht gevolgd door de werkenden in de onderneming dat uitsluitend<br />
of hoofdzakelijk gericht is op het verbeteren van het huidige of het toekomstige bedrijfsfunctioneren van de<br />
onderneming. Voor wettelijk verplichte opleidingen kan ook steun worden aangevraagd.<br />
Advies<br />
Een advies is steeds schriftelijk en op maat van de onderneming.<br />
Het omvat 3 aspecten:<br />
• een analyse van de probleemstelling;<br />
• het eigenlijke advies (suggesties, <strong>voor</strong>stellen, raadgevingen);<br />
• het implementatieplan = een soort draaiboek indien men het advies wil realiseren. Dit slaat op het<br />
conceptuele aspect en niet op de realisatie of uitvoering ervan. Het is niet de werkelijke realisatie of<br />
uitvoering van het advies zoals bij<strong>voor</strong>beeld het vervullen van administratieve formaliteiten, het indienen<br />
en opmaken van vergunningen, het maken van contracten/overeenkomsten, de aankoop of het leveren<br />
van software, enz…<br />
Voorbeelden (niet-limitatief):<br />
• marketingstudie;<br />
• communicatieplan;<br />
• investeringsanalyse;<br />
• SWOT-analyse.<br />
Volgende adviezen komen NIET in aanmerking:<br />
• wettelijk verplichte adviezen: alle adviezen geregeld binnen een wettelijk kader, bij<strong>voor</strong>beeld inzake<br />
milieu, energie, kwaliteit, …;<br />
• adviezen van permanente en periodieke aard: hieronder verstaat men diensten zoals routinematig<br />
belastingsadvies, regelmatige dienstverlening op juridisch gebied, routinematig advies inzake selectie-,<br />
aanwervings- of personeelsbeleid of reclame;<br />
• adviezen die tot de gewone bedrijfsuitgaven horen, bij<strong>voor</strong>beeld financiële controles, courante adviezen<br />
op het vlak van boekhouding-accountancy en fiscaliteit, vertalingen, gestandaardiseerde diensten van<br />
computerservicebureaus, adviezen inzake site-onderzoeken, zoals gedefinieerd in artikel 2, 16° van het<br />
decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming;<br />
• diensten met betrekking tot subsidies.<br />
Strategisch advies<br />
Het strategisch advies moet cumulatief aan volgende aanvullende <strong>voor</strong>waarden voldoen:<br />
• de haalbaarheidsstudie omvat een schriftelijk rapport waarbij na een systematisch opgezette en<br />
afgeronde analyse, een inschatting van de financiële of economische mogelijkheden van het project<br />
wordt onderzocht;<br />
• het advies is op maat van de onderneming, fundamenteel onderbouwd en laat toe om een beslissing te<br />
nemen over de haalbaarheid van het project;<br />
• het advies heeft betrekking op een kantelmoment binnen de onderneming; het advies leidt tot<br />
beslissingen waarvan de gevolgen moeilijk omkeerbaar zijn wat betekent dat het advies een lange<br />
termijn oplossing biedt die invloed heeft of kan hebben op de hele organisatie.<br />
Voorbeelden (niet limitatief):<br />
• beursintroductie;<br />
• fusie;<br />
• delisting.<br />
11
Technologieverkenning<br />
Technologieverkenningen zijn technologische adviezen rond een innovatievraagstelling. Het zijn adviezen<br />
die bij de ingeschakelde kennisinstelling enig studiewerk op maat van de kmo vereisen. Een<br />
technologieverkenning vereist een studieactiviteit van een paar tot een 15-tal mensdagen.<br />
Het advies beoogt kennisoverdracht vanuit het erkend expertisecentrum naar de kmo. Een<br />
technologieverkenning bevat altijd een technologische kenniscomponent, in tegenstelling tot andere<br />
adviesverstrekkingsformules binnen de kmo-portefeuille duidelijk af te bakenen.<br />
Het resultaat van een project technologieverkenning bestaat uit een grondig technologisch advies vanwege<br />
het kenniscentrum, desgevallend gepaard gaand met een kort opleidingsmoment terzake. Dit advies moet de<br />
kmo toelaten om met meer kennis van zaken te beslissen tot het al dan niet opstarten van de verdere stappen<br />
tot innovatie, alsook over de wijze waarop dit kan gebeuren.<br />
Voorbeelden:<br />
• identificeren, analyseren, bestuderen van de mogelijke technische problemen, invloedsparameters of<br />
belemmeringen die zich stellen rond de beoogde innovatie;<br />
• uitvoeren van eerste berekeningen, verkennende (laboratorium) proeven en/of simulaties;<br />
• zoeken naar geschikte technologieën.<br />
Technologieverkenning kan ook aangewend worden om samen met de kennisinstelling een<br />
<strong>voor</strong>bereidingstraject ten gronde (naar inhoud) <strong>voor</strong> een groter internationaal project (Europees<br />
Kaderprogramma, Eureka, European Research Area (ERA) ...) uit te voeren.<br />
Volgende zaken komen NIET in aanmerking (niet-limitatieve lijst):<br />
• marktstudies zonder direct verband met het lastenboek <strong>voor</strong> de beoogde innovatie;<br />
• octrooistudies;<br />
• marketingactiviteiten, bijv. ontwerp van een website;<br />
• bedrijfskundig advies in de ruime zin ten behoeve van een doorlichting en aanpassing van de<br />
bedrijfsorganisatie;<br />
• het aanleggen, uitschrijven van een administratief dossier (vergunning, norm, verkrijgen label, enz...);<br />
• de loutere uitbesteding van routinematige testen;<br />
• studieactiviteiten in het kader van kwaliteitszorg;<br />
• zoektocht naar kapitaalverschaffers ten behoeve van de financieringsnoden van het bedrijf;<br />
• algemene opleidingen;<br />
• arbeidsmarktbemiddeling;<br />
• engineeringopdrachten;<br />
• prototypebouw;<br />
• troubleshooting;<br />
• aankoop van software en softwarediensten.<br />
Advies Internationaal Ondernemen<br />
Advies <strong>voor</strong> kmo's die buitenlandse ambities hebben op het vlak van export of investeringen. Het gaat om<br />
schriftelijke, doelmatige raadgevingen en aanbevelingen met betrekking tot opportuniteiten en oplossingen<br />
ten behoeve van bedrijven die willen internationaliseren.<br />
Voorbeelden (niet limitatief):<br />
• oprichting buitenlandse vestigingen, dochterondernemingen of filialen;<br />
• afsluiten van joint-ventures;<br />
• directe buitenlandse investeringen;<br />
• licentieverkoop;<br />
• duurzaam en ethisch internationaal ondernemen;<br />
• marktstudies.<br />
12
Volgende adviezen komen NIET in aanmerking:<br />
• reeds bestaande ondersteuningsmogelijkheden bij Flanders Investment & Trade zoals bepaald in het<br />
subsidiebesluit van 27 mei 2005 (bijv. prospectiereizen, beursdeelnames, aanmaak van<br />
productdocumentatie);<br />
• wettelijk verplichte adviezen;<br />
• adviezen van permanente en periodieke aard;<br />
• adviezen die tot de gewone bedrijfsuitgaven horen.<br />
Steunbedrag<br />
Opleiding Advies Technolo- Advies Internat. Strategisch<br />
gische kennis ondernemen advies<br />
Steun % 50% 50% 75% 50% 50%<br />
Steunplafond<br />
per pijler<br />
€ 2500 € 5000 € 10.000 € 5000 € 25.000<br />
Maximum € 15.000 € 25.000<br />
Periode Jaarlijks<br />
Jaarlijks kan tot € 15.000 steun bekomen worden. Hier bovenop is er een budget <strong>voor</strong>zien tot € 25.000 steun<br />
<strong>voor</strong> strategisch advies.<br />
Het minimale projectbedrag (eigen aandeel klant + subsidie) bedraagt € 100, behalve bij strategisch advies<br />
waar het minimale projectbedrag € 10.000 is.<br />
Er werd ook een extra betaaljaar <strong>voor</strong>zien om de aangevraagde projecten af te werken.<br />
In aanmerking komende kosten<br />
• de kosten exclusief btw, die gefactureerd worden door een dienstverlener erkend in de pijler opleiding,<br />
<strong>voor</strong> de opleiding. De kosten behoren tot een van de volgende categorieën:<br />
personeelskosten van de dienstverlener;<br />
werkingskosten van de dienstverlener;<br />
verplaatsingskosten van de docent;<br />
kosten <strong>voor</strong> cursusmateriaal en didactische benodigdheden die specifiek <strong>voor</strong> de gevolgde opleiding<br />
worden gebruikt en waarvan het gebruik een functionele relatie heeft met de gevolgde opleiding,<br />
<strong>voor</strong> zover de kosten op één factuur samen met de opleidingskosten worden gefactureerd;<br />
cateringkosten beperkt tot 25 euro per persoon per begonnen opleidingsdag.<br />
• de kosten, exclusief btw en de bedragen van de <strong>voor</strong>schotfacturen, die gefactureerd worden door een<br />
dienstverlener erkend in de pijler advies <strong>voor</strong> het advies;<br />
• de kosten, exclusief btw en de bedragen van de <strong>voor</strong>schotfacturen, die gefactureerd worden door een<br />
dienstverlener aanvaard in de pijler advies <strong>voor</strong> internationaal ondernemen <strong>voor</strong> het advies <strong>voor</strong><br />
internationaal ondernemen;<br />
• de kosten, exclusief btw en de bedragen van de <strong>voor</strong>schotfacturen, die gefactureerd worden door een<br />
dienstverlener erkend in de pijler technologieverkenning <strong>voor</strong> de kennis. Kosten met betrekking tot<br />
gestandaardiseerde fysische of chemische analyses komen niet in aanmerking.<br />
13
Aanvraagprocedure<br />
De kmo-portefeuille is een webapplicatie. Alvorens een subsidie aan te vragen, moet u zich op de site<br />
aanmelden door middel van een federaal token of elektronische identiteitskaart.<br />
Schematisch ziet dit er als volgt uit:<br />
14
U hebt nu toegang tot uw elektronische portefeuille. Schematisch ziet de aanvraagprocedure er als volgt uit:<br />
Erkende dienstverlener<br />
Erkende dienstverleners uit BEA <strong>voor</strong> de pijlers opleiding en advies worden automatisch overgenomen in de<br />
kmo-portefeuille <strong>voor</strong> de resterende duurtijd van hun certificaat.<br />
Om een erkende dienstverlener te worden, moet men zich als dienstverlener registreren op www.kmoportefeuille.be.<br />
Verder moet u voldoen aan volgende <strong>voor</strong>waarden:<br />
• beschikken over een ondernemingsnummer;<br />
• een rekeningnummer hebben in SEPA-formaat;<br />
• erkend zijn binnen de pijler (kijk per pijler naar de specifieke <strong>voor</strong>waarden);<br />
• zelf geen in aanmerking komende certificaten uitreiken;<br />
• geen arbeidsbemiddelingsbureau zijn zoals vermeld in het ministerieel besluit van 01/01/2009.<br />
Specifieke <strong>voor</strong>waarden om erkend te worden binnen een pijler:<br />
Opleiding<br />
• beschikken over een kwaliteitscertificaat:<br />
ISO-certificaat, uitgereikt door een geaccrediteerde certificeringinstelling;<br />
CEDEO-certificaat;<br />
Q*FOR-certificaat;<br />
Recognised for Excellence;<br />
15
K2b-, of K2a-label <strong>voor</strong> opleiding;<br />
ESF-label.<br />
• erkenning als peterschapsproject;<br />
• staan op de lijst van publieke dienstverleners en sectorfondsen.<br />
Advies – strategisch advies<br />
• beschikken over een kwaliteitscertificaat:<br />
ISO-certificaat, uitgereikt door een geaccrediteerde certificeringsinstelling;<br />
CEDEO-certificaat;<br />
Q*FOR-certificaat;<br />
Recognised for Excellence;<br />
ESF-label.<br />
• erkenning na individuele screening bij een privéarbeidsbemiddelingsbureau;<br />
• erkenning door andere Vlaamse overheid:<br />
privéarbeidsbemiddelingsbureaus.<br />
Technologieverkenning<br />
De dienstverlener voldoet cumulatief aan volgende <strong>voor</strong>waarden:<br />
• de dienstverlener moet een opdracht bezitten van technologiediffusie aan kleine en middelgrote<br />
ondernemingen en moet daar<strong>voor</strong> financiële overheidsmiddelen ontvangen of op het punt staan die te<br />
verwerven;<br />
• de dienstverlener moet een ruim actief klantenbestand in het Vlaamse Gewest hebben;<br />
• de dienstverlener moet beschikken over eigen onderzoeksinfrastructuur, moet toegang hebben tot<br />
onderzoeksinfrastructuur en -apparatuur, of moet ingebed zijn in een technologisch-wetenschappelijk<br />
onderzoekscentrum;<br />
• de dienstverlener moet beschikken over de nodige competentie om kleine en middelgrote<br />
ondernemingen te begeleiden in hun innovatietraject;<br />
• de dienstverlener moet werken zonder winstoogmerk.<br />
Advies Internationaal Ondernemen<br />
• beschikken over een kwaliteitscertificaat:<br />
ISO-certificaat, uitgereikt door een geaccrediteerde certificeringsinstelling;<br />
CEDEO-certificaat;<br />
Q*FOR-certificaat;<br />
Recognised for Excellence;<br />
ESF-label.<br />
• erkenning na individuele screening bij een privéarbeidsbemiddelingsbureau;<br />
• de dienstverlener is een gemengde kamer of een bedrijfsgroepering met een representatief karakter op<br />
<strong>voor</strong>waarde dat de meest recente versie van de gecoördineerde statuten aan het Vlaams Agentschap <strong>voor</strong><br />
Internationaal Ondernemen wordt <strong>voor</strong>gelegd en <strong>voor</strong> wat betreft de gemengde kamers daarenboven op<br />
<strong>voor</strong>waarde dat de balans en resultatenrekening van het laatst beschikbare boekjaar, gecertificeerd door<br />
een accountant of bedrijfsrevisor, aan het Vlaams Agentschap <strong>voor</strong> Internationaal Ondernemen wordt<br />
<strong>voor</strong>gelegd.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Tel.: 1700 (gratis)<br />
www.kmo-portefeuille.be<br />
16
2. GROEIPREMIE (wordt stopgezet begin 2009)<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Om de economische groei in <strong>Vlaanderen</strong> te stimuleren heeft de Vlaamse overheid de ‘Groeipremie’ in het<br />
leven geroepen. De premie is bedoeld als financiële stimulans <strong>voor</strong> kleine en middelgrote ondernemingen die<br />
in het Vlaamse Gewest investeringen willen realiseren.<br />
Voor het toekennen van een groeipremie wordt gebruik gemaakt van een oproepsysteem (‘call’) waarbij<br />
tijdens een bepaalde periode steunaanvragen kunnen worden ingediend. Deze aanvragen zullen na de<br />
indieningperiode in een wedstrijdformule met elkaar worden vergeleken en aan de bestscorende projecten zal<br />
een groeipremie worden toegekend, tot uitputting van de <strong>voor</strong>af vastgestelde budgettaire steunenveloppe.<br />
Begunstigden<br />
Zowel kleine als middelgrote ondernemingen, alsook vrije beroepen komen in aanmerking <strong>voor</strong> de<br />
groeipremie. Voorwaarden zijn dat de onderneming:<br />
- geen vzw is;<br />
- investeringen realiseert in het Vlaamse Gewest;<br />
- een aanvaardbare hoofdactiviteit (NACE-code) uitoefent;<br />
- geen overheidsparticipaties heeft van 25% of meer.<br />
Kleine ondernemingen zijn ondernemingen die voldoen aan alle volgende criteria:<br />
- minder dan 50 werkzamen tewerkstellen;<br />
- een jaaromzet hebben van maximum € 10 miljoen of een jaarlijks balanstotaal van maximum € 10<br />
miljoen;<br />
- beantwoorden aan het zelfstandigheidcriterium*.<br />
Middelgrote ondernemingen zijn ondernemingen die voldoen aan alle volgende criteria:<br />
- minder dan 250 werkzamen tewerkstellen;<br />
- een jaaromzet hebben van maximum € 50 miljoen of een jaarlijks balanstotaal van maximum € 43<br />
miljoen;<br />
- beantwoorden aan het zelfstandigheidcriterium*;<br />
- en geen kleine onderneming zijn.<br />
(*) Of een onderneming ‘zelfstandig’ is moet tot uiting komen door de samentelling van omzet en<br />
balanstotaal van partnerondernemingen en verbonden ondernemingen.<br />
<strong>Ondernemingen</strong> waarin de overheid participeert <strong>voor</strong> 25% of meer komen niet in aanmerking.<br />
Projecten<br />
Alle beroepsinvesteringen dienstig <strong>voor</strong> de uitoefening van de activiteit van de onderneming komen in<br />
aanmerking <strong>voor</strong> steun, <strong>voor</strong> zover ze toelaatbaar zijn door de Europese Commissie en ze aan volgende<br />
<strong>voor</strong>waarden voldoen:<br />
- de uitgaven moeten geboekt worden onder de rubrieken 21 tot 27 van de jaarrekening <strong>voor</strong><br />
ondernemingen die jaarrekeningplichtig zijn; de andere ondernemingen moeten deze uitgaven opnemen<br />
in de afschrijvingstabel, met uitzondering van de grond (waarop niet wordt afgeschreven);<br />
- de uitgaven moeten afgeschreven worden conform de boekhoudwetgeving en ten minste over een<br />
termijn van 3 jaar;<br />
- de uitgaven moeten verworven worden tegen markt<strong>voor</strong>waarden van derden.<br />
De steunvragende ondernemingen worden beoordeeld aan de hand van een aantal beleids- en<br />
bedrijfseconomische criteria. De criteria en de inhoudelijke invulling ervan, worden bepaald per oproep.<br />
De mogelijke beleidscriteria zijn:<br />
- het tewerkstellingscriterium: de vergelijking zal worden gemaakt tussen de tewerkstelling in de<br />
onderneming drie jaar <strong>voor</strong> het indienen van het project en de tewerkstelling één jaar <strong>voor</strong> de<br />
indieningdatum. Dit criterium heeft tot doel te <strong>voor</strong>komen dat kapitaalsintensieve investeringen de<br />
17
arbeidsintensieve zouden wegdrukken (hoe groter de gerealiseerde aangroei ten opzichte van de<br />
aanvangstewerkstelling hoe hoger de score);<br />
- duurzaam ondernemen: de ondernemingen kunnen het bewijs leveren dat zij als duurzaam ondernemer<br />
erkend zijn (aan de hand van een door de Vlaamse overheid aanvaard certificaat). Dit criterium moet de<br />
bedrijven ertoe aanzetten de bedrijfsvoering af te stemmen op de principes van het duurzaam<br />
ondernemen (de ondernemingen die dergelijk certificaat kunnen <strong>voor</strong>leggen scoren hoger);<br />
- het criterium van de informatie- en communicatietechnologie (ICT): de ondernemingen die kunnen<br />
aantonen dat zij beschikken over een eigen website (URL) met communicatiemogelijkheid worden met<br />
dit criterium positief beloond;<br />
- de leeftijd van de onderneming: dit criterium wil de starters en jonge ondernemingen een extra stimulans<br />
geven (hoe jonger de onderneming is hoe hoger de score).<br />
De mogelijke bedrijfseconomische criteria zijn:<br />
- het percentage van de autofinanciering ten opzichte van het bedrag van de investeringen: dit criterium<br />
geeft aan hoeveel eigen middelen de ondernemer potentieel in het project kan investeren en geeft een<br />
indicatie over het vertrouwen dat de ondernemer in de slaagkansen van zijn project heeft (hoe hoger dit<br />
percentage hoe beter de score).<br />
De volgende twee criteria peilen naar de economische leefbaarheid van de onderneming: aan de hand van<br />
economische performantie-indicatoren worden de economisch best presterende ondernemingen positief<br />
gediscrimineerd:<br />
- de bruto toegevoegde waarde versus tewerkstelling;<br />
- de cashflowgeneratie <strong>voor</strong> belastingen versus de totale activa.<br />
Hoeveel steun ?<br />
Kleine ondernemingen die gunstig gerangschikt zijn krijgen een steun van 10% op de subsidieerbare<br />
investeringen; middelgrote ondernemingen 5%.<br />
In 2008 zijn drie oproepen <strong>voor</strong>zien, elk met een budgettaire enveloppe van € 15.858.000. Elke oproep wordt<br />
aangekondigd op de website of in de nieuwsbrief van het Agentschap Economie:<br />
www.agentschapeconomie.be.<br />
Het wettelijk kader<br />
Europees kader:<br />
- de EG-verordening nr. 70/2001 van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88<br />
van het EG-verdrag op staatssteun <strong>voor</strong> kleine en middelgrote ondernemingen;<br />
- de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (98/C 74/06);<br />
- de Multisectorale Kaderregeling betreffende regionale steun <strong>voor</strong> grote investeringsprojecten<br />
(2002/C70/04).<br />
Vlaams kader:<br />
- het decreet betreffende het economisch ondersteuningsbeleid van 31 januari 2003 (B.S. van 25 maart<br />
2003), meer in het bijzonder in artikel 2 dat de Vlaamse Regering machtigt steun te verlenen aan<br />
projecten die passen in het ondersteuningsbeleid met aandacht <strong>voor</strong> ecologische, sociale en economische<br />
aspecten, duurzaamheid, innovatie en kennisbevordering;<br />
- meer specifiek wat betreft de investeringssteun <strong>voor</strong> ondernemingen machtigt hoofdstuk II van geciteerd<br />
decreet de Vlaamse Regering steun te verlenen aan kleine ondernemingen en middelgrote<br />
ondernemingen <strong>voor</strong> investeringen in het Vlaamse Gewest en aan de grote ondernemingen enkel <strong>voor</strong><br />
investeringen in de regionale steungebieden;<br />
- de bepalingen van dit decreet worden concreet gestalte gegeven door de besluiten van de Vlaamse<br />
Regering en uitvoeringsbesluiten;<br />
- per call wordt een ministerieel besluit uitgevaardigd dat alle modaliteiten en <strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> deze<br />
specifieke call vastlegt.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Het project ‘Groeipremie’ is een e-government maatregel. Het aanvragen van een groeipremie <strong>voor</strong> een<br />
subsidiabel investeringsproject tot en met € 8 miljoen, kan enkel door het intekenen op een call via het<br />
internet op: www.vlaanderen.be/groeipremie.<br />
Vooraleer een onderneming kan intekenen op een call, moet ze zich registreren via <strong>voor</strong>melde website.<br />
18
Aanvullende inlichtingen<br />
Voor vragen of problemen kan men contact opnemen met de Vlaamse overheid:<br />
- via e-mail: groeipremie@vlaanderen.be<br />
- via de post:<br />
Vlaamse overheid<br />
Agentschap Economie<br />
Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 12<br />
1030 Brussel<br />
19
3. STRATEGISCHE INVESTERINGS- EN OPLEIDINGSPROJECTEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Op 22/02/2008 heeft de Vlaamse Regering beslist de vroegere systemen van strategische investeringssteun en<br />
de ad hoc opleidingsteun te vervangen door een gecombineerd steunsysteem <strong>voor</strong> strategische investerings-<br />
en opleidingsprojecten.<br />
Het systeem wordt operationeel met het ministerieel uitvoeringsbesluit van 18/04/2008.<br />
In het nieuwe steunsysteem wordt de strategische waarde van de steunaanvragen getoetst aan een aantal<br />
criteria, namelijk:<br />
- bedrijfseconomische criteria die peilen naar de prestaties en de leefbaarheid van de onderneming;<br />
- sociale criteria die nagaan of de onderneming haar sociaal maatschappelijke verantwoordelijkheid<br />
neemt;<br />
- ecologische criteria die de inspanningen beoordelen die de onderneming levert om een<br />
milieuzorgsysteem uit te bouwen.<br />
De evaluatie aan de hand van deze criteria levert een score op die, samen met de grootte van de onderneming<br />
en haar vestigingsplaats, het toegekende steunpercentage bepaalt.<br />
Voor de investeringssteun ligt het steunpercentage tussen 5% en 10%, <strong>voor</strong> de opleidingssteun tussen 20% en<br />
25%.<br />
De maximum subsidie is € 1 miljoen per aanvraag.<br />
Begunstigden<br />
Investeringssteun<br />
Voor investeringssteun komen kleine en middelgrote ondernemingen in gans het Vlaamse Gewest, en grote<br />
ondernemingen in de regionale steungebieden in aanmerking.<br />
Vanaf 2005 is de nieuwe definitie van de Europese Commissie inzake de kmo van kracht.<br />
De subsidiabele investeringen moeten meer dan € 8 miljoen bedragen.<br />
Opleidingssteun<br />
Voor opleidingssteun komen kleine, middelgrote én grote ondernemingen in gans het Vlaamse Gewest in<br />
aanmerking. De opleidingskosten moeten minstens € 450.000 bedragen.<br />
Regionale steungebieden<br />
De regionale steungebieden <strong>voor</strong> de periode 2007-2013 bestaan uit volgende 25 gemeenten:<br />
Diksmuide/Lo-Reninge/Ieper/Middelkerke/Oostende/Wervik/Ronse/Herstappe/Tongeren/As/Beringen/Genk/<br />
Leopoldsburg/Heuden-Zolder/Bree/Lommel/Maaseik/Hechtel-Eksel/Helchteren/<br />
Dilsen-Stokkem/Lanaken/Maasmechelen/Balen/Dessel/Mol.<br />
Projecten<br />
Alleen een aanvaardbare activiteit komt in aanmerking <strong>voor</strong> strategische investerings- en opleidingssteun.<br />
De lijst van de aanvaardbare activiteiten vindt u in bijlage 2 bij het MB van 18 april 2008.<br />
Deze lijst is gebaseerd op de nieuwe NACEBEL CODE die met ingang van 1 januari 2008 van toepassing is.<br />
De vroegere NACEBEL 2003 code kunt u aan de hand van een tabel converteren naar de NACEBEL 2008<br />
code (en vice-versa).<br />
Budget<br />
Het budget bedraagt € 30 miljoen <strong>voor</strong> 2008.<br />
Om het systeem budgettair beheersbaar te houden zullen minimum investerings- en opleidingsdrempels<br />
worden ingebouwd en maximumsteunpercentages en -bedragen.<br />
20
Aanvraagprocedure<br />
De aanvragen worden ingediend via een modelaanvraagformulier.<br />
Dit formulier is een Word-invulsjabloon: het is aangeraden dat de gebruiker dit eerst naar zijn eigen<br />
computer downloadt, het daarna invult, opslaat op zijn eigen computer en afdrukt.<br />
Deze papieren versie moet onderaan worden ondertekend en gedateerd en samen met de vereiste (en<br />
al beschikbare) stavingsdocumenten naar het Agentschap Economie worden opgestuurd.<br />
De subsidie zal worden uitbetaald in 3 schijven.<br />
- Een eerste schijf van 30% bij de start van het investerings- of opleidingsproject;<br />
- Een tweede schijf van 30% wanneer het project <strong>voor</strong> 60% gerealiseerd is;<br />
- Het saldo van 40% na de volledige realisatie van het project.<br />
De uitbetaling kan worden aangevraagd bij de Cel Strategische Investerings- en Opleidingssteun bij het<br />
Agentschap Economie.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaamse overheid<br />
Agentschap Economie<br />
Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 12<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/553 37 68 (William Antheunis) en 02/553 37 65 (Daniël De Craecker)<br />
Fax: 02/553 37 88<br />
E-mail: strategischesteun@vlaanderen.be<br />
Meer informatie over het wettelijk kader, definitie ondernemingsgrootte, lijst van de aanvaardbare<br />
activiteiten en de nacebel code vindt u terug op www.ondernemen.vlaanderen.be.<br />
21
4. SUBSIDIES VOOR DE AANLEG VAN BEDRIJVENTERREINEN EN BEDRIJFSGEBOUWEN<br />
4.1 BEDRIJVENTERREINEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Met het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijventerreinen<br />
wil de Vlaamse Regering de aanleg van kwaliteitsvolle bedrijventerreinen verder stimuleren.<br />
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen 'gewone' bedrijventerreinen en strategische bedrijventerreinen.<br />
Deze laatste ontvangen een hoger subsidiepercentage.<br />
Nieuw in dit besluit is dat ook de studiefase <strong>voor</strong>afgaand aan de eigenlijke werken in bepaalde<br />
omstandigheden kan gesubsidieerd worden. Bovendien worden ook de beheerskosten van het terrein<br />
gesubsidieerd.<br />
Kleinhandel-en kantoorzones worden niet gesubsidieerd.<br />
<strong>Subsidie</strong>bedragen<br />
Een niet-strategisch bedrijventerrein ontvangt 30% op de kosten van de aanleg van infrastructuur. Deze<br />
infrastructuur moet wel gelegen zijn in het openbaar domein of er naartoe worden overgedragen.<br />
Terreinen van strategisch belang krijgen 60%. Wanneer een terrein strategisch is, wordt bepaald in het<br />
subsidiebesluit. Het is ofwel een verouderd bedrijventerrein, een brownfield, een wetenschapspark of een<br />
bedrijventerrein dat van strategisch belang is <strong>voor</strong> de Vlaamse economie. Het strategisch karakter van de<br />
laatste categorie moet dan wel erkend zijn door de minister in het kader van een specifiek regionaal initiatief<br />
of de wetgeving op de ruimtelijke ordening bij de bestemmingswijziging op gewestelijk niveau.<br />
Voor beide soorten terreinen kan 10% van de kostprijs van de werken gegeven worden als tegemoetkoming<br />
in de beheerskosten. Deze kosten moeten dan wel aangetoond worden.<br />
Sommige terreinen kennen een specifieke probleemsituatie. Zonder <strong>voor</strong>afgaandelijke studies of onderzoek<br />
zal het terrein waarschijnlijk niet ontwikkeld worden.<br />
Daarom kan ook het <strong>voor</strong>traject <strong>voor</strong> de heraanleg van een verouderd bedrijventerrein of een brownfield<br />
gesubsidieerd worden. Het terrein moet zich wel in een complexe probleemsituatie bevinden. Het <strong>voor</strong>traject<br />
kan bestaan uit een haalbaarheidsstudie of een procesbegeleiding.<br />
Maximaal 40% van de kosten worden gesubsidieerd met een plafond van € 250.000 per terrein.<br />
Welke werken of kosten kunnen gesubsidieerd worden?<br />
In het subsidiebesluit worden de werken of kosten opgesomd die <strong>voor</strong> subsidies in aanmerking komen.<br />
Hieronder vallen: het bouwrijp maken van het terrein, het aanleggen van wegen en openbare parkeerplaatsen,<br />
het aanleggen van rioleringsstelsels, laad- en losplatforms op het openbaar domein, het aanleggen van<br />
openbare verlichting, het aanleggen en beplanten van een bufferstrook, het archeologisch (<strong>voor</strong>)onderzoek<br />
enz…<br />
Eventueel kan de minister beslissen andere werken die bijdragen tot de verduurzaming van het terrein te<br />
subsidiëren.<br />
De algemene toezichtskosten, uitvoeringsstudies (bv. stabiliteitsstudies),… worden geraamd op 12% van de<br />
totale (subsidiabele) kosten. Hierop wordt ook subsidie gegeven.<br />
Voor het <strong>voor</strong>traject worden zowel personeelskosten, algemene kosten als studiekosten in aanmerking<br />
genomen.<br />
Begunstigden<br />
Voor de subsidies <strong>voor</strong> bedrijventerreinen en wetenschapsparken kunnen zowel publieke ontwikkelaars<br />
(intergemeentelijke samenwerkingsvorm, gemeentes, provincies, POM's, AGB's) als privéontwikkelaars<br />
subsidies aanvragen. Ook PPS-constructies komen in aanmerking.<br />
22
Voorwaarden<br />
Een belangrijke nieuwe <strong>voor</strong>waarde is de eis dat een bedrijventerrein CO2-neutraal moet zijn. Dit betekent<br />
dat het elektriciteitsverbruik van de bedrijven op het terrein door de bedrijven zelf of door de ontwikkelaarbeheerder<br />
moet gecompenseerd worden. Dit kan bij<strong>voor</strong>beeld door de productie van groene stroom of de<br />
aankoop van emissiekredieten.<br />
Om een kwaliteitsvolle aanleg te verzekeren worden een aantal plannen gevraagd: het inrichtingsplan, het<br />
uitgifte- en terreinbeheerplan. In het inrichtinsplan moeten verschillende onderdelen uitgewerkt worden: de<br />
CO2-neutraliteit, de landschappelijke inplanting, ecologie, veiligheid en beeldkwaliteit.<br />
Voor de herinrichting van een terrein moet een herinrichtingsplan worden opgemaakt. Dit plan schetst de<br />
verouderingsproblematiek op het terrein en de sterke en zwakke punten ervan. Het geeft ook een beschrijving<br />
van de doelstellingen en mogelijkheden en een stappenplan tot herstructurering.<br />
Het uitgifteplan bevat onder andere de evaluatiecriteria van de kandidaat-investeerders, de<br />
stedenbouwkundige verplichtingen, de bouw- en exploitatieverplichting enz… Hier<strong>voor</strong> moeten de<br />
ontwikkelaars zich richten naar de bepalingen van het decreet van 19/12/2003 houdende bepalingen van de<br />
begroting 2004.<br />
Het beheerplan omvat minstens de maatregelen tot een duurzaam onderhoud van zowel het openbaar als het<br />
privédomein en de aspecten van het (her)inrichtingsplan met weerslag op het beheer.<br />
Om de subsidieaanvraag vlotter te doen verlopen en mogelijke problemen al op <strong>voor</strong>hand op te lossen moet<br />
de ontwikkelaar een <strong>voor</strong>overleg organiseren. Hierop worden de gemeente, de eigenaar, de ontwikkelaar en<br />
de administratie uitgenodigd. Ook moet <strong>voor</strong>af een terreinbezoek uitgevoerd worden.<br />
De werken aan het terrein moeten gegund worden via een openbare aanbestedingsprocedure.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De aanvraag <strong>voor</strong> een subsidie van een bedrijventerrein gebeurt in een aantal stappen.<br />
In een eerste fase wordt een principiële subsidie toegekend na indiening van de verschillende vereiste<br />
plannen, het bestek en de raming en een aanvraagformulier.<br />
Daarna kunnen de werken aanbesteed worden. Eens deze fase afgerond wordt een definitieve subsidie<br />
toegekend. Er kan een <strong>voor</strong>schot uitbetaald worden van 60% op <strong>voor</strong>waarde dat het bedrag van de al<br />
uitgevoerde werken 20% van het aanvaarde gunningsbedrag beloopt.<br />
De formulieren en de wetgeving kunnen gedownload worden van www.agentschapeconomie.be<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaamse overheid<br />
Agentschap Economie<br />
Entiteit Ruimtelijke Economie<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 12<br />
1030 Brussel<br />
E-mail: ruimtelijke.economie@vlaanderen.be<br />
23
4.2 SUBSIDIES VOOR DE OPRICHTING EN MODERNISERING VAN BEDRIJVENCENTRA EN<br />
DOORGANGSGEBOUWEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De Vlaamse overheid subsidieert de oprichting en uitrusting van bedrijfsgebouwen. Het nieuwe<br />
subsidiebesluit is op 11 mei 2007 goedgekeurd.<br />
In het verleden subsidieerde de Vlaamse overheid al bedrijvencentra (<strong>voor</strong> starters) en doorgangsgebouwen<br />
(<strong>voor</strong> doorgroeiende ondernemingen) opgericht door publieke actoren. Op deze manier werd een uitgebreid<br />
netwerk opgericht. In deze bedrijfsgebouwen werden gemeenschappelijke diensten zoals een secretariaat,<br />
vergaderzalen en ontvangstruimtes aangeboden.<br />
De managementondersteuning van startende bedrijven is echter onvoldoende uitgebouwd. Hieraan wil de<br />
Vlaamse overheid verhelpen door het op poten zetten van een nieuwe subsidieregeling waarbij de<br />
kwaliteitsverbetering op het gebied van managementondersteuning van de gehuisveste ondernemingen, een<br />
<strong>voor</strong>waarde is <strong>voor</strong> de subsidiëring van de investeringen<br />
Begunstigden<br />
De subsidieregeling wordt uitgebreid: niet alleen de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappijen (POM's),<br />
maar ook kmo’s kunnen van de subsidieregeling gebruik maken als ze een bedrijvencentrum willen<br />
oprichten. Privé-initiatieven worden nu dus ook gesteund.<br />
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen drie soorten centra: bedrijvencentra met basisdiensten,<br />
gespecialiseerde bedrijvencentra <strong>voor</strong> een specifieke doelgroep en strategische bedrijvencentra <strong>voor</strong> het<br />
aantrekken van buitenlandse investeringen.<br />
Aan elk van deze bedrijvencentra worden eisen gesteld inzake management en uitstraling van het gebouw.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De subsidies worden toegekend aan de hand van een projectoproep. Deze oproep garandeert dat alleen de<br />
beste projecten worden geselecteerd. De oproep wordt maximaal 2 keer per jaar georganiseerd. De projecten<br />
worden geselecteerd aan de hand van een aantal criteria die vermeld staan in het besluit. De minister beslist<br />
over het gewicht van de criteria en de wijze van quoteren. Een jury selecteert de binnengekomen projecten.<br />
De minister bekrachtigt de rangschikking.<br />
Beschikbaar budget.<br />
Er wordt gewerkt met een vast budget. Dit budget werd <strong>voor</strong>lopig vastgelegd op € 1 miljoen.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaamse overheid<br />
Agentschap Economie<br />
Entiteit Ruimtelijke Economie<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 12<br />
1030 Brussel<br />
E-mail: ruimtelijke.economie@vlaanderen.be<br />
24
5. OPROEP ONDERNEMERSCHAP<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De Vlaamse overheid wil projecten steunen die tot doel hebben:<br />
- attitudes, competenties en vaardigheden aan te leren die ondernemingszin stimuleren;<br />
- het imago van ondernemers, bedrijven en ondernemerschap te bevorderen.<br />
Als die projecten succesvol blijken, wil het Vlaamse Gewest, in ruil <strong>voor</strong> de steun, de resultaten en concepten<br />
gebruiken <strong>voor</strong> de ontwikkeling van het beleid.<br />
Begunstigden<br />
Een ‘Oproep Ondernemerschap’ richt zich op projecten rond ondernemerschap waarbij de minister bepaalde<br />
specifieke beleidsaccenten kan leggen zoals (vb. 45+’ers en vrouwen, allochtoon ondernemerschap,<br />
geïntegreerde financiering) maar ook andere projecten kunnen ingediend worden. In principe mag iedereen<br />
een project indienen.<br />
Steun<br />
De steun wordt toegekend op basis van een wedstrijdformule in de vorm van een subsidie en dit tot uitputting<br />
van de subsidie-enveloppe.<br />
De steun wordt per project beperkt tot 50% van de aanvaardbare projectkosten en met een maximum van<br />
tweehonderd vijftigduizend euro (€ 250.000), exclusief BTW per project. De minister kan per oproep een<br />
lager absoluut maximum bepalen.<br />
De andere 50% moet van de privésector komen. Cumulatie van steun is niet toegestaan.<br />
De steunenveloppe wordt per oproep bepaald.<br />
Project<br />
Een project kan op zijn vroegst beginnen op de dag dat het project<strong>voor</strong>stel wordt ingediend (niet eerder dan<br />
de datum van de lancering van een oproep) en uiterlijk zes maanden nadien.<br />
De looptijd van een project is maximaal drie jaar.<br />
Beoordeling<br />
De project<strong>voor</strong>stellen worden op drie niveaus beoordeeld:<br />
1. de ontvankelijkheid:<br />
een project is ontvankelijk als de aanvraag:<br />
- tijdig is ingediend, dat wil zeggen <strong>voor</strong> de indieningstermijn verstreken is die in de oproep is vastgelegd;<br />
- correct en volledig is ingevuld;<br />
- de garantie bevat dat het project volledig wordt gefinancierd door de privésector, met uitzondering van<br />
de steun die in het kader van de oproep kan worden toegekend;<br />
- een project beschrijft met een looptijd van ten hoogste drie jaar.<br />
2. de inhoud:<br />
een jury beoordeelt de ontvankelijke projecten en rangschikt ze op basis van de volgende criteria:<br />
- de mate waarin het project inspeelt op het specifieke beleidsaccent van de minister;<br />
- de mate waarin het project inpasbaar is in en complementair is aan het economisch beleid;<br />
- de mate waarin het project beantwoordt aan een aangetoonde maatschappelijke behoefte;<br />
- de mate waarin het project zich leent <strong>voor</strong> de ontwikkeling van een economisch beleid;<br />
- de mate waarin een of meer aspecten van het project vernieuwend zijn,<br />
- de haalbaarheid van het project;<br />
- de deskundigheid van de indiener en eventuele partners die het project uitvoeren;<br />
- de efficiënte inzet van middelen;<br />
25
- de wijze waarop de rapportering van de resultaten en de kennisoverdracht aan de administratie worden<br />
georganiseerd.<br />
3. de complementariteit en spreiding:<br />
bij het opstellen van de rangschikking houdt de jury bovendien rekening met:<br />
- het streven naar diversiteit en complementariteit in het aanbod van projecten;<br />
- het streven naar een geografische spreiding van het aanbod van projecten in het Vlaamse Gewest.<br />
Aanvraagprocedure en aanvullende inlichtingen<br />
Bij het lanceren van een oproep worden de nodige informatie en de gestandaardiseerde aanvraagformulieren<br />
op de website www.vlaanderen.be/oproepondernemerschap geplaatst.<br />
Een aanvraag dient zowel elektronisch als schriftelijk ingediend te worden bij:<br />
Agentschap Economie<br />
Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid<br />
Oproep Ondernemerschap<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 12<br />
1030 Brussel<br />
E-mail: oproep.ondernemerschap@vlaanderen.be<br />
26
6. OPROEP BRUGPROJECTEN ECONOMIE – ONDERWIJS<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De motoren van de Vlaamse economie zijn de huidige en toekomstige ondernemers.<br />
Te weinig Vlamingen zetten de stap naar het ondernemerschap. Daarom is het belangrijk de<br />
ondernemersgeest aan te moedigen. Het onderwijs kan daarbij een belangrijke rol vervullen. De<br />
kennisexplosie en de versnelling van de technologische ontwikkelingen hebben de kloof tussen de onderwijs-<br />
en de bedrijfswereld echter dieper gemaakt. Hierdoor zijn zowel de onderwijs- als de bedrijfswereld<br />
vragende partij naar meer structurele samenwerking. Om de kloof tussen theorie en praktijk te overbruggen,<br />
wil de Vlaamse overheid met deze maatregel samenwerkingsverbanden tussen het onderwijs en de<br />
bedrijfswereld steunen die tot doel hebben het ondernemerschap bij de schoolgaande jeugd - van de<br />
kleuterschool tot aan de universiteiten – te stimuleren. Daarbij ligt de focus op sensibiliseringsprojecten en<br />
het aanleren van attitudes, competenties en vaardigheden ter stimulering van ondernemingszin.<br />
Een eerste oproep werd in 2003 gelanceerd; een tweede oproep in 2006. Deze tweede oproep, die op basis<br />
van de opgedane ervaringen tijdens de eerste oproep lichtjes werd bijgestuurd qua vormvereisten, procedure,<br />
beoordeling en rangschikking, richtte zich tot innovatieve projecten of pilootprojecten. Uit het grote aantal<br />
positieve reacties zowel in 2003 als in 2006 is toen gebleken dat de behoefte aan een dergelijk initiatief<br />
duidelijk aanwezig was. Daarom werd op 7 mei 2008 een derde oproep gelanceerd. Het wettelijk kader werd<br />
dit keer niet gewijzigd.<br />
Steun<br />
De steun wordt toegekend op basis van een wedstrijdformule. De geselecteerde brugprojecten krijgen<br />
maximaal 50% steun. De andere 50% moet van de privésector komen. Een cumulatie van steun is niet<br />
toegestaan. De steun bedraagt maximaal € 250.000 (exclusief BTW) per brugproject.<br />
De steunenveloppe wordt per oproep bepaald door de minister.<br />
Begunstigden<br />
Enkel samenwerkingsverbanden kunnen een aanvraag indienen.<br />
Als definitie van een samenwerkingsverband geldt een samenwerking tussen ten minste één erkende Vlaamse<br />
onderwijsinstelling uit het basisonderwijs, secundair onderwijs met volledig leerplan, hogeschool of<br />
universiteit, en één relevante gestructureerde partner uit het bedrijfsleven, die wordt geformaliseerd met een<br />
samenwerkingsovereenkomst tussen de partijen.<br />
Een brugproject kan bovendien op zijn vroegst beginnen op de dag dat de aanvraag wordt ingediend.<br />
Beoordeling<br />
De brugprojecten worden eerst op hun ontvankelijkheid gescreend en vervolgens ter beoordeling aan een<br />
commissie <strong>voor</strong>gelegd.<br />
1. Een brugproject is ontvankelijk als:<br />
- de aanvraag tijdig is ingediend, dat wil zeggen <strong>voor</strong> het verstrijken van de indieningstermijn, die in de<br />
oproep is vastgelegd;<br />
- de aanvraag ondertekend is en correct en volledig ingevuld is, dat wil zeggen dat alle vragen zijn<br />
beantwoord en alle velden ingevuld;<br />
- de aanvraag het bewijs bevat van een samenwerkingsverband via een geformaliseerde en door alle<br />
betrokken partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst;<br />
- de aanvraag het engagement van de privésector bevat <strong>voor</strong> een inbreng ten bedrage van minstens 50%;<br />
- de aanvraag een brugproject beschrijft met een looptijd van maximaal drie jaar.<br />
2. Een commissie beoordeelt de ontvankelijke brugprojecten en rangschikt ze op basis van de volgende<br />
gelijkwaardige criteria:<br />
- samenwerking: de mate of graad van samenwerking binnen het samenwerkingsverband en het<br />
brugproject;<br />
- inhoud: de relevantie en haalbaarheid van het brugproject in het licht van het probleem of de behoefte<br />
die aan het brugproject ten grondslag ligt;<br />
- <strong>voor</strong>beeldfunctie: de mate waarin het brugproject toepasbaar en overdraagbaar is;<br />
27
- kwaliteit: de mate waarin de kwaliteit van het brugproject gegarandeerd wordt;<br />
- de mate waarin het project inspeelt op de specifieke beleidsdoelstellingen van de Vlaamse minister,<br />
bevoegd <strong>voor</strong> het economisch beleid, en op het actieplan Ondernemend Onderwijs, een samenwerking<br />
tussen de Vlaamse minister, bevoegd <strong>voor</strong> het onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd <strong>voor</strong> het<br />
economisch beleid. Voor de derde oproep waren dit ‘technologisch ondernemen in het lager- en<br />
kleuteronderwijs‘ en ‘afstemming en samenwerking onder bestaande initiatieven inzake ondernemen<br />
onderwijs’.<br />
Budget<br />
Het budget <strong>voor</strong> zowel de eerste (2003), de tweede oproep (2006) als de derde oproep bedroeg telkens €<br />
2.500.000.<br />
Aanvraagprocedure en aanvullende inlichtingen<br />
Bij het lanceren van een oproep worden de nodige informatie en formulieren <strong>voor</strong> het indienen van een<br />
aanvraag op de website www.vlaanderen.be/ondernemen geplaatst.<br />
Een volledige aanvraag omvat een gestandaardiseerd aanvraagformulier en vier bijlagen (het projectplan, de<br />
projectbegroting, de projectorganisatie en de samenwerkingsovereenkomst).<br />
Een aanvraag dient zowel elektronisch als schriftelijk ingediend te worden bij:<br />
Agentschap Economie<br />
Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid<br />
Oproep brugprojecten economie onderwijs<br />
André Meyers (andre.meyers@ewi.vlaanderen.be)<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 12<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/553 37 73<br />
Fax: 02/553 37 88<br />
E-mail: oproep.brugprojecten@vlaanderen.be<br />
Website: www.vlaanderen.be/ondernemen<br />
28
7. RENTETOELAGE VOOR HINDER OPENBARE WERKEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Openbare werken belemmeren vaak de toegang tot een zaak. Minder klanten betekent minder inkomsten.<br />
Hoe langer de werkzaamheden duren, hoe groter het omzetverlies. Bestaande korte termijn verplichtingen<br />
kunnen niet meer worden nagekomen.<br />
Om een tijdelijk cashflow-probleem op te vangen kan de onderneming een krediet afsluiten bij een erkende<br />
kredietinstelling, maar overbruggingkrediet is meestal duur. Met een tussenkomst in de rentelast maakt de<br />
Vlaamse overheid het afsluiten van een dergelijk krediet goedkoper.<br />
De rentetoelage bedraagt maximaal 80% van de totale rentekosten en jaarlijks 8% van het geleende bedrag<br />
(en 6% <strong>voor</strong> kaskredieten). De rentetoelage kan <strong>voor</strong> een periode van maximaal 5 jaar worden toegekend (en<br />
maximaal 1 jaar <strong>voor</strong> kaskredieten).<br />
Begunstigden<br />
Tot de doelgroep van de maatregel behoren de kleine en middelgrote ondernemingen met minstens één<br />
exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest, die wordt getroffen door openbare werken. De exploitatiezetel moet<br />
beschikken over ruimtes die toegankelijk zijn <strong>voor</strong> de klanten en de leveranciers. De openbare werken<br />
moeten minstens een maand duren.<br />
Enkel kredieten bij erkende kredietinstellingen komen in aanmerking. Het krediet moet verleend zijn op basis<br />
van een financieringsovereenkomst en moet dienen <strong>voor</strong> de financiering van het bedrijfskapitaal of <strong>voor</strong> de<br />
herfinanciering van lopende schulden op korte termijn.<br />
Basis<strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> het toekennen van de rentetoelage<br />
Verstoorde bereikbaarheid door openbare werken<br />
Verstoorde bereikbaarheid door openbare werken houdt in dat <strong>voor</strong> de klanten en de leveranciers de toegang<br />
tot de ruimtes wordt belemmerd of verhinderd.<br />
Onder openbare werken wordt verstaan: de werken die uitgevoerd worden op het openbare domein of werken<br />
van openbaar nut.<br />
De toegang tot de winkel, toonzaal, praktijk-, ontvangst-, verbruiks- of verblijfsruimtes of de plaatsen waar<br />
goederen worden ontvangen of gestockeerd zoals magazijn, fabriekshal of stapelplaats moet <strong>voor</strong> de klanten<br />
en de leveranciers belemmerd of verhinderd zijn als gevolg van de openbare werken in de nabijheid van die<br />
exploitatiezetel.<br />
De openbare werken moeten minstens een maand duren.<br />
De verstoorde bereikbaarheid en de duurtijd van de openbare werken worden aangetoond door een verklaring<br />
van de gemeente die het Agentschap Economie opvraagt.<br />
Na registratie van de steunaanvraag laat het Agentschap Economie door de gemeente <strong>voor</strong> de getroffen<br />
exploitatiezetel een verklaring over de verstoorde bereikbaarheid van de onderneming invullen, met opgave<br />
van de startdatum en de einddatum of vermoedelijke einddatum van de openbare werken.<br />
Vanaf 12 aaneensluitende maanden is er sprake van een extreme duurtijd van de openbare werken.<br />
Afhankelijk van de kredietvorm, kan de onderneming bij een extreme duur van de werkzaamheden<br />
vragen de rentetoelage met terugwerkende kracht te verhogen tot 100% van de aangerekende<br />
jaarlijkse rentevoet.<br />
Na registratie van de vraag tot verhoging van de rentetoelage zal het Agentschap Economie door de gemeente<br />
een nieuwe verklaring over de verstoorde bereikbaarheid van de onderneming laten invullen.<br />
Als exponent van de gelijkschakeling tussen de rentetoelage en de waarborgregeling, zullen beide<br />
maatregelen <strong>voor</strong>taan gebruik maken van hetzelfde hinderattest.<br />
Het Agentschap Economie zal ook <strong>voor</strong> de waarborgdossiers de hinderattesten opvragen bij de stad of de<br />
gemeente.<br />
29
Ontvankelijkheid van het krediet<br />
De rentetoelage kan alleen worden toegekend <strong>voor</strong> kredieten die aan de volgende <strong>voor</strong>waarden voldoen:<br />
het krediet is verleend door een erkende kredietinstelling op basis van een financieringsovereenkomst;<br />
het krediet kan dienen <strong>voor</strong> de financiering van het bedrijfskapitaal en ter herfinanciering van schulden<br />
op korte termijn, zijnde de schulden op minder dan één jaar of schulden die jaarlijks hernieuwbaar zijn,<br />
aan kredietinstellingen die overeenkomstig de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht<br />
op de kredietinstellingen kredieten <strong>voor</strong> eigen rekening mogen verlenen;<br />
de hoofdsom van het krediet bedraagt maximaal € 500.000.<br />
1. Aard van het krediet<br />
Het krediet moet verleend zijn op basis van een financieringsovereenkomst.<br />
Onder financieringsovereenkomst wordt verstaan: een overeenkomst tussen enerzijds een kleine of een<br />
middelgrote onderneming, en anderzijds een kredietinstelling ter financiering van investeringen of<br />
activiteiten van kleine of middelgrote ondernemingen.<br />
Het krediet moet een vaste looptijd hebben, ook van minder dan één jaar of meer dan vijf jaar.<br />
De financieringsovereenkomst zal minstens de volgende gegevens moeten bevatten:<br />
1. de hoofdsom van het krediet;<br />
2. de totale looptijd van het krediet, in jaar of maanden;<br />
3. als het een krediet betreft met een vaste rentevoet, hoogstens jaarlijks herzienbaar, en met een vast<br />
aflossingsschema: de aangerekende jaarlijkse rentevoet en het schema van de aflossingen;<br />
4. de aanpassingsformule van de rentevoet;<br />
5. het <strong>voor</strong>werp van het krediet, dat wil zeggen dat het krediet verleend moet zijn <strong>voor</strong> hinder bij<br />
openbare werken.<br />
De onderneming moet een kopie van de ondertekende financieringsovereenkomst of kredietakkoordbrief met<br />
aflossingstabel opsturen naar het Agentschap Economie.<br />
2. Erkende kredietinstellingen<br />
De steun wordt toegekend in de vorm van een rentetoelage op een krediet bij een erkende kredietinstelling.<br />
Onder kredietinstellingen wordt verstaan: de kredietinstellingen die overeenkomstig de wet van 22 maart<br />
1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen kredieten <strong>voor</strong> eigen rekening mogen<br />
verlenen.<br />
Kredietinstellingen die in België het bankbedrijf wensen uit te voeren, moeten door de CBFA (Commissie<br />
<strong>voor</strong> het Bank-, Financie- en Assurantiewezen) worden erkend.<br />
De lijst van erkende kredietinstellingen vindt u op www.cbfa.be.<br />
3. Bestemming van het krediet<br />
Het krediet moet dienen <strong>voor</strong> de financiering van het bedrijfskapitaal of <strong>voor</strong> de herfinanciering van lopende<br />
schulden op korte termijn.<br />
Het moet gaan om een overbruggingskrediet waarmee bestaande korte termijn verplichtingen worden<br />
gefinancierd of lopende verbintenissen over een langere termijn worden gespreid.<br />
Voor de lopende schulden op korte termijn die met het nieuwe overbruggingskrediet worden geherfinancierd,<br />
mag nog geen rentetoelage <strong>voor</strong> hinder bij openbare werken toegekend zijn.<br />
4. Bedrag van het krediet<br />
De hoofdsom van het krediet mag niet meer dan € 500.000 bedragen.<br />
30
Bedrag en duur van de rentetoelage<br />
De rentetoelage bedraagt maximaal 80% van de totale rentekosten en jaarlijks 8% van het geleende bedrag<br />
(uitgezonderd kaskredieten).<br />
Bij sterk dalende of stijgende rentevoeten of om begrotingsredenen kan de Vlaamse Regering het percentage<br />
van 8% aanpassen.<br />
Als het een krediet betreft met een vaste rentevoet, hoogstens jaarlijks herzienbaar, en met een vast<br />
aflossingsschema, wordt de rentetoelage als volgt berekend:<br />
het percentage van de rentetoelage bedraagt 80% van de aangerekende jaarlijkse rentevoet;<br />
het verkregen percentage wordt toegepast op de hoofdsom van het krediet;<br />
dat resulteert in het jaarlijkse bedrag of de jaarlijkse schijf van de rentetoelage;<br />
dat bedrag wordt beperkt tot 8% van het kredietbedrag;<br />
de rentetoelage die bij de beslissing wordt toegekend, is dan de som van de jaarlijkse schijven.<br />
Als het een kaskrediet betreft op een bepaalde termijn, wordt de rentetoelage als volgt berekend:<br />
het percentage van de rentetoelage bedraagt 80% van de aangerekende jaarlijkse rentevoet;<br />
het verkregen percentage wordt toegepast op de helft van de hoofdsom van het krediet (of op de helft<br />
van de kredietlijn);<br />
dat resulteert in het bedrag of de schijf van de rentetoelage;<br />
dat bedrag wordt beperkt tot 6% van het werkelijk opgenomen kredietbedrag en tot 6% van de helft van<br />
de toegestane kredietlijn.<br />
Als de looptijd van het krediet uitgedrukt in maanden kleiner is dan twaalf of geen veelvoud is van twaalf,<br />
wordt <strong>voor</strong> het onvolledige jaar de rentetoelage pro rata berekend.<br />
De totale rentetoelage bedraagt maximaal € 50.000.<br />
Het bedrag van de rentetoelage die wordt toegekend, is geplafonneerd door de de-minimisverordening.<br />
Daarmee wordt bedoeld de verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006<br />
betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun, en de latere<br />
wijzigingen ervan.<br />
Aan eenzelfde onderneming mag over een periode van drie belastingjaren niet meer dan € 200.000 deminimissteun<br />
worden toegekend (<strong>voor</strong> de transportsector niet meer dan € 100.000).<br />
De te beschouwen periode bestrijkt het belastingjaar waarin de rentetoelage <strong>voor</strong> hinder bij openbare werken<br />
wordt toegekend en de twee <strong>voor</strong>afgaande belastingjaren.<br />
Het plafond van de de-minimissteun geldt <strong>voor</strong> het totaal van alle als de-minimis bestempelde bedragen,<br />
gedurende die periode toegekend door welke overheid ook, inclusief het te verwachten bedrag van de<br />
rentetoelage <strong>voor</strong> hinder bij openbare werken.<br />
De onderneming moet in het aanvraagformulier verklaren dat ze over een periode van drie belastingjaren<br />
geen de-minimissteun heeft verkregen boven op het geldende plafond.<br />
Als het een krediet betreft met een vaste rentevoet, hoogstens jaarlijks herzienbaar, en met een vast<br />
aflossingsschema, kan de onderneming bij een extreme duurtijd van de openbare werken vragen de<br />
rentetoelage met terugwerkende kracht te verhogen tot 100% van de aangerekende jaarlijkse rentevoet.<br />
De beperking tot 8% blijft wel van kracht.<br />
Als het een krediet betreft met een vaste rentevoet, hoogstens jaarlijks herzienbaar, en met een vast<br />
aflossingsschema, kan de rentetoelage <strong>voor</strong> een periode van maximaal vijf jaar worden toegekend.<br />
Als het een krediet betreft met een vaste rentevoet, hoogstens jaarlijks herzienbaar, en met een vast<br />
aflossingsschema en als door de bank een uitstel van terugbetaling van het krediet wordt toegestaan, kan die<br />
31
periode met maximaal drie jaar worden verlengd. De onderneming zal in dat geval zelf de verlenging van de<br />
rentetoelage moeten vragen.<br />
Ze zal daarvan het bewijsstuk moeten opsturen naar het Agentschap Economie.<br />
Als het een kaskrediet betreft op een bepaalde termijn, kan de rentetoelage <strong>voor</strong> een periode van maximaal<br />
één jaar worden toegekend.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De onderneming moet de rentetoelage aanvragen uiterlijk binnen zes maanden na het beëindigen van de<br />
openbare werken met het modelaanvraagformulier te vinden op www.vlaanderen.be/hinderopenbarewerken.<br />
Ze moet het formulier volledig invullen en doormailen naar het Agentschap Economie:<br />
hinderopenbarewerken@vlaanderen.be.<br />
De registratiedatum van de steunaanvraag is de datum van het elektronische bericht of de mail waarmee de<br />
steunaanvraag werd ingediend.<br />
Het Agentschap Economie verstuurt een ontvangstmelding naar de onderneming.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaamse overheid<br />
Agentschap Economie<br />
Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 12<br />
1030 Brussel<br />
E-mail: hinderopenbarewerken@vlaanderen.be<br />
Website: www.vlaanderen.be/hinderopenbarewerken<br />
Contactpersoon:<br />
Herman Verbruggen<br />
Cel rentetoelage Hinder Openbare Werken<br />
Telefoon: 02/553 38 38<br />
Fax: 02/553 37 88<br />
E-mail: herman.verbruggen@ewi.vlaanderen.be<br />
32
8. START- EN INVESTERINGSSTEUN VOOR DE VLAAMSE VISSERIJ EN<br />
AQUICULTUURSECTOR (FIVA)<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het FIVA is het financieringsinstrument <strong>voor</strong> de Vlaamse Visserij- en aquicultuursector dat, net zoals het<br />
Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) dat doet <strong>voor</strong> de land- en tuinbouw in <strong>Vlaanderen</strong>, start- en<br />
investeringssteun <strong>voor</strong> reders, viskwekers en hun coöperaties wil <strong>voor</strong>zien.<br />
Algemene <strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> start- en investeringssteun<br />
De steunregeling is bestemd <strong>voor</strong> beroepsbedrijven gericht op visserij- of viskweekactiviteiten. Op een<br />
dergelijk volwaardig bedrijf blijven de handelsactiviteiten beperkt tot het commercialiseren van de eigen<br />
vangsten of gekweekte producten. De visserij of viskweekactiviteit wordt op economisch verantwoorde wijze<br />
uitgevoerd, waarbij de arbeidsprestatie van de werkende vennoten-bedrijfsleiders op redelijke wijze wordt<br />
vergoed. De Vlaamse overheid verkiest hierbij een familiale persoonsgebonden structuur boven deze van een<br />
loutere kapitaalsvennootschap.<br />
Voorwaarden gesteld aan de bedrijfsleiders<br />
Hoofdberoep: een natuurlijke persoon is reder of viskweker in hoofdberoep wanneer hij zelf het bedrijf<br />
exploiteert, minstens 50% van zijn inkomen verwerft uit deze activiteit en er meer dan 50% van zijn<br />
arbeidsduur aan besteedt. Voor een rechtspersoon betekent dit dat het doel van de onderneming hoofdzakelijk<br />
verband houdt met de exploitatie van een visserij- of viskweekbedrijf.<br />
Bekwaamheidsvereisten bij een eerste installatie in de visserij<br />
- getuigschrift hoger secundair onderwijs of kwalificatiegetuigschrift van het 4e leerjaar secundair<br />
onderwijs, in een afdeling visserij, aangevuld door het door het ministerie van Verkeer en Infrastructuur<br />
uitgereikt brevet van schipper of van motorist of een gelijkwaardig brevet;<br />
- minimumleeftijd van 25 jaar;<br />
- ervaring als schipper/ motorist.<br />
Bij gevestigde bedrijven is het voldoende dat men 5 jaar ervaring heeft als bedrijfsleider in een visserijbedrijf<br />
en/of zich gedurende vijf jaar heeft toegelegd op de zeevisserij .<br />
Bekwaamheidsvereisten bij eerste installatie in de aquicultuursector<br />
- Getuigschrift hoger secundair onderwijs of kwalificatiegetuigschrift van het 6e leerjaar secundair<br />
onderwijs, in een afdeling landbouw, tuinbouw of een aanverwante discipline, een diploma van het<br />
agrarisch hoger onderwijs van het korte of het lange type of een hoger agrarisch diploma.<br />
- Getuigschrift van het hoger secundair onderwijs, hoger onderwijs van het korte of het lange type of<br />
universitair onderwijs, buiten de hierboven vernoemde opleidingen, <strong>voor</strong> zover de drager van de<br />
diploma's of getuigschriften zich gedurende ten minste 2 jaar heeft toegelegd op de<br />
aquicultuurproductie.<br />
- Bij gevestigde viskweekbedrijven is het voldoende dat men gedurende 5 jaar ervaring heeft als<br />
bedrijfsleider in een viskweekbedrijf en/of gedurende vijf jaar zich heeft toegelegd op de<br />
aquicultuursector.<br />
Vorm van de steun<br />
Het FIVA verleent zowel steun <strong>voor</strong> verrichtingen die gefinancierd worden met leningen, als <strong>voor</strong><br />
verrichtingen die met eigen middelen of met leasing worden gefinancierd. De steun wordt toegekend in de<br />
vorm van een rentesubsidie of van een equivalente kapitaalpremie. Daarnaast kan het FIVA de kredieten<br />
waarborgen die van een rentesubsidie genieten.<br />
33
Aanvullende inlichtingen<br />
Financieringsinstrument <strong>voor</strong> de Vlaamse Visserij-en aquicultuursector (FIVA)<br />
Vrijhavenstraat 5<br />
8400 Oostende<br />
Tel.: 059/43 19 17<br />
Fax: 059/43 19 22<br />
E-mail: guy.vanhecke@lv.vlaanderen.be<br />
Website: www.vlaanderen.be/landbouw<br />
34
9. VLAAMS LANDBOUWINVESTERINGSFONDS (VLIF)<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De Vlaamse overheid geeft financiële steun aan land- en tuinbouwers die investeren in een aangepaste<br />
bedrijfsstructuur. Het doel is rendabele en competitieve bedrijven te creëren. Er ontstaan <strong>voor</strong>tdurend nieuwe<br />
noden inzake investeringen ten gevolge van ontwikkelingen op het vlak van leefmilieu en dierenwelzijn, de<br />
technologie in de sector, de energiemarkt, de commercialisatie- en distributiestructuren <strong>voor</strong> land- en<br />
tuinbouwproducten, het vrijer en ruimer worden van de markt, de heroriëntatie van het EU-landbouwbeleid<br />
en andere.<br />
Vandaar de noodzaak om constant de situatie van het bedrijf te evalueren en op de gepaste tijdstippen de<br />
bedrijfsstructuur aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden.<br />
Voorwaarden<br />
Om VLIF-steun te verkrijgen moeten <strong>voor</strong>eerst een aantal algemene <strong>voor</strong>waarden gerespecteerd worden.<br />
Hierna volgt een overzicht:<br />
1. Landbouwer zijn<br />
Zowel landbouwers in hoofdberoep als landbouwers in bijberoep krijgen steun.<br />
De landbouwer is een natuurlijke persoon of een vennootschap.<br />
De natuurlijke persoon moet meer dan 50% van zijn totale arbeidsduur besteden aan de werkzaamheden op<br />
het landbouwbedrijf en uit die activiteit meer dan 35% van zijn totale netto belastbare inkomen halen.<br />
De rechtspersoon moet een landbouwvennootschap zijn of een vennootschap die aan volgende cumulatieve<br />
<strong>voor</strong>waarden voldoet:<br />
- de vorm bebben van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een naamloze<br />
vennootschap, een coöperatieve vennootschap, een vennootschap onder firma, een commanditaire<br />
vennootschap op aandelen of een gewone commanditaire vennootschap;<br />
- hoofdzakelijk de exploitatie van een landbouwbedrijf en de verhandeling van de <strong>voor</strong>tgebrachte<br />
productie als doel hebben;<br />
- opgericht zijn <strong>voor</strong> onbepaalde duur of <strong>voor</strong> minstens 20 jaar;<br />
- de aandelen zijn op naam en zijn <strong>voor</strong> minstens 51% in handen van de zaakvoerders, de bestuurders of<br />
de gedelegeerde bestuurders die meer dan 50% van hun arbeidstijd besteden aan landbouwactiviteiten in<br />
de vennootschap en meer dan 35% van hun netto belastbare inkomen uit die activiteit halen;<br />
- de zaakvoerders, de bestuurders of de gedelegeerde bestuurders zijn onder de vennoten aangewezen.<br />
Ook sociale instellingen en consumentencoöperaties met een land- of tuinbouwbedrijf kunnen zich onder<br />
bepaalde <strong>voor</strong>waarden rangschikken als landbouwer.<br />
De activiteiten op het bedrijf vragen een arbeidprestatie van minimaal 0,5 volle arbeidskrachten (VAK). Er is<br />
geen maximum. Eén VAK komt overeen met een arbeidsprestatie van 1800 uren per jaar. Wie zich wil<br />
rangschikken als landbouwer kan hoogstens een halftijdse betrekking buiten het landbouwbedrijf hebben.<br />
De landbouwer is bekend bij het Bestuur der Directe Belastingen van het ministerie van Financiën met<br />
beroepsinkomsten uit zijn of haar landbouwactiviteiten. Hij of zij is ook aangesloten bij een sociale kas <strong>voor</strong><br />
zelfstandigen en betaalt bijdragen aan het sociale zekerheidsstelsel van de zelfstandigen op basis van eigen<br />
beroepsinkomsten.<br />
2. Beroepsbekwaam zijn<br />
Bij een vestiging als landbouwer wordt de beroepsbekwaamheid aangetoond door:<br />
- een diploma van een basisopleiding landbouw of aanverwant op het niveau hoger secundair, hoger nietuniversitair<br />
of universitair onderwijs;<br />
- een installatieattest en minstens 2 jaar ervaring;<br />
35
- een diploma van een basisopleiding die door de minister bevoegd <strong>voor</strong> het landbouwbeleid als<br />
gelijkwaardig met één van bovenvermelde niveaus wordt erkend aangevuld met 2 jaar ervaring.<br />
Bij investeringen door gevestigde landbouwers die bovenvermelde vorming niet hebben, wordt de<br />
beroepsbekwaamheid aangetoond door:<br />
- een diploma van een basisopleiding anders dan landbouw of aanverwant op het niveau hoger secundair,<br />
hoger niet-universitair of universitair onderwijs en ten minste 2 jaar ervaring;<br />
- een diploma van een basisopleiding aangevuld met ervaring die door de minister bevoegd <strong>voor</strong> het<br />
landbouwbeleid als gelijkwaardig met bovenvermeld niveau wordt erkend.<br />
- 3 jaar ervaring en een naschoolse landbouwopleiding van minimum 100 uren;<br />
- 10 jaar ervaring.<br />
Bij de beoordeling van de ervaring wordt ervaring op een leeftijd van minder dan 16 jaar, als<br />
hobbylandbouwer of als gelegenheidsarbeidskracht niet aanvaard.<br />
3. Levensvatbaar bedrijf<br />
Er kan alleen steun verkregen worden als het bedrijf levensvatbaar is. Dit wordt aangetoond met een<br />
berekening van het arbeidsinkomen (AI) per VAK. Het AI per VAK moet groter zijn dan het referentieinkomen.<br />
Dit wordt jaarlijks vastgesteld en het bedraagt € 24.500 per VAK in 2008.<br />
Omdat de minimale arbeidsbehoefte 0,5 VAK bedraagt, moet het landbouwbedrijf minstens aan volgende<br />
<strong>voor</strong>waarden voldoen om steun te kunnen krijgen:<br />
- minimaal een arbeidsprestatie van 900 uren per jaar (een halve VAK) vereisen;<br />
- een arbeidsinkomen uit de activiteiten op het bedrijf opleveren dat minstens de helft van het referentieinkomen<br />
bedraagt (€ 12.250 in 2008).<br />
4. Vergunningen in orde en respect <strong>voor</strong> minimumnormen<br />
Er kan alleen steun verkregen worden wanneer de aanvrager beschikt over de vergunningen<br />
(stedenbouwkundige vergunning, milieuvergunning, vergunning waterwinning, en andere) die noodzakelijk<br />
zijn <strong>voor</strong> de exploitatie van het bedrijf.<br />
Bij het oprichten van bedrijfsgebouwen moeten de werken en de uiteindelijke bestemming in<br />
overeenstemming zijn met de stedenbouwkundige vergunning.<br />
De milieuvergunning moet in alle omstandigheden gerespecteerd worden, ongeacht de aard van de<br />
verrichting waar<strong>voor</strong> de steun aangevraagd wordt.<br />
Indien er <strong>voor</strong> de beoefende activiteiten wettelijke verplichtingen zijn op het vlak van dierenwelzijn<br />
(huisvestingsvereisten, en andere) of hygiëne (sanitair attest, en andere) moeten ze gerespecteerd worden.<br />
5. Boekhouding bijhouden<br />
Het bijhouden van bedrijfseconomische boekhouding gedurende de ganse duur van de steun is verplicht. In<br />
geval van rentesubsidie en waarborg moet de boekhouding bijgehouden worden tot zolang er een of andere<br />
vorm van steun loopt en steeds minimum 5 jaar. Indien alleen kapitaalpremie uitbetaald werd moet<br />
gedurende 5 jaar boekhouding bijgehouden worden.<br />
De bedrijfseconomische boekhouding kan vervangen worden door een vereenvoudigde boekhouding <strong>voor</strong><br />
steunbedragen kleiner dan € 1.250 of door fiscale boekhouding bij sterk gespecialiseerde bedrijven. De<br />
schriftelijke vraag om de fiscale boekhouding te aanvaarden in plaats van de bedrijfseconomische wordt<br />
gericht aan de VLIF-hoofddienst en omstandig gemotiveerd.<br />
6. Minimum bedrag van de investering en het krediet<br />
Het minimumbedrag van de investering die geheel of gedeeltelijk met een lening gefinancierd wordt, is<br />
vastgesteld op € 15.000. In de andere gevallen wordt het minimumbedrag van de investering vastgesteld op<br />
de helft van dit bedrag. Er wordt geoordeeld op basis van het netto-investeringsbedrag.<br />
De omvang van het minimum kredietbedrag is niet bepaald.<br />
36
7. Ligging van het bedrijf / domiciliëring<br />
Voor de aankoop van bedrijfsgebouwen en het uitvoeren van werken in onroerende staat op het grondgebied<br />
van het Vlaamse Gewest wordt de aanvraag ingeleid bij dit Gewest ook wanneer de hoofdzetel van het<br />
bedrijf gelegen is in een ander Gewest. Bij het verwerven van dieren, machines en materieel, planten,<br />
fruitaanplantingen, vruchten ten velde, <strong>voor</strong>raden en navetten wordt de aanvraag ingediend bij het Vlaamse<br />
Gewest als de hoofdzetel van de exploitatie in dit Gewest gelegen is.<br />
De hoofdzetel van het bedrijf en de maatschappelijke zetel van de vennootschap moeten steeds in België<br />
gelegen zijn.<br />
De landbouwers of de beherende vennoten, zaakvoerders, bestuurders of gedelegeerde bestuurders van de<br />
vennootschap moeten in België gedomicilieerd zijn.<br />
Vormen van steun<br />
Er is zowel steun <strong>voor</strong> verrichtingen gefinancierd met leningen als <strong>voor</strong> verrichtingen gefinancierd met eigen<br />
middelen. De vorm van de steun is verschillend naargelang het een investering (bouwen, verbouwen en<br />
uitrusten bedrijfsgebouwen, aankoop machines,….) of vestiging (overname bedrijfsbekleding) betreft<br />
waar<strong>voor</strong> steun gevraagd wordt.<br />
Investeringssteun wordt toegekend onder de vorm van een rentesubsidie aangevuld met een<br />
investeringspremie als er <strong>voor</strong> de investering een krediet afgesloten wordt. Wanneer de investering volledig<br />
gefinancierd wordt met eigen middelen wordt de steun uitsluitend verleend onder de vorm van een premie.<br />
Op de eerste € 50.000 vestigingskosten wordt de vestigingssteun altijd toegekend onder de vorm van een<br />
vestigingspremie en vervolgens onder vorm van een rentesubsidie <strong>voor</strong> zover er <strong>voor</strong> de bijkomende kosten<br />
een lening afgesloten wordt.<br />
Daarnaast kan het VLIF waarborg verlenen op kredieten die van rentesubsidie genieten.<br />
1. Rentesubsidie<br />
Bij een rentesubsidie betaalt het VLIF jaarlijks en gedurende een <strong>voor</strong>af bepaalde duur op een vastgesteld<br />
bedrag een gedeelte van de rentelast.<br />
De rentesubsidie bedraagt maximaal 4% of 3% naargelang de aard van de investeringen. De duur ervan is<br />
eveneens afhankelijk van de aard van de investering en varieert tussen 5 jaar tot 15 jaar.<br />
Het bedrag waarop steun verleend wordt, is maximaal het nettoinvesteringsbedrag. Aangezien er maximum<br />
subsidiabele bedragen bestaan per VAK, per bedrijfsleider of per type van investering is het gesubsidieerde<br />
bedrag soms lager dan het nettoinvesteringsbedrag.<br />
2. Kapitaalpremies<br />
Wanneer de investeringen gefinancierd worden met krediet wordt aanvullend bij de rentesubsidie steeds een<br />
kapitaalpremie toegekend omdat een bepaald steunvolume (gaande van 10 tot 40%) nooit exact met<br />
rentesubsidie kan uitgeput worden.<br />
Wanneer de investeringen volledig gefinancierd worden met eigen middelen wordt de steun integraal onder<br />
vorm van een kapitaalpremie toegekend.<br />
Vestigingssteun wordt altijd eerst toegekend onder vorm van een vestigingspremie naar rato van 50% steun<br />
op de eerste € 50.000 subsidiabele vestigingskosten.<br />
De kapitaalpremies worden in twee gelijke delen uitbetaald. De betaling van de eerste helft volgt op de<br />
controle van de investerings- en betalingsbewijzen. De betaling van de tweede helft gebeurt 1 jaar na de<br />
eerste betaling. Een premie kleiner dan € 1.000 wordt in één maal uitbetaald.<br />
37
3. Waarborg<br />
Wanneer rentesubsidie verleend wordt, kan de bank <strong>voor</strong> de kredieten een aanvullende borgstelling krijgen<br />
van het VLIF. Dit betekent dat eerst de zekerheden van de kredietnemer maximaal uitgeput worden. Voor<br />
deze borgstelling moet een bijdrage betaald worden (orde 0,5% van het gewaarborgde bedrag).<br />
Steun aan de vestiging<br />
Via de vestigingssteun worden jongeren aangemoedigd zich als zelfstandige landbouwer te vestigen. De<br />
steunmaatregel geldt <strong>voor</strong> alle bedrijven ongeacht de aard van de activiteit en de productiemethode. Wie van<br />
vestigingssteun wil genieten moet jonger zijn dan 40 jaar op het tijdstip van de aanvraag en zich <strong>voor</strong> het<br />
eerst vestigen als landbouwer.<br />
1. Vestigingskosten<br />
Enkel de vestigingskosten die op het tijdstip van vestiging gemaakt worden, kunnen aanvaard worden <strong>voor</strong><br />
het verlenen van de vestigingssteun. Het zijn kosten <strong>voor</strong>:<br />
- de overname van de bedrijfsbekleding zoals vee, uitrusting, materieel, aanplantingen, <strong>voor</strong>raden,<br />
vruchten te velde en navetten;<br />
- de aankoop van vee, uitrusting, materieel en <strong>voor</strong>raden gericht op het vervolledigen van de<br />
bedrijfsbekleding;<br />
- de overname van aandelen ter gelegenheid van de vestiging als bestuurder van een vennootschap met<br />
landbouw als doel.<br />
2. Vorm en omvang van de steun<br />
De vestigingssteun bestaat uit een vestigingspremie en een rentesubsidie en wordt als volgt verleend:<br />
- <strong>voor</strong> de eerste € 50.000 vestigingskosten wordt een vestigingspremie van 50% verleend d.w.z. € 25.000;<br />
- <strong>voor</strong> de vestigingskosten hoger dan € 50.000 en <strong>voor</strong> zover ze gefinancierd worden met een lening,<br />
wordt een rentesubsidie van 4% gedurende 10 jaar verleend. De actuele waarde van die rentesubsidie<br />
mag maximaal € 30.000 bedragen. Het bedrag waarop rentesubsidie verleend wordt, zal jaarlijks<br />
vastgesteld worden op basis van de actualisatievoet. Bij een actualisatievoet van 5,19% (2008) kan<br />
rentesubsidie verkregen worden op maximaal € 165.707,40.<br />
In totaal kan zodoende op maximaal ongeveer € 215.000 vestigingskosten steun verkregen worden.<br />
De overheidswaarborg bedraagt maximaal 80% van het krediet dat van rentesubsidie geniet.<br />
Steun aan de investeringen<br />
De investeringssteun wordt verleend <strong>voor</strong> investeringen die gericht zijn op een:<br />
- verlaging van de productiekosten;<br />
- verbetering en omschakeling van de productie;<br />
- verhoging van de kwaliteit;<br />
- verbetering van het leefmilieu, de hygiënische omstandigheden en/of de normen op het gebied van<br />
welzijn van de dieren;<br />
- bevordering van de diversificatie van de activiteiten op het landbouwbedrijf.<br />
Investeringssteun mag niet in strijd zijn met het beleid op andere vlakken (marktpolitiek, milieubeleid, ...) en<br />
mag de doelstellingen hiervan niet doorkruisen.<br />
Een investering moet planmatig aangepakt worden. Met een bedrijfsplan moet aangetoond worden dat de<br />
investeringen verantwoord zijn in het licht van de toestand en van de structuur van het bedrijf en dat de<br />
uitvoering van het plan zal leiden tot een duurzame verbetering van deze toestand. Een bedrijfsplan bestaat<br />
uit een aantal onderdelen. Bij het opstellen ervan speelt de landbouwer een belangrijke rol. Hij brengt alle<br />
basisgegevens aan <strong>voor</strong> dit plan.<br />
1. Vorm en omvang van de steun<br />
De steun kan verkregen worden onder vorm van rentesubsidie en/of kapitaalpremie naargelang de<br />
financiering van de investeringen. De omvang ervan is onafhankelijk van de financiering en kan 10% tot<br />
40% van de investering bedragen.<br />
38
De steun <strong>voor</strong> investeringen gefinancierd met een lening wordt verleend onder de vorm van een rentesubsidie<br />
aangevuld met een investeringspremie, zodat het <strong>voor</strong>opgestelde volume steun effectief verkregen wordt. In<br />
de mate dat er minder of op korte termijn geleend wordt, zal een groter deel van de steun als kapitaalpremie<br />
uitbetaald worden.<br />
De steun <strong>voor</strong> investeringen gefinancierd met eigen middelen wordt verleend onder de vorm van een<br />
investeringspremie.<br />
Bij de toekenning van de steun zal de rentesubsidie <strong>voor</strong>rang hebben op de investeringspremie. De<br />
rentesubsidie bedraagt maximaal 4% gedurende maximaal 15 jaar <strong>voor</strong> investeringen die van 40 of 30%<br />
steun genieten, 3% gedurende maximaal 15 jaar <strong>voor</strong> investeringen die van 20 genieten en 3% gedurende<br />
maximaal 5 jaar <strong>voor</strong> investeringen die van 10% steun genieten.<br />
In de periode 2007-2013 kan de investeringssteun maximaal verkregen worden op een investeringsbedrag<br />
van € 1.000.000 per bedrijfsleider.<br />
Het subsidiabele bedrag wordt beperkt tot een maximumbedrag per standplaats <strong>voor</strong> het vee of per m²<br />
bedrijfsgebouw.<br />
2. Subsidiabele investeringen<br />
De aard van de investering is bepalend <strong>voor</strong> de omvang van de steun.<br />
Investeringen gericht op een landbouw met verbrede doelstellingen (zelf verwerken en commercialiseren,<br />
hoevetoerisme, landschapsbeheer, zorgverstrekking) en duurzame productiemethodes (bepaalde milieuinvesteringen<br />
en biologische landbouw) genieten van 40% steun.<br />
Investeringen gericht op de bereiding van samengestelde voeders op basis van zelf geteelde basisproducten,<br />
installaties en materieel <strong>voor</strong> de productie en het gebruik van hernieuwbare brandstoffen, installaties en<br />
materieel <strong>voor</strong> de productie van medicinale en aromatische planten en de vernieuwing van laagstam<br />
fruitaanplantingen met nieuwe variëteiten, genieten van 30% steun.<br />
Alle andere investeringen krijgen maximaal 20% steun (<strong>voor</strong>namelijk investeringen in onroerende goederen,<br />
gericht op de realisatie van een structuurverbetering) of 10% steun (<strong>voor</strong>namelijk materieel).<br />
Aanvraagprocedure<br />
De ‘Aanvraag om tussenkomst 1 ste luik’ (beschikbaar op www.vlaanderen.be/landbouw) kan geregistreerd<br />
worden indien het de volgende gegevens bevat:<br />
- de correcte benaming van aanvrager en bedrijf;<br />
- een volledige en correcte beschrijving van de investeringen met een realistische schatting van het<br />
investeringsbedrag;<br />
- informatie over de waarschijnlijke financiering;<br />
- datum en handtekening.<br />
Stap 1 in de aanvraagprocedure is de indiening van de ‘Aanvraag om tussenkomst 1 ste luik’ door de<br />
kredietinstelling of de landbouwer zelf. De registratiedatum door het VLIF = datum van indiening van het<br />
‘1 ste luik’ is de aanvaarde begindatum <strong>voor</strong> de investeringen. Facturen van vóór die datum, met uitzondering<br />
van <strong>voor</strong>schotfacturen (maximum 30% van het investeringsbedrag), worden niet aanvaard. De steun kan<br />
geweigerd worden <strong>voor</strong> de totale investering als de aanvaarde investeringsbewijzen geen betrekking hebben<br />
op een samenhangend geheel van investeringen met een projectmatig karakter.<br />
Stap 2 in de aanvraagprocedure is de indiening van de ‘Aanvraag om tussenkomst 2 de luik’ (2 de luik), de<br />
verklaring op erewoord en de informatiefiche. Deze formulieren zijn beschikbaar op<br />
www.vlaanderen.be/landbouw.<br />
De formulieren worden volledig en juist ingevuld en zijn vergezeld van de documenten die noodzakelijk zijn<br />
<strong>voor</strong> de afhandeling van het dossier.<br />
39
Dit ‘2 de luik’ moet bij het VLIF toekomen, met vermelding van het VLIF-dossiernummer, uiterlijk 6<br />
maanden na registratie van het ‘1 ste luik’. Zoniet vervalt de aanvraag om VLIF-tussenkomst automatisch en<br />
kan er geen VLIF-steun meer aangevraagd worden <strong>voor</strong> deze verrichting als deze al gerealiseerd is of startte.<br />
Investeringsbewijzen kunnen tot twee jaar na registratie (bij financiering met eigen middelen) of twee jaar na<br />
ondertekening kredietakte (bij financiering met krediet) overgemaakt worden. Met andere woorden dienen de<br />
investeringsbewijzen niet noodzakelijk <strong>voor</strong>handen te zijn bij indiening van het ’2 de luik’.<br />
Enkele bijkomende aandachtspunten:<br />
- het minimum aanvaardbaar nettoinvesteringsbedrag bedraagt <strong>voor</strong>taan € 15.000, ongeacht de<br />
financiering;<br />
- er wordt nog één aanvraag om steun per jaar per aanvrager aanvaard;<br />
- het ‘2 de luik’ staat noodzakelijkerwijs in relatie tot één ‘1 ste luik’ en heeft uitsluitend betrekking op de<br />
aangemelde investeringen in het ‘1 ste luik’.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Aanvragen om tussenkomst (1 ste luik en 2 de luik) worden in tweevoud ingediend op volgend adres:<br />
Vlaams Landbouwinvesteringsfonds<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 41<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/552 74 70<br />
Fax: 02/552 74 71<br />
E-mail: Johan.deschryver@lv.vlaanderen.be<br />
Website: www.vlaanderen.be/landbouw<br />
40
10. PARTICIPATIEFONDS<br />
10.1 STARTEO/OPTIMEO : BEROEPSKREDIETEN VERDEELD TUSSEN UW BANKIER EN HET<br />
PARTICIPATIEFONDS<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Starteo/Optimeo zijn aanvullende achtergestelde leningen bij een bankkrediet. Zij bieden een antwoord op de<br />
financieringsproblemen van de kmo’s/ko’s door de bank toe te laten een krediet toe te kennen waarbij de<br />
gevraagde waarborgen kunnen beperkt worden. Zij maken dus de toegang van de ondernemer tot het<br />
bankkrediet gemakkelijker.<br />
Starteo <strong>voor</strong> zelfstandigen, zaakvoerders of bestuurders van ondernemingen die hun activiteiten in<br />
hoofdberoep sinds minder dan 4 jaar uitoefenen.<br />
Optimeo <strong>voor</strong> bestaande ondernemingen, eenmanszaken of rechtspersonen die de uitbreiding van hun<br />
activiteiten wensen te financieren.<br />
Starteo en Optimeo zijn bestemd <strong>voor</strong> alle investeringen van zelfstandige ondernemers, vrije beroepen en<br />
kmo’s.<br />
Begunstigden<br />
Deze leningen zijn bedoeld <strong>voor</strong> zowel natuurlijke als rechtspersonen <strong>voor</strong> zover zij beantwoorden aan het<br />
kmo-criterium.<br />
Projecten<br />
Deze lening is bedoeld <strong>voor</strong> de financiering van materiële, immateriële en financiële investeringen<br />
(bij<strong>voor</strong>beeld het verwerven van een meerderheid van de aandelen), of ook de financiering van de behoefte<br />
aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van de activiteit of de realisatie van het betrokken<br />
investeringsproject.<br />
Voor de investeringen in onroerende goederen komt het Fonds enkel tussen <strong>voor</strong> het beroepsgedeelte van het<br />
goed dat is bepaald via een expertise. Bovendien wordt er enkel rekening gehouden met de<br />
vastgoedbestemmingen <strong>voor</strong> beroeps- en persoonlijke ingebruikneming. Het Fonds komt niet tussen <strong>voor</strong><br />
vastgoed dat (gedeeltelijk) beroepsmatig zal worden verhuurd.<br />
Starteo/Optimeo kunnen eveneens de overname van een activiteit financieren, zowel natuurlijke als<br />
rechtspersonen <strong>voor</strong> zover zij, inclusief de over te nemen of de overgenomen onderneming, als kmo kunnen<br />
beschouwd worden.<br />
De lening dient bestemd te zijn <strong>voor</strong> de financiering die gepaard gaat met de overdracht van een<br />
onderneming. Met dit laatste wordt bedoeld de overdracht onder bezwarende titel van een kmo of<br />
zelfstandige activiteit uitgebaat door een natuurlijke of een rechtspersoon.<br />
Omvat de overdracht een activiteit uitgeoefend door één of meerdere natuurlijke personen, dan dient het<br />
geheel van de handelszaak te worden overgenomen, of dient per overdrager het geheel van zijn aandeel in de<br />
handelszaak te worden overgenomen, waarbij de overnemer uiteindelijk de meerderheid bekomt.<br />
Betreft de overdracht een rechtspersoon, dan dient het geheel van de handelszaak of de meerderheid van de<br />
aandelen te worden overgenomen. Bij de overname van de meerderheid van de aandelen dient de overnemer<br />
bovendien het dagelijkse beheer uit te oefenen met uitsluiting van de overdragers.<br />
Diversen<br />
Voordelige financiële <strong>voor</strong>delen<br />
Starteo/Optimeo verlichten de financiële lasten van het krediet dankzij de <strong>voor</strong>delige <strong>voor</strong>waarden en de<br />
afwezigheid van dossierkosten.<br />
41
Maximumbedrag<br />
Het maximumbedrag van de lening van het Participatiefonds is gelijk aan het kleinste van de volgende<br />
bedragen:<br />
- het bedrag van de lening die de bank zelf verstrekt;<br />
- driemaal de eigen inbreng (Optimeo);<br />
- viermaal de eigen inbreng (Starteo);<br />
- € 250.000.<br />
Evenwel kan <strong>voor</strong> de overnames van ondernemingen via de aankoop van aandelen dit laatste plafond €<br />
350.000 worden, beperkt tot:<br />
- het bedrag van de lening die de bank toekent;<br />
- 35% van de beroepsinvestering indien het bedrag van tussenkomst van het Participatiefonds € 250.000<br />
overschrijdt.<br />
De eigen inbreng van de aanvrager moet minstens 10% van de globale investering bedragen.<br />
Het minimumbedrag van de tussenkomst van het Participatiefonds bedraagt € 7.500.<br />
Looptijd<br />
De looptijd van de lening is 5, 7 of 10 jaar en hangt af van de aard van te financieren investering. De looptijd<br />
van het begeleidende bankkrediet zal in geen geval korter zijn dan de looptijd van het krediet van het<br />
Participatiefonds min twee jaar. Zo zou bij<strong>voor</strong>beeld een lening van 7 jaar bij het Participatiefonds kunnen<br />
worden gecombineerd met een banklening terugbetaalbaar op 6 of 5 jaar<br />
Intrestvoet = intrestvoet van de bank -1,25%<br />
De rentevoet van het Participatiefonds is gelijk aan de rentevoet toegepast door de bank min 1,25%, met een<br />
minimumrentevoet die gelijk is aan de Belgium Prime Rate. Deze herziening wordt wekelijks bepaald.<br />
De rentevoet wordt vanaf de kredietopening toegepast. Deze rentevoet is vast <strong>voor</strong> de hele looptijd van de<br />
lening.<br />
Een verlaging van de rentevoet wordt toegestaan <strong>voor</strong> de eerste twee jaar. Deze verlaagde rentevoet bedraagt<br />
momenteel 3%.<br />
De definitieve basisrentevoet wordt bepaald bij het opmaken van de<br />
kredietovereenkomsten van het Participatiefonds.<br />
Deze rentevoet wordt bekomen na vergelijking van de volgende 3 rentevoeten en is de <strong>voor</strong> de klant de<br />
<strong>voor</strong>deligste rentevoet:<br />
- de rentevoet van de offerte;<br />
- de rentevoet zoals die traditioneel bepaald wordt bij het opstellen van de kredietakte;<br />
- de rentevoet van de bank.<br />
Terugbetaling<br />
Twee aflossingsmethodes zijn mogelijk :<br />
- maandelijkse of driemaandelijkse variabele aflossingen (constant kapitaal/degressieve intresten);<br />
- maandelijkse constante aflossingen (progressief kapitaal/degressieve intresten).<br />
Bovendien kan op vraag van de ondernemer eveneens een vrijstelling in kapitaalsaflossing gedurende 1 of 2<br />
jaar worden toegestaan.<br />
Soepele waarborgpolitiek<br />
Het Participatiefonds stelt zich soepel op inzake het vragen van waarborgen.<br />
Wel wordt een akte van loonsafstand gevraagd indien de aanvragers natuurlijke personen zijn of, in geval van<br />
rechtspersonen, indien een borgstelling wordt gevraagd of indien fysieke personen medekredietnemers zijn.<br />
Voorbeelden van andere waarborgen die kunnen gevraagd worden zijn: een hypothecair mandaat (in geval<br />
van een investering in onroerende goederen), een eventueel beperkte borgstelling van de vennoten.<br />
Blokkering en achterstelling van <strong>voor</strong>schotten van vennoten zijn gebruikelijk.<br />
42
Achtergesteld<br />
De achterstelling komt er in de praktijk op neer dat de lening van het Participatiefonds wordt gelijkgesteld<br />
met eigen vermogen. De achterstelling vermindert namelijk het risico <strong>voor</strong> de andere kredietverleners,<br />
waardoor het gewone bankkrediet gemakkelijker kan worden verkregen.<br />
Op juridisch vlak kan de achterstelling als volgt worden omschreven: de achterstelling bestaat erin dat het<br />
Participatiefonds verzaakt aan de gelijkheid van behandeling ten aanzien van andere schuldeisers. Dit houdt<br />
in dat bij samenloop en dus als meerdere schuldeisers gelijktijdig hun aanspraken laten gelden, het<br />
Participatiefonds aanvaardt dat de andere schuldeisers eerst worden terugbetaald. Dit geldt echter niet <strong>voor</strong><br />
de zaakvoerders van de onderneming, de vennoten of bestuurders van de vereniging of vennootschap, de<br />
niet-institutionele schuldeisers die geen vordering hebben waarvan de datum vaststaat, met uitzondering van<br />
de leveranciers waarvan het bewijs van vordering de regels van het handelsrecht volgt.<br />
Gemakkelijk bereikbaar<br />
Starteo/Optimeo zijn zeer toegankelijk aangezien de ondernemer zich tot zijn bankier richt, die de aanvraag<br />
<strong>voor</strong> hem bij het Participatiefonds indient.<br />
Het Participatiefonds heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met alle financiële instellingen die<br />
actief zijn op het vlak van beroepskredieten.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Participatiefonds<br />
de Lignestraat 1<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/210 87 87<br />
Fax: 02/210 87 79<br />
E-mail: info@fonds.org<br />
Website: http://www.fonds.org<br />
43
10.2 STARTLENING – SOLIDAIRE LENING: TWEE MICROKREDIETEN MET PROFESSIONELE<br />
BEGELEIDING OM DE CREATIE VAN EEN EIGEN JOB TE FINANCIEREN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De microkredieten van het Participatiefonds zijn bedoeld <strong>voor</strong> werkzoekenden en personen in een moeilijke<br />
financiële situatie die zich wensen te vestigen als zelfstandige. De Startlening en de Solidaire lening bieden<br />
een antwoord op hun financieringsbehoeftes, wat ze door de band genomen niet vinden bij de klassieke<br />
spelers.<br />
10.2.1 STARTLENING: VOOR DE WERKZOEKENDE DIE ZICH VESTIGT ALS ZELFSTANDIGE<br />
OF DIE EEN EIGEN ZAAK OPRICHT<br />
Begunstigden<br />
Deze lening richt zich op de uitkeringsgerechtigde volledige werklozen, de niet-werkende werkzoekende<br />
ingeschreven sinds ten minste 3 maanden, en de begunstigde van een wachtuitkering of een leefloon, die zich<br />
als zelfstandige in hoofdberoep wil vestigen of een onderneming wil oprichten.<br />
Indien dit gepaard gaat met de oprichting van een vennootschap moet de aanvrager over de meerderheid van<br />
de aandelen beschikken en het dagelijkse beheer waarnemen.<br />
Zo komen bij<strong>voor</strong>beeld in aanmerking:<br />
- zelfstandige worden en alleen werken;<br />
- zelfstandige worden en met andere partners, al dan niet werkzoekenden, een onderneming of een<br />
feitelijke vereniging oprichten waarin hij/zij werkend vennoot wordt;<br />
- zelfstandige en werkend vennoot worden van een bestaande feitelijke vereniging of vennootschap.<br />
De startlening kan enkel worden toegekend aan natuurlijke personen.<br />
Projecten<br />
De lening is bestemd <strong>voor</strong> de financiering van materiële, immateriële en financiële (bij<strong>voor</strong>beeld de<br />
verwerving van een meerderheid van de aandelen) investeringen, evenals desgevallend <strong>voor</strong> de financiering<br />
van de behoefte aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van de activiteit.<br />
Diversen<br />
Maximumbedrag<br />
Het maximumbedrag van de lening is gelijk aan het kleinste van volgende bedragen:<br />
- viermaal de inbreng in geld, hetzij via een eigen inbreng, hetzij via een aanvullende lening;<br />
- € 30.000.<br />
In principe worden er geen minimumbedragen gesteld, doch er wordt vanuit gegaan dat aanvragen van<br />
minder dan € 5.000 best op een andere manier worden gefinancierd.<br />
Looptijd<br />
De looptijd van de lening is 5, 7 of 10 jaar afhankelijk van de aard van het project.<br />
Intrestvoet<br />
De intrestvoet is vast en bedraagt 4%.<br />
De rentevoet wordt de eerste 2 jaren echter tot 3% teruggebracht indien de begunstigde effectief de<br />
begeleiding volgt die hem gratis wordt aangeboden in een van de erkende steunpunten.<br />
44
Ondersteuning<br />
Het Participatiefonds draagt eveneens bij tot de ondersteuning van de werkzoekende aan wie een lening werd<br />
toegekend. Daarom heeft het Participatiefonds een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met diverse<br />
instellingen gespecialiseerd in de ondersteuning van starters. Enerzijds helpen zij de aanvrager bij de<br />
realisatie van zijn kredietaanvraag. Anderzijds, zodra de begunstigde het akkoord van het Participatiefonds<br />
heeft, kan hij de eerste 18 maanden van de zelfstandige activiteit een ondersteuning volgen. Het steunpunt<br />
helpt hem in het bijzonder bij de start van zijn zelfstandige activiteit.<br />
Terugbetaling<br />
Er is een vrijstelling van kapitaalsaflossing. Deze vrijstelling loopt 1 tot 3 jaar volgens de aard van het<br />
project. Enkel de intresten berekend op het opgenomen bedrag worden terugbetaald. Na afloop van de<br />
vrijstellingsperiode wordt het kapitaal terugbetaald door middel van constante maandelijkse aflossingen.<br />
Waarborgen<br />
Geen enkele waarborg wordt gevraagd.<br />
Wat bij stopzetting van de activiteit ?<br />
Indien de stopzetting binnen de eerste 5 jaar van de activiteit valt en ze gebeurt los van de wil van de<br />
betrokkene, dan kan het Participatiefonds ze als onvrijwillig beschouwen en wordt er geen verdere<br />
terugbetaling gevraagd. De betrokkene dient wel ter zake het bewijs te leveren en dit uiterlijk binnen drie<br />
maanden na de stopzetting.<br />
De gevallen waarbij kwijtschelding gebeurt, werden uitdrukkelijk bepaald in een ministerieel besluit: bij<br />
faillissement, concordaat met boedelafstand en overlijden; ook bij overmacht of gebrek aan<br />
levensvatbaarheid van de opgezette activiteit, gemeten over een significante periode en los van de wil van de<br />
betrokkene.<br />
Indien de stopzetting <strong>voor</strong> om het even welke reden gebeurt binnen de 9 jaar volgend op de start van de<br />
activiteit, blijft het recht op werkloosheidsuitkering behouden.<br />
Cumulatie<br />
De ‘startlening’ kan gecumuleerd worden met een Starteo. In het geval van bovenvermelde lening dient de<br />
aanvrager wel te voldoen aan de gebruikelijke <strong>voor</strong>waarden. Bovendien mag het bedrag van de twee leningen<br />
samen niet hoger liggen dan het maximumbedrag van de Starteo.<br />
PLAN JONGE ZELFSTANDIGEN<br />
Werkzoekenden jonger dan 30 jaar die nog geen zelfstandige activiteit hebben uitgeoefend, kunnen een<br />
beroep doen op het plan ‘Jonge zelfstandigen’.<br />
- De geïnteresseerde van wie het project werd goedgekeurd, wordt gedurende 3 tot 6 maanden gratis<br />
bijgestaan om zijn project <strong>voor</strong> te bereiden. Hij krijgt advies over zijn activiteit, de administratieve<br />
stappen en de wenselijkheid van bijkomende vorming.<br />
- Indien de geïnteresseerde zonder inkomen is, ontvangt hij van het Participatiefonds een maandelijkse<br />
onkostenvergoeding van € 375 tijdens de <strong>voor</strong>bereidingsfase, cumuleerbaar met een vestigingsuitkering<br />
van de RVA. De onkostenvergoeding van € 375 is eveneens cumuleerbaar met een wachtuitkering van<br />
de RVA.<br />
- Na afloop van de <strong>voor</strong>bereidingsfase kan hij een aanvraag <strong>voor</strong> een startlening indienen.<br />
- De jonge starter kan eveneens een lening van € 4.500 bekomen om gedurende de eerste maanden van<br />
zijn activiteit wat meer ruimte te scheppen <strong>voor</strong> zijn levensonderhoud. Dit speciale deel van de<br />
startlening is renteloos en dient pas vanaf het 6de jaar terugbetaald te worden.<br />
45
- Na de toekenning van de startlening blijft hetzelfde steunpunt hem gedurende 24 maanden bijstaan met<br />
raad en advies.<br />
Achtergesteld<br />
De achterstelling komt er in de praktijk op neer dat de lening van het Participatiefonds wordt gelijkgesteld<br />
met eigen vermogen. De achterstelling vermindert immers het risico <strong>voor</strong> andere kredietverleners. Het<br />
gewone bankkrediet kan bijgevolg gemakkelijker bekomen worden.<br />
Op juridisch vlak kan de achterstelling van de lening als volgt worden omschreven: de achterstelling bestaat<br />
erin dat het Participatiefonds verzaakt aan de gelijkheid van behandeling ten aanzien van andere schuldeisers.<br />
Dit houdt in dat bij samenloop en dus als meerdere schuldeisers gelijktijdig hun aanspraken laten gelden, het<br />
Participatiefonds aanvaardt dat de andere schuldeisers eerst worden terugbetaald. Dit geldt evenwel niet <strong>voor</strong><br />
de zaakvoerders van de onderneming, de vennoten of bestuurders van de vereniging of vennootschap, de<br />
niet-institutionele schuldeisers die geen vordering hebben waarvan de datum vaststaat met uitzondering van<br />
de leveranciers waarvan het bewijs van vordering de regels van het handelsrecht volgt.<br />
46
10.2.2 SOLIDAIRE LENING: EEN EIGEN ECONOMISCHE ACTIVITEIT CREËREN ZONDER<br />
STARTKAPITAAL<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De solidaire lening, ontwikkeld in 1997 door de Koning Boudewijnstichting, richt zich tot personen die een<br />
eigen economische activiteit willen ontplooien, maar die geen toegang hebben tot het bankkrediet en<br />
moeilijkheden ondervinden om het startkapitaal te bekomen wegens hun persoonlijke financiële toestand. Het<br />
gaat bij<strong>voor</strong>beeld om mensen die sociale steun, een leefloon of een werkloosheidsvergoeding ontvangen.<br />
Kenmerken:<br />
- vaste rentevoet van 5% ;<br />
- looptijd van 4 jaar;<br />
- geen enkele waarborg vereist;<br />
- maximum € 12.500;<br />
- uitbreiden is mogelijk met de Solidaire lening+.<br />
Professionele begeleiding<br />
Voor de begeleiding werkt het Participatiefonds samen met Hefboom vzw. Zij helpen de kandidaatzelfstandige<br />
<strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>bereiding en de indiening van de aanvraag.<br />
Hefboom begeleidt de begunstigde ook gedurende de eerste 2 jaar van de activiteit.<br />
Begunstigden<br />
1. Begin van de activiteit<br />
De Solidaire lening richt zich tot personen die een eigen economische activiteit willen ontplooien, maar<br />
moeilijkheden ondervinden om een startkapitaal te bekomen, wegens hun persoonlijke financiële toestand en<br />
die geen toegang hebben tot een bankkrediet. Concreet bij<strong>voor</strong>beeld mensen die de sociale steun van het<br />
OCMW, een bestaansminimum of werkloosheidsvergoeding ontvangen zonder andere inkomsten in het<br />
gezin. De asielzoekers die <strong>voor</strong> het uitoefenen van een zelfstandige activiteit administratief in orde zijn,<br />
kunnen een aanvraag <strong>voor</strong> een solidaire lening indienen.<br />
De Solidaire lening wordt enkel toegekend aan natuurlijke personen.<br />
De begunstigde van een Solidaire lening dient zich als zelfstandige in hoofdberoep te vestigen of een<br />
onderneming op te richten. Uitzonderlijk kan de Solidaire lening worden toegekend aan een begunstigde die<br />
zich vestigt als zelfstandige in bijberoep, <strong>voor</strong> zover hij zich ertoe verbindt zich te vestigen in hoofdberoep<br />
binnen twee jaar na oprichting van de economische activiteit, en indien de prognose aantoont dat de<br />
privélasten van de betrokkene gedekt zijn.<br />
In geval dat gepaard gaat met de oprichting van een vennootschap moet de aanvrager<br />
referentieaandeelhouder zijn en actief deelnemen aan het dagelijkse beheer van de onderneming.<br />
Zo komen bij<strong>voor</strong>beeld in aanmerking:<br />
- zelfstandige worden;<br />
- zelfstandige worden en met andere partners, al dan niet werkzoekenden, een vennootschap of feitelijke<br />
vereniging oprichten, waar hij/zij werkend vennoot worden;<br />
- zelfstandige en werkend vennoot worden van een bestaande feitelijke vereniging of vennootschap.<br />
2. Uitbreiding<br />
De personen aan wie een Solidaire lening werd toegekend <strong>voor</strong> het opstarten van hun zaak, kunnen binnen<br />
twee jaar volgend op hun vestiging, een nieuwe Solidaire lening « plus » bekomen om de verdere<br />
ontwikkeling van hun zaak te verzekeren. De personen die een ander microkrediet hebben gekregen waarvan<br />
de toegangs<strong>voor</strong>waarden gelijkaardig zijn aan die van de Solidaire lening inzake doelpubliek en/of die geen<br />
toegang hebben tot het bankkrediet wegens hun moeilijke financiële situatie komen eveneens in aanmerking.<br />
47
De Solidaire Lening « plus » wordt toegekend na een technische en financiële analyse van de gecreëerde<br />
zelfstandige activiteit en <strong>voor</strong> zover een werkelijk perspectief tot een duurzame ontwikkeling van de<br />
activiteiten aangetoond wordt.<br />
48
Projecten<br />
De lening is bestemd <strong>voor</strong> de financiering van materiële, immateriële en financiële investeringen<br />
(bij<strong>voor</strong>beeld de verwerving van de meerderheid van de aandelen) evenals <strong>voor</strong> de financiering van de<br />
behoefte aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van de activiteit of de realisatie van het<br />
desbetreffende investeringsproject.<br />
Maximumbedrag<br />
Het maximumbedrag van de investering is € 12.500.<br />
Looptijd<br />
De looptijd van de Solidaire lening bedraagt 4 jaar.<br />
De looptijd van de Solidaire lening « plus » bedraagt 4 of 7 jaar, in functie van de levensduur van de<br />
gerealiseerde investeringen.<br />
Rentevoet<br />
De rentevoet is vast en bedraagt 5%.<br />
Terugbetaling<br />
De terugbetaling van de solidaire lening gebeurt door middel van maandelijkse stortingen.<br />
Na 3 maand vrijstelling van aflossing, wordt het kapitaal via gelijke maandelijkse schijven terugbetaald<br />
(kapitaal + intresten).<br />
Waarborgen<br />
Geen enkele waarborg is vereist.<br />
Evenwel zal een ondersteuning van de omgeving, eventueel in de vorm van een borgstelling of een<br />
‘peterschap’, beschouwd worden als een positief beoordelingselement <strong>voor</strong> het project.<br />
Begeleiding<br />
Om de start van zijn activiteit te vergemakkelijken en zijn slaagkansen te verhogen, wordt het krediet<br />
periodiek opgevolgd en ondersteund gedurende de eerste 24 maanden. Die opvolging en ondersteuning, die<br />
start na de toekenning van de lening, gebeurt door Hefboom.<br />
Achtergesteld<br />
De achterstelling komt er in de praktijk op neer dat de lening van het Participatiefonds wordt gelijkgesteld<br />
met eigen vermogen. De achterstelling vermindert immers het risico <strong>voor</strong> andere kredietverleners. Het<br />
gewone bankkrediet kan bijgevolg gemakkelijker bekomen worden.<br />
Op juridisch vlak kan de achterstelling van de lening als volgt worden omschreven: de achterstelling bestaat<br />
erin dat het Participatiefonds verzaakt aan de gelijkheid van behandeling ten aanzien van andere schuldeisers.<br />
Dit houdt in dat bij samenloop en dus als meerdere schuldeisers gelijktijdig hun aanspraken laten gelden, het<br />
Participatiefonds aanvaardt dat de andere schuldeisers eerst worden terugbetaald. Dit geldt evenwel niet <strong>voor</strong><br />
de zaakvoerders van de onderneming, de vennoten of bestuurders van de vereniging of vennootschap, de<br />
niet-institutionele schuldeisers die geen vordering hebben waarvan de datum vaststaat met uitzondering van<br />
de leveranciers waarvan het bewijs van vordering de regels van het handelsrecht volgt.<br />
Cumulatie<br />
De Solidaire lening kan met geen enkele andere lening gecumuleerd worden, ook niet met een ander type<br />
lening van het Participatiefonds.<br />
49
Sectorale beperkingen<br />
Volgens de geldende wetten <strong>voor</strong> het Participatiefonds zijn alle sectoren toegelaten.<br />
Niettemin is de verordening nr. 1998/2006 van 15/12/06 van de Europese Commissie, betreffende de<br />
toepassing van artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de de-minimis-steun, van toepassing op het<br />
Participatiefonds. Zij legt beperkingen op <strong>voor</strong> de landbouw- en transportsector, en <strong>voor</strong> de export.<br />
Daarnaast sluit de Raad van Bestuur de pure tradingactiviteiten uit. Gelieve contact op te nemen met onze<br />
Start-up desk <strong>voor</strong> elke bijkomende inlichting betreffende dit onderwerp, (starters@fonds.org).<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Participatiefonds<br />
de Lignestraat 1<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/210 87 87<br />
Fax: 02/210 87 79<br />
E-mail: info@fonds.org<br />
Website: http://www.fonds.org<br />
50
10.3 BUSINESS ANGEL+ : CO-FINANCIERING MET EEN BUSINESS ANGEL VAN EEN<br />
INNOVEREND PROJECT<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De Business Angel+ is een achtergestelde lening in aanvulling op de investering van een ondernemer en een<br />
Business Angel. Opgezet met BeBAN, is hij bedoeld <strong>voor</strong> innoverende ondernemingen die geen toegang<br />
hebben tot klassieke financieringen. Dit partnership biedt een belangrijk hefboomeffect aan de Business<br />
Angel en maakt het mogelijk het aantal opgerichte ondernemingen in dit segment te verhogen.<br />
Begunstigden<br />
Zowel natuurlijke als rechtspersonen komen in aanmerking <strong>voor</strong> zover zij kleine ondernemingen zijn. Deze<br />
lening richt zich tot ondernemers waarvan de onderneming in oprichting is of in een strategische<br />
ontwikkelingsfase <strong>voor</strong> haar toekomstige activiteit is getreden en die geen toegang hebben tot het klassieke<br />
bankkrediet omwille van de vernieuwende of technologische aard van hun project, maar die daarentegen<br />
kunnen rekenen op de financiële begeleiding van één of meer Business Angels.<br />
Indien dit gepaard gaat met de oprichting van een vennootschap, dient de aanvrager hierin over de<br />
meerderheid van de aandelen te beschikken en het dagelijkse beheer waar te nemen.<br />
Projecten<br />
De lening is bestemd <strong>voor</strong> de financiering van materiële, immateriële en financiële investeringen, evenals<br />
desgevallend <strong>voor</strong> de financiering van de behoefte aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van de<br />
activiteit of met de realisatie van het betreffende investeringsproject.<br />
Diversen<br />
Voordelige financiële <strong>voor</strong>waarden:<br />
Maximumbedrag<br />
Het maximumbedrag van de lening is € 125.000.<br />
De tussenkomst van het Participatiefonds moet minstens € 7.500 bedragen.<br />
Inbreng van de Business Angel(s) en de oprichters-ondernemers<br />
De inbreng gebeurt in principe in contanten. In totaal dient het bedrag van de inbreng van de Business<br />
Angel(s) en van de ondernemer(s)-oprichter(s) groter dan of gelijk aan het krediet van het Participatiefonds te<br />
zijn.<br />
De tussenkomsten van de Business Angels die meetellen in de berekening mogen niet aan derden ontleend<br />
zijn en gebeuren in principe als volgestort kapitaal. Indien ze - gedeeltelijk - als <strong>voor</strong>schotten van vennoten<br />
verwezenlijkt worden, dienen deze achtergesteld te zijn aan de lening van het Participatiefonds.<br />
Looptijd<br />
De looptijd van de lening bedraagt 5,7 of 10 jaar en is afhankelijk van de aard van te financieren investering.<br />
Terugbetaling<br />
Twee aflossingsmethodes zijn mogelijk:<br />
- maandelijkse of driemaandelijkse variabele aflossingen (constant kapitaal/degressieve intresten);<br />
- maandelijkse constante aflossingen (progressief kapitaal/degressieve intresten).<br />
Bovendien kan op vraag van de ondernemer een vrijstelling van terugbetaling van kapitaal worden toegestaan<br />
gedurende 1 tot 3 jaar.<br />
51
Rentevoet<br />
Het Participatiefonds past zijn referentierentevoet <strong>voor</strong> de kredieten op 5,7 of 10 jaar toe, met een extra<br />
marge van 1%.<br />
Indien de vrijstelling van terugbetaling van kapitaal langer is dan 1 jaar zal de marge 1,25% bedragen.<br />
Soepele waarborgpolitiek<br />
De gevraagde waarborgen worden volgens de kenmerken van het <strong>voor</strong>gestelde project bepaald. Het gaat<br />
bij<strong>voor</strong>beeld om een inschrijving op het handelsfonds, een mandaat of hypothecaire inschrijving op het<br />
beroepsgebouw. De (eventueel gedeeltelijke) borgstelling van de ondernemer(s) wordt geval per geval<br />
onderzocht. De persoonlijke borg van de Business Angel wordt niet gevraagd.<br />
Achtergesteld<br />
De achterstelling komt er in de praktijk op neer dat de lening van het Participatiefonds wordt gelijkgesteld<br />
met eigen vermogen. De achterstelling vermindert immers het risico <strong>voor</strong> andere kredietverleners. Het<br />
gewone bankkrediet kan bijgevolg gemakkelijker bekomen worden.<br />
Op juridisch vlak kan de achtergesteldheid van de lening als volgt worden omschreven: de achterstelling<br />
bestaat erin dat het Participatiefonds verzaakt aan de gelijkheid van behandeling ten aanzien van andere<br />
schuldeisers. Dit houdt in dat bij samenloop en dus als meerdere schuldeisers gelijktijdig hun aanspraken<br />
laten gelden, het Participatiefonds aanvaardt dat de andere schuldeisers eerst worden terugbetaald. Dit geldt<br />
evenwel niet <strong>voor</strong> de zaakvoerders van de onderneming, de vennoten of bestuurders van de vereniging of<br />
vennootschap, de niet-institutionele schuldeisers die geen vordering hebben waarvan de datum vaststaat met<br />
uitzondering van de leveranciers waarvan het bewijs van vordering de regels van het handelsrecht volgt.<br />
Makkelijk toegankelijk<br />
Het Participatiefonds heeft een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met alle Business Angel Netwerken,<br />
leden van BeBAN.<br />
Voorstelling van het project aan het Participatiefonds<br />
De projecten worden <strong>voor</strong>geselecteerd door het BAN dat ze aan eventueel geïnteresseerde Business Angels<br />
<strong>voor</strong>stelt.<br />
Het Participatiefonds treedt pas op wanneer de geplande samenwerking tussen de ondernemer en de Business<br />
Angel zo goed als afgerond is.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Participatiefonds<br />
de Lignestraat 1<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/210 87 87<br />
Fax: 02/210 87 79<br />
E-mail: info@fonds.org<br />
Website: http://www.fonds.org<br />
52
10.4 PRIVAK+<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Dit product heeft als doel het permanent kapitaal van Private Privaks (privébeleggingsvennootschappen die<br />
niet op de beurs genoteerd zijn) te verhogen, zodat ze gemakkelijk participaties kunnen nemen in<br />
innoverende kmo’s.<br />
Met de Privak+ lening verkrijgt de Private Privak een potentieel kredietrecht van € 1.500.000 op het<br />
Participatiefonds. Concreet wordt hiermee aan de Private Privak, onder bepaalde <strong>voor</strong>waarden, bij elke<br />
participatie in een onderneming een <strong>voor</strong>schot op termijn van maximum € 250.000 toegekend. Het bedrag<br />
van dat <strong>voor</strong>schot zal evenredig zijn met de eigen inbreng van de privak.<br />
Begunstigden<br />
Private Privaks die een participatie nemen in (innoverende) ondernemingen.<br />
Diversen<br />
Kenmerken<br />
Intrestvoet: euribor 12 maanden + 2%.<br />
Duur: maximum 12 jaar = maximum levensduur van de privak.<br />
Hoe terugbetalen ?<br />
- terugbetaling van het kapitaal: in principe, bij de opheffing van iedere participatie. Vervroegde<br />
terugbetaling mogelijk;<br />
- terugbetaling van de intresten: jaarlijks volgens de overeengekomen modaliteiten.<br />
Hernemingen van omloop mogelijk.<br />
Permanente opvolging door het Fonds zonder tussenkomst in de investeringsbeslissingen en het intern beleid<br />
van de privak.<br />
Verdeling van de risico’s: indien ‘success story’ gedeeltelijke aanwending van de verkoop van<br />
participaties <strong>voor</strong> vervroegde terugbetalingen.<br />
De privak behoudt de mogelijkheid om beroep te doen op andere bronnen van permanent kapitaal.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Participatiefonds<br />
de Lignestraat 1<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/210 87 87<br />
Fax: 02/210 87 79<br />
E-mail: info@fonds.org<br />
Website: http://www.fonds.org<br />
53
10.5 IMPULSEO I<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Impulseo is een financieringspakket om de installatie in een individuele praktijk of een groepspraktijk te<br />
vergemakkelijken. Het pakket is bedoeld <strong>voor</strong> erkende huisartsen die starten of die sinds minder dan vier jaar<br />
gevestigd zijn, of die minder dan 4 jaar teruggekeerd zijn uit een ontwikkelingsland.<br />
Type steun<br />
Het bestaat uit drie delen:<br />
1. Een financiering van het Impulsfonds <strong>voor</strong> de huisartsgeneeskunde<br />
Deze financieringsmogelijkheid is opgenomen in het akkoord artsen-ziekenfondsen 2006-2007 onderhandeld<br />
binnen het Rijksinstituut <strong>voor</strong> ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV). Een jaarlijks budget wordt<br />
<strong>voor</strong>zien binnen de sector geneeskundige verzorging:<br />
- een lening van € 15.000 <strong>voor</strong> de financiering van de eerste installatie als erkende huisarts.<br />
De lening is bedoeld <strong>voor</strong> geneesheren die zich <strong>voor</strong> de eerste maal als huisarts vestigen. De installatie moet<br />
plaatsvinden na 1 juli 2006 en binnen 4 jaar na de erkenning als huisarts of binnen 4 jaar na de terugkeer uit<br />
een ontwikkelingsland. De installatiedatum is de datum van inschrijving <strong>voor</strong> deelname aan de<br />
huisartsenwachtdienst.<br />
Intresten: 0% en geen enkele waarborg is vereist. De terugbetaling is op 5 jaar, met één jaar vrijstelling van<br />
kapitaalsaflossing.<br />
- een premie van € 20.000, <strong>voor</strong> de nieuwe installaties in bepaalde zones waar er een tekort is aan<br />
huisartsen.<br />
Deze eenmalige premie is specifiek bedoeld <strong>voor</strong> huisartsen die zich installeren in een zone die beantwoordt<br />
aan de volgende <strong>voor</strong>waarden:<br />
- ofwel een zone <strong>voor</strong> positief grootstedelijk beleid afgebakend in het kader van het grootstedenbeleid;<br />
- ofwel een huisartsenzone met:<br />
• ofwel minder dan 90 huisartsen per 100.000 inwoners;<br />
• ofwel minder dan 125 inwoners per km² en minder dan 120 huisartsen per 100.000 inwoners.<br />
De lijst met de zones die beantwoorden aan deze criteria bevindt zich op www.riziv.fgov.be<br />
(rubriekZorgverleners>Geneesheren>Impulsfonds) of is beschikbaar bij de huisartsenkringen.<br />
Het moet gaan om een nieuwe installatie na 1 juli 2006 binnen een prioritaire zone.<br />
Onder nieuwe installatie verstaan we:<br />
- een huisarts die zijn activiteit start, of<br />
- een huisarts die zijn activiteit reeds uitoefent, maar beslist om zich te gaan vestigen in één van de<br />
betrokken prioritaire zones.<br />
Die premie kan afzonderlijk worden aangevraagd of kan worden gecumuleerd met de lening van het<br />
Impulsfonds en/of de lening van het Participatiefonds.<br />
U hoeft die premie niet terug te betalen, behalve als u binnen de 5 jaar na vestigingsdatum uw<br />
huisartsenactiviteit stopzet of deze <strong>voor</strong>tzet buiten een van de bovenvermelde zones. Het bedrag van de<br />
premie zal in dat geval worden teruggevorderd door het Impulsfonds, evenwel zonder aanrekening van<br />
intrest.<br />
Opmerking:<br />
De lening en de premie van het Impulsfonds <strong>voor</strong> de huisartsgeneeskunde zijn toegankelijk zowel <strong>voor</strong> een<br />
loontrekkende als een zelfstandige huisarts.<br />
54
2. Een financiering van het Participatiefonds<br />
Een lening van maximum € 30.000, toegekend met de tussenkomst van het Impulsfonds <strong>voor</strong> de<br />
huisartsgeneeskunde. U kunt de lening van het Participatiefonds bekomen als u zich vestigt als zelfstandige<br />
huisarts.<br />
De intrest bedraagt 3% per jaar tijdens de eerste twee jaar en 4% per jaar tijdens de drie laatste jaren. Er is<br />
geen enkele waarborg vereist. De terugbetaling is op 5 jaar, met één jaar vrijstelling van kapitaalsaflossing.<br />
3. Gratis begeleiding door een gespecialiseerd steunpunt<br />
Aan Impulseo is ook een gratis begeleiding verbonden. Die begeleiding wordt georganiseerd door een van de<br />
steunpunten waarmee het Participatiefonds een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten. Zij helpen u<br />
bij de indiening van uw kredietaanvraag, en achteraf na uw start gedurende de eerste 18 maanden van uw<br />
activiteit.<br />
Het steunpunt zal met u de sterktes en zwaktes van uw project analyseren en u begeleiden bij uw eerste<br />
stappen als zelfstandige. Het steunpunt zal u ook advies kunnen geven en u helpen bij de keuzes va het<br />
beheer van uw onderneming.<br />
Welke investeringen?<br />
Met Impulseo kunt u zowel materiële als immateriële investeringen financieren, of er het bedrijfskapitaal<br />
mee invullen dat u nodig hebt om uw praktijk te starten.<br />
Concreet kunt u met Impulseo bij<strong>voor</strong>beeld de verbouwing van een kabinet, de aankoop van doktersmateriaal<br />
of van een wagen mee financieren. Het patiëntenbestand van een andere dokter overnemen, behoort eveneens<br />
tot de mogelijkheden.<br />
Aanvraagprocedure<br />
U kunt een aanvraag <strong>voor</strong> Impulseo indienen via een van de erkende steunpunten aan de hand van het<br />
formulier. Bijkomende informatie vindt u ook op www.riziv.be<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Participatiefonds<br />
de Lignestraat 1<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/210 87 87<br />
Fax: 02/210 87 79<br />
E-mail: info@fonds.org<br />
Website: http://www.fonds.org<br />
55
10.6 IMPULSEO II<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Impulseo II is een tussenkomst aan huisartsengroeperingen in een deel van de loonkosten van de werknemer<br />
die hen bijstaat in het onthaal en praktijkbeheer. Voor die tegemoetkoming door het Impulsfonds <strong>voor</strong> de<br />
huisartsgeneeskunde heeft het Rijksinstituut <strong>voor</strong> Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (Riziv) een<br />
overeenkomst gesloten met het Participatiefonds, dat optreedt als beheerder.<br />
Begunstigden<br />
Een groepering vanaf 2 huisartsen:<br />
Tegemoetkoming <strong>voor</strong> de helft van de reële globale loonkost, met een maximum van € 8.250/jaar<br />
als<br />
• het over een samenwerkingsakkoord gaat met minstens 2 erkende huisartsen;<br />
• de groepering minstens 500 Globaal Medische Dossiers (GMD) beheert (minimumaantal GMD’s<br />
niet van toepassing <strong>voor</strong> groeperingen met recentelijk erkende huisartsen);<br />
• de groepering minstens de helft van één voltijds equivalent te werk stelt met een<br />
arbeidsovereenkomst;<br />
• de artsen van de groepering gebruik maken van een gelabeld elektronisch medisch dossier.<br />
Een groepering vanaf 3 huisartsen:<br />
Tegemoetkoming <strong>voor</strong> de helft van de reële globale loonkost, met een maximum van € 16.500/jaar<br />
als<br />
• het over een samenwerkingsakkoord gaat met minstens 3 erkende huisartsen;<br />
• de groepering minstens 1000 Globaal Medische Dossiers (GMD) beheert (minimumaantal GMD’s<br />
niet van toepassing <strong>voor</strong> groeperingen met recentelijk erkende huisartsen);<br />
• de groepering minstens één voltijds equivalent te werk stelt met een arbeidsovereenkomst;<br />
• de artsen van de groepering gebruik maken van een gelabeld elektronisch medisch dossier.<br />
Diversen<br />
De arbeidsovereenkomst<br />
De tussenkomst van Impulseo II is van toepassing op arbeidsovereenkomsten van bepaalde of onbepaalde<br />
duur, interim-contracten, vervangingscontracten, jeugdcontracten en dergelijke meer.<br />
De schriftelijke arbeidsovereenkomst moet de taken over het onthaal en praktijkbeheer van de werknemer<br />
duidelijk beschrijven. Voor de opleiding van deze praktijkassistent zijn er geen minimumnormen <strong>voor</strong>zien.<br />
Telesecretariaat is echter uitgesloten.<br />
Het loon moet ook in overeenstemming zijn met het barema vastgesteld door het paritair comité bevoegd<br />
<strong>voor</strong> de tewerkstelling van een bediende belast met het onthaal en het praktijkbeheer in een<br />
huisartsenpraktijk. Verder is het vanzelfsprekend dat de arbeidsovereenkomst aan alle wettelijke<br />
<strong>voor</strong>waarden moet voldoen.<br />
Een huisartsengroepering kan ook rekenen op de tussenkomst van Impulseo II wanneer de praktijkassistent in<br />
de loop van het kalenderjaar bij meerdere groeperingen is tewerkgesteld of bij meerdere groeperingen werkt<br />
en zelfs indien de groepering in de loop van hetzelfde kalenderjaar meer dan één persoon in dienst heeft.<br />
Wanneer de assistent geen volledig kalenderjaar in dienst is, is een tussenkomst mogelijk pro rata het aantal<br />
volledige maanden dat deze assistent tewerkgesteld is geweest bij de groepering. Ook indien de groepering<br />
slechts een deel van het jaar aan de <strong>voor</strong>noemde <strong>voor</strong>waarden voldoet, is een tussenkomst verschuldigd pro<br />
rata het aantal maanden gedurende de welke aan die <strong>voor</strong>waarden is voldaan.<br />
56
Aanvullende inlichtingen<br />
Participatiefonds<br />
de Lignestraat 1<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/210 87 87<br />
Fax: 02/210 87 79<br />
E-mail: info@fonds.org<br />
Website: http://www.fonds.org<br />
57
11. PARTICIPATIEMAATSCHAPPIJ VLAANDEREN NV (PMV): PMV-KMO-<br />
FINANCIERINGSINSTRUMENTEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De business unit PMV-kmo bekleedt een sleutelpositie in de markt van Vlaamse kmo-financiering. Hij<br />
faciliteert de financieringscyclus van een bedrijf, van bij het prille begin tot aan de internationale groei.<br />
PMV-kmo is bovendien marktleider op het vlak van zaaikapitaal, de culturele industrie en de<br />
internationalisering van Vlaamse kmo’s.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
ParticipatieMaatschappij <strong>Vlaanderen</strong> nv<br />
Oude Graanmarkt 63<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/229 52 30<br />
Fax: 02/229 52 31<br />
E-mail: info@pmvlaanderen.be<br />
Website: http://www.pmv-kmo.be<br />
PMV-kmo beheert verschillende producten die het ondernemers gemakkelijker maken om financiering te<br />
vinden bij privérisicokapitaal- en kredietverschaffers:<br />
11.1 WINWINLENING<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Met de Winwinlening wil de Vlaamse overheid particulieren aanmoedigen om geldmiddelen ter beschikking<br />
te stellen aan startende ondernemers.<br />
Wie als vriend, kennis of familielid een Winwinlening toekent aan een startend bedrijf, zal jaarlijks een<br />
belastingkorting van 2,5% van het geleende bedrag krijgen. Voor jonge ondernemers wordt het dankzij de<br />
Winwinlening gemakkelijker om in hun directe omgeving startkapitaal te vinden.<br />
De Winwinlening is een achtergestelde lening van maximaal € 50.000. Ze moet acht jaar lopen en de som<br />
moet in één keer worden terugbetaald. Als het bedrijf de achtergestelde lening uiteindelijk niet kan<br />
terugbetalen, krijgt de investeerder 30 procent van het niet terugbetaalde bedrag terug via een eenmalige<br />
belastingvermindering.<br />
Begunstigden<br />
Op de datum dat een Winwinlening gesloten wordt, moet de kredietnemer een startende kmo’er zijn in<br />
<strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Een kmo wordt gedefinieerd als een onderneming:<br />
- met minder dan 250 werknemers;<br />
- waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 50 miljoen, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan 43<br />
miljoen EUR;<br />
- die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers,<br />
ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal<br />
of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door<br />
risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel<br />
toegestaan.<br />
Een starter is een bedrijf dat niet langer dan drie jaar is ingeschreven bij de Kruispuntbank van<br />
<strong>Ondernemingen</strong> (KBO), of een zelfstandige die niet langer dan drie jaar is aangesloten bij een organisme<br />
<strong>voor</strong> de sociale zekerheid der zelfstandigen, indien de inschrijving bij de KBO niet vereist is.<br />
Een bedrijf is Vlaams als zijn <strong>voor</strong>naamste exploitatiezetel is gelegen in het Vlaamse Gewest.<br />
58
Voorwaarden<br />
Op de datum waarop de Winwinlening gesloten wordt, moet de kredietgever voldoen aan de volgende<br />
<strong>voor</strong>waarden:<br />
- de kredietgever is een natuurlijk persoon die de Winwinlening sluit buiten het kader van zijn handels- of<br />
beroepsactiviteiten;<br />
- de kredietgever is geen werknemer van de kredietnemer;<br />
- als de kredietnemer een zelfstandige is, dan kan de kredietgever niet de echtgenoot of de wettelijk<br />
samenwonende partner van de kredietnemer zijn;<br />
- als de kredietnemer de rechtsvorm van een vennootschap heeft, dan kan de kredietgever noch een<br />
zaakvoerder, bestuurder of aandeelhouder van de vennootschap, noch de echtgenoot of de wettelijk<br />
samenwonende partner van één van de zaakvoerders, bestuurders of aandeelhouders van de<br />
vennootschap zijn.<br />
Gedurende de hele looptijd van de Winwinlening kan de kredietgever geen kredietnemer zijn bij een andere<br />
Winwinlening.<br />
De Winwinlening is een achtergestelde lening, zowel ten aanzien van de bestaande als van de toekomstige<br />
schulden van de kredietnemer. De Winwinlening heeft een vaste looptijd van acht jaar.<br />
Het totale bedrag, in hoofdsom, dat een kredietgever in het kader van één of meer Winwinleningen aan een of<br />
meer kredietnemers kan uitlenen, kan ten hoogste € 50.000 bedragen. Daarnaast kan ook het totale bedrag, in<br />
hoofdsom, dat één kredietnemer in het kader van één of meer Winwinleningen kan ontlenen van één of meer<br />
kredietgevers, ten hoogste € 50.000 bedragen.<br />
De intresten moeten jaarlijks betaald worden op de vervaldatum. Ze worden berekend door het bedrag van de<br />
Winwinlening te vermenigvuldigen met de rentevoet die is vastgelegd in de akte.<br />
Inzake roerende <strong>voor</strong>heffing is er geen afwijking <strong>voor</strong>zien van de vigerende fiscale wetgeving. Bijgevolg<br />
moet de kredietnemer de roerende <strong>voor</strong>heffing inhouden, opnemen in de aangifte 273 en aan de bevoegde<br />
ontvanger van de directe belastingen storten binnen 15 dagen na de toekenning of betaalbaarstelling van de<br />
verschuldigde intresten.<br />
De rentevoet mag niet hoger zijn dan de wettelijke rentevoet die van kracht is op de datum waarop de<br />
Winwinlening gesloten wordt, en mag niet lager zijn dan de helft van dezelfde wettelijke rentevoet.<br />
De wettelijke rentevoet bedroeg 7% in 2006, 6% in 2007 en is vanaf 1 januari 2008 opnieuw verhoogd tot<br />
7%.<br />
De hoofdsom van de Winwinlening moet in één keer terugbetaald worden.<br />
De kredietgever kan op eerste verzoek de Winwinlening vervroegd opeisbaar stellen bij de kredietnemer in<br />
de volgende gevallen:<br />
- in geval van faillissement, kennelijk onvermogen, of vrijwillige of gedwongen vereffening van de<br />
kredietnemer;<br />
- als de kredietnemer een zelfstandige is, in geval hij zijn activiteit vrijwillig stopzet of overdraagt;<br />
- als de kredietnemer de rechtsvorm van een vennootschap heeft, in geval de vennootschap onder<br />
<strong>voor</strong>lopig bewindvoerder geplaatst wordt;<br />
- in geval van een achterstand van meer dan drie maanden in de betaling van de jaarlijkse intresten van de<br />
Winwinlening.<br />
Als de kredietnemer een zelfstandige is, kan de kredietgever, in geval van overlijden van de kredietnemer, de<br />
Winwinlening op eerste verzoek vervroegd opeisbaar stellen bij de wettelijke erfgenamen van de<br />
kredietnemer.<br />
Aanvraagprocedure<br />
U moet de akte opstellen in drie originele exemplaren, waarvan één exemplaar is bestemd <strong>voor</strong> de<br />
kredietgever, één <strong>voor</strong> de kredietnemer, en één <strong>voor</strong> ParticipatieMaatschappij <strong>Vlaanderen</strong> (PMV) nv. Het<br />
exemplaar <strong>voor</strong> PMV moet bezorgd worden binnen één maand na het afsluiten van de Winwinlening nv door<br />
middel van:<br />
- een aangetekend schrijven, te richten aan PMV, ter attentie van de heer Danny Goetschalckx,<br />
productmanager Winwinlening aan de Oude Graanmarkt 63 te 1000 Brussel;<br />
59
- ofwel een kopie, ingescand in Adobe pdf-formaat, te verzenden naar het e-mailadres<br />
winwinlening@pmvlaanderen.be;<br />
- ofwel een kopie, te faxen naar ParticipatieMaatschappij <strong>Vlaanderen</strong> (PMV) op het nummer 02 229 52<br />
61.<br />
Binnen een maand na ontvangst van de akte gaat PMV na of aan alle <strong>voor</strong>waarden voldaan is. Als aan alle<br />
<strong>voor</strong>waarden voldaan is, gaat PMV over tot de registratie van de akte. De registratie bestaat uit het toekennen<br />
van een nummer aan de Winwinlening en het opnemen van de Winwinlening in een register.<br />
Binnen een week na de registratie van de akte zal PMV de kredietgever op de hoogte brengen van de<br />
registratie aan de hand van een brief.<br />
Als PMV de akte niet kan registreren omdat niet aan alle <strong>voor</strong>waarden voldaan is, zal PMV de kredietgever<br />
daarvan op de hoogte stellen aan de hand van een brief. De brief zal de redenen vermelden waarom er geen<br />
registratie kon plaatsvinden en zal verstuurd worden binnen een week nadat het vaststond dat er geen<br />
registratie mogelijk was.<br />
Enkel de kredietgever wordt op de hoogte gesteld van de niet-registratie of registratie van de Winwinlening.<br />
Als de kredietnemer op de hoogte gesteld wil worden, moeten kredietgever en kredietnemer daartoe<br />
onderling afspraken maken.<br />
Wijzigingen van de akte van Winwinlening, zoals die <strong>voor</strong> registratie bezorgd werd aan PMV, mogen geen<br />
afbreuk doen aan de <strong>voor</strong>waarden waaraan moet voldaan worden en moeten binnen een maand ter kennis<br />
worden gebracht van PMV. De kennisgeving gebeurt door middel van een aangetekend schrijven.<br />
Diversen<br />
Gebruik Winwinlening<br />
U mag het geld van een Winwinlening uitsluitend gebruiken <strong>voor</strong> ondernemingsdoeleinden van de<br />
kredietnemer. Dat betekent dat de kredietnemer de middelen integraal moet aanwenden binnen het kader van<br />
zijn of haar bedrijfs- of beroepsactiviteiten, als rechtspersoon of als zelfstandige, op een wijze die in het<br />
belang is van de vennootschap en rechtstreeks of onrechtstreeks bijdraagt tot de verwezenlijking van haar<br />
maatschappelijk doel. Als het een zelfstandige betreft, is dat op een wijze die hoofdzakelijk bijdraagt tot de<br />
verwezenlijking van zijn of haar bedrijfs- of beroepsactiviteiten.<br />
Fiscaal <strong>voor</strong>deel<br />
Het fiscale <strong>voor</strong>deel <strong>voor</strong> de kredietgever bij een Winwinlening bestaat enerzijds uit een jaarlijkse<br />
belastingvermindering en de mogelijkheid tot een eenmalige belastingvermindering ingeval een gedeelte van<br />
de Winwinlening niet wordt terugbetaald.<br />
Om in aanmerking te komen <strong>voor</strong> een belastingvermindering moet de kredietgever onderworpen zijn aan de<br />
personenbelasting en inwoner zijn van het Vlaamse Gewest.<br />
Jaarlijkse belastingvermindering<br />
De jaarlijkse belastingvermindering wordt berekend op basis van de bedragen die de kredietgever heeft<br />
uitgeleend in het kader van een of meer Winwinleningen.<br />
Het rekenkundige gemiddelde van alle uitgeleende bedragen op 1 januari en 31 december van het belastbare<br />
tijdperk wordt gebruikt als berekeningsgrondslag van de belastingvermindering. Die berekeningsgrondslag<br />
bedraagt ten hoogste € 50.000 per belastingplichtige.<br />
De jaarlijkse belastingvermindering bedraagt 2,5 % van de berekeningsgrondslag.<br />
De belastingvermindering wordt jaarlijks toegestaan <strong>voor</strong> de hele looptijd van de Winwinlening (8 jaar).<br />
Om de fiscale aftrek van het eerste jaar niet te verliezen, moet de begindatum van de Winwinlening in<br />
hetzelfde jaartal (belastbare tijdperk) vallen als de ondertekening van de akte (of modelformulier).<br />
In toepassing van artikel 8, paragraaf 5, van het decreet van 19 mei 2006 wordt de jaarlijkse<br />
belastingvermindering toegekend vanaf het aanslagjaar dat is verbonden aan het belastbare tijdperk waarin de<br />
Winwinlening werd gesloten. Indien de duur van de lening pas begint op 1 januari 2008 en indien de<br />
registratie werd aangevraagd met een modelformulier dat werd ondertekend in 2007, zal de berekening van<br />
het fiscale <strong>voor</strong>deel op 31 december 2007 nihil zijn. De akte wordt immers geregistreerd in 2007 en ook het<br />
recht op de jaarlijkse belastingvermindering start in het belastbare tijdperk 2007. Het uitstaande kapitaal op<br />
60
31 december 2007 is dan echter nul! Bijgevolg is de eerste fiscale aftrek nul en die kan niet meer worden<br />
‘ingehaald’. De kredietgever kan in dat geval dus maar genieten van een belastingvermindering gedurende<br />
zeven jaren in plaats van acht jaren.<br />
De jaarlijkse belastingvermindering wordt alleen verleend als de kredietgever de volgende bewijzen levert:<br />
- een kopie van de geregistreerde Winwinlening en een kopie van de brief die de kredietgever heeft<br />
ontvangen van PMV bij de registratie van de Winwinlening. U moet deze toevoegen aan uw aangifte in<br />
de personenbelasting <strong>voor</strong> het aanslagjaar dat is verbonden aan het belastbare tijdperk waarin de<br />
Winwinlening is gesloten;<br />
- een vermelding van het totaalbedrag van alle uitgeleende bedragen op 1 januari en op 31 december van<br />
het betreffende belastbare tijdperk. U moet dit vermelden in de daartoe opgenomen vakken van uw<br />
aangifte in de personenbelasting <strong>voor</strong> ieder volgend belastbaar tijdperk waar<strong>voor</strong> u om de<br />
belastingvermindering verzoekt.<br />
Het fiscale <strong>voor</strong>deel wordt ontzegd <strong>voor</strong> het aanslagjaar waar<strong>voor</strong> deze bewijzen ontbreken of waarvan de<br />
bewijzen niet correct of onvolledig zijn. Het is niet mogelijk om het gederfde fiscale <strong>voor</strong>deel over te dragen<br />
naar volgende aanslagjaren.<br />
Het fiscale <strong>voor</strong>deel vervalt vanaf het aanslagjaar dat is verbonden aan het belastbare tijdperk waarin de<br />
kredietgever de Winwinlening vervroegd opeiste of waarin de kredietgever is overleden.<br />
Eenmalige belastingvermindering<br />
De kredietgever krijgt een eenmalige belastingvermindering als:<br />
- de kredietnemer tijdens of binnen maximaal zes maanden na de looptijd van de Winwinlening failliet<br />
gaat of als hij zich bevindt in staat van kennelijk onvermogen of vrijwillige of gedwongen vereffening;<br />
- en als de kredietnemer ten gevolge daarvan een deel of het geheel van de Winwinlening niet kan<br />
terugbetalen;<br />
- en als de kredietgever de Winwinlening opeisbaar heeft gesteld.<br />
Als berekeningsgrondslag van de eenmalige belastingvermindering neemt men het bedrag van de hoofdsom<br />
dat tijdens het belastbaar tijdperk definitief is verloren gegaan. Die berekeningsgrondslag bedraagt ten<br />
hoogste € 50.000.<br />
De eenmalige belastingvermindering bedraagt 30 % van de berekeningsgrondslag.<br />
De eenmalige belastingvermindering wordt toegekend <strong>voor</strong> het aanslagjaar dat is verbonden met het<br />
belastbare tijdperk waarin vaststaat dat een gedeelte of het geheel van de hoofdsom van de Winwinlening<br />
definitief is verloren.<br />
Om de eenmalige belastingvermindering te verkrijgen, moet de kredietgever bewijs leveren met behulp van<br />
de bewijsmiddelen die staan vermeld in artikel 340 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992.<br />
Bij overlijden van de kredietgever wordt het recht op de eenmalige belastingvermindering overgedragen aan<br />
zijn of haar rechtverkrijgenden.<br />
61
11.2 VINNOF – VLAAMS INNOVATIEFONDS<br />
Vinnof, het Vlaamse Innovatiefonds, verstrekt risicokapitaal aan innovatieve starters in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Vinnof biedt hen meer kansen door reeds in hun prille levensfase te investeren. Die financiering, aangeduid<br />
als ‘zaaikapitaal’, maakt het <strong>voor</strong> ondernemers gemakkelijker om in een volgende fase een beroep te doen op<br />
privé kapitaalverschaffers.<br />
Vinnof verstrekt geen subsidies. Het fonds investeert in ondernemingen en wil daar ook een financieel<br />
rendement op halen. De investering gebeurt in principe in de vorm van een kapitaalparticipatie. Het beoogde<br />
rendement bestaat bijgevolg typisch uit meerwaarden op aandelen.<br />
De investering van Vinnof in een onderneming is steeds van beperkte duur en situeert zich <strong>voor</strong>namelijk<br />
tijdens de opstart en de initiële groei van de onderneming.<br />
Vinnof biedt de volgende 3 financieringsproducten aan:<br />
11.2.1 Incubatiefinanciering<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De incubatiefinanciering van Vinnof biedt (pre-)starters de mogelijkheid na te gaan of en hoe ze een<br />
innovatief idee kunnen realiseren en omzetten in een economische activiteit. Incubatiefinanciering gebeurt<br />
onder de vorm van een achtergestelde lening en kan worden toegekend aan ondernemers die van het IWT een<br />
subsidie verkrijgen <strong>voor</strong> een KMO-Innovatiestudie.<br />
Begunstigden<br />
Om incubatiefinanciering van Vinnof te kunnen aantrekken, moet uw onderneming een Vlaamse startende<br />
kmo zijn, die een innovatief product of dienst wil aanbieden.<br />
Een kmo wordt gedefinieerd als een onderneming:<br />
- met minder dan 250 werknemers;<br />
- waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 50 miljoen, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan € 43<br />
miljoen;<br />
- en die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde<br />
cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het<br />
kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap<br />
door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel<br />
toegestaan.<br />
Een starter is een bedrijf dat niet langer dan drie jaar is ingeschreven bij de Kruispuntbank van<br />
<strong>Ondernemingen</strong> (KBO). De commercialisering van uw product of dienst mag bovendien nog niet op grote<br />
schaal zijn opgestart.<br />
Uw onderneming wordt als Vlaams beschouwd als zij een exploitatiezetel heeft in het Vlaamse Gewest.<br />
Een product of dienst wordt als innovatief beschouwd als het een nieuwe behoefte creëert of een bestaande<br />
behoefte op een nieuwe manier invult.<br />
62
Voorwaarden<br />
De incubatiefinanciering van Vinnof kan tot € 100.000 bedragen. Wel kan het bedrag niet hoger zijn dan de<br />
subsidie die het IWT u tegelijkertijd toekent <strong>voor</strong> een KMO-Innovatiestudie. De intrestvoet is gelijk is aan de<br />
Europese referentie-intrestvoet met betrekking tot staatssteun geldig <strong>voor</strong> België en is vast <strong>voor</strong> de looptijd<br />
van de lening.<br />
Naast de incubatiefinanciering en de subsidie <strong>voor</strong> een KMO-Innovatiestudie die het IWT u tegelijkertijd<br />
toekent, wordt verwacht dat een privépartij cashmiddelen inbrengt ten bedrage van 20% van de totale<br />
financiering.<br />
De achtergestelde lening wordt toegekend <strong>voor</strong> de duur van de KMO-Innovatiestudie waar<strong>voor</strong> het IWT u<br />
een subsidie toekent, vermeerderd met 6 jaar.<br />
De intresten worden aangerekend op de opgenomen bedragen van de achtergestelde lening. Zij worden<br />
berekend op basis van de kalenderdagen.<br />
Gedurende de eerste periode moeten geen intresten betaald worden, ook al worden ze nadien wel<br />
aangerekend en blijven zij verschuldigd. De eerste periode is gelijk aan de looptijd van de KMO-<br />
Innovatiestudie, vermeerderd met drie jaar.<br />
De verschuldigde intresten moeten worden terugbetaald, gelijkmatig gespreid over de laatste drie jaar van de<br />
looptijd van de lening. Zij komen bovenop de normale intrestbetalingen die zijn verschuldigd in de laatste<br />
drie jaar van de lening. In deze periode gebeuren de intrestbetalingen door middel van driemaandelijkse<br />
stortingen.<br />
De hoofdsom van de achtergestelde lening moet pas worden terugbetaald in de laatste drie jaar van de<br />
normale looptijd van de lening door middel van constante driemaandelijkse afbetalingen.<br />
Het is op elk tijdstip gedurende de looptijd van de lening mogelijk om vervroegd terug te betalen. Zulke<br />
vervroegde terugbetalingen verminderen uiteraard de later verschuldigde intrestlast.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Om Incubatiefinanciering van Vinnof aan te trekken, moet u bij het IWT een subsidieaanvraag indienen <strong>voor</strong><br />
een KMO-Innovatiestudie Type 2, 3 of 6. In het aanvraagdossier moet u vermelden dat u de IWT-subsidie<br />
wilt aanvullen met een achtergestelde lening van Vinnof. Het IWT staat in <strong>voor</strong> de afhandeling van uw<br />
dossier en zal met het oog op het verkrijgen van de lening met Vinnof contact opnemen.<br />
11.2.2 Zaaikapitaal<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Onder de vorm van Zaaikapitaal investeert Vinnof risicodragend in de opstart en initiële groei van<br />
innovatieve ondernemingen in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Privékapitaalverschaffers zijn vaak niet bereid om innovatieve starters te financieren, omdat zij het<br />
risicoprofiel van die bedrijven te hoog inschatten. Het Vlaams Innovatiefonds wil innovatieve<br />
ondernemingen in <strong>Vlaanderen</strong> meer kansen bieden door in hun prille levensfase financiering aan te reiken.<br />
Die financiering, aangeduid als ‘zaaikapitaal’, moet het <strong>voor</strong> ondernemers gemakkelijker maken om in een<br />
volgende fase een beroep te doen op privékapitaalverschaffers.<br />
Begunstigden<br />
Om Zaaikapitaal rechtstreeks van Vinnof te kunnen aantrekken, moet uw bedrijf een startende microonderneming<br />
in <strong>Vlaanderen</strong> zijn. U moet bovendien een innovatief product of dienst aanbieden.<br />
Een micro-onderneming wordt gedefinieerd als een onderneming:<br />
- met minder dan 10 werknemers;<br />
- waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 2 miljoen, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan € 2<br />
miljoen;<br />
63
- en die voldoet aan het zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers, ingeval<br />
er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal of de<br />
stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door<br />
risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel<br />
toegestaan.<br />
Een starter is een bedrijf dat niet langer dan drie jaar is ingeschreven bij de Kruispuntbank van<br />
<strong>Ondernemingen</strong> (KBO). De commercialisering van uw product of dienst mag bovendien nog niet op grote<br />
schaal zijn opgestart.<br />
Uw onderneming wordt als Vlaams beschouwd als zij een exploitatiezetel heeft in het Vlaamse Gewest.<br />
Een product of dienst wordt als innovatief beschouwd als het een nieuwe behoefte creëert of een bestaande<br />
behoefte op een nieuwe manier invult.<br />
Een Zaaikapitaalinvestering van Vinnof kan gebeuren onder de vorm van een kapitaalparticipatie, een<br />
achtergestelde lening of een hybride tussenvorm (converteerbare lening, lening met warranten,...).<br />
Voorwaarden<br />
Elke Vinnof-Zaaikapitaalinvestering moet gepaard gaan met een cash-investering vanwege een privépartij<br />
ten belope van minstens 25% van de Vinnof-investering. De Vinnof-Zaaikapitaalinvestering kan met andere<br />
woorden maximaal 80% bedragen van het totaalbedrag dat op hetzelfde moment in uw onderneming wordt<br />
geïnvesteerd.<br />
Daarnaast kan de som van alle Vinnof-investeringen in uw onderneming maximaal € 500.000 bedragen.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Zodra Vinnof het door u ingevulde aanvraagformulier ontvangt, beginnen wij aan een investeringsanalyse.<br />
Die bestaat in eerste instantie uit een ontvankelijkheidstoets.<br />
Daarin controleren wij:<br />
- of wij van u een ondertekende aanmeldingsovereenkomst hebben ontvangen;<br />
- of het aanvraagformulier correct werd ingevuld en of wij de gevraagde bijlagen hebben ontvangen.<br />
Als het antwoord op één van bovenstaande vragen negatief is, zal Vinnof u verzoeken om ons alsnog de<br />
correcte documenten te bezorgen per e-mail via vinnof@pmvlaanderen.be.<br />
Vinnof controleert ook:<br />
- of uw bedrijf formeel in aanmerking komt <strong>voor</strong> een investering, met andere woorden: is uw bedrijf een<br />
startende micro-onderneming in <strong>Vlaanderen</strong> die een innovatief product of dienst aanbiedt of wil<br />
aanbieden ?<br />
Als het antwoord op de bovenstaande vraag positief is, zal Vinnof u telefonisch of per e-mail contacteren en<br />
een afspraak maken <strong>voor</strong> een kennismakingsgesprek.<br />
Als het antwoord op de bovenstaande vraag negatief is, zal Vinnof u daarvan op de hoogte stellen per brief.<br />
Het kennismakingsgesprek duurt ongeveer één uur. Het is de bedoeling om tijdens dit gesprek meer te<br />
vernemen over uzelf en uw ondernemingsproject. Dat gebeurt op basis van het aanvraagformulier dat u ons<br />
reeds bezorgde.<br />
Na het kennismakingsgesprek zal Vinnof een eerste inhoudelijke evaluatie maken van uw aanvraag. Die<br />
evaluatie kan aanleiding geven tot:<br />
- het opvragen van bijkomende informatie. Dat gebeurt telefonisch of per e-mail en zal opnieuw<br />
aanleiding geven tot één of meer evaluaties van uw aanvraag;<br />
- de beslissing om een diepgaande analyse te maken van uw aanvraag;<br />
- de beslissing dat uw dossier niet in aanmerking komt <strong>voor</strong> een investering door Vinnof. Vinnof brengt u<br />
daarvan op de hoogte per brief.<br />
Als Vinnof beslist om een diepgaande analyse van uw aanvraag (de zogenaamde ‘due diligence’) op te<br />
starten, stelt het een ‘Vinnof Virtuele Adviesraad’ (VIVAD) samen. Die bestaat uit adviseurs en experten in<br />
één of meer relevante domeinen. Zij worden verzocht om advies te verstrekken over welbepaalde<br />
64
investeringsaanvragen. De samenstelling van een VIVAD verschilt naargelang de specifieke kenmerken van<br />
een investeringsaanvraag.<br />
De VIVAD formuleert een investeringsadvies aan het management van Vinnof. Op basis van dat advies en<br />
van de andere informatie die werd verzameld tijdens de due diligence zal Vinnof, na één of meer<br />
gedetailleerde inhoudelijke evaluaties, beslissen om al dan niet een investerings<strong>voor</strong>stel te doen aan het<br />
investeringscomité.<br />
Als het management van Vinnof tijdens één van de gedetailleerde inhoudelijke evaluaties beslist om de due<br />
diligence stop te zetten en dus geen <strong>voor</strong>stel te doen aan het investeringscomité, dan brengt Vinnof u daarvan<br />
op de hoogte per brief.<br />
Als het investeringscomité een positieve beslissing neemt, zal Vinnof u een ‘term sheet’ bezorgen per post.<br />
Op basis van die term sheet worden de investeringsdocumenten opgesteld en kan de investering worden<br />
uitgevoerd.<br />
Als het investeringscomité een negatieve beslissing neemt, zal Vinnof u daarvan op de hoogte brengen per<br />
brief.<br />
11.2.3 Projectfinanciering<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Projectfinanciering biedt steun aan innovatieprojecten van Vlaamse kmo’s. Dat gebeurt met behulp van een<br />
achtergestelde lening. Zij kan worden toegekend aan ondernemers die een subsidie krijgen <strong>voor</strong> een KMO-<br />
Innovatieproject of een O&O-bedrijfsproject van het Instituut <strong>voor</strong> de Aanmoediging van Innovatie door<br />
Wetenschap en Technologie in <strong>Vlaanderen</strong> (IWT).<br />
Een achtergestelde lening is een lening die bij liquidatie van de onderneming pas wordt terugbetaald als alle<br />
andere schulden zijn betaald. Een achtergestelde lening noemt men daarom wel quasi-eigen vermogen, omdat<br />
het een tussenvorm is van eigen vermogen en vreemd vermogen. In geval van een faillissement geldt<br />
wettelijk de volgende volgorde van terugbetaling:<br />
1. preferente schulden (schulden met hypotheekrecht of pandrecht en andere in de wet genoemde preferente<br />
schulden);<br />
2. gewone leningen (obligatieleningen, crediteuren, bankkredieten en overige gewone schulden);<br />
3. achtergestelde leningen;<br />
4. eigen vermogen.<br />
De kredietgever van een achtergestelde lening loopt meer risico en rekent daarom vaak een hoger<br />
intrestpercentage aan. Aan de andere kant biedt het de onderneming de mogelijkheid meer vreemd vermogen<br />
op te nemen aan een lagere intrest.<br />
Begunstigden<br />
Om in aanmerking te komen <strong>voor</strong> projectfinanciering van Vinnof, moet uw onderneming een kmo zijn<br />
waaraan het IWT een subsidie toekent <strong>voor</strong> een KMO-Innovatieproject of een O&O-bedrijfsproject.<br />
Een kmo wordt gedefinieerd als een onderneming:<br />
- met minder dan 250 werknemers;<br />
- waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 50 miljoen, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan € 43<br />
miljoen;<br />
- en die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde<br />
cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het<br />
kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap<br />
door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel<br />
toegestaan.<br />
65
Voorwaarden<br />
De Vinnof-Projectfinanciering kan maximaal € 800.000 per kmo bedragen. Dat bedrag kan beschouwd<br />
worden als een kredietlijn, die kan aangewend worden als aanvullende financiering <strong>voor</strong> meerdere IWTprojecten<br />
van één kmo.<br />
Tot een bedrag van € 300.000 wordt een intrestvoet gehanteerd die gelijk is aan de Europese referentieintrestvoet<br />
met betrekking tot staatssteun geldig <strong>voor</strong> België.<br />
Die referentie-intrestvoet is beschikbaar op internet via:<br />
http://europa.eu.int/comm/competition/state_aid/others/reference_rates.html en bedroeg op 01/10/07: 5,42%.<br />
Vanaf een bedrag van € 300.000 en tot maximum € 800.000 per kmo wordt een intrestvoet aangerekend die<br />
gelijk is aan <strong>voor</strong>melde Europese referentie-intrest verhoogd met 4%, hetgeen per 01/10/07 uitkomt op<br />
9,42% (5,42% + 4%).<br />
De intrestvoet is vast <strong>voor</strong> de looptijd van de lening.<br />
U betaalt de verschuldigde intresten op basis van het ontleende bedrag met het aantal kalenderdagen als<br />
tijdsbasis.<br />
Inbreng ondernemer<br />
Minstens 20 % van het innovatieproject moet gefinancierd worden met eigen middelen van de onderneming.<br />
De projectfinanciering van Vinnof en de IWT-subsidie mogen samen dus niet meer dan 80 % van de<br />
projectkosten vertegenwoordigen.<br />
De onderneming moet ook beschikken over een permanent eigen vermogen dat minstens gelijk is aan de som<br />
van de Vinnof-projectfinanciering en de IWT-subsidie.<br />
Looptijd lening, intrestbetalingen en terugbetaling hoofdsom<br />
De achtergestelde lening wordt toegekend <strong>voor</strong> de looptijd van het IWT-project, vermeerderd met 6 jaar.<br />
De intresten worden aangerekend op de opgenomen bedragen van de achtergestelde lening en berekend op<br />
basis van de kalenderdagen.<br />
Gedurende de eerste periode moeten geen intresten betaald worden, ook al worden ze nadien wel<br />
aangerekend en blijven zij verschuldigd. De eerste periode is gelijk aan de looptijd van het project,<br />
vermeerderd met drie jaar.<br />
De verschuldigde intresten moeten worden terugbetaald, gelijkmatig gespreid over de laatste drie jaar van de<br />
normale looptijd van de lening. Zij komen bovenop de normale intrestbetalingen die zijn verschuldigd in de<br />
laatste drie jaar van de lening. In deze periode gebeuren de intrestbetalingen door middel van<br />
driemaandelijkse stortingen.<br />
De hoofdsom van de achtergestelde lening moet pas terugbetaald worden in de laatste 3 jaar van de normale<br />
looptijd van de lening door middel van constante driemaandelijkse afbetalingen.<br />
Vervroegde terugbetaling is ook steeds mogelijk en dat op gelijk welk tijdstip gedurende de looptijd van de<br />
lening. Dergelijke vervroegde terugbetalingen verminderen dan uiteraard de latere verschuldigde intrestlast.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Om projectfinanciering te bekomen van Vinnof moet u een subsidieaanvraag <strong>voor</strong> een KMO-<br />
Innovatieproject of <strong>voor</strong> een O&O-bedrijfsproject indienen bij het IWT.<br />
U vermeldt in uw aanvraag dat u de IWT-subsidie wilt aanvullen met een achtergestelde lening van Vinnof.<br />
Het IWT staat in <strong>voor</strong> de afhandeling van uw dossier en zal contact opnemen met Vinnof <strong>voor</strong> het verkrijgen<br />
van de lening.<br />
66
11.3 ARKIMEDES<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Ondernemers die op zoek zijn naar risicokapitaal kunnen aankloppen bij een ARKIV.<br />
ARKIV’s zijn professionele risicokapitaalverschaffers. Deze durfkapitaalfondsen zijn erkend in het kader van<br />
de ARKimedesregeling en beschikken daardoor over extra middelen om te investeren in Vlaamse kmo’s.<br />
Voor elke euro die zij investeren, legt ARKimedes er één bovenop.<br />
Begunstigden<br />
Uw onderneming moet een kmo zijn met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest (of er moet de<br />
bereidheid zijn om er binnen de twee jaar één te openen). De maatschappelijke zetel mag eventueel elders<br />
liggen. Een kmo is een onderneming:<br />
- met minder dan 250 werknemers, waarvan<br />
- ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 50 miljoen;<br />
- ofwel het jaarlijkse balanstotaal niet hoger is dan € 43 miljoen;<br />
- en die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat komt er in essentie op neer dat niet<br />
meer dan 25% van uw bedrijf in handen mag zijn van een onderneming die niet voldoet aan de kmodefinitie.<br />
Voorwaarden<br />
- De investering gebeurt door middel van een nieuwe inbreng van geld in uw onderneming.<br />
Dat moet gebeuren via de inschrijving op een kapitaalverhoging, al dan niet in combinatie met de<br />
inschrijving op een lening. Een investering die uitsluitend neerkomt op de overname van de aandelen<br />
van een bestaande aandeelhouder, zonder dat er bijkomende financiële middelen naar uw onderneming<br />
stromen, komt dus niet in aanmerking.<br />
- De extra financiële middelen die uw onderneming ontvangt, gebruikt u om te investeren in het Vlaamse<br />
Gewest of om er werkgelegenheid en toegevoegde waarde te creëren.<br />
- De investering bedraagt, samen met eventuele andere investeringen van ARKIV’s in uw onderneming,<br />
twaalf maanden <strong>voor</strong> en na de investeringsdatum, niet meer dan € 1,5 miljoen.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Om middelen van ARKimedes aan te trekken, bezorgt u een onderbouwd businessplan en een<br />
investerings<strong>voor</strong>stel aan een risicokapitaalverschaffer die is erkend als ARKIV.<br />
Het is niet nodig om te zeggen dat u middelen van ARKimedes wilt aantrekken. ARKIV’s beschikken reeds<br />
over middelen van ARKimedes en kunnen zelf beslissen om al dan niet te investeren in uw onderneming.<br />
Hanteert een ARKIV dezelfde investeringscriteria als traditionele risicokapitaalverschaffers?<br />
Elke risicokapitaalverschaffer hanteert verschillende investeringscriteria, afhankelijk van de<br />
investeringsfocus, de samenstelling van de investeringsportefeuille en andere factoren. Als een<br />
risicokapitaalverschaffer is erkend als ARKIV, krijgt hij bijkomende investeringsmiddelen ter beschikking<br />
van ARKimedes. Die extra kapitaalinjectie kan zorgen <strong>voor</strong> schaal<strong>voor</strong>delen in het beheer van het<br />
investeringsfonds en op die manier een versoepeling teweegbrengen van de investeringscriteria.<br />
67
11.4 WAARBORGREGELING<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De waarborgregeling wil tegemoet komen aan het tekort aan zekerheden waarmee kmo’s vaak<br />
geconfronteerd worden als zij een krediet willen verkrijgen van een bank. Met de regeling stelt de Vlaamse<br />
overheid zich borg <strong>voor</strong> een gedeelte van het krediet dat een kmo nodig heeft.<br />
De waarborgregeling wordt aangeboden door 20 financiële instellingen die in <strong>Vlaanderen</strong> actief zijn.<br />
Als ondernemer stapt u <strong>voor</strong> de financiering van uw investeringen doorgaans naar de bank. U moet daar een<br />
sterk dossier kunnen <strong>voor</strong>leggen. U zult de bank moeten overtuigen van de slaagkansen van uw project en<br />
voldoende zekerheden moeten bieden. Het kan gebeuren dat de bank gelooft in uw project, maar u toch geen<br />
krediet kan toekennen, omdat er een gebrek aan zekerheden is. Slecht nieuws <strong>voor</strong> uw onderneming, want u<br />
kunt uw investeringsproject, of een gedeelte daarvan, niet uitvoeren.<br />
Als de bank u geen krediet kan verlenen, enkel en alleen omdat u onvoldoende zekerheden kunt bieden, is de<br />
waarborgregeling een goed alternatief.<br />
Met de nieuwe Waarborgregeling stelt de Vlaamse overheid zich borg <strong>voor</strong> een deel van het krediet dat u<br />
nodig hebt. Daardoor verlaagt het risico <strong>voor</strong> uw bank en verhoogt uw kredietwaardigheid. De hoogte van de<br />
waarborg is afhankelijk van uw kredietbehoefte en uw tekort aan zekerheden.<br />
Begunstigden<br />
Om van de Waarborgregeling te kunnen genieten, moet uw onderneming een kmo zijn. Een kmo wordt<br />
gedefinieerd als een onderneming:<br />
- met minder dan 250 werknemers;<br />
- waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 50 miljoen, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan € 43<br />
miljoen;<br />
- die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers,<br />
ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal<br />
of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door<br />
risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel<br />
toegestaan.<br />
Een lijst van uitgesloten sectoren vindt u terug op www.pmv-kmo.be.<br />
Investeringsgebied<br />
Om in aanmerking te komen <strong>voor</strong> de Waarborgregeling moet u investeren:<br />
- ofwel uw maatschappelijke zetel gelegen zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. In dit geval<br />
mag de financiering gaan over een investering zowel in <strong>Vlaanderen</strong>, als daarbuiten. Dit impliceert dat als<br />
de maatschappelijke zetel in <strong>Vlaanderen</strong> is, de financiering mag aangewend worden <strong>voor</strong> een investering<br />
in bij<strong>voor</strong>beeld Wallonië of in het buitenland.<br />
- ofwel uw investering, waar<strong>voor</strong> de financiering dient, gebeuren op het grondgebied van het Vlaamse<br />
Gewest. Zo kan een entiteit met een maatschappelijke zetel buiten <strong>Vlaanderen</strong>, gebruik maken van de<br />
Waarborgregeling indien de financiering dient <strong>voor</strong> een investering op het grondgebied van het Vlaamse<br />
Gewest.<br />
Voorwaarden<br />
- U mag de waarborg niet gebruiken om achterstallige of reeds bestaande schulden te betalen of om uw<br />
bedrijfskapitaal weder samen te stellen.<br />
- Eénzelfde kmo kan via de Waarborgregeling gebruik maken van maximum € 500.000 aan waarborgen.<br />
(*)<br />
- De waarborg kan ten hoogste 75% van het bedrag van uw krediet dekken.<br />
- U moet <strong>voor</strong> de waarborg een éénmalige premie betalen. De premie wordt berekend in functie van de<br />
omvang en de looptijd van de waarborg.<br />
- De waarborg heeft een aanvullend karakter en komt bovenop de andere zekerheden die de bank u vraagt.<br />
68
(*) Dat bedrag kan worden overschreden na grondig onderzoek door Waarborgbeheer nv en mits<br />
goedkeuring door de Vlaamse minister van Economie.<br />
Premie<br />
De premie <strong>voor</strong> de Waarborgregeling wordt berekend volgens de volgende formule:<br />
bedrag van de waarborg x duur van de waarborg in jaren x 0,5 %<br />
U moet de premie in één keer betalen <strong>voor</strong>aleer de waarborg in werking treedt.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Uw bank is uw aanspreekpunt als u gebruik wenst te maken van de Waarborgregeling. De regeling wordt<br />
door nagenoeg alle banken aangeboden. De bank beslist of u bij de financiering van uw onderneming <strong>voor</strong> de<br />
Waarborgregeling in aanmerking komt.<br />
Een lijst van de banken die de Waarborgregeling aanbieden, vindt u op www.pmv-kmo.be<br />
11.4.1 WAARBORGREGELING VOOR KMO’S DIE HINDER ONDERVINDEN VAN OPENBARE<br />
WERKEN<br />
Bij openbare werken zijn handelaars soms moeilijk bereikbaar. Daardoor hebben zij minder inkomsten en<br />
krijgen zij vaak moeilijk toegang tot bankkredieten. Om die moeilijke periode te overbruggen, krijgen kmo’s<br />
die hinder ondervinden van openbare werken soepeler <strong>voor</strong>waarden:<br />
- Zij moeten geen premie betalen.<br />
- De waarborg kan worden gebruikt <strong>voor</strong> de financiering van bedrijfskapitaal of <strong>voor</strong> de herfinanciering<br />
van bankschulden op korte termijn.<br />
- Zij moeten geen zekerheden bieden.<br />
- De handelaar moet de hinder als gevolg van openbare werken wel kunnen aantonen. Dat wil zeggen dat<br />
zijn of haar onderneming in het laatste kwartaal een omzetverlies leed van minstens 30% in vergelijking<br />
met het gemiddelde van de laatste vier kwartalen <strong>voor</strong>afgaand aan de start van de openbare werken. Als<br />
de handelaar nog geen vier kwartalen actief is, moet men het omzetverlies vergelijken met het<br />
gemiddelde van de kwartalen waarin de handelaar reeds actief was <strong>voor</strong>afgaand aan de start van de<br />
openbare werken.<br />
- De waarborgen die aan een krediet worden gekoppeld, hebben een looptijd van maximum vijf jaar.<br />
- De aanvraag om een waarborg te bekomen, moet gebeuren binnen de zes maanden na beëindiging van de<br />
openbare werken.<br />
Een lijst van de banken die de Waarborgregeling aanbieden, vindt u op www.pmv-kmo.be.<br />
69
11.5 FONDS VLAANDEREN-INTERNATIONAAL<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het Fonds <strong>Vlaanderen</strong>-Internationaal bevordert de internationale groei van Vlaamse kmo’s door deel te<br />
nemen aan uw investeringsprojecten in het buitenland.<br />
Dat kan met een kapitaalparticipatie of door een lening met kapitaalkarakter (achtergestelde en/of<br />
deelnemende leningen die al dan niet converteerbaar zijn).<br />
Het Fonds <strong>Vlaanderen</strong>-Internationaal wil duurzaam en ethisch ondernemen. Een investering moet ook na de<br />
tussenkomst van het FVI op eigen kracht verder kunnen. Projecten worden ook getoetst op hun ethisch<br />
karakter. Kinderarbeid, schendingen van de mensenrechten en van het milieu worden niet getolereerd.<br />
Het Fonds <strong>Vlaanderen</strong>-Internationaal delokaliseert niet. Dat betekent immers dat de hele productie of een<br />
schakel uit de productieketen naar het buitenland vertrekt met een vermindering of zelfs een stopzetting van<br />
uw activiteiten in <strong>Vlaanderen</strong> tot gevolg. Het FVI investeert wél in buitenlandse projecten die uw Vlaamse<br />
exploitatiezetel versterken en doen groeien.<br />
Begunstigden<br />
Om <strong>voor</strong> haar buitenlandse participatie een investering van het FVI te kunnen aantrekken, moet uw<br />
onderneming een Vlaamse kmo zijn.<br />
Een kmo wordt gedefinieerd als een onderneming:<br />
- met minder dan 250 werknemers;<br />
- waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 50 miljoen, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan € 43<br />
miljoen;<br />
- die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers,<br />
ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal<br />
of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door<br />
risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel<br />
toegestaan.<br />
Uw onderneming wordt als Vlaams beschouwd als zij een exploitatiezetel heeft in het Vlaamse Gewest.<br />
Projecten<br />
Het FVI kan zowel tussenkomen in de financiering van nieuwe buitenlandse investeringsprojecten<br />
(zogenaamde 'greenfields') als in de uitbreiding van bestaande projecten of de overname van een bestaande<br />
entiteit in het buitenland, even goed als bij de oprichting van nieuwe 100% dochterondernemingen of bij<br />
'joint ventures' met lokale partners.<br />
Niet alleen 'productieve' investeringen in de industriële sector komen in aanmerking, ook projecten uit de<br />
dienstensector komen in aanmerking. Het louter opzetten van buitenlandse verkoopskantoren behoort niet tot<br />
de doelstelling van het FVI.<br />
Het FVI kan in principe wereldwijd investeren. Niettemin gaat een zekere <strong>voor</strong>keur uit naar de groeiregio's of<br />
‘opkomende markten’ in Azië, Centraal- en Oost-Europa en Latijns Amerika.<br />
Het FVI neemt uitsluitend deel aan investeringsprojecten die uitzicht bieden op groei en/of versterking van<br />
de Vlaamse exploitatiezetel van uw onderneming; investeringsprojecten mogen geen loutere 'delokalisatie'<br />
van de Vlaamse onderneming tot gevolg hebben; het begrip 'groei' wordt evenwel in de brede zin van het<br />
woord geïnterpreteerd en als indicatoren worden omzet, toegevoegde waarde, winst, tewerkstelling en<br />
investeringen in beschouwing genomen.<br />
Groei wordt in eerste instantie nagestreefd <strong>voor</strong> de Vlaamse exploitatiezetel van een onderneming; toch<br />
wordt ook de totale groei van de onderneming - dus inclusief de groei van exploitatiezetels die niet in<br />
<strong>Vlaanderen</strong> gelegen zijn - in beschouwing genomen omdat de totale groei meestal ook bijdraagt tot de<br />
versterking van de Vlaamse exploitatiezetel.<br />
70
Voorwaarden<br />
Er zal gestreefd worden naar blijvende positieve resultaten in die zin dat het investeringsproject, na de<br />
beëindiging van de tussenkomst, op eigen kracht verder kan. De investeringsprojecten zullen eveneens<br />
afgetoetst worden op hun ethisch karakter (verbod op kinderarbeid, respect <strong>voor</strong> de rechten van de mens en<br />
van het milieu, enz…).<br />
De tussenkomsten van het FVI gebeuren steeds aan de zijde van een andere financiële organisatie/instelling<br />
(zoals bij<strong>voor</strong>beeld de BMI of een commerciële bank) die opereert tegen marktconforme <strong>voor</strong>waarden,<br />
rekening houdend met de specifieke risico's die verbonden zijn aan de aard van de tussenkomst.<br />
Het betreft dus risicodragende tussenkomsten waarbij meerwaarden worden nagestreefd of (gedeeltelijke)<br />
variabele intrestvoeten. De tussenkomsten zullen zich in principe op het niveau van de buitenlandse entiteit<br />
bevinden zonder garanties vanwege de Vlaamse moedermaatschappij (behoudens de contractueel bedongen<br />
terugkoopopties), uitgezonderd mogelijke achtergestelde leningen op het niveau van de Vlaamse<br />
moedermaatschappij, welke gebruikt worden <strong>voor</strong> de financiering van de buitenlandse entiteit.<br />
De investeringen van het FVI bedragen per project maximum € 1 miljoen.<br />
De tussenkomsten van het FVI hebben een tijdelijk karakter. Voor leningen wordt een gemiddelde<br />
gratieperiode van 2 à 3 jaar <strong>voor</strong>opgesteld met vervolgens een in de tijd gespreide terugbetaling (gemiddeld 4<br />
à 5 jaar) rekening houdend met de daartoe relevante parameters van het investeringsproject; <strong>voor</strong><br />
kapitaalparticipaties wordt een uitstap <strong>voor</strong>zien tijdens de maturiteitsfase van het project (gemiddeld na 5 à<br />
10 jaar) en kan onder meer gebeuren via put en call opties naar de Vlaamse onderneming toe.<br />
De bedoeling van het FVI is om steeds marktconform te werken, i.e. niet subsidiërend, en met<br />
rendementsdoelstellingen die overeenstemmen met het risicoprofiel van het project.<br />
71
11.6 CULTUUR INVEST<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
CultuurInvest is een onafhankelijk investeringsfonds dat wordt beheerd door ParticipatieMaatschappij<br />
<strong>Vlaanderen</strong> (PMV) nv.<br />
Het fonds richt zich tot ondernemers in de cultuurindustrie. Dat zijn ondernemers die producten of diensten<br />
met culturele inhoud creëren en naar de markt brengen. Zij streven naar economische zelfstandigheid en<br />
groei met behulp van een evenwichtig businessmodel.<br />
Begunstigden<br />
Concreet behoren ondernemingen binnen volgende sectoren typisch tot de doelsector:<br />
- nieuwe media en computergames;<br />
- de audiovisuele sector en digitale vormgeving;<br />
- de muziekindustrie en het concertwezen;<br />
- design en designermode;<br />
- de gedrukte media en grafische vormgeving;<br />
- de uitgeverijen en de boekhandel;<br />
- de musical en podiumkunsten;<br />
- de distributie binnen de beeldende kunsten.<br />
Steun<br />
CultuurInvest investeert en verstrekt geen subsidies. Het investeringsfonds CultuurInvest beschikt vandaag<br />
over € 21,5 miljoen.<br />
CultuurInvest verstrekt leningen aan, en neemt participaties in ondernemingen. Zo kunnen projecten met<br />
beperkte looptijd gefinancierd worden via kortetermijnleningen (projectfinanciering). Daarnaast kan<br />
CultuurInvest achtergestelde leningen verstrekken <strong>voor</strong> een langere termijn. De leningen worden steeds<br />
verstrekt aan ondernemingen, nooit aan natuurlijke personen. CultuurInvest vraagt geen persoonlijke borgen<br />
aan de ondernemers waardoor het instrument duidelijk verschilt van een bancaire lening.<br />
Naast leningen kan CultuurInvest participeren in het kapitaal van de ondernemingen. Dat kan echter alleen<br />
via kapitaalsverhogingen. Beide financieringsinstrumenten zijn erop gericht om meer zuurstof te verlenen<br />
aan de culturele ondernemers en zo meer mogelijkheden te creëren.<br />
Diversen<br />
CultuurInvest wil eerst en <strong>voor</strong>al investeren in ondernemingen die zich bezighouden met de creatie van<br />
artistieke producten. Daarnaast wil CultuurInvest ook investeren in de bouwstenen <strong>voor</strong> cultuur. Dat zijn al<br />
de ondersteunende bedrijven en diensten aan artiesten en artistieke projecten.<br />
72
11.7 NRC-FONDS<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Grote innovatieprojecten vergen veel tijd en geld. Het NRC-Fonds biedt een langetermijnoplossing <strong>voor</strong> de<br />
financiering van de eenmalige kosten die zijn verbonden aan specifieke, hoogtechnologische<br />
innovatieprojecten. Op die manier kunnen hoge ontwikkelingskosten op een flexibele manier worden<br />
terugbetaald. Zo krijgt u als ondernemer extra zuurstof om uw strategische ambities waar te maken.<br />
Begunstigde<br />
Uw bedrijf is een kleine of middelgrote onderneming met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest<br />
Projecten<br />
Specifieke en hoogtechnologische innovatieprojecten waarvan de ontwikkelingskosten pas na verloop van<br />
tijd geleidelijk kunnen worden terugverdiend.<br />
- Ontwikkeling van een functioneel identificeerbaar eindproduct.<br />
- Eindproduct heeft een strategische impact op het bedrijf. Het mag dus niet gaan over een marginale<br />
activiteit in het bedrijf of op het niveau van de groep.<br />
- De afzet van het eindproduct kan reeds voldoende worden aangetoond en de klanten kunnen al worden<br />
aangeduid. Dit kan bij<strong>voor</strong>beeld door middel van een intentieverklaring van de klant of van de<br />
opdrachtgever.<br />
De afzet van het eindproduct en van de verbeterde versies daarvan is gespreid over een periode van<br />
meerdere jaren. Deze periode noemen we de ‘opbrengstperiode’.<br />
De afzet van het eindproduct moet een aanzienlijke bruto toegevoegde waarde creëren in het Vlaamse<br />
Gewest.<br />
- Het project wordt geleid vanuit een exploitatiezetel die is gelegen in het Vlaamse Gewest en heeft<br />
hoofdzakelijk daar plaats.<br />
Steun<br />
De financiering is een flexibele langetermijnlening aan marktconforme rentevoeten en met een gedeeltelijke<br />
default optie.<br />
- De financiering bestaat uit een lening en is dus geen subsidie.<br />
- De termijn wordt bepaald in functie van de duurtijd van het innovatieproject en van de afzetprognoses<br />
van het toekomstige product. De termijn kan nooit langer zijn dan vijftien jaar.<br />
- Er is intrest verschuldigd op de lening.<br />
- Een gratieperiode <strong>voor</strong> de betaling van (cumuleerbare) intresten en aflossingen is mogelijk. De duurtijd<br />
van de gratieperiode wordt vastgelegd in functie van de kredietwaardigheid van de onderneming en van<br />
de periode die <strong>voor</strong>afgaat aan de opbrengstperiode van het toekomstige product. Na afloop van de<br />
gratieperiode worden de intresten betaald in combinatie met de terugbetalingen van de hoofdsom. Er is<br />
ook intrest verschuldigd op niet-betaalde of achterstallige intresten.<br />
- De middelen worden ter beschikking gesteld op basis van de financieringsbehoefte van het project. De<br />
opvragingen gebeuren op basis van goedgekeurde kostenstaten.<br />
- De rentevoet stemt overeen met die van vergelijkbare leningen op de markt. Zij houdt rekening met de<br />
looptijd van de lening, de kredietwaardigheid van de onderneming, het projectrisico en het mogelijke<br />
verlies bij wanbetaling.<br />
- De rentevoet houdt rekening met eventuele waarborgen die de onderneming biedt.<br />
- Het bedrag van de lening wordt bepaald op basis van drie elementen: het door u gevraagde<br />
financieringsbedrag, de eenmalige kosten die zijn verbonden aan uw innovatieproject en die zijn<br />
aanvaard door het NRC-Fonds en de impact van de financiering op de reeds bestaande en potentiële<br />
portefeuille van het NRC-Fonds.<br />
Ook de eenmalige kosten die reeds werden gemaakt vóór het moment waarop de financieringsaanvraag<br />
werd ingediend, kunnen in aanmerking komen <strong>voor</strong> een financiering door het NRC-Fonds.<br />
Als u <strong>voor</strong> hetzelfde innovatieproject financiering of subsidies krijgt van andere Europese, federale of<br />
Vlaamse overheidsorganen, wordt het bedrag ervan in mindering gebracht van het bedrag dat in<br />
aanmerking komt <strong>voor</strong> financiering door het NRC-Fonds.<br />
73
- Het NRC-Fonds deelt in belangrijke mate mee in het projectrisico via een gedeeltelijke default optie.<br />
Een deel van de terugbetaling is dan afhankelijk van het commerciële succes van uw eindproduct.<br />
Bij het afsluiten van de leningovereenkomst maakt u met het NRC-Fonds afspraken over het verwachte<br />
afzetvolume van uw eindproduct en afgeleiden daarvan. Die afspraken zijn gebaseerd op uw eigen<br />
prognoses en op een analyse van het NRC-Fonds zelf.<br />
De terugbetaling van de hoofdsom is opgesplitst in twee delen:<br />
o Deel A bedraagt 75% van het financieringsbedrag en moet worden terugbetaald via gelijke,<br />
zesmaandelijkse aflossingen. Deze aflossingen beginnen na het einde van de gratieperiode.<br />
o Deel B bedraagt 25% van het financieringsbedrag en moet worden terugbetaald op het einde<br />
van de looptijd van de lening.<br />
Als het verwachte afzetvolume lager uitvalt dan wat is overeengekomen, kan een proportioneel gedeelte<br />
van de hoofdsom in mindering worden gebracht van het nog verschuldigde bedrag. Het bedrag dat in<br />
mindering wordt gebracht, kan echter nooit hoger zijn dan deel B. Als het verwachte afzetvolume hoger<br />
uitvalt dat wat is overeengekomen, moet u de volledige hoofdsom terugbetalen, vermeerderd met een<br />
proportioneel gedeelte van de hoofdsom. Het bedrag dat in meerdering wordt gebracht, kan echter nooit<br />
hoger zijn dan deel B.<br />
74
12. BAN <strong>Vlaanderen</strong><br />
Inhoud steunmaatregel<br />
BAN <strong>Vlaanderen</strong> is een platform met toegevoegde waarde waarbinnen startende of groeiende ondernemers<br />
op zoek naar risicokapitaal in contact worden gebracht met informele privé-investeerders, de zogenaamde<br />
Business Angels. Deze Business Angels brengen niet alleen geld in maar ook hun eigen knowhow, ervaring<br />
en contacten. Zowel aan de ondernemers als aan de business angels worden aansluitende diensten<br />
aangeboden.<br />
BAN <strong>Vlaanderen</strong> is dus géén investeringsfonds, het neemt zelf geen participaties en neemt geen<br />
investeringsbeslissingen, noch <strong>voor</strong> eigen rekening, noch <strong>voor</strong> rekening van de aangesloten investeerders.<br />
Het is daarentegen een marktplaats, waar vraag en aanbod worden samengebracht.<br />
Kerntaken<br />
- het bewust maken van ondernemers en kandidaat investeerders van business angel financiering;<br />
- het informeren, trainen, opleiden en <strong>voor</strong>bereiden van ondernemers;<br />
- het informeren en <strong>voor</strong>bereiden van business angels;<br />
- het in contact brengen van ondernemers met business angels (matching events);<br />
- het samenbrengen van business angels met het oog op syndicaatvorming.<br />
Diversen<br />
Het ARK-Angels Fund<br />
Het durfkapitaalfonds, Ark-Angels Fund NV werd als Belgische Private Privak, eind 2007 opgericht door<br />
BAN <strong>Vlaanderen</strong>, het netwerk van de Vlaamse Business Angels, samen met Arkimedes, het risicoinvesteringsvehikel<br />
van de Vlaamse overheid en treedt op als co-investeringsfonds <strong>voor</strong> de Vlaamse Business<br />
Angels.<br />
Het is haar doelstelling om binnen drie jaar samen met Business Angels minstens 20 innovatieve bedrijven te<br />
financieren, waarbij het fonds zich richt op groeibedrijven met een financieringsbehoefte tussen de 50.000 en<br />
de € 700.000, in de praktijk een risicovol segment. Het kapitaal bedraagt momenteel € 6,7 miljoen.<br />
Combifin project<br />
Combifin staat <strong>voor</strong> gecombineerde financiering, een geïntegreerde financieringsaanpak, waarbij<br />
ondernemers en bedrijfsleiders begeleid worden in hun keuze naar de optimale financieringsmix. Combifin is<br />
een project van BAN <strong>Vlaanderen</strong>, het Business Angels Netwerk <strong>Vlaanderen</strong> en wordt gesteund door de<br />
Vlaamse Overheid. Meer info: www.combifin.be.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
BAN <strong>Vlaanderen</strong><br />
‘Huis de Corswarem’<br />
Maastrichterstraat 63<br />
3500 Hasselt<br />
Algemeen Directeur: Reginald Vossen<br />
Tel.: 011/30 02 60<br />
E-mail: r.vossen@banvlaanderen.be<br />
Coördinator: Jo Keunen<br />
Telefoon: 011/30.02.61<br />
Fax: 011/30.02.58<br />
E-mail: j.keunen@banvlaanderen.be<br />
Website: www.banvlaanderen.be<br />
75
BAN <strong>Vlaanderen</strong> – antenne Gent<br />
Reep 1 – 9000 Gent<br />
Coördinator: ir. Michel Vander Eecken<br />
Telefoon: 09/210 98 83<br />
Fax: 09/210 97 90<br />
E-mail: m.vandereecken@banvlaanderen.be<br />
BAN <strong>Vlaanderen</strong> – antenne Kortrijk<br />
Etiennne Sabbelaan 51 – 8500 Kortrijk<br />
Coördinator: Ignace Lootvoet<br />
Telefoon: 056/28 28 33<br />
Fax: 056/28 28 05<br />
E-mail: i.lootvoet@banvlaanderen.be<br />
76
13. BIZIDEE<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Uit verschillende studies blijkt dat <strong>Vlaanderen</strong> slecht scoort op het vlak van ondernemen. Dit is niet alleen te<br />
wijten aan het ongunstige economische klimaat, maar ook aan de negatieve perceptie van ondernemerschap<br />
bij het grote publiek. Daarom heeft de Vlaamse overheid sinds 2002 haar schouders gezet onder een<br />
ondernemingsplanwedstrijd.<br />
Door een wedstrijd te organiseren die erop gericht is aspirant-ondernemers te coachen en het beste<br />
ondernemingsplan te bekronen wil Bizidee bijdragen tot de creatie van een nieuwe ondernemersdynamiek.<br />
Bizidee wil een netwerk zijn van personen die het ‘ondernemerschap’ in <strong>Vlaanderen</strong> willen uitdragen en die<br />
hun know-how wensen te delen met enthousiaste kandidaat-ondernemers. Bizidee gaat hierbij op zoek naar<br />
de perfecte link tussen de deelnemers aan de wedstrijd enerzijds en de academische wereld, de<br />
ondernemerswereld, de durfkapitaalsector en de algemene dienstensector anderzijds.<br />
Bizidee biedt de nodige omkadering en structuur bij de weg die door de aspirant-ondernemer moet worden<br />
afgelegd. Iedere deelnemer die dit wenst krijgt een doelgericht opleidingsparcours aangeboden bij de<br />
uitwerking van idee tot businessplan.<br />
Bovendien stelt Bizidee diverse gesprekspartners ter beschikking die de deelnemer zullen bijstaan in het<br />
opstellen van zijn of haar ondernemingsplan: coaches, experts, contactfora met succesvolle ondernemers,<br />
venture capitalists en met andere deelnemers. De juryleden van Bizidee tenslotte zijn topspecialisten<br />
(durfkapitaalverschaffers, bedrijfsleiders en consultants) in de beoordeling van ondernemingsplannen van<br />
startende ondernemingen. Zij geven naast een algemene boordeling ook aan iedere inzending (per onderdeel)<br />
hun persoonlijke feedback die in een volgende fase verwerkt kan worden.<br />
Kortom, een deelname aan Bizidee moet tot gevolg hebben dat de effectieve start van de onderneming zeer<br />
dichtbij komt.<br />
Begunstigden<br />
Iedereen met zin <strong>voor</strong> ondernemen en een creatief, vernieuwend en commercialiseerbaar idee mag deelnemen<br />
aan de wedstrijd. Om te mogen deelnemen aan de Ondernemingsplanwedstrijd <strong>Vlaanderen</strong> moet je uiteraard<br />
aan een aantal <strong>voor</strong>waarden voldoen. Zo moet je ouder zijn dan 18 en van elk team moet minstens 1 lid in<br />
<strong>Vlaanderen</strong> wonen.Voor een deelnemer waarvan geen enkele individu in <strong>Vlaanderen</strong> woonachtig is, dient<br />
een schriftelijke intentieverklaring geleverd te worden aan de organisatie dat de opstart in <strong>Vlaanderen</strong> zal<br />
plaatsvinden.<br />
Voor deelnemer die reeds gestart is (het bedrijf is al opgericht en/of product of dienst is al geleverd aan<br />
klanten) ofwel tijdens de wedstrijd start, geldt dat op het moment van prijsuitreiking van de derde ronde geen<br />
contracten met betrekking tot externe professionele financiering (venture capital of bankfinanciering) <strong>voor</strong> de<br />
nieuwe activiteit mogen zijn gesloten. Teams mogen meerdere <strong>voor</strong>stellen indienen en een teamlid mag deel<br />
uitmaken van verschillende teams.<br />
Verloop wedstrijd<br />
In de eerste ronde worden drie algemene prijzen uitgereikt ter waarde van respectievelijk € 1000, 750 en 250<br />
<strong>voor</strong> de drie meest innovatieve ideeën. Voor de studenten worden bovendien nog eens aparte prijzen<br />
uitgereikt ter waarde van € 500, 350 en 200.<br />
In de tweede ronde worden er 3 algemene en 3 studentenprijzen uitgekeerd ter waarde van respectievelijk<br />
€ 1000 en € 500.<br />
In de derde ronde worden ten slotte de hoofdprijzen uitgedeeld. Het beste businessplan sleept € 25.000 in de<br />
wacht, het tweede krijgt € 10.000 en bronzen medaillewinnaar mag € 5.000 mee naar huis nemen. De drie<br />
studentenprijzen bedragen € 5.000, 2.000 en 1.000.<br />
77
Aanvraagprocedure<br />
De gehele ondernemingsplanwedstrijd verloopt via de website www.bizidee.be.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Ondernemingsplanwedstrijd <strong>Vlaanderen</strong> vzw<br />
KBC Toren<br />
Schoenmarkt 35<br />
2000 Antwerpen<br />
Fax: 03/203 09 25<br />
E-mail: info@bizidee.be<br />
Website: http://www.bizidee.be<br />
78
14. ENTERPRIZE<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Enterprize heeft drie doelstelling:<br />
- het ondernemerschap aanmoedigen en stimuleren door visibiliteit te verlenen aan de ondernemers;<br />
- de oprichting en ontwikkeling van bedrijven ondersteunen door gratis coaches alsook begeleiding op<br />
vlak van opleidingen, conferenties, aan de Enterprize-deelnemers <strong>voor</strong> te stellen;<br />
- veelbelovende ondernemers belonen met prijzen die hen tijdens de ontwikkeling van hun bedrijf een<br />
steuntje in de rug kunnen geven.<br />
Begunstigden<br />
Enterprize richt zich tot 4 categorieën van deelnemers :<br />
Een veelbelovende onderneming, opgericht na 1 januari 2003 (maximum 5 jaar), dat een innoverend product<br />
en/of dienst ontwikkelt. Deze onderneming wordt verzocht om documenten, betreffende de evolutie van de<br />
onderneming, <strong>voor</strong> te leggen: balans, jaarverslag,...<br />
De ondernemer met een innoverend project ter oprichting van een veelbelovende onderneming of een recent<br />
opgestarte onderneming die echter nog geen kenmerkend zakencijfer kan <strong>voor</strong>leggen.<br />
Een klein, lokaal, maar innovatief ambitieus project of een micro-onderneming met maximum 5 jaar<br />
activiteit, waarbij men zichzelf (maximum 2 personen) te werk stelt.<br />
Een project of een onderneming met maximum 5 jaar activiteit, die in haar doelstellingen een bepaalde<br />
maatschappelijke meerwaarde <strong>voor</strong>opstelt. De ondernemer brengt goederen en/of diensten op de markt op<br />
een economisch efficiënte manier, met de bedoeling een bijdrage te leveren aan een duurzame maatschappij.<br />
Het bedrijfsbeheer is transparant en gaat <strong>voor</strong> het sociale en het milieuaspect verder dan de wettelijke<br />
minimum <strong>voor</strong>waarden.<br />
Voorwaarden<br />
De in oprichting of jonge ondernemingen die deelnemen aan Enterprize moeten aan drie criteria voldoen:<br />
- een innovatief karakter vertonen;<br />
- een reëel economisch potentieel hebben;<br />
- een Belgische hoofdzetel hebben.<br />
Evaluatieprocedure<br />
De Enterprize jury evalueert de zakenplannen op basis van volgende criteria:<br />
- het originele karakter van het project of de activiteit;<br />
- het aanbod producten of diensten en de match met de vraag van de mark;<br />
- de markt en de concurrentie;<br />
- het business model;<br />
- de verwachte financiële rentabiliteit;<br />
- het profiel van het team en haar capaciteit om het project tot een goed einde te brengen;<br />
- ...<br />
Maar eveneens: de levensvatbaarheid en het potentieel van het project of de onderneming en de<br />
ondernemingsgeest van het managementteam.<br />
Projecten en bedrijven uit de categorie ‘Sociaal Ondernemerschap’ zullen eveneens beoordeeld worden op<br />
basis van de volgende criteria:<br />
- de toepassing van de waarden van Corporate Social Responsibility (veiligheid, milieu, sociale aspecten);<br />
- de complementariteit en de synergieën van het project met bedrijven uit de klassieke economie.<br />
79
Aanvraagprocedure<br />
Inschrijven via het inschrijvingsformulier op de website www.enterprize.be waarin het te verwezenlijken<br />
project moet beschreven worden.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Voor meer informatie en reglement over deze wedstrijd kunt u terecht op de website www.enterprize.be of<br />
bij de coördinerende instantie:<br />
EnterPrize<br />
EEBIC<br />
Joseph Wybranlaan 40<br />
1070 Brussel<br />
Tel.: 02/529 58 11<br />
Fax: 02/529 59 11<br />
E-mail: info@enterprize.be<br />
Website: http://www.enterprize.be<br />
80
15. NFTE<br />
NFTE probeert jongeren die niet aan hun trekken komen in het klassieke onderwijs of arbeidscircuit opnieuw<br />
‘goesting’ te geven om iets te ondernemen met hun leven. Hoe ? Door hen te laten doen wat ze graag doen,<br />
door hen daarin te stimuleren en samen met hen uit te zoeken hoe ze dat alles in de ‘real world’ ook<br />
commercieel kunnen uitbuiten.<br />
Via actuele praktijk<strong>voor</strong>beelden en een no-nonsens benadering vertrekkende vanuit de interesses, inbreng en<br />
kennis van de cursist zelf, brengt NFTE kanszoekende jongeren een stevige basis aan bedrijfskennis bij en<br />
helpt hun tevens op weg met een eigen zaak. Eerst met een fictief bedrijf en later, als ze dat wensen, met een<br />
echte onderneming. Ook het vinden van een job als ondernemende werknemer of het terug opnemen van<br />
studies is een succes.<br />
De jongeren die de stap naar een eigen zaak zetten, kunnen na de opstart van hun eigen onderneming gebruik<br />
maken van de begeleiding en ondersteuning die NFTE Belgium aan haar ex-cursisten biedt.<br />
Zij kunnen rekenen op de steun van het NFTE kantoor, bijgestaan door een peter of meter uit het<br />
bedrijfsleven.<br />
Vanuit hun persoonlijke ervaringen en realisaties overtuigen NFTE trainers de jongeren in een open,<br />
gezellige en amusante sfeer van, en aan te steken met, de kracht van het zelfstandig ondernemerschap en de<br />
daarbij horende economische zelfstandigheid. Alle trainers volgen <strong>voor</strong>af een theoretische en praktische<br />
vorming. De NFTE cursussen mogen enkel gegeven worden door personen met het officieel NFTE-<br />
Trainerscertificaat. De kwaliteit van de cursus en van de trainers is <strong>voor</strong> NFTE van uitermate groot belang.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
NFTE Belgium vzw<br />
Jean Monnetlaan<br />
1804 Vil<strong>voor</strong>de<br />
Tel.: 02/257 68 20<br />
Fax: 02/257 68 22<br />
E-mail: info@nfte.be<br />
Website: www.nfte.be<br />
81
16. VLAAMS AGENTSCHAP ONDERNEMEN – VLAO<br />
Vanaf 1 januari 2009 zal het Agentschap Economie fusioneren met VLAO tot het Agentschap Ondernemen.<br />
16.1 VLAO-BEDRIJFSADVIES<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het Vlaams Agentschap Ondernemen stelt de ervaring en knowhow van zijn deskundigen tot uw beschikking<br />
en begeleidt en adviseert ondernemers in talrijke domeinen:<br />
- Start:<br />
· maakt u wegwijs bij het opstarten van uw onderneming;<br />
· helpt u bij het opstellen van uw ondernemingsplan;<br />
· onderzoekt de haalbaarheid van uw project.<br />
- Financiering en steunmaatregelen:<br />
· informeert u over de steunmaatregelen en financieringsmechanismen van de overheid;<br />
· gaat actief met u op zoek naar de maatregelen waarvan u gebruik kan maken;<br />
· onderzoekt of risicokapitaal <strong>voor</strong> u een oplossing kan zijn;<br />
· brengt u in contact met risicokapitaalverschaffers in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
- Vestiging en ruimtelijke ordening:<br />
· gaat met u op zoek naar een geschikte vestiging <strong>voor</strong> uw bedrijf;<br />
· informeert u over de wetgeving rond stedenbouw en ruimtelijke ordening;<br />
· informeert u over de vergunningen die een onderneming moet aanvragen.<br />
- Groei:<br />
· geeft advies in het kader van de uitbreiding van uw onderneming;<br />
· adviseert u bij het maken van strategische keuzes;<br />
· helpt u bij het bepalen van de sterktes en zwaktes van uw onderneming.<br />
- Milieu:<br />
· informeert u over alle onderwerpen die verband houden met milieuzorg;<br />
· helpt u bij het vinden van duurzame bedrijventerreinen;<br />
· informeert u over milieuwetgeving, milieuvergunningen en milieutechnologie;<br />
· assisteert u bij het aanvragen van de vereiste vergunningen.<br />
- Efficiënt energiegebruik:<br />
· begeleidt ondernemingen die willen besparen op hun energiegebruik;<br />
· informeert u over efficiënt energiegebruik in uw onderneming;<br />
· helpt u bij het vinden van energie-efficiënte technologie;<br />
· zoekt <strong>voor</strong> uw onderneming gepaste energiesteunmaatregelen.<br />
- Innovatie:<br />
· geeft uw onderneming advies bij innovatietrajecten;<br />
· begeleidt uw organisatie bij het afstemmen op vernieuwingen;<br />
· brengt u in contact met onderzoekspartners en industriële partners;<br />
· adviseert en begeleidt bij het verkrijgen van steunmaatregelen <strong>voor</strong> innovatieactiviteiten;<br />
· informeert u over intellectuele eigendomsrechten;<br />
· begeleidt uw onderneming bij het hanteren van design als vernieuwend managementinstrument.<br />
- Internationaal ondernemen:<br />
· begeleidt u bij de lancering van een product of technologie op de buitenlandse markt;<br />
· helpt u bij prospectie naar potentiële partners;<br />
82
· organiseert bedrijvencontactdagen met buitenlandse bedrijven <strong>voor</strong> technologische, commerciële of<br />
financiële samenwerking.<br />
- Werk:<br />
· begeleidt u bij uw overstap naar ondernemen;<br />
· verwijst door naar andere instanties <strong>voor</strong> opleiding, begeleiding en steunmaatregelen bij de<br />
aanwerving van personeel.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Contacteer de VLAO-directie in uw provincie:<br />
ANTWERPEN<br />
Lange Lozanastraat 223<br />
2018 ANTWERPEN<br />
Tel.: 03/260 87 00<br />
Fax: 03/260 87 07<br />
Email: infoant@vlao.be<br />
LIMBURG<br />
Kunstlaan 18<br />
3500 HASSELT<br />
Tel.: 011/29 20 00<br />
Fax: 011/29 20 01<br />
Email: infolim@vlao.be<br />
OOST-VLAANDEREN<br />
Seminariestraat 2<br />
9000 GENT<br />
Tel.: 09/267 40 00<br />
Fax: 09/267 40 60<br />
E-mail: infoovl@vlao.be<br />
VLAAMS-BRABANT<br />
Ubicenter, 3de verdieping<br />
Philipssite 5<br />
3001 LEUVEN<br />
Tel.: 016/31 10 50<br />
Fax: 016/31 10 51<br />
E-mail: infovlbr@vlao.be<br />
WEST-VLAANDEREN<br />
Baron Ruzettelaan 33<br />
8310 ASSEBROEK-BRUGGE<br />
Tel.: 050/32 50 00<br />
Fax: 050/32 50 01<br />
E-mail: infowvl@vlao.be<br />
HOOFDZETEL<br />
Koloniënstraat 56 – 6de verdieping<br />
1000 BRUSSEL<br />
Tel.: 02/227 60 20<br />
Fax: 02/227 60 11<br />
E-mail: info@vlao.be<br />
Website: www.vlao.be<br />
83
16.2 DESIGN VLAANDEREN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Design <strong>Vlaanderen</strong> promoot designers en hun ontwerpen en stimuleert bedrijven en publiek om design te<br />
gebruiken.<br />
Begunstigden<br />
Design <strong>Vlaanderen</strong> werkt <strong>voor</strong> bedrijven en:<br />
- informeert bedrijven in hun zoektocht naar designers;<br />
- begeleidt managers in het sturen van design in hun bedrijf door middel van workshops in design<br />
management, bedrijfsbezoeken en contactdagen;<br />
- toont hun nieuwe producten in zijn galerie;<br />
- stimuleert deelname aan beurzen;<br />
- geeft subsidies aan projecten die op economisch vlak design stimuleren.<br />
Design <strong>Vlaanderen</strong> werkt <strong>voor</strong> ontwerpers en:<br />
- zoekt naar nieuw talent tijdens de Lente- en Herfstselecties;<br />
- selecteert en promoot vormgevers die kwalitatief en hedendaags werken in het domein van<br />
ambachtelijke, grafische en industriële vormgeving;<br />
- toont hun werk in zijn galerie;<br />
- geeft subsidies aan ontwerpers die op creatief vlak onderzoek doen;<br />
- organiseert tentoonstellingen, colloquia, <strong>voor</strong>drachten, workshops, internationale wedstrijden;<br />
- geeft juridisch en ander advies aan individuele vormgevers en bureaus bij het opstarten van hun ateliers.<br />
Design <strong>Vlaanderen</strong> werkt <strong>voor</strong> een groot publiek en:<br />
- inventariseert het terrein van de hedendaagse vormgeving in de ruimste zin van het woord;<br />
- verstrekt actuele en accurate informatie via de databank op zijn website;<br />
- publiceert een actueel tijdschrift Kwintessens en een nieuwsbrief;<br />
- reikt de 'Henry van de Velde Prijzen' uit;<br />
- organiseert de Triënnale <strong>voor</strong> Vormgeving;<br />
- bouwt een Design Bibliotheek uit.<br />
Design <strong>Vlaanderen</strong> werkt wereldwijd:<br />
- Via tal van internationale netwerken: European Design Forum (EDF), Bureau of European Design<br />
Associations (BEDA), International Council of Societies of Industrial Design (ICSID), World Crafts<br />
Council (WCC), European Textile Network (ETN) en Design Management Institute (DMI).<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Wil je meer informatie over door Design <strong>Vlaanderen</strong> erkende Vlaamse vormgevers, kijk dan verder in de<br />
Design Database. Hier vind je links naar bedrijven, ontwerpers, galeries en musea die werkzaam zijn rond<br />
hedendaagse vormgeving en design.<br />
Design <strong>Vlaanderen</strong><br />
Koloniënstraat 56 – 6 de verd.<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/227 60 60<br />
E-mail: info@designvlaanderen.be<br />
Website: www.designvlaanderen.be<br />
84
DEEL II: FISCALE STEUN<br />
85
1. INVESTERINGSAFTREK<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Een onderneming, die bij de oprichting of uitbreiding een investering uitvoert, kan onder bepaalde<br />
<strong>voor</strong>waarden een investeringsaftrek verkrijgen. Dit is een fiscaal <strong>voor</strong>deel waarbij men een bepaald<br />
percentage van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de investeringen mag aftrekken van de belastbare<br />
winst. Het percentage past men éénmalig toe op de aanschaffings- of beleggingswaarde van de goederen. Bij<br />
de ‘gespreide’ investeringsaftrek gebeurt de berekening op het jaarlijks afschrijvingsbedrag.<br />
Indien de winst onvoldoende is, mogen de investeringsaftrekken die niet kunnen worden verricht, onder<br />
bepaalde <strong>voor</strong>waarden overgedragen worden op de winsten van de volgende belastbare tijdperken.<br />
Projecten<br />
Concreet moet het gaan om volgende investeringen:<br />
- octrooien;<br />
- milieuvriendelijke investeringen <strong>voor</strong> onderzoek en ontwikkeling;<br />
- energiebesparende investeringen;<br />
- rookafzuig- of verluchtingssystemen in horeca-inrichtingen;<br />
- investeringen tot aanmoediging van het hergebruik van verpakkingen van dranken en<br />
nijverheidsproducten;<br />
- investeringen in beveiliging;<br />
- investeringen in zeeschepen.<br />
Volgende investeringen zijn uitgesloten van de investeringsaftrek:<br />
- niet uitsluitend <strong>voor</strong> het beroep gebruikte activa;<br />
- de investeringen die zijn gefinancierd door tussenkomst van een coördinatiecentrum en waarbij aan de<br />
kapitaalverschaffer een fictieve roerende <strong>voor</strong>heffing wordt toegekend;<br />
- de gebouwen aangeschaft in het <strong>voor</strong>uitzicht van wederverkoop;<br />
- de niet-afschrijfbare activa of activa afschrijfbaar op minder dan drie jaar;<br />
- de bijkomende lasten indien ze niet samen met de activa waarop ze betrekking hebben, worden<br />
afgeschreven;<br />
- de personenwagens en de wagens <strong>voor</strong> dubbel gebruik;<br />
- als het recht van gebruik van een investeringsgoed afgestaan wordt aan een derde, wat het geval is bij<br />
verhuur. Een uitzondering wordt echter gemaakt als de gebruiker een natuurlijk persoon is, en hij het<br />
gehuurde goed gebruikt <strong>voor</strong> de uitoefening van zijn zelfstandige beroepsactiviteit.<br />
Steunpercentages<br />
Voor de investeringen uitgevoerd in 2007 (aanslagjaar 2008) en investeringen uitgevoerd in 2008<br />
(aanslagjaar 2009) gelden volgende percentages:<br />
- octrooien, milieuvriendelijke investeringen <strong>voor</strong> onderzoek en ontwikkeling, energiebesparende<br />
investeringen en rookafzuig- of verluchtingssystemen in horeca-inrichtingen: 13,5%;<br />
- investeringen tot aanmoediging van het hergebruik van verpakkingen van dranken en<br />
nijverheidsproducten: 3%;<br />
- investeringen in beveiliging: 20,5%;<br />
- investeringen in zeeschepen: 30%.<br />
Gespreide aftrek<br />
Natuurlijke personen die op de eerste dag van het belastbare tijdperk verbonden aan aanslagjaar 2008<br />
(inkomsten 2007) minder dan 20 werknemers tewerkstellen, kunnen de investeringsaftrek over de<br />
afschrijvingsperiode van de verkregen of tot stand gebrachte activa spreiden. In dat geval wordt de aftrek<br />
<strong>voor</strong> die activa bepaald op 10,5% van de afschrijvingen die <strong>voor</strong> elk belastbaar tijdperk van die periode<br />
worden aangenomen.<br />
De gespreide aftrek <strong>voor</strong> milieuvriendelijke investeringen <strong>voor</strong> onderzoek en ontwikkeling bedraagt 20,5%<br />
van de afschrijvingen, ongeacht het aantal werknemers.<br />
86
Aanvraagprocedure<br />
Formulier 275 U invullen en bij de belastingsaangifte voegen. De belastingplichtige die geopteerd heeft <strong>voor</strong><br />
de gespreide aftrek moet dit formulier elk jaar bij zijn aangifte voegen tot het volledige investeringsbedrag is<br />
afgetrokken.<br />
Per categorie van vaste activa een opgave bijvoegen met volgende inlichtingen:<br />
- datum van aanschaffing of verwerving;<br />
- de juiste benaming;<br />
- de aanschaffings- of beleggingswaarde;<br />
- de normale gebruiksduur en de afschrijvingsduur.<br />
Voor de energiebesparende investeringen moeten de attesten die ter beschikking van de administratie moeten<br />
gehouden worden, bij de volgende instantie worden aangevraagd:<br />
Vlaamse Overheid<br />
Vlaams Energieagentschap<br />
Koning Albert II-laan 20 bus 17<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/553 46 00<br />
Fax: 02/553 46 01<br />
Website: www.energiesparen.be<br />
Voor de milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling moet een aanvraagformulier tot het<br />
verkrijgen van een attest, dat het milieuvriendelijke karakter van de investering moet bevestigen, worden<br />
aangevraagd bij:<br />
Vlaamse Overheid<br />
Departement Leefmilieu, Natuur en Energiebeleid (LNE)<br />
Milieu – integratie en - subsidiëringen<br />
Graaf de Ferraris-gebouw<br />
Koning Albert II-laan 20 bus 8<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/553 03 11<br />
Fax: 02/553 80 55<br />
Website: http://www.lne.be/themas/subsidies/bedrijven/ (U kunt hier ook het aanvraagformulier<br />
downloaden.)<br />
De verwerving van de octrooien moet gestaafd worden door:<br />
- een afschrift van het contract op grond waarvan de onderneming het octrooi of het recht tot exploitatie<br />
ervan heeft aangeschaft;<br />
- het bewijs dat het octrooi of het recht tot exploitatie ervan nooit door een andere onderneming <strong>voor</strong> het<br />
uitoefenen van haar beroepswerkzaamheid in België is gebruikt.<br />
Voor de investeringen in beveiliging is er sinds 1 april 2004 een nieuwe procedure van kracht. De procedure<br />
omvat drie fasen: aanbeveling (veiligheidscharter), uitvoeren van de investeringen en goedkeuring van de<br />
investeringen.<br />
Via de website www.vps.fgov.be moet u eerst de risicocategorie van uw onderneming bepalen aan de hand<br />
van een aantal vragen. Afhankelijk van de risicocategorie verkrijgt u een veiligheidscharter. Binnen dit<br />
charter worden investeringen aanbevolen in een welbepaalde te respecteren volgorde. Indien gewenst, kunt u<br />
bijkomend technisch advies inwinnen.<br />
Na het uitvoeren van de investeringen moet u deze laten goedkeuren. Onderaan het veiligheidscharter is een<br />
vak <strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> de aangifte van de gerealiseerde investeringen. Nadat u dit ingevuld heeft, stuurt u het<br />
volledige dossier naar de ambtenaar belast met adviezen inzake technopreventie van de politiezone waar de<br />
activa worden gebruikt. Dit dossier moet de ambtenaar bereiken <strong>voor</strong> 31 januari volgend op het jaar waarin<br />
de investeringen werden gerealiseerd.<br />
De ambtenaar belast met adviezen inzake technopreventie beoordeelt de kwaliteit van de gerealiseerde<br />
investeringen en hun conformiteit met het veiligheidscharter. Bij goedkeuring of afkeuring vult de ambtenaar<br />
het daar<strong>voor</strong> <strong>voor</strong>ziene vak op het veiligheidscharter in en stuurt het dossier naar u terug. Een kopie van de<br />
goedkeuring moet u vervolgens bij uw belastingsaangifte voegen.<br />
87
Bijkomende inlichtingen kunt u verkrijgen bij:<br />
Algemene Directie Veiligheid en Preventie<br />
Waterloolaan 76<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/557 35 98<br />
OPMERKING<br />
Notionele intrestaftrek<br />
Door de invoering van de notionele intrestaftrek werd zowel het percentage van de eenmalige als van de<br />
gespreide investeringsaftrek met betrekking tot gewone investeringen vanaf aanslagjaar 2007 tot 0<br />
teruggebracht. Met betrekking tot de gespreide investeringsaftrek wordt <strong>voor</strong>zien in een overgangsregeling:<br />
de gewone gespreide investeringsaftrek <strong>voor</strong> vennootschappen blijft van toepassing met betrekking tot de<br />
activa die zijn verkregen of tot stand gebracht tijdens een jaar of boekjaar dat aan het aanslagjaar 2006 of een<br />
vroeger aanslagjaar is verbonden.<br />
Belastingkrediet <strong>voor</strong> onderzoek en ontwikkeling<br />
De aandacht wordt erop gevestigd dat vennootschappen die <strong>voor</strong> het belastbare tijdperk dat aan het<br />
aanslagjaar 2008 of aan het aanslagjaar 2007 verbonden is, hebben geopteerd <strong>voor</strong> een belastingkrediet <strong>voor</strong><br />
onderzoek en ontwikkeling, vanaf dat aanslagjaar niet meer in aanmerking kunnen komen <strong>voor</strong> de<br />
investeringsaftrek <strong>voor</strong> octrooien en milieuvriendelijke investeringen <strong>voor</strong> onderzoek en ontwikkeling.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
FOD Financiën<br />
Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit<br />
North Galaxy-bus 25<br />
Koning Albert II-laan 33<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 0257/257 57 (call center)<br />
E-mail: info.tax@minfin.fed.be<br />
Website: fiscus.fgov.be<br />
88
2. NOTIONELE INTRESTAFTREK OF AFTREK VOOR RISICOKAPITAAL<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De notionele intrestaftrek of ‘aftrek <strong>voor</strong> risicokapitaal’ houdt in dat ondernemingen vanaf het aanslagjaar<br />
2007 (inkomsten 2006) een bepaald percentage van het ‘gecorrigeerd’ eigen vermogen kunnen aftrekken van<br />
de belastbare winst.<br />
Begunstigden<br />
Deze maatregel geldt zowel <strong>voor</strong> kleine, middelgrote als <strong>voor</strong> grote ondernemingen.<br />
Indien de onderneming echter een vrijgestelde investeringsreserve heeft aangelegd in een bepaald belastbaar<br />
tijdperk, dan kan de notionele intrestaftrek niet worden toegepast in dat tijdperk, en ook niet in de twee<br />
daaropvolgende belastbare tijdperken.<br />
Projecten<br />
Het aftrekbare percentage bedraagt 3,781% <strong>voor</strong> het aanslagjaar 2008 (inkomsten 2007). Voor kleine<br />
vennootschappen wordt het tarief met 0,5% verhoogd tot 4,281%. Voor het aanslagjaar 2009 (inkomsten<br />
2008) bedraagt het percentage 4,307% en <strong>voor</strong> kmo’s 4,807%.<br />
Indien de belastbare winst ontoereikend is (om de notionele intrestaftrek te dragen) kan het bedrag gedurende<br />
zeven jaar worden overgedragen.<br />
Het ‘gecorrigeerd eigen vermogen’ is het eigen vermogen waarvan een aantal rubrieken worden afgetrokken.<br />
Bij<strong>voor</strong>beeld de waarde van de aandelen geboekt onder de financiële vaste activa moet in mindering worden<br />
gebracht van het eigen vermogen. Ook de niet-verwezenlijkte meerwaarden en de kapitaalsubsidies moeten<br />
van het eigen vermogen worden afgetrokken.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Bij de aangifte in de vennootschapsbelasting moet de onderneming een formulier 275C voegen. Een<br />
modelformulier wordt door het ministerie van financiën opgemaakt en kan gedownload worden via<br />
www.myminfin.be.<br />
OPMERKING<br />
Door de invoering van de notionele intrestaftrek verdwijnt <strong>voor</strong> vennootschappen het belastingskrediet en de<br />
‘gewone’ investeringsaftrek (zowel de éénmalige als de gespreide aftrek). Met betrekking tot de gespreide<br />
investeringsaftrek is er een overgangsmaatregel. Indien die aftrek werd verleend <strong>voor</strong> een aanslagjaar dat het<br />
aanslagjaar 2007 <strong>voor</strong>afgaat, dan blijft de investeringsaftrek lopen <strong>voor</strong> de resterende periode.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Algemene Administratie van de Belastingen en Invordering<br />
Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit<br />
Directie I/1<br />
Contactpersoon: Steven Vanlierde<br />
Tel.: 02/336 53 82<br />
E-mail: steven.vanlierde@minfin.fed.be<br />
89
3. FISCALE RULINGS<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Belastingplichtigen hebben de mogelijkheid om aan de Federale Overheidsdienst Financiën een<br />
<strong>voor</strong>afgaande bindende beslissing te vragen <strong>voor</strong> een periode van vijf jaar betreffende de toepassing van de<br />
belastingwetten die onder zijn bevoegdheid vallen of waarvan hij de inning en de invordering verzekert.<br />
De <strong>voor</strong>afgaande beslissing kan omschreven worden als de juridische handeling waarbij de FOD Financiën<br />
vaststelt hoe de wet zal toegepast worden op een bijzondere situatie of verrichting die op fiscaal vlak nog<br />
geen uitwerking heeft gehad.<br />
Begunstigden<br />
De aanvraag om <strong>voor</strong>afgaande beslissing kan uitgaan van een natuurlijke of van een rechtspersoon, al dan<br />
niet in België gevestigd, in een beroeps- of privékader.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De aanvraag om <strong>voor</strong>afgaande beslissing moet gemotiveerd zijn en schriftelijk gericht worden aan de FOD<br />
Financiën:<br />
Federale Overheidsdienst Financiën<br />
Dienst Voorafgaande Beslissingen<br />
Maria Theresiastraat 1<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/579 38 00<br />
Fax: 02/579 51 01<br />
E-mail: dvbsda@minfin.fed.be<br />
De vraag om <strong>voor</strong>afgaande beslissing moet het volgende vermelden:<br />
de identiteit van de aanvrager, en eventueel die van de betrokken partijen en derden;<br />
de beschrijving van de activiteiten van de aanvrager;<br />
de volledige beschrijving van de bijzondere situatie of verrichting (om ongegronde vragen, of vragen<br />
zonder <strong>voor</strong>werp of te vage vragen te vermijden);<br />
de verwijzing naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan.<br />
Bij de aanvraag moet ook, in <strong>voor</strong>komend geval, een kopie gevoegd worden van de aanvragen die over<br />
hetzelfde onderwerp bij de fiscale lidstaten van de Europese Gemeenschap ingediend werden, of bij derde<br />
landen waarmee België een overeenkomst afgesloten heeft tot vermijding van dubbele belasting, en ook van<br />
de beslissingen die daar uit <strong>voor</strong>tvloeiden.<br />
Na ontvangst van een volledige aanvraag zal de Administratie binnen de 15 werkdagen aan de aanvrager<br />
laten weten binnen welke termijn een beslissing mag verwacht worden. Alleszins dient dit te gebeuren binnen<br />
drie maanden, tenzij deze termijn onderling wordt gewijzigd.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Federale Overheidsdienst Financiën<br />
Dienst Voorafgaande Beslissingen<br />
Maria Theresiastraat 1<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/579 38 00<br />
Fax: 02/579 51 01<br />
E-mail: dvbsda@minfin.fed.be<br />
Website: www.ruling.be<br />
90
4. INVESTERINGSRESERVE<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Vennootschappen die in aanmerking komen <strong>voor</strong> het verlaagd opklimmend tarief kunnen een deel van hun<br />
winst vrijstellen van vennootschapsbelasting mits zij deze reserveren en herinvesteren.<br />
Het belastbare resultaat dient te worden verminderd met:<br />
- de vrijgestelde meerwaarden op aandelen;<br />
- 25% van de meerwaarde op personenwagens;<br />
- de verminderingen van het gestorte kapitaal;<br />
- de vermeerdering van de vorderingen van de venootschap.<br />
De investeringsreserve bedraagt dan 50% van dit verschil. Dit verschil wordt maximaal begrensd op € 37.500<br />
zodat de maximale investeringsreserve wordt vastgesteld op € 18.750.<br />
Om in aanmerking te kunnen komen <strong>voor</strong> de investeringsreserve, moet aan een aantal <strong>voor</strong>waarden worden<br />
voldaan:<br />
- onaantastbaarheid: de investeringsreserve moet op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief<br />
geboekt zijn en blijven en niet tot grondslag dienen <strong>voor</strong> de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de<br />
wettelijke reserve of van enige beloning of toekening;<br />
- de vennootschap moet een bedrag gelijk aan de investeringsreserve investeren in afschrijfbare materiële<br />
of immateriële vaste activa die recht kunnen geven op het <strong>voor</strong>deel van de investeringsaftrek. Dit moet<br />
gebeuren binnen een termijn van drie jaar die aanvangt op de eerste dag van het belastbare tijdperk<br />
waar<strong>voor</strong> de investeringsreserve is aangelegd, en ten laatste bij de ontbinding van de vennootschap.<br />
De vrijgestelde investeringsreserve zal als belastbare winst worden aangemerkt als:<br />
- de onaantastbaarheid niet meer wordt nageleefd;<br />
- de termijn van 3 jaar verstrijkt zonder investering;<br />
- het in aanmerking genomen vast actief vervreemd wordt binnen de 3 jaar na de investering.<br />
Begunstigden<br />
De vennootschappen waarop het verlaagd opklimmend tarief van toepassing is kunnen van deze maatregel<br />
gebruik maken.<br />
Dit zijn vennootschappen die aan de volgende <strong>voor</strong>waarden voldoen:<br />
- de belastbare basis mag niet meer bedragen dan € 322.500;<br />
- geen financiële vennootschap zijn: vennootschappen die aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde<br />
meer bedraagt dan 50% van het kapitaal en de belaste reserves;<br />
- de aandelen van de vennootschap mogen <strong>voor</strong> niet meer dan 50% in handen zijn van andere<br />
vennootschappen;<br />
- er mag geen dividend uitgekeerd worden dat groter is dan 13% van het gestorte kapitaal bij het begin van<br />
het boekjaar;<br />
- geen deel uitmaken van een groep waartoe een coördinatiecentrum behoort;<br />
- de vennootschap moet aan minimum één bedrijfsleider een bezoldiging van ten minste € 36.000<br />
(aanslagjaar 2008) toegekend hebben. Wanneer een vennootschap met een belastbaar inkomen lager dan<br />
€ 36.000 in aanmerking wil komen <strong>voor</strong> het verlaagd opklimmend tarief dan moet zij een bezoldiging<br />
toekennen die ten minste gelijk is aan het belastbare inkomen.<br />
91
Aanvraagprocedure<br />
De vennootschap moet bij haar aangifte in de vennootschapsbelasting <strong>voor</strong> het aanslagjaar waar<strong>voor</strong> de<br />
reserve wordt aangelegd en de erop volgende aanslagjaren tot wanneer de investering moet zijn verricht een<br />
ingevulde, gedagtekende en ondertekende opgave 275R voegen. Deze kunt u downloaden via de website<br />
www.myminfin.be.<br />
OPMERKING<br />
Als een kmo een investeringsreserve aanlegde, <strong>voor</strong>ziet de wetgeving inzake notionele intrestaftrek vanaf<br />
2007 in een uitsluiting gedurende drie boekjaren. Een kmo die echter <strong>voor</strong> 2006 een investeringsreserve<br />
aanlegde kan in 2007 van de notionele intrestaftrek genieten als aan alle <strong>voor</strong>waarden is voldaan.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
FOD Financiën<br />
Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit<br />
North Galaxy-bus 25<br />
Koning Albert II-laan 33<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/572 57 57 (call center)<br />
E-mail: info.tax@minfin.fed.be<br />
Website: fiscus.fgov.be<br />
92
5. BELASTINGVRIJSTELLING BIJKOMEND PERSONEEL VOOR DE UITBOUW VAN HET<br />
TECHNOLOGISCH POTENTIEEL, ALS DIENSTHOOFD UITVOER OF DIENSTHOOFD<br />
INTEGRALE KWALITEITSZORG<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
<strong>Ondernemingen</strong> kunnen in aanmerking komen <strong>voor</strong> een belastingvrijstelling <strong>voor</strong> bepaalde categorieën<br />
bijkomend personeel.<br />
De nieuw aangeworven werknemer moet voltijds in België werken:<br />
- <strong>voor</strong> de uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming;<br />
- als diensthoofd <strong>voor</strong> de uitvoer;<br />
- als diensthoofd <strong>voor</strong> de afdeling integrale kwaliteitszorg.<br />
Het basisbedrag van de vrijstelling bedraagt € 10.000 per bijkomende personeelseenheid.<br />
Begunstigden<br />
Alle nijverheids-, landbouw- en handelsbedrijven, uitgebaat door een natuurlijk persoon of door een<br />
vennootschap, komen <strong>voor</strong> deze vermindering in aanmerking.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Bij uw aangifte in de inkomstenbelastingen dient u een nominatieve opgave te voegen:<br />
- uitbouw technologisch personeel: opgave 276 W2;<br />
- diensthoofd <strong>voor</strong> de uitvoer: opgave 276 W3;<br />
- diensthoofd afdeling integrale kwaliteitszorg: opgave 276 W4.<br />
Deze opgaven kunt u downloaden via www.myminfin.be.<br />
Tevens moet u moet binnen de drie maanden vanaf de laatste dag van het belastbare tijdperk <strong>voor</strong> ieder<br />
opgegeven personeelslid een attest op naam aanvragen:<br />
- Personeel <strong>voor</strong> de uitbouw van het technologisch potentieel:<br />
Federaal Wetenschapsbeleid<br />
Productie en analyse van O&O-indicatoren<br />
Wetenschapsstraat 8<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/238 34 90 of 02/238 35 97<br />
Tel. secretariaat: 02/238 35 11<br />
E-mail: info.fisc@belspo.be<br />
Website: www.belspo.be/fisc/<br />
- Diensthoofd uitvoer:<br />
Agentschap <strong>voor</strong> Buitenlandse Handel<br />
Arnout van Wittenberghe<br />
Montoyerstraat 3<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/206 35 06<br />
Fax: 02/203 18 12<br />
E-mail: arnout.van-wittenberghe@abh-ace.org<br />
93
- Diensthoofd Integrale Kwaliteitszorg:<br />
FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie<br />
Kwaliteit en Veiligheid<br />
Afdeling Accreditatie<br />
Guido Goyens<br />
WTC III – 5 de verdieping<br />
Simon Bolivarlaan 30<br />
1000 Brussel<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
FOD Financiën<br />
Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit<br />
North Galaxy-bus 25<br />
Koning Albert II-laan 33<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/572 57 57 (call center)<br />
E-mail: info.tax@minfin.fed.be<br />
Website: fiscus.fgov.be<br />
94
6. BELASTINGVRIJSTELLING VOOR BIJKOMEND PERSONEEL MET EEN LAAG LOON<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De belastingvrijstelling <strong>voor</strong> bijkomend personeel met een laag loon werd door de programmawet van juni<br />
2008 een permanente maatregel. Oorspronkelijk had deze maatregel een tijdelijk karakter en gold deze enkel<br />
<strong>voor</strong> de jaren 1998 tot en met 2000. Na een eerste verlenging tot en met 2007, krijgt deze regeling nu via de<br />
programmawet een permanent karakter.<br />
De maatregel houdt een belastingvrijstelling in ten belope van € 4.840 <strong>voor</strong> aanslagjaar 2008 en € 4.930 <strong>voor</strong><br />
aanslagjaar 2009 <strong>voor</strong> bijkomend personeel met een ‘beperkt’ loon in bedrijven met minder dan 11<br />
werknemers en vrije beroepen.<br />
Begunstigden<br />
Deze steunmaatregel geldt <strong>voor</strong> nijverheids-, handels- en landbouwondernemingen die op 31 december 1997<br />
of op het einde van het jaar waarin de exploitatie is aangevangen, als die aanvang op een latere datum valt,<br />
minder dan 11 werknemers (andere dan bedrijfsleiders) tewerkstellen. Ook beoefenaars van vrije beroepen,<br />
ambten, posten of andere winstgevende bezigheden komen in aanmerking <strong>voor</strong> deze fiscale steunverlening.<br />
De vrijstelling kan enkel genoten worden <strong>voor</strong> bijkomend tewerkgestelde werknemers die zich beneden een<br />
bepaalde loongrens bevinden, namelijk een bruto dag- of uurloon dat niet hoger is dan € 90,32 of € 11,88.<br />
Deze vrijstelling <strong>voor</strong> bijkomend personeel is niet cumuleerbaar met de vrijstelling <strong>voor</strong> bijkomend personeel<br />
<strong>voor</strong> de uitbouw van het technologisch potentieel, de uitvoer of de kwaliteitszorg.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De belastingplichtigen moeten bij hun aangifte in de inkomstenbelastingen van het belastbare tijdperk<br />
waar<strong>voor</strong> zij de vrijstelling vragen, een tabel 276 T voegen. Deze tabel is beschikbaar via www.myminfin.be.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
FOD Financiën<br />
Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit<br />
North Galaxy-bus 25<br />
Koning Albert II-laan 33<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 0257/257 57 (call center)<br />
E-mail: info.tax@minfin.fed.be<br />
Website: fiscus.fgov.be<br />
95
7. BELASTINGSKREDIET VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het belastingskrediet <strong>voor</strong> onderzoek en ontwikkeling geldt <strong>voor</strong> investeringen in vaste activa die worden<br />
gebruikt ter bevordering van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgericht<br />
technologieën die geen effect hebben op het leefmilieu of die beogen dat negatieve effect zoveel mogelijk te<br />
beperken. Ook <strong>voor</strong> octrooien kan een belastingskrediet verkregen worden.<br />
Begunstigden<br />
Binnenlandse vennootschappen en Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen die<br />
investeringen doorvoeren die aan de <strong>voor</strong>waarden voldoen van een verhoogde investeringsaftrek <strong>voor</strong><br />
octrooien of milieuvriendelijke investeringen <strong>voor</strong> onderzoek en ontwikkeling.<br />
Wel is het zo dat vennootschappen die <strong>voor</strong> aanslagjaar 2007 of 2008 onherroepelijk hebben geopteerd <strong>voor</strong><br />
het belastingkrediet, niet meer in aanmerking kunnen komen <strong>voor</strong> de investeringsaftrek <strong>voor</strong> octrooien en<br />
milieuvriendelijke investeringen <strong>voor</strong> onderzoek en ontwikkeling. Er moet dus een keuze gemaakt worden<br />
tussen het belastingkrediet en de verhoogde investeringsaftrek, en eenmaal gekozen <strong>voor</strong> het ene kan men<br />
geen gebruik meer maken van het andere.<br />
Projecten<br />
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:<br />
- het eenmalige belastingkrediet:<br />
Het normale belastingtarief (33,99%) word toegepast op een gedeelte van de aanschaffings- of<br />
beleggingswaarde (13,5% <strong>voor</strong> aanslagjaar 2008) van de vaste activa gebruikt ter bevordering van onderzoek<br />
en ontwikkeling of octrooien.<br />
- het gespreide belastingkrediet:<br />
De belastingplichtigen kunnen er ook <strong>voor</strong> kiezen om het belastingkrediet over de afschrijvingsperiode van<br />
de vaste activa te spreiden (niet <strong>voor</strong> octrooien). Hier bedraagt het percentage 20,5% <strong>voor</strong> aanslagjaar 2008.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Om het belastingkrediet te kunnen verkrijgen moet de belastingplichtige bij zijn aangifte in de<br />
vennootschapsbelasting het formulier 275 W voegen. U kunt dit formulier downloaden via volgende link:<br />
www.myminfin.be<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
FOD Financiën<br />
Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit<br />
Sector Directe Belastingen<br />
North Galaxy-bus 25<br />
Koning Albert II-laan 33<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 0257/257 57 (call center)<br />
E-mail: info.tax@minfin.fed.be<br />
Website: fiscus.fgov.be<br />
96
8. GEDEELTELIJKE VRIJSTELLING VAN DOORSTORTING VAN BEDRIJFSVOORHEFFING<br />
VOOR WETENSCHAPPELIJK PERSONEEL<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Bepaalde werkgevers kunnen worden vrijgesteld van het storten van een gedeelte van de bedrijfs<strong>voor</strong>heffing<br />
verschuldigd op lonen die zij toekennen aan werknemers tewerkgesteld in het kader van wetenschappelijk<br />
onderzoek.<br />
Begunstigden<br />
Volgende werkgevers komen in aanmerking <strong>voor</strong> de vrijstelling:<br />
- universiteiten, hogescholen, het Nationaal Fonds <strong>voor</strong> Wetenschappelijk Onderzoek en het Fonds <strong>voor</strong><br />
Wetenschappelijk Onderzoek – <strong>Vlaanderen</strong>;<br />
- door de ministerraad erkende wetenschappelijke instellingen;<br />
- ondernemingen die onderzoeksprojecten doen ter uitvoering van samenwerkingsovereenkomsten<br />
afgesloten met universiteiten, hogescholen of erkende wetenschappelijke instellingen;<br />
- ondernemingen die onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s uitvoeren met onderzoekers met een<br />
bepaald diploma PhD of masterdiploma;<br />
- young innovative companies; dit zijn kleine bedrijven (max. 50 werknemers, max. jaaromzet van €<br />
7.300.000 en balanstotaal van € 3.650.000) die:<br />
• 15% van hun uitgaven aan onderzoek besteden;<br />
• minder dan 10 jaar bestaan;<br />
• nieuw zijn opgericht en dus niet het gevolg zijn van een concentratie, herstructurering, overname of<br />
uitbreiding van activiteiten.<br />
Projecten<br />
Per categorie werkgevers gelden andere percentages waar<strong>voor</strong> zij vrijgesteld zijn van doorstorting van<br />
bedrijfs<strong>voor</strong>heffing:<br />
- universiteiten, hogescholen, het Nationaal Fonds <strong>voor</strong> Wetenschappelijk Onderzoek en het Fonds <strong>voor</strong><br />
Wetenschappelijk Onderzoek – <strong>Vlaanderen</strong>: 65%;<br />
- erkende wetenschappelijke instellingen: 50%;<br />
- PhD en masters in bedrijven: 25%;<br />
- samenwerking bedrijven met hogescholen, universiteiten of erkende wetenschappelijke instellingen:<br />
50%;<br />
- young innovative companies: 50%.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Bij de indiening van de aangifte in de bedrijfs<strong>voor</strong>heffing (formulier 274) moet de werkgever bewijzen dat de<br />
werknemers <strong>voor</strong> wie een gedeeltelijke vrijstelling van de doorstorting van bedrijs<strong>voor</strong>heffing geldt,<br />
inderdaad bij hem actief waren tijdens de periode waarop de aangifte betrekking heeft.<br />
De werkgever moet drie afzonderlijke aangiften in de bedrijfs<strong>voor</strong>heffing indienen:<br />
- de eerste aangifte bevat de door de werkgever betaalde of toegekende belastbare inkomsten van<br />
werknemers die niet in deze maatregel zijn bedoeld en de verschuldigde bedrijfs<strong>voor</strong>heffing;<br />
- de tweede aangifte bevat de door de werkgever betaald of toegekende belastbare inkomsten van de<br />
werknemers die wel in deze maatregel zijn bedoeld en de daarop ingehouden bedrijfs<strong>voor</strong>heffing;<br />
- de derde aangifte bevat een negatief bedrag van de ingehouden bedrijfs<strong>voor</strong>heffing.<br />
Ook moet de werkgever een nominatieve lijst (met gedetailleerde cijfers per persoon) indienen volgens<br />
dezelfde structuur als het formulier 274: niet-onderzoekers, onderzoekers, vermindering bedrijfs<strong>voor</strong>heffing.<br />
97
Aanvullende inlichtingen<br />
FOD Financiën<br />
Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit<br />
North Galaxy-bus 25<br />
Koning Albert II-laan 33<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 0257/257 57 (call center)<br />
E-mail: info.tax@minfin.fed.be<br />
Website: fiscus.fgov.be of via belspo: www.belspo.be/belspo/fisc/index_nl.stm<br />
98
9. GEDEELTELIJKE VRIJSTELLING VAN DOORSTORTING VAN BEDRIJFSVOORHEFFING<br />
OP NACHT- EN PLOEGENARBEID<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Een werkgever kan in aanmerking komen <strong>voor</strong> een fiscaal <strong>voor</strong>deel <strong>voor</strong> werknemers die ploegenarbeid of<br />
nachtarbeid verrichten.<br />
Deze werknemers ontvangen daar<strong>voor</strong> een ploegenpremie. De werkgever houdt de bedrijfs<strong>voor</strong>heffing in op<br />
het loon van de werknemer. De werkgever wordt gedeeltelijk vrijgesteld van het doorstorten van deze<br />
bedrijfs<strong>voor</strong>heffing.<br />
Begunstigden<br />
Alle werkgevers onderworpen aan de personenbelasting, de vennootschapsbelasting of de<br />
rechtspersonenbelasting en in wiens onderneming ploegenarbeid of nachtarbeid wordt verricht, komen in<br />
aanmerking <strong>voor</strong> de vrijstelling, op <strong>voor</strong>waarde dat zij hun werknemers een ploegenpremie uitbetalen en dat<br />
zij de bedrijfs<strong>voor</strong>heffing op de bezoldigingen en premies inhouden.<br />
Projecten<br />
Werkgevers krijgen een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfs<strong>voor</strong>heffing die ze hebben<br />
ingehouden op het loon van hun werknemer. Deze vrijstelling bedraagt 10,70% van het totale belastbare<br />
loon, inbegrepen de premies <strong>voor</strong> ploegenarbeid. De vrijstelling geldt niet <strong>voor</strong> vakantiegeld,<br />
eindejaarspremie en achterstallige bezoldigingen.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De werkgever dient twee afzonderlijke aangiften in de bedrijfs<strong>voor</strong>heffing in te dienen:<br />
- een eerste aangifte heeft betrekking op de aan al de werknemers betaalde of toegekende bezoldigingen;<br />
- een tweede aangifte heeft alleen betrekking op de belastbare bezoldigingen waarin de ploegenpremies<br />
zijn begrepen.<br />
De werkgever moet eveneens bewijzen dat de werknemer effectief ploegen- of nachtarbeid heeft verricht<br />
tijdens de periode waar<strong>voor</strong> hij de vrijstelling vraagt. Daartoe dient een nominatieve opgave opgemaakt te<br />
worden met vermelding van de volledige identiteit van elke werknemer die in aanmerking komt als ook de<br />
periode van het jaar gedurende dewelke die werknemer ploegen- of nachtarbeid heeft verricht.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
FOD Financiën<br />
Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit<br />
North Galaxy-bus 25<br />
Koning Albert II-laan 33<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 0257/257 57 (call center)<br />
E-mail: info.tax@minfin.fed.be<br />
Website: fiscus.fgov.be<br />
99
DEEL III : STEUN BIJ AANWERVINGEN<br />
100
1. PARAFISCALE MAATREGELEN<br />
1.1 DE STRUCTURELE VERMINDERING WERKGEVERSBIJDRAGEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De structurele vermindering is een systeem waarbij de RSZ-werkgeversbijdragen verminderd worden. Het<br />
systeem stelt geen bijzondere bijkomende <strong>voor</strong>waarden waaraan de werknemer moet voldoen.<br />
Het bestaat uit een basisvermindering. Deze vermindering wordt verhoogd wanneer het gaat om een<br />
werknemer met een laag loon of met een hoog loon. Een laag loon is een kwartaalloon van € 5.870,71 bruto<br />
bij volledige voltijdse prestaties. Een hoog loon is een kwartaalloon groter dan € 12.000 bruto.<br />
Voorwaarden<br />
-<br />
U moet als werkgever aan geen bijzondere <strong>voor</strong>waarden voldoen. De grootte van het <strong>voor</strong>deel verschilt wel<br />
in functie van het soort werkgever dat u bent.<br />
-<br />
U kunt de vermindering toepassen <strong>voor</strong> iedere werknemer die onderworpen is aan alle regelingen van de<br />
sociale zekerheid. Dat geldt <strong>voor</strong> alle gewone arbeiders en bedienden uit de privésector, vanaf het jaar waarin<br />
zij 19 jaar oud zijn. Werknemers uit de openbare sector voldoen echter meestal niet aan deze <strong>voor</strong>waarde.<br />
Voordelen<br />
-<br />
Het <strong>voor</strong>deel bestaat uit een basisvermindering. Indien het loon van de werknemer voldoende laag of hoog is,<br />
wordt deze aangevuld met een bijkomende vermindering.<br />
Basisvermindering<br />
Als u een werkgever bent uit een sociale maribel sector, dan heeft u geen recht op de basisvermindering.<br />
Als u een beschutte werkplaats bent, dan bedraagt de basisvermindering € 471 per kwartaal.<br />
In de andere gevallen bedraagt de basisvermindering € 400 per kwartaal.<br />
Bijkomende vermindering <strong>voor</strong> lage lonen<br />
Deze bijkomende vermindering krijgt u alleen als het refertekwartaalloon van de werknemer lager is dan een<br />
bepaald bedrag. Als de werknemer <strong>voor</strong> wie u het <strong>voor</strong>deel wil berekenen dus deeltijds werkt, of niet het<br />
volledige kwartaal werkt, dan moet u zijn werkelijke loon eerst omrekenen naar een referteloon.<br />
Als u een werkgever bent uit een sociale maribel sector, dan wordt deze bijkomende vermindering als volgt<br />
berekend: 0,2267 vermenigvuldigd met het verschil tussen € 5.870,71 en het referteloon.<br />
Als u een beschutte werkplaats bent, dan wordt deze bijkomende vermindering als volgt berekend: 0,1620<br />
vermenigvuldigd met het verschil tussen € 6.230,04 en het referteloon.<br />
In de andere gevallen wordt deze bijkomende vermindering als volgt berekend: 0,1620 vermenigvuldigd met<br />
het verschil tussen € 5.870,71 en het referteloon.<br />
Bijkomende vermindering <strong>voor</strong> hoge lonen.<br />
Deze vermindering is gelijk <strong>voor</strong> alle soorten werkgevers. Zij geldt slechts indien het werkelijke brutoloon<br />
<strong>voor</strong> het kwartaal hoger is dan € 12.000. Zij wordt als volgt berekend. Het verschil tussen het werkelijke loon<br />
en € 12.000, wordt vermenigvuldigd met 0,06. Elke € 100 dat het loon hoger is dan € 12.000 betekent dus dat<br />
de vermindering verhoogt met € 6.<br />
De totale vermindering (basis plus bijkomende) kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die<br />
<strong>voor</strong> de werknemer verschuldigd zijn.<br />
101
Opgelet: De bedragen vastgesteld zoals hierboven, worden u slechts toegekend indien de werknemer<br />
gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij<br />
slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze<br />
vermindering kunt u nalezen op de website van RSZ. Op die website kunt u tevens een programma<br />
downloaden waarmee u deze vermindering kunt berekenen.<br />
Diversen<br />
Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: Gesubsidieerde contractuelen - vermindering RSZwerkgeversbijdragen.<br />
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met ten hoogste één van de specifieke verminderingen van<br />
RSZ werkgeversbijdragen (vb. de vermindering <strong>voor</strong> oudere werknemers, <strong>voor</strong> langdurig werklozen, ...).<br />
Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen, geldt tevens een bijzondere regeling. Bij de<br />
bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt toegepast,<br />
worden de verschuldigde bijdragen verminderd met € 365 per kwartaal. Voor beschutte werkplaatsen geldt<br />
deze regel niet.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien u <strong>voor</strong> de vermindering in aanmerking komt, mag u ze toepassen<br />
op de RSZ-aangifte.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Rijksdienst Sociale Zekerheid<br />
Victor Hortaplein, 11<br />
1060 Brussel<br />
Tel.: 02/509 26 00<br />
Fax: 02/509 39 64<br />
E-mail: contactrszinfo@rsz.fgov.be<br />
Website: www.onssrszlss.fgov.be<br />
102
1.2 DOELGROEPVERMINDERING<br />
1.2.1 OUDERE WERKNEMERS<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Voor werknemers vanaf 50 jaar, geldt een vermindering van de werkgeversbijdragen verschuldigd aan de<br />
RSZ, variërend naar leeftijd en afhankelijk van het refertekwartaalloon.<br />
Begunstigden<br />
-<br />
Als u een werkgever uit de privésector bent, en u behoort niet tot een sociale maribel sector (werkgevers uit<br />
de sector van de gezins- en bejaardenhulp komen echter wel in aanmerking), dan komt u <strong>voor</strong> deze<br />
vermindering in aanmerking.<br />
Werkgevers uit de openbare sector vallen op een paar uitzonderingen na niet onder de toepassing.<br />
-<br />
Het moet gaan om een gewone arbeider of bediende, dit wil zeggen iemand die onderworpen is aan alle<br />
basisregelingen van de sociale zekerheid.<br />
U moet 2 gevallen onderscheiden:<br />
A. De werknemer moet minstens 50 jaar oud zijn op de laatste dag van het kwartaal en een<br />
refertekwartaalloon hebben dat lager is dan € 12.000.<br />
B. De werknemer moet minstens 57 jaar oud zijn op de laatste dag van het kwartaal en een<br />
refertekwartaalloon van € 12.000 of meer hebben.<br />
Zowel de werknemers die u nieuw in dienst neemt na die leeftijd, als werknemers die reeds bij u aan het werk<br />
waren, komen in aanmerking.<br />
Voordelen<br />
-<br />
Naargelang het geval kan u de werkgeversbijdragen die u per kwartaal aan de RSZ moet betalen,<br />
verminderen met:<br />
A. [(leeftijd - 49) x 50] euro <strong>voor</strong> de werknemer die nog geen 57 jaar is en<br />
{400 + [(leeftijd - 57) x 50]} euro <strong>voor</strong> de werknemer vanaf 57 jaar.<br />
B. € 400.<br />
Tevens heeft u recht op de structurele bijdragevermindering.<br />
De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die <strong>voor</strong> de werknemer<br />
verschuldigd zijn.<br />
Opgelet: deze bedragen worden u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal<br />
voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het<br />
bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de<br />
website van de RSZ.<br />
103
Diversen<br />
Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een<br />
vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan.<br />
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met de structurele vermindering van de RSZwerkgeversbijdragen.<br />
Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen geldt tevens een bijzondere regeling. Bij de<br />
bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt toegepast,<br />
worden de verschuldigde bijdragen verminderd met € 365 per kwartaal. Voor beschutte werkplaatsen geldt<br />
deze regel niet.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever.<br />
Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien u <strong>voor</strong> de vermindering in aanmerking komt, mag u ze toepassen<br />
op de RSZ-aangifte.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Rijksdienst Sociale Zekerheid<br />
Victor Hortaplein, 11<br />
1060 Brussel<br />
Tel.: 02/509 26 00<br />
Fax: 02/509 39 64<br />
E-mail: contactrszinfo@rsz.fgov.be<br />
Website: www.onssrszlss.fgov.be<br />
104
1.2.2 EERSTE AANWERVINGEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Werkgevers die een eerste, tweede of derde werknemer aanwerven, kunnen een vermindering krijgen van de<br />
aan de RSZ verschuldigde werkgeversbijdragen. Het <strong>voor</strong>deel is het grootst bij de aanwerving van de eerste<br />
werknemer, wat kleiner bij de aanwerving van een tweede werknemer, en nog wat kleiner bij de aanwerving<br />
van de derde werknemer.<br />
Voorwaarden<br />
-<br />
U mag in het kwartaal waarin u de werknemer aanwerft en de vier daaraan <strong>voor</strong>afgaande kwartalen, nooit<br />
meer dan twee werknemers samen tewerkgesteld hebben. Het is een steunmaatregel die gericht is op kleine<br />
(nieuwe) werkgevers.<br />
U moet tevens behoren tot de privésector.<br />
Opgelet: als u als werkgever de zaak van een andere werkgever <strong>voor</strong>tzet (vb. een vennootschap die een<br />
eenmanszaak opvolgt), of u maakt samen met andere werkgevers deel uit van dezelfde technische<br />
bedrijfseenheid (vb. drie vennootschappen die onderling nauw samenwerken) geldt een bijkomende<br />
<strong>voor</strong>waarde. De werknemer die u aanwerft mag niet de vervanger zijn van een werknemer die de technische<br />
bedrijfseenheid heeft verlaten. Meer uitleg hierover kunt u nalezen op de website van de RSZ.<br />
-<br />
Alle werknemers komen in aanmerking, met uitzondering van:<br />
- jongeren tot 31 december van het jaar dat zij 18 worden;<br />
- jongeren tewerkgesteld met een leerovereenkomst;<br />
- dienstboden;<br />
- gelegenheidsarbeiders in de land- en tuinbouwsector of in de horeca;<br />
- alle andere werknemers die niet onder de sociale zekerheidswet vallen (vb. studenten die minder dan<br />
2x23 dagen per jaar werken).<br />
Voor de aanwerving van deze werknemers komt u niet in aanmerking <strong>voor</strong> de vermindering. Zij tellen echter<br />
evenmin mee om te bepalen hoeveel werknemers u in dienst hebt. Zij verhinderen dus niet dat u het <strong>voor</strong>deel<br />
kunt toepassen <strong>voor</strong> werknemers die u na hen aanwerft.<br />
Voordelen<br />
-<br />
De vermindering is niet gebonden aan een bepaalde werknemer. De aanwerving van een (eerste, tweede of<br />
derde) werknemer laat een periode van 20 kwartalen aanvangen waarbinnen u de vermindering mag<br />
toepassen. U mag elk kwartaal opnieuw kiezen of u de vermindering toepast, en zo ja, <strong>voor</strong> welke<br />
werknemer. Het is dus niet vereist dat de werknemer die oorspronkelijk het recht opende, nog in dienst is.<br />
Voor een 1ste aanwerving worden de werkgeversbijdragen <strong>voor</strong> maximaal 5 kwartalen verminderd met €<br />
1000 en gedurende maximaal 8 kwartalen 400 EUR. U bepaalt zelf de kwartalen dat u de vermindering wenst<br />
toe te passen, <strong>voor</strong> zover u tijdens het kwartaal ten minste één werknemer tewerkstelde.<br />
De aanwerving van de 2de werknemer opent het recht op een vermindering waarbij de werkgeversbijdragen<br />
<strong>voor</strong> maximaal 13 kwartalen verminderd worden met € 400. U bepaalt zelf de kwartalen dat u de<br />
vermindering wenst toe te passen, <strong>voor</strong> zover u tijdens het kwartaal minstens 2 werknemers, al dan niet<br />
tegelijkertijd tewerkstelde.<br />
De aanwerving van de 3de werknemer opent het recht op een vermindering waarbij de werkgeversbijdragen<br />
<strong>voor</strong> maximaal 9 kwartalen verminderd worden met € 400. U bepaalt zelf de kwartalen dat u de vermindering<br />
wenst toe te passen, <strong>voor</strong> zover u tijdens het kwartaal minstens 3 werknemers, al dan niet tegelijkertijd<br />
tewerkstelde.<br />
105
Tevens heeft u recht op de structurele bijdragevermindering.<br />
De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die <strong>voor</strong> de werknemer<br />
verschuldigd zijn.<br />
Opgelet: de bedragen van € 1.000 en € 400 worden u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een<br />
volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds,<br />
dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u<br />
nalezen op de website van de RSZ.<br />
Diversen<br />
Deze maatregel kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering<br />
van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan.<br />
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met de structurele vermindering van de RSZ<br />
werkgeversbijdragen.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever.<br />
Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien u <strong>voor</strong> de vermindering in aanmerking komt mag u ze toepassen<br />
op de RSZ-aangifte.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Rijksdienst Sociale Zekerheid<br />
Victor Hortaplein 11<br />
1060 Brussel<br />
Tel.: 02/509 26 00<br />
Fax: 02/509 39 64<br />
E-mail: contactrszinfo@rsz.fgov.be<br />
Website: www.onssrszlss.fgov.be<br />
106
1.2.3 DOELGROEPVERMINDERING – COLLECTIEVE ARBEIDSDUURVERMINDERING OF EEN<br />
VIERDAGENWEEK<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
In volgende gevallen kan de werkgever in aanmerking komen <strong>voor</strong> een vermindering van de RSZ-bijdragen.<br />
Het is groter naarmate de arbeidsduur meer vermindert. Een combinatie van arbeidsduurvermindering en<br />
vierdagenweek is extra <strong>voor</strong>delig:<br />
- bij invoering van een collectieve verlaging van de wekelijkse arbeidsduur met minstens één uur;<br />
- bij invoering van de vierdagenweek.<br />
Voorwaarden<br />
-<br />
U moet een werkgever zijn uit de privésector bent of een autonoom overheidsbedrijf.<br />
Werkgevers uit de openbare sector vallen op een paar uitzonderingen na niet onder deze toepassing.<br />
-<br />
De maatregel geldt normaal enkel <strong>voor</strong> uw voltijdse werknemers. Zij moeten tot een categorie van<br />
werknemers behoren die <strong>voor</strong> onbepaalde tijd zijn overgegaan tot:<br />
- een effectieve vermindering van de arbeidsduur met minstens 1 vol arbeidsuur per week;<br />
- een vierdagenweek (4 volledige dagen of 3 volledige dagen en 2 halve dagen);<br />
- beide.<br />
Deeltijdse werknemers, die in dienst zijn op het moment dat de arbeidsduur wordt verminderd, kunnen soms<br />
ook in aanmerking komen. Dat zijn de deeltijdsen van wie u het loon moet aanpassen omdat zij een<br />
arbeidsovereenkomst hebben waarin de arbeidstijd uitgedrukt wordt in absolute uren. Als zij op geen enkele<br />
manier hun arbeid verminderen komen zij in aanmerking.<br />
Voordelen<br />
-<br />
De werkgeversbijdragen die u per kwartaal aan de RSZ moet betalen, verminderen met € 400 per kwartaal.<br />
Het aantal kwartalen waarin u het <strong>voor</strong>deel krijgt, varieert als volgt:<br />
- als u overgaat naar een 37-uren week of minder: 8 kwartalen;<br />
- als u overgaat naar een 36-uren week of minder: 12 kwartalen;<br />
- als u overgaat naar een 35-uren week: 16 kwartalen;<br />
- als u de vierdagenweek invoert: 4 kwartalen.<br />
Als u beide invoert krijgt de eerste 4 kwartalen € 1.000 vermindering. De totale vermindering kan nooit meer<br />
bedragen dan de werkgeversbijdragen die <strong>voor</strong> de werknemer verschuldigd zijn.<br />
Opgelet: het bedrag van € 400, respectievelijk € 1.000, wordt u slechts toegekend indien de werknemer<br />
gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij<br />
slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze<br />
vermindering kunt u nalezen op de website van de RSZ.<br />
Diversen<br />
Deze vermindering kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een<br />
vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan.<br />
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met de structurele vermindering van de RSZwerkgeversbijdragen.<br />
Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen, geldt tevens een bijzondere regeling.<br />
Bij de bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt<br />
107
toegepast, worden de verschuldigde bijdragen verminderd met € 365 per kwartaal. Voor beschutte<br />
werkplaatsen geldt deze regel niet.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever.<br />
Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien uw werknemer <strong>voor</strong> de vermindering in aanmerking komt, mag u<br />
ze toepassen op de RSZ-aangifte.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Rijksdienst Sociale Zekerheid<br />
Victor Hortaplein 11<br />
1060 Brussel<br />
Tel.: 02/509 26 00<br />
Fax: 02/509 39 64<br />
E-mail: contactrszinfo@rsz.fgov.be<br />
Website: www.onssrszlss.fgov.be<br />
108
1.2.4 ACTIVA VOOR MIN-45-JARIGEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Deze maatregel bevordert de herinschakeling van werkzoekenden in het normale arbeidscircuit door het<br />
toekennen van:<br />
- een vermindering van werkgeversbijdragen <strong>voor</strong> de sociale zekerheid (SZ);<br />
- een geactiveerde werkloosheidsuitkering (werkuitkering genaamd). De werkgever kan deze in mindering<br />
brengen van het te betalen nettoloon. De Rijksdienst <strong>voor</strong> Arbeids<strong>voor</strong>ziening (RVA) betaalt deze<br />
uitkering aan de werknemer.<br />
Voorwaarden<br />
-<br />
U komt in aanmerking:<br />
- als u een werkgever van de privésector bent;<br />
- als u een autonoom overheidsbedrijf, een openbare kredietinstelling, een openbare maatschappij <strong>voor</strong><br />
personenvervoer, een openbaar uitzendbureau, een provincie of gemeente bent, afhangt van een<br />
gemeente/provincie of een vereniging van gemeenten/provincies bent én u bovendien contractueel<br />
personeel in dienst neemt;<br />
- als u een onderwijsinstelling bent én u bovendien contractueel onderhouds-, administratief of<br />
ondersteunend personeel in dienst neemt.<br />
109
-<br />
UVW = uitkeringsgerechtigde volledig werkloze<br />
INWWZ = ingeschreven als niet werkend werkzoekende<br />
Als de werknemer minder dan 25 jaar is<br />
En als hij UVW is<br />
En als hij:<br />
- 312 dagen INWWZ bewijst in de loop van de<br />
maand en de 18 <strong>voor</strong>gaande kalendermaanden<br />
En als hij GEEN UVW is<br />
En als hij:<br />
- INWWZ is én 312 dagen INWWZ bewijst in de<br />
loop van de maand en de 18 <strong>voor</strong>gaande<br />
kalendermaanden<br />
Als de werknemer minstens 25 jaar maar minder dan 45 jaar is<br />
En als hij:<br />
- INWWZ is én 312 dagen INWWZ bewijst in de<br />
loop van de maand en de 18 <strong>voor</strong>gaande<br />
kalendermaanden<br />
Als de werknemer minder dan 45 jaar is<br />
En als hij UVW is<br />
En als hij:<br />
- 624 dagen INWWZ bewijst in de loop van de<br />
maand en de 36 <strong>voor</strong>gaande kalendermaanden<br />
- 936 dagen INWWZ bewijst in de loop van de<br />
maand en de 54 <strong>voor</strong>gaande kalendermaanden<br />
- 1560 dagen INWWZ bewijst in de loop van de<br />
maand en de 90 <strong>voor</strong>gaande kalendermaanden<br />
En als hij GEEN UVW is<br />
En als hij:<br />
- INWWZ is én 624 dagen INWWZ bewijst in de<br />
loop van de maand en de 36 <strong>voor</strong>gaande<br />
kalendermaanden<br />
- INWWZ is én 936 dagen INWWZ bewijst in de<br />
loop van de maand en de 54 <strong>voor</strong>gaande<br />
kalendermaanden<br />
- INWWZ is én 1560 dagen INWWZ bewijst in de<br />
loop van de maand en de 90 <strong>voor</strong>gaande<br />
kalendermaanden<br />
dan kent de RSZ of<br />
RSZ-PPO u toe:<br />
RSZ-vermindering 1<br />
dan kent de RSZ of<br />
RSZ-PPO u toe:<br />
RSZ-vermindering 1<br />
dan kent de RSZ of<br />
RSZ-PPO u toe:<br />
RSZ-vermindering 1<br />
dan kent de RSZ of<br />
RSZ-PPO u toe:<br />
dan kent de RVA aan de<br />
werknemer toe:<br />
Geactiveerde werkloosheidsuitkering<br />
1<br />
dan kent de RVA aan de<br />
werknemer toe:<br />
RSZ-vermindering 2 Geactiveerde<br />
werkloosheidsuitkering 1<br />
RSZ-vermindering 3<br />
RSZ-vermindering 4<br />
dan kent de RSZ of<br />
RSZ-PPO u toe:<br />
RSZ-vermindering 2<br />
RSZ-vermindering 3<br />
RSZ-vermindering 4<br />
Geactiveerde werkloosheidsuitkering<br />
2<br />
Geactiveerde werkloosheidsuitkering<br />
3<br />
110
Voordelen<br />
-<br />
U komt in aanmerking <strong>voor</strong> een vermindering van de werkgeversbijdragen <strong>voor</strong> de SZ.<br />
U kunt aanspraak maken op één van de volgende 4 types vermindering. Dit is afhankelijk van de precieze<br />
<strong>voor</strong>waarden die de werknemer vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’).<br />
SZ-vermindering: De vermindering bedraagt per kwartaal:<br />
1 1.000 EUR van kwartaal 1 tot 5<br />
2 1.000 EUR van kwartaal 1 tot 9<br />
3<br />
4<br />
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 9<br />
400 EUR van kwartaal 10 tot 13<br />
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 9<br />
400 EUR van kwartaal 10 tot 21<br />
Opgelet: de RSZ kent u het bedrag van de vermindering toe indien de werknemer gedurende een volledig<br />
kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal en/of werkt hij slechts deeltijds, dan<br />
zal de RSZ of RSZ-PPO deze bedragen proportioneren.<br />
De vermindering kan evenwel nooit meer bedragen dan de bijdrage die u verschuldigd bent.<br />
-<br />
De werknemer krijgt in bepaalde gevallen een geactiveerde werkloosheidsuitkering, werkuitkering genaamd.<br />
Hij kan aanspraak maken op één van de volgende 3 types werkuitkering. Dit is afhankelijk van de precieze<br />
<strong>voor</strong>waarden die hij vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’).<br />
Werkuitkering: De werkuitkering bedraagt per maand:<br />
1 500 EUR van kalendermaand 1 tot 16<br />
2 500 EUR van kalendermaand 1 tot 24<br />
3 500 EUR van kalendermaand 1 tot 30<br />
Opgelet: de RVA kent de werknemer het bedrag van € 500 toe indien hij voltijds werkt. Werkt hij niet<br />
voltijds, dan wordt 500 vermenigvuldigd met de contractuele tewerkstellingsbreuk.<br />
Het bedrag van de werkuitkering kan <strong>voor</strong> een bepaalde kalendermaand evenwel nooit het bedrag van het<br />
verschuldigde nettoloon overschrijden.<br />
U kan de werkuitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon.<br />
Diversen<br />
Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met:<br />
Inzake vermindering van werkgeversbijdragen <strong>voor</strong> de SZ: niet cumuleerbaar met de bijdrageverminderingen<br />
toegekend in het kader van:<br />
- tewerkstelling <strong>voor</strong> jongeren (< 30 jaar);<br />
- aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- collectieve arbeidsduurvermindering en vierdagenweek - vermindering RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- herstructureringen;<br />
- de indienstneming van langdurig werkzoekenden: Doorstromingsprogramma's (DSP), Sociale<br />
inschakelingseconomie (SINE);<br />
- elke andere bijdragevermindering <strong>voor</strong> bepaalde werknemersdoelgroepen.<br />
111
Inzake geactiveerde werkloosheidsuitkeringen: niet cumuleerbaar met andere activeringsmaatregelen, meer<br />
bepaald:<br />
- Doorstromingsprogramma's (DSP);<br />
- Sociale inschakelingseconomie (SINE);<br />
- ACTIVA START (activering van werkloosheidsuitkeringen in het kader van startbanen).<br />
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met:<br />
- de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- dienstencheques (= betaalmiddel <strong>voor</strong> hulp van huishoudelijke aard).<br />
Aanvraagprocedure<br />
De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever:<br />
1. De werknemer moet in het bezit zijn van een werkkaart<br />
Bezit de werknemer geen werkkaart, dan kan hij, alleen of samen met u, een kaart aanvragen bij het<br />
werkloosheidsbureau (WB) van de RVA bevoegd <strong>voor</strong> zijn hoofdverblijfplaats. Dit moet gebeuren ten laatste<br />
30 dagen na de dag van de indienstneming. U gebruikt daar<strong>voor</strong> het formulier C63 werkkaart. U kan het<br />
formulier C63 werkkaart bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA.<br />
Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zullen de <strong>voor</strong>delen wel worden toegekend, maar <strong>voor</strong> een<br />
verminderde periode.<br />
De periode wordt namelijk verminderd met een periode:<br />
- die aanvangt op de dag van indienstneming;<br />
- en die eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de laattijdige aanvraag van de kaart gesitueerd<br />
is.<br />
2. Uw RSZ-kwartaalaangifte<br />
Opent de werkkaart enkel het recht op SZ-bijdrageverminderingen, dan vermeldt u deze op uw RSZkwartaalaangifte.<br />
U hoeft de werkkaart niet over te maken aan de RSZ/RSZ-PPO. De RVA maakt de<br />
gegevens zelf over aan deze instellingen.<br />
Opent de werkkaart bovendien het recht op een werkuitkering: zie punt 3 en volgende.<br />
3. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer<br />
Indien de werknemer een werkuitkering kan ontvangen, moet de arbeidsovereenkomst een aantal verplichte<br />
vermeldingen bevatten, meer bepaald:<br />
- dat een werkkaart is gegeven waaruit blijkt dat de werknemer in aanmerking komt <strong>voor</strong> de werkuitkering<br />
en <strong>voor</strong> welke periode;<br />
- dat u het maandelijks te betalen loon verkrijgt door de werkuitkering in mindering te brengen van het<br />
nettoloon <strong>voor</strong> de beschouwde maand.<br />
In de praktijk kan u hier<strong>voor</strong> het formulier ‘bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA’ gebruiken. U kan dit<br />
formulier bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA: www.rva.be.<br />
4. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in<br />
De werknemer moet de werkuitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst én de bijlage<br />
arbeidsovereenkomst ACTIVA in te dienen. Hij maakt deze stukken over aan zijn uitbetalingsinstelling (UI)<br />
(vakbond of Hulpkas <strong>voor</strong> Werkloosheidsuitkeringen - HVW). Deze dient die stukken in bij het WB.<br />
Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de vierde maand volgend op de maand waarin de<br />
indienstneming gesitueerd is, toekomen op dit WB.<br />
Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de werkuitkering slechts toekennen <strong>voor</strong> een<br />
verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode:<br />
- die aanvangt op de dag van indienstneming;<br />
- en die eindigt op de laatste dag van de maand vóór die waarin de laattijdige aanvraag van de uitkering<br />
gesitueerd is.<br />
Was de werkkaart eveneens laattijdig aangevraagd, dan kan dit een nog latere datum zijn (zie punt 1).<br />
Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de werkuitkering. Is dit het geval,<br />
dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon.<br />
112
5. Het loon en de werkuitkering worden maandelijks betaald<br />
Heeft het WB u verwittigd dat hij een werkuitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan af van het<br />
nettoloon <strong>voor</strong> de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo.<br />
U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78ACTIVA. Deze zal dit indienen bij zijn UI die hem de<br />
maandelijkse werkuitkering zal uitbetalen.<br />
U kan een elektronische aangifte verrichten in plaats van een papieren formulier C78ACTIVA in te vullen. U<br />
bezorgt dan een print van deze aangifte aan de werknemer. Zie het portaal van de sociale zekerheid:<br />
http://socialsecurity.fgov.be/.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> Sociale Zekerheid (RSZ)<br />
Victor Hortaplein 11<br />
1060 Brussel<br />
Tel.: 02/509 26 00<br />
Fax: 02/509 39 64<br />
E-mail: contactrszinfo@rsz.fgov.be<br />
Website: www.onssrszlss.fgov.be<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> Sociale Zekerheid Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZ-PPO)<br />
Jozef II straat 47<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/239 12 11<br />
Fax: 02/234 34 34<br />
E-mail: webmaster@rszppo.fgov.be<br />
Website: www.rszppo.fgov.be<br />
113
1.2.5 ACTIVA VOOR 45-PLUSSERS<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Deze maatregel bevordert de herinschakeling van werkzoekende in het normale arbeidscircuit door het<br />
toekennen van:<br />
- een vermindering van werkgeversbijdragen <strong>voor</strong> de sociale zekerheid (SZ);<br />
- een geactiveerde werkloosheidsuitkering (werkuitkering genaamd). De werkgever kan deze in mindering<br />
brengen van het te betalen nettoloon. De Rijksdienst <strong>voor</strong> Arbeids<strong>voor</strong>ziening (RVA) betaalt deze<br />
uitkering aan de werknemer.<br />
Voorwaarden<br />
-<br />
U komt in aanmerking:<br />
- als u een werkgever van de privésector ben;<br />
- als u een autonoom overheidsbedrijf, een openbare kredietinstelling, een openbare maatschappij <strong>voor</strong><br />
personenvervoer, een openbaar uitzendbureau, een provincie of gemeente bent, afhangt van een<br />
gemeente/provincie of een vereniging van gemeenten/provincies bent én u bovendien contractueel<br />
personeel in dienst neemt;<br />
- als u een onderwijsinstelling bent én u bovendien contractueel onderhouds-, administratief of<br />
ondersteunend personeel in dienst neemt.<br />
-<br />
UVW = uitkeringsgerechtigde volledig werkloze<br />
INWWZ = ingeschreven als niet werkend werkzoekende<br />
Als de werknemer minstens 45 jaar is<br />
En als hij:<br />
- INWWZ is én 156 dagen INWWZ bewijst<br />
in de loop van de maand en de 9 <strong>voor</strong>gaande<br />
kalendermaanden<br />
- INWWZ is én 312 dagen INWWZ bewijst<br />
in de loop van de maand en de 18<br />
<strong>voor</strong>gaande kalendermaanden<br />
Als de werknemer minstens 45 jaar is<br />
En als hij UVW is<br />
En als hij:<br />
- 468 dagen INWWZ bewijst in de loop van<br />
de maand en de 27 <strong>voor</strong>gaande<br />
kalendermaanden<br />
En als hij GEEN UVW is<br />
En als hij:<br />
- 468 dagen INWWZ bewijst in de loop van<br />
de maand en de 27 <strong>voor</strong>gaande<br />
kalendermaanden<br />
dan kent de RSZ of<br />
RSZ-PPO u toe:<br />
RSZ-vermindering<br />
1<br />
RSZ-vermindering<br />
2<br />
dan kent de RSZ of<br />
RSZ-PPO u toe:<br />
RSZ-vermindering<br />
2<br />
dan kent de RSZ of<br />
RSZ-PPO u toe:<br />
RSZ-vermindering<br />
2<br />
dan kent de RVA aan de<br />
werknemer toe:<br />
Geactiveerde<br />
werkloosheidsuitkering<br />
114
Voordelen<br />
-<br />
U komt in aanmerking <strong>voor</strong> een vermindering van de werkgeversbijdragen <strong>voor</strong> de SZ.<br />
U kunt aanspraak maken op één van de volgende 2 types vermindering. Dit is afhankelijk van de precieze<br />
<strong>voor</strong>waarden die de werknemer vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’).<br />
RSZ-vermindering De vermindering bedraagt per kwartaal:<br />
1<br />
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 5<br />
400 EUR van kwartaal 6 tot 21<br />
2 1.000 EUR van kwartaal 1 tot 21<br />
Opgelet: de RSZ kent u het bedrag van de vermindering toe indien de werknemer gedurende een volledig<br />
kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal en/of werkt hij slechts deeltijds, dan<br />
zal de RSZ of RSZ-PPO deze bedragen proportioneren.<br />
De vermindering kan evenwel nooit meer bedragen dan de bijdrage die u verschuldigd bent.<br />
-<br />
De werknemer krijgt in bepaalde gevallen een geactiveerde werkloosheidsuitkering, werkuitkering genaamd.<br />
Dit is afhankelijk van de precieze <strong>voor</strong>waarden die hij vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’).<br />
Werkuitkering: De werkuitkering bedraagt per maand:<br />
500,00 EUR van kalendermaand 1 tot 30<br />
Opgelet: de RVA kent de werknemer het bedrag van € 500 toe indien hij voltijds werkt. Werkt hij niet<br />
voltijds, dan wordt 500 vermenigvuldigd met de contractuele tewerkstellingsbreuk.<br />
Het bedrag van de werkuitkering kan <strong>voor</strong> een bepaalde kalendermaand evenwel nooit het bedrag van het<br />
verschuldigde nettoloon overschrijden.<br />
U kan de werkuitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon.<br />
Diversen<br />
Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met:<br />
Inzake vermindering van werkgeversbijdragen <strong>voor</strong> de SZ: niet cumuleerbaar met de bijdrageverminderingen<br />
toegekend in het kader van:<br />
- tewerkstelling <strong>voor</strong> ouderen (>of= 57 jaar);<br />
- aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- collectieve arbeidsduurvermindering en vierdagenweek - vermindering RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- herstructureringen;<br />
- de indienstneming van langdurig werkzoekenden: Doorstromingsprogramma's (DSP), Sociale<br />
inschakelingspremie (SINE);<br />
- elke andere bijdragevermindering <strong>voor</strong> bepaalde werknemersdoelgroepen.<br />
Inzake geactiveerde werkloosheidsuitkeringen: niet cumuleerbaar met andere activeringsmaatregelen, meer<br />
bepaald:<br />
- Doorstromingsprogramma's (DSP);<br />
- Sociale inschakelingseconomie (SINE).<br />
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met:<br />
- de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- dienstencheques (= betaalmiddel <strong>voor</strong> hulp van huishoudelijke aard).<br />
115
Aanvraagprocedure<br />
De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever:<br />
1. De werknemer moet in het bezit zijn van een werkkaart<br />
Bezit de werknemer geen werkkaart, dan kan hij, alleen of samen met u, een kaart aanvragen bij het<br />
werkloosheidsbureau (WB) van de RVA bevoegd <strong>voor</strong> zijn hoofdverblijfplaats. Dit moet gebeuren ten laatste<br />
30 dagen na de dag van de indienstneming. U gebruikt daar<strong>voor</strong> het formulier C63 werkkaart. U kan het<br />
formulier C63 werkkaart bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de website van de RVA:<br />
www.rva.be.<br />
Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zullen de <strong>voor</strong>delen wel worden toegekend, maar <strong>voor</strong> een<br />
verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode:<br />
- die aanvangt op de dag van indienstneming;<br />
- en die eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de laattijdige aanvraag van de kaart gesitueerd<br />
is.<br />
2. Uw RSZ-kwartaalaangifte<br />
Opent de werkkaart enkel het recht op SZ-bijdrageverminderingen, dan vermeldt u deze op uw RSZkwartaalaangifte.<br />
U hoeft de werkkaart niet over te maken aan de RSZ/RSZ-PPO. De RVA maakt de<br />
gegevens zelf over aan deze instellingen.<br />
Opent de werkkaart bovendien het recht op een werkuitkering: zie punt 3 en volgende.<br />
3. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer<br />
Indien de werknemer een werkuitkering kan ontvangen, moet de arbeidsovereenkomst een aantal verplichte<br />
vermeldingen bevatten, meer bepaald:<br />
- dat een werkkaart is gegeven waaruit blijkt dat de werknemer in aanmerking komt <strong>voor</strong> de werkuitkering<br />
en <strong>voor</strong> welke periode;<br />
- dat u het maandelijks te betalen loon verkrijgt door de werkuitkering in mindering te brengen van het<br />
nettoloon <strong>voor</strong> de beschouwde maand.<br />
In de praktijk kan u hier<strong>voor</strong> het formulier ‘bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA’ gebruiken. U kan dit<br />
formulier bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de website van de RVA: www.rva.be.<br />
4. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in<br />
De werknemer moet de werkuitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst én de bijlage<br />
arbeidsovereenkomst ACTIVA in te dienen. Hij maakt deze stukken over aan zijn uitbetalingsinstelling (UI)<br />
(vakbond of Hulpkas <strong>voor</strong> Werkloosheidsuitkeringen - HVW). Deze dient die stukken in bij het WB.<br />
Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de vierde maand volgend op de maand waarin de<br />
indienstneming gesitueerd is, toekomen op dit WB.<br />
Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de werkuitkering slechts toekennen <strong>voor</strong> een<br />
verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode:<br />
- die aanvangt op de dag van indienstneming;<br />
- en die eindigt op de laatste dag van de maand vóór die waarin de laattijdige aanvraag van de uitkering<br />
gesitueerd is.<br />
Was de werkkaart eveneens laattijdig aangevraagd, dan kan dit een nog latere datum zijn (zie punt 1).<br />
Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de werkuitkering. Is dit het geval,<br />
dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon.<br />
5. Het loon en de werkuitkering worden maandelijks betaald<br />
Heeft het WB u verwittigd dat hij een werkuitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan af van het<br />
nettoloon <strong>voor</strong> de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo.<br />
U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78ACTIVA. Deze zal dit indienen bij zijn UI die hem de<br />
maandelijkse werkuitkering zal uitbetalen.<br />
U kan een elektronische aangifte verrichten in plaats van een papieren formulier C78ACTIVA in te vullen. U<br />
bezorgt dan een print van deze aangifte aan de werknemer. Zie de website van de sociale zekerheid:<br />
socialsecurity.fgov.be.<br />
116
Aanvullende inlichtingen<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> Sociale Zekerheid (RSZ)<br />
Victor Hortaplein 11<br />
1060 Brussel<br />
Tel.: 02/509 26 00<br />
Fax: 02/509 39 64<br />
E-mail: contactrszinfo@rsz.fgov.be<br />
Website: www.onssrszlss.fgov.be<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> Sociale Zekerheid Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZ-PPO)<br />
Jozef II straat 47<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/239 12 11<br />
Fax: 02/234 34 34<br />
E-mail: webmaster@rszppo.fgov.be<br />
Website: www.rszppo.fgov.be<br />
117
1.2.6 DOORSTROMINGSPROGRAMMA’S (DSP)<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Deze maatregel biedt langdurig werklozen de mogelijkheid om beroepservaring op te doen bij openbare<br />
diensten, vzw's of niet commerciële verenigingen. Op die manier kunnen ze hun positie op de arbeidsmarkt<br />
verbeteren en eventueel doorstromen naar een reguliere arbeidsovereenkomst.<br />
Dit gebeurt door het toekennen van:<br />
- een vermindering van werkgeversbijdragen <strong>voor</strong> de sociale zekerheid (SZ);<br />
- een geactiveerde werkloosheidsuitkering (integratie-uitkeringen genaamd).<br />
De werkgever kan deze in mindering brengen van het te betalen nettoloon.<br />
De Rijksdienst <strong>voor</strong> Arbeids<strong>voor</strong>ziening (RVA) betaalt deze uitkering aan de werknemer<br />
Voorwaarden<br />
-<br />
U komt in aanmerking:<br />
- als u een werkgever van de openbare sector bent;<br />
- als u een VZW of niet-commerciële vereniging bent;<br />
én u bovendien een doorstromingsprogramma opricht. Dit is een programma dat tegemoet komt aan de<br />
collectieve maatschappelijke noden waaraan niet of onvoldoende wordt tegemoet gekomen via het reguliere<br />
arbeidscircuit. De bevoegde minister van tewerkstelling moet zo een programma erkennen.<br />
118
-<br />
UVW = uitkeringsgerechtigde volledig werkloze.<br />
Laaggeschoold = de werknemer is niet in het bezit van een diploma of getuigschrift van het hoger secundair<br />
onderwijs.<br />
Wachtuitkeringen = uitkeringen als UVW die de werknemer ontvangt als schoolverlater (op basis van<br />
bepaalde studies).<br />
Werkloosheidsuitkeringen = uitkeringen als UVW die de werknemer ontvangt na voldoende gewerkt te<br />
hebben.<br />
ALS de werknemer minder dan 25 jaar is<br />
En ALS hij laaggeschoold is<br />
En ALS hij UVW is<br />
En ALS hij:<br />
DAN kent de RSZ of RSZ-<br />
PPO u toe:<br />
- sedert minstens 9 maanden uitkeringen als UVW geniet RSZ-vermindering 1<br />
ALS de werknemer minder dan 25 jaar is<br />
En ALS hij NIET laaggeschoold is<br />
En ALS hij UVW is<br />
En ALS hij:<br />
- sedert minstens 12 maanden wachtuitkeringen als UVW<br />
geniet<br />
- sedert minstens 24 maanden werkloosheidsuitkeringen als<br />
UVW geniet<br />
ALS de werknemer minstens 25 jaar, maar minder dan 45 jaar is<br />
En ALS hij UVW is<br />
En ALS hij:<br />
- sedert minstens 12 maanden wachtuitkeringen als UVW<br />
geniet<br />
- sedert minstens 24 maanden werkloosheidsuitkeringen als<br />
UVW geniet<br />
ALS de werknemer minstens 45 jaar is<br />
En ALS hij UVW is<br />
En ALS hij:<br />
- sedert minstens 12 maanden wachtuitkeringen als UVW<br />
geniet<br />
- sedert minstens 24 maanden werkloosheidsuitkeringen als<br />
UVW geniet<br />
Deze werknemers krijgen bovendien een geactiveerde werkloosheidsuitkering.<br />
DAN kent de RSZ of RSZ-<br />
PPO u toe:<br />
RSZ-vermindering 1<br />
RSZ-vermindering 2<br />
DAN kent de RSZ of RSZ-<br />
PPO u toe:<br />
RSZ-vermindering 1<br />
RSZ-vermindering 2<br />
DAN kent de RSZ of RSZ-<br />
PPO u toe:<br />
RSZ-vermindering 3<br />
RSZ-vermindering 4<br />
119
Gemeente met verhoogde werkloosheid = een gemeente waar de werkloosheidsgraad minstens 20% hoger<br />
ligt dan het gemiddelde van het Gewest. De werknemer moet er wonen op het ogenblik van zijn<br />
indiensttreding. U vindt een lijst van deze gemeenten op de website van de RVA. Klik op Tewerkstelling -><br />
Doorstromingsprogramma's -> Reglementering -> Infobladen werkgevers.<br />
PWA-vrijstelling = vrijstelling die een werknemer krijgt indien hij 180 uren prestaties in een Plaatselijk<br />
werkgelegenheidsagentschap (PWA) bewijst. Deze prestaties moeten liggen in een periode van 6<br />
kalendermaanden vóór de maand waarin hij de vrijstelling vraagt. De RVA kent de vrijstelling toe <strong>voor</strong> een<br />
hernieuwbare periode van 6 kalendermaanden<br />
ALS de werknemer woont in een gemeente met verhoogde werkloosheid<br />
En ALS het uurrooster van zijn arbeidsovereenkomst: DAN kent de RVA aan de werknemer toe:<br />
>= 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt Geactiveerde werkloosheidsuitkering 1<br />
>= 1/2én < 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt Geactiveerde werkloosheidsuitkering 2<br />
< 1/2 van een voltijds uurrooster bedraagt Niets<br />
ALS de werknemer NIET woont in een gemeente met verhoogde werkloosheid<br />
Voordelen<br />
-<br />
En ALS hij een PWA-vrijstelling heeft<br />
En ALS het uurrooster van zijn arbeidsovereenkomst: DAN kent de RVA aan de werknemer toe:<br />
>= 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt Geactiveerde werkloosheidsuitkering 3<br />
>= 1/2én < 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt Geactiveerde werkloosheidsuitkering 4<br />
< 1/2 van een voltijds uurrooster bedraagt Niets<br />
En ALS hij GEEN PWA-vrijstelling heeft<br />
En ALS het uurrooster van zijn arbeidsovereenkomst: DAN kent de RVA aan de werknemer toe:<br />
>= 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt Geactiveerde werkloosheidsuitkering 5<br />
>= 1/2én < 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt Geactiveerde werkloosheidsuitkering 6<br />
< 1/2 van een voltijds uurrooster bedraagt Niets<br />
U krijgt een vermindering van de werkgeversbijdragen <strong>voor</strong> de SZ.<br />
U kunt aanspraak maken op één van de volgende 4 types vermindering. Dit is afhankelijk van de precieze<br />
<strong>voor</strong>waarden die de werknemer vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’).<br />
RSZ-vermindering: De vermindering bedraagt per kwartaal:<br />
1<br />
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 5<br />
400 EUR van kwartaal 6 tot 9<br />
2 1.000 EUR van kwartaal 1 tot 9<br />
3<br />
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 5<br />
400 EUR van kwartaal 6 tot 13<br />
4 1.000 EUR van kwartaal 1 tot 13<br />
Opgelet: de RSZ kent u het bedrag van de vermindering toe indien de werknemer gedurende een volledig<br />
kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal en/of werkt hij slechts deeltijds, dan<br />
zal de RSZ of RSZ-PPO deze bedragen proportioneren.<br />
120
De vermindering kan evenwel nooit meer bedragen dan de bijdrage die u verschuldigd bent.<br />
-<br />
De werknemer krijgt in bepaalde gevallen een geactiveerde werkloosheidsuitkering, integratie-uitkering<br />
genaamd.<br />
Dit is afhankelijk van de precieze <strong>voor</strong>waarden die hij vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’).<br />
Integratie-uitkering De integratie-uitkering bedraagt per maand:<br />
1 545,37 EUR van maand 1 tot 36<br />
2 433,81 EUR van maand 1 tot 36<br />
3 371,84 EUR van maand 1 tot 36<br />
4 297,47 EUR van maand 1 tot 36<br />
5 322,26 EUR van maand 1 tot 24<br />
6 247,89 EUR van maand 1 tot 24<br />
Het bedrag van de integratie-uitkering kan <strong>voor</strong> een bepaalde kalendermaand nooit het bedrag van het<br />
verschuldigde nettoloon overschrijden.<br />
U kan de integratie-uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon.<br />
Opgelet: de periode van 24 of 36 maanden is een ‘krediet’ dat de RVA slechts één keer toekent gedurende de<br />
ganse beroepsloopbaan. Is dit krediet uitgeput, dan kent de RVA de integratie-uitkering dus niet meer toe.<br />
Diversen<br />
Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met:<br />
Inzake vermindering van werkgeversbijdragen <strong>voor</strong> de SZ: niet cumuleerbaar met de bijdrageverminderingen<br />
toegekend in het kader van:<br />
- tewerkstelling <strong>voor</strong> ouderen(>of= 57 jaar);<br />
- tewerkstelling <strong>voor</strong> jongeren (< 30 jaar);<br />
- aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- collectieve arbeidsduurvermindering en vierdagenweek - vermindering RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- herstructureringen;<br />
- de indienstneming van langdurig werkzoekenden: Sociale inschakelingseconomie (SINE), ACTIVA<br />
<strong>voor</strong> min-45-jarigen, ACTIVA <strong>voor</strong> 45-plussers;<br />
- elke andere bijdragevermindering <strong>voor</strong> bepaalde werknemersdoelgroepen.<br />
Inzake geactiveerde werkloosheidsuitkeringen: niet cumuleerbaar met andere activeringsmaatregelen, meer<br />
bepaald:<br />
- ACTIVA <strong>voor</strong> min-45-jarigen, ACTIVA <strong>voor</strong> 45-plussers;<br />
- ACTIVA START (activering van werkloosheidsuitkeringen in het kader van startbanen);<br />
- Sociale inschakelingseconomie (SINE).<br />
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met:<br />
- de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- dienstencheques (= betaalmiddel <strong>voor</strong> hulp van huishoudelijke aard).<br />
121
Aanvraagprocedure<br />
De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever:<br />
1. U vraagt een erkenning van uw project<br />
U kunt slechts doorstromingsprogramma's opstarten indien deze kaderen in een project. De bevoegde<br />
minister van tewerkstelling moet deze erkennen.<br />
2. De werknemer moet in het bezit zijn van een attest C63.3DSP<br />
Bezit de werknemer geen attest C63.3DSP, dan kan hij dit attest aanvragen bij het werkloosheidsbureau<br />
(WB) van de RVA bevoegd <strong>voor</strong> zijn hoofdverblijfplaats. Hij gebruikt daar<strong>voor</strong> hetzelfde formulier<br />
C63.3DSP. U kan het formulier C63.3DSP bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de<br />
RVA .<br />
3. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer<br />
In de praktijk kan u hier<strong>voor</strong> het formulier C201.3 gebruiken. U kan dit formulier bij het WB krijgen. U kan<br />
het ook downloaden van de site van de RVA.<br />
4. Uw RSZ-kwartaalaangifte<br />
Het attest C63.3DSP opent het recht op SZ-bijdrageverminderingen. U vermeldt deze op uw RSZkwartaalaangifte.<br />
U hoeft het attest C63.3DSP niet over te maken aan de RSZ/RSZ-PPO. De RVA maakt de<br />
gegevens zelf over aan deze instellingen.<br />
5. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in<br />
De werknemer moet de integratie-uitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst C201.3 in te dienen. Hij<br />
voegt tevens een kopie van de beslissing toe waarbij het project is goedgekeurd (zie punt 1). Hij maakt deze<br />
stukken over aan zijn uitbetalingsinstelling (UI) (vakbond of Hulpkas <strong>voor</strong> Werkloosheidsuitkeringen -<br />
HVW). Deze dient die stukken in bij het WB.<br />
Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de arbeidsovereenkomst, toekomen op dit WB.<br />
Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de integratie-uitkering. Is dit het<br />
geval, dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon.<br />
6. Het loon en de integratie-uitkering worden maandelijks betaald<br />
Heeft het WB u verwittigd dat hij een integratie-uitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan af van<br />
het nettoloon <strong>voor</strong> de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo.<br />
U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78.3. Deze zal dit indienen bij zijn UI die hem de<br />
maandelijkse integratie-uitkering zal uitbetalen.<br />
U kan een elektronische aangifte verrichten in plaats van een papieren formulier C78.3 in te vullen. U<br />
bezorgt dan een print van deze aangifte aan de werknemer. Zie de website van de Sociale Zekerheid.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> Sociale Zekerheid (RSZ)<br />
Victor Hortaplein 11<br />
1060 Brussel<br />
Tel.: 02/509 26 00<br />
Fax: 02/509 39 64<br />
E-mail: contactrszinfo@rsz.fgov.be<br />
Website: www.onssrszlss.fgov.be<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> Sociale Zekerheid Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZ-PPO)<br />
Jozef II straat 47<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/239 12 11<br />
Fax: 02/234 34 34<br />
E-mail: webmaster@rszppo.fgov.be<br />
Website: www.rszppo.fgov.be<br />
122
1.2.7 SOCIALE INSCHAKELINGSECONOMIE (SINE)<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Werklozen, die moeilijk te plaatsen zijn, tracht men herin te schakelen via de zogenaamde sociale<br />
inschakelingseconomie. Men stimuleert dit door:<br />
- de RSZ-bijdragen van de werkgevers <strong>voor</strong> die werknemers te verminderen;<br />
- een gedeelte van het nettoloon terug te betalen aan de werkgever. De RVA betaalt immers de<br />
werkloosheidsvergoeding van de werknemer terug aan de werkgever. Dit onder de vorm van een premie<br />
(de zogenaamde inschakelingsuitkering).<br />
Voorwaarden<br />
-<br />
U komt in aanmerking:<br />
- als u een sociale werkplaats bent;<br />
- als u een beschutte werkplaats bent;<br />
- als u een inschakelingsbedrijf bent (de minister van Werk en de minister van Sociale Economie erkennen<br />
deze bedrijven);<br />
- als u een vennootschap met een sociaal oogmerk bent;<br />
- als u een sociaal verhuurkantoor bent (Vlaams Gewest);<br />
- als u een sociale huisvestingsmaatschappij bent (Vlaams Gewest);<br />
- als u een agentschap <strong>voor</strong> sociale huisvesting bent (Waals Gewest);<br />
- als u een openbare huisvestingsmaatschappij bent (Waals Gewest);<br />
- als u een sociaal verhuurkantoor bent (Brussels Hoofdstedelijk Gewest);<br />
- als u een openbare vastgoedmaatschappij bent (Brussels Hoofdstedelijk Gewest);<br />
- als u een OCMW bent die erkende sociale-inschakelingsinitiatieven of projecten organiseert;<br />
- als u een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap bent;<br />
- als u een werkgever bent die plaatselijke initiatieven <strong>voor</strong> de ontwikkeling van de werkgelegenheid<br />
inricht (erkend door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest);<br />
- als u een werkgever bent die nabijheidsdiensten organiseert (erkend door het Vlaams Gewest);<br />
- als u een werkgever bent die initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de<br />
buurtdiensten met een maatschappelijk doel organiseert (Waals Gewest);<br />
- als u een werkgever bent die lokale diensteneconomie-initiatieven organiseert (Vlaams Gewest);<br />
- als u een werkgever bent die een bedrijf <strong>voor</strong> vorming door arbeid organiseert (Waals Gewest);<br />
- als u een werkgever bent die een atelier <strong>voor</strong> opleiding door tewerkstelling organiseert (Franse<br />
Gemeenschapscommissie in Brussel-Hoofdstad).<br />
U moet in het bezit zijn van een attest waaruit blijkt dat u een SINE-werkgever bent. Zie<br />
‘Aanvraagprocedure’.<br />
123
-<br />
UVW = uitkeringsgerechtigde volledig werkloze<br />
Laaggeschoold = de werknemer is niet in het bezit van een diploma of getuigschrift van het hoger secundair<br />
onderwijs<br />
ALS de werknemer minder 45 jaar is<br />
En ALS hij laaggeschoold is<br />
En ALS hij UVW is<br />
En ALS hij:<br />
- 312 dagen UVW bewijst in de loop<br />
van de maand en de 18 <strong>voor</strong>gaande<br />
kalendermaanden<br />
- 624 dagen UVW bewijst in de loop<br />
van de maand en de 36 <strong>voor</strong>gaande<br />
kalendermaanden<br />
ALS de werknemer minstens 45 jaar is<br />
Voordelen<br />
-<br />
En ALS hij laaggeschoold is<br />
En ALS hij UVW is<br />
En ALS hij:<br />
- 156 dagen UVW bewijst in de loop<br />
van de maand en de 9 <strong>voor</strong>gaande<br />
kalendermaanden<br />
DAN kent de RSZ<br />
of RSZ-PPO u toe:<br />
DAN kent de RVA aan de<br />
werknemer toe:<br />
RSZ-vermindering 1 Geactiveerde<br />
werkloosheidsuitkering 1<br />
RSZ-vermindering 2<br />
DAN kent de RSZ<br />
of RSZ-PPO u toe:<br />
RSZ-vermindering 3<br />
Geactiveerde werkloosheidsuitkering<br />
2<br />
DAN kent de RVA aan de<br />
werknemer toe:<br />
Geactiveerde werkloosheidsuitkering<br />
3<br />
U krijgt een vermindering van de werkgeversbijdragen <strong>voor</strong> de SZ.<br />
U kunt aanspraak maken op één van de volgende 3 types vermindering. Dit is afhankelijk van de precieze<br />
<strong>voor</strong>waarden die de werknemer vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’).<br />
RSZ-vermindering: De vermindering bedraagt per kwartaal:<br />
1 1.000 EUR van kwartaal 1 tot 11<br />
2 1.000 EUR van kwartaal 1 tot 21<br />
3 1.000 EUR gedurende een onbeperkte periode<br />
Opgelet: de RSZ kent u het bedrag van de vermindering toe indien de werknemer gedurende een volledig<br />
kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal en/of werkt hij slechts deeltijds, dan<br />
zal de RSZ of RSZ-PPO deze bedragen proportioneren.<br />
De vermindering kan evenwel nooit meer bedragen dan de bijdrage die u verschuldigd bent.<br />
Inzake RSZ-vermindering 1 en 2: de RSZ of RSZ-PPO kan deze na afloop van het aantal toegekende<br />
kwartalen verlengen met een hernieuwbare periode van maximaal 10 (1) of 20 (2) kwartalen. Zie<br />
‘Aanvraagprocedure’.<br />
124
-<br />
De werknemer krijgt in bepaalde gevallen een geactiveerde werkloosheidsuitkering,<br />
herinschakelingsuitkering genaamd.<br />
Dit is afhankelijk van de precieze <strong>voor</strong>waarden die hij vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’).<br />
Herinschakelingsuitkering: De herinschakelingsuitkering bedraagt per maand:<br />
1 500 EUR van kwartaal 1 tot 11<br />
2 500 EUR van kwartaal 1 tot 21<br />
3 500 EUR gedurende een onbeperkte periode<br />
Opgelet: de RVA kent de werknemer het bedrag van € 500 toe indien hij voltijds werkt. Werkt hij niet<br />
voltijds, dan wordt 500 vermenigvuldigd met de contractuele tewerkstellingsbreuk en vervolgens met 1,5.<br />
Het resultaat kan € 500 niet overschrijden.<br />
Het bedrag van de herinschakelingsuitkering kan <strong>voor</strong> een bepaalde kalendermaand evenwel nooit het bedrag<br />
van het verschuldigde nettoloon overschrijden.<br />
U kan de herinschakelingsuitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon.<br />
Inzake herinschakelingsperiode 1 en 2: de RVA kan deze na afloop van het aantal toegekende kwartalen<br />
verlengen met een hernieuwbare periode van maximaal 10 (1) of 20 (2) kwartalen. Zie ‘Aanvraagprocedure’.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever:<br />
1. U vraagt een attest aan<br />
U moet <strong>voor</strong>afgaandelijk een attest vragen en krijgen. Daaruit moet blijken dat u wel degelijk onder het<br />
toepassingsgebied van SINE valt.<br />
Dit attest wordt afgeleverd binnen een termijn van 45 dagen door de directeur-generaal van de Algemene<br />
Directie Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid - Ernest<br />
Blerotstraat 1, 1070 Brussel - Tel. : 02 233 47 24.<br />
U maakt een kopie van dit attest over aan de werknemer die het bij zijn aanvraag om<br />
herinschakelingsuitkering voegt (zie punt 5).<br />
2. De werknemer moet in het bezit zijn van een attest C63 SINE<br />
Bezit de werknemer geen attest C63 SINE, dan kan hij, alleen of samen met u, dit attest aanvragen bij het<br />
werkloosheidsbureau (WB) van de RVA bevoegd <strong>voor</strong> zijn hoofdverblijfplaats. U gebruikt daar<strong>voor</strong><br />
hetzelfde formulier C63 SINE. U kan het formulier C63 SINE bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden<br />
van de site van de RVA.<br />
3. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer<br />
De arbeidsovereenkomst moet een aantal verplichte vermeldingen bevatten, meer bepaald:<br />
- dat een attest C63 SINE is gegeven waaruit blijkt dat de werknemer in aanmerking komt <strong>voor</strong> de<br />
herinschakelingsuitkering en <strong>voor</strong> welke periode;<br />
- dat u het maandelijks te betalen loon verkrijgt door de herinschakelingsuitkering in mindering te brengen<br />
van het nettoloon <strong>voor</strong> de beschouwde maand.<br />
In de praktijk kan u hier<strong>voor</strong> het formulier ‘bijlage arbeidsovereenkomst SINE’ gebruiken. U kan dit<br />
formulier bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA.<br />
4. Uw RSZ-kwartaalaangifte<br />
Het attest C63 SINE opent het recht op SZ-bijdrageverminderingen. U vermeldt deze op uw RSZkwartaalaangifte.<br />
U hoeft het attest C63 SINE niet over te maken aan de RSZ/RSZ-PPO. De RVA maakt de<br />
gegevens zelf over aan deze instellingen.<br />
125
5. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in<br />
De werknemer moet de herinschakelingsuitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst én de bijlage<br />
arbeidsovereenkomst SINE in te dienen. Hij voegt tevens een kopie van het attest toe waaruit blijkt dat u een<br />
SINE-werkgever bent (zie punt 1). Hij maakt deze stukken over aan zijn uitbetalingsinstelling (UI) (vakbond<br />
of Hulpkas <strong>voor</strong> Werkloosheidsuitkeringen - HVW). Deze dient die stukken in bij het WB.<br />
Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de vierde maand volgend op de maand waarin de<br />
indienstneming gesitueerd is, toekomen op dit WB.<br />
Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de herinschakelingsuitkering slechts toekennen <strong>voor</strong><br />
een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode:<br />
- die aanvangt op de dag van indienstneming;<br />
- en die eindigt op de laatste dag van de maand vóór die waarin de laattijdige aanvraag van de uitkering<br />
gesitueerd is.<br />
Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de herinschakelingsuitkering. Is<br />
dit het geval, dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon.<br />
6. Het loon en de herinschakelingsuitkering worden maandelijks betaald<br />
Heeft het WB u verwittigd dat hij een herinschakelingsuitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan<br />
af van het nettoloon <strong>voor</strong> de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo.<br />
U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78SINE. Deze zal dit indienen bij zijn UI die hem de<br />
maandelijkse herinschakelingsuitkering zal uitbetalen.<br />
U kan een elektronische aangifte verrichten in plaats van een papieren formulier C78SINE in te vullen. U<br />
bezorgt dan een print van deze aangifte aan de werknemer. Zie de website van de Sociale zekerheid.<br />
7. Het <strong>voor</strong>deel loopt af; u vraagt een verlenging<br />
Voor de werknemer van minder dan 45 jaar, zijn de <strong>voor</strong>delen beperkt tot 11 of 21 kwartalen (zie<br />
‘Voordelen’).<br />
Wenst u deze periode te laten verlengen, contacteer dan de bemiddelingsdienst (VDAB in <strong>Vlaanderen</strong> of<br />
BGDA in Brussel). Deze dienst zal nagaan of de werknemer kan ingeschakeld worden in de reguliere<br />
arbeidsmarkt (= buiten het ‘SINE-circuit’).<br />
Is dit het geval, dan worden de <strong>voor</strong>delen niet verlengd.<br />
Is dit niet het geval, dan zal deze dienst de RVA contacteren en meedelen dat de <strong>voor</strong>delen (SZbijdrageverminderingen<br />
en herinschakelingsuitkeringen) kunnen worden verlengd gedurende een periode die<br />
de bemiddelingsdienst vastlegt (maximaal 10 of 20 kwartalen en telkens hernieuwbaar).<br />
De RVA doet dan het nodige en zal u een schrijven overmaken waarin hij meedeelt dat de <strong>voor</strong>delen verder<br />
worden toegekend en gedurende welke periode. U volgt dan verder de procedure beschreven in punt 6.<br />
Diversen<br />
Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met:<br />
Inzake vermindering van werkgeversbijdragen <strong>voor</strong> de SZ: niet cumuleerbaar met de bijdrageverminderingen<br />
toegekend in het kader van:<br />
- tewerkstelling <strong>voor</strong> ouderen (>of= 57 jaar);<br />
- tewerkstelling <strong>voor</strong> jongeren (< 30 jaar);<br />
- aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- collectieve arbeidsduurvermindering en vierdagenweek - vermindering RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- herstructureringen;<br />
- de indienstneming van langdurig werkzoekenden: Doorstromingsprogramma's (DSP), ACTIVA <strong>voor</strong><br />
min-45-jarigen, ACTIVA <strong>voor</strong> 45-plussers;<br />
- elke andere bijdragevermindering <strong>voor</strong> bepaalde werknemersdoelgroepen.<br />
Inzake geactiveerde werkloosheidsuitkeringen: niet cumuleerbaar met andere activeringsmaatregelen, meer<br />
bepaald:<br />
- ACTIVA <strong>voor</strong> min-45-jarigen, ACTIVA <strong>voor</strong> 45-plussers;<br />
- ACTIVA START (activering van werkloosheidsuitkeringen in het kader van startbanen);<br />
- Doorstromingsprogramma's (DSP).<br />
126
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met:<br />
- de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- dienstencheques (= betaalmiddel <strong>voor</strong> hulp van huishoudelijke aard).<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> Sociale Zekerheid (RSZ)<br />
Victor Hortaplein 11<br />
1060 Brussel<br />
Tel.: 02/509 26 00<br />
Fax: 02/509 39 64<br />
E-mail: contactrszinfo@rsz.fgov.be<br />
Website: www.onssrszlss.fgov.be<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> Sociale Zekerheid Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZ-PPO)<br />
Jozef II straat 47<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/239 12 11<br />
Fax: 02/234 34 34<br />
E-mail: webmaster@rszppo.fgov.be<br />
Website: www.rszppo.fgov.be<br />
127
1.2.8 JONG LAAGGESCHOOLDE WERKNEMERS<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Deze maatregel beoogt laaggeschoolde jonge werknemers (19 tot 26 jaar). Wie hen in dienst neemt, krijgt<br />
een vermindering van de werkgeversbijdragen.<br />
Begunstigden<br />
-<br />
Het blijft gelijk of u een werkgever bent uit de privésector of uit de openbare sector. Als u voldoet aan de<br />
startbaanverplichting komt u in aanmerking.<br />
De startbaanverplichting is de verplichting die werkgevers hebben om een bepaald aantal jongeren in dienst<br />
te hebben. Meer informatie vindt u op de portaalsite van de sociale zekerheid. Kleinere werkgevers zijn<br />
vrijgesteld van deze verplichting.<br />
-<br />
U kan deze vermindering krijgen <strong>voor</strong> laaggeschoolde jongeren tot 26 jaar die u in dienst neemt met een<br />
startbaanovereenkomst.<br />
Onder startbaanovereenkomst moet worden verstaan elke overeenkomst zoals hieronder opgedeeld in<br />
verschillende types, gesloten met een jongere die op de datum van indiensttreding een geldige startbaankaart<br />
heeft (in het geval hij in de loop van het kalenderjaar 19 jaar wordt of ouder):<br />
- een minstens halftijdse arbeidsovereenkomst;<br />
- een combinatie van een deeltijdse arbeidsovereenkomst (minstens halftijds) en een door de jongere<br />
gevolgde opleiding, met ingang van de dag waarop de jongere begint met de uitvoering van de<br />
arbeidsovereenkomst;<br />
- een industriële leerovereenkomst, een leerovereenkomst middenstandsopleiding, een stageovereenkomst<br />
opleiding tot ondernemingshoofd, een overeenkomst socioprofessionele inschakeling en elke andere<br />
vorm van opleidings- of inschakelingsovereenkomst door de Koning bepaald.<br />
Zolang de werkgever de jongere ononderbroken verder in dienst houdt onder één van de drie vermelde types<br />
van overeenkomsten, blijft dit beschouwd als een tewerkstelling in het kader van een startbaanovereenkomst<br />
tot de laatste dag van het kwartaal waarin de jongere de leeftijd van 26 jaar bereikt.<br />
De jongere, bij wie de uitvoering van de startbaanovereenkomst aanvangt vóór 1 januari van het jaar waarin<br />
hij 19 wordt, moet niet voldoen aan de <strong>voor</strong>waarde dat hij ingeschreven moet zijn als werkzoekende.<br />
Voordelen<br />
-<br />
De werkgeversbijdragen die u aan de RSZ moet betalen, verminderen met € 1.000, respectievelijk € 400 per<br />
kwartaal.<br />
Het aantal kwartalen dat u dit <strong>voor</strong>deel krijgt varieert volgens de situatie.<br />
1. U neemt een laaggeschoolde jongere aan.<br />
2. U neemt een erg laaggeschoolde jongere aan.<br />
3. U neemt een laaggeschoolde jongere van buitenlandse afkomst aan.<br />
4. U neemt een laaggeschoolde gehandicapte aan.<br />
In het geval van 1. :<br />
U hebt recht op een vermindering van € 1.000 <strong>voor</strong> het kwartaal van indienstneming en de 7 daarop volgende<br />
kwartalen. Nadien hebt u recht op een vermindering van € 400 tot en met het kwartaal dat de jongere 26 jaar<br />
wordt.<br />
128
In het geval van 2, 3 of 4. :<br />
U hebt recht op een vermindering van € 1.000 <strong>voor</strong> het kwartaal van indienstneming en de 15 daarop<br />
volgende kwartalen. Nadien hebt u recht op een vermindering van € 400 tot en met het kwartaal dat de<br />
jongere 26 jaar wordt.<br />
De startbaankaart attesteert of een jongere laaggeschoold is, erg laaggeschoold, van buitenlandse afkomst<br />
en/of gehandicapt. De startbaankaart is een kaart uitgereikt door het werkloosheidsbureau van de RVA van<br />
de woonplaats van de jongere, die attesteert dat de jongere jonger is dan 26 jaar, op datum van aanvraag<br />
ingeschreven is als werkzoekende, laaggeschoold of erg laaggeschoold is en eventueel van buitenlandse<br />
afkomst is of gehandicapt.<br />
De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die <strong>voor</strong> de werknemer<br />
verschuldigd zijn.<br />
Opgelet: het bedrag van € 1.000, respectievelijk € 400, wordt u slechts toegekend indien de werknemer<br />
gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij<br />
slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze<br />
vermindering kunt u nalezen op de website van de sociale zekerheid.<br />
Diversen<br />
Deze vermindering kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een<br />
vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan.<br />
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met de:<br />
- structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- werknemers ouder 18 en jonger dan 30 jaar – vermindering RSZ werkgeversbijdragen.<br />
Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen geldt tevens een bijzondere regeling. Bij de<br />
bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt toegepast,<br />
worden de verschuldigde bijdragen verminderd met € 365 per kwartaal. Voor beschutte werkplaatsen geldt<br />
deze regel niet.<br />
Aanvraagprocedure<br />
-<br />
Indien de jongere in de loop van het kalenderjaar van indiensttreding 19 jaar wordt of ouder en geen geldige<br />
startbaankaart bezit, kan u de kaart aanvragen bij de RVA. Uw aanvraag zal enkel geldig zijn indien hij <strong>voor</strong><br />
iedere werkzoekende afzonderlijk gebeurt. Hij wordt slechts aanvaard als op die aanvraag uw naam, deze van<br />
de jongere, zijn domicilie, zijn INSZ-nummer en de datum van zijn indienstneming, vermeld zijn.<br />
De aanvraag van een startbaankaart moet ten laatste gebeuren op de 30ste dag volgend op de dag van de<br />
indienstneming. Elke aanvraag die later toekomt maakt dat de startbaanovereenkomst pas geldig is vanaf de<br />
1ste dag van het kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de aanvraag gebeurde.<br />
Als de jongere in de loop van het kalenderjaar van indiensttreding de leeftijd van 19 jaar niet bereikt, moet hij<br />
geen startbaankaart <strong>voor</strong>leggen. U moet zelf deze kaart aanvragen als u de startbaanovereenkomst wil laten<br />
doorlopen (onder andere in het kader van de doelgroepvermindering laaggeschoolde jongere). Dat moet<br />
gebeuren ten laatste op 31 januari van het jaar waarin de jongere 19 wordt. U doet de aanvraag bij het<br />
bevoegde werkloosheidsbureau en vermeldt:<br />
- uw identiteit;<br />
- de identiteit van de werknemer;<br />
- de woonplaats van de werknemer;<br />
- het INSZ-nummer van de werknemer;<br />
- de datum van indienstneming.<br />
U voegt ook een kopie bij van de startbaanovereenkomst.<br />
Indien u <strong>voor</strong> de vermindering in aanmerking komt, mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.<br />
129
-<br />
Indien de jongere in de loop van het kalenderjaar van indiensttreding 19 jaar wordt of ouder, moet hij op het<br />
moment van de indienstneming een geldige startbaankaart kunnen <strong>voor</strong>leggen. Hij kan die krijgen op het<br />
werkloosheidsbureau van de RVA van zijn woonplaats. Zo toont hij aan dat hij aan de <strong>voor</strong>waarden voldoet.<br />
De aanvraag van de startbaankaart is onontvankelijk wanneer de aanvraag gebeurt op een ogenblik waarop de<br />
jongere nog studies met een volledig leerplan volgt in het dagonderwijs.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> Sociale Zekerheid (RSZ)<br />
Victor Hortaplein 11<br />
1060 Brussel<br />
Tel.: 02/509 26 00<br />
Fax: 02/509 39 64<br />
E-mail: contactrszinfo@rsz.fgov.be<br />
Website: www.onssrszlss.fgov.be<br />
130
1.2.9 WERKNEMERS JONGER DAN 19 JAAR<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De maatregel beoogt werknemers jonger dan 19 jaar. Wie deze werknemers tewerkstelt, krijgt een<br />
vermindering van de werkgeversbijdragen.<br />
Voorwaarden<br />
-<br />
Het blijft gelijk of u een werkgever bent uit de privésector of uit de openbare sector. Als u voldoet aan de<br />
startbaanverplichting komt u in aanmerking.<br />
-<br />
Deze vermindering geldt <strong>voor</strong> jongeren die gedurende het kalenderjaar nog geen 19 jaar of ouder zijn.<br />
Voordelen<br />
-<br />
Deze jongeren openen het recht op een bijdragevermindering van € 1.000 per kwartaal.<br />
De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die <strong>voor</strong> de werknemer<br />
verschuldigd zijn.<br />
Opgelet: het bedrag van € 1.000, wordt u slechts toegekend indien de jongere gedurende een volledig<br />
kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan<br />
wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u<br />
nalezen op de portaalsite van de sociale zekerheid.<br />
-<br />
Er zijn enkel <strong>voor</strong>delen <strong>voor</strong> de werkgever.<br />
Diversen<br />
Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met:<br />
- een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt<br />
toegestaan.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien uw werknemer<br />
<strong>voor</strong> de vermindering in aanmerking komt, mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> Sociale Zekerheid (RSZ)<br />
Victor Hortaplein 11<br />
1060 Brussel<br />
Tel.: 02/509 26 00<br />
Fax: 02/509 39 64<br />
E-mail: contactrszinfo@rsz.fgov.be<br />
Website: www.onssrszlss.fgov.be<br />
131
1.2.10 WERKNEMERS OUDER DAN 18 EN JONGER DAN 30 JAAR<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De maatregel beoogt jongeren van 19 tot 30 jaar. Wie hen tewerkstelt kan een vermindering krijgen van de<br />
werkgeversbijdragen.<br />
Voorwaarden<br />
-<br />
U moet voldoen aan de startbaanverplichting. U mag niet behoren tot de openbare sector of vallen onder het<br />
toepassingsgebied van de sociale maribel.<br />
-<br />
Deze vermindering geldt <strong>voor</strong> jongeren die op 1 januari van het lopende jaar minstens 19 jaar oud zijn én op<br />
het einde van het kwartaal nog geen 30 zijn. Hun refertekwartaalloon moet lager zijn dan € 5.870,71 ( =<br />
bovenste loongrens van de lagelonencomponent van de structurele vermindering).<br />
Het refertekwartaalloon is het kwartaallloon dat de werknemer zou krijgen wanneer hij gedurend een volledig<br />
kwartaal voltijds zou werken.<br />
Voordelen<br />
-<br />
Deze jongeren openen het recht op een bijdragevermindering van maximaal € 300 per kwartaal. Het bedrag<br />
vermindert geleidelijk met oplopende leeftijd van de jongere.<br />
De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die <strong>voor</strong> de werknemer<br />
verschuldigd zijn.<br />
Opgelet: het bedrag van € 300, wordt u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig<br />
kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan<br />
wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u<br />
nalezen op de portaalsite van de sociale zekerheid.<br />
-<br />
Er zijn enkel <strong>voor</strong>delen <strong>voor</strong> de werkgever.<br />
Diversen<br />
Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met:<br />
Deze vermindering kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een<br />
vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan.<br />
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met:<br />
- de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- jonge laaggeschoolde werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien uw werknemer<br />
<strong>voor</strong> de vermindering in aanmerking komt, mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.<br />
132
Aanvullende inlichtingen<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> Sociale Zekerheid (RSZ)<br />
Victor Hortaplein 11<br />
1060 Brussel<br />
Tel.: 02/509 26 00<br />
Fax: 02/509 39 64<br />
E-mail: contactrszinfo@rsz.fgov.be<br />
Website: www.onssrszlss.fgov.be<br />
133
1.2.11 AANWERVING VAN EEN ONTSLAGEN WERKNEMER DOOR HERSTRUCTURERING<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De maatregel beoogt werknemers die ontslagen werden ingevolge een herstructurering. Een werkgever die zo<br />
een werknemer aanwerft komt in aanmerking <strong>voor</strong> een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen.<br />
Tevens kan de werknemer een vermindering van de werknemersbijdragen krijgen.<br />
Voorwaarden<br />
-<br />
Er zijn geen bijzondere <strong>voor</strong>waarden waaraan u moet voldoen. Het mag echter niet gaan om de onderneming<br />
in herstructurering die de werknemer ontsloeg, of om een onderneming die behoort tot dezelfde technische<br />
bedrijfseenheid.<br />
-<br />
De werknemer die u aanwerft moet ontslagen zijn ingevolge een herstructurering, en in het bezit zijn van een<br />
‘verminderingskaart herstructureringen’.<br />
Ter info: De Rijksdienst <strong>voor</strong> Arbeids<strong>voor</strong>ziening (RVA) reikt spontaan een 'verminderingskaart<br />
herstructureringen' uit aan werknemers die ontslagen werden in het kader van een herstructurering en die<br />
werden ingeschreven bij de tewerkstellingscel. Als zo een werkloze een arbeidsovereenkomst afsluit met een<br />
werkgever dan kan hij een werknemersbijdragevermindering krijgen, hetgeen een reële verhoging van het<br />
nettoloon als gevolg heeft. Deze vermindering is geldig tijdens het kwartaal waarin hij <strong>voor</strong> het eerst in dienst<br />
treedt evenals <strong>voor</strong> de twee kwartalen die daarop volgen.<br />
De werknemer heeft recht op deze werknemersbijdragevermindering als zijn refertemaandloon volgende<br />
loongrenzen niet overstijgt:<br />
- indien de werknemer op moment van indiensttreding jonger is dan 30 jaar: € 1.956,90;<br />
- indien de werknemer op het moment van indiensttreding minstens 30 jaar is: € 4.000.<br />
De werknemer opent het recht op de werkgeversbijdragevermindering als zijn refertekwartaalloon volgende<br />
loonsgrenzen niet overstijgt:<br />
- indien de werknemer op moment van indiensttreding jonger is dan 30 jaar: € 5.870,71;<br />
- indien de werknemer op het moment van indiensttreding minstens 30 jaar is: € 12.000.<br />
Voor de vermindering van de werknemersbijdragen moet het gaan om werknemers die een<br />
werknemersbijdrage van 13,07% verschuldigd zijn. Dat zijn dus alle gewone werknemers uit de privésector,<br />
en de meeste contractuele werknemers uit de openbare sector.<br />
Voordelen<br />
-<br />
De werkgeversbijdragen die u per kwartaal aan de RSZ moet betalen, verminderen met € 1.000 tijdens het<br />
kwartaal van indiensttreding en de 4 daaropvolgende kwartalen als de werknemer op de dag van<br />
indiensttreding jonger is dan 45 jaar, of met € 1.000 tijdens het kwartaal van indiensttreding en de 4<br />
daaropvolgende kwartalen en vervolgens met € 400 gedurende 16 kwartalen, als de werknemer op de dag van<br />
indiensttreding 45 jaar is of ouder.<br />
Voor de telling van het aantal kwartalen wordt als 'kwartaal van indiensttreding' beschouwd, het kwartaal<br />
waarin de werknemer tijdens de geldigheidsperiode van de verminderingskaart <strong>voor</strong> het eerst bij u wordt<br />
tewerkgesteld.<br />
Tevens heeft u recht op de structurele bijdragevermindering.<br />
134
De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die <strong>voor</strong> de werknemer<br />
verschuldigd zijn.<br />
Opgelet: het bedrag van € 1.000 of € 400 wordt u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een<br />
volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds,<br />
dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u<br />
nalezen op de portaalsite van de sociale zekerheid.<br />
-<br />
De werknemersbijdragen worden verminderd met € 133,33 per maand <strong>voor</strong> de indiensttredingen gedurende<br />
de geldigheidsduur van de ‘verminderingskaart herstructureringen’, en dit <strong>voor</strong> ten hoogste drie kwartalen.<br />
Dit bedrag geldt slechts indien de werknemer de volledige maand voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende de<br />
volledige maand of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd.<br />
Indien de werknemer tevens in aanmerking komt <strong>voor</strong> de vermindering van werknemersbijdragen <strong>voor</strong><br />
werknemers met een laag loon, mag u beide samen toepassen. De som van beide kan echter nooit groter zijn<br />
dan de verschuldigde werknemersbijdragen (13,07% van het brutoloon).<br />
Diversen<br />
De vermindering van de werkgeversbijdragen kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke<br />
maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan.<br />
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met de structurele vermindering van de RSZ<br />
werkgeversbijdragen.<br />
Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen geldt tevens een bijzondere regeling. Bij de<br />
bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt toegepast,<br />
worden de verschuldigde bijdragen verminderd met € 365 per kwartaal. Voor beschutte werkplaatsen geldt<br />
deze regel niet.<br />
De vermindering van de werknemersbijdragen kan gecumuleerd worden met de vermindering van<br />
werknemersbijdragen <strong>voor</strong> werknemers met een laag loon.<br />
Aanvraagprocedure<br />
-<br />
Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien u <strong>voor</strong> de vermindering in aanmerking komt, mag u ze toepassen<br />
op de RSZ-aangifte.<br />
-<br />
De vermindering van de werknemersbijdragen verrekent u op het moment dat u het loon aan uw werknemer<br />
uitbetaalt.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> Sociale Zekerheid (RSZ)<br />
Victor Hortaplein 11<br />
1060 Brussel<br />
Tel.: 02/509 26 00<br />
Fax: 02/509 39 64<br />
E-mail: contactrszinfo@rsz.fgov.be<br />
Website: www.onssrszlss.fgov.be<br />
135
1.3 DE SPECIFIEKE VERMINDERING - WERKBONUS<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Deze maatregel beoogt werknemers met een laag loon door er<strong>voor</strong> te zorgen dat zij een hoger nettoloon<br />
krijgen zonder dat hun brutoloon verhoogt.<br />
Alleen brutolonen kleiner dan € 2.160,51 per maand komen in aanmerking. Dat bedrag geldt bij volledige<br />
voltijdse tewerkstelling. Bij deeltijdse of onvolledige tewerkstelling moet het loon omgerekend worden.<br />
Voorwaarden<br />
-<br />
Alle werknemers die een werknemersbijdrage van 13,07% verschuldigd zijn, komen in aanmerking <strong>voor</strong><br />
deze vermindering. Dat zijn dus alle gewone werknemers uit de privésector, en de meeste contractuele<br />
werknemers uit de openbare sector.<br />
Statutaire personeelsleden van de openbare sector komen meestal niet in aanmerking.<br />
Jongeren tijdens de periode die eindigt op 31 december van het kalenderjaar waarin ze 18 jaar, komen<br />
evenmin in aanmerking. Zij betalen immers weinig of geen werknemersbijdragen.<br />
Voordelen<br />
-<br />
De werkbonus bestaat uit een forfaitair bedrag dat geleidelijk vermindert naarmate het loon hoger is. Hij<br />
bedraagt € 143 wanneer het maandloon kleiner is dan € 1.335,78. Voor een maandloon van € 1.335,78 tot €<br />
2.160,51 verkleint hij lineair van € 143 tot € 0. De werkbonus kan nooit meer bedragen dan de verschuldigde<br />
werknemersbijdragen. Voor brutolonen tot ongeveer € 1.050 per maand betekent de werkbonus dus dat de<br />
werknemersbijdragen volledig wegvallen.<br />
Deze bedragen gelden wanneer de werknemer de volledige maand voltijds werkt. Bij onvolledige of<br />
deeltijdse tewerkstelling worden zij pro rata verminderd. De precieze berekeningsregels van deze<br />
vermindering kunt u nalezen op de portaalsite van de sociale zekerheid. Op die website kunt u tevens een<br />
programma downloaden waarmee u deze vermindering kunt berekenen.<br />
Diversen<br />
Het gaat hier om een vermindering van de werknemersbijdragen. Deze maatregel is volledig cumuleerbaar<br />
met de maatregelen die een vermindering van de werkgeversbijdragen toestaan.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever.<br />
Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien de werknemer <strong>voor</strong> de vermindering in aanmerking komt mag u er<br />
rekening bij houden bij de vaststelling van het nettoloon, en past u ze toe op de RSZ-aangifte.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> Sociale Zekerheid (RSZ)<br />
Victor Hortaplein 11<br />
1060 Brussel<br />
Tel.: 02/509 26 00<br />
Fax: 02/509 39 64<br />
E-mail: contactrszinfo@rsz.fgov.be<br />
Website: www.onssrszlss.fgov.be<br />
136
2. FINANCIELE MAATREGELEN<br />
2.1 AANMOEDIGINGSPREMIES IN DE PRIVE-SECTOR<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Met ingang van 1 januari 2002 werd het bestaande stelsel van de aanmoedigingspremies bij<br />
arbeidsduurvermindering of loopbaanonderbreking hervormd en werd de aanmoedigingspremie bij<br />
opleidingskrediet, zorgkrediet en in ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering ingevoerd (besluit<br />
van de Vlaamse regering van 1 maart 2002, B.S. van 20 maart 2002). Het nieuwe premiestelsel vormt een<br />
aanvulling op de nieuwe federale regeling inzake tijdskrediet (CAO nr. 77 van 19 december 2001). Alleen de<br />
tekst van het besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2002, het wijzigingsbesluit van 20 juni en het<br />
wijzigingsbesluit van 25 maart 2005 hebben rechtskracht.<br />
Begunstigden<br />
De hier beschreven maatregelen zijn van toepassing op de werknemers tewerkgesteld in de privésector in het<br />
Vlaamse gewest. Voor de werknemers uit de Vlaamse social profit sector (besluit van de Vlaamse regering<br />
van 3 mei 2002) en de personeelsleden uit de Vlaamse openbare sector en het Nederlandstalig onderwijs<br />
(besluit van de Vlaamse regering van 22 september 1998) bestaat er een apart stelsel aanmoedigingspremies<br />
met andere <strong>voor</strong>waarden.<br />
Projecten<br />
De toekenning van de hierna vermelde aanmoedigingspremies wordt afhankelijk gemaakt van het afsluiten<br />
van sectorakkoorden (op sectorniveau) of van bedrijfsakkoorden of toetredingsakten (op<br />
ondernemingsniveau) waarin gestipuleerd moet worden tot welke maatregel(en) de betrokken sector of<br />
onderneming zal toetreden.<br />
2.1.1 OPLEIDINGSKREDIET<br />
Wat<br />
De werknemer die een tijdskrediet opneemt om een opleiding te volgen.<br />
Duur<br />
De werknemer heeft recht op maximum twee jaar opleidingskrediet gedurende zijn volledige<br />
beroepsloopbaan. Werknemers met een loopbaananciënniteit van minstens 20 jaar krijgen 6 maanden extra<br />
opleidingskrediet. De aanmoedigingspremie kan <strong>voor</strong> de volledige periode van de opleiding worden<br />
toegekend indien het gaat om tweedekansonderwijs of om een opleiding die toegang geeft tot de uitoefening<br />
van een knelpuntberoep.<br />
Bedrag<br />
De aanmoedigingspremie bedraagt maandelijks € 150, 100 of 50 bruto naargelang het gaat om een volledige<br />
of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan. De alleenstaande werknemer, al dan niet met kinderen<br />
ten laste, krijgt maandelijks een extra premie van € 37 bruto.<br />
2.1.2 ZORGKREDIET<br />
Wat<br />
De werknemer die een thematisch verlof (ouderschapsverlof, verlof <strong>voor</strong> medische bijstand, palliatief verlof)<br />
opneemt of een tijdskrediet neemt om zorg te verlenen aan een kind ten laste tot en met de leeftijd van 7 jaar<br />
(of tot en met de leeftijd van 11 jaar <strong>voor</strong> kinderen die een handicap hebben van minstens 66%), een<br />
137
vader/moeder ouder dan 70 jaar of een zwaar ziek gezins- of familielid of een persoon die ongeneeslijk ziek<br />
is, heeft recht op een zorgkrediet.<br />
Duur<br />
De werknemer heeft recht op maximum één jaar zorgkrediet gedurende zijn volledige beroepsloopbaan.<br />
Bedrag<br />
De aanmoedigingspremie bedraagt maandelijks € 150, 100 of 50 bruto naargelang het gaat om volledige of<br />
gedeeltelijke onderbreking van de loopbaan. De alleenstaande werknemer, al dan niet met kinderen ten laste,<br />
krijgt maandelijks een extra premie van € 37 bruto.<br />
2.1.3 STEUN AAN WERKNEMERS VAN ONDERNEMINGEN IN MOEILIJKHEDEN OF IN<br />
HERSTRUCTURERING<br />
Wat<br />
De werknemer, tewerkgesteld in een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, die zijn<br />
arbeidsduur vermindert met ten minste 10% van de voltijdse arbeidsregeling en na vermindering nog<br />
minstens halftijds werkt. De onderneming moet een federaal attest van erkenning als onderneming in<br />
moeilijkheden of in herstructurering bekomen hebben, ofwel moet de onderneming een herstructureringsplan<br />
kunnen <strong>voor</strong>leggen. Deze aanmoedigingspremie mag niet gecumuleerd worden met de<br />
onderbrekingsuitkering van de RVA.<br />
Duur<br />
De werknemer van een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering kan de premie maximum twee<br />
jaar toegekend krijgen gedurende zijn beroepsloopbaan.<br />
Bedrag<br />
De aanmoedigingspremie bedraagt maandelijks € 125, 75 of 50 bruto naargelang de arbeidstijd wordt<br />
verminderd met 50%, 20% of tussen 10 en 20% van de voltijdse arbeidsregeling.<br />
2.1.4 SUPPLETIEVE REGELING<br />
Wat<br />
De werknemer die werkt in een sector of onderneming waar geen sectorakkoord, bedrijfsakkoord of<br />
toetredingsakte inzake de aanmoedigingspremies is afgesloten, en die ofwel een tijdskrediet opneemt om<br />
tweedekansonderwijs te volgen of <strong>voor</strong> de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid of <strong>voor</strong> het<br />
verstrekken van palliatieve zorgen ofwel een thematisch verlof opneemt (ouderschapsverlof, verlof <strong>voor</strong><br />
medische bijstand, palliatief verlof).<br />
Duur<br />
Idem als bij opleidingskrediet/zorgkrediet.<br />
Bedrag<br />
Idem als bij opleidingskrediet/zorgkrediet.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De premie kan maximum zes maanden, <strong>voor</strong>afgaand aan de maand van de aanvraag, met terugwerkende<br />
kracht worden toegekend.<br />
Uitbetaling<br />
De aanmoedigingspremies worden door de administratie maandelijks uitbetaald en zijn bovendien<br />
geïndexeerd.<br />
138
Aanvullende inlichtingen<br />
Alle toekennings<strong>voor</strong>waarden worden toegelicht in de infobrochure die samen met het aanvraagformulier te<br />
verkrijgen zijn bij het:<br />
Vlaams <strong>Subsidie</strong>agentschap <strong>voor</strong> Werk en Sociale Economie<br />
Cel aanmoedigingspremies<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 21<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 1700<br />
E-mail: aanmoedigingspremie@vlaanderen.be<br />
Website: http://www.werk.be<br />
139
2.2 INVOEGBEDRIJVEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Invoegbedrijven zijn ondernemingen die bereid zijn kansengroepen een duurzame tewerkstelling te<br />
garanderen met aandacht <strong>voor</strong> opleiding en begeleiding in een arbeidsomgeving waar maatschappelijk<br />
verantwoord ondernemen centraal staat.<br />
Meer en meer blijkt dat ondernemen meer is dan enkel het nastreven van economische doelstellingen.<br />
Werkgevers gaan de dialoog aan met iedereen die invloed uitoefent of ondervindt van de onderneming<br />
(stakeholders) om zo tot een goed evenwicht te komen tussen sociale, maatschappelijke, economische en<br />
ecologische doelstellingen. Dit evenwicht blijkt op lange termijn immers <strong>voor</strong>delig zowel <strong>voor</strong> de<br />
onderneming zelf als <strong>voor</strong> haar werknemers, de maatschappij en het milieu.<br />
De Vlaamse regering wil deze ontwikkeling stimuleren door het verlenen van subsidies aan invoegbedrijven.<br />
Het Vlaamse Gewest ondersteunt de invoegbedrijven met een loonsubsidie <strong>voor</strong> de tewerkgestelde personen.<br />
Begunstigden<br />
!"# $%& $<br />
Alle ondernemingen die de vorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, kunnen een aanvraag<br />
indienen.<br />
Uitzonderingen:<br />
a) <strong>Ondernemingen</strong> binnen de steenkoolsector, de scheepsbouwsector en de vervoersector, vermeld in<br />
artikel 1 van de verordening (EG) nr.2204/2002 van de Europese Commissie van 12 december 2002<br />
betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de werkgelegenheidssteun. Het is<br />
de NACE-code van uw bedrijf die bepaalt of u al dan niet tot één van sectoren behoort.<br />
b) <strong>Ondernemingen</strong> die erkend zijn of worden in het kader van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van<br />
de buurtdiensten en -banen met ander woorden de ondernemingen die werken in het kader van de<br />
dienstencheques.<br />
Duur van de erkenning<br />
De erkenning als invoegbedrijf wordt verleend <strong>voor</strong> een periode van acht jaar vanaf de indiensttreding van de<br />
eerste invoegwerknemer<br />
Erkennings<strong>voor</strong>waarden<br />
Om erkend te kunnen worden als invoegbedrijf moet een onderneming voldoen aan de volgende<br />
<strong>voor</strong>waarden:<br />
a) De plaats van tewerkstelling waar de invoegwerknemers doorlopend en recurrent activiteiten uitvoeren,<br />
moet gevestigd zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. Enkel de activiteiten die goederen<br />
produceren of diensten verlenen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest kunnen het <strong>voor</strong>werp zijn van<br />
de subsidies.<br />
b) De onderneming moet voldoen aan de criteria inzake financiële rentabiliteit. Als de onderneming<br />
economisch afhankelijk is van slechts één bedrijf, al dan niet een moederbedrijf, dan moet ook dat laatste<br />
bedrijf financieel rendabel zijn.<br />
c) De onderneming moet de nodige tijd en middelen besteden aan de begeleiding en opleiding van de<br />
invoegwerknemers.<br />
d) De onderneming moet in haar bedrijfsvoering de principes inzake maatschappelijk verantwoord<br />
ondernemen, op basis van een door haarzelf uitgetekend en bij de erkenning gevaloriseerd groeipad,<br />
incorporeren in de bedrijfsstrategie.<br />
e) De onderneming moet bereid zijn het medezeggenschap van de werknemers te bevorderen in de<br />
onderneming door de bestaande overlegorganen te respecteren en – bij ontstentenis – de nodige initiatieven te<br />
nemen om de medezeggenschap van werknemers te bevorderen.<br />
140
Daarnaast moeten reeds bestaande bedrijven, de leden van een economisch samenwerkingsverband<br />
waarbinnen het invoegbedrijf actief is of zal zijn, evenals de aandeelhouders die minstens 25% van de<br />
aandelen van het invoegbedrijf bezitten, kunnen aantonen dat:<br />
f) de tewerkstelling van de invoegwerknemers bijkomend is in verhouding tot het aantal eigen<br />
personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, tewerkgesteld in het bedrijf of de bedrijven in kwestie<br />
in de vier kwartalen die <strong>voor</strong>afgaan aan de aanvraag. Het aantal eigen personeelsleden wordt vastgesteld door<br />
het gemiddelde te nemen over die vier kwartalen; eigen personeelsleden zijn de personeelsleden met wie een<br />
arbeidsovereenkomst werd gesloten;<br />
g) er geen achterstallige belastingen verschuldigd zijn, noch achterstallige bijdragen, die worden geïnd door<br />
de Rijksdienst <strong>voor</strong> Sociale Zekerheid of door een Fonds <strong>voor</strong> Bestaanszekerheid of <strong>voor</strong> rekening van dat<br />
fonds; De sommen waar<strong>voor</strong> een afbetalingsplan bestaat dat behoorlijk in acht wordt genomen, worden niet<br />
als achterstallen beschouwd;<br />
h) ze niet in overtreding zijn met wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de uitoefening van hun<br />
activiteit;<br />
i) ze de collectieve overeenkomsten naleven die gesloten zijn binnen de bevoegde paritaire comités.<br />
Verbintenissen<br />
Naast het voldoen aan de erkennings<strong>voor</strong>waarden moet een invoegbedrijf de volgende verbintenissen<br />
onderschrijven en naleven:<br />
a) de invoegwerknemers met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in dienst nemen;<br />
b) de invoegwerknemers de in de sector vigerende lonen uitbetalen; als er twijfel bestaat over de toepassing<br />
van het correcte paritair comité moet dadelijk het advies van de bevoegde instantie, het ‘Toezicht op de<br />
Sociale Wetten’, te worden ingewonnen;<br />
Meer informatie over de bevoegdheden en de adressen van de regionale directies <strong>voor</strong> het ‘Toezicht op de<br />
Sociale Wetten’ vindt u terug op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en<br />
Sociaal Overleg: http://www.meta.fgov.be regelgeving -> CAO’s en paritaire comités ->Hoe wordt het<br />
bevoegde paritair comité bepaald?<br />
c) de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de uitoefening van haar activiteit niet overtreden;<br />
d) in geen geval middelen hanteren die marktverstorend zijn op het vlak van prijszetting;<br />
e) gedurende minstens twee jaar na de laatste uitbetaling van de loonpremie <strong>voor</strong> een invoegwerknemer het<br />
aantal voltijds equivalente invoegwerknemers handhaven;<br />
f) als het aantal tewerkgestelde invoegwerknemers verminderd wordt, de administratie en de trajectbegeleider<br />
van de Vlaamse Dienst <strong>voor</strong> Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding hiervan op de hoogte brengen en aan<br />
de ontslagen invoegwerknemers het recht bieden om een beroep te doen op een erkend outplacementbureau;<br />
g) jaarlijks de jaarrekening en werkgelegenheidscijfers bezorgen aan de administratie, evenals een<br />
inhoudelijke rapportering waaruit blijkt dat de onderneming:<br />
- de erkenningscriteria nakomt;<br />
- de beginselen van het maatschappelijk verantwoord ondernemen incorporeert en het betreffende<br />
actieplan naleeft;<br />
- voldoende inspanningen levert <strong>voor</strong> de begeleiding en de opleiding van de invoegwerknemers.<br />
h) op verzoek van de administratie de nodige gegevens bezorgen om een monitoringsysteem uit te bouwen;<br />
i) elke wijziging van de erkenningscriteria aan de <strong>voor</strong>afgaande goedkeuring van de minister onderwerpen.<br />
'"# $%( $<br />
De toeleiding van invoegwerknemers gebeurt via de VDAB. De diensten van VDAB gaan na of een bepaalde<br />
werkzoekende in aanmerking komt om als invoegwerknemer tewerk gesteld te worden. Indien dit zo is,<br />
levert zij hiertoe een attest af. Pas wanneer dit attest in het bezit is van de werkgever, kan de persoon worden<br />
aangeworven als invoegwerknemer.<br />
Het gaat om personen die voldoen aan volgende criteria:<br />
- een persoon met hoogstens een diploma hoger secundair onderwijs bij wie de trajectmatige<br />
begeleidingsactie uitwijst dat hij niet dadelijk te plaatsen is op de reguliere arbeidsmarkt. Bovendien<br />
beantwoordt deze persoon op de dag <strong>voor</strong> zijn aanwerving aan een van volgende kenmerken:<br />
o hij is jonger dan 50 jaar en minstens twaalf maanden inactief, of<br />
o hij is 50 jaar of ouder en minstens zes maanden inactief, of<br />
o hij is minstens zes maanden gerechtigd op leefloon of op financiële maatschappelijke hulp.<br />
- een persoon die minstens zes maanden inactief is en behoort tot de doelgroep van de<br />
arbeidsgehandicapten;<br />
- de deeltijds werkzoekende leerling van het deeltijds beroepssecundair onderwijs (zoals geregeld bij het<br />
besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds<br />
141
eroepssecundair onderwijs, zoals laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart<br />
2004).<br />
Onder inactiviteit wordt begrepen: niet in loondienst of op zelfstandige basis hebben gewerkt en geen<br />
individuele beroepsopleiding hebben gevolgd.<br />
<strong>Subsidie</strong>bedrag<br />
Binnen het begrotingskrediet kunnen de erkende invoegbedrijven per voltijds equivalente invoegwerknemer<br />
aanspraak maken op een degressieve en in de tijd beperkte loonpremie.<br />
Deze premie bestaat uit twee delen:<br />
a) Een basispremie <strong>voor</strong> de tewerkstelling van kansengroepen<br />
Deze premie bedraagt maximaal 50% van het in de erkenningsbeslissing vastgestelde refertebedrag, gespreid<br />
over 2 jaar:<br />
- eerste jaar van de tewerkstelling 35% van het refertebedrag;<br />
- tweede jaar van de tewerkstelling 15% van het refertebedrag.<br />
b) Een premie <strong>voor</strong> bijkomende tewerkstelling<br />
Micro- en kleine ondernemingen krijgen bijkomend nog een aanvullende loonpremie van 15% gedurende 2<br />
jaar; middelgrote ondernemingen krijgen 7,5% gedurende 2 jaar. Een grote onderneming krijgt geen premie<br />
<strong>voor</strong> bijkomende tewerkstelling.<br />
Samenvattende tabel:<br />
Begunstigden % v/d loonkost ifv refertebedrag<br />
Jaar 1 Jaar 2<br />
Micro- en kleine ondernemingen 50% 30%<br />
Middelgrote onderneming 42,50% 22,50%<br />
Grote onderneming 35% 15%<br />
De vaststelling van het refertebedrag per voltijds equivalente invoegwerknemer varieert naar gelang van de<br />
hoogte van de totale loonkosten. Als referentiebasis <strong>voor</strong> de totale loonkosten (= het loon plus de sociale<br />
bijdragen) wordt de laagste loonschaal per functiecategorie <strong>voor</strong> de leeftijd 21 jaar of bij afwezigheid van<br />
functiecategorieën de laagste loonschaal <strong>voor</strong> de leeftijd 21 jaar genomen, vastgesteld bij algemeen<br />
verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het bevoegde paritair comité. Bij<br />
ontstentenis van een specifieke collectieve arbeidsovereenkomst zowel op bedrijfsniveau als op sectorniveau<br />
worden de loons<strong>voor</strong>waarden gevolgd zoals bepaald in cao nr. 43, afgesloten op 2 mei 1988 in de Nationale<br />
Arbeidsraad.<br />
Voor de vaststelling van het refertebedrag wordt uitgegaan van de van toepassing zijnde loonschalen op de<br />
datum van de aanvraag tot toekenning van een aantal invoegwerknemers.<br />
Bij een uitbreiding wordt uitgegaan van de van toepassing zijnde loonschaal op de datum van de beslissing<br />
van de minister die betrekking heeft op deze bijkomende aanwerving.<br />
Onder totale loonkosten vallen zowel het loon als de sociale bijdragen.<br />
Met het loon wordt bedoeld:<br />
a) het loon in geld waarop de invoegwerknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft, met uitzondering<br />
van de vergoedingen wegens beëindiging van de overeenkomst;<br />
b) het vakantiegeld dat toegekend wordt door of ter uitvoering van de op 28 juni 1971 gecoördineerde wetten<br />
betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers of door de collectieve arbeidsovereenkomsten die<br />
gesloten worden in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard zijn bij koninklijk besluit;<br />
c) de financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers zoals vastgelegd in het<br />
van toepassing zijnde paritair comité of bij ontstentenis hiervan de bijdrage zoals bepaald in cao nr. 19ter met<br />
een maximum van € 291.<br />
142
Onder sociale bijdragen wordt begrepen:<br />
het geheel van de sociale zekerheidsbijdragen, zowel de gewone als de bijzondere bijdragen, die door de<br />
werkgever is verschuldigd als gevolg van de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de<br />
invoegwerknemer:<br />
a) Gewone bijdragen:<br />
Voor werknemers onderworpen aan het geheel der regelingen van pensioenen, ziekte- en<br />
invaliditeitsverzekering, kinderbijslagen, werkloosheid, arbeidsongevallen, beroepsziekten en jaarlijkse<br />
vakantie bestaan de sociale zekerheidsbijdragen uit:<br />
- een globale bijdrage die bestaat uit een werknemersbijdrage van 13,07% en een werkgeversbijdrage van<br />
24,79%;<br />
- een bijdrage jaarlijkse vakantie;<br />
- een loonmatigingsbijdrage;<br />
- een bijdrage betaald educatief verlof;<br />
- een bijdrage kinderopvang;<br />
- een bijdrage tijdelijke werkloosheid en oudere werklozen.<br />
b) Bijdrage <strong>voor</strong> herverdeling sociale lasten<br />
c) Bijzondere bijdragen ten laste van de werkgever:<br />
- basisbijdrage <strong>voor</strong> Fonds <strong>voor</strong> Sluiting van <strong>Ondernemingen</strong>;<br />
- bijzondere bijdrage <strong>voor</strong> Fonds <strong>voor</strong> Sluiting van <strong>Ondernemingen</strong>.<br />
d) Bijzondere bijdragen ten laste van de werknemer:<br />
- inhouding op het dubbel vakantiegeld;<br />
- bijzondere bijdrage <strong>voor</strong> de sociale zekerheid.<br />
Kosten die niet in aanmerking komen:<br />
- de kosten <strong>voor</strong> het sociaal secretariaat;<br />
- allerhande vergoedingen <strong>voor</strong> o.a. kledij, nachtwerk,… tenzij dit <strong>voor</strong>zien is in de collectieve<br />
arbeidsovereenkomst.<br />
De referentiebasis en de corresponderende premie worden gehandhaafd gedurende de volledige periode van<br />
de uitbetaling van de premie.<br />
Een invoegwerknemer heeft alleen recht op een premie <strong>voor</strong> de werkelijk verrichte en daarmee gelijkgestelde<br />
arbeidsprestaties. Bij deeltijdse tewerkstelling wordt de toegekende premie pro rata verrekend.<br />
Per voltijds equivalente invoegwerknemer neemt de subsidieperiode een aanvang op het ogenblik van de<br />
indiensttreding van de eerste invoegwerknemer-titularis.<br />
Die periode wordt wel verlengd met de termijn die verlopen is tussen de uitdiensttreding en de vervanging.<br />
Uitbetaling<br />
De dienst ‘Betalingen’ van het Vlaams <strong>Subsidie</strong>agentschap <strong>voor</strong> Werk en Sociale Economie’ betaalt de<br />
loonpremies.<br />
De onderneming vult bij de aanwerving van iedere invoegwerknemer een door deze dienst ter beschikking<br />
gesteld inlichtingenblad in en bezorgt dat aan de VDAB. Telkens als zich een wijziging in de verstrekte<br />
gegevens <strong>voor</strong>doet, moet de werkgever dadelijk een vervangend inlichtingenblad bezorgen.<br />
De dienst ‘Betalingen’ stelt maandelijks het bedrag vast en stort dat als <strong>voor</strong>schot <strong>voor</strong> de tiende van de<br />
lopende kalendermaand. Er volgt een trimestriële afrekening volgens de werkelijk geleverde prestaties<br />
waarna eventueel een verrekening gebeurt bij de volgende maandelijkse storting.<br />
Als een invoegwerknemer vóór het einde van de subsidieperiode van twee jaar vervangen wordt door een<br />
andere invoegwerknemer is de subsidie alleen verschuldigd <strong>voor</strong> de nog te lopen periode. Er werden in de<br />
wetgeving uitzonderingen <strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> vervangers tijdens de eerste vier erkenningsjaren in het geval dat de<br />
invoegwerknemer vertrekt om één van de volgende redenen:<br />
- pensionering;<br />
143
- vrijwillig vertrek;<br />
- permanente arbeidsongeschiktheid waardoor hij definitief verhinderd wordt het overeengekomen werk te<br />
hervatten.<br />
- ontslag om een bepaalde reden aanvaard door de minister na advies van de vakbondsdelegatie, indien<br />
aanwezig, en na advies van de adviescommissie.<br />
In deze vier gevallen start de basispremie opnieuw <strong>voor</strong> twee jaar. De premie <strong>voor</strong> bijkomende tewerkstelling<br />
loopt gewoon door.<br />
Indien u een werknemer vervangt om één van de drie eerste redenen zal u dit op de individuele fiche van de<br />
vervanger moeten aanduiden en hier ook de bewijsstukken van <strong>voor</strong> leggen aan de plaatselijke VDAB. Indien<br />
het om een andere reden gaat, moet er een schriftelijke vraag worden bezorgd aan de afdeling tewerkstelling.<br />
Vanaf het vijfde jaar van de erkenning als invoegbedrijf is in alle gevallen de subsidie enkel verschuldigd<br />
<strong>voor</strong> de nog resterende subsidieperiode.<br />
Procedure tot erkenning<br />
Documenten<br />
De aanvrager of onderneming die een erkenning als invoegbedrijf wenst en die invoegwerknemers wil<br />
aanwerven, richt een aanvraag tot de administratie met een formulier dat de administratie ter beschikking<br />
stelt.<br />
Bij de aanvraag moeten steeds de volgende stukken gevoegd worden:<br />
- de statuten of ontwerpstatuten van de onderneming;<br />
- een plan <strong>voor</strong> de opleiding en de begeleiding van de invoegwerknemers;<br />
- een actieplan betreffende het incorporeren van MVO in de bedrijfsstrategie van de onderneming;<br />
- een loonkostenberekening op basis van het bevoegde paritair comité;<br />
- een ondernemingsplan;<br />
- een financieel plan <strong>voor</strong> de komende 4 jaar met inbegrip van een resultatenprognose, een balansprognose<br />
en een liquiditeitsplan.<br />
Een bestaande onderneming moet bij de aanvraag bovendien de volgende documenten voegen:<br />
- de meest recente jaarrekening met toelichting;<br />
- een advies van de ondernemingsraad of van de vakbondsafvaardiging als die aanwezig is.<br />
Aanvragen waarbij een van <strong>voor</strong>melde stukken ontbreken, worden als niet ontvankelijk beschouwd en<br />
bijgevolg niet in procedure gezet.<br />
Adviesprocedure<br />
De aanvraag die formeel ontvankelijk werd verklaard wordt doorgestuurd <strong>voor</strong> advies aan:<br />
- het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité (RESOC) in wiens ambtsgebied het merendeel van de<br />
invoegwerknemers doorlopend en recurrent activiteiten uitvoeren.<br />
Het RESOC brengt een op stukken (= aanvraagformulier) gebaseerd gemotiveerd advies uit ten aanzien<br />
van de minister binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag werd<br />
verstuurd. Dit advies heeft betrekking op de beschikbaarheid van de invoegwerknemers, op het belang<br />
van het project in het kader van de regionale werkgelegenheidspolitiek en op het eventueel samenvallen<br />
of de eventuele concurrentie van de werkzaamheden met andere regionale sociale-economie-initiatieven.<br />
- het doorlichtingsteam: een door de minister erkend team van deskundigen in de adviesverlening in de<br />
sector van de sociale economie<br />
Het doorlichtingsteam brengt een gemotiveerd adviesrapport uit ten aanzien van de minister binnen<br />
dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag werd verstuurd. Daartoe<br />
onderzoekt het de aanvraag op elk van de erkenningscriteria en de verbintenissen en geeft het op elk punt<br />
een exhaustieve uitleg met appreciatie.<br />
Als het doorlichtingsteam aanvullende informatie die noodzakelijk is <strong>voor</strong> het onderzoek aan de<br />
onderneming vraagt en niet dadelijk kan verkrijgen; of als de onderneming het doorlichtingsteam niet<br />
kan ontvangen binnen een termijn van veertien dagen na het verzenden van de aanvraag, wordt de<br />
adviesperiode op grond van een gemotiveerd verzoek van het doorlichtingsteam door de administratie<br />
geschorst. De schorsing wordt opgeheven zodra het doorlichtingsteam meldt dat de noodzakelijke<br />
informatie werd verkregen.<br />
144
De administratie bundelt het advies van het RESOC en het rapport van het doorlichtingsteam en legt het <strong>voor</strong><br />
aan de adviescommissie. De adviescommissie formuleert een advies over de erkenning dat door de<br />
administratie samen met alle beschikbare informatie aan de minister wordt <strong>voor</strong>gelegd.<br />
145
Erkenningsbeslissing<br />
De minister beslist op basis van alle beschikbare informatie om een invoegbedrijf al dan niet te erkennen en<br />
om het gevraagde aantal invoegwerknemers geheel of gedeeltelijk toe te kennen.<br />
De erkenningsbeslissing omvat naast de eigenlijke erkenning het aantal toegekende voltijdse equivalente<br />
invoegwerknemers. Per toegekende voltijdse equivalent wordt de loonpremie op jaarbasis vermeld.<br />
Diversen<br />
Bijkomende ondersteuning<br />
1. Managementondersteuning<br />
Personen of ondernemingen die een invoegbedrijf wensen op te starten kunnen <strong>voor</strong> bedrijfsontwikkeling of<br />
bedrijfsondersteuning terecht bij een van de erkende regionale incubatiecentra, ook startcentra genaamd.<br />
De startcentra zijn eerste aanspreekpunt <strong>voor</strong> initiatiefnemers. Zij bevorderen op een pro-actieve wijze het<br />
ontstaan van ondernemingsideeën en -projecten en ontwikkelen deze in samenwerking met partners.<br />
Daarnaast zijn zij ook het eerste aanspreekpunt <strong>voor</strong> bestaande ondernemers. Zij bieden begeleiding en<br />
advies aan en kunnen door hun netwerking ondernemingen en initiatieven versterken.<br />
2. Adviesverlening<br />
Personen of ondernemingen die een invoegbedrijf wensen op te starten kunnen eenmalig een financiële<br />
tegemoetkoming krijgen <strong>voor</strong> een haalbaarheidsstudie. Indien dit onderzoek leidt tot de oprichting van een<br />
invoegbedrijf bedraagt de tussenkomst van het Vlaamse Gewest maximaal 75% van de advieskosten met een<br />
maximum van € 7.500 per bedrijfsadvies. Indien het onderzoek niet leidt tot de oprichting van een<br />
invoegbedrijf bedraagt de financiële tegemoetkoming maximaal 50% van de advieskosten met een maximum<br />
van € 2.500 per bedrijfsadvies.<br />
Jaarlijks wordt aan invoegbedrijven een basisopvolgingspakket aangeboden door een erkend adviesbureau.<br />
Deze basisopvolging is gratis tot één jaar na de periode dat zij invoegsubsidies ontvangt. Een<br />
basisopvolgingspakket is een sterkte zwakte-analyse. Ze omvat zowel een bedrijfseconomische en<br />
organisatorische analyse als een analyse op het vlak van de inhoudelijke criteria die in de regelgeving worden<br />
bepaald evenals aanbevelingen op deze terreinen. Ze is bedoeld als instrument ter verbetering van het<br />
functioneren als invoegbedrijf.<br />
Een erkend invoegbedrijf kan ten slotte een financiële tegemoetkoming krijgen bij ad hoc adviesverlening<br />
door een erkend adviesbureau in de sociale economie. Deze tegemoetkoming bedraagt maximaal 50% van de<br />
advieskosten met een maximum van € 7.500 per bedrijfsadvies.<br />
3. Risicokapitaalfonds Trividend<br />
Via het Vlaams Participatiefonds <strong>voor</strong> de sociale economie wordt risicokapitaal verstrekt via participaties en<br />
achtergestelde leningen aan ondernemingen in de sociale economie en ondernemingen die initiatieven in de<br />
sociale economie wensen op te starten.<br />
Trividend<br />
Vooruitgangstraat 333 bus 12<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/274 14 51<br />
Fax: 02/205 17 39<br />
E-mail: info@trividend.be<br />
Website: www.trividend.be<br />
146
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaamse <strong>Subsidie</strong>agentschap <strong>voor</strong> Werk en Sociale Economie<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 21<br />
1030 Brussel<br />
Gecofoon: 0800-141 87<br />
Fax: 02/553 43 68<br />
E-mail: gecofoon@vlaanderen.be<br />
Website: www.vlaanderen.be/werk<br />
147
2.3 INVOEGBEDRIJVEN – DIENSTENCHEQUE-ONDERNEMING<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Alle ondernemingen die de vorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen en die erkend zijn in het<br />
kader van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van de buurtdiensten en -banen (met andere woorden de<br />
ondernemingen die werken in het kader van de dienstencheques), kunnen een aanvraag indienen.<br />
De erkenning als invoegbedrijf of invoegafdeling wordt verleend <strong>voor</strong> een periode van tien jaar vanaf de<br />
indiensttreding van de eerste invoegwerknemer.<br />
Erkennings<strong>voor</strong>waarden<br />
Om erkend te kunnen worden als invoegbedrijf of invoegafdeling moet een onderneming voldoen aan de<br />
volgende <strong>voor</strong>waarden:<br />
- de plaats van tewerkstelling waar de invoegwerknemers doorlopend en recurrent activiteiten uitvoeren,<br />
moet gevestigd zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. Enkel de activiteiten die goederen<br />
produceren of diensten verlenen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest kunnen het <strong>voor</strong>werp zijn<br />
van de subsidies;<br />
- de onderneming moet voldoen aan de criteria inzake financiële rentabiliteit. Als de onderneming<br />
economisch afhankelijk is van slechts één bedrijf, al dan niet een moederbedrijf, dan moet ook dat laatste<br />
bedrijf financieel rendabel zijn;<br />
- de onderneming moet de nodige tijd en middelen besteden aan de begeleiding en opleiding van de<br />
invoegwerknemers;<br />
- de onderneming moet in haar bedrijfsvoering de principes inzake maatschappelijk verantwoord<br />
ondernemen, op basis van een door haarzelf uitgetekend en bij de erkenning gevaloriseerd groeipad,<br />
incorporeren in de bedrijfsstrategie;<br />
- de onderneming moet bereid zijn het medezeggenschap van de werknemers te bevorderen in de<br />
onderneming door de bestaande overlegorganen te respecteren en – bij ontstentenis – de nodige<br />
initiatieven te nemen om de medezeggenschap van werknemers te bevorderen;<br />
- de tewerkstelling van de invoegwerknemers is bijkomend in verhouding tot het aantal eigen<br />
personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, tewerkgesteld in het bedrijf in de vier kwartalen<br />
die <strong>voor</strong>afgaan aan de aanvraag. Het aantal eigen personeelsleden wordt vastgesteld door het gemiddelde<br />
te nemen over die vier kwartalen; eigen personeelsleden zijn de personeelsleden met wie een<br />
arbeidsovereenkomst werd gesloten.<br />
Verbintenissen<br />
Naast het voldoen aan de erkennings<strong>voor</strong>waarden moet een invoegbedrijf of invoegafdeling de volgende<br />
verbintenissen onderschrijven en naleven:<br />
- binnen de drie jaar volgend op de datum van betekening van de erkenningsbeslissing het minimum<br />
aantal van 3 voltijdse equivalenten invoegwerknemers tewerkstellen;<br />
- binnen de drie jaar volgend op de datum van betekening van de erkenningsbeslissing minstens 30 %<br />
invoegwerknemers tewerkstellen op het totale personeelsbestand;<br />
- indien onderaanneming in het <strong>voor</strong>uitzicht wordt gesteld, de activiteiten <strong>voor</strong> minstens drie verschillende<br />
bedrijven uitvoeren;<br />
- de invoegwerknemers met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in dienst nemen;<br />
- de invoegwerknemers de in de sector vigerende lonen uitbetalen; als er twijfel bestaat over de toepassing<br />
van het correcte paritair comité moet dadelijk het advies van de bevoegde instantie, het ‘Toezicht op de<br />
Sociale Wetten’, te worden ingewonnen;<br />
Meer informatie over de bevoegdheden en de adressen van de regionale directies <strong>voor</strong> het ‘Toezicht op<br />
de Sociale Wetten’ vindt u terug op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid,<br />
Arbeid en Sociaal Overleg: http://www.meta.fgov.be (regelgeving→ CAO’s en paritaire comités→ Hoe<br />
wordt het bevoegde paritair comité bepaald ?<br />
- de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de uitoefening van haar activiteit niet overtreden;<br />
- in geen geval middelen hanteren die marktverstorend zijn op het vlak van prijszetting;<br />
- gedurende minstens vier jaar na de laatste uitbetaling van de loonpremie <strong>voor</strong> een invoegwerknemer het<br />
aantal voltijds equivalente invoegwerknemers handhaven;<br />
- als het aantal tewerkgestelde invoegwerknemers verminderd wordt, de administratie en de<br />
trajectbegeleider van de Vlaamse Dienst <strong>voor</strong> Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding hiervan op de<br />
148
hoogte brengen en aan de ontslagen invoegwerknemers het recht bieden om een beroep te doen op een<br />
erkend outplacementbureau;<br />
- jaarlijks de jaarrekening en werkgelegenheidscijfers bezorgen aan de administratie, evenals een<br />
inhoudelijke rapportering waaruit blijkt dat de onderneming:<br />
• de erkenningscriteria nakomt;<br />
• de beginselen van het maatschappelijk verantwoord ondernemen incorporeert en het betreffende<br />
actieplan naleeft;<br />
• voldoende inspanningen levert <strong>voor</strong> de begeleiding en de opleiding van de invoegwerknemers.<br />
- op verzoek van de administratie de nodige gegevens bezorgen om een monitoringsysteem uit te bouwen;<br />
- elke wijziging van de erkenningscriteria aan de <strong>voor</strong>afgaande goedkeuring van de minister onderwerpen.<br />
Begunstigden<br />
Enkel personen die voldoen aan onderstaande <strong>voor</strong>waarden komen in aanmerking <strong>voor</strong> het statuut van<br />
invoegwerknemer:<br />
a) persoon met hoogstens een diploma hoger secundair onderwijs bij wie de trajectmatige begeleidingsactie<br />
uitwijst dat hij niet dadelijk toeleidbaar is naar de reguliere arbeidsmarkt en die de dag <strong>voor</strong> zijn<br />
aanwerving beantwoordt aan een van de volgende kenmerken:<br />
- hij is jonger dan 50 jaar en minstens twaalf maanden inactief;<br />
- hij is 50 jaar of ouder en ministens zes maanden inactief;<br />
- hij is minstens zes maanden leefloongerechtigde of gerechtigde op financieel maatschappelijke hulp.<br />
b) persoon die minstens zes maanden inactief is en behoort tot de doelgroep van de arbeidsgehandicapten;<br />
Arbeidsgehandicapte=<br />
- werkzoekende met een erkenning als persoon met een handicap bij het Vlaams Fonds <strong>voor</strong> de<br />
Sociale Integratie van Personen met een Handicap en die recht hebben op bijstand inzake<br />
tewerkstelling;<br />
- werkzoekende ex-leerling van het buitengewoon secundair onderwijs;<br />
- werkzoekende die, na attestering door een arts, bij de Vlaamse Dienst <strong>voor</strong> Arbeidsbemiddeling en<br />
Beroepsopleiding geregistreerd is met een gedeeltelijke of een zeer beperkte geschiktheid.<br />
c) de deeltijds werkzoekende leerling van het deeltijds beroepssecundair onderwijs zoals geregeld bij het<br />
besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds<br />
beroepssecundair onderwijs, zoals laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart<br />
2004.<br />
Onder inactiviteit wordt begrepen: noch in loondienst, noch op zelfstandige basis hebben gewerkt, noch als<br />
cursist een individuele beroepsopleiding (IBO) hebben gevolgd. De minister bepaalt de periodes die met een<br />
periode van inactiviteit worden gelijkgesteld;<br />
Met trajectbegeleiding wordt het geheel van acties bedoeld, georganiseerd door de Vlaamse Dienst <strong>voor</strong><br />
Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) of door de door deze dienst erkende derden waarbij de<br />
werkzoekende volgens een stappenplan door een trajectbegeleider naar een duurzame tewerkstelling wordt<br />
begeleid.<br />
Samenvattende tabel:<br />
-50 jaar +50 jaar<br />
6 maanden<br />
leefloon-<br />
gerechtigd <br />
Arbeidsgehandicapt<br />
Deeltijds<br />
lerende<br />
Trajectbegeleiding Ja Ja ja / /<br />
Max HSO Ja Ja ja neen /<br />
Inactief 12 maanden 6 maanden 1 dag 6 maand 1 dag<br />
149
Aanwerving van invoegwerknemers<br />
De toeleiding gebeurt via VDAB. De diensten van VDAB gaan na of een bepaalde werkzoekende in<br />
aanmerking komt om als invoegwerknemer tewerk gesteld te worden. Indien dit zo is, levert zij hiertoe een<br />
attest af. Pas wanneer dit attest in het bezit is van de werkgever, kan de persoon worden aangeworven als<br />
invoegwerknemer.<br />
De aanwerving van de eerste invoegwerknemer moet plaatsvinden binnen een periode van zes maanden<br />
vanaf de betekening van de erkenningsbeslissing. De indienstneming van het totale aantal toegekende voltijds<br />
equivalente invoegwerknemers, moet plaatsvinden binnen een periode van vier jaar vanaf de indiensttreding<br />
van de eerste invoegwerknemer. Voor de invoegwerknemers die niet binnen de vastgelegde<br />
aanwervingstermijn in dienst werden genomen, vervalt het recht op de toegekende premie.<br />
Vervanging van invoegwerknemers<br />
Een uit dienst getreden invoegwerknemer kan, met behoud van de toegekende premie, worden vervangen als<br />
die vervanging plaatsvindt binnen de zes maanden te rekenen vanaf de dag van de uitdiensttreding van de te<br />
vervangen invoegwerknemer. Als de invoegwerknemer niet binnen de vervangingstermijn in dienst werd<br />
genomen, vervalt het recht op de toegekende premie <strong>voor</strong> de openstaande arbeidsplaats. Een verlenging van<br />
deze termijn is niet mogelijk.<br />
<strong>Subsidie</strong>bedrag<br />
Binnen het begrotingskrediet kunnen de erkende invoegbedrijven en -afdelingen dienstenchequeondernemingen<br />
per voltijds equivalente invoegwerknemer aanspraak maken op een jaarlijkse loonpremie van<br />
€ 1.650 per voltijds equivalente invoegwerknemer. Deze subsidie wordt toegekend <strong>voor</strong> 4 jaar bij een<br />
erkenning als invoegbedrijf en <strong>voor</strong> 3 jaar bij een erkenning als invoegafdeling.<br />
Een invoegwerknemer heeft alleen recht op een premie <strong>voor</strong> de werkelijk verrichte en daarmee gelijkgestelde<br />
arbeidsprestaties. Bij deeltijdse tewerkstelling wordt de toegekende premie pro rata verrekend.<br />
Per voltijds equivalente invoegwerknemer neemt de subsidieperiode een aanvang op het ogenblik van de<br />
indiensttreding van de eerste invoegwerknemer-titularis. Die periode wordt wel verlengd met de termijn die<br />
verlopen is tussen de uitdiensttreding en de vervanging.<br />
Uitbetaling<br />
De dienst ‘Betalingen’ van het Vlaams <strong>Subsidie</strong>agentschap <strong>voor</strong> Werk en Sociale Economie betaalt de<br />
loonpremies.<br />
De onderneming vult bij de aanwerving van iedere invoegwerknemer een door de deze dienst ter beschikking<br />
gesteld inlichtingenblad in en bezorgt dat aan de VDAB. Telkens als zich een wijziging in de verstrekte<br />
gegevens <strong>voor</strong>doet, moet de werkgever dadelijk een vervangend inlichtingenblad bezorgen.<br />
De dienst ‘Betalingen’ stelt maandelijks het bedrag vast en stort dat als <strong>voor</strong>schot <strong>voor</strong> de tiende van de<br />
lopende kalendermaand. Er volgt een trimestriële afrekening volgens de werkelijk geleverde prestaties<br />
waarna eventueel een verrekening gebeurt bij de volgende maandelijkse storting.<br />
Procedure tot erkenning<br />
Documenten<br />
De aanvrager of onderneming die een erkenning als invoegbedrijf wenst en die invoegwerknemers wil<br />
aanwerven, richt een aanvraag tot de administratie met een formulier dat de administratie ter beschikking<br />
stelt.<br />
Bij de aanvraag moeten steeds de volgende stukken gevoegd worden:<br />
- de statuten of ontwerpstatuten van de onderneming;<br />
- een plan <strong>voor</strong> de opleiding en de begeleiding van de invoegwerknemers;<br />
- een actieplan betreffende het incorporeren van MVO in de bedrijfsstrategie van de onderneming;<br />
- een ondernemingsplan;<br />
150
- een financieel plan <strong>voor</strong> de komende 4 jaar met inbegrip van een resultatenprognose, een balansprognose<br />
en een liquiditeitsplan.<br />
Een bestaande onderneming moet bij de aanvraag bovendien de volgende documenten voegen:<br />
- de meest recente jaarrekening met toelichting;<br />
- een advies van de ondernemingsraad of van de vakbondsafvaardiging als die aanwezig is.<br />
Aanvragen waarbij een van <strong>voor</strong>melde stukken ontbreken, worden als niet ontvankelijk beschouwd en<br />
bijgevolg niet in procedure gezet.<br />
Adviesprocedure<br />
De aanvraag die formeel ontvankelijk werd verklaard wordt doorgestuurd <strong>voor</strong> advies aan:<br />
- het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité (RESOC) in wiens ambtsgebied het merendeel van de<br />
invoegwerknemers doorlopend en recurrent activiteiten uitvoeren.<br />
Het RESOC brengt een op stukken (= aanvraagformulier) gebaseerd gemotiveerd advies uit ten aanzien<br />
van de minister binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag werd<br />
verstuurd. Dit advies heeft betrekking op de beschikbaarheid van de invoegwerknemers, op het belang<br />
van het project in het kader van de regionale werkgelegenheidspolitiek en op het eventueel samenvallen<br />
of de eventuele concurrentie van de werkzaamheden met andere regionale sociale-economie-initiatieven.<br />
- het doorlichtingsteam: een door de minister erkend team van deskundigen in de adviesverlening in de<br />
sector van de sociale economie.<br />
Het doorlichtingsteam brengt een gemotiveerd adviesrapport uit ten aanzien van de minister binnen<br />
dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag werd verstuurd. Daartoe<br />
onderzoekt het de aanvraag op elk van de erkenningscriteria en de verbintenissen en geeft het op elk punt<br />
een exhaustieve uitleg met appreciatie.<br />
Als het doorlichtingsteam aanvullende informatie die noodzakelijk is <strong>voor</strong> het onderzoek aan de<br />
onderneming vraagt en niet dadelijk kan verkrijgen; of als de onderneming het doorlichtingsteam niet<br />
kan ontvangen binnen een termijn van veertien dagen na het verzenden van de aanvraag, wordt de<br />
adviesperiode op grond van een gemotiveerd verzoek van het doorlichtingsteam door de administratie<br />
geschorst. De schorsing wordt opgeheven zodra het doorlichtingsteam meldt dat de noodzakelijke<br />
informatie werd verkregen.<br />
De administratie bundelt het advies van het RESOC en het rapport van het doorlichtingsteam en legt het <strong>voor</strong><br />
aan de adviescommissie. De adviescommissie formuleert een advies over de erkenning dat door de<br />
administratie samen met alle beschikbare informatie aan de minister wordt <strong>voor</strong>gelegd.<br />
Erkenningsbeslissing<br />
De minister beslist op basis van alle beschikbare informatie om een invoegbedrijf al dan niet te erkennen en<br />
om het gevraagde aantal invoegwerknemers geheel of gedeeltelijk toe te kennen.<br />
De erkenningsbeslissing omvat naast de eigenlijke erkenning het aantal toegekende voltijdse equivalente<br />
invoegwerknemers. Per toegekende voltijdse equivalent wordt de loonpremie op jaarbasis vermeld.<br />
Diversen<br />
Bijkomende ondersteuning<br />
1. Managementondersteuning<br />
Personen of ondernemingen die een invoegbedrijf wensen op te starten kunnen <strong>voor</strong> bedrijfsontwikkeling of<br />
bedrijfsondersteuning terecht bij een van de erkende regionale incubatiecentra, ook startcentra genaamd.<br />
De startcentra zijn eerste aanspreekpunt <strong>voor</strong> initiatiefnemers. Zij bevorderen op een pro-actieve wijze het<br />
ontstaan van ondernemingsideeën en -projecten en ontwikkelen deze in samenwerking met partners.<br />
Daarnaast zijn zij ook het eerste aanspreekpunt <strong>voor</strong> bestaande ondernemers. Zij bieden begeleiding en<br />
advies aan en kunnen door hun netwerking ondernemingen en initiatieven versterken.<br />
151
2. Adviesverlening<br />
Personen of ondernemingen die een invoegbedrijf wensen op te starten kunnen eenmalig een financiële<br />
tegemoetkoming krijgen <strong>voor</strong> een haalbaarheidsstudie. Indien dit onderzoek leidt tot de oprichting van een<br />
invoegbedrijf bedraagt de tussenkomst van het Vlaamse Gewest maximaal 75% van de advieskosten met een<br />
maximum van € 7.500 per bedrijfsadvies. Indien het onderzoek niet leidt tot de oprichting van een<br />
invoegbedrijf bedraagt de financiële tegemoetkoming maximaal 50% van de advieskosten met een maximum<br />
van € 2.500 per bedrijfsadvies.<br />
Jaarlijks wordt aan invoegbedrijven een basisopvolgingspakket aangeboden door een erkend adviesbureau.<br />
Deze basisopvolging is gratis tot één jaar na de periode dat zij invoegsubsidies ontvangt. Een<br />
basisopvolgingspakket is een sterkte zwakte-analyse. Ze omvat zowel een bedrijfseconomische en<br />
organisatorische analyse als een analyse op het vlak van de inhoudelijke criteria die in de regelgeving worden<br />
bepaald evenals aanbevelingen op deze terreinen. Ze is bedoeld als instrument ter verbetering van het<br />
functioneren als invoegbedrijf.<br />
Een erkend invoegbedrijf kan tenslotte een financiële tegemoetkoming krijgen bij ad hoc adviesverlening<br />
door een erkend adviesbureau in de sociale economie. Deze tegemoetkoming bedraagt maximaal 50% van de<br />
advieskosten met een maximum van € 7.500 per bedrijfsadvies.<br />
3. Risicokapitaalfonds Trividend<br />
Via het Vlaams Participatiefonds <strong>voor</strong> de sociale economie wordt risicokapitaal verstrekt via participaties en<br />
achtergestelde leningen aan ondernemingen in de sociale economie en ondernemingen die initiatieven in de<br />
sociale economie wensen op te starten.<br />
Trividend<br />
Vooruitgangstraat 333 bus 12<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/274 14 51<br />
Fax: 02/205 17 39<br />
E-mail: info@trividend.be<br />
Website: www.trividend.be<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaamse <strong>Subsidie</strong>agentschap <strong>voor</strong> Werk en Sociale Economie<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 21<br />
1030 Brussel<br />
Gecofoon: 0800-141 87<br />
Fax: 02/553 43 68<br />
E-mail: gecofoon@vlaanderen.be<br />
Website: www.vlaanderen.be/werk<br />
152
2.4 OVERGANGSMAATREGEL VOOR DE VERGOEDING BIJ DE AANWERVING VAN<br />
PERSONEN MET EEN HANDICAP (CAO 26) EN DE VLAAMSE INSCHAKELINGSPREMIE<br />
(VIP)<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Werkgevers die een tussenkomst in de loonkost kregen in het kader van de Vlaamse Inschakelingspremie<br />
(VIP) of CAO 26, schakelen vanaf 1/10/08 over naar de regeling van de Vlaamse ondersteuningspremie<br />
(VOP).<br />
Hoe een VOP aanvragen?<br />
De overgang naar VOP gebeurt automatisch.<br />
Na ieder kwartaal moet je binnen het kwartaal de uitbetaling van de tegemoetkoming aanvragen.<br />
Hoeveel bedraagt de premie?<br />
Voor wie op 1-10-2008 een VIP krijgt:<br />
Periode van tewerkstelling % van referteloon<br />
Van 1-10-2008 tot 30-09-2012 30%<br />
Van 1-10-2012 tot einde tewerkstelling 20% (geplafonneerd)<br />
Voor wie op 1-10-2008 in het kader van CAO 26 een rendementsverlies van meer dan 30% krijgt:<br />
Periode van tewerkstelling % van referteloon<br />
Van 1-10-2008 tot 30-09-2012 % van de CAO 26<br />
Van 1-10-2012 tot einde tewerkstelling 20% (geplafonneerd)<br />
Voor wie op 1-10-2008 in het kader van CAO 26 een rendementsverlies van 20% tot 30% krijgt:<br />
Periode van tewerkstelling % van referteloon<br />
Van 1-10-2008 tot 30-09-2012 30%<br />
Van 1-10-2012 tot einde tewerkstelling 20% (geplafonneerd)<br />
Voor wie op 1-10-2008 in het kader van CAO 26 een rendementsverlies van minder dan 20% krijgt:<br />
Periode van tewerkstelling % van referteloon<br />
Van 1-10-2012 tot einde tewerkstelling 20% (geplafonneerd)<br />
Referteloon = het loon (waarop de RSZ berekend wordt) + verplichte werkgeversbijdragen RSZ – de<br />
verminderingen op de werkgeversbijdragen RSZ.<br />
Plafond = tweemaal het gewaarborgd gemiddelde minimummaandinkomen (GGMM) <strong>voor</strong> een werknemer<br />
vanaf 21 jaar.<br />
Uitzonderingen:<br />
Op basis van een gemotiveerde aanvraag kan VDAB na het eerste jaar tijdelijk een hogere tegemoetkoming<br />
geven (tot maximaal 60% van het niet-geplafonneerd referteloon).<br />
Bij uitzendarbeid geldt een aparte overgangsregeling.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
VDAB<br />
Keizerslaan 11<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 0800 30 700<br />
Fax: 02/506 15 90<br />
E-mail: info@vdab.be<br />
Website: www.vdab.be/personenmeteenhandicap<br />
153
2.5 VLAAMSE ONDERSTEUNINGSPREMIE (VOP)<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Als je een persoon met een arbeidshandicap in dienst neemt of een van je medewerkers krijgt een<br />
arbeidshandicap, dan kan je een premie krijgen die kan oplopen tot 60% van de loonkost.<br />
Begunstigden<br />
- de natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen;<br />
- alle onderwijsinstellingen;<br />
- de provincies, gemeenten, OCMW’s en de door hen opgerichte verzelfstandigde agentschappen of<br />
verenigingen.<br />
Opmerking: <strong>voor</strong> uitzendkantoren en zelfstandigen is er een aparte regelgeving.<br />
Beschutte werkplaatsen komen niet in aanmerking.<br />
Welke werknemers kunnen er aanspraak op maken?<br />
Alle werknemers <strong>voor</strong> wie je een loon en sociale zekerheid betaalt én die beantwoorden aan een van de<br />
volgende profielen:<br />
- wie recht heeft op een loonkostensubsidie vanuit het Vlaams Agentschap <strong>voor</strong> Personen met een<br />
Handicap (VAPH);<br />
- wie vanuit het VAPH het recht heeft op tehuiswerkenden, verblijf in een pleeggezin, of beschermd,<br />
begeleid of zelfstandig wonen;<br />
- wie onderwijsvorm OV3 of OV4 volgde en niet verder studeerde;<br />
- wie in het onderwijs toegang had tot ION (inclusief onderwijs) <strong>voor</strong> type 2-leerlingen, GON<br />
(geïntegreerd onderwijs) <strong>voor</strong> Type 4- of Type 6-begeleiding in het secundair onderwijs gehad hebben;<br />
- wie volgens de federale dienst sociale zekerheid op de zelfredzaamheidschaal volwassenen een<br />
erkenning heeft van:<br />
· minimum 4 punten bij fysieke, verstandelijke, psychische of auditieve handicap;<br />
· minimum 9 punten bij visuele handicap.<br />
- wie recht heeft op bijkomende kinderbijslag;<br />
- wie een problematiek heeft die toegang geeft tot deze tegemoetkoming. De problematiek moet<br />
gediagnosticeerd zijn door een specialist en die moet verklaren dat er geen behandeling meer mogelijk<br />
is;<br />
- wie het recht gekregen heeft van VDAB op grond van een multi-elementenadvies.<br />
Opgepast:<br />
Je mag geen werknemers ontslaan om ze te vervangen door een werknemer met een arbeidshandicap die<br />
recht heeft op een VOP. Bovendien mag je geen werknemers ontslaan om ze nadien opnieuw aan te werven<br />
om een VOP te verkrijgen.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Je doet met een elektronisch formulier een basisaanvraag. Je kan ook een aanvraag indienen door naar de<br />
servicelijn te bellen op 0800 30 700 (elke werkdag van 8 tot 20 uur) of naar een werkwinkel in jouw buurt te<br />
stappen.<br />
Dit formulier wordt overgemaakt aan de provinciale dienst arbeidshandicap van de vestigingsplaats van je<br />
bedrijf.<br />
Na ieder kwartaal moet je binnen het kwartaal de uitbetaling van de tegemoetkoming aanvragen.<br />
154
Hoeveel bedraagt de premie ?<br />
Algemeen<br />
Periode van tewerkstelling % van geplafonneerd referteloon<br />
1ste tot en met 5de kwartaal 40%<br />
6de tot en met het 17de kwartaal 30%<br />
18de kwartaal tot einde tewerkstelling 20%<br />
Referteloon = het loon (waarop de RSZ berekend wordt) + verplichte werkgeversbijdragen RSZ – de<br />
verminderingen op de werkgeversbijdragen RSZ.<br />
Plafond = tweemaal het gewaarborgd gemiddelde minimummaandinkomen (GGMM) <strong>voor</strong> een werknemer<br />
vanaf 21 jaar.<br />
Uitzonderingen:<br />
Wanneer aan de VOP een gespecialiseerde individuele opleiding (GIBO) <strong>voor</strong>afgaat, wordt de startdatum<br />
van deze GIBO aanzien als datum van aanwerving.<br />
Op basis van een gemotiveerde aanvraag kan VDAB na het eerste jaar tijdelijk een hogere tegemoetkoming<br />
geven (tot maximaal 60% van het niet-geplafonneerd referteloon).<br />
Bij specifieke problematieken kan VDAB vanaf het eerste jaar tijdelijk een hogere tegemoetkoming geven<br />
(tot maximaal 60% van het niet-geplafonneerd referteloon).<br />
Voor de lopende loonkostensubsidies (CAO 26 en VIP) geldt een overgangsregeling.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
VDAB<br />
Keizerslaan 11<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 0800 30 700<br />
Fax: 02/506 15 90<br />
E-mail: info@vdab.be<br />
Website: www.vdab.be/personenmeteenhandicap<br />
155
2.6 TEWERKSTELLINGSPREMIE VOOR 50+<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De werkgever werft een 50-plusser aan met een contract van onbepaalde duur. Hij kan dan in aanmerking<br />
komen <strong>voor</strong> een vermindering in de loonkost gedurende maximaal vier kwartalen. Voor deze maatregel moet<br />
de werkgever wel gevestigd te zijn in het Vlaamse Gewest.<br />
Voorwaarden<br />
-<br />
U moet voldoen aan volgende positieve en negatieve <strong>voor</strong>waarden:<br />
Positieve <strong>voor</strong>waarden:<br />
- u bent een privéonderneming (u valt met andere woorden onder het toepassingsgebied van de CAO-wet<br />
van 5 december 1968);<br />
- u hebt een exploitatiezetel in het Vlaams Gewest of u verbindt er zich toe een exploitatiezetel in het<br />
Vlaams Gewest te vestigen binnen de vijf kwartaal vanaf de aanwerving die plaats vond in het kader van<br />
deze maatregel;<br />
- u leeft de geldende loon- en arbeids<strong>voor</strong>waarden na.<br />
Negatieve <strong>voor</strong>waarden:<br />
- u mag geen werknemers ontslaan met de uitsluitende bedoeling ze te vervangen door personen die recht<br />
geven op de tewerkstellingspremie;<br />
- u bent geen openbare instelling;<br />
- u behoort niet tot de steenkoolsector en de scheepsbouw (toepassing van Verordening nr 2204/2002 van<br />
de Commissie van 12 december 2002);<br />
- uw loonkosten werden, gedurende het jaar dat <strong>voor</strong>afgaat aan de aanvraag van de tewerkstellingspremie,<br />
niet <strong>voor</strong> meer dan vijftig procent gefinancierd met subsidies verleend door de federale of Vlaamse<br />
overheid;<br />
- in de zes maanden <strong>voor</strong>afgaand aan de indiensttreding mag de werknemer niet bij dezelfde of een andere<br />
onderneming van dezelfde groep in dienst geweest zijn.<br />
Opmerking:<br />
Onder subsidies worden de financiële tegemoetkomingen toegekend door de federale en/of Vlaamse overheid<br />
bedoeld. Het gaat om tegemoetkomingen die bij wet, decreet of besluit worden <strong>voor</strong>zien. Europese, lokale en<br />
provinciale tegemoetkomingen worden niet in aanmerking genomen. De subsidie kan de vorm aannemen van<br />
onder meer:<br />
- een loonsubsidie;<br />
- een werkingstoelage die onder andere moet besteed worden aan loonkost;<br />
- RIZIV-tegemoetkomingen.<br />
De RSZ-bijdrageverminderingen vallen niet onder het begrip subsidie. Vergoedingen die de federale of<br />
Vlaamse overheid betaalt als tegenprestatie <strong>voor</strong> de uitvoering van overheidsopdrachten zijn geen subsidies.<br />
-<br />
De werknemer moet voldoen aan volgende <strong>voor</strong>waarden:<br />
- 50 jaar of ouder zijn;<br />
- de dag <strong>voor</strong>afgaand aan de indiensttreding moet hij ingeschreven zijn bij de VDAB als niet werkende<br />
werkzoekende;<br />
- hij moet aangeworven zijn met een contract van onbepaalde duur;<br />
- in de zes maanden <strong>voor</strong>afgaand aan de indiensttreding mag de werknemer niet bij dezelfde of een andere<br />
onderneming van dezelfde technische bedrijfseenheid in dienst geweest zijn. Een individuele<br />
beroepsopleiding in het bedrijf <strong>voor</strong>afgaand aan de tewerkstelling is wel mogelijk. Ook uitzendwerk kan<br />
als men <strong>voor</strong> de aanwerving 1 dag is ingeschreven als niet werkend werkzoekende bij de VDAB;<br />
- hij moet minstens vijf opeenvolgende kwartalen tewerkgesteld worden bij het bedrijf.<br />
156
Voordelen<br />
-<br />
U krijgt naargelang de grootte van het werkelijk betaald brutoloon van de werknemer per kwartaal een<br />
tegemoetkoming van de VDAB.<br />
De tewerkstellingspremie bedraagt:<br />
Brutoloon per kwartaal Tewerkstellingspremie per kwartaal<br />
2.400 - 6.000 EUR 1.200 EUR<br />
6.000 - 10.500 EUR 2.100 EUR<br />
Vanaf 10.500 EUR 3.000 EUR<br />
De premie wordt toegekend <strong>voor</strong> een maximale periode van 4 opeenvolgende kwartalen, te rekenen vanaf het<br />
kwartaal volgend op het kwartaal van indiensttreding.<br />
De tewerkstellingspremie wordt alleen toegekend <strong>voor</strong> de periodes waar<strong>voor</strong> de onderneming loon<br />
verschuldigd is en uitbetaald heeft (dus niet tijdens periodes van langdurige ziekte, technische werkloosheid,<br />
...).<br />
De premie wordt vrijgesteld van vennootschapsbelasting.<br />
-<br />
De werknemer krijgt een contract van onbepaalde duur.<br />
Diversen<br />
Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met:<br />
- Dienstencheques (= betaalmiddel <strong>voor</strong> hulp van huishoudelijke aard)<br />
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met:<br />
- ACTIVA <strong>voor</strong> min-45jarigen, ACTIVA <strong>voor</strong> 45-plussers;<br />
- oudere werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- werkhervattingstoeslag <strong>voor</strong> 50-plussers;<br />
- aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen;<br />
- vergoeding tewerkstelling - gehandicapten;<br />
- ….<br />
Op <strong>voor</strong>waarde dat:<br />
- het totaal aan subsidies niet groter wordt dan de loonkost;<br />
- aan de <strong>voor</strong>waarden van beide maatregelen is voldaan (zo is cumul met bvb startbanen niet wettelijk<br />
verboden maar ook niet mogelijk omdat beide maatregelen totaal andere leeftijds<strong>voor</strong>waarden hanteren).<br />
Aanvraagprocedure<br />
-<br />
• u moet zich als werkgever laten registreren in de gegevensdatabank van de VDAB;<br />
• via Mijn VDAB op de VDAB-website vult u het aanvraagformulier tot het bekomen van een<br />
tewerkstellingspremie in. De tewerkstellingspremie moet binnen de drie maanden na de aanwerving<br />
aangevraagd worden;<br />
• de VDAB keurt de aanvraag goed of af;<br />
• bij goedkeuring zal de VDAB per kwartaal de verschuldigde premie storten.<br />
157
-<br />
De werknemer moet zich <strong>voor</strong> de indiensttreding inschrijven bij de VDAB als niet werkende werkzoekende.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
VDAB – Training en Opleiding<br />
Keizerslaan 11<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 0800 30 700<br />
Fax: 02/506 17 61<br />
E-mail: 50plus@vdab.be t.a.v. dhr. Willy Vermeir of Edwin De Pauw<br />
Website: www.vdab.be<br />
158
2.7 ACTIVA START<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Deze maatregel bevordert de herinschakeling van jonge laaggeschoolde werkzoekenden (jonger dan 26<br />
jaar) in het normale arbeidscircuit door het toekennen van een geactiveerde werkloosheidsuitkering<br />
(werkuitkering genaamd).<br />
De werkgever kan deze in mindering brengen van het te betalen nettoloon. De Rijksdienst <strong>voor</strong><br />
Arbeids<strong>voor</strong>ziening (RVA) betaalt deze uitkering aan de werknemer<br />
Voorwaarden<br />
-<br />
U dient een voltijdse arbeidsovereenkomst te sluiten met een <strong>voor</strong>ziene mimimumduur van 6 maanden,<br />
gerekend van datum tot datum. Die voltijdse arbeidsovereenkomst moet bovendien een<br />
startbaanovereenkomst zijn.<br />
IWZ = ingeschreven als werkzoekende.<br />
Erg laaggeschoold = de werknemer heeft hoogstens een getuigschrift van de tweede graad (= 4e jaar) van het<br />
secundair onderwijs.<br />
Laaggeschoold = de werknemer heeft geen diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs.<br />
Buitenlandse afkomst = de werknemer bezit de nationaliteit niet van één van de landen van de Europese Unie<br />
(+ uitzonderingen).<br />
De werknemer komt in aanmerking:<br />
- als hij minder dan 26 jaar is;<br />
- en ALS hij IWZ is en beschikbaar <strong>voor</strong> de voltijdse arbeidsmarkt;<br />
- en ALS hij niet meer leerplichtig is én geen dagonderwijs meer volgt;<br />
- en ALS hij in de laatste 12 maanden niet van een activerings<strong>voor</strong>deel heeft genoten (= loonsubsidie) in<br />
het kader van een tewerkstelling met ACTIVA, doorstromingsprogramma of SINE;<br />
- en ALS hij:<br />
• erg laaggeschoold is;<br />
• laaggeschoold is en bovendien:<br />
· ofwel gehandicapt;<br />
· ofwel van buitenlandse afkomst.<br />
Voordelen<br />
-<br />
Er zijn enkel <strong>voor</strong>delen <strong>voor</strong> de werknemer of de werkzoekende.<br />
-<br />
De werknemer krijgt een geactiveerde werkloosheidsuitkering, werkuitkering genaamd.<br />
De werkuitkering bedraagt per maand: € 350 van kalendermaand 1 tot 6.<br />
Het bedrag van de werkuitkering kan <strong>voor</strong> een bepaalde kalendermaand evenwel nooit het bedrag van het<br />
verschuldigde nettoloon overschrijden.<br />
U kan de werkuitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon.<br />
Diversen<br />
Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met:<br />
- ACTIVA <strong>voor</strong> min-45-jarigen, ACTIVA <strong>voor</strong> 45-plussers;<br />
159
- Doorstromingsprogramma's (DSP);<br />
- Sociale inschakelingseconomie (SINE).<br />
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met:<br />
- bijdragevermindering sociale zekerheid <strong>voor</strong> werkgevers in het kader van startbanen<br />
Aanvraagprocedure<br />
-<br />
1. De werknemer moet in het bezit zijn van een werkkaart ‘Activa Start’<br />
Bezit de werknemer geen werkkaart, dan kan hij, alleen of samen met u, een kaart aanvragen bij het<br />
werkloosheidsbureau (WB) van de RVA bevoegd <strong>voor</strong> zijn hoofdverblijfplaats. Dit moet gebeuren ten laatste<br />
30 dagen na de dag van de indienstneming. U gebruikt daar<strong>voor</strong> het formulier C63 startbaan. U kan het<br />
formulier C63 startbaan bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de website van de RVA.<br />
Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de werkuitkering wel toekennen, maar <strong>voor</strong> een<br />
verminderde periode.<br />
De periode wordt namelijk verminderd met een periode:<br />
- die aanvangt op de dag van indienstneming;<br />
- en die eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de laattijdige aanvraag van de kaart gesitueerd<br />
is.<br />
2. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer<br />
Indien de werknemer een werkuitkering kan ontvangen, moet de arbeidsovereenkomst een aantal verplichte<br />
vermeldingen bevatten, meer bepaald:<br />
- dat een werkkaart is gegeven waaruit blijkt dat de werknemer in aanmerking komt <strong>voor</strong> de werkuitkering<br />
en <strong>voor</strong> welke periode;<br />
- dat u het maandelijks te betalen loon verkrijgt door de werkuitkering in mindering te brengen van het<br />
nettoloon <strong>voor</strong> de beschouwde maand.<br />
In de praktijk kan u hier<strong>voor</strong> het formulier ‘bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA START’ gebruiken. U<br />
kan dit formulier bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de website van de RVA.<br />
3. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in<br />
De werknemer moet de werkuitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst én de bijlage<br />
arbeidsovereenkomst ACTIVA START in te dienen. Hij maakt deze stukken over aan zijn<br />
uitbetalingsinstelling (UI) (vakbond of Hulpkas <strong>voor</strong> Werkloosheidsuitkeringen - HVW). Deze dient die<br />
stukken in bij het WB.<br />
Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de vierde maand volgend op de maand waarin de<br />
indienstneming gesitueerd is, toekomen op dit WB.<br />
Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de werkuitkering slechts toekennen <strong>voor</strong> een<br />
verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode:<br />
- die aanvangt op de dag van indienstneming;<br />
- en die eindigt op de laatste dag van de maand vóór die waarin de laattijdige aanvraag van de uitkering<br />
gesitueerd is.<br />
Was de werkkaart eveneens laattijdig aangevraagd, dan kan dit een nog latere datum zijn (zie punt 1).<br />
Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de werkuitkering. Is dit het geval,<br />
dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon.<br />
4. Het loon en de werkuitkering worden maandelijks betaald<br />
Heeft het WB u verwittigd dat hij een werkuitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan af van het<br />
nettoloon <strong>voor</strong> de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo.<br />
U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78ACTIVA START. Deze zal dit indienen bij zijn UI die<br />
hem de maandelijkse werkuitkering zal uitbetalen.<br />
160
Aanvullende inlichtingen<br />
RVA<br />
Keizerslaan 7<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/515 41 11<br />
Fax: 02/514 11 06<br />
Website: www.rva.be<br />
161
DEEL IV : STEUN BIJ OPLEIDINGEN<br />
162
1. VLAAMSE DIENST VOOR ARBEIDSBEMIDDELING EN BEROEPSOPLEIDING (VDAB)<br />
1.1 INDIVIDUELE BEROEPSOPLEIDING IN DE ONDERNEMING<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De Vlaamse Dienst <strong>voor</strong> Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) organiseert een aantal<br />
beroepsopleidingen waar ondernemingen steun <strong>voor</strong> kunnen ontvangen. Eén van die opleidingen is de<br />
individuele beroepsopleiding in de onderneming.<br />
Een individuele opleiding kan afgesloten worden met het oog op de aanpassing en de vervolmaking van de<br />
beroepsbekwaamheden van een werkloze of met het oog op het aanleren van een beroep aan een werkloze<br />
om die toe te laten na afloop van de opleiding door de onderneming aangeworven te worden.<br />
Iedereen kan een individuele beroepsopleiding in de onderneming volgen. Er zijn geen specifieke<br />
doelgroepen.<br />
Begunstigden<br />
Kleine, middelgrote en grote ondernemingen (starters en niet-starters), vzw's en administratieve overheden<br />
kunnen een individuele opleiding in de onderneming organiseren. De exploitatiezetel waar de IBO<br />
plaatsvindt, moet gevestigd zijn in het Vlaamse Gewest of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.<br />
Projecten<br />
Volgende projecten komen in aanmerking:<br />
- opleiding <strong>voor</strong> uitkeringsgerechtigde werklozen;<br />
- opleiding van werkzoekenden die geen uitkering krijgen;<br />
- opleiding van laaggeschoolde en langdurige werklozen in gewone economische bedrijven;<br />
- opleiding van laaggeschoolde personen bedreigd met langdurige werkloosheid (minder dan hoger<br />
secundair onderwijs of geen derde graad beroepsonderwijs);<br />
- opleiding van personen bedreigd met uitsluiting van de arbeidsmarkt (personen met een handicap,<br />
migranten, zeer langdurige werklozen, bestaansminimumtrekkers en niet-gedomicilieerden, exgedetineerden,<br />
politiek vluchtelingen van wie de aanvraag tot erkenning ontvankelijk werd verklaard en<br />
die beschikbaar zijn <strong>voor</strong> de arbeidsmarkt);<br />
- opleiding van vrouwen in het kader van het gelijke-kansen-beleid (herintredende vrouwen, werkloze<br />
vrouwen met geringe beroepskwalificaties);<br />
- …<br />
Diversen<br />
De opleidingsduur bedraagt minimum 1 en maximum 6 maand en wordt vastgelegd op basis van een<br />
gedetailleerd opleidingsprogramma dat in gemeenschappelijk overleg tussen de onderneming en de VDAB<br />
wordt vastgelegd, rekening houdend met de reeds verworven competenties van de cursist. Dit programma<br />
wordt aan het contract gehecht. Na advies van de Sociaal-economische Raad van de Regio (SERR) kan,<br />
omwille van de pedagogische noodzaak, de duurtijd vastgelegd worden tot maximum 12 maanden <strong>voor</strong> een<br />
laaggeschoolde en tevens langdurige uitkeringsgerechtigde werkloze.<br />
Tijdens de opleiding ontvangt de cursist, naast een uitkering of leefloon vanwege de VDAB een<br />
productiviteitspremie. Het bedrag van de premie wordt vastgelegd op basis van het 'normaal loon' dat <strong>voor</strong><br />
het aangeleerde beroep is vastgelegd. Deze premie wordt uitgedrukt als het verschil tussen het normale loon<br />
in het beroep en de uitkering waar de cursist recht op heeft uit hoofde van werkloosheid of leefloon.<br />
Indien de cursist geen uitkering geniet uit hoofde van werkloosheid of leefloon wordt het bedrag van de<br />
productiviteitspremie uitgedrukt als een percentage van het verschil tussen het normale loon in het beroep en<br />
een compensatievergoeding. Deze compensatievergoeding is ten laste van de VDAB en bedraagt € 9,60 per<br />
dag in een regime van de zesdagenweek. Het bedrag kan worden gewijzigd door de Vlaamse regering na<br />
advies van de Raad van Bestuur van de VDAB.<br />
163
De onderneming is aan de VDAB maandelijks een bedrag verschuldigd dat het verschil tussen het normale<br />
loon in het beroep en de gemiddelde werkloosheidsuitkering. De gemiddelde werkloosheidsuitkering wordt<br />
door de Raad van Bestuur vastgelegd.<br />
De werkgever verbindt er zich toe de cursist, die in de onderneming een beroepsopleiding heeft gevolgd,<br />
onmiddellijk na het einde van de opleiding in het aangeleerde beroep in loondienst te werk te stellen met een<br />
contract van onbepaalde duur en <strong>voor</strong> een duur tenminste gelijk aan de duur van de opleiding.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
VDAB<br />
Keizerslaan 11<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/506 29 20<br />
Fax: 02/506 29 52<br />
Website: www.vdab.be<br />
164
1.2 INSTAP-OPLEIDING<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Een instap-opleiding is een bedrijfsgerichte afwerking van een beroepsopleiding of studie. De opleiding duurt<br />
2 maanden en moet starten binnen de 4 maanden na het einde van de beroepsopleiding of studie.<br />
Begunstigden<br />
Om in aanmerking te komen <strong>voor</strong> een instap-opleiding moet men uitkeringsgerechtigd volledig werkloos,<br />
leefloongerechtigd of door de RVA erkend zijn in het kader van het jongerenactiva opleidingsplan.<br />
Men moet bovendien:<br />
- een beroepsopleiding, georganiseerd of erkend door de VDAB, van minstens 400 uur gevolgd hebben<br />
binnen de 9 maanden <strong>voor</strong> de instapopleiding;<br />
- of ingeschreven zijn bij de VDAB als schoolverlater en maximaal een diploma of studiebewijs hebben<br />
van:<br />
· eerste graad algemeen secundair onderwijs;<br />
· derde graad technisch of kunstsecundair onderwijs;<br />
· vierde graad beroepssecundair onderwijs;<br />
· middenstandsopleiding;<br />
· deeltijds beroepssecundair onderwijs;<br />
· alternerend beroepsonderwijs;<br />
· buitengewoon secundair onderwijs.<br />
De instap-opleiding moet starten:<br />
- binnen de 4 maanden na het einde van de beroepsopleiding;<br />
- binnen de 4 maanden na inschrijving als werkzoekende als men schoolverlater is.<br />
Diversen<br />
Voordelen als werkgever<br />
Tijdens de instap-opleiding betaal je geen RSZ of loon, enkel een productiviteitspremie die wordt berekend<br />
als het verschil tussen het normale loon en de gemiddelde werkloosheidsuitkering. Je betaalt wel de<br />
verplaatsingskosten van de cursist en verzekert hem of haar tegen arbeidsongevallen. Na de opleiding neem<br />
je de persoon in dienst met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. De overeenkomst wordt<br />
schriftelijk vastgelegd. Er is geen opleidingsprogramma vereist.<br />
Voordelen als werkzoekende<br />
Als werkzoekende krijg je na de instap-opleiding een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. Tijdens de<br />
opleiding wordt de uitkering aangevuld met een productiviteitspremie, zodat het normale loon in het beroep<br />
benaderd wordt.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Bel naar 0800/30700 <strong>voor</strong> meer informatie of ga langs bij een VDAB-kantoor in je buurt.<br />
Een aanvraagformulier <strong>voor</strong> een instap-opleiding vind je op www.vdab.be, eveneens kan je op dezelfde site<br />
een simulatie maken van de kostprijs van een instap-opleiding in je onderneming.<br />
Indien je bedrijf gevestigd is in het Brussels Hoofdstelijk Gewest dan kan je <strong>voor</strong> de aanvraag van een instapopleiding<br />
contact opnemen met de heer Gino Asselman (tel.: 02/505 15 26 – fax: 02/505 77 41 – e-mail:<br />
gasselman@bgda.be)<br />
VDAB – Training en Opleiding<br />
Keizerslaan 11<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/506.29.20<br />
Fax: 02/506.29.52<br />
165
2. SECTORALE MAATREGELEN EN INITIATIEVEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De sectoren bieden een ruime waaier aan maatregelen en initiatieven, onder andere kosteloze opleidingen,<br />
opleidingspremies, hulp bij stages, opleidingen <strong>voor</strong> opleidingsverantwoordelijken, ontslagbegeleiding,<br />
enz… die gericht zijn op werknemers, werkzoekenden of werkgevers.<br />
Begunstigden<br />
Momenteel heeft de Vlaamse regering 25 sectorconvenants afgesloten waarvan 24 met de sociale partners<br />
van sectoren op basis van de paritaire comités (één convenant is niet met traditionele sectoren afgesloten<br />
namelijk de convenants met de lokale besturen). Door het afsluiten van een convenant nemen de sociale<br />
partners van de sector en de Vlaamse regering engagementen op in een aantal maatschappelijke domeinen.<br />
Deze engagementen hebben betrekking op het verhogen van de arbeidsmarktdeelname van de kansengroepen<br />
en het diversiteitsbeleid, het verbeteren van de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt, het<br />
bevorderen van opleiding, competentiemanagement en loopbaanontwikkeling en het bieden van begeleiding<br />
van herstructurering. De sectoren kunnen ook nog bijkomende modules onderschrijven zoals mobiliteit,<br />
vermijden van werkstress,…<br />
Alle informatie in verband met de sectorconvenants kunt u vinden op:<br />
http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/werk/sectoren_situering.htm<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Een overzicht van de websites, adressen en contactpersonen van de 25 sectoren waarmee de Vlaamse<br />
regering een sectorconvenant heeft afgesloten kunt u aanvragen bij het.<br />
Vlaamse overheid<br />
Agentschap Economie<br />
Enterprise Europe Network<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 12<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/553 38 77<br />
Fax: 02/553 38 20<br />
E-mail: enterprise.europe@vlaanderen.be<br />
Website: http://www.vlaanderen.be/enterprise-europe<br />
166
3. PROJECTEN TER STIMULERING VAN DE EVENREDIGE ARBEIDSDEELNAME EN<br />
DIVERSITEIT IN ONDERNEMINGEN, INSTELLINGEN EN LOKALE BESTUREN<br />
(DIVERSITEITSPLANNEN, CLUSTERPLANNEN, INSTAP- EN GROEIPLANNEN)<br />
Inhoud van de maatregel<br />
Een centraal uitgangspunt van het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid is het verhogen van de<br />
werkzaamheidsgraad en het streven naar evenredige arbeidsdeelname.<br />
Evenredige arbeidsdeelname is gericht op het aanbieden van kansen op de arbeidsmarkt aan groepen die<br />
mede omwille van heersende stereotypen, <strong>voor</strong>oordelen en discriminatie of het hebben van bepaalde<br />
kenmerken, geconfronteerd worden met uitsluiting op (delen van) de arbeidsmarkt.<br />
Een diversiteitsplan is een geheel van maatregelen en acties, met oog <strong>voor</strong> het managen van verschil, die op<br />
een planmatige manier direct en indirect discriminerende drempels wegnemen en/of <strong>voor</strong>zieningen scheppen<br />
waardoor de verticale en horizontale mobiliteit (instroom, doorstroom, retentie en opleiding) van leden van<br />
de kansengroepen op de arbeidsmarkt worden vergroot. De prioritaire kansengroepen in dit verband zijn<br />
mensen van allochtone herkomst, mensen met een arbeidshandicap en ouder wordende werknemers (50+).<br />
In elk plan wordt aandacht besteed aan een combinatie van de volgende drie punten:<br />
- het aangeven van streefcijfers <strong>voor</strong> instroom, doorstroom, retentie en/of opleiding van kansengroepen;<br />
- het waarderen van veranderende verschillen met het oog op interne sensibilisering en het creëren van<br />
draagvlak <strong>voor</strong> het gevoerde of te voeren diversiteitsbeleid;<br />
- het verankeren van de resultaten van het diversiteitsplan met het oog op het continueren en verbeteren<br />
van het ontwikkelde beleid.<br />
Voor het introduceren en bestendigen van diversiteit en evenredige arbeidsdeelname in ondernemingen en<br />
organisaties via een diversiteitplan geeft de Vlaamse regering volgende ondersteuning:<br />
- diversiteitsplannen kunnen een subsidie bekomen tot een maximum van 2/3 van de totale subsidiabele<br />
kost, met een plafond van € 10.000;<br />
- clusterdiversiteitsplannen kunnen een subsidie bekomen tot een maximum van 2/3 van de totale<br />
subsidiabele kost, met een plafond van € 3.000 per clusterlid;<br />
- instap- en groeidiversiteitsplannen kunnen een subsidie bekomen tot een maximum van 1/2 van de totale<br />
subsidiabele kost, met een plafond van € 2.500.<br />
- gratis ondersteuning bij de ontwikkeling en uitvoering van elk diversiteitplan door een<br />
projectontwikkelaar<br />
Het aanvragende bedrijf gaat het engagement aan om ook na de subsidieperiode het diversiteitsbeleid in de<br />
organisatie <strong>voor</strong>t te zetten door aan te geven welke structurele effecten het plan in kwestie beoogt en hoe dat<br />
zal worden gerealiseerd. Het bedrijf <strong>voor</strong>ziet in cofinanciering van de kosten. Zowel loonkosten als<br />
werkingskosten ter <strong>voor</strong>bereiding en uitvoering van het plan komen in aanmerking <strong>voor</strong> financiering <strong>voor</strong><br />
zover ze gemaakt zijn binnen de subsidieperiode.<br />
Begunstigden<br />
Kleine en grote ondernemingen, instellingen en lokale besturen (en <strong>voor</strong> clusterdiversiteitsplannen ook<br />
sectorfondsen, beroepsfederaties, en dergelijke) kunnen aankloppen <strong>voor</strong> ondersteuning en begeleiding van<br />
een instapdiversiteitsplan, diversiteitsplan, clusterdiversiteitsplan of groeidiversiteitsplan. Ook socialprofitbedrijven<br />
komen in aanmerking.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Aanvragen tot het opstarten van een plan dienen <strong>voor</strong> advies <strong>voor</strong>gelegd te worden aan de SERR (de Sociaal-<br />
Economische Raad van de Regio) van de regio waar de betreffende organisatie is gelegen. Hier<strong>voor</strong> kan men<br />
contact opnemen met de projectontwikkelaars van de SERR (of RESOC). Het aanvraagformulier en de<br />
details van de regelgeving zijn te vinden op: www.werk.be/beleid/div/.<br />
167
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaamse overheid<br />
Departement Werk en Sociale Economie<br />
Afdeling Werkgelegenheidsbeleid<br />
Helpdesk EAD<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 20<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/553 43 33<br />
Fax: 02/553 40 10<br />
Website: www.werk.be<br />
168
4. VLAAMS AGENTSCHAP VOOR ONDERNEMERSVORMING - SYNTRA VLAANDEREN<br />
Het Vlaams Agentschap <strong>voor</strong> Ondernemersvorming – SYNTRA VLAANDEREN is een publiekrechtelijk<br />
vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap (EVA) van de Vlaamse overheid. Het Agentschap erkent en<br />
subsidieert het SYNTRA-opleidingsnetwerk <strong>voor</strong> zelfstandigen en kmo’s.<br />
SYNTRA staat <strong>voor</strong> 24 campussen in <strong>Vlaanderen</strong>. Ze zijn samen goed <strong>voor</strong> een honderdtal praktische<br />
opleidingen en trainingen, toegespitst op de dagelijkse realiteit van de onderneming. Het zwaartepunt bij de<br />
SYNTRA-opleidingen is de praktijk. Hier<strong>voor</strong> doet SYNTRA een beroep op lesgevers die zelf dagelijks in<br />
de praktijk van hun eigen onderneming staan.<br />
Diverse studies hebben aangetoond dat een degelijke opleiding een belangrijke factor is om het slagen van<br />
een onderneming te verzekeren. Of je nu een vak wilt leren, een (nieuwe) zaak beginnen of met je bedrijf<br />
nieuwe wegen wil verkennen… met SYNTRA sta je sterker.<br />
Opleiding bij SYNTRA kan via verschillende sporen:<br />
de ondernemersopleiding;<br />
korte cursussen en bijscholingen;<br />
de leertijd.<br />
4.1 DE ONDERNEMERSOPLEIDING<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Ondernemen is niet alleen een passie, maar ook een vak apart. Wie zich als zelfstandige wil vestigen of een<br />
eigen bedrijf wil opstarten, heeft er alle belang bij om dat vak perfect te beheersen. De ondernemersopleiding<br />
van SYNTRA beperkt het risico op beginnersfouten en verhoogt de kansen op succes.<br />
SYNTRA biedt ondernemers in spe zowel een cursus bedrijfsbeheer als specifieke beroepsvorming. Al dan<br />
niet aangevuld met een stage. Aan de hand van praktijklessen leer je van een vakman de nodige specifieke<br />
vakkennis. De beroepskennis heeft betrekking op een 350-tal beroepen.<br />
In het deel bedrijfsbeheer krijg je inzicht in het financieel en commercieel beleid van een eigen zaak Zo<br />
worden toekomstige bedrijfsleiders <strong>voor</strong>bereid op het leiden en beheren van een kmo. De cursus wordt<br />
afgesloten met het getuigschrift basiskennis bedrijfsbeheer waarmee aan de wettelijke<br />
vestigingsverplichtingen wordt voldaan. In de aansluitende cursus wordt de basiskennis aangevuld met meer<br />
doorgedreven inzicht in het verantwoord ondernemerschap. Voor wie bedrijfsleider is of een leidinggevende<br />
functie in een kmo heeft met een hogere <strong>voor</strong>opleiding worden cursussen bedrijfsmanagement <strong>voor</strong> de kmo<br />
georganiseerd.<br />
De lessen vinden 's avonds plaats, één tot twee keer per week. Op het einde van de opleiding ontvang je een<br />
officieel diploma, erkend door de Vlaamse overheid waarmee men aan de vereisten van de vestigingswet<br />
voldoet. Cursisten die de opleiding met succes afronden kunnen dus meteen aan de slag. De<br />
ondernemersopleidingen zijn modulair uitgebouwd en duren 1 tot 3 jaar, afhankelijk van de <strong>voor</strong>kennis en de<br />
beroepskeuze.<br />
Begunstigden<br />
Starters, zelfstandigen, kmo-ondernemers en hun medewerkers komen in aanmerking <strong>voor</strong> deze opleidingen.<br />
Via de opleiding voldoen de kandidaat-zelfstandigen aan de vestigingswet en programmawet. Voor de<br />
stageovereenkomst moet het ondernemer-opleider aan dezelfde <strong>voor</strong>waarden te voldoen als <strong>voor</strong> de<br />
leerovereenkomst (cfr. Leertijd).<br />
169
Opleidingen<br />
Naast de opleidingen gericht op het algemeen bedrijfsbeheer, het management en de organisatie van de<br />
onderneming biedt SYNTRA ondernemersopleidingen in 28 sectoren:<br />
Administratie & onthaal<br />
Bouw<br />
Cultuur & podiumkunsten<br />
Dieren<br />
Elektro<br />
Financiën & Verzekeringen<br />
Gezondheid & sport<br />
Grafische & Audio-visuele technieken<br />
Groensector<br />
Horeca<br />
Informatica<br />
Kunst & antiek, ambachten<br />
Maatschappijgerichte vorming<br />
Management & bedrijfsbeheer<br />
Meubel & houtbewerking<br />
Mode & Kledij<br />
Ontwerpen<br />
Personenverzorging<br />
Reinigingsdiensten & schoonmaak<br />
Talen & redactie<br />
Technologie <strong>voor</strong> medische diagnostiek<br />
Toerisme & recreatie<br />
Transport & logistiek<br />
Vastgoed<br />
Veiligheid, preventie & milieu<br />
Verkoop & marketing<br />
Voeding<br />
Voertuigen & Metaal<br />
Stage<br />
De ondernemersopleiding kan gekoppeld worden aan een praktische opleiding in een onderneming met name<br />
de stageovereenkomst. Bij deze overeenkomst betaalt de ondernemer-opleider een stagevergoeding.<br />
De stagevergoeding hangt af van de ervaring en de <strong>voor</strong>opleiding van de stagiair:<br />
weinig of geen <strong>voor</strong>opleiding:<br />
jaar 1: minimum € 467,63 (+ kinderbijslag)<br />
jaar 2: minimum € 658,93<br />
jaar 3: minimum € 778,73<br />
voldoende <strong>voor</strong>opleiding:<br />
jaar 1: minimum € 658,93<br />
jaar 2: minimum € 778,73<br />
jaar 3: minimum € 778,73<br />
De cursisten-stagiairs worden vanaf 1 januari na hun 18 de verjaardag volledig onderworpen aan de RSZ. In<br />
dat geval moet zowel de cursist-stagiair (13,07%) als het ondernemer-opleider (23,72% gewone bijdragen +<br />
7,48% loonmatigingsbijdragen) RSZ-bijdragen betalen.<br />
De cursist-stagiair zal zijn RSZ-bijdragen kunnen recupereren via de werkbonus en dit <strong>voor</strong> zover zijn<br />
stagevergoeding niet meer bedraagt dan € 1.094 voltijds op maandbasis. Het ondernemer-opleider zal de<br />
meerkost die de volledige onderwerping met zich meebrengt volledig kunnen recupereren via de structurele<br />
vermindering en de nieuwe doelgroepvermindering jongeren (<strong>voor</strong> stagevergoeding tot ± € 1.000 op<br />
maandbasis).<br />
170
De volledige onderwerping opent momenteel <strong>voor</strong> de cursist-stagiair enkel bijkomende rechten op het vlak<br />
van de pensioenen, arbeidsongeschiktheids- en moederschapsverzekering, niet op het vlak van de<br />
werkloosheid.<br />
Meer info en een overzicht van het cursusaanbod vindt u op www.syntra.be.<br />
4.2 KORTE CURSUSSEN EN BIJSCHOLINGEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het SYNTRA-netwerk organiseert een grote waaier aan bijscholingen en korte cursussen <strong>voor</strong> zelfstandigen,<br />
kmo-ondernemers en hun medewerkers. Als ondernemer heeft men immers permanent nood aan<br />
bijscholingen om bij te blijven met de evoluties in uw sector: nieuwe technieken, veranderende<br />
reglementering, updates van computersoftware,… SYNTRA biedt (gecertificeerde) bijscholingen in 28<br />
sectoren (kijk <strong>voor</strong> de lijst bij de rubriek ‘ondernemersopleidingen’).<br />
De bijscholingen zijn zowel gericht op vakkennis als op management-knowhow:<br />
gecertificeerde bijscholingen die aansluiten op een ondernemersopleiding;<br />
korte programma’s <strong>voor</strong> specifieke beroepen en beroepstechnieken;<br />
algemene programma’s over actuele thema’s;<br />
thema’s uit bedrijfsbeheer, management, personeelsbeleid, hrm,... ;<br />
seminaries over nieuwe reglementering;<br />
specifieke taalcursussen;<br />
…<br />
Begunstigden<br />
Zelfstandigen, kmo-ondernemers en hun naaste medewerkers komen in aanmerking <strong>voor</strong> deze opleidingen.<br />
Diversen<br />
Bij een gecertificeerde bijscholing ontvangt men, na slagen <strong>voor</strong> het examen, een officieel erkend<br />
getuigschrift van de Vlaamse overheid, uitgereikt door SYNTRA <strong>Vlaanderen</strong>. Enkele <strong>voor</strong>beelden: erkend<br />
veiligheidscoördinator in de bouw, preventie-adviseur, milieucoördinator, habilitatie <strong>voor</strong> gasinstallateurs,…<br />
Meer info en een overzicht van het cursusaanbod vindt u op www.syntra.be.<br />
4.3 DE LEERTIJD<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De formule van de leertijd laat zelfstandige ondernemers toe om leerjongeren vanaf 15 jaar aan te werven en<br />
op te leiden. Vier dagen per week draait de leerjongen of -meisje volop mee in het bedrijf. De vijfde dag<br />
volgt hij of zij een aanvullende, praktijkgerichte cursus bij SYNTRA. In ruil <strong>voor</strong> een leervergoeding en een<br />
minimum aan andere kosten haalt de onderneming een leergierige, gemotiveerde jongere en bekwame<br />
toekomstige medewerker binnen.<br />
De leertijd duurt maximaal drie jaar. Kandidaat-leerjongeren kunnen kiezen uit een 200-tal beroepen en<br />
worden begeleid door een leertrajectbegeleider die meteen ook al het papierwerk <strong>voor</strong> zijn rekening neemt.<br />
Met het getuigschrift leertijd voldoet men <strong>voor</strong> de meeste gereglementeerde beroepen aan de<br />
vestigings<strong>voor</strong>waarden inzake beroepskennis.<br />
171
Begunstigden<br />
Zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen komen in aanmerking <strong>voor</strong> het begeleiden van een<br />
leerjongere.<br />
De ondernemer-opleider moet aan de volgende <strong>voor</strong>waarden voldoen:<br />
- 25 jaar geworden zijn en ten minste 5 jaar beroepspraktijk hebben, waarvan 2 jaar als<br />
ondernemingshoofd (23 jaar <strong>voor</strong> wie een diploma ondernemersopleiding heeft);<br />
- beschikken over een ondernemingsnummer;<br />
- waarborgen bieden dat hij een degelijke praktijkopleiding kan en wil geven;<br />
- zich aansluiten bij een externe dienst <strong>voor</strong> preventie en bescherming op het werk en zorgen <strong>voor</strong> een<br />
arbeidsongevallenverzekering.<br />
Diversen: leervergoeding 2008<br />
Het ondernemer-opleider betaalt de leerjongere een leervergoeding. Deze bedragen worden jaarlijks aan de<br />
index aangepast.<br />
-18 jaar +18 jaar<br />
Eerste jaar leertijd € 280,57 € 374,10<br />
Tweede jaar leertijd € 374,10 € 420,86<br />
Derde jaar leertijd € 467,63 € 467,63<br />
De erkende leerovereenkomsten vallen gedeeltelijk onder de toepassing van de sociale zekerheid tot en met<br />
31 december van het jaar waarin zij 18 jaar worden. Alleen de regelingen betreffende jaarlijkse vakantie, de<br />
arbeidsongevallen en de beroepsziekten zijn van toepassing op deze leerlingen. De erkende leerovereenkomst<br />
is volledig onderworpen aan de sociale zekerheid vanaf 1 januari na de 18de verjaardag. In dat geval moet<br />
zowel de leerling (13,07 %) als het ondernemer-opleider (23,72 % gewone bijdragen + 7,48 %<br />
loonmatigingsbijdragen) RSZ-bijdragen betalen.<br />
De leerling zal zijn RSZ-bijdragen kunnen recupereren via de werkbonus en dit <strong>voor</strong> zover zijn<br />
leervergoeding niet meer bedraagt dan € 1.094 voltijds op maandbasis.<br />
Het ondernemer-opleider zal de meerkost die de volledige onderwerping met zich meebrengt volledig kunnen<br />
recupereren via de structurele vermindering en de nieuwe doelgroepvermindering jongeren (<strong>voor</strong><br />
leervergoeding tot ± € 1.000 op maandbasis). De volledige onderwerping opent momenteel <strong>voor</strong> de leerling<br />
enkel bijkomende rechten op het vlak van de pensioenen, arbeidsongeschiktheids- en<br />
moederschapsverzekering, niet op het vlak van de werkloosheid.<br />
Meer info vindt u op www.leertijd.be.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaams Agentschap <strong>voor</strong> Ondernemersvorming - SYNTRA <strong>Vlaanderen</strong><br />
Afdeling Sectorale werking<br />
Kanselarijstraat 19<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/227 63 93<br />
Fax: 02/217 46 12<br />
E-mail: info@syntravlaanderen.be<br />
Website: http://www.syntravlaanderen.be<br />
172
5. PETERSCHAPSPROJECTEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Peterschapsprojecten zijn projecten waarbij enerzijds beslissingsnemers van deelnemende ondernemingen<br />
gedurende een bepaalde periode op regelmatige tijdstippen in groepen begeleid worden door een of meer<br />
peters om door ervaringsuitwisseling de bedrijfsvoering van de deelnemende ondernemingen te<br />
professionaliseren en waarbij anderzijds bedrijfsgerichte activiteiten worden georganiseerd om de<br />
netwerkvorming en de ervaringsuitwisseling tussen alle deelnemende ondernemingen en peters te stimuleren.<br />
Begunstigden<br />
Elke organisatie, publiek of privé, die een professionele band heeft met het bedrijfsleven in het beoogde<br />
werkingsgebied kan het initiatief nemen <strong>voor</strong> het organiseren van een peterschapsproject en naar aanleiding<br />
van een oproep, door de minister bevoegd <strong>voor</strong> economie, een subsidieaanvraag indienen.<br />
Zelfstandige ondernemers, bedrijfsleiders of beslissingsnemers van ondernemingen kunnen deelnemen aan<br />
het project. Deelnemers kunnen via budget <strong>voor</strong> economisch advies (BEA) een deel van de kosten vergoed<br />
krijgen.<br />
Projecten<br />
Projecten die gericht zijn op technologische innovatie komen niet in aanmerking, evenals projecten die<br />
gericht zijn op minder dan 60 deelnemers.<br />
Kenmerken van een peterschapsproject zijn:<br />
- ervaringsuitwisseling tussen ondernemers staat centraal in het project;<br />
- de ervaringsuitwisseling draagt bij tot de professionalisering van de bedrijfsvoering van de deelnemende<br />
ondernemingen;<br />
- er is een periode afgebakend waarbinnen ondernemers op regelmatige basis onder leiding van peters<br />
bijeenkomen in groepen om aan ervaringsuitwisseling te doen;<br />
- elke groep krijgt minstens één peter toegewezen die hen begeleid en die zijn kennis en ervaring ter<br />
beschikking stelt van de groep;<br />
- de netwerkvorming en ervaringsuitwisseling over de groepen heen, wordt gestimuleerd door<br />
bedrijfsgerichte activiteiten.<br />
Diversen<br />
Maximaal twee keer per jaar kan de minister bevoegd <strong>voor</strong> economie een oproep <strong>voor</strong> peterschapsprojecten<br />
lanceren. Organisatoren van peterschapsprojecten die worden geselecteerd in het kader van de oproep worden<br />
erkend als peterschapsorganisator.<br />
Een lijst met lopende projecten is beschikbaar op onderstaande website.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaamse overheid<br />
Agentschap Economie<br />
Afdeling Ondersteuningsbeleid<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 12<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/553 38 79<br />
Fax: 02/502 47 02<br />
Website: http://www.vlaanderen.be/peterschapsprojecten<br />
173
6. STAGEBONUS EN STARTBONUS<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Als een werkgever een deeltijds leerplichtige jongere opleidt of tewerkstelt, heeft hij recht op een stagebonus.<br />
Naast deze premie krijgt u ook een fiscale korting.<br />
De maatregel wil jongeren meer kansen bieden om een deeltijdse vorming te combineren met een<br />
praktijkopleiding of werkervaring. Op die manier krijgen ze een echte, volwaardige alternerende opleiding en<br />
verhogen ze hun latere kansen op de arbeidsmarkt.<br />
Per jongere kan een werkgever beide <strong>voor</strong>delen <strong>voor</strong> maximaal drie opleidingsjaren krijgen. De jongere van<br />
zijn kant heeft recht op een gelijkwaardige startbonus.<br />
Voorwaarden<br />
-<br />
U moet een jongere aanwerven met een arbeids- of opleidingsovereenkomst in het kader van een alternerende<br />
opleiding.<br />
Zo'n jongere mag geen voltijds secundair onderwijs volgen, maar wel deeltijds onderwijs, een deeltijdse<br />
vorming of de leertijd in het kader van de Middenstandsopleiding. De jongere moet nog leerplichtig zijn<br />
wanneer de overeenkomst begint. De overeenkomst mag ten vroegste beginnen op 1 juli 2006.<br />
Als ‘opleidingsovereenkomst’ komen in aanmerking:<br />
een leerovereenkomst;<br />
een opleidingsovereenkomst in een Brugproject;<br />
een beroepsinlevingsovereenkomst;<br />
een inschakelingsovereenkomst (Franse Gemeenschap).<br />
Voor een bepaald opleidingsjaar heeft u enkel recht op de stagebonus als de arbeids- of<br />
opleidingsovereenkomst gedurende minstens 3 maanden uitgevoerd werd in de loop van dat opleidingsjaar.<br />
Om <strong>voor</strong> een bepaald belastingjaar het <strong>voor</strong>zien fiscaal <strong>voor</strong>deel te krijgen, moet u kunnen aantonen dat u<br />
<strong>voor</strong> de betrokken jongere(n) effectief de stagebonus verkregen heeft van de RVA in de loop van dat<br />
belastingjaar.<br />
-<br />
De jongere moet met u een arbeids- of opleidingsovereenkomst sluiten in het kader van een alternerende<br />
opleiding.<br />
Hij mag geen voltijds secundair onderwijs volgen, maar wel deeltijds onderwijs, een deeltijdse vorming of de<br />
leertijd in het kader van de Middenstandsopleiding. De jongere moet nog leerplichtig zijn wanneer de<br />
overeenkomst begint. De overeenkomst mag ten vroegste beginnen op 1 juli 2006.<br />
Om <strong>voor</strong> een bepaald opleidingjaar de startbonus te kunnen krijgen, moet de jongere dat opleidingsjaar met<br />
succes voltooid hebben.<br />
Voordelen<br />
-<br />
Gedurende maximaal 3 opleidingsjaren krijgt u een forfaitaire premie (de stagebonus).<br />
Voor een eerste of tweede opleidingsjaar bedraagt die premie € 500.<br />
Voor een derde opleidingsjaar gaat het om € 750.<br />
174
Voor elke jongere waar<strong>voor</strong> u de stagebonus verkrijgt, geldt het volgend fiscaal <strong>voor</strong>deel: uw winsten en<br />
baten worden vrijgesteld van belasting ten belope van 20% van de som van de lonen of leervergoedingen die<br />
u in het belastingjaar in kwestie aan de betrokken jongere heeft uitgekeerd en die u <strong>voor</strong> dat belastingjaar als<br />
beroepskosten aftrekt.<br />
-<br />
De jongere heeft recht op de Startbonus: premie <strong>voor</strong> minderjarigen die ‘werkend leren’. Gedurende<br />
maximaal 3 opleidingsjaren krijgt de jongere een premie (de startbonus). Voor een eerste of tweede<br />
opleidingsjaar bedraagt de premie € 500. Voor een derde jaar gaat het om € 750.<br />
Aanvraagprocedure<br />
-<br />
1. Globaal aanvraagdossier bij aanvang (formulier 63c bonus):<br />
Nadat u met de jongere de opleidings- of arbeidsovereenkomst gesloten hebt, moet u samen met de jongere<br />
en de begeleider van de betrokken onderwijsinstelling of opleidingsinstantie een globaal aanvraagdossier<br />
opmaken <strong>voor</strong> de stagebonus (premie <strong>voor</strong> uzelf) en de startbonus (premie <strong>voor</strong> de jongere) samen.<br />
Dit dossier bevat:<br />
- de identificatiegegevens van uzelf en de jongere;<br />
- de rekeningnummers waarop de RVA jullie bonussen mag overmaken;<br />
- een kopie van de opleidings- of arbeidsovereenkomst;<br />
- een attest van de betrokken onderwijs- of opleidingsinstelling, waarop volgende zaken staan:<br />
• de benaming en finaliteit van de alternerende opleiding;<br />
• de begin- en einddatum van de opleidingscyclus;<br />
• de einddatum van elk opleidingsjaar;<br />
• de tijdstippen waarop de evaluatie van elk opleidingsjaar <strong>voor</strong>zien wordt.<br />
Als u een jongere aanwerft die in de loop van zijn alternerende opleiding reeds bij een andere werkgever in<br />
dienst was, moet een nieuw globaal aanvraagdossier ingediend worden.<br />
In dit geval vermeldt het attest van de betrokken onderwijs- of opleidingsinstelling dat het gaat om de<br />
<strong>voor</strong>tzetting van een alternerende opleiding waar<strong>voor</strong> reeds eerder een aanvraagdossier werd ingediend.<br />
Het globaal aanvraagdossier moet ondertekend worden door uzelf, de jongere en zijn wettelijke<br />
vertegenwoordiger.<br />
Uzelf, de jongere of de begeleider van de onderwijsinstelling of opleidingsinstantie bezorgt het dossier<br />
binnen de 3 maanden na de aanvang van de opleidings- of arbeidsovereenkomst aan het bevoegd<br />
werkloosheidsbureau van de RVA, zoniet komt die opleiding NIET meer in aanmerking <strong>voor</strong> de toekenning<br />
van de twee bonussen.<br />
Het bevoegd werkloosheidsbureau van de RVA is datgene dat bevoegd is <strong>voor</strong> de hoofdverblijfplaats<br />
(‘domicilie’) van de jongere.<br />
Na ontvangst van een volledig aanvraagdossier bezorgt het werkloosheidsbureau aan u en aan de jongere een<br />
document dat de tijdstippen vermeldt waarop de RVA jullie bonussen normaal gezien zal uitbetalen, rekening<br />
houdend met de datums op het attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling.<br />
2. Aanvraag tot uitbetaling van de stagebonus <strong>voor</strong> een bepaald opleidingsjaar:<br />
Om de stagebonus <strong>voor</strong> een bepaald opleidingsjaar te krijgen moet u een specifieke aanvraag indienen bij het<br />
bevoegd werkloosheidsbureau, binnen de 4 maanden na afloop van dat opleidingsjaar.<br />
Als u deze termijn laat <strong>voor</strong>bijgaan, dan kunt u de bonus <strong>voor</strong> dat opleidingsjaar niet meer krijgen.<br />
U moet bij uw aanvraag een attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling voegen om aan te tonen dat de<br />
jongere het opleidingsjaar in kwestie beëindigd heeft.<br />
Wanneer de alternerende opleiding vroegtijdig werd stopgezet, vermeldt dit attest de effectieve einddatum<br />
ervan. In dit geval begint de termijn van 4 maanden te lopen vanaf die datum.<br />
175
3. Om het fiscaal <strong>voor</strong>deel te kunnen krijgen, moet u de volgende documenten ter beschikking houden van de<br />
belastingadministratie:<br />
- het bewijs dat u gedurende het belastbaar tijdperk <strong>voor</strong> de betrokken jongere(n) een stagebonus heeft<br />
verkregen van de RVA;<br />
- een nominatieve lijst van de tewerkgestelde jongeren met, <strong>voor</strong> elke jongere, vermelding van diens<br />
volledige identiteit, inclusief rijksregisternummer, en van de bruto belastbare bezoldigingen die u aan de<br />
jongere(n) hebt betaald of toegekend, met inbegrip van alle wettelijk of contractueel verschuldigde<br />
bijdragen en premies.<br />
- ) * +, - * .<br />
Voor de jongere geldt de aanvraagprocedure <strong>voor</strong> de Startbonus: premie <strong>voor</strong> minderjarigen die ‘werkend<br />
leren’.<br />
1. Globaal aanvraagdossier bij aanvang:<br />
Nadat u met de jongere de opleidings- of arbeidsovereenkomst gesloten hebt, moet de jongere samen met u<br />
en de begeleider van de betrokken onderwijsinstelling of opleidingsinstantie een globaal aanvraagdossier<br />
opmaken <strong>voor</strong> de stagebonus (premie <strong>voor</strong> uzelf) en de startbonus (premie <strong>voor</strong> de jongere) samen.<br />
Dit dossier bevat :<br />
- de identificatiegegevens van uzelf en jongere;<br />
- de rekeningnummers waarop de RVA jullie bonussen mag overmaken;<br />
- een kopie van de opleidings- of arbeidsovereenkomst;<br />
- een attest van de betrokken onderwijs- of opleidingsinstelling, waarop volgende zaken staan:<br />
• de benaming en finaliteit van de alternerende opleiding;<br />
• de begin- en einddatum van de opleidingscyclus;<br />
• de einddatum van elk opleidingsjaar;<br />
• de tijdstippen waarop de evaluatie van elk opleidingsjaar <strong>voor</strong>zien wordt.<br />
Als u een jongere aanwerft die in de loop van zijn alternerende opleiding reeds bij een andere werkgever in<br />
dienst was, moet een nieuw globaal aanvraagdossier ingediend worden. In dit geval vermeldt het attest van<br />
de betrokken onderwijs- of opleidingsinstelling dat het gaat om de <strong>voor</strong>tzetting van een praktijkopleiding of<br />
tewerkstelling in het kader van een alternerende opleiding waar<strong>voor</strong> reeds eerder een aanvraagdossier werd<br />
ingediend.<br />
Het globaal aanvraagdossier moet ondertekend worden door uzelf, de jongere en zijn wettelijke<br />
vertegenwoordiger.<br />
Uzelf, de jongere of de begeleider van de onderwijsinstelling of opleidingsinstantie bezorgt het dossier<br />
binnen de 3 maanden na de aanvang van de opleidings- of arbeidsovereenkomst aan het bevoegd<br />
werkloosheidsbureau van de RVA, zoniet komt die opleiding NIET meer in aanmerking <strong>voor</strong> de toekenning<br />
van de twee bonussen.<br />
Het bevoegd werkloosheidsbureau van de RVA is datgene dat bevoegd is <strong>voor</strong> de hoofdverblijfplaats<br />
(‘domicilie’) van de jongere.<br />
Na ontvangst van een volledig aanvraagdossier bezorgt het werkloosheidsbureau aan u en aan de jongere een<br />
document dat de tijdstippen vermeldt waarop de RVA jullie bonussen <strong>voor</strong> de opleiding in kwestie normaal<br />
gezien zal uitbetalen worden, rekening houdend met de datums op het attest van de onderwijs- of<br />
opleidingsinstelling.<br />
2. Aanvraag tot uitbetaling van de startbonus <strong>voor</strong> een bepaald opleidingsjaar:<br />
Om de startbonus <strong>voor</strong> een bepaald opleidingsjaar te krijgen moet de jongere een specifieke aanvraag<br />
indienen bij zijn werkloosheidsbureau, binnen de 4 maanden na afloop van dat opleidingsjaar.<br />
Als hij deze termijn laat <strong>voor</strong>bijgaan, dan kan hij de bonus <strong>voor</strong> dat opleidingsjaar niet meer krijgen.<br />
De jongere moet bij zijn aanvraag een attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling voegen om aan te<br />
tonen dat hij met succes het opleidingsjaar in kwestie beëindigd heeft.<br />
176
Aanvullende inlichtingen<br />
RVA<br />
Keizerslaan 7<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/515 41 11<br />
Fax: 02/514 11 06<br />
Website: www.rva.be<br />
177
DEEL V : STEUN VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING<br />
178
1. INSTITUUT VOOR DE AANMOEDIGING VAN INNOVATIE DOOR WETENSCHAP EN<br />
TECHNOLOGIE IN VLAANDEREN (IWT-<strong>Vlaanderen</strong>)<br />
1.1 O&O-PROJECTEN VAN BEDRIJVEN – ALGEMEEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Deze financiële steun is bestemd <strong>voor</strong> bedrijven die door middel van een onderzoeks- of<br />
ontwikkelingsproject een innovatie wensen door te voeren en die daartoe kennis dienen te verwerven. In deze<br />
projecten worden de volgende O&O-activiteiten gesteund: onderzoek en ontwikkeling <strong>voor</strong> nieuwe of<br />
verbeterde producten, productieprocessen of diensten of een combinatie ervan.<br />
Begunstigden<br />
De projectsteun die het IWT toekent in het kader van deze maatregel is bestemd <strong>voor</strong> alle in <strong>Vlaanderen</strong><br />
gevestigde bedrijven, van kmo tot dochter van een multinational. Noodzakelijk is dat het bedrijf een<br />
exploitatiezetel in <strong>Vlaanderen</strong> heeft waar tewerkstelling en economische activiteit plaatsvindt. De<br />
mogelijkheid tot valorisatie of toepassing van de onderzoeksresultaten in <strong>Vlaanderen</strong> (creatie van<br />
toegevoegde waarde) staat centraal. Alle ondernemingstypes komen in aanmerking, behalve beoefenaars van<br />
vrije beroepen of zelfstandigen. Er zijn geen sectorale beperkingen maar onderzoek met militaire affiniteit<br />
wordt niet gesteund.<br />
De projecten worden uitgevoerd door een onderneming alleen of in samenwerking met één of meerdere<br />
ondernemingen en/of onderzoeksinstellingen (onderzoekscentra, universiteiten, hogescholen).<br />
Projecten<br />
Met onderzoek wordt bedoeld: onderzoek gericht op het genereren van nieuwe kennis. Deze kennis kan<br />
achteraf gebruikt worden bij de ontwikkeling van nieuwe producten, processen of diensten, of kan de basis<br />
vormen <strong>voor</strong> het verbeteren van bestaande producten, processen of diensten.<br />
Ontwikkeling: dit type van activiteiten beoogt de omzetting van kennis in ontwerpen <strong>voor</strong> nieuwe,<br />
gewijzigde of verbeterde producten, processen of diensten. Dit omvat ook het vervaardigen van een eerste<br />
prototype of eerste demonstratie- of modelprojecten <strong>voor</strong> zover de resultaten niet rechtstreeks <strong>voor</strong><br />
commerciële doeleinden kunnen worden aangewend.<br />
Bepaalde activiteiten zoals engineering, opleidingen, marktonderzoek en investeringen, kunnen niet de kern<br />
van een IWT-project uitmaken.<br />
Steunpercentages en modaliteiten<br />
IWT-<strong>Vlaanderen</strong> verleent <strong>voor</strong> onderzoek een subsidie van 40% van de aanvaarde brutokosten van het<br />
project. Voor ontwikkeling bedraagt de subsidie 15% van de aanvaarde brutokosten van het project. Een<br />
project kan een combinatie van beide types activiteiten inhouden.<br />
Extra steun<br />
De basissteun <strong>voor</strong> O&O-bedrijfsprojecten kan verhoogd worden met telkens 10% als het project:<br />
- wordt uitgevoerd door een kmo;<br />
- wordt uitgevoerd binnen internationale samenwerking;<br />
- een project <strong>voor</strong> DTO (Duurzame Technologische Ontwikkeling) is;<br />
- lucht- en ruimtevaart betreft;<br />
- zich primair focust op een toepassing binnen de automobielsector.<br />
Wanneer IWT-<strong>Vlaanderen</strong> beslist het project te steunen wordt een overeenkomst opgemaakt tussen het IWT<br />
en de projectpartners. Deze overeenkomst is in de eerste plaats een middelenverbintenis (de overeengekomen<br />
middelen moeten <strong>voor</strong> het beschreven project worden ingezet). Het IWT-<strong>Vlaanderen</strong> volgt de uitvoering van<br />
het project op.<br />
179
De betaling van de steun gebeurt in zesmaandelijkse schijven, die gekoppeld zijn aan verslaggeving.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Voorbespreking<br />
Vooraleer een aanvraag op te stellen en in te dienen kan u zo gewenst een <strong>voor</strong>bespreking van uw<br />
project<strong>voor</strong>stel aanvragen met een adviseur van IWT-<strong>Vlaanderen</strong> of een sub-regionale innovatie adviseur<br />
(RIS-adviseur) uit uw provincie: http://www.iwt.be/steun/loket/oeno/index.html<br />
Project<strong>voor</strong>stellen<br />
Voorstellen <strong>voor</strong> O&O-projecten kunnen doorlopend ingediend worden bij IWT-<strong>Vlaanderen</strong>. Een<br />
project<strong>voor</strong>stel omvat de volgende onderdelen, in te vullen overeenkomstig de handleiding:<br />
- algemene administratieve inlichtingen over de aanvrager en eventuele andere deelnemers aan het project;<br />
- beschrijving van het innovatiedoel, nl. de probleemstelling, de verwachte, verifieerbare resultaten en de<br />
valorisatiemogelijkheden;<br />
- de positionering van het bedrijf binnen het project en de state of the art;<br />
- het werkprogramma;<br />
- de kostenraming en de gevraagde steun per partner;<br />
- de motivatie van de mogelijke economische impact van de resultaten;<br />
- profiel van de aanvrager en van de eventuele andere deelnemers aan het project.<br />
Het IWT-<strong>Vlaanderen</strong> beschikt over een gedetailleerde handleiding hier<strong>voor</strong>, die op eenvoudige aanvraag en<br />
gratis verkrijgbaar is, of via de website: www.iwt.be<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Algemene informatie is terug te vinden op de homepage van IWT-<strong>Vlaanderen</strong> (http://www.iwt.be) en via email<br />
op het adres: iwt-bedrijfssubsidies@iwt.be<br />
IWT-<strong>Vlaanderen</strong><br />
Leo Van de Loock<br />
Bischoffsheimlaan 25<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/20 90 900<br />
Fax: 02/22 31 181<br />
Website: http://www.iwt.be<br />
180
1.2 KMO-PROGRAMMA<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het IWT-<strong>Vlaanderen</strong> (Instituut <strong>voor</strong> de aanmoediging van innovatie door Wetenschap en Technologie in<br />
<strong>Vlaanderen</strong>) heeft met het KMO-Programma als doel het innovatiegebeuren bij de Vlaamse kleine en<br />
middelgrote ondernemingen te stimuleren. Innovatie is daarbij gedefinieerd als het tot stand brengen van een<br />
nieuw of vernieuwend product, proces of dienst die een vernieuwing bij het bedrijf vereist en kan leiden tot<br />
een substantiële economische toegevoegde waarde. De activiteiten van kennisverwerving ten behoeve van<br />
deze innovatie kunnen financieel gesteund worden.<br />
In het KMO-Programma bestaan zeven specifieke projecttypes, waarbij de administratieve drempel zo laag<br />
mogelijk gehouden wordt. Deze zeven projecttypes zijn de KMO-Innovatiestudies (type 1, 2, 3, 4, 5 en 6) en<br />
de KMO-Innovatieprojecten.<br />
Begunstigden<br />
De steun die het IWT toekent in het kader van KMO-Innovatiestudies en KMO-Innovatieprojecten is<br />
bestemd <strong>voor</strong> alle in <strong>Vlaanderen</strong> gevestigde kmo’s. Een kmo is hier gedefinieerd als een onderneming met<br />
minder dan 250 werknemers, én met niet meer dan € 50 miljoen jaaromzet of niet meer dan € 43 miljoen<br />
jaarlijks balanstotaal. Bij de berekening van deze criteria moet er geconsolideerd worden over alle<br />
ondernemingen die een deelnemingsrelatie van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten in bezit<br />
hebben. Noodzakelijk is ook dat het bedrijf een exploitatiezetel heeft in <strong>Vlaanderen</strong> waar tewerkstelling en<br />
economische activiteit plaatsvindt. De mogelijkheid tot valorisatie of toepassing van de onderzoeksresultaten<br />
in <strong>Vlaanderen</strong> staat centraal. Alle ondernemingstypes komen in aanmerking, behalve beoefenaars van vrije<br />
beroepen, zelfstandigen of nationale monopolies. Er zijn geen sectorale beperkingen maar onderzoek met<br />
militaire affiniteit wordt niet gesteund.<br />
De projecten kunnen worden uitgevoerd door een kmo alleen of in samenwerking met één of meer<br />
ondernemingen en/of onderzoeksinstellingen (onderzoekscentra, universiteiten, hogescholen). Voor KMO-<br />
Innovatiestudies Type 1 en 3 geldt evenwel een verplichte samenwerking met derden, waarbij <strong>voor</strong> KMO-<br />
Innovatiestudies Type 1 de derde partij specifiek een door IWT-<strong>Vlaanderen</strong> erkend kenniscentrum moet zijn.<br />
Projecten<br />
KMO-Innovatiestudies Type 1 zijn grondige technologische adviezen van erkende kenniscentra. Dit advies<br />
moet een antwoord geven op een technologische vraag in verband met een mogelijke innovatie van een<br />
product, proces of dienst bij de kmo. De nadruk ligt op het realiseren van een zinvolle overdracht vanuit een<br />
erkend technisch kenniscentrum van <strong>voor</strong> de technologische probleemstelling relevante technologische<br />
kennis. Het advies moet de kmo in staat stellen om op onderbouwde wijze te beslissen om al dan niet verdere<br />
stappen <strong>voor</strong> innovatie te nemen en de wijze waarop dit best kan gebeuren te definiëren. Hieraan wordt een<br />
steunpercentage van 50% toegekend, met een maximum bedrag van € 6.500.<br />
KMO-Innovatiestudies Type 2 betreffen (<strong>voor</strong>)studies van beperkte omvang die tot doel hebben na te gaan of<br />
en op welke wijze een innovatie kan worden gerealiseerd. Door middel van studieactiviteiten wordt relevante<br />
kennis opgebouwd of verworven om gericht de verdere innovatieactiviteiten <strong>voor</strong> te bereiden. Typisch <strong>voor</strong><br />
een KMO-Innovatiestudie Type 2 is dat de onderneming over voldoende competentie moet beschikken om de<br />
studie hoofdzakelijk in eigen beheer uit te voeren. Hieraan wordt een steunpercentage van 50% toegekend,<br />
met een maximum bedrag van € 22.000.<br />
KMO-Innovatiestudies Type 3 zijn inhoudelijk gelijk aan KMO-Innovatiestudies Type 2, waarbij de eigen<br />
inbreng van de kmo gecombineerd wordt met een noodzakelijke en substantiële externe inbreng. Deze<br />
samenwerking met derden moet een duidelijke technologische kennis en een meerwaarde opleveren. Hieraan<br />
wordt een steunpercentage van 50% toegekend, met een maximum bedrag van € 33.000.<br />
KMO-Innovatiestudies Type 4 zijn gericht op het <strong>voor</strong>bereidingstraject van een Europees onderzoeks<strong>voor</strong>stel,<br />
een Eureka project<strong>voor</strong>stel of een technologie-transfersamenwerking via IRC-<strong>Vlaanderen</strong>. De<br />
activiteiten die gepaard gaan met het opzetten van dergelijk project van internationale samenwerking worden<br />
gesteund. Hieraan wordt een steunpercentage van 50% toegekend, met een maximum bedrag van € 10.000.<br />
181
KMO-Innovatiestudies Type 5 zijn er op gericht om binnen nog niet innovatieve kmo’s de capaciteit om tot<br />
innovatie te komen significant te verhogen. Concreet worden de op innovatie gerichte activiteiten van een bij<br />
de kmo nieuw aan te werven technisch hooggeschoolde ondersteund. Hieraan wordt een steunpercentage van<br />
50% toegekend, met een maximum bedrag van € 22.000 (verhoogd tot € 33.000 indien de kmo ook een<br />
beroep doet op een externe partij).<br />
KMO-Innovatiestudies Type 6 zijn studies waarmee een startende kmo kennis verwerft om gericht<br />
innovatiegerelateerde ontwikkelings- en businessactiviteiten op te starten. Vanuit het Vlaams Innovatiefonds<br />
(VINNOF) kan <strong>voor</strong> deze studies onder de vorm van een achtergestelde lening aanvullende financiële steun<br />
gegeven worden.<br />
De <strong>voor</strong>bereiding van een bedrijfsplan, het uitwerken van een aangepast business model, een eerste<br />
haalbaarheidsonderzoek en de <strong>voor</strong>bereiding van een vervolgproject behoren tot de steunbare activiteiten van<br />
een studie type 6.<br />
Tot een aanvaarde begroting van € 66.000 wordt de subsidie berekend à rato van 50%, met een maximum<br />
bedrag van € 33.000. Alle aanvaarde kosten boven € 66.000 worden gesubsidieerd à rato van 35%, met een<br />
maximum van € 67.000). De maximum IWT-subsidie <strong>voor</strong> een KMO-Innovatiestudie Type 6 kan aldus €<br />
100.000 bedragen.<br />
KMO-Innovatieprojecten zijn gericht op het realiseren van een technologische innovatie en het opdoen van<br />
de nodige kennis daartoe. Dit tot stand brengen van de innovatie (nieuw of vernieuwd product, proces of<br />
dienst) en de bijhorende kennisopbouw/verwerving geschiedt daarbij typisch door middel van technologische<br />
ontwikkelings- en/of implementatieactiviteiten. De resultaten van een KMO-Innovatieproject bestaan uit een<br />
concreet, geverifieerd ontwerp (eventueel een getest prototype) van een product, proces of dienst en zijn na<br />
beëindiging van het project vrij snel toepasbaar of commercialiseerbaar. Hieraan wordt een<br />
basissteunpercentage van 35% toegekend, met een maximum bedrag van € 200.000. Bepaalde projecten<br />
komen in aanmerking <strong>voor</strong> bijkomende steun (10% <strong>voor</strong> kleine ondernemingen; 10% <strong>voor</strong> samenwerking<br />
met andere ondernemingen waarbij geen van de industriële partners een aandeel van meer dan 70% van de<br />
totale projectbegroting bezit). Naast de subsidie kan <strong>voor</strong> KMO-Innovatieprojecten ook een aanvullende<br />
achtergestelde lening vanuit VINNOF toegekend worden tot een maximum van 80% van de aanvaardbare<br />
projectkosten.<br />
Diversen<br />
Zowel in KMO-Innovatiestudies als in KMO-Innovatieprojecten kunnen ook activiteiten van niettechnologische<br />
aard uitgevoerd worden. Deze aanverwante activiteiten moeten wel rechtstreeks verband<br />
houden met de innovatie die moet uitgewerkt worden (normeringen en reglementeringen, marktaspecten,<br />
intellectuele eigendom, ...).<br />
Wanneer IWT-<strong>Vlaanderen</strong> beslist het project te steunen wordt een overeenkomst opgemaakt tussen het IWT<br />
en de projectpartners. Deze overeenkomst is een middelenverbintenis (de overeengekomen middelen moeten<br />
<strong>voor</strong> het beschreven project worden ingezet) en een valorisatieverbintenis (de projectresultaten moeten in<br />
eerste instantie in <strong>Vlaanderen</strong> worden toegepast). Het IWT-<strong>Vlaanderen</strong> volgt de uitvoering van het project<br />
op.<br />
De betaling van de steun gebeurt in twee schijven <strong>voor</strong> KMO-Innovatiestudies en in zesmaandelijkse<br />
schijven <strong>voor</strong> KMO-Innovatieprojecten, die gekoppeld zijn aan verslaggeving.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Vooraleer een aanvraag op te stellen en in te dienen kan u zo gewenst een <strong>voor</strong>bespreking van uw<br />
project<strong>voor</strong>stel aanvragen met een adviseur van IWT-<strong>Vlaanderen</strong> of een subregionale innovatieadviseur<br />
(RIS-adviseur) uit uw provincie: http://www.iwt.be/steun/loket/kmo/index.html.<br />
Voorstellen <strong>voor</strong> KMO-Innovatiestudies en KMO-Innovatieprojecten kunnen doorlopend ingediend worden<br />
bij IWT-<strong>Vlaanderen</strong> – KMO-Programma. Per kalenderjaar kunnen per kmo maximaal twee KMO-<br />
Innovatiestudies Type 1, twee KMO-Innovatiestudies Type 2 of 3, twee KMO-Innovatiestudies Type 4 en<br />
twee KMO-Innovatieprojecten <strong>voor</strong> steun aanvaard worden. Per kmo kan maximaal één KMO-<br />
Innovatiestudie Type 5 en één KMO-Innovatiestudie Type 6 gesteund worden.<br />
Het project<strong>voor</strong>stel omvat de volgende onderdelen:<br />
- algemene administratieve inlichtingen over de aanvrager en eventuele andere deelnemers aan het project;<br />
- beschrijving van het project<strong>voor</strong>stel;<br />
182
- het valorisatiepotentieel van de projectresultaten;<br />
- financiële aspecten van het project: begroting per partner en gevraagde steun;<br />
- profiel van de aanvrager en van de eventuele andere deelnemers aan het project.<br />
IWT-<strong>Vlaanderen</strong> beschikt <strong>voor</strong> elk projecttype in het KMO-Programma over een gedetailleerde handleiding,<br />
die op eenvoudige aanvraag en gratis verkrijgbaar is, of via de website: www.iwt.be<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Algemene informatie is terug te vinden op de homepage van IWT-<strong>Vlaanderen</strong> www.iwt.be en vragen kunnen<br />
steeds gesteld worden via e-mail op het adres: kmo.programma@iwt.be.<br />
IWT-<strong>Vlaanderen</strong> – KMO-Programma<br />
Luc De Buyser<br />
Bischoffsheimlaan 25<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/20 90 900<br />
Fax: 02/22 31 181<br />
E-mail: kmo.programma@iwt.be<br />
Website: http://www.iwt.be<br />
183
1.3 EUREKA<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
EUREKA is een intergouvernementeel initiatief <strong>voor</strong> de bevordering van de internationale samenwerking op<br />
het vlak van toegepast en marktgericht industrieel Onderzoek & Ontwikkeling. Het EUREKA netwerk omvat<br />
actueel 38 lidstaten en de Europese Unie.<br />
Het EUREKA netwerk begeleidt het opzetten van internationale samenwerkingsprojecten. Hierbij hanteert<br />
het (in tegenstelling tot het Kaderprogramma van de Europese Commissie) het ‘Bottom Up’ principe: de<br />
partners in een O&O project bepalen zèlf de inhoud, het samenwerkingsverband, en de timing van hun<br />
project. In een ‘EUREKA-project’ werken minstens twee onafhankelijke partners uit twee EUREKAlidstaten<br />
samen. Door het EUREKA netwerk wordt, mits gunstige evaluatie, aan de projecten een<br />
kwaliteitslabel toegekend dat het innovatief en internationaal karakter van het project erkent. De betrokken<br />
deelnemers kunnen zich <strong>voor</strong> financiële ondersteuning van hun aandeel in het project wenden tot hun eigen<br />
nationale of regionale overheden. In <strong>Vlaanderen</strong> staat IWT hier<strong>voor</strong> in.<br />
Begunstigden<br />
Steun in het kader van EUREKA wordt door IWT toegekend aan alle in <strong>Vlaanderen</strong> gevestigde<br />
ondernemingen (van kmo tot dochter van een multinational), en hiermee samenwerkende onderzoekscentra,<br />
universiteiten en hogescholen. Voor de ondernemingen is het noodzakelijk dat ze een exploitatiezetel hebben<br />
in <strong>Vlaanderen</strong> waar tewerkstelling en economische activiteit plaatsvindt. De mogelijkheid tot valorisatie of<br />
toepassing van de onderzoeksresultaten in <strong>Vlaanderen</strong> staat centraal. Alle ondernemingstypes, met<br />
uitzondering van zelfstandigen, beoefenaars van vrije beroepen of nationale monopolies komen in<br />
aanmerking. Er zijn geen sectorale beperkingen maar onderzoek met militaire affiniteit wordt niet gesteund.<br />
Projecten<br />
Vlaamse bedrijven en hiermee samenwerkende onderzoeksinstellingen die partner zijn in een EUREKAproject<br />
kunnen bij IWT steun aanvragen <strong>voor</strong> industrieel onderzoek of ontwikkeling. Steunaanvragen in het<br />
kader van EUREKA volgen de gebruikelijke steun- en evaluatieregels van IWT. IWT <strong>voor</strong>ziet in een<br />
verhoging van het basissteunpercentage van 10% wanneer de (Vlaamse) steunaanvraag kadert in een<br />
EUREKA-project met een reëel internationaal karakter, met een voldoende evenwicht tussen de partners<br />
(geen van de ondernemingen draagt meer dan 70% van de kosten), en een samenwerking met minstens 1<br />
partner uit een andere lidstaat van de Europese Unie.<br />
Diversen<br />
EUREKA is een gebruiksvriendelijk kader <strong>voor</strong> internationale samenwerking in onderzoek en ontwikkeling.<br />
Het 'bottom up' karakter van EUREKA laat een grote vrijheid aan de deelnemende partners, die zelf bepalen<br />
met wie en waarover zij willen samenwerken. EUREKA-projecten zijn dikwijls bilaterale projecten. Het<br />
programma is daarom bijzonder populair bij kmo’s.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De aanvraag omvat een dubbele procedure. Het EUREKA-label wordt aangevraagd via het EUREKAnetwerk<br />
en toegekend na evaluatie door de EUREKA-secretariaten van de betrokken landen. De aanvraag tot<br />
steunverlening aan de Vlaamse partners wordt ingediend bij, en behandeld door, het IWT. Voor een vlot<br />
verloop dienen beide procedures te worden gesynchroniseerd. Contacteer hier<strong>voor</strong>, in een zo vroeg mogelijk<br />
stadium, de regionale contactpersoon <strong>voor</strong> EUREKA.<br />
184
Aanvullende inlichtingen<br />
Algemene informatie is terug te vinden op de website van IWT-<strong>Vlaanderen</strong> (http://www.iwt.be/)<br />
in het onderdeel EUREKA.<br />
Informatie over deelprogramma’s van EUREKA, oproepdata, en evenementen georganiseerd door het<br />
netwerk, is te vinden via de website van het Vlaams Contactpunt <strong>voor</strong> Europese Programma’s<br />
(http://www.europrogs.be/), onderdeel EUREKA.<br />
IWT<br />
Danny Van Steenkiste<br />
EUREKA Regionaal Contact<br />
Bischoffsheimlaan 25<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/20 90 971<br />
Fax: 02/22 31 181<br />
E-mail: dvs@iwt.be<br />
Website: http://www.iwt.be<br />
185
1.4 VLAAMSE INNOVATIESAMENWERKINGSVERBANDEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het VIS-Programma of de Vlaamse InnovatieSamenwerkingsverbanden stimuleren innovatieactiviteiten in<br />
het Vlaamse bedrijfsleven met financiële steun van de Vlaamse overheid. Het IWT selecteert in dit kader<br />
projecten en programma's die door groepen van bedrijven worden ingediend.<br />
Volgende projecttypes komen aan bod:<br />
- Collectief Onderzoek of CO;<br />
- Thematische Innovatiestimulering of TIS;<br />
- Technologische Dienstverlening of TD;<br />
- Subregionale innovatiestimulering of RIS;<br />
- VIS-Haalbaarheidsstudies;<br />
- VIS-Samenwerkingsprojecten;<br />
- VIS-Competentiepolen;<br />
- VIS-Proeftuinen.<br />
Begunstigden<br />
Aanvragen kunnen door Vlaamse Innovatiesamenwerkingsverbanden (VIS) ingediend worden als ze<br />
beantwoorden aan de volgende criteria:<br />
1) het samenwerkingsverband is een groepering van bedrijven met al dan niet andere organisaties of<br />
instellingen en is representatief <strong>voor</strong> de welomschreven doelgroep van bedrijven;<br />
2) de toetredings<strong>voor</strong>waarden tot het samenwerkingsverband zijn gebaseerd op duidelijke en objectieve<br />
criteria; hetgeen moet toelaten het open karakter van het samenwerkingsverband te waarborgen;<br />
3) de beheersorganen van het samenwerkingsverband zijn representatief <strong>voor</strong> de samenstelling ervan;<br />
4) het samenwerkingsverband laat één of meer waarnemers, aangewezen door het IWT tot alle<br />
vergaderingen van de beheersorganen toe;<br />
5) het samenwerkingsverband beschikt over een rechtspersoonlijkheid of zal er minstens op korte termijn<br />
over beschikken;<br />
6) het samenwerkingsverband maakt een jaarlijks activiteitenverslag en beleidsplan, inclusief<br />
werkingsbegroting, op;<br />
7) in die mate dat <strong>voor</strong> de uitvoering van het programma <strong>voor</strong>zien wordt in de oprichting van een<br />
afzonderlijke juridische structuur, anders dan het samenwerkingsverband zelf, moet die structuur<br />
eveneens voldoen aan de criteria, vermeld in punt 1 tot en met 6.<br />
Een aanvraag kan ook ingediend worden door:<br />
- een collectief centrum dat middels het VIS-besluit erkend is als de facto een Vlaams<br />
Innovatiesamenwerkingsverband;<br />
- een organisatie die de facto kan optreden namens een groep van bedrijven. Het representatief karakter<br />
komt tot uiting door de niet-commerciële en neutrale positie die wordt ingenomen ten aanzien van de<br />
betrokken bedrijven.<br />
Projecten<br />
Collectief onderzoek<br />
Collectief onderzoek is gericht op het verwerven, het bundelen en het vertalen van kennis tot bruikbare<br />
innovatietoepassingen. Deze toepassingen moeten bruikbaar zijn <strong>voor</strong> een ruime groep van bedrijven.<br />
Projecten collectief onderzoek moeten ernaar streven om de competentie van de bedrijven te verhogen en zo<br />
op termijn een aantoonbare economische meerwaarde te genereren.<br />
Het basissteunpercentage <strong>voor</strong> een project collectief onderzoek bedraagt 80% van de projectkosten.<br />
Thematische Innovatiestimulering<br />
Projecten van Thematische Innovatiestimulering ondersteunen groepen van bedrijven die te maken krijgen<br />
met een gemeenschappelijke problematiek of uitdaging. Centraal in de aanpak staat de stimulering van<br />
netwerkvorming tussen bedrijven onderling en van bedrijven met technologische kenniscentra.<br />
U krijgt een subsidie <strong>voor</strong> 80% van de aanvaarde kosten. De maximale personeelsinzet is 2VTE.<br />
186
Technologische dienstverlening<br />
IWT verleent financiële steun <strong>voor</strong> het uitvoeren van een project Technologische Dienstverlening. Voor de<br />
uitvoering moet het samenwerkingsverband een beroep doen op één of meerdere geaccrediteerde<br />
kenniscentra, waar de technologische adviseur, gesteund door het IWT, ook tewerkgesteld wordt. De<br />
dienstverlening van het kenniscentrum bestaat enerzijds uit het verstrekken van bondige technologische<br />
adviezen <strong>voor</strong> individuele bedrijven. Anderzijds bevordert het technologische innovatie door<br />
stimuleringsactiviteiten.<br />
Het steunpercentage <strong>voor</strong> projecten TD bedraagt 80% van de aanvaarde kosten, met een maximale<br />
personeelsinzet van 2VTE.<br />
Sub-Regionale Innovatiestimulering (RIS)<br />
De missie van de RIS-werking is: vanuit een relaisfunctie naar het Vlaams Innovatienetwerk (VIN) de<br />
bedrijven en ondernemers aanmoedigen en begeleiden om efficiënt en duurzaam te innoveren. De algemene<br />
opdracht van een project subregionale innovatiestimulering bestaat erin alle bedrijven gelegen binnen een<br />
provincie te helpen bij het ondersteunen van hun innovatieproces en het nastreven van concrete synergie<br />
tussen de bedrijven onderling en tussen de bedrijven en de technisch-wetenschappelijke wereld.<br />
Kerntaken van de werking zijn:<br />
- informatie verschaffen omtrent het VIN (actoren, producten, diensten);<br />
- sensibiliseren en stimuleren: doelgroep aanzetten tot vervolgactiviteiten inzake innovatie;<br />
- adviesverlening: innovatieadvies, management en aanpak van innovatie;<br />
- individuele innovatiebegeleiding;<br />
- ondersteunen van de netwerking binnen het VIN.<br />
De innovatieadviseurs van deze projecten zijn generalisten met praktische bedrijfservaring en ruime kennis<br />
van innovatieondersteuning in de breedste zin. Ze zijn uw lokaal aanspreekpunt <strong>voor</strong> al uw innovatie<br />
gerelateerde vragen. Belangrijk is dat deze adviseurs totaal onafhankelijk zijn: ze zijn niet gebonden aan de<br />
kennisaanbieders of commerciële organisaties. Zij treden op als persoonlijk en competent aanspreekpunt <strong>voor</strong><br />
bedrijven en gaan op zoek naar een efficiënt antwoord op uw vragen. Als ze de vraag zelf niet kunnen<br />
beantwoorden, begeleiden ze u naar de meest geschikte oplossingaanbieder <strong>voor</strong> uw vraag.<br />
Gemiddeld zijn er een 5-tal innovatieadviseurs per provincie actief. Zij richten zich in eerste instantie tot die<br />
bedrijven waar een sluimerend innovatiepotentieel aanwezig is. Hier kunnen zij de grootste toegevoegde<br />
waarde bieden. Bedrijven die al manifest actieve innovatoren zijn, behoren niet tot hun prioritaire doelgroep<br />
(wat niet weg neemt dat ook deze bedrijven gerichte vragen kunnen stellen aan de subregionale<br />
innovatieadviseurs).<br />
Via een grondige analyse helpen zij u bij het opsporen van innovatie-opportuniteiten en begeleiden u<br />
vervolgens om een innovatieproject op te starten. Hierbij kunnen ze ten gepaste tijde andere adviseurs<br />
(technologische of thematische) inschakelen om het traject op technologische basis verder uit te diepen.<br />
De subregionale adviseurs begeleiden het bedrijf verder en zorgen <strong>voor</strong> de invulling van de (belangrijke)<br />
randaspecten om technologische innovatie ook tot een commercieel succes te maken.<br />
Haalbaarheidsstudies<br />
De VIS-Haalbaarheidsstudies hebben als <strong>voor</strong>naamste doel de haalbaarheid van bepaalde belangrijke en<br />
omvangrijke initiatieven grondig <strong>voor</strong> te bereiden. Tevens wordt de mogelijkheid <strong>voor</strong>zien om de interactie<br />
tussen de bedrijven tijdens dit <strong>voor</strong>bereidingstraject sterk te stimuleren.<br />
Wat komt <strong>voor</strong> steun in aanmerking:<br />
- de uitvoering van verkenningsstudies;<br />
- de uitvoering van foresightstudies;<br />
- het opmaken van roadmaps;<br />
- grondige behoeftenanalyses.<br />
De loutere <strong>voor</strong>bereiding van een project in de reguliere kanalen (O&O-project, VIS-project, SBO-project)<br />
komt niet <strong>voor</strong> steun in aanmerking.<br />
187
De begroting is maximum € 200.000, in uitzonderlijke en goed gemotiveerde gevallen kan een hogere<br />
begroting aanvaard worden.<br />
Het steunpercentage bedraagt maximaal 80% van de aanvaarde begroting.<br />
Samenwerkingsprojecten<br />
VIS-Samenwerkingsprojecten hebben als <strong>voor</strong>naamste doel:<br />
- de performantie van het Vlaams Innovatienetwerk te verbeteren;<br />
- de professionaliteit van de diensten aangeboden vanuit het Vlaams Innovatienetwerk te verbeteren.<br />
Wat komt <strong>voor</strong> steun in aanmerking:<br />
- de ontwikkeling van instrumenten (tools);<br />
- de ontwikkeling van methodes en procedures;<br />
- de inschakeling van diensten geleverd door externe organisaties;<br />
- het uitvoeren van studies ten bate van het Vlaams Innovatienetwerk;<br />
De maximale begroting is € 100.000, in uitzonderlijke en goed gemotiveerde gevallen kan een hogere<br />
begroting aanvaard worden.<br />
De opdracht wordt in principe, via een offerte-aanvraag, uitbesteed aan een derde partij. De regels van de<br />
overheidsopdrachten dienen hierbij gerespecteerd.<br />
Het steunpercentage bedraagt maximaal 80% van de aanvaarde begroting.<br />
Competentiepolen<br />
Competentiepolen zijn gedefinieerd als initiatieven die een substantiële ‘kennissokkel’ willen uitbouwen<br />
inzake innovatie ten behoeve van belangrijke bedrijfssegmenten in <strong>Vlaanderen</strong>. De activiteiten van een<br />
competentiepool zijn in de eerste plaats gericht op collectief onderzoek en/of op de verspreiding van kennis.<br />
Deze activiteiten moeten uiteraard technologisch/wetenschappelijk ‘state of the art’ te zijn, maar moeten vrij<br />
directe en nuttige resultaten opleveren <strong>voor</strong> de innovatie bij bedrijven in <strong>Vlaanderen</strong>. De steunaanvraag is in<br />
de eerste plaats bedoeld <strong>voor</strong> opstartfase van competentiepolen. Voor de steunverlening wordt gebruik<br />
gemaakt van de programmamodaliteit uit het VIS-besluit (20 juli 2006).<br />
De steun is vastgesteld op maximaal 80% <strong>voor</strong> activiteiten van collectieve aard. Ook projecten met een meer<br />
coöperatief karakter kunnen gesteund worden. Het steunpercentage <strong>voor</strong> dit type projecten dient in<br />
overeenstemming gebracht te worden met de steunpercentages in de steunmodaliteit O&O-bedrijfsprojecten.<br />
Proeftuinen<br />
Proeftuinen van testgebruikers zijn testomgevingen, waarin bedrijven nieuwe innovatieve technologieën,<br />
producten en diensten kunnen toetsen binnen een groep van individuen, die als testers worden ingezet in hun<br />
eigen leef- en werkomgeving. De primaire doelstelling van proeftuinen is het versnellen en afstemmen van de<br />
valorisatie van innovatieve producten en diensten, wat impliciet de ontwikkeling van nieuwe markten met<br />
zich meebrengt.<br />
Het VIS-programma <strong>voor</strong> proeftuinen van testgebruikers is bedoeld <strong>voor</strong> proeftuinen waarbij het collectief<br />
karakter en de economische finaliteit centraal staan. Dat wil zeggen dat de proeftuin nuttige resultaten<br />
oplevert <strong>voor</strong> een brede groep van bedrijven. Het is echter zeer waarschijnlijk dat een proeftuin, naast deze<br />
economische doelstelling, ook belangrijke maatschappelijke doelstellingen zal hebben.<br />
De subsidie is <strong>voor</strong>al bedoeld ter ondersteuning van de kosten <strong>voor</strong> de menskracht die noodzakelijk is om de<br />
collectieve test- en diensteninfrastructuur uit te bouwen, te onderhouden en te exploiteren. De opbouw van<br />
infrastructuur kan niet de hoofdmoot vormen van de aanvraag die ter subsidiëring wordt <strong>voor</strong>gelegd.<br />
Diversen<br />
Wanneer IWT-<strong>Vlaanderen</strong> beslist het project te steunen wordt een overeenkomst opgemaakt tussen het IWT<br />
en de projectpartners. Deze overeenkomst is een middelenverbintenis (de overeengekomen middelen moeten<br />
<strong>voor</strong> het beschreven project worden ingezet). Het IWT-<strong>Vlaanderen</strong> volgt de uitvoering van het project op.<br />
188
Aanvraagprocedure<br />
Projecten kunnen ingediend worden bij openstelling van een in principe jaarlijkse oproep <strong>voor</strong> de<br />
verschillende projecttypes.<br />
IWT-<strong>Vlaanderen</strong> beschikt <strong>voor</strong> elk projecttype in het VIS-programma over een gedetailleerde handleiding,<br />
die op verkrijgbaar is via de website: www.iwt.be<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Uitgebreide informatie over elk projecttype is terug te vinden op de homepage van IWT-<strong>Vlaanderen</strong><br />
(http://www.iwt.be)<br />
IWT-<strong>Vlaanderen</strong> – VIS-Programma<br />
Bischoffsheimlaan 25<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/20 90 900<br />
Fax: 02/22 31 181<br />
Website: http://www.iwt.be<br />
189
1.5 ONDERZOEKS- EN ONTWIKKELINGSPROGRAMMA'S VAN DE EUROPESE UNIE – 7 de<br />
KADERPROGRAMMA<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De EU stelt omvangrijke financiële middelen ter beschikking <strong>voor</strong> de bevordering van onderzoek-,<br />
technologische ontwikkeling- en demonstratieprojecten in diverse domeinen en sectoren.<br />
Het is de bedoeling om door het stimuleren van de grensoverschrijdende samenwerking inzake onderzoek en<br />
technologische ontwikkeling (O&O) het concurrentievermogen van de Europese industriële ondernemingen<br />
op de wereldmarkt te vergroten. Een andere doelstelling is het bevorderen van de samenwerking tussen<br />
industriële ondernemingen, universiteiten en onderzoekscentra.<br />
De steunverlening verloopt hoofdzakelijk via de zogenaamde 'Kaderprogramma's <strong>voor</strong> Onderzoek,<br />
Ontwikkeling en Technologische Demonstratie'. Dit zijn meerjarenprogramma's die de prioriteiten alsook de<br />
financiële omvang van diverse actielijnen op middellange termijn aangeven. Zij vormen het<br />
beleidsinstrument <strong>voor</strong> het Europese O&O-beleid. Het Zevende Kaderprogramma, waar<strong>voor</strong> een totaal<br />
budget is <strong>voor</strong>zien van € 50,521 miljard, loopt van 2007 tot 2013.<br />
De <strong>voor</strong>delen van deelname aan Europese programma's beperken zich niet louter tot financiële steun. Ook de<br />
internationale contacten, de waardevolle knowhow, en de toegang tot nieuwe markten die hierbij worden<br />
verkregen, zijn zeker niet zonder belang.<br />
Begunstigden<br />
Het Europese Kaderprogramma en zijn specifieke programma's staan open <strong>voor</strong> iedereen (openbare en<br />
particuliere instellingen), gevestigd in de 27 lidstaten van de Europese Unie (EU), ongeacht de vorm van de<br />
rechtspersoonlijkheid. Dit kunnen dus individuen, industriële en commerciële ondernemingen (inclusief<br />
kmo’s), universiteiten, onderzoeksinstellingen en organisaties <strong>voor</strong> technologieverspreiding zijn.<br />
Projecten<br />
Het Zevende Kaderprogramma is opgebouwd rond vier specifieke programma's: samenwerking, ideeën,<br />
mensen en capaciteit, elk met hun eigen thematische onderverdelingen:<br />
1. Samenwerking:<br />
- gezondheid;<br />
- voeding, landbouw en biotechnologie;<br />
- ICT;<br />
- nanowetenschappen, - technologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën;<br />
- energie;<br />
- milieu (incl. klimaatverandering);<br />
- transport (incl. luchtvaart);<br />
- socio-economische wetenschappen en geesteswetenschappen;<br />
- ruimte;<br />
- veiligheid.<br />
2. Ideeën:<br />
- Europese Onderzoeksraad (ERC).<br />
3. Mensen:<br />
- initiële opleiding van onderzoekers;<br />
- levenslange opleiding en loopbaanontwikkeling;<br />
- industrie-academia trajecten;<br />
- internationale dimensie;<br />
- specifieke acties.<br />
4. Capaciteit:<br />
- Onderzoeksinfrastructuur;<br />
- Onderzoek ten behoeve van kmo’s;<br />
- Onderzoekspotentieel;<br />
190
- Kennisregio's;<br />
- Wetenschap in de maatschappij;<br />
- Ondersteuning van de samenhangende ontwikkeling van het onderzoeksbeleid;<br />
- Internationale samenwerkingsactiviteiten.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Naar aanleiding van een officiële oproep <strong>voor</strong> een bepaald programma kunnen project<strong>voor</strong>stellen ingediend<br />
worden bij de diensten van de Europese Commissie; hierbij dienen bepaalde termijnen in acht te worden<br />
genomen. Het ingediende project<strong>voor</strong>stel moet aan de specifieke criteria en modaliteiten voldoen, die <strong>voor</strong><br />
het betrokken programma zijn vastgesteld, bij<strong>voor</strong>beeld:<br />
- het onderzoek moet een precommercieel karakter hebben;<br />
- er moet transnationale samenwerking zijn tussen ondernemingen, onderzoeksinstellingen of<br />
universiteiten uit een andere lidstaat;<br />
- het geplande onderzoek moet nieuw zijn.<br />
Het indienen van projecten moet gebeuren volgens een gedetailleerde procedure die strikt te volgen is om<br />
onontvankelijkheid te vermijden.<br />
De gelanceerde oproepen kunnen geconsulteerd worden via volgende link:<br />
http://cordis.europa.eu/fp7/dc/index.cfm<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Algemene informatie vindt u op de website van het EU-kaderprogramma, die niet alleen de recentste<br />
informatie bevat over de komende oproepen, de lopende projecten, onderzoekspartners en projectresultaten<br />
maar ook alle nodige documenten <strong>voor</strong> het indienen van een project<strong>voor</strong>stel (handleidingen,<br />
aanvraagdocumenten, evaluatiehandleiding, en dergelijke): http://www.cordis.lu/fp7.<br />
Voor meer informatie over het Europese Kaderprogramma en begeleiding bij het indienen van een<br />
project<strong>voor</strong>stel kunt u ook terecht bij:<br />
IWT-<strong>Vlaanderen</strong><br />
Alain Deleener<br />
Bischoffsheimlaan 25<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/209 09 25<br />
Fax: 02/223 11 81<br />
E-mail: adl@iwt.be<br />
Website: http://www.vlaanderen.be/6kp<br />
191
1.6 STRATEGISCH BASISONDERZOEK (SBO)<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het financieringskanaal <strong>voor</strong> strategisch basisonderzoek (SBO) is gericht op de uitbouw van ruime<br />
kennisplatformen met brede toepassings- en verdere ontwikkelingsmogelijkheden. Strategisch<br />
basisonderzoek is kwalitatief hoogwaardig en op langere termijn gericht onderzoek dat het opbouwen van<br />
wetenschappelijke of technologische capaciteit beoogt die de basis vormt <strong>voor</strong> economische en/of<br />
maatschappelijke toepassingen in <strong>Vlaanderen</strong>. Strategisch basisonderzoek situeert zich tussen het algemeen<br />
kennisverruimend onderzoek enerzijds en de specifiek georiënteerde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten<br />
anderzijds.<br />
Een SBO-project heeft een generische dimensie waardoor de onderzoeksresultaten van belang kunnen zijn<br />
<strong>voor</strong> verschillende toepassingsgebieden en <strong>voor</strong> verschillende economische (deel)sectoren of/en<br />
maatschappelijke doelgroepen in <strong>Vlaanderen</strong>. De bedoeling is immers niet om direct te kunnen verhelpen<br />
aan een punctueel probleem of een specifiek knelpunt op kortere termijn van slechts één of enkele actoren.<br />
Wel wordt het leveren van een meer generische onderzoeksbijdrage met het oog op een bredere<br />
toepasbaarheid met meerdere concrete utilisaties en/of een meer structurele meerwaarde op termijn, beoogd.<br />
Het gewenste vervolgtraject van een geslaagd SBO-project omvat bilaterale projecten met de economische<br />
of/en maatschappelijke actoren met inbegrip van de totstandkoming van nieuwe spin-off bedrijven, diensten<br />
of organisaties. Van de uitvoerders van een SBO-project wordt verwacht dat zij een actieve inspanning<br />
leveren met het oog op de verdere effectieve benutting van de onderzoeksresultaten door (bestaande of<br />
toekomstige) economische of maatschappelijke actoren. Deze gevraagde inspanning naar het verdere<br />
valorisatietraject overstijgt de klassieke mechanismen <strong>voor</strong> de verspreiding van academische<br />
onderzoeksresultaten (publicaties, congresbijdragen, deelname aan netwerken met academische vakgenoten).<br />
Begunstigden<br />
Het SBO-kanaal is geconcipieerd als een open en toegankelijk instrument <strong>voor</strong> alle Vlaamse O&O-actoren.<br />
Een Vlaamse O&O-actor wordt hierbij gedefinieerd als een in het Vlaamse Gewest gevestigde O&O-actor<br />
(universiteit, hogeschool, bedrijf, collectief centrum, onderzoeksinstelling, ...) evenals een in het Brussels<br />
Hoofdstedelijk Gewest gevestigde Vlaamse universiteit of Vlaamse hogeschool. De primaire bedoeling is om<br />
de nodige expertise te mobiliseren en te combineren ongeacht de aard van de O&O-actor waar deze expertise<br />
<strong>voor</strong>handen is.<br />
Een Vlaamse O&O-actor kan ook een project<strong>voor</strong>stel indienen met één of meerdere O&O-actoren van buiten<br />
<strong>Vlaanderen</strong>. De onderzoeksbijdrage van niet in <strong>Vlaanderen</strong> gevestigde O&O-actoren kan mee gesteund<br />
worden <strong>voor</strong> zover deze cumulatief maximaal 20 procent van de <strong>voor</strong>gestelde projectbegroting bedraagt. Het<br />
is immers de bedoeling dat voldoende expertise binnen <strong>Vlaanderen</strong> wordt opgebouwd, naast <strong>voor</strong>delen van<br />
kennistransfer van buiten <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Projecten<br />
Het financieringskanaal is horizontaal en staat open <strong>voor</strong> alle domeinen. Hierdoor is het zeer geschikt om<br />
multidisciplinaire generische onderzoeksprojecten tot ontplooiing te laten komen. Omdat strategisch<br />
basisonderzoek een adequate ‘kritische massa’ aan mensen en middelen vereist, wordt daarbij ook gestreefd<br />
naar projecten met een afdoende omvang en duur die bovendien de beste beschikbare krachten bundelen.<br />
De projectduur bedraagt in principe vier jaar. De basisbegroting <strong>voor</strong> een project is vastgelegd op minimaal €<br />
185.000 en maximaal € 500.000 per jaar. In het SBO-kanaal wordt verder een belangrijke aanmoediging<br />
ingebouwd tot samenwerking en consortiumvorming over instellingsgrenzen heen. Indien het project in<br />
consortiumverband wordt uitgevoerd, kan de projectbegroting worden verhoogd tot een maximum van €<br />
500.000 per jaar vermenigvuldigd met het aantal rechtspersonen die als projectaanvrager optreden op<br />
<strong>voor</strong>waarde dat de deelprojectbegroting van deze projectaanvragers minimaal 15% van de totale<br />
projectbegroting bedraagt. Bij grote consortia met telkens substantiële bijdragen van onderzoekspartners kan<br />
dit aanleiding geven tot zeer grote projectbudgetten. Het is immers de expliciete bedoeling om dusdanig tot<br />
een afdoende kritische massa te komen, nodig om de grensverleggende onderzoeksambities daadwerkelijk te<br />
kunnen waarmaken.<br />
192
Steunpercentages.<br />
Het steunpercentage <strong>voor</strong> een SBO-project<strong>voor</strong>stel of een gedeelte van een SBO-project<strong>voor</strong>stel uitgevoerd<br />
door een openbare hoger-onderwijsinstelling of een openbaar onderzoekscentrum bedraagt 100% van de<br />
aanvaardbare kosten.<br />
Voor het bepalen van de steun aan een project<strong>voor</strong>stel of gedeelte van een project<strong>voor</strong>stel uitgevoerd door<br />
een andere projectaanvrager (bij<strong>voor</strong>beeld een bedrijf), gelden de regels <strong>voor</strong> de ondersteuning van het<br />
industrieel basisonderzoek zoals vastgelegd in het besluit van de Vlaamse regering van 5 oktober 2001 tot<br />
regeling van de steun aan projecten van technologisch onderzoek en ontwikkeling van het bedrijfsleven in<br />
<strong>Vlaanderen</strong>. Voor een dergelijke O&O-actor bedraagt het steunpercentage tussen 50% en 75 % van de<br />
aanvaardbare kosten.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Project<strong>voor</strong>stellen kunnen worden ingediend in het kader van een jaarlijkse oproep <strong>voor</strong> project<strong>voor</strong>stellen.<br />
De projectselectie wordt uitgevoerd in meerdere fasen. Op basis van het ingediende project<strong>voor</strong>stel wordt<br />
eerst een grondige <strong>voor</strong>selectie uitgevoerd. Daarna volgt een diepgaande, inhoudelijke evaluatie, met o.m.<br />
externe deskundigen. De procedure en de modaliteiten zijn nader beschreven in het SBO-oproepdocument.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Informatie over het SBO-steunkanaal is terug te vinden op de homepage van IWT-<strong>Vlaanderen</strong><br />
(http://www.iwt.be/sbo.htm).<br />
Voor bijkomende inlichtingen kunt u steeds telefonisch, per fax of e-mail terecht bij :<br />
IWT-<strong>Vlaanderen</strong> SBO-financieringskanaal<br />
Paul Schreurs<br />
Bischoffsheimlaan 25<br />
1000 BRUSSEL<br />
Tel.: 02/209 09 45<br />
Fax: 02/223 11 81<br />
E-mail: sbo@iwt.be<br />
Website: http://www.iwt.be<br />
193
1.7 TETRA-FONDS<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het TETRA-fonds stimuleert technologie-gedreven kennisoverdracht tussen instellingen van hoger onderwijs<br />
en bedrijven en/of socialprofitorganisaties.<br />
De onderzoeksactiviteiten van het projecten zijn ingebed in de onderwijsopdracht van de betrokken<br />
hogescholen en universiteiten.<br />
De kennistransfer heeft een economische finaliteit; het onderzoek is gericht op toegepast onderzoek waarbij<br />
state-of-the-art technologie omgezet wordt in concrete toepassingen die na afloop van het project een aanzet<br />
geven tot een valorisatietraject bij bedrijven of socialprofitorganisaties.<br />
Begunstigden<br />
Vlaamse instellingen van hoger onderwijs, met als prioritaire doelgroep de hogescholen. Indien nodig is een<br />
samenwerking met andere onderzoeksinstellingen mogelijk (<strong>voor</strong> een beperkt budget).<br />
Bedrijven en socialprofitorganisaties kunnen contact opnemen met hogescholen of universiteiten om nieuwe<br />
projecten te bespreken waarvan zij menen dat die <strong>voor</strong> een grotere groep van nut zijn. Zo kunnen deze laatste<br />
zich <strong>voor</strong>bereiden op een toekomstige oproep.<br />
Projecten<br />
Vlaamse hogescholen of universiteiten stellen zelf projecten <strong>voor</strong>. Na selectie en goedkeuring financiert de<br />
Vlaamse overheid via IWT-<strong>Vlaanderen</strong> 92,5% van de begroting (personeels- en werkingskost).<br />
De projectresultaten zijn eigendom van de hogeschool en/of universiteit en worden na afloop van het project<br />
benut door bedrijven, socialprofitorganisaties en het onderwijs. Om de toepasbaarheid van projectresultaten<br />
te verhogen is er reeds tijdens het project een intense samenwerking met potentiële gebruikers. Een aantal<br />
bedrijven en socialprofitorganisaties die op termijn gebruiker kunnen zijn van de resultaten en de nodige<br />
organisaties om wettelijke en commerciële tussenstappen mogelijk te maken, zijn vertegenwoordigd als lid<br />
van een gebruikersgroep. Deze gebruikersgroep zorgt samen <strong>voor</strong> de financiering van de resterende 7,5%.<br />
Deze gebruikersgroep kan tijdens de loop van een project uitgebreid worden met nieuwe bedrijven of<br />
organisaties. Typisch bestaat een gebruikersgroep uit een 10-tal leden. Ook na afloop van het project kunnen<br />
nieuwe gebruikers contact opnemen met de hogeschool of universiteit om verder te werken met de<br />
projectresultaten. Een overzicht van de goedgekeurde en lopende projecten is terug te vinden via de website<br />
van het Vlaams InnovatieNetwerk (VIN): www.innovatienetwerk.be.<br />
Het TETRA-fonds is bedoeld als laag-drempelig innovatie-instrument om ook niet-hoogtechnologische<br />
kmo’s en socialprofitorganisaties in <strong>Vlaanderen</strong> toegang te geven tot innovatie. Project<strong>voor</strong>stellen zijn dan<br />
ook gericht op kennisoverdracht <strong>voor</strong> deze doelgroep.<br />
Een belangrijk aspect van het fonds is o.a. het netwerken van hogescholen onderling, met bedrijven en<br />
socialprofitorganisaties , met universiteiten en met andere onderzoeksorganisaties in binnen- en buitenland.<br />
Sinds 2006 is het mogelijk om via het TETRA-fonds deel te nemen aan internationale<br />
samenwerkingsprojecten via het ERA-SME programma (www.era-sme.net).<br />
De meeste TETRA-projecten hebben een looptijd van twee jaar. Sinds 2008 is het mogelijk om projecten in<br />
te dienen met een looptijd van 1 jaar ter oriëntatie en verkenning. Na afloop van dit type project wordt een<br />
project<strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong> 2 jaar ingediend. Het is ook mogelijk om projecten met een langere duurtijd in te dienen<br />
(3 jaar) indien dit noodzakelijk is <strong>voor</strong> een betere overdracht van de technologie tot bruikbare resultaten <strong>voor</strong><br />
de bedrijven en/of socialprofitorganisaties.<br />
In de periode 1997-2008 werden meer dan 300 projecten gesteund. Over die jaren heen konden gemiddeld<br />
35% van de aanvragen gehonoreerd worden. De steun wordt jaarlijks bepaald door de Vlaamse Regering. In<br />
2008 was er € 8,9 miljoen beschikbaar.<br />
194
Aanvraagprocedure<br />
Er is een jaarlijkse oproep <strong>voor</strong> TETRA-projecten. De projecten worden geëvalueerd door IWT-<strong>Vlaanderen</strong>,<br />
in samenspraak met commissies met externe deskundigen. Deze externe deskundigen worden gekozen uit de<br />
bedrijfswereld, socialprofitorganisaties en academische wereld. In functie van de beschikbare middelen<br />
worden deze middelen dan toegekend aan de hoogst gerangschikte projecten.<br />
De hoofdcriteria die het IWT hanteert bij de selectie, zijn:<br />
- de technologisch-wetenschappelijke kwaliteit van het <strong>voor</strong>stel;<br />
- het valorisatiepotentieel, zowel algemeen als specifiek <strong>voor</strong> kmo’s in <strong>Vlaanderen</strong>;<br />
- de diffusie van de praktische resultaten binnen de onderwijsopdracht.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Algemene informatie is terug te vinden op http://www.iwt.be, in het bijzonder bij www.iwt.be/tetra en<br />
www.iwt.be/hobu. Van elk goedgekeurd project is tevens een individuele fiche beschikbaar op<br />
www.iwt.be/fiche.<br />
IWT-<strong>Vlaanderen</strong><br />
TETRA-Fonds<br />
Inge Arents<br />
Bischoffsheimlaan 25<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/788.15.64<br />
Fax: 02/223 11 81<br />
E-mail: tetra@iwt.be<br />
Website: http://www.iwt.be<br />
195
1.8. LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Op 18 februari 2005 heeft de Vlaamse regering haar goedkeuring gegeven aan een nieuw reglementair besluit<br />
<strong>voor</strong> de projectmatige financiering van het toegepast collectief onderzoek <strong>voor</strong> de land- en tuinbouwsector.<br />
Deze steunverlening kadert in de overheveling van het landbouwonderzoek naar de Gewesten ingevolge het<br />
Lambermont-akkoord. Het programma Landbouwkundig Onderzoek beoogt het verwerven, bundelen en<br />
vertalen van wetenschappelijk-technologische kennis naar innovatieve toepassingen <strong>voor</strong> de Vlaamse land-<br />
en tuinbouw.<br />
Begunstigden<br />
Voor deze steunmaatregel komen in aanmerking de onderzoeksgroepen van de Vlaamse instellingen van<br />
hoger onderwijs, de onderzoeksinstellingen en de <strong>voor</strong> de Vlaamse land- en tuinbouw erkende praktijkcentra.<br />
Zij kunnen zelfstandig een project<strong>voor</strong>stel indienen, dan wel in een gestructureerd samenwerkingsverband.<br />
Voor elke aanvraag dient een gebruikerscommissie samengesteld te worden die een representatieve<br />
vertegenwoordiging moet zijn van de land- en tuinbouwsector waartoe het project zich richt.<br />
Projecten<br />
De projecten hebben een collectief karakter: ze moeten gericht zijn op de bevordering van de sector en niet<br />
op het oplossen van problemen van individuele land- en tuinbouwbedrijven. De onderzoeksresultaten dienen<br />
dan ook een aantoonbare economische en - <strong>voor</strong> zover relevant - ook een sociale en ecologische meerwaarde<br />
te creëren.<br />
Een project in het programma Landbouwkundig Onderzoek duurt maximum 4 jaar. In dat geval is er na 2 jaar<br />
een tussentijdse evaluatie <strong>voor</strong>zien. De gebruikerscommissie komt om de zes maanden samen <strong>voor</strong> de<br />
opvolging en eventuele bijsturing van het project.<br />
Er wordt een zekere prioriteit gegeven aan projecten die:<br />
- een substantiële bijdrage leveren aan Duurzame Technologische Ontwikkeling (DTO);<br />
- op korte termijn een oplossing willen bieden aan <strong>voor</strong> de land- en tuinbouw belangrijke problemen en/of<br />
waarvan de resultaten in een direct bruikbare vorm moeten doorstromen naar de praktijk (zgn.<br />
praktijkonderzoek).<br />
Steunpercentage en modaliteiten<br />
Het steunpercentage bedraagt minimaal 80 en maximaal 100% van de aanvaardbare kosten.<br />
Er is geen maximum steunbedrag per project <strong>voor</strong>zien.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Ieder jaar organiseert het IWT in het najaar een oproep om project<strong>voor</strong>stellen in te dienen tegen een<br />
welbepaalde datum. Deze verschijnt in het magazine van het IWT, de Innovatiekrant, en wordt ook<br />
gepubliceerd op de website. Zolang een oproep loopt, kan u <strong>voor</strong> concrete informatie en alle details de<br />
handleiding <strong>voor</strong> het indienen van projectaanvragen in het programma Landbouwkundig Onderzoek<br />
raadplegen.<br />
Voor de evaluatie van de project<strong>voor</strong>stellen wordt beroep gedaan op colleges van onafhankelijke experten uit<br />
binnen- en buitenland. De hoofdcriteria die het IWT hanteert bij de beoordeling zijn zowel de<br />
wetenschappelijk-technologische kwaliteit als het valorisatiepotentieel van een project<strong>voor</strong>stel.<br />
Daar de relevantie van het project <strong>voor</strong> de Vlaamse land- en tuinbouw een belangrijk selectiecriterium is,<br />
nemen ook vertegenwoordigers van de Vlaamse Landbouwadministratie deel aan de colleges.<br />
196
Aanvullende inlichtingen<br />
Algemene informatie is terug te vinden op de homepage van IWT-<strong>Vlaanderen</strong> (http://www.iwt.be) en via email<br />
op het adres: landbouwonderzoek@iwt.be.<br />
IWT-<strong>Vlaanderen</strong><br />
Ferdi Soors of Fredy Van Wassenhove<br />
Bischoffsheimlaan 25<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/209 09 00<br />
Fax: 02/223 11 81<br />
E-mail: landbouwonderzoek@iwt.be<br />
Website: http://www.iwt.be<br />
197
1.9 DUURZAME TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
DTO is een aanvullende steunregeling en werd sinds medio 2002 geïntegreerd in de IWT-steun <strong>voor</strong> O&Obedrijfsprojecten,<br />
KMO-innovatieprojecten, KMO-innovatiestudies en in de oproep SBO, TETRA, VIS en<br />
Landbouwkundig Onderzoek, om onderzoek- en ontwikkelingsprojecten gericht op duurzame technologische<br />
ontwikkeling te stimuleren. Een project dat aanspraak wenst te maken op DTO-steun, zal in de eerste plaats<br />
moeten voldoen aan de basis selectiecriteria <strong>voor</strong> IWT-steun, met name een voldoende wetenschappelijk-<br />
technologische kwaliteit en een voldoende valorisatiepotentieel dienen te worden aangetoond.<br />
De selectiviteit in de verschillende programma's moet ertoe leiden dat DTO-projecten preferentieel gesteund<br />
worden. DTO is immers een selectiecriterium <strong>voor</strong> O&O-bedrijfsprojecten en in de oproepen SBO, TETRA,<br />
VIS en Landbouwkundig onderzoek. DTO-bedrijfsprojecten kunnen daarenboven door een mechanisme van<br />
prioritaire projecten een hogere ranking krijgen en maken bijgevolg meer kans op subsidiëring.<br />
Een subsidiebonus van maximaal 10% <strong>voor</strong> sommige types van O&O-bedrijfsprojecten kan daarbij de<br />
attractiviteit nog verhogen.<br />
Daarnaast wordt aan de bedrijven de mogelijkheid geboden om aanvullend binnen een<br />
onderzoeksprogramma, DTO-studieactiviteiten met betrekking tot de zeven weerhouden doelstellingen te<br />
laten subsidiëren aan een basissteun van 50%.<br />
Begunstigden<br />
Voor ondernemingen die financiële steun aanvragen via O&O bedrijfssteun is er, als ze voldoen aan de DTOregeling,<br />
een extra steun mogelijk van 10%. Bovendien worden DTO-projecten prioritair gesteund, op<br />
<strong>voor</strong>waarde dat ze kwalitatief ‘voldoende’ scoren.<br />
Projecten<br />
Projecten waarvan de innovatiedoelstelling (deels) gericht is op duurzame technologische ontwikkeling,<br />
kunnen genieten van extra-steun<strong>voor</strong>delen in de reeds bestaande steunmaatregelen <strong>voor</strong> onderzoek en<br />
technologische innovatie beheerd door het IWT-<strong>Vlaanderen</strong>. Een project is gericht op duurzame<br />
technologische ontwikkeling als één of meerdere van volgende 7 doelstellingen wordt gerealiseerd:<br />
- grondstoffenbesparing;<br />
- energiebesparing;<br />
- reductie van de emissies;<br />
- vermindering van afval en van andere milieuhinder (geluid, geur, licht, elektromagnetische straling, ...);<br />
- ontwikkeling en gebruik van hernieuwbare grondstoffen- en energiebronnen;<br />
- hergebruik en recycleerbaarheid van grondstoffen (sluiten van de kringloop);<br />
- verhogen van de levensduur van producten of processen.<br />
Motivering<br />
Om extra steun te krijgen <strong>voor</strong> projecten met DTO-innovatiedoelstellingen zijn er drie mogelijke motivaties:<br />
- Indien een BBT-studie (Best Beschikbare Technologie) of BREF-studie (Europese BBT-studie)<br />
beschikbaar is, is het voldoende om aan te tonen dat het project een verbetering van BBT nastreeft en dat<br />
deze doelstelling haalbaar is. Er moet hierbij tevens een voldoende (DTO-) valorisatiepotentieel aanwezig<br />
zijn.<br />
- Indien geen BBT-studie beschikbaar is, kan met de ecopuntenmethode worden uitgerekend hoeveel<br />
milieukosten dankzij de nieuwe technologie vermeden zouden worden op 10 jaar tijd (t.o.v. de referentie).<br />
Indien deze vermeden kosten een factor 4 hoger zijn dan de subsidie, kent IWT-<strong>Vlaanderen</strong> de extra<br />
DTO-steun ook toe.<br />
- Indien uitzonderlijk de <strong>voor</strong>gaande methodes ontoereikend zijn, kunnen ook andere gekwantificeerde<br />
argumentaties aanvaard worden. Wanneer bij<strong>voor</strong>beeld kan aangetoond worden dat het project opgesteld<br />
werd om aan toekomstige strengere milieunormen te voldoen, is dit eveneens aanvaardbaar als<br />
argumentatie. Hierbij is dan wel een significante technologische sprong vereist en de normen moeten van<br />
toepassing worden na afloop van het project. Ook in dit geval moet het valorisatiepotentieel voldoende<br />
hoog zijn, waardoor de geclaimde milieu<strong>voor</strong>delen ook in absolute termen voldoende groot uitvallen.<br />
198
Omvang steun<br />
Voor O&O-projecten kan een extra subsidie toegekend worden van 10%.<br />
Vanaf 01/01/09 kan <strong>voor</strong> KMO-Haalbaarheidsstudies en KMO-Innovatieprojecten die voldoen aan de criteria<br />
het steunplafond aanzienlijk verhoogd worden: € 25.000 + € 10.000 subsidie <strong>voor</strong> KMO-<br />
Haalbaarheidsstudies en € 200.000 + € 50.000 subsidie <strong>voor</strong> KMO-Innovatieprojecten.<br />
DTO-studie-activiteiten kunnen aan een basissteun van 50% gesteund worden. DTO-studie-activiteiten<br />
worden gedefinieerd als onderbouwende studies met betrekking tot de 7 weerhouden doelstellingen,<br />
waardoor de milieu-impact van een technologische innovatie a priori kan ingeschat worden (<strong>voor</strong>beelden<br />
hiervan zijn levenscyclus analyse (LCA)-studies).<br />
Aanvraagprocedure<br />
Het indienen van DTO-projecten gebeurt met de handleiding die u kan terugvinden op de webstek van IWT-<br />
<strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
IWT-<strong>Vlaanderen</strong><br />
Kathleen Goris<br />
Bischoffsheimlaan 25<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/788 15 73<br />
Fax: 02/223 11 81<br />
E-mail: DTO@iwt.be<br />
Website: http://www.iwt.be/dto<br />
199
1.10 LURU: STEUNREGELING VOOR INNOVATIE IN DE LUCHT- EN RUIMTEVAARTSECTOR<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De LuRu-steunregeling is een aanvullende maatregel bij de ondersteuning van Airbus – of ESA –<br />
programma’s. De LuRu-steun werd geïntegreerd in de IWT-steun <strong>voor</strong> O&O-projecten, KMO-<br />
Innovatiestudies en KMO-Innovatieprojecten.<br />
Begunstigden<br />
Alle kmo’s en grote bedrijven die financiële steun aanvragen via KMO-Innovatiestudie Type 2, 3, 5 of 6, via<br />
een KMO-Innovatieproject of via een O&O bedrijfsproject.<br />
Projecten<br />
- LuRu – kwalificatietraject: ondersteunt een deel van het innovatietraject dat uitgevoerd wordt met het<br />
oog op kwalificatie in de civiele vliegtuigbouw of de commerciële ruimtevaart. Dergelijke projecten<br />
krijgen 10% extra steun bij de basissubsidies <strong>voor</strong> O&O-bedrijfsprojecten.<br />
- LuRu – lanceringstraject: ondersteunt een deel van het innovatietraject dat kadert in een concrete<br />
samenwerking met betrekking tot civiele vliegtuigbouw of de commerciële ruimtevaart. Concreet wil dit<br />
zeggen dat het steunbaar innovatietraject verruimd wordt in vergelijking met wat normaal aanvaard<br />
wordt bij overige bedrijfsprojecten.<br />
Omvang steun<br />
Voor de LuRu kwalificatietrajecten is er een extra steun van 10% bovenop de basissubsidies van het IWT.<br />
In het geval van de LuRu lanceringstrajecten is er geen extra steunpercentage van 10% <strong>voor</strong>zien maar wordt<br />
het steunbare innovatietraject verruimd ten opzichte van wat normaal aanvaard wordt.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Voor meer informatie over de aanvraagprocedure en modaliteiten kan men terecht bij:<br />
IWT-<strong>Vlaanderen</strong><br />
Annie Renders<br />
Bischoffsheimlaan 25<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/209 09 52<br />
Fax: 02/223 11 81<br />
E-mail: luru@iwt.be<br />
Website: http://www.iwt.be/steun/prior/luru<br />
200
2. INNOVATIEPREMIE<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De eenmalige innovatiepremie is een maatregel die in 2006 ingevoerd wordt als experiment en verlengd werd<br />
tot eind 2008. Via deze maatregel kan een werkgever een financiële vergoeding toekennen aan een<br />
werknemer die innovatie <strong>voor</strong>stelt met een reële waardetoevoeging <strong>voor</strong> het bedrijf. Deze financiële<br />
vergoeding wordt vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen en is niet belastbaar als aan de <strong>voor</strong>waarden<br />
wordt voldaan.<br />
Begunstigden<br />
Deze tegemoetkoming kan toegekend worden aan alle werknemers van een onderneming die door een<br />
arbeidsovereenkomst verbonden zijn met die onderneming. Zelfstandig bedrijfsleiders zijn dus uitgesloten.<br />
Projecten<br />
Om <strong>voor</strong> de premie in aanmerking te komen moet het idee aan volgende <strong>voor</strong>waarden voldoen:<br />
- de nieuwigheid moet een daadwerkelijke meerwaarde betekenen met betrekking tot de normale<br />
activiteiten van de werkgever die de premie toekent;<br />
- de innovatie mag niet het <strong>voor</strong>werp uitmaken van een <strong>voor</strong>afgaande offerteaanvraag of vraag tot bestek<br />
<strong>voor</strong> de aanschaf van producten of processen die door een derde aan diegene die de premie toekent werd<br />
gericht;<br />
- de innovatie moet door de werkgever in zijn onderneming worden ingevoerd of het <strong>voor</strong>werp zijn van<br />
een prototype, een aanvraag <strong>voor</strong> de vervaardiging van een prototype of er moeten interne<br />
onderrichtingen aanwezig zijn die erop wijzen welke wijzigingen de innovatie zal teweegbrengen in de<br />
normale activiteiten van de onderneming.<br />
De premie zelf moet voldoen aan volgende <strong>voor</strong>waarden:<br />
- de premie mag niet toegekend worden ter vervanging of ter omzetting van in uitvoering van de<br />
arbeidsovereenkomst verschuldigd loon, premie of <strong>voor</strong>deel in natura of enig ander <strong>voor</strong>deel of een<br />
aanvulling hierbij, al dan niet bijdrageplichtig <strong>voor</strong> de sociale zekerheid;<br />
- de premie mag enkel toegekend worden aan werknemers die via een arbeidsovereenkomst gebonden zijn<br />
aan de werkgever die de premie toekent;<br />
- de totale som van de gedurende één kalenderjaar uitgekeerde premies bedraagt gezamenlijk niet meer<br />
dan 1% van het geheel van de loonmassa van de onderneming;<br />
- de premie is van toepassing op maximaal 10% van het aantal werknemers (hoogstens 3 <strong>voor</strong> bedrijven<br />
met minder dan 30 werknemers);<br />
- per innovatie mogen niet meer dan 10 werknemers de premie krijgen;<br />
- het bedrag van de premies uitbetaald per werknemer mag per kalenderjaar niet meer bedragen dan een<br />
maandloon.<br />
Omvang steun<br />
De aan de werknemers betaalde of toegekende eenmalige innovatiepremies worden vrijgesteld van de<br />
personenbelasting of de belasting der niet inwoners en van de sociale zekerheidsbijdragen <strong>voor</strong> zover aan alle<br />
<strong>voor</strong>waarden voldaan is.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Wenst u een beroep te doen op dit systeem van innovatiepremie, dan moeten criteria, procedures, en de<br />
identificatie van het project waarop de premie betrekking heeft, bekend gemaakt worden binnen de<br />
onderneming en aan de minister van Economie meegedeeld worden.<br />
Er moet ook een mededeling aan de RSZ gebeuren van de bedragen en de namen van de begunstigden van<br />
deze premie in de maand volgend op de toekenning van de premie.<br />
De communicatie van de gegevens aan de dienst Normalisatie en Competitiviteit van de FOD Economie,<br />
Kmo, Middenstand en Energie moet gebeuren via formulieren die beschikbaar zijn via de website:<br />
http://economie.fgov.be/enterprises/innovation_grant/home_nl.htm<br />
201
Aanvullende inlichtingen<br />
FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie<br />
WTC III<br />
Dienst Normalisatie en Competitiviteit (5 de verdieping)<br />
Simon Bolivarlaan 30<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/277 74 40<br />
Fax: 02/277 54 42<br />
E-mail: innovatiepremie@economie.fgov.be<br />
Website: http://economie.fgov.be/enterprises/innovation_grant/home_nl.htm<br />
202
DEEL VI : ENERGIE EN MILIEU<br />
203
1. DE ECOLOGIEPREMIE<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De ecologiepremie is een financiële tegemoetkoming vanwege de Vlaamse overheid aan ondernemingen die<br />
ecologie-investeringen doen. Ecologie-investeringen zijn milieu-investeringen en investeringen op<br />
energiegebied.<br />
Jaarlijks worden er drie op elkaar aansluitende oproepen georganiseerd waarop ondernemingen met hun<br />
investeringsproject kunnen intekenen. Per oproep kan een onderneming één aanvraag indienen.<br />
De derde call ecologiepremie van 2008 loopt vanaf 17 september tot 23 december 2008 (middernacht). Het<br />
budget bedraagt € 25 miljoen.<br />
De jaarlijkse oproepen kunt u consulteren via www.vlaanderen.be/ecologiepremie.<br />
De ingediende aanvragen worden op een objectieve wijze beoordeeld en vervolgens gerangschikt.<br />
Het <strong>voor</strong> de oproep beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld over de gunstig gerangschikte<br />
investeringsprojecten tot de beschikbare budgettaire enveloppe is opgebruikt.<br />
Begin 2009 zal er een grondige hervorming van deze steunmaatregel doorgevoerd worden.<br />
Begunstigden<br />
Alle kleine, middelgrote of grote ondernemingen met een aanvaardbare activiteit die ecologische<br />
investeringen realiseren in het Vlaamse Gewest, komen in aanmerking <strong>voor</strong> een ecologiepremie.<br />
Voor de bepaling van de hoogte van de ecologiepremie wordt er een onderscheid gemaakt tussen kleine en<br />
middelgrote ondernemingen (kmo’s) en grote ondernemingen (go’s)<br />
Een kleine onderneming voldoet aan de volgende <strong>voor</strong>waarden:<br />
minder dan 50 werkzame personen;<br />
jaaromzet of jaarlijks balanstotaal van maximaal €10 miljoen.<br />
Een middelgrote onderneming voldoet aan de volgende <strong>voor</strong>waarden:<br />
minder dan 250 werkzame persoon;<br />
een jaaromzet van maximaal € 50 miljoen of jaarlijks balanstotaal van maximaal € 43 miljoen;<br />
geen kleine onderneming.<br />
Een grote onderneming is een onderneming die nocht klein, noch middelgroot is.<br />
Projecten<br />
Volgende ecologie-investeringen komen in aanmerking <strong>voor</strong> een ecologiepremie:<br />
milieu-investeringen: investeringen gericht op de bescherming van het milieu, dit wil zeggen elke<br />
maatregel gericht op de preventie of het herstel van aantastingen van de natuurlijke omgeving of de<br />
natuurlijke hulpbronnen dan wel op de aanmoediging van het rationaal gebruik van die hulpbronnen;<br />
investeringen op energiegebied: investeringen en maatregelen die de onderneming in staat stellen het<br />
energiegebruik in haar productiecyclus te verminderen;<br />
limitatieve technologielijst: een opsomming van een aantal technologieën die in aanmerking komen <strong>voor</strong><br />
een ecologiepremie. U kunt de lijst die aansluit bij de desbetreffende oproep waar<strong>voor</strong> u intekent<br />
raadplegen via www.vlaanderen.be/ecologiepremie.<br />
De ecologiepremie bedraagt 10% <strong>voor</strong> grote ondernemingen en 20% <strong>voor</strong> kleine- en middelgrote<br />
ondernemingen en kan oplopen tot maximum € 1.500.000 per aanvraag.<br />
De steun wordt berekend op de ecologische meerkost van de in aanmerking komende<br />
investeringscomponenten.<br />
204
Aanvraagprocedure<br />
De persoon die gemachtigd is door de onderneming om een subsidieaanvraag in te dienen, moet zich kenbaar<br />
maken op via www.vlaanderen.be/ecologiepremie via zijn elektronische identiteitskaart of zijn federaal<br />
token.<br />
Meer informatie en een demo rond de registratieprocedure kan u eveneens vinden via<br />
www.vlaanderen.be/ecologiepremie.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaamse Overheid<br />
Agentschap Economie<br />
Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid<br />
Koning Albert II – laan 35 bus 12<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/553 37 70 (Robert Kinable, algemeen), 02/553 38 24 (Chris Todts, webapplicatie), 02/553 46 30 (ir.<br />
Paul Zeebroek, Vlaams Energie Agentschap, technologieën)<br />
E-mail: robert.kinable@ewi.vlaanderen.be, chris.todts@ewi.vlaanderen.be, paul.zeebroek@vea.be<br />
Website: www.vlaanderen.be/ecologiepremie<br />
205
2. AANMOEDIGINGSMAATREGELEN RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Ter bevordering van het rationeel energiegebruik (REG) werd door de Vlaamse overheid met de diverse<br />
energiedistributienetbeheerders een aantal actieplannen afgesproken.<br />
Eandis staat in <strong>voor</strong> de promotie van het rationeel energiegebruik op het grondgebied van de gemengde<br />
distributienetbeheerders <strong>voor</strong> elektriciteit in <strong>Vlaanderen</strong>. Om energiebesparing aan te moedigen, geeft Eandis<br />
premies aan wie investeert in energiezuinige toepassingen.<br />
Begunstigden<br />
De premies ‘<strong>Ondernemingen</strong>’ zijn bedoeld <strong>voor</strong> zelfstandigen en vrije beroepen, ondernemingen, vzw’s en<br />
collectieven.<br />
De acties zijn geldig binnen het gebied van de gemengde distributienetbeheerders <strong>voor</strong> elektriciteit in<br />
<strong>Vlaanderen</strong>: Gasalwest, IMEA, Imewo, Intergem, Iveka, Iverlek en Sibelgas. De premie geldt enkel <strong>voor</strong><br />
REG-maatregelen in een gebouw dat aangesloten is op het elektriciteitsdistributienet van bovenstaande<br />
distributienetbeheerders.<br />
Projecten<br />
Overzicht acties <strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> ondernemingen in 2008:<br />
Verwarming:<br />
Condensatieketel;<br />
Warmtepomp;<br />
Rechtstreekse aardgasverwarming <strong>voor</strong> gebouwen.<br />
Verlichting:<br />
Relighting;<br />
New lighting.<br />
Warm water:<br />
Zonneboiler.<br />
Isolatie en ventilatie:<br />
Ventilatiesysteem met warmterecuperatie;<br />
Plaatsing van superisolerende beglazing;<br />
Dak- en buitenmuurisolatie.<br />
Industriële toepassingen:<br />
Snelheidsregelaars;<br />
Hoogrendementsmotoren.<br />
De premie bedraagt maximum 50% van het factuurbedrag exclusief BTW.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De premieaanvraag is geldig <strong>voor</strong> facturen met factuurdatum tussen 01/01/2008 en 31/12/2008. De<br />
aanvraagformulieren moeten worden ingediend <strong>voor</strong> 1 juli 2009 en kunnen tot 6 maanden na de aanvraag<br />
worden uitbetaald. De aanvraag kan schriftelijk of volledig online gebeuren via www.eandis.be. Wat betreft<br />
de schriftelijke aanvraag, kunnen de premieformulieren gedownload worden via www.eandis.be of bekomen<br />
worden in één van hun klantenkantoren. Deze moeten worden verstuurd aan onderstaand adres:<br />
Eandis REG-afdeling<br />
Postbus 50<br />
9700 Oudenaarde<br />
Fax: 09/ 263 48 56<br />
206
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaams Energieagentschap<br />
Graaf de Ferrarisgebouw<br />
Koning Albert II-laan 20 bus 17<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 1700<br />
E-mail: energie@vlaanderen.be<br />
Website: www.energiesparen.be<br />
207
3. SUBSIDIES VOOR KMO’S DIE SELECTIEF AFVAL SORTEREN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Kmo’s die bedrijfsmatig verpakkingsafval sorteren met het oog op recyclage kunnen bij VAL-I-PAC terecht<br />
<strong>voor</strong> een financiële vergoeding. VAL-I-PAC is het officiële orgaan <strong>voor</strong> de uitvoering van de terugname en<br />
informatieplicht van bedrijfsmatig verpakkingsafval.<br />
Begunstigden<br />
Om als kmo recht te hebben op deze subsidies, moet de verpakking:<br />
- afkomstig zijn van bedrijfsmatig verpakkingsafval;<br />
- ontstaan zijn op Belgisch grondgebied;<br />
- selectief gesorteerd worden met het oog op recyclage;<br />
- opgehaald worden door een operator die officieel erkend is door VAL-I-PAC.<br />
De ontpakkers moeten in geen geval lid zijn of worden van VAL-I-PAC om recht te hebben op een subsidie.<br />
Projecten<br />
De financiële ondersteuning gebeurt op 2 manieren.<br />
Het recyclageforfait is bedoeld om de recyclage te stimuleren van bedrijfsmatig verpakkingsafval dat<br />
ontstaan is op Belgisch grondgebied, namelijk kunststof en hout.<br />
Voor elke ton verzameld verpakkingsafval die gerecycleerd wordt, betaalt VAL-I-PAC een forfaitair bedrag<br />
aan de ontpakkers (€ 40 per ton recycleerbare kunststof of € 10 per ton recycleerbaar hout).<br />
Het containerforfait is bedoeld om de selectieve inzameling van bedrijfsmatig verpakkingsafval te stimuleren<br />
door tussenkomst in de huur van selectieve containers, zakken of andere inzamelsystemen. Deze subsidies<br />
variëren in functie van het type container:<br />
- € 110 per jaar per afzetcontainer vanaf 8 m³;<br />
- € 60 per jaar per kleine rolcontainer, 660 tot 999 liter;<br />
- € 110 per jaar per grote rolcontainer, 1000 liter tot 8 m³;<br />
- € 0,5 per zak > 500 liter <strong>voor</strong> selectieve inzameling van piepschuim (EPS);<br />
- € 0,5 per zak > 200 liter <strong>voor</strong> selectieve inzameling van plastic folie;<br />
- € 20 per jaar per plastic bak, 500 tot 680 liter;<br />
- € 60 per jaar per inzamelsysteem gevaarlijk afval, 680 - 800 liter;<br />
- € 60 per jaar per draadcontainer > 2,16 m³;<br />
- € 20 per jaar per draadcontainer 500 liter tot 2,16 m³.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Eerst moet contact opgenomen worden met een afvalophaler om uw afval correct te sorteren. U moet<br />
controleren of u aan alle <strong>voor</strong>waarden voldoet (zie Begunstigden). U ontvangt een certificaat van VAL-I-<br />
PAC, waarop u uw gegevens moet controleren en verder te vervolledigen. U stuurt dit terug naar VAL-I-PAC<br />
op onderstaand adres, waarop VAL-I-PAC de premies stort.<br />
208
Aanvullende inlichtingen<br />
VAL-I-PAC<br />
Koningin Astridlaan 59 bus 11<br />
1780 Wemmel<br />
Tel.: 02/456 83 10<br />
Fax: 02/456 83 20<br />
E-mail: info@valipac.be<br />
Website: www.valipac.be<br />
209
4. VLAAMSE GROENESTROOMCERTIFICATEN VOOR ZONNEPANELEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Groenestroomcertificaten worden door de VREG uitgereikt per 1.000 kWh geproduceerde elektriciteit,<br />
onafhankelijk of de stroom in het net wordt geïnjecteerd of door uzelf wordt verbruikt. Het is een virtueel<br />
certificaat dat bewaard wordt in een databank die de VREG beheert.<br />
Begunstigden<br />
Groenestroomcertificaten worden enkel uitgereikt <strong>voor</strong> de productie van elektriciteit. Zonneboilers, die<br />
worden gebruikt <strong>voor</strong> verwarming, komen niet in aanmerking <strong>voor</strong> dit type overheidssteun.<br />
Om de waarde van een groenestroomcertificaat te kunnen innen, moet u de groenestroomcertificaten die u<br />
van de VREG krijgt verkopen aan uw netbeheerder (<strong>voor</strong> recente installaties) of aan Elia (<strong>voor</strong> oudere<br />
installaties).<br />
Projecten<br />
Elia en de netbeheerders zijn wettelijk verplicht groenestroomcertificaten afkomstig uit zonnepanelen op te<br />
kopen aan een minimumprijs. Deze minimumprijs hangt af van de datum waarop de zonnepanelen in dienst<br />
werden genomen:<br />
Voor zonnepanelen die na 1 januari 2006 in dienst zijn genomen bedraagt de minimumprijs van een<br />
groenestroomcertificaat € 450. U ontvangt <strong>voor</strong> elk certificaat dat wordt uitgereikt € 450 en dit tot 20<br />
jaar na de indienstname van de installatie. Deze minimumprijs wordt betaald door uw netbeheerder. Een<br />
installatie van 1 kilowatt kan, indien deze normaal werkt en afhankelijk van de lichtinval, dus rekenen op<br />
een gemiddelde steun van ongeveer € 350 tot €450 per jaar, gedurende 20 jaar.<br />
Voor zonnepanelen die <strong>voor</strong> 1 januari 2006 in dienst zijn genomen bedraagt de waarde van een<br />
groenestroomcertificaat € 150. U ontvangt <strong>voor</strong> elk certificaat dat wordt uitgereikt € 150 en dit tot 10<br />
jaar na de indienstname van de installatie. Deze minimumprijs wordt betaald door Elia. Een installatie<br />
van 1 kilowatt kan, indien deze normaal werkt en afhankelijk van de lichtinval, dus rekenen op een<br />
gemiddelde steun van ongeveer € 110 tot € 150 per jaar, gedurende 10 jaar.<br />
Nadat de installatie meer dan 10 of meer dan 20 jaar in dienst is, worden nog verder groenestroomcertificaten<br />
toegekend door de VREG. Deze kunnen echter niet meer automatisch aan € 150 of € 450 worden verkocht. U<br />
kunt deze groenestroomcertificaten wel nog verhandelen op de certificatenmarkt, tegen een door u<br />
onderhandelde prijs.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Het is van belang dat u tijdig groenestroomcertificaten aanvraagt om zo snel mogelijk na de indienstname<br />
van uw installatie recht te hebben op groenestroomcertificaten. Voor installaties tot 10kW ontvangt u<br />
groenestroomcertificaten <strong>voor</strong> de hoeveelheid elektriciteit die u hebt geproduceerd vanaf de datum waarop de<br />
VREG uw correcte en volledig ingevulde aanvraag <strong>voor</strong> groenestroomcertificaten ontvangt.<br />
Om de waarde van een groenestroomcertificaat te kunnen innen, moet dit certificaat worden verkocht aan uw<br />
netbeheerder. Die schrijft dan het geld over op uw bankrekening.<br />
U kunt zelf of via uw installateur een aanvraag indienen <strong>voor</strong> het verkrijgen van groenestroomcertificaten.<br />
Het is altijd de eigenaar van de installatie die de aanvraag moet ondertekenen.<br />
U kunt deze aanvraag indienen bij de VREG via een vereenvoudigd modelformulier, op <strong>voor</strong>waarde dat de<br />
installatie een AC-vermogen heeft 10kW. Dit AC-vermogen vindt u terug op de papieren van uw<br />
installateur. Is dat niet het geval, neem dan contact op met uw installateur.<br />
De VREG maakt een onderscheid tussen:<br />
een modelformulier <strong>voor</strong> installaties die na 1 januari 2006 in dienst werden genomen;<br />
een modelformulier <strong>voor</strong> installaties die <strong>voor</strong> 1 januari 2006 in dienst werden genomen.<br />
Voor installaties met een geïnstalleerd AC-vermogen dat hoger is dan 10 kW moet het standaard<br />
aanvraagformulier <strong>voor</strong> groenestroomcertificaten worden ingediend.<br />
210
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaamse Reguleringsinstantie <strong>voor</strong> de Eletriciteits- en Gasmarkt<br />
Graaf de Ferrarisgebouw<br />
Koning Albert II-laan 20 bus 19<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/553 13 53<br />
Fax.: 02/553 13 50<br />
E-mail: certificatenbeheer@vreg.be<br />
Website: www.vreg.be<br />
211
5. VLAAMSE WARMTEKRACHTKOPPELINGSCERTIFICATEN EN<br />
GROENESTROOMCERTIFICATEN VOOR ANDERE HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN<br />
DAN ZONNEPANELEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Warmtekrachtkoppelingscertificaten<br />
De gelijktijdige productie van elektriciteit en warmte door middel van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling<br />
wordt door de overheid aangemoedigd, onder meer via het systeem van warmtekrachtcertificaten (WKC).<br />
Dit systeem bestaat uit twee delen. Enerzijds is er de verplichting <strong>voor</strong> elke elektriciteitsleverancier om te<br />
zorgen <strong>voor</strong> een minimumaandeel aan elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtinstallaties. Anderzijds<br />
kunnen eigenaars van kwalitatieve warmtekrachtinstallaties (WKK-producenten) warmtekrachtcertificaten<br />
aanvragen bij de VREG.<br />
Groenestroomcertificaten<br />
De productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen wordt door de overheid aangemoedigd, onder<br />
meer via het systeem van groenestroomcertificaten.<br />
Dit systeem bestaat uit twee delen. Enerzijds kunnen producenten van elektriciteit uit hernieuwbare<br />
energiebronnen groenestroomcertificaten krijgen. Anderzijds is er een certificatenverplichting <strong>voor</strong><br />
elektriciteitsleveranciers. Zij moeten een bepaald aantal groenestroomcertificaten inleveren.<br />
Begunstigden<br />
Warmtekrachtkoppelingscertificaten<br />
De VREG zal enkel warmtekrachtcertificaten toekennen <strong>voor</strong> de warmtekrachtbesparing die werd<br />
gerealiseerd door gebruik te maken van een warmtekrachtinstallatie, die:<br />
- kwalitatief is;<br />
- gelegen is in het Vlaams Gewest;<br />
- <strong>voor</strong>zien is van de nodige meetapparatuur om permanent de netto elektriciteitsproductie en (<strong>voor</strong><br />
installaties met een elektrisch/mechanisch vermogen groter dan 200 kilowattuur - kW) de netto<br />
warmteproductie en het brandstof- of energieverbruik te meten.<br />
Een warmtekrachtinstallatie met een elektrisch of mechanisch vermogen groter dan of gelijk aan 1 megawatt<br />
(MW) is kwalitatief indien ze op jaarbasis een relatieve primaire energiebesparing realiseert die groter is dan<br />
of gelijk is aan 10 procent, ten opzichte van de gescheiden productie van warmte en elektriciteit.<br />
Een warmtekrachtinstallatie met een elektrisch of mechanisch vermogen lager dan 1 MW is kwalitatief<br />
indien ze op jaarbasis een positieve relatieve primaire energiebesparing realiseert.<br />
Groenestroomcertificaten<br />
De VREG keurt enkel een volledig en correct ingevulde aanvraag tot toekenning van<br />
groenestroomcertificaten goed wanneer is voldaan aan de volgende <strong>voor</strong>waarden:<br />
de producent toont aan dat de elektriciteit die wordt geproduceerd in de productie-installatie waar<strong>voor</strong> de<br />
aanvraag werd ingediend, wordt opgewekt in het Vlaams Gewest;<br />
de VREG reikt enkel groenestroomcertificaten uit <strong>voor</strong> elektriciteit die door middel van hernieuwbare<br />
energiebronnen werd opgewekt in het Vlaams Gewest. Voor elektriciteit die wordt opgewekt door<br />
middel van hernieuwbare energiebronnen in de Belgische zeegebieden (offshore) kent de CREG<br />
groenestroomcertificaten toe;<br />
de producent toont aan dat de elektriciteit die wordt geproduceerd in de productie-installatie waar<strong>voor</strong> de<br />
aanvraag werd ingediend, wordt opgewekt via een van volgende hernieuwbare energiebronnen: Zonneenergie,<br />
Windenergie, Waterkracht, Getijdenenergie, Golfslagenergie, Geothermie, Biogas, Stortgas,<br />
Rioolwaterzuiveringsgas, Biomassa of;<br />
de producent toont aan dat de elektriciteit, die wordt geproduceerd in de productie-installatie waar<strong>voor</strong><br />
de aanvraag werd ingediend, wordt opgewekt met een van de hierboven vermelde hernieuwbare<br />
212
energiebronnen in hybride installaties die ook met conventionele energiebronnen werken, met inbegrip<br />
van hernieuwbare elektriciteit <strong>voor</strong> accumulatiesystemen en met uitzondering van elektriciteit die<br />
afkomstig is van dergelijke systemen;<br />
bij installaties die meer dan 100.000 kilowattuur (kWh) elektriciteit per jaar opwekken die in aanmerking<br />
komt <strong>voor</strong> de toekenning van groenestroomcertificaten, dient een erkend keuringsorgaan de installatie en<br />
de meetapparatuur te keuren (ten laste van de aanvrager).<br />
Aanvraagprocedure<br />
De aanvraag wordt bij <strong>voor</strong>keur aangetekend verstuurd. Een aanvraag moet bestaan uit:<br />
een aanvraagformulier;<br />
een inlichtingenformulier van de OVAM (indien van toepassing);<br />
een keuringsverslag van een erkend organisme (indien van toepassing);<br />
bijlagen.<br />
Het aanvraagdossier moet in twee exemplaren worden ingediend. Ingeval de hernieuwbare energiebron een<br />
afvalstof is, moet het aanvraagdossier in drie exemplaren worden ingediend.<br />
Uit de aanvraag moet blijken dat aan alle <strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> goedkeuring van de aanvraag is voldaan.<br />
Wanneer het een aanvraag betreft tot toekenning van warmtekrachtcertificaten <strong>voor</strong> een installatie die als<br />
brandstof afvalstoffen gebruikt, al dan niet samen met andere energiebronnen, moet het aanvraagdossier<br />
eveneens een correct en volledig ingevuld inlichtingenformulier bevatten, bestemd <strong>voor</strong> de OVAM.<br />
Voor warmtekrachtinstallaties met een geïnstalleerd elektrisch of mechanisch vermogen van meer dan 1<br />
MW, dient een erkend keuringsorgaan de installatie en de meetapparatuur te keuren (ten laste van de<br />
aanvrager). Het keuringsverslag moet worden opgenomen bij de aanvraag <strong>voor</strong> warmtekrachtcertificaten.<br />
Een definitieve keuring kan pas worden uitgevoerd wanneer de installatie in dienst is.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaamse Reguleringsinstantie <strong>voor</strong> de Eletriciteits- en Gasmarkt<br />
Graaf de Ferrarisgebouw<br />
Koning Albert II-laan 20 bus 19<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/553 13 53<br />
Fax.: 02/ 553 13 50<br />
E-mail: certificatenbeheer@vreg.be<br />
Website: www.vreg.be<br />
213
6. VERHOOGDE INVESTERINGSAFTREK VOOR ENERGIEBESPARENDE INVESTERINGEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Een onderneming, die bij de oprichting of uitbreiding een energiebesparende investering uitvoert, kan onder<br />
bepaalde <strong>voor</strong>waarden een investeringsaftrek verkrijgen. Dit is een fiscaal <strong>voor</strong>deel waarbij men een bepaald<br />
percentage van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de investeringen mag aftrekken van de belastbare<br />
winst. Het percentage past men éénmalig toe op de aanschaffings- of beleggingswaarde van de goederen. Bij<br />
de ‘gespreide’ investeringsaftrek gebeurt de berekening op het jaarlijks afschrijvingsbedrag.<br />
Indien de winst onvoldoende is, mogen de investeringsaftrekken die niet kunnen worden verricht, onder<br />
bepaalde <strong>voor</strong>waarden overgedragen worden op de winsten van de volgende belastbare tijdperken.<br />
Projecten<br />
Steunpercentages<br />
Voor de energiebesparende investeringen uitgevoerd in 2007 (aanslagjaar 2008) en investeringen uitgevoerd<br />
in 2008 (aanslagjaar 2009) geldt een percentage van 13,5%.<br />
Gespreide aftrek<br />
Natuurlijke personen die op de eerste dag van het belastbare tijdperk verbonden aan aanslagjaar 2008<br />
(inkomsten 2007) minder dan 20 werknemers tewerkstellen, kunnen de investeringsaftrek over de<br />
afschrijvingsperiode van de verkregen of tot stand gebrachte activa spreiden. In dat geval wordt de aftrek<br />
<strong>voor</strong> die activa bepaald op 10,5 % van de afschrijvingen die <strong>voor</strong> elk belastbaar tijdperk van die periode<br />
worden aangenomen.<br />
In aanmerking komende investeringen<br />
De investeringen die in aanmerking komen <strong>voor</strong> de verhoogde investeringsaftrek moeten gericht zijn naar<br />
een rationeler gebruik van energie in de industrie, en in het bijzonder naar een verbetering van industriële<br />
processen louter uit energetische overwegingen. Bovendien moeten de investeringen kunnen gerangschikt<br />
worden onder één der 12 categorieën van Bijlage I bij het aanvraagformulier.<br />
De categorieën zijn verdeeld in 6 groepen welke het hoofddoel aangeven dat moet nagestreefd worden. Dit<br />
zijn :<br />
Groep 1: beperking van de energieverliezen;<br />
Groep 2: terugwinnen van energie;<br />
Groep 3: verbetering van het energetisch rendement;<br />
Groep 4: energetische valorisatie van biomassa en afvalstoffen;<br />
Groep 5: gebruik van hernieuwbare energieën;<br />
Groep 6: vervoer via spoor- of waterweg.<br />
Onder elke categorie staat een (limitatieve) opsomming van de diverse investeringen en de middelen die<br />
mogen aangewend worden om het doel te bereiken.<br />
De lijst met investeringen in Bijlage I is in principe een limitatieve lijst. Met andere woorden: investeringen<br />
die niet vermeld staan of niet gerangschikt kunnen worden onder één der categorieën, komen niet in<br />
aanmerking.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Om de verhoogde investeringsaftrek <strong>voor</strong> energiebesparende investeringen te bekomen moet een attest<br />
worden <strong>voor</strong>gelegd dat wordt afgeleverd door de regionale overheid (Gewest) waar de investering gebeurt.<br />
Het attest moet door de belastingplichtige worden aangevraagd door middel van een aanvraagformulier, op<br />
straffe van verval binnen de 3 maanden na de laatste dag van het belastbaar tijdperk waarin de vaste activa<br />
zijn aangeschaft of tot stand gebracht. Wanneer de investering verschillende belastbare tijdperken dekt, wordt<br />
214
het laatste belastbaar tijdperk beschouwd als dat van de aanschaffing of totstandbrenging <strong>voor</strong> de berekening<br />
van de termijn van 3 maanden.<br />
De aanvraagformulieren kunnen bekomen worden bij:<br />
Vlaamse Overheid<br />
Vlaams Energieagentschap<br />
North Plaza B, Koning Albert II-laan 20 1000 Brussel<br />
Tel.: 02/553 46 00<br />
Fax: 02/553 46 01<br />
E-mail: energie@vlaanderen.be<br />
Website: http://www.energiesparen.be<br />
De investeringen die in aanmerking komen <strong>voor</strong> een verhoogde investeringsaftrek <strong>voor</strong> energiebesparende<br />
investeringen moeten kunnen worden gerangschikt onder één der 12 categorieën van Bijlage I bij het<br />
aanvraagformulier.<br />
Wanneer de belastingplichtige meerdere investeringen heeft uitgevoerd die onder verschillende in de Bijlage<br />
I vermelde categorieën vallen, moet hij per categorie een aanvraagformulier indienen.<br />
Het aanvraagformulier moet behoorlijk worden ingevuld, gedagtekend, ondertekend en aangetekend worden<br />
teruggezonden naar bovenvermeld adres.<br />
Als de investering kan gerangschikt worden onder één der categorieën van Bijlage I, wordt het attest ter<br />
beslissing <strong>voor</strong>gelegd aan de Vlaamse minister die de energie onder zijn bevoegdheid heeft. Na de beslissing<br />
wordt het attest aan de belastingplichtige toegezonden.<br />
De belastingplichtige moet op zijn beurt het attest, ofwel indienen samen met de belastingsaangifte <strong>voor</strong> de<br />
periode waarin de investeringen zijn gedaan, ofwel, indien dit niet meer mogelijk is, bezorgen aan de Administratie<br />
der Directe Belastingen binnen de 30 dagen vanaf de dag waarop het attest is afgeleverd.<br />
Indien de belastingplichtige bij de ondertekening van zijn belastingaangifte niet in staat is het gewenste attest<br />
bij te voegen, kan de belastingcontroleur, in afwachting van een beslissing van de Vlaamse minister, toch een<br />
aftrek toekennen door <strong>voor</strong>lopig rekening te houden met het <strong>voor</strong>opgestelde bedrag. Wanneer de<br />
eindbeslissing niet overeenstemt met de verwachtingen van de onderneming volgt er een rectificatie van de<br />
oorspronkelijke belasting.<br />
Bij de aanvraag dient in ieder geval te worden gevoegd:<br />
een gedetailleerde technische beschrijving van de investeringen, met de nadruk op de energiebesparende<br />
aspecten;<br />
een gemotiveerde raming van de totale jaarlijkse energiebesparingen (per energiedrager) die met de<br />
investeringen worden gerealiseerd;<br />
een globale overzichtlijst van de ingediende facturen;<br />
de afschriften van de gedetailleerde facturen (<strong>voor</strong> éénsluitend verklaard door de aanvrager);<br />
(eventueel) uittreksels uit de boekhouding <strong>voor</strong> wat betreft eigen loonkosten.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
FOD Financiën - Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit<br />
North Galaxy bus 25<br />
Koning Albert II-laan 33<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 0257/257 57 (call center)<br />
E-mail: info.tax@minfin.fed.be<br />
Website: www.fiscus.fgov.be<br />
215
7. LIFE +-PROGRAMMA<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
LIFE (l'Instrument Financier pour L'Environnement) is opgestart in 1992 en bevindt zich momenteel reeds in<br />
de vierde fase. Het LIFE+-programma is een Europees financieringsprogramma.<br />
De algemene doelstelling bestaat erin bij te dragen tot de uitvoering, actualisering en ontwikkeling van het<br />
communautaire milieubeleid en de milieuwetgeving met het oog op duurzame ontwikkeling in de Europese<br />
Gemeenschap.<br />
De Europese Commissie startte in 2007 het Life+-programma op. Voor de programmaperiode 2007-2013<br />
wordt er € 1.894 miljoen <strong>voor</strong>zien. Life+ brengt een hele reeks van bestaande milieuprogramma’s samen in<br />
een enkele structuur. Deze bestaande instrumenten zijn het huidige LIFE-programma, de Forest Focus en<br />
Urban programma’s, de fondsen van DG Milieu <strong>voor</strong> milieu-ngo’s en een algemeen fonds <strong>voor</strong> de<br />
ontwikkeling en implementatie van het milieubeleid.<br />
Life+ zal focussen op de vier prioriteiten die werden vastgelegd in het Zesde Milieu-Actieprogramma (6EAP,<br />
dat loopt van 2002 tot 2012): klimaatverandering, natuur en biodiversiteit, gezondheid en levenskwaliteit en<br />
natuurlijke rijkdommen en afval. Er wordt ook aandacht besteed aan de zeven thematische strategieën van het<br />
programma.<br />
Begunstigden<br />
Minstens 78% van het totale budget zal gebruikt worden om projecten te subsidiëren, terwijl de resterende<br />
22% door de Commissie zullen uitgegeven worden aan milieumaatregelen, zoals impact assessments,<br />
communicatie, operationele subsidies <strong>voor</strong> ngo’s en uitgaven in de context van de aanpak van<br />
klimaatverandering, enzo<strong>voor</strong>t.<br />
Minstens 50% van het budget <strong>voor</strong> de subsidies van projecten, zal gaan naar projecten ter ondersteuning van<br />
de natuur en de biodiversiteit.<br />
De Commissie zal er bovendien op toekijken dat minstens 15% van het budget <strong>voor</strong> de subsidiëring van<br />
projecten zal toegewezen worden aan transnationale projecten. Het LIFE+-programma wordt centraal<br />
beheerd door de Europese Commissie.<br />
Projecten<br />
Het nieuwe Life+- programma is verdeeld in drie onderdelen:<br />
Life+ Natuur en biodiversiteit: in dit onderdeel ligt de focus op de implementatie van de EU-Richtlijnen<br />
over het behoud van de natuurlijke habitats (‘Habitatrichtlijn’ 92/43/EEG) en de wilde fauna en flora<br />
(‘Vogelrichtlijn’ 79/409/EEG), en op het verdere versterken van de kennis die noodzakelijk is om het<br />
EU-beleid op het gebied van natuur en biodiversiteit te ontwikkelen, waarderen, controleren en<br />
evalueren;<br />
Life+ Milieubeleid en -beheer: dit onderdeel omvat klimaatverandering, gezondheid en levenskwaliteit<br />
en natuurlijke rijkdommen en afval, net als de strategische aanpak van beleidsontwikkeling,<br />
implementatie en handhaving;<br />
Life+ Informatie en Communicatie: de focus van het programma op concrete maatregelen zal bijdragen<br />
tot het verbeteren van het Europese milieu. Daarenboven zal het versterken van netwerken,<br />
communicatie en milieubeheer er<strong>voor</strong> helpen zorgen dat goede praktijken over heel Europa verspreid<br />
raken en tot een gezamenlijk beleid zullen leiden.<br />
De eerste call for proposals in het kader van het Life+-programma werd gepubliceerd in het Europees<br />
Publiciatieblad op 15 juli 2008. De deadline <strong>voor</strong> het indienen van <strong>voor</strong>stellen bij de bevoegde nationale<br />
instanties is 21 november 2008. Nationale instanties kunnen de <strong>voor</strong>stellen doorsturen naar de Europese<br />
Commissie tot 5 januari 2009. Van januari tot juli 2009 zal de Europese Commissie de <strong>voor</strong>stellen<br />
beoordelen en evalueren. Voor 31 december 2009 moeten alle grant agreements ondertekend worden, zodat<br />
de eerste project<strong>voor</strong>stellen van 2008 in januari 2010 effectief van start kunnen gaan.<br />
216
Aanvraagprocedure<br />
Belgische ondernemers moeten de projecten indienen bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de<br />
Voedselketen en Leefmilieu. Algemene informatie over het LIFE-programma kan u vinden op volgende<br />
website: http://ec.europa.eu/environment/life/.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van Voedselketen en Leefmilieu<br />
Diensten <strong>voor</strong> het Leefmilieu<br />
Dienst Studie en Coördinatie<br />
Herlinde Vanhoutte<br />
Victor Hortaplein 40 bus 10<br />
1060 Brussel<br />
Tel.: 02/524 95 04<br />
E-mail: herlinde.vanhoutte@health.fgov.be<br />
217
8. INTELLIGENT ENERGY FOR EUROPE<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het IEE-programma is het financieel instrument van de Europese Unie <strong>voor</strong> niet-technologische<br />
steunverlening op energiegebied. Het programma <strong>voor</strong>ziet in de verderzetting van acties die zijn ondernomen<br />
in de programma's ALTENER, SAVE en gedeeltelijk SYNERGY en omvat alle acties op energiegebied die<br />
bijdragen tot de communautaire doelstellingen <strong>voor</strong> energie, vervoer (energieaspecten) en duurzame<br />
ontwikkeling.<br />
Begunstigden<br />
Europese projecten met minstens 3 partners uit minstens evenveel landen, <strong>voor</strong> een projectduur van<br />
maximum 3 jaar. Budgetten liggen normaal tussen € 0,5 en € 2,5 miljoen (<strong>voor</strong>al personeelskosten).<br />
Opzetten van nieuwe lokale of regionale energieagentschappen waar<strong>voor</strong> enkel lokale/regionale publieke<br />
overheden een aanvraag kunnen indienen, maximaal 1 <strong>voor</strong>stel per autoriteit en <strong>voor</strong> projecten met een<br />
maximale duur van 3,5 jaren.<br />
Projecten<br />
IEE-II bestaat uit drie verticale actiegebieden en een horizontaal deel, de zogenoemde integrated initiatives.<br />
Het gaat om:<br />
- SAVE: het verbeteren van energie-efficiëntie en het verhogen van rationeel energiegebruik, in het<br />
bijzonder <strong>voor</strong> woningen en in de industriële sector;<br />
- ALTENER: het stimuleren van hernieuwbare energiebronnen ;<br />
- STEER: ondersteuning <strong>voor</strong> alle energieaspecten <strong>voor</strong> transport;<br />
- De integrated initiatives omvatten projecten die in meer dan één actieterrein thuishoren.<br />
Een nieuwe projectoproep zal worden gelanceerd begin 2009. Tijdens de EU Sustainable Energy Week van 9<br />
tot 13 februari 2009 organiseert de Europese Commissie een Infoday.<br />
IEE is gericht op financiering van capaciteitsopbouw, verwerving, opbouw en verspreiding van kennis en<br />
expertise, ervaringsuitwisseling, ontwikkeling van markt en informatie, beleidsaanbevelingen,<br />
informatieverstrekking en promotie, en opleiding en training.<br />
Het IEE programma steunt geen hardware-investeringen en technische O&O projecten naar energieefficiëntie<br />
en hernieuwbare energie.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Via de www.europrogs.be website wil het IWT u informeren over de Europese programma's op het vlak van<br />
onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie, en u een zo goed mogelijke begeleiding bieden indien<br />
u aan deze programma's wenst deel te nemen. Hiertoe werkt het europrogs-team van het IWT in coördinatie<br />
met het departement van het Vlaams ministerie van Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) en het<br />
Agentschap Economie. Deze coördinatiestructuur noemt het Vlaams Contactpunt Europese programma's. U<br />
kunt contact opnemen via:<br />
IWT<br />
Bisschoffsheimlaan 25<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/209 09 00<br />
Fax: 02/223 11 81<br />
E-mail: europrogs@iwt.be<br />
Website: www.iwt.be<br />
Website Europese Commissie Intelligent Energy for Europe:<br />
http://ec.europa.eu/energy/intelligent/index_en.html<br />
218
DEEL VII: STEUN BIJ EXPORT<br />
219
1. FLANDERS INVESTMENT AND TRADE – FIT (Vlaams Agentschap <strong>voor</strong> Internationaal<br />
Ondernemen)<br />
1.1 FINANCIELE TUSSENKOMSTEN VAN EXPORTGERICHTE INITIATIEVEN – KLEINE EN<br />
MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Flanders Investment & Trade, afgekort FIT (<strong>voor</strong>heen Export <strong>Vlaanderen</strong>), heeft van de Vlaamse regering de<br />
opdracht gekregen om financiële stimuli en subsidies toe te kennen aan Vlaamse kleine en middelgrote<br />
ondernemingen <strong>voor</strong> hun initiatieven ter bevordering van het internationaal ondernemen (Export en<br />
Investeringen).<br />
Op 27 mei 2005 (BS 26/07/2005) heeft de Vlaamse regering een nieuw besluit goedgekeurd dat de<br />
<strong>voor</strong>waarden en de regels vaststelt inzake de toekenning van subsidies. De reglementering, die zich specifiek<br />
richt naar kleine en middelgrote Vlaamse ondernemingen, kadert in de Europese regelgeving inzake de de<br />
minimis.<br />
Begunstigden<br />
Kleine en middelgrote ondernemingen die een exploitatiezetel hebben in het Vlaamse Gewest.<br />
Dit zijn ondernemingen die aan de volgende <strong>voor</strong>waarden voldoen:<br />
- er werken maximaal 250 werknemers;<br />
- de onderneming heeft een jaaromzet van maximaal € 50 mio OF een balanstotaal van maximaal € 43<br />
mio;<br />
- niet meer dan 25% van het kapitaal of van de stemrechten is in handen van één onderneming of van<br />
verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan deze definitie beantwoorden.<br />
<strong>Ondernemingen</strong> waarvan de activiteiten uitgesplitst zijn in verschillende juridische entiteiten worden <strong>voor</strong> de<br />
toepassing van het besluit beschouwd als één onderneming, tenzij er een substantiële tewerkstelling<br />
(minstens 10 VTE) is in alle betrokken entiteiten.<br />
Projecten<br />
<strong>Subsidie</strong>erbare initiatieven<br />
Aan kleine en middelgrote ondernemingen kunnen subsidies worden toegekend <strong>voor</strong> de volgende<br />
initiatieven:<br />
- individuele prospectiereizen, deelname aan groepszakenreizen, reizen in het kader van groepsstanden,<br />
reizen om een investering in het eigen bedrijf aan te trekken, reizen <strong>voor</strong> investeringen in het buitenland<br />
die geen delocalisatie tot gevolg hebben;<br />
- deelname aan buitenlandse beurzen met een internationale uitstraling;<br />
- aankoop van een lastenboek <strong>voor</strong> internationale aanbestedingen en <strong>voor</strong> aanbestedingen van<br />
multilaterale instellingen en multilateraal gefinancierde projecten;<br />
- oprichting van een prospectiekantoor;<br />
- interne technische opleiding ter uitvoering van een afgesloten contract;<br />
- prospectiereizen naar hoofdzetels en regionale zetels van multilaterale instellingen <strong>voor</strong> projecten die<br />
buiten de Europese Economische Ruimte plaatsvinden;<br />
- aanmaak van productdocumentatie en technische vertalingen ter ondersteuning van exportinspanningen;<br />
- registratie-, homologatie- en certificatiekosten ter ondersteuning van exportinspanningen;<br />
- uitnodiging naar <strong>Vlaanderen</strong> van aankopers en decision makers uit landen buiten de Europese<br />
Economische Ruimte;<br />
- huur van een ruimte <strong>voor</strong> de organisatie van publieke presentaties, -workshops, -modeshows en -<br />
seminaries;<br />
- kosten van een onderneming die een intrek neemt in een dienstencentrum van Flanders Investment &<br />
Trade;<br />
- éénmalige initiatieven met een uitzonderlijk belang <strong>voor</strong> de bevordering van de uitvoer/investeringen en<br />
een beduidende toegevoegde waarde in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
220
Diversen<br />
Algemene <strong>voor</strong>waarden<br />
De belangrijkste <strong>voor</strong>waarden om <strong>voor</strong> subsidiëring in aanmerking te komen zijn:<br />
- de goederen en/of diensten waar<strong>voor</strong> prospectie wordt gedaan moeten bij de productie, verwerking of<br />
prestatie een duidelijke toegevoegde waarde creëren in het Vlaamse Gewest. Zijn uitgesloten van steun:<br />
de traders/tussenpersonen en handelsmaatschappijen die niet <strong>voor</strong> eigen rekening of risico werken, de<br />
sector van de banken en andere financiële instellingen, de verzekeringssector, de vastgoedsector, de<br />
openbare besturen en ondernemingen waarvan het aandelenkapitaal rechtstreeks of onrechtstreeks <strong>voor</strong><br />
meer dan 50% in handen is van de overheid;<br />
- de initiatieven waar<strong>voor</strong> steun wordt gevraagd moeten gericht zijn op de uitvoer naar landen die gelegen<br />
zijn buiten de Europese Economische Ruimte, met uitzondering van de deelname aan internationale<br />
beurzen, prospectiereizen naar multilaterale instellingen, de aanmaak van productdocumentatie en<br />
technische vertalingen, registratie-, homologatie- en certificatiekosten, en de huur van een ruimte <strong>voor</strong><br />
de organisatie van publieke evenementen;<br />
- <strong>voor</strong> de meeste initiatieven is enkel steun mogelijk indien ze gericht zijn op landen waar de onderneming<br />
geen of een beperkte afzet realiseert.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Aanvragen <strong>voor</strong> financiële steun moeten uiterlijk 15 kalenderdagen vóór het begin van het initiatief worden<br />
ingediend. Voor sommige initiatieven is <strong>voor</strong>zien in een hoogdringendheidsclausule. Steun wordt echter<br />
nooit retroactief toegekend.<br />
De gedelegeerd bestuurder van Flanders Investment and Trade beslist over de toekenning van de subsidie.<br />
De uitbetalingen gebeuren op basis van de bewijsstukken en de ingediende verslagen.<br />
Het bedrag van de steun hangt af van het initiatief en varieert van € 250 tot € 49.500. Flanders Investment &<br />
Trade kent subsidies toe ten belope van maximaal 50% van de aanvaarde kosten.<br />
Opmerking:<br />
Het gedeelte van het besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 2005 dat betrekking had op de subsidiëring<br />
van bedrijfsgroeperingen werd opgeheven, en vervangen door het besluit van de Vlaamse regering van 10<br />
februari 2006 tot vaststelling van de <strong>voor</strong>waarden en de regels inzake de toekenning van subsidies <strong>voor</strong><br />
activiteiten ter bevordering van de uitvoer door bedrijfsgroeperingen en gemengde kamers. Tweemaal per<br />
jaar doet Flanders Investment and Trade een open oproep waarbij bedrijfsgroeperingen en gemengde kamers<br />
worden uitgenodigd om dossiers <strong>voor</strong> subsidieerbare projecten in te dienen.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Flanders Investment and Trade<br />
Gaucheretstraat 90<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/504 87 11<br />
Fax: 02/504 88 99<br />
E-mail: yves.roekens@fitagency.be<br />
Website: www.fitagency.be (rubriek ‘aanvraag financiële steun’)<br />
221
1.2 VLAAMSE SUBSIDIES VOOR HAALBAARHEIDSSTUDIES<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Vanaf april 2006 kunnen Vlaamse studiebureaus, ingenieursbureaus en consultants bij Flanders Investment<br />
and Trade een subsidie krijgen <strong>voor</strong> het maken van een haalbaarheidsstudie met een ontwikkelingswaarde en<br />
met een duidelijke spin-off <strong>voor</strong> het Vlaamse bedrijfsleven.<br />
Projecten<br />
Een haalbaarheidsstudie wordt gedefinieerd als een studie, <strong>voor</strong>afgaand aan de ontwerpstudie, die de<br />
technische, economische en financiële haalbaarheid van het project bewijst en meestal verbonden is aan<br />
andere studies zoals de financiering en de duurzaamheid van het project. Om <strong>voor</strong> een subsidie in<br />
aanmerking te komen dient het project gerealiseerd te worden in een ontwikkelingsland (OESO-lijst van<br />
verkiesbare landen).<br />
De Vlaamse Regering besliste op 31 maart 2006 definitief tot toekenning van een subsidie <strong>voor</strong><br />
haalbaarheidsstudies <strong>voor</strong> bouw- en milieuprojecten in het buitenland met Vlaamse betrokkenheid. Onder<br />
bouwprojecten wordt verstaan: infrastructuurprojecten en alle bouwactiviteiten inclusief wegen, bruggen,<br />
gebouwen, haven- en waterwegenprojecten, openbaar vervoer, uitrusting van bedrijventerreinen en<br />
urbanisatieprojecten en ICT-toepassingen <strong>voor</strong> de bouwsector.<br />
Onder milieuprojecten: alle activiteiten rond drinkwater<strong>voor</strong>ziening, waterzuivering, slibbehandeling,<br />
bodemsanering, grondwatersanering, afvalverwerking, natuurprojecten, luchtemissies, alternatieve energie en<br />
ICT-toepassingen op het vlak van het milieu.<br />
Steun<br />
De subsidie <strong>voor</strong> een haalbaarheidsstudie bedraagt 50% van de kosten van de studieopdracht, maximaal €<br />
500.000 op een totale kost van maximaal € 1 miljoen. Een onderneming kan maximaal één aanvraag per<br />
kalenderjaar indienen. In de eerste plaats komen kleine en middelbare ondernemingen in aanmerking <strong>voor</strong><br />
het indienen van een aanvraag. De studie moet gebeuren door de exploitatiezetel van de onderneming in het<br />
Vlaamse Gewest.<br />
Een evaluatiecomissie, die wordt <strong>voor</strong>gezeten door de gedelegeerd bestuurder van Flanders Investment and<br />
Trade, verleent advies over de ontvankelijke aanvragen. De ontvankelijkheid van een aanvraag wordt<br />
onderzocht door het secretariaat van deze commissie, dat wordt verzorgd door FIT. De uiteindelijke<br />
beslissing over de toekenning wordt genomen door de gedelegeerd bestuurder van FIT. Eenmaal<br />
goedgekeurd, wordt de subsidie uitbetaald in drie schijven.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Het aanvraagformulier, alsook de tekst van het betreffende besluit van de Vlaamse Regering en de lijst van in<br />
aanmerking komende landen, kunt u downloaden van de website van FIT.<br />
Flanders Investment and Trade<br />
Johan Malin, secretaris van de evaluatiecommissie<br />
Gaucheretstraat 90<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/504 87 58<br />
Fax: 02/504 88 92<br />
E-mail: Johan.Malin@fitagency.be<br />
Website: www.fitagency.be<br />
222
1.3 TER BESCHIKKING STELLEN VAN VLAAMSE UITRUSTINGSGOEDEREN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het Flanders Investement en Trade is bevoegd <strong>voor</strong> het verlenen van subsidies ter bevordering van de uitvoer<br />
van Vlaamse uirustingsgoederen. Deze subsidieregeling werd <strong>voor</strong>dien behandeld door het Agentschap<br />
Economie van de Vlaamse overheid.<br />
Projecten en steun<br />
Uitrustingsgoederen worden daarbij gedefinieerd als ‘machines of uitrusting met een hoge stukwaarde <strong>voor</strong><br />
gebruik in een fabricageproces of in de handel, of andere kapitaalgoederen’. De uitrustingsgoederen moeten<br />
rechtstreeks worden geleverd aan de eindverbruikers.<br />
Sinds 2000 heeft de Vlaamse overheid zijn eigen financieel instrument <strong>voor</strong> het verlenen van exportkredieten<br />
en gebonden hulp aan de ontwikkelingslanden, naast het federale subsidie-instrument ‘Finexpo’. De<br />
tussenkomsten bedragen 50% <strong>voor</strong> de minst ontwikkelde landen (‘MOL’-landen) en 35% <strong>voor</strong> de overige<br />
ontwikkelingslanden en de groeilanden.<br />
Waar Finexpo tussenkomt om de rentelasten van exportkredieten (aangegaan door de Belgische exporteur of<br />
door de buitenlandse importeur) <strong>voor</strong> de uitvoer van Belgische uitrustingsgoederen te verlichten, biedt de<br />
subsidiëring van Flanders Investment and Trade een rechtstreekse korting op de aankoopprijs <strong>voor</strong> de<br />
aankoop van de Vlaamse uitrustingsgoederen aan. FIT biedt daarmee op rechtstreekse wijze een gift aan het<br />
ontwikkelingsland dat de goederen ontvangt, en koppelt op die manier exportpromotie aan<br />
ontwikkelingssamenwerking. De uitrustingsgoederen moeten door de aanvrager rechtstreeks aan de<br />
eindverbruiker worden geleverd. Een bijkomend verschil met Finexpo is dat <strong>voor</strong> de Vlaamse subsidiëring in<br />
principe alleen kmo’s in aanmerking komen, terwijl <strong>voor</strong> het federale instrument alle bedrijven in<br />
aanmerking komen.<br />
Bij de beoordeling van de dossiers worden de volgende criteria onderzocht:<br />
- het project is niet haalbaar op commerciële <strong>voor</strong>waarden mede gelet op de potentiële koopkracht van de<br />
buitenlandse koper;<br />
- het project heeft invloed op de tewerkstelling bij de aanvrager;<br />
- de onderneming staat in concurrentie met andere aanbieders;<br />
- het project verhoogt de marktkansen van de aanvrager in het land of de regio in kwestie.<br />
De steun wordt uitbetaald in twee schijven.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Het aanvraagformulier, alsook de tekst van het betreffende besluit van de Vlaamse Regering en de lijst van in<br />
aanmerking komende landen, kunt u downloaden van de website van FIT, www.fitagency.be.<br />
Flanders Investment and Trade<br />
Christophe Boone<br />
Gaucheretstraat 90<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/504 87 58<br />
Fax: 02/504 88 92<br />
E-mail: christophe.boone@fitagency.be<br />
Website: www.fitagency.be<br />
223
2. NATIONALE DELCREDEREDIENST - EXPORTKREDIETVERZEKERING<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De Nationale Delcrederedienst is een autonome overheidsinstelling die tot opdracht heeft de internationale<br />
economische betrekkingen te bevorderen. ONDD verzekert risico’s van internationale transacties en<br />
rechtstreekse investeringen in het buitenland.<br />
De Nationale Delcrederedienst is eveneens gemachtigd om wisselrisico's te dekken, exportfinanciering te<br />
verstrekken, en <strong>voor</strong> rekening van de Staat elke opdracht uit te voeren die hem wordt toevertrouwd op het<br />
technische of financiële gebied of op dat van de vertegenwoordiging. De verzekering geldt <strong>voor</strong>namelijk<br />
<strong>voor</strong> de markten buiten de OESO.<br />
De verplichtingen die de Nationale Delcrederedienst op zich neemt, worden gegarandeerd door de Staat.<br />
GEDEKTE RISICO'S<br />
- Commercieel risico<br />
Het commerciële risico houdt verband met bij<strong>voor</strong>beeld faillissement of willekeur van de koper, situaties<br />
waar de koper niet in staat is zijn verplichtingen na te komen of zich zonder wettige reden daaraan onttrekt.<br />
- Politiek risico<br />
De bekendste politieke risico's zijn staatsgrepen, oorlogen en on<strong>voor</strong>ziene beslissingen van de overheid.<br />
Maar er bestaan ook meer verborgen en frequentere politieke risico's, zoals beleidsvergissingen of externe<br />
gebeurtenissen die een algemene verstoring van de economische en financiële circuits veroorzaken,<br />
bij<strong>voor</strong>beeld deviezenschaarste, de staatsschuld, een te hoge schuldenlast, een devaluatie van de munt,<br />
handelsbelemmeringen, bankcrisissen ...<br />
Begunstigden<br />
Alle ondernemingen komen in aanmerking. Er zijn geen uitgesloten categorieën of sectoren.<br />
Projecten<br />
1) Kredietverzekering op middellange en lange termijn:<br />
- leverancierskrediet;<br />
- koperskrediet;<br />
- projectfinanciering;<br />
- speciale transacties met contante betaling;<br />
- financiële leasing;<br />
- operationele leasing;<br />
- confirmatie van documentaire kredieten.<br />
2) Verzekering van directe investeringen in het buitenland:<br />
Alle investeringsvormen kunnen <strong>voor</strong> verzekering in aanmerking komen. De meest <strong>voor</strong>komende zijn:<br />
- oprichting van of deelneming in het kapitaal van een buitenlandse onderneming. De te verzekeren<br />
inbreng kan in geld of in natura gedaan worden;<br />
- met investeringen gelijk te stellen leningen. Deze leningen, die in principe niet gebonden zijn aan de<br />
levering van kapitaalgoederen, houden in dat de leninggever een ondernemingsrisico aanvaardt; dat<br />
betekent onder andere dat de leningen moeten worden verstrekt aan particuliere ondernemingen en het<br />
karakter van achtergestelde leningen moeten hebben;<br />
- borgstellingen <strong>voor</strong> bankleningen. Die worden door aandeelhouders gesteld ten gunste van bankenleninggevers.<br />
Deze banken kunnen Belgisch, lokaal of buitenlands zijn;<br />
- herinvestering van winsten.<br />
De verzekering dekt het verlies dat de verzekerde lijdt door:<br />
- aantasting van het eigendomsrecht;<br />
- non-betaling.<br />
224
Het verlies door aantasting van het eigendomsrecht en/of non-betaling moet het rechtstreekse gevolg zijn van<br />
een van de volgende gebeurtenissen:<br />
- onteigening;<br />
- non-transfer;<br />
- oorlog;<br />
- overheidsmaatregelen;<br />
- contractbreuk.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Nationale Delcrederedienst<br />
Montoyerstraat 3<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/788 88 00<br />
Fax: 02/788 88 10<br />
E-mail: info@ondd.be<br />
Website: http://www.ondd.be<br />
Voor de verzekering van traditionele middellange en langlopende exportkredieten, speciale transacties,<br />
markttransacties, confirmatie van documentaire kredieten en directe investeringen in het buitenland:<br />
Dominique Meessen – d.meessen@ondd.be<br />
Stefaan Van Boxstael – s.vanboxstael@ondd.be<br />
225
3. FINEXPO – COMITE VOOR DE FINANCIELE ONDERSTEUNING VAN DE EXPORT<br />
3.1 STABILISERING VAN DE RENTEVOET<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De federale ministerraad heeft op 22 mei 1997 de oprichting van FINEXPO (Comité <strong>voor</strong> de financiële<br />
ondersteuning van de export) goedgekeurd. Dat Comité zal zowel Copromex (Comité <strong>voor</strong> de Bevordering<br />
van de uitvoer van Belgische uitrustingsgoederen) als het Interdepartementaal Comité <strong>voor</strong> de staatsleningen<br />
bevatten en bepaalde taken ervan overnemen. Eén van deze taken is het tegemoetkomen in de rentelasten die<br />
<strong>voor</strong>tvloeien uit de financiering van de export om de Belgische exporteurs in staat te stellen het hoofd te<br />
bieden aan de buitenlandse concurrenten. Dat kan onder andere door te zorgen <strong>voor</strong> een stabilisering van de<br />
rentevoeten.<br />
Begunstigden<br />
Kleine, middelgrote en grote ondernemingen komen in aanmerking <strong>voor</strong> een stabilisering van de rentevoet.<br />
Projecten<br />
Volgend project komt in aanmerking:<br />
- uitvoer van uitrustings- en investeringsgoederen.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Om een stabilisering van de rentevoet te bekomen moet de exporteur een officiële aanvraag indienen bij<br />
Finexpo. Hij vult hier<strong>voor</strong> het gemeenschappelijk aanvraagformulier Finexpo – Delcredere in. Dat moet<br />
gebeuren vóór de ondertekening van het commercieel contract. Het officiële aanvraagformulier kan<br />
gevonden worden op de website van Finexpo (http://www.finexpo.be). Uit die aanvraag moet blijken dat de<br />
exporteur in concurrentie is met andere buitenlandse leveranciers en dat hij, om de concurrentie het hoofd te<br />
kunnen bieden, nood heeft aan een stabilisering van de rentevoet.<br />
Na een grondig onderzoek zal Finexpo advies uitbrengen aan de minister bevoegd <strong>voor</strong> de Buitenlandse<br />
Handel. De minister zal dan beslissen over de toekenning van de rentestabilisatie. Als er sprake is van een<br />
krediet van meer dan € 25.000.000, dan is het principieel akkoord van de ministerraad vereist.<br />
Vervolgens krijgt de beslissing over de toekenning van de rentestabilisatie concreet vorm door de uitgifte van<br />
een belofte die een bepaalde uitgangsrentevoet (CIRR-rente) <strong>voor</strong> een periode van vier maanden waarborgt,<br />
te rekenen vanaf de datum van ondertekening <strong>voor</strong> akkoord door de minister.<br />
Indien de transactie binnen deze termijn wordt afgesloten, wordt aan de exporteur bij ministerieel besluit de<br />
rentestabilisatie definitief toegekend. Indien de transactie niet binnen deze termijn wordt afgesloten, kan de<br />
belofte – mits schriftelijke aanvraag – verlengd worden met telkens vier maanden.<br />
Indien een exporteur of zijn bankier een financiering in vreemde deviezen moet aanvaarden, garandeert<br />
Finexpo een vaste rentevoet op het krediet dat aan de buitenlandse partij toegekend wordt <strong>voor</strong> de<br />
financiering van het uitvoerkrediet. Deze waarborg is van kracht wanneer de bank gebruik maakt van<br />
leningen op de eurodeviezenmarkt, waarbij de rentevoet op iedere vervaldag vastgesteld wordt.<br />
De vaste rentevoet die aan de koper wordt gegarandeerd, is de commerciële intrest-referentievoet <strong>voor</strong><br />
deviezen, kortweg CIRR genoemd (Commercial Interest Reference Rate). Deze CIRR-rentevoeten worden<br />
maandelijks door het secretariaat van de Organisatie <strong>voor</strong> Economische Samenwerking en Ontwikkeling<br />
(OESO) vastgesteld en meegedeeld aan de lidstaten.<br />
Finexpo neemt bij elke semestriële aflossing het verschil ten laste tussen de gestabiliseerde rentevoet en de<br />
rentevoet waartegen de bank zich de deviezen aanschaft op de eurodeviezenmarkt, indien deze hoger is dan<br />
de CIRR-rente. Indien de rentevoet waartegen de bank zich de deviezen aanschaft lager is dan de CIRRrente,<br />
dan wordt het verschil gestort aan de schatkist.<br />
226
Aanvullende inlichtingen<br />
Finexpo<br />
Karmelietenstraat 19<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/501 82 53 - 02/501 89 78 - 02/501 83 98<br />
Fax: 02/501 88 27<br />
Website: http://www.finexpo.be<br />
227
3.2 INTRESTBONIFICATIES<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Naast de gewone rentestabilisaties kent Finexpo intrestbonificaties (vroeger supersubsidies) toe. Een<br />
intrestbonificatie is een interventie door Finexpo die tot doel heeft de aan exportkredieten gekoppelde<br />
rentevoet aanzienlijk te verminderen en de rente gedurende de aflossingstermijn te stabiliseren. De<br />
interventie van Finexpo door middel van een intrestbonificatie heeft tot gevolg dat de gegarandeerde<br />
rentevoet tot 0% wordt teruggebracht. Daardoor garandeert Finexpo een zeer lage rentevoet die een<br />
giftelement van minstens 35% respecteert. Bonificatiedossiers kunnen enkel in euro ingediend worden en<br />
moeten aan dezelfde eisen voldoen als de leningen van staat tot staat (commerciële niet-leefbaarheid van het<br />
project, ontwikkelingsrelevantie,…). De intrestbonificatie wordt toegekend aan projecten in de<br />
ontwikkelingslanden. Een aanbeveling van het DAC-comité van de OESO stelt dat alle hulp aan Minst-<br />
Ontwikkelde-Landen ongebonden moet zijn. Projecten in de Minst-Ontwikkelde-Landen komen daardoor<br />
niet meer in aanmerking <strong>voor</strong> een intrestbonificatie aangezien dit instrument gedefinieerd wordt als gebonden<br />
hulp.<br />
Begunstigden<br />
Kleine, middelgrote en grote ondernemingen komen in aanmerking <strong>voor</strong> een intrestbonificatie.<br />
Projecten<br />
Volgend project komt in aanmerking:<br />
- de transactie dient betrekking te hebben op de export van Belgische kapitaalgoederen en diensten;<br />
- de buitenlandse concurrentie moet van die aard zijn dat financiële hulp noodzakelijk is om de<br />
desbetreffende markt te veroveren;<br />
- het project mag niet commercieel haalbaar zijn;<br />
- het project moet ontwikkelingsrelevant zijn;<br />
- de mate van Belgische incorporatie moet toereikend zijn.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Om een intrestbonificatie te bekomen moet de exporteur een officiële aanvraag indienen bij Finexpo. Na een<br />
grondig onderzoek zal Finexpo advies uitbrengen aan de minister bevoegd <strong>voor</strong> de Buitenlandse Handel.<br />
De minister zal dan beslissen over de toekenning van de intrestbonificatie.<br />
Vervolgens krijgt de beslissing over de toekenning van de intrestbonificatie concreet vorm door de uitgifte<br />
van een belofte die een minimum uitgangsrentevoet waarborgt gedurende 1 jaar, te rekenen vanaf de datum<br />
van ondertekening <strong>voor</strong> akkoord door de minister.<br />
Indien de transactie binnen deze termijn wordt afgesloten, wordt aan de exporteur bij ministerieel besluit de<br />
intrestbonificatie definitief toegekend. Indien ze niet binnen deze termijn wordt afgesloten kan ze mits<br />
schriftelijke aanvraag tweemaal verlengd worden met telkens één jaar.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Finexpo<br />
Karmelietenstraat 19<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/501 82 53 - 02/501 89 78 - 02/501 83 98<br />
Fax: 02/501 88 27<br />
Website: http://www.finexpo.be<br />
228
3.3 INTRESTBONIFICATIE MET AANVULLENDE GIFT<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
In de Programmawet die goedgekeurd werd op 24 december 2002 is de mogelijkheid <strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> Finexpo<br />
‘tot het toekennen van een aanvullende gift ten belope van ten hoogste 50% van de<br />
kredietverzekeringspremie’.<br />
Doel van dit instrument is via de aanvullende gift de terugbetalingsperiode te verminderen en alsook de<br />
daarmee gepaard gaande Delcrederepremie, die <strong>voor</strong>al hoog is <strong>voor</strong> landen geklasseerd in categorie 5 en 6.<br />
Dit zijn de ontwikkelingslanden waar het betalingsrisico hoog wordt ingeschat.<br />
De gift en de intrestbonificatie dienen samen een concessioneel element van ten minste 35% te respecteren.<br />
De berekening van de gift gebeurt in nauw overleg tussen Finexpo en de Nationale Delcrederedienst. Voor de<br />
intrestbonificatie garandeert Finexpo een zeer lage rentevoet die – samen met de gift – een concessioneel<br />
element van minstens 35% respecteert. Bonificatiedossiers met aanvullende gift kunnen enkel in euro<br />
ingediend worden en moeten aan dezelfde eisen voldoen als de leningen van staat tot staat en<br />
intrestbonificaties (commerciële niet-leefbaarheid van het project, ontwikkelingsrelevantie,…). De<br />
intrestbonificatie met aanvulllende gift wordt toegekend aan projecten in ontwikkelingslanden die behoren tot<br />
categorie 5 en 6 bij de Nationale Delcrederedienst (na te gaan via de website: http://www.delcredere.be).<br />
Begunstigden<br />
Kleine, middelgrote en grote ondernemingen komen in aanmerking <strong>voor</strong> een intrestbonificatie met<br />
aanvullende gift.<br />
Projecten<br />
Volgend project komt in aanmerking:<br />
- uitvoer van uitrustings- en investeringsgoederen naar ontwikkelingslanden (niet naar de Minst-<br />
Ontwikkelde-Landen);<br />
Aanvraagprocedure<br />
Om een intrestbonificatie met aanvullende gift te bekomen moet de exporteur een officiële aanvraag indienen<br />
bij Finexpo. Na een grondig onderzoek zal Finexpo advies uitbrengen aan de minister bevoegd <strong>voor</strong> de<br />
Buitenlandse Handel. De minister zal dan beslissen over de toekenning van de intrestbonificatie met<br />
aanvullende gift.<br />
Vervolgens krijgt de beslissing over de toekenning van de intrestbonificatie met aanvullende gift concreet<br />
vorm door de uitgifte van een belofte die een minimum uitgangsrentevoet waarborgt gedurende 1 jaar, te<br />
rekenen vanaf de datum van ondertekening <strong>voor</strong> akkoord door de minister.<br />
Indien de transactie binnen deze termijn wordt afgesloten, wordt aan de exporteur bij ministerieel besluit de<br />
intrestbonificatie met aanvullende gift definitief toegekend. Indien ze niet binnen deze termijn wordt<br />
afgesloten kan ze mits schriftelijke aanvraag tweemaal verlengd worden met telkens één jaar.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Finexpo<br />
Karmelietenstraat 19<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/501 89 78 - 02/501 83 98 – 02/501 82 53<br />
Fax: 02/501 88 27<br />
Website: http://www.finexpo.be<br />
229
3.4 GIFTEN MET OF ZONDER EEN INTRESTBONIFICATIE<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Dit instrument betreft een gift met of zonder intrestbonificatie (de exporteur heeft hier de keuze). Uiteraard<br />
volgt dit nieuwe instrument ook de internationale regels en in het bijzonder de OESO-regeling (giftelement<br />
van minimum 35 %, project dat commercieel niet leefbaar is,...).<br />
Het instrument heeft twee nieuwigheden:<br />
de gift moet niet meer beperkt worden tot 50% van het bedrag van de Delcrederepremie;<br />
de gift moet niet meer verbonden worden aan een intrestbonificatie.<br />
Met andere woorden een uitvoerder mag een pure gift vragen <strong>voor</strong> zijn potentiële koper.<br />
Zoals geldt <strong>voor</strong> de andere Finexpo-instrumenten, moet het project waar<strong>voor</strong> een gift wordt gevraagd tevens<br />
de gemeenschappelijke benadering en de richtsnoeren van de OESO <strong>voor</strong> multinationale ondernemingen<br />
naleven.<br />
Begunstigden<br />
Zowel kmo's als grote ondernemingen kunnen beroep doen op een intrestbonificatie <strong>voor</strong> de uitvoer van<br />
Belgische goederen en diensten. Het project mag niet commercieel leefbaar zijn.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Om een gift met of zonder intrestbonificatie te bekomen moet de exporteur een officiële aanvraag indienen<br />
bij Finexpo. Na een grondig onderzoek zal Finexpo advies uitbrengen aan de minister, toegevoegd aan de<br />
minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. De minister zal dan beslissen<br />
over de toekenning van de gift met of zonder intrestbonificatie.<br />
Vervolgens krijgt deze beslissing concreet vorm door de uitgifte van een belofte die een minimum<br />
uitgangsrentevoet waarborgt gedurende 1 jaar, te rekenen vanaf de datum van ondertekening <strong>voor</strong> akkoord<br />
door de minister.<br />
Indien de transactie binnen deze termijn wordt afgesloten, wordt aan de exporteur bij Ministerieel Besluit de<br />
gift met of zonder intrestbonificatie definitief toegekend. Indien ze niet binnen deze termijn wordt afgesloten<br />
kan ze mits schriftelijke aanvraag twee maal verlengd worden met telkens één jaar.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Finexpo<br />
Karmelietenstraat 19<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/501 82 53 - 02/501 89 78 - 02/501 83 98<br />
Fax: 02/501 88 27<br />
Website: http://www.finexpo.be<br />
230
3.5 LENINGEN VAN STAAT TOT STAAT<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Staatsleningen worden door België toegekend aan ontwikkelingslanden met het oog op de concessionele<br />
financiering van de export van Belgische uitrustingsgoederen en aanverwante diensten.<br />
De staatsleningen beogen zodoende een dubbel doel: enerzijds bijdragen tot de ontwikkeling in de<br />
begunstigde landen en anderzijds de ondersteuning van de Belgische economie door de bevordering van de<br />
Belgische verre export.<br />
Sinds 1 januari 2002 zijn de Staatsleningen <strong>voor</strong> de Minst-Ontwikkelde-Landen (MOL) ongebonden. Enkel<br />
projecten met een bedrag kleiner dan 700.000 Speciale Trekkingsrechten (STR) komen nog in aanmerking<br />
<strong>voor</strong> gebonden hulp.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De staatsleningen worden aan zeer concessionele <strong>voor</strong>waarden toegekend: de krediettermijn bedraagt 30 jaar<br />
met een gratieperiode van 10 jaar. De intrest bedraagt 0 of 2% afhankelijk van het BNP/capita van de<br />
begunstigde landen. De staatsleningen worden omwille van het grote schenkingsdeel als ontwikkelingshulp<br />
erkend door het DAC-comité van de OESO.<br />
De staatsleningen worden bijna altijd gecombineerd met commerciële leningen. Er is dus meestal sprake van<br />
een ‘gemengde financiering’.<br />
De vraag <strong>voor</strong> een staatslening moet officieel aan het secretariaat van het Finexpo-comité <strong>voor</strong>gelegd<br />
worden.<br />
Gebonden hulp<br />
Voor projecten in niet-MOL of projecten met een bedrag kleiner dan 700.000 STR in MOL die in<br />
aanmerking komen <strong>voor</strong> een Lening van Staat tot Staat moeten de geïnteresseerde Belgische bedrijven een<br />
aanvraag indienen bij het secretariaat van Finexpo en de officiële vragenlijst toesturen (zoals <strong>voor</strong><br />
intrestbonificaties). De geleverde antwoorden moeten toelaten onder andere de economische en<br />
ontwikkelingsrelevantie te onderzoeken van de Staatslening <strong>voor</strong> het begunstigde land.<br />
Ongebonden hulp<br />
Grotere projecten in MOL (meer dan 700.000 STR) worden via een specifieke vragenlijst ingediend door de<br />
overheid van het geïnteresseerde land of door een organisme in dat land dat staatsgarantie geniet.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Thesaurie<br />
Kunstlaan 30<br />
1040 Brussel<br />
Tel.: 02/233 74 24<br />
Fax: 02/233 70 83<br />
Finexpo<br />
Karmelietenstraat 19<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/501 84 90 – 02/501 82 53<br />
Fax: 02/501 88 27<br />
Website: http://www.finexpo.be<br />
231
4. PRINS ALBERT FONDS 2009<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het Prins Albert Fonds wil de ondernemerskwaliteiten van jonge professionals versterken en tevens<br />
Belgische bedrijven bijstaan bij het ontwikkelen van activiteiten buiten Europa. Het Fonds doet dit door een<br />
beurs toe te kennen aan jonge professionals, een project (of een deel ervan) inzake internationale<br />
commerciële ontwikkeling te realiseren ten behoeve van een bedrijf opgericht in België of waarvan de zetel<br />
zich in België bevindt.<br />
Het Prins Albert Fonds biedt een beurs onder de vorm van een jaarsalaris <strong>voor</strong> 12 maanden aan. De beurs<br />
omvat maximaal één maand <strong>voor</strong>bereiding in het bedrijf in België en 11 maanden werkervaring in het<br />
buitenland (buiten West-Europa). De onderneming <strong>voor</strong>ziet in de kosten van verblijf en transport, alsook een<br />
bijdrage aan de werkingskosten van het Fonds.<br />
Uiterste datum van inschrijving: 5 januari 2009.<br />
Projecten<br />
Het programma legt het accent volledig op het leren in de praktijk. Met hun beurs kunnen de geselecteerde<br />
kandidaten één volledig jaar aan de slag gaan in alle delen van de wereld.<br />
Voor meer informatie: www.princealbertfund.be.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Een onderneming die een project wenst in te dienen bij het Prins Albert Fonds moet een summiere<br />
<strong>voor</strong>stelling van de onderneming overmaken, informatie over de plaats en het land waar de stage zal<br />
plaatsvinden alsook informatie over de verantwoordelijke stagemeester en de gewenste startdatum van de<br />
stage.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Bijkomende informatie over dit initiatief kan worden bekomen bij:<br />
Secretariaat Prins Albertfonds<br />
Brederodestraat 21<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/549 02 49<br />
Fax: 02/500 54 49<br />
E-mail: paf@kbs-frb.be<br />
Website: www.princealbertfund.be<br />
232
5. JAPAN EN DE EUROPESE UNIE - EXPROM<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Sinds 1979 moedigt de Europese Commissie Europese bedrijven aan om te investeren in de Japanse markt.<br />
Daar<strong>voor</strong> zette de Commissie een reeks initiatieven op om de export naar Japan te stimuleren. Deze<br />
exportsteunende maatregelen worden ondergebracht onder de naam 'EXPROM'.<br />
Projecten<br />
Volgende activiteiten zijn in dit programma <strong>voor</strong>zien:<br />
5.1 EXECUTIVE TRAINING PROGRAMME JAPAN EN KOREA (ETP) 2009 -2010<br />
Dit programma biedt jaarlijks jonge kaderleden van Europese ondernemingen de kans om de Japanse en<br />
Koreaanse markt te ontdekken. Via een stage, een taalcursus en een managementcursus, worden de jonge<br />
kaderleden wegwijs gemaakt in de Japanse en Koreaansemarkt. Om in aanmerking te komen moet de<br />
kandidaat burger zijn van de Europese Unie en gedurende de tijd in Japan volledig ondersteund worden door<br />
het moederbedrijf. Daarnaast zijn een universitair diploma en een grondige kennis van het Engels<br />
noodzakelijk.<br />
Via een intensieve onderdompeling in de Japanse/Koreaanse taal en bedrijfscultur krijgen de bedrijven de<br />
noodzakelijke instrumenten in handen om zich met succes te positioneren op deze markten<br />
WAT BIEDT HET PROGRAMMA ?<br />
- 1 jaar intensieve opleiding waaronder:<br />
· 3 maanden opleiding in vermaarde Europese universiteiten;<br />
· 6 maanden opleiding in een Japanse/Koreaanse universiteit;<br />
· 3 maanden stage in een bedrijf in Japan/Korea.<br />
Beurs van € 24.000 per geselecteerde deelnemer !<br />
WAT BRENGT HET OP VOOR DE BEDRIJVEN ?<br />
- U verkrijgt expertise binnen uw bedrijf rond Japanse/Koreaanse zakencultuur, taal en markt;<br />
- U ontwikkelt een uitgebreid netwerk zakencontacten;<br />
- U bouwt een grondige kennis op van uw sector in Japan/Korea.<br />
PRAKTISCHE DETAILS<br />
Startdatum van de opleiding: maart 2009.<br />
Deadline kandidaturen: 30 september 2008 !!!<br />
Slechts 45 plaatsen beschikbaar <strong>voor</strong> Japan en 15 <strong>voor</strong> Korea.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Federatie der Kamers <strong>voor</strong> Handel en Nijverheid van België<br />
Veerle Geeraerts<br />
Louizalaan 500<br />
1050 Brussel<br />
Tel.: 02/209.05.50<br />
Fax: 02/209.05.68<br />
E-mail: vgeeraerts@cci.be<br />
Website: www.cci.be<br />
Via website: http://www.etp.org<br />
233
5.2 EU-GATEWAY-PROGRAMMA (2008-2015)<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
EU-Gateway-programma is een programma, dat wordt gefinancierd en beheerd door de Europese Commissie<br />
ter ondersteuning van EU-bedrijven bij de ontwikkeling van zakelijke samenwerking met Japanse en<br />
Koreaanse ondernemingen.<br />
Vanaf 2 juni 2008 geeft het EU-Gateway-programma professionele begeleiding en coaching aan EUbedrijven<br />
die zaken willen doen in Japan en Korea en biedt hen de mogelijkheid om deel te nemen aan<br />
business-evenementen <strong>voor</strong> één week in deze doelmarkten. De nieuwe fase van dit<br />
samenwerkingsprogramma bouwt <strong>voor</strong>t op de ervaring van de campagne "Gateway to Japan”, die ongeveer<br />
2.500 Europese bedrijven geholpen heeft bij het vinden van bedrijfspartners in Japan over de afgelopen 14<br />
jaar.<br />
In tegenstelling tot de traditionele business evenementen, steunt dit programma EU-bedrijven bij elke stap<br />
van hun bedrijfsstrategie die gericht is naar Japan en Korea. Deelnemers aan het EU-Gateway-programma<br />
zullen worden begeleid door een team van toegewijde en ervaren professionals uit het bedrijfsleven van deze<br />
dynamische markten. Coaching zal worden <strong>voor</strong>zien vóór, tijdens en na elk evenement en zal tevens<br />
mogelijk zijn tijdens de individuele gesprekken met potentiële Japanse en Koreaanse business partners.<br />
Het programma is gericht op de organisatie van ongeveer 30 missies naar Japan en 15 naar Korea <strong>voor</strong> de<br />
komende 6 jaar. Evenementen zullen worden georganiseerd naargelang de economische sector. Het aantal<br />
deelnemende EU-bedrijven bedraagt <strong>voor</strong> Japan 40 en <strong>voor</strong> Korea 30.<br />
Business evenementen<br />
Business evenementen zijn gepland <strong>voor</strong> de volgende sectoren:<br />
Japan:<br />
- Milieu- en energie-gerelateerde technologie<br />
- Informatie- en communicatietechnologie<br />
- Gezondheidszorg en medische technologie<br />
- Bouwtechnologie<br />
- Fashion Design<br />
- Interior Design<br />
Korea:<br />
- Milieu- en energie-gerelateerde technologie<br />
- Gezondheidszorg en medische technologie<br />
- Bouwtechnologie<br />
De business evenementen omvatten de volgende activiteiten:<br />
- Coaching vóór het vertrek: geselecteerde bedrijven nemen deel aan een coachingvergadering met hun<br />
plaatselijke EU-Gateway Coach, waar zij een grondige briefing over de doelgroep en over de Business<br />
Week krijgen.<br />
- Business Week: een week van zondag tot vrijdag in het land van bestemming. Het programma omvat:<br />
· inleiding tot de Japanse of Koreaanse markt door een Europese en een plaatselijke<br />
vertegenwoordiger van het bedrijfsleven;<br />
· Study Tour naargelang de activiteitensector;<br />
· individuele vergaderingen volgens een <strong>voor</strong>af vastgesteld schema;<br />
· twee bedrijvendagen in een georganiseerde ruimte om eigen producten of technologieën aan<br />
geselecteerde Japanse of Koreaanse bedrijven <strong>voor</strong> te stellen;<br />
· begeleiding ter plaatse en logistieke ondersteuning tijdens de gehele Business Week;<br />
· individuele strategische en logistieke debriefing aan het einde van de Business Week.<br />
- Follow-up coaching: bij de terugkeer uit Japan of Korea worden de deelnemers geadviseerd over de<br />
follow-up met hun potentiële Japanse en Koreaanse business partners.<br />
234
Steun<br />
De deelnemers krijgen coaching en logistieke steun vóór, tijdens en na hun deelname aan een EU-Gatewaybusiness<br />
evenement.<br />
De coaching-ondersteuning omvat:<br />
- op maat gemaakte <strong>voor</strong>bereiding en een briefing over de doelmarkt <strong>voor</strong> vertrek;<br />
- individuele stand-by-coaching tijdens de Business Week;<br />
- advies over de opvolging van de bedrijfscontacten na de terugkeer naar Europa;<br />
- bedrijven kunnen om bijkomende aangepaste diensten vragen, bij<strong>voor</strong>beeld een persoonlijke tolk <strong>voor</strong> de<br />
hele week, het afdrukken van de documentatie van het bedrijf, extra uitrusting <strong>voor</strong> de stand,...<br />
Logistieke ondersteuning omvat:<br />
- hulp bij de douane-inklaring <strong>voor</strong> de tijdelijke invoer van producten <strong>voor</strong> de Business Week;<br />
- hotelaccommodatie tijdens de Business Week;<br />
- briefings door specialisten uit een bepaalde sector;<br />
- georganiseerde bedrijfsbezoeken;<br />
- georganiseerde ontmoetingsplaatsen <strong>voor</strong> de twee bedrijven;<br />
- stand-by-helpdesk.<br />
De EU Gateway-programma steunt EU-bedrijven:<br />
- tot € 1.000 financiering <strong>voor</strong> de kosten van een hotelkamer per bedrijf;<br />
- 80% van de totale kosten <strong>voor</strong> aangepaste diensten, met een maximum van € 1.600 per onderneming;<br />
- diensten opgenomen in het programma: coaching, vergaderplaats <strong>voor</strong> de twee bedrijvendagen,<br />
studietour, coaching ter plaatse en helpdesk.<br />
Voorwaarden deelname<br />
Om te kunnen deelnemen aan een EU-Gateway Business evenement moet het bedrijf aan volgende criteria<br />
voldoen:<br />
- ten minste 5 jaar bestaan;<br />
- volledig of meerderheidsbelang beheerd door EU-kapitaal;<br />
- is gevestigd en heeft haar belangrijkste activiteiten in de Europese Unie;<br />
- actief in een van de economische sectoren die vallen onder het EU-Gateway-programma;<br />
- heeft reeds deelgenomen aan internationale samenwerking tussen ondernemingen;<br />
- een solide business strategie hebben om de Japanse en/of de Koreaanse markt te kunnen betreden;<br />
- beschikken over voldoende omzet en over voldoende personeel om te kunnen toetreden tot de Japanse<br />
en/of Koreaanse markt;<br />
Merk op dat business consultants niet in aanmerking komen.<br />
Geselecteerde EU-bedrijven hebben de kans om deel te nemen aan maximaal drie Business evenementen in<br />
Japan en Korea.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Dhr. Boudewijn Lejeune: e-mail: blejeune@eu-gateway.eu<br />
Dhr. Sebastiaan van der Peijl: e-mail: svanderpeijl@eu-gateway.eu<br />
Meer informatie vindt u terug op www.eu-gateway.eu<br />
235
DEEL VIII : EUROPESE STEUN<br />
236
Inleiding<br />
Hierna volgen een aantal algemene Europese maatregelen en programma’s van de EU die <strong>voor</strong><br />
ondernemingen van belang zijn.<br />
Let wel op het feit dat specifieke Europese acties die passen bij de thematische aanpak van deze<br />
subsidiewegwijzer bij deze steunmaatregelen worden opgenomen, zoals bij<strong>voor</strong>beeld het 7 de<br />
Kaderprogramma bij Deel V: steun <strong>voor</strong> onderzoek en ontwikkeling.<br />
1. STRUCTUURFONDSEN<br />
1.1 EUROPEES FONDS VOOR REGIONALE ONTWIKKELING (EFRO)<br />
Inhoud Steunmaatregel<br />
Binnen de Europese Unie bestaan er grote verschillen op het gebied van economische en sociale<br />
ontwikkeling. Volgens het Verdrag van de Europese Unie heeft Europa dan ook tot taak de economische en<br />
sociale samenhang van het Europees territorium te versterken. Met het oog op het verminderen en het<br />
uiteindelijk wegwerken van deze sociaaleconomische dispariteiten zijn in 1975 de ‘Europese<br />
Structuurfondsen’ in het leven geroepen.<br />
Eén van deze structuurfondsen (naast het ESF - Europees Sociaal Fonds waarvan de activiteiten gericht zijn<br />
op de beroepsopleidingen en de stimulering van de werkgelegenheid - en het Cohesiefonds) is het EFRO<br />
‘Europees Fonds <strong>voor</strong> Regionale Ontwikkeling’. Dit financieel ondersteuningsinstrument richt zich<br />
<strong>voor</strong>namelijk op het verbeteren van de convergentie, het vergroten van het economisch<br />
concurrentievermogen, het scheppen van werkgelegenheid en het versterken van de duurzame interne<br />
cohesie.<br />
Om de toegevoegde waarde van deze financiële bijstand te verhogen, werden deze financiële middelen<br />
geconcentreerd rond 3 doelstellingen:<br />
Doelstelling 1 ‘Convergentie’, <strong>voor</strong> de lidstaten en regio's met een sociaaleconomische<br />
ontwikkelingsachterstand waarvan het inkomen per inwoner minder dan 75% van het gemiddelde<br />
inkomen in de Europese Unie bedraagt. <strong>Vlaanderen</strong> beschikt niet over een Doelstelling 1ondersteuningspakket.<br />
Doelstelling 2 ‘Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid’, <strong>voor</strong> de lidstaten en regio's die<br />
niet vallen onder de Doelstelling 1-criteria. Een Doelstelling 2-ondersteuningspakket is via een<br />
operationeel (meerjaren)programma van toepassing op het gehele Vlaamse grondgebied <strong>voor</strong> de periode<br />
2007-2013.<br />
Doelstelling 3 ‘Europese territoriale samenwerking’, met het oog op het realiseren van projecten die een<br />
duurzame geïntegreerde Europese territoriale ontwikkeling bevorderen en de Europese interregionale<br />
samenwerking en uitwisseling van ervaringen ondersteund. <strong>Vlaanderen</strong> is actief in 4<br />
grensoverschrijdende, 2 transnationale en 3 interregionale operationele (meerjaren)programma's.<br />
Het beheer en de organisatie van de financiële controle van deze structurele bijstandverlening door het EFRO<br />
worden verricht door de afdeling Europa Economie van het Agentschap Economie.<br />
Het indienen van project<strong>voor</strong>stellen in het kader van doelstelling 2 ‘Regionaal Concurrentievermogen en<br />
Werkgelegenheid’ gebeurt uitsluitend elektronisch via een nieuwe webapplicatie bij het Agentschap<br />
Economie.<br />
237
1.1.1 Projecten EFRO - doelstelling 2<br />
<strong>Vlaanderen</strong> heeft van de EU <strong>voor</strong> doelstelling 2 <strong>voor</strong> de periode 2007-2013 een bedrag van € 201 miljoen<br />
ontvangen. Er werd een meerjarenprogramma opgesteld met 4 prioriteiten. Elke prioriteit heeft daarenboven<br />
zijn eigen accenten.<br />
1. Kenniseconomie en innovatie<br />
- sensibilisering;<br />
- begeleiding;<br />
- samenwerking;<br />
- internationalisering;<br />
- vernieuwende <strong>voor</strong>beelden van kennisvalorisatie;<br />
- innovatie van de plattelandseconomie.<br />
2. Ondernemerschap<br />
- stimuleren van ondernemerszin en -vaardigheden;<br />
- creëren van een faciliteren start- , groei- en overnamekader;<br />
- stimuleren van internationaal ondernemen.<br />
3. Ruimtelijk-economische omgevingsfactoren<br />
- duurzame versterking van de economische poorten, economische netwerken en de internationale<br />
multimodale bereikbaarheid;<br />
- kwaliteitsvolle bedrijventerreinen en bedrijfshuisvestingsmogelijkheden;<br />
- realisatie van Vlaamse en subregionale hefboomprojecten;<br />
- benutten van verduurzamingspotenties van economische concentraties.<br />
4. Stedelijke ontwikkeling<br />
- ondersteuning van geïntegreerde stedelijke ontwikkelingsprojecten, die een positieve bijdrage leveren tot<br />
het economisch succes van een stad en zijn regio;<br />
- verhogen van de stedelijke vitaliteit in de grootsteden Antwerpen en Gent, met bijzondere aandacht <strong>voor</strong><br />
de achtergestelde buurten, door het ondersteunen van kleinschalige projecten op buurt- en wijkniveau.<br />
Doorheen deze doelstelling 2 zijn ‘gelijke kansen’, ‘duurzame ontwikkeling’ en ‘milieu’ thema’s die steeds<br />
moeten worden nagestreefd. Aan elk project kan tevens een meerwaarde gegeven worden door<br />
kennisoverdracht en samenwerking met andere Europese partners.<br />
Begunstigden<br />
In principe komt elk project in aanmerking <strong>voor</strong> EFRO-subsidiëring, op <strong>voor</strong>waarde dat het past binnen de<br />
prioriteiten en doelstellingen van het programma en binnen het ter beschikking staande budget.<br />
De acties kunnen uitgaan van <strong>voor</strong>namelijk publieke maar ook van privéactoren (profit en non-profit komen<br />
in aanmerking). Wat deze laatste betreft, is de toekenning van EFRO-steun gebonden aan de van kracht<br />
zijnde reglementering inzake staatssteun.<br />
De individuele project<strong>voor</strong>stellen worden beoordeeld op basis van <strong>voor</strong>af vastgelegde objectieve<br />
selectiecriteria. Dit gebeurt door het Comité van toezicht, bestaand uit vertegenwoordigers van de leden van<br />
de Vlaamse Regering, de provincies, de lokale besturen en de sociale partners.<br />
Financiering<br />
De EFRO-subsidie bedraagt maximaal 40% van de totale kostprijs van een project. Cofinanciering vanwege<br />
de bevoegde minister of andere overheden is evenwel mogelijk. Voor projecten met een economische<br />
draagwijdte kan een aanvraag <strong>voor</strong> co-financiering ingediend worden bij het Agentschap Economie.<br />
De uitvoeringstermijn van een project bedraagt in principe maximaal 2 jaar.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Project<strong>voor</strong>stellen worden elektronisch ingediend bij het programmasecretariaat via de nieuwe webapplicatie:<br />
https://efro2007-2013.vlaanderen.be/efro/start/start.do.<br />
Voor de prioriteiten ‘1. Kenniseconomie en Innovatie’ en ‘2. Ondernemerschap’ wordt gewerkt met een<br />
projectoproepsysteem (‘calls’). Voor de andere prioriteiten ‘3. Ruimtelijk-economische omgevingsfactoren’<br />
238
en ‘4. Stedelijke ontwikkeling’ kunnen project<strong>voor</strong>stellen op elk ogenblik tijdens de programmaperiode<br />
worden ingediend.<br />
Het Agentschap Economie kan u adviseren met betrekking tot uw projectideeën en/of -<strong>voor</strong>stellen.<br />
Agentschap Economie<br />
Afdeling Europa Economie<br />
Programmasecretariaat EFRO Doelstelling 2<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 12<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/553 38 63<br />
E-mail: economie.europa@vlaanderen.be<br />
Het programmasecretariaat bestaat ook uit provinciale en stedelijke contactpunten die begeleiding geven bij<br />
het opstellen van projectaanvragen :<br />
PROVINCIALE CONTACTPUNTEN:<br />
Provincie Antwerpen, Koningin Elizabethlei 22, 2018 Antwerpen<br />
Hanne Witters – hanne.witters@admin.provant.be – tel.: 03/240 58 22<br />
Provincie Limburg, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt<br />
Carla Vanherle – cvanherle@limburg.be – tel.: 011/23 74 34<br />
Robert Daniëls – rdaniels@limburg.be – tel.: 011/23 74 32<br />
Provincie Vlaams Brabant, Provincieplein 1, 3010 Leuven<br />
Frank Schoenmakers – frank.schoenmakers@vlaamsbrabant.be – tel.: 016/26 72 19<br />
Jeroen Ampe – Jeroen.Ampe@vlaamsbrabant.be – tel.: 016/26 72 10<br />
Provincie Oost-<strong>Vlaanderen</strong>, Seminiariestraat 2, 9000 Gent<br />
Tony Verplaetse – tony.verplaetse@oost-vlaanderen.be – tel.: 09/267 86 00<br />
Sofie Bracke – sofie.bracke@oost-vlaanderen.be – tel.: 09/267 86 37<br />
Provincie West-<strong>Vlaanderen</strong>, Provinciehuis Boeverbos, Koning Leopold II-laan 41,8200 Sint-Andries<br />
Andries Baekelandt – andries.baekelandt@west-vlaanderen.be – tel.: 050/40 34 66<br />
Ellen Cardoen – ellen.cardoen@west-vlaanderen.be – tel.: 050/40 31 72<br />
STEDELIJKE CONTACTPUNTEN:<br />
Antwerpen (AG Vespa), Generaal Lemanstraat 55, 2018 Antwerpen<br />
Ine Goris – ine.goris@vespa.antwerpen.be – tel.: 03/259 28 10<br />
Gent (Departement Stafdiensten – Abis, Programma Strategisch Fondsenbeheer), Hof van Rijhove,<br />
Onderstraat 22, 9000 Gent<br />
joris.demoor@gent.be – tel.: 09/266 58 08<br />
correspondentie: Stadhuis, Botermarkt 1, 9000 Gent<br />
239
1.1.2 Projecten EFRO – doelstelling 3<br />
Territoriale samenwerking staat <strong>voor</strong> de periode 2007 – 2013 helemaal in het teken van een versnelde<br />
realisatie van de doelstellingen uit de Lissabon en Gothenburg agenda’s.<br />
De nadruk ligt hierbij op:<br />
- het aanmoedigen van innovaties in ondernemingen, het stimuleren van ondernemerschap en de groei van<br />
de kenniseconomie;<br />
- de aantrekkelijkheid en de toegankelijkheid van lidstaten, regio’s en steden te vergroten door de<br />
vervoers- en communicatie-infrastructuur te verbeteren;<br />
- de bescherming van het milieu en het gezamenlijk beheer van natuurlijke en technologische risico’s.<br />
<strong>Vlaanderen</strong> is actief in 4 grensoverschrijdende, 2 transnationale en 1 interregionaal programma.<br />
Grensoverschrijdende programma's<br />
<strong>Vlaanderen</strong> – Nederland (€ 95 miljoen) gericht op het realiseren van een duurzame sociaal economische<br />
ontwikkeling van de grensregio door middel van op uitvoering gericht grensoverschrijdende initiatieven.<br />
Maas – Rijn (€ 72 miljoen) gericht op het duurzaam stimuleren van de totstandkoming van een op<br />
economisch, ruimtelijk en sociaal gebeid coherente Euregio Maas – Rijn waar de grenzen geen barrières<br />
vormen en die in Europa bekend staan als een innovatieve regio waar sociale cohesie en de bescherming van<br />
het milieu worden geïntegreerd in het proces van bevordering van economie en creatie van banen.<br />
Frankrijk – Wallonië – <strong>Vlaanderen</strong> (€ 138 miljoen) gericht op het tot stand brengen van synergie tussen de<br />
potentialiteiten van de grensoverschrijdende samenwerkingszonde om de duurzame, gecoördineerde en<br />
geïntegreerd ontwikkeling van de betrokken regio’s te bevorderen, in het <strong>voor</strong>deel van de grensbevolking.<br />
Engeland – Frankrijk – <strong>Vlaanderen</strong> – Nederland (maritiem grensgebied) (€ 160 miljoen) gericht op de<br />
ontwikkeling van een competitief en duurzaam groeipotentieel van het maritieme en non-maritieme kapitaal<br />
van het programmagebied door het opbouwen en bevorderen van partnerschappen <strong>voor</strong> grensoverschrijdende<br />
samenwerking.<br />
Transnationale programma’s<br />
Noordzee Regio (€ 138 miljoen) gericht op het van de Noordzee Regio een aantrekkelijkere locatie te maken<br />
om in te leven, te werken en te investeren.<br />
Noordwest Europa (€ 355 miljoen) gericht op het maximaal profijt halen uit de samenwerking tussen sleutel<br />
actoren om territoriale kwesties doorheen het Noordwest Europa gebied (NWE) aan te pakken. Het doel<br />
hierbij is om de competitiviteit van NWE te versterken en tegelijkertijd bij te dragen tot een regionaal<br />
evenwichtig gespreide en duurzame ontwikkeling in NWE.<br />
Interregionale programma’s<br />
Interregionaal samenwerkingsprogramma Interreg IVC (€ 321 miljoen) gericht op het verbeteren van de<br />
effectiviteit van het regionaal ontwikkelingsgebied door interregionale samenwerking en bijdragen aan<br />
economische modernisering en verhoogde competitiviteit in Europa op het gebied van innovatie,<br />
kenniseconomie, milieu en risicopreventie.<br />
Begunstigden<br />
In eerste instantie richten deze programma’s zich op publieke actoren.<br />
In het kader van de grensoverschrijdende en de transnationale programma’s kunnen privéactoren eveneens<br />
project<strong>voor</strong>stellen formuleren of deelnemen aan projecten indien deze geen onmiddellijk commercieel en/of<br />
winstgevend karakter hebben. In het geval van privéactoren is de staatssteunregeling van toepassing.<br />
In de interregionale programma’s komen enkel publieke autoriteiten in aanmerking <strong>voor</strong> de indiening van<br />
projecten. Privéactoren met een winstoogmerk kunnen enkel deelnemen aan projecten op eigen kosten.<br />
240
Financiering<br />
De grensoverschrijdende en transnationale programma’s financieren tot 50% van de totaal goedgekeurde<br />
projectkosten. In het geval van het Interregionaal samenwerkingsprogramma kan dit oplopen tot 75%. De<br />
overige financiering wordt aangedragen door de projectindieners. Voor projecten met een economische<br />
draagwijdte heeft het Agentschap Economie de mogelijkheid om als co-financierder op te treden.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Grensoverschrijdende programma’s<br />
Het Agentschap Economie beheert en voert de grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s uit in<br />
partnerschap met andere Europese lidstaten/regio’s en de Vlaamse provincies. Project<strong>voor</strong>stellen kunnen<br />
worden ingediend hetzij bij het centraal gemeenschappelijk secretariaat hetzij bij een regionale antenne.<br />
Transnationale programma’s<br />
Het Agentschap Economie beheert de transnationale samenwerkingsprogramma’s in partnerschap met andere<br />
EU lidstaten en regio’s. De programma’s werken met een systeem van periodieke oproepen <strong>voor</strong> de indiening<br />
van samenwerkings<strong>voor</strong>stellen (calls). Projectideeën en project<strong>voor</strong>stellen worden ingediend bij een centraal<br />
programmasecretariaat.<br />
Interregionaal programma<br />
Het Agentschap Economie beheert dit interregionale samenwerkingsprogramma in partnerschap met andere<br />
EU lidstaten. Het programma werkt met een systeem van periodieke oproepen <strong>voor</strong> de indiening van<br />
samenwerkings<strong>voor</strong>stellen (calls). Projectideeën en project<strong>voor</strong>stellen worden ingediend bij een centraal<br />
programmasecretariaat.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Agentschap Economie – Afdeling Europa Economie<br />
Ellipsgebouw<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 12<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: + 32 2 553 38 64<br />
Fax: + 32 2 502 47 02<br />
E-mail: economie.europa@vlaanderen.be<br />
Website: http://ae.vlaanderen.be<br />
Stichting Euregio Maas – Rijn<br />
Gosperstrasse 1<br />
4700 Eupen<br />
Tel.: + 32 87 789 630<br />
Fax: + 32 87 789 633<br />
E-mail: info@euregio-mr.eu<br />
Website: http://www.euregio-mr.org<br />
Noordzee Regio Interreg IIIB<br />
North Sea Programme<br />
Jernbanegade 22<br />
8800 Viborg<br />
Denmark<br />
Tel.: +45 87 27 19 99<br />
Fax: + 45 86 60 16 80<br />
E-mail: info@interregnorthsea.org<br />
Website: http://northsearegion.eu<br />
241
Nordwest – Europa Interreg IVB<br />
NWE Programme<br />
45, rue de Tournai<br />
59000 Lille<br />
France<br />
Tel.: + 33 3 20 78 55 00<br />
Fax: + 33 3 20 55 65 95<br />
E-mail: nwe@nweurope.org<br />
Website: www.nweurope.org<br />
Interreg IV-C programme<br />
45, rue de Tournai<br />
59000 Lille<br />
France<br />
Tel.: + 33 3 28 14 41 00<br />
Fax: + 33 3 28 14 41 09<br />
E-mail: info@interreg4c.eu<br />
Website: www.interreg3c.net/web/fic_en<br />
URBACT II-programma<br />
URBACT Secretariat<br />
194 Avenue President Wilson<br />
F-93217 St. Denis La Plaine, France<br />
Tel.: +33 149 174 752<br />
Fax: +33 149 174 545<br />
E-mail: info@urbact.eu<br />
Website: www.urbact.eu<br />
Interact II programma<br />
INTERACT Programme Secretariat<br />
Franz-Josefs-Kai 27<br />
A-1010 Wien, Austria<br />
Tel.: +43 1 533 87 47 31<br />
Fax: +43 1 533 87 47 66<br />
E-mail: interact@interact-eu.net<br />
Website: www.interact-eu.net<br />
242
1.2 EUROPEES SOCIAAL FONDS (ESF)<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het ESF wil bijdragen tot de optimale benutting van het menselijk potentieel. Het betreft hier Europese<br />
subsidies, onderdeel van de structuurfondsen die willen verhinderen dat een belangrijk deel van het menselijk<br />
potentieel binnen de EU verloren zou gaan <strong>voor</strong> de arbeidsmarkt.<br />
Europa spreekt zich niet meer uit over individuele projecten. Dit wordt overgelaten aan de lidstaten, in ons<br />
geval de Vlaamse Overheid.<br />
Het ESF-Agentschap <strong>Vlaanderen</strong> kreeg de opdracht van de Vlaamse regering toegewezen om het ESFprogramma<br />
in <strong>Vlaanderen</strong> en de aanverwante programma's te beheren.<br />
De individuele projecten ingediend door promotoren dienen te beantwoorden aan de prioriteiten die in de<br />
programma's zijn opgenomen.<br />
Begunstigden<br />
Diverse categorieën van promotoren kunnen projecten indienen:<br />
- vzw's;<br />
- institutionele en/of publiekrechtelijke instanties;<br />
- bedrijven die hun personeel willen opleiden;<br />
- onderzoeksinstellingen.<br />
Projecten<br />
Voor de programmaperiode 2007-2013 werd een nieuw Vlaams ESF-programma Doelstelling 2 opgesteld<br />
met volgende prioriteiten:<br />
PRIORITEIT 1: TALENTENACTIVERING EN DUURZAME INTEGRATIE OP DE ARBEIDSMARKT<br />
Onder deze verticale prioriteit gaat het <strong>voor</strong>al om opleiding, begeleiding, trajectwerking,<br />
loopbaanbegeleiding en competentiebenadering.<br />
Mogelijke assen en actiedomeinen zijn:<br />
- transitie van school naar werk versoepelen (studiekeuze, leren werken, ongekwalificeerde uitstroom<br />
tegengaan,...);<br />
- transitie van inactiviteit/werkloosheid naar werk versoepelen (trajectbegeleiding en beroepsopleiding<br />
<strong>voor</strong> werkzoekenden, werkplekken, erkenning eerder verworven competenties,...);<br />
- transitie tussen beroepen en functie en van werk naar werk versoepelen (herstructurering, opleiding <strong>voor</strong><br />
werkenden, loopbaanbegeleiding, erkenning eerder verworven competenties,...).<br />
PRIORITEIT 2: BEVORDEREN VAN SOCIALE INCLUSIE VAN KANSENGROEPEN VIA<br />
MAATGERICHT WERKEN<br />
Verhoging van arbeidsdeelname en sociale inclusie staan centraal in deze verticale prioriteit, in het bijzonder<br />
<strong>voor</strong> personen met een arbeidshandicap, allochtonen, ouderen, kortgeschoolden en langdurig werklozen.<br />
Mogelijke assen en actiedomeinen zijn:<br />
As 1: Werkervaring<br />
Actiedomein: Wep+ , …<br />
As 2: Aangepaste trajecten <strong>voor</strong> kansengroepen<br />
Actiedomein: niet arbeidsmarktgerelateerde problematieken, niet zichtbare kansengroepen,<br />
implementeren van een integraal looopbaanbegeleidingssysteem <strong>voor</strong> de doelgroepwerknemers,<br />
integrale ondernemerstrajecten <strong>voor</strong> kansengroepen, jobcoaching/jobhunting.<br />
243
As 3: Werken aan doorgroei en doorstroom in de sociale economie<br />
Actiedomein: modulair opgebouwde opleidingspakketten <strong>voor</strong> doelgroepwerknemers, motivering en<br />
mobilisering <strong>voor</strong> het erkennen van verworven competenties, versterken van aangepaste<br />
begeleidingsexpertise op vlak van werkvloerbegeleiding, opleiding op de werkvloer, coaching,<br />
advisering werkpostaanpassing, functioneel assesment, verfijnen en bestendigen van de methodiek<br />
‘supported employment’ en ‘enclavewerking’, implementeren van instrumenten van integratie en<br />
begeleiding van personen met een (arbeids) handicap in het NEC <strong>voor</strong>op stellen.<br />
PRIORITEIT 3: ONDERNEMINGS - EN ORGANISATIECULTUUR FOCUSSEN OP MENS EN<br />
MAATSCHAPPIJ<br />
In deze verticale prioriteit wordt bijzondere aandacht geschonken aan het strategische competentiebeleid<br />
binnen ondernemingen en organisaties, welzijn op het werk, de werkbaarheid van jobs en evenredige<br />
arbeidsdeelname en diversiteit.<br />
Mogelijke assen en actiedomeinen zijn:<br />
- strategisch HR - en competentiebeleid in ondernemingen;<br />
- gelijke kansen M/V beleid;<br />
- diversiteitsbeleid;<br />
- aangepaste arbeidsorganisatie aan de socio-economische evoluties;<br />
- maatschappelijk verantwoord ondernemen;<br />
- organisatiebekwaamheid en samenwerking.<br />
PRIORITEIT 4: INNOVATIE<br />
Het belang van innovatie is consequent binnen de Lissabonstrategie en het Vlaams Hervormingsprogramma<br />
<strong>voor</strong> duurzame groei en werkgelegenheidscreatie door de Europese Unie op de agenda geplaatst. Het kreeg<br />
een eigen plaats binnen de programmadoelstellingen om het als belangrijke hefboom <strong>voor</strong> het beleidsdomein<br />
te gebruiken.<br />
Het Vlaamse programma tekent hier op in door sociale innovatie consequent in te bouwen als hefboom <strong>voor</strong><br />
de dynamiek van het Vlaamse arbeidsmarktbeleid. Innovatie zal, met eigen budgettaire ruimte, horizontaal<br />
doorheen het beleid bewegen, geconcentreerd naar de thematische dimensies in het programma.<br />
Binnen het Vlaamse ESF-programma kan innovatie een omgeving vinden die groei en vernieuwing toelaat en<br />
stimuleert. Voortbouwend op de reeds afgelegde weg in de vorige programmaperiodes wordt de gerichtheid<br />
op innovatie gewaarborgd door een aantal opties en maatregelen:<br />
Er is een aparte budgettaire ruimte die verzekert dat er blijvend inspanningen worden geleverd <strong>voor</strong><br />
innovatie en onderzoek. Uit oogpunt de vereiste studies waar nodig een internationaal karakter te geven,<br />
kunnen innovatie en onderzoek ook een transnationale dimensie krijgen. Tegelijk wordt verzekerd dat<br />
deze financiële middelen zich verankeren aan de <strong>voor</strong>opgestelde thematische dimensies in het<br />
programma. Voor de financiering van innovatieprojecten wordt 50% vanuit de ESF-middelen <strong>voor</strong>zien.<br />
In de schoot van het Vlaams Monitoringcomité wordt een Commissie Horizontale Werking met onder<br />
meer een werkgroep Innovatie en Transnationaliteit opgericht. Samengesteld uit tal van beleidsactoren<br />
zal deze jaarlijks de thematische gerichtheid van de innovatieve acties ontwikkelen en de resultaten<br />
opvolgen.<br />
Voor innovatieve projecten wordt een systeem van permanente instapmogelijkheid <strong>voor</strong>zien binnen<br />
periodiek vastgelegde beslissingsperiodes in de loop van elk jaar.<br />
Alle relevante actoren in het ESF-programma krijgen vormings- en professionaliseringskansen<br />
aangeboden om innovatie kwaliteitsvol en succesvol te ontwikkelen via onder meer Project Cycle<br />
Management (PCM), zelfevaluatie-instrumenten en vormingsaanbod.<br />
Het actieniveau van elk innovatie project wordt overstegen in lerende netwerken, innovatieplatformen,<br />
peer reviews, themawerking om beleidsinnoverende en -invoerende aanzetten te leveren.<br />
De resultaten van elk innovatie project worden gescreend op hun meerwaarde. Dit valideringsproces<br />
bewaakt het belang van de ontwikkeling en de nodige effectiviteit.<br />
Het ESF-Agentschap <strong>Vlaanderen</strong> centraliseert alle ESF-kennis en neemt initiatieven om deze kennis<br />
permanent te delen via onder meer website, e-zines, nieuwsbrief, product-o-theek en fora in partnerschap<br />
met alle relevante beleidsactoren in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
244
Het vormt tenslotte een uitdaging om in de programmaperiode 2007-2013 de overdraagbaarheid en<br />
mainstreaming van de innovatieve acties én het aanpassingsvermogen van het reguliere beleid hieraan te<br />
bewerkstelligen<br />
PRIORITEIT 5: TRANSNATIONALE EN INTERREGIONALE SAMENWERKING<br />
De nadruk op grensoverschrijdende samenwerking en kennisdeling is een belangrijk en uniek element van de<br />
Europese Lissabonstrategie en het ESF. Binnen het Vlaamse ESF-programma 2007-2013 krijgt deze<br />
transnationale aanpak dan ook een centrale plaats: als horizontale prioriteit zal de transnationaliteit<br />
inhoudelijk gevoed worden in elk van de drie verticale thematische prioriteiten, met een gewaarborgd budget<br />
op programmaniveau.<br />
Volgende meerwaarden willen wij vanuit de transnationale en interregionale samenwerking bewerkstelligen:<br />
Stimuleren en ondersteunen van innovaties door uitwisseling van onderzoek, technische en praktische<br />
technieken en ervaring. Op deze wijze willen wij formele en informele uitwisseling van ideeën en<br />
ervaringen tussen lidstaten versterken. Het zal toelaten om een bredere kijk op het werkterrein te<br />
realiseren en om beter geïnformeerd te zijn over alternatieven en vergelijkbare activiteiten.<br />
Valideren en verspreiden van kennis en ervaring, waardoor wij dubbele investeringen kunnen vermijden.<br />
Op deze wijze komt een bredere basis <strong>voor</strong> benchmarking tot stand. Immers door gezamenlijke<br />
validering wordt de communicatie tussen deelnemende overheden en organisaties verbeterd en is<br />
wederzijds begrip veel groter. Op deze wijze kunnen gemeenschappelijke standaarden worden<br />
ontwikkeld en gepromoot en wordt productontwikkeling op een hoger niveau getild.<br />
Wij willen de capaciteit van de deelnemende administraties en organisaties verhogen. Op deze wijze<br />
worden de risico’s verbonden aan sociale en beleidsinnovaties verminderd door de real-time uitwisseling<br />
van informatie in verband met succes en mislukking.<br />
In het kader van deze prioriteit willen wij verschillende types van transnationale en interregionale<br />
samenwerking mogelijk maken:<br />
Partnerschappen tussen ESF autoriteiten (Beheerautoriteit, Certificerende autoriteit, Auditautoriteit en<br />
leden van VMC). Hierbij kan het gaan om uitwisseling van ervaringen, praktijk en ideeën in verband met<br />
de <strong>voor</strong>bereiding, implementatie, monitoring en evaluatie van alles wat met het Lissabon proces te<br />
maken heeft in het algemeen en deze van het ESF in het bijzonder.<br />
Samenwerking tussen organisaties of geografische partnerschappen. Deze samenwerking kan betrekking<br />
hebben op cross border aangelegenheden in verband met de ontwikkeling van de arbeidsmarkt, maar kan<br />
ook bredere aangelegenheden van samenwerking betreffen.<br />
Samenwerking van thematische netwerking over specifieke thema’s of problemen. Hier kunnen diverse<br />
stakeholders of groepen met een specifieke belangstelling samenwerken rond diverse actuele thema’s.<br />
Samenwerking tussen diverse projecten. Deze samenwerking beoogt de samenwerking zoals deze<br />
bij<strong>voor</strong>beeld onder Equal is georganiseerd in de periode 2000-2006. Elke samenwerking kan diverse<br />
vormen aannemen. Hierbij willen wij geen enkele vorm uitsluiten. Het kan gaan om eenvoudige<br />
uitwisseling van kennis of ervaring, van nationale, regionale of lokale regels en procedures en<br />
ervaringen. Maar evenzeer gezamenlijke ontwikkeling van nieuwe instrumenten, methodologieën,<br />
opleidingen, procedures, enzo<strong>voor</strong>t, worden hier mogelijk gemaakt.<br />
Diversen<br />
Cofinanciering<br />
Het ESF is nooit de enige financieringsbron van projecten. Elk project moet mede gefinancierd worden door<br />
andere instanties, de zogenaamde 'cofinanciering'. Deze cofinanciering kan zowel publiekrechtelijk als<br />
privaatrechtelijk zijn.<br />
Omvang steun<br />
- Prioriteit 1, 2 en 3: per project wordt maximaal 45% van de totale subsidiabele kostprijs ESF-middelen<br />
<strong>voor</strong>zien.<br />
- Prioriteit 4: <strong>voor</strong> de financiering van innovatieprojecten wordt 50% vanuit de ESF-middelen <strong>voor</strong>zien.<br />
- Prioriteit 5: <strong>voor</strong> de financiering van het transnationale aspect wordt 60% vanuit de ESF-middelen<br />
<strong>voor</strong>zien.<br />
245
Aanvraagprocedure<br />
Binnen elke prioriteit worden een aantal oproepen georganiseerd. Deze worden gepubliceerd op de website<br />
van het ESF-agentschap: http://www.esf-agentschap.be<br />
Een project indienen gebeurt via de webapplicatie van het ESF-agentschap die het mogelijk maakt om uw<br />
project online in te dienen en op te volgen. De webapplicatie is eveneens toegankelijk via de website van het<br />
ESF-Agentschap.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
ESF-Agentschap <strong>Vlaanderen</strong> vzw<br />
Gasthuisstraat 31 (9 de verdieping)<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/546 22 11<br />
Fax: 02/546 22 40<br />
E-mail: info@esf-agentschap.be<br />
Website: http://www.esf-agentschap.be<br />
246
1.3 EUROPEES LANDBOUWFONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING (ELFPO)<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het Europees Landbouwfonds <strong>voor</strong> Plattelandsontwikkeling is het financieringsinstrument <strong>voor</strong> het<br />
Europees plattelandsontwikkelingsbeleid, de 2 de pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).<br />
Het Europees beleid inzake plattelandsontwikkeling steunt op 3 doelstellingen:<br />
- verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouw door steun te verlenen <strong>voor</strong><br />
herstructurering, ontwikkeling en innovatie;<br />
- verbetering van het milieu en het platteland door steunverlening <strong>voor</strong> landbeheer;<br />
- verbetering van de leefkwaliteit op het platteland en bevordering van diversificatie van de economische<br />
bedrijvigheid.<br />
Deze drie doelstellingen worden aangevuld met een methodologische as die gewijd is aan de Leader<br />
benadering, hier<strong>voor</strong> biedt de EU een minimumfinanciering van 5% aan.<br />
Om deze doelstellingen te bereiken biedt de Europese Plattelandsverordening een kader aan met maatregelen<br />
waarbinnen elke lidstaat/regio vrij is om hieraan uitvoering te geven.<br />
<strong>Vlaanderen</strong> heeft in ‘het Programma <strong>voor</strong> Plattelandsontwikkeling <strong>Vlaanderen</strong> 2007-2013’ aangegeven<br />
welke maatregelen zullen uitgevoerd worden. Per bovenstaande doelstelling is een As gedefinieerd met<br />
daarin een aantal maatregelen.<br />
Begunstigden<br />
De aard van de begunstigden van het ELFPO varieert naargelang de Assen:<br />
- <strong>voor</strong> As 1 (concurrentievermogen) zijn dit o.a. particuliere land- en tuinbouwbedrijven en coöperaties,<br />
afzet- en verwerkingsbedrijven en erkende centra. Hier is een minimumfinanciering <strong>voor</strong>zien van 10%<br />
door de EU;<br />
- <strong>voor</strong> As 2 (landbeheer) zijn dit <strong>voor</strong>namelijk particuliere land- en tuinbouwbedrijven en boseigenaars.<br />
Hier is een minimumfinanciering van 25% door de EU;<br />
- <strong>voor</strong> As 3 (leefbaarheid en diversificatie) is de doelgroep heel divers en omvat o.a. particuliere land- en<br />
tuinbouwbedrijven en coöperaties, lokale besturen, publiekrechterlijke rechtspersonen,<br />
middenveldorganisaties en organisaties zonder winstoogmerk. Hier is een minimumfinanciering<br />
<strong>voor</strong>zien van 10% door de EU<br />
Projecten<br />
In het kader van dit programma zijn maatregelen gedefinieerd die deels via projecten worden uitgevoerd:<br />
- opleiding en sensibilisering inzake landbouw;<br />
- vestiging jonge landbouwers;<br />
- bedrijfsadviessystemen <strong>voor</strong> land- en tuinbouwers;<br />
- investeringen in landbouwbedrijven;<br />
- verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten;<br />
- deelname door landbouwers aan voedselkwaliteitsregelingen;<br />
- <strong>voor</strong>lichting en afzetbevordering van Vlaamse producten erkend als BOB/BGA/GTS;<br />
- compenserende betalingen: vergoeding natuur;<br />
- agromilieumaatregelen (Mechanische onkruidbestrijding, behoud van met uitsterven bedreigde lokale<br />
veerassen en variëteiten van hoogstamboogaarden. Introductie van vlinderbloemige gewassen in het<br />
silagevoeder, reductie van het gebruik van meststoffen en bestrijdingsmiddelen in de sierteelt, toepassen<br />
van de biologische productiemethode, beheersovereenkomst perceelsrandenbeheer,<br />
beheersovereenkomst soortenbescherming en erosiebestrijding, beheersovereenkomst water,<br />
beheersovereenkomst herstel, ontwikkeling en onderhoud van kleine landschapselementen en<br />
inrichtingsmaatregelen door landbouwers in het kader van de kaderrichtlijn water);<br />
- bebossing van landbouwgronden;<br />
- niet-productieve investeringen in bossen (subsidie <strong>voor</strong> herbebossing en ecologische bosfunctie);<br />
- investeringen met betrekking tot diversificatie van landbouwactiviteiten;<br />
247
- verlenen van zorg en activeren van zorgvragers op land- en tuinbouwbedrijven;<br />
- gebiedsgerichte werking:<br />
• bevordering van toeristische activiteiten;<br />
• basis<strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> economie en plattelandsbevolking;<br />
• dorpskernvernieuwing- en ontwikkeling;<br />
• instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed;<br />
• intermediaire dienstverlening.<br />
- Leader<br />
• lokale ontwikkelingsstrategieën;<br />
• samenwerkingsprojecten.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De algemene coördinatie van het programma wordt waargenomen door de Coördinerende Cel Europees<br />
Plattelandsbeleid (CCEP) binnen het Departement Landbouw en Visserij. Voor elke maatregel werd een<br />
verantwoordelijke beheersdienst aangeduid binnen de Vlaamse overheid. Een beheersdienst is<br />
verantwoordelijk <strong>voor</strong> de Vlaamse regelgeving terzake, <strong>voor</strong> de bekendmaking van de maatregel en <strong>voor</strong> het<br />
beheer ervan. Deze diensten situeren zich binnen het Beleidsdomein Landbouw en Visserij en het<br />
Beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaamse overheid<br />
Departement Landbouw en Visserij<br />
Koning Albert II-laan 35 bus 40<br />
1030 Brussel<br />
Tel.: 02/552 74 95<br />
Fax: 02/552 74 71<br />
E-mail: rudi.geerts@lv.vlaanderen.be<br />
Website: http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/investeringen/<br />
248
1.4 EUROPEES VISSERIJFONDS<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Verordening nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 roept een nieuw Europees Visserijfonds (EVF) in<br />
het leven. Het Europees Visserijfonds is het nieuwe programmeringsinstrument <strong>voor</strong> de visserij in het kader<br />
van de financiële <strong>voor</strong>uitzichten van de EU <strong>voor</strong> 2007-2013 en vervangt het financieringsinstrument <strong>voor</strong> de<br />
oriëntatie van de visserij (FIOV).<br />
Uit het Europese Visserijfonds zal financiële steun worden verleend om de economische en sociale en<br />
millieudoelstellingen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid te verwezenlijken:<br />
- waarborgen van het <strong>voor</strong>tbestaan van de visserijactiviteiten en de duurzame exploitatie van de<br />
visbestanden;<br />
- verminderen van de druk op de visbestanden door de capaciteit van de vloot af te stemmen op de<br />
beschikbare visbestanden;<br />
- bevorderen van de duurzame ontwikkeling van de visserij in de binnenwateren;<br />
- ondersteunen van de ontwikkeling van economisch rendabele ondernemingen in de visserijsector;<br />
- vergroten van het concurrentievermogen van de structuren <strong>voor</strong> de exploitatie van de hulpbronnen;<br />
- beschermen en in stand houden van het milieu en de aquanautische hulpbronnen;<br />
- aanmoedigen van duurzame ontwikkeling en verbeteren van levensomstandigheden in de gebieden met<br />
activiteiten in de visserijsector;<br />
- bevorderen van gelijkheid van mannen en vrouwen in de visserijsector.<br />
Projecten<br />
Het Europees Visserijfonds richt zich op vijf prioriteiten:<br />
1) Maatregelen <strong>voor</strong> de aanpassing van de communautaire visserijvloot:<br />
- financiële steun <strong>voor</strong> de vissers en de eigenaars van vissersvaartuigen die getroffen zijn door de<br />
maatregelen die tot doel hadden de overbevissing tegen te gaan of de volksgezondheid te beschermen,<br />
vissersvaartuigen tijdelijk of permanent uit de vaart te nemen en vissers op te leiden, om te scholen of<br />
vervroegd te pensioneren;<br />
- bijdragen aan een verbetering van de arbeidsomstandigheden, de productkwaliteit, het energierendement<br />
en de selectiviteit van de vangst;<br />
- de vervanging van motoren;<br />
- eenmalige uitkeringen aan vissers die het slachtoffer zijn van een definitieve stopzetting van de visserij;<br />
- subsidies aan jonge vissers die hun eerste vissersvaartuig willen aankopen.<br />
De financiële steun mag niet leiden tot een verhoging van de vangstcapaciteit of van het vermogen van de<br />
motor van het vaartuig.<br />
2) Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten:<br />
- aanmoedigen van de aankoop van uitrusting en het gebruik van technieken aan die tot doel hebben de<br />
impact van de productie op het milieu te beperken, de omstandigheden op het gebied van hygiëne en<br />
gezondheid van mens en dier alsmede de productkwaliteit te verbeteren.<br />
De steun is beperkt tot micro-ondernemingen, tot het midden- en kleinbedrijf en tot enkele grote<br />
ondernemingen. Voorrang zal niettemin worden verleend aan kleine en micro-ondernemingen.<br />
3) Maatregelen van gemeenschappelijk belang:<br />
- projecten die bijdragen aan de duurzame ontwikkeling of de instandhouding van de visbestanden, aan de<br />
verbetering van de dienstverlening door de vissershavens, aan de versterking van de markten <strong>voor</strong><br />
visserijproducten of aan de bevordering van partnerschappen tussen wetenschappers en actoren in de<br />
visserijsector.<br />
4) Duurzame ontwikkeling van de visserijgebieden:<br />
- maatregelen en initiatieven die gericht zijn op diversificatie en op een sterkere economische<br />
ontwikkeling van de visserijgebieden die met een afname van de visserijactiviteiten te kampen hebben.<br />
249
5) Technische bijstand:<br />
- financiering van acties die nodig zijn om de tenuitvoerlegging van de <strong>voor</strong>gestelde verordening <strong>voor</strong> te<br />
bereiden, op te volgen, op administratief en technisch vlak te ondersteunen, te evalueren, aan een audit te<br />
onderwerpen en te controleren.<br />
Diversen<br />
Om <strong>voor</strong> steun uit het Europees Visserijfonds in aanmerking te komen, moeten de lidstaten de Commissie<br />
een strategisch en een operationeel plan <strong>voor</strong>leggen. Het nationaal strategisch plan moet de doelstellingen en<br />
de prioriteiten van die lidstaat <strong>voor</strong> de toepassing van het gemeenschappelijk visserijbeleid bevatten. De<br />
strategische plannen dienen als basis <strong>voor</strong> de operationele plannen die ten doel hebben het beleid en de<br />
prioriteiten die door het Europees Visserijfonds medegefinancierd zullen worden, te verwezenlijken.<br />
Op de lidstaten rust de verplichting het grote publiek, de eventuele begunstigden en alle belanghebbenden in<br />
te lichten over de door het Europees Visserijfonds geboden mogelijkheden zodat de transparantie van de<br />
tussenkomsten van het Fonds gewaarborgd is en de rol van de Gemeenschap duidelijk wordt.<br />
Omvang steun<br />
Het Europees Visserijfonds beschikt over € 3.849 miljoen <strong>voor</strong> de programmeringsperiode 2007-2013. De<br />
Commissie stelt <strong>voor</strong> in deze periode tussen € 538 en € 556 miljoen per jaar toe te wijzen aan de 25 lidstaten.<br />
De bedragen worden over de lidstaten verdeeld volgens het belang van de visserijsector, het aantal personen<br />
dat in deze sector werkzaam is en de aanpassingen die <strong>voor</strong> de visserijsector en de <strong>voor</strong>tzetting van de<br />
visserijactiviteiten noodzakelijk worden geacht.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Voor meer informatie omtrent het indienen van projecten dient u zich te wenden tot het Beleidsdomein<br />
Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid: http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaamse overheid<br />
Departement Landbouw en Visserij<br />
Pieter Gabriëls<br />
Administratief Centrum<br />
Vrijhavenstraat 5<br />
8400 Oostende<br />
Tel.: 059/43.19.20<br />
250
2. EUROPESE INVESTERINGSBANK (EIB)<br />
De Europese Investeringsbank (EIB), de financieringsinstelling van de Europese Unie, is opgericht met als doel<br />
bij te dragen tot de evenwichtige ontwikkeling van de Europese Unie door het toekennen van leningen ter<br />
financiering van investeringsprojecten. De steunverlening van de EIB is in de eerste plaats bedoeld <strong>voor</strong> de<br />
ontwikkeling van de minst begunstigde regio’s. Andere doelstellingen zijn de versterking van het<br />
concurrentievermogen van het bedrijfsleven, steun aan het midden- en kleinbedrijf (kmo’s), de opzet van<br />
transeuropese netwerken <strong>voor</strong> vervoer, telecommunicatie en energie, milieubescherming en verbetering van het<br />
leefklimaat, veiligstelling van de energie<strong>voor</strong>ziening, uitbreiding en modernisering van de infrastructuur in het<br />
onderwijs en de gezondheidszorg, het ter beschikking stellen van risicokapitaalfaciliteiten ten behoeve van<br />
investeringen van vernieuwende en snelgroeiende kmo’s.<br />
De EIB is een financiële instelling zonder winstoogmerk. Zij trekt haar middelen op de kapitaalmarkten aan en<br />
leent deze vervolgens weer uit tegen zo gunstig mogelijke <strong>voor</strong>waarden. Zij kan investeringsprojecten financieren<br />
van zowel de overheid als van de opdrachtgevers in de particuliere sector, in alle sectoren van de economie.<br />
De EIB streeft er in de eerste plaats naar om als katalysator andere financieringsbronnen te stimuleren of deze aan<br />
te vullen. Zelf financiert zij niet meer dan de helft van de investeringskosten van een project en vult met haar<br />
lange termijnleningen (kortere) leningen van andere, commerciële banken aan.<br />
2.1 INDIVIDUELE KREDIETEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Grotere projecten ter waarde van minimum € 25 miljoen worden gefinancierd door middel van individuele<br />
kredieten die rechtstreeks aan de betrokkenen worden toegekend. Zo werden bij<strong>voor</strong>beeld reeds kredieten<br />
toegekend <strong>voor</strong> waterprojecten van Aquafin, de hogesnelheidslijn van de NMBS, de vernieuwing van het<br />
productieapparaat en nieuw R&D-centrum IMEC. Afzonderlijke kredieten komen in onderhandelingen tussen de<br />
EIB, de projectopdrachtgever en in <strong>voor</strong>komend geval zijn bank(en) tot stand. De kenmerken van de kredieten<br />
zijn aangepast aan de aard van het project, de uitvoeringsfase en de economische levensduur.<br />
De gebruikelijke looptijd van de kredieten varieert van 4 tot 20 jaar, afhankelijk van de aard en de technische<br />
levensduur van het project.<br />
Begunstigden<br />
De kredieten kunnen worden toegekend aan overheidsinstellingen of particuliere geldnemers in alle sectoren<br />
van de economie, met andere woorden privé, openbare of semi-openbare ondernemingen, coöperatieven,<br />
openbare instellingen of de lidstaat zelf komen in aanmerking (ongeacht statuut of nationaliteit).<br />
Projecten<br />
Investeringen van meer dan € 25 miljoen op het gebied van transportinfrastructuur (zoals wegen, spoorwegen,<br />
havens en vliegvelden), telecommunicatie, industrie (bedrijfsgebouwen en -terreinen, productie, verwerking,<br />
verpakking, ...), zakelijke dienstverlening, toerisme, energie, milieu, bosbouw, onderwijs en gezondheidszorg<br />
kunnen in aanmerking komen <strong>voor</strong> een EIB-krediet. Deze kunnen niet worden gebruikt <strong>voor</strong> de aankoop van een<br />
onderneming of <strong>voor</strong> niet-zakelijk onroerend goed.<br />
Diversen<br />
De EIB besluit tot financiering van een project op basis van een onderzoek naar de intrinsieke eigenschappen<br />
ervan. Het projectonderzoek vindt in nauwe samenwerking met de projectopdrachtgever plaats en heeft<br />
betrekking op:<br />
- de beantwoording van het project aan de doelstelling <strong>voor</strong> kredietverlening van de EIB;<br />
- zijn economische relevantie, financiële gezondheid, technische uitvoerbaarheid en de invloed op het milieu;<br />
- de financiële situatie van de projectopdrachtgever, het financieringsplan en de geboden zekerheden.<br />
251
De Europese Investeringsbank financiert maximaal 50% van de totale investeringskosten; de rest moet uit het<br />
eigen vermogen of van andere (externe) financieringsbronnen komen.<br />
De rente kan naar keuze vast, variabel, herzienbaar of convertibel (van variabel naar vast) zijn. De kredieten<br />
worden a pari uitgekeerd. De EIB berekent geen provisies, met uitzondering van een geringe marge ter dekking<br />
van haar administratiekosten.<br />
De EIB biedt leningen aan in één enkele valuta of in een combinatie van valuta naar gelang van de wensen van de<br />
kredietnemer en de bij de Bank beschikbare middelen.<br />
De aflossingen van hoofdsom en rente worden meestal in gelijke halfjaarlijkse of jaarlijkse termijnen betaald. De<br />
leningen worden terugbetaald in de valuta waarin ze werden verstrekt. Afhankelijk van de aard van de investering<br />
kan een aflossingsvrije periode worden overeengekomen die tot een derde van de looptijd van het project kan<br />
oplopen.<br />
De EIB oefent periodiek toezicht uit op de uitvoering van de werkzaamheden en eventueel de aanbestedingen. Na<br />
voltooiing van het project wordt een evaluatieverslag opgesteld, dat <strong>voor</strong> intern gebruik bij de EIB is bestemd.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Verzoeken om afzonderlijke leningen, kunnen zonder formaliteiten rechtstreeks aan de EIB worden gedaan.<br />
252
2.2 GLOBALE KREDIETEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Kleine en middelgrote investeringsprojecten van minder dan € 25 miljoen in de openbare of de particuliere sector,<br />
die niet door middel van een individueel krediet kunnen worden gefinancierd, kunnen in aanmerking komen <strong>voor</strong><br />
een lening die uit de globale kredieten wordt verstrekt. Globale kredieten zijn kredietlijnen die de Europese<br />
Investeringsbank aan lokale banken en andere financieringsinstellingen toekent. Deze lenen de van de EIB<br />
afkomstige middelen weer uit in de vorm van kleinere leningen <strong>voor</strong> de financiering van investeringen die op<br />
basis van de criteria van de EIB zijn geselecteerd.<br />
Begunstigden<br />
De kredieten kunnen worden toegekend aan kmo’s of lagere overheden. De EIB heeft besloten om haar<br />
definitie van kmo aan te passen aan de nieuwe definitie van de Commissie die van kracht is sedert 1 januari<br />
2005:<br />
- er werken maximaal 250 werknemers;<br />
- de onderneming heeft of een jaaromzet van maximaal € 50 miljoen, of een balanstotaal van maximaal €<br />
43 miljoen;<br />
- niet meer dan 25% van het kapitaal of van de stemrechten zijn in handen van één onderneming of van<br />
verscheidene ondernemingen die niet aan deze definitie beantwoorden.<br />
Projecten<br />
Investeringen van minder dan € 25 miljoen van kmo’s in de industrie, dienstverlening, het toerisme, de horeca en<br />
de handel in België kunnen in aanmerking komen. Niet-zakelijk onroerend goed valt buiten de<br />
financieringsmogelijkheden. Wat betreft investeringen in de overheidssector gaat het om projecten op het gebied<br />
van stadsvernieuwing, inclusief stedelijke infrastructuur, milieubescherming, onderwijs en gezondheidszorg.<br />
Diversen<br />
De leningen uit de globale kredieten worden toegekend door de bemiddelende instantie, tegen de <strong>voor</strong>waarden<br />
die door haar zijn vastgesteld aan de hand van de criteria van de EIB. Deze instantie is ook verantwoordelijk <strong>voor</strong><br />
het onderzoeken van de kredietaanvragen, de beoordeling van het risico en het beheer van de kredieten.<br />
U kunt banken en andere financiële instellingen die de globale kredieten in België uitvoeren vinden op:<br />
http://www.eib.org/cms/htm/en/eib.org/attachments/lending/inter_be.pdf .<br />
De EIB oefent periodiek toezicht uit op de krediettoewijzingen van de bemiddelende instanties, omdat zij er<br />
verzekerd van dient te zijn dat de toegekende fondsen worden gebruikt overeenkomstig de goedgekeurde<br />
doelstellingen van het gemeenschappelijk akkoord.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Aanvragen <strong>voor</strong> leningen in het kader van de globale kredieten dienen rechtstreeks bij de bovengenoemde banken<br />
en de andere financiële instanties te worden ingediend.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Algemene inlichtingen over de Europese Investeringsbank:<br />
InfoDesk:<br />
Tel.: +352 43 79 31 00<br />
Fax: +352 43 79 31 99<br />
E-mail: info@eib.org<br />
253
Algemeen adres en telefoonnummer:<br />
European Investment Bank<br />
100, boulevard Konrad Adenauer<br />
L-2950 Luxembourg<br />
Tel.: +352 43 79 1<br />
Fax: +352 43 77 04<br />
Website: http://www.eib.org<br />
Kantoor in België:<br />
Wetstraat 227<br />
1040 Brussel<br />
Tel.: 02/235 00 70<br />
Fax: 02/230 58 27<br />
Informatie over de activiteiten in België:<br />
Sabine Parisse<br />
Tel.: +352 43 79 21 46<br />
E-mail: s.parisse@eib.org<br />
Specifieke inlichtingen en aanvragen <strong>voor</strong> toegang tot documenten:<br />
Information and Communications Department<br />
Secretariat General<br />
100 boulevard Konrad Adenauer<br />
L-2950 Luxembourg<br />
Fax: +352 43 79 31 91<br />
E-mail: infopol@eib.org<br />
254
2.3 FINANCIERINGSMOGELIJKHEDEN MET RISICODELING<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het financieringsmechanisme met risicodeling is bedoeld als een aanvulling op het Zevende<br />
Kaderprogramma. De Europese Commissie zal via het Zevende Kaderprogramma een bedrag van € 1 miljard<br />
ter beschikking stellen. Daarnaast zal de Europese Investeringsbank ook een bedrag van € 1 miljard ter<br />
beschikking stellen. De combinatie van deze maatregelen moet er<strong>voor</strong> zorgen dat projecten waarvan het<br />
financieringsrisico hoger ligt dan het gemiddelde van de EIB ook kunnen gesteund worden.<br />
Begunstigden<br />
De kredieten kunnen worden toegekend aan kmo’s, privé of publieke bedrijven, onderzoeksinstituten,<br />
universiteiten, organisatoren van projecten, stichtingen of andere legale instituties en bedrijven die zich bezig<br />
houden met onderzoeksinfrastructuur.<br />
Projecten<br />
Bij het financieringsmechanisme met risicodeling kan men een onderscheid maken tussen 2 verschillende<br />
vormen van steun:<br />
Directe steun van het financieringsmechanisme met risicodeling.<br />
Hierbij wordt het volgende aangeboden:<br />
gezamenlijk schuldfinanciering;<br />
project financiering;<br />
zaaikapitaal.<br />
Indirecte steun verkregen via intermediairen:<br />
kredietlijnen met risicodeling;<br />
waarborgregeling.<br />
De indirecte steun wordt toegekend door een bemiddelende instantie, tegen de <strong>voor</strong>waarden die door haar<br />
zijn vastgesteld aan de hand van de criteria van de EIB. U kan deze bemiddelende instantie terug vinden op:<br />
http://www.eib.org/about/news/the-intermediary-banks-and-financing-institutions-for-credit-lines.htm<br />
Diversen<br />
De volgende algemene <strong>voor</strong>schriften zijn van toepassing op alle begunstigden van deze steunmaatregel:<br />
uitvoering van een in aanmerking komend project: de begunstigde implementeert een project dat voldoet<br />
aan de criteria die werden vastgesteld <strong>voor</strong> het financieringsmechanisme met risicodeling;<br />
financiële verplichtingen: de ontvanger van de steunmaatregel moet aantonen dat hij over voldoende<br />
cash flow beschikt zodoende dat hij de intresten en het geleende kapitaal kan terug betalen en dit ook<br />
<strong>voor</strong> andere financiële verplichtingen;<br />
wettelijke verplichtingen: de begunstigde moet kunnen aantonen dat de organisatie een legale entiteit is,<br />
dat de nationale wetgeving wordt gevolgd en de statuten worden gerespecteerd.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Aanvragen <strong>voor</strong> het verkrijgen van deze steunmaatregel kunnen zonder formaliteiten rechtstreeks aan de EIB<br />
worden gedaan.<br />
255
Aanvullende inlichtingen<br />
Algemene inlichtingen over de Europese Investeringsbank:<br />
InfoDesk:<br />
Tel.: +352 43 79 31 00<br />
Fax: +352 43 79 31 99<br />
E-mail: info@eib.org<br />
Algemeen adres en telefoonnummer:<br />
European Investment Bank<br />
100, boulevard Konrad Adenauer<br />
L-2950 Luxembourg<br />
Tel.: +352 43 79 1<br />
Fax: +352 43 77 04<br />
Website: http://www.eib.org<br />
256
3. EUROPEES INVESTERINGSFONDS (EIF)<br />
Het Europees investeringsfonds (EIF) houdt zich bezig met activiteiten op drieërlei gebied, namelijk<br />
risicokapitaal, garanties en adviesdiensten:<br />
- de risicokapitaalinstrumenten van het EIF bestaan uit deelnemingen in participatiemaatschappijen en<br />
starterscentra ter ondersteuning van kmo’s, in het bijzonder die, welke zich in een vroeg stadium van<br />
ontwikkeling bevinden en op technologie gericht zijn;<br />
- de garantiefaciliteiten van het EIF bestaan uit het bieden van garanties aan financiële instellingen die<br />
kredieten verstrekken aan kmo’s;<br />
- adviesdiensten in verband met risicokapitaal, garantiefaciliteiten en complexe financiële structuren<br />
worden door het EIF verstrekt tegen markttarieven.<br />
Door het hefboomeffect van haar risicokapitaal en garantiefaciliteiten is het EIF in staat bij te dragen aan de<br />
ontwikkeling van de kmo’s in de lidstaten van de Europese Unie en de toetredingslanden. Deze bijdrage is in<br />
overeenstemming met de conclusies van de ECOFIN-Raad van 7 november 2000, die de nieuwe rol van het<br />
EIF benadrukt als de EU's gespecialiseerd instelling ten behoeve van de kmo’s.<br />
De risicokapitaalinstrumenten en de garantiefaciliteiten, die door het EIF worden gebruikt ten behoeve van<br />
de kmo’s, vormen een aanvulling op de globale kredieten die door de Europese Investeringsbank worden<br />
verstrekt aan bemiddelende financiële instellingen ter ondersteuning van kredietverlening aan kmo’s.<br />
De aandacht wordt erop gevestigd dat het EIF niet direct in kmo’s investeert, maar in plaats daarvan altijd<br />
werkt via bemiddelende tussenpersonen. Aan deze tussenpersonen worden de te verrichten activiteiten<br />
volledig gedelegeerd: het EIF is niet betrokken bij individuele investerings- en kredietbeslissingen. Kmo’s<br />
die op zoek zijn naar financiering moeten contact opnemen met een bemiddelende tussenpersoon <strong>voor</strong> het<br />
EIF in hun land of regio <strong>voor</strong> informatie over de selectiecriteria en de aanmeldingsprocedures.<br />
3.1 DURFKAPITAAL<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
De durfkapitaalinstrumenten van het EIF bestaan uit het beleggen in aandelen in durfkapitaalfondsen die<br />
ondersteuning bieden aan het MKB, met name deze die in hun vroege stadia van ontwikkeling, en deze die<br />
zich op technologie richten.<br />
Ter ondersteuning van haar taak, heeft het EIF aanzienlijke middelen beschikbaar <strong>voor</strong> investeringen, met<br />
een van de huidige portefeuille van ruim € 4,4 miljard geïnvesteerd in 266 durfkapitaalfondsen en een<br />
doelstelling om te investeren aanzienlijk meer in de regio in de komende jaren.<br />
De EIF durfkapitaalinstrumenten worden hoofdzakelijk ondersteund door de middelen van haar belangrijkste<br />
aandeelhouders:<br />
kapitaal van de EIB-groep, namelijk de EIB en het EIF, vormen het leeuwenaandeel van de EIFinvesteringen;<br />
kapitaal van de Europese Commissie, is toegewezen in het kader van de High Growth & Innovative<br />
SME Facility (GIF), onder 2 programma’s namelijk GIF 1 en GIF 2.<br />
EIF maakt ook investeringen in durfkapitaal met middelen die ter beschikking worden gesteld van het EIF<br />
via mandaten van niet-aandeelhouder bronnen:<br />
EIF Dachfonds, dat EIF beheert <strong>voor</strong> rekening van het Duitse federale ministerie van Economie en<br />
Technologie (BMWi) en het Europees herstelprogramma (ERP);<br />
NEOTEC, een joint venture tussen het EIF en de Spaanse regering een entiteit;<br />
Dahlia, een pan-Europees fund-of-funds, gezamenlijk gesponsord door het EIF en Natixis Private<br />
Equity.<br />
Meer info op www.eif.org/venture/activity/index.htm.<br />
257
3.2 MARKTONDERZOEK<br />
Inhoud Steunmaatregel<br />
Het EIF is betrokken bij een aantal nieuwe projecten die risicokapitaal aanbieden ter ondersteuning van de<br />
financiering van het MKB op het gebied van innovatie, onderzoek en ontwikkeling.<br />
Het EIF speelt een belangrijke rol door middel van projecten die zich uitstrekken tot nieuwe gebieden, zowel<br />
in termen van geografische locatie als in termen van technologische gebieden:<br />
Twee projecten situeren zich in nieuwe gebieden, namelijk Turkije en Portugal:<br />
• Istanbul Venture Capital Initiative (iVCi) is een nieuw Turks fund-of-funds dat optreedt ter<br />
ondersteuning van de ontwikkeling van het risicokapitaal in Turkije;<br />
• Portugal Venture Capital Initiative (PVCi) is een fund-of-funds gericht op privé equity-en<br />
durfkapitaalfondsen in Portugal.<br />
EIF en clean tech<br />
EIF is een <strong>voor</strong>stander <strong>voor</strong> de opkomende sectoren in eco-innovatie of in schone technologieën. Ecoinnovatie<br />
is gedefinieerd als innovatie die gericht is op belangrijke en aantoonbare <strong>voor</strong>uitgang met<br />
duurzame ontwikkeling als doel, door middel van het verminderen van de effecten op het milieu of door het<br />
bereiken van een efficiëntere en een meer verantwoord gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip<br />
van energie. Het EIF-venture capital mandaat van de EU, GIF, is gericht op het ondersteunen van<br />
technologische innovaties.<br />
De Global Energy Efficiency and Renewable Energy Fund (GEEREF) is een nieuw project <strong>voor</strong> het leveren<br />
van wereldwijde investeringen in energie-efficiëntie- en hernieuwbare energieprojecten in<br />
ontwikkelingslanden en economieën in overgang.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Europees Investeringsfonds<br />
96, boulevard Konrad Adenauer<br />
L-2968 Luxembourg<br />
LUXEMBOURG<br />
Tel : +352 42 66 88 1<br />
Fax : +352 42 66 88 200<br />
E-mail: info@eif.org<br />
Website: www.eif.org<br />
258
3.3 JEREMIE<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het JEREMIE-programma (Jeremie staat <strong>voor</strong> ‘Gezamenlijke Europese middelen <strong>voor</strong> MKB’s’) is een<br />
initiatief van de Europese Commissie en van het Europees Investeringsfonds in samenwerking met de<br />
Europese Investeringsbank. Het programma biedt regionale autoriteiten de kans om een gedeelte van de<br />
regionale ontwikkelingsfondsen die ze van de EU hebben gekregen samen met aanvullende financiering van<br />
financiële instellingen te investeren om de toegang tot financieringsmiddelen <strong>voor</strong> MKB’s te verbeteren. De<br />
geldmiddelen van Jeremie zullen <strong>voor</strong> specifieke acties gebruikt worden om financiële instrumenten, zoals<br />
durfkapitaalfondsen, microkredieten en programma’s <strong>voor</strong> leninggaranties, te stimuleren.<br />
De Jeremie middelen zijn <strong>voor</strong>namelijk afkomstig uit EU-structuurfondsen <strong>voor</strong> de programmaperiode 2007-<br />
2013, de gelden uitgegeven door de Europese Commissie aan EU-lidstaten en hun regio’s <strong>voor</strong> het MKB.<br />
Nationale en regionale beheersautoriteiten van de EU-lidstaten kunnen er<strong>voor</strong> kiezen om deel te nemen aan<br />
Jeremie. De beheersautoriteiten kunnen ook beslissen over de <strong>voor</strong>waarden van Jeremie, zoals<br />
beleggingsstrategie en de daarmee samenhangende financiële instrumenten, de beschikbare financiële<br />
middelen of de selectie van de financiële instelling die de Jeremie initiatieven zal beheren.<br />
Jeremie is geen instelling maar een middel dat ter beschikking wordt gesteld aan de EU-lidstaten via het<br />
cohesiebeleid van de EU, en het wordt beheerd door een geselecteerde financiële instellingen, zoals het EIF.<br />
Begunstigden<br />
Het Jeremie-initiatief heeft betrekking op alle 27 EU-lidstaten en is niet beperkt tot de regio’s die vallen<br />
onder de Convergentiedoelstelling.<br />
Er zijn geen specifieke sectoren in Jeremie (met uitzondering van de sectoren die zijn uitgesloten door de<br />
EFRO-verordening).<br />
Aanvraagprocedure<br />
De Jeremie fondsen worden niet rechtstreeks verleend aan kmo’s. Kmo’s kunnen niet rechtstreeks contact<br />
opnemen met het EIF of met de Europese Commissie maar de aanvraag gebeurt via de financiële<br />
tussenpersonen aangesteld in hun land.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Regional Business Development Division - Jeremie team<br />
European Investment Fund<br />
96, boulevard Konrad Adenauer<br />
l-2968 Luxembourg<br />
Tel.: +352 42 66 88 295<br />
Fax: +352 42 66 88 280<br />
E-mail: jeremie@eif.org<br />
Website: www.eif.org/jeremie<br />
België<br />
Regional Business Development Division – Jeremie Team<br />
Wetstraat 227<br />
1040 Brussel<br />
Tel.: 02/235 00 71<br />
Fax: 02/230 58 27<br />
259
4. CENTRUM VOOR DE ONTWIKKELING VAN ONDERNEMINGEN (COO)<br />
4.1 SAMENWERKING MET DE ACS-LANDEN<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
In het kader van de Conventie van Lomé, een overeenkomst tussen de Europese Unie en zeventig landen in<br />
Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan (Pacific), werd in 1977 het Centrum <strong>voor</strong> Industriële Ontwikkeling<br />
opgericht.<br />
Dat Centrum is een ACS-EU-institutie die gefinancierd wordt door het Europees Ontwikkelingsfonds.<br />
In het kader van het Cotonou-akkoord, ondertekend op 23 juni 2000 met 77 ACS-landen en de Europese<br />
Unie, kreeg het centrum een aantal extra taken op het gebied van toerisme, telecommunicatie en transport. De<br />
naam van het centrum werd eveneens gewijzigd in Centrum <strong>voor</strong> de Ontwikkeling van <strong>Ondernemingen</strong><br />
(COO).<br />
Het Centrum <strong>voor</strong> de Ontwikkeling van <strong>Ondernemingen</strong> biedt ondersteuning bij de oprichting, uitbreiding,<br />
diversificatie en de reorganisatie van de productie of diensten van ACS-ondernemingen. Daarnaast helpt het<br />
centrum de competitiviteit te verbeteren, de intermediaire organisaties (onder andere de beroepsorganisaties<br />
en financiële instellingen) te versterken en de expertise van consultants te ondersteunen.<br />
Het centrum moedigt de regionale integratie van de ACS-landen aan, organiseert meetings tussen bedrijven<br />
van de Europese Unie en ACS-landen, ondersteunt de partnerschappen tussen partijen in de EU en de ACSlanden<br />
en informeert over de business en investeringsmogelijkheden in de ACS-landen.<br />
Projecten<br />
Het COO ondersteunt op twee manieren ondernemingen uit de ACS-landen en intermediaire organisaties:<br />
1) Een gestructureerde programma-aanpak <strong>voor</strong> groepen ondernemingen en intermediaire organisaties.<br />
Binnen de programma-aanpak wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten programma's, namelijk de<br />
Sectorprogramma's en de cross-cutting programma's.<br />
Sectorprogramma's:<br />
- bio fuels pilot programme;<br />
- improving SMEs competitiveness in ecotourism and marketing;<br />
- promoting fair trade cotton and finished textile products for selected ACP countries;<br />
- supporting SMEs in the industrial and semi-industrial fish farming sector;<br />
- training in timber processing in sustainable forest management.<br />
Cross-cutting programma's:<br />
- assisting venture funds and equity finance institutions broaden SMEs access to investment finance;<br />
- building African private sector capabilities in the ICT sector;<br />
- developing sub-contracting and maintenance in the infrastructure sector;<br />
- enhancing the competitiveness of selected SMEs in key sectors: regional pilot programme;<br />
- supporting SMEs in optimal energy management.<br />
2) Ad-hoc steun aan individuele ondernemingen, intermediaire organisaties en dienstverleners van de<br />
privésector<br />
De steun aan ondernemingen is tweeledig:<br />
- Steun bij de creatie, uitbreiding, diversificatie en/of herstructurering van ACS-ondernemingen:<br />
• structurering en advies bij initiële projecten en concepten;<br />
• haalbaarheidsstudies;<br />
• zoeken naar technologie;<br />
• identificatie van mogelijke zakenpartners;<br />
• opmaken financiële planning;<br />
• implementatie van het project.<br />
260
- Steun op lange termijn <strong>voor</strong> bestaande ACS-ondernemingen:<br />
• specifieke bijstand aan het management en technische assistentie;<br />
• marketingsadvies;<br />
• opleiding van het personeel;<br />
• audits (technisch, financieel, operationeel);<br />
• specifieke technische assistentie (kwaliteit, labels, standaarden, milieu).<br />
Bijkomend biedt het COO ook steun aan privédienstverleners, consultancybedrijven en<br />
financieringsinstellingen opdat zij hun eigen capaciteiten kunnen versterken en zo hun werking in de ACSlanden<br />
kunnen verbeteren.<br />
Begunstigden<br />
In het algemeen komen bedrijven van een ACS-land of van een land in de Europese Unie die alleen of<br />
gezamenlijk een industrieel project in een van de ACS-landen willen opstarten in aanmerking <strong>voor</strong> de<br />
diensten van het Centrum <strong>voor</strong> de Ontwikkeling van <strong>Ondernemingen</strong>.<br />
Het gaat om bedrijven die in de opstartfase zitten of bedrijven die willen uitbreiden, diversifiëren of<br />
reorganiseren in een ACS-land. Ook consultants en consultancybedrijven die kunnen inspelen op de nieuwe<br />
behoeften van bedrijven komen in aanmerking.<br />
De volgende ACS-landen nemen deel:<br />
• Angola, Antigua en Barbuda, Bahama's, Barbades, Belize, Benin, Botswana, Burkina faso, Burundi,<br />
Cameroun, Cap vert, Comores, Congo, I<strong>voor</strong>kust, Djibouti, Dominique, Erythree, Ethiopië, Fiji, Gabon,<br />
Gambië, Ghana, Grenade, Guinee, Guinee-bissau, Guinee eqautoriale, Guyane, Haïti, Jamaica, Kenya,<br />
Kiribati, Lesotho, Liberia, Madagascar, Mali, Maurice, Mauretanië, Niger, Nigeria, Oeganda, Papua<br />
Nieuw Guinea, Centraal Afrikaans Republiek, Rwanda, Salomon eilanden, Samoa, Sao Tomé en<br />
Principe, Senegal, Seychellen, Sierra Leone, Somalië, St Kitts-et-Nevis, St-Lucie, St-Vincent et les<br />
grenadines, Soedan, Suriname, Tanzania, Tsjaad, Togo, Tonga, Trinite en Tobago, Tuvalu, Vanautu,<br />
Zambia.<br />
Diversen<br />
- <strong>Ondernemingen</strong> beschikken over minstens € 80.000 activa of hebben een jaarlijkse omzet van € 25.0000<br />
(uitzonderingen mogelijk <strong>voor</strong> dienstverleners).<br />
- Het totale bedrag van de investeringen bedraagt maximum € 10 miljoen.<br />
- De maximale bijdrage van het COO per project per jaar bedraagt € 50.000 en zal nooit meer bedragen<br />
dan 20% van de jaarlijkse omzet van de onderneming.<br />
- Het COO draagt maximaal 2/3 van de totale kosten bij.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Aanvragen kunnen rechtstreeks ingediend worden bij het Centrum zelf of bij een van de antennes van het<br />
ACS-netwerk in de ACS-landen of de Europese Unie. Indieners van een aanvraag (bedrijven of promotors)<br />
moeten duidelijk bepalen welke bijstand en steun zij verwachten van het Centrum <strong>voor</strong> de Ontwikkeling van<br />
<strong>Ondernemingen</strong>.<br />
De formulieren om een aanvraag in te dienen, zijn beschikbaar op de website: http://www.cde.int<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Centrum <strong>voor</strong> de Ontwikkeling van <strong>Ondernemingen</strong><br />
Herrmann Debrouxlaan 52<br />
1160 Brussel<br />
Tel.: 02/679 18 11<br />
Fax: 02/675 26 03<br />
E-mail: info@cde.int<br />
Website: http://www.cde.int<br />
261
5. OVERIGE INITIATIEVEN TER BEVORDERING VAN INTERNATIONALE<br />
SAMENWERKING<br />
5.1 AL-INVEST IV<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het AL-Investprogramma werd in 1994 opgestart door de Europese Commissie met als doel de economische<br />
samenwerking tussen Europese en Latijns-Amerikaanse bedrijven en de investeringen en handelsrelaties<br />
tussen beide regio’s te ondersteunen. De standaardtaal is Spaans, maar de meeste informatie is ook<br />
beschikbaar in het Engels en het Portugees.<br />
Het programma is er ook op gericht:<br />
- steun te verlenen aan kmo’s in de EU en in Latijns-Amerika bij internationale activiteiten;<br />
- de investeringen door Europese kmo’s in kmo’s in Latijns-Amerika te bevorderen;<br />
- de betrekkingen tussen de twee regio’s te verbeteren door Europese technologieën en knowhow te<br />
verspreiden in landen in Latijns-Amerika;<br />
- langetermijnbetrekkingen te ondersteunen die alle betrokkenen <strong>voor</strong>deel opleveren en een duurzaam<br />
karakter hebben;<br />
- de overdracht van technologie, en de totstandkoming van joint ventures en commerciële akkoorden<br />
tussen bedrijven in de EU en in Latijns-Amerika te bevorderen.<br />
De betrokken landen zijn:<br />
- alle 27 EU-lidstaten;<br />
- 18 Latijns-Amerikaanse landen (Argentinië, Bolivië, Brazilië, Chili, Colombia, Costa Rica, Cuba,<br />
Ecuador, El Salvador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Paraguay, Peru, Uruguay en<br />
Venezuela).<br />
Het programma Al-Invest IV loopt van 2009 tot 2012. Er zal een bedrag van € 50 miljoen ter beschikking<br />
worden gesteld. € 40 miljoen zal worden gebruikt als steun om het beoogde doel te bereiken. De andere € 10<br />
miljoen zal ter beschikking worden gesteld <strong>voor</strong> de dienstverlening.<br />
Begunstigden<br />
De begunstigden <strong>voor</strong> deze maatregel zijn publieke of privéorganisaties, kamers van koophandel,<br />
organisaties die het internationaal ondernemersschap bevorderen of organisaties die partners zijn van<br />
internationale of nationale organisaties zowel Europese als Latijn-Amerikaanse organisaties.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
AL-Invest IV<br />
European Commission<br />
Europe Aid Co-operation Office<br />
Unit B/2<br />
J-54 4/38<br />
Avenue du Bourget 1<br />
1049 Brussel<br />
E-mail: europeaid-AL-INVEST@ec.europa.eu<br />
Website: http://ec.europa.eu/europeaid/al-invest<br />
262
6. MEDIA 2007<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
MEDIA 2007 is de opvolger van het Media Plus programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele<br />
sector. Het programma loopt van 2007 tot 2013 en er werd een budget <strong>voor</strong>zien van ongeveer € 755 miljoen.<br />
Een duidelijke prioriteit wordt verleend aan de distributie en promotie van Europese films buiten hun land<br />
van herkomst.<br />
MEDIA 2007 houdt een vereenvoudiging in van de administratie van het programma maar zeker niet van de<br />
doelstellingen:<br />
- een sterkere audivisuele sector die de culturele identiteit en het erfgoed van Europa weerspiegelt;<br />
- een bredere verspreiding van de Europese audiovisuele werken in de Europese Unie en daarbuiten;<br />
- een meer concurrerende Europese audiovisuele sector door eenvoudigere toegang tot financiering, met<br />
name ten behoeve van kmo’s, en door het gebruik van digitale technologieën.<br />
MEDIA 2007 richt zich <strong>voor</strong>al op de pre- en postproductiefases van het filmmaken. De productie zelf wordt<br />
niet gefinancierd. Er zijn vijf actiepunten:<br />
- Opleiding<br />
(techniek van het scenarioschrijven, economisch en financieel beheer, digitale technologieën)<br />
- ontwikkeling<br />
(individuele projecten, catalogi, nieuw talent, coproductie, andere financiering)<br />
- distributie<br />
(distributeurs, verkoopagenten, omroeporganisaties, biscoopexploitanten, digitaliseringsbedrijven)<br />
- promotie:<br />
(markttoegang, festivals, gezamenlijke evenementen, erfgoed)<br />
- 2 horizontale acties<br />
(toegang tot financiering en introductie van digitale technologieën)<br />
MEDIA 2007 <strong>voor</strong>ziet op meerdere manieren in financiële steun aan de audiovisuele sector:<br />
1. Steunmaatregelen aan producenten<br />
Het MEDIA 2007 programma steunt onafhankelijke Europese audiovisuele productiebedrijven die projecten<br />
met een Europese dimensie willen ontwikkelen. MEDIA 2007 bundelt haar steun aan producenten in drie<br />
pijlers: ten eerste is er steun aan de ontwikkeling van projecten, ten tweede helpt ze bij de financiering en ten<br />
derde is er steun <strong>voor</strong> televisieproducties.<br />
1.1 Ontwikkeling<br />
De projectsteunmaatregelen van het MEDIA 2007 programma zijn opgevat om de noden van drie soorten<br />
productiebedrijven te lenigen.<br />
1.1.1 Individuele projecten<br />
MEDIA 2007 ondersteunt kleinere productiebedrijven met beperkte financiële mogelijkheden die wensen te<br />
investeren in de ontwikkeling van één enkel project. Het kan gaan om projecten in de categorieën fictie,<br />
creatieve documentaire, animatie en multimedia.<br />
1.1.2 Gebundelde projecten: Slate funding/Slate funding second stage<br />
Slate funding is bestemd <strong>voor</strong> middelgrote productiebedrijven met ervaring op internationaal niveau die de<br />
financiële middelen hebben om de gelijktijdige ontwikkeling van een pakket (slate) van verschillende<br />
projecten te overwegen. Slate funding kan <strong>voor</strong> een pakket van minstens 3 en hoogstens 6 projecten. Het kan<br />
gaan om projecten in de categorieën fictie, creatieve documentaire, animatie en multimedia. Bedrijven die<br />
genoten van Slate funding in 2005, 2006 of 2007 kunnen een Slate funding second stage aanvragen <strong>voor</strong> een<br />
nieuw pakket projecten.<br />
1.1.3 Interactieve projecten<br />
Deze steunmaatregelen <strong>voor</strong> productiehuizen heeft als doel de ontwikkeling van online en off-line<br />
interactieve projecten te ondersteunen die bestemd zijn <strong>voor</strong> de Europese en mondiale markt.<br />
263
1.2 Toegang tot financieringsinstrumenten (i2i)<br />
i2i, een programma van de EC in samenwerking met de Europese Investeringsbank, heeft tot doel de toegang<br />
van onafhankelijke producenten tot externe financieringsmogelijkheden te vereenvoudigen door een deel van<br />
de risico- en financieringskosten van een productie en/of van een deel van de garanties die door banken en<br />
financiële instellingen gevraagd worden, te dragen.<br />
1.3 TV Productie<br />
Met deze steunmaatregel wil het MEDIA 2007 programma onafhankelijke Europese audiovisuele<br />
productiebedrijven aanmoedigen om in samenwerking met minstens drie omroepen uit verschillende EUlidstaten,<br />
projecten (fictie, documentaire of animatie) <strong>voor</strong> televisie te ontwikkelen.<br />
2. Ondersteuning aan distributie<br />
MEDIA 2007 wil de circulatie van Europees audiovisuele werk over de verschillende deelnemende lidstaten<br />
stimuleren. Daarom levert ze financiële ondersteuning aan distributeurs van Europese films en Europese sales<br />
agents.<br />
2.1 Steun aan distributeurs van Europese films<br />
Media biedt steunmechanismen <strong>voor</strong> selectieve en <strong>voor</strong> automatische distributie.<br />
Met de steunmaatregel <strong>voor</strong> selectieve distributie wil men verdelers aanmoedigen om te investeren in de<br />
promotie en adequate distribute van niet-nationale Europese films. Tegelijkertijd wil men de samenwerking<br />
tussen Europese distributeurs onderling en de samenwerking tussen distributeurs en sales agents of<br />
producenten verbeteren. Digitale distributie wordt aangemoedigd in de vorm van een subsidie.<br />
De steunmaatregel <strong>voor</strong> automatische distributie neemt de vorm aan van een subsidie die wordt berekend aan<br />
de hand van het aantal betalende bezoekers per kalenderjaar <strong>voor</strong> niet-nationaele Europese films.<br />
2.2 Steun aan Sales Agents<br />
Met de steun aan Europese sales agents wil men deze aanzetten om te investeren in Europese bioscoopfilms,<br />
zodat de internationale verdeling van deze films wordt bevorderd. De maatregel beoogt ook de relatie tussen<br />
de productie- en distributiesector te verbeteren.<br />
3. Steun aan promotie<br />
Alle soorten van promotie die als doel hebben de Europese onafhankelijke producenten en verdelers toegang<br />
te verlenen en te laten participeren aan Europese en andere internationale evenementen worden door het<br />
MEDIA 2007 programma ondersteund.<br />
3.1 Promotie op professionele markten<br />
Er is steun <strong>voor</strong> individuele bedrijven/organisaties en <strong>voor</strong> Europese netwerken van nationale instellingen<br />
(publiek of privé), die gespecialiseerd zijn in promotie <strong>voor</strong> het organiseren/oprichten van:<br />
- acties die erop gericht zijn de toegang van professionals tot professionele audiovisuele markten en<br />
beurzen binnen Europa te vergemakkelijken. Het betreft markten <strong>voor</strong> de koop en verkoop van<br />
gerealiseerde audiovisuele werken.<br />
- Coproductiemarkten waar audiovisuele projecten in ontwikkelings-, research- of cofinancieringsfase<br />
worden aangeboden aan (co) producenten, financiers, investeerders, kopers en comissioning editors.<br />
- Databases, websites of portals met informatie over de audiovisuele en cinematografische industrie,<br />
bedoeld <strong>voor</strong> gebruik door professionals.<br />
- Gemeenschappelijke Europese activiteiten van nationale en/of pan-Europese organisaties die zich richten<br />
op de promotie en circulatie van Europese audiovisuele en/of cinematografische werken.<br />
3.2 Wereldwijde promotie van Europese films<br />
4. Ondersteuning aan festivals<br />
Het is de ambitie van het MEDIA 2007 programma de promotie en verspreiding van Europese audiovisuele<br />
werken op beurzen, markten en audiovisuele festivals binnen en buiten Europa te vereenvoudigen en te<br />
stimuleren. Daarom zijn er naast ondersteunende maatregelen <strong>voor</strong> festivals, ook maatregelen <strong>voor</strong> markten<br />
en andere fora <strong>voor</strong> professionals.<br />
5. Ondersteuning aan opleidingen<br />
MEDIA 2007 blijft opleidingen ondersteunen vanuit een dubbel perspectief: enerzijds beoogt de steun de<br />
verbetering van de opleidingen zelf en anderzijds wil MEDIA 2007 de opleidingen in een pan-Europees<br />
spectrum plaatsen door netwerking aan te moedigen.<br />
264
5.1 Steun <strong>voor</strong> opleidingsinitiatieven<br />
Doel is om kennis en vaardigheden te verspreiden om producten <strong>voor</strong> de Europese en internationale markt te<br />
kunnen ontwikkelen. Daarnaast ook het bevorderen van de samenwerking tussen opleidingsinstellingen<br />
onderling en met de sector zelf, zodat kennis en ervaring worden uitgewisseld.<br />
Begunstigden: gespecialiseerde opleidingscentra, film- en televisiescholen, universiteiten, audiovisuele<br />
bedrijven,…<br />
5.2 Steun <strong>voor</strong> netwerkvorming en mobiliteit van Europese trainingsprofessionals<br />
Deze maatregel beoogt enerzijds het verbeteren van de Europese dimensie van audiovisuele<br />
trainingsactiviteiten. Anderzijds wil men uitwisseling en samenwerking bevorderen door de ondersteuning<br />
van netwerken van Europese trainingsinstituten. Ten slotte wil men de mobiliteit van studenten en docenten<br />
in Europa aanwakkeren.<br />
De maatregel is bedoeld <strong>voor</strong> consortia die samengesteld zijn uit één of meer instellingen en organisaties in<br />
de categorieën opgesomd in 5.1.<br />
6. Steun <strong>voor</strong> Vertoningen<br />
Steun <strong>voor</strong> vertoningen is bestemd <strong>voor</strong> een netwerk van Europese bioscopen dat gezamenlijke activiteiten<br />
onderneemt op het gebied van vertoning en promotie van Europese films. De coördinerende organisatie van<br />
het netwerk zal zorg moeten dragen <strong>voor</strong> een communicatie- en informatiesysteem tussen de betrokken<br />
bioscopen.<br />
Met de steun wil men vanuit MEDIA 2007 netwerkvorming tussen bioscopen aanmoedigen. Bovendien wil<br />
men niet-nationale Europese films promoten en hun aandeel in het filmaanbod bevorderen. Ten slotte wil<br />
men een stimulans geven <strong>voor</strong> de ontwikkeling van educatieve activiteiten en meer belangstelling bij jonge<br />
bioscoopbezoekers creëren.<br />
7. Steun <strong>voor</strong> Nieuwe Technologieën<br />
In aanvulling op de talrijke steunmaatregelen die men ter beschikking stelt <strong>voor</strong> de Europese audiovisuele<br />
industrie wil men zich vanuit MEDIA 2007 ook verzekeren van het engagement van de begunstigden van de<br />
steunmaatregelen om de laatste technologieën en trends op te volgen en toe te passen in hun bedrijfspraktijk.<br />
Vandaag zijn er <strong>voor</strong> dit doel twee aanmoedigingsmechanisme:<br />
7.1 Steun <strong>voor</strong> VoD en DCD<br />
De belangrijkste doelstelling van deze steunmaatregel is het stimuleren van de ontwikkeling en exploitatie<br />
van catalogi van Europese werken, zodat deze digitaal over de grenzen heen verdeeld kunnen worden en een<br />
groter publiek kunnen bereiken.<br />
7.2 Pilootprojecten<br />
De steun aan Pilootprojecten heeft als doel het MEDIA 2007 Programma snel te laten inspelen op<br />
marktontwikkelingen door de nadruk te leggen op de introductie en het gebruik van nieuwe informatie- en<br />
communicatietechnologieën. Projecten die ondere deze maatregel vallen zijn:<br />
- nieuwe manieren van distributie en promotie van Europese content via non-lineaire diensten;<br />
- het ontwikkelen van databases om de toegang en de exploitatie van archieven en catalogi te verbeteren.<br />
Begunstigden<br />
Natuurlijke personen komen in aanmerking.<br />
Volgende landen kunnen deelnemen (mits ze voldoen aan de <strong>voor</strong>waarden en mits aanvullende kredieten): de<br />
27 lidstaten van de EU, de EVA-landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte, de kandidaatlidstaten<br />
die betrokken zijn bij een pretoetredingsstrategie, de landen van de westelijke Balkan, de landen die<br />
partij zijn bij de overeenkomst van de Raad van Europa inzake de grensoverschrijdende omroep en andere<br />
derde landen die een associatie- of samenwerkingsovereenkomst met bepalingen op audiovisueel gebied met<br />
de EU hebben gesloten.<br />
Omvang steun<br />
De financiële steun bedraagt maximaal 50% van de kosten, bij uitzondering 75%.<br />
Naar gelang van de aard van de actie kan de financiële steun worden verleend in de vorm van subsidies of<br />
beurzen.<br />
265
Aanvullende inlichtingen<br />
U kunt bij de MEDIA Desk terecht <strong>voor</strong> informatie (over regels en procedures) en advies en begeleiding bij<br />
het aanvragen van steun. Door het inschakelen van de MEDIA Desks in andere landen kan de MEDIA Desk<br />
<strong>voor</strong> u bemiddelen wanneer u op zoek bent naar specifieke informatie en/of personen uit een ander Europees<br />
land.<br />
MEDIA Desk België - Vlaamse overheid<br />
Nathalie Goethals, coördinator<br />
Handelskaai 18/B3<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/226.06.55<br />
Fax: 02/219.19.36<br />
E-mail: info@mediadesk-vlaanderen.be<br />
Website: http://www.mediadesk-vlaanderen.be<br />
266
7. MARCO POLO II<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Het doel van Marco Polo is het verminderen van verkeersopstoppingen en het verbeteren van de milieuimpact<br />
van het vrachtvervoer binnen de Europese Unie. Concreet betekent dit dat projecten ondersteund<br />
worden die zorgen <strong>voor</strong> een omschakeling van wegvervoer naar korte zeevaart, binnenvaart en spoorverkeer.<br />
Marco Polo II loopt van 2007 tot 2013. Er is een totaal budget uitgetrokken van € 400 miljoen.<br />
Begunstigden<br />
Alleen commerciële ondernemingen kunnen deelnemen aan het programma. Projecten moeten steeds door<br />
minstens twee partners in minstens twee landen ingediend worden.<br />
Projecten<br />
Er zijn vijf types van projecten die ondersteund kunnen worden:<br />
- Wijziging van vervoersmodus<br />
Ondersteuning bij het opstarten van dienstverlening, waarbij er tonkilometers (tkm) omgezet wordt van de<br />
weg naar de andere modi. De steun bedraagt maximaal 35% van de kosten die in aanmerking komen en de<br />
maximale looptijd bedraagt 36 maanden.<br />
- Katalysator<br />
Ondersteuning <strong>voor</strong> innovatieve projecten die structurele marktbarrières doorbreken.<br />
Het steunpercentage bedraagt maximaal 35% van de kosten die in aanmerking komen en de maximale<br />
looptijd bedraagt 60 maanden.<br />
- Samenwerking en leren<br />
Het verbeteren van samenwerking en het uitwisselen van knowhow <strong>voor</strong> de complexe transport en logistieke<br />
markt. Het steunpercentage bedraagt maximaal 50% van de kosten die in aanmerking komen en de maximale<br />
looptijd bedraagt 24 maanden.<br />
- Snelwegen op zee<br />
Innovatieve acties die een impuls geven aan hoogfrequente intermodale diensten <strong>voor</strong> zeer grootschalig<br />
goederenvervoer via de korte vaart, eventueel ondersteund door spoor- en binnenvaartverbindingen met het<br />
hinterland. Er wordt een werkelijke, meetbare en duurzame modal shift verwacht van goederenvervoer op de<br />
weg naar de korte vaart en de binnenvaart. Het steunpercentage bedraagt maximaal 35% van de kosten die in<br />
aanmerking komen en de maximale looptijd bedraagt 60 maanden.<br />
- Verkeersvermijdingsacties<br />
Acties waarbij door integratie van de productielogistiek in de vervoerslogistiek de efficiëntie van het<br />
goederenvervoer kan vergroot worden. Hierbij wordt gestreefd naar wijziging van de productie- en/of<br />
distributieprocessen, en zodoende te komen tot kortere afstanden, hogere laadfactoren, minder lege ritten,<br />
vermindering van de afvalstromen of enig ander effect dat leidt tot een aanzienlijke vermindering van het<br />
goederenvervoer over de weg. Het steunpercentage bedraagt maximaal 35% van de kosten die in aanmerking<br />
komen en de maximale looptijd bedraagt 60 maanden.<br />
Aanvraagprocedure<br />
Ieder jaar wordt er een oproep gedaan, gewoonlijk in het eerste kwartaal. De oproep wordt gepubliceerd in<br />
het officiële publicatieblad, op de website van het Marco Poloprogramma en op de website van het Vlaams<br />
Contactpunt Europese programma's (IWT): www.europrogs.be.<br />
267
Aanvullende inlichtingen<br />
Europese Commissie<br />
Directoraat-generaal <strong>voor</strong> Energie en Vervoer<br />
Tel.: 02/299 64 48<br />
Fax: 02/296 37 65<br />
E-mail: TREN-MARCO-POLO@ec.europa.eu<br />
Website: http://ec.europa.eu./transport/marcopolo/index_en.htm<br />
268
8. KADERPROGRAMMA VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN EN INNOVATIE (KCI) (2007-<br />
2013)<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Om aan de doelstellingen van de vernieuwde Lissabon-strategie te voldoen wordt er een kaderprogramma<br />
<strong>voor</strong> concurrentievermogen en innovatie (KCI) <strong>voor</strong> de periode 2007-2013 goedgekeurd. Het<br />
kaderprogramma ondersteunt acties ter bevordering van het concurrentie- en innovatievermogen binnen de<br />
Europese Unie. In het bijzonder moedigt het programma het gebruik van informatietechnologieën,<br />
milieutechnologieën en hernieuwbare energiebronnen aan.<br />
Het KCI bestaat uit drie specifieke programma’s. De belangen van het midden- en kleinbedrijf (MKB) en de<br />
eco-innovatie vormen gemeenschappelijke prioriteiten die in het hele kaderprogramma zijn terug te vinden.<br />
• Het Programma <strong>voor</strong> ondernemerschap en innovatie brengt diverse activiteiten ter bevordering van<br />
ondernemerschap, het concurrentievermogen van de industrie en innovatie onder één hoed. Dit<br />
programma is speciaal gericht op het Midden- en Klein Bedrijf. Het vergemakkelijkt de toegang van<br />
het Midden- en Klein Bedrijf tot financiering en investeringen in hun start- en groeifase. Het biedt<br />
de ondernemingen ook toegang tot informatie en tot advies over de werking en de mogelijkheden<br />
van de interne markt. Hierbij vervullen de Europese diensten ter ondersteuning van het bedrijfsleven<br />
een belangrijke rol. Ook ondersteunt het de bevordering van de eco-innovatie door een volledige<br />
benutting van het potentieel van de milieutechnologieën aan te moedigen. Het Programma <strong>voor</strong><br />
ondernemerschap en innovatie is gebaseerd op bepaalde instrumenten die worden gefinancierd door<br />
het meerjarenprogramma <strong>voor</strong> ondernemingen en ondernemerschap, het kaderprogramma <strong>voor</strong><br />
onderzoek, het LIFE-programma en het programma <strong>voor</strong> het concurrentievermogen van de industrie<br />
dat afloopt op 31 december 2006.<br />
• Het Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid is gericht op de bevordering van de toepassing<br />
en exploitatie van informatie- en communicatietechnologieën (ICT). Het programma maakt deel uit<br />
van de nieuwe strategie ‘i2010: Europese informatiemaatschappij’ en omvat de instrumenten die<br />
<strong>voor</strong>heen werden gefinancierd door de programma's eTEN, eContenu en Modinis.<br />
• Het Programma ‘Intelligente Energie – Europa’ (EN) draagt bij tot een snellere verwezenlijking<br />
van de doelstellingen op het gebied van duurzame energie. Het verzekert de <strong>voor</strong>tzetting van het<br />
programma ‘Intelligente Energie – Europa’ (2003-2006) dat op 31 december 2006 afliep.<br />
Het KCI zorgt <strong>voor</strong> een eenvoudige en samenhangende uitvoering van zijn doelstellingen. Zo kunnen er<br />
uitvoeringsinstrumenten (financiële instrumenten, projecten, netwerken en analyse) worden toegepast <strong>voor</strong><br />
elk van de specifieke programma's. Het KCI steunt niet alleen op de beproefde en goedgekeurde acties, maar<br />
introduceert ook nieuwe instrumenten.<br />
Verscheidene communautaire financiële instrumenten dragen bij tot de ondersteuning van de ondernemingen.<br />
De faciliteit <strong>voor</strong> snelgroeiende, innovatieve MKB-bedrijven (FSIM) begunstigt zo het aanbod van zaai- en<br />
startkapitaal <strong>voor</strong> het MKB in het beginstadium en - nieuw door het KCI ingevoerd element - het aanbod van<br />
"vervolgkapitaal" in de uitbreidingsfase. De MKB-garantiefaciliteit vergemakkelijkt de toegang van het<br />
MKB tot de financiering met vreemd vermogen (leningen of lease), tot microkredieten en tot<br />
aandelenkapitaal of quasi-aandelenkapitaal. Deze faciliteit omvat eveneens een nieuw mechanisme <strong>voor</strong> de<br />
securitisatie van portefeuilles <strong>voor</strong> bankleningen, waardoor extra vreemd vermogen <strong>voor</strong> leningen aan het<br />
MKB kan worden gemobiliseerd.<br />
Budget<br />
Het kaderprogramma duurt zeven jaar, namelijk van 1 januari 2007 tot 31 december 2013. Het budget<br />
bedraagt € 3,621 miljard <strong>voor</strong> de gehele duur van het programma.<br />
Volgens een indicatieve verdeling wordt 60% van het totale budget (€ 2,170 miljard) toegekend aan het<br />
programma <strong>voor</strong> ondernemerschap en innovatie. Een vijfde van dat bedrag (€ 430 miljoen) wordt bestemd<br />
<strong>voor</strong> de bevordering van eco-innovatie. 20% (€ 730 miljoen) van het totale budget wordt <strong>voor</strong>ts bestemd <strong>voor</strong><br />
het programma ter ondersteuning van het ICT-beleid en de resterende 20% (€ 730 miljoen) <strong>voor</strong> het<br />
programma ‘Intelligente Energie – Europa’.<br />
269
Begunstigden<br />
Het programma richt zich in hoofdzaak tot de kmo’s.<br />
Aanvraagprocedure<br />
De EU organiseert op regelmatige tijdstippen oproepen <strong>voor</strong> de verscheidene specifieke programma’s.<br />
Diversen<br />
Het KCI versterkt en ontwikkelt ook de ondersteunende diensten <strong>voor</strong> de ondernemingen en de innovatie.<br />
Deze diensten verstrekken de ondernemingen informatie over het beleid, de wetgeving en de<br />
Gemeenschapsprogramma's, met name wat de interne markt en de kaderprogramma's <strong>voor</strong> onderzoek betreft.<br />
De diensten verschaffen de ondernemingen eveneens informatie over de overdracht van innovatie,<br />
technologie en kennis. Zij verzekeren overigens feedback van de ondernemingen met het oog op de<br />
effectbeoordelingen en de ontwikkeling van het beleid.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Website: http://ec.europa.eu/cip<br />
270
DEEL IX : SAMENWERKING MET CENTRAAL- EN OOST-EUROPA<br />
271
1. SAMENWERKINGSPROGRAMMA VLAANDEREN MET CENTRAAL- EN OOST-<br />
EUROPA<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Op 20 juli 2007 besloot de Vlaamse Regering om het Centraal- en Oost-Europabeleid aan te passen aan de<br />
situatie die ontstond na de laatste uitbreiding van de EU. Daarom wordt een onderscheid gemaakt tussen de<br />
nieuwe lidstaten enerzijds, en de landen die in de nabije toekomst zullen toetreden (Kroatië, Macedonië) en<br />
de andere potentiële kandidaat-lidstaten van de westelijke Balkan (Albanië, Bosnië-Herzegovina,<br />
Montenegro, Servië en Kosovo). Ook projecten in de buitengordel kunnen in aanmerking komen <strong>voor</strong><br />
betoelaging.<br />
Het nieuwe Vlaamse buitenlandbeleid ten aanzien van Centraal- en Oost-Europa is sindsdien dan ook<br />
gestoeld op drie pijlers:<br />
De eerste pijler, de samenwerking met de nieuwe lidstaten Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen,<br />
Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en de Tsjechische Republiek omvat het zogenaamde<br />
postaccessiemodel. Dit wil zeggen dat het de bedoeling is hierbij het partnerschap te verstevigen binnen een<br />
breder Europees verband, als evenwaardige partners zoekend naar een win/win. Voor projecten binnen deze<br />
eerste pijler <strong>voor</strong>zag <strong>Vlaanderen</strong> in 2008 € 1.170.000.<br />
De tweede pijler is gericht op de samenwerking met de landen van de westelijke Balkan. Meer bepaald de<br />
toekomstige nieuwe EU-lidstaten Kroatië en Macedonië en de andere potentiële kandidaat-lidstaten Albanië,<br />
Bosnië - Herzegovina, Montenegro, Servië en Kosovo. In 2008 was hier<strong>voor</strong> € 1.700.000 beschikbaar.<br />
Met een derde pijler wil <strong>Vlaanderen</strong> nauw samenwerken met landen langs de nieuwe buitengrens van de<br />
Europese Unie. De klemtoon wordt gelegd op de democratische en economische versterking,<br />
conflictpreventie en samenlevingsopbouw. De <strong>voor</strong>ziene € 250.000 werd ook in 2008 integraal<br />
<strong>voor</strong>behouden <strong>voor</strong> initiatieven in Oekraïne.<br />
Binnen dit kader wordt ook trilaterale samenwerking aangemoedigd waardoor grensoverschrijdende<br />
samenwerking, valorisatie van vroegere projecten of de uitbouw van bredere netwerken in verschillende<br />
landen tegelijk worden mogelijk gemaakt.<br />
Begunstigden<br />
De projecten dienen betrekking te hebben op een samenwerkingsverband tussen de Vlaamse promotor (een<br />
Vlaamse administratie, een Vlaamse openbare instelling of een instelling, organisatie of onderneming die<br />
haar exploitatiezetel binnen de grenzen van het Vlaamse Gewest of een Nederlandstalige instantie met zetel<br />
in Brussel) enerzijds, en minstens een partner in één van de hierboven vermelde landen, anderzijds.<br />
Projecten<br />
Volgende economische projecten komen in aanmerking <strong>voor</strong> steun:<br />
PIJLER 1<br />
Voorbeelden van project<strong>voor</strong>stellen die in aanmerking komen:<br />
- ontwikkeling van netwerken tussen <strong>Vlaanderen</strong> en de partnerlanden onder meer via samenwerking<br />
tussen koepelorganisaties (Kamers van Koophandel, federaties,…);<br />
- organisatie van promotionele acties waardoor <strong>Vlaanderen</strong> meer aanwezig wordt gesteld in het<br />
partnerland (vb. Vlaamse week in samenwerking met diverse actoren als Toerisme <strong>Vlaanderen</strong>, Vlaams<br />
agentschap <strong>voor</strong> internationaal ondernemen, administratie Cultuur,…);<br />
- ontwikkeling van stedenbanden of relaties tussen provinciale en regionale autoriteiten via de<br />
intermediaire organisaties of het opzetten van gezamenlijke acties (vb. samenwerking tussen VVSG en<br />
soortgelijke partners in het buitenland of stedenassociaties als bij<strong>voor</strong>beeld Hanzesteden, seminarie van<br />
gemeenteontvangers, …). Individuele stedenjumelages worden niet gefinancierd;<br />
- valoriseren van projecten die in het verleden werden ontwikkeld (vb. indienen van projectaanvragen bij<br />
de EU als resultaat van een Vlaams project) of het overnemen van deze resultaten en Vlaamse<br />
beleidsmodellen in nationale beleids- of actieplannen van het partnerland;<br />
272
- acties in het kader van interregionale samenwerking (INTERREG) waar<strong>voor</strong> aanvullende financiering<br />
moet worden gevonden. De financiële lasten van deelname van Vlaamse partners aan dergelijke<br />
projecten mogen echter niet zomaar afgewenteld worden op de Vlaamse overheid. Ook de Vlaamse<br />
partner dient een belangrijke inbreng te doen;<br />
- stimuleren van bilaterale samenwerking tussen handelskamers, eventueel na <strong>voor</strong>bereidende<br />
samenwerking in het kader van een PLATO-project of landenclubs;<br />
- trilaterale samenwerking met landen van de buitengordel (samenbrengen van expertise uit <strong>Vlaanderen</strong>,<br />
een nieuwe lidstaat en een nieuw buurland – Oekraïne, Kroatië, ... – met betrekking tot de <strong>voor</strong>bereiding<br />
van subsidiedossiers, wetgeving, enz…, bij<strong>voor</strong>beeld ondersteuning van het democratiseringsproces in<br />
Kroatië in samenwerking met Hongaarse partners, grensoverschrijdende samenwerking vanuit Polen met<br />
grensregio's in Oekraïne, transponeren van vroegere projecten uit Centraal-Europa naar de buitengordel:<br />
bij<strong>voor</strong>beeld samenwerking van <strong>Vlaanderen</strong> met Hongarije uitbreiden naar Oekraïne);<br />
- organisatie van filmfestivals of bredere promotionele culturele manifestaties op basis van een wederzijds<br />
partnerschap;<br />
- samenwerking rond de regionale realiteit in Europa.<br />
PIJLERS 2 EN 3<br />
Het Vlaamse adviescomité hanteert de volgende inhoudelijke criteria bij de selectie van projecten:<br />
- beantwoordt dit project inhoudelijk aan de Vlaamse prioriteiten. (Wat betreft pijler 2 moet de preaccessiesteun<br />
bijdragen tot het EU-toetredingsproces en een succesvolle integratie van die landen in de<br />
Europese Unie vergemakkelijken. Ook zal <strong>Vlaanderen</strong> via pijler 3 met de landen van de buitengordel<br />
waar mogelijk en zinvol een samenwerkingsverband opstarten. Deze samenwerking zal tot stand komen<br />
in de vorm van capaciteitsopbouw, institutionele, democratische en economische versterking,<br />
conflictpreventie en samenlevingsopbouw);<br />
- gaat het hier om overdracht van kennis in een domein waar <strong>Vlaanderen</strong> grote expertise heeft opgebouwd;<br />
- beantwoordt het aan de EU-prioriteiten; biedt het ondersteuning <strong>voor</strong> de inspanningen die het<br />
partnerland zou moeten leveren om te voldoen aan de eisen die de EU aan het land stelt;<br />
- in hoeverre is de overheid in het partnerland (in de eerste plaats het betrokken ministerie, de lokale<br />
overheden, …) betrokken bij het tot stand komen van het project en hecht zij belang aan de realisatie<br />
ervan.<br />
Komen in aanmerking <strong>voor</strong> subsidiëring:<br />
- zendingskosten die verbonden zijn aan de <strong>voor</strong>bereiding en de uitvoering van het project;<br />
- investeringskosten, met uitzondering van infrastructurele werken, bouwprojecten of louter aankoop van<br />
investeringsgoederen, tenzij uitdrukkelijk wordt aangetoond dat deze vereist zijn <strong>voor</strong> het bereiken van<br />
de doelstellingen van het project;<br />
- personeelskosten;<br />
- werkingskosten;<br />
- uitgaven die verricht zijn in <strong>Vlaanderen</strong> <strong>voor</strong> de beoogde samenwerking: kosten inzake ontvangst en<br />
verblijf van partners uit het gastland, kosten inzake opleiding en vorming, uitrustingsuitgaven, studie- of<br />
consultancykosten.<br />
Komen niet in aanmerking <strong>voor</strong> subsidiëring:<br />
- uitsluitend levering van materialen of goederen;<br />
- louter infrastructurele of bouwactiviteiten;<br />
- eenmalige uitwisselingen, evenementen en conferenties;<br />
- studiebeurzen, studies van algemeen verkennende aard die geen projectgebonden karakter vertonen;<br />
- puur academische projecten;<br />
- humanitaire hulpacties.<br />
De maximale duur van een project is drie jaar.<br />
273
FINANCIËLE TEGEMOETKOMING<br />
Pijler 1: de financiële bijdrage van de Vlaamse overheid bedraagt maximaal 50% van het totale budget.<br />
Pijlers 2 en 3: de financiële tegemoetkoming kan maximaal 85% van de totale aanvaardbare kosten bedragen.<br />
De partners in Centraal- en Oost-Europa of het partnerland moeten in een cofinanciering van 15% <strong>voor</strong>zien.<br />
Privébedrijven met winstoogmerk, die een aanvraag indienen, moeten naast de inbreng vanwege het<br />
partnerland, ook zelf een minimale inbreng van 15% garanderen.<br />
Voor trilaterale projecten – zowel binnen pijlers 2 en 3 als binnen pijler 1 (vb. <strong>Vlaanderen</strong> + een nieuwe<br />
lidstaat + een kandidaat-lidstaat) – bedraagt de maximale tegemoetkoming vanwege de Vlaamse overheid<br />
50%. De promotor moet in alle gevallen samen met de verschillende partners instaan <strong>voor</strong> de resterende 50%<br />
(waarbij de begunstigde partner ten minste 15% inbrengt).<br />
Indien zowel de Vlaamse promotor als de begunstigde in Centraal- en Oost-Europa ondernemingen met<br />
winstoogmerk zijn, kan de tegemoetkoming maximaal 50% bedragen en de kosten verbonden aan opleiding<br />
en overdracht van technologie en op <strong>voor</strong>waarde dat de investering <strong>voor</strong>heen is gerealiseerd door de<br />
promotor.<br />
De maximum tegemoetkoming per project wordt beperkt tot € 300.000; de maximale steun per jaar per<br />
project bedraagt € 150.000 (met echter als bijkomende beperking het maximale budget dat per land ter<br />
beschikking wordt gesteld).<br />
Aanvraagprocedure<br />
Aanvragen tot tegemoetkoming moeten worden ingediend bij het departement Internationaal <strong>Vlaanderen</strong> van<br />
de Vlaamse overheid, Boudewijnlaan 30, 1000 Brussel, tel.: 02/553.59.20,<br />
http://www.vlaanderen.be/centraalenoosteuropa.<br />
De vereiste aanvraagformulieren en bijkomende inlichtingen zijn te verkrijgen bij de afdeling Buitenlandse<br />
Zaken.<br />
Vormvereisten<br />
De kandidaten <strong>voor</strong> een project moeten schriftelijk een projectdossier indienen in het Engels, in twee<br />
identieke exemplaren, volgens de bepalingen van het aanvraagformulier.<br />
Een project<strong>voor</strong>stel moet <strong>voor</strong>zien zijn van de naam en handtekening van de aanvrager(s), gedateerd zijn en<br />
alle gegevens bevatten die nodig zijn <strong>voor</strong> een beslissing.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Vlaamse overheid<br />
Departement Internationaal <strong>Vlaanderen</strong><br />
Afdeling Buitenlandse Zaken<br />
Boudewijnlaan 30<br />
1000 Brussel<br />
Tel.: 02/553 59 02 – 553 60 34<br />
Fax: 02/502 60 37<br />
E-mail: freddy.evens@iv.vlaanderen.be<br />
projecten-bcoe@vlaanderen.be<br />
Website: http://www.vlaanderen.be/centraalenoosteuropa<br />
274
275
2. IPA – INSTRUMENT VOOR PRETOETREDINGSSTEUN (2007-2013)<br />
Inhoud steunmaatregel<br />
Verordening nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument <strong>voor</strong><br />
pretoetredingssteun (IPA) is in werking getreden op 1 januari 2007 en vervangt allerlei programma's en<br />
financieringsinstrumenten van de Gemeenschap <strong>voor</strong> aspirant- en kandidaat-lidstaten zoals PHARE, PHARE<br />
CBC, ISPA, SAPARD, CARDS en het financieel instrument <strong>voor</strong> Turkije.<br />
IPA is het nieuwe financiële instrument <strong>voor</strong> de periode 2007-2013 en beoogt een verbetering van de<br />
efficiëntie en de samenhang van de hulp die geboden wordt aan landen met Europese aspiraties.<br />
Begunstigden<br />
Er zijn twee groepen landen die IPA-steun kunnen krijgen:<br />
- landen die het lidmaatschap aangevraagd hebben (kandidaat-lidstaten, momenteel Kroatië, Turkije en de<br />
<strong>voor</strong>malige Joegoslavische Republiek Macedonië);<br />
- potentiële kandidaat-lidstaten in de Balkan (Albanië, Bosnië-Herzegovina, Servië-Montenegro, Kosovo).<br />
Projecten<br />
Het IPA is opgezet om beter op de behoeften van de begunstigde landen in het kader van de pretoetreding te<br />
kunnen inspelen.<br />
Het is <strong>voor</strong>namelijk gericht op de ondersteuning van:<br />
- de institutionele opbouw en de rechtsstaat;<br />
- de mensenrechten, met inbegrip van de fundamentele vrijheden, de rechten van minderheden, de<br />
gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie;<br />
- administratieve en economische hervormingen;<br />
- economische en sociale ontwikkeling;<br />
- verzoening en wederopbouw;<br />
- regionale en grensoverschrijdende samenwerking.<br />
Om het bovenstaande te verwezenlijken omvat het IPA 5 componenten met elk hun eigen prioriteiten:<br />
- hulp bij de overgang en versterking van de instellingen bedoeld om de capaciteits- en de institutionele<br />
opbouw te financieren;<br />
- grensoverschrijdende samenwerking bedoeld om de begunstigde landen te steunen op het gebied van de<br />
grensoverschrijdende samenwerking onderling, met de lidstaten of in het kader van transnationale of<br />
interregionale maatregelen.<br />
Beide categorieën van landen komen in aanmerking <strong>voor</strong> steun in het kader van deze eerste 2 componenten.<br />
- regionale ontwikkeling bedoeld om het land <strong>voor</strong> te bereiden op de tenuitvoerlegging van het<br />
communautaire cohesiebeleid en meer in het bijzonder op het Europees Fonds <strong>voor</strong> Regionale<br />
Ontwikkeling en het Cohesiefonds;<br />
- ontwikkeling van het menselijk potentieel betreft de <strong>voor</strong>bereiding op het cohesiebeleid en het Europees<br />
Sociaal Fonds;<br />
- plattelandsontwikkeling betreft de <strong>voor</strong>bereiding op het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de<br />
daarmee verbonden beleidsterreinen alsook op het Europees Landbouwfonds <strong>voor</strong><br />
Plattelandsontwikkeling.<br />
Enkel de kandidaat-landen komen in aanmerking <strong>voor</strong> steun in het kader van deze 3 laatste componenten.<br />
De steun in het kader van IPA kan onder meer de volgende vorm aannemen:<br />
- investeringen, leveringscontracten of subsidies;<br />
- administratieve samenwerking, met detachering van deskundigen uit de lidstaten;<br />
- maatregelen van de Gemeenschap in het belang van het begunstigde land;<br />
- ondersteunende maatregelen <strong>voor</strong> het tenuitvoerleggingsproces en het beheer van de programma's;<br />
- begrotingssteun.<br />
276
Projecten<br />
De steun wordt verleend via meerjarenprogramma's of jaarprogramma's die per land en per afdeling, of<br />
eventueel per groep landen of per thema, zijn opgesteld volgens de in indicatieve meerjarenplannen<br />
vastgestelde prioriteiten.<br />
De steun die wordt verleend kan onder andere worden gebruikt <strong>voor</strong> het financieren van investeringen,<br />
leveringscontracten, subsidies, inclusief rentesubsidies, bijzondere leningen, leninggaranties en financiële<br />
steun, begrotingssteun en andere specifieke vormen van begrotingshulp, alsmede van participaties in het<br />
kapitaal van internationale financiële instellingen of regionale ontwikkelingsbanken.<br />
De procedures <strong>voor</strong> overheidsopdrachten en subsidieovereenkomsten die worden gefinancierd staan open<br />
<strong>voor</strong> alle natuurlijke personen en rechtspersonen uit de EU-lidstaten, (potentiële) kandidaat-lidstaten, landen<br />
die <strong>voor</strong> het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument in aanmerking komen, lidstaten van de<br />
Europese Economische Ruimte, alle ander landen mits wederkerige toegang tot hun buitenlandse hulp is<br />
vastgesteld, en internationale organisaties.<br />
De hoogte van de bijdrage wordt per geval bepaald.<br />
Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Europese Commissie.<br />
Aanvullende inlichtingen<br />
Europese Commissie<br />
Directoraat-Generaal Uitbreiding<br />
Websites:<br />
http://ec.europa.eu/enlargement/financial_assistance/index_nl.htm<br />
http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/e50020.htm<br />
277
278
Vlaamse overheid<br />
Agentschap Economie<br />
Enterprise Europe Network <strong>Vlaanderen</strong><br />
Koning Albert II-laan 35 bus 12<br />
B-1030 Brussel<br />
Telefoon:<br />
02/553 39 22<br />
02/553 38 77<br />
02/553 37 02<br />
02/553 37 01<br />
02/553 37 33<br />
02/553 09 18<br />
Fax:<br />
02/553 38 20<br />
E-mail: enterprise.europe@vlaanderen.be<br />
Website: http://www.vlaanderen.be/enterprise-europe<br />
279
www.vlaanderen.be/enterprise-europe<br />
280