X-straal fluorescentie
X-straal fluorescentie
X-straal fluorescentie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Hoofdstuk 5<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong><br />
5.1 Inleiding 5.3<br />
5.1.1 Vlieg-as 5.3<br />
5.1.2 Radiatieve en niet-radiatieve relaxatie van foto-geioniseerd materiaal 5.4<br />
5.2 Interactie van Röntgenstraling met materie 5.7<br />
5.2.1 Massa-absorptiecoëfficiënt 5.7<br />
5.2.2 Het foto-elektrisch effect 5.8<br />
5.2.3 Verstrooiing 5.11<br />
5.2.4 Bremsstrahlung 5.12<br />
5.2.5 Selectieregels, karakteristieke lijnen en X-stralen spectra 5.13<br />
5.3 Analytische karakteristieken van XRF-instrumenten 5.16<br />
5.3.1 Gevoeligheid 5.16<br />
5.3.2 Detectielimieten 5.17<br />
5.4. Instrumentatie 5.20<br />
5.4.1 X-<strong>straal</strong> bronnen 5.20<br />
5.4.1.1 X-<strong>straal</strong> buizen 5.21<br />
5.4.1.2 Radioactieve bronnen 5.22<br />
5.4.2 X-<strong>straal</strong> detectoren 5.24<br />
5.4.2.1 Gasproportionaal tellers 5.24<br />
5.4.2.2 Scintillator tellers 5.26<br />
5.4.2.3 Halfgeleider detectoren 5.27<br />
5.4.2.4 Spectrale resolutie 5.29<br />
5.4.3 Golflengte-dispersieve XRF 5.30<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.1
5.4.4 Energie-dispersieve XRF 5.33<br />
5.4.4.1 Direct-excitation EDXRF 5.33<br />
5.4.4.2 Secondary target EDXRF 5.35<br />
5.4.4.3 Gepolariseerde EDXRF 5.36<br />
5.4.4.4 Radioisotoop/mobiele EDXRF 5.38<br />
5.4.4.5 Total-reflection (ED)XRF 5.40<br />
5.4.4.6 Microscopische XRF (µ-XRF) 5.41<br />
5.5 Relatie tussen waargenomen XRF intensiteit en concentratie/massa 5.43<br />
5.5.1 Algemeen verband tussen Ri, mi en ci 5.43<br />
5.5.2 Dunne en massieve monsters 5.44<br />
5.5.3 Secundaire en hogere-orde <strong>fluorescentie</strong> 5.46<br />
5.5.4 Theoretische en empirische calibratierelaties 5.48<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.2
5.1 Inleiding<br />
5.1.1 Vlieg-as is het materiaal dat overblijft wanneer fossiele brandstoffen zoals<br />
kool of olie worden verbrand in krachtcentrales. Het zijn kleine, poreuze deeltjes<br />
die gedeeltelijk uit een organische, onverbrande matrix en gedeeltelijk uit hitte-<br />
getransformeerde kleimineralen bestaan 1 .<br />
1 L. Vincze, A. Somogyi, J. Osan, B. Vekemans, S. Török, K. Janssens and F. Adams, ''Quantitative<br />
Trace Element Analysis of Individual Fly Ash Particlesby Means of X-ray Microfluorescence'',<br />
Anal. Chem. 74 (2002) 1128-1135.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.3
Daar waar in de VS+Canada, Europa en Japan de meeste traditionele<br />
krachtcentrales uitgerust zijn met gesofistikeerde wasinstallaties om de<br />
rookgassen van vliegas te ontdoen, is het zo dat in minder ontwikkelde regio's<br />
van de wereld, heel wat van deze deeltjes samen met de rookgassen de atmosfeer<br />
in worden geblazen. Al naargelang hun grootte kunnen deze deeltjes een kleine<br />
(enkele tientallen meters), grote (enkele tientallen kilometers) tot zeer grote<br />
afstand (honderden kilometers) afleggen vooraleer ze ergens worden afgezet<br />
(particle deposition). Aangezien in/op het oppervlak van deze deeltjes de zware<br />
metalen die zich oorspronkelijk in de fossiele brandstof bevonden<br />
geconcentreerd worden, vormen ze een gezondheidsrisico (bvb. bij inademen<br />
van zeer kleine deeltjes tot diep in de longen).<br />
De twee energie-dispersieve X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> (EDXRF) spectra geven aan<br />
dat in het kool-vliegas deeltje, naast ''normale'' bestanddelen zoals K, Ca, Ti, Mn,<br />
Fe, Sr, Y, Zr en Ba (typische bestanddelen van klei- en andere mineralen) er ook<br />
heel wat zware metalen zoals Ni, Zn, Pb, Cd, Sn en Sb aanwezig zijn; het olie-<br />
vliegas deeltje vertoont dan weer de aanwezigheid van Ni, As, Pb en Se.<br />
Aangezien de meeste van deze metalen vluchtig van aard zijn, zijn deze<br />
vermoedelijk bij het afkoelen van de rookgassen op de vliegas-deeltjes<br />
gecondenseerd. Beide soorten vliegas werden in een ruraal deel van Hongarije<br />
bemonsterd.<br />
Door beide deeltjes met een gefocusseerde, polychromatische Röntgenbundel te<br />
bestralen en de uitgezonden <strong>fluorescentie</strong>straling in functie van de energie op te<br />
tekenen, kan een panoramische analyse van de elementaire bestanddelen<br />
worden uitgevoerd, zonder enige vorm van monstervoorbereiding.<br />
5.1.2 Radiatieve en niet-radiatieve relaxatie van foto-geioniseerd materiaal. Wanneer<br />
fotonen van voldoende hoge energie (typisch 0,1-100 keV, i.e., straling met<br />
golflengte tussen 1 en 0,01 nm) invallen op een materiaal (hetgeen gasvorming,<br />
vloeibaar of vast kan zijn) treedt het fenomeen van X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> (X-ray<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.4
fluorescence – XRF) op. Hierbij ioniseert de invallende straling de atomen in het<br />
monster door overdracht van energie op en uitstoting van (voornamelijk) sterk<br />
gebonden binnen-elektronen (K, L, M-schillen). Deze elektronen, foto-elektronen<br />
genoemd, krijgen als kinetische energie het verschil tussen de originele foton-<br />
energie hν en de hoeveelheid energie nodig om de bindingsenergie EB van deze<br />
elektronen te overwinnen:<br />
Ekin B<br />
= hν<br />
− ( −E<br />
) = hν<br />
− φ<br />
Aldus kunnen vakatures ontstaan in de binnen-schillen van atomen, die na zeer<br />
korte tijd (binnen de 100 fs) terug worden opgevuld ten gevolge van transities<br />
van zwakker gebonden elektronen. Tijdens deze transities kan het verschil in<br />
bindingsenergie van het betrokken elektron worden uitgezonden als een X-<strong>straal</strong><br />
foton, met een energie/golflengte die karakteristiek is voor de atoomsoort<br />
waarin zich de transitie voltrok, bvb.<br />
E =<br />
φ<br />
Kα<br />
( −EB,<br />
K ) − ( −EB,<br />
L3<br />
) = φK<br />
− L3<br />
De aanmaak van een vakature<br />
door de invallende straling<br />
resulteert in een cascade van<br />
elektronische transities, die elk<br />
gepaard met de emissie van<br />
<strong>fluorescentie</strong>straling kan gepaard gaan. Niet alle transities zijn mogelijk (enkel<br />
degenen die voldoen aan de selectieregels voor dipoolstraling), maar de<br />
toegelaten transities geven aanleiding tot een beperkte reeks karakteristieke<br />
energieën/golflengten per atoomsoort; de karakteristieke X-<strong>straal</strong>energieën<br />
nemen geleidelijk toe met stijgend atoomnummer Z. Net zoals in<br />
emissiespectrometrie (in het zichtbare gebied van het EM-spectrum) laat dit toe<br />
om de betrokken elementen te identificeren.<br />
In concurrentie met dit radiatieve relaxatieproces kan er ook een niet-radiatief<br />
proces plaatsvinden: de emissie van Auger-elektronen. Beide processen grijpen<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.5
plaats met een waarschijnlijkheid die afhangt van het atoomnummer; Auger<br />
elektron emissie komt meer voor bij lichte elementen (Z < 20) terwijl emissie van<br />
<strong>fluorescentie</strong>straling vooral bij zware elementen doorgang vindt.<br />
Bij een XRF-analyse wordt de energie/golflengte en de intensiteit van een reeks<br />
<strong>fluorescentie</strong>lijnen opgemeten; op basis van deze informatie kan de<br />
aanwezigheid van een aantal elementen worden vastgesteld en hun massa of<br />
concentratie berekend. Een XRF spectrum bestaat uit een (traag veranderende)<br />
achtergrond waarbovenop zich element-specifieke pieken bevinden. Terwijl deze<br />
laatsten als gevolg van foto-ionisatie van monsteratomen ontstaan, wordt de<br />
achtergrond door andere interacties (elastische en inelastische verstrooiing) van<br />
de invallende fotonen met het monstermateriaal veroorzaakt.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.6
5.1.2 Het Röntgen-deel van het EM-spectrum strekt zich uit van ca. 10 nm in de<br />
richting van de kortere golflengten tot ongeveer 0,01 nm. Gelet op de relatie<br />
1,<br />
24<br />
λ ( nm)<br />
= of λ ( A)<br />
=<br />
E ( keV)<br />
12,<br />
4<br />
E ( keV)<br />
zijn de energieën van deze fotonen (0,1-100 keV) van dezelfde grootte-orde als de<br />
K-, L- en/of M-bindingsenergieën van de chemische elementen. Meestal wordt<br />
voor X-<strong>straal</strong> analyse straling van 1-50 keV gebruikt (1-0,02 nm). 1 eV is de<br />
kinetische energie die een elektron verwerft indien het over een<br />
spanningsverschil van 1 V versneld wordt (1 eV = 1,602.10 -19 J); de keV (i.e., 1000<br />
eV) is een eenheid die courant in (energie-dispersieve) XRF-analyse gebruikt zijn.<br />
In golflengte dispersieve XRF worden de golflengten meestal niet in nm maar in<br />
angström uitgedrukt (1 Å = 0,1 nm = 10 -10 m).<br />
5.2 Interactie van Röntgenstraling met materie<br />
5.2.1 Massa-absorptiecoëfficiënt.<br />
Wanneer een X-stralen bundel<br />
doorheen een materiaal met dikte d en<br />
dichtheid ρ valt, wordt een deel van de<br />
fotonen geabsorbeerd of verstrooid,<br />
zoals geïllustreerd in bijgaande figuur.<br />
Het verband tussen de resterende en<br />
de originele intensiteiten I en I0 wordt<br />
gegeven door:<br />
I = I 0 e<br />
−µρd<br />
Hierbij wordt µ de massa-absorptiecoefficiënt van het betrokken materiaal genoemd<br />
en heeft als dimensie cm 2/g (of m 2/kg) ; het product µL = µ.ρ (met dimensie cm -1<br />
of m -1) wordt de lineaire absorptiecoefficiënt genoemd. µ(E) wordt soms ook de<br />
totale werkzame doorsnede voor X-<strong>straal</strong> absorptie bij foton-energie E genoemd.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.7
Uit log µ(E) vs. log E grafieken van zuivere elementen (zoals Al, Fe, Pb, …) blijkt<br />
dat er een relatief eenvoudig verband bestaat tussen de massa-absorptie<br />
coëfficiënt van een enkelvoudig materiaal en de foton-energie, op de<br />
discontinuiteiten na, van het type:<br />
µ ( E ) =<br />
b<br />
aE<br />
De sprongen in de µ(E) vs. E-curven worden veroorzaakt door het foto-elektrisch<br />
effect (zie verder). Uit onderstaande grafiek blijkt duidelijk dat:<br />
(a) hoge-Z materialen X-stralen beter absorberen dan lage-Z elementen;<br />
(b) X-<strong>straal</strong> fotonen met lagere energie over het algemeen gemakkelijker door een<br />
materiaal worden geabsorbeerd dan fotonen met hogere energie.<br />
4 3<br />
In het algemeen is µ ∝ Z λ<br />
De massa-absorptiecoefficient van een materiaal M dat bestaat uit verschillende<br />
elementen, ieder aanwezig met gewichtsfractie wi, kan worden berekend aan de<br />
hand van de zgn. mixture rule:<br />
∑<br />
µ (<br />
M ) w µ<br />
= i<br />
i<br />
i<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.8
Massa-absorptiecoefficienten spelen een belangrijke rol bij de kwantitatieve<br />
aspecten van XRF. Aangezien zowel de exciterende (primaire) straling als de<br />
fluorcentiestraling door het geanalyseerde materiaal zelf wordt geabsorbeerd, is<br />
het (meestal) nodig om voor deze effecten te corrigeren om op correcte wijze het<br />
verband tussen een geobserveerde netto XRF-piekintensiteit en een<br />
elementconcentratie te kunnen leggen.<br />
Zoals aangegeven in de figuur op p. 5.5 is de vermindering van de<br />
bundelintensiteit van I0 naar I niet alleen te wijten aan het foto-elektrisch effect,<br />
maar ook aan verstrooiingsfenomenen. Dit kan worden uitgedrukt door de<br />
massa-absorptiecoefficient als de som van twee bijdragen te schrijven:<br />
µ = τ + σ<br />
i<br />
i<br />
i<br />
waarbij τi de werkzame doorsnede voor het foto-elektrische effect is en σi de<br />
werkzamen doorsnede voor strooi-interacties.<br />
5.2.2 Het foto-elektrisch effect. Tijdens een foto-elektrisch absorptieproces wordt<br />
een foton volledig geabsorbeerd en een atomair elektron (#1) uit zijn bindende<br />
toestand bevrijd. Het geexciteerde ion dat hierdoor ontstaat zal relaxeren via<br />
transities van een minder sterk gebonden elektron (#2) naar de vakature toe. De<br />
energie die hierbij vrijkomt kan ofwel radiatief worden uitgezonden als een<br />
foton, ofwel worden gebruikt om een derde elektron uit het atoom te sturen. De<br />
verhouding van het aantal <strong>fluorescentie</strong> fotonen Nkl,photons ten opzichte van het<br />
aantal gecreërde vakatures in schil k Nk,vacanies wordt de <strong>fluorescentie</strong>-opbrengst ωk<br />
genoemd. Op analoge wijze kan de Auger-elektron opbrengt ωklm gedefinieerd<br />
worden, waarbij k, l en m de indices van de schillen van de betrokken elektronen<br />
(#1-#3) voorstellen.<br />
nKα<br />
−photons<br />
ωKα<br />
= ;<br />
ω<br />
n<br />
vacancies<br />
KLL<br />
n<br />
=<br />
n<br />
KLL−electrons<br />
vacancies<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.9
Foto-elektrische absorptie kan enkel optreden indien de energie van de<br />
invallende straling groter is dan de bindingsenergie van het betrokken elektron.<br />
Bijvoorbeeld, een X-<strong>straal</strong> van 15 keV is in staat om een K-elektron (ΦFe-K = 7,112<br />
keV) of een L3-elektron (ΦFe-L3 = 0,706 keV) uit een Fe-atoom te verwijderen.<br />
Aangezien foto-elektrische absorptie plaats kan grijpen ter hoogte van alle<br />
exciteerbare niveaus in een atoom, kan de totale werkzame doorsnede τi als een<br />
som van (sub)schil-specifieke bijdragen worden geschreven:<br />
( τ + τ + τ ) + ( τ + τ + K + ) + K<br />
τ i = τ i,<br />
K + τ i,<br />
L + τ i , M = τ i,<br />
K + i,<br />
L1<br />
i,<br />
L2<br />
i,<br />
L3<br />
i,<br />
M1<br />
i,<br />
M 2 τ i,<br />
M 5<br />
In bijgaande figuur is τMO(E) vs E<br />
voorgesteld. Bij hoge energie, i.e.,<br />
boven 50 keV is de kans op het<br />
losslaan van een K-elektron zeer<br />
klein en die voor de L-elektron en M-<br />
elektronen nog kleiner. Niettemin<br />
geldt hier:<br />
τ = τ + τ + τ<br />
Mo Mo,<br />
K Mo,<br />
L Mo,<br />
M<br />
Naarmate de energie van het foton daalt, stijgt de kans op ionisatie. Bij de<br />
bindingsenergie van de K-elektronen (ΦK,Mo = 19,99 keV), wordt een abrupte<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.10
daling van τMO opgemerkt, aangezien fotonen E < ΦK,Mo niet langer in staat zijn<br />
om de K-elektronen uit hun bindende toestand los te maken. Hierdoor valt de<br />
bijdrage τMO,K abrupt van een redelijke grote waarde (ca 100 cm 2/g) naar 0 en<br />
geldt:<br />
τ = τ + τ<br />
Mo Mo,<br />
L Mo,<br />
M<br />
aangezien de minder energetische fotonen nog wel in staat zijn om L- en M-<br />
elektronen uit de Mo-atomen te verwijderen. De discontinuiteit bij E = ΦK,Mo<br />
noemt men de K-absorptierand van Mo (K-absorption edge). Eenzelfde proces<br />
speelt zich af ter hoogte van de L-absorptieranden (en van de M-absorptieranden<br />
van zware elementen).<br />
Om XRF analyses met de hoogste gevoeligheid uit te voeren (i.e., waarbij het<br />
grootste aantal <strong>fluorescentie</strong>-fotonen per invallend foton en per massa-eenheid<br />
analiet) worden bekomen, is het daarom aangewezen een excitatie-energie te<br />
gebruiken die juist boven de absorptierand van het analiet-element is.<br />
5.2.3 Verstrooiing van X-<strong>straal</strong> fotonen leidt steeds tot een verandering van<br />
richting van het betrokken foton, maar niet steeds tot een verandering in<br />
energie/golflengte. Indien de energie onveranderd blijft tijdens het<br />
verstrooiingsinteractie spreekt men van Rayleigh of elastische strooiing (elastic<br />
scattering); indien het foton energie verliest (en dus een langere golflengte krijgt)<br />
spreekt men van Compton of inelastische strooiing. Aldus kan de werkzame<br />
doorsnede σi worden geschreven als:<br />
σ = σ + σ<br />
i i,<br />
R i,<br />
C<br />
Compton verstrooiing treedt op als gevolg van de interactie van een foton met<br />
zwak gebonden (i.e., buiten)elektronen. Na een verstrooiing onder een hoek φ<br />
kan de energie E' van het foton worden berekend met de formule van Compton:<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.11
E ′ =<br />
E<br />
1 + 2<br />
m0c<br />
E<br />
( 1<br />
− cosϕ<br />
)<br />
waarbij m0 de rustmassa van het<br />
elektron is. Aangezien E' ≤ E, is λ' ≥ λ.<br />
Het energieverschil (E-E') wordt<br />
overgedragen op het Compton recoil<br />
elektron onder de vorm van<br />
kinetische energie.<br />
5.2.4 Bremsstrahlung is een Duitse term die verwijst naar het continuum van X-<br />
stralen dat wordt opgewerkt wanneer versnelde elektronen verplicht worden om<br />
af te remmen, bvb. door ze op een blok metaal met hoge atoomnummer te laten<br />
invallen. Tijdens de interactie(s) van de invallende elektronen met die van het<br />
metaal vertragen de primaire elektronen en komt een deel van hun kinetische<br />
energie als Röntgenfotonen van diverse energie vrij. Omdat tijdens deze<br />
interacties, de elektronen tussen 0 en hun volledige initiele energie kunnen<br />
verliezen wordt een continuum van Röntgenenergieën waargenomen. In<br />
bijgaande figuur is het Bremsstrahlungscontinuum voorgesteld dat vrijkomt bij<br />
invallen van elektronen van 20, 40 en 60 keV op een blok rhodium (Rh).<br />
(Aangezien de primaire elektronen ook de metaal-atomen kunnen ioniseren,<br />
komt er ook karakteristieke straling vrij, te zien als discrete lijnen bovenop het<br />
continuum).<br />
Op golflengteschaal wordt het continuum gekarakteriseerd door een minimale<br />
golflengte λmin (nm) = 1,24/Emax (keV) = 1,24/V (kV) waarbij V de<br />
versnellingsspanning voorstelt en Emax de maximale energie van de invallende<br />
elektronen. De distributie vertoont een maximum rond λ = 1,5-2,0 λmin. Door de<br />
versnellingsspanning te verhogen kan dus de hardheid van het<br />
bremsstrahlungsspectrum worden vergroot.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.12
5.2.5 Selectieregels, karakteristieke lijnen en X-stralen spectra. In onderstaande tabel is<br />
de IUPAC- en de zgn Siegbahn-nomenclatuur van de X-<strong>straal</strong> transities<br />
weergegeven. Meestal wordt de Siegbahn-nomenclatuur gebruikt. Het eerste<br />
deel van de lijn benaming geeft aan in welke (hoofd)schil de vakature werd<br />
gecreerd (elektron #1) terwijl het tweede deel een indicatie bevat van de origine<br />
van het elektron dat deze vakature invulde (elektron #2). In het Siegbahn-<br />
systeem werden eerst Griekse benamingen voor de waargenomen lijnen gebruikt<br />
(α voor de meest intense, β voor de tweede meest belangrijke etc.) nadien<br />
(naarmate de resolutie van de X-<strong>straal</strong> spectrometers verbeterde) aangevuld met<br />
numerieke indices om individuele bijdragen tot multipletten aan te duiden.<br />
Het relatief eenvoudige, empirisch vastgestelde verband tussen de golflengte van<br />
een bepaalde reeks transities (bvb. de Kα1- of de Lα2-transities) en het<br />
atoomnummer Z wordt de Wet van Moseley genoemd:<br />
1<br />
2<br />
= K( Z − s)<br />
λ<br />
of<br />
2<br />
E = K′<br />
( Z − s)<br />
waarbij K en s constanten zijn. De afschermconstante s heeft een waarde dichtbij<br />
1; de constante K is specifiek voor iedere reeks transities. Naarmate Z stijgt, zal<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.13
dus ook de energie van bvb. de Kα1, de Lα2, de Mβ -transities van het betrokken<br />
element groter worden.<br />
Series IUPAC name Siegbahn name Relative Intensity<br />
K-lines K-L3 Kα1 100<br />
K-L2 Kα2 ~ 50<br />
K-M3 Kβ1 ~ 17<br />
K-M2 Kβ3 ~ 8<br />
L 3-lines L3-M5 Lα1 100<br />
L3-M4 Lα2 ~ 10<br />
L3-N5,4 Lβ2,1 ~ 25<br />
L3-M1 Lℓ ~ 5<br />
M3-N1 Lβ6 ~ 1<br />
L 2-lines L2-M4 Lβ1 100<br />
L2-N4 Lγ1 ~ 20<br />
L2-M1 Lη ~ 3<br />
L2-O1 Lγ6 ~ 3<br />
L 1-lines L1-M3 Lβ3 100<br />
L1-M2 Lβ4 ~ 70<br />
L1-N3 Lγ3 ~ 30<br />
L1-N2 Lγ2 ~ 30<br />
M-lines M5-N7 Mα1<br />
M5-N6 Mα2<br />
M5-N6 Mβ<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.14
Zoals bekend komen met alle elektronen binnen een atoom een unieke reeks van<br />
vier quantumgetallen overeen: n het hoofdquamtum getal, ℓ het nevenquantum<br />
getal (waarden aannemende tusse 0 en n-1), m het magnetisch quantumgetal<br />
(ook wel genoemd ml, met waarden tussen - ℓ en + ℓ) en s het spin quantumgetal<br />
(±½). Daarnaast wordt ook het totale angulaire quantumgetal j gebruikt (met<br />
waarden tussen ℓ-½ en ℓ+½), waarbij voor iedere l-waarde (s, p, d, … orbitalen)<br />
steeds twee subtoestanden, overeenkomend met parallelle en antiparallelle L r en<br />
S r -vectoren moeten worden onderscheiden (zie tabel).<br />
X-<strong>straal</strong> transities die voldoen aan de volgende selectieregels (voor<br />
dipoolstraling) worden experimenteel waargenomen:<br />
⎧∆n<br />
≥ 1<br />
⎪<br />
⎨∆l<br />
= ± 1<br />
⎪<br />
⎩∆j<br />
= 0,<br />
± 1<br />
quantum number<br />
n<br />
1<br />
2<br />
2<br />
2<br />
3<br />
3<br />
3<br />
3<br />
3<br />
l<br />
0<br />
0<br />
1<br />
1<br />
0<br />
1<br />
1<br />
2<br />
2<br />
etc.<br />
3d 5/2<br />
etc.<br />
etc.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.15<br />
j<br />
1/2<br />
1/2<br />
1/2<br />
3/2<br />
1/2<br />
1/2<br />
3/2<br />
3/2<br />
5/2<br />
notation<br />
XPS<br />
1s 1/2<br />
2s 1/2<br />
2p 1/2<br />
2p 3/2<br />
3s 1/2<br />
3p 1/2<br />
3p 3/2<br />
3d 3/2<br />
X-ray<br />
Als we deze regels toepassen, dan zien we voor bvb. de Kα1 en Lα2-transities:<br />
Kα1 (K-L3)<br />
⎧∆n<br />
= 2 − 1 = 1<br />
⎪<br />
⎨∆<br />
= 1 − 0 = 1<br />
⎪<br />
⎩∆j<br />
= 3 2 − 1 2 = 1<br />
l ; Lα2 (L3-M4)<br />
K<br />
L 1<br />
L 2<br />
L 3<br />
M 1<br />
M 2<br />
M 3<br />
M 4<br />
M 5<br />
⎧∆n<br />
= 3 − 2 = 1<br />
⎪<br />
⎨∆l<br />
= 2 − 1 = 1<br />
⎪<br />
⎩∆j<br />
= 3 2 − 3 2 = 0<br />
In onderstaande figuur zijn de toegelaten K-transities samengevat. Zwakke<br />
satteliet-transities wordt waargenomen wanneer dubbele ionisatie optreedt.
5.3 Analytische karakteristieken van XRF-instrumenten<br />
5.3.1 Gevoeligheid. Wanneer XRF analyse op voldoende dunne monsters wordt<br />
uitgevoerd (i.e., monsters waarvan het product ρd voldoende klein is om<br />
absorptie van straling binnenin het monster verwaarloosbaar klein te maken),<br />
dan kan een lineair verband tussen de waargenomen netto intensiteit Ni van een<br />
element i en zijn massa mi of concentratie ci worden vooropgesteld:<br />
= S′<br />
m t = S c t<br />
N i i i i i<br />
De evenredigheidsconstanten Si (of Si') worden de gevoeligheidscoëfficiënten<br />
van de spectrometer genoemd [bvb. uitgedrukt in tellen/s/(g/cm 3) of in<br />
tellen/s/ng], soms ook aangeduid met de term elemental yield factors (element-<br />
opbrengstsfactoren). Onderstaande figuur toont het verloop van Si bij golflengte<br />
dispersieve XRF (WDXRF) voor een reeks elementen tussen Z=10 en Z=60 indien<br />
de intensiteit van de Kα- of van de Lα-lijn (tussen Z=37 en Z=77) als analytisch<br />
signaal wordt gebruikt. Het product Sit is de gevoeligheid bij uitvoeren van<br />
metingen met teltijd t.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.16
Door selectie van de excitatievoorwaarden (anode materiaal van de X-stralen<br />
buis, buisspanning, buisvermogen) kan de vorm en de positie van het maximum<br />
in deze curve worden beinvloed, bvb. om optimale detectie van één of enkele<br />
elementen te maximaliseren ten nadele van andere.<br />
In plaats van de netto waargenomen intensiteiten Ni, maakt men dikwijls gebruik<br />
van de telkadansen (count rates) Ri van de elementen:<br />
N<br />
i<br />
R i = =<br />
t<br />
S c<br />
i<br />
i<br />
In geval monster worden geanalyseerd waarin een niet-verwaarloosbare mate<br />
van zelf-absorptie optreedt (zie verder), dan wordt deze betrekking:<br />
N i<br />
R i = = Sic<br />
i Ai<br />
t<br />
waarbij de factor Ai (≤ 1) de vermindering in de waargenomen telkadans ten<br />
gevolge van de zelfabsorptie voorstelt.<br />
5.3.2 Detectielimieten. In de praktijk is het niet mogelijk om de netto XRF<br />
intensiteit Ni van verschillende elementen op directe wijze te meten; in de plaats<br />
worden totale intensiteiten Ti opgetekend:<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.17
T B + B<br />
scatter derector<br />
i = N i + Bi<br />
= N i + Bi<br />
+ Bi<br />
+ ∑<br />
j≠i<br />
overlap<br />
j<br />
blanco<br />
i<br />
aangezien verschillende fenomenen kunnen bijdragen tot het<br />
achtergrondcontinuum dat in XRF-spectra wordt waargenomen (zie p. 5.3).<br />
Aangezien in de meeste XRF instrumenten, de waargenomen X-<strong>straal</strong><br />
intensiteiten geteld worden, geldt dat de onzekerheid op alle waargenomen<br />
intensiteiten Ti of Bi (bij afwezigheid van netto signalen) gegeven wordt door:<br />
sT Ti<br />
s<br />
i<br />
Bi<br />
= ;<br />
=<br />
B<br />
i<br />
Aldus kunnen de detectielimietwaarde van een XRF spectrometer voor element i<br />
worden berekend aan de hand van:<br />
c<br />
DL,<br />
i<br />
3s<br />
=<br />
m<br />
B<br />
3 B<br />
=<br />
S t<br />
i<br />
i<br />
3 RB,<br />
=<br />
S t<br />
i<br />
i<br />
waarbij RB,i de achtergronds-count rate voorstelt tijdens de meting ter hoogte<br />
van de XRF-lijnen van element i. (m stelt de r.c. van de ijklijn voor).<br />
Indien er metingen worden uitgevoerd aan dunne monsters met een gekende<br />
concentratie ci std aan element i, opleverend een netto XRF intensiteit Ni std en een<br />
corresponderende achtergrondsintensiteit Bi std, dan kan op basis van<br />
N i<br />
std std<br />
i = Si<br />
c t , de overeenkomstige relatieve detectielimiet ineens berekend<br />
worden aan de hand van :<br />
c<br />
DL,<br />
i =<br />
c<br />
std<br />
i<br />
3<br />
N<br />
B<br />
std<br />
i<br />
std<br />
i<br />
Indien tijdens een experiment, netto- en achtergrondsintensiteiten worden<br />
opgetekend bij bestraling van een gekende massa mi std kan de absolute<br />
detectielimiet berekend worden door middel van:<br />
m<br />
DL,<br />
i =<br />
m<br />
std<br />
i<br />
3<br />
N<br />
B<br />
std<br />
i<br />
std<br />
i<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.18
In de meest courante (bulk) XRF spectrometers zijn de relatieve DL-waarden de<br />
meest nuttige karakteristieken; bij sommige varianten van XRF [zoals total-<br />
reflection (TXRF) and microscopische XRF (µ-XRF)] waar soms zeer kleine<br />
massa's onbekende worden geanalyseerd, is het meer relevant om absolute DL-<br />
waarden te beschouwen.<br />
Als voorbeeld zijn in onderstaande tabel typische relatieve DL waarden voor<br />
WDXRF geven voor analyse van diverse elementen in in verschillende matrices.<br />
In tegenstelling tot de destructieve atoomspectrometrische methoden, waar DL-<br />
waarden zich in het ppb tot sub-ppb gebied situeren, is het detectievermogen<br />
van XRF veelal beperkt tot het ppm gebied, weliswaar zonder de nood de<br />
monsters op te lossen of aan een ingrijpende monstervoorbereiding te<br />
onderwerpen.<br />
Matrix Element cLD (µg/g) Matrix Element cLD (µg/g)<br />
Terephtalic acid Fe 0.15 Cement Na2O 36<br />
Co 0.18 MgO 27<br />
Aluminium Mg 10.5 Al2O3 22<br />
P 1.3 SiO2 50<br />
Al-Mg alloy Mg 7 SO3 24<br />
Si 5 P2O5 32<br />
Ti 3 Low-Alloy Steel C 80<br />
Mn 2 Al 4<br />
Cu 1 Si 2<br />
Copper Alloys Be 0.20% Cr 2<br />
In bijgaande figuur is de variatie<br />
van de absolute DL van TXRF<br />
voor verschillende elementen<br />
voorgesteld; deze situeren zich in<br />
het 1-100 pg gebied. De curven a,<br />
b en c komen overeen met<br />
verschillende meetomstandig-<br />
heden (zie verder).<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.19
5.4. Instrumentatie<br />
Alle XRF instrumenten bestaan uit drie onderdelen:<br />
(a) een X-stralenbron,<br />
(b) de spectrometer per se en<br />
(c) de meet-elektronica.<br />
Typisch wordt gebruikt gemaakt van polychromatische excitatie, i.e., het te<br />
analyseren monster wordt met vele verschillende (korte) golflengten<br />
tegelijkertijd be<strong>straal</strong>d. Bij WDXRF wordt de <strong>fluorescentie</strong>-straling gedispergeerd<br />
met behulp van een analysatorkristal en wordt vervolgens de intensiteit in één of<br />
meerdere smalle golflengtebanden geregistreerd. In EDXRF-toestellen wordt aan<br />
de hand van een halfgeleiderdetector de energie bepaald van iedere individueel<br />
<strong>fluorescentie</strong>foton dat de detector binnenvalt; het resultaat is een frequentie-<br />
histogram van de waargenomen X-<strong>straal</strong> energieën. In deze mode wordt dus de<br />
<strong>fluorescentie</strong>-intensiteit in relatief small energiebanden geregistreerd.<br />
WDXRF-instrumenten worden bijna uitsluitend gebruikt voor (zeer betrouwbare<br />
en routinematige) bulk-analyse van industriële materialen, bvb. in<br />
kwaliteitscontrole laboratoria in de polymeer-industrie. Naast bulk-EDXRF<br />
hebben zich verschillende varianten van EDXRF in het laatste decennium<br />
ontwikkeld: TXRF (total-reflection XRF) en micro-XRF. Beiden zijn gebaseerd op<br />
een ruimtelijke beperking van het monstervolume waarbinnen de primaire<br />
Röntgenstraling met het te onderzoeken materiaal interageert. TXRF en µ-XRF<br />
apparatuur maakt hiertoe van gespecialiseerde X-<strong>straal</strong> bronnen, -optica en<br />
detectiegeometrieën.<br />
5.4.1 X-<strong>straal</strong> bronnen van vier verschillend types worden gebruikt voor het<br />
uitvoeren van XRF analyses; in de eerste plaats gaat het hier over:<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.20
(a) afgesmolten X-<strong>straal</strong> buizen (sealed X-ray tubes)<br />
(b) radioactieve bronnen,<br />
terwijl in minder mate ook<br />
(c) roterende anode buizen en<br />
(d) synchrotron opslagringen<br />
hiervoor worden gebruikt; deze laatste twee worden echter zelden voor bulk-<br />
XRF aangewend en worden in deze cursus niet nader besproken.<br />
5.4.1.1 X-<strong>straal</strong> buizen worden in de meeste commerciële XRF toestellen als<br />
stralingsbron gebruikt. Een verhit W-filament (de kathode) stelt elektronen vrij<br />
dewelke door middel van een hoogspanning V naar een blok hoogzuiver metaal<br />
worden versneld. Dit metaal heeft een hoog smeltspunt (Cr, Rh, W, Mo, Rh, Pd,<br />
…) en doet dienst als anode. Bij impact van de elektronen op de anode wordt<br />
Bremsstrahlung geproduceerd alsook de karakteristieke X-<strong>straal</strong>lijnen van het<br />
anode materiaal. Het continuum is geschikt voor de excitatie van X-<strong>straal</strong><br />
<strong>fluorescentie</strong> van een breed spectrum aan elementen. Naarmate het<br />
atoomnummer van de anode hoger is (meer elektronrijk metaal), worden er meer<br />
primaire X-stralen in de buis geproduceerd. In de tekening hieronder is een<br />
blokschema van een X-stralen buis weergegeven. De straling verlaat de buis<br />
doorheen een weinig absorberend venster gemaakt uit Be.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.21
Typische versnellingsspanningen gebruikt in X-<strong>straal</strong> buizen zijn 25-50 kV, met<br />
elektronstromen die zich in het gebied 20-50 mA situeren. In WDXRF toestellen<br />
worden dikwijls 3 kW X-<strong>straal</strong> buizen gebruikt; in EDXRF toestellen daarentegen<br />
treft men gewoonlijk 1 kW maar in toenemende mate laag-vermogen buizen (30-<br />
50 W) aan.<br />
De efficientie van een X-stralen buis is betrekkelijk laag: van het totale elektrische<br />
vermogen wordt slechts ca 1 % omgezet in X-straling; de rest gaat verloren als<br />
warmte en dient afgevoerd te worden. Meestal zijn de anode-blokken uitgerust<br />
met een waterdoorvoer om dit te vergemakkelijken.<br />
5.4.1.2 Radioactieve bronnen kunnen ook als bron van X-straling of voor het<br />
opwekken van X-<strong>straal</strong> emissie in onbekende monsters worden gebruikt. In<br />
vergelijking met X-<strong>straal</strong>buizen zijn radioactieve veel meer compact hetgeen als<br />
voordeel heeft dat ze in draagbare apparatuur kunnen worden ingebouwd. Door<br />
de recente ontwikkeling van zeer compacte X-<strong>straal</strong> buizen en de toenemende<br />
complexiteit van de voorzorgsmaatregelen die in verband met radioactieve<br />
bronnen in acht moeten genomen worden, vermindert echter het gebruik van dit<br />
type van Röntgenstraling.<br />
Voor de analyse van lage-Z elementen kunnen bijvoorbeeld α-stralers ( 4He-<br />
kernen) zoals 244Cm (t½ = 17,8 j, Eα = 5,76 en 5,81 MeV) of 210Po (t½ = 138 d, Eα =<br />
5,3 MeV) worden gebruikt.<br />
Daarnaast kunnen ook β-stralers (energetische elektronen) worden gebruikt,<br />
ofwel voor directe monsterbestralingofwel voor de productie van<br />
Bremsstrahlung in bepaald materialen. Voor directe bestraling kunnen 22Na (t½ =<br />
2.6 j), 85Kr (t½ = 10.7 j) en 63Ni (t½ = 100 j) worden gebruikt, die resp. β --deeltjes<br />
van 550, 670 en 66 keV uitzenden. Voor Bremsstrahlung-productie kunnen bvb.<br />
147Pm (t½ = 2.6 j, 225 keV) in combinatie met een Zr-target of 3H (t½ = 12.4 y, 19<br />
keV) in combinatie met een Ti-target worden gebruikt.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.22
In onderstaande tabel worden een aantal radioactieve bronnen opgesomd die X-<br />
stralen of γ-straling uitzenden. Deze bronnen bevatten meestal radionucliden die<br />
vervallen via het elektron-vangst (electron capture - EC) mechanisme. Tijdens een<br />
dergelijk vervalproces wordt een binnen-elektron opgenomen in een neutronen-<br />
arme kern (bevattende Z protonen) waardoor een nuclide met Z-1 protonen in<br />
de kern ontstaat (bvb. 55Fe → 55Mn*). Aangezien de dochterkern ontstaat met een<br />
vakature in één van zijn binnen-schillen, zal tijdens het daaropvolgende<br />
relaxatieproces één of meerdere X-<strong>straal</strong> fotonen worden uitgezonden. In het<br />
geval van 55Mn zijn dit karaktereristieke Mn-Kα en Mn-Kβ fotonen van resp. 5,9<br />
en 6,5 keV.<br />
Radio Half-life X-ray or γ-ray energy Flux<br />
isotope (years) (keV)<br />
55 Fe 2.7 5.9-6.5 (Mn-K X-rays) 7 x 10 6<br />
244 Cm 88 14.6-22 (U L X-rays)<br />
109 Cd 1.3 22-25 (Ag K X-rays) 8 x 10 6<br />
125 I 0.16 27-32 (Te K X-rays)<br />
241 Am 433 59.6 (γ-ray) 6 x 10 7<br />
153 Gd 0.66 41.48 (Eu-K X-rays) 4 x 10 8<br />
57 Co 0.74 122.136 (γ-ray) 4 x 10 6<br />
De bijgaande figuur geeft een overzicht van de elementen die met behulp van<br />
bovenstaande radioactieve bronnen en met behulp van straling van X-<strong>straal</strong><br />
buizen met verschillende anode kunnen geanalyseerd worden.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.23
5.4.2 X-<strong>straal</strong> detectoren kunnen in het algemeen als transducers worden<br />
beschouwd, i.e., omzetters van Röntgen foton-energieën in een stroom- of<br />
spanningspulsen. De meeste detectoren werken op basis van de conversie van<br />
individuele fotonen en maken gebruik van het foto-elektrisch effect als eerste<br />
stap van het conversieproces.<br />
Aangezien deze detectoren een (pulsvormig) signaal proceduren dat evenredig is<br />
met de energie van de fotonen, zijn belangrijke eigenschappen van X-<strong>straal</strong><br />
detectoren:<br />
(a) lineariteit, i.e., de mogelijkheid om een aantal signaalpulsen evenredig met het<br />
aantal invallende fotonen te genereren;<br />
(b) proportionaliteit, i.e., de mogelijkheid om signaalpulsen te genereren waarvan<br />
de (individuele) hoogten evenredig is met de energie van de (individueel)<br />
geconverteerde fotonen;<br />
(c) resolutie, i.e., de precisie waarmee de energie van Röntgen fotonen kan<br />
worden bepaald, of het kleinste verschil in energie/golflengte dat nog op<br />
betrouwbare wijze waarneembaar is. Bvb. met behulp van vele X-<strong>straal</strong><br />
detectoren zal het verschil tussen een As-Kα1 foton van 10,543 keV en een Pb-<br />
Lα1 foton van 10,549 keV niet aantoonbaar zijn.<br />
In WDXRF spectrometers (zie verder) worden dikwijls combinaties van<br />
(i) gas-proportionaaltellers (voor detectie van de lange golflengten, λ > 0,2 nm)<br />
(ii) scintillator-tellers (voor detectie van de korte golflengten, λ ≤ 0,2 nm)<br />
in zgn. tandem-detectoren gebruikt, steeds samen met een analysatorkristal.<br />
In EDXRF worden één van de subtypes van halfgeleider detectoren gebruikt.<br />
5.4.2.1 Gasproportionaal tellers bestaan uit een gasgevulde cylinder van ca 2 cm<br />
diameter, voorzien met een geisoleerd opgestelde centrale draad. Het<br />
gasmengsel bestaan uit een mengsel van een inert gas en een quench-gas, typisch<br />
90% Ar/10% CH4 (P-10). De wand van de buis doet dienst als kathode en staat<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.24
op grondpotentiaal terwijl de centrale draad-anode op een spanning van 1400-<br />
1800 V staat. Wanneer er ioniserende straling invalt, worden er ion-elektron<br />
paren gegenereerd (n), elk bestaande uit een Ar +-ion en een vrij elektron. De<br />
gemiddelde energie ε nodig om zulk een ion-elektron paar te produceren<br />
bedraagt 26,4 eV zodat n kan berekend worden uit:<br />
E hν<br />
n = =<br />
ε ε<br />
[De verhouding tussen de effectieve waarde v an ε en de eerste<br />
ionisatiepotentiaal van Ar (IPAr = 16 eV) wordt de Fano-factor genoemd.]<br />
Na de ionizatie treedt een ladingsscheiding<br />
op, waarbij de (snellere) primaire<br />
elektronen zich naar de centrale<br />
draadanode begeven en de (tragere) Ar +-<br />
ionen, eens aangekomen aan de wanden<br />
van de telbuis, ontladen worden.<br />
Indien de primaire elektronen ver genoeg<br />
van de anode worden gegenereerd, en de<br />
versnellingsspanning een geschikte waarde<br />
heeft, kunnen ze voldoende worden<br />
versneld in het radiale elektrische veld<br />
tussen anode en kathode; aldus is het mogelijk dat de primaire elektronen<br />
langheen hun pad aanleiding geven tot bijkomende ionisatie van Ar-atomen. Bij<br />
deze interacties worden secundaire elektronen vrijgesteld.<br />
Aldus zal een veel groter aantal (N) elektronen dan het oorspronkelijk aantal (n)<br />
de centrale draad bereiken. Men noemt dit fenomeen gas-amplificatie (gas-gain,<br />
gas-amplification). Voor proportionaaltellers wordt typisch een versterkingsfactor<br />
M van de orde van 10 5 waargenomen:<br />
N<br />
M =<br />
n<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.25
Wanneer de elektronen-lawine de anode bereikt, ondergaat de spanning tussen<br />
anode en kathode een lichte vermindering; immers, gedurende een korte tijd<br />
loopt er een zeer kleine stroom tussen beide elektroden, gedragen door de<br />
vrijgestelde primaire en secundaire ion-elektron paren. Bij een constante gas-gain<br />
is de hoogte Vpuls van deze spanningspuls evenredig met de energie E van het<br />
invallend foton.<br />
In de praktijk stelt men echter vast dat niet alle spanningspulsen gegenereerd<br />
door inval van fotonen met identieke energie E eenzelfde hoogte V vertonen (zie<br />
verder: detector-resolutie). Dit heeft te maken met:<br />
(a) de intrinsieke onzekerheid sn = n op het aantal geproduceerde ion-elektron<br />
paren; het betreft hier de onzekerheid ten gevolge van Poisson- of telstatistiek<br />
(b) competetieve processen (bvb. ten gevolge van botsingen tussen gastomen, -<br />
ionen en elektronen) die de effectieve waarde van de onzekerheid sn groter<br />
doen worden van zijn intrinsieke verwachtingswaarde. Soms wordt de<br />
effectieve onzekerheid aangeduid als voortvloeiende uit Fano-statistiek (in<br />
plaats van Poisson-statistiek).<br />
5.4.2.2 Scintillator tellers zijn meer geschikt voor detectie van harde X-stralen (E ><br />
6 keV) aangezien in eerste instantie de fotonen invallen op een scintillator-kristal.<br />
Meestal is is met Tl gedopeerd NaI [aangeduid als NaI(Tl)]; ten gevolge van de<br />
dopering (en de roosterfouten die dit induceert) gaan er uit dit materiaal een<br />
aantal fotonen in het visuele gebied (410 nm – blauw) vrijkomen, wanneer er<br />
voldoende energetische straling op invalt. Net zoals bij de proportionaalteller is<br />
het aantal blauwe fotonen evenredig met de originele energie E van de<br />
Röntgen<strong>straal</strong>. Door het NaI(Tl) kristal in te kapselen in een dunne laag<br />
reflecterende Al-folie worden de 410 nm-fotonen of efficiente wijze naar de foto-<br />
kathode van een PMT geleid; deze produceert, na vermenigvuldiging van de<br />
initieel vrijgestelde foto-electronen, een spanningspuls met hoogte evenredig aan<br />
E. Echter, ten gevolge van de inefficientie van het X-<strong>straal</strong>/visueel licht/foto-<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.26
elektron conversieproces, is de energie benodigd om 1 foto-elektron in de PMT te<br />
produceren ca 10x hoger dan in een gasproportionaal teller. Hierdoor is de<br />
energie-resolutie van scintillator-tellers aanmerkelijk slechter dan die van<br />
telbuizen.<br />
5.4.2.3 Halfgeleider detectoren bestaan uit een schijfvormig hoogzuiver Si of Ge<br />
kristal (bvb. 4-10 mm in diameter en 3-5 mm dik) voorzien van elektrische<br />
contacten. Tegenwoordig maakt men ofwel gebruik van HPGe (high-purity<br />
Germanium) of Si(Li) (Lithium-drifted Silicon) detectoren. Het werkingsprincipe<br />
van deze detectoren is hieronder voorgesteld en is, net zoals dat van diode-<br />
arrays, gebaseerd op de werking van een, in sper-zin gepolarizeerde pin-diode<br />
(reverse polarized pin-diode).<br />
Enkel indien er ioniserende straling invalt op het detectorkristal, loopt er een<br />
kleine stroom tussen beide contacten aan voor- en achterzijde van het kristal;<br />
door deze kleine stroom over een grote weerstand te laten weglekken kan een<br />
spanningspuls worden opgewerkt, waarvan de hoogte opnieuw evenredig is met<br />
de originele energie van het invallend Röntgenfoton. De stroom wordt in dit<br />
geval gedragen door elektronen en positieve gaten die resp. aan de anode<br />
(vooraan) en de kathode (achteraan) worden gecollecteerd. Deze elektron-gat<br />
paren worden opgewekt langsheen het pad van het (gradueel vertragend) initiële<br />
foto-elektron dat ontstaat bij ionisatie van een Si-atoom door een Röntgenfoton;<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.27
per elektron-gat paar wordt er ε = 3,8 eV ''verbruikt'' (voor promotie van<br />
elektronen van de valentie- naar de conductieband). Aldus worden er vrij veel<br />
van deze ladingsdragers opgewekt en is de intrinsieke onzekerheid op hun<br />
aantal relatief laag. Aldus hebben halfgeleider detectoren een vrij goede energie-<br />
resolutie: in optimale omstandigheden bedraagt deze 120 eV bij 5,9 keV. Deze<br />
resolultie is (net) voldoende om de meeste overlappen tussen dezelfde X-<strong>straal</strong><br />
lijnen van een element Z en<br />
het naburige element Z+1 te<br />
kunnen resolveren. In de<br />
figuur hieronder is een typisch<br />
energie-dispersieve XRF<br />
spectrum te zien, hetgeen in<br />
feit een frequentie-histogram<br />
is van de reeks pulshoogten<br />
die gedurende een bepaalde<br />
tijd worden opgetekend.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.28
Bijvoorbeeld bij de detectie van een Cu-Kα1 foton (8,05 keV) worden er<br />
gemiddeld 2117 ± (2117) ½ = 2117 ± 46 elektron-gat paren opgewekt, hetgeen kan<br />
leiden tot een spanningspuls van 0,42 mV. Deze wordt in een tweede<br />
versterkingsstap omgezet tot een gaussvormige puls van 4,2 V, die na analoog-<br />
digitaal conversie resulteert in een gedigitaliseerde pulshoogte van 420. Dit getal<br />
wordt dan uiteindelijk gebruikt om aan kanaal 420 van het spectrumgeheugen,<br />
één tel toe te voegen. In onderstaande figuur wordt het energiegebied 0-20 keV<br />
overspannen door middel van 1024 kanalen, ieder ca 20 eV breed.<br />
In het X-stralen gebied worden meestal Si(Li) of equivalente detectoren gebruikt;<br />
voor detectie van zeer harde X- en γ-straling zijn HPGe-detectoren meer geschikt.<br />
Om opwekking van elektron-gat paren door thermische excitatie te<br />
minimaliseren is het nodig om de Ge- of Si(Li) kristallen tot -196 oC af te koelen;<br />
LN2-gekoelde halfgeleider detectoren laten toe om EDXRF spectra met optimale<br />
resolutie op te tekenen. Tegenwoordig bestaan er ook diverse types Peltier-<br />
gekoelde energiedispersieve X-<strong>straal</strong> detectoren die veel minder onderhoud<br />
vergen, maar meestal een minder goede energie-resolutie vertonen (typische 150-<br />
180 eV bij 5,9 keV).<br />
5.4.2.4 De spectrale resolutie van<br />
diverse X-<strong>straal</strong> detectoren is in<br />
onderstaande figuur vergeleken<br />
met het energieverschil tussen de<br />
Kα-lijnen van naburige<br />
elementen. Als resolutie-<br />
criterium wordt de breedte-op-<br />
halve-hoogte(full-width-at-half- maximum, FWHM) van de<br />
waargenomen piek bij inval van Mn-Kα X-stralen op de detector gebruikt. Deze<br />
straling wordt door 55Fe-bronnen uitgezonden.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.29
5.4.3 Golflengte-dispersieve XRF (WDXRF) systemen bestaan uit<br />
(a) een X-stralen buis, (b) een monsterhouder,<br />
(c) een collimator, (d) een analysatorkristal en<br />
(e) een tandemdetector + meetelektronica,<br />
in een meetgeometrie zoals hieronder voorgesteld.<br />
Het analysatorkristal speelt dezelfde rol in een WDXRF toestel als het rooster in<br />
een optische spectrofotometer: parallelle straling afkomstig van het monster<br />
wordt aan de hand van diffractie in verschillende richtingen gedispergeerd. In<br />
een sequentiele WDXRF spectrometer beweegt dit kristal met<br />
omwentelingssnelheid ω terwijl de tandemdetector een synchrone beweging met<br />
omwentelingssnelheid 2ω maakt. Aldus wordt onder een hoek 2θ de golflengten<br />
die voldoen aan de Wet van Bragg gediffracteerd:<br />
n λ = 2d sinθ<br />
waarbij d de intervlaksafstand in het analysatorkristal voorstelt en n de diffractie-<br />
orde. De collimator voor het kristal dient om de hoekspreiding van de invallende<br />
straling te verminderen.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.30
In de figuur hieronder is een typische WDXRF spectrum, afkomstig van een<br />
messing (Cu/Zn legering) monster, voorgesteld, bekomen aan de hand van een<br />
LiF-analysator kristal.<br />
Net zoals in de optische emissiespectrometrie (bvb. bij ICP-AES) bestaan er ook<br />
parallelle WDXRF systemen, met een stationair analysatorkristal (al dan niet<br />
gebogen), omringd door meerdere detectoren onder vaste hoeken,<br />
gepositioneerd op een Rowland cirkel.<br />
Op basis van de Wet van Bragg kan de angulaire dispersie van de bovenstaande<br />
opstelling worden geschreven als:<br />
d θ n<br />
=<br />
dλ<br />
2d cosθ<br />
i.e., deze grootheid is omgekeerd evenredig met de intervlaksafstand d. Een hoge<br />
dispersie kan dus worden gerealiseerd door gebruik te maken van kristallen met<br />
kleine d-waarden. Deze laatste zijn echter maar in staat om een beperkt<br />
golflengte bereik dispergeren in het bereik 5 o < 2θ < 75 o. In de praktijk komt het<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.31
erop neer dan een kristal met intervlaksafstand d enkel golflengten λ < 1,9 d kan<br />
dispergeren.<br />
Aldus worden meestal een reeks kristallen gebruikt om het golflengte bereik dat<br />
de analytische golflengten van de meeste elementen bevat te kunnen<br />
overspannen. In onderstaande tabel zijn de karakteristieken van enkele<br />
veelgebruikte analysatorkristallen samengevat.<br />
Crystal planes 2d (nm) K-line range L-line range<br />
Lithium Fluoride (LiF) 220 0.2848 > Ti > La<br />
Lithium Fluoride (LiF) 200 0.4028 > K > Cd<br />
Pentaerythritol (PET) 002 0.8742 Al – K -<br />
Thallium acid phtalate (TAP) 001 2.64 F – Na -<br />
LSMs - 5 – 12 Be – F -<br />
Naast grote éénkristallen (vooral LiF) met relatief kleine d-spacing worden ook<br />
kristallen van organische moleculen zoals PET en TAP gebruikt. Deze laten toe<br />
om de (relatief zachte) K-lijnen van de elementen Na-K goed van elkaar te<br />
scheiden. Voor dispersie van de zeer laag energetische K-lijnen van de lementen<br />
Be-F is het nodig om layered synthetic multilayers (LSMs) te gebruiken. Dit zijn<br />
artificieel aangemaakte multilaagsystemen, typisch bestaande uit alternerende<br />
elektron-rijke en elektron-arme lagen (bvb. W/C) met een periodiciteit van 5-12<br />
nm.<br />
Gelet op het feit dat de collimatie en dispersie van fluorescerende X-straling niet<br />
erg efficient verloopt en de detectie van verschillende golflengten sequentieel,<br />
worden meestal X-<strong>straal</strong>buizen van hoog vermogen<br />
(2,5-4,0 kW) in WDXRF apparatuur gebruikt. Wereldwijd zijn er ca 30.000<br />
toestellen in gebruik, meestal in industriële routine laboratoria (cementproductie.<br />
farmaceutica, polymeerchemie, …).<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.32
5.4.4 Energie-dispersieve XRF (EDXRF) spectrometers zijn commercieel<br />
beschikbaar sinds de ontwikkeling van de halfgeleider detectoren (1970) en<br />
tegenwoordig zijn er ca. 20000 eenheden in gebruik. In tegenstelling tot WDXRF<br />
spectrometers, die over een vrij precies werkend synchroon rotatie-mechanisme<br />
moeten beschikken, zijn EDXRF spectrometers veel eenvoudiger en bevatten ze<br />
(bijna) geen bewegende onderdelen. De hoge geometrische efficientie van half-<br />
geleider detectoren laat toe om de voordelen van een grotere varieteit aan<br />
excitatie-voorwaarden uit te buiten. Deze bepalen sterk de analytische<br />
karakterisitieken van de EDXRF spectrometer als geheel.<br />
5.4.4.1 Bij direct-excitation EDXRF wordt het te analyseren monster direct met het<br />
polychromatische spectrum van een (laag vermogen) X-<strong>straal</strong> buis be<strong>straal</strong>d.<br />
Eventueel kunnen er filterfolies tussen buis en monster worden geschoven om de<br />
vorm van het excitatiespectrum in zekere mate te beïnvloeden. Door middel van<br />
collimatoren wordt de be<strong>straal</strong>de oppervlakte beperkt tot typisch 0,2-2 cm 2. De<br />
primaire straling valt in onder 45 o tegenover de normaal op het<br />
monsteroppervlak terwijl ook de <strong>fluorescentie</strong>straling onder 45 o wordt<br />
gedetecteerd.<br />
Zowel de karakteritieke lijnen van het buis-anode materiaal als het<br />
Bremsstrahlung-gedeelte van het emissiespectrum worden gebruikt om het<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.33
monstermateriaal te exciteren. Door het feit dat alle componenten vrij dicht bij<br />
elkaar zitten, vangt de detector een substantieel deel van alle geproduceerde<br />
<strong>fluorescentie</strong>straling op. Echter, door verstrooiing van het excitatiespectrum<br />
onder 90 o wordt een vrij hoge achtergrond in de spectra waargenomen. Dit is te<br />
zien in onderstaande figuur waar een direct excitation EDXRF spectrum van een<br />
olie-monster is weergegeven, bevattende ca 30 ppm van de elementen Ca-Pb.<br />
Ook zijn de Rh-K en Rh-L strooipieken veroorzaakt door de karakterieke lijnen<br />
van de Rh-anode van de X-stralen buis te zien. Aldus worden voor de<br />
aangegeven elementen, DL-waarden van ca 1 ppm bekomen (zie tabel).<br />
Limits of Detection, in µg/g<br />
element direct excitation Mo-secondary target polarization<br />
Ca 13 8.8 4.1<br />
Ti 3.8 2.9 1.6<br />
Cr 3.1 2 0.78<br />
Mn 2.6 1.2 0.51<br />
Cu 1.7 0.31 0.34<br />
Zn 1.7 0.3 0.33<br />
Mo 2.3 n.d. 0.95<br />
Cd 18.0 * n.d. 1.6<br />
Sn 12 n.d. 2<br />
Pb 3.9 0.31 0.79<br />
a : gedeeltelijke overlap met Rh-Kβ strooipieken<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.34
5.4.4.2 In geval van secondary target EDXRF wordt het monster niet rechtstreeks<br />
met het emissiespectrum van de X-<strong>straal</strong>buis be<strong>straal</strong>d, maar wordt er eerst een<br />
hoogzuiver metalen plaatje be<strong>straal</strong>d (primary target). Dit plaatje gaat hierdoor<br />
voornamelijk zijn eigen karakteristieke straling uitzenden en het is met dit<br />
essentieel bichromatische excitatiespectrum (Kα + Kβ lijnen) dat het onbekende<br />
monster be<strong>straal</strong>d wordt. Door gebruik te maken van een geschikte filter is het<br />
ook mogelijk om één van beide soorten veel sterkter te absorberen dan de<br />
andere, waardoor quasi-monochromatische excitatievoorwaarden bekomen<br />
worden. Het onderstaande spectrum werd bekomen met behulp van een Mo-<br />
plaatje als primary target en een Zr-folie als filter om de Mo-Kβ straling<br />
preferentieel te absorberen.<br />
In een secondary target EDXRF instrument is het meestal mogelijk om uit<br />
verschillende metalen te kiezen die als primary target kunnen dienen, waardoor<br />
de energie waarmee het monster geexciteerd wordt kan worden gevarieerd.<br />
Hierdoor kunnen de detectievoorwaarden voor een bepaalde reeks elementen<br />
geoptimaliseerd worden. Ook kan één monster onder verschillende<br />
voorwaarden diverse keren automatische geanalyseerd worden.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.35
Zoals te zien in de vorige tabel en het onderstaande spectrum (van hetzelfde olie-<br />
monster als voorheen), leiden de quasi-monochromatische excitatiecondities tot<br />
een veel lagere spectrale achtergrond en dus tot lagere DL-waarden, maar ook tot<br />
lagere absolute telkadansen voor de verschillende elementen. Meestal worden 1-<br />
3 kW X-<strong>straal</strong>buizen als primaire Röntgenbron in deze instrumenten aangewend.<br />
5.4.4.3 Bij gepolariseerde EDXRF wordt gebruik gemaakt van een XYZ<br />
excitatie/detectiegeometrie. Dit wil zeggen dat de richting die de primaire<br />
fotonen vanuit de buis naar het polarizator materiaal volgen (de X-as in<br />
onderstaande tekening) loodrecht staat op de richting van de verstrooide fotonen<br />
die zich richting onbekend monster bewegen (de Y-as). Deze beide richtingen<br />
worden door middel van collimatoren gedefinieërd. Tenslotte is de richting<br />
waarin de gedetecteerde <strong>fluorescentie</strong>fotonen zich bewegen langsheen de Z-as<br />
georiënteerd. Door de verstrooiing of diffractie onder 90 o van (bepaalde<br />
golflengtebanden van) de primaire straling, wordt de straling die op het monster<br />
valt (in zekere mate) lineair gepolariseerd in het YZ-vlak. Dit heeft tot gevolg dat<br />
in de XRF spectra waargenomen met een detector die zich ook in dit vlak<br />
bevindt, er een minimale strooi-achtergrond te zien zal zijn.<br />
Als polarizatormaterialen worden Al2O3, B4C en B3N gebruikt in het geval<br />
primaire straling boven de 10 keV. Onder de 10 keV kan van diffractie onder 90 o<br />
als 'reflectie-mechanisme' gebruik gemaakt worden. Bvb. de 002-reflectie van<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.36
HOPG (highly oriented pyrolithic graphite) laat toe om de Rh-Lα straling onder 2θ =<br />
86,4 o te diffracteren.<br />
In het corresponderende spectrum (bekomen met een 175 W Mo-buis) zien we<br />
een hogere netto-signalen als in het secondary target geval maar ook een hoger<br />
achtergrondsniveau. Aldus worden als DL-waarden slechts lichtjes betere<br />
waarden als bij een secondary target systeem opgetekend (zie vorige tabel). Deze<br />
konden echter wel met behulp van een veel minder krachtige X-stralen bron<br />
worden bekomen.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.37
5.4.4.4 Radioisotoop/mobiele EDXRF zijn varianten van EDXRF die gebruik<br />
maakt van relatief zwakke (radio-isotoop) Röntgenbronnen in plaats van X-<strong>straal</strong><br />
buizen. Aangezien aan de hand van een EC-capture bron vrij gemakkelijk een<br />
mono- of bichromatische vorm van excitatie kan gerealiseerd worden, met lage<br />
spectral achtergrond tot gevolg, vormt de beperkte flux opgewekt door de radio-<br />
isotoop bronnen niet altijd een belemmering. Toch wordt de excitatie/detectie<br />
geometrie zodanig geoptimaliseerd dat<br />
(a) zoveel mogelijk van de vrijgestelde primaire fotonen op het onbekende<br />
monster invallen;<br />
(b) zoveel mogelijk <strong>fluorescentie</strong>fotonen de halfgeleider detector bereiken.<br />
In onderstaande figuur zijn verschillende alternatieve tightly coupled geometries<br />
weergegeven, waarbij er steeds voor gezorgd wordt dat straling afkomstig van<br />
de radioactieve bron niet rechtstreeks op de detector kan invallen.<br />
Radioisotoop EDXRF laat toe om volledig draagbare analysetoestellen te<br />
construeren, welke nuttig zijn voor allerlei on-site inspectie- en analyse-<br />
activiteiten. Zoals gezegd worden in deze toestel geleidelijk aan de radioactieve<br />
bronnen vervangen door geminiaturiseerde X-<strong>straal</strong> buizen met ongeveer<br />
hetzelfde vermogen.<br />
Het gebruik van deze, relatief eenvoudige<br />
en robuuste toestellen is in recente jaren<br />
sterk toegenomen, o.a. door het<br />
uitvaardigen van strenge reglementering in<br />
verband met het voorkomen van bepaalde<br />
zware metalen en halogenen (Pb, Cd, Hg,<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.38
Cr, Br) in courante materialen zoals plastics. Volgens de Europese WEEE/ROHS<br />
richtlijn (EU Directive 2002/95) “Restriction of Hazardous Substances (RoHS)” moet<br />
de Cd-concentratie beneden 100 ppm blijven terwijl die van Hg, Cd, Cr 6+ en van<br />
polygebromeerde bifenyls en polygebromeerde diphenyl ethers in ''waste<br />
electrical and electronic equipment (WEEE)'' beneden de 1000 ppm moet blijven.<br />
Als voorbeeld toont onderstaand de figuur het spectrum van enkele<br />
huishoudplastics (handgrepen van scharen) van Aziatische origine waarin ofwel<br />
als (gele) kleurstof ofwel<br />
als vlamvertrager,<br />
aanzienlijke hoeveelheden<br />
Pb- en Br-houdende<br />
bestanddelen verwerkt zijn.<br />
De Amerikaanse plastic<br />
daarentegen bevat deze<br />
bestandelen niet.<br />
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de DL-waarden in polyethyleen (PE)<br />
en polyvinylchloride (PVC), waarmee wordt aangegeven dat deze toestellen<br />
voldoende gevoelig zijn om het naleven van de WEEE/ROHS reglementering te<br />
kunnen nagaan.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.39
5.4.4.5 Total-reflection (ED)XRF is een variant van EDXRF die van een specifieke<br />
excitatiegeometrie gebruikt maakt. Wanneer Röntgenstraling onder een zeer<br />
kleine hoek, een optisch plat oppervlak [bvb. een gepolijst (kwarts)glas plaatje]<br />
raakt, treedt het fenomeen van totale externe reflectie op. Normaal gezien dringt<br />
een X-stralen bundel vrij diep door in een relatief licht materiaal zoals SiO2;<br />
onder totale reflectie-voorwaarden echter, zal de bundel slechts enkele nm onder<br />
het oppervlak penetreren. Aldus zal in het XRF-spectrum dat met behulp van<br />
een halfgeleider, net boven het monsteroppervlak gepositioneerd, wordt<br />
opgetekend, een relatief lage strooiachtergrond te zien zijn, aangezien enkele een<br />
materiaal laag van enkele nm dik ''gezien'' wordt.<br />
Als echter bovenop dit optisch vlakke plaatje zich een zeer kleine hoeveelheid<br />
onbekend materiaal bevindt (bvb. het residue dat achterblijft na opdrogen van<br />
een druppel onbekende oplossing), dan is het mogelijk om van dit materiaal een<br />
nagenoeg ''achtergrondvrij'' EDXRF spectrum te bekomen. Dit materiaal wordt<br />
trouwens 2x be<strong>straal</strong>d: eenmaal door de invallende primaire bundel, en een<br />
tweede keer door de gereflecteerde bundel.<br />
Zoals reeds eerder aangegeven zijn de absolute DL-waarden van TXRF in het pg-<br />
gebied gesitueerd.<br />
TXRF kan voor analyse van zeer kleine hoeveelheden vloeistoffen worden<br />
gebruikt en wordt ook in de microelectronische sector voor onzuiverheden<br />
analyse van Si-wafers aangewend.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.40
5.4.4.6 Bij microscopische XRF (µ-XRF) wordt het materiaalvolume waarin<br />
interacties tussen de primaire Röntgenbundel en het te analyseren monster<br />
mogelijk zijn, op een andere manier beperkt. Door gebruik te maken van een<br />
gefocusseerd X-stralenbundel worden enkel signalen afkomstig van een<br />
microscopisch kleine plek op het monsteroppervlak opgewekt, zoals aangegeven<br />
in onderstaand schema.<br />
Hoewel tijdens de 20 e<br />
eeuw hardnekkig als<br />
''onmogelijk tot zeer<br />
moeilijk'' omschreven,<br />
zijn er sinds ca 1995<br />
verschillende efficiente<br />
technologieën beschikbaar om Röntgenstraling te focusseren. Aldus kunnen in<br />
het laboratorium Röntgenmicrobundels van ca 10-20 µm diameter van<br />
voldoende intensiteit om XRF-analyses toe te laten, zonder veel problemen<br />
worden gegenereerd. Als voorbeeld van de röntgenoptica die hierbij gebruikt<br />
wordt, zijn hieronder verschillende types polycapillaire X-<strong>straal</strong> lensen getoond.<br />
Net zoals bij TXRF maken deze gebruik van totale externe reflectie van<br />
Röntgenfotonen, zoals geïllustreerd in bijgaande figuur; door 100.000 zeer fijne,<br />
holle glazen buisjes worden de X-stralen allemaal naar hetzelfde focale punt<br />
buiten de X-<strong>straal</strong> lens<br />
geleid. Afhankelijk van<br />
de vorm van de lens is<br />
het mogelijk om<br />
divergerende X-stralen<br />
bundels naar parallele<br />
om te zetten (of vice<br />
versa) en ook om X-<br />
X-ray<br />
source<br />
Focusing optics<br />
Collimating optic<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.41<br />
(a)<br />
(b)<br />
(c)
stralen die alle opgewekt worden op één plek op de anode van een (microfocus)<br />
X-<strong>straal</strong> buis, in een andere focal punt terug af te beelden.<br />
Naast gebruik in het laboratorium m.b.v. commerciële apparatuur wordt µ-XRF<br />
aan synchrotron-installaties wereldwijd zeer intensief gebruikt, vooral voor niet-<br />
destructieve microscopische en nanoscopische sporenanalyse van materialen.<br />
µ-XRF kent zeer vele toepassingen, bvb. in de aardwetenschappen, in de milieu-<br />
sector, in de archaeologie- en kunstsector, in de materiaalwetenschappen, maar<br />
ook in toenemende mate in de (planten)biologie en de medische sector, waar<br />
deze techniek bvb. gebruikt wordt om na te gaan in welke cel-organellen<br />
bepaalde metalen (toegediend als onderdeel van anti-kanker medicijnen) zich<br />
afzetten/zich concentreren. Hiervoor worden Röntgenbundels van ca 100 nm<br />
diameter gebruikt. De grafiek hieronder geeft typische DL-waarden weer die met<br />
synchrotron microbundels van enkel µm doormeter kunnen bereikt worden in<br />
biologisch materiaal. De vlieg-as spectra bij het begin van dit hoofdstuk werden<br />
met behulp van een synchrotron Röntgenbundel bekomen.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.42
5.5 Relatie tussen waargenomen XRF intensiteit en analietconcentratie/massa<br />
5.5.1 Het algemene verband tussen Ri, mi en ci bij de analyse van een monster met<br />
dichtheid ρ en dikte d aan de hand van monochromatische straling kan worden<br />
geschreven als (met als be<strong>straal</strong>de analietmassa mi = Sρ<br />
dc i ):<br />
R<br />
i<br />
= S′<br />
m<br />
i<br />
i<br />
= S′<br />
Sc<br />
i<br />
i<br />
− χ ( Eo<br />
, Ei<br />
) ρd<br />
1 − e<br />
= S′<br />
i mi<br />
A′<br />
i<br />
χ(<br />
E , E ) ρ d<br />
o<br />
1 − e o i<br />
χ(<br />
E , E )<br />
−χ<br />
( E , E ) ρd<br />
o<br />
i<br />
i<br />
= S c<br />
i<br />
i<br />
A<br />
i<br />
met<br />
χ(<br />
E , E ) = µ ( E ) cscα<br />
+ µ ( E ) csc β<br />
waar, zoals hieronder geschetst, α en β resp. de invals- en uittredehoeken zijn<br />
van de primaire straling (met energie E0) en van de <strong>fluorescentie</strong>straling (met<br />
energie Ei). Deze uitdrukking kan worden afgeleid door op diverse diepte Z, een<br />
volume element aan monstermateriaal met volume Sdz te beschouwen en<br />
hiervoor de bijdrage tot de totaal waargenomen count rate te berekenen, rekening<br />
houdend met het feit dat de primare straling een pad z.cscα moet afleggen<br />
vooraleer het in dit volume-elementje arriveert en dat de <strong>fluorescentie</strong>straling<br />
een pad z.csc β moet afleggen<br />
om in de richting van de<br />
detector aan het monster te<br />
ontsnappen. Afhankelijk van<br />
de grootte van ρd en de<br />
absorptiekarakteristieken van<br />
het be<strong>straal</strong>de materiaal kan<br />
langsheen beide paden in zeer<br />
belangrijke mate absorptie<br />
optreden.<br />
Aldus is in het algemeen de absorptiefactor A'i niet gelijk aan 1 en zijn<br />
calibratiecurven bij XRF-analyse dikwijls geen rechte lijnen.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.43<br />
o<br />
i<br />
o<br />
i
Enkel in het geval het product van monsterdikte en dichtheid voldoende klein<br />
is, wordt een relatief eenvoudige calibratierelatie bekomen, waarin de<br />
gevoeligheidscoefficiënten door metingen van geschikte (voldoende dunne)<br />
standaarden experimenteel kunnen bepaald worden.<br />
In onderstaande tabel is de Fe-Kα telkadans weergegeven die wordt<br />
waargenomen bij massieve stalen die 1% w/w Fe in verschillende matrices<br />
bevatten. Hierbij zien we dat in de Pb-matrix de gecombineerde absorptie van de<br />
primaire en van de Fe-Kα straling van de orde van een factor 60 groter is dan in<br />
de C-matrix. Dit impliceert dat bij absorptiecorrecties soms voor vrij grote<br />
effecten moet worden gecompenseerd.<br />
Matrix Count rate (cps)<br />
C 1200<br />
Al 108<br />
Cr 22<br />
Ni 79<br />
Pb 20<br />
Nota: in de praktijk is het zo dat vele (WDXRF en direct excitation EDXRF)<br />
spectrometers gebruik maken van polychromastische primaire straling. In dat<br />
geval wordt bovenstaande uitdrukking voor Ri(ci) of Ri(mi) veel complexer<br />
aangezien er bijkomend moet geintegreerd worden over het excitatiespectrum.<br />
Hier wordt verder niet op ingegaan binnen het bestek van deze cursus.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.44
5.5.2 Dunne en massieve monsters. Uitgaande van de algemene uitdrukking kan<br />
afgeleid worden vanaf welke minimale dikte dthin, de absorptiefactor Ai nagenoeg<br />
1 is. Als we als criterium nemen dat<br />
≤ d ⇔ A′<br />
( d)<br />
≥<br />
d thin<br />
i<br />
0,<br />
95<br />
dan volgt benaderend (met<br />
1 e x<br />
1<br />
x 2!<br />
x<br />
−<br />
≈ −<br />
−<br />
0,<br />
1<br />
χ ( Eo , Ei<br />
) ρd<br />
≤ 0,<br />
1 of ρ d ≤ = ρdthin<br />
χ(<br />
E , E )<br />
voor kleine waarden van x) dat<br />
Indien de dikte van het monster kleiner is dan dthin, dan is de telkadans Ri recht<br />
evenredig met de be<strong>straal</strong>de massa mi, en dus met het product van ci en ρd. Men<br />
spreekt dan van dunne monsters (thin film/thin foil samples).<br />
Anderzijds is het ook mogelijk om een maximale dikte dthick te definiëren<br />
waarboven de waargenomen telkadans Ri niet meer significant toeneemt, i.e.,<br />
zodanig dat<br />
d ≥ d ⇔ Ri<br />
( d)<br />
≥ 0,<br />
95.<br />
Ri<br />
( ∞)<br />
thick<br />
dan geldt (overwegende dat 1 − ≈ 1<br />
−x<br />
e voor grote x):<br />
1<br />
− −<br />
χ(<br />
Eo<br />
, Ei<br />
)<br />
e<br />
χ(<br />
E , E )<br />
o<br />
i<br />
ρd<br />
0,<br />
95<br />
≥<br />
χ(<br />
E , E )<br />
o<br />
i<br />
ln 20<br />
ρ d ≥ = ρd<br />
of thick<br />
χ(<br />
Eo<br />
, Ei<br />
)<br />
Indien de dikte van het monster groter is dan dthick is de waargenomen count rate<br />
niet langer afhankelijk van de dikte en kan het als een massief of als een oneindig<br />
dik monster beschouwd worden. In dit geval is Ri enkel afhankelijk van de<br />
concentratie ci en niet langer van de be<strong>straal</strong>de massa mi.<br />
Nota: Uiteraard kunnen andere criteria voor de definitie van ρdthin en ρdthick<br />
worden aangewend. Grosso-mode is ρdthick ≈ 30-100.ρdthin.<br />
In onderstaande tabel zijn enkele typische waarden van deze grootheden voor<br />
diverse <strong>fluorescentie</strong>-energieën in twee verschillende matrices opgenomen.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.45<br />
o<br />
i
Energy/wavelength Excitation Critical Penetration Thin film thickness<br />
of Ka line spectrum Depth d thick (µm) d thin (µm)<br />
Element E, keV λ, nm tube anode Silicate Steel Silicate Steel<br />
C 0.28 4.4 Cr - 0.1 - 0.002<br />
Na 1.04 1.19 Cr 3 0 0.09 0.009<br />
Si 1.74 0.713 Cr 6 1 0.2 0.03<br />
Ca 3.69 0.336 Cr 21 6 0.7 0.2<br />
Cr 5.41 0.229 Rh 51 21 1.7 0.7<br />
Fe 6.4 0.194 Rh 102 27 3.4 0.9<br />
Rb 13.39 0.0927 Rh 479 27 16 0.9<br />
Nb 16.61 0.0748 Rh 749 39 25 1.3<br />
Rh 20.21 0.0614 W 2157 105 72 3.5<br />
La 33.44 0.0373 W 5692 389 190 13<br />
Eu 41.53 0.0301 W 8388 569 280 19<br />
Deze tabel geeft aan dat bij XRF analyse van een glasmonster met behulp van een<br />
Cr-buis, met als doel de hoeveelheid Na te bepalen, slechts de bovenste 3 µm van<br />
het staal zal worden ''bemonsterd''. Aangezien de waargenomen Na-Kα<br />
intensiteit niet meer veranderd vanaf dat het monster 3 µm of dikker is, zal er<br />
ook geen informatie over deze dieper liggende lagen de detector bereiken. Indien<br />
in dezelfde glasmatrix echter de hoeveelheid Rb bepaald wordt aan de hand van<br />
de Rb-Kα lijn (bij 13,39 keV) na excitatie met een Rh-buis, dan wordt een signaal<br />
waargenomen dat evenredig is met de gemiddelde concentratie van Rb in de<br />
bovenste 500 µm.<br />
5.5.3 Secundaire en hogere-orde <strong>fluorescentie</strong>. De algemene uitdrukking behandeld<br />
in 5.5.1 is enkel geldig wanneer alleen absorptie van de primaire of <strong>fluorescentie</strong>-<br />
straling langsheen hun respectieve paden de afwijkingen van de lineariteit doen<br />
ontstaan. In een aantal gevallen beïnvloeden ook nog andere secundaire of<br />
hogere-orde effecten de waargenomen count rates. Dit is hieronder geillustreerd<br />
voor het geval van de analyse van Cr en Ni-houdend staal (roestvrij staal –<br />
stainless steel).<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.46
Naast de primaire excitatie (P) van Cr<br />
ten gevolge van de externe bestraling<br />
en de absorptie van die straling en van<br />
de fluorecentiestraling op weg<br />
doorheen het monster, is de<br />
<strong>fluorescentie</strong>straling van Fe ook<br />
voldoende energetisch om aanleiding<br />
te geven tot een secundaire excitatie (E<br />
- enhancement) van Cr. Immers, de Fe-<br />
Kα straling heeft een energie van 6,40<br />
keV die zich even boven de Cr-K<br />
adsorptierand bevindt (5,99 keV) zodat<br />
deze straling Cr op vrij efficiente wijze<br />
bijkomend kan ioniseren.<br />
Anderzijds is het ook mogelijk dat ten<br />
gevolge van primaire excitatie van Ni<br />
(leidend tot de emissie van Ni-Ka straling van 7,47 keV) ook bijkomende Cr én Fe<br />
atomen geioniseerd worden (de Fe-K absorptierand bevindt zich bij 7,11 keV).<br />
Aldus zal de totaal waargenomen Cr-intensiteit bepaald worden door de som<br />
van primaire, secundaire (Fe→Cr, Ni→Cr) en tertiaire (Ni→Fe→Cr) excitatie-<br />
bijdragen.<br />
Als voorbeeld van binary enhancement is hieronder het experimenteel verband<br />
tussen de relatieve telkadansen R′ i (zie verder) en de concentraties ci van Pb en<br />
Sn in een reeks binaire Pb-Sn legeringen getoond. De Pb-calibratiecurve vertoont<br />
rond cPb = cSn = 50% de grootste positieve afwijking tegenover het lineaire<br />
verband terwijl de Sn-curven hier de grootste negatieve afwijking vertonen. Deze<br />
afwijkingen zijn het gevolg van de bijkomende excitatie van Pb-atomen door Sn-<br />
K <strong>fluorescentie</strong>straling, dewelke leidt tot de emissie van bijkomende Pb-Lα<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.47
straling; daarentegen de<br />
aanwezigheid van Pb in de legering<br />
leidt tot een daling van zowel de<br />
geobserveerde Sn-Lα and de Sn-Kα<br />
intensiteiten. Bij de minder<br />
energetische Sn-Lα straling is het<br />
negatieve effect meer uitgesproken<br />
dan bij de hardere Sn-Kα straling.<br />
5.5.4 Calibratierelaties. Naast het bovenstaande wordt het uitvoeren van<br />
kwantitatieve berekeningen in X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong>analyse bemoeilijkt door het<br />
feit dat de aborptiefactoren Ai (of A'i) zelf functie zijn van de concentratie van alle<br />
bestanddelen, i.e., = A c , c , c , K)<br />
.<br />
Ai i(<br />
1 2 3<br />
Er bestaan grosso modo twee manieren om de waargenomen telkadansen Ri van<br />
een bepaald element i aan de concentratie ci van dat element en aan de<br />
concentratie cj (j≠i) van de andere bestanddelen van het monster te relateren:<br />
(a) ofwel wordt de uitdrukking uit par. 5.5.1 (of equivalent) gebruikt om op basis<br />
van een initiële schatting van de samenstelling { } ) 0 (<br />
c van het monster, initiele<br />
waarden voor de absorptiefactoren Ai te berekenen, waarna mits gebruik van<br />
recursieve relaties zoals:<br />
c<br />
( n)<br />
i<br />
i = ( n − 1)<br />
Si<br />
Ai<br />
( c i<br />
zowel de concentraties van alle bestanddelen als de absorptiefactoren verfijnd<br />
kunnen worden. Dit wordt de fundamentele parameter methode genoemd.<br />
Meestal omvat dit interatieve berekeningsschema ook één of andere<br />
renormalisatie van alle concentraties naar 100% of naar een andere totale<br />
waarde. Ze wordt meestal voor kwantificatie van EDXRF gegevens gebruikt.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.48<br />
R<br />
)<br />
i
(b) ofwel wordt er in plaats van gebruik te maken van theoretische verbanden<br />
tussen Ri en { c i } (die al dan niet op eenvoudige manier kunnen beschreven<br />
worden via analytische uitdrukkingen), een empirisch verband gebruikt<br />
tussen deze grootheden, waarvan de coefficienten aan de hand van metingen<br />
aan (een groot aantal) standaardmonsters worden bepaald. Men noemt dit de<br />
methode van de invloedscoefficiënten. Ze is enkel van toepassing op massieve<br />
monsters, bvb. voor de routineanalyse van metaallegeringen aan de hand van<br />
cylindrische stalen van 2,5 cm diameter en 1 cm dik.<br />
Deze methode gaat uit van de volgende relatie tussen de genormaliseerde<br />
telkadans i<br />
c :<br />
R′ en de concentraties { }<br />
(i) in afwezigheid van absorptie of andere secundaire effecten geldt:<br />
Ri<br />
( c i ) c i<br />
R′<br />
i(<br />
c i ) = = Si<br />
= K<br />
R ( 100%)<br />
100%<br />
i<br />
−1<br />
i<br />
c<br />
i<br />
i<br />
waar de normalizatiefactor Ri(100%) de waargenomen telkadans van element i<br />
van een zuiver monster voorstelt; in dit geval is R′ i enkel functie ci.<br />
Deze relatie kan ook geschreven worden als:<br />
Lineair model<br />
:<br />
c<br />
=<br />
R<br />
i Ki<br />
′ i<br />
(ii) in aanwezigheid van inter-element effecten, waarbij R′ = R′<br />
c , { c ≠ }) kan<br />
men bovenstaande relatie als volgt uitbreiden:<br />
Lachance - Traill<br />
:<br />
c<br />
R<br />
i<br />
= K i + ∑ ′ i<br />
j≠<br />
i<br />
α c<br />
i(<br />
i j i<br />
waar de α's de inter-element invloedscoëfficiënten voorstelllen. Hierbij wordt<br />
dus veronderstelt dat de aanwezigheid van andere j≠i de (inverse<br />
gevoeligheids)factor Ki op een lineaire wijze beïnvloeden.<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.49<br />
ij<br />
j<br />
i
(iii) daarnaast worden ook andere, meer complexe empirische verbanden<br />
gebruikt, bvb.<br />
c 2<br />
Claisse - Quintin :<br />
= K + ∑α<br />
c + ∑γ<br />
ijc<br />
j<br />
R<br />
i<br />
′ i<br />
i<br />
j≠<br />
i<br />
ij j<br />
j≠<br />
i<br />
c<br />
Rasberry - Heinrich :<br />
∑ ∑ β<br />
R<br />
Lachance - Claisse :<br />
c<br />
R<br />
i<br />
j<br />
= K i + α ijc<br />
j + ij<br />
′ i<br />
j≠<br />
i<br />
j≠i 1 + c j<br />
= K<br />
∑∑<br />
X-<strong>straal</strong> <strong>fluorescentie</strong> 5.50<br />
+<br />
∑<br />
α c<br />
+<br />
i<br />
′ i<br />
i<br />
j≠i<br />
ij j<br />
j≠<br />
i k><br />
j<br />
om bepaalde secundaire of tertiaire effecten beter te kunnen corrigeren via de<br />
empirische bepaling van reeksen binaire (αij, βij, γij) wn/of ternaire<br />
invloedscoefficienten (αijk). Het Lachance-Traill model werd als eerst ontwikkeld<br />
om absorptie-effecten rekening te kunnen brengen. De andere relaties zijn<br />
uitbreidingen van dit ''eerste orde'' correctiemodel. In het Rasberry-Heinrich<br />
model bvb. wordt het effect van absorptie en dat van enhancement apart<br />
verrekend via resp. de αij en βij termen. Omdat deze modellen eigenlijk te<br />
simplistisch zijn, bevatten latere modellen, zoals het Lachance-Claisse model,<br />
kruistermen van hogere orde.<br />
Om betrouwbare waarden van alle invloedscoefficienten te kunnen bepalen is<br />
het noodzakelijk om te kunnen beschikken over een uitgebreide reeks<br />
calibratiestandaarden waarin de verschillende relevante elementiare<br />
bestanddelen onder diverse relatieve concentraties aanwezig zijn. Dit<br />
calibratieschema wordt meestal bij WDXRF spectrometers aangewend die voor<br />
routine-analyzes worden ingezet.<br />
Dit soort van calibratiemodellen kan ook worden uitgebreid naar niet-massieve<br />
stalen of naar stalen die bestanddelen bevatten die geen ''zichtbare'' XRF signalen<br />
opleveren. In deze modellen wordt de intensiteit van de Compton strooipiek ook<br />
als nuttige informatie gebruikt, bvb. om de dikte van het staal te schatten.<br />
α<br />
c<br />
ijk<br />
c<br />
j<br />
c<br />
k