Zwolle - Monumentenwacht Overijssel Flevoland
Zwolle - Monumentenwacht Overijssel Flevoland
Zwolle - Monumentenwacht Overijssel Flevoland
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Zwolle</strong> Monumenten<br />
Magazine 2012
Colofon<br />
ISBN: 978-90-8533-059-2<br />
Uitgave: Gemeente <strong>Zwolle</strong><br />
Expertisecentrum, Omgevingsadvies<br />
Postbus 10007<br />
8000 GA <strong>Zwolle</strong><br />
Druk: Upmeyer <strong>Zwolle</strong><br />
Tekst: Gerrit Piek / Voorwoord<br />
Michael Klomp / Bolwerken en singels rondom de<br />
stad <strong>Zwolle</strong><br />
Peter van Saane / Openbare Parken<br />
Hank van Tilborg / De buitenplaats Windesheim<br />
Adriaan Mostert / Landgoed Schellerberg<br />
Henry Kranenborg / Het groen van de wederopbouw<br />
Koen Nijmeijer / Het landhuis Soeslo<br />
Johan Teunis / ‘Plaatsen om tot rust te komen’<br />
Bert Kiekebelt / De buitenplaats Boschwijk<br />
Bert Jonker / Groen<br />
Michael Klomp / De groene accommodaties van de<br />
voetbalclub PEC <strong>Zwolle</strong><br />
Liewe Dijkstra / Groene Muren<br />
Harry Vrielink / Monumenten programma<br />
Acquisitie: Carl Borst, Johan Teunis<br />
Vormgeving: Hidde Heikamp<br />
Eindredactie: Hemmy Clevis<br />
Fotoverantwoording:<br />
Henry Kranenborg, Harry Vrielink, Jeroen Drost,<br />
Hidde Heikamp, Hans Westerink, Archeologie <strong>Zwolle</strong>,<br />
Gemeente <strong>Zwolle</strong>, Monumenten advies bureau,<br />
Liewe Dijkstra, Historisch Centrum <strong>Overijssel</strong>,<br />
Stichting Levende Stadsgeschiedenis <strong>Zwolle</strong>.<br />
Comité Open Monumentendag <strong>Zwolle</strong><br />
Domus Scolarium Divitum of Domus Vicina<br />
Praubstraat 16-18<br />
8011 LW <strong>Zwolle</strong><br />
Tel. (038)4651565<br />
E-mail: Harry.vrielink@home.nl<br />
Internetadres Landelijke Stichting OMD:<br />
www.openmonumentendag.nl<br />
Internetadres Zwols Comité OMD:<br />
http://home.kpn.nl/harry.vrielink/comd.htm<br />
Groen van Toen<br />
Een Latijns spreekwoord stelt dat er over smaken en kleuren niet valt te twisten.<br />
Iedereen heeft er een andere mening over of beleving bij. Dat blijkt al uit een niet<br />
uitputtende lijst van 50 verschillende kleurbenamingen groen. Van een groot deel<br />
heb ik geen idee wat voor soort groen ik me er bij moet voorstellen: JandeBouvriegroen,<br />
Schweinfurtergroen, standgroen. Weet u het? Zaansgroen en monumentengroen<br />
ken ik wel. De kleuren liggen dicht bij elkaar. Pec<strong>Zwolle</strong>groen, dat<br />
overigens niet in die lijst voorkomt, ken ik ook, maar dat zullen de meeste mensen<br />
buiten <strong>Zwolle</strong> wel weer niet kennen.<br />
De groenkleuren die ook niet in die lijst voorkomen zijn ‘groen van jaloezie’ of<br />
‘iemand die groen wegtrekt’. Marsmannetjes worden ook groen afgebeeld. Het<br />
groen dat op dit moment enorm in de aandacht staat is de groene economie.<br />
Maar het echte groen verwijst natuurlijk naar de natuur.<br />
Dit al weer vijfde monumentenmagazine speelt met de kleuren groen rondom de<br />
26ste open monumentendag in <strong>Zwolle</strong>. Dat groen een onderdeel is van het welbehagen<br />
binnen stedelijk gebied, speelt nog niet zo lang. De eerste groenbeheerders<br />
waren de bezitters van kastelen of buitenhuizen. Zij ontwierpen aan het einde van<br />
de 18de eeuw prachtige en grote tuincomplexen achter of rondom hun buitens,<br />
naar de stijl van hun tijd. Er waren toen al tuin- en landschapsarchitecten. Gelukkig<br />
zijn er tegenwoordig nog altijd eigenaren van buitens die zorg dragen voor hun<br />
buitenhuis en het daarbij horende groen. Het buiten Soeslo is daar een treffend<br />
voorbeeld van.<br />
Gemeentelijke overheden begonnen zich pas in de eerste helft van de 19de eeuw<br />
met openbaar groen te bemoeien. Aanvankelijk bleef dat beperkt tot het verbouwen<br />
van de vestingwerken tot romantische tuinen in de landschapsstijl. In 1860<br />
komt daar bijvoorbeeld park Eekhout bij, oorspronkelijk ook een particuliere tuin.<br />
Stadsparken is pas iets uit het begin van de 20ste eeuw en je ziet dat een begraafplaats<br />
ineens ook een wandelpark functie krijgt binnen het ontwerp. De Kranenburg<br />
is daar een voorbeeld van. Elke tijd heeft bij openbaar groen een eigen<br />
beleving en invulling. Een jongere variant is het openbaar groen in de wederopbouwwijken.<br />
Al deze onderwerpen komen in dit magazine aan bod. En uiteraard mag het meest<br />
recente groen in dit blad dan ook niet ontbreken. Dit jaar is Fc <strong>Zwolle</strong> kampioen<br />
geworden en gepromoveerd naar de eredivisie. Tijdens de huldiging is door de<br />
voorzitter Adriaan Visser de slogan “Pec is back” geuit.<br />
Hierbij wordt teruggegrepen naar de oude naam en de roemrijke historie van de<br />
club. De prachtige kleur groen hoort hier onmiskenbaar bij. Als wethouder monumentenzorg<br />
en archeologie ben ik dan ook trots op al dit Zwols groen, ondanks het<br />
feit dat het logo van <strong>Zwolle</strong> in Zwols blauw is uitgevoerd.<br />
Gerrit Piek<br />
Wethouder Monumentenzorg en Archeologie
4<br />
De oudste verdedigingswerken van de stad dateren van na de stadsrechtverlening van<br />
1230. Deze verdedigingswerken hebben bestaan uit aarden wallen met daarop houten<br />
palissades die de toenmalige stad begrensden. Opgravingen in 2004, op de locatie Achter<br />
de Broeren, hebben aangetoond dat rond 1260 een deel van deze aarden wal vervangen<br />
is door een bakstenen muur. In deze muur zullen op belangrijke plekken torens en<br />
poortgebouwen aanwezig zijn geweest. Naarmate de stad groeide is deze muur voor een<br />
groot deel verlegd en vervangen door latere stadsmuren. De op dit moment nog aanwezige<br />
stadsmuur aan de Thorbeckegracht dateert bijvoorbeeld uit de periode rond 1480.
Van nog later is de karakteristieke stervorm die ontstaan is door<br />
de aanleg van elf aarden bolwerken of bastions. Het is juist deze<br />
stervorm die bij een rondrit langs de grachten en singels voor de<br />
bezoeker van de stad nog duidelijk waarneembaar is.<br />
In de periode vóór 1589 kwamen de uitvoering en de kosten voor<br />
de aanleg van stedelijke verdedigingswerken voor rekening van<br />
de stad. Het belangrijkste doel was in die tijd het waarborgen van<br />
de veiligheid van de Zwolse burgers. Na 1589 brak een belangrijke<br />
verandering aan. De stad moest zijn neutrale koers laten varen<br />
en zich schikken in het nieuwe staatsbestel. De grote steden in de<br />
IJsselstreek, waaronder <strong>Zwolle</strong>, werden uitgeroepen tot belangrijke<br />
grensvestigingen in de oostelijke verdedigingslinie van de<br />
Republiek der Zeven Verenigde Provinciën en waren daarmee van<br />
nationaal belang. De benoeming tot grensvesting en de opkomst<br />
van de Spaanse troepen in het oosten van het land die uiteindelijk<br />
resulteerde in de val van Deventer in 1587, heeft de stad <strong>Zwolle</strong><br />
doen besluiten om een verzoek te doen aan de Staten-Generaal<br />
om de stad naar de nieuwe inzichten te versterken.<br />
In 1589 diende de Zwolse burgemeester Godfried Bloemendal<br />
een rekest in dat de stad zou mogen worden ‘gefortificeert ende<br />
voorzien met nieuwe grachten, bolwercken ende strijckweerden<br />
ende andere nootelijckheden’. Tevens werd gevraagd om een<br />
nieuwe IJsselgracht te graven zodat de al eerder aangelegde drie<br />
schansen met elkaar verbonden konden worden. In 1590 gaf de<br />
Raad van State toestemming en kreeg mr. Adriaen Anthonisz opdracht<br />
om een ontwerp van de Zwolse vestingwerken te maken.<br />
Met uitzondering van enkele tekeningen en plannen, waaronder<br />
de tekening van Cornelis Bloemert uit 1593 van de ‘het nye werck<br />
voor de Diezerpoort’ zou het echter tot 1606 duren voordat men<br />
overging tot de aanleg van de verdedigingswerken.<br />
In ruil voor het tijdelijk stopzetten van de stedelijke muntslag<br />
kreeg <strong>Zwolle</strong> een subsidie vanuit Den Haag van 6000 gulden. De<br />
aanleg van nieuwe verdedigingswerken rond de stad was in 1619<br />
grotendeels afgerond.<br />
De in het rekest uit 1589 vermelde nieuwe IJsselgracht was in<br />
eerste instantie bedoeld om de ‘Coterschans’ (Katerschans) en<br />
de ‘Berghschans’ met de stad te verbinden. In de periode na 1619<br />
wordt aan de bestaande linie een zijtak met een extra schans toegevoegd.<br />
Deze Nieuwe Schans, later het Nieuwe- of Engelse Werk<br />
genoemd, was door een aparte gracht en wal aan de Bergschans<br />
op de Spoolderberg gekoppeld. Van deze linie resteren thans nog<br />
het park het Engelse werk en delen van de liniesloot aan de rand<br />
van park Eekhout.<br />
Onder leiding van de bekende vestingbouwkundige Menno van<br />
Coehoorn werd in 1698 het plan opgevat om de Zwolse linie naar<br />
de IJssel te verbeteren en de Nieuwe Schans te moderniseren.<br />
Stadsmuur met Wijndragerstoren
Luchtfoto <strong>Zwolle</strong><br />
De oude gebastioneerde schans zou worden vervangen door een<br />
dubbel hoornwerk met drie redoutes. In dit plan zal ook de Katerschans<br />
en de Bergschans komen te vervallen. Hetzelfde gold<br />
ook voor de verbindingslinie, die werd aangeduid met ‘communicatie’<br />
tussen de Bergschans en de Nieuwe Schans. Dit plan is in<br />
de periode 1698-1701 uitgevoerd.<br />
Naast plannen voor de verbetering van de linie naar de IJssel<br />
zorgde Menno van Coehoorn ook voor aanpassing aan enkele<br />
bastions. Een goed voorbeeld van een dergelijke aanpassing is<br />
het maken van kelders onder het Eekmolenbastion.<br />
Na 1790 komt in <strong>Zwolle</strong> de militaire functie van de vestingwerken<br />
te vervallen en raakte de vestinggordel ook haar functie als<br />
accijnsgrens en tolpoort kwijt. Vanaf omstreeks 1820 werden de<br />
wallen en bastions door het gemeentebestuur stelselmatig geslecht<br />
en kregen de vestingwerken andere functies. Het Maagjesbolwerk<br />
veranderde door de stichting van een stoombierbrouwerij<br />
en zeepziederij in een industriegebied. De meeste bastions<br />
werden echter getransformeerd tot aangename wandelparken.<br />
Ontwerper van deze ‘bolwerkparken’ was de Utrechtse tuinarchitect<br />
Hendrik van Lunteren, die onder andere bekend is door<br />
het toepassen van de romantische Engelse landschapsstijl. Een<br />
goed voorbeeld van deze stijl is het buiten de stad gelegen Engelse<br />
Werk dat omstreeks 1830 is aangelegd. Van Lunteren zorgde<br />
met parken als de Suikerbult, het Van Nahuysplein en het Ter<br />
Pelkwijkpark voor de aanleg van een gedeeltelijke groene ring<br />
rond de stad.<br />
In dezelfde periode als het opruimen en afgraven van (delen) van<br />
de bastions werd ook de middeleeuwse stadsmuur gesloopt. Het<br />
ging dan voornamelijk om de afgetopte restanten van de muurtorens<br />
en poorten. De overige delen van de stadsmuur waren door<br />
de aanbouw van huizen al uit het gezicht ontrokken.<br />
Ruim een eeuw later, anno 2012, kunnen we concluderen dat veel<br />
elementen en onderdelen van de vestingwerken zijn verdwenen.<br />
Gelukkig kunnen we constateren dat de reeks van bolwerkpar-
ken die in de jaren 20 van de 19de eeuw zijn aangelegd nog aanwezig<br />
zijn. Deze bolwerkparken behoren tot de meest duurzame<br />
stedelijke milieus die we kennen. De kroon wordt hier onbetwist<br />
gespannen door die van <strong>Zwolle</strong>. De Zwolse bolwerkparken kunnen,<br />
door de ongekende gave staat waarin ze verkeren, de variatie<br />
en de ruimtelijke samenhang, gerekend worden tot één van<br />
de fraaiste voorbeelden in Nederland.<br />
Liniesloot langs park Eekhout
De eerste openbare parken in <strong>Zwolle</strong> dateren uit de eerste helft van de 19de eeuw<br />
(zie kader). Voor die tijd bestonden er wel beplante terreinen, in gebruik om te<br />
wandelen of te spelen. Ze waren echter niet speciaal als park aangelegd. Het waren<br />
vooral de verdedigingswerken, die in de 18de eeuw hun functie al begonnen te<br />
verliezen. Een voorbeeld van zo’n groene plek in de stad was de Zeven Alleetjes;<br />
zeven rijen lindes om onder te wandelen op het Hoornwerk. In de 18de eeuw werden<br />
ook ‘plantagiën’ aangelegd; vooral lanen aan de stadsrand. Waar woningbouw<br />
of stadsuitleg nog niet als taak van de overheid werd gezien, vond men de verfraaiing<br />
van de stad door het aanbrengen van groen al wel belangrijk genoeg.
Groene vestingwerken<br />
De eerste aangelegde, openbare parken kregen een plaats op<br />
de voormalige verdedigingswerken. Rond de stad (als de Potgietersingel<br />
en het Ter Pelkwijkpark) en bij de IJssel (Engelse<br />
Werk). Niet toevallig; deze plekken waren al langer in gebruik<br />
voor recreatie en er was ruimte. Met de aanleg probeerde men<br />
ook een aantrekkelijke woonomgeving te maken, om vooral rijkere<br />
inwoners naar de stad te lokken. De vormgeving was vooral<br />
die van de romantische landschapsstijl. Paden en water kregen<br />
een slingerende vorm, boomgroepen zorgden voor een afwisseling<br />
van licht en donker, uitzicht en beslotenheid. De gebruikers<br />
konden zich daardoor spiegelen aan de eigenaren van de landgoederen<br />
waar die stijl voorheen was toegepast. Het gebruik<br />
bestond vooral uit wandelen. Als deel van de eerste generatie<br />
stadsparken in <strong>Zwolle</strong> is ook Park Eekhout te noemen, ook al is<br />
het niet aangelegd als openbare voorziening.<br />
Park Eekhout<br />
Park Eekhout ligt aan de rand van de Zwolse binnenstad. De kern<br />
van het park bestaat uit de voormalige tuin van de Villa Eekhout.<br />
De Villa is gebouwd in 1860, in het gebied tussen de oude stad<br />
en het nieuwe station. De voorzijde keek uit over de voormalige<br />
stadswallen, aan de achterzijde werd een tuin in romantische<br />
landschapsstijl aangelegd. Villa Eekhout is in 1911 aangekocht<br />
door de gemeente. De tuin is opengesteld als stadspark. Hiervoor<br />
werd een ingang naast de villa gemaakt. In de jaren dertig<br />
van de twintigste eeuw werd achter de tuin een woonwijkje gebouwd.<br />
Daarbij bleef een weide, die later als dierenweide bij het<br />
park is gevoegd. Aan de noordwest zijde van het park loopt nog<br />
een restant van de Liniesloot. Deze verbond ooit de vestingwerken<br />
rond de stad met de schans Het Nieuwe Werk bij de IJssel.<br />
Na een opknapbeurt in de jaren ´80 (waarbij onder andere een<br />
tweede ingang is gemaakt bij de Emmawijk), is in 2002-2003 het<br />
park ingrijpend gerenoveerd. Daarbij zijn nieuwe toegangen gemaakt<br />
over de dierenweide (richting het Emmadek) en vanaf de<br />
Roopoort (richting de Stationsbuurt). Hierdoor ontstonden routes<br />
door het park, wat meer bezoekers en meer sociale veiligheid<br />
bracht. De stijlkenmerken van de tuin zijn teruggebracht, onder<br />
andere door de loop van de paden en zichtlijnen te herstellen.<br />
Ook is een aantal nieuwe elementen toegevoegd, als een zitgelegenheid<br />
op de dierenweide en een nieuwe speelplek.<br />
Park Eekhout
De 20ste eeuw<br />
Tot aan de Tweede Wereldoorlog zijn er in <strong>Zwolle</strong> wel plantsoenen<br />
aangelegd, maar geen grotere parken. Dat wil zeggen; geen<br />
groengebieden waar men kon wandelen of waar recreatieve<br />
elementen in waren opgenomen. <strong>Zwolle</strong> was daarmee laat ten<br />
opzichte van andere gemeenten. Zo werden in het begin van de<br />
20ste eeuw in Groningen het Stadspark aangelegd, in Rotterdam<br />
het Kralingse Bos en in Amsterdam het Amsterdamse Bos.<br />
Een uitzondering was Kranenburg. Dit oude landgoed, in 1928<br />
gekocht door de gemeente <strong>Zwolle</strong>, werd nadrukkelijk ingericht<br />
als begraafplaats én park. Het idee was dat daarmee een tegenhanger<br />
van het Engelse Werk zou komen aan de oostkant van de<br />
stad. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een sterke groei van<br />
de bevolking en daarmee van de stad op gang. Die werd opgevangen<br />
op een planmatige wijze, door de overheid. In de stadsuitbreidingen<br />
werden ook parken aangelegd.<br />
Tweede generatie parken<br />
De eerste nieuwe parken in <strong>Zwolle</strong> kwamen in Holtenbroek. De<br />
eerste planmatige stadsuitbreidingen, als Nieuw Assendorp,<br />
Pierik en Dieze, kenden nog vooral plantsoenen. De nieuwe parken<br />
waren minder romantisch van opzet en ook niet alleen bedoeld<br />
om in te wandelen. Er kwamen recreatieve elementen in<br />
Park de Wezenlanden plan Dudok<br />
Zicht op Assendorp<br />
het park als lig-, speel- en dierenweiden, speelplekken en sportvelden.<br />
De beplanting bestond veelal uit inheemse soorten bomen<br />
en heesters. Vanaf de jaren ’70 kwam er ook aandacht voor<br />
natuur en milieu. Ook werden de parken toen onderdeel van de<br />
groenstructuur van de stad. In <strong>Zwolle</strong> kwamen daarbij de groene<br />
vingers in beeld, die stad en het buitengebied met elkaar verbonden.<br />
Als eerste moderne park is Park de Wezenlanden te noemen.<br />
Hoewel het pas in 1971 is geopend, dateert het eerste plan<br />
van 1948. Het ontwerp had ook de kenmerken van de zakelijke<br />
parken uit de jaren ’50 en ’60; rechte paden met bajonetaansluitingen,<br />
rechte vakken met beplanting, veel inheemse soorten en<br />
veel functionele elementen in het park.<br />
Park de Wezenlanden<br />
Park de Wezenlanden is aangelegd op een terrein dat lang in<br />
bezit was van het weeshuis van de Nederlands Hervormde Gemeente<br />
in <strong>Zwolle</strong>. Tot de afsluiting van de Zuiderzee - in 1932<br />
- was het drassig land, buitendijks gelegen ten opzichte van de<br />
Assendorperdijk, dat regelmatig overstroomde. In het uitbrei-<br />
Park de Wezenlanden plan Heidemij
Park de Wezenlanden plan Heidemij en Mien Ruys<br />
dingsplan voor <strong>Zwolle</strong> uit 1948 van W. M. Dudok werd het gebied<br />
opgenomen als ‘groene long’. Dudok maakte zelf in 1951 een<br />
ontwerp voor het park. De relatie van het park met de omgeving<br />
heeft in het plan bijzondere aandacht gekregen. Zo ontwierp<br />
Dudok ten zuiden van de Wethouder Alferinkweg boomblokken<br />
en een open bebouwing om een overgang te maken van de<br />
groene ruimte van het park naar het dicht bebouwde Assendorp<br />
en een brug over het kanaal naar de Wipstrik. Nadat het uitbreidingsplan<br />
door de gemeente werd verworpen, vanwege de uitbreiding<br />
van <strong>Zwolle</strong> naar het zuiden, maakte ir. S.J. van Embden<br />
een nieuw plan. Hij bedacht een uitbreiding naar het noorden,<br />
maar nam belangrijke elementen uit het plan van Dudok over,<br />
zoals het park.<br />
Planwijzigingen en geldgebrek<br />
De aanleg was echter een grote onderneming voor <strong>Zwolle</strong> en<br />
zowel planvorming als uitvoering verliepen traag. In 1958 werd<br />
de Heidemij (met de heer Cornet als ontwerper) ingeschakeld.<br />
Het eerste plan van de Heidemij bevatte recreatieve elementen<br />
als een ijsbaan (’s zomers te gebruiken voor schoolsport) speelplaatsen,<br />
een visvijver en een hertenkamp. De verwezenlijking<br />
van de plannen werd ‘in verband met de investeringsbeperking<br />
en de financieringsmoeilijkheden’ opgeschort. In oktober 1963<br />
lag er een aangepast plan, opnieuw gemaakt door de Heidemij,<br />
maar in overleg met de ontwerpers van het Provinciehuis: Prof.<br />
Duintjer en de tuinarchitect Mien Ruijs. Eind 1963 werd goedkeuring<br />
verleend.<br />
Aanvullend Werk<br />
Ook daarna vorderde het werk traag. Door gebrek aan geld en omdat<br />
een groot deel van het werk met de hand is uitgevoerd. Het rijk<br />
had de aanleg van het park aangewezen als ‘Aanvullend Werk’; het<br />
ministerie zou de loonkosten betalen als hier werkloze arbeiders<br />
te werk werden gesteld. Er waren echter in eerste instantie niet<br />
genoeg werkelozen en toen ze eenmaal aan het werk waren riepen<br />
de werkomstandigheden veel kritiek op. De Zwolsche Courant<br />
berichtte in februari 1967 onder de kop ‘In Wezenlanden wordt<br />
klok vijftig jaar teruggedraaid’ dat het Nederlands Katholiek Vak-<br />
Park de Wezenlanden plan herinrichting gemeente <strong>Zwolle</strong><br />
Tuinontwerp Mien Ruys<br />
verbond liet weten de werkverschaffing in het park af te keuren.<br />
De geplande oplevering in mei 1968 werd niet gehaald. Verschillende<br />
delen van het plan, als asfaltverharding op de paden en de<br />
aanleg van een pad op de dijk langs het Koelwaterkanaal werden<br />
wegbezuinigd. Uiteindelijk vond de feestelijke opening van het park<br />
plaats op 30 april 1971. ‘Een opening die lang genoeg op zich heeft<br />
laten wachten’, aldus de toenmalige burgemeester Drijber. Voor<br />
Park de Wezenlanden is in 2004 een herinrichtingsplan gemaakt.<br />
De (gefaseerde) uitvoering daarvan is in 2005 gestart.
De historische buitenplaats Windesheim maakt zich op voor tweede<br />
jeugd – groen erfgoed als majeure culturele opgave<br />
Iets ten zuiden van <strong>Zwolle</strong> ligt Windesheim, een oud landgoed van enkele honderden hectare. In<br />
het hart van dit landgoed liggen de overblijfselen van een oude havezate die in een aantal perioden<br />
in de loop van vijf eeuwen is uitgebreid en ontwikkeld tot een statige buitenplaats van zo’n<br />
dertig hectare. De buitenplaats is als rijksmonument met een ‘zeer hoge waarde’ beschermd.<br />
Niet alleen de historische gebouwen en monumentale entreehekwerken, tuinsieraden, vazen<br />
en bakstenen bruggen zijn beschermd, ook de totale parkaanleg valt onder de formele rijksbescherming.<br />
Maar het park is sleets geworden, kent achterstallig onderhoud en sluit niet meer<br />
aan bij de huidige tijd. Het vraagt kortom om ingrijpen. Maar hoe doe je dat: welk inhoudelijk<br />
concept moet dan gehanteerd worden voor de vernieuwing? Hoe verhouden oud en nieuw zich<br />
daarbij? Hoe gaan we anno nu om met ons historisch 18de- en 19de-eeuws groen cultureel<br />
erfgoed? Het zijn vragen die op veel plaatsen in Nederland en daarbuiten spelen.<br />
De geschiedenis van de buitenplaats Windesheim zoals we die nu kennen, start in de 18de eeuw als<br />
Joachim baron van Plettenberg de havezate voor ƒ 47.000,- koopt om deze samen met zijn vrouw<br />
te bewonen – eerst alleen in de zomer als een buiten maar later permanent. Van Plettenburg had<br />
diverse belangrijke functies bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Met zijn vrouw heeft Van<br />
Plettenberg een grote rol gespeeld bij de ontwikkeling van Windesheim. Zij breidden de buitenplaats<br />
fors uit. In hun opdracht stelde architect Jacob Otten Husly in 1789 een advies op voor een<br />
grootschalige tuin- en parkaanleg. Van Plettenburg heeft helaas maar kort van zijn levenswerk<br />
kunnen genieten; hij overlijdt in 1793 als de realisatie van de buitenplaats nog in volle gang is.
Na het overlijden van de Van Plettenbergs komt Windesheim in<br />
handen van het adellijk geslacht De Vos van Steenwijk genaamd<br />
van Essen, die het huis verder hebben verfraaid en gemoderniseerd.<br />
Daarnaast werd het buiten uitgebreid en aangepast. Begin<br />
20ste eeuw gaf de toenmalige eigenaar Frederik Henri baron de<br />
Vos van Steenwijk de bekende tuinarchitect Leonard Springer de<br />
opdracht de directe omgeving van het huis te veranderen. Springer<br />
ontwierp oostelijk van het omgrachte landhuis en het oostelijk<br />
bouwhuis een neo-barokke verdiepte rozentuin, waar toentertijd<br />
een moestuin lag. Westelijk van het hoofdgebouw en het<br />
westelijk bouwhuis ontwierp Springer een geometrische bloementuin<br />
met zandstenen vijverbassin. De tuinarchitect hield zich<br />
ook bezig met het formele voorplein. Springer voegde eigenlijk<br />
een aantal tuindelen toe aan het landschapspark van Husly.<br />
Precisie-bombardement<br />
Op 20 oktober 1944 werd het landhuis, dat kort daarvoor nog<br />
Duitse officieren huisvestte, tijdens een precisie-bombardement<br />
door de Britse Royal Airforce verwoest (alhoewel de geallieerden<br />
naar verluid wisten dat de Duitsers kort daarvoor hals over kop<br />
vertrokken waren). De bommen waren precies gemikt: van het<br />
huis was alleen het fundament en de gemetselde toegangsbrug<br />
over. De beide bouwhuizen werden wel grotendeels gespaard. De<br />
toenmalige eigenaar, die na de oorlog in Frankrijk woonde, heeft<br />
van herbouw van het huis afgezien. Vanaf de jaren tachtig is gestart<br />
met het opknappen van de verwaarloosde buitenplaats. Zo<br />
is het oostelijk bouwhuis gerestaureerd en voor bewoning geschikt<br />
gemaakt. In die periode zijn ook de rozentuin en het voorplein<br />
opgeknapt. In 1999 is het westelijk bouwhuis gerestaureerd<br />
en daarna in erfpacht uitgegeven ten behoeve van bewoning. De<br />
ruïne herinnert tot op de dag van vandaag aan de tragische geschiedenis.<br />
Het oostelijk bouwhuis is sinds het overlijden van Jan Arend de<br />
Vos van Steenwijk als laatste telg van het geslacht in 2008 niet<br />
meer als woonhuis in gebruik. Het biedt nu onderdak aan de<br />
stichting Landgoed Windesheim die is belast met de zorg voor<br />
het landgoed. Het doel van de stichting is gericht op behoud van<br />
het landgoed, waarbij een zorgvuldig evenwicht tussen de aanwezige<br />
functies – waaronder landbouw, natuur, cultuurhistorie,<br />
recreatie - voor de toekomst wordt nagestreefd. De historische<br />
buitenplaats vraagt daarbij om bijzondere aandacht.<br />
Om Windesheim op korte termijn voor publiek interessanter te<br />
maken, heeft het stichtingsbestuur enkele jaren geleden besloten<br />
een aantal vernieuwingen en ontwikkelingen door te voeren,<br />
waaronder het terrein toegankelijker en aantrekkelijker maken<br />
voor het publiek. Het terrein is nu moeilijk toegankelijk en slecht<br />
begaanbaar. Verder wil het bestuur op korte termijn in parkeergelegenheid<br />
voorzien voor bezoekers, maar wel passend in een<br />
lange termijn visie. Aan H+N+S landschapsarchitecten is daarom<br />
gevraagd een lange termijn perspectief te schetsen, waarbinnen<br />
deze korte termijn acties zijn opgenomen.<br />
Hoofdletter C<br />
Windesheim is cultuurhistorisch erfgoed met een hoofdletter C.<br />
Het kent een rijke geschiedenis. Jarenlang is de betekenis van<br />
onze historische parken en buitens onvoldoende op waarde geschat.<br />
In de moderne naoorlogse periode werd de 19de-eeuwse<br />
vormgeving van het klassieke stadspark als ‘romantisch’ afgezworen.<br />
Deze antipathie tegen de als saai beschouwde ontwerpen<br />
van de landschapsstijl met hun ‘valse’ natuurbeelden, heeft<br />
diepe sporen achtergelaten in onze omgang met deze groene erfenis<br />
volgens E. de Jong. De laatste jaren valt hier gelukkig een<br />
verandering in te ontdekken.<br />
Maar welk inhoudelijk concept wordt dan gehanteerd voor de<br />
vernieuwing? De Jong zegt hierover hetvolgende: “Iedereen die<br />
iets van parken weet, beseft dat parken, meer dan gebouwen,<br />
onderhevig zijn aan de factor tijd, aan groei, aan verandering en<br />
ook aan verval. Er is geen constant beeld, temeer daar het karakter<br />
van het park afhangt van onderhoud en beheer. Voor de<br />
revitalisering van een bestaand park is dit van essentieel belang,<br />
want het maakt de restauratie van een park niet makkelijk. Is het<br />
wel mogelijk om een historisch exacte reconstructie te maken en<br />
is dat eigenlijk ook wel gewenst? Of moet men veel eerder leven<br />
met de gegroeide situatie en daaruit een haalbare interpretatie<br />
destilleren, die zowel recht doet aan de traditie als ook aan de<br />
nieuwe eisen van gebruik en beheer? En wat is een haalbare interpretatie?<br />
Maakt men een beheerplan dat zorgt voor cultuurhistorisch<br />
verantwoord beheer en onderhoud, inclusief de aanwezige<br />
natuurwaarden, of mag men een park herontwerpen met<br />
gebruikmaking van de aanwezige historische waarden?”.<br />
Historische parken vragen kortom om een ontwerpvisie die recht<br />
doet aan het verleden maar zich ook met open vizier op de toekomst<br />
richt.<br />
Planvisie Buitenplaats Windesheim
De Wandeling<br />
Het huidige park Windesheim is de optelsom van verschillende planlagen en<br />
beheeringrepen. De historische ontwikkeling laat zich het beste duiden aan de<br />
hand van een aantal tijdslagen. Hierin in te grijpen vereist goede kennis van de<br />
geschiedenis van de locatie en de functie of betekenis die iets heeft gehad. Bij<br />
het opstellen van het plan is daarom veel aandacht en tijd besteed aan historisch<br />
onderzoek.<br />
De ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis van Windesheim betreft een aantal tijdlagen<br />
die een markante verandering van het landgoed representeren. Van de ene<br />
tijdslaag zijn wel veel meer sporen overgebleven dan van de andere laag. De tijdlaag<br />
van J.O. Husly en van L.A. Springer zijn de meest waardevolle.<br />
Maar de meest in het oog springende is zonder twijfel de Husly-tijdslaag. De erfenis<br />
van Husly is bijzonder, gegeven het feit dat er nog veel van het oorspronkelijke<br />
plan (uit 1796) aanwezig is en gezien het feit dat Husly van oorsprong architect<br />
is en van hem geen andere parkontwerpen bekend zijn. Otten Husly moet als architect<br />
bijzonder goed op de hoogte te zijn geweest van de ontwikkelingen op het<br />
gebied van de tuinarchitectuur in die tijd om zich succesvol op dat vakgebied te<br />
kunnen bewegen.<br />
Husly’s ontwerp is helaas verloren gegaan, maar met Husly’s advies in briefvorm<br />
uit 1789 is een nauwkeurige beschrijving van het ontwerp wel bewaard gebleven.<br />
Een van Husly’s eerste zorgen was hoe hij water een rol in zijn ontwerp kon laten<br />
spelen. Zijn ideeën voor slingervijvers met een eiland, een kleinere vijver in de<br />
zichtas van het huis en een drinkplaats voor koeien waren ervan afhankelijk. Als<br />
spiegelend, levend element in het park was het water van het grootste belang voor<br />
de esthetiek van zijn ontwerp en voor de beleving van de natuur door de wandelaar.<br />
Daarvoor moest hij wel de waterstand iets verhogen en het waterpas graven.<br />
Nauwkeurig geeft Husly in zijn brief aan hoe de slingering van de waterlopen<br />
vormgegeven moest worden. De beplanting langs de vijverpartijen moest soms tot<br />
aan het water doorlopen, zodat men de slingervijver niet geheel langs kon wandelen<br />
en in een keer kon overzien. Ook de breedte van het wandelpad langs de vijver<br />
wisselde, evenals de breedte van de watergang zelf. Het natuurlijk effect moest<br />
gehandhaafd blijven, eentonigheid van de wandeling moest worden voorkomen.<br />
Husly speelde met afwisseling in licht en donker, warmte en koelte, dat al lopend<br />
via een wandeling ervaren werd. Bijzondere bomen, heesters en bloemperken<br />
werden ingezet om bepaalde plekken te accentueren. Van de bijzondere soorten<br />
die Husly in zijn advies noemt, zijn nog altijd exemplaren terug te vinden, zoals<br />
spar, treurwilg, linde en kastanje. Het merendeel van de door Husly ontworpen<br />
wandeling werd echter begeleid door eiken (en op enkele plaatsen beuken), onderling<br />
op regelmatige afstand geplaatst.<br />
De wandeling is de samenbindende factor in het plan van Husly. Deze wandeling<br />
leidde langs diverse markeringspunten. Doorzichten werden gecreëerd naar de<br />
nabijgelegen molen, een weiland en een bestaande boerderij met op de achtergrond<br />
de kerk van Windesheim. In Husly’s concept speelde een bergje met ervoor<br />
een abreuvoir ofwel drinkplaats voor koeien een belangrijke rol. De in groepjes<br />
drenkende koeien, hun bewegingen en de melkende boeren brachten een gevoel<br />
van landelijkheid met zich mee en verhoogden de esthetische kwaliteit van het<br />
landschap ter plaatse. De koeien zijn te zien als schilderachtige elementen in een<br />
landschappelijke compositie. Het (agrarische) landschap in de directe omgeving<br />
werd zo gebruikt ter versterking van de ‘pastorale idylle’ en de beleving van het<br />
parklandschap; een principe uit de landschapsstijl dat bekend staat als ‘the borrowed<br />
landscape’.<br />
Op basis van een nauwkeurige analyse is gekeken wat in de huidige situatie nog<br />
resteert aan sporen van het oorspronkelijk plan van Husly. Daarnaast is het plan<br />
van Husly ontleed in principes; er zijn maar liefst negen principes onderscheiden.
Het vaststellen ervan is niet bedoeld om Husly’s plan te kunnen<br />
herstellen: dit wordt niet nagestreefd en is – zo het al gewenst<br />
zou zijn – simpelweg niet mogelijk omdat veel informatie ontbreekt.<br />
Met de principes in de hand is het echter wel mogelijk<br />
in de toekomst, ook bij eigentijdse keuzes, voort te borduren op<br />
het oorspronkelijk vocabulaire van Husly; niet zozeer naar de letter,<br />
maar in de geest van het oorspronkelijke plan. Ook voor de<br />
periode Springer is deze werkwijze gevolgd. Op basis hiervan is<br />
de masterplankaart gecomponeerd. In dit plan wordt voort geborduurd<br />
op de hoofdopzet (driedeling) zoals die door Husly is<br />
geïntroduceerd en waar ruim een eeuw later ook door Spinger<br />
op is voortgeborduurd.<br />
In de directe omgeving van het huis is de Springer-laag dominant<br />
verklaard voor het ontwerp. Met relatief bescheiden ingrepen<br />
wordt voorgesteld dit deelgebied, gekenmerkt door een formele<br />
opzet van stijltuinen in een assenstelsel, verder te versterken.<br />
Ingezet wordt op herstel van de oude bloementuin. Voor de ruïne<br />
geldt dat deze niet toegankelijk gemaakt wordt voor publiek. De<br />
ruïne wordt als spannende plek gekoesterd. Wel wordt de ruïne<br />
beter zichtbaar door in combinatie met de brug over de gracht<br />
ook een uitzichtplateau te realiseren voor het publiek.<br />
Voor het middendeel, het deel van het Engelsche Bosch of Engelsche<br />
Tuin, geldt dat van de oude planlagen nog maar weinig<br />
aanwezig is. Wat aanwezig is, stamt uit de Husly-tijdlaag, zoals<br />
enkele monumentale eiken, de zichtas (met vijver) en de slingerende<br />
waterpartij met het eiland (solitude). Van de latere planlagen<br />
is in dit deelgebied niet veel meer over, maar deze hebben<br />
wel als gevolg gehad dat ook de Husly-laag sterk is verwaterd.<br />
Voor dit deelgebied wordt dan ook een nieuwe planlaag voorgesteld,<br />
met een knipoog naar de ‘luie romantische wandelpaden’<br />
van Springer, waarin de Husly-sporen echter op heel ‘natuurlijke’<br />
wijze zijn geïntegreerd. Ten tijde van Husly bood de Engelsche<br />
Tuin de bezoeker veel kleur en fleur. Dit onderscheidde dit deel<br />
ook van het achtergelegen meer landschappelijk deel, waar de<br />
sfeer meer arcadisch was en de inzet van beplanting subtieler<br />
(met kastanjes, lindes en wilg). Het terugbrengen van kleur en<br />
fleur wordt beoogd; niet door de stokroos weer voor te stellen,<br />
wel door bijzondere vaste planten gekoppeld aan bepaalde plekken<br />
in het padenplan.<br />
Hoogtepunten<br />
Voor het derde deelgebied, het parkdeel ten noorden van het Engelsche<br />
Bosch, geldt dat net als bij het eerste deelgebied met<br />
redelijk beperkte ingrepen kan worden volstaan. In dit deelgebied<br />
is de Husly-laag dominant voor het ontwerp. De hoogtepunten<br />
in het plan van Husly krijgen weer de bijzondere plek die ze<br />
verdienen, maar hebben wel een nieuwe, eigentijdse invulling<br />
gekregen. Op enkele plaatsen worden oude zichtlijnen hersteld.<br />
Het principe van het ‘geleende landschap’ wordt aan de oostzijde<br />
hersteld, zodat het bergje en de abreuvoir (waterbekken) weer<br />
tot hun recht komen. Het zicht op de molen kan worden teruggebracht,<br />
evenals het vee aan de voet van het bergje bij de drinkplaats.<br />
Bijzondere elementen in het plan zijn ook de bruggen. Ze vormen<br />
belangrijke elementen in het beoogde parkbeeld en zijn eigenlijk<br />
de ‘sieraden’ in het plan. De bedoeling is dat de bruggen de door<br />
Husly beoogde contrastwerking mede invulling geven.<br />
Het laatste onderdeel dat nader is uitgewerkt, betreft de ontsluiting<br />
en het parkeren. Op de buiten zelf wordt een kleine parkeervoorziening<br />
voorgesteld, van circa 20 tot 25 plekken. De andere,<br />
grotere parkeervoorziening is buiten de monumentale hekken<br />
gesitueerd. Wandelaars worden vanaf de parking met een<br />
wandelpad oostwaarts geleid. Deze geeft direct toegang tot het<br />
landschapspark van Windesheim, via een nieuwe ingang aan de<br />
zuidoost-zijde vlakbij de spoorovergang en het dorp Windesheim.<br />
Zo wordt de oude, directe relatie tussen dorp en buitenplaats die<br />
bij de aanleg van de spoorlijn verloren is gegaan weer hersteld.
Het landgoed Schellerberg ligt in de gemeente <strong>Zwolle</strong>, zuidelijk van het grote uitbreidingsplan<br />
<strong>Zwolle</strong>-Zuid. Schellerberg maakt deel uit van de buurschap Schelle dat in het oosten wordt begrensd<br />
door de buurschappen Oldeneel en Ittersum en in het westen door de buurschap Spoolde.<br />
Historisch gezien is de kern van Schelle gelegen op en rond het rivierduin bij de splitsing van de<br />
Schellerbergweg en de Kleine Veerweg.<br />
De betekenis van het woord ‘schelle’ of ‘schelne’ is lange tijd een raadsel geweest, maar de naam<br />
is etymologisch verwant met het Engelse ‘shallow’ dat ondiep of doorwaadbaar betekent. Het achtervoegsel<br />
-berg in Schellerberg duidt op het rivierduin waarop het landgoed is gesitueerd. Tot in<br />
de negentiende eeuw werd gesproken over ‘Schellenberg’ in plaats van Schellerberg.<br />
De aanwezigheid van het landgoed heeft er zeker toe bijgedragen dat er tussen stad en IJssel een<br />
zogenaamde ‘groene buffer’ is ontstaan, waar het heerlijk uitwaaien is voor de bewoners van het<br />
nieuwe stadsdeel. Had het landgoed er niet gelegen, dan zouden er weinig belemmeringen zijn<br />
geweest om de nieuwbouw tot aan de IJsseldijk door te zetten.<br />
Aan de huidige bewoners van het landgoed is dan ook de taak om het bezit ‘als een goed rentmeester’<br />
over te dragen aan volgende generaties. Dit betekent dat er een evenwicht gezocht moet<br />
worden tussen de verhoging van de rentabiliteit, de maatschappelijke functie van het landgoed en<br />
de bescherming van het privé-leven van de bewoners. Handhaving van de kleinschaligheid, het<br />
historische karakter van Schellerberg en de bescherming van natuurwaarden vormen daarbij de<br />
hoofdzaak.
Historische aanleg<br />
Op Schellerberg was in de 18de eeuw sprake van een Franse<br />
classicistische tuin compleet met een sterrenbos en een zichtlaan.<br />
De classicistische ofwel formele tuin wordt gekenmerkt<br />
door rechte lanen en een strakke aanleg. Het idee in die tijd was<br />
dat de wilde natuur bedwongen en beteugeld moest worden. De<br />
aanleg van een sterrenbos paste goed in zo’n opvatting. In een<br />
dergelijk bos komt een aantal lanen op een centraal punt uit zodat<br />
de vorm van een ster ontstaat. De wandelaar verliest gemakkelijk<br />
zijn oriëntatie, doordat de lanen ten opzichte van elkaar<br />
een scheve hoek maken. Hij krijgt op die manier het idee dat hij<br />
een flinke route aflegt, terwijl de wandeling zich in werkelijkheid<br />
op een kleine oppervlakte afspeelt. Bij het vroegere sterrenbos<br />
komen drie lanen vlak achter het huis op één punt samen. Eén<br />
daarvan, de Torenlaan, is gericht op de Peperbus, de belangrijkste<br />
toren van <strong>Zwolle</strong>. Tot op de dag van vandaag is het zicht op de<br />
Peperbus vanaf de Torenallee in ere gehouden. De bebouwing<br />
van <strong>Zwolle</strong>-Zuid heeft daaraan niet veel afbreuk gedaan. Uit de<br />
18de eeuw dateert ook een andere zichtas: die op het Hattemse<br />
kerkje en de heuvels van de Veluwe. Hoge bomen langs de Schellerenkweg<br />
belemmeren op dit moment het uitzicht op Hattem.<br />
De Veluwse heuvels liggen daarentegen wel goed in het zicht.<br />
Rond het huis is nog een ander restant te zien van de classicistische<br />
aanleg: een carré van beuken- en eikenlanen.<br />
Predikant Henricus Ravesteyn bezingt in juli1742 het uitzicht<br />
vanaf Schellerberg in een wijdlopig 18de-eeuws dichtwerk over<br />
het ‘roerige Europa’. Hij verbouwde Schellerberg in die eeuw van<br />
spyker tot buitenplaats. Voor de jaarlijkse nationale biddag in<br />
1742 schreef hij zijn preek in dichtvorm.<br />
De Franse, classicistische aanleg is rond 1850 doorbroken om,<br />
naar de inzichten van die tijd, een natuurlijker landschap te verkrijgen.<br />
De late Engelse landschapsstijl is gedeeltelijk doorgevoerd.<br />
Kenmerkend voor deze stijl zijn de open weiden, grote<br />
waterpartijen en vergezichten. Zoals op zoveel andere landgoederen<br />
is ook op dit landgoed een zogenaamd Engelsch Boschje<br />
aangelegd: een vijverbosje met een drietal meanderende vijvers.<br />
Een slingerend wandelpad voerde de wandelaar vanaf de Ossenlandse<br />
Allee door het Boschje langs de vijvers naar de Torenallee.<br />
Begin 1990 zijn deze vijvers uitgebaggerd en weer in de oorspronkelijke<br />
19de-eeuwse staat teruggebracht. In het bos bij de<br />
Fles zijn in de 19de eeuw slingerpaden aangelegd. Op de bankjes<br />
in het Engelsch Boschje konden Ernest en Johanna Greven rond<br />
1870 genieten van het nieuwe fenomeen van de voorbij tuffende<br />
treinen. De spoorlijn Amersfoort -<strong>Zwolle</strong> was kort daarvoor, in<br />
1863, aangelegd.<br />
Vlak achter het huis heeft een boerenbehuizing plaats gemaakt<br />
voor een grote ronde vijver, waardoor het huis zich romantisch<br />
in het water spiegelt. Volgens mondelinge overlevering zou deze<br />
Engelse aanleg het werk van de landschapsarchitect J.D. Zocher<br />
jr. zijn, maar er zijn geen tekeningen bewaard gebleven.<br />
Sierelementen van de late landschapsstijl komen tot uitdrukking<br />
in de neo-classicistische bouwstijl van het huis en in de Zwitserse<br />
Chaletstijl van het dierenverblijf, dan wel hoenderhok.
Onderhoud van tuin en park<br />
Zo mooi als in de negentiende eeuw is de tuin niet meer, maar anderzijds is aan<br />
de saaiheid van de 20ste eeuw gelukkig een einde gekomen. Er wordt veel energie<br />
in het onderhoud van de tuin gestoken.<br />
Elke vier jaar krijgen de paden rond de huizen een nieuwe laag grind. Het houten<br />
toegangshek is geheel in oorspronkelijke staat hersteld.<br />
In de winter krijgen de heesters een snoeibeurt. Zij worden van hun zware takken<br />
ontdaan en flink teruggesnoeid. De kastanje in de tuin is ruim honderd jaar oud.<br />
Ieder voorjaar, bij windstil weer, brak er een zware tak af met een omvang zo groot<br />
als de stam.<br />
Traditioneel vindt op buitenplaatsen de aanplant van bijzondere bomen en heesters<br />
plaats. Door de jarenlange verwaarlozing was van deze opzet niet veel meer<br />
over. Alleen een oude Catalpa doet nog aan de vroegere tijd herinneren. De afgelopen<br />
jaren zijn er een Ginko, een echte tulpenboom (dus niet de Magnolia, maar<br />
de liriodendron tulipifera), een sneeuwklokjesboom en een zakdoekjesboom aangeplant.<br />
De pluimhydrangea’s die al van oudsher langs de vijver stonden zijn nu<br />
ook bij het terras aangeplant. De kort geleden geplante Kathleen Ferrier rozen<br />
met daarachter diep-paarse Buddleia’s zullen het groene geheel een fleurig accent<br />
geven.<br />
In maart bloeien in het bos sinds mensenheugenis dichte bossen sneeuwklokjes,<br />
een paar maanden later gevolgd door de lelietjes van Dalen en Vogelmelk. Eind<br />
mei beginnen rondom het prieel de rododendrons aan hun felle kleurengamma.<br />
Op Schellerberg staan ze in de volle zon, wat tot gevolg heeft dat de bloemen nagenoeg<br />
tegelijk uitkomen.<br />
Het voorjaar is een drukke tijd voor de eigenaar. De beelden in de tuin die tegen de<br />
vorst zijn beschermd, worden van stro en kunststofhoezen ontdaan. Uit de grote<br />
bomen op het gazon is gedurende de winter veel dood hout gewaaid dat opgeruimd<br />
moet worden.<br />
De oude buxushaag krijgt een laag mest, evenals het gazon. De weilanden worden<br />
‘gesleept’, dat wil zeggen dat ze glad gemaakt worden met een weidesleep en vervolgens<br />
bemest. In het voorjaar krijgt ook de afwatering van de sloten aandacht.<br />
Altijd zijn wel ergens duikers verstopt geraakt met ‘prut’. Een goede afwatering is<br />
van belang, anders blijft het soppen.<br />
Het kippenpaleis
Bij het thema ‘groen van toen’ wordt in eerste instantie aan monumentaal groen,<br />
zoals buitenplaatsen gedacht. De naoorlogse periode (1945-1965) verdient hierin<br />
ook de aandacht die vaak nog niet vanzelfsprekend is. Inmiddels groeit de waardering<br />
voor de stedenbouw en architectuur uit deze wederopbouwperiode. Het is<br />
een periode die wordt gekenmerkt door vooruitgang en ontwikkeling. Zo leidden<br />
nieuwe materialen en werkwijzen tot vernieuwing in de architectuur en werden in<br />
de stedenbouw nieuwe verkavelingprincipes toegepast. Het groen maakt daar een<br />
essentieel onderdeel van uit. Om de plek van het groen beter te kunnen begrijpen,<br />
wordt eerst ingegaan op de maatschappelijke ontwikkelingen en op de principes<br />
van stedenbouw uit de wederopbouwperiode.
‘Volksvijand nummer 1’<br />
Na de Tweede Wereldoorlog kende Nederland een ongekende<br />
woningnood. Naast herstel van oorlogsschade nam de vraag naar<br />
woningen door de explosieve toename van het aantal huwelijken,<br />
de geboortegolf en de daling van het sterftecijfer enorm toe. De<br />
woningnood werd tot ‘Volksvijand nummer 1’ verklaard. Het rijk<br />
nam daarin de regie. De hoeveelheid te bouwen woningen in een<br />
gemeente (bouwcontingenten) werd door het rijk toegewezen. Om<br />
te mogen bouwen had een gemeente een uitbreidingsplan nodig.<br />
In een gemeentelijk Structuurplan werd op een integrale manier<br />
voor de hele stad geregeld waar nieuwe woonwijken, industrieterreinen<br />
en infrastructuur zou komen. Dit werd vervolgens concreter<br />
uitgewerkt en juridisch geregeld in Uitbreidingsplannen.<br />
Wijkgedachte<br />
Typerend voor de wederopbouwperiode is het idee van de maakbaarheid<br />
van de samenleving. Stedenbouw werd daarbij als instrument<br />
ingezet om een betere mens, en daarmee een betere<br />
maatschappij, te scheppen. Kenmerkend voor de opzet van veel<br />
naoorlogse woonwijken is de ‘wijkgedachte’ die was gericht op gemeenschapsvorming.<br />
Die opzet volgde uit de gelede of samengestelde<br />
stadsstructuur. De stad bestaat daarbij uit een centrum dat<br />
wordt omringd door “welafgeronde en weltoegeruste wijken” die<br />
op hun beurt weer onderverdeeld zijn in duidelijk te onderscheiden<br />
“buurten”. Elke woonbuurt is samengesteld uit diverse woning-<br />
en gebouwtypen voor verschillende sociale klassen en leeftijdscategorieën.<br />
Zo is er bijvoorbeeld een woonblok voor starters,<br />
een woonblok voor gezinnen en een woonblok voor bejaarden.<br />
De wijken en buurten hebben elk hun eigen voorzieningen: een<br />
buurtwinkel voor de dagelijkse boodschappen, een wijkwinkelcentrum<br />
voor de grotere aankopen en tenslotte de binnenstad<br />
voor grote aankopen.<br />
Luchtfoto van Dieze-Oost met groen en ‘stempels’ en<br />
structuurschets van S.J. van Embden<br />
Ook het groen was als een hiërarchische reeks bedoeld; buurtgroen<br />
voor het samenhangend stel woonblokken, er was wijkgroen<br />
zoals een groen assenkruis en er waren tenslotte groene<br />
ruimtes op stadsniveau. Speelplaatsen, volkstuinen en parken<br />
waren voorzieningen waar bewoners elkaar konden ontmoeten.<br />
Dit zou de gemeenschapvorming bevorderen. Het geheel bood<br />
de bewoner zijn leven lang een overzichtelijke en vertrouwde<br />
levenskring. Zodoende raakte een inwoner niet ‘verloren’ in de<br />
grote stad, zo was de gedachte.<br />
Moderne architectuur en stedenbouw<br />
Er lag dus een enorme bouwopgave. Probleem was echter de<br />
schaarste aan materiaal en een gebrek aan geschoolde arbeidskrachten.<br />
Ook kostte het veel manuren om een traditioneel huis te<br />
bouwen. Het rijk stimuleerde daarom snelheidsbevorderende bouwwijzen<br />
zoals uniformering en systeembouw om in korte tijd meer<br />
woningen te kunnen bouwen en om de bouw goedkoper te maken.<br />
Na de oorlog zijn veel ideeën van modernistische ontwerpers in<br />
de stedenbouw terechtgekomen. De scheiding van functies (zoals<br />
wonen, werken en recreatie) en een efficiënte verkaveling waardoor<br />
woningen konden worden voorzien van voldoende licht en<br />
lucht waren nieuwe principes die samen met de standaardisatie<br />
in de bouw voet aan de grond kregen. De internationale Congrès<br />
Internationaux d’ Architecture Moderne (CIAM) heeft daarbij een<br />
belangrijk stempel op het architectuurdebat gedrukt.<br />
De traditionele vooroorlogse stedenbouw kenmerkt zich door<br />
een gesloten bouwblok. In de naoorlogse stedenbouw wordt een<br />
ander principe toegepast: de open bebouwing. Daarbij was gestapelde<br />
woningbouw (etagewoningen/galerijflats) een nieuw<br />
fenomeen. Deze werden geplaatst in een verkaveling met bijvoorbeeld<br />
stroken of ‘stempels’. Voorbeelden strokenbouw en<br />
stempels in het groen.
Etagewoningen van architect P.A. Lankhorst<br />
Groenvoorzieningen vormden een essentieel onderdeel van de<br />
nieuwe stedelijke wijken. De moderne en grootstedelijke bebouwing<br />
met veel gestapelde bouw kende in mindere mate particulier<br />
groen (tuin) en werd daarom ontworpen in een nadrukkelijk<br />
aanwezige en doorlopende groenstructuur met gras, boomgroepen,<br />
solitairen en struiken. Het groen diende als scheiding tussen<br />
de verschillende buurten en lag vaak ook aan de randen van<br />
de wijk. Ook wijkvoorzieningen zoals winkels, scholen en kerken<br />
werden in het groen gebouwd. Iedereen kon op deze manier van<br />
het openbaar groen genieten en elkaar in de eigen wijk ontmoeten.<br />
Wederopbouw in <strong>Zwolle</strong><br />
Ook <strong>Zwolle</strong> had een Structuurplan nodig. In 1948 werd architect<br />
en stedenbouwkundige W.M. Dudok aangetrokken om een Algemeen<br />
Uitbreidingsplan voor <strong>Zwolle</strong> te maken. Het plan van Dudok<br />
voorzag onder meer in een stadsuitbreiding aan de zuidzijde van<br />
het station. Het gemeentebestuur had hierin geen vertrouwen en<br />
uiteindelijk werd Dudok in 1954 opgevolgd door stedenbouwkundige<br />
S.J. van Embden.<br />
Uitbreidingsplan Dieze-Oost van S.J. van Embden<br />
Waterstructuur naast de Van Schoonhovenstraat<br />
Het Uitbreidingsplan van Van Embden dat in 1956 werd aangenomen,<br />
omvatte conform de wens van het gemeentebestuur grootschalige<br />
stadsuitbreidingen in noord- en noordwestelijke richting<br />
van de stad. Aan de noordzijde van de Rijksweg 28 moesten de<br />
wijken Holtenbroek en Aa-landen worden gebouwd. De noodzaak<br />
om te bouwen was groot. Al op 17 september 1957 sloeg Minister<br />
van Volkshuisvesting H.B.J. Witte de symbolische eerste paal<br />
voor nieuwbouwwijk Holtenbroek.
Het (openbaar) groen kreeg ook in de Zwolse werderopbouwwijken<br />
een prominente plek. In de ‘nota over de algemene stedebouwkundige<br />
ontwikkeling van <strong>Zwolle</strong>’ uit 1955 schrijft S.J. van Embden:<br />
‘het welbevinden van een stedelijke bevolking vraagt niet alleen<br />
voldoende werkgelegenheid en een goede huisvesting, maar<br />
evenzeer voorzieningen ten dienste van de ontspanning. Reeds<br />
aanstonds bij het ontwerpen van woonkwartieren moet derhalve<br />
ruimte worden gereserveerd voor sport- en speelvelden, volkstuinen,<br />
parken en dergelijke. … Parken en dergelijk “algemeen<br />
groen” ontbreken tot dusver vrijwel geheel (in <strong>Zwolle</strong>)’.<br />
In <strong>Zwolle</strong> dateren delen van Assendorp, Pierik en Ittersum uit de<br />
wederopbouwperiode. De grote wijken uit die tijd zijn Dieze-Oost<br />
en Holtenbroek.<br />
Groen in Dieze-Oost<br />
Toen Van Embden aan zijn plannen begon, werd er in Dieze-Oost<br />
al flink gebouwd. Zo zijn de 11 portieketagewoningen in de groene<br />
strook langs de Meppelerstraatweg (naar ontwerp van architect<br />
P.A. Lankhorst) en de middenstandswoningen daartegenover<br />
gebouwd in de tijd van Dudok. Het onderscheid tussen de meer<br />
traditionalistische gesloten bouwblokken en de moderne open<br />
verkaveling van Van Embden en N.P.H.J. Roorda van Eysinga is in<br />
Dieze-Oost dan ook goed zichtbaar.<br />
Het uitbreidingsplan Dieze-Oost werd op 7 januari 1957 door de<br />
raad vastgesteld. In dit plan is een duidelijk onderscheid in ruimtes.<br />
Centraal staat de grote groenstrook die als scheiding tussen<br />
Dieze-West en Dieze-Oost diende. Deze opzet is een voorbeeld<br />
van de wijze van buurtvorming die in het gehele structuurplan<br />
werd nagestreefd: ‘het creëren van enigszins afgeronde eenheden<br />
met eigen voorzieningen, waardoor aan de stad het karakter<br />
van een stenen huizenzee wordt ontnomen’. Haaks daarop ligt<br />
een brede strook waarin functies zoals scholen een plek vonden.<br />
Deze strook eindigt bij de winkelstrookjes rondom het Simon van<br />
Slingelandtplein. In noord-zuid richting is daarbij de waterstruc- Bomentypologie<br />
Park/brede groenstrook langs Middelweg<br />
tuur naast de Van Schoonhovenstraat ontworpen. De noordzijde<br />
van de wijk, grenzend aan de Rijksweg 28, was bestemd voor enkele<br />
grote woongebouwen en andere gebouwen voor bijzondere<br />
doeleinden in een groene setting.<br />
Dieze-Oost is een typische wederopbouwwijk. Dat is onder meer<br />
te zien aan het toegepast idee van de wijkgedachte, de verkaveling,<br />
de typologie van bebouwing en de principiële aandacht voor<br />
het groen. Dit laatste was nodig omdat in de wijk veel etagewoningen<br />
en flats, variërend van 2 tot 6 woonlagen op een onderverdieping,<br />
zijn ontworpen. De ondergrond bestaat uit een groen<br />
tapijt waarop de woonblokken in stroken en stempels zijn gebouwd.<br />
Zelfs de beplanting met solitaire bomen, boomgroepen<br />
en singel met onderbeplanting zijn op de plankaart opgenomen.<br />
De bomen zijn daarbij onderverdeeld in grotere bomen (bomen<br />
1ste grootte) en wat kleinere bomen (bomen 2de grootte).<br />
De onbebouwd blijvende terreingedeelten zijn volgens het plan<br />
‘alle bestemd voor tuin en plantsoen, waarbij er naar is gestreefd<br />
om een aantrekkelijk en ruim stadsbeeld te verzekeren’.
Groen in Holtenbroek<br />
Holtenbroek is in het geheel door S.J. van Embden ontworpen.<br />
De structuurschets geeft een mooi beeld van de wijze waarop de<br />
wijk is ontworpen en de rol die het groen daarin speelt. Kenmerkend<br />
voor de wijk is een duidelijke ruimtelijke scheiding tussen<br />
de verschillende functies, wonen, werken, voorzieningen, verkeer<br />
en recreatie.<br />
In de toelichting bij de structuurschets geeft Van Embden aan dat<br />
de wijk in overeenstemming met de geformuleerde beginselen<br />
van de gelede stad is verdeeld in vier ongeveer even grote buurten,<br />
die onderling gescheiden zijn door vrij brede groenstroken die<br />
met elkaar een soort kruis (nu het Groene Assenkruis genoemd)<br />
vormen. De hele wijk is ingebed in een deel van de, gehele stad<br />
omringende, park- en recreatiegordel aan de noordzijde en een<br />
groenzone van eenzelfde karakter langs de oostzijde die een onderdeel<br />
zou vormen van een in de structuurschets voorziene, diep<br />
in het stadslichaam doordringende groene scheg of “long”.<br />
De groene ruimten moesten waarborgen dat de wijk geen compact<br />
stenen stadsdeel zou gaan vormen. De voor de riolering<br />
benodigde singels zouden de aantrekkelijkheid van de groene<br />
ruimte verhogen. De parkstroken waren in de eerste plaats voor<br />
de passieve recreatie, waartoe voetpaden zouden worden aangelegd<br />
langs de waterpartijen. In en nabij de groenzones waren<br />
openbare voorzieningen zoals winkels, kerken, scholen en speelvoorzieningen<br />
gepland.<br />
Afbeelding uit tekst Structuurplan van S.J. van Embden<br />
Voor de allerkleinste kinderen waren onmiddellijk bij de woningen<br />
grasveldjes gedacht, evenals speelvelden met zandbakken<br />
voor de wat grotere kleuters. Voor de lagere schooljeugd waren<br />
speelvelden met toestellen nodig. De groenstroken tussen de<br />
buurten in de nabijheid van de schoolterreinen waren daarvoor<br />
een geschikte plaats. Voor de grotere kinderen moest nog gerekend<br />
worden op speelvelden voor balspelen en gelegenheid tot<br />
rolschaatsen. Omdat deze kinderen ’s zomers nog vaak buiten<br />
spelen, terwijl de kleintjes al zouden slapen, moesten deze spelvormen<br />
buiten de woonbuurten in de groenstrook worden beoefend.<br />
Sportvelden en volkstuinen werden in de groene zones<br />
buiten de wijk gesitueerd. Tenslotte werden voor de ‘jeugd in de<br />
typisch baldadige leeftijd’ buiten de wijk ruige speelterreinen gedacht.<br />
Die moesten wel worden voorzien van een behoorlijke afschermende<br />
beplanting zodat het rommelig terrein geen schade<br />
zou doen aan de omringende parkzones.<br />
Het plan van Van Embden met de essentie van het groene assenkruis<br />
is geheel uitgevoerd. In de loop der jaren is het op onderdelen<br />
wel gewijzigd. Wijzigingen hadden hoofdzakelijk betrekking<br />
op aanpassing van typologie zoals eengezinshuizen en kantoren.<br />
Ondanks enige verdichting bleef de groenstructuur hierbij min of<br />
meer in tact. Na de eeuwwisseling is een deel van Holtenbroek<br />
vanwege woonkwaliteit en (sociale) problemen geherstructureerd.<br />
Daarbij zijn in de oorspronkelijk open groene ruimte van<br />
het zuidelijke been van het Groene Assenkruis woningen gebouwd.<br />
Luchtfoto Holtenbroek met zicht op het ‘groene assenkruis’
Uitbreidingsplan Holtenbroek van S.J. van Embden
Renovatie van Zwols buiten nadert voltooiing<br />
De schatbewaarders van Soeslo<br />
Ooit telde Nederland zo’n 6.000 historische buitenplaatsen, nu zijn dat er nog zo’n<br />
550. Vaak eigendom en/of in beheer van kapitaalkrachtige families. Dit jaar werden<br />
zij in een speciale editie van het weekblad Elsevier omschreven en geroemd als<br />
schatbewaarders. Gefortuneerde mensen, die hun ziel en zaligheid leggen in de<br />
strijd om behoud van een eeuwenoud complex met vaak immens grote tuinen. Die<br />
vaak niet te beroerd zijn zelf op de bouwsteiger te klimmen of met hun handen in<br />
de grond te woelen. Nol en Hana Hony behoren tot die groep en voelen zich, na een<br />
levenlang in de stad, God in Frankrijk.<br />
In een bijkans verloren hoekje van <strong>Zwolle</strong>, verscholen in het groen van Wijthmen, ligt<br />
Landgoed Soeslo, in de donkere Middeleeuwen ooit eigendom van het Stift Essen, nu<br />
een rijksmonument van bij elkaar zo’n 80 hectare. Niet bijzonder groot, wel bijzonder<br />
mooi. Het landhuis, de boerderij, de koetstuin en het park zijn sinds 1997 in het bezit<br />
van Nolly en Hana Hony, zakenechtpaar-in-ruste. Hij houdt zich voornamelijk bezig<br />
met het vastgoed, zij verzorgt de tuin, de pauwen, parelhoenders, Indische loopeenden<br />
en ander gevogelte. De omliggende grond is (in beheer) van Landschap <strong>Overijssel</strong>.<br />
Aan de veelgebruikte keukentafel van Huize Soeslo grijpt Paul Schaap (expert op<br />
het gebied van buitenplaatsen en adviseur van de Hony’s) naar zijn leesbril en pakt<br />
een van de boekwerkjes uit een hoge stapel over de geschiedenis van het landgoed.<br />
‘Ik wil dit graag voorlezen’, zegt Schaap als hij de juiste pagina heeft gevonden en<br />
begint voor te dragen uit een gedicht van Rijnvis Feith.
Deze beroemde dichter (1753-1824) woont in 1816, want dat jaar<br />
schrijven we, op Boschwijk en is als zodanig buurman van Georg<br />
Roijer, de bewoner van Soeslo. Het hoge voorhuis is zojuist in opdracht<br />
van Roijer gebouwd aan de toen al eeuwenoude ‘spieker’<br />
(voorraadschuur voor graan) als Rhijnvis Feith als gast op het<br />
openingsfeest om het woord vraagt. Hij heeft een ode geschreven<br />
voor deze speciale gelegenheid (zie kader).<br />
Schaap gebruikt deze bloemrijke en literair verantwoorde omweg<br />
om zijn visie te geven hoe het ontwerp van de tuin van Soeslo,<br />
ruimtelijk gelegen op een zogeheten dekzandrug of es, tot<br />
stand is gekomen. ‘De landgoederen werden stuk voor stuk geometrisch,<br />
zeg rechtlijnig, aangelegd. Pas later werd dat anders.<br />
Ik heb een donkerbruin vermoeden, dat het ontwerp van de tuin<br />
van Soeslo door Georg Anton Blum is aangepast. Dat hij de zogeheten<br />
landschapsstijl heeft toegevoegd aan de oorspronkelijke,<br />
formele stijl. Waarom ik dat denk? Wel, Blum (hij woonde geloof<br />
ik aan de Badhuiswal) had ook de tuin van Boschwijk ontworpen.<br />
En Rhijnvis Feith en Georg Roijer waren goede vrienden. Dat<br />
blijkt wel uit de moeite die Rhijnvis Feith nam om een gedicht<br />
voor Roijer te schrijven. Bovendien, doet de stijl me aan die van<br />
Blum denken. Nee, bewijzen kan ik het niet. Van sommige buitenplaatsen<br />
is heel veel bekend, van andere (waaronder Soeslo)<br />
minder. Er is ook geen familiearchief van de Roijers. Maar ik weet<br />
zeker, dat in zijn tijd heel veel is gebeurd op Soeslo’.<br />
Geen zekerheid dus, maar Schaap heeft wel recht van spreken.<br />
Jarenlang was hij medewerker van Stichting tot Behoud van Particuliere<br />
Historische Buitenplaatsen, kortweg PHB, en betrokken<br />
bij het opstellen van het beheersplan voor Soeslo. In die hoedanigheid<br />
raakte en bleef hij betrokken bij het Soeslo van Nolly en<br />
Hana Hony, nadat deze het van de gemeente kochten, maar ook<br />
nadat de PHB in 2011 werd opgeheven wegens het stopzetten van<br />
de landelijke subsidie.<br />
De panden op Soeslo waren, bij de aankoop in 1997, tot niet meer<br />
dan bouwvallen vergaan en de tuin en boomgaard waren veranderd<br />
in een met onkruid volgewoekerde wildernis. Van de verre<br />
erfenis van Georg Anton Blum was weinig overgebleven, maar<br />
de Hony’s besloten ook daar wat aan te doen. ‘Pal voor de ramen<br />
van het huis stonden linden’, verbaast Nol Hony zich nog. ‘Hoe<br />
kun je het bedenken: bomen voor de ramen! Ik vraag je…’.<br />
De nieuwe eigenaren begonnen, gesteund door Landschap <strong>Overijssel</strong>,<br />
met een flinke portie moed en hun met hard werken verdiende<br />
familiekapitaal aan een even helse als dankbare klus,<br />
waarbij de regie zoveel mogelijk in eigen hand werd gehouden.<br />
De heer des huizes benoemde zichzelf tot autodidactisch bouwmeester<br />
en de tuin werd het domein van zijn vrouw Hana. ‘Nol en<br />
ik waren echte stadsmensen, ik had ook helemaal geen groene<br />
vingers, deed nooit iets in de tuin. Maar je leert snel’. Tot op de<br />
dag van vandaag neemt zij, met haar trouwe hulp Dries, het leeu-
wendeel van het tuinonderhoud voor haar rekening, welhaast<br />
een dagtaak in sommige delen van het jaar. Nol zit het liefst in<br />
de tuin, om weg te dromen in zijn prieeltje of, bij echt mooi weer,<br />
overleg met de bouwploeg.<br />
‘Eén ding had ik al gauw in de gaten’, herinnert Nol Hony zich.<br />
‘De tuin moet onlosmakelijk verbonden zijn met het huis. Anders<br />
klopt het geheel niet. Mensen als Blum wisten dat natuurlijk ook<br />
al lang. Maar je moet er wel een goed gevoel bij hebben. Toen<br />
ik begon, werd mij verteld, dat ik verplicht was een landschapsarchitect<br />
in handen te nemen. Kwam er zo’n interessante gozer<br />
met een duur koffertje. Die heb ik dus weggestuurd. Later hebben<br />
anderen als Klaas Boomert en Carl Stoelinga van de Wezo<br />
het opgepakt’.<br />
Zo’n 15 jaar bestond Soeslo uit een halve bouwput; het waren<br />
jaren van tekenen, slopen en herbouwen. Nu nadert de voltooiing<br />
van de grootscheepse renovatie. Als laatste wordt de laatste hand<br />
gelegd aan het koetshuis (inclusief het in ere herstelde schilddak).<br />
In dit gebouw komen twee prachtige, grote gastverblijven.<br />
Van de tuin wordt de boomgaard opgeknapt door het <strong>Overijssel</strong>s<br />
Landschap.<br />
De totale renovatie mag een klein vermogen hebben gekost,<br />
maar het resultaat is ernaar. Landgoed Soeslo zal erbij liggen<br />
als in zijn beste dagen. Met gerenoveerde gebouwen in de oude<br />
stijl, zijn bijzondere lanenstructuur, slingerpaden, waterpartijen,<br />
siertuin, moestuin, boomgaard, hakhoutpercelen, singels, weiland<br />
en bouwland. Kortom, zoals het er zo’n 200 jaar geleden<br />
ooit bijgestaan heeft, toen Rijnvis Feith er zijn gedicht voordroeg<br />
en een heildronk uitbracht. En zo, hopen de Hony’s, zoals het er<br />
over nog eens 200 jaar nog bij zal staan. ‘Want’, zegt de gewezen<br />
stadsmens Nol Hony, ‘je bouwt toch ook voor het nageslacht. Ik<br />
vind het leuk als mensen hier wandelen en genieten. En dat blijven<br />
doen. Zelf ga ik hier in elk geval nooit meer weg, hier is mijn<br />
paradijs op aarde’.<br />
Onderstaand gedicht werd in 1816 door Rijnvisch Feith voorgedragen<br />
ter ere van het openingsfeest van het nieuwe Landhuis<br />
Soeslo.<br />
Na ‘t vriendelijkst onthaal ter wijding dezer woning,<br />
zij, brave Roijer, U dees heildronk toebereid.<br />
Ontvang uit éénen mond onze aller dankbetoning<br />
bij onzen hartenwensch yoor Soersels zaligheid.<br />
Geniet nog jaren met uw gade en kindren tevens,<br />
zoo vaak de lieve lente U naar dees woning wenkt,<br />
bij ongestoorde rust, er al de vreugd des levens,<br />
die immer ’t zalig land aan zijn bewoners schenkt.<br />
Zie nog uw schepping in haar volle schoonheid bloeijen,<br />
en pluk nog menigmaal een bloem van ‘t wreemd plantsoen.<br />
Zoo moge uw ouderdom hier zachtskens henen vloeijen,<br />
en vol van ‘t zoetst genot, ten vreedzame einde spoên!<br />
Komt, eedle vriendenrei! het glas omhoog geheven,<br />
dat elk onze aller vriend dees’ dronk ten heilwensch biê!<br />
en’ t Soersel ons dan steeds, als heden, vrolijk zie !<br />
(spoên = spoeden, biê = biede/biedt)
Broerenkerk, geen alledaags project!<br />
De verbouwing van de Broerenkerk in <strong>Zwolle</strong> is een arbeidsintensieve<br />
uitdaging. Een uiterst secuur vakwerk dat Trebbe graag aangaat samen<br />
met Van den Hengel. Dit zusterbedrijf heeft dan ook een jarenlange<br />
expertise opgebouwd met monumentale gebouwen.<br />
De voormalige 14de-eeuwse kloosterkerk krijgt dan wel een nieuwe<br />
bestemming, maar het authentieke uiterlijk blijft behouden. Met liefde<br />
voor hun vak werken onze medewerkers aan de restauratie van de<br />
historische elementen. De Broerenkerk is zeker geen alledaags project,<br />
maar een uitdaging waar we met passie aan werken!<br />
www.trebbe.nl<br />
www.vdhengel.nl<br />
Samen maken we de toekomst<br />
www.unica.nl<br />
Unica <strong>Zwolle</strong> Schrevenweg 2 Postbus 623 8000 AP <strong>Zwolle</strong> T (038) 456 04 56
‘Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren’<br />
Iedereen heeft deze zin uit de Bijbel (Genesis 3:19) wel eens gehoord bij een afscheid<br />
op een begraafplaats of in een crematorium. Het lichaam wordt begraven<br />
of gecremeerd, het vergaat tot stof. Voor de komst van het Christendom was het<br />
niet altijd gebruikelijk om doden te begraven. In veel gevallen verbrandde men<br />
de lijken. Soms werd de as verzameld in urnen. Met de komst van het Christendom<br />
werd het gebruikelijk de doden te begraven in afwachting van de terugkomst<br />
van Christus. De gewoonte om overledenen in kerken te begraven ontstond al tijdens<br />
het vroege Christendom. Later werd het begraven in de kerk een kwestie van
standsaanduiding. De sociale positie van de overledene was bovendien<br />
bepalend voor de kerk waarin deze een laatste rustplaats<br />
vond. In <strong>Zwolle</strong> was een graf in de Grote Kerk voorbehouden aan<br />
vertegenwoordigers van de stedelijke magistraat, aan juristen,<br />
predikanten, leraren, geestelijken en officieren. Middenstanders<br />
en mensen uit de vrije beroepen werden meestal begraven in de<br />
(drie) andere kerken die <strong>Zwolle</strong> in de middeleeuwen kende. De<br />
Onze Lieve Vrouwe Kerk, de Bethlehemskerk en de Broerenkerk.<br />
Gewone mensen of de armen werden op het kerkhof buiten de<br />
kerk begraven.<br />
In de eerste helft van de 18de eeuw won de opvatting terrein,<br />
dat het niet hygiënisch was om de doden binnen de bebouwde<br />
kom te begraven. Niet iedereen was het met deze gedachte eens.<br />
Vooral de adel die verschillende rechten bezat op familiegraven<br />
en grafkelders verzette zich met hand en tand. Het duurde in<br />
<strong>Zwolle</strong> mede daardoor tot 1823 voordat de gemeenteraad enige<br />
akkers bij de Beltmolen aan de Meppelerstraatweg aankocht en<br />
tot kerkhof liet inrichten. Een landelijke wet in 1829 maakte vervolgens<br />
definitief een eind aan de discussie. Vanaf die tijd werd<br />
iedereen buiten de stad begraven. Inmiddels telt <strong>Zwolle</strong> negen<br />
begraafplaatsen, viif gemeentelijke en vierparticuliere. De gemeentelijke<br />
begraafplaatsen zijn: Kranenburg, Meppelerstraatweg,<br />
Voorst, Windesheim en het Heilige Kruis. De particuliere<br />
begraafplaatsen zijn: Bergklooster, de Israëlitische begraafplaats<br />
aan de Kuyerhuislaan en de twee RK begraafplaatsen aan<br />
de bisschop Willebrandlaan en aan de Ergenamenweg in Wijthmen.<br />
Algemene Begraafplaats<br />
Met de aanleg van de algemene begraafplaats aan de Meppelerstraatweg<br />
werd in 1823 begonen. De begraafplaats is daarmee<br />
de oudste in <strong>Zwolle</strong>. In het eerste jaar waren er 93 begrafenissen.<br />
Een cholera epidemie in 1826 zorgde er voor dat er steeds<br />
vaker besloten werd niet binnen de stadsmuren te begraven.<br />
Sinds 1954 worden op deze begraafplaats geen nieuwe graven<br />
meer uitgegeven. Bijzettingen in familiegraven vinden, als er<br />
nog ruimte is in het graf, wel plaats. De algemene begraafplaats<br />
heeft de status van gemeentelijk monument. Onder de bescherming<br />
vallen het hekwerk, de bebouwing en de parkaanleg. Vier<br />
grafmonumenten hebben ook een beschermde status. De ingang<br />
van de begraafplaats wordt gemarkeerd door een ijzeren<br />
sierhekwerk, geflankeerd door gemetselde hekpeilers bekroond<br />
door siervazen in rococovormen. Bij bebouwingen op de begraafplaats<br />
zie je invloeden van de neorenaissance en de neogotiek.<br />
Het aanwezige wachtlokaal en de bijhorende woning dateren<br />
uit 1900. Verder op het terrein staat het voormalige lijkenhuis.<br />
Dit gebouw heeft houtengevels, een imitatie rustica-indeling en<br />
rondboogvensters.<br />
Het meest bijzondere grafmonument is wel het in grotendeels<br />
gietijzer uitgevoerde graf van Mr. J. Ter Pelkwijk. Het graf werd<br />
hem door de stad <strong>Zwolle</strong> opgedragen. Dichter Rhijnvis Feith, die<br />
aanvankelijk in 1824 in de Grote Kerk was begraven, werd in 1825<br />
naar het nieuwe kerkhof overgebracht. Zijn grafmonument werd<br />
Algemene begraafplaats aan de Meppelerstraatweg<br />
betaald uit giften afkomstig uit het hele land. Het graf bevat een<br />
marmeren portretbuste van de beroemde schrijver. Vlak er naast<br />
ligt de theoloog G.H. van Senden begraven. Dit monumentale<br />
graf dateert van 1851. Even verderop bevindt zich een graf met<br />
een groot reliëf van een scheepsanker. Hier werd in 1881 W.J.<br />
Schutevaer begraven. Hij was de oprichter van de vereniging voor<br />
belangen van de schipperij.<br />
Begraafplaats Bergklooster<br />
De begraafplaats Bergklooster is ontstaan in en rond de voormalige<br />
kapel van het klooster op de Nemeler-of Agnietenberg, dat in<br />
1386 werd gesticht door volgelingen van Geert Grote, grondlegger<br />
van de Moderne Devotie, uit Deventer. Het klooster kreeg zijn<br />
grootste bekendheid door de aanwezigheid van de Augustijner<br />
kanunnik Thomas a Kempis (1397-1471). Hij schreef het boek ‘In<br />
Navolging van Christus’ een van de meest verspreide boeken die<br />
ons land heeft voortgebracht. Even buiten de begraafplaats staat<br />
een door P.J.H. Cuypers ontworpen gedenksteen (gemeentelijk<br />
monument) ter na gedachtenis aan Thomas a Kempis. In 1399<br />
werd het kerkhof ingewijd. Daarmee is deze begraafplaats de<br />
oudste, nog steeds in gebruikzijnde dodenakker in <strong>Zwolle</strong>. Na de<br />
intrede van de Reformatie in <strong>Zwolle</strong> werd het klooster gesloopt.<br />
Talloze fragmenten van het klooster en kapel zijn in de loop van<br />
der tijd bij graafwerkzaamheden teruggevonden. Met name uit<br />
de orthodox protestantse omgeving is er vele eeuwen begraven<br />
op Bergklooster, daardoor heeft de begraafplaats een sober
karakter gekregen. Desondanks is er een verscheidenheid aan<br />
grafmonumenten. De vorm varieert van gedecoreerde tombes<br />
tot hergebruikte zandstenen bouwfragmenten van het klooster.<br />
Ook het materiaal gebruik is divers. Het graf van Jan Mulert, uit<br />
1541 is het enige onderdeel dat de sloop na de Reformatie overleefd<br />
heeft. Naar alle waarschijnlijkheid dekt de zerk nog steeds<br />
het oorspronkelijke graf, dat destijds in de kerk was gelegen. Het<br />
grafmonument van Mulert is net als de bebouwing en de parkaanleg<br />
een gemeentelijk monument. Na de Reformatie zijn met<br />
name de buurtbewoners uit Haerst en Berkum blijven begraven<br />
op Bergklooster. In de loop der eeuwen is de begraafplaats een<br />
aantal malen uitgebreid. Sinds 1931 wordt de begraafplaats beheerd<br />
door een vereniging waarvan de leden alleen komen uit de<br />
vijf omliggende buurtschappen. De begraafplaats is sinds enige<br />
jaren aangewezen als gemeentelijk monument.<br />
Begraafplaats Binnengasthuis<br />
Ingeklemd tussen de WZRV sporthal en de Blaloweg, een van de<br />
drukke verkeeraders van <strong>Zwolle</strong>, ligt een verstilde plek. Begraafplaats<br />
Binnengasthuis is ook al door de monumentale kastanje<br />
bomen een oase van rust tussen alle 21ste-eeuwse drukte en<br />
vooruitgang. Deze begraafplaats is aangewezen als gemeentelijk<br />
monument. In 1377 werd hier het Buitengasthuis gesticht.<br />
Het huis ook wel Ten Hilligen Cruce genoemd lag ver buiten de<br />
stad. Dit was niet zonder reden. Het Binnengasthuis gaf namelijk<br />
onderdak aan melaatsen (lepra). Naast dit gasthuis bouwde men<br />
twee jaar later nog een kapel. In en rond de kapel werden de<br />
doden begraven. De begraafplaats is daarmee de oudste nog bestaande<br />
in <strong>Zwolle</strong>. We gaan er dan gemakshalve vanuit dat vanaf<br />
het beging van de stichting er begraven werd. In 1703 stortte bij<br />
een hevige storm de kapel in. De fundamenten van de kapel waren<br />
al aan het eind van de 19de herkenbaar door een ook nu nog<br />
bestaande rij met ijzeren stangen verbonden palen. Tot ver in de<br />
20ste eeuw is hier begraven. Vooral bewoners van het Buitenhuis<br />
en inwoners van de Kamperpoort en de omliggend, merendeels<br />
arme buurschappen Voorst en Frankhuis werden hier ter aarde<br />
besteld. De spaarzame en eenvoudige zerken en steles geven<br />
slechts een deel van de talloze begravingen aan die eeuwenlang<br />
op deze plek hebben plaatsgevonden. Een klein deel van de begraafplaats<br />
werd in de 20ste eeuw opgeofferd ten behoeve van de<br />
verbreding van de Blaloweg.<br />
Begraafplaats Binnengasthuis<br />
Begraafplaats Kranenburg<br />
Na een aantal uitbreidingen raakte de Algemene Begraafplaats<br />
aan de Meppelerstraatweg aan het begin van de 20ste eeuw vol.<br />
In 1926 kocht de gemeente <strong>Zwolle</strong> de voormalige havezate Kranenburg<br />
aan de noordzijde van <strong>Zwolle</strong>. De havezate dateert uit<br />
de 15de eeuw. Het 17de eeuwse huis werd afgebroken in 1844.<br />
Het westelijk bouwhuis werd in de 20ste eeuw gesloopt. Aan het<br />
begin van de Kranenburgweg staan nog de vier gemetselde hekpeilers<br />
van de havezate. Hekpijlers en het nog bestaande bouwhuis<br />
staan als rijksmonument geregistreerd. In 1926 schreef<br />
de gemeente <strong>Zwolle</strong> een prijsvraag uit voor het ontwerpen van<br />
een nieuwe begraafplaats annex wandelpark op de Kranenburg.<br />
Behalve een begraafplaats en een plek om dierbaren te herdenken<br />
zou het ook een park worden voor de <strong>Zwolle</strong>naren. De jury<br />
koos voor een ontwerp van het bureau van H. Copijn en zoon.<br />
De Gids voor de Nederlandse Tuin –en Landschapsarchitectuur<br />
noemt medefirmant C.H. Schouten als ontwerper van het<br />
plan. Zij gingen bij het ontwerp uit van de bestaande structuur<br />
van de buitenplaats en voegden daar een aantal elementen aan<br />
toe. In het ontwerp zijn elementen uit verschillende stijlperioden<br />
gecombineerd. Zo gebruikte Copijn onder andere de Hollandse<br />
landschapsstijl die in de 19de eeuw populair was. Volgens het<br />
juryrapport maakte het winnende ontwerp prachtig gebruik van<br />
het bestaande terrein en vloeiden het begraafplaats- en parkgedeelte<br />
op fraaie wijze samen.
Begraafplaats Kranenburg<br />
Net als in de middeleeuwen werd er bij de graven onderscheid gemaakt in maatschappelijke<br />
klassen. Er waren zes klassen: een hoofdklasse en de klassen 1-5.<br />
Aan de afmetingen van het graf en de grootte van de gedenksteen kon je die klassen<br />
herkennen. Pas in 1978 werd het klassensysteem afgeschaft. Wel bleef het<br />
klassensysteem herkenbaar in het parkgedeelte. In 1931 ontwierp de waarnemend<br />
directeur Gemeentewerken, W.B.M. Beumer een ontvangstgebouw/aula,<br />
een opzichterswoning, een bergplaats/barenhuisje en een lijkenhuisje voor deze<br />
nieuwe begraafplaats. De begraafplaats is in fasen aangelegd. Van het oorspronkelijke<br />
ontwerp van Copijn is alleen de eerste fase verwezenlijkt. Dit oudste gedeelte<br />
van de begraafplaats met aula, vijver en het westelijk stuk van het parkgedeelte<br />
met graven werd in 1933 in gebruik genomen. In de jaren vijftig zijn de graven<br />
uitgebreid aan de oostzijde. Samen met het gedeelte uit de jaren dertig vormt<br />
dit deel het gravenpark. Kenmerkend zijn ovale graspaden, die liggen aan een<br />
centrale as. Dit gedeelte van de begraafplaats/wandelpark met opstallen krijgt na<br />
alle waarschijnlijkheid binnenkort de status van gemeentelijk monument. In 1992<br />
is de begraafplaats aan de zuidoost kant uitgebreid met het Hagenpark. In het<br />
Hagenpark is ook een islamitisch gedeelte opgenomen. De Parnassusberg werd<br />
in 2003 in gebruik genomen. Het is een cirkelvormige terrein dat iets boven het<br />
maaiveld uitsteekt. De graven zijn rondom deze natuurlijke verhoging aangelegd.<br />
In 2003 is ook een Masterplan voor de begraafplaats gemaakt, dat voorziet in een<br />
ontwikkeling op de lange termijn. Centraal element is een nieuw particulier uitvaartcentrum.<br />
De nieuwbouw is verbonden met het voormalige bouwhuis dat nu<br />
met rouwkamers een herbestemming heeft gevonden. Naast het nieuwe uitvaartcentrum<br />
is de begraafplaats vergroot met tuin en wandgraven. Ook de parkeerplaats<br />
werd vergroot. De oude as van de buitenplaats is nog steeds zichtbaar, van<br />
het grachtenstelsel resteert niets. Natuurlijk liggen op de grootste begraafplaats<br />
meer dan 6000 graven. De graven van enkele Zwolse stadsgenoten, Isaac Antonie<br />
van Roijen (1859-1938), Helmig van der Vegt (1864-1944), Geraradus Horreus de<br />
Haas (1879 – 1943), Hendrik van der Vegte (1868 – 1933 ) en Jean Charles Philip<br />
Eeltink Schattenkerk (1908 – 1997) hebben cultuurhistorische waarde.
Begraafplaats Voorst/Westenholte<br />
De begraafplaats Voorst is in 1933 aangelegd, in de vorm van<br />
een pauwenstaart. Dit gebeurde in opdracht van de toenmalige<br />
gemeente <strong>Zwolle</strong>rkerspel. Met de gemeentelijke herindeling in<br />
1967 ging de begraafplaats Voorst over naar <strong>Zwolle</strong>. Op Voorst<br />
worden voornamelijk bewoners van Westenholte begraven.<br />
Begraafplaats Windesheim<br />
In 1917 nam de toenmalige gemeente <strong>Zwolle</strong>rkerspel de begraafplaats<br />
over van de Nederlandse Hervormde kerk. Er worden<br />
voornamelijk overledenen uit het dorp Windesheim begraven.<br />
Op het oude gedeelte van de begraafplaats kan er alleen<br />
worden bijgezet als er nog plaats is in het graf. Er worden geen<br />
nieuwe graven uitgegeven. Ook is er een afzonderlijk gedeelte<br />
voor urnengraven.<br />
Joodse begraafplaats<br />
Al vanaf de Vroege Middeleeuwen leefden er Joden in Nederland.<br />
De Joodse gemeenschap groeide in <strong>Zwolle</strong> in het begin van de<br />
18de eeuw zo snel, dat zij in 1722 toestemming kregen op de<br />
Luurderschans te begraven. Toen deze begraafplaats vol raakte<br />
werd door de Joodse gemeente in 1881 een terrein in Berkum<br />
aangekocht. In 1885 werd de nieuwe begraafplaats aan de huidige<br />
Kuyerhuislaan in gebruik genomen en is deze als zodanig<br />
in gebruik. In 1981 werd de begraafplaats aan de Luurderschans<br />
gesloten en geruimd. De stoffelijke resten werden overgebracht<br />
naar de Kuyerhuislaan. De begraafplaats, een rijksmonument, is<br />
zoals gebruikelijk voor een Joodse begraafplaats eenvoudig ingericht.<br />
De Hebreeuwse tekst op het metaheir- of metaarhuisje<br />
(reinigingshuisje) heeft de volgende betekenis. ‘En het stof keert<br />
weder tot de aarde en de geest tot God die hem gegeven heeft’<br />
In tegenstelling tot het eenvoudige hek dat de begraafplaats omsluit,<br />
zijn de ingangen wel monumentaal. Deze bestaan uit gemetselde<br />
pijlers afgedekt met natuurstenen vazen.<br />
Joodse begraafplaats aan de Kuyerhuislaan Rooms katholieke begraafplaats<br />
Rooms-katholieke Begraafplaats<br />
Hoewel bij grondwet van 1798 kerk en staat al gescheiden waren<br />
en alle privileges van de staatskerk kwamen te vervallen,<br />
betekende dit nog niet dat katholieken in alle opzichten als gelijkwaardige<br />
burgers beschouwd werden. De meeste katholieken<br />
werden begraven op de begraafplaats Bergklooster. In 1841<br />
stelde F.W.J.A. baron van Lamsweerde een stuk akkerland beschikbaar<br />
waarop katholieke <strong>Zwolle</strong>naren hun eigen begraafplaats<br />
konden aanleggen. De baron zelf legde de eerste steen in<br />
een van de hoekpijlers van de omringende muur. Aan de ingang<br />
van de begraafplaats, een rijksmonument, staan twee bakstenen<br />
hekpijlers voorzien van natuurstenen sierbekroningen in Franse<br />
neorenaissancestijl. Het gietijzeren toegangshek is neogotisch.<br />
Tegen de muur staat een baarhuisje, dat dateert uit 1882. Het<br />
kerkhof wordt gekenmerkt door een strakke opzet van evenwijdige<br />
hoofd- en zijpaden. In de hoofdas achter het toegangshek<br />
staat centraal op het terrein een gietijzeren kruisbeeld. Verderop<br />
staat een fraai gerestaureerde Neo Gotische kapel uit 1883. Onderdelen<br />
van de begraafplaats zijn aangewezen als rijksmonument.<br />
Het graf van Apollo<br />
Het landgoed in het buurtschap Haerst, rond Huis Arnichem<br />
wordt voor het eerst genoemd in 1408. Het landgoed heeft verschillende<br />
families als eigenaar gehad. In 1797 kwam het in handen<br />
van de familie Tobias. Verschillende leden van die hadden<br />
het ambt van secretaris van <strong>Zwolle</strong> vervuld. Verscholen langs De<br />
Doornweg op het landgoed rond Huis Arnichem ligt een bijzonder<br />
graf. Wellicht het oudste Moslim graf in Nederland in ieder<br />
geval in noord oost Nederland. Het is het graf van Apollo. Op de<br />
eenvoudige dubbele zandstenen grafzerk staan twee moeilijk<br />
leesbare opschriften. Een in het Latijn en een in het Arabisch. In<br />
het Latijn: ‘Lepejou, die ook wel Apollo wordt genoemd, is geboren<br />
op het eiland Celebes en is gestorven juli 1828.’
Uit archief onderzoek blijkt dat Apollo een jonge negerslaaf is die<br />
overleed op 23 juli 1828. Hoogstwaarschijnlijk is Apollo geboren<br />
in de toenmalige kolonie Demerary, in het voormalige Brits Guyana,<br />
dat van 1620 tot 1796 Nederlands bezit was. Ook is er sprake<br />
van dat Apollo geboren is op Celebes. De jongen werd naar Nederland<br />
gebracht door Joan Hendrik Tobias, eigenaar van Huize<br />
Arnichem. Tijdens een oorlog zou Apollo Tobias van een wisse<br />
dood hebben gered. Uit dank voor zijn moedige daad nam Tobias<br />
de jonge neger mee naar Haerst. Apollo stierf jong. Onduidelijk<br />
is of hij 23 of 16 jaar is geworden. Het graf van Apollo is een goed<br />
voorbeeld van het monumentenbegrip ‘gracieus verouderen’.<br />
Daarmee wordt bedoeld dat een object er niet altijd spic en span<br />
bij hoeft te staan. Maar door natuurlijke veroudering zijn reis<br />
door de tijd maakt. Vooral door zijn geschiedkundige waarde is<br />
het graf van Apollo aangewezen als gemeentelijk monument. Het graf van Apollo
Van 1784 tot 1824, heeft de Zwolse dichter, regent en literator Rhijnvis Feith zijn buitenplaats<br />
‘Boschwijk’ met een kleinschalig Engels landschapspark vorm gegeven.<br />
De oudste kaart waarop de aanleg van Boschwijk staat afgebeeld is die van Hottinger uit ca.<br />
1781. In die tijd was er sprake van een geometrische tuinaanleg. Toen Feith het huis erfde liet<br />
hij het huis vergroten om ruimte te kunnen bieden aan zijn grote kinderschare.<br />
In het begin van zijn leven heeft hij veel gedaan aan de park en tuinaanleg, waarschijnlijk samen<br />
met zijn tuinman en de Zwolse landschapsarchitect Blum.<br />
Blum heeft in die tijd met name in <strong>Overijssel</strong>, maar ook in Groningen verschillende parken in<br />
landschapsstijl aangelegd zoals bij de Fraelemaborg, de Gunne en Almelo.<br />
Hoewel er geen ontwerptekeningen of terreinbeschrijvingen bewaard zijn gebleven heeft Feith<br />
in zijn ode aan Boschwijk (ca 1799) uitvoerig beschreven wat hij tegenkwam.<br />
De Ode bestaat uit 34 verzen van 6 regels. De opbouw is als volgt; in de eerste 6 verzen beschrijft<br />
hij Boschwijk als ‘troost en wellust’ van zijn leven. Na vers 15 volgt een meer concrete<br />
beschrijving van de verschillende elementen in het park. ‘stille, kalme, dierbare dreven’ – een<br />
zachtbewogen vliet, een dwalend beekje etc.<br />
Wat de beplanting betreft, lezen we over de dennen, heesters en lindenloof, Engelse bloemdragende<br />
gewassen.
Het Kadastrale Minuutplan uit ca 1832 geeft niet alleen de oppervlakte<br />
van de percelen aan, maar ook de infrastructuur, waardevolle<br />
informatie voor de herinrichting van het park<br />
Tijdens het leven van Feith was het landgoed ca. 300 ha. groot,<br />
waarmee Boschwijk tot de middelgrote <strong>Overijssel</strong>se landgoederen<br />
behoorde. Nu is het ca 4 ha. groot. Na diverse particuliere<br />
bewoningen werd Boschwijk in 1949 verkocht aan de Gemeente<br />
<strong>Zwolle</strong>rkerspel. Na opheffing van deze Gemeente in 1966 bleef<br />
de familie Crommelin het huis bewonen.<br />
In 1997 heeft de Gemeente <strong>Zwolle</strong> de buitenplaats verkocht aan<br />
de huidige eigenaren. Na de renovatie van het huis is begonnen<br />
met de renovatie van het park.<br />
Tientallen bomen – spontaan opgeschoten, of geplant vanwege<br />
houtopbrengst – werden gekapt. Uitgangspunt was om het park<br />
weer te herstellen zoals Rhijvis Feith bedoeld had. Een grote ingreep<br />
was het kappen van een oude beukenlaan – na een second<br />
opinion van Copijn boomspecialisten. Nieuwe beuken werden<br />
aangeplant met de historische plantafstand van een halve Sallandse<br />
roede (2 meter en 25 centimeter). Borders zijn aangeplant<br />
met oude soorten en zichtlijnen werden hersteld. Nu, na<br />
bijna 10 jaar noeste arbeid is het weer een park waar Feith trots<br />
op zou zijn.
galgroen<br />
bleekgroen, permanentgroen<br />
bladgroen<br />
olijfgroen<br />
mosgroen<br />
grachtengroen<br />
cactusgroen<br />
kopergroen<br />
limoengroen<br />
Bohemergroen chromaatgroen<br />
Schweinfurtergroen<br />
flessengroen<br />
zinkgroen<br />
cobaltgroen<br />
voorjaarsgroen<br />
Parijsgroen<br />
grasgroen<br />
geelgroen<br />
standgroen<br />
pastelgroen<br />
berggroen Bremergroen<br />
peterseliegroen<br />
aardgroen<br />
olijfgroen<br />
gifgroen<br />
Spaansgroen<br />
chroomoxydegroen<br />
blauwgroen<br />
pastelgroen<br />
erwtengroen<br />
lindengroen<br />
sapgroen<br />
jadegroen<br />
zeegroen<br />
lentegroen<br />
donkergroen<br />
JandeBouvriegroen<br />
Zaansgroen<br />
varengroen<br />
Egyptischgroen<br />
junglegroen Veronesegroen
Groene kleur<br />
In de Nederlandse taal heeft groen vaak een negatieve bijklank.<br />
Dat zou komen omdat groen een kleur is die niet bij de mens<br />
hoort. Groen wordt vaak in verband gebracht met negatieve zaken<br />
omdat aan het menselijk lichaam geen spoortje groen te bespeuren<br />
valt. Ons lijf is roze van buiten en rood van binnen en<br />
als er nu één kleur is die tegengesteld is aan rood dan is het wel<br />
groen. Groen wordt dus geassocieerd met alles wat niet-menselijk<br />
is (denk maar aan draken, buitenaardse wezens,…).<br />
Een mens ziet er groenig uit als er iets mis is of als hij nijdig is. Je<br />
wordt groen als je zeeziek bent, je bent groen van ellende. Pus,<br />
gal en snot - sorry dat het dat het zo plastisch wordt - zijn ook<br />
groen. Groen staat dus voor ziekte en bederf.<br />
Haaks daarop staat de betekenis van groen als kleur van natuur,<br />
oorsprong, voorjaar, vruchtbaarheid, rustgevendheid en<br />
betrouwbaarheid.<br />
Verklaarbaar, want de geschiedenis van de mens begon in de natuur.<br />
Onze ogen zijn dus helemaal ingesteld op groen. Daarom<br />
is deze kleur voor ons zo normaal, zo vertrouwd, zo veilig en zo<br />
rustig. Wanneer groen staat voor veiligheid, kun je bij groen licht<br />
doorrijden of oversteken, een groene lichtbak met pijl of rennend<br />
mannetje geeft wereldwijd aan waar we de nooduitgang kunnen<br />
vinden.<br />
Groene verf<br />
De algemene opvatting is om de ramen en deuren van het exterieur<br />
van een monument in het donkere grachtengroen te<br />
schilderen. Uit recente onderzoeken blijkt dat het groen in het<br />
stadsbeeld ook vele gezichten gekend heeft. Hoe is men er toe<br />
gekomen om juist groen toe te passen? Waarschijnlijk komt dit<br />
door de beschermende eigenschappen van sommige groene pigmenten.<br />
Simis<br />
Om de toepassing van groene verf te begrijpen moeten we even<br />
terug in de tijd. Een prachtige bron hiervoor is boek Grondig<br />
Onderwys in de Schilder- en Verw-kunst van Lambertus Simis<br />
uit 1829. Hierin wordt duidelijk beschreven welke soorten verf<br />
geschikt waren voor bepaalde doeleinden en hoe ze gemaakt<br />
moesten worden.<br />
Groene verfstoffen waren in keuze beperkt. Groen was een moeilijke<br />
kleur om te maken. Het Berggroen, uit Duitsland, is een<br />
oude verfstof en is in de tijd van Simis in onbruik geraakt. Voor de<br />
komst van Spaans groen werd het veel gebruikt voor het verven<br />
van deuren en vensters. Er bestaan verschillende soorten tinten,<br />
van licht naar donker. Spaans groen verdrong dus het Berggroen,<br />
waarschijnlijk omdat Spaans groen veel duurzamer is.<br />
Ondanks dat het een moeilijke verfstof is om te maken werd het<br />
veelvuldig toegepast op de houten onderdelen van de gevels. Dit<br />
omdat het koperacetaat dat in Spaans groen zit een schimmelwerende<br />
werking heeft. Het Spaans groen werd als volgt bereid:<br />
koperen platen werden blootgesteld aan zure dampen of werden<br />
in broeiende paardenmest gehangen. Na verloop van tijd werd<br />
het groene koperoxide van de platen afgeschraapt. Na het fijn<br />
wrijven van het oxide in olie werd het als verf toegepast. Dat het<br />
een uitermate giftig pigment was, vertelt de volgende anekdote:<br />
‘men had als proef het koperoxide aan een grote hond gevoerd<br />
en deze viel ter plekke neer en verteerde binnen enkele minuten<br />
tot schuim...‘<br />
Het Fries groen was een belangrijke kleur in de zestiende en zeventiende<br />
eeuw. Het lijkt qua kleur veel op Spaans groen. Blootgesteld<br />
aan het zonlicht en buitenlucht verkleurde het echter<br />
snel. Mineraal groen had dezelfde kleur als Spaans groen, maar<br />
was minder duurzaam. Het werd daarom voornamelijk gebruikt<br />
als een onderlaag voor Spaans groen. Terre verde of groene<br />
aarde gaf een olijfachtige kleur en werd in de tijd van Simis nog<br />
maar weinig gebruikt. Of het in het verleden geschikt was voor<br />
verven in de buitenlucht wordt niet duidelijk, Simis heeft enkel<br />
de opmerking dat het gebruikt wordt om metaal te verven.<br />
Waarschijnlijk bedoelde hij daarmee de hekken, balustrades en<br />
leuningen van stoepen en dus goed toepasbaar op het exterieur.<br />
Over sapgroen is Simis duidelijker. Sapgroen kan niet met olie<br />
worden gemengd omdat het dan een vuile groene kleur oplevert.<br />
Voor waterverf was het echter wel zeer geschikt.<br />
Het was dus tobben met de toepassing van de groene pigmenten.<br />
De minerale pigmenten moesten grof gewreven worden en<br />
waren dus moeilijk verwerkbaar en bij te fijn wrijven ontstond er<br />
een fletse kleur.<br />
‘Uitblauwen’<br />
Met de ontdekking van het Pruisisch blauw<br />
en het Napelsgeel werd het in de tweede<br />
helft van de achttiende eeuw mogelijk een<br />
(blauw)groene kleur te maken door menging<br />
van deze pigmenten. Ook Pruisisch<br />
blauw en okergeel werden wel gemengd.<br />
Samen met loodwit kon er een mooie<br />
groene kleur gemaakt worden van donker-<br />
tot lichtgroen.<br />
Goede groene pigmenten werden pas in<br />
de negentiende eeuw geïntroduceerd,<br />
zoals het giftige Schweinfurtergroen,<br />
chroomoxidegroen, en chromaatgroen.<br />
Standgroen<br />
Het chromaatgroen ofwel standgroen<br />
is samengesteld uit chromaatgeel en<br />
Pruisisch blauw. Als bindmiddel werd<br />
standolie gebruikt, vandaar de naam<br />
standgroen. Sinds 1850 is het fabrieksmatig<br />
geproduceerd. Aangezien<br />
Blootgelegde groene afwerking op een deur.<br />
Pruisisch blauw, gemengd met Napelsgeel<br />
en loodwit
BEHOEDEN<br />
OM TE<br />
BEHOUDEN<br />
CONSERDUC<br />
/<br />
RENOFORS<br />
HOUTCONSERVERING HOUTRESTAURATIE<br />
Aantasting van uw gebouw of constructie?<br />
Wij hebben alle expertise in huis om uw panden<br />
en constructies optimaal te beschermen<br />
Sinds 1950 is Conserduc-Renofors het aanspreekpunt voor houtconservering en –restauratie.<br />
BEHOEDEN<br />
Gespecialiseerd in het inspecteren en behandelen van de meest uiteenlopende OM TE panden.<br />
BEHOUDEN<br />
Of het nu gaat om kerken, kastelen, paleizen, landgoederen, molens, grachtenpanden of<br />
industrieel erfgoed, Conserduc-Renofors biedt de oplossing in drie stappen! Inspectie,<br />
conservering en restauratie.<br />
Wilt u graag meer informatie of een adviesgesprek? Bel dan naar 0184 - 82 02 30.<br />
Tim Versteegh<br />
Architect.<br />
Da Costastraat 9<br />
8023 AZ <strong>Zwolle</strong><br />
06 41046068<br />
mail@timversteegh.nl<br />
www.timversteegh.nl<br />
beeld: maquette van de ingreep in een rijksmonument<br />
A R C H I T E C T<br />
- T I M V E R S T E E G H -<br />
Conserduc-Renofors b.v.<br />
Industrieweg 39a<br />
3361 HJ Sliedrecht<br />
T 0184 - 82 02 30<br />
E info@conserducrenofors.nl<br />
I www.conserducrenofors.nl<br />
Voor particulieren én bedrijven de<br />
natuurlijke keuze...<br />
Als sinds 1866 leveren wij natuursteen. Natuursteen ademt,<br />
is krachtig en eindeloos toepasbaar voor zowel binnen als<br />
buiten. Van warme vloeren tot strakke keukens, van mooie<br />
vensterbanken tot uitgebreide terrassen. Laat u inspireren én<br />
adviseren in onze showroom. Graag tot ziens!<br />
Galvaniweg 4 • <strong>Zwolle</strong> • Tel.: 038 466 03 30 - www.zwolsesteenhouwerij.nl
Typerende groene uitmonstering op een Jugenstilgevel<br />
het geel sneller terugliep dan de kleurkracht van<br />
het blauw, kwam er na verloop van tijd een blauwe<br />
waas over het groen; de kleur ‘blauwde uit’.<br />
Standgroen is de andere benaming van grachtengroen.<br />
Met de historische kennis wordt het<br />
dus begrijpelijk dat het niet altijd juist is deze<br />
kleur klakkeloos op àlle monumenten toe te<br />
passen. In Amsterdam is dit grachtengroen al<br />
voor de tweede wereldoorlog vastgesteld als<br />
standaardkleur. Dit om een rustig gevelbeeld<br />
te krijgen en een bonte verzameling kleuren te<br />
voorkomen.<br />
Groene luiken<br />
Een misverstand is het dat luiken aan de gevel<br />
vroeger( 17de-18de eeuw) altijd groen geschilderd<br />
werden. Uit beschrijvingen en schilderijen<br />
van het stadsbeeld is duidelijk geworden dat de<br />
luiken in geopende toestand rood waren en in<br />
gesloten toestand groen. De rode kleur die vaak<br />
aan de binnenzijde werd toegepast, was zichtbaar<br />
op straat indien de luiken opengezet werden.<br />
Naarmate het gebruik van glas in de ramen<br />
toenam, werd de isolerende functie van de<br />
luiken minder en stonden ze over het algemeen<br />
open. Dit had een ingrijpende verandering van<br />
het stadsbeeld tot gevolg. In plaats van veel<br />
groen in de gevel, zag men nu veel rood De beschermende<br />
functie van de luiken en het bieden<br />
van privacy verdween niet. Wanneer de avond<br />
viel werden de luiken vaak weer gesloten.<br />
En met deze verandering van functie werden ze<br />
later waarschijnlijk rondom groen geschilderd.<br />
Eigenlijk kunnen we wel vaststellen dat de toepassing<br />
van groen op het exterieur uit praktisch<br />
oogpunt geboren is, vanwege de conserverende<br />
werking van het pigment. En met het ontdekken<br />
en ontwikkelen van nieuwe, groene pigmenten,<br />
elk met hun eigen nuance, ontstond langzamerhand<br />
het ons bekende beeld van donkergroen.<br />
En dat wordt nu gemakshalve maar overal toegepast.<br />
Of wilde men zich spiegelen aan de chique<br />
grachtengordel?<br />
Maar kleur is wat het is. Ik merk in mijn praktijk<br />
als kleuronderzoeker en kleuradviseur dat<br />
iedereen de kleuren weer anders beleeft. Dus<br />
hersens en ogen verschillen. Een getraind oog<br />
ziet veel meer nuances. Maar gelukkig ziet het<br />
mij nog niet geel en groen voor de ogen!!
De club PEC <strong>Zwolle</strong> is officieel ontstaan op 12 juni 1910 uit een fusie van twee<br />
Zwolse voetbalclubs Prins Hendrik (P.H.) en Ende Desespereert Nimmer (E.D.N.).<br />
Beide clubs voetbalden op een eigen locatie.<br />
De op 1 april 1906 opgerichte club P.H. speelde op een weiland bij Theetuin<br />
Thijssen. De club huurde hier voor 25 gulden een veld dat bekend stond als “het<br />
Bleekien”
E.D.N. kwam voort uit de in 1905 opgerichte A.V.C. (=Assendorpervoetbalclub)<br />
en speelde op het zogenaamde Assendorperland, het<br />
latere Assendorperplein. Woningbouwplannen uit die tijd dwongen<br />
de club om te verhuizen naar een stuk land met de naam “het Veen”<br />
aan de Groeneweg in de wijk Assendorp. De naam van de club veranderde<br />
in “Voorwaarts”en de club verhuisde kort daarna naar een<br />
locatie met de naam “de Rooseboom”. Deze locatie lag over het<br />
spoor in de richting van Schelle. Gepaard met de verhuizing volgde<br />
opnieuw een naamswijziging. De club luisterde vanaf dat moment<br />
naar de naam “de Volharding”. De drassigheid van het veld bij de<br />
Rooseboom maakte opnieuw een verhuizing noodzakelijk. Aan de<br />
Schellerallee, achter uitspanning De Bierton werd een nieuw veld<br />
gevonden. Toeschouwers bleven helaas uit en het bestuur ging op<br />
zoek naar een meer passende naam. Deze werd gevonden in “Sallandia”.<br />
Ook deze naam was, net als de locatie, geen lang leven<br />
beschoren. De club verhuisde opnieuw. Nu naar een locatie aan<br />
de Wipstrikkerallee bij herberg de Hanekamp. Op voorstel van bestuurslid<br />
Jan Steinbach werd besloten de naam te veranderen in<br />
“Ende Desespereert Nimmer”, afgekort E.D.N. Omdat de club echter<br />
een sterke binding had met Assendorp en veel leden uit deze<br />
wijk afkomstig waren, werden de voetballers van E.D.N. gezien<br />
als indringers. Het was zelfs zo erg dat op een gegeven ogenblik<br />
onbekenden de beide doelpalen van E.D.N. hadden doorgezaagd.<br />
Ondanks alles werd door E.D.N. toch de promotie naar de 2e klasse<br />
van de N.V.B. gehaald. Zoals gezegd werd in 1910 door P.H. en<br />
E.D.N. besloten om te fuseren. Een belangrijk discussiepunt bleef<br />
wel in welke kleuren men voortaan ging spelen. P.H. speelde in<br />
geel-zwart en E.D.N in groen-wit. De betere prestaties van E.D.N.<br />
gaven de doorslag en leidde ertoe dat de nieuwe club P.E.C. (=Prins<br />
Hendrik Ende Desespereert Nimmer Combinatie) vanaf dat moment<br />
ging spelen in groen-wit. Als speelveld werd “het Bleekien”<br />
bij Theetuin Thijssen gekozen. Eigenaar Thijssen hoopte op een<br />
hogere omzet. Om de gratis kijkers op het “Jeudendiekien” het uitzicht<br />
te ontnemen werd door Thijssen langs het dijkje een groot<br />
doek van jute gespannen van maar liefst 100 m lang. Dat het veld<br />
soms nat en drassig was valt af te leiden uit twee fraaie tekeningen<br />
uit het archief van P.E.C. Uit deze tekeningen blijkt verder dat de<br />
ontmesting en ontwatering met veel liefde werden overgedragen<br />
van leden van Prins Hendrik naar de nieuwe club PEC.<br />
Op 1 juni 1923 vertrok P.E.C. naar sportpark De Vrolijkheid. Hier<br />
speelde de club tot 1935. In dat laatste jaar werd aan de Ceintuurbaan<br />
het Gemeentelijk Sportpark geopend. In 1932 ontwierp<br />
de bekende architect Wiebenga een zweminrichting met voetbalterrein<br />
aan “den grooten weg”(=Ceintuurbaan). In het plan heeft<br />
hij het zwembad en voetbalterrein in één as tegen over elkaar<br />
ontworpen. Volgens Wiebenga was dit voor de exploitatie en de<br />
architectuur aanbevelenswaardig. Het college van B&W vond het<br />
ontwerp van het sportcomplex van een te grote opzet waardoor<br />
het plan uiteindelijk in een vereenvoudigde versie is uitgevoerd.<br />
Het Gemeentelijk Sportpark werd een complex met een hoofdtribune<br />
en wat provisorisch aangebrachte verhogingkjes. Rond<br />
het voetbalveld lag een paardenrenbaan die vooral in de zomermaanden<br />
voor wedstrijden werd gebruikt.<br />
Twee tekeningen uit het fusiejaar 1910 met daarop leuzen die wijzen op de ontwatering van het speelveld bij Theetuin Thijssen.
Het bestuur van de Gemeentelijke Stichting voor Lichamelijke<br />
Oefening (STILO) verhuurde aan de Zwolse Voetbal en Athletiekvereeniging<br />
“PEC” het wedstrijdterrein no. 1 met bijbehorende<br />
opstallen voor een periode van 1 mei 1935 tot 30 april 1941 voor<br />
een bedrag van 1400 gulden per jaar. Op 18 augustus 1935 werd<br />
de officiële opening gehouden en verrichtte burgemeester baron<br />
de Vos van Steenwijk de aftrap bij de wedstrijd PEC tegen de<br />
toenmalige kampioen PSV.<br />
In de periode 1945 tot 1955 werd ook het wedstrijdterrein en oefenterrein<br />
no. 3 met opstallen aan PEC verhuurt. Ditmaal voor<br />
een bedrag van 2500 gulden per jaar. In 1946 werden op het Gemeentelijk<br />
Sportpark “een tweetal kleed- en waschgelegenheden<br />
en een bergplaats”gebouwd. Voor het optrekken van deze<br />
gebouwen werd gebruik gemaakt van materialen die afkomstig<br />
waren van een loods bij de Weteringbrug. Het ging om een loods<br />
die door de gemeente <strong>Zwolle</strong> van defensie was aangekocht.<br />
Direct na de oorlog lezen we dat een andere roemruchte club<br />
de Zwolsche Boys in de periode 1947 tot 1959 een stuk weiland<br />
huurde van paardenhandelaar Marinus Dijk. Ook de Zwolsche<br />
Boys hebben op veel verschillende velden gespeeld. Direct na de<br />
oprichting in 1918 hebben ze gevoetbald op de Turfmarkt. Na veel<br />
omzwervingen, waaronder de Hanekamp en Urbana, kwamen de<br />
Zwolsche Boys uiteindelijk na de oorlog bij de Vrolijkheid terecht.<br />
Rond 1957 verruilen PEC en Zwolsche Boys opnieuw hun terreinen.<br />
PEC keert terug naar de Vrolijkheid en koopt in 1960 het<br />
speelveld van paardenhandelaar Marinus Dijk voor een bedrag<br />
van f 416.338 gulden. In 1961 wordt op het speelveld gestart met<br />
de bouw van een nieuwe tribune. Op het sportpark de Vrolijkheid<br />
Oude hoofdtribune uit 1935 (foto Jan Drost)<br />
had in het verleden al een houten tribune gestaan. Deze tribune<br />
was een ontwerp van Wim Kaaks. In het HCO is een bestek bewaard<br />
gebleven waarin “voornemens is aan te besteden het afbreken<br />
hunner houten tribune staande op haar terrein nabij de<br />
Vroolijkheid aan de Meppelerweg, gemeente <strong>Zwolle</strong>rkerspel en<br />
het weder opbouw dezer tribune op een aan te wijzen plaats op<br />
de Gemeentelijke Sportterreinen van <strong>Zwolle</strong>”.<br />
De nieuwe tribune kwam op de plek van een bestaande was- en<br />
kleedgelegenheid te liggen. De staalconstructie van de tribune<br />
op sportpark de Vrolijkheid werd vervaardigd door de N.V. constructiewerkplaats<br />
en machinefabriek Brood aan de Ceintuurbaan.<br />
Deze fabriek staat in de periode 1958-1967 ingeschreven<br />
in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel <strong>Zwolle</strong>.<br />
Directeur van deze firma was niemand minder dan de vader van<br />
Herman Brood.<br />
In 1970 verhuist PEC weer naar het Gemeentelijk Sportpark aan<br />
de Ceintuurbaan. Dit Gemeentelijk Sportpark was vanaf dat moment<br />
beter toegankelijk door de aanleg van een voetgangersbrug<br />
over de Ceintuurbaan in 1964, Veel supporters van PEC <strong>Zwolle</strong><br />
herinneren zich deze brug. Bij belangrijke wedstrijden stond de<br />
brug vol met toeschouwers. Enkelen van hen namen zelfs lege<br />
bierkratten mee om op te kunnen staan.<br />
Op 20 september 1970 worden rond het stadion hekken geplaatst.<br />
Drie jaar later worden nieuwe staanplaatsen gemaakt<br />
bij de Berkumtribune. In 1974 werd een nieuw clubhuis en een<br />
kantine gebouwd.<br />
De bouw van de tribune uit 1961<br />
De door Schrale Beton en Aannemingsmij n.v. aangelegde voetgangersbrug. Op<br />
de voorgrond zijn de lege bierkratten te zien waarop werd gestaan.<br />
(foto Jan Drost)<br />
Foto clubhuis PEC <strong>Zwolle</strong> (foto Jan Drost)
Het totaal aantal plaatsen in het stadion bedroeg toen 12.000.<br />
Geleidelijk aan werd het stadion met tribunes uitgebreid. In 1978<br />
werden beide hoeken van de Berkumtribune volgebouwd.<br />
Op 15 mei 1978 tijdens de wedstrijd PEC-FC Vlaardingen (Kampioenswedstrijd)<br />
werd het toeschouwersaantal van 15.000 gehaald.<br />
In 1983 zijn achter beide doelen tribunes gebouwd. PEC bezit op<br />
dat moment nog steeds de fraaie hoofdtribune aan de zijde van<br />
de Ceintuurbaan. Op 20 december 1985 werd de hoofdtribune<br />
volledig in de as gelegd.<br />
De tribune werd daarom in 1987 vervangen door de Johan Cruijff<br />
tribune. Deze tribune had 2400 zitplaatsen en was genoemd naar<br />
Cruijff omdat hij zijn laatste officiële wedstrijd tegen PEC <strong>Zwolle</strong><br />
speelde.<br />
In 1997 wordt het Oosterenkstadion verbouwd tot een accommodatie<br />
met 6800 zitplaatsen. Tien jaar later op 20 april 2007 tijdens<br />
de wedstrijd FC <strong>Zwolle</strong>-De Graafschap werd op feestelijke wijze<br />
afscheid genomen van het oude stadion. In datzelfde jaar werd<br />
ook de eerste paal geslagen door de burgemeester van <strong>Zwolle</strong>,<br />
Henk-Jan Meijer, directeur Jan Regterschot van projectontwikkelaar<br />
IPMMC en voorzitter van FC <strong>Zwolle</strong>, Ronald van Vliet van het<br />
nieuwe stadion. Dit nieuwe stadion is gebouwd door Stadionbouw<br />
<strong>Zwolle</strong> V.O.F., een bouwcombinatie van Multiplan uit ’s Hertogenbosch<br />
en Moes Bouwbedrijf Oost B.V. uit <strong>Zwolle</strong>. Na stagnatie en<br />
onenigheid over onder andere de bouw van een hotel kon op 28<br />
augustus 2009 het nieuwe stadion officieel worden geopend. Dit<br />
nieuwe stadion heeft een capaciteit van 10.500 plaatsen.<br />
In 2012 werd FC <strong>Zwolle</strong> kampioen van de Jupiler league en<br />
maakte de club de sprong naar de eredivisie. Tijdens het kampioensfeest<br />
werd door directeur Adriaan Visser de kreet “PEC is<br />
back” geuit. De club gaat vanaf dat moment weer als PEC <strong>Zwolle</strong><br />
door het leven.<br />
De promotie tot de eredivisie heeft er verder toe geleid dat de<br />
capaciteit van het stadion wordt vergroot. In de eerste fase voor<br />
de zomerstop voorafgaand aan het seizoen 2012-2013 wordt de<br />
Marten Eibrink tribune aan de noordzijde van het stadion met<br />
1000 plaatsen uitgebreid. Deze uitbreiding is mogelijk door een<br />
groot aantal zitplaatsen te vervangen door staanplaatsen. De<br />
Fred Patrick tribune aan de oostzijde wordt uitgebreid met een<br />
tribune met 1000 zitplaatsen. Deze tribune is vergelijkbaar met<br />
de constructie zoals ook bij de kampioenswedstrijd in 2012 was<br />
neergezet. De totale capaciteit van het stadion wordt hierdoor<br />
vergroot tot 12.500 zitplaatsen.<br />
Bij handhaving in de eredivisie zal de capaciteit nog verder worden<br />
uitgebreid tot maar liefst 14.500 plaatsen.<br />
Recentelijk is afscheid genomen van de oude naam FC <strong>Zwolle</strong><br />
op 12 juli 2012 en is officieel gekozen voor de naam IJsseldelta<br />
Stadion.<br />
Uitbreiding van de hoeken van de Berkumtribune (foto Jan Drost) De afgebrande hoofdtribune 20 december 1985 (foto Jan Drost)
Opening van de Johan Cruijff tribune (foto Jan Drost)<br />
De Johan Cruijff tribune (foto Jan Drost)<br />
Huidige IJsseldelta Stadion (foto Gemeente <strong>Zwolle</strong>)
Historische bouwwerken zijn meestal grotendeels opgetrokken uit steen. Stenen bouwwerken vormen<br />
in Nederland de enige groeiplaats voor een groep van planten die men elders gewoonlijk op rotswanden<br />
aantreft, maar die in ons land toepasselijk muurplanten worden genoemd. Deze planten zijn<br />
geheel aangepast aan de extreme en sterk wisselende groeiomstandigheden op muren. Toch geldt dat<br />
ook zij specifieke eisen aan hun groeiplaats stellen.<br />
In Nederland zijn vanouds stenen gebouwen aanwezig, voornamelijk opgetrokken uit baksteen maar<br />
ook wel uit diverse soorten natuursteen. Oud metselwerk behoeft van tijd tot tijd een onderhoudsbeurt<br />
om het gebouw voor verval te behoeden. Dit geldt voor de buitenmuren van gebouwen, maar ook voor<br />
bruggenhoofden, grachtmuren, putten, tuin- en keermuren, sokkels en grafmonumenten.<br />
Bij dit onderhoud wordt rekening gehouden met het feit dat oud metselwerk en natuursteen een groeiplaats<br />
vormen voor waardevolle begroeiingen. Bij het herstel van de muur rond de Katholieke begraaf-
plaats in <strong>Zwolle</strong> werd een waardevolle begroeiing van korstmossen<br />
en varens gespaard, door losgeraakte stenen en planten bij het<br />
metselen en voegen weer in dezelfde positie terug te plaatsen.<br />
Vooral oude muren zijn rijk aan muurplanten. De specie is namelijk<br />
zachter en kalkrijker dan de moderne specie, waardoor<br />
bijzondere groeiomstandigheden ontstaan. Ook het gebruik van<br />
kalksteen is bevorderlijk voor de rijkdom aan soorten.<br />
De vochtigheid van de muur is ook bepalend voor de muurplanten<br />
die er kunnen groeien. De vochtigheid wordt voornamelijk<br />
beïnvloed door de bezonning (noord- of zuidkant), door de hoogte<br />
boven het water, door het al of niet keren van erachter liggende<br />
grond en door de dikte van de muur die bepaalt hoeveel vocht in<br />
droge periodes kan worden vastgehouden.<br />
Tenslotte is de ouderdom van een muur bepalend voor de plantengroei.<br />
Oude muren raken in de loop der jaren oppervlakkig<br />
verweerd. Onder invloed van het pionierswerk van schimmels,<br />
bacteriën, algen en mossen vormt zich een dunne leeflaag tussen<br />
de stenen, die steeds nieuwe groeiplaatsen schept.<br />
De Muurvaren is weinig kieskeurig en is in <strong>Zwolle</strong> een van de<br />
meest algemene muurplanten. Al op muren van 30 jaar oud is hij<br />
te vinden, bijvoorbeeld op muurtjes rond de Librije en het Conservatorium<br />
uit de jaren 70, op het bruggenhoofd van de Diezerpoortenbrug<br />
en op de tuinmuur van de Parkschool uit de jaren<br />
30. Samen met Liggend vetmuur, eveneens een weinig kieskeurige<br />
soort is de Muurvaren zelfs aangetroffen op de koepelrand<br />
van de Peperbus op een hoogte van 70 meter!<br />
Een andere en meer opvallende muurplant die vrij snel op metselwerk<br />
verschijnt is de Muurleeuwenbek. Het is een sierlijk<br />
paarsbloeiend plantje, dat vaak in lange slierten naar beneden<br />
hangt. Het groeit op enkele kerken in de binnenstad van <strong>Zwolle</strong><br />
bij voorkeur op het schuine metselwerk onder de ramen (de zogenaamde<br />
afzaat) maar komt bijvoorbeeld ook voor op de hardstenen<br />
voordeurstoepen in de Koestraat .<br />
Klein glaskruid en Gele helmbloem zoeken de schaduw op van een<br />
muurvoet, vlak bij het trottoir. Klein glaskruid is als bloemplant<br />
onopvallend gekleurd. In <strong>Zwolle</strong> is het gevonden in de Steenstraat.<br />
Gele helmbloem staat in de Bitterstraat en bloeit wel opvallend.<br />
Muurleeuwenbek<br />
Muurvaren Gele Helmbloem
De Muurbloem is niet zo bescheiden als de naam doet vermoeden<br />
en etaleert haar opvallende en geurende bloemen het liefst<br />
bovenop de verbrokkelde toppen van stadsmuren. In <strong>Zwolle</strong> komt<br />
deze plant helaas nog niet voor, hoewel de stadsmuur bij de Wijndragerstoren<br />
er geknipt voor lijkt. In Kampen is deze fraaie plant<br />
echter de botanische parel van de binnenstad.<br />
De Tongvaren en de Steenbreekvaren zijn beide sierlijke en opvallende<br />
maar vrij zeldzame varens van vochtige en beschaduwde<br />
muren. In Nederland zijn dit varens van waterputten, sluiskolken<br />
en met vocht doorgeslagen kademuren. Steden als Amsterdam,<br />
Leiden en Utrecht zijn rijk aan vindplaatsen. In <strong>Zwolle</strong> zijn de<br />
grachtkanten minder stenig, maar de laatste tijd worden deze<br />
soorten ook regelmatig in <strong>Zwolle</strong> aangetroffen, onlangs zelfs op<br />
een nieuwe kademuur in Stadshagen. Een tongvaren die groeide<br />
aan het Rodetorenplein en wegens de reconstructie dreigde verloren<br />
te gaan, is uitgezaagd en verplaatst naar de Buitenkant.<br />
De plant heeft deze verplaatsing echter niet overleefd. De steenbreekvarens<br />
die zijn aangetroffen bij de sloop van de pijlers van<br />
de oude spoorbrug over de IJssel, zijn omzichtig verplaatst naar<br />
de stadsmuur in Hattem.<br />
Een bijzonderheid die <strong>Zwolle</strong> rijk is, is de Muurfijnstraal. Deze<br />
plant, die oorspronkelijk uit Mexico afkomstig is, komt in ons<br />
land maar op een paar plaatsen voor, en ook op de stadsmuur bij<br />
de Wijndragerstoren.<br />
Tot nu toe hebben we het gehad over de echte muurplanten, die in<br />
Nederland alleen maar op muren kunnen groeien. Ze worden op<br />
muren vaak begeleid door planten die normaal meestal op andere<br />
groeiplaatsen voorkomen, en dus facultatief (‘vrijwillig’) op muren<br />
groeien. Dit zijn allereerst planten van vochtige en schaduwrijke<br />
omstandigheden zoals natte bossen en moerassen. Langs de Buitenkant<br />
groeien bijvoorbeeld op diverse plaatsen Mannetjesvaren<br />
en Wolfspoot. Het facultatieve karakter van hun aanwezigheid op<br />
de kademuren is goed te zien, omdat deze soorten, in tegenstelling<br />
tot de echte muurplanten, ook op de natte delen van dukdalven en<br />
meerpalen in de omgeving groeien. Muursla is ook een bosplant<br />
die de laatste tijd steeds vaker in steden wordt aangetroffen. Deze<br />
plant met een pluim van kleine gele bloempjes groeit echter juist<br />
Wolfspoot Moeras spirea<br />
op de overgang tussen gebouw en trottoir. In <strong>Zwolle</strong> is het bijvoorbeeld<br />
te vinden in de Koestraat en bij de Bethlehemskerk.<br />
Een tweede groep die meestal elders maar ook wel op muren<br />
groeit, wordt gevormd door planten van droge, lichte en warme<br />
groeiplaatsen. Bovenop de top van de stadsmuur groeien bijvoorbeeld<br />
de geelbloeiende Muurpeper en de reeds genoemde Liggend<br />
vetmuur. Vormt zich bovenop een muur een dikkere leeflaag, bijvoorbeeld<br />
door ophoping van verterende bladeren van een nabije<br />
boom, dan bestaat de kans op het opschieten van diverse houtige<br />
gewassen zoals Taxus, Gewone esdoorn, Ruwe berk en diverse<br />
tuinstruiken zoals Budleja en Cotoneaster. Voor het behoud van<br />
de muur en daarmee ook van de echte muurplanten moeten deze<br />
diep wortelende struiken en bomen natuurlijk worden verwijderd.<br />
De laatste groep van facultatief op muren groeiende planten<br />
wordt gevormd door boslianen zoals Klimop en Wilde wingerd.<br />
Deze planten wortelen niet in de muur, maar in de bodem eromheen,<br />
en zijn alleen voor ondersteuning op weg naar het zonlicht<br />
op muren aangewezen. Ze beschikken over zogenaamde hechtwortels<br />
en zijn weinig kieskeurig. In principe groeien ze op elke<br />
opgaande constructie, van steen, beton, hout, metaal en zelfs<br />
glas, mits ze in de omgeving in voedselrijke grond kunnen wortelen.<br />
Vanwege de grote groeikracht zijn kwetsbare constructieonderdelen<br />
zoals houtwerk, pijpen en goten, leien en dergelijke<br />
slecht bestand tegen deze lianen, en wordt vaak geadviseerd om<br />
deze planten op historische bouwwerken te weren. Op geluidweringen<br />
en parkeergarages is vooral klimop echter een welkome<br />
muurbegroeiing, die nectar levert voor vlinders en bessen voor<br />
vogels, graffiti weert, vocht reguleert en fijnstof afvangt.<br />
Tegenwoordig wordt bij restauraties en onderhoud gelukkig zoveel<br />
mogelijk rekening gehouden met waardevolle muurbegroeiingen.<br />
In tegenstelling tot houtige gewassen zoals struiken en bomen<br />
dragen varens en kruiden niet actief bij aan de achteruitgang van<br />
de onderhoudstoestand van een muur, en is het handhaven ervan<br />
goed mogelijk in combinatie met het goed onderhoud van monumenten.<br />
Enkele soorten zijn wettelijk beschermd, en alle behoren<br />
niet alleen tot de natuurwaarden, maar ook tot de schilderachtige<br />
aspecten van onze historische bebouwde omgeving.
• Verkopen?<br />
• Aankopen?<br />
• Taxatierapport?<br />
• Verzekeringen?<br />
• Hypotheekgesprek?<br />
• Vrijblijvende waardebepaling?<br />
Wij zetten ons graag voor u in!<br />
Voerman Greve... welkom thuis!<br />
Luttekestraat 5<br />
8011 LN ZWOLLE<br />
Telefoon: 038-421 22 10<br />
Fax: 038-422 51 66<br />
E-mail. info@voermangreve.nl<br />
Website: www.voermangreve.nl<br />
Wij maken geschiedenis duurzaam.<br />
Nieuwbouw<br />
Onderhoud en renovatie<br />
Betonbouw- en reparatie<br />
Projectontwikkeling<br />
Salverda B.V.<br />
Industrieweg 13<br />
8084 GS ‘t Harde<br />
T 0525 - 65 16 66<br />
info@salverda.nl<br />
www.salverda.nl<br />
een serieuze en betrouwbare partner<br />
Yelloo is sinds 1995 gespecialiseerd in<br />
het monteren en demonteren van stalen<br />
en aluminium steigers, hangbruggen<br />
en bouwliften. Met deze verschillende<br />
oplossingen op hoogte kunnen de specialisten<br />
u altijd van het juiste advies<br />
en het juiste materiaal voorzien: van<br />
woonhuizen en kantoorgebouwen tot<br />
bruggen, kerk- en watertorens.<br />
Kijk voor meer informatie op yelloo.nl<br />
of bel!<br />
SPIJKENISSE ZWOLLE<br />
0181 61 00 61 038 460 30 40<br />
EMAIL INTERNET<br />
info@yelloo.nl yelloo.nl<br />
Restauratie van de Jozefkerk te Enschede<br />
De Sint-Jozefkerk aan de Oldenzaalsestraat in Enschede staat<br />
aan zowel de binnen als buitenkant in de steigers. Het renovatieproject<br />
bestaat uit vier fasen, waarvan fase drie en vier in april<br />
2012 zijn gestart. In deze fasen worden de noordbeuk, het koor,<br />
het schip en de toren gerestaureerd.<br />
ALUMINIUM- EN STALEN STEIGERSYSTEMEN HANGBRUGINSTALLATIES BOUWLIFTEN<br />
www.salverda.nl
Centraal informatiepunt: Informatiestand op de Grote Markt<br />
voor de ´Hoofdwacht´<br />
De volgende monumenten zijn open van 10.00-17.00 uur:
1De Grote- of St. Michaëlkerk,<br />
Grote Markt 18<br />
De huidige in gotische stijl opgetrokken driehallenkerk is gebouwd tussen 1370 en 1452. Met een<br />
toren van 113,5 meter hoog, was dit de hoogste toren in Nederland, hoger zelfs dan de Domtoren.<br />
Verschillende blikseminslagen werden de toren fataal in 1682. Toen stortte de toren in en werden<br />
twee traveeën vernield.<br />
In de kerk zijn nog enkele fragmenten bewaard gebleven van fresco’s uit de 15de eeuw van Meester<br />
Joan van der Mynnesten, een fragment van de voormalige Sacramentstoren van de beeldhouwer<br />
Willem Backerweerd en een timpaan van fijnkorrelig zandsteen in het Noorderportaal van<br />
bouwmeester Arnt van Calcar, voorstellend het oude Stadswapen. Maar er zijn natuurlijk meer<br />
kunstwerken te zien, waarover in de kerk informatie is.<br />
Bouw van klooster en kerk zijn gestart in 1900. Het gehele neogotisch kerken<br />
kloostercomplex is uitgevoerd naar een ontwerp van architect J. Kayser.<br />
Het Kerkgebouw is van binnen fraai ingericht met een lang koor met het koorgestoelte<br />
voor de Dominicanen en een fraai Frans Koororgel uit 1912 van P.J.<br />
Adema. In de kerk is verder een sacramentsaltaar gebouwd naar voorbeeld<br />
van de Sacramentstoren van Gabriël van der Bruyne in de St.Jacobskerk te<br />
Leuven (16de eeuw). Het koorhek is voorzien van een bronzen baldakijn, gedragen<br />
door kolommen en dragende Engelenfiguren door Jan Eloy Brom uit<br />
Utrecht.<br />
2<br />
Onze Lieve Vrouwenbasiliek en Onze Lieve<br />
Vrouwentoren (Peperbus), Ossenmarkt 10<br />
3<br />
Dominicanenklooster en kerk Rectoraat ‘St. Thomas van<br />
Aquino’, Assendorperstraat 27-29<br />
De Onze Lieve Vrouwebasiliek is een laat gotische kruiskerk die grotendeels gebouwd is in de<br />
15de eeuw. In de 17de en 18de eeuw is de kerk niet voor liturgieviering gebruikt en pas in 1809 is<br />
de kerk door koning Lodewijk Napoleon aan de katholieke geloofsgemeenschap teruggegeven. In<br />
1866 kreeg de kerk haar neogotische inrichting onder leiding van pastoor Otto Anthonius Spitzen.<br />
Hiervoor werd de beeldend kunstenaar Friedrich Wilhelm Mengelberg uit Utrecht aangetrokken.<br />
Veel van zijn werk is nu nog te bezichtigen.<br />
Na de grote restauratie van 1976-1980, waarbij de neogotische zijbeuken na ongeveer honderd<br />
jaar weer werden afgebroken, kreeg de kerk haar oorspronkelijke vorm als kruiskerk terug. Meer<br />
informatie is in de kerk te verkrijgen.
4<br />
Waalse Kerk (Eglise Wallonne),<br />
Schoutenstraat 4<br />
De uit Frankrijk verdreven Hugenoten die in <strong>Zwolle</strong> hun toevlucht zochten, kregen in 1686<br />
meteen al de in onbruik geraakte St. Geertruidenkapel in de Schoutenstraat als kerkgebouw<br />
aangeboden. Deze in het begin van de 16de eeuw gebouwde kapel maakte deel uit van het<br />
omstreeks 1390 door Gertrude Kadeneter gestichte Begijnenconvent. Na de hervormingen in<br />
<strong>Zwolle</strong> kwamen in 1580 de conventsbezittingen in handen van de burgerlijke gemeente.<br />
Tot op de dag van vandaag worden in wat de Waalse kerk is gaan heten de diensten in het<br />
Frans gehouden. In het koor van de kerk zijn nog steeds resten te vinden uit de tijd van het<br />
Begijnenconvent. Achter en aan de zijkant van het kerkgebouw zijn resten te zien van de kloostergebouwen.<br />
6 Plantagekerk,<br />
Ter Pelkwijkstraat 15-17<br />
In 1834 vond binnen de Nederlandse Hervormde Kerk de zogenoemde Afscheiding<br />
plaats, waarbij het meer orthodoxe gedeelte zich afsplitste. Een<br />
kleine groep van ongeveer 65 gezinnen in <strong>Zwolle</strong> behoorde tot die Afscheiding,<br />
die zich de Zwolse Christelijk Gereformeerde Gemeente noemde. Na<br />
een turbulente periode werd deze afsplitsing eindelijk getolereerd. In 1869<br />
liet deze groep in het Ter Pelkwijkpark een nieuwe kerk bouwen.<br />
5<br />
Lutherse Kerk,<br />
Koestraat 2<br />
Door de vele handelscontacten met Duitsland werden er al vroeg Lutherse<br />
diensten in <strong>Zwolle</strong> gehouden. Duitse kooplieden, die destijds <strong>Zwolle</strong> aandeden,<br />
kwamen in het geheim bijeen in zogenaamde ‘huisgemeenten’. Deze<br />
groeiden door de jaren heen tot één Lutherse kerk. Pas in 1649 was het voor<br />
de Luthersen mogelijk een eigen kerk te bouwen. Deze is met opzet onopvallend,<br />
vanwege de geloofsvervolging in de voorbijgaande eeuw.
8 Synagoge,<br />
Samuël Hirschstraat 8<br />
7<br />
Doopsgezinde kerk,<br />
Wolweverstraat 9<br />
In 1746 ontstond de eerste synagoge, in de Bitterstraat. Van 1758 tot 1899 heeft de Librije bij het<br />
voormalige Broerenklooster dienst gedaan als synagoge. De huidige synagoge is op 21 juli 1899<br />
ingewijd. Het gebouw, in eclectische stijl, is een ontwerp van architect F.C. Koch. De voorgevel<br />
is ontworpen door de van oorsprong Zwolse architect J. Gosschalk. Het gebouw bestaat uit een<br />
rechthoekige zaal met een vrouwenbalkon voor de diensten, enige portalen, een bijgebouw met<br />
daarin de bij- of wintersynagoge en daarboven de kosterswoning. Naast de hoofdingang, boven<br />
een raampartij, vindt u de tekst uit Jesaja 56 vers 7: ‘Want mijn huis zal een bedehuis zijn voor<br />
alle volkeren.’ In 1995 zijn aan de wanden van de grote sjoel gedenkstenen aangebracht met de<br />
499 namen van de in de Tweede Wereldoorlog vermoorde Zwolse Joden. De Stichting Voorbestaan<br />
Synagoge <strong>Zwolle</strong> probeert het gebouw in stand te houden.<br />
Doopsgezinden of Menisten werden in de 16de eeuw zwaar vervolgd. Deze Wederdopers hielden<br />
er radicale ideeën op na. Zij bezetten in 1534 het Duitse Munster en riepen er het ‘Nieuwe Jeruzalem’<br />
uit. In hetzelfde jaar werd Munster weer heroverd en de vele geloofsgenoten die vanuit<br />
Nederland over de weg Munster te hulp wilden komen, werden in <strong>Zwolle</strong> op de Agnietenberg<br />
tegengehouden. De wederdopers die in <strong>Zwolle</strong> woonden moesten hun geloof in stilte uitoefenen.<br />
Op de plaats waar het kerkgebouw van de Doopgezinde Gemeente in <strong>Zwolle</strong> staat, werd al sinds<br />
1638 “gekerkt”. Achter reeds bestaande huisjes werd een ruimte voor samenkomsten ingericht.<br />
Begin 1700 is het gebouw aanzienlijk uitgebreid en de huidige gevel dateert van een verbouwing<br />
tussen 1847 en 1856. Het karakter van het gebouw is gebleven. Niets in de voorgevel wijst erop dat<br />
er sprake is van een kerkgebouw; een schuilkerk dus, een van de weinige die <strong>Zwolle</strong> nog heeft.<br />
9 Oosterkerk,<br />
Bagijnensingel 17<br />
Nadat in 1834 de Christelijk Gereformeerde Gemeente zich had afgescheiden van de Nederlands<br />
Hervormde Kerk, ontstond er in 1887 een nieuwe afsplitsing, bekend onder de naam Doleantie.<br />
Deze Dolerenden lieten in 1888 op steenworp afstand van de Plantagekerk de Oosterkerk bouwen.<br />
Beide kerkgemeenten gingen in 1897 samen in de Gereformeerde Kerk <strong>Zwolle</strong>.<br />
De Oosterkerk is gebouwd volgens een ontwerp van de architecten J.W. en C.W. Meyer. De bouwstijl<br />
van de Oosterkerk heet formeel eclectisch. Dit betekent dat de ontwerpers stijlelementen uit<br />
diverse vroegere perioden door elkaar gebruikten. Het is een aardige combinatie geworden van een<br />
klassiek thema met een vroeg industriële techniek. Een ingrijpende restauratie vond plaats in de<br />
jaren 1988 -1990 onder leiding van architect G.E.B.J. Nijhoff. Hij slaagde erin de historische karakteristiek<br />
te behouden en toch de kerk geschikter te maken voor de moderne liturgische praktijk.
2012<br />
Erfgoedprijs <strong>Zwolle</strong>-Kampen<br />
De gemeenten <strong>Zwolle</strong> en Kampen hebben in 2008 besloten om één gezamenlijke<br />
gemeentelijke Erfgoedprijs in te stellen. Dit is een jaarlijkse prijs als waardering<br />
voor de inzet van het op een goede wijze beheren, restaureren en in stand houden<br />
van cultuurhistorisch erfgoed. De prijs wordt elk jaar afwisselend in <strong>Zwolle</strong> en<br />
Kampen uitgereikt.<br />
In 2008 werd de prijs uitgereikt aan de Rooms-Katholieke kapel aan de Plasweg<br />
in IJsselmuiden. In 2009 ging de prijs naar de muziektent op het Assendorperplein<br />
in <strong>Zwolle</strong>. In 2010 is de prijs toegekend aan De Olifant/De Eenhoorn aan de<br />
Oudestraat 101 en 103 in Kampen. In 2011 is de prijs uitgereikt aan de Dominicanenkerk<br />
in <strong>Zwolle</strong>.<br />
Aan de prijs is een oorkonde en een geldbedrag ter grootte van € 1.000,- verbonden.<br />
Dit jaar wordt de prijs voor de derde keer in de gemeente Kampen uitgereikt. De<br />
Kamper burgers konden via de gemeentelijke website stemmen uit de volgende<br />
genomineerden:<br />
Hervormde Gemeente<br />
De Hervormde gemeente in Kampen heeft twee grote monumentale kerken die<br />
het stadsbeeld van Kampen bepalen. De afgelopen tijd hebben zij veel geïnvesteerd<br />
in de restauratie van de Broederkerk en de Bovenkerk. Ook zijn zij actief<br />
bezig met het rendabel maken van deze kerken waardoor ze naast hun eigenlijke<br />
functie ook een functie voor de gemeenschap vervullen.<br />
Delta Wonen<br />
Delta wonen heeft in de afgelopen periode geïnvesteerd in twee monumentale<br />
panden. Het gaat hier om de restauratie van de van Heutszkazerne en de renovatie<br />
van de voormalige Hanzeschool. De Hanzeschool is ingericht als zorgcentrum.<br />
Voor de van Heutszkazerne zijn de Culturele Clusters in beeld.<br />
De eigenaar van Buiten Nieuwstraat 17<br />
In 2011 is de laat middeleeuwse kap van het pand Buiten Nieuwstraat 17 gerestaureerd.<br />
Met de restauratie van de kap van het pand heeft de eigenaar dit unieke<br />
pand voor verder verval behoed. Het pand is tevens voorzien van een nieuwe voorgevel.<br />
De restauratie is nog niet af omdat ook de verdiepingsvloeren en de achtergevel<br />
in een slechte staat verkeren.<br />
Op open monumentendag zal de winnaar van de Erfgoedprijs bekend zijn.<br />
Bovenkerk<br />
Broederkerk<br />
Van Heutszkazerne<br />
Hanzeschool<br />
Buiten Nieuwstraat 17
KWALITEIT EN FLEXIBILITEIT<br />
ZIJN ONZE KRACHT<br />
Samenwerken met een professionele<br />
partij die beschikt over ruime ervaring<br />
met nieuwbouw-, totaalonderhoud-<br />
en metaalconserveringprojecten?<br />
Schildersbedrijf Porte BV is expert op<br />
het gebied van dergelijke projectuitvoeringen.<br />
Van advies tot en met<br />
nazorg bieden we een kwalitatief<br />
hoogwaardige aanpak.<br />
Onze werknemers weten van aanpakken<br />
en denken met u mee. Door te investeren<br />
in scholing, houden we bovendien<br />
rekening met onderwerpen als veiligheid,<br />
gezondheid en milieu.<br />
Een creatieve of praktische oplossing<br />
voor uw project? De nieuwste ontwikkelingen<br />
en technieken? Neem contact op<br />
met Schildersbedrijf Porte BV!<br />
Telfordstraat 18<br />
8013 RM <strong>Zwolle</strong><br />
T 038 465 02 22<br />
F 038 465 37 70<br />
info@schildersbedrijfporte.nl<br />
www.schildersbedrijfporte.nl
11<br />
Fraterhuizen/ Huis met de Hoofden,<br />
Praubstraat 14/ Goudsteeg 17<br />
10<br />
Bibliotheek met Statenzaal,<br />
Diezerstraat 80<br />
In het middeleeuwse <strong>Zwolle</strong> nam het Fraterhuis een belangrijke plaats in. Het was de basis van<br />
waaruit de fraters hun werkzaamheden verrichtten met betrekking tot de huisvesting van scholieren<br />
of de zielzorg van de zusters van het gemene leven. Daarnaast hielden zij zich binnen de<br />
muren van het gebouw bezig met kopiëren en illustreren van religieuze werken. Het fraterhuis<br />
was een stichting van Geert Grote die voor de Zwolse fraters de onbetwiste, door God uitverkoren<br />
leider was, de inspirator van de Moderne Devotie en de stichter van hun huis te <strong>Zwolle</strong>.<br />
Het Domus Parva, Het Domus Vinicia, de ziekenzaal, de brouwerij (later kapel) en de rectorwoningen<br />
staan er nog. In een van de gotische kelders (Domus Parva) bevinden zich de fundamenten<br />
van het huis dat Geert Grote hier liet bouwen. Het Zwolse Fraterhuis beleefde, zowel materieel als<br />
spiritueel zijn bloeitijd in de 15de eeuw.<br />
Het complex waar tegenwoordig de hoofdlocatie van Kunstencentrum Muzerie is gehuisvest,<br />
loopt van de Goudsteeg door naar de Bloemendalstraat. Na een brand, eind jaren zeventig, is<br />
een aantal woonhuizen aan de Bloemendalstraat, waaronder dat van patriot Johan Derck van der<br />
Capellen, samengevoegd met het middeleeuwse Huis met de Hoofden aan de Goudsteeg. Het<br />
hieruit ontstane, schitterende historische complex werd in 1982 na een ingrijpende restauratie<br />
opgeleverd en huisveste aanvankelijk de Stedelijke Muziekschool en tegenwoordig Kunstencentrum<br />
Muzerie.<br />
Het uitgebreide, rondom twee binnenplaatsen gesitueerde complex bevat o.a. 29 kamers voor<br />
de afdeling muziek, een concertzaal met een capaciteit van 111 zitplaatsen en biedt verassende<br />
doorkijkjes, o.a. op de ‘Lubecker’ gevel van het Huis met de Hoofden. Dit laatste ontleent zijn<br />
naam aan de zes balkdragers, waarvan het overigens een goed bewaard geheim is dat deze (balkdragers)<br />
niet de originelen zijn maar afgietsels in polyester! De laatste particuliere eigenaar had<br />
de euvele moed om dit middeleeuwse beeldhouwwerk er vlak voor de oplevering uit te slopen.<br />
Pas na lang aandringen werd de Gemeente <strong>Zwolle</strong> in staat gesteld om kunststof afgietsels te<br />
laten vervaardigen.<br />
Onder leiding van Rijksbouwmeester Jacobus van Lockhorst werd de Statenzaal opgetrokken in<br />
Neo-gotische stijl. Tussen 1895 en 1898 is hieraan gewerkt. Het Gouvernementsgebouw van de<br />
Provincie <strong>Overijssel</strong> stond er al, het witte gebouw met pilasters en een fronton dateert van 1874<br />
en werd in Neo Classicistische stijl opgetrokken. De Statenzaal, de vergaderzaal van de <strong>Overijssel</strong>se<br />
bevolking, werd toegevoegd aan het reeds bestaande pand. De voormalige Statenzaal zelf<br />
is ook van binnen neogotisch ingericht. De stijl is doorgevoerd tot in het kleinste detail. Van uitzonderlijke<br />
technische en kunstzinnige kwaliteit zijn de glas in lood vensters. Afgebeeld zijn de<br />
wapens van de <strong>Overijssel</strong>se gemeenten in 1894. De IJsselsteden hebben hun eigen raam waar<br />
ook de <strong>Overijssel</strong>se Ridderschap aanwezig is. Monumentaal zijn de grote wandschilderingen (op<br />
doek) van de hoogtepunten uit de geschiedenis van de provincie <strong>Overijssel</strong>.
12 Sassenpoort,<br />
Van Nahuijsplein 1<br />
In 1409 is deze forse Stadspoort opgetrokken als vervanging van een ouder poortgebouw ‘die<br />
Zaggingporte’ dat zich waarschijnlijk aan het einde van de Krommejak bevond. Het binnenpoortgebouw<br />
laat tussen de twee vestingtorens aan de veldzijde een speciale weergang zien waar naar<br />
Franse aard de vijand werd verrast met kokende pek en olie. De ronde gaten onder de vensters<br />
op de bovenverdieping werden gebruikt voor falconetten of ‘slangen’ waar brandende vuurkogels<br />
naar beneden werden geworpen. De verdediging is gemaakt voor het gebruik van pijl en boog,<br />
kruisboog en speren. Na het aanleggen van de bastions en vestingwerken (1592-1612) werd de<br />
Sassenpoort een gevangenis. Door tussenkomst van de Rijksbouwmeester Jos Cuijpers en de<br />
Staatscretaris van Kunsten & Wetenschappen Victor de Stuers werd het poortgebouw gespaard<br />
voor de sloop en kreeg het zijn huidige bekroning (1894-1897).<br />
13<br />
Stadhuis, schepenzaal,<br />
Sassenstraat 2<br />
De oude hal en de Schepenzaal herinneren aan het oorspronkelijke<br />
Zwolse Raadhuis dat tussen 1447 en 1450<br />
werd opgetrokken als tweede raadhuis op deze plek.<br />
Het zijn Meester Bartolomeus met behulp van de bouwmeesters<br />
Berend van Covelenz en Arnt van Calkar die het<br />
fraaie stadhuis bouwen. De oorspronkelijke Schepenzaal<br />
wordt nu gebruikt als trouwzaal; voor de Franse revolutie<br />
was hier de rechtbank. Veel inventaris herinnert<br />
aan de rechtsspraak zoals de beulszwaarden, wat teksten<br />
en het schilderij boven de schouw uit het eind der<br />
16de eeuw. De schouw zelf is van Drachenfelder Trachiet<br />
geleverd door Herman van Ceulen. De figuren (hoofden)<br />
aan het plafond dateren uit de eerste helft van de 15de<br />
eeuw evenals de muurkasten. Het fraaie staande Horloge<br />
van de Zwolse klokkenmaker Wilhelm Bramer uit<br />
1728 vervangt een oudere klok, en is pas gerestaureerd.
14<br />
Het Langhuis,<br />
Goudsteeg 8<br />
Het pand waarin de Galerie ‘Het Langhuis’ is gevestigd (een stichting die zich inzet om jonge aankomende<br />
kunstenaars tentoonstellingruimte te bieden), bestaat uit twee gedeelten. Het meest<br />
zuidelijk gedeelte, grenzend aan het hofje van de Emmanuelshuizen en het Hof van Suthem, is het<br />
oudste. Het langhuis werd in de 15de en 16de eeuw gebruikt als refectorium of refter. Deze refter<br />
behoorde tot een groter, er naast gelegen complex van het Domus Pauperum of Armen Fraterhuis,<br />
een convict waar arme studenten werden opgevangen. Deze panden zijn nu herkenbaar als<br />
het ‘Domus Clericorum’ en het ‘Venduhuis’ dat ooit werd gebruikt als het ‘Domus Scolasticum’<br />
waar de studenten waren gehuisvest. In het complex van het Armen Fraterhuis werden soms<br />
tussen de 150 en 200 arme scholieren tegelijkertijd ondergebracht na schooltijd. De studenten<br />
kregen hier van de broeders des Gemeenen Levens opvang. Zij leerden hier het persoonlijk gebed<br />
en meditatie.<br />
15 Koorconcerten<br />
11.30 uur Convocaal Melkmarkt 41<br />
14.00 uur Concert <strong>Overijssel</strong>s Kamerkoor<br />
16<br />
Vrouwenhuis van Aleida Greve (1670-1742),<br />
Voorstraat 46<br />
In 1706 kochten de zussen Aleida, Wilhelmina en Judith Greve, dochters van een bierbrouwer<br />
uit de Voorstraat, een groot patriciërshuis aan het eind van de huidige Melkmarkt. Het was het<br />
laatste huis ‘voor de wal’ en keek uit op de stadsmuur met de waterpoort over de Grote Aa en de<br />
Rodetorenpoort. De achterdeur kwam uit in de Voorstraat.<br />
Als langstlevende van haar gezin bestemde Aleida Greve bij testament haar woonhuis tot een<br />
tehuis voor oude vrouwen en vrijsters. haar dood in 1742 werd het pand verbouwd tot een aantal<br />
Koor- kleinere en kamers orgelconcerten: waar oude vrouwen van protestantse huize gratis mochten wonen. Later in de<br />
11.30 18de eeuw uur Orgelconcert<br />
breidde men het aantal kamers uit en kwam een nieuwe zijvleugel aan de Voorstraat<br />
12.30 tot stand. uur Concert door het Salland Vocaal<br />
13.30 Dit oorspronkelijk uu Concert 14de-eeuwse dor Zwolse Cantorij huis met een trapgevel aan de voorzijde uit het begin van de 17de<br />
14.30 eeuw werd uur Orgelconcert<br />
in 1984 uitvoerig gerestaureerd en kreeg nieuwe bestemmingen.<br />
15.30 uur Concert door het Salland Vocaal<br />
Stedelijk Museum <strong>Zwolle</strong>,<br />
Het Drostenhuis is een van oorsprong 16de-eeuws pand. De bouwheer was Engelbert van Ensse.<br />
Hij stamde uit een Kamper magistraatsfamilie en was rentmeester van Salland en later drost van<br />
Drenthe. Het Drostenhuis behoorde met z’n tien haardplaatsen van meet af aan tot de grootste<br />
huizen van <strong>Zwolle</strong>. De familie Podt heeft in de 18de eeuw de grootste veranderingen laten aanbrengen.<br />
Het pand werd vergroot, de ingang verplaatst en de kamers werden naar de mode van<br />
de tijd, de rococo, verbouwd en ingericht. Nadat het pand een museumbestemming had gekregen<br />
heeft men in de loop der tijd een aantal stijlkamers ingericht die passen bij het nog aanwezige<br />
interieur. Behalve de 18de-eeuws ingerichte keuken zijn er drie stijlkamers te zien. De salon is<br />
een prachtig voorbeeld van de rococoperiode. Maar ook de Blokzijlkamer (17de eeuw, Hollandse<br />
renaissance) en de Patriottenkamer (eind 18de eeuw, neoclassicisme) zijn de moeite waard.
17<br />
‘Groote Sociëteit’,<br />
Koestraat 8 en 8 I<br />
Hier stonden drie huizen die eertijds ongetwijfeld een voornaam Herenhuis hebben gevormd met<br />
vleugels aan weerzijden van een ommuurd voorplein. Het geheel werd in 1805 door koop eigendom<br />
van de Grote Sociëteit. De grote restauratie vond plaats in 1964. Het geheel werd in het midden<br />
van de 17de eeuw opgetrokken. In de oostelijke vleugel bevindt zich in de westgevel een decoratieve<br />
omlijsting van een venster op de eerste verdieping aan het besloten plein. Bij de algehele<br />
restauratie is onder het stucplafond in de biljartzaal een beschilderde balkzoldering tevoorschijn<br />
gekomen uit het midden van de 17de eeuw. De zeven vakken vertonen cartouches met voorstellingen<br />
van de tekens van de dierenriem en andere mythologische figuren.<br />
19<br />
Het Karel V huis en de hof van Ittersum,<br />
Sassenstraat 35<br />
De bouwheer van de hof van Ittersum moet Roloff van Ittersum zijn geweest, als eigenaar genoemd<br />
in 1397, die naast schepen van <strong>Zwolle</strong> ook gerichtsman en bisschoppelijk rentmeester van Salland<br />
was tussen 1380 en 1393. De belangrijke Zwolse familie Van Ittersum bezat het pand tot 1735.<br />
Over het gebruik van De Hof is niet veel bekend. Het representatieve belang van De Hof blijkt bij<br />
een bezoek van de landvoogdes Maria van Hongarije in 1545. Haar verblijfplaats moet toen De Hof<br />
zijn geweest, omdat op kosten van de stad gewerkt werd ‘an die dore in zalige bernt van Itterssum<br />
huyss als die koninginne commen solde’.<br />
Met de bouw van Sassenstraat 33 (Karel V Huis) kreeg het grote zaalgebouw Sassenstraat 31A<br />
een Zijhuis met een pronkgevel in renaissance stijl. Op de voorgevel staat het jaartal 1571. De<br />
hierbij horende kap toont dat de bouwmassa achter de gevel oorspronkelijk slechts vijf meter<br />
diep was.<br />
18<br />
De Proosdij,<br />
Bethlehemkerkplein 35<br />
De Bethlehemse Kerk is een tweeschepige gotische hallenkerk, die geheel<br />
door gemetselde gewelven wordt overdekt. Zij bestaat uit een hoofdkoor van<br />
twee rechthoekige vakken en een wat smaller driezijdig gesloten eindvak,<br />
een zuiderzijkoor van twee rechthoekige vakken, en een tweebeukig schip.<br />
De hoofdingang, die met het venster daarboven wordt omlijst door een geprofileerde<br />
bakstenen spitsboog, bevindt zich in de westelijke gevel van de<br />
noorderbeuk. De kerk heeft twee evenwijdige, met leien belegde kappen. Dat<br />
het schip aan de noordzijde geen steunberen heeft, is ongetwijfeld het gevolg<br />
van het feit dat het aan die zijde door het winterpaleis van de familie Van Ittersum<br />
was ingesloten<br />
De voormalige kloosterkerk is nu in gebruik als partycentrum. Zo werd de<br />
historische naam, Bethlehemse kerk, omgedoopt in ‘De Proosdij’. In het Reventer<br />
is een vergadercentrum gevestigd.
20<br />
Museum ‘De Fundatie’,<br />
Blijmarkt 18<br />
In het voormalige Paleis van Justitie, gebouwd in 1838 in neoclassicistische stijl, is sinds juni 2005<br />
Museum de Fundatie gevestigd. Dit museum voor moderne en hedendaagse kunst legt zich toe<br />
op de passie van het verzamelen en de verrassingen van particuliere collecties. De collecties van<br />
Paul Citroen en Dirk Hannema, voormalig directeur van Boymans-Van Beuningen en de laatste<br />
bewoner van kasteel Het Nijenhuis in Heino, vormen de basis. Daarnaast is er aandacht voor<br />
andere spraakmakende verzamelaars uit heden en verleden. Te zien zijn werken van o.a. Appel,<br />
Mondriaan, Sluijters, Rachid Ben Ali, Zadkine, Van Elk, Visch en Voerman. In verband met de inrichting<br />
van een grote overzichtstentoonstelling van het werk van Paul Citroen (v.a. 21 september<br />
te zien) zal de toegang tot het Paleis a/d Blijmarkt zich wel beperken tot de benedenverdieping,<br />
waar onze vaste collectie te zien is.<br />
21 Hopmanshuis,<br />
Rodetorenplein 15<br />
Het Hopmanshuis is eigenlijk een dubbel pak-of faktoorshuis,<br />
hier in 1662 gesticht door de Zwolse koopman<br />
Claes de Cock. De pakhuizen stonden buiten de stadsmuur<br />
op het oude haventerrein aan de kade van het Rodetorenplein,<br />
genoemd naar de toren die toegang gaf tot<br />
de stad. Het pand stond met de achterzijde aan het water<br />
waardoor de schepen direct konden worden gelost. Hopman<br />
Nauta, eveneens factoor en koopman, liet het pand<br />
verbouwen waarbij de grote gevel aan de voorzijde is<br />
ontstaan met hoge ramen en een trapopgang. In november<br />
1986 werd een start gemaakt met de algehele restauratie<br />
van het pand. Het pakhuis is beneden ingericht<br />
als kantoor. Aan de bovenverdiepingen is de functie als<br />
pakhuis nog duidelijk zichtbaar. De oude kelders hebben<br />
een horecabestemming gekregen.<br />
22<br />
Windkorenmolen ‘Windesheim’,<br />
Wijheseweg 43<br />
De Windesheimer molen is een levend voorbeeld van cultuur, schone energie en techniek. De<br />
broeders van het in 1387 ingewijde klooster in Windesheim kregen in 1391 toestemming om een<br />
molen te bouwen. Een woeste storm maakte de molen in 1747 met de grond gelijk. Een jaar later<br />
bouwde men de huidige korenmolen. Het geslacht Langevoort heeft generaties lang met deze<br />
molen gemalen. Maar vanaf 1942 ging het bergafwaarts.<br />
Dankzij de oprichting van stichting ‘De Windesheimer Molen’ in 1952 zag het er beter uit. De stichting<br />
kocht de molen en restaureerde hem. Later kwam hij in handen van de Gemeente <strong>Zwolle</strong>. In<br />
2009 is de molen uitgebreid met een aanbouw, en is het molengedeelte gerestaureerd.<br />
Sinds 1989 wordt de molen bemand door vrijwilligers. Vanaf 1993 malen Gijs Jansen en Wannie<br />
van Emmen weer op ambachtelijke wijze baktarwe voor de bakker en voor particulieren.
23<br />
Windoliemolen ‘De Passiebloem’,<br />
Vondelkade 175<br />
Dit is een houten stellingmolen waarvan de romp gedekt is met riet. De molen wordt geflankeerd<br />
door twee houten schuurvleugels. Toen de molen uit 1776 buiten gebruik was gesteld is hij door<br />
aankoop eigendom geworden van de gemeente <strong>Zwolle</strong> die in 1965 tot restauratie is overgegaan.<br />
Vanaf de Potgietersingel vaart een rondvaartboot van de steiger naar de windoliemolen. Men kan<br />
alleen met de boot ‘De stad <strong>Zwolle</strong>’ gratis mee naar de molen en weer terug naar de stad; de<br />
laatste afvaart van de Passiebloem is om 15.30 uur.<br />
De molen is open voor publiek. Er zijn rondleidingen in diverse talen, er is een videopresentatie,<br />
een demonstratie van een werkend model van een stoomoliefabriek, men kan er pannenkoeken<br />
kopen, in historische kleding op de foto en er is een presentatie ‘van vlas tot linnen.’<br />
25<br />
Huize ‘Bestevaer’,<br />
Koestraat 10<br />
24<br />
R.K. Begraafplaats,<br />
Bisschop Willebrandlaan 62<br />
Koestraat 10 is door de eeuwen heen een pand geweest voor welgestelden en weldoeners. Zo was<br />
het van 1647 tot ongeveer 1750 in bezit van de adellijke familie Van Dedem, die ook in het bezit<br />
was van huize De Gelder bij Wijhe en De Berg bij Dalfsen. Aan het begin van de twintigste eeuw<br />
kwam het pand in de vrije verkoop, waarna verschillende advocaten er kantoor hielden. In 2007<br />
kocht Leo van Heijst het pand.<br />
Van Heijst wilde de sfeer van vroeger niet verloren laten gaan en sinds 2007 heeft hij het pand<br />
daarom stukje bij beetje door vaklieden laten restaureren. In 2008 was de voorkamer aan de<br />
beurt. Een kamer met 18de-eeuwse allure, met een eikenhouten schouw waarop een ‘gekuiste’<br />
schildering prijkt van de zelfmoord van Cleopatra. Het imitatie goudleer behang, dat met twee<br />
lagen muurverf was bedekt, is dit jaar weer in de oorspronkelijke staat teruggebracht.<br />
De R.K. Begraafplaats werd rond 1841 aangelegd op grond die verkregen was van F.W.J. baron<br />
van Lamsweerde. Het gietijzeren toegangshek is neogotisch. De neogotische kapel dateert van<br />
1883 en is een geschenk van Paulina Vos de Wael. Aan weerszijden van de ingang bevinden zich<br />
de naamplaten van de pastoors en geestelijken van de St. Michaël- en O.L.Vrouweparochie, waaronder<br />
J.W. van Kessel, Aartspriester van Salland en Drente. De stoffelijke overschotten zijn in de<br />
gesloten grafkelder, voor deze kapel, bijgezet. Vooraan rechts heeft men toegang beneden tot de<br />
hal met gewelven waarin de oorspronkelijke grafplaten van de geestelijkheid uit de 18de en 19de<br />
eeuw zijn ingemetseld.
26<br />
Oude Ambachtschool,<br />
Mimosastraat 1<br />
Op de hoek van de Hortensiastraat en de Mimosastraat staat de monumentale Ambachtschool<br />
die in 1931-1932 is gebouwd. Het gebouw is ontworpen door de architecten Baart en Krook in de<br />
stijl van Het Nieuwe Bouwen. Kenmerkende elementen zijn de gevels met horizontale stroken<br />
baksteen, rood op de begane grond en geel op de verdiepingen. Er zijn brede rechthoekige ramen<br />
die bij de restauratie zoveel mogelijk authentiek bewaard zijn gebleven. In 1934 opende de school<br />
haar deuren en deze werden in 1985 weer gesloten.<br />
Begin 2007 is het pand aangekocht door Woningstichting SWZ met de bedoeling om de nieuwe<br />
functie ‘wonen’ erin aan te brengen, met het behoud van de culturele broedplaats, geleid door de<br />
stichting DOAS. SWZ creëert in het gebouw 35 Artlofts en atelierruimtes voor kunstenaars. Het is<br />
een plek geworden waar bewoners en kunstenaars samen onder één dak wonen, werken en leven.<br />
28<br />
Huize Schellerberg,<br />
Schellerbergweg 18<br />
27 Vrijmetselaarsloge,<br />
Bloemendalstraat 11<br />
Schellerberg maakt deel uit van de buurschap Schelle. Historisch gezien is de kern van Schelle<br />
gelegen op en rond het rivierduin bij de splitsing van de Schellerberg en de Kleine Veerweg.<br />
Het landgoed Schellerberg heeft een typische Sallandse verschijningsvorm. De weilanden zijn<br />
voor het merendeel omzoomd door beuken- en eikenlanen. Daartussen bevinden zich kleine percelen<br />
bos. De meeste weilanden en lanen beschikken over veldnamen waarvan er verscheidene<br />
al in de zeventiende eeuw voorkomen, zoals bijvoorbeeld de Grote Hazelaar, het Voorste en Achterste<br />
Ossenland en de Rijssen. Men kan een wandeling over het terrein maken, maar moet<br />
daarvoor wel eerst een kaartje kopen bij de Bosweg nummer 3.<br />
De vrijmetselarij is al meer dan 200 jaar (1764) in <strong>Zwolle</strong> vertegenwoordigd. Al vanaf 1867 heeft<br />
de vrijmetselarij residentie in het statige pand aan de Bloemendalstraat 11, een monument uit de<br />
16de eeuw. Op de Open Monumentendag zal er in het pand worden verteld over de Vrijmetselarij,<br />
wat het inhoudt en wat er zich achter deze monumentale gevel afspeelt.
29<br />
De oude IJsselbrug,<br />
Spoolderbergweg<br />
De oude IJsselbrug – ook wel Katerveer genoemd - ligt 400 meter stroomopwaarts<br />
van de IJsselbrug in de A28. Het Katerveer is de naam van de veerdienst<br />
die eeuwenlang op deze plaats werd onderhouden.<br />
De oude IJsselbrug uit 1930 is een van de eerste bruggen uit het Rijkswegenplan<br />
uit 1927. Vier van de twaalf bruggen uit dit plan zijn inmiddels Rijksmonument.<br />
De brug heeft een stalen middenbrug naar Duits voorbeeld en<br />
twee betonnen aanbruggen met ieder vier boogribben. Tijdens de Tweede<br />
Wereldoorlog is de brug twee maal opgeblazen en herbouwd.<br />
HuneBouw; een allround<br />
marktpartij in de burgerlijkeen<br />
utiliteitsbouw en dat<br />
al meer dan 200 jaar.<br />
uw partner in restauratie<br />
Restauratie, voor deze bedrijfsactiviteit van HuneBouw is een team<br />
van echte specialisten inzetbaar. Stuk voor stuk vakmensen, die zich<br />
binnen ons eigen bedrijf hebben bekwaamd in het ambachtelijk werk.<br />
Want oog voor detail is vooral in dit vakgebied een must. Daarnaast<br />
hebben onze medewerkers passie voor dit vak, het zit ze als het<br />
ware in de genen. Ze zijn trots op hun werk en komen dan ook niet<br />
gauw voor verrassingen te staan.<br />
Het in authentieke staat herstellen van bouwwerken is bij HuneBouw<br />
in vertrouwde handen, waarbij het resultaat verrassend goed is.<br />
HuneBouw is lid van de Vereniging Restauratie Noord.<br />
HuneBouw bv | Stephensonstraat 3<br />
Hoogeveen | T 0528 22 70 70<br />
info@hunebouw.nl | www. hunebouw.nl<br />
ISO 9001 en VCA** gecertifi ceerd<br />
Karakteristiek aan de oude IJsselbrug bij <strong>Zwolle</strong> is de kleurstelling in groen<br />
en blauw, zoals voorgesteld in 1995 door het toenmalige districtshoofd van<br />
Rijkswaterstaat. Een kleurvoorstel dat afweek van de ‘kleuren’ van Rijkswaterstaat.<br />
Voorheen waren bruggen doorgaans onopvallend groen of donkergrijs.<br />
Het enthousiasme van de betrokken gemeenten en Commissies van<br />
Welstand heeft bijgedragen aan de definitieve keuze voor de kleuren.<br />
Resultaat<br />
dankzij Jurgen<br />
Salet, glansrijk resultaat!<br />
www.salet.nl
16<br />
21<br />
2<br />
15<br />
20<br />
5<br />
11<br />
1<br />
13<br />
14<br />
17<br />
25<br />
27<br />
19<br />
18<br />
12<br />
4<br />
7<br />
8<br />
10
6<br />
9<br />
Centrum<br />
1. De Grote- of St. Michaëlkerk<br />
2. Onze Lieve Vrouwenbasiliek en Onze Lieve Vrouwentoren<br />
(Peperbus)<br />
4. Waalse Kerk (Eglise Wallonne),<br />
5. Lutherse Kerk<br />
6. Plantagekerk<br />
7. Doopsgezinde kerk<br />
8. Synagoge<br />
10. Bibliotheek met Statenzaal (vml. Provinciehuis en<br />
Gouvernementsgebouw van de Provincie <strong>Overijssel</strong>)<br />
11. Fraterhuizen, Papenstraat/ingang Praubstraat (alleen<br />
binnenhof te bezichtigen)<br />
12. Sassenpoort<br />
13. Stadhuis (oude raadhuis met hal en schepenzaal<br />
14. Het Langhuis<br />
15. Stedelijk Museum <strong>Zwolle</strong><br />
16. Vrouwenhuis van Aleida Greve (1670-1742), ingang<br />
Voorstraat 46<br />
17. ‘Groote Sociëteit’<br />
18. De Proosdij (voormalige kloosterkerk Bethlehem)<br />
19. Het Karel V huis en hof van Ittersum<br />
20. Museum ‘De Fundatie’<br />
21. Hopmanshuis<br />
25. Huize ‘Bestevaer’, Koestraat 10<br />
27. Vrijmetselaarsloge, Bloemendalstraat 11<br />
Buiten het centrum<br />
3. Dominicanenklooster en kerk Rectoraat<br />
‘St. Thomas van Aquino’, Assendorperstraat 27-29<br />
9. Oosterkerk, Bagijnensingel<br />
22. Windkorenmolen ‘Windesheim’, Wijheseweg 43<br />
23. Windoliemolen ‘De Passiebloem’, Vondelkade 175<br />
24. R.K. Begraafplaats, Bisschop Willebrandlaan 62<br />
26. Oude Ambachtschool, Mimosastraat 1<br />
28. Huize Schellerberg, Schellerbergweg 18<br />
29. De oude IJsselbrug, Spoolderbergweg