03.05.2013 Views

Zwolle - Monumentenwacht Overijssel Flevoland

Zwolle - Monumentenwacht Overijssel Flevoland

Zwolle - Monumentenwacht Overijssel Flevoland

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Zwolle</strong> Monumenten<br />

Magazine 2012


Colofon<br />

ISBN: 978-90-8533-059-2<br />

Uitgave: Gemeente <strong>Zwolle</strong><br />

Expertisecentrum, Omgevingsadvies<br />

Postbus 10007<br />

8000 GA <strong>Zwolle</strong><br />

Druk: Upmeyer <strong>Zwolle</strong><br />

Tekst: Gerrit Piek / Voorwoord<br />

Michael Klomp / Bolwerken en singels rondom de<br />

stad <strong>Zwolle</strong><br />

Peter van Saane / Openbare Parken<br />

Hank van Tilborg / De buitenplaats Windesheim<br />

Adriaan Mostert / Landgoed Schellerberg<br />

Henry Kranenborg / Het groen van de wederopbouw<br />

Koen Nijmeijer / Het landhuis Soeslo<br />

Johan Teunis / ‘Plaatsen om tot rust te komen’<br />

Bert Kiekebelt / De buitenplaats Boschwijk<br />

Bert Jonker / Groen<br />

Michael Klomp / De groene accommodaties van de<br />

voetbalclub PEC <strong>Zwolle</strong><br />

Liewe Dijkstra / Groene Muren<br />

Harry Vrielink / Monumenten programma<br />

Acquisitie: Carl Borst, Johan Teunis<br />

Vormgeving: Hidde Heikamp<br />

Eindredactie: Hemmy Clevis<br />

Fotoverantwoording:<br />

Henry Kranenborg, Harry Vrielink, Jeroen Drost,<br />

Hidde Heikamp, Hans Westerink, Archeologie <strong>Zwolle</strong>,<br />

Gemeente <strong>Zwolle</strong>, Monumenten advies bureau,<br />

Liewe Dijkstra, Historisch Centrum <strong>Overijssel</strong>,<br />

Stichting Levende Stadsgeschiedenis <strong>Zwolle</strong>.<br />

Comité Open Monumentendag <strong>Zwolle</strong><br />

Domus Scolarium Divitum of Domus Vicina<br />

Praubstraat 16-18<br />

8011 LW <strong>Zwolle</strong><br />

Tel. (038)4651565<br />

E-mail: Harry.vrielink@home.nl<br />

Internetadres Landelijke Stichting OMD:<br />

www.openmonumentendag.nl<br />

Internetadres Zwols Comité OMD:<br />

http://home.kpn.nl/harry.vrielink/comd.htm<br />

Groen van Toen<br />

Een Latijns spreekwoord stelt dat er over smaken en kleuren niet valt te twisten.<br />

Iedereen heeft er een andere mening over of beleving bij. Dat blijkt al uit een niet<br />

uitputtende lijst van 50 verschillende kleurbenamingen groen. Van een groot deel<br />

heb ik geen idee wat voor soort groen ik me er bij moet voorstellen: JandeBouvriegroen,<br />

Schweinfurtergroen, standgroen. Weet u het? Zaansgroen en monumentengroen<br />

ken ik wel. De kleuren liggen dicht bij elkaar. Pec<strong>Zwolle</strong>groen, dat<br />

overigens niet in die lijst voorkomt, ken ik ook, maar dat zullen de meeste mensen<br />

buiten <strong>Zwolle</strong> wel weer niet kennen.<br />

De groenkleuren die ook niet in die lijst voorkomen zijn ‘groen van jaloezie’ of<br />

‘iemand die groen wegtrekt’. Marsmannetjes worden ook groen afgebeeld. Het<br />

groen dat op dit moment enorm in de aandacht staat is de groene economie.<br />

Maar het echte groen verwijst natuurlijk naar de natuur.<br />

Dit al weer vijfde monumentenmagazine speelt met de kleuren groen rondom de<br />

26ste open monumentendag in <strong>Zwolle</strong>. Dat groen een onderdeel is van het welbehagen<br />

binnen stedelijk gebied, speelt nog niet zo lang. De eerste groenbeheerders<br />

waren de bezitters van kastelen of buitenhuizen. Zij ontwierpen aan het einde van<br />

de 18de eeuw prachtige en grote tuincomplexen achter of rondom hun buitens,<br />

naar de stijl van hun tijd. Er waren toen al tuin- en landschapsarchitecten. Gelukkig<br />

zijn er tegenwoordig nog altijd eigenaren van buitens die zorg dragen voor hun<br />

buitenhuis en het daarbij horende groen. Het buiten Soeslo is daar een treffend<br />

voorbeeld van.<br />

Gemeentelijke overheden begonnen zich pas in de eerste helft van de 19de eeuw<br />

met openbaar groen te bemoeien. Aanvankelijk bleef dat beperkt tot het verbouwen<br />

van de vestingwerken tot romantische tuinen in de landschapsstijl. In 1860<br />

komt daar bijvoorbeeld park Eekhout bij, oorspronkelijk ook een particuliere tuin.<br />

Stadsparken is pas iets uit het begin van de 20ste eeuw en je ziet dat een begraafplaats<br />

ineens ook een wandelpark functie krijgt binnen het ontwerp. De Kranenburg<br />

is daar een voorbeeld van. Elke tijd heeft bij openbaar groen een eigen<br />

beleving en invulling. Een jongere variant is het openbaar groen in de wederopbouwwijken.<br />

Al deze onderwerpen komen in dit magazine aan bod. En uiteraard mag het meest<br />

recente groen in dit blad dan ook niet ontbreken. Dit jaar is Fc <strong>Zwolle</strong> kampioen<br />

geworden en gepromoveerd naar de eredivisie. Tijdens de huldiging is door de<br />

voorzitter Adriaan Visser de slogan “Pec is back” geuit.<br />

Hierbij wordt teruggegrepen naar de oude naam en de roemrijke historie van de<br />

club. De prachtige kleur groen hoort hier onmiskenbaar bij. Als wethouder monumentenzorg<br />

en archeologie ben ik dan ook trots op al dit Zwols groen, ondanks het<br />

feit dat het logo van <strong>Zwolle</strong> in Zwols blauw is uitgevoerd.<br />

Gerrit Piek<br />

Wethouder Monumentenzorg en Archeologie


4<br />

De oudste verdedigingswerken van de stad dateren van na de stadsrechtverlening van<br />

1230. Deze verdedigingswerken hebben bestaan uit aarden wallen met daarop houten<br />

palissades die de toenmalige stad begrensden. Opgravingen in 2004, op de locatie Achter<br />

de Broeren, hebben aangetoond dat rond 1260 een deel van deze aarden wal vervangen<br />

is door een bakstenen muur. In deze muur zullen op belangrijke plekken torens en<br />

poortgebouwen aanwezig zijn geweest. Naarmate de stad groeide is deze muur voor een<br />

groot deel verlegd en vervangen door latere stadsmuren. De op dit moment nog aanwezige<br />

stadsmuur aan de Thorbeckegracht dateert bijvoorbeeld uit de periode rond 1480.


Van nog later is de karakteristieke stervorm die ontstaan is door<br />

de aanleg van elf aarden bolwerken of bastions. Het is juist deze<br />

stervorm die bij een rondrit langs de grachten en singels voor de<br />

bezoeker van de stad nog duidelijk waarneembaar is.<br />

In de periode vóór 1589 kwamen de uitvoering en de kosten voor<br />

de aanleg van stedelijke verdedigingswerken voor rekening van<br />

de stad. Het belangrijkste doel was in die tijd het waarborgen van<br />

de veiligheid van de Zwolse burgers. Na 1589 brak een belangrijke<br />

verandering aan. De stad moest zijn neutrale koers laten varen<br />

en zich schikken in het nieuwe staatsbestel. De grote steden in de<br />

IJsselstreek, waaronder <strong>Zwolle</strong>, werden uitgeroepen tot belangrijke<br />

grensvestigingen in de oostelijke verdedigingslinie van de<br />

Republiek der Zeven Verenigde Provinciën en waren daarmee van<br />

nationaal belang. De benoeming tot grensvesting en de opkomst<br />

van de Spaanse troepen in het oosten van het land die uiteindelijk<br />

resulteerde in de val van Deventer in 1587, heeft de stad <strong>Zwolle</strong><br />

doen besluiten om een verzoek te doen aan de Staten-Generaal<br />

om de stad naar de nieuwe inzichten te versterken.<br />

In 1589 diende de Zwolse burgemeester Godfried Bloemendal<br />

een rekest in dat de stad zou mogen worden ‘gefortificeert ende<br />

voorzien met nieuwe grachten, bolwercken ende strijckweerden<br />

ende andere nootelijckheden’. Tevens werd gevraagd om een<br />

nieuwe IJsselgracht te graven zodat de al eerder aangelegde drie<br />

schansen met elkaar verbonden konden worden. In 1590 gaf de<br />

Raad van State toestemming en kreeg mr. Adriaen Anthonisz opdracht<br />

om een ontwerp van de Zwolse vestingwerken te maken.<br />

Met uitzondering van enkele tekeningen en plannen, waaronder<br />

de tekening van Cornelis Bloemert uit 1593 van de ‘het nye werck<br />

voor de Diezerpoort’ zou het echter tot 1606 duren voordat men<br />

overging tot de aanleg van de verdedigingswerken.<br />

In ruil voor het tijdelijk stopzetten van de stedelijke muntslag<br />

kreeg <strong>Zwolle</strong> een subsidie vanuit Den Haag van 6000 gulden. De<br />

aanleg van nieuwe verdedigingswerken rond de stad was in 1619<br />

grotendeels afgerond.<br />

De in het rekest uit 1589 vermelde nieuwe IJsselgracht was in<br />

eerste instantie bedoeld om de ‘Coterschans’ (Katerschans) en<br />

de ‘Berghschans’ met de stad te verbinden. In de periode na 1619<br />

wordt aan de bestaande linie een zijtak met een extra schans toegevoegd.<br />

Deze Nieuwe Schans, later het Nieuwe- of Engelse Werk<br />

genoemd, was door een aparte gracht en wal aan de Bergschans<br />

op de Spoolderberg gekoppeld. Van deze linie resteren thans nog<br />

het park het Engelse werk en delen van de liniesloot aan de rand<br />

van park Eekhout.<br />

Onder leiding van de bekende vestingbouwkundige Menno van<br />

Coehoorn werd in 1698 het plan opgevat om de Zwolse linie naar<br />

de IJssel te verbeteren en de Nieuwe Schans te moderniseren.<br />

Stadsmuur met Wijndragerstoren


Luchtfoto <strong>Zwolle</strong><br />

De oude gebastioneerde schans zou worden vervangen door een<br />

dubbel hoornwerk met drie redoutes. In dit plan zal ook de Katerschans<br />

en de Bergschans komen te vervallen. Hetzelfde gold<br />

ook voor de verbindingslinie, die werd aangeduid met ‘communicatie’<br />

tussen de Bergschans en de Nieuwe Schans. Dit plan is in<br />

de periode 1698-1701 uitgevoerd.<br />

Naast plannen voor de verbetering van de linie naar de IJssel<br />

zorgde Menno van Coehoorn ook voor aanpassing aan enkele<br />

bastions. Een goed voorbeeld van een dergelijke aanpassing is<br />

het maken van kelders onder het Eekmolenbastion.<br />

Na 1790 komt in <strong>Zwolle</strong> de militaire functie van de vestingwerken<br />

te vervallen en raakte de vestinggordel ook haar functie als<br />

accijnsgrens en tolpoort kwijt. Vanaf omstreeks 1820 werden de<br />

wallen en bastions door het gemeentebestuur stelselmatig geslecht<br />

en kregen de vestingwerken andere functies. Het Maagjesbolwerk<br />

veranderde door de stichting van een stoombierbrouwerij<br />

en zeepziederij in een industriegebied. De meeste bastions<br />

werden echter getransformeerd tot aangename wandelparken.<br />

Ontwerper van deze ‘bolwerkparken’ was de Utrechtse tuinarchitect<br />

Hendrik van Lunteren, die onder andere bekend is door<br />

het toepassen van de romantische Engelse landschapsstijl. Een<br />

goed voorbeeld van deze stijl is het buiten de stad gelegen Engelse<br />

Werk dat omstreeks 1830 is aangelegd. Van Lunteren zorgde<br />

met parken als de Suikerbult, het Van Nahuysplein en het Ter<br />

Pelkwijkpark voor de aanleg van een gedeeltelijke groene ring<br />

rond de stad.<br />

In dezelfde periode als het opruimen en afgraven van (delen) van<br />

de bastions werd ook de middeleeuwse stadsmuur gesloopt. Het<br />

ging dan voornamelijk om de afgetopte restanten van de muurtorens<br />

en poorten. De overige delen van de stadsmuur waren door<br />

de aanbouw van huizen al uit het gezicht ontrokken.<br />

Ruim een eeuw later, anno 2012, kunnen we concluderen dat veel<br />

elementen en onderdelen van de vestingwerken zijn verdwenen.<br />

Gelukkig kunnen we constateren dat de reeks van bolwerkpar-


ken die in de jaren 20 van de 19de eeuw zijn aangelegd nog aanwezig<br />

zijn. Deze bolwerkparken behoren tot de meest duurzame<br />

stedelijke milieus die we kennen. De kroon wordt hier onbetwist<br />

gespannen door die van <strong>Zwolle</strong>. De Zwolse bolwerkparken kunnen,<br />

door de ongekende gave staat waarin ze verkeren, de variatie<br />

en de ruimtelijke samenhang, gerekend worden tot één van<br />

de fraaiste voorbeelden in Nederland.<br />

Liniesloot langs park Eekhout


De eerste openbare parken in <strong>Zwolle</strong> dateren uit de eerste helft van de 19de eeuw<br />

(zie kader). Voor die tijd bestonden er wel beplante terreinen, in gebruik om te<br />

wandelen of te spelen. Ze waren echter niet speciaal als park aangelegd. Het waren<br />

vooral de verdedigingswerken, die in de 18de eeuw hun functie al begonnen te<br />

verliezen. Een voorbeeld van zo’n groene plek in de stad was de Zeven Alleetjes;<br />

zeven rijen lindes om onder te wandelen op het Hoornwerk. In de 18de eeuw werden<br />

ook ‘plantagiën’ aangelegd; vooral lanen aan de stadsrand. Waar woningbouw<br />

of stadsuitleg nog niet als taak van de overheid werd gezien, vond men de verfraaiing<br />

van de stad door het aanbrengen van groen al wel belangrijk genoeg.


Groene vestingwerken<br />

De eerste aangelegde, openbare parken kregen een plaats op<br />

de voormalige verdedigingswerken. Rond de stad (als de Potgietersingel<br />

en het Ter Pelkwijkpark) en bij de IJssel (Engelse<br />

Werk). Niet toevallig; deze plekken waren al langer in gebruik<br />

voor recreatie en er was ruimte. Met de aanleg probeerde men<br />

ook een aantrekkelijke woonomgeving te maken, om vooral rijkere<br />

inwoners naar de stad te lokken. De vormgeving was vooral<br />

die van de romantische landschapsstijl. Paden en water kregen<br />

een slingerende vorm, boomgroepen zorgden voor een afwisseling<br />

van licht en donker, uitzicht en beslotenheid. De gebruikers<br />

konden zich daardoor spiegelen aan de eigenaren van de landgoederen<br />

waar die stijl voorheen was toegepast. Het gebruik<br />

bestond vooral uit wandelen. Als deel van de eerste generatie<br />

stadsparken in <strong>Zwolle</strong> is ook Park Eekhout te noemen, ook al is<br />

het niet aangelegd als openbare voorziening.<br />

Park Eekhout<br />

Park Eekhout ligt aan de rand van de Zwolse binnenstad. De kern<br />

van het park bestaat uit de voormalige tuin van de Villa Eekhout.<br />

De Villa is gebouwd in 1860, in het gebied tussen de oude stad<br />

en het nieuwe station. De voorzijde keek uit over de voormalige<br />

stadswallen, aan de achterzijde werd een tuin in romantische<br />

landschapsstijl aangelegd. Villa Eekhout is in 1911 aangekocht<br />

door de gemeente. De tuin is opengesteld als stadspark. Hiervoor<br />

werd een ingang naast de villa gemaakt. In de jaren dertig<br />

van de twintigste eeuw werd achter de tuin een woonwijkje gebouwd.<br />

Daarbij bleef een weide, die later als dierenweide bij het<br />

park is gevoegd. Aan de noordwest zijde van het park loopt nog<br />

een restant van de Liniesloot. Deze verbond ooit de vestingwerken<br />

rond de stad met de schans Het Nieuwe Werk bij de IJssel.<br />

Na een opknapbeurt in de jaren ´80 (waarbij onder andere een<br />

tweede ingang is gemaakt bij de Emmawijk), is in 2002-2003 het<br />

park ingrijpend gerenoveerd. Daarbij zijn nieuwe toegangen gemaakt<br />

over de dierenweide (richting het Emmadek) en vanaf de<br />

Roopoort (richting de Stationsbuurt). Hierdoor ontstonden routes<br />

door het park, wat meer bezoekers en meer sociale veiligheid<br />

bracht. De stijlkenmerken van de tuin zijn teruggebracht, onder<br />

andere door de loop van de paden en zichtlijnen te herstellen.<br />

Ook is een aantal nieuwe elementen toegevoegd, als een zitgelegenheid<br />

op de dierenweide en een nieuwe speelplek.<br />

Park Eekhout


De 20ste eeuw<br />

Tot aan de Tweede Wereldoorlog zijn er in <strong>Zwolle</strong> wel plantsoenen<br />

aangelegd, maar geen grotere parken. Dat wil zeggen; geen<br />

groengebieden waar men kon wandelen of waar recreatieve<br />

elementen in waren opgenomen. <strong>Zwolle</strong> was daarmee laat ten<br />

opzichte van andere gemeenten. Zo werden in het begin van de<br />

20ste eeuw in Groningen het Stadspark aangelegd, in Rotterdam<br />

het Kralingse Bos en in Amsterdam het Amsterdamse Bos.<br />

Een uitzondering was Kranenburg. Dit oude landgoed, in 1928<br />

gekocht door de gemeente <strong>Zwolle</strong>, werd nadrukkelijk ingericht<br />

als begraafplaats én park. Het idee was dat daarmee een tegenhanger<br />

van het Engelse Werk zou komen aan de oostkant van de<br />

stad. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een sterke groei van<br />

de bevolking en daarmee van de stad op gang. Die werd opgevangen<br />

op een planmatige wijze, door de overheid. In de stadsuitbreidingen<br />

werden ook parken aangelegd.<br />

Tweede generatie parken<br />

De eerste nieuwe parken in <strong>Zwolle</strong> kwamen in Holtenbroek. De<br />

eerste planmatige stadsuitbreidingen, als Nieuw Assendorp,<br />

Pierik en Dieze, kenden nog vooral plantsoenen. De nieuwe parken<br />

waren minder romantisch van opzet en ook niet alleen bedoeld<br />

om in te wandelen. Er kwamen recreatieve elementen in<br />

Park de Wezenlanden plan Dudok<br />

Zicht op Assendorp<br />

het park als lig-, speel- en dierenweiden, speelplekken en sportvelden.<br />

De beplanting bestond veelal uit inheemse soorten bomen<br />

en heesters. Vanaf de jaren ’70 kwam er ook aandacht voor<br />

natuur en milieu. Ook werden de parken toen onderdeel van de<br />

groenstructuur van de stad. In <strong>Zwolle</strong> kwamen daarbij de groene<br />

vingers in beeld, die stad en het buitengebied met elkaar verbonden.<br />

Als eerste moderne park is Park de Wezenlanden te noemen.<br />

Hoewel het pas in 1971 is geopend, dateert het eerste plan<br />

van 1948. Het ontwerp had ook de kenmerken van de zakelijke<br />

parken uit de jaren ’50 en ’60; rechte paden met bajonetaansluitingen,<br />

rechte vakken met beplanting, veel inheemse soorten en<br />

veel functionele elementen in het park.<br />

Park de Wezenlanden<br />

Park de Wezenlanden is aangelegd op een terrein dat lang in<br />

bezit was van het weeshuis van de Nederlands Hervormde Gemeente<br />

in <strong>Zwolle</strong>. Tot de afsluiting van de Zuiderzee - in 1932<br />

- was het drassig land, buitendijks gelegen ten opzichte van de<br />

Assendorperdijk, dat regelmatig overstroomde. In het uitbrei-<br />

Park de Wezenlanden plan Heidemij


Park de Wezenlanden plan Heidemij en Mien Ruys<br />

dingsplan voor <strong>Zwolle</strong> uit 1948 van W. M. Dudok werd het gebied<br />

opgenomen als ‘groene long’. Dudok maakte zelf in 1951 een<br />

ontwerp voor het park. De relatie van het park met de omgeving<br />

heeft in het plan bijzondere aandacht gekregen. Zo ontwierp<br />

Dudok ten zuiden van de Wethouder Alferinkweg boomblokken<br />

en een open bebouwing om een overgang te maken van de<br />

groene ruimte van het park naar het dicht bebouwde Assendorp<br />

en een brug over het kanaal naar de Wipstrik. Nadat het uitbreidingsplan<br />

door de gemeente werd verworpen, vanwege de uitbreiding<br />

van <strong>Zwolle</strong> naar het zuiden, maakte ir. S.J. van Embden<br />

een nieuw plan. Hij bedacht een uitbreiding naar het noorden,<br />

maar nam belangrijke elementen uit het plan van Dudok over,<br />

zoals het park.<br />

Planwijzigingen en geldgebrek<br />

De aanleg was echter een grote onderneming voor <strong>Zwolle</strong> en<br />

zowel planvorming als uitvoering verliepen traag. In 1958 werd<br />

de Heidemij (met de heer Cornet als ontwerper) ingeschakeld.<br />

Het eerste plan van de Heidemij bevatte recreatieve elementen<br />

als een ijsbaan (’s zomers te gebruiken voor schoolsport) speelplaatsen,<br />

een visvijver en een hertenkamp. De verwezenlijking<br />

van de plannen werd ‘in verband met de investeringsbeperking<br />

en de financieringsmoeilijkheden’ opgeschort. In oktober 1963<br />

lag er een aangepast plan, opnieuw gemaakt door de Heidemij,<br />

maar in overleg met de ontwerpers van het Provinciehuis: Prof.<br />

Duintjer en de tuinarchitect Mien Ruijs. Eind 1963 werd goedkeuring<br />

verleend.<br />

Aanvullend Werk<br />

Ook daarna vorderde het werk traag. Door gebrek aan geld en omdat<br />

een groot deel van het werk met de hand is uitgevoerd. Het rijk<br />

had de aanleg van het park aangewezen als ‘Aanvullend Werk’; het<br />

ministerie zou de loonkosten betalen als hier werkloze arbeiders<br />

te werk werden gesteld. Er waren echter in eerste instantie niet<br />

genoeg werkelozen en toen ze eenmaal aan het werk waren riepen<br />

de werkomstandigheden veel kritiek op. De Zwolsche Courant<br />

berichtte in februari 1967 onder de kop ‘In Wezenlanden wordt<br />

klok vijftig jaar teruggedraaid’ dat het Nederlands Katholiek Vak-<br />

Park de Wezenlanden plan herinrichting gemeente <strong>Zwolle</strong><br />

Tuinontwerp Mien Ruys<br />

verbond liet weten de werkverschaffing in het park af te keuren.<br />

De geplande oplevering in mei 1968 werd niet gehaald. Verschillende<br />

delen van het plan, als asfaltverharding op de paden en de<br />

aanleg van een pad op de dijk langs het Koelwaterkanaal werden<br />

wegbezuinigd. Uiteindelijk vond de feestelijke opening van het park<br />

plaats op 30 april 1971. ‘Een opening die lang genoeg op zich heeft<br />

laten wachten’, aldus de toenmalige burgemeester Drijber. Voor<br />

Park de Wezenlanden is in 2004 een herinrichtingsplan gemaakt.<br />

De (gefaseerde) uitvoering daarvan is in 2005 gestart.


De historische buitenplaats Windesheim maakt zich op voor tweede<br />

jeugd – groen erfgoed als majeure culturele opgave<br />

Iets ten zuiden van <strong>Zwolle</strong> ligt Windesheim, een oud landgoed van enkele honderden hectare. In<br />

het hart van dit landgoed liggen de overblijfselen van een oude havezate die in een aantal perioden<br />

in de loop van vijf eeuwen is uitgebreid en ontwikkeld tot een statige buitenplaats van zo’n<br />

dertig hectare. De buitenplaats is als rijksmonument met een ‘zeer hoge waarde’ beschermd.<br />

Niet alleen de historische gebouwen en monumentale entreehekwerken, tuinsieraden, vazen<br />

en bakstenen bruggen zijn beschermd, ook de totale parkaanleg valt onder de formele rijksbescherming.<br />

Maar het park is sleets geworden, kent achterstallig onderhoud en sluit niet meer<br />

aan bij de huidige tijd. Het vraagt kortom om ingrijpen. Maar hoe doe je dat: welk inhoudelijk<br />

concept moet dan gehanteerd worden voor de vernieuwing? Hoe verhouden oud en nieuw zich<br />

daarbij? Hoe gaan we anno nu om met ons historisch 18de- en 19de-eeuws groen cultureel<br />

erfgoed? Het zijn vragen die op veel plaatsen in Nederland en daarbuiten spelen.<br />

De geschiedenis van de buitenplaats Windesheim zoals we die nu kennen, start in de 18de eeuw als<br />

Joachim baron van Plettenberg de havezate voor ƒ 47.000,- koopt om deze samen met zijn vrouw<br />

te bewonen – eerst alleen in de zomer als een buiten maar later permanent. Van Plettenburg had<br />

diverse belangrijke functies bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Met zijn vrouw heeft Van<br />

Plettenberg een grote rol gespeeld bij de ontwikkeling van Windesheim. Zij breidden de buitenplaats<br />

fors uit. In hun opdracht stelde architect Jacob Otten Husly in 1789 een advies op voor een<br />

grootschalige tuin- en parkaanleg. Van Plettenburg heeft helaas maar kort van zijn levenswerk<br />

kunnen genieten; hij overlijdt in 1793 als de realisatie van de buitenplaats nog in volle gang is.


Na het overlijden van de Van Plettenbergs komt Windesheim in<br />

handen van het adellijk geslacht De Vos van Steenwijk genaamd<br />

van Essen, die het huis verder hebben verfraaid en gemoderniseerd.<br />

Daarnaast werd het buiten uitgebreid en aangepast. Begin<br />

20ste eeuw gaf de toenmalige eigenaar Frederik Henri baron de<br />

Vos van Steenwijk de bekende tuinarchitect Leonard Springer de<br />

opdracht de directe omgeving van het huis te veranderen. Springer<br />

ontwierp oostelijk van het omgrachte landhuis en het oostelijk<br />

bouwhuis een neo-barokke verdiepte rozentuin, waar toentertijd<br />

een moestuin lag. Westelijk van het hoofdgebouw en het<br />

westelijk bouwhuis ontwierp Springer een geometrische bloementuin<br />

met zandstenen vijverbassin. De tuinarchitect hield zich<br />

ook bezig met het formele voorplein. Springer voegde eigenlijk<br />

een aantal tuindelen toe aan het landschapspark van Husly.<br />

Precisie-bombardement<br />

Op 20 oktober 1944 werd het landhuis, dat kort daarvoor nog<br />

Duitse officieren huisvestte, tijdens een precisie-bombardement<br />

door de Britse Royal Airforce verwoest (alhoewel de geallieerden<br />

naar verluid wisten dat de Duitsers kort daarvoor hals over kop<br />

vertrokken waren). De bommen waren precies gemikt: van het<br />

huis was alleen het fundament en de gemetselde toegangsbrug<br />

over. De beide bouwhuizen werden wel grotendeels gespaard. De<br />

toenmalige eigenaar, die na de oorlog in Frankrijk woonde, heeft<br />

van herbouw van het huis afgezien. Vanaf de jaren tachtig is gestart<br />

met het opknappen van de verwaarloosde buitenplaats. Zo<br />

is het oostelijk bouwhuis gerestaureerd en voor bewoning geschikt<br />

gemaakt. In die periode zijn ook de rozentuin en het voorplein<br />

opgeknapt. In 1999 is het westelijk bouwhuis gerestaureerd<br />

en daarna in erfpacht uitgegeven ten behoeve van bewoning. De<br />

ruïne herinnert tot op de dag van vandaag aan de tragische geschiedenis.<br />

Het oostelijk bouwhuis is sinds het overlijden van Jan Arend de<br />

Vos van Steenwijk als laatste telg van het geslacht in 2008 niet<br />

meer als woonhuis in gebruik. Het biedt nu onderdak aan de<br />

stichting Landgoed Windesheim die is belast met de zorg voor<br />

het landgoed. Het doel van de stichting is gericht op behoud van<br />

het landgoed, waarbij een zorgvuldig evenwicht tussen de aanwezige<br />

functies – waaronder landbouw, natuur, cultuurhistorie,<br />

recreatie - voor de toekomst wordt nagestreefd. De historische<br />

buitenplaats vraagt daarbij om bijzondere aandacht.<br />

Om Windesheim op korte termijn voor publiek interessanter te<br />

maken, heeft het stichtingsbestuur enkele jaren geleden besloten<br />

een aantal vernieuwingen en ontwikkelingen door te voeren,<br />

waaronder het terrein toegankelijker en aantrekkelijker maken<br />

voor het publiek. Het terrein is nu moeilijk toegankelijk en slecht<br />

begaanbaar. Verder wil het bestuur op korte termijn in parkeergelegenheid<br />

voorzien voor bezoekers, maar wel passend in een<br />

lange termijn visie. Aan H+N+S landschapsarchitecten is daarom<br />

gevraagd een lange termijn perspectief te schetsen, waarbinnen<br />

deze korte termijn acties zijn opgenomen.<br />

Hoofdletter C<br />

Windesheim is cultuurhistorisch erfgoed met een hoofdletter C.<br />

Het kent een rijke geschiedenis. Jarenlang is de betekenis van<br />

onze historische parken en buitens onvoldoende op waarde geschat.<br />

In de moderne naoorlogse periode werd de 19de-eeuwse<br />

vormgeving van het klassieke stadspark als ‘romantisch’ afgezworen.<br />

Deze antipathie tegen de als saai beschouwde ontwerpen<br />

van de landschapsstijl met hun ‘valse’ natuurbeelden, heeft<br />

diepe sporen achtergelaten in onze omgang met deze groene erfenis<br />

volgens E. de Jong. De laatste jaren valt hier gelukkig een<br />

verandering in te ontdekken.<br />

Maar welk inhoudelijk concept wordt dan gehanteerd voor de<br />

vernieuwing? De Jong zegt hierover hetvolgende: “Iedereen die<br />

iets van parken weet, beseft dat parken, meer dan gebouwen,<br />

onderhevig zijn aan de factor tijd, aan groei, aan verandering en<br />

ook aan verval. Er is geen constant beeld, temeer daar het karakter<br />

van het park afhangt van onderhoud en beheer. Voor de<br />

revitalisering van een bestaand park is dit van essentieel belang,<br />

want het maakt de restauratie van een park niet makkelijk. Is het<br />

wel mogelijk om een historisch exacte reconstructie te maken en<br />

is dat eigenlijk ook wel gewenst? Of moet men veel eerder leven<br />

met de gegroeide situatie en daaruit een haalbare interpretatie<br />

destilleren, die zowel recht doet aan de traditie als ook aan de<br />

nieuwe eisen van gebruik en beheer? En wat is een haalbare interpretatie?<br />

Maakt men een beheerplan dat zorgt voor cultuurhistorisch<br />

verantwoord beheer en onderhoud, inclusief de aanwezige<br />

natuurwaarden, of mag men een park herontwerpen met<br />

gebruikmaking van de aanwezige historische waarden?”.<br />

Historische parken vragen kortom om een ontwerpvisie die recht<br />

doet aan het verleden maar zich ook met open vizier op de toekomst<br />

richt.<br />

Planvisie Buitenplaats Windesheim


De Wandeling<br />

Het huidige park Windesheim is de optelsom van verschillende planlagen en<br />

beheeringrepen. De historische ontwikkeling laat zich het beste duiden aan de<br />

hand van een aantal tijdslagen. Hierin in te grijpen vereist goede kennis van de<br />

geschiedenis van de locatie en de functie of betekenis die iets heeft gehad. Bij<br />

het opstellen van het plan is daarom veel aandacht en tijd besteed aan historisch<br />

onderzoek.<br />

De ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis van Windesheim betreft een aantal tijdlagen<br />

die een markante verandering van het landgoed representeren. Van de ene<br />

tijdslaag zijn wel veel meer sporen overgebleven dan van de andere laag. De tijdlaag<br />

van J.O. Husly en van L.A. Springer zijn de meest waardevolle.<br />

Maar de meest in het oog springende is zonder twijfel de Husly-tijdslaag. De erfenis<br />

van Husly is bijzonder, gegeven het feit dat er nog veel van het oorspronkelijke<br />

plan (uit 1796) aanwezig is en gezien het feit dat Husly van oorsprong architect<br />

is en van hem geen andere parkontwerpen bekend zijn. Otten Husly moet als architect<br />

bijzonder goed op de hoogte te zijn geweest van de ontwikkelingen op het<br />

gebied van de tuinarchitectuur in die tijd om zich succesvol op dat vakgebied te<br />

kunnen bewegen.<br />

Husly’s ontwerp is helaas verloren gegaan, maar met Husly’s advies in briefvorm<br />

uit 1789 is een nauwkeurige beschrijving van het ontwerp wel bewaard gebleven.<br />

Een van Husly’s eerste zorgen was hoe hij water een rol in zijn ontwerp kon laten<br />

spelen. Zijn ideeën voor slingervijvers met een eiland, een kleinere vijver in de<br />

zichtas van het huis en een drinkplaats voor koeien waren ervan afhankelijk. Als<br />

spiegelend, levend element in het park was het water van het grootste belang voor<br />

de esthetiek van zijn ontwerp en voor de beleving van de natuur door de wandelaar.<br />

Daarvoor moest hij wel de waterstand iets verhogen en het waterpas graven.<br />

Nauwkeurig geeft Husly in zijn brief aan hoe de slingering van de waterlopen<br />

vormgegeven moest worden. De beplanting langs de vijverpartijen moest soms tot<br />

aan het water doorlopen, zodat men de slingervijver niet geheel langs kon wandelen<br />

en in een keer kon overzien. Ook de breedte van het wandelpad langs de vijver<br />

wisselde, evenals de breedte van de watergang zelf. Het natuurlijk effect moest<br />

gehandhaafd blijven, eentonigheid van de wandeling moest worden voorkomen.<br />

Husly speelde met afwisseling in licht en donker, warmte en koelte, dat al lopend<br />

via een wandeling ervaren werd. Bijzondere bomen, heesters en bloemperken<br />

werden ingezet om bepaalde plekken te accentueren. Van de bijzondere soorten<br />

die Husly in zijn advies noemt, zijn nog altijd exemplaren terug te vinden, zoals<br />

spar, treurwilg, linde en kastanje. Het merendeel van de door Husly ontworpen<br />

wandeling werd echter begeleid door eiken (en op enkele plaatsen beuken), onderling<br />

op regelmatige afstand geplaatst.<br />

De wandeling is de samenbindende factor in het plan van Husly. Deze wandeling<br />

leidde langs diverse markeringspunten. Doorzichten werden gecreëerd naar de<br />

nabijgelegen molen, een weiland en een bestaande boerderij met op de achtergrond<br />

de kerk van Windesheim. In Husly’s concept speelde een bergje met ervoor<br />

een abreuvoir ofwel drinkplaats voor koeien een belangrijke rol. De in groepjes<br />

drenkende koeien, hun bewegingen en de melkende boeren brachten een gevoel<br />

van landelijkheid met zich mee en verhoogden de esthetische kwaliteit van het<br />

landschap ter plaatse. De koeien zijn te zien als schilderachtige elementen in een<br />

landschappelijke compositie. Het (agrarische) landschap in de directe omgeving<br />

werd zo gebruikt ter versterking van de ‘pastorale idylle’ en de beleving van het<br />

parklandschap; een principe uit de landschapsstijl dat bekend staat als ‘the borrowed<br />

landscape’.<br />

Op basis van een nauwkeurige analyse is gekeken wat in de huidige situatie nog<br />

resteert aan sporen van het oorspronkelijk plan van Husly. Daarnaast is het plan<br />

van Husly ontleed in principes; er zijn maar liefst negen principes onderscheiden.


Het vaststellen ervan is niet bedoeld om Husly’s plan te kunnen<br />

herstellen: dit wordt niet nagestreefd en is – zo het al gewenst<br />

zou zijn – simpelweg niet mogelijk omdat veel informatie ontbreekt.<br />

Met de principes in de hand is het echter wel mogelijk<br />

in de toekomst, ook bij eigentijdse keuzes, voort te borduren op<br />

het oorspronkelijk vocabulaire van Husly; niet zozeer naar de letter,<br />

maar in de geest van het oorspronkelijke plan. Ook voor de<br />

periode Springer is deze werkwijze gevolgd. Op basis hiervan is<br />

de masterplankaart gecomponeerd. In dit plan wordt voort geborduurd<br />

op de hoofdopzet (driedeling) zoals die door Husly is<br />

geïntroduceerd en waar ruim een eeuw later ook door Spinger<br />

op is voortgeborduurd.<br />

In de directe omgeving van het huis is de Springer-laag dominant<br />

verklaard voor het ontwerp. Met relatief bescheiden ingrepen<br />

wordt voorgesteld dit deelgebied, gekenmerkt door een formele<br />

opzet van stijltuinen in een assenstelsel, verder te versterken.<br />

Ingezet wordt op herstel van de oude bloementuin. Voor de ruïne<br />

geldt dat deze niet toegankelijk gemaakt wordt voor publiek. De<br />

ruïne wordt als spannende plek gekoesterd. Wel wordt de ruïne<br />

beter zichtbaar door in combinatie met de brug over de gracht<br />

ook een uitzichtplateau te realiseren voor het publiek.<br />

Voor het middendeel, het deel van het Engelsche Bosch of Engelsche<br />

Tuin, geldt dat van de oude planlagen nog maar weinig<br />

aanwezig is. Wat aanwezig is, stamt uit de Husly-tijdlaag, zoals<br />

enkele monumentale eiken, de zichtas (met vijver) en de slingerende<br />

waterpartij met het eiland (solitude). Van de latere planlagen<br />

is in dit deelgebied niet veel meer over, maar deze hebben<br />

wel als gevolg gehad dat ook de Husly-laag sterk is verwaterd.<br />

Voor dit deelgebied wordt dan ook een nieuwe planlaag voorgesteld,<br />

met een knipoog naar de ‘luie romantische wandelpaden’<br />

van Springer, waarin de Husly-sporen echter op heel ‘natuurlijke’<br />

wijze zijn geïntegreerd. Ten tijde van Husly bood de Engelsche<br />

Tuin de bezoeker veel kleur en fleur. Dit onderscheidde dit deel<br />

ook van het achtergelegen meer landschappelijk deel, waar de<br />

sfeer meer arcadisch was en de inzet van beplanting subtieler<br />

(met kastanjes, lindes en wilg). Het terugbrengen van kleur en<br />

fleur wordt beoogd; niet door de stokroos weer voor te stellen,<br />

wel door bijzondere vaste planten gekoppeld aan bepaalde plekken<br />

in het padenplan.<br />

Hoogtepunten<br />

Voor het derde deelgebied, het parkdeel ten noorden van het Engelsche<br />

Bosch, geldt dat net als bij het eerste deelgebied met<br />

redelijk beperkte ingrepen kan worden volstaan. In dit deelgebied<br />

is de Husly-laag dominant voor het ontwerp. De hoogtepunten<br />

in het plan van Husly krijgen weer de bijzondere plek die ze<br />

verdienen, maar hebben wel een nieuwe, eigentijdse invulling<br />

gekregen. Op enkele plaatsen worden oude zichtlijnen hersteld.<br />

Het principe van het ‘geleende landschap’ wordt aan de oostzijde<br />

hersteld, zodat het bergje en de abreuvoir (waterbekken) weer<br />

tot hun recht komen. Het zicht op de molen kan worden teruggebracht,<br />

evenals het vee aan de voet van het bergje bij de drinkplaats.<br />

Bijzondere elementen in het plan zijn ook de bruggen. Ze vormen<br />

belangrijke elementen in het beoogde parkbeeld en zijn eigenlijk<br />

de ‘sieraden’ in het plan. De bedoeling is dat de bruggen de door<br />

Husly beoogde contrastwerking mede invulling geven.<br />

Het laatste onderdeel dat nader is uitgewerkt, betreft de ontsluiting<br />

en het parkeren. Op de buiten zelf wordt een kleine parkeervoorziening<br />

voorgesteld, van circa 20 tot 25 plekken. De andere,<br />

grotere parkeervoorziening is buiten de monumentale hekken<br />

gesitueerd. Wandelaars worden vanaf de parking met een<br />

wandelpad oostwaarts geleid. Deze geeft direct toegang tot het<br />

landschapspark van Windesheim, via een nieuwe ingang aan de<br />

zuidoost-zijde vlakbij de spoorovergang en het dorp Windesheim.<br />

Zo wordt de oude, directe relatie tussen dorp en buitenplaats die<br />

bij de aanleg van de spoorlijn verloren is gegaan weer hersteld.


Het landgoed Schellerberg ligt in de gemeente <strong>Zwolle</strong>, zuidelijk van het grote uitbreidingsplan<br />

<strong>Zwolle</strong>-Zuid. Schellerberg maakt deel uit van de buurschap Schelle dat in het oosten wordt begrensd<br />

door de buurschappen Oldeneel en Ittersum en in het westen door de buurschap Spoolde.<br />

Historisch gezien is de kern van Schelle gelegen op en rond het rivierduin bij de splitsing van de<br />

Schellerbergweg en de Kleine Veerweg.<br />

De betekenis van het woord ‘schelle’ of ‘schelne’ is lange tijd een raadsel geweest, maar de naam<br />

is etymologisch verwant met het Engelse ‘shallow’ dat ondiep of doorwaadbaar betekent. Het achtervoegsel<br />

-berg in Schellerberg duidt op het rivierduin waarop het landgoed is gesitueerd. Tot in<br />

de negentiende eeuw werd gesproken over ‘Schellenberg’ in plaats van Schellerberg.<br />

De aanwezigheid van het landgoed heeft er zeker toe bijgedragen dat er tussen stad en IJssel een<br />

zogenaamde ‘groene buffer’ is ontstaan, waar het heerlijk uitwaaien is voor de bewoners van het<br />

nieuwe stadsdeel. Had het landgoed er niet gelegen, dan zouden er weinig belemmeringen zijn<br />

geweest om de nieuwbouw tot aan de IJsseldijk door te zetten.<br />

Aan de huidige bewoners van het landgoed is dan ook de taak om het bezit ‘als een goed rentmeester’<br />

over te dragen aan volgende generaties. Dit betekent dat er een evenwicht gezocht moet<br />

worden tussen de verhoging van de rentabiliteit, de maatschappelijke functie van het landgoed en<br />

de bescherming van het privé-leven van de bewoners. Handhaving van de kleinschaligheid, het<br />

historische karakter van Schellerberg en de bescherming van natuurwaarden vormen daarbij de<br />

hoofdzaak.


Historische aanleg<br />

Op Schellerberg was in de 18de eeuw sprake van een Franse<br />

classicistische tuin compleet met een sterrenbos en een zichtlaan.<br />

De classicistische ofwel formele tuin wordt gekenmerkt<br />

door rechte lanen en een strakke aanleg. Het idee in die tijd was<br />

dat de wilde natuur bedwongen en beteugeld moest worden. De<br />

aanleg van een sterrenbos paste goed in zo’n opvatting. In een<br />

dergelijk bos komt een aantal lanen op een centraal punt uit zodat<br />

de vorm van een ster ontstaat. De wandelaar verliest gemakkelijk<br />

zijn oriëntatie, doordat de lanen ten opzichte van elkaar<br />

een scheve hoek maken. Hij krijgt op die manier het idee dat hij<br />

een flinke route aflegt, terwijl de wandeling zich in werkelijkheid<br />

op een kleine oppervlakte afspeelt. Bij het vroegere sterrenbos<br />

komen drie lanen vlak achter het huis op één punt samen. Eén<br />

daarvan, de Torenlaan, is gericht op de Peperbus, de belangrijkste<br />

toren van <strong>Zwolle</strong>. Tot op de dag van vandaag is het zicht op de<br />

Peperbus vanaf de Torenallee in ere gehouden. De bebouwing<br />

van <strong>Zwolle</strong>-Zuid heeft daaraan niet veel afbreuk gedaan. Uit de<br />

18de eeuw dateert ook een andere zichtas: die op het Hattemse<br />

kerkje en de heuvels van de Veluwe. Hoge bomen langs de Schellerenkweg<br />

belemmeren op dit moment het uitzicht op Hattem.<br />

De Veluwse heuvels liggen daarentegen wel goed in het zicht.<br />

Rond het huis is nog een ander restant te zien van de classicistische<br />

aanleg: een carré van beuken- en eikenlanen.<br />

Predikant Henricus Ravesteyn bezingt in juli1742 het uitzicht<br />

vanaf Schellerberg in een wijdlopig 18de-eeuws dichtwerk over<br />

het ‘roerige Europa’. Hij verbouwde Schellerberg in die eeuw van<br />

spyker tot buitenplaats. Voor de jaarlijkse nationale biddag in<br />

1742 schreef hij zijn preek in dichtvorm.<br />

De Franse, classicistische aanleg is rond 1850 doorbroken om,<br />

naar de inzichten van die tijd, een natuurlijker landschap te verkrijgen.<br />

De late Engelse landschapsstijl is gedeeltelijk doorgevoerd.<br />

Kenmerkend voor deze stijl zijn de open weiden, grote<br />

waterpartijen en vergezichten. Zoals op zoveel andere landgoederen<br />

is ook op dit landgoed een zogenaamd Engelsch Boschje<br />

aangelegd: een vijverbosje met een drietal meanderende vijvers.<br />

Een slingerend wandelpad voerde de wandelaar vanaf de Ossenlandse<br />

Allee door het Boschje langs de vijvers naar de Torenallee.<br />

Begin 1990 zijn deze vijvers uitgebaggerd en weer in de oorspronkelijke<br />

19de-eeuwse staat teruggebracht. In het bos bij de<br />

Fles zijn in de 19de eeuw slingerpaden aangelegd. Op de bankjes<br />

in het Engelsch Boschje konden Ernest en Johanna Greven rond<br />

1870 genieten van het nieuwe fenomeen van de voorbij tuffende<br />

treinen. De spoorlijn Amersfoort -<strong>Zwolle</strong> was kort daarvoor, in<br />

1863, aangelegd.<br />

Vlak achter het huis heeft een boerenbehuizing plaats gemaakt<br />

voor een grote ronde vijver, waardoor het huis zich romantisch<br />

in het water spiegelt. Volgens mondelinge overlevering zou deze<br />

Engelse aanleg het werk van de landschapsarchitect J.D. Zocher<br />

jr. zijn, maar er zijn geen tekeningen bewaard gebleven.<br />

Sierelementen van de late landschapsstijl komen tot uitdrukking<br />

in de neo-classicistische bouwstijl van het huis en in de Zwitserse<br />

Chaletstijl van het dierenverblijf, dan wel hoenderhok.


Onderhoud van tuin en park<br />

Zo mooi als in de negentiende eeuw is de tuin niet meer, maar anderzijds is aan<br />

de saaiheid van de 20ste eeuw gelukkig een einde gekomen. Er wordt veel energie<br />

in het onderhoud van de tuin gestoken.<br />

Elke vier jaar krijgen de paden rond de huizen een nieuwe laag grind. Het houten<br />

toegangshek is geheel in oorspronkelijke staat hersteld.<br />

In de winter krijgen de heesters een snoeibeurt. Zij worden van hun zware takken<br />

ontdaan en flink teruggesnoeid. De kastanje in de tuin is ruim honderd jaar oud.<br />

Ieder voorjaar, bij windstil weer, brak er een zware tak af met een omvang zo groot<br />

als de stam.<br />

Traditioneel vindt op buitenplaatsen de aanplant van bijzondere bomen en heesters<br />

plaats. Door de jarenlange verwaarlozing was van deze opzet niet veel meer<br />

over. Alleen een oude Catalpa doet nog aan de vroegere tijd herinneren. De afgelopen<br />

jaren zijn er een Ginko, een echte tulpenboom (dus niet de Magnolia, maar<br />

de liriodendron tulipifera), een sneeuwklokjesboom en een zakdoekjesboom aangeplant.<br />

De pluimhydrangea’s die al van oudsher langs de vijver stonden zijn nu<br />

ook bij het terras aangeplant. De kort geleden geplante Kathleen Ferrier rozen<br />

met daarachter diep-paarse Buddleia’s zullen het groene geheel een fleurig accent<br />

geven.<br />

In maart bloeien in het bos sinds mensenheugenis dichte bossen sneeuwklokjes,<br />

een paar maanden later gevolgd door de lelietjes van Dalen en Vogelmelk. Eind<br />

mei beginnen rondom het prieel de rododendrons aan hun felle kleurengamma.<br />

Op Schellerberg staan ze in de volle zon, wat tot gevolg heeft dat de bloemen nagenoeg<br />

tegelijk uitkomen.<br />

Het voorjaar is een drukke tijd voor de eigenaar. De beelden in de tuin die tegen de<br />

vorst zijn beschermd, worden van stro en kunststofhoezen ontdaan. Uit de grote<br />

bomen op het gazon is gedurende de winter veel dood hout gewaaid dat opgeruimd<br />

moet worden.<br />

De oude buxushaag krijgt een laag mest, evenals het gazon. De weilanden worden<br />

‘gesleept’, dat wil zeggen dat ze glad gemaakt worden met een weidesleep en vervolgens<br />

bemest. In het voorjaar krijgt ook de afwatering van de sloten aandacht.<br />

Altijd zijn wel ergens duikers verstopt geraakt met ‘prut’. Een goede afwatering is<br />

van belang, anders blijft het soppen.<br />

Het kippenpaleis


Bij het thema ‘groen van toen’ wordt in eerste instantie aan monumentaal groen,<br />

zoals buitenplaatsen gedacht. De naoorlogse periode (1945-1965) verdient hierin<br />

ook de aandacht die vaak nog niet vanzelfsprekend is. Inmiddels groeit de waardering<br />

voor de stedenbouw en architectuur uit deze wederopbouwperiode. Het is<br />

een periode die wordt gekenmerkt door vooruitgang en ontwikkeling. Zo leidden<br />

nieuwe materialen en werkwijzen tot vernieuwing in de architectuur en werden in<br />

de stedenbouw nieuwe verkavelingprincipes toegepast. Het groen maakt daar een<br />

essentieel onderdeel van uit. Om de plek van het groen beter te kunnen begrijpen,<br />

wordt eerst ingegaan op de maatschappelijke ontwikkelingen en op de principes<br />

van stedenbouw uit de wederopbouwperiode.


‘Volksvijand nummer 1’<br />

Na de Tweede Wereldoorlog kende Nederland een ongekende<br />

woningnood. Naast herstel van oorlogsschade nam de vraag naar<br />

woningen door de explosieve toename van het aantal huwelijken,<br />

de geboortegolf en de daling van het sterftecijfer enorm toe. De<br />

woningnood werd tot ‘Volksvijand nummer 1’ verklaard. Het rijk<br />

nam daarin de regie. De hoeveelheid te bouwen woningen in een<br />

gemeente (bouwcontingenten) werd door het rijk toegewezen. Om<br />

te mogen bouwen had een gemeente een uitbreidingsplan nodig.<br />

In een gemeentelijk Structuurplan werd op een integrale manier<br />

voor de hele stad geregeld waar nieuwe woonwijken, industrieterreinen<br />

en infrastructuur zou komen. Dit werd vervolgens concreter<br />

uitgewerkt en juridisch geregeld in Uitbreidingsplannen.<br />

Wijkgedachte<br />

Typerend voor de wederopbouwperiode is het idee van de maakbaarheid<br />

van de samenleving. Stedenbouw werd daarbij als instrument<br />

ingezet om een betere mens, en daarmee een betere<br />

maatschappij, te scheppen. Kenmerkend voor de opzet van veel<br />

naoorlogse woonwijken is de ‘wijkgedachte’ die was gericht op gemeenschapsvorming.<br />

Die opzet volgde uit de gelede of samengestelde<br />

stadsstructuur. De stad bestaat daarbij uit een centrum dat<br />

wordt omringd door “welafgeronde en weltoegeruste wijken” die<br />

op hun beurt weer onderverdeeld zijn in duidelijk te onderscheiden<br />

“buurten”. Elke woonbuurt is samengesteld uit diverse woning-<br />

en gebouwtypen voor verschillende sociale klassen en leeftijdscategorieën.<br />

Zo is er bijvoorbeeld een woonblok voor starters,<br />

een woonblok voor gezinnen en een woonblok voor bejaarden.<br />

De wijken en buurten hebben elk hun eigen voorzieningen: een<br />

buurtwinkel voor de dagelijkse boodschappen, een wijkwinkelcentrum<br />

voor de grotere aankopen en tenslotte de binnenstad<br />

voor grote aankopen.<br />

Luchtfoto van Dieze-Oost met groen en ‘stempels’ en<br />

structuurschets van S.J. van Embden<br />

Ook het groen was als een hiërarchische reeks bedoeld; buurtgroen<br />

voor het samenhangend stel woonblokken, er was wijkgroen<br />

zoals een groen assenkruis en er waren tenslotte groene<br />

ruimtes op stadsniveau. Speelplaatsen, volkstuinen en parken<br />

waren voorzieningen waar bewoners elkaar konden ontmoeten.<br />

Dit zou de gemeenschapvorming bevorderen. Het geheel bood<br />

de bewoner zijn leven lang een overzichtelijke en vertrouwde<br />

levenskring. Zodoende raakte een inwoner niet ‘verloren’ in de<br />

grote stad, zo was de gedachte.<br />

Moderne architectuur en stedenbouw<br />

Er lag dus een enorme bouwopgave. Probleem was echter de<br />

schaarste aan materiaal en een gebrek aan geschoolde arbeidskrachten.<br />

Ook kostte het veel manuren om een traditioneel huis te<br />

bouwen. Het rijk stimuleerde daarom snelheidsbevorderende bouwwijzen<br />

zoals uniformering en systeembouw om in korte tijd meer<br />

woningen te kunnen bouwen en om de bouw goedkoper te maken.<br />

Na de oorlog zijn veel ideeën van modernistische ontwerpers in<br />

de stedenbouw terechtgekomen. De scheiding van functies (zoals<br />

wonen, werken en recreatie) en een efficiënte verkaveling waardoor<br />

woningen konden worden voorzien van voldoende licht en<br />

lucht waren nieuwe principes die samen met de standaardisatie<br />

in de bouw voet aan de grond kregen. De internationale Congrès<br />

Internationaux d’ Architecture Moderne (CIAM) heeft daarbij een<br />

belangrijk stempel op het architectuurdebat gedrukt.<br />

De traditionele vooroorlogse stedenbouw kenmerkt zich door<br />

een gesloten bouwblok. In de naoorlogse stedenbouw wordt een<br />

ander principe toegepast: de open bebouwing. Daarbij was gestapelde<br />

woningbouw (etagewoningen/galerijflats) een nieuw<br />

fenomeen. Deze werden geplaatst in een verkaveling met bijvoorbeeld<br />

stroken of ‘stempels’. Voorbeelden strokenbouw en<br />

stempels in het groen.


Etagewoningen van architect P.A. Lankhorst<br />

Groenvoorzieningen vormden een essentieel onderdeel van de<br />

nieuwe stedelijke wijken. De moderne en grootstedelijke bebouwing<br />

met veel gestapelde bouw kende in mindere mate particulier<br />

groen (tuin) en werd daarom ontworpen in een nadrukkelijk<br />

aanwezige en doorlopende groenstructuur met gras, boomgroepen,<br />

solitairen en struiken. Het groen diende als scheiding tussen<br />

de verschillende buurten en lag vaak ook aan de randen van<br />

de wijk. Ook wijkvoorzieningen zoals winkels, scholen en kerken<br />

werden in het groen gebouwd. Iedereen kon op deze manier van<br />

het openbaar groen genieten en elkaar in de eigen wijk ontmoeten.<br />

Wederopbouw in <strong>Zwolle</strong><br />

Ook <strong>Zwolle</strong> had een Structuurplan nodig. In 1948 werd architect<br />

en stedenbouwkundige W.M. Dudok aangetrokken om een Algemeen<br />

Uitbreidingsplan voor <strong>Zwolle</strong> te maken. Het plan van Dudok<br />

voorzag onder meer in een stadsuitbreiding aan de zuidzijde van<br />

het station. Het gemeentebestuur had hierin geen vertrouwen en<br />

uiteindelijk werd Dudok in 1954 opgevolgd door stedenbouwkundige<br />

S.J. van Embden.<br />

Uitbreidingsplan Dieze-Oost van S.J. van Embden<br />

Waterstructuur naast de Van Schoonhovenstraat<br />

Het Uitbreidingsplan van Van Embden dat in 1956 werd aangenomen,<br />

omvatte conform de wens van het gemeentebestuur grootschalige<br />

stadsuitbreidingen in noord- en noordwestelijke richting<br />

van de stad. Aan de noordzijde van de Rijksweg 28 moesten de<br />

wijken Holtenbroek en Aa-landen worden gebouwd. De noodzaak<br />

om te bouwen was groot. Al op 17 september 1957 sloeg Minister<br />

van Volkshuisvesting H.B.J. Witte de symbolische eerste paal<br />

voor nieuwbouwwijk Holtenbroek.


Het (openbaar) groen kreeg ook in de Zwolse werderopbouwwijken<br />

een prominente plek. In de ‘nota over de algemene stedebouwkundige<br />

ontwikkeling van <strong>Zwolle</strong>’ uit 1955 schrijft S.J. van Embden:<br />

‘het welbevinden van een stedelijke bevolking vraagt niet alleen<br />

voldoende werkgelegenheid en een goede huisvesting, maar<br />

evenzeer voorzieningen ten dienste van de ontspanning. Reeds<br />

aanstonds bij het ontwerpen van woonkwartieren moet derhalve<br />

ruimte worden gereserveerd voor sport- en speelvelden, volkstuinen,<br />

parken en dergelijke. … Parken en dergelijk “algemeen<br />

groen” ontbreken tot dusver vrijwel geheel (in <strong>Zwolle</strong>)’.<br />

In <strong>Zwolle</strong> dateren delen van Assendorp, Pierik en Ittersum uit de<br />

wederopbouwperiode. De grote wijken uit die tijd zijn Dieze-Oost<br />

en Holtenbroek.<br />

Groen in Dieze-Oost<br />

Toen Van Embden aan zijn plannen begon, werd er in Dieze-Oost<br />

al flink gebouwd. Zo zijn de 11 portieketagewoningen in de groene<br />

strook langs de Meppelerstraatweg (naar ontwerp van architect<br />

P.A. Lankhorst) en de middenstandswoningen daartegenover<br />

gebouwd in de tijd van Dudok. Het onderscheid tussen de meer<br />

traditionalistische gesloten bouwblokken en de moderne open<br />

verkaveling van Van Embden en N.P.H.J. Roorda van Eysinga is in<br />

Dieze-Oost dan ook goed zichtbaar.<br />

Het uitbreidingsplan Dieze-Oost werd op 7 januari 1957 door de<br />

raad vastgesteld. In dit plan is een duidelijk onderscheid in ruimtes.<br />

Centraal staat de grote groenstrook die als scheiding tussen<br />

Dieze-West en Dieze-Oost diende. Deze opzet is een voorbeeld<br />

van de wijze van buurtvorming die in het gehele structuurplan<br />

werd nagestreefd: ‘het creëren van enigszins afgeronde eenheden<br />

met eigen voorzieningen, waardoor aan de stad het karakter<br />

van een stenen huizenzee wordt ontnomen’. Haaks daarop ligt<br />

een brede strook waarin functies zoals scholen een plek vonden.<br />

Deze strook eindigt bij de winkelstrookjes rondom het Simon van<br />

Slingelandtplein. In noord-zuid richting is daarbij de waterstruc- Bomentypologie<br />

Park/brede groenstrook langs Middelweg<br />

tuur naast de Van Schoonhovenstraat ontworpen. De noordzijde<br />

van de wijk, grenzend aan de Rijksweg 28, was bestemd voor enkele<br />

grote woongebouwen en andere gebouwen voor bijzondere<br />

doeleinden in een groene setting.<br />

Dieze-Oost is een typische wederopbouwwijk. Dat is onder meer<br />

te zien aan het toegepast idee van de wijkgedachte, de verkaveling,<br />

de typologie van bebouwing en de principiële aandacht voor<br />

het groen. Dit laatste was nodig omdat in de wijk veel etagewoningen<br />

en flats, variërend van 2 tot 6 woonlagen op een onderverdieping,<br />

zijn ontworpen. De ondergrond bestaat uit een groen<br />

tapijt waarop de woonblokken in stroken en stempels zijn gebouwd.<br />

Zelfs de beplanting met solitaire bomen, boomgroepen<br />

en singel met onderbeplanting zijn op de plankaart opgenomen.<br />

De bomen zijn daarbij onderverdeeld in grotere bomen (bomen<br />

1ste grootte) en wat kleinere bomen (bomen 2de grootte).<br />

De onbebouwd blijvende terreingedeelten zijn volgens het plan<br />

‘alle bestemd voor tuin en plantsoen, waarbij er naar is gestreefd<br />

om een aantrekkelijk en ruim stadsbeeld te verzekeren’.


Groen in Holtenbroek<br />

Holtenbroek is in het geheel door S.J. van Embden ontworpen.<br />

De structuurschets geeft een mooi beeld van de wijze waarop de<br />

wijk is ontworpen en de rol die het groen daarin speelt. Kenmerkend<br />

voor de wijk is een duidelijke ruimtelijke scheiding tussen<br />

de verschillende functies, wonen, werken, voorzieningen, verkeer<br />

en recreatie.<br />

In de toelichting bij de structuurschets geeft Van Embden aan dat<br />

de wijk in overeenstemming met de geformuleerde beginselen<br />

van de gelede stad is verdeeld in vier ongeveer even grote buurten,<br />

die onderling gescheiden zijn door vrij brede groenstroken die<br />

met elkaar een soort kruis (nu het Groene Assenkruis genoemd)<br />

vormen. De hele wijk is ingebed in een deel van de, gehele stad<br />

omringende, park- en recreatiegordel aan de noordzijde en een<br />

groenzone van eenzelfde karakter langs de oostzijde die een onderdeel<br />

zou vormen van een in de structuurschets voorziene, diep<br />

in het stadslichaam doordringende groene scheg of “long”.<br />

De groene ruimten moesten waarborgen dat de wijk geen compact<br />

stenen stadsdeel zou gaan vormen. De voor de riolering<br />

benodigde singels zouden de aantrekkelijkheid van de groene<br />

ruimte verhogen. De parkstroken waren in de eerste plaats voor<br />

de passieve recreatie, waartoe voetpaden zouden worden aangelegd<br />

langs de waterpartijen. In en nabij de groenzones waren<br />

openbare voorzieningen zoals winkels, kerken, scholen en speelvoorzieningen<br />

gepland.<br />

Afbeelding uit tekst Structuurplan van S.J. van Embden<br />

Voor de allerkleinste kinderen waren onmiddellijk bij de woningen<br />

grasveldjes gedacht, evenals speelvelden met zandbakken<br />

voor de wat grotere kleuters. Voor de lagere schooljeugd waren<br />

speelvelden met toestellen nodig. De groenstroken tussen de<br />

buurten in de nabijheid van de schoolterreinen waren daarvoor<br />

een geschikte plaats. Voor de grotere kinderen moest nog gerekend<br />

worden op speelvelden voor balspelen en gelegenheid tot<br />

rolschaatsen. Omdat deze kinderen ’s zomers nog vaak buiten<br />

spelen, terwijl de kleintjes al zouden slapen, moesten deze spelvormen<br />

buiten de woonbuurten in de groenstrook worden beoefend.<br />

Sportvelden en volkstuinen werden in de groene zones<br />

buiten de wijk gesitueerd. Tenslotte werden voor de ‘jeugd in de<br />

typisch baldadige leeftijd’ buiten de wijk ruige speelterreinen gedacht.<br />

Die moesten wel worden voorzien van een behoorlijke afschermende<br />

beplanting zodat het rommelig terrein geen schade<br />

zou doen aan de omringende parkzones.<br />

Het plan van Van Embden met de essentie van het groene assenkruis<br />

is geheel uitgevoerd. In de loop der jaren is het op onderdelen<br />

wel gewijzigd. Wijzigingen hadden hoofdzakelijk betrekking<br />

op aanpassing van typologie zoals eengezinshuizen en kantoren.<br />

Ondanks enige verdichting bleef de groenstructuur hierbij min of<br />

meer in tact. Na de eeuwwisseling is een deel van Holtenbroek<br />

vanwege woonkwaliteit en (sociale) problemen geherstructureerd.<br />

Daarbij zijn in de oorspronkelijk open groene ruimte van<br />

het zuidelijke been van het Groene Assenkruis woningen gebouwd.<br />

Luchtfoto Holtenbroek met zicht op het ‘groene assenkruis’


Uitbreidingsplan Holtenbroek van S.J. van Embden


Renovatie van Zwols buiten nadert voltooiing<br />

De schatbewaarders van Soeslo<br />

Ooit telde Nederland zo’n 6.000 historische buitenplaatsen, nu zijn dat er nog zo’n<br />

550. Vaak eigendom en/of in beheer van kapitaalkrachtige families. Dit jaar werden<br />

zij in een speciale editie van het weekblad Elsevier omschreven en geroemd als<br />

schatbewaarders. Gefortuneerde mensen, die hun ziel en zaligheid leggen in de<br />

strijd om behoud van een eeuwenoud complex met vaak immens grote tuinen. Die<br />

vaak niet te beroerd zijn zelf op de bouwsteiger te klimmen of met hun handen in<br />

de grond te woelen. Nol en Hana Hony behoren tot die groep en voelen zich, na een<br />

levenlang in de stad, God in Frankrijk.<br />

In een bijkans verloren hoekje van <strong>Zwolle</strong>, verscholen in het groen van Wijthmen, ligt<br />

Landgoed Soeslo, in de donkere Middeleeuwen ooit eigendom van het Stift Essen, nu<br />

een rijksmonument van bij elkaar zo’n 80 hectare. Niet bijzonder groot, wel bijzonder<br />

mooi. Het landhuis, de boerderij, de koetstuin en het park zijn sinds 1997 in het bezit<br />

van Nolly en Hana Hony, zakenechtpaar-in-ruste. Hij houdt zich voornamelijk bezig<br />

met het vastgoed, zij verzorgt de tuin, de pauwen, parelhoenders, Indische loopeenden<br />

en ander gevogelte. De omliggende grond is (in beheer) van Landschap <strong>Overijssel</strong>.<br />

Aan de veelgebruikte keukentafel van Huize Soeslo grijpt Paul Schaap (expert op<br />

het gebied van buitenplaatsen en adviseur van de Hony’s) naar zijn leesbril en pakt<br />

een van de boekwerkjes uit een hoge stapel over de geschiedenis van het landgoed.<br />

‘Ik wil dit graag voorlezen’, zegt Schaap als hij de juiste pagina heeft gevonden en<br />

begint voor te dragen uit een gedicht van Rijnvis Feith.


Deze beroemde dichter (1753-1824) woont in 1816, want dat jaar<br />

schrijven we, op Boschwijk en is als zodanig buurman van Georg<br />

Roijer, de bewoner van Soeslo. Het hoge voorhuis is zojuist in opdracht<br />

van Roijer gebouwd aan de toen al eeuwenoude ‘spieker’<br />

(voorraadschuur voor graan) als Rhijnvis Feith als gast op het<br />

openingsfeest om het woord vraagt. Hij heeft een ode geschreven<br />

voor deze speciale gelegenheid (zie kader).<br />

Schaap gebruikt deze bloemrijke en literair verantwoorde omweg<br />

om zijn visie te geven hoe het ontwerp van de tuin van Soeslo,<br />

ruimtelijk gelegen op een zogeheten dekzandrug of es, tot<br />

stand is gekomen. ‘De landgoederen werden stuk voor stuk geometrisch,<br />

zeg rechtlijnig, aangelegd. Pas later werd dat anders.<br />

Ik heb een donkerbruin vermoeden, dat het ontwerp van de tuin<br />

van Soeslo door Georg Anton Blum is aangepast. Dat hij de zogeheten<br />

landschapsstijl heeft toegevoegd aan de oorspronkelijke,<br />

formele stijl. Waarom ik dat denk? Wel, Blum (hij woonde geloof<br />

ik aan de Badhuiswal) had ook de tuin van Boschwijk ontworpen.<br />

En Rhijnvis Feith en Georg Roijer waren goede vrienden. Dat<br />

blijkt wel uit de moeite die Rhijnvis Feith nam om een gedicht<br />

voor Roijer te schrijven. Bovendien, doet de stijl me aan die van<br />

Blum denken. Nee, bewijzen kan ik het niet. Van sommige buitenplaatsen<br />

is heel veel bekend, van andere (waaronder Soeslo)<br />

minder. Er is ook geen familiearchief van de Roijers. Maar ik weet<br />

zeker, dat in zijn tijd heel veel is gebeurd op Soeslo’.<br />

Geen zekerheid dus, maar Schaap heeft wel recht van spreken.<br />

Jarenlang was hij medewerker van Stichting tot Behoud van Particuliere<br />

Historische Buitenplaatsen, kortweg PHB, en betrokken<br />

bij het opstellen van het beheersplan voor Soeslo. In die hoedanigheid<br />

raakte en bleef hij betrokken bij het Soeslo van Nolly en<br />

Hana Hony, nadat deze het van de gemeente kochten, maar ook<br />

nadat de PHB in 2011 werd opgeheven wegens het stopzetten van<br />

de landelijke subsidie.<br />

De panden op Soeslo waren, bij de aankoop in 1997, tot niet meer<br />

dan bouwvallen vergaan en de tuin en boomgaard waren veranderd<br />

in een met onkruid volgewoekerde wildernis. Van de verre<br />

erfenis van Georg Anton Blum was weinig overgebleven, maar<br />

de Hony’s besloten ook daar wat aan te doen. ‘Pal voor de ramen<br />

van het huis stonden linden’, verbaast Nol Hony zich nog. ‘Hoe<br />

kun je het bedenken: bomen voor de ramen! Ik vraag je…’.<br />

De nieuwe eigenaren begonnen, gesteund door Landschap <strong>Overijssel</strong>,<br />

met een flinke portie moed en hun met hard werken verdiende<br />

familiekapitaal aan een even helse als dankbare klus,<br />

waarbij de regie zoveel mogelijk in eigen hand werd gehouden.<br />

De heer des huizes benoemde zichzelf tot autodidactisch bouwmeester<br />

en de tuin werd het domein van zijn vrouw Hana. ‘Nol en<br />

ik waren echte stadsmensen, ik had ook helemaal geen groene<br />

vingers, deed nooit iets in de tuin. Maar je leert snel’. Tot op de<br />

dag van vandaag neemt zij, met haar trouwe hulp Dries, het leeu-


wendeel van het tuinonderhoud voor haar rekening, welhaast<br />

een dagtaak in sommige delen van het jaar. Nol zit het liefst in<br />

de tuin, om weg te dromen in zijn prieeltje of, bij echt mooi weer,<br />

overleg met de bouwploeg.<br />

‘Eén ding had ik al gauw in de gaten’, herinnert Nol Hony zich.<br />

‘De tuin moet onlosmakelijk verbonden zijn met het huis. Anders<br />

klopt het geheel niet. Mensen als Blum wisten dat natuurlijk ook<br />

al lang. Maar je moet er wel een goed gevoel bij hebben. Toen<br />

ik begon, werd mij verteld, dat ik verplicht was een landschapsarchitect<br />

in handen te nemen. Kwam er zo’n interessante gozer<br />

met een duur koffertje. Die heb ik dus weggestuurd. Later hebben<br />

anderen als Klaas Boomert en Carl Stoelinga van de Wezo<br />

het opgepakt’.<br />

Zo’n 15 jaar bestond Soeslo uit een halve bouwput; het waren<br />

jaren van tekenen, slopen en herbouwen. Nu nadert de voltooiing<br />

van de grootscheepse renovatie. Als laatste wordt de laatste hand<br />

gelegd aan het koetshuis (inclusief het in ere herstelde schilddak).<br />

In dit gebouw komen twee prachtige, grote gastverblijven.<br />

Van de tuin wordt de boomgaard opgeknapt door het <strong>Overijssel</strong>s<br />

Landschap.<br />

De totale renovatie mag een klein vermogen hebben gekost,<br />

maar het resultaat is ernaar. Landgoed Soeslo zal erbij liggen<br />

als in zijn beste dagen. Met gerenoveerde gebouwen in de oude<br />

stijl, zijn bijzondere lanenstructuur, slingerpaden, waterpartijen,<br />

siertuin, moestuin, boomgaard, hakhoutpercelen, singels, weiland<br />

en bouwland. Kortom, zoals het er zo’n 200 jaar geleden<br />

ooit bijgestaan heeft, toen Rijnvis Feith er zijn gedicht voordroeg<br />

en een heildronk uitbracht. En zo, hopen de Hony’s, zoals het er<br />

over nog eens 200 jaar nog bij zal staan. ‘Want’, zegt de gewezen<br />

stadsmens Nol Hony, ‘je bouwt toch ook voor het nageslacht. Ik<br />

vind het leuk als mensen hier wandelen en genieten. En dat blijven<br />

doen. Zelf ga ik hier in elk geval nooit meer weg, hier is mijn<br />

paradijs op aarde’.<br />

Onderstaand gedicht werd in 1816 door Rijnvisch Feith voorgedragen<br />

ter ere van het openingsfeest van het nieuwe Landhuis<br />

Soeslo.<br />

Na ‘t vriendelijkst onthaal ter wijding dezer woning,<br />

zij, brave Roijer, U dees heildronk toebereid.<br />

Ontvang uit éénen mond onze aller dankbetoning<br />

bij onzen hartenwensch yoor Soersels zaligheid.<br />

Geniet nog jaren met uw gade en kindren tevens,<br />

zoo vaak de lieve lente U naar dees woning wenkt,<br />

bij ongestoorde rust, er al de vreugd des levens,<br />

die immer ’t zalig land aan zijn bewoners schenkt.<br />

Zie nog uw schepping in haar volle schoonheid bloeijen,<br />

en pluk nog menigmaal een bloem van ‘t wreemd plantsoen.<br />

Zoo moge uw ouderdom hier zachtskens henen vloeijen,<br />

en vol van ‘t zoetst genot, ten vreedzame einde spoên!<br />

Komt, eedle vriendenrei! het glas omhoog geheven,<br />

dat elk onze aller vriend dees’ dronk ten heilwensch biê!<br />

en’ t Soersel ons dan steeds, als heden, vrolijk zie !<br />

(spoên = spoeden, biê = biede/biedt)


Broerenkerk, geen alledaags project!<br />

De verbouwing van de Broerenkerk in <strong>Zwolle</strong> is een arbeidsintensieve<br />

uitdaging. Een uiterst secuur vakwerk dat Trebbe graag aangaat samen<br />

met Van den Hengel. Dit zusterbedrijf heeft dan ook een jarenlange<br />

expertise opgebouwd met monumentale gebouwen.<br />

De voormalige 14de-eeuwse kloosterkerk krijgt dan wel een nieuwe<br />

bestemming, maar het authentieke uiterlijk blijft behouden. Met liefde<br />

voor hun vak werken onze medewerkers aan de restauratie van de<br />

historische elementen. De Broerenkerk is zeker geen alledaags project,<br />

maar een uitdaging waar we met passie aan werken!<br />

www.trebbe.nl<br />

www.vdhengel.nl<br />

Samen maken we de toekomst<br />

www.unica.nl<br />

Unica <strong>Zwolle</strong> Schrevenweg 2 Postbus 623 8000 AP <strong>Zwolle</strong> T (038) 456 04 56


‘Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren’<br />

Iedereen heeft deze zin uit de Bijbel (Genesis 3:19) wel eens gehoord bij een afscheid<br />

op een begraafplaats of in een crematorium. Het lichaam wordt begraven<br />

of gecremeerd, het vergaat tot stof. Voor de komst van het Christendom was het<br />

niet altijd gebruikelijk om doden te begraven. In veel gevallen verbrandde men<br />

de lijken. Soms werd de as verzameld in urnen. Met de komst van het Christendom<br />

werd het gebruikelijk de doden te begraven in afwachting van de terugkomst<br />

van Christus. De gewoonte om overledenen in kerken te begraven ontstond al tijdens<br />

het vroege Christendom. Later werd het begraven in de kerk een kwestie van


standsaanduiding. De sociale positie van de overledene was bovendien<br />

bepalend voor de kerk waarin deze een laatste rustplaats<br />

vond. In <strong>Zwolle</strong> was een graf in de Grote Kerk voorbehouden aan<br />

vertegenwoordigers van de stedelijke magistraat, aan juristen,<br />

predikanten, leraren, geestelijken en officieren. Middenstanders<br />

en mensen uit de vrije beroepen werden meestal begraven in de<br />

(drie) andere kerken die <strong>Zwolle</strong> in de middeleeuwen kende. De<br />

Onze Lieve Vrouwe Kerk, de Bethlehemskerk en de Broerenkerk.<br />

Gewone mensen of de armen werden op het kerkhof buiten de<br />

kerk begraven.<br />

In de eerste helft van de 18de eeuw won de opvatting terrein,<br />

dat het niet hygiënisch was om de doden binnen de bebouwde<br />

kom te begraven. Niet iedereen was het met deze gedachte eens.<br />

Vooral de adel die verschillende rechten bezat op familiegraven<br />

en grafkelders verzette zich met hand en tand. Het duurde in<br />

<strong>Zwolle</strong> mede daardoor tot 1823 voordat de gemeenteraad enige<br />

akkers bij de Beltmolen aan de Meppelerstraatweg aankocht en<br />

tot kerkhof liet inrichten. Een landelijke wet in 1829 maakte vervolgens<br />

definitief een eind aan de discussie. Vanaf die tijd werd<br />

iedereen buiten de stad begraven. Inmiddels telt <strong>Zwolle</strong> negen<br />

begraafplaatsen, viif gemeentelijke en vierparticuliere. De gemeentelijke<br />

begraafplaatsen zijn: Kranenburg, Meppelerstraatweg,<br />

Voorst, Windesheim en het Heilige Kruis. De particuliere<br />

begraafplaatsen zijn: Bergklooster, de Israëlitische begraafplaats<br />

aan de Kuyerhuislaan en de twee RK begraafplaatsen aan<br />

de bisschop Willebrandlaan en aan de Ergenamenweg in Wijthmen.<br />

Algemene Begraafplaats<br />

Met de aanleg van de algemene begraafplaats aan de Meppelerstraatweg<br />

werd in 1823 begonen. De begraafplaats is daarmee<br />

de oudste in <strong>Zwolle</strong>. In het eerste jaar waren er 93 begrafenissen.<br />

Een cholera epidemie in 1826 zorgde er voor dat er steeds<br />

vaker besloten werd niet binnen de stadsmuren te begraven.<br />

Sinds 1954 worden op deze begraafplaats geen nieuwe graven<br />

meer uitgegeven. Bijzettingen in familiegraven vinden, als er<br />

nog ruimte is in het graf, wel plaats. De algemene begraafplaats<br />

heeft de status van gemeentelijk monument. Onder de bescherming<br />

vallen het hekwerk, de bebouwing en de parkaanleg. Vier<br />

grafmonumenten hebben ook een beschermde status. De ingang<br />

van de begraafplaats wordt gemarkeerd door een ijzeren<br />

sierhekwerk, geflankeerd door gemetselde hekpeilers bekroond<br />

door siervazen in rococovormen. Bij bebouwingen op de begraafplaats<br />

zie je invloeden van de neorenaissance en de neogotiek.<br />

Het aanwezige wachtlokaal en de bijhorende woning dateren<br />

uit 1900. Verder op het terrein staat het voormalige lijkenhuis.<br />

Dit gebouw heeft houtengevels, een imitatie rustica-indeling en<br />

rondboogvensters.<br />

Het meest bijzondere grafmonument is wel het in grotendeels<br />

gietijzer uitgevoerde graf van Mr. J. Ter Pelkwijk. Het graf werd<br />

hem door de stad <strong>Zwolle</strong> opgedragen. Dichter Rhijnvis Feith, die<br />

aanvankelijk in 1824 in de Grote Kerk was begraven, werd in 1825<br />

naar het nieuwe kerkhof overgebracht. Zijn grafmonument werd<br />

Algemene begraafplaats aan de Meppelerstraatweg<br />

betaald uit giften afkomstig uit het hele land. Het graf bevat een<br />

marmeren portretbuste van de beroemde schrijver. Vlak er naast<br />

ligt de theoloog G.H. van Senden begraven. Dit monumentale<br />

graf dateert van 1851. Even verderop bevindt zich een graf met<br />

een groot reliëf van een scheepsanker. Hier werd in 1881 W.J.<br />

Schutevaer begraven. Hij was de oprichter van de vereniging voor<br />

belangen van de schipperij.<br />

Begraafplaats Bergklooster<br />

De begraafplaats Bergklooster is ontstaan in en rond de voormalige<br />

kapel van het klooster op de Nemeler-of Agnietenberg, dat in<br />

1386 werd gesticht door volgelingen van Geert Grote, grondlegger<br />

van de Moderne Devotie, uit Deventer. Het klooster kreeg zijn<br />

grootste bekendheid door de aanwezigheid van de Augustijner<br />

kanunnik Thomas a Kempis (1397-1471). Hij schreef het boek ‘In<br />

Navolging van Christus’ een van de meest verspreide boeken die<br />

ons land heeft voortgebracht. Even buiten de begraafplaats staat<br />

een door P.J.H. Cuypers ontworpen gedenksteen (gemeentelijk<br />

monument) ter na gedachtenis aan Thomas a Kempis. In 1399<br />

werd het kerkhof ingewijd. Daarmee is deze begraafplaats de<br />

oudste, nog steeds in gebruikzijnde dodenakker in <strong>Zwolle</strong>. Na de<br />

intrede van de Reformatie in <strong>Zwolle</strong> werd het klooster gesloopt.<br />

Talloze fragmenten van het klooster en kapel zijn in de loop van<br />

der tijd bij graafwerkzaamheden teruggevonden. Met name uit<br />

de orthodox protestantse omgeving is er vele eeuwen begraven<br />

op Bergklooster, daardoor heeft de begraafplaats een sober


karakter gekregen. Desondanks is er een verscheidenheid aan<br />

grafmonumenten. De vorm varieert van gedecoreerde tombes<br />

tot hergebruikte zandstenen bouwfragmenten van het klooster.<br />

Ook het materiaal gebruik is divers. Het graf van Jan Mulert, uit<br />

1541 is het enige onderdeel dat de sloop na de Reformatie overleefd<br />

heeft. Naar alle waarschijnlijkheid dekt de zerk nog steeds<br />

het oorspronkelijke graf, dat destijds in de kerk was gelegen. Het<br />

grafmonument van Mulert is net als de bebouwing en de parkaanleg<br />

een gemeentelijk monument. Na de Reformatie zijn met<br />

name de buurtbewoners uit Haerst en Berkum blijven begraven<br />

op Bergklooster. In de loop der eeuwen is de begraafplaats een<br />

aantal malen uitgebreid. Sinds 1931 wordt de begraafplaats beheerd<br />

door een vereniging waarvan de leden alleen komen uit de<br />

vijf omliggende buurtschappen. De begraafplaats is sinds enige<br />

jaren aangewezen als gemeentelijk monument.<br />

Begraafplaats Binnengasthuis<br />

Ingeklemd tussen de WZRV sporthal en de Blaloweg, een van de<br />

drukke verkeeraders van <strong>Zwolle</strong>, ligt een verstilde plek. Begraafplaats<br />

Binnengasthuis is ook al door de monumentale kastanje<br />

bomen een oase van rust tussen alle 21ste-eeuwse drukte en<br />

vooruitgang. Deze begraafplaats is aangewezen als gemeentelijk<br />

monument. In 1377 werd hier het Buitengasthuis gesticht.<br />

Het huis ook wel Ten Hilligen Cruce genoemd lag ver buiten de<br />

stad. Dit was niet zonder reden. Het Binnengasthuis gaf namelijk<br />

onderdak aan melaatsen (lepra). Naast dit gasthuis bouwde men<br />

twee jaar later nog een kapel. In en rond de kapel werden de<br />

doden begraven. De begraafplaats is daarmee de oudste nog bestaande<br />

in <strong>Zwolle</strong>. We gaan er dan gemakshalve vanuit dat vanaf<br />

het beging van de stichting er begraven werd. In 1703 stortte bij<br />

een hevige storm de kapel in. De fundamenten van de kapel waren<br />

al aan het eind van de 19de herkenbaar door een ook nu nog<br />

bestaande rij met ijzeren stangen verbonden palen. Tot ver in de<br />

20ste eeuw is hier begraven. Vooral bewoners van het Buitenhuis<br />

en inwoners van de Kamperpoort en de omliggend, merendeels<br />

arme buurschappen Voorst en Frankhuis werden hier ter aarde<br />

besteld. De spaarzame en eenvoudige zerken en steles geven<br />

slechts een deel van de talloze begravingen aan die eeuwenlang<br />

op deze plek hebben plaatsgevonden. Een klein deel van de begraafplaats<br />

werd in de 20ste eeuw opgeofferd ten behoeve van de<br />

verbreding van de Blaloweg.<br />

Begraafplaats Binnengasthuis<br />

Begraafplaats Kranenburg<br />

Na een aantal uitbreidingen raakte de Algemene Begraafplaats<br />

aan de Meppelerstraatweg aan het begin van de 20ste eeuw vol.<br />

In 1926 kocht de gemeente <strong>Zwolle</strong> de voormalige havezate Kranenburg<br />

aan de noordzijde van <strong>Zwolle</strong>. De havezate dateert uit<br />

de 15de eeuw. Het 17de eeuwse huis werd afgebroken in 1844.<br />

Het westelijk bouwhuis werd in de 20ste eeuw gesloopt. Aan het<br />

begin van de Kranenburgweg staan nog de vier gemetselde hekpeilers<br />

van de havezate. Hekpijlers en het nog bestaande bouwhuis<br />

staan als rijksmonument geregistreerd. In 1926 schreef<br />

de gemeente <strong>Zwolle</strong> een prijsvraag uit voor het ontwerpen van<br />

een nieuwe begraafplaats annex wandelpark op de Kranenburg.<br />

Behalve een begraafplaats en een plek om dierbaren te herdenken<br />

zou het ook een park worden voor de <strong>Zwolle</strong>naren. De jury<br />

koos voor een ontwerp van het bureau van H. Copijn en zoon.<br />

De Gids voor de Nederlandse Tuin –en Landschapsarchitectuur<br />

noemt medefirmant C.H. Schouten als ontwerper van het<br />

plan. Zij gingen bij het ontwerp uit van de bestaande structuur<br />

van de buitenplaats en voegden daar een aantal elementen aan<br />

toe. In het ontwerp zijn elementen uit verschillende stijlperioden<br />

gecombineerd. Zo gebruikte Copijn onder andere de Hollandse<br />

landschapsstijl die in de 19de eeuw populair was. Volgens het<br />

juryrapport maakte het winnende ontwerp prachtig gebruik van<br />

het bestaande terrein en vloeiden het begraafplaats- en parkgedeelte<br />

op fraaie wijze samen.


Begraafplaats Kranenburg<br />

Net als in de middeleeuwen werd er bij de graven onderscheid gemaakt in maatschappelijke<br />

klassen. Er waren zes klassen: een hoofdklasse en de klassen 1-5.<br />

Aan de afmetingen van het graf en de grootte van de gedenksteen kon je die klassen<br />

herkennen. Pas in 1978 werd het klassensysteem afgeschaft. Wel bleef het<br />

klassensysteem herkenbaar in het parkgedeelte. In 1931 ontwierp de waarnemend<br />

directeur Gemeentewerken, W.B.M. Beumer een ontvangstgebouw/aula,<br />

een opzichterswoning, een bergplaats/barenhuisje en een lijkenhuisje voor deze<br />

nieuwe begraafplaats. De begraafplaats is in fasen aangelegd. Van het oorspronkelijke<br />

ontwerp van Copijn is alleen de eerste fase verwezenlijkt. Dit oudste gedeelte<br />

van de begraafplaats met aula, vijver en het westelijk stuk van het parkgedeelte<br />

met graven werd in 1933 in gebruik genomen. In de jaren vijftig zijn de graven<br />

uitgebreid aan de oostzijde. Samen met het gedeelte uit de jaren dertig vormt<br />

dit deel het gravenpark. Kenmerkend zijn ovale graspaden, die liggen aan een<br />

centrale as. Dit gedeelte van de begraafplaats/wandelpark met opstallen krijgt na<br />

alle waarschijnlijkheid binnenkort de status van gemeentelijk monument. In 1992<br />

is de begraafplaats aan de zuidoost kant uitgebreid met het Hagenpark. In het<br />

Hagenpark is ook een islamitisch gedeelte opgenomen. De Parnassusberg werd<br />

in 2003 in gebruik genomen. Het is een cirkelvormige terrein dat iets boven het<br />

maaiveld uitsteekt. De graven zijn rondom deze natuurlijke verhoging aangelegd.<br />

In 2003 is ook een Masterplan voor de begraafplaats gemaakt, dat voorziet in een<br />

ontwikkeling op de lange termijn. Centraal element is een nieuw particulier uitvaartcentrum.<br />

De nieuwbouw is verbonden met het voormalige bouwhuis dat nu<br />

met rouwkamers een herbestemming heeft gevonden. Naast het nieuwe uitvaartcentrum<br />

is de begraafplaats vergroot met tuin en wandgraven. Ook de parkeerplaats<br />

werd vergroot. De oude as van de buitenplaats is nog steeds zichtbaar, van<br />

het grachtenstelsel resteert niets. Natuurlijk liggen op de grootste begraafplaats<br />

meer dan 6000 graven. De graven van enkele Zwolse stadsgenoten, Isaac Antonie<br />

van Roijen (1859-1938), Helmig van der Vegt (1864-1944), Geraradus Horreus de<br />

Haas (1879 – 1943), Hendrik van der Vegte (1868 – 1933 ) en Jean Charles Philip<br />

Eeltink Schattenkerk (1908 – 1997) hebben cultuurhistorische waarde.


Begraafplaats Voorst/Westenholte<br />

De begraafplaats Voorst is in 1933 aangelegd, in de vorm van<br />

een pauwenstaart. Dit gebeurde in opdracht van de toenmalige<br />

gemeente <strong>Zwolle</strong>rkerspel. Met de gemeentelijke herindeling in<br />

1967 ging de begraafplaats Voorst over naar <strong>Zwolle</strong>. Op Voorst<br />

worden voornamelijk bewoners van Westenholte begraven.<br />

Begraafplaats Windesheim<br />

In 1917 nam de toenmalige gemeente <strong>Zwolle</strong>rkerspel de begraafplaats<br />

over van de Nederlandse Hervormde kerk. Er worden<br />

voornamelijk overledenen uit het dorp Windesheim begraven.<br />

Op het oude gedeelte van de begraafplaats kan er alleen<br />

worden bijgezet als er nog plaats is in het graf. Er worden geen<br />

nieuwe graven uitgegeven. Ook is er een afzonderlijk gedeelte<br />

voor urnengraven.<br />

Joodse begraafplaats<br />

Al vanaf de Vroege Middeleeuwen leefden er Joden in Nederland.<br />

De Joodse gemeenschap groeide in <strong>Zwolle</strong> in het begin van de<br />

18de eeuw zo snel, dat zij in 1722 toestemming kregen op de<br />

Luurderschans te begraven. Toen deze begraafplaats vol raakte<br />

werd door de Joodse gemeente in 1881 een terrein in Berkum<br />

aangekocht. In 1885 werd de nieuwe begraafplaats aan de huidige<br />

Kuyerhuislaan in gebruik genomen en is deze als zodanig<br />

in gebruik. In 1981 werd de begraafplaats aan de Luurderschans<br />

gesloten en geruimd. De stoffelijke resten werden overgebracht<br />

naar de Kuyerhuislaan. De begraafplaats, een rijksmonument, is<br />

zoals gebruikelijk voor een Joodse begraafplaats eenvoudig ingericht.<br />

De Hebreeuwse tekst op het metaheir- of metaarhuisje<br />

(reinigingshuisje) heeft de volgende betekenis. ‘En het stof keert<br />

weder tot de aarde en de geest tot God die hem gegeven heeft’<br />

In tegenstelling tot het eenvoudige hek dat de begraafplaats omsluit,<br />

zijn de ingangen wel monumentaal. Deze bestaan uit gemetselde<br />

pijlers afgedekt met natuurstenen vazen.<br />

Joodse begraafplaats aan de Kuyerhuislaan Rooms katholieke begraafplaats<br />

Rooms-katholieke Begraafplaats<br />

Hoewel bij grondwet van 1798 kerk en staat al gescheiden waren<br />

en alle privileges van de staatskerk kwamen te vervallen,<br />

betekende dit nog niet dat katholieken in alle opzichten als gelijkwaardige<br />

burgers beschouwd werden. De meeste katholieken<br />

werden begraven op de begraafplaats Bergklooster. In 1841<br />

stelde F.W.J.A. baron van Lamsweerde een stuk akkerland beschikbaar<br />

waarop katholieke <strong>Zwolle</strong>naren hun eigen begraafplaats<br />

konden aanleggen. De baron zelf legde de eerste steen in<br />

een van de hoekpijlers van de omringende muur. Aan de ingang<br />

van de begraafplaats, een rijksmonument, staan twee bakstenen<br />

hekpijlers voorzien van natuurstenen sierbekroningen in Franse<br />

neorenaissancestijl. Het gietijzeren toegangshek is neogotisch.<br />

Tegen de muur staat een baarhuisje, dat dateert uit 1882. Het<br />

kerkhof wordt gekenmerkt door een strakke opzet van evenwijdige<br />

hoofd- en zijpaden. In de hoofdas achter het toegangshek<br />

staat centraal op het terrein een gietijzeren kruisbeeld. Verderop<br />

staat een fraai gerestaureerde Neo Gotische kapel uit 1883. Onderdelen<br />

van de begraafplaats zijn aangewezen als rijksmonument.<br />

Het graf van Apollo<br />

Het landgoed in het buurtschap Haerst, rond Huis Arnichem<br />

wordt voor het eerst genoemd in 1408. Het landgoed heeft verschillende<br />

families als eigenaar gehad. In 1797 kwam het in handen<br />

van de familie Tobias. Verschillende leden van die hadden<br />

het ambt van secretaris van <strong>Zwolle</strong> vervuld. Verscholen langs De<br />

Doornweg op het landgoed rond Huis Arnichem ligt een bijzonder<br />

graf. Wellicht het oudste Moslim graf in Nederland in ieder<br />

geval in noord oost Nederland. Het is het graf van Apollo. Op de<br />

eenvoudige dubbele zandstenen grafzerk staan twee moeilijk<br />

leesbare opschriften. Een in het Latijn en een in het Arabisch. In<br />

het Latijn: ‘Lepejou, die ook wel Apollo wordt genoemd, is geboren<br />

op het eiland Celebes en is gestorven juli 1828.’


Uit archief onderzoek blijkt dat Apollo een jonge negerslaaf is die<br />

overleed op 23 juli 1828. Hoogstwaarschijnlijk is Apollo geboren<br />

in de toenmalige kolonie Demerary, in het voormalige Brits Guyana,<br />

dat van 1620 tot 1796 Nederlands bezit was. Ook is er sprake<br />

van dat Apollo geboren is op Celebes. De jongen werd naar Nederland<br />

gebracht door Joan Hendrik Tobias, eigenaar van Huize<br />

Arnichem. Tijdens een oorlog zou Apollo Tobias van een wisse<br />

dood hebben gered. Uit dank voor zijn moedige daad nam Tobias<br />

de jonge neger mee naar Haerst. Apollo stierf jong. Onduidelijk<br />

is of hij 23 of 16 jaar is geworden. Het graf van Apollo is een goed<br />

voorbeeld van het monumentenbegrip ‘gracieus verouderen’.<br />

Daarmee wordt bedoeld dat een object er niet altijd spic en span<br />

bij hoeft te staan. Maar door natuurlijke veroudering zijn reis<br />

door de tijd maakt. Vooral door zijn geschiedkundige waarde is<br />

het graf van Apollo aangewezen als gemeentelijk monument. Het graf van Apollo


Van 1784 tot 1824, heeft de Zwolse dichter, regent en literator Rhijnvis Feith zijn buitenplaats<br />

‘Boschwijk’ met een kleinschalig Engels landschapspark vorm gegeven.<br />

De oudste kaart waarop de aanleg van Boschwijk staat afgebeeld is die van Hottinger uit ca.<br />

1781. In die tijd was er sprake van een geometrische tuinaanleg. Toen Feith het huis erfde liet<br />

hij het huis vergroten om ruimte te kunnen bieden aan zijn grote kinderschare.<br />

In het begin van zijn leven heeft hij veel gedaan aan de park en tuinaanleg, waarschijnlijk samen<br />

met zijn tuinman en de Zwolse landschapsarchitect Blum.<br />

Blum heeft in die tijd met name in <strong>Overijssel</strong>, maar ook in Groningen verschillende parken in<br />

landschapsstijl aangelegd zoals bij de Fraelemaborg, de Gunne en Almelo.<br />

Hoewel er geen ontwerptekeningen of terreinbeschrijvingen bewaard zijn gebleven heeft Feith<br />

in zijn ode aan Boschwijk (ca 1799) uitvoerig beschreven wat hij tegenkwam.<br />

De Ode bestaat uit 34 verzen van 6 regels. De opbouw is als volgt; in de eerste 6 verzen beschrijft<br />

hij Boschwijk als ‘troost en wellust’ van zijn leven. Na vers 15 volgt een meer concrete<br />

beschrijving van de verschillende elementen in het park. ‘stille, kalme, dierbare dreven’ – een<br />

zachtbewogen vliet, een dwalend beekje etc.<br />

Wat de beplanting betreft, lezen we over de dennen, heesters en lindenloof, Engelse bloemdragende<br />

gewassen.


Het Kadastrale Minuutplan uit ca 1832 geeft niet alleen de oppervlakte<br />

van de percelen aan, maar ook de infrastructuur, waardevolle<br />

informatie voor de herinrichting van het park<br />

Tijdens het leven van Feith was het landgoed ca. 300 ha. groot,<br />

waarmee Boschwijk tot de middelgrote <strong>Overijssel</strong>se landgoederen<br />

behoorde. Nu is het ca 4 ha. groot. Na diverse particuliere<br />

bewoningen werd Boschwijk in 1949 verkocht aan de Gemeente<br />

<strong>Zwolle</strong>rkerspel. Na opheffing van deze Gemeente in 1966 bleef<br />

de familie Crommelin het huis bewonen.<br />

In 1997 heeft de Gemeente <strong>Zwolle</strong> de buitenplaats verkocht aan<br />

de huidige eigenaren. Na de renovatie van het huis is begonnen<br />

met de renovatie van het park.<br />

Tientallen bomen – spontaan opgeschoten, of geplant vanwege<br />

houtopbrengst – werden gekapt. Uitgangspunt was om het park<br />

weer te herstellen zoals Rhijvis Feith bedoeld had. Een grote ingreep<br />

was het kappen van een oude beukenlaan – na een second<br />

opinion van Copijn boomspecialisten. Nieuwe beuken werden<br />

aangeplant met de historische plantafstand van een halve Sallandse<br />

roede (2 meter en 25 centimeter). Borders zijn aangeplant<br />

met oude soorten en zichtlijnen werden hersteld. Nu, na<br />

bijna 10 jaar noeste arbeid is het weer een park waar Feith trots<br />

op zou zijn.


galgroen<br />

bleekgroen, permanentgroen<br />

bladgroen<br />

olijfgroen<br />

mosgroen<br />

grachtengroen<br />

cactusgroen<br />

kopergroen<br />

limoengroen<br />

Bohemergroen chromaatgroen<br />

Schweinfurtergroen<br />

flessengroen<br />

zinkgroen<br />

cobaltgroen<br />

voorjaarsgroen<br />

Parijsgroen<br />

grasgroen<br />

geelgroen<br />

standgroen<br />

pastelgroen<br />

berggroen Bremergroen<br />

peterseliegroen<br />

aardgroen<br />

olijfgroen<br />

gifgroen<br />

Spaansgroen<br />

chroomoxydegroen<br />

blauwgroen<br />

pastelgroen<br />

erwtengroen<br />

lindengroen<br />

sapgroen<br />

jadegroen<br />

zeegroen<br />

lentegroen<br />

donkergroen<br />

JandeBouvriegroen<br />

Zaansgroen<br />

varengroen<br />

Egyptischgroen<br />

junglegroen Veronesegroen


Groene kleur<br />

In de Nederlandse taal heeft groen vaak een negatieve bijklank.<br />

Dat zou komen omdat groen een kleur is die niet bij de mens<br />

hoort. Groen wordt vaak in verband gebracht met negatieve zaken<br />

omdat aan het menselijk lichaam geen spoortje groen te bespeuren<br />

valt. Ons lijf is roze van buiten en rood van binnen en<br />

als er nu één kleur is die tegengesteld is aan rood dan is het wel<br />

groen. Groen wordt dus geassocieerd met alles wat niet-menselijk<br />

is (denk maar aan draken, buitenaardse wezens,…).<br />

Een mens ziet er groenig uit als er iets mis is of als hij nijdig is. Je<br />

wordt groen als je zeeziek bent, je bent groen van ellende. Pus,<br />

gal en snot - sorry dat het dat het zo plastisch wordt - zijn ook<br />

groen. Groen staat dus voor ziekte en bederf.<br />

Haaks daarop staat de betekenis van groen als kleur van natuur,<br />

oorsprong, voorjaar, vruchtbaarheid, rustgevendheid en<br />

betrouwbaarheid.<br />

Verklaarbaar, want de geschiedenis van de mens begon in de natuur.<br />

Onze ogen zijn dus helemaal ingesteld op groen. Daarom<br />

is deze kleur voor ons zo normaal, zo vertrouwd, zo veilig en zo<br />

rustig. Wanneer groen staat voor veiligheid, kun je bij groen licht<br />

doorrijden of oversteken, een groene lichtbak met pijl of rennend<br />

mannetje geeft wereldwijd aan waar we de nooduitgang kunnen<br />

vinden.<br />

Groene verf<br />

De algemene opvatting is om de ramen en deuren van het exterieur<br />

van een monument in het donkere grachtengroen te<br />

schilderen. Uit recente onderzoeken blijkt dat het groen in het<br />

stadsbeeld ook vele gezichten gekend heeft. Hoe is men er toe<br />

gekomen om juist groen toe te passen? Waarschijnlijk komt dit<br />

door de beschermende eigenschappen van sommige groene pigmenten.<br />

Simis<br />

Om de toepassing van groene verf te begrijpen moeten we even<br />

terug in de tijd. Een prachtige bron hiervoor is boek Grondig<br />

Onderwys in de Schilder- en Verw-kunst van Lambertus Simis<br />

uit 1829. Hierin wordt duidelijk beschreven welke soorten verf<br />

geschikt waren voor bepaalde doeleinden en hoe ze gemaakt<br />

moesten worden.<br />

Groene verfstoffen waren in keuze beperkt. Groen was een moeilijke<br />

kleur om te maken. Het Berggroen, uit Duitsland, is een<br />

oude verfstof en is in de tijd van Simis in onbruik geraakt. Voor de<br />

komst van Spaans groen werd het veel gebruikt voor het verven<br />

van deuren en vensters. Er bestaan verschillende soorten tinten,<br />

van licht naar donker. Spaans groen verdrong dus het Berggroen,<br />

waarschijnlijk omdat Spaans groen veel duurzamer is.<br />

Ondanks dat het een moeilijke verfstof is om te maken werd het<br />

veelvuldig toegepast op de houten onderdelen van de gevels. Dit<br />

omdat het koperacetaat dat in Spaans groen zit een schimmelwerende<br />

werking heeft. Het Spaans groen werd als volgt bereid:<br />

koperen platen werden blootgesteld aan zure dampen of werden<br />

in broeiende paardenmest gehangen. Na verloop van tijd werd<br />

het groene koperoxide van de platen afgeschraapt. Na het fijn<br />

wrijven van het oxide in olie werd het als verf toegepast. Dat het<br />

een uitermate giftig pigment was, vertelt de volgende anekdote:<br />

‘men had als proef het koperoxide aan een grote hond gevoerd<br />

en deze viel ter plekke neer en verteerde binnen enkele minuten<br />

tot schuim...‘<br />

Het Fries groen was een belangrijke kleur in de zestiende en zeventiende<br />

eeuw. Het lijkt qua kleur veel op Spaans groen. Blootgesteld<br />

aan het zonlicht en buitenlucht verkleurde het echter<br />

snel. Mineraal groen had dezelfde kleur als Spaans groen, maar<br />

was minder duurzaam. Het werd daarom voornamelijk gebruikt<br />

als een onderlaag voor Spaans groen. Terre verde of groene<br />

aarde gaf een olijfachtige kleur en werd in de tijd van Simis nog<br />

maar weinig gebruikt. Of het in het verleden geschikt was voor<br />

verven in de buitenlucht wordt niet duidelijk, Simis heeft enkel<br />

de opmerking dat het gebruikt wordt om metaal te verven.<br />

Waarschijnlijk bedoelde hij daarmee de hekken, balustrades en<br />

leuningen van stoepen en dus goed toepasbaar op het exterieur.<br />

Over sapgroen is Simis duidelijker. Sapgroen kan niet met olie<br />

worden gemengd omdat het dan een vuile groene kleur oplevert.<br />

Voor waterverf was het echter wel zeer geschikt.<br />

Het was dus tobben met de toepassing van de groene pigmenten.<br />

De minerale pigmenten moesten grof gewreven worden en<br />

waren dus moeilijk verwerkbaar en bij te fijn wrijven ontstond er<br />

een fletse kleur.<br />

‘Uitblauwen’<br />

Met de ontdekking van het Pruisisch blauw<br />

en het Napelsgeel werd het in de tweede<br />

helft van de achttiende eeuw mogelijk een<br />

(blauw)groene kleur te maken door menging<br />

van deze pigmenten. Ook Pruisisch<br />

blauw en okergeel werden wel gemengd.<br />

Samen met loodwit kon er een mooie<br />

groene kleur gemaakt worden van donker-<br />

tot lichtgroen.<br />

Goede groene pigmenten werden pas in<br />

de negentiende eeuw geïntroduceerd,<br />

zoals het giftige Schweinfurtergroen,<br />

chroomoxidegroen, en chromaatgroen.<br />

Standgroen<br />

Het chromaatgroen ofwel standgroen<br />

is samengesteld uit chromaatgeel en<br />

Pruisisch blauw. Als bindmiddel werd<br />

standolie gebruikt, vandaar de naam<br />

standgroen. Sinds 1850 is het fabrieksmatig<br />

geproduceerd. Aangezien<br />

Blootgelegde groene afwerking op een deur.<br />

Pruisisch blauw, gemengd met Napelsgeel<br />

en loodwit


BEHOEDEN<br />

OM TE<br />

BEHOUDEN<br />

CONSERDUC<br />

/<br />

RENOFORS<br />

HOUTCONSERVERING HOUTRESTAURATIE<br />

Aantasting van uw gebouw of constructie?<br />

Wij hebben alle expertise in huis om uw panden<br />

en constructies optimaal te beschermen<br />

Sinds 1950 is Conserduc-Renofors het aanspreekpunt voor houtconservering en –restauratie.<br />

BEHOEDEN<br />

Gespecialiseerd in het inspecteren en behandelen van de meest uiteenlopende OM TE panden.<br />

BEHOUDEN<br />

Of het nu gaat om kerken, kastelen, paleizen, landgoederen, molens, grachtenpanden of<br />

industrieel erfgoed, Conserduc-Renofors biedt de oplossing in drie stappen! Inspectie,<br />

conservering en restauratie.<br />

Wilt u graag meer informatie of een adviesgesprek? Bel dan naar 0184 - 82 02 30.<br />

Tim Versteegh<br />

Architect.<br />

Da Costastraat 9<br />

8023 AZ <strong>Zwolle</strong><br />

06 41046068<br />

mail@timversteegh.nl<br />

www.timversteegh.nl<br />

beeld: maquette van de ingreep in een rijksmonument<br />

A R C H I T E C T<br />

- T I M V E R S T E E G H -<br />

Conserduc-Renofors b.v.<br />

Industrieweg 39a<br />

3361 HJ Sliedrecht<br />

T 0184 - 82 02 30<br />

E info@conserducrenofors.nl<br />

I www.conserducrenofors.nl<br />

Voor particulieren én bedrijven de<br />

natuurlijke keuze...<br />

Als sinds 1866 leveren wij natuursteen. Natuursteen ademt,<br />

is krachtig en eindeloos toepasbaar voor zowel binnen als<br />

buiten. Van warme vloeren tot strakke keukens, van mooie<br />

vensterbanken tot uitgebreide terrassen. Laat u inspireren én<br />

adviseren in onze showroom. Graag tot ziens!<br />

Galvaniweg 4 • <strong>Zwolle</strong> • Tel.: 038 466 03 30 - www.zwolsesteenhouwerij.nl


Typerende groene uitmonstering op een Jugenstilgevel<br />

het geel sneller terugliep dan de kleurkracht van<br />

het blauw, kwam er na verloop van tijd een blauwe<br />

waas over het groen; de kleur ‘blauwde uit’.<br />

Standgroen is de andere benaming van grachtengroen.<br />

Met de historische kennis wordt het<br />

dus begrijpelijk dat het niet altijd juist is deze<br />

kleur klakkeloos op àlle monumenten toe te<br />

passen. In Amsterdam is dit grachtengroen al<br />

voor de tweede wereldoorlog vastgesteld als<br />

standaardkleur. Dit om een rustig gevelbeeld<br />

te krijgen en een bonte verzameling kleuren te<br />

voorkomen.<br />

Groene luiken<br />

Een misverstand is het dat luiken aan de gevel<br />

vroeger( 17de-18de eeuw) altijd groen geschilderd<br />

werden. Uit beschrijvingen en schilderijen<br />

van het stadsbeeld is duidelijk geworden dat de<br />

luiken in geopende toestand rood waren en in<br />

gesloten toestand groen. De rode kleur die vaak<br />

aan de binnenzijde werd toegepast, was zichtbaar<br />

op straat indien de luiken opengezet werden.<br />

Naarmate het gebruik van glas in de ramen<br />

toenam, werd de isolerende functie van de<br />

luiken minder en stonden ze over het algemeen<br />

open. Dit had een ingrijpende verandering van<br />

het stadsbeeld tot gevolg. In plaats van veel<br />

groen in de gevel, zag men nu veel rood De beschermende<br />

functie van de luiken en het bieden<br />

van privacy verdween niet. Wanneer de avond<br />

viel werden de luiken vaak weer gesloten.<br />

En met deze verandering van functie werden ze<br />

later waarschijnlijk rondom groen geschilderd.<br />

Eigenlijk kunnen we wel vaststellen dat de toepassing<br />

van groen op het exterieur uit praktisch<br />

oogpunt geboren is, vanwege de conserverende<br />

werking van het pigment. En met het ontdekken<br />

en ontwikkelen van nieuwe, groene pigmenten,<br />

elk met hun eigen nuance, ontstond langzamerhand<br />

het ons bekende beeld van donkergroen.<br />

En dat wordt nu gemakshalve maar overal toegepast.<br />

Of wilde men zich spiegelen aan de chique<br />

grachtengordel?<br />

Maar kleur is wat het is. Ik merk in mijn praktijk<br />

als kleuronderzoeker en kleuradviseur dat<br />

iedereen de kleuren weer anders beleeft. Dus<br />

hersens en ogen verschillen. Een getraind oog<br />

ziet veel meer nuances. Maar gelukkig ziet het<br />

mij nog niet geel en groen voor de ogen!!


De club PEC <strong>Zwolle</strong> is officieel ontstaan op 12 juni 1910 uit een fusie van twee<br />

Zwolse voetbalclubs Prins Hendrik (P.H.) en Ende Desespereert Nimmer (E.D.N.).<br />

Beide clubs voetbalden op een eigen locatie.<br />

De op 1 april 1906 opgerichte club P.H. speelde op een weiland bij Theetuin<br />

Thijssen. De club huurde hier voor 25 gulden een veld dat bekend stond als “het<br />

Bleekien”


E.D.N. kwam voort uit de in 1905 opgerichte A.V.C. (=Assendorpervoetbalclub)<br />

en speelde op het zogenaamde Assendorperland, het<br />

latere Assendorperplein. Woningbouwplannen uit die tijd dwongen<br />

de club om te verhuizen naar een stuk land met de naam “het Veen”<br />

aan de Groeneweg in de wijk Assendorp. De naam van de club veranderde<br />

in “Voorwaarts”en de club verhuisde kort daarna naar een<br />

locatie met de naam “de Rooseboom”. Deze locatie lag over het<br />

spoor in de richting van Schelle. Gepaard met de verhuizing volgde<br />

opnieuw een naamswijziging. De club luisterde vanaf dat moment<br />

naar de naam “de Volharding”. De drassigheid van het veld bij de<br />

Rooseboom maakte opnieuw een verhuizing noodzakelijk. Aan de<br />

Schellerallee, achter uitspanning De Bierton werd een nieuw veld<br />

gevonden. Toeschouwers bleven helaas uit en het bestuur ging op<br />

zoek naar een meer passende naam. Deze werd gevonden in “Sallandia”.<br />

Ook deze naam was, net als de locatie, geen lang leven<br />

beschoren. De club verhuisde opnieuw. Nu naar een locatie aan<br />

de Wipstrikkerallee bij herberg de Hanekamp. Op voorstel van bestuurslid<br />

Jan Steinbach werd besloten de naam te veranderen in<br />

“Ende Desespereert Nimmer”, afgekort E.D.N. Omdat de club echter<br />

een sterke binding had met Assendorp en veel leden uit deze<br />

wijk afkomstig waren, werden de voetballers van E.D.N. gezien<br />

als indringers. Het was zelfs zo erg dat op een gegeven ogenblik<br />

onbekenden de beide doelpalen van E.D.N. hadden doorgezaagd.<br />

Ondanks alles werd door E.D.N. toch de promotie naar de 2e klasse<br />

van de N.V.B. gehaald. Zoals gezegd werd in 1910 door P.H. en<br />

E.D.N. besloten om te fuseren. Een belangrijk discussiepunt bleef<br />

wel in welke kleuren men voortaan ging spelen. P.H. speelde in<br />

geel-zwart en E.D.N in groen-wit. De betere prestaties van E.D.N.<br />

gaven de doorslag en leidde ertoe dat de nieuwe club P.E.C. (=Prins<br />

Hendrik Ende Desespereert Nimmer Combinatie) vanaf dat moment<br />

ging spelen in groen-wit. Als speelveld werd “het Bleekien”<br />

bij Theetuin Thijssen gekozen. Eigenaar Thijssen hoopte op een<br />

hogere omzet. Om de gratis kijkers op het “Jeudendiekien” het uitzicht<br />

te ontnemen werd door Thijssen langs het dijkje een groot<br />

doek van jute gespannen van maar liefst 100 m lang. Dat het veld<br />

soms nat en drassig was valt af te leiden uit twee fraaie tekeningen<br />

uit het archief van P.E.C. Uit deze tekeningen blijkt verder dat de<br />

ontmesting en ontwatering met veel liefde werden overgedragen<br />

van leden van Prins Hendrik naar de nieuwe club PEC.<br />

Op 1 juni 1923 vertrok P.E.C. naar sportpark De Vrolijkheid. Hier<br />

speelde de club tot 1935. In dat laatste jaar werd aan de Ceintuurbaan<br />

het Gemeentelijk Sportpark geopend. In 1932 ontwierp<br />

de bekende architect Wiebenga een zweminrichting met voetbalterrein<br />

aan “den grooten weg”(=Ceintuurbaan). In het plan heeft<br />

hij het zwembad en voetbalterrein in één as tegen over elkaar<br />

ontworpen. Volgens Wiebenga was dit voor de exploitatie en de<br />

architectuur aanbevelenswaardig. Het college van B&W vond het<br />

ontwerp van het sportcomplex van een te grote opzet waardoor<br />

het plan uiteindelijk in een vereenvoudigde versie is uitgevoerd.<br />

Het Gemeentelijk Sportpark werd een complex met een hoofdtribune<br />

en wat provisorisch aangebrachte verhogingkjes. Rond<br />

het voetbalveld lag een paardenrenbaan die vooral in de zomermaanden<br />

voor wedstrijden werd gebruikt.<br />

Twee tekeningen uit het fusiejaar 1910 met daarop leuzen die wijzen op de ontwatering van het speelveld bij Theetuin Thijssen.


Het bestuur van de Gemeentelijke Stichting voor Lichamelijke<br />

Oefening (STILO) verhuurde aan de Zwolse Voetbal en Athletiekvereeniging<br />

“PEC” het wedstrijdterrein no. 1 met bijbehorende<br />

opstallen voor een periode van 1 mei 1935 tot 30 april 1941 voor<br />

een bedrag van 1400 gulden per jaar. Op 18 augustus 1935 werd<br />

de officiële opening gehouden en verrichtte burgemeester baron<br />

de Vos van Steenwijk de aftrap bij de wedstrijd PEC tegen de<br />

toenmalige kampioen PSV.<br />

In de periode 1945 tot 1955 werd ook het wedstrijdterrein en oefenterrein<br />

no. 3 met opstallen aan PEC verhuurt. Ditmaal voor<br />

een bedrag van 2500 gulden per jaar. In 1946 werden op het Gemeentelijk<br />

Sportpark “een tweetal kleed- en waschgelegenheden<br />

en een bergplaats”gebouwd. Voor het optrekken van deze<br />

gebouwen werd gebruik gemaakt van materialen die afkomstig<br />

waren van een loods bij de Weteringbrug. Het ging om een loods<br />

die door de gemeente <strong>Zwolle</strong> van defensie was aangekocht.<br />

Direct na de oorlog lezen we dat een andere roemruchte club<br />

de Zwolsche Boys in de periode 1947 tot 1959 een stuk weiland<br />

huurde van paardenhandelaar Marinus Dijk. Ook de Zwolsche<br />

Boys hebben op veel verschillende velden gespeeld. Direct na de<br />

oprichting in 1918 hebben ze gevoetbald op de Turfmarkt. Na veel<br />

omzwervingen, waaronder de Hanekamp en Urbana, kwamen de<br />

Zwolsche Boys uiteindelijk na de oorlog bij de Vrolijkheid terecht.<br />

Rond 1957 verruilen PEC en Zwolsche Boys opnieuw hun terreinen.<br />

PEC keert terug naar de Vrolijkheid en koopt in 1960 het<br />

speelveld van paardenhandelaar Marinus Dijk voor een bedrag<br />

van f 416.338 gulden. In 1961 wordt op het speelveld gestart met<br />

de bouw van een nieuwe tribune. Op het sportpark de Vrolijkheid<br />

Oude hoofdtribune uit 1935 (foto Jan Drost)<br />

had in het verleden al een houten tribune gestaan. Deze tribune<br />

was een ontwerp van Wim Kaaks. In het HCO is een bestek bewaard<br />

gebleven waarin “voornemens is aan te besteden het afbreken<br />

hunner houten tribune staande op haar terrein nabij de<br />

Vroolijkheid aan de Meppelerweg, gemeente <strong>Zwolle</strong>rkerspel en<br />

het weder opbouw dezer tribune op een aan te wijzen plaats op<br />

de Gemeentelijke Sportterreinen van <strong>Zwolle</strong>”.<br />

De nieuwe tribune kwam op de plek van een bestaande was- en<br />

kleedgelegenheid te liggen. De staalconstructie van de tribune<br />

op sportpark de Vrolijkheid werd vervaardigd door de N.V. constructiewerkplaats<br />

en machinefabriek Brood aan de Ceintuurbaan.<br />

Deze fabriek staat in de periode 1958-1967 ingeschreven<br />

in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel <strong>Zwolle</strong>.<br />

Directeur van deze firma was niemand minder dan de vader van<br />

Herman Brood.<br />

In 1970 verhuist PEC weer naar het Gemeentelijk Sportpark aan<br />

de Ceintuurbaan. Dit Gemeentelijk Sportpark was vanaf dat moment<br />

beter toegankelijk door de aanleg van een voetgangersbrug<br />

over de Ceintuurbaan in 1964, Veel supporters van PEC <strong>Zwolle</strong><br />

herinneren zich deze brug. Bij belangrijke wedstrijden stond de<br />

brug vol met toeschouwers. Enkelen van hen namen zelfs lege<br />

bierkratten mee om op te kunnen staan.<br />

Op 20 september 1970 worden rond het stadion hekken geplaatst.<br />

Drie jaar later worden nieuwe staanplaatsen gemaakt<br />

bij de Berkumtribune. In 1974 werd een nieuw clubhuis en een<br />

kantine gebouwd.<br />

De bouw van de tribune uit 1961<br />

De door Schrale Beton en Aannemingsmij n.v. aangelegde voetgangersbrug. Op<br />

de voorgrond zijn de lege bierkratten te zien waarop werd gestaan.<br />

(foto Jan Drost)<br />

Foto clubhuis PEC <strong>Zwolle</strong> (foto Jan Drost)


Het totaal aantal plaatsen in het stadion bedroeg toen 12.000.<br />

Geleidelijk aan werd het stadion met tribunes uitgebreid. In 1978<br />

werden beide hoeken van de Berkumtribune volgebouwd.<br />

Op 15 mei 1978 tijdens de wedstrijd PEC-FC Vlaardingen (Kampioenswedstrijd)<br />

werd het toeschouwersaantal van 15.000 gehaald.<br />

In 1983 zijn achter beide doelen tribunes gebouwd. PEC bezit op<br />

dat moment nog steeds de fraaie hoofdtribune aan de zijde van<br />

de Ceintuurbaan. Op 20 december 1985 werd de hoofdtribune<br />

volledig in de as gelegd.<br />

De tribune werd daarom in 1987 vervangen door de Johan Cruijff<br />

tribune. Deze tribune had 2400 zitplaatsen en was genoemd naar<br />

Cruijff omdat hij zijn laatste officiële wedstrijd tegen PEC <strong>Zwolle</strong><br />

speelde.<br />

In 1997 wordt het Oosterenkstadion verbouwd tot een accommodatie<br />

met 6800 zitplaatsen. Tien jaar later op 20 april 2007 tijdens<br />

de wedstrijd FC <strong>Zwolle</strong>-De Graafschap werd op feestelijke wijze<br />

afscheid genomen van het oude stadion. In datzelfde jaar werd<br />

ook de eerste paal geslagen door de burgemeester van <strong>Zwolle</strong>,<br />

Henk-Jan Meijer, directeur Jan Regterschot van projectontwikkelaar<br />

IPMMC en voorzitter van FC <strong>Zwolle</strong>, Ronald van Vliet van het<br />

nieuwe stadion. Dit nieuwe stadion is gebouwd door Stadionbouw<br />

<strong>Zwolle</strong> V.O.F., een bouwcombinatie van Multiplan uit ’s Hertogenbosch<br />

en Moes Bouwbedrijf Oost B.V. uit <strong>Zwolle</strong>. Na stagnatie en<br />

onenigheid over onder andere de bouw van een hotel kon op 28<br />

augustus 2009 het nieuwe stadion officieel worden geopend. Dit<br />

nieuwe stadion heeft een capaciteit van 10.500 plaatsen.<br />

In 2012 werd FC <strong>Zwolle</strong> kampioen van de Jupiler league en<br />

maakte de club de sprong naar de eredivisie. Tijdens het kampioensfeest<br />

werd door directeur Adriaan Visser de kreet “PEC is<br />

back” geuit. De club gaat vanaf dat moment weer als PEC <strong>Zwolle</strong><br />

door het leven.<br />

De promotie tot de eredivisie heeft er verder toe geleid dat de<br />

capaciteit van het stadion wordt vergroot. In de eerste fase voor<br />

de zomerstop voorafgaand aan het seizoen 2012-2013 wordt de<br />

Marten Eibrink tribune aan de noordzijde van het stadion met<br />

1000 plaatsen uitgebreid. Deze uitbreiding is mogelijk door een<br />

groot aantal zitplaatsen te vervangen door staanplaatsen. De<br />

Fred Patrick tribune aan de oostzijde wordt uitgebreid met een<br />

tribune met 1000 zitplaatsen. Deze tribune is vergelijkbaar met<br />

de constructie zoals ook bij de kampioenswedstrijd in 2012 was<br />

neergezet. De totale capaciteit van het stadion wordt hierdoor<br />

vergroot tot 12.500 zitplaatsen.<br />

Bij handhaving in de eredivisie zal de capaciteit nog verder worden<br />

uitgebreid tot maar liefst 14.500 plaatsen.<br />

Recentelijk is afscheid genomen van de oude naam FC <strong>Zwolle</strong><br />

op 12 juli 2012 en is officieel gekozen voor de naam IJsseldelta<br />

Stadion.<br />

Uitbreiding van de hoeken van de Berkumtribune (foto Jan Drost) De afgebrande hoofdtribune 20 december 1985 (foto Jan Drost)


Opening van de Johan Cruijff tribune (foto Jan Drost)<br />

De Johan Cruijff tribune (foto Jan Drost)<br />

Huidige IJsseldelta Stadion (foto Gemeente <strong>Zwolle</strong>)


Historische bouwwerken zijn meestal grotendeels opgetrokken uit steen. Stenen bouwwerken vormen<br />

in Nederland de enige groeiplaats voor een groep van planten die men elders gewoonlijk op rotswanden<br />

aantreft, maar die in ons land toepasselijk muurplanten worden genoemd. Deze planten zijn<br />

geheel aangepast aan de extreme en sterk wisselende groeiomstandigheden op muren. Toch geldt dat<br />

ook zij specifieke eisen aan hun groeiplaats stellen.<br />

In Nederland zijn vanouds stenen gebouwen aanwezig, voornamelijk opgetrokken uit baksteen maar<br />

ook wel uit diverse soorten natuursteen. Oud metselwerk behoeft van tijd tot tijd een onderhoudsbeurt<br />

om het gebouw voor verval te behoeden. Dit geldt voor de buitenmuren van gebouwen, maar ook voor<br />

bruggenhoofden, grachtmuren, putten, tuin- en keermuren, sokkels en grafmonumenten.<br />

Bij dit onderhoud wordt rekening gehouden met het feit dat oud metselwerk en natuursteen een groeiplaats<br />

vormen voor waardevolle begroeiingen. Bij het herstel van de muur rond de Katholieke begraaf-


plaats in <strong>Zwolle</strong> werd een waardevolle begroeiing van korstmossen<br />

en varens gespaard, door losgeraakte stenen en planten bij het<br />

metselen en voegen weer in dezelfde positie terug te plaatsen.<br />

Vooral oude muren zijn rijk aan muurplanten. De specie is namelijk<br />

zachter en kalkrijker dan de moderne specie, waardoor<br />

bijzondere groeiomstandigheden ontstaan. Ook het gebruik van<br />

kalksteen is bevorderlijk voor de rijkdom aan soorten.<br />

De vochtigheid van de muur is ook bepalend voor de muurplanten<br />

die er kunnen groeien. De vochtigheid wordt voornamelijk<br />

beïnvloed door de bezonning (noord- of zuidkant), door de hoogte<br />

boven het water, door het al of niet keren van erachter liggende<br />

grond en door de dikte van de muur die bepaalt hoeveel vocht in<br />

droge periodes kan worden vastgehouden.<br />

Tenslotte is de ouderdom van een muur bepalend voor de plantengroei.<br />

Oude muren raken in de loop der jaren oppervlakkig<br />

verweerd. Onder invloed van het pionierswerk van schimmels,<br />

bacteriën, algen en mossen vormt zich een dunne leeflaag tussen<br />

de stenen, die steeds nieuwe groeiplaatsen schept.<br />

De Muurvaren is weinig kieskeurig en is in <strong>Zwolle</strong> een van de<br />

meest algemene muurplanten. Al op muren van 30 jaar oud is hij<br />

te vinden, bijvoorbeeld op muurtjes rond de Librije en het Conservatorium<br />

uit de jaren 70, op het bruggenhoofd van de Diezerpoortenbrug<br />

en op de tuinmuur van de Parkschool uit de jaren<br />

30. Samen met Liggend vetmuur, eveneens een weinig kieskeurige<br />

soort is de Muurvaren zelfs aangetroffen op de koepelrand<br />

van de Peperbus op een hoogte van 70 meter!<br />

Een andere en meer opvallende muurplant die vrij snel op metselwerk<br />

verschijnt is de Muurleeuwenbek. Het is een sierlijk<br />

paarsbloeiend plantje, dat vaak in lange slierten naar beneden<br />

hangt. Het groeit op enkele kerken in de binnenstad van <strong>Zwolle</strong><br />

bij voorkeur op het schuine metselwerk onder de ramen (de zogenaamde<br />

afzaat) maar komt bijvoorbeeld ook voor op de hardstenen<br />

voordeurstoepen in de Koestraat .<br />

Klein glaskruid en Gele helmbloem zoeken de schaduw op van een<br />

muurvoet, vlak bij het trottoir. Klein glaskruid is als bloemplant<br />

onopvallend gekleurd. In <strong>Zwolle</strong> is het gevonden in de Steenstraat.<br />

Gele helmbloem staat in de Bitterstraat en bloeit wel opvallend.<br />

Muurleeuwenbek<br />

Muurvaren Gele Helmbloem


De Muurbloem is niet zo bescheiden als de naam doet vermoeden<br />

en etaleert haar opvallende en geurende bloemen het liefst<br />

bovenop de verbrokkelde toppen van stadsmuren. In <strong>Zwolle</strong> komt<br />

deze plant helaas nog niet voor, hoewel de stadsmuur bij de Wijndragerstoren<br />

er geknipt voor lijkt. In Kampen is deze fraaie plant<br />

echter de botanische parel van de binnenstad.<br />

De Tongvaren en de Steenbreekvaren zijn beide sierlijke en opvallende<br />

maar vrij zeldzame varens van vochtige en beschaduwde<br />

muren. In Nederland zijn dit varens van waterputten, sluiskolken<br />

en met vocht doorgeslagen kademuren. Steden als Amsterdam,<br />

Leiden en Utrecht zijn rijk aan vindplaatsen. In <strong>Zwolle</strong> zijn de<br />

grachtkanten minder stenig, maar de laatste tijd worden deze<br />

soorten ook regelmatig in <strong>Zwolle</strong> aangetroffen, onlangs zelfs op<br />

een nieuwe kademuur in Stadshagen. Een tongvaren die groeide<br />

aan het Rodetorenplein en wegens de reconstructie dreigde verloren<br />

te gaan, is uitgezaagd en verplaatst naar de Buitenkant.<br />

De plant heeft deze verplaatsing echter niet overleefd. De steenbreekvarens<br />

die zijn aangetroffen bij de sloop van de pijlers van<br />

de oude spoorbrug over de IJssel, zijn omzichtig verplaatst naar<br />

de stadsmuur in Hattem.<br />

Een bijzonderheid die <strong>Zwolle</strong> rijk is, is de Muurfijnstraal. Deze<br />

plant, die oorspronkelijk uit Mexico afkomstig is, komt in ons<br />

land maar op een paar plaatsen voor, en ook op de stadsmuur bij<br />

de Wijndragerstoren.<br />

Tot nu toe hebben we het gehad over de echte muurplanten, die in<br />

Nederland alleen maar op muren kunnen groeien. Ze worden op<br />

muren vaak begeleid door planten die normaal meestal op andere<br />

groeiplaatsen voorkomen, en dus facultatief (‘vrijwillig’) op muren<br />

groeien. Dit zijn allereerst planten van vochtige en schaduwrijke<br />

omstandigheden zoals natte bossen en moerassen. Langs de Buitenkant<br />

groeien bijvoorbeeld op diverse plaatsen Mannetjesvaren<br />

en Wolfspoot. Het facultatieve karakter van hun aanwezigheid op<br />

de kademuren is goed te zien, omdat deze soorten, in tegenstelling<br />

tot de echte muurplanten, ook op de natte delen van dukdalven en<br />

meerpalen in de omgeving groeien. Muursla is ook een bosplant<br />

die de laatste tijd steeds vaker in steden wordt aangetroffen. Deze<br />

plant met een pluim van kleine gele bloempjes groeit echter juist<br />

Wolfspoot Moeras spirea<br />

op de overgang tussen gebouw en trottoir. In <strong>Zwolle</strong> is het bijvoorbeeld<br />

te vinden in de Koestraat en bij de Bethlehemskerk.<br />

Een tweede groep die meestal elders maar ook wel op muren<br />

groeit, wordt gevormd door planten van droge, lichte en warme<br />

groeiplaatsen. Bovenop de top van de stadsmuur groeien bijvoorbeeld<br />

de geelbloeiende Muurpeper en de reeds genoemde Liggend<br />

vetmuur. Vormt zich bovenop een muur een dikkere leeflaag, bijvoorbeeld<br />

door ophoping van verterende bladeren van een nabije<br />

boom, dan bestaat de kans op het opschieten van diverse houtige<br />

gewassen zoals Taxus, Gewone esdoorn, Ruwe berk en diverse<br />

tuinstruiken zoals Budleja en Cotoneaster. Voor het behoud van<br />

de muur en daarmee ook van de echte muurplanten moeten deze<br />

diep wortelende struiken en bomen natuurlijk worden verwijderd.<br />

De laatste groep van facultatief op muren groeiende planten<br />

wordt gevormd door boslianen zoals Klimop en Wilde wingerd.<br />

Deze planten wortelen niet in de muur, maar in de bodem eromheen,<br />

en zijn alleen voor ondersteuning op weg naar het zonlicht<br />

op muren aangewezen. Ze beschikken over zogenaamde hechtwortels<br />

en zijn weinig kieskeurig. In principe groeien ze op elke<br />

opgaande constructie, van steen, beton, hout, metaal en zelfs<br />

glas, mits ze in de omgeving in voedselrijke grond kunnen wortelen.<br />

Vanwege de grote groeikracht zijn kwetsbare constructieonderdelen<br />

zoals houtwerk, pijpen en goten, leien en dergelijke<br />

slecht bestand tegen deze lianen, en wordt vaak geadviseerd om<br />

deze planten op historische bouwwerken te weren. Op geluidweringen<br />

en parkeergarages is vooral klimop echter een welkome<br />

muurbegroeiing, die nectar levert voor vlinders en bessen voor<br />

vogels, graffiti weert, vocht reguleert en fijnstof afvangt.<br />

Tegenwoordig wordt bij restauraties en onderhoud gelukkig zoveel<br />

mogelijk rekening gehouden met waardevolle muurbegroeiingen.<br />

In tegenstelling tot houtige gewassen zoals struiken en bomen<br />

dragen varens en kruiden niet actief bij aan de achteruitgang van<br />

de onderhoudstoestand van een muur, en is het handhaven ervan<br />

goed mogelijk in combinatie met het goed onderhoud van monumenten.<br />

Enkele soorten zijn wettelijk beschermd, en alle behoren<br />

niet alleen tot de natuurwaarden, maar ook tot de schilderachtige<br />

aspecten van onze historische bebouwde omgeving.


• Verkopen?<br />

• Aankopen?<br />

• Taxatierapport?<br />

• Verzekeringen?<br />

• Hypotheekgesprek?<br />

• Vrijblijvende waardebepaling?<br />

Wij zetten ons graag voor u in!<br />

Voerman Greve... welkom thuis!<br />

Luttekestraat 5<br />

8011 LN ZWOLLE<br />

Telefoon: 038-421 22 10<br />

Fax: 038-422 51 66<br />

E-mail. info@voermangreve.nl<br />

Website: www.voermangreve.nl<br />

Wij maken geschiedenis duurzaam.<br />

Nieuwbouw<br />

Onderhoud en renovatie<br />

Betonbouw- en reparatie<br />

Projectontwikkeling<br />

Salverda B.V.<br />

Industrieweg 13<br />

8084 GS ‘t Harde<br />

T 0525 - 65 16 66<br />

info@salverda.nl<br />

www.salverda.nl<br />

een serieuze en betrouwbare partner<br />

Yelloo is sinds 1995 gespecialiseerd in<br />

het monteren en demonteren van stalen<br />

en aluminium steigers, hangbruggen<br />

en bouwliften. Met deze verschillende<br />

oplossingen op hoogte kunnen de specialisten<br />

u altijd van het juiste advies<br />

en het juiste materiaal voorzien: van<br />

woonhuizen en kantoorgebouwen tot<br />

bruggen, kerk- en watertorens.<br />

Kijk voor meer informatie op yelloo.nl<br />

of bel!<br />

SPIJKENISSE ZWOLLE<br />

0181 61 00 61 038 460 30 40<br />

EMAIL INTERNET<br />

info@yelloo.nl yelloo.nl<br />

Restauratie van de Jozefkerk te Enschede<br />

De Sint-Jozefkerk aan de Oldenzaalsestraat in Enschede staat<br />

aan zowel de binnen als buitenkant in de steigers. Het renovatieproject<br />

bestaat uit vier fasen, waarvan fase drie en vier in april<br />

2012 zijn gestart. In deze fasen worden de noordbeuk, het koor,<br />

het schip en de toren gerestaureerd.<br />

ALUMINIUM- EN STALEN STEIGERSYSTEMEN HANGBRUGINSTALLATIES BOUWLIFTEN<br />

www.salverda.nl


Centraal informatiepunt: Informatiestand op de Grote Markt<br />

voor de ´Hoofdwacht´<br />

De volgende monumenten zijn open van 10.00-17.00 uur:


1De Grote- of St. Michaëlkerk,<br />

Grote Markt 18<br />

De huidige in gotische stijl opgetrokken driehallenkerk is gebouwd tussen 1370 en 1452. Met een<br />

toren van 113,5 meter hoog, was dit de hoogste toren in Nederland, hoger zelfs dan de Domtoren.<br />

Verschillende blikseminslagen werden de toren fataal in 1682. Toen stortte de toren in en werden<br />

twee traveeën vernield.<br />

In de kerk zijn nog enkele fragmenten bewaard gebleven van fresco’s uit de 15de eeuw van Meester<br />

Joan van der Mynnesten, een fragment van de voormalige Sacramentstoren van de beeldhouwer<br />

Willem Backerweerd en een timpaan van fijnkorrelig zandsteen in het Noorderportaal van<br />

bouwmeester Arnt van Calcar, voorstellend het oude Stadswapen. Maar er zijn natuurlijk meer<br />

kunstwerken te zien, waarover in de kerk informatie is.<br />

Bouw van klooster en kerk zijn gestart in 1900. Het gehele neogotisch kerken<br />

kloostercomplex is uitgevoerd naar een ontwerp van architect J. Kayser.<br />

Het Kerkgebouw is van binnen fraai ingericht met een lang koor met het koorgestoelte<br />

voor de Dominicanen en een fraai Frans Koororgel uit 1912 van P.J.<br />

Adema. In de kerk is verder een sacramentsaltaar gebouwd naar voorbeeld<br />

van de Sacramentstoren van Gabriël van der Bruyne in de St.Jacobskerk te<br />

Leuven (16de eeuw). Het koorhek is voorzien van een bronzen baldakijn, gedragen<br />

door kolommen en dragende Engelenfiguren door Jan Eloy Brom uit<br />

Utrecht.<br />

2<br />

Onze Lieve Vrouwenbasiliek en Onze Lieve<br />

Vrouwentoren (Peperbus), Ossenmarkt 10<br />

3<br />

Dominicanenklooster en kerk Rectoraat ‘St. Thomas van<br />

Aquino’, Assendorperstraat 27-29<br />

De Onze Lieve Vrouwebasiliek is een laat gotische kruiskerk die grotendeels gebouwd is in de<br />

15de eeuw. In de 17de en 18de eeuw is de kerk niet voor liturgieviering gebruikt en pas in 1809 is<br />

de kerk door koning Lodewijk Napoleon aan de katholieke geloofsgemeenschap teruggegeven. In<br />

1866 kreeg de kerk haar neogotische inrichting onder leiding van pastoor Otto Anthonius Spitzen.<br />

Hiervoor werd de beeldend kunstenaar Friedrich Wilhelm Mengelberg uit Utrecht aangetrokken.<br />

Veel van zijn werk is nu nog te bezichtigen.<br />

Na de grote restauratie van 1976-1980, waarbij de neogotische zijbeuken na ongeveer honderd<br />

jaar weer werden afgebroken, kreeg de kerk haar oorspronkelijke vorm als kruiskerk terug. Meer<br />

informatie is in de kerk te verkrijgen.


4<br />

Waalse Kerk (Eglise Wallonne),<br />

Schoutenstraat 4<br />

De uit Frankrijk verdreven Hugenoten die in <strong>Zwolle</strong> hun toevlucht zochten, kregen in 1686<br />

meteen al de in onbruik geraakte St. Geertruidenkapel in de Schoutenstraat als kerkgebouw<br />

aangeboden. Deze in het begin van de 16de eeuw gebouwde kapel maakte deel uit van het<br />

omstreeks 1390 door Gertrude Kadeneter gestichte Begijnenconvent. Na de hervormingen in<br />

<strong>Zwolle</strong> kwamen in 1580 de conventsbezittingen in handen van de burgerlijke gemeente.<br />

Tot op de dag van vandaag worden in wat de Waalse kerk is gaan heten de diensten in het<br />

Frans gehouden. In het koor van de kerk zijn nog steeds resten te vinden uit de tijd van het<br />

Begijnenconvent. Achter en aan de zijkant van het kerkgebouw zijn resten te zien van de kloostergebouwen.<br />

6 Plantagekerk,<br />

Ter Pelkwijkstraat 15-17<br />

In 1834 vond binnen de Nederlandse Hervormde Kerk de zogenoemde Afscheiding<br />

plaats, waarbij het meer orthodoxe gedeelte zich afsplitste. Een<br />

kleine groep van ongeveer 65 gezinnen in <strong>Zwolle</strong> behoorde tot die Afscheiding,<br />

die zich de Zwolse Christelijk Gereformeerde Gemeente noemde. Na<br />

een turbulente periode werd deze afsplitsing eindelijk getolereerd. In 1869<br />

liet deze groep in het Ter Pelkwijkpark een nieuwe kerk bouwen.<br />

5<br />

Lutherse Kerk,<br />

Koestraat 2<br />

Door de vele handelscontacten met Duitsland werden er al vroeg Lutherse<br />

diensten in <strong>Zwolle</strong> gehouden. Duitse kooplieden, die destijds <strong>Zwolle</strong> aandeden,<br />

kwamen in het geheim bijeen in zogenaamde ‘huisgemeenten’. Deze<br />

groeiden door de jaren heen tot één Lutherse kerk. Pas in 1649 was het voor<br />

de Luthersen mogelijk een eigen kerk te bouwen. Deze is met opzet onopvallend,<br />

vanwege de geloofsvervolging in de voorbijgaande eeuw.


8 Synagoge,<br />

Samuël Hirschstraat 8<br />

7<br />

Doopsgezinde kerk,<br />

Wolweverstraat 9<br />

In 1746 ontstond de eerste synagoge, in de Bitterstraat. Van 1758 tot 1899 heeft de Librije bij het<br />

voormalige Broerenklooster dienst gedaan als synagoge. De huidige synagoge is op 21 juli 1899<br />

ingewijd. Het gebouw, in eclectische stijl, is een ontwerp van architect F.C. Koch. De voorgevel<br />

is ontworpen door de van oorsprong Zwolse architect J. Gosschalk. Het gebouw bestaat uit een<br />

rechthoekige zaal met een vrouwenbalkon voor de diensten, enige portalen, een bijgebouw met<br />

daarin de bij- of wintersynagoge en daarboven de kosterswoning. Naast de hoofdingang, boven<br />

een raampartij, vindt u de tekst uit Jesaja 56 vers 7: ‘Want mijn huis zal een bedehuis zijn voor<br />

alle volkeren.’ In 1995 zijn aan de wanden van de grote sjoel gedenkstenen aangebracht met de<br />

499 namen van de in de Tweede Wereldoorlog vermoorde Zwolse Joden. De Stichting Voorbestaan<br />

Synagoge <strong>Zwolle</strong> probeert het gebouw in stand te houden.<br />

Doopsgezinden of Menisten werden in de 16de eeuw zwaar vervolgd. Deze Wederdopers hielden<br />

er radicale ideeën op na. Zij bezetten in 1534 het Duitse Munster en riepen er het ‘Nieuwe Jeruzalem’<br />

uit. In hetzelfde jaar werd Munster weer heroverd en de vele geloofsgenoten die vanuit<br />

Nederland over de weg Munster te hulp wilden komen, werden in <strong>Zwolle</strong> op de Agnietenberg<br />

tegengehouden. De wederdopers die in <strong>Zwolle</strong> woonden moesten hun geloof in stilte uitoefenen.<br />

Op de plaats waar het kerkgebouw van de Doopgezinde Gemeente in <strong>Zwolle</strong> staat, werd al sinds<br />

1638 “gekerkt”. Achter reeds bestaande huisjes werd een ruimte voor samenkomsten ingericht.<br />

Begin 1700 is het gebouw aanzienlijk uitgebreid en de huidige gevel dateert van een verbouwing<br />

tussen 1847 en 1856. Het karakter van het gebouw is gebleven. Niets in de voorgevel wijst erop dat<br />

er sprake is van een kerkgebouw; een schuilkerk dus, een van de weinige die <strong>Zwolle</strong> nog heeft.<br />

9 Oosterkerk,<br />

Bagijnensingel 17<br />

Nadat in 1834 de Christelijk Gereformeerde Gemeente zich had afgescheiden van de Nederlands<br />

Hervormde Kerk, ontstond er in 1887 een nieuwe afsplitsing, bekend onder de naam Doleantie.<br />

Deze Dolerenden lieten in 1888 op steenworp afstand van de Plantagekerk de Oosterkerk bouwen.<br />

Beide kerkgemeenten gingen in 1897 samen in de Gereformeerde Kerk <strong>Zwolle</strong>.<br />

De Oosterkerk is gebouwd volgens een ontwerp van de architecten J.W. en C.W. Meyer. De bouwstijl<br />

van de Oosterkerk heet formeel eclectisch. Dit betekent dat de ontwerpers stijlelementen uit<br />

diverse vroegere perioden door elkaar gebruikten. Het is een aardige combinatie geworden van een<br />

klassiek thema met een vroeg industriële techniek. Een ingrijpende restauratie vond plaats in de<br />

jaren 1988 -1990 onder leiding van architect G.E.B.J. Nijhoff. Hij slaagde erin de historische karakteristiek<br />

te behouden en toch de kerk geschikter te maken voor de moderne liturgische praktijk.


2012<br />

Erfgoedprijs <strong>Zwolle</strong>-Kampen<br />

De gemeenten <strong>Zwolle</strong> en Kampen hebben in 2008 besloten om één gezamenlijke<br />

gemeentelijke Erfgoedprijs in te stellen. Dit is een jaarlijkse prijs als waardering<br />

voor de inzet van het op een goede wijze beheren, restaureren en in stand houden<br />

van cultuurhistorisch erfgoed. De prijs wordt elk jaar afwisselend in <strong>Zwolle</strong> en<br />

Kampen uitgereikt.<br />

In 2008 werd de prijs uitgereikt aan de Rooms-Katholieke kapel aan de Plasweg<br />

in IJsselmuiden. In 2009 ging de prijs naar de muziektent op het Assendorperplein<br />

in <strong>Zwolle</strong>. In 2010 is de prijs toegekend aan De Olifant/De Eenhoorn aan de<br />

Oudestraat 101 en 103 in Kampen. In 2011 is de prijs uitgereikt aan de Dominicanenkerk<br />

in <strong>Zwolle</strong>.<br />

Aan de prijs is een oorkonde en een geldbedrag ter grootte van € 1.000,- verbonden.<br />

Dit jaar wordt de prijs voor de derde keer in de gemeente Kampen uitgereikt. De<br />

Kamper burgers konden via de gemeentelijke website stemmen uit de volgende<br />

genomineerden:<br />

Hervormde Gemeente<br />

De Hervormde gemeente in Kampen heeft twee grote monumentale kerken die<br />

het stadsbeeld van Kampen bepalen. De afgelopen tijd hebben zij veel geïnvesteerd<br />

in de restauratie van de Broederkerk en de Bovenkerk. Ook zijn zij actief<br />

bezig met het rendabel maken van deze kerken waardoor ze naast hun eigenlijke<br />

functie ook een functie voor de gemeenschap vervullen.<br />

Delta Wonen<br />

Delta wonen heeft in de afgelopen periode geïnvesteerd in twee monumentale<br />

panden. Het gaat hier om de restauratie van de van Heutszkazerne en de renovatie<br />

van de voormalige Hanzeschool. De Hanzeschool is ingericht als zorgcentrum.<br />

Voor de van Heutszkazerne zijn de Culturele Clusters in beeld.<br />

De eigenaar van Buiten Nieuwstraat 17<br />

In 2011 is de laat middeleeuwse kap van het pand Buiten Nieuwstraat 17 gerestaureerd.<br />

Met de restauratie van de kap van het pand heeft de eigenaar dit unieke<br />

pand voor verder verval behoed. Het pand is tevens voorzien van een nieuwe voorgevel.<br />

De restauratie is nog niet af omdat ook de verdiepingsvloeren en de achtergevel<br />

in een slechte staat verkeren.<br />

Op open monumentendag zal de winnaar van de Erfgoedprijs bekend zijn.<br />

Bovenkerk<br />

Broederkerk<br />

Van Heutszkazerne<br />

Hanzeschool<br />

Buiten Nieuwstraat 17


KWALITEIT EN FLEXIBILITEIT<br />

ZIJN ONZE KRACHT<br />

Samenwerken met een professionele<br />

partij die beschikt over ruime ervaring<br />

met nieuwbouw-, totaalonderhoud-<br />

en metaalconserveringprojecten?<br />

Schildersbedrijf Porte BV is expert op<br />

het gebied van dergelijke projectuitvoeringen.<br />

Van advies tot en met<br />

nazorg bieden we een kwalitatief<br />

hoogwaardige aanpak.<br />

Onze werknemers weten van aanpakken<br />

en denken met u mee. Door te investeren<br />

in scholing, houden we bovendien<br />

rekening met onderwerpen als veiligheid,<br />

gezondheid en milieu.<br />

Een creatieve of praktische oplossing<br />

voor uw project? De nieuwste ontwikkelingen<br />

en technieken? Neem contact op<br />

met Schildersbedrijf Porte BV!<br />

Telfordstraat 18<br />

8013 RM <strong>Zwolle</strong><br />

T 038 465 02 22<br />

F 038 465 37 70<br />

info@schildersbedrijfporte.nl<br />

www.schildersbedrijfporte.nl


11<br />

Fraterhuizen/ Huis met de Hoofden,<br />

Praubstraat 14/ Goudsteeg 17<br />

10<br />

Bibliotheek met Statenzaal,<br />

Diezerstraat 80<br />

In het middeleeuwse <strong>Zwolle</strong> nam het Fraterhuis een belangrijke plaats in. Het was de basis van<br />

waaruit de fraters hun werkzaamheden verrichtten met betrekking tot de huisvesting van scholieren<br />

of de zielzorg van de zusters van het gemene leven. Daarnaast hielden zij zich binnen de<br />

muren van het gebouw bezig met kopiëren en illustreren van religieuze werken. Het fraterhuis<br />

was een stichting van Geert Grote die voor de Zwolse fraters de onbetwiste, door God uitverkoren<br />

leider was, de inspirator van de Moderne Devotie en de stichter van hun huis te <strong>Zwolle</strong>.<br />

Het Domus Parva, Het Domus Vinicia, de ziekenzaal, de brouwerij (later kapel) en de rectorwoningen<br />

staan er nog. In een van de gotische kelders (Domus Parva) bevinden zich de fundamenten<br />

van het huis dat Geert Grote hier liet bouwen. Het Zwolse Fraterhuis beleefde, zowel materieel als<br />

spiritueel zijn bloeitijd in de 15de eeuw.<br />

Het complex waar tegenwoordig de hoofdlocatie van Kunstencentrum Muzerie is gehuisvest,<br />

loopt van de Goudsteeg door naar de Bloemendalstraat. Na een brand, eind jaren zeventig, is<br />

een aantal woonhuizen aan de Bloemendalstraat, waaronder dat van patriot Johan Derck van der<br />

Capellen, samengevoegd met het middeleeuwse Huis met de Hoofden aan de Goudsteeg. Het<br />

hieruit ontstane, schitterende historische complex werd in 1982 na een ingrijpende restauratie<br />

opgeleverd en huisveste aanvankelijk de Stedelijke Muziekschool en tegenwoordig Kunstencentrum<br />

Muzerie.<br />

Het uitgebreide, rondom twee binnenplaatsen gesitueerde complex bevat o.a. 29 kamers voor<br />

de afdeling muziek, een concertzaal met een capaciteit van 111 zitplaatsen en biedt verassende<br />

doorkijkjes, o.a. op de ‘Lubecker’ gevel van het Huis met de Hoofden. Dit laatste ontleent zijn<br />

naam aan de zes balkdragers, waarvan het overigens een goed bewaard geheim is dat deze (balkdragers)<br />

niet de originelen zijn maar afgietsels in polyester! De laatste particuliere eigenaar had<br />

de euvele moed om dit middeleeuwse beeldhouwwerk er vlak voor de oplevering uit te slopen.<br />

Pas na lang aandringen werd de Gemeente <strong>Zwolle</strong> in staat gesteld om kunststof afgietsels te<br />

laten vervaardigen.<br />

Onder leiding van Rijksbouwmeester Jacobus van Lockhorst werd de Statenzaal opgetrokken in<br />

Neo-gotische stijl. Tussen 1895 en 1898 is hieraan gewerkt. Het Gouvernementsgebouw van de<br />

Provincie <strong>Overijssel</strong> stond er al, het witte gebouw met pilasters en een fronton dateert van 1874<br />

en werd in Neo Classicistische stijl opgetrokken. De Statenzaal, de vergaderzaal van de <strong>Overijssel</strong>se<br />

bevolking, werd toegevoegd aan het reeds bestaande pand. De voormalige Statenzaal zelf<br />

is ook van binnen neogotisch ingericht. De stijl is doorgevoerd tot in het kleinste detail. Van uitzonderlijke<br />

technische en kunstzinnige kwaliteit zijn de glas in lood vensters. Afgebeeld zijn de<br />

wapens van de <strong>Overijssel</strong>se gemeenten in 1894. De IJsselsteden hebben hun eigen raam waar<br />

ook de <strong>Overijssel</strong>se Ridderschap aanwezig is. Monumentaal zijn de grote wandschilderingen (op<br />

doek) van de hoogtepunten uit de geschiedenis van de provincie <strong>Overijssel</strong>.


12 Sassenpoort,<br />

Van Nahuijsplein 1<br />

In 1409 is deze forse Stadspoort opgetrokken als vervanging van een ouder poortgebouw ‘die<br />

Zaggingporte’ dat zich waarschijnlijk aan het einde van de Krommejak bevond. Het binnenpoortgebouw<br />

laat tussen de twee vestingtorens aan de veldzijde een speciale weergang zien waar naar<br />

Franse aard de vijand werd verrast met kokende pek en olie. De ronde gaten onder de vensters<br />

op de bovenverdieping werden gebruikt voor falconetten of ‘slangen’ waar brandende vuurkogels<br />

naar beneden werden geworpen. De verdediging is gemaakt voor het gebruik van pijl en boog,<br />

kruisboog en speren. Na het aanleggen van de bastions en vestingwerken (1592-1612) werd de<br />

Sassenpoort een gevangenis. Door tussenkomst van de Rijksbouwmeester Jos Cuijpers en de<br />

Staatscretaris van Kunsten & Wetenschappen Victor de Stuers werd het poortgebouw gespaard<br />

voor de sloop en kreeg het zijn huidige bekroning (1894-1897).<br />

13<br />

Stadhuis, schepenzaal,<br />

Sassenstraat 2<br />

De oude hal en de Schepenzaal herinneren aan het oorspronkelijke<br />

Zwolse Raadhuis dat tussen 1447 en 1450<br />

werd opgetrokken als tweede raadhuis op deze plek.<br />

Het zijn Meester Bartolomeus met behulp van de bouwmeesters<br />

Berend van Covelenz en Arnt van Calkar die het<br />

fraaie stadhuis bouwen. De oorspronkelijke Schepenzaal<br />

wordt nu gebruikt als trouwzaal; voor de Franse revolutie<br />

was hier de rechtbank. Veel inventaris herinnert<br />

aan de rechtsspraak zoals de beulszwaarden, wat teksten<br />

en het schilderij boven de schouw uit het eind der<br />

16de eeuw. De schouw zelf is van Drachenfelder Trachiet<br />

geleverd door Herman van Ceulen. De figuren (hoofden)<br />

aan het plafond dateren uit de eerste helft van de 15de<br />

eeuw evenals de muurkasten. Het fraaie staande Horloge<br />

van de Zwolse klokkenmaker Wilhelm Bramer uit<br />

1728 vervangt een oudere klok, en is pas gerestaureerd.


14<br />

Het Langhuis,<br />

Goudsteeg 8<br />

Het pand waarin de Galerie ‘Het Langhuis’ is gevestigd (een stichting die zich inzet om jonge aankomende<br />

kunstenaars tentoonstellingruimte te bieden), bestaat uit twee gedeelten. Het meest<br />

zuidelijk gedeelte, grenzend aan het hofje van de Emmanuelshuizen en het Hof van Suthem, is het<br />

oudste. Het langhuis werd in de 15de en 16de eeuw gebruikt als refectorium of refter. Deze refter<br />

behoorde tot een groter, er naast gelegen complex van het Domus Pauperum of Armen Fraterhuis,<br />

een convict waar arme studenten werden opgevangen. Deze panden zijn nu herkenbaar als<br />

het ‘Domus Clericorum’ en het ‘Venduhuis’ dat ooit werd gebruikt als het ‘Domus Scolasticum’<br />

waar de studenten waren gehuisvest. In het complex van het Armen Fraterhuis werden soms<br />

tussen de 150 en 200 arme scholieren tegelijkertijd ondergebracht na schooltijd. De studenten<br />

kregen hier van de broeders des Gemeenen Levens opvang. Zij leerden hier het persoonlijk gebed<br />

en meditatie.<br />

15 Koorconcerten<br />

11.30 uur Convocaal Melkmarkt 41<br />

14.00 uur Concert <strong>Overijssel</strong>s Kamerkoor<br />

16<br />

Vrouwenhuis van Aleida Greve (1670-1742),<br />

Voorstraat 46<br />

In 1706 kochten de zussen Aleida, Wilhelmina en Judith Greve, dochters van een bierbrouwer<br />

uit de Voorstraat, een groot patriciërshuis aan het eind van de huidige Melkmarkt. Het was het<br />

laatste huis ‘voor de wal’ en keek uit op de stadsmuur met de waterpoort over de Grote Aa en de<br />

Rodetorenpoort. De achterdeur kwam uit in de Voorstraat.<br />

Als langstlevende van haar gezin bestemde Aleida Greve bij testament haar woonhuis tot een<br />

tehuis voor oude vrouwen en vrijsters. haar dood in 1742 werd het pand verbouwd tot een aantal<br />

Koor- kleinere en kamers orgelconcerten: waar oude vrouwen van protestantse huize gratis mochten wonen. Later in de<br />

11.30 18de eeuw uur Orgelconcert<br />

breidde men het aantal kamers uit en kwam een nieuwe zijvleugel aan de Voorstraat<br />

12.30 tot stand. uur Concert door het Salland Vocaal<br />

13.30 Dit oorspronkelijk uu Concert 14de-eeuwse dor Zwolse Cantorij huis met een trapgevel aan de voorzijde uit het begin van de 17de<br />

14.30 eeuw werd uur Orgelconcert<br />

in 1984 uitvoerig gerestaureerd en kreeg nieuwe bestemmingen.<br />

15.30 uur Concert door het Salland Vocaal<br />

Stedelijk Museum <strong>Zwolle</strong>,<br />

Het Drostenhuis is een van oorsprong 16de-eeuws pand. De bouwheer was Engelbert van Ensse.<br />

Hij stamde uit een Kamper magistraatsfamilie en was rentmeester van Salland en later drost van<br />

Drenthe. Het Drostenhuis behoorde met z’n tien haardplaatsen van meet af aan tot de grootste<br />

huizen van <strong>Zwolle</strong>. De familie Podt heeft in de 18de eeuw de grootste veranderingen laten aanbrengen.<br />

Het pand werd vergroot, de ingang verplaatst en de kamers werden naar de mode van<br />

de tijd, de rococo, verbouwd en ingericht. Nadat het pand een museumbestemming had gekregen<br />

heeft men in de loop der tijd een aantal stijlkamers ingericht die passen bij het nog aanwezige<br />

interieur. Behalve de 18de-eeuws ingerichte keuken zijn er drie stijlkamers te zien. De salon is<br />

een prachtig voorbeeld van de rococoperiode. Maar ook de Blokzijlkamer (17de eeuw, Hollandse<br />

renaissance) en de Patriottenkamer (eind 18de eeuw, neoclassicisme) zijn de moeite waard.


17<br />

‘Groote Sociëteit’,<br />

Koestraat 8 en 8 I<br />

Hier stonden drie huizen die eertijds ongetwijfeld een voornaam Herenhuis hebben gevormd met<br />

vleugels aan weerzijden van een ommuurd voorplein. Het geheel werd in 1805 door koop eigendom<br />

van de Grote Sociëteit. De grote restauratie vond plaats in 1964. Het geheel werd in het midden<br />

van de 17de eeuw opgetrokken. In de oostelijke vleugel bevindt zich in de westgevel een decoratieve<br />

omlijsting van een venster op de eerste verdieping aan het besloten plein. Bij de algehele<br />

restauratie is onder het stucplafond in de biljartzaal een beschilderde balkzoldering tevoorschijn<br />

gekomen uit het midden van de 17de eeuw. De zeven vakken vertonen cartouches met voorstellingen<br />

van de tekens van de dierenriem en andere mythologische figuren.<br />

19<br />

Het Karel V huis en de hof van Ittersum,<br />

Sassenstraat 35<br />

De bouwheer van de hof van Ittersum moet Roloff van Ittersum zijn geweest, als eigenaar genoemd<br />

in 1397, die naast schepen van <strong>Zwolle</strong> ook gerichtsman en bisschoppelijk rentmeester van Salland<br />

was tussen 1380 en 1393. De belangrijke Zwolse familie Van Ittersum bezat het pand tot 1735.<br />

Over het gebruik van De Hof is niet veel bekend. Het representatieve belang van De Hof blijkt bij<br />

een bezoek van de landvoogdes Maria van Hongarije in 1545. Haar verblijfplaats moet toen De Hof<br />

zijn geweest, omdat op kosten van de stad gewerkt werd ‘an die dore in zalige bernt van Itterssum<br />

huyss als die koninginne commen solde’.<br />

Met de bouw van Sassenstraat 33 (Karel V Huis) kreeg het grote zaalgebouw Sassenstraat 31A<br />

een Zijhuis met een pronkgevel in renaissance stijl. Op de voorgevel staat het jaartal 1571. De<br />

hierbij horende kap toont dat de bouwmassa achter de gevel oorspronkelijk slechts vijf meter<br />

diep was.<br />

18<br />

De Proosdij,<br />

Bethlehemkerkplein 35<br />

De Bethlehemse Kerk is een tweeschepige gotische hallenkerk, die geheel<br />

door gemetselde gewelven wordt overdekt. Zij bestaat uit een hoofdkoor van<br />

twee rechthoekige vakken en een wat smaller driezijdig gesloten eindvak,<br />

een zuiderzijkoor van twee rechthoekige vakken, en een tweebeukig schip.<br />

De hoofdingang, die met het venster daarboven wordt omlijst door een geprofileerde<br />

bakstenen spitsboog, bevindt zich in de westelijke gevel van de<br />

noorderbeuk. De kerk heeft twee evenwijdige, met leien belegde kappen. Dat<br />

het schip aan de noordzijde geen steunberen heeft, is ongetwijfeld het gevolg<br />

van het feit dat het aan die zijde door het winterpaleis van de familie Van Ittersum<br />

was ingesloten<br />

De voormalige kloosterkerk is nu in gebruik als partycentrum. Zo werd de<br />

historische naam, Bethlehemse kerk, omgedoopt in ‘De Proosdij’. In het Reventer<br />

is een vergadercentrum gevestigd.


20<br />

Museum ‘De Fundatie’,<br />

Blijmarkt 18<br />

In het voormalige Paleis van Justitie, gebouwd in 1838 in neoclassicistische stijl, is sinds juni 2005<br />

Museum de Fundatie gevestigd. Dit museum voor moderne en hedendaagse kunst legt zich toe<br />

op de passie van het verzamelen en de verrassingen van particuliere collecties. De collecties van<br />

Paul Citroen en Dirk Hannema, voormalig directeur van Boymans-Van Beuningen en de laatste<br />

bewoner van kasteel Het Nijenhuis in Heino, vormen de basis. Daarnaast is er aandacht voor<br />

andere spraakmakende verzamelaars uit heden en verleden. Te zien zijn werken van o.a. Appel,<br />

Mondriaan, Sluijters, Rachid Ben Ali, Zadkine, Van Elk, Visch en Voerman. In verband met de inrichting<br />

van een grote overzichtstentoonstelling van het werk van Paul Citroen (v.a. 21 september<br />

te zien) zal de toegang tot het Paleis a/d Blijmarkt zich wel beperken tot de benedenverdieping,<br />

waar onze vaste collectie te zien is.<br />

21 Hopmanshuis,<br />

Rodetorenplein 15<br />

Het Hopmanshuis is eigenlijk een dubbel pak-of faktoorshuis,<br />

hier in 1662 gesticht door de Zwolse koopman<br />

Claes de Cock. De pakhuizen stonden buiten de stadsmuur<br />

op het oude haventerrein aan de kade van het Rodetorenplein,<br />

genoemd naar de toren die toegang gaf tot<br />

de stad. Het pand stond met de achterzijde aan het water<br />

waardoor de schepen direct konden worden gelost. Hopman<br />

Nauta, eveneens factoor en koopman, liet het pand<br />

verbouwen waarbij de grote gevel aan de voorzijde is<br />

ontstaan met hoge ramen en een trapopgang. In november<br />

1986 werd een start gemaakt met de algehele restauratie<br />

van het pand. Het pakhuis is beneden ingericht<br />

als kantoor. Aan de bovenverdiepingen is de functie als<br />

pakhuis nog duidelijk zichtbaar. De oude kelders hebben<br />

een horecabestemming gekregen.<br />

22<br />

Windkorenmolen ‘Windesheim’,<br />

Wijheseweg 43<br />

De Windesheimer molen is een levend voorbeeld van cultuur, schone energie en techniek. De<br />

broeders van het in 1387 ingewijde klooster in Windesheim kregen in 1391 toestemming om een<br />

molen te bouwen. Een woeste storm maakte de molen in 1747 met de grond gelijk. Een jaar later<br />

bouwde men de huidige korenmolen. Het geslacht Langevoort heeft generaties lang met deze<br />

molen gemalen. Maar vanaf 1942 ging het bergafwaarts.<br />

Dankzij de oprichting van stichting ‘De Windesheimer Molen’ in 1952 zag het er beter uit. De stichting<br />

kocht de molen en restaureerde hem. Later kwam hij in handen van de Gemeente <strong>Zwolle</strong>. In<br />

2009 is de molen uitgebreid met een aanbouw, en is het molengedeelte gerestaureerd.<br />

Sinds 1989 wordt de molen bemand door vrijwilligers. Vanaf 1993 malen Gijs Jansen en Wannie<br />

van Emmen weer op ambachtelijke wijze baktarwe voor de bakker en voor particulieren.


23<br />

Windoliemolen ‘De Passiebloem’,<br />

Vondelkade 175<br />

Dit is een houten stellingmolen waarvan de romp gedekt is met riet. De molen wordt geflankeerd<br />

door twee houten schuurvleugels. Toen de molen uit 1776 buiten gebruik was gesteld is hij door<br />

aankoop eigendom geworden van de gemeente <strong>Zwolle</strong> die in 1965 tot restauratie is overgegaan.<br />

Vanaf de Potgietersingel vaart een rondvaartboot van de steiger naar de windoliemolen. Men kan<br />

alleen met de boot ‘De stad <strong>Zwolle</strong>’ gratis mee naar de molen en weer terug naar de stad; de<br />

laatste afvaart van de Passiebloem is om 15.30 uur.<br />

De molen is open voor publiek. Er zijn rondleidingen in diverse talen, er is een videopresentatie,<br />

een demonstratie van een werkend model van een stoomoliefabriek, men kan er pannenkoeken<br />

kopen, in historische kleding op de foto en er is een presentatie ‘van vlas tot linnen.’<br />

25<br />

Huize ‘Bestevaer’,<br />

Koestraat 10<br />

24<br />

R.K. Begraafplaats,<br />

Bisschop Willebrandlaan 62<br />

Koestraat 10 is door de eeuwen heen een pand geweest voor welgestelden en weldoeners. Zo was<br />

het van 1647 tot ongeveer 1750 in bezit van de adellijke familie Van Dedem, die ook in het bezit<br />

was van huize De Gelder bij Wijhe en De Berg bij Dalfsen. Aan het begin van de twintigste eeuw<br />

kwam het pand in de vrije verkoop, waarna verschillende advocaten er kantoor hielden. In 2007<br />

kocht Leo van Heijst het pand.<br />

Van Heijst wilde de sfeer van vroeger niet verloren laten gaan en sinds 2007 heeft hij het pand<br />

daarom stukje bij beetje door vaklieden laten restaureren. In 2008 was de voorkamer aan de<br />

beurt. Een kamer met 18de-eeuwse allure, met een eikenhouten schouw waarop een ‘gekuiste’<br />

schildering prijkt van de zelfmoord van Cleopatra. Het imitatie goudleer behang, dat met twee<br />

lagen muurverf was bedekt, is dit jaar weer in de oorspronkelijke staat teruggebracht.<br />

De R.K. Begraafplaats werd rond 1841 aangelegd op grond die verkregen was van F.W.J. baron<br />

van Lamsweerde. Het gietijzeren toegangshek is neogotisch. De neogotische kapel dateert van<br />

1883 en is een geschenk van Paulina Vos de Wael. Aan weerszijden van de ingang bevinden zich<br />

de naamplaten van de pastoors en geestelijken van de St. Michaël- en O.L.Vrouweparochie, waaronder<br />

J.W. van Kessel, Aartspriester van Salland en Drente. De stoffelijke overschotten zijn in de<br />

gesloten grafkelder, voor deze kapel, bijgezet. Vooraan rechts heeft men toegang beneden tot de<br />

hal met gewelven waarin de oorspronkelijke grafplaten van de geestelijkheid uit de 18de en 19de<br />

eeuw zijn ingemetseld.


26<br />

Oude Ambachtschool,<br />

Mimosastraat 1<br />

Op de hoek van de Hortensiastraat en de Mimosastraat staat de monumentale Ambachtschool<br />

die in 1931-1932 is gebouwd. Het gebouw is ontworpen door de architecten Baart en Krook in de<br />

stijl van Het Nieuwe Bouwen. Kenmerkende elementen zijn de gevels met horizontale stroken<br />

baksteen, rood op de begane grond en geel op de verdiepingen. Er zijn brede rechthoekige ramen<br />

die bij de restauratie zoveel mogelijk authentiek bewaard zijn gebleven. In 1934 opende de school<br />

haar deuren en deze werden in 1985 weer gesloten.<br />

Begin 2007 is het pand aangekocht door Woningstichting SWZ met de bedoeling om de nieuwe<br />

functie ‘wonen’ erin aan te brengen, met het behoud van de culturele broedplaats, geleid door de<br />

stichting DOAS. SWZ creëert in het gebouw 35 Artlofts en atelierruimtes voor kunstenaars. Het is<br />

een plek geworden waar bewoners en kunstenaars samen onder één dak wonen, werken en leven.<br />

28<br />

Huize Schellerberg,<br />

Schellerbergweg 18<br />

27 Vrijmetselaarsloge,<br />

Bloemendalstraat 11<br />

Schellerberg maakt deel uit van de buurschap Schelle. Historisch gezien is de kern van Schelle<br />

gelegen op en rond het rivierduin bij de splitsing van de Schellerberg en de Kleine Veerweg.<br />

Het landgoed Schellerberg heeft een typische Sallandse verschijningsvorm. De weilanden zijn<br />

voor het merendeel omzoomd door beuken- en eikenlanen. Daartussen bevinden zich kleine percelen<br />

bos. De meeste weilanden en lanen beschikken over veldnamen waarvan er verscheidene<br />

al in de zeventiende eeuw voorkomen, zoals bijvoorbeeld de Grote Hazelaar, het Voorste en Achterste<br />

Ossenland en de Rijssen. Men kan een wandeling over het terrein maken, maar moet<br />

daarvoor wel eerst een kaartje kopen bij de Bosweg nummer 3.<br />

De vrijmetselarij is al meer dan 200 jaar (1764) in <strong>Zwolle</strong> vertegenwoordigd. Al vanaf 1867 heeft<br />

de vrijmetselarij residentie in het statige pand aan de Bloemendalstraat 11, een monument uit de<br />

16de eeuw. Op de Open Monumentendag zal er in het pand worden verteld over de Vrijmetselarij,<br />

wat het inhoudt en wat er zich achter deze monumentale gevel afspeelt.


29<br />

De oude IJsselbrug,<br />

Spoolderbergweg<br />

De oude IJsselbrug – ook wel Katerveer genoemd - ligt 400 meter stroomopwaarts<br />

van de IJsselbrug in de A28. Het Katerveer is de naam van de veerdienst<br />

die eeuwenlang op deze plaats werd onderhouden.<br />

De oude IJsselbrug uit 1930 is een van de eerste bruggen uit het Rijkswegenplan<br />

uit 1927. Vier van de twaalf bruggen uit dit plan zijn inmiddels Rijksmonument.<br />

De brug heeft een stalen middenbrug naar Duits voorbeeld en<br />

twee betonnen aanbruggen met ieder vier boogribben. Tijdens de Tweede<br />

Wereldoorlog is de brug twee maal opgeblazen en herbouwd.<br />

HuneBouw; een allround<br />

marktpartij in de burgerlijkeen<br />

utiliteitsbouw en dat<br />

al meer dan 200 jaar.<br />

uw partner in restauratie<br />

Restauratie, voor deze bedrijfsactiviteit van HuneBouw is een team<br />

van echte specialisten inzetbaar. Stuk voor stuk vakmensen, die zich<br />

binnen ons eigen bedrijf hebben bekwaamd in het ambachtelijk werk.<br />

Want oog voor detail is vooral in dit vakgebied een must. Daarnaast<br />

hebben onze medewerkers passie voor dit vak, het zit ze als het<br />

ware in de genen. Ze zijn trots op hun werk en komen dan ook niet<br />

gauw voor verrassingen te staan.<br />

Het in authentieke staat herstellen van bouwwerken is bij HuneBouw<br />

in vertrouwde handen, waarbij het resultaat verrassend goed is.<br />

HuneBouw is lid van de Vereniging Restauratie Noord.<br />

HuneBouw bv | Stephensonstraat 3<br />

Hoogeveen | T 0528 22 70 70<br />

info@hunebouw.nl | www. hunebouw.nl<br />

ISO 9001 en VCA** gecertifi ceerd<br />

Karakteristiek aan de oude IJsselbrug bij <strong>Zwolle</strong> is de kleurstelling in groen<br />

en blauw, zoals voorgesteld in 1995 door het toenmalige districtshoofd van<br />

Rijkswaterstaat. Een kleurvoorstel dat afweek van de ‘kleuren’ van Rijkswaterstaat.<br />

Voorheen waren bruggen doorgaans onopvallend groen of donkergrijs.<br />

Het enthousiasme van de betrokken gemeenten en Commissies van<br />

Welstand heeft bijgedragen aan de definitieve keuze voor de kleuren.<br />

Resultaat<br />

dankzij Jurgen<br />

Salet, glansrijk resultaat!<br />

www.salet.nl


16<br />

21<br />

2<br />

15<br />

20<br />

5<br />

11<br />

1<br />

13<br />

14<br />

17<br />

25<br />

27<br />

19<br />

18<br />

12<br />

4<br />

7<br />

8<br />

10


6<br />

9<br />

Centrum<br />

1. De Grote- of St. Michaëlkerk<br />

2. Onze Lieve Vrouwenbasiliek en Onze Lieve Vrouwentoren<br />

(Peperbus)<br />

4. Waalse Kerk (Eglise Wallonne),<br />

5. Lutherse Kerk<br />

6. Plantagekerk<br />

7. Doopsgezinde kerk<br />

8. Synagoge<br />

10. Bibliotheek met Statenzaal (vml. Provinciehuis en<br />

Gouvernementsgebouw van de Provincie <strong>Overijssel</strong>)<br />

11. Fraterhuizen, Papenstraat/ingang Praubstraat (alleen<br />

binnenhof te bezichtigen)<br />

12. Sassenpoort<br />

13. Stadhuis (oude raadhuis met hal en schepenzaal<br />

14. Het Langhuis<br />

15. Stedelijk Museum <strong>Zwolle</strong><br />

16. Vrouwenhuis van Aleida Greve (1670-1742), ingang<br />

Voorstraat 46<br />

17. ‘Groote Sociëteit’<br />

18. De Proosdij (voormalige kloosterkerk Bethlehem)<br />

19. Het Karel V huis en hof van Ittersum<br />

20. Museum ‘De Fundatie’<br />

21. Hopmanshuis<br />

25. Huize ‘Bestevaer’, Koestraat 10<br />

27. Vrijmetselaarsloge, Bloemendalstraat 11<br />

Buiten het centrum<br />

3. Dominicanenklooster en kerk Rectoraat<br />

‘St. Thomas van Aquino’, Assendorperstraat 27-29<br />

9. Oosterkerk, Bagijnensingel<br />

22. Windkorenmolen ‘Windesheim’, Wijheseweg 43<br />

23. Windoliemolen ‘De Passiebloem’, Vondelkade 175<br />

24. R.K. Begraafplaats, Bisschop Willebrandlaan 62<br />

26. Oude Ambachtschool, Mimosastraat 1<br />

28. Huize Schellerberg, Schellerbergweg 18<br />

29. De oude IJsselbrug, Spoolderbergweg

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!