Technische Informatie • Montagehandleiding Mazout

Uitgave April 2004
Technische wijzingen ter verbetering
van het produkt voorbehouden!
Technische Informatie • Montagehandleiding
R1
Mazout
BE

Overzicht
Inhoud
Inhoud
Overzicht Inhoud
Algemeen/Veiligheid
Montage Flens en brander monteren
Positie voor onderhoud
Elektrische aansluiting
Aansluiting van de mazout
Mazoutpomp
Funktie Funktiecontrole branderautomaat - fotocel
Meting van de fotostroom (MZ 770)
Inbedrijfstelling Keuze van de sproeier
Monteren van de sproeier
Instellen van de ontstekingselektrodes
Instellen van de hoeveelheid lucht
Inbedrijfstelling (R1-L / R1-V-L)
Uitvoering Uitvoering-L (Servomotor SA2-F)
Uitvoering-V (met mazoutvoorverwarmer)
Uitvoering-B (met bedrijfsurenteller)
Uitvoering-OC (met Oil-Control)
Gegevens voor het onderhoud Afstemming ketel-brander
Schoorsteenaansluiting
Thermometer voor verbrandingsgassen
Branderdoorsnede en lijst van bestanddelen R1-V-L
Schakelschema en legende
Mogelijke defecten
Instellingstabel / Conformiteitsverklaring
Notities
Technische gegevens
Werkingsvelden
Aansluitingsmaten van de ketel
Maten van de brander
Algemeen
GIERSCH-oliebranders R1 zijn het
gevolg van tientallen jaren ervaring en
intensief onderzoek. We zijn ervan
overtuigd dat we u een absoluut topproduct
kunnen aanbieden. Toch
moeten deze oliebranders ingesteld
en met metingen getest worden
overeenkomstig met de specifieke
werkomstandigheden.
Hoe zorgvuldiger en hoe nauwgezetter
dit werk uitgevoerd wordt, hoe tevredener
onze gemeenschappelijke
klant zal zijn. Enkel door een preciese
instelling van de oliebrander kan de
hoogste rentabiliteit bereikt worden.
Voor een emissie-arme en energiebesparende
verbranding moet men
zeker rekening houden met de informatie
die volgt!
Getest en toegelaten volgens
DIN EN 267, voor stookolie EL
volgens DIN 51603.
Seite 2
Veiligheid
Voor de vervaardiging en de werking
van de installatie moeten zowel de
technische regels als ook de wettelijke
bepalingen gerespecteerd worden.
De montage, de aansluiting van olie
en van verbrandingsgas, de eerste inbedrijfstelling,
de stroomaansluiting,
als ook het onderhoud en herstel mogen
slechts door één gespecialiseerd
bedrijf uitgevoerd worden. Bij de vervaardiging
van de electrische aansluitingen
moeten de VDE- resp. ÖVEvoorschriften
van de bevoegde onderneming
voor energievoorziening in
acht genomen worden.
Werken aan de electrische inrichting
mogen slechts uitgevoerd worden
door een vakman volgens de geldende
VDE- en ÖVE-bepalingen.
Gevaar voor verwondingen door de
draaiende ventilator bij het instellen
van de positie voor onderhoud.
Onderhood
bladzijde
2
2
3
3
3
3
4
5
5
6
6
7
7
7
7
8
8
8
9
9
9
10
11/12
13
14
15
16
16
16
16
De wet eist een jaarlijks onderhood
voor stookinstallaties. Dit is noodzakelijk
om een betrouwbare en goede
werking te verzekeren.
Legende van de gebruikte Afkortingen:
-B = met bedrijfsurenteller
-L = met afsluitingsklep voor lucht
-OC = met Oil-Control
-V = met olievoorverwarmer
-WLE = voor luchtverwarmingsketel
met DKW 972
G. 20.04.04

G. 20.04.04
Flens en brander monteren
Schuifflens en afsluiting los op de keteldeur monteren.
Brander inschuiven.
Volgorde van de vast te maken schroeven in acht
nemen.
Branderhuis bij het vastdraaien van de schroeven opheffen.
Door de schuifflens is de inschuifdiepte van de
brandermond instelbaar volgens keteltype.
Positie voor onderhoud.
Snelbevestigingen losdraaien en de grondplaat uittrekken.
Grondplaat met zijn bevestigingsknoppen in de kruissleuven
rechts in het branderhuis hangen.
Gevaar voor verwondingen door de draaiende
ventilator bij het instellen van de positie voor onderhoud.
Electrische aansluiting
Electrische aansluiting via de bijgeleverde stekker en
bedraden volgens het bedradingsschema.
PLAATSELIJKE REGLEMENTERING VOLGEN!
Stroomtoevoer zekeren met 10 A.
Flexibele kabel gebruiken!
Verklaring van de symbolen zie p. 12
Flens en brander monteren
Aansluiting van de mazout.
De tabel is gebaseerd op stookolie EL 4,8cST en op de inwendige
leidingsdiameter. Bij de bepaling van de lengte
van de aanvoerleiding werden 4 hoeken, 1 ventiel en 1 terugslagventiel
meegerekend. De maat X mag niet langer
zijn dan 4m, en dit om eventuele ontgassing van de mazout
te vermijden.
Mazoutpompen met de bijgevoegde metalen slang aan
de leiding aansluiten.
De pomp moet met aan- en afvoerleiding aangesloten
worden (tweewegsysteem).
Bij hoger gelegen mazouttanks kan men eventueel
enkel de aanvoerleiding aansluiten.
Veronderstelling: kinem. viskositeit 6 mm 2 /s bij 20°C,
T mazout = 10°C
Bijkomende weerstanden: 4 bochten 90°, 1 terugslagventiel,
1 afsluitventiel
Pomp
Suntec
of
Danfoss
Di
[mm]
7-polig
H [m]
Montage
tweewegsysteem
4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4
6 21 18 16 13 11 8 5 - -
8 67 58 50 42 34 25 17 9 -
10 100 100 100 100 82 62 42 21 -
3

Montage
Mazoutpomp
Voor een loutere eenwegswerking moet de bypassvijs uit
de afvoerleiding ➁ verwijderd worden en moet de afvoerleiding
afgesloten worden met afsluiting en metalen stop.
Voor de aanpassing naar een eenwegsysteem bevelen wij
het tussenvoegen van een oliefilter met afvoerleiding aan.
Daarbij wordt de pomp in tweewegswerking gelaten. Aanen
afvoer-branderslangen aan de filter monteren. Oliekraan
aan de filter openen. Installatie in gebruik nemen.
Mazoutpomp
De pompdruk kan voor de desgewenste verrrichting ingesteld
worden (zie tabel p. 14):
Afsluitstop ➃ uitdraaien.
Manometer inbrengen en de pompdruk met regelschroef
➅ volgens de insteltabel op p. 14. instellen.
4
mazout
debiet
[kg/h]
bis 2,5
2,5 - 5,0
5,0 - 10,0
10,0 - 23,0
Di
[mm]
eenwegsysteem
H [m]
4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4
4 77 68 58 49 40 31 22 13 -
6 100 100 100 100 100 100 87 64 18
8 100 100 100 100 100 100 100 100 56
4 39 34 29 25 20 16 11 6 -
6 100 100 100 100 100 79 56 32 9
8 100 100 100 100 100 100 100 65 28
4 19 17 15 12 10 8 - - -
6 98 86 74 63 51 39 28 16 4
8 100 100 100 100 100 100 88 51 14
6 42 37 32 27 22 17 12 7 -
8 100 100 100 85 69 54 38 22 6
De pompdruk die in de insteltabel aangegeven wordt, zijn
slechts aanwijzingen en kunnen eventueel naargelang de
installatievereisten afwijken.
Opgepast: De pompdruk van de mazoutpomp „Suntec
AS47“ kan slechts gecontroleerd worden na opening van
het magneetventiel!
➀ = zuigleiding
➁ = retourleiding
➂ = drukbuisaansluiting
➃ = druk-meetaansluiting
➄ = vakuummeter
➅ = drukregeling
➇ = magneetventiel
Suntec:
Danfoss:
3
6
2
Afsluitstop ➃ uitdraaien.
Manometer inbrengen en de pompdruk met regelschroef
➅ volgens de insteltabel op p. 14. instellen.
➀ = zuigleiding
➁ = retourleiding
➂ = drukbuisaansluiting
➃ = druk-meetaansluiting
➄ = vakuummeter
➅ = drukregeling
➇ = magneetventiel
R1(-L) R1-V(-L)
fabrieksinstelling: 13 bar 8 bar
wij bevelen aan: 10-15 bar 7-10 bar
1
8
4
5
G. 20.04.04

G. 20.04.04
Funktiecontrole branderautomaat
-fotocel
Na de inbedrijfstelling en na een onderhoud van de brander
moeten volgende controles uitgevoerd worden:
1. Start met verduisterde fotocel: het toestel moet naar de
storingsstand overgaan.
2. Start met een van buitenaf verlichte fotocel, b.v. een
fluoricerende lamp, aansteker, gloeilamp (daglicht is niet
voldoende): het toestel moet ten gevolge van het
vreemde licht tijdens de voorbelichtingstijd naar de
storingsstand overgaan.
3. Normale start - wanneer de branders in werking de fotocel
tijdens de naonstekingsperiode verduisteren:
(Bijvoorbeeld fotocel uithalen en afdekken!)
TF830: het ontstekingsmechanisme moet het toestel
inschakelen, na afloop van de veiligheidsperi
ode moet het toestel in de storingsstand
overgaan.
DKW 972:
De brandstoftoevoer moet dadelijk onderbroken
worden waarna een naventilatietijd van
60 s volgt. Aansluitend volgt een nieuwe start
waarbij de branderautomaat op het einde van
de veiligheidstijd in storing moet gaan.
Veiligheid en schakelfunkties
Als de vlam uitdooft terwijl het toestel in werking is, wordt
de brandstoftoevoer onmiddellijk stopgezet en het toestel
probeert opnieuw te starten met voorbeluchting en naontsteking.
Indien er geen vlam ontstaat, gaat het toestel na
afloop van de veiligheidsperiode in de storingsstand over.
In ieder geval start het toestel opnieuw nadat de stroom onderbroken
werd. Indien tijdens de voorbeluchtingsperiode
licht van buitenaf binnenvalt gaat het toestel na afloop van
de veiligheidsperiode in de storingsstand over.
De stekker van het toestel mag alleen in een stopcontact
gestoken worden of eruit getrokken worden
wanneer de hoofdschakelaar op ‘’UIT’’ staat, of
wanneer de 7-polige stekker van elkaar gescheiden wordt.
Lichtinval van buitenaf op de vlamregelaar, of op de fotocel
(b.v. doorheen een kijkglas of door nagloeiende vuurvaste
klei) moet voorkomen worden. Enkel dan is een storingsvrije
werking van de installatie verzekerd.
Satronic: TF 830 DKW 972
tv1 = voorontstekingstijd met voorbeluchting
12 sec. 20 sec.
ts = veiligheidstijd 10 sec. 5 sec.
tn = na-ontstekingstijd 20 sec. 7 sec.
naventilatie na vlamonderbreking geen 60 sec.
wachttijd na inveiligheidsstelling 90 sec. geen
vlamregelaar (fotocel) MZ 770
min. fotostroom [µA] 30 30
Funktiecontrole branderautomaat -fotocel
TF 830 en DKW 972
Ventilator
Ontsteking
Magneetventiel
Fotocel
Storingsslamp
Ventilator
Ontsteking
Magneetventiel
Fotocel
Storingslamp
TF830
Branderautomaat DKW 972
Met de branderautomaat DKW 972 worden d.m.v. het
microprocessor gestuurde programma verloop uiterst
nauwkeurige tijden verkregen, onafhankelijk van netspanning
en omgeving temperatuur. Het ingebouwde visuele informatie
systeem geeft de mogelijkheid om feilloos actuele
informatie te verstrekken en informeert ook over de oorzaken
van een storing uitschakeling.De laatste storing
oorzaak wordt in het geheugen opgeslagen en wordt na het
wegnemen van de voeding spanning gereset.De branderautomaat
is beveiligd voor onderspanning.
Informatie systeem.
Het informatie systeem is microprocessor gestuurd en
toont de voortgang van de brander besturing en bewaking.
Naast het programma verloop is er de mogelijkheid storingen
gedurende de start of bedrijf van de brander zonder extra
apparatuur direct te lokaliseren. Het infosysteem
communiceert naar buiten met LED- uitlezing. De meldingen
worden visueel waarneembaar door middel van
“Knipper-Code”.
Programmaverloop aanwijzing.
De ingebouwde microprocessor stuurt zowel het programma
verloop alsmede het infosysteem.De betreffende fasen
van het programma verloop worden als “Knipper-Code”
weergegeven..
Voorontsteking
Melding Knipper-Code
Veiligheids- en naontsteektijd
Wachttijd grote vlam
Bedrijf
Vrygavethermostaat aan
Vrygavethermostaat aan
Te lage netspanning
tv1
ts
Aanloop met vlamopbouw
t n
Werking
Aanloop zonder vlamopbouw
ts Storing
.
Funktie
.
.
5

Inbedrijfstelling
Meting van de fotostroom (MZ 770).
Beschrijving
.
Storingsoorzaak diagnose
In geval van storing licht de LED permanent op. Alle 10 sec.
wordt dit oplichten onderbroken en een knippercode welke
de storing oorzaak aangeeft wordt actief. Deze actie blijft
actief net zo lang tot de storing gereset wordt (storing gedeblokkeerd.)
Verloop van knippercode
Functie controle
Een veiligheidstechnische controle van de vlambewaking
moet plaatsvinden bij: *de eerste inbedrijfname *bij een
grote reparatie *na een lange stilstand periode.
Starten van de brander met afgeblindeerde fotocel:
Na afloop van de veiligheidstijd moet het branderrelais op
storing gaan.
Starten met belichte fotocel:
Na ca 17 sec. voorspoeltijd moet het branderrelais op
storing gaan.
Normale start; wanneer de brander in bedrijf is, fotocel
uitnemen en afdekken:
Er volgt een nieuwe start, na het einde van de veiligheidstijd
moet het branderrelais op storing gaan.
De brandstof toevoer moet direct gestopt worden en een
naventilatie van ca 60 sec moet plaats vinden. Aansluitend
volgt een nieuwe start, waarbij het branderrelais aan het
eind van de veiligheidstijd op storing moet gaan.
6
oplichtfase donkerfase
ged. 10 sec. ged. 0,6 sec.
Storingsmelding Knippercode Foutoorzaak
stooruitschakeling
vreemdlichtstoring
vrijgave-thermastaat
time-out
binnen de veiligheidstijd
geen vlam
waargenomen
Knippercode voor handbediende reset
manuele / externe
reset
knippercode
donkerfase
ged. 1,2 sec.
vreemd licht waargenomen
wanneer er
vlam aanwezig mag
zijn.
vrijgave-thermostaat
sluit niet binnen
400 sec.
Meting van de fotostroom (MZ 770).
Indien het meetapparaat een negatief resultaat aangeeft
moet de stekker van de meetleiding verwisseld worden.
Relaisvoet
Fotocel
Instelling van het meetapparaat op ampèremeting voor gelijkstroom,
meetbereik tot ongeveer 200 µA!
nuttige meetonderdelen:
digitaal meetapparaat art.nr. 59-20-50263
Keuze van de sproeier
200 µA
of
500 µA
De aangegeven oliedebieten van de tabel (p. 14) gelden
voor een viscositeit van ongeveer 1,8 cST bij voorverwarmde
stookolie en ongeveer 4,8 cST bij stookolie van ca.
20°C. De maat ‘’A’’ heeft betrekking op een hoogte van ongeveer
200 m boven zeeniveau, en ook op een kamertemperatuur
van ongeveer 20°C en de gebruikelijke druk in de
verbrandingskamer.
Aan de aanbevelingen van de tabel voor keuze van de
sproeier moet in elk geval gevolg gegeven worden, daar enkel
onder deze voorwaarden een optimale verbrandingswaarde
bereikt kan worden.
We raden u aan enkel Danfoss-S sproeiers te gebruiken.
Monteren van de sproeier
Ontstekingskabel losdraaien.
Schroef van de stuwplaathouder losmaken en stuwplaat
verwijderen.
De plastic afsluitdop voorzichtig uit de sproeierhouder
schroeven.
DICHTINGSOPPERVLAK NIET BESCHADIGEN.
De sproeier volgens de tabel (p. 14)bepalen en
inschroeven.
De stuwplaat tot aan de zekeringsring, resp. de aanslag
van de voorverwarmer bevestigen en de schroef
vastmaken.
De ontstekingskabel vaststeken, de montageplaat in het
branderhuis terugplaatsen en met de snelsluitingen vastzetten.
G. 20.04.04

G. 20.04.04
Instellen van de ontstekingselektrode
De ontstekingselektrodes zijn fabrieksgewijs ingesteld. De
aangegeven maten (afb.) dienen ter controle.
.
R1(-V)(-L)
Instellen van de hoeveelheid lucht.
De maat ‘’A’’ (zie tabel p. 14) dient als orientering voor de
instelling van de brander. De maat ‘’A’’ beschrijft de positie
van de branderlijn met stuwplaat in de brandermond. Wanneer
de verstelschroef naar rechts wordt gedraaid, zal de
luchthoeveelheid stijgen en het CO 2 -gehalte in het verbrandingsgas
dalen. Door de meting van de CO 2 aan de meetnippel
wordt de juiste instelling van ‘’A’’ voortdurend getest.
aanslag voor
vlamhouder
sproeierhouder
R1 (-L)
aanslag voor
vlamhouder
aanslag voor
luchtregelklep
voorverwarmer
aanslag voor
luchtregelklep
R1-V (-L)
fabrieksinstelling 45° sproeier
voor 60° sproeier BEIDE aanslagen
verplaatsen (1 positie achteruit)
luchtregelklep
meetprofiel
maat ”A”
fabrieksinstelling 45° = 60°
luchtregelklep
meetprofiel
maat ”A”
contermoer voor
instelmoer van de
luchtregeling fotocel
aansluit drukleiding op
sproedrukleiding
contermoer voor
instelmoer van de
luchtregeling
aansluit drukleiding op
sproedrukleiding
fotocel
Verstuiver
R1(-L): Positie van de aanslagen voor stuwplaten en luchtklep
controleren. De eerste groef achter de sproeier voor
sproeierhoek 45°, de achterste 60°. (fabrieksinstelling 45°).
Instellen van de ontstekingselektrode
Inbedrijfstelling
Voor de inbedrijfstelling van de brander geldt het volgende:
Wanneer de brander in stilstand is, is de luchtklep gesloten.
Na het openen van de luchtklep worden de ontsteking en
de voorbeluchting (ca. 15 sec.) ingeschakeld. Daarna
opent zich het magneetventiel en laat de mazout vrij. Dan
wordt de vereiste pompdruk volgens de instellingstabel (p.
14) ingesteld. Na een korte werking kunnen de metingen
(CO 2 , roetbeeld en verbrandingstemperatuur) verricht worden.
Indien het nodig is, kan de lucht door middel van de instelmoer
nageregeld worden.
Uitvoering-L (Servomotor SA2-F)
Bij branders in deze uitvoering wordt het afkoelen van de
vuurhaard tijdens branderstilstand verhinderd door een
luchtklep (spaarautomaat). De luchtklep bij branders met
één fase wordt gestuurd door de servomotor SA2-F. Deze
servomotor opent de luchtklep elektrisch door middel van
een hefboom, de sluiting ervan gebeurt door een opgespannen
veer in de servomotor. Een rode indicatie toont de
open of gesloten stand, deze rode hefboom mag niet met
de hand doorgedraaid worden, de mechaniek kan daardoor
namelijk beschadigd worden.
Met de Giersch- spaarautomaat:
de ketel blijft tussen de branderwerking
in warm!
⇒ minder energieverbruik!
Uitvoering
Zonder spaarautomaat:
koelt de vuurhaard af.
7

Uitvoering
Uitvoering-V (met mazoutvoorverwarming)
Uitvoering-V
(met mazoutvoorverwarming)
De voorverwarming is aan de brandercyclus voorgeschakeld
en blijft in werking tot de brander door de regelthermostaat
van de ketel wordt afgeschakeld.
De werking van de voorverwarming wordt door een controlelampje
in het bovenste deel van het branderapparaat aangeduid.
De koudestartvergrendeling gebeurt via een
thermostaat (die in de sproeierlijn ingebouwd is), die pas
na voldoende opwarming de elektrische voeding naar het
relais vrijgeeft.
De elektrische voorverwarmer is in de sproeirlijn gemonteerd
en heeft een variabel verwarmingsvermogen. Dat
wordt via een warmte-afhankelijke geleider aangepast aan
de verwarming op dat ogenblik.
Uitvoering-B (met bedrijfsurenteller)
De bedrijfsurenteller dient voor het exact bepalen van de
werkingstijd van de brander en is parallel aangesloten op
het magneetventiel Y6. De bedrijfsurenteller is als onderdeel
zowel onmiddellijk met de brander als ook als extra
voorziening verkrijgbaar.
Als het mazoutverbruik gekend is, kan men het brandstofverbruik
bepalen. Voor een exacte vaststelling van de
hoeveelheid brandstof wordt het tussenstuk van de
GIERSCH-Oil-Control aanbevolen.
De vastgestelde waarden dienen onder meer voor het bepalen
van het jaarrendement. Langere branderlooptijden
zullen het jaarrendement verbeteren.
Uitvoering - OC (met Oil-Control)
Meetbereik: 1 bis 40 l/h
Bedrijfstemperatuur: 0-60°C
Toegelaten druk: < 25 bar
Meetnauwkeurigheid: ± 2,5%
Behoud van meetresultaten na uitschakeling:ca. 24 h
Meetresultaten verdwijnen, maar alle waarden blijven behouden
en kunnen na het inschakelen opnieuw opgevraagd
worden.
Dit multifunktioneel apparaat geeft informatie over het olieverbruik,
het aantal branderstarten, de branderbedrijfsuren
etc. En waarschuwt bovendien, wanneer de oliedoorloop
onder de normaalwaarde gaat (bijvoorbeeld door verstopte
sproeier). Door een vroeg besef en verhelpen van het probleem
kan een oneconomische en milieuonvriendelijke
werking van de brander verhinderd worden, Tijdens de werking
moet men erop letten dat doorloop, druk en temperatuur
binnen de toegelaten grenzen liggen.
Een bijzonder onderhoud van de Oil-Control is in principe
niet nodig. De voorgeschakelde filter (in de pomp, resp.
oliefilter) moet wel tijdens de jaarlijkse brandercontrole gereinigd
worden.
8
Gebruik van de funktietoets
Met de funktietoets kunnen met één druk de verschillende
waarden in volgorde opgeroepen worden. De geldende
waarde wordt door een funktiesymbool en/of de overeenkomende
eenheid bij het loslaten van de toets getoont.
De volgende funkties kunnen worden aangetoond:
modus funktie
verbruik op
het ogenblik
2. Momentverbruik
x
2de trap
◊
som
(uitstelbaar)
7-delig
getal
6-plaatsig
2 decimaalplaatsen
(0000.00)
6-plaatsig
2 decimaalplaatsen
(0000.00)
6-plaatsig
0 decimaalplaatsen
(0000.00)
totaal 6-plaatsig
0 decimaalplaatsen
(0000.00)
totaalbedrijfsurenteller
aantal
branderstarten
2. bedrijfsurenteller
x 2de trap
Service
2.
x
aantal branderinschakelingen
6-plaatsig
0 decimaalplaatsen
(0000.00)
6-plaatsig
0 decimaalplaatsen
(0000.00)
6-plaatsig
0 decimaalplaatsen
(0000.00)
6-plaatsig
0 decimaalplaatsen
(0000.00)
x = enkel bij branders met 2 trappen!
Reset van de optelling
eenheid
hoeveelheid
stookolie in
(l/h)
hoeveelheid
stookolie in
(l/h)
hoeveelheid
stookolie in
(l)
hoeveelheid
stookolie in
(l)
bedrijfsuren
(h)
branderinschakeling
bedrijfsuren
2de trap (h)
inschakelingen
2de trap
beperkte doorloop (zie positie voor onderhood)
Met de modus ◊ kan de reset van de optelling gerealiseerd
worden:
=> Toets minstens 10 sec. ingedrukt houden.
Toets indrukken, na 5 sec. knippert de aangeduide
waarde gedurende 5 sec. Daarna blijft de (oude) waarde
op het scherm staan, nu loslaten, er verschijnt 0 L op
het scherm.
G. 20.04.04

G. 20.04.04
Bepaling van de normaalwaarde van
het verbruik op het ogenblik
De bepaling van de normale waarde van het verbruik gebeurd
in de modus/funktie ‘verbruik op het ogenblik’:
=> Toets minstens 30 sec., toch niet langer dan 32 sec.
ingedrukt houden.
Toets indrukken, na 25 sec. knippert het aangeduide
momentele verbruik voor 5 sec. Van zodra het knipperen
ophoudt, de toets loslaten. Ter bevestiging knippert
het onderhoudssymbool en het momentele verbruik als
nieuw bepaalde waarde gedurende 5 sec.
Na een verandering van het brandervermogen (andere
sproeier, verandering aan de pompdruk etc.) moet de normaalwaarde
zoals hierboven aangegeven opnieuw bepaald
worden. De (oude) normaalwaarde wordt daarbij
vervangen door deze nieuwe.
Onderhoudsfunktie
Vermindert de mazouttoevoer met meer dan 10% (b.v. bij
sproeiers die langzaam verstoppen, voorverwarmers etc.)
verschijnt op het scherm het onderhoudssymbool.
Voorwaarde voor deze onderhoudsfunktie is de voorafgaande
input van de waarde. (zie bepaling van de normaalwaarde
van het momentele verbruik) bij correcte
branderwerking.
Inactivering van de onderhoudspositie
Handelswijze zoals bij de bepaling van de normaalwaarde
van het momentele verbruik, nu toch de toets langer dan 32
sec. ingedrukt houden.
Daardoor wordt de normaalwaarde en het symbool voor
onderhoud gewist:
=> Toets minstens 32 sec. ingedrukt houden
Na het loslaten knippert het symbool voor onderhoud en
de nulwaarde in het scherm ter bevestiging gedurende
5 sec.
Toekenning ketel-brander
Voor een emissie-arme en energiebesparende verbranding
is een preciese toekenning tussen ketel en brander
noodzakelijk. Hiervoor wordt de ketel voorzien van een
brander die met de werkingsvelden in overeenstemming is
(p. 16), waarbij rekening gehouden wordt met de verbrandingskamerweerstand.
Bepaling van de normaalwaarde van het verbruik op het ogenblik
Schoorsteenaansluiting
Een voorwaarde voor de correcte werking van de verwarmingsinstallatie
is een juist gedimensioneerde schoorsteen.
De dimensionering gebeurt volgens DIN 4705,
rekening houdend met DIN 18160, het vermogen van de
ketel en de brander.
Bij variabele werking van de brander zijn schoorstenen
volgens DIN 18160 T1, groep I te beogen. Voor de berekening
moet de verbrandingsstroom van het volledige warmtevermogen
ingezet worden. De doeltreffende
schoorsteenhoogte telt vanaf het verbrandingsniveau. Bovendien
verwijzen wij naar de bouwrechterlijke voorschriften
van de verschillende landen.
De constructie van de schoorsteen moet zo gekozen worden
dat het gevaar op condensatie tot een minimum herleid
wordt.
Voor een correcte instelling en stabilisatie van de
schoorsteentocht raden wij u aan een trekregelaar
in te bouwen!
Gevolgen:
wisselingen in trek worden opgeheven
vocht in de schoorsteen wordt zoveel mogelijk uitgesloten
stilstandsverliezen worden beperkt
Verbindingsstukken moeten met een helling naar boven
van 30° of 45° in de doorstroomrichting in de schoorsteen
ingebracht worden. Het is nuttig de leidingen voor verbrandingsgassen
van warmte-isolatie te voorzien.
BELANGRIJK !
Gegevens onderhoud
Bij de vernieuwing van bestaande installaties wordt men
zeer vaak geconfronteerd met te grote schoorstenen of met
ongeschikte schoorstenen voor lage-temperatuur-werkkarakteristieken.
Wij raden u aan het deskundig advies van
een erkend schoorsteenveger te vragen vooraleer de ketel
ingebouwd wordt, zodat een gepaste vernieuwing van de
schoorsteen op tijd kan worden geregeld (b.v. inbouwen
van een buis uit roestvrij staal, reinigen van de schoorsteen,
monteren van een ventilator etc.)
Thermometer voor verbrandingsgassen.
De verwarmingsinstallatie zou best met een thermometer
uitgerust worden, zodat de temperatuur van de verbrandingsgassen
gecontroleerd kan worden. Hoe hoger de
temperatuur van de verbrandingsgassen is, hoe hoger het
verlies aan verbrandingsrendement zal zijn. Een stijgende
temperatuur wijst op een toenemende roetafzetting, die het
nuttig effect van de verwarming verlaagd. Indien de temperatuur
van de verbrandingsgassen stijgt, moet de verwarmingsinstallatie
door een vakman gereinigd en opnieuw
afgesteld worden.
9

Gegevens onderhoud
Branderdoorsnede en lijst van bestanddelen R1-V-L
28 geluiidsdemper R1/RG1 1 31-90-21660
VE = verpakkingseenheid 1, 5, 10, 20, 50 stuks
10
13
12
1
28
2
H
C G
S
R E
I
15 2421
27
20
26
9
25
10(a)
16 7
8 5 17
3
4
23
22(a)
11
positie beschrijving VE Art. Nr.
1 bevestigingseenheid R1 kpl. 10 31-50-10553
2 huis met branderbuis 1 31-90-11604
3 eurostekker (M) 5 37-50-11015
4 eurostekker (F) met kabel 5 37-50-11129
5 dichting 10x14x2 50 37-50-10788
6 dichting 13x18x2 50 37-50-11293
7 drukbuis R1 Danfoss/Suntec 1 31-90-10929
8 nippel R1/8 5 37-50-20200
9 sproeier op aanvraag
10 sproeierlijn R1 incl. sproeierhouder 1 51-90-20972
10a vorverwarmer incl. sproeierlijn met kabel voor R1-V 1 51-90-20450
11 fotocel MZ 770 met kabel 1 37-90-10118
12 schuifflens 1 31-90-10103
13 flensdichting 5 31-50-10104
14 koppeling voor Motor 10 37-50-11586
15 luchtklep R1-L kpl. 5 37-50-20971
16 Motor 230 V/50 Hz - 90 W met kabel 1 31-90-11582
17 flexibel DN4 120 cm lang 1 47-90-10802
18 pomp Suntec AS 47D met aansluitdeelen 1 47-90-12644
18a pomp Danfoss BFP 21LG met aansluitdeelen 1 47-90-10834
19 nippel R1/4 x6LL 10 47-50-20862
20 stuwplaat met elektrodes 1 31-90-20869
21 servomotor SA2-F met kabel 1 57-90-11592
22 branderautomaat TF830 1 37-90-10936
22a branderautomaat DKW 972 (voor luchtverwarmingsketel) 1 47-90-21731
23 relaisbasis 1 31-90-22664
24 turbine ø120x42 1 31-90-10106
25 ontstekingskabel 500 mm lg. 10 47-50-10384
26 ontstekingstransfo 2x5 kV / 20 mA 1 47-90-20776
27 branderkap R1 1 31-90-10102
14
19
6
18
G. 20.04.04

G. 20.04.04
Schakelschema’s
L
N
L
N
230V
50Hz
230V
50Hz
Q
1
Q
1
gr+zw+bl bl
bl
gr+bl
F 1
N
F 1
N
N L1 T1 T2 S3
gro/ge
8 A 1 2 3 4 6 9 B 7 5
gro/ge
Q
Q
F3
F3
wit
br
ws
br
br
br+ gr
br
bl
h
S 2
L1 T1
T2
S3
gr
sw
bl
br
bl
F 2 1
H 1 3
br
bl
1~
zw
vio
gr
(Optie) (Optie)
br
br+ gr
br
bl
h
S 2
gr
zw
M
B 1 T 1 M 1 P2 1
bl
br
bl
bl
z
zw
zw+zw
zw
N
bl br
h
Gegevens onderhoud
gr
H
1 1
wit
br+gr
br
bl
vio
gr
Y 6
B4
B4
F 2 1
H 1 3
L1 T1
T2
S3
N L1 T1 T2 S3
br
~
(Optie) (Optie)
zw
h
gr
P1 1
h
H
1 1
8 A 1 2 3 4 6 B 9 7 5
M
1
B 1 T 1 M1 H 14
E 1
N
P2 1
wit
br+gr
br
bl
Y 6
B4
B4
P1 1
h
Schakelschema’s
ketel
X 1 1
X 1 2
S 1
Brander
ketel
X 1 1
X 1 2
S 1
brander
R1
R1-V
11

Gegevens onderhoud
Schakelschema’s
L
N
12
230V
50Hz
Q 1
gr+zw+bl bl
F 1
N
N L1 T1 T2 S3
8
gro/ge
Q
Stromlaufplan R1-V-L
F3
wit
br
br
br+ gr
br
bl
h
S 2
L1 T1
T2
S3
A
gr
zw
bl
br
bl
F 2 1
H 1 3 H
1 P1
1 1
M
1~
bl
zw
(Optie) (Optie)
zw
zw
1 2 3 4 6 B
9 7 5
br
zw+zw
zw
br
bl
zw
bl
B 1 T 1 M1 H 14
E 1 E 2
M
N
br
vio
gr
h
P2 1
gr
wit
br+gr
br
bl
Y 6
B4
B4
ketel
brander
h
ketel
R1-L
ketel
X 1 1
X 1 2
S 1
brander
R1-V-L
B1 Fotocel
E1 Voorverwarmer
E2 Luchtklep-servomotor
F1 externe zekering (aanbevolen
max. 10 A)
F21 externe aquastaat
F3 externe draagkook
H11 externe bedrijfsmelding
H13 externe storingsmelding
H14 controle voorverwarming
P11 externe urenteller
P21 urenteller brander(optie)
Q1 verwarmingschakelaar
M1 brandermotor
T1 ontstekingstrafo
Y6 magneetklep
X11 eurostekker ketel
X12 eurostekker brander
S1 branderautomaat
Satronic TF830,
voor luchtverwarmingsketel
met DKW 972
Oil-Control (optie)
S 2
PE = beschermingsgeleider
bl = blauw
br = bruin
ge = geel
gr = grijs
gro = groen
sw = zwart
vio = violet
wit = wit
G. 20.04.04

G. 20.04.04
Mogelijke defecten
motor start niet
vaststelling oorzaak oplossing
branderstart met storing na
veiligheidstijd
vlam dooft tijdens werking
stuwplaat vervuild
zekering defect
veiligheidsthermostat vergrendeld
maximumtemperatuur overschreden
relais defect
motor defect
voorverwarming of vrijgeefthermostaat defect
luchtklep-servomotor opent niet, of schakelt niet
door
Koppeling Motor–Pomp defect
a) met vlamopbouw:
fotocel vuil, defect,verkeerd geplaatst
relais defect
b) zonder vlam:
geen ontsteking
brander krijgt geen mazout:
mazoutkaan gesloten
tank leeg
filter verstopt
lek leiding
pomp defect
voetklep defect
verstuiver verstopt of defect
magneetventiel defect
Filter in magneetventiel verstopt
vreemd licht
motorkoppeling defect
vorverwarmer verstopt
tank leeg
verstuiver verstopt
filter of leiting verstopt
luchtaanzuig
magneetventiel defect
instelling clipsen op sproeielijn
sproeier defect of slechte keuze
luchtinstelling
verluchting stooklokaal, schouwtrek
vervangen
herbewapenen
laten afkoelen
vervangen
vervangen
vervangen
vervangen
vervangen
Mogelijke defecten
cel reinigen, montage en aansluiting controleren,
vervangen
vervangen
elektroden en hun instelling,
transfo en kabels controleren
openen
vullen
reinigen
lek dichten
vervangen
afdichten
vervangen
vervangen
Filter reinigen, Magneetventil vervangen
zie punt funktiecontrole branderautomaat
vervangen
vervangen
vullen
vervangen
reinigen
controleren
vervangen
controleren
vervangen
opnieuw regelen
controleren
Brander start/stop te vaak te groot oliedebiet inbouw van een relais met vangschakeling
storing op radio en T.V
Vonkoverslag naar marsa
zwakke antennecapaciteit
Gegevens onderhoud
elektrodes juist instellen
antennesignaal controleren
inbouw ontstoorcondensator en ontstoorweerstanden
13

Gegevens onderhoud
Instellingstabel
Instellingstabel
Typ /
brandervermogen
Conformiteitsverklaring
Wij verklaren dat de gasventilatorbrander Giersch R1
voldoet aan de fundamentele eisen van de volgende
richtlijnen:
De richtlijn inzake laagspanning volgens 73/23/EEG
gekoppeld aan DIN VDE 0700 deel 1 / versie 04.88 en
DIN VDE 0722 / versie 04.83
de EMC-richtlijn 89/336/EEG EN 55014 / versie 04.93
en EN 50082-1 / versie 01.92
de richtlijn voor verbrandingsrendement volgens 92/42/
EEG gekoppeld aan DIN EN 267/ versie 10.91
de richtlijn voor machines volgens 98/37/EG.
14
ketelvermogen
bei ηk
92%
sproeihoek
sproeier
maat
Danfoss S
pompdruk
mazoutdebiet
ca.
luchtregelingsklep
maat “A”
kW kW ° S gph bar kg/h mm
R1-L met geluidsdemper
14,5 13,5 60 F 0,30 10 1,2 4,0
17,5 16 60 0,40 10 1,5 5,5
20,5 19 60 0,40 14 1,7 6,5
24 22 60 0,50 12 2,0 8,5
28 26 60 0,55 12 2,4 9,5
32,5 30 60 0,60 13 2,7 11,5
36 33 45 0,65 11 3,0 12,5
41 37,5 45 0,75 13 3,5 14,5
47,5 43,5 45 0,85 14 4,0 17,5
53 48 45 1,00 12 4,4 18,5
R1-V-L met geluidsdemper
13 12 60 0,40 8 1,1 4,0
15 14 60 0,40 10 1,3 4,5
18 16,5 60 0,50 8 1,5 5,5
20 18,5 60 0,50 10 1,7 6,5
21,5 20 60 0,55 8 1,8 7,0
23 21 60 0,55 9 1,9 7,5
25 23 60 0,60 8 2,1 8,0
26,5 24,5 60 0,60 10 2,2 9,5
29,5 27 45 0,65 10 2,5 10,5
32,5 30 45 0,75 10 2,7 11,5
35,5 32,5 45 0,85 9 3,0 13
38,5 35,5 45 0,85 10 3,2 13,5
41 37,5 45 1,00 9 3,5 15
45 41,5 45 1,10 8 3,8 16
48,5 44,5 45 1,10 9 4,1 16,5
51,5 47,5 45 1,10 10 4,3 18,5
53 49,5 45 1,25 10 4,6 20,5
G. 20.04.04

G. 20.04.04
Notities
15

Technische gegevens
brandervermogen 1,2 - 4,5 kg/h
=14 - 53 kW
aanbevolen
ketelvermogen
Maten van de brander
Alle maten in mm.
Afb. R1(-V)(-L)
Aansluitingsmaten van de ketel
Alle maten in mm.
R1 R1-V-L
12,5 - 48 kW
11-41 Mcal/h
1,0 - 4,5 kg/h
=12 - 53 kW
11 - 48 kW
9,5-41 Mcal/h
spanning 230 V/ 50 Hz 230 V/ 50 Hz
max. stroomafname 1,9 A 2,7 A
motor 90 W 90 W
gewicht 12 kg 12 kg
geluidsemissie dB(A) 62 62
min. 88
150
275
min 288
max 357
420
M8
70
89
227
Ø316
Werkingsvelden
TÜV beproefd arbeidsveld naar DIN EN 267.
Deze arbeidsvelden zijn gebaseerd op een hoogte van ca.
200 m boven de zeespiegel en een omgevingstemperatuur
van 20° C.
1,0
R1
rookgaszijdige weerstand [mbar]
rookgaszijdige weerstand [mbar]
0,8
0,6
0,4
0,2
Alle technische informatie die in dit dokument te vinden is, als ook de tekeningen,
foto’s en technische beschrijvingen die ter beschikking worden gesteld,
blijven onze eigendom en mogen zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming niet vermenigvuldigd worden.
Veranderingen zijn voorbehouden.
GIERSCH
1 2 3 4 5
debiet [kg/h]
10 20 30 40 50
brandervermogen [kW]
Enertech GmbH Division GIERSCH Brenner und Heizsysteme
Adjutantenkamp 18 D-58675 Hemer
Telefon 02372/965-0 Telefax 02372/61240
E-Mail: kontakt@giersch.de Internet: http://www.giersch.de
0
1,0
0,8
0,6
0,4
0,2
0
R1-V
1 2 3 4 5
debiet [kg/h]
10 20 30 40 50
brandervermogen [kW]
G. 20.04.04 045/04-2004 Art. Nr. 70-11-57000-BE Print ed in Germany Enertech GmbH Division Giersch