06.05.2013 Views

2008 / 9ste jaargang 1 & 2 - Rein

2008 / 9ste jaargang 1 & 2 - Rein

2008 / 9ste jaargang 1 & 2 - Rein

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

d i g t h e r<br />

<strong>2008</strong> / <strong>9ste</strong> <strong>jaargang</strong> 1 & 2


Colofon<br />

Iedereen kan kopij inzenden ter publicatie. De<br />

redactie beoordeelt het werk. We berichten<br />

alle auteurs of hun kopij al dan niet werd<br />

weerhouden. Er wordt over de inhoud van<br />

dit overleg niet gecommuniceerd, tenzij de<br />

redactie daar anders over beslist. Publicatie<br />

geeft geen recht op vergoeding, abonnementen<br />

of auteursrecht. De auteur van wie we kopij<br />

publiceren ontvangt twee gratis exemplaren.<br />

De inzendingen worden op de redactie verwacht<br />

uiterlijk de 15de van februari, mei, augustus<br />

en november. We dringen aan dat virusvrij<br />

te doen via e-mail op het redactieadres. De<br />

teksten worden in bijlagen meegestuurd. In<br />

afzonderlijke bijlage vermeldt de auteur, naast<br />

bibliografische en biografische gegevens,<br />

echte naam indien gebruik van pseudoniem,<br />

postadres en internetadres om correspondentie<br />

te vergemakkelijken.<br />

Dichters sturen maximaal 5 gedichten op.<br />

Prozateksten zijn niet langer dan 8 pagina’s of<br />

5000 woorden in Times New Roman 12.<br />

Hoofdredactie:<br />

Hugo Verstraeten<br />

Sint-Veerleplein 10, 8600 Diksmuide<br />

tel. 051 555805<br />

redactie_digther@hotmail.com<br />

http://users.skynet.be/DIGTHER/index.htm<br />

Redactie:<br />

Danny Decaestecker, Frank Decerf,<br />

Alain Delmotte, Diana Freys,<br />

Paul Rigolle, Frédéric Leroy, Herlinda Vekemans<br />

Medewerkers:<br />

Pieter Verstraeten (webmaster & literair advies),<br />

Diana Freys (tekstcorrectie),<br />

<strong>Rein</strong> Lobbestael (lay-out),<br />

Geertrui Willaert (abonnementen en financiën)<br />

Danny Decaestecker (presentatie)<br />

Abonnementen:<br />

door overschrijving van<br />

e 12,4 (België) - e 18,0 (Nederland)<br />

op rekeningnummer 001-4010690-10<br />

met vermelding 'Digther + <strong>jaargang</strong>'.<br />

Abonnementen gaan in vanaf het kwartaal<br />

van storting.<br />

Losse nummers<br />

3,5 euro.<br />

Te verkrijgen in<br />

- Standaard Boekhandel<br />

Gen. Baron Jacquesstraat 22, Diksmuide<br />

- Theoria Boekhandel<br />

Onze Lieve Vrouwe Straat 22, Kortrijk<br />

Layout: rein.be<br />

Druk: Reclame- & Mediabureau Comsa<br />

EDITORIAAL<br />

GLIJVLUCHT VAN EEN VLIEGERAAR.<br />

In één van de duidingsmagazines van het Canvasprogramma de ‘Keien van de Wetstraat’ is<br />

Filip Dewinter aan het woord. Kathleen Cools en Ivan De Vadder proberen een andere kant van<br />

het Vlaams Belangkopstuk te laten zien en vragen hem of hij cultuur belangrijk vindt. Waarop<br />

de rechtse politicus bevestigend antwoordt, hoewel hij in dezelfde ademstoot meegeeft<br />

dat het dan wel om een bepaalde cultuur moet gaan. Wat hij daarmee bedoelt wordt<br />

duidelijk wanneer hij beschrijft wat bij hem thuis aan de muur hangt. Meestal de realiteit<br />

weerspiegelende artefacten welke niets van doen hebben met ‘kunst om de kunst’, waaraan al<br />

dat lieve belastinggeld wordt verspild. Het woord ‘entärtete’ kan maar net worden ingeslikt.<br />

Om zijn culturele peil nader toe te lichten meldt de medeontwerper van de slagzin ‘eigen volk<br />

eerst’ dat hij van alles leest. Op de vraag wat dan precies komt geen éénduidig antwoord. Ik zie<br />

al ’Mein Kampf’ en ‘’t Pallieterke’ naast een trits keuken- en tuinboeken op het salontafeltje<br />

binnen handbereik. ‘Alles door elkaar,’ luidt het en vervolgens: ‘zelfs gedichten’.<br />

‘Welke gedichten,’ wil ik weten, echter de presentatoren van het programma zoeken hun<br />

toevlucht in een afwijkende vraag. Niettemin schuilt in die schijnbaar achteloze toevoeging<br />

‘zelfs gedichten’ een niet te veronachtzamen waardeschatting van de poëzie, deze brug der<br />

zuchten welke de oevers van wat ooit werd gescheiden, het onverzoenbare, het paradoxale,<br />

weer met elkaar verbindt. Het vijfletterwoord ‘zelfs’ is significant. Wanneer meneer Dewinter<br />

‘zelfs’ gedichten leest dan leest meneer Dewinter iets met een bijzondere status, iets wat naar<br />

het ‘hogere’ taalt.<br />

In de roman ‘Gloed’ van de Hongaarse schrijver Sándor Márai lees ik volgende schitterende<br />

passage:<br />

‘Ik word later dichter,’ zei hij eens en hij keek op, met het hoofd opzij.<br />

Hij keek naar de zee, zijn blonde lokken wapperden in de warme wind, met half<br />

gesloten ogen tuurde hij tussen zijn wimpers in de verte.<br />

De min omhelsde hem en trok zijn hoofd tegen haar borst.<br />

Zo zei ze: ‘Nee, jij wordt soldaat.’<br />

‘Zoals papa?’ Het kind schudde zijn hoofd. ‘Papa is ook dichter, weet jij dat niet?<br />

Hij denkt altijd aan iets anders.’ (cda)<br />

Dichters denken blijkbaar altijd aan iets anders. De zin welke naadloos aansluit bij de vorige<br />

passage is bedrieglijk terloops. In zijn dieptestructuur leest hij onthutsend visionair:<br />

‘Dat is waar’, antwoordde de min met een zucht. ‘Ga niet in de zon, lieveling.<br />

Je zult hoofdpijn krijgen.’<br />

De Roman van Sándor Márai verscheen voor het eerst in 1942. Die datum spreekt al voor<br />

zichzelf. Gedurende de nazi-tijd leidde de schrijver een teruggetrokken leven in Boedapest.<br />

Maar ook onder het communistische regime werden zijn boeken in Hongarije verboden.<br />

Dichters denken altijd aan iets anders. Dichters zijn altijd in tegenspraak. Met zichzelf, met<br />

hun tijd, met een doctrine. Ze vormen altijd een minderheid, meestal een minderheid van<br />

slechts één persoon.<br />

Ik stel mij vervolgens Filip Dewinter voor als cultuurminister. Ordonnerend wat kunst is en wat<br />

niet. Wat bijgevolg gesubsidieerd en niet gesubsidieerd kan worden. Wat in musea mag en<br />

wat in beschimmelde kelders moet onttrokken aan het menselijke oog, om de zuiverheid der<br />

gedachten niet te infecteren. Mannelijkheid, realisme, identificatie met het volk zijn de nieuwe<br />

criteria, gekoppeld aan een minachtende afwijzing van alles wat complex, onconventioneel en<br />

kosmopolitisch is. Literatuur, wil ze literatuur blijven dient zich echter constant te onttrekken<br />

aan elke vorm van ideologie of totalitaire controle. Elke poëzieopvatting wordt door de<br />

gedichten zelf tegengesproken.<br />

Kunst – zelfs gedichten – ontstaat/ ontstaan op het raakvlak tussen noodzakelijkheid en de<br />

grootst mogelijke vrijheid, zowel op expressief als op politiek en moreel vlak.<br />

Hugo Verstraeten<br />

© <strong>2008</strong><br />

Alle rechten voorbehouden<br />

Niets uit deze uitgave mag worden<br />

verveelvoudigd of openbaar gemaakt,<br />

in enige vorm of op enige wijze,<br />

hetzij electronisch, mechanisch, door<br />

fotokopieën of enige andere manier,<br />

zonder voorafgaande schriftelijke<br />

toestemming van de uitgever. Alle<br />

ontwerpen en redactionele teksten<br />

blijven exclusief eigendom van de<br />

uitgevers. Publicitaire teksten vallen<br />

niet onder de verantwoordelijkheid<br />

van de uitgevers.<br />

Inhoudstafel<br />

EDITORIAAL GLIJVLUCHT VAN EEN VLIEGERAAR ...................Hugo VERSTRAETEN ................................ 2<br />

BERICHTEN ................................................................................................................................................................ 4<br />

SIGNALEMENT ROMENU ............................................................................................................................................. 5<br />

POËZIE BERICHT AAN DE BEVOLKING. Gedichten over Irak…Frank DE CRITS ........................................... 6<br />

......................................................................................Peter THEUNYNCK .................................... 7<br />

......................................................................................Kurt DE BOODT .......................................... 7<br />

......................................................................................Johan DE BOOSE ....................................... 7<br />

......................................................................................Didi DE PARIS ............................................ 8<br />

VERTAALD UIT HET DEENS (Jan BAPTIST) ........Niels HAV .................................................... 9<br />

......................................................................................Nell NIJSSEN ............................................ 11<br />

……………………………………………………………………Jan AELBERTS ...........................................12<br />

STOF /TRIPTIEK ..........................................................Inge BOULONOIS ....................................13<br />

DODENBOOM………………………………………………Roel WEERHEIJM ......................................15<br />

……………………………………………………………………Koen SNEYERS .........................................16<br />

……………………………………………………………………Ine LUIPAERT ............................................18<br />

IEDEREEN IS AAN HET VALLEN ..........................Thomas KOK .............................................18<br />

……………………………………………………………………Willemien MENSINGA ............................19<br />

UIT DE TOEVLOED Patricia DE LANDTSHEER en Hans KILIAN ............................................................................20<br />

WIE BLOGT DIE BLIJFT ECCE HOMO ..............................................................Jan-Willem LUBBERS .............................22<br />

RENCONTRES VUURDOPEN .............................................................Alain DELMOTTE ......................................24<br />

PROZA HARD GEKOOKT .......................................................Filip DE KONING .....................................27<br />

EEN IKEA IN DELFT ..................................................Joris LENSTRA ..........................................29<br />

DE TURK (vertaling Gerard CRUYS.....................Niels HAV ..................................................31<br />

INTERVIEW IN GESPREK MET CHRÉTIEN BREUKERS ...........Herlinda VEKEMANS<br />

......................................................................................& Alain DELMOTTE ...................................34<br />

ESSAY BLOOT EN BLOEDEND VLEES ................................Alain DELMOTTE ......................................36<br />

COLUMN DE KOORDDANS VAN MARGUERITE DURAS ..Herlinda VEKEMANS ...............................40<br />

EPILOOG VERBIND MET ANDER NETWERK ........................Arne SCHOENVUUR ...............................42<br />

RUBRIEK OVERSCHRIJVEN ..............................................................................................................................................................14<br />

Digther.<br />

Inhoudstafel<br />

Digther is vooral een schrijverscollectief, op eerder toevallige wijze bijeengebracht<br />

rond de wil tot het leveren van een authentieke en creatieve meerwaarde. Met deze<br />

intentie voorop neemt het collectief ( hoofdzakelijk ) literaire initiatieven.<br />

Belangrijke spreekbuis vormt het gelijknamige tijdschrift. Digther wil een blad zijn<br />

waarin dichters, schrijvers en theatermakers het woord nemen en dit in de meest<br />

brede betekenis. Schrijvers en lezers ontmoeten er elkaar rond een project dat een<br />

frisse, creatieve en tevens kritische vluchtweg biedt voor het aftandse, het banale,<br />

het modale. Van kunst met grote ' K ' tot kunst met een knipoog, van cultuur tot<br />

cultuurkritiek, van essay tot pastiche. Zonder leerstellingen of dogma' s. Zonder<br />

beklemmende literaire tradities of commerciële verbintenissen. Maar mét de ambitie<br />

om aan beginnend, sluimerend en gevestigd talent spreek- en schrijfrecht te doen.<br />

Door lokale elementen en origine te koppelen aan meer universele aspiraties neemt<br />

DIGTHER een eigen plaats in binnen het schrijvend en kunstminnend gedeelte van een<br />

Nederlandstalig lezerspubliek: eigen - aardig en eigen - zinnig !


Word dorpsdichter<br />

van Doel…<br />

Doel is een Vlaams dorp dat door de uitbreiding van de<br />

Antwerpse haven bedreigd wordt. Er blijkt geen enkele<br />

economische of sociale reden te zijn die deze semifascistische<br />

handelswijze van de Antwerpse havenlobby<br />

rechtvaardigt. Kan poëzie stand houden tegen de bulldozers?<br />

Op 21 maart 2009 verstrijkt de termijn van de eerste<br />

dorpsdichter van Doel, Mark Meekers. Er wordt een nieuwe<br />

wedstrijd georganiseerd om in zijn opvolging te voorzien. Het<br />

is een steun voor de dorpsgemeenschap van Doel, mocht je<br />

dit reglement verspreiden. Mogelijk mag voor jou poëzie meer<br />

zijn taalacrobatiek en zelfs sociaal geëngageerd? Het beste<br />

bewijs is je deelname!<br />

Met poëtische groet en dank,<br />

Mark Meekers, dorpsdichter van Doel<br />

Het volledige reglement is te vinden op:<br />

www.dorpsdichter.be<br />

Beknopt Reglement Dorpsdichter Doel:<br />

Iedere deelnemer zendt max. 2 gedichten in, niet eerder<br />

gepubliceerd of bekroond, op A4, getypt, niet langer dan één<br />

pagina.<br />

De inzending bestaat uit vijf exemplaren. Elk blad is voorzien<br />

van een schuilaam.<br />

In een afzonderlijke gesloten enveloppe zijn schuilnaam,<br />

echte naam, geboortedatum, adres, telefoonnummer of<br />

e-mailadres vermeld. Op de briefomslag staat enkel de<br />

schuilnaam.<br />

De gedichten dienen uiterlijk op 1 november <strong>2008</strong> aan te<br />

komen bij: Poëziewedstrijd Dorpsdichter Doel, p/a Hellestraat<br />

246, 9190 Stekene. Hier kan ook het papieren reglement<br />

worden aangevraagd (antwoordzegel a.u.b.).<br />

De jury wordt voorgezeten door Mark Meekers en bestaat<br />

verder uit Willem Persoon, Dianne Nuyts, Bert Bevers en Karel<br />

Sergen.<br />

De winnaar wordt voor de perode van één jaar, met ingang<br />

van 21 maart 2009, dorpsdichter van Doel. Hij schrijft dat<br />

jaar minimum 5 nieuwe gedichten en brengt die in overleg<br />

met de organisatie op enkele manifestaties.<br />

Succes!<br />

Je kan nog altijd de petitie voor het behoud van DOEL<br />

(vb. als KunstEvenementenDorp) ondertekenen op:<br />

http://www.kunstdoel.net/nl/onderteken-oproep<br />

Thierry DELEU<br />

DE DODEN ZWIJGEN NIET<br />

Razor's Edge Editions<br />

© <strong>2008</strong>, Thierry Deleu en Razor's Edge Editions<br />

Druk: NetcopX Menen<br />

Omslagontwerp en lay-out: Peter Deleu<br />

Na zijn "Creuse Trilogie" (drie romans met als decorum de<br />

Creuse) en de psychologische roman Klamme handen, waagt<br />

de auteur zich nu aan een politieroman.<br />

De doden zwijgen niet leest als een trein; de spanning jaagt<br />

de lezer bladzijde na bladzijde naar de ontknoping; de<br />

personages zijn mensen van vlees en bloed. Een verhaal dat<br />

gebakken koek is voor een filmscenario.<br />

De moord op informant Maarten Decock is het startsein voor<br />

een onderzoek dat gekleurd en fout getekend wordt door<br />

leden van de Antwerpse GDA zelf. Sporen die zouden kunnen<br />

leiden tot hun betrokkenheid bij drugstrafieken worden<br />

genadeloos uitgewist.<br />

Moord en wedermoord is de rode draad in het verhaal.<br />

Met De doden zwijgen niet geeft Thierry Deleu duidelijk blijk<br />

van métier en een groot inlevingsvermogen. (De uitgever)<br />

Voorstelling van het boek<br />

op zaterdag 5 juli, om 11.30 u.,<br />

in de kok-pit van het (nieuwe) gemeentehuis,<br />

Koksijde, Zeelaan 303<br />

Inleiding: Louisa Goetgebuer<br />

Welkom: Marc Vanden Bussche, burgemeester<br />

Receptie aangeboden door de gemeente<br />

Prijs: 15 euro<br />

Over te schrijven op 000-0900214-54 van Thierry Deleu,<br />

Oostduinkerke<br />

of te verkrijgen op de voorstelling,<br />

waarvoor dank.<br />

Poëziewedstrijd<br />

Elk jaar op de laatste zaterdag van mei richt de gemeente<br />

Ichtegem in samenwerking met de vereniging Concept een<br />

poëziewedstrijd in. De aanvaarde gedichten worden allemaal<br />

in een bundel uitgegeven, de winnende gedichten krijgen elk<br />

een kunstwerk, terwijl de hoofdwinnaar ook nog eens een<br />

bord krijgt in de Ichtegemse poëzietuin.<br />

Voor info en reglement:<br />

Antoon Naert<br />

Diensthoofd Cultuur en Toerisme<br />

Administratief Centrum Eernegem - 1ste verdieping<br />

Stationsstraat 1 - 8480 Ichtegem<br />

059/34.11.39 of 0478/54.22.25<br />

Fax : 059/29.80.65 - mail : cultuurdienst@ichtegem.be<br />

Signalement:<br />

Romenu<br />

(Frédéric LEROY)<br />

Romenu is een blog over literatuur, gedichten, kunst en cultuur die wordt<br />

onderhouden door Frans Roumen (http://romenu.skynetblogs.be/) en een immense<br />

schat aan informatie over dichters en schrijvers bevat. Men vindt er korte biografieën<br />

van grootheden als Brecht, Celan en Kavafis, geïllustreerd met teksten en gedichten,<br />

maar evengoed minder voor de hand liggende namen als bv. Gaston Burssens:<br />

De Vlaamse dichter en schrijver Gaston Burssens werd geboren in Dendermonde op<br />

18 februari 1896. Hij deed zijn middelbare studies aan het atheneum te Mechelen,<br />

waar hij les kreeg van o.a. Maurits Sabbe. Tijdens Wereldoorlog I nam hij, samen<br />

met Wies Moens en Paul van Ostaijen, deel aan het Activisme en studeerde hij<br />

enige tijd aan de door de Duitsers vernederlandste Gentse universiteit. Na de<br />

wapenstilstand kwam hij trouwens in de gevangenis terecht. Hierna werkte hij in<br />

een bedrijf in granen. Hij vestigde zich te Antwerpen en richtte zelf een fabriekje op.<br />

Zijn eerste gedichtenbundel "Verzen" verscheen in 1918. De invloed van het Duitse<br />

expressionisme was reeds merkbaar. De dadaïstische en surrealistische stromingen<br />

kregen echter steeds meer invloed op hem. De vrucht hiervan werd "Piano" (1924),<br />

dat gelijkenis vertoont met "Bezette stad" van P. van Ostaijen. Beide dichters<br />

waren trouwens met elkaar bevriend. Gaston Burssens stak heel wat energie in het<br />

afdwingen van respect en waardering voor het werk van zijn vriend P. van Ostaijen,<br />

ook na diens dood. Op latere leeftijd, na zelf heel wat tegenslagen te hebben gekend,<br />

na het verlies van zijn eerste echtgenote, keerde Gaston Burssens terug naar de<br />

belijdenislyriek en de poëzie in haar meer traditionelere vorm, zoals in "Ode" (1954)<br />

en "Adieu" (1958).<br />

Hij ontving tweemaal de Driejaarlijkse Prijs voor Poëzie (periodes 1950-52 en<br />

1956-58). Gaston Burssens schreef ook proza, zo o.a. essays en hij beoefende ook de<br />

schilderkunst.<br />

Zee (fragment)<br />

De zee hier is de zee<br />

Zij werd geboren in ’t jaar Onzes Heren<br />

Plus minus nul en nul is zij gebleven<br />

De Grote Nul die zij gebleven is<br />

Door alle eeuwen van belijdenis<br />

Van nul is nul en één plus één is twee


‘Bericht aan<br />

de bevolking’<br />

PoëzIe<br />

Gedichten over Irak<br />

In de nacht van 19 op 20 maart 2003<br />

bombardeerden het Amerikaanse<br />

leger en zijn bondgenoten de eerste<br />

doelwitten in Bagdad. Samen met<br />

het BRussells Tribunal en meer dan<br />

70 schrijvers, denkers en kunstenaars<br />

uit binnen- en buitenland herdacht<br />

Het beschrijf (Passa Porta, Brussel)<br />

vijf jaar later de enorme humanitaire<br />

crisis waartoe deze inval heeft geleid<br />

met een literaire wake. Het werd een<br />

bijzondere en gevarieerde avond die<br />

stil wenste te staan bij de gevolgen<br />

van de oorlog, die wou aansporen<br />

en aanporren om na te denken over<br />

de verdere afloop. Met een debat,<br />

getuigenissen van Iraaks-Belgische<br />

kunstenaars en veel auteurs waaronder<br />

enkel dichters… Digther biedt u een<br />

kleine, maar representatieve selectie uit<br />

de gelegenheidsgedichten die werden<br />

voorgelezen.<br />

Het beschrijf, A. Dansaertstraat 46,<br />

1000 Brussel - www.beschrijf.be, 02/223<br />

68 32, info@beschrijf.be 38<br />

(Selectie Alain Delmotte)<br />

Frank De Crits<br />

vaandelvlucht<br />

de vaandel was altijd gelukkig toen een oorlog begon hij liep dan op<br />

de eerste rij en soms was er een ruiter die hem droeg of een vaandrig<br />

zo fier als een gieter altijd goed beschermd hij had een prachtig zicht<br />

op de vijand zoals in waterloo of borodino napoleon als school-<br />

voorbeeld de aanstormende vaandel zweepte de soldaten op sleepte<br />

hen soms per ongeluk mee in de afgrond doch meestal riep hij:<br />

“vooruit met de geit” na de zoveelste vergeefs oprukken uit de loop-<br />

graven trad de twijfel in zijn hoofd binnen en toen hij zijn lotgenoten<br />

genadeloos zag neerschieten vluchtte de vaandel en werd<br />

door vriendelijk vuur neer gemaaid...<br />

vriendelijk vuur<br />

het vuur is sinds het uitgevonden werd altijd vriendelijk geweest het ver-<br />

schaft bv. vreugde en liefde barbecue en kampvuur zorgen voor wat sfeer<br />

en broederschap de leuvense stoof van mijn jeugd bloost van plezier en<br />

binnenpret en de open haard straalt zoveel gezelligheid uit dat het aanste-<br />

kelijk wordt het keukenfornuis heeft mij één enkele keer bij crêpes flam-<br />

bées een verbrande wenkbrauw bezorgd dat in tijden van oorlog vriend en<br />

vijand mekaar de duivel aandoen met brandende pijlen pek en olie mus-<br />

ketten en ander wreed vuur is vanzelfsprekend doch dat onlangs vriendelijk<br />

vuur hoogst dodelijk bleek te zijn is tegen alle wetten van de strategie...<br />

strategie<br />

strategie heeft te maken met voorbereidingen uitvoeren van plannen vlag-<br />

getjes op landkaarten plaatsen streepjes trekken pionnen uitzetten kortom<br />

een soort kinderspel voor grote mensen soms wordt een strategie opgebouwd<br />

om een man of een vrouw te veroveren doch dat klinkt zo krijgshaftig noch-<br />

tans zit er in het liefdesspel heel wat strategisch vernuft je kan een plannetje<br />

uittekenen benaderingen overwegen, beloeren bespieden en uiteindelijk er<br />

voor gaan doch weet dat strategie schrik heeft voor “le coup de foudre” de<br />

donderslag blikseminslag één blik die over de hoofden heen vliegt twee ogen<br />

die zich in twee andere ogen branden en worden verblind door hartstocht<br />

strategie kan ook soms een onverwachte ramp zijn<br />

Peter THEUNYNCK<br />

aan de dode irakezen<br />

hoe vaak zien wij uw lichamen, verminkt, verbrijzeld<br />

van het volle leven alle elektriciteit<br />

ontberend door ons breedbeeld glijden<br />

op handen van geschreeuw en tranen<br />

het lijkt ons haast<br />

normaal, ons bed staat ver van uw bed,<br />

onze tafel ver van uw tafel,<br />

we zappen naar luchtiger verhalen,<br />

slaan geen acht meer, geen alarm, een blad<br />

om, nemen iets om beter in te slapen<br />

maar wie zijn kind, zijn moeder in bloed geschreven<br />

vindt op een dag aan de voet van Bagdad,<br />

wie het verlies ziet gulpen<br />

als bloemfonteinen uit de buik van zijn stad<br />

wie tot het eind der tijden<br />

het leger leeg en koud en dor weet,<br />

met droge korsten valt niet te praten aan tafel,<br />

heeft geen verhaal<br />

aan warme binnenkamers<br />

ik begrijp uw haat, ik schrijf mijn schaamte neer<br />

Kurt DE BOODT<br />

Make no Mistake<br />

Kolonel K was zijn tijd zo ver vooruit<br />

dat hij niet langer sliep zijn positie verliet<br />

het bewaken vergat aan het einde kwam<br />

an de ruimte zichzelf zag zweven in het heelal<br />

de toekomst onvermoede dimensies<br />

het uitriep:<br />

‘kom met me mee de leegte in<br />

de eerste mens was een kunstenaar<br />

het leven eist creatie schepping is het leven<br />

verhef u bouw kathedralen van uzelf<br />

breek uit de begrenzing er is een kracht<br />

wit als een melkwegstelsel een energie<br />

die de mens nog niet weet te manifesteren<br />

geweldige vormen zullen ontstaan...’ boem!<br />

o! boeket! de laatste mens is een kunstwerk.<br />

R<br />

johan De Boose<br />

Waar veel doden vallen,<br />

is veel liefde.<br />

De verdelgde van de doden<br />

En de gewraakte van de doders.<br />

Gaten in de grond, in koppen,<br />

In woorden. Een gat in een god.<br />

Iedereen eist liefde op. Aangeslagen.<br />

Een gat in de buik van een pop.<br />

Ik herinner me een oorlog. Daarbuiten<br />

Woedt een nieuwe. Tellen helpt<br />

Niet. Enkelingen tellen niet.


Didi De Paris<br />

Ode aan de oorlog!<br />

Oorlog is als literatuur: de belangstelling ervoor is niet groot.<br />

Schrijvers hebben oorlog nodig.<br />

Oorlog is een constante. Oorlog is een zekerheid. Oorlog loopt als een vuurlijn<br />

door ons leven. Dynamiteert ons alfabet.<br />

Altijd werd ik geïnspireerd door de oorlog.<br />

Bewapening, raketten, landmijnen, mijn literaire carrière liep parallel met,<br />

mooi in de pas van - Oorlog, oorlog, oorlog!<br />

Kleine oorlog, koude oorlog, biologische oorlog - Oorlog, oorlog, oorlog! -<br />

doet het hartje sneller slaan! Het klavier ratelt als de mitrailleur. Een polyfoon<br />

divertimento – meer is het niet.<br />

Als kind speelden wij oorlogje. En nooit “Vrede”.<br />

Teksten over oorlog verliezen hun actualiteitswaarde niet, en - in schril<br />

contrast met ons – ze verouderen nooit.<br />

Bedenk vooraleer gij nog een keer een boekenbeurs binnenstapt dat het<br />

avontuurlijke verhalen zijn zoals "De Bello Gallico" die na tweeduizend jaar<br />

nog worden herdrukt.<br />

“Gebed om geweld”, “Oorlog en Vrede”... Ik heb tien keer meer plezier beleefd<br />

aan “Mijn kleine oorlog” dan aan “De kleine Johannes. “ Orchis militaris, geen<br />

literatuur zonder – Oorlog, oorlog, oorlog!<br />

& Liever MarsTM dan Milky WayTM!<br />

En neem nu dat gezeik in Irak.<br />

It’s a writer’s goldmine.<br />

Eerst was er de oorlog met Iran. Daarna de eerste Golf oorlog en nu sinds vijf<br />

jaar -Bushhhhhhhhhhhhhhhh.<br />

(Bombardeert gerust op uw gemak Irak, zak.)<br />

WOI, WOII, etc. etc. Oorlog is een soap.<br />

In al die tijd heb ik nooit één syllabe geschreven over vrede. Vrede is saai.<br />

Dodelijk saai. Collateral damage.<br />

Ongeacht wat hun motieven zijn, altijd brengt oorlog mensen nader tot<br />

elkaar. Ik ben opgegroeid tussen mensen die allemaal minstens één oorlog<br />

hadden meegemaakt en het moet fantastisch geweest zijn: ze konden er<br />

maar niet over zwijgen. Het is dankzij de oorlog in Irak, dat ik, die totaal geen<br />

reiziger ben, nu toch ook al een hele resem Irakezen heb mogen leren<br />

kennen.<br />

Voor mij geen flauwe kul zoals wapenstilstand. Neen, de oorlog in Irak moet<br />

doorgaan. Geef oorlog een kans! De oorlog in Irak is gewoon een onderdeel<br />

van de War on Poverty. Hoe langer de oorlog in Irak duurt hoe meer de<br />

armen verdwijnen uit het Amerikaanse straatbeeld.<br />

Armloos, beenloos, oorlog is goed voor onze economie. En wat goed is voor<br />

onze economie is goed voor de mensen. Oorlog, het is, zo het geen krater is,<br />

dan toch wel een gat in de markt.<br />

Oorlog is goed voor de sociale contacten en voor onze economie. Oorlog is<br />

sociale economie.<br />

Nog even en de Perzische Golf wordt herdoopt in BlackwaterTM.<br />

Niels HAV<br />

Vertaald uit het Deens door JAN BAPTIsT<br />

De vrouwen in Kopenhagen<br />

Nu ben ik alweer vijf keer verliefd geworden<br />

op vijf verschillende vrouwen tijdens een rit<br />

met buslijn 40 van Njalsgade naar Østerbro.<br />

Hoe krijg je greep op je bestaan<br />

onder die omstandigheden?<br />

Een van hen droeg een bontjas, een andere rode rubberlaarzen.<br />

De een las de krant, de ander Heidegger<br />

- en de straten overspoelden van de regen.<br />

Bij Amager Boulevard stapte een drijfnatte prinses in,<br />

euforisch en opgewonden, voor haar viel ik pardoes.<br />

Maar ze sprong er weer uit bij het politiebureau en werd afgelost<br />

door twee koninginnen met vlammende hoofddoeken,<br />

die luidkeels met elkaar spraken in het Pakistaans de hele weg<br />

naar het ziekenhuis, terwijl de bus kookte van poëzie.<br />

Het waren zussen en even mooi,<br />

daarom verloor ik mijn hart aan allebei<br />

en plande prompt een nieuw bestaan in een dorp<br />

in de buurt van Rawalpindi, waar de kinderen opgroeien<br />

in een geur van hibiscus,<br />

terwijl hun wanhopige moeders hartverscheurend zingen<br />

in de schemering boven de eindeloze Pakistaanse steppes.<br />

Maar ze zagen me niet!<br />

En zij in de bontjas huilde achter haar handschoen,<br />

toen ze uitstapte in de Farimagsgade.<br />

Het meisje dat Heidegger las sloot plotseling haar boek<br />

en keek me recht aan met een honende glimlach,<br />

alsof ze opeens oog kreeg voor meneer Wiedanook<br />

in eigen nutteloos persoon. En zo brak mijn hart<br />

voor de vijfde keer, toen ze ging staan en uitstapte<br />

samen met alle anderen.<br />

Zo wreed is het bestaan!<br />

Ik bleef twee haltes zitten, voordat ik het opgaf.<br />

En zo eindigt het altijd: je staat alleen aan de stoeprand<br />

en zuigt op een sigaret, opgewonden en lichtelijk ongelukkig.


Niels HAV Mijn fantastische pen<br />

Ik schrijf het liefst<br />

met een gebruikte balpen gevonden op straat,<br />

of een reclamepen, het liefst van de electriciën,<br />

het tankstation of de bank.<br />

Niet alleen omdat ze goedkoop zijn (gratis),<br />

maar ik stel me voor dat zulk schrijfgerei<br />

mijn geschrijf verbindt met de industrie,<br />

het zweet van vaklui, directiekantoren<br />

en de mystiek van het bestaan.<br />

Eens schreef ik sierlijke gedichten met een vulpen<br />

- zuivere lyriek over helemaal niets -<br />

maar tegenwoordig wil ik stront op papier,<br />

tranen en snot.<br />

Poëzie is niet voor watjes!<br />

Een gedicht moet net zo eerlijk zijn als de aandelenindex<br />

- een mengsel van feiten en pure bluf.<br />

Waar ben je uiteindelijk te goed voor?<br />

Niet zoveel.<br />

Daarom houd ik een oogje op de obligatierente<br />

en andere serieuze papieren. De aandelenbeurs<br />

is deel van de werkelijkheid – net als gedichten.<br />

En daarom ben ik zo blij met deze balpen<br />

van de spaarbank, die ik vond op een inktzwarte nacht<br />

voor een gesloten kruidenierswinkel. Hij ruikt<br />

zwakjes naar hondepis en schrijft fantastisch.<br />

Bezoek van mijn vader<br />

Mijn overleden vader komt op bezoek<br />

en gaat weer in zijn stoel zitten, die ik kreeg.<br />

Zo, Niels! zegt hij.<br />

Hij is bruin en sterk, zijn haar glimt als zwarte lak.<br />

Vroeger versleepte hij andermans grafstenen<br />

met stalen stang en kruiwagen, ik hielp hem.<br />

Nu heeft hij die van hemzelf versleept.<br />

Hoe gaat het? zegt hij.<br />

Ik vertel hem alles, al mijn plannen,<br />

de mislukte pogingen. Aan het prikbord<br />

hangen zeventien rekeningen. Gooi ze weg,<br />

zegt hij, ze komen wel weer!<br />

Hij lacht.<br />

Jarenlang was ik hard voor mezelf,<br />

zegt hij, ik lag wakker en piekerde<br />

hoe een fatsoenlijk mens te worden.<br />

Dat is belangrijk!<br />

Ik bied hem een sigaret aan,<br />

maar hij is gestopt met roken.<br />

Buiten zet de zon daken en schoorstenen in brand.<br />

Vuilnismannen maken lawaai en roepen naar elkaar<br />

beneden in de straat. Mijn vader gaat staan,<br />

loopt naar het raam en kijkt naar hen.<br />

Ze hebben het druk, zegt hij, zo hoort het ook.<br />

Doe iets!<br />

Nell NIJSSEN<br />

De liefde is door mij gemaakt.<br />

Ik broedde er behoedzaam op.<br />

Uitgekomen. Het oude nest niet langer nodig.<br />

Ik heb ons vleugels aangebonden.<br />

Een lange vlucht, wat moeizaam soms,<br />

maar toch de sterren uit de lucht geplukt.<br />

Ik land pas als de zomer over is. Andere<br />

plaats, dezelfde jij. Met tijd in overvloed<br />

om in elkaar te overwinteren.<br />

wij snuffelen aan materie<br />

horen over levenloosheid<br />

waarvan wij niet weten<br />

massa getooid met roze bril<br />

sluit zich in<br />

een natuur vol klemmen<br />

straling golft over<br />

warmte broeit onder rimpels<br />

van spijt<br />

snelheid is de verandering<br />

in tijd en plaats<br />

daarna<br />

ontdekken wij<br />

dat ze de tijd verknipte<br />

tot hapklare brokken<br />

kon ik in haar verre ogen zien<br />

als vanouds<br />

stonden haar schoenen<br />

achterwaarts ingeparkeerd<br />

het zwarte raam bood<br />

onveranderd uitzicht; nooit verder<br />

dan de hongerige overkant<br />

bevroren schouder, beweerde iemand<br />

maar alles leek van ijs in haar<br />

hoe oude botten konden rammelen<br />

hoe stevig ze moest slikken<br />

dat wist ik toen nog niet<br />

11


Jan AELBERTS<br />

(Blauwdruk)<br />

1<br />

Het ligt in een sluimer van dubbel glas<br />

en het wacht.<br />

Het is de geblikte doofheid van het kringelt<br />

en het lekt – trekt aan het plafond dat knelt<br />

de lippen samen op het straaltje mond het zegt:<br />

... repeat<br />

after me...<br />

maar het bedenkt zich en het slikt<br />

het klontert samen als het licht<br />

op de terugweg.<br />

Tot het (landschap) is.<br />

Zij gaat eraan voorbij<br />

alsof het poëzie is.<br />

Bevrijding<br />

Wij, de leegte leunend tegen een blinde muur.<br />

Wij bladderen af. Als spikkels witgekooide verven<br />

storten wij neer<br />

op gesatureerd blauw.<br />

Wij drogen er op als crack, liggen<br />

lepeltje lepeltje met de dood.<br />

Een mooie moeder.<br />

Zij baart een kind en lacht<br />

wanneer zij perst. Zij evenaart<br />

de roodgloed in haar whiskyglas.<br />

Wij vragen ons af in welk bed<br />

Damastes slaapt, in welk bed haar kind<br />

de stilte zal verliezen<br />

en van haar dijen kruipt.<br />

Wij dragen dode ogen<br />

die stuiptrekkend imiteren wat leven is:<br />

beweging<br />

en ademnood.<br />

STOF<br />

triptiek<br />

Inge BOULONOIS I Wie ons zaaide ligt gewichtloos,<br />

zijn hoofd in de witte koepel van het kussen<br />

boven gladde lakens<br />

in het nog warme huis.<br />

Zien wij aan hoe<br />

de lucht avondrood bereidt, schemer<br />

de dag scheert terwijl wind zich aan muren wet.<br />

Geen sigarenrook<br />

staat ons meer naar het leven.<br />

Tijd is taai en blijft<br />

rekken. Kijkend en zwijgend ademen we<br />

herinnering, al beslagen<br />

met wat nog niet –<br />

II<br />

Dat hij nu niet meer ouder wordt,<br />

zijn kreukelige vlees is opgebrand<br />

in dat haast nieuwe pak<br />

en als een handdruk nog van hier<br />

het met zorg gestreken overhemd.<br />

Opgehemeld wordt hij<br />

boven fotoalbums waar tijd verkrimpt<br />

tot toen en nu. En wij<br />

liever voortlevend met dat zoetwitte kompres<br />

van ergens hoe dan ook een verder leven<br />

dan met zo’n rauw geschroeide plek<br />

in de herinnering.<br />

Straks moet zijn klerenkast,<br />

gevuld met ooit gepaste zuinigheid,<br />

geruimd. Het andere gaat minder snel -<br />

III<br />

Wind zwenkt door het gras<br />

onder de grauwe wei van wolken. Ik kijk<br />

hoe ze in lagen verder trekken,<br />

draag in één hand wat over is<br />

van de stipte wil die zwoegend voordeed<br />

hoe te klimmen in de wereld.<br />

Hóe vermoeid ook: ’s avonds<br />

reikte zijn stem naar ons, voerde ons mee<br />

naar veilige vertes. Voorlezend rekte hij<br />

1


zijn schaarse vrije tijd vóór hij ons weglegde<br />

in de warme schoot van de nacht.<br />

Zo stil als je alleen<br />

alleen kunt zijn strooi ik de as<br />

en neem het afscheid<br />

dat zijn levenslang vermande keel<br />

niet met woorden wilde.<br />

Het stof waait haastig van mijn laarzen af.<br />

De lege bus weegt na: tot in dit kleine<br />

gaat hij nog de eigen weg –<br />

Bij ROSA BRACTEATA van Pierre-Joseph Redouté<br />

Van aarde. Ontknopt in eigen perk<br />

waar de schilder haar uit de wereld<br />

van luizen, roest en regen knipte.<br />

Haakte zijn huid aan het leger doornen<br />

voordat hij de tijd nam voor dit zintuiglijke<br />

geluk en met zijn neus erop savoureerde<br />

van de onversneden rozengeur? Hij nam<br />

de maat, wikte stipt pigment en bracht<br />

de bloem, met zo’n haarfijn geduld van streek<br />

voor streek, zo goed als echt op wit papier<br />

tot staan. En dat alles enkel en alleen om<br />

te kunnen delen in de schijn van onsterfelijkheid –<br />

“…/Wat gebeurt er als je met een microscoop naar het gedrag van vogels in de verte<br />

kijkt? Wat gebeurt er als je met een verrekijker op de vleugels van een vliegje richt?<br />

Hoogstwaarschijnlijk zie je niets. Toch is het vinden van een combinatie tussen het<br />

kleine detail en het grote patroon een belangrijke opdracht voor de toekomst. /…”<br />

Slotbeschouwing uit VERSTRAETEN, P., In alle gestalten van leven begrepen. Literaire kritiek in Vlaanderen tijdens<br />

het interbellum: Joris Eeckhout, Urbain van de Voorde, Paul de Vree.<br />

Overschrijven<br />

Proefschrift aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Doctor in Taal- en Letterkunde. Leuven <strong>2008</strong>.<br />

Roel WEERHEIJM<br />

Dodenboom I<br />

Een boom tussen de graven,<br />

zij voedt zich met de dood.<br />

Gestorven mensen worden hout<br />

en groen als de eerste lente.<br />

II<br />

Zaterdagmiddag kwart voor drie,<br />

ik ben slechts eigenaar van verdriet.<br />

Jij vond het eeuwig ogensluiten uit,<br />

verstopt onder een marmeren plaat<br />

maar met je naam in gouden letters –<br />

jou heb ik al gevonden.<br />

Verstoppertje spelen?<br />

Dan moet jij hem zijn,<br />

tellend<br />

tot oneindig.<br />

III<br />

Toch wijst hier niets op de dood. Dit is<br />

niet de marmeren plaat<br />

van voltooid verleden tijd, dit is<br />

een horizontale voordeur, je naam<br />

is voor de postbode.<br />

Wie hier geweest is ziet de dood<br />

als verstopplek, even schuilen<br />

bij de eeuwigheid. Geen levende<br />

die je hier vindt.<br />

Vogels fluiten,<br />

auto’s rijden langs. De graven<br />

staan in bloei.<br />

Niets wijst hier<br />

op je dood.<br />

IV<br />

Door de takken van de dodenboom<br />

legt de zon jouw warme hand<br />

op mijn schouders.<br />

Ik ben hem.<br />

1


Koen SNEYERS Bonanza<br />

Oktober jaren zestig, zeventig. Wij hebben kort<br />

haar, dragen korte broeken, hebben op<br />

het speelplein tijd te kort, proberen een half uur<br />

te laten duren totdat het donker wordt,<br />

en spelen Bonanza. Soms word je neergeschoten,<br />

en val je neer voor dood maar wordt dat opgelost<br />

met whisky : raakt iemand op de grond je aan,<br />

en spreekt dit toverwoord, dan ben je weer verlost,<br />

als wederopgestaan.<br />

In weerwil van whisky is er één dertig jaar<br />

later dood, zijn anderen verdwenen of voor<br />

de drank gezwicht en groeiden de meesten<br />

dicht als land dat, niet betreden, ondoordringbaar<br />

wordt. Cowboys werden gewoon politicus,<br />

arbeider of makelaar. Alleen in dit gedicht<br />

blijft het vier uur, schijnt als voor eeuwig licht<br />

doorheen een whiskyglas in een verstilde roes :<br />

Monumentum Bonanzae, aere perennius.<br />

Moedertaal<br />

For poetry makes nothing happen : it survives.<br />

(W.H.Auden)<br />

Mijn moeder maakte voor ons korte<br />

broeken die ze voerde met haar<br />

verknipte trouwjurk.<br />

Zij breide tekorten aan elkaar,<br />

vermaakte jassen bij het leven,<br />

liet zomen en zonen uit.<br />

’s Zomers maakte ze groenten in,<br />

sperziebonen, tomaten en kersen voor<br />

visite die ’s zondags kon komen.<br />

Voor ouderavond of avondfeest maakte<br />

zij zich op, keurde voor het vertrek<br />

haar jurk, haar mond.<br />

Zij maakte geen lawaai, geen<br />

herrie en ook op drukke dagen<br />

geen kabaal.<br />

Mijn moeder maakte geen ophef,<br />

geen praatjes, geen gedichten.<br />

Haar poëzie was praktisch<br />

onbestaande maar radicaal :<br />

in mijn moeders taal werd moeilijk<br />

mogelijk.<br />

Vuur<br />

Januari en ik stook het vuur<br />

weer op met oude woorden<br />

die zijn uitgedroogd en licht<br />

ontvlambaar : ofschoon, vergeefs<br />

gehoord, verzanden (gelijk<br />

het Zwin), geloogd, geeneens,<br />

gebuurte, gloeien rood op, vergaan<br />

tot as in een gedicht<br />

als in een olievat waarrond<br />

de metselaars. In hete lucht<br />

vliegt soms een regel op, een<br />

vlok verkoold papier waarvan<br />

de rand nog smeult en dwarrelt<br />

neer als Pinkstervuur en steekt<br />

iets onwaarschijnlijk aan.<br />

Alle tijd van de wereld<br />

Wij zaten in zand en hoorden het water,<br />

we speelden met schelpen, emmers en<br />

groeven ons in, we hadden de tijd en zagen<br />

hoe een middag verging.<br />

We fietsten door sneeuw, het was januari,<br />

we waren gelukkig en dronken, een jaar<br />

dat begon. We hoorden hoe wielen bewogen,<br />

een dynamo die zong.<br />

Hij ligt in dit bed als een schip<br />

in een winterse haven, onttakeld.<br />

Wij zwijgen nabij en stilte stapelt<br />

zich op als sneeuw op de kade.<br />

We lopen achter hem aan op de middag.<br />

Gebeden verglijden als zand en als water<br />

rondom de groeve waar hij wordt begraven.<br />

Het is zomer, er hangt sneeuw in de lucht.<br />

1


Ine LUIPAERT Wat niet weg is, is gezien!<br />

Thomas KOK<br />

Wat ik zie, ik zie<br />

is niet wat de man naast me<br />

op zijn netvlies vangt.<br />

Wat ik zie<br />

is dat wat tussen de dingen staat.<br />

Wat ik zie<br />

komt ongevraagd aangewaaid<br />

laat zich grijpen.<br />

Wat ik zie<br />

Is gezien.<br />

Iedereen is aan het vallen<br />

Iedereen is aan het vallen<br />

iedereen is aan het vallen<br />

iedereen is aan het vallen<br />

iedereen is aan het vallen<br />

Ik heb het koud<br />

het vriest – het verhaal – dat het kraakt<br />

Stijf staan de kleren<br />

Hard is de grond en Glad de weg hiernaartoe<br />

(omschrijf ik het goed?)<br />

ik wil dat iets me raakt<br />

– onbepaalde tijdspanne –<br />

bloesem drinkt zich op<br />

ik wil met je gedijen maar jij niet met mij<br />

of heel eventjes dan<br />

I<br />

Willemien MENSINGA<br />

Hersenschimmen<br />

als ik je verder zie kijken<br />

sta je stil achter de rollator<br />

laatjes slaan open en dicht<br />

het ‘plastic’ stapelen gaat door<br />

‘dat heeft met de oorlog te maken ‘<br />

zuinigheid ligt in zuivel<br />

verloren vingers<br />

plukken ruimte om je lijf<br />

het afvallen gaat sneller<br />

dan Tafeltje - dek - je<br />

alles ben je kwijt<br />

een bril, ringen, de tijd<br />

verdwenen in het zoeken van dingen<br />

die er niet meer zijn of nooit waren<br />

de koffie loopt meestal verkeerd<br />

tussen filter en heden<br />

lijkt de toekomst verdwenen<br />

Herinneringen uitstallen<br />

dode dingen leven weer<br />

de kamer baart een tafel<br />

de tafel zet stoelen op poten<br />

gekleefd aan de muur glazuur<br />

een man die een brief voorleest<br />

de vrouw kent geen woorden<br />

als hij schrijft, praat zij<br />

draai, draait het kraantje<br />

koffiedik toekomst<br />

handen doen worteldoek wervelen<br />

duizendschonen op een vaas<br />

denk toch aan de koperen ketel<br />

waar dingen ingaan, moeren,<br />

spijkers, schroeven, een nietje<br />

en dan het op de kop houden<br />

van al die tingeldingen<br />

1


Uit de toevloed<br />

Voor de rubriek ‘Uit de toevloed’ kiezen<br />

redactieleden één gedicht uit recent<br />

verschenen poëziebundels. We stellen<br />

de dichter en zijn werk beknopt voor. In<br />

dit nummer stellen we werk voor van<br />

Patricia DE LANDTsHEER en<br />

Hans KILIAN. De rubriek dient opgevat<br />

als een signalement.<br />

Wij doen geen uitspraken over de<br />

kwaliteit van het werk.<br />

Voor moeder<br />

(In memoriam Matris)<br />

de herfst kwam ongeveer op hetzelfde ogenblik<br />

toen je handen uit de mijne gleden<br />

en je blik brak in het verschiet<br />

dagen en nachten heb ik je gekoesterd<br />

warm gehouden met mijn woorden<br />

mijn snik gesmoord in de herinnering aan dagen<br />

waarin we lakens plooiden<br />

en we ’s avonds moe maar voldaan<br />

naar de eerste sterren keken<br />

ik vroeg je mee te komen naar de zon<br />

en je kwam, eindelijk, vol vertrouwen en overgave<br />

je was niet anders dan voordien<br />

kon het ook nooit worden<br />

nu zoek ik je beeltenis in de lijnen van mijn hand<br />

waar ook de navelstreng<br />

ooit doorgeknipt<br />

opnieuw verankering vindt<br />

Patricia DE LANDTSHEER<br />

schreef naast jeugdliteratuur ook boeken voor oudere lezers waarin vriendschap<br />

en verdraagzaamheid centraal staan. Met “De zoete zucht der dingen” schenkt<br />

ze ons haar eerste dichtbundel. Niettegenstaande zij ooit beweerde : “Ik ben<br />

geen dichter” spreekt dit werk haar stelling tegen. Centraal in de bundel staat<br />

de mens, er zijn echter tegelijk raakpunten met de natuur. Ze toont zich een<br />

geëngageerde waarnemer van wat rond haar gebeurt. Om deze gedichten te<br />

kunnen lezen moesten we lang wachten; ongeveer 25 jaar om precies te zijn.<br />

Een debuutbundel dus van een geroutineerde schrijfster. Vanwaar de titel van<br />

dit werk? De dichteres zegt het zo: “ De titel is niet zomaar een titel, hij heeft<br />

een betekenis. Het zoete staat voor het zoete, het geluk dat een mens in zijn<br />

leven mag kennen. De zucht staat voor het zware, de melancholie, het verdriet<br />

waar we allemaal mee geconfronteerd worden. Maar zonder zucht geen zoet,<br />

denken we maar aan ‘na regen komt zonneschijn’, dat banale zinnetje dat we<br />

zo dikwijls uitspreken, maar er nooit echt bij stilstaan. De zoete zucht vind je<br />

in de dingen, die onlosmakelijk verbonden zijn met het leven, met de mens,<br />

met de natuur en zoveel meer.”<br />

Patricia De LANDTSHEER, De zoete zucht der dingen, ISBN 9789070959777,<br />

Berghmans Uitgevers ( Antwerpen, <strong>2008</strong>), 63 pp.<br />

Alibi<br />

Wij dronken wijn en spuwden vuur,<br />

ook al waren het maar woorden.<br />

We pleegden bloedschande met de tong,<br />

proefden haat en ontdooiden<br />

tot lang en nadrukkelijk zwijgen.<br />

De nachtstad braakte heilig vuur,<br />

terwijl wij brandden van brandewijn en bier.<br />

Dit nu, dachten wij, is de goddelijke vonk,<br />

en knipperden met boos doorgelopen ogen<br />

naar de maan in het laatste kwartier.<br />

Van chaos en nacht zongen wij,<br />

schuine liederen met dubbele tong,<br />

en radbraakten de modernste poëzie.<br />

Wij omarmden aanminnig de muze,<br />

ook al was het slechts een lantaarnpaal.<br />

"Wees gewaarschuwd heren," riepen wij<br />

tegen de van God en alleman verlaten straten.<br />

"Geef acht, onze tongen slaan u dubbel dood,<br />

wij tekenen uw kruisbeeld aan de muur."<br />

En wij schreven het volkomen gedicht.<br />

"Exit, jullie vieze, vette wijven,<br />

mordicus, stomme, luie burgerkliek."<br />

Maar toen wij 's middags ontwaakten<br />

en het volmaakte gedicht herlazen,<br />

stonden er slechts de letters van het alfabet.<br />

Hans KILIAN<br />

publiceert met ‘Variaties’ zijn tiende poëziebundel. De uitgave bevat rijmende<br />

gedichten en vrije verzen van zowel serieuze als lichtere aard. Er komen vrijwel<br />

alle vervormen in voor: sonnetten, rondelen en haiku, maar ook kwatrijnen,<br />

puntdichten en andere. In de paperback van 82 pagina's toont Kilian zijn<br />

dichterlijke kunnen in de volle breedte. Kortelings verscheen van de auteur<br />

nog de verhalenbundel "De tocht door de duivelsvallei & andere fantastische<br />

vertellingen" (Servo, Assen) .<br />

De uitgave telt ruim honderd gedichten van zeer diverse aard en kost 12 euro<br />

in de boekhandel. De publicatie is eveneens verkrijgbaar via internet<br />

( http://www.zolderman.nl/uitqaven/hanskilian.html ) en bij de auteur: tel.<br />

0183-630546,<br />

e-mail katervoorde@noknok.nl .<br />

Hans KILIAN, Variaties, uitgeverij Vliedorp, Houwerzijl, 82 pp. (ISBN 978-90-<br />

808766-6-8)<br />

uIt de toevloed<br />

21


Wie blogt<br />

die blijft<br />

Jan-Willem LUBBERS<br />

Teksten op weblogs zijn meestal anders<br />

dan publicaties op papier. spontaner,<br />

minder bewerkt, kunnen ze beschouwd<br />

worden als ‘work in progress’. Omwille<br />

van de authenticiteit van de teksten<br />

houden we er aan ze zonder correcties<br />

integraal over te nemen.<br />

getrouwd met W.<br />

vader van twee zonen: s. (11) en M.M. (2)<br />

en een dochter: M.L. (0)<br />

jwl heeft muziekwetenschappen gestudeerd<br />

en is werkzaam bij dedicon<br />

jwl heeft een passie voor lezen<br />

en speelt graag een partij schaak<br />

jwl streeft naar stilte, vriendelijkheid en eenvoud<br />

hij waardeert tolerantie, aandacht en geduld<br />

en humor<br />

Blog-link: JWL - http://home.hetnet.nl/~elconius15/<br />

ecce homo<br />

824<br />

de weg, de wandeling en het gesprek (6)<br />

Thales uit Milete (ca. 624–545) bestudeerde de sterren. Zijn leerling Anaximander (ca.<br />

610–546) zal dat ongetwijfeld ook gedaan hebben, maar hij was het niet eens met<br />

zijn leermeester dat de oerstof (archè) water zou zijn. Anaximander zag een wereld<br />

van tegenstellingen (geboorte-dood, groei-verval), een dynamische wereld waar<br />

elementen steeds in elkaar veranderen en in conflict zijn met elkaar. Als water de<br />

oerstof zou zijn, waarom zouden dan niet alle elementen allang tot water geworden<br />

zijn?<br />

Maar welk element dan wel? Volgens Anaximander moest het iets zijn waar<br />

alle elementen uit voortkomen en waarin ze ook weer verdwijnen. Het moest een<br />

oneindige substantie zijn waar alle werelden en hemelen uit voort kunnen komen.<br />

Het ziet ernaar uit dat Anaximander tot de conclusie kwam dat er een oerstof moest<br />

zijn, die weliswaar niet waarneembaar was, maar die we kunnen afleiden uit alle<br />

verschijnselen die we wel kunnen ervaren. Anaximander noemde dit element heel<br />

toepasselijk apeiron, het onbepaalde.<br />

Moderne astronomen zullen deze oplossing van Anaximander met een glimlach<br />

herkennen. Zij zitten soms met het probleem dat de kenmerken van de waarneembare<br />

materie niet volledig te verklaren zijn met hun theorieën. Zo veronderstellen<br />

astronomen heden ten dage donkere materie om de bewegingssnelheid van<br />

sterrenstelsels te helpen verklaren. Deze donkere materie is nooit waargenomen maar<br />

zou 23% van de massa van het heelal uitmaken. Daarnaast zou 73% van het heelal uit<br />

donkere energie bestaan, ook niet te lokaliseren, dus we kunnen veilig concluderen<br />

dat 96% van het heelal door astronomen uit de gegevens wordt afgeleid, maar nooit<br />

WIe BloGt dIe BlIjft<br />

is 'gezien'. Mocht donkere materie ooit gevangen worden in onze waarneming, dan<br />

stel ik de naam apeiron voor.<br />

Het is niet voor niets dat zenboeddhisten gebruik maken van koans. Deze oefeningen<br />

bevatten niet zelden een paradox en juist met paradoxen begeven we ons op de<br />

grenzen van ons voorstellingsvermogen. Ons denken zit immers gevangen in tijd en<br />

ruimte en het lijkt erop dat onze zoektocht naar eenheid achter verscheidenheid<br />

eenzelfde beperking verraadt. De oerknal het begin van het heelal? Maar wat was<br />

er dan voor? Een uitdijend heelal, maar wat is er dan voorbij die grens? Kunnen we<br />

de complexe wereld slechts behappen als we de boomstructuur terug volgen totdat<br />

we het begin vinden waaruit alles voortgekomen is? Is het Intelligent Design een<br />

modern archè? Dat deze complexe wereld alleen maar ontworpen en geschapen kan<br />

zijn door een hogere macht, geen twijfel mogelijk? Het aloude Deus ex machina.<br />

Projecteren we niet een menselijke eigenschap op onze wereld? Ervaren<br />

we onszelf niet als een uniek subject, een eenheid? Onze persoonlijkheid zou wel<br />

eens complexer kunnen zijn dan we denken. Wellicht creëren onze hersenen een<br />

illusie van eenheid, omdat we anders onze werkelijkheid niet aankunnen. Nergens<br />

in de menselijke hersenen is een plek gevonden waar het 'ik' zijn kamers betrokken<br />

heeft. Integendeel, het 'ik' lijkt eerder voort te komen uit een enorme hoeveelheid<br />

processen die een 'ik' suggereren. De zoektocht naar eenheid achter de werkelijkheid<br />

zou wel eens een diep menselijke behoefte kunnen zijn om de werkelijkheid onder<br />

controle te krijgen. Complexiteit en verscheidenheid zouden wel eens altijd aanwezig<br />

kunnen zijn, zonder begin in tijd en ruimte, zonder einde in tijd en ruimte. Wie zal<br />

het zeggen. Datgene dat 'mijn ik' construeert, weet het niet.<br />

2


RENCONTRES<br />

Alain DELMOTTE<br />

In de rubriek ’Rencontres’ beschrijven<br />

redactieleden van DIGTHER toevallige<br />

ontmoetingen met gedichten,<br />

tekstfragmenten of de schrijvers ervan.<br />

VUURDOPEN<br />

Met de beste wil van de wereld kan ik mij niet meer herinneren wanneer ik voor<br />

het eerst uit eigen werk heb voorgelezen. Ik heb het gevoel dat ik dat namelijk<br />

altijd heb gedaan, ‘voorlezen’. Vanaf de dag van het eerste gedicht. Ik spreek mijn<br />

teksten overigens uit als ik ze schrijf: ik murmel constant, scandeer, declameer, roep.<br />

Zeer vervelend voor wie met mij of naast mij moet leven. Vandaar dat ik enkel kan<br />

schrijven als ik alleen ben en/of als mijn buurvrouw haar boodschappen doet. De<br />

leegte is dan mijn luisterpubliek. Een dankbaar publiek: het komt nadien niet klagen.<br />

Maar een publiek dat evenmin gul is met complimenten. Een publiek dat zich koeltjes,<br />

kritisch en afstandelijk weet te houden. Een publiek dat lijdt aan een nijpend gebrek<br />

aan enthousiasme: een publiek dat je met zijn onverschilligheid ontnuchtert.<br />

Het was me een troost om onlangs te horen dat Ivo Michiels er precies dezelfde<br />

werkwijze op nahoudt. Hij schrijft niet, hij spreekt. Spreken en schrijven vallen bij<br />

hem samen. Het werk van Ivo Michiels (samen met het werk van enkele andere<br />

zogenaamde opusschrijvers, o.m. de door mij zeer gekoesterde Daniël Robberechts)<br />

ervaar ik qua concept als poëzie. Het is een zegen om sommige bladzijden uit<br />

bijvoorbeeld zijn Alfacyclus luidop te mogen voorlezen.<br />

Luidop voorgelezen worden is dus voor mij de weg die een gedicht moet gaan – het<br />

hoort erbij. (Als ik goed tel dan is dat al 36 jaar lang voor mij consequent het geval!)<br />

Een gedicht dat ik niet op de een of andere manier aan iemand of enkelen heb<br />

voorgelezen, komt niet in een publicatie terecht. Voorlezen is de ultieme toetsing, de<br />

ultieme vervoering. Dit is tenminste mijn mening. Mijn persoonlijk aanvoelen. Andere<br />

(de meeste ?) dichters kunnen daar helemaal anders over denken.<br />

Laten we niet flauw doen: elk gedicht dat ik schrijf of voorlees, onderga ik als een<br />

vuurdoop. Mocht ik die uitdaging missen dan zie ik niet in waarom ik verder nog<br />

gedichten zou schrijven. Ik zoek bij het schrijven iets dat mijn adem weer in het juiste<br />

evenwicht brengt. Iets wat de adem een ruimte gunt. Een ademruimte. Voorlezen is<br />

ademen. Als het kan dan lees ik ook zeer graag gedichten van anderen voor: voor wat<br />

ik lees, is vaak adem de maat. Wat dan weer niet hoeft te betekenen dat ik visuele of<br />

concrete poëzie afwijs. Voor deze genres gelden gewoon andere wetmatigheden.<br />

Nee, ik herinner me niet meer wanneer ik voor het eerst heb voorgelezen. Wel<br />

herinner ik me de stemmen van de dichters die ik heb horen voorlezen. Ik zeg wel:<br />

de stemmen, niet de voordracht. Dichters kunnen inderdaad – tot ons groot geluk<br />

– meestal niet voordragen. Voordrachtkunstenaars – dat verwacht je tenminste<br />

– kunnen dit beter, hoewel ik vaak opmerk dat voordrachtkunstenaars het wezenlijk<br />

wel eens aan een eigen stem ontbreekt. Nee, ik heb het niet zo onvoorwaardelijk<br />

voor voordracht zitten. Ik overdrijf hierin wellicht. Omwille van gemakkelijk te<br />

achterhalen persoonlijke redenen: ik heb enge herinneringen aan voordrachtkunst<br />

zoals het eertijds werd opgevat. Zelfs tot in de jaren zeventig was in Vlaanderen<br />

de invloed van Vlaams-nationalistische coryfeeën en declamators als Ast Fonteyne,<br />

Antoon Vanderplaetse en Remi Van Duyn merkbaar. Hun volgelingen en epigonen<br />

bevolkten toen althans het door mij bezochte conservatorium. Zelf kreeg ik nog les<br />

rencontres<br />

van Remi Van Duyn. Het eerste wat ik van hem moest leren<br />

was ‘de juiste houding’. Lichtjes in profiel, borstkas vooruit, het<br />

publiek streng aankijken en dan, bij het uitspreken van de titel<br />

van het gedicht, naar boven staren. Zo moest je beginnen. Zo<br />

moest het blijven en zo moest het eindigen. Bij humoristische<br />

gedichten mocht je wel eens een ‘gebaar’ maken. Zelf heb ik<br />

ooit Remi Van Duyn – naar aanleiding van een gedicht van van<br />

Scheltema - een ‘klapperdekakkende’ koe zien uitbeelden. Dat<br />

moest ik dan van hem nadoen. Hij vond dat ik dat goed kon, zijn<br />

koe nadoen. Hij quoteerde me hoog. Ach, het was een aardige,<br />

zachte man. Hij stimuleerde me in mijn lectuur van de poëzie<br />

van Claus of Van de Woestijne. Maar soms dweepte hij met<br />

het werk van tweederangsdichters uit een al te rechtse hoek:<br />

Marcel Beerten, Karel Vertommen, de onverteerbare Wiens<br />

Moens (aan het van buiten leren van diens gedicht ‘Oriëntatie’<br />

ben ik via een list weten te ontsnappen). Hij waagde zich net<br />

niet aan ‘De meeuw’ van die totaal abjecte Cyriel Verschaeve.<br />

Wat Van Duyn ons met zijn voordrachtlessen wou opdringen<br />

was een sjabloon dat was ontstaan uit een Dietse opvatting<br />

over retoriek die uit de vroege, heroïsche jaren dertig van de<br />

20ste eeuw dateerde. Het had niets met ‘verzen opzeggen’<br />

maar veel met ‘volksmennen’ te maken. Wat ik van zijn lessen<br />

wel heb onthouden, was zijn obsessief aandringen op de goede<br />

ar-ti-cu-la-tie. Er zit iets in. Nogal wat (jonge) dichters blijven<br />

wat articuleren betreft, inderdaad wel eens pijnlijk in gebreke.<br />

Had ik een alternatief? Ja. Ik ben lange tijd (en dat ben ik in<br />

zekere zin nog altijd) een bewonderaar geweest van de Franse<br />

zanger Léo Ferré. Zeer vreemd om dat voor mij te moeten<br />

vaststellen: ik heb Ferré in de eerste plaats leren waarderen via<br />

het werk van Pernath! Vooraan in de bundel ‘Mijn tegenstem’<br />

stond een motto van Ferré: ‘La morale, c’est toujours la morale<br />

des autres.’ Léo Ferré was een dichter/chansonier en op de<br />

platen die toen van hem verschenen zong hij niet meer maar<br />

sprak hij botweg zijn niet mis te verstane, vaak pamfletaire<br />

teksten uit. Mijn oudere broer had ze allemaal in zijn kast<br />

staan en ik beluisterde ze in het geniep. ‘Eh, basta..’, ‘Il n’y a<br />

plus rien’ ‘Amour, anarchie’. Op deze platen murmelt, scandeert,<br />

declameert, schreeuwt Léo Ferré. Ook de manier waarop hij<br />

de teksten van Verlaine, Rimbaud, Baudelaire, Apollinaire en<br />

Aragon benaderde was voor mij een ... vuurdoop. In ieder geval<br />

zijn manier van ‘voordragen’ werd voor mij een model. In een<br />

van zijn teksten, ‘Préface’ schrijft hij het volgende: ‘ La poésie<br />

est une clameur. Elle doit être entendue comme de la musique.<br />

Toute poésie destinée à n’être que lue et enfermée dans sa<br />

typographie n’est pas finie. Elle ne prend son sexe qu’avec la<br />

corde vocale tout comme le violon prend le sien avec l’arche<br />

qui le touche.’ Een veel te apodictische uitspraak om ze voor<br />

waar te nemen. Het orale hoeft het scripturale helemaal niet<br />

uit te sluiten. Beide bestaan evenwaardig naast elkaar of met<br />

elkaar. Genres zijn nooit absoluut. Niettemin vind ik dat Ferré<br />

het hier wel mooi en krachtig verwoordt en lange tijd hebben<br />

de woorden waarmee ‘Préface’ eindigt in mij geresoneerd<br />

zonder dat ze mij tot een soort absoluut credo werden, wel<br />

tot een memorandum: ‘A l’école de la poésie on n’apprend pas.<br />

On se bat’. Enkele jaren later zou ik nog andere alternatieven<br />

aangereikt krijgen wanneer ik de Amerikaanse Beat Poets zou<br />

leren kennen. Allen Ginsbergs memorabele gedicht ‘Howl’<br />

horen voorlezen was, voor mij een waarachtige donderslag bij<br />

heldere hemel.<br />

Wanneer ik voor het eerst een dichter heb horen voorlezen<br />

uit eigen werk ? Tot op vandaag blijf ik een stem horen die ik<br />

hoorde in mei 1975 tijdens de derde (?) nacht van de poëzie die<br />

om een of andere onverklaarbare reden in Kortrijk plaats had:<br />

die van Pernath die in juni van dat jaar zou sterven – het was<br />

toen al een beetje een grafstem.<br />

Ach, die stemmen en tegenstemmen! Wie kan de stem<br />

vergeten van Paul Celan als hij de ‘Todesfuge’ voorleest? En<br />

hoe ouderwets hij ook moge voorlezen: de stem van T.S.Eliot<br />

raakt me. Onlangs hoorde ik Erwin Mortier voorlezen: ik ben<br />

zalig vervloekt om die stem in al zijn teksten bij het lezen ervan<br />

te horen galmen. Ik lees Claus niet meer: ik hoor hem. Als ik<br />

voor de zoveelste keer in de Oostakkerse gedichten blader of<br />

in Almanak (waarin onder meer het onvergetelijke gedicht ‘Jan<br />

de lichte’ staat): dan luister ik en hoor die gedichten met de<br />

stem van een veertig à vijftig jarige oude Claus, mijn Claus.<br />

Ik durf Kopland niet meer te lezen: zijn stem overkoepelt<br />

zijn gedichten. Want dat gebeurt wel eens vaker: de stem<br />

wordt bijna tot een fysieke aanwezigheid. Dit is niet altijd een<br />

voordeel. Simon Vinkenoog vind ik ronduit fantastisch. Ik heb<br />

die man lange tijd bewonderd. Ik vind het telkens weer een<br />

ervaring om hem bezig te horen en te zien. Maar zijn teksten<br />

laten me koud. Weerzinwekkend koud: zijn teksten zijn me te<br />

flets, te flauw, te prekerig, te flemerig – op een uitzondering her<br />

en der na. Het lijkt niet te kloppen: de teksten van Vinkenoog<br />

hebben niet de vurigheid waarmee Vinkenoog ze voorleest.<br />

2


Waarmee ik wil zeggen: als ik Vinkenoog lees, dan hoor ik<br />

zijn stem niet. Ook het omgekeerde is waar: de Franse dichter<br />

René Char horen voorlezen is extreem slaapverwekkend. Maar<br />

als ik zijn werk lees en vooral herlees, blijf ik wakker – voel ik<br />

extreme vurigheid. Nee, niemand zal me Simon Vinkenoog en<br />

Réné Char ontnemen – zij het om verschillende redenen.<br />

Ik herinner me een lezing van Hans Faverey. Dat was me iets.<br />

En alle verwijten ten spijt: het is een beleving om Astrid Lampe<br />

haar ding met haar stem te laten doen. Wie voor het eerst haar<br />

gedichten leest, gaat in een chaos onder. Maar als je haar stem<br />

hoort, word je bedwelmt door een soort gevoel van helderheid.<br />

Alles past. Alles in orde. Alles wordt omzoomd. Een gevoel van<br />

‘zo hoort het’. Een grote dame die Lampe!<br />

Nu iets over mijn ultieme gemis: dat ik nooit zal weten, nooit<br />

zal horen hoe Charles Baudelaire en Arthur Rimbaud hun<br />

teksten voorlazen. Dat ik de stem van André Breton op mijn<br />

iTunes heb staan, noem ik een mirakel: de stem van Breton<br />

is hemels. Duivels is dan weer het gekriep, het gekreun en de<br />

glossalie van Artaud als hij zijn ‘Pour en finir avec le jugement<br />

de Dieu‘ uitvloekt’.<br />

Sommige dichters weigeren voor te lezen. Dat kan, daar is<br />

niets op aan te merken maar sinds je er ook wel eens een<br />

schnabbel mee bij kunt verdienen, lijken me deze dichters toch<br />

steeds meer uitzondering te zijn. Principes hebben hun prijs:<br />

er valt soms meer te verdienen met het voorlezen dan met<br />

het publiceren van gedichten. Wat wil ik daarmee zeggen: dat<br />

voor sommige dichters het voorlezen van gedichten ook maar<br />

een klus is en dat merk je aan de slordigheid waarmee ze op<br />

het podium in hun bundels staan de bladeren op zoek naar een<br />

passend gedicht.Veel dichters bereiden gewoonweg hun lezing<br />

niet voor. Dat kan me soms mateloos ergeren. Ook hun gebrek<br />

aan timing (het loopt meestal uit) kan me op de zenuwen<br />

werken. Voorlezen is een hype geworden: enig wantrouwen<br />

en kritische achterdocht lijkt me dus niet misplaatst. Het is<br />

Vaessens die ons erop attendeerde: zoals je theaterrecensenten<br />

hebt, zou je ook recensenten moeten hebben die poëzieevenementen<br />

en podiumdichters kritisch benaderen.<br />

Voordracht heeft me groot gebracht, moet ik toegeven, maar<br />

alleen maar omdat ik het overboord heb gegooid. Beweren<br />

dat dichters niet kunnen voorlezen, vind ik onzin. Luisteren<br />

moet je leren. En je leert telkens weer bij. Ruth Lasters heb ik<br />

verschillende keren horen voorlezen. Ze overtuigde me niet.<br />

Tot ik haar prachtige debuutbundel las. Ik werd er me bewust<br />

van dat ik niet goed naar Ruth Lasters had geluisterd. Haar<br />

stem past precies in haar gedichten. Haar voordracht kwam<br />

verwrongen over: de kern die mij ontsnapte, was dat haar<br />

gedichten ook zo verwrongen zijn. Waarmee ik eigenlijk ook<br />

wel wil zeggen: een dichter horen voorlezen, is niet altijd de<br />

beste manier, de beste vuurdoop om kennis te maken zijn of<br />

haar dichtwerk.<br />

Filip DE KONING<br />

Hard gekookt<br />

Het leven is vermoeiend, zeker als je niks te doen hebt. Ik klaarde dan ook helemaal<br />

op toen ik enkele maanden geleden een job vond als huis-aan-huis-bezorger<br />

van gekookte eieren. Een gat in de markt, want geef toe: wie een gekookt ei<br />

wil eten, moet daar veel te veel moeite voor doen. Eerst moet men het ei gaan<br />

rapen, kopen of stelen, daarna koken, pellen en zouten en dat terwijl alles in<br />

twee happen verorberd is. Deze nieuwe tak is dan ook perfect afgesteld op de<br />

vlugsnelhalsoverkopdwarsdoorallesheenmaatschappij (nu in deze tekst, morgen in de<br />

nieuwe Van Dale), al voldoen niet al mijn klanten aan dit profiel.<br />

Inteelt en Zuskind bijvoorbeeld, een bejaard koppel dat zijn dagen slijt met<br />

zonnebloempitten pellen en draaitollen beitelen. Een florerend handeltje volgens<br />

henzelf, ook al liggen hun zaakjes torenhoog te beschimmelen. Maar anders zijn het<br />

geen misse mensen, los van het feit dat ze wel eens een kind mishandelen en een<br />

chiwawa hebben die Hitler heet, al kunnen ze daar – meer dan honderd jaar oud als<br />

ze zijn – niks aan doen. Zo bleek vorige week, toen ik mijn nieuwsgierigheid niet<br />

langer kon bedwingen en vroeg waarom ze het diertje zo genoemd hadden.<br />

‘ Omdat Hitler economische welvaart wil bezorgen aan het Duitse volk,’ reutelde<br />

Inteelt.<br />

‘ Welvaart? Wil? Duitse? Omdat? Wanneer hebben jullie laatst een krant<br />

gelezen?’<br />

‘ Ik hebben een banalfabeet, maar ik ving het relatief onlangs op in café/coiffeur/<br />

wratsmelterij Den Dollen Osch’<br />

Er viel een korte stilte, waarop Zuskind schoorvoetend zei: ‘ Goed dat je over Hitler<br />

begint, want ik wil je eigenlijk iets vragen. We gaan volgende week op reis naar<br />

Moerbeke en we zoeken iemand om op ons hondje te passen. Gezien jij de enige<br />

bent die geregeld op ons deurtje klopt, ons hartje verwarmt en zachtaardig genoeg<br />

is om Hitler driedagelijks te pijpen, vroegen we ons af of jij op hem wil passen.’<br />

‘ Daar moet ik even over nadenken,’ stamelde ik, ‘ Het is namelijk zo dat ik enkel<br />

giraffen pijp, op voorwaarde dat zij mij pijpen, natuurlijk. Deep throat zoals dat heet.<br />

Met andere woorden: nee.’<br />

‘ Mooi zo!’, riep Inteelt enthousiast, ‘ Jij en Hitler worden ongetwijfeld doltoffe<br />

speelvriendjes. Hier zijn z’n spulletjes.’<br />

Hij propte me een reiskoffer, een sportzak en een gettoblaster in de handen, waarna<br />

hij het hondje over mijn schouder drapeerde. Een duw in de rug en daar stond<br />

ik, voor een dichtgeslagen deur, waar nog enkele vluchtige bevelen doorheen<br />

galmden: ‘ Niet voederen na middernacht! Enkel vroege Madonna draaien en nooit<br />

achterstevoren! En als hij Hebreeuws begint te murmelen, overgieten met wijwater<br />

en maagdentranen!’<br />

‘ Waar kan ik dat kopen?’<br />

Inteelt schoof een briefje onder de deur. Ik raapte het op en las: ‘ Jan With The Pet<br />

– zeer speciaalzaak voor dieren. Louis Paul Boonlaan 69, 2840 Reet.’<br />

Daar moest ik het mee doen, dus ging ik naar huis om mijn koffers af te werpen,<br />

waarna ik met Hitler naar Reet vertrok.<br />

Proza<br />

2


Onze queeste verliep echter niet zo vlot, als ik gehoopt had.<br />

Zo kregen we af te rekenen met drie jumpgnomen, zeven<br />

tecktonicktrollen, de boze treinconducteur, zeven geitjes,<br />

drie biggetjes en diverse sirenengezangen van de machtige<br />

Mobilius. Had ik de vleesetende spurtplanten al vernoemd?<br />

Nee? Goed zo, want die waren er namelijk niet. Maar soit,<br />

al dit vreeswekkends woog amper op tegen de werkelijkheid<br />

wordende nachtmerrie waarin ik ontwaakte, toen Hitler<br />

onaangekondigd door de achterste pootjes ging en een<br />

gigantische bolus uit zijn trillende lijfje perste. Op zich<br />

geen probleem, gezien ik altijd plastic zakjes bij heb voor<br />

het geval ik dezelfde handeling dien te verrichten, want een<br />

huis-aan-huis-bezorger van gekookte eieren is soms lang<br />

onderweg.<br />

Ik bukte me, raapte het zootje op en zocht de dichtstbijzijnde<br />

vuilnisbak. Enig onderzoek leerde echter dat men zijn vuilnis<br />

in Reet moeilijk kwijt kon. Sluikstorten was eveneens uit den<br />

boze, gezien elke straathoek bewaakt werd door duiven, die<br />

zich verschansten in dakgoten en bomen. Een schande, vond<br />

ik. Te gierig voor vuilnisbakken, maar rijk genoeg voor speciaal<br />

getrainde gluurduiven. En dat allemaal met de zuurverdiende<br />

centjes van de arme belastingsbetaler, terwijl de kindjes in de<br />

Bulgaarse opvangtehuizen in een wrange grap leven, die ik hier<br />

niet verder wil uitpuren, omdat ik beter iets had gedaan rond<br />

Somalische kindjes. Dat lijkt namelijk iets correcter en dus<br />

grappiger, vooral als ze in groteske situaties belanden zoals een<br />

taartengevecht op een verjaardagsfeest, na een uit de hand<br />

gelopen spelletje Levende Mikado.<br />

Maar goed, waar zaten we? Ik had dus de ingewikkelde<br />

kak van Hitler in mijn handen en zocht een vuilnisbak in<br />

Reet. De dingen des levens, zoals dat heet. Ik was op een<br />

kruispunt beland, waar het drie kanten uit kon: de Eenstraat,<br />

de Tweestraat of de Driestraat. De Cijferwijk was een ideetje<br />

van de befaamde, avant-gardistische schepen van Cultuur en<br />

Publieke ruimte, zo had ik eens gezien in een special op de<br />

regionale zender Math Channel 7 (leve de Digibox!). Ik besloot<br />

de Driestraat te kiezen, die bleek uit te monden in de Eenstraat.<br />

Ik voelde onheil en spurtte naar het eind, waar ik het naambord<br />

van de Tweestraat zag, die op zijn beurt weer uitvloeide in de<br />

Driestraat. De cirkel was rond en ik had geen idee hoe ik in<br />

deze Bermudiaanse driehoek was terecht gekomen, laat staan<br />

hoe ik eruit kon komen. Dus besloot ik de kak over een muurtje<br />

te werpen, waarop een vreselijk gevloek weerklonk. Ik sloeg<br />

meteen op de vlucht, weliswaar beseffend dat ik enkel rondjes<br />

kon lopen. Ik werd dan ook al snel tegen gehouden door twee<br />

ruiters van de blauwe brigade.<br />

‘Hoe durft u burgers te bekogelen met kak?’, bromde de<br />

lelijkste van de twee, terwijl zijn paard een gigantische vla op<br />

de straatstenen draaide.<br />

‘ Jullie zouden beter echte misdadigers gaan vangen’,<br />

antwoordde ik, ‘ Zoals Kaye Styles of Dennis Black Magic.’<br />

De agent begon een betoog over de invloed van rapmuziek op<br />

de normalisering van het anti-autoritaire gedrag, terwijl Hitler<br />

nieuwsgierig naar de dampende vla trippelde. Ik liet hem<br />

begaan, want hij had nog niet gegeten. Het beestje schrokte<br />

de hele zooi naar binnen, toen ik besefte hoe laat het was,<br />

zijnde zeven minuten na middernacht. Hitler trilde en tolde,<br />

hele flarden uit ‘The Passion of The Christ’ citerend en golven<br />

bijtend maagzuur gulpend, dat op de ruiters en hun paarden<br />

spatte. In geen tijd smolten ze weg, druipend, krijsend, vage<br />

bedreigingen pruttelend, zwaaiend met een wegterende PV. Ik<br />

deinsde verschrikt achteruit. Hitler merkte het op en loste zijn<br />

laatste gulp. Hij keek me vragend aan met zijn lieve oogjes<br />

en ik wou hem uitleggen dat elk hondje anders is en er ook<br />

gebrekkige hondjes bestaan, zoals hemzelf. Helaas ontplofte<br />

hij en vernielde alles en iedereen in zijn buurt, op één iemand<br />

na: de getuige die zijn legende moest laten voortleven.<br />

Joris LENSTRA Een Ikea in Delft<br />

Op een zondagmiddag hervond ik mij zelfbewust geshockt tussen de dagjesmensen<br />

en provinciestadtoeristen tegen het afgemeten vlakke decor van een Ikea in<br />

Delft.<br />

Bij de ingang kwam ik Zwagerman tegen met een grote gouden schaar in zijn<br />

hand naast een kalende Giphart.<br />

Ze schudden elkaar de handen, het geelblauwe lint viel open en een nieuw<br />

tijdperk begon: de hele wereld Ikea, en nu op naar de talkshows.<br />

Eenmaal binnen pakte ik het potloodje en notitieblokje om mijn aankopen in<br />

op te krabbelen in een handschrift dat archivarissen nog decennialang zou<br />

verbazen<br />

En stak ze beide in mijn jas nabij de vuistdikke bundel van Walt Whitman’s Leaves<br />

of Grass<br />

Zelfstandig en verdeeld scharrelde ik langs de zelfbouwkeukens, keek de blauwe<br />

mannetjesmensen recht in de ogen: ‘ben jij mijn engel?’—‘weet jij waar de deur<br />

naar het licht is?’—‘loop jij wel eens langs het strand om te luisteren naar het<br />

lot van de voortgestuwde golven?’—totdat ik plots een bekend gezicht zag, vol<br />

minachting de fauteuils keurend<br />

De walm van hasjiesj was onmiskenbaar evenals de onvolprezen Satanische blik<br />

in je ogen, de andere kopers meden je als de pest en terecht, je had net je eerste<br />

geslachtsziekte opgelopen<br />

Vol misprijzen porde je in de Gaarder Bank om te constakankerteren dat die niet<br />

voor de eeuwigheid gemaakt was, in tegenstelling tot jouw pronkzieke verzen<br />

Toen ik de hoek omsloeg kwam ik tot mijn verbazing jou tegen in je vierkante,<br />

bonten overjas van bloedvol afgeslachte scharreldieren, liefdevolle verhalen<br />

mompelend in jouw afgebeten Russisch over de godvrezende boeren uit d’Oeral<br />

de stank van ijskoude provinciedrank besprong mij meteen<br />

En ook jou zag ik daar, Michel, in dat ellenlange onleesbare Frans van je over de<br />

vrijheid impliciet in keuzes, stond je daar de andere boeken bij te staan op een<br />

plank in de Lagerlöf kinderkamer,<br />

En jij daar, Kerouac, met je zwartzieke baard en ogen vol alcohol, net voordat de<br />

beveiliging je wegdroeg, ‘ik ben een kind van Boeddha en van Jezus!’, schreeuwde<br />

je nog maar je sprak geen Zweeds het mocht niet baten. . .<br />

De meubels uitgestald & overspoeld met mensen, plastieken jaren 70 Space Odyssee<br />

eetzaal vol families, kinderen die om Zweedse snacks krijsten, bekringeloogde<br />

moeders die bewogen debatteerden boven grijs-papieren foldertjes. . .<br />

In verwondering geraakt snelde ik naar een stellagekast met vuistgrote<br />

orakeltempeltjes van Apollo—opwindbare Chinese miniatuurtje van plastiek die<br />

in onvervalst oud-Grieks te kennen gaven dat Apollo niet langer in deze tempel<br />

huist—ze waren niet duur dus kocht ik er drie om uit te delen aan vrienden die<br />

net zo verdwaald waren als ik. . .<br />

Proza<br />

2


Die middag zag ik in dat als de Wereld in Zweden gemaakt<br />

was, er zeker laatjes in zouden zitten waar je handig je troep<br />

in kwijt kon, en de randjes glad afgewerkt zouden zijn, en<br />

nee, hij was natuurlijk niet onfunctioneel rond, want anders<br />

zou hij teveel ruimte innemen in de Galaxy. . .<br />

In de ontmenselijkte namiddag liep ik terug door het<br />

historische Delft om alsnog een schim van jou te betrappen,<br />

Whitman, over de bruggen en tussen de grachten,<br />

Wat zou jou te binnen geschoten zijn in deze zomerse<br />

schemering: een vergezicht van Vermeer? En wat zullen we<br />

hierna gaan doen? Clubben met jouw grijze baard achter<br />

de meisjes aan of wacht er nog steeds iemand op jou in het<br />

intieme duister, klaar met zijn dagelijkse taak en gereed om<br />

met jou mee te gaan?<br />

De zon gaat gauw onder en ik voel me belachelijk met jouw<br />

boek hier in deze verstelbare eeuw. . .<br />

Wat moet jij gedacht hebben toen je de smeden bezong<br />

hamerend in hun kring in de smidse, of de timmerlui<br />

die eigenhandig hun huizen planden en in gemeenschap<br />

opzetten in het hulpvaardige, jonge Amerika met zijn<br />

oogstfeesten?<br />

Was het de eenvoud van de IKEA-kast die jij verlangde,<br />

de inbussleutel, het enige nodige hulpmiddel, dat jij<br />

verheerlijkte?<br />

Was dit het gereedschap van de Heer toen hij de vier<br />

zijden samenvoegde en met behulp van Gabriël vastdraaide<br />

voordat Hij de dimensies ertussen schoof zoals vermeld op<br />

de bouwtekening in 44 miljoen talen?<br />

Was dit het woord waarin jij geloofde, dat voorbij dood<br />

en handzame Ikea-kasten de tijd doorstond, om zich<br />

te openbaren aan een nieuwe generatie om idealen te<br />

verwezenlijk en een jeugdig hoopvol land uit de lelijke<br />

afgrond op te bouwen. . .<br />

Nee, hoe je ook smeekt. Charon zal jou niet meer terugvaren.<br />

Jouw boek ligt open, jouw taak is gedaan.<br />

Niels HAV<br />

(vertaald door Gerard CRUYS)<br />

De Deense dichter en novellist Niels<br />

Hav ( geb. 1 4 ) woont in Kopenhagen<br />

en is met een pianiste gehuwd.<br />

Hij heeft tot nogtoe vijf dichtbundels<br />

en drie novelleverzamelwerken<br />

gepubliceerd. Zijn poëzie en verhalen<br />

werden vertaald in het Engels, spaans,<br />

Portugees, Turks, Italiaans en in het<br />

Nederlands. Niels Hav werd in eigen<br />

land meermaals bekroond.<br />

De Turk<br />

's Morgens, als ze Katrin naar de kleuterschool heeft gebracht en ze weer op weg naar<br />

huis is langs de nu al warme trottoirs, ziet Vita hem opnieuw. Hij staat in het portiek<br />

bij de Coöperatie en kijkt haar met donkere ogen open en rechtstreeks aan. En haar<br />

gang is vol betekenis als ze de straat oversteekt en de winkel ingaat.<br />

Terwijl ze tussen het varkensgehakt, de metworsten en varkenskrabbetjes van<br />

de koeltoonbank aan het scharrelen is, staat er een geheimzinnige glimlach op haar<br />

gezicht te lezen. Op dat moment overweegt ze de beheerder in vertrouwen te nemen.<br />

Het speelt zich tenslotte voor zijn winkel af.<br />

Weer thuis op de tweede verdieping kijkt ze vanachter het gordijn en ziet dat<br />

het portiek nu leeg is. Ze voelt een moeheid in haar lichaam, ze trekt haar kleren uit<br />

en zet het spiegeltje uit de hal op een stoel. Ze probeert zichzelf vanuit alle hoeken te<br />

zien.<br />

Mismoedig laat ze zich in een stoel vallen en pakt met beide handen de<br />

plooien beet die zich boven haar buik verzamelen. Zoveel dingen zouden anders<br />

kunnen zijn.<br />

De middag brengt ze met Alice en Liz op de binnenplaats door. Ze liggen in de<br />

tuinstoelen koffie te drinken.<br />

Vita vertelt opgewonden over de tijd dat ze schoonmaakte in de kliniek, over<br />

die adventistische masseur die geen steek beter was dan de anderen, ook al had hij de<br />

mond vol van de Bijbel en de geboden. Het was duidelijk waar die op uit was.<br />

'Was hij opdringerig?' vraagt Liz loom. Ze ligt met gesloten ogen en heft haar<br />

gezicht op naar de zon.<br />

'Hij kwam van achteren als ik lag te boenen,' zegt Vita. 'Dan stond hij me te<br />

betasten.'<br />

'Zo,' giechelt Alice, 'was het een achteropwerker?'<br />

Daar lachen ze om terwijl ze zich omdraaien op hun buik en sigaretten<br />

roken.<br />

'Maar een knappe vent was het wel. Hij zag er goed uit, dat wel,' zegt Vita en<br />

nipt aan de koffie.<br />

Na vieren komt Kai. Hij opent het raam dat op de binnenplaats uitkijkt.<br />

'Hé wijven,' lacht hij. 'Wat schaft de pot?'<br />

'Maak zelf maar wat, bleekscheet,' roept Vita.<br />

En terwijl ze haar zonneolie, krantje, sigaretten en thermosfles bij elkaar<br />

vindt, vertelt ze - in het verlengde van de vertrouwelijke stemming van deze middag<br />

- over de Turk, dat ze benieuwd is of hij er weer staat.<br />

'Eerlijk gezegd ben ik bang,' zegt ze. 'Je weet goddorie nooit wat ze in hun<br />

hoofd kunnen halen. Je hoort zoveel vertellen. Als hij er weer is, ga ik het wel mooi<br />

aan Kai vertellen, dat denk ik wel hoor.'<br />

Dan gaat ze naar haar eten toe.<br />

De volgende morgen is alles grauw als ze met Katrin aan haar hand door de motregen<br />

loopt. In de kleuterschool wordt ze begroet door de meisjes in warme truien, zonder<br />

glimlach als een stil verwijt.<br />

Proza<br />

1


Het portiek bij de Coöperatie is leeg. Bedroefd slaat<br />

ze af en gaat bij de bakker naar binnen. Als ze de zak<br />

met maanzaadbrood en bladerdeeggebak in ontvangst neemt,<br />

herinnert ze zichzelf eraan dat ze gelukkig is en zendt de<br />

bakkersvrouw een opgeruimde glimlach toe.<br />

En terwijl ze zich weemoedig door het late ontbijt<br />

heen kauwt en in de krant bladert, houdt ze het portiek in de<br />

gaten, dat na eerst een onopgemerkt gat in het carré aan de<br />

overkant te zijn geweest nu vol betekenis is. En als hij daar<br />

opeens staat, met openstaand wit overhemd, lijkt er een koorts<br />

in haar lichaam te woeden. De zon is te voorschijn gekomen en<br />

valt in een schuine streep op zijn broek, maar het gezicht kan ze<br />

niet zien.<br />

Met haar hoofd vol oude dromen raapt ze de kranten<br />

en bladen van de week bijeen en begint de drie kamers van de<br />

flat zorgvuldig schoon te maken. Properheid is voor haar een<br />

must. De wereld is stralend schoon en dit is haar home. Ook de<br />

keuken met de matte tegels geeft ze ijverig de geur en de finish<br />

waardoor die tot iets van haarzelf wordt.<br />

Op weg naar beneden belt ze bij Liz aan, maar bedenkt<br />

dan dat die nu op haar werk is.<br />

Waardig steekt ze de straat over en ziet hoe hij een<br />

stap naar voren doet in het portiek. Het valt haar op dat hij<br />

niet eens een flesje bier in zijn hand heeft. Deze vrijmoedige<br />

schaamteloosheid dat hij daar zomaar staat, vervult haar met<br />

verwondering en verplaatst zijn aanwezigheid naar een andere<br />

wereld, waar vreemde dingen mogelijk zijn.<br />

Ze loopt door de winkelstraat met de tas zwaaiend aan<br />

haar heup, terwijl ze inwendig neuriet. Af en toe blijft ze staan<br />

om naar een blouse of jurk te kijken. Maar ze koopt niets, dat<br />

wil ze niet vandaag, alleen maar wandelen en de zon voelen.<br />

Als ze verzadigd is, moet ze aan haar moeder denken.<br />

Ze verlaat de winkels en loopt door de smalle straten die ze zo<br />

goed kent. Het spreekt vanzelf dat ze het aan haar moeder moet<br />

vertellen, dat is het natuurlijkste.<br />

Ze laat de buitendeur achter zich dichtvallen en loopt<br />

de trap op, waar de treden haar stuk voor stuk ergens aan doen<br />

denken. Op de derde verdieping blijft ze staan en zet haar vinger<br />

op de belknop, terwijl ze haar gezicht in de plooi brengt.<br />

Ze wacht, maar er gebeurt niets. Ze belt nog eens. Dan<br />

haalt ze haar sleutel voor de dag en doet de deur van het slot,<br />

zoals ze dat vroeger altijd deed.<br />

Als ze in de kamer het gezicht van haar moeder ziet,<br />

begrijpt ze alles.<br />

'Het is zo ontzettend,' zegt haar moeder. Ze schommelt<br />

heen en weer met het gezicht in haar handen. 'Het is zo vreselijk,<br />

Vita.'<br />

'Moeder,' zegt Vita troostend, terwijl ze haar bij de<br />

schouder pakt. Ze zit op haar knieën bij de stoel en heeft nog<br />

niet eens haar jas uitgedaan.<br />

'Dertig jaar lang. Dertig jaar,' jammert haar moeder<br />

hulpeloos.<br />

Vita vindt valium en een zakdoek in haar tas en haalt<br />

water uit de keuken. Haar moeder perst de zakdoek tegen haar<br />

ogen, ze kan haar tranen niet bedwingen.<br />

'Slaat hij je nog steeds? Ga even liggen,' zegt Vita<br />

terwijl ze haar moeder op de bank helpt.<br />

'En ik heb hem sinds vrijdag niet meer gezien. Het kan<br />

hem allemaal niks meer schelen.'<br />

Haar moeder zakt onderuit op de bank. Ze maakt een<br />

magere, luchtige indruk, voelt Vita, alsof ze op het punt staat te<br />

verdwijnen.<br />

'Hij komt wel weer,' zegt ze op volwassen toon.<br />

'Ik kan zo niet doorgaan, het gaat echt niet meer,' zegt<br />

haar moeder met een iel stemmetje.<br />

'Nou zet ik koffie,' zegt Vita. 'Dan maken we het wat<br />

gezellig.'<br />

Als ze thuiskomt om het avondeten klaar te maken en hij<br />

ditmaal niet in het portiek staat, voelt ze hoe dit haar uitput.<br />

Ze duwt Katrin voor zich uit de flat binnen, gooit haar<br />

jas op een stoel en brengt het niet eens op om een blik in de<br />

spiegel te werpen. Op weg naar de keuken ontdekt ze het briefje<br />

op de deurmat, met een geïrriteerde beweging raapt ze het op.<br />

Het vel papier is zorgvuldig gevouwen.<br />

Hartelijke groet<br />

Ik zie, gezien<br />

afspraak, afspreken, afspraken<br />

bij de kerk om 21-22 uur.<br />

Heb lief/liefde<br />

verliefd worden<br />

Ömer Yalsin<br />

Als de betekenis van de woorden van lieverlede tot haar<br />

doordringt, voelt ze zich uitverkoren. En ze beseft dadelijk dat<br />

er vandaag van avondeten niets terechtkomt. In deze toestand<br />

kan ze geen aardappels schillen en karbonades braden. Dat is<br />

fysiek onmogelijk, ze is zichzelf niet. Ze voelt dat het verteld<br />

moet worden, maar eerst aan Kai.<br />

Rusteloos gaat ze nu eens in de ene en dan weer in<br />

de andere stoel zitten. Ze hoort niet eens muziek maar neemt<br />

een paar pilletjes. Ze prent zich in hoe hondsbrutaal het is om<br />

het op die manier met een getrouwde vrouw aan te leggen.<br />

Daarginder is het de gewoonte de vrouwen zomaar te pakken,<br />

zegt ze huiverend tegen zichzelf.<br />

Daar werkt Kai zich zijwaarts door de deur. Hij gooit<br />

zijn jasje neer en vangt Katrin in de vlucht. Met haar op de arm<br />

ziet hij hoe Vita zwijgend en geteisterd op de stoel zit, de brief<br />

nog steeds in haar hand, alsof ze zich sinds deze shock niet heeft<br />

verroerd.<br />

Verwonderd zet hij Katrin op de vloer, waarna Vita hem de brief<br />

overhandigt.<br />

'Wel verdomme!' fluistert hij.<br />

Om de een of andere reden begint ze te huilen. Ze huilt<br />

zachtjes en hysterisch, terwijl ze zich tegen zijn enorme lichaam<br />

aandrukt.<br />

'Ja maar, wat heeft dat te betekenen?' roept Kai. 'Heb<br />

lief, liefde...'<br />

Dan vertelt ze hem alles. Hoe ontzettend het is geweest<br />

en dat hij daar elke dag heeft gestaan, op de loer enzo, zodat<br />

ze amper de deur uit kon. Haar mond staat open en ze hapt<br />

naar lucht. De tranen trekken strepen door poeder en rouge. De<br />

huilbui overweldigt haar. Het is ontzettend.<br />

'Het zijn net beesten,' zegt ze, 'ze laten zich nergens<br />

door stoppen.'<br />

'Ik zal 'm godverju,' roept Kai. Hij schuift de tafel opzij<br />

en gaat bij het raam staan, maar er is niets te zien. 'Ik zal 'm<br />

godkelere,' jouwt hij, waarna hij de deur met een dreun achter<br />

zich dichtsmijt.<br />

Katrin staakt haar spel op het tapijt en richt zich op. Ze<br />

is beteuterd over al deze ernst en kijkt naar haar moeder terwijl<br />

haar mond steeds groter wordt.<br />

Als Kai terugkomt, heeft hij Svend bij zich.<br />

'Ik doe het niet,' zegt Vita terwijl ze de sigaret uitdrukt<br />

en een slokje van haar koffie neemt, die koud is geworden.<br />

'Ja maar, wij zijn er toch zeker,' houdt Kai haar voor.<br />

'We liggen op de bodem van de wagen. Er kan niks gebeuren,'<br />

verzekert hij.<br />

'Ja maar,' zegt ze, 'stel nou dat hij gewapend is. Ik doe<br />

het niet, hoor.'<br />

Svend heeft zijn blauwe windjekker al aan, hij rookt<br />

rustig zijn Cecil. Hij grinnikt naar haar.<br />

'Kom nou, Vita,' zegt hij.<br />

'Wil je dat hij er zo makkelijk van afkomt?' vraagt Kai.<br />

'Kunnen we het niet aan de politie overlaten?' oppert<br />

ze. Maar ze ziet ook wel in dat dat niet gaat.<br />

'Bah, de politie,' sneert Kai. Hij ijsbeert over het<br />

tapijt terwijl hij met de gebalde rechter vuist tegen zijn linker<br />

handpalm slaat.<br />

'Dat je dat durft, Kai,' zegt ze.<br />

'Luister es,' zegt hij, 'precies om negen uur ga je daar<br />

naar toe. Je wandelt rustig tot voor de kerk, wij liggen daar dan<br />

al een tijdje.'<br />

'Maar Katrin dan?' Dat is haar laatste bezwaar.<br />

'Naar Liz toe,' grinnikt Kai en geeft haar een klapje.<br />

'Naar Liz toe, sufkop.'<br />

Ze heeft haar jurk en de nieuwe schoenen aangedaan. Bij het<br />

oversteken van het plein plant ze haar hakken hard in het<br />

asfalt. Ze draagt de tas over haar schouder en zwaait de vrije<br />

arm gracieus bij de heup. Ze voelt dat ze het goed doet. Ze<br />

loopt onder de lantaarns door en ziet hoe de schaduwen voor<br />

haar uit rennen. De auto staat waar hij moet staan, achter<br />

de school.<br />

Ze loopt om de sacristie heen en langs de oude muur.<br />

Ze heeft zin om een hand over de stenen te laten schrapen<br />

om te voelen dat dit werkelijkheid is. Het oude gebouw heeft<br />

iets griezeligs over zich, weet ze.<br />

Als ze de westelijk gevel bereikt, kijkt ze langs de<br />

treden omhoog maar op dat moment ziet ze nog niets. Ze<br />

draait zich om en kijkt in de richting van de auto. Ze zijn al in<br />

aantocht.<br />

Als ze de trap opgaat, ziet ze hem. Hij staat in de<br />

schaduw met zijn rug naar de deur toe. Ze loopt in zijn<br />

richting en dan stapt hij uit de schaduw.<br />

Plotseling komt alles haar faliekant verkeerd voor.<br />

Hij maakt een buiging en neemt haar hand, zijn mond is<br />

warm. Hij zegt iets wat ze niet verstaat, maar zijn stem is hees<br />

en zacht. Ze hoort het gebons van hollende voeten achter<br />

zich en wil haar hand lostrekken. Hij draait zich om en kijkt<br />

hun kant uit, dan richt hij donkere ogen op haar. Een groot<br />

verwonderen.<br />

Kai grijpt hem bij zijn nekhaar.<br />

'Wat had je godverdomme gedacht?' brult hij, terwijl<br />

hij het hoofd van de Turk naar achteren trekt. De Turk wringt<br />

zich in allerlei bochten om geconfronteerd te raken met zijn<br />

aanvaller, maar Kai houdt vast.<br />

Svend staat voor de Turk te trappelen en te steppen<br />

op de tegels.<br />

'Smeerlap,' jouwt hij. Hij geeft een schop, maar de<br />

laars raakt zijn dij. Hij danst voor de Turk en schopt opnieuw.<br />

Nu gaat de laars in de roos en dan krimpen de benen van de<br />

Turk samen.<br />

Vita ziet dat hij zich rond probeert te maken maar op<br />

de tegels neervalt.<br />

Kai is bang dat hij te laat komt, hij trekt uit alle<br />

macht en rukt de Turk voorover. Hij duwt, schopt en steunt<br />

met een brul als hij hem raakt.<br />

De Turk rolt voorover en valt de trap af, ze laten hun<br />

armen wapperen en schoppen er flink op los.<br />

Vita begint te lopen en terwijl ze over het plein<br />

trippelt, hoort ze nog steeds het geluid van de laarzen.<br />

Net goed voor hem, denkt ze terwijl ze de tas tegen<br />

zich aandrukt. Net goed voor hem. Dan begint ze te huilen.


Interview<br />

Herlinda VEKEMANS<br />

en<br />

Alain DELMOTTE<br />

in gesprek met<br />

Chrétien BREUKERS<br />

IntervIeW<br />

Chrétien BREUKERS (1965) is dichter. Tot hiertoe publiceerde hij drie bundels bij<br />

kleine, bibliofiele uitgeverijen. Zijn jongste bundel met de prachtige titel Korte<br />

geschiedenis van het voorafgaande verscheen in 2005 bij uitgeverij De weideblik.<br />

Daarnaast is Chrétien Breukers samen met dichter Ton Van ’t Hof hoofdredacteur<br />

van het veelbesproken poëzieweblog De contrabas (http://www.decontrabas.com/)<br />

en eveneens samen met Ton Van ‘t Hof uitgever van De contrabas-poëziereeks.<br />

Wie wel eens op het weblog heeft aangeklikt, weet dat hij een gevreesd en vrank<br />

polemist is. Voorbeelden van zijn strenge recensies vindt de lezer bij Poëzierapport<br />

(http://poezierapport.blogspot.com/).<br />

Hij is samensteller van de uitstekende bloemlezing 25 jaar Nederlandstalige poëzie<br />

1980-2005 in 666 en een stuk of wat gedichten (De contrabas bloemlezing, BnM<br />

uitgevers, Nijmegen, 2006). Daarin verbroederen zich dichters uit Noord en Zuid, wat<br />

hun poëticale aard en smaak ook moge zijn. Op het weblog van De Contrabas neemt<br />

hij wel eens een mini-interview met een dichter af. De verzameling is ondertussen<br />

uitgegroeid tot een erg lezenswaardig overzicht van visies op de poëzie van dichters<br />

uit Noord en Zuid.<br />

DIGTHER legde hem zijn eigen vragen voor:<br />

Met welk gedicht van uzelf zou u zich aan de lezers<br />

willen voorstellen?<br />

Vlees ben ik<br />

Vlees ben ik. Van hem, van haar, van hen<br />

die voor mij leefden; vlees dat niemand<br />

heeft gezien. Vlees ben ik. En vocht dat<br />

aan volle borsten werd onttrokken.<br />

Vlees en vocht en knokenwit. Duizend<br />

jaar en meer is het geleden dat<br />

mijn ouders zich hier vestigden; het<br />

is mijn ruwe schatting die ik u<br />

vrijblijvend geef. Vlees en vocht, het wit<br />

van knoken en papier. Eeuwige<br />

duisternis! Ik zeg: licht. Er zou licht<br />

zijn, staat geschreven, maar niets gebeurt.<br />

Tot in de gaten van het heelal<br />

donkert het maar door, met man en macht.<br />

Uit: Korte geschiedenis van het voorafgaande, 2005<br />

(2) Waarom poëzie?<br />

Waarom niet, zou ik daar bijna op antwoorden. Maar dat is<br />

flauw.<br />

Om twee redenen. In 1978 mocht ik naar de dramaserie I,<br />

Claudius kijken. Mijn ouders dachten dat dit goed zou zijn voor<br />

mijn algemene ontwikkeling, en dat het kijken van de serie mij<br />

zouden verzoenen met de gymnasiumopleiding die zij voor mij<br />

hadden uitgestippeld. Helaas is dat laatste niet gelukt. Maar<br />

mijn algemene ontwikkeling is er enorm van opgeknapt. En ik<br />

zag ergens in de serie Claudius, zo mooi gespeeld door Derek<br />

Jacobi, gedichten schrijven op boekrollen... dat maakte zo'n<br />

diepe indruk op mij, dat wilde ik ook. Gedichten schrijven. Op<br />

boekrollen.<br />

In 1980 leende ik van de bibliotheek de bundel Voorbij de<br />

wegen van A. Roland Holst (om precies te zijn, ik leende de<br />

vijfde druk van deze in 1920 verschenen bundel, een vijfde<br />

druk die door uitgeverij Agathon in het licht was gegeven en<br />

onderdak vond in de reeks Signaturen). In de bus van Weert<br />

naar Leveroy (het moet slecht weer zijn geweest, anders ging<br />

ik niet met de bus) begon ik te lezen en ineens stuitte ik op het<br />

gedicht 'Zwerversliefde' dat begint met de roesverwekkende<br />

regels<br />

'Laten wij zacht zijn voor elkander, kind - / want o, de maatloze<br />

verlatenheden, / die over onze moegezworven leden / onder<br />

de sterren waaie' in de oude wind.' Wie is er niet groot mee<br />

geworden?<br />

Toen, in die bus, wist ik dat 'de poëzie' mijn domein was. Ik wist<br />

niet waarom, maar ik wist het wel. En zo is het gekomen.<br />

(3) Welke dichters behoren tot uw<br />

inspiratiebronnen? Zou u kunnen uitleggen<br />

waarom en op welke wijze zij uw eigen<br />

werk beïnvloeden?<br />

A. Roland Holst, dus, zoals ik hierboven schreef. Pierre Kemp,<br />

om zijn kleingedichtjes én omdat hij een Limburger was.<br />

Elizabeth Bishop. Martinus Nijhoff. e.e. cummings en Wallace<br />

Stevens. Van Ostaijen? Ja, ook. Osip Mandelstam, op zijn werk<br />

ben ik een beetje verliefd, net als op het werk van Ida Gerhardt.<br />

John Berryman, wiens Dreamsongs altijd goed zijn, vind ik<br />

dan.<br />

Meer Vlamingen? Hugo Claus, Jos de Haes, Hadewych, Paul<br />

Snoek, Jotie T'Hooft (hij was mij nabij, tijdens de zwarte hel<br />

die puberteit heet) en Karel van de Woestijne. Van de nog<br />

publicerende dichters: Dirk van Bastelaere, Eva Cox, Koenraad<br />

Goudeseune, Philip Hoorne en Frank Pollet. En, en, en...<br />

Meer Nederlanders? Catharina Blaauwendraad, Eva Gerlach<br />

en Victor Vroomkoning. Laatstgenoemde beoordeelde mijn<br />

vroegste gedichten en was, gelukkig, niet mals.<br />

(4) Welk gedicht van een andere dichter<br />

zou u in de online bloemlezing der<br />

Nederlandstalige poëzie willen laten<br />

opnemen?<br />

Dream song 14<br />

Life, friends, is boring. We must not say so.<br />

After all, the sky flashes, the great sea yearns,<br />

we ourselves flash and yearn,<br />

and moreover my mother told me as a boy<br />

(repeatingly) 'Ever to confess you're bored<br />

means you have no<br />

Inner Resources.' I conclude now I have no<br />

inner resources, because I am heavy bored.<br />

Peoples bore me,<br />

literature bores me, especially great literature,<br />

Henry bores me, with his plights & gripes<br />

as bad as Achilles,<br />

who loves people and valiant art, which bores me.<br />

And the tranquil hills, & gin, look like a drag<br />

and somehow a dog<br />

has taken itself & its tail considerably away<br />

into the mountains or sea or sky, leaving<br />

behind: me, wag


essaY<br />

Essay<br />

Alain DELMOTTE<br />

BLOOT EN BLOEDEND VLEES<br />

De uitreiking van de VSB poëzieprijs werd dit jaar voorafgegaan door een Hugo<br />

Claus proloog. Het was David Van Reybrouck die de eer kreeg een statement over<br />

hedendaagse Nederlandse poëzie (of tenminste zijn visie erop) te houden. Een keuze<br />

die zou kunnen verrassen. Van Reybrouck staat vooral als vaak bekroond prozaïst en<br />

niet als dichter bekend. Maar wie Van Reybrouck (1971) wat volgt, weet dat hij op<br />

vrij regelmatige basis in tijdschriften gedichten publiceert. Xavier Roelens nam hem<br />

in zijn bloemlezing ‘Op het oog - eenentwintig dichters voor de eenentwintigste<br />

eeuw’ op. Vooralsnog een dichter zonder bundel dus, maar een dichter. Precies omdat<br />

het verrassend en ongewoon was, begon ik met grote verwachtingen aan de lectuur<br />

van deze proloog maar het lezen ervan bleek een ontgoocheling. Niet dat het een<br />

slecht geschreven stuk betrof. Zijn creatieve pen wil ik hier niet ter discussie brengen.<br />

Wel zijn redeneringen en zijn boodschap. Ik vind dat hij in die proloog, inhoudelijk<br />

gesproken, kort door de bocht gaat.<br />

Laat me eerst even langs die tekst scheren. De kern van Van Reybroucks vertoog<br />

wordt al aan het begin van zijn tekst aangegeven. Hij stelt dat ‘de poëzie zich weer<br />

aan de wereld moet laven’, zodat ze opnieuw een link naar de lezer kan leggen. De<br />

Nederlandse poëzie is volgens hem ziek: ze lijdt aan anorexia. Ze is vleesloos. In het<br />

verdere verloop van de tekst belooft hij die diagnose met argumenten te staven.<br />

Eerst omschrijft Van Reybrouck wat de voornaamste karaktertrekken van goede poëzie<br />

zouden moeten zijn. Elementen die hij in de poëzie van Hugo Claus terugvindt. Goede<br />

poëzie is ‘schaamteloos lyrisch’, ‘hitsig jubelend’, ‘kermend van verlangen’, ‘monkelend<br />

en grinnikend’, ‘schor’, ‘tochtig’ en ‘schoon’. Van Reybrouck poneert dat deze elementen<br />

afwezig blijven in de poëzie van de laatste twintig jaar. De poëzie zou zichzelf aan<br />

banden hebben gelegd door niet langer (diep ademhalen en opsommen!) verhalend,<br />

anekdotisch, didactisch, verontwaardigd, verdrietig, blijmoedig, humoristisch, helder<br />

en begrijpelijk te zijn. De poëzie van vandaag ‘prevelt in de schemering’. Er mag van<br />

deze dichters niet één woordje uitleg bij. Geen voorwoord. Noch tekst noch foto op<br />

de achterflap. Ze laten hun poëzie voor zichzelf spreken terwijl hun poëzie helemaal<br />

niet spreekt. De huidige dichter – dixit Van Reybrouck - is een sjamaan die met het<br />

hogere in contact staat en niet duldt dat zijn poëzie door een derde wordt geduid.<br />

Het gedicht te dicht benaderen wordt door de dichter beschouwd als profanatie, als<br />

een desacraliseren en als een banalisering van zijn gedichten. Van Reybrouck vindt<br />

die dichters zeer wereldvreemd. Ze zitten vol taboes. De schuld van die ontwikkeling<br />

schuift hij in de schoenen van Paul Celan, Gerrit Kouwenaar en Hans Faverey. Of nee<br />

niet meteen van die dichters zelf (wiens werk hij niet zou willen missen) maar wel aan<br />

hun epigonen en klonen - die hij niet bij naam noemt. Hij vindt dat deze dichters<br />

een soort poëzie hebben geschreven waaraan geen mens zich nog kan ‘bezatten’. Voor<br />

hem is dit poëzie die zich compleet richt tot zich geheelonthoudende Neerlandici.<br />

Wat Van Reybrouck deze poëzie technisch verwijt, is dat het maar wat prutsen is:<br />

de syntaxis wordt ontwricht, er wordt iets gedaan met aanhalingstekens, er worden<br />

allerlei handigheidjes met een tekstverwerkingsprogramma uitgeprobeerd. Hij stelt<br />

zich de vraag naar de ‘urgentie’ ervan. We hebben er het raden naar wat hij daar<br />

precies mee bedoelt.<br />

En hij keert naar Claus terug. Voor hem nog altijd een soeverein dichter. Er volgt<br />

een name dropping van mogelijk alternatieven op de poëzie van hoger omschreven<br />

schraalheid. Geert Buelens (maar die hij dan citeert als essayist van de recent<br />

verschenen essaybundel ‘Oneigenlijk gebruik’ – hij rept geen woord over diens<br />

poëzie), Arjen Duinker (‘iemand die zich nestelt in de woorden als een in zomerse<br />

zaterdagmiddag’), Kees ’t Hart (vanwege de bundel ‘Ik weet nu alles weer’, waarin een<br />

gedicht over een voetbalwedstrijd staat), H.H ter Balkt, Nolens, Nijhoff. En dan toch<br />

Kouwenaar, ‘zo warm, zo onherbergzaam’. Enfin, dichters die het<br />

zinnelijke, het tactiele, het tastbare en troostende niet schuwen.<br />

Zou het dit zijn wat hij met ‘urgentie’ bedoelt? Zinnelijk, tactiel,<br />

tastbaar, troostend?<br />

Wat valt de Nederlandse dichters nu te doen om aan deze<br />

toestand van vleesloosheid te ontkomen (voor het nog erger<br />

wordt?). Van Reybrouck stelt het principe van zijn eigen<br />

internationaal, meertalig en Brussels dichterscollectief voor. Hij<br />

nodigt ons uit tot het luisteren naar anderstalige dichters uit<br />

zijn collectief - al noemt hij die dichters alweer niet bij naam. Hij<br />

heeft het over een Galicische dichter die lange, zangerige verzen<br />

schrijft. Over een Kameroenees ‘op de grens van recitatieve<br />

verzen en freejazz’ en die daarmee bewijst dat je op die manier<br />

ook ‘legitieme poëzie’ kunt maken. Slammende Marokkanen<br />

die de ‘Franstalige poëzie’ uitkleden en speels maken. Allemaal<br />

dichters die niet bij naam worden genoemd. Hij raadt ons aan<br />

om meer naar het buitenland te loeren: want ‘Nederlandstalige<br />

dichters lezen voornamelijk Nederlandstalige<br />

dichters’.<br />

Verder vindt Van Reybrouck dat we weer meer<br />

naar schilderijen moeten gaan kijken. We<br />

mogen ons niet langer fixeren op de muziek.<br />

In de schilderkunst heeft zich een omwenteling<br />

voorgedaan. Men is naar het doek en het<br />

figuratieve teruggekeerd! Francis Bacon en Lucian<br />

Freud zijn de voorlopers en Luc Tuymans en Peter<br />

Doig de exponenten van deze ontwikkeling.<br />

Op het einde van zijn tekst herhaalt Van<br />

Reybrouck zijn stelling. Hij sluit met een fraaie<br />

verwoording af: ‘Voor mij hoeft niet alle poëzie<br />

te zwijgen in taal. Ik wil dat ze stilaan wel<br />

weer eens hees wordt na al dat vezelen in de<br />

marge. Hees: van verlangen, van dorst, van ’t<br />

schreeuwen na een voetbalmatch desnoods,<br />

maar hees. Ik wil dat poëzie weer vlees wordt. En<br />

verf. En messen. Ik wil dat ze etst en kermt, dat<br />

ze krast en likt, dat ze eelt heeft en soms, heel<br />

soms, streelt, ogenschijnlijk onbewogen zoals<br />

een hand waartegen een kat zich schurkt.’<br />

Ik vind deze tekst erg dubbel. Ik moet toegeven dat ik voor al de<br />

opgesomde dichters en schilders een net even grote bewondering<br />

als Van Reybrouck koester. Zijn Brussels dichterscollectief is<br />

inderdaad enig: Van Reybrouck verdient hiervoor luid applaus.<br />

Hij heeft alle redenen om trots op dit project te zijn. Vorig jaar<br />

hoorde ik enkele dichters uit dit collectief voorlezen. En inderdaad<br />

de Galicische dichter Xavier Queipo was inderdaad prachtig. Hij<br />

wist het publiek compleet te charmeren. Toen hij voorlas werd<br />

een vertaling van zijn gedichten op een scherm geprojecteerd:<br />

men kon hem dus makkelijk volgen, maar vluchtig, het ene<br />

gedicht volgde in snel tempo het andere op. De dichter had<br />

een prachtige stem, zijn Spaans klonk muzikaal. En plastisch.<br />

Onderhoudend dus. Maar achteraf kon ik niemand vertellen<br />

hoe die gedichten er formeel uitzagen. Wat hun sterkte was. Ik<br />

had namelijk niet het minste referentiekader. Op welke manier<br />

maakt deze dichter deel uit van de Galicische poëzie? Wat zijn<br />

de kernen van die poëzie – ik bedoel wat zijn de tradities en<br />

de breuken binnen die Galicische poëzie. Die poëzie moet toch<br />

ook een geschiedenis hebben zoals de Nederlandse. Kortom:<br />

hoe representatief is hij? Hoe Europees is die dichter ? Wat is<br />

een Europees dichter? Met andere woorden: een mens mag zich<br />

wel eens bezatten, maar hij moet evenzeer nuchter blijven. Van<br />

Neerlandici verwacht ik dat ze hun werk doen, dat ze kritisch<br />

blijven. Dat ze duiden, glosseren, een menig hebben, debatteren,<br />

debatten uitlokken. Een lezer mag zich wel eens bezatten als hij<br />

daartoe bereid is. Maar misschien zijn er ook lezers die compleet<br />

iets anders verwachten en voor zichzelf veel dynamiek kunnen<br />

filteren uit een strikt bitsig, van scherpe luciditeit getuigend<br />

gedicht (Claus heeft er zo enkele geschreven). Lezers zijn vrij.<br />

Dichters ook: nuchter, dronken of onbesuisd. Er zijn lezers<br />

die de dingen zeer graag en zeer snel in een juiste context<br />

proberen te plaatsen. Ze zijn nieuwsgierig van aard. Daarom<br />

lezen ze niet alleen poëzie maar lezen ze ook wel eens teksten<br />

over poëzie. Zelf lees ik af en toe eens<br />

iets over Franse poëzie. Ik raak daar<br />

altijd namelijk niet even goed wegwijs<br />

uit. De ontwikkelingen van de Franse<br />

"Slammende<br />

Marokkanen<br />

die de<br />

‘Franstalige<br />

poëzie’<br />

uitkleden en<br />

speels maken."<br />

poëzie zijn complex (en boeiend wat<br />

mij betreft). Als Van Reybrouck beweert<br />

dat die overigens zeer sympathieke<br />

slammende Marokkanen de Franstalige<br />

poëzie speels aan het uitkleden zijn,<br />

dan heb ik de neiging te concluderen<br />

dat Van Reybrouck weinig weet heeft<br />

van de ontwikkelingen in de Franstalige<br />

poëzie van de voorbije vijftig jaar. De<br />

quasi constante vernieuwing die de<br />

Franse poëzie decennium na decennium<br />

ondergaat (en die waarschijnlijk<br />

symptomatisch is voor ontwikkelingen<br />

in ander taalgebieden) valt zeker niet<br />

te reduceren, te etiketteren of is niet<br />

schatplichtig aan enkele ‘slammende<br />

Marokkanen’. Het stadium van ‘uitkleden’<br />

is de Franstalige poëzie al lang voorbij.<br />

Van Artaud tot Roche, van Noël tot Tarkos: er zijn dichters die<br />

de Franstalige poëzie aan het villen zijn. Er zijn dichters die de<br />

poëzie in haar bloot en bloedend vlees te kijken en te hangen<br />

zetten.<br />

Ik verwijt Van Reybrouck dat hij in deze tekst er maar wat op los<br />

praat, in het wilde weg beweert. Hij argumenteert niet, bewijst<br />

niets maar daast in eigen vooroordelen rond. Hij bezat zich aan<br />

zijn eigen onbesuisdheid.<br />

Neem nu zijn apodictisch uitgangspunt dat Nederlandstalige<br />

dichters alleen Nederlandstalige dichters lezen. Waar haalt hij<br />

dat vandaan? Hebben Neerlandici dat onderzocht? Of gaat Van<br />

Reybrouck op persoonlijke indrukken af? Als ik dan ook even<br />

van mijn eigen indrukken uit mag gaan, dan kan ik even goed<br />

stellen dat ik de voorbije twintig jaar wel eens bij een dichter


op bezoek ben geweest. Daar nam ik altijd wel even een kijkje<br />

in zijn of haar boekenkast. Zelf ontmoette ik geen enkele<br />

dichter die zich enkel voor Nederlandse poëzie interesseerde<br />

(waarmee ik niet ontken dat er zo’n dichters zouden bestaan). Ik<br />

ontmoette een dichter die zich van de Nederlandstalige poëzie<br />

expliciet distantieerde en uitsluitend buitenlandse poëzie las.<br />

Ik ken een dichter die nauwelijks nog poëziebundels openslaat<br />

en die vooral wetenschappelijke en filosofische boeken in zijn<br />

kast heeft staan. Ik ken een dichter die op de grote namen na,<br />

nauwelijks besef had, dat er überhaupt nog Nederlandstalige<br />

dichters waren. Enfin, er zijn dichters van allerlei slag – zo is<br />

mijn indruk en die hoeft natuurlijk niet de juiste te zijn. Maar<br />

ik ben alvast overtuigd dat de bekendheid van Nederlandstalige<br />

dichters met het werk van hun buitenlandse collega’s onder<br />

een eenzijdige oneliner ‘Nederlandstalige dichters lezen alleen<br />

Nederlandstalige gedichten’ niet valt samen te vatten. De vraag<br />

is niet of Nederlandstalige dichters buitenlandse poëzie lezen,<br />

de vraag is wel of deze dichters wel voldoende alert zijn voor<br />

wat er zich in het buitenland (en eigen taalgebied) aan recente<br />

ontwikkelingen voordoet – ik leg de klemtoon op ‘recente’. Het<br />

is een vraag. Een beetje een retorische vraag. Ik stel ze onder<br />

meer aan Van Reybrouck.<br />

Ook de stelling dat dichters meer naar schilderkunst zouden<br />

moeten kijken, vind ik een zo’n uitvergroting dat het grotesk<br />

wordt. Er zou een dikke bloemlezing uit de poëzie van de<br />

laatste twintig jaar kunnen worden samengesteld met gedichten<br />

die een schilderwerk als aanleiding hebben. Met dezelfde<br />

gemakzucht zou ik hier kunnen presumeren dat dichters zich<br />

meer voor architectuur zouden moeten interesseren. Of voor<br />

de (buitenlandse) politiek. Voor de klimaatsveranderingen (want<br />

dat men zich in de toekomst al nestelend in zomerse en veel te<br />

hete zaterdagmiddagen aan de wereld zal kunnen laven, ziet er<br />

niet zo waarschijnlijk uit). Nee, dichters moeten zelf uitmaken<br />

wat ze moeten. En het is aan de lezer om uit te maken wat hij<br />

wil lezen. Ik kan me best voorstellen dat nieuwsgierige lezers<br />

graag nieuwsgierige dichters lezen. Dichters die zoveel mogelijk<br />

- zoveel van het mogelijke - in hun gedichten toelaten. En<br />

meer dan schilderkunst alleen. Theater, filosofie, antropologie,<br />

dans, geschiedenis, cinema, televisie, het broeikaseffect,<br />

keukenrecepten... Het onnoemlijk vele. En is het onnoemlijke<br />

niet de grote uitdaging, het risico van de poëzie? Ik hoed me<br />

voor dichters die snel tevreden zijn.<br />

De snelcursus kunstgeschiedenis waarop Van Reybrouck ons<br />

trakteert, kan ik van geen kanten au sérieux nemen. Zelf vind ik<br />

het werk van de genoemde kunstenaars bijzonder aangrijpend<br />

en inspirerend. Zoals, lukraak, het werk van Rothko, Pollock,<br />

Broodthaers, Fabre, Richter me ook inspireert. Wat mij stoort is<br />

die retrograde scheiding tussen het figuratieve en het abstracte<br />

en die, tussen neus en lippen, immens flauwe verwerping van<br />

videokunst (lezen we conceptuele kunst?). Dit komt overeen<br />

met wat Van Reybrouck smalend over ‘witpoëzie’ te vertellen<br />

heeft: stugge vooringenomenheid. Hij onderneemt niet de<br />

minste poging om te begrijpen. Nee, dat hoeft hij niet te doen<br />

maar waarom het dan niet laten voor wat het is, waarom dan<br />

dat gestrekte vingertje, dat belerende toontje? Van Reybrouck<br />

hoeft echt niet van videokunst of witpoëzie te houden, maar die<br />

genres het bestaansrecht ontkennen, ervaar ik als dom.<br />

Waar wil Van Reybrouck met dit pleidooi voor het ‘figuratieve’<br />

naar toe? Wat is het verband met de poëzie? Waar wil hij terug<br />

naar toe? Naar de tijd van ‘Het groot gezinsverzenboek’? Dat was<br />

een bloemlezing die gedichten verzamelde die de grote thema’s<br />

van het leven vertolkten. Of tenminste die binnen het kader van<br />

een bepaalde, zeg maar conventionele, levensopvatting pasten?<br />

Onder een strak thematisch korset kon men daarin gedichten<br />

lezen van dichters die vooral (ik haal even diep adem) verhalend,<br />

anekdotisch, didactisch, verdrietig, blijmoedig, humoristisch en<br />

vooral, vooral (!) zogenaamd helder en begrijpelijk waren. Tot<br />

diep in de jaren negentig van de twintigste eeuw waren het<br />

vooral dit soort dichters die door Neerlandici (die ondertussen<br />

op emeritaat zijn geraakt) naar voren werden geschoven<br />

als zijnde scheppers van ‘waarachtige poëzie’. Het waren die<br />

Neerlandici die toen de ‘canon’ uitmaakten. Een canon waarin<br />

‘vormexperimenten die naar postmodernisme neigden’, of<br />

vormexperimenten tout court en ‘podiumpoëzie’ (hoewel het<br />

woord toen nog niet bestond) helemaal niet als ‘legitieme<br />

poëzie’ werden getolereerd, maar weggehoond. (Voor mezelf<br />

was het overigens vlug duidelijk: ik heb recitatieve, orale,<br />

sonore, concrete en visuele poëzie altijd als legitieme poëzie<br />

beschouwd. Voor de oude canon waren die genres taboe.).<br />

Wat blijft er van die canon over? Hoe ontwikkelde die zich?<br />

Een nadere studie – als die nog niet gebeurd zou zijn - over<br />

de verschillende herdrukken van die bloemlezing zou wel eens<br />

relevant kunnen uitvallen: wie viel in de loop der jaren in<br />

ongenade, wie werd gekoesterd, wie kwam erbij en wie mocht er<br />

nooit in? De samensteller Jozef Deleu heeft altijd een goeie neus<br />

gehad voor wie wel en niet of net niet tot de canon behoorde.<br />

En ik voeg daar meteen aan toe dat Deleu niet is stil blijven<br />

staan. Dat hij zijn neus verder is blijven oefenen. Men kan het<br />

nakijken: op zijn gekende pragmatische en eclectische manier<br />

– heeft hij de deuren van zijn tijdschrift ‘Het liegend konijn’ voor<br />

jongere en van de oude canon afwijkende dichters opengelaten.<br />

Van Reybrouck zal mij niet tegenspreken.<br />

De uitspraak dat de poëzie van de laatste twintig jaar door<br />

allerlei Kouwenaar- en Faverey- epigonen en - klonen werd<br />

gedomineerd, is zonder meer ridicuul. Over welke dichters<br />

heeft hij het in hemelsnaam? Ik sla een boek open: ‘25 jaar<br />

Nederlandstalige poëzie 1980/2005 in 666 en een stuk of<br />

wat gedichten’ samengesteld door C. Breukers. Het boek dat<br />

ook wel de ‘vette breukers’ wordt genoemd omdat het 455<br />

bladzijden compact dik is. Daarin heeft de samensteller enkel<br />

dichters geplaatst die na 1980 in boekvorm zijn gepubliceerd.<br />

Of die op het net debuteerden. Dit is niet de plaats om dit<br />

boek ten gronde te bespreken. Maar ik beschouw het als een<br />

staalkaart en als voldoende representatief voor wat er de<br />

voorbije vijfentwintig jaar aan poëzie is gepubliceerd. En ik<br />

daag Van Reybrouck uit om aan te wijzen wie wel en wie niet<br />

die Kouwenaar- en Faverey- epigonen en -klonen zijn. Eerlijk,<br />

ik zie het niet. Dit boek bewijst dat er een grote diversiteit, een<br />

heterogeniteit aan opvattingen en creaties bestaat. Hoogten<br />

en laagten, flauwiteiten en subtiliteiten: poëzie is een veelheid,<br />

poëzie valt au fond niet te vatten. Wie wijst hij aan als Celan,<br />

Kouwenaar en Faverey adepten? De postmoderne dichters? Dat<br />

is dan toch maar een beperkte kijk op wat het postmodernisme<br />

inhoudt . (Het valt overigens op dat hij in deze tekst het woord<br />

‘postmodern’ ontwijkt en mijdt – alsof hij te hees is om het<br />

over de lippen te krijgen). Dat er dichters zijn die bijvoorbeeld<br />

Faverey hebben geassimileerd: ontegensprekelijk, maar dat iets<br />

totaal anders dan een Faverey-kloon.<br />

Zou het me troosten als Van Reybrouck me een sluitend<br />

antwoord gaf op de vraag wat poëzie was, is en zal blijven?<br />

Nee, want ik betwijfel of er hierop een sluitend antwoord<br />

bestaat. Zich nestelen in een zomerse middag, is dat zich laven<br />

aan de wereld? Het is een voldoening die me<br />

bekend is – maar er zijn dichters die zich daar<br />

niet door laten inspireren en dat is hun recht.<br />

Evenzeer is het het recht van Van Reybrouck<br />

om zich op die manier wel te laten inspireren.<br />

Maar de poëzie van Duinker is voor mij meer<br />

dan wat nesteldrang – meer waard dan zo’n<br />

fraai zinnetje. Van Reybrouck lijkt steevast uit<br />

te zijn op poëzie die zijn vooringenomenheid<br />

schijnbaar bevestigt. Wat daarbuiten valt,<br />

honoreert hij met de term ’ijl’. Andere lezers<br />

daarentegen gaan van een poëzie uit die hen<br />

ook eens durft tegen te spreken. Een poëzie<br />

die hen niet naar de mond praat. Op zoek naar<br />

gedichten die zich laten villen, die hun syntaxis<br />

hebben laten ontwrichten, die onverwachte<br />

(taal)spanningsvelden doen ontstaan. In de loop<br />

van de jaren heb ik als lezer vastgesteld dat dit<br />

niet per se iets met ‘poëtica’ of ‘canon’ te maken<br />

heeft. Wel iets met de persoonlijke benadering<br />

van een lezer ten aanzien van poëzie. Wel iets<br />

met onbevooroordeeldheid en kritische zin. En<br />

blijvende nieuwsgierigheid.<br />

Een bizarre passage (of zou ik het verkeerd begrijpen) in zijn<br />

rekwisitoor is deze waarin hij zegt dat de epigonenklonendichters<br />

geen voorwoord, geen achterflaptekst, geen foto van zichzelf<br />

in hun bundels dulden. Wat zou de relevantie hiervan zijn?<br />

Sjamanistisch of niet: over welk soort dichter het ook gaat,<br />

achterflapteksten hebben niet zozeer de bedoeling om een<br />

dichtbundel te duiden maar vooral om hem aan te prijzen.<br />

Dus een beetje volksverlakkerij. Van mij mag het weg. Wat is<br />

de meerwaarde van een gedicht als de foto van de dichter<br />

erbij staat? Het kan zijn dat dit een meerwaarde heeft, daar<br />

niet van, alleen - help me - kan ik niet gissen welke. Waarom<br />

zou een dichter een voorwoord moeten schrijven? Mij lijkt elk<br />

gedicht een poging om zowel voorwoord, woord en nawoord<br />

te zijn. Uiteraard hopen dichters dat hun gedichten voor<br />

zichzelf spreken. Misschien een ijle en ijdele hoop: het duurt<br />

soms een tijdje eer een lezer die gedichten hoort spreken! Ik<br />

herhaal het: het vereist een aparte mix van nieuwsgierigheid en<br />

hardnekkigheid. Wat wil Van Reybrouck eigenlijk? Dat we de lezer<br />

betuttelen? Berispen? Wat zou een dichter in zo’n voorwoord<br />

moeten schrijven: al wat hij in zijn gedichten geschreven heeft?<br />

Dan zou dit voorwoord hoe dan ook louter redundantie zijn.<br />

Wat verwacht Van Reybrouck van zo’n voorwoord? Sluitende<br />

antwoorden? Geruststellingen? Zekerheden? Bevestigingen? Is<br />

het de gewoonte in het buitenland dat dichters een voorwoord<br />

bij hun gedichten plaatsen? Zo ja, in welk werelddeel of op<br />

welke planeet? Gewoontes zijn er om te doorbreken, dat wel.<br />

Zijn dichters de aangewezen personen om hun werk te duiden?<br />

Tenzij het expliciet zichtbaar maken van het reflecteren op<br />

eigen werk (of het plaatsen van een foto) deel uitmaakt van<br />

het scheppingsproces zelf. Work in progress noemt men dit.<br />

Maar ja, hierbij komt men evenwel heel dicht in de buurt van<br />

het conceptuele en het abstracte. Verlaat<br />

men het veilige pad van het figuratieve,<br />

het herkenbare.<br />

Ik heb het gevoel dat Van Reybrouck een<br />

pleidooi voor hedonistische poëzie wil<br />

houden. Daar heb ik niets op tegen. Zou<br />

zijn klacht dan erin bestaan dat hij vindt<br />

dat dit soort poëzie geen aandacht meer<br />

krijgt? Daarin zou ik hem kunnen volgen.<br />

Dan komen we evenwel in een ander<br />

debat en analyse terecht. Is er een nieuwe<br />

canon in de maak, een nieuwe canon aan<br />

het werk? En spelen die Neerlandici die<br />

in commissies en jury’s zetelen hierin een<br />

belangrijke rol? Maar hiermee claimen en<br />

klagen dat de poëzie louter hedonistisch<br />

zou moeten zijn, is een stap te ver en een<br />

op onwetendheid gefundeerde gedachte.<br />

In de vette Breukers staan er nogal wat<br />

zinnelijke, sappige, melodieuze en toch<br />

haperende en hese gedichten te lezen<br />

van dichters die niet altijd de nodige aandacht, ondersteuning<br />

en prijzen kregen.<br />

"Zich nestelen<br />

in een<br />

zomerse middag,<br />

is dat<br />

zich laven<br />

aan de wereld?"<br />

Een beroemde uitspraak van de Franse dichter Jacques Roubaud<br />

– ik citeerde het al vaker: ‘Il n’y a plus de poésie, il y a des<br />

poésies.’ Voor mezelf vertaal ik dit als volgt: er is niet één<br />

poëtica, er zijn verscheidene poëtica’s. Wat het er voor de lezer<br />

niet gemakkelijker op maakt. Maar zich laven aan de wereld, is<br />

voor mij zich aan de complexiteit van de wereld laven. En die<br />

complexiteit is van die aard dat ze niemands dorst kan lessen.<br />

De wereld is wat mij op mijn honger laat. De wereld is niet in<br />

staat tot eendrachtige antwoorden. Dat is overigens meer een<br />

opluchting dan een desillusie: manicheïstische principes doen<br />

het niet. Zeker niet als het over poëzie gaat.


Column<br />

Herlinda VEKEMANS<br />

/…<br />

coluMn<br />

De koorddans van Marguerite DURAS<br />

Er is weinig zo verhelderend als af en toe eens duchtig in het ongelijk gesteld<br />

worden. Het rekt onvermoede mogelijkheden als een koord tot maximale spanning<br />

op. Als je geluk hebt, loopt er een koorddanser met een lange horizontale stok in<br />

de handen behendig balancerend overheen en toont je wat er mogelijk is. Je staat<br />

met je voeten op de grond en kijkt licht verongelijkt over je ongelijk maar vooral<br />

bewonderend op naar wat er allemaal kan.<br />

Ik was er al een hele tijd koppig van overtuigd dat een schrijver liefst niet expliciet<br />

uit het eigen arsenaal van levenservaringen put om poëzie en proza te stofferen.<br />

Veel uitdagender, wijzer, vruchtvoller en wat nog al niet leek het me het eigen<br />

leven als overtollig vlees van de botten te verwijderen, om zo al schrijvend door het<br />

merg en been van taal en leven te gaan. Wellicht een restant van een opvoeding in<br />

een katholieke nonnenschool en van een gezonde interesse in mystieke literatuur,<br />

deze overtuiging dat het ‘ik’ afgeschud dient te worden. Een tegendraadsheid<br />

tegen de eigen tijd ook, want onze tijdsgeest heeft wel heel veel ‘ik’ om het lijf:<br />

graven in het eigen ik, blootgeven van het eigen leven, te koop lopen met de eigen<br />

gevoelens, het is alles heel gewoon geworden.<br />

Ik kwam mijn overtuiging dat het beter is al dat ge-ik achterwege te laten overal<br />

tegen. Zoals dat meestal gaat met overtuigingen. In een stuk in Nieuwzuid over<br />

Susan Sontag, de in 2004 overleden Amerikaanse essayiste die voornamelijk over<br />

andere schrijvers schreef en zichzelf uit haar geschriften weerde: ‘Die preoccupaties<br />

met de eigen ervaringen, sensaties – ‘today’s cult of the excitements of self’ of ‘the<br />

narcissistic purposes, and pointedly indiscreet contents, of most autobiographical<br />

writing today’ – is voor haar overigens het tekort bij uitstek van de hedendaagse<br />

literatuur: ‘Most people seem to think now that writing is just a form of selfregard.<br />

Also called: self-expression’ (…) Schrijven moet voor haar daarentegen als<br />

lezen zijn; beide moeten een gevoel van zelfverlies opwekken.’<br />

Vervolgens in een schimpscheut van Shopenhauer naar op biografie beluste<br />

lezers in een boekje met herkenbaar behoudsgezind en bijwijlen hilarisch<br />

gebrom over slechte boeken, abominabele schrijfstijlen, inaccurate schrijverijen,<br />

taalbederf, enz. – volgens het achterplat ‘alsof het gisteren werd geschreven’:<br />

‘Het publiek interesseert zich veel meer voor de stof dan voor de vorm, en blijft<br />

daardoor achter in zijn ontwikkeling. In de belachelijkste vorm is dit te zien bij<br />

dichtwerken, namelijk wanneer het probeert na te gaan wat de precieze reële<br />

gebeurtenissen, of de persoonlijke omstandigheden van de dichter zijn geweest<br />

die hem bewogen hebben tot het schrijven van die werken – ja, die worden<br />

uiteindelijk interessanter gevonden dan de werken zelf, en daarom lees me meer<br />

over Goethe, en men bestudeert de Faust-dage met meer toewijding dan Faust zelf.’<br />

En ook nog in een nogal uitgepuurde vorm in een geschrift van Simone Weil: ‘Dat<br />

wat heilig is, is niet de persoon. Verre van dat: het is datgene wat in een menselijk<br />

wezen onpersoonlijk is. Alles wat onpersoonlijk in de mens is, is heilig, en dat alleen.’<br />

(…) ‘Het zijn bijvoorbeeld juist die kunstenaars en schrijvers,<br />

welke het meest geneigd zijn hun kunst als ontplooiing<br />

van hun persoon te beschouwen, die in feite het meest<br />

onderworpen zijn aan de smaak van het publiek.’<br />

Maar toen begon ik aan het oeuvre van Marguerite Duras<br />

(1914-1996). Duras schreef romans en filmscenario’s, veelal<br />

semi-autobiografisch tot geheel autobiografisch. Velen zullen<br />

haar kennen van het filmscenario voor Alain Resnais’ film<br />

Hiroshima mon amour uit 1959. Meulenhoff bracht de<br />

laatste jaren een paar nieuwe vertalingen van haar werk<br />

uit, o.a. De minnaar en De pijn. In De pijn beschrijft Duras<br />

het wachten op de terugkeer uit een concentratiekamp van<br />

haar man, de schrijver Robert Antelme. Nu las ik wel eerder<br />

autobiografische werken waarin schrijnende levenservaringen<br />

of pijnlijke tijden vanuit de ikpersoon verhaald worden, maar<br />

nooit op zo’n buitengewone ik-zonder-ik manier als Duras<br />

dat doet. Ze slaagt erin het ikgehalte te laten verdwijnen<br />

in een continue stroom van intensiteit die het eigen ik<br />

overstijgt. Het geschrevene van een in leven, liefde en dood<br />

ondergedompeld ik, een koorddanser. Wie meer wil weten<br />

over de intensiteit die in haar werken onlosmakelijk met het<br />

schrijven zelf verbonden is, vindt in Schrijven haar hortend<br />

relaas over het onmogelijke van het schrijven, de pijn ervan,<br />

het voortdurende koorddansen.<br />

Het is moeilijk uit deze schrijfnotities een paragraaf te kiezen<br />

als voorbeeld van de intensiteit waarmee ze schrijft en<br />

waarmee ze over het schrijven schrijft. Alle paragrafen lijken<br />

daarvoor in aanmerking te komen. Lezers voor wie literatuur<br />

entertainment is, zullen teleurgesteld zijn. Duras schrijft alsof<br />

haar leven ervan afhangt en entertaining is het nooit:<br />

‘Er bestaat een waanzin van het schrijven die op zichzelf<br />

bestaat, een uitzinnige waanzin van het schrijven maar<br />

dat betekent niet dat je aan waanzin ten prooi bent.<br />

Integendeel.<br />

Schrijven is het onbekende. Voordat je gaat schrijven heb je<br />

geen notie van wat je zult gaan schrijven. En dat in volstrekte<br />

luciditeit. Het is wat je niet weet van jezelf, van je hoofd, je<br />

lichaam. Schrijven is niet eens een vorm van nadenken, het<br />

is een soort vermogen dat je hebt naast wat je bent, parallel<br />

daaraan, van iemand anders die te voorschijn komt en naar<br />

voren treedt, onzichtbaar, tot denken, tot woede in staat, en<br />

die soms door zijn eigen toedoen gevaar loopt er het leven<br />

bij in te schieten. (…)<br />

Het geschrevene komt aan als de wind, het is naakt, het is<br />

inkt, het is het geschrevene, en het is vergankelijker dan al<br />

het andere vergankelijke in het leven, niets is vergankelijker,<br />

behalve dat ene, het leven.’<br />

- Eveline Vanfraussen, To invent. To leap. To fly. To fall. In<br />

Nieuwzuid nr 28, p.69, zie aldaar voor de bibiografische<br />

referenties naar Sontags teksten<br />

- Arthur Schopenhauer, In de tuin der letteren. Over de<br />

kunst van het schrijven, Wereldbibliotheek, <strong>2008</strong>, p. 18<br />

- Simone Weil, De geschonden ziel. Over de menselijke<br />

waardigheid, Ten Have/Baarn, 1990, p. 40, p. 43<br />

- Marguerite Duras, Schrijven, Van Gennep, 1994, p. 44-45.<br />

41


Epiloog<br />

Arne SCHOENVUUR<br />

…/<br />

ePIlooG<br />

verbind met ander netwerk<br />

ze heeft zonder het te weten een valstrik gelegd. maar wat zou het? vandaag is alles<br />

zo www als het maar zijn kan. kan het zijn? kan het maar zijn? vraag je je af, terwijl<br />

je god weet welke gedachten even probeert te bannen, je je blik ten slotte toch vol<br />

verwachting ten hemel richt, eeuwig blauw scherm, zelfs daar geen foutmelding te<br />

bespeuren.<br />

een kraai pixelt je gedachten. je knippert met je ogen. als een mens alle milliseconden<br />

knippering optelt, hoeveel dagen van zijn leven is hij dan blind? je sluit je ogen,<br />

voorgoed, maar dan in 5 minuten, probeert rebels zijn op de tast even uit, zo traag<br />

dat de wereld haast vanzelf in beweging komt.<br />

ho maar, bijna trein gemist. er galopperen drie paarden voorbij. de wind legt de<br />

zweep op het grasveld, mustang gevangen tussen prikkeldraad, de ruiter blaast zich<br />

te pletter. het staal wil van geen wijken weten, buigt even mee bij impact, scheurt<br />

vlaag na vlaag aan stukken. de laatste restjes van een muur zijn nooit te slopen. dat<br />

inzicht werd in gesponnen staaldraad vereeuwigd, bedenk je nu. het houdt geen<br />

steek. wat zou het?<br />

het moet dan maar. je telt de huizen die je achterlaat aan één kant van de trein,<br />

minuten in een dagboek dat na het schrijven een eigen leven gaat leiden. een oud<br />

besje tuurt terug tussen de sanseveria’s op haar vensterbank. inkadermoment, het<br />

raam als passe-partout. je bent overal en nergens. je blijft for the time being tellen.<br />

aan honderd gebeurt er iets speciaals. hoekhuis met café: ’t spoor. is dit alles wat er<br />

is? hardop, je woorden hotsen en botsen als een dronkelap door de coupé tot ze in<br />

het gangpad verdwijnen.<br />

alleen een slaapje kan je nog redden. met de ogen dicht en beide voeten op de grond,<br />

of wat daar nog van overschiet in een voortdenderende trein. je weet waar je heen<br />

gaat. je hebt een doel in je leven. tot 16u55. daarna verandert alles. voor je ’t goed en<br />

wel beseft ben je aangekomen. wat kippen op een stok in de restanten van een weide<br />

met een doorgeroeste tractor. vergeten herinneringen aan het platteland, ontsnapt<br />

aan de vraatzucht van de stad. oases in woestijnen zijn zo goed als dood als niemand<br />

ze bewondert. in de verte galmt het verdikt. eindstation. uitstappen.<br />

je bent buiten. altijd aan de rand. je spreidt opnieuw je armen, in de hoop, leunt<br />

lichtjes voorover. tot de ketting strak trekt. daar aan de overkant van het stationsplein<br />

is een kruispunt met lichten en pijlen. dat is een begin. iemand fietst voorbij. haar<br />

zou je willen zijn op haar rode fiets, met haar witte laarsjes, haar engelenhaar en<br />

parelmoeren huid waarin hij straks met zijn stoppelbaard onuitwisbare krasjes trekt.<br />

je rent haar achterna, het kruispunt op. iemand zet het licht op rood. de timing is<br />

perfect maar helaas.<br />

het stuk is ten einde<br />

net voor je met je gezicht tegen de tegels smakt. tot dan.<br />

zat alles goed<br />

(terwijl je valt) een koorddanser, je bent een koorddanser. hou vol. er komt een dag.<br />

er komt een afgrond. er komt een moment dat het de moeite wordt.<br />

om te vallen.<br />

u hebt weer verbinding met uw favoriete draadloze netwerk<br />

4


D<br />

W T<br />

B.V.B.A<br />

Pervijzestraat 70 - 8600 DIKSMUIDE<br />

Salons<br />

Saint Germain<br />

GARAGE - BVBA<br />

VEURNESTRAAT • PERVIJZE<br />

051.55.50.26<br />

een DriemaanDelijkse literaire uitgaVe<br />

Van het<br />

gelijknamige sChrijVersColleCtieF

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!