30.07.2013 Views

CNC Pilot 4290 - heidenhain

CNC Pilot 4290 - heidenhain

CNC Pilot 4290 - heidenhain

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Gebruikershandboek<br />

<strong>CNC</strong> <strong>Pilot</strong> <strong>4290</strong><br />

NC-software<br />

625 952-xx<br />

V7.1<br />

Nederlands (nl)<br />

3/2010


Toetsenbord voor gegevensinvoer Machinebedieningspaneel<br />

Werkstand Handbediening Cyclusstart<br />

Werkstand Automatisch bedrijf Cyclusstop<br />

Programmeerwerkstanden (DIN PLUS, Simulatie,<br />

TURN PLUS)<br />

Aanzetstop<br />

Bestuurwerkstanden (Parameters, Service, Transfer) Spilstop<br />

Foutstatus weergeven Spil aan – richting M3/M4<br />

Infosysteem oproepen Spil "tippen" – richting M3/M4 (de spil<br />

draait totdat u de toets indrukt.)<br />

ESC (escape = afbreken)<br />

Jogtoetsen +X/–X<br />

één menustap terug<br />

Dialoogbox afsluiten, gegevens niet opslaan<br />

INS (insert = Engelse term voor invoegen)<br />

Element in de lijst invoegen<br />

Dialoogbox afsluiten, gegevens opslaan<br />

ALT (alter = Engelse term voor wijzigen)<br />

Element in de lijst wijzigen<br />

DEL (delete = Engelse term voor wissen)<br />

Hiermee wordt het element in de lijst gewist<br />

Hiermee wordt het geselecteerde resp. het teken<br />

links van de cursor gewist<br />

IJlgangtoets<br />

Jogtoetsen +Z/–Z<br />

Jogtoetsen +Y/–Y<br />

. . . Cijfers voor invoer van waarden en<br />

softkey-keuze<br />

Sledeschakeltoets<br />

Decimale punt Spilschakeltoets<br />

Min voor invoer van het voorteken Spiltoerental naar de geprogrammeerde waarde<br />

"Toets Verder" voor speciale functies (bijv. selecteren) Spiltoerental met 5% verhogen/verlagen<br />

Cursortoetsen Override-draaiknop voor aanzet-override<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 3


Toetsenbord voor gegevensinvoer Machinebedieningspaneel<br />

4<br />

PgUp, PgDn<br />

Naar vorige/volgende beeldschermpagina<br />

Naar vorige/volgende dialoogbox<br />

Van ene naar andere invoervenster<br />

Enter – om de invoer van waarden te beëindigen<br />

Touchpad met rechter- en linkermuisknop


<strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong>, software en<br />

functies<br />

In dit handboek wordt beschreven over welke functies u bij gebruik<br />

van de <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> met NC-softwarenummer 625 952-xx<br />

(release 7.1) kunt beschikken. De programmering van de B- en Y-as<br />

wordt niet in dit handboek, maar in het bedieningshandboek "<strong>CNC</strong><br />

PILOT <strong>4290</strong> met B- en Y-as" beschreven.<br />

De machinefabrikant stemt met behulp van parameters de<br />

beschikbare functies van de besturing op de desbetreffende draaibank<br />

af. Daarom worden er in dit handboek ook functies beschreven<br />

waarmee mogelijk niet elke <strong>CNC</strong> PILOT is uitgevoerd.<br />

<strong>CNC</strong> PILOT-functies die niet op alle machines beschikbaar zijn, zijn<br />

onder andere:<br />

Bewerkingen met de C-as<br />

Bewerkingen met de B-as<br />

Bewerkingen met de Y-as<br />

Complete bewerking<br />

Gereedschapsbewaking<br />

Grafisch interactieve contourdefinitie<br />

Automatisch of grafisch interactief DIN PLUS-programma's maken<br />

Als u wilt weten welke functies door de machine met besturing<br />

worden ondersteund, kunt u contact opnemen met de<br />

machinefabrikant.<br />

Veel machinefabrikanten en ook HEIDENHAIN bieden<br />

programmeercursussen voor de <strong>CNC</strong> PILOT aan. Wij adviseren u deze<br />

cursussen te volgen, als u de functies van de <strong>CNC</strong> PILOT grondig wilt<br />

leren kennen.<br />

Speciaal voor de <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> biedt HEIDENHAIN het<br />

softwarepakket Data<strong>Pilot</strong> <strong>4290</strong> voor pc's aan. De Data<strong>Pilot</strong> is geschikt<br />

voor gebruik dicht bij de machine in de werkplaats, in het kantoor van<br />

de werkplaatschef, bij de werkvoorbereiding en voor<br />

trainingsdoeleinden.<br />

Gebruiksomgeving<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> voldoet aan de eisen van klasse A volgens<br />

EN 55022 en is hoofdzakelijk bedoeld voor gebruik in een industriële<br />

omgeving.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 5


Inhoud Inleiding en basisprincipes 1<br />

Bedieningsinstructies 2<br />

Handbediening en automatisch bedrijf 3<br />

DIN-programmering 4<br />

Grafische simulatie 5<br />

TURN PLUS 6<br />

Parameters 7<br />

Bedrijfsmiddelen 8<br />

Service en Diagnose 9<br />

Transfer 10<br />

Tabellen en overzichten 11<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 7


1 Inleiding en basisprincipes ..... 29<br />

1.1 De <strong>CNC</strong> PILOT ..... 30<br />

Programmering ..... 30<br />

De C-as ..... 31<br />

De Y-as ..... 32<br />

Complete bewerking ..... 33<br />

De B-as ..... 34<br />

1.2 De werkstanden ..... 35<br />

1.3 Uitbreidingsmogelijkheden (opties) ..... 37<br />

1.4 Basisprincipes ..... 39<br />

Lengte- en hoekmeetsystemen en referentiemerken ..... 39<br />

Asaanduidingen en coördinatensysteem ..... 40<br />

Machinereferentiepunten ..... 40<br />

Absolute en incrementele werkstukposities ..... 41<br />

Maateenheden ..... 42<br />

1.5 Gereedschapsmaten ..... 43<br />

2 Bedieningsinstructies ..... 45<br />

2.1 Gebruikersinterface ..... 46<br />

Beeldschermweergaven ..... 46<br />

Bedieningselementen ..... 47<br />

Werkstandkeuze ..... 48<br />

Gegevensinvoer, selecteren van functies ..... 48<br />

2.2 Info- en foutsysteem ..... 50<br />

Het info-systeem ..... 50<br />

Contextgevoelige helpfunctie ..... 52<br />

Directe foutmeldingen ..... 52<br />

Foutweergave ..... 53<br />

Aanvullende informatie over foutmeldingen ..... 54<br />

PLC-uitlezing ..... 54<br />

2.3 Gegevensbeveiliging ..... 55<br />

2.4 Begripsverklaring ..... 56<br />

3 Handbediening en automatisch bedrijf ..... 57<br />

3.1 Inschakelen, uitschakelen, referentieprocedure ..... 58<br />

Inschakelen ..... 58<br />

Referentieprocedure voor alle assen ..... 58<br />

Referentie tippen voor afzonderlijke as ..... 59<br />

Bewaking van de EnDat-impulsgevers ..... 59<br />

Uitschakelen ..... 60<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 9


10<br />

3.2 Werkstand Handbediening ..... 61<br />

Machinegegevens invoeren ..... 62<br />

M-functies in handbediening ..... 63<br />

Handmatige draaibankbewerking ..... 64<br />

Handwiel ..... 65<br />

Spil- en jogtoetsen ..... 65<br />

Slede- en spilschakeltoets ..... 66<br />

3.3 Gereedschaps- en spanmiddeltabel ..... 67<br />

Gereedschapstabel instellen ..... 68<br />

Gereedschapstabel met NC-programma vergelijken ..... 70<br />

Gereedschapstabel uit NC-programma overnemen ..... 72<br />

Eenvoudig gereedschap ..... 72<br />

Standtijdbeheer ..... 73<br />

Spanmiddeltabel instellen ..... 75<br />

3.4 Instelfuncties ..... 76<br />

Gereedschapswisselpositie instellen ..... 76<br />

Werkstuknulpunt verschuiven ..... 77<br />

Veiligheidszone vastleggen ..... 78<br />

Machinematen instellen ..... 79<br />

Gereedschap meten ..... 80<br />

Gereedschapscorrectie bepalen ..... 81<br />

3.5 Automatisch bedrijf ..... 82<br />

Programmakeuze ..... 83<br />

Zoeken naar startregel ..... 85<br />

Programma-afloop beïnvloeden ..... 86<br />

Correcties ..... 88<br />

Standtijdbeheer ..... 89<br />

Inspectiemodus ..... 90<br />

Regelweergave, variabelenuitvoer ..... 94<br />

Grafische weergave ..... 95<br />

Mechatronische losse kop ..... 97<br />

Status post-proces meten ..... 97<br />

3.6 Machine-uitlezing ..... 98<br />

Weergave omschakelen ..... 98<br />

Uitlezingselementen ..... 98<br />

3.7 Belastingsbewaking ..... 101<br />

Werken met belastingsbewaking ..... 102<br />

Referentiebewerking ..... 103<br />

Productie met belastingsbewaking ..... 104<br />

Grenswaarden bewerken ..... 104<br />

Referentiebewerking analyseren ..... 105<br />

Parameters voor de belastingsbewaking ..... 106


4 DIN-programmering ..... 109<br />

4.1 DIN-programmering ..... 110<br />

Inleiding ..... 110<br />

DIN PLUS-beeldscherm ..... 111<br />

Lineaire en rondassen ..... 112<br />

Maateenheden ..... 113<br />

Elementen van het DIN-programma ..... 113<br />

4.2 Informatie over de programmering ..... 115<br />

Configuratie van de DIN-editor ..... 115<br />

Gelijktijdig bewerken ..... 116<br />

Submenu's kiezen, cursor plaatsen ..... 116<br />

NC-regels maken, wijzigen en wissen ..... 117<br />

Zoekfuncties ..... 118<br />

Geleide of vrije bewerking ..... 119<br />

Geometrie- en bewerkingsfuncties ..... 119<br />

Contourprogrammering ..... 120<br />

Lijst met G-functies ..... 122<br />

Adresparameters ..... 122<br />

Gereedschapsprogrammering ..... 123<br />

Subprogramma's, expertprogramma's ..... 124<br />

Vertaling van NC–programma's ..... 124<br />

Bewerkingscycli ..... 125<br />

4.3 De DIN PLUS-editor ..... 126<br />

Overzicht "Hoofdmenu" ..... 126<br />

Overzicht "geometriemenu" ..... 127<br />

Overzicht "bewerkingsmenu" ..... 128<br />

Nieuw NC-programma ..... 129<br />

NC-programmabeheer ..... 130<br />

Grafisch venster ..... 131<br />

Programmering van onbewerkte werkstukken ..... 132<br />

Regelnummering ..... 133<br />

"Instructies" programmeren ..... 134<br />

Blokmenu ..... 136<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 11


12<br />

4.4 Programmadeel-aanduiding ..... 138<br />

Programmadeel PROGRAMMAKOP ..... 139<br />

Programmadeel REVOLVER ..... 140<br />

Programmadeel SPANMIDDEL ..... 145<br />

Programmadeel CONTOUR ..... 146<br />

Programmadeel ONBEWERKT WERKSTUK ..... 146<br />

Programmadeel BEWERKT WERKSTUK ..... 147<br />

Programmadeel HULPCONTOUR ..... 147<br />

Programmadeel VOORKANT ..... 147<br />

Programmadeel ACHTERKANT ..... 147<br />

Programmadeel MANTEL ..... 147<br />

Programmadeel BEWERKING ..... 147<br />

Aanduiding EINDE ..... 147<br />

Instructie TOEWIJZING $.. ..... 148<br />

Programmadeel SUBPROGRAMMA ..... 148<br />

Aanduiding RETURN ..... 148<br />

Aanduiding CONST ..... 148<br />

4.5 Beschrijving van onbewerkt werkstuk ..... 149<br />

Klauwplaat cilinder/pijp G20-Geo ..... 149<br />

Gietstuk G21-Geo ..... 149<br />

4.6 Basiselementen van te draaien contour ..... 150<br />

Startpunt te draaien contour G0–Geo ..... 150<br />

Baan te draaien contour G1–Geo ..... 150<br />

Cirkelboog te draaien contour G2-/G3-Geo ..... 151<br />

Cirkelboog te draaien contour G12-/G13-Geo ..... 153<br />

4.7 Vormelementen te draaien contour ..... 155<br />

Insteek (standaard) G22–Geo ..... 155<br />

Insteek (algemeen) G23–Geo ..... 156<br />

Schroefdraad met draaduitloop G24–Geo ..... 158<br />

Draaduitloopcontour G25-Geo ..... 159<br />

Schroefdraad (standaard) G34–Geo ..... 162<br />

Schroefdraad (algemeen) G37–Geo ..... 163<br />

Boring (centrisch) G49–Geo ..... 165<br />

4.8 Attributen voor contourbeschrijving ..... 166<br />

Nauwkeurige stop ..... 167<br />

Oppervlakteruwheid G10-Geo ..... 167<br />

Aanzetreductie G38-Geo ..... 168<br />

Attributen voor overlappingselementen G39-Geo ..... 168<br />

Overmaat regelgewijs G52-Geo ..... 169<br />

Aanzet per omwenteling G95-Geo ..... 169<br />

Additieve correctie G149-Geo ..... 170<br />

4.9 C-ascontouren – basisprincipes ..... 171<br />

Positie van de te frezen contouren ..... 171<br />

Rond patroon met ronde sleuven ..... 172


4.10 Contouren voor-/achterkant ..... 175<br />

Startpunt contour voor-/achterkant G100-Geo ..... 175<br />

Baan contour voor-/achterkant G101-Geo ..... 175<br />

Cirkelboog contour voor-/achterkant G102-/G103-Geo ..... 176<br />

Boring voor-/achterkant G300-Geo ..... 177<br />

Lineaire sleuf voor-/achterkant G301-Geo ..... 178<br />

Ronde sleuf voor-/achterkant G302-/G303-Geo ..... 178<br />

Volledige cirkel voor-/achterkant G304-Geo ..... 179<br />

Rechthoek voor-/achterkant G305-Geo ..... 179<br />

Regelmatige veelhoek voor-/achterkant G307-Geo ..... 180<br />

Patroon lineair voor-/achterkant G401-Geo ..... 180<br />

Patroon rond voor-/achterkant G402-Geo ..... 181<br />

4.11 Mantelvlakcontouren ..... 182<br />

Startpunt mantelvlakcontour G110-Geo ..... 182<br />

Baan mantelvlakcontour G111-Geo ..... 182<br />

Cirkelboog mantelvlakcontour G112-/G113-Geo ..... 183<br />

Boring mantelvlak G310-Geo ..... 184<br />

Lineaire sleuf mantelvlak G311-Geo ..... 185<br />

Ronde sleuf mantelvlak G312-/G313-Geo ..... 185<br />

Volledige cirkel mantelvlak G314-Geo ..... 186<br />

Rechthoek mantelvlak G315-Geo ..... 186<br />

Regelmatige veelhoek mantelvlak G317-Geo ..... 187<br />

Patroon lineair mantelvlak G411-Geo ..... 188<br />

Patroon rond mantelvlak G412-Geo ..... 189<br />

4.12 Gereedschap positioneren ..... 190<br />

IJlgang G0 ..... 190<br />

Gereedschapswisselpositie G14 ..... 190<br />

IJlgang in machinecoördinaten G701 ..... 191<br />

4.13 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen ..... 192<br />

Lineaire verplaatsing G1 ..... 192<br />

Cirkelboog G2/G3 ..... 193<br />

Cirkelboog G12/G13 ..... 194<br />

4.14 Aanzet, toerental ..... 195<br />

Toerentalbegrenzing G26 ..... 195<br />

Versnelling (slope) G48 ..... 195<br />

Intermitterende aanzet G64 ..... 196<br />

Aanzet per minuut rondassen G192 ..... 196<br />

Aanzet per tand Gx93 ..... 197<br />

Aanzet constant G94 (aanzet per minuut) ..... 197<br />

Aanzet per omwenteling Gx95 ..... 197<br />

Constante snijsnelheid Gx96 ..... 198<br />

Toerental Gx97 ..... 198<br />

4.15 Snijkant- en freesradiuscompensatie ..... 199<br />

G40: SRC, FRC uitschakelen ..... 200<br />

G41/G42: SRC, FRC inschakelen ..... 200<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 13


14<br />

4.16 Nulpuntverschuivingen ..... 201<br />

Nulpuntverschuiving G51 ..... 202<br />

Parameterafhankelijke nulpuntverschuiving G53, G54, G55 ..... 202<br />

Nulpuntverschuiving additief G56 ..... 203<br />

Nulpuntverschuiving absoluut G59 ..... 204<br />

Contour omklappen G121 ..... 205<br />

4.17 Overmaten ..... 207<br />

Overmaat uitschakelen G50 ..... 207<br />

Overmaat asparallel G57 ..... 207<br />

Overmaat parallel aan contour (equidistant) G58 ..... 208<br />

4.18 Veiligheidsafstanden ..... 209<br />

Veiligheidsafstand G47 ..... 209<br />

Veiligheidsafstand G147 ..... 209<br />

4.19 Gereedschap, correcties ..... 210<br />

Gereedschap inspannen – T ..... 210<br />

(Veranderen van) snijkantcorrectie G148 ..... 211<br />

Additieve correctie G149 ..... 212<br />

Verrekening rechter gereedschapspunt G150<br />

Verrekening linker gereedschapspunt G151 ..... 213<br />

Aaneenschakelen van gereedschapsmaten G710 ..... 214<br />

4.20 Contourgerelateerde draaicycli ..... 215<br />

Met contourgerelateerde cycli werken ..... 215<br />

Voorbewerken langs G810 ..... 215<br />

Voorbewerken dwars G820 ..... 218<br />

Voorbewerken parallel aan contour G830 ..... 221<br />

Parallel aan de contour met neutraal gereedschap G835 ..... 223<br />

Insteken G860 ..... 225<br />

Insteekcyclus G866 ..... 227<br />

Steekdraaicyclus G869 ..... 228<br />

Nabewerken contour G890 ..... 231<br />

4.21 Enkelvoudige draaicycli ..... 234<br />

Cycluseinde G80 ..... 234<br />

Langdraaien enkelvoudig G81 ..... 234<br />

Kopdraaien enkelvoudig G82 ..... 235<br />

Contourherhalingscyclus G83 ..... 237<br />

Cyclus draaduitloop G85 ..... 238<br />

Insteken G86 ..... 239<br />

Cyclus radius G87 ..... 241<br />

Cyclus afkanting G88 ..... 241<br />

4.22 Schroefdraadcycli ..... 242<br />

Schroefdraadschakelaar G933 ..... 242<br />

Schroefdraadcyclus G31 ..... 243<br />

Enkelvoudige schroefdraadcyclus G32 ..... 245<br />

Draad enkelvoudige verplaatsing G33 ..... 247


4.23 Boorcycli ..... 249<br />

Boorcyclus G71 ..... 249<br />

Uitboren, verzinken G72 ..... 251<br />

Schroefdraad tappen G73 ..... 252<br />

Schroefdraad tappen G36 ..... 253<br />

Diepboren G74 ..... 254<br />

4.24 C-as-functies ..... 257<br />

C-as kiezen G119 ..... 257<br />

Referentiediameter G120 ..... 257<br />

Nulpuntverschuiving C-as G152 ..... 258<br />

C-as standaardiseren G153 ..... 258<br />

4.25 Bewerking voor-/achterkant ..... 259<br />

IJlgang voor-/achterkant G100 ..... 259<br />

Lineair voor-/achterkant G101 ..... 260<br />

Cirkelboog voor-/achterkant G102/G103 ..... 261<br />

4.26 Bewerking van mantelvlak ..... 262<br />

IJlgang mantelvlak G110 ..... 262<br />

Lineair mantelvlak G111 ..... 263<br />

Rond mantelvlak G112/G113 ..... 264<br />

4.27 Freescycli ..... 265<br />

Contourfrezen G840 – Basisprincipes ..... 265<br />

Kamerfrezen voorbewerken G845 – Basisprincipes ..... 274<br />

Kamerfrezen nabewerken G846 ..... 280<br />

Schroefdraad frezen axiaal G799 ..... 282<br />

Graveren kopvlak G801 ..... 283<br />

Graveren mantelvlak G802 ..... 284<br />

Tekentabel graveren ..... 284<br />

4.28 Toewijzing, synchronisatie, werkstukoverdracht ..... 286<br />

Converteren en spiegelen G30 ..... 286<br />

Spil met werkstuk G98 ..... 287<br />

Werkstukgroep G99 ..... 288<br />

Eenzijdige synchronisatie G62 ..... 288<br />

Synchroonteken plaatsen G162 ..... 289<br />

Synchrone start van banen G63 ..... 289<br />

Synchroonfunctie M97 ..... 290<br />

Spilsynchronisatie G720 ..... 290<br />

Verspringing hoek C meten G905 ..... 291<br />

Hoekverspringing bij spilsynchronisatie vastleggen G906 ..... 292<br />

Verplaatsen naar vaste aanslag G916 ..... 292<br />

Afsteekcontrole door volgfoutbewaking G917 ..... 295<br />

Afsteekcontrole door spilbewaking G991 ..... 296<br />

Waarden voor afsteekcontrole G992 ..... 296<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 15


16<br />

4.29 Contourcorrectie ..... 297<br />

Contourcorrectie opslaan/laden G702 ..... 297<br />

Contourcorrectie G703 ..... 297<br />

K-default-sprong G706 ..... 298<br />

4.30 Tussentijds en na bewerking meten ..... 299<br />

In-proces meten ..... 299<br />

Post-proces meten G915 ..... 301<br />

4.31 Belastingsbewaking ..... 303<br />

Basisprincipes van de belastingsbewaking ..... 303<br />

Bewakingszone vastleggen G995 ..... 304<br />

Type belastingsbewaking G996 ..... 304<br />

4.32 Overige G-functies ..... 305<br />

Stilstandtijd G4 ..... 305<br />

Nauwkeurige stop G7 ..... 305<br />

Nauwkeurige stop uit G8 ..... 305<br />

Nauwkeurige stop G9 ..... 305<br />

Rondas verplaatsen G15 ..... 306<br />

Veiligheidszone uitschakelen G60 ..... 306<br />

Spanmiddelen in de simulatie G65 ..... 307<br />

Aggregaatpositie G66 ..... 308<br />

Wachten op tijdstip G204 ..... 308<br />

Nominale waarden actualiseren G717 ..... 308<br />

Volgfout uitsturen G718 ..... 309<br />

Actuele waarden in variabele G901 ..... 309<br />

Nulpuntverschuiving in variabele G902 ..... 309<br />

Volgfout in variabele G903 ..... 309<br />

Toerentalbewaking regelgewijs uit G907 ..... 309<br />

Aanzet-override 100 % G908 ..... 310<br />

Interpreterstop G909 ..... 310<br />

Voorsturing G918 ..... 310<br />

Spil-override 100% G919 ..... 310<br />

Nulpuntverschuivingen uitschakelen G920 ..... 311<br />

Nulpuntverschuivingen, gereedschapslengtes uitschakelen G921 ..... 311<br />

T-nummer intern G940 ..... 311<br />

Magazijnplaatscorrecties doorgeven G941 ..... 312<br />

Volgfoutgrens G975 ..... 312<br />

Nulpuntverschuivingen inschakelen G980 ..... 312<br />

Nulpuntverschuivingen, gereedschapslengtes inschakelen G981 ..... 313<br />

Pinolebewaking G930 ..... 313<br />

Toerental bij V-constant G922 ..... 314


4.33 Gegevensinvoer, gegevensuitvoer ..... 315<br />

Uitvoervenster voor #-variabelen "WINDOW" ..... 315<br />

Invoer van #-variabelen "INPUT" ..... 315<br />

Uitvoer van #-variabelen "PRINT" ..... 316<br />

V-variabele simuleren ..... 316<br />

Uitvoervenster voor V-variabelen "WINDOWA" ..... 316<br />

Invoer van V-variabelen "INPUTA" ..... 317<br />

Uitvoer van V-variabelen "PRINTA" ..... 317<br />

4.34 Programmering van variabelen ..... 318<br />

#-variabelen ..... 319<br />

V-variabele ..... 321<br />

4.35 Voorwaardelijke regeluitvoering ..... 325<br />

Programmasprong "IF..THEN..ELSE..ENDIF" ..... 325<br />

Programmaherhaling "WHILE..ENDWHILE" ..... 326<br />

SWITCH..CASE – programmasprong ..... 327<br />

Uitschakelniveau /.. ..... 328<br />

Slede-aanduiding $.. ..... 328<br />

4.36 Subprogramma's ..... 329<br />

Subprogramma-oproep: L"xx" V1 ..... 329<br />

Dialogen bij subprogramma-oproepen ..... 330<br />

Helpschermen voor subprogramma-oproepen ..... 331<br />

4.37 M-functies ..... 332<br />

M-functies voor programma-afloop-besturing ..... 332<br />

Machinefuncties ..... 333<br />

4.38 Draaibanken met meer sledes ..... 334<br />

Programmering van meer sledes ..... 334<br />

Programma-afloop ..... 336<br />

Bril positioneren ..... 336<br />

Meelopende bril ..... 337<br />

Er werken twee sledes gelijktijdig ..... 339<br />

Twee sledes werken na elkaar ..... 341<br />

Bewerking met cyclus met vier assen ..... 343<br />

4.39 Complete bewerking ..... 345<br />

Basisprincipes van de complete bewerking ..... 345<br />

Programmering van de complete bewerking ..... 346<br />

Complete bewerking met tegenspil ..... 347<br />

Complete bewerking met één spil ..... 350<br />

4.40 DIN PLUS-programmavoorbeeld ..... 352<br />

Voorbeeld subprogramma met contourherhalingen ..... 352<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 17


18<br />

4.41 DIN PLUS-sjablonen ..... 355<br />

De startsjabloon ..... 355<br />

De structuursjabloon ..... 355<br />

Opbouw van een structuursjabloon ..... 356<br />

Overdrachtparameters bij structuursjablonen ..... 356<br />

Structuursjablonen bewerken ..... 357<br />

Helpschermen voor structuursjablonen ..... 357<br />

Het sjabloonmenu ..... 357<br />

Voorbeeld van een sjabloon ..... 358<br />

4.42 Samenhang geometrie- en bewerkingsfuncties ..... 360<br />

Draaibewerking ..... 360<br />

C-asbewerking – voor-/achterkant ..... 361<br />

C-asbewerking – mantelvlak ..... 361<br />

5 Grafische simulatie ..... 363<br />

5.1 De werkstand Simulatie ..... 364<br />

Beeldschermindeling, softkeys ..... 365<br />

Weergave-elementen ..... 366<br />

Weergaven ..... 366<br />

Nulpuntverschuivingen ..... 368<br />

Baanweergave ..... 369<br />

Simulatievenster ..... 370<br />

Simulatievenster instellen ..... 371<br />

Simulatie configureren ..... 372<br />

Detail van afbeelding aanpassen (loep) ..... 373<br />

Fouten en waarschuwingen ..... 374<br />

Simulatie inschakelen ..... 374<br />

Simulatiemodus ..... 375<br />

5.2 Contoursimulatie ..... 376<br />

Functies van de contoursimulatie ..... 376<br />

Contourdimensionering ..... 377<br />

5.3 Bewerkingssimulatie ..... 378<br />

Bewerking van het werkstuk controleren ..... 378<br />

Bewaking van veiligheidszone en eindschakelaars (bewerkingssimulatie) ..... 379<br />

Dynamische eindschakelaarbewaking ..... 379<br />

Contour controleren ..... 380<br />

Gemaakte contour opslaan ..... 380<br />

Snijkant-referentiepunt weergeven ..... 381<br />

5.4 Bewegingssimulatie ..... 382<br />

Simulatie "real-time" ..... 382<br />

Bewaking van veiligheidszone en eindschakelaars (bewegingssimulatie) ..... 383<br />

Contour controleren ..... 384<br />

5.5 3D-aanzicht ..... 385<br />

3D-weergave beïnvloeden ..... 385


5.6 Debug-functies: ..... 386<br />

Simulatie met startregel ..... 386<br />

Variabelen weergeven ..... 387<br />

Variabele bewerken ..... 388<br />

5.7 Meerkanaalsprogramma's controleren ..... 389<br />

5.8 Tijdberekening, synchroonpuntanalyse ..... 390<br />

Tijdberekening ..... 390<br />

Synchroonpuntanalyse ..... 390<br />

6 TURN PLUS ..... 393<br />

6.1 De werkstand TURN PLUS ..... 394<br />

TURN PLUS-concept ..... 394<br />

TURN PLUS-bestanden ..... 395<br />

TURN PLUS-programmabeheer ..... 395<br />

Bedieningsinstructies ..... 396<br />

6.2 Programmakop ..... 397<br />

Structuurprogramma's met TURN PLUS maken ..... 398<br />

6.3 Werkstukbeschrijving ..... 400<br />

Invoer van contour van onbewerkt werkstuk ..... 400<br />

Invoer van contour van bewerkt werkstuk ..... 401<br />

Vormelementen overlappend aanbrengen ..... 402<br />

Overlappingselementen integreren ..... 403<br />

Invoer van de C-ascontouren ..... 404<br />

6.4 Contouren onbewerkt werkstuk ..... 406<br />

Staf ..... 406<br />

Pijp ..... 406<br />

Gietstuk (of smeedstuk) ..... 407<br />

6.5 Contour bewerkt werkstuk ..... 408<br />

Informatie over de contourdefinitie ..... 408<br />

Startpunt van de contour ..... 408<br />

Lineaire elementen ..... 409<br />

Cirkelvormig element ..... 410<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 19


20<br />

6.6 Vormelementen ..... 412<br />

Afkanting ..... 412<br />

Afronding ..... 412<br />

Draaduitloop vorm E ..... 413<br />

Draaduitloop vorm F ..... 413<br />

Draaduitloop vorm G ..... 413<br />

Draaduitloop vorm H ..... 414<br />

Draaduitloop vorm K ..... 414<br />

Draaduitloop vorm U ..... 414<br />

Insteek algemeen ..... 415<br />

Insteek vorm D (afdichtingsring) ..... 416<br />

Vrijdraaiing (vorm FD) ..... 417<br />

Insteek vorm S (borgring) ..... 417<br />

Schroefdraad ..... 418<br />

(Centrische) boring ..... 419<br />

6.7 Overlappingselementen ..... 422<br />

Cirkelboog ..... 422<br />

Spie/afgeronde cirkel ..... 422<br />

Ponton ..... 423<br />

Lineaire overlapping ..... 423<br />

Cirkelvormige overlapping ..... 424


6.8 C-ascontouren ..... 425<br />

Positie van een contour aan de voor- of achterkant ..... 425<br />

Positie van een mantelvlakcontour ..... 425<br />

Freesdiepte ..... 425<br />

Dimensionering bij C-ascontouren ..... 426<br />

Voor- of achterkant: Startpunt ..... 426<br />

Voor- of achterkant: lineair element ..... 427<br />

Voor- of achterkant: Cirkelvormig element ..... 428<br />

Voor- of achterkant: afzonderlijke boring ..... 430<br />

Voor- of achterkant: Cirkel (volledige cirkel) ..... 432<br />

Voor- of achterkant: Rechthoek ..... 433<br />

Voor- of achterkant: veelhoek ..... 434<br />

Voor- of achterkant: Lineaire sleuf ..... 435<br />

Voor- of achterkant: Ronde sleuf ..... 436<br />

Voor- of achterkant: Lineair gaten- of figuurpatroon ..... 437<br />

Voor- of achterkant: rond gaten- of figuurpatroon ..... 438<br />

Mantelvlak: Startpunt ..... 439<br />

Mantelvlak: lineair element ..... 440<br />

Mantelvlak: Cirkelvormig element ..... 441<br />

Mantelvlak: afzonderlijke boring ..... 442<br />

Mantelvlak: Cirkel (volledige cirkel) ..... 444<br />

Mantelvlak: rechthoek ..... 445<br />

Mantelvlak: veelhoek ..... 446<br />

Mantelvlak: Lineaire sleuf ..... 447<br />

Mantelvlak: Ronde sleuf ..... 448<br />

Mantelvlak: Lineair gaten- of figuurpatroon ..... 449<br />

Mantelvlak: rond gaten- of figuurpatroon ..... 450<br />

6.9 Hulpfuncties ..... 451<br />

Onvolledig berekende contourelementen ..... 451<br />

Selecties ..... 452<br />

Nulpunt verschuiven ..... 456<br />

Contourgedeelte lineair dupliceren ..... 456<br />

Contourgedeelte rond dupliceren ..... 457<br />

Contourgedeelte door spiegelen dupliceren ..... 457<br />

Calculator ..... 458<br />

Digitaliseren ..... 459<br />

Contourelementen controleren (controle-optie) ..... 460<br />

Foutmeldingen ..... 461<br />

6.10 DXF-contouren importeren ..... 462<br />

Basisprincipes van de DXF-import ..... 462<br />

Configuratie van de DXF-import ..... 463<br />

DXF-import ..... 464<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 21


22<br />

6.11 Contouren manipuleren ..... 465<br />

Contour onbewerkt werkstuk wijzigen ..... 465<br />

Contourelementen wissen ..... 466<br />

Contour- of vormelementen wijzigen ..... 466<br />

Contour of contourelement invoegen ..... 467<br />

Contour sluiten ..... 468<br />

Contour opsplitsen ..... 468<br />

Trimmen – lineair element ..... 469<br />

Trimmen – lengte van de contour ..... 470<br />

Trimmen – radius van een cirkelboog ..... 470<br />

Trimmen – diameter van een lineair element ..... 471<br />

Transformaties – Basisprincipes ..... 471<br />

Transformaties– verschuiven ..... 472<br />

Transformaties – roteren ..... 472<br />

Transformaties – spiegelen ..... 473<br />

Transformaties – inverteren ..... 473<br />

6.12 Attributen toewijzen ..... 474<br />

Attributen van onbewerkt werkstuk ..... 474<br />

Attribuut "Overmaat" ..... 475<br />

Attribuut "Aanzet" ..... 476<br />

Attribuut "Oppervlakteruwheid" ..... 476<br />

Attribuut "Additieve correctie" ..... 477<br />

Bewerkingsattribuut "Meten" ..... 477<br />

Bewerkingsattribuut "Schroefdraad snijden" ..... 478<br />

Bewerkingsattribuut "Boren – Terugloopvlak" ..... 479<br />

Bewerkingsattribuut "Boorcombinaties" ..... 479<br />

Bewerkingsattribuut "Contour frezen" ..... 480<br />

Bewerkingsattribuut "Vlakfrezen" ..... 481<br />

Bewerkingsattribuut "Afbramen" ..... 482<br />

Bewerkingsattribuut "Graveren" ..... 483<br />

Bewerkingsattribuut "Nauwkeurige stop" ..... 483<br />

Bewerkingsattribuut "Scheidingspunt" ..... 484<br />

Attribuut "Niet bewerken" ..... 484<br />

Bewerkingsattributen wissen ..... 485


6.13 Instellen ..... 486<br />

Instellen – Basisprincipes ..... 486<br />

Opspannen aan spilzijde ..... 487<br />

Opspannen aan zijde van losse kop ..... 487<br />

Snijkantbegrenzing vastleggen ..... 488<br />

Opspanplan wissen ..... 488<br />

Omspannen – standaardbewerking ..... 489<br />

Omspannen – 1e opspanning na 2e opspanning ..... 490<br />

Parameters bij klauwplaat met twee, drie of vier klauwen ..... 493<br />

Parameters spantanghouder ..... 494<br />

Parameters meenemer voorkant ("zonder klauwplaat") ..... 494<br />

Parameters meenemer voorkant in spanklauw ("klauwplaat met drie klauwen indirect") ..... 495<br />

Gereedschapstabel instellen en beheren ..... 495<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 23


24<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG) ..... 499<br />

Werkschema bestaat ..... 500<br />

Een werkblok genereren ..... 501<br />

Gereedschapsoproep ..... 502<br />

Snijgegevens ..... 502<br />

Cyclusspecificatie ..... 503<br />

Overzicht: Bewerkingswijze Voorbewerken ..... 504<br />

Voorbewerken langs (G810) ..... 506<br />

Voorbewerken dwars(G820) ..... 507<br />

Voorbewerken parallel aan de contour (G830) ..... 508<br />

Restmateriaal voorbewerken – langs ..... 509<br />

Restmateriaal voorbewerken – dwars ..... 510<br />

Restmateriaal voorbewerken – parallel aan de contour ..... 511<br />

Voorbewerken uitdraaien – neutraal gereedschap (G835) ..... 512<br />

Overzicht: Bewerkingswijze Steken ..... 513<br />

Contoursteken radiaal/axiaal (G860) ..... 514<br />

Insteken radiaal/axiaal (G866) ..... 515<br />

Steekdraaien radiaal/axiaal (G869) ..... 516<br />

Afsteken ..... 518<br />

Afsteken en werkstukoverdracht ..... 519<br />

Overzicht: bewerkingswijze Boren ..... 522<br />

Centrisch voorboren (G74) ..... 523<br />

Centreren, verzinken (G72) ..... 524<br />

Boren, ruimen, diepboren ..... 525<br />

Draadtappen ..... 526<br />

Bewerkingswijze Nabewerken ..... 527<br />

Nabewerken – passingdraaien ..... 530<br />

Nabewerken – draaduitlopen ..... 530<br />

Bewerkingswijze Schroefdraad (G31) ..... 531<br />

Overzicht: bewerkingswijze Frezen ..... 532<br />

Contourfrezen – voorbewerken/nabewerken (G840) ..... 533<br />

Afbramen (G840) ..... 535<br />

Graveren (G840) ..... 536<br />

Kamerfrezen – voorbewerken/nabewerken (G845/G846) ..... 537<br />

Speciale bewerking (SB) ..... 538<br />

6.15 Automatisch genereren van werkschema's (AAG) ..... 540<br />

Werkschema genereren ..... 540<br />

Bewerkingsvolgorde – Basisprincipes ..... 541<br />

Bewerkingsvolgordes bewerken en beheren ..... 542<br />

Overzicht van de bewerkingsvolgordes ..... 544<br />

6.16 Controlegrafiek ..... 553<br />

Detail van afbeelding aanpassen (loep) ..... 553<br />

Controlegrafiek regelen ..... 554


6.17 TURN PLUS configureren ..... 555<br />

Algemene instellingen ..... 555<br />

Vensters (aanzichten) configureren ..... 556<br />

Controlegrafiek configureren ..... 556<br />

Coördinatensysteem instellen ..... 557<br />

6.18 Bewerkingsinstructies ..... 558<br />

Gereedschapskeuze, revolverbezetting ..... 558<br />

Contoursteken, steekdraaien ..... 559<br />

Boren ..... 559<br />

Snijwaarden, koelmiddel ..... 559<br />

Uitdraaien ..... 560<br />

Binnencontouren ..... 561<br />

Boren ..... 563<br />

Asbewerking ..... 564<br />

Machines met meer sledes ..... 566<br />

Complete bewerking ..... 567<br />

6.19 Voorbeeld ..... 569<br />

Programma maken ..... 569<br />

Onbewerkt werkstuk definiëren ..... 570<br />

Basiscontour vastleggen ..... 570<br />

Vormelementen vastleggen ..... 571<br />

Instellen, werkstuk opspannen ..... 572<br />

Werkschema maken en opslaan ..... 572<br />

7 Parameters ..... 573<br />

7.1 De werkstand Parameters ..... 574<br />

7.2 Parameters bewerken ..... 575<br />

Actuele parameters ..... 575<br />

Parameterlijsten ..... 575<br />

Configuratieparameters bewerken ..... 576<br />

7.3 Machineparameters (MP) ..... 577<br />

Algemene machineparameters ..... 577<br />

Machineparameters voor sledes ..... 578<br />

Machineparameters voor spillen ..... 579<br />

Machineparameters voor C-assen ..... 580<br />

Machineparameters voor lineaire assen ..... 581<br />

7.4 Regelparameters ..... 583<br />

Algemene regelparameters ..... 583<br />

Regelparameters voor de simulatie ..... 585<br />

Regelparameters voor de machine-uitlezing ..... 586<br />

7.5 Instelparameters ..... 589<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 25


26<br />

7.6 Bewerkingsparameters ..... 591<br />

1 – Globale parameters bewerkt werkstuk ..... 591<br />

2 – Globale technologieparameters ..... 592<br />

3 – centrisch voorboren ..... 594<br />

4 – voorbewerken ..... 597<br />

5 – nabewerken ..... 600<br />

6 – insteken en contoursteken ..... 603<br />

7 – Schroefdraad snijden ..... 605<br />

8 – meten ..... 606<br />

9 – boren ..... 606<br />

10 – frezen ..... 608<br />

Belastingsbewaking ..... 609<br />

20 – rotatierichting voor bewerking achterkant ..... 610<br />

21 – naam van expertprogramma ..... 611<br />

22 – volgorde gereedschapskeuze ..... 611<br />

23 – sjabloonbeheer ..... 612<br />

24 – parameters van de omspan-experts ..... 612<br />

8 Bedrijfsmiddelen ..... 613<br />

8.1 Gereedschapsdatabase ..... 614<br />

Gereedschapseditor ..... 614<br />

Overzicht gereedschapstypen ..... 618<br />

Gereedschapsparameters ..... 620<br />

Gereedschapshouder, opnamepositie ..... 630<br />

8.2 Spanmiddel-database ..... 634<br />

Spanmiddel-editor ..... 634<br />

Spanmiddeltabellen ..... 635<br />

Spanmiddelgegevens ..... 636<br />

8.3 Technologie-database ..... 647<br />

Technologiegegevens bewerken ..... 648<br />

Snijwaardetabellen ..... 649


9 Service en Diagnose ..... 651<br />

9.1 De werkstand Service ..... 652<br />

9.2 Servicefuncties ..... 653<br />

Bedieningsautorisatie ..... 653<br />

Systeemservice ..... 654<br />

Naamlijsten ..... 655<br />

9.3 Onderhoudssysteem ..... 656<br />

Onderhoudsdatums en -periodes ..... 657<br />

Onderhoudsactiviteiten weergeven ..... 658<br />

9.4 Diagnose ..... 661<br />

Informatie en uitlezingen ..... 661<br />

Logfiles, netwerkinstellingen ..... 662<br />

Software-update ..... 663<br />

10 Transfer ..... 665<br />

10.1 Werkstand Transfer ..... 666<br />

Overzicht van de transmissieprocedures ..... 667<br />

Windows-netwerk configureren ..... 669<br />

Seriële interface of "printer" configureren ..... 672<br />

10.2 Data-overdracht ..... 674<br />

Vrijgaves, bestandstypes ..... 674<br />

Bedieningsinstructies ..... 675<br />

Bestanden verzenden en ontvangen ..... 677<br />

10.3 Parameters en bedrijfsmiddelen ..... 680<br />

Parameters/bedrijfsmiddelen verzenden ..... 681<br />

Parameters/bedrijfsmiddelen laden ..... 682<br />

Backup maken/inlezen ..... 683<br />

Parameter-, bedrijfsmiddel- of backup-bestanden bekijken ..... 685<br />

10.4 Bestandsorganisatie ..... 686<br />

Basisprincipes van de bestandsorganisatie ..... 686<br />

Bestanden beheren ..... 687<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 27


11 Tabellen en overzichten ..... 689<br />

28<br />

11.1 Draaduitloop- en draadparameters ..... 690<br />

Draaduitloopparameters DIN 76 ..... 690<br />

Draaduitloopparameters DIN 509 E ..... 692<br />

Draaduitloopparameters DIN 509 F ..... 692<br />

Schroefdraadparameters ..... 693<br />

Spoed ..... 694<br />

11.2 Pinbezetting en aansluitkabels voor data-interfaces ..... 700<br />

Data-interface V.24/RS-232-C voor HEIDENHAIN-apparatuur ..... 700<br />

Randapparatuur ..... 701<br />

Interface V.11/RS-422 ..... 702<br />

Ethernet-interface RJ45-bus ..... 702<br />

11.3 Technische informatie ..... 703<br />

Technische gegevens ..... 703<br />

Toebehoren ..... 704<br />

Gebruikersfuncties ..... 704


Inleiding en<br />

basisprincipes<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 29


1.1 De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

1.1 De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT is een numerieke contourbesturing voor complexe<br />

draaibanken en draaicentra. Behalve draaibewerkingen kunnen met de<br />

besturing ook frees- of boorbewerkingen worden uitgevoerd. Met de<br />

C-, Y- en B-as kunnen boor- en freesbewerkingen aan de voor- en<br />

achterkant, het mantelvlak en op schuine vlakken in de ruimte worden<br />

uitgevoerd. De <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt bovendien de complete<br />

bewerking.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT bestuurt maximaal 6 sledes, 4 spillen, 2 C-assen, een<br />

B-as en een plaatsgeoriënteerd gereedschapsmagazijn. Met de<br />

besturing kunnen maximaal vier werkstukken tegelijk worden<br />

bewerkt.<br />

Programmering<br />

Afhankelijk van het onderdelenprogramma en van uw organisatie kiest<br />

u de voor uw specifieke toepassing meest geschikte programmering.<br />

In TURN PLUS wordt de contour van het onbewerkte en bewerkte<br />

werkstuk grafisch interactief beschreven. Vervolgens roept u de<br />

functie voor het automatisch genereren van werkschema's (AAG) op.<br />

U krijgt dan met een "druk op de knop" volautomatisch het NCprogramma.<br />

Als alternatief heeft u de functie voor het interactief<br />

genereren van werkschema's (IAG) tot uw beschikking. Met de IAG<br />

bepaalt u de bewerkingsvolgorde, kiest u het gereedschap en<br />

beïnvloedt u de bewerkingstechniek.<br />

Iedere bewerkingsstap wordt in de controlegrafiek weergegeven en<br />

kan direct worden gecorrigeerd. Het maken van programma's met de<br />

TURN PLUS leidt tot een gestructureerd DIN PLUS-programma.<br />

Met de TURN PLUS wordt de invoer tot een minimum beperkt –<br />

voorwaarde is echter dat het gereedschap en de snijgegevens worden<br />

beschreven.<br />

Wanneer de TURN PLUS op basis van de technologische eisen niet<br />

het optimale NC-programma maakt of wanneer bij u het accent ligt op<br />

de reductie van de productietijd, programmeer dan het NC-programma<br />

in DIN PLUS of optimaliseer het met TURN PLUS gemaakte DIN<br />

PLUS-programma.<br />

In DIN PLUS wordt eerst de contour van het onbewerkte en bewerkte<br />

werkstuk beschreven. Als de tekening niet volgens NC-eisen is<br />

gedimensioneerd, wordt de berekening van de coördinaten uitgevoerd<br />

met de "vereenvoudigde geometrieprogrammering". Vervolgens<br />

programmeert u de werkstukbewerking met krachtige<br />

bewerkingscycli.<br />

Zowel TURN PLUS als DIN PLUS ondersteunen bewerkingen met de<br />

C- of Y-as en de complete bewerking. Voor het werken met de B-as<br />

kunt u gebruikmaken van DIN PLUS-cycli.<br />

Als alternatief kan het werkstuk in DIN PLUS met lineaire<br />

verplaatsingen, cirkelbogen en eenvoudige draaicycli worden<br />

bewerkt, net als bij de conventionele DIN-programmering.<br />

30


Bij de grafische simulatie worden NC-programma's onder<br />

realistische omstandigheden gecontroleerd. De <strong>CNC</strong> PILOT geeft de<br />

bewerking van maximaal 4 werkstukken in het werkbereik weer.<br />

Daarbij worden de onbewerkte en bewerkte werkstukken,<br />

spaninrichtingen en gereedschappen op schaal weergegeven. Bij het<br />

werken met de gezwenkte B-as wordt het bewerkingsvlak ook<br />

gezwenkt weergegeven. U ziet dan de te bewerken boringen of te<br />

frezen contouren zonder vervorming.<br />

U kunt direct op de machine - ook parallel aan het productiebedrijf -<br />

programmeren en NC-programma's testen.<br />

Ongeacht of u eenvoudige of ingewikkelde werkstukken, afzonderlijke<br />

onderdelen, één serie of grote series op draaicentra maakt, biedt de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT altijd de juiste ondersteuning.<br />

De C-as<br />

Met de C-as kunt u niet alleen boor- en freesbewerkingen aan de vooren<br />

achterkant uitvoeren, maar ook op het mantelvlak.<br />

Bij gebruik van de C-as interpoleert een as lineair of cirkelvorming in<br />

het ingestelde bewerkingsvlak met de spil, terwijl de derde as lineair<br />

interpoleert.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt het maken van NC-programma's met de<br />

C-as in:<br />

DIN PLUS<br />

contourdefinitie met TURN PLUS<br />

werkschema's maken met TURN PLUS<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 31<br />

1.1 De <strong>CNC</strong> PILOT


1.1 De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

De Y-as<br />

Met de Y-as kunt u niet alleen boor- en freesbewerkingen aan de vooren<br />

achterkant uitvoeren, maar ook op het mantelvlak.<br />

Bij toepassing van de Y-as interpoleren twee assen lineair of<br />

cirkelvormig in het vooraf ingestelde bewerkingsvlak, terwijl de derde<br />

as lineair interpoleert. U kunt dan bijv. sleuven of kamers met platte<br />

basisvlakken en verticale sleufranden maken. Door het vooraf ingeven<br />

van de spilhoek bepaalt u zelf de positie van de te frezen contour op<br />

het werkstuk.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt het maken van NC-programma's met de<br />

Y-as in:<br />

DIN PLUS<br />

contourdefinitie met TURN PLUS<br />

werkschema's maken met TURN PLUS<br />

32


Complete bewerking<br />

U heeft daarbij de beschikking over functies zoals hoeksynchrone<br />

overdracht van werkstukken bij draaiende spil, verplaatsen naar een<br />

vaste aanslag, gecontroleerd afsteken en coördinatentransformatie.<br />

Dit garandeert een complete bewerking in een zo kort mogelijke tijd<br />

en een eenvoudige programmering.<br />

De functies voor de complete bewerking zijn beschikbaar bij:<br />

DIN PLUS<br />

contourdefinitie met TURN PLUS<br />

werkschema's maken met TURN PLUS<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt de complete bewerking bij alle gangbare<br />

machineconcepten.<br />

Voorbeelden: draaibanken met<br />

roterende afpak-inrichting<br />

verplaatsbare tegenspil<br />

meerdere spillen, sledes en gereedschapshouders<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 33<br />

1.1 De <strong>CNC</strong> PILOT


1.1 De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

De B-as<br />

Met de B-as kunnen boor- en freesbewerkingen op schuine vlakken in<br />

de ruimte worden uitgevoerd. Om een eenvoudige programmering te<br />

waarborgen, wordt het coördinatensysteem zo gezwenkt dat de<br />

boorpatronen en te frezen contouren in het YZ-vlak worden<br />

vastgelegd. Het boren resp. frezen vindt dan weer in het gezwenkte<br />

vlak plaats.<br />

Bij het werken op het gezwenkte vlak staat het gereedschap haaks op<br />

het vlak. De zwenkhoek van de B-as en de hoek van het gezwenkte<br />

vlak zijn zo gedimensioneerd dat ze identiek zijn.<br />

Een ander voordeel van de B-as is het flexibel gebruik van<br />

gereedschappen bij draaibewerkingen. Door het zwenken van de B-as<br />

en het roteren van het gereedschap worden gereedschapsposities<br />

bereikt, waarbij langs- en dwarsbewerkingen resp. radiale en axiale<br />

bewerkingen op de hoofd- en tegenspil met hetzelfde gereedschap<br />

mogelijk zijn.<br />

Het aantal benodigde gereedschappen en het aantal<br />

gereedschapswissels wordt op die manier beperkt.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt het maken van NC-programma's met de<br />

B-as in DIN PLUS:<br />

De grafische simulatie geeft de bewerking op gezwenkte vlakken in<br />

de bekende draai- en voorkant-vensters, alsmede in het "zijaanzicht<br />

(YZ)" weer.<br />

34<br />

Gebruikershandboek B- en Y-as<br />

De functies Handbediening en Automatisch bedrijf,<br />

evenals het programmeren en testen van NCprogramma's<br />

voor de B- en Y-as, zijn in een apart<br />

gebruikershandboek beschreven. Neem contact op met<br />

HEIDENHAIN, wanneer u dit gebruikershandboek nodig<br />

hebt.


1.2 De werkstanden<br />

Werkstanden<br />

Werkstand Handbediening: in de werkstand<br />

"Handbediening" stelt u de machine in en verplaatst u de<br />

assen handmatig.<br />

Werkstand Automatisch bedrijf: in de werkstand<br />

"Automatisch bedrijf" worden de NC-programma's<br />

uitgevoerd. Deze besturen en bewaken de productie van<br />

de werkstukken.<br />

Programmeerwerkstand DIN PLUS: in "DIN PLUS"<br />

maakt u gestructureerde NC-programma's. U beschrijft<br />

eerst de contour van het onbewerkte en bewerkte<br />

werkstuk en programmeert vervolgens de bewerking<br />

van het werkstuk.<br />

Programmeerwerkstand Simulatie: met de werkstand<br />

"Simulatie" worden geprogrammeerde contouren,<br />

verplaatsingen en verspaningsbewerkingen grafisch<br />

weergegeven. De <strong>CNC</strong> PILOT houdt op schaal rekening<br />

met het werkbereik, het gereedschap en de<br />

spanmiddelen.<br />

Tijdens de simulatie berekent de <strong>CNC</strong> PILOT de hoofden<br />

bijkomende tijden voor elk gereedschap. Bij<br />

draaibanken met meerdere sledes ondersteunt de<br />

synchroonpuntanalyse de optimalisering van het NCprogramma.<br />

Programmeerwerkstand TURN PLUS: met "TURN<br />

PLUS" kunt u de werkstukcontour grafisch interactief<br />

beschrijven. Wanneer u dan het materiaal definieert en<br />

de spaninrichtingen vastlegt, wordt met de functie voor<br />

het automatisch genereren van werkschema's (AAG) het<br />

NC-programma met een druk op de knop gemaakt. Als<br />

alternatief kunt u het werkschema grafisch interactief<br />

maken (IAG).<br />

Werkstand Besturen Parameters: de werking van de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT-systeem wordt met behulp van parameters<br />

geregeld. In deze werkstand stelt u de parameters in en<br />

stemt u zo de besturing op uw specifieke situatie af.<br />

In deze werkstand worden bovendien de<br />

bedrijfsmiddelen (gereedschap en spanmiddelen) en de<br />

snijwaarden beschreven.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 35<br />

1.2 De werkstanden


1.2 De werkstanden<br />

Werkstanden<br />

De eigenlijke "besturing" blijft verborgen voor de operator. U dient zich<br />

echter te realiseren dat de <strong>CNC</strong> PILOT de ingevoerde TURN PLUS- en<br />

DIN PLUS-programma's op de ingebouwde harde schijf opslaat. Het<br />

voordeel hiervan is dat een zeer groot aantal programma's kan worden<br />

opgeslagen.<br />

Voor de uitwisseling en beveiliging van gegevens heeft u de<br />

beschikking over de Ethernet-interface en USB-opslagmedia. Ook<br />

kunnen via de seriële interface (RS232) gegevens worden<br />

uitgewisseld.<br />

36<br />

Bestuurwerkstand Service: in de werkstand "Service"<br />

kunt u zich als gebruiker aanmelden voor functies die met<br />

een wachtwoord zijn beveiligd, kiest u de dialoogtaal en<br />

voert u systeeminstellingen uit. Verder heeft u ook de<br />

beschikking over diagnosefuncties voor inbedrijfstelling<br />

en systeemcontrole.<br />

Bestuurwerkstand Transfer: in de werkstand "Transfer"<br />

wisselt u gegevens met andere systemen uit,<br />

organiseert u uw programma's en beveiligt u uw<br />

gegevens.


1.3 Uitbreidingsmogelijkheden<br />

(opties)<br />

De machinefabrikant configureert de <strong>CNC</strong> PILOT op basis van de<br />

specifieke condities van de draaibank. Bovendien heeft u de<br />

beschikking over de onderstaande opties, waarmee de besturing op<br />

uw specifieke behoefte kan worden afgestemd.<br />

TURN PLUS – Basis (ID-nummer 354 132-01):<br />

Grafisch interactieve contourdefinitie<br />

Grafische werkstukbeschrijving voor onbewerkte en bewerkte<br />

werkstukken<br />

Geometrieprogramma voor berekening en weergave van nietgedimensioneerde<br />

contourpunten<br />

Eenvoudige invoer van gestandaardiseerde vormelementen, b.v.<br />

afkantingen, afrondingen, insteken, draaduitlopen, schroefdraad<br />

of passingen<br />

Eenvoudige toepassing van transformaties zoals verplaatsen,<br />

roteren, spiegelen of kopiëren<br />

Grafisch interactief DIN PLUS-programma's maken<br />

Individuele keuze van soort bewerking<br />

Keuze van gereedschap en vastleggen van snijgegevens<br />

Directe grafische verspaningscontrole<br />

Directe correctiemogelijkheid<br />

Automatisch maken van DIN PLUS-programma's<br />

Automatische gereedschapskeuze<br />

Automatisch genereren van werkschema<br />

TURN PLUS – uitbreiding C-as (ID-nummer 354 133-01):<br />

weergave v.d. programmering in de aanzichten: XC-vlak (voor-/<br />

achterkant) en ZC-vlak (manteluitslag)<br />

Boor- en figuurpatronen, willekeurige te frezen contouren<br />

Interactief of automatisch genereren van werkschema, inclusief Casbewerking<br />

TURN PLUS – uitbreiding complete bewerking<br />

(ID-nummer 354 134-01):<br />

Omspannen met expertprogramma<br />

Interactief of automatisch genereren van werkschema, inclusief<br />

omspannen en bewerking van de tweede opspanning<br />

TURN PLUS – DXF-import (ID-nummer 526 461-01):<br />

Contouren (contouren van onbewerkt en bewerkt werkstuk, te<br />

frezen contouren, aaneengesloten contouren) die in het DXFformaat<br />

zijn opgeslagen door TURN PLUS inlezen<br />

DXF-laag bekijken en selecteren<br />

DXF-contour in TURN PLUS overnemen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 37<br />

1.3 Uitbreidingsmogelijkheden (opties)


1.3 Uitbreidingsmogelijkheden (opties)<br />

Tegenspil – complete bewerking van een werkstuk<br />

(ID-nummer 518 289-01):<br />

Spilsynchronisatie (G720)<br />

Afsteekcontrole (G917, G991, G992)<br />

Verplaatsen naar een vaste aanslag (G916)<br />

Spiegelen en converteren (G30)<br />

In-proces meten – meten in de machine<br />

(ID-nummer 354 536-01):<br />

Met schakelende meettaster<br />

Voor het instellen van gereedschap<br />

Voor het meten van werkstukken<br />

Post-proces meten – meten op externe meetplaatsen<br />

(ID-nummer 354 537-01):<br />

Aansluiting van het meetapparaat via de RS232-interface<br />

Verwerking van de meetresultaten in het NC-programma<br />

Y-as (ID-nummer 354 138-01)<br />

Ondersteuning van de programmering van de Y-as in DIN PLUS,<br />

TURN PLUS en bij de simulatie<br />

Weergave v.d. programmering in de vlakken: XY (voor-/achterkant)<br />

en YZ (bovenaanzicht)<br />

DIN PLUS en TURN PLUS: Boor- en figuurpatronen, willekeurige te<br />

frezen contouren<br />

DIN PLUS: Cycli voor de boor- en freesbewerking<br />

TURN PLUS: Interactief of automatisch genereren van<br />

werkschema, inclusief Y-asbewerking<br />

B-as (ID-nummer 589 963-01)<br />

Ondersteuning van de programmering van de B-as in DIN PLUS en<br />

bij de simulatie<br />

Het coördinatensysteem wordt op het gezwenkte vlak<br />

getransformeerd, om boor- en figuurpatronen, en willekeurige te<br />

frezen contouren in het YZ-vlak te beschrijven<br />

Bewerkingscycli werken op het gezwenkte vlak<br />

Opties kunnen meestal naderhand worden aangebracht. Neem<br />

hiervoor contact op met uw leverancier.<br />

38<br />

In deze beschrijving wordt met alle opties rekening<br />

gehouden. Daarom kunnen de bedieningsstappen op uw<br />

machine afwijken van de hierin beschreven<br />

bedieningsprocedure, als uw systeem niet met een<br />

bepaalde optie is uitgevoerd.


1.4 Basisprincipes<br />

Lengte- en hoekmeetsystemen en<br />

referentiemerken<br />

Op de machine-assen bevinden zich lengte- en hoekmeetsystemen,<br />

die de posities van de slede resp. het gereedschap registreren.<br />

Wanneer een machine-as wordt verplaatst, genereert het<br />

bijbehorende lengte- en hoekmeetsysteem een elektrisch signaal,<br />

waaruit de besturing de exacte actuele positie van de machine-as<br />

bepaalt.<br />

Bij een stroomonderbreking gaat de relatie tussen de positie van de<br />

machineslede en de berekende actuele positie verloren. Om deze<br />

relatie te herstellen, beschikken incrementele lengte- en<br />

hoekmeetsystemen over referentiemerken. Bij het passeren van een<br />

referentiemerk ontvangt de besturing een signaal, dat een<br />

machinevast referentiepunt aanduidt. Daarmee kan de <strong>CNC</strong> PILOT de<br />

toewijzing van de actuele positie aan de actuele machinepositie weer<br />

herstellen. Bij lengtemeetsystemen met afstandsgecodeerde<br />

referentiemerken hoeft u de machine-assen maximaal 20 mm te<br />

verplaatsen, bij hoekmeetsystemen maximaal 20°.<br />

Bij absolute meetsystemen wordt na inschakeling een absolute<br />

positiewaarde naar de besturing gezonden. Hierdoor is, zonder dat de<br />

machine-assen worden verplaatst, de relatie tussen de actuele positie<br />

en de positie van de machineslede direct na inschakeling hersteld.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 39<br />

M<br />

X MP<br />

X (Z,Y)<br />

Zref<br />

Xref<br />

1.4 Basisprincipes


1.4 Basisprincipes<br />

Asaanduidingen en coördinatensysteem<br />

Coördinatensysteem<br />

De betekenis van de coördinaten X, Y, Z, B, C zijn in DIN 66 217<br />

vastgelegd.<br />

De coördinaatgegevens van de hoofdassen X, Y en Z zijn gerelateerd<br />

aan het werkstuknulpunt. De hoekmaten voor de rondassen B en C<br />

zijn gerelateerd aan het nulpunt van de desbetreffende rondas.<br />

Op draaibanken worden de verplaatsingen in de C-as uitgevoerd door<br />

roteren van het werkstuk en verplaatsingen in de B-as door zwenken<br />

van het gereedschap (zwenkkop).<br />

Asaanduidingen<br />

De dwarsslede wordt aangeduid als X-as en de bedslede als Z-as.<br />

Alle getoonde en ingevoerde X-waarden worden als diameter<br />

beschouwd. In TURN PLUS kunt u instellen of X-waarden als diameter<br />

of radiuswaarden moeten worden geïnterpreteerd.<br />

Draaibanken met Y-as: de Y-as staat loodrecht op de X- en Z-as<br />

(cartesiaans systeem)<br />

Voor verplaatsingen geldt het volgende:<br />

verplaatsingen in + richting verwijderen zich van het werkstuk<br />

Verplaatsingen in – richting gaan naar het werkstuk toe<br />

Machinereferentiepunten<br />

Machinenulpunt<br />

Het snijpunt van de X- as met de Z-as wordt machinenulpunt<br />

genoemd. Bij een draaibank is dit meestal het snijpunt van de spilas<br />

met het spilvlak. De letteraanduiding is "M".<br />

Werkstuknulpunt<br />

Voor de bewerking van een werkstuk is het eenvoudiger het<br />

referentiepunt in overeenstemming met de maatvoering op de<br />

tekening op het werkstuk te positioneren. Dit punt wordt<br />

"werkstuknulpunt" genoemd. De letteraanduiding is "W".<br />

40<br />

M<br />

+Y<br />

+B<br />

X+<br />

X–<br />

Z–<br />

+X<br />

+C<br />

+Z<br />

Y+<br />

Z+


Absolute en incrementele werkstukposities<br />

Absolute werkstukposities: Wanneer de coördinaten van een positie<br />

gerelateerd zijn aan het werkstuknulpunt, worden deze als absolute<br />

coördinaten aangeduid. Elke positie van een werkstuk wordt door<br />

middel van absolute coördinaten duidelijk vastgelegd.<br />

Incrementele werkstukposities: Incrementele coördinaten zijn<br />

gerelateerd aan de laatst geprogrammeerde positie. Met incrementele<br />

coördinaten wordt de maat tussen de laatste en de daaropvolgende<br />

positie aangegeven. Elke positie van een werkstuk wordt door middel<br />

van incrementele coördinaten duidelijk vastgelegd.<br />

Absolute en incrementele poolcoördinaten: Positie-aanduidingen<br />

op het kop- of mantelvlak kunt u met behulp van cartesiaanse<br />

coördinaten of poolcoördinaten invoeren.<br />

Bij een maatvoering met behulp van poolcoördinaten is een positie op<br />

het werkstuk duidelijk vastgelegd door diameter en hoek.<br />

Absolute poolcoördinaten zijn gerelateerd aan de pool en de<br />

hoekreferentie-as. Incrementele poolcoördinaten zijn gerelateerd aan<br />

de laatst geprogrammeerde positie van het gereedschap.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 41<br />

1.4 Basisprincipes


1.4 Basisprincipes<br />

Maateenheden<br />

U kunt de <strong>CNC</strong> PILOT "metrisch" of "in inches" programmeren. Voor de<br />

invoer en weergave gelden de in de tabel vermelde maateenheden.<br />

Maten metrisch inch<br />

Coördinaten mm inch<br />

Lengtes mm inch<br />

Hoek Graden Graden<br />

Toerental omw/min omw/min<br />

Snijsnelheid m/min ft/min<br />

Aanzet per omwenteling mm/omw inch/omw<br />

Aanzet per minuut mm/min inch/min<br />

Versnelling m/s 2<br />

ft/s 2<br />

42


1.5 Gereedschapsmaten<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT heeft gereedschapsgegevens nodig voor de<br />

aspositionering, voor de berekening van de<br />

snijkantradiuscompensatie, voor de berekening van de snedeopdeling<br />

bij cycli etc.<br />

Gereedschapslengtematen: De geprogrammeerde en aangegeven<br />

positiewaarden zijn gerelateerd aan de afstand tussen<br />

gereedschapspunt en werkstuknulpunt. Het systeem zelf kent echter<br />

uitsluitend de absolute positie van de gereedschapshouder (slede).<br />

Voor de bepaling en weergave van de gereedschapspuntpositie heeft<br />

de <strong>CNC</strong> PILOT de maten XE en ZE nodig, en voor bewerkingen in de<br />

Y-as bovendien maat Y.<br />

Gereedschapscorrecties: De snijkant van het gereedschap slijt<br />

tijdens de verspaning. Om deze slijtage te compenseren, maakt de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT gebruik van correctiewaarden. De correctiewaarden<br />

worden bij de lengtematen opgeteld.<br />

Snijkantradiuscompensatie (SRC): Draaigereedschap is afgerond<br />

aan de gereedschapspunt. Hierdoor ontstaan onnauwkeurigheden bij<br />

de bewerking van kegels, afkantingen en radiussen die door de<br />

snijkantradiuscompensatie worden gecorrigeerd.<br />

Geprogrammeerde verplaatsingen zijn gerelateerd aan de<br />

theoretische gereedschapspunt S. De SRC berekent een nieuwe<br />

verplaatsing, de equidistante, om deze fout te compenseren.<br />

Freesradiuscompensatie (FRC): Bij de freesbewerking is de<br />

uitwendige diameter van de frees bepalend voor het maken van de<br />

contour. Zonder FRC is het middelpunt van de frees het referentiepunt<br />

bij verplaatsingen. De FRC berekent een nieuwe verplaatsing, de<br />

equidistante, die met de freesradius rekening houdt.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 43<br />

1.5 Gereedschapsmaten


Bedieningsinstructies<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 45


2.1 Gebruikersinterface<br />

2.1 Gebruikersinterface<br />

Beeldschermweergaven<br />

1 Werkstandregel: Geeft de status van de werkstanden weer.<br />

De actieve werkstand is donkergrijs gemarkeerd.<br />

Programmeer- en bestuurwerkstanden:<br />

De gekozen werkstand staat rechts naast het symbool.<br />

Aanvullende informatie zoals het gekozen programma,<br />

subwerkstand etc. worden onder de werkstandsymbolen<br />

weergegeven.<br />

2 Menubalk en pulldown-menu's dienen voor het selecteren van<br />

functies.<br />

3 Werkvenster: Inhoud en indeling zijn afhankelijk van de<br />

werkstand.<br />

4 Machine-uitlezing: Toont de actuele status van de machine<br />

(gereedschapspositie, de cyclus- en spilstatus, het actieve<br />

gereedschap etc.). De machine-uitlezing kan worden<br />

geconfigureerd.<br />

5 Statusregel<br />

Simulatie, TURN PLUS: Uitlezing van actuele instellingen resp.<br />

instructies voor de volgende bedieningsstappen.<br />

Andere werkstanden: Uitlezing van de laatste foutmelding<br />

6 Datumveld en service-sein<br />

Uitlezing van datum en tijd<br />

Een gekleurde achtergrond signaleert een fout of een PLCmelding.<br />

Het "service-sein" geeft de staat van onderhoud van de<br />

machine aan.<br />

7 Softkeybalk: Geeft de eigenlijke betekenis van de softkeys<br />

weer.<br />

8 Verticale softkeybalk: Geeft de eigenlijke betekenis van de<br />

softkeys weer. Meer informatie: zie machinehandboek.<br />

46


Bedieningselementen<br />

Bedieningselementen van de <strong>CNC</strong> PILOT:<br />

Beeldscherm met<br />

horizontale en verticale softkeys: De betekenis wordt boven resp.<br />

naast de softkeys weergegeven.<br />

Extra toets 1: Functie van de ESC-toets<br />

Extra toets 2: functie van de INS-toets<br />

Extra toetsen 3: PLC-toetsen<br />

Bedieningspaneel met<br />

Alfanumeriek toetsenbord met geïntegreerd veld van 3 * 3<br />

Toetsen voor keuze van werkstand<br />

Touchpad: Voor positioneren van de cursor (menu- of softkeykeuze,<br />

keuze uit lijsten, kiezen van invoervelden etc.)<br />

Machinebedieningspaneel met<br />

Bedieningselementen voor handbediening en automatisch bedrijf<br />

van de draaibank (cyclustoetsen, jogtoetsen etc.)<br />

Handwiel voor het nauwkeurig positioneren bij handbediening<br />

Override-draaiknop voor aanzet-override<br />

Bedieningsinstructies voor het touchpad: In de regel kunt u het<br />

touchpad als alternatief voor de cursortoetsen gebruiken. De toetsen<br />

onder het touchpad worden hierna als linker- en rechtermuisknop<br />

aangeduid.<br />

De functies en de bediening van het touchpad zijn gebaseerd op de<br />

muisbediening van de WINDOWS-systemen.<br />

Eenmaal klikken met linkermuisknop of eenmaal aanraken van<br />

muispad:<br />

De cursor wordt in lijsten of invoervensters gepositioneerd.<br />

Menu-items, softkeys of knoppen worden geactiveerd<br />

Dubbelklikken met linkermuisknop of tweemaal aanraken van<br />

muispad:<br />

In lijsten wordt het gekozen element geactiveerd (het<br />

invoervenster wordt geactiveerd).<br />

Eenmaal klikken met rechtermuisknop:<br />

Komt overeen met de ESC-toets. Voorwaarde: de ESC-toets is in<br />

deze situatie toegestaan (bijv. één menustap terug).<br />

Dezelfde functie als de linkermuisknop bij keuze van softkeys of<br />

knoppen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 47<br />

2.1 Gebruikersinterface


2.1 Gebruikersinterface<br />

Werkstandkeuze<br />

U kunt meestal altijd een andere werkstand kiezen. In bepaalde<br />

situaties mag geen andere werkstand worden gekozen als de<br />

dialoogbox is geopend. Sluit in dat geval de dialoogbox, voordat u een<br />

andere werkstand kiest. Bij het veranderen van werkstand blijft deze<br />

in de functie staan die bij het verlaten daarvan actief was.<br />

Bij de programmeer- en bestuurwerkstanden maakt de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

onderscheid tussen de volgende situaties:<br />

Geen werkstand geselecteerd (er staat niets naast het<br />

werkstandpictogram): Kies de gewenste werkstand via het menu<br />

Werkstand geselecteerd (wordt naast het werkstandpictogram<br />

weergegeven): De functies van deze werkstand zijn beschikbaar.<br />

In de programmeer- en bestuurwerkstanden kunt u met een softkey<br />

of door telkens indrukken van de desbetreffende werkstandtoets<br />

naar een andere werkstand omschakelen.<br />

Gegevensinvoer, selecteren van functies<br />

Gegevens worden in invoervensters ingevoerd en gewijzigd. In een<br />

invoervenster zijn diverse invoervelden ondergebracht. U plaatst de<br />

cursor met het touchpad of met de "pijl omhoog/omlaag" in het<br />

invoerveld.<br />

Wanneer de cursor op het invoerveld staat, kunt u gegevens invoeren<br />

of bestaande bestanden overschrijven. Met ”pijl naar links/pijl naar<br />

rechts” verplaatst u de cursor naar een positie in het invoerveld, om<br />

afzonderlijke tekens te wissen of toe te voegen. Met "pijl omhoog/<br />

omlaag" of "Enter" wordt de gegevensinvoer in een invoerveld<br />

afgesloten.<br />

Bij sommige dialogen is het aantal invoervelden te groot voor één<br />

venster. In dat geval wordt gebruik gemaakt van meer invoervensters.<br />

Dit is te zien aan het vensternummer in de kopregel. Met de toets<br />

"PgUp/PgDn" gaat u naar de verschillende invoervensters.<br />

Wanneer u op de knop "OK" drukt, worden ingevoerde of gewijzigde<br />

gegevens door de besturing overgenomen. Als alternatief kunt u,<br />

ongeacht de cursorpositie, op de INS-toets drukken, om de gegevens<br />

over te nemen. Met de knop "Afbreken" of met de ESC-toets wordt de<br />

invoer van gegevens of wijzigingen afgebroken.<br />

48<br />

Toetsen voor keuze van werkstand<br />

Werkstand Handbediening<br />

Werkstand Automatisch bedrijf<br />

Programmeerwerkstanden<br />

Bestuurwerkstanden


Als de dialoog meerdere invoervensters omvat, worden de gegevens<br />

al overgenomen wanneer op ”PgUp/PgDn” wordt gedrukt.<br />

In plaats van de knop OK of Afbreken te selecteren, kunt u<br />

op de INS- of ESC-toets drukken.<br />

Lijstverwerking: DIN PLUS-programma's, gereedschaps- en<br />

parameterlijsten etc. worden in tabelvorm weergegeven. U kunt met<br />

het touchpad of de cursortoetsen in de tabel ”navigeren”, om de<br />

gegevens te bekijken, de positie voor gegevensinvoer of elementen<br />

voor bewerkingen zoals wissen, kopiëren, wijzigen, etc. te selecteren.<br />

Nadat de positie in de tabel of het element in de tabel eenmaal is<br />

geselecteerd, drukt u op de Enter-, INS- of DEL-toets, om de<br />

desbetreffende bewerking uit te voeren.<br />

Menukeuze:Vóór de afzonderlijke menu-items staat een symbool (3 *<br />

3 veld) met een gemarkeerde positie. Dit veld correspondeert met het<br />

numerieke toetsenbord. Druk op de ”gemarkeerde toets” om de<br />

functie te selecteren.<br />

De functiekeuze begint in de horizontale menubalk, dan volgen de<br />

pulldown-menu's. In het pulldown-menu drukt u dan weer op de<br />

"gemarkeerde toets". Als alternatief kiest u met het touchpad of "pijl<br />

omhoog/omlaag" het gewenste menu-item en drukt u op Return.<br />

Softkeys: De betekenis van de softkeys is afhankelijk van de<br />

bedieningssituatie op dat moment. De <strong>CNC</strong> PILOT geeft de functie<br />

van de softkeys aan met symbolen of met trefwoorden.<br />

Bepaalde softkeys werken als "tuimelschakelaar". De werkstand is<br />

ingeschakeld, wanneer het bijbehorende veld "actief" is (gekleurde<br />

achtergrond). De instelling blijft bestaan, totdat u de functie weer<br />

uitschakelt.<br />

Knoppen: Voorbeelden van knoppen: de knop OK en Afbreken om de<br />

dialoogbox af te sluiten, de knoppen voor "Uitgebreide invoer", etc.<br />

Selecteer de knop met de cursor en druk op "ENTER", of selecteer de<br />

knop met het touchpad en bevestig de selectie met de<br />

linkermuisknop.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 49<br />

2.1 Gebruikersinterface


2.2 Info- en foutsysteem<br />

2.2 Info- en foutsysteem<br />

Het info-systeem<br />

Het info-systeem biedt u een uittreksel van het gebruikershandboek<br />

"op het beeldscherm". In de kopregel wordt het geselecteerde<br />

onderwerp vermeld.<br />

U krijgt meestal informatie over de actuele bedieningstoestand<br />

(contextgevoelige helpfunctie). Selecteer de info-onderwerpen op de<br />

volgende wijze, wanneer voor een bedieningstoestand geen<br />

contextgevoelige helpfunctie beschikbaar is:<br />

over de inhoudsopgave<br />

over de index<br />

over zoekfuncties<br />

Kruisverwijzingen zijn in de tekst gemarkeerd. Klik met het touchpad<br />

op de kruisverwijzing, om naar dit onderwerp te springen.<br />

Info-systeem oproepen en verlaten:<br />

U Info-systeem oproepen<br />

50<br />

U Info-systeem verlaten<br />

Inhoud, index, zoekfunctie: Bij de oproep opent het info-systeem het<br />

"standaardvenster" (bovenste afbeelding). Met de softkey schakelt u<br />

het venster "Inhoud/Index" in, om onderwerpen via de inhoudsopgave<br />

of het indexregister, of via de zoekfunctie te bepalen (onderste<br />

afbeelding).<br />

Venster "Inhoud/Index":<br />

U Softkey actief: Venster wordt weergegeven.<br />

U Softkey niet actief: Venster wordt verborgen.<br />

Grootte van het infovenster: Met de softkey schakelt u het<br />

infovenster naar "maximale grootte".<br />

Groot venster of standaardvenster:<br />

U Softkey actief: De info wordt in het "grote venster"<br />

weergegeven.<br />

U Softkey niet actief: De info wordt in het<br />

"standaardvenster" weergegeven.


In het info-systeem navigeren:<br />

U U kunt met het touchpad navigeren op de voor<br />

Windows-systemen gebruikelijke wijze.<br />

Het info-onderwerp is groter dan het venster:<br />

U Met de cursortoetsen "pijl omhoog/omlaag" en "PgUp/<br />

PgDn" navigeert u door het weergegeven infoonderwerp.<br />

Voorwaarde: de cursor bevindt zich in het<br />

"Onderwerpvenster" en niet in het venster Inhoud/<br />

Index.<br />

Cursor verplaatsen:<br />

U Softkeys indrukken. De cursor gaat van het<br />

Onderwerpvenster naar het venster Inhoud/Index, en<br />

omgekeerd.<br />

Volgende/vorige info-onderwerp:<br />

U Het volgende onderwerp uit de inhoudsopgave<br />

oproepen.<br />

U Het vorige onderwerp uit de inhoudsopgave<br />

oproepen.<br />

Volgende/vorige onderwerp: Het info-systeem slaat de "historie" op.<br />

U Naar het vorige info-onderwerp gaan.<br />

U Naar het volgende info-onderwerp gaan.<br />

OEM-helpfunctie: Deze softkey kan alleen worden bediend wanneer<br />

de machinefabrikant informatie in de online-helpfunctie heeft<br />

opgeslagen.<br />

U OEM-helpfunctie oproepen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 51<br />

2.2 Info- en foutsysteem


2.2 Info- en foutsysteem<br />

Contextgevoelige helpfunctie<br />

U krijgt meestal informatie over de actuele bedieningstoestand<br />

(contextgevoelige helpfunctie). Selecteer de info-onderwerpen op de<br />

volgende wijze, wanneer voor een bedieningstoestand geen<br />

contextgevoelige helpfunctie beschikbaar is:<br />

over de inhoudsopgave<br />

over de index<br />

over zoekfuncties<br />

Directe foutmeldingen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT maakt gebruik van een "directe foutmelding", wanneer<br />

directe foutcorrectie mogelijk is. U bevestigt de melding en corrigeert<br />

de fout.<br />

Voorbeeld: De ingevoerde waarde van de parameter ligt buiten het<br />

geldige bereik.<br />

Informatie in de foutmelding:<br />

Beschrijving van de fout: verklaart de fout<br />

Foutnummer: wanneer u contact opneemt over<br />

serviceaangelegenheden<br />

Tijdstip: wanneer de fout is opgetreden (ter informatie)<br />

52<br />

Symbolen<br />

Waarschuwing: De <strong>CNC</strong> PILOT maakt u attent op het<br />

"probleem". De programma-afloop/bediening gaat verder.<br />

Fout: De programma-afloop/bediening wordt gestopt.<br />

Herstel de fout voordat u verderwerkt.


Foutweergave<br />

Als tijdens het opstarten van het systeem, tijdens bedrijf of tijdens de<br />

programma-afloop fouten optreden, dan wordt dit in het datumveld<br />

gemeld, in de statusregel aangegeven en in de foutweergave<br />

opgeslagen.<br />

Zolang er foutmeldingen zijn, licht de datumweergave rood op.<br />

Informatie in de foutmelding:<br />

Beschrijving van de fout: verklaart de fout<br />

Foutnummer: wanneer u contact opneemt over<br />

serviceaangelegenheden<br />

Kanaalnummer: slede waarbij de fout is opgetreden<br />

Tijdstip: wanneer de fout is opgetreden (ter informatie)<br />

Foutklasse (alleen bij fouten):<br />

Achtergrond: De melding is bedoeld als informatie of er is een<br />

"kleine" fout opgetreden.<br />

Afbreken: Het lopende proces (uitvoering van een cyclus,<br />

verplaatsingscommando, etc.) is afgebroken. Nadat de fout is<br />

verholpen, kunt u verderwerken.<br />

Noodstop: Verplaatsingen en de uitvoering van het DINprogramma<br />

werden gestopt. Nadat de fout is verholpen, kunt u<br />

verderwerken.<br />

Reset: Verplaatsingen en de uitvoering van het DIN-programma<br />

werden gestopt. Schakel het systeem korte tijd uit en start het<br />

weer. Neem contact op met uw leverancier als deze fout zich<br />

nogmaals voordoet.<br />

Systeemfouten, interne fout: Als er een systeemfout of een interne<br />

fout optreedt, noteert u dan alle gegevens met betrekking tot deze<br />

melding en informeert u de leverancier. Interne fouten kunnen niet<br />

worden gecorrigeerd. Schakel de besturing uit en start deze opnieuw op.<br />

Waarschuwingen tijdens de simulatie: Indien er bij de simulatie van<br />

een NC-programma waarschuwingsmeldingen verschijnen, toont de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT dit in de statusregel.<br />

Foutmeldingen bekijken en wissen:<br />

U Foutweergave activeren. Het foutsysteem toont alle<br />

opgetreden fouten.<br />

U Wanneer er meerdere fouten worden weergegeven,<br />

navigeert u met de cursortoetsen in de<br />

foutweergave.<br />

U Wist de door de cursor gemarkeerde foutmelding.<br />

U Wist alle foutmeldingen.<br />

U Meer informatie over de door de cursor gemarkeerde<br />

velden weergeven.<br />

U Foutweergave verlaten.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 53<br />

2.2 Info- en foutsysteem


2.2 Info- en foutsysteem<br />

Aanvullende informatie over foutmeldingen<br />

Druk bij een foutmelding op de infotoets of plaats de cursor in de<br />

foutweergave op de foutmelding en druk dan op de infotoets voor<br />

meer informatie over een foutmelding.<br />

Betekenis van de softkeys:<br />

U Info over de volgende foutmelding.<br />

PLC-uitlezing<br />

54<br />

U Info over de vorige foutmelding.<br />

U Gaat naar het algemene info-systeem<br />

U Gaat naar het algemene info-systeem<br />

Het PLC-venster wordt voor PLC-meldingen en de PLC-diagnose<br />

gebruikt. In het machinehandboek vindt u informatie over het PLCvenster.<br />

PLC-uitlezing activeren:<br />

U Opent de "foutweergave"<br />

U Schakelt naar het PLC-venster om<br />

U PLC-venster verlaten<br />

U Terug naar de foutweergave<br />

Het PLC-venster wordt als alternatief voor het foutvenster getoond.


2.3 Gegevensbeveiliging<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT slaat NC-programma's, gegevens van bedrijfsmiddelen<br />

en parameters op de harde schijf op. Omdat beschadiging van de<br />

harde schijf, bijvoorbeeld door een te grote trillings- of schokbelasting,<br />

niet uit te sluiten is, adviseert HEIDENHAIN u de gemaakte<br />

programma's, gegevens van bedrijfsmiddelen en parameters<br />

regelmatig op een pc of op een USB-opslagmedium op te slaan.<br />

Op de pc kunt u van Data<strong>Pilot</strong> <strong>4290</strong>, het WINDOWS-programma<br />

"Explorer" of andere geschikte programma's voor gegevensbeveiliging<br />

gebruik maken.<br />

Voor de uitwisseling en beveiliging van gegevens heeft u de<br />

beschikking over de Ethernet-interface en de USB-interface. Ook<br />

kunnen via de seriële interface (RS232) gegevens worden<br />

uitgewisseld.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 55<br />

2.3 Gegevensbeveiliging


2.4 Begripsverklaring<br />

2.4 Begripsverklaring<br />

MP: Met machineparameters (MP) wordt de besturing aan de<br />

machine aangepast, worden instellingen uitgevoerd, etc.<br />

Cursor: In lijsten of bij de gegevensinvoer is een element in de lijst,<br />

een invoerveld of een teken gemarkeerd. Deze "markering" wordt<br />

cursor genoemd.<br />

Cursortoetsen: Met de "pijltoetsen" en de toetsen "PgUp/PgDn" of<br />

het touchpad verplaatst u de cursor.<br />

Navigeren: In lijsten of in het invoerveld verplaatst u de cursor om<br />

de positie te selecteren die u wilt bekijken, wijzigen, aanvullen of<br />

wissen. U "navigeert" door de lijst.<br />

Actieve/niet-actieve functies, menu-items: Functies of softkeys<br />

die op dit moment niet kunnen worden gekozen, worden "kleurloos"<br />

weergegeven.<br />

Dialoogbox: Andere naam voor een invoervenster.<br />

Bewerken: Het wijzigen, aanvullen en wissen van parameters,<br />

commando’s etc. in de programma’s, gereedschapsgegevens of<br />

parameters wordt "bewerken" genoemd.<br />

Default-waarde: Wanneer aan parameters van DIN-commando’s of<br />

andere parameters vooraf waarden zijn toegekend, spreken wij van<br />

"default-waarden".<br />

Byte: De capaciteit van disks wordt in "byte" aangegeven. Omdat de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT van een harde schijf is voorzien, wordt de<br />

programmalengte (bestandslengte) ook in byte aangegeven.<br />

Extensie: Bestandsnamen bestaan uit de eigenlijke "naam" en de<br />

"extensie". De naam en extensie zijn door een "." van elkaar<br />

gescheiden. Met de extensie wordt het bestandstype aangegeven.<br />

Voorbeelden:<br />

"*.NC"DIN-programma's<br />

"*.NCS"DIN-subprogramma's<br />

"*.MAS"Machineparameters<br />

56


Handbediening en<br />

automatisch bedrijf<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 57


3.1 Inschakelen, uitschakelen, referentieprocedure<br />

3.1 Inschakelen, uitschakelen,<br />

referentieprocedure<br />

Inschakelen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT toont in de kopregel de afzonderlijke stappen van de<br />

systeemstart. Vervolgens vraagt de <strong>CNC</strong> PILOT u een werkstand te<br />

kiezen.<br />

Of er een referentieprocedure nodig is, hangt af van de voor uw<br />

machine gebruikte meetsystemen:<br />

EnDat-impulsgever: er is geen referentieprocedure vereist.<br />

Afstandsgecodeerde impulsgever: de positie van de assen is na een<br />

korte referentieprocedure bepaald.<br />

Standaardimpulsgever: de assen verplaatsen zich naar bekende<br />

machinevaste punten.<br />

Na beëindiging van de referentieprocedure:<br />

wordt de digitale uitlezing geactiveerd.<br />

kan automatisch bedrijf worden gekozen.<br />

Referentieprocedure voor alle assen<br />

"Ref > Referentie automatisch" kiezen<br />

De dialoogbox "Status referentieprocedure" informeert u over de<br />

actuele status.<br />

Sledes waarvoor de referentieprocedure moet worden uitgevoerd of<br />

"alle sledes" instellen (dialoogbox "Referentie automatisch")<br />

58<br />

De software-eindschakelaars zijn pas na de<br />

referentieprocedure in bedrijf.<br />

Met "Cyclusstart" wordt de referentieprocedure gestart<br />

Met "Aanzetstop" wordt de referentieprocedure<br />

onderbroken. Met cyclusstart wordt de<br />

referentieprocedure voortgezet.<br />

Met "Cyclusstop" wordt de referentieprocedure<br />

afgebroken


De volgorde waarin de referentiepunten van de assen<br />

worden aangelopen, is in MP's 203, 253, .. vastgelegd.<br />

Referentie tippen voor afzonderlijke as<br />

"Ref > Referentie tippen" kiezen<br />

De dialoogbox "Status referentieprocedure" informeert u over de<br />

actuele status.<br />

Sledes en as instellen (dialoogbox "Referentie tippen")<br />

Zolang u de toets "Cyclusstart" ingedrukt houdt, wordt<br />

de referentieprocedure uitgevoerd. Wanneer de toets<br />

wordt losgelaten, wordt de referentieprocedure<br />

onderbroken.<br />

Met "Cyclusstop" wordt de referentieprocedure<br />

afgebroken.<br />

Bewaking van de EnDat-impulsgevers<br />

Wanneer uw machine met EnDat-impulsgevers is uitgerust, slaat de<br />

besturing de asposities bij uitschakeling op. Bij inschakeling vergelijkt<br />

de <strong>CNC</strong> PILOT voor elke as de inschakelpositie met de opgeslagen<br />

uitschakelpositie.<br />

Bij afwijkingen volgt er een van de onderstaande foutmeldingen:<br />

"As werd na het uitschakelen van de machine verplaatst.": controleer<br />

en bevestig de actuele positie, als de as inderdaad werd verplaatst.<br />

"Opgeslagen impulsgeverpositie van de as is ongeldig.": Deze<br />

melding is correct, wanneer de besturing voor de eerste keer wordt<br />

ingeschakeld en wanneer de impulsgever of andere betrokken<br />

componenten van de besturing vervangen zijn.<br />

"Parameters zijn gewijzigd. Opgeslagen impulsgeverpositie van de<br />

as is ongeldig.": Deze melding is correct, als er<br />

configuratieparameters gewijzigd zijn.<br />

Bovengenoemde meldingen kunnen ook het gevolg zijn van een<br />

defect in de impulsgever of in de besturing. Neem contact op met uw<br />

machineleverancier wanneer dit probleem zich vaker voordoet.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 59<br />

3.1 Inschakelen, uitschakelen, referentieprocedure


3.1 Inschakelen, uitschakelen, referentieprocedure<br />

Uitschakelen<br />

"Shutdown" is in de programmeer- en bestuurwerkstanden<br />

beschikbaar, als er geen werkstand is geselecteerd.<br />

60<br />

U Op de softkey drukken om de <strong>CNC</strong> PILOT uit te<br />

schakelen.<br />

U De vraag om bevestiging met "OK" beantwoorden. De<br />

<strong>CNC</strong> PILOT vraagt u na enkele seconden de machine<br />

uit te schakelen.<br />

De correcte uitschakeling wordt in de fouten-logfile vermeld.


3.2 Werkstand Handbediening<br />

De werkstand Handbediening omvat functies voor het instellen van de<br />

draaibank, het bepalen van de gereedschapsmaten en de functies<br />

voor het handmatig bewerken van werkstukken.<br />

Functies:<br />

Handbediening: met de "machinetoetsen" en het handwiel worden<br />

de spillen gestuurd en de assen verplaatst, om het werkstuk te<br />

kunnen bewerken.<br />

Instelwerkstand: hier het gebruikte gereedschap invoeren,<br />

werkstuknulpunt, gereedschapswisselpositie, afmetingen van<br />

veiligheidszone etc. instellen. Hiermee bereidt u de machine voor op<br />

de bewerking van werkstukken.<br />

Gereedschapsmaten bepalen: de gereedschapsmaten kunnen<br />

worden bepaald door "aanraken" of met een meettaster. Als<br />

alternatief kunt u de met een meetsysteem vastgestelde maten in<br />

de gereedschapsdatabase invoeren.<br />

Voor de handbediening kunt u maximaal zes varianten van de<br />

machine-uitlezing configureren (zie "Machine-uitlezing" op<br />

bladzijde 98). Met de softkey kan worden ingesteld welke variant<br />

moet worden weergegeven.<br />

Tijdens handbediening worden de gegevens afhankelijk<br />

van de instelling van regelparameter 1 metrisch of in inch<br />

ingevoerd en weergegeven.<br />

Let op het volgende wanneer er voor de machine geen<br />

referentieprocedure is uitgevoerd:<br />

de digitale uitlezing is ongeldig.<br />

de software-eindschakelaars zijn niet actief.<br />

Softkeys voor handbedienings- en<br />

instelfuncties<br />

Handwiel aan een as toewijzen<br />

Oplossend vermogen van<br />

Machine-uitlezing omschakelen<br />

Revolver één positie terug<br />

Revolver één positie vooruit<br />

Aanzet per omwenteling invoeren<br />

Spiltoerental invoeren<br />

M-functie invoeren<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 61<br />

3.2 Werkstand Handbediening


3.2 Werkstand Handbediening<br />

Machinegegevens invoeren<br />

Aanzet instellen<br />

In menugroep "F" kan een aanzet per omwenteling of per minuut<br />

worden vastgelegd.<br />

Aanzet per omwenteling instellen:<br />

U "F > Aanzet per omwenteling" kiezen<br />

U Aanzet in "mm/omw" (of "inch/omw") invoeren<br />

Aanzet per minuut instellen:<br />

U "F > Aanzet per minuut" kiezen<br />

U Aanzet in "mm/min" (of "inch/min") invoeren<br />

Spiltoerental of spilpositie instellen<br />

In menugroep "S" kunt u het spiltoerental en een constante<br />

snijsnelheid vastleggen of de spil positioneren.<br />

Spiltoerental instellen:<br />

U "S > Toerental S" kiezen<br />

U Toerental in "omw/min" invoeren<br />

Constante snijsnelheid instellen:<br />

U "S > V-constant" kiezen<br />

U Snijsnelheid in "m/min" (of "ft/min") invoeren<br />

Toerentalbegrenzing instellen:<br />

Vanaf softwareversie 625 952-05 beschikbaar.<br />

Voorwaarde: aanmelding als "NC-programmeur" (of hoger).<br />

U Spil met de spilschakelaar instellen<br />

U "S > Toerentalbegrenzing" kiezen<br />

U Max. toerental in "omw/min" invoeren<br />

Als voorgestelde waarde wordt de actuele toerentalgrens van de<br />

geselecteerde spil invoeren. De ingevoerde toerentalgrens wordt in<br />

machineparameter 805, .. (absoluut max. toerental) opgeslagen.<br />

Puntstopzetting uitvoeren (spil positioneren):<br />

U Spil met de spilschakelaar instellen<br />

U "S > Puntstopzetting" kiezen<br />

U Hoekpositie invoeren (dialoogbox "Puntstopzetting")<br />

62<br />

De constante snijsnelheid kan alleen voor sledes met een<br />

X-as worden ingevoerd.<br />

U Met "Cyclusstart" wordt de spil gepositioneerd<br />

U Met "Cyclusstop" verlaat u de dialoogbox


Gereedschap inspannen<br />

U "T" kiezen; revolverpositie invoeren, of<br />

U volgende revolverpositie, of<br />

U vorige revolverpositie, of<br />

Functies van de gereedschapswissel:<br />

Gereedschap naar binnen zwenken<br />

"Nieuwe" gereedschapsmaten verrekenen<br />

"Nieuwe" actuele waarden in de digitale uitlezing tonen<br />

M-functies in handbediening<br />

In menugroep "M" kunnen de uit te voeren M-functies direct worden<br />

vastgelegd of kunt u de gewenste functie via het menu selecteren.<br />

M-functie uitvoeren:<br />

U "M > M-direct" kiezen<br />

U M-nummer invoeren (dialoogbox "M-functie")<br />

U Met "Cyclusstart" wordt de M-functie uitgevoerd<br />

U Met "Cyclusstop" verlaat u de dialoogbox<br />

M-functie selecteren en uitvoeren:<br />

U "M" kiezen<br />

U M-functie via het menu selecteren<br />

U Met "Cyclusstart" wordt de M-functie uitgevoerd<br />

U Met "Cyclusstop" verlaat u de dialoogbox<br />

Het M-menu is machineafhankelijk. Het kan van het hier<br />

getoonde voorbeeld afwijken.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 63<br />

3.2 Werkstand Handbediening


3.2 Werkstand Handbediening<br />

Handmatige draaibankbewerking<br />

In de menugroep "Manueel" zijn G-functies, eenvoudig langs- en<br />

kopdraaien en door de machinefabrikant voorbereide NCprogramma's<br />

voor Manueel ondergebracht.<br />

Eenvoudig langs- en kopdraaien:<br />

U "Manueel > Cont. aanzet" kiezen<br />

U Aanzetrichting kiezen (dialoogbox "Cont. aanzet")<br />

U De aanzet met de cyclustoetsen regelen<br />

G-functie uitvoeren:<br />

U "Manueel > G-functie" kiezen<br />

U G-nummer invoeren (dialoogbox "G-nummer")<br />

U Functieparameters invoeren<br />

U Op "OK" klikken: de G-functie wordt uitgevoerd<br />

De volgende G-functies zijn toegestaan:<br />

G30 – Bewerking van de achterkant<br />

G710 – Gereedschapsmaten toevoegen<br />

G602..G699 – PLC-functies<br />

NC-programma's (Manueel)<br />

Afhankelijk van de configuratie van de draaibank voert de<br />

machinefabrikant NC-programma's in als aanvulling op de<br />

handbediening (bijv.: bewerking aan de achterkant inschakelen).<br />

U "Manueel" kiezen<br />

U Het gewenste "NC-programma (Manueel)" via het menu selecteren<br />

U De besturing laadt het NC-programma en toont het<br />

U Met "Cyclusstart" wordt het NC-programma<br />

geactiveerd<br />

64<br />

Bij "Continue bediening" moet een aanzet per<br />

omwenteling zijn vastgelegd.


Handwiel<br />

U Handwiel aan een hoofdas of C-as toewijzen<br />

(dialoogbox "Handwielassen").<br />

U Aanzet resp. rotatiehoek per handwielstap instellen<br />

(dialoogbox "Handwielassen").<br />

U Handwieltoewijzing opheffen: op softkey<br />

"Handwiel" bij geopende dialoogbox drukken.<br />

De toewijzing van het handwiel en het oplossend vermogen van het<br />

handwiel worden getoond in de machine-uitlezing (de letteraanduiding<br />

van de as en de decimaal van het oplossend vermogen van het<br />

handwiel worden gemarkeerd).<br />

De toewijzing van het handwiel wordt door de volgende<br />

gebeurtenissen opgeheven:<br />

Slede-omschakeling<br />

Verandering van werkstand<br />

Bedienen van een jogtoets<br />

Spil- en jogtoetsen<br />

De toetsen van het "machinebedieningspaneel" worden gebruikt voor<br />

de bewerking van het werkstuk tijdens handbediening en bij speciale<br />

functies, zoals posities/correctiewaarden (Teach-in, aanraken, etc.)<br />

bepalen.<br />

De activering van het gereedschap, en het vastleggen van het<br />

spiltoerental en de aanzet vinden via het menu plaats.<br />

De volgende parameters legt u met MP's vast:<br />

MP 805, 855, ...: Spiltoerental bij "tippen"<br />

MP 204, 254, ...: IJlgang<br />

Wanneer de X- en Z-jogtoetsen gelijktijdig worden<br />

ingedrukt, wordt de slede diagonaal verplaatst.<br />

Spiltoetsen<br />

Spil in richting M3/M4<br />

inschakelen<br />

De spil draait in richting M3/M4<br />

zolang de toets wordt ingedrukt<br />

(spil "tippen")<br />

Spilstop<br />

Jogtoetsen (jogtasten)<br />

Slede in X-richting verplaatsen<br />

Slede in Z-richting verplaatsen<br />

Slede in Y-richting verplaatsen<br />

Slede in ijlgang verplaatsen:<br />

ijlgangtoets en jogtoets<br />

gelijktijdig indrukken<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 65<br />

3.2 Werkstand Handbediening


3.2 Werkstand Handbediening<br />

Slede- en spilschakeltoets<br />

Bij draaibanken met meer sledes zijn de volgende toetsen, functies en<br />

uitlezingen gerelateerd aan de gekozen slede:<br />

Jogtoetsen<br />

Instelfuncties (bijv.: werkstuknulpunt instellen,<br />

gereedschapswisselpositie instellen, etc.)<br />

Sledeafhankelijke uitlezingselementen van de machine-uitlezing<br />

Uitlezing van de "gekozen slede": Machine-uitlezing<br />

De "gekozen slede" wordt in de "slede-uitlezing" aangegeven (zie<br />

"Machine-uitlezing" op bladzijde 98).<br />

Andere slede kiezen: sledeschakeltoets<br />

Bij draaibanken met meer spillen zijn de volgende toetsen en<br />

uitlezingen gerelateerd aan de gekozen spil:<br />

Spiltoetsen<br />

Spilafhankelijke uitlezingselementen van de machine-uitlezing<br />

De "gekozen spil" wordt in de "spiluitlezing" aangegeven (zie "Machineuitlezing"<br />

op bladzijde 98).<br />

Andere spil kiezen: spilschakeltoets<br />

66<br />

Slede- en spilschakeltoets<br />

Naar de volgende slede omschakelen<br />

Naar de volgende spil omschakelen


3.3 Gereedschaps- en<br />

spanmiddeltabel<br />

In de magazijntabel (revolvertabel) wordt de actuele bezetting van de<br />

gereedschapshouder aangegeven. Bij het "instellen van de<br />

gereedschapstabel" voert u de ID-nummers van het gereedschap in.<br />

Bij het instellen van de gereedschapstabel kunt u gebruikmaken van<br />

de gegevens van het programmadeel REVOLVER uit het NCprogramma.<br />

De functies "Tabel vergelijken, tabel overnemen" hebben<br />

betrekking op het laatste tijdens automatisch bedrijf vertaalde NCprogramma.<br />

Botsingsgevaar<br />

Vergelijk de gereedschapstabel met de bezetting van de<br />

gereedschapshouder en controleer de<br />

gereedschapsgegevens vóór de programma-afloop.<br />

De gereedschapstabel en de maten van de ingevoerde<br />

gereedschappen moeten overeenkomen met de<br />

actuele omstandigheden, omdat de <strong>CNC</strong> PILOT deze<br />

gegevens bij alle sledebewegingen, bij de bewaking van<br />

de veiligheidszone, etc. meeberekent.<br />

Softkeys voor het instellen van de<br />

gereedschapstabel<br />

Gereedschap wissen<br />

Gereedschap vanaf het "klembord"<br />

overnemen<br />

Gereedschap wissen<br />

Gereedschap op het "klembord"<br />

plaatsen<br />

Gereedschapsparameters bewerken<br />

Gegevens in de database –<br />

gesorteerd op gereedschapstype<br />

Gegevens in de database –<br />

gesorteerd op ID-nummer<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 67<br />

3.3 Gereedschaps- en spanmiddeltabel


3.3 Gereedschaps- en spanmiddeltabel<br />

Gereedschapstabel instellen<br />

Bij "Gereedschapstabel instellen" verklaart u de gereedschapstabel<br />

onafhankelijk van de gegevens van een NC-programma.<br />

Gereedschap invoeren<br />

"Instellen > Gereedschapstabel > Tabel instellen" kiezen<br />

Gereedschapsplaats kiezen<br />

Gereedschap direct invoeren:<br />

op ENTER (of INS-toets) drukken: de <strong>CNC</strong> PILOT opent de dialoogbox<br />

"Instellen"<br />

ID-nummer invoeren en dialoogbox afsluiten<br />

Gereedschap uit de database kiezen:<br />

Gereedschap op typemasker gesorteerd in tabel<br />

opnemen, of<br />

68<br />

Gereedschappen op ID-nummer-masker gesorteerd<br />

in tabel opnemen<br />

Cursor op gewenst gereedschap plaatsen<br />

Gereedschap overnemen


Gereedschap wissen<br />

"Instel > Gereedschapstabel > Tabel instellen" kiezen<br />

Gereedschapsplaats kiezen<br />

Softkey of<br />

DEL-toets indrukken: het gereedschap wordt gewist<br />

Van gereedschapsplaats wisselen<br />

"Instel > Gereedschapstabel > Tabel instellen" kiezen<br />

Gereedschapsplaats kiezen<br />

Wist het gereedschap en slaat het op in het "klembord<br />

voor ID-nummers"<br />

Nieuwe gereedschapsplaats kiezen<br />

Neemt het gereedschap over uit het "klembord voor<br />

ID-nummers". Als de plaats bezet is, wordt het "tot op<br />

dat moment gebruikte gereedschap" op het klembord<br />

gezet.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 69<br />

3.3 Gereedschaps- en spanmiddeltabel


3.3 Gereedschaps- en spanmiddeltabel<br />

Gereedschapstabel met NC-programma<br />

vergelijken<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT vergelijkt de actuele gereedschapstabel met de<br />

gegevens in het laatste tijdens automatisch bedrijf vertaalde NCprogramma.<br />

De gegevens in het programmadeel REVOLVER gelden<br />

als nominaal gereedschap.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT geeft het volgende gereedschap gemarkeerd weer:<br />

Werkelijk gereedschap is anders dan nominaal gereedschap<br />

Werkelijk gereedschap: niet bezet; nominaal gereedschap: bezet<br />

Gereedschapsplaatsen die volgens het NC-programma niet zijn bezet,<br />

kunnen niet worden gekozen.<br />

70<br />

Botsingsgevaar<br />

Gereedschapsplaatsen die bezet zijn, maar die volgens<br />

het NC-programma niet nodig zijn, worden niet<br />

germarkeerd weergegeven.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT houdt rekening met het werkelijk<br />

ingevoerde gereedschap, zelfs wanneer dit niet<br />

overeenkomt met de nominale bezetting.


Gereedschapslijst vergelijken<br />

"Instel > Gereedschapstabel > Tabel vergelijken" kiezen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT toont de actuele bezetting van de gereedschapstabel<br />

en markeert de afwijkingen van de geprogrammeerde<br />

gereedschapstabel.<br />

Gemarkeerde gereedschapsplaats selecteren<br />

Op INS-toets (of ENTER) drukken: de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

opent de dialoogbox "Vergelijking nominale/werk.<br />

waarde"<br />

Identificatienummer van "nominaal gereedschap" in<br />

de gereedschaptabel overnemen<br />

Gereedschap in de database zoeken<br />

Gereedschap overnemen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 71<br />

3.3 Gereedschaps- en spanmiddeltabel


3.3 Gereedschaps- en spanmiddeltabel<br />

Gereedschapstabel uit NC-programma<br />

overnemen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT neemt de "nieuwe gereedschapsbezetting" over uit het<br />

programmadeel REVOLVER (referentie: het laatste tijdens<br />

automatisch bedrijf vertaalde NC-programma).<br />

Afhankelijk van de bezetting van de gereedschapshouder op dat<br />

moment kunnen de volgende situaties zich voordoen:<br />

Gereedschap wordt niet gebruikt: De <strong>CNC</strong> PILOT voert het<br />

"nieuwe gereedschap" in de gereedschapstabel in. Posities die in de<br />

"oude gereedschapstabel" al waren bezet, maar niet in de "nieuwe<br />

tabel" worden gebruikt, blijven behouden. Indien gewenst, kan het<br />

gereedschap worden gewist.<br />

Gereedschap staat op een andere positie: Een gereedschap<br />

wordt niet ingevoerd als het wel in de gereedschapstabel staat,<br />

maar in de nieuwe bezetting een andere positie krijgt. De <strong>CNC</strong><br />

PILOT meldt deze fout. Kies een andere gereedschapsplaats.<br />

Zolang een gereedschapspositie van de nominale bezetting afwijkt,<br />

wordt deze gemarkeerd weergegeven.<br />

Gereedschapstabel overnemen<br />

"Instel > Gereedschapstabel > Tabel overnemen" kiezen.<br />

Eenvoudig gereedschap<br />

Met de instelfuncties kan alleen gereedschap worden ingevoerd dat in<br />

de database bekend is. Als het NC-programma gebruikmaakt van<br />

"eenvoudig gereedschap", is de procedure als volgt:<br />

U NC-programma vertalen: de <strong>CNC</strong> PILOT werkt de<br />

gereedschapstabel automatisch bij.<br />

U Wanneer de posities in de gereedschapstabel met "oud<br />

gereedschap" zijn bezet, volgt de vraag "Gereedschapstabel<br />

bijwerken?" – er wordt bijgewerkt nadat u hiervoor toestemming<br />

hebt gegeven.<br />

Gereedschap dat niet in de database is opgenomen, krijgt geen<br />

identificatienummer maar de extensie "_AUTO_xx" (xx: T-nummer).<br />

72<br />

Botsingsgevaar<br />

Gereedschapsplaatsen die bezet zijn, maar die volgens<br />

het NC-programma niet nodig zijn, blijven gehandhaafd.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT houdt rekening met het werkelijk<br />

ingevoerde gereedschap, zelfs wanneer dit niet<br />

overeenkomt met de nominale bezetting.<br />

Leg de parameters van "eenvoudig gereedschap" in het<br />

NC-programma vast.


Standtijdbeheer<br />

Met de functie Standtijdbeheer wordt de gereedschapsgroep<br />

vastgelegd en wordt het gereedschap als "gebruiksklaar" aangeduid.<br />

De standtijd/het aantal stuks wordt in de gereedschapsdatabase<br />

vastgelegd.<br />

In de gereedschapstabel staan behalve ID-nummers en<br />

gereedschapsaanduidingen de gegevens van het gereedschapsstandtijdbeheer:<br />

status: de resterende standtijd/het resterend aantal stuks<br />

Gebruiksklaar: als de standtijd is verstreken/het aantal stuks is<br />

bereikt, is het gereedschap "niet gebruiksklaar".<br />

Verv. ger. (vervangend gereedschap): als het gereedschap niet<br />

gebruiksklaar is, wordt het vervangend gereedschap gebruikt.<br />

De dialoogbox "Standtijdbeheer" wordt gebruikt voor het invoeren en<br />

weergeven van de standtijdgegevens.<br />

Wisselcodes die bij "Wisselcode 1, 2" worden ingevoerd, kunnen bij<br />

het programmeren van variabelen in het NC-programma worden<br />

verwerkt.<br />

Parameter "Standtijdbeheer":<br />

Verv. ger. (vervangend gereedschap): T-nummer (revolverpositie)<br />

van het vervangend gereedschap<br />

Wisselcode 1: wisselcode die bij het verstrijken van de standtijd of<br />

het bereiken van het aantal stuks voor dit gereedschap wordt<br />

geactiveerd (wisselcode 21..59).<br />

Wisselcode 2: wisselcode die bij het verstrijken van de standtijd of<br />

het bereiken van het aantal stuks voor het "laatste gereedschap" van<br />

deze gereedschapsgroep wordt geactiveerd (wisselcode 21..59).<br />

Gebruiksklaar: geeft aan of het gereedschap "gebruiksklaar/niet<br />

gebruiksklaar" is (geldt alleen voor standtijdbeheer).<br />

De standtijdgegevens worden alleen bij actief<br />

gereedschaps-standtijdbeheer verwerkt.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 73<br />

3.3 Gereedschaps- en spanmiddeltabel


3.3 Gereedschaps- en spanmiddeltabel<br />

Standtijdparameters invoeren<br />

"Instel > Gereedschapstabel > Standtijdbeheer" kiezen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT toont het ingevoerde gereedschap<br />

Gereedschapsplaats kiezen<br />

Op ENTER drukken: de <strong>CNC</strong> PILOT opent de dialoogbox<br />

"Standtijdbeheer"<br />

Het vervangend gereedschap en de overige standtijdparameters<br />

invoeren.<br />

Op knop "Nieuwe snijkant" klikken: de <strong>CNC</strong> PILOT neemt de standtijd/<br />

het aantal stuks uit de database over en definieert het gereedschap<br />

gebruiksklaar.<br />

Standtijdgegevens van alle gereedschappen van de revolver bijwerken<br />

"Instel > Gereedschapstabel > Standtijdbeheer bijwerken" kiezen<br />

"Vraag om bevestiging" met OK bevestigen: de <strong>CNC</strong> PILOT neemt de<br />

standtijd/het aantal stuks uit de database over en definieert alle<br />

gereedschappen van de gereedschapshouder gebruiksklaar.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT toont ter controle de "gereedschapstabel<br />

standtijdbeheer".<br />

Toepassingsvoorbeeld: u hebt de snijkanten van al het ingezette<br />

gereedschap vervangen en wilt de werkstukproductie "met<br />

standtijdbeheer" voortzetten.<br />

74


Spanmiddeltabel instellen<br />

De spanmiddeltabel wordt door de "meelopende grafische<br />

weergave" verwerkt.<br />

Met "PgUp/PgDn" schakelt u naar de spanmiddelbezetting van andere<br />

spillen.<br />

Parameter "Spil x" (hoofdspil, spil 1, ..)<br />

Klauwplaat-ID: verwijzing naar de database<br />

Spanklauw-ID: verwijzing naar de database<br />

Spanhulp-ID: verwijzing naar de database<br />

Spanvorm: inwendig/uitwendig opspannen en toegepaste positie in<br />

de klauw van de opspanning vastleggen<br />

Spandiameter: diameter waarmee het werkstuk wordt<br />

ingespannen. (Diameter van het werkstuk bij het uitwendig<br />

opspannen; binnendiameter bij het inwendig opspannen)<br />

Parameter "losse kop"<br />

Pinolepunt-ID: verwijzing naar de database<br />

Spanmiddeltabel instellen<br />

"Instel > Spanmiddelen > Hoofdspil (of losse kop)" kiezen<br />

Voor klauwplaat, spanklauw en spanhulp: ID-nummer van de<br />

spanmiddelen invoeren<br />

Spanmiddelen volgens typemasker in tabel opnemen<br />

Spanmiddelen volgens ID-nummer-masker in tabel<br />

opnemen<br />

Spanmiddelen uit de database kiezen<br />

Spandiameter invoeren<br />

Spanvorm: softkey meermaals indrukken om de<br />

spanvorm in te stellen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 75<br />

3.3 Gereedschaps- en spanmiddeltabel


3.4 Instelfuncties<br />

3.4 Instelfuncties<br />

Gereedschapswisselpositie instellen<br />

Bij de functie G14 verplaatst de slede zich naar de<br />

gereedschapswisselpositie. Deze positie moet zover van het<br />

werkstuk verwijderd zijn, dat u de revolver naar iedere positie kunt<br />

zwenken.<br />

De gereedschapswisselpositie is een instelparameter.<br />

Gereedschapswisselpositie instellen<br />

76<br />

De gereedschapswisselpositie wordt als afstand tussen<br />

machinenulpunt en referentiepunt van de<br />

gereedschapshouder ingevoerd en weergegeven. Omdat<br />

deze waarden niet in de digitale uitlezing worden getoond,<br />

is het raadzaam voor de gereedschapswisselpositie een<br />

"teach-in" uit te voeren.<br />

Bij meer sledes: sledes vastleggen<br />

"Instel > Gereedschapswisselpositie" kiezen<br />

De dialoogbox "Gereedschapswisselpositie" toont de geldige positie.<br />

Gereedschapswisselpositie invoeren<br />

Teach-in van gereedschapswisselpositie<br />

Slede naar de "gereedschapswisselpositie"<br />

verplaatsen.<br />

Positie als gereedschapswisselpositie overnemen, of<br />

As naar de "gereedschapswisselpositie" verplaatsen<br />

(of X-as, of Y-as).<br />

Positie van de as overnemen


Werkstuknulpunt verschuiven<br />

De werkstuknulpunt is een instelparameter.<br />

Werkstuknulpunt vastleggen<br />

Bij meer sledes: sledes vastleggen<br />

Gereedschap naar binnen zwenken<br />

"Instel > Nulpunt verschuiven" kiezen<br />

De dialoogbox "Nulpunt verschuiven" toont het geldige<br />

werkstuknulpunt.<br />

Eindvlak aanraken<br />

De "verschuiving" is gerelateerd aan het<br />

machinenulpunt.<br />

U kunt het werkstuknulpunt voor alle hoofdassen<br />

verschuiven.<br />

Aanraakpositie = werkstuknulpunt<br />

Aanraakpositie als werkstuknulpunt overnemen<br />

Werkstuknulpunt ten opzichte van aanraakpositie<br />

Aanraakpositie overnemen<br />

"Meetwaarde" (afstand tussen aanraakpositie en werkstuknulpunt)<br />

invoeren<br />

Positie van het werkstuknulpunt invoeren<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 77<br />

3.4 Instelfuncties


3.4 Instelfuncties<br />

Veiligheidszone vastleggen<br />

De parameters van de veiligheidszone worden in MP 1116, 1156, ..<br />

beheerd.<br />

Veiligheidszone vastleggen<br />

Willekeurig gereedschap inspannen (niet T0).<br />

"Instel > Veiligheidszones" kiezen<br />

Teach-in van parameters van veiligheidszone per as<br />

Invoerveld kiezen.<br />

Gereedschap op "grens van veiligheidszone" positioneren.<br />

Positie als "veiligheidszone –X" overnemen (of +X, –Y,<br />

+Y, –Z, +Z)<br />

Teach-in van positieve of negatieve parameters van de<br />

veiligheidszone<br />

Willekeurig positief of negatief invoerveld kiezen.<br />

Gereedschap op de positieve of negatieve "grens van de<br />

veiligheidszone" positioneren.<br />

Alle positieve of alle negatieve asposities overnemen<br />

Parameters van veiligheidszone invoeren<br />

78<br />

Parameters van veiligheidszone:<br />

zijn bedoeld voor "controle van de veiligheidszone", niet<br />

als software-eindschakelaars<br />

zijn gerelateerd aan het machinenulpunt<br />

X-waarden zijn radiusmaten<br />

99999/–99999 betekent: geen bewaking van deze zijde<br />

van de veiligheidszone


Machinematen instellen<br />

De functie houdt rekening met de machinematen 1..9 en per maat met<br />

de "geconfigureerde assen". U kunt machinematen in het NCprogramma<br />

gebruiken.<br />

Machinematen worden in MP 7 beheerd.<br />

Machinematen zijn gerelateerd aan het machinenulpunt.<br />

Machinematen vastleggen<br />

"Instel > Machinematen" kiezen<br />

"Machinemaatnummer" invoeren<br />

Teach-in van afzonderlijke machinemaat<br />

Invoerveld kiezen.<br />

As naar "positie" verplaatsen.<br />

Aspositie als machinemaat overnemen (of Y-positie,<br />

of Z-positie).<br />

Teach-in van alle machinematen<br />

Slede naar "positie" verplaatsen.<br />

Alle asposities van de slede als machinematen<br />

overnemen.<br />

Machinematen invoeren<br />

Waarden invoeren (dialoogbox "Machinemaat x vastleggen")<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 79<br />

3.4 Instelfuncties


3.4 Instelfuncties<br />

Gereedschap meten<br />

De wijze van gereedschap meten kunt u in MP 6 vastleggen:<br />

0: aanraken<br />

1: meten met meettaster<br />

2: meten met optische meetapparatuur<br />

Afhankelijk van de meetprocedure benadert u een bepaalde positie in<br />

het werkbereik die in het systeem bekend is. De <strong>CNC</strong> PILOT berekent<br />

daaruit de instelmaten van het gereedschap.<br />

Gereedschap meten<br />

Gereedschap naar binnen zwenken<br />

"Instel > GS instellen > GS meten" kiezen<br />

De dialoogbox "GS meten T..." toont de geldige gereedschapsmaten.<br />

Gereedschapsmaten door aanraken bepalen<br />

Invoerveld "X" kiezen; diameter "aanraken".<br />

Diameter overnemen<br />

Invoerveld "Z" kiezen; eindvlak "aanraken".<br />

"Z-positie" overnemen<br />

Gereedschap meten met meettaster<br />

Invoerveld "X/Z" kiezen.<br />

Gereedschapspunt in X-/Z-richting naar de meettaster verplaatsen. De<br />

<strong>CNC</strong> PILOT neemt "maat X/Z" over.<br />

80<br />

Invoergegevens van de dialoogbox "Meetwaarde<br />

invoeren" zijn aan het werkstuknulpunt gerelateerd.<br />

De correctiewaarden van het gereedschap worden<br />

gewist.<br />

De vastgestelde gereedschapsmaten worden in de<br />

database ingevoerd.


Gereedschap meten met optische meetapparatuur<br />

Invoerveld "X/Z" kiezen.<br />

Gereedschapspunt in X-/Z-richting tegenover het draadkruis brengen.<br />

Waarde overnemen (of Z-positie)<br />

Gereedschapsmaten invoeren<br />

Gereedschapscorrectie bepalen<br />

Gereedschap naar binnen zwenken<br />

"Instel > GS instellen > GS-correcties" kiezen<br />

Handwiel aan de X-as toewijzen en gereedschap met de<br />

correctiewaarde verplaatsen<br />

Handwiel aan de Z-as toewijzen en gereedschap met de<br />

correctiewaarde verplaatsen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT neemt de correctiewaarden over.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 81<br />

3.4 Instelfuncties


3.5 Automatisch bedrijf<br />

3.5 Automatisch bedrijf<br />

82<br />

Tijdens automatisch bedrijf worden de gegevens<br />

afhankelijk van de instelling van regelparameter 1<br />

metrisch of in inch ingevoerd en weergegeven. De<br />

instelling in de "programmakop" van het NC-programma is<br />

bepalend voor de programma-afloop – deze heeft geen<br />

invloed op de bediening en uitlezing.<br />

Overzicht van de softkeys voor automatisch<br />

bedrijf<br />

Naar "Grafische weergave"<br />

omschakelen<br />

Machine-uitlezing omschakelen<br />

Regelweergave voor meer kanalen<br />

instellen<br />

Basisregels (afzonderlijke<br />

verplaatsingen) weergeven<br />

Variabelenuitvoer onderdrukken/<br />

toestaan<br />

Programma-afloop regel voor regel<br />

instellen<br />

Programmastop bij M01 (optionele<br />

stop)<br />

Zoeken naar startregel uitvoeren


Programmakeuze<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT vertaalt het NC-programma, alvorens u het via<br />

cyclusstart kunt activeren. "#-variabelen" worden tijdens het<br />

vertaalproces ingevoerd. "Herstart" voorkomt, "Opnieuw starten"<br />

forceert een nieuwe vertaling.<br />

Programmakeuze<br />

"Prog > Programmakeuze" kiezen. De <strong>CNC</strong> PILOT opent de lijst met<br />

NC-programma's.<br />

NC-programma kiezen<br />

Het NC-programma wordt zonder voorafgaande vertaling geladen,<br />

wanneer<br />

geen wijzigingen in het programma of de gereedschapstabel zijn<br />

uitgevoerd.<br />

de draaibank tussentijds niet uitgeschakeld is geweest.<br />

Herstart<br />

Als de "revolvertabel" van het NC-programma niet<br />

overeenkomt met de thans geldende tabel, verschijnt er<br />

een waarschuwingsmelding.<br />

De naam van het NC-programma blijft gehandhaafd,<br />

totdat er een ander programma is gekozen, ook<br />

wanneer de draaibank tussentijds uitgeschakeld is<br />

geweest.<br />

"Prog > Herstart" kiezen<br />

Het als laatste actieve NC-programma wordt zonder voorafgaande<br />

vertaling geladen, wanneer<br />

geen wijzigingen in het programma of de gereedschapstabel zijn<br />

uitgevoerd.<br />

de draaibank tussentijds niet uitgeschakeld is geweest.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 83<br />

3.5 Automatisch bedrijf


3.5 Automatisch bedrijf<br />

Opnieuw starten<br />

"Prog > Opnieuw starten" kiezen<br />

Het NC-programma wordt geladen en vertaald.<br />

(Toepassing start van een NC-programma met #-variabelen.)<br />

Uit DIN PLUS<br />

"Prog > uit DIN PLUS" kiezen<br />

Het in DIN PLUS gekozen NC-programma wordt geladen en vertaald.<br />

84


Zoeken naar startregel<br />

Bij het zoeken naar de startregel<br />

houdt de <strong>CNC</strong> PILOT rekening met de technologiefuncties vanaf het<br />

programmabegin. Er wordt echter geen gereedschapswissel<br />

uitgevoerd.<br />

voert de <strong>CNC</strong> PILOT geen verplaatsing uit.<br />

Botsingsgevaar<br />

Als de startregel een T-functie bevat, begint de <strong>CNC</strong><br />

PILOT met het zwenken van de revolver.<br />

De eerste verplaatsingsinstructie wordt vanaf de actuele<br />

gereedschapspositie uitgevoerd.<br />

Kies voor alle sledes een geschikte startregel, voordat u<br />

op de softkey "Accepteren" drukt.<br />

Zoeken naar startregel<br />

Zoeken naar startregel activeren<br />

Cursor op de startregel plaatsen (Bij het zoeken naar de startregel<br />

heeft u de beschikking over softkeys.)<br />

N-nummer instellen: de cursor wordt op het<br />

regelnummer geplaatst<br />

T-nummer instellen: de cursor wordt op de volgende<br />

T-functie geplaatst<br />

L-nummer instellen: de cursor wordt op de volgende<br />

subprogramma-oproep geplaatst<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT begint met het zoeken naar de<br />

startregel<br />

Start met de gekozen NC-regel<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 85<br />

3.5 Automatisch bedrijf


3.5 Automatisch bedrijf<br />

Programma-afloop beïnvloeden<br />

Uitschakelniveau<br />

NC-regels met uitschakelniveau worden bij een actief<br />

uitschakelniveau niet uitgevoerd. Het weergaveveld<br />

"Uitschakelniveaus" markeert de door de "regeluitvoering" herkende<br />

(actieve) uitschakelniveaus.<br />

Uitschakelniveau inschakelen/uitschakelen:<br />

"Afloop > Uitschakelniveau" kiezen<br />

Uitschakelniveau inschakelen<br />

"Niveau nr." invoeren, meer uitschakelniveaus als "cijferreeks" invoeren<br />

Uitschakelniveau uitschakelen<br />

"Leeg" invoerveld bij "Niveau nr."<br />

Productie met ingevoerd aantal stuks<br />

"Afloop > Aantal stuks" kiezen<br />

Aantal stuks invoeren<br />

Met ingevoerd aantal stuks werken:<br />

Bereik van de telling: 0..9999<br />

De telling vindt na iedere programmarun plaats.<br />

Indien een NC-programma met "Programmaselectie" wordt<br />

geactiveerd, zet de <strong>CNC</strong> PILOT de teller terug.<br />

Zodra het ingevoerde aantal stuks is bereikt, kunt u het NCprogramma<br />

niet meer starten. Kies "Herstart" om het programma<br />

opnieuw te starten.<br />

Het aantal stuks blijft ook bij het uitschakelen van de draaibank<br />

behouden.<br />

Aantal stuks=0: geen begrenzing; de waarde op de teller wordt<br />

verhoogd.<br />

Aantal stuks>0: de <strong>CNC</strong> produceert het opgegeven aantal stuks, de<br />

waarde op de teller wordt verlaagd.<br />

86<br />

Wanneer u uitschakelniveaus in-/uitschakelt, reageert de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT na ca. 10 regels (reden: verwerking van NCregels<br />

loopt voor op de uitvoering ervan).<br />

Weergaveveld "Uitschakelniveaus"<br />

Betekenis van markering:<br />

Bovenste balk: ingevoerde uitschakelniveaus<br />

Onderste balk: actieve uitschakelniveaus


V-variabelen<br />

Met V-variabelen werken:<br />

De dialoogbox "V-variabelen" dient voor de weergave en invoer van<br />

de variabelen.<br />

V-variabelen worden aan het begin van het NC-programma<br />

vastgelegd. De betekenis wordt in het NC-programma vastgelegd.<br />

V-variabele controleren of invoeren:<br />

"Afloop > V-variabelen" kiezen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT toont de in het NC-programma vastgelegde variabelen.<br />

Variabelen wijzigen: op de knop "Editen" klikken<br />

Programma-afloop regel voor regel<br />

In "Programma-afloop regel voor regel" wordt een NC-functie (een<br />

basisregel) uitgevoerd, daarna gaat de <strong>CNC</strong> PILOT naar de status<br />

"aanzetstop".<br />

Programma-afloop regel voor regel instellen<br />

Programma-afloop regel voor regel inschakelen<br />

Met "Cyclusstart" wordt de volgende NC-functie<br />

uitgevoerd<br />

Optionele stop<br />

Als de "optionele stop" actief is, stopt de <strong>CNC</strong> PILOT bij M01 en gaat<br />

hij naar de status "aanzetstop".<br />

Programma-afloop met "optionele stop"<br />

"Optionele stop" inschakelen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT gaat bij functie M01 naar de status "aanzetstop".<br />

Met "Cyclusstart" wordt de programma-afloop voortgezet<br />

Status optionele stop<br />

Optionele stop uit<br />

Optionele stop aan<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 87<br />

3.5 Automatisch bedrijf


3.5 Automatisch bedrijf<br />

Aanzet-override F%<br />

Met de aanzet-override wordt de geprogrammeerde aanzet gewijzigd<br />

(bereik van 0 % .. 150 %). De machine-uitlezing toont de actuele<br />

aanzet-override.<br />

Aanzet-override instellen<br />

De gewenste override met de override-draaiknop (op het<br />

machinebedieningspaneel) instellen<br />

Toerental-override<br />

Met de toerental-override wordt het geprogrammeerde toerental<br />

gewijzigd (bereik van 50 % .. 150 %). De machine-uitlezing toont de<br />

actuele toerental-override.<br />

Toerental-override instellen<br />

Correcties<br />

Gereedschapscorrecties<br />

88<br />

Toerental op 100 % (geprogrammeerde waarde)<br />

Toerental met 5% verhogen<br />

Toerental met 5% verlagen<br />

U "Corr > GS-correcties" kiezen<br />

U T-nummer: de <strong>CNC</strong> PILOT toont het actieve "T-nummer" en de<br />

correctiewaarden. U kunt een ander T-nummer invoeren.<br />

U Correctiewaarden invoeren<br />

U De <strong>CNC</strong> PILOT telt de ingevoerde correctiewaarden bij de<br />

bestaande waarden op.<br />

Gereedschapscorrecties:<br />

zijn actief vanaf de volgende verplaatsingsinstructie<br />

worden in de database overgenomen<br />

kunnen maximaal 1 mm worden gewijzigd


Additieve correcties<br />

U "Corr > Additieve correcties" kiezen<br />

U Nummer van de correctie invoeren (901..916). De <strong>CNC</strong> PILOT toont<br />

de geldige correctiewaarden.<br />

U Correctiewaarden invoeren<br />

U De <strong>CNC</strong> PILOT telt de ingevoerde correctiewaarden bij de<br />

bestaande waarden op.<br />

Additieve correcties:<br />

worden met "G149 .." geactiveerd<br />

worden in instelparameter 10 beheerd<br />

kunnen maximaal 1 mm worden gewijzigd<br />

Standtijdbeheer<br />

Tijdens automatisch bedrijf schakelt u bij "Standtijdbeheer" de<br />

beschikbaarheid van een gereedschap in/uit of werkt u de<br />

standtijdgegevens bij.<br />

Standtijdgegevens wijzigen<br />

"Corr > Standtijdbeheer" kiezen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT toont de gereedschapstabel met de actuele<br />

standtijdgegevens.<br />

Gereedschapsplaats kiezen<br />

Op ENTER drukken: de <strong>CNC</strong> PILOT opent de dialoogbox<br />

"Standtijdbeheer"<br />

Optie "Gebruiksklaar" instellen<br />

Op de knop "Nieuwe snede" klikken om de standtijdgegevens bij te<br />

werken.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 89<br />

3.5 Automatisch bedrijf


3.5 Automatisch bedrijf<br />

Inspectiemodus<br />

Voor de inspectiemodus onderbreekt u de programma-afloop,<br />

controleert of corrigeert u het "actieve gereedschap", of verwisselt u<br />

de snijkant. U kunt het NC-programma voortzetten bij het<br />

onderbrekingspunt.<br />

Wanneer u het gereedschap "vrijzet", slaat de <strong>CNC</strong> PILOT de eerste vijf<br />

verplaatsingen op. Daarbij correspondeert elke verandering van<br />

richting met een verplaatsing.<br />

De inspectiecyclus wordt in onderstaande stappen uitgevoerd:<br />

1 Programma onderbreken en gereedschap "vrijzetten".<br />

2 Gereedschap controleren, zo nodig snijkant vervangen.<br />

3 Gereedschap terugverplaatsen.<br />

1. Inspectiemodus – gereedschap vrijzetten<br />

„INSP(ectie)" kiezen<br />

90<br />

Informatie over de inspectiemodus:<br />

Tijdens de inspectie kunt u de revolver zwenken, op de<br />

spiltoetsen drukken, etc. Het vrijzetprogramma zorgt<br />

ervoor dat het "juiste" gereedschap wordt ingespannen.<br />

Kies de correctiewaarden bij vervanging van de snijkant<br />

zodanig, dat het gereedschap vóór het<br />

onderbrekingspunt tot stilstand komt.<br />

U kunt de inspectiecyclus in de cyclusstop-toestand met<br />

ESC afbreken en naar "Handbediening" omschakelen.<br />

Programma-afloop onderbreken<br />

Gereedschap met de jogtoetsen vrijzetten.<br />

Indien nodig de revolver zwenken.


2. Inspectiemodus – snijkant controleren<br />

Snijkant controleren; indien nodig, vervangen.<br />

De inspectie afsluiten. De <strong>CNC</strong> PILOT laadt het<br />

terugverplaatsingsprogramma ("_SERVICE").<br />

De dialoogbox "GS-correctie" wordt geopend. Voer de<br />

gereedschapscorrectie in.<br />

Kies bij een nieuwe snede de correctiewaarde zodanig dat het<br />

gereedschap bij het terugverplaatsen vóór het onderbrekingspunt<br />

staat.<br />

Eventueel de spil activeren.<br />

3. Inspectiemodus – gereedschap terugverplaatsen<br />

Aan het begin van het terugverplaatsingsprogramma worden de<br />

vragen gesteld "Doorstarten bij opnieuw benaderen?" en "Benaderen<br />

tot op/vóór onderbrekingspunt". Met uw antwoorden wordt het<br />

terugverplaatsingsprogramma als volgt geregeld:<br />

Doorstarten = ja (zie 3.1 Gereedschap terugverplaatsen en<br />

"doorstarten")<br />

Benaderen tot op het onderbrekingspunt: Het<br />

terugverplaatsingsprogramma verplaatst het gereedschap in<br />

ijlgang tot op het onderbrekingspunt en zet het programma zonder<br />

stop voort.<br />

Benaderen tot vóór het onderbrekingspunt: het<br />

terugverplaatsingsprogramma verplaatst het gereedschap in<br />

ijlgang tot vóór het onderbrekingspunt en zet het programma<br />

zonder stop voort.<br />

Doorstarten = nee (zie 3.2 Gereedschap terugverplaatsen en<br />

stoppen)<br />

Benaderen tot op het onderbrekingspunt: het<br />

terugverplaatsingsprogramma verplaatst het gereedschap tot op<br />

het onderbrekingspunt en stopt het programma.<br />

Benaderen tot vóór het onderbrekingspunt: het<br />

terugverplaatsingsprogramma verplaatst het gereedschap tot<br />

vóór het onderbrekingspunt en stopt het programma.<br />

"Doorstarten = ja" wordt meestal gebruikt wanneer de snijplaat niet is<br />

vervangen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 91<br />

3.5 Automatisch bedrijf


3.5 Automatisch bedrijf<br />

3.1 Gereedschap terugverplaatsen en "doorstarten"<br />

92<br />

Het terugverplaatsingsprogramma starten.<br />

De dialoogbox "Doorstarten bij opnieuw benaderen" wordt geopend.<br />

"1" (=ja) invoeren<br />

Benaderen tot op OP:<br />

de dialoogbox "Benaderen tot op onderbrekingspunt (OP)" wordt<br />

geopend. "0" (=tot op OP) invoeren<br />

Het terugverplaatsingsprogramma verplaatst het gereedschap tot op<br />

het onderbrekingspunt en zet het programma zonder stop voort.<br />

Benaderen tot vóór OP:<br />

de dialoogbox "Benaderen tot op onderbrekingspunt (OP)" wordt<br />

geopend – "1" (=vóór OP)" invoeren<br />

Vervolgens in de dialoogbox "Afstand tot onderbrekingspunt" de<br />

afstand tot het onderbrekingspunt invoeren<br />

Het terugverplaatsingsprogramma verplaatst het gereedschap tot<br />

vóór het onderbrekingspunt en zet het programma zonder stop<br />

voort.<br />

De inspectiecyclus is afgesloten.


3.2 Gereedschap terugverplaatsen en stoppen<br />

Het terugverplaatsingsprogramma starten.<br />

De dialoogbox "Doorstarten bij opnieuw benaderen?" wordt geopend<br />

– "0" (=nee) invoeren<br />

Benaderen tot op OP:<br />

de dialoogbox "Benaderen tot op onderbrekingspunt (OP)" wordt<br />

geopend – "0" (=op OP)" invoeren<br />

het terugverplaatsingsprogramma verplaatst het gereedschap tot op<br />

het onderbrekingspunt en stopt.<br />

Benaderen tot vóór OP:<br />

de dialoogbox "Benaderen tot op onderbrekingspunt (OP)" wordt<br />

geopend – "1" (=vóór OP)" invoeren<br />

Vervolgens in de dialoogbox "Afstand tot onderbrekingspunt" de<br />

afstand tot het onderbrekingspunt invoeren<br />

het terugverplaatsingsprogramma verplaatst het gereedschap tot vóór<br />

het onderbrekingspunt en stopt.<br />

Het programma verder uitvoeren. De inspectiecyclus<br />

is afgesloten.<br />

Opnieuw Insp(ectie)" kiezen<br />

De dialoogbox "Gereedschap aanraken" wordt (ter informatie) geopend<br />

Het handwiel aan de X-/Z-as toewijzen en "aanraken"<br />

Met "Waarde overnemen" de met het handwiel bepaalde<br />

correctiewaarden overnemen.<br />

Het programma verder uitvoeren. De inspectiecyclus<br />

is afgesloten.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 93<br />

3.5 Automatisch bedrijf


3.5 Automatisch bedrijf<br />

Regelweergave, variabelenuitvoer<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT onderscheidt:<br />

Regelweergave: NC-regels worden weergegeven zoals ze zijn<br />

geprogrammeerd.<br />

Basisregelweergave: de cycli zijn "opgedeeld". Er worden<br />

afzonderlijke verplaatsingen weergegeven. De nummering van de<br />

basisregels is onafhankelijk van de geprogrammeerde<br />

regelnummers.<br />

Basisregelweergave activeren:<br />

U basisregelweergave in-/uitschakelen<br />

Kanaalweergave<br />

Bij draaibanken met meer sledes kunt u de regelweergave voor<br />

maximaal 3 kanalen activeren.<br />

Kanaalweergave bijschakelen:<br />

U telkens wanneer de softkey wordt ingedrukt, wordt<br />

een kanaal "bijgeschakeld". Daarna verschijnt<br />

uitsluitend de weergave voor één kanaal.<br />

Als de regelweergave voor één kanaal actief is, wordt de basisregel in<br />

het rechtervenster weergegeven. Als de regelweergave voor meer<br />

kanalen is geactiveerd, komt de basisregelweergave in de plaats van<br />

de regelweergave.<br />

Lettergrootte<br />

De lettergrootte van de regelweergave kan via het menu worden<br />

ingesteld.<br />

U Met "Weerg > Lettergrootte > kleiner" wordt het corps verkleind<br />

U Met "Weerg > Lettergrootte > groter" wordt het corps vergroot<br />

Variabelenuitvoer<br />

U Met "ingedrukte softkey" kunnen variabelen worden<br />

uitgevoerd (met PRINTA). Anders wordt de<br />

variabelenuitvoer onderdrukt.<br />

Weergaven voor de belastingsbewaking: zie "Belastingsbewaking"<br />

op bladzijde 101<br />

94<br />

Als het NC-programma vóór het onderbrekingspunt stopt,<br />

is de "afstand tot het onderbrekingspunt" maatgevend<br />

voor het startpunt:<br />

Als de ingevoerde afstand groter is dan de afstand van<br />

regelbegin tot onderbrekingspunt, start de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

de onderbroken NC-regel vanaf het regelbegin.<br />

Als de ingevoerde afstand kleiner is dan de afstand van<br />

regelbegin tot onderbrekingspunt, dan houdt de <strong>CNC</strong><br />

PILOT rekening met de afstand.


Grafische weergave<br />

De "grafische weergave automatisch bedrijf" geeft geprogrammeerde<br />

onbewerkte en bewerkte werkstukken weer en toont de<br />

verplaatsingen. Hiermee kunt u de bewerking op ontoegankelijke<br />

plaatsen controleren, inzicht verkrijgen in de bewerkingstoestand, etc.<br />

Alle bewerkingen, met inbegrip van freesbewerkingen, worden in het<br />

"draaivenster" (XZ-aanzicht) weergegeven.<br />

U Grafische weergave activeren. Als de grafische<br />

weergave al geactiveerd is geweest, wordt de<br />

weergave aan de actuele bewerkingstoestand<br />

aangepast.<br />

U Terug naar de regelweergave<br />

Met de in de tabel vermelde softkeys wordt de weergave van de<br />

verplaatsingen beïnvloed.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT tekent bij de "standaardinstelling" bij iedere<br />

regeldoorschakeling de complete verplaatsing. Bij de instelling<br />

"Beweging" wordt de verspaning synchroon met de<br />

bewerkingstoestand weergegeven.<br />

Als er geen onbewerkt werkstuk is geprogrammeerd,<br />

wordt uitgegaan van het "onbewerkte werkstuk in<br />

standaarduitvoering" (regelparameter 23).<br />

"Beweging" moet aan het begin van het NC-programma<br />

ingesteld zijn. Bij programmaherhalingen (M99) start de<br />

"beweging" bij de volgende programmarun.<br />

Softkeys "grafische weergave"<br />

Programma-afloop regel voor regel<br />

instellen<br />

Weergave van de verplaatsingen (zie<br />

"Baanweergave" op bladzijde 369):<br />

lijn, of<br />

snijspoor<br />

Gereedschapsweergave (zie<br />

"Beeldschermindeling, softkeys" op<br />

bladzijde 365):<br />

Lichtpunt, of<br />

Gereedschap<br />

Verspaning synchroon met de<br />

bewerking weergeven<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 95<br />

3.5 Automatisch bedrijf


3.5 Automatisch bedrijf<br />

Vergroten, verkleinen, detail van de afbeelding instellen<br />

Loep instellen met toetsenbord:<br />

96<br />

U "Loep" activeren. Het nieuwe detail van de afbeelding<br />

wordt gemarkeerd met een "rode rechthoek".<br />

U Detail van afbeelding instellen:<br />

Vergroten: "PgDn"<br />

Verkleinen: "PgUp"<br />

Verplaatsen: Cursortoetsen<br />

U Loep verlaten. Het nieuwe detail van de afbeelding<br />

wordt weergegeven<br />

Loep instellen met touchpad:<br />

U cursor op een hoek van het detail van de afbeelding plaatsen<br />

U Terwijl u de linkermuisknop ingedrukt houdt, naar de<br />

tegenoverliggende hoek van het detail van de afbeelding slepen<br />

U Rechtermuisknop: terug naar de standaardgrootte<br />

U Loep verlaten. Het nieuwe detail van de afbeelding<br />

wordt weergegeven.<br />

Stel na een sterke vergroting "Werkstuk maximaal" of<br />

"Werkbereik" in, om dan een nieuw detail van de<br />

afbeelding te kiezen.<br />

Standaardinstellingen worden met de softkey uitgevoerd (zie tabel).<br />

De instelling "via coördinaten" (simulatievenster en positie van het<br />

werkstuknulpunt) is gerelateerd aan de gekozen slede.<br />

Softkeys "grafische weergave"<br />

Laatste instelling "Werkstuk<br />

maximaal" of "Werkbereik"<br />

Maakt de laatste vergroting<br />

ongedaan<br />

Werkstuk op maximale grootte<br />

weergeven<br />

Werkbereik inclusief<br />

gereedschapswisselpositie<br />

weergeven<br />

Simulatievensters en positie van<br />

werkstuknulpunt instellen


Mechatronische losse kop<br />

Een verplaatsbare tegenspil kan als mechatronische losse kop worden<br />

gebruikt, wanneer de machinefabrikant de machine voor deze functie<br />

voorbereidt.<br />

Indien dit het geval is, start u de pinolemodus met menu-item<br />

"Manueel-PLC". Voorwaarde hiervoor is dat het automatisch bedrijf<br />

met cyclusstop is gestopt of dat een M0/M01 in het NC-programma<br />

een cyclusstop heeft geactiveerd.<br />

Status post-proces meten<br />

Bij het post-proces meten worden de werkstukken buiten de<br />

draaibank gemeten en de "resultaten" naar de <strong>CNC</strong> PILOT gezonden.<br />

In de dialoogbox "PPM info" staat statusinformatie van de<br />

meetwaarden, worden de doorgegeven "resultaten" weergegeven en<br />

kan de communicatie met het meetapparaat worden geïnitialiseerd.<br />

Bediening van "Post-proces meten":<br />

U "Weerg(ave) > PPM status" kiezen<br />

U De dialoogbox "PPM info" toont de status van de meetwaarden en<br />

de als laatste doorgegeven "resultaten".<br />

U Door op de knop "Init" te klikken, wordt de verbinding met het<br />

meetapparaat voor post-proces meten geïnitialiseerd en worden de<br />

meetresultaten gewist.<br />

Dialoogbox "PPM info":<br />

Meetwaardekoppeling (komt overeen met regelparameter 10)<br />

Uit: meetresultaten worden onmiddellijk overgenomen en<br />

overschrijven de vorige meetwaarden.<br />

Aan: meetresultaten worden pas overgenomen, nadat de vorige<br />

meetwaarden zijn verwerkt.<br />

Meetwaarden geldig: status van de meetwaarden (na overname<br />

van de meetwaarden met G915 is de status "niet geldig")<br />

#939: totaalresultaat van de laatste meting<br />

#940..956: de laatste door het meetapparaat verzonden<br />

meetresultaten<br />

Via de functie Post-proces meten worden de ontvangen<br />

"resultaten" tijdelijk opgeslagen. De dialoogbox "PPM info"<br />

geeft in #939..956 de tijdelijk opgeslagen waarden weer,<br />

echter niet de variabelen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 97<br />

3.5 Automatisch bedrijf


3.6 Machine-uitlezing<br />

3.6 Machine-uitlezing<br />

Weergave omschakelen<br />

De machine-uitlezing van de <strong>CNC</strong> PILOT kan worden geconfigureerd.<br />

U kunt voor elke slede maximaal 6 uitlezingen voor handbediening en<br />

automatisch bedrijf configureren (vanaf regelparameter 301).<br />

Weergave omschakelen<br />

U Naar de "volgende geconfigureerde weergave"<br />

omschakelen.<br />

98<br />

U Naar de weergave van de volgende slede omschakelen.<br />

U Naar de weergave van de volgende spil omschakelen.<br />

Digitale uitlezing<br />

In "Uitlezingsmethode" (MP 17) stelt u de waarden van de digitale<br />

uitlezing in:<br />

0: actuele waarden<br />

1: volgfout<br />

2: restweg<br />

3: gereedschapspunt ten opzichte van het machinenulpunt<br />

4: sledepositie<br />

5: afstand referentienok – nulimpuls<br />

6: ingestelde positiewaarde<br />

7: verschil gereedschapspunt – sledepositie<br />

8: ingestelde IPO-positie<br />

Uitlezingselementen<br />

In de onderstaande tabel worden de standaarduitlezingsvelden<br />

verklaard. Overige uitlezingsvelden: zie "Regelparameters voor de<br />

machine-uitlezing" op bladzijde 586<br />

Uitlezingselementen<br />

Digitale uitlezing (afstand gereedschapspunt – werkstuknulpunt)<br />

Leeg veld: as heeft zich niet naar het referentiepunt verplaatst<br />

Letteraanduiding as wit: geen "vrijgave"<br />

Grijze weergave van uitlezingswaarden (alleen bij X of Z): de uitlezing van de actuele<br />

waarde is ongeldig, omdat de B-as is gezwenkt.<br />

Digitale uitlezing C<br />

"Index": duidt de C-as "0/1" aan<br />

Leeg veld: C-as is niet actief<br />

Letteraanduiding as wit: geen "vrijgave"


Uitlezingselementen<br />

Cyclusstatus:<br />

Cyclus aan<br />

Aanzetstop<br />

Cyclus uit<br />

Handbediening<br />

Inspectiecyclus<br />

Instelwerkstand<br />

Uitlezing van restweg (restweg van de actieve verplaatsingsinstructie)<br />

Balkdiagram: restweg in "mm"<br />

Veld linksonder: actuele positie<br />

Veld rechtsonder: restweg<br />

T-uitlezing zonder standtijdbewaking<br />

T-nummer van het actieve gereedschap<br />

Gereedschapscorrectiewaarden<br />

T-uitlezing met standtijdbewaking<br />

T-nummer van het actieve gereedschap<br />

Standtijdgegevens<br />

Informatie over aantal stuks/stuktijd<br />

Aantal bewerkte werkstukken van deze partij<br />

Bewerkingstijd van het actuele werkstuk<br />

Totale bewerkingstijd van deze partij<br />

Belastingsuitlezing<br />

Belasting van de spilmotoren/asaandrijvingen ten opzichte van het nominale draaimoment<br />

D-uitlezing (additieve correcties)<br />

Nummer van de actieve correctie<br />

Correctiewaarden<br />

Slede-uitlezing<br />

Symbool wit: geen "vrijgave"<br />

Cijfer: gekozen slede<br />

Witte achtergrond: "Converteren en spiegelen" (G30) niet actief<br />

Gekleurde achtergrond: "Converteren en spiegelen" (G30) actief<br />

Cyclusstatus<br />

Balkdiagram: aanzet-override "in %"<br />

Bovenste veld: aanzet-override<br />

Onderste veld:<br />

actuele aanzet<br />

Bij stilstaande slede: nominale aanzet (grijs)<br />

Sledenummer met blauwe achtergrond: bewerking van de achterkant actief<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 99<br />

3.6 Machine-uitlezing


3.6 Machine-uitlezing<br />

Uitlezingselementen<br />

Spilstatus:<br />

100<br />

Spilrotatierichting M3<br />

Spilrotatierichting M4<br />

Spilstop<br />

Spil in positieregeling<br />

(M19)<br />

C-as is "geactiveerd"<br />

Spiluitlezing<br />

Symbool wit: geen "vrijgave"<br />

Cijfer in spilsymbool: Stand instelling spil/toerenbereik<br />

"H"/cijfer: gekozen spil<br />

Spilstatus<br />

Balkdiagram: toerental-override "in %"<br />

Bovenste veld: toerental-override<br />

Onderste veld:<br />

actueel toerental<br />

Bij stilstaande spil: nominaal toerental (grijs)<br />

Bij positieregeling (M19): spilpositie<br />

Vrijgave-overzicht<br />

Toont de vrijgaves voor de maximaal mogelijke 6 NC-kanalen, 4 spillen en 2 C-assen.<br />

Vrijgaves zijn (groen) gemarkeerd.<br />

Uitlezingsgroep links: "Vrijgaves"<br />

F: Aanzet<br />

D: Gegevens<br />

S: Spil<br />

C: C-as<br />

1..6: nummer van de slede/spil, van de C-as<br />

Uitlezingsgroep midden: "Status"<br />

Zy – linker uitlezing: cyclus aan/uit<br />

Zy – rechter uitlezing: aanzetstop;<br />

R=referentieprocedure<br />

A: Automatisch bedrijf<br />

H: Handbediening<br />

F: vrijzetten (na eindschakelaar passeren)<br />

I: Inspectiemodus<br />

E: instelschakelaar<br />

Uitlezingsgroep rechts: "spil"<br />

Uitlezing voor "draairichting links/rechts"<br />

Beide actief: Spilpositionering (M19) activeren


3.7 Belastingsbewaking<br />

Bij de productie met belastingsbewaking vergelijkt de <strong>CNC</strong> PILOT de<br />

draaimomenten resp. de "werking" van de aandrijvingen met de<br />

waarden die tijdens een "referentieprocedure" zijn bepaald.<br />

Bij overschrijding van de "draaimoment-grenswaarde 1" of<br />

"bewerkings-grenswaarde" wordt het gereedschap als "verbruikt"<br />

aangeduid. Bij overschrijding van "draaimoment-grenswaarde 2"<br />

neemt de <strong>CNC</strong> PILOT aan dat er sprake is van een gereedschapsbreuk<br />

en wordt de bewerking (aanzetstop) gestopt. Overschrijding van de<br />

grenswaarden wordt in de foutmelding opgenomen.<br />

De belastingsbewaking geeft verbruikt gereedschap in de<br />

"gereedschapsdiagnosebits" aan. Wanneer u gebruikmaakt van de<br />

standtijdbewaking, beheert de <strong>CNC</strong> PILOT het vervangend<br />

gereedschap De "gereedschapsdiagnosebits" kunt u ook in het NCprogramma<br />

verwerken.<br />

Bij belastingsbewaking legt u in het NC-programma Bewakingszones<br />

vast en definieert u de te bewaken aandrijvingen (G995). De<br />

draaimoment-grenswaarden in een bewakingszone hebben<br />

betrekking op het maximum draaimoment dat bij de<br />

referentiebewerking is bepaald.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT controleert de draaimoment- en bewerkingswaarden<br />

bij elke interpolatorcyclus en toont de waarden in een tijdraster van<br />

20 msec. De grenswaarden worden uit de referentiewaarden en de<br />

grenswaardefactor (regelparameter 8) berekend. De grenswaarden<br />

kunnen naderhand worden gewijzigd in "Bewakingsparameters<br />

bewerken".<br />

Let erop dat de omstandigheden bij de<br />

referentiebewerking en later bij de productie dezelfde<br />

zijn (aanzet- en toerental-override, kwaliteit van het<br />

gereedschap, etc.)<br />

Per bewakingszone worden maximaal 4 apparaten<br />

bewaakt.<br />

Met "G996 Type belastingsbewaking" regelt u het<br />

uitschakelen van de ijlgangbanen en de bewaking per<br />

draaimoment en/of bewerking.<br />

De grafische weergaves en digitale uitlezingen zijn<br />

gerelateerd aan de nominale draaimomenten.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 101<br />

3.7 Belastingsbewaking


3.7 Belastingsbewaking<br />

Werken met belastingsbewaking<br />

Bij toepassing van de belastingsbewaking zou bij een verbruikt<br />

gereedschap een duidelijk hoger draaimoment vereist zijn dan bij een<br />

niet-verbruikt gereedschap. Hieruit volgt dat aandrijvingen moeten<br />

worden bewaakt die aan een duidelijke belasting zijn blootgesteld. Dat<br />

is meestal de hoofdspil.<br />

Verspaningen met kleine snijdieptes kunnen vanwege de geringe<br />

wijziging van het draaimoment slechts beperkt worden bewaakt.<br />

Een verlaging van het draaimoment wordt niet geconstateerd.<br />

Bewakingszone vastleggen: De draaimoment-referentiewaarden<br />

zijn gebaseerd op de grootste draaimomenten van de zone. Hieruit<br />

volgt dat kleinere draaimomentwaarden slechts beperkt kunnen<br />

worden bewaakt.<br />

Kopdraaien met constante snijsnelheid: de spil wordt bewaakt<br />

zolang de versnelling 1 mm bedragen<br />

bij insteken moet de snijdiepte > 1 mm bedragen<br />

bij het boren "in volmateriaal" moet de boordiameter 6..10 mm<br />

bedragen<br />

102


Referentiebewerking<br />

Bij referentiebewerking (streefwaarderegistratie) worden het<br />

maximale draaimoment en de bewerkingen van iedere<br />

bewakingszone bepaald. Deze waarden gelden als<br />

referentiewaarden.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT voert een referentiebewerking uit, wanneer:<br />

er geen "bewakingsparameters" beschikbaar zijn.<br />

u in de dialoogbox "Referentiebewerking" (na de "programmakeuze")<br />

"ja" kiest.<br />

Weergave activeren:<br />

U "Weerg(ave) > Weergave belastingsbewaking" kiezen: de <strong>CNC</strong><br />

PILOT schakelt naar het submenu "Streefwaarderegistratie"<br />

Submenu "Streefwaarderegistratie":<br />

Menu-item "Curves"<br />

Wijs aan de invoervelden "Curve 1..4" de aandrijvingen toe.<br />

Met het "weergaveraster" beïnvloedt u de nauwkeurigheid van de<br />

weergave. Een "klein raster" verhoogt de nauwkeurigheid<br />

(waarden: 4, 9, 19, 39 seconden per afbeelding).<br />

Menugroep "Modus"<br />

Lijngrafiek: toont het draaimoment via de tijdas.<br />

Balkdiagram: toont het draaimoment als balk en markeert de<br />

piekwaarden.<br />

Meetwaarden opslaan/niet opslaan: opslag is een voorwaarde<br />

om op een later tijdstip een analyse van de referentiebewerking<br />

te kunnen uitvoeren. De uitlezing "Gegevens schrijven" geeft de<br />

instelling aan.<br />

Grenswaarden overschrijven/niet overschrijven: instelling of<br />

de grenswaarden bij een nieuwe referentiebewerking worden<br />

overschreven.<br />

Pauze: stopt de uitlezing<br />

Verder: hiermee wordt de weergave voortgezet<br />

Auto: terug naar het menu Automatisch bedrijf<br />

Aanvullende informatie tijdens de registratie:<br />

Zonenummer: actuele bewakingszone<br />

Negatief voorteken: het proces wordt niet bewaakt (voorbeeld:<br />

uitschakelen van de ijlgangbanen).<br />

Ger.: actief gereedschap<br />

Gekozen aandrijvingen worden opgesomd en de actuele<br />

draaimomenten worden getoond.<br />

Regelweergave<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 103<br />

3.7 Belastingsbewaking


3.7 Belastingsbewaking<br />

Productie met belastingsbewaking<br />

Of de "productie met belastingsbewaking" plaatsvindt is afhankelijk<br />

van de instelling in het NC-programma (C996).<br />

Draaimomenten en grenswaarden weergeven:<br />

U "Weerg(ave) > Belastingsbewaking > Weergave" kiezen<br />

Submenu "Belastingsbewaking > Weergave":<br />

Menu-item "Curves"<br />

In "Curve 1..4" wijst u de aandrijvingen aan de invoervelden toe.<br />

Lijngrafiek: een curve<br />

Balkdiagram: maximaal vier balken<br />

Met het "weergaveraster" beïnvloedt u de nauwkeurigheid van de<br />

weergave. Een "klein raster" verhoogt de nauwkeurigheid<br />

(waarden: 4, 9, 19, 39 seconden per afbeelding).<br />

Menugroep "Modus"<br />

Lijngrafiek: toont het draaimoment via de tijdas en de<br />

grenswaarden. Grenswaarden "grijs": niet-bewaakte zone<br />

(uitschakelen van de ijlgangbanen).<br />

Balkdiagram: toont het actuele draaimoment, de "bewerkingen"<br />

tot dat moment en alle grenswaarden van de bewakingszone.<br />

Pauze: stopt de uitlezing<br />

Verder: hiermee wordt de weergave voortgezet<br />

Auto: terug naar het menu Automatisch bedrijf<br />

Grenswaarden bewerken<br />

Met de "editor van de bewakingsparameters" analyseert u de<br />

referentiebewerking en optimaliseert u de grenswaarden.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT toont in de kopregel de programmanaam van geladen<br />

bewakingsparameters.<br />

Keuze:<br />

U "Weerg(ave) > Belastingsbewaking > Edit" kiezen<br />

Submenu "Editor van de bewakingsparameters":<br />

Act(ueel bestand) laden: bewakingsparameters van het gekozen<br />

NC-programma.<br />

Laden: de door u gekozen bewakingsparameters.<br />

Edit: grenswaarden bekijken en bewerken.<br />

Referentiewaarden wissen: wist de bewakingsparameters van het<br />

gekozen NC-programma.<br />

Auto: terug naar het menu Automatisch bedrijf<br />

104


Bewerken van de bewakingsparameters<br />

Via de dialoogbox "Belastingsparameters weergeven en instellen"<br />

worden de parameters van één apparaat van één bewakingszone<br />

beschikbaar gesteld voor bewerking.<br />

Het balkdiagram geeft alle apparaten van de bewakingszone weer<br />

(brede balk: vermogenswaarden; smalle balk: bewerkingswaarden).<br />

Het gekozen apparaat wordt met een kleur aangegeven.<br />

U geeft de bewakingszone in en selecteert het apparaat. De <strong>CNC</strong><br />

PILOT toont de referentiewaarden, stelt de grenswaarden "Capaciteit"<br />

en "Bewerking" beschikbaar voor bewerking en toont het gereedschap<br />

(T-nummer) "ter informatie".<br />

Knoppen van de dialoogbox:<br />

Opslaan: hiermee worden de grenswaarden van dit apparaat in<br />

deze zone opgeslagen.<br />

Einde (of ESC-toets): de dialoogbox wordt verlaten.<br />

Bestand: schakelt om naar de "lijngrafiek".<br />

Voorwaarde: de meetwaarden moeten bij de referentiebewerking<br />

zijn opgeslagen.<br />

Referentiebewerking analyseren<br />

De belastingsbewaking toont het draaimoment en de grenswaarden<br />

van het gekozen apparaat "in de tijd".<br />

Grenswaarden "grijs": niet-bewaakte zone (uitschakelen van de<br />

ijlgangbanen).<br />

De <strong>CNC</strong> toont bovendien de numerieke waarden van de<br />

cursorpositie.<br />

Keuze:<br />

U knop "Bestand" in de dialoogbox "Belastingsparameters weergeven<br />

en instellen"<br />

U Terug naar "Bewerken van de bewakingsparameters".<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 105<br />

3.7 Belastingsbewaking


3.7 Belastingsbewaking<br />

Submenu "Analyzer (bestandsweergave)":<br />

Positioneer cursor: positioneer de cursor met "pijl naar links/rechts"<br />

of op<br />

begin van bestand<br />

begin van volgende zone<br />

maximum in de zone<br />

Weergave: selecteer het apparaat in de dialoogbox "Bestand<br />

weergeven".<br />

Instellingen – Zoom: stel het "weergaveraster" in. (Geringe<br />

waarden vergroten de weergavenauwkeurigheid en verkleinen de<br />

stapgrootte van de cursor.)<br />

De regel onder de grafische weergave toont het ingestelde raster,<br />

het tijdraster van de geregistreerde meetwaarden en de<br />

cursorpositie ten opzichte van de start van de referentiebewerking.<br />

Tijd "0:00.00 sec" = start van de referentiebewerking.<br />

Parameters voor de belastingsbewaking<br />

Machineparameter "Belastingsbewaking" (spil: MP 809, 859, ...;<br />

C-as: MP 1010, 1060; lineaire assen: MP 1110, 1160, ...):<br />

Starttijd bewaking [0..1000 ms] wordt bij "IJlgangbanen<br />

uitschakelen" verwerkt:<br />

Spillen: uit de versnellings- en remcurve wordt een grenswaarde<br />

bepaald. Zolang de nominale versnelling de grenswaarde<br />

overschrijdt, wordt de bewaking uitgezet. Als de nominale<br />

versnelling lager is dan de grenswaarde, wordt de bewaking met<br />

de "starttijd bewaking" vertraagd.<br />

Lineaire en C-assen: na de omschakeling van ijlgang naar aanzet<br />

wordt de bewaking met de "starttijd bewaking" vertraagd.<br />

Aantal de middelen tastwaarden [1..50]<br />

Het gemiddelde vermindert de gevoeligheid voor kortstondige<br />

belastingspieken.<br />

Max. draaimoment van de aandrijving [Nmm]<br />

Reactievertragingstijd P1, P2 [0..1000 ms]: de overschrijding van<br />

draaimoment-grenswaarde 1/2 wordt na overschrijding van tijd "P1/<br />

P2" gemeld.<br />

106


Regelparameter 8 "Belastingsbewaking instellingen"<br />

Factor draaimoment-grenswaarde 1, 2<br />

Factor grenswaarde bewerking<br />

Grenswaarde = referentiewaarde * factor grenswaarde<br />

Minimaal draaimoment [% van nominaal draaimoment]:<br />

referentiewaarden onder deze waarde worden tot het "minimale<br />

draaimoment" verhoogd. Daarmee worden<br />

grenswaardeoverschrijdingen door geringe draaimomentvariaties<br />

voorkomen.<br />

Max. bestandsgrootte [kByte]: als de gegevens van de<br />

geregistreerde meetwaarden de "maximale bestandsgrootte"<br />

overschrijden, worden de "oudste meetwaarden" overschreven.<br />

Richtwaarde: een apparaat heeft per minuut programmarun-tijd<br />

ca. 12 kByte nodig<br />

Regelparameter 15 "Bitnummers voor belastingsbewaking":<br />

wijst de bitnummers die in G995 worden gebruikt, aan de<br />

aandrijvingen ("logische assen") toe.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 107<br />

3.7 Belastingsbewaking


3.7 Belastingsbewaking<br />

108


DIN-programmering<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 109


4.1 DIN-programmering<br />

4.1 DIN-programmering<br />

Inleiding<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt de "conventionele DIN-programmering"<br />

en de "DIN PLUS-programmering".<br />

Conventionele DIN-programmering: U programmeert de<br />

bewerking van het werkstuk met lineaire verplaatsingen en<br />

cirkelbogen, en enkelvoudige draaicycli. Voor de conventionele<br />

DIN-programmering is de "eenvoudige gereedschapsbeschrijving"<br />

voldoende.<br />

DIN-programmering: de geometrische beschrijving van het<br />

werkstuk en de bewerking zijn van elkaar gescheiden.<br />

U programmeert de contour van het onbewerkte en bewerkte<br />

werkstuk en bewerkt het werkstuk met de contourgerelateerde<br />

draaicycli. Bij elke bewerkingsstap (ook bij afzonderlijke<br />

verplaatsingen en enkelvoudige draaicycli) wordt de<br />

contourcorrectie uitgevoerd. De <strong>CNC</strong> PILOT optimaliseert zowel<br />

de verspaningen als de banen voor het benaderen en verlaten (geen<br />

lege snedes).<br />

Afhankelijk van de uit te voeren werkzaamheden en de complexiteit<br />

van de bewerking kunt u beslissen of u gebruikmaakt van de<br />

"conventionele DIN-programmering" of van de "DIN PLUSprogrammering".<br />

NC-programmadelen: de <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt de onderverdeling<br />

van het NC-programma in programmadelen.<br />

Programmakop (besturingsgegevens en instelinformatie)<br />

Gereedschapstabel (revolvertabel)<br />

Spanmiddeltabel<br />

Beschrijving van onbewerkt werkstuk<br />

Beschrijving van bewerkt werkstuk<br />

Bewerking van het werkstuk<br />

Parallel werken: terwijl u programma's bewerkt en test kan de<br />

draaibank een ander NC-programma uitvoeren.<br />

110<br />

Voorbeeld: "Gestructureerd DIN PLUSprogramma"<br />

PROGRAMMAKOP<br />

#MATERIAAL St 60-2<br />

#INSPANDIAMETER 120<br />

#UITSPANLENGTE 106<br />

#SPANDRUK 20<br />

#SLEDE $1<br />

#SYNCHRO 0<br />

REVOLVER 1<br />

T1 ID"342-300.1"<br />

T2 ID"111-80-080.1"<br />

. . .<br />

SPANMIDDEL [nulpuntverschuiving Z282]<br />

H1 ID"KH250"<br />

H2 ID"KBA250-77" Q4.<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

N1 G20 X120 Z120 K2<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

N2 G0 X60 Z-115<br />

N3 G1 Z-105<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

N22 G59 Z282<br />

N23 G65 H1 X0 Z-152<br />

N24 G65 H2 X120 Z-118<br />

N25 G14 Q0<br />

[Voorboren-30 mm-buiten-centrisch-kopvlak]<br />

N26 T1<br />

N27 G97 S1061 G95 F0.25 M4<br />

. . .<br />

EINDE


DIN PLUS-beeldscherm<br />

Beeldschermindeling:<br />

1 Menubalk<br />

2 NC-programmabalk met de namen van de geladen NCprogramma's.<br />

Het gekozen programma is gemarkeerd.<br />

3 Volledig, dubbel of drievoudig bewerkingsvenster. Het gekozen<br />

venster is gemarkeerd.<br />

4 Contourweergave of machine-uitlezing<br />

5 Softkeys<br />

Gelijktijdig bewerken: u kunt maximaal acht NC-programma's/NCsubprogramma's<br />

gelijktijdig bewerken. De <strong>CNC</strong> PILOT geeft de NCprogramma's<br />

naar keuze weer in een volledig, dubbel of drievoudig<br />

venster.<br />

Hoofd- en submenu's: De functies van de DIN PLUS-editor zijn<br />

verdeeld over het "hoofdmenu" en een aantal "submenu's". U hebt<br />

toegang tot de submenu's<br />

door de desbetreffende menu-items te kiezen<br />

door de cursor in het programmadeel te plaatsen<br />

Softkeys: er zijn softkeys beschikbaar voor het snel omschakelen naar<br />

"naastgelegen werkstanden", het veranderen van bewerkingsvenster<br />

en het activeren van de grafische weergave.<br />

Softkeys<br />

Omschakeling naar de werkstand<br />

Simulatie<br />

Omschakeling naar de werkstand<br />

TURN PLUS<br />

Ander NC-programma kiezen<br />

Ander NC-programma kiezen<br />

Ander bewerkingsvenster kiezen<br />

Volledig venster instellen (een<br />

bewerkingsvenster)<br />

Dubbel of drievoudig<br />

bewerkingsvenster instellen<br />

Grafische weergave activeren<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 111<br />

4.1 DIN-programmering


4.1 DIN-programmering<br />

Lineaire en rondassen<br />

Hoofdassen: coördinaatgegevens van de X-, Y- en Z-as zijn<br />

gerelateerd aan het werkstuknulpunt.<br />

C-as als hoofdas:<br />

hoekmaten zijn aan het "nulpunt van de C-as" gerelateerd.<br />

Bij C-ascontouren en C-asbewerkingen geldt het volgende:<br />

coördinaatgegevens van de voor-/achterkant worden in<br />

cartesiaanse coördinaten (XK, YK) of in poolcoördinaten (X, C)<br />

aangegeven<br />

coördinaatgegevens op het mantelvlak worden in poolcoördinaten<br />

(Z, C) aangegeven. In plaats van "C" kan baanmaat CY<br />

("manteluitslag" bij de referentiediameter) worden gebruikt.<br />

B-as – gezwenkt bewerkingsvlak: met de B-as kunnen boor- en<br />

freesbewerkingen op schuine vlakken in de ruimte worden<br />

uitgevoerd. Voor de programmering wordt het coördinatensysteem zo<br />

gezwenkt dat de boorpatronen en te frezen contouren in het YZ-vlak<br />

worden vastgelegd. De bewerking vindt dan in het gezwenkte vlak<br />

plaats.<br />

Additionele assen (hulpassen): de <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt niet<br />

alleen de hoofdassen maar ook<br />

U:lineaire as in X-richting<br />

V:lineaire as in Y-richting<br />

W:lineaire as in Z-richting<br />

A:rondas die om X roteert<br />

B:rondas die om Y roteert<br />

C:rondas die om Z roteert<br />

De additionele assen worden alleen in het bewerkingsdeel in de<br />

functies G0..G3, G12, G13, G30, G62 en G701 geprogrammeerd. Een<br />

cirkelvormige interpolatie is alleen in de hoofdassen mogelijk.<br />

Rondassen (als additionele assen) worden in het bewerkingsdeel met<br />

G15 geprogrammeerd.<br />

112<br />

Bij negatieve X-coördinaten moet op het volgende<br />

worden gelet:<br />

niet toegestaan bij contourbeschrijvingen<br />

niet toegestaan voor draaibewerkingscycli<br />

de contourcorrectie wordt uitgezet<br />

de rotatierichting bij cirkelbogen (G2/G3, G12/G13) moet<br />

handmatig worden aangepast<br />

de positie bij de snijkantradiuscompensatie (G41/G42)<br />

moet handmatig worden aangepast<br />

De DIN-editor houdt alleen rekening met de adresletters<br />

van de geconfigureerde assen.<br />

De werking van de rondassen B en C is afhankelijk van<br />

het feit of deze als hoofdas of als additionele assen zijn<br />

geconfigureerd.<br />

B<br />

Y<br />

B<br />

U<br />

B<br />

A<br />

C<br />

W<br />

X<br />

V<br />

Z


Maateenheden<br />

NC-programma's kunnen "metrisch" of "in inches" worden geschreven.<br />

De maateenheid wordt vastgelegd in het veld "Eenheid" (zie<br />

"Programmadeel PROGRAMMAKOP" op bladzijde 139).<br />

Een eenmaal vastgelegde maateenheid kan niet meer<br />

worden veranderd.<br />

Elementen van het DIN-programma<br />

Een DIN-programma omvat de volgende elementen:<br />

Programmanummer<br />

Programmadeel-aanduidingen<br />

NC-regels<br />

Functies voor het structureren van programma's<br />

Commentaarregels<br />

Het programmanummer begint met "%" gevolgd door maximaal 8<br />

tekens (cijfers, hoofdletters of "_", geen trema's) en heeft de extensie<br />

"nc" voor hoofdprogramma's resp. "ncs" voor subprogramma's. Als<br />

eerste teken moet een cijfer of letter worden gebruikt.<br />

Programmadeel-aanduidingen: wanneer u een nieuw DINprogramma<br />

maakt, zijn er al programmadeel-aanduidingen ingevoerd.<br />

Afhankelijk van de uit te voeren werkzaamheden voegt u andere<br />

programmadelen toe of wist u ingevoerde aanduidingen. Een DINprogramma<br />

moet minimaal de programmadeel-aanduidingen<br />

BEWERKING en EINDE bevatten.<br />

NC-regels beginnen met een "N" die wordt gevolgd door een<br />

regelnummer (maximaal 4 cijfers). De regelnummers hebben geen<br />

invloed op de programma-afloop. Ze dienen om een NC-regel aan te<br />

duiden..<br />

De NC-regels van de programmadelen PROGRAMMAKOP,<br />

REVOLVER en SPANMIDDEL zijn niet opgenomen in de "Organisatie<br />

van regelnummers" van de DIN-editor.<br />

Een NC-regel bevat NC-functies zoals verplaatsings-, schakel- of<br />

besturingsfuncties. Verplaatsings- en schakelfuncties beginnen met<br />

een "G" resp. "M", gevolgd door een cijfercombinatie (G1, G2, G81, M3,<br />

M30, ...) en de adresparameters. Besturingscommando's bestaan uit<br />

"sleutelwoorden" (WHILE, RETURN, etc.), of uit een lettercijfercombinatie.<br />

NC-regels die uitsluitend variabelenberekeningen bevatten, zijn<br />

toegestaan.<br />

In een NC-regel kunnen meer NC-functies worden geprogrammeerd<br />

wanneer niet dezelfde adresletters worden gebruikt en deze geen<br />

"tegenstrijdige" functie hebben.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 113<br />

4.1 DIN-programmering


4.1 DIN-programmering<br />

Voorbeelden<br />

Toegestane combinatie: N10 G1 X100 Z2 M8<br />

Niet-toegestane combinatie:<br />

N10 G1 X100 Z2 G2 X100 Z2 R30 – meermaals dezelfde<br />

adresletters, of<br />

N10 M3 M4 – tegenstrijdige functionaliteit<br />

NC-adresparameters<br />

De adresparameters bestaan uit 1 of 2 letters, gevolgd door<br />

een waarde<br />

een rekenformule<br />

een "?" (vereenvoudigde geometrieprogrammering VGP)<br />

een "i" als aanduiding voor incrementele adresparameters (bijv.: Xi...,<br />

Ci..., XKi..., YKi..., etc.)<br />

een #-variabele (wordt bij de vertaling van het NC-programma<br />

berekend)<br />

een V-variabele (wordt bij de uitvoering van functies berekend)<br />

Bijv.:<br />

X20(absolute maat)<br />

Zi–35.675(incrementele maat)<br />

X?(VGP)<br />

X#12(variabelenprogrammering)<br />

X{V12+1}(variabelenprogrammering)<br />

X(37+2)*SIN(30)(rekenformule)<br />

Programmasprongen en -herhalingen<br />

Voor het structureren van programma's kan gebruik worden<br />

gemaakt van programmasprongen, programmaherhalingen en<br />

subprogramma's. Voorbeeld: bewerking van begin/einde van<br />

stafmateriaal, etc.<br />

Uitschakelniveau: beïnvloedt de uitvoering van afzonderlijke NCregels<br />

Slede-aanduiding: u wijst de NC-regels aan een slede toe (bij<br />

draaibanken met meer sledes).<br />

In- en uitvoer: Met "invoer" beïnvloedt de machine-operator de NCprogramma-afloop<br />

Met "uitvoer" informeert u de machine-operator.<br />

Voorbeeld: de machine-operator wordt gevraagd meetpunten te<br />

controleren en correctiewaarden bij te werken.<br />

Commentaar staat tussen "[...]". Commentaar staat aan het einde van<br />

een NC-regel of alleen in een NC-regel.<br />

114


4.2 Informatie over de<br />

programmering<br />

Configuratie van de DIN-editor<br />

De volgende eigenschappen van de DIN-editor kunnen in het<br />

hoofdmenu worden geconfigureerd:<br />

Bedieningsscherm (helpscherm) naast de dialoogbox weergeven/<br />

niet weergeven<br />

Aantal bewerkingsvensters<br />

Lettergrootte<br />

U moet deze instellingen opslaan en laden.<br />

Helpscherm:<br />

U "Config > Bedieningsscherm" kiezen. De editor opent de dialoogbox<br />

"Configuratie van het bedieningsscherm".<br />

U Instellen of de helpschermen moeten worden weergegeven.<br />

Aantal bewerkingsvensters:<br />

U "Config > Venster > Volledig venster" (of ".. > Dubbel venster", ".. ><br />

Drievoudig venster") kiezen. De editor stelt het gekozen aantal<br />

vensters in.<br />

Lettergrootte:<br />

U "Config > Lettergrootte > kleiner" (of ".. > groter") kiezen. De editor<br />

verkleint/vergroot de lettergrootte.<br />

U "Config > Lettergrootte > Letters aanpassen“ kiezen. De editor<br />

neemt de lettergrootte van het gekozen venster voor alle<br />

bewerkingsvensters over.<br />

Editorinstellingen opslaan/laden:<br />

U "Config > Instellingen > Opslaan" kiezen. De editor slaat de<br />

editorinstellingen op.<br />

U "Config > Instellingen > Laden" kiezen. De editor laadt de laatst<br />

opgeslagen editorinstellingen, inclusief NC-programma.<br />

U "Config > Instellingen > Auto-save aan" kiezen. De editor slaat de<br />

actuele toestand bij het uitschakelen op.<br />

U "Config > Instellingen > Auto-save uit" kiezen. De editor-toestand<br />

wordt bij het uitschakelen niet opgeslagen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 115<br />

4.2 Informatie over de programmering


4.2 Informatie over de programmering<br />

Gelijktijdig bewerken<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT kan maximaal acht NC-programma's/NCsubprogramma's<br />

gelijktijdig bewerken en stelt maximaal drie<br />

bewerkingsvensters beschikbaar.<br />

Bewerkingsvenster: volledig of meervoudig venster instellen:<br />

116<br />

U Volledig venster instellen<br />

U Meervoudig venster instellen (dubbele of drievoudige<br />

vensters kunnen in de configuratie worden ingesteld)<br />

Ander bewerkingsvenster kiezen:<br />

U Op de softkey drukken, of<br />

U met touchpad in het gewenste venster klikken<br />

Ander NC-programma kiezen:<br />

U Op de softkey drukken<br />

U Op de softkey drukken, of<br />

U met het touchpad op het NC-programma in de NCprogrammabalk<br />

klikken.<br />

Submenu's kiezen, cursor plaatsen<br />

U hebt toegang tot de submenu's<br />

U door de desbetreffende menu-items te kiezen<br />

U door de cursor in het programmadeel te plaatsen<br />

U ESC-toets indrukken: terug naar het hoofdmenu<br />

Bij het oproepen van de menu-items "Geometrie", "Bewerking",<br />

"Revolverbezetting" of "Spanmiddel" gaat de <strong>CNC</strong> PILOT naar het<br />

desbetreffende programmadeel.<br />

Wanneer de cursor in het programmadeel ONBEWERKT WERKSTUK,<br />

BEWERKT WERKSTUK of BEWERKING wordt geplaatst, gaat de <strong>CNC</strong><br />

PILOT naar het bijbehorende submenu.<br />

Cursor plaatsen:<br />

U "Regel > Prog(ramma)begin: positioneert naar het<br />

programmabegin<br />

U "Regel > Prog(ramma)-einde: positioneert naar het<br />

programma-einde<br />

U met de cursortoetsen of "PgDn", "PgUp"


NC-regels maken, wijzigen en wissen<br />

NC-regel maken:<br />

Het invoegen van nieuwe NC-regels is afhankelijk van het<br />

programmadeel.<br />

Programmakop:<br />

U Dialoogbox "Programmakop bewerken" sluiten: de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT maakt automatisch de regels van de<br />

programmakop (aanduiding: „#..“).<br />

Programmadelen REVOLVER en SPANMIDDEL:<br />

U INS-toets indrukken: de <strong>CNC</strong> PILOT opent de dialoog<br />

voor een nieuw gereedschap resp. spanmiddel.<br />

U De nieuwe regel wordt ingevoegd nadat de dialoog is<br />

gesloten.<br />

Contourprogrammering, bewerking programmeren en programmeren<br />

in subprogramma's:<br />

U INS-toets indrukken: de <strong>CNC</strong> PILOT maakt onder de<br />

cursorpositie een nieuwe NC-regel.<br />

U Als alternatief kunt u de NC-functie rechtstreeks<br />

programmeren. De <strong>CNC</strong> PILOT maakt een nieuwe<br />

NC-regel of voegt de NC-functie in de bestaande NCregel<br />

in.<br />

NC-regel wissen:<br />

U cursor op de te wissen NC-regel plaatsen<br />

U DEL-toets indrukken: de <strong>CNC</strong> PILOT wist de NC-regel.<br />

NC-element toevoegen:<br />

U Cursor op een element van de NC-regel (NCregelnummer,<br />

G- of M-functie, adresparameters, etc.)<br />

plaatsen<br />

U NC-element (G-, M-, T-functie, etc.) invoegen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 117<br />

4.2 Informatie over de programmering


4.2 Informatie over de programmering<br />

NC-element wijzigen:<br />

118<br />

U Cursor op een element van de NC-regel (NCregelnummer,<br />

G- of M-functie, adresparameters, etc.)<br />

resp. op de programmadeel-aanduiding plaatsen<br />

U Op ENTER drukken of met de linkermuisknop<br />

dubbelklikken. De <strong>CNC</strong> PILOT activeert een<br />

dialoogbox waarin het regelnummer, het G-/Mnummer<br />

of de adresparameters van de functie voor<br />

bewerking worden aangeboden.<br />

Bij programmadeel-aanduidingen kunnen de bijbehorende parameters<br />

worden gewijzigd (bijv.: nummer van de revolver). Wanneer NCwoorden<br />

(G, M, T) worden gewijzigd, activeert de <strong>CNC</strong> PILOT de<br />

dialoogbox voor het bewerken van de adresparameters.<br />

NC-elementen wissen:<br />

U Cursor op een element van de NC-regel (NCregelnummer,<br />

G- of M-functie, adresparameters, etc.)<br />

resp. op de programmadeel-aanduiding plaatsen<br />

Zoekfuncties<br />

U DEL-toets indrukken. Het door de cursor gemarkeerde<br />

NC-element en alle bijbehorende elementen worden<br />

gewist. (Bijv.: als de cursor op een G-functie staat,<br />

worden ook de adresparameters gewist.)<br />

Wanneer er een NC-regel wordt gewist, wordt eerst een<br />

vraag om bevestiging gesteld. Afzonderlijke elementen<br />

van een NC-regel, of G-/M-functies, worden door de editor<br />

zonder vraag om bevestiging gewist.<br />

De zoekfunctie van de DIN-editor ondersteunt:<br />

Regelnummers zoeken:<br />

U "Regel > Zoekfuncties > Regel zoeken" in het hoofdmenu kiezen. De<br />

editor opent de dialoogbox "Regelnummers zoeken".<br />

U Regelnummer invoeren en dialoogbox sluiten: de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

positioneert de cursor op het regelnummer (indien aanwezig).<br />

NC-woord zoeken (G-functie, adresparameters etc.):<br />

U "Regel > Zoekfuncties > Woord zoeken" in het hoofdmenu kiezen.<br />

De editor opent de dialoogbox "Woord zoeken".<br />

U Vanaf softwareversie 625 952-02: De toetscombinatie <br />

indrukken. De editor opent de dialoogbox "Woord zoeken". Om<br />

verder te zoeken, drukt u gewoon op .<br />

U NC-woord invoeren en dialoogbox sluiten. De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

positioneert de cursor op de volgende NC-regel waarin het NCwoord<br />

staat. Er wordt gezocht vanaf de cursorpositie tot het<br />

programmaeinde, vervolgens vanaf het programmabegin.


Geleide of vrije bewerking<br />

Bij de geleide bewerking selecteert u de NC-functies aan de hand van<br />

de menu's en bewerkt u de adresparameters in dialoogboxen.<br />

Bij de vrije bewerking voert u alle elementen van de NC-regel in. De<br />

maximale regellengte bij de "vrije bewerking" bedraagt 128 tekens per<br />

regel.<br />

Keuze van de "vrije" bewerking:<br />

U "Regel > Nieuw: vrije invoer" in het hoofdmenu kiezen. De DINeditor<br />

voegt een NC-regel op de cursorpositie in en wacht op de<br />

invoer van een complete NC-regel.<br />

U "Regel > Wijzigen: vrije invoer" in het hoofdmenu kiezen. De DINeditor<br />

stelt de NC-regel waarop de cursor staat, beschikbaar om te<br />

worden gewijzigd.<br />

Geometrie- en bewerkingsfuncties<br />

De G-functies zijn onderverdeeld in:<br />

Geometriefuncties om de contour van het onbewerkte/bewerkte<br />

werkstuk te beschrijven.<br />

Bewerkingsfuncties voor het programmadeel BEWERKING.<br />

Sommige "G-nummers" worden voor de beschrijving van<br />

het onbewerkte en bewerkte werkstuk en in het<br />

programmadeel BEWERKING gebruikt. Let er bij het<br />

kopiëren of verplaatsen van NC-regels op dat<br />

"geometriefuncties" alleen voor de contourbeschrijving en<br />

"bewerkingsfuncties" alleen in het programmadeel<br />

BEWERKING worden gebruikt.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 119<br />

4.2 Informatie over de programmering


4.2 Informatie over de programmering<br />

Contourprogrammering<br />

De beschrijving van de contour van het onbewerkte en bewerkte<br />

werkstuk is voorwaarde voor de "contourcorrectie" en het gebruik van<br />

contourgerelateerde draaicycli. Bij de frees- en boorbewerking is de<br />

contourbeschrijving een voorwaarde voor het gebruik van de<br />

bewerkingscycli.<br />

Contouren voor de draaibewerking:<br />

Beschrijf de contour "aaneengesloten".<br />

De richting waarin wordt beschreven, is niet afhankelijk van de<br />

bewerkingsrichting.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT sluit "open" contouren asparallel.<br />

Contourbeschrijvingen mogen niet verder gaan dan de hartlijn.<br />

De contour van het bewerkte werkstuk moet binnen de contour van<br />

het onbewerkte werkstuk liggen.<br />

Bij stafmateriaal moet alleen het voor de productie van een<br />

werkstuk benodigde gedeelte als onbewerkt werkstuk worden<br />

gedefinieerd.<br />

Contourbeschrijvingen gelden voor het gehele NC-programma, ook<br />

wanneer het werkstuk voor bewerking aan de achterkant wordt<br />

omgespannen.<br />

In de bewerkingscycli programmeert u "verwijzingen" naar de<br />

contourbeschrijving.<br />

Onbewerkte werkstukken beschrijft u<br />

met "macro G20 voor onbewerkte werkstukken", indien er sprake is<br />

van standaarddelen (cilinders, holle cilinders).<br />

met "macro G21 voor gietstukken", wanneer de contour van het<br />

onbewerkte werkstuk is gebaseerd op de contour van het bewerkte<br />

werkstuk.<br />

door afzonderlijke contourelementen (bijv. contouren van bewerkte<br />

werkstukken), wanneer u G20, G21 niet kunt gebruiken.<br />

Bewerkte werkstukken worden met afzonderlijke contourelementen<br />

beschreven. U kunt attributen toewijzen aan contourelementen of aan<br />

de gehele contour. Hiermee wordt dan tijdens de bewerking van het<br />

werkstuk rekening gehouden (bijv.: ruwheid, overmaten, etc.).<br />

Bij tussenbewerkingsstappen maakt u hulpcontouren. De<br />

programmering van de hulpcontouren geschiedt analoog aan de<br />

beschrijving van het bewerkte werkstuk. Met HULPCONTOUR kan<br />

een contourbeschrijving worden gemaakt. HULPCONTOUREN<br />

kunnen meermaals worden gemaakt.<br />

Contouren voor de C-asbewerking:<br />

Contouren voor de C-asbewerking worden in het programmadeel<br />

BEWERKT WERKSTUK geprogrammeerd.<br />

Markeer de contouren met VOORKANT of MANTEL.<br />

Programmadeel-aanduidingen kunnen meermaals worden gebruikt.<br />

Ook kunnen er meer contouren binnen een programmadeelaanduiding<br />

worden geprogrammeerd.<br />

120


Meer contouren in een NC-programma<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt maximaal vier contouren (onbewerkte en<br />

bewerkte werkstukken) in een NC-programma. De beschrijving start<br />

met de programmadeel-aanduiding CONTOUR. Met parameters voor<br />

de nulpuntverschuiving en het coördinatensysteem wordt de positie<br />

van de contour in het werkbereik vastgelegd. Een G99 in het<br />

bewerkingsdeel wijst de bewerking aan een contour toe.<br />

Contourcorrectie<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT baseert zich op het onbewerkte werkstuk en houdt<br />

tijdens de contourcorrectie rekening met elke snede en elke cyclus.<br />

De "actuele werkstukcontour" is dan in elke bewerkingssituatie<br />

bekend. Aan de hand van de "gecorrigeerde contour" optimaliseert de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT de banen voor het benaderen en verlaten. Lege snedes<br />

worden zo voorkomen.<br />

De contourcorrectie wordt alleen uitgevoerd voor te draaien<br />

contouren. Ze wordt ook bij "hulpcontouren" uitgevoerd.<br />

Voorwaarden voor de contourcorrectie:<br />

Beschrijving van onbewerkt werkstuk<br />

Voldoende gereedschapsbeschrijving (de "eenvoudige<br />

gereedschapsdefinitie" is niet genoeg)<br />

Regelverwijzingen<br />

Activeer bij de bewerking van contourgerelateerde G-functies<br />

(programmadeel BEWERKING) de contourweergave en neem de<br />

regelverwijzingen uit de weergegeven contour over.<br />

U Cursor op het invoerveld plaatsen<br />

U Naar de contourweergave omschakelen<br />

U Cursor op het gewenste contourelement plaatsen<br />

U met ENTER het regelnummer van dit contourelement<br />

overnemen<br />

Contour maken bij de simulatie<br />

Bij de simulatie gemaakte contouren kunt u opslaan en in het NCprogramma<br />

inlezen. Voorbeeld: u beschrijft het onbewerkte en<br />

bewerkte werkstuk en simuleert de bewerking van de eerste<br />

opspanning. Vervolgens slaat u de contour op. Daarbij legt u een<br />

verschuiving van het werkstuknulpunt en/of een spiegeling vast. De<br />

simulatie slaat de "gemaakte contour" als onbewerkt werkstuk en de<br />

oorspronkelijk vastgelegde contour van het bewerkte werkstuk op,<br />

waarbij rekening wordt gehouden met de verschuiving en spiegeling.<br />

De gemaakte contour van het onbewerkte en bewerkte werkstuk<br />

inlezen:<br />

U Cursor positioneren<br />

U "Blok(menu) > Contour invoegen" in het hoofdmenu kiezen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 121<br />

4.2 Informatie over de programmering


4.2 Informatie over de programmering<br />

Lijst met G-functies<br />

Wanneer het G-nummer niet bekend is, kunt u gebruikmaken van de<br />

DIN-editor met de lijst met G-functies.<br />

Adresparameters<br />

122<br />

U "G" in het geometrie- of bewerkingsmenu kiezen. De<br />

editor opent de "Lijst met G-functies".<br />

U Cursor op de gewenste G-functie plaatsen<br />

U Het G-nummer met ENTER overnemen<br />

Coördinaten worden absoluut of incrementeel geprogrammeerd.<br />

Wanneer de coördinaten X, Y, Z, XK, YK, C niet worden opgegeven,<br />

worden ze uit de eerder uitgevoerde regel overgenomen (blijft<br />

ingeschakeld tot het moment van uitschakeling).<br />

Onbekende coördinaten van de hoofdassen X, Y of Z worden door de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT berekend, wanneer u "?" programmeert (vereenvoudigde<br />

geometrieprogrammering – VGP).<br />

De bewerkingsfuncties G0, G1, G2, G3, G12 en G13 blijven<br />

ingeschakeld totdat ze weer worden uitgeschakeld. Dit betekent dat<br />

de <strong>CNC</strong> PILOT de vorige G-functie overneemt wanneer in de volgende<br />

regel de adresparameters X, Y, Z, I of K zonder G-functie zijn<br />

geprogrammeerd. Voorwaarde daarbij is dat absolute waarden als<br />

adresparameters worden gebruikt.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt variabelen en rekenformules als<br />

adresparameters.<br />

Adresparameters bewerken:<br />

U Dialoogbox activeren<br />

U Cursor op het invoerveld plaatsen en waarden<br />

invoeren/wijzigen, of<br />

U „Uitgebreide invoer" oproepen<br />

„?“ programmeren (VGP)<br />

Omschakelen van "incrementeel naar absoluut"<br />

Invoer van variabelen activeren


Gereedschapsprogrammering<br />

De aanduiding van de gereedschapsplaatsen wordt door de<br />

machinefabrikant vastgelegd. Daarbij krijgt iedere<br />

gereedschapsopname een uniek T-nummer.<br />

In de "T-functie" (programmadeel: BEWERKING) wordt de<br />

gereedschapsopname geprogrammeerd en daarmee ook de<br />

zwenkpositie van de gereedschapshouder. De <strong>CNC</strong> PILOT kent de<br />

toewijzing van het gereedschap aan de zwenkpositie uit het<br />

programmadeel REVOLVER of uit de "gereedschapstabel", wanneer<br />

het T-nummer in het programmadeel REVOLVER niet vastgelegd is.<br />

Multigereedschappen: Een gereedschap met meer snijkanten wordt<br />

multigereedschap genoemd. Bij de T-oproep wordt het T-nummer<br />

gevolgd door een "S" om de snijkant te markeren.<br />

T-nummer.S (S=0..4)<br />

Met S=0 wordt de hoofdsnijkant aangeduid. Deze hoeft niet te<br />

worden geprogrammeerd. In het programmadeel REVOLVER wordt<br />

alleen de "hoofdsnijkant" vastgelegd.<br />

Als een snijkant van het multigereedschap is "verbruikt", markeert de<br />

standtijdbewaking van het gereedschap alle snijkanten als "verbruikt".<br />

Voorbeelden:<br />

"T3" of "T3.0": zwenkpositie 3; hoofdsnijkant<br />

"T12.2": zwenkpositie 12; snijkant 2<br />

Vervangend gereedschap: Wanneer u gebruikmaakt van de<br />

standtijdbewaking van het gereedschap, legt u een<br />

"gereedschapsgroep" vast. Zodra er een gereedschap is verbruikt,<br />

spant de <strong>CNC</strong> PILOT het "zustergereedschap" in. Pas als het laatste<br />

gereedschap uit de gereedschapsgroep is verbruikt, stopt de <strong>CNC</strong><br />

PILOT de programma-afloop.<br />

In het programmadeel REVOLVER en in de T-oproepen programmeert<br />

u het "eerste gereedschap" van de gereedschapsgroep. De <strong>CNC</strong><br />

PILOT spant automatisch het zustergereedschap in. Als onderdeel van<br />

de variabelenprogrammering (toegang tot gereedschapscorrecties of<br />

gereedschapsdiagnosebits) adresseert u ook het "eerste<br />

gereedschap" in de reeks. De <strong>CNC</strong> PILOT adresseert automatisch het<br />

"actieve gereedschap".<br />

Vervangend gereedschap legt u bij "Instellen" vast.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 123<br />

4.2 Informatie over de programmering


4.2 Informatie over de programmering<br />

Subprogramma's, expertprogramma's<br />

Subprogramma's worden voor de contourprogrammering of<br />

programmering van de bewerking gebruikt.<br />

In het subprogramma zijn overdrachtparameters als variabelen<br />

beschikbaar. U kunt de aanduiding van de overdrachtparameters<br />

vastleggen (zie "Programmadeel SUBPROGRAMMA" op<br />

bladzijde 148).<br />

In het subprogramma zijn de lokale variabelen #256 t/m #285 voor<br />

interne berekeningen beschikbaar.<br />

Subprogramma’s worden maximaal 6 keer genest. Met "nesten"<br />

wordt bedoeld dat een subprogramma een ander subprogramma<br />

oproept etc.<br />

Als een subprogramma meermaals moet worden uitgevoerd, geeft u<br />

in parameter "Q" de herhalingsfactor op.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT maakt onderscheid tussen lokale en externe<br />

subprogramma's.<br />

Lokale subprogramma's en het NC-hoofdprogramma staan in het<br />

hetzelfde bestand. Alleen het hoofdprogramma kan het lokale<br />

subprogramma oproepen.<br />

Externe subprogramma's worden in afzonderlijke bestanden<br />

opgeslagen en door willekeurige NC-hoofd- of andere NCsubprogramma's<br />

opgeroepen.<br />

Expertprogramma's<br />

Expertprogramma's zijn op de machineconfiguraties afgestemde<br />

subprogramma's voor het uitvoeren van complexe processen (bijv.:<br />

werkstukoverdracht bij de complete bewerking). De<br />

expertprogramma's worden meestal door de machinefabrikant<br />

geleverd.<br />

Vertaling van NC–programma's<br />

Let er bij de variabelenprogrammering en de operator-communicatie<br />

op dat de <strong>CNC</strong> PILOT het volledige NC-programma vóór de<br />

programma-afloop vertaalt.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT onderscheidt:<br />

#-variabelen die bij de vertaling van het NC-programma worden<br />

berekend<br />

V-variabelen die ten behoeve van de runtime (d.w.z. bij de<br />

uitvoering van de NC-regel) worden berekend<br />

In-/uitvoer tijdens de vertaling van het NC-programma<br />

In-/uitvoer tijdens de uitvoering van het NC-programma<br />

124


Bewerkingscycli<br />

HEIDENHAIN adviseert u een bewerkingscyclus in de volgende<br />

stappen te programmeren:<br />

Gereedschap inspannen<br />

Snijgegevens vastleggen<br />

Gereedschap vóór het bewerkingsgedeelte positioneren<br />

Veiligheidsafstand vastleggen<br />

Cyclusoproep<br />

Gereedschap terugtrekken<br />

Gereedschapswisselpositie benaderen<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Let op het volgende wanneer als onderdeel van de<br />

optimalisatie stappen van de cyclusprogrammering<br />

vervallen:<br />

Een speciale aanzet blijft tot het volgende<br />

aanzetcommando geldig (bijv.: nabewerkingsaanzet bij<br />

steekcycli).<br />

Bij sommige cycli wordt diagonaal naar het startpunt<br />

teruggekeerd wanneer u gebruikmaakt van de<br />

standaardprogrammering (bijv.: voorbewerkingscycli).<br />

Typische structuur van een bewerkingscylus<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

N.. G59 Z.. Nulpuntverschuiving<br />

N.. G26 S.. Toerentalbegrenzing vastleggen<br />

N.. G14 Q.. Gereedschapswisselpositie benaderen<br />

. . .<br />

N.. T.. Gereedschap inspannen<br />

N.. G96 S.. G95 F.. M4 Technologiegegevens vastleggen<br />

N.. G0 X.. Z.. Voorpositioneren<br />

N.. G47 P.. Veiligheidsafstand vastleggen<br />

N.. G810 NS.. NE.. Cyclusoproep<br />

N.. G0 X.. Z.. Indien nodig: Vrijzetten<br />

N.. G14 Q0 Gereedschapswisselpositie benaderen<br />

. . .<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 125<br />

4.2 Informatie over de programmering


4.3 De DIN PLUS-editor<br />

4.3 De DIN PLUS-editor<br />

Overzicht "Hoofdmenu"<br />

De menugroep "Prog" (Programmabeheer) omvat de volgende<br />

functies voor NC-hoofd- en subprogramma's:<br />

Laden van aanwezige NC-programma's<br />

Maken van nieuwe NC-programma's<br />

Opslaan van nieuwe of gewijzigde NC-programma's<br />

De menugroep "Voorsp" (NC-programma-header) omvat functies<br />

voor het bewerken van de<br />

programmakop<br />

revolverbezetting<br />

spanmiddeltabel<br />

Met het menu-item "Geo(metrie)" springt u naar het programmeren<br />

van de contour van het onbewerkte of bewerkte werkstuk. Daarbij<br />

selecteert u een macro van het onbewerkte werkstuk of plaatst u de<br />

cursor in het programmadeel ONBEWERKT WERKSTUK resp.<br />

BEWERKT WERKSTUK en schakelt u om naar het geometriemenu.<br />

Met het menu-item "Bewerking" roept u het submenu op voor het<br />

programmeren van de werkstukbewerking. Tegelijkertijd plaatst de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT de cursor in het programmadeel BEWERKING.<br />

Met het menu-item "PDa" (programmadeel-aanduiding) roept u een<br />

keuzevenster met programmadeel-aanduidingen op. Hiermee voegt u<br />

andere aanduidingen in uw NC-programma in.<br />

De menugroep "Blokmenu" omvat functies voor het bewerken van<br />

NC-programmablokken.<br />

De menugroep "Regel" omvat<br />

Functies voor het positioneren van de cursor<br />

Functies voor het nummeren van de NC-regels<br />

Zoekfuncties<br />

Oproep van de "vrije bewerking"<br />

In de menugroep "Config(uratie)" kunt u het volgende instellen:<br />

Bedieningsscherm (helpscherm) uitschakelen/niet uitschakelen<br />

Vensterconfiguratie<br />

Lettergrootte<br />

Bovendien beheert u de "instellingen".<br />

In de menugroep "Grafische weergave" stelt u het "grafisch<br />

venster" in en schakelt u de contourweergave in/uit.<br />

126


Overzicht "geometriemenu"<br />

Het submenu Geometrie omvat G-functies en "instructies" van de<br />

programmadelen ONBEWERKT WERKSTUK en BEWERKT<br />

WERKSTUK.<br />

Met de menu-items "G", "Rechte" en "Cirkel" selecteert u de<br />

basiselementen van de contour:<br />

Als het G-nummer bekend is, roept u "G" op en voert u het nummer<br />

van de G-functie in.<br />

Als het G-nummer niet bekend is, selecteert u de "rechte" of de<br />

gewenste "cirkel(boog)".<br />

De menugroep "Vorm" omvat de volgende vormelementen:<br />

Insteken<br />

Draaduitlopen<br />

Schroefdraad<br />

Centrische boring<br />

evenals de subprogramma-oproep<br />

In de menugroep "Attributen" legt u de volgende attributen vast die<br />

aan contouren of contourgedeeltes worden toegewezen:<br />

Nauwkeurige stop<br />

Oppervlakteruwheid<br />

Overmaten<br />

Speciale aanzetten<br />

Additieve correcties<br />

De menugroep "Voorkant" omvat figuren, patronen en elementen<br />

voor het vastleggen van te frezen contouren voor de voor- en<br />

achterkant. Dit menu-item kan pas worden geselecteerd wanneer de<br />

cursor in de desbetreffende programmadeel-aanduiding staat.<br />

De menugroep "Mantel" omvat figuren, patronen en elementen voor<br />

het vastleggen van te frezen contouren voor het mantelvlak. Dit menuitem<br />

kan pas worden geselecteerd wanneer de cursor in de<br />

desbetreffende programmadeel-aanduiding staat.<br />

De menugroep "Instructies" omvat:<br />

Programmadeel-aanduidingen<br />

Instructies voor het structureren van programma's<br />

Variabelenprogrammering<br />

Commentaar<br />

Met het menu-item "Graf" wordt het grafisch venster ingeschakeld<br />

of ververst.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 127<br />

4.3 De DIN PLUS-editor


4.3 De DIN PLUS-editor<br />

Overzicht "bewerkingsmenu"<br />

Het submenu Bewerking omvat G-, M-, T-, S- en F-functies evenals<br />

andere "instructies" voor het programmadeel BEWERKING.<br />

Keuze van de G- en M-functies:<br />

Als het G- of M-nummer bekend is, roept u "G" of "M" op en voert u<br />

vervolgens het nummer van de functie in.<br />

Als het G- of M-nummer niet bekend is, selecteert u de gewenste<br />

functie uit de menugroep "G-menu" of "M-menu".<br />

Menu-items "T" (gereedschapsoproep):<br />

U "T" kiezen<br />

U T-nummer invoeren, of het gereedschap uit de tabel selecteren<br />

Menu-item "F":<br />

U "F" kiezen. De editor roept "G95 – aanzet per omwenteling" op.<br />

Menu-item "S":<br />

U "S" kiezen. De editor roept "G96 – snijsnelheid" op.<br />

De menugroep "Instructies" omvat:<br />

Programmadeel-aanduidingen<br />

Instructies voor het structureren van programma's<br />

Variabelenprogrammering<br />

Subprogramma-oproepen<br />

Commentaar<br />

Sjablonen<br />

Werkschema<br />

Met het menu-item "Graf" wordt het grafisch venster ingeschakeld<br />

of ververst.<br />

Met sjabloon wordt een van tevoren vastgelegd, op uw draaibank<br />

afgestemd NC-codeblok bedoeld dat in het NC-programma wordt<br />

opgenomen. Sjablonen omvatten meestal structuurcommando's,<br />

synchronisaties, nulpuntverschuivingen, etc. Sjablonen<br />

vereenvoudigen hierdoor het programmeren van complexe<br />

processen.<br />

Sjablonen worden door de machinefabrikant beschikbaar gesteld.<br />

Hij kan u ook vertellen of en welke sjablonen voor uw machine<br />

beschikbaar zijn. U kunt de sjablonen naar eigen behoefte<br />

optimaliseren (zie "DIN PLUS-sjablonen" op bladzijde 355).<br />

Met de functie Werkschema wordt al het commentaar verzameld dat<br />

met "//" begint; dit wordt vóór de instructie BEWERKING geplaatst. U<br />

krijgt dan een overzicht van de bewerkingen van het NC-programma.<br />

128


Nieuw NC-programma<br />

NC-programma's bevatten instructies en informatie die op uw<br />

speciale draaibank en op uw organisatie zijn afgestemd. Deze<br />

gegevens kunt u in een "startsjabloon" opnemen en steeds opnieuw<br />

gebruiken (zie programmavoorbeeld). Een dergelijk<br />

"modelprogramma" vergemakkelijkt het schrijven van een nieuw<br />

programma en helpt bij de standaardisatie van de NC-programma's.<br />

Wanneer u de startsjabloon niet gebruikt, maakt de <strong>CNC</strong> PILOT een<br />

nieuw NC-programma met de standaard programmadeelaanduidingen.<br />

Hoe gedetailleerd u de startsjabloon maakt, hangt af van de<br />

complexiteit van de machine, uw organisatie en een groot aantal<br />

andere criteria.<br />

Startsjabloon maken en bewerken: zie "DIN PLUS-sjablonen" op<br />

bladzijde 355<br />

Nieuw NC-programma met "startsjabloon" maken:<br />

U "Prog > Nieuw" kiezen.<br />

U Programmanaam invoeren.<br />

U NC-hoofdprogramma instellen.<br />

U Op "OK" klikken. De <strong>CNC</strong> PILOT maakt een NC-programma op basis<br />

van de startsjabloon (voorwaarde: het bestand "DINSTART.bev"<br />

staat in de directory "NCPS")<br />

Nieuw NC-programma maken:<br />

U "Prog > Nieuw" kiezen<br />

U Programmanaam invoeren<br />

U NC-hoofdprogramma instellen<br />

U Op de knop "Programmakop" klikken: de NC-editor maakt het NCprogramma<br />

en gaat naar het bewerken van de programmakop.<br />

Nieuw subprogramma maken:<br />

U "Prog > Nieuw" kiezen<br />

U Programmanaam invoeren<br />

U Subprogramma instellen<br />

U Op "OK" klikken. De NC-editor maakt het subprogramma.<br />

Voorbeeld: "Startsjabloon"<br />

PROGRAMMAKOP<br />

#MATERIAAL St 60-2<br />

#MACHINE STANDAARD<br />

#SPANDRUK 40<br />

#SLEDE $1<br />

#SYNCHRO 0<br />

REVOLVER 1<br />

SPANMIDDEL [nulpuntverschuiving Z...]<br />

H1 ID"KH250"<br />

H2 ID"KBA250-69" X 100 Q2<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

N1 G20 X100 Z100 K2<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

N2 G0 X0 Z0<br />

BEWERKING<br />

N22 G59 Z100 [nulpuntverschuiving invoeren]<br />

N23 G26 S4000 [toerentalbegrenzing<br />

invoeren]<br />

N24 G65 H1 X0 Z-100 [spanmiddelpositie<br />

invoeren]<br />

N25 G65 H2 X100 Z-100<br />

N26 G14 Q0<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 129<br />

4.3 De DIN PLUS-editor


4.3 De DIN PLUS-editor<br />

NC-programmabeheer<br />

NC-programma laden:<br />

NC-programma in het volgende vrije venster laden:<br />

U "Prog > Laden > Hoofdprogramma" (of ".. > Subprogramma") kiezen.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT toont de bestanden.<br />

U NC-programma of subprogramma selecteren en laden<br />

NC-programma in geselecteerd venster laden:<br />

U Vrij bewerkingsvenster selecteren en activeren<br />

U "Prog > Laden > Hoofdprogramma" (of ".. > Subprogramma") kiezen.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT toont de bestanden.<br />

U NC-programma of subprogramma selecteren en laden<br />

NC-programma opslaan:<br />

Bewerking van NC-programma afsluiten:<br />

U "Prog > Sluiten" kiezen. Bij een nieuw of gewijzigd NC-programma<br />

opent de <strong>CNC</strong> PILOT de dialoogbox "NC-programma opslaan"<br />

U Stel in of en onder welke naam het NC-programma moet worden<br />

opgeslagen<br />

NC-programma van het actieve venster opslaan:<br />

U "Prog > Opslaan" kiezen. De <strong>CNC</strong> PILOT slaat het NC-programma<br />

op, maar het blijft in het bewerkingsvenster staan.<br />

NC-programma van het actieve venster onder een nieuwe<br />

programmanaam opslaan:<br />

U "Prog > Opslaan als" kiezen. De <strong>CNC</strong> PILOT opent de dialoogbox<br />

"NC-programma opslaan".<br />

U Voer de bestandsnaam in en stel in of het bewerkingsvenster moet<br />

worden gesloten<br />

De NC-programma's van alle actieve vensters opslaan:<br />

U "Prog > Alles opslaan" kiezen. De <strong>CNC</strong> PILOT slaat alle NCprogramma's<br />

op, maar ze blijven in de bewerkingsvensters staan.<br />

130<br />

Wanneer u de werkstand "DIN PLUS" verlaat, worden<br />

de NC-programma's automatisch opgeslagen. Daarbij<br />

wordt de "oude versie" van het NC-programma<br />

overschreven.<br />

Zodra een NC-programma is gewijzigd, maar nog niet is<br />

opgeslagen, wordt de programmanaam rood<br />

weergegeven. Bij niet-gewijzigde, resp. opgeslagen NCprogramma's<br />

wordt de programmanaam zwart<br />

weergegeven.


Grafisch venster<br />

Tijdens het bewerken toont de <strong>CNC</strong> PILOT geprogrammeerde<br />

contouren in maximaal twee grafische vensters.<br />

Keuze van het grafisch venster:<br />

U "Graf > Venster" in het hoofdmenu kiezen<br />

U Het gewenste venster markeren<br />

Contourweergave inschakelen/contour actualiseren:<br />

In het hoofdmenu:<br />

U "Graf > GrWrg AAN" kiezen<br />

In het submenu:<br />

U Op de softkey drukken, of<br />

U "Graf" kiezen<br />

Machine-uitlezing inschakelen:<br />

U "Graf > GrWrg UIT" in het hoofdmenu kiezen<br />

Informatie over het grafisch venster:<br />

Het startpunt van de te draaien contour wordt met een "hokje"<br />

aangegeven.<br />

Als de cursor op een regel van het "onbewerkte of bewerkte<br />

werkstuk" staat, wordt het bijbehorende contourelement rood<br />

aangegeven en de beschrijvingsrichting getoond.<br />

Bij de programmering van de bewerkingscycli kunt u de getoonde<br />

contour gebruiken om de regelverwijzingen te bepalen.<br />

Bij de weergave van mantelvlakcontouren baseert de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

zich op de bodem van het patroon (referentiediameter bij MANTEL).<br />

Met toevoegingen aan of wijzigingen in de contouren<br />

wordt pas rekening gehouden nadat de GRAFISCHE<br />

WEERGAVE opnieuw is geactiveerd.<br />

Voorwaarde voor de "Contourweergave" is dat unieke<br />

NC-regelnummers worden gebruikt!<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 131<br />

4.3 De DIN PLUS-editor


4.3 De DIN PLUS-editor<br />

Programmering van onbewerkte werkstukken<br />

Onbewerkte werkstukken moeten als volgt worden beschreven:<br />

Standaard onbewerkt werkstuk (cilinder, holle cilinder):<br />

U "Geo > Onbew. werkstuk > Klauwplaat/staf G20" in het hoofdmenu<br />

kiezen.<br />

U De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

maakt een NC-regel in het programmadeel ONBEWERKT<br />

WERKSTUK<br />

schakelt naar het submenu "Geometrie"<br />

activeert de dialoogbox "Klauwplaat cilinder/pijp G20"<br />

Gietstuk als onbewerkt werkstuk (de contour van het onbewerkte<br />

werkstuk is gebaseerd op de contour van het bewerkte werkstuk):<br />

U "Geo > Onbew. werkstuk > Gietstuk G21" in het hoofdmenu kiezen.<br />

U De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

maakt een NC-regel in het programmadeel ONBEWERKT<br />

WERKSTUK<br />

schakelt naar het submenu "Geometrie"<br />

activeert de dialoogbox "Gietstuk G21"<br />

Willekeurige contour van onbewerkt werkstuk:<br />

U "Geo > Onbew. werkstuk > Vrije contour" in het hoofdmenu kiezen.<br />

U De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

plaatst de cursor op het programmadeel ONBEWERKT<br />

WERKSTUK<br />

schakelt naar het submenu "Geometrie"<br />

U Onbewerkt werkstuk met afzonderlijke contourelementen (als een<br />

contour van een bewerkt werkstuk) vastleggen<br />

132


Regelnummering<br />

Regelnummering instellen: Voor de regelnummering zijn het<br />

"startregelnummer" en de "stapgrootte" van belang. De eerste NCregel<br />

krijgt het startregelnummer, bij iedere volgende NC-regel wordt<br />

de stapgrootte erbij opgeteld. De instelling van het startregelnummer<br />

en de stapgrootte is aan het NC-programma gebonden. Oproep:<br />

U "Regel > Stapgrootte" in het hoofdmenu kiezen. De editor opent de<br />

dialoogbox "Configuratie van de stapgrootte".<br />

U "Startregelnummer" en "stapgrootte" invoeren.<br />

NC-regels opnieuw nummeren: De editor<br />

nummert de NC-regels opnieuw.<br />

corrigeert de regelverwijzingen bij contourgerelateerde G-functies in<br />

het hoofdprogramma en alle subprogramma's die in dit<br />

hoofdprogramma worden opgeroepen.<br />

corrigeert de regelverwijzingen bij subprogramma-oproepen.<br />

nummert de NC-regels van een subprogramma opnieuw, wanneer<br />

dit subprogramma door het hoofdprogramma wordt gebruikt en in<br />

de editor is geopend.<br />

Oproep:<br />

U "Regel > Regelnummering" in het hoofdmenu kiezen. De editor<br />

nummert de NC-regels opnieuw.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 133<br />

4.3 De DIN PLUS-editor


4.3 De DIN PLUS-editor<br />

"Instructies" programmeren<br />

"Instructies" van het geometriemenu<br />

De menugroep "Instructies" omvat:<br />

DIN PLUS-woorden:<br />

U "Instr > DIN PLUS-woorden" kiezen. De editor opent het<br />

keuzevenster.<br />

U De gewenste instructie voor het structureren van het programma of<br />

het in-/uitvoercommando selecteren.<br />

Variabele:<br />

U "Instr > Variabelen" kiezen. De editor opent de invoerregel.<br />

U Variabelen- of rekenformule invoeren.<br />

Programmadeel-aanduidingen:<br />

Hulpcontour:<br />

U "Instr > HULPCONTOUR" kiezen. De editor voert de aanduiding op<br />

een geschikte positie in.<br />

Contour voor-/achterkant of mantelvlak:<br />

U "Instr > VOORKANT" (of "... > MANTEL",".. > ACHTERKANT")"<br />

kiezen. De editor opent de dialoog voor de positie-aanduiding.<br />

U Positie van het vlak invoeren.<br />

Commentaar:<br />

U "Instr > Commentaarregel" kiezen. De editor opent de invoerregel.<br />

U Tekst invoeren. Het commentaar wordt boven de cursorpositie<br />

geplaatst.<br />

"Instructies" van het bewerkingsmenu<br />

De menugroep "Instructies" omvat:<br />

134


DIN PLUS-woorden:<br />

U "Instr > DIN PLUS-woorden" kiezen. De editor opent het<br />

keuzevenster.<br />

U De gewenste programmadeel-aanduiding, instructie voor het<br />

structureren van het programma of het in-/uitvoercommando<br />

selecteren.<br />

Variabele:<br />

U "Instr > Variabelen" kiezen. De editor opent de invoerregel.<br />

U Variabelen- of rekenformule invoeren.<br />

Uitschakelniveau:<br />

U "Instr > / Uitschak" kiezen. De editor opent de dialoogbox<br />

"Uitschakelniveau".<br />

U Uitschakelniveau [1..9] invoeren.<br />

Slede-aanduiding:<br />

U "Instr > $ slede" kiezen. De editor opent de dialoogbox<br />

"Sledenummer".<br />

U Sledenummer invoeren. Meer sledes als cijferreeks invoeren.<br />

Externe subprogramma-oproep:<br />

U "Instr > L-oproep extern" kiezen. De editor opent de keuzelijst met<br />

de aanwezige subprogramma's.<br />

U Subprogramma kiezen en overdrachtparameters invoeren.<br />

Interne subprogramma-oproep:<br />

U "Instr > L-oproep intern" kiezen. De editor opent de dialoogbox<br />

"Subprogramma-oproep".<br />

U Subprogrammanaam (regelnummer waarmee het subprogramma<br />

begint) en de overdrachtparameters invoeren.<br />

Commentaar:<br />

U "Instr > Commentaarregel" kiezen. De editor opent de invoerregel.<br />

U Tekst invoeren. Het commentaar wordt boven de cursorpositie<br />

geplaatst.<br />

Sjablonen:<br />

U "Instr > Sjabloonselectie > Sjabloonselectie .." kiezen<br />

De editor opent de dialoogbox van de sjabloon<br />

Na het afsluiten van de dialoogbox wordt de sjabloon in het NCprogramma<br />

overgenomen<br />

NC-programma-overzicht maken:<br />

U "Instr > Werkschema" kiezen.<br />

U De editor:<br />

"verzamelt" al het commentaar dat met "// ..." begint<br />

plaatst dit commentaar vóór het programmadeel BEWERKING<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 135<br />

4.3 De DIN PLUS-editor


4.3 De DIN PLUS-editor<br />

Blokmenu<br />

NC-blokken (een aantal opeenvolgende NC-regels) kunt u wissen,<br />

verplaatsen, kopiëren of tussen NC-programma's uitwisselen.<br />

Een NC-blok kan worden vastgelegd door het begin en einde van het<br />

blok te "markeren". Daarna selecteert u de "behandeling" van het blok.<br />

Om blokken tussen NC-programma's uit te wisselen, slaat u het<br />

blok op het "klembord" op. Vervolgens leest u het blok vanaf het<br />

klembord in. Een blok blijft op het klembord staan totdat het door een<br />

nieuw blok wordt overschreven.<br />

Blok markeren:<br />

Blokbegin:<br />

U Cursor op het "begin van het blok" plaatsen<br />

U Op "Begin-mark" (=begin markeren) klikken<br />

Blokeinde:<br />

U Cursor op het "einde van het blok" plaatsen<br />

U Op "Eind-mark" (=einde markeren) klikken<br />

Blok op het klembord opslaan:<br />

Het "gemarkeerde" blok naar het klembord verplaatsen en wissen:<br />

U "Bewerken > Knippen" kiezen<br />

Het "gemarkeerde" blok naar het klembord kopiëren:<br />

U "Bewerken > Kopiëren naar klembord" kiezen<br />

Blok vanaf het klembord invoegen:<br />

U Cursor op de doelpositie plaatsen<br />

U "Bewerken > Invoegen vanaf klembord" kiezen. Het blok wordt op<br />

de doelpositie ingevoegd.<br />

Blok wissen:<br />

U "Bewerken > Wissen" kiezen. De editor wist het "gemarkeerde" blok<br />

definitief (wordt niet op het klembord opgeslagen).<br />

Blok verplaatsen:<br />

U Cursor op de doelpositie plaatsen<br />

U "Bewerken > Verplaatsen" kiezen. Het "gemarkeerde" blok wordt<br />

naar de doelpositie "verplaatst" en op de huidige positie gewist.<br />

136


Blok kopiëren:<br />

U Cursor op de doelpositie plaatsen<br />

U "Bewerken > Kopiëren en invoegen" kiezen. Het "gemarkeerde" blok<br />

wordt op de doelpositie ingevoegd (gekopieerd).<br />

Menu-item "Opheffen":<br />

U "Opheffen" kiezen. De editor heft alle markeringen op.<br />

Menu-item "Contour invoegen":<br />

U "Contour invoegen" kiezen. De editor voegt de contour van het<br />

onbewerkte of bewerkte werkstuk die tijdens de simulatie het laatst<br />

werd gemaakt, onder de cursorpositie in.<br />

Als alternatief voor de functies van het blokmenu kunt u de normale<br />

toetscombinaties van WINDOWS voor het selecteren, wissen,<br />

verplaatsen, etc. gebruiken:<br />

U Selecteren met behulp van de cursortoetsen, terwijl u de Shift-toets<br />

ingedrukt houdt<br />

U Ctrl-C: geselecteerde tekst naar het klembord kopiëren<br />

U Shift-Del (verwijderen): geselecteerde tekst naar het klembord<br />

verplaatsen<br />

U Ctrl-V: tekst vanaf het klembord op de cursorpositie invoegen<br />

U Del (verwijderen): geselecteerde tekst wissen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 137<br />

4.3 De DIN PLUS-editor


4.4 Programmadeel-aanduiding<br />

4.4 Programmadeel-aanduiding<br />

Een nieuw gemaakt DIN-programma bevat reeds programmadeelaanduidingen.<br />

Afhankelijk van de uit te voeren werkzaamheden voegt<br />

u andere aanduidingen toe of wist u deze. Een DIN-programma moet<br />

minimaal de aanduidingen BEWERKING en EINDE bevatten.<br />

U kunt andere programmadeel-aanduidingen kiezen onder het menuitem<br />

"PDa" (Programmma-Deelaanduiding) in het hoofdmenu, in de<br />

menugroep "Instr" of in het keuzevenster "DIN PLUS-woorden". De<br />

<strong>CNC</strong> PILOT voert de programmadeel-aanduiding op de juiste positie in.<br />

138<br />

Gebruik de programmadeel-aanduidingen (VOORKANT,<br />

ACHTERKANT, etc.) meermaals als er meer<br />

onafhankelijke contourbeschrijvingen voor de boor-/<br />

freesbewerking zijn.<br />

Overzicht programmadeel-aanduidingen<br />

Programma-header<br />

PROGRAMMAKOP Bladzijde 139<br />

REVOLVER Bladzijde 140<br />

SPANMIDDEL<br />

Contourbeschrijving<br />

Bladzijde 145<br />

CONTOUR Bladzijde 146<br />

ONBEWERKT WERKSTUK Bladzijde 146<br />

BEWERKT WERKSTUK Bladzijde 147<br />

HULPCONTOUR<br />

C-as-contouren<br />

Bladzijde 147<br />

VOORKANT Bladzijde 147<br />

ACHTERKANT Bladzijde 147<br />

MANTEL<br />

Werkstukbewerking<br />

Bladzijde 147<br />

BEWERKING Bladzijde 147<br />

TOEWIJZING Bladzijde 148<br />

EINDE<br />

Subprogramma's<br />

Bladzijde 147<br />

SUBPROGRAMMA Bladzijde 148<br />

RETURN<br />

Overige<br />

Bladzijde 148<br />

CONST Bladzijde 148<br />

Voorbeeld: Programmadeel-aanduidingen<br />

. . . [programmadelen uit de<br />

contourbeschrijving]<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

N1 G20 X100 Z220 K1<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

N2 G0 X60 Z0<br />

N3 G1 Z-70<br />

. . .<br />

VOORKANT Z-25<br />

N31 G308 P-10<br />

N32 G402 Q5 K110 A0 Wi72 V2 XK0 YK0<br />

N33 G300 B5 P10 W118 A0<br />

N34 G309<br />

VOORKANT Z0<br />

N35 G308 P-6<br />

N36 G307 XK0 YK0 Q6 A0 K34.641<br />

N37 G309<br />

. . .


Programmadeel PROGRAMMAKOP<br />

Instructies voor en informatie over de PROGRAMMAKOP:<br />

Slede: het NC-programma wordt uitsluitend op de opgegeven<br />

sledes uitgevoerd.<br />

Invoer "1": voor $1<br />

Invoer "12": voor $1 en $2<br />

Geen invoer: NC-programma wordt op elke slede uitgevoerd<br />

Eenheid:<br />

Maateenheid metrisch of inch instellen<br />

Geen invoer: de in regelparameter 1 ingestelde maateenheid<br />

wordt overgenomen<br />

De andere velden bevatten organisatorische informatie en<br />

instelinformatie die geen invloed heeft op de programma-afloop.<br />

De informatie van de programmakop wordt in het DIN-programma<br />

met "#" aangegeven.<br />

Bij "Besturen" (werkstand Transfer) wordt de invoer in het veld<br />

"Tekening" bij de opsomming van de NC-hoofdprogramma's getoond.<br />

U kunt "eenheid" alleen programmeren, wanneer u bij het<br />

maken van een nieuw NC-programma "Programmakop"<br />

oproept. Op een later tijdstip kunnen geen wijzigingen<br />

meer worden aangebracht.<br />

Variabelenweergave:<br />

Oproep van de weergave:<br />

U Op de knop Variabelenweergave in de dialoogbox<br />

„Programmakop bewerken" klikken<br />

In de dialoogbox kunt u maximaal 16 V-variabelen voor de programmaafloop-besturing<br />

vastleggen. Tijdens automatisch bedrijf en bij<br />

simulatie kunt u instellen of de variabelen bij de programma-afloop<br />

moeten worden opgevraagd. Als alternatief vindt de programmaafloop<br />

met de "vooraf ingestelde waarden" plaats.<br />

Voor elke variabele legt u vast:<br />

Nummer van de variabele<br />

Vooraf ingestelde waarde (initialisatiewaarde)<br />

Beschrijving (tekst waarmee deze variabele bij de programma-afloop<br />

wordt opgevraagd)<br />

De vastlegging van de variabelenweergave is een alternatief op de<br />

programmering met INPUTA-/PRINTA-commando's.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 139<br />

4.4 Programmadeel-aanduiding


4.4 Programmadeel-aanduiding<br />

Programmadeel REVOLVER<br />

Met de programmadeel-aanduiding REVOLVER x (x: 1..6) wordt de<br />

bezetting van de gereedschapshouder x. vastgelegd. Voor elke<br />

bezette revolverplaats wordt<br />

het ID-nummer van het gereedschap ingevoerd, wanneer het<br />

gereedschap in de database is beschreven.<br />

de gereedschapsbeschrijving direct ingevoerd, wanneer er sprake is<br />

van een "tijdelijk gereedschap". "Tijdelijk gereedschap" wordt niet in<br />

de database overgenomen.<br />

Voor het bewerken van de revolverbezetting kunt u gebruikmaken van<br />

de volgende functies:<br />

Menu-item "Revolverbezetting": Voor ieder item van dit<br />

programmadeel roept u de dialoogbox "Gereedschap" op en neemt<br />

u een gereedschap over uit de database, of beschrijft u het<br />

gereedschap met "Uitgebreide invoer" resp. als "Eenvoudig<br />

gereedschap".<br />

Menu-item "Gereedschapstabel instellen": evenals bij de<br />

instelfunctie, stelt de <strong>CNC</strong> PILOT de revolverbezetting van dit NCprogramma<br />

als "Gereedschapstabel" voor bewerking beschikbaar.<br />

Bij deze functie gebruikt u uitsluitend gereedschap uit de database.<br />

Gereedschapsbeschrijving in het NC-programma:<br />

Meestal wordt gereedschap in de database beschreven en het<br />

ID-nummer van het gereedschap als "referentie" in het NC-programma<br />

ingevoerd. Als alternatief beschrijft u het gereedschap in het NCprogramma:<br />

"Uitgebreide" gereedschapsbeschrijving:<br />

De gereedschapsparameters komen overeen met de eerste<br />

dialoogbox van de gereedschapseditor.<br />

Er gelden geen beperkingen voor het gebruik van het<br />

gereedschap.<br />

Bij de simulatie wordt alleen de snijkant van het gereedschap<br />

weergegeven.<br />

Als het ID-nummer wordt opgegeven, worden de gegevens in de<br />

database overgenomen.<br />

Als het ID-nummer niet wordt opgegeven, worden de gegevens<br />

niet in de database overgenomen.<br />

140


"Eenvoudige" gereedschapsbeschrijving:<br />

Alleen geschikt voor enkelvoudige verplaatsingen en draaicycli<br />

(G0...G3, G12, G13; G81...G88).<br />

Er vindt geen contourcorrectie plaats.<br />

De snijkantradiuscorrectie wordt uitgevoerd.<br />

Eenvoudig gereedschap wordt niet in de database opgenomen.<br />

Als REVOLVER niet wordt geprogrammeerd, wordt<br />

gebruikgemaakt van het in de "gereedschapstabel"<br />

ingevoerde gereedschap.<br />

De namen "_SIM..." en "_AUTO..." zijn gereserveerd voor<br />

"tijdelijk gereedschap" (eenvoudig gereedschap en<br />

gereedschap zonder ID-nummer). De<br />

gereedschapsbeschrijving geldt slechts zolang het NCprogramma<br />

bij simulatie of automatisch bedrijf is<br />

geactiveerd.<br />

Voorbeeld "Revolvertabel"<br />

REVOLVER 1<br />

T1 ID"342-300.1" Gereedschap uit de database<br />

T2 WT1 X50 Z50 R0.2 B6 Eenvoudige gereedschapsbeschrijving<br />

T3 WT122 X15 Z150 H0 V4 R0.4 A93 C55 I9 K70 Uitgebreide gereedschapsbeschrijving, zonder<br />

opname in de database<br />

T4 ID"ERW.1" WT112 X20 Z150 H2 V4 R0.8 A95 C80 B9 K70 Uitgebreide gereedschapsbeschrijving, met<br />

opname in de database<br />

. . .<br />

Revolverbezetting bewerken<br />

In het programmadeel REVOLVER wordt voor elke bezette<br />

revolverplaats<br />

het ID-nummer van het gereedschap ingevoerd, wanneer het<br />

gereedschap in de database is beschreven.<br />

de gereedschapsbeschrijving direct ingevoerd, wanneer er sprake is<br />

van een "tijdelijk gereedschap".<br />

Parameter dialoogbox "Gereedschap"<br />

T-nummer Positie op de gereedschapshouder<br />

ID ID-nummer (verwijzing naar de database)<br />

Knop "Uitgebreide Omschakelen naar "uitgebreide<br />

invoer"<br />

gereedschapsbeschrijving"<br />

Knop "Eenvoudig Omschakelen naar "eenvoudige<br />

GS"<br />

gereedschapsbeschrijving"<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 141<br />

4.4 Programmadeel-aanduiding


4.4 Programmadeel-aanduiding<br />

Gereedschap invoeren of wijzigen:<br />

U "Head(er) > Revolverbezetting" kiezen. De editor<br />

plaatst de cursor in het programmadeel REVOLVER.<br />

Gereedschap invoeren:<br />

U Cursor positioneren<br />

U INS-toets indrukken De editor opent de dialoogbox<br />

"Gereedschap".<br />

142<br />

U Dialoogbox "Gereedschap" bewerken<br />

Gereedschapsgegevens wijzigen:<br />

U Cursor op het te wijzigen item plaatsen<br />

U Op RETURN drukken of met de linkermuisknop<br />

dubbelklikken<br />

U Dialoogbox "Gereeds." bewerken<br />

Revolverbezetting uit de gereedschapsdatabase<br />

Vanuit de dialoogbox "Gereedschap" hebt u direct toegang tot de<br />

database. U neemt het ID-nummer van het gereedschap over.<br />

U Op de softkey drukken. De gegevens worden<br />

gesorteerd op gereedschapstype.<br />

U Op de softkey drukken. De gegevens worden<br />

gesorteerd op ID-nummer van het gereedschap.<br />

U Cursor op het over te nemen gereedschap plaatsen<br />

U Met RETURN het ID-nummer in de dialoogbox<br />

"Gereedschap" overnemen<br />

Gereedschapsgegevens bewerken:<br />

U Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT stelt de<br />

gegevens van het in de dialoogbox "Gereedschap"<br />

opgegeven gereedschap voor bewerking<br />

beschikbaar.


Gereedschapstabel overnemen<br />

Vanaf softwareversie 625 952-04:<br />

U kunt de in de werkstand Machine ingestelde gereedschapstabel in<br />

uw NC-programma overnemen:<br />

U Cursor in het programmadeel plaatsen (REVOLVER 1, REVOLER 2,<br />

SCHIJFMAGAZIJN, ...)<br />

U "Head(er) > Tabel overnemen" in het hoofdmenu kiezen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT neemt de desbetreffende revolver- of magazijntabel<br />

over in het NC-programma. Als er al gereedschappen zijn ingevoerd,<br />

dan worden deze na bevestiging van de gestelde vraag gewist.<br />

Revolverbezetting direct bewerken<br />

Uitgebreide gereedschapsbeschrijving:<br />

U Op de knop "Uitgebreide invoer" (dialoogbox "Gereedschap") klikken.<br />

De editor opent de dialoogbox "Gereedschapstype".<br />

U Gereedschapstype opgeven. De editor opent de dialoogbox van het<br />

gekozen gereedschapstype.<br />

U Gereedschapsgegevens invoeren (de gegevens komen overeen<br />

met de eerste dialoogbox van de gereedschapsdatabase).<br />

Eenvoudige gereedschapsbeschrijving:<br />

U Op de knop "Eenvoudig GS" (dialoogbox "Gereedschap") klikken. De<br />

editor opent de dialoogbox "Gereedschapstype".<br />

U Gereedschapstype opgeven. De editor opent de dialoogbox<br />

"Gereedschap".<br />

U Gereedschapsgegevens invoeren.<br />

Eenvoudig gereedschap<br />

Dialoogbox NC-prog. Betekenis<br />

Gereedschaptype WT Gereedschapstype en<br />

bewerkingsrichting (zie afbeelding)<br />

Maat X (xe) X Instelmaat<br />

Maat Y (ye) Y Instelmaat<br />

Maat Z (ze) Z Instelmaat<br />

Radius R (rs) R Snijkantradius bij draaigereedschap<br />

Sn.br. B (sb) B Snijkantbreedte bij steekbeitels en<br />

halfronde snijbeitels<br />

Diam. I (df) I Frees- of boordiameter<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 143<br />

4.4 Programmadeel-aanduiding


4.4 Programmadeel-aanduiding<br />

Revolverbezetting als gereedschapstabel<br />

Bij de functie "Gereedschapstabel instellen" stelt de <strong>CNC</strong> PILOT de<br />

revolverbezetting als "gereedschapstabel" voor bewerking<br />

beschikbaar. De bediening vindt plaats zoals bij de instelfunctie "Tabel<br />

instellen" (zie "Gereedschapstabel instellen" op bladzijde 68)<br />

144<br />

U "Header > Gereedschapstabel instellen" kiezen<br />

U Cursor op de te bewerken positie plaatsen<br />

U Gereedschapsitem bewerken<br />

Softkeys<br />

Gereedschap wissen<br />

Gereedschap vanaf het "klembord"<br />

overnemen<br />

Gereedschap wissen en op het<br />

"klembord" plaatsen<br />

Gereedschapsparameters bewerken<br />

Gegevens in de<br />

gereedschapsdatabase gesorteerd<br />

op type<br />

Gegevens in de<br />

gereedschapsdatabase gesorteerd<br />

op ID-nummer


Programmadeel SPANMIDDEL<br />

Met de programmadeel-aanduiding SPANMIDDEL x (x: 1..4) wordt de<br />

bezetting van spil x vastgelegd. Met de ID-nummers van de<br />

klauwplaat, spanklauw en spanhulp (centerpunt etc.) maakt u de<br />

"spanmiddeltabel".<br />

Parameter dialoogbox "Spanmiddel"<br />

H Spanmiddelnummer (verwijzing voor G65)<br />

H=1: klauwplaat<br />

H=2: spanklauw<br />

H=3: spanhulp – spilzijde<br />

H=4: spanhulp – zijde van losse kop<br />

ID ID-nummer van het spanmiddel (verwijzing naar de database)<br />

X Spandiameter van de spanklauw<br />

Q Spanvorm bij spanklauwen (zie G65)<br />

De "spanmiddeltabel" wordt tijdens de simulatie verwerkt<br />

(G65). De tabel heeft geen invloed op de programmaafloop.<br />

Spanmiddelgegevens invoeren:<br />

U "Head(er) > Spanmiddel" kiezen. De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

positioneert de cursor in het programmadeel<br />

SPANMIDDEL.<br />

U Cursor positioneren<br />

U INS-toets indrukken: de editor opent de dialoogbox<br />

"Spanmiddel".<br />

U Dialoogbox bewerken<br />

Spanmiddelgegevens wijzigen:<br />

U cursor op het spanmiddel plaatsen<br />

U Op ENTER drukken<br />

U Dialoogbox "Spanmiddel" bewerken<br />

Voorbeeld: "Spanmiddeltabel"<br />

SPANMIDDEL 1<br />

H1 ID"KH250"<br />

[Klauwplaat]<br />

H2 ID"KBA250-77"<br />

[spanklauw]<br />

. . .<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 145<br />

4.4 Programmadeel-aanduiding


4.4 Programmadeel-aanduiding<br />

Programmadeel CONTOUR<br />

Met het programmadeel CONTOUR worden de volgende<br />

beschrijvingen van het onbewerkte en bewerkte werkstuk aan de<br />

contour "nummer x" toegewezen. De besturing beheert maximaal vier<br />

contouren (werkstukken) in een NC-programma.<br />

Met G99 in het bewerkingsdeel wordt de contour aan een slede of een<br />

spil toegewezen.<br />

Parameters<br />

Q Nummer van de contour (1..4)<br />

X Nulpuntverschuiving (diametermaat)<br />

Z Nulpuntverschuiving<br />

V Positie van het coördinatensysteem<br />

V=0: het machinecoördinatensysteem geldt<br />

V=2: gespiegeld machinecoördinatensysteem (Z-richting<br />

tegengesteld aan het machinecoördinatensysteem)<br />

Programmadeel ONBEWERKT WERKSTUK<br />

In het programmadeel ONBEWERKT WERKSTUK wordt de contour<br />

van het onbewerkte werkstuk beschreven.<br />

146<br />

Indien in het NC-programma slechts één werkstuk wordt<br />

bewerkt, dan zijn de programmadeel-aanduiding<br />

CONTOUR en G99 niet vereist.<br />

Voorbeeld: "Contour en G99"<br />

PROGRAMMAKOP<br />

...<br />

CONTOUR Q1 X0 Z600 [contour 1]<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

...<br />

Q=1..4<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

. . .<br />

CONTOUR Q2 X0 Z900 V2 [contour 2]<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

. . .<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

. . .<br />

N.. G99 Q2 D4<br />

. . .<br />

Q<br />

Q<br />

X<br />

X<br />

Z<br />

Z<br />

V=0<br />

Z<br />

V=2<br />

Z<br />

X<br />

X


Programmadeel BEWERKT WERKSTUK<br />

In het programmadeel BEWERKT WERKSTUK wordt de contour van<br />

het bewerkte werkstuk beschreven. In het programmadeel BEWERKT<br />

WERKSTUK gebruikt u nog meer programmadeel-aanduidingen, zoals<br />

VOORKANT, MANTEL, etc.<br />

Programmadeel HULPCONTOUR<br />

In het programmadeel HULPCONTOUR kunnen hulpcontouren van de<br />

te draaien contour worden beschreven.<br />

Programmadeel VOORKANT<br />

In het programmadeel VOORKANT beschrijft u de contouren aan de<br />

voorkant.<br />

Parameters<br />

Z Positie van de contour aan de voorkant<br />

Programmadeel ACHTERKANT<br />

In het programmadeel ACHTERKANT beschrijft u de contouren aan de<br />

achterkant.<br />

Parameters<br />

Z Positie van de contour aan de achterkant<br />

Programmadeel MANTEL<br />

In het programmadeel MANTEL beschrijft u mantelvlakcontouren.<br />

Parameters<br />

X Referentiediameter van de mantelvlakcontour<br />

Programmadeel BEWERKING<br />

In het programmadeel BEWERKING programmeert u de<br />

werkstukbewerking. Deze aanduiding moet aanwezig zijn.<br />

Aanduiding EINDE<br />

Met de aanduiding EINDE wordt het NC-programma beëindigd. Deze<br />

aanduiding moet worden geprogrammeerd, ze vervangt M30.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 147<br />

4.4 Programmadeel-aanduiding


4.4 Programmadeel-aanduiding<br />

Instructie TOEWIJZING $..<br />

Met de instructie TOEWIJZING wordt de volgende bewerking aan de<br />

opgegeven sledes toegewezen. Indien er meer sledes zijn vermeld,<br />

worden de NC-regels op de opgegeven slede uitgevoerd.<br />

Is er bovendien een slede-aanduiding vermeld, dan gelden de onder<br />

"$.." vermelde sledes.<br />

Parameters<br />

Slede Sledenummer(s)<br />

Programmadeel SUBPROGRAMMA<br />

Wanneer u in een NC-programma (in hetzelfde bestand) een<br />

subprogramma vastlegt, wordt dit aangeduid met SUBPROGRAMMA<br />

gevolgd door de naam van het subprogramma (max. 8 tekens).<br />

Aanduiding RETURN<br />

Met de aanduiding RETURN wordt het subprogramma afgesloten.<br />

Aanduiding CONST<br />

In het programmadeel CONST legt u constanten vast. Constanten<br />

worden gebruikt voor de definitie:<br />

van een waarde<br />

van een #-variabele<br />

van een V-variabele<br />

U voert de waarde direct in of berekent deze. Wanneer er bij de<br />

berekening constanten worden gebruikt, moeten deze vooraf<br />

vastgelegd zijn.<br />

De lengte van de constantenaam mag maximaal 16 tekens zijn.<br />

148<br />

Voorbeeld: "CONST"<br />

CONST<br />

[_nvr: nulpuntverschuiving]<br />

[_noz: nulpuntoffset]<br />

[_nws: verschuiving]<br />

_nvr = 0<br />

_noz = PARA(1,1164,0)<br />

_nws = _noz-_nvr<br />

_lg_roht = 1 [variabele "#1"]<br />

_posbeginn = 178 [variabele "V178"]<br />

. . .<br />

CONTOUR Q4 X0 Z_nws V2<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

N 3 #_lg_roht=270<br />

N 1 G20 X120 Z#_lg_roht K2<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

. . .<br />

N 6 G0 X{V_posbeginn}<br />

. . .


4.5 Beschrijving van onbewerkt<br />

werkstuk<br />

Klauwplaat cilinder/pijp G20-Geo<br />

Met G20 wordt de contour van een cilinder/holle cilinder vastgelegd.<br />

Parameters<br />

X Diameter cilinder/holle cilinder<br />

Diameter van cirkel bij onbewerkt werkstuk met meer zijden<br />

Z Lengte van onbewerkt werkstuk<br />

K Rechterzijde (afstand werkstuknulpunt – rechterzijde)<br />

I Inwendige diameter bij holle cilinders<br />

Gietstuk G21-Geo<br />

Met G21 wordt de contour van het onbewerkte werkstuk<br />

gegenereerd uit de contour van het bewerkte werkstuk, exclusief de<br />

"equidistante overmaat P".<br />

Parameters<br />

P Equidistante overmaat (referentie: contour bewerkt werkstuk)<br />

Q Boring ja/nee (default: 0)<br />

Q=0: zonder boring<br />

Q=1: met boring<br />

Voorbeeld: G20-Geo<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 149<br />

. . .<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

N1 G20 X80 Z100 K2 I30 [holle cilinder]<br />

. . .<br />

Voorbeeld: G21-Geo<br />

. . .<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

N1 G21 P5 Q1 [onbewerkt gietstuk]<br />

. . .<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

N2 G0 X30 Z0<br />

N3 G1 X50 B-2<br />

N4 G1 Z-40<br />

N5 G1 X65<br />

N6 G1 Z-70<br />

. . .<br />

4.5 Beschrijving van onbewerkt werkstuk


4.6 Basiselementen van te draaien contour<br />

4.6 Basiselementen van te draaien<br />

contour<br />

Startpunt te draaien contour G0–Geo<br />

Met G0 wordt het beginpunt van een te draaien contour vastgelegd.<br />

Parameters<br />

X Beginpunt contour (diametermaat)<br />

Z Beginpunt contour<br />

Baan te draaien contour G1–Geo<br />

Met G1 wordt een baan in een te draaien contour vastgelegd.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt contourelement (diametermaat)<br />

Z Eindpunt contourelement<br />

A Hoek t.o.v. rotatie-as (hoekrichting: zie helpscherm)<br />

Q Snijpunt. Eindpunt wanneer de baan een cirkelboog snijdt<br />

(default: 0):<br />

Q=0: snijpunt dichtbij<br />

Q=1: snijpunt op afstand<br />

B Afkanting/afronding. Legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast. Programmeer het theoretische eindpunt,<br />

wanneer u een afkanting/afronding opgeeft.<br />

Geen invoer: tangentiële overgang<br />

B=0: niet-tangentiële overgang<br />

B>0: afrondingsradius<br />

B


Voorbeeld: G1-Geo<br />

. . .<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

N2 G0 X0 Z0 Startpunt<br />

N3 G1 X50 B-2 Verticale baan met afkanting<br />

N4 G1 Z-20 B2 Horizontale baan met radius<br />

N5 G1 X70 Z-30 Afschuining met absolute doelcoördinaten<br />

N6 G1 ZI-5 Horizontale baan incrementeel<br />

N7 G1 XI10 A30 Incrementeel en hoek<br />

N8 G1 X92 ZI-5 Incrementeel en absoluut gecombineerd<br />

N9 G1 X? Z-80 X-coördinaat berekenen<br />

N10 G1 X100 Z-100 A10 Eindpunt en hoek bij onbekend startpunt<br />

. . .<br />

Cirkelboog te draaien contour G2-/G3-Geo<br />

Met G2/G3 wordt een cirkelboog in een te draaien contour met<br />

incrementele middelpuntmaat vastgelegd. Rotatierichting (zie<br />

helpscherm):<br />

G2: met de klok mee<br />

G3: tegen de klok in<br />

Parameters<br />

X Eindpunt contourelement (diametermaat)<br />

Z Eindpunt contourelement<br />

I Middelpunt (afstand startpunt – middelpunt als radiusmaat)<br />

K Middelpunt (afstand startpunt – middelpunt)<br />

R Radius<br />

Q Snijpunt. Eindpunt wanneer de cirkelboog een rechte of een<br />

cirkelboog snijdt (default: 0):<br />

Q=0: snijpunt dichtbij<br />

Q=1: snijpunt op afstand<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 151<br />

4.6 Basiselementen van te draaien contour


4.6 Basiselementen van te draaien contour<br />

Parameters<br />

B Afkanting/afronding. Legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast. Programmeer het theoretische eindpunt,<br />

wanneer u een afkanting/afronding opgeeft.<br />

Geen invoer: tangentiële overgang<br />

B=0: niet-tangentiële overgang<br />

B>0: afrondingsradius<br />

B


Voorbeeld: G2-, G3-Geo<br />

. . .<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

N1 G0 X0 Z-10<br />

N2 G3 X30 Z-30 R30 Eindpunt en radius<br />

N3 G2 X50 Z-50 I19.8325 K-2.584 Eindpunt en middelpunt incrementeel<br />

N4 G3 XI10 ZI-10 R10 Eindpunt incrementeel en radius<br />

N5 G2 X100 Z? R20 Onbekende eindpuntcoördinaten<br />

N6 G1 XI-2.5 ZI-15<br />

. . .<br />

Cirkelboog te draaien contour G12-/G13-Geo<br />

Met G12/G13 wordt een cirkelboog in een te draaien contour met<br />

absolute middelpuntmaat vastgelegd. Rotatierichting (zie<br />

helpscherm):<br />

G12: met de klok mee<br />

G13: tegen de klok in<br />

Parameters<br />

X Eindpunt contourelement (diametermaat)<br />

Z Eindpunt contourelement<br />

I Middelpunt (radiusmaat)<br />

K Middelpunt<br />

R Radius<br />

Q Snijpunt. Eindpunt wanneer de cirkelboog een rechte of een<br />

cirkelboog snijdt (default: 0):<br />

Q=0: snijpunt dichtbij<br />

Q=1: snijpunt op afstand<br />

B Afkanting/afronding. Legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast. Programmeer het theoretische eindpunt,<br />

wanneer u een afkanting/afronding opgeeft.<br />

Geen invoer: tangentiële overgang<br />

B=0: niet-tangentiële overgang<br />

B>0: afrondingsradius<br />

B


4.6 Basiselementen van te draaien contour<br />

Voorbeeld: G12-, G13-Geo<br />

. . .<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

N1 G0 X0 Z-10<br />

. . .<br />

N7 G13 XI-15 ZI15 R20 Eindpunt incrementeel en radius<br />

N8 G12 X? Z? R15 Alleen radius bekend<br />

N9 G13 X25 Z-30 R30 B10 Q1 Afronding in de overgang en keuze van het snijpunt<br />

N10 G13 X5 Z-10 I22.3325 K-12.584 Eindpunt en middelpunt absoluut<br />

. . .<br />

154


4.7 Vormelementen te draaien<br />

contour<br />

Insteek (standaard) G22–Geo<br />

Met G22 wordt een insteek vastgelegd op het eerder<br />

geprogrammeerde asparallelle referentie-element.<br />

Parameters<br />

X Beginpunt bij insteek eindvlak (diametermaat)<br />

Z Beginpunt bij insteek mantelvlak<br />

I Binnenhoek (diametermaat)<br />

Insteek eindvlak: eindpunt van de insteek<br />

Insteek mantelvlak: bodem van de insteek<br />

K Binnenhoek<br />

Insteek eindvlak: bodem van de insteek<br />

Insteek mantelvlak: eindpunt van de insteek<br />

Ii Binnenhoek – incrementeel (let op het voorteken!)<br />

Insteek eindvlak: insteekbreedte<br />

Insteek mantelvlak: insteekdiepte<br />

Ki Binnenhoek – incrementeel (let op het voorteken!)<br />

Insteek eindvlak: insteekdiepte<br />

Insteek mantelvlak: insteekbreedte<br />

B Buitenradius/afkanting aan beide zijden van de insteek (default: 0)<br />

B>0: afrondingsradius<br />

B


4.7 Vormelementen te draaien contour<br />

Voorbeeld: G22-Geo<br />

. . .<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

N1 G0 X40 Z0<br />

N2 G1 X80<br />

N3 G22 X60 I70 KI-5 B-1 R0.2 Insteek eindvlak, diepte incrementeel<br />

N4 G1 Z-80<br />

N5 G22 Z-20 I70 K-28 B1 R0.2 Insteek langs, breedte absoluut<br />

N6 G22 Z-50 II-8 KI-12 B0.5 R0.3 Insteek langs, breedte incrementeel<br />

N7 G1 X40<br />

N8 G1 Z0<br />

N9 G22 Z-38 II6 K-30 B0.5 R0.2 Insteek langs, binnen<br />

. . .<br />

Insteek (algemeen) G23–Geo<br />

Met G23 wordt een insteek vastgelegd op het eerder<br />

geprogrammeerde lineaire referentie-element. Op het mantelvlak kan<br />

het referentie-element schuin lopen.<br />

Parameters<br />

H Insteekwijze (default: 0)<br />

H=0: symmetrische insteek<br />

H=1: Vrijdraaiing<br />

X Middelpunt bij insteek eindvlak (diametermaat)<br />

Z Middelpunt bij insteek mantelvlak<br />

I Insteekdiepte en -positie<br />

I>0: insteek rechts van het referentie-element<br />

I


Parameters<br />

B Buitenradius/afkanting hoek dicht bij startpunt (default: 0)<br />

B>0: afrondingsradius<br />

B0: afrondingsradius<br />

P


4.7 Vormelementen te draaien contour<br />

Voorbeeld G23-Geo<br />

. . .<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

N1 G0 X40 Z0<br />

N2 G1 X80<br />

N3 G23 H0 X60 I-5 K10 A20 B-1 P1 R0.2 Insteek eindvlak, diepte incrementeel<br />

N4 G1 Z-40<br />

N5 G23 H1 Z-15 K12 U70 A60 B1 P-1 R0.2 Insteek langs, breedte absoluut<br />

N6 G1 Z-80 A45<br />

N7 G23 H1 X120 Z-60 I-5 K16 A45 B1 P-2 R0.4 Insteek langs, breedte incrementeel<br />

N8 G1 X40<br />

N9 G1 Z0<br />

N10 G23 H0 Z-38 I-6 K12 A37.5 B-0.5 R0.2 Insteek langs, binnen<br />

. . .<br />

Schroefdraad met draaduitloop G24–Geo<br />

Met G24 wordt een lineair basiselement met langsdraad en<br />

aansluitende draaduitloop (DIN 76) vastgelegd. De schroefdraad is<br />

buiten- of binnendraad (isometrische schroefdraad met fijne spoed<br />

DIN 13 Teil 2, Reihe 1).<br />

Parameters<br />

F spoed<br />

I Draaduitloopdiepte (radiusmaat)<br />

K Draaduitloopbreedte<br />

Z Eindpunt van de draaduitloop<br />

158<br />

Programmeer G24 alleen wanneer de schroefdraad in<br />

definitierichting van de contour wordt gesneden.<br />

De schroefdraad wordt met G31 bewerkt.


Voorbeeld G24-Geo<br />

. . .<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

N1 G0 X40 Z0<br />

N2 G1 X40 B-1.5 Beginpunt schroefdraad<br />

N3 G24 F2 I1.5 K6 Z-30 Schroefdraad met draaduitloop<br />

N4 G1 X50 Aansluitend verticaal element<br />

N5 G1 Z-40<br />

. . .<br />

Draaduitloopcontour G25-Geo<br />

Met G25 worden de hieronder vermelde draaduitloopcontouren op<br />

asparallelle contourbinnenhoeken gegenereerd. Programmeer G25 na<br />

het eerste asparallelle element. Het type draaduitloop wordt met<br />

parameter "H" vastgelegd.<br />

Draaduitloop vorm U (H=4)<br />

Parameters<br />

H Draaduitloop vorm U: H=4<br />

I Draaduitloopdiepte (radiusmaat)<br />

K Draaduitloopbreedte<br />

R Binnenradius in beide hoeken van de insteek (default: 0)<br />

P Buitenradius/afkanting (default: 0)<br />

P>0: afrondingsradius<br />

P


4.7 Vormelementen te draaien contour<br />

Draaduitloop DIN 509 E (H=0,5)<br />

Parameters<br />

H Draaduitloop vorm DIN 509 E: H=0 of H=5<br />

I Draaduitloopdiepte (radiusmaat)<br />

K Draaduitloopbreedte<br />

R Draaduitloopradius (in beide hoeken van de draaduitloop)<br />

W Draaduitloophoek<br />

Wanneer sommige parameters niet worden opgegeven, bepaalt de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT de waarden gerelateerd aan de diameter.<br />

Draaduitloop DIN 509 F (H=6)<br />

Parameters<br />

H Draaduitloop vorm DIN 509 F: H=6<br />

I Draaduitloopdiepte (radiusmaat)<br />

K Draaduitloopbreedte<br />

R Draaduitloopradius (in beide hoeken van de draaduitloop)<br />

P Dwarsdiepte<br />

W Draaduitloophoek<br />

A Dwarshoek<br />

Wanneer sommige parameters niet worden opgegeven, bepaalt de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT de waarden gerelateerd aan de diameter.<br />

160<br />

Voorbeeld: Oproep G25-Geo DIN 509 E<br />

. . .<br />

N.. G1 Z-15 [horizontaal element]<br />

N.. G25 H5 [DIN 509 E]<br />

N.. G1 X20 [verticaal element]<br />

. . .<br />

Voorbeeld: Oproep G25-Geo DIN 509 F<br />

. . .<br />

N.. G1 Z-15 [horizontaal element]<br />

N.. G25 H6 [DIN 509 F]<br />

N.. G1 X20 [verticaal element]<br />

. . .


Draaduitloop DIN 76 (H=7)<br />

Parameters<br />

H Draaduitloop vorm DIN 76: H=7<br />

I Draaduitloopdiepte (radiusmaat)<br />

K Draaduitloopbreedte<br />

R Draaduitloopradius in beide hoeken van de draaduitloop<br />

(default: R=0,6*I)<br />

W Draaduitloophoek (default: 30°)<br />

Draaduitloop vorm H (H=8)<br />

Wanneer W niet wordt ingevoerd, wordt de hoek aan de hand van K<br />

en R berekend. Het eindpunt van de draaduitloop valt dan samen met<br />

het "hoekpunt van de contour".<br />

Parameters<br />

H Draaduitloop vorm H: H=8<br />

K Draaduitloopbreedte<br />

R Draaduitloopradius – geen invoer: er wordt geen cirkelvormig<br />

element gemaakt<br />

W Insteekhoek – geen invoer: W wordt berekend<br />

Voorbeeld: Oproep G25-Geo DIN 76<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 161<br />

. . .<br />

N.. G1 Z-15 [horizontaal element]<br />

N.. G25 H7 I1.5 K7 [DIN 76]<br />

N.. G1 X20 [verticaal element]<br />

. . .<br />

Voorbeeld: Oproep G25-Geo vorm H<br />

. . .<br />

N.. G1 Z-15 [horizontaal element]<br />

N.. G25 H8 K4 R1 W30 [vorm H]<br />

N.. G1 X20 [verticaal element]<br />

. . .<br />

4.7 Vormelementen te draaien contour


4.7 Vormelementen te draaien contour<br />

Draaduitloop vorm K (H=9)<br />

Parameters<br />

H Draaduitloop vorm K: H=9<br />

I draaduitloopdiepte<br />

R Draaduitloopradius – geen invoer: er wordt geen cirkelvormig<br />

element gemaakt<br />

W Draaduitloophoek<br />

A Hoek t.o.v. langsas (default: 45°)<br />

Schroefdraad (standaard) G34–Geo<br />

Met G34 wordt enkelvoudige of aaneengesloten buiten- of<br />

binnendraad vastgelegd (isometrische schroefdraad met fijne spoed,<br />

DIN 23, Reihe 1). De <strong>CNC</strong> PILOT berekent alle vereiste waarden.<br />

Parameters<br />

F Spoed (default: spoed uit de standaardtabel)<br />

Aaneengesloten schroefdraad wordt gemaakt door meer G01/G34regels<br />

na elkaar te programmeren.<br />

162<br />

Vóór G34 of in de NC-regel met G34 programmeert u<br />

een lineair contourelement als referentie-element.<br />

Bewerk de schroefdraad met G31.<br />

Voorbeeld: Oproep G25-Geo vorm K<br />

. . .<br />

N.. G1 Z-15 [horizontaal element]<br />

N.. G25 H9 I1 R0.8 W40 [vorm K]<br />

N.. G1 X20 [verticaal element]<br />

. . .<br />

Voorbeeld: G34<br />

. . .<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

N1 G0 X0 Z0<br />

N2 G1 X20 B-2<br />

N3 G1 Z-30<br />

N4 G34 [isometrisch]<br />

N5 G25 H7 I1.7 K7<br />

N6 G1 X30 B-1.5<br />

N7 G1 Z-40<br />

N8 G34 F1.5 [isometrisch schroefdraad met<br />

fijne spoed]<br />

N9 G25 H7 I1.5 K4<br />

N10 G1 X40<br />

N11 G1 Z-60<br />

. . .


Schroefdraad (algemeen) G37–Geo<br />

Met G37 worden de vermelde schroefdraadtypes vastgelegd.<br />

Meervoudige schroefdraad alsmede aaneengesloten schroefdraad<br />

zijn mogelijk. Aaneengesloten schroefdraad wordt gemaakt door meer<br />

G01/G37-regels na elkaar te programmeren.<br />

Parameters<br />

Q Draadtype (default: 1)<br />

Q=1: Isometrische schroefdraad met fijne spoed<br />

(DIN 13 Teil 2, Reihe 1)<br />

Q=2: Isometrische schroefdraad (DIN 13 Teil 1, Reihe 1)<br />

Q=3: Isometrische conische draad (DIN 158)<br />

Q=4: Isometrische kegeldraad met fijne spoed (DIN 158)<br />

Q=5: Isometrische trapeziumdraad (DIN 103 Teil 2, Reihe 1)<br />

Q=6: Vlakke metr. trapeziumdraad (DIN 380 Teil 2, Reihe 1)<br />

Q=7: Metrische zaagtanddraad (DIN 513 Teil 2, Reihe 1)<br />

Q=8: Cilindrische ronde schroefdraad (DIN 405 Teil 1,<br />

Reihe 1)<br />

Q=9: Cilindrische Whitworth-schroefdraad (DIN 11)<br />

Q=10: Conische Whitworth-schroefdraad (DIN 2999)<br />

Q=11: Whitworth-pijpschroefdraad (DIN 259)<br />

Q=12: Niet-standaard schroefdraad<br />

Q=13: UNC US-schroefdraad met grove spoed<br />

Q=14: UNF US-schroefdraad met fijne spoed<br />

Q=15: UNEF US-schroefdraad met extrafijne spoed<br />

Q=16: NPT US-conische pijpschroefdraad<br />

Q=17: NPTF US-conische Dryseal-pijpschroefdraad<br />

Q=18: NPSC US-cilindrische pijpschroefdraad met<br />

smeermiddel<br />

Q=19: NPFS US-cilindrische pijpschroefdraad zonder<br />

smeermiddel<br />

F Spoed<br />

bij Q=1, 3..7, 12 vereist<br />

Bij andere draadtypes wordt F op basis van de diameter<br />

bepaald wanneer deze niet is geprogrammeerd<br />

P Draaddiepte – alleen bij Q=12 opgeven<br />

K Uitlooplengte bij schroefdraad zonder draaduitloop (default: 0)<br />

D Referentiepunt (default: 0)<br />

D=0: schroefdraaduitloop aan het einde van het referentieelement<br />

D=1: schroefdraaduitloop aan het begin van het referentieelement<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 163<br />

4.7 Vormelementen te draaien contour


4.7 Vormelementen te draaien contour<br />

Parameters<br />

H Aantal gangen (default: 1)<br />

A Flankhoek links – alleen bij Q=12 opgeven<br />

W Flankhoek rechts – alleen bij Q=12 opgeven<br />

R Draadbreedte – alleen bij Q=12 opgeven<br />

E Variabele spoed (default: 0)<br />

Vergroot/verkleint de spoed per omwenteling met E.<br />

164<br />

U programmeert vóór G37 een lineair contourelement<br />

als referentie-element.<br />

Bewerk de schroefdraad met G31.<br />

Bij standaardschroefdraad worden de parameters P, R,<br />

A en W door de <strong>CNC</strong> PILOT vastgelegd.<br />

Maak gebruik van Q=12 wanneer u individuele<br />

parameters wilt toepassen.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

De schroefdraad wordt over de lengte van het referentieelement<br />

gemaakt. Zonder draaduitloop moet nog een<br />

lineair element voor de draadoverloop worden<br />

geprogrammeerd.


Boring (centrisch) G49–Geo<br />

Met G49 wordt een afzonderlijke boring met verzinking en<br />

schroefdraad op de hartlijn (voor- of achterkant) gemaakt. De boring<br />

G49 maakt geen deel uit van de contour, maar is een vormelement.<br />

Parameters<br />

Z Positie begin van de boring (referentiepunt)<br />

B Boringdiameter<br />

P Boringdiepte (zonder boorpunt)<br />

W Punthoek (default: 180°)<br />

R Verzinkingsdiameter<br />

U Verzinkingsdiepte<br />

E Verzinkingshoek<br />

I Schroefdraaddiameter<br />

J Draaddiepte<br />

K Draadaansnijding (uitlooplengte)<br />

F Spoed<br />

V Linkse of rechtse draad (default: 0)<br />

V=0: rechtse draad<br />

V=1: linkse draad<br />

A Hoek komt overeen met positie van de boring (default: 0)<br />

A=0°: voorkant<br />

A=180°: achterkant<br />

O Centreerdiameter<br />

Programmeer G49 in het programmadeel BEWERKT<br />

WERKSTUK, niet in het programmadeel VOORKANT of<br />

ACHTERKANT.<br />

Bewerk de boring G49 met G71..G74.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 165<br />

4.7 Vormelementen te draaien contour


4.8 Attributen voor contourbeschrijving<br />

4.8 Attributen voor<br />

contourbeschrijving<br />

Overzicht attributen voor contourbeschrijving<br />

G7 Nauwkeurige stop aan Bladzijde 167<br />

G8 Nauwkeurige stop uit Bladzijde 167<br />

G9 Nauwkeurige stop regelgewijs Bladzijde 167<br />

G10 Beïnvloedt de nabewerkingsaanzet voor<br />

"contourbasiselementen" van de complete<br />

contour.<br />

Bladzijde 167<br />

G38 Beïnvloedt de nabewerkingsaanzet voor<br />

basiselementen regelgewijs<br />

G39 Geldt alleen voor vormelementen:<br />

Beïnvloedt de nabewerkingsaanzet<br />

Additieve correcties<br />

Equidistante overmaten<br />

166<br />

Bladzijde 168<br />

Bladzijde 168<br />

G52 Equidistante overmaat regelgewijs Bladzijde 169<br />

G95 Hiermee wordt de nabewerkingsaanzet<br />

voor de complete contour vastgelegd<br />

Bladzijde 169<br />

G149 Additieve correcties voor de<br />

basiselementen van de contour<br />

Bladzijde 170<br />

G10-, G38-, G52-, G95- en G149-Geo gelden voor<br />

"basiselementen van de contour" (G1-, G2-, G3-, G12- en<br />

G13-Geo), niet voor afkantingen/afrondingen die<br />

aansluitend aan de basiselementen van de contour zijn<br />

geprogrammeerd.<br />

De "attributen voor de contourbeschrijving" beïnvloeden<br />

de nabewerkingsaanzet van de cycli G869 en G890, niet<br />

de nabewerkingsaanzet bij steekcycli.


Nauwkeurige stop<br />

Nauwkeurige stop aan G7-Geo<br />

Met G7 wordt "nauwkeurige stop" ingeschakeld. Deze functie blijft tot<br />

het moment van uitschakeling ingeschakeld. De regel met G7 wordt<br />

met een "nauwkeurige stop" uitgevoerd. De <strong>CNC</strong> PILOT start de<br />

volgende regel, wanneer het "tolerantievenster positie" bij het<br />

eindpunt bereikt is (tolerantievenster: zie MP 1106, 1156, ...).<br />

"Nauwkeurige stop" geldt voor basiselementen van de<br />

contour die met G890 of G840 worden bewerkt.<br />

Nauwkeurige stop uit G8-Geo<br />

Met G8 wordt "nauwkeurige stop" uitgeschakeld. De regel met G8<br />

wordt zonder een "nauwkeurige stop" uitgevoerd.<br />

Nauwkeurige stop regelgewijs G9-Geo<br />

G9 activeert de "nauwkeurige stop" voor de NC-regel waarin G9<br />

geprogrammeerd is.<br />

Oppervlakteruwheid G10-Geo<br />

Met G10 wordt de nabewerkingsaanzet van G890 beïnvloedt. De<br />

"oppervlakteruwheid" geldt uitsluitend voor basiselementen van de<br />

contour.<br />

Parameters<br />

H Type oppervlakteruwheid (zie ook DIN 4768)<br />

H=1: algemene oppervlakteruwheid (profieldiepte) Rt1<br />

H=2: gemiddelde ruwheid Ra<br />

H=3: gemiddelde oppervlakteruwheid Rz<br />

RH Oppervlakteruwheid (µm, inch-bedrijf: µinch)<br />

G10-Geo blijft ingeschakeld, tot deze functie wordt<br />

uitgeschakeld.<br />

G95-Geo of G10-Geo zonder parameters schakelt de<br />

"oppervlakteruwheid" uit.<br />

G10 RH... (zonder "H") wordt de "oppervlakteruwheid"<br />

regelgewijs overschreven.<br />

G38-Geo overschrijft de "oppervlakteruwheid"<br />

regelgewijs.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 167<br />

4.8 Attributen voor contourbeschrijving


4.8 Attributen voor contourbeschrijving<br />

Aanzetreductie G38-Geo<br />

Met G38 wordt de "speciale aanzet" voor de nabewerkingsaanzet<br />

G890 geactiveerd. De "speciale aanzet" geldt uitsluitend voor<br />

basiselementen van de contour.<br />

Parameters<br />

E Speciale aanzetfactor (default: 1)<br />

Speciale aanzet = actieve aanzet * E (0 < E


Gebruik de oppervlakteruwheid ("V, RH"),<br />

nabewerkingsaanzet ("F") en speciale aanzet ("E") als<br />

alternatief.<br />

G39 werkt regelgewijs.<br />

Programmeer G39 vóór het te beïnvloeden<br />

contourelement.<br />

Met G50 vóór een cyclus (programmadeel:<br />

BEWERKING) worden overmaten G39 voor deze cyclus<br />

uitgeschakeld.<br />

Overmaat regelgewijs G52-Geo<br />

Met G52 wordt een equidistante overmaat vastgelegd waarmee in<br />

G810, G820, G830, G860 en G890 rekening wordt gehouden.<br />

Parameters<br />

P Overmaat (radiusmaat)<br />

H P werkt absoluut of additief (default: 0)<br />

H=0: P vervangt overmaten G57/G58<br />

H=1: P wordt bij overmaten G57/G58 opgeteld<br />

G52 werkt regelgewijs.<br />

Programmeer G52 in de NC-regel met het te<br />

beïnvloeden contourelement.<br />

Met G50 vóór een cyclus (programmadeel<br />

BEWERKING) worden overmaten G52 voor deze cyclus<br />

uitgeschakeld<br />

Aanzet per omwenteling G95-Geo<br />

Met G95 wordt de nabewerkingsaanzet van G890 beïnvloedt.<br />

Parameters<br />

F Aanzet per omwenteling<br />

Gebruik de oppervlakteruwheid en nabewerkingsaanzet<br />

als alternatief.<br />

Nabewerkingsaanzet G95 vervangt een in het<br />

bewerkingsdeel vastgelegde nabewerkingsaanzet.<br />

G95 blijft ingeschakeld, tot deze functie wordt<br />

uitgeschakeld.<br />

Met G10 wordt de nabewerkingsaanzet G95<br />

uitgeschakeld.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 169<br />

4.8 Attributen voor contourbeschrijving


4.8 Attributen voor contourbeschrijving<br />

Additieve correctie G149-Geo<br />

Met G149 gevolgd door een "D-nummer" wordt een additieve<br />

correctie geactiveerd/gedeactiveerd. De <strong>CNC</strong> PILOT maakt gebruik<br />

van de 16 gereedschapsonafhankelijke correctiewaarden in<br />

instelparameter 10.<br />

Parameters<br />

D Additieve correctie (default: D900)<br />

D=900: schakelt de additieve correctie uit<br />

D=901..916: schakelt de additieve correctie D in<br />

170<br />

Let op de beschrijvingsrichting van de contour.<br />

Additieve correcties gelden vanaf de regel waarin G149<br />

is geprogrammeerd.<br />

Een additieve correctie blijft actief tot:<br />

de volgende "G149 D900".<br />

het einde van de beschrijving van het bewerkte<br />

werkstuk.


4.9 C-ascontouren – basisprincipes<br />

Positie van de te frezen contouren<br />

In de programmadeel-aanduiding legt u het referentievlak of de<br />

referentiediameter vast. De diepte en positie van een te frezen<br />

contour (kamer, eiland) legt u als volgt in de contourdefinitie vast:<br />

met diepte P in de vooraf geprogrammeerde G308<br />

alternatief bij figuren: cyclusparameter diepte P<br />

Het voorteken van "P" bepaalt de positie van de te frezen contour:<br />

P0: eiland<br />

Positie van de te frezen contour<br />

Programmadeel P Oppervlak Freesbodem<br />

VOORKANT P0 Z+P<br />

Z<br />

ACHTERKANT P0 Z–P<br />

Z<br />

MANTEL P0 X+(P*2) X<br />

X: referentiediameter uit de programmadeel-aanduiding<br />

Z: referentievlak uit de programmadeel-aanduiding<br />

P: "diepte" uit G308 of uit cyclusparameter<br />

Met de vlakfreescycli wordt het in de contourdefinitie<br />

beschreven vlak gefreesd. Met eilanden binnen dit vlak<br />

wordt geen rekening gehouden.<br />

Contouren in meer vlakken (hiërarchisch geneste contouren):<br />

Een vlak begint met G308 en eindigt met G309.<br />

Met G308 wordt een nieuw referentievlak/nieuwe<br />

referentiediameter vastgelegd. De eerste G308 neemt het in de<br />

programmadeel-aanduiding vastgelegde referentievlak over. Met<br />

elke volgende G308 wordt een nieuw vlak vastgelegd. Berekening:<br />

nieuw referentievlak = referentievlak + P (uit vorige G308)<br />

Met G309 wordt naar het vorige referentievlak teruggeschakeld.<br />

Begin kamer/eiland G308-Geo<br />

Met G308 wordt een nieuw referentievlak/nieuwe referentiediameter<br />

bij hiërarchisch geneste contouren vastgelegd.<br />

Parameters<br />

P Diepte bij kamers, hoogte bij eilanden<br />

Einde kamer/eiland G309-Geo<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 171<br />

4.9 C-ascontouren – basisprincipes


4.9 C-ascontouren – basisprincipes<br />

Met G309 wordt het einde van een "referentievlak" vastgelegd. Elk<br />

met G308 vastgelegd referentievlak moet met G309 afgesloten<br />

worden (zie "Positie van de te frezen contouren" op bladzijde 171).<br />

Bijvoorbeeld "G308/G309"<br />

. . .<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

. . .<br />

VOORKANT Z0 Referentievlak vastleggen<br />

N7 G308 P-5 Begin "rechthoek" met diepte –5<br />

N8 G305 XK-5 YK-10 K50 B30 R3 A0 Rechthoek<br />

N9 G308 P-10 Begin "volledige cirkel in rechthoek" met diepte –10<br />

N10 G304 XK-3 YK-5 R8 Volledige cirkel<br />

N11 G309 Einde "volledige cirkel"<br />

N12 G309 Einde "rechthoek"<br />

MANTEL X100 Referentiediameter vastleggen<br />

N13 G311 Z-10 C45 A0 K18 B8 P-5<br />

. . .<br />

Lineaire sleuf met diepte –5<br />

Rond patroon met ronde sleuven<br />

Bij ronde sleuven in ronde patronen programmeert u de<br />

patroonposities, het krommingsmiddelpunt, de krommingsradius en<br />

de "positie" van de sleuven.<br />

Met DIN PLUS en TURN PLUS worden de sleuven als volgt<br />

gepositioneerd:<br />

Positionering van de sleuven op afstand patroonradius rondom het<br />

middelpunt van het patroon, wanneer<br />

Middelpunt van patroon = krommingsmiddelpunt en<br />

Patroonradius = krommingsradius<br />

Positionering van de sleuven op afstand patroonradius +<br />

krommingsradius rondom het middelpunt van het patroon,<br />

wanneer<br />

Middelpunt van patroon krommingsmiddelpunt of<br />

Patroonradius krommingsradius<br />

Bovendien wordt de positionering van de sleuven beïnvloed door de<br />

"positie":<br />

Normale positie: de starthoek van de sleuf geldt ten opzichte van<br />

de patroonpositie. De starthoek wordt bij de patroonpositie<br />

opgeteld.<br />

Oorspronkelijke positie: de starthoek van de sleuf geldt absoluut.<br />

In de onderstaande voorbeelden wordt de programmering van het<br />

ronde patroon met ronde sleuven uitgelegd:<br />

172


Middellijn van de sleuf als referentie en normale positie<br />

Programmering:<br />

Middelpunt van patroon = krommingsmiddelpunt<br />

Patroonradius = krommingsradius<br />

Normale positie<br />

Met deze functies worden de sleuven op afstand "patroonradius"<br />

rondom het middelpunt van het patroon gerangschikt.<br />

Voorbeeld: middellijn van de sleuf als referentie, normale positie<br />

N.. G402 Q4 K30 A0 XK0 YK0 H0 Rond patroon, normale positie<br />

N.. G303 I0 J0 R15 A-20 W20 B3 P1 Ronde sleuf<br />

Middellijn van de sleuf als referentie en oorspronkelijke positie<br />

Programmering:<br />

Middelpunt van patroon = krommingsmiddelpunt<br />

Patroonradius = krommingsradius<br />

Oorspronkelijke positie<br />

Met deze functies worden alle sleuven op dezelfde positie<br />

gerangschikt.<br />

Voorbeeld: middellijn van de sleuf als referentie, oorspronkelijke<br />

positie<br />

N.. G402 Q4 K30 A0 XK0 YK0 H1 Rond patroon, oorspronkelijke positie<br />

N.. G303 I0 J0 R15 A-20 W20 B3 P1 Ronde sleuf<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 173<br />

4.9 C-ascontouren – basisprincipes


4.9 C-ascontouren – basisprincipes<br />

Krommingsmiddelpunt als referentie en normale positie<br />

Programmering:<br />

Middelpunt van patroon krommingsmiddelpunt<br />

Patroonradius = krommingsradius<br />

Normale positie<br />

Met deze functies worden de sleuven op afstand<br />

"patroonradius+krommingsradius" rondom het middelpunt van het<br />

patroon gerangschikt.<br />

Voorbeeld: krommingsmiddelpunt als referentie, normale positie<br />

N.. G402 Q4 K30 A0 XK5 YK5 H0 Rond patroon, normale positie<br />

N.. G303 I0 J0 R15 A-20 W20 B3 P1 Ronde sleuf<br />

Krommingsmiddelpunt als referentie en oorspronkelijke positie<br />

Programmering:<br />

Middelpunt van patroon krommingsmiddelpunt<br />

Patroonradius = krommingsradius<br />

Oorspronkelijke positie<br />

Met deze functies worden de sleuven op afstand<br />

"patroonradius+krommingsradius" rondom het middelpunt van het<br />

patroon gerangschikt, waarbij de start- en eindhoek blijven bestaan.<br />

Voorbeeld: krommingsmiddelpunt als referentie, oorspronkelijke<br />

positie<br />

N.. G402 Q4 K30 A0 XK5 YK5 H1 Rond patroon, oorspronkelijke positie<br />

N.. G303 I0 J0 R15 A-20 W20 B3 P1 Ronde sleuf<br />

174


4.10 Contouren voor-/achterkant<br />

Startpunt contour voor-/achterkant G100-Geo<br />

Met G100 wordt het beginpunt van een contour aan de voor- of<br />

achterkant vastgelegd.<br />

Parameters<br />

X Beginpunt in poolcoördinaten (diametermaat)<br />

C Beginpunt in poolcoördinaten (hoekmaat)<br />

XK Beginpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Beginpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Baan contour voor-/achterkant G101-Geo<br />

Met G101 wordt een baan in een contour aan de voor- of achterkant<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt in poolcoördinaten (diametermaat)<br />

C Eindpunt in poolcoördinaten (hoekmaat)<br />

XK Eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

A Hoek t.o.v. positieve XK-as<br />

B Afkanting/afronding. Legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast. Programmeer het theoretische<br />

eindpunt, wanneer u een afkanting/afronding opgeeft.<br />

Geen invoer: tangentiële overgang<br />

B=0: niet-tangentiële overgang<br />

B>0: afrondingsradius<br />

B


4.10 Contouren voor-/achterkant<br />

Cirkelboog contour voor-/achterkant G102-/<br />

G103-Geo<br />

Met G102/G103 wordt een cirkelboog in een contour aan de voor- of<br />

achterkant vastgelegd. Rotatierichting (zie helpscherm):<br />

G102: met de klok mee<br />

G102: tegen de klok in<br />

Parameters<br />

X Eindpunt in poolcoördinaten (diametermaat)<br />

C Eindpunt in poolcoördinaten (hoekmaat)<br />

XK Eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

R Radius<br />

I Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

J Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

B Afkanting/afronding. Legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast. Programmeer het theoretische<br />

eindpunt, wanneer u een afkanting/afronding opgeeft.<br />

Geen invoer: tangentiële overgang<br />

B=0: niet-tangentiële overgang<br />

B>0: afrondingsradius<br />

B


Boring voor-/achterkant G300-Geo<br />

Met G300 wordt een boring met verzinking en schroefdraad in een<br />

contour aan de voor- of achterkant vastgelegd.<br />

Parameters<br />

XK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

B Boordiameter<br />

P Boordiepte (zonder boorpunt)<br />

W Punthoek (default: 180°)<br />

R Verzinkingsdiameter<br />

U Verzinkingsdiepte<br />

E Verzinkingshoek<br />

I Schroefdraaddiameter<br />

J Draaddiepte<br />

K Draadsnijgang (uitlooplengte)<br />

F Spoed<br />

V Linkse of rechtse draad (default: 0)<br />

V=0: rechtse draad<br />

V=1: linkse draad<br />

A Hoek t.o.v. Z-as; schuinte van de boring<br />

Bereik voor voorkant: –90° < A < 90° (default: 0°)<br />

Bereik voor achterkant: 90° < A < 270° (default: 180° )<br />

O Centreerdiameter<br />

Bewerk boringen G300 met G71..G74.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 177<br />

4.10 Contouren voor-/achterkant


4.10 Contouren voor-/achterkant<br />

Lineaire sleuf voor-/achterkant G301-Geo<br />

Met G301 wordt een lineaire sleuf in een contour aan de voor- of<br />

achterkant vastgelegd.<br />

Parameters<br />

XK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

A Hoek t.o.v. XK-as (default:0°)<br />

K Sleuflengte<br />

B Sleufbreedte<br />

P Diepte/hoogte (default: "P" uit G308)<br />

P0: eiland<br />

Ronde sleuf voor-/achterkant G302-/G303-Geo<br />

Met G302/G303 wordt een ronde sleuf in een contour aan de voor- of<br />

achterkant vastgelegd.<br />

G302: ronde sleuf met de klok mee<br />

G303: ronde sleuf tegen de klok in<br />

Parameters<br />

I Krommingsmiddelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

J Krommingsmiddelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

R Krommingsradius (referentie: middelpuntsbaan van de sleuf)<br />

A Starthoek; referentie: XK-as; (default:0°)<br />

W Eindhoek; referentie: XK-as; (default:0°)<br />

B Sleufbreedte<br />

P Diepte/hoogte (default: "P" uit G308)<br />

178<br />

P0: eiland


Volledige cirkel voor-/achterkant G304-Geo<br />

Met G304 wordt een volledige cirkel in een contour aan de voor- of<br />

achterkant vastgelegd.<br />

Parameters<br />

XK Cirkelmiddelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Cirkelmiddelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

R Radius<br />

P Diepte/hoogte (default: "P" uit G308)<br />

P0: eiland<br />

Rechthoek voor-/achterkant G305-Geo<br />

Met G305 wordt een rechthoek in een contour aan de voor- of<br />

achterkant vastgelegd.<br />

Parameters<br />

XK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

A Hoek t.o.v. XK-as (default:0°)<br />

K Lengte<br />

B (Hoogte) breedte<br />

R Afkanting/afronding (default: 0°)<br />

R>0: afrondingsradius<br />

R


4.10 Contouren voor-/achterkant<br />

Regelmatige veelhoek voor-/achterkant<br />

G307-Geo<br />

Met G307 wordt een veelhoek in een contour aan de voor- of<br />

achterkant vastgelegd.<br />

Parameters<br />

XK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Q Aantal zijden (Q > 2)<br />

A Hoek van een zijde van een veelhoek t.o.v. de XK-as<br />

(default:0°)<br />

K lengte van zijde<br />

K>0: lengte van zijde<br />

K0: afrondingsradius<br />

R


Patroon rond voor-/achterkant G402-Geo<br />

Met G402 wordt een rond boor- of figuurpatroon aan de voor- of<br />

achterkant vastgelegd. G402 werkt op de in de volgende regel<br />

vastgelegde boring/figuur (G300..305, G307).<br />

Parameters<br />

Q Aantal figuren<br />

K Patroondiameter<br />

A Starthoek – positie van de eerste figuur; referentie: XK-as;<br />

(default: 0°)<br />

W Eindhoek – positie van de laatste figuur; referentie: XK-as;<br />

(default: 360°)<br />

Wi Hoek tussen figuren<br />

V Richting – oriëntatie (default: 0)<br />

V=0, zonder W: opdeling volledige cirkel<br />

V=0, met W: opdeling op lange cirkelboog<br />

V=0, met Wi: voorteken van Wi bepaalt de richting (Wi


4.11 Mantelvlakcontouren<br />

4.11 Mantelvlakcontouren<br />

Startpunt mantelvlakcontour G110-Geo<br />

Met G110 wordt het beginpunt van een mantelvlakcontour<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Beginpunt<br />

C Beginpunt (starthoek)<br />

CY Beginpunt als "baanmaat"; referentie: manteluitslag bij<br />

"referentiediameter"<br />

Baan mantelvlakcontour G111-Geo<br />

Met G111 wordt een baan in een mantelvlakcontour vastgelegd.<br />

182<br />

Programmeer Z, C of Z, CY.<br />

Parameters<br />

Z Eindpunt<br />

C Eindpunt (eindhoek)<br />

CY Eindpunt als "baanmaat"; referentie: manteluitslag bij<br />

"referentiediameter"<br />

A Hoek ten opzichte van de Z-as<br />

B Afkanting/afronding. Legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast. Programmeer het theoretische<br />

eindpunt, wanneer u een afkanting/afronding opgeeft.<br />

Geen invoer: tangentiële overgang<br />

B=0: niet-tangentiële overgang<br />

B>0: afrondingsradius<br />

B


Programmering<br />

Z, CY: absoluut, incrementeel, blijft tot uitschakeling<br />

ingeschakeld, of "?"<br />

C: absoluut, incrementeel of blijft tot uitschakeling<br />

ingeschakeld<br />

Z – C of Z – CY programmeren<br />

Cirkelboog mantelvlakcontour G112-/G113-Geo<br />

Met G112/G113 wordt een cirkelboog in een mantelvlakcontour<br />

vastgelegd. Rotatierichting: zie helpscherm<br />

Parameters<br />

Z Eindpunt<br />

C Eindpunt (eindhoek)<br />

CY Eindpunt als "baanmaat"; referentie: manteluitslag bij<br />

"referentiediameter"<br />

R Radius<br />

K Middelpunt in Z–richting<br />

W Hoek van het middelpunt<br />

J Hoek van het middelpunt als "baanmaat"<br />

B Afkanting/afronding. Legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast. Programmeer het theoretische<br />

eindpunt, wanneer u een afkanting/afronding opgeeft.<br />

Geen invoer: tangentiële overgang<br />

B=0: niet-tangentiële overgang<br />

B>0: afrondingsradius<br />

B


4.11 Mantelvlakcontouren<br />

Boring mantelvlak G310-Geo<br />

Met G310 wordt een boring met verzinking en schroefdraad in een<br />

mantelvlakcontour vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Middelpunt (Z–positie)<br />

C Middelpunt (hoek)<br />

CY Middelpunt als "baanmaat"; referentie: manteluitslag bij<br />

"referentiediameter"<br />

B Boordiameter<br />

P Boordiepte (zonder boorpunt)<br />

W Punthoek (default: 180°)<br />

R Verzinkingsdiameter<br />

U Verzinkingsdiepte<br />

E Verzinkingshoek<br />

I Schroefdraaddiameter<br />

J Draaddiepte<br />

K Draadsnijgang (uitlooplengte)<br />

F Spoed<br />

V Linkse of rechtse draad (default: 0)<br />

V=0: rechtse draad<br />

V=1: linkse draad<br />

A Hoek t.o.v. Z-as; bereik: 0° < A < 180°; (default: 90° = verticale<br />

boring)<br />

O Centreerdiameter<br />

184<br />

Bewerk boringen G310 met G71..G74.


Lineaire sleuf mantelvlak G311-Geo<br />

Met G311 wordt een lineaire sleuf in een mantelvlakcontour<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Middelpunt (Z–positie)<br />

C Middelpunt (hoek)<br />

CY Middelpunt als "baanmaat"; referentie: manteluitslag bij<br />

"referentiediameter"<br />

A Hoek t.o.v. Z-as (default:0°)<br />

K Sleuflengte<br />

B Sleufbreedte<br />

P Kamerdiepte (default: "P" uit G308)<br />

Ronde sleuf mantelvlak G312-/G313-Geo<br />

Met G312/G313 wordt een ronde sleuf in een mantelvlakcontour<br />

vastgelegd.<br />

G312: ronde sleuf met de klok mee<br />

G313: ronde sleuf tegen de klok in<br />

Parameters<br />

Z Middelpunt<br />

C Middelpunt (hoek)<br />

CY Middelpunt als "baanmaat"; referentie: manteluitslag bij<br />

"referentiediameter"<br />

R Radius; referentie: middelpuntsbaan van de sleuf<br />

A Starthoek; referentie: Z-as; (default:0°)<br />

W Eindhoek; referentie: Z-as<br />

B Sleufbreedte<br />

P Kamerdiepte (default: "P" uit G308)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 185<br />

4.11 Mantelvlakcontouren


4.11 Mantelvlakcontouren<br />

Volledige cirkel mantelvlak G314-Geo<br />

Met G314 wordt een volledige cirkel in een mantelvlakcontour<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Middelpunt<br />

C Middelpunt (hoek)<br />

CY Middelpunt als "baanmaat"; referentie: manteluitslag bij<br />

"referentiediameter"<br />

R Radius<br />

P Kamerdiepte (default: "P" uit G308)<br />

Rechthoek mantelvlak G315-Geo<br />

Met G315 wordt een rechthoek in een mantelvlakcontour vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Middelpunt<br />

C Middelpunt (hoek)<br />

CY Middelpunt als "baanmaat"; referentie: manteluitslag bij<br />

"referentiediameter"<br />

A Hoek t.o.v. Z-as (default:0°)<br />

K Lengte<br />

B Breedte<br />

R Afkanting/afronding (default: 0°)<br />

R>0: afrondingsradius<br />

R


Regelmatige veelhoek mantelvlak G317-Geo<br />

Met G317 wordt een veelhoek in een mantelvlakcontour vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Middelpunt<br />

C Middelpunt (hoek)<br />

CY Middelpunt als "baanmaat"; referentie: manteluitslag bij<br />

"referentiediameter"<br />

Q Aantal zijden (Q > 2)<br />

A Hoek t.o.v. Z-as (default:0°)<br />

K Lengte van zijde<br />

K>0: lengte van zijde<br />

K0: afrondingsradius<br />

R


4.11 Mantelvlakcontouren<br />

Patroon lineair mantelvlak G411-Geo<br />

Met G411 wordt een lineair boor- of figuurpatroon op het mantelvlak<br />

vastgelegd. G411 werkt op de in de volgende regel vastgelegde<br />

boring/figuur (G310..315, G317).<br />

Parameters<br />

Q Aantal figuren (default: 1)<br />

Z Beginpunt<br />

C Beginpunt (starthoek)<br />

CY Beginpunt als "baanmaat"; referentie: manteluitslag bij<br />

"referentiediameter"<br />

K Eindpunt<br />

Ki Afstand tussen figuren in Z-richting<br />

W Eindpunt (eindhoek)<br />

Wi Hoekafstand tussen figuren<br />

A Hoek t.o.v. Z-as; (default:0°)<br />

R Totale patroonlengte<br />

Ri Afstand tussen figuren (patroonafstand)<br />

188<br />

Bij de programmering van "Q, Z en C" worden de<br />

boringen/figuren gelijkmatig langs de omtrek verdeeld.<br />

Programmeer de boring/figuur in de volgende regel<br />

zonder middelpunt.<br />

De freescyclus roept de boring/figuur in de volgende<br />

regel op, niet de patroondefinitie.


Patroon rond mantelvlak G412-Geo<br />

Met G412 wordt een rond boor- of figuurpatroon op het mantelvlak<br />

vastgelegd. G412 werkt op de in de volgende regel vastgelegde<br />

boring/figuur (G310..315, G317).<br />

Parameters<br />

Q Aantal figuren<br />

K Patroondiameter<br />

A Starthoek – positie van de eerste figuur; referentie: Z-as<br />

(default: 0°)<br />

W Eindhoek – positie van de laatste figuur; referentie: Z-as<br />

(default: 360°)<br />

Wi Hoek tussen figuren<br />

V Richting – oriëntatie (default: 0)<br />

V=0, zonder W: opdeling volledige cirkel<br />

V=0, met W: opdeling op lange cirkelboog<br />

V=0, met Wi: voorteken van Wi bepaalt de richting (Wi


4.12 Gereedschap positioneren<br />

4.12 Gereedschap positioneren<br />

IJlgang G0<br />

Met G0 wordt het gereedschap in ijlgang via de kortste weg naar het<br />

"eindpunt" verplaatst.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt (diametermaat)<br />

Z Eindpunt<br />

Gereedschapswisselpositie G14<br />

Met G14 wordt in ijlgang naar de gereedschapswisselpositie<br />

verplaatst. De coördinaten van de wisselpositie legt u in de<br />

instelwerkstand vast.<br />

190<br />

Programmering X, Z: absoluut, incrementeel of blijft tot<br />

uitschakeling ingeschakeld<br />

Parameters<br />

Q Volgorde, bepaalt het verloop van de verplaatsingen (default: 0)<br />

Q=0: diagonale verplaatsing<br />

Q=1: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

Q=2: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

Q=3: alleen in X-richting, Z blijft onveranderd<br />

Q=4: alleen in Z-richting, X blijft onveranderd<br />

Voorbeeld: G14<br />

. . .<br />

N1 G14 Q0 [gereedschapswisselpositie<br />

benaderen]<br />

N2 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N3 G0 X0 Z2<br />

. . .


IJlgang in machinecoördinaten G701<br />

Met G701 wordt het gereedschap in ijlgang via de kortste weg naar<br />

het "eindpunt" verplaatst.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt (diametermaat)<br />

Z Eindpunt<br />

"X, Z" zijn gerelateerd aan het machinenulpunt en het<br />

referentiepunt van de slede.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 191<br />

4.12 Gereedschap positioneren


4.13 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen<br />

4.13 Enkelvoudige lineaire<br />

verplaatsingen en cirkelbogen<br />

Lineaire verplaatsing G1<br />

Met G1 wordt het gereedschap lineair met aanzetsnelheid naar het<br />

"eindpunt" verplaatst.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt (diametermaat)<br />

Z Eindpunt<br />

A Hoek (hoekrichting: zie helpscherm)<br />

Q Snijpunt. Eindpunt wanneer de baan een cirkelboog snijdt<br />

(default: 0):<br />

Q=0: snijpunt dichtbij<br />

Q=1: snijpunt op afstand<br />

B Afkanting/afronding. Legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast. Programmeer het theoretische eindpunt,<br />

wanneer u een afkanting/afronding opgeeft.<br />

Geen invoer: tangentiële overgang<br />

B=0: niet-tangentiële overgang<br />

B>0: afrondingsradius<br />

B


Cirkelboog G2/G3<br />

Met G2/G3 wordt het gereedschap in een cirkel met aanzetsnelheid<br />

naar het "eindpunt" verplaatst. De middelpuntmaat is incrementeel.<br />

Rotatierichting (zie helpscherm):<br />

G2: met de klok mee<br />

G3: tegen de klok in<br />

Parameters<br />

X Eindpunt (diametermaat)<br />

Z Eindpunt<br />

R Radius (0 < R 0: afrondingsradius<br />

B


4.13 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen<br />

Cirkelboog G12/G13<br />

Met G12/G13 wordt het gereedschap in een cirkel met aanzetsnelheid<br />

naar het "eindpunt" verplaatst. De middelpuntmaat is absoluut.<br />

Rotatierichting (zie helpscherm):<br />

G12: met de klok mee<br />

G13: tegen de klok in<br />

Parameters<br />

X Eindpunt (diametermaat)<br />

Z Eindpunt<br />

R Radius (0 < R 0: afrondingsradius<br />

B


4.14 Aanzet, toerental<br />

Toerentalbegrenzing G26<br />

G26: hoofdspil; Gx26: spil x (x: 1...3)<br />

De toerentalbegrenzing geldt tot het programma-einde of totdat deze<br />

door een nieuwe G26/Gx26 wordt vervangen.<br />

Parameters<br />

S (Max.) toerental<br />

Is S > "absoluut maximumtoerental" (MP 805, e.v.), dan<br />

geldt de parameterwaarde.<br />

Versnelling (slope) G48<br />

Met G48 worden het versneld benaderen en afremmen alsmede de<br />

maximale aanzet vastgelegd. G48 blijft ingeschakeld tot het moment<br />

van uitschakeling.<br />

Zonder G48 gelden de parameterwaarden:<br />

Versneld benaderen en afremmen: MP 1105, ... "Versnellen/<br />

afremmen lineaire as"<br />

Maximale aanzet: MP 1101, ... "maximale assnelheid"<br />

Parameters<br />

E Versneld benaderen (default: parameterwaarde)<br />

F Versneld afremmen (default: parameterwaarde)<br />

H Geprogrammeerde versnelling aan/uit<br />

H=0: geprogrammeerde versnelling na volgende<br />

verplaatsing uitschakelen<br />

H=1: geprogrammeerde versnelling inschakelen<br />

P Max. aanzet (default: parameterwaarde)<br />

Indien P > parameterwert, dan geldt de<br />

parameterwaarde.<br />

E, F en P zijn gerelateerd aan de X-/Z-as. De versnelling/<br />

aanzet van de slede is bij niet-asparallelle verplaatsingen<br />

groter.<br />

Voorbeeld: G26<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 195<br />

. . .<br />

N1 G14 Q0<br />

N1 G26 S2000 [max. toerental]<br />

N2 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N3 G0 X0 Z2<br />

. . .<br />

4.14 Aanzet, toerental


4.14 Aanzet, toerental<br />

Intermitterende aanzet G64<br />

Met G64 wordt de geprogrammeerde aanzet kort onderbroken. G64<br />

blijft ingeschakeld, tot deze functie wordt uitgeschakeld.<br />

Parameters<br />

E Pauzeduur (0,01s < E < 99,99s)<br />

F Aanzetduur (0,01s < E < 99,99s)<br />

Inschakelen: G64 met "E en F" programmeren<br />

Uitschakelen: G64 zonder parameters programmeren<br />

Aanzet per minuut rondassen G192<br />

Met 192 wordt de aanzet vastgelegd wanneer een rondas (hulpas)<br />

alleen verplaatst wordt.<br />

Parameters<br />

F Aanzet in °/minuut<br />

196<br />

Voorbeeld: G64<br />

. . .<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G64 E0.1 F1 [intermitt. aanzet aan]<br />

N3 G0 X0 Z2<br />

N4 G42<br />

N5 G1 Z0<br />

N6 G1 X20 B-0.5<br />

N7 G1 Z-12<br />

N8 G1 Z-24 A20<br />

N9 G1 X48 B6<br />

N10 G1 Z-52 B8<br />

N11 G1 X80 B4 E0.08<br />

N12 G1 Z-60<br />

N13 G1 X82 G40<br />

N14 G64 [intermitt. aanzet uit]<br />

. . .


Aanzet per tand Gx93<br />

Gx93 (x: spil 1...3) wordt de aanzet afhankelijk van de aandrijving<br />

vastgelegd, gerelateerd aan het aantal tanden van de frees.<br />

Parameters<br />

F Aanzet per tand in mm/tand of inch/tand<br />

De actuele waarde toont de aanzet in mm/omw.<br />

Aanzet constant G94 (aanzet per minuut)<br />

Met G94 wordt de aanzet onafhankelijk van de aandrijving<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

F Aanzet per minuut in mm/min resp. inch/min<br />

Aanzet per omwenteling Gx95<br />

G95: hoofdspil; Gx95: spil x (x: 1...3)<br />

Met Gx95 wordt een aanzet afhankelijk van de aandrijving<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

F Aanzet in mm/omwenteling resp. inch/omwenteling<br />

Voorbeeld: G193<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 197<br />

. . .<br />

N1 M5<br />

N2 T1 G197 S1010 G193 F0.08 M104<br />

N3 M14<br />

N4 G152 C30<br />

N5 G110 C0<br />

N6 G0 X122 Z-50<br />

N7 G...<br />

N8 G...<br />

N9 M15<br />

. . .<br />

Voorbeeld: G94<br />

. . .<br />

N1 G14 Q0<br />

N2 T3 G94 F2000 G97 S1000 M3<br />

N3 G0 X100 Z2<br />

N4 G1 Z-50<br />

. . .<br />

Voorbeeld: G95, Gx95<br />

. . .<br />

N1 G14 Q0<br />

N2 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N3 G0 X0 Z2<br />

N5 G1 Z0<br />

N6 G1 X20 B-0.5<br />

. . .<br />

4.14 Aanzet, toerental


4.14 Aanzet, toerental<br />

Constante snijsnelheid Gx96<br />

G96: hoofdspil; Gx96: spil x (x: 1...3)<br />

Het spiltoerental is afhankelijk van de X-positie van de<br />

gereedschapspunt of de diameter bij aangedreven gereedschap.<br />

Parameters<br />

S Snijsnelheid in m/min resp. ft/min<br />

Toerental Gx97<br />

G97: hoofdspil; Gx97: spil x (x: 1...3)<br />

Constant spiltoerental.<br />

Parameters<br />

S Toerental in omwentelingen per minuut<br />

198<br />

G26/Gx26 begrenst het toerental.<br />

Voorbeeld: G96, G196<br />

. . .<br />

N1 T3 G195 F0.25 G196 S200 M3<br />

N2 G0 X0 Z2<br />

N3 G42<br />

N4 G1 Z0<br />

N5 G1 X20 B-0.5<br />

N6 G1 Z-12<br />

N7 G1 Z-24 A20<br />

N8 G1 X48 B6<br />

N9 G1 Z-52 B8<br />

N10 G1 X80 B4 E0.08<br />

N11 G1 Z-60<br />

N12 G1 X82 G40<br />

. . .<br />

Voorbeeld: G97, G197<br />

. . .<br />

N1 G14 Q0<br />

N2 T3 G95 F0.25 G97 S1000 M3<br />

N3 G0 X0 Z2<br />

N5 G1 Z0<br />

N6 G1 X20 B-0.5<br />

. . .


4.15 Snijkant- en<br />

freesradiuscompensatie<br />

Snijkantradiuscompensatie (SRC)<br />

Zonder SRC is de theoretische gereedschapspunt het referentiepunt<br />

bij de verplaatsingen. Dit leidt bij niet-asparallelle verplaatsingen tot<br />

onnauwkeurigheden. Met SRC worden geprogrammeerde<br />

verplaatsingen gecorrigeerd.<br />

Bij SRC (Q=0) wordt de aanzet bij cirkelbogen gereduceerd wanneer<br />

de "verschoven radius" < oorspronkelijke radius". Bij een afronding als<br />

overgang naar het volgende contourelement corrigeert de SRC de<br />

"speciale aanzet".<br />

Gereduceerde aanzet = aanzet * (verschoven radius/oorspronkelijke<br />

radius)<br />

Freesradiuscompensatie (FRC)<br />

Zonder FRC is het middelpunt van de frees het referentiepunt bij de<br />

verplaatsingen. Met FRC voert de <strong>CNC</strong> PILOT de geprogrammeerde<br />

verplaatsingen met de buitendiameter uit. De steek-, verspaningsen<br />

freescycli bevatten SRC/FRC-oproepen. Daarom moet de SRC/<br />

FRC bij het oproepen van deze cycli uitgeschakeld zijn.<br />

Indien "gereedschapsradius > contourradius" kunnen bij<br />

de SRC/FRC lussen ontstaan. Advies: maak gebruik van<br />

de nabewerkingscyclus G890 resp. freescyclus G840.<br />

Programmeer FRC niet bij de verplaatsing in het<br />

bewerkingsvlak.<br />

Let bij het oproepen van subprogramma's op het<br />

volgende: schakel SRC/FRC<br />

uit in het subprogramma waarin deze functie is<br />

ingeschakeld.<br />

uit in het hoofdprogramma, wanneer deze functie<br />

daarin is ingeschakeld.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 199<br />

4.15 Snijkant- en freesradiuscompensatie


4.15 Snijkant- en freesradiuscompensatie<br />

G40: SRC, FRC uitschakelen<br />

Met G40 wordt de SRC/FRC uitgeschakeld. Let op:<br />

de SRC/FRC is tot en met de regel vóór G40 actief<br />

in de regel met G40 of in de regel na G40 is een lineaire verplaatsing<br />

toegestaan (G14 is niet toegestaan)<br />

Basis-werkwijze van de SRC/FRC<br />

. . .<br />

N.. G0 X10 Z10<br />

N.. G41 G0 Z20 Verplaatsing: van X10/Z10 naar X10+SRC/Z20+SRC<br />

N.. G1 X20 de verplaatsing is met SRC "verschoven"<br />

N.. G40 G0 X30 Z30 Verplaatsing van X20+SRC/Z20+SRC naar X30/Z30<br />

. . .<br />

G41/G42: SRC, FRC inschakelen<br />

G41: SRC/FRC inschakelen – correctie van de snijkant-/freesradius in<br />

verplaatsingsrichting links van de contour<br />

G42: SRC/FRC inschakelen – correctie van de snijkant-/freesradius in<br />

verplaatsingsrichting rechts van de contour<br />

Parameters<br />

Q Vlak (default: 0)<br />

Q=0: SRC op te draaien vlak (XZ-vlak)<br />

Q=1: FRC op kopvlak (XC-vlak)<br />

Q=2: FRC op mantelvlak (ZC-vlak)<br />

Q=3: FRC op kopvlak (XY-vlak)<br />

Q=4: FRC op mantelvlak (YZ-vlak)<br />

H Uitvoer (alleen bij FRC) – (default: 0)<br />

H=0: opeenvolgende gedeeltes die elkaar snijden, worden<br />

niet bewerkt.<br />

H=1: de complete contour wordt bewerkt, ook wanneer<br />

gedeeltes elkaar snijden.<br />

O Aanzetreductie (default: 0)<br />

Let op:<br />

programmeer in de regel met G41/G42 of na de regel een lineaire<br />

verplaatsing (G0/G1).<br />

de SRC/FRC wordt vanaf de volgende verplaatsing meeberekend.<br />

200<br />

O=0: aanzetreductie actief<br />

O=1: geen aanzetreductie<br />

Voorbeeld: G40, G41, G42<br />

. . .<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X0 Z2<br />

N3 G42 [SRC aan, rechts van de contour]<br />

N4 G1 Z0<br />

N5 G1 X20 B-0.5<br />

N6 G1 Z-12<br />

N7 G1 Z-24 A20<br />

N8 G1 X48 B6<br />

N9 G1 Z-52 B8<br />

N10 G1 X80 B4 E0.08<br />

N11 G1 Z-60<br />

N12 G1 X82 G40 [SRC uit]<br />

. . .


4.16 Nulpuntverschuivingen<br />

In een NC-programma kunnen meer nulpuntverschuivingen worden<br />

geprogrammeerd. Nulpuntverschuivingen hebben geen invloed op de<br />

onderlinge verhouding tussen de coördinaten (beschrijving van<br />

onbewerkt werkstuk, bewerkt werkstuk en hulpcontour).<br />

Met G920 worden nulpuntverschuivingen tijdelijk uitgeschakeld, en<br />

met G980 weer ingeschakeld.<br />

Overzicht nulpuntverschuivingen<br />

G51:<br />

relatieve verschuiving<br />

Geprogrammeerde verschuiving<br />

Referentie: ingesteld werkstuknulpunt<br />

G53, G54, G55:<br />

relatieve verschuiving<br />

Verschuiving uit parameters<br />

Referentie: ingesteld werkstuknulpunt<br />

G56:<br />

additieve verschuiving<br />

Geprogrammeerde verschuiving<br />

Referentie: actueel werkstuknulpunt<br />

G59:<br />

absolute verschuiving<br />

Geprogrammeerde verschuiving<br />

Referentie: Machinenulpunt<br />

Bladzijde 202<br />

Bladzijde 202<br />

Bladzijde 203<br />

Bladzijde 204<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 201<br />

4.16 Nulpuntverschuivingen


4.16 Nulpuntverschuivingen<br />

Nulpuntverschuiving G51<br />

Met G51 wordt het werkstuknulpunt met "Z" (of "X") verschoven. De<br />

verschuiving geldt ten opzichte van het werkstuknulpunt dat tijdens<br />

instelbedrijf is vastgelegd.<br />

Parameters<br />

X Verschuiving (radiusmaat)<br />

Z Verschuiving<br />

Het referentiepunt blijft het werkstuknulpunt dat tijdens instelbedrijf is<br />

vastgelegd, ook als u G51 meermaals programmeert.<br />

De nulpuntverschuiving geldt tot het programma-einde of totdat het<br />

door andere nulpuntverschuivingen wordt opgeheven.<br />

Parameterafhankelijke nulpuntverschuiving<br />

G53, G54, G55<br />

Met G53..G55 wordt het werkstuknulpunt met de in de<br />

instelparameters 3, 4, 5 vastgelegde waarde verschoven. De<br />

verschuiving geldt ten opzichte van het werkstuknulpunt dat tijdens<br />

instelbedrijf is vastgelegd.<br />

Het referentiepunt blijft het werkstuknulpunt dat tijdens instelbedrijf is<br />

vastgelegd, ook als u G53, G54, G55 meermaals programmeert.<br />

De nulpuntverschuiving geldt tot het programma-einde of totdat het<br />

door andere nulpuntverschuivingen wordt opgeheven.<br />

202<br />

Een verschuiving in X wordt als radiusmaat aangegeven.<br />

Voorbeeld: G51<br />

. . .<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X62 Z5<br />

N3 G810 NS7 NE12 P5 I0.5 K0.2<br />

N4 G51 Z-28 [nulpuntverschuiving]<br />

N5 G0 X62 Z-15<br />

N6 G810 NS7 NE12 P5 I0.5 K0.2<br />

N7 G51 Z-56 [nulpuntverschuiving]<br />

. . .


Nulpuntverschuiving additief G56<br />

Met G56 wordt het werkstuknulpunt met "Z" (of "X") verschoven. De<br />

verschuiving geldt ten opzichte van het actueel geldende<br />

werkstuknulpunt.<br />

Parameters<br />

X Verschuiving (radiusmaat) – (default: 0)<br />

Z Verschuiving<br />

Als u G56 meermaals programmeert, wordt de verschuiving altijd bij<br />

het op dat moment geldende werkstuknulpunt opgeteld.<br />

Voorbeeld: G56<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 203<br />

. . .<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X62 Z5<br />

N3 G810 NS7 NE12 P5 I0.5 K0.2<br />

N4 G56 Z-28 [nulpuntverschuiving]<br />

N5 G0 X62 Z5<br />

N6 G810 NS7 NE12 P5 I0.5 K0.2<br />

N7 G56 Z-28 [nulpuntverschuiving]<br />

. . .<br />

4.16 Nulpuntverschuivingen


4.16 Nulpuntverschuivingen<br />

Nulpuntverschuiving absoluut G59<br />

Met G59 wordt het werkstuknulpunt op "X, Z" ingesteld. Het nieuwe<br />

werkstuknulpunt geldt tot het programma-einde.<br />

Parameters<br />

X Verschuiving (radiusmaat)<br />

Z Verschuiving<br />

204<br />

Met G59 worden de tot op dit moment geldende<br />

nulpuntverschuivingen (door G51, G56 of G59)<br />

opgeheven.<br />

Voorbeeld: G59<br />

. . .<br />

N1 G59 Z256 [nulpuntverschuiving]<br />

N2 G14 Q0<br />

N3 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N4 G0 X62 Z2<br />

. . .


Contour omklappen G121<br />

Met G121 wordt de contour van het onbewerkte en bewerkte<br />

werkstuk gespiegeld en/of verschoven. Er wordt ten opzichte van de<br />

X-as gespiegeld en in Z-richting verschoven. Het werkstuknulpunt<br />

wordt niet beïnvloed.<br />

Parameters<br />

H Wijze van transformatie (default: 0)<br />

H=0: contour verschuiven, niet spiegelen<br />

H=1: contour verschuiven, spiegelen en richting van de<br />

contourbeschrijving omkeren<br />

Q Z-as van het coördinatensysteem spiegelen (default: 0)<br />

Q=0: niet spiegelen<br />

Q=1: spiegelen<br />

Z Verschuiving. Coördinatensysteem in Z-richting verschuiven<br />

(default: 0)<br />

D XC/XCR spiegelen (contouren voor-/achterkant spiegelen/<br />

verschuiven) – (default: 0)<br />

D=0: niet spiegelen/verschuiven<br />

D=1: spiegelen/verschuiven<br />

Door toepassing van G121 kan de beschrijving van het onbewerkte en<br />

bewerkte werkstuk worden gebruikt voor bewerking aan de voor- en<br />

achterkant.<br />

Mantelvlakcontouren worden op dezelfde wijze<br />

gespiegeld/verschoven als te draaien contouren.<br />

Hulpcontouren worden niet gespiegeld.<br />

Let op: bij Q=1 worden het coördinatensysteem en de<br />

contour gespiegeld; bij H=1 alleen de contour.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 205<br />

4.16 Nulpuntverschuivingen


4.16 Nulpuntverschuivingen<br />

Contour verschuiven, coördinatensysteem spiegelen<br />

N.. . . . Bewerking aan de achterkant met de tegenspil<br />

N.. G121 H1 Q1 Z.. D1 Verschuift en spiegelt de contour; spiegelt het<br />

coördinatensysteem.<br />

N.. . . .<br />

contour verschuiven, niet spiegelen<br />

N.. . . . Bewerking aan de achterkant met de tegenspil<br />

N.. G121 H0 Q0 Z.. D1<br />

N.. . . .<br />

Verschuift de contour<br />

Contour spiegelen en verschuiven<br />

N.. . . . Bewerking aan de achterkant met een spil<br />

(handmatig omspannen)<br />

N.. G121 H1 Q0 Z.. D1 Verschuift en spiegelt de contour<br />

N.. . . .<br />

206


4.17 Overmaten<br />

Overmaat uitschakelen G50<br />

Met G50 worden de met G52-/G39-Geo vastgelegde overmaten voor<br />

de volgende cyclus uitgeschakeld. Programmeer G50 vóór de cyclus.<br />

Met het oog op de compatibiliteit wordt bij het uitschakelen van de<br />

overmaten bovendien G52 ondersteund. HEIDENHAIN adviseert bij<br />

nieuwe NC-programma's de functie G50 te gebruiken.<br />

Overmaat asparallel G57<br />

Met G57 worden verschillende overmaten in X en Z vastgelegd.<br />

Programmeer G57 vóór de cyclusoproep.<br />

Parameters<br />

X Overmaat X (diametermaat) – alleen positieve waarden<br />

Z Overmaat Z – alleen positieve waarden<br />

G57 werkt bij de volgende cycli – daarbij worden de overmaten na<br />

uitvoering van de cyclus<br />

gewist: G810, G820, G830, G835, G860, G869, G890<br />

niet gewist: G81, G82, G83<br />

Als de overmaten met G57 en in de cyclus zijn<br />

geprogrammeerd, gelden de cyclusovermaten.<br />

Voorbeeld: G57<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 207<br />

. . .<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X120 Z2<br />

N3 G57 X0.2 Z0.5 [asparallelle overmaat]<br />

N4 G810 NS7 NE12 P5<br />

. . .<br />

Z<br />

X<br />

ØX<br />

Z<br />

4.17 Overmaten


4.17 Overmaten<br />

Overmaat parallel aan contour (equidistant) G58<br />

Met G58 wordt een equidistante overmaat vastgelegd. Programmeer<br />

G58 vóór de cyclusoproep. Een negatieve overmaat is bij de<br />

nabewerkingscyclus G890 toegestaan.<br />

Parameters<br />

P overmaat<br />

G58 werkt bij de volgende cycli – daarbij worden de overmaten na<br />

uitvoering van de cyclus<br />

gewist: G810, G820, G830, G835, G860, G869, G890<br />

niet gewist: G83<br />

208<br />

Als de overmaat met G58 en in de cyclus is<br />

geprogrammeerd, geldt de cyclusovermaat.<br />

Voorbeeld: G58<br />

. . .<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X120 Z2<br />

N3 G58 P2 [overmaat parallel aan de<br />

contour]<br />

N4 G810 NS7 NE12 P5<br />

. . .


4.18 Veiligheidsafstanden<br />

Veiligheidsafstand G47<br />

Met G47 wordt de veiligheidsafstand vastgelegd voor<br />

de draaicycli: G810, G820, G830, G835, G860, G869, G890.<br />

de boorcycli G71, G72, G74.<br />

de freescycli G840...G846.<br />

Parameters<br />

P Veiligheidsafstand<br />

Met G47 zonder parameters worden de parameterwaarden<br />

(bewerkingsparameter 2, ... – veiligheidsafstanden) geactiveerd.<br />

G47 vervangt de in parameters of met G147 vastgelegde<br />

veiligheidsafstand.<br />

Veiligheidsafstand G147<br />

Met G147 wordt de veiligheidsafstand vastgelegd voor<br />

de freescycli G840...G846.<br />

de boorcycli G71, G72, G74.<br />

Parameters<br />

I Veiligheidsafstand freesvlak (alleen voor freesbewerkingen)<br />

K Veiligheidsafstand in aanzetrichting (diepteverplaatsing)<br />

G147 vervangt de in parameters (bewerkingsparameter 2,<br />

...) of met G47 vastgelegde veiligheidsafstand.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 209<br />

4.18 Veiligheidsafstanden


4.19 Gereedschap, correcties<br />

4.19 Gereedschap, correcties<br />

Gereedschap inspannen – T<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT toont in programmadeel REVOLVER de vastgelegde<br />

gereedschapsbezetting. U kunt het T-nummer direct invoeren of uit de<br />

gereedschapstabel kiezen (omschakelen met de softkey VERDER).<br />

210


(Veranderen van) snijkantcorrectie G148<br />

Met G148 worden de te verrekenen slijtagecorrecties vastgelegd. Bij<br />

de programmastart en na een T-functie zijn DX, DZ actief.<br />

Parameters<br />

Q Keuze (default: 0)<br />

O=0: DX, DZ actief – DS niet actief<br />

O=1: DS, DZ actief – DX niet actief<br />

O=2: DX, DS actief – DZ niet actief<br />

De steekcycli G860, G866, G869 houden automatisch<br />

rekening met de "juiste" slijtagecorrectie.<br />

Voorbeeld: G148<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 211<br />

. . .<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S160 M3<br />

N2 G0 X62 Z2<br />

N3 G0 Z-29.8<br />

N4 G1 X50.4<br />

N5 G0 X62<br />

N6 G150<br />

N7 G1 Z-20.2<br />

N8 G1 X50.4<br />

N9 G0 X62<br />

N10 G151 [insteken nabewerken]<br />

N11 G148 O0 [correctie veranderen]<br />

N12 G0 X62 Z-30<br />

N13 G1 X50<br />

N14 G0 X62<br />

N15 G150<br />

N16 G148 O2<br />

N17 G1 Z-20<br />

N18 G1 X50<br />

N19 G0 X62<br />

. . .<br />

4.19 Gereedschap, correcties


4.19 Gereedschap, correcties<br />

Additieve correctie G149<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT maakt gebruikt van 16 correcties die niet van het<br />

gereedschap afhankelijk zijn. De correctie wordt geactiveerd met<br />

G149 gevolgd door een "D-nummer", "G149 D900" schakelt de contour<br />

uit.<br />

Parameters<br />

D Additieve correctie (default: D900):<br />

Programmering:<br />

de correctie moet worden "uitgestuurd", voordat deze actief wordt.<br />

Programmeer G149 daarom één regel vóór de verplaatsing waarin<br />

de correctie actief moet zijn.<br />

Een additieve correctie blijft actief tot:<br />

de volgende "G149 D900"<br />

de volgende gereedschapswissel<br />

Programma-einde<br />

212<br />

D900: schakelt de additieve correctie uit<br />

D901..D916: activeert de additieve correctie<br />

Voorbeeld: G149<br />

. . .<br />

N1 T3 G96 S200 G95 F0.4 M4<br />

N2 G0 X62 Z2<br />

N3 G89<br />

N4 G42<br />

N5 G0 X27 Z0<br />

N6 G1 X30 Z-1.5<br />

N7 G1 Z-25<br />

N8 G149 D901 [correctie activeren]<br />

N9 G1 X40 B-1<br />

N10 G1 Z-50<br />

N11 G149 D902<br />

N12 G1 X50 B-1<br />

N13 G1 Z-75<br />

N14 G149 D900 [correctie deactiveren]<br />

N15 G1 X60 B-1<br />

N16 G1 Z-80<br />

N17 G1 X62<br />

N18 G80<br />

. . .


Verrekening rechter gereedschapspunt G150<br />

Verrekening linker gereedschapspunt G151<br />

Met G150/G151 wordt bij steekbeitels en halfronde snijbeitels het<br />

gereedschapsreferentiepunt vastgelegd.<br />

G150: referentiepunt rechter gereedschapspunt<br />

G151: referentiepunt linker gereedschapspunt.<br />

G150/G151 geldt vanaf de regel waarin deze wordt geprogrammeerd<br />

en blijft actief tot<br />

de volgende gereedschapswissel<br />

het programma-einde.<br />

De getoonde actuele waarden zijn altijd gerelateerd aan<br />

de gereedschapspunt die in de gereedschapsgegevens<br />

is vastgelegd.<br />

Bij toepassing van de SRC moet u na G150/G151 ook<br />

G41/G42 aanpassen.<br />

Voorbeeld: G150, G151<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 213<br />

. . .<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S160 M3<br />

N2 G0 X62 Z2<br />

N3 G0 Z-29.8<br />

N4 G1 X50.4<br />

N5 G0 X62<br />

N6 G150<br />

N7 G1 Z-20.2<br />

N8 G1 X50.4<br />

N9 G0 X62<br />

N10 G151 [insteken nabewerken]<br />

N11 G148 O0<br />

N12 G0 X62 Z-30<br />

N13 G1 X50<br />

N14 G0 X62<br />

N15 G150<br />

N16 G148 O2<br />

N17 G1 Z-20<br />

N18 G1 X50<br />

N19 G0 X62<br />

. . .<br />

4.19 Gereedschap, correcties


4.19 Gereedschap, correcties<br />

Aaneenschakelen van gereedschapsmaten G710<br />

Bij een T-functie vervangt de <strong>CNC</strong> PILOT de tot op dat moment<br />

gebruikte gereedschapsmaten door de nieuwe gereedschapsmaten.<br />

Wanneer u met "G710 Q1" de "aaneenschakeling" activeert, worden de<br />

maten van het nieuwe gereedschap bij de tot dan toe gebruikte maten<br />

opgeteld.<br />

Parameters<br />

Q Gereedschapsmaten aaneenschakelen<br />

Q=0: Uit<br />

Q=1: Aan<br />

Toepassingsvoorbeeld<br />

Voor de complete bewerking wordt het aan de voorkant bewerkte<br />

werkstuk door een "roterende afpakinrichting" overgenomen. De<br />

bewerking aan de achterkant vindt plaats met stilstaand gereedschap.<br />

Hiertoe worden de maten van de afpakinrichting en van het stilstaande<br />

gereedschap bij elkaar opgeteld.<br />

Voorbeeld "Gereedschapsmaten aaneenschakelen"<br />

. . .<br />

REVOLVER 1<br />

. . .<br />

T14 ID“ADBGREIF“ Roterende afpakinrichting<br />

. . .<br />

REVOLVER 2 Stilstaand gereedschap op gereedschapshouder 2<br />

T2001 ID"116-80-080.1" Voordraaibeitel voor bewerking aan achterkant<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

. . .<br />

N100 T14 Afpakinrichting inspannen<br />

N101 L"EXGRIGF" V1 Werkstuk van de hoofdspil in de afpakinrichting<br />

overnemen (expertprogramma)<br />

N102 G710 Q1 Gereedschapsmaten "aaneenschakelen"<br />

N103 T2001 Maten van afpakinrichting bij stilstaand<br />

gereedschap<br />

. . . optellen<br />

214


4.20 Contourgerelateerde draaicycli<br />

Met contourgerelateerde cycli werken<br />

Regelverwijzingen bepalen:<br />

Contourweergave activeren:<br />

U Softkey indrukken of menu-item "Grafische weergave"<br />

kiezen<br />

U Cursor op invoerveld "NS" of "NE" plaatsen<br />

Naar grafisch venster omschakelen:<br />

U Softkey VERDER indrukken<br />

Contourelement kiezen:<br />

U Contourelement met "pijl naar links/rechts" kiezen<br />

U Met "pijl omhoog/omlaag" gaat u van de ene naar de<br />

andere contour (ook contouren aan de voorkant etc.)<br />

U Regelnummer van het contourelement met ENTER<br />

overnemen<br />

Wanneer op "pijl omhoog/omlaag" wordt gedrukt, houdt de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT ook rekening met contouren die niet op het<br />

beeldscherm worden getoond.<br />

Snijkantbegrenzing<br />

De gereedschapspositie vóór de cyclusoproep is bepalend voor de<br />

uitvoering van een snijkantbegrenzing. De <strong>CNC</strong> PILOT verspaant het<br />

materiaal aan de zijde van de snijkantbegrenzing waar het<br />

gereedschap zich vóór de cyclusoproep bevindt.<br />

Voorbewerken langs G810<br />

Met G810 wordt het met "NS, NE" beschreven contourgedeelte van<br />

"NS naar NE" verspaand. Het verspaningsvlak wordt eventueel in meer<br />

gedeeltes onderverdeeld (bijv.: bij terugvallende contouren).<br />

Parameters<br />

NS Beginregelnummer (begin van het contourgedeelte)<br />

NE Eindregelnummer (einde van het contourgedeelte)<br />

NE niet geprogrammeerd: het contourelement NS wordt in<br />

contourdefinitierichting bewerkt.<br />

NS=NE geprogrammeerd: het contourelement NS wordt<br />

tegengesteld aan de contourdefinitierichting bewerkt.<br />

P Maximale aanzet<br />

I Overmaat in X-richting (diametermaat) – (default: 0)<br />

K Overmaat in Z-richting (default: 0)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 215<br />

H<br />

0<br />

1<br />

2<br />

K<br />

W<br />

ØX<br />

Z<br />

P<br />

ØI<br />

X<br />

A<br />

Z<br />

4.20 Contourgerelateerde draaicycli


4.20 Contourgerelateerde draaicycli<br />

Parameters<br />

E Insteekinstelling<br />

E=0: neergaande contouren niet bewerken<br />

E>0: insteekaanzet<br />

Geen invoer: aanzetreductie afhankelijk v.d. insteekhoek –<br />

maximaal 50%<br />

X Snijkantbegrenzing in X-richting (diametermaat) – (default:<br />

geen snijkantbegrenzing)<br />

Z Snijkantbegrenzing in Z-richting (default: geen<br />

snijkantbegrenzing)<br />

H Vrijzetmethode (default: 0)<br />

H=0: verspaant na elke snede langs de contour<br />

H=1: zet met 45° vrij; contourafronding na de laatste snede<br />

H=2: zet met 45° vrij; geen contourafronding<br />

A Naderingshoek (referentie: Z-as) – (default: 0°/180°; parallel<br />

aan de Z-as)<br />

W Vrijzethoek (referentie: Z-as) – (default: 90°/270°; haaks op de<br />

Z-as)<br />

Q Vrijzetmethode bij cycluseinde (default: 0)<br />

Q=0: terug naar startpunt (eerst in X-, dan in Z-richting)<br />

Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

V Aanduiding begin/einde (default: 0)<br />

Een afkanting/afronding wordt bewerkt:<br />

V=0: aan het begin en einde<br />

V=1: aan het begin<br />

V=2: aan het einde<br />

V=3: geen bewerking<br />

V=4: afkanting/afronding wordt bewerkt – niet het<br />

basiselement (voorwaarde: contourgedeelte met een<br />

element)<br />

D Elementen verbergen. Volgende insteken, draaduitlopen en<br />

vrijdraaiingen worden niet bewerkt (default: 0):<br />

G22 G23 G23 G25 G25 G25<br />

H0 H1 H4 H5/6 H7..9<br />

D=0<br />

D=1 – – –<br />

D=2 –<br />

D=3 – – – –<br />

D=4 – –<br />

„ “: elementen niet bewerken<br />

216


Parameters<br />

B Slede-aanloop bij bewerking in 4 assen<br />

B=0: beide sledes werken op dezelfde diameter – met<br />

dubbele aanzet<br />

B0: afstand tot de "leidende" slede (de aanloop). De<br />

sledes werken met dezelfde aanzet op verschillende<br />

diameters.<br />

B0: slede met het laagste nummer leidt<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT herkent aan de hand van de gereedschapsdefinitie of<br />

er sprake is van een bewerking aan de buiten- of binnenkant.<br />

Programmeer ten minste NS resp. NS, NE en P.<br />

De snijkantradiuscorrectie wordt uitgevoerd.<br />

Een overmaat G57 "vergroot" de contour (ook<br />

binnencontouren).<br />

Een overmaat G58<br />

>0: "vergroot" de contour<br />


4.20 Contourgerelateerde draaicycli<br />

Toepassing als cyclus met 4 assen<br />

Dezelfde diameter: beide sledes worden gelijktijdig gestart.<br />

Verschillende diameters:<br />

de "geleide" slede start wanneer de leidende slede "aanloop B"<br />

heeft bereikt. Deze synchronisatie vindt bij elke snede plaats.<br />

Elke slede zet met de berekende snijdiepte aan.<br />

In geval van een oneven aantal snedes voert de "leidende slede"<br />

de laatste snede uit.<br />

Bij een "constante snijsnelheid" is de snijsnelheid afhankelijk van<br />

de leidende slede.<br />

Het leidende gereedschap wacht met de terugtrekbeweging op<br />

het volgende gereedschap.<br />

Voorbewerken dwars G820<br />

Met G820 wordt het met "NS, NE" beschreven contourgedeelte van<br />

"NS naar NE" verspaand. Het verspaningsvlak wordt eventueel in meer<br />

gedeeltes onderverdeeld (bijv.: bij terugvallende contouren).<br />

218<br />

Let bij cycli met 4 assen op identiek gereedschap<br />

(gereedschapstype, snijkantradius, spaanhoek, etc.)<br />

Parameters<br />

NS Beginregelnummer (begin van het contourgedeelte)<br />

NE Eindregelnummer (einde van het contourgedeelte)<br />

NE niet geprogrammeerd: het contourelement NS wordt in<br />

contourdefinitierichting bewerkt.<br />

NS=NE geprogrammeerd: het contourelement NS wordt<br />

tegengesteld aan de contourdefinitierichting bewerkt.<br />

P Maximale aanzet<br />

I Overmaat in X-richting (diametermaat) – (default: 0)<br />

K Overmaat in Z-richting (default: 0)<br />

E Insteekinstelling<br />

E=0: neergaande contouren niet bewerken<br />

E>0: insteekaanzet<br />

Geen invoer: aanzetreductie afhankelijk v.d. insteekhoek –<br />

maximaal 50%<br />

X Snijkantbegrenzing in X-richting (diametermaat) – (default:<br />

geen snijkantbegrenzing)<br />

Z Snijkantbegrenzing in Z-richting (default: geen<br />

snijkantbegrenzing)<br />

H Vrijzetmethode (default: 0)<br />

H=0: verspaant na elke snede langs de contour<br />

H=1: zet met 45° vrij; contourafronding na de laatste snede<br />

H=2: zet met 45° vrij – geen contourafronding<br />

H<br />

0<br />

1<br />

2<br />

K<br />

Z<br />

ØI<br />

A<br />

P<br />

X<br />

–W<br />

Z


Parameters<br />

A Naderingshoek (referentie: Z-as) – (default: 90°/270°; haaks<br />

op de Z-as)<br />

W Vrijzethoek (referentie: Z-as) – (default: 0°/180°; parallel aan<br />

de Z-as)<br />

Q Vrijzetmethode bij cycluseinde (default: 0)<br />

Q=0: terug naar startpunt (eerst in Z-, dan in X-richting)<br />

Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

V Aanduiding begin/einde (default: 0)<br />

Een afkanting/afronding wordt bewerkt:<br />

V=0: aan het begin en einde<br />

V=1: aan het begin<br />

V=2: aan het einde<br />

V=3: geen bewerking<br />

V=4: afkanting/afronding wordt bewerkt – niet het<br />

basiselement (voorwaarde: contourgedeelte met een<br />

element)<br />

D Elementen verbergen. Volgende insteken, draaduitlopen en<br />

vrijdraaiingen worden niet bewerkt (default: 0):<br />

G22 G23<br />

H0<br />

G23<br />

H1<br />

G25<br />

H4<br />

G25<br />

H5/6<br />

D=0<br />

D=1 – – –<br />

D=2 –<br />

D=3 – – – –<br />

D=4 – –<br />

„ “: elementen niet bewerken<br />

G25<br />

H7..9<br />

B Slede-aanloop bij bewerking in 4 assen<br />

B=0: beide sledes werken op dezelfde diameter – met<br />

dubbele aanzet<br />

B0: afstand tot de "leidende" slede (de aanloop). De<br />

sledes werken met dezelfde aanzet op verschillende<br />

diameters.<br />

B0: slede met het laagste nummer leidt<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 219<br />

4.20 Contourgerelateerde draaicycli


4.20 Contourgerelateerde draaicycli<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT herkent aan de hand van de gereedschapsdefinitie of<br />

er sprake is van een bewerking aan de buiten- of binnenkant.<br />

Programmeer ten minste NS resp. NS, NE en P.<br />

Toepassing als cyclus met 4 assen<br />

Dezelfde diameter: beide sledes worden gelijktijdig gestart.<br />

Verschillende diameters:<br />

de "geleide" slede start wanneer de leidende slede "aanloop B"<br />

heeft bereikt. Deze synchronisatie vindt bij elke snede plaats.<br />

Elke slede zet met de berekende snijdiepte aan.<br />

In geval van een oneven aantal snedes voert de "leidende slede"<br />

de laatste snede uit.<br />

Bij een "constante snijsnelheid" is de snijsnelheid afhankelijk van<br />

de leidende slede.<br />

Het leidende gereedschap wacht met de terugtrekbeweging op<br />

het volgende gereedschap.<br />

220<br />

De snijkantradiuscorrectie wordt uitgevoerd.<br />

Een overmaat G57 "vergroot" de contour (ook<br />

binnencontouren)<br />

Een overmaat G58<br />

>0: "vergroot" de contour<br />


Voorbewerken parallel aan contour G830<br />

Met G830 wordt het met "NS, NE" beschreven contourgedeelte<br />

parallel aan de contour van "NS naar NE" verspaand. Het<br />

verspaningsvlak wordt eventueel in meer gedeeltes onderverdeeld<br />

(bijv.: bij terugvallende contouren).<br />

Parameters<br />

NS Beginregelnummer (begin van het contourgedeelte)<br />

NE Eindregelnummer (einde van het contourgedeelte)<br />

NE niet geprogrammeerd: het contourelement NS wordt in<br />

contourdefinitierichting bewerkt.<br />

NS=NE geprogrammeerd: het contourelement NS wordt<br />

tegengesteld aan de contourdefinitierichting bewerkt.<br />

P Maximale aanzet<br />

I Overmaat in X-richting (diametermaat) – (default: 0)<br />

K Overmaat in Z-richting (default: 0)<br />

X Snijkantbegrenzing in X-richting (diametermaat) – (default:<br />

geen snijkantbegrenzing)<br />

Z Snijkantbegrenzing in Z-richting (default: geen<br />

snijkantbegrenzing)<br />

A Naderingshoek (referentie: Z-as) – (default: 0°/180°; parallel<br />

aan de Z-as)<br />

W Vrijzethoek (referentie: Z-as) – (default: 90°/270°; haaks op de<br />

Z-as)<br />

Q Vrijzetmethode bij cycluseinde (default: 0)<br />

Q=0: terug naar startpunt (eerst in X-, dan in Z-richting)<br />

Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

V Aanduiding begin/einde (default: 0)<br />

Een afkanting/afronding wordt bewerkt:<br />

V=0: aan het begin en einde<br />

V=1: aan het begin<br />

V=2: aan het einde<br />

V=3: geen bewerking<br />

V=4: afkanting/afronding wordt bewerkt – niet het<br />

basiselement (voorwaarde: contourgedeelte met een<br />

element)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 221<br />

K<br />

W<br />

Z<br />

ØI<br />

P<br />

X<br />

A<br />

ØX<br />

Z<br />

4.20 Contourgerelateerde draaicycli


4.20 Contourgerelateerde draaicycli<br />

Parameters<br />

D Elementen verbergen. Volgende insteken, draaduitlopen en<br />

vrijdraaiingen worden niet bewerkt (default: 0):<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT herkent aan de hand van de gereedschapsdefinitie of<br />

er sprake is van een bewerking aan de buiten- of binnenkant.<br />

Programmeer ten minste NS resp. NS, NE en P.<br />

222<br />

G22 G23<br />

H0<br />

G23<br />

H1<br />

G25<br />

H4<br />

G25<br />

H5/6<br />

D=0<br />

D=1 – – –<br />

D=2 –<br />

D=3 – – – –<br />

D=4 – –<br />

„ “: elementen niet bewerken<br />

De snijkantradiuscorrectie wordt uitgevoerd.<br />

Een overmaat G57 "vergroot" de contour (ook<br />

binnencontouren).<br />

Een overmaat G58<br />

>0: "vergroot" de contour<br />


Parallel aan de contour met neutraal<br />

gereedschap G835<br />

Met G835 wordt het met "NS, NE" beschreven contourgedeelte<br />

parallel aan de contour en in twee richtingen verspaand. Het<br />

verspaningsvlak wordt eventueel in meer gedeeltes onderverdeeld<br />

(bijv.: bij terugvallende contouren).<br />

Parameters<br />

NS Beginregelnummer (begin van het contourgedeelte)<br />

NE Eindregelnummer (einde van het contourgedeelte)<br />

NE niet geprogrammeerd: het contourelement NS wordt in<br />

contourdefinitierichting bewerkt.<br />

NS=NE geprogrammeerd: het contourelement NS wordt<br />

tegengesteld aan de contourdefinitierichting bewerkt.<br />

P Maximale aanzet<br />

I Overmaat in X-richting (diametermaat) – (default: 0)<br />

K Overmaat in Z-richting (default: 0)<br />

X Snijkantbegrenzing in X-richting (diametermaat) – (default:<br />

geen snijkantbegrenzing)<br />

Z Snijkantbegrenzing in Z-richting (default: geen<br />

snijkantbegrenzing)<br />

A Naderingshoek (referentie: Z-as) – (default: 0°/180°; parallel<br />

aan de Z-as)<br />

W Vrijzethoek (referentie: Z-as) – (default: 90°/270°; haaks op de<br />

Z-as)<br />

Q Vrijzetmethode bij cycluseinde (default: 0)<br />

Q=0: terug naar startpunt (eerst in X-, dan in Z-richting)<br />

Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

V Aanduiding begin/einde (default: 0)<br />

Een afkanting/afronding wordt bewerkt:<br />

V=0: aan het begin en einde<br />

V=1: aan het begin<br />

V=2: aan het einde<br />

V=3: geen bewerking<br />

V=4: afkanting/afronding wordt bewerkt – niet het<br />

basiselement (voorwaarde: contourgedeelte met een<br />

element)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 223<br />

K<br />

W<br />

P<br />

ØI<br />

A<br />

X<br />

Z<br />

4.20 Contourgerelateerde draaicycli


4.20 Contourgerelateerde draaicycli<br />

Parameters<br />

D Elementen verbergen. Volgende insteken, draaduitlopen en<br />

vrijdraaiingen worden niet bewerkt (default: 0):<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT herkent aan de hand van de gereedschapsdefinitie of<br />

er sprake is van een bewerking aan de buiten- of binnenkant.<br />

Programmeer ten minste NS resp. NS, NE en P.<br />

224<br />

G22 G23<br />

H0<br />

G23<br />

H1<br />

G25<br />

H4<br />

G25<br />

H5/6<br />

D=0<br />

D=1 – – –<br />

D=2 –<br />

D=3 – – – –<br />

D=4 – –<br />

„ “: elementen niet bewerken<br />

De snijkantradiuscorrectie wordt uitgevoerd.<br />

Een overmaat G57 "vergroot" de contour (ook<br />

binnencontouren).<br />

Een overmaat G58<br />

>0: "vergroot" de contour<br />


Insteken G860<br />

Met G860 wordt het met "NS, NE" beschreven contourgedeelte axiaal/<br />

radiaal van "NS naar NE" verspaand. De te bewerken contour mag<br />

meer terugvallende gedeeltes bevatten. Het verspaningsvlak wordt<br />

eventueel in meer gedeeltes onderverdeeld (bijv.: bij terugvallende<br />

contouren).<br />

Parameters<br />

NS Beginregelnummer<br />

Begin van het contourgedeelte, of<br />

Verwijzing naar een G22-/G23-Geo-insteek<br />

NE Eindregelnummer (einde van het contourgedeelte):<br />

NE niet geprogrammeerd: het contourelement NS wordt in<br />

contourdefinitierichting bewerkt.<br />

NS=NE geprogrammeerd: het contourelement NS wordt<br />

tegengesteld aan de contourdefinitierichting bewerkt.<br />

NE vervalt, wanneer de contour met G22-/G23-Geo is<br />

vastgelegd<br />

I Overmaat in X-richting (diametermaat) – (default: 0)<br />

K Overmaat in Z-richting (default: 0)<br />

Q Uitvoering (default: 0)<br />

Q=0: voor- en nabewerken<br />

Q=1: alleen voorbewerken<br />

Q=2: alleen nabewerken<br />

X Snijkantbegrenzing in X-richting (diametermaat) – (default:<br />

geen snijkantbegrenzing)<br />

Z Snijkantbegrenzing in Z-richting (default: geen<br />

snijkantbegrenzing)<br />

V Aanduiding begin/einde (default: 0)<br />

Een afkanting/afronding wordt bewerkt:<br />

V=0: aan het begin en einde<br />

V=1: aan het begin<br />

V=2: aan het einde<br />

V=3: geen bewerking<br />

E Nabewerkingsaanzet (default: actieve aanzet)<br />

H Vrijzetmethode bij cycluseinde (default: 0)<br />

H=0: terug naar het startpunt<br />

Axiale insteek: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

Radiale insteek: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

H=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

H=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 225<br />

ØX<br />

K<br />

Z<br />

ØI<br />

X<br />

Z<br />

4.20 Contourgerelateerde draaicycli


4.20 Contourgerelateerde draaicycli<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT herkent aan de hand van de gereedschapsdefinitie of<br />

er sprake is van een bewerking aan de buiten- of binnenkant resp. een<br />

radiale of axiale insteek.<br />

Programmeer ten minste NS resp. NS, NE.<br />

Berekening van de snede-opdeling:<br />

Maximale verspringing = SBF * snijkantbreedte<br />

(SBF: zie bewerkingsparameter 6)<br />

226<br />

De snijkantradiuscorrectie wordt uitgevoerd.<br />

Een overmaat G57 "vergroot" de contour (ook<br />

binnencontouren).<br />

Een overmaat G58<br />

>0: "vergroot" de contour<br />


Insteekcyclus G866<br />

Met G866 wordt een met G22-Geo vastlegde insteek gemaakt. De<br />

<strong>CNC</strong> PILOT herkent aan de hand van de gereedschapsdefinitie of er<br />

sprake is van een bewerking aan de buiten- of binnenkant resp. een<br />

radiale of axiale insteek.<br />

Parameters<br />

NS Regelnummer (verwijzing naar G22-Geo)<br />

I Overmaat bij het voorsteken (default: 0)<br />

I=0: insteek wordt in één slag uitgevoerd<br />

I>0: tijdens de eerste slag wordt voorgestoken; tijdens de<br />

tweede nabewerkt<br />

E Stilstandtijd (default: tijd van een spilomwenteling)<br />

bij I=0: bij elke insteek<br />

bij I>0: alleen bij nabewerken<br />

Berekening van de snede-opdeling:<br />

Maximale verspringing = SBF * snijkantbreedte<br />

(SBF: zie bewerkingsparameter 6)<br />

De snijkantradiuscorrectie wordt uitgevoerd.<br />

Een overmaat wordt niet verrekend.<br />

Cyclusverloop<br />

1 Berekent de snede-opdeling.<br />

2 Zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede.<br />

Radiale insteek: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

Axiale insteek: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

3 Steekt in (zoals onder "I" opgegeven).<br />

4 Keert met ijlgang terug en zet opnieuw aan voor de volgende<br />

snede.<br />

5 Bij I=0: wacht gedurende tijd "E"<br />

6 Herhaalt 3...4, totdat de insteek is bewerkt.<br />

7 Bij I>0: wordt de contour nabewerkt<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 227<br />

4.20 Contourgerelateerde draaicycli


4.20 Contourgerelateerde draaicycli<br />

Steekdraaicyclus G869<br />

Met G869 wordt het met "NS, NE" beschreven contourgedeelte axiaal/<br />

radiaal van "NS naar NE" verspaand. Door afwisselende insteek- en<br />

voorbewerkingsbewegingen vindt de verspaning met zo weinig<br />

mogelijk vrijzet- en aanzetbewegingen plaats. De te bewerken contour<br />

mag meer terugvallende gedeeltes bevatten. Het verspaningsvlak<br />

wordt eventueel in meer gedeeltes onderverdeeld,<br />

Parameters<br />

NS Beginregelnummer<br />

Begin van het contourgedeelte, of<br />

Verwijzing naar een G22-/G23-Geo-insteek<br />

NE Eindregelnummer (einde van het contourgedeelte):<br />

NE niet geprogrammeerd: het contourelement NS wordt in<br />

contourdefinitierichting bewerkt.<br />

NS=NE geprogrammeerd: het contourelement NS wordt<br />

tegengesteld aan de contourdefinitierichting bewerkt.<br />

NE vervalt, wanneer de contour met G22-/G23-Geo is<br />

vastgelegd<br />

P Maximale aanzet<br />

R Draaidieptecorrectie voor nabewerking (default: 0)<br />

I Overmaat in X-richting (diametermaat) – (default: 0)<br />

K Overmaat in Z-richting (default: 0)<br />

X Snijkantbegrenzing (diametermaat) – (default: geen<br />

snijkantbegrenzing)<br />

Z Snijkantbegrenzing (default: geen snijkantbegrenzing)<br />

A Naderingshoek (default: tegengesteld aan de insteekrichting)<br />

W Vrijzethoek (default: tegengesteld aan de insteekrichting)<br />

Q Uitvoering (default: 0)<br />

Q=0: voor- en nabewerken<br />

Q=1: alleen voorbewerken<br />

Q=2: alleen nabewerken<br />

U Draaien in één richting (default: 0)<br />

U=0: de voorbewerking vindt in twee richtingen plaats.<br />

U=1: de voorbewerking vindt in één richting plaats in<br />

bewerkingsrichting (van "NS naar NE")<br />

H Vrijzetmethode bij cycluseinde (default: 0)<br />

228<br />

H=0: terug naar het startpunt (axiale insteek: eerst in Z-, dan<br />

in X-richting; radiale insteek: eerst in X-, dan in Z-richting)<br />

H=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

H=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

0,1mm<br />

B<br />

K<br />

Z<br />

ØI<br />

ØX<br />

A<br />

X<br />

Z


Parameters<br />

V Aanduiding begin/einde (default: 0)<br />

Een afkanting/afronding wordt bewerkt:<br />

V=0: aan het begin en einde<br />

V=1: aan het begin<br />

V=2: aan het einde<br />

V=3: geen bewerking<br />

O Insteekaanzet (default: actieve aanzet)<br />

E Nabewerkingsaanzet (default: actieve aanzet)<br />

B Verspringingsbreedte (default: 0)<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT herkent aan de hand van de gereedschapsdefinitie of<br />

er sprake is van een radiale of axiale insteek.<br />

Programmeer ten minste NS resp. NS, NE en P.<br />

Draaidieptecorrectie R: afhankelijk van het materiaal, de<br />

aanzetsnelheid, etc. "kantelt" de snijkant bij de draaibewerking. De<br />

aanzetfout die daardoor ontstaat, kan worden gecorrigeerd met de<br />

draaidieptecorrectie. De waarde wordt meestal empirisch bepaald.<br />

Verspringingsbreedte B: vanaf de tweede aanzetbeweging wordt bij<br />

de omschakeling van de draai- naar de steekbewerking het te<br />

verspanen gedeelte gereduceerd met "verspringingsbreedte B". Bij<br />

iedere volgende overgang aan deze flank vindt aanvullend op de<br />

verspringing tot dan toe een reductie met "B" plaats. De som van de<br />

"verspringing" wordt begrensd tot 80% van de effectieve<br />

snijkantbreedte (effectieve snijkantbreedte = snijkantbreedte –<br />

2*snijkantradius). De <strong>CNC</strong> PILOT reduceert eventueel de<br />

geprogrammeerde verspringingsbreedte. Het restmateriaal wordt aan<br />

het einde van het voorsteken met een steekslag verspaand.<br />

Voor G869 is gereedschap van het type 26* vereist.<br />

De snijkantradiuscorrectie wordt uitgevoerd.<br />

Een overmaat G57 "vergroot" de contour (ook<br />

binnencontouren).<br />

Een overmaat G58<br />

>0: "vergroot" de contour<br />


4.20 Contourgerelateerde draaicycli<br />

Cyclusverloop (bij Q=0 of 1)<br />

1 Berekent de verspaningsgedeeltes en de snede-opdeling.<br />

2 Zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede en houdt daarbij<br />

rekening met de veiligheidsafstand.<br />

Radiale insteek: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

Axiale insteek: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

3 Steekt in (steekbewerking).<br />

4 Verspaant haaks op de steekrichting (draaibewerking).<br />

5 Herhaalt 3...4 totdat het verspaningsgedeelte is bewerkt.<br />

6 Herhaalt eventueel 2..0.5, totdat alle verspaningsgedeeltes zijn<br />

bewerkt.<br />

7 Indien Q=0: wordt de contour nabewerkt<br />

Bewerkingsinstructies:<br />

Omschakeling van draai- naar steekbewerking: voordat er wordt<br />

omgeschakeld van draai- naar steekbewerking, trekt de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

het gereedschap 0,1 mm terug. Hiermee wordt een "schuine"<br />

snijkant voor de steekbewerking rechtgezet. Dit geschiedt<br />

onafhankelijk van "verspringingsbreedte B".<br />

Afrondingen en afkantingen aan de binnenzijde: afhankelijk van<br />

de breedte van de steekbeitel en de afrondingsradiussen vinden er<br />

vóór de bewerking van de afronding steekslagen plaats waarmee<br />

een "vloeiende omschakeling" van steek- naar draaibewerking wordt<br />

voorkomen. Op die manier wordt beschadiging van het<br />

gereedschap voorkomen.<br />

Kanten: vrijstaande kanten worden met een steekbewerking<br />

verspaand. Hierdoor worden "hangende ringen" voorkomen.<br />

230


Nabewerken contour G890<br />

Met G890 wordt het met "NS, NE" beschreven contourgedeelte,<br />

inclusief afkantingen/afrondingen, in een nabewerkingssnede<br />

nabewerkt. Er wordt van "NS naar NE" bewerkt.<br />

Parameters<br />

NS Beginregelnummer (begin van het contourgedeelte)<br />

NE Eindregelnummer (einde van het contourgedeelte)<br />

NE niet geprogrammeerd: het contourelement NS wordt in<br />

contourdefinitierichting bewerkt.<br />

NS=NE geprogrammeerd: het contourelement NS wordt<br />

tegengesteld aan de contourdefinitierichting bewerkt.<br />

E Insteekinstelling<br />

E=0: neergaande contouren niet bewerken<br />

E>0: insteekaanzet<br />

Geen invoer: neergaande contouren met<br />

geprogrammeerde aanzet bewerken<br />

V Aanduiding begin/einde (default: 0)<br />

Een afkanting/afronding wordt bewerkt:<br />

V=0: aan het begin en einde<br />

V=1: aan het begin<br />

V=2: aan het einde<br />

V=3: geen bewerking<br />

V=4: afkanting/afronding wordt bewerkt, niet het<br />

basiselement (voorwaarde: contourgedeelte met een<br />

element)<br />

Q Benaderingsmethode (default: 0)<br />

Q=0: automatische keuze – de <strong>CNC</strong> PILOT controleert:<br />

diagonaal benaderen<br />

eerst in X-, dan in Z-richting<br />

equidistant om de hindernis heen<br />

weglaten van de eerste contourelementen wanneer de<br />

startpositie niet bereikbaar is<br />

Q=1: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

Q=2: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

Q=3: niet benaderen – gereedschap is in de buurt van het<br />

beginpunt<br />

Q=4: rest nabewerken<br />

Codes voor het verbergen van insteken en<br />

draaduitlopen.<br />

Goproep<br />

Functie D-code<br />

G22 Afdichtingsring insteek 512<br />

G22 Borgring insteek 1.024<br />

G23 H0 Algemene insteek 256<br />

G23 H1 Vrijdraaiing 2.048<br />

G23 H4 Draaduitloop vorm U 32.768<br />

G23 H5 Draaduitloop vorm E 65.536<br />

G23 H6 Draaduitloop vorm F 131.072<br />

G23 H7 Draaduitloop vorm G 262.744<br />

G23 H8 Draaduitloop vorm H 524.288<br />

G23 H9 Draaduitloop vorm K 1.048.576<br />

Voeg de codes toe om meer elementen te<br />

verbergen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 231<br />

Q=<br />

2<br />

H=<br />

1<br />

0<br />

1<br />

2<br />

Z<br />

K<br />

ØI<br />

X<br />

Q = 3<br />

Z<br />

4.20 Contourgerelateerde draaicycli


4.20 Contourgerelateerde draaicycli<br />

Parameters<br />

H Vrijzetmethode (default: 3)<br />

gereedschap zet, tegen de bewerkingsrichting in, onder een<br />

hoek van 45° vrij en verplaatst zich als volgt naar de positie "I, K":<br />

H=0: diagonaal<br />

H=1: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

H=2: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

H=3: blijft op veiligheidsafstand staan<br />

H=4: geen vrijzetbeweging – gereedschap blijft op de<br />

eindcoördinaat staan<br />

X Snijkantbegrenzing (diametermaat) – (default: geen<br />

snijkantbegrenzing)<br />

Z Snijkantbegrenzing (default: geen snijkantbegrenzing)<br />

D Elementen verbergen (default: 1). Maak gebruik van de in de<br />

tabel rechts getoonde codes om afzonderlijke elementen te<br />

verbergen, of de onderstaande codes om insteken,<br />

draaduitlopen en vrijdraaiingen niet te bewerken.<br />

G22 G23 G23 G25 G25 G25 G25<br />

H0 H1 H4 H5/6 H7/8 H9<br />

D=0<br />

D=1 – – – – –<br />

D=2 –<br />

D=3 – – – –<br />

D=4 – – – –<br />

D=5 – – – –<br />

D=6 – –<br />

D=7 – – – – – – –<br />

„ “: elementen niet bewerken<br />

I Eindpunt dat bij cycluseinde wordt benaderd (diametermaat)<br />

K Eindpunt dat bij cycluseinde wordt benaderd<br />

O Aanzetreductie voor cirkelvormige elementen (default: 0)<br />

O=0: aanzetreductie actief<br />

O=1: geen aanzetreductie<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT herkent aan de hand van de gereedschapsdefinitie of<br />

er sprake is van een bewerking aan de buiten- of binnenkant.<br />

Draaduitlopen worden bewerkt wanneer ze zijn geprogrammeerd en<br />

wanneer de gereedschapsgeometrie dit toelaat.<br />

Automatische aanzetreductie bij afkantingen/afrondingen:<br />

Oppervlakteruwheid of aanzet zijn met G95-Geo geprogrammeerd:<br />

geen automatische aanzetreductie<br />

232


Oppervlakteruwheid of aanzet zijn niet met G95-Geo<br />

geprogrammeerd: automatische aanzetreductie; de afkanting/<br />

afronding wordt met ten minste 3 omwentelingen bewerkt<br />

Bij afkantingen/afrondingen die vanwege de grootte met ten minste<br />

3 omwentelingen worden bewerkt, vindt geen automatische<br />

aanzetreductie plaats.<br />

Aanzetreductie bij cirkelvormige elementen: Met de<br />

snijkantradiuscorrectie (SRC) wordt onder bepaalde voorwaarden een<br />

aanzetreductie bij cirkelvormige elementen uitgevoerd (zie "Snijkanten<br />

freesradiuscompensatie" op bladzijde 199). Deze aanzetreductie<br />

kan met "0" worden uitgeschakeld.<br />

Een overmaat G57 "vergroot" de contour (ook<br />

binnencontouren).<br />

Een overmaat G58<br />

>0: "vergroot" de contour<br />


4.21 Enkelvoudige draaicycli<br />

4.21 Enkelvoudige draaicycli<br />

Cycluseinde G80<br />

Met G80 wordt een bewerkingscyclus afgesloten.<br />

Langdraaien enkelvoudig G81<br />

Met G81 wordt het contourgedeelte voorbewerkt dat wordt<br />

beschreven met de actuele gereedschapspositie en "X, Z". Als u een<br />

afkanting wilt maken, stelt u de hoek in met I en K.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt contour (diametermaat)<br />

Z Eindpunt contour<br />

I Maximale aanzet in X-richting<br />

I0: zonder afdraaien van de contour<br />

K Verspringing in Z-richting (default: 0)<br />

Q G-functie verplaatsing (default: 0)<br />

0: verplaatsing met G0 (ijlgang)<br />

1: verplaatsing met G1 (aanzet)<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT herkent een bewerking aan de binnen-/buitenzijde aan<br />

de positie van het eindpunt. De snede-opdeling wordt zodanig<br />

berekend dat een "nadraaisnede" overbodig is en de berekende<br />

aanzet


Cyclusverloop<br />

1 Berekent de snede-opdeling.<br />

2 Zet vanaf het startpunt asparallel aan voor de eerste snede.<br />

3 Verplaatst met aanzetsnelheid naar eindpunt Z.<br />

4 Afhankelijk van het "voorteken I":<br />

I0: zet 1 mm vrij onder een hoek van 45°<br />

5 Keert met ijlgang terug en zet opnieuw aan voor de volgende<br />

snede.<br />

6 Herhaalt 3...5, totdat "eindpunt X" is bereikt.<br />

7 Verplaatst naar:<br />

X: laatste vrijzetcoördinaat<br />

Z: startpunt van de cyclus<br />

Kopdraaien enkelvoudig G82<br />

Met G82 wordt het contourgedeelte voorbewerkt dat wordt<br />

beschreven met de actuele gereedschapspositie en "X, Z". Als u een<br />

afkanting wilt maken, stelt u de hoek in met I en K.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt contour (diametermaat)<br />

Z Eindpunt contour<br />

I Verspringing in X-richting (default: 0)<br />

K Maximale aanzet<br />

K0: zonder afdraaien van de contour<br />

Q G-functie verplaatsing (default: 0)<br />

0: verplaatsing met G0 (ijlgang)<br />

1: verplaatsing met G1 (aanzet)<br />

Voorbeeld: G82<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 235<br />

. . .<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X120 Z2<br />

N3 G82 X20 Z-15 I4 K4 Q0<br />

N4 G0 X120 Z-15<br />

N5 G82 X50 Z-26 I2 K-4 Q1<br />

N6 G0 X120 Z-26<br />

N7 G82 X80 Z-45 K4 Q1<br />

. . .<br />

4.21 Enkelvoudige draaicycli


4.21 Enkelvoudige draaicycli<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT herkent een bewerking aan de binnen-/buitenzijde aan<br />

de positie van het eindpunt. De snede-opdeling wordt zodanig<br />

berekend dat een "nadraaisnede" overbodig is en de berekende aanzet<br />


Contourherhalingscyclus G83<br />

Met G83 worden de in de volgende regels geprogrammeerde functies<br />

(enkelvoudige verplaatsingen of cycli zonder contourbeschrijving)<br />

meermaals uitgevoerd. De bewerkingscyclus wordt afgesloten met<br />

G80.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt contour (diametermaat) – (default: overname van de<br />

laatste X-coördinaat)<br />

Z Eindpunt contour (default: overname van de laatste<br />

Z-coördinaat)<br />

I Maximale aanzet in X-richting (radiusmaat) – (default: 0)<br />

K Maximale aanzet in Z-richting (default: 0)<br />

Als het aantal aanzetten in X- en Z-richting verschillend is, wordt eerst<br />

in beide richtingen met de geprogrammeerde waarden gewerkt. De<br />

aanzet wordt op nul ingesteld wanneer de eindwaarde voor een<br />

richting is bereikt.<br />

Programmering:<br />

G83 staat alleen in de regel<br />

G83 mag niet met K-variabelen worden geprogrammeerd<br />

G83 mag niet worden genest, zelfs niet via het oproepen van<br />

subprogramma's<br />

De snijkantradiuscorrectie wordt niet uitgevoerd.<br />

De SRC kan met G40..G42 afzonderlijk worden<br />

geprogrammeerd.<br />

Veiligheidsafstand na elke snede: 1mm<br />

Een overmaat G57<br />

wordt met het juiste voorteken verrekend (daardoor<br />

zijn overmaten bij bewerkingen aan de binnenkant<br />

niet mogelijk)<br />

blijft na het cycluseinde actief<br />

Een overmaat G58<br />

wordt meeberekend, wanneer u met SRC werkt<br />

blijft na het cycluseinde actief<br />

Cyclusverloop<br />

1 Begint met de cyclusbewerking vanaf de gereedschapspositie.<br />

2 Zet met de in "I, K" vastgelegde waarde aan.<br />

3 Voert de bewerking uit die in de volgende regels is vastgelegd.<br />

De afstand tussen gereedschapspositie en startpunt van de<br />

contour geldt als "overmaat".<br />

4 Keert diagonaal terug.<br />

5 Herhaalt 2...4, totdat "eindpunt contour" is bereikt.<br />

6 Keert terug naar het startpunt van de cyclus.<br />

Voorbeeld: G83<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 237<br />

. . .<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X120 Z2<br />

N3 G83 X80 Z0 I4 K0.3<br />

N4 G0 X80 Z0<br />

N5 G1 Z-15 B-1<br />

N6 G1 X102 B2<br />

N7 G1 Z-22<br />

N8 G1 X90 Zi-12 B1<br />

N9 G1 Zi-6<br />

N10 G1 X100 A80 B-1<br />

N11 G1 Z-47<br />

N12 G1 X110<br />

N13 G0 Z2<br />

N14 G80<br />

4.21 Enkelvoudige draaicycli


4.21 Enkelvoudige draaicycli<br />

Cyclus draaduitloop G85<br />

Met G85 worden draaduitlopen volgens DIN 509 E, DIN 509 F en<br />

DIN 76 gemaakt. De <strong>CNC</strong> PILOT bepaalt het draaduitlooptype met<br />

behulp van "K".<br />

Met G85 wordt de voorafgaande cilinder bewerkt, wanneer het<br />

gereedschap op diameter X "vóór" de cilinder wordt gepositioneerd.<br />

De afrondingen van de draaduitloop worden met radius 0,6 * I<br />

uitgevoerd.<br />

238<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Na een snede keert het gereedschap diagonaal terug, om<br />

voor de volgende snede aan te zetten. Programmeer,<br />

indien noodzakelijk, een extra ijlgangverplaatsing om een<br />

botsing te voorkomen.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt (diametermaat)<br />

Z Eindpunt<br />

I Diepte (radiusmaat)<br />

DIN 509 E, F: nabewerkingsovermaat (default: 0)<br />

DIN 76: draaduitloopdiepte<br />

K Draaduitloopbreedte en draaduitlooptype<br />

K geen invoer: DIN 509 E<br />

K=0: DIN 509 F<br />

K>0: draaduitloopbreedte bij DIN 76<br />

E Gereduceerde aanzet om de draaduitloop te maken (default:<br />

actieve aanzet)<br />

Zie ook de onderstaande tabellen


Parameters van draaduitloop DIN 509 E<br />

Diameter I K R<br />

18 – 80 0,35 2,5 0,6<br />

> 80 0,45 4 1<br />

Parameters bij draaduitloop DIN 509 F<br />

Diameter I K R P<br />

18 – 80 0,35 2,5 0,6 0,2<br />

> 80 0,45 4 1 0,3<br />

I = draaduitloopdiepte<br />

K = draaduitloopbreedte<br />

R = draaduitloopradius<br />

P = dwarsdiepte<br />

Draaduitloophoek bij draaduitloop DIN 509 E en F: 15°<br />

Dwarshoek bij draaduitloop DIN 509 F: 8°<br />

Insteken G86<br />

De snijkantradiuscorrectie wordt niet uitgevoerd.<br />

Met overmaten wordt geen rekening gehouden.<br />

Met G86 vinden enkelvoudige radiale en axiale insteken met<br />

afkantingen plaats. De <strong>CNC</strong> PILOT bepaalt een radiale/axiale of een<br />

binnen-/buiten-insteek aan de hand van de "gereedschapspositie".<br />

Parameters<br />

X Bodemhoekpunt (diametermaat)<br />

Z Bodemhoekpunt<br />

I Radiale insteek: overmaat<br />

I>0: overmaat (voorsteken en nabewerken)<br />

I=0: geen nabewerking<br />

Axiale insteek: insteekbreedte<br />

I>0: insteekbreedte<br />

Geen invoer: insteekbreedte = gereedschapsbreedte<br />

Voorbeeld: G85<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 239<br />

. . .<br />

N1 T2 G95 F0.23 G96 S248 M3<br />

N2 G0 X62 Z2<br />

N3 G85 X60 Z-30 I0.3<br />

N4 G1 X80<br />

N5 G85 X80 Z-40 K0<br />

N6 G1 X100<br />

N7 G85 X100 Z-60 I1.2 K6 E0.11<br />

N8 G1 X110<br />

. . .<br />

4.21 Enkelvoudige draaicycli


4.21 Enkelvoudige draaicycli<br />

Parameters<br />

K Radiale insteek: insteekbreedte<br />

K>0: insteekbreedte<br />

Geen invoer: insteekbreedte = gereedschapsbreedte<br />

Axiale insteek: overmaat<br />

K>0: overmaat (voorsteken en nabewerken)<br />

K=0: geen nabewerking<br />

E Stilstandtijd (vrijmaaktijd) – (default: duur van een<br />

omwenteling)<br />

met nabewerkingsovermaat: alleen bij nabewerken<br />

zonder nabewerkingsovermaat: bij elke insteek<br />

"Overmaat" geprogrammeerd: eerst voorsteken, dan nabewerken<br />

Met G86 worden afkantingen aan de zijkanten van de insteek<br />

gemaakt. Als u geen afkantingen wenst, moet u het gereedschap op<br />

voldoende afstand voor de insteek positioneren. Berekening van de<br />

startpositie XS (diametermaat):<br />

XS = XK + 2 * (1,3 – b)<br />

XK: contourdiameter<br />

b: afkantingsbreedte<br />

240<br />

De snijkantradiuscorrectie wordt uitgevoerd.<br />

Met overmaten wordt geen rekening gehouden.<br />

Cyclusverloop<br />

1 Berekent de snede-opdeling.<br />

Maximale verspringing: SBF * snijkantbreedte<br />

(SBF: zie bewerkingsparameter 6)<br />

2 Verplaatst asparallel met ijlgang naar veiligheidsafstand.<br />

3 Steekt in en houdt rekening met de nabewerkingsovermaat.<br />

4 Zonder nabewerkingsovermaat: wacht gedurende tijd "E"<br />

5 Keert terug en zet opnieuw aan.<br />

6 Herhaalt 2...4, totdat de insteek is gemaakt.<br />

7 Met nabewerkingsovermaat: bewerkt de insteek na<br />

8 Keert asparallel met ijlgang naar het startpunt terug.<br />

Voorbeeld: G86<br />

. . .<br />

N1 T3 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X62 Z2<br />

N3 G86 X54 Z-30 I0.2 K7 E2 [radiaal]<br />

N4 G14 Q0<br />

N5 T8 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />

N6 G0 X120 Z1<br />

N7 G86 X102 Z-4 I7 K0.2 E1 [axiaal]<br />

. . .


Cyclus radius G87<br />

Met G87 worden overgangsradiussen voor haakse, asparallelle<br />

binnen- en buitenhoeken gemaakt. De richting wordt afgeleid uit<br />

"positie/bewerkingsrichting" van het gereedschap.<br />

Parameters<br />

X Hoekpunt (diametermaat)<br />

Z Hoekpunt<br />

B Radius<br />

E Gereduceerde aanzet (default: actieve aanzet)<br />

Het voorgaande verticale of horizontale element wordt bewerkt,<br />

wanneer het gereedschap vóór de uitvoering van de cyclus op de X- of<br />

Z-coördinaat van het hoekpunt staat.<br />

De snijkantradiuscorrectie wordt uitgevoerd.<br />

Met overmaten wordt geen rekening gehouden.<br />

Cyclus afkanting G88<br />

Met G88 worden afkantingen voor haakse, asparallelle buitenhoeken<br />

gemaakt. De richting wordt afgeleid uit de "positie/bewerkingsrichting"<br />

van het gereedschap.<br />

Parameters<br />

X Hoekpunt (diametermaat)<br />

Z Hoekpunt<br />

B Afkantingsbreedte<br />

E Gereduceerde aanzet (default: actieve aanzet)<br />

Het voorgaande verticale of horizontale element wordt bewerkt,<br />

wanneer het gereedschap vóór de uitvoering van de cyclus op de X- of<br />

Z-coördinaat van het hoekpunt staat.<br />

De snijkantradiuscorrectie wordt uitgevoerd.<br />

Met overmaten wordt geen rekening gehouden.<br />

Voorbeeld: G87<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 241<br />

. . .<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X70 Z2<br />

N3 G1 Z0<br />

N4 G87 X84 Z0 B2 [radius]<br />

Voorbeeld: G88<br />

. . .<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X70 Z2<br />

N3 G1 Z0<br />

N4 G88 X84 Z0 B2 [afkanting]<br />

4.21 Enkelvoudige draaicycli


4.22 Schroefdraadcycli<br />

4.22 Schroefdraadcycli<br />

Overzicht schroefdraadcycli:<br />

Met G31 wordt met G24-, G34- of G37-Geo vastgelegde<br />

enkelvoudige, aaneengesloten en meervoudige schroefdraad<br />

gemaakt (zie "Schroefdraadcyclus G31" op bladzijde 243). Met G31<br />

wordt de voorsturing niet uitgeschakeld. Wanneer u zonder<br />

voorsturing wilt werken, kunt u vóór de schroefdraadcyclus de<br />

voorsturing uitschakelen.<br />

Met G32 wordt een enkelvoudige schroefdraad in een willekeurige<br />

richting en op een willekeurige plaats gemaakt (zie "Enkelvoudige<br />

schroefdraadcyclus G32" op bladzijde 245). Met G32 wordt de<br />

voorsturing uitgeschakeld.<br />

Met G33 wordt een afzonderlijke draadsnijgang uitgevoerd. De<br />

richting van de afzonderlijke verplaatsing voor schroefdraad is<br />

willekeurig (zie "Draad enkelvoudige verplaatsing G33" op<br />

bladzijde 247). Met G33 wordt de voorsturing niet uitgeschakeld.<br />

Wanneer u zonder voorsturing wilt werken, kunt u vóór de<br />

schroefdraadcyclus de voorsturing uitschakelen.<br />

Smooth-Threading: met Smooth-Threading versnelt de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

via kubusvormige versnellingsflanken. Smootth-Threading voorkomt<br />

bij draaibanken met directe aandrijvingen trillingen tijdens de<br />

schroefdraadbewerking (zie "Schroefdraadschakelaar G933" op<br />

bladzijde 242).<br />

Schroefdraadschakelaar G933<br />

Met Smooth-Threading versnelt de <strong>CNC</strong> PILOT bij de<br />

schroefdraadaanloop, schroefdraaduitloop en bij verandering van<br />

richting (aaneengesloten schroefdraad) via kubusvormige<br />

versnellingsflanken. Smootth-Threading voorkomt bij draaibanken met<br />

directe aandrijvingen trillingen tijdens de schroefdraadbewerking.<br />

Parameters<br />

Q Schroefdraadschakelaar<br />

Met G933 wordt Smooth-Threading in-/uitgeschakeld. G933 blijft<br />

ingeschakeld, tot deze functie wordt uitgeschakeld. Hij kan echter op<br />

een willekeurige plaats, ook in de regel G33, worden<br />

geprogrammeerd. Smooth-Threading wordt uitgeschakeld met de<br />

programmastart bij M30 en M99.<br />

Smooth-Threading wordt vanaf softwareversie 368 650-22<br />

ondersteund. Vanaf softwareversie 368 650-23 kan Smooth-Threading<br />

permanent met parameters worden geactiveerd. Hiervoor moet u bit<br />

5 van de uitbreidingsniveau-aanduiding (MP 1103, ..) instellen.<br />

242<br />

Q=0: Smooth-Threading uit<br />

Q=1: Smooth-Threading aan


Schroefdraadcyclus G31<br />

Met G31 wordt met G24-, G34- of G37-Geo vastgelegde<br />

enkelvoudige, aaneengesloten en meervoudige schroefdraad<br />

gemaakt. De <strong>CNC</strong> PILOT herkent aan de hand van de<br />

gereedschapsdefinitie of er sprake is van buiten- of binnendraad.<br />

Parameters<br />

NS Regelnummer (verwijzing naar basiselement G1-Geo;<br />

aaneengesloten schroefdraad: regelnummer van het eerste<br />

basiselement)<br />

I Maximale aanzet<br />

B Aanlooplengte – geen invoer: de aanlooplengte wordt aan de<br />

hand van ernaast liggende draaduitlopen of insteken bepaald.<br />

Indien deze niet aanwezig zijn, geldt de<br />

"schroefdraadaanlooplengte" uit bewerkingsparameter 7.<br />

P Overlooplengte – geen invoer: de overlooplengte wordt aan<br />

de hand van ernaast liggende draaduitlopen of insteken<br />

bepaald. Indien deze niet aanwezig zijn, geldt de<br />

"schroefdraaduitlooplengte" uit bewerkingsparameter 7.<br />

D Snijrichting (referentie: definitierichting van basiselement) –<br />

(default: 0)<br />

D=0: dezelfde richting<br />

D=1: tegengestelde richting<br />

V Aanzetmethode (default: 0)<br />

V=0: constante spaandoorsnede bij alle snedes<br />

V=1: constante aanzet<br />

V=2: met restsnede-opdeling. Eerste aanzet = "rest" van de<br />

deling draaddiepte/snedediepte. De "laatste snede" wordt<br />

in 1/2-, 1/4-, 1/8- en 1/8-snede opgedeeld.<br />

V=3: aanzet wordt uit spoed en toerental berekend<br />

H Wijze van verspringing voor een vloeiend verloop van de<br />

draadflanken (default: 0)<br />

H=0: zonder verspringing<br />

H=1: verspringing vanaf de linkerzijde<br />

H=2: verspringing vanaf de rechterzijde<br />

H=3: verspringing afwisselend rechts/links<br />

Q Aantal vrijloopbewegingen na de laatste snede (om de<br />

snijdruk in de draadkern te verminderen) – (default: 0)<br />

C Starthoek (begin van schroefdraad is gedefinieerd ten opzichte<br />

van niet-rotatiesymmetrische contourelementen) - default: 0)<br />

Aanlooplengte B: De slede heeft een aanloop vóór de eigenlijke<br />

schroefdraad nodig om tot de geprogrammeerde aanzetsnelheid te<br />

versnellen.<br />

Overlooplengte P: De slede heeft een overloop aan het einde van de<br />

schroefdraad nodig om de slede af te remmen. Let erop dat de asparallelle<br />

baan "P" ook bij een schuine schroefdraaduitloop wordt uitgestuurd.<br />

Voorbeeld: G31 Deel1<br />

. . .<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

N 2 G0 X16 Z0<br />

N 3 G52 P2 H1<br />

N 4 G95 F0.8<br />

N 5 G1 Z-18<br />

N 6 G25 H7 I1.15 K5.2 R0.8 W30<br />

N 7 G37 Q12 F2 P0.8 A30 W30<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

N 33 G14 Q0 M108<br />

N 30 T9 G97 S1000 M3<br />

N 34 G47 P2<br />

N 35 G31 NS5 B5 P0 V0 H1<br />

N 36 G0 X110 Z20<br />

N 38 G47 M109<br />

. . .<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 243<br />

4.22 Schroefdraadcycli


4.22 Schroefdraadcycli<br />

De minimale aanloop- en overlooplengte kan worden berekend met de<br />

volgende formule.<br />

Smooth-Threading uitgeschakeld<br />

Aanlooplengte: B = 0,75 * (F*S)² / a + 0,15<br />

Overlooplengte: P = 0,75 * (F*S)² / e + 0,15<br />

Smooth-Threading ingeschakeld<br />

Aanlooplengte: B = 0,75 * (F*S)² / a * 0,66 + 0,15<br />

Overlooplengte: P = 0,75 * (F*S)² / e * 0,66 + 0,15<br />

F: spoed in mm/omwenteling<br />

S: toerental in omwentelingen/seconde<br />

a, e: versnelling in mm/s² (zie "Versnelling regelbegin/regeleinde"<br />

in MP 1105, ...)<br />

Starthoek C: aan het einde van "aanloopbaan B" is de spil op positie<br />

"starthoek C". Positioneer daarom het gereedschap met de<br />

aanlooplengte of een veelvoud daarvan vóór het begin van de<br />

schroefdraad, wanneer de schroefdraad precies in de starthoek moet<br />

beginnen.<br />

Voorsturing: met G31 wordt de voorsturing niet uitgeschakeld. In<br />

aparte NC-regels kunt u de voorsturing uit- en weer inschakelen (zie<br />

"Voorsturing G918" op bladzijde 310).<br />

De draadsnijgangen worden met behulp van de draaddiepte, "aanzet I"<br />

en "aanzetmethode V" berekend.<br />

Het schroefdraad snijden kan worden beïnvloed met Smooth-<br />

Threading (zie "Schroefdraadschakelaar G933" op bladzijde 242).<br />

244<br />

"Aanzetstop" werkt aan het einde van een<br />

draadsnijgang.<br />

Aanzet-override is niet actief.<br />

Spil-override niet gebruiken bij uitgeschakelde<br />

voorsturing!<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Bij een te grote "overlooplengte P" bestaat er<br />

botsingsgevaar. U controleert de overlooplengte bij de<br />

simulatie.<br />

De spilreferentie wordt uit de laatst geprogrammeerde<br />

aanzet per omwenteling afgeleid.


Cyclusverloop<br />

1 Berekent de snede-opdeling.<br />

2 Keert diagonaal met ijlgang naar het "interne startpunt" terug.<br />

Dit punt ligt op "aanlooplengte B" vóór het "startpunt van de<br />

schroefdraad". Bij "H=1" (of 2, 3) wordt met de actuele<br />

verspringing bij de berekening van het "interne startpunt"<br />

rekening gehouden.<br />

Het "interne startpunt" wordt op basis van de gereedschapspunt<br />

berekend.<br />

3 Versnelt naar aanzetsnelheid (baan "B").<br />

4 Voert een draadsnijgang uit.<br />

5 Remt af (baan "P").<br />

6 Zet vrij naar veiligheidsafstand, keert met ijlgang terug en zet<br />

opnieuw aan voor de volgende snede. Bij meervoudige<br />

schroefdraad wordt elke schroefdraadgang met dezelfde<br />

spaandiepte gesneden, voordat er opnieuw wordt aangezet.<br />

7 Herhaalt 3...6, totdat de schroefdraad is gemaakt.<br />

8 Voert de lege snedes uit.<br />

9 Keert terug naar het "interne startpunt".<br />

Enkelvoudige schroefdraadcyclus G32<br />

Met G32 wordt een enkelvoudige schroefdraad in een willekeurige<br />

richting en op een willekeurige positie gesneden (langs-, conische of<br />

dwarsdraad; binnen- of buitendraad).<br />

Parameters<br />

X Eindpunt schroefdraad (diametermaat)<br />

Z Eindpunt schroefdraad<br />

F Spoed<br />

P Draaddiepte<br />

I Maximale snedediepte<br />

B Restsneden (default: 0)<br />

B=0: opdeling van de "laatste snede" in 1/2-, 1/4-, 1/8- en<br />

1/8-snede.<br />

B=1: zonder restsnede-opdeling<br />

Q Aantal vrijloopbewegingen na de laatste snede (om de<br />

snijdruk in de draadkern te verminderen) – (default: 0)<br />

K Uitlooplengte aan het draadeinde (default: 0)<br />

W Kegelhoek (–45° < W < 45°) – (default: 0)<br />

Positie van de conische draad ten opzichte van de langs- of<br />

dwarsas:<br />

W>0: stijgende contour (in bewerkingsrichting)<br />

W


4.22 Schroefdraadcycli<br />

Parameters<br />

C Starthoek (begin van schroefdraad is gedefinieerd ten<br />

opzichte van niet-rotatiesymmetrische contourelementen) -<br />

default: 0)<br />

H Wijze van verspringing voor een vloeiend verloop van de<br />

draadflanken (default: 0)<br />

H=0: zonder verspringing<br />

H=1: verspringing vanaf de linkerzijde<br />

H=2: verspringing vanaf de rechterzijde<br />

H=3: verspringing afwisselend rechts/links<br />

De cyclus bepaalt de schroefdraad aan de hand van "eindpunt<br />

schroefdraad", "draaddiepte" en actuele gereedschapspositie. De<br />

hoofdbewerkingsrichting van het gereedschap bepaalt of er buiten- of<br />

binnendraad wordt gesneden.<br />

Eerste aanzet = "rest" van de deling draaddiepte/snedediepte.<br />

Het schroefdraad snijden kan worden beïnvloed met Smooth-<br />

Threading (zie "Schroefdraadschakelaar G933" op bladzijde 242).<br />

246<br />

Een "aanzetstop" werkt aan het einde van een<br />

draadsnijgang<br />

Aanzet- en spil-override zijn niet actief.<br />

Schroefdraad met G95 (aanzet per omwenteling)<br />

maken.<br />

De voorsturing is uitgeschakeld<br />

Cyclusverloop<br />

1 Berekent de snede-opdeling.<br />

2 Voert een draadsnijgang uit.<br />

3 Keert met ijlgang terug en zet opnieuw aan voor de volgende<br />

snede.<br />

4 Herhaalt 2...3, totdat de schroefdraad is gemaakt.<br />

5 Voert de lege snedes uit.<br />

6 Keert terug naar het startpunt.


Draad enkelvoudige verplaatsing G33<br />

Met G33 wordt een afzonderlijke draadsnijgang uitgevoerd. De<br />

richting van schroefdraad enkelvoudige verplaatsing is willekeurig<br />

(langs-, conische of dwarsdraad; binnen- of buitendraad).<br />

Aaneengesloten schroefdraad kan worden gemaakt door meer keren<br />

G33 na elkaar te programmeren.<br />

Positioneer het gereedschap op "aanlooplengte B" vóór de<br />

schroefdraad, wanneer de slede naar aanzetsnelheid moet versnellen.<br />

En houdt rekening met "overlooplengte P" vóór het "eindpunt van de<br />

schroefdraad" wanneer de slede moet worden afgeremd.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt schroefdraad (diametermaat)<br />

Z Eindpunt schroefdraad<br />

F Aanzet per omwenteling (spoed)<br />

B Aanlooplengte (lengte van de versnellingsbaan) – default: 0<br />

P Overlooplengte (lengte van de rembaan) – default: 0<br />

C Starthoek (begin van schroefdraad is gedefinieerd ten opzichte<br />

van niet-rotatiesymmetrische contourelementen) - default: 0)<br />

Q Spilnummer<br />

H Referentierichting voor de spoed (default: 0)<br />

H=0: aanzet op Z-as voor langs- en conische draad tot<br />

maximaal +45°/–45° t.o.v. de Z-as<br />

H=1: aanzet op X-as voor dwars- en conische draad tot<br />

maximaal +45°/-45° t.o.v. de X-as<br />

H=3: baanaanzet<br />

E Variabele spoed (default: 0)<br />

E=0: constante spoed<br />

E>0: vergroot de spoed per omwenteling met E<br />

E


4.22 Schroefdraadcycli<br />

Smooth-Threading uitgeschakeld<br />

Aanlooplengte: B = 0,75 * (F*S)² / a + 0,15<br />

Overlooplengte: P = 0,75 * (F*S)² / e + 0,15<br />

Smooth-Threading ingeschakeld<br />

Aanlooplengte: B = 0,75 * (F*S)² / a * 0,66 + 0,15<br />

Overlooplengte: P = 0,75 * (F*S)² / e * 0,66 + 0,15<br />

F: spoed in mm/omwenteling<br />

S: toerental in omwentelingen/seconde<br />

a, e: versnelling in mm/s² (zie "Versnelling regelbegin/regeleinde"<br />

in MP 1105, ...)<br />

Starthoek C: aan het einde van "aanloopbaan B" is de spil op positie<br />

"starthoek C".<br />

Voorsturing: met G31 wordt de voorsturing niet uitgeschakeld. In<br />

aparte NC-regels kunt u de voorsturing uit- en weer inschakelen (zie<br />

"Voorsturing G918" op bladzijde 310).<br />

Het schroefdraad snijden kan worden beïnvloed met Smooth-<br />

Threading (zie "Schroefdraadschakelaar G933" op bladzijde 242).<br />

248<br />

"Aanzetstop" werkt aan het einde van een draadsnijgang<br />

Aanzet-override is niet actief<br />

Spil-override niet gebruiken bij uitgeschakelde<br />

voorsturing!<br />

Schroefdraad met G95 (aanzet per omwenteling) maken<br />

Cyclusverloop<br />

1 Versnelt naar aanzetsnelheid (baan "B").<br />

2 Verplaatst met aanzetsnelheid naar "eindpunt van de<br />

schroefdraad – overlooplengte P".<br />

3 Remt af (baan "P") en blijft op het "eindpunt van de schroefdraad"<br />

staan.


4.23 Boorcycli<br />

Boorcyclus G71<br />

Met G71 worden axiale/radiale boringen met stilstaand of<br />

aangedreven gereedschap gemaakt voor:<br />

afzonderlijke boring zonder contourbeschrijving<br />

boring met contourbeschrijving (afzonderlijke boring of<br />

gatenpatroon)<br />

Parameters<br />

NS Regelnummer contour<br />

Verwijzing naar de contour van de boring (G49-, G300- of<br />

G310-Geo)<br />

Geen invoer: afzonderlijke boring zonder<br />

contourbeschrijving<br />

NF Referentie waaruit de cyclus de voorboorposities uitleest<br />

[1..127].<br />

X Eindpunt axiale boring (diametermaat)<br />

Z Eindpunt radiale boring<br />

E Stilstandtijd voor vrijmaken aan einde van boring (in<br />

seconden) – (default: 0)<br />

V Aanzetreductie (50 %) – (default: 0)<br />

V=0 of 2: reductie aan het begin<br />

V=1 of 3: reductie aan begin en einde<br />

V=4: reductie aan einde<br />

V=5: geen reductie<br />

D Terugloopsnelheid (default: 0)<br />

D=0: IJlgang<br />

D=1: Aanzet<br />

K Terugloopvlak (radiale boringen, boringen YZ-vlak:<br />

diametermaat) – (default: terugloop naar startpositie resp.<br />

naar veiligheidsafstand)<br />

H1 Vanaf softwareversie 625 952-04:<br />

Spilrem (H1 wordt verwerkt als in machineparameter 1019, ..<br />

de rem is ingevoerd) – default: 0<br />

0: spilrem activeren<br />

1: spilrem niet activeren<br />

Voorboorposities die met de freescycli "G840 A1 ..", "G845 A1 .." of<br />

"G846 A1 .." zijn bepaald, worden met "G71 NF.." voorgeboord (zie<br />

"Freescycli" op bladzijde 265).<br />

Voorbeeld: G71<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 249<br />

. . .<br />

N1 T5 G97 S1000 G95 F0.2 M3<br />

N2 G0 X0 Z5<br />

N3 G71 Z-25 A5 V2 [boren]<br />

. . .<br />

4.23 Boorcycli


4.23 Boorcycli<br />

Aanzetreductie:<br />

Snijplaatboor en spiraalboor met een boorhoek van 180°<br />

Begin van de boring: geen aanzetreductie (ook bij V=0 of V=1)<br />

Einde van de boring: reductie vanaf "booreindpunt –<br />

2*veiligheidsafstand"<br />

Andere boren<br />

Begin van de boring: aanzetreductie zoals in "V" geprogrammeerd<br />

Einde van de boring: reductie vanaf "booreindpunt –<br />

aansnijdingslengte – veiligheidsafstand"<br />

Aansnijdingslengte=boorpunt<br />

Veiligheidsafstand: zie "bewerkingsparameter 9 Boren" resp. G47,<br />

G147)<br />

250<br />

Afzonderlijke boring zonder contourbeschrijving: "X of Z"<br />

alternatief programmeren.<br />

Boring met contourbeschrijving: "X, Z" niet<br />

programmeren.<br />

Gatenpatroon: "NS" heeft betrekking op de contour van<br />

de boring, niet op de patroondefinitie.<br />

Cyclusverloop<br />

1 Boring zonder contourbeschrijving: boor staat op het<br />

"startpunt" (veiligheidsafstand vóór de boring).<br />

Boring met contourbeschrijving: boor benadert het<br />

"startpunt" met ijlgang:<br />

K niet geprogrammeerd: benadert tot veiligheidsafstand<br />

K geprogrammeerd: gaat naar positie "K" en benadert<br />

vervolgens tot veiligheidsafstand<br />

2 Aanboren. Aanzetreductie afhankelijk van "V".<br />

3 Boren met aanzetsnelheid.<br />

4 Doorboren. Aanzetreductie afhankelijk van "V".<br />

5 Terugloop, afhankelijk van "D" met ijlgang/aanzetsnelheid.<br />

6 Teruglooppositie:<br />

K niet geprogrammeerd: terugloop naar het "startpunt"<br />

K geprogrammeerd: terugloop naar positie "K"


Uitboren, verzinken G72<br />

De functie G72 wordt gebruikt voor boringen met contourbeschrijving<br />

(afzonderlijke boring of gatenpatroon). Gebruik G72 voor de volgende<br />

axiale/radiale boorfuncties met stilstaande of aangedreven<br />

gereedschappen:<br />

Uitboren<br />

Verzinken<br />

Ruimen<br />

NC-aanboren<br />

Centreren<br />

Parameters<br />

NS Regelnummer contour. Verwijzing naar de contour van de<br />

boring (G49-, G300- of G310-Geo)<br />

E Stilstandtijd voor vrijmaken aan einde van boring (in<br />

seconden) – (default: 0)<br />

D Terugloopsnelheid (default: 0)<br />

D=0: IJlgang<br />

D=1: Aanzet<br />

K Terugloopvlak (radiale boringen, boringen YZ-vlak:<br />

diametermaat) – (default: naar startpositie resp. naar<br />

veiligheidsafstand)<br />

H1 Vanaf softwareversie 625 952-04:<br />

Spilrem (H1 wordt verwerkt als in machineparameter 1019, ..<br />

de rem is ingevoerd) – default: 0<br />

0: spilrem activeren<br />

1: spilrem niet activeren<br />

Cyclusverloop<br />

1 Benadert afhankelijk van "K" het "startpunt" met ijlgang:<br />

K niet geprogrammeerd: benadert tot veiligheidsafstand<br />

K geprogrammeerd: verplaatst naar positie "K" en benadert<br />

vervolgens tot veiligheidsafstand<br />

2 Boort met aanzetreductie (50%) aan.<br />

3 Verplaatst met aanzetsnelheid tot het einde van de boring.<br />

4 Terugloop, afhankelijk van "D" met ijlgang/aanzetsnelheid.<br />

5 Teruglooppositie is afhankelijk van "K":<br />

K niet geprogrammeerd: terugloop naar het "startpunt"<br />

K geprogrammeerd: terugloop naar positie "K"<br />

Gatenpatroon: "NS" heeft betrekking op de contour van de<br />

boring, niet op de patroondefinitie.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 251<br />

4.23 Boorcycli


4.23 Boorcycli<br />

Schroefdraad tappen G73<br />

Met G73 wordt axiale/radiale schroefdraad met stilstaande of<br />

aangedreven gereedschappen gesneden. De functie G73 wordt<br />

gebruikt voor boringen met contourbeschrijving (afzonderlijke boring<br />

of gatenpatroon).<br />

Parameters<br />

NS Regelnummer contour. Verwijzing naar de contour van de<br />

boring (G49-, G300- of G310-Geo)<br />

B Aanlooplengte (default: bewerkingsparameter 7<br />

"Schroefdraadaanlooplengte [GAL]")<br />

S Teruglooptoerental (default: toerental bij schroefdraad<br />

tappen)<br />

K Terugloopvlak (radiale boringen, boringen YZ-vlak:<br />

diametermaat) – (default: naar startpositie resp. naar<br />

veiligheidsafstand)<br />

J Uittreklengte bij toepassing van spantangen met<br />

lengtecompensatie (default: 0)<br />

H1 Vanaf softwareversie 625 952-04:<br />

Spilrem (H1 wordt verwerkt als in machineparameter 1019, ..<br />

de rem is ingevoerd) – default: 0<br />

0: spilrem activeren<br />

1: spilrem niet activeren<br />

Het "startpunt" wordt met behulp van de veiligheidsafstand en<br />

"aanlooplengte B" bepaald.<br />

Uittreklengte J: gebruik deze parameter bij spantangen met<br />

lengtecompensatie. De cyclus berekent op basis van de draaddiepte,<br />

de geprogrammeerde spoed en de "uittreklengte" een nieuwe<br />

nominale spoed. De nominale spoed is iets kleiner dan de spoed van<br />

de draadtap. Bij het maken van de schroefdraad wordt de draadtap<br />

over een lengte gelijk aan de "uittreklengte" uit de klauwplaat<br />

getrokken. Deze methode resulteert in een langere standtijd van<br />

draadtappen.<br />

252<br />

Gatenpatroon: "NS" heeft betrekking op de contour van<br />

de boring, niet op de patroondefinitie.<br />

"Cyclusstop" werkt aan het einde van het schroefdraad<br />

tappen.<br />

Aanzet-override is niet actief.<br />

Spil-override niet gebruiken!


Cyclusverloop<br />

1 Benadert het "startpunt" met ijlgang:<br />

K niet geprogrammeerd: benadert het "startpunt" rechtstreeks<br />

K geprogrammeerd: verplaatst naar positie "K" en vervolgens<br />

naar het "startpunt"<br />

2 Verplaatst met aanzetsnelheid over "aanlooplengte B"<br />

(synchronisatie van spil en aanzetaandrijving).<br />

3 Snijdt de schroefdraad.<br />

4 Keert met "teruglooptoerental S" terug:<br />

K niet geprogrammeerd: naar het "startpunt"<br />

K geprogrammeerd: naar positie "K"<br />

Schroefdraad tappen G36<br />

Met G36 wordt axiale/radiale schroefdraad met stilstaande of<br />

aangedreven gereedschappen gesneden. G36 bepaalt aan de hand<br />

van "X/Z" of er een radiale of axiale boring wordt uitgevoerd.<br />

Benader het startpunt vóór G36. G36 keert na het schroefdraad<br />

tappen naar het startpunt terug.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt axiale boring (diametermaat)<br />

Z Eindpunt radiale boring<br />

F Aanzet per omwenteling: Spoed<br />

Q Spilnummer (default:0 – hoofdspil)<br />

B Aanlooplengte voor synchronisatie van spil en<br />

aanzetaandrijving<br />

H Referentierichting voor spoed (default: 0)<br />

H=0: aanzet op Z-as<br />

H=1: aanzet op X-as<br />

H=2: aanzet op Y-as<br />

H=3: baanaanzet<br />

S Teruglooptoerental (default: toerental bij schroefdraad<br />

tappen)<br />

Voorbeeld: G36<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 253<br />

. . .<br />

N1 T5 G97 S1000 G95 F0.2 M3<br />

N2 G0 X0 Z5<br />

N3 G71 Z-30<br />

N4 G14 Q0<br />

N5 T6 G97 S600 M3<br />

N6 G0 X0 Z8<br />

N7 G36 Z-25 F1.5 B3 Q0 [schroefdraad<br />

tappen]<br />

. . .<br />

4.23 Boorcycli


4.23 Boorcycli<br />

Bewerkingsmogelijkheden:<br />

Stilstaande draadtap: hoofdspil en aanzetaandrijving worden<br />

gesynchroniseerd.<br />

Aangedreven draadtap: aangedreven gereedschap en<br />

aanzetaandrijving worden gesynchroniseerd.<br />

Diepboren G74<br />

Met G74 worden axiale/radiale boringen in meer stappen met<br />

stilstaande of aangedreven gereedschappen gemaakt.<br />

254<br />

"Cyclusstop" werkt aan het einde van het schroefdraad<br />

tappen.<br />

Aanzet-override is niet actief.<br />

Spil-override niet gebruiken!<br />

Bij niet-gestuurde gereedschapsaandrijving (zonder<br />

ROD-impulsgever) is voedingscompensatie<br />

noodzakelijk.<br />

Parameters<br />

NS Regelnummer contour<br />

Verwijzing naar de contour van de boring (G49-, G300- of<br />

G310-Geo)<br />

Geen invoer: afzonderlijke boring zonder<br />

contourbeschrijving<br />

X Eindpunt axiale boring (diametermaat)<br />

Z Eindpunt radiale boring<br />

P 1. boordiepte<br />

I Reductiewaarde (default: 0)<br />

B Terugloopafstand (default: naar "beginpunt boring")<br />

J Minimale boordiepte (default: 1/10 van "P")<br />

E Stilstandtijd voor vrijmaken aan einde van boring (in<br />

seconden) – (default: 0)<br />

V Aanzetreductie (50 %) – (default: 0)<br />

V=0 of 2: reductie aan het begin<br />

V=1 of 3: reductie aan begin en einde<br />

V=4: reductie aan einde<br />

V=5: geen reductie<br />

D Terugloopsnelheid en aanzet in de boring (default: 0)<br />

D=0: IJlgang<br />

D=1: Aanzet<br />

K Terugloopvlak (radiale boringen: diametermaat) – (default:<br />

naar startpositie resp. naar veiligheidsafstand)<br />

Voorbeeld: G74<br />

. . .<br />

N1 M5<br />

N2 T4 G197 S1000 G195 F0.2 M103<br />

N3 M14<br />

N4 G110 C0<br />

N5 G0 X80 Z2<br />

N6 G74 Z-40 R2 P12 I2 B0 J8 [boren]<br />

N7 M15<br />

. . .


Parameters<br />

H1 Vanaf softwareversie 625 952-04:<br />

Spilrem (H1 wordt verwerkt als in machineparameter 1019, ..<br />

de rem is ingevoerd) – default: 0<br />

0: spilrem activeren<br />

1: spilrem niet activeren<br />

De cyclus wordt gebruikt voor:<br />

afzonderlijke boring zonder contourbeschrijving<br />

boring met contourbeschrijving (afzonderlijke boring of<br />

gatenpatroon).<br />

De eerste boorsnede vindt plaats met "1e boordiepte P". Bij elke<br />

volgende boorstap wordt de diepte met "reductiewaarde I"<br />

verminderd, waarbij de waarde niet onder de "minimale boordiepte J"<br />

komt. Na elke boorsnede wordt de boor met "terugloopafstand B"<br />

resp. naar "startpunt boring" teruggetrokken.<br />

Aanzetreductie:<br />

Snijplaatboor en spiraalboor met een boorhoek van 180°<br />

Begin van de boring: geen aanzetreductie (ook bij V=0 of V=1)<br />

Einde van de boring: reductie vanaf "booreindpunt –<br />

2*veiligheidsafstand"<br />

Andere boren<br />

Begin van de boring: aanzetreductie zoals in "V" geprogrammeerd<br />

Einde van de boring: reductie vanaf "booreindpunt –<br />

aansnijdingslengte – veiligheidsafstand"<br />

Aansnijdingslengte=boorpunt<br />

Veiligheidsafstand: zie "bewerkingsparameter 9 Boren" resp. G47,<br />

G147)<br />

Afzonderlijke boring zonder contourbeschrijving: "X of Z"<br />

alternatief programmeren<br />

Boring met contourbeschrijving: "X, Z" niet<br />

programmeren<br />

Gatenpatroon: "NS" heeft betrekking op de contour van<br />

de boring, niet op de patroondefinitie.<br />

Een "aanzetreductie aan het einde" vindt uitsluitend<br />

plaats bij de laatste boorstap<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 255<br />

4.23 Boorcycli


4.23 Boorcycli<br />

Cyclusverloop<br />

1 Boring zonder contourbeschrijving: boor staat op het<br />

"startpunt" (veiligheidsafstand vóór de boring).<br />

Boring met contourbeschrijving: boor benadert het<br />

"startpunt" met ijlgang:<br />

K niet geprogrammeerd: benadert tot veiligheidsafstand<br />

K geprogrammeerd: gaat naar positie "K" en benadert<br />

vervolgens tot veiligheidsafstand<br />

2 Aanboren. Aanzetreductie afhankelijk van "V".<br />

3 Boren in meer stappen<br />

4 Doorboren. Aanzetreductie afhankelijk van "V".<br />

5 Terugloop, afhankelijk van "D" met ijlgang/aanzetsnelheid.<br />

6 Teruglooppositie is afhankelijk van "K":<br />

K niet geprogrammeerd: terugloop naar het "startpunt"<br />

K geprogrammeerd: terugloop naar positie "K"<br />

256


4.24 C-as-functies<br />

C-as kiezen G119<br />

U maakt gebruik van G119 wanneer er meer C-assen zijn en tijdens de<br />

bewerking de actieve C-as wordt veranderd. Maak met G119 zonder<br />

Q de "oude toewijzing" ongedaan en voer dan met "G119 Q.." de<br />

toewijzing C-as – slede uit.<br />

Parameters<br />

Q Nummer van de C-as (default: 0)<br />

Q=0: toewijzing C-as – slede opheffen<br />

Q>0: C-as aan slede toewijzen<br />

Referentiediameter G120<br />

Met G120 wordt de referentiediameter van het "uitgeslagen<br />

mantelvlak" vastgelegd. Programmeer G120, wanneer u gebruikmaakt<br />

van "CY" bij G110... G113. G120 blijft ingeschakeld, tot deze functie<br />

wordt uitgeschakeld.<br />

Parameters<br />

X Diameter<br />

Voorbeeld: G120<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 257<br />

. . .<br />

N1 T7 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G120 X100 [referentiediameter]<br />

N4 G110 C0<br />

N5 G0 X110 Z5<br />

N6 G41 Q2 H0<br />

N7 G110 Z-20 CY0<br />

N8 G111 Z-40<br />

N9 G113 CY39.2699 K-40 J19.635<br />

N10 G111 Z-20<br />

N11 G113 CY0 K-20 J19.635<br />

N12 G40<br />

N13 G110 X105<br />

N14 M15<br />

. . .<br />

4.24 C-as-functies


4.24 C-as-functies<br />

Nulpuntverschuiving C-as G152<br />

Met G152 wordt het nulpunt van de C-as absoluut (referentie:<br />

MP 1005, .. "referentiepunt C-as"). Het nulpunt geldt tot het<br />

programma-einde.<br />

Parameters<br />

C Hoek: spilpositie van het "nieuwe" C-as-nulpunt<br />

C-as standaardiseren G153<br />

Met G153 wordt een verplaatsingshoek >360° of


4.25 Bewerking voor-/achterkant<br />

IJlgang voor-/achterkant G100<br />

Met G100 wordt het gereedschap in ijlgang via de kortste weg naar<br />

het "eindpunt" verplaatst.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt (diametermaat)<br />

C Eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />

XK Eindpunt (cartesiaans)<br />

YK Eindpunt (cartesiaans)<br />

Z Eindpunt (default: actuele Z-positie)<br />

Programmering:<br />

X, C, XK, YK, Z: absoluut, incrementeel of blijft tot<br />

uitschakeling ingeschakeld<br />

X–C of XK–YK programmeren<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Bij G100 voert het gereedschap een lineaire beweging uit.<br />

Gebruik G110 voor het positioneren van het werkstuk<br />

onder een bepaalde hoek.<br />

Voorbeeld: G100<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 259<br />

. . .<br />

N1 T7 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G110 C0<br />

N4 G0 X100 Z2<br />

N6 G100 XK20 YK5 [ijlgang voorkant]<br />

N7 G101 XK50<br />

N8 G103 XK5 YK50 R50<br />

N9 G101 XK5 YK20<br />

N10 G102 XK20 YK5 R20<br />

N11 G14<br />

N12 M15<br />

. . .<br />

4.25 Bewerking voor-/achterkant


4.25 Bewerking voor-/achterkant<br />

Lineair voor-/achterkant G101<br />

Met G101 wordt het gereedschap lineair met aanzetsnelheid naar het<br />

"eindpunt" verplaatst.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt (diametermaat)<br />

C Eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />

XK Eindpunt (cartesiaans)<br />

YK Eindpunt (cartesiaans)<br />

Z Eindpunt (default: actuele Z-positie)<br />

260<br />

Programmering:<br />

X, C, XK, YK, Z: absoluut, incrementeel of blijft tot<br />

uitschakeling ingeschakeld<br />

X–C of XK–YK programmeren<br />

Voorbeeld: G101<br />

. . .<br />

N1 T7 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G110 C0<br />

N4 G0 X110 Z2<br />

N5 G100 XK50 YK0<br />

N6 G1 Z-5<br />

N7 G42 Q1<br />

N8 G101 XK40 [lineaire baan voorkant]<br />

N9 G101 YK30<br />

N10 G103 XK30 YK40 R10<br />

N11 G101 XK-30<br />

N12 G103 XK-40 YK30 R10<br />

N13 G101 YK-30<br />

N14 G103 XK-30 YK-40 R10<br />

N15 G101 XK30<br />

N16 G103 XK40 YK-30 R10<br />

N17 G101 YK0<br />

N18 G100 XK110 G40<br />

N19 G0 X120 Z50<br />

N20 M15<br />

. . .


Cirkelboog voor-/achterkant G102/G103<br />

Met G102/G103 wordt het gereedschap in een cirkel met<br />

aanzetsnelheid naar het "eindpunt" verplaatst. De rotatierichting ziet u<br />

in het helpscherm.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt (diametermaat)<br />

C Eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />

XK Eindpunt (cartesiaans)<br />

YK Eindpunt (cartesiaans)<br />

R Radius<br />

I Middelpunt (cartesiaans)<br />

K Middelpunt (cartesiaans)<br />

Z Eindpunt (default: actuele Z-positie)<br />

H Cirkelvlak (bewerkingsvlak) – (default: 0)<br />

H=0, 1: bewerking in XY-vlak (kopvlak)<br />

H=2: bewerking in YZ-vlak<br />

H=3: bewerking in XZ-vlak<br />

K Middelpunt bij H=2, 3 (Z-richting)<br />

Door het programmeren van "H=2 of H=3" kunt u lineaire sleuven met<br />

een ronde bodem maken. U legt het cirkelmiddelpunt vast bij:<br />

H=2: met I en K<br />

H=3: met J en K<br />

Programmering:<br />

X, C, XK, YK, Z: absoluut, incrementeel of blijft tot<br />

uitschakeling ingeschakeld<br />

I, J, K: absoluut of incrementeel<br />

X–C of XK–YK programmeren<br />

"Middelpunt" of "radius" programmeren<br />

Bij "radius": alleen cirkelbogen


4.26 Bewerking van mantelvlak<br />

4.26 Bewerking van mantelvlak<br />

IJlgang mantelvlak G110<br />

Met G110 wordt het gereedschap in ijlgang via de kortste weg naar<br />

het "eindpunt" verplaatst.<br />

Wij adviseren u gebruik te maken van G110 voor het positioneren<br />

van de C-as onder een bepaalde hoek (programmering: N.. G110 C...).<br />

Parameters<br />

Z Eindpunt<br />

C Eindhoek<br />

CY Eindpunt als baanmaat (referentie: manteluitslag bij<br />

referentiediameter G120)<br />

X Eindpunt (diametermaat)<br />

262<br />

Programmering:<br />

Z, C, CY: absoluut, incrementeel of blijft tot<br />

uitschakeling ingeschakeld<br />

Z–C of Z–CY programmeren<br />

Voorbeeld: G110<br />

. . .<br />

N1 T8 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G120 X100<br />

N4 G110 C0 [ijlgang mantelvlak]<br />

N5 G0 X110 Z5<br />

N6 G110 Z-20 CY0<br />

N7 G111 Z-40<br />

N8 G113 CY39.2699 K-40 J19.635<br />

N9 G111 Z-20<br />

N10 G113 CY0 K-20 J19.635<br />

N11 M15<br />

. . .


Lineair mantelvlak G111<br />

Met G111 wordt het gereedschap lineair met aanzetsnelheid naar het<br />

"eindpunt" verplaatst.<br />

Parameters<br />

Z Eindpunt<br />

C Eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />

CY Eindpunt als baanmaat (referentie: manteluitslag bij<br />

referentiediameter G120)<br />

X Eindpunt (diametermaat) – (default: actuele X-positie)<br />

Programmering:<br />

Z, C, CY: absoluut, incrementeel of blijft tot<br />

uitschakeling ingeschakeld<br />

Z–C of Z–CY programmeren<br />

Voorbeeld: G111<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 263<br />

. . .<br />

[G111, G120]<br />

N1 T8 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G120 X100<br />

N4 G110 C0<br />

N5 G0 X110 Z5<br />

N6 G41 Q2 H0<br />

N7 G110 Z-20 CY0<br />

N8 G111 Z-40 [lineaire baan mantelvlak]<br />

N9 G113 CY39.2699 K-40 J19.635<br />

N10 G111 Z-20<br />

N11 G113 CY0 K-20 J19.635<br />

N12 G40<br />

N13 G110 X105<br />

N14 M15<br />

. . .<br />

4.26 Bewerking van mantelvlak


4.26 Bewerking van mantelvlak<br />

Rond mantelvlak G112/G113<br />

Met G112/G113 wordt het gereedschap in een cirkel met<br />

aanzetsnelheid naar het "eindpunt" verplaatst.<br />

Parameters<br />

Z Eindpunt<br />

C Eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />

CY Eindpunt als baanmaat (referentie: manteluitslag bij<br />

referentiediameter G120)<br />

R Radius<br />

K Middelpunt<br />

W (Hoek) middelpunt (hoekrichting: zie helpscherm)<br />

J Middelpunt als baanmaat (referentie: uitgeslagen mantelvlak<br />

bij referentiediameter G120)<br />

X Eindpunt (diametermaat) – (default: actuele X-positie)<br />

264<br />

Programmering:<br />

Z, C, CY: absoluut, incrementeel of blijft tot<br />

uitschakeling ingeschakeld<br />

K; W, J: absoluut of incrementeel<br />

Z–C en Z–CY en K–J programmeren<br />

"Middelpunt" of "radius" programmeren<br />

Bij "radius": alleen cirkelbogen


4.27 Freescycli<br />

Contourfrezen G840 – Basisprincipes<br />

Met G840 worden open of gesloten contouren (figuren of "vrije<br />

contouren") gefreesd of afgebraamd. Afhankelijk van de frees kiest u<br />

eerst loodrecht insteken of voorboren en daarna frezen.<br />

Insteekstrategieën: Kies, afhankelijk van de frees, een van de<br />

volgende strategieën:<br />

Loodrecht insteken: De cyclus verplaatst naar het startpunt, steekt<br />

in en freest de contour.<br />

Posities bepalen, voorboren, frezen. De bewerking vindt in de<br />

volgende stappen plaats:<br />

Boor inspannen<br />

Voorboorposities met "G840 A1 .." bepalen<br />

Voorboren met "G71 NF.."<br />

Cyclus "G840 A0 .." oproepen. De cyclus positioneert boven de<br />

voorboorpositie, steekt in en freest de contour.<br />

Voorboren, frezen. De bewerking vindt in de volgende stappen<br />

plaats:<br />

Voorboren met "G71 .."<br />

Frees boven de boring positioneren. Cyclus "G840 A0 .."<br />

oproepen. De cyclus steekt in en freest de contour resp. het<br />

contourgedeelte.<br />

Indien de te frezen contour uit meer programmadelen bestaat, houdt<br />

G840 bij het voorboren en frezen rekening met alle gedeeltes van de<br />

contour. Roep voor elk programmadeel "G840 A0 .." afzonderlijk op,<br />

wanneer u de voorboorposities zonder "G840 A1 .." bepaalt.<br />

Overmaat: Met overmaat G58 wordt de te frezen contour<br />

"verschoven" in de richting die met "cyclustype" is vastgelegd.<br />

Inwendig frezen, gesloten contour: verschuift naar binnen<br />

Uitwendig frezen, gesloten contour: verschuift naar buiten<br />

Open contour: verschuift, afhankelijk van "Q", naar links of rechts<br />

Bij "Q=0" wordt geen rekening gehouden met<br />

overmaten.<br />

Met overmaten G57 en negatieve overmaten G58 wordt<br />

geen rekening gehouden.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 265<br />

4.27 Freescycli


4.27 Freescycli<br />

G840 – Voorboorposities bepalen<br />

Met "G840 A1 .." worden de voorboorposities bepaald en onder de in<br />

"NF" opgegeven referentie opgeslagen. Programmeer alleen de<br />

parameters die in de onderstaande tabel zijn vermeld.<br />

Zie ook:<br />

G840 – Basisprincipes: Bladzijde 265<br />

G840 – Frezen: Bladzijde 267<br />

Parameters – Voorboorposities bepalen<br />

Q Cyclustype (= freeslocatie)<br />

Open contour. Bij overlappingen wordt met "Q" vastgelegd<br />

of het eerste gedeelte (vanaf het startpunt) of de gehele<br />

contour wordt bewerkt.<br />

Q=0: middelpunt van de frees op de contour<br />

(voorboorpositie = startpunt).<br />

Q=1: bewerking links van de contour. Bij overlappingen<br />

alleen rekening houden met het eerste gedeelte van de<br />

contour.<br />

Q=2: bewerking rechts van de contour. Bij overlappingen<br />

alleen rekening houden met het eerste gedeelte van de<br />

contour.<br />

Q=3: niet toegestaan<br />

Q=4: bewerking links van de contour. Bij overlappingen<br />

rekening houden met de gehele contour.<br />

Q=5: bewerking rechts van de contour. Bij overlappingen<br />

rekening houden met de gehele contour.<br />

Gesloten contour<br />

Q=0: middelpunt van de frees op de contour<br />

(voorboorpositie = startpunt).<br />

Q=1: inwendig frezen<br />

Q=2: uitwendig frezen<br />

Q=3..5: niet toegestaan<br />

NS Regelnummer – begin contourgedeelte<br />

Figuren: regelnummer van de figuur<br />

Vrije gesloten contour: eerste contourelement (niet<br />

startpunt)<br />

Open contour: eerste contourelement (niet startpunt). Met<br />

"NS – NE" wordt de contourrichting vastgelegd.<br />

NE Regelnummer – einde contourgedeelte<br />

266<br />

Figuren, vrije gesloten contour: geen invoer<br />

Open contour: laatste contourelement<br />

Contour bestaat uit één element:<br />

Geen invoer: bewerking in contourrichting<br />

NS=NE geprogrammeerd: bewerking tegen de<br />

contourrichting in


Parameters – Voorboorposities bepalen<br />

D Begin elementnummer bij deelfiguren<br />

De beschrijvingsrichting van de contour is bij figuren "tegen<br />

de klok in". Het eerste contourelement bij figuren:<br />

Ronde sleuf: de grootste cirkelboog<br />

Volledige cirkel: de bovenste halve cirkel<br />

Rechthoeken, veelhoeken en lineaire sleuf: de "positiehoek"<br />

heeft betrekking op het eerste contourelement.<br />

V Einde elementnummer bij deelfiguren<br />

A Proces "Voorboorposities bepalen": A=1<br />

NF Positiemerk – referentie waaronder de cyclus de<br />

voorboorposities opslaat [1..127].<br />

WB Nabewerkingsdiameter – diameter freesgereedschap<br />

"D" en "V" programmeert u om delen van een figuur te bewerken.<br />

De cyclus houdt bij de berekening van de<br />

voorboorposities rekening met de diameter van het<br />

actieve gereedschap. Span daarom de boor in, voordat<br />

"G840 A1 .." wordt opgeroepen.<br />

Programmeer overmaten bij het bepalen van de<br />

voorboorposities en bij het frezen.<br />

Met G840 worden voorboorposities overschreven die nog<br />

onder de referentie "NF" zijn opgeslagen.<br />

G840 – Frezen<br />

De freesrichting en de freesradiuscompensatie (FRC) kunnen worden<br />

beïnvloed met "cyclustype Q", "freeslooprichting H" en de draairichting<br />

van de frees (zie tabel). Programmeer alleen de parameters die in de<br />

onderstaande tabel zijn vermeld.<br />

Zie ook:<br />

G840 – Basisprincipes: Bladzijde 265<br />

G840 – Voorboorposities bepalen: Bladzijde 266<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 267<br />

4.27 Freescycli


4.27 Freescycli<br />

Parameters – Frezen<br />

Q Cyclustype (= freeslocatie).<br />

Open contour. Bij overlappingen wordt met "Q" vastgelegd<br />

of het eerste gedeelte (vanaf het startpunt) of de gehele<br />

contour wordt bewerkt.<br />

Q=0: middelpunt van de frees op de contour (zonder<br />

FRC)<br />

Q=1: bewerking links van de contour. Bij overlappingen<br />

houdt de G840 alleen rekening met het eerste gedeelte<br />

van de contour.<br />

Q=2: bewerking rechts van de contour. Bij overlappingen<br />

houdt de G840 alleen rekening met het eerste gedeelte<br />

van de contour.<br />

Q=3: afhankelijk van "H" en de rotatierichting van de frees<br />

wordt er links of rechts van de contour gefreesd (zie<br />

tabel). Bij overlappingen houdt de G840 alleen rekening<br />

met het eerste gedeelte van de contour.<br />

Q=4: bewerking links van de contour. Bij overlappingen<br />

houdt de G840 rekening met de complete contour.<br />

Q=5: bewerking rechts van de contour. Bij overlappingen<br />

houdt G840 rekening met de complete contour.<br />

Gesloten contour<br />

Q=0: middelpunt van de frees op de contour<br />

(voorboorpositie = startpunt).<br />

Q=1: inwendig frezen<br />

Q=2: uitwendig frezen<br />

Q=3..5: niet toegestaan<br />

NS Regelnummer – begin contourgedeelte<br />

Figuren: regelnummer van de figuur<br />

Vrije open of gesloten contour: eerste contourelement (niet<br />

startpunt)<br />

NE Regelnummer – einde contourgedeelte<br />

Figuren, vrije gesloten contour: geen invoer<br />

Vrije open contour: laatste contourelement<br />

Contour bestaat uit één element:<br />

Geen invoer: bewerking in contourrichting<br />

NE geprogrammeerd: bewerking tegen de<br />

contourrichting in<br />

H Looprichting van de frees (default: 0)<br />

H=0: tegenlopend<br />

H=1: meelopend<br />

I (Max.) aanzet (default: frezen in een aanzet)<br />

F Aanzet (voor diepteverplaatsing) – (default: actieve aanzet)<br />

E Gereduceerde aanzet voor cirkelvormige elementen (default:<br />

actuele aanzet)<br />

268


Parameters – Frezen<br />

R Radius ingaande/uitgaande boog (default: 0)<br />

R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />

startpunt boven het freesvlak, daarna verticale<br />

diepteverplaatsing<br />

R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentieel<br />

op het contourelement aansluit<br />

R


4.27 Freescycli<br />

Benaderen en vrijzetten: bij gesloten contouren is het loodlijnpunt<br />

van de gereedschapspositie naar het eerste contourelement de<br />

benaderings- en vrijzetpositie. Kan er geen loodlijn worden uitgezet,<br />

dan is het startpunt van het eerste element de benaderings- en<br />

vrijzetpositie. Bij figuren kiest u met "D" en "V" het element voor<br />

benaderen/vrijzetten.<br />

Verloop van de freescyclus<br />

1 Startpositie (X, Z, C) is de positie vóór de cyclus.<br />

2 Berekent de freesdiepte-aanzetten.<br />

3 Nadert tot veiligheidsafstand.<br />

Bij O=0: zet aan voor de eerste freesdiepte.<br />

Bij O=1: steekt in voor de eerste freesdiepte.<br />

4 Freest de contour.<br />

5 Bij open contouren en bij sleuven met sleufbreedte =<br />

freesdiameter: zet voor de volgende freesdiepte aan, resp.<br />

steekt voor de volgende freesdiepte in en freest de contour in<br />

omgekeerde richting.<br />

Bij gesloten contouren en sleuven: zet met de<br />

veiligheidsafstand vrij, nadert en zet aan voor de volgende<br />

freesdiepte, resp. steekt voor de volgende freesdiepte in.<br />

6 Herhaalt 4...5, tot de complete contour is gefreesd.<br />

7 Verplaatst zich volgens "terugloopvlak K" terug.<br />

Contourfrezen G840<br />

Cyclustype<br />

Contour<br />

(Q=0)<br />

270<br />

Looprichting<br />

van de<br />

frees<br />

Rotatierichting<br />

van<br />

gereedschap<br />

FRC Uitvoering<br />

Cyclustype<br />

Looprichting<br />

v.d.<br />

frees<br />

– Mx03 – buiten tegenlopend<br />

(H=0)<br />

Contour – Mx03 – buiten meelopend<br />

(H=1)<br />

Contour – Mx04 – buiten meelopend<br />

(H=1)<br />

Contour – Mx04 – Contour<br />

(Q=0)<br />

binnen<br />

(Q=1)<br />

tegenlopen<br />

d (H=0)<br />

Rotatierichting<br />

GS<br />

Mx04 links<br />

Mx03 links<br />

Mx04 rechts<br />

– Mx03 –<br />

Mx03 rechts Contour – Mx04 –<br />

FRC Uitvoering


Contourfrezen G840<br />

Cyclustype<br />

binnen tegenlopend<br />

(H=0)<br />

binnen meelopend<br />

(H=1)<br />

binnen meelopend<br />

(H=1)<br />

buiten<br />

(Q=2)<br />

Looprichting<br />

van de<br />

frees<br />

tegenlopend<br />

(H=0)<br />

Rotatierichting<br />

van<br />

gereedschap<br />

FRC Uitvoering<br />

Cyclustype<br />

Mx04 links rechts<br />

(Q=3)<br />

Mx03 links links<br />

(Q=3)<br />

Mx04 rechts links<br />

(Q=3)<br />

Mx03 rechts rechts<br />

(Q=3)<br />

Looprichting<br />

v.d.<br />

frees<br />

tegenlopend<br />

(H=0)<br />

tegenlopend<br />

(H=0)<br />

meelopend<br />

(H=1)<br />

meelopend<br />

(H=1)<br />

Rotatierichting<br />

GS<br />

Mx03 rechts<br />

Mx04 links<br />

Mx03 links<br />

Mx04 rechts<br />

FRC Uitvoering<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 271<br />

4.27 Freescycli


4.27 Freescycli<br />

G840 – Afbramen<br />

Met G840 wordt afgebraamd als u "afkantingsbreedte B"<br />

programmeert. Indien er bij de contour sprake is van overlappingen,<br />

dan legt u met "Q" vast of het eerste gedeelte (vanaf het startpunt) of<br />

de gehele contour moet worden bewerkt. Programmeer alleen de<br />

parameters die in de onderstaande tabel zijn vermeld.<br />

Parameters – Afbramen<br />

Q Cyclustype (= freeslocatie)<br />

Open contour<br />

Q=0: middelpunt van de frees op de contour. Met "Q0"<br />

wordt de sleuf afgebraamd door de eerder gefreesde<br />

open of gesloten contour één keer te verlaten.<br />

Q=1: bewerking links van de contour. Bij overlappingen<br />

houdt de G840 alleen rekening met het eerste gedeelte<br />

van de contour.<br />

Q=2: bewerking rechts van de contour. Bij overlappingen<br />

houdt de G840 alleen rekening met het eerste gedeelte<br />

van de contour.<br />

Q=3: afhankelijk van "H" en de rotatierichting van de frees<br />

wordt er links of rechts van de contour gefreesd (zie<br />

"G840 – Frezen" op bladzijde 267). Bij overlappingen<br />

houdt de G840 alleen rekening met het eerste gedeelte<br />

van de contour.<br />

Q=4: bewerking links van de contour. Bij overlappingen<br />

houdt G840 rekening met de complete contour.<br />

Q=5: bewerking rechts van de contour. Bij overlappingen<br />

houdt G840 rekening met de complete contour.<br />

Gesloten contour<br />

Q=0: middelpunt van de frees op de contour<br />

Q=1: inwendig frezen<br />

Q=2: uitwendig frezen<br />

NS Regelnummer – begin contourgedeelte<br />

Figuren: regelnummer van de figuur<br />

Vrije open of gesloten contour: eerste contourelement (niet<br />

startpunt)<br />

NE Regelnummer – einde contourgedeelte<br />

Figuren, vrije gesloten contour: geen invoer<br />

Vrije open contour: laatste contourelement<br />

Contour bestaat uit één element:<br />

Geen invoer: bewerking in contourrichting<br />

NE geprogrammeerd: bewerking tegen de<br />

contourrichting in<br />

E Gereduceerde aanzet voor cirkelvormige elementen (default:<br />

actuele aanzet)<br />

272<br />

B<br />

1 2<br />

P<br />

J B<br />

P


Parameters – Afbramen<br />

R Radius ingaande/uitgaande boog (default: 0)<br />

R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />

startpunt boven het freesvlak, daarna verticale<br />

diepteverplaatsing<br />

R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentieel<br />

op het contourelement aansluit<br />

R


4.27 Freescycli<br />

Benaderen en vrijzetten: bij gesloten contouren is het loodlijnpunt<br />

van de gereedschapspositie naar het eerste contourelement de<br />

benaderings- en vrijzetpositie. Kan er geen loodlijn worden uitgezet,<br />

dan is het startpunt van het eerste element de benaderings- en<br />

vrijzetpositie. Bij figuren kiest u met "D" en "V" het element voor<br />

benaderen/vrijzetten.<br />

Verloop van de afbraamcyclus<br />

1 Startpositie (X, Z, C) is de positie vóór de cyclus.<br />

2 Benadert tot veiligheidsafstand en verplaatst voor de<br />

freesdiepte.<br />

3 "J" niet geprogrammeerd: freest de geprogrammeerde<br />

contour.<br />

"J" geprogrammeerd, open contour: berekent en freest de<br />

"nieuwe" contour.<br />

4 Verplaatst zich volgens "terugloopvlak K" terug.<br />

Kamerfrezen voorbewerken G845 –<br />

Basisprincipes<br />

Met G845 worden gesloten contouren voorbewerkt. Kies, afhankelijk<br />

van de frees, een van de volgende insteekstrategieën:<br />

Loodrecht insteken<br />

Op voorgeboorde positie insteken<br />

Pendelend of helixvormig insteken<br />

Voor het "insteken op voorgeboorde positie" kunt u kiezen uit de<br />

volgende alternatieven:<br />

Posities bepalen, boren, frezen. De bewerking vindt in de<br />

volgende stappen plaats:<br />

Boor inspannen<br />

Voorboorposities met "G845 A1 .." bepalen<br />

Voorboren met "G71 NF.."<br />

Cyclus "G845 A0 .." oproepen. De cyclus positioneert boven de<br />

voorboorpositie, steekt in en freest de kamer.<br />

Boren, frezen. De bewerking vindt in de volgende stappen plaats:<br />

Met "G71 .." binnen de kamer voorboren.<br />

Frees boven de boring positioneren en "G845 A0 .." oproepen. De<br />

cyclus steekt in en freest het programmadeel.<br />

274


Indien de kamer uit meer programmadelen bestaat, houdt G845 bij het<br />

voorboren en frezen rekening met alle gedeeltes van de kamer. Roep<br />

voor elk programmadeel "G845 A0 .." afzonderlijk op, wanneer u de<br />

voorboorposities zonder "G845 A1 .." bepaalt.<br />

G845 houdt rekening met de volgende overmaten:<br />

G57: overmaat in X-, Z-richting<br />

G58: equidistante overmaat in het freesvlak<br />

Programmeer overmaten bij het bepalen van de<br />

voorboorposities en bij het frezen.<br />

G845 – Voorboorposities bepalen<br />

Met "G845 A1 .." worden de voorboorposities bepaald en onder de in<br />

"NF" opgegeven referentie opgeslagen. De cyclus houdt bij de<br />

berekening van de voorboorposities rekening met de diameter van het<br />

actieve gereedschap. Span daarom de boor in, voordat "G845 A1 .."<br />

wordt opgeroepen. Programmeer alleen de parameters die in de<br />

onderstaande tabel zijn vermeld.<br />

Zie ook:<br />

G845 – Basisprincipes: Bladzijde 274<br />

G845 – Frezen: Bladzijde 276<br />

Parameters – Voorboorposities bepalen<br />

NS Regelnummer – verwijzing naar de contourbeschrijving<br />

I Overmaat in X-richting<br />

K Overmaat in Z-richting<br />

Q Bewerkingsrichting (default: 0)<br />

Q=0: van binnen naar buiten<br />

Q=1: van buiten naar binnen<br />

A Proces "Voorboorposities bepalen": A=1<br />

NF Positiemerk – referentie waaronder de cyclus de<br />

voorboorposities opslaat [1..127].<br />

WB Insteeklengte – diameter freesgereedschap<br />

Met G845 worden voorboorposities overschreven die<br />

nog onder de referentie "NF" zijn opgeslagen.<br />

Parameter "WB" wordt zowel bij het bepalen van de<br />

voorboorposities als bij het frezen gebruikt. Bij het<br />

bepalen van de voorboorposities beschrijft "WB" de<br />

diameter van het freesgereedschap.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 275<br />

4.27 Freescycli


4.27 Freescycli<br />

G845 – Frezen<br />

De freesrichting kan worden beïnvloed via de "looprichting van de<br />

frees H", de "bewerkingsrichting Q" en de rotatierichting van de frees<br />

(zie volgende tabel). Programmeer alleen de parameters die in de<br />

onderstaande tabel zijn vermeld.<br />

Zie ook:<br />

G845 – Basisprincipes: Bladzijde 274<br />

G845 – Voorboorposities bepalen: Bladzijde 275<br />

Parameters – Frezen<br />

NS Regelnummer – verwijzing naar de contourbeschrijving<br />

P (Maximale) freesdiepte (diepteverplaatsing in het freesvlak)<br />

I Overmaat in X-richting<br />

K Overmaat in Z-richting<br />

U (Minimale) overlappingsfactor. Legt de overlapping van de<br />

freesbanen vast (default: 0,5).<br />

Overlapping = U*freesdiameter<br />

H Looprichting van de frees (default: 0)<br />

H=0: tegenlopend<br />

H=1: meelopend<br />

F Aanzet voor diepteverplaatsing (default: actieve aanzet)<br />

Vanaf softwareversie 625 952-05: F wordt bij pendelend of<br />

helixvormig insteken als bewerkingsaanzet toegepast.<br />

E Gereduceerde aanzet voor cirkelvormige elementen (default:<br />

actuele aanzet)<br />

J Terugloopvlak (default: terug naar startpositie)<br />

Voor- of achterkant: teruglooppositie in Z-richting<br />

Mantelvlak: teruglooppositie in X-richting (diametermaat)<br />

Q Bewerkingsrichting (default: 0)<br />

Q=0: van binnen naar buiten<br />

Q=1: van buiten naar binnen<br />

A Proces "Frezen": A=0 (default=0)<br />

NF Positiemerk – referentie waaruit de cyclus de<br />

voorboorposities uitleest [1..127].<br />

O Insteekinstelling (default: 0)<br />

276<br />

Loodrecht insteken O=0: De cyclus verplaatst naar het<br />

startpunt, steekt met aanzet voor diepteverplaatsing in en<br />

freest de kamer.


Parameters – Frezen<br />

Insteken op voorgeboorde positie O=1:<br />

"NF" geprogrammeerd: De cyclus positioneert de frees<br />

boven de eerste voorboorpositie, steekt in en freest het<br />

eerste gedeelte. De cyclus positioneert de frees eventueel<br />

naar de volgende voorboorpositie en bewerkt het volgende<br />

gedeelte, etc.<br />

"NF" niet geprogrammeerd: De cyclus steekt op de actuele<br />

positie in en freest het gedeelte. Positioneer de frees<br />

eventueel naar de volgende voorboorpositie en bewerk het<br />

volgende gedeelte, etc.<br />

Helixvormig insteken O=2, 3: De frees steekt met hoek "W"<br />

in en freest volledige cirkels met diameter "WB". Zodra<br />

freesdiepte "P" is bereikt, schakelt de cyclus over naar<br />

vlakfrezen.<br />

O=2 – handmatig: De cyclus steekt op de actuele positie in<br />

en bewerkt het gedeelte dat vanaf deze positie kan worden<br />

bereikt.<br />

O=3 – automatisch: De cyclus berekent de insteekpositie,<br />

steekt in en bewerkt dit gedeelte. De insteekbeweging<br />

eindigt, indien mogelijk, op het startpunt van de eerste<br />

freesbaan. Indien de kamer uit meer gedeeltes bestaat,<br />

bewerkt de cyclus alle gedeeltes na elkaar.<br />

Pendelend, lineair insteken O=4, 5: De frees steekt met<br />

hoek "W" in en freest een lineaire baan met lengte "WB". U<br />

legt de positiehoek vast in "WE". Vervolgens freest de cyclus<br />

deze baan in omgekeerde richting. Zodra freesdiepte "P" is<br />

bereikt, schakelt de cyclus over naar vlakfrezen.<br />

O=4 – handmatig: De cyclus steekt op de actuele positie in<br />

en bewerkt het gedeelte dat vanaf deze positie kan worden<br />

bereikt.<br />

O=5 – automatisch: De cyclus berekent de insteekpositie,<br />

steekt in en bewerkt dit gedeelte. De insteekbeweging<br />

eindigt, indien mogelijk, op het startpunt van de eerste<br />

freesbaan. Indien de kamer uit meer gedeeltes bestaat,<br />

bewerkt de cyclus alle gedeeltes na elkaar. De<br />

insteekpositie wordt, afhankelijk van de figuur en "Q", als<br />

volgt bepaald:<br />

Q0 (van binnen naar buiten):<br />

– Lineaire sleuf, rechthoek, veelhoek: referentiepunt van<br />

de figuur<br />

– Cirkel: middelpunt van de cirkel<br />

– Ronde sleuf, "vrije" contour: startpunt van de binnenste<br />

freesbaan<br />

Q1 (van buiten naar binnen):<br />

– Lineaire sleuf: startpunt van de sleuf<br />

– Ronde sleuf, cirkel: wordt niet bewerkt<br />

– Rechthoek, veelhoek: startpunt van het eerste lineaire<br />

element<br />

– "Vrije" contour: startpunt van het eerste lineaire element<br />

(er moet ten minste één lineair element aanwezig zijn)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 277<br />

4.27 Freescycli


4.27 Freescycli<br />

Parameters – Frezen<br />

Pendelend, in cirkel insteken O=6, 7: De frees steekt met<br />

insteekhoek "W" in en freest een cirkelboog van 90°.<br />

Vervolgens freest de cyclus deze baan in omgekeerde<br />

richting. Zodra freesdiepte "P" is bereikt, schakelt de cyclus<br />

over naar vlakfrezen. Met "WE" wordt het midden van de boog<br />

vastgelegd en met "WB" de radius.<br />

O=6 – handmatig: de gereedschapspositie komt overeen<br />

met het middelpunt van de cirkelboog. De frees verplaatst<br />

zich naar het begin van de boog en steekt in.<br />

O=7 – automatisch (is alleen toegestaan voor ronde sleuf<br />

en cirkel): de cyclus berekent de insteekpositie afhankelijk<br />

van "Q":<br />

Q0 (van binnen naar buiten):<br />

– Ronde sleuf: de cirkelboog ligt op de krommingsradius<br />

van de sleuf<br />

– Cirkel: niet toegestaan<br />

Q1 (van buiten naar binnen): Ronde sleuf, cirkel: de<br />

cirkelboog ligt op de buitenste freesbaan<br />

W Insteekhoek in aanzetrichting<br />

WE Positiehoek van de freesbaan/cirkelboog. Referentie-as:<br />

Voor- of achterkant: positieve XK-as<br />

Mantelvlak: positieve Z-as<br />

Defaultwaarde positiehoek, afhankelijk van "O":<br />

O=4: WE= 0°<br />

O=5 en<br />

Lineaire sleuf, rechthoek, veelhoek: WE= positiehoek<br />

van de figuur<br />

Ronde sleuf, cirkel: WE=0°<br />

"vrije" contour en Q0 (van binnen naar buiten): WE=0°<br />

"vrije" contour en Q1 (van buiten naar binnen): positiehoek<br />

van het startelement<br />

WB Insteeklengte/insteekdiameter (default: 1,5 * freesdiameter)<br />

278<br />

Let bij de bewerkingsrichting Q=1 (van buiten naar binnen)<br />

op het volgende:<br />

De contour moet met een lineair element beginnen.<br />

Als het startelement < WB is, wordt WB tot de lengte<br />

van het startelement verkort.<br />

De lengte van het startelement mag niet kleiner zijn dan<br />

1,5 keer de freesdiameter.


Cyclusverloop<br />

1 Startpositie (X, Z, C) is de positie vóór de cyclus.<br />

2 Berekent de snede-opdeling (diepteverplaatsingen freesvlak,<br />

diepteverplaatsingen freesdiepte); berekent de insteekposities<br />

en insteekbanen bij pendelend of helixvormig insteken.<br />

3 Benadert tot veiligheidsafstand en zet, afhankelijk van "O", voor<br />

de eerste freesdiepte aan resp. steekt pendelend of helixvormig<br />

in.<br />

4 Freest een vlak.<br />

5 Zet met de veiligheidsafstand vrij, nadert en zet aan voor de<br />

volgende freesdiepte.<br />

6 Herhaalt 4...5, tot het complete vlak is gefreesd.<br />

7 Verplaatst zich volgens "terugloopvlak J" terug.<br />

Kamerfrezen voorbewerken G845<br />

Looprichting<br />

v.d. frees<br />

tegenlopend<br />

(H=0)<br />

tegenlopend<br />

(H=0)<br />

tegenlopend<br />

(H=0)<br />

tegenlopend<br />

(H=0)<br />

Bewerkingsrichting<br />

van binnen<br />

(Q=0)<br />

van binnen<br />

(Q=0)<br />

van buiten<br />

(Q=1)<br />

van buiten<br />

(Q=1)<br />

Rotatierichting<br />

GS Uitvoering<br />

Looprichting<br />

v.d. frees<br />

Mx03 meelopend<br />

(H=1)<br />

Mx04 meelopend<br />

(H=1)<br />

Mx03 meelopend<br />

(H=1)<br />

Mx04 meelopend<br />

(H=1)<br />

Bewerkingsrichting<br />

van binnen<br />

(Q=0)<br />

van binnen<br />

(Q=0)<br />

van buiten<br />

(Q=1)<br />

van buiten<br />

(Q=1)<br />

Rotatierichting<br />

GS Uitvoering<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 279<br />

Mx03<br />

Mx04<br />

Mx03<br />

Mx04<br />

4.27 Freescycli


4.27 Freescycli<br />

Kamerfrezen nabewerken G846<br />

De freesrichting kan worden beïnvloed via de "looprichting van de<br />

frees H", de "bewerkingsrichting Q" en de rotatierichting van de frees<br />

(zie volgende tabel).<br />

Parameters – nabewerken<br />

NS Regelnummer – verwijzing naar de contourbeschrijving<br />

P (Maximale) freesdiepte (diepteverplaatsing in het freesvlak)<br />

R Radius ingaande/uitgaande boog (default: 0)<br />

R=0: contourelement wordt direct benaderd. De<br />

diepteverplaatsing vindt plaats op het startpunt boven het<br />

freesvlak, daarna vindt de verticale diepteverplaatsing<br />

plaats.<br />

R>0: de frees maakt een ingaande/uitgaande boog die<br />

tangentieel op het contourelement aansluit.<br />

U (Minimale) overlappingsfactor. Legt de overlapping van de<br />

freesbanen vast (default: 0,5).<br />

Overlapping = U*freesdiameter<br />

H Looprichting van de frees (default: 0)<br />

H=0: tegenlopend<br />

H=1: meelopend<br />

F Aanzet voor diepteverplaatsing (default: actieve aanzet)<br />

E Gereduceerde aanzet voor cirkelvormige elementen (default:<br />

actuele aanzet)<br />

J Terugloopvlak (default: terug naar startpositie)<br />

Voor- of achterkant: teruglooppositie in Z-richting<br />

Mantelvlak: teruglooppositie in X-richting (diametermaat)<br />

Q Bewerkingsrichting (default: 0)<br />

Q=0: van binnen naar buiten<br />

Q=1: van buiten naar binnen<br />

O Insteekinstelling (default: 0)<br />

280<br />

O=0 – loodrecht insteken: de cyclus verplaatst naar het<br />

startpunt, steekt in en bewerkt de kamer na.<br />

Q=1 – ingaande boog met diepteverplaatsing: bij de<br />

bovenste freesvlakken zet de cyclus aan voor het vlak en<br />

benadert dan met een ingaande boog. Bij het onderste<br />

freesvlak steekt de frees bij het uitvoeren van de ingaande<br />

boog tot de freesdiepte in (driedimensionale ingaande<br />

boog). Deze insteekstrategie kan alleen in combinatie met<br />

een ingaande boog "R" worden toegepast. Voorwaarde is<br />

bewerking van buiten naar binnen (Q=1).


Cyclusverloop<br />

1 Startpositie (X, Z, C) is de positie vóór de cyclus.<br />

2 Berekent de snede-opdeling (diepteverplaatsingen freesvlak,<br />

diepteverplaatsingen freesdiepte).<br />

3 Nadert tot veiligheidsafstand en zet aan voor de eerste<br />

freesdiepte.<br />

4 Freest een vlak.<br />

5 Zet met de veiligheidsafstand vrij, nadert en zet aan voor de<br />

volgende freesdiepte.<br />

6 Herhaalt 4...5, tot het complete vlak is gefreesd.<br />

7 Verplaatst zich volgens "terugloopvlak J" terug.<br />

Kamerfrezen nabewerken G846<br />

Looprichting v.d.<br />

frees<br />

Rotatierichting<br />

GS<br />

Uitvoering<br />

Looprichting v.d.<br />

frees<br />

tegenlopend (H=0) Mx03 tegenlopend (H=0) Mx03<br />

tegenlopend (H=0) Mx04 tegenlopend (H=0) Mx04<br />

meelopend (H=1) Mx03 meelopend (H=1) Mx03<br />

meelopend (H=1) Mx04 meelopend (H=1) Mx04<br />

Rotatierichting GS Uitvoering<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 281<br />

4.27 Freescycli


4.27 Freescycli<br />

Schroefdraad frezen axiaal G799<br />

Vanaf softwareversie 625 952-05: G799 freest schroefdraad in een<br />

bestaande boring.<br />

De cyclus positioneert het gereedschap in de boring op "eindpunt<br />

draad". Vervolgens nadert het gereedschap met "ingaande radius R" en<br />

freest de schroefdraad. Daarbij zet het gereedschap bij elke<br />

omwenteling met spoed "F" aan. Daarna haalt de cyclus het<br />

gereedschap uit het materiaal en trekt het terug naar het startpunt. In<br />

parameter V programmeert u of de schroefdraad in één omwenteling,<br />

of bij enkelsnijdende gereedschappen in meerdere omwentelingen<br />

wordt gefreesd.<br />

Parameters<br />

X Startpunt (polair)<br />

C Startpunt (polair)<br />

XK Startpunt (cartesiaans)<br />

YK Startpunt (cartesiaans)<br />

Z Bovenkant frees<br />

I Schroefdraaddiameter<br />

K Draaddiepte<br />

R Ingaande radius<br />

F Spoed<br />

J Spoed (default: 0)<br />

0: rechtse draad<br />

1: linkse draad<br />

H Looprichting van de frees (default: 0)<br />

0: tegenlopend<br />

1: meelopend<br />

V Eén keer/meer keren<br />

0: de schroefdraad wordt in één omwenteling van 360°<br />

gefreesd<br />

1: de schroefdraad wordt in meerdere omwentelingen 360°<br />

gefreesd (enkelsnijdend gereedschap)<br />

282<br />

Gebruik het draadfreesgereedschap voor cyclus G799.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

De boordiepte moet minimaal F/2 dieper zijn dan de<br />

draadddiepte.<br />

Voorbeeld: G799<br />

%799.nc<br />

[G799]<br />

N1 T9 G195 F0.2 G197 S800<br />

N2 G0 X100 Z2<br />

N3 M14<br />

N4 G799 XK100 C45 Z0 I12 K-20 F2 J0 H0 V0<br />

N5 M15<br />

EINDE


Graveren kopvlak G801<br />

Met G801 worden tekenreeksen in lineaire of polaire rangschikking op<br />

het kopvlak gegraveerd. U voert de te graveren tekst als tekenreeks in<br />

het veld "ID" in.<br />

Parameters<br />

ID Tekst. Te graveren tekst ()<br />

NS Tekennummer. ASCII-code van het te graveren teken<br />

X Startdiameter (poolcoördinaten)<br />

C Starthoek (poolcoördinaten)<br />

XK Startpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Startpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Z Freesbodem. Z-positie waarnaar voor het frezen wordt verplaatst.<br />

K Terugloopvlak. Z-positie waarnaar voor het positioneren<br />

wordt teruggetrokken.<br />

H Letterhoogte. Hoogte van de tekens in [mm]<br />

W Positiehoek van de tekenreeks bij lineaire weergave.<br />

Voorbeeld: 0° = verticale tekens; de tekens worden<br />

opeenvolgend in positieve XK-richting gerangschikt.<br />

E Afstandsfactor (default: 1). De afstand tussen de tekens<br />

wordt afhankelijk van V berekend:<br />

V=0: afstand = H/6 * E<br />

V=1: afstand = H/4 + (H/6 * E)<br />

V=2: afstand = H/2 * E<br />

V Uitvoering lineair/polair (default: 0)<br />

V=0: tekens worden lineair weergegeven<br />

V=1: tekens worden naar boven gebogen om het centrum<br />

weergegeven<br />

V=2: tekens worden naar onder gebogen om het centrum<br />

weergegeven<br />

D Referentiediameter bij polaire weergave<br />

F Vanaf softwareversie 625 952-05:<br />

Factor aanzet voor diepteverplaatsing (aanzet = actuele<br />

aanzet * F)<br />

Trema's en speciale tekens die niet in de DIN-editor kunnen worden<br />

ingevoerd, kunt u teken voor teken vastleggen in "NS". Als in "ID" een<br />

tekst en in "NS" een teken is vastgelegd, wordt eerst de tekst en dan<br />

het teken gegraveerd.<br />

Met G801 wordt vanaf de startpositie resp. vanaf de actuele positie<br />

gegraveerd, wanneer u geen startpositie opgeeft.<br />

Voorbeeld: Als een tekenreeks met meer oproepen wordt gegraveerd,<br />

stelt u bij de eerste oproep de startpositie in. De volgende oproepen<br />

kunnen zonder startpositie worden geprogrammeerd.<br />

Tekentabel: zie "Tekentabel graveren" op bladzijde 284<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 283<br />

4.27 Freescycli


4.27 Freescycli<br />

Graveren mantelvlak G802<br />

Met G802 worden tekenreeksen in lineaire rangschikking op het<br />

mantelvlak gegraveerd. U voert de te graveren tekst als tekenreeks in<br />

het veld "ID" in.<br />

Parameters<br />

ID Tekst. Te graveren tekst ()<br />

NS Tekennummer. ASCII-code van het te graveren teken<br />

Z Startpunt<br />

C Starthoek<br />

CY Starthoek als "baanmaat" (referentie: manteluitslag bij<br />

"referentiediameter")<br />

X Freesdiameter. X-positie waarnaar voor het frezen wordt<br />

verplaatst.<br />

I Terugtrekdiameter. X-positie waarnaar voor het positioneren<br />

wordt teruggetrokken.<br />

H Letterhoogte. Hoogte van de tekens in [mm]<br />

W Positiehoek van de tekenreeks. Voorbeelden:<br />

0°: van –CY naar +CY<br />

90°: van –Z naar +Z<br />

E Afstandsfactor (default: 1). De afstand tussen de tekens<br />

wordt met de onderstaande formule berekend: H / 6 * E<br />

D Referentiediameter voor berekening van baanmaat CY<br />

F Vanaf softwareversie 625 952-05:<br />

Trema's en speciale tekens die niet in de DIN-editor kunnen worden<br />

ingevoerd, kunt u teken voor teken vastleggen in "NS". Als in "ID" een<br />

tekst en in "NS" een teken is vastgelegd, wordt eerst de tekst en dan<br />

het teken gegraveerd.<br />

Met G802 wordt vanaf de startpositie resp. vanaf de actuele positie<br />

gegraveerd, wanneer u geen startpositie opgeeft.<br />

Voorbeeld: Als een tekenreeks met meer oproepen wordt gegraveerd,<br />

stelt u bij de eerste oproep de startpositie in. De volgende oproepen<br />

kunnen zonder startpositie worden geprogrammeerd.<br />

Tekentabel: zie "Tekentabel graveren" op bladzijde 284<br />

Tekentabel graveren<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT kent de in de onderstaande tabel vermelde tekens.<br />

Voer de tekencode "NS" in wanneer het te graveren teken niet in de<br />

DIN-editor kan worden weergegeven.<br />

284<br />

Factor aanzet voor diepteverplaatsing (aanzet = actuele<br />

aanzet * F)


Kleine letters Hoofdletters<br />

Cijfers,<br />

trema's<br />

Speciale tekens<br />

NS Teken NS Teken NS Teken NS Teken Betekenis<br />

97 a 65 A 48 0 32 Spatie<br />

98 b 66 B 49 1 37 % Procentteken<br />

99 c 67 C 50 2 40 ( Rond haakje openen<br />

100 d 68 D 51 3 41 ) Rond haakje sluiten<br />

101 e 69 E 52 4 43 + Plusteken<br />

102 f 70 F 53 5 44 , Komma<br />

103 g 71 G 54 6 45 – Minteken<br />

104 h 72 H 55 7 46 . Punt<br />

105 i 73 I 56 8 47 / Schuine streep<br />

106 j 74 J 57 9 58 : Dubbele punt<br />

107 k 75 K 60 < Kleiner-dan-teken<br />

108 l 76 L 196 Ä 61 = Is-gelijk-teken<br />

109 m 77 M 214 Ö 62 > Groter-dan-teken<br />

110 n 78 N 220 Ü 64 @ at<br />

111 o 79 O 223 ß 91 [ Vierkant haakje openen<br />

112 p 80 P 228 ä 93 ] Vierkant haakje sluiten<br />

113 q 81 Q 246 ö 95 _ Underscore<br />

114 r 82 R 252 ü 128 ? Euroteken<br />

115 s 83 S 181 µ "Mu"<br />

116 t 84 T 186 ° Graden<br />

117 u 85 U 215 x Maalteken<br />

118 v 86 V Vanaf softwareversie 625 952-05:<br />

119 w 87 W 33 ! Uitroepteken<br />

120 x 88 X 38 & Ampersand- en<br />

121 y 89 Y 63 ? vraagteken<br />

122 z 90 Z 174 ® Registered trademark-teken<br />

216 Ø Diameterteken<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 285<br />

4.27 Freescycli


4.28 Toewijzing, synchronisatie, werkstukoverdracht<br />

4.28 Toewijzing, synchronisatie,<br />

werkstukoverdracht<br />

Meerkanaalssystemen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT stuurt één slede per NC-kanaal. Bij draaibanken met<br />

meer sledes is er sprake van meerkanaalssystemen.<br />

Voorbeelden:<br />

Machines met tegenspil voor de complete bewerking<br />

Er wordt met meer sledes aan één werkstuk gewerkt<br />

Er worden meer werkstukken in één werkbereik bewerkt<br />

Deze bewerkingen worden in één NC-programma geprogrammeerd.<br />

Voor de NC-programmeur is het een uitdaging om de bewerking<br />

optimaal over de diverse sledes/spillen te verdelen en goed te<br />

synchroniseren. De <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt dit door:<br />

Besturingsinstructies (toewijzingen van contouren/programmadelen<br />

aan sledes/spillen, etc.)<br />

Synchronisatiefuncties<br />

Spiegelen van contouren, gereedschapsmaten en verplaatsingen<br />

Converteren van G- en M-functies<br />

Converteren en spiegelen G30<br />

Met G30 worden G- en M-functies, alsmede slede- en spilnummers,<br />

aan de hand van conversielijsten (MP 135, ..) geconverteerd. Met G30<br />

worden verplaatsingen en gereedschapsmaten gespiegeld en wordt<br />

het machinenulpunt asafhankelijk met de ”nulpuntoffset” MP 1114,<br />

1164, ..) verplaatst.<br />

Parameters<br />

H Tabelnummer van de conversietabel<br />

H=0: conversie uitschakelen en offset verrekenen<br />

H=1..4: conversietabel 1..4 en verschuiving van het<br />

machinenulpunt activeren (MP 1114, 1164, ...)<br />

Q Keuze. Spiegeling van verplaatsing en gereedschap voor de<br />

opgegeven assen in-/uitschakelen<br />

Q=0: spiegeling van verplaatsing en gereedschap<br />

uitschakelen<br />

Q=1: spiegeling van verplaatsing inschakelen<br />

Q=2: spiegeling van gereedschapsmaten inschakelen<br />

X, Y, Asspiegeling aan/uit<br />

Z, ...<br />

X=0: spiegeling van de X-as uit<br />

X=1: spiegeling van de X-as aan<br />

Y=0: spiegeling van de Y-as uit<br />

Y=1: spiegeling van de Y-as aan<br />

. . .<br />

286


Toepassing: Bij de complete bewerking beschrijft u de volledige<br />

contour, bewerkt u de voorkant, spant u het werkstuk om met het<br />

"expertprogramma" en bewerkt u vervolgens de achterkant. Om<br />

ervoor te zorgen dat de bewerking aan de achterkant op dezelfde wijze<br />

als de bewerking aan de voorkant kan worden geprogrammeerd<br />

(oriëntatie van de Z-as, rotatierichting bij cirkelbogen, etc.), bevat het<br />

expertprogramma commando's voor conversie en spiegeling.<br />

Spiegel verplaatsingen en gereedschapslengtes in<br />

afzonderlijke functies G30.<br />

Met Q1, Q2 zonder askeuze wordt de spiegeling<br />

uitgeschakeld.<br />

U kunt uitsluitend kiezen uit geconfigureerde assen.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Bij de overgang van AUTOMATISCH BEDRIJF naar<br />

HANDBEDIENING blijven conversies en spiegelingen<br />

gehandhaafd.<br />

De conversie/spiegeling moet worden uitgeschakeld<br />

wanneer u na de bewerking aan de achterkant de<br />

bewerking aan de voorkant opnieuw wilt activeren (bijv.<br />

bij programmaherhalingen met M99).<br />

Na een nieuwe programmakeuze is de conversie/<br />

spiegeling uitgeschakeld (bijv.: overgang van<br />

HANDBEDIENING naar AUTOMATISCH BEDRIJF).<br />

Spil met werkstuk G98<br />

De toewijzing van de spil is noodzakelijk voor schroefdraad-, boor- en<br />

freescycli, wanneer het werkstuk zich niet in de hoofdspil bevindt.<br />

Parameters<br />

Q Spilnummer (0..3); (default: 0 = hoofdspil)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 287<br />

4.28 Toewijzing, synchronisatie, werkstukoverdracht


4.28 Toewijzing, synchronisatie, werkstukoverdracht<br />

Werkstukgroep G99<br />

Als er in een NC-programma meer contouren (werkstukken) zijn<br />

vastgelegd, dan gebruikt u CONTOUR Q.. (zie "Programmadeel<br />

CONTOUR" op bladzijde 146). Met G99 wordt de "contour Q" aan de<br />

volgende bewerking toegewezen. De slede-aanduiding vóór de NCregel<br />

definieert de slede die deze contour bewerkt. Als G99 nog niet<br />

geprogrammeerd is (bijv. bij de programmastart), dan werken alle<br />

sledes op "contour 1".<br />

Parameters<br />

Q Werkstuknummer (1..4) - nummer van de contour<br />

D Spilnummer (1..4) – spil die het werkstuk houdt<br />

X Verschuiving X voor de simulatie (diametermaat)<br />

Z Verschuiving Z voor de simulatie<br />

Eenzijdige synchronisatie G62<br />

De met G62 geprogrammeerde slede wacht totdat "slede Q" het<br />

"merkteken H" of het merkteken en de X-/Z-coördinaat heeft bereikt.<br />

Met het "merkteken" wordt een andere slede met G162 ingesteld.<br />

288<br />

Programmeer G99 opnieuw, wanneer het werkstuk aan<br />

een andere spil wordt overgedragen en/of de positie in<br />

het werkbereik verschuift.<br />

De simulatie<br />

positioneert het werkstuk aan de hand van de<br />

"verschuiving X, Z".<br />

bepaalt en positioneert de spanmiddelen aan de hand<br />

van het "spilnummer D" (G99 vervangt niet G65).<br />

Parameters<br />

H Nummer van het merkteken (bereik: 0


Voorbeeld synchronisatie met G62<br />

. . .<br />

$1 N.. G62 Q2 H5 Slede $1 wacht totdat slede $2 merkteken 5 heeft<br />

bereikt<br />

. . .<br />

$2 N.. G62 Q1 H7 X200 Slede $2 wacht totdat slede $1 merkteken 7 en<br />

positie X200 heeft bereikt<br />

. . .<br />

Synchroonteken plaatsen G162<br />

Met G162 wordt een synchroonteken geplaatst. (Een andere slede<br />

wacht met G62 op dit merkteken). De uitvoering van het NCprogramma<br />

voor deze slede wordt zonder pauze voortgezet.<br />

Parameters<br />

H Nummer van het merkteken (0


4.28 Toewijzing, synchronisatie, werkstukoverdracht<br />

Synchroonfunctie M97<br />

Sledes waarvoor M97 is geprogrammeerd, wachten tot alle sledes<br />

deze regel hebben bereikt. Daarna wordt het programma verder<br />

uitgevoerd.<br />

Voor complexe bewerkingen (bijv. bewerking van meer werkstukken)<br />

wordt M97 met parameters geprogrammeerd.<br />

Parameters<br />

H Nummer van synchroonteken – de verwerking vindt<br />

uitsluitend tijdens de interpretatie van de NC-programma's<br />

plaats<br />

Q Sledenummer – gebruik de synchronisatie met Q, wanneer<br />

een synchronisatie met $x niet mogelijk is<br />

D Aan/uit (default: 0)<br />

0: uit – synchronisatie met de runtime van het NCprogramma<br />

1: aan – synchronisatie uitsluitend tijdens de interpretatie<br />

van de NC-programma's<br />

Spilsynchronisatie G720<br />

G720 regelt de overdracht van het werkstuk van de "master- naar de<br />

slave-spil" en synchroniseert functies (bijv. "meer kanten frezen").<br />

Parameters<br />

S Nummer van de master-spil [1..4]<br />

H Nummer van de slave-spil [1..4] – geen invoer of H=0:<br />

spilsynchronisatie uitschakelen<br />

C Verspringingshoek [°] (default: 0°)<br />

Q Master-toerentalfactor (default: 1)<br />

Bereik: –100


Voorbeeld G720<br />

. . .<br />

N.. G397 S1500 M3 Toerental en rotatierichting master-spil<br />

N.. G720 C180 S4 H2 Q2 F-1 Synchronisatie master-spil – slave-spil. De slave-spil<br />

loopt 180° op de master-spil voor. Slave-spil:<br />

rotatierichting M4; toerental 750<br />

$2 N.. G1 X.. Z..<br />

. . .<br />

. . .<br />

Verspringing hoek C meten G905<br />

Met G905 wordt de "hoekverspringing" bij de werkstukoverdracht<br />

"met draaiende spil" gemeten. De som van "hoek C" en<br />

"hoekverspringing" wordt als "nulpuntverschuiving C-as" actief. Deze<br />

waarde wordt in de variabele V922 (C-as 1) resp. V923 (C-as 2)<br />

opgeslagen.<br />

De nulpuntverschuiving wordt intern direct als nulpuntverschuiving<br />

voor de desbetreffende C-as actief. De inhoud van de variabelen blijft<br />

na het uitschakelen van de machine behouden. De besturing<br />

initialiseert deze waarden niet vanuit zichzelf. Zorg, indien nodig, voor<br />

initialisatie van de waarden door doelbewust overschrijven van de<br />

variabelen.<br />

Parameters<br />

Q Nummer van de C-as<br />

C Hoek extra nulpuntverschuiving voor verspringend<br />

oppakken (–360°


4.28 Toewijzing, synchronisatie, werkstukoverdracht<br />

Hoekverspringing bij spilsynchronisatie<br />

vastleggen G906<br />

Met G906 wordt de hoekverspringing tussen leidende en geleide spil<br />

in variabele V921 vastgelegd.<br />

Programmering:<br />

programmeer G906 alleen wanneer hoeksynchronisatie actief is –<br />

beide klauwplaten moeten gesloten zijn<br />

programmeer G906 in een afzonderlijke NC-regel<br />

programmeer vóór de verwerking van V921 een G909<br />

(interpreterstop)<br />

met G906 wordt een "interpreterstop" gegenereerd<br />

Verplaatsen naar vaste aanslag G916<br />

Met G916 wordt de "bewaking van de verplaatsing" ingeschakeld. U<br />

verplaatst dan met G1 naar een "vaste aanslag". U stelt G916 in voor:<br />

Verplaatsen naar vaste aanslag (bijv.: overname van een<br />

voorbewerkt werkstuk met de tweede verplaatsbare spil, wanneer<br />

de positie van het werkstuk niet precies bekend is).<br />

Losse kop tegen het werkstuk drukken (functie losse kop)<br />

Parameters<br />

H Aandrukkracht in daNewton (1 daNewton = 10 Newton)<br />

D Modus:<br />

D=1: functie losse kop activeren<br />

D=2: functie losse kop deactiveren<br />

Vanaf softwareversie 625 952-04:<br />

D=3: geen afbreekfout bij het bereiken van de eindpositie<br />

R Omkeerbaan<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT stopt de slede en slaat de "aanslagpositie" op. Met<br />

G916 wordt een "interpreterstop" gegenereerd.<br />

Verplaatsen naar vaste aanslag (G916 zonder parameters).<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

verplaatst naar de vaste aanslag en stopt zodra de volgfout is<br />

bereikt. De resterende verplaatsing wordt gewist.<br />

slaat de "aanslagpositie" op in de variabelen V901..V918.<br />

verplaatst met de volgfout + omkeerbaan terug (MP 1112, 1162, ..).<br />

In MP 1112, 1162, .. legt u het volgende vast:<br />

Volgfoutgrens<br />

Omkeerbaan<br />

292


Programmeren "verplaatsen naar vaste aanslag":<br />

U Positioneer de slede op voldoende afstand vóór de "aanslag"<br />

U Kies de aanzet niet te groot (< 1000 mm/min)<br />

U Programmeer G916 resp. G916 Hx D1 in verplaatsingsregel G1<br />

U Programmeer G1 .. als volgt:<br />

eindpositie ligt achter de vaste aanslag<br />

slechts één as verplaatsen<br />

aanzet per minuut activeren (G94)<br />

Voorbeeld "verplaatsen naar vaste aanslag"<br />

. . .<br />

$2 N.. G94 F200<br />

$2 N.. G0 Z20 Slede 2 voorpositioneren<br />

$2 N.. G916 G1 Z-10 Bewaking inschakelen, verplaatsen naar vaste<br />

aanslag<br />

. . .<br />

Functie losse kop (G916 met parameters)<br />

G916 Hx D1 activeert de functie losse kop. De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

verplaatst naar het werkstuk en stopt zodra de aandrukkracht is<br />

bereikt.<br />

wist de resterende verplaatsing<br />

G916 D2 deactiveert de functie losse kop. De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

deactiveert de functie losse kop.<br />

verplaatst met de volgfout + omkeerbaan terug (MP 1112, 1162, ..)<br />

G916 D2 kan met een verplaatsingsregel G1 worden gecombineerd<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 293<br />

4.28 Toewijzing, synchronisatie, werkstukoverdracht


4.28 Toewijzing, synchronisatie, werkstukoverdracht<br />

Voorbeeld "functie losse kop"<br />

. . .<br />

$2 N.. G94 F800<br />

$2 N.. G0 Z20 Slede 2 voorpositioneren<br />

$2 N.. G916 H250 D1 G1 Z-10 Functie losse kop activeren – aandrukkracht:<br />

250 daN<br />

. . .<br />

$2 N.. G916 D2 G1 Z100 Functie losse kop deactiveren en losse kop<br />

vrijzetten<br />

Vanaf softwareversie 625 952-04:<br />

Controleren of eindpositie wordt bereikt:<br />

G916 D3<br />

Als de "vaste aanslag" wordt bereikt, stopt de <strong>CNC</strong> PILOT en<br />

wordt de "aanslagpositie" opgeslagen in de variabelen<br />

V901..V918.<br />

Als de "vaste aanslag" niet wordt bereikt, voert de <strong>CNC</strong> PILOT de<br />

geprogrammeerde verplaatsing uit. In variabele V982 wordt dan<br />

het foutnummer "5519" ingevoerd.<br />

294<br />

Vanaf softwareversie 625 952-04:<br />

De bewaking van de volgfout vindt pas plaats na de<br />

versnellingsfase.


Afsteekcontrole door volgfoutbewaking G917<br />

Met G917 wordt de verplaatsing "bewaakt". De controle dient om<br />

botsingen te voorkomen bij niet volledig uitgevoerde<br />

afsteekbewerkingen.<br />

Toepassing<br />

Afsteekcontrole: u verplaatst het afgestoken werkstuk in richting<br />

"+Z". Als er een volgfout optreedt, wordt het werkstuk als niet<br />

afgestoken aangemerkt.<br />

Controle "afsteken zonder verdikkingen": u verplaatst het<br />

afgestoken werkstuk in richting "–Z". Als er een volgfout optreedt,<br />

wordt het werkstuk als niet correct afgestoken aangemerkt.<br />

In MP 1115, 1165, .. legt u het volgende vast:<br />

Volgfoutgrens<br />

Aanzet van de "bewaakte verplaatsing"<br />

Verloop van de afsteekcontrole:<br />

1 Werkstuk afsteken<br />

2 Met G917 de "bewaking van de verplaatsing" inschakelen<br />

3 Met G1 het afgestoken werkstuk verplaatsen<br />

4 De <strong>CNC</strong> PILOT controleert de "volgfout" en schrijft het resultaat<br />

naar variabele V300<br />

5 Variabele V300 verwerken<br />

Ervaringswaarden<br />

Met G917 krijgt u goede resultaten als aan de volgende voorwaarden<br />

is voldaan:<br />

bij ruwe spanklauwen tot 3000 omw/min<br />

bij gladde spanklauwen tot 2000 omw/min<br />

spandruk > 10 bar<br />

Programmering:<br />

G917 en G1 in één regel programmeren<br />

G1 .. als volgt programmeren:<br />

bij "afsteekcontrole": baan > 0,5 mm (om een controleresultaat te<br />

kunnen verkrijgen)<br />

bij controle op "afsteken zonder verdikkingen": baan < breedte van<br />

het afsteekgereedschap<br />

Resultaat in variabele V300<br />

0: werkstuk is niet correct/niet zonder verdikkingen afgestoken<br />

(volgfout geconstateerd)<br />

1: werkstuk is correct/zonder verdikkingen afgestoken (geen<br />

volgfout geconstateerd)<br />

met G917 wordt een "interpreterstop" gegenereerd<br />

Vanaf softwareversie 625 952-04:<br />

De bewaking van de volgfout vindt pas plaats na de<br />

versnellingsfase.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 295<br />

4.28 Toewijzing, synchronisatie, werkstukoverdracht


4.28 Toewijzing, synchronisatie, werkstukoverdracht<br />

Afsteekcontrole door spilbewaking G991<br />

Met G991 wordt het afsteken gecontroleerd door het verschil in<br />

toerental tussen de beide spillen te controleren. Eerst moeten beide<br />

spillen door het werkstuk "krachtgesloten" met elkaar worden<br />

verbonden. De spillen draaien pas onafhankelijk van elkaar wanneer<br />

het werkstuk is afgestoken. Toerentalafwijking en bewakingstijd<br />

worden in de MP's 808, 858, ... vastgelegd, maar kunnen met G992<br />

worden gewijzigd.<br />

Parameters<br />

R Terugloopbaan (radiuswaarde)<br />

Geen invoer: het verschil in toerental tussen de<br />

synchroon draaiende spillen wordt (één keer)<br />

gecontroleerd.<br />

R>0: bewaking van de "resterende afsteekbaan"<br />

R


4.29 Contourcorrectie<br />

Bij programmasprongen of herhalingen is een automatische<br />

contourcorrectie niet mogelijk. In die gevallen kan de contourcorrectie<br />

worden geregeld met de volgende functies.<br />

Contourcorrectie opslaan/laden G702<br />

Met G702 wordt de actuele contour opgeslagen of een opgeslagen<br />

contour geladen.<br />

Programmeer G702 slechts voor één slede.<br />

Parameters<br />

Q Contour opslaan/laden<br />

Q=0: slaat de actuele contour op. De contourcorrectie<br />

wordt niet beïnvloed.<br />

Q=1: laadt de opgeslagen contour. De contourcorrectie<br />

wordt met de "geladen contour" voortgezet.<br />

Contourcorrectie G703<br />

Met G703 wordt de contourcorrectie uit-/ingeschakeld.<br />

Parameters<br />

Q Contourcorrectie aan/uit<br />

Q=0: uit<br />

Q=1: aan<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 297<br />

4.29 Contourcorrectie


4.29 Contourcorrectie<br />

K-default-sprong G706<br />

Bij de programmavertaling is niet bekend welke sprong van een IF- of<br />

SWITCH-instructie wordt uitgevoerd. Daarom wordt het bijwerken van<br />

de globale informatie, zoals contourcorrectie, toerental, incrementele<br />

posities, etc. uitgezet.<br />

Met G706 wordt de "default-sprong" van een IF- of SWITCH-instructie<br />

vastgelegd. De functies van de sprong worden dan voor het bijwerken<br />

van de globale informatie gebruikt.<br />

Parameters<br />

Q K-sprong<br />

Programmeer:<br />

G706 Q0, Q1, Q2: vóór de sprong<br />

G706 Q3: aan het begin van de THEN-, ELSE- of CASE-sprong<br />

298<br />

Q=0: geen "default-sprong" vastgelegd<br />

Q=1: THEN-sprong als "default-sprong"<br />

Q=2: ELSE-sprong als "default-sprong"<br />

Q=3: actuele sprong als "default-sprong"


4.30 Tussentijds en na bewerking<br />

meten<br />

In-proces meten<br />

Voorwaarde is een schakelende meettaster.<br />

Toepassingsvoorbeeld: Met "in-proces meten" wordt de slijtage van<br />

het gereedschap bewaakt. Wanneer u de standtijdbewaking van<br />

het gereedschap gebruikt, wordt het gereedschap als "verbruikt"<br />

gemarkeerd en spant de <strong>CNC</strong> PILOT het zustergereedschap in.<br />

Voorbeeld tussentijds meten<br />

. . .<br />

N.. T.. Meettaster inspannen<br />

N.. G910 Tussentijds meten activeren<br />

N.. G0 .. Meettaster voorpositioneren<br />

N.. G912<br />

N.. G1 .. Met meettaster naderen<br />

N.. G914 G1 .. Meettaster terugtrekken<br />

. . .<br />

N.. G913 Tussentijds meten deactiveren<br />

. . . Meetwaarden verwerken<br />

Tussentijds meten inschakelen G910<br />

Met G910 wordt de meettaster ingeschakeld en wordt de bewaking<br />

van de meettaster geactiveerd.<br />

Programmering:<br />

Meettaster op voldoende afstand vóór het "meetpunt" positioneren<br />

G910 alleen in de NC-regel programmeren; G910 blijft ingeschakeld,<br />

tot deze functie wordt uitgeschakeld<br />

G1 .. als volgt programmeren:<br />

eindpositie ligt op voldoende afstand achter het "meetpunt"<br />

aanzet per minuut activeren (G94)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 299<br />

4.30 Tussentijds en na bewerking meten


4.30 Tussentijds en na bewerking meten<br />

Registratie van actuele waarden bij tussentijds meten G912<br />

Met G912 stopt de <strong>CNC</strong> PILOT bij uitwijken van de meettaster en<br />

schrijft de positie naar de variabelen V901.. V920. De resterende<br />

verplaatsing wordt gewist. De reactie op "meettaster niet geactiveerd"<br />

kunt u beïnvloeden met "Q".<br />

Parameters<br />

Q Foutverwerking (default: 0)<br />

Q=0: status "cyclusstop"; de fout wordt uitgelezen<br />

Q=1: status "cyclus aan"; het foutnummer 5518 wordt in<br />

variabele V982 opgeslagen<br />

Het is de taak van het NC-programma om de meetresultaten te<br />

verwerken.<br />

Bij gereedschapsslijtage, die wordt vastgesteld door in-proces meten,<br />

stelt de gereedschapsdiagnose bit 4 (zie<br />

"Gereedschapsprogrammering" op bladzijde 123) in.<br />

Tussentijds meten uitschakelen G913<br />

Met G913 wordt de bewaking van de meettaster uitgeschakeld. G913<br />

moet worden voorafgegaan door het "terugtrekken van de<br />

meettaster". Programmeer G913 uitsluitend in de NC-regel. Met de<br />

functie wordt een "interpreterstop" gegenereerd.<br />

Bewaking van meettaster uitschakelen G914<br />

Schakel na het uitwijken van de meettaster de bewaking van de<br />

meettaster uit, om terug te trekken.<br />

Programmeer G914 en G1 in een NC-regel.<br />

300<br />

X-waarden worden als radiusmaat gemeten.<br />

De variabelen worden ook gebruikt door de G-functies<br />

G901, G902, G903 en G916. Let erop dat uw<br />

meetresultaten niet worden overschreven.


Post-proces meten G915<br />

Bij het meten na de bewerking worden de werkstukken buiten de<br />

draaibank gemeten en de "meetresultaten" naar de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

gezonden.<br />

Voorwaarden:<br />

Verbinding meetsysteem – <strong>CNC</strong> PILOT: via seriële interface<br />

Communicatieprotocol: 3964-R<br />

Of er meetwaarden of correctiewaarden worden verzonden, hangt<br />

van het meetsysteem af. Het is de taak van het NC-programma om de<br />

"meetresultaten" te verwerken. Wanneer het meetsysteem een<br />

globaal meetresultaat oplevert, moet het op "meetpunt 0" staan.<br />

Parameters<br />

H Blok<br />

H=0: gereserveerd<br />

H=1: actuele meetwaarden worden ingelezen<br />

G915 ontvangt actuele meetwaarden van het meetsysteem voor<br />

meten na de bewerking, en slaat deze op in de volgende variabelen.<br />

V939: globaal meetresultaat<br />

V940 Meetstatus<br />

0: geen nieuwe meetwaarden<br />

1: nieuwe meetwaarden<br />

V941..V956 (volgens meetpunten 1..16).<br />

In combinatie met post-proces meten kan gebruik worden gemaakt<br />

van standtijdbewaking van het gereedschap. Zodra er een<br />

gereedschap als "verbruikt" wordt aangeduid, spant de <strong>CNC</strong> PILOT het<br />

zustergereedschap in.<br />

Bij gereedschapsslijtage, die wordt vastgesteld door post-proces<br />

meten, stelt de gereedschapsdiagnose bit 5 (zie<br />

"Gereedschapsprogrammering" op bladzijde 123) in.<br />

De status van de communicatie met het meetsysteem<br />

voor het meten na de bewerking en de laatst ontvangen<br />

meetwaarden in de werkstand Machine - automatisch<br />

bedrijf kan worden gecontroleerd.<br />

Analyseer de meetstatus om een dubbele of verkeerde<br />

verrekening van de correctiewaarde te voorkomen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 301<br />

4.30 Tussentijds en na bewerking meten


4.30 Tussentijds en na bewerking meten<br />

Voorbeeld: meetresultaat als correctiewaarde gebruiken<br />

. . .<br />

N2 T1 Contour nabewerken – buiten<br />

. . .<br />

N49 ... Einde bewerking werkstuk<br />

N50 G915 H1 Meetresultaten opvragen,<br />

N51 IF {V940==1} indien resultaten beschikbaar zijn<br />

N52 THEN<br />

N53 V {D1 [X] = D1 [X] + V941} Meetresultaat bij correctie D1 optellen<br />

N54 ENDIF<br />

. . .<br />

Voorbeeld: Gereedschapsbreukbewaking<br />

. . .<br />

N2 T1 Contour voorbewerken – buiten<br />

. . .<br />

N49 ... Einde bewerking werkstuk<br />

N50 G915 H1 Meetresultaten opvragen,<br />

N51 IF {V940==1} indien resultaten beschikbaar zijn<br />

N52 THEN<br />

N53 V {V941 >= 1} Meetwaarde > 1mm<br />

N54 THEN<br />

N55 PRINTA "Meetwaarde > 1 mm = gereedschapsbreuk"<br />

N56 M0 Geprogrammeerde stop – cyclus uit<br />

N57 ENDIF<br />

N58 ENDIF<br />

. . .<br />

302


4.31 Belastingsbewaking<br />

Basisprincipes van de belastingsbewaking<br />

Met de "belastingsbewaking" wordt de prestatie of de werking van de<br />

aandrijvingen gecontroleerd en wordt deze vergeleken met<br />

grenswaarden die bij de referentiebewerking zijn bepaald.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT houdt rekening met twee grenswaarden:<br />

Eerste grenswaarde overschreden: het gereedschap wordt als<br />

"verbruikt" aangeduid en de standtijdbewaking zet bij de volgende<br />

programmarun "vervangend gereedschap" in (zie<br />

"Gereedschapsprogrammering" op bladzijde 123).<br />

Tweede grenswaarde overschreden: de belastingsbewaking meldt<br />

"gereedschapsbreuk" en stopt de programmarun (cyclusstop).<br />

Voorbeeld: Belastingsbewaking<br />

. . .<br />

N.. G996 Q1 H1 Draaimomentbewaking – ijlgangbanen niet<br />

. . . bewaken<br />

N.. G14 Q0<br />

N.. G26 S4000<br />

N.. T2<br />

N.. G995 H1 Q9 Hoofdspil en X-as bewaken<br />

N.. G96 S230 G95 F0.35 M4<br />

N.. M108<br />

N.. G0 X106 Z4<br />

N.. G47 P3<br />

N.. G820 NS.. Aanzetbanen van de voorbewerkingscyclus<br />

bewaken<br />

N.. G0 Z4<br />

N.. M109<br />

N.. G995 Einde van de bewakingszone<br />

. . .<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 303<br />

4.31 Belastingsbewaking


4.31 Belastingsbewaking<br />

Bewakingszone vastleggen G995<br />

Met G995 worden de "bewakingszone" en de te bewaken assen<br />

vastgelegd.<br />

G995 met parameter: begin van de bewakingszone<br />

G995 zonder parameter: einde van de bewakingszone (niet vereist,<br />

wanneer nog een bewakingszone volgt)<br />

Parameters<br />

H Nummer van de bewakingszone (1


4.32 Overige G-functies<br />

Stilstandtijd G4<br />

Bij G4 wacht de <strong>CNC</strong> PILOT gedurende de tijd "F" en voert dan de<br />

volgende programmaregel uit. Als G4 samen met een verplaatsing in<br />

een regel wordt geprogrammeerd, geldt de stilstandtijd na afloop van<br />

de verplaatsing.<br />

Parameters<br />

F Stilstandtijd [sec] (0 < F


4.32 Overige G-functies<br />

Rondas verplaatsen G15<br />

G15 zwenkt de rondas naar de opgegeven hoek en verplaatst met<br />

aanzetsnelheid naar de geprogrammeerde positie.<br />

Parameters<br />

A, B Hoek – eindpositie van de rondas<br />

X, Y, Z Eindpunt van de hoofdas (X: diametermaat)<br />

U, V, W Eindpunt van de hulpas<br />

Veiligheidszone uitschakelen G60<br />

Met G60 wordt de bewaking van de veiligheidszone opgeheven.<br />

G60 wordt vóór het te bewaken resp. niet te bewaken<br />

verplaatsingscommando geprogrammeerd.<br />

Toepassingsvoorbeeld: Met G60 heft u de veiligheidszonebewaking<br />

tijdelijk op, om een centrische doorboring te maken.<br />

306<br />

Gebruik G15 voor het positioneren, niet voor het<br />

verspanen.<br />

Parameters<br />

Q Inschakelen/uitschakelen<br />

Q=0: veiligheidszone inschakelen (blijft ingeschakeld tot<br />

moment van uitschakeling)<br />

Q=1: veiligheidszone uitschakelen (blijft ingeschakeld tot<br />

moment van uitschakeling)<br />

Voorbeeld: G60<br />

. . .<br />

B<br />

–Z<br />

N1 T4 G97 S1000 G95 F0.3 M3<br />

N2 G0 X0 Z5<br />

N3 G60 Q1 [veiligheidszone uitschakelen]<br />

N4 G71 Z-60 K65<br />

N5 G60 Q0 [veiligheidszone inschakelen]<br />

. . .<br />

Z<br />

Y<br />

Y<br />

X<br />

X


Spanmiddelen in de simulatie G65<br />

G65 toont de spanmiddelen in de simulatiegrafiek. G65 moet voor elk<br />

spanmiddel afzonderlijk worden geprogrammeerd. G65 H.. zonder X,<br />

Z wist het spanmiddel.<br />

Parameters<br />

H Nummer van spanmiddel (H=1..3; referentie naar<br />

SPANMIDDEL)<br />

X Beginpunt – referentiepunt spanmiddel (diametermaat)<br />

Z Beginpunt – referentiepunt spanmiddel<br />

D Spilnummer (referentie: programmadeel SPANMIDDEL)<br />

Q Spanvorm (alleen bij spanklauwen) – (default: Q uit<br />

programmadeel SPANMIDDEL)<br />

Spanmiddelen worden in de database beschreven en worden in het<br />

programmadeel SPANMIDDEL (H=1..3) vastgelegd.<br />

Het referentiepunt van het spanmiddel bepaalt de positie van het<br />

spanmiddel in de simulatiegrafiek. De positie van het referentiepunt is<br />

afhankelijk van de spanvorm (zie afbeelding). Het referentiepunt van<br />

het spanmiddel wordt gerelateerd aan het werkstuknulpunt<br />

gedimensioneerd.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT "spiegelt" de spanmiddelen "H=1..3", wanneer ze<br />

rechts van het werkstuk worden geplaatst.<br />

Instructies voor weergave en referentiepunt:<br />

H=1 – klauwplaat:<br />

wordt "open" weergegeven<br />

Referentiepunt X: midden van de klauwplaat<br />

Referentiepunt Z: "rechterzijde" (let op de breedte van de<br />

spanklauwen)<br />

H=2 – spanklauw (met "Q" wordt het referentiepunt en binnen-/<br />

buiten-spannen vastgelegd):<br />

Positie van het referentiepunt: zie "afbeelding G65"<br />

Binnen-spannen: 1, 5, 6, 7<br />

Buiten-spannen: 2, 3, 4<br />

H=3 – spanhulp (draaibankcenter, centerpunt, etc.):<br />

referentiepunt in X: midden van het spanmiddel<br />

referentiepunt in Z: top van het spanmiddel<br />

Programmeer bij draaibanken met meer sledes de regels<br />

G65 met de "slede-aanduiding $..". Anders worden de<br />

spanmiddelen meermaals getekend.<br />

Voorbeeld: G65<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 307<br />

. . .<br />

SPANMIDDEL 1<br />

H1 ID"KH110" [klauwplaat]<br />

H2 ID"KBA250-77" [spanklauw]<br />

H4 ID"KSP-601N" [centerpunt]<br />

. . .<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

N.. G20 X80 Z200 K0<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

$1 N.. G65 H1 X0 Z-234<br />

$1 N.. G65 H2 X80 Z-200 Q4<br />

. . .<br />

4.32 Overige G-functies


4.32 Overige G-functies<br />

Aggregaatpositie G66<br />

Bij de simulatie kunnen gereedschapsposities en -bewegingen alleen<br />

worden weergegeven, wanneer de X- en Z-positie, resp. de X-, Y- en<br />

Z-positie bekend zijn. Bij sledes die slechts in één richting worden<br />

verplaatst (bijv. afsteeksledes), vult u met G66 de ontbrekende<br />

coördinaten aan. Bij "verschuiving" kunt u rekening houden met een<br />

nulpuntverschuiving. Op basis van deze gegevens simuleert de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT sledes met één as.<br />

Parameters<br />

X Beginpunt. Aggregaatpositie<br />

I Verschuiving<br />

Z Beginpunt. Aggregaatpositie<br />

K Verschuiving<br />

Y Beginpunt. Aggregaatpositie<br />

J Verschuiving<br />

Wachten op tijdstip G204<br />

G204 onderbreekt het NC-programma tot het opgegeven tijdstip.<br />

Parameters<br />

D Dag [1-31] (default: eerstmogelijke tijdstip "H, Q")<br />

H Uur [0-23]<br />

Q Minuut [0-59]<br />

Nominale waarden actualiseren G717<br />

Met G717 worden de nominale positiewaarden van de besturing<br />

geactualiseerd op basis van de positiegegevens van de assen.<br />

Toepassing:<br />

wissen van de volgfout.<br />

standaardisatie van de slave-assen na het uitschakelen van een<br />

master-slave-askoppeling.<br />

308<br />

Gebruik G717 alleen in "expertprogramma's".


Volgfout uitsturen G718<br />

G718 voorkomt dat nominale positiewaarden van de besturing<br />

automatisch worden geactualiseerd op basis van de<br />

aspositiegegevens (b.v. bij het verplaatsen naar de vaste aanslag of na<br />

het intrekken en opnieuw toekennen van de regelaarvrijgave).<br />

Parameters<br />

Q Aan/uit<br />

Q=0 uit<br />

Q=1 aan, de volgfout blijft opgeslagen<br />

Toepassing:<br />

vóór het inschakelen van een master-slave-askoppeling.<br />

Gebruik G718 alleen in "expertprogramma's".<br />

Actuele waarden in variabele G901<br />

G901 brengt de actuele waarden over naar variabelen V901.. V920.<br />

Met de functie wordt een "interpreterstop" gegenereerd.<br />

Nulpuntverschuiving in variabele G902<br />

Met G902 wordt de verschuiving in Z-richting naar de variabelen<br />

V901..V920 geschreven.<br />

Met de functie wordt een "interpreterstop" gegenereerd.<br />

Volgfout in variabele G903<br />

Met G903 wordt de actuele volgfout (afwijking van de actuele waarde<br />

van de nominale waarde) naar de variabelen V901..V920 geschreven.<br />

Met de functie wordt een "interpreterstop" gegenereerd.<br />

Toerentalbewaking regelgewijs uit G907<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT start verplaatsingen waarvoor spilrotatie is vereist,<br />

wanneer het geprogrammeerde toerental is bereikt. Met G907 wordt<br />

deze toerentalbewaking regelgewijs uitgeschakeld, de verplaatsing<br />

wordt direct gestart.<br />

Programmeer G907 en de verplaatsing in dezelfde NC-regel.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 309<br />

4.32 Overige G-functies


4.32 Overige G-functies<br />

Aanzet-override 100 % G908<br />

Met G908 wordt de aanzet-override bij verplaatsingen (G0, G1, G2,<br />

G3, G12, G13) regelgewijs op 100% ingesteld.<br />

Programmeer G908 en de verplaatsing in dezelfde NC-regel.<br />

Interpreterstop G909<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT bewerkt ca. 15 tot 20 NC-regels "vooraf". Wanneer<br />

variabelen kort voor de verwerking worden toegewezen, zouden<br />

"oude waarden" worden verwerkt. Met G909 wordt de "interpretatie<br />

vooraf" gestopt. De NC-regels tot G909 worden uitgevoerd, pas<br />

daarna worden de volgende NC-regels uitgevoerd.<br />

Programmeer G909 alleen of samen met synchroonfuncties in een<br />

NC-regel. (Verschillende G-functies hebben een interpreterstop.)<br />

Voorsturing G918<br />

Met G918 wordt de voorsturing uit-/ingeschakeld. Programmeer G918<br />

voor/na de schroefdraadbewerking (G31, G33) in een afzonderlijke<br />

NC-regel.<br />

Parameters<br />

Q Voorsturing aan/uit (default: 1)<br />

Q=0 uit<br />

Q=1 aan<br />

Spil-override 100% G919<br />

Met G919 wordt de toerental-override uit-/ingeschakeld.<br />

Parameters<br />

Q Spilnummer (default: 0)<br />

H Type begrenzing (default: 0)<br />

310<br />

H=0: spil-override inschakelen<br />

H=1: spil-override op 100% – blijft ingeschakeld tot<br />

moment van uitschakeling<br />

H=2: spil-override op 100% – voor de actuele NC-regel


Nulpuntverschuivingen uitschakelen G920<br />

Met G920 worden het werkstuknulpunt en de nulpuntverschuivingen<br />

"uitgeschakeld". Verplaatsingen en positie-aanduidingen zijn<br />

gerelateerd aan "gereedschapspunt – machinenulpunt".<br />

Nulpuntverschuivingen, gereedschapslengtes<br />

uitschakelen G921<br />

Met G921 worden het werkstuknulpunt, de nulpuntverschuivingen en<br />

de gereedschapsmaten "uitgeschakeld". Verplaatsingen en positieaanduidingen<br />

zijn gerelateerd aan "sledereferentiepunt –<br />

machinenulpunt".<br />

T-nummer intern G940<br />

Met G940 wordt het werkelijk in te spannen magazijngereedschap<br />

bepaald. G940 wordt meestal in het kader van expertprogramma's bij<br />

schijfmagazijnen gebruikt.<br />

Parameters<br />

P Gereedschapsnummer in het formaat "mmDDpp"<br />

mm: plaatsnummer op het schijfmagazijn<br />

DD: positie in de magazijntabel<br />

pp: revolverplaats Bij een gereedschapsopname geldt<br />

"pp=01"<br />

Bij toepassing van standtijdbeheer wordt een zustergereedschap<br />

gebruikt, zodra de standtijd van het geprogrammeerde gereedschap is<br />

verstreken. Met G940 wordt het werkelijk in te spannen gereedschap<br />

bepaald. In "P" wordt het geprogrammeerde gereedschap<br />

overgedragen. Als antwoord wordt het werkelijk in te spannen<br />

gereedschap in de volgende variabelen opgeslagen:<br />

V311: pp<br />

V312: dd<br />

V313: mm<br />

V331: mmddpp<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 311<br />

4.32 Overige G-functies


4.32 Overige G-functies<br />

Magazijnplaatscorrecties doorgeven G941<br />

Met G941 worden de correctiewaarden van het in het magazijn terug<br />

te plaatsen en op het vragen magazijngereedschap in de volgende<br />

variabelen opgeslagen. Met deze correctiewaarden worden de<br />

afwijkingen van de afzonderlijke magazijnplaatsen van de<br />

"standaardmaten" beschreven.<br />

Sla het nummer van het in het magazijn terug te plaatsen gereedschap<br />

op in V800 en bepaal met G940 het op te vragen gereedschap, voordat<br />

u G941 programmeert.<br />

Correctiewaarden "op te vragen gereedschap":<br />

V931: correctie X<br />

V932: correctie Z<br />

V933: correctie Y<br />

V934: correctie C<br />

Correctiewaarden van "in magazijn terug te plaatsen gereedschap":<br />

V935: correctie X<br />

V936: correctie Z<br />

V937: correctie Y<br />

V938: correctie C<br />

Volgfoutgrens G975<br />

Met G975 wordt geschakeld naar "volgfoutgrens 2" (MP 1106, ..).<br />

G975 blijft ingeschakeld, tot deze functie wordt uitgeschakeld. Bij het<br />

programma-einde schakelt de <strong>CNC</strong> PILOT terug naar de<br />

"standaardvolgfoutgrens".<br />

Parameters<br />

H Volgfoutgrens (default: 1)<br />

H=1 standaard volgfoutgrens<br />

H=2 volgfoutgrens 2<br />

Nulpuntverschuivingen inschakelen G980<br />

Met G980 worden het werkstuknulpunt en alle nulpuntverschuivingen<br />

"ingeschakeld". Verplaatsingen en positie-aanduidingen zijn<br />

gerelateerd aan "gereedschapspunt – werkstuknulpunt" met<br />

inachtneming van de nulpuntverschuivingen.<br />

312


Nulpuntverschuivingen, gereedschapslengtes<br />

inschakelen G981<br />

Met G981 worden het werkstuknulpunt, alle nulpuntverschuivingen<br />

en de gereedschapsmaten "ingeschakeld". Verplaatsingen en positieaanduidingen<br />

zijn gerelateerd aan "gereedschapspunt –<br />

werkstuknulpunt" met inachtneming van de nulpuntverschuivingen.<br />

Pinolebewaking G930<br />

Met G930 wordt de pinolebewaking in-/uitgeschakeld. Bij inschakeling<br />

van de bewaking wordt de maximale aandrukkracht voor een as<br />

vastgelegd. De pinolebewaking kan voor slechts één as per NC-kanaal<br />

worden ingeschakeld.<br />

Parameters<br />

X/Y/Z Aandrukkracht [dN] – de aandrukkracht wordt tot de<br />

opgegeven waarde begrensd<br />

0: pinolebewaking uitschakelen<br />

>0: aandrukkracht wordt bewaakt<br />

Toepassingsvoorbeeld: De functie G930 wordt toegepast om de<br />

tegenspil als "mechatronische losse kop" te gebruiken. Hiervoor wordt<br />

de tegenspil voorzien van een centerpunt en met G930 wordt de<br />

aandrukkracht begrensd. Voorwaarde voor deze toepassing is een<br />

PLC-programma van de machinefabrikant waarmee de bediening van<br />

de mechatronische losse kop tijdens handbediening en automatisch<br />

bedrijf wordt gerealiseerd.<br />

Vanaf softwareversie 625 952-04:<br />

De bewaking van de volgfout vindt pas plaats na de<br />

versnellingsfase.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 313<br />

4.32 Overige G-functies


4.32 Overige G-functies<br />

Toerental bij V-constant G922<br />

Vanaf softwareversie 625 952-05.<br />

Bij een constante snijsnelheid (V-constant) is het spiltoerental<br />

afhankelijk van de X-positie van de gereedschapspunt. Met G922 kunt<br />

u instellen of deze methode ook bij G0-banen moet gelden.<br />

G922 geldt voor de spil die aan de slede is toegewezen.<br />

Parameters<br />

H Wijze van optimalisatie<br />

Geoptimaliseerd spiltoerental: Bij de overgang van "verplaatsing"<br />

naar "ijlgangbaan" wordt het spiltoerental op het toerental van de<br />

laatste verplaatsing "bevroren". Dit toerental wordt voor de andere<br />

ijlgangbanen gehandhaafd. Pas bij de laatste ijlgangbaan vóór de<br />

overgang naar de verplaatsing (opnieuw benaderen) is het<br />

spiltoerental weer afhankelijk van de X-positie van de<br />

gereedschapspunt.<br />

Toerentalaanpassing bij G0-banen: het spiltoerental is afhankelijk<br />

van de X-positie van de gereedschapspunt.<br />

G922 is actief indien opgeslagen. Deze geldt tot de volgende G922<br />

resp. tot het programma-einde.<br />

Indien G922 niet wordt toegepast, geldt de volgende<br />

"standaardmethode":<br />

Machines met één slede: bij G0-banen wordt het principe van het<br />

"geoptimaliseerde spiltoerental" toegepast.<br />

Machines met meer sledes, waarvan ook meer sledes met X-as:<br />

V-constant geldt ook bij G0-banen<br />

Machines met meer sledes, maar slechts één slede met X-as:<br />

de methode is afhankelijk van machineparameter 18, bit 8.<br />

Bit 8=0: V-constant geldt ook bij G0-banen<br />

Bit 8=1: bij G0-banen wordt het principe van het<br />

"geoptimaliseerde spiltoerental" toegepast<br />

314<br />

0: standaardinstelling<br />

1: geoptimaliseerd spiltoerental bij G0-banen<br />

2: toerentalaanpassing bij G0-banen (V-constant)


4.33 Gegevensinvoer,<br />

gegevensuitvoer<br />

Uitvoervenster voor #-variabelen "WINDOW"<br />

Met WINDOW (x) wordt een venster met regelaantal "x" gemaakt. Het<br />

venster wordt bij de eerste in-/ uitvoer geopend. WINDOW (0) sluit het<br />

venster.<br />

Syntaxis:<br />

WINDOW(aantal regels) (0


4.33 Gegevensinvoer, gegevensuitvoer<br />

Uitvoer van #-variabelen "PRINT"<br />

PRINT voert tijdens de programmavertaling teksten en waarden van<br />

variabelen uit. U kunt meer teksten en #-variabelen na elkaar<br />

programmeren.<br />

Syntaxis:<br />

PRINT("tekst",variabele,"tekst",variabele, ..)<br />

V-variabele simuleren<br />

De "V-variabelen" en alle gegevensinvoer/-uitvoer worden bij de<br />

simulatie gereproduceerd. U kunt aan de V-variabelen waarden<br />

toewijzen en zo alle sprongen van uw NC-programma testen.<br />

Uitvoervenster voor V-variabelen "WINDOWA"<br />

Met WINDOWA (x) wordt een venster met regelaantal "x" gemaakt.<br />

Het venster wordt bij de eerste in-/ uitvoer geopend. WINDOWA (0)<br />

sluit het venster.<br />

Syntaxis:<br />

WINDOWA(aantal regels) – (0


Invoer van V-variabelen "INPUTA"<br />

Met INPUTA programmeert u de invoer van V-variabelen die tijdens de<br />

programmavertaling worden verwerkt.<br />

Syntaxis:<br />

INPUTA("tekst",variabele)<br />

U legt de "invoertekst" en het "nummer van de variabele" vast. De<br />

<strong>CNC</strong> PILOT verwacht bij de uitvoering van dit commando de invoer<br />

van de variabelewaarde. De invoer wordt aan de variabele<br />

toegewezen en de programma-afloop wordt voorgezet.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT toont de invoer nadat het "INPUT-commando" is<br />

beëindigd.<br />

Uitvoer van V-variabelen "PRINTA"<br />

"PRINTA" toont tijdens de programma-afloop teksten en waarden van<br />

V-variabelen op het beeldscherm. U kunt meer teksten en variabelen<br />

na elkaar programmeren.<br />

Syntaxis:<br />

PRINTA("tekst",variabele,"tekst",variabele, ..)<br />

De teksten en variabelewaarden worden bovendien op de printer<br />

uitgedraaid, wanneer "Uitdraai aan" wordt ingesteld<br />

(regelparameter 1).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 317<br />

4.33 Gegevensinvoer, gegevensuitvoer


4.34 Programmering van variabelen<br />

4.34 Programmering van variabelen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT vertaalt de NC-programma’s voordat deze worden<br />

uitgevoerd. Er wordt daarom onderscheid gemaakt tussen twee typen<br />

variabelen:<br />

#-variabelen: verwerking tijdens de NC-programmavertaling<br />

V-variabelen (of wisselcodes): verwerking tijdens de NCprogramma-afloop<br />

Bij de berekening gelden de regels:<br />

"vermenigvuldiging voor deling"<br />

Max. 6 niveaus van haakjes<br />

Integer-variabelen (alleen bij V-variabelen): integere waarden van<br />

–32767 .. +32768<br />

Reële variabelen: drijvende-kommagetallen met max. 10 posities<br />

vóór en 7 posities na de komma<br />

De variabelen blijven "gehandhaafd", ook wanneer de besturing<br />

tussentijds uitgeschakeld is geweest<br />

Beschikbare rekenkundige bewerkingen: zie tabel<br />

318<br />

Programmeer NC-regels met variabelenberekeningen met<br />

de "slede-aanduiding $..“, wanneer uw draaibank over<br />

meer sledes beschikt. Anders worden de berekeningen<br />

meermaals uitgevoerd.<br />

Syntaxis Rekenkundige functies<br />

+ Optellen<br />

– Aftrekken<br />

* Vermenigvuldigen<br />

/ Delen<br />

SQRT(...) Vierkantswortel<br />

ABS(...) Absolute waarde<br />

TAN(...) Tangens (in graden)<br />

ATAN(...) Arc tangens (in graden)<br />

SIN(...) Sinus (in graden)<br />

ASIN(...) Arc sinus (in graden)<br />

COS(...) Cosinus (in graden)<br />

ACOS(...) Arc cosinus (in graden)<br />

ROUND(...) Afronden<br />

LOGN(...) Natuurlijke logaritme<br />

EXP(...) Exponentiële functie ex<br />

INT(...) Decimalen afbreken<br />

Alleen bij #-variabelen:<br />

SQRTA(.., ..) Vierkantswortel uit (a 2 +b2 )<br />

SQRTS(.., ..) Vierkantswortel uit (a 2 –b2 )


#-variabelen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT onderscheidt de volgende toepassingsgebieden op<br />

basis van de nummergroepen:<br />

#0 .. #29 kanaalafhankelijke, globale variabelen zijn voor elke<br />

slede (NC-kanaal) beschikbaar. Identieke nummers van variabelen<br />

voor verschillende sledes beïnvloeden elkaar niet. De variabelen<br />

blijven na het programma-einde bestaan en kunnen door het<br />

volgende NC-programma worden verwerkt.<br />

#30 .. #45 niet-kanaalafhankelijke, globale variabelen zijn één<br />

keer in de besturing beschikbaar. Wanneer een NC-programma een<br />

variabele wijzigt, dan geldt dat voor alle sledes. De variabelen blijven<br />

na het programma-einde bestaan en kunnen door het volgende NCprogramma<br />

worden verwerkt.<br />

#46 .. #50 gereserveerde variabelen voor expertprogramma’s:<br />

deze variabelen mogen niet in uw NC-programma worden gebruikt..<br />

#256 .. #285 lokale variabelen gelden in een subprogramma.<br />

Positie- en maatgegevens zijn altijd metrisch – ook<br />

wanneer een NC-programma "in inch" wordt uitgevoerd.<br />

NC-informatie in #-variabelen<br />

#768, #770 Laatst geprogrammeerde positie X (radiusmaat),Y, Z<br />

#771 Laatst geprogrammeerde positie C [°]<br />

#772 Actieve werkstand:<br />

2: Machine<br />

3: Simulatie<br />

4: TURN PLUS<br />

#774 Status SRC/FRC:<br />

40: G40 actief<br />

41: G41 actief<br />

42: G42 actief<br />

#775 Nummer van de gekozen C-as<br />

#776 Actieve slijtagecorrecties (G148):<br />

0: DX, DZ<br />

1: DS, DZ<br />

2: DX, DS<br />

#778 Maateenheid: 0=metrisch; 1=inch<br />

#782 Actief bewerkingsvlak:<br />

17: XY-vlak (voor- of achterkant)<br />

18: XZ-vlak (draaibewerking)<br />

19: YZ-vlak (bovenaanzicht/mantel)<br />

#783, #785, Afstand gereedschapspunt – sledereferentiepunt<br />

#786 Y, Z, X<br />

#787 Referentiediameter mantelbewerking (G120)<br />

Parameterwaarden in #-variabelen inlezen<br />

Syntaxis: #1 = PARA(x,y,z)<br />

x = parametergroep<br />

1: Machineparameters<br />

2: Regelparameters<br />

3: Instelparameters<br />

4: Bewerkingsparameters<br />

5: PLC-parameters<br />

y = parameternummer<br />

z = subparameternummer<br />

Vanaf softwareversie 625 952-02:<br />

Controleren of bit in getalwaarde is opgenomen<br />

Syntaxis: #1 = BITSET(x,y)<br />

x = bitnummer (0..15) – kan door een<br />

#-variabele worden vervangen.<br />

y = getalwaarde (0..65535) – kan door<br />

een #-variabele worden vervangen.<br />

De functie levert 1 als resultaat op,<br />

wanneer de opgevraagde bit in de<br />

getalwaarde is opgenomen, anders 0.<br />

Voorbeeld:<br />

Bit =><br />

getalwaarde:<br />

0 => 1<br />

2 => 4<br />

4 => 16<br />

6 => 64<br />

8 => 256<br />

10 => 1024<br />

12 => 4096<br />

14 => 16384<br />

1 => 2<br />

3 => 8<br />

5 => 32<br />

7 => 128<br />

9 => 512<br />

11 => 2048<br />

13 => 8192<br />

15 => 32768<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 319<br />

. . .<br />

[leest "machinemaat 1 Z" in variabele #1]<br />

N.. #1=PARA(1,7,2)<br />

. . .<br />

N.. #1=#1+1<br />

N.. G1 X#1<br />

N.. G1 X(SQRT(3*(SIN(30)))<br />

N.. #1=(ABS(#2+0.5))<br />

. . .<br />

4.34 Programmering van variabelen


4.34 Programmering van variabelen<br />

NC-informatie in #-variabelen<br />

#788 Spil waarin het werkstuk is ingespannen (G98)<br />

#790 Overmaat G52-Geo<br />

0: niet meeberekenen<br />

1: meeberekenen<br />

#791..#792 G57-overmaten X, Z<br />

#793 G58-overmaat P<br />

#794..#795 Snijkantbreedte in X en Z waarmee het<br />

gereedschapsreferentiepunt bij G150/G151 wordt<br />

verschoven<br />

#796 Spilnummer waarvoor als laatste de aanzet is<br />

geprogrammeerd<br />

#797 Spilnummer waarvoor als laatste het toerental is<br />

geprogrammeerd<br />

#801 Gezwenkt vlak actief<br />

#802 0: G30 niet actief<br />

1: G30 actief<br />

#803 Nummer van de geselecteerde taal – bepalend is de<br />

in regelparameter 4 opgegeven taalvolgorde<br />

(beginnend met "0")<br />

#804 Is Data<strong>Pilot</strong> ?<br />

0: Besturing<br />

1: Data<strong>Pilot</strong><br />

Gereedschapsinformatie in #-variabelen<br />

#512 Gereedschapstype bestaande uit 3 posities<br />

#513..#515 1., 2., 3. positie gereedschapstype<br />

#516 Effectieve lengte (nl) bij draai- en boorgereedschap:<br />

#517 Hoofdbewerkingsrichting:<br />

0: niet gedefinieerd<br />

1: +Z<br />

2: +X<br />

3: –Z<br />

4: –X<br />

5: +/–Z<br />

6: +/–X<br />

#518 Nevenbewerkingsrichting bij draaigereedschap<br />

#519 Afhankelijk van het gereedschapstype:<br />

320<br />

14*: 1 = rechtse, 2 = linkse uitvoering (A)<br />

5**, 6**: aantal tanden


Gereedschapsinformatie in #-variabelen<br />

#520 Afhankelijk van het gereedschapstype:<br />

1**, 2**: snijkantradius (rs)<br />

3**, 4**: tapdiameter (d1)<br />

51*, 52*: freesdiameter vóór (df)<br />

56*, 6**: freesdiameter (d1)<br />

#521 Afhankelijk van het gereedschapstype:<br />

11*, 12*: schachtdiameter (sd)<br />

14*, 15*, 16*, 2**: snijkantbreedte (sb)<br />

3**, 4**: aansnijdingslengte (al)<br />

5**, 6**: freesbreedte (fb)<br />

#522 Gereedschapspositie (referentie: bewerkingsrichting<br />

van het gereedschap):<br />

0: op de contour<br />

1: rechts van de contour<br />

– 1: links van de contour<br />

#523..#524 Instelmaten (ze, xe, ye)<br />

#526..#527 Positie van het snijkantmiddelpunt I, K (zie afbeelding)<br />

#780 Gereedschapsrotatierichting uit de database<br />

V-variabele<br />

Voorwaarde bij gereedschapsinformatie: de variabelen<br />

moeten door middel van een gereedschapsoproep in het<br />

NC-programma zijn "vastgelegd".<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT maakt op basis van de nummergroepen onderscheid<br />

tussen de volgende waarde- en toepassingsgebieden:<br />

Real: V1 .. V199 ..<br />

Integer: V200 .. V299<br />

Gereserveerd: V300 .. V900<br />

Het PLC-programma leest en beschrijft de variabelen V1..V299.<br />

Opvragen en toewijzingen<br />

Machinematen lezen/schrijven (MP 7):<br />

Syntaxis: V{Mx[y]}<br />

x = maat 1..9 (10..99 alleen voor machinefabrikant)<br />

y = coördinaat: X, Y, Z, U, V, W, A, B of C<br />

Gereedschapscorrecties lezen/schrijven:<br />

Syntaxis: V{Dx[y]}<br />

x = T-nummer<br />

y = lengtecorrectie: X, Y, of Z<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 321<br />

4.34 Programmering van variabelen


4.34 Programmering van variabelen<br />

Opvragen en toewijzingen<br />

Wisselcodes opvragen:<br />

Syntaxis: V{Ex[1]}<br />

x = wisselcode: 20..59, 90<br />

20: standtijd van een gereedschap is verstreken<br />

(globale informatie)<br />

21..59: de standtijd van dit gereedschap is<br />

verstreken<br />

90: zoeken van startregel (0=niet actief; 1=actief)<br />

Externe wisselcodes opvragen:<br />

Syntaxis: V{Ex[y]}<br />

x = slede 1..6<br />

y = bit: 1..16<br />

Er wordt naar een bit van de wisselcode op 0 of 1<br />

gevraagd. De machinefabrikant legt de betekenis van de<br />

wisselcode vast.<br />

Gereedschapsdiagnosebits lezen/schrijven:<br />

Syntaxis: V{Tx[y]}<br />

x = T-nummer<br />

y = bit: 1..16 (bit=0: nee; bit=: ja)<br />

Bit 1: GS verbruikt (reden voor stopzetten: zie bit<br />

2..8)<br />

Bit 2: vooraf ingestelde standtijd/aantal stuks<br />

bereikt<br />

Bit 3: gereedschapslijtage vastgesteld door inproces<br />

meten van gereedschap<br />

Bit 4: gereedschapslijtage vastgesteld door inproces<br />

meten van werkstuk<br />

Bit 5: gereedschapslijtage vastgesteld door postproces<br />

meten van werkstuk<br />

Bit 6: gereedschapsbreuk vastgesteld door de<br />

belastingsbewaking<br />

Bit 7: gereedschapslijtage vastgesteld door de<br />

belastingsbewaking<br />

Bit 8: een "aangrenzende snijkant" van het<br />

multigereedschap is verbruikt<br />

Bit 9: snijkant nieuw?<br />

Bit 12: de resterende standtijd van de snijkant<br />

bedraagt


Houd rekening met de interpretatie vooraf van de NCregels<br />

wanneer u met V-variabelen werkt en<br />

programmeer eventueel een "interpreterstop" (zie<br />

"Interpreterstop G909" op bladzijde 310).<br />

De inhoud van de variabelen blijft bestaan, ook wanneer<br />

de besturing wordt uitgeschakeld. Initialiseer eventueel<br />

de variabelen aan het programmabegin, om nietgedefinieerde<br />

variabeleninhoud te voorkomen.<br />

Wisselcodes en standtijdbewaking van gereedschap:<br />

Met de "bewaking van de gereedschapsstandtijd" en het "zoeken<br />

van de startregel" worden wisselcodes gegenereerd.<br />

De wisselcode wijst u aan het gereedschap toe ("standtijdbeheer" -<br />

werkstand Handbediening).<br />

Als een gereedschap verbruikt is, wordt "wisselcode 20" (globale<br />

informatie) en "wisselcode 1" gegenereerd. Aan de hand van<br />

"wisselcode 1" kan het verbruikte gereedschap worden bepaald. Als<br />

het laatste gereedschap van een gereedschapsgroep is verbruikt,<br />

wordt bovendien "wisselcode 2" gegenereerd.<br />

"Wisselcodes 1 en 2" kunnen afzonderlijk voor elk gereedschap in de<br />

"gereedschapsgroep" worden vastgelegd.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT zet de wisselcodes bij het programma-einde (M99)<br />

terug.<br />

Als er een gereedschapsgroep is vastgelegd,<br />

programmeert u het "eerste gereedschap" bij de<br />

gereedschapscorrectie resp. -diagnose. De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

adresseert het actieve gereedschap van de<br />

gereedschapsgroep (zie<br />

"Gereedschapsprogrammering" op bladzijde 123).<br />

Machinematen: let op de referentiepunten. Voorbeeld:<br />

U teacht een positie ten opzichte van het<br />

machinenulpunt. U moet dan deze machinemaat ook<br />

ten opzichte van het machinenulpunt benaderen.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT slaat diverse gegevens op in variabelen die in het NCprogramma<br />

kunnen worden ingelezen (zie tabel).<br />

Informatie in V-variabelen<br />

V660 Aantal stuks:<br />

wordt bij de systeemstart en bij het laden van een nieuw<br />

NC-programma op "0" ingesteld.<br />

wordt bij M30, M99 en bij een telpuls (M18) met "1"<br />

verhoogd.<br />

De telling van het aantal stuks in V660 wijkt af van de<br />

telling van het aantal stuks in de machine-uitlezing.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 323<br />

4.34 Programmering van variabelen


4.34 Programmering van variabelen<br />

Informatie in V-variabelen<br />

V840..<br />

V843<br />

V901..<br />

V920<br />

Voorbeeld: V-variabele<br />

. . .<br />

N.. V{M1[Z]=300} Stelt "machinemaat 1 Z" in op "300"<br />

324<br />

Met G901, G902 en G903 worden de posities van de<br />

hulpassen van het op te roepen kanaal opgeslagen in de<br />

variabelen:<br />

Hulpas 1<br />

Hulpas 2<br />

Hulpas 3<br />

Hulpas 4<br />

Met G901, G902, G903, G912 en G916 worden de posities<br />

opgeslagen in de variabelen:<br />

V901..V903: as X, Z, Y van slede 1<br />

V904..V906: as X, Z, Y van slede 2<br />

V907..V909: as X, Z, Y van slede 3<br />

V910..V912: as X, Z, Y van slede 4<br />

V913..V915: as X, Z, Y van slede 5<br />

V916..V918: as X, Z, Y van slede 6<br />

V919: C-as 1<br />

V920: C-as 2<br />

X-waarden worden als radiuswaarden opgeslagen.<br />

De variabelen worden overschreven, ook wanneer ze nog<br />

niet zijn verwerkt.<br />

V921 Hoekverspringing bij "G906 Spilsynchronisatie"<br />

V922/<br />

V923<br />

Resultaat bij "G905 Verspringing hoek C"<br />

V982 Foutnummer bij "G912 Registratie van actuele waarden bij<br />

tussentijds meten"<br />

V300 Resultaat bij "G991 Afsteekcontrole"<br />

N.. G0 Z{M1[Z]} Verplaatst naar "machinemaat 1 Z"<br />

N.. IF{E1[1]==0} Opvragen "externe wisselcode 1 – bit 1"<br />

N.. V{D5[X]=1.3} Stelt "correctie X bij gereedschap 5" in<br />

N.. V{V12=17.4}<br />

N.. V{V12=V12+1}<br />

N.. G1 X{V12}<br />

. . .


4.35 Voorwaardelijke<br />

regeluitvoering<br />

Programmasprong "IF..THEN..ELSE..ENDIF"<br />

De "voorwaardelijke sprong" omvat de volgende elementen:<br />

IF (wanneer), gevolgd door de voorwaarde. Bij de "voorwaarde"<br />

staan links en rechts van de "vergelijkingsoperator" variabelen of<br />

rekenformules.<br />

THEN (dan), als aan de voorwaarde is voldaan, wordt de THENsprong<br />

uitgevoerd<br />

ELSE (anders), als niet aan de voorwaarde is voldaan, wordt de<br />

ELSE-sprong uitgevoerd<br />

ENDIF, hiermee wordt de "voorwaardelijke programmasprong"<br />

afgesloten.<br />

Programmering:<br />

U "Instructies > DIN PLUS-woorden" in het bewerkingsmenu kiezen.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT opent de keuzelijst "DIN PLUS-woorden".<br />

U "IF" selecteren<br />

U "Voorwaarde" invoeren<br />

U NC-regels van de THEN--sprong invoegen.<br />

U Indien nodig: NC-regels van de ELSE-sprong invoegen.<br />

De "V-variabelen" worden bij de simulatie gereproduceerd. U kunt aan<br />

de V-variabelen waarden toewijzen en zo alle sprongen van uw NCprogramma<br />

testen.<br />

NC-regels met IF, THEN, ELSE, ENDIF mogen geen<br />

andere commando's bevatten.<br />

U kunt maximaal twee voorwaarden koppelen.<br />

Bij sprongen op basis van V-variabelen of wisselcodes<br />

wordt de contourcorrectie bij de IF-instructie<br />

uitgeschakeld en bij ENDIF weer ingeschakeld. Met<br />

G702, G703 of G706 wordt de contourcorrectie<br />

geregeld.<br />

Vergelijkingsoperatoren voor<br />

< Kleiner dan<br />

Groter dan<br />

>= Groter dan of gelijk aan<br />

== Gelijk aan<br />

Voorwaarden koppelen:<br />

AND Logische koppeling EN<br />

OR Logische koppeling OF<br />

Voorbeeld: "IF..THEN..ELSE..ENDIF"<br />

. . .<br />

N.. IF{E1[16]==1}<br />

N.. THEN<br />

N.. G0 X100 Z100<br />

N.. ELSE<br />

N.. G0 X0 Z0<br />

N.. ENDIF<br />

. . .<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 325<br />

4.35 Voorwaardelijke regeluitvoering


4.35 Voorwaardelijke regeluitvoering<br />

Programmaherhaling "WHILE..ENDWHILE"<br />

De "programmaherhaling" omvat de volgende elementen:<br />

WHILE, gevolgd door de voorwaarde. Bij de "voorwaarde" staan<br />

links en rechts van de "vergelijkingsoperator" variabelen of<br />

rekenformules.<br />

Met ENDWHILE wordt de "voorwaardelijke programmaherhaling"<br />

afgesloten<br />

De NC-regels die tussen WHILE en ENDWHILE staan, worden<br />

uitgevoerd zolang aan de "voorwaarde" wordt voldaan. Als niet aan de<br />

voorwaarde wordt voldaan, gaat de <strong>CNC</strong> PILOT verder met de regel na<br />

ENDWHILE.<br />

Programmering:<br />

U "Instructies > DIN PLUS-woorden" in het bewerkingsmenu kiezen.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT opent de keuzelijst "DIN PLUS-woorden".<br />

U "WHILE" kiezen<br />

U "Voorwaarde" invoeren<br />

U NC-regels tussen "WHILE" en "ENDWHILE" invoegen.<br />

De "V-variabelen" worden bij de simulatie gereproduceerd. U kunt aan<br />

de V-variabelen waarden toewijzen en zo alle sprongen van uw NCprogramma<br />

testen.<br />

326<br />

U kunt maximaal twee voorwaarden koppelen.<br />

Vindt de herhaling op basis van V-variabelen of<br />

wisselcodes plaats, dan wordt de contourcorrectie bij de<br />

WHILE-instructie uitgeschakeld en bij ENDWHILE weer<br />

ingeschakeld. Met G702, G703 of G706 wordt de<br />

contourcorrectie geregeld.<br />

Wanneer altijd aan de "voorwaarde" in het WHILEcommando<br />

wordt voldaan, leidt dit tot een "gesloten<br />

programmalus". Dit is een veel voorkomende<br />

foutoorzaak, wanneer met programmaherhalingen<br />

wordt gewerkt.<br />

Vergelijkingsoperatoren<br />

< Kleiner dan<br />

Groter dan<br />

>= Groter dan of gelijk aan<br />

== Gelijk aan<br />

Voorwaarden koppelen:<br />

AND Logische koppeling EN<br />

OR Logische koppeling OF<br />

Voorbeeld: "WHILE..ENDWHILE"<br />

. . .<br />

N.. WHILE (#4=0)<br />

N.. G0 Xi10<br />

. . .<br />

N.. ENDWHILE<br />

. . .


SWITCH..CASE – programmasprong<br />

De "Switch-instructie" omvat de volgende elementen:<br />

SWITCH, gevolgd door een variabele. De inhoud van de variabele<br />

wordt in de volgende CASE-instructies opgevraagd.<br />

CASE x: deze CASE-sprong wordt bij de variabelewaarde x<br />

uitgevoerd. CASE kan meermaals worden geprogrammeerd.<br />

DEFAULT: deze sprong wordt uitgevoerd, wanneer geen CASEinstructie<br />

met de variabelewaarde overeenkomt. DEFAULT kan<br />

vervallen.<br />

BREAK: sluit de CASE- of DEFAULT-sprong af<br />

Programmering:<br />

U "Instructies > DIN PLUS-woorden" in het bewerkingsmenu kiezen.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT opent de keuzelijst "DIN PLUS-woorden".<br />

U "SWITCH" selecteren<br />

U "Switch-variabele" invoeren<br />

U Voor iedere CASE-sprong:<br />

"CASE" kiezen (uit keuzelijst "DIN PLUS-woorden")<br />

"SWITCH-voorwaarde" (waarde van de variable) invoeren en<br />

de uit te voeren NC-regels invoegen<br />

U Voor de DEFAULT-sprong: de uit te voeren NC-regels invoegen<br />

De "V-variabelen" worden bij de simulatie gereproduceerd. U kunt aan<br />

de V-variabelen waarden toewijzen en zo alle sprongen van uw NCprogramma<br />

testen.<br />

U kunt maximaal twee voorwaarden koppelen.<br />

Vindt de sprong op basis van V-variabelen of<br />

wisselcodes plaats, dan wordt de contourcorrectie bij de<br />

SWITCH-instructie uitgeschakeld en bij ENDSWITCH<br />

weer ingeschakeld. Met G702, G703 of G706 wordt de<br />

contourcorrectie geregeld.<br />

Voorbeeld: V-variabele<br />

Vergelijkingsoperatoren<br />

< Kleiner dan<br />

Groter dan<br />

>= Groter dan of gelijk aan<br />

== Gelijk aan<br />

Voorwaarden koppelen:<br />

AND Logische koppeling EN<br />

OR Logische koppeling OF<br />

. . .<br />

N.. SWITCH{V1}<br />

N.. CASE 1 [WORDT UITGEVOERD BIJ V1=1] wordt uitgevoerd bij V1=1<br />

N.. G0 XI10<br />

. . .<br />

N.. BREAK<br />

N.. CASE 2 [WORDT UITGEVOERD BIJ V1=2] wordt uitgevoerd bij V1=2<br />

N.. G0 XI20<br />

. . .<br />

N.. BREAK<br />

N.. DEFAULT er komt geen CASE-instructie overeen met de<br />

variabelewaarde<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 327<br />

4.35 Voorwaardelijke regeluitvoering


4.35 Voorwaardelijke regeluitvoering<br />

N..<br />

. . .<br />

G0 XI30<br />

N.. BREAK<br />

N..<br />

. . .<br />

ENDSWITCH<br />

N.. DEFAULT<br />

N..<br />

. . .<br />

G0 XI30<br />

N.. BREAK<br />

N..<br />

. . .<br />

ENDSWITCH<br />

Uitschakelniveau /..<br />

Een NC-regel die wordt voorafgegaan door een uitschakelniveau<br />

wordt bij actief uitschakelniveau niet uitgevoerd. Schakel de<br />

uitschakelniveaus in/uit tijdens "automatisch bedrijf".<br />

U kunt bovendien gebruikmaken van het uitschakelinterval<br />

(instelparameter 11 "Uitschakelniveau/-interval"). Met een<br />

"uitschakelinterval x" wordt het uitschakelniveau om de x-keer<br />

ingeschakeld.<br />

Voorbeeld: "/1 N 100 G..."<br />

"N100 .." wordt bij een actief uitschakelniveau 1 niet uitgevoerd.<br />

Slede-aanduiding $..<br />

Een NC-regel die wordt voorafgegaan door een slede-aanduiding,<br />

wordt alleen door de opgegeven slede uitgevoerd. NC-regels zonder<br />

slede-aanduiding worden op alle sledes uitgevoerd.<br />

328<br />

Bij draaibanken met één slede of wanneer er in de<br />

"programmakop" één slede wordt opgegeven, is een<br />

slede-aanduiding niet noodzakelijk.


4.36 Subprogramma's<br />

Subprogramma-oproep: L"xx" V1<br />

De subprogramma-oproep bevat de volgende elementen:<br />

L: letteraanduiding voor oproep van subprogramma<br />

"xx": naam van het subprogramma – bij externe subprogramma's<br />

bestandsnaam (max. 8 cijfers of letters)<br />

V1: code voor extern subprogramma – vervalt bij lokale<br />

subprogramma's<br />

Instructies voor het werken met subprogramma's:<br />

Externe subprogramma's staan in een apart bestand. Ze kunnen<br />

door willekeurige hoofdprogramma's, andere subprogramma's en<br />

door TURN PLUS worden opgeroepen.<br />

Lokale subprogramma's staan in het hoofdprogrammabestand. Ze<br />

kunnen uitsluitend vanuit het hoofdprogramma worden<br />

opgeroepen.<br />

Subprogramma’s kunnen maximaal 6 keer worden "genest". Met<br />

"nesten" wordt bedoeld dat in een subprogramma een ander<br />

subprogramma wordt opgeroepen.<br />

Recursies moeten worden vermeden.<br />

U kunt bij een subprogramma-oproep maximaal 20<br />

"overdrachtswaarden" programmeren.<br />

Benamingen: LA t/m LF, LH, I, J, K, O, P, R, S, U, W, X, Y, Z<br />

Code in het subprogramma: „#__..“ gevolgd door de<br />

parameteraanduiding in kleine letters (bijvoorbeeld: #__la).<br />

U kunt deze overdrachtswaarden bij de programmering van<br />

variabelen in het subprogramma gebruiken.<br />

De variabelen #256 – #285 zijn in elk subprogramma als lokale<br />

variabelen beschikbaar.<br />

Als een subprogramma meermaals moet worden uitgevoerd, kunt u<br />

de herhalingsfactor opgeven in de parameter "Aantal herhalingen Q".<br />

Een subprogramma wordt afgesloten met RETURN.<br />

De parameter "LN" is gereserveerd voor de overdracht van<br />

regelnummers. Deze parameter kan bij hernummering<br />

van het NC-programma een nieuwe waarde krijgen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 329<br />

4.36 Subprogramma's


4.36 Subprogramma's<br />

Dialogen bij subprogramma-oproepen<br />

U kunt maximaal 19 parameterbeschrijvingen die voor of na de<br />

invoervelden staan, in een extern subprogramma vastleggen.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT stelt de maateenheden van de parameters<br />

automatisch in op "metrisch" of "inch".<br />

De positie van de parameterbeschrijving in het subprogramma is<br />

willekeurig.<br />

Parameterbeschrijvingen (zie tabel rechts):<br />

[//] – begin<br />

[pn=n; s=parametertekst (maximaal 16 tekens) ]<br />

[//] – einde<br />

330<br />

pn: parameter-identifier (la, lb, ...)<br />

n: conversiecijfer voor maateenheden<br />

0: dimensieloos<br />

1: "mm" of "inch"<br />

2: "mm/omw" of "inch/omw"<br />

3: "mm/min" of "inch/min"<br />

4: "m/min" of "feet/min"<br />

5: "omw/min"<br />

6: graden (°)<br />

7: "µm" of "µinch"<br />

Voorbeeld:<br />

. . .<br />

[//]<br />

[la=1; s=stafdiameter]<br />

[lb=1; s=startpunt in Z]<br />

[lc=1; s=afkanting/afronding (-/+)]<br />

. . .<br />

[//]<br />

. . .


Helpschermen voor subprogramma-oproepen<br />

Met helpschermen kunnen de oproepparameters van<br />

subprogramma's worden verklaard. De <strong>CNC</strong> PILOT plaatst de<br />

helpschermen links naast de dialoogbox van de subprogrammaoproep.<br />

Vanaf softwareversie 625 952-04:<br />

Wanneer u aan het scherm het teken "_" en de naam van het<br />

invoerveld toevoegt, wordt voor het invoerveld een apart scherm<br />

getoond. Bij invoervelden zonder eigen scherm wordt (indien<br />

beschikbaar) het scherm van het subprogramma getoond.<br />

Formaat van de schermen:<br />

BMP-schermen<br />

Grootte 410x324 pixels<br />

Helpschermen voor subprogramma-oproepen kunnen als volgt<br />

worden geïntegreerd:<br />

U Geef het helpscherm de naam van het subprogramma, resp. de<br />

naam van het subprogramma en de naam van het invoerveld en de<br />

extensie "ico"<br />

U Plaats het helpscherm in de directory "Data" (op de Data<strong>Pilot</strong> in de<br />

machine-afhankelijke data-directory)<br />

U Kopieer het bestand "UpHelp.res" en geef de kopie de naam van het<br />

afbeeldingenbestand en de extensie "res". Dit bestand staat ook in<br />

de Data-directory. (per afbeeldingenbestand is een res-bestand<br />

vereist.)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 331<br />

4.36 Subprogramma's


4.37 M-functies<br />

4.37 M-functies<br />

M-functies voor programma-afloop-besturing<br />

De werking van de machinefuncties is afhankelijk van de uitvoering<br />

van uw draaibank. Het kan zijn dat voor de vermelde functies andere<br />

M-functies op uw draaibank gelden. Raadpleeg het machinehandboek.<br />

Overzicht: M-functies voor programma-afloop-besturing<br />

M00 Programmastop<br />

De programma-afloop stopt. Met "Cyclusstart" wordt<br />

de programma-afloop voortgezet.<br />

M01 Optionele stop<br />

Bij een geactiveerde softkey "Optionele stop" tijdens<br />

automatisch bedrijf stopt de programma-afloop bij<br />

M01. Met "Cyclusstart" wordt de programma-afloop<br />

voortgezet. Indien "Optionele stop" niet is<br />

geactiveerd, wordt het programma zonder stop<br />

uitgevoerd.<br />

M18 Telpuls<br />

M30 Programma-einde<br />

M30 betekent "programma- of subprogramma-einde".<br />

(M30 hoeft niet te worden geprogrammeerd.) Als u<br />

na M30 op "Cyclusstart" drukt, wordt het programma<br />

vanaf het begin opnieuw uitgevoerd.<br />

M99 NS.. Programma-einde met herstart<br />

M99 betekent "programma-einde en herstart". De<br />

<strong>CNC</strong> PILOT begint opnieuw met de programmaafloop<br />

vanaf:<br />

Programmabegin, wanneer NS niet is ingevoerd<br />

Regelnummer NS, wanneer NS is ingevoerd<br />

M97 Synchroonfunctie (zie "Synchroonfunctie M97" op<br />

bladzijde 290)<br />

332<br />

Functies die blijven ingeschakeld tot het moment van<br />

uitschakeling (aanzet, toerental, gereedschapsnummer,<br />

etc.) en die aan het programma-einde geldig zijn, gelden<br />

ook als het programma opnieuw wordt opgestart. U moet<br />

deze functies daarom aan het programmabegin of vanaf<br />

de startregel (bij M99) opnieuw programmeren.


Machinefuncties<br />

De werking van de machinefuncties is afhankelijk van de uitvoering<br />

van uw draaibank. In de onderstaande tabel staan de M-functies die<br />

"meestal" worden gebruikt.<br />

M-functies als machinefuncties<br />

M03 Hoofdspil aan (met de klok mee)<br />

M04 Hoofdspil aan (tegen de klok in)<br />

M05 Hoofdspilstop<br />

M12 Rem hoofdspil aanhalen<br />

M13 Rem hoofdspil afzetten<br />

M14 C-as aan<br />

M15 C-as uit<br />

M19.. Spilstop op positie "C"<br />

M40 Tandwielkast op 0 instellen (neutraalstand)<br />

M41 Tandwielkast op 1 instellen<br />

M42 Tandwielkast op 2 instellen<br />

M43 Tandwielkast op 3 instellen<br />

M44 Tandwielkast op 4 instellen<br />

Mx03 Spil x aan (met de klok mee)<br />

Mx04 Spil x aan (tegen de klok in)<br />

Mx05 Spil x stop<br />

Raadpleeg het machinehandboek voor de M-functies van<br />

uw machine.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 333<br />

4.37 M-functies


4.38 Draaibanken met meer sledes<br />

4.38 Draaibanken met meer sledes<br />

Programmering van meer sledes<br />

Programmering van meer sledes zie:<br />

Toewijzingen<br />

Programmakop Bladzijde 139<br />

Het invoerveld "Slede" heeft de volgende betekenis:<br />

Geen invoer: het NC-programma wordt op elke slede uitgevoerd.<br />

Een sledenummer: het NC-programma wordt op deze slede uitgevoerd<br />

Meer sledenummers: het NC-programma wordt op de opgegeven slede uitgevoerd. Voer de<br />

sledenummers na elkaar in, zonder scheidingsteken.<br />

Slede-aanduiding Bladzijde 328<br />

Met de slede-aanduiding kunt u een NC-regel aan een of meer sledes toewijzen:<br />

NC-regel zonder slede-aanduiding: de NC-regel wordt op alle sledes uitgevoerd.<br />

NC-regel met slede-aanduiding: de NC-regel wordt op de opgegeven slede uitgevoerd. U kunt meer<br />

slede-aanduidingen programmeren.<br />

DIN PLUS-woord TOEWIJZING Bladzijde 148<br />

Alle NC-commando's die na de NC-regel met het sleutelwoord "TOEWIJZING $x" (x: sledenummer)<br />

volgen, worden aan de opgegeven slede toegewezen. De toewijzing geldt totdat een nieuwe wordt<br />

geprogrammeerd.<br />

Wanneer u na een TOEWIJZING een NC-regel met slede-aanduiding programmeert, heeft de sledeaanduiding<br />

voorrang.<br />

Referentieslede voor snijsnelheid/toerental Bladzijde 195<br />

Voor elke slede waarmee een bewerking wordt uitgevoerd, moet aan het programmabegin een<br />

snijsnelheid of toerental worden geprogrammeerd. De slede die als laatste G96/G97 heeft uitgevoerd,<br />

is de referentieslede. Voor de bewerking geldt de snijsnelheid/het toerental van de referentieslede. Bij<br />

een constante snijsnelheid (G96) is het spiltoerental afhankelijk van de X-positie van de referentieslede.<br />

Aanwijzing: Benader een X-positie waarbij een voldoende hoog toerental is gewaarborgd, wanneer de<br />

referentieslede het werk vóór de andere slede beëindigt<br />

C-as op machines met meer sledes<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT houdt voor C-assen rekening met de slede-afhankelijke parameters "Nulpunt-offset C-as<br />

1/2" (MP 201, ..). Wanneer de slede een C-asbewerking uitvoert, wordt de offset voor C-as 1 of 2<br />

verrekend. Hiermee wordt de C-positie die u programmeert, aan het werkstuk "gebonden".<br />

334<br />

Voorbeeld: Bij een draaibank met twee tegenover elkaar liggende sledes voert u met beide sledes<br />

C-asbewerkingen uit. De door u geprogrammeerde C-posities zijn gerelateerd aan het werkstuk –<br />

onafhankelijk van de slede waarmee de bewerking wordt uitgevoerd.


Programmering van meer sledes zie:<br />

Programma-einde<br />

Elke actieve slede moet een M30/M99 uitvoeren om het NC-programma te beëindigen. Advies:<br />

programmeer M30/M99 zonder slede-aanduiding.<br />

Subprogramma's Bladzijde 329<br />

Subprogramma-oproep: Het subprogramma wordt opgeroepen voor de sledes waarvan de sledeaanduiding<br />

is geprogrammeerd.<br />

Subprogramma-einde: de oproepende slede moet het subprogramma met RETURN beëindigen.<br />

Advies: programmeer de RETURN zonder slede-aanduiding.<br />

Synchronisatiemechanismen<br />

Wachten op slede: Synchroonfunctie M97 Bladzijde 290<br />

Sledes waarvoor M97 is geprogrammeerd, wachten tot alle in de slede-aanduiding vermelde sledes<br />

deze regel hebben bereikt. Daarna wordt het programma verder uitgevoerd. Geef de te synchroniseren<br />

sledes in de slede-aanduiding vóór de M97 op, of programmeer in de parameter van M97 de slede<br />

waarmee de synchronisatie moet plaatsvinden.<br />

Gelijktijdige start: Synchrone start van banen G63 Bladzijde 289<br />

G63 zorgt voor de gelijktijdige start van de geprogrammeerde sledes.<br />

Synchroniseren via merktekens en posities Bladzijde 288<br />

Eenzijdige synchronisatie G62: de met G62 geprogrammeerde slede wacht totdat "slede Q" het<br />

"merkteken H" of de X-/Z-coördinaat heeft bereikt. Als het merkteken en de X-/Z-coördinaten zijn<br />

geprogrammeerd, wacht de slede totdat aan beide voorwaarden is voldaan.<br />

Synchroonteken plaatsen G162: met G162 wordt een synchroonteken geplaatst. De afloop van het<br />

NC-programma wordt voor deze slede zonder onderbreking voortgezet.<br />

Aanwijzing: bij een synchronisatie met coördinaten moet deze coördinaat worden "gepasseerd". De<br />

actuele waarde geldt. Synchroniseer daarom niet op eindcoördinaten van NC-regels, omdat deze<br />

bijvoorbeeld vanwege de volgfout niet worden bereikt.<br />

Programmatest Bladzijde 389<br />

De simulatie ondersteunt het testen van programma's met meer sledes door:<br />

Weergave van de verplaatsingen van diverse sledes<br />

Weergave van de NC-regels en positiewaarden van de gekozen slede<br />

Met de synchroonpuntanalyse wordt de onderlinge afhankelijkheid van de sledes weergegeven.<br />

De grafische weergave toont de bewerkingstijden, gereedschapswissel, synchroonpunten en<br />

wachttijden. In de extra "synchroonpuntinformatie" staan details van de gekozen<br />

gereedschapswisselpositie of het synchroonpunt.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 335<br />

4.38 Draaibanken met meer sledes


4.38 Draaibanken met meer sledes<br />

Programma-afloop<br />

Regelweergave: u kunt de regelweergave voor meer sledes instellen.<br />

De cursor toont voor elke slede de actieve NC-regel.<br />

Startregel zoeken bij programma's met meer sledes:<br />

U activeer de regelweergave voor alle betrokken sledes (kanalen).<br />

U Selecteer de startregel voor de eerste slede.<br />

U Schakel met de sledewisseltoets om naar de regelweergave van de<br />

volgende slede.<br />

U Selecteer de startregel voor deze slede.<br />

U Startregels "overnemen".<br />

U Start de bewerking.<br />

Bril positioneren<br />

De bril wordt met het subprogramma gepositioneerd.<br />

Het werkstuk wordt bewerkt.<br />

De bril wordt door het subprogramma naar een "parkeerpositie"<br />

verplaatst.<br />

DIN-programma "Bril positioneren"<br />

336<br />

Zoeken naar startregel:<br />

Kies voor elke slede een geschikte startregel.<br />

Elke slede moet tot de startregel hetzelfde aantal<br />

synchroonpunten hebben "afgewerkt".<br />

%LUEN_POS.NC<br />

PROGRAMMAKOP<br />

#SLEDE $1$2 Slede 1: gereedschapshouder; slede 2: bril<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

N 1 G59 Z1000<br />

. . .<br />

$1$2 N 2 M97 Slede 1 en 2 synchroniseren<br />

$2 N 3 L"LUE_POS" V1 LA300 Bril met subprogramma positioneren<br />

$1$2 N 4 M97 Slede 1 wacht op bril<br />

TOEWIJZING $1<br />

N 5 G14 Q0 Bewerking door slede 1<br />

N 6 T2<br />

N 7 G95 F0.6 G96 S230 M4<br />

N 8 G0 X350 Z10<br />

N 9 G810 . . .


. . .<br />

$1$2 N 50 M97 Bril wacht op einde van de bewerking<br />

$2 N 51 L"LUE_PARK" Bril door subprogramma naar parkeerpositie<br />

$1$2 N 52 M97 Wachten tot de bril de parkeerpositie heeft bereikt<br />

$1$2 N 53 M30 Programma-einde voor slede 1 en 2<br />

EINDE<br />

DIN-subprogramma "Bril positioneren"<br />

%LUE_POS.NCS<br />

$2 N 1 G0 Z#__LA Bril positioneren<br />

$2 N 2 M300 Bril sluiten<br />

. . . Eventueel nog meer brilcommando's<br />

$2 RETURN<br />

DIN-subprogramma "Bril parkeren"<br />

%LUE_PARK.NCS<br />

$2 N 1 M301 Bril openen<br />

$2 N 2 G701 Z1200 Bril op parkeerpositie<br />

. . . Eventueel nog meer brilcommando's<br />

$2 RETURN<br />

Meelopende bril<br />

Het gereedschap en de bril worden "voorgepositioneerd" (N3 t/m<br />

N17).<br />

Tijdens de snede loopt de bril mee (N19).<br />

Na de bewerking wacht de bril tot het gereedschap is vrijgezet (N20<br />

en N22).<br />

Vervolgens wordt de bril naar een "parkeerpositie" verplaatst (N24).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 337<br />

4.38 Draaibanken met meer sledes


4.38 Draaibanken met meer sledes<br />

DIN-programma "Meelopende bril"<br />

%LUENETTE.NC<br />

PROGRAMMAKOP<br />

#SLEDE $1$2 Slede 1: gereedschapshouder; slede 2: bril<br />

. . .<br />

REVOLVER 1<br />

T 2 ID"111-80-080.1"<br />

T 4 ID"121-55-040.1"<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

. . .<br />

338<br />

N 1 G59 Z1000<br />

$1$2 N 2 M97 Slede 1 en 2 synchroniseren<br />

TOEWIJZING $1<br />

. . .<br />

N 3 G14 Q0 Slede 1: bewerking voorbereiden<br />

N 4 T4<br />

N 5 G95 F0.5 G96 S200 M4<br />

N 6 G0 X300 Z10<br />

TOEWIJZING $2<br />

N 15 G0 Z10 Bril positioneren<br />

N 16 M300 Bril sluiten<br />

N 17 G95 F0.5 Aanzet voor bril<br />

$1$2 N 18 G63 Slede 1 en 2 starten gelijktijdig<br />

$1$2 N 19 G1 Z-800 Slede 1 bewerkt, de bril loopt mee<br />

TOEWIJZING $1<br />

N 20 G1 X320 G162 H1 Gereedschap zet vrij en plaatst synchroonteken<br />

"H1"<br />

N 21 G14 Q0<br />

TOEWIJZING $2<br />

N 22 G62 H1 Q1 X318 Bril wacht op synchroonteken "H1" en X-positie 318<br />

N 23 M301 Bril openen<br />

N 24 G701 Z1200 Bril op parkeerpositie<br />

$1$2 N 25 M97 Wachten tot slede 1 en 2 de eindpositie hebben<br />

bereikt<br />

$1$2 N 26 M30 Programma-einde voor slede 1 en 2<br />

EINDE


Er werken twee sledes gelijktijdig<br />

Met een eerste voorbewerking wordt het werkstuk zover bewerkt<br />

dat de steekbewerking kan worden uitgevoerd.<br />

Parallel aan de andere voorbewerkingen (N20 t/m N25) wordt de<br />

insteek uitgevoerd (N26 t/m N34).<br />

Slede 1 legt de snijsnelheid vast. Daarom wordt hij na de<br />

voorbewerking naar een "parkeerpositie" verplaatst die een<br />

voldoende hoge snijsnelheid garandeert.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 339<br />

4.38 Draaibanken met meer sledes


4.38 Draaibanken met meer sledes<br />

DIN-programma "Bewerking met twee sledes"<br />

%12GLEICH.NC<br />

#SLEDE $1$2<br />

. . .<br />

REVOLVER 1<br />

T 2 ID"111-80-040.1" Voorbewerkingsgereedschap<br />

. . .<br />

REVOLVER 2<br />

T 4 ID"151-0.15-0.5" Steekgereedschap<br />

. . .<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

340<br />

N 1 G20 X30 Z80 K2<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

N 2 G0 X0 Z0<br />

N 3 G1 X16 B-2<br />

N 4 G1 Z-20<br />

N 5 G1 X28 B1<br />

N 6 G1 Z-50<br />

N 7 G22 Z-40 II-4 K-45 B-0.5 R0.2<br />

$1$2 N 8 M97 Slede 1 en 2 synchroniseren<br />

N 9 G97 S1000<br />

N 10 G14 Q0 Beide sledes benaderen de<br />

gereedschapswisselpositie<br />

$1$2 N 11 M97 Slede 1 en 2 synchroniseren<br />

N 12 G59 Z200 Nulpuntverschuiving voor beide sledes<br />

. . .<br />

TOEWIJZING $1 Slede 1: voorbewerken voor insteken<br />

N 13 T8<br />

N 14 G95 F0.4 G96 S220 M4 Aanwijzing: G96 geldt voor beide sledes<br />

N 15 G0 X40 Z5<br />

N 16 M108<br />

N 17 G47 P3<br />

N 18 G810 NS4 NE6 P2 I0.5 K0.3 X28<br />

Voorbewerken met snijkantbegrenzing<br />

Z-60 W180 V3


$1$2 N 19 M97 Slede 2 wacht op slede 1<br />

N 20 G47 P3 Slede 1: verdere voorbewerking<br />

N 21 G820 NS3 NE3 P2 I0.5 K0.3 V3<br />

N 22 G47 P3<br />

N 23 G810 NS4 NE6 P4 I0.5 K0.3 Q2<br />

N 24 M109<br />

N 25 G0 X60 Z10 Slede 1: wachtpositie (stelt snijsnelheid in)<br />

TOEWIJZING $2 Slede 2: insteken parallel aan voorbewerking<br />

N 26 T4<br />

N 27 G95 F0.2<br />

N 28 G0 X32 Z-44<br />

N 29 M108<br />

N 30 G47 P3<br />

N 31 G866 NS7 I0.2<br />

N 32 G0 X32 Z-44<br />

N 33 M109<br />

N 34 G14 Q0 Slede 2: gereedschapswisselpositie benaderen<br />

$1$2 N 35 M97 Slede 1 wacht op slede 2<br />

$1 N 36 G14 Q0 Slede 1: gereedschapswisselpositie benaderen<br />

$1$2 N 37 M30 Programma-einde voor slede 1 en 2<br />

EINDE<br />

Twee sledes werken na elkaar<br />

Slede 1 voert de voorbewerking uit (N10 t/m N20).<br />

Vervolgens bewerkt slede 2 de contour na (N22 t/m N34).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 341<br />

4.38 Draaibanken met meer sledes


4.38 Draaibanken met meer sledes<br />

DIN-programma "Twee sledes na elkaar"<br />

%12NACH.NC<br />

PROGRAMMAKOP<br />

#SLEDE $1$2<br />

. . .<br />

REVOLVER 1<br />

T 2 ID"111-80-040.1" Voorbewerkingsgereedschap<br />

. . .<br />

T 4 ID"121-55-040.1" Nabewerkingsgereedschap<br />

. . .<br />

342<br />

N 1 G20 X30 Z80 K2<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

N 2 G0 X0 Z0<br />

N 3 G1 X16 B-2<br />

N 4 G1 Z-20<br />

N 5 G1 X28 B1<br />

N 6 G1 Z-50<br />

$1$2 N 7 M97 Slede 1 en 2 synchroniseren<br />

N 8 G14 Q0 Beide sledes benaderen de<br />

gereedschapswisselpositie<br />

$1$2 N 9 M97 Slede 1 en 2 synchroniseren<br />

. . .<br />

TOEWIJZING $1 Slede 1: voorbewerking<br />

N 10 G59 Z200<br />

N 11 T8<br />

N 12 G95 F0.4 G96 S220 M4<br />

N 13 G0 X40 Z5<br />

N 14 M108<br />

N 15 G47 P3<br />

N 16 G820 NS3 NE3 P2 I0.5 K0.3 V3<br />

N 17 G810 NS4 NE6 P4 I0.5 K0.3 Z-60<br />

W180 Q2<br />

N 18 M109


N 19 G0 X60 Z10<br />

N 20 G14 Q0<br />

$1$2 N 21 M97 Slede 2 wacht op slede 1<br />

TOEWIJZING $2 Slede 2: nabewerking<br />

N 22 G59 Z200<br />

N 23 T4<br />

N 24 G95 F0.2 G96 S250 M4<br />

N 25 G0 X40 Z0<br />

N 26 M108<br />

N 27 G47 P3<br />

N 28 G890 NS3 NE3 V3<br />

N 29 G0 X13 Z4<br />

N 30 G47 P3<br />

N 31 G890 NS4 NE6<br />

N 32 M109<br />

N 33 G0 X60 Z10<br />

N 34 G14 Q0<br />

$1$2 N 35 M97 Slede 1 en 2 synchroniseren<br />

$1$2 N 36 M30 Programma-einde voor slede 1 en 2<br />

EINDE<br />

Bewerking met cyclus met vier assen<br />

De voorbewerking wordt uitgevoerd door slede 1 en 2 samen (N8 t/<br />

m N15). Daarbij wordt de voorbewerkingscyclus G810 als "cyclus<br />

met vier assen" ingesteld.<br />

Vervolgens bewerkt slede 1 de contour na (N16 t/m N18).<br />

DIN-programma "Bewerking met vier assen"<br />

%4ACHS.NC<br />

PROGRAMMAKOP<br />

#SLEDE $1$2<br />

. . .<br />

REVOLVER 1<br />

T 1 ID"111-80-080.1" Voorbewerkingsgereedschap<br />

T 2 ID"121-55-040.1" Nabewerkingsgereedschap<br />

. . .<br />

REVOLVER 2<br />

T 1 ID"111-80-040.1" Voorbewerkingsgereedschap<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 343<br />

4.38 Draaibanken met meer sledes


4.38 Draaibanken met meer sledes<br />

. . .<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

344<br />

N 1 G20 X100 Z200 K0<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

N 2 G0 X0 Z0<br />

N 3 G1 X50 B8<br />

N 4 G1 Z-150 B6<br />

N 5 G1 X100 B5<br />

N 6 G1 Z-200<br />

$1$2 N 7 M97 Slede 1 en 2 synchroniseren<br />

TOEWIJZING $1$2 Beide sledes: gereedschapswissel en<br />

voorpositioneren<br />

N 8 G14 Q0<br />

N 9 T1<br />

N 10 G59 Z300<br />

N 11 G0 X120 Z5 G95 F1<br />

$1$2 N 12 M97 Slede 1 en 2 synchroniseren<br />

$1 N 13 G96 S300 M4<br />

N 14 G810 NS4 NE5 P5 I0.5 K0.4 B0 Slede 1 en 2 bewerken gelijktijdig voor<br />

N 15 G14<br />

TOEWIJZING $1 Slede 1: nabewerking<br />

N 16 T2<br />

N 17 G890 NS4 NE5<br />

N 18 G14<br />

$1$2 N 19 M97 Slede 1 en 2 synchroniseren<br />

$1$2 N 20 M30 Programma-einde voor slede 1 en 2<br />

EINDE


4.39 Complete bewerking<br />

Basisprincipes van de complete bewerking<br />

De bewerking aan de voor- en achterkant in een programma wordt als<br />

een complete bewerking beschouwd. De <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt de<br />

complete bewerking bij alle gangbare machineconcepten. U hebt<br />

daarbij de beschikking over functies zoals hoeksynchrone overdracht<br />

van werkstukken bij draaiende spil, verplaatsen naar een vaste<br />

aanslag, gecontroleerd afsteken en coördinatentransformatie. Dit<br />

garandeert een complete bewerking in een zo kort mogelijke tijd en<br />

een eenvoudige programmering.<br />

U beschrijft zowel de te draaien contour, de contouren voor de C-as<br />

als de complete bewerking in een NC-programma. Voor het<br />

omspannen beschikt u over expertprogramma's die rekening houden<br />

met de draaibankconfiguratie.<br />

Van de voordelen van de "complete bewerking" kunt u ook profiteren<br />

op draaibanken met een hoofdspil.<br />

Contouren achterkant C-as: de oriëntatie van de XK-as en dus ook<br />

de oriëntatie van de C-as zijn "afhankelijk van het werkstuk". Hieruit<br />

volgt het onderstaande voor de achterkant:<br />

oriëntatie van de XK-as: "naar links" (voorkant: "naar rechts")<br />

oriëntatie van de C-as: "met de klok mee"<br />

rotatierichting bij cirkelbogen G102: "tegen de klok in"<br />

rotatierichting bij cirkelbogen G103: "met de klok mee"<br />

Draaibewerking: de <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt de complete bewerking<br />

met conversie- en spiegelfuncties, zodat het principe<br />

verplaatsingen in + richting verwijderen zich van het werkstuk<br />

verplaatsingen in – richting gaan naar het werkstuk toe<br />

bij de bewerking aan de achterkant gehandhaafd blijft.<br />

Meestal stelt de machinefabrikant op uw draaibank afgestemde<br />

expertprogramma's beschikbaar voor de overdracht van het<br />

werkstuk.<br />

Referentiepunten en coördinatensysteem: de positie van de<br />

machine- en werkstuknulpunten, en de coördinatensystemen voor de<br />

hoofd- en tegenspil ziet u in de onderste afbeelding. Bij deze opbouw<br />

van de draaibank adviseren wij u uitsluitend de Z-as te spiegelen. U<br />

bereikt daarmee dat ook bij bewerkingen op de tegenspil het principe<br />

geldt "verplaatsingen in positieve richting verwijderen zich van het<br />

werkstuk".<br />

Meestal bevat het expertprogramma het spiegelen van de Z-as en de<br />

nulpuntverschuiving met "NP-offs".<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 345<br />

4.39 Complete bewerking


4.39 Complete bewerking<br />

Programmering van de complete bewerking<br />

Bij de contourprogrammering aan de achterkant moet rekening<br />

worden gehouden met de oriëntatie van de XK-as (of X-as) en de<br />

rotatierichting in het geval van cirkelbogen.<br />

Zolang u van boor- en freescycli gebruikmaakt, hoeft u bij de<br />

bewerking aan de achterkant geen rekening te houden met<br />

bijzonderheden, omdat de cycli aan vooraf gedefinieerde contouren<br />

zijn gerelateerd.<br />

Bij de bewerking aan de achterkant met de basisfuncties G100..G103<br />

gelden dezelfde voorwaarden als bij de contouren aan de achterkant.<br />

Draaibewerking: in de expertprogramma's voor het omspannen zijn<br />

conversie- en spiegelfuncties opgenomen. Bij het bewerken aan de<br />

achterkant (2e opspanning) geldt:<br />

+ richting: van het werkstuk weg<br />

– richting: naar het werkstuk toe<br />

G2/G12: cirkelboog "met de klok mee"<br />

G3/G13: cirkelboog "tegen de klok in"<br />

Werken zonder expertprogramma's<br />

Als er geen gebruik wordt gemaakt van de conversie- en<br />

spiegelfuncties, geldt het volgende principe:<br />

+ richting: van de hoofdspil weg<br />

– richting: naar de hoofdspil toe<br />

G2/G12: cirkelboog "met de klok mee"<br />

G3/G13: cirkelboog "tegen de klok in"<br />

346


Complete bewerking met tegenspil<br />

G30: met het expertprogramma wordt de spiegeling van de Z-as en de<br />

conversie van de cirkelbogen (G2, G3, ..) ingeschakeld. Conversie van<br />

de cirkelbogen is noodzakelijk voor de draaibewerking en Casbewerking.<br />

G121: het expertprogramma verschuift de contour en spiegelt het<br />

coördinatensysteem (Z-as). Voor de bewerking aan de achterkant<br />

(2e opspanning) is het meestal niet noodzakelijk G121 verder te<br />

programmeren.<br />

Voorbeeld: het werkstuk wordt aan de voorkant bewerkt, via het<br />

expertprogramma aan de tegenspil overgedragen en daarna wordt de<br />

achterkant bewerkt (zie afbeeldingen).<br />

Het expertprogramma voert de volgende taken uit:<br />

werkstuk hoeksynchroon aan de tegenspil overdragen<br />

verplaatsingen voor de Z-as spiegelen<br />

conversielijst activeren<br />

contourbeschrijving spiegelen en voor de 2e opspanning<br />

verschuiven<br />

Het spiegelen/converteren voor de bewerking aan de achterkant<br />

(expertprogramma) wordt aan het programma-einde met de functie<br />

G30 uitgeschakeld.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 347<br />

4.39 Complete bewerking


4.39 Complete bewerking<br />

Complete bewerking op machine met tegenspil<br />

PROGRAMMAKOP<br />

#SLEDE $1$2<br />

. . .<br />

REVOLVER 1<br />

T1 ID "512-600.10"<br />

T2 ID "111-80-080.1"<br />

T3 ID "514-600.10"<br />

T4 ID "121-55-040.1"<br />

T6 ID "115-80.080"<br />

T8 ID "125-55.040"<br />

SPANMIDDEL 1 [NULPUNTVERSCHUIVING Z233] Spanmiddel voor 1e opspanning<br />

H1 ID"3BACK"<br />

H2 ID"KBA250-86" X100 Q4<br />

SPANMIDDEL 4 [NULPUNTVERSCHUIVING Z196] Spanmiddel voor 2e opspanning<br />

H1 ID"3BACK"<br />

H2 ID"WBA240-50" X80 Q4<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

N1 G20 X100 Z100 K1<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

. . .<br />

VOORKANT Z0<br />

N13 G308 P-1<br />

N14 G100 XK-15 YK10<br />

N15 G101 XK-10 YK12 B0<br />

N16 G103 XK-4.0725 YK-12.6555 R3 J-12<br />

N17 G101 XK1 YK10<br />

N18 G101 XK10<br />

N19 G309<br />

ACHTERKANT Z-98<br />

. . .<br />

BEWERKING<br />

N27 G59 Z233 Nulpuntverschuiving 1e opspanning<br />

$1 N28 G65 H1 X0 Z-135 D1 Spanmiddel weergeven 1e opspanning<br />

$1 N29 G65 H2 X100 Z-99 D1 Q4<br />

348


$1 N30 G14 Q0<br />

$1 N31 G26 S2500<br />

$1 N32 T2<br />

. . .<br />

$1 N62 G126 S4000 Frezen - contour - buiten - kopvlak<br />

$1 N63 M5<br />

$1 N64 T1<br />

$1 N65 G197 S1485 G193 F0.05 M103<br />

$1 N66 M14<br />

$1 N67 M107<br />

$1 N68 G0 X36.0555 Z3<br />

$1 N69 G110 C146.31<br />

$1 N70 G147 I2 K2<br />

$1 N71 G840 Q0 NS15 NE18 I0.5 R0 P1<br />

$1 N72 G0 X31.241 Z3<br />

$1 N73 G14 Q0<br />

$1 N74 M105<br />

$1 N75 M109<br />

$1 N76 M15 Omspannen voorbereiden<br />

$1 N77 G65 H1 D1 Spanmiddel 1e opspanning wissen<br />

$1 N78 G65 H2 D1<br />

$1 $2 N79 M97 Slede voor omspannen synchroniseren<br />

$1 $2 N80 L“UMKOMPL“ V1 LA1000 LD369 LE547 LF98 LH98 I3 Expertprog. voor afsteken en omspannen:<br />

LA=toerentalbegrenzing<br />

LD=ophaalpositie Z<br />

LE=werkpositie Z – slede 2<br />

LF=lengte van bewerkt werkstuk<br />

LH=afstand klauwplaatreferentie tot aanslagkant<br />

werkstuk<br />

I=minimale aanzetbaan vaste aanslag<br />

$1 $2 N81 M97<br />

$1 N82 G65 H1 X0 Z-100 D4 Spanmiddel spil 4 inschakelen<br />

$1 N83 G65 H2 X80 Z-63 D4 Q4<br />

. . . Bewerking aan de achterkant<br />

$1 $2 N125 G30 H0 Q0 Bewerking achterkant uitschakelen<br />

$1 $2 N126 M97<br />

N129 M30<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 349<br />

4.39 Complete bewerking


4.39 Complete bewerking<br />

Complete bewerking met één spil<br />

G30: is meestal niet noodzakelijk<br />

G121: het expertprogramma spiegelt de contour. Voor de bewerking<br />

aan de achterkant (2e opspanning) is het meestal niet noodzakelijk<br />

G121 verder te programmeren.<br />

Voorbeeld: de voor- en achterkant wordt in één NC-programma<br />

bewerkt. Het werkstuk wordt aan de voorkant bewerkt, daarna volgt<br />

het handmatig omspannen. Daarna wordt de achterkant bewerkt.<br />

Het expertprogramma spiegelt en verschuift de contour voor de<br />

2e opspanning.<br />

Complete bewerking op machine met één spil<br />

PROGRAMMAKOP<br />

#SLEDE $1<br />

REVOLVER 1<br />

T1 ID "512-600.10"<br />

T2 ID "111-80-080.1"<br />

T4 ID "121-55-040.1"<br />

SPANMIDDEL 1 [NULPUNTVERSCHUIVING Z233]<br />

H1 ID"3BACK"<br />

H2 ID"KBA250-86" X100 Q4<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

N1 G20 X100 Z100 K1<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

. . .<br />

VOORKANT Z0<br />

. . .<br />

ACHTERKANT Z-98<br />

N20 G308 P-1<br />

N21 G100 XK5 YK-10<br />

N22 G101 YK15<br />

N23 G101 XK-5<br />

N24 G103 XK-8 YK3.8038 R6 I-5 B0<br />

350


N25 G101 XK-12 YK-10<br />

N26 G309<br />

BEWERKING<br />

N27 G59 Z233 Nulpuntverschuiving 1e opspanning<br />

N28 G65 H1 X0 Z-135 D1 Spanmiddel weergeven 1e opspanning<br />

N29 G65 H2 X100 Z-99 D1 Q4<br />

. . .<br />

N82 M15 Omspannen voorbereiden<br />

N83 G65 H1 D1 Spanmiddel 1e opspanning wissen<br />

N84 G65 H2 D1<br />

N86 L"UMHAND" V1 LF98 LH99 Expertprogramma voor handmatig omspannen:<br />

LF=lengte van bewerkt werkstuk<br />

LH=afstand klauwplaatreferentie tot aanslagkant<br />

werkstuk<br />

N88 G65 H1 X0 Z-99 D1 Spanmiddel bewerking achterkant inschakelen<br />

N89 G65 H2 X88 Z-63 D1 Q4<br />

. . .<br />

N125 M5 Frezen - achterkant<br />

N126 T1<br />

N127 G197 S1485 G193 F0.05 M103<br />

N128 M14<br />

N130 M107<br />

N131 G0 X22.3607 Z3<br />

N132 G110 C-116.565<br />

N133 G153<br />

N134 G147 I2 K2<br />

N135 G840 Q0 NS22 NE25 I0.5 R0 P1<br />

N136 G0 X154 Z-95<br />

N137 G0 X154 Z3<br />

N138 G14 Q0<br />

N139 M105<br />

N141 M109<br />

N142 M15<br />

N143 M30<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 351<br />

4.39 Complete bewerking


4.40 DIN PLUS-programmavoorbeeld<br />

4.40 DIN PLUSprogrammavoorbeeld<br />

Voorbeeld subprogramma met<br />

contourherhalingen<br />

Contourherhalingen, inclusief opslaan van de contour<br />

PROGRAMMAKOP<br />

#SLEDE $1<br />

REVOLVER 1<br />

T2 ID "121-55-040.1"<br />

T3 ID "111-55.080.1"<br />

T4 ID "161-400.2"<br />

T8 ID "342-18.0-70"<br />

T12 ID "112-12-050.1"<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

N1 G20 X100 Z120 K1<br />

BEWERKT WERKSTUK<br />

N2 G0 X19.2 Z-10<br />

N3 G1 Z-8.5 B0.35<br />

N4 G1 X38 B3<br />

N5 G1 Z-3.05 B0.2<br />

N6 G1 X42 B0.5<br />

N7 G1 Z0 B0.2<br />

N8 G1 X66 B0.5<br />

N9 G1 Z-10 B0.5<br />

N10 G1 X19.2 B0.5<br />

BEWERKING<br />

N11 G26 S2500<br />

N12 G14 Q0<br />

N13 G702 Q0 Contour opslaan<br />

N14 L"1" V0 Q2 "Qx" = aantal herhalingen<br />

N15 M30<br />

SUBPROGRAMMA "1"<br />

N16 M108<br />

352


N17 G702 Q1 Opgeslagen contour laden<br />

N18 G14 Q0<br />

N19 T8<br />

N20 G97 S2000 M3<br />

N21 G95 F0.2<br />

N22 G0 X0 Z4<br />

N23 G147 K1<br />

N24 G74 Z-15 P72 I8 B20 J36 E0.1 K0<br />

N25 G14 Q0<br />

N26 T3<br />

N27 G96 S300 G95 F0.35 M4<br />

N28 G0 X72 Z2<br />

N29 G820 NS8 NE8 P2 K0.2 W270 V3<br />

N30 G14 Q0<br />

N31 T12<br />

N32 G96 S250 G95 F0.22<br />

N33 G810 NS7 NE3 P2 I0.2 K0.1 Z-12 H0 W180 Q0<br />

N34 G14 Q2<br />

N35 T2<br />

N36 G96 S300 G95 F0.08<br />

N37 G0 X69 Z2<br />

N38 G47 P1<br />

N39 G890 NS8 V3 H3 Z-40 D3<br />

N40 G47 P1<br />

N41 G890 NS9 V1 H0 Z-40 D1 I74 K0<br />

N42 G14 Q0<br />

N43 T12<br />

N44 G0 X44 Z2<br />

N45 G890 NS7 NE3<br />

N46 G14 Q2<br />

N47 T4 Afsteekgereedschap inspannen<br />

N48 G96 S160 G95 F0.18 M4<br />

N49 G0 X72 Z-14<br />

N50 G150 Referentiepunt aan rechterzijde van de snijkant<br />

positioneren<br />

N51 G1 X60<br />

N52 G1 X72<br />

N53 G0 Z-9<br />

N54 G1 X66 G95 F0.18<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 353<br />

4.40 DIN PLUS-programmavoorbeeld


4.40 DIN PLUS-programmavoorbeeld<br />

N55 G42 SRC inschakelen<br />

N56 G1 Z-10 B0.5<br />

N57 G1 X17<br />

N58 G0 X72<br />

N59 G0 X80 Z-10 G40 SRC uitschakelen<br />

N60 G14 Q0<br />

N61 G56 Z-14.4 Incrementele nulpuntverschuiving<br />

RETURN<br />

EINDE<br />

354


4.41 DIN PLUS-sjablonen<br />

Met "sjabloon" wordt een van tevoren vastgelegd, op uw draaibank<br />

afgestemd NC-codeblok bedoeld dat in het NC-programma wordt<br />

opgenomen. Dat betekent minder programmeren en er kan een<br />

verregaande standaardisatie worden bereikt.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT onderscheidt:<br />

De startsjabloon om een nieuw NC-programma te maken.<br />

Structuursjablonen als ondersteuning bij het programmeren van<br />

complexe processen.<br />

De sjablonen worden in de directory "NCPS" onder de naam<br />

"DINSTART.BEV" resp. "VORLAGEx.BEV" (x: 1..9) opgeslagen.<br />

De startsjabloon<br />

Als er een startsjabloon is, wordt deze bij het maken van een nieuw<br />

NC-programma geladen.<br />

De startsjabloon moet programmadeel-aanduidingen,<br />

constantedefinities, toerentalbegrenzingen, nulpuntverschuivingen en<br />

dergelijke instructies en gegevens bevatten die op uw draaibank zijn<br />

afgestemd. Zonder startsjabloon maakt de <strong>CNC</strong> PILOT een nieuw NCprogramma<br />

dat alleen de standaard programmadeel-aanduidingen<br />

bevat.<br />

Startsjabloon bewerken:<br />

U Aanmelding als "systeembeheerder"<br />

U "Prog > Laden > Sjabloon" in het hoofdmenu kiezen<br />

U "DINSTART" uit de lijst met sjablonen kiezen<br />

U Sjabloon in "vrije bewerking" bewerken en vervolgens opslaan<br />

Als de startsjabloon niet op uw besturing beschikbaar is, maakt u de<br />

sjabloon extern en kopieert u deze onder de naam "DINSTART.BEV"<br />

naar de directory "NCPS".<br />

De structuursjabloon<br />

In structuursjablonen worden programmareeksen gedefinieerd die bij<br />

de oproep in het NC-programma worden overgenomen. Bovendien is<br />

het mogelijk de sjablonen via overdrachtparameters te beïnvloeden.<br />

Daarmee wordt de programmering van complexe draaibanken<br />

vereenvoudigd.<br />

Meestal stelt de machinefabrikant structuursjablonen beschikbaar en<br />

verklaart de functie ervan. de <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt maximaal 9<br />

structuursjablonen.<br />

Structuursjablonen oproepen:<br />

U "Instr(ucties) < Sjabloonselectie < .." in het bewerkingsmenu kiezen<br />

(".." de laatste stap van het sjabloonmenu is machine-afhankelijk)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 355<br />

4.41 DIN PLUS-sjablonen


4.41 DIN PLUS-sjablonen<br />

Opbouw van een structuursjabloon<br />

Bij de oproep van een structuursjabloon worden de NC-regels van de<br />

sjabloon in het NC-programma overgenomen. Daarbij kunnen de regels<br />

van de structuursjabloon zo worden ingericht dat ze met gegevens kunnen<br />

worden aangevuld of onderdrukt. Deze "beïnvloeding" vindt plaats via<br />

overdrachtparameters. Bovendien vult de <strong>CNC</strong> PILOT de regelnummers aan.<br />

Structuursjabloon beïnvloeden:<br />

Variabelen: In de sjabloon hebben variabelen de syntaxis "#__la" (of<br />

een andere parameteraanduiding). Deze variabelen worden door het<br />

overdrachtgegeven "la" (of een andere parameteraanduiding)<br />

vervangen. Het overdrachtgegeven kan een eenvoudige tekst, een<br />

M- of T-functie of de oproep van een G-functie (incl. parameter) zijn.<br />

Het type overdrachtgegeven wordt bij de declaratie van de<br />

overdrachtparameters vastgelegd.<br />

Regel onderdrukken: Vóór NC-regels die moeten worden onderdrukt,<br />

wordt in de sjabloon een "[[#__la]]" (of andere parameteraanduiding)<br />

geplaatst. De bijbehorende overdrachtparameter "la" (of andere<br />

parameteraanduiding) wordt als type "ja/nee-beslissing" gedefinieerd.<br />

De bijbehorende NC-regel wordt alleen in het programma<br />

overgenomen, als aan de voorwaarde is voldaan - dus "ja" is ingevoerd.<br />

Overdrachtparameters bij structuursjablonen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt maximaal 19 overdrachtparameters:<br />

[//] – Begin van de parameter-declaratie<br />

[pn; s=dialoogtekst (max. 16 tekens); xx ]<br />

[//] – Einde van de parameter-declaratie<br />

pn: parameter-identifier (la, lb, ...)<br />

xx: Type gegevensoverdracht:<br />

geen type gedefinieerd: de ingevoerde tekst wordt<br />

overgenomen<br />

"e=S0": ja/nee-beslissing met standaardinstelling "nee"<br />

"e=S1": ja/nee-beslissing met standaardinstelling "ja"<br />

"e=G": G-functie<br />

Na invoer van het G-nummer opent de <strong>CNC</strong> PILOT de<br />

dialoog van deze G-functie. De overdracht van de Goproep<br />

vindt inclusief parameters plaats.<br />

Wanneer op de toets "Verder" wordt gedrukt, wordt de<br />

lijst met G-functies voor de selectie van een G-functie<br />

aangeboden.<br />

"e=M": M-functie<br />

Invoer van het M-nummer. Er vindt overdracht van de Moproep<br />

plaats.<br />

Wanneer op de toets "Verder" wordt gedrukt, wordt de lijst<br />

met M-functies voor de selectie van een functie aangeboden.<br />

356<br />

"e=T": De <strong>CNC</strong> PILOT toont de revolvertabel voor de<br />

selectie van een gereedschap. Er vindt overdracht plaats<br />

van de uit de revolvertabel geselecteerde T-oproep.<br />

Voorbeeld: "Overdrachtparameters"<br />

Vorlagex.BEV<br />

[//]<br />

[/la; s=spil 0 ;e=S0/]<br />

[/lb; s=G-functie ;e=G/]<br />

[/lc; s=M-functie ;e=M/]<br />

[/ld; s=T-functie ;e=T/]<br />

[/le; s=subprog.naam /]<br />

[//]<br />

. . .


Structuursjablonen bewerken<br />

U Aanmelding als "systeembeheerder"<br />

U "Prog > Laden > Sjabloon" in het hoofdmenu kiezen<br />

U "Vorlagex" uit de lijst met sjablonen kiezen<br />

U Sjabloon in "vrije bewerking" bewerken en vervolgens opslaan<br />

Helpschermen voor structuursjablonen<br />

Met helpschermen worden de overdrachtparameters van de<br />

structuursjablonen verklaard. De <strong>CNC</strong> PILOT plaatst de helpschermen<br />

links naast de dialoogbox.<br />

Het helpscherm bevat de naam van de sjabloon. Wanneer aan het<br />

scherm het teken "_" en de naam van het invoerveld wordt<br />

toegevoegd, wordt voor het invoerveld een apart scherm getoond. Bij<br />

invoervelden zonder eigen scherm wordt (indien beschikbaar) het<br />

scherm van de sjabloon getoond.<br />

Formaat van de schermen:<br />

BMP-schermen<br />

Grootte 410x324 pixels<br />

Helpschermen voor sjablonen kunnen als volgt worden geïntegreerd:<br />

U Geef het helpscherm de naam van de sjabloon resp. de<br />

sjabloonnaam en de naam van het invoerveld en de extensie "ico"<br />

U Plaats de helpschermen in de directory "Data" (op de Data<strong>Pilot</strong> in de<br />

machine-afhankelijke data-directory)<br />

U Kopieer het bestand "UpHelp.res" en geef de kopie de naam van het<br />

afbeeldingenbestand en de extensie "res". Dit bestand staat ook in<br />

de Data-directory. (per afbeeldingenbestand is een res-bestand<br />

vereist.)<br />

Het sjabloonmenu<br />

Sjabloonmenu: De "laatste stap" van het sjabloonmenu definieert u<br />

met de taalafhankelijke naamlijst "....". In deze naamlijst voert u de<br />

menutekst voor de sjablonen 1..9 in.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 357<br />

4.41 DIN PLUS-sjablonen


4.41 DIN PLUS-sjablonen<br />

Voorbeeld van een sjabloon<br />

Voorbeeld "VORLAGEx.BEV"<br />

%VORLAGEX.BEV Bewerkingsblok voor slede 1<br />

[//] Overdrachtparameters definiëren<br />

[/LB; S=GS BIJ SP0 ;E=S0/] ja/nee-beslissing<br />

[/LC; S=GS BIJ SP3 ;E=S0/]<br />

[/LF; S=G-FUNCTIE ;E=G/] G-functie<br />

[/LH; S=SUBPROG. AANMAKEN ;E=S0/]<br />

[/J; S=SUBPROG.NAAM /] Ingevoerde tekst overnemen<br />

[//]<br />

[[#__LH]] [===== SUBPROGRAMMA ====]<br />

[[#__LH]] SUBPROGRAMMA “#__J“<br />

[[#__LB]] G714 ID ““ [GEREEDSCHAP] Slede 1 bij spil 0<br />

[[#__LB]] G96 S100 G95 F0.05 M4 [TECHNOLOGIE] Technologie voor hoofdspil<br />

[[#__LB]] G0 [BENADERINGSPOSITIE]<br />

[[#__LB]] M107 [KOELMIDDEL AAN]<br />

[[#__LB]] G47 P3 [VEILIGHEIDSAFSTAND]<br />

[[#__LB]] #__LF Variabele voor G-functie<br />

[[#__LB]] M109 [KOELMIDDEL UIT]<br />

[[#__LB]] G14 Q1 [GEREEDSCHAPSWISSELPOSITIE BENADEREN]<br />

[[#__LC]] G714 ID ““ [GEREEDSCHAP] Slede 1 bij spil 3<br />

[[#__LC]] G396 S100 G395 F0.05 M303 [TECHNOLOGIE] Technologie voor spil 3<br />

[[#__LC]] G0 [BENADERINGSPOSITIE]<br />

[[#__LC]] M107 [KOELMIDDEL AAN]<br />

[[#__LC]] G47 P3 [VEILIGHEIDSAFSTAND]<br />

[[#__LC]] #__LF Variabele voor G-functie<br />

[[#__LC]] M109 [KOELMIDDEL UIT]<br />

[[#__LC]] G14 Q1 [GEREEDSCHAPSWISSELPOSITIE BENADEREN]<br />

[[#__LH]] RETURN<br />

De sjabloonoproep vindt plaats met de volgende invoer:<br />

U GS bij Sp0: nee<br />

U GS bij Sp3: ja<br />

U G-functie: "810", evenals parameter van de functie G810<br />

U Subpr. aanmaken: ja<br />

U Subprog.naam: "Schru1"<br />

358


Hieruit genereert de <strong>CNC</strong> PILOT de volgende programmareeks:<br />

[===== SUBPROGRAMMA ====]<br />

SUBPROGRAMMA "SCHRU1" Subprog.oproep met ingevoerde naam<br />

N 2 G714 ID ““ [GEREEDSCHAP] Slede 1 bij spil 3<br />

N 3 G396 S100 G395 F0.05 M303 [TECHNOLOGIE]<br />

N 4 G0 [BENADERINGSPOSITIE]<br />

N 5 M107 [KOELMIDDEL AAN]<br />

N 6 G47 P3 [VEILIGHEIDSAFSTAND]<br />

N 7 G810 NS.. NE.. ... G-functie met ingevoerde parameters<br />

N 8 M109 [KOELMIDDEL UIT]<br />

N 9 G14 Q1 [GEREEDSCHAPSWISSELPOSITIE BENADEREN]<br />

RETURN<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 359<br />

4.41 DIN PLUS-sjablonen


4.42 Samenhang geometrie- en bewerkingsfuncties<br />

4.42 Samenhang geometrie- en<br />

bewerkingsfuncties<br />

Draaibewerking<br />

Functie Geometrie Bewerking<br />

Afzonderlijke elementen G0..G3<br />

G12/G13<br />

360<br />

G810 Voorbewerkingscyclus langs<br />

G820 Voorbewerkingscyclus dwars<br />

G830 Voorbewerkingscyclus parallel aan de<br />

contour<br />

G835 Parallel aan de contour met neutraal<br />

gereedschap<br />

G860 Insteekcyclus universeel<br />

G869 Steekdraaicyclus<br />

G890 Nabewerkingscyclus<br />

Insteek G22 (standaard) G860 Insteekcyclus universeel<br />

G866 Enkelvoudige insteekcyclus<br />

G869 Steekdraaicyclus<br />

Insteek G23 G860 Insteekcyclus universeel<br />

G869 Steekdraaicyclus<br />

Schroefdraad met<br />

draaduitloop<br />

G24 G810 Voorbewerkingscyclus langs<br />

G820 Voorbewerkingscyclus dwars<br />

G830 Voorbewerkingscyclus parallel aan de<br />

contour<br />

G890 Polijstcyclus<br />

G31 Schroefdraadcyclus<br />

Draaduitloop G25 G810 Voorbewerkingscyclus langs<br />

G890 Polijstcyclus<br />

Schroefdraad G34 (standaard)<br />

G37 (algemeen)<br />

G31Schroefdraadcyclus<br />

Boring G49 (hartlijn) G71 Enkelvoudige boorcyclus<br />

G72 Uitboren, verzinken, etc.<br />

G73 Draadtapcyclus<br />

G74 Diepboorcyclus


C-asbewerking – voor-/achterkant<br />

Functie Geometrie Bewerking<br />

Afzonderlijke elementen G100..G103 G840 Contourfrezen<br />

G845/G846 Kamerfrezen voor-/nabewerken<br />

Figuren G301 Rechte sleuf<br />

G302/G303 Ronde sleuf<br />

G304 Volledige cirkel<br />

G305 Rechthoek<br />

G307 Regelmatige veelhoek<br />

C-asbewerking – mantelvlak<br />

G840 Contourfrezen<br />

G845/G846 Kamerfrezen voor-/nabewerken<br />

Boring G300 G71 Enkelvoudige boorcyclus<br />

G72 Uitboren, verzinken, etc.<br />

G73 Draadtapcyclus<br />

G74 Diepboorcyclus<br />

Functie Geometrie Bewerking<br />

Afzonderlijke elementen G110..G113 G840 Contourfrezen<br />

G845/G846 Kamerfrezen voor-/nabewerken<br />

Figuren G311 Rechte sleuf<br />

G312/G313 Ronde sleuf<br />

G314 Volledige cirkel<br />

G315 Rechthoek<br />

G317 Regelmatige veelhoek<br />

G840 Contourfrezen<br />

G845/G846 Kamerfrezen voor-/nabewerken<br />

Boring G310 G71 Enkelvoudige boorcyclus<br />

G72 Uitboren, verzinken, etc.<br />

G73 Draadtapcyclus<br />

G74 Diepboorcyclus<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 361<br />

4.42 Samenhang geometrie- en bewerkingsfuncties


Grafische simulatie<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 363


5.1 De werkstand Simulatie<br />

5.1 De werkstand Simulatie<br />

Met de werkstand "Simulatie" worden geprogrammeerde contouren,<br />

verplaatsingen en verspaningsbewerkingen grafisch weergegeven.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT houdt op schaal rekening met het werkbereik, het<br />

gereedschap en de spanmiddelen.<br />

Bewerkingen met de C-as kunnen worden gecontroleerd in de<br />

hulpvensters (voorkant-/mantelvenster en zijaanzicht).<br />

Bij ingewikkelde NC-programma's met programmasprongen,<br />

variabelenberekeningen, externe wisselcodes etc. kunnen de<br />

ingevoerde gegevens en de wisselcodes worden gesimuleerd, en op<br />

die manier dus alle programmasprongen worden getest.<br />

Bij draaibanken met meer sledes ondersteunt de <strong>CNC</strong> PILOT de<br />

programmatest en de bewerking van maximaal vier werkstukken in<br />

een werkbereik.<br />

Tijdens de simulatie berekent de <strong>CNC</strong> PILOT de hoofd- en<br />

bijkomende tijden voor elk gereedschap.<br />

De synchroonpuntanalyse ondersteunt de analyse en optimalisatie<br />

van NC-programma's voor meer sledes.<br />

Functies van de werkstand Simulatie:<br />

Contoursimulatie: weergave van geprogrammeerde contouren<br />

(zie "Contoursimulatie" op bladzijde 376)<br />

Bewerkingssimulatie: controle van de verspaning (zie<br />

"Bewerkingssimulatie" op bladzijde 378)<br />

Bewegingssimulatie: weergave van de bewerking "in real-time"<br />

met permanente contourcorrectie (zie "Bewegingssimulatie" op<br />

bladzijde 382)<br />

3D-aanzicht: 3D-weergave van te draaien contouren (zie "3Daanzicht"<br />

op bladzijde 385)<br />

Tijdberekening: toont de hoofd- en bijkomende tijden van elk<br />

gebruikt gereedschap (zie "Tijdberekening" op bladzijde 390)<br />

Synchroonpuntanalyse: toont de werkstukbewerking met meer<br />

sledes. Daarbij worden zowel het tijdsverloop als de onderlinge<br />

samenhang tussen de sledes getoond (zie "Synchroonpuntanalyse"<br />

op bladzijde 390).<br />

Debug-functies: weergave en simulatie van variabelen en<br />

wisselcodes (zie "Debug-functies:" op bladzijde 386)<br />

364


Beeldschermindeling, softkeys<br />

Beeldschermindeling<br />

1 Inforegel: sub-werkstand van de simulatie, gesimuleerd NCprogramma<br />

2 Simulatievenster: de bewerking wordt in maximaal drie vensters<br />

weergegeven<br />

3 Regelweergave: geprogrammeerde NC-regel – alternatief uitlezing<br />

van variabelen<br />

4 Digitale uitlezing: NC-regelnummer, positiewaarden,<br />

gereedschapsinformatie – alternatief snijwaarden<br />

5 Sledesymbolen<br />

6 Status van de simulatie, status van de nulpuntverschuiving<br />

Softkeys<br />

Omschakeling naar de werkstand<br />

DIN PLUS<br />

Omschakeling naar de werkstand<br />

TURN PLUS<br />

Naar de volgende slede<br />

omschakelen<br />

Loep activeren<br />

Programma-afloop regel voor regel:<br />

stop na iedere NC-bronregel<br />

Basisregelwerkstand:<br />

stop na ieder contourelement resp.<br />

na iedere verplaatsing<br />

Weergave van de verplaatsingen:<br />

Lijn of (snij)spoor<br />

Gereedschapsweergave: lichtpunt<br />

of gereedschap<br />

Gaat naar het volgende<br />

simulatievenster<br />

Bij dialogen de volgende "keuze"<br />

oproepen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 365<br />

5.1 De werkstand Simulatie


5.1 De werkstand Simulatie<br />

Weergave-elementen<br />

Coördinatensystemen: Het nulpunt van het coördinatensysteem<br />

komt overeen met het werkstuknulpunt. De pijlen van de X- en Zassen<br />

wijzen in positieve richting. Indien het NC-programma meer<br />

werkstukken bewerkt, worden de coördinatensystemen van alle<br />

betrokken sledes weergegeven.<br />

Weergave van onbewerkt werkstuk<br />

Geprogrammeerd: geprogrammeerd onbewerkt werkstuk<br />

Niet geprogrammeerd: "standaard onbewerkt werkstuk" uit<br />

regelparameter 23<br />

Weergave van bewerkt werkstuk (en hulpcontouren)<br />

Geprogrammeerd: geprogrammeerd bewerkt werkstuk<br />

Niet geprogrammeerd: geen weergave<br />

Gezwenkt vlak: bij de simulatie wordt het gezwenkte vlak als<br />

hulpcontour weergegeven, wanneer het met "MANTEL_Y .." wordt<br />

vastgelegd.<br />

Gereedschapsweergave: de <strong>CNC</strong> PILOT genereert de<br />

gereedschapsafbeelding uit de parameters in de<br />

gereedschapsdatabase. Of het complete gereedschap of alleen het<br />

"snijdende gedeelte" wordt weergegeven, kunt u vastleggen in<br />

"Afbeeldingsnummer" (afbeeldingsnummer = –1: geen<br />

gereedschapsweergave).<br />

In het NC-programma geprogrammeerd: dat in het<br />

programmadeel REVOLVER geprogrammeerd gereedschap<br />

wordt gebruikt<br />

Niet in het NC-programma geprogrammeerd: het item in de<br />

gereedschapstabel wordt gebruikt<br />

Weergave van spanmiddelen: bij de simulatie worden<br />

spanmiddelen weergegeven, wanneer deze met "G65 Spanmiddel<br />

voor grafische weergave" zijn geprogrammeerd.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT genereert de spanmiddelafbeelding uit de<br />

parameters in de spanmiddeldatabase.<br />

Lichtpunt: Het lichtpunt (het witte rechthoekje) geeft de<br />

theoretische gereedschapspunt aan.<br />

Weergaven<br />

De regelweergave toont de geprogrammeerde NC-regels (NCbronregels).<br />

In de dialoogbox "Vensterkeuze" stelt u het volgende in<br />

(zie "Simulatievenster" op bladzijde 370):<br />

regelweergave voor de gekozen slede<br />

regelweergave voor de in de dialoogbox "Vensterkeuze"<br />

gemarkeerde sledes<br />

Als alternatief voor de regelweergave worden bij de simulatie vier<br />

variabelen getoond: zie "Debug-functies:" op bladzijde 386<br />

366


Digitale uitlezing:<br />

De volgende weergavevelden zijn "vast":<br />

N: regelnummer van de NC-bronregel<br />

X, Z, C: positiewaarden (actuele waarden)<br />

De volgende weergavevelden zijn afhankelijk van de instelling<br />

"statusregel":<br />

Standaardinstelling (waarden van de geselecteerde slede):<br />

positiewaarden (actuele waarden)<br />

Revolverplaats van het actieve gereedschap<br />

Instelling "Technologiegegevens":<br />

Toerental<br />

Aanzet<br />

Spilrotatierichting<br />

Omschakelen tussen "standaardinstelling" en "weergave van de<br />

technologiegegevens":<br />

U "Instel > statusregel" kiezen of op "PgUp/PgDn" drukken.<br />

Weergaven voor sledes: de sledesymbolen bevatten informatie over<br />

het coördinatensysteem en de huidige bewerkte contour.<br />

Sledesymbolen<br />

Met regelparameter 1 ("Instellingen") wordt bepaald of er<br />

"metrisch of in inch" wordt weergegeven. De instelling in<br />

de PROGRAMMAKOP heeft geen invloed op de bediening<br />

en weergave in de werkstand Simulatie.<br />

Informatie over de sledesymbolen:<br />

$n (n: 1..6): Slede-aanduiding<br />

Geconfigureerd coördinatensysteem<br />

Getal in coördinatensysteem: contour die op dit<br />

moment door deze slede wordt bewerkt<br />

Het symbool van de gekozen slede is gemarkeerd<br />

De sledeomschakeling vindt plaats met de softkey.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 367<br />

5.1 De werkstand Simulatie


5.1 De werkstand Simulatie<br />

Weergaven voor contouren: indien er in het NC-programma meer<br />

contouren zijn vastgelegd, worden bij de simulatie de desbetreffende<br />

contoursymbolen weergegeven.<br />

Contoursymbolen<br />

Keuze van een contour<br />

U "Instel > Contourselectie" kiezen. De simulatie opent de dialoogbox<br />

"Contourselectie".<br />

U In het veld "Geselecteerde contour" de gewenste contour instellen<br />

Nulpuntverschuivingen<br />

In de dialoogbox "Contourselectie" (menu-item "Instel ><br />

Contourselectie") kunt u instellen of bij de simulatie rekening moet<br />

worden gehouden met nulpuntverschuivingen. Als alternatief klikt u<br />

met het touchpad op het symbool "Nulpuntverschuivingen" om de<br />

instelling te wijzigen.<br />

Wanneer u gebruikmaakt van de programmadeel-aanduiding<br />

CONTOUR en G99, dan geldt onafhankelijk van de status van de<br />

nulpuntverschuiving:<br />

het werkstuk (de contour) wordt op de in CONTOUR vastgelegde<br />

positie weergegeven<br />

G99 X.. Z.. verschuift het werkstuk naar een nieuwe positie<br />

368<br />

Informatie over de contoursymbolen:<br />

Qn (n: 1..4): contour n<br />

Positie van het coördinatensysteem<br />

Het symbool van de gekozen contour is<br />

gemarkeerd<br />

In het simulatievenster wordt het<br />

coördinatensysteem van de gekozen contour<br />

weergegeven.<br />

Nulpuntverschuivingen meeberekenen:<br />

het machinenulpunt is het referentiepunt voor de<br />

positionering van contouren en voor de verplaatsingen<br />

nulpuntverschuivingen worden meeberekend<br />

Nulpuntverschuivingen niet meeberekenen:<br />

het werkstuknulpunt is het referentiepunt voor de<br />

verplaatsingen<br />

nulpuntverschuivingen worden genegeerd<br />

Met een wijziging van de status wordt pas bij een nieuwe<br />

start van de simulatie rekening gehouden. De symbolen<br />

worden "kleurloos" weergegeven zolang er nog geen<br />

rekening is gehouden met de gewijzigde instelling.


Baanweergave<br />

IJlgangbanen worden met een witte stippellijn weergegeven.<br />

Aanzetbanen worden afhankelijk van de softkey-instelling als lijn of<br />

als "snijspoor" weergegeven:<br />

Lijnweergave: De baan van de theoretische gereedschapspunt<br />

wordt met een ononderbroken lijn weergegeven. De lijnweergave is<br />

heel geschikt om de snede-opdeling snel te bekijken. Ze is echter<br />

minder geschikt voor een nauwkeurige controle van de contour,<br />

omdat de baan van de theoretische gereedschapspunt niet<br />

overeenkomt met de werkstukcontour. De <strong>CNC</strong> compenseert deze<br />

"vertekening" door middel van snijkantradiuscorrectie. U kunt de<br />

kleur van de aanzetbaan gerelateerd aan het T-nummer instellen<br />

(regelparameter 24).<br />

Snijspoorweergave: de <strong>CNC</strong> PILOT geeft het vlak dat door het<br />

"snijdende gedeelte" van het gereedschap wordt gepasseerd,<br />

gearceerd weer. Dit betekent dat u het verspaande gedeelte ziet,<br />

waarbij rekening wordt gehouden met de precieze<br />

snijkantgeometrie (snijkantradius, snijkantbreedte, snijkantpositie,<br />

etc.). U kunt zo tijdens de simulatie controleren of er materiaal<br />

achterblijft, of de contour wordt beschadigd en of overlappingen te<br />

groot zijn. De snijspoorweergave is met name interessant bij steek-/<br />

boorbewerkingen en bij de bewerking van afschuiningen, omdat<br />

hier de gereedschapsvorm bepalend is voor het resultaat.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 369<br />

5.1 De werkstand Simulatie


5.1 De werkstand Simulatie<br />

Simulatievenster<br />

Met de hieronder beschreven simulatievensters controleert u niet<br />

alleen de draaibewerking maar ook de boor- en freesbewerkingen.<br />

Draaivenster: de te draaien contour wordt in het XZcoördinatensysteem<br />

weergegeven.<br />

Voorkant-venster: De contour en verplaatsing worden in het XYvlak<br />

weergegeven, waarbij rekening wordt gehouden met de<br />

spilpositie. De spilpositie 0° ligt op de positieve X-as (aanduiding:<br />

"XK").<br />

Mantelvenster: De weergave van contouren en verplaatsingen is<br />

gebaseerd op de positie op de "manteluitslag" (aanduiding: CY) en de<br />

Z-coördinaten. Contouren van het mantelvlak worden "op het<br />

werkstukoppervlak" getekend. (In het grafisch venster van de<br />

DIN PLUS-editor worden de mantelvlakcontouren "op de<br />

freesbodem" getekend.)<br />

Zijaanzicht (YZ): de contour en verplaatsing worden in het YZ-vlak<br />

weergegeven. Daarbij wordt alleen rekening gehouden met de Y- en<br />

Z-coördinaten, niet met de spilpositie (zie afbeelding hieronder).<br />

370<br />

Voorkant- en mantelvensters werken met een "vaste"<br />

spilpositie. Wanneer het werkstuk op de draaibank<br />

wordt bewerkt, zorgt de simulatie voor beweging van<br />

het gereedschap.<br />

Het "mantelvenster" en het "zijaanzicht (YZ)" worden als<br />

alternatief weergegeven.<br />

Het mantelvenster is geschikt voor de simulatie van<br />

boor- en freesbewerkingen met de C-as.<br />

Het zijaanzicht is geschikt voor de simulatie van de Y-as<br />

en voor bewerkingen naar gezwenkte vlakken.


Simulatievenster instellen<br />

Dialoogbox Selecteren venster:<br />

U "Instel > Venster" kiezen: de <strong>CNC</strong> PILOT opent de dialoogbox voor<br />

de hieronder vermelde instellingen.<br />

Stel het volgende in:<br />

Venstercombinatie<br />

Baanweergave in de extra vensters: het voorkant- en mantelvenster<br />

en het zijaanzicht zijn "extra vensters". Wanneer de simulatie<br />

verplaatsingen in deze vensters weergeeft, is afhankelijk van de<br />

volgende instelling:<br />

Automatisch: tijdens de simulatie worden verplaatsingen<br />

getoond wanneer de C-as is ingezwenkt, resp. een functie G17 of<br />

G19 is uitgevoerd. De uitvoer van de verplaatsingen wordt<br />

gestopt door een functie G18 of het uitzwenken van de C-as.<br />

Altijd: de simulatie tekent iedere verplaatsing in alle<br />

simulatievensters.<br />

Bronregelweergave: de regelweergave toont de<br />

geprogrammeerde NC-regels (NC-bronregels) van één of meer<br />

sledes. Stel het volgende in:<br />

bronregelweergave voor de actuele (gekozen) slede<br />

bronregelweergave voor de gemarkeerde sledes<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 371<br />

5.1 De werkstand Simulatie


5.1 De werkstand Simulatie<br />

Simulatie configureren<br />

Slede-instelling:<br />

U "Instel > Slede" kiezen: de <strong>CNC</strong> PILOT opent de dialoogbox "Sledeinstelling"<br />

voor de volgende instellingen:<br />

Baanuitvoer voor "alle sledes": bij de simulatie worden de<br />

verplaatsingen van alle sledes weergegeven.<br />

Baanuitvoer voor "actieve slede": bij de simulatie worden de<br />

verplaatsingen van de gekozen slede weergegeven.<br />

Sledepositie slede x: bij de simulatie worden de verplaatsingen<br />

van de slede "voor/na de hartlijn" getekend.<br />

Knop "Resetten": de in de machineparameters vastgelegde<br />

sledepositie wordt overgenomen.<br />

Contourweergave:<br />

U "Instel > Contourselectie" kiezen: de <strong>CNC</strong> PILOT opent de<br />

dialoogbox "Contourselectie" voor de volgende instellingen:<br />

Geselecteerde contour: contour die in het "rotatie-aanzicht" en in<br />

de extra aanzichten wordt getoond.<br />

Rotatie-aanzicht "Geselecteerde contour weergeven": bij de<br />

simulatie wordt uitsluitend de "geselecteerde contour"<br />

weergegeven.<br />

Rotatie-aanzicht "Alle contouren weergeven": bij de simulatie<br />

worden alle in het NC-programma vastgelegde contouren<br />

weergegeven.<br />

NC-nulpunten simuleren: afhankelijk van deze instelling worden<br />

nulpuntverschuivingen meeberekend/niet meeberekend.<br />

Manteluitslag:<br />

U Bij het actieve mantelvenster "Instel > Nulpunt C" kiezen: de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT opent de dialoogbox "Nulpunt". Stel de hoek in waarop<br />

de manteluitslag moet worden "opengesneden". Deze hoek ligt op<br />

de Z-as (standaardinstelling: "hoek C = 0°).<br />

372


Detail van afbeelding aanpassen (loep)<br />

In de stopstatus van de simulatie vergroot/verkleint u met de "loep" het<br />

detail van de afbeelding.<br />

Loep instellen met toetsenbord:<br />

U "Loep" activeren. Het nieuwe detail van de afbeelding<br />

wordt gemarkeerd met een "rode rechthoek".<br />

Bij meer simulatievensters:<br />

U vensters instellen<br />

U Detail van afbeelding instellen:<br />

Vergroten: "PgDn"<br />

Verkleinen: "PgUp"<br />

Verplaatsen: Cursortoetsen<br />

U Loep verlaten. Het nieuwe detail van de afbeelding<br />

wordt weergegeven<br />

Loep instellen met touchpad:<br />

U cursor op een hoek van het detail van de afbeelding<br />

plaatsen<br />

U Terwijl u de linkermuisknop ingedrukt houdt, naar de<br />

tegenoverliggende hoek van het detail van de<br />

afbeelding slepen<br />

U Rechtermuisknop: terug naar de standaardgrootte<br />

U Loep verlaten. Het nieuwe detail van de afbeelding<br />

wordt weergegeven.<br />

Standaardinstellingen worden met de softkey uitgevoerd (zie tabel).<br />

In de instelling "Via coördinaten" legt u de vergroting van het<br />

simulatievenster en de positie van het werkstuknulpunt vast. De<br />

instelling heeft betrekking op de gekozen slede.<br />

Softkeys voor standaardinstellingen<br />

Laatste instelling "Werkstuk<br />

maximaal" of "Werkbereik"<br />

Maakt de laatste vergroting<br />

ongedaan<br />

Werkstuk op maximale grootte<br />

weergeven<br />

Werkbereik inclusief<br />

gereedschapswisselpositie<br />

weergeven<br />

Simulatievenster instellen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 373<br />

5.1 De werkstand Simulatie


5.1 De werkstand Simulatie<br />

Fouten en waarschuwingen<br />

Indien er bij de vertaling van het NC-programma waarschuwingen<br />

verschijnen, wordt dat in de kopregel aangegeven.<br />

Deze waarschuwingen kunt u tijdens een simulatiestop of na de<br />

simulatie bekijken:<br />

374<br />

U "Instel(lingen) > Waarschuwingen" kiezen<br />

U Bij meer waarschuwingen: met ENTER naar de<br />

volgende melding schakelen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT wist een waarschuwing zodra u de melding met<br />

ENTER bevestigt. Er worden maximaal 20 waarschuwingen<br />

opgeslagen.<br />

De simulatie wordt afgebroken indien er bij de vertaling van het NCprogramma<br />

fouten optreden.<br />

Simulatie inschakelen<br />

NC-programma laden:<br />

U "Prog > Laden" kiezen: de <strong>CNC</strong> PILOT toont het keuzevenster met<br />

alle NC-hoofdprogramma's.<br />

U NC-programma selecteren en laden<br />

NC-programma uit DIN PLUS overnemen:<br />

U "Prog > uit DIN PLUS" kiezen<br />

Klik na programmawijzigingen in de DIN PLUS-editor op<br />

"Nieuw" om het gewijzigde NC-programma te simuleren.<br />

Simulatietype selecteren:<br />

U "contour" roept de contoursimulatie op<br />

U "bewerking" roept de bewerkingssimulatie op<br />

U "beweging" roept de bewegingssimulatie op<br />

U "3D-aanzicht" roept de 3D-weergave op


Simulatiemodus<br />

Met de softkey stelt u in of de simulatie continu of regelgewijs wordt<br />

uitgevoerd.<br />

U Afz. regel: stop na iedere NC-bronregel<br />

U Basisregel<br />

Contoursimulatie: stop na ieder contourelement<br />

Bewerkings- of bewegingssimulatie: stop na iedere<br />

verplaatsing<br />

U Zonder stop (softkeys Afz. regel en Basisregel niet<br />

ingedrukt): de simulatie wordt "zonder stop"<br />

uitgevoerd<br />

U Menu-item "Stop": de simulatie stopt<br />

U Menu-item "Verder": de simulatie wordt voortgezet<br />

Tijdens een simulatiestop kunt u een andere werkstand kiezen,<br />

andere instellingen uitvoeren of omschakelen naar de dimensionering.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 375<br />

5.1 De werkstand Simulatie


5.2 Contoursimulatie<br />

5.2 Contoursimulatie<br />

Functies van de contoursimulatie<br />

Voorwaarde voor de contoursimulatie zijn geprogrammeerde<br />

contouren (beschrijving onbewerkt/bewerkt werkstuk,<br />

hulpcontouren). Indien de contourbeschrijvingen niet volledig zijn,<br />

wordt er "voor zover mogelijk" weergegeven.<br />

Bij de contoursimulatie kunt u<br />

kiezen uit "snede- of aanzichtweergave".<br />

de contourprogrammering via de contouropbouw regel voor regel<br />

controleren.<br />

de parameters van een contourelement controleren<br />

(elementdimensionering).<br />

elk contourpunt ten opzichte van een referentiepunt dimensioneren<br />

(puntdimensionering).<br />

Contoursimulatie besturen:<br />

U "Nieuw" kiezen: bij de simulatie wordt de contour opnieuw getekend<br />

(met programmawijzigingen wordt rekening gehouden)<br />

U "Verder" kiezen": bij de simulatie wordt de volgende NC-bron- of<br />

basisregel weergegeven.<br />

Contourweergave:<br />

U "Weerg(ave)" kiezen: de <strong>CNC</strong> PILOT opent de dialoogbox<br />

"Contourweergave". Stel het volgende in:<br />

Snede(weergave)<br />

Aanzicht(weergave)<br />

Snede- en aanzicht(weergave). Hierbij wordt boven de hartlijn het<br />

"aanzicht", onder de hartlijn de "snede" weergegeven.<br />

376<br />

U Terug naar het hoofdmenu: ESC-toets indrukken<br />

In de werkstand "Regel voor regel of basisregel" wordt de<br />

snede weergegeven.<br />

Overige functies:<br />

Menu-item "Debug": als u gebruikmaakt van de variabelen voor de<br />

contourbeschrijving, kunt u deze controleren met de debugfuncties:<br />

zie "Simulatie met startregel" op bladzijde 386<br />

Menu-item "3D-aanzicht": zie "3D-aanzicht" op bladzijde 385


Contourdimensionering<br />

Cursor plaatsen:<br />

Voor de element- of puntdimensionering plaats u de cursor (rood<br />

vierkantje) als volgt:<br />

U "pijl naar links/rechts": gaat naar het volgende<br />

contourpunt<br />

U "pijl omhoog/omlaag": gaat naar de contour (bijv.:<br />

omschakelen tussen contour onbewerkt/bewerkt<br />

werkstuk)<br />

U gaat naar het volgende simulatievenster (voorwaarde:<br />

er zijn contouren op de referentievlakken).<br />

Elementdimensionering:<br />

U "Dimensionering > Elementdimensionering" kiezen<br />

U Cursor op de contourelement plaatsen: bij de simulatie worden de<br />

gegevens van het gemarkeerde contourelement weergegeven. De<br />

pijl geeft de richting van de contourbeschrijving aan.<br />

Puntdimensionering:<br />

U "Dimensionering > Puntdimensionering" kiezen<br />

Referentiepunt vastleggen:<br />

U cursor op het referentiepunt plaatsen<br />

U "Referentiepunt vastleggen" kiezen<br />

Contourpunt meten:<br />

U cursor op het te meten contourpunt plaatsen: bij de simulatie<br />

worden de maten van het contourpunt t.o.v. het "referentiepunt" en<br />

het gekozen referentievlak (XC, XY, etc.) weergegeven.<br />

Referentiepunt opheffen:<br />

U "Referentiepunt uit" kiezen: bij de simulatie wordt het referentiepunt<br />

gewist.<br />

Terug naar de contoursimulatie:<br />

U ESC-toets indrukken<br />

De dimensioneringsfuncties kunnen ook met de<br />

bewerkings- of bewegingssimulatie worden opgeroepen<br />

(menu-item "Dimensionering").<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 377<br />

5.2 Contoursimulatie


5.3 Bewerkingssimulatie<br />

5.3 Bewerkingssimulatie<br />

Bewerking van het werkstuk controleren<br />

Met de bewerkingssimulatie kunt u:<br />

de gereedschapsverplaatsingen controleren<br />

de snede-opdeling controleren<br />

de bewerkingstijd bepalen<br />

overschrijding van de veiligheidszone en eindschakelaars bewaken<br />

variabelen bekijken en instellen<br />

de bewerkte contour opslaan<br />

Simulatie besturen:<br />

U "Nieuw" kiezen: de <strong>CNC</strong> PILOT simuleert de bewerking opnieuw<br />

(met programmawijzigingen wordt rekening gehouden).<br />

U "Verder" kiezen": de <strong>CNC</strong> PILOT simuleert de volgende NC-bron- of<br />

basisregel.<br />

U "Stop" kiezen: de simulatie stopt. U kunt de instellingen wijzigen of<br />

de "contour corrigeren".<br />

Weergave van verplaatsingen en gereedschappen beïnvloeden:<br />

378<br />

U kunt de snelheid van de bewerkingssimulatie met<br />

regelparameter 27 beïnvloeden.<br />

U Weergave van de verplaatsingen: lijn of (snij)spoor<br />

U Gereedschapsweergave: lichtpunt of gereedschap<br />

Terug naar het hoofdmenu:<br />

U ESC-toets indrukken<br />

Overige functies:<br />

Menu-item "Instel > Waarschuwingen": zie "Fouten en<br />

waarschuwingen" op bladzijde 374<br />

Menu-item "Instel > Tijden": gaat naar de weergave van de<br />

bewerkingstijden (zie "Tijdberekening, synchroonpuntanalyse" op<br />

bladzijde 390)<br />

Menu-item "Debug": als u gebruikmaakt van variabelen voor de<br />

werkstukbewerking, kunt u deze controleren met de debugfuncties:<br />

zie "Simulatie met startregel" op bladzijde 386


Bewaking van veiligheidszone en<br />

eindschakelaars (bewerkingssimulatie)<br />

De bewaking van de veiligheidszone of eindschakelaars kan als volgt<br />

worden ingesteld:<br />

U "Instel > Veiligheidszone > Bewaking uit" kiezen: de veiligheidszone/<br />

software-eindschakelaars worden niet bewaakt.<br />

U "Instel > Veiligheidszone > Bewaking met waarschuwing" kiezen: de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT registreert overschrijdingen van de veiligheidszone of<br />

eindschakelaars en behandelt ze als waarschuwingen. Het NCprogramma<br />

wordt tot en met het programma-einde gesimuleerd.<br />

U "Instel > Veiligheidszone > Bewaking met fouten" kiezen: bij een<br />

overschrijding van de veiligheidszone of eindschakelaars volgt er<br />

direct een foutmelding en wordt de simulatie direct afgebroken.<br />

De maten van de veiligheidszone legt u in de<br />

instelwerkstand vast. Ze worden in MP 1116, ... beheerd.<br />

Dynamische eindschakelaarbewaking<br />

Vanaf softwareversie 625 952-05.<br />

Bij de dynamische eindschakelaarbewaking controleert de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

de verplaatsingen van twee sledes die zich op dezelfde geleidebaan<br />

verplaatsen, op een botsing. Deze functie wordt door de<br />

machinefabrikant ingesteld.<br />

Omdat de verplaatsingen van de beide sledes bij de simulatie niet in<br />

de werkelijke volgorde worden afgewerkt, vindt de volgende<br />

vereenvoudigde controle plaats:<br />

Bij de programmastart en bij elk gemeenschappelijk synchroonpunt<br />

bepaalt de simulatie de positie van de sledes.<br />

Op basis van deze posities controleert de simulatie alle<br />

verplaatsingen tot het volgende gemeenschappelijke<br />

synchroonpunt, resp. tot het programma-einde. Binnen dit<br />

programmadeel mogen de verplaatsingen van de beide sledes<br />

elkaar niet overlappen.<br />

Als tijdens de simulatie een risico van botsing wordt geconstateerd,<br />

volgt er een waarschuwings- of een foutmelding.<br />

Programmeer, indien nodig, nog meer synchroonpunten om kritische<br />

programmadelen te scheiden.<br />

De bewaking kan als volgt worden ingesteld:<br />

U "Instel > dynamische eindschakelaar > bewaking uit" kiezen: de<br />

eindschakelaars worden niet bewaakt.<br />

U "Instel > dynamische eindschakelaar > bewaking met<br />

waarschuwing" kiezen: de <strong>CNC</strong> PILOT registreert mogelijke<br />

botsingen en behandelt ze als waarschuwingen. Het NC-programma<br />

wordt tot en met het programma-einde gesimuleerd.<br />

U "Instel > dynamische eindschakelaar > bewaking met fout" kiezen:<br />

bij een mogelijke botsing volgt er direct een foutmelding en wordt<br />

de simulatie direct afgebroken.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 379<br />

5.3 Bewerkingssimulatie


5.3 Bewerkingssimulatie<br />

Contour controleren<br />

Met de functies van de menugroep "Contour" past u de contour aan de<br />

gesimuleerde productietoestand aan, of schakelt u om naar de<br />

contourdimensionering of het 3D-aanzicht.<br />

Contourcorrectie:<br />

U "Contour > Contourcorrectie" kiezen: bij de simulatie worden alle tot<br />

dan weergegeven verplaatsingen gewist en wordt de contour<br />

overeenkomstig de gesimuleerde productietoestand<br />

geactualiseerd. Daarbij gaat de <strong>CNC</strong> PILOT uit van het onbewerkte<br />

werkstuk en houdt rekening met alle tot dan toe uitgevoerde<br />

snedes.<br />

Contour overeenkomstig de actuele productietoestand<br />

dimensioneren:<br />

U "Contour > Contourcorrectie" kiezen: bij de simulatie wordt de<br />

contour overeenkomstig de gesimuleerde productietoestand<br />

geactualiseerd.<br />

U "Contour > Dimensionering" kiezen: bij de simulatie wordt de<br />

element- en puntdimensionering geactiveerd (zie<br />

"Contourdimensionering" op bladzijde 377).<br />

3D-aanzicht:<br />

U "Contour > 3D-aanzicht" kiezen: bij de simulatie wordt<br />

omgeschakeld naar 3D-aanzicht (zie "3D-aanzicht" op bladzijde 385).<br />

Gemaakte contour opslaan<br />

Een bij de simulatie gemaakte contour kan worden opgeslagen en in<br />

DIN PLUS worden ingelezen. De bij de simulatie gemaakte contour<br />

van het onbewerkte en bewerkte werkstuk kan in DIN PLUS worden<br />

ingelezen (blokmenu: "Contour invoegen").<br />

Voorbeeld: u beschrijft het onbewerkte en bewerkte werkstuk en<br />

simuleert de bewerking van de eerste opspanning. U slaat dan de<br />

bewerkte contour op en gebruikt deze voor de tweede opspanning.<br />

Bij het "maken van de contour" wordt bij de simulatie het volgende<br />

opgeslagen:<br />

ONBEWERKT WERKSTUK: de gesimuleerde productietoestand van<br />

de contour<br />

BEWERKT WERKSTUK: het geprogrammeerde bewerkte werkstuk<br />

De simulatie houdt rekening met een verschuiving van het<br />

werkstuknulpunt en/of een spiegeling van het werkstuk.<br />

Contour opslaan:<br />

U "Contour > Contouren opslaan" kiezen: De simulatie opent de<br />

dialoogbox "Contouren als NC-subprogramma opslaan".<br />

Invoervelden:<br />

Eenheid: contourbeschrijving metrisch of in inch<br />

Contour: selectie van de contour (bij meer contouren)<br />

Verschuiving: verschuiving van het werkstuknulpunt<br />

Spiegeling: contouren spiegelen/niet spiegelen<br />

380


Snijkant-referentiepunt weergeven<br />

Bij de bewerkingssimulatie geeft de simulatie bij een zeer sterke<br />

vergroting het snijkant-referentiepunt weer. Hieruit kunt u ook de<br />

gereedschapsoriëntatie afleiden.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 381<br />

5.3 Bewerkingssimulatie


5.4 Bewegingssimulatie<br />

5.4 Bewegingssimulatie<br />

Simulatie "real-time"<br />

De bewegingssimulatie toont het onbewerkte werkstuk als "gevuld<br />

vlak" en "verspaant" het tijdens de simulatie (veeggrafiek). De<br />

gereedschappen verplaatsen zich met de geprogrammeerde<br />

aanzetsnelheid ("real-time").<br />

U kunt de bewegingssimulatie op elk gewenst moment, ook binnen<br />

een NC-regel, stoppen. De weergave onder het simulatievenster toont<br />

de eindpositie van de actuele verplaatsing.<br />

Wanneer er behalve het draaivenster nog andere simulatievensters<br />

actief zijn, dan wordt een "spoorgrafiek" in de extra vensters<br />

weergegeven.<br />

Simulatie besturen:<br />

U "Nieuw" kiezen: de <strong>CNC</strong> PILOT simuleert de bewerking opnieuw<br />

(met programmawijzigingen wordt rekening gehouden).<br />

U "Verder" kiezen": de <strong>CNC</strong> PILOT simuleert de volgende NC-bron- of<br />

basisregel.<br />

U "Stop" kiezen: de simulatie stopt. U kunt de instellingen wijzigen of<br />

de "contour corrigeren".<br />

Verplaatsingssnelheid beïnvloeden (via het menu):<br />

U "–": vertraagt de verplaatsingssnelheid<br />

U ">| Waarschuwingen": zie "Fouten en<br />

waarschuwingen" op bladzijde 374<br />

Menu-item "Instel > Tijden": gaat naar de weergave van de<br />

bewerkingstijden (zie "Tijdberekening, synchroonpuntanalyse" op<br />

bladzijde 390)<br />

Menu-item "Debug": als u gebruikmaakt van variabelen voor de<br />

werkstukbewerking, kunt u deze controleren met de debugfuncties:<br />

zie "Simulatie met startregel" op bladzijde 386


Bewaking van veiligheidszone en<br />

eindschakelaars (bewegingssimulatie)<br />

De bewaking van de veiligheidszone of eindschakelaars kan als volgt<br />

worden ingesteld:<br />

U "Instel > Veiligheidszone > Bewaking uit" kiezen: de veiligheidszone/<br />

software-eindschakelaars worden niet bewaakt.<br />

U "Instel > Veiligheidszone > Bewaking met waarschuwing" kiezen: de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT registreert overschrijdingen van de veiligheidszone of<br />

eindschakelaars en behandelt ze als waarschuwingen. Het NCprogramma<br />

wordt tot en met het programma-einde gesimuleerd.<br />

U "Instel > Veiligheidszone > Bewaking met fouten" kiezen: bij een<br />

overschrijding van de veiligheidszone of eindschakelaars volgt er<br />

direct een foutmelding en wordt de simulatie direct afgebroken.<br />

De maten van de veiligheidszone legt u in de<br />

instelwerkstand vast. Ze worden in MP 1116, ... beheerd.<br />

Visuele bewaking van eindschakelaars en veiligheidszone:<br />

U "Instel > Slede" kiezen: de <strong>CNC</strong> PILOT opent de dialoogbox "Sledeinstelling".<br />

U Stel in de invoervelden "Eindschakelaarweergave voor slede .." in<br />

welke eindschakelaars moeten worden weergegeven.<br />

Afhankelijk van deze instelling toont de bewegingssimulatie de<br />

software-eindschakelaars resp. de veiligheidszone ten opzichte van<br />

de gereedschapspunt. Dit vereenvoudigt de controle bij<br />

verplaatsingen in de buurt van werkbereikgrenzen. De visuele<br />

bewaking is onafhankelijk van de bewaking van de veiligheidszone en<br />

eindschakelaars.<br />

Bij de simulatie wordt een rechthoek getekend die voortvloeit uit de<br />

eindschakelaars en de veiligheidszone. Daarbij wordt telkens rekening<br />

gehouden met de kleinste maten. Indien een eindschakelaar een<br />

rechthoekzijde bepaalt, dan wordt de lijn rood weergegeven en indien<br />

de veiligheidszone de rechthoekzijde bepaalt, wordt een rood-witte-lijn<br />

getekend.<br />

De eindschakelaarmaten worden ten opzichte van de<br />

gereedschapspunt getoond. Daarom worden de<br />

eindschakelaarmaten bij een gereedschapswissel<br />

opnieuw gepositioneerd.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 383<br />

5.4 Bewegingssimulatie


5.4 Bewegingssimulatie<br />

Contour controleren<br />

Met de functies van de menugroep "Contour" schakelt u om naar de<br />

contourdimensionering of het 3D-aanzicht.<br />

Contour overeenkomstig de actuele productietoestand<br />

dimensioneren:<br />

U "Contour > Dimensionering" kiezen: bij de simulatie wordt de<br />

element- en puntdimensionering geactiveerd (zie<br />

"Contourdimensionering" op bladzijde 377).<br />

3D-aanzicht:<br />

U "Contour > 3D-aanzicht" kiezen: bij de simulatie wordt<br />

omgeschakeld naar 3D-aanzicht (zie "3D-aanzicht" op bladzijde 385).<br />

384


5.5 3D-aanzicht<br />

3D-weergave beïnvloeden<br />

In de 3D-weergave toont de <strong>CNC</strong> PILOT het werkstuk<br />

overeenkomstig de gesimuleerde productietoestand. Als u de 3Dweergave<br />

vanuit het hoofdmenu of de contoursimulatie oproept wordt<br />

het bewerkte werkstuk getoond.<br />

Bij de 3D-weergave wordt rekening gehouden met de bij<br />

de draaibewerking gemaakte contouren, maar niet met C-,<br />

Y- of B-asbewerkingen.<br />

3D-weergave oproepen:<br />

U "3D-aanzicht" of "Contour > "3D-aanzicht" kiezen<br />

U Weergave als "volumemodel" in de<br />

standaardweergave (niet gedraaid, niet vergroot/<br />

verkleind)<br />

U Weergave als "draadmodel"<br />

Werkstuk draaien:<br />

U op cursortoetsen, plus- of min-toets drukken<br />

Weergave vergroten:<br />

U op softkey of "PgDn" drukken<br />

Weergave verkleinen:<br />

U op softkey of "PgUp" drukken<br />

3D-aanzicht verlaten:<br />

U ESC-toets indrukken<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 385<br />

5.5 3D-aanzicht


5.6 Debug-functies:<br />

5.6 Debug-functies:<br />

Simulatie met startregel<br />

Indien er een "startregel" is vastgelegd, vertaalt de simulatie het NCprogramma<br />

zonder weergave van de verplaatsingen tot de startregel.<br />

Startregel instellen:<br />

U "Debug > Startregel instellen" kiezen: De simulatie opent de<br />

dialoogbox "Startregel instellen".<br />

U Regelnummer invoeren<br />

U "Nieuw" kiezen: de <strong>CNC</strong> PILOT simuleert het NC-programma tot de<br />

startregel en stopt.<br />

U "Verder" kiezen": de <strong>CNC</strong> PILOT gaat verder met de simulatie.<br />

Startregel wissen:<br />

U "Debug > Startregel wissen" kiezen: de startregel wordt verwijderd.<br />

Startregel controleren:<br />

U "Debug > Startregel weergeven" kiezen: de simulatie toont de<br />

startregel.<br />

386


Variabelen weergeven<br />

Permanente variabelenweergave: in plaats van de NC-bronregel<br />

toont de simulatie vier "geselecteerde variabelen" onder het<br />

simulatievenster.<br />

Variabelen selecteren:<br />

U "Debug > Variabelen weergeven > Weergave activeren" kiezen:<br />

De simulatie opent de dialoogbox "Selectie weergave".<br />

U Type en nummer van de variabele instellen<br />

Variabeleweergave inschakelen:<br />

U Met "Debug > Variabelen/bronregel" de weergave van variabelen<br />

instellen<br />

Variabelen deselecteren:<br />

U "Debug > Variabelen weergeven > Weergave terugzetten" kiezen:<br />

de simulatie verwijdert de geselecteerde variabelen.<br />

#-variabelen in de dialoogbox weergeven:<br />

U "Debug > Variabelen weergeven > Alle #-variabelen" kiezen.<br />

De simulatie toont de variabelen in de dialoogbox "#-variabelen".<br />

Navigeren in de dialoogbox:<br />

U "Pijl omhoog/omlaag" of "PgUp/PgDn"<br />

V-variabelen in de dialoogbox weergeven:<br />

U "Debug > Variabelen weergeven > Alle V-variabelen" kiezen:<br />

de simulatie opent de dialoogbox "V-weergave" voor de volgende<br />

gegevens:<br />

Type variabele<br />

Nummer van de eerste weer te geven variabele<br />

U De simulatie toont de variabelen in de dialoogbox "V-variabelen".<br />

Navigeren in de dialoogbox:<br />

U "Pijl omhoog/omlaag" of "PgUp/PgDn"<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 387<br />

5.6 Debug-functies:


5.6 Debug-functies:<br />

Variabele bewerken<br />

Bij ingewikkelde NC-programma's met programmasprongen,<br />

variabelenberekeningen, wisselcodes etc. kunnen de ingevoerde<br />

gegevens en de wisselcodes worden gesimuleerd, en op die manier<br />

dus alle programmasprongen worden getest.<br />

Variabelewaarden wijzigen:<br />

U "Debug > Variabelen wijzigen > V-variabelen wijzigen" kiezen: de<br />

simulatie opent de dialoogbox "V-variabelen wijzigen".<br />

U Dialoogbox "V-variabelen wijzigen":<br />

Type en nummer van de variabele instellen<br />

"Waarde" of "wisselcode" vastleggen<br />

"Status" vastleggen (zie onderstaande opsomming)<br />

Betekenis van de "status" (dialoogbox "V-variabelen wijzigen"):<br />

Niet gedefinieerd: aan de variabele is geen waarde/wisselcode<br />

toegewezen. Dit komt overeen met de toestand na de NCprogrammastart.<br />

bij de simulatie van een NC-regel met deze<br />

variabele vraagt de simulatie om de waarde/wisselcode in te voeren.<br />

Gedefinieerd: bij de simulatie van een NC-regel met deze variabele<br />

wordt de ingevoerde waarde/de wisselcode geaccepteerd.<br />

Opvragen: bij de simulatie van een NC-regel met deze variabele<br />

wordt de variabelewaarde/wisselcode opgevraagd.<br />

Variabelewaarden wissen:<br />

U "Debug > Variabelen wijzigen > xx-variabelen wissen" kiezen: de<br />

simulatie wist de variabelen of wisselcodes: "xx" staat voor:<br />

V-variabelen<br />

D-correctie-variabelen<br />

Wisselcode-variabelen<br />

Machinemaat-variabelen<br />

Gereedschaps-variabelen<br />

388


5.7 Meerkanaalsprogramma's<br />

controleren<br />

De simulatie biedt de volgende controlemogelijkheden bij NCprogramma's<br />

waarbij meer sledes worden gebruikt:<br />

Analyse van alle in het NC-programma vastgelegde contouren<br />

(werkstukken)<br />

Controle van de bewegingen van alle sledes<br />

Botsingsgevaar door weergave op schaal van de werkstukken,<br />

gereedschappen en spanmiddelen herkennen<br />

Tijdberekening, afzonderlijk voor elke slede en elk<br />

gereedschapsgebruik (hoofd- en bijkomende tijden)<br />

Het tijdsverloop van de bewerking met de synchroonanalyse<br />

onderzoeken<br />

De regelweergave geschiedt voor de door u geselecteerde slede (zie<br />

"Weergaven" op bladzijde 366).<br />

Het coördinatensysteem wordt voor het door u geselecteerde<br />

werkstuk weergegeven (zie "Weergaven" op bladzijde 366).<br />

Met debug-functies kunt u variabelen bekijken en instellen. U kunt<br />

daarmee alle sprongen van het meerkanaalsprogramma simuleren (zie<br />

"Debug-functies:" op bladzijde 386).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 389<br />

5.7 Meerkanaalsprogramma's controleren


5.8 Tijdberekening, synchroonpuntanalyse<br />

5.8 Tijdberekening,<br />

synchroonpuntanalyse<br />

Tijdberekening<br />

Tijdens de bewerkings- of bewegingssimulatie berekent de <strong>CNC</strong><br />

PILOT de hoofd- en bijkomende tijden. De tijden worden<br />

weergegeven in de tabel "Tijdberekening". De simulatie toont hier de<br />

hoofd-, bijkomende en totaaltijden (groen: hoofdtijden; geel:<br />

bijkomende tijden). Elke regel in deze tabel betekent dat er nieuw<br />

gereedschap wordt ingezet (de T-oproep is maatgevend).<br />

Wanneer meer tijden zijn ingevoerd dan op de regels van een<br />

beeldschermpagina kunnen worden getoond, kunt u met de<br />

cursortoetsen "PgDn/PgUp" meer tijdinformatie oproepen.<br />

De tijdberekening kan op ieder gewenst moment tijdens de<br />

stoptoestand van de simulatie worden opgeroepen:<br />

U "Instel(lingen) > Tijden" kiezen<br />

Tijdberekening verlaten:<br />

U ESC-toets indrukken<br />

Synchroonpuntanalyse<br />

Met de synchroonpuntanalyse worden het tijdsverloop van de<br />

bewerking en de onderlinge samenhang tussen de sledes<br />

weergegeven. Dat is handig bij de organisatie en optimalisatie van een<br />

meerkanaalsprogramma. Informatie over de synchroonpuntanalyse:<br />

Hoofdtijden/bijkomende tijden<br />

Wachttijden<br />

Gereedschapswissel<br />

Synchroonpunten<br />

Synchroonpuntinformatie:<br />

De voor het gekozen synchroonpunt relevante NC-regel<br />

"tw": wachttijd op dit synchroonpunt<br />

"tg": berekende uitvoeringstijd vanaf de programmastart<br />

390<br />

Schakeltijden waarmee tijdens de berekening van de<br />

bijkomende tijden rekening wordt gehouden, kunt u in<br />

regelparameters 20, 21 instellen.<br />

Softkeys<br />

Naar de volgende slede<br />

omschakelen<br />

"Tijdberekening" uitgeven<br />

(zie "Algemene regelparameters" op<br />

bladzijde 583).


Synchroonpuntanalyse verwerken: Plaats de cursor (pijl onder het<br />

balkdiagram) op de te analyseren "wisselcode", om de volgende<br />

synchroonpuntinformatie te verkrijgen:<br />

NC-programma/subprogramma<br />

Type wisselcode (gereedschapswissel of synchroonpunt)<br />

Betrokken sledes<br />

Actief gereedschap<br />

NC-regelnummer<br />

"tw": wachttijd op dit synchroonpunt<br />

"tg": berekende uitvoeringstijd vanaf de programmastart<br />

Synchroonpuntanalyse oproepen:<br />

U "Instel(lingen) > Tijden" kiezen<br />

U Op de softkey drukken<br />

Volgende/vorige synchroonpunt kiezen:<br />

U "pijl naar links/rechts"<br />

Slede wisselen:<br />

U Op softkey of "pijl omhoog/omlaag" drukken<br />

Terug naar tijdberekening:<br />

U Opnieuw softkey indrukken<br />

Terug naar simulatie:<br />

U ESC-toets indrukken<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 391<br />

5.8 Tijdberekening, synchroonpuntanalyse


TURN PLUS<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 393


6.1 De werkstand TURN PLUS<br />

6.1 De werkstand TURN PLUS<br />

In TURN PLUS wordt het onbewerkte en bewerkte werkstuk grafisch<br />

interactief beschreven. Vervolgens laat u het werkschema<br />

automatisch maken, of u genereert het interactief. Het resultaat is een<br />

gestructureerd DIN PLUS-programma met commentaar.<br />

TURN PLUS omvat:<br />

het grafisch interactief maken van contouren<br />

het instellen (werkstuk opspannen)<br />

het interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

het automatisch genereren van werkschema's (AAG)<br />

voor<br />

de draaibewerking<br />

de boor- en freesbewerking met de C-as<br />

de boor- en freesbewerking met de Y-as<br />

de complete bewerking<br />

TURN PLUS-concept<br />

De werkstukbeschrijving dient als basis voor het genereren van<br />

werkschema's. De strategie voor het genereren is in de<br />

bewerkingsvolgorde vastgelegd. Met de bewerkingsparameters<br />

worden bewerkingsdetails vastgelegd. Zo kunt u de TURN PLUS aan<br />

uw eigen behoeften aanpassen.<br />

TURN PLUS maakt een werkschema, waarbij rekening wordt<br />

gehouden met technologische attributen (bijv. overmaten, toleranties,<br />

oppervlakteruwheid, etc.). Iedere invoer en iedere gegenereerde<br />

bewerkingsstap wordt weergegeven en kan direct worden<br />

gecorrigeerd.<br />

Door de correctie van het onbewerkte werkstuk optimaliseert<br />

TURN PLUS de benaderingsbanen en worden "lege snedes" en<br />

botsingen tussen werkstuk en snijkant van het gereedschap<br />

voorkomen.<br />

Voor de gereedschapskeuze biedt TURN PLUS de volgende<br />

strategieën:<br />

automatische keuze uit de gereedschaps-database<br />

toepassing van de actuele revolverbezetting<br />

eigen revolverbezettingen van de TURN PLUS<br />

Bij het opspannen van het werkstuk bepaalt de TURN PLUS de<br />

snijkantbegrenzingen en de nulpuntverschuiving voor het NCprogramma.<br />

De snijwaarden worden door AAG/IAG uit de technologie-database<br />

gehaald.<br />

394<br />

Chucking Equipment<br />

Database<br />

Machining<br />

Sequence<br />

Machining<br />

Parameters<br />

Databases<br />

Tool<br />

Database<br />

TURN PLUS<br />

Automatic<br />

Working Plan<br />

Generation<br />

NC<br />

Program<br />

Technology<br />

Database<br />

Workpiece<br />

Description


U kunt ook deelresultaten gebruiken en deze met DIN PLUS verder<br />

bewerken (voorbeeld: contour met TURN PLUS vastleggen en de<br />

bewerking in DIN PLUS programmeren). Als alternatief kunt u het door<br />

TURN PLUS gemaakte DIN PLUS-programma optimaliseren.<br />

Bij het genereren van werkschema's wordt<br />

gebruikgemaakt van de gegevens uit de gereedschaps-,<br />

spanmiddel- en technologie-database. Zorg voor actuele<br />

en juiste beschrijvingen van de bedrijfsmiddelen.<br />

TURN PLUS-bestanden<br />

TURN PLUS heeft aparte directory's voor:<br />

complete programma's (beschrijving van onbewerkte/bewerkte<br />

werkstukken en werkschema)<br />

werkstukbeschrijvingen (onbewerkte en bewerkte werkstukken)<br />

beschrijvingen van onbewerkte werkstukken<br />

beschrijvingen van bewerkte werkstukken<br />

afzonderlijke aaneengesloten contouren<br />

eigen revolverbezettingen van de TURN PLUS<br />

U kunt deze structuur voor uw eigen organisatie gebruiken. Voorbeeld:<br />

met een werkstukbeschrijving kunt u verschillende werkschema's<br />

maken.<br />

TURN PLUS-programmabeheer<br />

Nieuw programma maken:<br />

U "Programma > Nieuw" kiezen. TURN PLUS opent de dialoogbox<br />

"Nieuw programma".<br />

U Programmanaam invoeren en materiaal selecteren.<br />

U Op de knop "Programmakop" klikken: TURN PLUS gaat naar het<br />

bewerken van de programmakop.<br />

U Programmakop bewerken en de dialoogbox sluiten. TURN PLUS<br />

maakt het nieuwe programma.<br />

U Onbewerkt en bewerkt werkstuk vastleggen.<br />

U Het werkschema genereren.<br />

Programma laden:<br />

U "Programma > Laden > Compleet (of Werkstuk, ..)" kiezen.<br />

TURN PLUS toont de bestanden.<br />

U Bestand selecteren en laden. TURN PLUS toont de geladen<br />

contour(en) en stelt ze beschikbaar voor verdere bewerking.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 395<br />

6.1 De werkstand TURN PLUS


6.1 De werkstand TURN PLUS<br />

DIN PLUS-programma genereren:<br />

U "Programma > Opslaan > NC-programma" kiezen. TURN PLUS toont<br />

de aanwezige DIN PUS-programma's en stelt het actieve<br />

programma voor het opslaan beschikbaar.<br />

U Controleer/corrigeer de bestandsnaam.<br />

U TURN PLUS genereert het DIN PLUS-programma bij het "opslaan".<br />

TURN PLUS-programma opslaan:<br />

U "Programma > Opslaan > Compleet (of Werkstuk, ..)" kiezen.<br />

TURN PLUS toont de aanwezige bestanden in de directory en stelt<br />

het actieve programma beschikbaar voor opslaan.<br />

U Controleer/corrigeer de bestandsnaam en sla het bestand op.<br />

TURN PLUS-programma wissen<br />

U "Programma > Wissen > Compleet (of Werkstuk, ..)" kiezen.<br />

TURN PLUS toont de bestanden.<br />

U Bestand selecteren en wissen<br />

Bedieningsinstructies<br />

TURN PLUS maakt gebruik van een menustructuur die uit meer<br />

stappen is opgebouwd. Met de ESC-toets gaat u één menustap terug.<br />

Deze beschrijving is gebaseerd op bediening via het menu, via<br />

softkeys en via het touchpad. U kunt echter de van de eerdere<br />

<strong>CNC</strong> PILOT-versies bekende bediening zonder softkeys en touchpad<br />

blijven gebruiken.<br />

In de "statusregel" (boven de softkeybalk) staat informatie over de<br />

mogelijke bedieningsstappen.<br />

Als er meer vensters (aanzichten) op het beeldscherm worden<br />

getoond, wordt het "actieve venster" met een groen kader<br />

aangegeven.<br />

U Met "PgDn/PgUp" verandert u van venster.<br />

U Met de toets "." wordt het actieve venster in volledige<br />

beeldschermgrootte getoond. Als u nogmaals op "." drukt, gaat u<br />

terug naar de weergave van "meer vensters".<br />

Meer informatie over de configuratie: zie "TURN PLUS configureren"<br />

op bladzijde 555.<br />

396<br />

Bij "Opslaan > Compleet" slaat TURN PLUS de beschrijving<br />

van het onbewerkte/bewerkte werkstuk en het<br />

werkschema op, en genereert het DIN PLUS-programma.<br />

Of X-waarden als diameter of radius worden ingevoerd,<br />

hangt van de configuratie af.<br />

Softkeys<br />

Omschakeling naar de werkstand<br />

DIN PLUS<br />

Omschakeling naar de werkstand<br />

Simulatie


6.2 Programmakop<br />

In de PROGRAMMAKOP staat:<br />

Materiaal: voor de bepaling van de snijwaarden.<br />

Toewijzing spil – slede 1e opspanning<br />

Toewijzing spil – slede 2e opspanning: Voer bij complete<br />

bewerking de spil/slede in waarmee de opspanning wordt bewerkt.<br />

Bij meer sledes voert u de sledenummers na elkaar in (bijv.:<br />

"12" = $1 en $2).<br />

Toerentalbegrenzing (SMAX wordt in "Bewerkingsparameter 2 –<br />

Globale technologieparameters" gedefinieerd):<br />

Geen invoer: SMAX is de toerentalbegrenzing<br />

Invoer < SMAX: de ingevoerde waarde is de toerentalbegrenzing<br />

Invoer > SMAX: SMAX is de toerentalbegrenzing<br />

Knop "M-functies": U kunt maximaal vijf M-functies vastleggen<br />

waarmee TURN PLUS bij het genereren van het NC-programma<br />

rekening houdt:<br />

aan het "begin van de bewerking"<br />

na een gereedschapswissel (T-functie)<br />

aan het einde van de bewerking<br />

Knop "Structuurprogramma": Wanneer u "Ja" instelt, genereert<br />

TURN PLUS het NC-programma als "structuurprogramma"<br />

(voorwaarde: het werkstuk wordt met de "complete bewerking" op<br />

een machine met tegenspil gemaakt). Daarbij wordt voor elke<br />

bewerking een intern subprogramma gegenereerd. Het<br />

hoofdprogramma omvat de algemene functies en de<br />

subprogramma-oproepen.<br />

De instelling van de knop "Structuurprogramma" kan ook in de<br />

dialoogbox "Structuurprogramma" worden gewijzigd. U kunt deze<br />

dialoogbox oproepen met "Werkstuk > Structuurprogramma".<br />

Met de functie "Instellen" bepaalt TURN PLUS de volgende gegevens<br />

van de programmakop (zie "Opspannen aan spilzijde" op bladzijde 487).<br />

Inspandiameter<br />

Uitspanlengte<br />

Spandruk<br />

De andere velden bevatten organisatorische informatie en<br />

instelinformatie die geen invloed heeft op de programma-afloop.<br />

De informatie in de programmakop wordt in het DIN-programma met<br />

"#" aangeduid.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 397<br />

6.2 Programmakop


6.2 Programmakop<br />

Structuurprogramma's met TURN PLUS maken<br />

Voer de volgende instelling uit om een DIN PLUS-programma met<br />

structuurprogrammering te maken:<br />

U Programmakop-item "Structuurprogramma" op JA<br />

Voorwaarde: De sjablonen "turnvor1.bev - turnvor5.bev" staan in de<br />

directory "/ep90/ncps". De sjablonen worden door de machinefabrikant<br />

gemaakt en bij het aanmaken van het DIN PLUS-programma gebruikt.<br />

Vanaf softwareversie 625 952-05: Bij Sjabloonbeheer<br />

(bewerkingsparameter 23) stelt u in of de uitvoer van constanten bij<br />

het genereren van een structuurprogramma moet plaatsvinden:<br />

0: zonder uitvoer van constanten<br />

1: met uitvoer van constanten<br />

Functie van de sjablonen:<br />

Met "turnvor1.bev" wordt de weergave van structuurvariabelen in de<br />

programmakop ingesteld<br />

#WEERGAVE V200 "Status S0 V200"<br />

#WEERGAVE V203 "Status S3 V203"<br />

Met "turnvor2.bev" wordt het begin van de BEWERKING op de met<br />

"[[?-TURNPLUS-?]]" aangegeven plaats gedefinieerd en voegt<br />

TURN PLUS informatie voor het programmabegin in.<br />

Met "turnvor3.bev" wordt het bewerkingsblok gedefinieerd. Hierbij<br />

wordt de volgende interface gebruikt:<br />

[[la; s=bloknummer (n)]<br />

[lb; s=sledenummer]<br />

[lc; s=spilnummer]<br />

[ld; s=1, indien subpr.; e=S]<br />

[le; s=1, indien AlterUp.; e=S]<br />

[i; s=bl.kop ?; e=S]<br />

[j; s=indien spi.toest =]<br />

[k; s=subprogramma]<br />

[o; s=commentaar UP$1]<br />

[p; s=dan spi.toest =]<br />

[r; s=spil boven ?]<br />

[s; s=TURN PLUS commentaar]<br />

[u; s=T- nummer]<br />

[w; s=T- ID-nummer]]<br />

Met "turnvor4.bev" wordt het omspannen gedefinieerd. De<br />

expertprogramma-oproep wordt op de plaats van de variabele<br />

"[[?-TURNPLUS-?]]" ingevoegd. Het regelnummer voor het<br />

terugspringen naar het programmabegin in M99 staat in #__la.<br />

Met "turnvor5.bev" worden specifieke constanten van de<br />

machinefabrikant in het gedeelte "CONST" gedefinieerd.<br />

398


Vanaf softwareversie 625 952-05: U kunt in de sjablonen de volgende<br />

aanduidingen voor constanten gebruiken die door gegevens uit TURN<br />

PLUS worden vervangen: :<br />

?-TP_MINFD-? Min. binnendiameter van het bewerkte werkstuk<br />

?-TP_MAXFD-? Max. buitendiameter van het bewerkte werkstuk<br />

?-TP_FINL-? Lengte van het bewerkte werkstuk<br />

?-TP_MINFZ-? Min. coördinaat van bewerkt werkstuk 1e opspanning<br />

?-TP_MAXFZ-? Max. coördinaat van bewerkt werkstuk 1e opspanning<br />

?-TP_MINRD-? Min. buitendiameter onbewerkt werkstuk aan einde van 1e opspanning<br />

?-TP_MAXRD-? Max. binnendiameter onbewerkt werkstuk aan einde van 1e<br />

opspanning<br />

?-TP_RAWL-? Lengte onbewerkt werkstuk aan einde van 1e opspanning<br />

?-TP_MINRZ-? Min. coördinaat onbewerkt werkstuk aan einde van 1e opspanning<br />

?-TP_MAXRZ-? Max. coördinaat onbewerkt werkstuk aan einde van 1e opspanning<br />

?-TP_CLAMD1-? Spandiameter hoofdspil<br />

?-TP_INCLA1-? Inspanlengte hoofdspil<br />

?-TP_OUTCLA1-? Uitspanlengte hoofdspil<br />

?-TP_CLAMD2-? Spandiameter tegenspil<br />

?-TP_INCLA2-? Inspanlengte tegenspil<br />

?-TP_OUTCLA2-? Uitspanlengte tegenspil<br />

?-TP_MAXG026-? Max. toerental spil 0<br />

?-TP_MAXG126-? Max. toerental spil 1<br />

?-TP_MAXG226-? Max. toerental spil 2<br />

?-TP_MAXG326-? Max. toerental spil 3<br />

?-TP_ZPZ1-? Nulpuntverschuiving hoofdspil<br />

?-TP_ZPZ2-? Nulpuntverschuiving tegenspil<br />

?-TP_ZPOZ-? Nulpuntoffset<br />

De bewerkingscycli worden voor elk bewerkingsblok naar een intern<br />

subprogramma geschreven. Voor het genereren van de<br />

subprogrammanamen wordt de volgende syntaxis gebruikt:<br />

$Snn - hierbij betekenen:<br />

$ = sledenummer<br />

S = spilnummer (0..3)<br />

nn = bewerkingsnummer<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 399<br />

6.2 Programmakop


6.3 Werkstukbeschrijving<br />

6.3 Werkstukbeschrijving<br />

U maakt een contour door achtereenvolgens de afzonderlijke<br />

contourelementen in te voeren. U kunt de contourelementen<br />

absoluut, incrementeel, cartesiaans of polair beschrijven. Meestal<br />

voert u de gegevens in zoals ze in de tekening zijn gedimensioneerd.<br />

TURN PLUS berekent ontbrekende coördinaten, snijpunten,<br />

middelpunten, etc., voor zover dit rekenkundig mogelijk is. Wanneer<br />

er diverse oplossingen mogelijk zijn, kunt u de uitvoerbare varianten<br />

bekijken en de door u gewenste oplossing selecteren.<br />

De onderstaande contouren kunnen worden geïmporteerd, als ze in<br />

DXF-formaat beschikbaar zijn (zie "DXF-contouren importeren" op<br />

bladzijde 462):<br />

Onbewerkte werkstukken<br />

Bewerkte werkstukken<br />

Aaneengesloten contouren<br />

Te frezen contouren<br />

Invoer van contour van onbewerkt werkstuk<br />

Onbewerkte werkstukken moeten als volgt worden beschreven:<br />

Standaardvormen (staf/pijp): met macro's voor onbewerkte<br />

werkstukken<br />

Ingewikkelde onbewerkte werkstukken: beschrijving conform<br />

bewerkt werkstuk<br />

Giet- of smeedstukken: worden uit het bewerkte werkstuk en de<br />

overmaat gegenereerd<br />

Meer informatie:<br />

zie "Contouren onbewerkt werkstuk" op bladzijde 406<br />

zie "Attributen van onbewerkt werkstuk" op bladzijde 474<br />

Invoer van contour van onbewerkt werkstuk<br />

"Werkstuk > Onbew. werkstuk > Staf" (".. > Pijp" of ".. > Gietstuk")<br />

kiezen.<br />

Maten van het onbewerkte werkstuk resp. overmaat invoeren.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT toont het onbewerkte werkstuk.<br />

400<br />

ESC-toets indrukken: terug naar het hoofdmenu


Invoer van contour van bewerkt werkstuk<br />

De contour van het bewerkte werkstuk omvat:<br />

de te draaien contour, bestaande uit<br />

Basiscontour<br />

Vormelementen (afkantingen, afrondingen, draaduitlopen,<br />

insteken, schroefdraad, centrische boringen)<br />

C-ascontouren<br />

Y-ascontouren<br />

De te draaien contour moet gesloten zijn.<br />

Beschrijf eerst de basiscontour en plaats er dan de<br />

vormelementen overheen.<br />

Meer informatie:<br />

zie "Informatie over de contourdefinitie" op bladzijde 408<br />

zie "Hulpfuncties" op bladzijde 451<br />

zie "Attributen toewijzen" op bladzijde 474<br />

Invoer van de basiscontour<br />

"Werkstuk > Bew. werkstuk > Contour" kiezen<br />

"Startpunt van de contour" vastleggen<br />

Basiscontour element voor element invoeren (zie ook scherm<br />

"Menustructuur"):<br />

Voor lineaire elementen:<br />

Baanmenu oproepen<br />

Richting aan de hand van het menusymbool kiezen<br />

Baan beschrijven<br />

Voor cirkelbogen:<br />

Boogmenu oproepen<br />

Rotatierichting aan de hand van het menusymbool<br />

kiezen<br />

Boog beschrijven<br />

ESC-toets indrukken: één menustap terug<br />

Indien nodig: contour sluiten<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 401<br />

6.3 Werkstukbeschrijving


6.3 Werkstukbeschrijving<br />

Vormelementen overlappend aanbrengen<br />

Vormelementen worden over de basiscontour heen geplaatst. Er<br />

blijven echter "op zichzelf staande" elementen over die u kunt wijzigen<br />

of wissen. Indien nodig, genereert TURN PLUS een speciale<br />

bewerking van de vormelementen.<br />

Bij de selectie wordt rekening gehouden met het type vormelement:<br />

Afkanting: buitenhoeken<br />

Afronding: buiten- en binnenhoeken<br />

Draaduitloop: binnenhoeken met haaks op elkaar staande<br />

asparallelle rechten<br />

Insteek: rechten<br />

Schroefdraad: rechten<br />

(Centrische) boring: middenas aan voor- of achterkant<br />

Meer informatie: zie "Vormelementen" op bladzijde 412<br />

Vormelementen overlappend aanbrengen<br />

"Werkstuk > Bew. werkstuk > Vorm > xx" kiezen(xx: type<br />

vormelement)<br />

Positie selecteren (zie "Selecties" op bladzijde 452).<br />

Parameters van het vormelement invoeren.<br />

TURN PLUS integreert het vormelement.<br />

402<br />

Leg afkantingen, afrondingen, draaduitlopen, etc. vast als<br />

vormelementen. Dan kan bij het genereren van het<br />

werkschema rekening worden gehouden met speciale<br />

bewerkingen van deze vormelementen.


Overlappingselementen integreren<br />

U beschrijft aaneengesloten contouren als de contour van een<br />

bewerkt werkstuk en laat die elkaar overlappen, of u gebruikt de<br />

volgende standaard overlappingselementen (zie<br />

"Overlappingselementen" op bladzijde 422):<br />

Cirkelboog<br />

Spie<br />

Ponton<br />

Deze elementen overlappen bestaande lineaire of ronde<br />

hulpcontourelementen. Geïntegreerde overlappingselementen maken<br />

deel uit van de contour.<br />

Aaneengesloten contour integreren:<br />

"Programma > Laden > Aaneengesloten contour" kiezen. Bestand<br />

selecteren en laden.<br />

ESC-toets indrukken: terug naar het hoofdmenu<br />

"Werkstuk > Bew. werkstuk > Vorm > Contour<br />

overlappen > Contour" kiezen<br />

Standaard overlappingselement integreren:<br />

"Werkstuk > Bew. werkstuk > Vorm > Contour overlappen > xx"<br />

kiezen (xx: cirkelboog, spie of ponton).<br />

TURN PLUS opent de betreffende dialoogbox.<br />

Overlappingselement beschrijven.<br />

Hulpcontourelement selecteren. TURN PLUS opent de dialoogbox<br />

"Lineaire/ronde overlapping".<br />

Overlapping vastleggen. Als er meer oplossingen mogelijk zijn, de<br />

juiste oplossing kiezen.<br />

TURN PLUS toont de overlapping, u kunt accepteren (OK) of niet<br />

accepteren (afbreken).<br />

TURN PLUS integreert de overlappingscontouren in de bestaande<br />

contour.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 403<br />

6.3 Werkstukbeschrijving


6.3 Werkstukbeschrijving<br />

Invoer van de C-ascontouren<br />

Standaardvormen worden met figuren, regelmatig gerangschikte<br />

lineaire of ronde figuren of boringen in patronen vastgelegd.<br />

Ingewikkelde contouren kunnen met de basiselementen baan en<br />

boog worden beschreven.<br />

Patroon<br />

Lineaire gatenpatronen (boorpatronen)<br />

Ronde gatenpatronen (boorpatronen)<br />

Lineaire figuurpatronen (te frezen contouren)<br />

Ronde figuurpatronen (te frezen contouren)<br />

Figuren<br />

Cirkel (volledige cirkel)<br />

rechthoek<br />

Veelhoek<br />

Lineaire sleuf<br />

Ronde sleuf<br />

De patronen en figuren positioneert u<br />

op het kopvlak (C-asbewerking)<br />

Mantelvlak (C-asbewerking)<br />

Achterkant (C-asbewerking)<br />

In te voeren vlak kiezen<br />

Bij de definitie van een C-ascontour kiest u eerst "In te voeren vlak"<br />

(kopvlak, mantelvlak, achterkant). Volg daarbij de hieronder<br />

beschreven procedure.<br />

1e venster opnieuw selecteren (het staat nog niet op het<br />

beeldscherm):<br />

404<br />

Beschrijf de te draaien contour volledig voordat u de<br />

contouren voor de C-asbewerking vastlegt.<br />

U Venster "Te draaien contour" selecteren<br />

U Uit het submenu "Patroon" of "Figuren" het patroon/de<br />

figuur selecteren. TURN PLUS opent de dialoogbox<br />

"In te voeren vlak kiezen".<br />

U In te voeren vlak selecteren. TURN PLUS maakt het<br />

bijbehorende venster<br />

2e venster selecteren (het staat al op het beeldscherm, maar is niet<br />

geactiveerd):<br />

U Met "PgUp/PgDn" het venster selecteren.


C-ascontour vastleggen<br />

"Werkstuk > Bew. werkstuk > Patroon > xx" kiezen (xx: patroontype<br />

of afzonderlijke boring)<br />

"Werkstuk > Bew. werkstuk > Figuur > xx" kiezen(xx: figuurtype of<br />

"vrije contour")<br />

Kop-/mantelvlak of achterkant instellen<br />

"Referentievlak" (vlak op kop-/mantelvlak of achterkant) selecteren en<br />

referentiemaat/-diameter vastleggen. TURN PLUS opent de<br />

betreffende dialoogbox.<br />

Patroon, figuur, afzonderlijke boring of contour vastleggen<br />

Meer informatie: zie "C-ascontouren" op bladzijde 425<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 405<br />

6.3 Werkstukbeschrijving


6.4 Contouren onbewerkt werkstuk<br />

6.4 Contouren onbewerkt werkstuk<br />

Staf<br />

Met de functie wordt de contour van een cilinder (klauwplaat of<br />

stafdeel) vastgelegd.<br />

Parameters<br />

X Diameter<br />

Diameter van cirkel bij onbewerkt werkstuk met meer zijden<br />

Z Lengte van het onbewerkte werkstuk, inclusief dwarsovermaat<br />

K Dwarsovermaat<br />

Pijp<br />

Met de functie wordt de contour van een holle cilinder vastgelegd.<br />

Parameters<br />

X Diameter<br />

Diameter van cirkel bij onbewerkt werkstuk met meer zijden<br />

I Binnendiameter<br />

Z Lengte van het onbewerkte werkstuk, inclusief dwarsovermaat<br />

K Dwarsovermaat<br />

406


Gietstuk (of smeedstuk)<br />

Met de functie wordt het onbewerkte werkstuk uit een bestaand<br />

bewerkt werkstuk gegenereerd.<br />

Parameters<br />

Oppervlak<br />

Onbewerkt gietstuk<br />

Onbewerkt smeedstuk<br />

met boring<br />

Ja<br />

Nee<br />

K Equidistante overmaat voor het complete werkstuk<br />

I Afzonderlijke overmaat (voor afzonderlijke elementen of<br />

contourgedeeltes)<br />

Voer eerst de "afzonderlijke overmaat" in en kies dan het<br />

contourelement/het contourgedeelte.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 407<br />

6.4 Contouren onbewerkt werkstuk


6.5 Contour bewerkt werkstuk<br />

6.5 Contour bewerkt werkstuk<br />

Informatie over de contourdefinitie<br />

Parameters die TURN PLUS kent, worden niet opgevraagd. De<br />

invoervelden zijn geblokkeerd. Voorbeeld: bij horizontale of verticale<br />

banen verandert slechts een van de coördinaten en de hoek is door de<br />

richting van het element vastgelegd.<br />

Het type dimensionering kunt u via de softkey instellen.<br />

Startpunt van de contour<br />

Met de functie wordt het startpunt vastgelegd.<br />

Parameters<br />

X Beginpunt van de contour<br />

Z Beginpunt van de contour<br />

P Beginpunt van de contour in poolcoördinaten<br />

a Beginpunt van de contour in poolcoördinaten (referentie:<br />

positieve Z-as)<br />

408<br />

Softkeys<br />

Polaire dimensionering van het<br />

eindpunt: hoek a<br />

Polaire dimensionering van het<br />

eindpunt: Radius<br />

Polaire dimensionering van het<br />

middelpunt: hoek b<br />

Polaire dimensionering van het<br />

middelpunt: Radius<br />

Hoek ten opzichte van voorgaand<br />

element<br />

Hoek ten opzichte van volgend<br />

element


Lineaire elementen<br />

Met de functie wordt een lineair element vastgelegd.<br />

Parameters<br />

X Eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Z Eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Xi Afstand tussen begin- en eindpunt<br />

Zi Afstand tussen begin- en eindpunt<br />

a Eindpunt in poolcoördinaten (referentie: positieve Z-as)<br />

P Eindpunt in poolcoördinaten<br />

W Hoek van de baan (referentie: zie helpscherm)<br />

WV Hoek linksom ten opzichte van het voorgaande element.<br />

Boog als voorgaand element: hoek ten opzichte van de<br />

raaklijn<br />

WN Hoek linksom ten opzichte van het volgende element. Boog<br />

als volgend element: hoek ten opzichte van de raaklijn<br />

L Lengte van het element<br />

Tangentieel/niet tangentieel: overgang naar het<br />

volgende contourelement vastleggen<br />

Lineair element vastleggen:<br />

Baanmenu oproepen<br />

Richting van het lineaire element kiezen:<br />

Verticale baan<br />

Horizontale baan<br />

Baan onder een hoek<br />

Baan onder een hoek<br />

Baan in willekeurige richting<br />

Baan dimensioneren en overgang naar het volgende element<br />

vastleggen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 409<br />

6.5 Contour bewerkt werkstuk


6.5 Contour bewerkt werkstuk<br />

Cirkelvormig element<br />

Met de functie wordt een cirkelvormig element vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Eindpunt van de boog<br />

X Eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Z Eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Xi Afstand tussen begin- en eindpunt<br />

Zi Afstand tussen begin- en eindpunt<br />

a Eindpunt in poolcoördinaten (referentie: positieve Z-as)<br />

P Eindpunt in poolcoördinaten<br />

ai Eindpunt polair, incrementeel (referentie hoek ai: zie<br />

afbeelding)<br />

Pi Eindpunt polair, incrementeel (lineaire afstand begin- tot<br />

eindpunt)<br />

Middelpunt van de boog<br />

I Middelpunt<br />

K Middelpunt<br />

Ii Afstand tussen begin- en middelpunt<br />

Ki Afstand tussen begin- en middelpunt<br />

b Middelpunt in poolcoördinaten (referentie: positieve Z-as)<br />

PM Middelpunt in poolcoördinaten<br />

bi Middelpunt polair, incrementeel (hoek tussen denkbeeldige<br />

lijn in het beginpunt, parallel aan de Z-as en lijn beginpunt –<br />

middelpunt)<br />

PMi Middelpunt polair, incrementeel (PMi: lineaire afstand tussen<br />

begin- en middelpunt)<br />

Andere parameters<br />

R Boogradius<br />

Tangentieel/niet tangentieel: overgang naar het<br />

volgende contourelement vastleggen<br />

WA Hoek tussen positieve Z-as en raaklijn in startpunt van de<br />

boog<br />

WE Hoek tussen positieve Z-as en raaklijn in eindpunt van de<br />

boog<br />

WV Hoek linksom tussen voorgaand element en raaklijn in<br />

startpunt van de boog. Boog als voorgaand element: hoek<br />

ten opzichte van de raaklijn<br />

WN Hoek linksom tussen raaklijn in eindpunt van de boog en<br />

volgend element. Boog als volgend element: hoek ten<br />

opzichte van de raaklijn<br />

410


Cirkelvormig element vastleggen:<br />

Boogmenu oproepen<br />

Rotatierichting van de boog kiezen<br />

Boog dimensioneren en overgang naar het volgende element<br />

vastleggen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 411<br />

6.5 Contour bewerkt werkstuk


6.6 Vormelementen<br />

6.6 Vormelementen<br />

Afkanting<br />

Met het vormelement wordt een afkanting vastgelegd.<br />

Parameters<br />

B Afkantingsbreedte<br />

Afronding<br />

Met het vormelement wordt een afronding vastgelegd.<br />

Parameters<br />

B Afrondingsradius<br />

412


Draaduitloop vorm E<br />

Met het vormelement wordt een draaduitloop vorm E vastgelegd.<br />

TURN PLUS doet, afhankelijk van de diameter, een voorstel voor de<br />

parameters (zie "Draaduitloopparameters DIN 509 E" op bladzijde 692).<br />

Parameters<br />

K Draaduitlooplengte<br />

I Draaduitloopdiepte (radiusmaat)<br />

R Draaduitloopradius in beide hoeken van de draaduitloop<br />

W Inloophoek (draaduitloophoek)<br />

Draaduitloop vorm F<br />

Met het vormelement wordt een draaduitloop vorm F vastgelegd.<br />

TURN PLUS doet, afhankelijk van de diameter, een voorstel voor de<br />

parameters (zie "Draaduitloopparameters DIN 509 F" op bladzijde 692).<br />

Parameters<br />

K Draaduitlooplengte<br />

I Draaduitloopdiepte (radiusmaat)<br />

R Draaduitloopradius in beide hoeken van de draaduitloop<br />

W Inloophoek (draaduitloophoek)<br />

A Uitloophoek (dwarshoek)<br />

Draaduitloop vorm G<br />

Met het vormelement wordt een draaduitloop vorm G vastgelegd.<br />

TURN PLUS doet een voorstel voor de parameters. U mag de waarden<br />

overschrijven. De voorgestelde waarden zijn gebaseerd op<br />

isometrisch schroefdraad (DIN 13) die aan de hand van de diameter<br />

wordt bepaald.<br />

Parameters: zie "Draaduitloopparameters DIN 76" op bladzijde 690<br />

Spoed bepalen: zie "Spoed" op bladzijde 694<br />

Parameters<br />

F Spoed<br />

K Draaduitlooplengte (draaduitloopbreedte)<br />

I Draaduitloopdiepte (radiusmaat)<br />

R Draaduitloopradius in beide hoeken van de draaduitloop<br />

(default: R=0,6*I)<br />

W Inloophoek (draaduitloophoek)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 413<br />

6.6 Vormelementen


6.6 Vormelementen<br />

Draaduitloop vorm H<br />

Met het vormelement wordt een draaduitloop vorm H vastgelegd.<br />

Parameters<br />

K Draaduitlooplengte<br />

I Draaduitloopdiepte (radiusmaat)<br />

R Draaduitloopradius<br />

W Inloophoek<br />

Draaduitloop vorm K<br />

Met het vormelement wordt een draaduitloop vorm K vastgelegd.<br />

Parameters<br />

I Draaduitloopdiepte<br />

R Draaduitloopradius<br />

W Openingshoek<br />

A Inloophoek, hoek t.o.v. langsas (default: 45°)<br />

Draaduitloop vorm U<br />

Met het vormelement wordt een draaduitloop vorm U vastgelegd.<br />

Parameters<br />

K Draaduitlooplengte (draaduitloopbreedte)<br />

I Draaduitloopdiepte (radiusmaat)<br />

R Draaduitloopradius in beide hoeken van de insteek (default: 0)<br />

hoek:<br />

Nee: geen afkanting/afronding<br />

Afkantingen: Afkanting<br />

Afronden: Afronding<br />

P Breedte van de afkanting of radius van de afronding<br />

414


Insteek algemeen<br />

Met het vormelement wordt een axiale of radiale insteek op een lineair<br />

referentie-element vastgelegd. De insteek wordt aan het<br />

geselecteerde referentie-element toegewezen.<br />

Parameters<br />

X Referentiepunt<br />

Z Referentiepunt<br />

K Insteekbreedte zonder afkanting/afronding<br />

I Insteekdiepte<br />

U Diameter bodem van de insteek (alleen bij axiale insteek)<br />

A Insteekhoek, hoek tussen insteekflanken<br />

(0°


6.6 Vormelementen<br />

Insteek vorm D (afdichtingsring)<br />

Met het vormelement wordt een axiale of radiale insteek op de buiten-<br />

of binnencontour vastgelegd. De insteek wordt aan het eerder<br />

geselecteerde referentie-element toegewezen.<br />

Parameters<br />

X Beginpunt bij radiale insteek<br />

Z Beginpunt bij axiale insteek<br />

I Diameter bodem van de insteek (alleen bij axiale insteek)<br />

Ii Axiale insteek: insteekdiepte<br />

Radiale insteek: Insteekbreedte (let op het voorteken !)<br />

Ki Axiale insteek: Insteekbreedte (let op het voorteken !)<br />

Radiale insteek: insteekdiepte<br />

Hoeken:<br />

Nee: geen afkanting/afronding<br />

Afkantingen: Afkanting<br />

Afronden: Afronding<br />

B Breedte van de afkanting of radius van de afronding aan beide<br />

zijden van de insteek<br />

R Radius op de bodem, binnenradius in beide hoeken van de<br />

insteek<br />

416


Vrijdraaiing (vorm FD)<br />

Met het vormelement wordt een axiale of radiale vrijdraaiing op een<br />

lineair referentie-element vastgelegd. De vrijdraaiing wordt aan het<br />

eerder geselecteerde referentie-element toegewezen.<br />

Parameters<br />

X Referentiepunt<br />

Z Referentiepunt<br />

K Insteekbreedte<br />

I insteekdiepte<br />

U Diameter bodem van de insteek (alleen bij axiale insteek)<br />

A Insteekhoek (0° < A


6.6 Vormelementen<br />

Schroefdraad<br />

Met het oproepen hiervan worden de vermelde schroefdraadtypes<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Q Schroefdraadtypes:<br />

Isometrische schroefdraad met fijne spoed (DIN 13 Teil 2,<br />

Reihe 1)<br />

Isometrische schroefdraad (DIN 13 Teil 1, Reihe 1)<br />

Isometrische kegeldraad (DIN 158)<br />

Isometrische kegeldraad met fijne spoed (DIN 158)<br />

Isometrische trapeziumdraad (DIN 103 Teil 2, Reihe 1)<br />

Vlakke metrische trapeziumdraad (DIN 380 Teil 2, Reihe 1)<br />

Metrische zaagtanddraad (DIN 513 Teil 2, Reihe 1)<br />

Cilindrische ronde schroefdraad (DIN 405 Teil 1, Reihe 1)<br />

Cilindrische Whitworth-schroefdraad (DIN 11)<br />

Conische Whitworth-schroefdraad (DIN 2999)<br />

Whitworth-pijpschroefdraad (DIN 259)<br />

Niet-standaard schroefdraad<br />

UNC US-schroefdraad met grove spoed<br />

UNF US-schroefdraad met fijne spoed<br />

UNEF US-schroefdraad met extrafijne spoed<br />

NPT US-conische pijpschroefdraad<br />

NPTF US-conische Dryseal-pijpschroefdraad<br />

NPSC US-cilindrische pijpschroefdraad met smeermiddel<br />

NPFS US-cilindrische pijpschroefdraad zonder smeermiddel<br />

V Rotatierichting:<br />

rechtse draad<br />

linkse draad<br />

D Referentiepunt selecteren (zie softkeytabel):<br />

1: Begin schroefdraad bij startpunt van het element<br />

2: Begin schroefdraad bij eindpunt van het element<br />

F Spoed of aantal gangen per inch (zie softkeytabel)<br />

Spoed<br />

Aantal gangen per inch<br />

E Variabele spoed, vergroot/verkleint de spoed per omwenteling<br />

met E (default: 0)<br />

418<br />

Softkeys voor "schroefdraad"<br />

Referentiepunt selecteren<br />

"Spoed" of "aantal gangen per inch"


Parameters<br />

L Lengte van de schroefdraad, inclusief uitlooplengte<br />

K Uitlooplengte (bij schroefdraad zonder draaduitloop)<br />

I Steek voor bepaling van het aantal gangen<br />

H Aantal gangen (default: 1)<br />

A Flankhoek links, bij niet-standaard schroefdraad<br />

W Flankhoek rechts, bij niet-standaard schroefdraad<br />

P Draaddiepte, bij niet-standaard schroefdraad<br />

R Draadbreedte, bij niet-standaard schroefdraad<br />

"F" moet bij "metrische schroefdraad met fijne spoed,<br />

conische schroefdraad en conische schroefdraad met<br />

fijne spoed, trapeziumdraad en vlakke trapeziumdraad"<br />

en "niet-standaard schroefdraad" worden opgegeven. Bij<br />

de andere schroefdraadtypes kan de parameter<br />

vervallen. De spoed wordt dan op basis van de diameter<br />

bepaald.<br />

Voer "I" of "H" in. Hierbij geldt: spoed/steek = aantal<br />

gangen.<br />

U kunt nog meer attributen aan de schroefdraad<br />

toewijzen (zie "Bewerkingsattribuut "Schroefdraad<br />

snijden"" op bladzijde 478).<br />

Maak gebruik van "niet-standaard schroefdraad"<br />

wanneer u individuele parameters wilt toepassen.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

De schroefdraad wordt over de lengte van het referentieelement<br />

gemaakt. Bij bewerkingen zonder draaduitloop<br />

moet "uitlooplengte K" worden geprogrammeerd, zodat de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT de draadoverloop zonder botsingsgevaar kan<br />

uitvoeren.<br />

(Centrische) boring<br />

Met het vormelement wordt een afzonderlijke boring op de hartlijn<br />

(voor- of achterkant) vastgelegd, die uit de volgende elementen kan<br />

bestaan:<br />

Centrering<br />

Kernboring<br />

Verzinking<br />

schroefdraad<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 419<br />

6.6 Vormelementen


6.6 Vormelementen<br />

Centrering<br />

Parameters centrering<br />

O Centreerdiameter<br />

Kernboring<br />

Parameters kernboring<br />

B Boordiameter<br />

P Boordiepte (zonder boorpunt)<br />

W gereedschapspunthoek<br />

W=0°: de AAG genereert bij de boorcyclus een<br />

"aanzetreductie (V=1)"<br />

W>0°: Gereedschapspunthoek<br />

Passing: H6...H13 of "zonder passing" (zie "Boren" op<br />

bladzijde 563)<br />

Verzinking<br />

Parameters verzinking<br />

R Verzinkingsdiameter<br />

U Verzinkingsdiepte<br />

E Verzinkingshoek<br />

420


Schroefdraad tappen<br />

Parameters schroefdraad<br />

I Nominale diameter<br />

J Draaddiepte<br />

K K draadsnijgang (uitlooplengte)<br />

F Spoed<br />

Draadtype:<br />

rechtse draad<br />

linkse draad<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 421<br />

6.6 Vormelementen


6.7 Overlappingselementen<br />

6.7 Overlappingselementen<br />

U selecteert de standaard overlappingselementen cirkelboog, spie of<br />

ponton, legt het element vast en overlapt het direct na het vastleggen.<br />

Wanneer een aaneengesloten contour wordt overlapt, gebruikt TURN<br />

PLUS de aaneengesloten contour die het laatst geladen is, of het<br />

overlappingselement dat het laatst vastgelegd is (zie<br />

"Overlappingselementen integreren" op bladzijde 403).<br />

Afhankelijk van de vorm van het hulpcontourelement vindt het<br />

volgende plaats<br />

Lineaire overlapping of<br />

Cirkelvormige overlapping<br />

Cirkelboog<br />

Referentiepunt is het cirkelmiddelpunt.<br />

Spie/afgeronde cirkel<br />

Referentiepunt: punt van de spie / middelpunt van de afronding<br />

422<br />

De overlappingsposities kunnen van het<br />

hulpcontourelement afwijken.<br />

Parameters<br />

XF Verschuiving van het referentiepunt<br />

ZF Verschuiving van het referentiepunt<br />

R Radius van de cirkelboog<br />

A Openingshoek<br />

W Rotatiehoek: de overlappingscontour wordt met de<br />

"rotatiehoek" geroteerd<br />

Parameters<br />

XF Verschuiving van het referentiepunt<br />

ZF Verschuiving van het referentiepunt<br />

R R>0: afrondingsradius<br />

R=0: geen afronding<br />

A Openingshoek<br />

LS Lengte van de spiezijden (overstaande elementdelen worden<br />

op de punten waar ze elkaar overlappen, afgebroken)<br />

W Rotatiehoek: de overlappingscontour wordt met de<br />

"rotatiehoek" geroteerd


Ponton<br />

Referentiepunt: midden van het basiselement<br />

Parameters<br />

XF Verschuiving van het referentiepunt<br />

ZF Verschuiving van het referentiepunt<br />

R R>0: afrondingsradius<br />

R=0: geen afronding<br />

A Openingshoek<br />

LS Lengte van de spiezijden (overstaande elementdelen worden<br />

op de punten waar ze elkaar overlappen, afgebroken)<br />

B Breedte van het basiselement<br />

W Rotatiehoek: de overlappingscontour wordt met de<br />

"rotatiehoek" geroteerd<br />

Lineaire overlapping<br />

Parameters<br />

X Startpunt, positie van het eerste overlappingselement<br />

Z Startpunt, positie van het eerste overlappingselement<br />

Positie (zie helpscherm)<br />

1: Oorspronkelijke positie: voegt de overlappingscontour<br />

"origineel" in de hulpcontour in.<br />

2: normale positie: roteert de overlappingscontour met de<br />

stijgingshoek van het hulpcontourelement en voegt het<br />

vervolgens in de hulpcontour in.<br />

Q Aantal overlappingselementen<br />

XE Eindpunt, positie van het laatste overlappingselement<br />

ZE Eindpunt, positie van het laatste overlappingselement<br />

XEi Eindpunt incrementeel<br />

ZEi Eindpunt incrementeel<br />

L Afstand tussen het eerste en laatste overlappingselement<br />

Li Afstand tussen de overlappingselementen<br />

a Hoek (default: hoek van het hulpcontourelement)<br />

Softkeys "Lineaire overlapping"<br />

Lengte (i.p.v. eindpunt) opgeven<br />

Hoek opgeven<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 423<br />

6.7 Overlappingselementen


6.7 Overlappingselementen<br />

Cirkelvormige overlapping<br />

De rotatierichting waarin de overlappingscontouren worden<br />

aangebracht, komt overeen met de rotatierichting van het<br />

hulpcontourelement.<br />

424<br />

Het "referentiepunt" van de overlappingscontour wordt op<br />

het "overlappingspunt" gepositioneerd.<br />

Parameters<br />

X Startpunt, positie van het eerste overlappingselement<br />

Z Startpunt, positie van het eerste overlappingselement<br />

a Startpunt als hoek (referentie: een parallel aan de Z-as<br />

lopende lijn door het middelpunt van de geselecteerde boog)<br />

Positie (zie helpscherm)<br />

1: Oorspronkelijke positie: voegt de overlappingscontour<br />

"origineel" in de hulpcontour in.<br />

2: normale positie: roteert de overlappingscontour met de<br />

stijgingshoek van het hulpcontourelement en voegt het<br />

vervolgens in de hulpcontour in.<br />

Q Aantal overlappingselementen<br />

b Eindpunt, positie van het laatste overlappingselement<br />

(referentie: een parallel aan de Z-as lopende lijn door het<br />

middelpunt van de geselecteerde boog)<br />

be Hoek tussen het eerste en laatste overlappingselement<br />

bi Hoek tussen overlappingselementen<br />

Softkeys "Cirkelvormige overlapping"<br />

Hoek van de eerste<br />

overlappingspositie<br />

Hoek van de laatste<br />

overlappingspositie


6.8 C-ascontouren<br />

Positie van een contour aan de voor- of<br />

achterkant<br />

TURN PLUS neemt het geselecteerde "referentievlak" over en stelt dit<br />

als "referentiemaat" voor. Wijzig de parameter, indien nodig.<br />

Parameters<br />

Z Referentiemaat<br />

Positie van een mantelvlakcontour<br />

TURN PLUS neemt het geselecteerde "referentievlak" over en stelt dit<br />

als "referentiediameter" voor. Wijzig de parameter, indien nodig.<br />

Parameters<br />

X Referentiediameter<br />

Freesdiepte<br />

Wanneer te frezen contouren met afzonderlijke elementen worden<br />

beschreven, opent TURN PLUS, nadat de contourinvoer is beëindigd,<br />

de dialoogbox "Kamer/contour" waarin naar "diepte P" wordt gevraagd.<br />

Parameters<br />

P Diepte (met P > 0 wordt een "kamer" vastgelegd)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 425<br />

6.8 C-ascontouren


6.8 C-ascontouren<br />

Dimensionering bij C-ascontouren<br />

Stel met de softkey in hoe het contourelement, de figuur of het<br />

patroon wordt gedimensioneerd (zie "Informatie over de<br />

contourdefinitie" op bladzijde 408).<br />

Bij mantelvlakcontouren voert u de hoek of de "baanmaat" in.<br />

De baanmaat is gerelateerd aan de manteluitslag bij de<br />

"referentiediameter".<br />

Voor- of achterkant: Startpunt<br />

Met de functie wordt het startpunt van een "vrije contour" aan de voor-/<br />

achterkant vastgelegd.<br />

426<br />

Polaire dimensionering bij mantelvlakcontouren<br />

(parameter "P"):<br />

"P" is gerelateerd aan het uitgeslagen mantelvlak.<br />

Kies de oplossing als er twee oplossingen mogelijk zijn.<br />

Parameters<br />

XK Beginpunt van de contour in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Beginpunt van de contour in cartesiaanse coördinaten<br />

a Beginpunt van de contour in poolcoördinaten (referentie<br />

hoek: positieve XK-as)<br />

P Beginpunt van de contour in poolcoördinaten<br />

Softkeys "Type dimensionering"<br />

Lineair patroon: lengte opgeven<br />

Lineair patroon: Hoek opgeven<br />

Mantelvlak: hoek in plaats van<br />

baanmaat


Voor- of achterkant: lineair element<br />

Met de functie wordt een lineair element aan de voor-/achterkant<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

XK Eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

XKi Afstand tussen begin- en eindpunt<br />

YKi Afstand tussen begin- en eindpunt<br />

a Eindpunt in poolcoördinaten (referentie hoek: positieve XK-as)<br />

P Eindpunt in poolcoördinaten<br />

W Hoek van de baan (referentie: zie helpscherm)<br />

WV Hoek linksom ten opzichte van het voorgaande element.<br />

Boog als voorgaand element: hoek ten opzichte van de<br />

raaklijn<br />

WN Hoek linksom ten opzichte van het volgende element. Boog<br />

als volgend element: hoek ten opzichte van de raaklijn<br />

L Lengte van het element<br />

Tangentieel/niet tangentieel: overgang naar het<br />

volgende contourelement vastleggen<br />

Lineair element vastleggen:<br />

Baanmenu oproepen<br />

Richting van het lineaire element kiezen:<br />

Verticale baan<br />

Horizontale baan<br />

Baan onder een hoek<br />

Baan onder een hoek<br />

Baan in willekeurige richting<br />

Baan dimensioneren en overgang naar het volgende element<br />

vastleggen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 427<br />

6.8 C-ascontouren


6.8 C-ascontouren<br />

Voor- of achterkant: Cirkelvormig element<br />

Met de functie wordt een cirkelvormig element aan de voor-/<br />

achterkant vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Eindpunt van de boog<br />

XK Eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

XKi Afstand tussen begin- en eindpunt<br />

YKi Afstand tussen begin- en eindpunt<br />

a Eindpunt in poolcoördinaten (referentie hoek: positieve XK-as)<br />

P Eindpunt in poolcoördinaten<br />

ai Eindpunt polair, incrementeel (referentie hoek: tussen<br />

denkbeeldige lijn in het beginpunt, parallel aan de XK-as en<br />

lijn beginpunt – eindpunt)<br />

Pi Eindpunt polair, incrementeel (Pi: lineaire afstand tussen<br />

begin- en eindpunt)<br />

Middelpunt van de boog<br />

I Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

J Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Ii Afstand tussen begin- en middelpunt in XK-richting<br />

Ji Afstand tussen begin- en middelpunt in YK-richting<br />

b Middelpunt in poolcoördinaten (referentie hoek: positieve<br />

XK-as)<br />

PM Middelpunt in poolcoördinaten<br />

bi Middelpunt polair, incrementeel (referentie hoek: hoek<br />

tussen denkbeeldige lijn in het beginpunt, parallel aan de XKas<br />

en lijn beginpunt – middelpunt))<br />

PMi Middelpunt polair, incrementeel (lineaire afstand begin- tot<br />

middelpunt)<br />

428


Parameters<br />

Andere parameters<br />

R Boogradius<br />

Tangentieel/niet tangentieel: overgang naar het<br />

volgende contourelement vastleggen<br />

WA Hoek tussen positieve XK-as en raaklijn in startpunt van de<br />

boog<br />

WE Hoek tussen positieve XK-as en raaklijn in eindpunt van de<br />

boog<br />

WV Hoek linksom tussen voorgaand element en raaklijn in<br />

startpunt van de boog. Boog als voorgaand element: hoek<br />

ten opzichte van de raaklijn<br />

WN Hoek linksom tussen raaklijn in eindpunt van de boog en<br />

volgend element. Boog als volgend element: hoek ten<br />

opzichte van de raaklijn<br />

Eindpunt mag niet het startpunt zijn (geen volledige cirkel).<br />

Cirkelvormig element vastleggen:<br />

Boogmenu oproepen<br />

Rotatierichting van de boog kiezen<br />

Boog dimensioneren en overgang naar het volgende element<br />

vastleggen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 429<br />

6.8 C-ascontouren


6.8 C-ascontouren<br />

Voor- of achterkant: afzonderlijke boring<br />

Met de functie wordt een afzonderlijke boring aan de voor-/achterkant<br />

vastgelegd die de volgende elementen kan bevatten:<br />

Centrering<br />

Kernboring<br />

Verzinking<br />

Schroefdraad<br />

Parameters referentiepunt van de boring<br />

XK Middelpunt van de boring in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Middelpunt van de boring in cartesiaanse coördinaten<br />

a Middelpunt van de boring in poolcoördinaten (referentie hoek:<br />

positieve XK-as)<br />

PM Middelpunt van de boring in poolcoördinaten<br />

Centrering contour voor-/achterkant<br />

Parameters centrering<br />

Q Centreerdiameter<br />

430


Kernboring contour voor-/achterkant<br />

Parameters kernboring<br />

B Boordiameter<br />

P Boordiepte (zonder boorpunt)<br />

W Gereedschapspunthoek<br />

W=0°: de AAG genereert bij de boorcyclus een<br />

"aanzetreductie (V=1)"<br />

W>0°: Gereedschapspunthoek<br />

Passing: H6...H13 of "zonder passing" (zie "Boren" op<br />

bladzijde 563)<br />

Verzinking contour voor-/achterkant<br />

Parameters verzinking<br />

R Verzinkingsdiameter<br />

U Verzinkingsdiepte<br />

E Verzinkingshoek<br />

Schroefdraad tappen contour voor-/achterkant<br />

Parameters schroefdraad<br />

I Nominale diameter<br />

J Draaddiepte<br />

K Draadsnijgang (uitlooplengte)<br />

F Spoed<br />

Draadtype:<br />

rechtse draad<br />

linkse draad<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 431<br />

6.8 C-ascontouren


6.8 C-ascontouren<br />

Voor- of achterkant: Cirkel (volledige cirkel)<br />

Met de functie wordt een volledige cirkel aan de voor-/achterkant<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

XK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

a Middelpunt in poolcoördinaten (referentie hoek: positieve<br />

XK-as)<br />

PM Middelpunt in poolcoördinaten<br />

R Cirkelradius<br />

K Cirkeldiameter<br />

P Diepte van de figuur<br />

432


Voor- of achterkant: Rechthoek<br />

Met de functie wordt een rechthoek aan de voor-/achterkant<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

XK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

a Middelpunt in poolcoördinaten (referentie hoek: positieve<br />

XK-as)<br />

PM Middelpunt in poolcoördinaten<br />

A Hoek t.o.v. langsas van de rechthoek (referentie: XK-as)<br />

K Lengte van de rechthoek<br />

B Breedte van de rechthoek<br />

R Afkanting/afronding<br />

breedte van de afkanting<br />

Afrondingsradius<br />

P Diepte van de figuur<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 433<br />

6.8 C-ascontouren


6.8 C-ascontouren<br />

Voor- of achterkant: veelhoek<br />

Met de functie wordt een veelhoek aan de voor-/achterkant<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

XK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

a Middelpunt in poolcoördinaten (referentie hoek: positieve<br />

XK-as)<br />

PM Middelpunt in poolcoördinaten<br />

A Hoek t.o.v. een zijde van een veelhoek (referentie: XK-as)<br />

Q Aantal hoeken (Q>=3)<br />

K Lengte van zijde<br />

SW Sleutelwijdte (diameter binnencirkel)<br />

R Afkanting/afronding<br />

breedte van de afkanting<br />

afrondingsradius<br />

P Diepte van de figuur<br />

434


Voor- of achterkant: Lineaire sleuf<br />

Met de functie wordt een lineaire sleuf aan de voor-/achterkant<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

XK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

a Middelpunt in poolcoördinaten (referentie hoek: positieve<br />

XK-as)<br />

PM Middelpunt in poolcoördinaten<br />

A Hoek langsas van de sleuf (referentie: XK-as)<br />

K Sleuflengte<br />

B Sleufbreedte<br />

P Diepte van de figuur<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 435<br />

6.8 C-ascontouren


6.8 C-ascontouren<br />

Voor- of achterkant: Ronde sleuf<br />

Met de functie wordt een ronde sleuf aan de voor-/achterkant<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

XK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Middelpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

a Middelpunt in poolcoördinaten (referentie hoek: positieve<br />

XK-as)<br />

PM Middelpunt in poolcoördinaten<br />

A Starthoek (beginpunt) van de sleuf (referentie: XK-as)<br />

W Eindhoek (eindpunt) van de sleuf (referentie: XK-as)<br />

R Krommingsradius (referentie: middelpuntsbaan van de sleuf)<br />

B Sleufbreedte<br />

P Diepte van de figuur<br />

436


Voor- of achterkant: Lineair gaten- of<br />

figuurpatroon<br />

Met de functie wordt een lineair gaten- of figuurpatroon aan de voor-/<br />

achterkant vastgelegd.<br />

Parameters<br />

XK Beginpunt patroon in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Beginpunt patroon in cartesiaanse coördinaten<br />

a Beginpunt patroon in poolcoördinaten (referentie hoek:<br />

positieve XK-as)<br />

P Beginpunt patroon in poolcoördinaten<br />

Q Aantal figuren (default: 1)<br />

I Eindpunt patroon in cartesiaanse coördinaten<br />

J Eindpunt patroon in cartesiaanse coördinaten<br />

Ii Afstand tussen twee figuren in XK-richting<br />

Ji Afstand tussen twee figuren in YK-richting<br />

b Hoek langsas van het patroon (referentie: XK-as)<br />

L Totale patroonlengte<br />

Li Afstand tussen twee figuren (patroonafstand)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 437<br />

6.8 C-ascontouren


6.8 C-ascontouren<br />

Voor- of achterkant: rond gaten- of<br />

figuurpatroon<br />

Met de functie wordt een rond gaten- of figuurpatroon aan de voor-/<br />

achterkant vastgelegd.<br />

Parameters<br />

XK Middelpunt patroon in cartesiaanse coördinaten<br />

YK Middelpunt patroon in cartesiaanse coördinaten<br />

a Middelpunt patroon in poolcoördinaten (referentie hoek:<br />

positieve XK-as)<br />

PM Middelpunt patroon in poolcoördinaten<br />

Q Aantal figuren<br />

Oriëntatie:<br />

met de klok mee<br />

tegen de klok in<br />

R Patroonradius<br />

K Patroondiameter<br />

A Beginhoek, positie van de eerste figuur (referentie: XK-as)<br />

A en W niet geprogrammeerd: opdeling volledige cirkel,<br />

beginnend bij 0°<br />

W Eindhoek, positie van de laatste figuur (referentie: XK-as)<br />

W niet geprogrammeerd: opdeling volledige cirkel,<br />

beginnend met A<br />

Wi Hoek tussen twee figuren (voorteken heeft geen betekenis)<br />

Positie van de figuren<br />

normale positie: de basisfiguur wordt om het middelpunt<br />

van het patroon geroteerd (rotatie om het middelpunt van<br />

het patroon)<br />

Oorspronkelijke positie: de positie van de basisfiguur blijft<br />

behouden (translatie)<br />

Beschrijving boring/figuur<br />

438<br />

Bij patronen met ronde sleuven wordt het<br />

"krommingsmiddelpunt" bij de patroonpositie opgeteld (zie<br />

"Rond patroon met ronde sleuven" op bladzijde 172).


Mantelvlak: Startpunt<br />

Met de functie wordt het startpunt van een "vrije contour" op het<br />

mantelvlak vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Beginpunt van de contour<br />

P Beginpunt van de contour – polair<br />

CY Beginpunt van de contour – hoek als "baanmaat"<br />

C Beginpunt van de contour – hoek<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 439<br />

6.8 C-ascontouren


6.8 C-ascontouren<br />

Mantelvlak: lineair element<br />

Met de functie wordt een lineair element in een mantelvlakcontour<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Eindpunt van de baan<br />

P Eindpunt van de baan – polair<br />

CY Beginpunt van de baan – hoek als "baanmaat"<br />

C Eindpunt van de baan – hoek<br />

W Hoek van de baan (referentie: zie helpscherm)<br />

WV Hoek linksom ten opzichte van het voorgaande element.<br />

Boog als voorgaand element: hoek ten opzichte van de<br />

raaklijn<br />

WN Hoek linksom ten opzichte van het volgende element. Boog<br />

als volgend element: hoek ten opzichte van de raaklijn<br />

L Lengte van het element<br />

Tangentieel/niet tangentieel: overgang naar het<br />

volgende contourelement vastleggen<br />

Lineair element vastleggen:<br />

440<br />

Baanmenu oproepen<br />

Richting van het lineaire element kiezen:<br />

Verticale baan<br />

Horizontale baan<br />

Baan onder een hoek<br />

Baan onder een hoek<br />

Baan in willekeurige richting<br />

Baan dimensioneren en overgang naar het volgende element<br />

vastleggen.


Mantelvlak: Cirkelvormig element<br />

Met de functies wordt een cirkelvormig element in een<br />

mantelvlakcontour vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Eindpunt van de boog<br />

Z Eindpunt<br />

P Eindpunt – polair<br />

CY Eindpunt – hoek als "baanmaat"<br />

C Eindpunt van de baan – hoek<br />

Middelpunt van de boog<br />

K Middelpunt<br />

CJ Middelpunt (hoek als "baanmaat")<br />

b Middelpunt in poolcoördinaten (referentie hoek: positieve<br />

XK-as)<br />

PM Middelpunt – polair<br />

Andere parameters<br />

R Boogradius<br />

Tangentieel/niet tangentieel: overgang naar het<br />

volgende contourelement vastleggen<br />

WA Hoek tussen positieve Z-as en raaklijn in startpunt van de<br />

boog<br />

WE Hoek tussen positieve Z-as en raaklijn in eindpunt van de<br />

boog<br />

WV Hoek linksom tussen voorgaand element en raaklijn in<br />

startpunt van de boog. Boog als voorgaand element: hoek<br />

ten opzichte van de raaklijn<br />

WN Hoek linksom tussen raaklijn in eindpunt van de boog en<br />

volgend element. Boog als volgend element: hoek ten<br />

opzichte van de raaklijn<br />

Boogmenu oproepen<br />

Rotatierichting van de boog kiezen<br />

Boog dimensioneren en overgang naar het volgende element<br />

vastleggen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 441<br />

6.8 C-ascontouren


6.8 C-ascontouren<br />

Mantelvlak: afzonderlijke boring<br />

Met de functie wordt een afzonderlijke boring op het mantelvlak<br />

vastgelegd die de volgende elementen kan bevatten:<br />

Centrering<br />

Kernboring<br />

Verzinking<br />

Schroefdraad<br />

Parameters referentiepunt van de boring<br />

Z Middelpunt van de boring<br />

CY Middelpunt van de boring – hoek als "baanmaat"<br />

C Middelpunt van de boring – hoek<br />

Centrering mantelvlakcontour<br />

Parameters centrering<br />

Q Centreerdiameter<br />

442


Kernboring mantelvlakcontour<br />

Parameters kernboring<br />

B Boordiameter<br />

P Boordiepte (diepte van boring en verzinking – zonder boorpunt<br />

en draaibankcenter)<br />

W Gereedschapspunthoek<br />

W=0°: de AAG genereert bij de boorcyclus een<br />

"aanzetreductie (V=1)"<br />

W>0°: Gereedschapspunthoek<br />

Passing: H6...H13 of "zonder passing" (zie "Boren" op<br />

bladzijde 563)<br />

Verzinking mantelvlakcontour<br />

Parameters verzinking<br />

R Verzinkingsdiameter<br />

U Verzinkingsdiepte<br />

E Verzinkingshoek<br />

Schroefdraad tappen mantelvlakcontour<br />

Parameters schroefdraad<br />

I Nominale diameter<br />

J Draaddiepte<br />

K Draadsnijgang (uitlooplengte)<br />

F Spoed<br />

Draadtype:<br />

rechtse draad<br />

linkse draad<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 443<br />

6.8 C-ascontouren


6.8 C-ascontouren<br />

Mantelvlak: Cirkel (volledige cirkel)<br />

Met de functie wordt een volledige cirkel op het mantelvlak<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Middelpunt van de figuur<br />

CY Middelpunt van de figuur – hoek als "baanmaat"<br />

C Middelpunt van de figuur – hoek<br />

R radius<br />

K Cirkeldiameter<br />

P Diepte van de figuur<br />

444


Mantelvlak: rechthoek<br />

Met de functie wordt een rechthoek op het mantelvlak vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Middelpunt van de figuur<br />

CY Middelpunt van de figuur – hoek als "baanmaat"<br />

C Middelpunt van de figuur – hoek<br />

A Hoek langsas van de rechthoek (referentie: Z-as)<br />

K Lengte van de rechthoek<br />

B Breedte van de rechthoek<br />

R Afkanting/afronding<br />

breedte van de afkanting<br />

afrondingsradius<br />

P Diepte van de figuur<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 445<br />

6.8 C-ascontouren


6.8 C-ascontouren<br />

Mantelvlak: veelhoek<br />

Met de functie wordt een veelhoek op het mantelvlak vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Middelpunt van de figuur<br />

CY Middelpunt van de figuur – hoek als "baanmaat"<br />

C Middelpunt van de figuur – hoek<br />

A Hoek t.o.v. een zijde van een veelhoek (referentie: Z-as)<br />

Q Aantal hoeken (Q>=3)<br />

K Lengte van zijde<br />

SW Sleutelwijdte (diameter binnencirkel)<br />

R Afkanting/afronding<br />

breedte van de afkanting<br />

afrondingsradius<br />

P Diepte van de figuur<br />

446


Mantelvlak: Lineaire sleuf<br />

Met de functie wordt een lineaire sleuf op het mantelvlak vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Middelpunt van de figuur<br />

CY Middelpunt van de figuur – hoek als "baanmaat"<br />

C Middelpunt van de figuur – hoek<br />

A Hoek langsas van de sleuf (referentie: Z-as)<br />

K Sleuflengte<br />

B Sleufbreedte<br />

P Diepte van de figuur<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 447<br />

6.8 C-ascontouren


6.8 C-ascontouren<br />

Mantelvlak: Ronde sleuf<br />

Met de functie wordt een ronde sleuf op het mantelvlak vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Middelpunt van de figuur<br />

CY Middelpunt van de figuur – hoek als "baanmaat"<br />

C Middelpunt van de figuur – hoek<br />

A Starthoek (beginpunt) van de sleuf (referentie: Z-as)<br />

W Eindhoek (eindpunt) van de sleuf (referentie: Z-as)<br />

B Sleufbreedte<br />

P Diepte van de figuur<br />

448


Mantelvlak: Lineair gaten- of figuurpatroon<br />

Met de functie wordt een lineair gaten- of figuurpatroon op het<br />

mantelvlak vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Beginpunt patroon<br />

CY Beginpunt patroon – hoek als "baanmaat"<br />

C Beginpunt patroon – hoek<br />

Q Aantal figuren (default: 1)<br />

K Eindpunt patroon<br />

Ki Afstand tussen twee figuren in Z-richting<br />

CYE Eindpunt patroon – hoek als "baanmaat"<br />

CYi Afstand tussen de figuren – als "baanmaat"<br />

L Totale patroonlengte<br />

Li Afstand tussen twee figuren (patroonafstand)<br />

b Hoek langsas van het patroon (referentie: Z-as)<br />

Beschrijving boring/figuur<br />

Als het "eindpunt" niet wordt geprogrammeerd, dan<br />

worden de boringen/figuren gelijkmatig langs de omtrek<br />

verdeeld.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 449<br />

6.8 C-ascontouren


6.8 C-ascontouren<br />

Mantelvlak: rond gaten- of figuurpatroon<br />

Met de functie wordt een lineair gaten- of figuurpatroon op het<br />

mantelvlak vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Z Middelpunt patroon<br />

CY Middelpunt patroon – hoek als "baanmaat"<br />

C Middelpunt patroon – hoek<br />

Q Aantal figuren (default: 1)<br />

Oriëntatie<br />

met de klok mee<br />

tegen de klok in<br />

R Patroonradius<br />

K Patroondiameter<br />

A Beginhoek, positie van de eerste figuur (referentie: Z-as)<br />

A en W niet geprogrammeerd: opdeling volledige cirkel,<br />

beginnend bij 0°<br />

W Eindhoek, positie van de laatste figuur (referentie: Z-as)<br />

W niet geprogrammeerd: opdeling volledige cirkel, beginnend<br />

met A<br />

Wi Hoek tussen twee figuren (voorteken heeft geen betekenis)<br />

Positie van de figuren<br />

normale positie: de basisfiguur wordt om het middelpunt<br />

van het patroon geroteerd (rotatie om het middelpunt van<br />

het patroon)<br />

Oorspronkelijke positie: de positie van de basisfiguur blijft<br />

behouden (translatie)<br />

Beschrijving boring/figuur<br />

450<br />

Bij patronen met ronde sleuven wordt het<br />

"krommingsmiddelpunt" bij de patroonpositie opgeteld (zie<br />

"Rond patroon met ronde sleuven" op bladzijde 172).


6.9 Hulpfuncties<br />

Onvolledig berekende contourelementen<br />

Contourelementen die niet kunnen worden berekend, worden<br />

"onvolledig berekende elementen" genoemd. TURN PLUS toont deze<br />

elementen rechts op het beeldscherm. Elk onvolledig berekend<br />

element wordt met een symbool weergegeven. TURN PLUS vermeldt<br />

bovendien de bekende parameters.<br />

Als bij onvolledig berekende elementen een contourelement<br />

onvolledig is vastgelegd, wordt deze fout door TURN PLUS gemeld.<br />

Nadat u de foutmelding hebt bevestigd, positioneert u de cursor met<br />

de softkeys op het desbetreffende onvolledig berekende element en<br />

corrigeert u de gegevens.<br />

Softkeys<br />

Vorige onvolledig berekende element kiezen<br />

Volgende onvolledig berekende element kiezen<br />

Gekozen onvolledig berekende element selecteren<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 451<br />

6.9 Hulpfuncties


6.9 Hulpfuncties<br />

Selecties<br />

U kiest contourpunten of contourelementen door ze te selecteren.<br />

Bij de volgende stap worden vormelementen over de geselecteerde<br />

punten/elementen geplaatst.<br />

Kleuren bij selectiepunten<br />

Rood: door cursor gekozen, niet-geselecteerd punt<br />

Groen: geselecteerd punt<br />

Blauw: door cursor gekozen, geselecteerd punt<br />

Softkeys voor de selectie<br />

452<br />

Volgend contourpunt (alternatief: "pijl naar links")<br />

Vorig contourpunt (alternatief: "pijl naar rechts")<br />

Volgend contourelement (alternatief: "pijl naar links")<br />

Vorig contourelement (alternatief: "pijl naar rechts")<br />

Vorige positie voor de boring (alternatief: "pijl naar<br />

links")<br />

Volgende positie voor de boring (alternatief: "pijl naar<br />

rechts")<br />

Meervoudige selectie voor contourpunten activeren<br />

Meervoudige selectie voor contourelementen<br />

activeren<br />

Alle contourpunten selecteren<br />

Alle contourelementen selecteren<br />

Bereikselectie inschakelen<br />

Contourpunt/contourelement selecteren<br />

Selectie afsluiten<br />

Selectie voor contourpunt/contourelement ongedaan<br />

maken


Afzonderlijk contourpunt/afzonderlijk contourelement selecteren<br />

Enkele selectie met het touchpad<br />

Cursor op contourpunt of contourelement positioneren<br />

Met de linkermuisknop klikken – het contourpunt/contourelement is<br />

geselecteerd<br />

Enkele selectie met de softkey<br />

Contourpunt kiezen<br />

Contourelement kiezen<br />

Contourpunt/contourelement selecteren<br />

Meer contourpunten/contourelementen selecteren<br />

Meervoudige selectie met het touchpad<br />

Meervoudige selectie voor contourpunten<br />

inschakelen<br />

Meervoudige selectie voor contourelementen<br />

inschakelen<br />

Voor elk te selecteren contourpunt of contourelement:<br />

Cursor op contourpunt/contourelement positioneren en met de<br />

linkermuisknop klikken<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 453<br />

6.9 Hulpfuncties


6.9 Hulpfuncties<br />

Meervoudige selectie met de softkey<br />

454<br />

Eerste contourpunt kiezen<br />

Contourpunt markeren en meervoudige selectie<br />

inschakelen<br />

Eerste contourelement kiezen<br />

Contourelement markeren en meervoudige selectie<br />

inschakelen<br />

Voor elk te selecteren contourpunt of contourelement:<br />

Contourpunt kiezen<br />

Contourelement kiezen<br />

Contourpunt/contourelement markeren<br />

Selectie beëindigen<br />

Als alternatief kunt u alle contourpunten/<br />

contourelementen selecteren en de niet-gewenste<br />

posities deselecteren.


Contourbereik selecteren<br />

Bereikselectie met het touchpad<br />

Cursor op het eerste element positioneren<br />

Bereikselectie inschakelen<br />

Cursor op het laatste element positioneren<br />

Met de linkermuisknop klikken: bereikselectie in de richting van de<br />

contourbeschrijving<br />

Met de rechtermuisknop klikken: bereikselectie tegen de richting van<br />

de contourbeschrijving in<br />

Bereikselectie met de softkey<br />

Begin van het bereik kiezen<br />

Begin van het bereik markeren en bereikselectie<br />

inschakelen<br />

Einde van het bereik kiezen<br />

Bereikselectie beëindigen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 455<br />

6.9 Hulpfuncties


6.9 Hulpfuncties<br />

Nulpunt verschuiven<br />

Voorbeeld: Wanneer het werkstuk vanaf verschillende zijden is<br />

gedimensioneerd, beschrijft u eerst de vanaf de rechterzijde<br />

gedimensioneerde contourelementen, verschuift u het nulpunt en<br />

voert u daarna de vanaf de linkerzijde gedimensioneerde<br />

contourelementen in.<br />

Nulpuntverschuiving activeren:<br />

U "Nulpunt > verschuiven" in het menu Bew. werkstuk kiezen.<br />

TURN PLUS opent de dialoogbox "Nulpunt verschuiven".<br />

U Nulpuntverschuiving invoeren. TURN PLUS verschuift de tot nu toe<br />

vastgelegde contour.<br />

Nulpuntverschuiving uitschakelen:<br />

U "Nulpunt > terugzetten" in het menu Bew. werkstuk kiezen.<br />

TURN PLUS zet het nulpunt van het coördinatensysteem terug naar<br />

de oorspronkelijk geprogrammeerde positie.<br />

Parameters<br />

Xi Eindpunt – waarde waarmee het nulpunt wordt verschoven<br />

Zi Eindpunt – waarde waarmee het nulpunt wordt verschoven<br />

Contourgedeelte lineair dupliceren<br />

Met deze functie legt u een contourgedeelte vast en "koppelt" dit<br />

n-keer aan de bestaande contour.<br />

U "Dupliceren > Reeks > lineair" in het menu Bew. werkstuk kiezen.<br />

TURN PLUS markeert het laatste element.<br />

U Contourgedeelte selecteren (u kunt alleen de laatst ingevoerde<br />

contourelementen selecteren).<br />

U TURN PLUS opent de dialoogbox "Reeks lineair kopiëren". Voer het<br />

aantal in.<br />

U TURN PLUS breidt de contour uit<br />

Parameters<br />

Q Aantal (het contourgedeelte wordt Q-keer gedupliceerd)<br />

456


Contourgedeelte rond dupliceren<br />

Met deze functie legt u een contourgedeelte vast en "koppelt" dit<br />

n-keer aan de bestaande contour.<br />

U "Dupliceren > Reeks > rond" in het menu Bew. werkstuk kiezen.<br />

TURN PLUS markeert het laatste element.<br />

U Contourgedeelte selecteren (u kunt alleen de laatst ingevoerde<br />

contourelementen selecteren).<br />

U TURN PLUS opent de dialoogbox "Reeks rond kopiëren". Voer het<br />

aantal en de radius in.<br />

U TURN PLUS toont de eerste "hartlijn" als "rood vierkant". Selecteer<br />

de juiste "hartlijn".<br />

U TURN PLUS breidt de contour uit<br />

Parameters<br />

Q Aantal (het contourgedeelte wordt Q-keer gedupliceerd)<br />

R Radius<br />

Uitvoering van "rond dupliceren"<br />

Hartlijnen: TURN PLUS brengt met "radius" een cirkel om het beginen<br />

eindpunt van het contourgedeelte aan. Uit de snijpunten van de<br />

cirkels volgen de beide mogelijke hartlijnen.<br />

De draaiingshoek volgt uit de afstand tussen begin- en eindpunt<br />

van het contourgedeelte.<br />

Contour uitbreiden: TURN PLUS dupliceert het geselecteerde<br />

contourgedeelte, roteert het en "koppelt" het aan de contour.<br />

Contourgedeelte door spiegelen dupliceren<br />

Met deze functie legt u een contourgedeelte vast dat kan worden<br />

gespiegeld en aan de bestaande contour kan worden gekoppeld.<br />

U "Dupliceren > Spiegelen" in het menu Bew. werkstuk kiezen.<br />

TURN PLUS markeert het laatste element.<br />

U Contourgedeelte selecteren (u kunt alleen de laatst ingevoerde<br />

contourelementen selecteren).<br />

U TURN PLUS opent de dialoogbox "Dupliceren door spiegelen".<br />

U Leg de spiegelas vast. TURN PLUS breidt de contour uit.<br />

Parameters<br />

W Hoek van de spiegelas. De spiegelas loopt door het actuele<br />

eindpunt van de contour.<br />

Referentie van de hoek: positieve Z-as<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 457<br />

6.9 Hulpfuncties


6.9 Hulpfuncties<br />

Calculator<br />

U kunt de calculator gebruiken voor standaardberekeningen, de<br />

berekening van passingtoleranties en de kernboringdiameter bij<br />

binnendraad.<br />

Berekeningen uitvoeren:<br />

U Plaats de cursor op het invoerveld van de dialoogbox<br />

U Roep de calculator op. De waarde van het invoerveld<br />

wordt overgenomen.<br />

U Berekening uitvoeren<br />

U Met "OK" wordt de calculator uitgeschakeld met overname van de<br />

waarde<br />

U Met "Afbreken" wordt de calculator uitgeschakeld zonder overname<br />

van de waarde<br />

Bedieningsinstructies:<br />

Kies en activeer de rekenfunctie/invoervelden met de cursortoetsen<br />

of de muis.<br />

De rekenfuncties (SIN, kwadrateren, etc.) zijn gerelateerd aan de<br />

"uitlezing".<br />

Uitlezingen:<br />

Uitlezing (onder "=")<br />

Opgeslagen waarde (rechts van "=")<br />

Rekenkundige bewerking en tussenresultaat (rechts naast de<br />

uitlezing)<br />

Passing berekenen (hiermee wordt de gemiddelde tolerantie voor<br />

passingen berekend):<br />

U Nominale diameter invoeren<br />

U "Passing" activeren<br />

U Passinggegevens invoeren (dialoogbox "Passing")<br />

U Op "OK" klikken. De calculator neemt de "gemiddelde tolerantie" als<br />

uitlezing over.<br />

Kernboringdiameter bij binnendraad berekenen (de diameter wordt<br />

uit de schroefdraadgegevens berekend):<br />

U "Binnendraad" activeren<br />

U Draadgegevens invoeren (dialoogbox "Binnendraad")<br />

U Op "OK" klikken. De calculator berekent de kernboringdiameter en<br />

neemt deze als uitlezing over.<br />

458<br />

Calculatorfuncties<br />

= Berekening uitvoeren; resultaat tonen<br />

+,-,*,/ Basisberekeningen<br />

SIN, COS, Trigonometrische functies<br />

TAN<br />

ASIN, Trigonometrische inversefuncties<br />

ACOS,<br />

ATAN<br />

X² Kwadrateren<br />

÷ Wortel uit<br />

STO Uitlezing opslaan<br />

STO+ Uitlezing bij geheugeninhoud optellen<br />

STO– Uitlezing van geheugeninhoud<br />

aftrekken<br />

RCL Geheugeninhoud als uitlezing<br />

overnemen<br />

CLR Uitlezing wissen<br />

1/X Omgekeerde waarde<br />

p Waarde van Pi (3,14159)<br />

n % Percentageberekening


Digitaliseren<br />

U kunt de invoerwaarden met de kruiscursor bepalen (digitaliseren) en<br />

overnemen. TURN PLUS toont de coördinaten van de<br />

kruiscursorpositie.<br />

U Digitaliseringsmode activeren bij geopende<br />

dialoogbox<br />

U Kruiscursor met de cursortoetsen of met het<br />

touchpad positioneren<br />

U Digitaliseringsmode verlaten:<br />

"Enter": met overname van de waarde<br />

"ESC-toets": zonder overname van de waarde<br />

Verander vóór het oproepen van de digitaliseringsmode<br />

de zoom-instelling, wanneer de incrementen bij de<br />

kruiscursorbewegingen te klein/groot zijn.<br />

De waarden worden als absolute waarden van het<br />

cartesiaanse coördinatensysteem overgenomen,<br />

onafhankelijk van de instelling van de invoervelden.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 459<br />

6.9 Hulpfuncties


6.9 Hulpfuncties<br />

Contourelementen controleren (controle-optie)<br />

Met de "controle-optie" controleert u contour- of vormelementen,<br />

figuren en patronen. De gegevens kunnen niet worden gewijzigd.<br />

Venster (referentievlak) selecteren<br />

460<br />

"Loep" activeren<br />

"Controle-optie" oproepen<br />

Cursor op contour-/vormelement, figuur of patroon positioneren.<br />

Positie bevestigen. TURN PLUS toont de ingevoerde<br />

parameters.<br />

Druk op de ALT-toets: TURN PLUS toont alle parameters van het<br />

element – bij vormelementen de parameters van de afzonderlijke<br />

elementen.<br />

Met "Pijl naar links/rechts" (bij geopende dialoogbox): TURN PLUS<br />

toont de parameters van het volgende/vorige element.<br />

ESC-toets indrukken: dialoogbox sluiten


Foutmeldingen<br />

Verschijnt na de eigenlijke foutmelding het teken ">>", dan toont<br />

TURN PLUS desgewenst meer informatie met betrekking tot deze<br />

foutmelding.<br />

U Opvragen van aanvullende informatie met betrekking<br />

tot de foutmelding.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 461<br />

6.9 Hulpfuncties


6.10 DXF-contouren importeren<br />

6.10 DXF-contouren importeren<br />

Basisprincipes van de DXF-import<br />

Contouren die in het DXF-formaat zijn opgeslagen, kunnen in<br />

TURN PLUS worden geïmporteerd.<br />

DXF-contouren beschrijven:<br />

Onbewerkte werkstukken<br />

Bewerkte werkstukken<br />

Aaneengesloten contouren<br />

Te frezen contouren<br />

Bij contouren van onbewerkte of bewerkte werkstukken en bij<br />

aaneengesloten contouren mag de DXF-laag slechts één contour<br />

bevatten, bij te frezen contouren kunnen er meer contouren aanwezig<br />

zijn en geïmporteerd worden.<br />

Eisen aan de DXF-contour resp. het DXF-bestand:<br />

Alleen tweedimensionale elementen<br />

De contour moet zich in een aparte laag bevinden (zonder<br />

maatlijnen, zonder omloopkanten etc.)<br />

Te draaien contouren (onbewerkte of bewerkte werkstukken)<br />

dienen bij voorkeur boven de hartlijn te worden weergegeven<br />

(zo niet, dan moeten ze in TURN PLUS worden nabewerkt)<br />

Geen volledige cirkels, geen splines, geen DXF-blokken (macro's),<br />

etc.<br />

De geïmporteerde contouren mogen uit maximaal 4000 elementen<br />

(lijnen, cirkelbogen) bestaan. Bovendien mogen er maximaal<br />

10.000 polylijnpunten worden gebruikt<br />

De bestandsnaam mag uit maximaal acht tekens bestaan<br />

Contour "geschikt maken": Omdat het DXF-formaat fundamenteel<br />

verschilt van het TURN PLUS-formaat, wordt de contour tijdens het<br />

importeren van DXF- naar TURN PLUS-formaat geconverteerd Daarbij<br />

wordt het volgende gewijzigd of aangevuld:<br />

Eventuele leemtes tussen contourelementen worden gesloten<br />

Polylijnen worden naar lineaire elementen geconverteerd<br />

Het startpunt van de contour wordt vastgelegd<br />

De rotatierichting van de contour wordt vastgelegd<br />

Proces van de DXF-import:<br />

U Selectie van het DXF-bestand<br />

U Selectie van de laag, die uitsluitend de contour(en) bevat<br />

U Importeren van de contour(en)<br />

U Opslaan of bewerken van de contour in TURN PLUS<br />

462


Configuratie van de DXF-import<br />

In de configuratieparameter Startpunt automatisch stelt u het<br />

gedrag van de TURN PLUS bij de invoer van de contour van het<br />

bewerkte werkstuk in.<br />

U "Configuratie > Wijzigen > Instellingen" in het hoofdmenu kiezen.<br />

TURN PLUS opent de dialoogbox "Instellingen".<br />

U Stel het "Startpunt automatisch" in:<br />

Ja: TURN PLUS springt bij het oproepen van de invoer van de<br />

contour van het bewerkte werkstuk direct naar de invoer van het<br />

startpunt van de contour. U heeft niet de beschikking over de<br />

softkey DXF-import.<br />

Nee: Na het oproepen van de invoer van de contour van het<br />

bewerkte werkstuk kunt u kiezen of er een contour van het<br />

bewerkte werkstuk/DXF-contour moet worden ingelezen of dat<br />

de contour handmatig moet worden ingevoerd.<br />

Deze instelling geldt alleen voor de invoer van de contour van het<br />

bewerkte werkstuk. Bij alle andere contouren selecteert u de<br />

invoerwijze van de contour via het menu of de softkey.<br />

Het "geschikt maken" van de contour tijdens de DXF-import kan via de<br />

onderstaande DXF-parameters worden beïnvloed:<br />

U "Configuratie > Wijzigen > DXF-parameters" in het hoofdmenu<br />

kiezen. TURN PLUS opent de dialoogbox "DXF-parameters".<br />

U Voer de instellingen uit.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 463<br />

6.10 DXF-contouren importeren


6.10 DXF-contouren importeren<br />

DXF-parameters:<br />

Max. opening: In de DXF-tekening kunnen kleine leemtes tussen<br />

de contourelementen aanwezig zijn. In deze parameter geeft u aan<br />

hoe groot de afstand tussen twee contourelementen mag zijn.<br />

Max. opening wordt niet overschreden: het volgende element<br />

maakt deel uit van de "huidige" contour.<br />

Max. opening wordt overschreden: het volgende element maakt<br />

deel uit van de "nieuwe" contour.<br />

Startpunt: De DXF-import analyseert de contour en bepaalt het<br />

startpunt. Mogelijke instellingen:<br />

rechts, links, boven, onder: Het startpunt wordt op het<br />

contourpunt geplaatst dat het verst naar rechts (resp. links, ..) ligt.<br />

Als meer contourpunten aan deze voorwaarde voldoen, wordt<br />

automatisch een van deze punten geselecteerd.<br />

Maximale afstand: De DXF-import plaatst het startpunt op een<br />

van de contourpunten die het verst van elkaar zijn verwijderd.<br />

Welk van deze punten als startpunt wordt vastgelegd, wordt<br />

automatisch berekend en kan niet worden beïnvloed.<br />

Gemarkeerd punt: Als een van de contourpunten in de DXFtekening<br />

met een volledige cirkel is gemarkeerd, wordt dit punt<br />

als startpunt vastgelegd. Het middelpunt van de volledige cirkel<br />

moet op het contourpunt liggen.<br />

Rotatierichting: Leg vast of de contour tegen de klok in of met de<br />

klok mee gericht is.<br />

Instellingen opslaan:<br />

U "Configuratie > Opslaan" in het hoofdmenu kiezen. TURN PLUS<br />

opent de dialoogbox "Opslaan configuratie".<br />

U Bestand "Standaard" selecteren en gewijzigde configuratie opslaan<br />

DXF-import<br />

De functie DXF-import staat altijd tot uw beschikking als er een<br />

contour moet worden ingevoerd. Het verloop van de DXF-import is<br />

niet afhankelijk van de te importeren contour (onbewerkt werkstuk,<br />

bewerkt werkstuk, etc.).<br />

DXF-import:<br />

U Op softkey drukken: TURN PLUS opent het<br />

keuzevenster "DXF-import".<br />

464<br />

U DXF-bestand selecteren en laden<br />

U De te importeren contour selecteren<br />

U De geselecteerde contour(en) wordt/worden rood<br />

weergegeven en de contourelementen van de andere<br />

lagen geel.<br />

U DXF-contour(en) importeren


6.11 Contouren manipuleren<br />

Let bij wijzigingen in contouren op het volgende:<br />

Als contourelementen worden gecombineerd met vormelementen,<br />

zijn getoonde of in te voeren eindpunten gerelateerd aan het<br />

"theoretische eindpunt". Bij wijzigingen aan de contourelementen<br />

worden afkantingen, afrondingen, schroefdraad en draaduitlopen<br />

automatisch op de nieuwe positie afgestemd.<br />

De volgorde en het begin- en eindpunt van een contourelement<br />

wordt door de definitierichting bepaald.<br />

Na het trimmen, wissen of invoegen analyseert TURN PLUS of<br />

direct opeenvolgende elementen tot een baan/boog kunnen worden<br />

samengevat. De gewijzigde contour wordt gestandaardiseerd.<br />

Als er contouren voor C- of Y-asbewerking zijn vastgelegd,<br />

kan de te draaien contour niet worden gewijzigd.<br />

Contour onbewerkt werkstuk wijzigen<br />

Een standaard onbewerkt werkstuk (staf, pijp) kunt u:<br />

Wissen:<br />

U "Manipuleren > Wissen > Contour" in het menu Onbew. werkstuk<br />

kiezen. TURN PLUS wist het onbewerkte werkstuk.<br />

Opsplitsen:<br />

U "Manipuleren > Opsplitsen" in het menu Onbew. werkstuk kiezen.<br />

Het standaard onbewerkte werkstuk wordt door TURN PLUS in<br />

afzonderlijke contourelementen onderverdeeld. Vervolgens kunnen<br />

de afzonderlijke elementen worden gemanipuleerd.<br />

Als er sprake is van een gietstuk of als het onbewerkte werkstuk<br />

met afzonderlijke elementen is vastgelegd, kan het als een bewerkt<br />

werkstuk worden gemanipuleerd.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 465<br />

6.11 Contouren manipuleren


6.11 Contouren manipuleren<br />

Contourelementen wissen<br />

Contour- of vormelement wissen:<br />

U "Manipuleren > Wissen > Element (of vormelement)" in het menu<br />

Bew. werkstuk kiezen<br />

U Het te wissen element selecteren.<br />

U TURN PLUS wist het geselecteerde contour- of vormelement<br />

Alle vormelementen wissen:<br />

U "Manipuleren > Wissen > alle vormelementen" in het menu Bew.<br />

werkstuk kiezen.<br />

U TURN PLUS wist alle aanwezige vormelementen.<br />

Contour bewerkt werkstuk wissen:<br />

U "Manipuleren > Wissen > Contour" in het menu Bew. werkstuk<br />

kiezen.<br />

U TURN PLUS wist de complete contour van het bewerkte werkstuk.<br />

C-ascontour wissen:<br />

U Venster voor-/achterkant of mantelvenster kiezen<br />

U "Manipuleren > Wissen > Kamer/figuur/patroon" in het menu Bew.<br />

werkstuk kiezen.<br />

U Te wissen figuur, patroon, etc. selecteren.<br />

U TURN PLUS wist de geselecteerde contour.<br />

Contour- of vormelementen wijzigen<br />

Bij het wijzigen van contourelementen onderscheidt TURN PLUS:<br />

"Wijzigen > Contourelement": U wijzigt het contourelement en<br />

TURN PLUS past de aangrenzende elementen aan.<br />

"Wijzigen > Contourelement met verschuiven": U wijzigt het<br />

contourelement en TURN PLUS verschuift de aangrenzende<br />

contour.<br />

Contourelement wijzigen:<br />

U "Manipuleren > Wijzigen > Contourelement" (of ".. ><br />

Contourelement met verschuiven") in het menu Bew. werkstuk<br />

kiezen.<br />

U Het te wijzigen element selecteren. TURN PLUS toont de<br />

bijbehorende baan-/boog-dialoogbox voor het wijzigen.<br />

U Parameters wijzigen<br />

U TURN PLUS geeft de gewijzigde contour weer. Als er meer<br />

oplossingen mogelijk zijn, kies dan de juiste.<br />

U U kunt de wijziging accepteren (softkey "Bevestigen") of niet<br />

accepteren (ESC-toets).<br />

466


Vormelement wijzigen:<br />

U "Manipuleren > Wijzigen > Vormelement" in het menu Bew.<br />

werkstuk kiezen<br />

U Het te wijzigen vormelement selecteren. TURN PLUS toont de<br />

bijbehorende dialoogbox voor het wijzigen.<br />

U Parameters wijzigen<br />

U TURN PLUS voert de wijziging uit<br />

C-ascontour wijzigen:<br />

U Venster voor-/achterkant of mantelvenster kiezen<br />

U "Manipuleren > Wijzigen> Patroon/figuur/kamer" in het menu Bew.<br />

werkstuk kiezen.<br />

U Te wijzigen figuur, patroon, contourelement, etc. selecteren.<br />

TURN PLUS toont de bijbehorende dialoogbox voor het wijzigen.<br />

U Parameters wijzigen<br />

U TURN PLUS voert bij figuren de wijziging direct uit. Bij "vrije<br />

contouren" toont TURN PLUS de gewijzigde contour. U kunt de<br />

wijziging accepteren (softkey "Bevestigen") of niet accepteren<br />

(ESC-toets).<br />

Contour of contourelement invoegen<br />

U kunt een afzonderlijk contourelement of een "contour" (meer<br />

contourelementen) in een bestaande contour invoegen.<br />

Contourelement invoegen:<br />

U "Manipuleren > Invoegen > Baan" (of ".. > Boog)" in het menu Bew.<br />

werkstuk kiezen<br />

U "Invoegpunt" selecteren. (Het element wordt na het geselecteerde<br />

contourelement ingevoegd.)<br />

U Richting van de baan of rotatierichting van de boog selecteren.<br />

TURN PLUS opent de bijbehorende dialoogbox.<br />

U Contourelement vastleggen<br />

U TURN PLUS integreert het contourelement en past de bestaande<br />

contour aan.<br />

Meer contourelementen invoegen:<br />

U "Manipuleren > Invoegen > Contour" in het menu Bew. werkstuk<br />

kiezen.<br />

U "Invoegpunt" selecteren. (Het element wordt na het geselecteerde<br />

contourelement ingevoegd.)<br />

U In te voegen contour element na element invoeren.<br />

U TURN PLUS integreert de ingevoerde contour en past de bestaande<br />

contour aan.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 467<br />

6.11 Contouren manipuleren


6.11 Contouren manipuleren<br />

Contour sluiten<br />

Een open contour sluiten:<br />

U "Manipuleren > Verbinden" in het menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U TURN PLUS sluit de contour door een lineair element in te voegen.<br />

Contour opsplitsen<br />

Bij het "opsplitsen" zet TURN PLUS de vormelementen, figuren of<br />

patronen om in afzonderlijke contourelementen.<br />

Te draaien contour: vormelementen (ook afkantingen en<br />

afrondingen) worden in banen en bogen omgezet.<br />

Contouren aan voor-/achterkant of op mantelvlak: figuren en<br />

patronen worden in banen en bogen omgezet.<br />

Contour opsplitsen:<br />

U "Manipuleren > Opsplitsen" in het menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Vormelement, figuur of patroon selecteren<br />

U TURN PLUS zet de vormelementen, figuren of patronen om in<br />

afzonderlijke contourelementen<br />

468<br />

Het opsplitsen van een vormelement/figuur/patroon kan<br />

niet ongedaan worden gemaakt.


Trimmen – lineair element<br />

Met deze functie kan de lengte van een lineair element worden<br />

gewijzigd. Het startpunt van het contourelement blijft gehandhaafd.<br />

Gesloten contouren: het gemanipuleerde element wordt opnieuw<br />

berekend en de positie van het volgende element wordt aangepast.<br />

Open contouren: het gemanipuleerde element wordt opnieuw<br />

berekend en de volgende aaneengesloten contour wordt<br />

verschoven.<br />

Parameters<br />

L Lengte van het gewijzigde lineaire element<br />

X Eindpunt van het gewijzigde lineaire element<br />

Z Eindpunt van het gewijzigde lineaire element<br />

Opvolger:<br />

Met hoekverandering naar volgend element<br />

Zonder hoekverandering naar volgend element<br />

Lengte van een lineair element wijzigen:<br />

U "Manipuleren > Trimmen > Lengte element" in het<br />

menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Het te wijzigen element selecteren. TURN PLUS<br />

opent de dialoogbox "Baanlengte wijzigen":<br />

U Nieuwe lengte, of<br />

U nieuw eindpunt in X, of<br />

U nieuw eindpunt in Z invoeren.<br />

U Invoerveld "Opvolger" instellen (met/zonder<br />

hoekverandering naar volgend element)<br />

U TURN PLUS integreert de wijziging en geeft de<br />

gemanipuleerde contour weer. U kunt de wijziging<br />

accepteren (softkey "Bevestigen") of niet accepteren<br />

("ESC-toets").<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 469<br />

6.11 Contouren manipuleren


6.11 Contouren manipuleren<br />

Trimmen – lengte van de contour<br />

Met deze functie kan de lengte van de contour worden gewijzigd.<br />

U selecteert het te wijzigen element en een "compensatie-element".<br />

Parameters<br />

L Lengte of eindpunt van het gewijzigde lineaire element<br />

Z Lengte of eindpunt van het gewijzigde lineaire element<br />

Lengte van de contour wijzigen:<br />

470<br />

U "Manipuleren > Trimmen > Lengte contour" in het<br />

menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Het te wijzigen element selecteren. TURN PLUS stelt<br />

een "compensatie-element" voor.<br />

U Het compensatie-element selecteren. TURN PLUS<br />

opent de dialoogbox "Baanlengte wijzigen":<br />

U Nieuwe lengte, of<br />

U nieuw eindpunt in Z invoeren.<br />

U TURN PLUS integreert de wijziging en geeft de<br />

gemanipuleerde contour weer. U kunt de wijziging<br />

accepteren (softkey "Bevestigen") of niet accepteren<br />

("ESC-toets").<br />

Trimmen – radius van een cirkelboog<br />

Met deze functie kan de radius van een cirkelboog worden gewijzigd.<br />

Parameters<br />

R Radius<br />

Radius van de cirkelboog wijzigen:<br />

U "Manipuleren > Trimmen > Radius" in het menu Bew. werkstuk<br />

kiezen<br />

U Het te wijzigen element selecteren. TURN PLUS opent de<br />

dialoogbox "Radius wijzigen"<br />

U Voer de nieuwe radius in. TURN PLUS integreert de wijziging en<br />

geeft de gemanipuleerde contour weer. U kunt de wijziging<br />

accepteren (softkey "Bevestigen") of niet accepteren ("ESC-toets").


Trimmen – diameter van een lineair element<br />

Met deze functie kan de diameter van een horizontaal lineair element<br />

worden gewijzigd. TURN PLUS berekent het gemanipuleerde element<br />

opnieuw en past de positie van het vorige/volgende element aan.<br />

Parameters<br />

D Nieuwe diameter<br />

Voorgaand element:<br />

Met hoekverandering naar voorgaand element<br />

Zonder hoekverandering naar voorgaand element<br />

Opvolger:<br />

Met hoekverandering naar volgend element<br />

Zonder hoekverandering naar volgend element<br />

Diameter van een lineair element wijzigen:<br />

U "Manipuleren > Trimmen > Diameter" in het menu Bew. werkstuk<br />

kiezen<br />

U Het te wijzigen element selecteren. TURN PLUS opent de<br />

dialoogbox "Diameter wijzigen"<br />

U Nieuwe diameter invoeren en aanpassingen aan vorig/volgend<br />

element instellen. TURN PLUS integreert de wijziging en geeft de<br />

gemanipuleerde contour weer. U kunt de wijziging accepteren<br />

(softkey "Bevestigen") of niet accepteren ("ESC-toets").<br />

Transformaties – Basisprincipes<br />

De transformatiefuncties worden voor te draaien contouren en voor<br />

contouren aan de voor-/achterkant en op het mantelvlak toegepast.<br />

Te draaien contour: de contour in de "oorspronkelijke positie" wordt<br />

gewist en de complete te draaien contour "getransformeerd".<br />

Contouren aan voor-/achterkant, mantelvlak: u selecteert of de<br />

contour in de "oorspronkelijke positie" wordt gewist of gekopieerd<br />

en "getransformeerd".<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 471<br />

6.11 Contouren manipuleren


6.11 Contouren manipuleren<br />

Transformaties– verschuiven<br />

Met deze functie wordt de contour incrementeel of naar de<br />

aangegeven positie verschoven (referentiepunt: startpunt van de<br />

contour).<br />

Parameters<br />

X Eindpunt<br />

Z Eindpunt<br />

Xi Eindpunt – incrementeel<br />

Zi Eindpunt – incrementeel<br />

Origineel (alleen bij C-ascontouren):<br />

Kopiëren: de oorspronkelijke contour blijft behouden<br />

Wissen: de oorspronkelijke contour wordt gewist<br />

Transformaties – roteren<br />

Met deze functie wordt de contour in de hartlijn met de rotatiehoek<br />

geroteerd.<br />

Parameters<br />

X Hartlijn in cartesiaanse coördinaten<br />

Z Hartlijn in cartesiaanse coördinaten<br />

a Hartlijn in polaire coördinaten<br />

P Hartlijn in polaire coördinaten<br />

W Rotatiehoek<br />

Origineel (alleen bij C-ascontouren):<br />

472<br />

Kopiëren: de oorspronkelijke contour blijft behouden<br />

Wissen: de oorspronkelijke contour wordt gewist<br />

Softkeys<br />

Polaire dimensionering van de<br />

hartlijn: hoek a<br />

Polaire dimensionering van de<br />

hartlijn: Radius


Transformaties – spiegelen<br />

Met deze functie wordt de contour gespiegeld. De positie van de<br />

spiegelas wordt door het start- en eindpunt resp. door het startpunt<br />

en de hoek vastgelegd.<br />

Parameters<br />

X Startpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

Z Startpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

XE Eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

ZE Eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

W Rotatiehoek<br />

a Startpunt in poolcoördinaten<br />

P Startpunt in poolcoördinaten<br />

b Eindpunt in poolcoördinaten<br />

PE Eindpunt in poolcoördinaten<br />

Origineel (alleen bij C-ascontouren):<br />

Kopiëren: de oorspronkelijke contour blijft behouden<br />

Wissen: de oorspronkelijke contour wordt gewist<br />

Transformaties – inverteren<br />

Met deze functie wordt de definitierichting van de contour<br />

geïnverteerd.<br />

Softkeys voor polaire dimensionering<br />

Dimensionering van de hartlijn:<br />

hoek a<br />

Dimensionering van de hartlijn:<br />

Radius<br />

Dimensionering van het eindpunt:<br />

hoek b<br />

Dimensionering van het eindpunt:<br />

Radius<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 473<br />

6.11 Contouren manipuleren


6.12 Attributen toewijzen<br />

6.12 Attributen toewijzen<br />

Volgens de geometrische beschrijving van de contour van het<br />

onbewerkte/bewerkte werkstuk kunt u attributen aan<br />

contourelementen/contourgedeeltes toewijzen. De AAG en IAG<br />

verwerken de attributen voor het genereren van werkschema's.<br />

De IAG neemt door u vastgelegde bewerkingsattributen over als<br />

cyclusparameters.<br />

Attributen van onbewerkt werkstuk<br />

Attributen van het onbewerkte werkstuk beïnvloeden de opsplitsing<br />

van de verspaningsgedeeltes en de keuze van de voorbewerkingscycli<br />

in de AAG.<br />

Attribuut van onbewerkt werkstuk toewijzen:<br />

U "Werkstuk > Onbew. werkstuk > Attributen" kiezen. TURN PLUS<br />

opent de dialoogbox "Oppervlaktekwaliteit".<br />

U Legt het "type halffabrikaat" vast.<br />

Onbewerkt giet-/smeedstuk: werkschema wordt gemaakt<br />

volgens de strategie "Bewerking gietstukken" (eerst dwars, dan<br />

langs voorbewerken).<br />

Voorgedraaid onbewerkt werkstuk: werkschema wordt<br />

gemaakt volgens de standaardstrategie. In afwijking van de<br />

standaardbewerking wordt gebruikgemaakt van contourparallelle<br />

voorbewerkingscycli.<br />

"Onbekend" (of geen attribuut vastgelegd): werkschema<br />

wordt gemaakt volgens de standaardstrategie.<br />

474


Attribuut "Overmaat"<br />

Met het attribuut worden overmaten voor afzonderlijke<br />

contourgedeeltes of voor de complete contour vastgelegd.<br />

De overmaat blijft na de bewerking gehandhaafd (voorbeeld:<br />

nabewerkingsovermaat).<br />

Parameters<br />

I Absolute overmaat<br />

Ii Relatieve overmaat<br />

TURN PLUS onderscheidt:<br />

Absolute overmaat: is "definitief", andere overmaten worden<br />

genegeerd.<br />

Relatieve overmaat: geldt aanvullend op andere overmaten.<br />

Attribuut "Overmaat" vastleggen:<br />

U "Attributen > Overmaat" in het menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Complete contour, een contourgedeelte of afzonderlijke<br />

contourelementen selecteren (zie "Selecties" op bladzijde 452)<br />

U TURN PLUS opent de dialoogbox "Overmaat".<br />

U Met de toets "Verder" de absolute of relatieve<br />

overmaat instellen.<br />

U De overmaat invoeren<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 475<br />

6.12 Attributen toewijzen


6.12 Attributen toewijzen<br />

Attribuut "Aanzet"<br />

De attributen "Aanzet" resp. "Aanzetreductie" beïnvloeden de<br />

nabewerkingsaanzet.<br />

Parameters<br />

F (Nabewerkings)aanzet<br />

Attribuut "Aanzet" toewijzen:<br />

U "Attributen > Aanzet/ruwheid" > Aanzet" in het menu Bew. werkstuk<br />

kiezen<br />

U Complete contour, een contourgedeelte of afzonderlijke<br />

contourelementen selecteren (zie "Selecties" op bladzijde 452)<br />

U TURN PLUS opent de dialoogbox "Aanzet"<br />

U Aanzet vastleggen. De invoerwaarde geldt als nabewerkingsaanzet.<br />

Parameters<br />

E Factor (nabewerkingsaanzet = actuele aanzet * E)<br />

Attribuut "Aanzetreductie" toewijzen:<br />

U "Attributen > Aanzet/ruwheid" > Aanzetreductie" in het menu Bew.<br />

werkstuk kiezen<br />

U Complete contour, een contourgedeelte of afzonderlijke<br />

contourelementen selecteren (zie "Selecties" op bladzijde 452)<br />

U TURN PLUS opent de dialoogbox "Aanzetreductie"<br />

U Aanzetreductie vastleggen. De invoerwaarde wordt met de actuele<br />

aanzet vermenigvuldigd.<br />

Attribuut "Oppervlakteruwheid"<br />

Het attribuut "Oppervlakteruwheid" wordt bij de nabewerking<br />

verwerkt. TURN PLUS onderscheidt:<br />

Algemene oppervlakteruwheid (profieldiepte) (Rt)<br />

Gemiddelde ruwheid (Ra)<br />

Gemiddelde oppervlakteruwheid (Rz)<br />

Parameters<br />

Rt Algemene oppervlakteruwheid (profieldiepte)<br />

Ra Gemiddelde ruwheid<br />

Rz Gemiddelde oppervlakteruwheid<br />

Attribuut "Oppervlakteruwheid" toewijzen:<br />

U "Attributen > Aanzet/ruwheid > Oppervlakteruwheid Rt (of<br />

gemiddelde ruwheid Ra, of gemiddelde oppervlakteruwheid Rz)" in<br />

het menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Complete contour, een contourgedeelte of afzonderlijke<br />

contourelementen selecteren (zie "Selecties" op bladzijde 452)<br />

U TURN PLUS opent de betreffende dialoogbox<br />

U Oppervlakteruwheid vastleggen<br />

476


Attribuut "Additieve correctie"<br />

Met dit attribuut kent u een additieve correctie toe aan de complete<br />

contour, een contourgedeelte of aan afzonderlijke contourelementen.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT maakt gebruikt van 16 "additieve correcties" die niet<br />

van het gereedschap afhankelijk zijn. Met dit attribuut legt u het<br />

"nummer van de additieve correctie" vast. De correctiewaarde wordt<br />

met de parameter vastgelegd.<br />

Parameters<br />

D9xx Offset, nummer van de additieve correctie (1..16)<br />

"Additieve correctie" toewijzen:<br />

U "Attributen > Aanzet/ruwheid" > Additieve correctie" in het menu<br />

Bew. werkstuk kiezen<br />

U Complete contour, een contourgedeelte of afzonderlijke<br />

contourelementen selecteren (zie "Selecties" op bladzijde 452)<br />

U TURN PLUS opent de dialoogbox "Additieve correctie"<br />

U Nummer van de additieve correctie vastleggen<br />

Bewerkingsattribuut "Meten"<br />

Het bewerkingsattribuut integreert het in bewerkingsparameter 21<br />

("UP-MEAS01") ingevoerde expertprogramma. Hiermee regelt u een<br />

meetsnede telkens bij het n-de werkstuk.<br />

Parameters<br />

I Overmaat voor meetsnede<br />

K Lengte voor meetsnede<br />

Q Meetlusteller, elk n-de werkstuk wordt gemeten<br />

Bewerkingsattribuut "Meten" toewijzen:<br />

U "Attributen > Bewerkingsattribuut" > Meten" in het menu Bew.<br />

werkstuk kiezen<br />

U Contourelement selecteren. TURN PLUS opent de dialoogbox<br />

"Meetsnede".<br />

U Parameters van het expertprogramma vastleggen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 477<br />

6.12 Attributen toewijzen


6.12 Attributen toewijzen<br />

Bewerkingsattribuut "Schroefdraad snijden"<br />

Met het bewerkingsattribuut worden de details van een<br />

schroefdraadbewerking vastgelegd.<br />

Parameters<br />

B Aanlooplengte<br />

Geen invoer: de <strong>CNC</strong> PILOT bepaalt de lengte aan de hand<br />

van de ernaast liggende draaduitlopen of insteken.<br />

Geen invoer, geen draaduitloop/insteek: de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

maakt gebruik van de "schroefdraadaanlooplengte" uit<br />

bewerkingsparameter 7.<br />

P Overlooplengte<br />

Geen invoer: de <strong>CNC</strong> PILOT bepaalt de lengte aan de hand<br />

van de ernaast liggende draaduitlopen of insteken.<br />

Geen invoer, geen draaduitloop/insteek: de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

maakt gebruik van de "schroefdraaduitlooplengte" uit<br />

bewerkingsparameter 7.<br />

C Starthoek wanneer het begin van de schroefdraad ten opzichte<br />

van niet-rotatiesymmetrische contourelementen is<br />

gedefinieerd<br />

I Maximale aanzet<br />

V Aanzetmethode<br />

V=0 (constante doorsnede): constante spaandoorsnede bij<br />

alle snedes.<br />

V=1: constante aanzet<br />

V=2 (restsnede-opdeling): als er na de deling<br />

schroefdraaddiepte/aanzet een rest overblijft, geldt deze<br />

"rest" voor de eerste aanzetbeweging. De "laatste snede"<br />

wordt in 1/2-, 1/4-, 1/8- en 1/8-snede opgedeeld.<br />

V=3 (EPL-methode): aanzet wordt uit spoed en toerental<br />

berekend.<br />

H Wijze van verspringing van de afzonderlijke aanzetbewegingen<br />

om te zorgen voor een vloeiend verloop van de draadflanken<br />

H=0: zonder verspringing<br />

H=1: verspringing vanaf de linkerzijde<br />

H=2: verspringing vanaf de rechterzijde<br />

H=3: verspringing afwisselend rechts/links<br />

Q Aantal lege snedes na de laatste snede (om de snijdruk in de<br />

draadkern te verminderen)<br />

Bewerkingsattribuut "Schroefdraad snijden" toewijzen:<br />

U "Attributen > Bewerkingsattribuut" > Schroefdraad snijden" in het<br />

menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Schroefdraad selecteren TURN PLUS opent de dialoogbox<br />

"Schroefdraad snijden".<br />

U Schroefdraadparameters vastleggen<br />

478


Bewerkingsattribuut "Boren – Terugloopvlak"<br />

Met het bewerkingsattribuut wordt het terugloopvlak van een boring<br />

vastgelegd. De boor wordt vóór/na het boren op het "terugloopvlak"<br />

gepositioneerd (mantelvlakboring: diameter).<br />

Parameters<br />

K Terugloopvlak. Positie van de boor vóór/na het boren.<br />

Bewerkingsattribuut "Terugloopvlak" toewijzen:<br />

U "Attributen > Bewerkingsattribuut > Boren ><br />

Terugloopvlak" in het menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Boring selecteren. TURN PLUS opent de dialoogbox<br />

"Terugloopvlak boren".<br />

U Terugloopvlak vastleggen<br />

Bewerkingsattribuut "Boorcombinaties"<br />

Het bewerkingsattribuut beïnvloedt de gereedschapskeuze.<br />

TURN PLUS ondersteunt de volgende gereedschapscombinaties:<br />

Centreren met verzinken: NC-aanboorbeitel (type 32*); alternatief<br />

gereedschap: centerboor (type 31*)<br />

Boren met verzinken: getrapte boor (type 42*)<br />

Boren met schroefdraad: draadtap (type 44*)<br />

Boren en ruimen: deltaboor (type 47*)<br />

Bewerkingsattribuut "Boorcombinatie" toewijzen:<br />

U "Attributen > Bewerkingsattribuut > Boren > Centreren met<br />

verzinken (of Boren met verzinken, Boren met schroefdraad, Boren<br />

en ruimen)" in het menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Boring selecteren<br />

U TURN PLUS kent het bewerkingsattribuut toe<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 479<br />

6.12 Attributen toewijzen


6.12 Attributen toewijzen<br />

Bewerkingsattribuut "Contour frezen"<br />

Met het attribuut worden voor de geselecteerde figuur of "vrije" open<br />

of gesloten contour de bewerking "Contour frezen" en de bijbehorende<br />

bewerkingsparameters vastgelegd.<br />

Parameters<br />

Q Freeslocatie<br />

Contour: middelpunt van de frees op de contour<br />

Bij gesloten contouren:<br />

Binnenkant (frezen)<br />

Buitenkant (frezen)<br />

Bij open contouren:<br />

links van de contour (in bewerkingsrichting)<br />

rechts van de contour (in bewerkingsrichting)<br />

H Looprichting van de frees<br />

0: tegenlopend<br />

1: meelopend<br />

D Freesdiameter voor de gereedschapskeuze<br />

K Terugloopvlak. Freespositie voor/na de freesbewerking<br />

(mantelvlak: diameter).<br />

Bewerkingsattribuut "Contour frezen" toewijzen:<br />

U "Attributen > Bewerkingsattribuut > Frezen > Contour frezen" in het<br />

menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Te frezen contour selecteren. TURN PLUS opent de dialoogbox<br />

"Contour frezen".<br />

U Freesparameters vastleggen<br />

480


Bewerkingsattribuut "Vlakfrezen"<br />

Met het attribuut worden voor de geselecteerde figuur of "vrije"<br />

gesloten contour de bewerking "Vlakfrezen" en de bijbehorende<br />

bewerkingsparameters vastgelegd.<br />

Parameters<br />

H Looprichting v.d. frees<br />

0: tegenlopend<br />

1: meelopend<br />

D Freesdiameter voor de gereedschapskeuze<br />

K Terugloopvlak. Freespositie voor/na de freesbewerking<br />

(mantelvlak: diameter).<br />

Bewerkingsattribuut "Vlakfrezen" toewijzen:<br />

U "Attributen > Bewerkingsattribuut > Frezen > Vlakfrezen" in het<br />

menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Te frezen contour selecteren. TURN PLUS opent de dialoogbox<br />

"Vlakfrezen".<br />

U Freesparameters vastleggen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 481<br />

6.12 Attributen toewijzen


6.12 Attributen toewijzen<br />

Bewerkingsattribuut "Afbramen"<br />

Met het attribuut worden voor de geselecteerde figuur of "vrije" open<br />

of gesloten contour de bewerking "Afbramen" en de bijbehorende<br />

bewerkingsparameters vastgelegd.<br />

Parameters<br />

H Looprichting v.d. frees<br />

0: tegenlopend<br />

1: meelopend<br />

B Breedte<br />

W Hoek voor de gereedschapskeuze (default 45°)<br />

K Terugloopvlak. Freespositie voor/na de freesbewerking<br />

(mantelvlak: diameter).<br />

Bewerkingsattribuut "Afbramen" toewijzen:<br />

U "Attributen > Bewerkingsattribuut > Frezen > Afbramen" in het<br />

menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Te frezen contour selecteren. TURN PLUS opent de dialoogbox<br />

"Afbramen".<br />

U Freesparameters vastleggen<br />

482


Bewerkingsattribuut "Graveren"<br />

Met het attribuut worden voor de geselecteerde figuur of "vrije" open<br />

of gesloten contour de bewerking "Graveren" en de bijbehorende<br />

bewerkingsparameters vastgelegd.<br />

Parameters<br />

B Breedte<br />

W Hoek voor de gereedschapskeuze (default 45°)<br />

K Terugloopvlak. Freespositie voor/na de freesbewerking<br />

(mantelvlak: diameter).<br />

Bewerkingsattribuut "Graveren" toewijzen:<br />

U "Attributen > Bewerkingsattribuut > Frezen ><br />

Graveren" in het menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Te frezen contour selecteren. TURN PLUS opent de<br />

dialoogbox "Graveren".<br />

U Freesparameters vastleggen<br />

Bewerkingsattribuut "Nauwkeurige stop"<br />

Met het attribuut wordt de "Nauwkeurige stop" voor de geselecteerde<br />

contourelementen of contourgedeeltes vastgelegd.<br />

"Nauwkeurige stop" toewijzen:<br />

U "Attributen > Nauwkeurige stop" in het menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Complete contour, een contourgedeelte of afzonderlijke<br />

contourelementen selecteren (zie "Selecties" op bladzijde 452)<br />

U TURN PLUS kent het bewerkingsattribuut toe<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 483<br />

6.12 Attributen toewijzen


6.12 Attributen toewijzen<br />

Bewerkingsattribuut "Scheidingspunt"<br />

Met het attribuut wordt een positie op de contour als "scheidingspunt"<br />

vastgelegd.<br />

Scheidingspunten worden voor de asbewerking of bewerking in meer<br />

opspanningen gebruikt.<br />

Parameters<br />

Positie<br />

Wissen: wist het bestaande scheidingspunt. De verdeling<br />

van het contourelement blijft bestaan.<br />

1. in eindpunt: scheidingspunt is het eindpunt van het element<br />

2. op element: scheidingspunt ligt op het element<br />

X X-positie van het scheidingspunt<br />

Z Z-positie van het scheidingspunt<br />

"Scheidingspunt" toewijzen:<br />

U "Attributen > Scheidingspunt" in het menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Contourelement selecteren. TURN PLUS opent de dialoogbox<br />

"Scheidingspunt".<br />

U De exacte positie van het scheidingspunt vastleggen (eindpunt van<br />

het element of positie op het element). Als alternatief kunt u een<br />

vastgelegd scheidingspunt wissen.<br />

Attribuut "Niet bewerken"<br />

Het attribuut "Niet bewerken" wordt door de AAG verwerkt. Het effect<br />

is afhankelijk van het type bewerking:<br />

Voorbewerken: het attribuut wordt alleen bij het eerste/laatste<br />

element van een binnen-/buitencontour verwerkt. Vormelementen<br />

worden niet bewerkt.<br />

Nabewerken: gemarkeerde elementen worden niet nabewerkt.<br />

Voorboren: met het attribuut wordt geen rekening gehouden.<br />

Insteken: gemarkeerde insteken worden niet bewerkt.<br />

Bewerking van de schroefdraad: gemarkeerde<br />

schroefdraadelementen worden niet nabewerkt en er wordt geen<br />

schroefdraad getapt.<br />

Centrisch boren: gemarkeerde boringen (vormelementen) worden<br />

niet geboord.<br />

Boren: gemarkeerde boringen voor de C-/Y-bewerking worden niet<br />

bewerkt.<br />

Frezen: gemarkeerde freescontouren voor de C-/Y-bewerking<br />

worden niet bewerkt.<br />

484


Attribuut "Niet bewerken" aan elementen van de te draaien<br />

contour toewijzen:<br />

U "Attributen > Aanzet/ruwheid" > Niet bewerken" in het menu Bew.<br />

werkstuk kiezen<br />

U Complete contour, een contourgedeelte of afzonderlijke<br />

contourelementen selecteren (zie "Selecties" op bladzijde 452)<br />

U TURN PLUS kent het attribuut toe<br />

Attribuut "Niet bewerken" aan een C-/Y-ascontour toewijzen:<br />

U Venster voor-/achterkant of mantelvenster activeren<br />

U "Attributen > Bewerkingsattribuut > Boren (of Frezen) > Niet<br />

bewerken" in het menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Te boren of te frezen contour selecteren<br />

U TURN PLUS kent het attribuut toe<br />

Bewerkingsattributen wissen<br />

U kunt bewerkingsattributen van boringen en te frezen contouren<br />

wissen.<br />

Bewerkingsattribuut "Boren" wissen:<br />

U "Attributen > Bewerkingsattribuut > Boren > Boorattributen wissen"<br />

in het menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Boring selecteren<br />

U TURN PLUS wist de bewerkingsattributen van deze boring<br />

Bewerkingsattribuut "Frezen" wissen:<br />

U "Attributen > Bewerkingsattribuut > Frezen > Freesattributen<br />

wissen" in het menu Bew. werkstuk kiezen<br />

U Te frezen contour selecteren<br />

U TURN PLUS wist de bewerkingsattributen van deze te frezen<br />

contour<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 485<br />

6.12 Attributen toewijzen


6.13 Instellen<br />

6.13 Instellen<br />

Instellen – Basisprincipes<br />

Met "Instellen" legt u de spanmiddelen, de spanmiddelposities en de<br />

eigen revolverbezetting van TURN PLUS vast.<br />

TURN PLUS bepaalt bij de opspanning van het werkstuk:<br />

De inwendige en uitwendige snijkantbegrenzing.<br />

De nulpuntverschuiving. Deze wordt als functie G59 in het NCprogramma<br />

overgenomen.<br />

TURN PLUS neemt de onderstaande instelinformatie over in de<br />

programmakop:<br />

Inspandiameter<br />

Uitspanlengte<br />

Spandruk<br />

486<br />

U kunt de snijkantbegrenzing instellen/wijzigen.<br />

Wanneer u geen gebruik maakt van "Opspannen", gaat<br />

TURN PLUS uit van standaardwaarden.<br />

Spanmiddelen voor de tweede opspanning worden na<br />

de bewerking van de eerste opspanning vastgelegd.<br />

Wanneer het werkstuk aan de zijde van de spil en losse<br />

kop wordt opgespannen, neemt TURN PLUS aan dat er<br />

sprake is van een asbewerking (zie "Asbewerking" op<br />

bladzijde 564).


Opspannen aan spilzijde<br />

Werkstuk opspannen:<br />

U "Instellen > Opspannen > Inspannen > Spilzijde" kiezen<br />

U Type klauwplaat kiezen (submenu). TURN PLUS opent een van de<br />

volgende dialoogboxen:<br />

Klauwplaat met twee klauwen<br />

Klauwplaat met drie klauwen<br />

Klauwplaat met vier klauwen<br />

Spantanghouder<br />

Zonder klauwplaat (meenemer voorkant)<br />

Klauwplaat met drie klauwen indirect (meenemer voorkant met<br />

klauw)<br />

U Klauwplaat en spanklauwen, spanvorm en het "spanbereik"<br />

vastleggen<br />

U TURN PLUS toont de spanmiddelen en de snijkantbegrenzing als<br />

"rode streep".<br />

Selecteer eerst het type klauwplaat en het type klauw.<br />

TURN PLUS houdt rekening met deze gegevens bij het<br />

kiezen van het ID-nummer klauwplaat/klauw.<br />

Opspannen aan zijde van losse kop<br />

Werkstuk opspannen:<br />

U "Instellen > Opspannen > Inspannen > Zijde van losse kop" kiezen.<br />

TURN PLUS opent de dialoogbox "Zijde van losse kop".<br />

U Spanmiddelen aan zijde van losse kop beschrijven<br />

Parameters<br />

Inspannen<br />

Selecteer het type spanmiddel:<br />

Centerpunt<br />

Draaibankcenter<br />

Centreerconus<br />

ID-nummer van het spanmiddel<br />

Draaibankcenter<br />

Diepte waarmee het spanmiddel in het materiaal drukt.<br />

TURN PLUS gebruikt deze waarde om de afbeelding van het<br />

spanmiddel te positioneren.<br />

Wanneer het werkstuk aan de zijde van de spil en losse<br />

kop wordt opgespannen, neemt TURN PLUS aan dat er<br />

sprake is van een asbewerking.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 487<br />

6.13 Instellen


6.13 Instellen<br />

Snijkantbegrenzing vastleggen<br />

TURN PLUS legt de snijkantbegrenzing voor de buiten- en<br />

binnencontour vast bij "Opspannen aan spilzijde".<br />

Snijkantbegrenzing wijzigen:<br />

U "Instellen > Opspannen > Inspannen > Snijkantbegrenzing" kiezen.<br />

TURN PLUS opent de dialoogbox "Snijkantbegrenzing voor AAG".<br />

U Snijkantbegrenzing vastleggen<br />

De snijkantbegrenzing wordt als "rode streep" getoond.<br />

Parameters<br />

Buitencontour<br />

Positie van de snijkantbegrenzing<br />

Binnencontour<br />

Positie van de snijkantbegrenzing<br />

Opspanplan wissen<br />

Met deze functie worden alle gegevens voor de werkstukopspanning<br />

en de ingevoerde snijkantbegrenzingen gewist.<br />

Opspanplan wissen:<br />

U "Opspannen > Opspanplan wissen" kiezen<br />

488


Omspannen – standaardbewerking<br />

Maak gebruik van "Omspannen – Standaardbewerking" als de<br />

bewerking aan de voor- en achterkant met aparte NC-programma's<br />

wordt uitgevoerd.<br />

TURN PLUS<br />

"Klapt" het (onbewerkte en bewerkte) werkstuk om en verschuift<br />

het nulpunt met "Nvz".<br />

Roteert de mantelvlakcontouren of de contouren van het YZ-vlak<br />

met "Wvc".<br />

Wist de spanmiddelen van de eerste opspanning.<br />

Omspannen:<br />

U "Instellen > Opspannen > Omspannen > Standaardbewerking"<br />

kiezen. TURN PLUS opent de dialoogbox "Werkstuk omspannen".<br />

U Omspanparameters invoeren<br />

Parameters<br />

Nvz Nulpuntverschuiving (voorgestelde waarde: lengte van de<br />

contour van het bewerkte werkstuk)<br />

Wvc Hoekverschuiving<br />

Sla vóór het omspannen het werkschema voor de<br />

eerste opspanning op. TURN PLUS wist bij het<br />

"omspannen" het eerder gegenereerde werkschema en<br />

de toegepaste bedrijfsmiddelen.<br />

Omspannen vervangt niet het opspannen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 489<br />

6.13 Instellen


6.13 Instellen<br />

Omspannen – 1e opspanning na 2e opspanning<br />

Met "Omspannen – 1e opspanning na 2e opspanning" wordt de<br />

bewerking van de tweede opspanning gestart.<br />

Leg eerst de spanmiddelen vast. Vervolgens activeert TURN PLUS<br />

een expertprogramma uit bewerkingsparameter 21. Welk<br />

expertprogramma wordt geactiveerd, hangt af van de invoer "Spil" uit<br />

"1e opspanning .." en "2e opspanning .." in de programmakop en van<br />

de invoer in de "bewerkingsvolgorde":<br />

Verschillende spillen in "1e opspanning .." en "2e opspanning .."<br />

ingevoerd (machine met tegenspil):<br />

Hoofd- en subbewerking "Omspannen – Complete bewerking":<br />

Invoer van "UP-UMKOMPL" (overdracht aan tegenspil)<br />

Hoofd- en subbewerking "Afsteken – Complete bewerking":<br />

Invoer van "UP-UMKOMPLA" (afsteken en overdracht aan<br />

tegenspil)<br />

Dezelfde spil in "1e opspanning .." en "2e opspanning .." ingevoerd<br />

(complete bewerking bij machine met tegenspil):<br />

Hoofd- en subbewerking "Omspannen – Complete bewerking":<br />

Invoer van "UP-UMHAND" (handmatig omspannen)<br />

Hoofd- en subbewerking "Afsteken – Complete bewerking":<br />

Invoer van "UP-ABHAND" (afsteken en handmatig omspannen)<br />

In de afbeelding worden de parameters verklaard die bij de overdracht<br />

van het werkstuk aan de tegenspil van belang zijn.<br />

490<br />

U dient de onderstaande expertprogramma's als<br />

voorbeeld te beschouwen. Expertprogramma's worden<br />

door de machinefabrikant beschikbaar gesteld. Raadpleeg<br />

het machinehandboek voor de betekenis van de<br />

parameters en de programma-afloop.<br />

Benamingen<br />

F1/B1 Klauwplaat/spanklauw hoofdspil<br />

F2/B2 Klauwplaat/spanklauw tegenspil<br />

Nvz Nulpuntverschuiving (G59, ...)<br />

I Veiligheidsafstand op onbewerkt werkstuk<br />

(bewerkingsparameter 2)<br />

NP0 Nulpunt-offset (bijv. MP 1164 voor Z-as $1)


Expertprogramma "UMKOMPL"<br />

Met het in "UP-UMKOMPL" (bewerkingsparameter 21) ingevoerde<br />

expertprogramma wordt het werkstuk aan de tegenspil overgedragen.<br />

TURN PLUS voert de vastgestelde parameters als voorgestelde<br />

waarden in. Controleer de ingevoerde waarden en vul deze zo nodig<br />

aan.<br />

Parameters (voorbeeld)<br />

LA Toerental bij de overdracht van werkstukken<br />

LB Rotatierichting van de spil<br />

0: CCW (linksom)<br />

1: CW (rechtsom)<br />

LC Toerental- of hoeksynchronisatie<br />

0: hoeksynchronisatie zonder hoekverspringing<br />

>0: hoeksynchronisatie met vooraf ingestelde<br />

hoekverspringing<br />


6.13 Instellen<br />

Expertprogramma "UMHAND"<br />

Het in "UP-UMHAND" (bewerkingsparameter 21) ingevoerde<br />

expertprogramma ondersteunt het handmatig omspannen van het<br />

werkstuk voor bewerking aan de achterkant bij machines met één spil.<br />

TURN PLUS voert de vastgestelde parameters ter informatie in.<br />

Controleer de ingevoerde waarden.<br />

Omspannen – Complete bewerking terug naar 1e opspanning<br />

Wanneer u na bewerking van de 2e opspanning correcties/<br />

optimalisaties in de geometrie of bewerking wilt uitvoeren, keert u<br />

met deze functie terug naar het "uitgangspunt van de bewerking":<br />

U "Instellen > Opspannen > Omspannen > Complete bewerking terug<br />

naar 1e opspanning" selecteren. TURN PLUS wist de werkblokken<br />

van de 2e opspanning.<br />

492<br />

Expertprogramma's worden door de machinefabrikant<br />

beschikbaar gesteld. Raadpleeg het machinehandboek<br />

voor de betekenis van de parameters en de programmaafloop.


Parameters bij klauwplaat met twee, drie of vier<br />

klauwen<br />

Parameters<br />

ID-nummer klauwplaat<br />

Klauwtype en trapvorm<br />

Spanvorm (zie volgende tabel)<br />

ID-nummer klauw<br />

Inspanlengte<br />

TURN PLUS bepaalt de inspanlengte op basis van de klauw en<br />

spanvorm. Corrigeer de waarde bij een afwijkende inspanlengte.<br />

Spandruk<br />

De waarde wordt in de "programmakop" overgenomen. TURN PLUS<br />

verwerkt deze parameter niet.<br />

Instelmaat klauw (maat dient ter informatie)<br />

Afstand buitenkant klauwplaat – buitenkant klauw. Negatieve maat:<br />

de klauw steekt buiten de klauwplaat uit<br />

Knop "Spanbereik kiezen"<br />

Plaats van het spanmiddel vastleggen:<br />

Bij contouren met afkanting, afrondingen of boogelementen het<br />

gedeelte "om de spanhoek" markeren.<br />

Bij haakse delen een element markeren dat aan de spanhoek<br />

grenst.<br />

Spanvorm zonder<br />

trappen<br />

met één<br />

trap<br />

met twee<br />

trappen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 493<br />

D=1<br />

D=2<br />

D=3<br />

D=4<br />

D=5<br />

D=6<br />

D=7<br />

6.13 Instellen


6.13 Instellen<br />

Parameters spantanghouder<br />

Parameters<br />

ID-nummer klauwplaat<br />

Spandiameter<br />

Uitspanlengte (afstand voorkant spantang – rechterzijde onbewerkt<br />

werkstuk)<br />

Spandruk<br />

De waarde wordt in de "programmakop" overgenomen. TURN PLUS<br />

verwerkt deze parameter niet.<br />

Parameters meenemer voorkant ("zonder<br />

klauwplaat")<br />

Parameters<br />

ID-nr.<br />

Indrukdiepte<br />

Globale diepte waarmee de klauwen in het materiaal drukken.<br />

TURN PLUS gebruikt deze waarde om de afbeelding van de<br />

meenemer aan de voorkant te positioneren.<br />

494


Parameters meenemer voorkant in spanklauw<br />

("klauwplaat met drie klauwen indirect")<br />

Parameters<br />

ID-nummer klauwplaat<br />

Klauwtype<br />

ID-nummer klauw<br />

ID-nummer meenemer voorkant<br />

Indrukdiepte<br />

Globale diepte waarmee de klauwen in het materiaal drukken.<br />

TURN PLUS gebruikt deze waarde om de afbeelding van de<br />

meenemer aan de voorkant te positioneren.<br />

Spandruk<br />

De waarde wordt in de "programmakop" overgenomen. TURN PLUS<br />

verwerkt deze parameter niet.<br />

Gereedschapstabel instellen en beheren<br />

In TURN PLUS worden revolverbezettingen vastgelegd en beheerd,<br />

zoals hieronder beschreven.<br />

Laad TURN PLUS - Eigen revolverbewegingen, voordat<br />

u met de gereedschapskeuze van IAG/AAG gaat<br />

werken.<br />

In bewerkingsdiameter 2 "Globale<br />

technologieparameters" legt u vast van welke<br />

gereedschappen IAG/AAG gebruikmaakt.<br />

Revolverbezetting bekijken:<br />

U "Instellen > Gereedschapstabel > Revolver bekijken" kiezen<br />

U TURN PLUS opent de geldende gereedschapstabel<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 495<br />

6.13 Instellen


6.13 Instellen<br />

Gereedschappen instellen<br />

"Instellen > Gereedschapstabel > Revolver instellen > Revolver n<br />

instellen" kiezen<br />

Gereedschapsplaats kiezen<br />

Gereedschap direct invoeren:<br />

op ENTER (of INS-toets) drukken: de <strong>CNC</strong> PILOT opent de dialoogbox<br />

"Gereedschap"<br />

ID-nummer invoeren, bijbehorend koelcircuit instellen en dialoogbox<br />

sluiten<br />

Gereedschap uit de database kiezen:<br />

Gereedschappen volgens typemasker in tabel<br />

opnemen, of<br />

496<br />

Gereedschappen op ID-nummer-masker gesorteerd<br />

in tabel opnemen<br />

Cursor op gewenst gereedschap plaatsen<br />

Gereedschap overnemen<br />

ESC-toets indrukken: gereedschapsdatabase verlaten<br />

Stel de koelcircuits in de dialoogbox "Gereedschap" in.


Gereedschap wissen<br />

"Instellen > Gereedschapstabel > Revolver instellen > Revolver n<br />

instellen" kiezen<br />

Gereedschapsplaats kiezen<br />

Softkey of<br />

DEL-toets indrukken: het gereedschap wordt gewist<br />

Van gereedschapsplaats wisselen<br />

"Instellen > Gereedschapstabel > Revolver instellen > Revolver n<br />

instellen" kiezen<br />

Gereedschapsplaats kiezen<br />

Wist het gereedschap en slaat het op in het "klembord<br />

voor ID-nummers"<br />

Nieuwe gereedschapsplaats kiezen<br />

Neemt het gereedschap over uit het "klembord voor<br />

ID-nummers". Als de plaats bezet is, wordt het "tot op<br />

dat moment gebruikte gereedschap" op het klembord<br />

gezet.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 497<br />

6.13 Instellen


6.13 Instellen<br />

Gereedschapstabellen beheren<br />

Functies voor revolverbezetting:<br />

Opgeslagen gereedschapstabel laden: laadt een opgeslagen<br />

gereedschapstabel (keuzevenster "Bestand laden").<br />

Gereedschapstabel van de machine laden: laadt de actuele<br />

revolverbezetting van de machine.<br />

Tabel opslaan: slaat de actuele revolverbezetting op.<br />

Tabel wissen: wist het geselecteerde bestand.<br />

Gereedschapstabel uit bestand laden<br />

"Instellen > Gereedschapstabel > Tabel laden > Opgeslagen<br />

gereedschapstabel" kiezen. TURN PLUS opent het keuzevenster<br />

"Bestand laden".<br />

Gereedschapstabel selecteren en laden<br />

Gereedschapstabel van de machine overnemen<br />

"Instellen > Gereedschapstabel > Tabel laden > Gereedschapstabel<br />

van de machine" kiezen.<br />

TURN PLUS neemt de actuele gereedschapstabel van deze slede<br />

over.<br />

Gereedschapstabel opslaan<br />

"Instellen > Gereedschapstabel > Tabel opslaan" kiezen. TURN PLUS<br />

opent het keuzevenster "Bestand opslaan".<br />

Bestandsnaam invoeren en gereedschapstabel opslaan.<br />

Gereedschapstabel wissen<br />

"Instellen > Gereedschapstabel > Tabel wissen" kiezen. TURN PLUS<br />

opent het keuzevenster "Bestand wissen".<br />

Bestand kiezen. TURN PLUS wist deze gereedschapstabel.<br />

498


6.14 Interactief genereren van<br />

werkschema's (IAG)<br />

In IAG worden de werkblokken vastgelegd. Daarbij selecteert u het<br />

gereedschap en de snijwaarden en legt u de bewerkingscyclus vast.<br />

De bewerkingsautomaat van IAG genereert een compleet werkblok<br />

(deelbewerking).<br />

Bij speciale bewerking (SB) voegt u verplaatsingen, oproepen van<br />

subprogramma's of G-/M-functies toe (voorbeeld: toepassing van<br />

systemen voor de werkstuk-handling).<br />

Een werkblok omvat:<br />

de gereedschapsoproep<br />

de snijwaarden (technologiegegevens)<br />

het benaderen (kan vervallen)<br />

de bewerkingscyclus<br />

het terugtrekken (kan vervallen)<br />

het benaderen van de gereedschapswisselpositie (kan vervallen)<br />

Als het gereedschap/de snijgegevens van het voorgaande werkblok<br />

worden gebruikt, genereert TURN PLUS geen nieuwe<br />

gereedschapsoproep resp. geen nieuwe aanzet- en<br />

toerentalcommando's.<br />

Als er geen werkschema is, springt TURN PLUS direct naar de keuze<br />

van het type bewerking. U maakt nu het werkschema werkblok voor<br />

werkblok.<br />

Een bestaand werkschema kan worden gewijzigd of aangevuld.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 499<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Werkschema bestaat<br />

Bij een bestaand werkschema start de IAG met de dialoog<br />

"Werkschema bestaat". Stel het volgende in:<br />

Werkschema nieuw (bestaand werkschema niet accepteren en een<br />

nieuw werkschema maken)<br />

Doorgaan met werkschema<br />

Werkschema wijzigen<br />

Werkschema bekijken<br />

"IAG" kiezen, TURN PLUS opent de dialoog "Werkschema bestaat".<br />

Nieuw werkschema maken:<br />

Stel "Nieuw" in.<br />

TURN PLUS wist het bestaande werkschema.<br />

Het werkschema werkblok voor werkblok maken.<br />

Werkblokken toevoegen:<br />

Stel "Doorgaan" in.<br />

Nog meer werkblokken toevoegen.<br />

Werkblokken wijzigen:<br />

Stel "Wijzigen" in.<br />

TURN PLUS toont het bestaande werkschema, markeer de te wijzigen<br />

werkblokken (zie afbeelding).<br />

TURN PLUS simuleert het werkschema en stopt bij gemarkeerde<br />

werkblokken.<br />

Corrigeer/optimaliseer het werkblok.<br />

Werkblokken bekijken:<br />

Stel "Bekijken" in.<br />

TURN PLUS toont het bestaande werkschema, markeer de<br />

werkblokken die u wilt bekijken.<br />

TURN PLUS simuleert het werkschema en stopt bij gemarkeerde<br />

werkblokken.<br />

500


Een werkblok genereren<br />

Een werkblok kan in de volgende stappen worden vastgelegd:<br />

1. Type bewerking kiezen<br />

2. Gereedschap kiezen<br />

3. Snijgegevens controleren/optimaliseren<br />

4. Bewerkingsgedeelte met bereikselectie vastleggen (zie "Selecties"<br />

op bladzijde 452)<br />

5. Cyclusparameters controleren/optimaliseren<br />

6. Indien nodig: benaderings- en/of terugtrekpositie vastleggen<br />

7. Indien nodig: gereedschapswisselpositie benaderen<br />

8. Werkblok met simulatie controleren<br />

9. Werkblok overnemen of corrigeren<br />

Als alternatief kunt u eerst het bewerkingsgedeelte vastleggen.<br />

TURN PLUS kan dan de gereedschapskeuze uitvoeren (menu-item<br />

"Gereedschap > automatisch").<br />

Start de simulatie nadat u alle acties en parameters van het werkblok<br />

hebt vastgelegd (menu-item "Start"). Na de simulatie hebt u de<br />

volgende mogelijkheden:<br />

Blok overnemen: het werkblok wordt opgeslagen en het werkstuk<br />

wordt bijgewerkt (correctie van het onbewerkte werkstuk).<br />

Blok wijzigen: TURN PLUS accepteert het werkblok niet. Corrigeer<br />

de parameters en simuleer opnieuw.<br />

Blok herhalen: TURN PLUS simuleert de bewerking opnieuw.<br />

Overzicht van de bewerkingstypes:<br />

Voorbewerken (zie "Overzicht: Bewerkingswijze Voorbewerken" op<br />

bladzijde 504)<br />

Steken (zie "Overzicht: Bewerkingswijze Steken" op bladzijde 513)<br />

Boren (zie "Overzicht: bewerkingswijze Boren" op bladzijde 522)<br />

Nabewerken (zie "Bewerkingswijze Nabewerken" op bladzijde 527)<br />

Draad (zie "Bewerkingswijze Schroefdraad (G31)" op bladzijde 531)<br />

Frezen (zie "Overzicht: bewerkingswijze Frezen" op bladzijde 532)<br />

Speciale bewerking (zie "Speciale bewerking (SB)" op bladzijde 538)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 501<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Gereedschapsoproep<br />

Het menu-item "Gereedschap" kan pas na het kiezen van het type<br />

bewerking worden gekozen. De subfuncties hebben de volgende<br />

betekenis:<br />

Handmatig via revolverbezetting: een op de revolver geplaatst<br />

gereedschap kiezen.<br />

Handmatig via gereedschapstype: gereedschap uit database<br />

kiezen en op de revolver plaatsen.<br />

Van de laatste bewerking: IAG gebruikt het als laatste gebruikte<br />

gereedschap.<br />

Handmatig via gereedschapstype/ID-nummer: gereedschap uit<br />

database kiezen en op de revolver plaatsen.<br />

Automatisch: De IAG kiest het gereedschap en plaatst het op de<br />

revolver. – Voorwaarde: de gereedschapswisselpositie is<br />

vastgelegd<br />

Snijgegevens<br />

Nadat het gereedschap is gekozen, controleert/optimaliseert u de<br />

technologiegegevens. TURN PLUS bepaalt de "snijgegevens" op basis<br />

van het materiaal en het snijmateriaal (gereedschapsgegevens) uit de<br />

technologiedatabase. Controleer/optimaliseer de waarden.<br />

Snijsnelheid S<br />

Hoofdaanzet F<br />

Nevenaanzet F<br />

Maximale snedediepte P (wordt als cyclusparameter overgenomen)<br />

Koelmiddel<br />

Ja: TURN PLUS genereert M-functies voor het in-/uitschakelen<br />

van de koelcircuits.<br />

Nee: TURN PLUS genereert geen M-functies voor het in-/<br />

uitschakelen van de koelcircuits.<br />

Knop "Koelmiddelcircuit vastleggen": opent de dialoogbox<br />

"Koelmiddelcircuits". Stel de gebruikte circuits in.<br />

502


Cyclusspecificatie<br />

Leg in het submenu "Cyclus" de cyclusparameters en de strategie voor<br />

het benaderen/vrijzetten vast:<br />

Bewerkingsgedeelte: leg het te verspanen gedeelte en de<br />

bewerkingsrichting voor iedere bereikselectie vast.<br />

Selectie met de softkey: de volgorde van selectie bepaalt de<br />

bewerkingsrichting.<br />

Selectie met het touchpad – linkermuisknop: bewerkingsrichting<br />

in de richting waarin de contour wordt gemaakt.<br />

Selectie met het touchpad – rechtermuisknop:<br />

bewerkingsrichting tegengesteld aan de richting waarin de<br />

contour wordt gemaakt.<br />

Benaderen: het gereedschap verplaatst zich in ijlgang van de<br />

actuele positie naar de benaderingspositie, voordat de cyclus wordt<br />

opgeroepen. De boor- schroefdraadcycli omvatten niet het<br />

"Benaderen". Positioneer het gereedschap met "Benaderen" op een<br />

geschikte positie.<br />

Cyclusparameters: TURN PLUS stelt cyclusparameters voor.<br />

Controleer/optimaliseer de parameters.<br />

Vrijzetten: het gereedschap verplaatst zich na het cycluseinde in<br />

ijlgang naar de vrijzetpositie.<br />

Gereedschapswisselpositie benaderen: het gereedschap<br />

verplaatst zich na het cycluseinde resp. na het "vrijzetten" naar de<br />

wisselpositie. In "Verplaatsingswijze naar<br />

gereedschapswisselpositie [WP]" (bewerkingsparameter 2) worden<br />

de wisselpositie en verplaatsingswijze vastgelegd:<br />

WP=1: de in de dialoogbox "Gereedschapswisselpositie"<br />

opgegeven positie wordt met G0 benaderd. TURN PLUS voert de<br />

gereedschapswisselpositie als voorgestelde waarde in.<br />

WP=2: TURN PLUS genereert een G14. De in de dialoogbox<br />

"Gereedschapswisselpositie" opgegeven positie heeft geen<br />

betekenis.<br />

WP=3: TURN PLUS berekent de wisselpositie op basis van de<br />

gereedschappen in de revolver.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Omdat bij het genereren van een werkblok vaak nog niet<br />

alle gereedschappen bekend zijn, mag u de instelling<br />

"WP=3" (bewerkingsparameter 2) in IAG niet gebruiken.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 503<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Overzicht: Bewerkingswijze Voorbewerken<br />

In IAG kunt u de volgende voorbewerkingen kiezen (submenu<br />

"Voorbewerken"):<br />

Voorbewerken langs: zie "Voorbewerken langs (G810)" op<br />

bladzijde 506<br />

Voorbewerken dwars: zie "Voorbewerken dwars(G820)" op<br />

bladzijde 507<br />

Voorbewerken parallel aan de contour: zie "Voorbewerken parallel<br />

aan de contour (G830)" op bladzijde 508<br />

Voorbewerken automatisch: TURN PLUS genereert de werkblokken<br />

voor alle voorbewerkingen.<br />

Voorbewerken uitdraaien<br />

Restmateriaal voorbewerken langs: zie "Restmateriaal<br />

voorbewerken – langs" op bladzijde 509<br />

Restmateriaal voorbewerken dwars: zie "Restmateriaal<br />

voorbewerken – dwars" op bladzijde 510<br />

Restmateriaal voorbewerken parallel aan de contour: zie<br />

"Restmateriaal voorbewerken – parallel aan de contour" op<br />

bladzijde 511<br />

Uitdraaien automatisch: TURN PLUS kiest eerst het gereedschap<br />

voor de voorbewerking en daarna het gereedschap met<br />

tegengestelde bewerkingsrichting voor de verspaning van het<br />

restmateriaal.<br />

Voorbewerken uitdraaien (neutraal gereedschap): zie<br />

"Voorbewerken uitdraaien – neutraal gereedschap (G835)" op<br />

bladzijde 512<br />

Uitdraaien – basisprincipes<br />

Indien er bij neergaande contouren restmateriaal blijft staan, verspaant<br />

u dit met "Voorbewerken uitdraaien" (restmateriaal voorbewerken).<br />

Zonder snijkantbegrenzing bewerkt TURN PLUS het geselecteerde<br />

bewerkingsgedeelte. Om botsingen te voorkomen, wordt het<br />

geselecteerde bewerkingsgedeelte met de snijkantbegrenzing<br />

beperkt. De bewerkingscyclus houdt rekening met de<br />

veiligheidsafstand (SAR, SIR – bewerkingsparameter 2) vóór het<br />

restmateriaal.<br />

504<br />

Botsingsgevaar<br />

De verspaning van het restmateriaal vindt plaats zonder<br />

botsingsbewaking. Controleer de snijkantbegrenzing en<br />

de cyclusparameter "Naderingshoek".<br />

Bij "Automatisch uitdraaien" worden alleen "insteken"<br />

bewerkt. Een vrijdraaiing kan met de standaard<br />

voorbewerkingscyclus worden bewerkt. TURN PLUS<br />

maakt een onderscheid tussen insteek en vrijdraaiing aan<br />

de hand van de "toelaatbare induikhoek EKW"<br />

(bewerkingsparameter 1).<br />

AR Beginpunt restmateriaal<br />

SAR Veiligheidsafstand buiten<br />

SB Snijkantbegrenzing


Snijkantbegrenzing vastleggen<br />

U Gereedschap aan de zijde van de snijkantbegrenzing positioneren<br />

waar het restmateriaal zich bevindt.<br />

U Bewerkingsgedeelte selecteren<br />

U "Beginpunt van het restmateriaal" als positie van de<br />

snijkantbegrenzing selecteren.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 505<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Voorbewerken langs (G810)<br />

IAG genereert voor het geselecteerde contourgedeelte de cyclus<br />

G810.<br />

Parameters<br />

P Snedediepte (maximale verplaatsing)<br />

A Naderingshoek – referentie: Z-as (default 0°/180°)<br />

W Vrijzethoek – referentie: Z-as (default 90°/270°)<br />

X Snijkantbegrenzing<br />

Z Snijkantbegrenzing<br />

I Afhankelijk van de softkey-instelling:<br />

Langsovermaat<br />

Constante overmaat (genereert "Overmaat G58" vóór de<br />

cyclus)<br />

K Dwarsovermaat<br />

Insteken (neergaande contouren bewerken) ?<br />

Ja<br />

Nee<br />

E Gereduceerde insteekaanzet bij neergaande contouren<br />

H Vrijzetmethode (soort contourafronding)<br />

H=0: verspaant na elke snede langs de contour<br />

H=1: zet met 45° vrij; contourafronding na de laatste snede<br />

H=2: zet met 45° vrij – geen contourafronding<br />

Q Vrijzetmethode bij cycluseinde<br />

Q=0: terug naar startpunt (eerst in Z-, dan in X-richting)<br />

Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

Draaduitlopen bewerken. De instelling vindt plaats met de<br />

softkey.<br />

506<br />

Softkeys "Voorbewerken"<br />

Langsovermaat/constante overmaat<br />

Vrijdraaiing FD bewerken<br />

Draaduitlopen E en F bewerken<br />

Draaduitlopen G bewerken<br />

Draaduitlopen H, K en U bewerken


Voorbewerken dwars(G820)<br />

IAG genereert voor het geselecteerde contourgedeelte de<br />

cyclus G820.<br />

Parameters<br />

P Snedediepte (maximale verplaatsing)<br />

A Naderingshoek – referentie: Z-as (default 90°/270°)<br />

W Vrijzethoek – referentie: Z-as (default 0°/180°)<br />

X Snijkantbegrenzing<br />

Z Snijkantbegrenzing<br />

I Afhankelijk van de softkey-instelling:<br />

Langsovermaat<br />

Constante overmaat (genereert "Overmaat G58" vóór de<br />

cyclus)<br />

K Dwarsovermaat<br />

Insteken (neergaande contouren bewerken) ?<br />

Ja<br />

Nee<br />

E Gereduceerde insteekaanzet bij neergaande contouren<br />

H Vrijzetmethode (soort contourafronding)<br />

H=0: verspaant na elke snede langs de contour<br />

H=1: zet met 45° vrij; contourafronding na de laatste snede<br />

H=2: zet met 45° vrij – geen contourafronding<br />

Q Vrijzetmethode bij cycluseinde<br />

Q=0: terug naar startpunt (eerst in X-, dan in Z-richting)<br />

Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

Draaduitlopen bewerken. De instelling vindt plaats met de<br />

softkey.<br />

Softkeys "Voorbewerken"<br />

Langsovermaat/constante overmaat<br />

Vrijdraaiing FD bewerken<br />

Draaduitlopen E en F bewerken<br />

Draaduitlopen G bewerken<br />

Draaduitlopen H, K en U bewerken<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 507<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Voorbewerken parallel aan de contour (G830)<br />

IAG genereert voor het geselecteerde contourgedeelte de<br />

cyclus G830.<br />

Parameters<br />

P Snedediepte (maximale verplaatsing)<br />

A Naderingshoek – referentie: Z-as (default 0°/180°)<br />

W Vrijzethoek – referentie: Z-as (default 90°/270°)<br />

X Snijkantbegrenzing<br />

Z Snijkantbegrenzing<br />

I Afhankelijk van de softkey-instelling:<br />

Langsovermaat<br />

Constante overmaat (genereert "Overmaat G58" vóór de<br />

cyclus)<br />

K Dwarsovermaat<br />

Insteken (neergaande contouren bewerken) ?<br />

Ja<br />

Nee<br />

E Gereduceerde insteekaanzet bij neergaande contouren<br />

Q Vrijzetmethode bij cycluseinde<br />

Q=0: terug naar startpunt (eerst in Z-, dan in X-richting)<br />

Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

Draaduitlopen bewerken. De instelling vindt plaats met de<br />

softkey.<br />

508<br />

Softkeys "Voorbewerken"<br />

Langsovermaat/constante overmaat<br />

Vrijdraaiing FD bewerken<br />

Draaduitlopen E en F bewerken<br />

Draaduitlopen G bewerken<br />

Draaduitlopen H, K en U bewerken


Restmateriaal voorbewerken – langs<br />

IAG genereert voor het "restmateriaal" de cyclus G810.<br />

Parameters<br />

P Snedediepte (maximale verplaatsing)<br />

A Naderingshoek – referentie: Z-as (default 0°/180°)<br />

W Vrijzethoek – referentie: Z-as (default 90°/270°)<br />

X Snijkantbegrenzing<br />

Z Snijkantbegrenzing<br />

I Afhankelijk van de softkey-instelling:<br />

Langsovermaat<br />

Constante overmaat (genereert "Overmaat G58" vóór de<br />

cyclus)<br />

K Dwarsovermaat<br />

Insteken (neergaande contouren bewerken) ?<br />

Ja<br />

Nee<br />

E Gereduceerde insteekaanzet bij neergaande contouren<br />

H Vrijzetmethode (soort contourafronding)<br />

H=0: verspaant na elke snede langs de contour<br />

H=1: zet met 45° vrij; contourafronding na de laatste snede<br />

H=2: zet met 45° vrij – geen contourafronding<br />

Q Vrijzetmethode bij cycluseinde<br />

Q=0: terug naar startpunt (eerst in Z-, dan in X-richting)<br />

Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

Draaduitlopen bewerken. De instelling vindt plaats met de<br />

softkey.<br />

Softkeys "Voorbewerken"<br />

Langsovermaat/constante overmaat<br />

Vrijdraaiing FD bewerken<br />

Draaduitlopen E en F bewerken<br />

Draaduitlopen G bewerken<br />

Draaduitlopen H, K en U bewerken<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 509<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Restmateriaal voorbewerken – dwars<br />

IAG genereert voor het "restmateriaal" de cyclus G820.<br />

Parameters<br />

P Snedediepte (maximale verplaatsing)<br />

A Naderingshoek – referentie: Z-as (default 90°/270°)<br />

W Vrijzethoek – referentie: Z-as (default 0°/180°)<br />

X Snijkantbegrenzing<br />

Z Snijkantbegrenzing<br />

I Afhankelijk van de softkey-instelling:<br />

Langsovermaat<br />

Constante overmaat (genereert "Overmaat G58" vóór de<br />

cyclus)<br />

K Dwarsovermaat<br />

Insteken (neergaande contouren bewerken) ?<br />

Ja<br />

Nee<br />

E Gereduceerde insteekaanzet bij neergaande contouren<br />

H Vrijzetmethode (soort contourafronding)<br />

H=0: verspaant na elke snede langs de contour<br />

H=1: zet met 45° vrij; contourafronding na de laatste snede<br />

H=2: zet met 45° vrij – geen contourafronding<br />

Q Vrijzetmethode bij cycluseinde<br />

Q=0: terug naar startpunt (eerst in X-, dan in Z-richting)<br />

Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

Draaduitlopen bewerken. De instelling vindt plaats met de<br />

softkey.<br />

510<br />

Softkeys "Voorbewerken"<br />

Langsovermaat/constante overmaat<br />

Vrijdraaiing FD bewerken<br />

Draaduitlopen E en F bewerken<br />

Draaduitlopen G bewerken<br />

Draaduitlopen H, K en U bewerken


Restmateriaal voorbewerken – parallel aan de<br />

contour<br />

IAG genereert voor het "restmateriaal" de cyclus G830.<br />

Parameters<br />

P Snedediepte (maximale verplaatsing)<br />

A Naderingshoek – referentie: Z-as (default 0°/180°)<br />

W Vrijzethoek – referentie: Z-as (default 90°/270°)<br />

X Snijkantbegrenzing<br />

Z Snijkantbegrenzing<br />

I Afhankelijk van de softkey-instelling:<br />

Langsovermaat<br />

Constante overmaat (genereert "Overmaat G58" vóór de<br />

cyclus)<br />

K Dwarsovermaat<br />

Insteken (neergaande contouren bewerken) ?<br />

Ja<br />

Nee<br />

E Gereduceerde insteekaanzet bij neergaande contouren<br />

Q Vrijzetmethode bij cycluseinde<br />

Q=0: terug naar startpunt (eerst in Z-, dan in X-richting)<br />

Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

Draaduitlopen bewerken. De instelling vindt plaats met de<br />

softkey.<br />

Softkeys "Voorbewerken"<br />

Langsovermaat/constante overmaat<br />

Vrijdraaiing FD bewerken<br />

Draaduitlopen E en F bewerken<br />

Draaduitlopen G bewerken<br />

Draaduitlopen H, K en U bewerken<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 511<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Voorbewerken uitdraaien – neutraal<br />

gereedschap (G835)<br />

IAG genereert voor het geselecteerde contourgedeelte de<br />

cyclus G835.<br />

Parameters<br />

P Snedediepte (maximale verplaatsing)<br />

A Naderingshoek – referentie: Z-as (default 0°/180°)<br />

W Vrijzethoek – referentie: Z-as (default 90°/270°)<br />

X Snijkantbegrenzing<br />

Z Snijkantbegrenzing<br />

I Afhankelijk van de softkey-instelling:<br />

Langsovermaat<br />

Constante overmaat (genereert "Overmaat G58" vóór de<br />

cyclus)<br />

K Dwarsovermaat<br />

Insteken (neergaande contouren bewerken) ?<br />

Ja<br />

Nee<br />

E Gereduceerde insteekaanzet bij neergaande contouren<br />

Bidirectionele verspaning<br />

Ja: verspaning met cyclus G835<br />

Nee: verspaning met cyclus G830<br />

Q Vrijzetmethode bij cycluseinde<br />

Q=0: terug naar startpunt (eerst in Z-, dan in X-richting)<br />

Q=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

Q=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

Draaduitlopen bewerken. De instelling vindt plaats met de<br />

softkey.<br />

512<br />

Softkeys "Voorbewerken"<br />

Langsovermaat/constante overmaat<br />

Vrijdraaiing FD bewerken<br />

Draaduitlopen E en F bewerken<br />

Draaduitlopen G bewerken<br />

Draaduitlopen H, K en U bewerken


Overzicht: Bewerkingswijze Steken<br />

In IAG kunt u de volgende steekbewerkingen kiezen (submenu<br />

"Steken"):<br />

Contoursteken (zie "Contoursteken radiaal/axiaal (G860)" op<br />

bladzijde 514)<br />

Contoursteken radiaal<br />

Contoursteken axiaal<br />

Contoursteken automatisch<br />

Insteken (zie "Insteken radiaal/axiaal (G866)" op bladzijde 515)<br />

Insteken radiaal<br />

Insteken axiaal<br />

Insteken automatisch<br />

Steekdraaien (zie "Steekdraaien radiaal/axiaal (G869)" op<br />

bladzijde 516)<br />

Steekdraaien radiaal<br />

Steekdraaien axiaal<br />

Steekdraaien automatisch<br />

Afsteken (zie "Afsteken" op bladzijde 518)<br />

Afsteken/bewerking achterkant voorbereiden (zie "Afsteken en<br />

werkstukoverdracht" op bladzijde 519)<br />

Steken automatisch: TURN PLUS genereert de werkblokken voor<br />

alle radiale en axiale steekbewerkingen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 513<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Contoursteken radiaal/axiaal (G860)<br />

IAG genereert voor de vormelementen insteek algemeen, vrijdraaiing<br />

(insteek vorm F) en voor de vrij gedefinieerde insteekcontouren de<br />

cyclus G860.<br />

Parameters<br />

X Snijkantbegrenzing<br />

Z Snijkantbegrenzing<br />

I Afhankelijk van de softkey-instelling:<br />

Langsovermaat<br />

Constante overmaat (genereert "Overmaat G58" vóór de<br />

cyclus)<br />

K Dwarsovermaat<br />

Uitvoering van de cyclus (met softkey instellen)<br />

Voorsteken en nabewerken in één bewerking<br />

Alleen voorsteken<br />

Alleen nabewerken<br />

514<br />

Softkeys "bewerkingswijze Steken"<br />

Langsovermaat/constante overmaat<br />

instellen<br />

Voorsteken en nabewerken<br />

Voorsteken<br />

Nabewerken


Insteken radiaal/axiaal (G866)<br />

IAG genereert voor de vormelementen insteek vorm D<br />

(afdichtingsring) en insteek vorm S (borgring) de cyclus G866.<br />

Wanneer u een "overmaat" opgeeft, wordt er eerst voorgestoken en<br />

vervolgens nabewerkt.<br />

Er wordt rekening gehouden met de stilstandtijd:<br />

alleen bij "nabewerken" wanneer de overmaat is vastgelegd<br />

bij iedere insteek wanneer de overmaat niet is vastgelegd<br />

Parameters<br />

I Overmaat (langs en dwars)<br />

E Stilstandtijd<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 515<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Steekdraaien radiaal/axiaal (G869)<br />

IAG genereert voor het geselecteerde contourgedeelte de<br />

cyclus G869 (verspanen met afwisselende insteek- en<br />

voorbewerkingsbewegingen).<br />

De parameters voor het steekdraaien radiaal en axiaal zijn met<br />

uitzondering van de referentie-as van de naderings- en vrijzethoek<br />

identiek. "Steekdraaien axiaal": zie "Steekdraaien axiaal (G869)" op<br />

bladzijde 517<br />

Parameters<br />

P Maximale snedediepte<br />

R Dieptecorrectie<br />

Afhankelijk van het materiaal, de aanzetsnelheid, etc. "kantelt"<br />

de snijkant bij de draaibewerking. Deze aanzetfout kan met de<br />

"draaidieptecorrectie" worden gecorrigeerd. De correctie wordt<br />

meestal empirisch bepaald.<br />

B Verspringingsbreedte<br />

Vanaf de tweede aanzetbeweging wordt bij de overgang van<br />

de draai- naar de steekbewerking het te verspanen gedeelte<br />

gereduceerd met de "verspringingsbreedte". Bij iedere<br />

volgende overgang van draai- naar steekbewerking aan deze<br />

flank vindt aanvullend op de verspringing tot dan toe een<br />

reductie met "B" plaats. Het overblijvende restmateriaal wordt<br />

aan het einde van het voorsteken met een steekslag<br />

verspaand.<br />

A Naderingshoek (default: tegengesteld aan de insteekrichting)<br />

radiaal: referentie Z-as<br />

axiaal: referentie X-as<br />

W Vrijzethoek (default: tegengesteld aan de insteekrichting)<br />

radiaal: referentie Z-as<br />

axiaal: referentie X-as<br />

X Snijkantbegrenzing<br />

Z Snijkantbegrenzing<br />

I Afhankelijk van de softkey-instelling:<br />

Langsovermaat<br />

Constante overmaat (genereert "Overmaat G58" vóór de<br />

cyclus)<br />

K Dwarsovermaat<br />

S Voorsteken (in één richting/) in twee richtingen (instellen met<br />

softkey):<br />

Ja (S=0): in twee richtingen<br />

Nee (S=1): in één richting in de bij de selectie van het<br />

bewerkingsgedeelte vastgelegde richting<br />

O Steekaanzet (default: actieve aanzet)<br />

E Nabewerkingsaanzet (default: actieve aanzet)<br />

516<br />

Softkeys "Steekdraaien"<br />

Langsovermaat/constante overmaat<br />

In één/twee richtingen<br />

Voorsteken en nabewerken<br />

Voorsteken<br />

Nabewerken


Parameters<br />

H Vrijzetmethode bij cycluseinde<br />

H=0: terug naar startpunt (eerst in X-, dan in Z-richting)<br />

H=1: positioneert vóór de gemaakte contour<br />

H=2: zet vrij naar veiligheidsafstand en stopt<br />

Uitvoering (instellen met softkey):<br />

Voorsteken en nabewerken in één bewerking<br />

Alleen voorsteken<br />

alleen nabewerken<br />

Steekdraaien axiaal (G869)<br />

Let bij het "steekdraaien axiaal" op de referentie-as voor de naderings-<br />

en vrijzethoek. De overige parameters zijn identiek aan die voor<br />

"steekdraaien radiaal" (zie "Steekdraaien radiaal/axiaal (G869)" op<br />

bladzijde 516).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 517<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Afsteken<br />

Voor het afsteken activeert de IAG het in bewerkingsparameter 21 –<br />

"UP 100098" ingevoerde expertprogramma.<br />

TURN PLUS bepaalt de parameters voor zover mogelijk en voert ze als<br />

voorgestelde waarden in. Controleer de ingevoerde waarden en vul<br />

deze zo nodig aan.<br />

Parameters<br />

LA Stafdiameter<br />

LB Startpunt in Z: TURN PLUS neemt de positie over die bij de<br />

bereikselectie is bepaald.<br />

LC Afkanting/afronding<br />

< 0: afkantingsbreedte<br />

> 0: afrondingsradius<br />

LD Aanzetreductie vanaf X. De "gereduceerde aanzet" wordt in<br />

het expertprogramma vastgelegd.<br />

LE Diameter bewerkt werkstuk voor bepaling van de positie van<br />

de afkanting/afronding<br />

LF Binnendiameter. Het expertprogramma gaat iets verder dan<br />

deze positie om te waarborgen dat er veilig wordt afgestoken:<br />

= 0: bij een "massief werkstuk"<br />

> 0: bij een pijp<br />

LH Veiligheidsafstand naar startpositie X<br />

I Beitelbreedte. Wordt meestal niet verwerkt.<br />

518<br />

Bewerkingsgedeelte selecteren: selecteer het<br />

verticale element waaraan afgestoken en waaraan de<br />

afkanting/afronding uitgevoerd moet worden.<br />

Expertprogramma's worden door de machinefabrikant<br />

beschikbaar gesteld. Raadpleeg het machinehandboek<br />

voor de betekenis van de parameters en de programmaafloop.


Afsteken en werkstukoverdracht<br />

Voor het afsteken met werkstukoverdracht activeert TURN PLUS een<br />

expertprogramma uit bewerkingsparameter 21. Welk<br />

expertprogramma wordt geactiveerd, hangt af van de invoer "Spil" uit<br />

"1e opspanning .." en "2e opspanning .." in de programmakop:<br />

Dezelfde spil (handmatig omspannen): invoer van "UP-ABHAND".<br />

Verschillende spillen (werkstuk wordt aan tegenspil overgedragen):<br />

invoer van "UP-UMKOMPLA".<br />

Expertprogramma's worden door de machinefabrikant<br />

beschikbaar gesteld. Raadpleeg het machinehandboek<br />

voor de betekenis van de parameters en de programmaafloop.<br />

Uitvoering van afsteken en werkstukoverdracht:<br />

U Selecteer het verticale element dat moet worden afgestoken.<br />

TURN PLUS opent de dialoogbox van het expertprogramma.<br />

U Controleer de parameters en vul deze zo nodig aan.<br />

U TURN PLUS voert het afsteken uit.<br />

U Leg de spanmiddelgegevens en -positie voor de tweede opspanning<br />

vast.<br />

U Controleer de parameters "Werkstukoverdracht" en vul deze zo<br />

nodig aan.<br />

U TURN PLUS voert de werkstukoverdracht uit.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 519<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Expertprogramma "UMKOMPLA"<br />

Met het in "UP-UMKOMPLA" (bewerkingsparameter 21) ingevoerde<br />

expertprogramma wordt het werkstuk afgestoken en aan de tegenspil<br />

overgedragen.<br />

TURN PLUS voert de vastgestelde parameters als voorgestelde<br />

waarden in. Controleer de ingevoerde waarden en vul deze zo nodig<br />

aan.<br />

Parameters (voorbeeld)<br />

LA Toerentalbegrenzing voor het afsteken<br />

LB Max. diameter onbewerkt werkstuk (voorgestelde waarde: uit<br />

de werkstukbeschrijving)<br />

K Gereduceerde aanzet voor het afsteken<br />

0: geen aanzetreductie<br />

>0: (gereduceerde) aanzet<br />

O Startpunt in X voor het afsteken. (Voorgestelde waarde: uit de<br />

werkstukbeschrijving)<br />

P Startpunt in Z voor het afsteken (voorgestelde waarde:<br />

verticaal element uit de "selectie")<br />

R Aanzetreductie in X. Vanaf deze positie wordt met<br />

gereduceerde aanzet verplaatst.<br />

S Eindpositie in X. Eindpositie bij het afsteken.<br />

520<br />

Expertprogramma's worden door de machinefabrikant<br />

beschikbaar gesteld. Raadpleeg het machinehandboek<br />

voor de betekenis van de parameters en de programmaafloop.


Expertprogramma "ABHAND"<br />

Het in "UP-ABHAND" (bewerkingsparameter 21) ingevoerde<br />

expertprogramma steekt het werkstuk af en ondersteunt het<br />

handmatig omspannen van het werkstuk voor bewerking aan de<br />

achterkant bij machines met één spil.<br />

TURN PLUS voert de vastgestelde parameters als voorgestelde<br />

waarden in. Controleer de ingevoerde waarden en vul deze zo nodig<br />

aan.<br />

Parameters (voorbeeld)<br />

LA Toerentalbegrenzing voor het afsteken<br />

LB Maximale diameter onbewerkt werkstuk<br />

K Gereduceerde aanzet voor het afsteken<br />

0: geen aanzetreductie<br />

>0: (gereduceerde) aanzet<br />

O Startpunt in X voor het afsteken. (Voorgestelde waarde: uit de<br />

werkstukbeschrijving)<br />

P Startpunt in Z voor het afsteken (voorgestelde waarde:<br />

verticaal element uit de "selectie")<br />

R Aanzetreductie in X. Vanaf deze positie wordt met<br />

gereduceerde aanzet verplaatst.<br />

S Eindpositie in X. Eindpositie bij het afsteken.<br />

Expertprogramma's worden door de machinefabrikant<br />

beschikbaar gesteld. Raadpleeg het machinehandboek<br />

voor de betekenis van de parameters en de programmaafloop.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 521<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Overzicht: bewerkingswijze Boren<br />

In IAG kunt u de volgende boorbewerkingen kiezen (submenu<br />

"Boren"):<br />

Centrisch voorboren: zie "Centrisch voorboren (G74)" op<br />

bladzijde 523<br />

Centreren<br />

Boren<br />

Soevereinen<br />

Verzinkboren<br />

Ruimen:zie "Boren, ruimen, diepboren" op bladzijde 525<br />

Schroefdraad tappen<br />

Speciaalboren<br />

Speciaalboren > Centreren en verzinken<br />

Speciaalboren > Boren en verzinken<br />

Boren en schroefdraad<br />

Boren en ruimen<br />

Boren automatisch bedrijf: houdt rekening met vormelementen<br />

boringen, afzonderlijke boringen en gatenpatronen.<br />

Voor<br />

Stilstaande gereedschappen: bij boren op hartlijn<br />

Aangedreven gereedschap: bij C-asbewerkingen<br />

Centrisch voorboren – automatisch bedrijf: Met "Centrisch<br />

voorboren – automatisch bedrijf" wordt compleet voorgeboord, ook<br />

wanneer er gereedschapswissels vanwege verschillende diameters<br />

noodzakelijk zijn.<br />

Bij de volgende boorbewerkingen genereert IAG<br />

de cyclus G72 (zie "Centreren, verzinken (G72)" op bladzijde 524):<br />

Centreren<br />

Soevereinen<br />

Verzinkboren<br />

Speciaalboren > Centreren en verzinken<br />

Speciaalboren > Boren en verzinken<br />

de cyclus G73 (zie "Draadtappen" op bladzijde 526):<br />

Schroefdraad tappen<br />

Boren en schroefdraad<br />

de cyclus G71 of G74 (zie "Boren, ruimen, diepboren" op<br />

bladzijde 525):<br />

Boren<br />

Boren en ruimen<br />

522


Centrisch voorboren (G74)<br />

IAG genereert voor het geselecteerde contourgedeelte de cyclus G74<br />

(voorboren op hartlijn met vast gereedschap).<br />

Bewerkingsgedeelte selecteren: selecteer alle contourelementen<br />

die de boring omsluiten. Indien nodig, kan de boring met<br />

"Boorbegrenzing Z" worden beperkt.<br />

Parameters<br />

Z Boorbegrenzing<br />

S Veiligheidsafstand (genereert "Veiligheidsafstand G47" vóór de<br />

cyclus)<br />

P 1. boordiepte<br />

J Minimale boordiepte<br />

I Reductiewaarde<br />

B Terugloopafstand (default: terugloop naar "beginpunt boring")<br />

E Stilstandtijd (voor het vrijmaken aan het einde van de boring)<br />

Positioneer de boor met "Cyclus > Benaderen" op de<br />

hartlijn.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 523<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Centreren, verzinken (G72)<br />

IAG genereert bij de volgende boorwerkstanden de cyclus G72:<br />

Centreren<br />

Soevereinen<br />

Verzinkboren<br />

Centreren en verzinken (speciaalboren)<br />

Parameters<br />

K Terugloopvlak (default: terug naar startpositie resp. naar<br />

veiligheidsafstand)<br />

D Terugloop (softkey "Verder")<br />

met aanzetsnelheid<br />

in ijlgang<br />

E (stilstandtijd voor het) vrijmaken<br />

524


Boren, ruimen, diepboren<br />

IAG genereert bij de volgende boorwerkstanden de cyclus G71:<br />

Boren<br />

Ruimen<br />

Boren en ruimen (speciaalboren)<br />

Parameters<br />

K Terugloopvlak (default: terug naar startpositie resp. naar<br />

veiligheidsafstand)<br />

D Terugloop (softkey "Verder")<br />

met aanzetsnelheid<br />

in ijlgang<br />

E (stilstandtijd voor het) vrijmaken<br />

F50% Aanzetreductie – zie softkeytabel<br />

P 1. boordiepte<br />

J Minimale boordiepte<br />

I Dieptereductie (reductiewaarde)<br />

B Vrijzetmaat (terugloopafstand) (default: terugloop naar<br />

"beginpunt boring")<br />

Wanneer u de parameters voor het diepboren invoert, genereert IAG<br />

de cyclus G74.<br />

Aanzetreductie: u kunt bij het aanboren en/of doorboren een<br />

aanzetreductie van 50% vastleggen. De aanzetreductie bij het<br />

doorboren wordt afhankelijk van het type boor ingeschakeld:<br />

Snijplaatboor en spiraalboor met een boorhoek van 180°:<br />

booreinde – 2*veiligheidsafstand<br />

Andere boren: booreinde – aansnijdingslengte – veiligheidsafstand<br />

(aansnijdingslengte=punt van de boor; veiligheidsafstand: zie "Boren –<br />

veiligheidsafstanden" op bladzijde 607 resp. G47, G147")<br />

Softkeys "Aanzetreductie"<br />

Aanzetreductie "Doorboren"<br />

Aanzetreductie "Aanboren"<br />

Aanzetreductie "Aanboren" bij<br />

boorhoek < 180°<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 525<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Draadtappen<br />

IAG genereert bij de volgende boorwerkstanden de cyclus G73:<br />

Schroefdraad tappen<br />

Boren met schroefdraad (speciaalboren)<br />

Parameters<br />

K Terugloopvlak (default: terug naar startpositie resp. naar<br />

veiligheidsafstand)<br />

D Terugloop (softkey "Verder")<br />

met aanzetsnelheid<br />

in ijlgang<br />

A Aanlooplengte (default: bewerkingsparameter 7<br />

"Schroefdraadaanlooplengte [GAL]")<br />

S Teruglooptoerental (default: toerental bij schroefdraad<br />

tappen)<br />

526


Bewerkingswijze Nabewerken<br />

In IAG kunt u de volgende nabewerkingen kiezen (submenu<br />

"Nabewerken"):<br />

Nabewerking met cyclus G890:<br />

Contourbewerking<br />

Restcontourbewerking<br />

Nabewerken uitdraaien (neutraal gereedschap)<br />

Nabewerking met speciale functies:<br />

Passingdraaien: zie "Nabewerken – passingdraaien" op<br />

bladzijde 530<br />

Draaduitlopen: zie "Nabewerken – draaduitlopen" op bladzijde 530<br />

Parameters<br />

X Snijkantbegrenzing<br />

Z Snijkantbegrenzing<br />

L Afhankelijk van de softkey-instelling:<br />

Langsovermaat<br />

Constante overmaat (genereert "Overmaat G58" vóór de<br />

cyclus)<br />

P Dwarsovermaat<br />

Insteken (neergaande contouren bewerken) ?<br />

Ja<br />

Nee<br />

E Gereduceerde insteekaanzet bij neergaande contouren<br />

Benaderen<br />

Ja: "benaderingsmethode Q" met de softkey instellen<br />

Nee (Q=3): gereedschap is in de buurt van het beginpunt<br />

Q Benaderingsmethode (zie softkeytabel)<br />

Q=0: IAG controleert:<br />

diagonaal benaderen<br />

eerst in X-, dan in Z-richting<br />

equidistant om de hindernis heen<br />

weglaten van de eerste contourelementen wanneer de<br />

startpositie niet bereikbaar is<br />

Q=1: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

Q=2: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

Vrijzetten<br />

Ja: "vrijzetmethode H" met de softkey instellen<br />

Nee (H=4): gereedschap blijft op de eindcoördinaat staan<br />

Softkeys<br />

Softkeys "Benaderen"<br />

Softkeys "Vrijzetten"<br />

Langsovermaat/constante overmaat<br />

Automatische keuze van de<br />

benaderingsmethode<br />

eerst in X-, dan in Z-richting<br />

eerst in Z-, dan in X-richting<br />

diagonaal naar de vrijzetpositie<br />

eerst in X-, dan in Z-richting<br />

eerst in Z-, dan in X-richting<br />

vrijzetten naar veiligheidsafstand<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 527<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Parameters<br />

H Vrijzetmethode. Het gereedschap wordt vrijgezet onder een<br />

hoek van 45° tegen de bewerkingsrichting in. De verdere<br />

vrijzetbaan wordt door H bepaald:<br />

H=0: diagonaal naar de vrijzetpositie<br />

H=1: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

H=2: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

H=3: wordt met aanzetsnelheid vrijgezet naar<br />

veiligheidsafstand<br />

I Vrijzetpositie bij H=0, 1, 2<br />

K Vrijzetpositie bij H=0, 1, 2<br />

Vormelementbewerking: instelling met softkey<br />

Het weergaveveld toont de te bewerken vormelementen<br />

(afkortingen: zie softkeytabel). De volgende elementen worden<br />

altijd bewerkt:<br />

C: Afkanting<br />

R: Afronding<br />

PT: passing<br />

GW: Schroefdraad<br />

Restcontourbewerking: wanneer er bij neergaande contouren<br />

restmateriaal achterblijft, kan dit worden verspaand met<br />

"Restcontourbewerking" (zie afbeelding "G890 Q4"). Meestal is geen<br />

snijkantbegrenzing vereist.<br />

Uitdraaien: IAG bewerkt instekende contourgedeeltes die aan de<br />

hand van de "induikhoek" worden bepaald (insteken: EKW


Softkeys "Vormelementbewerking"<br />

Softkeys "Vormelementen" oproepen<br />

Draaduitloop vorm E E<br />

Draaduitloop vorm F F<br />

Draaduitloop vorm G G<br />

Vrijdraaiing FD<br />

Softkeys "Vormelementen" oproepen<br />

Draaduitloop vorm H H<br />

Draaduitloop vorm K K<br />

Draaduitloop vorm U U<br />

Insteek algemeen A<br />

Insteek vorm S S<br />

Insteek vorm D D<br />

Softkeybalk terugschakelen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 529<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Nabewerken – passingdraaien<br />

TURN PLUS voert een meetsnede op het geselecteerde<br />

contourelement uit. Voorwaarde: aan het contourelement is het<br />

attribuut "Meten" toegewezen (zie "Bewerkingsattribuut "Meten"" op<br />

bladzijde 477).<br />

Parameters<br />

I Overmaat voor meetsnede<br />

K Lengte van de meetsnede<br />

Q Meetlusteller (elk n-de werkstuk wordt gemeten)<br />

"Passingdraaien" wordt door het expertprogramma "UP-MEAS01"<br />

(bewerkingsparameter 21) uitgevoerd. Parameters van het<br />

expertprogramma: zie machinehandboek.<br />

Nabewerken – draaduitlopen<br />

Nabewerken – draaduitlopen is bedoeld voor de bewerking van<br />

draaduitlopen:<br />

Vorm U<br />

Vorm H<br />

Vorm K<br />

Aangrenzende verticale elementen die nog een overmaat hebben,<br />

worden bij de draaduitloopbewerking vorm U op eindmaat afgedraaid.<br />

Bediening:<br />

U Gereedschap kiezen<br />

U Bewerkingsgedeelte selecteren<br />

U Op "Start" drukken<br />

530<br />

De bewerking van de draaduitlopen kan niet worden<br />

beïnvloed (het menu-item "Cyclus > Cyclusparameters"<br />

kan niet worden gekozen).


Bewerkingswijze Schroefdraad (G31)<br />

IAG genereert voor de geselecteerde schroefdraad de cyclus G31.<br />

Parameters<br />

B Aanlooplengte<br />

Geen invoer: de <strong>CNC</strong> PILOT bepaalt de lengte aan de hand<br />

van de ernaast liggende draaduitlopen of insteken.<br />

Geen invoer, geen draaduitloop/insteek: de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

maakt gebruik van de "schroefdraadaanlooplengte" uit<br />

bewerkingsparameter 7.<br />

P Overlooplengte<br />

Geen invoer: de <strong>CNC</strong> PILOT bepaalt de lengte aan de hand<br />

van de ernaast liggende draaduitlopen of insteken.<br />

Geen invoer, geen draaduitloop/insteek: de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

maakt gebruik van de "schroefdraaduitlooplengte" uit<br />

bewerkingsparameter 7.<br />

C Starthoek wanneer het begin van de schroefdraad ten opzichte<br />

van niet-rotatiesymmetrische contourelementen is<br />

gedefinieerd<br />

I Maximale aanzet<br />

V Aanzetmethode<br />

V=0 (constante doorsnede): constante spaandoorsnede bij<br />

alle snedes.<br />

V=1: constante aanzet<br />

V=2 (restsnede-opdeling): als er na de deling<br />

schroefdraaddiepte/aanzet een rest overblijft, geldt deze<br />

"rest" voor de eerste aanzetbeweging. De "laatste snede"<br />

wordt in 1/2-, 1/4-, 1/8- en 1/8-snede opgedeeld.<br />

V=3 (EPL-methode): aanzet wordt uit spoed en toerental<br />

berekend.<br />

H Wijze van verspringing van de afzonderlijke aanzetbewegingen<br />

om te zorgen voor een vloeiend verloop van de draadflanken<br />

H=0: zonder verspringing<br />

H=1: verspringing vanaf de linkerzijde<br />

H=2: verspringing vanaf de rechterzijde<br />

H=3: verspringing afwisselend rechts/links<br />

Q Aantal lege snedes na de laatste snede (om de snijdruk in de<br />

draadkern te verminderen)<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Bij een te grote "overlooplengte P" bestaat er<br />

botsingsgevaar. U controleert de overlooplengte bij de<br />

simulatie.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 531<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Overzicht: bewerkingswijze Frezen<br />

In IAG kunt u de volgende freesbewerkingen kiezen (submenu<br />

"Frezen"):<br />

Contour frezen (zie "Contourfrezen – voorbewerken/nabewerken<br />

(G840)" op bladzijde 533)<br />

Voorbewerken<br />

Nabewerken<br />

Vlakfrezen (zie "Kamerfrezen – voorbewerken/nabewerken (G845/<br />

G846)" op bladzijde 537)<br />

Voorbewerken<br />

Nabewerken<br />

Afbramen: zie "Afbramen (G840)" op bladzijde 535<br />

Graveren: zie "Graveren (G840)" op bladzijde 536<br />

Frezen automatisch<br />

Voorbewerken<br />

Nabewerken<br />

IAG bewerkt te frezen contouren van de referentievlakken:<br />

VOORKANT<br />

ACHTERKANT<br />

MANTEL<br />

532


Contourfrezen – voorbewerken/nabewerken<br />

(G840)<br />

IAG genereert voor de geselecteerde open of gesloten contour de<br />

cyclus G840 met de volgende parameters.<br />

Parameters<br />

K Terugloopvlak (default: terug naar startpositie)<br />

Voor-/achterkant: positie in Z-richting<br />

Mantelvlak: positie in X-richting (diametermaat)<br />

Q Freeslocatie<br />

Q=0: middelpunt van de frees op de contour<br />

bij gesloten contouren:<br />

Q=1: inwendig frezen<br />

Q=2: uitwendig frezen<br />

bij open contour:<br />

Q=1: links van de contour (referentie: bewerkingsrichting)<br />

Q=2: rechts van de contour (referentie:<br />

bewerkingsrichting)<br />

H Looprichting v.d. frees<br />

H=0: tegenlopend<br />

H=1: meelopend<br />

R Ingaande radius<br />

R=0: contourelement direct benaderen<br />

R>0: ingaande/uitgaande radius die tangentieel op het<br />

contourelement aansluit<br />

R


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Parameters<br />

L Overmaat<br />

De overmaat "verschuift" de contour afhankelijk van de<br />

"freeslocatie Q" (genereert "Overmaat G58" vóór de<br />

freescyclus):<br />

Q=0: overmaat wordt genegeerd<br />

bij gesloten contouren:<br />

Q=1: verkleint de contour<br />

Q=2: vergroot de contour<br />

bij open contouren:<br />

Q=1: verschuiving naar links<br />

Q=2: verschuiving naar rechts<br />

534<br />

Effecten van "freeslocatie, looprichting van de frees en<br />

draairichting van het gereedschap": zie "Contourfrezen<br />

G840 – Basisprincipes" op bladzijde 265.


Afbramen (G840)<br />

IAG genereert voor de geselecteerde open of gesloten contour de<br />

cyclus G840 met de volgende parameters.<br />

Parameters<br />

K Terugloopvlak (default: terug naar startpositie)<br />

Voor-/achterkant: positie in Z-richting<br />

Mantelvlak: positie in X-richting (diametermaat)<br />

Q Freeslocatie<br />

Q=0: middelpunt van de frees op de contour<br />

bij gesloten contouren:<br />

Q=1: inwendig frezen<br />

Q=2: uitwendig frezen<br />

bij open contour:<br />

Q=1: links van de contour (referentie: bewerkingsrichting)<br />

Q=2: rechts van de contour (referentie: bewerkingsrichting)<br />

H Looprichting v.d. frees<br />

H=0: tegenlopend<br />

H=1: meelopend<br />

R Ingaande radius<br />

R=0: contourelement direct benaderen<br />

R>0: ingaande/uitgaande radius die tangentieel op het<br />

contourelement aansluit<br />

R


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Graveren (G840)<br />

IAG genereert voor de geselecteerde open of gesloten contour de<br />

cyclus G840 met de volgende parameters.<br />

Parameters<br />

K Terugloopvlak (default: terug naar startpositie)<br />

Voor-/achterkant: positie in Z-richting<br />

Mantelvlak: positie in X-richting (diametermaat)<br />

P Freesdiepte – insteekdiepte van het gereedschap<br />

536


Kamerfrezen – voorbewerken/nabewerken<br />

(G845/G846)<br />

IAG genereert voor de geselecteerde (gesloten) te frezen contour een<br />

van de volgende cycli:<br />

Kamerfrezen > Voorbewerken: G845<br />

Kamerfrezen > Nabewerken: G846<br />

Parameters<br />

J Terugloopvlak (default: terug naar startpositie)<br />

Voor-/achterkant: positie in Z-richting<br />

Mantelvlak: positie in X-richting (diametermaat)<br />

Q Bewerkingsrichting<br />

van binnen naar buiten (Q=0)<br />

van buiten naar binnen (Q=1)<br />

H Looprichting v.d. frees<br />

H=0: tegenlopend<br />

H=1: meelopend<br />

U Overlappingsfactor<br />

Bereik: 0


6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)<br />

Speciale bewerking (SB)<br />

Een "speciale bewerking" legt een werkblok vast dat in het<br />

werkschema wordt opgenomen. Daarmee voegt u verplaatsingen,<br />

oproepen van subprogramma's of G-/M-functies toe (voorbeeld:<br />

toepassing van systemen voor de werkstuk-handling).<br />

Gereedschapsbaan met aanzetsnelheid of in ijlgang vastleggen<br />

"Speciale bewerking > Vrije invoer" in het IAG-menu kiezen<br />

"Gereedschap" kiezen<br />

Gereedschap kiezen en positioneren<br />

"Regel voor regel > IJlgang G0" kiezen. TURN PLUS opent de<br />

dialoogbox "IJlgang G0".<br />

Eindpositie en strategie van de verplaatsing vastleggen (zie<br />

softkeytabel).<br />

"Snijgegevens" kiezen. De door TURN PLUS voorgestelde<br />

snijgegevens controleren/optimaliseren.<br />

"Regel voor regel > Lineaire beweging G1" kiezen. TURN PLUS opent<br />

de dialoogbox "Lineaire beweging G1".<br />

Eindpositie en strategie van de verplaatsing vastleggen (zie<br />

softkeytabel).<br />

Indien nodig: "Technologie > G- en M-functies" (of ".. > algemene<br />

technologie") kiezen om speciale functies vast te leggen.<br />

538<br />

Softkeys<br />

simultaan<br />

X-baan vóór Z-baan<br />

Z-baan vóór X-baan<br />

alleen in X-richting<br />

alleen in Z-richting


Subprogramma-oproep vastleggen<br />

"Speciale bewerking > Vrije invoer > Regel voor regel > Technologie"<br />

in het IAG-menu kiezen<br />

"Subprogramma" kiezen. TURN PLUS opent het keuzevenster met de<br />

beschikbare subprogramma's.<br />

Subprogramma kiezen en overdrachtparameters vastleggen.<br />

"G- en M-functies" kiezen<br />

Eindpositie en strategie van de verplaatsing vastleggen (zie<br />

softkeytabel).<br />

"Snijgegevens" kiezen. De door TURN PLUS voorgestelde<br />

snijgegevens controleren/optimaliseren.<br />

"Regel voor regel > Lineaire beweging G1" kiezen. TURN PLUS opent<br />

de dialoogbox "Lineaire beweging G1".<br />

Eindpositie en strategie van de verplaatsing vastleggen (zie<br />

softkeytabel).<br />

Indien nodig: "Technologie > G- en M-functies" ("..> Subprogramma",<br />

of ".. > algemene technologie") kiezen om speciale functies vast te<br />

leggen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 539<br />

6.14 Interactief genereren van werkschema's (IAG)


6.15 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)<br />

6.15 Automatisch genereren van<br />

werkschema's (AAG)<br />

Met AAG worden de werkblokken van het werkschema gegenereerd<br />

volgens de in de "bewerkingsvolgorde" vastgelegde volgorde. Met de<br />

bewerkingsparameters worden bewerkingsdetails vastgelegd.<br />

TURN PLUS bepaalt alle elementen van een werkblok automatisch.<br />

Een aanwezige deelbewerking kan met AAG worden voortgezet. De<br />

''bewerkingsvolgorde" wordt met de bewerkingsvolgorde-editor<br />

vastgelegd.<br />

Voor bewerkingsdetails die niet aan de hand van de contouranalyse<br />

kunnen worden bepaald, maakt TURN PLUS gebruik van<br />

standaardwaarden. U ontvangt hiervan een "waarschuwing", maar<br />

kunt niet ingrijpen.<br />

TURN PLUS simuleert de bewerking in de controlegrafiek. Het verloop<br />

en de weergave van de controlegrafiek kan worden beïnvloed in de<br />

configuratie (zie "Controlegrafiek configureren" op bladzijde 556) of<br />

met de softkey-instelling (zie "Controlegrafiek regelen" op<br />

bladzijde 554).<br />

Werkschema genereren<br />

Let vóór het genereren van het werkschema op het volgende:<br />

Er wordt geadviseerd het werkstuk in te spannen. Als alternatief<br />

gaat TURN PLUS uit van een bepaalde inspanvorm/-lengte en stelt<br />

de snijkantbegrenzing dienovereenkomstig in.<br />

De strategie van de gereedschapskeuze wordt vastgelegd in "WD"<br />

(bewerkingsparameter 2). Leg, voordat u de AAG start, een<br />

"TURN PLUS-eigen revolverbezetting" vast.<br />

Werkschema volledig genereren<br />

"AAG > Automatisch" kiezen. TURN PLUS genereert de werkblokken<br />

en toont deze in de controlegrafiek.<br />

Na het genereren kunt u het werkschema accepteren of niet<br />

accepteren.<br />

540<br />

ESC-toets indrukken: het genereren wordt<br />

onderbroken. Alle werkblokken die tot op dat<br />

moment volledig zijn gemaakt, blijven behouden.


Werkschema bloksgewijs genereren<br />

"AAG > Bloksgewijs" kiezen.<br />

TURN PLUS genereert het werkschema blok voor blok en toont het in<br />

de controlegrafiek. Na het genereren kunt u het werkblok accepteren<br />

of niet accepteren.<br />

Na het genereren kunt u het werkschema accepteren of niet<br />

accepteren.<br />

Bewerkingsvolgorde – Basisprincipes<br />

TURN PLUS analyseert de contour volgens de in de<br />

"bewerkingsvolgorde" vastgelegde volgorde. Daarbij worden de te<br />

bewerken gedeeltes en de parameters van het gereedschap bepaald.<br />

AAG voert de contouranalyse met behulp van de<br />

bewerkingsparameters uit.<br />

TURN PLUS onderscheidt:<br />

Hoofdbewerking<br />

Subbewerking<br />

Plaats (bewerkingsplaats)<br />

Met de "subbewerking" en de "bewerkingsplaats" "verfijnt" u de<br />

bewerkingsspecificatie. Wanneer u de subbewerking/<br />

bewerkingsplaats niet opgeeft, genereert de AAG bewerkingsblokken<br />

voor alle subbewerkingen/bewerkingsplaatsen.<br />

In de onderstaande tabel worden de aanbevolen combinaties van<br />

"hoofdbewerking – subbewerking – bewerkingsplaats" vermeld en de<br />

werkwijze van de AAG uitgelegd.<br />

Andere invloedsfactoren voor het genereren van het werkschema zijn:<br />

Geometrie van de contour<br />

Attributen van de contour<br />

Beschikbaarheid van gereedschap<br />

Bewerkingsparameters<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 541<br />

6.15 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)


6.15 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)<br />

De AAG genereert geen werkblokken wanneer een noodzakelijke<br />

voorbewerking niet is afgesloten, het gereedschap niet beschikbaar is<br />

of als zich soortgelijke situaties voordoen. TURN PLUS slaat<br />

technologisch niet zinvolle bewerkingen/bewerkingsvolgordes over.<br />

De bewerking aan de achterkant begint met de hoofd- en<br />

subbewerking "Afsteken – complete bewerking" resp. "Omspannen –<br />

complete bewerking". De bewerking aan de achterkant kan als volgt<br />

worden beïnvloed:<br />

U kunt na "Afsteken ... / omspannen ..." de bewerkingen voor de<br />

achterkant vastleggen.<br />

U kunt na "Afsteken ... / omspannen ..." geen andere<br />

hoofdbewerkingen vastleggen. TURN PLUS gebruikt dan de<br />

volgorde voor bewerking aan de voorkant ook voor bewerking aan<br />

de achterkant.<br />

Bewerkingsvolgordes organiseren:<br />

TURN PLUS maakt gebruik van de actuele bewerkingsvolgorde.<br />

U kunt de "actuele bewerkingsvolgorde" wijzigen of door het laden<br />

van een andere bewerkingsvolgorde overschrijven.<br />

Wanneer u een "compleet programma" laadt en een nieuw<br />

werkschema genereert, wordt de actuele bewerkingsvolgorde<br />

als uitgangspunt genomen.<br />

Bewerkingsvolgordes bewerken en beheren<br />

TURN PLUS werkt met de huidige geladen bewerkingsvolgorde. Door<br />

te wijzigen past u de bewerkingsvolgordes van uw<br />

onderdelenprogramma aan.<br />

Beheer van de bewerkingsvolgorde-bestanden<br />

Bewerkingsvolgorde laden:<br />

U "AAG > Bewerkingsvolgorde > Laden" kiezen. TURN PLUS opent de<br />

keuzelijst met de bewerkingsvolgorde-bestanden.<br />

U Selecteer het gewenste bestand.<br />

Bewerkingsvolgorde opslaan:<br />

U "AAG > Bewerkingsvolgorde > Opslaan" kiezen. TURN PLUS opent<br />

de keuzelijst met de bewerkingsvolgorde-bestanden.<br />

U Voer de nieuwe bestandsnaam in, of overschrijf een bestaand<br />

bestand.<br />

Bewerkingsvolgorde wissen:<br />

U "AAG > Bewerkingsvolgorde > Wissen" kiezen. TURN PLUS opent<br />

de keuzelijst met de bewerkingsvolgorde-bestanden.<br />

U Selecteer het te wissen bestand.<br />

542<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

TURN PLUS houdt bij de boor- en freesbewerking geen<br />

rekening met de status van de draaibankbewerking. Let op<br />

de bewerkingsvolgorde "draaibankbewerking vóór boor-<br />

en freesbewerking".


Bewerkingsvolgorde bewerken<br />

"AAG > Bewerkingsvolgorde > Wijzigen" kiezen. TURN PLUS activeert<br />

de "bewerkingsvolgorde-editor".<br />

Positie kiezen<br />

Cursor positioneren<br />

Bewerking opnieuw invoeren (de nieuwe bewerking wordt vóór de<br />

cursorpositie aangemaakt)<br />

TURN PLUS activeert de dialoog<br />

"Bewerkingsvolgorde invoeren".<br />

Selecteer "Hoofdbewerking", "Subbewerking" en "Plaats" met de<br />

cursortoetsen en bevestig de instelling met de ENTER-toets.<br />

Met "OK" wordt de nieuwe bewerking overgenomen.<br />

Bewerking wijzigen<br />

TURN PLUS activeert de dialoog<br />

"Bewerkingsvolgorde invoeren".<br />

Selecteer "Hoofdbewerking", "Subbewerking" of "Plaats" met de<br />

cursortoetsen en bevestig de instelling met de ENTER-toets.<br />

Met "OK" wordt de nieuwe bewerking overgenomen.<br />

Bewerking wissen<br />

Op de softkey drukken. TURN PLUS verwijdert de<br />

bewerking.<br />

Met "OK" wordt de gewijzigde bewerkingsvolgorde opgeslagen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 543<br />

6.15 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)


6.15 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)<br />

Overzicht van de bewerkingsvolgordes<br />

Bewerkingsvolgorde "Centrisch voorboren"<br />

Bewerkingsvolgorde "Voorbewerken zonder uitdraaien"<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Voorbewerken (zonder uitdraaien) Contouranalyse: onderverdeling van de contour in gedeeltes voor<br />

bewerking buitenkant langs/buitenkant dwars en binnenkant langs/<br />

binnenkant dwars op basis van de dwars-/lengteverhouding.<br />

Volgorde: bewerking buitenkant vóór binnenkant<br />

Bewerkingsparameters: 4 – voorbewerken<br />

– – Dwarsbewerking, langsbewerking buiten en binnen<br />

langs – Langsbewerking – buiten en binnen<br />

langs buiten Langsbewerking – buiten<br />

langs binnen Langsbewerking – binnen<br />

dwars – Dwarsbewerking<br />

parallel aan de<br />

contour<br />

– Bewerking parallel aan de contour – buiten en binnen<br />

parallel aan de<br />

contour<br />

buiten Bewerking parallel aan de contour – buiten<br />

parallel aan de<br />

contour<br />

binnen Bewerking parallel aan de contour – binnen<br />

544<br />

De speciale bewerking is niet van belang voor AAG.<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Centrisch voorboren Contouranalyse: bepaling van de boorstappen<br />

Bewerkingsparameters: 3 – centrisch voorboren<br />

– – Voorboren 1e stap<br />

Voorboren 2e stap<br />

Afboren<br />

Voorboren – Voorboren 1e stap<br />

Voorboren 2e stap<br />

Afboren – Afboren


Bewerkingsvolgorde "Voorbewerken met uitdraaien"<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

(Voorbewerken) Uitdraaien Contouranalyse: aan de hand van de "induikhoek EKW" instekende<br />

contourgedeeltes (niet-gedefinieerde insteken) bepalen. De<br />

bewerking vindt plaats met een of twee gereedschappen.<br />

Volgorde: bewerking buitenkant vóór binnenkant<br />

Bewerkingsparameters: 1 – Globale parameters bewerkt<br />

werkstuk<br />

– – Langsbewerking, dwarsbewerking buiten en binnen<br />

langs buiten Langsbewerking – buiten<br />

langs binnen Langsbewerking – binnen<br />

dwars buiten Dwarsbewerking – buiten voor- en achterkant<br />

dwars binnen Dwarsbewerking – binnen<br />

dwars buiten/<br />

voorkant<br />

Dwarsbewerking – buiten voorkant<br />

dwars buiten/<br />

achterkant<br />

Dwarsbewerking – buiten achterkant<br />

neutraal GS – Langsbewerking, dwarsbewerking buiten en binnen<br />

neutraal GS buiten Langsbewerking – buiten<br />

neutraal GS binnen Langsbewerking – binnen<br />

neutraal GS buiten/<br />

voorkant<br />

Dwarsbewerking – buiten voor- en achterkant<br />

neutraal GS binnen/<br />

voorkant<br />

Dwarsbewerking – binnen<br />

Als in de bewerkingsvolgorde uitdraaien vóór<br />

steekdraaien/contoursteken is vermeld, worden<br />

instekende contourgedeeltes door middel van uitdraaien<br />

bewerkt. – Uitzondering: er is geen geschikt gereedschap<br />

aanwezig.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 545<br />

6.15 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)


6.15 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)<br />

Bewerkingsvolgorde "Contourbewerking (nabewerken)"<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Contourbewerking (nabewerken) Contouranalyse: onderverdeling van de contour in gedeeltes<br />

voor bewerking buitenkant/binnenkant.<br />

Volgorde: bewerking buitenkant vóór binnenkant<br />

Bewerkingsparameters: 5 – Nabewerken<br />

parallel aan de<br />

contour<br />

– Bewerking buiten- en binnenkant<br />

parallel aan de<br />

contour<br />

buiten Bewerking buitenkant<br />

parallel aan de<br />

contour<br />

binnen Bewerking binnenkant<br />

neutraal GS – Bewerking buiten- en binnenkant<br />

neutraal GS buiten Bewerking buitenkant<br />

neutraal GS binnen Bewerking binnenkant<br />

neutraal GS buiten/<br />

voorkant<br />

Bewerking voor- en achterkant buiten<br />

neutraal GS binnen/<br />

voorkant<br />

Bewerking voorkant – binnen<br />

546<br />

Niet-gedefinieerde insteken worden alleen bewerkt<br />

wanneer ze eerst zijn voorbewerkt.<br />

Subbewerking "parallel aan de contour"<br />

(standaardgereedschap): nabewerken volgens het<br />

principe "Uitdraaien".<br />

Subbewerking "neutraal gereedschap": nabewerken<br />

met een gereedschap.<br />

Passingbewerking: AAG houdt bij de nabewerking van<br />

contourelementen rekening met het<br />

bewerkingsattribuut "Meten".


Bewerkingsvolgorde "Steekdraaien"<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Steekdraaien Contouranalyse:<br />

zonder voorafgaande voorbewerking: de complete contour,<br />

inclusief instekende contourgedeeltes (niet-gedefinieerde<br />

insteken) wordt bewerkt.<br />

Voorafgaande voorbewerking: instekende contourgedeeltes<br />

(niet-gedefinieerde insteken) worden aan de hand van de<br />

"induikhoek EKW" bepaald en bewerkt.<br />

Volgorde: bewerking buitenkant vóór binnenkant<br />

Bewerkingsparameters: 1 Globale parameters bewerkt<br />

werkstuk<br />

– – Radiale/axiale bewerking – buiten en binnen<br />

parallel aan de<br />

contour<br />

buiten Radiale bewerking – buiten<br />

parallel aan de<br />

contour<br />

binnen Radiale bewerking – binnen<br />

parallel aan de buiten/ Axiale bewerking – buiten<br />

contour<br />

voorkant<br />

parallel aan de binnen/ Axiale bewerking – binnen<br />

contour<br />

voorkant<br />

Als in de bewerkingsvolgorde steekdraaien vóór<br />

uitdraaien is vermeld, worden instekende<br />

contourgedeeltes door middel van steekdraaien<br />

bewerkt. – Uitzondering: er is geen geschikt<br />

gereedschap aanwezig.<br />

Steekdraaien – contoursteken wordt alternatief<br />

toegepast.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 547<br />

6.15 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)


6.15 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)<br />

Bewerkingsvolgorde "Contoursteken"<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Contoursteken Contouranalyse: instekende contourgedeeltes (insteken)<br />

worden aan de hand van de "induikhoek EKW" bepaald en<br />

bewerkt.<br />

Volgorde: bewerking buitenkant vóór binnenkant<br />

Bewerkingsparameters: 1 Globale parameters bewerkt<br />

werkstuk<br />

– – Radiale/axiale bewerking – buiten en binnen<br />

Asbewerking: de axiale bewerking buiten vindt "voor en achter"<br />

plaats<br />

parallel aan de contour buiten Radiale bewerking – buiten<br />

Asbewerking: vindt "voor en achter" plaats<br />

parallel aan de contour binnen Radiale bewerking – binnen<br />

parallel aan de contour buiten/voorkant Axiale bewerking – buiten<br />

parallel aan de contour binnen/voorkant Axiale bewerking – binnen<br />

Bewerkingsvolgorde "Insteken"<br />

548<br />

Als in de bewerkingsvolgorde contoursteken vóór<br />

uitdraaien is vermeld, worden instekende<br />

contourgedeeltes door middel van contoursteken<br />

bewerkt. – Uitzondering: er is geen geschikt<br />

gereedschap aanwezig.<br />

Steekdraaien – contoursteken wordt alternatief<br />

toegepast.<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Insteken Contouranalyse: vormelementen "Insteken" bepalen:<br />

Vorm S (borgring – insteek vorm S)<br />

Vorm D (afdichtingsring – insteek vorm D)<br />

Vorm A (insteek algemeen)<br />

Vorm FD (vrijdraaiing F) – FD wordt alleen met "insteken"<br />

bewerkt bij "induikhoek EKW


Bewerkingsvolgorde "Draaduitlopen"<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Draaduitlopen Contouranalyse/bewerking: vormelementen "Draaduitlopen"<br />

bepalen:<br />

Vorm H – bewerking met enkelvoudige verplaatsingen;<br />

kopieergereedschap (type 22x)<br />

Vorm K – bewerking met enkelvoudige verplaatsingen;<br />

kopieergereedschap (type 22x)<br />

Vorm U – bewerking met enkelvoudige verplaatsingen;<br />

insteekgereedschap (type 15x)<br />

Vorm G – bewerking met cyclus G860<br />

Volgorde: bewerking buitenkant vóór binnenkant; radiale<br />

bewerking vóór axiale bewerking<br />

– – Alle insteektypes; buiten en binnen.<br />

Vorm H, K, U, G (*) buiten Bewerking – buiten<br />

Vorm H, K, U, G (*) binnen Bewerking – binnen<br />

*: type draaduitloop vastleggen.<br />

TURN PLUS bewerkt draaduitlopen vorm G bij het voor-/<br />

nabewerken. Een draaduitloop vorm G wordt alleen bij de<br />

bewerking "Draaduitlopen" gestoken, wanneer er geen<br />

geschikt voor-/nabewerkingsgereedschap beschikbaar<br />

was.<br />

Bewerkingsvolgorde "Draadsnijden"<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Schroefdraad snijden Contouranalyse: vormelementen "Schroefdraad" bepalen.<br />

Volgorde: bewerking buitenkant vóór binnenkant, vervolgens<br />

volgorde van de geometrische definitie.<br />

– – Cilindrische (langs), conische en dwarsdraad buiten en binnen<br />

bewerken.<br />

cilindrisch (langs),<br />

conisch, dwars (*)<br />

buiten Buitendraad bewerken<br />

cilindrisch (langs),<br />

conisch, dwars (*)<br />

binnen Binnendraad bewerken<br />

*: draadtype vastleggen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 549<br />

6.15 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)


6.15 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)<br />

Bewerkingsvolgorde "Boren"<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Boren Contouranalyse: vormelementen "Boringen" bepalen.<br />

Volgorde – boortechnologie/combinatieboringen:<br />

Centreren / centreren met verzinken<br />

Boren<br />

Verzinken / boren met verzinken<br />

Ruimen / boren en ruimen<br />

Draadtappen / boor-/schroefdraadcombinaties<br />

Volgorde – bewerkingsplaats:<br />

centrisch<br />

Voorkant (bewerkt ook voorkant Y)<br />

Mantelvlak (bewerkt ook mantelvlak Y)<br />

– dan de volgorde van de geometrische definitie<br />

– – Bewerking van alle boringen op alle bewerkingsplaatsen<br />

Centreren, boren, – Bewerking volgens de gekozen boortechnologie op alle<br />

verzinken, ruimen,<br />

schroefdraad<br />

tappen (*)<br />

bewerkingsplaatsen<br />

550<br />

Combinatieboringen:<br />

Centreren, boren,<br />

verzinken, ruimen,<br />

schroefdraad<br />

tappen (*)<br />

*: boortechnologie vastleggen.<br />

leg de combinatieboringen als bewerkingsattribuut vast<br />

(zie "Bewerkingsattribuut "Boorcombinaties"" op<br />

bladzijde 479).<br />

Selecteer de "bijbehorende boortechnologie" als<br />

subbewerking (zie boven).<br />

Plaats Bewerking van de boring op de gekozen bewerkingsplaats


Bewerkingsvolgorde "Frezen"<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Frezen Contouranalyse: "te frezen contouren" bepalen.<br />

Volgorde – freestechnologie:<br />

lineaire en ronde sleuven<br />

"open" contouren<br />

gesloten contouren (kamers), vlak met één of meer zijden<br />

Volgorde – bewerkingsplaats:<br />

Voorkant (bewerkt ook voorkant Y)<br />

Mantelvlak (bewerkt ook mantelvlak Y)<br />

– dan de volgorde van de geometrische definitie<br />

– – Bewerking volgens alle freestechnologieën op alle<br />

bewerkingsplaatsen<br />

Vlak, contour, – Bewerking volgens de gekozen freestechnologie op alle<br />

sleuf, kamer (*)<br />

bewerkingsplaatsen<br />

Vlak, contour, Plaats Bewerking volgens de gekozen freestechnologie op de gekozen<br />

sleuf, kamer (*)<br />

bewerkingsplaats<br />

*: contourvorm vastleggen.<br />

Bewerkingsvolgorde "Afbramen"<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Afbramen Contouranalyse: te frezen contouren met attribuut "Afbramen"<br />

bepalen.<br />

Volgorde – bewerkingsplaats:<br />

Voorkant (bewerkt ook voorkant Y)<br />

Mantelvlak (bewerkt ook mantelvlak Y)<br />

– dan de volgorde van de geometrische definitie<br />

– – Bewerking van alle te frezen contouren met het attribuut<br />

"Afbramen" op alle bewerkingsplaatsen<br />

Contour, sleuf, Plaats Bewerking van alle te frezen contouren met het attribuut<br />

kamer (*)<br />

"Afbramen" op de gekozen bewerkingsplaats<br />

*: contourvorm vastleggen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 551<br />

6.15 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)


6.15 Automatisch genereren van werkschema's (AAG)<br />

Bewerkingsvolgorde "Graveren"<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Graveren Contouranalyse: te frezen contouren met attribuut "Graveren"<br />

bepalen.<br />

Volgorde – bewerkingsplaats:<br />

Voorkant (bewerkt ook voorkant Y)<br />

Mantelvlak (bewerkt ook mantelvlak Y)<br />

– dan de volgorde van de geometrische definitie<br />

– – Bewerking van alle te frezen contouren met het attribuut<br />

"Graveren" op alle bewerkingsplaatsen<br />

Contour, sleuf (*) Plaats Bewerking van alle te frezen contouren met het attribuut<br />

"Graveren" op de gekozen bewerkingsplaats<br />

*: contourvorm vastleggen.<br />

Bewerkingsvolgorde "Nafrezen"<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Nafrezen Contouranalyse: "te frezen contouren" bepalen.<br />

Volgorde – freestechnologie:<br />

lineaire en ronde sleuven<br />

"open" contouren<br />

gesloten contouren (kamers), vlak met één of meer zijden<br />

Volgorde – bewerkingsplaats:<br />

Voorkant (bewerkt ook voorkant Y)<br />

Mantelvlak (bewerkt ook mantelvlak Y)<br />

– dan de volgorde van de geometrische definitie<br />

– – Bewerking van alle te frezen contouren op alle<br />

bewerkingsplaatsen<br />

Contour, sleuf, kamer (*) Plaats Bewerking van alle te frezen contouren op de gekozen<br />

bewerkingsplaats<br />

Contour, sleuf, kamer (*) Plaats Bewerking van alle te frezen contouren op de gekozen<br />

bewerkingsplaats<br />

*: freestechnologie vastleggen.<br />

Bewerkingsvolgorde "Afsteken, omspannen"<br />

Hoofdbewerking Subbewerking Plaats Uitvoering<br />

Afsteken – – Het werkstuk wordt afgestoken.<br />

Complete bewerking – Het werkstuk wordt afgestoken en door de tegenspil<br />

overgenomen.<br />

Omspannen Complete bewerking – Draaibank met tegenspil: het werkstuk wordt door de<br />

tegenspil overgenomen.<br />

Draaibank met één spil: het werkstuk wordt handmatig<br />

omgespannen.<br />

552


6.16 Controlegrafiek<br />

Bij het invoeren van de contour tekent TURN PLUS de<br />

contourelementen die kunnen worden "getoond".<br />

IAG en AAG tonen de contour van het bewerkte werkstuk permanent<br />

en geven de verspaningsprocessen grafisch weer. De contour van het<br />

onbewerkte werkstuk wordt bij het verspanen gecorrigeerd.<br />

Detail van afbeelding aanpassen (loep)<br />

Met de "loep" selecteert u een detail van de afbeelding en vergroot dat.<br />

Loep instellen met toetsenbord:<br />

U "Loep" activeren. Het nieuwe detail van de afbeelding<br />

wordt gemarkeerd met een "rode rechthoek".<br />

Bij meer simulatievensters:<br />

U vensters instellen<br />

U Detail van afbeelding instellen:<br />

Vergroten: "PgDn"<br />

Verkleinen: "PgUp"<br />

Verplaatsen: Cursortoetsen<br />

U Loep verlaten. Het nieuwe detail van de afbeelding<br />

wordt weergegeven.<br />

Loep instellen met touchpad:<br />

U cursor op een hoek van het detail van de afbeelding<br />

plaatsen.<br />

U Terwijl u de linkermuisknop ingedrukt houdt, de cursor<br />

naar de tegenoverliggende hoek van het detail van de<br />

afbeelding slepen.<br />

U Rechtermuisknop: terug naar de standaardgrootte<br />

U Loep verlaten. Het nieuwe detail van de afbeelding<br />

wordt weergegeven.<br />

Standaardinstellingen worden met de softkey uitgevoerd (zie tabel).<br />

In de instelling "Via coördinaten" legt u de vergroting van het<br />

simulatievenster en de positie van het werkstuknulpunt vast.<br />

Stel na een sterke vergroting "Werkstuk maximaal" of<br />

"Werkbereik" in, om dan een nieuw detail van de<br />

afbeelding te kiezen.<br />

Softkeys voor standaardinstellingen<br />

Laatste instelling "Werkstuk<br />

maximaal" of "Werkbereik"<br />

Maakt de laatste vergroting<br />

ongedaan<br />

Werkstuk op maximale grootte<br />

weergeven<br />

Werkbereik inclusief<br />

gereedschapswisselpositie<br />

weergeven<br />

Simulatievenster instellen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 553<br />

6.16 Controlegrafiek


6.16 Controlegrafiek<br />

Controlegrafiek regelen<br />

De weergave van de gereedschapsbanen en de simulatiemodus<br />

kan in de configuratie (zie "Controlegrafiek configureren" op<br />

bladzijde 556) of met de softkey worden ingesteld.<br />

Venstergrootte<br />

Bij meer vensters op het beeldscherm:<br />

U Toets "." indrukken. De controlegrafiek schakelt om tussen "Venster<br />

met maximale grootte" en "Weergave van meer vensters".<br />

Verloop van de controlegrafiek<br />

U Softkey actief: TURN PLUS stopt na iedere<br />

verplaatsing<br />

554<br />

U Volgende verplaatsing uitvoeren<br />

Weergave van de verplaatsingen<br />

U Snijspoor: geeft het vlak dat door het "snijdende<br />

gedeelte" van het gereedschap wordt gepasseerd,<br />

gearceerd weer.<br />

U Lijnweergave: aanzetbanen worden met een<br />

ononderbroken lijn weergegeven (referentie:<br />

theoretische gereedschapspunt).<br />

U Veeggrafiek: "verspaant" het vlak (veegt het weg) dat<br />

door het "snijdende gedeelte" van het gereedschap<br />

wordt gepasseerd.


6.17 TURN PLUS configureren<br />

Met de functies van "Configuratie" wijzigt en beheert u de uitlezings-<br />

en invoervarianten.<br />

Algemene instellingen<br />

Keuze:<br />

U "Configuratie > Wijzigen" kiezen<br />

U "Instellingen" kiezen. TURN PLUS opent de dialoogbox "Instellingen".<br />

Dialoogbox "Instellingen"<br />

Zoomen:<br />

dynamisch: past de contourweergave aan de venstergrootte aan.<br />

statisch: past de contourweergave bij het laden van de contour<br />

aan de venstergrootte aan en houdt deze instelling vast.<br />

Vlakidentificatie (aanduiding van de coördinaatassen):<br />

weergeven<br />

niet weergeven<br />

Puntraster op de achtergrond:<br />

Weergeven<br />

Niet weergeven<br />

Invoer van X-waarden (voor basis- en vormelementen van de te<br />

draaien contour)<br />

Diameter: ingevoerde waarden gelden als diameterwaarden.<br />

Radius: ingevoerde waarden gelden als radiuswaarden.<br />

Met bedieningsscherm (voor uitleg van de invoerparameters):<br />

Ja: bedieningsschermen weergeven.<br />

Nee: bedieningsschermen niet weergeven.<br />

Startpunt automatisch:<br />

Ja: TURN PLUS springt bij het oproepen van de invoer van de<br />

contour van het bewerkte werkstuk naar de invoer van het<br />

startpunt van de contour. U hebt niet de beschikking over de<br />

softkey "DXF-import".<br />

Nee: na het oproepen van de invoer van de contour van het<br />

bewerkte werkstuk kunt u kiezen een contour van het bewerkte<br />

werkstuk of een DXF-contour in te lezen, of de contour handmatig<br />

in te voeren.<br />

Invoer van X-waarden: bij standaardvormen voor de<br />

beschrijving van het onbewerkte werkstuk gelden Xwaarden<br />

altijd als diameterwaarden. X-/XE-coördinaten bij<br />

contouren voor de C-/Y-asbewerking gelden altijd als<br />

radiuswaarden.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 555<br />

6.17 TURN PLUS configureren


6.17 TURN PLUS configureren<br />

Vensters (aanzichten) configureren<br />

Leg de "aanzichten" vast die TURN PLUS naast het hoofdaanzicht<br />

(XZ-vlak) moet weergeven.<br />

Keuze:<br />

U "Configuratie > Wijzigen" kiezen<br />

U "Aanzichten" kiezen. TURN PLUS opent de dialoogbox<br />

"Vensterconfiguratie".<br />

Dialoogbox "Vensterconfiguratie"<br />

Aanzichten: weergave van de geselecteerde aanzichten<br />

Keuze: markeer de aanzichten die moeten worden weergegeven<br />

Hoofdaanzicht spiegelen ?<br />

Ja: contour compleet weergeven<br />

Nee: contour boven de hartlijn weergeven<br />

Controlegrafiek configureren<br />

Met deze configuratie beïnvloedt u het verloop en de baanweergave<br />

van de "controlegrafiek".<br />

Keuze:<br />

U "Configuratie > Wijzigen" kiezen<br />

U "Controlegrafiek > IAG" (of ".. > AAG") kiezen. TURN PLUS opent de<br />

dialoogbox "Controlegrafiek IAG/AAG".<br />

Dialoogbox "Controlegrafiek IAG/AAG"<br />

Basisregel:<br />

Aan: de controlegrafiek stopt na iedere verplaatsing. Met de<br />

softkey "Verder" start u de volgende verplaatsing.<br />

Uit: de controlegrafiek simuleert de bewerking zonder stop.<br />

Soort grafische weergave:<br />

Gereedschapsbaan: de controlegrafiek toont aanzetbanen met<br />

een ononderbroken lijn (referentie: theoretische<br />

gereedschapspunt).<br />

Snijspoor: de controlegrafiek geeft het vlak dat door het<br />

"snijdende gedeelte" van het gereedschap wordt gepasseerd,<br />

gearceerd weer. U ziet het verspaande gedeelte, waarbij rekening<br />

wordt gehouden met de precieze snijkantgeometrie<br />

(snijkantradius, snijkantbreedte, snijkantpositie, etc.). De<br />

gereedschapsgegevens vormen de basis voor deze weergave.<br />

Veeggrafiek: het onbewerkte werkstuk wordt als "gevuld vlak"<br />

getoond en bij de bewerking "verspaand".<br />

556


Coördinatensysteem instellen<br />

Bij de configuratie van het "coördinatensysteem" legt u de<br />

venstergrootte van de controlegrafiek en de positie van het<br />

werkstuknulpunt vast.<br />

Keuze:<br />

U "Configuratie > Wijzigen" kiezen<br />

U "Coördinaten > Hoofdaanzicht" (".. > Kopvlak", ".. > Achterkant" of "..<br />

> Mantelvlak") kiezen. TURN PLUS opent de dialoogbox<br />

"Coördinatensysteem".<br />

Dialoogbox "Coördinatensysteem"<br />

Voor het hoofdaanzicht (zie afbeelding):<br />

Delta X: venstergrootte van de controlegrafiek<br />

Delta Z: venstergrootte van de controlegrafiek<br />

XN: positie werkstuknulpunt (afstand tot onderste rand)<br />

ZN: positie werkstuknulpunt (afstand tot linkerrand)<br />

Voor het kopvlak (zie afbeelding):<br />

Delta YK: venstergrootte van de controlegrafiek<br />

Delta XK: venstergrootte van de controlegrafiek<br />

YKN: positie werkstuknulpunt (afstand tot onderste rand)<br />

XKN: positie werkstuknulpunt (afstand tot linkerrand)<br />

Voor de achterkant:<br />

Delta YK: venstergrootte van de controlegrafiek<br />

Delta XK: venstergrootte van de controlegrafiek<br />

YKN: positie werkstuknulpunt (afstand tot onderste rand)<br />

XKN: positie werkstuknulpunt (afstand tot rechterrand)<br />

Voor het mantelvlak (zie afbeelding):<br />

Delta CY: venstergrootte van de controlegrafiek<br />

Delta Z: venstergrootte van de controlegrafiek<br />

CYN: positie werkstuknulpunt (afstand tot onderste rand)<br />

ZN: positie werkstuknulpunt (afstand tot linkerrand)<br />

TURN PLUS<br />

past de grootte aan de hoogte-breedteverhouding van<br />

het beeldscherm aan.<br />

vergroot de venstergrootte zodanig dat het werkstuk<br />

volledig wordt weergegeven.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 557<br />

6.17 TURN PLUS configureren


6.18 Bewerkingsinstructies<br />

6.18 Bewerkingsinstructies<br />

Gereedschapskeuze, revolverbezetting<br />

De gereedschapskeuze wordt bepaald door:<br />

de bewerkingsrichting<br />

de te bewerken contour<br />

de bewerkingsvolgorde<br />

Als het "ideale gereedschap" niet beschikbaar is, zoekt TURN PLUS<br />

eerst een "vervangend gereedschap",<br />

vervolgens een "noodgereedschap".<br />

De bewerkingsstrategie wordt eventueel aangepast aan het<br />

vervangend of noodgereedschap. Indien er diverse geschikte<br />

gereedschappen zijn, maakt TURN PLUS gebruik van het "optimale"<br />

gereedschap.<br />

TURN PLUS gebruikt combinatiegereedschappen voor de<br />

boorbewerking wanneer er combinatieboringen zijn vastgelegd.<br />

TURN PLUS ondersteunt multigereedschappen wanneer deze in de<br />

revolverlijst zijn ingevoerd en bij de selectiemethode "uit revolverlijst"<br />

of "gecombineerd" zijn ingevoerd (bewerkingsparameter 2 – WD=1<br />

resp. WD=2).<br />

Automatische revolverbezetting: Uitgangspunt voor de keuze van<br />

de opnameplaats zijn de parameters "Opnametype, geprefereerde<br />

opname" (MP 511, ...). In deze parameters wordt vastgelegd of<br />

aangedreven gereedschap wordt ondersteund resp. of er in eerste<br />

instantie buiten-, binnen- of boor-/freesgereedschap kan worden<br />

geplaatst.<br />

Het opnametype (MP 511, ...) maakt onderscheid tussen<br />

verschillende gereedschapsopnames (zie "Informatie over<br />

gereedschapsgegevens" op bladzijde 628).<br />

558<br />

U legt de strategie voor de gereedschapskeuze vast in<br />

"bewerkingsparameter 2".<br />

TURN PLUS ondersteunt geen magazijnplaatsystemen.


Contoursteken, steekdraaien<br />

De snijkantradius moet kleiner zijn dan de kleinste binnenradius van<br />

de te steken contour, maar >= 0,2 mm. TURN PLUS bepaalt de<br />

breedte van de steekbeitel aan de hand van de te steken contour:<br />

De te steken contour bevat asparallelle bodemelementen met<br />

radiussen aan beide zijden: SB


6.18 Bewerkingsinstructies<br />

Als er in de technologie-database koelmiddel is aangegeven, schakelt<br />

AAG de toegewezen koelcircuits voor dit werkblok in. Wanneer het<br />

koelcircuit met "hoge druk" werkt, genereert AAG de bijbehorende<br />

M-functie.<br />

IAG regelt de koelcircuits op dezelfde manier als AAG. Als alternatief<br />

kunt u bij "Snijgegevens" de koelcircuits en druktrap voor het actuele<br />

werkblok instellen.<br />

Bij een "vaste revolverbezetting" wijst u aan elk gereedschap<br />

koelcircuits en de instelling "hoge druk/normale druk" toe. AAG<br />

schakelt de betreffende koelcircuits in zodra het gereedschap wordt<br />

geplaatst.<br />

Uitdraaien<br />

Als het "uitdraaien" in de bewerkingsvolgorde vóór het "steekdraaien<br />

en contoursteken" is geplaatst, worden neergaande contourgedeeltes<br />

(niet-gedefinieerde insteken) met voorbewerkingsgereedschap<br />

verspaand. In het andere geval bewerkt AAG deze contourgedeeltes<br />

met steekbeitels. TURN PLUS maakt een onderscheid tussen<br />

insteken en vrijdraaiingen aan de hand van de "induikhoek EKW"<br />

(bewerkingsparameter 1).<br />

Als het uitdraaiingsgedeelte niet met één gereedschap kan worden<br />

verspaand, bewerkt TURN PLUS met het eerste gereedschap voor en<br />

wordt het restmateriaal met een gereedschap in tegengestelde<br />

bewerkingsrichting verspaand.<br />

Contourbewerking (nabewerken): AAG bewerkt uitgedraaide<br />

insteekgedeeltes na volgens dezelfde strategie als bij het<br />

voorbewerken.<br />

Afhankelijk van de contour en het beschikbare gereedschap doen zich<br />

de volgende situaties voor:<br />

Compleet uitdraaien met één gereedschap. Als er meer<br />

gereedschappen beschikbaar zijn, heeft het gereedschap met de<br />

"standaardbewerkingsrichting" voorrang.<br />

Als het uitdraaigedeelte als eindelement een verticaal element<br />

bevat, verloopt de eerste uitdraaibewerking tegen het verticale<br />

element (zie afbeelding).<br />

Als de vrijloophoek voor beide gereedschappen verschillend is,<br />

wordt eerst met het gereedschap met de grootste vrijloophoek<br />

gewerkt.<br />

Als de vrijloophoek voor beide gereedschappen gelijk is, wordt eerst<br />

vanaf de zijde met de kleinste "induikhoek" gewerkt.<br />

560<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Bij het uitdraaien in het binnengedeelte wordt de<br />

insteekdiepte van het gereedschap niet gecontroleerd.<br />

Kies geschikt gereedschap.


Binnencontouren<br />

TURN PLUS bewerkt doorgaande binnencontouren tot de overgang<br />

van het "laagste punt" naar een grotere diameter. Tot welke positie er<br />

wordt geboord, voorbewerkt en nabewerkt, wordt beïnvloed door:<br />

de snijkantbegrenzing binnen<br />

de overstekende lengte binnen ULI (bewerkingsparameter 4)<br />

Voorwaarde is dat de effectieve gereedschapslengte voor de<br />

bewerking toereikend is. Zo niet, dan bepaalt deze parameter de<br />

binnenbewerking. Het principe wordt in de volgende voorbeelden<br />

verklaard.<br />

Grenzen bij de binnenbewerking<br />

Voorboren: SBI begrenst het boren.<br />

Voorbewerken: SBI of SU begrenzen het voorbewerken.<br />

SU = voorbewerkings-basislengte (sbl) + overstekende lengte<br />

binnen (ULI)<br />

Om tijdens de bewerking "ringen" te voorkomen, laat TURN PLUS<br />

een gedeelte van 5° vóór de grenslijn van de voorbewerking<br />

staan.<br />

Nabewerken: sbl begrenst het nabewerken.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 561<br />

6.18 Bewerkingsinstructies


6.18 Bewerkingsinstructies<br />

Begrenzing voor de nabewerking vóór de snijkantbegrenzing<br />

Voorbeeld 1: De voorbewerkings-grenslijn (SU) ligt vóór de<br />

snijkantbegrenzing binnen (SBI).<br />

Afkortingen<br />

SBI: snijkantbegrenzing binnen<br />

SU: voorbewerkingsgrenslijn (SU = sbl + ULI)<br />

sbl: voorbewerkings-basislengte ("laagste, achterste punt" van de<br />

binnencontour)<br />

ULI: overstekende lengte binnen (bewerkingsparameter 4)<br />

nbl: effectieve gereedschapslengte (gereedschapsparameter)<br />

562


Begrenzing voor de nabewerking achter de snijkantbegrenzing<br />

Voorbeeld 2: De voorbewerkings-grenslijn (SU) ligt achter de<br />

snijkantbegrenzing binnen (SBI).<br />

Afkortingen<br />

SBI: snijkantbegrenzing binnen<br />

SU: voorbewerkingsgrenslijn (SU = sbl + ULI)<br />

sbl: voorbewerkings-basislengte ("laagste, achterste punt" van de<br />

binnencontour)<br />

ULI: overstekende lengte binnen (bewerkingsparameter 4)<br />

nbl: effectieve gereedschapslengte (gereedschapsparameter)<br />

Boren<br />

Bij het boren maakt TURN PLUS het volgende onderscheid:<br />

Boring zonder opgave van passing: AAG selecteert gereedschap<br />

waarmee op eindmaat kan worden bewerkt. Eerst wordt naar<br />

spiraalboren gezocht, vervolgens naar snijplaatboren.<br />

Boring met opgave van passing: TURN PLUS bewerkt de boring<br />

in twee stappen:<br />

Boring met een kleinere diameter dan de nominale diameter van<br />

de boring.<br />

"Ruimen" op eindmaat<br />

TURN PLUS verwerkt alleen de informatie "met/zonder<br />

passing". Het type passing (H6, H7, ..) heeft geen invloed.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 563<br />

6.18 Bewerkingsinstructies


6.18 Bewerkingsinstructies<br />

Asbewerking<br />

Bij asonderdelen ondersteunt TURN PLUS niet alleen de<br />

standaardbewerking, maar ook de bewerking aan de achterkant van<br />

de buitencontour. Hiermee kunnen assen in één opspanning worden<br />

bewerkt.<br />

TURN PLUS ondersteunt niet het terugtrekken van de losse kop en<br />

controleert niet de spantoestand.<br />

Criterium voor een "as": het werkstuk is aan de zijde van de spil en<br />

losse kop opgespannen.<br />

Scheidingspunt (TR)<br />

Met het scheidingspunt (TR) wordt het werkstuk opgedeeld in<br />

voorkant en achterkant. Wanneer het scheidingspunt niet wordt<br />

opgegeven, positioneert TURN PLUS dit punt bij de overgang van de<br />

grootste naar een kleinere diameter. Scheidingspunten moeten op<br />

buitenhoeken worden gepositioneerd.<br />

Gereedschap voor de bewerking van<br />

voorkant: hoofdbewerkingsrichting "– Z"; resp. in eerste instantie<br />

"linker" steek- of draadsnijgereedschap, etc.<br />

achterkant: hoofdbewerkingsrichting "+ Z"; resp. in eerste instantie<br />

"rechter" steek- of draadsnijgereedschap, etc.<br />

Scheidingspunt instellen/wijzigen: zie "Bewerkingsattribuut<br />

"Scheidingspunt"" op bladzijde 484<br />

564<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

TURN PLUS controleert niet de botsingssituatie bij de<br />

dwarsbewerking of bij bewerkingen aan de voor- en<br />

achterkant.


Veiligheidszones voor de boor- en freesbewerking<br />

TURN PLUS bewerkt te boren en te frezen contouren op de<br />

eindvlakken (voor- en achterkant) onder volgende voorwaarden:<br />

de (horizontale) afstand tot het eindvlak moet > 5 mm bedragen, of<br />

de afstand tussen spanmiddel en te boren/te frezen contour moet ><br />

SAR bedragen<br />

(SAR: zie bewerkingsparameter 2).<br />

Als de as aan spilzijde in klauwen is ingespannen, houdt TURN PLUS<br />

rekening met de snijkantbegrenzing (SB).<br />

Bewerkingsinstructies<br />

Klauwplaatspanning aan spilzijde: Het onbewerkte werkstuk in<br />

het spanbereik moet voorbewerkt zijn. Op basis van de<br />

snijkantbegrenzing zouden anders geen zinvolle<br />

bewerkingsstrategieën kunnen worden gegenereerd.<br />

Stafbewerking: TURN PLUS regelt niet de staflader en beweegt<br />

niet de losse kop en bril. De bewerking tussen spantang en<br />

centerpunt met zetten van het werkstuk wordt niet ondersteund.<br />

Dwarsbewerking<br />

Let erop dat de bij "Bewerkingsvolgorde" ingevoerde gegevens<br />

voor het complete werkstuk gelden, ook voor de dwarsbewerking<br />

van de aseinden.<br />

De AAG bewerkt niet het binnengedeelte aan de achterkant. Als<br />

de as aan spilzijde met klauwen is ingespannen, wordt de<br />

achterkant niet bewerkt.<br />

Langsbewerking: eerst wordt de voorkant en vervolgens de<br />

achterkant bewerkt.<br />

Voorkomen van botsingen: wanneer bewerkingen niet zonder<br />

botsingen worden uitgevoerd, kunt u:<br />

het terugtrekken van de losse kop, het plaatsen van de bril, etc.<br />

achteraf in het DIN PLUS-programma aanvullen.<br />

door het achteraf invoegen van snijkantbegrenzingen in het DIN<br />

PLUS-programma botsingen voorkomen.<br />

de automatische bewerking in AAG door toewijzing van het<br />

attribuut "niet bewerken" of door opgave van de<br />

"bewerkingsplaats" in de bewerkingsvolgorde verhinderen.<br />

het onbewerkte werkstuk met overmaat = 0 vastleggen. Dan<br />

vervalt de bewerking aan de voorkant (voorbeeld: afgekorte en<br />

gecentreerde assen).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 565<br />

6.18 Bewerkingsinstructies


6.18 Bewerkingsinstructies<br />

Machines met meer sledes<br />

Bij machines met meer sledes kan met de hieronder opgegeven<br />

punten de gereedschapskeuze en het genereren van programma's<br />

worden beïnvloed:<br />

Programmakop: voer in het veld "1e opspanning: spil .. met slede<br />

.." de sledes in die voor de bewerking worden gebruikt. De<br />

sledenummers worden na elkaar zonder scheidingsteken ingevoerd<br />

(zie afbeelding). Hetzelfde geldt voor de tweede opspanning:<br />

Gereedschapskeuze IAG: IAG houdt rekening met de sledes resp.<br />

revolvers die in de programmakop zijn opgegeven. Kies de revolver<br />

waarop u het gereedschap wilt plaatsen.<br />

Gereedschapskeuze AAG: AAG houdt rekening met de sledes<br />

resp. revolvers die in de programmakop zijn opgegeven. In de<br />

bewerkingsparameter "Volgorde gereedschapskeuze" (parameter<br />

22) legt u de volgorde vast waarin de gereedschapshouders van de<br />

sledes van gereedschap worden voorzien.<br />

566


Complete bewerking<br />

U beschrijft de contour van het onbewerkte en bewerkte werkstuk en<br />

TURN PLUS genereert vervolgens het werkschema voor het<br />

complete werkstuk.<br />

Voorwaarden voor de complete bewerking:<br />

In de programmakop zijn de spil en slede voor de 2e opspanning<br />

vastgelegd (invoervelden "2e opspanning..").<br />

In de bewerkingsvolgorde is de hoofdbewerking "Omspannen" of<br />

"Afsteken" na de bewerking aan de voorkant ingevoerd.<br />

Afhankelijk van de invoer hoofd- en subbewerking in de<br />

"bewerkingsvolgorde" activeert TURN PLUS een van de volgende<br />

expertprogramma's (bewerkingsparameter 21):<br />

Invoer "Omspannen – complete bewerking": TURN PLUS activeert<br />

het in UP-UMKOMPL ingevoerde expertprogramma. De tegenspil<br />

neemt het werkstuk over.<br />

Invoer "Afsteken – complete bewerking": TURN PLUS activeert het<br />

in UP-UMKOMPLA ingevoerde expertprogramma. Het werkstuk<br />

wordt afgestoken en door de tegenspil overgenomen<br />

(stafbewerking).<br />

De bewerking aan de achterkant kan worden beïnvloed in de<br />

bewerkingsvolgorde: zie "Bewerkingsvolgorde – Basisprincipes" op<br />

bladzijde 541<br />

Het gegenereerde NC-programma omvat de bewerking aan de voor-<br />

en achterkant (inclusief de boor-, frees- en binnenbewerking), het<br />

oproepen van het expertprogramma en de spaninformatie voor beide<br />

opspanningen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 567<br />

6.18 Bewerkingsinstructies


6.18 Bewerkingsinstructies<br />

Informatie over bewerking aan de achterkant<br />

Houd bij contouren van de achterkant (C-/Y-asbewerking) rekening<br />

met de oriëntatie van de XK-as resp. de X-as en de oriëntatie van de<br />

C-as.<br />

Benamingen (zie afbeeldingen):<br />

Voorkant ("V"): de zijde die naar het werkbereik is gekeerd<br />

Achterkant ("R"): de zijde die van het werkbereik is afgekeerd<br />

Deze benamingen gelden ook als het werkstuk in de tegenspil is<br />

ingespannen, of als bij draaibanken met één spil het werkstuk voor<br />

bewerking aan de achterkant is omgespannen.<br />

568


6.19 Voorbeeld<br />

Op basis van de productietekening worden de bewerkingsstappen<br />

voor het maken van de contour van het onbewerkte/bewerkte<br />

werkstuk, het instellen en het automatisch genereren van het<br />

werkschema vermeld.<br />

Onbewerkt werkstuk: Ø60 X 80; materiaal: Ck 45<br />

Programma maken<br />

U "Programma > Nieuw" kiezen. TURN PLUS opent de dialoogbox<br />

"Nieuw programma".<br />

U Invoer:<br />

Programmanaam<br />

Materiaal: uit de naamlijst kiezen<br />

U Op de knop "Programmakop" klikken. TURN PLUS opent de<br />

dialoogbox "Programmakop".<br />

U Invoer:<br />

"Spil – slede voor 1e opspanning"<br />

Zo nodig andere velden invullen<br />

U Terug naar de dialoogbox "Nieuw programma"<br />

U TURN PLUS stelt het nieuwe programma in<br />

Niet-gedimensioneerde afkantingen: 1x45°<br />

Niet-gedimensioneerde radiussen: 1mm<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 569<br />

6.19 Voorbeeld


6.19 Voorbeeld<br />

Onbewerkt werkstuk definiëren<br />

U "Werkstuk > Onbew. werkstuk > Staf" kiezen. TURN PLUS opent de<br />

dialoogbox "Staf".<br />

U Invoer:<br />

Diameter = 60 mm<br />

Lengte = 80 mm<br />

Overmaat = 2 mm<br />

U TURN PLUS geeft het onbewerkte werkstuk weer.<br />

570<br />

U ESC-toets indrukken: terug naar het hoofdmenu<br />

Basiscontour vastleggen<br />

U "Werkstuk > Bew. werkstuk (> Contour)" kiezen.<br />

U Dialoogbox "Punt (startpunt van de contour)":<br />

X = 0; Z = 0 invoeren<br />

U X = 16 invoeren<br />

U Z = –25 invoeren<br />

U X = 35 invoeren<br />

U Z = –43 invoeren<br />

U X = 58; W = 70 invoeren<br />

U Z = –76 invoeren<br />

U ESC-toets indrukken: één menustap terug.<br />

U ESC-toets indrukken. TURN PLUS vraagt: "Contour<br />

sluiten?"<br />

U Op "Ja" klikken. De basiscontour is gemaakt.


Vormelementen vastleggen<br />

Afkanting "hoek draadtap":<br />

U "Vorm > Afkanting" kiezen<br />

U "Hoek draadtap" selecteren<br />

U Dialoogbox "Afkanting": afkantingsbreedte = 3 mm<br />

Afrondingen:<br />

U "Vorm > Afronding" kiezen<br />

U "Hoeken voor afronding" selecteren<br />

U Dialoogbox "Afronding": afrondingsradius = 2 mm<br />

Draaduitloop:<br />

U "Vorm > Draaduitloop > Draaduitloop vorm G" kiezen<br />

U "Hoek voor draaduitloop" selecteren<br />

U Dialoogbox "Draaduitloop vorm G":<br />

draaduitlooplengte = 5 mm<br />

draaduitloopdiepte = 1,3 mm<br />

inloophoek = 30 °<br />

Insteek:<br />

U "Vorm > Insteek > Insteek vorm D" kiezen<br />

U "Basiselement voor insteek" kiezen<br />

U Dialoogbox "Insteek vorm D":<br />

referentiepunt (Z) = –30 mm<br />

insteekbreedte (Ki) = –8 mm<br />

insteekdiameter = 25 mm<br />

hoeken (B): afkantingen; 1 mm<br />

Schroefdraad:<br />

U "Vorm > Schroefdraad" kiezen<br />

U "Basiselement voor schroefdraad" kiezen<br />

U Dialoogbox "Schroefdraad": "Isometrische schroefdraad" kiezen<br />

U ESC-toets indrukken: terug naar het hoofdmenu<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 571<br />

6.19 Voorbeeld


6.19 Voorbeeld<br />

Instellen, werkstuk opspannen<br />

U "Instellen > Opspannen > Inspannen" kiezen<br />

U "Spilzijde > Klauwplaat met drie klauwen" kiezen<br />

U Dialoogbox "Klauwplaat met drie klauwen":<br />

"ID-nummer klauwplaat" selecteren<br />

"Klauwtype" invoeren<br />

"Spanvorm" invoeren<br />

"ID-nummer klauw" selecteren<br />

"Inspanlengte, spandruk" controleren/invoeren<br />

Spanbereik vastleggen: een contourelement dat door de<br />

spanklauw wordt aangeraakt, selecteren.<br />

U TURN PLUS toont de spanmiddelen en de snijkantbegrenzing.<br />

U ESC-toets indrukken: terug naar het hoofdmenu<br />

Werkschema maken en opslaan<br />

Werkschema maken<br />

U "AAG > Automatisch" kiezen<br />

U TURN PLUS simuleert het verspanen<br />

U "Werkschema overnemen" kiezen<br />

Programma opslaan<br />

U "Programma > Opslaan > Compleet" kiezen<br />

U Bestandsnaam controleren/aanpassen<br />

U TURN PLUS slaat het volgende op:<br />

het werkschema, de contour van het onbewerkte en bewerkte<br />

werkstuk (in een bestand).<br />

het NC-programma (DIN PLUS-formaat).<br />

572<br />

AAG genereert de werkblokken aan de hand van de<br />

bewerkingsvolgorde en de instellingen van de<br />

bewerkingsparameters.


Parameters<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 573


7.1 De werkstand Parameters<br />

7.1 De werkstand Parameters<br />

De parameters van de <strong>CNC</strong> PILOT zijn in groepen onderverdeeld:<br />

Machineparameters: Om de besturing aan te passen aan de<br />

draaibank (parameters van de apparatuur, modules, toewijzing van<br />

de assen, sledes, spillen, etc.).<br />

Regelparameters: Om de besturing te configureren (machineuitlezing,<br />

interfaces, toegepast maatsysteem, etc.).<br />

Instelparameters: Speciale instellingen voor de productie van een<br />

bepaald werkstuk (werkstuknulpunt, gereedschapswisselpositie,<br />

correctiewaarden, etc.).<br />

PLC-parameters: parameters uit deze groep worden door de<br />

machinefabrikant vastgelegd (zie machinehandboek).<br />

Bewerkingsparameters: strategieparameters voor de<br />

bewerkingscycli en voor TURN PLUS.<br />

In deze werkstand worden bovendien de volgende bedrijfsmiddel- en<br />

technologieparameters beheerd:<br />

Gereedschapsparameters<br />

Spanmiddelparameters<br />

Technologieparameters (snijwaarden)<br />

In dit handboek worden de parameters beschreven die de machineoperator<br />

kan wijzigen (gebruikerscategorie "Systeembeheerder"). De<br />

overige parameters worden in het Technisch handboek uitgelegd.<br />

Uitwisseling en beveiliging van gegevens: De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

ondersteunt de uitwisseling van gegevens van de parameters<br />

alsmede de bijbehorende naamlijsten. Bij de gegevensbeveiliging<br />

wordt met alle parameters rekening gehouden.<br />

De uitwisseling en beveiliging van gegevens vinden plaats in de<br />

werkstand Transfer (zie "Parameters/bedrijfsmiddelen verzenden" op<br />

bladzijde 681).<br />

574


7.2 Parameters bewerken<br />

Actuele parameters<br />

In deze menugroep staan vaak gebruikte parameters die kunnen<br />

worden geselecteerd zonder dat u het parameternummer kent.<br />

Parameters bewerken<br />

U Eventueel aanmelden als "systeembeheerder"<br />

(werkstand Service)<br />

Parameterlijsten<br />

U Met "Act. para > .." parameters via het menu<br />

selecteren. De <strong>CNC</strong> PILOT stelt de parameters voor<br />

het bewerken beschikbaar.<br />

U Wijzigingen aanbrengen en dialoog afsluiten.<br />

De volgende parametergroepen zijn in de subitems van<br />

"Parameterlijsten" beschikbaar. U kunt deze parameters "zonder<br />

aanmelding" selecteren.<br />

PLC-parameters<br />

Instelparameters<br />

Bewerkingsparameters<br />

Instel-/bewerkingsparameters bewerken<br />

U "Param.lijst > Bewerkingsparameters" (".. ><br />

Instelparameters" of ".. > PLC-parameters") kiezen.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT opent de desbetreffende<br />

parameterlijst.<br />

U Parameters selecteren<br />

U "Enter"-toets indrukken. De <strong>CNC</strong> PILOT stelt de<br />

parameters voor het bewerken beschikbaar.<br />

U Wijzigingen aanbrengen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 575<br />

7.2 Parameters bewerken


7.2 Parameters bewerken<br />

Configuratieparameters bewerken<br />

Alle parametergroepen zijn beschikbaar in de submenu's van "Config".<br />

De bediening is zoals hieronder beschreven.<br />

Configuratieparameters bewerken<br />

Aanmelden als "Systeembeheerder" (werkstand Service)<br />

Parameternummer is niet bekend:<br />

"Config > Machinelijst" (of ".. > Besturingslijst") kiezen<br />

Parameters selecteren<br />

"Enter"-toets indrukken. De <strong>CNC</strong> PILOT stelt de parameters voor het<br />

bewerken beschikbaar.<br />

Wijzigingen aanbrengen<br />

Parameternummer is bekend:<br />

"Config > Machine-Direct" (of ".. > Besturing-Direct") kiezen<br />

Parameternummer invoeren en oproepen. De <strong>CNC</strong> PILOT stelt de<br />

parameters voor het bewerken beschikbaar.<br />

576<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT controleert of de operator het recht<br />

heeft de parameter te veranderen. Meldt u zich als<br />

"Systeembeheerder" aan als u beveiligde parameters<br />

wilt bewerken. Anders kunt u de parameters alleen<br />

lezen.<br />

Parameters die de productie van een werkstuk<br />

beïnvloeden, kunnen niet tijdens automatisch bedrijf<br />

worden gewijzigd.


7.3 Machineparameters (MP)<br />

Nummergroepen van de machineparameters:<br />

1..200: algemene machineconfiguratie<br />

201..500: sledes 1..6 (50 posities per slede)<br />

501..800: gereedschapshouder 1..6 (50 posities per<br />

gereedschapshouder)<br />

801..1000: spillen 1..4 (50 posities per spil)<br />

1001..1100: C-as 1..2 (50 posities per C-as)<br />

1101..2000: as 1..16 (50 posities per as)<br />

2001..2100: diverse apparaten van de machine (deze parameters<br />

worden op dit moment niet gebruikt)<br />

Algemene machineparameters<br />

Algemene machineparameters<br />

6 Gereedschap meten<br />

Met de parameter wordt vastgelegd hoe de gereedschapslengtes tijdens instelbedrijf worden bepaald.<br />

Wijze van gereedschap meten:<br />

0: Aanraken<br />

1: Meettaster<br />

2: Optische meetapparatuur<br />

Aanzet meten: aanzetsnelheid voor het benaderen van de meettaster<br />

Vrijzetbaan: minimale verplaatsing om de meettaster na het uitwijken (tegen de meetrichting in) terug te trekken.<br />

7 Machinematen<br />

NC-programma’s kunnen als onderdeel van de variabelenprogrammering gebruikmaken van machinematen. Het<br />

gebruik van de machinematen is uitsluitend afhankelijk van het NC-programma.<br />

Maat n X, Y, Z, U, V, W, A, B, C (n: 1..9)<br />

17 Uitlezing instelling<br />

Met de "uitleeswijze" wordt de inhoud van de digitale uitlezingen (uitlezingen van actuele waarden) binnen de machineuitlezing<br />

vastgelegd.<br />

Uitleeswijze actuele waarden<br />

0: werkelijke waarde<br />

1: volgfout<br />

2: restweg<br />

3: gereedschapspunt – het machinenulpunt is het referentiepunt<br />

4: sledepositie<br />

5: afstand referentienok – nulimpuls<br />

6: ingestelde positiewaarde<br />

7: verschil gereedschapspunt – sledepositie<br />

8: ingestelde IPO-positie<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 577<br />

7.3 Machineparameters (MP)


7.3 Machineparameters (MP)<br />

Algemene machineparameters<br />

18 Besturingsconfiguratie<br />

PLC zorgt voor werkstuktelling<br />

0: <strong>CNC</strong> zorgt voor werkstuktelling<br />

1: PLC zorgt voor werkstuktelling<br />

M0/M1 voor alle NC-kanalen<br />

0: M0/M1 genereert op het geprogrammeerde kanaal een STOP<br />

1: M0/M1 genereert op alle kanalen een STOP<br />

interpreterstop bij gereedschapswissel<br />

0: geen interpreterstop<br />

1: interpreterstop. de vooruitblikkende regelinterpretatie wordt gestopt en weer ingeschakeld nadat de T-functie<br />

is uitgevoerd.<br />

Machineparameters voor sledes<br />

Parameters voor sledes<br />

204, 254, .. Aanzetten<br />

IJlgang- en aanzetsnelheden wanneer u de slede met de jogtoetsen verplaatst.<br />

IJlgang baansnelheid handbediening<br />

Aanzet baansnelheid handbediening<br />

205, 255, .. Veiligheidszonebewaking<br />

De veiligheidszonematen worden asspecifiek vastgelegd (MP 1116, ...). In deze parameter kunt u aangeven of<br />

de veiligheidszonematen moeten worden bewaakt.<br />

Bewaking<br />

0: veiligheidszonebewaking uit<br />

1: veiligheidszonebewaking aan<br />

Van de andere parameters wordt momenteel geen gebruikgemaakt.<br />

208, 258, .. Schroefdraad snijden<br />

De parameterwaarden worden gebruikt wanneer de in-/uitschakelbaan in het NC-programma niet<br />

geprogrammeerd is.<br />

Inschakelbaan: versnellingsbaan aan het begin van de draadsnijgang voor synchronisatie van aanzetas en<br />

spil.<br />

Uitschakelbaan: vertragingsbaan aan het einde van de draadsnijgang.<br />

209, 259, .. Uitschakeling van slede<br />

578<br />

Slede<br />

0: slede "uitschakelen"<br />

1: slede niet "uitschakelen"


Parameters voor sledes<br />

211, 261, .. positie meettaster of optische meetapparatuur<br />

Bij de positie van de meettaster worden de uitwendige coördinaten van de taster aangegeven (referentie:<br />

machinenulpunt). Bij de optische meetapparatuur wordt de positie van het draadkruis aangegeven (+X/+Z).<br />

Positie meettaster/optische meetapparatuur +X<br />

Positie meettaster –X<br />

Positie meettaster/optische meetapparatuur +Z<br />

Positie meettaster –Z<br />

511..542,<br />

561..592, ..<br />

Beschrijving gereedschapsopnames<br />

Met deze parameters worden de posities beschreven van de gereedschapsopnames gerelateerd aan het<br />

referentiepunt van de gereedschapshouder.<br />

Afstand gereedschapshouder-referentiepunt X/Z/Y: afstand referentiepunt gereedschapshouder –<br />

referentiepunt gereedschapsopname.<br />

Correctie X/Z/Y: correctiewaarde voor de afstand referentiepunt gereedschapshouder – referentiepunt<br />

gereedschapsopname.<br />

Machineparameters voor spillen<br />

Parameters voor spillen<br />

804, 854, .. Veiligheidszonebewaking spil wordt momenteel niet gebruikt<br />

805, 855, .. Algemene parameters spil<br />

Nulpuntverschuiving (M19): legt de verschuiving tussen het referentiepunt van de spil en het referentiepunt<br />

van het meetsysteem vast. Deze waarde wordt na de nulimpuls van het meetsysteem overgenomen.<br />

Aantal omwentelingen vrijmaken: aantal spilomwentelingen na het stoppen van de spil in automatisch<br />

bedrijf. (Bij lage spiltoerentallen zijn extra spilomwentelingen noodzakelijk om het gereedschap te ontlasten.)<br />

806, 856, .. Tolerantiewaarden spil<br />

Tolerantiewaarde toerental [%]: de regeldoorschakeling van regel G0 naar regel G1 vindt plaats bij de status<br />

"toerental bereikt". Deze status wordt bereikt zodra het toerental binnen de tolerantiegrens valt. De<br />

tolerantiewaarde is gerelateerd aan de nominale waarde.<br />

Positievenster [°]: de regeldoorschakeling bij een puntstopzetting (M19) vindt plaats bij de status "positie<br />

bereikt". Deze status wordt bereikt zodra de positietolerantie tussen de nominale en actuele waarde binnen<br />

de tolerantiegrens ligt. De tolerantiewaarde is gerelateerd aan de nominale waarde.<br />

Toerentaltolerantie synchroon draaien [omw/min]: criterium voor de status "synchroon draaien bereikt".<br />

Positietolerantie synchroon draaien [°]: criterium voor de status "synchroon draaien bereikt".<br />

Opmerkingen bij parameters voor synchroon draaien:<br />

De instellingen van de slave-spil zijn maatgevend voor de parameters van het synchroon draaien.<br />

De status "synchroon draaien" is bereikt wanneer het verschil van de actuele toerentalwaarden en het verschil<br />

van de actuele positiewaarden van de gesynchroniseerde spillen binnen het tolerantievenster liggen. Bij de<br />

status "synchroon draaien bereikt" wordt het draaimoment van de geleide spil begrensd.<br />

De waarden mogen niet onder de bereikbare toleranties liggen. De tolerantie moet groter zijn dan de som van<br />

de maximale synchronisatieschommelingen van de leidende en geleide spil (ca. 5..10 (ca. 5..10 omw/min).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 579<br />

7.3 Machineparameters (MP)


7.3 Machineparameters (MP)<br />

Parameters voor spillen<br />

807, 857, .. Hoekverspringing meten (G906) spil<br />

Verwerking: G906 hoekverspringing bij spilsynchronisatie vastleggen<br />

Maximaal toelaatbare positieverandering: tolerantievenster voor wijziging van de verspringing na het aan<br />

beide zijden oppakken van een werkstuk tijdens synchroon draaien. Indien de wijziging van de verspringing<br />

deze maximale waarde overschrijdt, volgt er een foutmelding. Er moet rekening worden gehouden met een<br />

normale schommeling van ca. 0,5°.<br />

Wachttijd verspringing meten: meetduur<br />

808, 858, .. Afsteekcontrole (G991) spil<br />

Verwerking: G991 Afsteekcontrole door spilbewaking<br />

Na het afsteken verandert de faseverhouding van de beide synchroon draaiende spillen zonder dat de nominale<br />

waarde (toerental/rotatiehoek) wordt gewijzigd. Als het toerentalverschil binnen de bewakingstijd wordt<br />

overschreden, is het resultaat "afgestoken".<br />

Toerentalverschil<br />

Bewakingstijd<br />

809, 859, .. Belastingsbewaking spil<br />

Verwerking: Belastingsbewaking<br />

Starttijd bewaking [0..1000 ms]: de bewaking is niet actief, wanneer de nominale versnelling van de spil de<br />

grenswaarde overschrijdt (grenswaarde = 15% van versnellings-/remflank). Als de nominale versnelling lager<br />

is dan de grenswaarde, wordt de bewaking na het verstrijken van de "starttijd bewaking" ingeschakeld.<br />

De parameter wordt alleen bij "IJlgangbanen uitschakelen" verwerkt.<br />

Aantal te middelen tastwaarden [1..50]: bij de bewaking wordt de gemiddelde waarde bepaald uit het<br />

"aantal te middelen waarden". Daarmee wordt de gevoeligheid voor kortstondige belastingspieken verlaagd.<br />

Reactievertragingstijd P1, P2 [0..1000 ms]: Na overschrijding van de tijdsduur "P1 resp. P2" (draaimomentgrenswaarde<br />

1 resp. 2) wordt een overschrijding van de grenswaarde gemeld.<br />

Max. draaimoment: wordt momenteel niet gebruikt.<br />

Machineparameters voor C-assen<br />

Parameters voor C-assen<br />

1007, 1057, .. Omkeerfoutcompensatie C-as<br />

Bij omkeerfoutcompensatie wordt bij iedere verandering van richting met de "waarde van de<br />

omkeerfoutcompensatie" rekening gehouden.<br />

Wijze van omkeerfoutcompensatie<br />

0: geen omkeerfoutcompensatie<br />

1: bij een verandering van richting wordt de "waarde van de omkeerfoutcompensatie" bijgeteld.<br />

Waarde van de omkeerfoutcompensatie<br />

580


Parameters voor C-assen<br />

1010, 1060, .. Belastingsbewaking C-as<br />

Verwerking: Belastingsbewaking<br />

Starttijd bewaking [0..1000 ms]: de bewaking is niet actief, wanneer de nominale versnelling van de spil<br />

de grenswaarde overschrijdt (grenswaarde = 15% van versnellings-/remflank). Als de nominale<br />

versnelling lager is dan de grenswaarde, wordt de bewaking na het verstrijken van de "starttijd bewaking"<br />

ingeschakeld.<br />

De parameter wordt alleen bij "IJlgangbanen uitschakelen" verwerkt.<br />

Aantal te middelen tastwaarden [1..50]: bij de bewaking wordt de gemiddelde waarde bepaald uit het<br />

"aantal te middelen waarden". Daarmee wordt de gevoeligheid voor kortstondige belastingspieken<br />

verlaagd.<br />

Max. draaimoment: wordt momenteel niet gebruikt.<br />

Reactievertragingstijd P1, P2 [0..1000 ms]: De overschrijding van de grenswaarde wordt gemeld,<br />

wanneer de overschrijding tijdsduur "P1 resp. P2" voor draaimoment-grenswaarde 1 resp. 2 heeft<br />

overschreden.<br />

1016, 1066, .. Eindschakelaar en ijlgangsnelheid C-as<br />

IJlgangsnelheid C-as: maximale snelheid bij de spilpositionering.<br />

1019, 1069, .. Algemene gegevens C-as<br />

Deze parameter wordt verwerkt wanneer "voorpositionering" is ingeschakeld ("Uitbreidingscode 1" –<br />

MP 18). Bij digitale aandrijvingen is voorpositionering meestal niet noodzakelijk.<br />

Spilvoorpositionering bij M14: hoek waaronder de spil wordt gepositioneerd, voordat de C-as naar<br />

binnen zwenkt.<br />

1020, 1070, .. Hoekcompensatie C-as: parameters worden door de machinefabrikant ingevoerd.<br />

1021..1026, Compensatiewaarden C-as: parameters worden door de machinefabrikant ingevoerd.<br />

1071..1076, ..<br />

Machineparameters voor lineaire assen<br />

Parameters voor lineaire assen<br />

1107, 1157, .. Omkeerfoutcompensatie lineaire as<br />

Bij omkeerfoutcompensatie wordt bij iedere verandering van richting met de "waarde van de<br />

omkeerfoutcompensatie" rekening gehouden.<br />

Wijze van omkeerfoutcompensatie<br />

0: geen omkeerfoutcompensatie<br />

1: bij een verandering van richting wordt de "waarde van de omkeerfoutcompensatie" bijgeteld.<br />

Waarde van de omkeerfoutcompensatie<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 581<br />

7.3 Machineparameters (MP)


7.3 Machineparameters (MP)<br />

Parameters voor lineaire assen<br />

1110, 1160, .. Belastingsbewaking lineaire as<br />

Verwerking: belastingsbewaking<br />

Starttijd bewaking [0..1000 ms]: de bewaking is niet actief, wanneer de nominale versnelling van de spil<br />

de grenswaarde overschrijdt (grenswaarde = 15% van versnellings-/remflank). Als de nominale<br />

versnelling lager is dan de grenswaarde, wordt de bewaking na het verstrijken van de "starttijd bewaking"<br />

ingeschakeld.<br />

Wordt bij "IJlgangbanen uitschakelen" verwerkt.<br />

Aantal te middelen tastwaarden [1..50]: bij de bewaking wordt de gemiddelde waarde bepaald uit het<br />

"aantal te middelen waarden". Daarmee wordt de gevoeligheid voor kortstondige belastingspieken<br />

verlaagd.<br />

Max. draaimoment: wordt momenteel niet gebruikt.<br />

Reactievertragingstijd P1, P2 [0..1000 ms]: De overschrijding van de grenswaarde wordt gemeld,<br />

wanneer de overschrijding tijdsduur "P1 resp. P2" voor draaimoment-grenswaarde 1 resp. 2 heeft<br />

overschreden.<br />

1112, 1162, .. Verplaatsen naar een vaste aanslag (G916) lineaire as<br />

Verwerking: G916 verplaatsen naar vaste aanslag<br />

Geldt voor de lineaire as waarvoor G916 wordt geprogrammeerd.<br />

Volgfoutgrens: de slede wordt gestopt zodra de "sleepafstand" (afwijking actuele positie v.d. nominale<br />

positie) de volgfoutgrens heeft bereikt.<br />

Omkeerbaan: na het bereiken van de "vaste aanslag" wordt de slede via de omkeerbaan<br />

teruggepositioneerd (om de spanning te verminderen).<br />

1114, 1164, .. Nulpunt-offset bij converteren lineaire as<br />

NC-nulpunt-offset: lengte waarmee het machinenulpunt bij de conversie (G30) wordt verschoven.<br />

1115, 1165, .. Afsteekcontrole (G917) lineaire as<br />

Geldt voor de lineaire as waarvoor G917 wordt geprogrammeerd.<br />

Verwerking: G917 afsteekcontrole door volgfoutbewaking<br />

Volgfoutgrens: de slede wordt gestopt zodra de afwijking van de actuele positie van de nominale positie<br />

de volgfoutgrens heeft bereikt. De <strong>CNC</strong> PILOT meldt dan "volgfout geconstateerd".<br />

Aanzet bij het verplaatsen van de lineaire as "met volgfoutbewaking".<br />

1116, 1166, .. Eindschakelaar, veiligheidszone, aanzetten lineaire as<br />

Maat veiligheidszone negatief<br />

Maat veiligheidszone positief: maten voor de "veiligheidszonebewaking" (referentie: machinenulpunt)<br />

IJlgangsnelheid tijdens automatisch bedrijf<br />

Referentiemaat: afstand referentiepunt – machinenulpunt<br />

1120, 1170, .. Instelcompensatie lineaire as: parameters worden door de machinefabrikant ingevoerd.<br />

582


7.4 Regelparameters<br />

Algemene regelparameters<br />

Algemene regelparameters<br />

1 Instellingen<br />

Uitdraai onderdrukken: met het PRINTA-commando in het NC-programma drukt u via een printer gegevens<br />

af (zie ook regelparameter 40).<br />

0: afdrukken onderdrukken<br />

1: afdrukken<br />

Metrisch / inch: instelling van het maatsysteem.<br />

0: metrisch<br />

1: Inch<br />

Uitleesformaat van de digitale uitlezingen (uitlezing van actuele waarden).<br />

0: formaat 4.3 (4 posities voor de komma, 3 posities na de komma)<br />

1: formaat 3.4 (3 posities voor de komma, 4 posities na de komma)<br />

Aanwijzingen:<br />

Bij DIN PLUS-programma's is de in de programmakop ingevoerde maateenheid bepalend – onafhankelijk van<br />

het hier ingestelde maatsysteem.<br />

Start de <strong>CNC</strong> PILOT opnieuw, wanneer van maatsysteem wordt veranderd.<br />

8 Belastingsbewaking instellingen<br />

Berekening van de grenswaarden: grenswaarde = referentiewaarde * factor grenswaarde<br />

Verwerking: Belastingsbewaking<br />

Factor draaimoment-grenswaarde 1<br />

Factor draaimoment-grenswaarde 2<br />

Factor bewerkings-grenswaarde<br />

Minimaal draaimoment [% van nominaal draaimoment]: referentiewaarden onder deze waarde worden tot<br />

het "minimale draaimoment" verhoogd. Daarmee worden grenswaardeoverschrijdingen door geringe<br />

draaimomentvariaties voorkomen.<br />

Maximale bestandsgrootte [kB]: als de gegevens van de geregistreerde meetwaarden de "maximale<br />

bestandsgrootte" overschrijden, worden de "oudste meetwaarden" overschreven.<br />

Richtwaarde: een apparaat heeft per minuut programmarun-tijd ca. 12 kByte nodig.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 583<br />

7.4 Regelparameters


7.4 Regelparameters<br />

Algemene regelparameters<br />

10 Meten na bewerking<br />

Verwerking: Meten na bewerking<br />

Meten inschakelen<br />

0: meten na bewerking uit<br />

1: meten na bewerking aan. De <strong>CNC</strong> PILOT is gereed voor ontvangst van gegevens.<br />

Meetprocedure<br />

1: Meten na bewerking<br />

Meetwaardekoppeling<br />

0: nieuwe meetwaarden overschrijven oude meetwaarden<br />

1: nieuwe meetwaarden worden pas na verwerking van de oude meetwaarden ontvangen<br />

Aanwijzing: de selectie van de seriële interface en de instelling van de interface-parameters vinden plaats in<br />

regelparameters 40, ...<br />

11 FTP – parameters<br />

Verwerking: gegevensoverdracht via FTP (File Transfer Protocol)<br />

Gebruikersnaam: naam van uw eigen station<br />

Wachtwoord<br />

Adres/naam van FTP-server: adres/naam van de communicatiepartner<br />

FTP gebruiken<br />

0: Nee<br />

1: Ja<br />

Aanwijzing: u kunt de parameters ook met de transfer-functies instellen.<br />

40 Toewijzing aan de interfaces<br />

De interface-parameters worden in parameters 41 t/m 47 opgeslagen. In parameter 40 wijst de<br />

machinefabrikant een interface-beschrijving aan een apparaat toe.<br />

De werkstand Transfer maakt gebruik van de parameters van de interface die onder "externe in-/uitvoer" is<br />

vastgelegd.<br />

Betekenis van de invoer:<br />

1..7: interface 1..7 – voorbeeld: "2 = interface 2" (regelparameter 42)<br />

Externe in-/uitvoer<br />

DATAPILOT 90<br />

Printer<br />

Meten na bewerking<br />

2e toetsenbord (of kaartenlezer)<br />

Aanwijzing: de parameters worden door de machineleverancier ingesteld.<br />

584


Algemene regelparameters<br />

41..47 Interfaces<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT slaat in deze parameters de "instellingen" van de seriële interfaces en de printerinterface op.<br />

Aanwijzing: de parameters worden in de werkstand Transfer ingesteld.<br />

48 Transferdirectory<br />

NETWERK-directory: pad van de directory die tijdens de communicatie met NETWERK beschikbaar wordt<br />

gesteld en getoond.<br />

Aanwijzing: de parameters worden in de werkstand Transfer ingesteld.<br />

Regelparameters voor de simulatie<br />

Parameters voor de simulatie<br />

20 Tijdbepaling voor simulatie algemeen.<br />

Deze tijden worden als bijkomende tijden voor de functie "Tijdbepaling" gebruikt.<br />

Verwerking: tijdbepaling (werkstand Simulatie)<br />

Gereedschapswisseltijd [sec]<br />

Schakeltijd tandwielkast [sec]<br />

Tijdtoeslag M-functies [sec]: deze tijd geldt voor alle M-functies. U kunt speciale M-functies in<br />

regelparameter 21 van nog een tijdtoeslag voorzien.<br />

21 Tijdbepaling voor simulatie: M-functie<br />

Geef afzonderlijke tijdtoeslagen voor maximaal 10 M-functies op.<br />

Verwerking: tijdbepaling van de werkstand Simulatie<br />

1..10. M-functie: nummer van de M-functie<br />

Tijdtoeslag [sec]: afzonderlijke tijdtoeslag. De tijdbepaling van de werkstand Simulatie telt deze tijd op bij de<br />

tijdtoeslag volgens regelparameter 20.<br />

22 Simulatie: standaardvenstergrootte (X, Z)<br />

De werkstand Simulatie stemt de venstergrootte af op het onbewerkte werkstuk. Als er geen onbewerkt<br />

werkstuk is geprogrammeerd, werkt de <strong>CNC</strong> PILOT met de "standaardvenstergrootte".<br />

Verwerking: werkstand Simulatie<br />

Nulpuntpositie X: afstand van coördinatenoorsprong tot onderste vensterrand.<br />

Nulpuntpositie Z: afstand van coördinatenoorsprong tot linker vensterrand.<br />

Delta X: verticale vergroting van het grafisch venster.<br />

Delta Z: horizontale vergroting van het grafisch venster.<br />

23 Simulatie: standaard onbewerkt werkstuk<br />

Als er geen onbewerkt werkstuk is geprogrammeerd, werkt de <strong>CNC</strong> PILOT met het "standaard onbewerkte<br />

werkstuk".<br />

Verwerking: werkstand Simulatie<br />

Buitendiameter<br />

Lengte van onbewerkt werksruk<br />

Rechterzijde onbewerkt werkstuk (overmaat) referentie: Werkstuknulpunt<br />

Binnendiameter bij holle cilinders; bij massieve werkstukken: „0“.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 585<br />

7.4 Regelparameters


7.4 Regelparameters<br />

Parameters voor de simulatie<br />

24 Simulatie: kleurtabel voor aanzetbanen<br />

De aanzetbaan van gereedschap wordt weergegeven in de kleur die aan de revolverpositie is toegekend.<br />

Verwerking: werkstand Simulatie<br />

Kleur voor revolverpositie n (n: 1..16) – kleurcode:<br />

0: lichtgroen (standaardkleur)<br />

1: donkergrijs<br />

2: lichtgrijs<br />

3: donkerblauw<br />

4: lichtblauw<br />

5: donkergroen<br />

6: lichtgroen<br />

7: donkerrood<br />

8: lichtrood<br />

9: geel<br />

10: wit<br />

27 Simulatie: Instellingen<br />

Verwerking: werkstand Simulatie<br />

Baanvertraging (bewerking): de bewerkingssimulatie en de controlegrafiek (TURN PLUS) wachten telkens<br />

nadat de baan is weergegeven, gedurende de tijd "Baanvertraging". Hiermee wordt de simulatiesnelheid<br />

beïnvloed.<br />

Kleinste eenheid: 10 msec<br />

Regelparameters voor de machine-uitlezing<br />

Parameters voor de machine-uitlezing<br />

301..306, Uitlezing type 1..6 handbediening<br />

313..318, ..<br />

De machine-uitlezing omvat 12 configureerbare velden (zie volgende tabellen).<br />

307..312, Uitlezing type 1..6 automatisch bedrijf<br />

319..324, ..<br />

De machine-uitlezing omvat 12 configureerbare velden (gerangschikt zoals in onderstaande tabel aangegeven).<br />

Afbeelding veld n (n: 1..16): codecijfer van de "afbeelding" (voor codecijfer zie op volgende bladzijden).<br />

Slede/spil: slede, spil of C-as die moet worden weergegeven. De <strong>CNC</strong> PILOT onderscheidt automatisch<br />

tussen slede, spil of C-as.<br />

0: het met de slede-/spilschakeltoets geselecteerde apparaat wordt getoond<br />

>0: slede-, spil- of C-asnummer<br />

Apparaatgroep: moet altijd "0" zijn.<br />

586


Rangschikking van de weergavevelden van de machineuitlezing<br />

Veld 1 Veld 5 Veld 9 Veld 13<br />

Veld 2 Veld 6 Veld 10 Veld 14<br />

Veld 3 Veld 7 Veld 11 Veld 15<br />

Veld 4 Veld 8 Veld 12 Veld 16<br />

Codecijfer voor "afbeeldingen" Codecijfer voor "afbeeldingen"<br />

0 Speciale code geen uitlezing<br />

1 Uitlezing X-actueel 34 Uitlezing b-actueel en<br />

restweg (hulpas)<br />

2 Uitlezing Z-actueel 35 Uitlezing c-actueel en<br />

restweg (hulpas)<br />

3 Uitlezing C-actueel 41 Informatie over aantal<br />

stuks en stuktijd<br />

4 Uitlezing Y-actueel 42 Informatie over stuktijd<br />

5 Uitlezing X-actueel en<br />

restweg<br />

6 Uitlezing Z-actueel en<br />

restweg<br />

8 Uitlezing Y-actueel en<br />

restweg<br />

43 Informatie over stuktijd<br />

45 M01 en<br />

uitschakelniveaus<br />

60 Spil- en<br />

toerentalinformatie<br />

10 Alle hoofdassen 61 Actuele/nominale<br />

toerentalwaarde<br />

11 Alle hulpassen 69 Actuele/nominale aanzet<br />

12 Uitlezing U-actueel<br />

(hulpas)<br />

13 Uitlezing V-actueel<br />

(hulpas)<br />

14 Uitlezing W-actueel<br />

(hulpas)<br />

15 Uitlezing a-actueel<br />

(hulpas)<br />

70 Slede- en<br />

aanzetinformatie<br />

71 Kanaalweergave<br />

81 Vrijgave-overzicht<br />

88 Uitlezing bezetting a-as<br />

(hulpas)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 587<br />

7.4 Regelparameters


7.4 Regelparameters<br />

Codecijfer voor "afbeeldingen" Codecijfer voor "afbeeldingen"<br />

16 Uitlezing b-actueel<br />

(hulpas)<br />

17 Uitlezing c-actueel<br />

(hulpas)<br />

21 Gereedschapsuitlezing<br />

met correcties (DX, DZ)<br />

22 Gereedschapsuitlezing<br />

met<br />

ID-nr.<br />

588<br />

89 Uitlezing bezetting a-as<br />

(hulpas)<br />

90 Uitlezing bezetting a-as<br />

(hulpas)<br />

91 Uitlezing bezetting spil<br />

92 Uitlezing bezetting X-as<br />

23 Additieve correcties 93 Uitlezing bezetting Z-as<br />

25 Gereedschapsuitlezing<br />

met<br />

standtijdinformatie<br />

26 Uitlezing voor multigereedschap<br />

met<br />

correc-ties (DX, DZ)<br />

30 Uitlezing U-actueel en<br />

restweg (hulpas)<br />

31 Uitlezing V-actueel en<br />

restweg (hulpas)<br />

32 Uitlezing W-actueel en<br />

restweg (hulpas)<br />

33 Uitlezing a-actueel en<br />

restweg (hulpas)<br />

94 Uitlezing bezetting C-as<br />

95 Uitlezing bezetting Y-as<br />

96 Uitlezing bezetting U-as<br />

(hulpas)<br />

97 Uitlezing bezetting V-as<br />

(hulpas)<br />

98 Uitlezing bezetting W-as<br />

(hulpas)<br />

99 Leeg veld


7.5 Instelparameters<br />

Advies: maak gebruik van "Actuele parameters > Instellen<br />

(menu) – ... " voor het bewerken van de parameters. Bij de<br />

andere menu-items worden de parameters zonder opgave<br />

van de assen vermeld.<br />

Instelparameters<br />

Werkstuknulpunt<br />

Positie nulpunt "hoofdspil" X, Y, Z – slede 1<br />

Positie nulpunt "hoofdspil" X, Y, Z – slede 2<br />

. . .<br />

Positie nulpunt "tegenspil" X, Y, Z – slede 1<br />

Positie nulpunt "tegenspil" X, Y, Z – slede 2<br />

. . .<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT houdt voor elke slede bij:<br />

Werkstuknulpunt hoofdspil (referentie: machinenulpunt)<br />

Werkstuknulpunt tegenspil (referentie: machinenulpunt tegenspil). "Werkstuknulpunt tegenspil" volgt uit "machinenulpunt<br />

+ nulpunt-offset" (MP 1114, 1164, ..). Dit wordt met "G30 H1 .." geactiveerd.<br />

Aanwijzingen:<br />

Stel het werkstuknulpunt in de werkstand Handbediening in.<br />

Met "PgDn/PgUp" gaat u naar de volgende/vorige slede.<br />

Gereedschapswisselpositie<br />

Gereedschapswisselpositie X, Y, Z – slede 1<br />

Gereedschapswisselpositie X, Y, Z – slede 2<br />

. . .<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT houdt de gereedschapswisselpositie voor elke slede bij (referentie: machinenulpunt).<br />

Aanwijzingen:<br />

Stel de werkstukwisselpositie in de werkstand Handbediening in.<br />

Met "PgDn/PgUp" gaat u naar de volgende/vorige slede.<br />

Nulpuntovermaten G53/G54/G55<br />

Overmaat X, Y, Z – slede 1<br />

Overmaat X, Y, Z – slede 2<br />

. . .<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT houdt voor elke slede nulpuntovermaten bij.<br />

Met "PgDn/PgUp" gaat u naar de volgende/vorige slede.<br />

Nulpuntverschuiving C-as<br />

Nulpuntverschuiving C-as 1<br />

Nulpuntverschuiving C-as 2<br />

Aanwijzing: Nulpuntverschuiving G152 werkt aanvullend op deze parameter.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 589<br />

7.5 Instelparameters


7.5 Instelparameters<br />

Instelparameters<br />

Standtijdbewaking van het gereedschap<br />

Standtijdschakelaar (bewaking standtijd/aantal stuks)<br />

0: Uit<br />

1: Aan<br />

Belastingsbewaking<br />

0: Uit<br />

1: Aan<br />

Additieve correcties<br />

Correctie 901..916 X<br />

Correctie 901..916 Z<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT maakt gebruik van 16 correctiewaarden (resp. X en Z). De correctiewaarden worden in het NC-programma inen<br />

uitgeschakeld (zie G149, G149-Geo).<br />

Wanneer een additieve correctie tijdens automatisch bedrijf wordt gewijzigd, verandert deze parameter.<br />

Uitschakelniveau, uitschakelinterval<br />

Uitschakelniveau [0..9]<br />

Uitschakelniveau [0..99]<br />

0: NC-regels met dit uitschakelniveau worden nooit uitgevoerd.<br />

1: NC-regels met dit uitschakelniveau worden altijd uitgevoerd.<br />

2..99: NC-regels met dit uitschakelniveau worden om de n-de keer uitgevoerd.<br />

U kunt een uitschakelinterval aan een uitschakelniveau toewijzen. NC-regels worden dan met het opgegeven uitschakelniveau<br />

om de n-de keer uitgevoerd.<br />

Activeer/deactiveer de uitschakelniveaus tijdens automatisch bedrijf.<br />

590


7.6 Bewerkingsparameters<br />

Van bewerkingsparameters wordt bij het genereren van<br />

werkschema's (TURN PLUS) en diverse bewerkingscycli<br />

gebruikgemaakt.<br />

1 – Globale parameters bewerkt werkstuk<br />

Globale parameters bewerkt werkstuk<br />

Type ruwheid [ORA]<br />

Type oppervlakteruwheid<br />

0: zonder opgave van ruwheid<br />

1 – Rt: oppervlakteruwheid in [µm]<br />

2 – Ra: gemiddelde ruwheid in [µm]<br />

3 – Rz: gemiddelde ruwheid in [µm]<br />

4 – Vr: directe opgave van aanzet in [mm/omw]<br />

Ruwheidswaarden [ORW]<br />

Ruwheids- of aanzetwaarden<br />

Toelaatbare induikhoek [EKW]<br />

Grenshoek bij instekende contourgedeeltes om te kunnen<br />

onderscheiden tussen draai- of steekbewerking (mtw =<br />

contourhoek).<br />

EKW > mtw: Vrijdraaiing<br />

EKW


7.6 Bewerkingsparameters<br />

2 – Globale technologieparameters<br />

Globale technologieparameters – gereedschappen<br />

Gereedschapskeuze, gereedschapswissel, toerentalbegrenzing<br />

Gereedschap uit .. [WD]<br />

Bij de gereedschapskeuze houdt TURN PLUS rekening met:<br />

1: de actuele revolverbezetting.<br />

2: allereerst de actuele revolverbezetting maar daarnaast<br />

ook de gereedschaps-database.<br />

3: gereedschapsdatabase.<br />

TURN PLUS revolver [RNR]<br />

Legt vast van welke revolverbezetting gebruik wordt gemaakt<br />

(voorwaarde "WD=1 of WD=2"):<br />

0: actuele revolverbezetting van de werkstand Machine<br />

1: TURN PLUS – eigen revolverbezetting (zie<br />

"Gereedschapstabel instellen en beheren" op<br />

bladzijde 495)<br />

Verplaatsingswijze naar gereedschapswisselpositie [WP]<br />

Met WP worden de benaderingswijze en de wisselpositie<br />

vastgelegd. De volgorde waarin de assen worden verplaatst,<br />

wordt vastgelegd in de IAG of de desbetreffende<br />

bewerkingsparameters bij de AAG.<br />

1 – IAG: de wisselpositie wordt met ijlgangbanen (G0)<br />

benaderd. In IAG legt u de positie en de strategie voor het<br />

benaderen van de gereedschapswisselpositie vast.<br />

2 – IAG: TURN PLUS genereert een G14.<br />

3 – IAG: mag niet worden gebruikt<br />

1 – AAG: de gereedschapswisselpositie wordt met G0<br />

benaderd.<br />

2 – AAG: de gereedschapswisselpositie wordt met G14<br />

benaderd.<br />

3 – AAG: TURN PLUS berekent aan de hand van het actuele<br />

en volgende gereedschap de optimale wisselpositie. Deze<br />

positie wordt met G0 benaderd.<br />

Toerentalbegrenzing [SMAX]<br />

Globale toerentalbegrenzing. U kunt in de "programmakop" van<br />

het TURN PLUS-programma een kleinere toerentalbegrenzing<br />

vastleggen (zie "Programmakop" op bladzijde 397).<br />

592


Globale technologieparameters – veiligheidsafstanden<br />

Globale veiligheidsafstanden<br />

Aan buitenkant van onbewerkt werkstuk [SAR]<br />

Aan binnenkant van onbewerkt werkstuk [SIR]<br />

TURN PLUS houdt rekening met SAR/SIR:<br />

bij alle draaibank-/voorbewerkingen<br />

bij centrisch voorboren<br />

Aan buitenkant van bewerkt deel [SAT]<br />

Aan binnenkant van bewerkt deel [SIT]<br />

TURN PLUS houdt rekening met SAT/SIT bij voorbewerkte<br />

werkstukken voor:<br />

nabewerken<br />

steekdraaien<br />

contoursteken<br />

insteken<br />

schroefdraad snijden<br />

meten<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 593<br />

7.6 Bewerkingsparameters


7.6 Bewerkingsparameters<br />

3 – centrisch voorboren<br />

Centrisch voorboren – gereedschapskeuze<br />

Gereedschapskeuze<br />

1e boorgrensdiameter [UBD1]<br />

1e voorboorstap: indien UBD1 < DB1max<br />

Gereedschapskeuze: UBD1


Centrisch voorboren – overmaten<br />

Overmaten<br />

Boorpunthoektolerantie [SWT]<br />

Wanneer het boorbegrenzingselement een afschuining is,<br />

zoekt de TURN PLUS eerst een spiraalboor met bijbehorende<br />

boorpunthoek. Als er geen geschikte spiraalboor beschikbaar<br />

is, wordt er voorgeboord met een snijplaatboor. Met SWT<br />

wordt de toelaatbare afwijking van de boorpunthoek<br />

vastgelegd.<br />

Boorovermaat – diameter [BAX]<br />

Bewerkingsovermaat op boordiameter (X-richting –<br />

radiusmaat).<br />

Boorovermaat – diepte [BAZ]<br />

Bewerkingsovermaat op boordiepte (Z-richting).<br />

BAZ wordt niet aangehouden, wanneer<br />

een volgende nabewerking aan de binnenzijde vanwege<br />

een te kleine diameter niet mogelijk is.<br />

bij zakboringen in de afboorstap "dimin < 2* UBD2" is.<br />

Centrisch voorboren – benaderen/vrijzetten<br />

Benaderen en vrijzetten<br />

Benaderen voor voorboren [ANB]<br />

Vrijzetten voor gereedschapswissel [ABW]<br />

Strategie voor benaderen/vrijzetten:<br />

1: X- en Z-richting gelijktijdig<br />

2: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

3: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

6: meeslepen, X- vóór Z-richting<br />

7: meeslepen, Z- vóór X-richting<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 595<br />

7.6 Bewerkingsparameters


7.6 Bewerkingsparameters<br />

Centrisch voorboren – veiligheidsafstanden<br />

Veiligheidsafstanden<br />

Veiligheidsafstand tot het onbewerkte werkstuk [SAB]<br />

Inwendige veiligheidsafstand [SIB]<br />

Terugloopafstand bij het diepboren ("B" bij G74).<br />

Centrisch voorboren – bewerking<br />

Bewerking<br />

Boordiepteverhouding [BTV]<br />

TURN PLUS controleert de 1e en 2e boorstap. De voorboorstap<br />

wordt uitgevoerd bij:<br />

BTV


4 – voorbewerken<br />

Voorbewerken – gereedschapsnormen<br />

Bovendien geldt:<br />

allereerst wordt standaard-voorbewerkingsgereedschap gebruikt.<br />

alternatief wordt gereedschap gebruikt dat een complete bewerking<br />

mogelijk maakt.<br />

Gereedschapsnormen<br />

Instelhoek – buiten/langs [RALEW]<br />

Boorpunthoek – buiten/langs [RALSW]<br />

Instelhoek – buiten/dwars [RAPEW]<br />

Boorpunthoek – buiten/dwars [RAPSW]<br />

Instelhoek – binnen/langs [RILEW]<br />

Boorpunthoek – binnen/langs [RILSW]<br />

Instelhoek – binnen/dwars [RIPEW]<br />

Boorpunthoek – binnen/dwars [RIPSW]<br />

Voorbewerken – bewerkingsnormen<br />

Bewerkingsnormen<br />

Standaard/compleet – buiten/langs [RAL]<br />

Standaard/compleet – binnen/langs [RIL]<br />

Standaard/compleet – buiten/dwars [RAP]<br />

Standaard/compleet – binnen/dwars [RIP]<br />

Invoer bij RAL, RIL, RAP, RIP:<br />

0: complete voorbewerking met insteken. TURN PLUS zoekt<br />

een gereedschap voor de complete bewerking.<br />

1: standaard-voorbewerking zonder insteken<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 597<br />

7.6 Bewerkingsparameters


7.6 Bewerkingsparameters<br />

Voorbewerken – gereedschapstoleranties<br />

Voor de gereedschapskeuze geldt het volgende:<br />

Instelhoek (EW): EW >= mkw (mkw: toenemende contourhoek)<br />

Instel- (EW) en boorpunthoek (SW): NWmin < (EW+SW) < NWmax<br />

Nevenhoek (RNWT): RNWT = NWmax – NWmin<br />

Gereedschapstoleranties<br />

Nevenhoektolerantie [RNWT]<br />

Tolerantiebereik voor hulpsnijkant van gereedschap<br />

Vrijmaakhoek [RFW]<br />

Minimaal verschil contour – hulpsnijkant<br />

Voorbewerken – overmaten<br />

Overmaten<br />

Type overmaat [RAA]<br />

16: verschillende langs-/dwarsovermaat – geen afzonderlijke<br />

overmaten<br />

144: verschillende langs-/dwarsovermaat – met afzonderlijke<br />

overmaten<br />

32: equidistante overmaat – geen afzonderlijke overmaten<br />

160: equidistante overmaat – met afzonderlijke overmaten<br />

Equidistant of langs [RLA]<br />

Equidistante overmaat of langsovermaat<br />

Geen of dwars [RPA]<br />

Dwarsovermaat<br />

Voorbewerken – benaderen en vrijzetten<br />

Er wordt met ijlgang (G0) benaderd en vrijgezet.<br />

Benaderen en vrijzetten<br />

Benaderen voorbewerken buitenkant [ANRA]<br />

Benaderen voorbewerken binnenkant [ANRI]<br />

Vrijzetten voorbewerken buitenkant [ABRA]<br />

Vrijzetten voorbewerken binnenkant [ABRI]<br />

Strategie voor benaderen/vrijzetten:<br />

598<br />

1: X- en Z-richting gelijktijdig<br />

2: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

3: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

6: meeslepen, X- vóór Z-richting<br />

7: meeslepen, Z- vóór X-richting


Voorbewerken – bewerkingsanalyse<br />

De TURN PLUS bepaalt aan de hand van PLVA/PLVI of er een langs-<br />

of dwarsbewerking wordt uitgevoerd.<br />

Bewerkingsanalyse<br />

Dwars-/langsverhouding buiten [PLVA]<br />

PLVA AP/AL: Dwarsbewerking<br />

Dwars-/langsverhouding binnen [PLVI]<br />

PLVI IP/IL: Dwarsbewerking<br />

Minimale dwarslengte [RMPL] (radiuswaarde)<br />

Bepaalt of het voorste verticale element van de buitencontour<br />

van een bewerkt werkstuk dwars wordt voorbewerkt.<br />

RMPL > l1: zonder extra dwars voorbewerken<br />

RMPL < l1: met extra dwars voorbewerken<br />

RMPL = 0: speciaal geval<br />

Dwarshoekafwijking [PWA]<br />

Het eerste voorste element geldt als verticaal element,<br />

wanneer het binnen +PWA en –PWA ligt.<br />

Voorbewerken – bewerkingscycli<br />

Bewerkingscycli<br />

Overstekende lengte buiten [ULA]<br />

Lengte waarmee bij de buitenbewerking in langsrichting tot<br />

buiten het eindpunt wordt voorbewerkt. ULA wordt niet<br />

aangehouden wanneer de snijkantbegrenzing voor of binnen<br />

de overstekende lengte ligt.<br />

Overstekende lengte binnen [ULI]<br />

Lengte waarmee bij de binnenbewerking in langsrichting tot<br />

buiten het eindpunt wordt voorbewerkt. ULI wordt niet<br />

aangehouden wanneer de snijkantbegrenzing voor of binnen<br />

de overstekende lengte ligt.<br />

Wordt gebruikt bij de berekening van de boordiepte bij<br />

centrisch voorboren.<br />

(zie "Bewerkingsinstructies" op bladzijde 565)<br />

Vrijzetlengte buiten [RAHL]<br />

Vrijzetlengte voor afvlakvarianten (H=1, 2) van de<br />

voorbewerkingscycli (G810, G820) bij de buitenbewerking<br />

(RAHL).<br />

Vrijzetlengte binnen [RIHL]<br />

Vrijzetlengte voor afvlakvarianten (H=1, 2) van de<br />

voorbewerkingscycli (G810, G820) bij de binnenbewerking<br />

(RIHL).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 599<br />

7.6 Bewerkingsparameters


7.6 Bewerkingsparameters<br />

Bewerkingscycli<br />

Snijdiepte-reductiefactor [SRF]<br />

Bij het voorbewerken met gereedschap dat niet in de<br />

hoofdbewerkingsrichting wordt toegepast, wordt de<br />

verplaatsing (snijdiepte) gereduceerd.<br />

Verplaatsing (P) voor de voorbewerkingscycli (G810, G820):<br />

P = ZT * SRF<br />

(ZT: verplaatsing uit de technologie-database)<br />

5 – nabewerken<br />

Nabewerken – gereedschapsnormen<br />

TURN PLUS kiest het gereedschap afhankelijk van de<br />

bewerkingsplaats en de hoofdbewerkingsrichting (HBR) op basis van<br />

de instel- en boorpunthoek.<br />

Bovendien geldt:<br />

allereerst wordt standaard-nabewerkingsgereedschap gebruikt.<br />

Als met het standaard-nabewerkingsgereedschap de<br />

vormelementen vrijdraaiingen (vorm FD) en draaduitlopen (vorm E,<br />

F, G) niet kunnen worden bewerkt, dan worden de vormelementen<br />

achtereenvolgens uitgeschakeld. TURN PLUS probeert herhalend<br />

de "restcontour" te bewerken. De uitgeschakelde vormelementen<br />

worden daarna afzonderlijk met het juiste gereedschap bewerkt.<br />

Gereedschapsnormen<br />

Instelhoek – buiten/langs [FALEW]<br />

Boorpunthoek – buiten/langs [FALSW]<br />

Instelhoek – buiten/dwars [FAPEW]<br />

Boorpunthoek – buiten/dwars [FAPSW]<br />

Instelhoek – binnen/langs [FILEW]<br />

Boorpunthoek – binnen/langs [FILSW]<br />

Instelhoek – binnen/dwars [FIPEW]<br />

Boorpunthoek – binnen/dwars [FIPSW]<br />

600


Nabewerken – nabewerkingsnormen<br />

Bewerkingsnormen<br />

Standaard/compleet – buiten/langs [FAL]<br />

Standaard/compleet – binnen/langs [FIL]<br />

Standaard/compleet – buiten/dwars [FAP]<br />

Standaard/compleet – binnen/dwars [FIP]<br />

Bewerking van de contourgedeeltes bij:<br />

0 – complete nabewerking: de TURN PLUS zoekt het<br />

optimale gereedschap voor bewerking van het complete<br />

contourgedeelte.<br />

1 – standaard-nabewerking:<br />

Wordt allereerst met standaardnabewerkingsgereedschap<br />

uitgevoerd. Vrijdraaiingen en<br />

draaduitlopen worden met geschikt gereedschap bewerkt.<br />

Als het standaard-nabewerkingsgereedschap niet geschikt<br />

is voor vrijdraaiingen en draaduitlopen, maakt de<br />

TURN PLUS onderscheid tussen standaardbewerkingen<br />

en bewerking van de vormelementen.<br />

Als de onderverdeling in standaard- en<br />

vormelementbewerking geen succes heeft, schakelt de<br />

TURN PLUS om naar "complete bewerking".<br />

Nabewerken – gereedschapstoleranties<br />

Voor de gereedschapskeuze geldt het volgende:<br />

Instelhoek (EW): EW >= mkw<br />

(mkw: toenemende contourhoek)<br />

Instel- (EW) en boorpunthoek (SW):<br />

NWmin < (EW+SW) < NWmax<br />

Nevenhoek (FNWT): FNWT = NWmax – NWmin<br />

Gereedschapstoleranties<br />

Nevenhoektolerantie [FNWT]<br />

Tolerantiebereik voor hulpsnijkant van gereedschap<br />

Vrijmaakhoek [FFW]<br />

Minimaal verschil contour – hulpsnijkant<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 601<br />

7.6 Bewerkingsparameters


7.6 Bewerkingsparameters<br />

Nabewerken – gereedschapstoleranties<br />

Er wordt met ijlgang (G0) benaderd en vrijgezet.<br />

Benaderen en vrijzetten<br />

Benaderen nabewerken buitenkant [ANFA]<br />

Benaderen nabewerken binnenkant [ANFI]<br />

Vrijzetten nabewerken buitenkant [ABFA]<br />

Vrijzetten nabewerken binnenkant [ABFI]<br />

Strategie voor benaderen/vrijzetten:<br />

1: X- en Z-richting gelijktijdig<br />

2: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

3: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

6: meeslepen, X- vóór Z-richting<br />

7: meeslepen, Z- vóór X-richting<br />

Nabewerken – bewerkingsanalyse<br />

Bewerkingsanalyse<br />

Minimale dwarslengte [FMPL]<br />

TURN PLUS onderzoekt het voorste element van de<br />

buitencontour die moet worden nabewerkt. Hierbij geldt:<br />

zonder binnencontour: altijd met extra dwarssnede<br />

met binnencontour – FMPL >= l1: zonder extra dwarssnede<br />

met binnencontour – FMPL < l1: met extra dwarssnede<br />

Maximale nabewerkings-snijdiepte [FMST]<br />

Met FMST wordt de toelaatbare insteekdiepte voor<br />

onbewerkte draaduitlopen vastgelegd. De nabewerkingscyclus<br />

(G890) bepaalt aan de hand van deze parameter of<br />

draaduitlopen (vorm E, F, G) tijdens het nabewerken van de<br />

contour worden bewerkt. Hierbij geldt:<br />

FMST > ft: met bewerking van de draaduitloop (ft:<br />

draaduitloopdiepte)<br />

FMST


6 – insteken en contoursteken<br />

Insteken en contoursteken – benaderen en vrijzetten<br />

Er wordt met ijlgang (G0) benaderd en vrijgezet.<br />

Benaderen en vrijzetten<br />

Benaderen insteken buitenkant [ANESA]<br />

Benaderen insteken binnenkant [ANESI]<br />

Vrijzetten insteken buitenkant [ABESA]<br />

Vrijzetten insteken binnenkant [ABESI]<br />

Benaderen contoursteken buitenkant [ANKSA]<br />

Benaderen contoursteken binnenkant [ANKSI]<br />

Vrijzetten contoursteken buitenkant [ABKSA]<br />

Vrijzetten contoursteken binnenkant [ABKSI]<br />

Strategie voor benaderen/vrijzetten:<br />

1: X- en Z-richting gelijktijdig<br />

2: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

3: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

6: meeslepen, X- vóór Z-richting<br />

7: meeslepen, Z- vóór X-richting<br />

Insteken en contoursteken – gereedschapskeuze, overmaten<br />

Gereedschapskeuze, overmaten<br />

Steekbreedtedeler [SBD]<br />

Als er bij de bewerkingswijze contoursteken alleen lineaire<br />

elementen beschikbaar zijn, maar er is geen asparallel element<br />

op de bodem van de insteek, vindt de gereedschapskeuze<br />

plaats op basis van de "steekbreedtedeler SBD".<br />

SB


7.6 Bewerkingsparameters<br />

Gereedschapskeuze, overmaten<br />

Equidistant of langs [KSLA]<br />

Equidistante overmaat of langsovermaat<br />

Geen of dwars [KSPA]<br />

Dwarsovermaat<br />

Insteken en contoursteken – bewerking<br />

Verwerking: DIN PLUS<br />

604<br />

Met de overmaten wordt bij de bewerkingswijze<br />

contoursteken bij terugvallende contouren rekening<br />

gehouden.<br />

Gestandaardiseerde insteken (voorbeeld: vorm D, S, A)<br />

worden in één bewerking afgestoken. Een<br />

onderverdeling in voorbewerken en nabewerken is<br />

alleen mogelijk bij DIN PLUS.<br />

Bewerking<br />

Steekbreedtefactor [SBF]<br />

Met SBF wordt de maximale verspringing bij de steekcycli<br />

G860, G866 bepaald:<br />

esb = SBF * SB<br />

(esb: effectieve steekbreedte; SB: breedte steekgereedschap)


7 – Schroefdraad snijden<br />

Schroefdraad snijden – benaderen en vrijzetten<br />

Er wordt met ijlgang (G0) benaderd en vrijgezet.<br />

Benaderen en vrijzetten<br />

Benaderen buiten – schroefdraad [ANGA]<br />

Benaderen binnen – schroefdraad [ANGI]<br />

Vrijzetten buiten – schroefdraad [ABGA]<br />

Vrijzetten binnen – schroefdraad [ABGI]<br />

Strategie voor benaderen/vrijzetten:<br />

1: X- en Z-richting gelijktijdig<br />

2: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

3: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

6: meeslepen, X- vóór Z-richting<br />

7: meeslepen, Z- vóór X-richting<br />

Schroefdraad snijden – bewerking<br />

Bewerking<br />

Schroefdraadaanlooplengte [GAL]<br />

Aanloop vóór de draadaansnijding.<br />

Schroefdraaduitlooplengte [GUL]<br />

Uitloop (overloop) na de draadsnijgang.<br />

GAL/GUL worden als schroefdraadattributen<br />

"aanlooplengte B / uitlooplengte P" overgenomen, als ze<br />

niet als attributen ingevoerd zijn.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 605<br />

7.6 Bewerkingsparameters


7.6 Bewerkingsparameters<br />

8 – meten<br />

De meetparameters worden als attribuut aan de passingelementen<br />

toegewezen.<br />

Meetprocedure<br />

Meetprocedure [MART]<br />

1: handmatig meten – roept expertprogramma op<br />

Meetlusteller [MC]<br />

Geeft aan met welke intervallen moet worden gemeten.<br />

Meetovermaat [MA]<br />

Overmaat die zich nog op het te meten element bevindt.<br />

Lengte van meetsnede [MSL]<br />

9 – boren<br />

Boren – benaderen en vrijzetten<br />

Er wordt met ijlgang (G0) benaderd en vrijgezet.<br />

Benaderen en vrijzetten<br />

Benaderen voorkant [ANBS]<br />

Benaderen mantelvlak [ANBM]<br />

Vrijzetten voorkant [ABGA]<br />

Vrijzetten mantelvlak [ABGI]<br />

Strategie voor benaderen/vrijzetten:<br />

606<br />

1: X- en Z-richting gelijktijdig<br />

2: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

3: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

6: meeslepen, X- vóór Z-richting<br />

7: meeslepen, Z- vóór X-richting


Boren – veiligheidsafstanden<br />

Veiligheidsafstanden<br />

Inwendige veiligheidsafstand [SIBC]<br />

Terugloopafstand bij het diepboren ("B" bij G74).<br />

Aangedreven boorgereedschap [SBC]<br />

Veiligheidsafstand aan voorkant en mantelvlak voor<br />

aangedreven gereedschap.<br />

Niet-aangedreven boorgereedschap [SBCF]<br />

Veiligheidsafstand aan voorkant en mantelvlak voor nietaangedreven<br />

gereedschap.<br />

Aangedreven draadtappen [SGC]<br />

Veiligheidsafstand aan voorkant en mantelvlak voor<br />

aangedreven gereedschap.<br />

Niet-aangedreven draadtappen [SGCF]<br />

Veiligheidsafstand aan voorkant en mantelvlak voor nietaangedreven<br />

gereedschap.<br />

Boren – bewerking<br />

De parameters gelden voor het boren met diepboorcyclus (G74).<br />

Bewerking<br />

Boordieptefactor [BTFC]<br />

1. Boordiepte: bt1 = BTFC * db<br />

(db: boordiameter)<br />

Boordieptereductie [BTRC]<br />

2. Boordiepte: bt2 = bt1 – BTRC<br />

De overige boorstappen worden dienovereenkomstig<br />

gereduceerd.<br />

Diametertolerantie boor [BDT]<br />

Voor keuze van boorgereedschap (centerboor, aanboorbeitel,<br />

verzinkboor, getrapte boor, conische ruimer).<br />

Boordiameter: DBmax = BDT + d (DBmax: maximale<br />

boordiameter)<br />

Gereedschapskeuze: DBmax > DB > d<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 607<br />

7.6 Bewerkingsparameters


7.6 Bewerkingsparameters<br />

10 – frezen<br />

Frezen – benaderen en vrijzetten<br />

Er wordt met ijlgang (G0) benaderd en vrijgezet.<br />

Benaderen en vrijzetten<br />

Benaderen voorkant [ANMS]<br />

Benaderen mantelvlak [ANMM]<br />

Vrijzetten voorkant [ABMA]<br />

Vrijzetten mantelvlak [ABMM]<br />

Strategie voor benaderen/vrijzetten:<br />

1: X- en Z-richting gelijktijdig<br />

2: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

3: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

6: meeslepen, X- vóór Z-richting<br />

7: meeslepen, Z- vóór X-richting<br />

Frezen – veiligheidsafstanden en overmaten<br />

Veiligheidsafstanden en overmaten<br />

Veiligheidsafstand in aanzetrichting [SMZ]<br />

Afstand tussen startpositie en bovenkant van te frezen object.<br />

Veiligheidsafstand in freesrichting [SME]<br />

Afstand tussen te frezen contour en freesflank.<br />

Overmaat in freesrichting [MEA]<br />

Overmaat in aanzetrichting [MZA]<br />

608


Belastingsbewaking<br />

11 – Algemene schakelaars belastingsbewaking<br />

Algemene schakelaars belastingsbewaking<br />

Belastingsbewaking aan/uit<br />

0 – uit: TURN PLUS genereert geen commando's voor<br />

belastingsbewaking<br />

1 – aan: TURN PLUS genereert commando's voor<br />

belastingsbewaking<br />

Positie van apparaten<br />

Komt overeen met parameter Q van G996:<br />

0: Bewaking niet actief<br />

1: ijlgangbewegingen niet bewaken<br />

2: ijlgangbewegingen bewaken<br />

12..19 – Belastingsbewaking voor bewerkingswijzen<br />

De eerste parameter bepaalt of de bewerkingswijze moet worden<br />

bewaakt. Met de overige parameters worden - afhankelijk van de<br />

bewerkingsplaats/bewerkingswijze - de te controleren apparaten<br />

vastgelegd.<br />

Belastingsbewaking van de bewerkingswijzen<br />

Invoer:<br />

"Bewerkingswijze..."aan/uit:<br />

0: belastingsbewaking "uit"<br />

1: belastingsbewaking "aan"<br />

Te bewaken apparaten (bij meerdere apparaten som van de<br />

aanduidingen):<br />

0: geen bewaking<br />

1: X-as<br />

2: Y-as<br />

Te bewaken apparaten (vervolg):<br />

4: Z-as<br />

8: hoofdspil<br />

16: aangedreven gereedschap<br />

32: spil 3<br />

64: Spil 4<br />

128: C-as 1<br />

12 belastingsbewaking centrisch voorboren 16 belastingsbewaking insteken<br />

Centrisch boren aan/uit<br />

Centreren<br />

Boren<br />

Uitboren<br />

Verzinken<br />

Ruimen<br />

Schroefdraad tappen<br />

Insteken aan/uit<br />

Buiten<br />

Binnen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 609<br />

7.6 Bewerkingsparameters


7.6 Bewerkingsparameters<br />

Belastingsbewaking van de bewerkingswijzen<br />

13 belastingsbewaking voorbewerken 17 belastingsbewaking schroefdraad snijden<br />

20 – rotatierichting voor bewerking achterkant<br />

610<br />

Voorbewerken aan/uit<br />

Buiten langs<br />

Buiten dwars<br />

Binnen langs<br />

Binnen dwars<br />

Schroefdraad snijden aan/uit<br />

Buiten<br />

Binnen<br />

Dwars<br />

14 belastingsbewaking contoursteken 18 belastingsbewaking boren C-as<br />

Voorsteken aan/uit<br />

Buiten<br />

Binnen<br />

Dwars<br />

Boren C-as aan/uit<br />

Centreren<br />

Boren<br />

Uitboren<br />

Verzinken<br />

Ruimen<br />

Schroefdraad tappen<br />

15 belastingsbewaking contourbewerking 19 belastingsbewaking frezen C-as<br />

Nabewerking aan/uit<br />

Buiten<br />

Binnen<br />

Bewerking aan de achterkant<br />

Rotatierichting spiegelen<br />

0: dezelfde rotatierichting voor bewerking voor- en<br />

achterkant<br />

1: rotatierichting spiegelen (i.p.v. M3 – M4; i.p.v. M4 – M3)<br />

Frezen aan/uit<br />

Sleuffrezen<br />

Contourfrezen<br />

Kamerfrezen<br />

Afbramen<br />

Graveren


21 – naam van expertprogramma<br />

TURN PLUS maakt voor de functies zoals werkstukoverdracht voor de<br />

complete bewerking etc. gebruik van expertprogramma's. In deze<br />

parameter legt u vast van welke expertprogramma's<br />

(subprogramma's) gebruik wordt gemaakt. Voer de namen van de<br />

subprogramma's in.<br />

Expertprogramma's<br />

Subprogr. 100098: Afsteken<br />

Subprogr. 100099: Staflader<br />

UP EXUMS12 (op dit moment niet van belang)<br />

UP EXUMS12A (op dit moment niet van belang)<br />

UP MEAS01: meetsnede<br />

UP UMKOMPL: omspannen voor machines met tegenspil<br />

UP UMKOMPLA: afsteken en omspannen voor machines met<br />

tegenspil<br />

UP UMHAND: omspannen bij machine zonder tegenspil<br />

UP ABHAND: afsteken en omspannen bij machine zonder tegenspil<br />

22 – volgorde gereedschapskeuze<br />

Wanneer de bewerking met meer sledes wordt uitgevoerd, legt u de<br />

volgorde vast waarin TURN PLUS de gereedschapshouder van<br />

gereedschap voorziet. Voer de sledenummers zonder<br />

scheidingsteken na elkaar in (bijv. "351" betekent: $3, dan $5, dan $1).<br />

Volgorde gereedschapskeuze<br />

1e opspanning[123456]<br />

Volgorde waarin TURN PLUS de gereedschapshouder bij de<br />

eerste opspanning van gereedschap voorziet.<br />

2e opspanning[123456]<br />

Volgorde waarin TURN PLUS de gereedschapshouder bij de<br />

tweede opspanning van gereedschap voorziet.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 611<br />

7.6 Bewerkingsparameters


7.6 Bewerkingsparameters<br />

23 – sjabloonbeheer<br />

Vanaf softwareversie 625 952-05.<br />

Stel in of er bij het werken met sjablonen contanten moeten worden<br />

uitgevoerd.<br />

Sjabloonbeheer<br />

Uitvoer van constanten sjabloon<br />

0: zonder uitvoer van constanten<br />

1: met uitvoer van constanten<br />

24 – parameters van de omspan-experts<br />

Vanaf softwareversie 625 952-05.<br />

Met deze parameter beïnvloedt u de overdrachtparameters van de<br />

expertprogramma's voor het omspannen. De volgende items hebben<br />

geen invloed op de standaard-expertprogramma's UMKOMPL en<br />

UMKOMPLA (zie bewerkingsparameter 21).<br />

Parameters van de omspan-experts<br />

EXPERT - LA<br />

–99999: overdracht van de parameter<br />

–99998: geen overdracht van de parameter<br />

Andere getalwaarden: de ingevoerde getalwaarde wordt<br />

doorgegeven<br />

EXPERT - LB<br />

–99999: overdracht van de parameter<br />

–99998: geen overdracht van de parameter<br />

Andere getalwaarden: de ingevoerde getalwaarde wordt<br />

doorgegeven<br />

. . .<br />

612


Bedrijfsmiddelen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 613


8.1 Gereedschapsdatabase<br />

8.1 Gereedschapsdatabase<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT slaat maximaal 999 gereedschapsbeschrijvingen op<br />

die u met de gereedschapseditor beheert.<br />

Uitwisseling en beveiliging van gegevens: De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

ondersteunt de uitwisseling van gegevens en de gegevensbeveiliging<br />

van de bedrijfsmiddelen (gereedschap, spanmiddelen,<br />

technologiegegevens) alsmede de bijbehorende naamlijsten (zie<br />

"Parameters en bedrijfsmiddelen" op bladzijde 680).<br />

Gereedschapseditor<br />

Gereedschapsgegevens bewerken<br />

De gereedschapsgegevens worden in 3 dialoogboxen bewerkt. De<br />

parameters van de beide eerste dialoogboxen zijn afhankelijk van het<br />

gereedschapstype. De derde dialoogbox is bedoeld voor<br />

multigereedschaps- en standtijdbeheer. U kunt de derde dialoogbox<br />

"indien nodig" bewerken.<br />

De gereedschapsparameters omvatten:<br />

basisgegevens<br />

informatie over de gereedschapsweergave (simulatie/<br />

controlegrafiek)<br />

gegevens voor de TURN PLUS (gereedschapskeuze, automatisch<br />

genereren van werkschema's).<br />

Wanneer u geen gebruik maakt van de TURN PLUS, of de<br />

gereedschapsweergave niet wilt gebruiken, kunnen de<br />

desbetreffende gereedschapsgegevens komen te vervallen.<br />

Gereedschapseditor oproepen:<br />

U "GS" in de werkstand Parameters kiezen.<br />

614<br />

Het speciale draaigereedschap, de speciale boren en de<br />

speciale frezen zijn gereserveerd voor gereedschap dat<br />

aan geen ander type kan worden toegewezen. Dit<br />

gereedschap wordt niet bij contourgerelateerde cycli<br />

toegepast en wordt niet door de TURN PLUS gebruikt.<br />

Softkeys<br />

Omschakelen naar de werkstand<br />

Service<br />

Omschakelen naar de werkstand<br />

Transfer


Nieuw gereedschap beschrijven ("Type" direct invoeren)<br />

"Nieuw-Direct" kiezen<br />

Gereedschapstype is bekend: "GS-type" invoeren<br />

Gereedschapstype is niet bekend:<br />

op de softkey drukken en het "type" samenstellen uit:<br />

Hoofdgroep<br />

Subgroep<br />

Bewerkingsrichting<br />

Gereedschapsgegevens invoeren<br />

Nieuw gereedschap beschrijven ("Type" selecteren)<br />

"Nieuw-menu" kiezen<br />

Gereedschapstype via het menu selecteren<br />

Gereedschapsgegevens invoeren<br />

Tijdelijke gereedschapsbeschrijvingen: u kunt gereedschappen in<br />

het NC-programma beschrijven die niet permanent in de<br />

gereedschapsdatabase worden opgeslagen. Deze "tijdelijke"<br />

gereedschapsbeschrijvingen beginnen met "_SIM.." resp. "_AUTO.."<br />

(zie "Gereedschapsprogrammering" op bladzijde 123).<br />

Tijdelijke gereedschapsbeschrijvingen wissen:<br />

U "Tijdelijke wissen" kiezen. De gereedschapseditor wist alle tijdelijke<br />

gereedschappen.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 615<br />

8.1 Gereedschapsdatabase


8.1 Gereedschapsdatabase<br />

Gereedschapstabellen<br />

Gebruik de gereedschapstabellen als basis voor het bewerken,<br />

kopiëren of wissen van items.<br />

Afkortingen in de kopregel van de gereedschapstabel:<br />

rs: snijkantradius<br />

db: boordiameter<br />

df: freesdiameter<br />

ew: instelhoek<br />

bw: boorhoek<br />

fw: freeshoek<br />

T-nr.: T-nummer uit de revolvertabel<br />

Gereedschapstabel oproepen<br />

616<br />

De editor maakt een lijst van de actuele bezetting van<br />

de gereedschapshouder.<br />

De editor maakt een lijst ven de ingevoerde gegevens<br />

gesorteerd op gereedschapstype.<br />

De editor maakt een lijst ven de ingevoerde gegevens<br />

gesorteerd op ID-nummers (ID). Er worden alleen<br />

items getoond die met het "Masker voor<br />

ID-nummers" overeenkomen.<br />

Gereedschapstype: stel het "type" samen uit:<br />

Hoofdgroep<br />

Subgroep<br />

Bewerkingsrichting<br />

"Masker" voor ID-nummers:<br />

Gedeelte van de ID invoeren: op de volgende posities kunnen<br />

willekeurige tekens staan.<br />

„?“: op deze posities van het masker kan een willekeurig teken<br />

staan.<br />

Items in de revolvertabel worden in de gereedschapseditor<br />

noch gekopieerd noch gewist. Als de werkstand<br />

Automatisch bedrijf niet actief is, kunnen items worden<br />

gewijzigd.<br />

Softkeys<br />

Gereedschaps-item wissen<br />

Gereedschaps-item kopiëren<br />

Gereedschaps-item bewerken<br />

Gereedschapstabel op "type"<br />

sorteren<br />

Gereedschapstabel op ID-nummer<br />

sorteren<br />

Sorteervolgorde omkeren


Gereedschapstabel bewerken<br />

Cursor op gewenst gereedschap plaatsen.<br />

Item kopiëren<br />

Item wissen<br />

Softkey of "Enter"-toets indrukken. De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

stelt de gereedschapsgegevens voor het bewerken<br />

beschikbaar.<br />

Gereedschap kopiëren:<br />

U kunt alleen "vergelijkbaar" gereedschap kopiëren.<br />

Het "nieuwe" gereedschap krijgt een nieuw ID-nummer.<br />

Afbeelding van het gereedschap tonen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT genereert de afbeelding van het gereedschap uit de<br />

parameters. Aan de hand van de "grafische uitlezing" kunnen de<br />

ingevoerde gegevens worden gecontroleerd. Met wijzigingen wordt<br />

rekening gehouden zodra u het invoerveld hebt verlaten.<br />

Gereedschapspositie: wordt gebruikgemaakt van de<br />

gereedschapsparameter "opnametype", dan geldt: de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT zoekt naar het opnametype in de<br />

"beschrijvingen gereedschapsopname" vanaf MP 511.<br />

De eerste gereedschapsopname met dit opnametype is<br />

bepalend voor de gereedschapspositie.<br />

Afbeelding van het gereedschap tonen:<br />

U Bij een geopende dialoogbox op de softkey drukken.<br />

Gereedschapsuitlezing verlaten:<br />

U opnieuw softkey indrukken.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 617<br />

8.1 Gereedschapsdatabase


8.1 Gereedschapsdatabase<br />

Overzicht gereedschapstypen<br />

Draaigereedschap<br />

Voorbewerkingsgereedschap (type 11x)<br />

Nabewerkingsgereedschap (type 12x)<br />

Draadsnijgereedschap standaard (type 14x)<br />

Insteekgereedschap (type 15x)<br />

Afsteekgereedschap (type 161)<br />

Halfronde snijbeitels (type 21x)<br />

Kopieergereedschap (type 22x) – TURN PLUS gebruikt<br />

kopieergereedschap uitsluitend voor de draaduitlopen H en K.<br />

Steekdraaigereedschap (type 26x)<br />

Kartelgereedschap (type 27x)<br />

Speciaal draaigereedschap (type 28x)<br />

Hoofdbewerkingsrichting (derde positie van het gereedschapstype):<br />

zie afbeelding.<br />

Boorgereedschap<br />

Centerboor (type 31x)<br />

NC-aanboorbeitel (type 32x)<br />

Spiraalboor (type 33x)<br />

Snijplaatboor (type 34x)<br />

Verzinkboor (type 35x)<br />

Soevereinboor (type 36x)<br />

Draadtap (type 37x)<br />

Getrapte boor (type 42x)<br />

Ruimer (type 43x)<br />

Draadtap (type 44x)<br />

Deltaboor (type 47x)<br />

Kottergereedschap (type 48x) – wordt niet door TURN PLUS<br />

gebruikt<br />

Speciaal boorgereedschap (type 49x)<br />

Hoofdbewerkingsrichting (derde positie van het gereedschapstype):<br />

zie afbeelding.<br />

618<br />

Speciaal gereedschap is gereserveerd voor gereedschap<br />

dat aan geen ander type kan worden toegewezen. Dit<br />

gereedschap wordt niet bij contourgerelateerde cycli<br />

toegepast en wordt niet door de TURN PLUS gebruikt.


Freesgereedschap<br />

Boorgroeffrees (type 51x)<br />

Stiftfrees (type 52x)<br />

Schijffrees (typ 56x) – wordt niet door TURN PLUS gebruikt<br />

Hoekfrees (type 61x)<br />

Draadfrees (type 63x) – wordt niet door TURN PLUS gebruikt<br />

Freesstiften (type 64x)<br />

Cirkelzaagblad (type 66x) – wordt niet door TURN PLUS gebruikt<br />

Speciaal freesgereedschap (type 67x)<br />

Hoofdbewerkingsrichting (derde positie van het gereedschapstype):<br />

zie afbeelding.<br />

Werkstuk-handlingsystemen<br />

Aanslaggereedschap (type 71x)<br />

Stafgrijper (type 72x)<br />

Roterende afpakinrichting (type 75x)<br />

Hoofdbewerkingsrichting (derde positie van het gereedschapstype):<br />

zie afbeelding.<br />

Meetapparatuur<br />

Meettaster (type 81x)<br />

Hoofdbewerkingsrichting (derde positie van het gereedschapstype):<br />

zie afbeelding.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 619<br />

8.1 Gereedschapsdatabase


8.1 Gereedschapsdatabase<br />

Gereedschapsparameters<br />

Het gebruik van de gereedschapsparameters wordt als volgt<br />

aangeduid:<br />

G: basisgegevens<br />

S: weergave van gereedschap in simulatie/controlegrafiek<br />

TP: informatie voor TURN PLUS (gereedschapskeuze).<br />

Parameters draaigereedschap<br />

Voorbeeldgereedschap: type 111<br />

Parameters dialoogbox 1<br />

ID: ID-nummer van gereedschap<br />

G S TP<br />

X-, Z-, Y-maat (xe, ze, ye): instelmaten<br />

Inst.h (ew): instelhoek<br />

Beit.h (sw): beitelpunthoek<br />

radius (rs): snijkantradius<br />

Sn.br. (sb)<br />

Steekgereedschap: Snijkantbreedte<br />

– –<br />

Draadsnijgereedschap: afstand van snijkant tot<br />

gereedschapspunt<br />

–<br />

Kartelgereedschap: rolbreedte<br />

Sn.lg (sl)<br />

– –<br />

Kartelgereedschap: roldiameter<br />

Ander gereedschap: Snijkantlengte<br />

– –<br />

NBR: nevenbewerkingsrichting –<br />

X-, Z-, Y-corr (DX, DZ, DY): correctiewaarden<br />

(max. +/– 10 mm)<br />

– –<br />

Rot.richt.: spilrotatierichting –<br />

eff.lg (nl): effectieve lengte bij binnenbeitels<br />

Inst.dpt (et): maximale insteekdiepte<br />

– –<br />

S-corr (DS): speciale correctiewaarde voor 3e<br />

snijkant (maximale snijkantbreedte +/– 10 mm). Zie<br />

ook G148 en G150/G151<br />

– –<br />

620<br />

Draadsnijgereedschap:<br />

"ze" resp. "xe" wordt vanaf de snijkant gemeten.<br />

Met de "rotatierichting" wordt bepaald of er een<br />

"overhead-gereedschap" of een "standaardgereedschap"<br />

wordt ingezet.


Parameters dialoogbox 2 G S TP<br />

GS-h. DIN: type gereedschapshouder – –<br />

GS-h. hgt (wh): hoogte van de<br />

gereedschapshouder<br />

– –<br />

GS-h. br (wb): breedte van de<br />

gereedschapshouder<br />

– –<br />

Breedte (dn): gereedschapsbreedte<br />

(gereedschapspunt tot achterkant schacht)<br />

– –<br />

Schachtd (sd): schachtdiameter<br />

Uitvoer (A)<br />

Draad-, steek-, afsteek-, steekdraaigereedschap:<br />

uitvoering links of rechts gereedschap<br />

Halfronde snijbeitels met gereedschapspositie<br />

1..4: uitvoering links, rechts of neutraal<br />

gereedschap<br />

– –<br />

Vanaf softwareversie 625 952-05:<br />

Positiehoek (rw): voor gebogen steek- en<br />

steekdraaigereedschappen bij gebruik met B-as<br />

Spd: spoed –<br />

Beschikb.: fysieke beschikbaarheid – –<br />

Nummer van afbeelding – –<br />

Snijmateriaal – –<br />

CSP-corr: correctiefactor snijsnelheid – –<br />

FDR-corr: correctiefactor aanzet – –<br />

Deep-corr: correctiefactor snijdiepte – –<br />

Opnametype –<br />

Met de parameter "Uitvoering" wordt bepaald of het<br />

gereedschapsreferentiepunt zich aan de rechter of<br />

linker snijkantzijde bevindt.<br />

Bij neutrale halfronde snijbeitels bevindt het<br />

gereedschapsreferentiepunt zich aan de linker<br />

snijkantzijde.<br />

Vanaf softwareversie 625 952-05: Het steken met<br />

gebogen steek- en steekdraaigereedschap moet altijd<br />

haaks op een van de hoofdassen plaatsvinden.<br />

Meer informatie:<br />

Dialoogbox 3: zie "Multigereedschappen, standtijdbewaking" op<br />

bladzijde 626<br />

zie "Informatie over gereedschapsgegevens" op bladzijde 628<br />

zie "Gereedschapshouder, opnamepositie" op bladzijde 630<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 621<br />

8.1 Gereedschapsdatabase


8.1 Gereedschapsdatabase<br />

Parameters boorgereedschap<br />

Voorbeeldgereedschap: Type 311<br />

Parameters dialoogbox 1<br />

ID: ID-nummer van gereedschap<br />

G S TP<br />

X-, Z-, Y-maat (xe, ze, ye): instelmaten<br />

Diam. (db): boordiameter<br />

Boorh (bw): boorhoek<br />

Beit.h (sw): beitelpunthoek<br />

Tapdiam. (d1): tapdiameter<br />

Taplgt. (l1): taplengte<br />

– –<br />

Pos.hoek (rw): positiehoek –<br />

X-, Z-, Y-corr (DX, DZ, DY): correctiewaarden<br />

(max. +/– 10 mm)<br />

– –<br />

Rot.richt.: spilrotatierichting –<br />

eff.lg (nl): effectieve lengte van de boor – –<br />

Boortype (draadtaptype):<br />

0: niet-gedefinieerd<br />

11: metrisch<br />

12: fijne schroefdraad<br />

13: inchschroefdraad<br />

14: pijpschroefdraad<br />

15: UNC<br />

16: UNF<br />

17: PG<br />

18: NPT<br />

19: trapeziumdraad<br />

20: overige<br />

–<br />

Aans.lgt (al): aansnijdingslengte<br />

622<br />

De parameter "boortype" wordt bij de bepaling van de<br />

schroefdraadparameters gebruikt. Hiermee wordt in geval<br />

van AAG bij de gereedschapskeuze rekening gehouden.


Parameters dialoogbox 2 G S TP<br />

GS-h. DIN: type gereedschapshouder – –<br />

GS-h. hgt (wh): hoogte van de<br />

gereedschapshouder<br />

– –<br />

GS-h. br (wb): breedte van de<br />

gereedschapshouder<br />

– –<br />

Klp.diam (fd): diameter van de klauwplaat – –<br />

Klp.hgt (fh): hoogte van de klauwplaat – –<br />

Uitst.lg (ax): uitsteeklengte – –<br />

Spd(hb): Spoed –<br />

Passingk(waliteit): H6, H7, H8, H9, H10, H11,<br />

H12 of H13<br />

– –<br />

Beschikb.: fysieke beschikbaarheid – –<br />

Nummer van afbeelding – –<br />

Snijmateriaal – –<br />

CSP-corr: correctiefactor snijsnelheid – –<br />

FDR-corr: correctiefactor aanzet – –<br />

Deep-corr: correctiefactor snijdiepte – –<br />

Opnametype –<br />

De automatische gereedschapskeuze van TURN PLUS<br />

controleert "passingkwaliteit" gedefinieerd/niet<br />

gedefinieerd. Er vindt geen gedetailleerde analyse<br />

plaats.<br />

Klauwplaat<br />

Houders F, K: "fd, fh" dienen voor de maatvoering<br />

Andere houders: bij fd=0, fh=0 wordt geen klauwplaat<br />

weergegeven<br />

Meer informatie:<br />

Dialoogbox 3: zie "Multigereedschappen, standtijdbewaking" op<br />

bladzijde 626<br />

zie "Informatie over gereedschapsgegevens" op bladzijde 628<br />

zie "Gereedschapshouder, opnamepositie" op bladzijde 630<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 623<br />

8.1 Gereedschapsdatabase


8.1 Gereedschapsdatabase<br />

Parameters freesgereedschap<br />

Voorbeeldgereedschap: Type 611<br />

Parameters dialoogbox 1<br />

ID: ID-nummer van gereedschap<br />

G S TP<br />

X-, Z-, Y-maat (xe, ze, ye): instelmaten<br />

Diam (df) freesdiameter vóór<br />

Diam (d1): freesdiameter<br />

Breedte (fb): freesbreedte<br />

Hoek (fw): freeshoek<br />

– –<br />

Inst.dpt (et): maximale insteekdiepte –<br />

Pos.hoek (rw): positiehoek –<br />

X-, Z-, Y-corr (DX, DZ, DY): correctiewaarden<br />

(max. +/– 10 mm)<br />

– –<br />

D-corr (DD): correctie freesdiameter – –<br />

Rot.richt.: spilrotatierichting<br />

Sn.lg (sl): snijkantlengte van de frees<br />

–<br />

Aantal tanden van de frees –<br />

624


Parameters dialoogbox 2 G S TP<br />

GS-h. DIN: type gereedschapshouder – –<br />

GS-h. hgt (wh): hoogte van de<br />

gereedschapshouder<br />

– –<br />

GS-h. br (wb): breedte van de<br />

gereedschapshouder<br />

– –<br />

Klp.diam (fd): diameter van de klauwplaat – –<br />

Klp.hgt (fh): hoogte van de klauwplaat – –<br />

Uitst.lg (ax): uitsteeklengte – –<br />

Spoed (hf): Spoed – –<br />

Aantal gangen (gb) bij meervoudige schroefdraad – – –<br />

Type vertanding van de frees:<br />

0: niet gedefinieerd<br />

1: rch.voork (rechte voorkant)<br />

2: sch.voork (schuine voorkant)<br />

3: rch.omtr (rechte omtrek)<br />

4: sch.omtr (schuine omtrek)<br />

5: rVoorOmtr (rechte voorkant en omtrek)<br />

6: sVoorOmtr (schuine voorkant en omtrek)<br />

7: speciale vertanding<br />

– –<br />

Beschikb.: fysieke beschikbaarheid – –<br />

Nummer van afbeelding – –<br />

Snijmateriaal – –<br />

CSP-corr: correctiefactor snijsnelheid – –<br />

FDR-corr: correctiefactor aanzet – –<br />

Deep-corr: correctiefactor snijdiepte – –<br />

Opnametype –<br />

Klauwplaat: bij fd=0, fh=0 wordt geen klauwplaat<br />

weergegeven<br />

Meer informatie:<br />

Dialoogbox 3: zie "Multigereedschappen, standtijdbewaking" op<br />

bladzijde 626<br />

zie "Informatie over gereedschapsgegevens" op bladzijde 628<br />

zie "Gereedschapshouder, opnamepositie" op bladzijde 630<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 625<br />

8.1 Gereedschapsdatabase


8.1 Gereedschapsdatabase<br />

Parameters voor handlingsystemen voor gereedschap, en voor meetapparaat<br />

Voorbeeldgereedschap: Type 811<br />

Parameters dialoogbox 1<br />

ID: ID-nummer van gereedschap<br />

G S TP<br />

X-, Z-, Y-maat (xe, ze, ye): instelmaten – –<br />

Beschikb.: fysieke beschikbaarheid – –<br />

SchachtD (sd): Schachtdiameter – –<br />

Multi-GS: multigereedschap (zie<br />

"Gereedschapsprogrammering" op bladzijde 123)<br />

nee: geen multigereedschap<br />

hoofd: hoofdsnijkant<br />

Hulp: hulpsnijkant<br />

– –<br />

M-ID: ID-nummer van de "volgende snijkant" bij<br />

multi-GS<br />

– –<br />

GS-h. DIN: type gereedschapshouder – –<br />

GS-h. hgt (wh): hoogte van de<br />

gereedschapshouder<br />

– –<br />

GS-h. br (wb): breedte van de<br />

gereedschapshouder<br />

– –<br />

Uitst.lg (ax): uitsteeklengte – –<br />

Nummer van afbeelding<br />

Opnametype<br />

Mag(azijn) Code: wordt op dit moment niet<br />

gebruikt<br />

Mag(azijn) Attr(ibuut): wordt op dit moment niet<br />

gebruikt<br />

– –<br />

Multigereedschappen, standtijdbewaking<br />

Draaigereedschappen met meer (maximaal 5) snijkanten worden<br />

multigereedshcappen genoemd. In de gereedschapsdatabase wordt<br />

elke snijkant met een record beschreven. Bovendien wordt een<br />

"gesloten reeks" van alle snijkanten van het multigereedschap<br />

opgebouwd.<br />

Geef een van de snijkanten op als hoofdsnijkant, de andere als<br />

hulpsnijkant. In de gereedschapstabel wordt alleen de hoofdsnijkant<br />

vastgelegd.<br />

Parameters dialoogbox 3<br />

Mag(azijn) Code: wordt op dit moment niet gebruikt<br />

Mag(azijn) Attr(ibuut): Vanaf softwareversie 625 952-05. Wanneer<br />

dit door de machinefabrikant is voorbereid, kan de parameter voor<br />

speciale behandelingen van het gereedschap bij de<br />

gereedschapswissel worden gebruikt (voorbeeld: voor reiniging van<br />

gereedschap)<br />

626


Parameters dialoogbox 3<br />

Multi-GS: multigereedschap (zie "Gereedschapsprogrammering" op<br />

bladzijde 123)<br />

nee: geen multigereedschap<br />

hoofd: hoofdsnijkant<br />

Hulp: hulpsnijkant<br />

M-ID: ID-nummer van de "volgende snijkant" bij multi-GS<br />

Bew(akings)wijze van de standtijdbewaking (zie<br />

"Gereedschapsprogrammering" op bladzijde 123)<br />

geen<br />

Standtijdbewaking<br />

Bewaking van aantal stuks<br />

Standtijd totaal: standtijd van de snijkant<br />

Resterende standtijd: weergave van de resterende standtijd<br />

Totaal aantal stuks: totaal aantal stuks van de snijkant<br />

Resterend aantal stuks: weergave van het resterend aantal stuks.<br />

Reden tot stopzetten:<br />

Standtijd verstreken<br />

Aantal stuks bereikt<br />

Standtijd verstreken:<br />

vastgesteld door in-proces meten<br />

vastgesteld door post-proces meten<br />

Gereedschapslijtage vastgesteld door belastingsbewaking:<br />

grenswaarde 1 of 2 van "capaciteit" overschreden<br />

grenswaarde van "bewerking" overschreden<br />

De standtijdparameters worden bij een nieuwe snijkant<br />

gereset (zie "Standtijdbeheer" op bladzijde 89).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 627<br />

8.1 Gereedschapsdatabase


8.1 Gereedschapsdatabase<br />

Gegevensinvoer multigereedschap<br />

Voor de hoofdsnijkant:<br />

U Parameterinvoer (dialoogbox 1 en 2)<br />

U Met "PgDn" naar dialoogbox 3 gaan<br />

U Invoerveld "Multi-GS": hoofd(snijkant) instellen<br />

U Invoerveld "M-ID": ID-nummer van de volgende hulpsnijkant<br />

invoeren<br />

U Dialoogbox met "OK" afsluiten<br />

Voor elke hulpsnijkant:<br />

U ID-nummer invoeren (ID-nummer, uit vorige snijkant in "M-ID")<br />

U Verdere parameterinvoer (dialoogbox 1 en 2)<br />

U Met "PgDn" naar dialoogbox 3 gaan<br />

U Invoerveld "Multi-GS": hulp(snijkant) instellen<br />

U Invoerveld "M-ID": ID-nummer van de volgende hulpsnijkant<br />

invoeren. Bij de laatste hulpsnijkant het ID-nummer van de<br />

hoofdsnijkant invoeren.<br />

U Dialoogbox met "OK" afsluiten<br />

Informatie over gereedschapsgegevens<br />

ID-nummer van GS (GS-ID): elk gereedschap wordt met de unieke<br />

GS-ID aangeduid (max. 16 cijfers/letters). Deze mag niet met "_"<br />

beginnen.<br />

Gereedschapstype:<br />

eerste, tweede cijfer: type gereedschap<br />

derde cijfer: gereedschapspositie/hoofdbewerkingsrichting.<br />

Instelmaten (xe, ye, ze): afstand referentiepunt gereedschap –<br />

referentiepunt gereedschapshouder<br />

Vanaf softwareversie 625 952-05. Waardebereik voor instelmaten:<br />

+/– 9 999.999 mm<br />

628<br />

Let bij multigereedschap op de "gesloten reeks"<br />

(hoofdsnijkant – hulpsnijkanten – hoofdsnijkant).<br />

Met een ">>" na het invoerveld wordt "naamlijst"<br />

aangegeven. Selecteer de gereedschapsparameters uit de<br />

"naamlijst" en neem deze over als invoer.<br />

Oproep van de naamlijst: cursor op het invoerveld plaatsen<br />

en op de softkey ">>" drukken.


Correctiewaarden (DX, DY, DZ, DS): correcties compenseren de<br />

slijtage van de snijkant van het gereedschap. Bij steekbeitels en<br />

halfronde snijbeitels heeft DS betrekking op de correctiewaarde van<br />

de derde snijkantzijde (de van het gereedschapsreferentiepunt<br />

afgekeerde zijde).<br />

Snijkantlengte (sl): lengte van de snijplaat<br />

De contourgerelateerde cycli controleren of met het gereedschap<br />

de vereiste verspaning kan worden uitgevoerd.<br />

Met "sl" wordt de gereedschapskeuze van TURN PLUS beïnvloed.<br />

"sl" wordt voor de "snijspoorweergave" en de grafische weergave<br />

van het gereedschap verwerkt.<br />

Nevenbewerkingsrichting (NBR): hiermee wordt vastgelegd in<br />

welke richtingen anders dan de hoofdbewerkingsrichting het<br />

gereedschap ook nog kan werken.<br />

De contourgerelateerde cycli controleren of met het gereedschap<br />

de vereiste verspaning kan worden uitgevoerd.<br />

Beïnvloedt de gereedschapskeuze van TURN PLUS.<br />

De AAG maakt voor NBR gebruik van: de nevenaanzet (zie<br />

"Technologie-database" op bladzijde 647) en een gereduceerde<br />

snijdiepte (zie bewerkingsparameter 4 – "SRF")<br />

Rotatierichting:<br />

legt de spilrotatierichting voor het gereedschap vast.<br />

Geeft aan of er sprake is van aangedreven/niet-aangedreven<br />

gereedschap.<br />

De contourgerelateerde cycli controleren of met het gereedschap<br />

de vereiste verspaning kan worden uitgevoerd.<br />

Beïnvloedt de gereedschapskeuze van TURN PLUS.<br />

Legt de spilrotatierichting vast bij AAG.<br />

Breedte (dn): maat van de gereedschapspunt tot de achterkant van<br />

de schacht. "dn" wordt voor de grafische weergave van het<br />

gereedschap gebruikt.<br />

(Fysiek) beschikbaar: hiermee markeert u niet-beschikbaar<br />

gereedschap, zonder dat het item in de database wordt gewist.<br />

Uitvoering "links of rechts gereedschap" – hiermee wordt de positie<br />

van het gereedschapsreferentiepunt vastgelegd. Bij "neutrale<br />

uitvoering" bevindt het referentiepunt zich aan de linker<br />

snijkantzijde.<br />

Nummer van afbeelding: gereedschap of alleen de snijkant<br />

weergeven?<br />

0: gereedschap weergeven<br />

–1: alleen de snijkant van het gereedschap weergeven<br />

TURN PLUS vermenigvuldigt de snijwaarden die uit de<br />

technologiedatabase zijn bepaald, met de volgende<br />

correctiewaarden:<br />

CSP-correctie: snijsnelheid (Eng.: cutting speed)<br />

FDR-correctie: aanzet (Eng.: feed rate)<br />

Deep-correctie: snijdiepte (Eng.: deep=diep)<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 629<br />

8.1 Gereedschapsdatabase


8.1 Gereedschapsdatabase<br />

Opnametype: Bij verschillende gereedschapsopnames moet het<br />

opnametype van het gereedschap en van de opnameplaats identiek<br />

zijn (zie MP 511, ...).<br />

Beïnvloedt de gereedschapskeuze en -plaatsing in de<br />

TURN PLUS.<br />

Met de functies "Gereedschapstabel instellen" wordt<br />

gecontroleerd of het gereedschap op de bedoelde revolverpositie<br />

kan worden toegepast.<br />

Positiehoek (rw): legt de afwijking ten opzichte van de<br />

hoofdbewerkingsrichting in rekenkundig positieve zin vast (–90° <<br />

rw < +90°) – zie afbeelding. De TURN PLUS maakt alleen gebruik<br />

van boor- en freesgereedschap dat in de richting van de hoofdas<br />

respectievelijk haaks op de hoofdas werkt.<br />

Aantal tanden: wordt bij "aanzet per tand G93" gebruikt<br />

Uitsteeklengte (ax): bij boor- en freesgereedschap geldt het<br />

volgende:<br />

axiaal gereedschap: ax = afstand van gereedschapsreferentiepunt<br />

tot bovenkant van de houder<br />

radiaal gereedschap: ax = afstand van<br />

gereedschapsreferentiepunt tot onderkant van de houder (ook<br />

wanneer de boor/frees in een klauwplaat is ingespannen)<br />

Gereedschapshouder, opnamepositie<br />

Gereedschapshouder<br />

Bij de gereedschapsweergave in de simulatie en controlegrafiek wordt<br />

rekening gehouden met de vorm van de houder en de opnamepositie<br />

op de gereedschapshouder. Wanneer het type gereedschapshouder<br />

niet wordt opgegeven, maakt de <strong>CNC</strong> PILOT gebruik van de<br />

vereenvoudigde weergave.<br />

Of de gereedschapshouder in een axiale of radiale opname wordt<br />

gebruikt, en of er een adapter wordt toegepast, wordt door de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT op basis van de revolverpositie bepaald.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT houdt rekening met de volgende houders (benaming<br />

van de standaardhouder volgens DIN 69 880).<br />

Houdergroep 1<br />

630


A1 boorstanghouder<br />

B1 rechts kort<br />

B2 links kort<br />

B3 rechts kort overhead<br />

B4 links kort overhead<br />

B5 rechts lang<br />

B6 links lang<br />

B7 rechts lang overhead<br />

B8 links lang overhead<br />

C1 rechts<br />

C2 links<br />

C3 rechts overhead<br />

C4 links overhead<br />

D1 meervoudige opname<br />

Houdergroep 2<br />

A boorstanghouder<br />

B boorhouder met koelmiddeltoevoer<br />

C vierkant langs<br />

D vierkant dwars<br />

E bewerking voor-/achterkant<br />

E1 U-boor<br />

E2 opname cilindrische schacht<br />

E3 opname spantang<br />

F boorhouder MK (morse-kegel)<br />

Houdergroep 3<br />

K boorhouder<br />

Z aanslag<br />

T1 aangedreven axiaal<br />

T2 aangedreven radiaal<br />

T3 boorstanghouder<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 631<br />

8.1 Gereedschapsdatabase


8.1 Gereedschapsdatabase<br />

Houdergroep 4<br />

X5 aangedreven axiaal<br />

Houdergroep 5<br />

X6 aangedreven radiaal<br />

X7 aangedreven speciale houder<br />

Adapter<br />

Bij gebruik van een adapter wordt met de maten gereedschapshoogte<br />

(wh) en gereedschapsbreedte (wb) de hoogte/breedte van de adapter<br />

en houder aangegeven.<br />

632


Opnamepositie<br />

De opnamepositie wordt door de machinefabrikant vastgelegd (zie<br />

MP 511, ...). De <strong>CNC</strong> PILOT bepaalt de opnamepositie op basis van de<br />

revolverpositie:<br />

AP=0: axiale opname – linker revolverzijde<br />

AP=1: radiale opname – linker revolverzijde<br />

AP=2: radiale opname – rechter revolverzijde<br />

AP=3: axiale opname – rechter revolverzijde<br />

Als de radiale opname in het midden van de revolverschijf<br />

plaatsvindt, wordt gebruikgemaakt van "AP=1".<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 633<br />

8.1 Gereedschapsdatabase


8.2 Spanmiddel-database<br />

8.2 Spanmiddel-database<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT slaat maximaal 999 spanmiddelbeschrijvingen op die u<br />

met de spanmiddel-editor beheert. Spanmiddelen worden in de<br />

werkstand TURN PLUS gebruikt en in de simulatie/controlegrafiek<br />

getoond. Wanneer u geen gebruikmaakt van de TURN PLUS, of de<br />

spanmiddelweergave in de simulatie niet wilt gebruiken, kunnen de<br />

desbetreffende spanmiddelgegevens komen te vervallen.<br />

ID-nummer: elk spanmiddel wordt met de unieke spanmiddel-ID<br />

aangeduid (max. 16 cijfers/letters). Het ID-nummer mag niet met "_"<br />

beginnen.<br />

Spanmiddeltype: met het spanmiddeltype wordt het type klauwplaat<br />

en het type spanklauw aangeduid.<br />

Spanmiddel-editor<br />

De spanmiddelgegevens bevatten informatie voor de weergave in de<br />

simulatie/controlegrafiek en andere gegevens voor de<br />

spanmiddelkeuze van TURN PLUS.<br />

Spanmiddel-editor oproepen:<br />

U „Span(middel)" in de werkstand Parameters kiezen.<br />

Nieuw spanmiddel beschrijven ("Nieuw-Direct")<br />

"Nieuw-Direct" kiezen<br />

"Spanmiddeltype" direct invoeren<br />

Spanmiddelgegevens invoeren<br />

Nieuw spanmiddel beschrijven ("Nieuw-menu")<br />

"Nieuw-menu" kiezen<br />

Spanmiddeltype in de submenu's selecteren<br />

Spanmiddelgegevens invoeren<br />

634<br />

Softkeys<br />

Omschakelen naar de werkstand<br />

Service<br />

Omschakelen naar de werkstand<br />

Transfer


Spanmiddeltabellen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT maakt een lijst van de ingevoerde items gesorteerd op<br />

ID-nummer of op spanmiddeltype. De spanmiddeltabel dient als basis<br />

voor het bewerken, kopiëren of wissen van items.<br />

In de kop van de tabel wordt het ingevoerde masker, het aantal<br />

gevonden en opgeslagen spanmiddelen en het maximale aantal<br />

spanmiddelen aangegeven.<br />

Spanmiddeltabel oproepen<br />

De editor maakt een lijst ven de ingevoerde gegevens<br />

gesorteerd op spanmiddeltype.<br />

De editor maakt een lijst ven de ingevoerde gegevens<br />

gesorteerd op ID-nummers (ID). Er worden alleen<br />

items getoond die met het "Masker voor<br />

ID-nummers" overeenkomen.<br />

"Masker" voor ID-nummers:<br />

Gedeelte van de ID invoeren: op de volgende posities kunnen<br />

willekeurige tekens staan.<br />

„?“: op deze posities van het masker kan een willekeurig teken<br />

staan.<br />

Spanmiddeltabel bewerken<br />

Cursor op gewenst spanmiddel plaatsen.<br />

Item kopiëren (alleen spanmiddel van hetzelfde type)<br />

Item wissen<br />

Softkey of "Enter"-toets indrukken. De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

stelt de spanmiddelgegevens voor het bewerken<br />

beschikbaar.<br />

Softkeys<br />

Spanmiddel-item wissen<br />

Spanmiddel-item kopiëren<br />

Spanmiddel-item bewerken<br />

Spanmiddeltabel op "type" sorteren<br />

Spanmiddeltabel op ID-nummer<br />

sorteren<br />

Sorteervolgorde omdraaien<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 635<br />

8.2 Spanmiddel-database


8.2 Spanmiddel-database<br />

Spanmiddelgegevens<br />

Overzicht van spanmiddeltypen<br />

Spanmiddel-hoofdgroepen Spanmiddel Type<br />

Klauwplaat Spanklauw 21x<br />

Spanmiddel Spantang 220<br />

Klauwplaat Type Opspandoorn 23x<br />

Spantanghouder 110 Meenemer voorkant 24x<br />

Klauwplaat met twee klauwen 120 Draaigrijper 25x<br />

Klauwplaat met drie klauwen 130 Centerpunt 26x<br />

Klauwplaat met vier klauwen 140 Draaibankcenter 27x<br />

Spanschijf 150 Centreerconus 28x<br />

Speciale klauwplaat 160<br />

Opname bij spanmiddeltype 21x Opname bij spanmiddeltype 23x..28x<br />

Zachte klauwen 211 Cilindrische klauwplaatopname xx1<br />

Harde klauwen 212 Vlakke-flensopname xx2<br />

Grijpklauw 213 Morse-kegel MK3 xx3<br />

Speciale klauw 214 Morse-kegel MK4 xx4<br />

Morse-kegel MK5 xx5<br />

Morse-kegel MK6 xx6<br />

Overige opnames xx7<br />

636


Klauwplaat<br />

Voorbeeld klauwplaat met drie klauwen (type 130)<br />

Parameters klauwplaat (type 1x0)<br />

ID: ID-nummer van spanmiddel<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

Kl.aansl.: code "klauwaansluiting"<br />

d: klauwplaatdiameter<br />

l: klauwplaatlengte<br />

maxSpDm (d1): maximale spandiameter<br />

minSpDm (d2): minimale spandiameter<br />

dz: centreerdiameter<br />

Max.toer: maximaal toerental [omw/min]<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 637<br />

8.2 Spanmiddel-database


8.2 Spanmiddel-database<br />

code klauwaansluiting: Wanneer slechts bepaalde klauwplaat-/<br />

spanklauwcombinaties zijn toegestaan, kan dit worden geregeld met<br />

de "klauwaansluiting". Geef zowel aan de klauwplaat als aan de<br />

toegestane spanklauwen dezelfde code.<br />

Klauwaansluiting=0: alle spanklauwen zijn toegestaan.<br />

Voorbeeld spantanghouder (type 110)<br />

638


Spanklauw<br />

Voorbeeld spanklauw (type 211)<br />

Parameters spanklauw (type 21x)<br />

ID: ID-nummer van spanmiddel<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

Kl.aansl.: code "klauwaansluiting" – moet overeenkomen met de<br />

code bij de klauwplaat<br />

L: klauwbreedte<br />

H: klauwhoogte<br />

G1: maat stap 1 in Z-richting<br />

G2: maat stap 2 in Z-richting<br />

S1: maat stap 1 in X-richting<br />

S2: maat stap 2 in X-richting<br />

minSpDm (d2): minimale spandiameter<br />

maxSpDm (d1): maximale spandiameter<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 639<br />

8.2 Spanmiddel-database


8.2 Spanmiddel-database<br />

Voorbeeld grijpklauw (type 213)<br />

640


Spantang<br />

Voorbeeld spantang (type 220)<br />

Parameters spantang (type 220)<br />

ID: ID-nummer van spanmiddel<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

d: spantangdiameter<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 641<br />

8.2 Spanmiddel-database


8.2 Spanmiddel-database<br />

Opspandoorn<br />

Voorbeeld opspandoorn (type 231)<br />

Parameters opspandoorn (type 23x)<br />

ID: ID-nummer van spanmiddel<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

Lengte van de doorn<br />

LD: totale lengte<br />

DF: flensdiameter<br />

BF: flensbreedte<br />

maxSpDm: maximale spandiameter<br />

minSpDm: minimale spandiameter<br />

642


Meenemer voorkant<br />

Voorbeeld meenemer voorkant (type 241)<br />

Parameters meenemer voorkant (type 24x)<br />

ID: ID-nummer van spanmiddel<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

ds: diameter punt<br />

ls: lengte punt<br />

DK: diameter middendeel<br />

BK: breedte middendeel<br />

DF: flensdiameter<br />

BR: flensbreedte<br />

d1: maximale spancirkeldiameter<br />

d2: minimale spancirkeldiameter<br />

Draaigrijper<br />

Parameters draaigrijper (type 25x)<br />

ID: ID-nummer van spanmiddel<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

NomDm: draaigrijperdiameter<br />

Lengte: draaigrijperlengte<br />

d1: maximale spancirkeldiameter<br />

d2: minimale spancirkeldiameter<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 643<br />

8.2 Spanmiddel-database


8.2 Spanmiddel-database<br />

Centerpunt<br />

Voorbeeld centerpunt (type 261)<br />

Parameters centerpunt (type 26x)<br />

ID: ID-nummer van spanmiddel<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

w1: beitelpunthoek 1<br />

w2: beitelpunthoek 2<br />

d1: diameter 1<br />

d2: diameter 2<br />

IA: lengte van conisch gedeelte<br />

d3: diameter van centerpuntbus<br />

b3: breedte van centerpuntbus<br />

md: omtrekdiameter van de afdrukmoer<br />

mb: breedte van de afdrukmoer<br />

644


Draaibankcenter<br />

Voorbeeld draaibankcenter (type 271)<br />

Parameters draaibankcenter (type 27x)<br />

ID: ID-nummer van spanmiddel<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

w1: beitelpunthoek 1<br />

w2: beitelpunthoek 2<br />

d1: diameter 1<br />

d2: diameter 2<br />

zl: lengte van draaibankcenter<br />

md: omtrekdiameter van de afdrukmoer<br />

mb: breedte van de afdrukmoer<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 645<br />

8.2 Spanmiddel-database


8.2 Spanmiddel-database<br />

Centreerconus<br />

Voorbeeld centreerconus (type 281)<br />

Parameters centreerconus (type 26x)<br />

ID: ID-nummer van spanmiddel<br />

Beschikbaar: fysieke beschikbaarheid (naamlijst)<br />

zw: centreerconushoek<br />

za: afstand centreerconus – pinole<br />

d1: diameter 1<br />

d2: diameter 2<br />

zl: lengte van de centreerconus<br />

646


8.3 Technologie-database<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT slaat de technologiegegevens (snijwaarden) op in een<br />

driedimensionale tabel afhankelijk van:<br />

Materiaal (materiaal van het werkstuk)<br />

Snijmateriaal (materiaal van de snijkant van het gereedschap)<br />

Bewerkingswijze<br />

De bewerkingswijzen zijn vastgelegd. De materialen en snijmaterialen<br />

kunt u in de "naamlijst" vastleggen en wijst u aan de tabel toe (zie<br />

afbeelding).<br />

De snijwaarden worden met de technologie-editor beheerd.<br />

Bij het automatisch genereren van werkschema's door de<br />

TURN PLUS wordt gebruikgemaakt van de technologiegegevens. U<br />

kunt deze database bovendien gebruiken om "uw" snijwaarden op te<br />

slaan.<br />

De naamlijsten voor materialen en snijmaterialen moeten<br />

op de ingevoerde snijwaarden worden afgestemd.<br />

Wanneer u de naamlijst van de materialen of<br />

snijmaterialen wijzigt, worden de snijwaarden niet<br />

automatisch aangepast. Wijzig in dat geval ook de<br />

snijwaarden om zeker te zijn van correcte<br />

technologiegegevens.<br />

Verklaring<br />

Bewerkingswijzen:<br />

bea_1: Voorbewerken<br />

bea_2: Nabewerken<br />

bea_3: Insteken<br />

etc.<br />

Snijmaterialen (definitie volgens naamlijst):<br />

Gc425<br />

P15<br />

HSS<br />

etc.<br />

Materialen (definitie volgens naamlijst):<br />

St60<br />

C45<br />

Ck45<br />

etc.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 647<br />

Bea_1<br />

Bea_2<br />

Bea_3<br />

. . .<br />

St<br />

60<br />

C<br />

45<br />

Ck<br />

45<br />

. . .<br />

P 15<br />

GC 425<br />

HSS<br />

. . .<br />

8.3 Technologie-database


8.3 Technologie-database<br />

Technologiegegevens bewerken<br />

De technologie-database bevat de volgende gegevens:<br />

Specifieke snijkracht van het materiaal: de parameter dient ter<br />

informatie en wordt niet verwerkt.<br />

Snijsnelheid<br />

Hoofdaanzet [mm/omw] voor de hoofdbewerkingsrichting<br />

Nevenaanzet [mm/omw] voor de hoofdbewerkingsrichting<br />

Aanzet<br />

met/zonder koelmiddel: De functie voor het automatisch genereren<br />

van werkschema's (AAG) bepaalt op basis van deze parameter of er<br />

koelmiddel wordt gebruikt.<br />

Technologiegegevens bewerken<br />

"Snijw(waarden) direct" kiezen. De <strong>CNC</strong> PILOT opent de dialoogbox<br />

"Directe selectie snijwaarden".<br />

"Materiaal", "Snijmateriaal" en "Soort bew." vastleggen. De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

opent de dialoogbox "Editen technologiegegevens" en stelt de<br />

gegevens voor bewerking beschikbaar.<br />

648<br />

TURN PLUS vermenigvuldigt de snijwaarden met de<br />

correctiefactoren (CSP-, FDR-, DEEP-corr) die aan het<br />

gereedschap zijn toegewezen (zie "Informatie over<br />

gereedschapsgegevens" op bladzijde 628).


Snijwaardetabellen<br />

Technologie-editor oproepen:<br />

U "Tech(nologiegegevens)" in de werkstand Parameters kiezen.<br />

Snijwaardetabellen oproepen<br />

"Tab materiaal" kiezen. De dialoogbox "Selectie snijwaarden naar<br />

materiaal" wordt geopend.<br />

"Soort bew." en "Snijmateriaal" vastleggen. De <strong>CNC</strong> PILOT maakt een<br />

lijst van de technologiegegevens "gesorteerd naar materialen".<br />

"Tab snijmateriaal" kiezen. De dialoogbox "Selecteren snijwaarden naar<br />

snijmateriaal" wordt geopend.<br />

"Materiaal" en "Soort bew." vastleggen. De <strong>CNC</strong> PILOT maakt een lijst<br />

van de technologiegegevens "gesorteerd naar snijmaterialen".<br />

"Tab soort bew." (bewerkingswijze) kiezen. De dialoogbox "Selecteren<br />

snijwaarden naar soort bew." wordt geopend.<br />

"Materiaal" en "Snijmateriaal" vastleggen. De <strong>CNC</strong> PILOT maakt een<br />

lijst van de technologiegegevens "gesorteerd naar bewerkingswijzen".<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 649<br />

8.3 Technologie-database


Service en Diagnose<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 651


9.1 De werkstand Service<br />

9.1 De werkstand Service<br />

De werkstand Service omvat:<br />

Servicefuncties: Aanmelden en beheer van gebruikers, andere taal<br />

kiezen en diverse systeeminstellingen<br />

Diagnosefuncties: Functies voor controle van het systeem en<br />

ondersteuning bij de storingsdiagnose.<br />

Onderhoudssysteem: Het onderhoudssysteem herinnert de<br />

machinegebruiker aan de noodzakelijke onderhouds- en<br />

servicewerkzaamheden.<br />

652<br />

Diverse service- en diagnosefuncties zijn voor het service-<br />

en inbedrijfstellingspersoneel gereserveerd (voorbeelden:<br />

oscilloscoop, logic analyzer).


9.2 Servicefuncties<br />

Bedieningsautorisatie<br />

Functies zoals het wijzigen van belangrijke parameters, blijven<br />

voorbehouden aan geautoriseerde gebruikers. Autorisatie vindt plaats<br />

wanneer bij het "aanmelden" het juiste wachtwoord is ingevoerd.<br />

U bent aangemeld totdat er wordt "afgemeld" of totdat een andere<br />

gebruiker zich heeft aangemeld.<br />

Het "wachtwoord" bestaat uit 4 cijfers. Het wachtwoord wordt<br />

"verborgen" (niet zichtbaar) ingevoerd.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT onderscheidt de volgende gebruikerscategorieën:<br />

"zonder beveiligingsklasse"<br />

"NC-programmeurs"<br />

"systeembeheerder"<br />

"Servicepersoneel" (van de machinefabrikant)<br />

Menu-item "Aanmeld.": Bij het aanmelden als gebruiker kiest u uit<br />

de lijst met alle gebruikers uw "eigen" naam en voert u uw "eigen"<br />

wachtwoord in.<br />

Menu-item "Afmeld.": De <strong>CNC</strong> PILOT maakt geen gebruik van<br />

automatisch afmelden met tijdregeling. Daarom moet de gebruiker<br />

zich afmelden, wanneer u uw systeem wilt beveiligen tegen<br />

onbevoegde toegang.<br />

Menu-item "Ben.Srv." (Gebruikersservice): Om gebruik te kunnen<br />

maken van de optie "Gebruikersservice", moet er als<br />

"systeembeheerder" worden aangemeld.<br />

Geb(ruiker) invoeren: U voert de naam van de nieuwe gebruiker in,<br />

legt het wachtwoord vast en stelt de "gebruikerscategorie" in.<br />

Voorwaarde: U moet als "systeembeheerder" zijn aangemeld.<br />

Geb(ruiker) verwijderen: Selecteer de naam die u wilt wissen uit<br />

de operatorlijst en klik op "OK".<br />

Wachtwoord wijzigen: Iedere operator kan zijn "eigen"<br />

wachtwoord veranderen. Om misbruik te voorkomen, moet eerst<br />

het "oude" wachtwoord worden ingevoerd, voordat een nieuw<br />

wachtwoord kan worden opgeslagen.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT wordt met de gebruiker "wachtwoord<br />

1234" en het wachtwoord "1234" geleverd (autorisatie<br />

"Systeembeheerder"). Meld u aan als gebruiker<br />

"wachtwoord 1234" en voer een nieuwe operator in.<br />

De gebruiker "wachtwoord 1234" moet daarna worden<br />

verwijderd.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT voorkomt dat de "laatste<br />

systeembeheerder" wordt verwijderd. U mag het<br />

wachtwoord echter niet vergeten.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 653<br />

9.2 Servicefuncties


9.2 Servicefuncties<br />

Systeemservice<br />

Menugroep "Sys.Srv." (systeemservice)<br />

Datum/tijd: Bij foutmeldingen worden de datum en tijd<br />

geregistreerd. Omdat fouten lange tijd in een "logfile" worden<br />

opgeslagen, moet u op de juiste instelling letten. Met behulp van<br />

deze informatie kan bij service gemakkelijker een foutdiagnose<br />

worden uitgevoerd.<br />

Omschakelen taal: Selecteer met de softkey ">>" de taal en klik op<br />

"OK". Als u de <strong>CNC</strong> PILOT opnieuw opstart, is de<br />

beeldschermdialoog naar de gekozen taal omgeschakeld.<br />

FWL-bewerken – afhankelijk van taal: wordt op dit moment niet<br />

gebruikt<br />

FWL-bewerken – onafhankelijk van taal: Bewerken van de<br />

"naamlijsten" materialen, snijmaterialen en passingen (zie<br />

"Naamlijsten" op bladzijde 655).<br />

Hulpafbeeldingen AAN/UIT: Als het menu-item "Hulpafb. AAN" is<br />

gekozen, worden de ondersteunende grafieken van de werkstand<br />

Machine niet getoond.<br />

Editschakelaar AAN/UIT: Met de "editschakelaar" beveiligt u de<br />

volgende werkstanden tegen onbevoegde toegang. Als het menuitem<br />

op "Bewerkingsschakelaar AAN" is ingesteld, kunnen deze<br />

menu-items uitsluitend worden geselecteerd nadat u als "NCprogrammeur"<br />

(of hoger) bent aangemeld:<br />

DIN PLUS<br />

TURN PLUS<br />

Parameters<br />

654


Naamlijsten<br />

Grondstoffen en snijmaterialen: De <strong>CNC</strong> PILOT houdt de<br />

benamingen van grondstoffen en snijmaterialen in naamlijsten bij.<br />

Hiermee bouwt u de technologie-database op die specifiek is<br />

afgestemd op in uw bedrijf gebruikte grondstoffen (zie "Technologiedatabase"<br />

op bladzijde 647).<br />

Passingen: Voor de gereedschappen ruimer en deltaboor wordt de<br />

parameter "passing" bijgehouden. In de naamlijst "0WZPASSU" legt u<br />

de gewenste passingkwaliteiten vast.<br />

Let bij het bewerken van de naamlijst op het volgende:<br />

max. 64 items<br />

Code<br />

Cijfer van 0..63<br />

Geen dubbele codes toekennen<br />

Begrip<br />

maximaal 16 tekens<br />

Bewerken van een naamlijst<br />

"Sys.Srv. > FWL-bewerken > onafhankelijk van taal" selecteren. De<br />

<strong>CNC</strong> PILOT opent de "Selectie naamlijsten".<br />

Selecteer een van de volgende bestanden:<br />

"0TEMATER" (grondstof)<br />

"0TESTOFF" (snijmateriaal)<br />

"0WZPASSU" (passingkwaliteit)<br />

Item veranderen:<br />

De te veranderen positie kiezen. Op ENTER drukken<br />

"Code" en/of "Begrip" veranderen.<br />

Op OK klikken. De <strong>CNC</strong> PILOT slaat de gegevens op.<br />

Nieuw item:<br />

Opent de dialoog "Bewerking naamlijsten"<br />

"Code" en/of "Begrip" invoeren.<br />

Op OK klikken. De <strong>CNC</strong> PILOT slaat de gegevens op.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 655<br />

9.2 Servicefuncties


9.3 Onderhoudssysteem<br />

9.3 Onderhoudssysteem<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT herinnert de machinegebruiker aan de noodzakelijke<br />

onderhouds- en servicewerkzaamheden. Daartoe is iedere activiteit "in<br />

het kort" (module, onderhoudsinterval, verantwoordelijke persoon,<br />

etc.) beschreven. Deze informatie staat in de lijst "Onderhouds- en<br />

serviceactiviteiten". Een uitvoerige beschrijving van de<br />

onderhoudsactiviteit wordt "desgewenst" getoond.<br />

Een uitgevoerde onderhoudsactiviteit wordt bevestigd. Daarna begint<br />

het onderhoudsinterval opnieuw. De <strong>CNC</strong> PILOT slaat het<br />

bevestigingstijdstip samen met de nominale datum in een logbestand<br />

op. De bevestigings-logbestanden kunnen door het servicepersoneel<br />

worden geanalyseerd. Het kan (op zijn minst) de laatste 10<br />

bevestigingen bekijken.<br />

Onderhoudsstatus: Het "verkeerslicht" rechts naast het datum-/<br />

tijdveld geeft de onderhoudsstatus aan. De status met de hoogste<br />

prioriteit wordt weergegeven (rood voor geel, geel voor groen).<br />

groen: geen onderhoudsactiviteiten nodig<br />

geel: ten minste één onderhoudsactiviteit is binnenkort noodzakelijk<br />

rood: ten minste één onderhoudsactiviteit is noodzakelijk of allang<br />

noodzakelijk<br />

656<br />

Voorwaarde: De machinefabrikant moet de<br />

noodzakelijke activiteiten invoeren en een beschrijving<br />

van de activiteiten beschikbaar stellen.<br />

Alle statuswijzigingen inclusief de bevestiging van de<br />

onderhoudsactiviteit worden aan de PLC doorgegeven.<br />

In het machinehandboek kunt u nalezen of noodzakelijke<br />

of al lang noodzakelijke onderhoudsactiviteiten verdere<br />

consequenties hebben.


Onderhoudsdatums en -periodes<br />

Datums en periodes (zie afbeelding):<br />

I – Interval: Door de machinefabrikant vastgestelde periode van het<br />

onderhoudsinterval. Tijdens de inschakelduur van de besturing<br />

wordt het lopende onderhoudsinterval steeds korter. De resterende<br />

tijd wordt in de kolom "wanneer" aangegeven.<br />

D – Duur: Door de machinefabrikant vastgestelde periode tussen<br />

"noodzakelijke" en "allang noodzakelijke" onderhoudsactiviteit.<br />

Q – Bevestigingsperiode: In deze periode moet de<br />

onderhoudsactiviteit worden uitgevoerd en bevestigd.<br />

t1 – tijdstip "ten minste één onderhoudsactiviteit is binnenkort<br />

noodzakelijk":<br />

Vanaf dit tijdstip kan de onderhoudsactiviteit worden uitgevoerd<br />

en bevestigd.<br />

De status wordt "geel" aangegeven.<br />

Berekening: t1 = invoer voor voorafgaande waarschuwing *<br />

interval / 100<br />

t2 – tijdstip "onderhoudsactiviteit is noodzakelijk":<br />

Vanaf dit tijdstip moet de onderhoudsactiviteit worden uitgevoerd<br />

en bevestigd.<br />

De status wordt "rood" aangegeven.<br />

Berekening: t2 = interval<br />

t3 – tijdstip "onderhoudsactiviteit is allang noodzakelijk".<br />

Het tijdstip van de onderhoudsactiviteit is overschreden.<br />

De status wordt onveranderd "rood" aangegeven.<br />

Berekening: t3 = interval + duur<br />

Verklaring:<br />

I: Interval<br />

D: Duur<br />

Q: Bevestigingsperiode<br />

t1: onderhoudsactiviteit is binnenkort<br />

noodzakelijk<br />

t2: Onderhoudsactiviteit is noodzakelijk<br />

t3: Onderhoudsactiviteit is allang noodzakelijk<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 657<br />

9.3 Onderhoudssysteem


9.3 Onderhoudssysteem<br />

Onderhoudsactiviteiten weergeven<br />

Informatie over de onderhoudsactiviteiten<br />

Oproepen van het onderhoudssysteem:<br />

658<br />

U "Onderhoud" in de werkstand "Service" kiezen. Het<br />

onderhoudssysteem toont de lijst "Onderhouds- en<br />

serviceactiviteiten".<br />

U Deel 2 van de lijst tonen<br />

U Deel 1 van de lijst tonen<br />

U Met "Pijl omhoog/omlaag" en "PgUp/PgDn" kan de<br />

cursor in de lijst worden verplaatst<br />

U Terug naar de werkstand "Service"<br />

Lijsten met onderhoudsactiviteiten oproepen:<br />

U Lijst met de "komende, noodzakelijke en allang<br />

noodzakelijke onderhoudsactiviteiten" oproepen, of<br />

U Lijst met "alle onderhoudsactiviteiten" oproepen<br />

Extra informatie oproepen:<br />

U Cursor op de onderhoudsactiviteit plaatsen<br />

U Op "Enter" drukken. Het onderhoudssysteem opent<br />

de dialoogbox "Activiteit lezen" met de parameters<br />

van de activiteit, of<br />

U een uitvoerige beschrijving van de<br />

onderhoudsactiviteit oproepen<br />

U Terug naar de lijst met onderhoudsactiviteiten<br />

Soort<br />

onderhoudsactiviteit<br />

Tijdgegevens (Duits/<br />

Engels)<br />

Reiniging M / M: Minuten<br />

Inspectie S / H: Uren<br />

Onderhoud T / D: Dagen<br />

Service W / W: Weken<br />

J / Y: Jaren


De gegevens in de lijst Onderhoudsactiviteiten hebben de volgende<br />

betekenis:<br />

Soort: zie tabel "Soort onderhoudsactiviteiten".<br />

De status wordt met de achtergrondkleur aangeduid:<br />

Geen kleur: geen onderhoudsactiviteiten nodig<br />

geel: Onderhoudsactiviteit is binnenkort noodzakelijk<br />

rood: er is een onderhoudsactiviteit noodzakelijk of allang<br />

noodzakelijk<br />

Plaats: plaats van de module<br />

Module: benaming van de module<br />

Wanneer: resterende tijd tot het tijdstip "onderhoudsactiviteit is<br />

noodzakelijk" (= resterende tijd van het onderhoudsinterval)<br />

Duur: tijd tussen "noodzakelijke" en "allang noodzakelijke"<br />

onderhoudsactiviteit.<br />

Wie: persoon die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de<br />

activiteit<br />

Interval: periode van het onderhoudsinterval<br />

Voorafgaande waarschuwing: legt het tijdstip van de status<br />

"onderhoudsactiviteit is binnenkort noodzakelijk" vast (gerelateerd<br />

aan het onderhoudsinterval)<br />

Documentatiereferentie en -soort:<br />

Met invoer: met de softkey "Info activiteit" wordt een uitvoerige<br />

beschrijving van de onderhoudsactiviteit opgeroepen.<br />

Geen invoer: er is geen uitvoerige beschrijving van de<br />

onderhoudsactiviteit beschikbaar.<br />

Een "–" vóór het symbool: het onderhoudssysteem is<br />

gedeactiveerd.<br />

Delen van een tijdseenheid worden als decimale breuk<br />

vermeld. Voorbeeld: 1.5 S = 1 uur 30 minuten.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 659<br />

9.3 Onderhoudssysteem


9.3 Onderhoudssysteem<br />

Speciale lijsten met "onderhoudsactiviteiten"<br />

Lijsten op basis van "Soort" of "Status" van de onderhoudsactiviteiten<br />

oproepen:<br />

660<br />

U naar de softkeybalk "Soort/status van de activiteiten"<br />

omschakelen<br />

U Lijst met "alle service-activiteiten" of andere speciale<br />

lijst oproepen (zie softkeytabel)<br />

U Terugschakelen naar het algemene<br />

onderhoudssysteem<br />

Lijst met bevestigde onderhoudsactiviteiten oproepen:<br />

U lijst met "bevestigde onderhoudsactiviteiten"<br />

oproepen, of<br />

De gegevens in de lijst Bevestigde acties hebben de volgende<br />

betekenis:<br />

Soort:<br />

Symbool: zie tabel "Soort onderhoudsacties"<br />

„+“: Actie is bevestigd<br />

Actie: Aanduiding van de onderhoudsactie<br />

Bevestiging – door: Naam van de persoon die bevestigt<br />

Bevestiging – op: Datum van de bevestiging<br />

Sinds: Tijdstip "onderhoudsactie is noodzakelijk" (t2)<br />

Commentaar van de persoon die bevestigt<br />

Softkeys "Soort onderhoudsactiviteiten"<br />

Alle service-activiteiten<br />

Alle onderhoudsactiviteiten<br />

Alle inspectie-activiteiten<br />

Alle reinigingsactiviteiten<br />

Softkeys "Status van de<br />

onderhoudsactiviteiten"<br />

Komende onderhoudsactiviteiten<br />

Noodzakelijke en allang<br />

noodzakelijke onderhoudsactiviteiten


9.4 Diagnose<br />

Informatie en uitlezingen<br />

Oproep van de diagnose:<br />

U "Diag(nose)" in de werkstand "Service/onderhoud" kiezen<br />

U Terug naar de werkstand "Service"<br />

In "Diagnose" hebt u informatie-, test- en controlefuncties ter<br />

ondersteuning bij het opsporen van storingen tot uw beschikking.<br />

Menu-item "Info": U krijgt informatie over de toegepaste<br />

softwaremodules.<br />

Vanaf softwareversie 625 952-02:<br />

indien gemarkeerd, wordt ook informatie voor OEM-gegevens<br />

getoond.<br />

Menugroep "Uitlezingen"<br />

Geheugen: is gereserveerd voor servicepersoneel<br />

Variabelen: toont de "variabelendump" (actuele inhoud van ca. 500<br />

V-variabelen).<br />

„---“: de variabele is niet geïnitialiseerd<br />

„???“: de variabele is niet beschikbaar<br />

In-/uitvoer: Toont de actuele status van alle in-/uitvoergegevens.<br />

16 in-/uitvoergegevens: In de dialoogbox "I/U's voor uitlezing<br />

selecteren“ selecteert u max. 16 in-/uitvoergegevens. Nadat de<br />

dialoogbox is afgesloten, toont de <strong>CNC</strong> PILOT de actuele status van<br />

deze in-/uitvoergegevens. Elke verandering van status wordt direct<br />

getoond.<br />

Verlaten van de uitleesfunctie: "ESC-toets"<br />

Geheugen cycl.: is gereserveerd voor servicepersoneel<br />

Variabelen cycl.: selecteer een V-variabele. De <strong>CNC</strong> PILOT toont<br />

de actuele waarde. Elke waardeverandering wordt direct getoond.<br />

In-/uitvoer cycl.: kies een I/U-positie. De <strong>CNC</strong> PILOT toont de<br />

actuele status. Elke verandering van status wordt direct getoond.<br />

Cyclische uitlezingen overlappen het machinevenster<br />

gedeeltelijk. U sluit cyclische uitlezingen af met het menuitem<br />

"Uitlezingen > stop cyclische uitlezingen" of met de<br />

softkey "Stop cyclische uitlezingen".<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 661<br />

9.4 Diagnose


9.4 Diagnose<br />

Logfiles, netwerkinstellingen<br />

Menugroep "Logfiles": Fouten, systeemgebeurtenissen en de<br />

uitwisseling van gegevens tussen de verschillende<br />

systeemcomponenten worden in logfiles geregistreerd.<br />

Fouten-logfile tonen: Toont de meest recente melding. Met<br />

"PgUp/PgDn" kunt u andere items bekijken.<br />

Fouten-logfile opslaan: Maakt een kopie van de fouten-logfile<br />

(bestandsnaam: error.log; directory: Para_Usr). Aanwezige<br />

bestanden "error.log" worden overschreven.<br />

Ipo-Trace opslaan: Slaat informatie op over de laatste<br />

interpolatorfuncties (bestandsnamen: IPOMakro.cxx,<br />

IPOBewbe.cxx, IPOAxCMD.cxx – xx: 00..99; directory: Data).<br />

Menugroep "Remote": De "Remote"-functies ondersteunen de<br />

afstandsdiagnose. Uw machinefabrikant kan u hierover nader<br />

informeren.<br />

Menugroep "Controles"<br />

Hardware – systeeminfo: U krijgt informatie over de toegepaste<br />

hardwarecomponenten.<br />

Opties: U krijgt een overzicht van de beschikbare en geïnstalleerde<br />

opties van de <strong>CNC</strong> PILOT.<br />

Netwerk – Instellingen: Met dit menu-item wordt de WINDOWSdialoogbox<br />

"Network" opgeroepen. De <strong>CNC</strong> PILOT wordt als "Client<br />

for Microsoft Networks" ingevoerd. Uitgebreide informatie over de<br />

installatie en configuratie van netwerken vindt u in de<br />

desbetreffende documentatie of de online-helpfunctie van<br />

WINDOWS.<br />

Netwerk – Vrijgave-wachtwoord (deze functie is alleen<br />

beschikbaar op systemen die op Windows 98 zijn gebaseerd): Voor<br />

lees- en schrijftoegang kent u afzonderlijke wachtwoorden toe. De<br />

wachtwoorden gelden echter voor alle "vrijgegeven directory's" (zie<br />

"Vrijgaves, bestandstypes" op bladzijde 674).<br />

In de dialoogbox "Vrijgave-wachtwoord" zijn de opgesomde<br />

"vrijgavenamen" ter informatie U kunt alleen in de velden<br />

"Wachtwoord lezen en wachtwoord schrijven" gegevens invoeren.<br />

De invoer is niet zichtbaar.<br />

Menu-items "Osci(lloscoop Logic An(alyzer)": gereserveerd voor<br />

servicepersoneel<br />

662


Software-update<br />

Met een software-update ontvangt u nieuwe systeemfuncties, of<br />

foutcorrecties van HEIDENHAIN.<br />

Ga als volgt te werk om een software-update te integreren:<br />

U Aanmelding in de gebruikersklasse<br />

"Systeembeheerder".<br />

U In het diagnosemenu "Controles > Software-update ><br />

User-update" kiezen. De <strong>CNC</strong> PILOT opent de<br />

dialoogbox "Software-update".<br />

U In deze dialoogbox biedt de <strong>CNC</strong> PILOT aan de<br />

"Backup van de huidige software te maken".<br />

HEIDENHAIN adviseert u de gegevensbackup te<br />

maken. Voer bij "Pad naar update-bestanden" het pad<br />

in naar de gekoppelde computer of naar het<br />

aangesloten opslagmedium.<br />

U De <strong>CNC</strong> PILOT maakt de backup en leest daarna de<br />

update-bestanden in.<br />

U Wacht totdat de software-update is beëindigd en<br />

schakel dan de <strong>CNC</strong> PILOT uit en opnieuw in.<br />

U Controleer de <strong>CNC</strong> PILOT.<br />

Bij het maken van de gegevensbackup schrijft de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT de complete software, inclusief parameters,<br />

gegevens van bedrijfsmiddelen, NC-programma's, etc.<br />

naar de directory "<strong>CNC</strong>_Save". Eventuele oudere backups<br />

worden gewist.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 663<br />

9.4 Diagnose


Transfer<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 665


10.1 Werkstand Transfer<br />

10.1 Werkstand Transfer<br />

De werkstand "Transfer" wordt ten behoeve van de<br />

gegevensbeveiliging en voor de gegevensuitwisseling met andere<br />

systemen voor elektronische gegevensverwerking toegepast. Het<br />

gaat daarbij om de overdracht van bestanden met NC-programma's<br />

(DIN PLUS of TURN PLUS), *DXF-bestanden, parameterbestanden of<br />

bestanden met informatie voor het servicepersoneel<br />

(oscilloscoopgegevens, logfiles, etc.).<br />

De werkstand Transfer omvat ook organisatiefuncties zoals<br />

dupliceren, wissen, hernoemen, etc.<br />

Gegevensuitwisseling met Data<strong>Pilot</strong>: Als aanvulling op de<br />

machinebesturing <strong>CNC</strong> PILOT biedt HEIDENHAIN het pcprogrammapakket<br />

Data<strong>Pilot</strong> <strong>4290</strong> aan. De Data<strong>Pilot</strong> heeft dezelfde<br />

programmeer- en testfuncties als de besturing. Dat betekent dat u<br />

TURN PLUS- en DIN PLUS-programma's op de pc maakt, deze via<br />

simulatie test en ze aan de machinebesturing overdraagt.<br />

Gegevensbeveiliging: HEIDENHAIN adviseert u de op de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

gemaakte programma's regelmatig op een pc op te slaan.<br />

Omdat parameters niet vaak worden gewijzigd, hoeven ze alleen te<br />

worden opgeslagen indien dit noodzakelijk is (zie "Parameters en<br />

bedrijfsmiddelen" op bladzijde 680).<br />

Systemen voor gegevensbeveiliging: Het pc-programma Data<strong>Pilot</strong><br />

is ook geschikt voor beveiliging van de op de besturing gemaakte<br />

NC-programma's. Als alternatief kunt u besturingssysteemfuncties<br />

van uw pc of in de handel verkrijgbare programma's voor<br />

gegevensbeveiliging gebruiken.<br />

Printer: In de werkstand "Organisatie" kunt u het afdrukken van<br />

DIN PLUS-programma's en parameter-/bedrijfsmiddelgegevens op de<br />

printer voorbereiden. De <strong>CNC</strong> PILOT gaat daarbij uit van een DIN-A4formaat.<br />

Afdrukken op de printer vanuit de Data<strong>Pilot</strong> is mogelijk.<br />

TURN PLUS-programma's kunnen niet worden afgedrukt.<br />

666<br />

"TURN PLUS-bestanden" worden alleen door de <strong>CNC</strong><br />

PILOT of Data<strong>Pilot</strong> verwerkt. Ze zijn niet "leesbaar".<br />

"Servicebestanden" ondersteunen de storingsdiagnose.<br />

In de regel worden deze bestanden door het<br />

servicepersoneel overgezet en verwerkt.<br />

Softkeys<br />

Omschakelen naar de werkstand<br />

Service<br />

Omschakelen naar de werkstand<br />

Parameters


Functie-overzicht werkstand "Transfer":<br />

Netwerk: activeert het WINDOWS-netwerk en toont de<br />

"gemaskeerde" bestanden van de <strong>CNC</strong> PILOT en de<br />

communicatiepartner.<br />

Serieel: activeert de seriële datacommunicatie en toont de<br />

"gemaskeerde" bestanden van de <strong>CNC</strong> PILOT.<br />

FTP: activeert het FTP-netwerk en toont de "gemaskeerde"<br />

bestanden van de <strong>CNC</strong> PILOT en de communicatiepartner.<br />

USB-opslagmedia: de <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt met Windows XP<br />

compatibele USB-massa-opslagmedia.<br />

Organisatie: beheer van de lokale bestanden.<br />

Parameterconv(ersie): parameters/bedrijfsmiddelen van "intern<br />

formaat" naar ASCII-formaat omzetten – of omgekeerd;<br />

gegevensbeveiliging voorbereiden; opgeslagen bestanden inlezen.<br />

Instelling: netwerk-, FTP-, seriële-interface- of printerparameters<br />

instellen.<br />

Overzicht van de transmissieprocedures<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT gebruikt Windows XPe als besturingssysteem. De<br />

netwerkcommunicatie is op besturingssysteemfuncties gebaseerd.<br />

Daarom vindt de configuratie van het netwerk onder Windows plaats.<br />

Interfaces: Data-overdracht via een Ethernet-interface wordt<br />

geadviseerd. Dit garandeert een hoge transmissiesnelheid, een hoge<br />

betrouwbaarheid en comfortabele bediening. De USB-interface biedt<br />

bij gebruik van goede opslagmedia eveneens een comfortabele en<br />

veilige gegevensoverdracht. Gegevensoverdracht via een seriële<br />

interface is ook mogelijk.<br />

WINDOWS-netwerken (Ethernet-interface): hiermee integreert u<br />

uw draaibank in een LAN-netwerk. De <strong>CNC</strong> PILOT ondersteunt de<br />

bij WINDOWS gebruikelijke netwerken.<br />

Vanaf de <strong>CNC</strong> PILOT kunnen bestanden worden verzonden/<br />

opgehaald.<br />

Andere netwerkgebruikers hebben toegang tot "vrijgegeven<br />

directory's" om erin te lezen of te schrijven onafhankelijk van de<br />

activiteiten van de <strong>CNC</strong> PILOT.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT logt meestal bij het opstarten van het systeem in<br />

het netwerk in en blijft "in het netwerk" totdat het systeem wordt<br />

uitgeschakeld.<br />

FTP – File Transfer Protocol (Ethernet-interface): hiermee<br />

integreert u uw draaibank in een LAN-netwerk. Hiervoor moet er<br />

een FTP-server op de host-computer geïnstalleerd zijn.<br />

Vanaf de <strong>CNC</strong> PILOT kunnen bestanden worden verzonden/<br />

opgehaald.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT heeft geen serverfunctie. Dit betekent dat andere<br />

netwerkgebruikers geen toegang hebben tot bestanden van de<br />

<strong>CNC</strong> PILOT.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 667<br />

10.1 Werkstand Transfer


10.1 Werkstand Transfer<br />

USB-interfaces: De <strong>CNC</strong> PILOT is voorbereid voor het aansluiten<br />

van standaardopslagmedia met de USB-interface.<br />

Serieel: u draagt programma- of parameterbestanden over via een<br />

seriële interface – zonder protocol. Controleer of het externe<br />

apparaat de vastgelegde interfaceparameters (baudrate,<br />

woordlengte, etc.) aanhoudt.<br />

Printer: de <strong>CNC</strong> PILOT stuurt de printer niet rechtstreeks aan.<br />

Configureer de <strong>CNC</strong> PILOT zo dat printeruitvoer in een bestand<br />

wordt opgeslagen (zie "Algemene regelparameters" op<br />

bladzijde 583). U kunt de gegevens vanuit dit bestand afdrukken.<br />

USB-opslagmedia: de <strong>CNC</strong> PILOT identificeert USB-apparaten<br />

automatisch. Bovendien registreert hij het verwijderen van een USBapparaat.<br />

USB-opslagmedia kunnen meestal onder stationsletter "D"<br />

worden geactiveerd. Andere apparatuur dan USB-opslagmedia mag<br />

uitsluitend met toestemming van HEIDENHAIN worden aangesloten.<br />

Verwijder een USB-apparaat pas wanneer de gegevensoverdracht<br />

naar dit apparaat is afgesloten.<br />

668<br />

HEIDENHAIN adviseert USB-devices aan te sluiten of te<br />

verwijderen wanneer de besturing draait. Omdat de<br />

eerste aanmelding van een USB-apparaat veel<br />

rekencapaciteit vergt, mag een nieuw apparaat alleen<br />

worden aangesloten wanneer de machine zich in de<br />

rustpositie bevindt.<br />

Het kan onder bepaalde omstandigheden (bijv. bij lange<br />

kabels tussen bedieningspaneel en hostcomputer)<br />

voorkomen dat een USB-apparaat niet correct wordt<br />

gelezen/beschreven. Gebruik in die gevallen een ander<br />

USB-apparaat of sluit het USB-apparaat direct op de<br />

besturing aan.


Windows-netwerk configureren<br />

HEIDENHAIN adviseert de configuratie van Windowsnetwerken<br />

te laten uitvoeren door geautoriseerd<br />

personeel van de machinefabrikant.<br />

Netwerk configureren<br />

Vanaf softwareversie 625 952-04:<br />

De configuratie van het netwerk en het wijzigen van instellingen<br />

vinden plaats in de Windows-dialoog. U activeert de dialoog met<br />

U "Diagnose > Controles > Netwerk > Instellingen<br />

Netwerk in-/uitschakelen<br />

Vanaf softwareversie 625 952-04:<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT schakelt het netwerk in of uit bij selectie van de<br />

volgende menu-items:<br />

U "Diagnose > Controles > Netwerk > ..."<br />

U „... > Netzwerk aan": netwerk wordt ingeschakeld<br />

U „... > Netzwerk uit": netwerk wordt uitgeschakeld<br />

Aanmelding als Windows-gebruiker<br />

Voor alle overige instellingen, bijv. het wijzigen van de computernaam,<br />

is de hieronder beschreven aanmelding als Windows-gebruiker<br />

noodzakelijk.<br />

De configuratie van het netwerk vindt onder Windows plaats. Bij het<br />

opstarten van het systeem wordt Windows met de Windowsgebruiker<br />

"<strong>CNC</strong>User" gestart, maar blijft op de achtergrond. Bovendien<br />

wordt de besturingssoftware gestart. Zowel de "Windows-toets" als<br />

de Windows-toetscombinaties "Alt+Tab" en "Ctrl+Esc" werken niet.<br />

Voor het vrijschakelen van de Windows-toetscombinaties is een<br />

aanmelding als SERVICE-KEYBOARD (werkstand Service/<br />

aanmelding) vereist. U vindt de gebruiker "SERVICE-KEYBOARD" bij<br />

de aanmelding in de uitgebreide naamlijst.<br />

Aanmelding in de klasse Service-Keyboard:<br />

U "Aanmeld." in de werkstand Service kiezen.<br />

U Een willekeurige gebruiker oproepen.<br />

U In plaats van het wachtwoord "0.37" invoeren. De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

schakelt om naar de uitgebreide naamlijst.<br />

U SERVICE-KEYBOARD selecteren en als wachtwoord "1306"<br />

invoeren.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 669<br />

10.1 Werkstand Transfer


10.1 Werkstand Transfer<br />

Security-Window oproepen:<br />

U Toetscombinatie "Ctrl+Alt+DEL" indrukken. Windows opent het<br />

"Security-Window".<br />

U Met "Log-Off" de actieve Windows-gebruiker afmelden.<br />

U Meldt u zich met een nieuwe Windows-gebruikersnaam aan (bijv.<br />

met Network Configuration-rechten).<br />

Wanneer het besturingssysteem opnieuw moet worden opgestart,<br />

bijv. na wijziging van de bedrijfssysteeminstellingen, moet u eerst het<br />

systeem uitschakelen (shutdown), de besturing uitschakelen en<br />

daarna weer opstarten.<br />

Gebruikersaanmelding: de netwerkconfiguratie kan alleen worden<br />

uitgevoerd wanneer u in de juiste Windows-gebruikersklasse bent<br />

aangemeld. U hebt toegang tot de desbetreffende gebruikersklasse<br />

via de invoer van wachtwoorden. Deze Windows-wachtwoorden<br />

hebben een andere betekenis dan de bij de besturingsfuncties<br />

gebruikte wachtwoorden.<br />

HEIDENHAIN heeft de volgende User al ingesteld:<br />

Bij aflevering is de Windows-gebruiker "<strong>CNC</strong>User" in de werkgroep<br />

"Workgroup" aangemeld.<br />

Algemene instructies voor de Windows-gebruikersgroepen staan in<br />

de Windows-Help.<br />

670<br />

Zodra u Windows inschakelt, is het<br />

besturingsbeeldscherm niet langer zichtbaar.<br />

HEIDENHAIN adviseert u daarom Windows niet tijdens<br />

automatisch bedrijf in te schakelen.<br />

Gebruik niet de automatische herstart van Windows.<br />

User name Gebruikersgroep Password Beschrijving<br />

<strong>CNC</strong>User Users – User voor<br />

besturingsmodus<br />

<strong>CNC</strong>Expert Network<br />

Configuration<br />

Operator<br />

SYS095148 User voor de<br />

netwerkconfiguratie<br />

<strong>CNC</strong>Admin Administrators SYS039428 Administrator


Computernaam wijzigen<br />

Computernaam: om de computernaam te kunnen wijzigen, is<br />

aanmelding bij Windows XP als "Administrator" vereist.<br />

U "Network Connections > Advanced > Network<br />

Identification" kiezen.<br />

U Nieuwe computernaam invoeren.<br />

Werkgroep of domein instellen<br />

Keuze:<br />

U "Instelling > Netwerk" in de werkstand Transfer kiezen.<br />

Werkgroep: stel in de dialoogbox "Instelling netwerk" de volgende<br />

parameters in die bij de gegevensuitwisseling met andere computers<br />

worden verwerkt:<br />

Overdr.-directory: computernaam en vrijgavenaam (pad) van de<br />

directory waarmee gegevens moeten worden uitgewisseld<br />

Gebruikersnaam: naam waarmee de toegang tot de<br />

Transferdirectory plaatsvindt<br />

Wachtwoord: wachtwoord van de gebruiker<br />

Werkgroep/domein: naam van de werkgroep waarin de gebruiker<br />

bekend is<br />

Domein: stel op de domeincontroller een account voor de besturing in.<br />

Stel in de dialoogbox "Instelling netwerk" de volgende parameters in<br />

die bij de gegevensuitwisseling met andere computers worden<br />

verwerkt:<br />

Overdr.-directory: computernaam en vrijgavenaam (pad) van de<br />

directory waarmee gegevens moeten worden uitgewisseld<br />

Auto-Login bij opstarten<br />

JA: de besturing meldt zich bij het opstarten met de<br />

gebruikersnaam en het wachtwoord in het opgegeven domein<br />

aan<br />

NEE: bij het opstarten vindt er geen automatische aanmelding<br />

plaats – gebruik het Windows-dialoogvenster voor aanmelding<br />

Gebruikersnaam: naam waarmee de toegang tot de<br />

Transferdirectory plaatsvindt. De gebruikersnaam wordt ook bij de<br />

Auto-Login bij het opstarten gebruikt.<br />

Wachtwoord voor aanmelding bij het netwerk<br />

Werkgroep/domein: domeinnaam<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 671<br />

10.1 Werkstand Transfer


10.1 Werkstand Transfer<br />

Seriële interface of "printer" configureren<br />

Seriële interface configureren<br />

U Aanmelding als "systeembeheerder"<br />

U "Instelling > Serieel" in de werkstand Transfer kiezen. De<br />

<strong>CNC</strong> PILOT opent de dialoogbox "Instelling serieel".<br />

U Parameters van de seriële interface invoeren.<br />

De instelling van de interface-parameters moet op het externe<br />

apparaat zijn afgestemd.<br />

Baudrate (in bits per seconde): de baudrate wordt afgestemd op de<br />

omstandigheden ter plaatse (kabellengte, storingsinvloeden, etc.).<br />

Een hoge baudrate heeft weliswaar een snelle dataoverdracht als<br />

voordeel, maar is gevoeliger voor storingen dan een lage baudrate.<br />

Woordlengte: u kunt kiezen uit 7 of 8 bits per teken.<br />

Pariteit: als u een even/oneven pariteit kiest, vult de <strong>CNC</strong> PILOT de<br />

pariteitsbit zo aan, dat er altijd een even/oneven aantal "ingestelde"<br />

bits per teken wordt verzonden. De pariteit kan op het externe<br />

apparaat worden gecontroleerd. Bij de instelling "geen pariteit"<br />

worden de tekens zo verzonden als ze zijn opgeslagen. De<br />

pariteitsbit wordt aanvullend op het bij woordlengte ingestelde<br />

aantal bits verzonden.<br />

Stopbits: u kunt kiezen uit 1, 1 1/2 en 2 stopbits.<br />

Protocol<br />

Hardware (hardware-handshake): de ontvanger laat de zender via<br />

"RTS/CTS-signalen" weten dat hij tijdelijk geen gegevens kan<br />

ontvangen. Voorwaarde voor de hardware-handshake is dat de<br />

RTS/CTS-signalen in de datatransmissiekabel bedraad zijn.<br />

XON/XOFF (software-handshake): De ontvanger zendt "XOFF" als<br />

hij tijdelijk geen gegevens kan ontvangen. Met "XON" geeft hij aan<br />

dat hij weer gegevens kan ontvangen. Voor de softwarehandshake<br />

zijn geen "RTS/CTS-signalen" in de transmissiekabel<br />

nodig.<br />

ON/XOFF (software-handshake): bij het begin van de dataoverdracht<br />

zendt de ontvanger "XON", om aan te geven dat hij kan<br />

ontvangen. De ontvanger zendt "XOFF" als hij tijdelijk geen<br />

gegevens kan ontvangen. Met "XON" geeft hij aan dat hij weer<br />

gegevens kan ontvangen. Voor de software-handshake zijn geen<br />

"RTS/CTS-signalen" in de transmissiekabel nodig.<br />

Naam van apparaat: COM1/2 duidt de V.24/RS-232-C-interface aan<br />

672


"Printer" configureren<br />

U Aanmelding als "systeembeheerder"<br />

U "Instelling > Printer" in de werkstand Transfer kiezen. De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

opent de dialoogbox "Instelling printer".<br />

U "FILE" in het veld "Apparaatnaam" invoeren. De overige parameters<br />

hebben geen betekenis.<br />

Printuitvoer wordt voorbereid en in een bestand "PRINT_xx.txt" (xx:<br />

00..19) in de directory "Data" opgeslagen. Maximale bestandsgrootte:<br />

1 MByte.<br />

Voor de Data<strong>Pilot</strong> kan ook de invoer "STD" voor de Windowsstandaardprinter<br />

worden gebruikt.<br />

De parameters van de seriële interface worden in een van<br />

de regelparameters 41 t/m 47 opgeslagen. (afhankelijk van<br />

de instelling in regelparameter 40).<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 673<br />

10.1 Werkstand Transfer


10.2 Data-overdracht<br />

10.2 Data-overdracht<br />

Vrijgaves, bestandstypes<br />

Vrijgegeven directory's <strong>CNC</strong> PILOT: zie tabel.<br />

Toegang van netwerkdeelnemers tot bestanden van de vrijgegeven<br />

directory's van de <strong>CNC</strong> PILOT is mogelijk. Om veiligheidsredenen<br />

adviseert HEIDENHAIN echter de gegevensuitwisseling vanuit de<br />

besturing te laten plaatsvinden.<br />

Voor toegang tot de vrijgegeven directory's gelden de netwerkregels<br />

van WINDOWS XP.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT onderscheidt de volgende bestandstypes. U kunt in<br />

de dialoogbox "Masker van de bestanden" de volgende keuzes maken:<br />

Alle NC-programma's: DIN PLUS-hoofd- en subprogramma's<br />

NC-hoofdprogramma's: DIN PLUS-hoofdprogramma's<br />

NC-subprogramma's: DIN PLUS-subprogramma's<br />

Expertprogramma's: speciale DIN PLUS-subprogramma's<br />

Sjabloonbestanden: DIN PLUS-programmasjablonen<br />

Programmakoplijsten: hulpbestanden voor invoer in de<br />

programmakop<br />

Servicebestanden: servicebestanden in (directory "DATA"<br />

TURN PLUS-werkstukken: beschrijvingen van onbewerkte en<br />

bewerkte werkstukken<br />

TURN PLUS-compleet: beschrijvingen van onbewerkte/bewerkte<br />

werkstukken en werkschema's<br />

TURN PLUS-Bew(erkings)-volgorde: opgeslagen<br />

bewerkingsvolgordes<br />

TURN PLUS onbewerkte werkstukken: Beschrijvingen van<br />

onbewerkte werkstukken<br />

TURN PLUS bewerkte werkstukken: beschrijvingen van bewerkte<br />

werkstukken<br />

TURN PLUS-Rev(olver)-lijsten: opgeslagen revolverbezettingen<br />

TURN PLUS aaneengesloten contouren: beschrijving van<br />

aaneengesloten contouren<br />

TURN PLUS DXF-bestanden: contourbeschrijvingen in DXF-formaat<br />

Parameterbestanden: bestanden uit de directory "PARA_USR"<br />

Backup van parameters: bestanden uit de directory "Backup"<br />

674<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Andere netwerkgebruikers kunnen NC-programma's van<br />

de <strong>CNC</strong> PILOT overschrijven. Zorg er bij de inrichting van<br />

het netwerk voor dat alleen bevoegde personen toegang<br />

tot de <strong>CNC</strong> PILOT hebben.<br />

Vrijgegeven directory's van de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

..\NCPS NC-hoofd- en subprogramma's,<br />

sjabloonbestanden<br />

..\PARA_USR Hulpbestanden voor invoer in de<br />

programmakop<br />

Geconverteerde parameter- en<br />

bedrijfsmiddelbestanden<br />

(beveiligde) fouten-logfile<br />

..\DATA Bestanden voor het<br />

servicepersoneel<br />

..\BACKUP Gegevensbeveiliging (backup/<br />

restore)<br />

TURN PLUS-bestanden:<br />

..\GTR Beschrijvingen van onbewerkte<br />

werkstukken<br />

..\GTF Beschrijvingen van bewerkte<br />

werkstukken<br />

..\GTW Werkstukbeschrijvingen<br />

..\GTC Complete programma's<br />

..\GTT Beschrijvingen van aaneengesloten<br />

contouren<br />

..\GTL Revolverlijsten<br />

..\GTB Bewerkingsvolgordes<br />

..\DXF DXF-contouren


Bedieningsinstructies<br />

Vensterinhoud:<br />

Linkervenster<br />

Bestandsoverdracht: eigen bestanden<br />

Parameters/bedrijfsmiddelen: bestanden in "intern formaat"<br />

Rechtervenster<br />

Bestandsoverdracht: bestanden van de communicatiepartner<br />

Parameters/bedrijfsmiddelen: bestanden in "ASCII-formaat"<br />

(directory "PARA_USR" resp. "BACKUP")<br />

Bestanden markeren: Bij de gegevensoverdracht en<br />

organisatiefuncties markeert u het bestand dat of de bestanden die<br />

moeten worden overgezet of bewerkt. Als er geen bestand is<br />

gemarkeerd, wordt het door de cursor gemarkeerde bestand bewerkt.<br />

Voor elk bestand: cursor positioneren.<br />

Softkey of "+" (plustoets) indrukken. De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

markeert het geselecteerde bestand.<br />

Bij opnieuw indrukken wordt de "markering" gewist.<br />

Met het touchpad: bestand met de linker- of rechtermuisknop<br />

markeren.<br />

Bij opnieuw klikken met de muisknop wordt een markering<br />

opgeheven.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT markeert alle getoonde bestanden.<br />

Bij opnieuw indrukken worden de "markeringen"<br />

gewist.<br />

Bestanden maskeren: De <strong>CNC</strong> PILOT toont alleen bestanden die<br />

met het bestandstype en masker overeenkomen.<br />

Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT opent de<br />

dialoogbox "Masker van de bestanden".<br />

"Masker van de bestanden" instellen:<br />

Veld "Bestandstype": op de toets "Verder" drukken en het<br />

bestandstype selecteren.<br />

Veld "Sorteren": bestanden "op naam" of "op datum" sorteren instellen.<br />

Veld "Masker": masker invoeren.<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 675<br />

10.2 Data-overdracht


10.2 Data-overdracht<br />

"Masker" instellen:<br />

"*": op deze positie kunnen willekeurige tekens staan.<br />

"?": op deze positie kan een willekeurig teken staan.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT<br />

voegt automatisch een "*" aan het ingevoerde masker toe.<br />

toont de actuele maskerinstelling onder de menuregel.<br />

Cursor positioneren<br />

Pijl naar links/rechts: schakelt om tussen het linker- en<br />

rechtervenster. Hiermee schakelt de <strong>CNC</strong> PILOT om tussen<br />

bestanden verzenden/ontvangen of parameters/bedrijfsmiddelen<br />

opslaan/laden.<br />

Pijl omhoog/omlaag; PgUp/PgDn: verplaatst de cursor binnen de<br />

bestandslijst.<br />

Teken/tekenreeks invoeren: de cursor gaat op het volgende bestand<br />

staan dat met deze tekenreeks begint.<br />

Bestand bekijken (is alleen bij bestanden in ASCII-formaat mogelijk)<br />

Cursor op DIN PLUS-programma, parameter- of<br />

bedrijfsmiddelbestanden plaatsen.<br />

Op ENTER drukken, de <strong>CNC</strong> PILOT toont de bestandsinhoud.<br />

Bestand sluiten: nogmaals op ENTER drukken (of de ESC-toets).<br />

676


Bestanden verzenden en ontvangen<br />

Bij de keuze van "Netwerk" of "FTP" volgt er een<br />

foutmelding na een wachttijd als het externe apparaat<br />

niet bereikbaar is.<br />

Parameter- en bedrijfsmiddelgegevens moeten vóór de<br />

overdracht worden "geconverteerd – en omgekeerd (zie<br />

"Parameters en bedrijfsmiddelen" op bladzijde 680).<br />

Gegevensuitwisseling met USB-opslagmedia: Voer "D:\" in als<br />

"Transfer-directory (dialoogbox: "Instelling netwerk"). Hiermee wordt<br />

bij de gegevensuitwisseling via "Netwerk" de USB-interface<br />

aangesproken.<br />

Softkeys<br />

Bestandstype, maskers instellen<br />

Werkt de bestandslijst bij<br />

"Organisatiefuncties" oproepen<br />

Gemarkeerde bestanden verzenden<br />

Ethernet: gemarkeerde bestanden<br />

"ophalen"<br />

Serieel: <strong>CNC</strong> PILOT op gereed<br />

voor ontvangst schakelen<br />

Bestand markeren<br />

Alle bestanden markeren<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 677<br />

10.2 Data-overdracht


10.2 Data-overdracht<br />

Transfer op basis van Ethernet<br />

"Netwerk" (of "FTP") in het Transfermenu kiezen.<br />

"Masker" vastleggen om het aantal weergegeven bestanden te<br />

beperken.<br />

Bestanden verzenden:<br />

Cursor in linkervenster plaatsen.<br />

te verzenden bestanden markeren.<br />

Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT verzendt de<br />

gemarkeerde bestanden naar de<br />

communicatiepartner.<br />

Bestanden ontvangen:<br />

Cursor in rechtervenster plaatsen.<br />

Op te halen bestanden markeren.<br />

Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT "haalt" de<br />

gemarkeerde bestanden op bij de<br />

communicatiepartner.<br />

678<br />

ESC-toets indrukken: terug naar het Transferhoofdmenu<br />

Andere communicatiepartner kiezen<br />

Gebruikersaanmelding (klasse "NC-programmeur" of hoger) uitvoeren.<br />

"Instelling > Netwerk" (of "FTP") in het Transfer-menu kiezen.<br />

Invoer in "Transfer-directory" of in "Adres/naam FTP-server" voor de<br />

nieuwe communicatiepartner aanpassen.


Transfer via seriële interface<br />

"Serieel" in Transfer-menu kiezen.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT toont in het linkervenster de eigen bestanden en in het<br />

rechtervenster de ingestelde interface.<br />

"Masker" vastleggen om het aantal weergegeven bestanden te<br />

beperken.<br />

Bestanden verzenden:<br />

Te verzenden bestanden markeren.<br />

Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT verzendt de<br />

gemarkeerde bestanden via de seriële interface.<br />

Bestanden ontvangen:<br />

op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT gaat naar<br />

gereed voor ontvangst en ontvangt de<br />

binnenkomende gegevens.<br />

ESC-toets indrukken: terug naar het Transferhoofdmenu<br />

Start bij seriële overdracht eerst de "ontvanger" en dan de<br />

"zender".<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 679<br />

10.2 Data-overdracht


10.3 Parameters en bedrijfsmiddelen<br />

10.3 Parameters en bedrijfsmiddelen<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT slaat parameters en bedrijfsmiddelgegevens op in<br />

"interne formaten". Vóór een overdracht of vóór een<br />

gegevensbeveiliging worden de gegevens naar "ASCII-formaat"<br />

geconverteerd. In het omgekeerde geval converteert de <strong>CNC</strong> PILOT<br />

ontvangen parameters/bedrijfsmiddelgegevens naar het "interne<br />

formaat" en integreert ze in de actieve parameter-/<br />

bedrijfsmiddelbestanden van de besturing.<br />

Bij de conversie naar "ASCII-formaat" slaat de <strong>CNC</strong> PILOT de gegevens<br />

in eigen directory's op. Omgekeerd verwacht de <strong>CNC</strong> PILOT bij de<br />

conversie naar "intern formaat" de bestanden in dezelfde directory's.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT onderscheidt bij parameters en<br />

bedrijfsmiddelgegevens:<br />

Gegevensuitwisseling (opslaan/laden): u brengt afzonderlijke<br />

bestanden of afzonderlijke parameters/bedrijfsmiddelen over. Bij de<br />

conversie worden de gegevens in de directory "PARA_USR"<br />

opgeslagen resp. verwacht.<br />

Gegevensbeveiliging (backup/restore): De <strong>CNC</strong> PILOT slaat alle<br />

parameters/bedrijfsmiddelgegevens op, resp. leest alle backupbestanden<br />

in. Bij de conversie worden de gegevens in de directory<br />

"BACKUP" opgeslagen resp. verwacht.<br />

Bij de tweede stap brengt u de door Transfer of de<br />

gegevensbeveiliging gemaakte bestanden over met de "normale"<br />

transferfuncties op het doelsysteem. Omgekeerd brengt u eerst de in<br />

te lezen parameters/bedrijfsmiddelen resp. de opgeslagen bestanden<br />

over naar de directory's van de <strong>CNC</strong> PILOT, voordat u de parameters/<br />

bedrijfsmiddelen laadt of het restoren start.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT onderscheidt de volgende bestandstypes bij de<br />

parameters en bedrijfsmiddelen. U kunt in de dialoogbox "Masker van<br />

de bestanden" de volgende keuzes maken:<br />

Alle: alle parameters, bedrijfsmiddelen en naamlijsten<br />

Gereedschapsgegevens: gereedschapsdatabase<br />

Spanmiddelgegevens: spanmiddeldatabase<br />

Naamgegevens: alle naamlijsten<br />

Technologiegegevens: technologiedatabase<br />

Machinegegevens: Machineparameters<br />

Besturingsgegevens: Regelparameters<br />

Bewerkingsgegevens: Bewerkingsparameters<br />

Instelgegevens: Instelparameters<br />

PLC-gegevens: PLC-parameters<br />

680


Parameters/bedrijfsmiddelen verzenden<br />

Cursor in linkervenster plaatsen.<br />

Compleet bestand verzenden:<br />

parameter/bedrijfsmiddelgroep markeren.<br />

Afzonderlijke parameters/bedrijfsmiddelen verzenden:<br />

cursor op de parameter-/bedrijfsmiddelgroep plaatsen.<br />

Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT maakt een lijst<br />

van alle parameters/bedrijfsmiddelen in deze groep.<br />

Te converteren parameters/bedrijfsmiddelen markeren.<br />

Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT opent de<br />

dialoogbox "Parameters opslaan".<br />

Naam van het backup-bestand vastleggen en "met<br />

commentaar"/"zonder commentaar" instellen.<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT converteert de gemarkeerde bestanden resp. de<br />

"afzonderlijke" parameters/bedrijfsmiddelen en slaat deze op in de<br />

directory "PARA_USR".<br />

ESC-toets indrukken: terug naar het Transferhoofdmenu<br />

Gemaakte parameter-/bedrijfsmiddelbestanden naar het doelsysteem<br />

overzetten.<br />

Parameters "met/zonder commentaar" opslaan:<br />

Zonder commentaar: bij de "transfer" worden uitsluitend<br />

parameters/bedrijfsmiddelgegevens opgeslagen.<br />

Met commentaar: bij de "transfer" worden de parameters/<br />

bedrijfsmiddelgegevens opgeslagen en wordt commentaar als<br />

toelichting op de gegevens gegenereerd.<br />

Softkeys "Parameters/bedrijfsmiddelen<br />

verzenden"<br />

Afzonderlijke parameters/<br />

bedrijfsmiddelen selecteren<br />

Parameters/bedrijfsmiddelen naar<br />

"ASCII-formaat" converteren<br />

Bestand markeren<br />

Alle bestanden markeren<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 681<br />

10.3 Parameters en bedrijfsmiddelen


10.3 Parameters en bedrijfsmiddelen<br />

Parameters/bedrijfsmiddelen laden<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT verwacht de parameters/bedrijfsmiddelgegevens in de<br />

directory "PARA_USR".<br />

Parameters/bedrijfsmiddelen inlezen<br />

Parameter-/bedrijfsmiddelbestanden overzetten naar de directory<br />

"PARA_USR".<br />

Cursor in rechtervenster plaatsen.<br />

"Masker" vastleggen om het aantal weergegeven bestanden te<br />

beperken.<br />

Op te halen bestanden markeren.<br />

682<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT herkent de parameter-/<br />

bedrijfsmiddelgroep op basis van de extensie. Daarom<br />

mag op externe systemen wel de bestandsnaam<br />

worden gewijzigd – maar niet de extensie.<br />

Bij het inlezen controleert de besturing of de operator<br />

het recht heeft deze parameter te wijzigen resp. of de<br />

werkstand Automatisch bedrijf actief is. Indien de<br />

parameter niet mag worden gewijzigd, wordt hij<br />

overgeslagen.<br />

Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT converteert<br />

de gegevens naar "intern formaat" en integreert ze in<br />

de besturing.<br />

Vanaf softwareversie 625 952-05: voordat de<br />

parameters worden ingelezen, verschijnt er een<br />

"vraag om bevestiging"<br />

ESC-toets indrukken: terug naar het Transferhoofdmenu<br />

Softkeys "Parameters/bedrijfsmiddelen laden"<br />

Bestandstype, masker voor<br />

rechtervenster instellen<br />

Werkt de bestandslijst in het<br />

rechtervenster bij<br />

"Organisatiefuncties" oproepen<br />

Parameters/bedrijfsmiddelen naar<br />

"intern formaat" converteren<br />

Bestand markeren<br />

Alle bestanden markeren


Backup maken/inlezen<br />

Backup maken (Backup): De gegevensbeveiliging vindt bij alle<br />

parameters en bedrijfsmiddelen in twee stappen plaats:<br />

U Met "Backup" backup-bestanden maken.<br />

U Backup-bestanden met de standaard transferfuncties<br />

naar een extern systeem overgezet.<br />

Met Backup worden de volgende gegevens naar "ASCII-formaat"<br />

geconverteerd en naar de directory "BACKUP" overgezet:<br />

alle parameters<br />

alle bedrijfsmiddelgegevens<br />

alle bijbehorende naamlijsten<br />

onderhoudssysteembestanden<br />

De gemaakte backup-bestanden krijgen de naam "BACKUP.*" en de<br />

specifieke extensie van het parameter-/bedrijfsmiddelbestand. Aan de<br />

naamlijsten wordt taalaanduiding als bestandsnaam gegeven en ze<br />

krijgen de extensie "*.FWL". De backup overschrijft bestaande<br />

bestanden.<br />

Backup<br />

"Parameterconv(ersie) > Backup/Restore" in het Transfer-menu kiezen<br />

Cursor in linkervenster plaatsen.<br />

Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT maakt de<br />

backup-bestanden.<br />

ESC-toets indrukken: terug naar het Transferhoofdmenu<br />

Softkeys "Backup/restore"<br />

Sorteren instellen<br />

Werkt de bestandslijst bij<br />

Backup starten<br />

Restore starten<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 683<br />

10.3 Parameters en bedrijfsmiddelen


10.3 Parameters en bedrijfsmiddelen<br />

Backup inlezen (Restore): Een backup wordt in twee stappen<br />

ingelezen:<br />

684<br />

U Backup-bestanden met de standaard transferfuncties<br />

van het externe systeem overzetten naar de directory<br />

"BACKUP".<br />

U Met "Restore" de backup-bestanden converteren en<br />

"integreren".<br />

Met Restore worden alle backup-bestanden, behalve de<br />

onderhoudssysteembestanden, van de directory "BACKUP" ingelezen.<br />

Restore<br />

Aanmelding als "systeembeheerder"<br />

"Parameterconv(ersie) > Backup/Restore" in het Transfer-menu kiezen<br />

Cursor in rechtervenster plaatsen.<br />

Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT voert de<br />

Restore uit.<br />

ESC-toets indrukken: terug naar het Transferhoofdmenu<br />

Restore verwacht een via de backup gemaakte<br />

bestandsgroep. Advies: behandel de bij de backup<br />

gemaakte bestandsgroep altijd als een "blok".<br />

Een restore van de onderhoudssysteembestanden kan<br />

alleen door het servicepersoneel worden uitgevoerd.<br />

De werkstand Automatisch bedrijf mag bij Restore niet<br />

actief zijn.


Parameter-, bedrijfsmiddel- of backupbestanden<br />

bekijken<br />

"Parameterconv(ersie) > Opslaan/laden" (of ".. > Backup/Restore") in<br />

het Transfer-menu kiezen.<br />

Cursor in het rechtervenster plaatsen en op parameter- of<br />

bedrijfsmiddelbestand resp. op backup-bestand plaatsen.<br />

Op ENTER drukken, de <strong>CNC</strong> PILOT toont de bestandsinhoud.<br />

Bestand sluiten: nogmaals op ENTER drukken (of de ESC-toets).<br />

ESC-toets indrukken: terug naar het Transferhoofdmenu<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 685<br />

10.3 Parameters en bedrijfsmiddelen


10.4 Bestandsorganisatie<br />

10.4 Bestandsorganisatie<br />

Basisprincipes van de bestandsorganisatie<br />

Met de functies Dupliceren, Wissen en Hernoemen "organiseert" u<br />

NC-programma- en parameterbestanden. Bij bestanden in ASCIIformaat<br />

is bovendien de functie Afdrukken beschikbaar.<br />

De organisatiefuncties worden gebruikt voor de eigen bestanden van<br />

<strong>CNC</strong> PILOT en onder de volgende voorwaarden ook voor bestanden<br />

van de communicatiepartner (externe bestanden):<br />

Transmissieprocedure "WINDOWS-netwerk" of USB-opslagmedium<br />

Aanmelding als "systeembeheerder"<br />

Informatie van de bestandslijst:<br />

Bestandsnaam en extensie (*.NC = hoofdprogramma; *.NCS =<br />

subprogramma; etc.)<br />

Bestandsgrootte in bytes (tussen "[...]")<br />

Attribuut<br />

"r/w": lezen en schrijven toegestaan (read/write)<br />

"ro": alleen lezen toegestaan (read only)<br />

Datum, tijdstip van laatste wijziging<br />

Bij NC-hoofdprogramma's wordt bovendien de regel "Tekening" uit<br />

de programmakop weergegeven.<br />

686


Bestanden beheren<br />

Eigen bestanden beheren<br />

"Org(anisatie)" in het Transfer-menu kiezen.<br />

"Masker" vastleggen om het aantal weergegeven bestanden te<br />

beperken.<br />

Cursor op het parameter- of bedrijfsmiddelbestand plaatsen.<br />

Bestanden markeren.<br />

Op ENTER drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT toont de bestandsinhoud.<br />

Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT wist de<br />

gemarkeerde bestanden.<br />

Op de softkey drukken en de nieuwe bestandsnaam<br />

invoeren. De <strong>CNC</strong> PILOT hernoemt het bestand.<br />

Op de softkey drukken en de naam van het nieuwe<br />

bestand invoeren. De <strong>CNC</strong> PILOT dupliceert het<br />

bestand.<br />

Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT bereidt de<br />

gegevens voor het afdrukken voor en slaat ze op in<br />

het bestand "PRINT_xx.txt" (xx: 00..19) in de directory<br />

"Data".<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 687<br />

10.4 Bestandsorganisatie


10.4 Bestandsorganisatie<br />

Eigen en externe bestanden beheren<br />

Aanmelding als "systeembeheerder" (of hoger).<br />

"Netwerk" in Transfer-menu kiezen<br />

688<br />

Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT activeert de<br />

"Organisatie" voor de eigen bestanden en voor de<br />

bestanden van de communicatiepartner.<br />

Cursor in linker- of rechtervenster plaatsen.<br />

Cursor op het parameter- of bedrijfsmiddelbestand plaatsen.<br />

Bestanden markeren.<br />

Op ENTER drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT toont de bestandsinhoud.<br />

Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT wist de<br />

gemarkeerde bestanden.<br />

Op de softkey drukken en de nieuwe bestandsnaam<br />

invoeren. De <strong>CNC</strong> PILOT hernoemt het bestand.<br />

Op de softkey drukken en de naam van het nieuwe<br />

bestand invoeren. De <strong>CNC</strong> PILOT dupliceert het<br />

bestand.<br />

Op de softkey drukken. De <strong>CNC</strong> PILOT bereidt de<br />

gegevens voor het afdrukken voor en slaat ze op in<br />

het bestand "PRINT_xx.txt" (xx: 00..19) in de directory<br />

"Data".<br />

Wissen: als er geen bestanden zijn gemarkeerd, wordt<br />

het door de cursor gemarkeerde bestand gewist.<br />

Hernoemen, dupliceren: het door de cursor<br />

gemarkeerde bestand wordt bewerkt.


Tabellen en overzichten<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 689


11.1 Draaduitloop- en draadparameters<br />

11.1 Draaduitloop- en<br />

draadparameters<br />

Draaduitloopparameters DIN 76<br />

TURN PLUS bepaalt de parameters van de draaduitloop (draaduitloop<br />

DIN 76) aan de hand van de spoed. De draaduitloopparameters zijn<br />

overeenkomstig DIN 13 voor metrische schroefdraad.<br />

Buitendraad Buitendraad<br />

Spoed I K R W Spoed I K R W<br />

0,2 0,3 0,7 0,1 30° 1,25 2 4,4 0,6 30°<br />

0,25 0,4 0,9 0,12 30° 1,5 2,3 5,2 0,8 30°<br />

0,3 0,5 1,05 0,16 30° 1,75 2,6 6,1 1 30°<br />

0,35 0,6 1,2 0,16 30° 2 3 7 1 30°<br />

0,4 0,7 1,4 0,2 30° 2,5 3,6 8,7 1,2 30°<br />

0,45 0,7 1,6 0,2 30° 3 4,4 10,5 1,6 30°<br />

0,5 0,8 1,75 0,2 30° 3,5 5 12 1,6 30°<br />

0,6 1 2,1 0,4 30° 4 5,7 14 2 30°<br />

0,7 1,1 2,45 0,4 30° 4,5 6,4 16 2 30°<br />

0,75 1,2 2,6 0,4 30° 5 7 17,5 2,5 30°<br />

0,8 1,3 2,8 0,4 30° 5,5 7,7 19 3,2 30°<br />

1 1,6 3,5 0,6 30° 6 8,3 21 3,2 30°<br />

690


Binnendraad Binnendraad<br />

Spoed I K R W Spoed I K R W<br />

0,2 0,1 1,2 0,1 30° 1,25 0,5 6,7 0,6 30°<br />

0,25 0,1 1,4 0,12 30° 1,5 0,5 7,8 0,8 30°<br />

0,3 0,1 1,6 0,16 30° 1,75 0,5 9,1 1 30°<br />

0,35 0,2 1,9 0,16 30° 2 0,5 10,3 1 30°<br />

0,4 0,2 2,2 0,2 30° 2,5 0,5 13 1,2 30°<br />

0,45 0,2 2,4 0,2 30° 3 0,5 15,2 1,6 30°<br />

0,5 0,3 2,7 0,2 30° 3,5 0,5 17,7 1,6 30°<br />

0,6 0,3 3,3 0,4 30° 4 0,5 20 2 30°<br />

0,7 0,3 3,8 0,4 30° 4,5 0,5 23 2 30°<br />

0,75 0,3 4 0,4 30° 5 0,5 26 2,5 30°<br />

0,8 0,3 4,2 0,4 30° 5,5 0,5 28 3,2 30°<br />

1 0,5 5,2 0,6 30° 6 0,5 30 3,2 30°<br />

Bij binnendraad berekent de <strong>CNC</strong> PILOT de diepte van de draaduitloop<br />

als volgt:<br />

Draaduitloopdiepte = (N + I – K) / 2<br />

Hierin betekenen:<br />

I: Draaduitloopdiepte (radiusmaat)<br />

K: Draaduitloopbreedte<br />

R: Draaduitloopradius<br />

W: draaduitloophoek<br />

N: Nominale draaddiameter<br />

I: uit de tabel<br />

K: Draadkerndiameter<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 691<br />

11.1 Draaduitloop- en draadparameters


11.1 Draaduitloop- en draadparameters<br />

Draaduitloopparameters DIN 509 E<br />

Diameter I K R W<br />

1,6 – 3 0,1 1 0,2 15°<br />

> 3 – 10 0,2 2 0,2 15°<br />

> 10 – 18 0,2 2 0,6 15°<br />

> 18 – 80 0,3 2,5 0,6 15°<br />

> 80 0,4 4 1 15°<br />

De draaduitloopparameters worden afhankelijk van de<br />

cilinderdiameter bepaald.<br />

Hierin betekenen:<br />

I: draaduitloopdiepte<br />

K: Draaduitloopbreedte<br />

R: Draaduitloopradius<br />

W: draaduitloophoek<br />

Draaduitloopparameters DIN 509 F<br />

Diameter I K R W P A<br />

1,6 – 3 0,1 1 0,2 15° 0,1 8°<br />

> 3 – 10 0,2 2 0,2 15° 0,1 8°<br />

> 10 – 18 0,2 2 0,6 15° 0,1 8°<br />

> 18 – 80 0,3 2,5 0,6 15° 0,2 8°<br />

> 80 0,4 4 1 15° 0,3 8°<br />

De draaduitloopparameters worden afhankelijk van de<br />

cilinderdiameter bepaald.<br />

Hierin betekenen:<br />

I: draaduitloopdiepte<br />

K: Draaduitloopbreedte<br />

R: Draaduitloopradius<br />

W: draaduitloophoek<br />

P: Dwarsdiepte<br />

A: Dwarshoek<br />

692


Schroefdraadparameters<br />

De <strong>CNC</strong> PILOT bepaalt de schroefdraadparameters aan de hand van<br />

onderstaande tabel.<br />

Hierin betekenen:<br />

F: Spoed. Wanneer een "*" is aangegeven, wordt de spoed –<br />

afhankelijk van het schroefdraadtype – op basis van de diameter<br />

bepaald (zie "Spoed" op bladzijde 694).<br />

P: Draaddiepte<br />

R: Draadbreedte<br />

A: Flankhoek links<br />

W: Flankhoek rechts<br />

Berekening: Kb = 0,26384*F – 0,1*÷ F<br />

Draadspeling "ac" (afhankelijk van de spoed):<br />

Spoed


11.1 Draaduitloop- en draadparameters<br />

Draadtype Q F P R A W<br />

Binnen * 0,54127*F F 30° 30°<br />

Q=14 UNF US-schroefdraad met fijne spoed Buiten * 0,61343*F F 30° 30°<br />

Binnen * 0,54127*F F 30° 30°<br />

Q=15 UNEF US-schroefdraad met extrafijne spoed Buiten * 0,61343*F F 30° 30°<br />

Binnen * 0,54127*F F 30° 30°<br />

Q=16 NPT US-conische pijpschroefdraad Buiten * 0,8*F F 30° 30°<br />

Binnen * 0,8*F F 30° 30°<br />

Q=17 NPTF US-conische Dryseal-pijpschroefdraad Buiten * 0,8*F F 30° 30°<br />

Binnen * 0,8*F F 30° 30°<br />

Q=18 NPSC US-cilindrische pijpschroefdraad met<br />

smeermiddel<br />

Buiten * 0,8*F F 30° 30°<br />

Binnen * 0,8*F F 30° 30°<br />

Q=19 NPFS US-cilindrische pijpschroefdraad zonder<br />

smeermiddel<br />

Buiten * 0,8*F F 30° 30°<br />

Binnen * 0,8*F F 30° 30°<br />

Spoed<br />

Q = 2 Isometrische schroefdraad<br />

Diameter Spoed Diameter Spoed Diameter Spoed<br />

1 0,25 6 1 27 3<br />

1,1 0,25 7 1 30 3,5<br />

1,2 0,25 8 1,25 33 3,5<br />

1,4 0,3 9 1,25 36 4<br />

1,6 0,35 10 1,5 39 4<br />

1,8 0,35 11 1,5 42 4,5<br />

2 0,4 12 1,75 45 4,5<br />

2,2 0,45 14 2 48 5<br />

2,5 0,45 16 2 52 5<br />

3 0,5 18 2,5 56 5,5<br />

3,5 0,6 20 2,5 60 5,5<br />

4 0,7 22 2,5 64 6<br />

4,5 0,75 24 3 68 6<br />

5 0,8<br />

694


Q = 8 Cilindrische ronde schroefdraad<br />

Diameter Spoed<br />

12 2,54<br />

14 3,175<br />

40 4,233<br />

105 6,35<br />

200 6,35<br />

Q = 9 Cilindrische Whitworth-schroefdraad<br />

Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Q = 10 Conische Whitworth-schroefdraad<br />

Spoed Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed<br />

1/4“ 6,35 1,27 1 1/4“ 31,751 3,629<br />

5/16“ 7,938 1,411 1 3/8“ 34,926 4,233<br />

3/8“ 9,525 1,588 1 1/2“ 38,101 4,233<br />

7/16“ 11,113 1,814 1 5/8“ 41,277 5,08<br />

1/2“ 12,7 2,117 1 3/4“ 44,452 5,08<br />

5/8“ 15,876 2,309 1 7/8“ 47,627 5,645<br />

3/4“ 19,051 2,54 2“ 50,802 5,645<br />

7/8“ 22,226 2,822 2 1/4“ 57,152 6,35<br />

1“ 25,401 3,175 2 1/2“ 63,502 6,35<br />

1 1/8“ 28,576 3,629 2 3/4“ 69,853 7,257<br />

Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed<br />

1/16“ 7,723 0,907 1 1/2“ 47,803 2,309<br />

1/8“ 9,728 0,907 2“ 59,614 2,309<br />

1/4“ 13,157 1,337 2 1/2“ 75,184 2,309<br />

3/8“ 16,662 1,337 3“ 87,884 2,309<br />

1/2“ 20,995 1,814 4“ 113,03 2,309<br />

3/4“ 26,441 1,814 5“ 138,43 2,309<br />

1“ 33,249 2,309 6“ 163,83 2,309<br />

1 1/4“ 41,91 2,309<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 695<br />

11.1 Draaduitloop- en draadparameters


11.1 Draaduitloop- en draadparameters<br />

Q = 11 Whitworth-pijpschroefdraad<br />

Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Q = 13 UNC US-schroefdraad met grove spoed<br />

696<br />

Spoed Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed<br />

1/8“ 9,728 0,907 2“ 59,614 2,309<br />

1/4“ 13,157 1,337 2 1/4“ 65,71 2,309<br />

3/8“ 16,662 1,337 2 1/2“ 75,184 2,309<br />

1/2“ 20,995 1,814 2 3/4“ 81,534 2,309<br />

5/8“ 22,911 1,814 3“ 87,884 2,309<br />

3/4“ 26,441 1,814 3 1/4“ 93,98 2,309<br />

7/8“ 30,201 1,814 3 1/2“ 100,33 2,309<br />

1“ 33,249 2,309 3 3/4“ 106,68 2,309<br />

1 1/8“ 37,897 2,309 4“ 113,03 2,309<br />

1 1/4“ 41,91 2,309 4 1/2“ 125,73 2,309<br />

1 3/8“ 44,323 2,309 5“ 138,43 2,309<br />

1 1/2“ 47,803 2,309 5 1/2“ 151,13 2,309<br />

1 3/4“ 53,746 1,814 6“ 163,83 2,309<br />

Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed<br />

0,073“ 1,8542 0,396875 7/8“ 22,225 2,822222222<br />

0,086“ 2,1844 0,453571428 1“ 25,4 3,175<br />

0,099“ 2,5146 0,529166666 1 1/8“ 28,575 3,628571429<br />

0,112“ 2,8448 0,635 1 1/4“ 31,75 3,628571429<br />

0,125“ 3,175 0,635 1 3/8“ 34,925 4,233333333<br />

0,138“ 3,5052 0,79375 1 1/2“ 38,1 4,233333333<br />

0,164“ 4,1656 0,79375 1 3/4“ 44,45 5,08<br />

0,19“ 4,826 1,058333333 2“ 50,8 5,644444444<br />

0,216“ 5,4864 1,058333333 2 1/4“ 57,15 5,644444444<br />

1/4“ 6,35 1,27 2 1/2“ 63,5 6,35<br />

5/16“ 7,9375 1,411111111 2 3/4“ 69,85 6,35<br />

3/8“ 9,525 1,5875 3“ 76,2 6,35<br />

7/16“ 11,1125 1,814285714 3 1/4“ 82,55 6,35<br />

1/2“ 12,7 1,953846154 3 1/2“ 88,9 6,35<br />

9/16“ 14,2875 2,116666667 3 3/4“ 95,25 6,35<br />

5/8“ 15,875 2,309090909 4“ 101,6 6,35<br />

3/4“ 19,05 2,54


Q = 14 UNF US-schroefdraad met fijne spoed<br />

Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Q = 15 UNEF US-schroefdraad met extrafijne spoed<br />

Spoed Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed<br />

0,06“ 1,524 0,3175 3/8“ 9,525 1,058333333<br />

0,073“ 1,8542 0,352777777 7/16“ 11,1125 1,27<br />

0,086“ 2,1844 0,396875 1/2“ 12,7 1,27<br />

0,099“ 2,5146 0,453571428 9/16“ 14,2875 1,411111111<br />

0,112“ 2,8448 0,529166666 5/8“ 15,875 1,411111111<br />

0,125“ 3,175 0,577272727 3/4“ 19,05 1,5875<br />

0,138“ 3,5052 0,635 7/8“ 22,225 1,814285714<br />

0,164“ 4,1656 0,705555555 1“ 25,4 1,814285714<br />

0,19“ 4,826 0,79375 1 1/8“ 28,575 2,116666667<br />

0,216“ 5,4864 0,907142857 1 1/4“ 31,75 2,116666667<br />

1/4“ 6,35 0,907142857 1 3/8“ 34,925 2,116666667<br />

5/16“ 7,9375 1,058333333 1 1/2“ 38,1 2,116666667<br />

Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed<br />

0,216“ 5,4864 0,79375 1 1/16“ 26,9875 1,411111111<br />

1/4“ 6,35 0,79375 1 1/8“ 28,575 1,411111111<br />

5/16“ 7,9375 0,79375 1 3/16“ 30,1625 1,411111111<br />

3/8“ 9,525 0,79375 1 1/4“ 31,75 1,411111111<br />

7/16“ 11,1125 0,907142857 1 5/16“ 33,3375 1,411111111<br />

1/2“ 12,7 0,907142857 1 3/8“ 34,925 1,411111111<br />

9/16“ 14,2875 1,058333333 1 7/16“ 36,5125 1,411111111<br />

5/8“ 15,875 1,058333333 1 1/2“ 38,1 1,411111111<br />

11/16“ 17,4625 1,058333333 1 9/16“ 39,6875 1,411111111<br />

3/4“ 19,05 1,27 1 5/8“ 41,275 1,411111111<br />

13/16“ 20,6375 1,27 1 11/16“ 42,8625 1,411111111<br />

7/8“ 22,225 1,27 1 3/4“ 44,45 1,5875<br />

15/16“ 23,8125 1,27 2“ 50,8 1,5875<br />

1“ 25,4 1,27<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 697<br />

11.1 Draaduitloop- en draadparameters


11.1 Draaduitloop- en draadparameters<br />

Q = 16 NPT US-conische pijpschroefdraad<br />

Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Q = 17 NPTF US-conische Dryseal-pijpschroefdraad<br />

Q = 18 NPSC US-cilindrische pijpschroefdraad met smeermiddel<br />

698<br />

Spoed Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed<br />

1/16“ 7,938 0,94074074 3 1/2“ 101,6 3,175<br />

1/8“ 10,287 0,94074074 4“ 114,3 3,175<br />

1/4“ 13,716 1,411111111 5“ 141,3 3,175<br />

3/8“ 17,145 1,411111111 6“ 168,275 3,175<br />

1/2“ 21,336 1,814285714 8“ 219,075 3,175<br />

3/4“ 26,67 1,814285714 10“ 273,05 3,175<br />

1“ 33,401 2,208695652 12“ 323,85 3,175<br />

1 1/4“ 42,164 2,208695652 14“ 355,6 3,175<br />

1 1/2“ 48,26 2,208695652 16“ 406,4 3,175<br />

2“ 60,325 2,208695652 18“ 457,2 3,175<br />

2 1/2“ 73,025 3,175 20“ 508 3,175<br />

3“ 88,9 3,175 24“ 609,6 3,175<br />

Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed<br />

1/16“ 7,938 0,94074074 1“ 33,401 2,208695652<br />

1/8“ 10,287 0,94074074 1 1/4“ 42,164 2,208695652<br />

1/4“ 13,716 1,411111111 1 1/2“ 48,26 2,208695652<br />

3/8“ 17,145 1,411111111 2“ 60,325 2,208695652<br />

1/2“ 21,336 1,814285714 2 1/2“ 73,025 3,175<br />

3/4“ 26,67 1,814285714 3“ 88,9 3,175<br />

Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed<br />

1/8“ 10,287 0,94074074 1 1/2“ 48,26 2,208695652<br />

1/4“ 13,716 1,411111111 2“ 60,325 2,208695652<br />

3/8“ 17,145 1,411111111 2 1/2“ 73,025 3,175<br />

1/2“ 21,336 1,814285714 3“ 88,9 3,175<br />

3/4“ 26,67 1,814285714 3 1/2“ 101,6 3,175<br />

1“ 33,401 2,208695652 4“ 114,3 3,175<br />

1 1/4“ 42,164 2,208695652


Q = 19 NPFS US-cilindrische pijpschroefdraad zonder smeermiddel<br />

Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed Draadaanduiding Diameter<br />

(in mm)<br />

Spoed<br />

1/16“ 7,938 0,94074074 1/2“ 21,336 1,814285714<br />

1/8“ 10,287 0,94074074 3/4“ 26,67 1,814285714<br />

1/4“ 13,716 1,411111111 1“ 33,401 2,208695652<br />

3/8“ 17,145 1,411111111<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 699<br />

11.1 Draaduitloop- en draadparameters


11.2 Pinbezetting en aansluitkabels voor data-interfaces<br />

11.2 Pinbezetting en aansluitkabels<br />

voor data-interfaces<br />

Data-interface V.24/RS-232-C voor<br />

HEIDENHAIN-apparatuur<br />

Bij toepassing van het 25-polige adapterblok:<br />

700<br />

De interface voldoet aan de eisen van EN 50 178 "Veilige<br />

scheiding van het net".<br />

Let erop dat pin 6 en 8 van verbindingskabel 274 545<br />

overbrugd zijn.<br />

<strong>CNC</strong> PILOT VB 365 725-xx<br />

Adapterblok<br />

310 085-01<br />

VB 274 545-xx<br />

Pin Bezetting Bus Kleur Bus Pin Bus Pin Kleur Bus<br />

1 vrijhouden 1 1 1 1 1 1<br />

2 RXD 2 geel 3 3 3 3 geel 2<br />

3 TXD 3 groen 2 2 2 2 groen 3<br />

4 DTR 4 bruin 20 20 20 20 bruin 8<br />

5 Signal GND 5 rood 7 7 7 7 rood 7<br />

6 DSR 6 blauw 6 6 6 6 6<br />

7 RTS 7 grijs 4 4 4 4 grijs 5<br />

8 CTR 8 roze 5 5 5 5 roze 4<br />

9 vrijhouden 9 8 violet 20<br />

Huis Complete<br />

bescherming<br />

Huis Complete<br />

bescherming<br />

Huis Huis Huis Huis Complete<br />

bescherming<br />

Huis


Bij toepassing van het 9-polige adapterblok:<br />

<strong>CNC</strong> PILOT VB 355 484-xx<br />

Adapterblok<br />

363 987-02<br />

VB 366 964-xx<br />

Pin Bezetting Bus Kleur Pin Bus Pin Bus Kleur Bus<br />

1 vrijhouden 1 rood 1 1 1 1 rood 1<br />

2 RXD 2 geel 2 2 2 2 geel 3<br />

3 TXD 3 wit 3 3 3 3 wit 2<br />

4 DTR 4 bruin 4 4 4 4 bruin 6<br />

5 Signal GND 5 zwart 5 5 5 5 zwart 5<br />

6 DSR 6 violet 6 6 6 6 violet 4<br />

7 RTS 7 grijs 7 7 7 7 grijs 8<br />

8 CTR 8 wit/groen 8 8 8 8 wit/groen 7<br />

9 vrijhouden 9 groen 9 9 9 9 groen 9<br />

Huis Complete<br />

bescherming<br />

Randapparatuur<br />

Huis Complete<br />

bescherming<br />

De pinbezetting van de randapparatuur kan aanzienlijk afwijken van de<br />

pinbezetting van HEIDENHAIN-apparatuur.<br />

Zij is afhankelijk van het apparaat en het type overdracht. De<br />

pinbezetting van het adapterblok moet aangehouden worden zoals in<br />

onderstaande tabel is weergegeven.<br />

Adapterblok 363 987-02 VB 366 964-xx<br />

Bus Pin Bus Kleur Bus<br />

1 1 1 rood 1<br />

2 2 2 geel 3<br />

3 3 3 wit 2<br />

4 4 4 bruin 6<br />

5 5 5 zwart 5<br />

6 6 6 violet 4<br />

7 7 7 grijs 8<br />

8 8 8 wit/groen 7<br />

9 9 9 groen 9<br />

Huis Huis Huis Complete<br />

bescherming<br />

Huis<br />

Huis Huis Huis Huis Complete<br />

bescherming<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 701<br />

Huis<br />

11.2 Pinbezetting en aansluitkabels voor data-interfaces


11.2 Pinbezetting en aansluitkabels voor data-interfaces<br />

Interface V.11/RS-422<br />

Op de V.11-interface wordt uitsluitend randapparatuur aangesloten.<br />

Ethernet-interface RJ45-bus<br />

Maximale kabellengte:<br />

Niet afgeschermd: 100 m<br />

Afgeschermd: 400 m<br />

702<br />

De interface voldoet aan de eisen van EN 50 178<br />

"Veilige scheiding van het net".<br />

De bezetting van stekker X28 (hostcomputer) en het<br />

adapterblok zijn identiek.<br />

<strong>CNC</strong> PILOT VB 355 484-xx Adapterblok 363 987-02<br />

Bus Bezetting Pin Kleur Bus Pin Bus<br />

1 RTS 1 rood 1 1 1<br />

2 DTR 2 geel 2 2 2<br />

3 RXD 3 wit 3 3 3<br />

4 TXD 4 bruin 4 4 4<br />

5 Signal GND 5 zwart 5 5 5<br />

6 CTS 6 violet 6 6 6<br />

7 DSR 7 grijs 7 7 7<br />

8 RXD 8 wit/groen 8 8 8<br />

9 TXD 9 groen 9 9 9<br />

Huis Complete<br />

bescherming<br />

Pin Signaal Beschrijving<br />

1 TX+ Transmit Data<br />

2 TX– Transmit Data<br />

3 REC+ Receive Data<br />

4 vrij<br />

5 vrij<br />

6 REC– Receive Data<br />

7 vrij<br />

8 vrij<br />

Huis Complete<br />

bescherming<br />

Huis Huis Huis


11.3 Technische informatie<br />

Technische gegevens<br />

<strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> – Technische informatie<br />

Basisuitvoering Baanbesturing met geïntegreerde motorregeling en geïntegreerde<br />

omvormer<br />

2 gestuurde assen X1 en Z1 op slede 1<br />

1 gestuurde spil<br />

uit te breiden tot maximaal 10 regelkringen<br />

maximaal 6 sledes<br />

maximaal 4 spillen<br />

maximaal 2 C-assen<br />

Componenten Hostcomputer MC 420 of MC 422C<br />

Regelaareenheid CC 422 of CC424<br />

Bedieningspaneel<br />

Plat TFT-kleurenbeeldscherm met softkeys, 15 inch<br />

Programmageheugen Harde schijf<br />

Invoerfijnheid en afleesstap Lineaire assen: 0,001 mm<br />

B- en C-as: 0,001 °<br />

Interpolatie Rechte: in 2 hoofdassen. optioneel in 3 hoofdassen (maximaal ± 10m)<br />

Cirkel: in 2 assen (cirkelradius maximaal 100 m)<br />

C-as: interpolatie van de lineaire assen X en Z met de C-as<br />

Schroeflijn: overlapping van cirkelbaan en rechte<br />

Look-ahead: vooruitziende berekening van het baansnelheidsprofiel,<br />

rekening houdend met maximaal 20 regels<br />

Aanzet Invoer in mm/min of mm/omwenteling<br />

constante snijsnelheid<br />

Aanzet met spaanbreken<br />

Data-interfaces Elk een V.24 / RS-232-C en V.11 / RS-422 max. 38,4 kBaud<br />

Ethernet-interface 100 Base T (ca. 2 tot 5 MBaud, afhankelijk van<br />

bestandstype en netbelasting)<br />

USB 1.1-interface voor aansluiting van aanwijsapparaten (muis) en<br />

blokapparaten (geheugensticks, harde schijven, cd-rom-stations)<br />

Omgevingstemperatuur Bedrijf: 0°C tot +45°C<br />

Opslag: –30°C tot +70°C<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 703<br />

11.3 Technische informatie


11.3 Technische informatie<br />

Toebehoren<br />

<strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> – Toebehoren<br />

Data<strong>Pilot</strong> pc-software voor programmering en opleiding voor de<br />

draaibankbesturing <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong>:<br />

Programmering en programmatest<br />

Programmabeheer<br />

Beheer van de bedrijfsmiddelen<br />

Gegevensbeveiliging<br />

Cursus<br />

Elektronisch handwiel Draagbaar handwiel HR 410<br />

Gebruikersfuncties<br />

Standaardfuncties <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong><br />

DIN-editor Programmering volgens DIN 66025<br />

DIN PLUS Instelinformatie over onbewerkt werkstuk, materiaal, gereedschap,<br />

spanmiddelen<br />

Uitgebreide reeks functies (IF...THEN...ELSE; WHILE...;<br />

SWITCH...CASE)<br />

Begeleide invoer en ondersteunende grafieken voor iedere<br />

programmeerfunctie<br />

Subprogramma's en variabelenprogrammering<br />

Controlegrafiek voor onbewerkt en bewerkt werkstuk<br />

Parallelle programmering<br />

Parallelle simulatie<br />

Alfanumerieke programmanaam<br />

Cycli voor contourbeschrijving Standaardvormen onbewerkt werkstuk<br />

Insteken<br />

Draaduitlopen<br />

Schroefdraad<br />

Boorpatronen voor kop- en mantelvlak, resp. XY- en ZY-vlak<br />

Figuurpatronen voor kop- en mantelvlak, resp. XY- en ZY-vlak<br />

Bewerkingscycli Verspaningscycli langs en dwars<br />

Insteekcycli radiaal en axiaal<br />

Steekdraaicycli radiaal en axiaal<br />

Draaduitloopcycli<br />

Afsteekcyclus<br />

Schroefdraadcycli radiaal en axiaal (meervoudige, aaneengesloten<br />

schroefdraad, conisch schroefdraad, variabele spoed)<br />

Boor-, diepboor- en draadtapcycli (met/zonder voedingscompensatie)<br />

radiaal en axiaal (C-as en Y-as)<br />

Contourfrezen en kamerfrezen radiaal en axiaal (C-as en Y-as)<br />

Vlakfrezen, meerdere zijden frezen radiaal en axiaal (Y-as)<br />

704


Standaardfuncties <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong><br />

TURN PLUS (optie 1) TURN PLUS omvat:<br />

de grafische programmering<br />

de grafisch interactieve volgordeprogrammering met genereren van<br />

DIN PLUS-programma's<br />

het automatisch genereren van DIN PLUS-programma's<br />

TURN PLUS wordt gebruikt voor:<br />

Draaibewerking<br />

C-asbewerking (optie 1.1)<br />

Y-asbewerking<br />

Complete bewerking (optie 1.2)<br />

TURN PLUS – grafische programmering Geometrische werkstukbeschrijving voor onbewerkte en bewerkte<br />

werkstukken, inclusief de beschrijving van boorpatronen en te frezen<br />

contouren voor C-asbewerking en/of Y-asbewerking<br />

Grafisch geometrieprogramma voor berekening en weergave ook van<br />

niet-gedimensioneerde contourpunten die willekeurig lang zijn<br />

gekoppeld:<br />

Met eenvoudige invoer van gestandaardiseerde vormelementen:<br />

afkantingen, afrondingen, draaduitlopen, insteken, schroefdraad,<br />

passingen<br />

Met eenvoudige invoer van transformaties: verschuiven, roteren,<br />

spiegelen, kopiëren<br />

Als er voor berekende coördinaten meerdere geometrische<br />

oplossingen zijn, worden alle oplossingen ter keuze aangeboden<br />

C-asbewerking (optie 1.1) Extra weergave en programmering in het kop- en mantelvlakaanzicht<br />

(XC-, ZC-vlak)<br />

Boor- en figuurpatronen<br />

Maken van willekeurige te frezen contouren<br />

Y-asbewerking Extra weergave en programmering in het XY- en ZY-vlak<br />

Boor- en figuurpatronen<br />

Maken van willekeurige te frezen contouren<br />

Complete bewerking (optie 1.2) Werkstukbeschrijving voor beide opspanningen<br />

Beschrijving van de te frezen contouren en boorpatronen, ook voor de<br />

achterkant, bij de C-as- en/of Y-asbewerking<br />

DXF-import (optie) Contouren in DXF-formaat inlezen:<br />

DXF-laag bekijken en selecteren<br />

DXF-contour in TURN PLUS overnemen<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 705<br />

11.3 Technische informatie


11.3 Technische informatie<br />

Standaardfuncties <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong><br />

TURN PLUS – grafisch interactieve<br />

Volgordeprogrammering in afzonderlijke bewerkingen met:<br />

volgordeprogrammering<br />

automatische gereedschapskeuze<br />

automatische revolverbezetting<br />

automatische bepaling van de snijgegevens<br />

automatisch genereren van het bewerkingsproces in alle<br />

bewerkingsvlakken (ook voor C-asbewerking (met optie 1.1) en<br />

Y-asbewerking)<br />

automatische snijkantbegrenzing door spanmiddelen<br />

automatisch genereren van werkblokken voor het omspannen met<br />

machinespecifiek expertprogramma (met optie 1.2, complete<br />

bewerking)<br />

automatisch genereren van werkblokken voor bewerking van de<br />

achterkant (met optie 1.2, complete bewerking)<br />

Genereren van DIN PLUS-programma's<br />

TURN PLUS – automatische<br />

Automatisch werkschema's maken met:<br />

volgordeprogrammering<br />

Automatisch genereren van DIN PLUS-programma's (optie)<br />

Automatisch NC-programma's maken voor draai-, C-as-, Y-as- en<br />

complete bewerking<br />

Automatische gereedschapskeuze<br />

Automatische revolverbezetting<br />

Automatisch genereren van het bewerkingsproces in alle<br />

bewerkingsvlakken<br />

Automatische snijkantbegrenzing door spanmiddelen<br />

Automatisch omspannen met machinespecifiek expertprogramma<br />

voor bewerking van de achterkant<br />

n Automatisch genereren van werkblokken voor het omspannen en<br />

voor de tweede opspanning<br />

Meten<br />

in de machine (optie 2) voor het instellen van gereedschap en het meten van werkstukken in de<br />

werkstanden "Handbediening" en "Automatisch bedrijf" met schakelend<br />

tastsysteem<br />

op externe meetplaatsen (optie 3) Overname van meetresultaten van externe meetapparatuur voor de<br />

verwerking van meetgegevens in de werkstand "Automatisch bedrijf":<br />

Maximaal 16 meetpunten<br />

Data-interface: V.24/RS-232-C<br />

Communicatieprotocol: 3964-R<br />

706


SYMBOLS<br />

? – VGP vereenvoudigde<br />

geometrieprogrammering ... 122<br />

/.. Uitschakelniveau ... 328<br />

#-variabelen<br />

bij de vertaling van het NCprogramma<br />

... 124<br />

Programmering ... 319<br />

$.. Slede-aanduiding ... 328<br />

SYMBOLE<br />

3D-aanzicht ... 385<br />

A<br />

AAG ... 540<br />

Aaneenschakelen van<br />

gereedschapsmaten G710 ... 214<br />

Aanloop (schroefdraad) ... 242<br />

Aanslag-GS ... 619<br />

Aansluitkabels voor datainterfaces<br />

... 700<br />

Aanzet<br />

Aanzet per minuut rondassen<br />

G192 ... 196<br />

Aanzet-override 100% G908 ... 310<br />

Aanzet-override automatisch<br />

bedrijf ... 88<br />

Aanzetreductie G38-Geo ... 168<br />

constant G94 ... 197<br />

in handbediening ... 62<br />

Intermitterende aanzet G64 ... 196<br />

per omwenteling G95-Geo ... 169<br />

per omwenteling Gx95 ... 197<br />

per tand Gx93 ... 197<br />

Rondassen G192 ... 196<br />

TURN PLUS attribuut ... 476<br />

Aanzet per minuut<br />

Handbediening ... 62<br />

Lineaire assen G94 ... 197<br />

Rondassen G192 ... 196<br />

Aanzet per omwenteling G95 ... 197<br />

Aanzet per omwenteling instellen ... 62<br />

Aanzichtweergave (simulatie) ... 376<br />

Absolute coördinaten ... 41<br />

Actief gereedschap ... 323<br />

Actuele waarden in variabele<br />

G901 ... 309<br />

Additieve correcties<br />

Correctie G149 ... 212<br />

Correctie G149-Geo ... 170<br />

weergeven ... 99<br />

Additionele assen ... 112<br />

Adresparameters<br />

Basisprincipes ... 114<br />

Programmering ... 122<br />

Adresparameters die blijven<br />

ingeschakeld tot het moment van<br />

uitschakeling ... 122<br />

Afbeelding vergroten/verkleinen<br />

Simulatie ... 373<br />

TURN PLUS ... 553<br />

Afbramen<br />

DIN PLUS Cyclus G840 ... 272<br />

TURN PLUS<br />

bewerkingsattribuut ... 482<br />

Afdichtingsring (TURN PLUS<br />

vormelement) ... 416<br />

Afkanting<br />

DIN PLUS Cyclus G88 ... 241<br />

DIN-cyclus G88 ... 241<br />

TURN PLUS vormelement ... 412<br />

Afpakinrichting ... 619<br />

Afronding<br />

DIN PLUS Cyclus G87 ... 241<br />

TURN PLUS vormelement ... 412<br />

Afstandsdiagnose ... 662<br />

Afsteekcontrole<br />

door spilbewaking G991 ... 296<br />

door volgfoutbewaking G917 ... 295<br />

Waarden voor afsteekcontrole<br />

G992 ... 296<br />

Afsteekgereedschap ... 618<br />

Afsteken (IAG)<br />

Standaardbewerking ... 518<br />

Afzonderlijke boring (TURN<br />

PLUS) ... 430<br />

Alfanumeriek toetsenbord ... 47<br />

Asaanduidingen ... 40<br />

Asbewerking (TURN PLUS)<br />

Basisprincipes ... 564<br />

Instellen ... 486<br />

Attributen<br />

voor overlappingselementen G39-<br />

Geo ... 168<br />

voor TURN PLUS-contouren ... 474<br />

Attributen van onbewerkt werkstuk<br />

(TURN PLUS) ... 474<br />

Automatisch bedrijf ... 82<br />

Automatisch genereren van<br />

werkschema's TURN PLUS ... 540<br />

B<br />

Baan<br />

DIN PLUS<br />

Contour voor-/achterkant G101-<br />

Geo ... 175<br />

Lineaire verplaatsing G1 ... 192<br />

Mantelvlak G111 ... 263<br />

Mantelvlakcontour G111-<br />

Geo ... 182<br />

met afkanting G88 ... 241<br />

met radius G87 ... 241<br />

Te draaien contour G1–<br />

Geo ... 150<br />

Voor-/achterkant G101 ... 260<br />

TURN PLUS<br />

Mantelvlak ... 440<br />

Te draaien contour ... 409<br />

B-as<br />

Basisprincipes ... 34<br />

Basisregelweergave<br />

Automatisch bedrijf ... 94<br />

Simulatie ... 375<br />

Bediening<br />

Gegevensinvoer ... 48<br />

Knoppen ... 48<br />

Lijstverwerking ... 48<br />

Menukeuze ... 48<br />

Selecteren van functies ... 48<br />

Softkeys ... 48<br />

Werkstandkeuze ... 48<br />

Bedieningsautorisatie ... 653<br />

Bedieningselementen ... 47<br />

Bedieningshulpmiddelen TURN PLUS<br />

Calculator ... 458<br />

Contourelementen<br />

controleren ... 460<br />

Digitaliseren ... 459<br />

Foutmeldingen ... 461<br />

Nulpunt verschuiven ... 456<br />

Onvolledig berekende<br />

contourelementen ... 451<br />

Selecties ... 452<br />

Beeldscherm ... 47<br />

Beeldschermweergaven<br />

algemeen ... 46<br />

DIN PLUS-beeldscherm ... 112<br />

Simulatiebeeldscherm ... 365<br />

Begin kamer/eiland G308-Geo ... 171<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 707<br />

Index


Index<br />

Belastingsbewaking<br />

Basisprincipes ... 101<br />

Bewakingszone vastleggen<br />

G995 ... 304<br />

Grenswaarden bewerken ... 104<br />

Parameters voor de ... 106<br />

Productie met ... 104<br />

Programmering ... 303<br />

Referentiebewerking ... 103<br />

Referentiebewerking<br />

analyseren ... 105<br />

Type belastingsbewaking<br />

G996 ... 304<br />

werken met ... 102<br />

Belastingsuitlezing<br />

(uitlezingselement) ... 98<br />

Benamingen van grondstoffen ... 655<br />

Beschrijvingsrichting van de<br />

contour ... 120<br />

Bestanden verzenden/<br />

ontvangen ... 677<br />

Bestandsbeheer ... 686<br />

Bestandsorganisatie ... 686<br />

Bewaking van aantal stuks<br />

Gegevens over aantal stuks/stuktijd<br />

(uitlezingselement) ... 98<br />

Ingevoerd aantal stuks ... 86<br />

Standtijdbeheer ... 73<br />

Standtijdbewaking<br />

gereedschapsdatabase ... 626<br />

Bewakingszone vastleggen<br />

G995 ... 304<br />

Bewegingssimulatie ... 382<br />

Bewerken ... 56<br />

Bewerking aan de achterkant<br />

DIN PLUS<br />

Elementen van de contour voor-/<br />

achterkant ... 175<br />

Programmadeel-aanduiding ... 147<br />

Voorbeeld complete bewerking<br />

met één spil ... 350<br />

Voorbeeld complete bewerking<br />

met tegenspil ... 347<br />

TURN PLUS<br />

Bewerkingsvolgorde ... 542<br />

Voorwaarden voor de complete<br />

bewerking ... 567<br />

Bewerking DIN PLUS<br />

Bewerkingsmenu ... 128<br />

Programmadeel-aanduiding ... 147<br />

Bewerking in 4 assen<br />

Cyclus G810 ... 218<br />

Cyclus G820 ... 220<br />

708<br />

Bewerkingsautomaat (IAG) ... 499<br />

Bewerkingscyclus programmeren (DIN<br />

PLUS) ... 125<br />

Bewerkingsinstructies (TURN<br />

PLUS) ... 558<br />

Bewerkingsrichting van de<br />

contour ... 120<br />

Bewerkingsschakelaar ... 654<br />

Bewerkingssimulatie ... 378<br />

Bewerkingsvenster instellen (DIN<br />

PLUS) ... 115<br />

Bewerkingsvlak zwenken G16 ... 729<br />

Bewerkingsvolgorde AAG<br />

algemeen ... 541<br />

beheren ... 542<br />

bewerken ... 542<br />

Lijst met de<br />

bewerkingsvolgordes ... 544<br />

Bewerkingswijzen TURN PLUS IAG<br />

Boren ... 522<br />

Frezen ... 532<br />

Nabewerken ... 527<br />

Schroefdraad ... 531<br />

Steken ... 513<br />

Voorbewerken ... 504<br />

Binnencontouren TURN PLUSbedieningsinstructies<br />

... 561<br />

Blokbewerking (DIN PLUS) ... 136<br />

Boorbewerking<br />

DIN PLUS<br />

Basisprincipes ... 120<br />

Boring (centrisch) G49–<br />

Geo ... 165<br />

Cyclus Boren G71 ... 249<br />

Cyclus Diepboren G74 ... 254<br />

Cyclus Schroefdraad tappen<br />

G36 ... 253<br />

Cyclus Schroefdraad tappen<br />

G73 ... 252<br />

Cyclus Uitboren, verzinken<br />

G72 ... 251<br />

TURN PLUS<br />

Bewerkingsattribuut ... 479<br />

Boren, ruimen, diepboren ... 525<br />

Boring mantelvlak ... 442<br />

Centreren, verzinken ... 524<br />

Centrische boring ... 419<br />

IAG centrisch voorboren ... 523<br />

Schroefdraad tappen ... 526<br />

Boorcycli<br />

DIN-programmering ... 249<br />

Boorgereedschap ... 618<br />

Boorgroeffrees ... 619<br />

Borgring (TURN PLUS) ... 417<br />

Boring<br />

DIN PLUS<br />

Boring mantelvlak G310 ... 184<br />

Boring voor-/achterkant<br />

G300 ... 177<br />

TURN PLUS<br />

Afzonderlijke boring voor- of<br />

achterkant ... 430<br />

Breedte (van het gereedschap) ... 628<br />

Bronregelweergave (simulatie) ... 371<br />

Byte ... 56<br />

C<br />

Calculator (TURN PLUS<br />

Bedieningshulpmiddelen) ... 458<br />

C-as<br />

Basisprincipes ... 31<br />

Contouren voor de ... 120<br />

kiezen G119 ... 257<br />

Nulpuntverschuiving G152 ... 258<br />

Referentiediameter G120 ... 257<br />

standaardiseren G153 ... 258<br />

Verspringing hoek C meten<br />

G905 ... 291<br />

Centerboren ... 618<br />

Centreren<br />

DIN PLUS Cyclus G72 ... 251<br />

TURN PLUS<br />

Mantelvlak ... 442<br />

Voor-/achterkant ... 430<br />

Vormelement ... 419<br />

Centrisch voorboren (IAG) ... 523<br />

Cirkelboog<br />

Cirkelboog G2/G3 ... 193<br />

DIN PLUS<br />

Contour voor-/achterkant G102-/<br />

G103-Geo ... 176<br />

Draaibewerking G2, G3, G12,<br />

G13 ... 193, 194<br />

Mantelvlak G112, G113 ... 264<br />

Mantelvlakcontour G112-/G113-<br />

Geo ... 183<br />

Te draaien contour G2-, G3-,<br />

G12-, G13-Geo ... 151, 153<br />

Voor-/achterkant G102,<br />

G103 ... 261<br />

TURN PLUS<br />

Basiscontour ... 410<br />

Mantelvlak ... 441<br />

Voor-/achterkant ... 428<br />

Cirkelboog te draaien contour G2-,<br />

G3-Geo ... 151


Cirkelvormige interpolatie ... 112<br />

Cirkelzaagblad ... 619<br />

Commentaar<br />

Basisprincipes ... 114<br />

Invoer in het bewerkingsmenu ... 128<br />

Invoer in het geometriemenu ... 127<br />

Complete bewerking<br />

Basisprincipes ... 33<br />

in DIN PLUS ... 345<br />

TURN PLUS<br />

AAG –<br />

Bewerkingsinstructies ... 567<br />

AAG –<br />

Bewerkingsvolgorde ... 542<br />

Configuratie<br />

DIN PLUS ... 115<br />

TURN PLUS ... 555<br />

Configuratie DIN PLUS<br />

Bewerkingsvenster ... 115<br />

Helpscherm ... 115<br />

Lettergrootte ... 115<br />

Constante snijsnelheid Gx96 ... 198<br />

Continue bediening (handbediening) ... 64<br />

Contour<br />

Contoursimulatie ... 376<br />

Contourweergave in-/<br />

uitschakelen ... 126<br />

Contourweergave inschakelen/<br />

actualiseren ... 131<br />

Omklappen G121 ... 205<br />

Contour bewerkt werkstuk<br />

Basisprincipes ... 120<br />

Programmadeel-aanduiding ... 147<br />

TURN PLUS ... 401<br />

Contour maken bij de simulatie ... 121<br />

Contour onbewerkt werkstuk<br />

DIN PLUS<br />

Basisprincipes ... 120<br />

Beschrijving van onbewerkt<br />

werkstuk ... 149<br />

TURN PLUS<br />

Contour onbewerkt werkstuk<br />

wijzigen ... 465<br />

Contourelementen ... 406<br />

Invoer van ... 400<br />

Contourbewerking (nabewerken)<br />

IAG ... 527<br />

Contourcorrectie<br />

Basisprincipes ... 121<br />

Contourcorrectie G703 ... 297<br />

Contourcorrectie opslaan/laden<br />

G702 ... 297<br />

K-default-sprong G706 ... 298<br />

Contourdefinitie<br />

DIN PLUS<br />

Basiselementen van te draaien<br />

contour ... 150<br />

Basisprincipes ... 120<br />

Beschrijving van onbewerkt<br />

werkstuk ... 149<br />

C-ascontouren ... 171<br />

Mantelvlak ... 182<br />

Voor-/achterkant ... 175<br />

Vormelementen te draaien<br />

contour ... 155<br />

TURN PLUS<br />

Basisprincipes<br />

werkstukbeschrijving ... 400<br />

Contour onbewerkt<br />

werkstuk ... 406<br />

Contourelementen<br />

controleren ... 460<br />

Contourfrezen<br />

DIN PLUS Cyclus G840 ... 265<br />

TURN PLUS<br />

bewerkingsattribuut ... 480<br />

TURN PLUS IAG ... 533<br />

Contourgerelateerde draaicycli ... 215<br />

Contourherhalingscyclus G83 ... 237<br />

Controlegrafiek (TURN PLUS) ... 553<br />

Controle-optie (TURN PLUS<br />

Bedieningshulpmiddelen) ... 460<br />

Conventionele DINprogrammering<br />

... 110<br />

Converteren en spiegelen G30 ... 286<br />

Coördinaten<br />

Basisprincipes ... 112<br />

Coördinatensysteem ... 40<br />

Programmering van de ... 122<br />

Correctie<br />

Additieve correctie G149 ... 212<br />

Additieve correctie G149-<br />

Geo ... 170<br />

Correctiewaarden invoeren ... 88<br />

Correctiewaarden ... 628<br />

Cursor ... 56<br />

Cycluseinde G80 ... 234<br />

Cyclusspecificatie (TURN PLUS<br />

IAG) ... 503<br />

D<br />

Data-interfaces ... 700<br />

Data-overdracht ... 666<br />

Data<strong>Pilot</strong> ... 666<br />

Datum instellen ... 654<br />

Debug ... 376, 378, 382<br />

Default-waarde ... 56<br />

Deltaboren ... 618<br />

Detail van de afbeelding kiezen<br />

Simulatie ... 373<br />

TURN PLUS ... 553<br />

Diagnose ... 661<br />

Dialogen bij subprogramma's ... 330<br />

Dialoogbox ... 56<br />

Diepboren G74 ... 254<br />

Digitale uitlezing ... 98<br />

Digitale uitlezing (uitlezingselement) ... 98<br />

Digitaliseren (TURN PLUS<br />

Bedieningshulpmiddelen) ... 459<br />

Dimensionering (simulatie) ... 377<br />

DIN PLUS<br />

Basisprincipes ... 30<br />

Beeldscherm ... 111<br />

Concept ... 110<br />

Editor ... 126<br />

Gelijktijdig bewerken ... 111<br />

Programmering ... 110<br />

Directory's ... 674<br />

Draadfrees ... 619<br />

Draadsnijgereedschap ... 618<br />

Draadtappen ... 618<br />

Draaduitloop<br />

DIN PLUS<br />

Cyclus G85 ... 238<br />

DIN 509 E ... 160<br />

DIN 509 F ... 160<br />

DIN 76 ... 161<br />

Vastleggen met G25–Geo ... 159<br />

Vorm H ... 161<br />

Vorm K ... 162<br />

Vorm U ... 159<br />

TURN PLUS<br />

Vorm E ... 413<br />

Vorm F ... 413<br />

Vorm G (DIN 76) ... 413<br />

Vorm H ... 414<br />

Vorm K ... 414<br />

Vorm U ... 414<br />

Draaduitloopparameters<br />

DIN 509 E ... 692<br />

DIN 509 F ... 692<br />

DIN 76 ... 690<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 709<br />

Index


Index<br />

Draaicycli<br />

Contourgerelateerde ... 215<br />

Enkelvoudige ... 234<br />

Draaigereedschap ... 618<br />

D-uitlezing ... 99<br />

D-uitlezing (uitlezingselement) ... 98<br />

Dupliceren (TURN PLUS)<br />

Lineair ... 456<br />

Rond ... 457<br />

Spiegelen ... 457<br />

DXF-import ... 464<br />

E<br />

Eenvoudig gereedschap<br />

Instellen ... 72<br />

Programmering ... 143<br />

Eenzijdige synchronisatie G62 ... 288<br />

Eiland (DIN PLUS) ... 171<br />

Einde<br />

Kamer/eiland G309-Geo ... 171<br />

Programmadeel-aanduiding ... 147<br />

Elementdimensionering<br />

(simulatie) ... 377<br />

Elementen van het<br />

DIN-programma ... 113<br />

Equidistante ... 43<br />

ESC-toets ... 48<br />

Ethernet<br />

Interface RJ45 ... 702<br />

Transmissieprocedures ... 667<br />

Extensie ... 56<br />

Externe subprogramma's ... 329<br />

F<br />

Fouten-logfile ... 662<br />

Foutmelding ... 52<br />

Foutmelding (simulatie) ... 374<br />

Freesbewerking<br />

DIN PLUS<br />

Basisprincipes ... 120<br />

Contourfrezen G840 ... 265<br />

Kamerfrezen nabewerken<br />

G846 ... 280<br />

Kamerfrezen voorbewerken<br />

G845 ... 274<br />

TURN PLUS<br />

Attribuut Contour frezen ... 480<br />

Attribuut Vlakfrezen ... 481<br />

IAG frezen ... 532<br />

710<br />

Freescycli<br />

DIN PLUS<br />

Contourfrezen G840 ... 265<br />

Graveren kopvlak G801 ... 283<br />

Graveren mantelvlak<br />

G802 ... 284<br />

Graveren tekentabel ... 284<br />

Kamerfrezen nabewerken<br />

G846 ... 280<br />

Kamerfrezen voorbewerken<br />

G845 ... 274<br />

TURN PLUS<br />

Afbramen ... 535<br />

Contourfrezen ... 533<br />

Graveren ... 536<br />

Vlakfrezen ... 537<br />

Freesgereedschappen ... 619<br />

Freesradiuscompensatie<br />

Basisprincipes ... 43<br />

Programmering ... 199<br />

Freesrichting (DIN PLUS)<br />

Cyclus G840 ... 267<br />

Cyclus G845 ... 274<br />

Cyclus G846 ... 280<br />

Freesstiften ... 619<br />

G<br />

G-bewerkingsfuncties<br />

G1 Lineaire verplaatsing<br />

(frezen) ... 729<br />

G16 Bewerkingsvlak<br />

zwenken ... 729<br />

G17 XY-vlak (voor- of<br />

achterkant) ... 729<br />

G18 XZ-vlak (draaibewerking) ... 729<br />

G701 IJlgang in<br />

machinecoördinaten ... 729<br />

G712 Gereedschapspositie<br />

vastleggen ... 729<br />

Gebruiker invoeren ... 653<br />

Gegevens over aantal stuks/stuktijd<br />

(uitlezingselement) ... 98<br />

Gegevensbeveiliging<br />

Algemeen ... 55<br />

Werkstand Transfer ... 666<br />

gegevensinvoer/-uitvoer (NCprogramma)<br />

... 315<br />

Gelijktijdig bewerken (DIN PLUS) ... 116<br />

Genereren van werkschema's TURN<br />

PLUS<br />

AAG ... 540<br />

IAG ... 499<br />

Geneste contouren ... 171<br />

Gereedschap<br />

Afbeelding van het gereedschap<br />

tonen ... 617<br />

Gereedschapsdatabase ... 614<br />

Gereedschapsweergave<br />

(simulatie) ... 366<br />

inspannen (DIN PLUS) ... 210<br />

meten ... 80<br />

Gereedschapscorrectie<br />

Gereedschapscorrectie<br />

bepalen ... 81<br />

Gereedschapscorrectie tijdens<br />

automatisch bedrijf ... 88<br />

Gereedschapscorrecties<br />

Programmering van<br />

variabelen ... 321<br />

Gereedschapskeuze<br />

Gereedschap inspannen in<br />

handbediening ... 63<br />

TURN PLUS ... 558<br />

Gereedschapsmaten ... 43<br />

Gereedschapsoproep (TURN PLUS<br />

IAG) ... 502<br />

Gereedschapspositie vastleggen<br />

G712 ... 729<br />

Gereedschapsprogrammering ... 123<br />

Gereedschapsselectie G600 ... 729<br />

Gereedschaps-standtijdbeheer<br />

Parameters invoeren ... 73<br />

Gereedschapstabel<br />

instellen (machine instellen) ... 68<br />

instellen (TURN PLUS) ... 495<br />

met NC-programma<br />

vergelijken ... 70<br />

uit NC-programma overnemen ... 72<br />

Gereedschapstypen, overzicht ... 618<br />

Gereedschapsverplaatsing zonder<br />

bewerking ... 190<br />

Gereedschapswisselpositie<br />

Gereedschapswisselpositie<br />

G14 ... 190<br />

Gereedschapswisselpositie<br />

instellen ... 76<br />

Gereedschaptype ... 628<br />

Gestructureerd DIN PLUSprogramma<br />

... 110<br />

Getrapte boren ... 618<br />

Gezwenkt bewerkingsvlak -<br />

basisprincipes ... 34<br />

G-functies<br />

handmatige<br />

draaibankbewerking ... 64


G-functies bewerking<br />

G0 IJlgang ... 190<br />

G1 Lineaire verplaatsing ... 192<br />

G100 IJlgang voor-/<br />

achterkant ... 259<br />

G101 Lineair voor-/achterkant ... 260<br />

G102 Cirkelboog voor-/<br />

achterkant ... 261<br />

G103 Cirkelboog voor-/<br />

achterkant ... 261<br />

G110 IJlgang mantelvlak ... 262<br />

G111 Lineair mantelvlak ... 263<br />

G112 Rond mantelvlak ... 264<br />

G113 Rond mantelvlak ... 264<br />

G119 C-as kiezen ... 257<br />

G12 Cirkelboog ... 194<br />

G120 Referentiediameter ... 257<br />

G121 Contour omklappen ... 205<br />

G13 Cirkelboog ... 194<br />

G14<br />

Gereedschapswisselpositie ... 190<br />

G147 Veiligheidsafstand<br />

(freesbewerking) ... 209<br />

G148 Veranderen van<br />

snijkantcorrectie ... 211<br />

G149 Additieve correctie ... 212<br />

G15 Rondas verplaatsen ... 306<br />

G150 Verrekening rechter<br />

gereedschapspunt ... 213<br />

G151 Verrekening linker<br />

gereedschapspunt ... 213<br />

G152 Nulpuntverschuiving C-as ... 258<br />

G153 C-as standaardiseren ... 258<br />

G162 Synchroonteken<br />

plaatsen ... 289<br />

G192 Aanzet per minuut<br />

rondassen ... 196<br />

G2 Cirkelboog ... 193<br />

G204 Wachten op tijdstip ... 308<br />

G26 Toerentalbegrenzing ... 195<br />

G3 Cirkelboog ... 193<br />

G30 Converteren en<br />

spiegelen ... 286<br />

G31 Schroefdraadcyclus ... 243<br />

G32 Enkelvoudige<br />

schroefdraadcyclus ... 245<br />

G33 Draad enkelvoudige<br />

verplaatsing ... 247<br />

G36 Schroefdraad tappen ... 253<br />

G4 Stilstandtijd ... 305<br />

G40 SRC/FRC uitschakelen ... 200<br />

G41 SRC/FRC inschakelen ... 200<br />

G42 SRC/FRC inschakelen ... 200<br />

G47 Veiligheidsafstand ... 209<br />

G48 Versnelling (slope) ... 195<br />

G50 Overmaat uitschakelen ... 207<br />

G51 Nulpuntverschuiving ... 202<br />

G53 Parameterafhankelijke<br />

nulpuntverschuiving ... 202<br />

G54 Parameterafhankelijke<br />

nulpuntverschuiving ... 202<br />

G55 Parameterafhankelijke<br />

nulpuntverschuiving ... 202<br />

G56 Nulpuntverschuiving<br />

additief ... 203<br />

G57 Overmaat asparallel ... 207<br />

G58 Overmaat parallel aan<br />

contour ... 208<br />

G59 Nulpuntverschuiving<br />

absoluut ... 204<br />

G60 Veiligheidszone<br />

uitschakelen ... 306<br />

G600 Gereedschapsselectie ... 729<br />

G62 Eenzijdige<br />

synchronisatie ... 288<br />

G63 Synchrone start van<br />

banen ... 289<br />

G64 Intermitterende aanzet ... 196<br />

G65 Spanmiddelen ... 307<br />

G66 Aggregaatpositie ... 308<br />

G7 Nauwkeurige stop aan ... 305<br />

G701 IJlgang in<br />

machinecoördinaten ... 191<br />

G702 Contourcorrectie opslaan/<br />

laden ... 297<br />

G703 Contourcorrectie ... 297<br />

G706 K-default-sprong ... 298<br />

G71 Boorcyclus ... 249<br />

G710 Aaneenschakelen van<br />

gereedschapsmaten ... 214<br />

G717 Nominale waarden<br />

actualiseren ... 308<br />

G718 Volgfout uitsturen ... 309<br />

G72 Uitboren, verzinken ... 251<br />

G720 Spilsynchronisatie ... 290<br />

G73 Schroefdraad tappen ... 252<br />

G74 Diepboorcyclus ... 254<br />

G799 Schroefdraad frezen<br />

axiaal ... 282<br />

G8 Nauwkeurige stop uit ... 305<br />

G80 Cycluseinde ... 234<br />

G801 Graveren kopvlak ... 283<br />

G802 Graveren mantelvlak ... 284<br />

G81 Langsdraaien<br />

enkelvoudig ... 234<br />

G810 Voorbewerken langs ... 215<br />

G82 Kopdraaien enkelvoudig ... 235<br />

G820 Voorbewerken dwars ... 218<br />

G83<br />

Contourherhalingscyclus ... 237<br />

G830 Voorbewerken parallel aan<br />

contour ... 221<br />

G835 Parallel aan de contour met<br />

neutraal gereedschap ... 223<br />

G840 Contourfrezen ... 265<br />

G845 Kamerfrezen<br />

voorbewerken ... 274<br />

G846 Kamerfrezen<br />

nabewerken ... 280<br />

G85 Draaduitloopcyclus ... 238<br />

G86 Enkelvoudige<br />

insteekcyclus ... 239<br />

G860 Insteken<br />

contourgerelateerd ... 225<br />

G866 Insteekcyclus ... 227<br />

G869 Steekdraaicyclus ... 228<br />

G87 Baan met radius ... 241<br />

G88 Baan met afkanting ... 241<br />

G890 Nabewerken contour ... 231<br />

G9 Nauwkeurige stop ... 305<br />

G901 Actuele waarden in<br />

variabele ... 309<br />

G902 Nulpuntverschuiving in<br />

variabele ... 309<br />

G903 Volgfout in variabele ... 309<br />

G905 Verspringing hoek C ... 291<br />

G906 hoekverspringing bij<br />

spilsynchronisatie vastleggen ... 292<br />

G907 Toerentalbewaking<br />

regelgewijs uit ... 309<br />

G908 Aanzet-override 100% ... 310<br />

G909 Interpreterstop ... 310<br />

G910 Tussentijds meten<br />

inschakelen ... 299<br />

G912 Registratie van actuele<br />

waarden bij tussentijds<br />

meten ... 299<br />

G913 Tussentijds meten<br />

uitschakelen ... 299<br />

G914 Bewaking van meettaster<br />

uitschakelen ... 299<br />

G915 Meten na bewerking ... 301<br />

G916 verplaatsen naar vaste<br />

aanslag ... 292<br />

G917 Volgfoutbewaking ... 295<br />

G918 Voorsturing ... 310<br />

G919 Spil-override 100% ... 310<br />

G920 Nulpuntverschuivingen<br />

uitschakelen ... 311<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 711<br />

Index


Index<br />

G921 Nulpuntverschuivingen, GSlengtes<br />

uitschakelen ... 311<br />

G922 Toerental bij V-constant ... 314<br />

G93 Aanzet per tand ... 197<br />

G930 Pinolebewaking ... 313<br />

G933 Schroefdraadschakelaar ... 242<br />

G94 Aanzet constant ... 197<br />

G940 T-nummer intern ... 311<br />

G941 Magazijnplaatscorrecties<br />

doorgeven ... 312<br />

G95 Aanzet per omwenteling ... 197<br />

G96 Constante snijsnelheid ... 198<br />

G97 Toerental ... 198<br />

G975 Volgfoutgrens ... 312<br />

G98 Spil met werkstuk ... 287<br />

G980 Nulpuntverschuiving<br />

inschakelen ... 312<br />

G981 Nulpuntverschuivingen, GSlengtes<br />

inschakelen ... 313<br />

G99 Werkstukgroep ... 288<br />

G991 Afsteekcontrole –<br />

spilbewaking ... 296<br />

G992 Waarden voor<br />

afsteekcontrole ... 296<br />

G995 Bewakingszone<br />

vastleggen ... 304<br />

G996 Type<br />

belastingsbewaking ... 304<br />

G-functies contourbeschrijving<br />

G0 Startpunt te draaien<br />

contour ... 150<br />

G1 Baan te draaien contour ... 150<br />

G10 Oppervlakteruwheid ... 167<br />

G100 Startpunt contour voor-/<br />

achterkant ... 175<br />

G101 Baan contour voor-/<br />

achterkant ... 175<br />

G102 Cirkelboog contour voor-/<br />

achterkant ... 176<br />

G103 Cirkelboog contour voor-/<br />

achterkant ... 176<br />

G10-Geo<br />

Oppervlakteruwheid ... 167<br />

G110 Startpunt<br />

mantelvlakcontour ... 182<br />

G111 Baan<br />

mantelvlakcontour ... 182<br />

G112 Cirkelboog<br />

mantelvlakcontour ... 183<br />

G113 Cirkelboog<br />

mantelvlakcontour ... 183<br />

G12 Cirkelboog te draaien<br />

contour ... 153<br />

712<br />

G13 Cirkelboog te draaien<br />

contour ... 153<br />

G149 Additieve correctie ... 170<br />

G2 Cirkelboog te draaien<br />

contour ... 151<br />

G20 Klauwplaat cilinder/pijp ... 149<br />

G21 Gietstuk ... 149<br />

G22 Insteek (standaard) ... 155<br />

G23 Insteek (algemeen) ... 156<br />

G24 Schroefdraad met<br />

draaduitloop ... 158<br />

G25 Draaduitloopcontour ... 159<br />

G3 Cirkelboog te draaien<br />

contour ... 151<br />

G300 Boring voor-/achterkant ... 177<br />

G301 Lineaire sleuf voor-/<br />

achterkant ... 178<br />

G302 Ronde sleuf voor-/<br />

achterkant ... 178<br />

G303 Ronde sleuf voor-/<br />

achterkant ... 178<br />

G304 Volledige cirkel voor-/<br />

achterkant ... 179<br />

G305 Rechthoek voor-/<br />

achterkant ... 179<br />

G307 Regelmatige veelhoek voor-/<br />

achterkant ... 180<br />

G308 Begin kamer/eiland ... 171<br />

G309 Einde kamer/eiland ... 171<br />

G310 Boring mantelvlak ... 184<br />

G311 Lineaire sleuf<br />

mantelvlak ... 185<br />

G312 Ronde sleuf mantelvlak ... 185<br />

G313 Ronde sleuf mantelvlak ... 185<br />

G314 Volledige cirkel<br />

mantelvlak ... 186<br />

G315 Rechthoek mantelvlak ... 186<br />

G317 Regelmatige veelhoek<br />

mantelvlak ... 187<br />

G34 Schroefdraad (standaard) ... 162<br />

G37 Schroefdraad (algemeen) ... 163<br />

G38 Aanzetreductie ... 168<br />

G39 Attributen voor<br />

overlappingselementen ... 168<br />

G401 Patroon lineair voor-/<br />

achterkant ... 180<br />

G402 Patroon rond voor-/<br />

achterkant ... 181<br />

G411 Patroon lineair<br />

mantelvlak ... 188<br />

G412 Patroon rond<br />

mantelvlak ... 189<br />

G49 Boring (centrisch) ... 165<br />

G52 Overmaat regelgewijs ... 169<br />

G7 Nauwkeurige stop aan ... 167<br />

G8 Nauwkeurige stop uit ... 167<br />

G9 Nauwkeurige stop<br />

regelgewijs ... 167<br />

G95 Aanzet per omwenteling ... 169<br />

G-functies die blijven ingeschakeld tot<br />

het moment van uitschakeling ... 122<br />

Gietstuk<br />

DIN PLUS Onbewerkt werkstuk<br />

G21-Geo ... 149<br />

TURN PLUS onbewerkt<br />

werkstuk ... 407<br />

Globale variabelen (DINprogrammering)<br />

... 319<br />

Grafisch venster ... 131<br />

Grafische weergave ... 95<br />

Grafische weergave (DIN PLUS) ... 126<br />

Graveren<br />

Graveren kopvlak G801 ... 283<br />

Graveren mantelvlak G802 ... 284<br />

Tekentabel ... 284<br />

H<br />

Halfronde snijbeitels ... 618<br />

Handbedieningsfuncties ... 61<br />

Handwiel ... 47, 65<br />

Help ... 50<br />

Helpscherm instellen<br />

(DIN PLUS) ... 115<br />

Helpschermen voor subprogrammaoproepen<br />

... 331<br />

Herstart van het NC-programma ... 83<br />

Hoekfrees ... 619<br />

Hoekverspringing<br />

Hoekverspringing bij<br />

spilsynchronisatie vastleggen<br />

G906 ... 292<br />

Verspringing hoek C meten<br />

G905 ... 291<br />

Hoofdaanzet ... 502<br />

Hoofdassen<br />

Basisprincipes ... 112<br />

Plaatsing ... 40<br />

Hoofdsnijkant ... 123<br />

Hulpassen ... 112<br />

Hulpcontour ... 147<br />

bij simulatie ... 366<br />

Hulpfuncties voor<br />

contourbeschrijving ... 166


I<br />

IAG ... 499<br />

ID-nr.<br />

Gereedschap ... 140<br />

Spanmiddel ... 145<br />

ID-nummer van GS ... 628<br />

IF.. Programmasprong ... 325<br />

IJlgang<br />

IJlgang G0 ... 190<br />

in machinecoördinaten G701 ... 191<br />

Mantelvlak G110 ... 262<br />

Voor-/achterkant G100 ... 259<br />

IJlgang in machinecoördinaten G701 ... 729<br />

IJlgangbanen (simulatie) ... 369<br />

In- en uitvoer<br />

Operator-communicatie ... 114<br />

Programmering ... 315<br />

Tijdstip van de ... 124<br />

inch<br />

Programmering ... 113<br />

Werkstand Machine ... 61, 82<br />

Incrementele adresparameters<br />

Aanduiding ... 114<br />

Programmering ... 122<br />

Incrementele coördinaten ... 41<br />

Info-systeem ... 50<br />

INPUT (invoer #-variabelen) ... 315<br />

INPUTA (invoer V-variabele) ... 317<br />

Inschakelen ... 58<br />

Inspectiemodus ... 90<br />

Insteekgereedschap ... 618<br />

Insteken<br />

DIN PLUS<br />

Contourgerelateerd insteken<br />

G860 ... 225<br />

enkelvoudig G86 ... 239<br />

enkelvoudig G866 ... 227<br />

Insteekcontour (algemeen) G23–<br />

Geo ... 156<br />

Insteekcontour (standaard) G22–<br />

Geo ... 155<br />

Insteekcyclus G866 ... 227<br />

TURN PLUS<br />

Insteken (IAG) ... 515<br />

Vormelement algemene<br />

insteek ... 416<br />

Vormelement insteek vorm D<br />

(afdichtingsring) ... 416<br />

Vormelement insteek vorm F<br />

(vrijdraaiing) ... 417<br />

Vormelement insteek vorm S<br />

(borgring) ... 417<br />

Instellen<br />

DIN PLUS-programmakop ... 139<br />

Instelfuncties ... 76<br />

TURN PLUS-programmakop ... 397<br />

Instellen (TURN PLUS) ... 486<br />

Instellen TURN PLUS<br />

Basisprincipes ... 486<br />

Gereedschapstabel instellen ... 495<br />

Omspannen – 1e opspanning na 2e<br />

opspanning ... 490<br />

Omspannen –<br />

Standaardbewerking ... 489<br />

Opspannen aan spilzijde ... 487<br />

Opspannen aan zijde van losse<br />

kop ... 487<br />

Opspanplan wissen ... 488<br />

Snijkantbegrenzing vastleggen ... 488<br />

Instelmaten ... 628<br />

Instelparameters ... 589<br />

INS-toets ... 48, 49<br />

Instructies (DIN PLUS) ... 128<br />

Integer-variabelen ... 318<br />

Interactief genereren van<br />

werkschema's (IAG) ... 499<br />

Interfaces - technische<br />

informatie ... 700<br />

Intermitterende aanzet G64 ... 196<br />

Interne fout ... 53<br />

Interpreterstop G909 ... 310<br />

Inverteren, TURN PLUS<br />

transformaties ... 473<br />

Invoegen (TURN PLUS Contour) ... 467<br />

Invoer van #-variabelen ... 315<br />

Invoerveld ... 48<br />

Invoervenster ... 48<br />

J<br />

Jogtoetsen ... 65<br />

K<br />

Kamerfrezen<br />

DIN PLUS<br />

Begin kamer G308 ... 171<br />

Einde kamer G309 ... 171<br />

Kamerfrezen nabewerken<br />

G846 ... 280<br />

Kamerfrezen voorbewerken<br />

G845 ... 274<br />

TURN PLUS<br />

Freesdiepte ... 425<br />

IAG kamerfrezen –<br />

voorbewerken/<br />

nabewerken ... 537<br />

Klauwplaat cilinder/pijp G20-Geo ... 149<br />

Knop OK ... 49<br />

Knoppen ... 48<br />

Koelmiddel<br />

Technologie-database ... 648<br />

TURN PLUS IAG ... 502<br />

TURN PLUSbewerkingsinstructies<br />

... 559<br />

Kopdraaien enkelvoudig G82 ... 235<br />

Kopieergereedschap ... 618<br />

Kottergereedschap ... 618<br />

L<br />

Langdraaien enkelvoudig G81 ... 234<br />

Lengte- en hoekmeetsystemen ... 39<br />

Lettergrootte instellen (DIN<br />

PLUS) ... 115<br />

Lineaire en rondassen ... 112<br />

Lineaire sleuf<br />

DIN PLUS<br />

Mantelvlak G311-Geo ... 185<br />

Voor-/achterkant G301-<br />

Geo ... 178<br />

TURN PLUS<br />

Mantelvlak ... 447<br />

Voor-/achterkant ... 435<br />

Lineaire verplaatsing G1 ... 192<br />

Lineaire verplaatsing G1 (frezen) ... 729<br />

Lineaire verplaatsing G101 ... 260<br />

Lineaire verplaatsing G111 ... 263<br />

Loep<br />

Automatisch bedrijf (grafische<br />

weergave) ... 95<br />

Simulatie ... 373<br />

TURN PLUS controlegrafiek ... 553<br />

Logfile ... 662<br />

Lokale variabelen (DINprogrammering)<br />

... 319<br />

L-oproep ... 329<br />

M<br />

M ... 333<br />

Maateenheden<br />

Eenheid vastleggen ... 139<br />

in het DIN PLUS-programma ... 113<br />

Overzicht ... 42<br />

Machinebedieningspaneel ... 47<br />

Machinefuncties ... 333<br />

Machinegegevens ... 62<br />

Machinematen instellen ... 79<br />

Machinenulpunt ... 40<br />

Machineparameters (MP) ... 577<br />

Machinereferentiepunten ... 40<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 713<br />

Index


Index<br />

Machine-uitlezing<br />

Basisprincipes ... 46<br />

instellen/omschakelen ... 98<br />

Parameters voor de machineuitlezing<br />

... 586<br />

Uitlezingselementen ... 98<br />

Mantelvenster ... 370<br />

Mantelvlak<br />

Bewerkingsfuncties ... 262<br />

Contourfuncties ... 182<br />

Referentiediameter G120 ... 257<br />

Materiaal (technologie-database) ... 647<br />

Meerkanaalsprogramma's<br />

controleren ... 389<br />

Meetapparatuur ... 619<br />

Menu-items ... 49<br />

Meten<br />

Gereedschap meten ... 80<br />

Gereedschap meten -<br />

aanraken ... 80<br />

Gereedschap meten met<br />

meettaster ... 80<br />

Gereedschap meten met optische<br />

meetapparatuur ... 80<br />

Meten na bewerking ... 301<br />

TURN PLUS<br />

bewerkingsattribuut ... 477<br />

Tussentijds meten ... 299<br />

Meten na bewerking<br />

Cyclus G915 ... 301<br />

Metrisch<br />

Maatsysteem automatisch<br />

bedrijf ... 82<br />

metrisch<br />

Maatsysteem werkstand<br />

Handbediening ... 61<br />

Overzicht maateenheden ... 42<br />

M-functies<br />

in handbediening ... 63<br />

M97 Synchroonfunctie ... 290<br />

M99 Programma-einde met<br />

terugspringen ... 332<br />

TURN PLUS-programmakop ... 397<br />

M-functies DIN PLUSprogrammering<br />

... 332<br />

M-functies TURN PLUS ... 502<br />

Multigereedschappen<br />

Gereedschapsparameters ... 626<br />

Gereedschapsprogrammering ... 123<br />

714<br />

N<br />

Naamlijsten ... 655<br />

Nabewerken<br />

DIN PLUS<br />

Cyclus G890 ... 231<br />

Nabewerkingsaanzet ... 169<br />

TURN PLUS<br />

Contourbewerking<br />

(G890) ... 527<br />

Draaduitlopen ... 530<br />

Passingdraaien ... 530<br />

Nabewerkingsgereedschap ... 618<br />

Nauwkeurige stop<br />

DIN PLUS Attribuut<br />

contourbeschrijving ... 167<br />

DIN PLUSbewerkingsinstructies<br />

... 305<br />

TURN PLUS attribuut ... 483<br />

Navigeren ... 56<br />

NC-aanboorbeitels ... 618<br />

NC-adresparameters ... 114<br />

NC-elementen<br />

Wijzigen ... 118<br />

wijzigen ... 117<br />

wissen ... 117<br />

NC-functies<br />

Basisprincipes ... 113<br />

Wijzigen, wissen ... 117<br />

NC-programma-afloop<br />

controleren ... 386<br />

NC-programmadelen ... 110<br />

NC-programma-header ... 126<br />

NC-regels<br />

Basisprincipes ... 113<br />

maken ... 117<br />

Nummeren ... 133<br />

NC-subprogramma's ... 124<br />

negatieve X-coördinaten ... 112<br />

Netwerken<br />

Configureren ... 669<br />

Instellingen (diagnose) ... 662<br />

Overzicht ... 667<br />

Nevenaanzet ... 502, 648<br />

Nevenbewerkingsrichting ... 628<br />

Nominale waarden actualiseren<br />

G717 ... 308<br />

Nulpunt<br />

Machinenulpunt ... 40<br />

Verschuiving absoluut G59 ... 204<br />

Verschuiving additief G56 ... 203<br />

Verschuiving bij de simulatie ... 368<br />

Verschuiving C-as G152 ... 258<br />

verschuiving in variabele<br />

G902 ... 309<br />

verschuiving parameterafhankelijk<br />

G53 ... G55 ... 202<br />

Verschuiving relatief G51 ... 202<br />

verschuiving uitschakelen<br />

G920 ... 311<br />

verschuiving, GS-lengtes<br />

uitschakelen G921 ... 311<br />

verschuivingen, overzicht ... 201<br />

Werkstuknulpunt ... 40<br />

wijzigen in TURN PLUS ... 456<br />

Nulpuntverschuiving<br />

inschakelen<br />

G980 ... 312<br />

verschuivingen,<br />

gereedschapslengtes inschakelen<br />

G981 ... 313<br />

Nummer van<br />

gereedschapsafbeelding ... 628<br />

O<br />

Onbekende coördinaten ... 122<br />

ONBEWERKT WERKSTUK<br />

(programmadeel-aanduiding) ... 146<br />

Onderhoudssysteem ... 656<br />

Open contouren ... 120<br />

Operator-communicatie ... 114<br />

Opnametype ... 628<br />

Oppervlakteruwheid<br />

Bewerkingsparameter ... 591<br />

Oppervlakteruwheid G10 ... 167<br />

TURN PLUS attribuut ... 476<br />

Opspanplan wissen ... 488<br />

Opsplitsen (TURN PLUS) ... 468<br />

Opties ... 37<br />

Opties, weergave van ... 662<br />

Optionele stop<br />

Automatisch bedrijf ... 87<br />

M01 ... 332<br />

Organisatie (bestandsbeheer) ... 686<br />

Overlappingselement (TURN PLUS)<br />

Cirkelboog ... 422<br />

Overlappingselementen<br />

integreren ... 403<br />

Ponton ... 423<br />

Spie ... 422


Overloop schroefdraad ... 242<br />

Overmaat<br />

Asparallel G57 ... 207<br />

parallel aan contour (equidistant)<br />

G58 ... 208<br />

regelgewijs G95-Geo ... 169<br />

TURN PLUS attribuut ... 475<br />

Uitschakelen G50 ... 207<br />

Override-draaiknop ... 47<br />

Overzicht programmadeelaanduidingen<br />

... 138<br />

P<br />

Parallel werken ... 110<br />

Parameterafhankelijke<br />

nulpuntverschuiving G53 ...<br />

G55 ... 202<br />

Parameterbeschrijving –<br />

subprogramma’s ... 330<br />

Parameters<br />

Algemene<br />

machineparameters ... 577<br />

Algemene regelparameters ... 583<br />

bewerken ... 575<br />

Bewerkingsparameters ... 591<br />

Configuratieparameters<br />

bewerken ... 576<br />

Instelparameters ... 589<br />

Machineparameters voor<br />

C-assen ... 580<br />

Machineparameters voor lineaire<br />

assen ... 581<br />

Machineparameters voor sledes ... 578<br />

Machineparameters voor spillen ... 579<br />

Parameter-, bedrijfsmiddel- of<br />

backup-bestanden bekijken ... 685<br />

Parameters en bedrijfsmiddelen<br />

converteren ... 680<br />

Parameters/bedrijfsmiddelen -<br />

backup inlezen (Restore) ... 683<br />

Parameters/bedrijfsmiddelen -<br />

backup maken (Backup) ... 683<br />

Parameters/bedrijfsmiddelen<br />

laden ... 682<br />

Parameters/bedrijfsmiddelen<br />

verzenden ... 681<br />

Parameterwaarden lezen (DIN<br />

PLUS) ... 319<br />

Regelparameters voor de machineuitlezing<br />

... 586<br />

Regelparameters voor de<br />

simulatie ... 585<br />

Passingen<br />

Berekenen (calculator TURN<br />

PLUS) ... 458<br />

IAG meetsnede ... 530<br />

Nabewerken –<br />

passingdraaien ... 530<br />

TURN PLUS-bewerkingsinstructie<br />

voor boringen ... 563<br />

Patroon<br />

DIN PLUS<br />

Lineair mantelvlak G411-<br />

Geo ... 188<br />

Lineair voor-/achterkant G401-<br />

Geo ... 180<br />

Rond mantelvlak G412-<br />

Geo ... 189<br />

Rond voor-/achterkant G402-<br />

Geo ... 181<br />

TURN PLUS<br />

Lineair mantelvlak ... 449<br />

Lineair voor-/achterkant ... 437<br />

Rond mantelvlak ... 450<br />

Rond voor-/achterkant ... 438<br />

Pijp (TURN PLUS) ... 406<br />

Pinbezetting voor data-interfaces ... 700<br />

Pinolebewaking G930 ... 313<br />

PLC-melding ... 54<br />

Poolcoördinaten ... 41<br />

Positie van de te frezen contouren<br />

DIN PLUS ... 171<br />

TURN PLUS Mantelvlak ... 425<br />

TURN PLUS voor-/achterkant ... 425<br />

Positiehoek ... 628<br />

Post-proces meten<br />

Status ... 97<br />

PRINT (uitvoer #-variabelen) ... 316<br />

PRINTA (uitvoer V-variabele) ... 317<br />

Programma-afloop beïnvloeden ... 86<br />

Programma-afloop regel voor regel<br />

Simulatie ... 365<br />

Werkstand Automatisch<br />

bedrijf ... 87<br />

Programma-afloop-besturing ... 332<br />

Programmadeel-aanduidingen ... 138<br />

Programma-einde met herstart ... 332<br />

Programmakeuze ... 83<br />

Programmakop<br />

DIN PLUS ... 139<br />

TURN PLUS ... 397<br />

Programmanummer ... 113<br />

Programmasprong, IF ... 325<br />

Programmasprong, SWITCH ... 327<br />

Programmasprong, WHILE ... 326<br />

Programmering van meer sledes<br />

Overzicht ... 334<br />

Programma-afloop ... 336<br />

Voorbeeld bewerking met twee<br />

sledes ... 339, 341<br />

Voorbeeld bril positioneren ... 336<br />

Voorbeeld cyclus met vier<br />

assen ... 343<br />

Voorbeeld meelopende bril ... 337<br />

Programmering van variabelen ... 318<br />

Pulldown-menu ... 48<br />

Puntdimensionering ... 377<br />

Puntstopzetting ... 62, 63<br />

R<br />

Radius G87 ... 241<br />

Rechthoek<br />

DIN PLUS<br />

Mantelvlak G315-Geo ... 186<br />

Voor-/achterkant G305-<br />

Geo ... 179<br />

TURN PLUS<br />

Mantelvlak ... 445<br />

Voor- of achterkant ... 433<br />

Reële variabelen ... 318<br />

Referentiediameter<br />

Referentiediameter G120 ... 257<br />

Referentiediameter G308 ... 171<br />

Referentiegegevens TURN PLUS<br />

Mantelvlak ... 425<br />

Voor- en achterkant ... 425<br />

Referentiemerk ... 39<br />

Referentiepunt vastleggen/opheffen<br />

(simulatie) ... 377<br />

Referentievlak<br />

Programmadeel<br />

ACHTERKANT ... 147<br />

Programmadeel MANTEL ... 147<br />

Programmadeel VOORKANT ... 147<br />

Referentievlak G308 ... 171<br />

Regelmatige veelhoek<br />

DIN PLUS<br />

Veelhoek mantelvlak<br />

G317 ... 187<br />

Veelhoek voor-/achterkant<br />

G307 ... 180<br />

TURN PLUS<br />

Veelhoek mantelvlak ... 446<br />

Veelhoek voor- of<br />

achterkant ... 434<br />

Regelnr.<br />

Basisprincipes ... 113<br />

Nummering ... 133<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 715<br />

Index


Index<br />

Regelverwijzingen<br />

Bewerkingscycli ... 215<br />

Contourweergave ... 121<br />

Regelweergave<br />

instellen ... 94<br />

Lettergrootte ... 94<br />

Rekenkundige functies ... 318<br />

Restcontourbewerking<br />

DIN PLUS rest nabewerken ... 233<br />

TURN PLUS<br />

IAG nabewerken ... 527<br />

IAG restmateriaal voorbewerken<br />

– dwars ... 510<br />

IAG restmateriaal voorbewerken<br />

– langs ... 509<br />

IAG restmateriaal voorbewerken<br />

– parallel aan de contour ... 511<br />

RETURN (programmadeelaanduiding)<br />

... 148<br />

Revolver<br />

DIN PLUSgereedschapsprogrammering<br />

... 123<br />

Programmadeel-aanduiding<br />

REVOLVER ... 140<br />

TURN PLUS<br />

revolverbezetting ... 558<br />

Rond patroon met ronde sleuven ... 172<br />

Rondas<br />

Aanzet per minuut rondassen<br />

G192 ... 196<br />

Basisprincipes ... 112<br />

verplaatsen G15 ... 306<br />

Ronde sleuf<br />

DIN PLUS<br />

Mantelvlak G312-/G313-<br />

Geo ... 185<br />

Voor-/achterkant G302-/G303-<br />

Geo ... 178<br />

in ronde patronen ... 172<br />

TURN PLUS<br />

Mantelvlak ... 448<br />

Voor-/achterkant ... 436<br />

Rotatierichting ... 628<br />

Ruimers ... 618<br />

716<br />

S<br />

Scheidingspunt<br />

TURN PLUS attribuut ... 484<br />

TURN PLUSbewerkingsinstructies<br />

... 564<br />

Schijffrees ... 619<br />

Schroefdraad<br />

DIN PLUS<br />

Algemeen G37–Geo ... 163<br />

Enkelvoudige verplaatsing<br />

G33 ... 247<br />

met draaduitloop G24–Geo ... 158<br />

Schroefdraad tappen G36 ... 253<br />

Schroefdraadcyclus G31 ... 243<br />

Schroefdraadcyclus,<br />

enkelvoudig G32 ... 245<br />

Schroefdraadschakelaar<br />

G933 ... 242<br />

Standaard G34–Geo ... 162<br />

TURN PLUS<br />

Bewerkingsattribuut ... 478<br />

IAG-bewerking ... 531<br />

Vormelement ... 418<br />

Schroefdraad frezen axiaal G799 ... 282<br />

Schroefdraad tappen<br />

DIN PLUS<br />

Cyclus G36 ... 253<br />

Schroefdraad,<br />

contourgerelateerd G73 ... 252<br />

TURN PLUS<br />

Centrische boring ... 419<br />

IAG-schroefdraad tappen ... 526<br />

Mantelvlak ... 442<br />

Voor-/achterkant ... 430<br />

Schroefdraadparameters ... 693<br />

Selecteren venster<br />

Simulatie ... 371<br />

Seriële interface ... 672<br />

Servicefuncties ... 653<br />

Simulatie<br />

3D-aanzicht ... 385<br />

Beeldscherminhoud ... 365<br />

Bewegingssimulatie ... 382<br />

Bewerkingssimulatie ... 378<br />

Contour maken bij de<br />

simulatie ... 380<br />

Contoursimulatie ... 376<br />

De werkstand .. ... 364<br />

Dimensionering ... 377<br />

Fouten en waarschuwingen ... 374<br />

Gereedschapsweergave ... 366<br />

Lijn- en spoorweergave ... 369<br />

Loep ... 373<br />

Mantelvenster ... 370<br />

Meerkanaalsprogramma's<br />

controleren ... 389<br />

Nulpuntverschuivingen ... 368<br />

Synchroonpuntanalyse ... 390<br />

Tijdberekening ... 390<br />

TURN PLUS controlegrafiek ... 554<br />

Voorkant-venster ... 370<br />

Weergave van spanmiddelen ... 366<br />

Weergaven ... 366<br />

Zijaanzicht (YZ) ... 370<br />

Sjabloonregeling ... 355<br />

Slede-aanduiding<br />

Basisprincipes ... 114<br />

Voorwaardelijke regeluitvoering ... 328<br />

Sledeschakeltoets ... 66<br />

Sledesynchronisatie ... 286<br />

Algemeen ... 286<br />

Eenzijdige synchronisatie G62 ... 288<br />

Programmering van meer<br />

sledes ... 334<br />

Synchrone start van banen<br />

G63 ... 289<br />

Synchroonteken plaatsen<br />

G162 ... 289<br />

Slede-uitlezing (uitlezingselement) ... 98<br />

Sleuf<br />

DIN PLUS<br />

Lineaire sleuf mantelvlak<br />

G311 ... 185<br />

Lineaire sleuf voor-/achterkant<br />

G301 ... 178<br />

Ronde sleuf mantelvlak G312/<br />

G313 ... 185<br />

Ronde sleuf voor-/achterkant<br />

G302-/G303 ... 178<br />

TURN PLUS<br />

Lineaire sleuf mantelvlak ... 447<br />

Lineaire sleuf voor-/<br />

achterkant ... 435<br />

Ronde sleuf mantelvlak ... 448<br />

Ronde sleuf voor-/<br />

achterkant ... 436<br />

Smeedstuk (TURN PLUS) ... 407<br />

Snedeweergave (simulatie) ... 376<br />

Snijgegevens (TURN PLUS IAG) ... 502<br />

Snijkantbegrenzing<br />

bij het instellen (TURN PLUS) ... 486<br />

vastleggen/wijzigen<br />

(TURN PLUS) ... 488<br />

Snijkantcorrectie G148 ... 211<br />

Snijkantlengte ... 628


Snijkantradiuscompensatie<br />

Basisprincipes ... 43<br />

Programmering ... 199<br />

Snijmateriaal<br />

Benamingen vastleggen ... 655<br />

Technologie-database ... 647<br />

Snijplaatboren ... 618<br />

Snijsnelheid<br />

Handbediening ... 62<br />

Technologie-database ... 648<br />

Snijspoorweergave ... 369<br />

Snijwaarden bepalen (TURN<br />

PLUS) ... 559<br />

Soevereinboren ... 618<br />

Software-eindschakelaars<br />

Handbediening ... 61<br />

Referentieprocedure ... 58<br />

Spanmiddel<br />

DIN PLUS programmadeelaanduiding<br />

... 145<br />

Referentiepunt ... 307<br />

Spanmiddel-database ... 634<br />

Spanmiddelen<br />

weergeven G65 ... 307<br />

Spanmiddeltabel instellen ... 75<br />

Speciale bewerkingen (IAG) ... 538<br />

Spiegelen<br />

DIN PLUS<br />

Contour omklappen G121 ... 205<br />

Converteren en spiegelen<br />

G30 ... 286<br />

TURN PLUS<br />

Contourgedeelte door spiegelen<br />

dupliceren ... 457<br />

Transformaties –<br />

spiegelen ... 473<br />

Spil<br />

met werkstuk G98 ... 287<br />

Spil-override 100% G919 ... 310<br />

Spilschakeltoets ... 66<br />

Spilstatus ... 100<br />

Spilsynchronisatie G720 ... 290<br />

Spiltoerental ... 62<br />

Spiltoetsen ... 65<br />

Spiltoetsen ... 65<br />

Spiluitlezing (uitlezingselement) ... 98<br />

Spiraalboren ... 618<br />

Spoed ... 694<br />

Sprong<br />

Basisprincipes ... 114<br />

Programmering ... 325<br />

Staf (TURN PLUS) ... 406<br />

Stafgrijper ... 619<br />

Standtijdbeheer<br />

Gegevens in de<br />

gereedschapsdatabase ... 626<br />

Gegevens invoeren ... 73<br />

Gereedschapsdiagnosebits ... 321<br />

Parameters invoeren ... 73<br />

tijdens automatisch bedrijf ... 89<br />

Standtijdbewaking<br />

Standtijdbewaking<br />

gereedschapsdatabase ... 626<br />

Standtijdbewaking van het gereedschap<br />

met belastingsbewaking ... 303<br />

Stapgrootte NC-regelnummering ... 133<br />

Startpunt contour<br />

DIN PLUS<br />

Mantelvlak G110-Geo ... 182<br />

Te draaien contour G0–<br />

Geo ... 150<br />

Voor-/achterkant G100-<br />

Geo ... 175<br />

weergeven ... 131<br />

TURN PLUS<br />

Basiscontour ... 408<br />

Mantelvlak ... 439<br />

Voor-/achterkant ... 426<br />

Startsjabloon ... 355<br />

Steekbewerking<br />

DIN PLUS<br />

Insteekcyclus G866 ... 227<br />

Insteken G860 ... 225<br />

TURN PLUS<br />

IAG contoursteken radiaal/<br />

axiaal ... 514<br />

IAG Insteken radiaal/<br />

axiaal ... 515<br />

Steekdraaien<br />

DIN PLUS Cyclus G869 ... 228<br />

TURN PLUS IAG Steekdraaien<br />

radiaal/axiaal ... 516<br />

Steekdraaigereedschap ... 618<br />

Stiftfrees ... 619<br />

Stilstandtijd G4 ... 305<br />

Structuursjabloon ... 355<br />

Subprogramma<br />

Basisprincipes ... 124<br />

Oproep ... 329<br />

Programmadeel-aanduiding ... 148<br />

SWITCH..CASE –<br />

programmasprong ... 327<br />

Synchronisatie<br />

eenzijdig G62 ... 288<br />

Synchrone start van banen<br />

G63 ... 289<br />

Synchronisatie, spil G720 ... 290<br />

Synchroonfunctie M97 ... 290<br />

synchroonfunctie M97 ... 290<br />

Synchroonteken plaatsen<br />

G162 ... 289<br />

Synchroonpuntanalyse ... 390<br />

Systeemfout ... 53<br />

T<br />

Taal instellen ... 654<br />

Tabellen<br />

Draaduitloopparameters<br />

DIN 509 E ... 692<br />

Draaduitloopparameters<br />

DIN 509 F ... 692<br />

Draaduitloopparameters<br />

DIN 76 ... 690<br />

Spoed ... 694<br />

Te draaien contouren ... 120<br />

Technische informatie ... 703<br />

Technologie-database ... 647<br />

T-functie<br />

Basisprincipes ... 123<br />

Gereedschap inspannen ... 210<br />

Tijd instellen ... 654<br />

Tijdberekening ... 390<br />

Toerental<br />

Constante snijsnelheid Gx96 ... 198<br />

Toerental Gx97 ... 198<br />

Toerentalbegrenzing Gx26 ... 195<br />

Toerentalbewaking regelgewijs uit<br />

G907 ... 309<br />

Toerental-override ... 88<br />

Toerental bij V-constant G922 ... 314<br />

Touchpad ... 47<br />

Transfer ... 666<br />

Transformaties (TURN PLUS<br />

Contouren) ... 471<br />

Transmissieprocedures ... 667<br />

T-uitlezing (uitlezingselement) ... 98<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 717<br />

Index


Index<br />

TURN PLUS ... 30<br />

AAG<br />

Bewerkingsvolgorde ... 541<br />

Bewerkingsvolgordes bewerken<br />

en beheren ... 542<br />

Lijst met de<br />

bewerkingsvolgordes ... 544<br />

Algemeen<br />

Bestanden beheren ... 395<br />

Bewerkingsinstructies ... 558<br />

Configuratie ... 555<br />

Controlegrafiek ... 553<br />

De werkstand ... 394<br />

Programmakop ... 397<br />

Voorbeeld ... 569<br />

Bewerkingsinstructies<br />

Asbewerking ... 564<br />

Binnencontouren ... 561<br />

Boren ... 563<br />

Complete bewerking ... 567<br />

Gereedschapskeuze ... 558<br />

Revolverbezetting ... 558<br />

Snijwaarden ... 559<br />

Uitdraaien ... 560<br />

Contourdefinitie<br />

Aaneengesloten contour<br />

integreren ... 403<br />

Attributen toewijzen ... 474<br />

Attributen van onbewerkt<br />

werkstuk ... 474<br />

Contour onbewerkt werkstuk<br />

wijzigen ... 465<br />

Contouren onbewerkt<br />

werkstuk ... 406<br />

Hulpfuncties voor de<br />

elementinvoer ... 451<br />

Invoegen van de contour ... 467<br />

Invoer van contour van bewerkt<br />

werkstuk ... 401<br />

Invoer van contour van<br />

onbewerkt werkstuk ... 400<br />

Invoer van de<br />

C-ascontouren ... 404<br />

Kleuren bij<br />

selectiepunten ... 452<br />

Opsplitsen (vormelementen,<br />

figuren, patronen) ... 468<br />

Overlappingselementen ... 422<br />

Transformaties ... 471<br />

Verbinden ... 468<br />

Vormelementen overlappend<br />

aanbrengen ... 402<br />

Werkstukbeschrijving ... 400<br />

718<br />

IAG<br />

Bewerkingswijze Frezen ... 532<br />

Bewerkingswijze<br />

Nabewerken ... 527<br />

Bewerkingswijze<br />

Schroefdraad ... 531<br />

Cyclusspecificatie ... 503<br />

Gereedschapsoproep ... 502<br />

Interactief genereren van<br />

werkschema's ... 499<br />

Snijgegevens ... 502<br />

Speciale bewerkingen ... 538<br />

Instellen<br />

Gereedschapstabel<br />

instellen ... 495<br />

Snijkantbegrenzing<br />

vastleggen ... 488<br />

Tussentijds meten ... 299<br />

Type belastingsbewaking G996 ... 304<br />

U<br />

Uitboren G72 ... 251<br />

Uitbreidingsmogelijkheden ... 37<br />

Uitdraaien<br />

TURN PLUS IAG<br />

Restcontourbewerking ... 527<br />

Restmateriaal voorbewerken<br />

parallel aan de contour ... 511<br />

Voorbewerken ... (neutraal<br />

gereedschap) ... 512<br />

TURN PLUSbewerkingsinstructies<br />

... 560<br />

Uitgebreide invoer bij<br />

adresparameters ... 122<br />

Uitlezing van actuele waarde ... 98<br />

Uitlezing van de actuele waarde,<br />

instelling van de uitlezing ... 577<br />

Uitlezing van restweg<br />

(uitlezingselement) ... 98<br />

Uitloop (schroefdraad) ... 242<br />

Uitschakelen ... 60<br />

Uitschakelinterval ... 328<br />

Uitschakelniveau<br />

Basisprincipes ... 114<br />

Uitvoering ... 328<br />

Uitsteeklengte ... 628<br />

Uitvoer<br />

#-variabelen ... 316<br />

Operator-communicatie ... 114<br />

Programmering van de ... 315<br />

Tijdstip van de ... 124<br />

V-variabele ... 317<br />

Uitvoer van #-variabelen ... 316<br />

Uitvoering links of rechts<br />

gereedschap ... 628<br />

Uitwisseling van gegevens<br />

(transfer) ... 666<br />

USB-opslagmedia ... 667<br />

V<br />

Variabelen<br />

#-variabelen ... 319<br />

als adresparameters ... 122<br />

Berekeningen ... 318<br />

Bezetting ... 323<br />

Toepassingsgebied<br />

(#-variabelen) ... 319<br />

Toepassingsgebied<br />

(V-variabelen) ... 321<br />

Variabelenweergave ... 139<br />

Vaste aanslag, verplaatsen naar,<br />

G916 ... 292<br />

Veelhoek<br />

DIN PLUS<br />

Mantelvlak G317-Geo ... 187<br />

Voor-/achterkant G307-Geo ... 180<br />

TURN PLUS<br />

Mantelvlak ... 446<br />

Voor-/achterkant ... 434<br />

Veiligheidsafstand<br />

Draaibewerking G47 ... 209<br />

Freesbewerking G147 ... 209<br />

Veiligheidszone<br />

Bewaking van veiligheidszone en<br />

eindschakelaars<br />

(bewegingssimulatie) ... 383<br />

Bewaking van veiligheidszone en<br />

eindschakelaars<br />

(bewerkingssimulatie) ... 379<br />

uitschakelen G60 ... 306<br />

vastleggen ... 78<br />

Veld van 3 * 3 ... 49<br />

Vensterkeuze<br />

Ander venster (TURN PLUS) ... 396<br />

Bewerkingsvenster (DIN<br />

PLUS) ... 115<br />

Venster instellen (TURN<br />

PLUS) ... 404<br />

Veranderen van snijkantcorrectie<br />

G148 ... 211<br />

Verbinden (TURN PLUS<br />

Contouren) ... 468<br />

Verrekening rechter/linker<br />

gereedschapspunt G150/G151 ... 213<br />

Verschuiven van de contour<br />

G121 ... 205


verschuiving, GS-lengtes inschakelen<br />

G981 ... 313<br />

Versnelling (slope) G48 ... 195<br />

Vertaling van het NC-programma ... 124<br />

Vertaling van NC–programma's ... 124<br />

Vertaling van programma ... 124<br />

Vervangend gereedschap<br />

Basisprincipes ... 123<br />

Gereedschapsgroep<br />

vastleggen ... 73<br />

Standtijdbeheer ... 73<br />

Verzinkboren ... 618<br />

Verzinkboren (TURN PLUS IAG) ... 524<br />

Verzinken<br />

DIN PLUS Cyclus G72 ... 251<br />

TURN PLUS<br />

IAG verzinken ... 524<br />

Vormelement ... 419<br />

VGP–vereenvoudigde<br />

geometrieprogrammering ... 122<br />

Vlakfrezen<br />

Bewerkingsattribuut (TURN<br />

PLUS) ... 481<br />

Volgfout<br />

-grens G975 ... 312<br />

in variabele G903 ... 309<br />

uitsturen G718 ... 309<br />

Volledige cirkel<br />

DIN PLUS<br />

Mantelvlak G314-Geo ... 186<br />

Voor-/achterkant G304-<br />

Geo ... 179<br />

TURN PLUS<br />

Mantelvlak ... 444<br />

Voor-/achterkant ... 432<br />

Voorbeeld<br />

Bewerkingen met meer<br />

sledes ... 341, 343<br />

Bewerkingscyclus<br />

programmeren ... 125<br />

Complete bewerking met één<br />

spil ... 350<br />

Complete bewerking met<br />

tegenspil ... 347<br />

Subprogramma met<br />

contourherhalingen ... 352<br />

TURN PLUS ... 569<br />

Voorbewerken<br />

DIN PLUS<br />

Parallel aan de contour met<br />

neutraal gereedschap<br />

G835 ... 223<br />

Voorbewerken dwars<br />

G820 ... 218<br />

Voorbewerken langs G810 ... 215<br />

Voorbewerken parallel aan<br />

contour G830 ... 221<br />

TURN PLUS<br />

IAG restmateriaal voorbewerken<br />

– dwars ... 510<br />

IAG restmateriaal voorbewerken<br />

– langs ... 509<br />

IAG restmateriaal voorbewerken<br />

– parallel aan de contour ... 511<br />

IAG voorbewerken dwars ... 507<br />

IAG voorbewerken langs ... 506<br />

Parallel aan de contour ... 508<br />

Uitdraaien (neutraal<br />

gereedschap) ... 512<br />

Voorbewerken dwars G820 ... 218<br />

Voorbewerken langs G810 ... 215<br />

Voorbewerken parallel aan contour<br />

DIN PLUS<br />

Cyclus G830 ... 221<br />

met cyclus neutraal<br />

gereedschap G835 ... 223<br />

TURN PLUS IAG-bewerking ... 508<br />

Voorbewerkingsgereedschap ... 618<br />

Voorboorpositie bepalen G840 ... 266<br />

Voorboren (IAG) ... 523<br />

Voorkant<br />

Bewerking ... 259<br />

Contourbeschrijving ... 175<br />

Voorkant-venster ... 370<br />

Voorsturing G918 ... 310<br />

Vormelementen<br />

DIN PLUS ... 155<br />

TURN PLUS ... 412<br />

Vrijdraaiing<br />

TURN PLUS vormelement ... 417<br />

Vormelement G23-Geo ... 156<br />

Vrije bewerking (DIN PLUS) ... 119<br />

Vrijgave-overzicht (machineuitlezing)<br />

... 98<br />

Vrijgave-overzicht<br />

(uitlezingselement) ... 98<br />

Vrijgaves<br />

Vrijgave-wachtwoord ... 662<br />

Vrijgegeven directory's ... 674<br />

Vrijgave-wachtwoord (netwerk) ... 662<br />

W<br />

Waarden voor afsteekcontrole<br />

G992 ... 296<br />

Waarschuwing (simulatie) ... 374<br />

Wachten op tijdstip G204 ... 308<br />

Wachtwoord ... 653<br />

Weergaven<br />

DIN PLUS-contourweergave ... 131<br />

Elementen van de machineuitlezing<br />

... 98<br />

Machine-uitlezing<br />

omschakelen ... 98<br />

Regelweergave ... 94<br />

Simulatie ... 366<br />

Werkstanden<br />

Automatisch bedrijf ... 82<br />

DIN PLUS ... 110<br />

Handbediening ... 61<br />

Overzicht ... 35<br />

Parameters ... 574<br />

Service en Diagnose ... 652<br />

Simulatie ... 364<br />

Transfer ... 666<br />

TURN PLUS ... 394<br />

Werkstandkeuze ... 48<br />

Werkstukgroep G99 ... 288<br />

Werkstuk-handlingsystemen ... 619<br />

Werkstuknulpunt<br />

Basisprincipes ... 40<br />

invoeren ... 77<br />

Werkstukoverdracht<br />

Afsteekcontrole door spilbewaking<br />

G991 ... 296<br />

Afsteekcontrole door<br />

volgfoutbewaking G917 ... 295<br />

Hoekverspringing bij<br />

spilsynchronisatie vastleggen<br />

G906 ... 292<br />

Spilsynchronisatie G720 ... 290<br />

Verplaatsen naar vaste aanslag<br />

G916 ... 292<br />

Verspringing hoek C meten<br />

G905 ... 291<br />

Waarden voor afsteekcontrole<br />

G992 ... 296<br />

Werkvenster ... 46<br />

WHILE.. Programmaherhaling ... 326<br />

WINDOW (speciaal<br />

uitvoervenster) ... 315<br />

WINDOWA (speciaal<br />

uitvoervenster) ... 316<br />

WINDOWS-netwerken ... 667<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 719<br />

Index


Index<br />

Wisselcodes ... 323<br />

Wisselcodes verwerken ... 323<br />

Wissen<br />

Bewerkingsattributen wissen<br />

TURN PLUS ... 485<br />

Contourelementen wissen<br />

TURN PLUS ... 466<br />

Opspanplan wissen<br />

TURN PLUS ... 488<br />

X<br />

XY-vlak G17 (voor- of achterkant) ... 729<br />

XZ-vlak G18 (draaibewerking) ... 729<br />

Y<br />

Y-as - Basisprincipes ... 32<br />

Z<br />

Zijaanzicht (YZ) (simulatie) ... 370<br />

Zoeken naar startregel ... 85<br />

Zustergereedschap ... 123<br />

Zwenkpositie<br />

gereedschapshouder ... 123<br />

720


Programmadeel-aanduidingen<br />

Programmadeel-aanduidingen Programmadeel-aanduidingen<br />

Programma-header Werkstukbewerking<br />

PROGRAMMAKOP Bladzijde 139 BEWERKING Bladzijde 147<br />

REVOLVER Bladzijde 140 TOEWIJZING Bladzijde 148<br />

SCHIJFMAGAZIJN EINDE Bladzijde 147<br />

SPANMIDDEL Bladzijde 145 Subprogramma's<br />

Contourbeschrijving SUBPROGRAMMA Bladzijde 148<br />

CONTOUR Bladzijde 146 RETURN Bladzijde 148<br />

ONBEWERKT WERKSTUK Bladzijde 146 Overige<br />

BEWERKT WERKSTUK Bladzijde 147 CONST Bladzijde 148<br />

HULPCONTOUR Bladzijde 147<br />

C-as-contouren Y-as-contouren<br />

VOORKANT Bladzijde 147 VOORKANT_Y<br />

ACHTERKANT Bladzijde 147 ACHTERKANT_Y<br />

MANTEL Bladzijde 147 MANTEL_Y<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 721<br />

Programmadeel-aanduidingen


Overzicht G-functies CONTOUR<br />

Overzicht G-functies CONTOUR<br />

G-functies voor te draaien contouren<br />

Te draaien contour Te draaien contour<br />

Beschrijving van onbewerkt werkstuk Vormelementen van te draaien contour<br />

G20-Geo Klauwplaat cilinder/pijp Bladzijde 149 G34-Geo Draad (standaard) Bladzijde 162<br />

G21-Geo Gietstuk Bladzijde 149 G37-Geo Draad (algemeen) Bladzijde 163<br />

Basiselementen van te draaien contour G49-Geo Boring op hartlijn Bladzijde 165<br />

G0-Geo Startpunt van de contour Bladzijde 150 Hulpfuncties voor contourbeschrijving<br />

G1-Geo Baan Bladzijde 150 Overzicht:hulpfuncties contourbeschrijving Bladzijde 166<br />

G2-Geo Boog incrementele<br />

middelpuntmaat<br />

Bladzijde 151 G7-Geo Nauwkeurige stop aan Bladzijde 167<br />

G3-Geo Boog incrementele<br />

middelpuntmaat<br />

Bladzijde 151 G8-Geo Nauwkeurige stop uit Bladzijde 167<br />

G12-Geo Boog absolute middelpuntmaat Bladzijde 153 G9-Geo Nauwkeurige stop regelgewijs Bladzijde 167<br />

G13-Geo Boog absolute middelpuntmaat Bladzijde 153 G10-Geo Oppervlakteruwheid Bladzijde 167<br />

Vormelementen van te draaien contour G38-Geo Aanzetreductie Bladzijde 168<br />

G22-Geo Insteek (standaard) Bladzijde 155 G39-Geo Attributen<br />

overlappingselementen<br />

Bladzijde 168<br />

G23-Geo Insteek/vrijdraaiing Bladzijde 156 G52-Geo Overmaat regelgewijs Bladzijde 169<br />

G24-Geo Schroefdraad met draaduitloop Bladzijde 158 G95-Geo Aanzet per omwenteling Bladzijde 169<br />

G25-Geo Draaduitloopcontour Bladzijde 159 G149-Geo Additieve correctie Bladzijde 170<br />

G-functies voor C-ascontouren<br />

C-ascontour C-ascontour<br />

Overlappende contouren Mantelvlakcontour<br />

G308-Geo Begin kamer/eiland Bladzijde 171 G110-Geo Startpunt mantelvlakcontour Bladzijde 182<br />

G309-Geo Einde kamer/eiland Bladzijde 171 G111-Geo Baan mantelvlak Bladzijde 182<br />

Contour aan de voor-/achterkant G112-Geo Boog mantelvlak Bladzijde 183<br />

G100-Geo Startpunt contour aan de<br />

voorkant<br />

Bladzijde 175 G113-Geo Boog mantelvlak Bladzijde 183<br />

G101-Geo Baan voorkant Bladzijde 175 G310-Geo Boring mantelvlak Bladzijde 184<br />

G102-Geo Boog voorkant Bladzijde 176 G311-Geo Lineaire sleuf mantelvlak Bladzijde 185<br />

G103-Geo Boog voorkant Bladzijde 176 G312-Geo Ronde sleuf mantelvlak Bladzijde 185<br />

G300-Geo Boring voorkant Bladzijde 177 G313-Geo Ronde sleuf mantelvlak Bladzijde 185<br />

G301-Geo Lineaire sleuf voorkant Bladzijde 178 G314-Geo Volledige cirkel mantelvlak Bladzijde 186<br />

G302-Geo Ronde sleuf voorkant Bladzijde 178 G315-Geo Rechth. mantelopp. Bladzijde 186<br />

G303-Geo Ronde sleuf voorkant Bladzijde 178 G317-Geo Regelmatige veelhoek<br />

mantelvlak<br />

Bladzijde 187<br />

722


C-ascontour C-ascontour<br />

G304-Geo Volledige cirkel voorkant Bladzijde 179 G411-Geo Patroon lineair mantelvlak Bladzijde 188<br />

G305-Geo Rechthoek voorkant Bladzijde 179 G412-Geo Patroon rond mantelvlak Bladzijde 189<br />

G307-Geo Regelmatige veelhoek voorkant Bladzijde 180<br />

G401-Geo Patroon lineair voorkant Bladzijde 180<br />

G402-Geo Patroon rond voorkant Bladzijde 181<br />

G-functies voor Y-ascontouren<br />

Y-ascontour Y-ascontour<br />

XY-vlak YZ-vlak<br />

G170-Geo Startpunt contour G180-Geo Startpunt contour<br />

G171-Geo Baan G181-Geo Baan<br />

G172-Geo Cirkelboog G182-Geo Cirkelboog<br />

G173-Geo Cirkelboog G183-Geo Cirkelboog<br />

G370-Geo Boring G380-Geo Boring<br />

G371-Geo Lineaire sleuf G381-Geo Lineaire sleuf<br />

G372-Geo Ronde sleuf G382-Geo Ronde sleuf<br />

G373-Geo Ronde sleuf G383-Geo Ronde sleuf<br />

G374-Geo Volledige cirkel G384-Geo Volledige cirkel<br />

G375-Geo Rechthoek G385-Geo Rechthoek<br />

G377-Geo Regelmatige veelhoek G387-Geo Regelmatige veelhoek<br />

G471-Geo Lineair patroon G481-Geo Lineair patroon<br />

G472-Geo Rond patroon G482-Geo Rond patroon<br />

G376-Geo Afzonderlijk vlak G386-Geo Afzonderlijk vlak<br />

G477-Geo Meerzijdig vlak G487-Geo Meerzijdig vlak<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 723<br />

Overzicht G-functies CONTOUR


Overzicht G-functies BEWERKING<br />

Overzicht G-functies BEWERKING<br />

G-functies voor draaibewerking<br />

Draaibewerking – basisfuncties Draaibewerking – basisfuncties<br />

Gereedschapsverplaatsing zonder bewerking Nulpuntverschuivingen<br />

G0 Positioneren in ijlgang Bladzijde 190 G53 Parameterafhankelijke<br />

nulpuntverschuiving<br />

G14 gereedschapswisselpositie<br />

benaderen<br />

724<br />

Bladzijde 190 G54 Parameterafhankelijke<br />

nulpuntverschuiving<br />

G701 IJlgang in machinecoördinaten Bladzijde 190 G55 Parameterafhankelijke<br />

nulpuntverschuiving<br />

Bladzijde 202<br />

Bladzijde 202<br />

Bladzijde 202<br />

Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen G56 Additieve nulpuntverschuiving Bladzijde 203<br />

G1 Lineaire verplaatsing Bladzijde 192 G59 Absolute nulpuntverschuiving Bladzijde 204<br />

G2 Rond, incrementele<br />

middelpuntmaat<br />

Bladzijde 193 G121 Contour spiegelen/verplaatsen Bladzijde 205<br />

G3 Rond, incrementele<br />

middelpuntmaat<br />

Bladzijde 193 G152 Nulpuntverschuiving C-as Bladzijde 258<br />

G12 Rond, absolute middelpuntmaat Bladzijde 194 G920 Nulpuntverschuiving uitschakelen Bladzijde 311<br />

G13 Rond, absolute middelpuntmaat Bladzijde 194 G921 Nulpuntverschuiving,<br />

gereedschapsmaten uitschakelen<br />

Bladzijde 311<br />

Aanzet, toerental G980 Nulpuntverschuiving inschakelen Bladzijde 312<br />

Gx26 Toerentalbegrenzing * Bladzijde 195 G981 Nulpuntverschuiving,<br />

gereedschapsmaten inschakelen<br />

Bladzijde 313<br />

G48 Versnelling (slope) Bladzijde 195 Overmaten<br />

G64 Intermitterende aanzet Bladzijde 196 G50 Overmaat uitschakelen Bladzijde 207<br />

G192 Aanzet per minuut rondas Bladzijde 196 G52 Overmaat uitschakelen Bladzijde 207<br />

Gx93 Aanzet per tand * Bladzijde 197 G57 Overmaat asparallel Bladzijde 207<br />

G94 Aanzet per minuut Bladzijde 197 G58 Overmaat parallel aan de contour Bladzijde 208<br />

Gx95 Aanzet per omwenteling Bladzijde 197 Veiligheidsafstanden<br />

Gx96 Constante snijsnelheid Bladzijde 198 G47 Veiligheidsafstanden instellen Bladzijde 209<br />

Gx97 Toerental Bladzijde 198 G147 Veiligheidsafstand<br />

(freesbewerking)<br />

Bladzijde 209<br />

G922 Toerental bij V-constant Bladzijde 314


Draaibewerking – basisfuncties Draaibewerking – basisfuncties<br />

Snijkantradiuscompensatie (SRC/FRC) Gereedschap, correcties<br />

G40 FRC/SRC uitschakelen Bladzijde 200 T Gereedschap inspannen Bladzijde 210<br />

G41 SRC/FRC links Bladzijde 200 G148 (Veranderen van de)<br />

snijkantcorrectie<br />

Bladzijde 211<br />

G42 SRC/FRC rechts Bladzijde 200 G149 Additieve correctie Bladzijde 212<br />

Nulpuntverschuivingen G150 Verrekening rechter<br />

gereedschapspunt<br />

Overzicht nulpuntverschuivingen Bladzijde 201 G151 Verrekening linker<br />

gereedschapspunt<br />

G51 Relatieve nulpuntverschuiving Bladzijde 202 G710 Aaneenschakelen van<br />

gereedschapsmaten<br />

Cycli voor de draaibewerking<br />

Draaibewerking – cycli Draaibewerking – cycli<br />

Bladzijde 213<br />

Bladzijde 213<br />

Bladzijde 214<br />

Enkelvoudige draaicycli Contourgerelateerde draaicycli<br />

G80 Cycluseinde Bladzijde 234 G810 Voorbewerkingscyclus langs Bladzijde 215<br />

G81 Enkelvoudig voorbewerken langs Bladzijde 234 G820 Voorbewerkingscyclus dwars Bladzijde 218<br />

G82 Enkelvoudig voorbewerken dwars Bladzijde 235 G830 Voorbewerkingscyclus parallel aan<br />

de contour<br />

Bladzijde 221<br />

G83 Contourherhalingscyclus Bladzijde 237 G835 Parallel aan de contour met<br />

neutraal gereedschap<br />

Bladzijde 223<br />

G85 Draaduitloop Bladzijde 238 G860 Universele insteekcyclus Bladzijde 225<br />

G86 Enkelvoudige insteekcyclus Bladzijde 239 G866 Enkelvoudige insteekcyclus Bladzijde 227<br />

G87 Overgangsradiussen Bladzijde 241 G869 Steekdraaicyclus Bladzijde 228<br />

G88 Afkantingen Bladzijde 241 G890 Polijstcyclus Bladzijde 231<br />

Boorcycli Schroefdraadcycli<br />

G36 Draadtappen Bladzijde 253 G31 Schroefdraadcyclus Bladzijde 243<br />

G71 Enkelvoudige boorcyclus Bladzijde 249 G32 Enkelvoudige schroefdraadcyclus Bladzijde 245<br />

G72 Uitboren, verzinken, etc. Bladzijde 251 G33 Enkelvoudige draadsnijgang Bladzijde 247<br />

G73 Draadtapcyclus Bladzijde 252 G933 Schroefdraadschakelaar Bladzijde 242<br />

G74 Diepboorcyclus Bladzijde 254 G799 Schroefdraad frezen axiaal Bladzijde 282<br />

G800 Schroefdraad frezen XY-vlak<br />

G806 Schroefdraad frezen YZ-vlak<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 725<br />

Overzicht G-functies BEWERKING


Overzicht G-functies BEWERKING<br />

Synchronisatiefuncties<br />

Synchronisatie Synchronisatie<br />

Toewijzing contour – bewerking Spilsynchronisatie, werkstukoverdracht<br />

G98 Toewijzing spil – werkstuk Bladzijde 287 G30 Converteren en spiegelen Bladzijde 286<br />

G99 Werkstukgroep Bladzijde 288 G121 Contour spiegelen/verplaatsen Bladzijde 205<br />

Sledesynchronisatie G720 Spilsynchronisatie Bladzijde 290<br />

G62 Eenzijdige synchronisatie Bladzijde 288 G905 Verspringing hoek C meten Bladzijde 291<br />

G63 Synchrone start van banen Bladzijde 289 G906 Hoekverspringing bij<br />

spilsynchronisatie vastleggen<br />

Bladzijde 292<br />

G162 Synchroonteken plaatsen Bladzijde 289 G916 Verplaatsen naar vaste aanslag Bladzijde 292<br />

Contourcorrectie G917 Afsteekcontrole door<br />

volgfoutbewaking<br />

Bladzijde 295<br />

G702 Contourcorrectie opslaan/laden Bladzijde 297 G991 Afsteekcontrole door spilbewaking Bladzijde 296<br />

G703 Contourcorrectie aan/uit Bladzijde 297 G992 Waarden voor afsteekcontrole Bladzijde 296<br />

G706 K-default-sprong Bladzijde 298<br />

C-asbewerking<br />

C-asbewerking C-asbewerking<br />

C-as Freescycli<br />

G799 Schroefdraad frezen axiaal Bladzijde 282<br />

G119 C-as selecteren Bladzijde 257 G801 Graveren kopvlak Bladzijde 283<br />

G120 Referentiediameter mantelvlakbewerking<br />

Bladzijde 257 G802 Graveren mantelvlak Bladzijde 284<br />

G152 Nulpuntverschuiving C-as Bladzijde 258 G840 Contourfrezen Bladzijde 265<br />

G153 C-as standaardiseren Bladzijde 258 G845 Kamerfrezen voorbewerken Bladzijde 274<br />

G846 Kamerfrezen nabewerken Bladzijde 280<br />

Bewerking voor-/achterkant Bewerking van mantelvlak<br />

G100 IJlgang kopvlak Bladzijde 259 G110 IJlgang mantelvlak Bladzijde 262<br />

G101 Lineaire beweging kopvlak Bladzijde 260 G111 Lineaire verplaatsing mantelvlak Bladzijde 263<br />

G102 Cirkelboog kopvlak Bladzijde 261 G112 Cirkelboog mantelvlak Bladzijde 264<br />

G103 Cirkelboog kopvlak Bladzijde 261 G113 Cirkelboog mantelvlak Bladzijde 264<br />

726


Variabelenprogrammering, programmasprong<br />

Variabelenprogrammering, programmasprong Variabelenprogrammering, programmasprong<br />

Programmering van variabelen Gegevensinvoer, gegevensuitvoer<br />

#-variabelen Verwerking bij<br />

programmavertaling<br />

Bladzijde 319 INPUT Invoer (#-variabele) Bladzijde 315<br />

V-variabele Verwerking bij programma- Bladzijde 321 WINDOW Uitvoervenster openen Bladzijde 315<br />

uitvoering<br />

(#-variabele)<br />

Programmasprong, -herhaling PRINT Uitvoer (#-variabele) Bladzijde 316<br />

IF..THEN.. Programmasprong Bladzijde 325 INPUTA Invoer (V-variabele) Bladzijde 317<br />

WHILE.. Programmaherhaling Bladzijde 326 WINDOWA Uitvoervenster openen (Vvariabele)<br />

Bladzijde 316<br />

SWITCH.. Programmasprong Bladzijde 327 PRINTA Uitvoer (V-variabele) Bladzijde 317<br />

Speciale functies Subprogramma's<br />

$ Slede-aanduiding Bladzijde 328 Subprogramma-oproep Bladzijde 329<br />

/ Uitschakelniveau Bladzijde 328<br />

Meetfuncties, belastingsbewaking<br />

Meetfuncties, belastingsbewaking Meetfuncties, belastingsbewaking<br />

In-proces meten Post-proces meten<br />

G910 In-proces meten inschakelen Bladzijde 299 G915 Post-proces meten Bladzijde 301<br />

G912 Registratie actuele waarde,<br />

in-proces meten<br />

Bladzijde 300 Belastingsbewaking<br />

G913 In-proces meten uitschakelen Bladzijde 300 G995 Bewakingszone vastleggen Bladzijde 304<br />

G914 Meettasterbewaking uitschakelen Bladzijde 300 G996 Type belastingsbewaking Bladzijde 304<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 727<br />

Overzicht G-functies BEWERKING


Overzicht G-functies BEWERKING<br />

Overige G-functies<br />

Overige G-functies Overige G-functies<br />

G4 Stilstandtijd Bladzijde 305 G907 Toerentalbewaking regelgewijs uit Bladzijde 309<br />

G7 Nauwkeurige stop aan Bladzijde 305 G908 Aanzet-override 100% Bladzijde 310<br />

G8 Nauwkeurige stop uit Bladzijde 305 G909 Interpreterstop Bladzijde 310<br />

G9 Nauwkeurige stop (per regel) Bladzijde 305 G918 Voorsturing aan/uit Bladzijde 310<br />

G15 Rondassen verplaatsen Bladzijde 306 G919 Spil-override 100% Bladzijde 310<br />

G60 Veiligheidszone uitschakelen Bladzijde 306 G920 Nulpuntverschuiving uitschakelen Bladzijde 311<br />

G65 Spanmiddel weergeven Bladzijde 307 G921 Nulpuntverschuiving,<br />

gereedschapsmaten uitschakelen<br />

Bladzijde 311<br />

G66 Aggregaatpositie Bladzijde 308 G930 Pinolebewaking Bladzijde 313<br />

G204 Wachten op tijdstip Bladzijde 308 G975 Volgfoutgrens Bladzijde 312<br />

G717 Nominale waarden actualiseren Bladzijde 308 G980 Nulpuntverschuiving inschakelen Bladzijde 312<br />

G718 Volgfout uitsturen Bladzijde 309 G981 Nulpuntverschuiving,<br />

gereedschapsmaten inschakelen<br />

Bladzijde 313<br />

G901 Actuele waarden in variabele Bladzijde 309 G940 T-nummer intern Bladzijde 311<br />

G902 Nulpuntverschuiving in variabelen Bladzijde 309 G941 Magazijnplaatscorrecties<br />

doorgeven<br />

Bladzijde 312<br />

G903 Volgfout in variabele Bladzijde 309<br />

728


B- en Y-asbewerking<br />

Y-asbewerking Y-asbewerking<br />

Bewerkingsvlakken Freescycli<br />

G16 Bewerkingsvlak zwenken G841 Vlakfrezen voorbewerken<br />

G17 XY-vlak (voor- of achterkant) G842 Vlakfrezen nabewerken<br />

G18 XZ-vlak (draaibewerking) G843 Meerdere zijden frezen voorbewerken<br />

G19 YZ-vlak (bovenaanzicht/mantel) G844 Meerdere zijden frezen nabewerken<br />

Gereedschapsverplaatsing zonder bewerking G845 Kamerfrezen voorbewerken<br />

G0 Positioneren in ijlgang G846 Kamerfrezen nabewerken<br />

G14 gereedschapswisselpositie benaderen G800 Schroefdraad frezen XY-vlak<br />

G701 IJlgang in machinecoördinaten G806 Schroefdraad frezen YZ-vlak<br />

G714 Magazijngereedschap wisselen G803 Graveren XY-vlak<br />

G712 Gereedschapspositie vastleggen G804 Graveren YZ-vlak<br />

G600 Gereedschapselectie G808 Afwikkelfrezen<br />

Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen<br />

G1 Lineaire baan<br />

G2 Ronde baan, incrementele<br />

middelpuntmaat<br />

G3 Ronde baan, incrementele<br />

middelpuntmaat<br />

G12 Ronde baan, absolute middelpuntmaat<br />

G13 Ronde baan, absolute middelpuntmaat<br />

HEIDENHAIN <strong>CNC</strong> PILOT <strong>4290</strong> 729<br />

Overzicht G-functies BEWERKING


DR. JOHANNES HEIDENHAIN GmbH<br />

Dr.-Johannes-Heidenhain-Straße 5<br />

83301 Traunreut, Germany<br />

{ +49 8669 31-0<br />

| +49 8669 5061<br />

E-mail: info@<strong>heidenhain</strong>.de<br />

Technical support | +49 8669 32-1000<br />

Measuring systems { +49 8669 31-3104<br />

E-mail: service.ms-support@<strong>heidenhain</strong>.de<br />

TNC support { +49 8669 31-3101<br />

E-mail: service.nc-support@<strong>heidenhain</strong>.de<br />

NC programming { +49 8669 31-3103<br />

E-mail: service.nc-pgm@<strong>heidenhain</strong>.de<br />

PLC programming { +49 8669 31-3102<br />

E-mail: service.plc@<strong>heidenhain</strong>.de<br />

Lathe controls { +49 8669 31-3105<br />

E-mail: service.lathe-support@<strong>heidenhain</strong>.de<br />

www.<strong>heidenhain</strong>.de<br />

635 787-72 · Ver02 · pdf · 3/2010

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!