31.07.2013 Views

HERMENEVS - Tresoar

HERMENEVS - Tresoar

HERMENEVS - Tresoar

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>HERMENEVS</strong><br />

ACHTENDERTIGSTE JAARGANG / No. 5 / JAN. 1967<br />

In Memoriam Dr. L. Alma<br />

30 augustus 1872—8 december 1966<br />

Woorden ter nagedachtenis van Alma zijn in geen blad beter op<br />

hun plaats dan in <strong>HERMENEVS</strong> waarvan hij één der oprichters en<br />

eerste redacteuren is geweest – geen wonder, vurig bewonderaar van<br />

de antieke cultuur als hij was.<br />

Leraar worden in Grieks en Latijn was voor hem reeds als jongen<br />

het ideaal. Leraar, rector, eerste lector in de didaktiek en methodiek der<br />

oude talen, hij is het geweest met de volle inzet van zijn dynamische<br />

persoonlijkheid, zijn sprankelende geest en warme hart. En met een<br />

onwrikbaar geloof in de waarde van zijn vak en beroep die voor hem<br />

tot in zijn ouderdom de mooist denkbare zijn gebleven.<br />

Man van de daad, met een grondige afkeer van mooi-klinkende<br />

voze woorden, werkte hij rusteloos aan de vervolmaking van zijn<br />

dagelijkse taken en streefde hij rusteloos naar het doel dat hij zich<br />

steeds bewuster gesteld had (ik citeer zijn eigen woorden): ,,de vorming<br />

[van de leerling] tot een mens die kan ,werken’, een gewichtige<br />

voorwaarde om gezond en gelukkig te zijn, en ,lezen’ d.w.z. zelfstandig<br />

en oordeelkundig lezen, dus ook zich kunnen verplaatsen in de<br />

gedachtengang van anderen, een gewichtige voorwaarde om een<br />

homo iustus te zijn: iemand die het recht heeft mens te heten . . .” etc.<br />

Hoewel hij het liefst Grieks doceerde (zijn lessen in Homeros,<br />

Plato en de tragici betekenden hoogtepunten voor zijn zesde-klassers),<br />

beschouwde hij toch het Latijn als het werktuig bij uitnemendheid<br />

voor zijn gestelde doel; zoals hij het gaf, was het dat zeker. Op een<br />

basis van stevige grammaticale kennis, die „raden” moest buitensluiten,<br />

eiste hij van zichzelf en zijn leerlingen een volledig begrip van<br />

de tekst en de achtergronden ervan – met welk een esprit en beeldend<br />

vermogen riep hij die op!<br />

In zijn colleges en practica trachtte hij zijn jarenlange schoolervaring<br />

èn zijn idealen en enthousiasme over te dragen op de a.s. leraren.<br />

Hij deed dat bij velen. Zelfs hoorde ik onlangs uit kringen van de<br />

117


Universiteit van Amsterdam: ,,Alma is hier een legende, zijn voorbeelden<br />

zijn schoolvoorbeelden geworden”.<br />

Ook veel oud-leerlingen hebben in de loop der jaren èn in de afgelopen<br />

weken vanuit hun levenservaring getuigd dat Alma niet tevergeefs<br />

heeft gewerkt en laten werken: voor hem het enige waardige<br />

IN MEMORIAM.<br />

Menige functie bekleedde hij, in dienst van het onderwijs en van<br />

de maatschappij in ruimere zin. Het rappen. in l932 uitgebracht voor<br />

het Genootschap van leraren aan Nederland gymnasia en lycea (hij<br />

was daarvan ook jarenlang voorzitter en werd erelid), waarin hij een<br />

ontwerp-leerplan voorlegde voor een grieksloze afdeling van het<br />

gymnasium, ontketende tocnrirn]d een storm van verontwaardiging,<br />

maar blijkt te hebben getuigd van een vooruitziende blik: het was<br />

geboren uit onvrede niet de halfslachtige -opleiding en uit de oprechte<br />

wil met zelfbeperkende maatregelen (die hem zwaar zouden<br />

zijn gevallen) de afbraak van het gymnasium door buitenstaanders<br />

vóór te zijn en erger te voorkomen. Een afbraak die nu, ruim dertig<br />

jaar later, in volle gang is.<br />

De laatste vijfjaar was het duister om hem heen, dat wil zeggen<br />

om zijn ogen, niet om zijn geest. Integendeel, het was alsof die een<br />

andere dimensie kreeg, alsof hij nog meer dan tevoren tot de roerselen<br />

van het mensdom, tot de essentie der dingen doordrong. Ook tot de<br />

essentie van zijn geliefde oude schrijvers: menige vertaalvondst,<br />

d.w.z. nieuw ,,doorlichten” van menige passage, deed hij in deze<br />

jaren – zonder ander tekstmatcriaal dan wat zijn ijzeren geheugen<br />

bewaard had. De blij moedigheid waarmee de ruim negentig-jarige<br />

zijn blindheid droeg, zonder eigen lectuur, zonder eigen muziekbeoefening,<br />

zonder aanschouwing der natuur – drievoudige levensvoorwaarde<br />

in al zijn jaren – stempelde hem tot een wezenlijke oude<br />

stoïcijn voor wie de filosofie geen theorie maar praktijk des levens<br />

betekende. Een kwinkslag in iedere dialoog, een wijs woord in iedere<br />

discussie, warm medeleven met de mensen om hein heen en met het<br />

wereldgebeuren deden de bezoeker steeds verrijkt van hem weg gaan.<br />

Zijn leven omspande welhaast een eeuw, één der meest bewogene<br />

uit de geschiedenis. Geestelijke waarden waarvoor hij gewerkt en<br />

gevochten had zag Inj devalueren of verdringen; persoonlijk leed<br />

werd hem niet bespaard. Maar de geladenheid van zijn geest waaruit<br />

naar zovelen, jong en oud, vonken overvlogen bleef onaangetast en<br />

zijn geloof in het Leven, in de Idee van het Goede en Ware, heeft hij<br />

nooit verloren. S. RAMONDT<br />

118


Herinneringen aan Dr. L. Alma<br />

Alma, latinist van de oude stempel, had een grote bewondering voor<br />

Meerwaldt en in het bijzonder voor Meerwaldt als latinist, die, zo<br />

zeide hij, als een der weinigen onder de klassieke filologen van onze<br />

eeuw, niet alleen vlekkeloos Latijn kon schrijven, maar hieraan ook<br />

de color latinus wist te geven. Alma placht dan te verwijzen naar<br />

Meerwaldt’s distichon op het Nationale Monument, dat inderdaad<br />

een voorbeeld van helderheid, concisie en diepzinnigheid mag worden<br />

genoemd, eigenschappen, die in sommige lapidaire inscripties door<br />

afwezigheid schitteren.<br />

Op bezoek bij Alma had ik wel eens gesuggereerd, wanneer het<br />

gesprek over de klassieken ging, dat hij zijn ideeën, die te berde<br />

kwamen in de vorm van tekst-verklaringen en vertalingen, zou<br />

opschrijven, of in verband met zijn blindheid, zou laten opschrijven.<br />

Het resultaat is geweest dat er zich onder zijn nagelaten papieren<br />

aantekeningen bevonden, betrekking hebbend op<br />

1. voornoemd distichon en<br />

2. de slot-anapesten van het koor in Sofokles’ Elektra.<br />

Daartoe in staat gesteld door de bereidwilligheid van de familie,<br />

geeft de redactie van Hermeneus deze aantekeningen in het licht,<br />

als eerbewijs aan de nagedachtenis van een groot classicus en ten voordele<br />

van hen, die de klassieke letteren beminnen.<br />

Meerwaldt’s Distichon<br />

Het In Memoriam Dr. J, D. Meerwaldt in Hermeneus (Jaarg. 37 nr. 12)<br />

gewaagt van de fijnzinnige kennis der Romeinse letterkunde. Niet onvermeld<br />

mag blijven zijn even fijnzinnige beheersing der Latijnse taal. Hiervan<br />

getuigt het distichon dat hij op verzoek van de Commissie voor ’t monument<br />

op de Dam dichtte. Latijnser dan Meerwaldt ’t deed kan ’t haast niet. Als<br />

een der waarden van ’t leervak Latijn wordt aangeprezen dat liet je leert<br />

lezen. Nu, dat schuilt al in het Latijnse woord voor begrijpen intellegere:<br />

tussen de regels door lezen. Dit moeten we doen bij Meerwaldt’s distichon:<br />

Hic ubi cor patriae monumentum cordibus intus<br />

Quod gestant cives spectat ad astra dei.<br />

In de hexameter neemt het woord monumentum de centrale plaats in,<br />

geflankeerd door hic ubi cor en cordibus intus. Daarmee suggereert hij<br />

119


de functie van het woord monumentum: eerst zichtbaar, concreet; daarna<br />

onzichtbaar, abstract.<br />

Het woord quod is uitsluitend betrokken op het onzichtbare abstracte<br />

monumentum, „de gedachtenis”, Daarom moet cordibus intus tot en<br />

met cives in één adem gelezen worden,<br />

Spectet geldt het abstracte, maar suggereert een indicativus spectat bij<br />

het concrete monumentum. Die behoefde de dichter niet expresselijk aan te<br />

geven. Dat zie je wel. Het monument wijst omhoog en maant daarmee de<br />

gedachtenis en daarmee de burgers omhoog te schouwen.<br />

Een vertaler moet zo volledig en tevens zo kort mogelijk de inhoud en<br />

strekking van ’t origineel weergeven, vooral ten gerieve van Latijn lezen.<br />

Hij zal, zij ’t zo zuinig mogelijk, ’t niet zonder enige versteviging kunnen<br />

stellen. De oproeping spectat ad astra heb ik overgebracht in de oratiao<br />

recta en voor de kort- en bondigheid in vrije keuze der rededelen verantwoord.<br />

Hier, in het hart des vaderlands (wrijzend omhoog) het monument,<br />

(manend) (de gedachtenis) die binnen ’t harte gestaag de burgers dragen:<br />

Het oog omhoog op God!<br />

Ter illustratie van de ,,vrije keuze der rededelen” moge ik uit eigen<br />

herinnering hieraan toevoegen Alma’s vertaling van<br />

Parturiunt montes, nascetur ridiculus mus.<br />

,,In barensnood de bergen: geboren zal worden, lach niet,<br />

een muis”.<br />

Alma had, naar mijn mening, bevestigd door enige van zijn vrienden,<br />

meer liefde voor het Latijn dan voor het Grieks, althans in zijn latere<br />

jaren, toen hij, verstoken van het gezichtsvermogen, maar onverminderd<br />

vitaal, de levende exponent was van de Romeinse Stoa en<br />

de allure had van een Romeins aristocraat. Misschien was er nog iets<br />

anders. Misschien was hij voor het Grieks te integer en te rechtlijnig.<br />

Ik denk nu aan Mr. Ernest Eames, de onvergetelijke schepping van<br />

Norman Douglas in South Wind: ,,He had taken a high degree in<br />

classics, though Greek was never much to his taste. It was ,,runaway<br />

stuff”; nervous and sensuous; it opened up too may vistas,<br />

philological and social, for his positive mind to assimilate with comfort.<br />

Those particles alone – there was something ambiguous,<br />

something almost disreputable, in their jocund pliability, their readiness<br />

to lend thcmselves to improper uses. But Latin- ah, Latin was<br />

120


different . . . . He loved its cold lapidary construction . . . . At the<br />

University he used the English language for the sake of convenience . .<br />

His thoughts, his dreams, were in Latin.”<br />

Hoe dit alles ook zij, de hieronder volgende commentaar op en<br />

vertaling van Sofokles bewijzen dat Alma zich ook met een Griekse<br />

tekst kon vereenzelvigen en dat hij tot de diepste grond ervan kon<br />

doordringen.<br />

De slot-anapesten van Sopkokles’ Elektra<br />

De volgende vertaling is er een van gebonden vrijheid: gebonden aan de<br />

grammatica en de woordschikking, vrijheid in de keuze der rededelen.<br />

σπέρµ Ατρέως Atridentelg<br />

ς πλλ παθν wat hebt ge veel moeten dulden<br />

δι λευθερίας heel den weg ter verlossing<br />

µλις λθες eindelijk uitkomst!<br />

τ νν ρµ De drift van heden<br />

τελεωθέν baarde uw vervulling<br />

Sophokles beeldt hier voor ons uit Elektra’s psychische gestalte: hoe zij<br />

zich haar vaders dochter voelt en zich de heilige plicht heeft toegewezen<br />

de smaad en het geweld, hem aangedaan, te wreken. Daarin ziet zij haar<br />

levensvervulling.<br />

Ter verantwoording van de vertaling mogen deze gegevens dienen:<br />

δι λευθερίας: heel den weg ter verlossing<br />

Het begrip ,,weg” wordt door het volgende λθες gesuggereerd,<br />

Voor heel den weg vergelijke men Catullus Dood van Lesina’s mus:<br />

nunc it per iter tenebricosum<br />

per is hier niet dwars erdoorheen, maar in de volle lengte, van begin tot<br />

eind, dus heel den weg.<br />

De bevrijding, de verlossing van haar drukkende plicht, betekent de<br />

vervulling van haar leven.<br />

τ νν ρµ: De drift van heden . . . .<br />

Het was haar drift die Orestes dreef tot de daad.<br />

τελεωθέν: uw vervulling,<br />

in tegenstelling tot de natuurlijke vervulling maagd-vrouw-moeder.<br />

τελεω Intekent ,,in vervulling doen gaan”, „aan zijn bestemming<br />

brengend Men vergelijke hierbij de passage Oidipous 930, waar de bode<br />

uit Korinthe op zijn navraag naar ’t verblijf van Oidipous van ’t koor te<br />

horen krijgt.<br />

121


„Dit is het paleis, de keer is binnen en (wijzend naar de naar buiten<br />

getreden Iokaste) dat is zijn vrouw en moeder van zijn kinderen” (γυν<br />

δ µήτηρ δε τν κείνυ τέκνων). Daarop begroet de bode Iokaste met<br />

κείνυ γ σα παντελς δάµαρ ,,Gy die van de koning de vervulde<br />

gade zijt”.<br />

Naar eigen zin is Elektra παντελής.. Het slotkoor stelt ons de gestalte<br />

van de ipsissima Elektra voor ogen.<br />

D. F. W. VAN LENNEP<br />

Keizer Hadrianus<br />

Het is moeilijk goed zicht te krijgen op Aelius Hadrianus. Anders<br />

dan zijn grote voorganger is hij een homo multiplex, wiens beeld<br />

telkens diffuus wordt, wcgzwccft en zich aan nauwkeurige beschouwing<br />

onttrekt.<br />

Hadrianus was een cultuur-mens, ijverig en zeer begaafd, volgens<br />

een geschiedschrijver van een 100 jaar later δυς ντυειν, hij had<br />

voor alles en iedereen belangstelling — maar ook was hij wantrouwig,<br />

prikkelbaar, haat-dragend, en bij momenten heel gevaarlijk.<br />

Kortom — ,,in omnibus varius” zoals een Romeinse biograaf het<br />

niet onaardig zegt.<br />

Zijn regering betekent in zoverre een keerpunt, dat de blik van de<br />

regeerder (en bij een autocratie is de persoonlijke of traditioneel<br />

bepaalde kijk van de man aan de top beslissend) van nu af meer en<br />

meer naar het Oosten gericht wordt, totdat Diocletianus en na<br />

hem Constantinus de consequenties daarvan trekken, en het regeringscentrum<br />

daarheen verplaatsen.<br />

De invloed van het Oosten (van het Imperium, dus Hellas daarbij<br />

inbegrepen) neemt ook door immigratie vandaar toe.<br />

Onze gegevens omtrent ,,de reizende keizer” ontlenen we voor eerst<br />

aan twee min of meer litteraire bronnen: een betrouwbaar en zeer<br />

uitvoerig excerpt uit Cassius Dio (3 e eeuw), en een vlotte biografie,<br />

waarvan schrijver noch tijd vaststaat, maar ihc vermoedelijk uit de<br />

4 e eeuw stamt, en met voorzichtigheid bezien moet worden, de<br />

eerste van de z.g. scnptorcs historiae augustac.<br />

Gelukkig beschikken we hiernaast nog over tal van andere gegevens:<br />

beelden, munten, gebouwen, monumenten (het Mausoleum!),<br />

122


inscripties en van Hadrianus afkomstige passages uit het Corpus<br />

Iuris.<br />

Geboren ongeveer 75 te Italica in Hispania Baetica (Andalusië)<br />

maar van zuiver Romeinse stam, groeide hij op als een aanzienlijk<br />

provinciaal, na de vroege dood van zijn ouders in de stimulerende<br />

omgeving van zijn landsman, achterneef 1 en voogd: Marcus Ulpius<br />

Traianus.<br />

Als iemand nu mocht menen, dat liet in de koesterende zon van de<br />

generaal-stadhouder-keizer verder van een leien dakje ging met de<br />

jonge man, vergist hij zich toch. Wel kreeg hij kansen, maar hij moest<br />

hard, ingespannen en gedurig werken voor elke promotie.<br />

Ongetwijfeld is de grote keizer een pakkend voorbeeld voor hem<br />

geweest, en bestaat er ook, achteraf gezien, een diepere essentiële<br />

eenheid in de regering van beide mannen (Syme), maar er was weinig<br />

sympathie tussen hen. Ze waren in optreden, aspiraties, omgang met<br />

anderen, te verschillend en mochten elkaar niet. Vermoedelijk vond<br />

de één de ander een cultuur-loze boeren-generaal, en omgekeerd de<br />

oudere zijn pupil een wijsneus, die strak aan de teugel gereden moest<br />

worden.<br />

Hoe ook, Hadrianus maakte door ijver en talent, voorlopig op het<br />

militaire vlak, een goed figuur. Zijn huwelijk met de knappe Sabina<br />

(zelf een kleindochter van Traianus’ geliefde zuster en zo achternicht<br />

van de keizer), vermoedelijk door de keizerin, die Hadrianus graag<br />

zag, bewerkt, bracht hem wel dichter bij de macht, maar verwekte<br />

jaloezie aan het hof, en maakte hem ook overigens niet gelukkig.<br />

Maar hij was taai en kon wachten.<br />

Aan de grenzen, in bar klimaat, op de moeilijkste posten, in<br />

afmattende oorlogen krijgt hij ervaring, gehardheid en zelfvertrouwen.<br />

Hij ziet, wat energie en goede organisatie vermogen, en leert ook het<br />

Rijk in zijn geheel te beschouwen. Na de Dacische veldtochten krijgt<br />

hij tijdens de operaties tegen de Parthen (eindelijk!) het oppercommando<br />

in het Oosten, te Antiochië.<br />

Als keizer Trajanus doodmoe en ziek naar huis terug moet, heet<br />

het dat hij, zij het onder invloed van zijn vrouw (zij zijn kinderloos),<br />

Hadrianus als zoon aanneemt, vlak vóór zijn dood, in 117.<br />

Dan zit Hadrianus, gelukkig voor hem, in het strategische middelpunt<br />

niet de beste troepen wettig in zijn hand. Dat zal hem te pas<br />

1 Voor wie de familie-relatie precies weten wil: Traianus’ vader had een zuster, waarvan<br />

Hadrianus de kleinzoon was.<br />

123


komen, want de meest bekende generaals zijn ziedend, en een burgeroorlog<br />

dreigt.<br />

Maar Hadrianus slaat toe; snel, hard en raak. Schuldig of niet aan<br />

een samenzwering tegen zijn leven, zijn vijanden gaan eraan, nog<br />

vóór ze hun krachten hebben kunnen verzamelen. Als Hadrianus in<br />

Rome bij de senaat komt, die ernstig verontrust is, probeert hij zijn<br />

optreden te rechtvaardigen. Maar een goede verstandhouding,<br />

gebaseerd op onderling vertrouwen, zoals bestond onder zijn<br />

voorganger, is niet meer mogelijk. Het is hoogstens koele beleefdheid,<br />

met wederzijdse angst of haat.<br />

In het Oosten geeft Hadrianus de veroveringen op en sluit vrede.<br />

Want het Rijk heeft rust nodig, en hij zal de vredes-keizer worden.<br />

En dat gelukt; want er wordt voortdurend gezorgd voor de ijzeren<br />

vuist aan de grenzen „indien nodig”, de keizer is er zo mogelijk zelf<br />

bij. Tien lange jaren besteedt hij aan reizen door het Imperium,<br />

langzaam en grondig wordt alles bekeken; weinig ontsnapt aan zijn<br />

gescherpte blik.<br />

Methodisch en duurzaam, als de naar hem genoemde muur dwars<br />

door Britannië, wordt alles uitgevoerd. Dijken en wegen aanleggen<br />

was iets, dat de Romeinen verstonden (én, mogen we bescheiden<br />

zeggen, de Nederlanders ná hen). De tijd van Hadrianus heeft op<br />

dit punt veel gepresteerd, en daarmee een voorwaarde geschapen tot<br />

zegenrijke rust en welvaart. Wel zette de onvermoeibare keizer hiermee<br />

het werk van zijn voorganger voort, en bracht niet zoveel<br />

vernieuwingen. Maar dat hij het zo rustig en voortreffelijk deed, te<br />

midden van zoveel dat hem kon afleiden en verkeerd doen gaan,<br />

moet met een dikke streep op zijn credit worden geschreven.<br />

Hij hield van Hellas, en heeft gezorgd, dat het goed bestuurd werd.<br />

De franse geleerde Flacelière heeft aangetoond, dat een beeld voor hem<br />

mee is opgericht door een onverdachte getuige, de ,,avondzon des<br />

heidendoms”, zoals Hartmann hem noemde, en ook, dat deze Plutarchus<br />

in een tijdens Hadrianus geschreven verhandeling zich tevreden<br />

toont over de toestand in Griekenland: rust en vrede, revolutie noch<br />

tyrannie, noch andere in Hellas endemische kwalen.<br />

Maar hij hield het meest van Athene, heeft de stad begiftigd, en<br />

uitgebreid, zoals zijn eenvoudige poort aangeeft, die elke bezoeker<br />

van die heerlijke stad nu nog kan aanschouwen. Heeft hij begrepen,<br />

dat de uitzonderlijke prestaties van Athene ook iets te maken hadden<br />

met de politieke organisatie ervan en de humanitair-vrijheid lievende<br />

124


Fig. l. Afbeelding van Hadrianus, een redevoering houdend op het Forum. Musei Capitolini,<br />

Rome


tradities, die van Koning Theseus al een voorloper van de democratie<br />

maken? We weten het niet.<br />

Zijn omgang niet de Bithyniër Antinoüs gaf hem in zijn persoonlijke<br />

leven, waar zijn huwelijk niets meer betekende, eerst veel<br />

geluk, maar later, na de mysterieuze dood van de jonge man aan de Nijl,<br />

des te meer verdriet.<br />

We zijn nu in 130.<br />

Inziende, dat een rijk moest rusten op een geestelijk fundament<br />

en in de mening, dat de basis van het Imperium de Grieks-Romeinse<br />

beschaving is, streeft Hadrianus overal naar verbreiding en versterking<br />

daarvan. Hierbij stoot hij in het Oosten op de hardnekkige tegenstand<br />

van de in meerderheid nog altijd apart blijvende Joden. Wie een<br />

indruk wil krijgen van enige naar ons gevoel weerzinwekkende, in<br />

Romeinse kringen levende anti-semietische opvattingen, gestrooid<br />

tussen waardevolle gegevens en een redelijk oordeel, leze Tacitus<br />

(Histor. V l—13; het ergste èn het beste staat in c. 5) over de Joden.<br />

Een zó gevoede mentaliteit met als positief doel bevordering van de<br />

µνια in het Rijk, kàn in bepaalde gevallen (en de angst voor de<br />

Joden zat er nog in sinds 115 en 116, hun anti-Romeinse opstanden<br />

buiten Palestina) leiden tot verkeerd, bekrompen optreden bij iemand,<br />

die wijzer had moeten zijn.<br />

Hadrianus moet geërgerd zijn door wat hij beschouwde als arrogantie<br />

van de Joodse godsdienst: hij verbiedt de besnijdenis, sinds<br />

eeuwen in gebruik bij de Joden (en anderen). Jerusalem moet worden<br />

herbouwd, maar als stad van Hadrianus, met een tempel aan Jupiter<br />

Capitolinus gewijd.<br />

Nu komen de Joden tot hun laatste razende opstand, onder leiding<br />

van de ,,zoon van de ster (Bar-Kochba), door een godsdienstige<br />

leidsman gezien als verpersoonlijking en vervulling van Numeri<br />

24 : 17; een ster gaat op uit Jakob, een scepter rijst op uit Israël....<br />

In een vernietigingsoorlog van drie jaren (waarvoor een bijzonder<br />

bekwame generaal uit Britannië moest overkomen) wordt het gehele<br />

Joodse volk in Palestina uitgeroeid.<br />

Dit is één van de donkerste bladzijden uit het leven van onze keizer.<br />

In hun contact met het Aziatische Oosten zijn Trajanus noch Hadrianus<br />

gelukkig geweest.<br />

Terwijl Hadrianus zich terugtrekt in Tibur (dicht bij Rome), waar<br />

hij een paleis en park laat aanleggen, dat in zijn on-organische samenstelling<br />

een weerspiegeling geeft van zijn innerlijk, denkt hij aan een<br />

opvolger — en doet een dwaze keus: een beminnelijk fuifhummer,<br />

125


ij zijn adoptie Aelius Caesar genoemd. Gelukkig voor de mensheid<br />

sterft deze al gauw (januari 138).<br />

Nu handelt Hadrianus wijzer (Tibur blijkt geen Capri), maar mét<br />

de hem eigen bet-weterigheid; hij wil niet alleen zijn opvolger, maar<br />

ook de opvolger van zijn opvolger uitkiezen 1 . En dat gelukt ook nog!<br />

Een rustig man van zeer goede naam, Aurelius Antoninus, wordt zijn<br />

adoptief-zoon, maar moet meteen twee anderen tot zonen en opvolgers<br />

aannemen, de één een waardeloze zoon van boven genoemde<br />

lichtmis, nu Lucius Verus genoemd, èn een brave, veel-belovende<br />

jongeman, de latere keizer Marcus. Als de man van Tibur, door<br />

pijnen en ziekte gekweld, in onmin met zijn vrouw, weer tot wantrouwen<br />

en woede vervalt, een stokoud familielid van hem laat<br />

doden (Servianus) alsook diens kleinzoon, en een nieuw bloedbad<br />

dreigt, oefent gelukkig Antoninus een matigende invloed op hem uit,<br />

waarbij hij moed en geduld toont, goede eigenschappen voor een<br />

keizer in hope. (Als later de senaat aan de overleden Hadrianus in<br />

woede de apotheose wil weigeren, toont hij dezelfde rustige onverzettelijkheid<br />

en weet zo de memoria van zijn voorganger te redden).<br />

In verbittering en eenzaamheid (waarvan ook het zelfgemaakte<br />

versje op zijn sterfbed getuigt) gaat in de badplaats Baiae de man<br />

heen (138), waarvan we nu de balans moeten opmaken.<br />

De tekening van zijn persoonlijkheid wordt pas mogelijk door<br />

te zien, wat hij deed.<br />

Terecht zegt zijn Engelse (Schotse?) biograaf 2 : „ . . . . The man<br />

himself may remain a shadow, but his work is with us to day.”<br />

Bezien we nu dat werk.<br />

In een regering van 21 jaren heeft hij buitengewoon veel gepresteerd<br />

Bijna de helft ervan was hij buiten Italië; de autopsie was bevorderlijk<br />

voor de juistheid van zijn beslissingen, en voor het verkrijgen van een<br />

helder beeld van toestanden en personen.<br />

In militair opzicht was er stabilisatie in wijze zelfbeperking en niet<br />

uit zwakheid; een goed georganiseerde inlichtingendienst (met de<br />

mooie naam frumentatores) op zichzelf niet zonder bezwaar, zorgde<br />

voor berichten van alle kant.<br />

Sociaal-economisch gezien kwam het handelsverkeer door de<br />

veiligheid en afwezigheid van grensbelemmering tot een bijzondere<br />

1 Wij hebben een classicus gekend, die dit als rector ook deed.<br />

2 S. Perowne, Hadrian (London 1960).<br />

126


ontwikkeling, weer een stimulans voor nijverheid en landbouw<br />

(altijd het voornaamste). Op juridisch gebied getuigen Hadrianus’<br />

beslissingen van redelijkheid en barmhartigheid, juist ten opzichte<br />

van de zwaksten: slaven, vrouwen, wezen. Cultureel beleefde het<br />

Rijk zeker geen grote bloei: de bemoeialligheid van de keizer en zijn<br />

rancune en eclectische smaak waren vaak meer belemmering dan<br />

zegen (veroordeling van de grote Apollodorus Damascenus), maar<br />

het gerestaureerde Pantheon (bescheiden als schepping van Agrippa<br />

aangeduid) en de tempel van Venus en Rome blijven monumenten<br />

van waarde. Litterair is de 2 e sophistiek (Herodes en Aristides) zeker<br />

geen reden tot grootspraak, maar Arrianus (man van theorie en<br />

praktijk) en Appianus zijn goede auteurs, van een betrouwbaarheid,<br />

die vóór noch nà hen frequent is. Zo ook bij het Latijn Suetonius,<br />

geen 1 e rang, maar toch wel goed.<br />

Institutioneel wordt door de Keizer gestreefd naar integratie van<br />

het gehele imperium als Romeins-Griekse eenheid. Het ,,consilium<br />

principis” wordt onder Hadrianus een vast officieel orgaan, bestaande<br />

uit senatoren, equites en juris consulti, een soort Raad van State,<br />

met vooral juridische adviesbevoegdheid. Dit alles dient de stabiliteit<br />

en de aequitas van het bewind.<br />

In het algemeen bedient de Keizer zich meer van de equitas dan<br />

van de leden van de senaat: ook al geen reden voor de laatsten om<br />

hem lief te hebben, maar in sommige opzichten wel beter, vooral<br />

vanuit de onderdanen gezien.<br />

Hadrianus moge een jaloerse, soms hardvochtige bemoeial zijn<br />

geweest van twijfelachtige culturele smaak, zijn kloek en redelijk<br />

bestuur, zijn vooruitzien, zorg voor en dienst aan de hem toevertrouwde<br />

gemeenschap, aan het gehele Imperium staan boven alle<br />

twijfel.<br />

Laat zijn „zieltje” soms dwalen, onzeker, onveilig, bijgelovig en<br />

sceptisch, zijn arbeid is groots, en achter zijn werk verschijnt een niet<br />

meer lelijke anima.<br />

Zo is, ondanks tekortschieten en ontsporingen, deze man door zijn<br />

arbeid voor de gemeenschap een lichtend voorbeeld van Griekse geest<br />

en Romeinse kracht.<br />

A. BRINK<br />

127


Vier vertalingen van Hadrianus’ Levensafscheid<br />

Marguerite Yourcenar’s boeiende boek ,,Memoires d’Hadrien”,<br />

waarvan de Hollandse vertaling onlangs in 2 e druk verscheen 1 ,<br />

wordt in de Franse editie voorafgegaan door een aanhaling van<br />

Hadrianus’ ons door Spartianus overgeleverde levensafscheid, waarvan<br />

een proza-vertaling onopvallend de laatste alinea van het laatste<br />

hoofdstuk inleidt 2 . Aan de authenticiteit van het beroemde „Animula”<br />

lijkt de schrijfster niet te twijfelen evenmin als Petrarca (1303—1374)<br />

doet, gezien zijn bewondering ervoor. Gregorovius 3 motiveert<br />

zijn overtuiging van de echtheid met op te merken dat deze versregels<br />

1 In de serie Boucher-Paperbacks van de hand van J. A. Sandfort; de eerste druk werd besproken<br />

in de 24 e jrg. van Hermeneus door Dr. H. Knorringa; aan de 2 e druk zijn vrij omvangrijke<br />

vertaalde notities van de schrijfster toegevoegd, waaruit blijkt dat Hadrianus haar al in 1924<br />

op 20-jarige leeftijd bezig hield!<br />

2 „vagula” vertaalt zij met „flottante”, waarvan Sandfort „zwevend” maakt; zowel het „zwer.<br />

ven” dat in „vagula” zit als het „fladderen” dat in „flotter” schuilt, gaan daar echter bij te loor.<br />

3 F. Gregorovius „Geschichte des röm. Kaisers Hadrian und seiner Zeit”, 1851, pag. 83.<br />

128<br />

Hadrianus’ Levensafscheid<br />

,,Et moriens quidem hos versus fecisse dicitur:<br />

Animula vagula, blandula<br />

Hospes comesque corporis,<br />

quae nunc abibis in loca<br />

Pallidula, rigida, nudula,<br />

Nec, ut soles, dabis iocos.<br />

Tales autem nec multo meliores fecit et graecos.”<br />

Aelius Spartianus, een der zgn.<br />

Scriptores historiae Augustae


„zu sehr hadrianisch aussehn, als dasz sie es nicht wirklich sein sollten”,<br />

en Sadjak 1 adstrueert diezelfde mening met te wijzen op de overeenkomst<br />

tussen deze regels en een passage uit ,,Andromache” van de<br />

door Hadrianus zo bewonderde Ennius (239-169 v. Chr.). Ook<br />

Norden 2 lijkt de echtheid niet te willen betwisten, doch zijn oordeel<br />

valt overigens heel anders uit waar hij spreekt van deze „an schlaffer<br />

Weichlichkeit und kindischer Tändelei ihres gleichen suchenden<br />

Verslein”. Op heel andere wijze weer ziet het Bardon 3 , die Hadrianus’<br />

levensafscheid ,,une exclamation, plutôt un soupir de mélancolie<br />

souriante” noemt, waaraan hij toevoegt: „Et avec un art, de décadence<br />

peut-être, mais avec un art réel”.<br />

Hoe anders oordeelt Hohl 4 , die mede op grond van een ingewikkeld<br />

betoog gebaseerd op de woorden waarmee Spartianus de<br />

aanhaling besluit, concludeert dat het gedichtje slechts een ,,albeme<br />

Scherz” is van Spartianus zelf. Hij weet daarmee evenwel de door<br />

hem aangevallen Immich 5 geenszins te overtuigen en deze laatste<br />

stelt dan ook dat de roem van het ,,Animula” is te danken aan bepaalde<br />

eigenschappen die deze regels niets gemeen doen hebben met de<br />

,,ungewöhnlich flauen Machwerken”, waarmee Hohl ze heeft vergeleken.<br />

Het behoeft geen verwondering te wekken dat velen zich in de<br />

loop der eeuwen tot een dichterlijke navolging dezer regels hebben<br />

gezet; het is echter moeilijk daarvan een overzicht te krijgen.<br />

Als eerste vond ik een door Immich aangehaalde vertaling van de<br />

Franse schrijver Bernard le Bovier de Fontenelle (1657—1757),<br />

welke luidt:<br />

„Ma petite âme, ma mignonne,<br />

Tu t’ en vas donc, ma fille, et Dieu sache ou tu vas?<br />

Tu pars seulette et tremblotante! Hélas!<br />

Que deviendra ton humeur folichonne?<br />

Que deviendront tant de jolis ébats?”<br />

In 1806 geeft George Gordon, Lord Byron (1788—1824), de volgende<br />

vertaling:<br />

1 J. Sadjak „Hadrians Abschied vom Leven” in Berl. Philologische Wochenschrift 1916.<br />

2 E. Norden ,,Antike Kunstprosa” 1898, pag. 349.<br />

3 H. Bardon „Les Empereurs et les lettres latines” 1940, pag. 418.<br />

4 E. Hohl in Neue Jahrbücher für das Klassische Altertum (1915, pag. 413).<br />

5 O. Immich in hetzelfde tijdschrift (1915, pag. 201/3 en 414/5).<br />

129


„Ah! gentle, fleeting, wav’ring sprite,<br />

Friend and associate of this clay!<br />

To what unknown region borne,<br />

Wilt thou now wing thy distant flight?<br />

No more with wonted humour gay,<br />

But pallid cheerless and forlorn”.<br />

Een Duitse door Immich deels terecht becritiscerde doch niet verbeterde<br />

vertaling is te vinden in Th. Birt’s ,,Römische Charakterköpfe”<br />

(1913); deze geeft Hadrianus’ levensafscheid als volgt weer:<br />

„Mein Seelchen, freundliches Seelchen du,<br />

so wanderlustig immerzu:<br />

der Leib war nur Dein Gasthaus, und nun<br />

sollst du die letzte Reise tun<br />

in jenes Reich,<br />

wo alles so öd’ und kahl und bleich,<br />

in jene Nacht,<br />

wo keiner deine Spässchen belacht.”<br />

Gaarne eindig ik hier met de vertaling die mijn Vader, Dr. A.<br />

Rutgers van der Loeff(1876—1962) in 1955 na lezing van M. Yourcenar’s<br />

roman maakte en die ons het levensafscheid doet horen als:<br />

„Mijn zoete zieltje, zwervenszieke lievigheid,<br />

die als een vreemde gast dit lichaam begeleidt,<br />

nu zul je heengaan in den onbekenden dood,<br />

zo bibberbleek, zo bibberkoud, zo bibberbloot,<br />

en nooit meer grapjes maken zoals hier altijd.”<br />

M. RUTGERS VAN DER LOEFF<br />

Een uitzonderingsbepaling van Hadrianus op<br />

het Romeinse Recht<br />

In 1889 werd te Athene een inscriptie gevonden, waarop de inhoud<br />

was gebeiteld van een brief, die keizerin Plotina, de weduwe van<br />

Traianus, aan keizer Hadrianus geschreven had, benevens diens<br />

130


antwoord. De brief bevatte het verzoek een privilege te willen verlenen<br />

aan het Hoofd van de Epicureïsche School te Athene, het<br />

antwoord was een gunstige beschikking. Volgens de datering boven<br />

de brief stamt deze uit het jaar 121. Hier volgt de tekst 1 :<br />

M. Annio Vero II Cn. Arrio Augure coss.<br />

A. Plotina Augusta.<br />

Quod studium meum erga sectam<br />

Epicuri sit, optime scis. Domine. Huius<br />

successioni a te succurrendum est; quia<br />

non licet nisi ex civibus Romanis<br />

adsumi diadochum, in angustum redigi-<br />

tur eligendi ius.<br />

Rogo nomine Popilli Theotimi, qui<br />

est modo diadochus Athenis, ut illi<br />

permittatur a te et Graece testari circa<br />

hanc partem iudiciorum suorum, quae<br />

ad diadoches ordinationem pertinet, et<br />

peregrinae condicionis posse substituere<br />

sibi successorem, si ita suaserit profectus<br />

personae, et quod Theotimo concesseris,<br />

ut eodem iure et deinceps utantur futuri<br />

diadochi sectae Epicuri, eo magis quod<br />

opservatur, quotiens erratum est a<br />

testatore circa electionem diadochi, ut<br />

communi consilio substituatur a studiosis<br />

eiusdem sectae qui optimus erit; quod<br />

facilius fiet si ex compluribus eligatur.<br />

1 Girard, Textes de droit romain. Paris, 1923, p. 196-197.<br />

Onder het consulaat van M. Annius Verus (ten<br />

tweeden male) en van Arrius Augur. Afgezonden<br />

door Plotina Augusta.<br />

Hoe groot mijn belangstelling voor de<br />

School van Epicurus is, is U zeer goed<br />

bekend, Heer. Bij de opvolging van het<br />

Hoofd hiervan is Uw hulp noodzakelijk,<br />

want omdat alleen maar uit Romeinse<br />

burgers een Hoofd benoemd mag worden,<br />

wordt het recht om te kiezen<br />

beperkt.<br />

Ik vraag U uit naam van Popillius<br />

Theotimus, die thans nog Hoofd van de<br />

Epicureïsche School te Athene is, dat<br />

hem door U wordt toegestaan in het<br />

Grieks een testament te maken aangaande<br />

dit deel van zijn beschikkingen, dat<br />

betrekking heeft op de regeling van de<br />

opvolging, en dat het hem ook mogelijk<br />

zal zijn een vreemdeling (d.w.z. een<br />

niet-Romeins burger) als opvolger voor<br />

zich in de plaats te stellen, als de studieresultaten<br />

van de man daartoe een aanbeveling<br />

geven.<br />

Voorts vraag ik, dat de toekomsdge<br />

Hoofden van de School van Epicurus<br />

ook daarna van hetzelfde recht, wanneer<br />

gij dit aan Theodmus hebt toegestaan,<br />

gebruik mogen maken, te meer omdat<br />

de gewoonte bestaat, dat, zo dikwijls<br />

als de erflater zich in de keuze van een<br />

Hoofd vergist heeft, in een algemene<br />

vergadering van de geleerden van<br />

dezelfde School diegene in de plaats<br />

gesteld wordt, die het bekwaamst is.<br />

Dit zal gemakkelijker gaan als men uit<br />

velen kan kiezen.<br />

131


De keizer antwoordde:<br />

Imp. Caesar Traianus Hadrianus Aug.<br />

Popillio Theotimo permitto Graece<br />

testari de eis, quae pertinent ad diadoch-<br />

en sectae Epicureae. Set cum et facilius<br />

successorem electurus sit, si ex pere-<br />

grinis quoque substituendi facultatem<br />

habuerit, hoc etiam praesto: ei et dein-<br />

ceps ceteris, qui diadochen habuerint,<br />

licebit vel in peregrinum vel in civem<br />

Romanum ius hoc transferre.<br />

Ik Imperator Caesar Traianus Hadrianus<br />

Augustus sta aan Popillius Theotimus<br />

toe in het Grieks een testament te maken<br />

aangaande datgene wat betrekking heeft<br />

op de opvolging van het Hoofd van de<br />

Epicureïsche School. Maar opdat hij ook<br />

gemakkelijker een opvolger zal kunnen<br />

kiezen, als hij de bevoegdheid heeft<br />

eveneens uit vreemdelingen een opvolger<br />

in zijn plaats te stellen, vergun ik ook<br />

dit: Aan hem en daarna aan de anderen,<br />

die als Hoofd fungeren, zal het geoorloofd<br />

zijn deze bevoegdheid zowel aan<br />

een vreemdeling als aan een Romeins<br />

burger over te dragen.<br />

Volgens deze inscriptie moet de situatie ongeveer aldus geweest zijn.<br />

Het Hoofd van de Epicureïsche School te Athene, de Romeinse burger<br />

Popillius Theotimus, wellicht voelend, dat hij het niet zo lang meer<br />

maken zou, wilde bij testament een opvolger benoemen. Naar alle<br />

waarschijnlijkheid was de civitas Romana voor het Hoofd van de<br />

School verplicht, zodat de begunstigde een Romeins burger zou<br />

moeten zijn. Op dit punt nu bestonden er moeilijkheden. De meeste<br />

geleerden van de School waren vreemdelingen (peregrini), waardoor<br />

het aantal, waaruit gekozen kon worden, zeer beperkt was. Bovendien<br />

konden peregrini op geen enkele manier door ecu Romeins burger bij<br />

testament begunstigd worden.<br />

De beroemde jurist Ulpianus spreekt over de peregrinus, cum quo<br />

testamenti factio non est (Regulae XXII, 2). Men had getracht deze<br />

strenge regel te ontduiken door het instellen van een fideicommis, een<br />

testamentaire beschikking, waarin de erfgenaam op grond van het<br />

vertrouwen, dat de erflater in hem stelde, werd verzocht bepaalde<br />

zaken over te dragen aan iemand anders, die men volgens het stricte<br />

recht niet had kunnen benoemen. Peregrini konden dus wèl voor een<br />

fideicommis in aanmerking komen, zoals de jurist Gaius mededeelt<br />

(Institutiones II, 285: Peregrini poterant fideicommissa capere et haec fere<br />

fuit origo fideicommissorum) 1 . In tegenstelling tot de testamenten en<br />

1 Gaius II, 286 en 286d noemt nog andere redenen, waarom men om de wet te ontduiken<br />

gebruik maakte van fideicommissen, bijv. om degenen, die door de zedelijkheidswetten van<br />

Augustus niet voor een erfenis in aanmerking kwamen, toch te kunnen bevoordelen.<br />

132


legaten hadden de fideicommissen ook rechtsgeldigheid, wanneer<br />

zij in het Grieks geschreven waren (Ulp., Reg. XXV, 9: Item Graece<br />

fideicommissum scriptum valet, licet legatum Graece scriptum non valet).<br />

Hier zou dus een manier geweest zijn, waarop het Hoofd van de<br />

Epicureïsche School een peregrinus als opvolger had kunnen benoemen,<br />

als deze niet een Romeins burger had moeten zijn. Dan had hij ook<br />

in het Grieks de motieven uiteen kunnen zetten, die hem bij het aanwijzen<br />

van zijn opvolger geleid hadden, waarover zo dadelijk meer.<br />

Maar al spoedig was aan deze wetsontduiking ten behoeve van de<br />

peregrini een einde gemaakt en juist Hadrianus had bepaald, dat<br />

fideicommissen, die een peregrinus als begunstigde hadden, aan de<br />

keizerlijke schatkist zouden vervallen (Gaius, Inst. II, 285: Sed postea<br />

id prohibitum est et nunc ex oratione divi Hadriani senatus consultum factum<br />

est, ut ea fideicommissa fisco vindicarentur).<br />

Dus was de zaak uiteindelijk gebleven, zoals zij geweest was, en<br />

moest de keuze van een nieuw Hoofd van de Epicureïsche School<br />

nog steeds uit een beperkt aantal geschieden, terwijl de erflater zijn<br />

eventuele motivering in een taal moest geven, die door vele Epicureïsche<br />

geleerden niet al te best verstaan werd 1 . Dit moet de inwendige<br />

rust in de School niet ten goede gekomen zijn, want, indien<br />

de geleerden van die School het niet eens waren met de keuze van het<br />

overleden Hoofd, dan kon deze keuze in een algemene vergadering<br />

van deze geleerden gerectificeerd worden door het kiezen van een<br />

ander, die volgens hen de meest aangewezene was. Hoeveel afgunst<br />

en wrijvingen zal dit met zich hebben meegebracht!<br />

Popillius Theotimus is zich van dit alles ongetwijfeld duidelijk<br />

bewust geweest. Bijna even zeker lijkt het mij, dat hij als opvolger<br />

een bekwame peregrinus op het oog had, maar geen kans zag zijn keuze<br />

op enige door de wet geoorloofde wijze door te zetten. Daarom zocht<br />

hij de voorspraak van de keizerin-weduwe, die zijn School een warm<br />

hart toedroeg. Met haar hulp gelukte het hem een uitzonderingsbepaling<br />

tot stand te brengen, waardoor de testamentaire beschikkingen<br />

betreffende de opvolging van hemzelf en ook in de toekomst<br />

van de daarna komende Hoofden in het Grieks geschreven mochten<br />

worden, terwijl tevens ook een peregrimus als Hoofd van de School<br />

benoemd mocht worden.<br />

E. J. JONKERS<br />

1 Plotina schreef daarna dan ook in het Grieks een brief aan de geleerden van de Epicureïsche<br />

School om dit heugelijke bericht mede te delen met de vermaning zich deze beslissing door een<br />

goede keuze waardig te tonen.<br />

133


Vestdijk en Woltjer<br />

„Orationi adspergentur sales, qui in dicendo mirum quantum, valent”,<br />

een redevoering moet met geestigheden gekruid worden, die bij het<br />

spreken wonderveel vermogen.<br />

Dat Vestdijk in zijn roman Ivoren Wachters zoveel Latijnse, vaak<br />

geestig te pas gebrachte citaten gebruikt, is ongetwijfeld niet te<br />

danken aan het perse willen opvolgen van dit rhetorisch voorschrift<br />

uit Cicero’s’ De Oratore; veeleer hebben ze, lijkt me, een belangrijke<br />

functie, en zijn zeker geen versieringen of slechts middel om de<br />

gymnasiale sfeer, waarin het verhaal speelt, extra aan te geven. De<br />

hoofdpersoon, Philip Corvage, de primus van de 6 alpha van een<br />

lyceum, ’s rectors beste leerling latijn”, brengt ze met een griezelige<br />

zekerheid tevoorschijn, ,,in de staag vloeiende retoriek van een woordverliefde”.<br />

Zijn oom spot over zijn ,,latijnerij”, en Lida, de verloofde<br />

van een nieuwe leraar, zegt hem: ,,ik zou bang zijn voor iemand die<br />

voortdurend Latijn sprak. Ben je nooit bang . . . ., dat ’t Latijn op<br />

’n goede dag met je op de loop gaat. . . ., ’n dode taal — en dan zó<br />

een — die op de levenden parasiteert en ze ongeschikt maakt voor<br />

’t werkelijke leven?” En: ,,Schei in godsnaam uit met dat klassieke<br />

gedaas”. ,,Ik ben de gek met de Latijnse spreuken”, zegt hij van<br />

zichzelf. ,,Gepurgeerd van dit Latijn”, zegt Vestdijk van hem na zijn<br />

zoveelste citaat te hebben vermeld.<br />

Wie vraagt hoe ter wereld Vestdijk deze vaak vrij onbekende citaten<br />

op het spoor is gekomen 1 , ontvangt antwoord van een van de jongens<br />

die Philip vergezellen tot voor de deur van de tandarts, aan wie hij<br />

zijn ,,ivoren wachters” gaat toevertrouwen: ,,Ik snap nooit, waar hij<br />

al dat Latijn vandaan haalt, hij schijnt de hele Woltjer uit zijn kop te<br />

kennen”.<br />

Inderdaad moet de Latijnsche grammatica van J. Woltjer, waarschijnlijk<br />

in de zesde door R. H. Woltjer bewerkte druk, Vestdijk’s<br />

bron zijn. Het begincitaat b.v. vindt men er in par. 396, het ,,Quid<br />

tibi vis, insane”, dat Philip de chauffeur, zijn moordenaar, toevoegt,<br />

in par. 400.3. Etcetcra. Over liet algemeen klopt de vertaling die<br />

Vestdijk achterin heeft gegeven, met die van Woltjer’s Aanhangsel.<br />

Wanneer de tandarts, volgens Philip beheerst door de auri sacra fames,<br />

zich bedient van de sermo plebeius op ’n wijze die Cicero de haren<br />

1 Zie H. Wagenvoort, Gymnasiale Reflexen in onze litteratuur na 1900, in: Gedenkboek<br />

1930—1955 van het Genootschap van Leraren aan Gymnasia en Lycea, Groningen 1955, 26.<br />

134


te berge zou hebben doen rijzen — „ik hoorde ’m bijvoorbeeld duidelijk<br />

testa zeggen in plaats van caput” —, dan zie men Woltjer a.w.<br />

pag. 3 over de sermo en pag. 2 voor het voorbeeld. (Sermo plebeius,<br />

zou Philip dus gemompeld hebben, als hij had gehoord wat bovengeciteerd<br />

knaapje zei!) Voor de grap van de door Philip ten tonele<br />

gevoerde, wel zeldzaam domme klas, die de indicativus plusquamperfecti<br />

van odi maar niet weet te vinden, tot hij, Philip, de rector<br />

aan het gevraagde weet te helpen, bood de overzichtelijke tabel van<br />

par. 250 wel het materiaal.<br />

Wie zal, bij zo virtuoos gebruik van citaten uit een grammatica,<br />

steeds ad rem, Vestdijk verwijten, dat hij, als hij Woltjer verlaat, wel<br />

eens uitglijdt? Afgezien van een wel opzettelijk door Philip verhaspeld<br />

citaat: Sub specie aeternitatis et sanitatis — onder de schijn der eeuwigheid<br />

en der gezondheid —, is auri sacra fames natuurlijk ,,vloekwaardige<br />

dorst naar goud” en betekent pecuniae causa: om het geld.<br />

In ,,laudis amore tumes; sunt certa piacula quae te poteront recreare”<br />

laat de auteur, dacht ik, in elk geval het Franse pourront in de schrijfwijze<br />

fraai doorschemeren!<br />

Een citaat uit Woltjer, dat Vestdijk heeft laten liggen, tot slot:<br />

,,Nemo est umquam oratorem, quod Latino loquebatur, admiratus”<br />

(par. 535 2 e = Cic. de orat. 3.52). Philips gebruikte het niet; misschien<br />

mag ik admiratus vervangen door miseratus: niemand heeft ooit met<br />

Philip, alleen omdat hij Latijn sprak, medelijden gehad.<br />

Antwoord van S. Vestdijk<br />

N. VAN DER BLOM<br />

Op het artikel van Drs. van der Blom schreef Simon Vestdijk in een brief van 10-12-1966 de volgende<br />

reactie, desgevraagd daaraan toevoegend een korte beschrijving van zijn kennismaking<br />

met een de klassieke oudheid:<br />

„Laat ik beginnen met te zeggen, dat het artikel Vestdijk en Woltjer<br />

de spijker stellig en zeker op de kop slaat. Hoewel ik mij de naam<br />

Woltjer niet herinner, heb ik voor het schrijven van Ivoren Wachters<br />

inderdaad een Latijnsch leerboek voor het middelbaar onderwijs<br />

geraadpleegd, — en dat zal het veelgebruikte Woltjer dan wel zijn<br />

geweest! — waaraan ik alle door mij te pas gebrachte citaten ontleend<br />

heb. Zelf ken ik geen Latijn (en Grieksch): ook dit is dus juist. Na<br />

135


mijn artsexamen studeerde ik een blauwe Maandag psychologie en<br />

philosofie in Leiden, en Prof. de Sopper ried mij toen aan alsnog<br />

Grieksen te gaan leeren. Ik heb dit beproefd, maar mijn geheugen,<br />

van huis uit toch al niet sterk, stond mij niet eens meer toe mij het<br />

Grieksche alfabet eigen te maken. Met Latijn heb ik mij nog een<br />

klein weinig vertrouwd kunnen maken tijdens mijn medische studie<br />

(anatomische terminologie, receptuur). Maar grosso modo ben ik<br />

altijd een leek gebleven, en bij mijn voorstudies voor romans die in<br />

de Oudheid spelen (De Nadagen van Pilatns, Aktaion onder de Sterren,<br />

De verminkte Apollo, De Held van Temesa) was ik dus aangewezen op<br />

Duitsche boeken, waarin de Grieksche en Latijnschc citaten eerder<br />

een beroep deden op mijn raadvermogen dan op mijn kennis. Rest<br />

de vraag hoe ik, als outsider, aan mijn belangstelling voor de Oudheid<br />

kwam.<br />

Dit moet in hoofdzaak via de beeldende kunst zijn gegaan. Als<br />

kind had ik een groote belangstelling voor mythologische voorstellingen<br />

(Rubens, Titiaan, etc.), waarbij vooral het naakte vrouwenlichaam<br />

mij boeide; en aangezien ik graag weten wilde wie de zoo<br />

verleidelijk geschilderde Venus, Juno, Helena e.t.q., tot de onbeduidendste<br />

stroomnymfen toe, ,,waren”, verschafte ik mij begrijpelijke<br />

lectuur hierover, t.w. Grieksche mythen en sagen van Nellie.<br />

Deze boekjes heb ik nog, en voor het doel waren zij zeer bruikbaar,<br />

Eén deeltje ging b.v. over de Argonautentocht, een ander behandelde<br />

de godenleer, — en zoo door. Later heb ik deze informatie nooit meer<br />

aangevuld; ik las b.v. nooit een dialoog van Plato in vertaling, zelfs<br />

niet toen mijn autodidactische philosofiestudie mij reeds enigermate<br />

vertrouwd had gemaakt met Plato’s ideeënleer. Ook b.v. Herodotus<br />

of Thucydides heb ik nooit in vertaling gelezen. Eenigszins overdreven<br />

kan ik dus beweren, dat ik van Nellie zóó overstapte naar de degelijke<br />

Duitsche studiewerken, die mij de geheimen uitleverden van het<br />

voor-Homerische Thessalië, van de interne structuur van Delphi, of<br />

van de Grieksche koloniën in Italië.<br />

Om nog één voor mij belangrijk punt naar voren te brengen, kan<br />

ik erop wijzen, dat ik steeds sterk gegrepen ben geweest door de<br />

gestalte van Phoibus Apolloon en die van zijn tegenspeler Dionysos.<br />

Ook mijn Nietschelectuur was daar niet vreemd aan en b.v. Apolloons<br />

letzte Epiphanie van Leopold Ziegler. Wat de eerste dezer twee figuren<br />

betreft had ik al vroeg sterke indrukken ontvangen van de Apollo<br />

van de Belvedere, waarvan in inijn jeugd, een gipsafgietsel in het<br />

Rijksmuseum stond. Mijn voorliefde voor de ,,god van het licht”<br />

136


is behalve in De verminkte Apollo neergelegd in Apollinische Ode<br />

(uit de bundel Klimmende Legenden), dat ik als mijn beste gedicht<br />

beschouw.<br />

Het ontbreken van een klassieke opleiding heb ik steeds als een<br />

gemis gevoeld; maar gelukkig leiden er vele wegen naar her ,,Rome”<br />

der antieken; en over die wegen bcb ik ook geen klagen gehad.<br />

Intusschen is een figuur als de met Latijnsche citaten om zich heen<br />

strooiende schooljongen Philip Corvage uit Ivoren Wachters óók<br />

te verklaren uit een zeker minderwaardigheidsgevoel bij de schrijver.”<br />

Naschrift Redactie: ,,Nellie”, waar Vestdijk van spreekt, blijkt na lange speurtocht<br />

te zijn „Grieksche Mythen en Sagen, naar de 18 e Duitsche uitgave van Gustav<br />

Schwab, door Nellie; voor kinderen van omstreeks 12 jaar en ouder; uitgeverij<br />

Masereeuw en Bouten, Rotterdam”. 60 cent per deeltje. Nellie was Mevrouw<br />

N. van Krol.<br />

Het gedicht „Apollinische Ode” kan wegens lengte niet worden afgedrukt.<br />

Het is een mooi, doch zeer „lastig” gedicht. De lezer wordt gaarne uitgenodigd tot<br />

een analyse ervan!<br />

137

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!