Verbrandingen
Verbrandingen
Verbrandingen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
1.1.<br />
context<br />
<strong>Verbrandingen</strong><br />
Gidsmodule Viervlakschemie onderwijs<br />
leerling<br />
docent<br />
Jan Apotheker, Menno Keij<br />
Rijksuniversiteit Groningen<br />
September 2004<br />
chemie
Voorwoord<br />
Voor u ligt de gidsmodule ‘verbrandingen’. Deze module is tot stand gekomen in<br />
samenwerking met een groep docenten en TOA’s, die deelnamen aan het project<br />
‘Studiestijgers’ van de Rijksuniversiteit Groningen. Gedurende het schooljaar 2003/<br />
2004 is de module ontworpen, uitgeprobeerd en geëvalueerd. In deze gidsmodule<br />
vindt u de lesschema’s van de verschillende docenten, het gebruikte materiaal en de<br />
evaluatie van elke docent. Tevens is er de beschrijving van de bijeenkomsten en de<br />
evaluatie van de gevolgde werkwijze.<br />
De docenten en TOA Hilbert Kramer, Roel Lageveen, Frerik Los, Ben Nusse en Joris<br />
Schouten hebben de module uitgevoerd. Bij de discussies in studiestijgers rondom de<br />
module zijn daarnaast Alex van der Berg, Carel Hegeman, Harma Heitmeier, Peter<br />
van der Linde en Gerrit Post betrokken geweest. De tekstbijdragen in deze module<br />
zijn van Jan Apotheker en Menno Keij. Menno Keij heeft ook de redactie gevoerd en<br />
de bundel uiteindelijk in deze vorm samengesteld. Uiteindelijke verantwoordelijkheid<br />
voor de module ligt bij Jan Apotheker.<br />
De bundel wordt gepubliceerd en uitgegeven door de SLO. Voor het werk aan deze<br />
gidsmodule is door de stuurgroep ‘nieuwe scheikunde’ en financiele bijdrage<br />
geleverd.<br />
We hopen dat de module een bijdrage kan leveren aan de tot stand koming van<br />
nieuwe module’s in Nederland, die gebruikt kunnen worden in het nieuwe viervlaks<br />
chemie onderwijs.<br />
Voor eventuele vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen met<br />
Jan Apotheker<br />
Chemie-didactiek<br />
Rijksuniversiteit Groningen<br />
Nijenborgh 4<br />
9747 AG Groningen<br />
tel. 050-363 4365<br />
fax: 050-363 4500<br />
e-mail: j.h.apotheker@chem.rug.nl<br />
De samenstellers,<br />
Jan Apotheker, Menno Keij<br />
chemie<br />
context<br />
leerling<br />
docent
Inhoudsopgave<br />
1. Inleiding<br />
1.1. Leren vanuit een context<br />
1.2. De ontwikkeling van de module ‘verbrandingen’<br />
1.2.1. Voorbereiding van de module<br />
1.2.2. Uitvoering van het project<br />
2. Module <strong>Verbrandingen</strong><br />
2.1. Roel Lageveen en Jo Hoekstra<br />
2.1.1. Lessenopbouw<br />
2.1.2. Evaluatie docenten<br />
2.1.3. Evaluaties leerlingen<br />
2.2. Freerik Los<br />
2.2.1. Lessenopbouw<br />
2.2.2. Evaluatie docent<br />
2.2.3. Evaluaties leerlingen<br />
2.3. Ben Nusse<br />
2.3.1. Lessenopbouw<br />
2.3.2. Evaluatie docent<br />
2.3.3. Evaluaties leerlingen<br />
2.4. Joris Schouten<br />
2.4.1. Lessenopbouw<br />
2.4.2. Evaluatie docent<br />
2.4.3. Evaluaties leerlingen<br />
3. Voorschriften<br />
3.1. Roel Lageveen en Jo Hoekstra<br />
3.2. Frerik Los<br />
3.3. Ben Nusse<br />
3.4. Joris Schouten<br />
4. Referenties<br />
5. Bijlage<br />
6. Cd-rom<br />
6.1. Presentaties Roel Lageveen<br />
6.2. Presentatie Freerik Los<br />
6.3. Posters Freerik Los<br />
6.4. Posters Ben Nusse
1. Inleiding<br />
1.1 Leren vanuit een context<br />
In het rapport ‘Chemie tussen context en concept’ van de commissie van Koten<br />
(Driessen, Meinema, 2003) worden suggesties gedaan voor de modernisering van<br />
het scheikunde curriculum in Nederland. De commissie baseert zich daarbij onder<br />
andere op ‘Chemie im Kontext’ (ChiK), een lesmethodiek voor scheikunde die<br />
ontwikkeld is in aan het IPN in Kiel (Parchman, Ralle 1998).<br />
Wat de ChiK methode onderscheidt van de huidige manier van lesgeven is dat<br />
leerlingen via een algemene introductie een beeld krijgen van de chemische vragen<br />
die spelen rondom een bepaalde context. De leerlingen bepalen uiteindelijk zelf<br />
welke aspecten van een context ze gaan onderzoeken. Vervolgens rapporteren ze<br />
klassikaal hun resultaten. De docent heeft vervolgens de taak deze kennis in te<br />
kaderen in de systematiek van chemische kennis in het algemeen.<br />
Aan de Rijksuniversiteit Groningen wordt al een aantal jaren in het project<br />
‘Studiestijgers’ samengewerkt tussen het Instituut voor Didactiek en<br />
Onderwijsontwikkeling en een aantal docenten van scholen voor het voortgezet<br />
onderwijs.<br />
Binnen de Studiestijgers heeft zich vorig jaar een groep gevormd die een nieuwe<br />
scheikunde module voor havo en vwo 3 heeft ontwikkeld, gebaseerd op de ChiK<br />
methode. De groep bestond uit vertegenwoordigers van het Liudger College uit<br />
Drachten, Het Belcampo College, Het Gomarus College, Het Maartens College, Het<br />
Willem Lodewijk Gymnasium, allen uit Groningen, het Bogerman College uit Sneek<br />
en het Comenius College uit Hilversum. De begeleiding vanuit de RUG werd door de<br />
didacticus Jan Apotheker verzorgd.<br />
De module die ontwikkeld is, gaat over ‘verbrandingen’. Over het algemeen krijgen<br />
leerlingen aan het einde van de derde klas les in dit onderwerp. Vijf docenten hebben<br />
de nieuwe module onderwezen aan één of meerdere havo en vwo klassen.<br />
Chemie tussen context en concept (Chemie im Kontext)<br />
Karakteristiek voor ‘Chemie tussen context en concept’ is dat leerlingen vanuit een<br />
context chemische vragen ontwikkelen die ze vervolgens zelf gaan onderzoeken. Een<br />
voorbeeld is dat leerlingen gaan onderzoeken welke brandstoffen (Benzine, biodiesel,<br />
waterstof) de minste uitstoot van schadelijke verbrandingsproducten<br />
veroorzaken. Of wat voor verbrandingsprocessen er in je lichaam plaatsvinden als je<br />
gaat sporten.<br />
Binnen deze methode worden vier fasen onderscheiden (Apotheker 2004); de<br />
introductiefase, de nieuwsgierigheids- en planningsfase, de verwerkingsfase en de<br />
verdiepingsfase. Deze fasen zijn afgebeeld in figuur 1.<br />
Tijdens de introductiefase wordt de context waarbinnen het project zich gaat<br />
afspelen geïntroduceerd. Dit kan op een aantal manieren. Zo kan de docent een<br />
stukje film laten zien, bijvoorbeeld over bosbranden en brandbestrijding. Ook kan de
docent een demonstratieproef uitvoeren, zoals het uitstrooien van koffiemelkpoeder<br />
boven een vlam om een kleine stofexplosie teweeg te brengen. Een goede manier<br />
om de interactie met de leerlingen te bevorderen, is het maken van een conceptmap.<br />
In een korte tijd schrijven de leerlingen dan alle aspecten van verbranding op die ze<br />
kunnen bedenken (?). De ervaring leert dat de inleiding de meeste leerlingen<br />
enthousiast maakt voor het onderwerp.<br />
1. Introductiefase<br />
Inleiding, motivatie, vragen van leerlingen, aanknopen<br />
2. Plannings- en nieuwsgierigheidsfase<br />
Structurering door vragen van leerlingen en het plannen<br />
van de werkzaamheden<br />
3. Verwerkingsfase<br />
Bij voorkeur zelfstandig en zelf georganiseerd werken<br />
4. Verdiepingsfase<br />
Verdieping van de chemische inhoud, opbouw van<br />
basisconcepten, verbinding met andere contexten<br />
Figuur 1 De opbouw van ‘Chemie tussen context en concept’ in vier<br />
afzonderlijke fasen<br />
De tweede fase is de plannings- en nieuwsgierigheidsfase. Tijdens deze fase gaan de<br />
leerlingen in groepjes werken. Ze mogen vervolgens zelf kiezen welke chemische<br />
aspecten ze willen onderzoeken. Daarvoor moeten ze een onderzoeksvraag<br />
opstellen. Vervolgens plannen ze hoe de uitvoering van de proef en de presentatie<br />
van de resultaten zal verlopen.<br />
De derde fase is de verwerkingsfase. De groepjes gaan één of meerdere proeven<br />
uitvoeren om antwoord te krijgen op hun onderzoeksvraag. De resultaten<br />
presenteren ze vervolgens klassikaal a.d.h. van een zelfgemaakte poster of<br />
powerpointpresentatie of m.b.v. een demonstratieproef.<br />
Tijdens de vierde fase, de verdiepingsfase, komt de leraar weer aan het woord. Aan<br />
de hand van de resultaten van de leerlingen moet de docent proberen meer lijn te<br />
brengen in de resultaten van de leerlingen. Bovendien is een veelheid van chemische<br />
begrippen aan de orde gekomen. De docent probeert hier meer systematiek in aan
te brengen. De begrippen moeten uit de context gehaald worden en teruggebracht<br />
worden naar meer abstracte kennis. Een meer algemeen begrip van de<br />
basisconcepten die achter het chemisch begrippen kader liggen, moeten worden<br />
besproken. Van de leerlingen wordt verwacht dat ze die begrippen vervolgens in een<br />
andere context weer kunnen toepassen.<br />
Didactisch gezien spelen een aantal aspecten een belangrijke rol. Door de leerlingen<br />
zelf te laten kiezen wat ze gaan onderzoeken worden ze meer betrokken bij het<br />
onderzoek. Het is hun eigen probleem geworden. Ze moeten niet meer vanwege een<br />
boek werken, maar kiezen zelf wat ze willen weten. Daardoor verandert hun<br />
leermotivatie. Een ander aspect is dat leerlingen in een andere rol ten opzichte van<br />
elkaar komen. Vaak is het in een klas zo, dat negatief wordt gereageerd als een<br />
leerling op een vraag van een docent kennis naar voren brengt. In deze manier van<br />
werken, wordt dat juist gestimuleerd. Het is wel nodig deze vorm van samenwerkend<br />
leren te reguleren en ervoor te zorgen dat de inbreng van de leerlingen gelijkwaardig<br />
is. Door het project af te sluiten met een schriftelijke toets blijft de individuele<br />
verantwoordelijkheid voor het leerproces overeind, naast de gemeenschappelijke<br />
druk om te komen met een kwalitatief voldoende presentatie, die een antwoord geeft<br />
op de eerder geformuleerde onderzoeksvraag.<br />
Viervlaks-chemie<br />
Tijdens de 18de Internationale Conferentie over Chemie Educatie in Istanbul van 2<br />
tot 8 augustus hield Peter Mahaffy(Mahaffy, 2004) uit Canada samen met Peter<br />
Atkins de openingslezing. Hij introduceerde daar de term tetrahedral chemistry<br />
education. Hij bedoelde daarmee een vorm van chemie onderwijs, waarbij een viertal<br />
facetten (leerling, docent, context, chemie) steeds een rol spelen bij het scheikunde<br />
onderwijs. De vormen die hij beschreef sluiten goed aan bij zowel ‘chemie tussen<br />
context en concept’ als bij de manier van werken in de nieuwe scheikunde, zoals de<br />
commissie van Koten die voorstelt.<br />
De module ‘verbrandingen’ past goed binnen deze viervlaks-structuur. Aangezien<br />
‘chemie tussen context en concept’ een vertaling is uit het Duits van ‘Chemie im<br />
Kontext’ hadden we in Nederland nog geen eigen term voor deze manier van<br />
werken. Daarom is de term viervlaks-chemieonderwijs geïntroduceerd (Apotheker<br />
2004). Deze term verwijst naar van’t Hoff, die 100 jaar geleden zijn Nobelprijs<br />
ontving voor de tetraëder structuur van koolstofverbindingen. Daarnaast is het zo<br />
dat het tetraëder of viervlak een goede illustratie biedt van alle aspecten die een rol<br />
spelen bij de nieuwe scheikunde.<br />
Alle vier aspecten die bij de nieuwe scheikunde aan de orde komen, worden hier op<br />
een gelijkwaardige manier weergegeven (zie figuur 2). Bovendien is het zo, dat het<br />
viervlak telkens gedraaid wordt, al naar gelang het moment binnen een module. Bij<br />
het ontwerp van de module staat het vlak docent, chemie, context naar voren<br />
(rood). In de eerste fase van Chemie in Kontext, de introductiefase staat het vlak<br />
leerling, docent, context (oranje) op de voorgrond. De docent introduceert de<br />
context aan de leerling. Vervolgens draait het tetraëder naar het vlak leerling,<br />
context en chemie (geel). Dit symboliseert de tweede fase van ChiK, de<br />
nieuwsgierigheids- en planningsfase, waarin de leerling chemische vragen formuleert<br />
en een onderzoek verzint, maar ook de derde fase van ChiK, de verwerkingsfase,<br />
waarin de leerling het onderzoek uitvoert en de resultaten klassikaal presenteert. De
vierde fase van ChiK is de verdiepingsfase. Nu komt het blauwe vlak leerling, chemie<br />
en docent naar voren. De docent probeert in deze fase de resultaten van de<br />
leerlingen te ordenen binnen de systematiek van de chemische kennis. Tenslotte,<br />
draait het weer naar het tweede vlak, waar de leerlingen hun opgedane kennis<br />
moeten toepassen op een nieuwe context. De term viervlaks-chemie onderwijs (4planar<br />
chemistry education, Vierflacher Chemieunterricht) lijkt kortom een mooie<br />
Nederlandse omschrijving van de nieuwe scheikunde, zoals die door de commissie<br />
van Koten wordt voorgesteld.<br />
In de gidsmodule zullen deze verschillende vlakken als symbolen gebruikt worden,<br />
om aan te geven om welke fase van de methode het gaat.<br />
chemie<br />
context<br />
context<br />
leerling<br />
leerling<br />
docent<br />
docent<br />
chemie<br />
docent<br />
chemie<br />
leerling<br />
leerling<br />
chemie<br />
context<br />
context<br />
docent<br />
Figuur 2 Verbeelding van het viervlaks-chemieonderwijs. Het rode vlak<br />
verbeeld de ontwikkeling van een module. Het oranje vlak staat gelijk<br />
aan de introductiefase, de gele aan zowel de nieuwsgierigheids- en<br />
planningsfase als de verwerkingsfase. Het blauwe vlak symboliseert de<br />
verdiepingsfase.
1.2 De ontwikkeling van de module ‘verbrandingen’<br />
Deze paragraaf gaat voornamelijk om de evaluatie van de organisatie rondom het<br />
werken aan de module ‘verbrandingen’. Het gaat voornamelijk over zaken als welk<br />
chemisch begrippenkader de leerlingen in ieder geval moeten leren, welke methodes<br />
voor welke fasen het beste zijn en welk materiaal er gebruikt kan worden. Uit dit<br />
hoofdstuk, maar voornamelijk het derde hoofdstuk zal naar voren komen dat de<br />
leraren ieder een eigen draai hebben gegeven aan de manier waarop ze de module<br />
onderwezen hebben.<br />
In totaal hebben docenten en TOA’s van 7 verschillende scholen meegewerkt aan het<br />
project. Uiteindelijk hebben 4 scholen ervoor gekozen om de module ook<br />
daadwerkelijk uit te voeren. Twee scholen hebben een deel van de module<br />
uitgevoerd. In totaal zijn 9 bijeenkomsten met deze groep gepland, telkens op de<br />
vrijdagmiddag van 14.00 tot 16.30. De uitvoerende scholen zijn daar steeds bij<br />
aanwezig geweest. Ook is in januari een werkbezoek gebracht aan het ‘Leibnitz-<br />
Institut für Pädagogik der Natürwisseschaften’ in Kiel.<br />
Tabel 1 Werkzaamheden die zijn uitgevoerd tijdens de bijeenkomsten<br />
Bijeenkomst Agenda<br />
3 oktober Introductie ideeën en achtergronden ChiK/ keuze onderwerp<br />
module aan de hand van Duitse voorbeelden<br />
24 oktober Bespreking chemische vaardigheden<br />
21 november Verzameling van beschikbaar materiaal voor de module<br />
16 januari Discussie over introductiefase en vervolg<br />
30 januari Reis naar IPN Kiel<br />
20 februari Inrichten onderzoeksfase/ discussie presentatievormen<br />
19 maart Discussie over verdere vormgeving, uitwisseling van het materiaal<br />
23 april Rapportage aan elkaar over uitvoering<br />
11 juni Evaluatie project, start eindrapportage<br />
1.2.1 Voorbereiding van de module<br />
Keuze onderwerp<br />
Tijdens de eerste bijeenkomst is uitgebreid gesproken over de opbouw en<br />
didactische achtergronden van ChiK, zoals die in paragraaf 2.1 vermeld staan.<br />
Vervolgens heeft de groep docenten gekozen voor verbrandingen als context. De<br />
maatschappelijke context van verbrandingen is vooral gelegen in problematische<br />
branden, zoals bosbranden en de bestrijding van brand. Daarnaast speelt<br />
verbranding in het lichaam een rol. Tijdens de discussie over de context zijn<br />
verschillende opties aan de orde geweest, waaruit de docenten een keuze hebben<br />
gemaakt.
Bij alle discussies was de aanwezigheid van een aantal TOA’s erg nuttig. Zij zijn<br />
degenen die bij uitstek weten welk materiaal aanwezig is in de school en hebben<br />
vaak ook een goed idee over de mogelijkheden die er zijn voor bepaalde proeven.<br />
Wat opviel tijdens de bespreking van de verschillende fasen, is dat er ook bij de<br />
docenten tamelijk veel materiaal aanwezig was, dat gebruikt kon worden. Soms lag<br />
dat al jaren op de plank en kon nu weer gebruikt worden.<br />
Een tweede opvallend aspect is, dat hoewel we tijdens de besprekingen meestal wel<br />
consensus bereikten over de te volgen lijn tijdens de introductie uiteindelijk iedereen<br />
voor de uitvoering een eigen keuze heeft gemaakt in de uitvoering. De eerste docent<br />
heeft ervoor gekozen verschillende korte introducties te geven, die op Internet zijn<br />
gevonden. Deels zijn ook demonstratie proeven gevonden. Anderen hebben gebruik<br />
gemaakt van ‘Chembits' (van Gerwen, 2003) Ook een andere video, een kopie van<br />
een programma van ‘Discovery Channel’ over vuur en vuurbestrijding is gebruikt als<br />
introductie. Een laatste docent heeft een veertigtal vragen geproduceerd, die<br />
voorgelegd zijn aan de leerlingen als introductie van het onderwerp verbrandingen.<br />
Zo zijn uiteindelijk vier verschillende projecten ontstaan vanuit het verzamelde<br />
uitgang materiaal.<br />
Het benadrukt nogmaals de vrijheid die de docenten hebben bij de uitvoering van<br />
module’s zoals deze. In de te publiceren gidsmodule zal een uitgebreide beschrijving<br />
komen van de lessenserie van elke deelnemende docent.<br />
Chemische vaardigheden<br />
In de tweede bijeenkomst draaide de discussie om de vraag welke chemische<br />
vaardigheden de leerling in ieder geval moet leren tijdens de module en welke<br />
chemische vaardigheden we bekend veronderstellen bij de leerling. Voor de<br />
vormgeving van de onderzoeksopdrachten is dit een belangrijk aspect. Er moet<br />
bekend zijn welke kennis de leerling al heeft. In dit geval bijvoorbeeld werd ervan<br />
uitgegaan, dat de leerlingen al wel een reactievergelijking kloppend konden maken.<br />
Ook werden molecuulformules en naamgeving bekend verondersteld. De uiteindelijke<br />
door de docenten geformuleerde doelstelling van deze module was het aanleren van<br />
kennis en vaardigheden rondom verbrandingen. In onderstaande tabel is<br />
weergegeven hoe we die kennis hebben geformuleerd (zie ook Apotheker, 2004).<br />
Tabel 2 Chemische voorkennis van leerlingen en gewenste kennis leerlingen aan het<br />
eind van de module ‘verbrandingen’<br />
Bekend veronderstelde chemische Aan te leren chemische kennis en<br />
kennis en vaardigheden<br />
vaardigheden<br />
Kennis van molecuul formules en Opstellen van een reactievergelijking van<br />
verhoudingsformule’s<br />
een verbranding<br />
Kunnen een reactievergelijking<br />
Kennen de formule’s van enkele oxiden,<br />
kloppend maken<br />
zoals H2O, CO2, SO2,<br />
Weten iets van scheidingsmethodes Verbranding van glucose in het lichaam<br />
Kunnen rekenen met verhoudingen Kunnen bepaalde oxiden aantonen<br />
Verschillen in reactiesnelheid: roesten,<br />
lichaam, verbranding en explosies<br />
Blusdriehoek<br />
Endotherm en exotherm
Ontwerp van het project<br />
Bij de vervolgbijeenkomsten brachten de docenten het verschillende materiaal in, dat<br />
beschikbaar was.<br />
Er kwamen steeds meer vragen aan de orde over de manier waarop de<br />
onderzoeksfase georganiseerd moest worden. Een gebrek aan ervaring met deze<br />
manier van werken speelde daarbij een rol. De meeste docenten hadden wel<br />
ervaring met het afnemen van examen onderzoeken in het verleden. Meestal werd er<br />
dan in het begin erg gestructureerd gewerkt, bijvoorbeeld aan de hand van de<br />
bijzondere onderwerpen, die door Wolters Noordhoff werden gepubliceerd bij de<br />
methode ‘Chemie’ (bijvoorbeeld ‘Chemie in het groot’). Later werden docenten veel<br />
flexibeler en tegen het eind was het zo dat leerlingen met eigen onderzoeksprojecten<br />
aan kwamen. De begeleiding daarvan verliep meestal zonder problemen. De<br />
verwachting is dat dat bij deze manier van werken ook het geval zal zijn.<br />
Werkbezoek Kiel<br />
De reis naar het Leibnitz instituut in Kiel kwam wat dat betreft op het goede<br />
moment. Door het contact met de groep daar was het mogelijk een antwoord te<br />
krijgen op de vragen die inmiddels gerezen waren bij de docenten. Het ging vooral<br />
over de lesorganisatie. Ook vroeg men zich af hoe deze manier van werken zou<br />
verlopen. De meeste vragen konden in Kiel beantwoord worden. Vooral de ervaring<br />
van het werken met een open structuur in de klas was een belangrijk punt. Wat naar<br />
voren kwam, is dat er twee manieren van werken zijn. De eerste is, dat leerlingen<br />
allemaal wat anders doen. De andere manier wordt ook wel bij dbk natuurkunde<br />
gebruikt, waarbij een tiental proeven klaarstaan, die in willekeurige volgorde door de<br />
leerlingen worden uitgevoerd. Na terugkomst uit Kiel werd de definitieve vormgeving<br />
aangepakt en kwamen ook de verschillen tussen de docenten aan de orde.<br />
1.2.2 Uitvoering van het project<br />
In dit gedeelte komt de uitvoering van het project in grote lijnen aan bod. Voor een<br />
uitgebreidere beschrijving kunt u de individuele evaluaties van de leraren in<br />
hoofdstuk drie doorlezen. De beschrijving van hun manier van werken en hun<br />
ervaringen met de lesmethode staan hierin nauwkeurig omschreven.<br />
Introductie, of eerste fase<br />
docent<br />
leerling<br />
chemie<br />
context<br />
Zoals al eerder aangegeven hebben de<br />
docenten hun eigen keuze’s gemaakt voor de<br />
inleiding en presentatie van de context aan<br />
de leerlingen. Verschillende soorten films zijn<br />
gebruikt, verschillende demonstratieproeven<br />
zijn geïntroduceerd. Eén docent heeft gebruik<br />
gemaakt van een uitgebreide vragenlijst om<br />
het geheel te introduceren.
Tweede en derde fase<br />
leerling<br />
docent<br />
In deze tweede fase, de plannings- of<br />
nieuwsgierigheid fase, kunnen de leerlingen<br />
zelf kiezen welke aspecten van de context ze<br />
willen onderzoeken. In de derde fase, de<br />
verwerkingsfase, voeren ze het onderzoek<br />
ook uit en presenteren de gevonden<br />
resultaten aan de klas.<br />
context<br />
chemie Ook hier traden verschillen in de uitvoering<br />
tussen de verschillende docenten naar<br />
voren. De ene docent had een beperkt aantal projecten beschikbaar en liet de<br />
leerlingen daaruit kiezen. In een enkel geval liet hij ook een ander experiment toe.<br />
Een andere docent wilde per sé dat de leerlingen eerst een goede onderzoeksvraag<br />
formuleerden. Het gevolg hiervan is dat de leerlingen hier een paar lessen mee bezig<br />
zijn geweest. De docent die begonnen was met de vragenlijst heeft een tiental<br />
vragen uitgekozen die door de leerlingen vaak verkeerd werden beantwoord. Om een<br />
juist antwoord op de vraag te laten vinden liet deze docent een aantal experimenten<br />
uitvoeren, die aan antwoord gaven op de vragen. Ook hier blijkt weer dat er veel<br />
ruimte is voor een eigen inbreng van de docent in de uitvoering van de module.<br />
In alle gevallen moesten de leerlingen een verslag schrijven en een presentatie<br />
houden van het door hun uitgevoerde onderzoek.<br />
Vierde fase<br />
chemie<br />
leerling<br />
context<br />
docent<br />
De docent probeert de door de leerlingen<br />
gevonden chemische kennis en vaardigheden<br />
in een chemisch kader te plaatsen. De<br />
systematische kennis van de scheikunde<br />
staat voorop. De bedoeling is om de<br />
verworven kennis te verwerken en in te<br />
passen in de bestaande kennisstructuur van<br />
de leerlingen. De bedoeling is dat de<br />
leerlingen deze kennis weer kunnen<br />
toepassen in een nieuwe context, waarbij het<br />
viervlak opnieuw draait naar de<br />
uitgangspositie.<br />
Hier is ook enig verschil tussen de docenten opgetreden. Een van de docenten heeft<br />
dit gekoppeld aan de besprekingen van de leerlingen en heeft daarbij steeds de<br />
chemische kennis aangevuld. De docent met de vragenlijst heeft alle vragen<br />
besproken.
Toetsing<br />
Als laatste is getoetst in hoeverre de leerlingen de stof beheersten door middel van<br />
een gewoon proefwerk, waarbij zowel de door de leerlingen gepresenteerde<br />
projecten onderdeel van de stof waren als de gewone proefwerkopgaven, zoals die<br />
normaal op de betreffende school gebruikt werden.<br />
De proefwerken waren niet altijd even goed gemaakt. De leerlingen, met name de<br />
havo-leerlingen hadden er moeite mee dat de presentaties van de medeleerlingen<br />
deel uit maakten van de stof. Overigens was het niet zo, dat de leerlingen wier<br />
presentatie deel uit maakte van de stof de vraag significant beter beantwoorden.<br />
Ook was het zo dat de indruk bestond, dat de leerlingen de proefwerken wat slechter<br />
maakten dan anders. De meeste docenten lieten bij de beoordeling de presentaties<br />
of posters die de leerlingen samen gemaakt hadden meetellen bij de beoordeling<br />
Wat de resultaten van de proefwerken betreft geldt als algemene conclusie, dat de<br />
gymnasium en atheneumklassen het duidelijk veel beter deden dan de havo-klassen.<br />
Het is lastig een gedegen vergelijking te maken tussen de verschillende docenten,<br />
omdat ze allemaal hun eigen proefwerken gemaakt hebben. Ook hebben ze allemaal<br />
hun eigen project uitgevoerd. Toch is het zo dat bij de drie docenten die de module<br />
zowel aan havo als aan vwo onderwezen hebben de havo-groep slechter scoorde.<br />
Uiteraard hebben we wel besproken waar dat aan zou kunnen liggen. Een belangrijk<br />
aspect, dat naar voren werd gebracht en onderschreven werd door de meeste<br />
docenten is dat de havo-leerlingen duidelijk minder aandacht hadden voor de<br />
presentaties van de medeleerlingen. Omdat die wel een rol speelden bij de<br />
proefwerken, scoorden ze hier lager op. Het lijkt erop dat de algemene leerhouding<br />
tevens een belangrijke rol speelt. Ook bij de school waarbij gewerkt werd met de<br />
vragenlijst bleek het zo te zijn dat de havo-leerlingen slechter scoorden. Omdat deze<br />
uitvoering zich kenmerkte door een strakke structuur, mag je concluderen dat de<br />
mate van gestructureerdheid van een module geen invloed heeft op de resultaten op<br />
het havo. Verschillen tussen havo en vwo zullen op een andere manier tot<br />
uitdrukking moeten worden gebracht. Dat kan door het niveau, maar wellicht door<br />
de soort projecten die uitgevoerd gaan worden.<br />
Leerling-evaluaties<br />
In hoodstuk drie komen de evaluaties van de leerlingen uitgebreid naar voren.<br />
Conclusies<br />
De in Groningen gevolgde werkwijze levert een goed werkende module op. De<br />
docenten waren in het algemeen tevreden over de manier van werken en ook over<br />
het tempo waarin de werkzaamheden hebben plaatsgevonden. De docenten hadden<br />
in het algemeen het gevoeld at er voldoende ruimte was voor eigen inbreng. Een<br />
aantal docenten had in het kader van studiestijgers, het project waarin dit project<br />
plaatsvond rond de 60 SLU taakverlichting gekregen van hun school. Anderen<br />
werden niet gecompenseerd, hoewel iedereen in staat gesteld werd de<br />
bijeenkomsten te bezoeken. In het rooster werd daarvoor tijd vrijgehouden. In de<br />
keuze van het onderwerp heeft de tijdsindeling ook een rol gespeeld. Door te kiezen<br />
voor verbandingen, wat vrij laat in het jaar aan de orde komt, was het mogelijk in<br />
één jaar zowel het ontwerp de uitvoering als de evaluatie te doen. Iedereen was daar
tevreden over. De tijd voor de bijeenkomsten was aan de krappe kant. Een aantal<br />
keren hadden we liever iets meer tijd gehad voor de besprekingen. Het feit dat één<br />
van de scholen in Hilversum staat was geen beletsel. De communicatie via<br />
blackboard en e-mail kon dat opvangen.<br />
Aanbevelingen<br />
Vier uitvoerende scholen en drie daaromheen, die adviseren, cq delen uitvoeren is<br />
een goed aantal. Veel meer dan dit aantal moet je in een netwerk niet hebben. Dat<br />
zou ten koste gaan van de ruimte die een ieder heeft om zijn of haar specifieke<br />
problemen in te brengen.<br />
Het aantal bijeenkomsten van 9 is voldoende om een module te ontwikkelen. Het<br />
lijkt erop alsof het aantal bijeenkomsten op ongeveer 1 per maand moet worden<br />
gesteld en niet veel vaker. Anders komen de docenten in tijdsproblemen. De druk<br />
wordt dan te groot. Als je vaker wilt vergaderen, dan zul je de hoeveelheid<br />
beschikbare tijd per docent moeten verhogen van 60 naar 120 SLU. Nu is het zo, dat<br />
ze ongeveer 30 SLU nodig hebben voor het bijwonen van de bijeenkomsten. Ze<br />
hebben dan nog 30 SLU over voor ontwikkelingswerk binnen de school. Dat is aardig<br />
krap. Als je de frequentie gaat verdubbelen, dan moet je de docenten meer tijd<br />
geven in school.<br />
Het is nodig dat vooraf bekend is welke chemische kennis en vaardigheden de<br />
leerlingen hebben aan het begin van een module. Het is ook nuttig om de docenten<br />
te laten bespreken welke chemische kennis en vaardigheden in het project aan de<br />
orde moeten komen. Voor een eventuele toets is dat ook noodzakelijk. Door deze<br />
kennis vooraf te formuleren is het mogelijk een serie op elkaar aansluitende modules<br />
te laten ontwerpen. De keuze voor de chemische inhoud zal centraal gemaakt<br />
moeten worden, eventueel in overleg tussen de verschillende netwerken.<br />
Blackboard is een geschikt leerplatform voor een module. Voorwaarde is wel dat de<br />
school is aangesloten op een dergelijk platform, zoals brainbox in het noorden van<br />
het land. Rondom de meeste universiteiten bestaan dergelijke netwerken. Er is dan<br />
ook makkelijk uitwisseling mogelijk tussen de universiteit en de scholen. Door in<br />
Groningen bijvoorbeeld het bètasteunpunt in te schakelen kunnen vragen van<br />
leerlingen via blackboard gesteld en beantwoord worden. Ook het eventueel op de<br />
universiteit uitvoeren van experimenten, bijvoorbeeld rond GCMS of NMR, is dan<br />
eenvoudig te regelen, desnoods kunnen de resultaten online ingevoerd worden.<br />
Halverwege het ontwerpproces zullen bij de groepen vragen naar voren komen<br />
rondom de uitvoering van het project. Om die vragen te bespreken is een bezoek<br />
aan een groep, die al ervaring heeft met deze manier van werken een goede<br />
oplossing.<br />
Chemisch Nederland gaat een interessant jaar tegemoet, nu op een aantal plaatsen<br />
netwerken gestart zijn met het ontwerpen van module’s die passen in het nieuwe<br />
viervlaks chemie onderwijs. De taak van de stuurgroep zal vooral bestaan uit het<br />
scheppen van een kader en het op elkaar afstemmen van de werkzaamheden binnen<br />
de netwerken.
2. Module verbrandingen<br />
In dit hoofdstuk kunt u de omgang en ervaringen van de verschillende leraren en de<br />
leerlingen met de nieuwe module lezen. Elk van de vier paragrafen is gewijd aan één<br />
van de scholen waar het project is uitgevoerd. De paragrafen zijn opgebouwd uit drie<br />
delen. Het eerste deel beschrijft de lessenopbouw, het tweede deel de ervaringen<br />
van de docent(en) en het derde deel de evaluaties van de leerlingen.<br />
Het gebruikte lesmateriaal van de verschillende leraren kunt u in hoofstuk vier<br />
terugvinden. Bent u geïnteresseerd in de presentaties van de leerlingen, dan kunt u<br />
de cd-rom raadplegen. Hierop staan foto’s van de gemaakte posters en<br />
powerpointpresentaties.
2.1 Roel Lageveen en Jo Hoekstra (C.S.G. Liudger in<br />
Drachten)<br />
2.1.1 Lessenopbouw<br />
Les 1<br />
Les 2<br />
Inleidingsfase<br />
• Demoproeven: Aardgasblikje, H2-orgel, thermiet reactie,<br />
stofexplosie<br />
• Start maken mindmap, vormen van groepjes, bedenken<br />
onderzoek<br />
• Videofragmenten (zie 3,1,2 Inleidingsfase)<br />
• Klassikaal mindmap maken, kiezen van onderzoek<br />
Plannings- en nieuwsgierigheidsfase<br />
Les 3 • Werkplan maken<br />
• Aanvraagformulier materiaal invullen<br />
• Enkel groepje begint met proef<br />
Les 4<br />
Les 5,6 • Groepjes werken goed aan proeven<br />
Les 7,8 • Meeste groepjes bereiden presentatie voor<br />
Les 9 • Enkele groepjes maken proef af<br />
• Meeste groepjes bereiden presentatie voor in<br />
computerlokaal en mediatheek<br />
Les 10,<br />
11, 12<br />
Les 13,<br />
14<br />
Verwerkingsfase<br />
• Vrijwel alle groepjes werken aan proeven<br />
• Meeste groepjes houden Powerpoint presentatie<br />
• Sommige groepjes presenteren op bord of m.b.v.<br />
demoproef<br />
Verdiepingsfase<br />
• Samenvoegen en op rij zetten leerstof door docent<br />
• Ontbrekende basisstof alsnog aanbrengen<br />
Les 15 • Repetitie
2.1.2 Evaluatie docenten<br />
Algemeen<br />
Op het C.S.G Liudger in Drachten hebben twee docenten meegewerkt aan het<br />
project. Roel Lageveen heeft de module onderwezen aan een gymnasium 3 klas, Jo<br />
Hoekstra aan aan een havo 3 klas. De evaluatie is in samenspraak met technisch<br />
onderwijsassistent Hylke Kramer ingevuld.<br />
“Chemie tussen Context en Concept (inleidingsfase, nieuwsgierigheids- en<br />
planningsfas, werkfase en verdiepingsfase) in principe een goede manier om kennis<br />
over te dragen. De motivatie van de leerlingen is tijdens de werkfase veel beter.<br />
Helaas viel de inhoudelijke kennisoverdracht tegen. De repetitie van gymnasium was<br />
slechter gemaakt dan anders. Er moet dus meer aandacht besteedt worden aan de<br />
verdiepingsfase.”<br />
“Deze methode kost in principe meer tijd dan de conventionele manier van lesgeven,<br />
toch lukte het om de module in deze vorm binnen de beschikbare tijd uit te voeren.<br />
De voorbereiding van de lessen voor de docenten kostte wel meer tijd. Ook was het<br />
begeleiden van de lessen intensiever.’<br />
“Het is moeilijker om overzicht te houden tijdens de uitvoer van de verschillende<br />
proeven. Er zijn enkele gevaarlijke situaties ontstaan. Zo is in gymnasium 3 een zelf<br />
gemaakte spiritus brander in de brand gevlogen. In de havo 3 groep heeft een<br />
leerling brandende witte fosfor op zijn arm gekregen. Om de veiligheid te<br />
waarborgen, is meer TOA-ondersteuning vereist.”<br />
Uiteindelijk zijn de leerlingen aan de hand van een proefwerk getoetst. Een volgende<br />
keer willen de docenten ook de presentaties beoordelen.<br />
Inleidingsfase<br />
De inleiding van de module bestond uit enkele demonstratieproeven en<br />
videofragmenten. De videofragmenten waren afkomstig van Chembits deel 15, waar<br />
13 verbrandingen aan bod komen (10 minuten) en Chembits 12, die over<br />
verbradingen in relatie met energie gingen (20minuten). De leerlingen raakten<br />
enthousiast in het onderwerp. Vervolgens hebben de leerlingen een mindmap<br />
opgesteld. Dit verliep nogal onrustig en moeizaam. Misconcepten over het thema<br />
kwamen niet duidelijk naar voren.<br />
Nieuwsgierigheids- en planningsfase<br />
Vanaf deze fase hebben de leerlingen in groepjes gewerkt. De leerlingen hebben zelf<br />
groepjes samengesteld. De samenwerking verliep het beste in groepjes van drie<br />
leerlingen. De groepjes hebben geprobeerd zelf een vraagstelling te bedenken die ze<br />
wilden onderzoeken. Dit ging de leerlingen lastig af. Twee groepjes in gymnasium 3<br />
wilden zelf een onderzoek kiezen. Ze hebben stofexplosies en verdelingsgraad<br />
onderzocht. De overige groepjes van de gymnasium 3 klas en alle groepjes van de<br />
havo 3 klas hebben gekozen uit een lijst met zes proeven (zie bijlage).
Werkfase<br />
Er was genoeg materiaal beschikbaar voor de experimenten. Niet al het materiaal<br />
stond daarentegen op tijd klaar. Dit komt omdat sommige leerlingen het materiaal<br />
niet op tijd aan hadden gevraagd. Daardoor ontstond er veel wachttijd voor de<br />
leerlingen. Elk groepje heeft twee à drie proeven gedaan.<br />
De meeste leerlingen hebben hun resultaten uiteidelijk gepresenteerd met een<br />
powerpoint presentatie. Enkele groepjes hebben hun resultaten mondeling<br />
gepresenteerd met behulp van een demo-proef. Eén groepje heeft een poster<br />
presentatie gehouden. De presentaties waren van goed niveau. Vaak duurden ze wel<br />
langer dan gepland. De inhoud van de presentaties kwam helaas niet altijd goed over<br />
op de leerlingen. Dit komt mede omdat de vraagstelling van de presentaties niet<br />
altijd duidelijk was. Er moeten dus meer gerichte vragen gesteld worden bij de<br />
proeven. Ook moeten de leerlingen meer aandacht besteden aan<br />
reactievergelijkingen.<br />
Verdiepingsfase<br />
Tijdens de verdiepingsfase heeft de havo 3 klas enkele definities, berekeningen en<br />
reactievergelijkingen die met verbranding te maken hebben geleerd. Ook hebben ze<br />
enkele opdrachten uit het boek gemaakt. In de gymnasium 3 klas zijn alleen de<br />
reactievergelijkingen bij de gegeven presentaties behandeld. De uiteindelijke<br />
resultaten op het proefwerk van gymnasium 3 vielen zoals eerder genoemd tegen.<br />
De leerlingen wisten niet goed wat ze moesten leren.
2.1.3 Evaluaties leerlingen<br />
Gesloten vragen<br />
De resultaten van de gesloten vragen staan in figuur 3. De havo groep is positief<br />
over het project. 70% van de leerlingen zou vaker zo’n project willen doen (vr.1) en<br />
vinden het project leerzamer en prettiger dan werken uit het boek (vr.2,6).<br />
Tweederde van de leerlingen zegt dat het project buiten school minder tijd kost<br />
(vr.3), terwijl 60% zegt in de klas meer te doen (vr.4). De meeste leerlingen (80%)<br />
vonden het leuk om samen te werken.<br />
De gymnasium-groep is fifty-fifty verdeeld over de vraag of ze zo’n soort project nog<br />
een keer willen doen en of ze het leuker vinden dan het boek (vr1,6). Veel leerlingen<br />
(70%) vinden het project minder leerzaam dan het boek. 70% van de leerlingen zegt<br />
dat het project buiten school minder tijd kost, maar dat ze in de les meer doen (vr<br />
3,4). 70% van de leerlingen vond het leuk om samen te werken.<br />
Havo-leerlingen zijn positiever over het project gestemd dan de gymnasiumleerlingen.<br />
De havo-groep wil vaker zo’n project doen (vr. 1) en vindt het project<br />
leerzamer en prettiger dan werken uit het boek (vr. 2 en 6) dan de gymnasiumgroep.<br />
Tabel 3 Gesloten vragen van de leerlingevaluatie<br />
Vraag<br />
1 Zou je een soortgelijk project vaker willen doen?<br />
2 Vind je dit project leerzamer dan werken uit het boek?<br />
3 Kost het project je buiten school meer tijd?<br />
4 Doe je in de les meer?<br />
5 Vond je het leuk om samen te werken?<br />
6 Werk je liever met het project dan uit het boek?<br />
7 Wat voor cijfer jou je het project willen geven (0-100)?<br />
Ja<br />
Nee<br />
Figuur 2 In de grafiek staan de gemiddelde scores op de gesloten vragen<br />
(tabel 2) van de klassen van het C.S.G Liudger afgebeeld.De rode balken zijn<br />
de antwoorden van de havo klas, de blauwe die van de gymnasium klas.
Open vragen gymnasium-klas van Roel Lageveen<br />
Bij bijna alle leerlingen viel het doen van de proefjes het meest in de smaak. Ze<br />
benadrukken dat ze het vooral leuk vinden dat ze zelf de proefjes mogen bedenken<br />
en vervolgens uitvoeren. Ook vinden ze het leuk om zelf dingen te ontdekken aan de<br />
hand van de proefjes. Sommige leerlingen vinden gevaarlijke proeven zoals<br />
stofexplosies veroorzaken en giftige stof verbranden spannend en leuk. Een paar<br />
leerlingen vinden het werken in groepjes fijn en iemand zegt dat hij het fijn vindt om<br />
niet de hele tijd naar de leraar te hoeven luisteren.<br />
Een ruime helft van de leerlingen zegt dat ze de repetitie het vervelendst van het<br />
project vonden. Dit komt voornamelijk omdat de leerstof onduidelijk was. Sommige<br />
leerlingen hadden er moeite mee dat ze proefwerkvragen kregen naar aanleiding van<br />
de presentaties. Ze hadden de presentaties niet altijd begrepen, omdat ze soms erg<br />
onduidelijk waren. Verder vonden een aantal leerlingen het vervelend dat ze toch<br />
nog een hoofdstuk uit het boek moesten leren.<br />
Naast de repetitie vonden een aantal leerlingen dat er slecht uitgelegd werd en dat<br />
de organisatie chaotisch was. Zo moesten een paar leerlingen lang wachten op de<br />
materialen voor de proef en werkte sommige materialen niet goed.<br />
Tot slot vonden een paar leerlingen het presenteren vervelend of vonden ze de<br />
presentaties van de ander onduidelijk.<br />
Open vragen havo-klas van Jo Hoekstra<br />
Driekwart van de leerlingen vond de proefjes het leukst, omdat je dan zelfstandig<br />
mag werken en omdat het praktischer is dan werken uit het boek. Tevens vielen de<br />
spectaculaire proeven in de smaak en werd samenwerken als prettig ervaren. Een<br />
aantal leerlingen vond het leuk om de presentatie voor te bereiden en te<br />
presenteren.<br />
Meer dan de helft van de leerlingen daarentegen vond de presentatie maken of het<br />
presenteren het vervelendste onderdeel van het project. Dit komt omdat het<br />
voorbereiden veel tijd vergde. Andere leerlingen waren er onzeker over of hun<br />
presentatie wel lang genoeg was en of de informatie die ze overdroegen wel correct<br />
was.<br />
Sommige leerlingen vonden het lastig om zelf een vraagstelling te verzinnen. Dit was<br />
te moeilijk voor ze. Verder duurde het tijdens de proef soms lang voordat er<br />
begeleiding beschikbaar was. Eén leerling vond het saai om thuis te werken, een<br />
ander vond de repetitie te moeilijk. Tot slot gaven drie leerlingen aan dat ze eigenlijk<br />
alles leuk vonden.
2.2 Freerik Los (Gomarus College in Groningen)<br />
2.2.1 Lessenopbouw<br />
Inleidingsfase<br />
Les 1 • Demoproef: Koffiemelkproef (zie 3,2,2<br />
Inleidingsfase)<br />
• Video (zie 3,2,2 Inleidingsfase)<br />
• Voorbeelden verbranding<br />
Les 2 • Klassikaal mindmap maken, ideeën verzamelen<br />
Plannings- en nieuwsgierigheidsfase<br />
Les 3,4 • In groepsverband vraagstellingen bedenken<br />
• Werkplannen maken en bespreken<br />
Les 5,6 • De groepjes doen elk één experiment<br />
Les 7,8 • Groepjes bereiden posters en presentaties voor<br />
Les<br />
9,10<br />
Verwerkingsfase<br />
• Meeste groepjes houden een posterpresentatie<br />
• Drie groepjes houden een powerpoint presentatie<br />
• Presentaties samenvatten<br />
Verdiepingsfase<br />
Les 11 • Nabespreken van de presentaties<br />
• Resultaten presentaties vergelijken met gegevens<br />
uit het boek<br />
Les 12 • Proefwerk
2.2.2 Evaluatie docent<br />
Algemeen<br />
Freerik Los is verbonden aan het Gomarus College in Groningen. Hij heeft de module<br />
onderwezen aan een havo 3 en een gymnasium 3 klas.<br />
Chemie tussen Context en Concept (inleidingsfase, nieuwsgierigheids- en<br />
planningsfase, werkfase en verdiepingsfase) is in principe een goede manier om<br />
kennis over te dragen. De leerlingen gaan dieper op een aspect in en ze leren<br />
onderzoeksvaardigheden zoals opzoek-, onderzoeks- en presentatievaardigheden. Er<br />
wordt een beroep gedaan op eigen inbreng en inzet. Toch viel de inhoudelijke kennis<br />
van de leerlingen aan het einde van de module tegen. De repetitie is slechter<br />
gemaakt dan andere jaren. De methode is dus geschikt voor het aanleren van<br />
onderzoeksvaardigheden, maar minder geschikt voor het overbrengen van<br />
inhoudelijke kennis. Daarom zou dhr. Los niet uitsluitend op deze manier willen<br />
werken, maar vindt de methode ter afwisseling een verrijking.<br />
De gymnasium klas ging het beste met deze methode om. De leerlingen zijn erg<br />
leergierig en vinden het leuk om zelf dingen uit te zoeken. De havo groep neemt een<br />
afwachtende houding aan, ze tonen minder initiatief.<br />
Er was genoeg lestijd beschikbaar om de module in deze vorm uit te voeren, maar<br />
het uitwerken van de presentaties kostte wel teveel tijd. Het voorbereiden van de<br />
module door de docent kost wel meer tijd. Ook gebeuren er tijdens het project veel<br />
onvoorziene dingen. Tijdens het project moet er nog veel bijgemaakt of opgezocht<br />
worden.<br />
De leerlingen zijn beoordeeld op basis van de posterpresentatie (20%) en de<br />
individuele eindtoets (80%).<br />
Inleidingsfase<br />
De inleiding van de module bestond uit een demonstratieproef met<br />
koffiemelkpoeder. Dit komt erop neer dat een eetlepel poeder vanaf ongeveer<br />
anderhalve meter boven een brander wordt uitgestrooid. Daarna hebben de<br />
leerlingen een aantal filmfragmenten van Discovery-Channel gezien over branden en<br />
brandbestrijding. De leerlingen vonden de inleiding leuk en werden enthousiast voor<br />
verbrandingen. Misschien worden ze wel teveel in de richting van spectaculaire<br />
verschijnselen gedreven. Dit vormt een probleem bij het kiezen van onderzoekjes,<br />
omdat niet iedereen een spectaculaire proef kan gaan doen. Er moeten ook andere<br />
aspecten van verbranding bestudeerd worden.<br />
Vervolgens hebben de leerlingen een mindmap opgesteld. De leerlingen gingen<br />
minder creatief met deze methode om als gedacht. Aangezien ze zelf niet met<br />
verrassende dingen kwamen, heeft dhr. Los zelf een paar voorbeelden genoemd. De<br />
leerlingen richten zich vervolgens heel sterk op die voorbeelden. Dhr. Los was<br />
daarom sturender dan de bedoeling is bij het opstellen van een mindmap.
Nieuwsgierigheids- en planningsfase<br />
Vanaf deze fase hebben de leerlingen in groepjes gewerkt. De leerlingen hebben zelf<br />
groepjes gevormd op basis van onderwerp of vriendjesvoorkeur. De groepjes<br />
bestonden uit drie tot vijf leerlingen. Een groepsgrootte van vijf is te groot voor een<br />
goede samenwerking. Bij vier personen gaat dat al een stuk beter, maar de ideale<br />
groepsgrootte is drie.<br />
Vervolgens hebben de groepjes zelf een onderzoeksvraag opgesteld. De meeste<br />
groepjes van de vwo groep lukte het om zelf een vraag te bedenken. In de havo<br />
groep slaagde de helft van de groepjes hierin. Het bedenken van een goede<br />
vraagstelling kostte wel veel tijd (bijna 2 lessen).<br />
Werkfase<br />
Elk groepje heeft 1 experiment uitgevoerd. De experimenten zijn voornamelijk op<br />
het laatste moment bedacht, omdat de leerlingen zelf hun onderzoeksvraag hebben<br />
opgesteld. Daarom was niet al het benodigde materiaal vooraf aanwezig. Een deel<br />
moest worden opgezocht of meegenomen van huis.<br />
De leerlingen moesten de resultaten van hun experiment presenteren voor de klas.<br />
De meeste groepjes deden dit aan de hand van een poster. Drie groepjes hebben<br />
een powerpoint presentatie gemaakt.<br />
De leerlingen hebben weinig geleerd van de presentaties. Het is moeilijk om goed op<br />
te letten bij de onderwerpen van andere groepjes, omdat het allemaal nieuwe<br />
onderwerpen zijn.<br />
Verdiepingsfase<br />
Tijdens de verdiepingsfase zijn conclusies getrokken aan de hand van de<br />
posterpresentaties. Toch leverde dit te weinig inhoudelijke kennisoverdracht op. Het<br />
proefwerk, wat hetzelfde was als het jaar ervoor, was vooral door de havo-, maar<br />
ook door de vwo-groep minder goed gemaakt. Ze wisten minder hoe onvolledige<br />
verbrandingen in elkaar zaten en ze hadden minder feitenkennis.
2.2.3 Evaluaties leerlingen<br />
Gesloten vragen<br />
De resultaten van de gesloten vragen staan in figuur 4. Wat opvalt is dat alledrie de<br />
klassen de module ongeveer gelijk beoordelen. Een groot verschil tussen de havo<br />
groepen en vwo groep is ook niet te vinden. Het enige verschil is dat de vwo groep<br />
iets liever een soortgelijk project vaker wil doen (vr.1).<br />
Van de leerlingen zou 70% vaker een soortgelijk project willen doen (vr.1). Ook<br />
vinden de meesten (85%) het project leuker dan werken met het boek (vr.6).<br />
Bovendien vinden ze het ook leerzamer (80%) (vr.2). Het project kost buiten school<br />
evenveel tijd (vr.3), maar in de les zegt een kleine meerderheid (60%) dat ze meer<br />
doet (vr.4). Het samenwerken viel in goede aarde, want 90% van de leerlingen vond<br />
dit leuk.<br />
Tabel 2 Gesloten vragen van de leerlingevaluatie<br />
Vraag<br />
1 Zou je een soortgelijk project vaker willen doen?<br />
2 Vind je dit project leerzamer dan werken uit het boek?<br />
3 Kost het project je buiten school meer tijd?<br />
4 Doe je in de les meer?<br />
5 Vond je het leuk om samen te werken?<br />
6 Werk je liever met het project dan uit het boek?<br />
7 Wat voor cijfer jou je het project willen geven (0-100)?<br />
Ja<br />
Nee<br />
Figuur 3 In de grafiek staan de gemiddelde scores op de gesloten vragen (tabel<br />
2) van<br />
Figure<br />
de klassen<br />
0<br />
van het Gomarus College afgebeeld. De rode en oranje balken<br />
zijn de antwoorden van de havo klassen, de blauwe die van de gymnasium klas.
Open vragen havo 3b-klas<br />
Veel leerlingen vonden het doen van proefjes het leukst. Vooral de proeven waarin<br />
verbrand mocht worden, vielen in de smaak. Een groot deel van de leerlingen vond<br />
het zelf kiezen van een onderwerp het leukst. De vrijheid om te onderzoeken wat je<br />
zelf wil is erg fijn. Eén leerling vond het leuk om te presenteren.<br />
De leerlingen vonden het maken van de presentatie het minst leuk. Ook het maken<br />
van een verslag werd niet als leukste klus ervaren. Twee leerlingen vonden het<br />
vervelend dat je alles zelf moest uitzoeken. Tot slot vond iemand het project teveel<br />
tijd kosten, een ander ergerde zich aan de luiheid van zijn groepsgenoten en één<br />
leerling was teleurgesteld dat het proefje niet goed lukte.<br />
Open vragen havo 3c-klas<br />
Ook in deze klas vonden de leerlingen het zelfstandig doen van de proefjes het<br />
leukst. Ook vonden een paar het leuk dat ze zelf mochten verzinnen wat ze gingen<br />
onderzoeken. In deze klas viel het maken van een poster bij velen in de smaak. Een<br />
paar leerlingen vonden het verbranden van de poster het leukst (slechts de rand,<br />
niet de gehele poster (zie cd-rom voor de posters van de leerlingen)). Eén leerling<br />
vond het leuk dat ze moesten vluchten voor de stank die bij één van de proeven<br />
vrijkwam.<br />
Het maken van de poster was welliswaar leuk, het presenteren van de poster vonden<br />
veel leerlingen niet leuk. Twee leerlingen vonden het vervelend dat de samenwerking<br />
in hun groep slecht ging. Eén leerling vond het verslag vervelend één leerling was<br />
minder blij met de eerdergenoemde stank.<br />
Open vragen vwo-klas<br />
Ook in deze klas vonden de leerlingen het doen van de proefjes het leukst, net zoals<br />
het maken van de poster. Ook het zelf kiezen van het onderzoek werd wederom in<br />
dank afgenomen. Leerlingen omschrijven het project als vrij, creatief, leerzaam en<br />
praktisch. Twee leerlingen vonden het groepswerk het leukst.<br />
Presenteren blijkt voor geen enkele klas favoriet, ook in deze klas vonden velen het<br />
vervelend. Veel leerlingen ergerden zich aan het gebrek aan medewerking van hun<br />
groepsgenoten. Anderen vonden het vervelend dat ze te weinig tijd hadden om het<br />
project goed uit te voeren. Sommige groepjes hadden hetzelfde onderwerp. Dit<br />
vonden een paar leerlingen ook niet leuk. Sommige leerlingen vinden het vervelend<br />
dat je niet de experimenten van de andere groepjes kunt zien.
2.3 Ben Nusse (Maartenscollege in Groningen)<br />
3.3.1 Lessenopbouw<br />
Les 15 • Repetitie<br />
Plannings- en nieuwsgierigheidsfase<br />
Les 3 • Leerlingen proberen in groepjes vraagstellingen /<br />
experimenten te verzinnen<br />
Les • Beschikbare experimenten onder leerlingen verdeeld<br />
4 t/m 9 • Groepjes werken aan experimenten<br />
• Leerlingen verwerken resultaten in poster en bereiden<br />
presentatie voor<br />
Les 10,<br />
11<br />
Les 13,<br />
14<br />
Introductiefase<br />
Les 1 • Met groepjes van vier leerlingen een mindmap maken<br />
• Resultaten mindmap verzamelen op groot papier en<br />
indelen in rubrieken<br />
Les 2 • Videofragmenten (zie 3.3.1 Inleiding en cd-rom)<br />
• Demoproeven; verschillende metaalpoeders<br />
verbranden, effect zuivere zuurstof op verbranding<br />
Verwerkingsfase<br />
• Groepjes houden een posterpresentatie<br />
Verdiepingsfase<br />
• Docent bundelt theorie n.a.v. de posters
2.3.2 Evaluatie docent<br />
Algemeen<br />
Ben Nusse is verbonden aan het Maartenscollege in Groningen. Hij heeft de module<br />
onderwezen aan een atheneum 3 klas.<br />
Chemie tussen Context en Concept (inleidingsfase, nieuwsgierigheids- en<br />
planningsfase, werkfase en verdiepingsfase) is in principe een goede manier om<br />
kennis over te dragen. De leerlingen vinden het leuker. Ze zijn actiever en gaan<br />
dieper op een aspect in. Bovendien leren ze van elkaar en ontwikkelen ze<br />
vaardigheden zoals zelfstandig onderzoek doen en resultaten presenteren.<br />
Helaas waren een aantal leerlingen ook minder gemotiveerd, maar dat lag niet echt<br />
aan het project. Gebrek aan motivatie had meer te maken met het feit dat het<br />
schooljaar bijna voorbij was en dat de keuze tussen M en N al gemaakt was. De<br />
repetitie was met een gemiddelde van 5,5 het laagste proefwerkcijfer van het jaar,<br />
maar dat hoeft niet per se aan het project te liggen, ook bovengenoede factoren<br />
kunnen een rol spelen.<br />
Er was genoeg lestijd beschikbaar om de module in deze vorm uit te voeren. Wel<br />
was de organisatie veel lastiger dan bij standaardlessen. Er wordt veel meer met de<br />
toa besproken. Ook de lestijden (45 min) zijn niet erg praktisch en efficiënt.<br />
De leerlingen zijn uitsluitend beoordeeld aan de hand van de individuele eindtoets.<br />
Hier waren de leerlingen niet blij mee. Ze wilden graag ook beoordeeld worden op de<br />
posterpresentatie. Bij een volgend project zou Ben Nusse de posters inhoudelijk<br />
willen beoordelen.<br />
Inleidingsfase<br />
Aan het begin van de inleiding hebben de leerlingen in groepjes van vier een<br />
conceptmap gemaakt. Alles wat ze in relatie tot verbrandingen konden bedenken,<br />
hebben ze opgeschreven. Vervolgens zijn al deze termen ondergebracht in rubrieken<br />
(zie bijlage).<br />
Tijdens de tweede les hebben de leerlingen twee videoclips bekeken, afkomstig van<br />
beeldbank.kennisnet.nl. Deze clips gingen over gewenste en ongewenste<br />
verbrandingen en stofexplosies. Vervolgens heeft de docent een aantal<br />
demonstratieproeven uitgevoerd. Deze proeven bestonden uit het verbranden van<br />
verschillende metaalpoeders en het effect van zuivere zuurstof op verbranding. De<br />
leerlingen reageerden met enthousiasme op deze inleiding.<br />
Nieuwsgierigheids- en planningsfase<br />
Vanaf deze fase hebben de leerlingen in groepjes gewerkt. De leerlingen zijn at<br />
random ingedeeld in groepjes. De samenwerking verliep het beste in groepjes van<br />
drie à vier leerlingen.
Vervolgens hebben de groepjes geprobeerd te verzinnen wat ze wilden onderzoeken.<br />
Dit verliep niet zo heel goed. De leerlingen zijn nog niet gewend aan dit soort<br />
vaardigheden. Slechts twee groepjes slaagden er in om een bruikbaar onderzoek te<br />
bedenken. De rest van de groepjes hebben gekozen uit een aantal reeds beschikbare<br />
proeven.<br />
Werkfase<br />
Er was genoeg materiaal beschikbaar voor de verschillende experimenten. Helaas<br />
waren sommige groepjes niet op tijd met het aanvragen van materiaal. Hierdoor<br />
verliep de organisatie wat slordig. Er moest veel geïmproviseerd worden.<br />
De verschillende groepjes hebben aan het einde hun resultaten verwerkt in een<br />
poster en deze gepresenteerd aan de rest van de klas.<br />
Verdiepingsfase<br />
De laatste twee lessen zijn gebruikt om de theorie te bundelen naar aanleiding van<br />
de verschillende posters.
3.3.3 Evaluaties leerlingen<br />
Gesloten vragen<br />
De resultaten van de gesloten vragen staan in figuur 6. 60% van de leerlingen zou<br />
een soortgelijk project vaker willen doen (vr.1). Bovendien vond 70% het project<br />
leuker en leerzamer dan werken uit het boek (vr.2 en 6). Het project kost voor een<br />
lichte meerderheid (60%) meer tijd buiten de les (vr.3). In de les doet 60% van de<br />
leerlingen meer (vr.4). De meesten (80%) vinden het leuk om samen te werken.<br />
Tabel 2 Gesloten vragen van de leerlingevaluatie<br />
Ja<br />
Vraag<br />
1 Zou je een soortgelijk project vaker willen doen?<br />
2 Vind je dit project leerzamer dan werken uit het boek?<br />
3 Kost het project je buiten school meer tijd?<br />
4 Doe je in de les meer?<br />
5 Vond je het leuk om samen te werken?<br />
6 Werk je liever met het project dan uit het boek?<br />
7 Wat voor cijfer jou je het project willen geven (0-100)?<br />
Nee<br />
Figuur 4 In de grafiek staan de gemiddelde scores op de gesloten vragen<br />
(tabel Figure 0 2) van de vwo-klas van het Maartenscollege afgebeeld.
Open vragen vwo-klas<br />
Op één leerling na vonden ze allemaal de proefjes het leukste. Ze vonden het<br />
leerzamer dan het boek en leuk om de proefjes te bedenken en te ontdekken<br />
waarom bepaalde processen plaatsvonden. Bovendien vonden ze het leuk om samen<br />
te werken.<br />
Ongeveer 40% van de leerlingen vond het thuis voorbereiden van de presentatie<br />
vervelend, omdat het veel tijd koste. Ook vonden een paar leerlingen het vervelend<br />
om te presenteren of om de presentaties van anderen te volgen. Een aantal<br />
leerlingen hadden zich geërgerd aan groepsleden die niets deden. Twee leerlingen<br />
vonden de theorie te lastig. Een leerling was teleurgesteld omdat het eigen proefje<br />
niet zo leuk was als dat van anderen. Verder was een leerling ontstemd over het feit<br />
dat het lang duurde voordat ze met hun proef konden beginnen.
2.4 Joris Schouten (Comenius College in Hilversum)<br />
2.4.1 Lessenopbouw<br />
Inleidingsfase<br />
Les 1 • Videofragmenten (zie 2.4.2 Inleidingsfase)<br />
• Leerlingen beantwoorden een lijst met chemische vragen<br />
• Docent analyseert antwoorden en zoekt de moeilijke<br />
vragen eruit<br />
Les 4,5<br />
Plannings- en nieuwsgierigheidsfase<br />
Les 2 • Vormen van groepjes<br />
• Discussie per groepje over moeilijke vragen<br />
• Resultaten discussie opschrijven in formulieren<br />
• Onderzoeksvragen verzinnen<br />
Les 3 • Experimenten opzetten en plannen uit lijst<br />
Verwerkingsfase<br />
• De groepjes voeren de experimenten uit<br />
• Groepjes beantwoorden vragen die bij experiment horen<br />
Verdiepingsfase<br />
Les 6 • Verzamelen antwoorden van alle experimenten en in een<br />
tabel zetten<br />
• Uitdelen van de tabel en klassikaal bespreken<br />
Les 7 • Samenwerking en project evalueren<br />
• Zelfde lijst met chemische vragen beantwoorden als bij<br />
de inleiding
2.4.2 Evaluatie docent<br />
Algemeen<br />
Joris Schouten is verbonden aan het Comenius College in Hilversum. Hij heeft de<br />
module onderwezen aan een havo 3 en een gymnasium 3 klas. U zult merken dat<br />
zijn methode het meest afwijkt van wat de andere leraren gedaan hebben. De<br />
belangrijkste verschillen zijn dat Joris werkt met vragenformulieren, de leerlingen<br />
geen presentatie houden en dat de module met 7 lessen erg compact is. Wat<br />
interessant is, is dat de leerlingen aan het begin een toets met 40 vragen kregen en<br />
aan het eind precies dezelfde toets nog een keer gemaakt hebben. Daardoor is een<br />
leereffect te meten. De resultaten van de havo staan in tabel 3 figuur 8, die van het<br />
gymnasium in tabel 4 en figuur 9.<br />
Chemie tussen Context en Concept (inleidingsfase, nieuwsgierigheids- en<br />
planningsfase, werkfase en verdiepingsfase) is op zich een goede manier om kennis<br />
over te dragen. De leerlingen vinden het leuk en gaan er op een intensieve en<br />
serieuze manier mee om. De havo-klas heeft meer aan het ‘doen’, de gymnasiumklas<br />
meer aan het ‘denken’. Uiteindelijk leert gymnasium 3 meer met betrekking tot<br />
de chemische concepten (zie tabellen 3 en 4 en figuren 8 en 9).<br />
Het was door de duidelijke formulierenstructuur, de motivatie en de vrijheid<br />
makkelijk om de orde te bewaren. Vooral de normaliter drukke havo 3 klas scoorde<br />
op dit vlak fantastisch. Ook was er genoeg lestijd beschikbaar om de module in deze<br />
vorm uit te voeren. Wel kostte het meer voorbereidingstijd. Vooral het nakijken van<br />
alle vragenformulieren was een behoorlijke klus. Daarom is zo’n module maximaal<br />
twee keer per jaar wel genoeg.<br />
De leerlingen zijn op meerdere vlakken beoordeeld. Allereerst zijn ze beoordeeld op<br />
de toets die ze aan het begin en het eind gemaakt hebben (46%). Daarnaast zijn de<br />
leerlingen beoordeeld op het discussieformulier (9%) en het<br />
onderzoeksvragenformulier (9%) (zie kopje ‘nieuwsgierigheids- en planningsfase’ en<br />
bijlage). De gemaakte planning telde voor 9% mee en uitvoer van de experimenten<br />
voor 18% mee. Tot slot hebben de leerlingen hun groepsgenoten een beoordeling<br />
gegeven (9%)(zie formulier in bijlage).<br />
Inleidingsfase<br />
De inleiding van de module bestond uit een oude video over reacties en<br />
reactiesnelheid, waarbij verschillende soorten verbrandingen werden gebruikt. De<br />
havo klas reageerde enthousiast op deze inleiding, de gymnasium klas daarentegen<br />
ietwat verveeld.<br />
Vervolgens zijn de leerlingen aan de hand van een begintoets met 40 chemische<br />
vragen (zie bijlage) getoetst. De vragen waarop slecht gescoord werd (zie tabellen 3<br />
en 4), waren uitgangspunt voor de rest van de module. De belangrijkste<br />
misconcepten die naar boven kwamen, waren dat een verbrandingsreactie<br />
onomkeerbaar is en dat het gewicht van een stof die verbrand wordt kan toenemen.<br />
Nieuwsgierigheids- en planningsfase
Vanaf deze fase hebben de leerlingen in groepjes gewerkt. De leerlingen mochten<br />
eerst zelf kiezen bij wie ze in de groep wilden, vervolgens hield de leraar de<br />
mogelijkheid open tot herrangschikken voor de goede orde of karaktermix. De<br />
samenwerking verliep het beste in groepjes van drie à vier leerlingen.<br />
De groepjes hebben eerst een discussie gehouden over de vragen waarop tijdens de<br />
begintoets slecht gescoord was. De resultaten van deze discussie moesten ze<br />
noteren op een formulier (zie bijlage). Deze werkvorm verliep goed. De havo klas<br />
kon het gedisciplineerd discussiëren minder lang volhouden dan de gymnasium klas.<br />
Vervolgens probeerden de groepjes een onderzoeksvraag te verzinnen. Ook deze<br />
vulden ze in op een formulier (zie bijlage). In sommige gevallen lukte dit.<br />
De volgende stap was dat de groepjes mochten kiezen uit een lijst met proeven om<br />
antwoord te krijgen op hun onderzoeksvraag (zie voorschriften). Eén groepje heeft<br />
niet gekozen en zelf een onderzoek uitgevoerd naar aanleiding van hun<br />
onderzoeksvraag.<br />
Werkfase<br />
De groepjes hebben de experimenten die ze gekozen hebben uitgevoerd. Bij elke<br />
proef moesten een paar vragen beantwoord worden. Elk groepje heeft 3 tot 5<br />
proeven gedaan.<br />
Verdiepingsfase<br />
Alle antwoorden van de experimenten zijn verzameld en in een tabel gezet (zie<br />
materiaal). Deze tabel is uitgedeeld aan de leerlingen en behandeld in de les.<br />
Uiteindelijk hebben de leerlingen de begintoets nog een keer gemaakt (tabellen 3 en<br />
4 en figuren 8 en 9).
Tabel 3 De resultaten van havo 3. De moeilijke discussievragen in kolom 1 zijn<br />
afgeleid van de toetsvragen (zie bijlage) in kolom 2. In kolom 3 t/m 5 staan hoe de<br />
leerlingen de vragen maakten aan het begin en het eind van de module en wat het<br />
verschil tussen beide is (leereffect).<br />
Moeilijke discussievragen<br />
Toets-<br />
vraag<br />
%<br />
goed<br />
voor<br />
%<br />
goed<br />
na<br />
Leereffect<br />
Bij verbranding wordt de brandstof omgezet 7 59% 54% -5%<br />
in as. Het totale gewicht wordt daardoor<br />
minder omdat gassen geen gewicht hebben.<br />
De eigenschappen van de uitgangsstof ná de<br />
19 52% 79% 27%<br />
verbranding zijn compleet anders dan voor de<br />
verbranding.<br />
36 24% 50% 26%<br />
De totale massa kan bij verbranding meer of<br />
minder worden of hetzelfde blijven omdat de<br />
uitgangsstoffen verschillen van de producten.<br />
31 45% 36% -9%<br />
Het gewicht van een uitgangsstof kan bij<br />
verbranding nooit toenemen.<br />
42 17% 32% 15%<br />
Het koken van water is eigenlijk hetzelfde als<br />
verbranden. Er onstaat dan waterstof- en<br />
zuurstofgas.<br />
De verbranding is onomkeerbaar, dus kan<br />
18<br />
28<br />
72%<br />
17%<br />
64%<br />
32%<br />
-8%<br />
15%<br />
niet worden teruggedraaid zodat de<br />
beginstoffen weer ontstaan.<br />
9 10% 61% 50%<br />
Het gewicht van een uitgangsstof kan bij<br />
verbranding nooit toenemen.<br />
42 17% 32% 15%<br />
Verbranding is een afbrekend proces.<br />
Verbruik van suiker in het lichaam is eigenlijk<br />
25 28% 25% -3%<br />
hetzelfde proces als verbranding van suiker in<br />
een experiment.<br />
6 28% 29% 1%<br />
Totaal 34% 45% 11%<br />
Figuur 5 Op de x-as staan de nummers van de vragen uit de vragenlijst die het<br />
moeilijkst waren (zie bijlage). Op de y-as staat hoe goed de leerlingen de vragen<br />
de tweede keer hebben beantwoord t.o.v de eerste keer (leereffect).
Tabel 4 De resultaten van gymnasium 3. De moeilijke discussievragen in kolom 1<br />
zijn afgeleid van de toetsvragen (zie bijlage) in kolom 2. In kolom 3 t/m 5 staan hoe<br />
de leerlingen de vragen maakten aan het begin en het eind van de module en wat<br />
het verschil tussen beide is (leereffect).<br />
Moeilijke discussievragen<br />
Toets-<br />
vraag<br />
%<br />
goed<br />
voor<br />
%<br />
goed<br />
na<br />
Leereffect<br />
Bij verbranding wordt de brandstof omgezet 7 73% 88% 14%<br />
in as. Het totale gewicht wordt daardoor<br />
minder omdat gassen geen gewicht hebben.<br />
De eigenschappen van de uitgangsstof ná de<br />
19 87% 94% 7%<br />
verbranding zijn compleet anders dan voor de<br />
verbranding.<br />
36 53% 62% 9%<br />
De totale massa kan bij verbranding meer of<br />
minder worden of hetzelfde blijven omdat de<br />
uitgangsstoffen verschillen van de producten.<br />
31 47% 50% 3%<br />
Het gewicht van een uitgangsstof kan bij<br />
verbranding nooit toenemen.<br />
42 13% 56% 43%<br />
Het koken van water is eigenlijk hetzelfde als<br />
verbranden. Er onstaat dan waterstof- en<br />
zuurstofgas.<br />
De verbranding is onomkeerbaar, dus kan<br />
18<br />
28<br />
87%<br />
33%<br />
88%<br />
56%<br />
1%<br />
23%<br />
niet worden teruggedraaid zodat de<br />
beginstoffen weer ontstaan.<br />
9 13% 94% 80%<br />
Het gewicht van een uitgangsstof kan bij<br />
verbranding nooit toenemen.<br />
42 13% 56% 43%<br />
Verbranding is een afbrekend proces.<br />
Verbruik van suiker in het lichaam is eigenlijk<br />
25 20% 44% 24%<br />
hetzelfde proces als verbranding van suiker in<br />
een experiment.<br />
6 53% 50% -3%<br />
Totaal 45% 67% 22%<br />
Figuur 6 Op de x-as staan de nummers van de vragen uit de vragenlijst die het<br />
moeilijkst waren (zie bijlage). Op de y-as staat hoe goed de leerlingen de vragen<br />
de tweede keer hebben beantwoord t.o.v de eerste keer (leereffect).
2.4.3 Evaluaties leerlingen<br />
Gesloten vragen<br />
Joris Schouten heeft een ander evaluatieformulier voor de leerlingen gebruikt dan de<br />
andere docenten (zie bijlage). In tabel 5 staan de gesloten vragen van zijn evaluatie,<br />
in figuur 10 en 11 staan de resultaten.<br />
Tabel 5 Gesloten vragen van de leerlingevaluatie<br />
Vraag<br />
1 Wat vond je van de manier waarop dit project gegeven werd?<br />
2 Wat vond je van het feit dat er veel keuzemogelijkheden waren?<br />
3 Heb je nu meer geleerd dan uit het boek, wat je de vorige periode<br />
hebt gedaan?<br />
4 Vind je zo'n project leuk en leerzaam genoeg om vaker in het jaar te<br />
doen?<br />
Figuur 7 In de grafiek staan de gemiddelde scores op de gesloten vragen (tabel 5)<br />
van de havo-klas van het Comenius College afgebeeld.<br />
De leerlingen van de havo zijn erg positief over de module. Meer dan 90% van de<br />
leerlingen vond de manier waarop de module gegeven werd goed (vr.1). Ook vinden<br />
ze de het goed dat er veel keuzemogelijkheden zijn (vr.2). 90% van de leerlingen<br />
zegt dat ze deze module meer geleerd hebben van het project dan in de vorige<br />
module van het boek (vr.3). Bijna alle leerlingen willen zo’n project vaker in het jaar<br />
doen (90%)(vr.6).
Figuur 8 In de grafiek staan de gemiddelde scores op de gesloten vragen (tabel 5)<br />
van de gymnasium-klas van het Comenius College afgebeeld.<br />
De gymnasium klas is ook positief over het project, zei het wat minder extreem als<br />
de havo klas. 70% van de leerlingen vond de manier waarop het project gegeven<br />
werd goed (vr.1). De meeste leerlingen (80%) vinden het ook goed dat er meer<br />
keuzemogelijkheden zijn (vr.2). 70% van de leerlingen zegt dat ze deze module<br />
meer geleerd hebben van het project dan in de vorige module van het boek (vr.3).<br />
Bijna alle leerlingen (95%) willen zo’n project vaker in een jaar doen.<br />
[Open vragen havo-klas]<br />
[Open vragen gymnasium-klas]
4. Voorschriften<br />
In dit hoofdstuk staan alle voorschriften die door de verschillende leraren zijn<br />
gebruikt of ontwikkeld voor deze module. Aangezien docenten elkaars voorschriften<br />
gebruikt hebben, vindt er overlap plaats. In die gevallen is het voorschrift slechts<br />
één keer geplaatst en zal er voor de rest met vewijzingen gewerkt worden.<br />
Overigens moet vermeld worden dat niet alle docenten hun leerlingen met<br />
voorschriften hebben laten werken. Sommige leerlingen hebben hun zelf verzonnen<br />
onderzoek uitgevoerd. Als u toch een idee wil krijgen wat de leerlingen onderzocht<br />
hebben, kunt u het beste de cd-rom raadplegen. Hierop staan de posters en<br />
powerpoint-presentaties die de leerlingen gemaakt hebben.<br />
4.1 Roel Lageveen en Jo Hoekstra<br />
Roel Lageveen en Jo Hoekstra hebben gebruik gemaakt van meerdere voorschriften:<br />
1. Energie en aardgas<br />
2. Massaverhoudingen en gasvolumes<br />
3. Aanstekergas/verbrandingsproducten/benodigdheden voor verbranding<br />
4. Vlampunt van alcohol en explosiviteit van benzinedamp<br />
5. Blussen<br />
6. Verbranding van brandstoffen en ontstaan van koolstofdioxide<br />
Voorschriften 1 en 2 zijn door Roel Lageveen zelf geschreven. Het derde voorschrift<br />
is door Joris Schouten ontwikkeld. Voorschrift 4 is door [?] geschreven. Het<br />
voorschrift over blussen is afkomstig uit ChiK en bewerkt door Roel Lageveen en<br />
Hylke Kramer. Voorschrift 6 komt uit [?].<br />
Op de volgende pagina’s staan de voorschriften in dezelfde volgorde als hierboven.
Energie en aardgas<br />
Inleiding<br />
Aardgas wordt gebruikt als energiebron. De meeste c.v.-ketels werken op aardgas.<br />
Aardgas is een handige, schone en energierijke brandstof.<br />
Vraagstelling:<br />
Hoeveel energie levert aardgas?<br />
In het BINAS tabellenboekje vindt je de stookwaarde van aardgas.<br />
Als je de stokwaarde zelf probeert te bepalen zul je een veel lagere waarde vinden.<br />
Waarom?<br />
Lang niet alle warmte die je produceert kun je weer opvangen. Het rendement is<br />
lang geen 100 %.<br />
Je kunt dit meten door een hoeveelheid vloeistof, waarvan je weet hoeveel warmte<br />
het bij temperatuurstijging opneemt (de soortelijke warmte), op te warmen met de<br />
vrijkomende warmte bij verbranding van een hoeveelheid aardgas.<br />
Doel van het experiment:<br />
Het bepalen van het rendement van verwarming bij verbranding van aardgas.<br />
Opdracht:<br />
Omschrijf een experiment waarmee je de hoeveelheid warmte die bij verbranding<br />
van aardgas wordt overgedragen aan een vloeistof kunt meten. Bedenk welke<br />
grootheden allemaal gemeten moeten worden. Denk om de nauwkeurigheid van de<br />
metingen.<br />
Voer vervolgens het experiment uit.<br />
Uitwerking<br />
Materialen:<br />
- Aardgas, aardgasmeter, brander<br />
- Water<br />
- Blikje of bekerglas<br />
- Thermometer<br />
- Balans<br />
Theorie:<br />
De soortelijke warmte van een stof geeft aan hoeveel energie (aangegeven in Joule)<br />
nodig is om een een stndaardhoeveelheid stof (één gram) een standaard hoeveelheid<br />
in temperatuur te laten stijgen (één graad). De soortelijke warmte van water is 4,18<br />
J per gram en per graad, dus om één gram water één graad in temperatuur te laten<br />
stijgen is 4,18 Joule energie nodig.<br />
Als je een bekend aantal gram water een bekend aantal graden opwarmt kun je dus<br />
uitrekenen hoeveel energie daarvoor nodig is geweest.
Proefvoorschrift:<br />
- Neem een bekerglas van 100 mL of een colablikje en vul dit met 50 mL = 50<br />
gram water.<br />
- Meet de temperatuur van het water.<br />
- Sluit de gasbrander aan op een gasmeter; steek de brander aan.<br />
- Noteer de stand van de gasmeter als je begint met verwarmen.<br />
- Verwarm het water met de gasbrander tot de temperatuur ongeveer 20 graden is<br />
gestegen.<br />
- Zet de brander uit.<br />
- Noteer de eindtemperatuur van het water, en de eindstand van de gasmeter.<br />
Verwerking:<br />
- Bereken hoeveel energie door het water is opgenomen. (hoeveel gram water is<br />
hoeveel graden opgewarmd?)<br />
- Zoek in het binas-tabellenboekje de stookwaarde van aardgas op.<br />
- Bereken hoeveel energie door het aardgas is geleverd.<br />
- Bereken hoeveel van de geleverde energie in het water terecht is gekomen.
Massaverhoudingen en gasvolumes<br />
Inleiding<br />
Verschillende brandstoffen zoals aardgas, houtskool (koolstof), benzine, spiritus<br />
worden gebruikt als energiebron door ze te verbranden. Hierbij komt energie vrij. Bij<br />
verbranding wordt zuurstof (uit de lucht) verbruikt en ontstaan er<br />
verbrandingsproducten. Maar welke en hoeveel?<br />
Voorkennis:<br />
Je weet dat bij een chemische reactie stoffen verdwijnen en nieuwe stoffen ontstaan.<br />
Hierbij kunnen geen atomen zoek raken, dus blijft de totale massa van alle stoffen<br />
voor en na de reactie gelijk.<br />
Bij een verbrandingsreactie zijn de reagerende stoffen een brandstof en zuurstof. De<br />
verbrandingsproducten zijn oxiden: verbindingen met zuurstof.<br />
(Weet je met welke reagentia je koostofdioxide en water aan kunt tonen? Als dat<br />
niet zo is, vraag het dan aan je docent of zoek het op in je scheikundeboek.)<br />
Vragen:<br />
- Hoe groot is de hoeveelheid zuurstof in de lucht?<br />
- Wat is de samenstelling van (de genoemde) brandstoffen?<br />
- Welke stoffen ontstaan er bij verbranding en hoeveel van elk?<br />
- Is de hoeveelheid zuurstof die nodig is bij verbranding voor verschillende<br />
branstoffen gelijk?<br />
- Hoeveel zuurstof is nodig voor de verbranding van 1 gram (of 1 mL) brandstof?<br />
Je kunt door het meten van de verandering van volume de hoeveelheid zuurstof in<br />
de lucht meten. Je kunt de samenstelling van brandstoffen onderzoeken doordat je<br />
sommige verbrandingsproducten met reagentia kunt aantonen. Door het wegen van<br />
begin- en eindproducten kun je meer over de massaverhoudingen bij de reactie te<br />
weten komen. Je moet dan wel weten welke stoffen er meedoen en in welke fase. Je<br />
kunt ook de volumes van meereagerende gassen meten.<br />
Doel van het experiment:<br />
Het bepalen van de samenstelling van enkele brandstoffen.<br />
Opdrachten<br />
- Bedenk een experiment on de aanwezigheid van zuurstof in de lucht aan te tonen<br />
en vervolgens ook de zuurstofconcentratie (de hoeveelheid zuurstof per<br />
hoeveelheid lucht). Bedenk welke stoffen hiervoor geschikt zijn. Denk om de<br />
nauwkeurigheid van de metingen. Voer vervolgens het experiment uit. (De<br />
hoeveelheid zuurstof in de lucht kan gemeten worden d.m.v. de verbranding van<br />
(witte) forfor; maar dit experiment mag je zelf niet uitvoeren, vraag hulp van de<br />
docent.)<br />
- Omschrijf een experiment waarmee je kunt onderzoeken of bij verbranding van<br />
een brandstof de verbrandingsproducten water en koolstofdioxide ontstaan en<br />
voer dit onderzoek uit voor aardgas, houtskool en spiritus.<br />
- Bedenk een experiment om te meten hoeveel ijzeroxide ontstaat bij de<br />
verbranding van een (afgewogen) hoeveelheid ijzer en voer dit experiment uit.
- Bedenk een experiment waarmee je kunt onderzoeken of de hoeveelheid zuurstof<br />
die nodig is voor de verbranding van verschillende brandstoffen (spiritus,<br />
kaarsvet, benzine) verschillend is. Voer vervolgens het experiment uit.<br />
Toelichting:<br />
De hoeveelheid zuurstof in de lucht kan worden gemeten door een stukje witte fosfor<br />
in een drijvend schaaltje in een bak water aan te steken en er dan een (glazen) stolp<br />
overheen te zetten. Nadat de reactie is gestopt (omdat alle zuurstof op is), de rook is<br />
opgetrokken (dit is een vaste stof die oplost in het water) en de overblijvende lucht<br />
weer is afgekoeld tot de begintemperatuur, kun je de hoeveelheid lucht die is<br />
verdwenen aflezen, doordat het water omhoog gezogen is in de stolp. De verdwenen<br />
lucht was zuurstof.<br />
Materialen:<br />
- Fosfor<br />
- Grote bak met water<br />
- Glazen stolp<br />
- Drijvend schaaltje
Experiment 1: De verbrandingsproducten<br />
De vraag in dit project:<br />
Wat gebeurt er met een brandstof bij verbranding?<br />
Hypothesen:<br />
- De brandstof wordt vernietigd en er worden gassen gevormd<br />
- De brandstof verdunt of verdampt (bv. bij spiritus)<br />
Benodigdheden:<br />
Porseleinen schaaltje, trechter, drie glazen buizen met een hoek van 90 graden, drie<br />
stukjes slang die passen op de glazen buizen, een u-buis met rubber stoppen met<br />
doorvoer voor glazen buizen, een wasflesje, een waterstraalpomp, brandstof (bv<br />
benzine, spiritus, hout, kaarswas), kobaltchloride papier of kopersulfaatpapier of<br />
kopersulfaatwatten, pincet, aansteker.<br />
Proefopstelling:<br />
Bouw een opstelling zoals hieronder afgebeeld:<br />
1<br />
Uitvoering:<br />
Doe ongeveer 3 cm kalkwater in het wasflesje (4)(hiermee toon je koolstofdioxide<br />
aan) en leg met behulp van de pincet een strookje / stukje kobaltchloridepapier /<br />
kopersulfaat (hiermee toon je water aan) watten in linker buis van de U-buis (3).<br />
Doe dan wat brandstof in het porseleinen schaaltje (1) en steek dit aan, doe de<br />
waterstraalpomp (5) aan en zorg dat de gassen van de verbranding door de trechter<br />
(2) wordt opgevangen en worden afgezogen. Voer dit experiment met de brandstof<br />
spiritus ook uit zonder deze brandstof aan te steken.<br />
Waarnemingen:<br />
Conclusies:<br />
2<br />
3<br />
4<br />
Naar de waterstraalpomp<br />
Enkele vragen:<br />
- Is hier sprake van chemische reacties (stoffen veranderen in andere stoffen) of is<br />
dit nu alleen verdamping of iets dergelijks?<br />
- Welke stoffen komen hier nu vrij bij verbranding?<br />
- Zijn dit nu atomen of moleculen of beiden die hier aan deelnemen?<br />
- Je moet warmte toevoeren (aansteker) en er komt warmte vrij (verbranding).<br />
Komt er nu in totaal warmte vrij of moet er warmte bij worden gestopt?<br />
- Etc.<br />
5
Experiment 2: Samenstelling van aanstekergas<br />
De vraag in dit project:<br />
Wat is de samenstelling van aanstekergas?<br />
Hypothesen:<br />
- Aanstekergas bestaat uit één soort gas<br />
- Aanstekergas bestaat uit meerdere gassen en/of vloeistoffen<br />
Benodigdheden:<br />
Aanstekers van verschillende merken, CoachLab II, de Nano GLC inclusief de<br />
bijbehorende pomp en injectienaalden, een Coach5 opstelling met computer, Met<br />
een gaschromatograaf kan je moleculen splitsen. Vaak is één piek in het<br />
chromatogram één zuiver molecuul.<br />
Proefopstelling:<br />
Bouw een opstelling zoals hieronder afgebeeld:<br />
Uitvoering:<br />
Volg voor dit experiment de aanwijzingen op het scherm. Voor het bemonsteren kan<br />
de injectienaald van de spuit worden verwijderd. Plaats de injectienaald met<br />
beschermhoesje direct na het bemonsteren weer op de spuit. Voor de analyse van<br />
gassen uit aanstekers volstaat 0,3 ml gas. De injectienaalden zijn erg scherp. Loop<br />
nooit met een onbeschermde naald door een ruimte. Let op: bij de analyse van het<br />
gas wordt gewerkt met brandbare gassen. De oppervlakte onder een piek is een<br />
maat voor de hoeveelheid gas die in een mengsel zit. De verhouding van de pieken<br />
geeft de verhouding van de gassen in de aansteker weer.<br />
Waarnemingen:<br />
Conclusies:<br />
Enkele vragen:<br />
- Zit er in aanstekergas maar één soort molecuul? Zo nee, hoeveel heb je er dan<br />
kunnen onderscheiden op het chromatogram?<br />
- Kunnen brandstoffen dus uit mengsels bestaan?<br />
- Weet je hoe het mogelijk is deze mengsels weer uit elkaar te halen met<br />
chemische technieken?<br />
- Heb je een idee hoe deze techniek werkt?<br />
- Etc.
Experiment 3: Wat is er nodig voor verbranding?<br />
De vraag in dit project:<br />
Wat is er nog meer nodig voor verbranding en hoe is de zuurstof op aarde gekomen?<br />
Hypothesen:<br />
- Voor verbranding is ook nog een andere stof nodig dan de brandstof<br />
- Deze andere stof wordt in de natuur door planten gemaakt.<br />
Benodigdheden:<br />
Lange aansteker voor fornuis / open haard (1). Een glazen fles (2) met daarin een<br />
kleine plant. Een goed afsluitende stop waar de aanstekerschacht goed afgesloten<br />
doorheen gestoken kan worden. Bouw een opstelling zoals hieronder afgebeeld<br />
Uitvoering:<br />
Ontsteek de aansteker die door de rubber stop in de fles gestoken is aan en houdt<br />
deze aan. Noteer je waarnemingen. Laat deze opstelling gedurende een dag in goed<br />
licht tot de volgende morgen staan. Herhaal dan dit experiment en noteer je<br />
waarnemingen.<br />
Waarnemingen:<br />
Conclusies:<br />
1<br />
2<br />
Enkele vragen:<br />
- Is er behalve brandstof nog meer nodig voor verbranding?<br />
- Zijn planten in staat genoeg van deze stof te maken in dit experiment?<br />
- In de eerdere experimenten heb je gezien dat er koolstofdioxide wordt gevormd<br />
bij verbranding. Als je er van uitgaat dat planten koolstofdioxide kunnen binden<br />
en tegelijkertijd zuurstof kunnen produceren, heb je enig idee gekregen wat de<br />
koolstofcyclus is?<br />
- Kan je de koolstofcyclus tekenen?<br />
- Etc.
Vlampunt van alcohol en explosiviteit van<br />
benzinedamp<br />
Aardolie werd al vanaf het begin gebruikt als brandstof. Aanvankelijk werd de<br />
petroleum alleen in lampen en in petroleumbranders gebruikt. Later gebruikte men<br />
aardoliefracties meer en meer als brandstof voor motoren. We zullen ons beperken<br />
tot het gebruik van benzine als brandstof.<br />
Benzine is brandbaar. Toch is het maar de vraag of benzine onder alle<br />
omstandigheden even brandbaar is. Bij een brandbare vloeistof is vooral de damp bij<br />
de verbranding betrokken. Benzine kan pas ontbranden als er boven de benzine<br />
voldoende benzinedamp aanwezig is. De laagste temperatuur waarbij een brandbare<br />
vloeistof aangestoken kan worden, noemen we het vlampunt van die vloeistof. Er is<br />
dan boven de vloeistof zoveel damp aanwezig, dat deze begint te branden als deze<br />
wordt aangestoken. Het vlampunt van benzine ligt ongeveer bij -18°C. We kunnen<br />
deze temperatuur niet gemakkelijk meten. Daarom nemen we in de volgende proef<br />
alcohol.<br />
Experiment 1: Vlampunt van alcohol<br />
Uitvoering:<br />
We meten de temperatuur van alcohol die uit de diepvries komt en proberen of we<br />
de alcohol met een lucifer kunnen aansteken. Als de alcohol niet ontvlamt, wachten<br />
we tot de temperatuur ervan een paar graden is gestegen en onderzoeken we<br />
opnieuw of de alcohol wil ontvlammen.<br />
Vragen bij de proef:<br />
- Wat is het vlampunt van alcohol?<br />
- Benzine is een mengsel van alkanen, waarin voornamelijk pentaan, hexaan,<br />
heptaan en octaan voorkomen. Leg uit waarom het vlampunt van benzine lager is<br />
dan dat van alcohol.<br />
Het vlampunt van brandstof is een belangrijke eigenschap. De brandstof die in een<br />
motor wordt gebruikt, moet een laag vlampunt hebben. Als de brandstof wordt<br />
aangestoken, moet deze onmiddellijk gaan branden.<br />
In een motor maken we gebruik van de explosiviteit van een brandstof. In de derde<br />
klas hebben we al gezien dat een speciaal mengsel van aardgas en lucht tot een<br />
hevige explosie kan leiden. Voorwaarde is dat de verhouding tussen de hoeveelheden<br />
brandstof en lucht goed is. Bij benzinedamp is dat ook zo.<br />
Experiment 2: Explosiviteit van benzinedamp<br />
Uitvoering:<br />
- We nemen een lange buis van dik glas. We sluiten deze aan één kant met een<br />
stop af en doen een paar kraaltjes in de buis. We laten drie druppels<br />
(was)benzine in de buis vallen. We sluiten de buis met een tweede stop af en<br />
draaien de buis tien keer, zodat door de bewegende kraaltjes de benzine
homogeen wordt verdeeld door de buis. De benzine verdampt en er ontstaat een<br />
homogeen gasmengsel.<br />
- We klemmen de buis horizontaal in een statief en halen één stop weg. Voor dit<br />
open uiteinde houden we even de blauwe vlam van een brander.<br />
- Hierna halen we ook de andere stop van de buis en verwijderen de kralen. Het<br />
gasmengsel kan bijvoorbeeld worden verwijderd door met een lange staaf een<br />
prop papier door de buis te duwen. Vervolgens herhalen we de proef met 4, 5, 6,<br />
7 en 8 druppels.<br />
Vragen bij de proef:<br />
- Bij hoeveel druppels is het benzine-luchtmengsel het meest explosief?<br />
- Tussen welke grenzen bevindt zich het explosiegebied?<br />
- Waarom is de ontbranding buiten de explosiegrenzen niet explosief?<br />
Bij een tankstation mag je niet roken, omdat bij het tanken brand kan ontstaan. Als<br />
de benzinedamp en lucht in de juiste verhouding zijn gemengd, ontstaat een<br />
explosief mengsel. In de derde klas hebben we gezien dat een mengsel van aardgas<br />
en lucht kan exploderen. Als de verhouding tussen het gas en de lucht in het blik<br />
juist is, verloopt de verbranding letterlijk in één klap!<br />
In een motor worden benzinedamp en lucht in de juiste reactieverhouding gemengd<br />
en tot ontploffing gebracht.
Blussen<br />
Experiment 1: Blussen met water<br />
Materiaal:<br />
Driepoot, porseleinen driehoek, slaolie, brander en spuitfles met water.<br />
Proef a: houtbrand blussen<br />
Uitvoering:<br />
Doe een aantal houtspaanders in een porseleinen schaaltje. Steek de houtspaanders<br />
aan. Blus de brandende houtspaanders met water uit een spuitflesje.<br />
Proef b: benzinebrand blussen<br />
Uitvoering:<br />
Deze proef in de zuurkast uitvoeren onder toezicht van docent of toa. Doe 10<br />
druppels wasbenzine in een porseleinen schaaltje. Steek dit aan . Probeer met water<br />
uit het spuitflesje de brand te blussen.<br />
Proef c : vlam in de pan<br />
Uitvoering:<br />
Deze proef in zuurkast uitvoeren onder toezicht van docent of toa. Verhit met<br />
ruisende vlam een hoeveelheid slaolie in een porseleinen schaaltje tot de<br />
ontwijkende damp vlam vat (zie afbeelding). Doe het deksel op het schaaltje en haal<br />
dit er weer af.<br />
Probeer de vlam met water uit de spuitfles te blussen (Haal docent of toa erbij !)<br />
Vragen:<br />
- Is water een geschikt blusmiddel. ?<br />
- Waarom slaat de vlam bij proef c alleen bij heel hoge temperaturen in de pan ?
Experiment 2: Hoe werkt een schuimblusser ?<br />
Materiaal:<br />
Veiligheidsbril, bekerglas, erlenmeyer 100 mL(breedhals), 1 dubbel doorboorde kurk<br />
of 1 erlenmeyer met zijuitgang, 1 enkel doorboorde kurk, 1 scheitrechter, 1<br />
rechthoekig gebogen gasbuis, natriumwaterstofcarbonaat, wijnsteenzuur, statief met<br />
klem, spuitflesje, spatel, porseleinen schaaltje, wasbenzine, druppelpipet, aansteker,<br />
houtspaander en afwasmiddel.<br />
Uitvoering:<br />
- Weeg af 4,2 g natriumwaterstofcarbonaat en 3,8 g wijnsteenzuur in een<br />
bekerglas en meng de chemicaliën grondig.<br />
- Breng het mengsel in de erlenmeyer.<br />
- Bouw nu de scheitrechter , die voor 2/3 gevuld is met water en een scheut<br />
afwasmiddel, met gesloten kraan op de erlenmeyer en zet het geheel vast met<br />
een statief en klem. (zie afbeelding)<br />
- Doe nu 10 druppels (niet meer !) wasbenzine met een druppelpipet in een<br />
porceleinen schaaltje<br />
- Zet het porseleinen schaaltje zo neer , dat het schuim uit de rechthoekig gebogen<br />
glasbuis in het porseleinen schaaltje “valt”.<br />
- Open de kraan van de scheitrechter en laat langzaam water in de erlenmeyer<br />
lopen.<br />
- Als de erlenmeyer voor 2/3 met schuim gevuld is, steek dan de benzine in het<br />
porseleinen schaaltje aan.<br />
Opdracht:<br />
- Noteer de waarnemingen<br />
- Waarop berust de werking van de schuimblusser ?<br />
- Waarom kan de schuimblusser ook bij een benzinebrand worden ingezet ?<br />
Water + een<br />
scheut<br />
afwasmiddel<br />
Mengsel van<br />
Natriumwaterstofcarbonaat<br />
en wijnsteenzuur
Experiment 3: Hoe werkt een poederblusser ?<br />
Materiaal:<br />
Veiligheidsbril, doorboorde kurken, gasoverleidbuisje, bekerglas, theelichtje,<br />
gasbrander, statief, klem, natriumwaterstofcarbonaat, aansteker, houtspaander,<br />
porseleinen schaaltje, driepoot, spatel en een reageerbuis.<br />
Uitvoering:<br />
Proef a: Bouw de opstelling volgens afbeelding en verhit een reageerbuis voor !<br />
gevuld met natriumwaterstofcarbonaat.<br />
Leid het ontstane gas over de brandende kaars.<br />
Proef b: Leg de brandende houtspaander in een porseleinen schaaltje. Strooi fijn<br />
verpoederd natriumwaterstofcarbonaat er overheen.<br />
Opdracht:<br />
- Noteer de waarnemingen<br />
- Waarop berust de werking van het bluspoeder ?<br />
- Voor welke soort branden is deze blusser in te zetten ?
Experiment 4: Blussen met een spuitflesje<br />
Materiaal:<br />
Veiligheidsbril, doorboorde kurken, gasuitlaatbuisje, bekerglas, theelichtje, flesje<br />
met mineraalwater, aansteker, en een driepoot .<br />
Uitvoering:<br />
Als je een flesje met mineraalwater opent, moet je er eerst wat water uitgieten. Het<br />
gas kan dan beter uit de vloeistof ontsnappen. De fles wordt afgesloten met een<br />
doorboorde kurk , waardoor een gebogen glasbuis steekt. ( zie afbeelding). Het gas<br />
uit het mineraalwater wordt in een bekerglas, waarin het theelichtje brandt, geleid.<br />
Daarbij wordt de fles voorzichtig geschud.<br />
Opdracht:<br />
- Noteer de waarnemingen<br />
- Welke eigenschappen heeft het gas uit de fles.?<br />
- Welk gas kan het in ieder geval niet zijn? Leg uit.
Experiment 5: Theoretisch station. Eigenschappen<br />
van koolstofdioxide<br />
Vergelijking van brandblussers:<br />
- Natblussers: bevatten water als blusmiddel. Eén van de bekendste blusmiddelen<br />
is water. In vrijwel alle gebouwen zijn wel brandslangen aanwezig. Bij brandende<br />
elektrische installaties moet je voorzichtig zijn met water, omdat je onder<br />
spanning kan komen te staan.<br />
- Droogblussers: bevatten natriumwaterstofcarbonaat als bluspoeder. In de<br />
warmte ontleedt deze verbinding zich o.a. in koolstofdioxide. Dit gas verstikt de<br />
brand, omdat er geen zuurstof bij kan komen. Omdat er geen vloeistof bij komt,<br />
zijn deze droogblussers geschikt voor blussen van brandende elektrische<br />
installaties en auto’s<br />
- Koolzuursneeuwblussers: bevatten vloeibare koolstofdioxide onder hoge druk. Bij<br />
het openen van de kraan ontwijkt onder grote kracht het koolstofdioxide. Daarbij<br />
koelt dit zo sterk af, dat er koolzuursneeuw ontstaat bij een temperatuur onder<br />
- 78 ºC. Er komt koolstofdioxide gas, dat de zuurstoftoevoer afsluit.<br />
- Schuimblussers: deze zet men in bij benzine-, olie- of vetbranden. Door een<br />
chemische reactie ontstaat bij dit soort blusmiddel koolstofdioxide. Dit gas geeft<br />
met water of een ander blusmiddel schuimvorming. Een dikke schuimlaag bedekt<br />
de brandhaard. Hierbij vindt afkoeling plaats en afsluiting van zuurstof. Bij een<br />
noodlanding van vliegtuigen wordt vaak een schuimtapijt gelegd, om een brand<br />
te voorkomen.<br />
Opdrachten :<br />
- Beschrijf in jullie verslag voor ieder blustype, volgens welk principe de brand<br />
geblust wordt.<br />
- Welke type brandblussers zijn er in het scheikundelokaal aanwezig ?<br />
- Waarom mogen brandblussers niet op mensen worden gericht ?<br />
- Hoe kunnen brandende mensen worden geholpen ?<br />
- Welke brandbestrijdingsmiddelen , behalve de brandblussers, zijn in het<br />
scheikundelokaal nog meer aanwezig?<br />
- Voor brandbestrijding wordt koolstofdioxide ingezet. Verzamel eigenschappen<br />
van koolstofdioxide. Vul de informatie uit de tekst hierboven aan met jullie<br />
informatie, verkregen uit de proeven.<br />
- Wat moet je doen bij brandalarm op school. Informeer naar het ontruimingsplan<br />
van de school.<br />
Deze opdracht pas doen als alle 3 stations doorlopen zijn:<br />
- Kun je nog meer blusmethoden bedenken , die we nog niet behandeld hebben ?
Ontstaat bij verbranding van brandstoffen<br />
koolstofdioxide?<br />
De laatste jaren zijn er steeds meer aanwijzingen dat het klimaat op aarde aan het<br />
veranderen is. Een van die veranderingen houdt in dat de gemiddelde temperatuur<br />
op aarde toeneemt. Wetenschappers denken dat de laatste tientallen jaren, door de<br />
toename van de industriële activiteiten en de toename van verkeer op de wegen en<br />
in de lucht, veel meer verbrandingsgassen, waaronder koolstofdioxide, in de<br />
atmosfeer terecht zijn gekomen. Het gevolg is dan ook dat in de atmosfeer meer<br />
warmtestraling wordt geadsorbeerd: de temperatuur op aarde stijgt.<br />
In onderstaand experiment ga je van een aantal brandstoffen na of er bij de<br />
verbranding ervan koolstofdioxide vrijkomt. Je gaat de volgende stoffen verbranden:<br />
hout(snippers), (was)benzine, spiritus ( alcohol ), aardgas en waterstofgas.<br />
Om koolstofdioxide te kunnen aantonen heb je een hulpstof nodig. Daarvoor gebruik<br />
je een oplossing van calciumoxide; dit wordt kalkwater genoemd.<br />
Vooraf moet je nagaan wat er gebeurt als je koolstofdioxide door kalkwater laat<br />
borrelen.<br />
Vraag aan de docent / toa om je te helpen met uitvoering van deze test met<br />
koolstofdioxide uit een cilinder.<br />
Voor het verbranden van hout , (was)benzine en<br />
spiritus gebruik je de opstelling zoals hiernaast is<br />
afgebeeld:<br />
- Doe enkele houtsnippers of een paar druppels<br />
vloeistof in het porseleinen schaaltje<br />
- Steek de brandstof aan en vang de<br />
verbrandingsgassen op in het droge<br />
reageerbuisje ( die kun je met je hand<br />
vasthouden ); gebruik voor elke brandstof<br />
een nieuwe buis<br />
- Na 1 of 2 minuten doe je ongeveer een mL<br />
kalkwater in het reageerbuisje en even flink<br />
schudden<br />
- Trek je conclusie uit je waarneming<br />
Voor verbranding van de gassen heb je het<br />
porseleinen schaaltje niet meer nodig.<br />
- Zet in plaats van het schaaltje de gasbrander<br />
onder de trechter<br />
- Steek de brander aan (kleine , kleurloze<br />
vlam) en laat even (1/2 tot 1 min) branden<br />
- Verder: zoals boven (kalkwater enz)<br />
Het waterstofgas moet je van tevoren maken met hulp van de docent / toa ;<br />
hiervoor gebruik je het toestel van Hofmann.<br />
- Schakel het toestel van Hofmann in en wacht tot circa 15 mL waterstof gas is<br />
gevormd<br />
- Vang deze 15 mL waterstofgas op in een droge reageerbuis<br />
- Steek - zo snel mogelijk - met een brandende lucifer het gas aan<br />
- Verder: zoals boven ( kalkwater enz)
4.2 Freerik Los<br />
Freerik Los heeft de leerlingen voornamelijk zelfbedachte experimenten laten<br />
uitvoeren. De vooschriften die hij wel gebruikt heeft, zijn de volgende:<br />
1. Energie en aardgas<br />
2. Aanstekergas/verbrandingsproducten/benodigdheden voor verbranding<br />
3. Stookwaarden van verschillende soorten brandstof<br />
De eerste twee voorschriften zijn al in de vorige paragraaf aan bod geweest, omdat<br />
Roel Lageveen en Jo Hoekstra ze ook gebruikt hebben. Het derde voorschrift is door<br />
Roel Lageveen geschreven en is op de volgende pagina weergegeven.
Stookwaarden van verschillende soorten brandstof<br />
Inleiding<br />
Aardgas wordt gebruikt als energiebron. De meeste c.v.-ketels werken op aardgas.<br />
Aardgas is een handige, schone en energierijke brandstof.<br />
Vraagstelling:<br />
Hoeveel energie levert aardgas?<br />
In het BINAS tabellenboekje vindt je de stookwaarde van aardgas en van andere<br />
stoffen zoals benzine en/of spiritus.<br />
Als je de stookwaarde zelf probeert te bepalen zul je een veel lagere waarde vinden.<br />
Waarom?<br />
Lang niet alle warmte die je produceert kun je weer opvangen. Het rendement is<br />
lang geen 100 %. Maar dit geldt voor de andere brandstoffen ook, en we nemen<br />
voor het gemak even aan in gelijke mate. Je gaat de hoeveelheid warmte die<br />
aardgas levert vergelijken met die van een andere brandstof.<br />
Doel van het experiment:<br />
Het vergelijken van de stookwaarden bij verbranding van brandstoffen.<br />
Opdracht:<br />
Omschrijf een experiment waarmee je de hoeveelheid warmte die bij verbranding<br />
van een brandstof wordt overgedragen aan een vloeistof kunt meten. Bedenk welke<br />
grootheden allemaal gemeten moeten worden en wat je precies wilt vergelijken.<br />
Denk om de nauwkeurigheid van de metingen.<br />
Voer vervolgens het experiment uit.<br />
Uitwerking<br />
Materialen:<br />
- Verschillende brandstoffen, brander<br />
- Water<br />
- Blikje of bekerglas<br />
- Thermometer<br />
- Balans<br />
Theorie:<br />
De soortelijke warmte van een stof geeft aan hoeveel energie (aangegeven in Joule)<br />
nodig is om een een stndaardhoeveelheid stof (één gram) een standaard hoeveelheid<br />
in temperatuur te laten stijgen (één graad). De soortelijke warmte van water is 4,18<br />
J per gram en per graad, dus om één gram water één graad in temperatuur te laten<br />
stijgen is 4,18 Joule energie nodig.<br />
Als je een bekend aantal gram water een bekend aantal graden opwarmt kun je dus<br />
uitrekenen hoeveel energie daarvoor nodig is geweest.
Proefvoorschrift:<br />
- Neem een bekerglas van 100 mL of een colablikje en vul dit met 50 mL = 50<br />
gram water.<br />
- Meet de temperatuur van het water.<br />
- Neem steeds 10 gram (of 10 mL) brandstof in een porseleinen kroesje.<br />
- Als je een vloeistof geruikt, zet er een lont van katoen of glas in, zodat je een<br />
soort olielampje hebt.<br />
- Om goed te kunnen vergelijken moet je steeds evenveel water nemen en die<br />
evenveel graden verwarmen.<br />
- Weeg dit geheel voor en na het verwarmen van het water.<br />
Verwerking:<br />
- Bereken hoeveel energie door het water is opgenomen. (hoeveel gram water is<br />
hoeveel graden opgewarmd?)<br />
- Zoek in het binas-tabellenboekje de stookwaarde van de brandstoffen op.<br />
- Bereken hoeveel energie door de brandstoffen is geleverd.<br />
- Bereken hoeveel van de geleverde energie in het water terecht is gekomen.
3.3 Ben Nusse<br />
Ben Nusse heeft de volgende voorschriften gebruikt:<br />
1. Aanstekergas/verbrandingsproducten/benodigdheden voor verbranding<br />
2. Blussen<br />
3. [Brandstoffen en broeikaseffect]<br />
4. [Bepaling van de hoeveelheid zuurstof in de lucht]<br />
5. [Volendam; factoren die de snelheid van verbranding van kleding beïnvloeden.]<br />
De eerste twee voorschriften zijn al beschreven in de paragraaf 3.1. Het derde<br />
voorschrift is afkomstig uit [?]. Het vierde en vijde voorschrift zijn afkomstig van<br />
Freerik Los.
3.4 Joris Schouten<br />
Joris heeft alle voorschriften zelf geschreven:<br />
1. Brandende bellen<br />
2. De verbrandingsproducten<br />
3. Flitsend proefje<br />
4. Geflambeerd geld<br />
5. Gewichtstoename na verbranding?<br />
6. Het papieren keteltje<br />
7. Is het koken van water hetzelfde als verbranden of ontleden van water?<br />
8. Hoe werkt een katalysator?<br />
9. Omkeerbaarheid van verbranding met toestel van Hofman
Brandende bellen<br />
Schrijf de namen van je groep hier op:<br />
Wat heb je nodig:<br />
- Stuk slang<br />
- Trechter<br />
- Bekerglas met zeepoplossing<br />
- Lange aansteker<br />
- Brandblusser<br />
Wat moet je doen:<br />
Zet de brandblusser vlak bij de experimenteertafel, of doe dit vlak bij een<br />
brandblusser. Bevestig met behulp van een slang een trechtertje aan de gaskraan.<br />
Doe deze een klein beetje open en blaas voorzichtig door een zeepoplossing. Het lukt<br />
alleen als je de gaskraan een klein beetje openzet. Zorg dat de gasbellen van de<br />
trechter loslaten. Steek dan pas de opstijgende gasbellen met een lange aansteker<br />
aan voordat ze het plafond bereikt hebben.<br />
Waarnemingen:<br />
Vragen:<br />
Stijgen de bellen sneller of langzamer dan gewone zeepbellen, of dalen ze? Waarom?<br />
Zit er lucht of aardgas in de bel, of beiden?<br />
Wat kan je zeggen over de reactiesnelheid?<br />
Waarom mag dit nooit met gas uit het fornuis of uit de bunsenbrander?
De verbrandingsproducten<br />
Schrijf de namen van je groep hier op:<br />
Wat heb je nodig:<br />
Porseleinen schaaltje, trechter, drie glazen buizen met een hoek van 90 graden, drie<br />
stukjes slang die passen op de glazen buizen, een u-buis met rubber stoppen met<br />
doorvoer voor glazen buizen, een wasflesje, een waterstraalpomp, brandstof (bv<br />
benzine, spiritus, hout, kaarswas), kobaltchloride papier of kopersulfaatpapier of<br />
kopersulfaatwatten, pincet, aansteker.<br />
Wat moet je doen:<br />
Bouw een opstelling zoals hieronder afgebeeld:<br />
1<br />
2<br />
3<br />
Naar de waterstraalpomp<br />
Doe ongeveer 3 cm kalkwater in het wasflesje (4)(hiermee toon je koolstofdioxide<br />
aan) en leg met behulp van de pincet een strookje / stukje kobaltchloridepapier /<br />
kopersulfaat (hiermee toon je water aan) watten in linker buis van de U-buis (3).<br />
Doe dan wat brandstof in het porseleinen schaaltje (1) en steek dit aan, doe de<br />
waterstraalpomp (5) aan en zorg dat de gassen van de verbranding door de trechter<br />
(2) wordt opgevangen en worden afgezogen.<br />
Mogelijke brandstof:<br />
Spiritus, magnesiumlint, suiker wat door de sigaretteas is gewikkeld, houtsnippers,<br />
kaars, zelfs water kan je verhitten en verbranden? Schrijf je waarnemingen op.<br />
Herhaal deze proef, maar adem nu zachtjes in de trechter. Schrijf je waarnemingen<br />
weer op.<br />
4<br />
5
Waarnemingen:<br />
Vragen:<br />
Is hier sprake van chemische reacties (stoffen veranderen in andere stoffen) of is dit nu<br />
alleen verdamping of iets dergelijks?<br />
Welke stoffen komen hier nu vrij bij verbranding? Geldt dat voor alle verbrandingen?<br />
Zijn dit nu atomen of moleculen of beiden die hier aan deelnemen?<br />
Je moet warmte toevoeren (aansteker) en er komt warmte vrij (verbranding). Komt er<br />
nu in totaal warmte vrij of moet er warmte bij worden gestopt?<br />
Geven alle stoffen die duidelijk vuurverschijnselen geven (verbranden) ook CO2<br />
productie? Verklaar dit voor iedere stof.<br />
Kan je ook CO2 productie krijgen zonder vuurverschijnselen?
Flitsend proefje<br />
Schrijf de namen van je groep hier op:<br />
Wat heb je nodig:<br />
4 Reageerbuizen<br />
Kalium- of natrium nitraat<br />
Brander / lucifers<br />
Statief plus reageerbuisklem<br />
Koolstofpoeder plus spatelpuntje<br />
Wat moet je doen:<br />
Doe je veiligheidsbril op. Doe in een reageerbuis een spatelpunt kalium- of<br />
natriumnitraat. Gebruik vooral niet teveel, een beetje is al voldoende. Verhit het zout<br />
tot het smelt. Verhit de ontstane vloeistof nog even, soms zijn kleine bellen<br />
waarneembaar. Haal de buis uit de vlam en voeg met behulp van een spatel of lepel<br />
een beetje koolstofpoeder toe aan de hete inhoud. Schrijf je waarnemingen op.<br />
Waarnemingen:<br />
Vragen:<br />
Wat zie je als het kalium of natriumnitraat in de reageerbuis wordt verhit?<br />
Wat gebeurt er als je het koolstofpoeder in de buis doet?<br />
Hoe zou je de reactie van het koolstofpoeder kunnen karakteriseren?<br />
Wat is er voor een dergelijke reactie nodig?<br />
Hoe zou die stof dan daar terechtkomen?
Geflambeerd geld<br />
Schrijf de namen van je groep hier op:<br />
Wat heb je nodig:<br />
- Bankbiljet<br />
- Jenever<br />
- Petrischaal van15 cm diameter<br />
- Knijper<br />
- Aansteker of lucifer<br />
Wat moet je doen:<br />
Giet een laagje jenever in de petrischaal, doordrenk het biljet met de jenever door<br />
het een paar keer door het petrischaaltje te halen. Doe het biljet in de knijper. Droog<br />
je handen nu goed af. Doe je veiligheidsbril op. Steek dan het biljet aan en laat het<br />
uitbranden. Schrijf alle waarnemingen hieronder goed op en beantwoord de vragen<br />
Waarnemingen<br />
Vragen:<br />
Waarom brand dit biljet?<br />
Waarom gaan de vlammen uit?<br />
Waarom brand het biljet niet verder?<br />
Is er gebrek aan zuurstof?<br />
Is er gebrek aan brandstof?<br />
Wat is er te zeggen over de temperatuur van het biljet?
Lukt deze proef ook met 100 % water? Waarom?<br />
Lukt deze proef ook met 100 % alcohol? Waarom?
Gewichtstoename na verbranding?<br />
Schrijf de namen van je groep hier op:<br />
Wat heb je nodig:<br />
- Een porceleinen schaaltje<br />
- Een electronische weegschaal<br />
- Lucifers<br />
Wat moet je doen:<br />
Doe je veiligheidsbril op. Doe een stukje magnesiumlint in het droge, schone<br />
porceleinen schaaltje. Weeg dit zo precies mogelijk en schrijf dit gewicht met alle<br />
cijfers achter de komma op. Steek dan het magnesium aan. Als het lint is<br />
uitgebrandt, weeg dan het schaaltje opnieuw. Vergelijk dit getal met het eerste getal<br />
en beantwoord de vragen.<br />
Waarnemingen<br />
Vragen:<br />
Wat voor conclusie trek je uit de beide gewichtsmetingen?<br />
Hoe kan je dit gewichtsverschil verklaren?<br />
Wat voor conclusie trek je hieruit ten aanzien van het gewicht van gassen, zoals<br />
zuurstof?
Denk je dat het gewicht van alle stoffen die aan de verbranding deelnemen hetzelfde<br />
blijft of niet?<br />
Hoe kan je het antwoord van de vorige vraag nu laten kloppen met je waarneming in<br />
deze proef?
Het papieren keteltje<br />
Inleiding:<br />
Papier brandt, dat weten we allemaal. Maar is dat altijd zo?<br />
Doel van de proef:<br />
Dit experiment kan worden gebruikt om het begrip ontbrandingstemperatuur te<br />
introduceren. Twee papieren keteltjes (zelf te vouwen) worden verhit met behulp<br />
van een brander. In één ketel zit niets en in de andere ketel zit water. De ketel met<br />
niets erin zal spoedig verbanden, de ketel met water echter zal niet verbranden,<br />
omdat de ontbrandingstemperatuur niet zal worden bereikt, het water zal eerst gaan<br />
koken.<br />
Benodigdheden:<br />
Gasbrander, 1 driepoot, 1 gaasje, vellen glanzend dik papier bijvoorbeeld uit een<br />
glossy tijdschrift (voorwaarde is dat het papier niet te dun is en niet sterk<br />
waterabsorberend is, opdat het papieren keteltje niet in elkaar zakt, zodra water is<br />
toegevoegd), plakband, water, lucifers<br />
Uitvoering:<br />
Vouw de 2 papiertjes volgens onderstaande tekening:<br />
4 cm<br />
8 cm<br />
4 cm<br />
Vorm een opstaande rand en vouw de hoeken naar binnen, en plak deze vast met<br />
plakband aan de bovenrand. Doe de brander aan en zet deze op een niet-ruisende<br />
blauwe vlam. Plaats boven de brander een driepoot en leg daar bovenop het gaasje.<br />
Plaats het papieren keteltje (zonder water!) op het gaasje. Als deze verbrand is,<br />
verwijder je de resten in een vuurvaste afvalbak, er kunnen nog brandende resten<br />
zijn.<br />
Daarna wordt ook het papieren keteltje met een laagje water van ongeveer 1 cm op<br />
het gaasje boven de vlam gezet.<br />
Verklaring:<br />
Het papieren keteltje zonder water zal spoedig verbranden, en het papieren keteltje<br />
met water niet. Door het water dat in het keteltje zit, wordt het papier niet warm<br />
genoeg, waardoor de ontbrandingstemperatuur niet zal worden bereikt.<br />
Tips:<br />
Didaktische tips: Probeer zo weinig mogelijk te vertellen, laat de leerlingen reageren<br />
op vragen in de werkbladen. Sluit de demonstratie af met een klassengesprek,<br />
waarin de verklaringen van de leerlingen zullen leiden tot
Tips bij het uitvoeren: De beide experimenten kunnen ook tegelijkertijd worden<br />
ingezet. Er zijn dan 2 branders, 2 driepoten en 2 gaasjes nodig.
Werkblad bij ‘Het papieren keteltje’<br />
Vragen voordat het experiment is uitgevoerd:<br />
1. Wat zal er gebeuren als papier in een vlam gehouden wordt?<br />
......................................................................................................................<br />
......................................................................................................................<br />
....................................................<br />
2. Wat verwacht je dat er zal gebeuren met het papieren keteltje zonder water als<br />
het in de vlam wordt gehouden?<br />
......................................................................................................................<br />
......................................................................................................................<br />
....................................................<br />
3. Wat verwacht je dat er zal gebeuren met het papieren keteltje met water als het<br />
in de vlam wordt gehouden?<br />
......................................................................................................................<br />
......................................................................................................................<br />
....................................................<br />
Waarnemingen:<br />
4. Wat zag je gebeuren toen het papieren keteltje zonder water boven een vlam<br />
werd gehouden?<br />
......................................................................................................................<br />
......................................................................................................................<br />
....................................................<br />
......................................................................................................................<br />
..........................<br />
5. Wat zag je gebeuren toen het papieren keteltje met water boven een vlam werd<br />
gehouden?<br />
......................................................................................................................<br />
......................................................................................................................<br />
....................................................<br />
......................................................................................................................<br />
..........................<br />
6. Is er gebeurd wat jij had verwacht?<br />
......................................................................................................................<br />
..........................<br />
......................................................................................................................<br />
..........................<br />
Verklaring<br />
7. Geef een verklaring voor de gebeurtenissen in de beide experimenten.<br />
......................................................................................................................<br />
......................................................................................................................<br />
....................................................<br />
......................................................................................................................<br />
..........................<br />
......................................................................................................................<br />
..........................<br />
......................................................................................................................<br />
..........................
Is het koken van water hetzelfde als verbranden of<br />
ontleden van water?<br />
Schrijf de namen van je groep hier op:<br />
Wat heb je nodig:<br />
- Deze proef gaat in combinatie met de proef van het toestel van Hofman. Dit<br />
toestel wordt op dezelfde dag gebruikt, probeer de resultaten hiervan te<br />
bemachtigen van je klasgenoten.<br />
- Een bekerglas met een laagje kraanwater.<br />
- Een brander met gaasje<br />
- Lucifers<br />
Wat moet je doen:<br />
Doe je veiligheidsbril op. Steek de brander aan en verwarm tot het water kookt.<br />
Probeer dan de ontsnappende gassen aan te steken. Vergelijk deze resultaten met<br />
de gassen die ontsnappen bij het toestel van Hofman (experiment 2).<br />
Waarnemingen<br />
Vragen:<br />
Kon je de ontsnappende gassen aansteken?<br />
Heb je begrepen of gehoord of je de ontsnappende gassen van water uit het toestel van<br />
Hofman aangestoken konden worden?<br />
Hoe verklaar je dit verschil?
Waar bestaat het gas uit wat ontsnapt na het koken?<br />
Is er in dit experiment nu sprake geweest van verbranding? Waarom?
Wat is een katalysator?<br />
Schrijf de namen van je groep hier op:<br />
Wat heb je nodig:<br />
- Een porceleinen schaaltje<br />
- Een paar suikerklontjes<br />
- Een beetje sigarette-as<br />
- Een brander en lucifers<br />
-<br />
Wat moet je doen:<br />
Doe je veiligheidsbril op. Steek de brander aan en probeer een suikerklontje in het<br />
porceleinen schaaltje aan te steken. Maak het bakje schoon na afloop. Wrijf nu een<br />
ander suikerklontje in met as en herhaal het experiment.<br />
Waarnemingen<br />
Vragen:<br />
Kon je het eerste blokje zonder as goed laten branden?<br />
Kon je het tweede blokje met as goed laten branden?<br />
Hoe verklaar je dit verschil?<br />
Een stof die een reactie zoals een verbranding kan laten versnellen noem je een<br />
katalysator. Kan je een verklaring geven hoe deze werkt?
Waarom is er een katalysator in een auto nodig?
Omkeerbaarheid van verbranding met toestel van<br />
Hofman<br />
Schrijf de namen van je groep hier op:<br />
Wat heb je nodig:<br />
- Toestel van Hofman, vraag de docent of TOA<br />
- Reageerbuizen<br />
- Lucifers<br />
- Houtspaanders.<br />
Wat moet je doen:<br />
Dit experiment doe je samen met de docent of TOA.<br />
Aan het begin van het experiment mag er geen gas boven de vloeistof bovenin de<br />
beide buizen zijn. Zet het toestel van Hofman aan door de stroom in te schakelen.<br />
Schrijf je waarnemingen in het waarnemingenblok en beantwoord zoveel mogelijk de<br />
vragen. Het toestel moet ongeveer 20 minuten aanstaan, dus nu kan je een ander<br />
experiment gaan doen wat ongeveer deze tijd duurt.<br />
Na 20 minuten keer je terug naar het toestel. Schrijf je waarneming in het<br />
waarnemingenblok en beantwoord de vragen. Laat dan de docent gas aftappen uit<br />
de kolom met het meeste gas, en laat dit opvangen in een reageerbuis. Steek dit<br />
aan, kijk goed wat er in de reageerbuis gebeurt en schrijf dit op. Vang nu het gas uit<br />
de andere kolom op in een reageerbuis en hou een gloeiende spaander of lange<br />
lucifer in deze buis. Schrijf je waarnemingen op.<br />
Waarnemingen:<br />
Vragen:<br />
Wat zit er in de grootste gaskolom?<br />
Wat zit er in de kleinste gaskolom?
Waar komen deze gassen vandaan?<br />
Waarom is de ene gaskolom groter dan de andere?<br />
Komt er bij dit proces energie vrij of moet en energie worden toegevoerd?<br />
Wat voor proces vindt er plaats in de beide regeerbuizen?<br />
Komt er bij deze processen energie vrij of moet er energie worden toegevoerd?<br />
Wat voor stoffen worden er geproduceerd in iedere buis?<br />
Is hiermee bewezen dat een verbranding omkeerbaar is? Waarom?<br />
Is de toegevoerde energie dezelfde als de geproduceerde energie in deze hele proef?
4. Referenties<br />
[Nog niet gereed]
5. Bijlage<br />
In de bijlage staan een aantal formulieren en tabellen. De bijlages 3 t/m 9 behoren<br />
allen tot de methode van Joris Schouten.<br />
1. Het evaluatieformulier waarmee docenten de module hebben beoordeeld<br />
2. [Het evaluatieformulier waarmee leerlingen de module hebben beoordeeld]<br />
3. Het evaluatieformulier waarmee de leerlingen van Joris Schouten de module<br />
hebben beoordeeld<br />
4. De lijst met chemische vragen als begin- en eindtoets voor leerlingen (Joris<br />
Schouten)<br />
5. Formulier om resultaten van discussie van moeilijke vragen te noteren (Joris<br />
Schouten)<br />
6. Formulier om resultaten van bedenken van onderzoeksvragen te noteren (Joris<br />
Schouten)<br />
7. Resultatentabel van havo 3 (Joris Schouten)<br />
8. Resultatentabel van gymnasium 3 (Joris Schouten)<br />
9. Evaluatie groepsgenoten (Joris Schouten)
Evaluatie module ‘verbrandingen’<br />
Algemeen<br />
1. Heeft u deze module onderwezen aan een HAVO 3 klas, een Gym 3 klas of allebei?<br />
Indien u aan beiden les heeft gegeven, wilt u dan bij de vragen die met ***<br />
gemarkeerd zijn eventuele verschillen tussen beide groepen vermelden?<br />
=><br />
2. Vindt u de opbouw van ChiK (inleidingsfase, nieuwsgierigheids- en planningsfase,<br />
werkfase en verdiepings- en verbindingsfase) een goede manier om kennis over te<br />
dragen op leerlingen? ***<br />
=><br />
3. Kunt u de lessenopbouw beschrijven? Belangrijk is hoeveel lessen u besteed heeft<br />
aan de verschillende onderdelen (inleidingsfase, nieuwsgierigheids- en planningsfase,<br />
werkfase en verdiepings- en verbindingsfase). Deze beschrijving mag in woorden of<br />
m.b.v. een schema. ***<br />
=><br />
Inleidingsfase<br />
4a. Hoe heeft u de module ingeleid (film, krantenartikel, probleemstelling, etc.)? ***<br />
=><br />
4b. Prikkelde deze context in voldoende mate het enthousiasme van de leerlingen?<br />
***<br />
=><br />
5a. Welke werkvorm heeft u gekozen om de leerlingen met de context te laten<br />
spelen (mindmap, discussie)? ***<br />
=><br />
5b. Hoe gingen de leerlingen met deze werkvorm om?***
=><br />
6a. Kwamen misconcepten over het thema duidelijk naar voren? ***<br />
=><br />
6b. Welke misconcepten kwamen het meeste voor?***<br />
=><br />
Nieuwsgierigheids- en planningsfase<br />
7a. U heeft vanaf deze fase de leerlingen in groepjes laten werken. Hoe groot was de<br />
groepsgrootte?<br />
=><br />
7b. Was deze groepsgrootte bevorderlijk voor de samenwerking?<br />
=><br />
7c. Wat vindt u de ideale groepsgrootte?<br />
=><br />
8. Hoe is de samenstelling van de groepjes tot stand gekomen (zelf kiezen, at<br />
random, etc.)?<br />
=><br />
9. Hoe hebben de groepjes vervolgens gekozen wat ze wilden onderzoeken (zelf<br />
vraagstelling, kiezen uit een lijst, etc.)?<br />
=><br />
Werkfase<br />
10a. Kunt u kort noemen welke experimenten de leerlingen hebben gedaan<br />
(uitgebreidere informatie wordt aan het einde van de evaluatie gevraagd)?
=><br />
10b. In hoeverre heeft u op het laatste moment nieuwe experimenten opgesteld,<br />
bijvoorbeeld n.a.v. een eigen bedachte vraagstelling?<br />
=><br />
11a. Was er genoeg materiaal beschikbaar voor de experimenten?<br />
=><br />
11b. Was er genoeg tijd om niet beschikbaar materiaal te bestellen?<br />
=><br />
12. Hoeveel experimenten heeft elk groepje gedaan?<br />
=><br />
13. In welke vorm moesten leerlingen hun resultaten presenteren (protocol, poster,<br />
presentatie, etc.) ?<br />
vrije keuze<br />
=><br />
Verdiepings- en verbindingsfase<br />
14. Hoe heeft u de verdiepings- en verbindingsfase ingevuld?<br />
=><br />
Beoordeling<br />
15. Aan de hand waarvan heeft u de leerlingen beoordeeld (protocol, poster,<br />
presentatie, evaluatie groepsleden, tussentijdse vragen, proefwerk, etc.) en wat was<br />
de weging van elk onderdeel?***<br />
=>
Effectiviteit<br />
16. Was er genoeg lestijd beschikbaar om de module in deze vorm uit te voeren?<br />
=><br />
17. Zijn de misconcepten aan het begin van de module aan het eind significant<br />
verminderd?***<br />
=><br />
18a. Leren leerlingen meer als ze werken vanuit een context, of werkt de<br />
conventionele manier beter?***<br />
=><br />
18b. Heeft u dit getoetst en zo ja, hoe?***<br />
=><br />
19a. Vindt u deze manier van lesgeven een verbetering t.o.v. de conventionele<br />
manier van lesgeven?***<br />
=><br />
19b. Zo ja/nee, waarom?*** De uiteindelijke resultaten in 3 gym vielen me erg<br />
tegen. Proefwerk in 3 havo is 22-6-04 geweest<br />
=><br />
20. Is deze methode een extra belasting voor u als docent in de zin van<br />
ordehandhaving / voorbereidingstijd?***<br />
=><br />
21. Heeft u nog relevante opmerkingen die in de voorgaande vragen niet of<br />
onvoldoende aan bod zijn gekomen?
=><br />
Dank u voor het invullen van de evaluatie. U kunt de evaluatie terugsturen<br />
naar mijn e-mail-adres: s1216430@student.rug.nl<br />
Wilt u mij ook, bij voorkeur digitaal, de volgende documenten/bestanden<br />
(indien beschikbaar) opsturen? Als de documenten/bestanden op het<br />
internet beschikbaar zijn (bijv. op Brainbox) , kunt u ook volstaan met een<br />
link.<br />
Opbouw van de lessen/ studiewijzer<br />
Films/krantenknipsels die gebruikt zijn om de context te schetsen<br />
Beschrijving van de praktica (leerlingenmateriaal + eventueel materiaal<br />
voor docent/toa) papier no 1 t.e.m. 6 aan<br />
Vragenlijsten voor de leerlingen<br />
Evaluaties van de leerlingen(_aan Jan Apotheker gegeven)<br />
Proefwerken + cijfers ; cijfers Zie brainbox Roel<br />
Posters/ Powerpoint zie brainbox Roel<br />
Eventueel ander materiaal<br />
Tip: Bij het versturen van bestanden naar een e-mail adres of naar Brainbox is het<br />
handig om alle bestanden in te pakken als 1 *.zip of *.rar bestand. Zo hoeft u maar<br />
1 attachment te versturen in plaats van een heleboel.<br />
Indien materiaal niet digitaal aangeleverd kan worden, kunt u documenten<br />
opsturen naar:<br />
J.Apotheker<br />
Chemiedidactiek<br />
Nijenborgh 4<br />
9747 AG Groningen
[Evaluatie leerlingen]
Evaluatie project verbrandingen<br />
Mocht je ruimte tekort komen, dan kan je de vragen op de achterkant van het<br />
blaadje afmaken<br />
1. Wat heb je van dit project geleerd?<br />
Qua samenwerking<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
Qua leerstof<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
2. Wat vond je leuk aan dit project?<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
3. Wat vond je minder leuk aan dit project?<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
4. Wat vond je van de manier waarop dit project gegeven werd?<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
5. Wat vond je van het feit dat er veel keuzemogelijkheden waren?<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
6. Heb je nu meer geleerd dan uit het boek, wat je vorige periode hebt gedaan?<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
7. Vind je zo’n project leuk en leerzaam genoeg om vaker in het jaar te doen?<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
.
Chemische vragen verbrandingen<br />
Vraag Wat weet je van verbrandingen? Goed Fout<br />
1 Tijdens verbranding reageert de brandstof met de<br />
zuurstof<br />
2 Zodra een brandstof en zuurstof bij elkaar komen begint<br />
de verbranding altijd meteen<br />
3 In het menselijk lichaam vinden geen verbrandingen<br />
plaats omdat er geen vuurverschijnselen te zien zijn.<br />
4 Ruim 200 jaar geleden dachten belangrijke<br />
wetenschappers dat in een brandbare stof relatief veel<br />
“flogiston” zit dat bij verbranding ontwijkt en de<br />
vuurverschijnselen opwekt, bijvoorbeeld in de vlam van<br />
een kaars. Deze theorie geldt nog steeds.<br />
O O<br />
O O<br />
O O<br />
O O<br />
5 Door de hitte in de vlam kan de verbranding plaatsvinden O O<br />
6 Verbruik van suiker in het lichaam is eigenlijk hetzelfde<br />
proces als verbranding van suiker in een experiment<br />
7 Bij verbranding wordt de brandstof omgezet in as. Het<br />
totale gewicht wordt daardoor minder.<br />
8 Een stof blijft tijdens verbranding hetzelfde, maar<br />
verandert alleen naar een andere vorm.<br />
9 De verbranding is onomkeerbaar dus kan niet worden<br />
teruggedraaid zodat de beginstoffen weer ontstaan<br />
O O<br />
O O<br />
O O<br />
O O<br />
10 Zuurstof doet niet mee in de verbrandingsreactie O O<br />
11 <strong>Verbrandingen</strong> leveren warmte op, maar moeten eerst op<br />
gang worden geholpen.<br />
O O<br />
12 Zuurstof is nodig om de vlam gaande te houden O O<br />
13 Verbranding is een chemische reactie O O<br />
14 Zuurstof gaat apart in een andere stof over tijdens<br />
verbranding<br />
O O<br />
15 Tijdens verbranding is zuurstof nodig O O<br />
16 De vlam die je ziet bij verbranding is het bewijs van een<br />
chemische reactie<br />
O O<br />
17 Zuurstof wordt door de vlam omgezet en opgebruikt O O<br />
18 Het koken van water is eigenlijk hetzelfde als verbranden O O
Vraag Wat weet je van verbrandingen? Goed Fout<br />
19 Gassen zoals lucht of zuurstof hebben geen gewicht O O<br />
20 De vlam bevat zowel de brandstof als zuurstof die met<br />
elkaar aan het reageren zijn.<br />
O O<br />
21 Materie kan worden omgezet in warmte O O<br />
22 Als staalwol verbrand dan ontstaat er koolstofdioxide O O<br />
23 Tijdens verbranding veranderen de stoffen van de ene<br />
vorm naar de andere, of veranderen naar “niets”<br />
O O<br />
24 Sommige eigenschappen blijven behouden. O O<br />
25 Verbranding is een afbrekend proces O O<br />
26 De productie van warmte in een verbranding is niet te<br />
verklaren<br />
O O<br />
27 De vlam bevat alleen de brandstof O O<br />
28 Als water wordt gekookt tot stoom ontstaat er waterstof-<br />
en zuurstofgas<br />
O O<br />
29 De vlam bevat alleen zuurstof O O<br />
30 De producten van een verbranding bevatten dezelfde<br />
atomaire bouwstenen als de uitgangsstoffen maar in een<br />
andere combinatie.<br />
O O<br />
31 De totale massa kan meer of minder worden of hetzelfde<br />
blijven omdat de uitgangsstoffen verschillen van de<br />
producten.<br />
O O<br />
32 De vlam bevat zowel brandstof als zuurstof O O<br />
33 Voor verbranding is alleen brandstof nodig O O<br />
34 Eigenschappen van de uitgangsstoffen blijven niet<br />
bewaard<br />
35 De totale massa van de uitgangsstoffen én producten<br />
blijft voor en na de verbranding hetzelfde.<br />
36 De eigenschappen van de uitgangsstof ná de verbranding<br />
zijn compleet anders dan voor de verbranding<br />
O O<br />
O O<br />
O O<br />
37 Leg uit in je eigen woorden en met behulp van een tekening wat jij<br />
verstaat onder het begrip “verbranding”
Vraag Wat weet je van verbrandingen?<br />
38 Wat gebeurt er met een stof die verbrand?<br />
39 Wordt er iets geproduceerd bij de verbranding van hout?<br />
O Ja<br />
O Nee<br />
O Weet ik niet<br />
Verklaar je antwoord<br />
40 Kijk naar de onderstaande tekening. De kaars onder de glazen stolp<br />
gaat uit na een aantal seconden.<br />
A: Wat gebeurt er met de was van de kaars?<br />
B: Wat is er gebeurd met de lucht onder de stolp?<br />
C: Wordt er iets gevormd in deze seconden? Zo ja, wat is dat?
Vraag Wat weet je van verbrandingen?<br />
41 Waaruit bestaat een vlam?<br />
42 Een student verwarmt 6 gram magnesium strip in een porseleinen<br />
schaaltje en verbrand het naar wit poeder. Na afloop weegt de student<br />
het schaaltje weer en ziet dat het witte poeder nu 10 gram weegt.<br />
Waardoor neemt het gewicht toe? Maak een keuze uit de volgende<br />
mogelijkheden door één rondje aan te kruisen:<br />
O De zuurstof van de lucht mengde met het magnesium, waardoor<br />
het gewicht toenam<br />
O Toen het magnesium verwarmd werd zette het uit, waardoor het<br />
zwaarder werd<br />
O Het magnesium reageerde met de zuurstof uit de lucht waardoor<br />
het gewicht toenam<br />
O Het magnesium kreeg warmte van de vlam, waardoor het gewicht<br />
toenam.<br />
O Dit resultaat kan niet. Het gewicht kan nooit toenemen.
Discussievragen <strong>Verbrandingen</strong> 3 G<br />
Groep Deelnemers<br />
Beantwoord de volgende discussievragen door de antwoordvakken in te<br />
vullen. Als je het niet eens bent over de antwoorden moet je dit ook<br />
invullen.<br />
Bij verbranding wordt de brandstof omgezet in as. Het totale gewicht wordt daardoor<br />
minder omdat gassen geen gewicht hebben.<br />
De eigenschappen van de uitgangsstof ná de verbranding zijn compleet anders dan voor<br />
de verbranding<br />
De totale massa kan bij verbranding meer of minder worden of hetzelfde blijven omdat de<br />
uitgangsstoffen verschillen van de producten. Het gewicht van een uitgangsstof kan bij<br />
verbranding nooit toenemen
Het koken van water is eigenlijk hetzelfde als verbranden. Er onstaat dan waterstof- en<br />
zuurstofgas<br />
De verbranding is onomkeerbaar dus kan niet worden teruggedraaid zodat de beginstoffen<br />
weer ontstaan<br />
Het gewicht van een uitgangsstof kan bij verbranding nooit toenemen.<br />
Verbranding is een afbrekend proces<br />
Verbruik van suiker in het lichaam is eigenlijk hetzelfde proces als verbranding van suiker<br />
in een experiment
Onderzoeksvragen <strong>Verbrandingen</strong> 3 G<br />
Groep Deelnemers<br />
Maak hieronder minstens drie onderzoeksvragen die je naar aanleiding van<br />
de discussievragen zou willen onderzoeken. Geef ook aan hoe je dit denkt te<br />
onderzoeken<br />
Nr. Wat wil je onderzoeken? Hoe wil je dit onderzoeken?<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6
Resultatentabel havo 3<br />
Prf Vr. Omschrijving Resultaten Goede antwoord<br />
Brandende bellen<br />
Omkeerbaarheid van<br />
verbranding met toestel<br />
1 Stijgen de bellen sneller of<br />
langzamer dan gewone<br />
zeepbellen, of dalen ze?<br />
Waarom?<br />
2 Zit er lucht of aardgas in de bel,<br />
of beiden?<br />
3 Wat kan je zeggen over de<br />
reactiesnelheid?<br />
4 Waarom mag dit nooit met gas<br />
uit het fornuis of uit de<br />
bunsenbrander?<br />
1 Wat zit er in de grootste<br />
gaskolom?<br />
van Hoffman<br />
vamvanoffmanHofmann<br />
2 Wat zit er in de kleinste<br />
gaskolom?<br />
Grp1: Gas ipv zuurstof<br />
Grp4: Ze stijgen omdat er gas in zit<br />
Grp6: Sneller waant het gas blaast ze de lucht<br />
in.<br />
Grp 1: Beiden<br />
Grp 4: alleen aardgas<br />
Grp 6: Beiden<br />
Grp 1: Je moet snel zijn<br />
Grp 4: Het brandt heel snel<br />
Grp 1: Misschien giftige stoffen<br />
Grp 4: te grote toevoer van gas<br />
Grp 1: Waterstof en water<br />
Grp 2: Waterstof en water<br />
Grp 4: Waterstof en water<br />
Grp 6: Waterstof<br />
Grp 1: Zuurstof en water<br />
Grp 2: Water en zuurstof<br />
Grp 4: Zuurstof en water<br />
Grp 6: Zuurstof<br />
Bellen stijgen sneller, omdat aardgas lichter<br />
is dan lucht<br />
Alleen aardgas, het komt direct vanuit de<br />
slang in de vloeistof waaruit een bel<br />
ontstaat<br />
Er vindt geen explosie plaats omdat het gas<br />
nog niet met lucht is gemengd. Dit gebeurt<br />
pas als de bel stukgaat.<br />
Het gas wat uit het fornuis komt is al<br />
gemengd met lucht! Als je dat in een<br />
zeepbel doet knalt het wel. Niet doen,<br />
gevaarlijk!!<br />
Waterstof, omdat in water 2 maal zoveel<br />
waterstof zit dan zuurstof, kijk maar naar<br />
de formule: H2O. Aan de plus-electrode<br />
ontstaat waterstof (hoef je nog niet te<br />
onthouden)<br />
Zuurstof, omdat in water veel minder<br />
zuurstof zit dan waterstof. Aan de minelectrode<br />
ontstaat zuurstof (hoef je nog<br />
niet te onthouden)
3 Waar komen deze gassen<br />
vandaan?<br />
4 Waarom is de ene gaskolom<br />
groter dan de andere?<br />
5 Komt er bij dit proces energie<br />
vrij of moet en energie worden<br />
toegevoerd?<br />
6 Wat voor proces vindt er plaats<br />
in de beide regeerbuizen?<br />
7 Komt er bij deze processen<br />
energie vrij of moet er energie<br />
worden toegevoerd?<br />
8 Wat voor stoffen worden er<br />
geproduceerd in iedere buis?<br />
Grp 1: uit het water door electriciteit<br />
Grp 2: uit het water door electriciteit<br />
Grp 4: Door energie toe te voeren ontleedt het<br />
zichzelf<br />
Grp 1: Omdat er meer waterstof dan zuurstof in<br />
het water zit<br />
Grp 2: omdat die meer waterstof bevat<br />
Grp 4: Omdat de ene vloeistof sterker reageert<br />
op de stroom dan de ander<br />
Grp 6: In de ene zit meer waterstof dan de<br />
andere<br />
Grp1: Toegevoerd<br />
Grp 2: Er wordt gas toegevoegd, daardoor zakt<br />
het<br />
Grp 4: Toegevoerd<br />
Grp 6: Toegevoerd<br />
Grp 1: het gas duwt het water omlaag<br />
Grp 2: Electrolyse, 2 stoffen worden gescheiden:<br />
Grp 4: zuurstofgas: verbranden houtspaander,<br />
Waterstofgas verbranden tot water<br />
Grp 6: Het ontleden van water<br />
Grp 1: Er komt energie vrij<br />
Grp2: Toegevoerd (stroom)<br />
Grp 4: Er komt energie vrij<br />
Grp 6: Toegevoerd<br />
Grp 1: Waterstof en zuurstof<br />
Grp 2: Waterstof en zuurstof<br />
Grp 4: Waterstof en zuurstof<br />
Grp 6: Waterstof en zuurstof<br />
Deze ontstaan door ontleding van het water<br />
In water zit 2 maal zoveel waterstof als<br />
zuurstof. Kijk maar naar de formule: H2O<br />
Ontleden van water kost energie, dat kan<br />
je zien omdat er stroom aan wordt<br />
toegevoerd! Ongeveer 12 volt, 0,5 ampere<br />
= 6 Watt<br />
<strong>Verbrandingen</strong><br />
Er komt energie vrij, iedere verbranding<br />
levert warmte op<br />
In de buis waarin waterstof wordt<br />
aangestoken, wordt water geproduceerd,<br />
wat je kan zien aan de waterdruppeltjes die<br />
aan de wand verschijnen na de explosie. In<br />
de buis met de zuurstof is een gloeiende<br />
houtspaander gestoken die door de<br />
zuurstof opvlamde of veel harder gloeide.<br />
Hieruit is dan koolzuur en water ontstaan.
De verbrandingsproducten<br />
9 Is hiermee bewezen dat een<br />
verbranding omkeerbaar is?<br />
Waarom?<br />
10 Is de toegevoerde energie<br />
dezelfde als de geproduceerde<br />
energie in deze hele proef?<br />
1 Is hier sprake van chemische<br />
reacties (stoffen veranderen in<br />
andere stoffen) of is dit nu<br />
alleen verdamping of iets<br />
dergelijks?<br />
2 Welke stoffen komen hier nu<br />
vrij bij verbranding? Geldt dat<br />
voor alle verbrandingen?<br />
Grp 1: Ja, want bij verbranding komt weer damp<br />
Grp 2: Ja, want bij verbranding komt weer damp<br />
Grp 4: Als je de waterstof aansteekt wordt het<br />
weer water<br />
Grp 6: -<br />
Grp 1: Nee, want in het begin kon je water niet<br />
verbranden en later wel.<br />
Grp 2: Nee, want in het begin kon je water niet<br />
verbranden en later wel<br />
Grp 4: Nee, want stroom kan je geen<br />
houtspaanders laten branden en waterstofgas<br />
laten knallen.<br />
Grp 6: -<br />
Grp 1: Ja, want water wordt troebel en poeder<br />
verkleurt.<br />
Grp 2: Kalkwater is troebel geworden<br />
Grp 5: Verdamping omdat de stof alleen<br />
verandert van kleur en niet van stof<br />
Grp 7: Alleen verdamping, er komen geen<br />
chemische stoffen vrij<br />
Grp1: Er komt witte rook vrij. Koolstofdioxide en<br />
waterstof<br />
Grp 2: In het buisje komt koolstofdioxide vrij en<br />
in het u-buisje toon je water aan<br />
Grp 5: koolstofdioxide en waterdamp<br />
Grp 7: Stikstof en waterstof, en witte rook<br />
Ja, want eerst hebben we water ontleedt in<br />
waterstof en zuurstof, en daarna hebben<br />
we de waterstof weer verbrandt tot water<br />
Dat is voor jullie niet na te meten, maar<br />
misschien wel te beredeneren: Ja, omdat<br />
het dezelfde reactie is in omgekeerde<br />
richting, hoort daar ook de energiebalans<br />
bij die voor deze reactie geldt:<br />
2H2O + Energie 2H2 + O2<br />
Chemische reactie, want de stoffen<br />
veranderen geheel van eigenschappen<br />
Uit de meeste verbrandingen komt koolzuur<br />
(kalkwater wordt troebel) en water (wit<br />
kopersulfaat wordt blauw)
Geflambeerd<br />
geld<br />
3 Zijn dit nu atomen of moleculen<br />
of beiden die hier aan<br />
deelnemen?<br />
4 Je moet warmte toevoeren<br />
(aansteker) en er komt warmte<br />
vrij (verbranding). Komt er nu<br />
in totaal warmte vrij of moet er<br />
warmte bij worden gestopt?<br />
5 Geven alle stoffen die duidelijk<br />
vuurverschijnselen geven<br />
(verbranden) ook CO2<br />
productie? Verklaar dit voor<br />
iedere stof.<br />
6 Kan je ook CO2 productie<br />
krijgen zonder<br />
vuurverschijnselen?<br />
Grp 1: Atomen<br />
Grp 2: Beiden<br />
Grp 5: Atomen<br />
Grp 7: Moleculen<br />
Grp 1: Er komt meer warmte vrij en je moet<br />
veel water toevoegen voor verdamping<br />
Grp 2: Beide<br />
Grp 5: Er moet warmte bij worden gestopt om<br />
water te verdampen<br />
Grp 7: Warmte bij die weer vrijkomt<br />
Grp 1: Ja, kaars en alcohol geven duidelijke<br />
verkleuring van het kalkwater<br />
Grp 2: Kan je met kalkwater aantonen<br />
Grp 5: Ja, kaars en alcohol, kalkwater verkleurd<br />
Grp 7: Ja, bij iedere verbranding komt CO2 vrij.<br />
Grp 1: Ja, Bijv. in het lichaam<br />
Grp 2: -<br />
Grp 5: Ja, bijv. in het lichaam<br />
Grp 7: Ja, uitademing<br />
Moleculen, want die bestaan weer uit<br />
atomen. In een chemische reactie krijgen<br />
de deelnemende moleculen een andere<br />
samenstelling van atomen, bijvoorbeeld in<br />
de verbranding van aardgas:<br />
CH4 + 2O2 -> 2H2O + CO2<br />
Aan deze reactie kan je zien dat je atomen<br />
(C, H en O) op een andere manier<br />
samengaan en andere moleculen vormen<br />
met andere eigenschappen. Dit is<br />
belangrijk om goed te begrijpen.<br />
In totaal komt er warmte vrij. Vergelijk<br />
maar eens als je de brander aansteekt.<br />
Hiervoor is een klein vlammetje voldoende,<br />
terwijl er heel veel warmte vrijkomt.<br />
CO2-productie gebeurt alleen bij die<br />
verbrandingen waar ook C-atomen in de<br />
brandstof zitten! Dus, er vindt geen CO2productie<br />
plaats in de verbranding van<br />
Magnesium (Mg). Je ziet meteen aan de<br />
brandstof Mg dat er geen C-tjes inzitten.<br />
Ja, in de langzame verbrandingen in<br />
levende wezens, zoals ons eigen lichaam<br />
1 Waarom brand dit biljet? Grp 6: Omdat het nat is van de jenever Vanwege de alcohol in het 50%/50%<br />
alcohol/water mengsel die aan het biljet<br />
2 Waarom gaan de vlammen uit? Grp 6: Als de alcohol opgebrand is<br />
kleeft.<br />
Omdat de alcohol verbrandt is.
3 Waarom brand het biljet niet<br />
verder?<br />
Grp 6: Het vuur zit in de alcohol en gaat er niet<br />
uit<br />
Omdat het water uit het alcohol / water<br />
mengsel de temperatuur te laag houdt voor<br />
verdere verbranding van het biljet. Het<br />
biljet wordt wel een beetje warm, mar niet<br />
warm genoeg.<br />
4 Is er gebrek aan zuurstof? Grp 6: Nee, er is genoeg in het lokaal Nee, dit kan uit de lucht komen<br />
5 Is er gebrek aan brandstof? Grp 6: Nee, alcohol en biljet kunnen allebei<br />
branden<br />
6 Wat is er te zeggen over de Grp 6: Die is te laag omdat de alcohol sneller<br />
temperatuur van het biljet? brand en het biljet door het water teveel is<br />
afgekoeld<br />
7 Lukt deze proef ook met 100 % Grp 6: Nee, want water brand pas bij hele hoge<br />
water? Waarom?<br />
temperatuur<br />
8 Lukt deze proef ook met 100 % Grp 6: Nee, want dan gaat de vlam niet meer<br />
alcohol? Waarom?<br />
uit.<br />
Nee, het biljet zou ook kunnen branden<br />
Deze is te laag voor verdere verbranding<br />
Nee, want het water aan de buitenkant kan<br />
niet branden.<br />
Nee, want dan vliegt het hele biljet ook in<br />
de brand, omdat het niet koel gehouden<br />
wordt door het water in het alcohol / water<br />
mengsel
Resultatentabel gymnasium 3<br />
Prf Vr. Omschrijving Resultaten Goede antwoord<br />
Brandende bellen<br />
Omkeerbaarheid van verbranding met<br />
toestel van Hofmann<br />
1 Stijgen de bellen sneller of<br />
langzamer dan gewone<br />
zeepbellen, of dalen ze? Waarom?<br />
2 Zit er lucht of aardgas in de bel, of<br />
beiden?<br />
3 Wat kan je zeggen over de<br />
reactiesnelheid?<br />
4 Waarom mag dit nooit met gas<br />
uit het fornuis of uit de<br />
bunsenbrander?<br />
1 Wat zit er in de grootste<br />
gaskolom?<br />
2 Wat zit er in de kleinste<br />
gaskolom?<br />
3 Waar komen deze gassen<br />
vandaan?<br />
4 Waarom is de ene gaskolom<br />
groter dan de andere?<br />
5 Komt er bij dit proces energie vrij<br />
of moet en energie worden<br />
toegevoerd?<br />
Grp 1: Waterstof<br />
Grp 2: Water nee zuurstof nee waterstof<br />
Grp 1: Zuurstof<br />
Grp 2: Water nee zuurstof en waterstof nee<br />
zuurstof<br />
Grp 1: Ontleedt uit water<br />
Grp 2: Uit de reactie tussen water en stroom<br />
Grp 1: Het is H2 2 waterstof en 1 zuurstof<br />
Grp 2: Omdat 2H 1O is<br />
Grp 1: Toegevoerd, als je dat niet doet<br />
gebeurd er niets<br />
Grp 2: toegevoerd<br />
Bellen stijgen sneller, omdat aardgas lichter<br />
is dan lucht<br />
Alleen aardgas, het komt direct vanuit de<br />
slang in de vloeistof waaruit een bel<br />
ontstaat<br />
Er vindt geen explosie plaats omdat het gas<br />
nog niet met lucht is gemengd. Dit gebeurt<br />
pas als de bel stukgaat.<br />
Het gas wat uit het fornuis komt is al<br />
gemengd met lucht! Als je dat in een<br />
zeepbel doet knalt het wel. Niet doen,<br />
gevaarlijk!!<br />
Waterstof, omdat in water 2 maal zoveel<br />
waterstof zit dan zuurstof, kijk maar naar<br />
de formule: H2O. Aan de plus-electrode<br />
ontstaat waterstof (hoef je nog niet te<br />
onthouden)<br />
Zuurstof, omdat in water veel minder<br />
zuurstof zit dan waterstof. Aan de minelectrode<br />
ontstaat zuurstof (hoef je nog<br />
niet te onthouden)<br />
Deze ontstaan door ontleding van het water<br />
In water zit 2 maal zoveel waterstof als<br />
zuurstof. Kijk maar naar de formule: H2O<br />
Ontleden van water kost energie, dat kan<br />
je zien omdat er stroom aan wordt<br />
toegevoerd! Ongeveer 12 volt, 0,5 ampere<br />
= 6 Watt
De<br />
verbrandingsproducte<br />
n<br />
6 Wat voor proces vindt er plaats in<br />
de beide regeerbuizen?<br />
7 Komt er bij deze processen<br />
energie vrij of moet er energie<br />
worden toegevoerd?<br />
8 Wat voor stoffen worden er<br />
geproduceerd in iedere buis?<br />
9 Is hiermee bewezen dat een<br />
verbranding omkeerbaar is?<br />
Waarom?<br />
10 Is de toegevoerde energie<br />
dezelfde als de geproduceerde<br />
energie in deze hele proef?<br />
1 Is hier sprake van chemische<br />
reacties (stoffen veranderen in<br />
andere stoffen) of is dit nu alleen<br />
verdamping of iets dergelijks?<br />
2 Welke stoffen komen hier nu vrij<br />
bij verbranding? Geldt dat voor<br />
alle verbrandingen?<br />
Grp 1: Verbranding (wordt omgekeerd)<br />
Grp 2: Ontledingsproces<br />
Grp 1: Allebei, vuur toegevoerd, reageert met<br />
een stof en er komt nieuwe energie vrij<br />
Grp2: Toegevoerd<br />
Grp 1: in de ene waterstof en in de andere<br />
zuurstof<br />
Grp 2: H en O2<br />
Grp 1: Ja, water is een verbrandingsproduct<br />
van waterstof en zuurstof.<br />
Grp 2: Ja, als je water ontleed ontstaat er<br />
waterstof en zuurstof. Als je waterstof weer<br />
verbrand ontstaat er weer water.<br />
Grp 1: Nee, bij de toegevoegde is het<br />
elektrische energie, de geproduceerde energie<br />
is warmte.<br />
Grp 2: Het is dezelfde reactie alleen<br />
omgekeerd, dus de energie is dezelfde<br />
Grp 1: Nee, er komen geen andere stoffen<br />
Grp 2: Ja, het kopersulfaat werd blauw<br />
Grp 3: Ja, het kopersulfaat werd blauw en er<br />
komt gas vrij van de alcohol<br />
Grp1: CO2 en waterdamp. Geldt niet voor<br />
allemaal, er komt niet altijd waterdamp bij<br />
Grp 2: CO2 Daardoor werd het water ook<br />
troebel. Dat geldt voor alle verbrandingen<br />
Grp 3: CO2 : Ja dit geldt bij alles<br />
<strong>Verbrandingen</strong><br />
Er komt energie vrij, iedere verbranding<br />
levert warmte op<br />
In de buis waarin waterstof wordt<br />
aangestoken, wordt water geproduceerd,<br />
wat je kan zien aan de waterdruppeltjes die<br />
aan de wand verschijnen na de explosie. In<br />
de buis met de zuurstof is een gloeiende<br />
houtspaander gestoken die door de<br />
zuurstof opvlamde of veel harder gloeide.<br />
Hieruit is dan koolzuur en water ontstaan.<br />
Ja, want eerst hebben we water ontleedt in<br />
waterstof en zuurstof, en daarna hebben<br />
we de waterstof weer verbrandt tot water<br />
Dat is voor jullie niet na te meten, maar<br />
misschien wel te beredeneren: Ja, omdat<br />
het dezelfde reactie is in omgekeerde<br />
richting, hoort daar ook de energiebalans<br />
bij die voor deze reactie geldt:<br />
2H2O + Energie 2H2 + O2<br />
Chemische reactie, want de stoffen<br />
veranderen geheel van eigenschappen<br />
Uit de meeste verbrandingen komt koolzuur<br />
(kalkwater wordt troebel) en water (wit<br />
kopersulfaat wordt blauw)
Geflam<br />
beerd<br />
geld<br />
3 Zijn dit nu atomen of moleculen of<br />
beiden die hier aan deelnemen?<br />
4 Je moet warmte toevoeren<br />
(aansteker) en er komt warmte<br />
vrij (verbranding). Komt er nu in<br />
totaal warmte vrij of moet er<br />
warmte bij worden gestopt?<br />
5 Geven alle stoffen die duidelijk<br />
vuurverschijnselen geven<br />
(verbranden) ook CO2 productie?<br />
Verklaar dit voor iedere stof.<br />
6 Kan je ook CO2 productie krijgen<br />
zonder vuurverschijnselen?<br />
Grp 1: Beiden, het kan niet uit alleen<br />
moleculen / atomen bestaan<br />
Grp 2: Beiden, moleculen bestaan uit atomen,<br />
en in elke stof komen moleculen voor<br />
Grp 3: Beiden<br />
Grp 1: Meer warmte vrij, alcohol hoeft maar<br />
één keer aangestoken te worden<br />
Grp 2: Er komt meer warmte vrij, het vuur<br />
bleef lange tijd aan, je hoefde het maar 1x<br />
maal aan te steken<br />
Grp 3: Er komt meer warmte vrij, je hoefde<br />
het maar 1x maal aan te steken<br />
Grp 1: Ja, voor elke verbranding is brandstof<br />
+ zuurstof + aansteker nodig, en de zuurstof<br />
resulteert in CO2<br />
Grp 2: Bij het verbranden van alcohol komt<br />
CO2 vrij Grp 3: Ja, voor elke vorm van vuur<br />
heb je brandstof, zuurstof en warmte nodig en<br />
zuurstof verbrandt in CO.<br />
Grp 1: Ja, als je ademt komt er ook CO2 vrij<br />
Grp 2: Nee, of ja, in je adem bv. zit ook CO2<br />
zonder verbranding / vuurverschijnselen.<br />
Grp 3: Nee, CO2 is een verbrandingsproduct<br />
Moleculen, want die bestaan weer uit<br />
atomen. In een chemische reactie krijgen<br />
de deelnemende moleculen een andere<br />
samenstelling van atomen, bijvoorbeeld in<br />
de verbranding van aardgas:<br />
CH4 + 2O2 -> 2H2O + CO2<br />
Aan deze reactie kan je zien dat je atomen<br />
(C, H en O) op een andere manier<br />
samengaan en andere moleculen vormen<br />
met andere eigenschappen. Dit is<br />
belangrijk om goed te begrijpen.<br />
In totaal komt er warmte vrij. Vergelijk<br />
maar eens als je de brander aansteekt.<br />
Hiervoor is een klein vlammetje voldoende,<br />
terwijl er heel veel warmte vrijkomt.<br />
CO2-productie gebeurt alleen bij die<br />
verbrandingen waar ook C-atomen in de<br />
brandstof zitten! Dus, er vindt geen CO2productie<br />
plaats in de verbranding van<br />
Magnesium (Mg). Je ziet meteen aan de<br />
brandstof Mg dat er geen C-tjes inzitten.<br />
Ja, in de langzame verbrandingen in<br />
levende wezens, zoals ons eigen lichaam<br />
1 Waarom brand dit biljet? Vanwege de alcohol in het 50%/50%<br />
alcohol/water mengsel die aan het biljet<br />
kleeft.
Gewichtstoename na verbranding<br />
2 Waarom gaan de vlammen uit? Omdat de alcohol verbrandt is.<br />
3 Waarom brand het biljet niet<br />
verder?<br />
Omdat het water uit het alcohol / water<br />
mengsel de temperatuur te laag houdt voor<br />
verdere verbranding van het biljet. Het<br />
biljet wordt wel een beetje warm, mar niet<br />
warm genoeg.<br />
4 Is er gebrek aan zuurstof? Nee, dit kan uit de lucht komen<br />
5 Is er gebrek aan brandstof? Nee, het biljet zou ook kunnen branden<br />
6 Wat is er te zeggen over de<br />
temperatuur van het biljet?<br />
7 Lukt deze proef ook met 100 %<br />
water? Waarom?<br />
8 Lukt deze proef ook met 100 %<br />
alcohol? Waarom?<br />
1 Wat voor conclusie trek je uit de<br />
beide gewichtsmetingen?<br />
2 Hoe kan je dit gewichtsverschil<br />
verklaren?<br />
3 Wat voor conclusie trek je hieruit<br />
ten aanzien van het gewicht van<br />
gassen, zoals zuurstof?<br />
Grp 3: Het weegt na de verbranding minder<br />
Grp 3: Er is gas vrijgekomen dat je niet meer<br />
kunt wegen<br />
Grp 3: Dat gas heel licht is<br />
Deze is te laag voor verdere verbranding<br />
Nee, want het water aan de buitenkant kan<br />
niet branden.<br />
Nee, want dan vliegt het hele biljet ook in<br />
de brand, omdat het niet koel gehouden<br />
wordt door het water in het alcohol / water<br />
mengsel<br />
Er is eigenlijk een probleem met deze<br />
proef. Omdat de magnesium zo hard<br />
brandt, verdwijnt er veel magnesiumoxide<br />
in de lucht. Als je alle magnesium zou<br />
opvangen (bv. in een omgekeerd<br />
bekerglas) dan zou je gewichtstoename<br />
meten, net zoals in de laatste vraag van je<br />
toets!<br />
Magnesium reageert met zuurstof tot<br />
magnesiumoxide, wat natuurlijk zwaarder<br />
is!<br />
2Mg + O2 -> 2MgO<br />
Het gas zuurstof heeft zeker ook gewicht!
Ontbrandingstemperatuur<br />
4 Denk je dat het gewicht van alle<br />
stoffen die aan de verbranding<br />
deelnemen hetzelfde blijft of niet?<br />
5 Hoe kan je het antwoord van de<br />
vorige vraag nu laten kloppen met<br />
je waarneming in deze proef?<br />
Grp 3: Nee, het magnesium wordt lichter<br />
omdat er een deel verandert in gas<br />
Grp 3: In de proef werd de magnesium ook<br />
lichter<br />
Ja, als je alle deelnemende stoffen tijdens<br />
een verbranding goed bij elkaar zou<br />
houden, kan je aantonen dat het totale<br />
gewicht van die deelnemende stoffen<br />
hetzelfde blijft<br />
Vóórdat de verbranding begon heb je wel<br />
het magnesium gewogen, maar niet de<br />
zuurstof die óók aan de verbranding<br />
deelnam.<br />
1 Wat zal er gebeuren als papier in<br />
een vlam gehouden wordt?<br />
Grp 4: Het verbrandt Dat vliegt in de brand<br />
2 Wat verwacht je dat er zal<br />
gebeuren met het papieren<br />
keteltje zonder water als het in de<br />
vlam wordt gehouden?<br />
Grp 4: Het verbrandt Dat vliegt ook in de brand<br />
3 Wat verwacht je dat er zal<br />
Grp 4: Wordt warm, water verdampt, daarna Dat vliegt niet in de brand<br />
gebeuren met het papieren<br />
keteltje met water als het in de<br />
vlam wordt gehouden?<br />
fikt bakje af<br />
4 Wat zag je gebeuren toen het<br />
papieren keteltje zonder water<br />
boven een vlam werd gehouden?<br />
Grp 4: De vlam slaat er in Vloog in de brand<br />
5 Wat zag je gebeuren toen het Grp 4: Verbrandde nog niet, water ging koken Vloog niet in de brand, het water erin ging<br />
papieren keteltje met water boven<br />
een vlam werd gehouden?<br />
na verloop van tijd zelfs koken!<br />
6 Is er gebeurd wat jij had<br />
verwacht?<br />
Grp 4: Ja ?
Samenstelling<br />
aanstekergas<br />
Flitsend proefje<br />
7 Geef een verklaring voor de<br />
gebeurtenissen in de beide<br />
experimenten.<br />
1 Bevat het aanstekergas nog iets<br />
anders dan propaan en butaan en<br />
zo ja, wat?<br />
2 Welke aansteker bevat in<br />
verhouding het meeste propaan?<br />
3 In welke aansteker denk je dat bij<br />
kamertemperatuur de druk het<br />
hoogst is?<br />
1 Wat zie je als het kalium of<br />
natriumnitraat in de reageerbuis<br />
wordt verhit?<br />
2 Wat gebeurt er als je het<br />
koolstofpoeder in de buis doet?<br />
Grp 4: Bakje zonder water verbrandt, dat is<br />
logisch. Er was geen koelstof. Het papier bij<br />
het bakje met water werd door het water koel<br />
gehouden. Toen het water verdampt was, was<br />
er geen koelstof meer, bakje alsnog<br />
verbrandt.<br />
Het papieren keteltje zonder water ging in<br />
de brand zoals ieder papier in de brand<br />
gaat, omdat er een vlam onder wordt<br />
gehouden.<br />
Het papieren keteltje met water gaat niet in<br />
de brand omdat het water in het keteltje<br />
het papier zo koel houdt dat de<br />
ontbrandingstemperatuur van papier niet<br />
kan worden bereikt, waardoor het dus ook<br />
niet in de brand vliegt. Deze<br />
ontbrandingstemperatuur ligt ook hoger<br />
dan het kookpunt van water, omdat het<br />
water wel kan koken en het papier nog<br />
steeds niet brandt<br />
Grp 3: Ja, het bevatte ook methylpropaan Ja, nog een andere stof: iso-propaan<br />
Grp 3 : Aansteker 2 (de lange) ?<br />
Grp3: De kleine, want er zit meer in. In die aansteker met het meeste propaan<br />
Grp 2: het wordt vloeibaar, je neemt kleine<br />
belletjes waar en het wordt geel van kleur<br />
Grp 3: Het smelt en wordt een heldere<br />
vloeistof<br />
Grp 2: Er ontstaan vuurverschijnselen en het<br />
koolstofpoeder spuit eruit<br />
Grp 3: Er komt een vlam in het buisje, het<br />
koolstofpoeder verbrandt<br />
Na flink verhitten zie je belletjes<br />
Dan krijg je kleine vonkjes en soms wat<br />
vuur in de buis
Is koken verbranden of ontleden?<br />
3 Hoe zou je de reactie van het<br />
koolstofpoeder kunnen<br />
karakteriseren?<br />
4 Wat is er voor een dergelijke<br />
reactie nodig?<br />
5 Hoe zou die stof dan daar<br />
terechtkomen?<br />
Grp 2: Met aanraking van het natriumnitraat<br />
en het koolstofpoeder vat het koolstofpoeder<br />
vlam<br />
Grp 3: Door de hitte van de vloeistof ontvlamt<br />
de koolstof<br />
Grp 2: vuur, nee natriumnitraat, nee<br />
koolstofpoeder: zuurstof.<br />
Grp 3: Hitte, brandstof, zuurstof<br />
Grp 2: Bij verbranding, nee, door<br />
koolstofpoeder bij het gesmolten<br />
natriumnitraat toe te voegen komt er zuurstof<br />
vrij<br />
Grp 3: De hitte van de vlam trekt zuurstof<br />
aan, als het natrium kookt, komen er bellen,<br />
dat is de zuurstof.<br />
Als een verbranding<br />
Brandstof, zuurstof en een temperatuur<br />
boven de ontbrandingstemperatuur<br />
Brandstof is het koolstofpoeder, de<br />
temperatuur is boven de<br />
ontbrandingstemperatuur, dus de zuurstof<br />
moet uit die belletjes komen!<br />
1 Kon je de ontsnappende gassen<br />
aansteken?<br />
Grp 1: Nee Nee<br />
2 Heb je begrepen of gehoord of je Grp 1: Ja, de waterstof kon worden<br />
Ja, dat kon!<br />
de ontsnappende gassen van aangestoken en de O2 bevorderde slechts de<br />
water uit het toestel van Hofman<br />
aangestoken konden worden?<br />
verbranding van een gloeiende sintel.<br />
3 Hoe verklaar je dit verschil? Grp 1: Water is een verbrandingsproduct. Dat In dit experiment bestaat het gas boven<br />
kan niet nog eens aangestoken worden. Als het kokende water uit water in gasvorm<br />
het weer H2 of O2 is, dan kan de waterstof (waterdamp), wat niet kan branden. In het<br />
aangestoken worden. De conclusie, het koken toestel van Hofman bestaan de gassen uit<br />
van water is niet hetzelfde als verbranden van waterstof en zuurstof. Waterstof kan<br />
water.<br />
branden, zuurstof kan meedoen aan de<br />
verbranding van een gloeiende<br />
houtspaander. Het zijn dus totaal<br />
verschillende gassen.<br />
4 Waar bestaat het gas uit wat<br />
ontsnapt na het koken?<br />
Grp 1: waterdamp Waterdamp<br />
5 Is er in dit experiment nu sprake Grp1: Nee, omdat de ontstane gassen niet Nee. Het is niet ontleedt, er was dus ook<br />
geweest van verbranding?<br />
aangestoken konden worden.<br />
geen chemische reactie. De moleculen<br />
Waarom?<br />
blijven hetzelfde.
Katalysator<br />
Brandendelamp<br />
1 Kon je het eerste blokje zonder as<br />
goed laten branden?<br />
2 Kon je het tweede blokje met as<br />
goed laten branden?<br />
Grp 2: Nee<br />
Grp 4: formulier zoek?<br />
Grp 2: Wel aardig<br />
Grp 4: formulier zoek?<br />
3 Hoe verklaar je dit verschil? Grp 2: Soms heb je een katalysator nodig<br />
voor verbranding<br />
Grp 4: formulier zoek?<br />
4 Een stof die een reactie zoals een<br />
verbranding kan laten versnellen<br />
noem je een katalysator. Kan je<br />
een verklaring geven hoe deze<br />
werkt?<br />
5 Waarom is er een katalysator in<br />
een auto nodig?<br />
1 Hoe kan je deze felle flits<br />
verklaren?<br />
2 Wat is er met deze lamp gebeurd<br />
voordat deze aangezet werd?<br />
Grp 2: -<br />
Grp 4: formulier zoek?<br />
Grp 2: -<br />
Grp 4: formulier zoek?<br />
Grp 1: zuurstof , brandstof + vonk reageren =<br />
verbranden. Het is snel afgelopen omdat de<br />
zuurstof heel snel op is<br />
Grp 2: Zekering vatte vlam<br />
Grp 3: Te veel stroom door de gloeidraad<br />
waardoor de draad springt en er een vlam<br />
ontstat<br />
Grp 4: Er zat geen zuurstof bij maar nu wel =<br />
vuur<br />
Grp 1: Gasvulling was weggehaald<br />
Grp 2: Zonder zuurstof kan het geen vlam<br />
vatten dus is er waarschijnlijk zuurstof<br />
toegevoegd<br />
Grp 3: Gaatje in de lamp gemaakt<br />
Grp 4: Gaatje in de lamp gemaakt<br />
Nee, dit smelt weg tot caramel<br />
Ja, met enige moeite door de brander erop<br />
te zetten kan je dit blokje laten branden<br />
Op de één of andere manier stimuleert de<br />
as de verbranding van de suiker<br />
Een verklaring kan zijn dat de as in staat is<br />
de suikermoleculen en de<br />
zuurstofmoleculen te binden, dichter bij<br />
elkaar te brengen en daardoor de kans te<br />
vergroten dat ze elkaar raken, en dus<br />
kunnen reageren<br />
Om de niet-verbrande brandstof alsnog te<br />
verbranden zodat deze niet in het milieu<br />
terechtkomen.<br />
De wolfraamdraad verbrandde omdat er<br />
kennelijk zuurstof of lucht in de lamp zat.<br />
Er is op de één of andere manier zuurstof<br />
of lucht in de lamp toegelaten.
Fosforexperiment<br />
3 Waarom is de gasvulling van een<br />
gloeilamp nodig?<br />
1 Waarom neemt het volume van de<br />
lucht onder de klok toe?<br />
2 Waar komt de rook vandaan en<br />
waar gaat deze later naar toe?<br />
Grp 1: Dan blijft die doorbranden<br />
Grp 2: Om de lamp te kunnen laten gloeien<br />
Grp 3: Anders gaat hij branden<br />
Grp 4: Dan is er geen zuurstof tegen<br />
ontvlamming<br />
Grp 1: Bij de verbranding komt rook vrij, rook<br />
heeft volume, daardoor wordt het water<br />
omlaag gedrukt<br />
Grp 2: Wij hadden verwacht dat het volume<br />
vd lucht af zou nemen omdat zuurstof<br />
afneemt bij verbranding dus weten we hier<br />
geen antwoord op te geven.<br />
Grp 3: Er komt een gas vrij waardoor het<br />
waterpeil in de klok daalt<br />
Grp 4: Vaste fosfor wordt gas -> volume<br />
groter<br />
Grp 1: Uit de fosfor en gaat naar boven (de<br />
stop)<br />
Grp 2: De rook ontstaat uit verbranding van<br />
fosfor. Rook stijgt van nature maar kan er nu<br />
niet uit. Dus wordt de dichtheid van de rook<br />
groter.<br />
Grp 3: Van dat fosfor, in het water.<br />
Grp 4: Van de verbranding af, gaat het naar<br />
de lucht, ontsnapt langzaam via de dop<br />
Dat is een moeilijke vraag. De reden is om<br />
de verdamping van de gloeidraad tegen te<br />
gaan door de gasdruk. Als er geen gas zou<br />
zijn (vacuüm) dan zou de hete gloeidraad<br />
verdampen en zou deze metaaldamp tegen<br />
het koude glas neerslaan. Dat zou het glas<br />
steeds ondoorzichtiger maken en de<br />
gloeidraad zou sneller op- of stukgaan.<br />
Omdat door de ontwikkelde warmte de<br />
gassen onder de klok uitzetten, en die het<br />
water in de klok omlaag drukken<br />
De rook is het verbrandingsproduct P2O5,<br />
een vaste stof!! Geen gas dus. Deze vaste<br />
stof lost op in het water in de klok
Eigen experiment groep 4<br />
3 Waarom neemt het volume van de<br />
lucht onder de klok later weer af?<br />
4 Hoe kan je uit dit experiment de<br />
hoeveelheid zuurstof in de lucht<br />
meten?<br />
1 Kunnen we hout volledig<br />
verbranden zodat er geen as<br />
overblijft door er extra zuurstof<br />
aan toe te voegen?<br />
2 Wat was het verschil tussen het<br />
gewicht van het hout voor en na<br />
verbranding, zonder extra<br />
zuurstof?<br />
3 Wat was het verschil tussen het<br />
gewicht van het hout voor en na<br />
verbranding, met extra zuurstof?<br />
Grp 1: Het koelt af en lost op (i.h.water)<br />
Grp 2: Doorgestreept: Zie het antwoord<br />
hierboven, de rookdichtheid wordt groter.<br />
Nieuw antwoord: Rook reageert met de oxide<br />
van fosfor die is vrijgekomen<br />
Grp 3: Rook lost op in het water waardoor het<br />
onder de klok vacuüm wordt gezogen<br />
Grp 4: Gas ging weg<br />
Grp 1: Meetstreepjes op de klok zetten en<br />
waar nu het water zit, was zuurstof. Dan meet<br />
je het d.m.v. de meetstreepjes.<br />
Grp 2: We weten dat voor verbranding<br />
zuurstof nodig is, het vuur doofde, dus was de<br />
zuurstof in de pot op<br />
Grp 3: Lengte van de brand, nee, Massa van<br />
de fosfor<br />
Grp 4 (wij hadden het het eerste) Hoe meer<br />
fosfor erin blijft, hoe minder O2 in de lucht.<br />
Kan je de fosfor wegen, weet je het O2<br />
gehalte.<br />
Grp 4: willen we uitproberen in een<br />
zelfbedacht experiment met zuivere zuurstof.<br />
Grp 4: Verbranding zonder zuurstof gaf<br />
gewicht (inclusief porceleinen schaaltje) voor<br />
verbranding: 26,03 gr en na verbranding<br />
25,80 gram. Er is dus 0,17 gram verbrandt.<br />
Grp 4: Verbranding met extra zuurstof gaf<br />
gewicht voor verbranding:26,03 gr en na<br />
verbranding 25,73. Er is dus 0,30 gram<br />
verbrandt.<br />
Als de gassen weer afkoelen na verloop van<br />
tijd krimpen ze weer in, én de zuurstof uit<br />
de lucht onder de klok is opgebruikt.<br />
Door het volumeverschil te meten uit de<br />
waterniveau’s vóór en ná het experiment.<br />
Het volumeverschil is de gebruikte<br />
hoeveelheid zuurstof. Vóór het experiment<br />
kon je ook de totale hoeveelheid lucht<br />
onder de klok meten,
4 Wat is je conclusie hieruit? Grp 4:Er is dus meer verbrandt met extra<br />
zuurstof dan zonder. Theoretisch kan je dus<br />
verbranden zonder as maar we weten dat niet<br />
zeker omdat we niet zover zijn gegaan.
Evaluatieformulier groepsproject verbrandingen<br />
Naam:<br />
Klas: Datum:<br />
1. Kan zelfstandig werken<br />
Naam groepsgenoot 1:<br />
2. Begrijpt wat er gedaan moet worden<br />
3. Kan anderen helpen<br />
4. Kan goed in een groep werken<br />
5. Houdt tijdens experimenten rekening met anderen<br />
6. Werkt tijdens experimenten nauwkeurig en netjes<br />
7. Kan resultaten goed verwerken<br />
Hier was ik erg goed in:<br />
Hier waren mijn groepsgenoten erg goed in:<br />
Naam groepsgenoot 2:<br />
Ikzelf groepsgenoot<br />
1<br />
Naam groepsgenoot 3:<br />
groepsgenoot<br />
2<br />
groepsgenoot<br />
3<br />
Groepsgenoot 1: Groepsgenoot 2: Groepsgenoot 3: Groepsgenoot 4:<br />
Naam groepsgenoot 4:<br />
groepsgenoot<br />
4