Een Elektro-Anatomisch Model van de Cochlea - Universiteit ...
Een Elektro-Anatomisch Model van de Cochlea - Universiteit ...
Een Elektro-Anatomisch Model van de Cochlea - Universiteit ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Universiteit</strong> Antwerpen<br />
Faculteit Wetenschappen<br />
Departement Natuurkun<strong>de</strong><br />
<strong>Een</strong> <strong>Elektro</strong>-<strong>Anatomisch</strong> <strong>Mo<strong>de</strong>l</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>Cochlea</strong><br />
een studie <strong>van</strong> <strong>de</strong> resistiviteiten en randvoorwaar<strong>de</strong>n met behulp<br />
<strong>van</strong> eindige elementen analyse<br />
Proefschrift voorgelegd tot het behalen <strong>van</strong> <strong>de</strong> graad <strong>van</strong><br />
Licentiaat in <strong>de</strong> Natuurkun<strong>de</strong><br />
aan <strong>de</strong> <strong>Universiteit</strong> Antwerpen<br />
te ver<strong>de</strong>digen door<br />
Joris A.M. Soons<br />
Promotor: Prof. Dr. S. Peeters<br />
Copromotor: Dr. F. Vanpoucke<br />
2006-2007
W O O R D V O O R A F<br />
Het schrijven <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze thesis was voor mij <strong>de</strong> laatste stap in het behalen<br />
<strong>van</strong> het diploma ‘Licenciaat in <strong>de</strong> Natuurkun<strong>de</strong>’. Toen ik 4 jaar gele<strong>de</strong>n aan<br />
<strong>de</strong>ze studie begon, stond ik voor een grote onbeken<strong>de</strong> poort. Veel zweet,<br />
bloed en tranen later en on<strong>de</strong>rtussen ook gekozen om meer <strong>de</strong> biomedische<br />
en medische fysica te bestu<strong>de</strong>ren, moest er opnieuw een keuze gemaakt<br />
wor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> thesis.<br />
Ik koos voor dit on<strong>de</strong>rwerp, ‘een computermo<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea’, omdat<br />
het mij wel interessant leek iets ‘toegepast’ te doen, ik kreeg geen ongelijk...<br />
Ik vond het een geweldige ervaring om <strong>de</strong> theoretische kennis die ik in<br />
<strong>de</strong> voorbije jaren had opgebouwd, via <strong>de</strong> computer om te zetten naar iets<br />
‘tastbaars’. Ik vond het in ie<strong>de</strong>r geval zeer boeiend. Ik hoop dat ik U als<br />
lezer <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> ervaring kan bezorgen.<br />
Vooraleer we naar <strong>de</strong> wereld <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochleaire implantaten vertrekken,<br />
zijn er een aantal mensen die ik graag zou willen bedanken. Vooral eerst<br />
mijn co-promotor, Dr. F. Vanpoucke, die tussen zijn drukke bezighe<strong>de</strong>n als<br />
on<strong>de</strong>rzoeker mij begeleid<strong>de</strong> met tips, opmerkingen en eventueel interessante<br />
research topics. Hij liet mij echter ook zelfstandig achter oplossingen<br />
zoeken. Mijn promotor, Prof. S. Peeters, die mij dit interessante on<strong>de</strong>rwerp<br />
aanreikte en mij <strong>van</strong> <strong>de</strong> noodzakelijke infrastructuur gebruik liet maken.<br />
Ver<strong>de</strong>r zou ik ook mijn ou<strong>de</strong>rs willen bedanken. Niet alleen omdat ze mij<br />
‘gesubsidieerd’ hebben, maar ook voor hun geweldige steun. Ze ston<strong>de</strong>n<br />
op alle momenten voor me klaar. Ook mijn broers verdienen een bedankje<br />
voor hun aanmoedigingen.<br />
Ten slotte nog een woordje <strong>van</strong> dank aan allen die ik hierboven ‘vergeten’<br />
ben, klasgenoten, kotgenoten en an<strong>de</strong>re studiegenoten. Zij hielpen mij vaak<br />
ver<strong>de</strong>r met studieproblemen, maar dankzij hen zal ik ook altijd terugkijken<br />
naar een geweldige ‘stu<strong>de</strong>ntentijd’.<br />
i<br />
Joris Soons<br />
29 mei 2007<br />
jorissoons@hotmail.com
I N H O U D S O P G AV E<br />
1 Inleiding 1<br />
I Literatuurstudie 4<br />
2 Anatomie en Fysiologie <strong>van</strong> het oor 5<br />
2.1 Fysica <strong>van</strong> het geluid 6<br />
2.2 Het Buiten- en Mid<strong>de</strong>noor 6<br />
2.3 Het Binnenoor 7<br />
2.3.1 Vestibulair orgaan 8<br />
2.3.2 <strong>Cochlea</strong> 9<br />
2.3.3 De zenuwcel 11<br />
2.3.4 Co<strong>de</strong>ring en verwerking <strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidsprikkel 13<br />
2.3.5 Elektrische eigenschappen 14<br />
2.4 <strong>Cochlea</strong>ire Implantaten 14<br />
2.4.1 Korte Geschie<strong>de</strong>nis 14<br />
2.4.2 Technologie 15<br />
3 Micro-CT 20<br />
3.1 Werking 21<br />
3.2 Data en verwerking 22<br />
3.3 Segmentatie 25<br />
4 Fysica <strong>van</strong> <strong>de</strong> elektrische vergelijkingen 27<br />
4.1 Van Maxwell naar PDE 28<br />
4.2 Geometrie 29<br />
4.3 Materiaaleigenschappen, subdomein 30<br />
4.4 Ran<strong>de</strong>n en interfaces, <strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n 31<br />
5 Eindige Elementen 32<br />
5.1 De Eindige elementen metho<strong>de</strong> 33<br />
5.1.1 Integraalvergelijking 34<br />
5.1.2 Reduceren <strong>van</strong> <strong>de</strong> or<strong>de</strong> 34<br />
5.1.3 Eindige elementen bena<strong>de</strong>ring 34<br />
5.1.4 Integreren over <strong>de</strong> elementen 35<br />
5.1.5 Opstellen algemene vergelijking 36<br />
5.1.6 Randvoorwaar<strong>de</strong>n 38<br />
5.1.7 Oplossing 38<br />
5.1.8 Fluxen 39<br />
ii
Inhoudsopgave<br />
5.2 Interpolatie over <strong>de</strong> elementen en het maken <strong>van</strong> een mesh<br />
40<br />
5.2.1 Lineaire basisfuncties 40<br />
5.2.2 Kwadratische basisfuncties 42<br />
5.2.3 Twee en drie dimensionale elementen 42<br />
5.2.4 Hogere or<strong>de</strong> continuïteit 44<br />
5.2.5 Triangulaire elementen 46<br />
5.3 Eindige Elementen, Uitbreiding 49<br />
5.3.1 <strong>Een</strong> min<strong>de</strong>r i<strong>de</strong>ale vergelijking 49<br />
5.3.2 Twee en drie dimensionaal 49<br />
5.3.3 Integralen en Gaussische kwadratuur 51<br />
5.3.4 De nauwkeurigheid <strong>van</strong> FEM 51<br />
5.3.5 Convergentie en numerieke stabiliteit 52<br />
5.3.6 Inverteren <strong>van</strong> matrices 52<br />
5.3.7 Finite Difference (FDM) 53<br />
5.4 Eindige Elementen Analyse 54<br />
5.4.1 Preprocessing 54<br />
5.4.2 Oplossen 55<br />
5.4.3 Postprocessing 55<br />
5.5 Besluit 56<br />
II <strong>Mo<strong>de</strong>l</strong>leringswerk 57<br />
6 <strong>Een</strong>voudig lineair mo<strong>de</strong>l 58<br />
6.1 Beschrijving 59<br />
6.1.1 Geometrie 59<br />
6.1.2 Mesh 59<br />
6.1.3 Materiaaleigenschappen en randvoorwaar<strong>de</strong>n 59<br />
6.2 Resultaten en Bespreking 62<br />
6.3 Besluit 67<br />
7 Cilindrisch Activatiemo<strong>de</strong>l 68<br />
7.1 Activatiefunctie 69<br />
7.2 Beschrijving 70<br />
7.2.1 Geometrie 70<br />
7.2.2 Mesh 71<br />
7.2.3 Materiaaleigenschappen en Randvoorwaar<strong>de</strong>n 72<br />
7.3 Resultaten en Bespreking 72<br />
7.3.1 Potentiaalver<strong>de</strong>lingen 72<br />
7.3.2 Activatiefunctie 73<br />
7.4 Besluit 77<br />
8 <strong>Elektro</strong>-anatomisch mo<strong>de</strong>l 78<br />
iii
Inhoudsopgave<br />
8.1 Beschrijving 79<br />
8.1.1 Geometrie 79<br />
8.1.2 Mesh 79<br />
8.1.3 Materiaaleigenschappen en Randvoorwaar<strong>de</strong>n 80<br />
8.2 Experimentele resultaten uit EFI 82<br />
8.3 Resultaten(1) 85<br />
8.3.1 Waar<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> literatuur 85<br />
8.3.2 Het aanpassen <strong>van</strong> <strong>de</strong> parameters 87<br />
8.4 Enkele theoretische aspecten 91<br />
8.4.1 Kleinste kwadraten 91<br />
8.4.2 Minimaliseren 92<br />
8.5 Resultaten(2): fitten <strong>van</strong> <strong>de</strong> parameters 93<br />
8.5.1 Situatie 1: drie parameters 93<br />
8.5.2 Situatie 2: drie parameters 94<br />
8.5.3 Situatie 3: zeven parameters 95<br />
8.6 Besluit 96<br />
9 Samenvatting en Besluit 98<br />
III Appendices 101<br />
a Terug projectie 102<br />
b Stroompa<strong>de</strong>n in het lineair mo<strong>de</strong>l 104<br />
c Praktische Handleiding tot het bekomen <strong>van</strong> <strong>de</strong> geometrie <strong>van</strong> het<br />
elektro-anatomisch mo<strong>de</strong>l 106<br />
c.1 Voorgaand werk 106<br />
c.2 Hersegmenteren 110<br />
c.3 Loften en importeren 111<br />
d Praktische Handleiding over het ver<strong>de</strong>r oplossen <strong>van</strong> het elektroanatomisch<br />
mo<strong>de</strong>l 113<br />
d.1 Het aanmaken <strong>van</strong> een FEM structuur 113<br />
d.2 Het parameteriseren en variëren in matlab 113<br />
e Overzicht oplossingen elektro-anatomisch mo<strong>de</strong>l 116<br />
e.1 Oplossingen uit subsectie 8.5.1 116<br />
e.2 Oplossingen uit subsectie 8.5.2 119<br />
e.3 Oplossingen uit subsectie 8.5.3 122<br />
f Lijst met Afkortingen 126<br />
iv
I N L E I D I N G<br />
Het doel <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze thesis is om <strong>de</strong> werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> elektrische stimulatie<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gehoorzenuw bij cochleaire implantaten beter te begrijpen 1 . Dit zal<br />
gebeuren door het maken <strong>van</strong> een wiskundig eindige elementen computermo<strong>de</strong>l.<br />
Hieruit zal dan <strong>de</strong> elektrische geleiding berekend wor<strong>de</strong>n. In<br />
<strong>de</strong>ze thesis zal weinig aandacht besteed wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> eigenlijke activatie<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> zenuwen (en <strong>de</strong> gewaarwording bij het horen). De aandacht zal in<br />
eerste instantie uit gaan naar het opbouwen <strong>van</strong> een realistische geometrie,<br />
die afkomstig zal zijn uit micro-CT beel<strong>de</strong>n 2 , en het kiezen <strong>van</strong> <strong>de</strong> juiste<br />
materiaaleigenschappen en randvoorwaar<strong>de</strong>n in het binnenoor. Uit dit<br />
nauwkeurige volume geleidingsmo<strong>de</strong>l kan men dan in ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
<strong>de</strong> activatie bereken (zie figuur 1.1).<br />
Het uitein<strong>de</strong>lijke elektro-anatomisch mo<strong>de</strong>l uit hoofdstuk 8 heeft enkele<br />
Figuur 1.1: <strong>Een</strong> weergave <strong>van</strong> het volledige mo<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochleaire stimulatie.<br />
Wij beperken ons (behalve in hoofdstuk 7) tot het bepalen<br />
<strong>van</strong> een goed volume-geleidingsmo<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea. (uit [7])<br />
‘vernieuwen<strong>de</strong>’ aspecten ten opzichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen besproken in <strong>de</strong><br />
literatuur (Briaire et al. 2005[5], Frijns et al. 1995[7], Tognola et al. 2007[29],<br />
Whiten 2007 [37]):<br />
• Het is gebaseerd op micro-CT beel<strong>de</strong>n.<br />
• Het mo<strong>de</strong>l kan patiënt specifiek gemaakt wor<strong>de</strong>n door het te ‘kalibreren’<br />
met in vivo resultaten.<br />
1 Deze cochleaire implantaten zorgen bij dove mensen voor een gewaarwording <strong>van</strong> geluid.<br />
Dit gebeurt door <strong>de</strong> auditieve zenuwen rechtstereeks te prikkelen. Het resultaat verschilt<br />
vaak per patiënt (al dan niet spraak verstaan). Daarom is ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek, en het maken<br />
<strong>van</strong> een wiskundig mo<strong>de</strong>l, noodzakelijk.<br />
2 Aangezien <strong>de</strong> geometrie <strong>van</strong> het mo<strong>de</strong>l (rechtstereeks) verkregen is uit een echte anatomie,<br />
noemt men dit een elektro-anatomisch mo<strong>de</strong>l.<br />
1<br />
1
HOOFDSTUK 1. INLEIDING<br />
• Het is een (realistisch) eindige elementen mo<strong>de</strong>l (snelle berekeningen).<br />
<strong>Een</strong> goed patiënt specifiek mo<strong>de</strong>l is zeer nuttig, <strong>de</strong> resultaten <strong>van</strong> cochleaire<br />
implantaten blijken immers sterk verschillend te zijn. Wat hier juist<br />
<strong>de</strong> oorzaken <strong>van</strong> zijn, is nauwelijks geweten (laat staan dat men dit kan<br />
voorspellen).<br />
Voordat ik tot dit uitein<strong>de</strong>lijke computermo<strong>de</strong>l in hoofdstuk 8 zal komen,<br />
bespreek ik eerst zaken die ik ’inlei<strong>de</strong>nd’ bestu<strong>de</strong>erd heb. In dit hoofdstuk<br />
geef ik nog even aan hoe <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> <strong>de</strong>len in het plaatje <strong>van</strong> mijn thesis<br />
zullen passen.<br />
Het eerste <strong>de</strong>el is een literatuurstudie. Dit is een samenvatting <strong>van</strong> <strong>de</strong> informatie<br />
die ik in <strong>de</strong> literatuur heb opgezocht en die min of meer noodzakelijk<br />
is voor het maken <strong>van</strong> het mo<strong>de</strong>l. Ze han<strong>de</strong>lt over zowel ’encyclopedische<br />
kennis’ (anatomie, cochleaire implantaten,...) als over ’technische kennis’<br />
(eindige elementen, CT,...). Dit <strong>de</strong>el bestaat uit <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> hoofdstukken.<br />
In hoofdstuk 2 wordt <strong>de</strong> anatomie en fysiologie <strong>van</strong> het oor besproken. De<br />
anatomie <strong>van</strong> het oor zal belangrijk zijn, niet alleen omdat dit noodzakelijk<br />
is om op <strong>de</strong> CT beel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> juiste segmentatie 3 te maken, maar ook om <strong>de</strong><br />
juiste randvoorwaar<strong>de</strong>n te kunnen inschatten. De fysiologie zal eer<strong>de</strong>r informatief<br />
bedoeld zijn, ‘Hoe werkt het gehoor in normale omstandighe<strong>de</strong>n?’<br />
Ver<strong>de</strong>r bevat dit hoofdstuk ook een inleiding over cochleaire implantaten,<br />
‘Hoe kunnen <strong>de</strong>ze sommige doven terug helpen horen?’<br />
Hoofdstuk 3 zal han<strong>de</strong>len over CT. Eerst wordt <strong>de</strong>ze hoge resolutie beeldvormen<strong>de</strong><br />
techniek bondig beschreven. Vervolgens leg ik kort <strong>de</strong> visualisatie<br />
uit die gebruikt zal wor<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> spirale cochlea te segmenteren, namelijk<br />
met dwarsdoorsne<strong>de</strong>s loodrecht op het labyrinth.<br />
In hoofdstuk 4 zal er een korte inleiding gegeven wor<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> fysica<br />
<strong>van</strong> het elektromagnetisme, en in het bijzon<strong>de</strong>r over die <strong>van</strong> <strong>de</strong> gelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
materialen. Buiten <strong>de</strong> differentiaalvergelijking wordt er ook aandacht<br />
besteed aan <strong>de</strong> mogelijke randvoorwaar<strong>de</strong>n en interne interfaces die we<br />
zullen gebruiken bij het maken <strong>van</strong> een elektrisch mo<strong>de</strong>l.<br />
Hoofdstuk 5 zal han<strong>de</strong>len over <strong>de</strong> eindige elementen metho<strong>de</strong>. Hiermee<br />
kan men numeriek differentiaalvergelijkingen oplossen op complexe geometrieën,<br />
zoals <strong>de</strong> cochlea. Ver<strong>de</strong>r geef ik ook enkele praktische technieken<br />
die men in het oog moet hou<strong>de</strong>n bij eindige elementen analyses.<br />
Het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el <strong>van</strong> dit werk bespreekt enkele zelfgemaakte eindige elementen<br />
mo<strong>de</strong>llen.<br />
Hoofdstuk 6, Het lineaire mo<strong>de</strong>l: dit mo<strong>de</strong>l is een eerste, eenvoudig voorbeeld<br />
<strong>van</strong> een eindige elementen mo<strong>de</strong>llering. Met lineair wordt bedoeld<br />
3 Segmenteren is <strong>de</strong> techniek waarbij uit beeldinformatie een geometrie (of meer<strong>de</strong>re) wordt<br />
opgebouwd. Zo zal men bv in <strong>de</strong> cochlea, <strong>de</strong> zenuwkanalen en het perilymph een verschillen<strong>de</strong><br />
geometrie (subdomein) maken (zie hoofdstuk 3<br />
2
HOOFDSTUK 1. INLEIDING<br />
dat het labyrinth, die normaal een opgerol<strong>de</strong> slakkenhuis-achtige structuur<br />
heeft, wordt ‘afgerold’ en bestu<strong>de</strong>erd als een cilin<strong>de</strong>r. Op <strong>de</strong>ze vereenvoudig<strong>de</strong><br />
geometrie zal <strong>de</strong> impact <strong>van</strong> geleidbaarhe<strong>de</strong>n en randvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
op <strong>de</strong> potentiaalver<strong>de</strong>ling besproken wor<strong>de</strong>n.<br />
Hoofdstuk 7, Het activatie mo<strong>de</strong>l: Dit zal een cilindrisch symmetrische geometrie<br />
zijn met een lijn elektro<strong>de</strong> en een puntcontact. Er wordt on<strong>de</strong>rzocht<br />
wat <strong>de</strong> invloed <strong>van</strong> een tussenliggend laagje bot (tussen het labyrinth en <strong>de</strong><br />
modiolus) zal zijn voor <strong>de</strong> potentiaalver<strong>de</strong>ling en voor <strong>de</strong> activatiefunctie.<br />
Deze (zenuw)activatie wordt berekend uit <strong>de</strong> potentiaalver<strong>de</strong>ling (figuur<br />
1.1).<br />
Hoofdstuk 8, Het elektro-anatomisch mo<strong>de</strong>l: In dit laatste mo<strong>de</strong>l wordt<br />
een realistisch (elektro-anatomisch) mo<strong>de</strong>l voorgesteld. De geometrie wordt<br />
afgeleid uit gesegmenteer<strong>de</strong> CT-beel<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> resestiviteiten en randvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
uit EFI-metingen. Op <strong>de</strong>ze manier is het mogelijk om een patiënt<br />
specifiek mo<strong>de</strong>l op te stellen. In dit hoofdstuk beperken we ons voorlopig<br />
op het bepalen <strong>van</strong> een volume-geleidingsmo<strong>de</strong>l (zie figuur 1.1).<br />
Tenslotte wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> algemene besluiten samengevat in een besluit en<br />
volgen er nog appendices met praktische informatie.<br />
3
Deel I<br />
Literatuurstudie<br />
4
A N AT O M I E E N F Y S I O L O G I E VA N H E T O O R<br />
vooraf<br />
Horen is een alledaags fenomeen waar men niet ver<strong>de</strong>r bij na<strong>de</strong>nkt. Het zintuig<br />
dat zorgt voor <strong>de</strong>ze waarneming, het oor, is heel fascinerend en zit vol fysische<br />
aanpassingen en evolutionaire ‘trucs’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> natuur. Deze moeten het mogelijke<br />
maken om over een relatief groot spectrum, geluid op te <strong>van</strong>gen en te verwerken.<br />
In dit hoofdstuk zal een bondige inleiding gegeven wor<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> werking <strong>van</strong><br />
het oor, dit om <strong>de</strong> niet vertrouw<strong>de</strong> lezer toch enige basiskennis mee te geven en om<br />
<strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> elektrische mo<strong>de</strong>llen (hoofdstuk 6, 7 en 8) te kunnen<br />
inschatten. Het horen bestaat uit drie stappen:<br />
1. Op<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidsgolven door het buitenoor,<br />
2. Transmissie <strong>van</strong> <strong>de</strong> trillingen doorheen het mid<strong>de</strong>noor,<br />
3. Omzetten in zenuwprikkels ter hoogte <strong>van</strong> het binnenoor.<br />
Het eerste <strong>de</strong>el zal han<strong>de</strong>len over het buiten- en het mid<strong>de</strong>noor. Deze bespreking zal<br />
eer<strong>de</strong>r kort zijn. Hun functie wordt namelijk volledig ge-bypassed door cochleaire<br />
implantaten. Het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el zal dan gaan over het binnenoor en <strong>de</strong> cochlea<br />
in het bijzon<strong>de</strong>r. Hier gebeurt ook <strong>de</strong> stimulatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> menselijke zenuwcellen<br />
door cochleaire implantaten. In een laatste <strong>de</strong>el zal er op <strong>de</strong> werking <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze<br />
implantaten iets dieper ingegaan wor<strong>de</strong>n.<br />
5<br />
2
HOOFDSTUK 2. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET OOR<br />
2.1 fysica <strong>van</strong> het geluid<br />
Geluidsgolven zijn drukschommelingen die zich voortplanten in een medium.<br />
Dit gebeurt met <strong>de</strong> materiaalafhankelijke geluidssnelheid (332 m/s<br />
in lucht bij 0 ◦ C). Geluidsgolven hebben een frequentie en een amplitu<strong>de</strong>.<br />
De frequentie bepaalt <strong>de</strong> ‘toonhoogte’ (440 Hz voor A4, La, hoe hoger <strong>de</strong><br />
frequentie, hoe hoger <strong>de</strong> toon), <strong>de</strong> amplitu<strong>de</strong> <strong>de</strong> luidheid.<br />
De luidheid, dus <strong>de</strong> grootte <strong>van</strong> <strong>de</strong> druk wordt uitgedrukt in dB SPL (<strong>de</strong>cibel<br />
sound pressure level). Deze schaal is logaritmisch omdat wij geluid ook<br />
zo waarnemen.<br />
geluidsdrukniveau (dB) = 20 · log px<br />
px is <strong>de</strong> waargenomen druk, p0 = 2 · 10 −5 Pa is <strong>de</strong> referentiedruk.<br />
Geluid wordt echter niet altijd hetzelf<strong>de</strong> waargenomen. <strong>Een</strong> toon <strong>van</strong> 63<br />
Hz die 30 keer zo luid is als een toon <strong>van</strong> 1000 Hz, wordt even luid ervaren.<br />
Daarom gebruikt men geluidsterktes. De eenheid is één foon. Men kan<br />
in een Hz-dB SPL diagram isofonen tekenen, dit zijn lijnen met gelijke<br />
geluidsterkte. Bij 1000 Hz is <strong>de</strong> isofoonschaal per <strong>de</strong>finitie gelijk aan <strong>de</strong> dB<br />
SPL schaal en bij 2-5 kHz is ons oor het gevoeligste.<br />
[25]<br />
2.2 het buiten- en mid<strong>de</strong>noor<br />
Het buitenoor is het <strong>de</strong>el <strong>van</strong> het oor (auris) dat bestaat uit <strong>de</strong> oorschelp<br />
(pinna), <strong>de</strong> gehoorgang (3 cm lang) en het trommelvlies (membrana tympani).<br />
Het trommelvlies vormt <strong>de</strong> scheiding met het mid<strong>de</strong>noor. Ver<strong>de</strong>r is er<br />
een linker en rechter oor, om door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> aankomsttij<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> drukgolven <strong>van</strong> het geluid een i<strong>de</strong>e <strong>van</strong> richting <strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidsbron<br />
te krijgen. Het buitenoor heeft dus als belangrijkste functie het geluid op te<br />
<strong>van</strong>gen (vooral hoge tonen) en naar het mid<strong>de</strong>noor te gelei<strong>de</strong>n, hoewel dit<br />
bij <strong>de</strong> mens zeer gering is ten opzichte <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re zoogdieren. Daarenboven<br />
beschermt het buitenoor ook het kwetsbaar<strong>de</strong>re binnen<strong>de</strong>el <strong>van</strong> het oor.<br />
Tussen het trommelvlies en het ovale venster (fenestra ovalis) bevindt zich<br />
het mid<strong>de</strong>noor. In <strong>de</strong> trommelholte (cavum tympani) <strong>van</strong> het mid<strong>de</strong>noor<br />
bevin<strong>de</strong>n zich <strong>de</strong> gehoorbeentjes (in volgor<strong>de</strong> <strong>van</strong> trommelvlies naar ovale<br />
venster):<br />
• hamer (malleus)<br />
• aambeeld (incus)<br />
• stijgbeugel (Stapes)<br />
6<br />
p0
HOOFDSTUK 2. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET OOR<br />
Figuur 2.1: <strong>Een</strong> overzicht <strong>van</strong> het oor [46]<br />
Deze beentje zorgen voor het geluidstransport <strong>van</strong> het trommelvlies naar<br />
het ovale venster, dit is <strong>de</strong> hoofdfunctie <strong>van</strong> het mid<strong>de</strong>noor 1 . Dit hefboomsysteem<br />
2 <strong>van</strong> kleine beentje zorgt voor een akoestische impedantietransformatie<br />
<strong>van</strong> het met lucht (lage impedantie) gevul<strong>de</strong> buitenoor naar het<br />
met vloeistof gevul<strong>de</strong> binnenoor (hoge impedantie). Indien er alleen een<br />
membraan zou zijn, zou het grootste ge<strong>de</strong>elte gereflecteerd wor<strong>de</strong>n 3 .<br />
De twee kleine spiertjes die aanhechten op <strong>de</strong> gehoorbeentjes (musculus<br />
tympanicus en musculus stapedius) verzwakken laag frequente trillingen<br />
en an<strong>de</strong>re storingen, zodat alleen het <strong>de</strong>el <strong>van</strong> het geluidspectrum overblijft<br />
dat interessant is voor <strong>de</strong> cochlea (ongeveer 20Hz-20kHz). Zij beschermen<br />
ook bij hoge geluidintensiteit.<br />
Tenslotte bevindt zich in het mid<strong>de</strong>noor ook <strong>de</strong> buis <strong>van</strong> Eustachius (tuba<br />
auditiva). Dit kanaal verbindt het mid<strong>de</strong>noor met <strong>de</strong> keelholte en zorgt<br />
ervoor dat <strong>de</strong> luchtdruk aan bei<strong>de</strong> kanten <strong>van</strong> het trommelvlies gelijk blijft.<br />
[4],[9],[25],[19],[36],[41]<br />
2.3 het binnenoor<br />
Het benig labyrinth in het temporale been 4 , waarin zich het binnenoor<br />
bevindt, bestaat uit twee belangrijke <strong>de</strong>len: het evenwichtscentrum en <strong>de</strong><br />
1 De lucht- en beengeleiding in het mid<strong>de</strong>noor zullen een verwaarloosbare rol spelen bij het<br />
dagelijkse horen.<br />
2 De grote zwakke beweging die <strong>van</strong> uit het buitenoor komt, zal door een complex hefboomsysteem<br />
getransformeerd wor<strong>de</strong>n naar een kleine 22x sterkere beweging aan het kleinere<br />
ovale venster<br />
3 Bij een trillingsoverdracht lucht-water: 30dB verlies of 99,9 % gereflecteerd<br />
4 Het temporale been is het <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> sche<strong>de</strong>l aan het buitenoor [49].<br />
7
HOOFDSTUK 2. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET OOR<br />
cochlea (zie figuur 2.2 en 2.1).<br />
2.3.1 Vestibulair orgaan<br />
Het evenwichtscentrum bestaat uit twee componenten. Enerzijds <strong>de</strong> otolietorganen,<br />
namelijk <strong>de</strong> sacullus en utriculus die <strong>de</strong> translatiebewegingen<br />
<strong>de</strong>tecteren. An<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> drie semicirculaire kanalen (anterior, posterior en<br />
horizontaal) om rotaties waar te nemen. Het doorsturen <strong>van</strong> zenuwprikkels<br />
naar <strong>de</strong> hersenen gebeurt doordat <strong>de</strong> ciliae openen en sluiten ten gevolge<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> traagheid ter hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> otoconia (voor het otolietorgaan) en<br />
cupula (voor het semicirculair kanaal). De werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> ciliae is analoog<br />
als <strong>de</strong>ze in het orgaan <strong>van</strong> Corti (zie <strong>Cochlea</strong>, subsectie 2.3.2). In het licht<br />
<strong>van</strong> cochleaire implantaten zijn <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> anatomische eigenschappen<br />
<strong>van</strong> het vestibulair systeem <strong>van</strong> belang:<br />
Figuur 2.2: De been<strong>de</strong>rige structuren in het binnenoor. De zenuwen <strong>van</strong><br />
zowel <strong>de</strong> cochlea als het vestibulair orgaan komen samen in één<br />
bun<strong>de</strong>l<br />
• Zowel het benig als het membraneus labyrinth (bevindt zich in het<br />
benige labyrinth) bevin<strong>de</strong>n zich in <strong>de</strong> cochlea en het evenwichtsorgaan.<br />
Deze twee organen zijn ook gevuld met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> vloeistof; perilymph<br />
in het benig labyrinth en endolymph in het membraneuse. Ter hoogte<br />
<strong>van</strong> het vestibule is het vestibulair orgaan verbon<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> scala<br />
8
HOOFDSTUK 2. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET OOR<br />
vestibuli <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Cochlea</strong> en <strong>de</strong> scala media met het membraneuse<br />
labyrinth <strong>van</strong> het evenwichtsorgaan (zie figuur 2.6).<br />
• De zenuwen die vertrekken <strong>van</strong> het perifere vestibulair systeem, vervoegen<br />
<strong>de</strong> zenuwbun<strong>de</strong>l die <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea komt. Daarenboven bevin<strong>de</strong>n<br />
zich hier ook <strong>de</strong> faciale zenuwen die een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> spieren<br />
<strong>van</strong> het aangezicht innerveren en <strong>van</strong> belang zijn bij <strong>de</strong> smaakperceptie<br />
en bij <strong>de</strong> parasympathicus. Het belang <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze zenuwen zal<br />
dubbelzijdig zijn in een mo<strong>de</strong>l. Ten eerste zullen <strong>de</strong>ze zenuwen een<br />
rol spelen bij het elektrisch aar<strong>de</strong>n in het volume-geleidingsmo<strong>de</strong>l<br />
(hoofdstuk 8). Ten twee<strong>de</strong> wil men er voor zorgen dat het cochleair<br />
implantaat alleen bij <strong>de</strong> cochleaire zenuwen actiepotentialen afvuurt<br />
(zie sectie 2.3.3), en niet bij <strong>de</strong> vestibulaire en <strong>de</strong> faciale zenuwen.<br />
[4],[9],[19],[25],[36],[41]<br />
2.3.2 <strong>Cochlea</strong><br />
Het slakkenhuis (<strong>Cochlea</strong>) is een spiraalvormige holte in het benig labyrinth.<br />
Het bestaat uit twee en een halve winding rond een benige as, <strong>de</strong> modiolus<br />
(internal auditory meatus, IAM). De modiolus bevat <strong>de</strong> spirale ganglions<br />
(zie subsectie 2.3.3), gehoorszenuwen en vaatvoorzieningen. De cochlea<br />
loopt over ongeveer 35mm <strong>van</strong> <strong>de</strong> basis waar het ovale en het ron<strong>de</strong> venster<br />
zich bevin<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> top <strong>van</strong> <strong>de</strong> spiraal, <strong>de</strong> apex (helicotrema). Het labyrinth<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea wordt in drie evenwijdige kanalen ver<strong>de</strong>eld door twee<br />
membranen, het twee cellagen dikke Reissner’s membraan en het basilair<br />
membraan (zie figuur 2.3). Het basilair membraan is vastgehegd aan een<br />
benige kam <strong>van</strong> <strong>de</strong> modiolus (lamina spiralis ossea). Op dit membraan<br />
bevindt zich het eigenlijke zintuig, het orgaan <strong>van</strong> Corti.<br />
Tussen <strong>de</strong>ze twee membranen ligt <strong>de</strong> met endolymph gevul<strong>de</strong> scala media<br />
(ductus cochlearis). Het met perilymph gevul<strong>de</strong> benig labyrinth bevat twee<br />
<strong>de</strong>len. De scala vestibuli die <strong>van</strong> het ovale venster (waarmee <strong>de</strong> stijgbeugel<br />
verbon<strong>de</strong>n is) tot <strong>de</strong> apex loopt waar het in het helicotrema overgaat in het<br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong> kanaal, <strong>de</strong> scala tympani, die terugloopt en uitkomt op het ron<strong>de</strong><br />
venster. Merk op dat perilymph een hoge concentratie natrium heeft en<br />
een lage concentratie kalium en dat dit bij endolymph net omgekeerd is.<br />
Hierdoor onstaat er een chemische potentiaal <strong>van</strong> 80mV. Dankzij een Na-K<br />
pomp in <strong>de</strong> sterk doorbloe<strong>de</strong> stria vascularis wordt <strong>de</strong> chemische gradiënt<br />
tussen <strong>de</strong> scala tympani en scala media behou<strong>de</strong>n.<br />
Wanneer er nu trillingen <strong>van</strong> het trommelvlies, door <strong>de</strong> gehoorbeentjes overgebracht<br />
wor<strong>de</strong>n op het ovale venster, zal <strong>de</strong>ze het perilymph in beweging<br />
brengen. Aangezien vloeistof onsamendrukbaar is, zal het ron<strong>de</strong> venster in<br />
theorie in tegenfase bewegen. Ook zal <strong>de</strong> golf niet doorheen heel <strong>de</strong> cochlea<br />
9
HOOFDSTUK 2. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET OOR<br />
Figuur 2.3: Dwarsdoorsne<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea (uit [47])<br />
tot aan het helicotrema lopen, maar zal het via het basilair membraan ‘vroeger<br />
terugkomen’ zoals geïllustreerd op figuur 2.4. De vloeistofverplaatsing<br />
zal dus een lopen<strong>de</strong> golf op het basilair membraan induceren. Aan <strong>de</strong> basis<br />
is dit membraan smaller en stijver dan aan <strong>de</strong> apex. Door <strong>de</strong>ze verschillen<strong>de</strong><br />
elastische eigenschappen zullen <strong>de</strong> resonantiefrequenties variëren over<br />
het membraan en zal het werken als een frequentieanalysator. Hierdoor<br />
zal elke plaats in <strong>de</strong> cochlea met een bepaal<strong>de</strong> karakteristieke frequentie<br />
overeenkomen (tonotopie). Op basale plaatsen (aan <strong>de</strong> basis) zullen hogere<br />
frequenties stimuleren en meer apicaal (aan <strong>de</strong> apex) <strong>de</strong> lagere frequenties.<br />
Wanneer het basilair membraan op een bepaal<strong>de</strong> plaats trilt, zal het hier het<br />
orgaan <strong>van</strong> Corti stimuleren die dan meer zenuwprikkels zal afvuren naar<br />
<strong>de</strong> auditieve cortex in <strong>de</strong> hersenen. Het orgaan <strong>van</strong> Corti bestaat uit één rij<br />
<strong>van</strong> ±3000 binnenste haarcellen (internal hair cells, IHC) en uit drie rijen<br />
<strong>van</strong> ±9000 buitenste haarcellen (outer hair cells, OHC). De OHC hangen<br />
ook vast aan het tectoriaal membraan. IHC en OHC hebben een verschillen<strong>de</strong><br />
vorm en functie. De OHC zullen actief dienst doen als cochleaire<br />
versterker voor zachte gelui<strong>de</strong>n (ze kunnen ook min<strong>de</strong>r versterken om te<br />
beschermen tegen lui<strong>de</strong> prikkels, hiervoor zijn er efferente vezels 5 ). De IHC<br />
zullen vervolgens <strong>de</strong> prikkel doorgeven. Door beweging <strong>van</strong> <strong>de</strong> cilia zullen<br />
<strong>de</strong> tiplinks opengaan (of sluiten) waardoor er een flux <strong>van</strong> K + ontstaat en<br />
5 Ook gekend als motor zenuwen. Deze zenuwen voeren een impuls <strong>van</strong> het centrale<br />
zenuwstelsel weg (om ergens een actie uit te voeren). Het is het tegenstel<strong>de</strong> <strong>van</strong> afferente<br />
zenuwen.<br />
10
HOOFDSTUK 2. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET OOR<br />
Figuur 2.4: Op <strong>de</strong>ze schets wordt aangegeven hoe men een beweging op<br />
het basilair membraan krijgt. De nummering geeft aan hoe het<br />
geluid zich <strong>van</strong> aan het trommelvlies voortplant naar <strong>de</strong> cochlea<br />
en ten slotte tot aan het ron<strong>de</strong> venster.[11]<br />
er meer of min<strong>de</strong>r actiepotentialen wor<strong>de</strong>n afgevuurd (hyperpolariseren of<br />
<strong>de</strong>polariseren) (zie fig 2.5).<br />
Tenslotte zijn er nog enkele anatomische aspecten belangrijk voor het<br />
maken <strong>van</strong> een elektrisch mo<strong>de</strong>l. Zoals hierboven beschreven vormen <strong>de</strong><br />
cochlea en het vestibulair orgaan één geheel. Er zijn nog enkele belangrijke<br />
verbindingen (zie figuur 2.6). Het perilymf staat in verbinding met liquor<br />
cerebrospinalis (CSF) via <strong>de</strong> nauwe ductus perilymphaticus (zie p10 in<br />
[9]). Het endolymphe systeem <strong>van</strong> het membraneuse labyrinth vormt een<br />
gesloten systeem.<br />
[4],[7],[9],[19],[25],[37],[36],[41]<br />
2.3.3 De zenuwcel<br />
In dit <strong>de</strong>el wordt kort <strong>de</strong> opbouw en <strong>de</strong> werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> zenuwcellen<br />
(neurons) behan<strong>de</strong>ld. Ze bestaan uit een cellichaam en een aantal lange<br />
dunne uitlopers, <strong>de</strong> axonen (geleidt <strong>van</strong> cellichaam weg) en <strong>de</strong> <strong>de</strong>ndrieten<br />
(geleidt (meestal) naar cellichaam). De cellichamen in <strong>de</strong> cochlea noemt<br />
men <strong>de</strong> spirale ganglions. Samen vormen ze het Rosenthal kanaal (figuur<br />
2.7).<br />
11
HOOFDSTUK 2. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET OOR<br />
Figuur 2.5: Schematische voorstelling <strong>van</strong> <strong>de</strong> haarcel [36].<br />
Figuur 2.6: De verbindingen in het benig en membraneus labyrint. Men<br />
kan <strong>de</strong> kanalen zien die <strong>de</strong> cochlea, het vestibulair systeem en<br />
het hersenvlies (dura mater) met elkaar verbin<strong>de</strong>n. [41]<br />
12
HOOFDSTUK 2. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET OOR<br />
De zenuwvezels zullen elektrische signalen gelei<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong><br />
Figuur 2.7: Schematische voorstelling <strong>van</strong> <strong>de</strong> haarcel [49].<br />
actiepotentiaal. Dit is echter geen gewone elektrische geleiding. Door<br />
veran<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> potentiaal over het celmembraan zal een front zich<br />
doorheen <strong>de</strong> vezels bewegen. Ver<strong>de</strong>r zorgt het isoleren<strong>de</strong> myeline voor<br />
een snellere geleiding. Myeline is het isoleren<strong>de</strong> omhulsel rond het axon<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> meeste neuronen bij gewervel<strong>de</strong>n. Het zorgt voor een snellere<br />
zenuwgeleiding. Plaatsen waar <strong>de</strong> vezel niet omringd is, wor<strong>de</strong>n knopen<br />
<strong>van</strong> Ranvier genoemd<br />
[49]<br />
2.3.4 Co<strong>de</strong>ring en verwerking <strong>van</strong> <strong>de</strong> geluidsprikkel<br />
De volgen<strong>de</strong> geluidseigenschappen wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> zenuwprikkel geco<strong>de</strong>erd:<br />
• Frequentie: door tonotopie. Deze tuning is zeer fijn. Bij ν = 1kHz<br />
bedraagt <strong>de</strong>ze ∆ν = 3Hz, dit is dus een relatieve frequentie on<strong>de</strong>rscheiding<br />
<strong>van</strong> 0.3%.<br />
• Intensiteit: bij een hogere intensiteit wor<strong>de</strong>n er meer actiepotentialen<br />
afgevuurd. Naburige zenuwen wor<strong>de</strong>n ook geactiveerd waardoor <strong>de</strong><br />
relatieve frequentieon<strong>de</strong>rscheiding zal dalen. De relatieve intensiteitson<strong>de</strong>rscheidingsdrempel<br />
is veel groter, namelijk 10 %.<br />
Ver<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> geluidseigenschappen nog afgeleid:<br />
• richting: door tijdsverschillen en intensiteitsverschillen<br />
• afstand tot <strong>de</strong> bron: door <strong>de</strong>mping <strong>van</strong> hoge frequenties over lange<br />
afstand<br />
Vanaf elke IHC vertrekken 10 tot 20 afferente gemyeliniseer<strong>de</strong> vezels. De<br />
zenuwen lopen via <strong>de</strong> benige kam <strong>van</strong> <strong>de</strong> modiolus naar hun cellichamen<br />
13
HOOFDSTUK 2. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET OOR<br />
in <strong>de</strong> modiolus. Deze vormen het ganglion spirale (het Rosenthal kanaal).<br />
De centrale uitlopers <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze ganglioncellen vormen <strong>de</strong> nervus cochlearis<br />
die naar <strong>de</strong> nucleus cochlearis in <strong>de</strong> hersenstam loopt. 95% <strong>van</strong> <strong>de</strong> afferente<br />
zenuwvezels hebben hun oorsprong in <strong>de</strong> IHC. In totaal zijn er 30.000<br />
afferente zenuwen.<br />
[4],[9],[25]<br />
2.3.5 Elektrische eigenschappen<br />
Buiten <strong>de</strong> klassieke anatomische kenmerken die ik hierboven kort besprak,<br />
zullen bij het maken <strong>van</strong> een elektrisch mo<strong>de</strong>l (hoofdstuk 6, 7 en 8) ook<br />
<strong>de</strong> elektrische eigenschappen <strong>van</strong> belang zijn. Hier gebeur<strong>de</strong> al heel wat<br />
on<strong>de</strong>rzoek naar, maar <strong>de</strong> literatuurwaar<strong>de</strong>n zij toch enigszins verschillend.<br />
Tabel 2.1 geeft hier een overzicht <strong>van</strong>. Merk op dat het grootste verschil in<br />
<strong>de</strong> verhoudig <strong>van</strong> bot en perilymph (intracochleair vocht) ligt.<br />
Weefsel Frijns 1995 [7] Whiten 2007 [37]<br />
Perilymph 1.43 2<br />
Bot 0.156 0.02<br />
Modiolus/Zenuwweefsel 0.3 0.33<br />
Endolymph 1.67 2<br />
Stria Vascularis 0.0053<br />
Spiral ligament 1.67<br />
Reissner’s membraan 0.00098<br />
Basilair membraan 0.0625<br />
Orgaan <strong>van</strong> Corti 0.012<br />
Verbindingsmembraan 0.33<br />
Vezelig intracochleair weefsel 0.33<br />
Mid<strong>de</strong>noor 0<br />
Tabel 2.1: Resistiviteiten <strong>van</strong> weefsels in het binnenoor volgens <strong>de</strong> literatuur<br />
(in S<br />
1<br />
m , 1Siemens(S) = Ω )<br />
2.4 cochleaire implantaten<br />
2.4.1 Korte Geschie<strong>de</strong>nis<br />
Het stimuleren <strong>van</strong> zenuwvezels kent een verre geschie<strong>de</strong>nis. Zo ont<strong>de</strong>kte<br />
Luigi Gal<strong>van</strong>i in <strong>de</strong> 18<strong>de</strong> eeuw dat twee verschillen<strong>de</strong> metalen platen<br />
on<strong>de</strong>rgedompeld in een waterachtig bad (een batterij ‘a<strong>van</strong>t la lettre’), <strong>de</strong><br />
spieren <strong>van</strong> een kikker lieten samentrekken. Later in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> eeuw ont<strong>de</strong>kte<br />
Alessandro Volta dat een grote stroom aan <strong>de</strong> buitenkant <strong>van</strong> het hoofd<br />
14
HOOFDSTUK 2. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET OOR<br />
wordt waargenomen als een knal gevolgd door gesuis “like a thick boiling<br />
soup”).<br />
In het mid<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> 20ste eeuw begon men echt te <strong>de</strong>nken aan het stimuleren<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gehoorzenuw in <strong>de</strong> cochlea om een gehoorgevoel te creëren. In<br />
1957 waren Djuorno en Eyries <strong>de</strong> eersten die het effect <strong>van</strong> directe stimulatie<br />
bij doofheid beschreven. Natuurlijk was hun experiment een ‘eenvoudig’<br />
begin <strong>van</strong> een technologie waarin ook <strong>van</strong>daag nog zeer veel on<strong>de</strong>rzoek<br />
gebeurt. Merk op dat na <strong>de</strong> pacemakers, <strong>de</strong> cochleaire protheses <strong>de</strong> meest<br />
voorkomen<strong>de</strong> implantaten voor rechtstereekse zenuwstimulatie zijn. Vervolgens<br />
wer<strong>de</strong>n er nog experimenten uitgevoerd waarbij men elektro<strong>de</strong>s<br />
ontwikkel<strong>de</strong> (die uitein<strong>de</strong>lijk ook draagbaar wer<strong>de</strong>n) die op verschillen<strong>de</strong><br />
plaatsen in het binnenoor wer<strong>de</strong>n gepositioneerd.<br />
<strong>Een</strong> volgen<strong>de</strong> grote stap kwam er met <strong>de</strong> doorbraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> electronica in <strong>de</strong><br />
jaren 70 <strong>van</strong> <strong>de</strong> vorige eeuw (en later <strong>de</strong> micro-electronica). Zo wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
spraakprocessoren (zie subsectie 2.4.2) verbeterd en werd er voor het eerst<br />
een implantaat gecommercialiseerd. In 1984 werd <strong>de</strong> kwaliteit nogmaals<br />
verbeterd door het introduceren <strong>van</strong> multichannel <strong>de</strong>vices.<br />
2.4.2 Technologie<br />
Bij het ontwikkelen <strong>van</strong> cochleaire prothesen zijn er meer<strong>de</strong>re keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
die grote gevolgen kunnen hebben voor <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> het<br />
implantaat. Het is hier dat het gebruik <strong>van</strong> computermo<strong>de</strong>llen hun meerwaar<strong>de</strong><br />
kunnen halen. In dit <strong>de</strong>el zal ik kort bespreken welke on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
er in een implantaat aanwezig zijn en welke keuzes er dienen gemaakt te<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
Doofheid is in het meeren<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevallen te wijten aan <strong>de</strong> afwezigheid<br />
of het afsterven <strong>van</strong> <strong>de</strong> haarcellen in <strong>de</strong> cochlea (orgaan <strong>van</strong> Corti). De<br />
functie <strong>van</strong> een cochleair implantaat is het bypassen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze haarcellen (en<br />
ook <strong>de</strong> voorliggen<strong>de</strong> <strong>de</strong>len <strong>van</strong> het oor) om rechtstereeks <strong>de</strong> (overgebleven)<br />
zenuwvezels te stimuleren. De natuurlijke fysiologische werking zoals<br />
hierboven beschreven (mid<strong>de</strong>noor tot en met orgaan <strong>van</strong> Corti), is dus niet<br />
meer <strong>van</strong> belang.<br />
<strong>Een</strong> cochleair implantaat bestaat uit <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> essentiële componenten<br />
(zie figuur 2.8):<br />
1. De microfoon zet geluid, bestaan<strong>de</strong> uit drukgolven, om in elektrische<br />
signalen. Meestal bevindt hij zich in een BTE (behind-the-ear) behuizing.<br />
<strong>Een</strong> verbetering <strong>van</strong> <strong>de</strong> signaal-ruis kan men bekomen door<br />
betere microfonen en microfoonopstelling.<br />
2. De spraakprocessor zet inputsignalen (<strong>van</strong> <strong>de</strong> microfoon) om naar<br />
outputsignalen die naar <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> gestuurd kunnen wor<strong>de</strong>n en hier<br />
voor een optimale stimulatie kunnen zorgen. De gewone auditieve<br />
15
HOOFDSTUK 2. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET OOR<br />
Figuur 2.8: Overzicht cochleair implantaat, met: 1. Microfoon aan het oor,<br />
2. Spraakprocessor, 3. Zen<strong>de</strong>r, 4. Ont<strong>van</strong>ger/Stimulator, 5.<br />
<strong>Elektro</strong><strong>de</strong>. [28]<br />
stimulatie heeft namelijk an<strong>de</strong>re eigenschappen dan <strong>de</strong> elektrische. Er<br />
bestaan verschillen<strong>de</strong> strategieën voor <strong>de</strong>ze signaalverwerking. Voor<br />
een goe<strong>de</strong> spraakherkenning zijn 14 tot 19 kritische frequentieban<strong>de</strong>n<br />
noodzakelijk (fourier analyse). Door micro-elektronica en betere<br />
batterijtechnologie, wordt het geheel ook geminiaturiseerd (eventueel<br />
in BTE behuizing) en verbruikt het ook min<strong>de</strong>r stroom.<br />
3. Zen<strong>de</strong>r: dit is <strong>de</strong> link tussen het buitenge<strong>de</strong>elte en het binnenge<strong>de</strong>elte<strong>van</strong><br />
het implantaat. In commerciële implantaten zendt men <strong>de</strong><br />
informatie door <strong>de</strong> huid met een RF signaal. Dit noemt men een transcutane<br />
transmissie-link (<strong>de</strong> signalen moeten geoptimaliseerd wor<strong>de</strong>n<br />
om te verzen<strong>de</strong>n). <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re metho<strong>de</strong> is met een rechtstereekse<br />
percutane transmissie-link. Het voor<strong>de</strong>el is dat men <strong>de</strong> signalen naar<br />
<strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> kan sturen zon<strong>de</strong>r rekening te hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n<br />
om het signaal over <strong>de</strong> RF spoel te sturen. Het grote na<strong>de</strong>el is<br />
dat er een opening in <strong>de</strong> huid ontstaat en er een veel groter risico<br />
op infecties is. Bij een bidirectionale link kan men ook informatie<br />
(intracochleaire opgewekte potentialen) in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re richting sturen<br />
(uitlezen). Dit is belangrijk voor on<strong>de</strong>rzoek en het afstellen <strong>van</strong> het<br />
implantaat. In het geval <strong>van</strong> een percutane transmissie-link zal ook<br />
dit signaal beter zijn.<br />
16
HOOFDSTUK 2. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET OOR<br />
4. Ont<strong>van</strong>ger/Stimulator: <strong>de</strong>ze wordt iets achter en boven <strong>de</strong> oorschelp<br />
geïmplanteerd zodat er een transmissielink ontstaat met <strong>de</strong> zen<strong>de</strong>r. De<br />
stimulatie is bifasisch. <strong>Een</strong> grotere frequentie (max 300Hz) betekent<br />
dat er meer actiepotentialen wor<strong>de</strong>n afgevuurd en dat een prikkel als<br />
lui<strong>de</strong>r wordt ervaren. De stimulatie gebeurt meestal door elektro<strong>de</strong>n<br />
die basale zenuwen stimuleren voor hoge tonen en apicale voor lagere<br />
tonen.<br />
5. <strong>Elektro</strong><strong>de</strong>: een elektro<strong>de</strong> array is een biocompatibel <strong>de</strong>vice dat bestaat<br />
uit <strong>de</strong> eigenlijke elektro<strong>de</strong>s en <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>drager. De stimuleren<strong>de</strong><br />
elektro<strong>de</strong>s bevin<strong>de</strong>n zich meestal in <strong>de</strong> scala tympani en wor<strong>de</strong>n<br />
binnengeschoven via het ron<strong>de</strong> venster. De elektro<strong>de</strong> ligt meestal<br />
eer<strong>de</strong>r basaal. De apex is intern veel moeilijker bereikbaar zon<strong>de</strong>r<br />
scha<strong>de</strong> toe te brengen aan <strong>de</strong> cochlea. Externe cochleaire implantaten,<br />
die op <strong>de</strong> cochlea liggen, hebben dit probleem niet. Ze zullen <strong>de</strong><br />
apex, die <strong>de</strong> voor spraak belangrijkere lage en mid<strong>de</strong>n tonen co<strong>de</strong>ert,<br />
stimuleren. Het na<strong>de</strong>el is wel dat ze min<strong>de</strong>r selectief zijn en ook <strong>de</strong><br />
nervus facialis kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n. De insertie <strong>van</strong> een implantaat is<br />
geen triviale chirurgische ingreep. Men moet namelijk <strong>de</strong> cochlea zo<br />
weinig mogelijk beschadigen. Door <strong>de</strong> ingreep krijgt men vaak ossificatie(verbening)<br />
en fibrosis(meer bindweefsel) op bepaal<strong>de</strong> plaatsen<br />
in <strong>de</strong> cochlea. Dit zorgt ook voor verschillen<strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n voor<br />
<strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>n bij verschillen<strong>de</strong> patiënten. Men kan er voor kiezen om<br />
<strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> binnenkant of meer aan <strong>de</strong> buitenkant <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
scala tympani te leggen (Voor een korte studie hierover, zie hfdst 7).<br />
Intracochleaire elektro<strong>de</strong>s kunnen monopolair of bipolair gestimuleerd<br />
wor<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong> monopolaire configuratie zal er telkens één elektro<strong>de</strong><br />
gestimuleerd wor<strong>de</strong>n, en zal <strong>de</strong> stroom terugvloeien naar een<br />
gron<strong>de</strong>lektro<strong>de</strong>. Deze gron<strong>de</strong>lektro<strong>de</strong> bevindt zich in <strong>de</strong> musclulus<br />
temporalis of voor sommige implantaten op <strong>de</strong> ont<strong>van</strong>ger/stimulator.<br />
Deze bevindt zich vlak op <strong>de</strong> dura mater (har<strong>de</strong> hersenvlies, zie figuur<br />
2.9). In <strong>de</strong> volume gelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen (hoofdstuk 6,7,8) zullen we<br />
dit dus als <strong>de</strong> elektrische grond beschouwen. Bij <strong>de</strong> bipolaire configuratie<br />
zal <strong>de</strong> stroom terugvloeien naar een nabijgelegen elektro<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> array.<br />
<strong>Een</strong> goe<strong>de</strong> stimulatie is afhankelijk <strong>van</strong> het intact zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> zenuwcellen,<br />
<strong>de</strong> plaats en <strong>de</strong> configuratie <strong>van</strong> <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>s. Belangrijk is <strong>de</strong><br />
selectiviteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>n. Meer<strong>de</strong>re elektro<strong>de</strong>s zijn zinloos als<br />
ze hetzelf<strong>de</strong> gebied stimuleren. Je kan dit vergelijken met een piano<br />
bespelen met bokshandschoenen. In <strong>de</strong> meeste implantaten bedraagt<br />
het maximaal aantal elektro<strong>de</strong>s in een elektro<strong>de</strong> array niet meer dan<br />
20. Vanaf zes elektro<strong>de</strong>n is er nauwelijks beterschap merkbaar.<br />
Bij het maken <strong>van</strong> betere cochleaire implantaten is buiten doorgedreven<br />
engeneering ook nog wetenschappelijk on<strong>de</strong>rzoek noodzakelijk. De cochlea<br />
17
HOOFDSTUK 2. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET OOR<br />
Figuur 2.9: Opbouw <strong>van</strong> het omhullen<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> hersenen, met <strong>van</strong> buiten<br />
naar binnen: huid, beenvlies, bot, har<strong>de</strong>, spinneweb en zachte<br />
hersenvlies [49].<br />
is namelijk zeer complex en vele strategieën hebben een verschillen<strong>de</strong><br />
impact op het resultaat. Dit resultaat verschilt daarenboven ook bij elke<br />
patiënt. Hieruit groeit ook <strong>de</strong> noodzaak om patiënt specifieke mo<strong>de</strong>llen te<br />
maken. In hoofdstuk 8 wordt hier een mo<strong>de</strong>l voor voorgesteld. Tot slot <strong>van</strong><br />
dit hoofdstuk verwijs ik nog naar <strong>de</strong> samenvatten<strong>de</strong> tabel 2.2 waarin ik <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> keuzes voor een implantaat nog eens samenvat.<br />
[7],[16]<br />
18
HOOFDSTUK 2. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET OOR<br />
Keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n Deze thesis uitbreiding thesis<br />
Aantal elektro<strong>de</strong>s X<br />
Golfvorm stimulus X<br />
Spraakanalyse<br />
Transmissielink<br />
Percutaan<br />
Transcutaan<br />
(maximum stimulus rate, uitlezen)<br />
<strong>Elektro</strong><strong>de</strong>s<br />
Plaats: Extracochleair, intracochleair X<br />
aantal en plaats <strong>van</strong> <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>s X<br />
oriëntatie X<br />
Patiënt<br />
Aantal intacte zenuwen X<br />
Afstand elektro<strong>de</strong>s tot zenuw hoofdstuk 7<br />
De opgewekte elektrische stromen hoofdstuk 8<br />
Taalkennis<br />
Tabel 2.2: De keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n bij cochleair implantaten [38]. In <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> kolom zijn <strong>de</strong> keuzes die ik in <strong>de</strong>ze thesis (ge<strong>de</strong>eltelijk)<br />
zal on<strong>de</strong>rzoeken. In <strong>de</strong>r<strong>de</strong> kolom zijn <strong>de</strong> keuzes die door ver<strong>de</strong>re<br />
uitbreiding <strong>van</strong> het mo<strong>de</strong>l (in hoofdstuk 8) zou<strong>de</strong>n kunnen<br />
on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n.<br />
19
M I C R O - C T<br />
vooraf<br />
Aangezien ik in hoofdstuk 8 een elektro-anatomisch mo<strong>de</strong>l zal maken, is een input<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> anatomie noodzakelijk. Ik zal daarom gebruik maken <strong>van</strong> hoge resolutie<br />
micro-CT beel<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea. Naast een korte inleiding over <strong>de</strong> werking <strong>van</strong><br />
CT zal ik ook even dieper ingaan op <strong>de</strong> segmentatietechniek die ik gebruikte om uit<br />
<strong>de</strong> tomografische beel<strong>de</strong>n een drie dimensionaal mo<strong>de</strong>l te krijgen.<br />
20<br />
3
3.1 werking<br />
HOOFDSTUK 3. MICRO-CT<br />
Bij computer tomografische beeldvorming (CT) heeft men X-stralen nodig.<br />
Deze wor<strong>de</strong>n geproduceerd door elektronen <strong>van</strong> een kato<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r hoge<br />
spanning te versnellen naar een ano<strong>de</strong>. Bij botsing komen X-stralen vrij.<br />
Deze X-stralen wor<strong>de</strong>n dan door het te on<strong>de</strong>rzoeken object ‘geschoten’.<br />
Door absorptie krijgt men dan als beeld een variatie <strong>van</strong> veel intenisteit<br />
(weinig geabsorbeerd) of weinig intensiteit (veel X-stralen geabsorbeerd).<br />
Deze intensiteit wordt bij CT gemeten door een snelle (zeer veel beel<strong>de</strong>n<br />
opnemen), doch gevoelige (zo weinig mogelijk straling) opstelling <strong>van</strong><br />
scintillators (X-stralen ⇒ zichtbaar licht), fiberoptics (geleiding licht) en<br />
CCD camera (zichtbaar licht ⇒ digitaal signaal).<br />
Zon<strong>de</strong>r ver<strong>de</strong>re manipulaties verkrijgt men op <strong>de</strong>ze wijze <strong>de</strong> klassieke twee<br />
dimensionale RX opnames (of schaduwbeel<strong>de</strong>n bij CT). Er zijn verschillen<strong>de</strong><br />
vormen <strong>van</strong> absorptie en verstrooiing:<br />
• Coherente verstrooiing: <strong>de</strong> fotonen wor<strong>de</strong>n door interactie met atomaire<br />
kernen afgebogen <strong>van</strong> hun oorspronkelijke baan. Er treedt geen<br />
energieverlies op. Coherente verstrooiing gebeurt alleen bij zachte<br />
X-stralen. Dit zal voor storing zorgen.<br />
• Foto-elektrisch effect: licht dat op een metaaloppervlakte schijnt, kan<br />
elektronen losmaken (energie foton > bindingsenergie elektron). Het<br />
foton verdwijnt volledig. Dit zal voor het gewenste beeldvormend<br />
effect zorgen (E < 100keV). De absorptie is afhankelijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> werkzame<br />
doorsne<strong>de</strong>. Die is op haar beurt sterk afhankelijk <strong>van</strong> het atoomnummer<br />
Z (werkzame doorsne<strong>de</strong> = µ f = Z 5 /(h f ) 3.5 ). Lood (Z=82)<br />
zal dus afschermen voor X-stralen, bot (Calcium, Z=20) absorbeert<br />
meer licht dan spieren (C,H,O).<br />
• Compton verstrooiing: X-fotonen botsen elastisch op vrije of nauwelijks<br />
gebon<strong>de</strong>n elektronen. De energie (frequentie) <strong>van</strong> het foton<br />
vermin<strong>de</strong>rt.<br />
• Paarvorming: vorming elektron-positron, bij zeer hoge energiën<br />
(+1,022MeV = 2 x rustenergie elektron (2 × me · c 2 )). Dit is echter<br />
onbelangrijk voor CT.<br />
Merk op dat <strong>de</strong> laatste drie interacties ioniserend en dus scha<strong>de</strong>lijke effecten<br />
op leven<strong>de</strong> organismen kunnen hebben.<br />
Bij RX is het beeld een superpositie <strong>van</strong> <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> lagen. Wanneer<br />
men nu <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> lagen afzon<strong>de</strong>rlijk wil bestu<strong>de</strong>ren, kan men gebruik<br />
maken <strong>van</strong> tomografische technieken (een 2D slice uit een 3D object maken).<br />
Hiervoor moeten er langs verschillen<strong>de</strong> invalshoeken schaduwbeel<strong>de</strong>n (RX<br />
opnames) <strong>van</strong> een bepaal<strong>de</strong> slice gemaakt wor<strong>de</strong>n. Vervolgens kan men<br />
met een computer (en wiskundige technieken: filtered back projection, zie<br />
21
HOOFDSTUK 3. MICRO-CT<br />
appendixA) <strong>de</strong> slice reconstrueren en bepalen hoeveel X-stralen elke plaats<br />
absorbeert.<br />
De bedoeling is dat elke pixel (picture element) <strong>de</strong> attenuatie 1 (absorptie)<br />
<strong>van</strong> een voxel (volume element) in het speciem voorstelt. Hoe kleiner <strong>de</strong><br />
volumes wor<strong>de</strong>n, hoe beter <strong>de</strong> resolutie zal zijn. Deze resolutie is afhankelijk<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> dikte <strong>van</strong> <strong>de</strong> slice (klassiek 0.25mm-0.60mm). In <strong>de</strong>ze thesis wor<strong>de</strong>n<br />
beel<strong>de</strong>n gebruikt die afkomstig zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> microtomografie-groep <strong>van</strong><br />
Declerck en Postnov [18]. De resolutie bedraagt (17.5µm) 3 . Merk ook<br />
op dat met micro-CT <strong>de</strong> cochlea met voldoen<strong>de</strong> <strong>de</strong>tail zichtbaar gemaakt<br />
kan wor<strong>de</strong>n, maar dat dit met klassieke klinische beeldvorming bijna niet<br />
mogelijk is 2 .<br />
[1],[2],[18],[35]<br />
3.2 data en verwerking<br />
Figuur 3.1: <strong>Een</strong> ongeörienteer<strong>de</strong> slice gemaakt door een mirco-CT-scan <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> cochlea<br />
Op <strong>de</strong> hierboven beschreven manier verkrijgt men een 2D slice <strong>van</strong> het<br />
1 Voor <strong>de</strong> attenuatiecoëfficient bestaat een arbitraire eenheid, <strong>de</strong> Hounsfield unit. Hierbij is<br />
water = 0 HU, lucht=-1000 HU en bot=+1000 HU.<br />
2 Merk op dat met mo<strong>de</strong>l-Image registration toch een mathematisch mo<strong>de</strong>l kan fitten aan <strong>de</strong><br />
lage resolutiebeel<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een gewone CT scan, zoals beschreven in Baker et al. 2005 [2]<br />
22
HOOFDSTUK 3. MICRO-CT<br />
gescan<strong>de</strong> vlak. Elke pixel heeft een grijswaar<strong>de</strong> die <strong>de</strong> attenuatie voorstelt.<br />
Door <strong>de</strong> ‘window widths’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> grijswaar<strong>de</strong>n te veran<strong>de</strong>ren, kan men<br />
dui<strong>de</strong>lijkere voorstellingen maken. Wanneer men meer<strong>de</strong>re vlakken na<br />
elkaar scant, krijgt men dus ook meer<strong>de</strong>re (aan elkaar aansluiten<strong>de</strong>) slices.<br />
Men kan nu <strong>de</strong>ze data verwerken om an<strong>de</strong>re slices te bestu<strong>de</strong>ren (zie figuur<br />
3.1 voor een willekeurige slice). Dit doet men door <strong>de</strong> verkregen pixels per<br />
slice (2D) <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanliggen<strong>de</strong> serie slices(1D) als een tensor <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
rang te beschouwen (2D+1D=3D ‘matrix’). Wanneer men hier dan slices<br />
herberekent, krijgt men een nieuw doorsne<strong>de</strong>beeld. Standaard heeft men<br />
axiale (standaard beeld), coronale en sagittale doorsne<strong>de</strong>n (zoals te zien<br />
is op <strong>de</strong> figuur in het begin <strong>van</strong> dit hoofdstuk). Men moet wel rekening<br />
hou<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> resolutie verschillend kan zijn doordat <strong>de</strong> voxels (volume<br />
elementen) vaak niet kubisch zijn maar balkvormig.<br />
Men kan ipv <strong>de</strong>ze standaard doorsne<strong>de</strong>s ook an<strong>de</strong>re sne<strong>de</strong>s <strong>de</strong>finiëren.<br />
Aangezien <strong>de</strong> cochlea eer<strong>de</strong>r een cilindrische structuur heeft, zal dit een<br />
zeer handige truc zijn bij <strong>de</strong> studie er<strong>van</strong>. Wanneer we <strong>de</strong> slices namelijk<br />
loodrecht op het kanaal, dat door het benig labyrint gevormd wordt, nemen,<br />
zullen <strong>de</strong> anatomische on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len en vooral <strong>de</strong> moeilijk zichtbare<br />
membraneuse scheidingen veel dui<strong>de</strong>lijker zichtbaar zijn (zie figuur 3.3).<br />
Hiervoor moeten wel <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> stappen on<strong>de</strong>rnomen wor<strong>de</strong>n:<br />
Figuur 3.2: Het IAC is nu <strong>de</strong> vertikale z-as. Op <strong>de</strong> slice staan ook <strong>de</strong> hoeken,<br />
punten en assenstelsels uit vergelijking 3.1 vermeld.<br />
23
HOOFDSTUK 3. MICRO-CT<br />
1. <strong>Cochlea</strong> juist oriënteren volgens een arbitrair afgesproken en dui<strong>de</strong>lijk<br />
assenstelsel. Daaromen nemen we het intern auditory kanaal als<br />
z-as. Als x-as nemen we het ron<strong>de</strong> venster. We noemen dit het IAC<br />
coördinatenstelsel. Wiskundig gezien bekomt men dit assenstel door<br />
een eenvoudige rotatie en translatie.<br />
2. <strong>Een</strong> loodrechte doorsne<strong>de</strong> doorheen het labyrint maken: Als centrale<br />
as nemen we <strong>de</strong> z-as (IAC), waarrond <strong>de</strong> cochlea min of meer is<br />
opgedraaid. Nu nemen we ten opzichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> x-as een bepaal<strong>de</strong><br />
hoek waar<strong>van</strong> we een slice willen nemen. Aangezien <strong>de</strong>ze slice niet<br />
per <strong>de</strong>finitie loodrecht op het kanaal staat, zullen we <strong>de</strong> loodrechte<br />
nemen aan <strong>de</strong> zijkant <strong>van</strong> het kanaal (zie figuur 3.2). Wiskundig doet<br />
men <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> transformatie om <strong>van</strong> het (u,v) lokale stelsel (slice)<br />
over te gaan naar <strong>de</strong> coördinaten in het gestandariseer<strong>de</strong> IAC stelsel<br />
(x,y,z) 3 (zie ook figuur 3.2):<br />
⎛ ⎞<br />
x<br />
⎝y<br />
z<br />
⎠ = p0 −<br />
⎛<br />
sin φ − cos φ<br />
⎞<br />
0<br />
⎛ ⎞<br />
u<br />
⎝cos<br />
φ sin φ 0 ⎠ · ⎝0⎠<br />
(3.1)<br />
0 0 −1 v<br />
3. Per x aantal gra<strong>de</strong>n een slice nemen: Nu maakt men per x-aantal<br />
gra<strong>de</strong>n (in <strong>de</strong>ze thesis om <strong>de</strong> 30 ◦ [39]) een slice. <strong>Een</strong> voorbeeld <strong>van</strong><br />
het uitein<strong>de</strong>lijke resultaat wordt in figuur 3.3 getoond.<br />
Opmerking: De techniek die hier beschreven is zal aan <strong>de</strong> apex niet meer<br />
zo i<strong>de</strong>aal zijn. Dit komt omdat in het helicotrema <strong>de</strong> doorsne<strong>de</strong>s een an<strong>de</strong>re<br />
vorm krijgen en er geen dui<strong>de</strong>lijke centrale as meer zal zijn. Dit zal men<br />
dus handmatig moeten mo<strong>de</strong>lleren.<br />
[26],[30]<br />
3 Hier staat <strong>de</strong> omgekeer<strong>de</strong> transformatie, omdat in <strong>de</strong>ze thesis <strong>de</strong> slices (u,v) al berekend<br />
waren en ze terug naar het (x,y,z)-stelsel moesten getransformeerd wor<strong>de</strong>n.<br />
24
HOOFDSTUK 3. MICRO-CT<br />
Rosenthal Kanaal<br />
Labyrinth<br />
Scala Tympani<br />
Scala Vestibuli<br />
Figuur 3.3: Door <strong>de</strong> juiste sne<strong>de</strong> in <strong>de</strong> CT te nemen verkrijgt men mooie en<br />
eenvoudiger interpreteerbare dwarsdoorsne<strong>de</strong>s. Dit is <strong>de</strong> sne<strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> 270 gra<strong>de</strong>n. Vergelijk met figuur 2.3. Op <strong>de</strong>ze figuur zijn<br />
het rosenthal kanaal, het labyrinth, <strong>de</strong> scala tymoani en <strong>de</strong> scala<br />
vestibuli aangeduid.<br />
3.3 segmentatie<br />
Segmenteren is <strong>de</strong> techniek waarbij uit beeldinformatie een geometrie (of<br />
meer<strong>de</strong>re) wordt opgebouwd. In dit <strong>de</strong>el wordt het principe <strong>van</strong> <strong>de</strong> segmentatiemetho<strong>de</strong><br />
uit <strong>de</strong>ze thesis uitgelegd. Deze beschrijving zal kort en<br />
abstract gebeuren. <strong>Een</strong> volledigere beschrijving i.v.m. <strong>de</strong> werking <strong>van</strong> het<br />
programma, dat we voor <strong>de</strong>ze segmentatie ontwikkel<strong>de</strong>n, vindt men in <strong>de</strong><br />
handleiding appendix C.<br />
Standaard segmentatie gebeurt meestal in het orthogonale coördinatenstelsel.<br />
Hiervoor wor<strong>de</strong>n progamma’s zoals amira [40] gebruikt. In zo’n programma<br />
gaat men door <strong>de</strong> axiale, coronale en sagitale slices en duidt men hier<br />
telkens <strong>de</strong> overeenkomstige geometrie aan. Wegens het spirale karakter<br />
<strong>van</strong> het cochleaire systeem, besloten we om een eigen, cilindrische segmentatie<br />
te ontwikkelen. Dit gebeurt door <strong>de</strong> hierboven verkregen slices te<br />
segmenteren. Wegens <strong>de</strong>ze natuurlijkere visualisatie kan het segmenteren<br />
nauwkeurig en sneller gebeuren. We dui<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> contouren aan<br />
(zie figuur 3.3):<br />
1. Labyrint<br />
25
2. Scala Tympani<br />
3. Scala Vestibuli<br />
4. Rosenthal Kanaal<br />
HOOFDSTUK 3. MICRO-CT<br />
Merk op dat scala media niet zichtbaar is omdat het membraan <strong>van</strong> Reissner<br />
zeer dun is.<br />
Wanneer we <strong>de</strong>ze segmentatie in <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> slices gedaan hebben kunnen<br />
we <strong>de</strong> overeenkomstige punten verbin<strong>de</strong>n en zo vier 3D geometrieën<br />
krijgen. Men moet echter wel op een aantal zaken letten (bv. beperkingen<br />
door eindige elementen). Dit en an<strong>de</strong>re praktische aspecten <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze segmentatietechniek<br />
wor<strong>de</strong>n besproken in hoofdstuk 8 en in appendix C.<br />
[40],[42]<br />
26
F Y S I C A VA N D E E L E K T R I S C H E V E R G E L I J K I N G E N<br />
vooraf<br />
In dit hoofdstuk wordt een korte theoretische inleiding gegeven over <strong>de</strong> fysische<br />
vergelijkingen, <strong>van</strong> <strong>de</strong> gelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> materialen (elektrodynamica), die gebruikt zullen<br />
wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> elektrische mo<strong>de</strong>llen (hoofdstuk 6,7 en 8). De fysica op zich is<br />
eigenlijk vrij eenvoudig. De uitdaging <strong>van</strong> het probleem zal zijn om <strong>de</strong>ze verkregen<br />
vergelijkingen op zeer complexe geometrieën op te lossen (zie hoofdstuk 8). Later<br />
kan <strong>de</strong>ze vergelijking dan eventueel uitgebreid wor<strong>de</strong>n zodat men niet-lineaire<br />
effecten (bv. zenuwstimulatie) en tijdsafhankelijke effecten (bv. capaciteiten, zie<br />
zenuwstimulatie hoofdstuk 7) kunnen beschouwd wor<strong>de</strong>n. Het oplossen zelf zal<br />
gebeuren met eindige elementen mo<strong>de</strong>llering (zie hoofdstuk 5).<br />
We zullen nu uit <strong>de</strong> algemeen gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Maxwell vergelijkingen <strong>de</strong> partiële differentiaal<br />
vergelijking aflei<strong>de</strong>n voor gelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> materialen (in stationaire toestand) die<br />
we ver<strong>de</strong>r zullen gebruiken.<br />
27<br />
4
HOOFDSTUK 4. FYSICA VAN DE ELEKTRISCHE VERGELIJKINGEN<br />
4.1 <strong>van</strong> maxwell naar p<strong>de</strong><br />
De bedoeling <strong>van</strong> dit <strong>de</strong>el is om een korte theoretische inleiding te geven<br />
over <strong>de</strong> fysica <strong>van</strong> het elektromagnetisme die gebruikt zal wor<strong>de</strong>n in mijn<br />
cochleair mo<strong>de</strong>l. In <strong>de</strong>ze sectie vertrekken we <strong>van</strong> <strong>de</strong> Maxwell vergelijkingen<br />
waaruit we <strong>de</strong> partiële differentiaal vergelijkingen (partial differential<br />
equations, PDE) aflei<strong>de</strong>n die noodzakelijk zijn bij het implementeren <strong>van</strong><br />
het probleem. De volgen<strong>de</strong> groothe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gebruikt:<br />
• Het elektrisch veld E<br />
• De elektrische permittiviteit ɛ<br />
• De overgebleven elektrische verplaatsing Dr<br />
• De diëlektrische verplaatsing D = ɛ · E + Dr<br />
• Het magnetische veld (intensiteit) H<br />
• De magnetische permeabiliteit µ<br />
• De overgebleven magnetische flux <strong>de</strong>nsiteit Br<br />
• Het magnetische veld (<strong>de</strong>nsiteit) B = µ · H + Br<br />
• De stroomdichtheid J (stroom per oppervlakte eenheid)<br />
• De elektrische ladingsdichtheid ρ<br />
• De geleidbaarheidstensor (conductiviteit) σ zodanig dat R = lengte<br />
σ·Opp<br />
(Met R=weerstand)<br />
Voor elektromagnetisme gel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Maxwell vergelijkingen:<br />
∇ × H = J + ∂D<br />
∂t<br />
(Maxwell-Ampere) (4.1)<br />
∇ × E = − ∂B<br />
∂t<br />
(Inductiewet <strong>van</strong> Faraday) (4.2)<br />
∇ · D = ρ (Gauss) (4.3)<br />
∇ · B = 0 (Flux) (4.4)<br />
Ver<strong>de</strong>r geldt ook <strong>de</strong> wet <strong>van</strong> ohm:<br />
J = σE + Je<br />
(4.5)<br />
Met Je = externe stroomdichtheid<br />
<strong>Een</strong> eerste belangrijke aanname die ik in het vervolg <strong>van</strong> dit werk zal gebruiken,<br />
is het feit dat we veron<strong>de</strong>rstellen dat we alleen statische oplossingen<br />
28
HOOFDSTUK 4. FYSICA VAN DE ELEKTRISCHE VERGELIJKINGEN<br />
bestu<strong>de</strong>ren. Dit wil zeggen dat ∂E/∂t = 0 en ∂B/∂t = 0.<br />
Aangezien we dus een conservatief elektrisch veld 1 hebben, geldt het volgen<strong>de</strong>:<br />
E = −∇V (4.6)<br />
en volgens <strong>de</strong> continuteitsvergelijking geldt dat:<br />
∇J = Qj<br />
<br />
∂ρ<br />
Met Qj = stroombron ∂t<br />
Wanneer we <strong>de</strong>ze formules (4.5+4.7) combineren verkrijgen we:<br />
∇(σE + Je) = Qj<br />
samen met 4.6 geeft dit <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> differentiaal vergelijking:<br />
−∇(σ∇V − Je) = Qj<br />
(4.7)<br />
(4.8)<br />
(4.9)<br />
Dit is <strong>de</strong> differentiaal vergelijking die opgelost zal wor<strong>de</strong>n. Merk op dat er<br />
ook nog randvoorwaar<strong>de</strong>n noodzakelijk zijn.<br />
[6],[22],[23],[34],[43]<br />
4.2 geometrie<br />
<strong>Een</strong> geometrie is een verzameling <strong>van</strong> verbon<strong>de</strong>n domeinen. Hierop zal <strong>de</strong><br />
differentiaalvergelijking opgelost wor<strong>de</strong>n. Bij meer<strong>de</strong>re domeinen noemt<br />
men ze dan subdomeinen. De subdomeinen wor<strong>de</strong>n begrensd door ran<strong>de</strong>n.<br />
Ran<strong>de</strong>n tussen 2 subdomeinen noemt men interne interfaces. De voorwaar<strong>de</strong>n<br />
op <strong>de</strong>ze ran<strong>de</strong>n en interfaces vertellen ons hoe dat <strong>de</strong> oplossing <strong>van</strong><br />
subdomein A (waarin we differentiaalvergelijking opgelost hebben) zich<br />
in subdomein B (waar we willen oplossen) zal ‘gedragen’ (bijvoorbeeld<br />
continu: <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> B = <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> A).<br />
Vanaf hier zal ik in <strong>de</strong>ze thesis <strong>de</strong> technische termen gebruiken. Deze zijn<br />
afhankelijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> dimensie <strong>van</strong> het domein <strong>van</strong> het op te lossen probleem.<br />
<strong>Een</strong> overzicht wordt gegeven in tabel 4.1.<br />
[43]<br />
1 <strong>Een</strong> conservatief elektrisch veld is een veld waar het magnetisch veld onafhankelijk is <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> tijd. Dus voor <strong>de</strong> inductiewet <strong>van</strong> Faraday (in <strong>de</strong> Maxwell vgln) geldt dat ∇ × E = 0.<br />
29
HOOFDSTUK 4. FYSICA VAN DE ELEKTRISCHE VERGELIJKINGEN<br />
Dim.<br />
Do- Naam Naam Naam Naam<br />
mein in 3D in2D in 1D in 0D<br />
3 Subdomein<br />
2 Boundary Subdomein<br />
(Faces)<br />
1 Edge Boundary Subdomein<br />
(Edges)<br />
0 Vertex Vertex Boundary Subdomein<br />
(Point) (Point)<br />
Tabel 4.1: Technische namen voor het benoemen <strong>van</strong> domeinen in verschillen<strong>de</strong><br />
dimensies. Het grootst mogelijke domein noemt steeds<br />
subdomein.<br />
4.3 materiaaleigenschappen, subdomein<br />
Het (sub)domein is het volume (in 3D geval) waarop <strong>de</strong> differentiaalvergelijking<br />
opgelost wordt. Deze hebben materiaalafhankelijke eigenschappen.<br />
Zo zullen sommige materialen <strong>de</strong> stroom beter gelei<strong>de</strong>n. Deze parameters<br />
moeten ge<strong>de</strong>finieerd wor<strong>de</strong>n.<br />
In <strong>de</strong> (theoretische) fysica wor<strong>de</strong>n materiaaleigenschappen in eerste instantie<br />
vaak vereenvoudigd. Wanneer men echter realistische problemen<br />
nauwkeurig wil oplossen zal men <strong>de</strong>ze verwaarlozingen liever niet doorvoeren.<br />
Algemeen heeft men <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> eigenschappen die <strong>van</strong> het<br />
eenvoudige mo<strong>de</strong>l afwijken:<br />
• Inhomogeniteit: De parameters zijn niet hetzelf<strong>de</strong> over heel het domein.<br />
Ze kunnen continu of discreet (overgang 2 subdomeinen)<br />
veran<strong>de</strong>ren.<br />
• Anisotroop: De parameters zijn afhankelijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> propagatierichting.<br />
Stroom zal bijvoorbeeld in één richting beter vloeien als in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re.<br />
Voor het beschrijven <strong>van</strong> <strong>de</strong> geleiding is dan een 3 × 3 Matrix nodig.<br />
• Niet-lineair: De Permittiviteit en permeabiliteit zijn afhankelijk <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> intensiteit <strong>van</strong> het ingestuur<strong>de</strong> elektrische veld (zodanig dat <strong>de</strong><br />
wet <strong>van</strong> Ohm geen rechte meer oplevert). Met niet lineariteit wordt<br />
ook het effect bedoelt dat <strong>de</strong> parameters afhankelijk zijn <strong>van</strong> hun<br />
geschie<strong>de</strong>nis, zo kan men hysteresis effecten krijgen.<br />
• Dispersief: De parameters zijn afhankelijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruikte golflengte.<br />
• Afhankelijk <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>re parameter: De geleidbaarheid kan bijvoorbeeld<br />
afhankelijk zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> temperatuur.<br />
30
HOOFDSTUK 4. FYSICA VAN DE ELEKTRISCHE VERGELIJKINGEN<br />
[43],[22]<br />
4.4 ran<strong>de</strong>n en interfaces, <strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
Over <strong>de</strong> rand heen moet <strong>de</strong> continuïteitsvergelijking gel<strong>de</strong>n. Er moet<br />
evenveel stroom naar een rand vloeien als er aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant uitkomt<br />
(plus een eventuele bronterm). Daarom geldt:<br />
n2 · (J1 − J2) = − ∂ρs<br />
∂t<br />
(4.10)<br />
Met ρs <strong>de</strong> oppervlakte ladingsdichtheid, Ji <strong>de</strong> stroom per oppervlakteeenheid<br />
op <strong>de</strong> rand in subdomein i en n2 <strong>de</strong> (naar buitenwijzen<strong>de</strong>) normaal<br />
op medium 2 (n2 = −n1).<br />
De volgen<strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n kan men <strong>de</strong>finiëren voor gelei<strong>de</strong>rs (zowel<br />
externe als interne ran<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n besproken):<br />
• Current Flow: n · J = n · J0. Dit <strong>de</strong>finieert een geïnjecteer<strong>de</strong> stroom<br />
op <strong>de</strong> rand (met <strong>de</strong> normaal componenten).<br />
• Inwaartse (of uitwaartse) stroom: −n · J = Jn. Dit bekomen we door<br />
in <strong>de</strong> vorige formule enkel <strong>de</strong> normale component, Jn, te beschouwen.<br />
Wanneer <strong>de</strong> normaal component Jn positief is, vloeit <strong>de</strong> stroom<br />
inwaarts.<br />
• <strong>Een</strong> weerstand: n · J = σ<br />
d · (V − V re f ) of voor een inwendige rand<br />
n(J1 − J2) = σ<br />
d · (V − V re f ). Dit <strong>de</strong>finieert op <strong>de</strong> rand een gelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
laag met conductiviteit σ, dikte d en <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> oppervlakte als <strong>de</strong><br />
boundary. Dit is dus een weerstand R = d<br />
σ·Opp (Ohm). Deze weerstand<br />
wordt dan gebruikt om <strong>de</strong> stroom te berekenen (Ohm: I = V/R).<br />
• Isolator: n · J = 0. Dit is een speciaal geval <strong>van</strong> inwaartse stroom.<br />
Door een isolator zal namelijk geen stroom gaan.<br />
• Elektrische potentiaal: V = V0. Dit <strong>de</strong>finieert <strong>de</strong> potentiaal op een<br />
rand.<br />
• Grond: V = 0. Dit is een speciaal geval <strong>van</strong> <strong>de</strong> elektrische potentiaal.<br />
De grond is namelijk ge<strong>de</strong>finieerd als <strong>de</strong> plaats waar <strong>de</strong> potentiaal<br />
per <strong>de</strong>finitie gelijk aan nul is.<br />
• Stroombron: n · (J1 − J2) = Jn. Dit is om bij inwendige randvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
een stroombron of stroomlek te <strong>de</strong>finiëren.<br />
• Continu: n · (J1 − J2) = 0. <strong>Een</strong> speciaal geval <strong>van</strong> het voorgaan<strong>de</strong>.<br />
Wanneer er geen verlies is, moet <strong>de</strong> uitgaan<strong>de</strong> stroom in subdomein 1<br />
gelijk zijn aan <strong>de</strong> ingaan<strong>de</strong> in subdomein 2.<br />
[22],[43]<br />
31
E I N D I G E E L E M E N T E N<br />
vooraf<br />
In dit hoofdstuk wordt kort <strong>de</strong> werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> eindige elementen metho<strong>de</strong> (Finite<br />
element method, FEM) uitgelegd. Het voor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze krachtige numerieke<br />
metho<strong>de</strong> om differentiaalvergelijkingen op te lossen, is dat men <strong>de</strong>ze ‘eenvoudig’<br />
kan toepassen op complexe geometrieën. Hierdoor wordt het mogelijk om differentiaalvergelijkingen<br />
‘snel’ en nauwkeurig op te lossen op anatomische ingewikkel<strong>de</strong><br />
structuren, zoals <strong>de</strong> cochlea. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r voor<strong>de</strong>el is dat het ook eenvoudig te implementeren<br />
is in een computerprogramma. Voor <strong>de</strong> berekeningen in <strong>de</strong>ze thesis wordt<br />
Comsol 3.2 gebruikt (het ou<strong>de</strong> FEMlab [42]). Voor dit programma heeft men in<br />
feite weinig kennis over FEM nodig. In <strong>de</strong> praktijk blijkt echter dat <strong>de</strong> software<br />
soms wel eens een steek laat vallen en dat het toch vereist is dat <strong>de</strong> gebruiker een<br />
basiskennis over eindige elementen heeft om <strong>de</strong>ze problemen te kunnen begrijpen<br />
en op te lossen. Daarom volgt in dit hoofdstuk <strong>de</strong> principes <strong>van</strong> eindige elementen<br />
mo<strong>de</strong>llering.<br />
In een eerste <strong>de</strong>el zal ik <strong>de</strong> wiskundige basisprincipes uitleggen. Dit zal ik doen met<br />
een heel eenvoudige differentiaalvergelijking, met eenvoudige randvoorwaar<strong>de</strong>n en<br />
op een zeer eenvoudige geometrie. Daarna wordt <strong>de</strong> theorie uitgediept en uitgebreid.<br />
Tenslotte is er nog een <strong>de</strong>el waarin ik aandacht besteed aan <strong>de</strong> eindige elementen<br />
analyses en <strong>de</strong> praktische aspecten hier<strong>van</strong>.<br />
32<br />
5
5.1 <strong>de</strong> eindige elementen metho<strong>de</strong><br />
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
Kort samengevat komt <strong>de</strong> techniek <strong>van</strong> eindige elementen er op neer dat<br />
men een differentiaalvergelijking als een integraalvergelijking schrijft. Vervolgens<br />
splitst men <strong>de</strong>ze dan in elementen (met knooppunten) die men met<br />
basisfuncties gaat bena<strong>de</strong>ren. Wanneer men ze dan terug samenvoegt krijgt<br />
men een stelsel <strong>van</strong> lineaire vergelijkingen waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> oplossingen een<br />
bena<strong>de</strong>ring is <strong>van</strong> <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> knooppunten. Op <strong>de</strong> elementen wordt<br />
<strong>de</strong> oplossing bena<strong>de</strong>rend gegeven door <strong>de</strong> basisfuncties. Wanneer men<br />
<strong>de</strong>ze vergelijking wil oplossen, zal men dus een matrix moeten inverteren.<br />
A · x = y ⇒ x = y · A −1<br />
We zullen <strong>de</strong> differentiaalvergelijking uit hoofdstuk 4 oplossen:<br />
−∇(σ∇V − Je) = Qj<br />
(5.1)<br />
Voor onze eenvoudigste beschouwing, veron<strong>de</strong>rstellen we nu dat dit probleem<br />
één dimensionaal is en dat <strong>de</strong> externe stroom Je = 0 (later zullen we<br />
het algemenere probleem bespreken). Dit doen we om het probleem niet te<br />
complex te maken en toch <strong>de</strong> basisprincipes te begrijpen. We kunnen dan<br />
<strong>de</strong> poisson vergelijking uit 5.1 schrijven als:<br />
Als randvoorwaar<strong>de</strong>n nemen we:<br />
• V = V0 op Γ1 (Vaste potentiaal)<br />
• −σ dV<br />
dx = jo op Γ2 (Ingaan<strong>de</strong> stroom)<br />
d dV<br />
(σ<br />
dx dx ) + Qj = 0 (5.2)<br />
Γ is <strong>de</strong> verzameling <strong>van</strong> <strong>de</strong> randpunten. In dit één dimensionaal voorbeeld<br />
nemen we voor Γ1 x=0 en voor Γ2 x=1 is. Vergelijking 5.2 heeft een exacte<br />
analytische oplossing, namelijk (als σ constant):<br />
V = − Qj<br />
2 · σ · x2 +<br />
Qj · 1 − jo<br />
σ<br />
<br />
· x + V0<br />
(5.3)<br />
Om <strong>de</strong>ze differentiaalvergelijking numeriek op te lossen, gebruikmakend<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> eindige elementen metho<strong>de</strong>, moeten we volgen<strong>de</strong><br />
stappen doorlopen [10]:<br />
1. Schrijf <strong>de</strong> differentiaalvergelijking als een integraalvergelijking<br />
2. Reduceer <strong>de</strong> or<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> afgelei<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> integraalvergelijking door<br />
partiële integratie (1D) of door het theorema <strong>van</strong> Green (2D of 3D)<br />
3. Introduceer <strong>de</strong> eindige elementen bena<strong>de</strong>ring voor <strong>de</strong> differentiaalvergelijking<br />
met <strong>de</strong> parameters op <strong>de</strong> knooppunten (nodal parameters)<br />
en <strong>de</strong> basisfuncties <strong>van</strong> <strong>de</strong> elementen<br />
33
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
4. Integreer over <strong>de</strong> elementen om <strong>de</strong> elementstijfheidsmatrix en <strong>de</strong><br />
rechterlid vectoren te bekomen<br />
5. Stel <strong>de</strong> algemene vergelijkingen op door <strong>de</strong> elementstijfheidsmatrices<br />
te combineren<br />
6. Pas <strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n toe<br />
7. Los <strong>de</strong> algemene vergelijkingen op<br />
8. Evalueer <strong>de</strong> fluxen<br />
In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> <strong>de</strong>len zullen we dit stap per stap bespreken.<br />
5.1.1 Integraalvergelijking<br />
We vermenigvuldigen eerst <strong>de</strong> differentiaalvergelijking (5.2) met een gewichtsfunctie<br />
ω(x) en integreren dan over het ganse domein Ω (dit is<br />
0 < x < 1). Op <strong>de</strong>ze wijze krijgen we <strong>de</strong> gewogen integraalvergelijking:<br />
<br />
Ω<br />
Rωdx = 0 met Residue R = d dV<br />
(σ ) + Qj (5.4)<br />
dx dx<br />
Wanneer V <strong>de</strong> exacte oplossing is op heel het domein, dan zal R overal<br />
gelijk aan nul zijn. We proberen nu een V te vin<strong>de</strong>n waarvoor <strong>de</strong> residu<br />
(<strong>de</strong> hoeveelheid waarmee <strong>de</strong> differentiaalvergelijking niet voldoet in een<br />
punt) gelijk ver<strong>de</strong>eld is over heel het domein. Dus ω wordt zo gekozen<br />
dat R orthogonaal is in <strong>de</strong> ruimte <strong>van</strong> functies die gebruikt wordt in <strong>de</strong><br />
bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> V (eindige elementen ruimte, zie stap 3).<br />
5.1.2 Reduceren <strong>van</strong> <strong>de</strong> or<strong>de</strong><br />
Het reduceren <strong>van</strong> <strong>de</strong> or<strong>de</strong> in één dimensie gebeurt door partiële integratie:<br />
1<br />
0<br />
(σ dω dV<br />
dx dx − ωQj)dx<br />
<br />
= ωσ dV<br />
1 dx 0<br />
(5.5)<br />
Om <strong>de</strong> or<strong>de</strong> te reduceren in meer<strong>de</strong>re dimensies zal men gebruik maken<br />
<strong>van</strong> het theorema <strong>van</strong> Green (zie 5.3.2).<br />
5.1.3 Eindige elementen bena<strong>de</strong>ring<br />
We ver<strong>de</strong>len het domein Ω in elementen (mesh elements Ωi) en ver<strong>van</strong>gen<br />
het continue veld V(x) in elk element (lokaal) door een lineaire combinatie.<br />
34
Over <strong>de</strong> elementen zal dit een bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> V zijn:<br />
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
V(ξ) = ∑ φn(ξ)Vn<br />
x(ξ) = ∑ φn(ξ)xn<br />
met bv: φ1(ξ) = 1 − ξ en φ2(ξ) = ξ<br />
(5.6)<br />
φn zijn <strong>de</strong> lineaire basisfuncties. Men kan ook an<strong>de</strong>re basisfuncties gebruiken<br />
(voor een bespreking hier<strong>van</strong> zie sectie 5.2). De ruimte die <strong>de</strong>ze<br />
basisfuncties opspannen noemt men <strong>de</strong> eindige elementen ruimte.<br />
Vn zijn <strong>de</strong> knopen (mesh vertices). Dit zijn <strong>de</strong> parameters die nodig zijn om<br />
V te bena<strong>de</strong>ren (dit wordt ook gezocht). Men noemt ze <strong>de</strong> vrijheidsgra<strong>de</strong>n<br />
(<strong>de</strong>grees of freedom, DOF). Het aantal vrijheidsgra<strong>de</strong>n zal <strong>de</strong> grootte <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> algemene stijfheidsmatrix bepalen en dus ook <strong>de</strong> complexiteit <strong>van</strong> het<br />
probleem.<br />
Ver<strong>de</strong>r kiezen we ω = φm, dit noemen we <strong>de</strong> aanname <strong>van</strong> Galerkin. Deze<br />
aanname zorgt ervoor dat R orthognaal zal zijn in <strong>de</strong> eindige elementen<br />
ruimte. Hierbij zal R (dus <strong>de</strong> fout) monotoom kleiner wor<strong>de</strong>n als we meer<br />
elementen nemen.We kunnen nu <strong>de</strong> integraal uit vergelijking 5.5 schrijven<br />
als <strong>de</strong> som <strong>van</strong> <strong>de</strong> integralen over <strong>de</strong> elementen, zo krijgen we bv voor drie<br />
elementen:<br />
1<br />
0<br />
·dx =<br />
1<br />
3<br />
<br />
0<br />
·dx +<br />
2<br />
3<br />
<br />
1 3<br />
·dx +<br />
1<br />
2<br />
3<br />
·dx<br />
Elke elementenintegraal wordt dan geschreven in <strong>de</strong> ξ ruimte:<br />
x2<br />
x1<br />
·dx =<br />
1<br />
0<br />
·Jadξ<br />
<br />
<br />
met Ja = dx<br />
<br />
<br />
dξ is <strong>de</strong> Jacobiaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> transformatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> x-coördinaten<br />
naar <strong>de</strong> ξ-coördinaten.<br />
5.1.4 Integreren over <strong>de</strong> elementen<br />
De elementenintegraal die uit het linkerlid <strong>van</strong> vergelijking 5.5 komt, heeft<br />
na <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> stappen <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vorm (in ξ-coördinaten):<br />
1<br />
0<br />
<br />
σ dV<br />
<br />
dω<br />
− Qjω Jadξ<br />
dx dx<br />
samen met vergelijking 5.6 en <strong>de</strong> aanname <strong>van</strong> Galerkin (ω = φm) kunnen<br />
we dit schrijven als:<br />
(5.7)<br />
VnEmn − fm<br />
35
met Emn =<br />
en fm =<br />
1<br />
0<br />
1<br />
0<br />
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
<br />
σ dφm dξ dφn dξ<br />
dξ dx ξ dx Jadξ<br />
<br />
Qjφm Jadξ<br />
(Vn = nodal paramaters, Emn = element stijfheidsmatrix en fm = <strong>de</strong> force<br />
vector)<br />
De matrix Emn en <strong>de</strong> vector fm zijn exact gekend, terwijl <strong>de</strong> parameters Vn<br />
<strong>de</strong> onbeken<strong>de</strong>n zijn. Merk op dat <strong>de</strong> element stijfheidsmatrix symmetrisch<br />
is.<br />
Voorbeeld:<br />
In dit geval is x = 1<br />
3<br />
<br />
<br />
ξ, zodat J =<br />
<br />
<br />
dx<br />
dξ = 1<br />
3<br />
Aangezien φ1(ξ) = 1 − ξ en φ2(ξ) = ξ, is dφ1<br />
We krijgen dus:<br />
5.1.5 Opstellen algemene vergelijking<br />
<br />
1 −1<br />
Emn = 3σ ·<br />
−1 1<br />
<br />
Qj/6<br />
fm =<br />
Qj/6<br />
dξ<br />
en dx = 3.<br />
dφ2<br />
dξ = −1 en dξ<br />
= 1.<br />
(5.8)<br />
We hebben nu voor elk element een element stijfheidsmatrix opgesteld.<br />
Deze wor<strong>de</strong>n dan samengevoegd zoals in figuur 5.1 getoond wordt. Merk<br />
tevens ook op dat door <strong>de</strong> goed gekozen basisfuncties <strong>de</strong> matrix zeer<br />
sparse1 is. Dit zal <strong>de</strong> berekeningen sterk vereenvoudigen (zie sectie 5.4).<br />
Op <strong>de</strong>ze wijze stelt men uit <strong>de</strong> element stijfheidsmatrices <strong>de</strong> algemene<br />
stijfheidsmatrix op.<br />
Het rechterlid uit vergelijking 5.5 moet ook nog herschreven wor<strong>de</strong>n. We<br />
weten dat: <br />
ωσ dV<br />
<br />
= ωσ<br />
dx<br />
dV<br />
<br />
− ωσ<br />
dx<br />
dV<br />
<br />
dx<br />
Γ<br />
Γ <strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n met Γ2: x = 1 en Γ1: x = 0.<br />
Het is dui<strong>de</strong>lijk dat voor <strong>de</strong> eerste knoop, ω1 verkregen wordt uit <strong>de</strong><br />
basisfunctie φ1. Dus [ω1] Γ1 = 1, en buiten dit element is ω1 gelijk aan 0, en<br />
1 <strong>Een</strong> matrix die groten<strong>de</strong>els uit nullen bestaat (behalve op <strong>de</strong> diagonaal en nevediagonalen),<br />
noemt men een sparse matrix. Het voor<strong>de</strong>el ten op zichte <strong>van</strong> normale matrices is dat<br />
er algoritmes bestaan zodanig dat reusachtige sparse matrices toch geïnverteerd kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
36<br />
Γ2<br />
Γ1
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
Figuur 5.1: Samenvoegen <strong>van</strong> <strong>de</strong> element stijfheidsmatrices naar algemene<br />
stijfheidsmatrix. De rijen wor<strong>de</strong>n gevormd door <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> knopen (no<strong>de</strong>s) bij <strong>de</strong> basisfuncties [10].<br />
dus ook [ω1] = 0. Γ2<br />
De bovenstaan<strong>de</strong> vergelijking wordt dan in het eerste knooppunt:<br />
<br />
ω1σ dV<br />
<br />
= − ω1σ<br />
dx Γ<br />
dV<br />
<br />
dx Γ1<br />
= flux die eerste knoop binnenkomt<br />
En op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> manier vin<strong>de</strong>n we in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lste punten:<br />
<br />
ωnσ dV<br />
<br />
= 0<br />
dx<br />
Γ<br />
= flux die mid<strong>de</strong>lste knopen binnenkomt<br />
En ook voor het laatste knooppunt:<br />
<br />
ωendσ dV<br />
<br />
= ω<br />
dx<br />
endσ<br />
Γ<br />
dV<br />
<br />
dx Γ2<br />
= flux die laatste knoop binnenkomt<br />
De vector die <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> fluxen bevat, noemt men <strong>de</strong> ladingsvector.<br />
Nu kunnen we vergelijking 5.5 als een matrixproduct schrijven:<br />
K · V = f<br />
Hierin zijn <strong>de</strong> algemene stijfheidsmatrix K en <strong>de</strong> algemene ladingsvector<br />
f gekend. Merk op dat f gelijk is aan <strong>de</strong> som <strong>van</strong> <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> vector<br />
37
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
met fluxen en <strong>de</strong> force vector uit vgl 5.8. De spanning V (knooppunten)<br />
kan men berekenen door <strong>de</strong>ze matrixvergelijking op te lossen: V = K−1 · f .<br />
Voorbeeld:<br />
Voor <strong>de</strong> eenvoud stellen we σ = 1 en Qj = 1, dan bekomen we:<br />
⎛<br />
3 −3 0<br />
⎞<br />
0<br />
⎜<br />
⎜−3<br />
⎝ 0<br />
6<br />
−3<br />
−3<br />
6<br />
0 ⎟<br />
−3⎠<br />
0 0 −3 3<br />
·<br />
⎛<br />
⎜<br />
⎝<br />
5.1.6 Randvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
V1<br />
V2<br />
V3<br />
V4<br />
⎞<br />
⎟<br />
⎠ =<br />
⎛ ⎞<br />
1/6<br />
⎜<br />
⎜1/3<br />
⎟<br />
⎝1/3⎠<br />
1/6<br />
+<br />
⎛<br />
⎜<br />
⎝<br />
− dV<br />
dx<br />
dV<br />
dx<br />
Als randvoorwaar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> differentiaalvergelijking 5.2 had<strong>de</strong>n we:<br />
• V = V0 op Γ1<br />
• −σ dV<br />
dx = jo op Γ2<br />
<br />
0<br />
0<br />
<br />
x=0<br />
x=1<br />
⎞<br />
⎟<br />
⎠<br />
(5.9)<br />
Dit moeten we dus toepassen op <strong>de</strong> eerste en <strong>de</strong> laatste knoop (V1 en V end).<br />
In het geval <strong>van</strong> een dirichlet randvoorwaar<strong>de</strong> (hier <strong>de</strong> RVW op Γ1), ver<strong>van</strong>gen<br />
we <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> vergelijking door <strong>de</strong>ze voorwaar<strong>de</strong>. We noemen<br />
ze noodzakelijke randvoorwaar<strong>de</strong>.<br />
<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re mogelijkheid is een neumann randvoorwaar<strong>de</strong> (hier <strong>de</strong> RVW<br />
op Γ2). In dit geval is <strong>de</strong> flux gegeven en kunnen we <strong>de</strong>ze invullen. We<br />
noemen ze dan ook <strong>de</strong> flux randvoorwaar<strong>de</strong>.<br />
Merk op dat om het probleem op te lossen er minstens één noodzakelijke<br />
randvoorwaar<strong>de</strong> nodig is. Wanneer men alleen <strong>de</strong> flux randvoorwaar<strong>de</strong><br />
gebruikt, blijven <strong>de</strong> absolute waar<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> punten onbekend. In ons<br />
voorbeeld geeft dit:<br />
5.1.7 Oplossing<br />
V1 = V0<br />
−3 · V1 + 6 · V2 − 3 · V3 = 0 + 1/3<br />
−3 · V2 + 6 · V3 − 3 · V4 = 0 + 1/3<br />
−3 · V3 + 3 · V4− = −jo + 1/6<br />
(5.10)<br />
Wanneer we ons voorbeeld oplossen krijgen we voor <strong>de</strong> knooppunten <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n (neem j0 = 1 en V0 = 1):<br />
⎛ ⎞<br />
1.0000<br />
⎜<br />
V = ⎜0.9444<br />
⎟<br />
⎝0.7778⎠<br />
0.5000<br />
38
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
In figuur 5.2 vergelijken we <strong>de</strong> analytische oplossing uit vergelijking 5.1<br />
met onze verkregen waar<strong>de</strong>n.<br />
Figuur 5.2: Analytische oplossing uit vgl 5.1 en <strong>de</strong> numerieke FEM oplossing<br />
met drie (lineaire) elementen uit vgl 5.10<br />
5.1.8 Fluxen<br />
We beschouwen ons voorbeeld:<br />
Het oplossen <strong>van</strong> vergelijking 5.10 levert ons <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> knopen.<br />
Het oplossen <strong>van</strong> vergelijking uit subsectie 5.1.5 levert ons <strong>de</strong> fluxen (dit<br />
zijn <strong>de</strong> inwaardse of uitgaan<strong>de</strong> elektrische stromen). Dit levert dan:<br />
⎛<br />
⎜<br />
⎝<br />
− dV<br />
dx<br />
dV<br />
dx<br />
<br />
0<br />
0<br />
<br />
x=0<br />
x=1<br />
⎞<br />
⎟<br />
⎠ =<br />
⎛<br />
⎞<br />
3 −3 0 0<br />
⎜<br />
⎜−3<br />
6 −3 0 ⎟<br />
⎝ 0 −3 6 −3⎠<br />
0 0 −3 3<br />
·<br />
⎛ ⎞<br />
1.0000<br />
⎜<br />
⎜0.9444<br />
⎟<br />
⎝0.7778⎠<br />
0.5000<br />
−<br />
⎛ ⎞<br />
1/6<br />
⎜<br />
⎜1/3<br />
⎟<br />
⎝1/3⎠<br />
1/6<br />
=<br />
⎛<br />
⎜<br />
⎝<br />
0.8333<br />
0.0000<br />
0.0000<br />
−1.0000<br />
⎞<br />
⎟<br />
⎠<br />
39
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
Dit wil zeggen: in het eerste knooppunt zal een stroom binnenvloeien<br />
en in het laatste zal een stroom buitenvloeien (zoals ook gegeven was, nl:<br />
J0 = 1). De uitgaan<strong>de</strong> en ingaan<strong>de</strong> stroom verschillen, omdat er hier een<br />
stroombron Qj = 1 is (continuiteitsvergelijking).<br />
[3], [8], [10], [13]<br />
5.2 interpolatie over <strong>de</strong> elementen en het maken <strong>van</strong> een mesh<br />
Vooraleer we in het volgen<strong>de</strong> <strong>de</strong>el <strong>de</strong> voorgaan<strong>de</strong> (eenvoudige) theorie<br />
zullen uitbrei<strong>de</strong>n, zullen we eerst iets dieper ingaan op het principe <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
mesh en <strong>de</strong> basisfuncties. Deze zullen namelijk een belangrijke rol spelen<br />
in <strong>de</strong> oplosbaarheid <strong>van</strong> het probleem en in <strong>de</strong> nauwkeurigheid <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
oplossing.<br />
<strong>Een</strong> mesh is een collectie vertices en edges, waarmee men een vorm kan<br />
bena<strong>de</strong>ren. Bij eindige elementen wordt <strong>de</strong> geometrie bena<strong>de</strong>rd door zo’n<br />
mesh. Op <strong>de</strong> elementen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze mesh (=elementen hiervoor) zullen<br />
knopen en basisfuncties ge<strong>de</strong>finieerd wor<strong>de</strong>n.<br />
In het voorgaan<strong>de</strong> <strong>de</strong>el namen we voor <strong>de</strong>ze basisfuncties lineaire functies<br />
(vergelijking 5.6). Dit is correct, maar an<strong>de</strong>re basisfuncties zullen voor een<br />
betere bena<strong>de</strong>ring zorgen en dus ook een correctere oplossing opleveren. In<br />
dit <strong>de</strong>el bespreken we kort enkele basisfuncties die we kunnen gebruiken<br />
bij FEM (zowel in één dimensie als in meer<strong>de</strong>re).<br />
<strong>Een</strong> eenvoudige metho<strong>de</strong> om een functie te bena<strong>de</strong>ren is bijvoorbeeld een<br />
kleinste kwadraten fit met polynomen (V(x) = a + b · x + c · x 2 + · · ·). Het<br />
probleem hierbij is dat men bij hogere or<strong>de</strong>s onaanvaarbaardbare oscillaties<br />
krijgt, zoals men kan zien op figuur 5.3. Wanneer we het voor<strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />
eenvoudig integraties <strong>van</strong> lage graads polynomen willen behou<strong>de</strong>n en toch<br />
een goe<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring willen krijgen, gaan we het gehele domein opsplitsen<br />
en lage graads polynomen gebruiken in kleinere <strong>de</strong>eldomeintjes (spline<br />
metho<strong>de</strong>). Deze <strong>de</strong>eldomeintjes noemen we <strong>de</strong> elementen.<br />
5.2.1 Lineaire basisfuncties<br />
Wanneer het domein on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>eld wordt in <strong>de</strong>eldomeintjes om te fitten,<br />
dan ontstaat het probleem dat <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> functie niet meer continu is.<br />
Dit wordt opgelost door onze functies op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> manier te kiezen:<br />
V(ξ) = φ1(ξ)v1 + φ2(ξ)v2<br />
Met v1 en v2 <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>n <strong>van</strong> dat element (knoop) en<br />
φ1(ξ) = (1 − ξ) en φ2(ξ) = ξ<br />
40
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
Figuur 5.3: De data is een rechte met ruis. De tien<strong>de</strong> graads polynoom gaat<br />
exact door alle datapunten maar is toch geen goe<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> rechte.<br />
41
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
<strong>de</strong> lineaire basisfuncties. Deze functies variëren tussen 0 en 1. Denk eraan<br />
dat we voor een knoop op een lokale elememt (in het geval <strong>van</strong> lineair:<br />
begin- en eindpunt) steeds <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> moeten nemen <strong>van</strong> <strong>de</strong> overeenkomstige<br />
algemene knoop (Vn). <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re manier waarop men dit kan<br />
beschouwen is door <strong>de</strong>ze functies als gewichtsfuncties <strong>van</strong> <strong>de</strong> algemene<br />
knoop te beschouwen (zie fig 5.4).<br />
We hebben nu een continue parametrische beschrijving <strong>van</strong> <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ren<strong>de</strong><br />
functie v(ξ). Het enigste wat nu nog noodzakelijk is, is dat we terug onze<br />
oorspronkelijke (fysische) coördinaten gebruiken. We willen namelijk v(x)<br />
vin<strong>de</strong>n. Daarom moeten we een relatie tussen x en ξ voor ie<strong>de</strong>r element<br />
vin<strong>de</strong>n. Dit kunnen we doen door x te beschouwen als een interpolatie <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> op <strong>de</strong> knooppunten. Dus we hebben:<br />
v(ξ) = ∑ n<br />
x(ξ) = ∑ n<br />
φn(ξ)vn<br />
φn(ξ)xn<br />
Waarbij <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> vergelijking <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> x voor een ξ geeft en zo dus<br />
samen met <strong>de</strong> eerste vergelijking <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> voor v in een bepaal<strong>de</strong> x geeft.<br />
5.2.2 Kwadratische basisfuncties<br />
Het essentiële bij basisfuncties voor FEM is dat ze 1 zijn op <strong>de</strong> knoop waar<br />
ze geëvalueerd wor<strong>de</strong>n, en 0 op alle an<strong>de</strong>re knopen. Dit verzekert niet<br />
alleen <strong>de</strong> lineaire onafhankelijkheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> basisfuncties, maar op <strong>de</strong>ze<br />
manier zal men ook sparse stijfheidsmatrices krijgen.<br />
Dit blijft <strong>van</strong> tel, ook als men hogere graads interpolaties gaat gebruiken. Zo<br />
zijn er kwadratische basisfuncties (kwadratische polynoom op elk element).<br />
Merk wel op dat men dan in één element drie knopen zal nodig hebben.<br />
De kwadratische basisfuncties (met knopen op ξ = 0, ξ = 0, 5 en ξ = 1)<br />
wor<strong>de</strong>n getoond in figuur 5.5.<br />
Naast <strong>de</strong> lineaire en kwadratische basisfuncties wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kubische, kwartische<br />
en <strong>de</strong> quintische ook gebruikt. Bij <strong>de</strong> kubische heeft men bv vier<br />
punten nodig (<strong>de</strong>r<strong>de</strong> graads op elk element).<br />
5.2.3 Twee en drie dimensionale elementen<br />
Twee dimensionale en drie dimensionale basisfuncties kunnen eenvoudig<br />
geconstrueerd wor<strong>de</strong>n door het product te nemen <strong>van</strong> basisfuncties uit<br />
<strong>de</strong> eerste dimensie. Zo krijgt men bijvoorbeeld <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> bilineaire<br />
basisfuncties die het product zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1D lineaire functies (zie figuur<br />
5.6).<br />
V(ξ) = φ1(ξ1, ξ2)v1 + φ2(ξ1, ξ2)v2 + φ3(ξ1, ξ2)v3 + φ4(ξ1, ξ2)v4<br />
42
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
Figuur 5.4: De functie v h kan voorgesteld wor<strong>de</strong>n als viφi(x), met lineaire<br />
basisfuncties (gewichtsfuncties: φi(x)) en een bijhoren<strong>de</strong><br />
gewichtsfactor vi (uit [3])<br />
43
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
Figuur 5.5: De drie kwadratische basisfuncties met knooppunten ξ = 0,0.5<br />
en 1.<br />
Met:<br />
φ1(ξ1, ξ2) = (1 − ξ1)(1 − ξ2)<br />
φ2(ξ1, ξ2) = ξ1(1 − ξ2)<br />
φ3(ξ1, ξ2) = (1 − ξ1)ξ2<br />
φ4(ξ1, ξ2) = ξ1ξ2<br />
Merk ook op dat er verschillen<strong>de</strong> combinaties (met verschillend aantal<br />
noodzakelijke knooppunten) mogelijk zijn. Zo kan men bijvoorbeeld<br />
kwadratische-lineaire elementen gebruiken (kwadratisch in ξ1 en lineair in<br />
ξ2) met 6 knooppunten (en dus ook 6 basisfuncties).<br />
Voor <strong>de</strong> drie dimensionale elementen gaat men ook gewoon <strong>de</strong> dubbelproducten<br />
nemen. Zo krijgt men 8 trilineaire basisfuncties over 8 knopen, 27<br />
trikwadratische basisfuncties over 27 knopen, ... .<br />
5.2.4 Hogere or<strong>de</strong> continuïteit<br />
De tot nu toe besproken basissen noemt men Langrange basisfuncties. Over<br />
<strong>de</strong> elementen (overgang element n naar element n + 1) zijn zij enkel continu<br />
in V (per element is dit dus hun enige randvoorwaar<strong>de</strong>). Soms is het echter<br />
een goed i<strong>de</strong>e om functies te gebruiken waar<strong>van</strong> hogere or<strong>de</strong>s ook continu<br />
zijn over <strong>de</strong> elementen. Zo verkrijgen we een smoothere bena<strong>de</strong>ring. Men<br />
doet<br />
<br />
dit door het <strong>de</strong>finiëren <strong>van</strong> één extra parameters per knooppunt, nl:<br />
. Zo krijgen we voor 2 knooppunten in het totaal vier parameters<br />
dV<br />
dξ<br />
n<br />
44
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
Figuur 5.6: <strong>Een</strong> 2D bilineair basisfunctie. De an<strong>de</strong>re drie basisfuncties<br />
zien er gelijkaardig uit maar hebben hun φ = 1 op een an<strong>de</strong>r<br />
knooppunt<br />
45
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
per element. Nu kunnen we dus kubische basisfuncties gebruiken op elementen<br />
met slechts 2 knopen (of quintische met maar drie knooppunten).<br />
We noemen ze <strong>de</strong> hermite basisfuncties (figuur 5.7).<br />
V(ξ) = a + bξ + cξ 2 + dξ 3<br />
dV<br />
dξ<br />
Met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n:<br />
= b + 2cξ + 3dξ2<br />
V(0) = a = v1<br />
V(1) = a + b + c + d = v2<br />
dV<br />
dξ (0) = b = v′ 1<br />
dV<br />
dξ (1) = b + 2c + 3d = v′ 2<br />
Aangezien we vier vergelijkingen hebben, kunnen we <strong>de</strong> vier onbeken<strong>de</strong>n<br />
(a,b,c,d) bepalen. Als we dit uitwerken en herschrijven kunnen we V schrijven<br />
in functie <strong>van</strong> <strong>de</strong> vier hermite basisfuncties:<br />
V(ξ) = φ 0 1 (ξ)v1 + φ 1 1 (ξ)v′ 1 + φ 0 2(ξ)v2 + φ 1 2 v′ 2(ξ)<br />
Met <strong>de</strong> hermite basisfuncties (zie fig 5.7):<br />
φ 0 1 (ξ) = 1 − 3ξ2 + 2ξ 3<br />
φ 1 1 (ξ) = ξ(ξ − 1)2<br />
φ 0 2(ξ) = ξ 2 (3 − 2ξ)<br />
φ 1 2(ξ) = ξ 2 (ξ − 1)<br />
Om bikubische basisfuncties te creëren (2 dimensionaal), heeft men vier<br />
voorwaar<strong>de</strong>n per knoop, namelijk: V, ∂V ∂V , ∂ξ1 ∂ξ2 , ∂2V . In totaal zal men dus<br />
∂ξ1∂ξ2<br />
16 basisfuncties nodig hebben (alle mogelijke dubbelproducten <strong>van</strong> het 1D<br />
geval).<br />
In <strong>de</strong> praktijk zullen kubische hermite elementen vaak gebruikt wor<strong>de</strong>n<br />
wegens hun natuurlijke vorm.<br />
5.2.5 Triangulaire elementen<br />
Bij driehoekige elementen kunnen we niet zomaar basisfuncties vormen<br />
door het product <strong>van</strong> <strong>de</strong> 1D basisfuncties te nemen. We beschouwen daar-<br />
46
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
Figuur 5.7: De vier kubische hermite basisfuncties (met slechts twee knopen)<br />
om figuur 5.8.<br />
De verhouding <strong>van</strong> <strong>de</strong> oppervlakte <strong>van</strong> driehoek P23 en <strong>de</strong> totale oppervlakte<br />
<strong>van</strong> driehoek 123 is per <strong>de</strong>finitie gelijk aan (zie fig 5.8):<br />
<br />
<br />
1<br />
x y <br />
<br />
<br />
L1 = OppervlakteP23<br />
Oppervlakte123<br />
= 1<br />
2<br />
1 x2 y2<br />
1 x3 y3<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
oppervlakte123<br />
Op exact <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze <strong>de</strong>finiëren we L2 en L3 als <strong>de</strong> verhoudingen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
oppervlakken <strong>van</strong> driehoek P13 en P12 ten op zichte <strong>van</strong> het oppervlakte<br />
<strong>van</strong> driehoek 123. Dit noemen we <strong>de</strong> oppervlakte coördinaten. Het is<br />
dui<strong>de</strong>lijk dat L1 + L2 + L3 = 1 en dat 0 ≤ L1 ≤ 1 (als P tussen punten 2 en<br />
3 ligt ⇒ L1 = 0, als P = 1 ⇒ L1 = 1). Hierdoor kan L1 als basisfunctie voor<br />
knoop 1 (<strong>van</strong> het driehoekig element) gebruikt wor<strong>de</strong>n. We kunnen dus<br />
schrijven:<br />
V(x, y) = L1(x, y)v1 + L2(x, y)v2 + L3(x, y)v3<br />
Op <strong>de</strong>ze manier kan men ook <strong>de</strong> drie dimensionale variant, <strong>de</strong> tetrahedrale<br />
elementen, construeren. Het voor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> zo’n elementen is dat ze geometrisch<br />
flexibeler zijn dan <strong>de</strong> hierboven besproken rechthoekige varianten.<br />
Merk echter wel op dat voor sommige geometrieën triangulaire elementen<br />
47
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
Figuur 5.8: Grafische voorstelling triangulaire basisfunctie L1 [10]<br />
in praktijk vaak niet nodig (en nutteloos) zijn.<br />
[3],[10],[13],[44],[52]<br />
48
5.3 eindige elementen, uitbreiding<br />
5.3.1 <strong>Een</strong> min<strong>de</strong>r i<strong>de</strong>ale vergelijking<br />
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
In sectie 5.1 bespraken we <strong>de</strong> oplossing met enkele bena<strong>de</strong>ringen. Zo werd<br />
Je = 0 gesteld. Willen we <strong>de</strong>ze externe stroombron toch meenemen, dan<br />
krijgen we extra termen in <strong>de</strong> ‘ladingsvector’. Deze zullen alleen aan <strong>de</strong><br />
ran<strong>de</strong>n een rol spelen (externe stroombron). Dit geeft dan (zon<strong>de</strong>r ver<strong>de</strong>re<br />
berekeningen):<br />
⎛<br />
3 −3 0<br />
⎞<br />
0<br />
⎜<br />
⎜−3<br />
⎝ 0<br />
6<br />
−3<br />
−3<br />
6<br />
0 ⎟<br />
−3⎠<br />
0 0 −3 3<br />
·<br />
⎛<br />
⎜<br />
⎝<br />
V1<br />
V2<br />
V3<br />
V4<br />
⎞<br />
⎟<br />
⎠ =<br />
⎛ ⎞<br />
1/6<br />
⎜<br />
⎜1/3<br />
⎟<br />
⎝1/3⎠<br />
1/6<br />
+<br />
⎛<br />
⎜<br />
⎝<br />
− dV<br />
dx<br />
dV<br />
dx<br />
<br />
0<br />
0<br />
<br />
x=0<br />
x=1<br />
⎞<br />
⎟<br />
⎠ +<br />
⎛<br />
⎜<br />
⎝<br />
We namen ook voor σ en Qj een constante. Deze kunnen echter ook<br />
afhankelijk zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> plaats en/of <strong>de</strong> spanning. In dit geval zal <strong>de</strong><br />
integraal om <strong>de</strong> stijfheidsmatrix op te lossen, aangepast moeten wor<strong>de</strong>n.<br />
5.3.2 Twee en drie dimensionaal<br />
Tot nu toe hebben we enkel problemen in één dimensie opgelost. Deze zijn<br />
echter triviaal en vaak onnuttig bij het beschrijven <strong>van</strong> reële problemen.<br />
Nu zullen we ook differentiaalvergelijkingen op vlakken en in volumes<br />
bespreken. Het oplossen op zulke complexe geometrieën zal <strong>de</strong> grootste<br />
troef <strong>van</strong> FEM mo<strong>de</strong>llen zijn. We nemen nu dus vgl 5.1 in drie dimensies<br />
en met Je = 0 en Qj = 0. Ver<strong>de</strong>r veron<strong>de</strong>rstellen we nog isotropie (k =<br />
kx = ky = kz). We krijgen dan (zoals in vgl 5.4) <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> gewogen<br />
integraalvergelijking:<br />
<br />
Rωdx = 0 met Residue R = ∇ σ · ∇V <br />
Ω<br />
Nu passen we ipv partiële integratie het theorema <strong>van</strong> Green-Gauss toe:<br />
<br />
<br />
<br />
f ∇ · ∇g + ∇ f · ∇g dΩ = f ∂g<br />
∂n dΓ<br />
Ω<br />
Dit geeft een gelijkaardige vergelijking als in vgl 5.5, nl:<br />
<br />
<br />
σ∇V · ∇ωdΩ = σω ∂V<br />
∂n dΓ<br />
Ω<br />
Bij het discretiseren <strong>van</strong> het probleem kunnen we meshes kiezen zoals in <strong>de</strong><br />
voorgaan<strong>de</strong> sectie besproken. De mapping zal niet meer triviaal zijn ( ∂ξ i<br />
∂x k zal<br />
49<br />
Γ<br />
Γ<br />
−Je<br />
0<br />
0<br />
Je<br />
⎞<br />
⎟<br />
⎠
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
Figuur 5.9: Boven: elke Ωi wordt gemapped naar het ξ1, ξ2-vlak. On<strong>de</strong>r:<br />
het samenstellen <strong>van</strong> <strong>de</strong> algemene stijfheidsmatrix. [10]<br />
50
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
namelijk vaak niet eenvoudig te berekenen zijn, zie figuur 5.9). Het linkerlid<br />
zal <strong>de</strong> element stijfheidsmatrix geven, die nu wegens <strong>de</strong> vier basisfuncties<br />
(in 2D) een 4 × 4 matrix zal zijn. Hieruit kan men dan <strong>de</strong> algemene<br />
stijfheidsmatrix samenstellen (figuur 5.9). Het rechterlid zal <strong>de</strong> fluxen<br />
geven (enkel verschillend <strong>van</strong> nul op <strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n of bij stroombronnen).<br />
5.3.3 Integralen en Gaussische kwadratuur<br />
Bij het opstellen <strong>van</strong> <strong>de</strong> element stijfheidsmatrix en <strong>de</strong> ‘ladingsvector’ dient<br />
men een integraal uit te rekenen (zie vgl 5.7). Meestal gebruikt men Gaussische<br />
kwadrature, omdat dit snel <strong>de</strong> exacte oplossing geeft bij polynomen<br />
(2N − 1):<br />
1<br />
0<br />
f (ξ)dξ =<br />
N<br />
∑ Wi f (ξi)<br />
i=1<br />
Zon<strong>de</strong>r ver<strong>de</strong>re afleiding voor <strong>de</strong>r<strong>de</strong> graads polynomen (kubische) [17]:<br />
Gewicht W1,2 = 1<br />
2<br />
Gaussische punten ξ1,2 = 1 1<br />
±<br />
2 2 √ 3<br />
In meer<strong>de</strong>re dimensies zal <strong>de</strong> oplossing niet meer exact zijn. Ook hoeft <strong>de</strong><br />
functie niet meer een polynoom te zijn (bv σ is een exponentiële functie).<br />
Als gaussische punten kiest men dan <strong>de</strong> knopen.<br />
5.3.4 De nauwkeurigheid <strong>van</strong> FEM<br />
Fouten in het resultaat kunnen verschillen<strong>de</strong> oorzaken hebben. <strong>Een</strong> eerste<br />
belangrijke re<strong>de</strong>n voor verschillen tussen het echte en het bereken<strong>de</strong><br />
resultaat, is een mo<strong>de</strong>lleringsfout. Bij het mo<strong>de</strong>lleren zijn aannames en<br />
vereenvoudigen noodzakelijk. Als on<strong>de</strong>rzoeker moet men hier <strong>de</strong> juiste<br />
keuzes maken. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re factor zijn fouten op <strong>de</strong> inputdata.<br />
Deze 2 fouten zijn onvermij<strong>de</strong>lijk en men zal ze zo klein mogelijk moeten<br />
proberen te hou<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>ze sectie zal ik het echter kort hebben over <strong>de</strong><br />
computationele fouten. Er zijn twee types.<br />
• Afrondingsfout: fout ten gevolge <strong>van</strong> <strong>de</strong> eindige representatie <strong>van</strong><br />
getallen bij computerbewerkingen.<br />
• Discretisatiefout: fout ten gevolge <strong>van</strong> een bena<strong>de</strong>ring. Bij eindige<br />
elementen zal men bv maar op een discreet aantal punten uitrekenen.<br />
51
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
Belangrijk is dat <strong>de</strong>ze fouten niet groeien bij ver<strong>de</strong>r berekeningen. <strong>Een</strong><br />
belangrijke oorzaak <strong>van</strong> ver<strong>de</strong>re aangroei is cancellation error 2 . Wij zijn natuurlijk<br />
geïnteresseerd in een afschatting <strong>van</strong> <strong>de</strong> fout bij FEM. Dit probleem<br />
is zeker niet triviaal. Computationele fouten ontstaan bij het invoeren <strong>van</strong><br />
discrete elementen, het numeriek bena<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> <strong>de</strong> integraal en bij het<br />
inverteren <strong>van</strong> <strong>de</strong> stijfheidsmatrix K.<br />
Door inverteren zal <strong>de</strong> precisie <strong>van</strong> <strong>de</strong> oplossing (10 −s ) gelijk zijn aan (met<br />
cond = conditiegetal, 10 −t = precisie voor het inverteren):<br />
10 −s ≤ 10 −t · cond(K)<br />
<br />
<br />
met cond(K) = K K −1<br />
<br />
<br />
<br />
5.3.5 Convergentie en numerieke stabiliteit<br />
<strong>Een</strong> oplossing is stabiel als kleine veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> inputdata <strong>van</strong> het<br />
probleem enkel kleine veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> oplossing veroorzaken. An<strong>de</strong>rs<br />
noemt men <strong>de</strong>ze oplossing onstabiel of slecht geconditioneerd. Deze onstabiliteit<br />
kan zich bevin<strong>de</strong>n in het fysisch probleem zelf, maar ook in het<br />
discrete mo<strong>de</strong>l. In een discreet mo<strong>de</strong>l kan dit gebeuren door fouten die<br />
zullen explo<strong>de</strong>ren. Tips om dit te vermij<strong>de</strong>n, bespreken we in sectie 5.4.<br />
Monotome convergentie betekent dat <strong>de</strong> oplossing continu beter wordt bij<br />
meer<strong>de</strong>re elementen. In praktijk wordt dit gecontroleerd door een kleinere<br />
mesh te nemen. Onze basis moet compatibel (smooth en continu over <strong>de</strong><br />
elementen) en volledig zijn. Dan zal <strong>de</strong> oplossing <strong>van</strong> <strong>de</strong> integraalvergelijking<br />
die <strong>van</strong> <strong>de</strong> differentiaalvergelijking bena<strong>de</strong>ren. De discretisatiefout zal<br />
dus kleiner wor<strong>de</strong>n. Merk echter wel op dat bij steeds fijnere meshes <strong>de</strong><br />
afrondingsfout groter wordt. Het conditiegetal <strong>van</strong> <strong>de</strong> stijfheidsmatrix zal<br />
namelijk groter wor<strong>de</strong>n.<br />
5.3.6 Inverteren <strong>van</strong> matrices<br />
Bij het oplossen <strong>van</strong> eindige elementen mo<strong>de</strong>llen, moet men <strong>de</strong> stijfheidsmatrix<br />
inverteren. Dit is wegens zijn grootte geen trivialiteit en het zal een<br />
beperken<strong>de</strong> factor zijn op <strong>de</strong> complexiteit <strong>van</strong> het probleem. Er bestaan<br />
verschillen<strong>de</strong> algoritmes voor <strong>de</strong>ze invertering, elk met zijn voor<strong>de</strong>len. <strong>Een</strong><br />
kort overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> keuzes:<br />
• Lineair versus Niet-lineair: lineaire algoritmes werken goed en snel op<br />
lineaire problemen, maar zullen min<strong>de</strong>r accuraat zijn bij niet-lineaire<br />
2 Aftrekken <strong>van</strong> 2 ongeveer gelijke getallen zorgt ervoor het resultaat veel min<strong>de</strong>r nauwkeurig<br />
wordt.<br />
52
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
problemen. In mijn mo<strong>de</strong>l zal enkel met eenvoudige lineaire differentiaalvergelijkingen<br />
gewerkt wor<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> voorbeeld <strong>van</strong> niet lineariteit:<br />
geleidbaarheid is afhankelijk <strong>van</strong> temperatuur en het domein warmt<br />
op door een stroom.<br />
• Iteratief versus Direct: directe algoritmes zullen (bij eenvoudige problemen)<br />
sneller zijn maar meer geheugen vereisen. Iteratieve metho<strong>de</strong>n<br />
hebben min<strong>de</strong>r geheugen nodig en zijn in 3D vaak sneller als <strong>de</strong><br />
directe. <strong>Een</strong> goe<strong>de</strong> beginschatting is wel noodzakelijk. Aangezien het<br />
mo<strong>de</strong>l uit hoofdstuk 8 groot zal zijn en <strong>de</strong> computercapaciteit beperkt,<br />
heb ik gekozen voor een iteratieve berekening.<br />
• symmetrisch versus asymmetrisch: bij symmetrische matrices zal het<br />
algoritme sneller en met min<strong>de</strong>r geheugen werken.<br />
Voor het tijdsonafhankelijke lineair probleem in mijn elektro-anatomisch<br />
mo<strong>de</strong>l gebruik ik dus <strong>de</strong> iteratieve ‘conjugate gradients metho<strong>de</strong>’ met als<br />
‘pre-conditioner’ (beginschatting) <strong>de</strong> ‘algebraic multigrid’.<br />
[8],[10],[13],[17],[37],[44]<br />
5.3.7 Finite Difference (FDM)<br />
De eindige differentie metho<strong>de</strong> (Finite Difference Method, FDM) is een<br />
an<strong>de</strong>re numerieke metho<strong>de</strong> om differentiaalvergelijkingen op te lossen. Het<br />
domein zal hier ook on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>eld wor<strong>de</strong>n in discrete voxels waar<strong>van</strong> men<br />
<strong>de</strong> uitkomst zal berekenen. Dit zal men doen door <strong>de</strong> afgelei<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> differentiaalvergelijkingen<br />
te ver<strong>van</strong>gen door differentie uitdrukkingen. Elke<br />
voxel zal dan berekend kunnen wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> in <strong>de</strong> aanliggen<strong>de</strong><br />
voxels te nemen en hierbij <strong>de</strong> differenties (flux) op te tellen. Dit probleem<br />
kan men ook als een stelsel/matrix schrijven.<br />
In [37] wordt dit gedaan met een stroommo<strong>de</strong>l. Er zijn voxels waar stroom<br />
binnenvloeit (+1µA, elektro<strong>de</strong>) en er zijn voxels waar <strong>de</strong> stroom buitenvloeit<br />
(−1µA, gron<strong>de</strong>lektro<strong>de</strong>). Op <strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n geldt dat er geen stroom<br />
wegvloeit en op elke an<strong>de</strong>re voxel geldt <strong>de</strong> continuïteitsvergelijking (evenveel<br />
in als uit). In dit mo<strong>de</strong>l wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> 20 miljoen voxel<br />
elementen. Dit vraagt een sterke computerkracht.<br />
Er zijn enkele grote verschillen tussen FEM en FDM. FDM is eenvoudiger te<br />
implementeren dan FEM, maar is complexer bij samengestel<strong>de</strong> geometrieën,<br />
gekrom<strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n, inhomogeniteiten etc. FEM is dus verkiesbaar bij complexe<br />
domeinen/ran<strong>de</strong>n en zal over het ganse domein een evenwaardige<br />
bena<strong>de</strong>ring (proberen) te maken. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r voor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> FEM is dat het<br />
niet enkel een bena<strong>de</strong>ring maakt op <strong>de</strong> gridpunten (zoals FDM), maar door<br />
<strong>de</strong> basisfuncties ook over het ganse element voor een goe<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring<br />
zorgt.<br />
53
5.4 eindige elementen analyse<br />
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
Eindige elementen analyses is een veelgebruikte techniek in ingenieurstoepassingen.<br />
De bedoeling is om met behulp <strong>van</strong> <strong>de</strong> eindige elementen<br />
metho<strong>de</strong> problemen te mo<strong>de</strong>lleren en hierop een analyse uit te voeren. De<br />
keuze <strong>van</strong> eindige elementen is voor <strong>de</strong> hand liggend. We kunnen namelijk<br />
werken op weinig vereenvoudig<strong>de</strong> geometrieën. Dit zorgt samen met <strong>de</strong><br />
mo<strong>de</strong>rne rekenkrachtige computers dat problemen op zeer complexe geometrieën<br />
(zoals bv op biologische samples) zon<strong>de</strong>r al te veel toegevingen<br />
kunnen gemo<strong>de</strong>lleerd wor<strong>de</strong>n.<br />
We zullen nu <strong>de</strong> drie grote stappen <strong>van</strong> zo’n analyse bespreken en <strong>de</strong>ze dan<br />
verdui<strong>de</strong>lijken met praktische gegevens uit Comsol [42] en <strong>de</strong> gecreeër<strong>de</strong><br />
mo<strong>de</strong>llen uit <strong>de</strong>ze thesis (zie hoofdstuk 6, 7 en 8).<br />
5.4.1 Preprocessing<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> fase die voorafgaat op het eigenlijke rekenen dienen een aantal<br />
zaken te gebeuren. Eerst en vooral moet men het probleem specificiëren.<br />
Hierbij zullen <strong>de</strong> geometrie en <strong>de</strong> bijhoren<strong>de</strong> differentiaalvergelijking een<br />
belangrijke rol spelen. Deze vergelijking hangt af <strong>van</strong> het soort probleem<br />
(elektro-magnetisme, elasticiteit, hydrodynamica, thermisch, ...). Vervolgens<br />
wordt het probleem gediscretiseerd. Dit wil zeggen dat we een mesh maken<br />
met slechts een discreet aantal elementen waarop we <strong>de</strong> oplossing willen<br />
bena<strong>de</strong>ren.<br />
Tenslotte moeten ook <strong>de</strong> materiaaleigenschappen (subdomain) en <strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
(boundary, edge, point) ingesteld wor<strong>de</strong>n. Dit zijn <strong>de</strong> eigenschappen/beperkingen<br />
die gel<strong>de</strong>n voor elk knooppunt.<br />
In Comsol moet men dus <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zaken instellen:<br />
1. Geometrie: men kan ofwel <strong>de</strong> geometrie aanmaken door hem in een<br />
CAD (computer-ai<strong>de</strong>d <strong>de</strong>sign) omgeving te tekenen (zie hoofdstuk 6<br />
en 7). <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re metho<strong>de</strong> is door hem te importeren <strong>van</strong> buitenaf<br />
(zie hoofdstuk 8).<br />
2. Mesh: voor het maken <strong>van</strong> een mesh en <strong>de</strong> basisfuncties zijn er<br />
veel mogelijkhe<strong>de</strong>n (zie sectie 5.2). In <strong>de</strong> berekeningen uit volgen<strong>de</strong><br />
hoofdstukken wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> tetrahedrale, lagrange<br />
kubische basisfuncties. Het nemen <strong>van</strong> fijnere en hogere graads<br />
meshen leidt in het algemeen naar een nauwkeurigere oplossing maar<br />
<strong>de</strong> rekentijd en <strong>de</strong> noodzakelijke grootte <strong>van</strong> het geheugen nemen<br />
toe. Zeer vaak is het noodzakelijk om <strong>de</strong> nauwkeurigheid doorheen<br />
het object te variëren. Sommige plaatsen hebben namelijk een veel<br />
nauwkeurigere oplossing nodig.<br />
3. Physics: hier stelt men <strong>de</strong> materiaaleigenschappen, <strong>de</strong> randvoorwaar-<br />
54
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> brontermen <strong>van</strong> het systeem in (zie ook hoofdstuk 4). Merk<br />
wel op dat men tenminste één essentiële randvoorwaar<strong>de</strong> nodig heeft.<br />
5.4.2 Oplossen<br />
Zoals besproken in het begin <strong>van</strong> dit hoofdstuk, moet men bij het oplossen<br />
<strong>van</strong> een differentiaalvergelijking met behulp <strong>van</strong> FEM eerst een element<br />
stijfheidsmatrix creëren en vervolgens hiermee <strong>de</strong> algemene vergelijking<br />
opstellen. Samen met <strong>de</strong> nodige randvoorwaar<strong>de</strong>n levert dit een oplosbaar<br />
stelsel <strong>van</strong> vergelijkingen op. De oplossing kan men dan bekomen door het<br />
inverteren <strong>van</strong> <strong>de</strong> sparse matrix.<br />
Vervolgens wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> variabelen berekend (bv spanning). De resultaten<br />
wor<strong>de</strong>n dan opgeslagen zodat ze gebruikt kunnen wor<strong>de</strong>n bij het postprocessen.<br />
In Comsol wordt <strong>de</strong> output weggeschreven in een typische<br />
FEM-structuur.<br />
Het voorkomen <strong>van</strong> slecht geconditioneer<strong>de</strong> problemen is belangrijk. Daarom<br />
<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> tips:moet men op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zaken letten:<br />
• In verband met <strong>de</strong> snelheid:<br />
– Eventuele symmetrieën gebruiken: bv een spiegelvlak reduceert<br />
<strong>de</strong> complexiteit met factor 2.<br />
– Nutteloze ran<strong>de</strong>n en subdomeinen vermij<strong>de</strong>n. Inwendig ran<strong>de</strong>n<br />
tussen 2 <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> subdomeinen verwij<strong>de</strong>ren. Uitwendige geometrieën<br />
die nodig zijn voor <strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n ver<strong>van</strong>gen door<br />
‘formules’. Zo kan men bijvoorbeeld ipv een hele geometrie, een<br />
weerstand aan een rand hangen.<br />
• In verband met <strong>de</strong> kwaliteit en <strong>de</strong> oplosbaarheid:<br />
– Kleine <strong>de</strong>tails en gaten vermij<strong>de</strong>n: <strong>de</strong>ze zullen namelijk <strong>de</strong> mesh<br />
soms te klein proberen maken.<br />
– Singulariteiten en <strong>de</strong>generatie in <strong>de</strong> geometrie vermij<strong>de</strong>n: scherpe<br />
hoeken zullen niet alleen fysisch gezien voor moeilijkhe<strong>de</strong>n<br />
zorgen, ze zullen ook een slechtere meshkwaliteit opleveren.<br />
Lokale onstabiliteit zal dus ontstaan wanneer men slechte elementen <strong>de</strong>finieert.<br />
Elementen die veel langer zijn dan dat ze breed zijn zullen in het<br />
algemeen slechte resultaten opleveren.<br />
5.4.3 Postprocessing<br />
‘Postprocessing’ slaagt op het weergeven <strong>van</strong> <strong>de</strong> resultaten. Voor kleine<br />
eenvoudige problemen kan men snel goe<strong>de</strong> grafieken maken. Voor een 1D<br />
probleem kan men bijvoorbeeld een gewone plot maken (plaats(x)-waar<strong>de</strong>).<br />
55
HOOFDSTUK 5. EINDIGE ELEMENTEN<br />
Bij 2D en 3D ligt dit vaak al veel moeilijker. Men kan kleurenplots maken,<br />
maar <strong>de</strong>ze zijn vaak moeilijk interpreteerbaar. Het maken <strong>van</strong> goe<strong>de</strong> plots<br />
uit <strong>de</strong> verkregen dataset is dus geen triviaal probleem.<br />
<strong>Een</strong> korte bespreking <strong>van</strong> enkele mogelijkhe<strong>de</strong>n (in 3D):<br />
• Cross-sectie: op een slice (2D) of langs een lijn (1D) wordt <strong>de</strong> oplossing<br />
gegeven. Men kan werken met een aantal slices op vaste plaatsen of<br />
op bepaal<strong>de</strong> plaatsen die ons interesseren.<br />
• Punt evaluatie: we kunnen ook <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> op één punt opvragen.<br />
• Integratie: <strong>de</strong> oppervlakte- of lijnintegraal <strong>van</strong> een bepaald vlak of lijn.<br />
Dit is bijvoorbeeld interessant als we willen weten hoeveel stroom er<br />
wegvloeit via een bepaal<strong>de</strong> rand (bv I(A) = J(A/m 2 )dΓ).<br />
• Isosurface: er wor<strong>de</strong>n vlakken getekend met gelijke oplossing.<br />
• Ran<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> oplossing op een rand wordt getoond.<br />
• Pijlen: dit is bijvoorbeeld interessant om <strong>de</strong> stroomrichting te on<strong>de</strong>rzoeken.<br />
• Animatie: een bepaal<strong>de</strong> parameter wordt gevarieerd en we maken<br />
hier<strong>van</strong> een animatie in <strong>de</strong> tijd.<br />
[13],[44]<br />
5.5 besluit<br />
In dit hoofdstuk werd <strong>de</strong> theorie <strong>van</strong> eindige elementen kort uitgelegd. In<br />
<strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>len werd er een eenvoudige theoretische beschouwing gegeven.<br />
In <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>len wer<strong>de</strong>n eer<strong>de</strong>r praktische aspecten <strong>van</strong> complexe eindige<br />
elementen analyses via Comsol besproken. In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> hoofdstukken<br />
zal nu <strong>de</strong> kennis die we in dit en <strong>de</strong> voorgaan<strong>de</strong> hoofdstukken opgebouwd<br />
hebben, toegepast wor<strong>de</strong>n door het maken <strong>van</strong> elektrische mo<strong>de</strong>llen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
cochlea.<br />
56
Deel II<br />
<strong>Mo<strong>de</strong>l</strong>leringswerk<br />
57
E E N V O U D I G L I N E A I R M O D E L<br />
vooraf<br />
In dit hoofdstuk zullen we een eenvoudig lineair mo<strong>de</strong>l opstellen. Het doel <strong>van</strong> dit<br />
hoofdstuk is tweezijdig.<br />
• Enerzijds een korte, praktische kennismaking met eindige elementen mo<strong>de</strong>lleringen.<br />
• An<strong>de</strong>rzijds eenvoudige bevindingen over cochleaire implantaten.<br />
De naam lineair is vooral gekozen omdat we <strong>de</strong> cochlea zullen ‘afrollen’ en als een<br />
cilin<strong>de</strong>r zullen bespreken. Dit mo<strong>de</strong>l zal ik zelf ‘tekenen’ (in Computer ai<strong>de</strong>d <strong>de</strong>sign<br />
interface) en vervolgens <strong>de</strong> volume geleiding beschouwen. Ver<strong>de</strong>r zal besproken<br />
wor<strong>de</strong>n hoe <strong>de</strong> elektrische veldver<strong>de</strong>ling bij <strong>de</strong>ze eenvoudig mo<strong>de</strong>llen <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea<br />
beïnvloed wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> geometrie, materiaaleigenschappen en randvoorwaar<strong>de</strong>n.<br />
Deze bevindingen zullen we dan in hoofdstuk 8 gebruiken.<br />
58<br />
6
6.1 beschrijving<br />
HOOFDSTUK 6. EENVOUDIG LINEAIR MODEL<br />
In dit <strong>de</strong>el zullen we <strong>de</strong> opbouw <strong>van</strong> het mo<strong>de</strong>l beschrijven. Het ‘preprocessen’<br />
gebeurt, zoals besproken in hoofdstuk 5 in enkele stappen:<br />
6.1.1 Geometrie<br />
<strong>Mo<strong>de</strong>l</strong> 1<br />
In figuur 6.1 wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> afmetingen en <strong>de</strong> opbouw <strong>van</strong> het eerste mo<strong>de</strong>l<br />
getoond. <strong>Mo<strong>de</strong>l</strong> 1 bestaat uit het afgerol<strong>de</strong> labyrinth met daarin een elektro<strong>de</strong>carrier<br />
(isolator) met één contact. Dit geheel bevindt zich in een benige<br />
cilin<strong>de</strong>r. Het werd gemaakt in <strong>de</strong> computer ai<strong>de</strong>d <strong>de</strong>sign (CAD) omgeving<br />
<strong>van</strong> Comsol, door een 2D slice ‘uit te rekken’ en hierin een vierkant<br />
elektro<strong>de</strong>contact te plaatsen.<br />
Verbetering<br />
Na het bekomen <strong>van</strong> <strong>de</strong> resultaten in sectie 6.2 wer<strong>de</strong>n aan het mo<strong>de</strong>l <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> verbeteringen aangebracht:<br />
1. Het toevoegen <strong>van</strong> een zenuwgeleiding, <strong>de</strong> ‘modiolus’<br />
2. Het maken <strong>van</strong> een scala tympani en scala vestibuli<br />
6.1.2 Mesh<br />
Voor het maken <strong>van</strong> een mesh wer<strong>de</strong>n standaard tetrahe<strong>de</strong>rs gebruikt.<br />
Wegens <strong>de</strong> eenvoud <strong>van</strong> het mo<strong>de</strong>l levert dit geen problemen op. Al <strong>de</strong><br />
volumes en ran<strong>de</strong>n zijn namelijk mooi ge<strong>de</strong>finiëer<strong>de</strong> geometrieën (cilin<strong>de</strong>rs,<br />
vlakken). Er zullen dus geen overlappingen ontstaan of te scherpe driehoekjes.<br />
Kleinere geometrieën krijgen een kleinere mesh. Wanneer we een<br />
resultaat gevon<strong>de</strong>n hebben is het ook goed om dit met een fijnere mesh te<br />
herberekenen (zo is er meer zekerheid over <strong>de</strong> convergentie). (standaard<br />
nemen we: 35000 volume elementen, 5000 boundary elementen).<br />
6.1.3 Materiaaleigenschappen en randvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
Voor <strong>de</strong> materiaaleigenschappen zullen we <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Frijns [7] en<br />
Whiten [37] invullen (zie tabel 2.1). Bij <strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n zullen we<br />
voor <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> een stroombron (I) <strong>van</strong> 1A nemen. We doen dit omdat<br />
dan <strong>de</strong> verkregen waar<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> potentiaal (V) gelijk is aan <strong>de</strong>ze <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
weerstand naar <strong>de</strong> grond (R) (aangezien volgens Ohm: R = V<br />
I ).<br />
59
HOOFDSTUK 6. EENVOUDIG LINEAIR MODEL<br />
Figuur 6.1: Schets <strong>van</strong> het lineaire mo<strong>de</strong>l1. (A) dwarsdoorsne<strong>de</strong>, (B) zijaanzicht,<br />
(C) elektro<strong>de</strong><br />
met: bot (1), afgerold labyrinth (bestaan<strong>de</strong> uit perilymph)(2) en<br />
elektro<strong>de</strong> carrier (isolator)(3) met elektro<strong>de</strong> (C)<br />
Ver<strong>de</strong>r zijn <strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n Γ1 en 2 aangeduid en zijn <strong>de</strong> afmetingen<br />
weergegeven (gebaseerd op anatomische schattingen, hoofdstuk<br />
2)<br />
60
<strong>Mo<strong>de</strong>l</strong> 1<br />
HOOFDSTUK 6. EENVOUDIG LINEAIR MODEL<br />
Ver<strong>de</strong>r bestu<strong>de</strong>ren we <strong>de</strong> (an<strong>de</strong>re) randvoorwaar<strong>de</strong>n en hun invloed op <strong>de</strong><br />
oplossing. Deze studieresultaten zullen we gebruiken in hoofdstuk 8. De<br />
volgen<strong>de</strong> situaties zullen we beschrijven (beschouw figuur 6.1):<br />
(a) Alle buitenran<strong>de</strong>n (bot + perilymph 1 ) zijn grond.<br />
(b) Enkel het begin <strong>van</strong> het labyrinth is grond. Dus op figuur 6.1 is<br />
dit Γ1.<br />
(c) Enkel bot is grond (<strong>de</strong> mantel <strong>van</strong> <strong>de</strong> cilin<strong>de</strong>r en dus niet het<br />
on<strong>de</strong>r- en bovenvlak <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze cilin<strong>de</strong>r).<br />
(d) In het voorgaan<strong>de</strong> was heel het manteloppervlakte <strong>van</strong> <strong>de</strong> bot<br />
cilin<strong>de</strong>r grond. In dit geval gaat dit nog maar 1/4 zijn, namelijk<br />
on<strong>de</strong>raan (Dit is <strong>de</strong> plaats waar <strong>de</strong> zenuw <strong>de</strong> grond zal zijn in<br />
mo<strong>de</strong>l 2, en op figuur 6.1 aangeduid met Γ2), Γ1 is ook grond.<br />
(e) I<strong>de</strong>m voorgaan<strong>de</strong>, maar met Γ1 geïsoleerd.<br />
(f) I<strong>de</strong>m situatie 4, nu ipv een rechtstereekse grond, een grond met<br />
nog een weerstand (en Γ1 nog gewoon grond).<br />
(g) I<strong>de</strong>m situatie 6, maar nu is er ook een weerstand tussen Γ1 en<br />
<strong>de</strong> grond.<br />
Verbetering: Zenuwvezels<br />
We nemen als geleidbaarhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze uit <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen <strong>van</strong> Frijns [7] en Whiten<br />
[37]. Deze vindt men terug in tabel 2.1. Aangezien rekenen op te kleine<br />
geometrieën computationeel complexer is, en zenuwvezels zeer dun zijn,<br />
nemen we dikkere vezels, maar compenseren we met een lagere geleidbaar-<br />
Lengte<br />
heid (aangezien: R = σ·oppervlakte ). Als compensatiefactor gebruiken we<br />
1/3. Het ein<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> zenuwvezel verlengen we met 5cm (extra weerstand<br />
naar grond).<br />
Verbetering: Kanalen<br />
In het labyrinth komen nu ook twee halve cilin<strong>de</strong>rs die <strong>de</strong> scala tympani<br />
en vestibuli voorstellen. Op <strong>de</strong>ze manier is er een laagje bot tussen <strong>de</strong><br />
modiolus en het perilymph en tussen <strong>de</strong> twee kanalen. <strong>Een</strong> eventuele<br />
ver<strong>de</strong>re verbetering zou er in bestaan om een echte voorstelling te nemen<br />
(zoals in figuur 2.3), <strong>de</strong>ze ‘uit te rekken’ en rekening te hou<strong>de</strong>n met het<br />
conische (kegelvormige) karakter <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea. Dit zou ons lineair mo<strong>de</strong>l<br />
echter te ver lei<strong>de</strong>n <strong>van</strong> het opzet <strong>van</strong> dit hoofdstuk, namelijk het begrijpen<br />
<strong>van</strong> het resultaat uit een eenvoudig geleidingsmo<strong>de</strong>l.<br />
1 Dit is het afgerol<strong>de</strong> labyrinth.<br />
61
6.2 resultaten en bespreking<br />
<strong>Mo<strong>de</strong>l</strong> 1<br />
HOOFDSTUK 6. EENVOUDIG LINEAIR MODEL<br />
We bespreken eerst hoe <strong>de</strong> resultaten (zie figuur 6.2) beïnvloed wor<strong>de</strong>n<br />
door <strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n. Vervolgens zal <strong>de</strong> invloed <strong>van</strong> <strong>de</strong> materiaaleigenschappen<br />
besproken wor<strong>de</strong>n.<br />
(a) Op positie x = 0 geldt V = 0 (<strong>de</strong>finitie grond). Vandaar dat V<br />
zo snel afneemt. Rechts zal <strong>de</strong> stroom ongeveer exponentieel<br />
(logaritmische plot) afnemen wegens een ‘verliesstroom’. Dit<br />
wordt aangetoond in figuur 6.3<br />
(b) Het enige pad waarlangs <strong>de</strong> stroom kan wegvloeien naar <strong>de</strong><br />
grond is ter hoogte <strong>van</strong> het begin <strong>van</strong> het labyrinth. Al <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>re ran<strong>de</strong>n zijn geïsoleerd. Dit wil zeggen dat er geen<br />
stroom doorvloeit (nJ = 0 zie sectie 4.4). Daarom zal er geen<br />
spanningsverschil zijn (wet <strong>van</strong> Ohm).<br />
(c) Aangezien <strong>de</strong> aansluiting <strong>van</strong> het labyrinth nu geïsoleerd is, zal<br />
hier ∂V<br />
∂x = 0 (uit vgl 4.5 en vgl 4.6) en zal men een horizontale<br />
krijgen in het punt x = 0.<br />
(d) Het verschil met 1 is dat <strong>de</strong> plot iets hoger ligt en <strong>de</strong> rechte<br />
min<strong>de</strong>r steil is. Het hoogteverschil kan men verklaren door het<br />
feit dat <strong>de</strong> weerstand naar <strong>de</strong> grond groter is. Er zijn namelijk<br />
min<strong>de</strong>r pa<strong>de</strong>n waarlangs <strong>de</strong> stroom naar <strong>de</strong> grond kan vloeien.<br />
Zoals hierboven besproken heeft <strong>de</strong> spanning <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> grootte<br />
als <strong>de</strong> weerstand naar <strong>de</strong> grond. Hierdoor zal <strong>de</strong> verliesstroom<br />
ook kleiner zijn, waardoor <strong>de</strong> exponentiële afname min<strong>de</strong>r steil<br />
zal zijn.<br />
(e) Op x = 0 geldt ∂V<br />
∂x = 0. Ver<strong>de</strong>r zal <strong>de</strong> spanning hoger liggen<br />
omdat <strong>de</strong> weerstand groter is.<br />
(f) Hier is <strong>de</strong> spanning nog groter als in 4 en is <strong>de</strong> exponentieel<br />
dalen<strong>de</strong> functie min<strong>de</strong>r steil. Dit komt tevens door een hogere<br />
weerstand naar <strong>de</strong> grond.<br />
(g) Nu is er ook een extra weerstand (≈ 8.5kΩ) aan het begin<br />
<strong>van</strong> het labyrinth. Hierdoor zal <strong>de</strong> functie exponentieel blijven<br />
afnemen tot aan <strong>de</strong> rand (x = 0), ipv al naar V(0) = 0 te gaan.<br />
Wanneer men <strong>de</strong>ze oplossingen (kwalitatief) vergelijkt met <strong>de</strong> experimentele<br />
resultaten (zie hoofdstuk 8, figuur 8.3), dan blijkt <strong>de</strong> laatste grafiek<br />
62
HOOFDSTUK 6. EENVOUDIG LINEAIR MODEL<br />
(a) RVW1: (b) RVW2:<br />
(c) RVW3: (d) RVW4:<br />
(e) RVW5: (f) RVW6:<br />
(g) RVW7:<br />
Figuur 6.2: De spanning (V) op <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>drager (m) voor verschillen<strong>de</strong><br />
randvoorwaar<strong>de</strong>n. 63
HOOFDSTUK 6. EENVOUDIG LINEAIR MODEL<br />
hier het beste mee overeen te komen 2 . We zullen dan ook <strong>de</strong>ze randvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
nemen in hoofdstuk 8. Op figuur 6.2 is <strong>de</strong> ro<strong>de</strong> plot volgens <strong>de</strong><br />
Figuur 6.3: In dit voorbeeld beschouwen we een cilin<strong>de</strong>r (hoogte = 10m,<br />
straal = 1m, geleidbaarheid σ = 1S/m (blauw)), het bovenvlak<br />
is een stroombron <strong>van</strong> 1A/m 2 en het grondvlak is <strong>de</strong> grond.<br />
Bij verliesstroom (gestreept) kan er via een rand stroom naar<br />
<strong>de</strong> grond vloeien (via eventuele weerstand). Wanneer we een<br />
klein<strong>de</strong>re geleidbaarheid zou<strong>de</strong>n nemen (rood), dan zou <strong>de</strong><br />
curve steiler wor<strong>de</strong>n (wet <strong>van</strong> Ohm).<br />
waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Frijns en <strong>de</strong> blauwe plot volgens <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Whiten.<br />
Wat ons opvalt is dat bij <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Frijns <strong>de</strong> exponentiële curve<br />
steiler is en <strong>de</strong> oplossing in het algemeen lager ligt. De steilheid komt<br />
door <strong>de</strong> wet <strong>van</strong> Ohm (een grotere resistiviteit geeft een snellere afname,<br />
zoals besproken in figuur 6.3), hogere waar<strong>de</strong>n komt omdat bij <strong>de</strong><br />
waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Frijns <strong>de</strong> weerstand naar <strong>de</strong> grond groter is (geleidbaarheid:<br />
1.43 S/m < 2 S/m, 0.3 S/m < 0.33 S/m).<br />
Nu we alle rele<strong>van</strong>te parameters in dit mo<strong>de</strong>l on<strong>de</strong>rzocht hebben, kunnen<br />
we veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> geometrie nog on<strong>de</strong>rzoeken. Hierdoor dient men<br />
eigenlijk een nieuw mo<strong>de</strong>l te creëren (met een nieuwe mesh). We zullen<br />
nog <strong>de</strong> invloed <strong>van</strong> ‘zenuwvezels’ en het inbrengen <strong>van</strong> twee gangen (scala<br />
tympani en scala vestibuli) on<strong>de</strong>rzoeken.<br />
2 Merk op dat <strong>de</strong> grafiek omgedraait dient te wor<strong>de</strong>n. Hier is <strong>de</strong> basis <strong>van</strong> het labyrinth gelijk<br />
aan positie x = 0. In hoofdstuk 8 ligt hier elektro<strong>de</strong> positie nr 16.<br />
64
Verbetering: Zenuwvezels<br />
HOOFDSTUK 6. EENVOUDIG LINEAIR MODEL<br />
In figuur 6.4 valt meteen op dat <strong>de</strong> rollen ten opzichte <strong>van</strong> figuur 6.2<br />
‘omgedraaid zijn’. Nu zal <strong>de</strong> plot met <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Frijns het hoogste<br />
zijn. Dit komt omdat <strong>de</strong> modiolus <strong>van</strong> Frijns min<strong>de</strong>rgelei<strong>de</strong>nd is. Ver<strong>de</strong>r<br />
zal <strong>de</strong> weerstand naar <strong>de</strong> grond groter zijn. Dit komt omdat het contact-<br />
oppervlak <strong>van</strong> <strong>de</strong> modiolus kleiner gewor<strong>de</strong>n is (R = Lengte<br />
σ·oppervlakt ).<br />
Wat ook opvalt is het feit dat <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n volgens Frijns min<strong>de</strong>r steil zijn als<br />
<strong>de</strong>ze volgens Whiten (zeker in vergelijking met figuur 6.2). Dit is we<strong>de</strong>rom<br />
te verklaren door <strong>de</strong> weerstand via <strong>de</strong> modiolus. In <strong>de</strong> verbetering met <strong>de</strong><br />
kanalen, zal dit ook een belangrijke rol spelen (dan zal dit door het laagje<br />
bot komen), daarom verwijs ik er naar (samen met figuur6.6).<br />
Merk ver<strong>de</strong>r op dat <strong>de</strong> geleidbaarheid <strong>van</strong> het bot hier een veel min<strong>de</strong>r<br />
bepalen<strong>de</strong> factor zal zijn, aangezien <strong>de</strong> hoeveelheid stroom die via dit<br />
slecht gelei<strong>de</strong>nd pad vloeit, mininaal is. In het volgen<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>l zullen<br />
we rand rondom het labyrinth maken, zodanig dat we een overschakeling<br />
perilymph-bot-zenuw krijgen, wat meer aansluit bij het realistische mo<strong>de</strong>l.<br />
Figuur 6.4: De spanning bij het mo<strong>de</strong>l: verbetering met zenuwvezels<br />
65
Verbetering: Kanalen<br />
HOOFDSTUK 6. EENVOUDIG LINEAIR MODEL<br />
Zie figuur 6.5: door het toevoegen <strong>van</strong> het bot, rondom <strong>de</strong> kanalen, wordt<br />
<strong>de</strong> verliesstroom bij het mo<strong>de</strong>l met <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Whiten meer tegengehou<strong>de</strong>n,<br />
zodanig dat <strong>de</strong>ze hoger komt liggen (in vergelijking met figuur<br />
6.4).<br />
De curve <strong>van</strong> Whiten zal hier steiler zijn. Om dit te begrijpen bekijkt men<br />
best <strong>de</strong> situatie in figuur 6.6. Wanneer <strong>de</strong> weerstand naar <strong>de</strong> grond zal<br />
stijgen (een slecht gelei<strong>de</strong>nd laagje bot), dan zal <strong>de</strong> absolute waar<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> spanning stijgen (weerstand naar <strong>de</strong> grond). Daarenboven zal ook het<br />
verschil naar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> knoop groter wor<strong>de</strong>n.<br />
In appendix B wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> stroompa<strong>de</strong>n getoond.<br />
Figuur 6.5: De spanning bij het mo<strong>de</strong>l: verbetering met kanalen (<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> legen<strong>de</strong> zijn in S/m, <strong>de</strong> grootste geleidbaarheid is die<br />
<strong>van</strong> perilymph, <strong>de</strong> kleinste die <strong>van</strong> het bot). Merk op dat blauw<br />
vol = Whiten en rood vol = Frijns.<br />
66
HOOFDSTUK 6. EENVOUDIG LINEAIR MODEL<br />
Figuur 6.6: Het verhogen <strong>van</strong> <strong>de</strong> weerstand naar <strong>de</strong> grond (weerstand bot)<br />
heeft als gevolg dat <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> V stijgen en er een snellere<br />
afname zal zijn.<br />
6.3 besluit<br />
In dit hoofdstuk werd een eerste keer kennis gemaakt met een elektrisch<br />
mo<strong>de</strong>l voor <strong>de</strong> cochlea met een cochleair implantaat. We beschouw<strong>de</strong>n een<br />
afgerold labyrinth, met hierin één elektro<strong>de</strong>contact en on<strong>de</strong>rzochten <strong>de</strong> spaning<br />
langs <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> carrier. Deze situatie zal ver<strong>de</strong>r bestu<strong>de</strong>erd wor<strong>de</strong>n<br />
in hoofdstuk 8, maar dan op een realistischere geometrie. We on<strong>de</strong>rzochten<br />
<strong>de</strong> invloed <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n en <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
resistiviteiten (Frijns [7] en Whiten [37]). Bij een ‘snelle’ vergelijking met <strong>de</strong><br />
waar<strong>de</strong>n in hoofdstuk 8 bleek dat <strong>de</strong> basis <strong>van</strong> het labyrinth ook (via een<br />
weerstand) naar <strong>de</strong> grond gaat. Ver<strong>de</strong>r ont<strong>de</strong>kten we dat het veran<strong>de</strong>ren<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> weerstan<strong>de</strong>n invloed heeft op <strong>de</strong> grootte <strong>van</strong> <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
potentiaal maar ook op <strong>de</strong> steilheid. Hogere weerstan<strong>de</strong>n in het perilymph<br />
zorgen voor een grotere afname, kleinere weerstan<strong>de</strong>n in het bot tussen<br />
<strong>de</strong> modiolus en het labyrinth betekent een min<strong>de</strong>r steile afname. Deze<br />
bevindingen zijn nuttige informatie om in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llering in hoofdstuk 8 te<br />
gebruiken.<br />
67
C I L I N D R I S C H A C T I VAT I E M O D E L<br />
vooraf<br />
In het vorige hoofdstuk bespraken we een lineaire cochlea en zijn potentiaalver<strong>de</strong>ling.<br />
In dit hoofdstuk gaan we een stapje ver<strong>de</strong>r. We zullen één omwenteling<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea beschouwen. De bedoeling is dan om <strong>de</strong> potentiaalver<strong>de</strong>ling te<br />
berekenen en hieruit <strong>de</strong> activatiefunctie af te lei<strong>de</strong>n. Deze laatste functie bepaalt<br />
waar actiepotentialen afgevuurd zullen wor<strong>de</strong>n. Als we dit weten, kunnen we<br />
<strong>de</strong> neurale respons <strong>van</strong> een cochleair implantaat berekenen, wat het uitein<strong>de</strong>lijke<br />
doel zal zijn <strong>van</strong> een mo<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea. In dit hoofdstuk zal, als kennismaking<br />
on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n hoe <strong>de</strong>ze functies afhankelijk zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> plaats <strong>van</strong> <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>,<br />
<strong>de</strong> geometrie en <strong>de</strong> geleidingscoëfficienten.<br />
68<br />
7
7.1 activatiefunctie<br />
HOOFDSTUK 7. CILINDRISCH ACTIVATIEMODEL<br />
De activatiefunctie beschrijft <strong>de</strong> neurale respons. Als input hebben we <strong>de</strong><br />
potentiaalver<strong>de</strong>ling nodig. Die wordt hier berekend door het eindige elementen<br />
mo<strong>de</strong>l (zie inleiding figuur 1.1). Merk op dat we aannemen dat <strong>de</strong><br />
zenuwgeleiding geen rol speelt bij het bepalen <strong>van</strong> <strong>de</strong> potentiaalver<strong>de</strong>ling.<br />
We schetsen kort <strong>de</strong> theorie. We beschouwen een gemyeliniseer<strong>de</strong> zenuw<br />
met knopen <strong>van</strong> Ranvier (n). Deze zenuw kunnen we ook bekijken als een<br />
RC schakeling (Frankenhauser-Huxley), zoals getoond in figuur 7.1.<br />
Met <strong>de</strong> wetten <strong>van</strong> Kirchoff, het behoud <strong>van</strong> stroom en met Vm,n =<br />
Figuur 7.1: RC Voorstelling <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemyleniseer<strong>de</strong> zenuwvezel (uit [15]))<br />
Vintern,n − Vout,n krijgt men als uitein<strong>de</strong>lijk resultaat 1 :<br />
dVm,n<br />
dt<br />
1 1<br />
= (<br />
cm ri · (∆x) 2 (Vm,n−1 − 2 · Vm,n−1 + Vm,n+1 + · · ·<br />
Vout,n−1 − 2 · Vout,n + Vout,n+1) − imI)<br />
of met <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie <strong>van</strong> numeriek aflei<strong>de</strong>n (∆x → 0) (zie 7.2):<br />
Met:<br />
dVm,n<br />
dt<br />
<br />
1 1 ∂<br />
=<br />
cm ri<br />
2Vm,n ∂x2 + ∂2Vout Vm,n<br />
−<br />
∂x2 rm<br />
• Vm,n: transmembranaire spanning op knoop n<br />
<br />
(7.1)<br />
1 <strong>Een</strong> volledige afleiding valt buiten het doel <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze thesis. Hiervoor verwijs ik naar [15].<br />
69
HOOFDSTUK 7. CILINDRISCH ACTIVATIEMODEL<br />
• dVm,n<br />
dt : <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> transmembranaire spanning op knoop<br />
n. Als dit groter dan nul is, dan zal er een actiepotentiaal afgevuurd<br />
wor<strong>de</strong>n(zie 2.3.3).<br />
• cm: membraancapaciteit op knoop n<br />
• ri:<br />
intracellulaire weerstand <strong>van</strong> <strong>de</strong> zenuw<br />
afstand tussen 2 knopen<br />
• ∆x: <strong>de</strong> afstand tussen twee knopen <strong>van</strong> Ranvier (gemyeliniseer<strong>de</strong><br />
zenuwen) of een kleine afstand (∆x → 0) voor niet-gemyeliniseer<strong>de</strong><br />
zenuwen.<br />
• Vout,n: externe spanning op knoop n (zon<strong>de</strong>r rekening te hou<strong>de</strong>n met<br />
<strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> zenuwvezel)<br />
• imI = Vm,n : ionaire stroomcomponent per eenheidslengte<br />
rm<br />
• ∂2 Vm,n<br />
∂x 2 : <strong>de</strong> partieel afgelei<strong>de</strong> <strong>van</strong> Vm,n volgens <strong>de</strong> richting <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
zenuwvezel<br />
De belangrijke factor in <strong>de</strong>ze vergelijking is ∂2 Vout,n<br />
∂x 2 . Als bena<strong>de</strong>ring zal men<br />
aannemen dat <strong>de</strong>ze functie <strong>de</strong> activatie zal bepalen. Ze wordt dan ook <strong>de</strong><br />
activatiefunctie genoemd (Rattay, 1986 [21]). Merk op dat <strong>de</strong>ze afleiding<br />
voor <strong>de</strong> neurale respons enkel geldt voor een zenuw in rusttoestand en<br />
voor een monofasische puls (zie [7]). Dus bij een stapfunctie zal er activatie<br />
zijn als ∂2Vout,n ∂x2 > 0.<br />
Dus plaatsen met positieve waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> activatiefunctie zullen een<br />
stimulus veroorzaken. Wanneer we <strong>de</strong> stroompuls omkeren zal <strong>de</strong> activatiefunctie<br />
tegengesteld wor<strong>de</strong>n. In werkelijkheid werkt men met bifasische<br />
pulsen (+1A → −1A). Deze zullen volgens <strong>de</strong>ze vergelijking eerst het<br />
positieve <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> activatiefunctie stimuleren, vervolgens het ‘negatieve’<br />
<strong>de</strong>el (wat op die moment dus positief gewor<strong>de</strong>n is in <strong>de</strong> activatiefunctie).<br />
Om <strong>de</strong> actiepotentiaal volledig te beschrijven moet men vgl 7.1 oplossen.<br />
Dit zal niet in <strong>de</strong>ze thesis beschreven wor<strong>de</strong>n. In ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek zou dit<br />
zeker uitgediept kunnen wor<strong>de</strong>n. Om een activatie te berekenen zal het<br />
echter wel altijd noodzakelijk zijn om een (goed) volume geleidingsmo<strong>de</strong>l<br />
te hebben (zie figuur 1.1).<br />
[7] [15] [20] [21] [37]<br />
7.2 beschrijving<br />
7.2.1 Geometrie<br />
Dit eenvoudige mo<strong>de</strong>l is opgebouwd uit een een centrale cilin<strong>de</strong>r die <strong>de</strong><br />
modiolus met <strong>de</strong> zenuwvezels voorstelt. Hierrond bevindt zich bot. We<br />
70
HOOFDSTUK 7. CILINDRISCH ACTIVATIEMODEL<br />
beschouwen ook één omwenteling <strong>van</strong> het labyrinth. In mo<strong>de</strong>l 1 zullen<br />
we een laagje bot tussen het labyrinth en <strong>de</strong> modiolus veron<strong>de</strong>rstellen, in<br />
mo<strong>de</strong>l 2 niet. In mo<strong>de</strong>l 2 zal het botlaagje, aangeduid op figuur 7.2 als<br />
subdomein Ω, dus <strong>de</strong>el uitmaken <strong>van</strong> het labyrinth. Het mo<strong>de</strong>l met zijn<br />
afmetingen wordt getoond in figuur 7.2.<br />
Het ver<strong>de</strong>r uitbouwen <strong>van</strong> het mo<strong>de</strong>l is mogelijk door een slice te nemen<br />
(bv figuur 2.3) en <strong>de</strong>ze te roteren rond een centrale as over een hoek <strong>van</strong><br />
360 ◦ . Op <strong>de</strong>ze manier krijgt men een rotatiesymmetrisch voorwerp. Dit is<br />
<strong>de</strong> basis <strong>van</strong> het mo<strong>de</strong>l besproken in [7].<br />
Figuur 7.2: Schets <strong>van</strong> het cilindrische mo<strong>de</strong>l: (A)bovenaanzicht (doorsne<strong>de</strong><br />
op 11mm), (B)zij-aanzicht<br />
7.2.2 Mesh<br />
Het is belangrijk om een zeer fijne mesh te nemen op <strong>de</strong> plaatsen waar<br />
we een twee<strong>de</strong> afgelei<strong>de</strong> als oplossing willen krijgen. Als <strong>de</strong>finitie <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
numerieke twee<strong>de</strong> afgelei<strong>de</strong> hebben we immers:<br />
∂2V V(x + h) − 2 · V(x) + V(x − h)<br />
=<br />
∂x2 h2 + O(h 2 ) (7.2)<br />
Hierin is h <strong>de</strong> stapgrootte. Als we h kleiner willen maken (en <strong>de</strong> fout O(h 2 )<br />
dus ook kleiner wordt), hebben we een fijnere mesh nodig. Het probleem is<br />
ook dat numeriek aflei<strong>de</strong>n per <strong>de</strong>finitie slecht geconditioneerd is (zie [17]).<br />
<strong>Een</strong> zeer nauwkeurige oplossing en eventuele smoothers zullen daarom<br />
noodzakelijk zijn.<br />
De hogere nauwkeurigheid nemen we enkel op <strong>de</strong> plaatsen die ons interesseren.<br />
Om het probleem met voldoen<strong>de</strong> hoge resolutie op te lossen, en<br />
71
HOOFDSTUK 7. CILINDRISCH ACTIVATIEMODEL<br />
zodanig mooie plots te krijgen, wordt er gebruik gemaakt <strong>van</strong> ongeveer<br />
160000 elementen.<br />
7.2.3 Materiaaleigenschappen en Randvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
We vullen net zoals in hoofdstuk 6 <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Frijns [7] en Whiten [37]<br />
in. In dit rotatiesymmetrisch mo<strong>de</strong>l veron<strong>de</strong>rstellen we als enige stroompad<br />
<strong>de</strong>ze naar <strong>de</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> modiolus. Op Γ1 nemen we een weerstand<br />
zodanig dat <strong>de</strong> modiolus nog 5cm tot aan <strong>de</strong> grond ver<strong>de</strong>r loopt (met<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> oppervlakte en geleidbaarheid, dit geeft voor Whiten 21kΩ en<br />
voor Frijns 24kΩ). Dit is om sterke spanningsveran<strong>de</strong>ringen aan <strong>de</strong> grond<br />
te vermij<strong>de</strong>n. Al <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re ran<strong>de</strong>n hebben Neuman randvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
(Isolator). Ver<strong>de</strong>r nemen we voor het elektro<strong>de</strong>contactpunt een stroombron<br />
<strong>van</strong> 1A.<br />
7.3 resultaten en bespreking<br />
We zijn geïnteresseerd in <strong>de</strong> oplossing aan <strong>de</strong> buitenkant <strong>van</strong> <strong>de</strong> modiolus.<br />
Hier bevin<strong>de</strong>n zich <strong>de</strong> vezels die we willen stimuleren. Op <strong>de</strong>ze manier<br />
kunnen we <strong>de</strong> selectiviteit <strong>van</strong> elektrische stroompulsen on<strong>de</strong>rzoeken. Om<br />
dui<strong>de</strong>lijke grafieken te maken, on<strong>de</strong>rzoeken we <strong>de</strong> potentiaalver<strong>de</strong>ling en<br />
activatiefunctie op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> plaatsen:<br />
1. Vertikale: een rechte in <strong>de</strong> richting loodrecht op het grondvlak <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> modiolus, op <strong>de</strong> mantel <strong>van</strong> <strong>de</strong> modiolus en het dichtste bij het<br />
elektro<strong>de</strong>contact zich bevindt.<br />
2. Cirkel: een cirkel die rond <strong>de</strong> centrale as, op <strong>de</strong> mantel <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
modiolus en op <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> zich bevindt.<br />
7.3.1 Potentiaalver<strong>de</strong>lingen<br />
Net zoals in hoofdstuk 6 zal <strong>de</strong> potentiaal berekend wor<strong>de</strong>n bij een stroombron<br />
<strong>van</strong> 1A. Op <strong>de</strong>ze manier zal <strong>de</strong> bekomen grootheid, overeenkomen<br />
met <strong>de</strong> weerstand naar <strong>de</strong> grond.<br />
De oplossingen volgens <strong>de</strong> vertikale zijn weergegeven in figuur 7.3. De<br />
waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Whiten liggen lager omdat <strong>de</strong> modiolus hier iets gelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>r<br />
is. De waar<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> ‘zon<strong>de</strong>r bot interface’ zullen weinig afhankelijk zijn<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> afstand tot <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> (door gelei<strong>de</strong>nd labyrinth). Bij <strong>de</strong> ‘met bot<br />
interface’, zullen <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n wel afhankelijker zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
elektro<strong>de</strong>. Deze positie is gegeven in <strong>de</strong> legen<strong>de</strong> als <strong>de</strong> afstand <strong>van</strong> het<br />
elektro<strong>de</strong>contact (punt) tot <strong>de</strong> rand <strong>van</strong> het labyrinth (aan <strong>de</strong> binnenzij<strong>de</strong>).<br />
<strong>Een</strong> elektro<strong>de</strong> die ver<strong>de</strong>r ligt zal namelijk een meer uitgesmeer<strong>de</strong> en lagere<br />
ver<strong>de</strong>ling geven. Merk ook op dat er in <strong>de</strong> oplossing zon<strong>de</strong>r bot, een knik<br />
72
HOOFDSTUK 7. CILINDRISCH ACTIVATIEMODEL<br />
(a) ‘met bot interface’ (b) ‘zon<strong>de</strong>r bot interface’<br />
Figuur 7.3: Potentiaalver<strong>de</strong>ling volgens <strong>de</strong> vertikale.<br />
(a) ‘met bot interface’ (b) ‘zon<strong>de</strong>r bot interface’<br />
Figuur 7.4: Potentiaalver<strong>de</strong>ling rond mid<strong>de</strong>lpunt op buitenkant modiolus.<br />
in <strong>de</strong> potentiaalver<strong>de</strong>ling is. Dit komt door <strong>de</strong> scherpe geometrische rand.<br />
Ver<strong>de</strong>r beschouwen we nog <strong>de</strong> oplossing op <strong>de</strong> cirkel (figuur 7.4). Op 0 ◦ is<br />
<strong>de</strong>ze gelijk aan <strong>de</strong> oplossing bij z = 0.011m op <strong>de</strong> vertikale (zelf<strong>de</strong> punt).<br />
De grafiek zal afnemen wanneer we oplossingen rond <strong>de</strong> 0 ◦ beschouwen.<br />
7.3.2 Activatiefunctie<br />
We veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>de</strong> zenuwvezels in <strong>de</strong> richting volgens <strong>de</strong> vertikale<br />
liggen. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re mogelijkheid is naar het centrum toekijken, of een<br />
combinatie hier<strong>van</strong>.<br />
Al <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> figuren zijn bij een kato<strong>de</strong> als input (+1A). Wanneer we<br />
een ano<strong>de</strong> zou<strong>de</strong>n nemen, dan zou<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> tegengestel<strong>de</strong> oplossing krijgen.<br />
Realistischere stromen (1µA) zullen enkel een factor verschillen in <strong>de</strong><br />
uitkomst. Dus als activatie krijgen we <strong>de</strong> plaatsen waar <strong>de</strong> activatiefunctie<br />
73
HOOFDSTUK 7. CILINDRISCH ACTIVATIEMODEL<br />
een waar<strong>de</strong> groter dan nul heeft. De waar<strong>de</strong>n die kleiner zijn, zullen bij <strong>de</strong><br />
negatieve stroom geactiveerd wor<strong>de</strong>n. Bij echte elektro<strong>de</strong>s gebeurt dit ook<br />
aangezien men daar bifasische pulsen heeft.<br />
Op figuur 7.5 wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> oplossingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> activatiefuncties gegeven<br />
(over <strong>de</strong> vertikale). In alle situaties merken we rond <strong>de</strong> posities 0.01m en<br />
0.012m dat <strong>de</strong> activatiefunctie verschilt <strong>van</strong> nul. Dit wordt veroorzaakt<br />
door <strong>de</strong> scherpe overgang <strong>van</strong> het labyrinth naar het bot. We laten dit<br />
ver<strong>de</strong>r buiten beschouwing. Ver<strong>de</strong>r merken we bij <strong>de</strong> oplossing <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
situatie ‘zon<strong>de</strong>r bot interface’ dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re waar<strong>de</strong>n hier nul zijn (dus<br />
geen activatie, zie ook bij oplossing op cirkel). In <strong>de</strong> situatie dat er wel<br />
een ‘bot interface’ is, krijgt men een scherpe piek (hier naar bene<strong>de</strong>n) met<br />
daarnaast twee kleine tegengestel<strong>de</strong> piekjes (hier naar boven). Wanneer<br />
<strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> 0.1mm <strong>van</strong> <strong>de</strong> rand ligt, zal dit zeer uitgesproken zijn. Zo<br />
krijgt men dus bij een positieve stroom twee min<strong>de</strong>r selectieve activaties.<br />
Wanneer <strong>de</strong> afstand elektro<strong>de</strong>-rand 0.5mm bedraagt, krijgen we enkel nog<br />
maar één (min<strong>de</strong>r scherpe) piek. Wanneer we <strong>de</strong> afstand nog vergroten tot<br />
1.1mm zal er weer min<strong>de</strong>r selectiviteit zijn en zal <strong>de</strong> piek nog kleiner zijn.<br />
Op figuur 7.6 wordt <strong>de</strong> activatiefunctie gegeven rond het mid<strong>de</strong>lpunt ter<br />
hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>. De activatiefunctie bij <strong>de</strong> ‘met bot interface’ zal<br />
één enkele scherpe piek vertonen het dichtste bij <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> (0 ◦ ). Hoe<br />
dichter <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>, hoe groter <strong>de</strong> piek ook zal zijn. Bij <strong>de</strong> situatie ‘zon<strong>de</strong>r<br />
bot interface’, krijgt men twee pieken en centraal een nulpunt. Merk echter<br />
wel op dat <strong>de</strong> absolute waar<strong>de</strong> hier 100× kleiner is. Op figuur 7.6(c) wordt<br />
ter illustratie een vier<strong>de</strong> <strong>van</strong> het buitenvlak <strong>van</strong> <strong>de</strong> modiolus gegeven (het<br />
is dui<strong>de</strong>lijk dat uit <strong>de</strong>rgelijke figuur nauwelijks iets af te lei<strong>de</strong>n is).<br />
74
(b) ‘met bot interface’ en met waar<strong>de</strong>n<br />
Whiten[37]<br />
HOOFDSTUK 7. CILINDRISCH ACTIVATIEMODEL<br />
(a) ‘met bot interface’ en waar<strong>de</strong>n Frijns [7]<br />
(c) ‘zon<strong>de</strong>r bot interface’<br />
Figuur 7.5: Activatiefunctie volgens <strong>de</strong> vertikale.<br />
75
HOOFDSTUK 7. CILINDRISCH ACTIVATIEMODEL<br />
(a) met Bot<br />
(b) zon<strong>de</strong>r Bot (c) ter illustratie: 2D overzicht met Bot<br />
Figuur 7.6: Activatiefunctie rond mid<strong>de</strong>lpunt op buitenkant modiolus.<br />
76
7.4 besluit<br />
HOOFDSTUK 7. CILINDRISCH ACTIVATIEMODEL<br />
In dit hoofdstuk werd een cilindrisch mo<strong>de</strong>l besproken en <strong>de</strong> activatie.<br />
Dit is eigenlijk een ‘zijsprong’ <strong>van</strong> het echte thesis on<strong>de</strong>rwerp, ‘<strong>de</strong> volume<br />
geleiding’. Dit hoofdstuk werd gegeven om aan te tonen waarvoor het<br />
volume geleidingsmo<strong>de</strong>l gebruikt kan wor<strong>de</strong>n (zie 1.1).<br />
De naam cilindrisch, komt <strong>van</strong> <strong>de</strong> opbouw. Rond een centrale cilin<strong>de</strong>r, <strong>de</strong><br />
modiolus, is er een ‘vierkante torus’, het labyrinth. Dit geheel ligt in een<br />
benige cilin<strong>de</strong>r. In dit hoofdstuk werd het belang en <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> het<br />
tussenliggen<strong>de</strong> bot (tussen labyrinth en modiolus) en <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
elektro<strong>de</strong> geschetst. Hiervoor bespraken we <strong>de</strong> activatiefunctie ( ∂2 Vout,n<br />
∂x 2 , met<br />
Vout,n <strong>de</strong> spanning buiten <strong>de</strong> ge-activeer<strong>de</strong> zenuw, dit vindt men uit volume<br />
geleidingsmo<strong>de</strong>l), die aangeeft op welke plaatsen <strong>de</strong> stimulatie gebeurt.<br />
Wanneer <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> dichter ligt, zal <strong>de</strong> activatie sterker zijn (dus kleinere<br />
inputstromen nodig). Het probleem is dat <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> niet meer zo selectief<br />
zal zijn (meer<strong>de</strong>re gebie<strong>de</strong>n stimuleren). Op figuur 7.5(a) is dui<strong>de</strong>lijk<br />
zichtbaar dat <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> op 0.1mm bij een bifasische puls (tegengestel<strong>de</strong><br />
activatie zal ook plaatsvin<strong>de</strong>n (dit klopt eigenlijk niet helemaal, aangezien<br />
<strong>de</strong> theorie afgeleid is voor één stroompuls)) een veel groter gebied stimuleert<br />
dan <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> op 0.5mm.<br />
Ver<strong>de</strong>r blijkt uit figuur 7.6(a,b) dat het bot <strong>de</strong> selectiviteit op <strong>de</strong> cirkel rond<br />
<strong>de</strong> modiolus zal bevor<strong>de</strong>ren.<br />
77
E L E K T R O - A N AT O M I S C H M O D E L<br />
vooraf<br />
In dit hoofdstuk zal <strong>de</strong> potentiaal berekend wor<strong>de</strong>n op een realistiche, anatomisch<br />
correcte geometrie <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea. Deze werd verkregen uit micro-CT beel<strong>de</strong>n. We<br />
spreken dan <strong>van</strong> een elektro-anatomisch mo<strong>de</strong>l. Dit is ‘vernieuwend’ en niet meer<br />
zo ‘triviaal’ te mo<strong>de</strong>lleren als <strong>de</strong> problemen uit <strong>de</strong> vorige hoofdstukken. Eerst zal<br />
kort <strong>de</strong> opbouw beschreven wor<strong>de</strong>n.<br />
Vervolgens zullen enkele analyses uitgevoerd wor<strong>de</strong>n. In een eerste <strong>de</strong>el wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> literatuurwaar<strong>de</strong>n ingevuld en in een twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el zal on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n wat<br />
<strong>de</strong> invloed <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> parameters zal zijn. In een laatste <strong>de</strong>el zal er gebruik<br />
gemaakt wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> experimenteel aangeleg<strong>de</strong> patiëntenresultaten uit EFI (electric<br />
field imaging) om het mo<strong>de</strong>l te kalibreren. Op <strong>de</strong>ze manier zullen we pogen om <strong>de</strong><br />
kracht <strong>van</strong> EFI (patiënt specifiek) en <strong>de</strong> kracht <strong>van</strong> het eindige elementen mo<strong>de</strong>l<br />
(volledige ‘snelle’ analyse, dus bv ook <strong>de</strong> activatie uitrekenen) te koppelen.<br />
78<br />
8
8.1 beschrijving<br />
8.1.1 Geometrie<br />
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
Dit mo<strong>de</strong>l zal proberen <strong>de</strong> anatomische werkelijkheid, zoals beschreven<br />
in hoofdstuk 2 te bena<strong>de</strong>ren. Hiervoor zullen micro-CT beel<strong>de</strong>n gesegmenteerd<br />
wor<strong>de</strong>n en als geometrische voorstelling <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea gebruikt<br />
wor<strong>de</strong>n. Dit maakt dat <strong>de</strong> geometrie patiënt specifiek gemaakt kan wor<strong>de</strong>n 1 .<br />
In appendix C staat praktisch beschreven hoe men tot <strong>de</strong> geometrische<br />
voorstelling <strong>van</strong> het labyrinth, <strong>de</strong> scala tympani, <strong>de</strong> scala vestibuli en het<br />
Rosenthal kanaal komt. Merk op dat <strong>de</strong> edges in dit mo<strong>de</strong>l lineair zullen<br />
zijn. Gekrom<strong>de</strong> kubische edges, zou<strong>de</strong>n een betere bena<strong>de</strong>ring zijn maar<br />
dit zorgt ook voor een hogere complexiteit en meer overlappingen. <strong>Een</strong><br />
an<strong>de</strong>re verbetering is het aanbrengen <strong>van</strong> een anatomisch gesegmenteer<strong>de</strong><br />
modiolus. In dit mo<strong>de</strong>l wordt hiervoor een kegel gebruikt. Het probleem<br />
hier<strong>van</strong> is dubbel. Ten eerste zal aan <strong>de</strong> basis het labyrinth wegdraaien,<br />
zodat hier geen bezenuwing is. Ten twee<strong>de</strong> zal <strong>de</strong> modiolus hierdoor ook<br />
zijn echte proporties niet hebben, zodat <strong>de</strong> geleidbaarhe<strong>de</strong>n niet echt overeenkomen.<br />
Ver<strong>de</strong>r wordt er voor <strong>de</strong> apex een ‘top’ als helicotrema toegevoegd. Dit is<br />
noodzakelijk aangezien rond <strong>de</strong> 690 ◦ (24ste slice) het zeer moeilijk wordt<br />
om op een ‘cilin<strong>de</strong>r symmetrische’ metho<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r te werken, aangezien<br />
hier geen centrale modiolus as is. Wegens <strong>de</strong> meer basale ligging <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
elektro<strong>de</strong>, zal dit waarschijnlijk ook min<strong>de</strong>r belangrijk zijn. Om te on<strong>de</strong>rzoeken<br />
of <strong>de</strong> membranen, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re cellen en het endolymph in en rond<br />
<strong>de</strong> scala media enige invloed hebben, wordt het on<strong>de</strong>rste <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> scala<br />
vestibuli een an<strong>de</strong>r subdomein. Achteraf zal dit ook niet zo belangrijk<br />
blijken. Als elektro<strong>de</strong>carrier wordt er een lijn genomen. Deze lijn wordt in<br />
het mid<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> scala tympani gepositioneerd en bevatte om <strong>de</strong> 1mm<br />
een contactpunt. <strong>Een</strong> eventuele ver<strong>de</strong>re verbetering zou eruit bestaan om<br />
een realistischere elektro<strong>de</strong> te segmenteren zoals in hoofdstuk 6. Ten slotte<br />
zal dit geheel in een benige kubus geplaatst wor<strong>de</strong>n.<br />
In totaliteit bestaat dit mo<strong>de</strong>l uit 1729 vertices, 3353 edges en 1640 faces. De<br />
geometrische beschrijving <strong>van</strong> dit (semi-)elektro-anatomisch mo<strong>de</strong>l wordt<br />
in figuur 8.1 getoond en samengevat.<br />
8.1.2 Mesh<br />
Het maken <strong>van</strong> een mesh voor <strong>de</strong> geometrie die hierboven beschreven<br />
wordt is niet meer triviaal. Op plaatsen waar twee geometrieën dicht bij<br />
1 Opmerking: hier wer<strong>de</strong>n micro-CT beel<strong>de</strong>n gebruikt. Klinische CT-scanners hebben echter<br />
nog niet <strong>de</strong> mogelijkheid om <strong>de</strong> cochlea met voldoen<strong>de</strong> resolutie te scannen. Men kan<br />
echter wel een mathematische mo<strong>de</strong>l fitten aan <strong>de</strong>ze lage resolutie beel<strong>de</strong>n, zie Baker et al.<br />
2005 [2]<br />
79
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
Figuur 8.1: De geometrie <strong>van</strong> het elektro-anatomisch mo<strong>de</strong>l met <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
subdomeinen. Tussen aanhalingstekens staan <strong>de</strong><br />
geometrieën die niet op CT beel<strong>de</strong>n gesegmenteerd wor<strong>de</strong>n<br />
(afstan<strong>de</strong>n in mm).<br />
elkaar komen zal men vaak handmatig moeten verfijnen. Wanneer we<br />
een ruwe mesh maken hebben we toch al snel 116000 volume-elementen,<br />
27000 boundary-elementen en 9000 edge-elementen nodig. Deze mesh<br />
zal gebruikt wor<strong>de</strong>n bij het minimaliseren. Hier zal <strong>de</strong> functie veelvuldig<br />
wor<strong>de</strong>n uitgerekend.<br />
Men kan <strong>de</strong>ze mesh ook verfijnen om een nauwkeurigere oplossing te<br />
verkrijgen. De algemene stijfheidsmatrix zal hierdoor echter snel een (te)<br />
grote proportie aannemen zodat het inverteren complex wordt.<br />
Het voor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> eindige elementen zal hier zijn dat <strong>de</strong> mesh kan gevarieerd<br />
wor<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> geometrie. In het omhullen<strong>de</strong> bot is er bv geen nauwkeurige<br />
oplossing nodig en kan men een heel ruwe mesh nemen.<br />
8.1.3 Materiaaleigenschappen en Randvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
De volgen<strong>de</strong> subdomeinen krijgen als geleidbaarheid: (zie figuur 8.1):<br />
• Bot: σ bot<br />
• Helicotrema: factor · σ perilymph<br />
• Labyrinth (zon<strong>de</strong>r scala tympani en vestibuli): σ labyrinth<br />
• Scala vestibuli: σ perilymph<br />
• Scala Media: dit is eigenlijk niet strikt het endolymph, maar ook<br />
het basilair membraan, Reisner’s membraan, orgaan <strong>van</strong> Corti, ... .<br />
80
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
Hiervoor zullen we dus in eerste instantie een lagere geleidbaarheid<br />
nemen.<br />
• Scala tympani: σ perilymph<br />
• Rosenthal kanaal: σzenuwen<br />
• Modiolus: σzenuwen<br />
De waar<strong>de</strong>n die we hiervoor zullen kiezen, zijn gebaseerd op <strong>de</strong>ze <strong>van</strong> Frijns<br />
[7] en Whiten [37] (zie tabel 8.1). Ver<strong>de</strong>r zullen we ook zelf geleidbaarhe<strong>de</strong>n<br />
zoeken door ons mo<strong>de</strong>l te ‘fitten’ aan <strong>de</strong> experimentele gegevens (zie sectie<br />
8.5).<br />
We veron<strong>de</strong>rstellen nu monopolaire stimulatie. Men heeft dus een elektro<strong>de</strong><br />
waar men stroom injecteert, een gron<strong>de</strong>lektro<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> dura mater <strong>van</strong> het<br />
hersenvlies (zie sec 2.4) en an<strong>de</strong>re elektro<strong>de</strong>s waar men <strong>de</strong> spanning kan<br />
opmeten. Als randvoorwaar<strong>de</strong>n (voor <strong>de</strong>ze situatie) nemen we dan:<br />
1. Buitenkant bot: geïsoleerd<br />
2. Basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> modiolus: <strong>de</strong> zenuwen zullen naar <strong>de</strong> grond (dura mater)<br />
lopen. Daarom zullen we hier een weerstand plaatsen die naar <strong>de</strong><br />
grond gaat.<br />
3. Basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> scala tympani (ST) en <strong>de</strong> scala vestibuli (SV): hier zullen<br />
we ook een weerstand naar <strong>de</strong> grond maken. Er zijn hier namelijk<br />
enkele mogelijke stroompa<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> grond.<br />
• Via <strong>de</strong> vestibulaire zenuw<br />
• Het perilymph via <strong>de</strong> ductus perilymphaticus (naar CSF, zie<br />
subsectie 2.3.2)<br />
4. Alle an<strong>de</strong>re inwendige interfaces: continu<br />
5. <strong>Elektro</strong><strong>de</strong>contact: +1A (zo zal <strong>de</strong> grootte <strong>van</strong> <strong>de</strong> spanning gelijk zijn<br />
aan <strong>de</strong> grootte <strong>van</strong> <strong>de</strong> weerstand naar <strong>de</strong> grond)<br />
In <strong>de</strong> literatuur zal men RVW 3 niet (echt) gebruiken. Bij Frijns [7] is dit<br />
onmogelijk, aangezien er maar één omwenteling <strong>van</strong> het labyrinth wordt<br />
beschouwd (zoals in hoofdstuk 7). Bij Whiten [37] segmenteerd men heel<br />
het binnenoor (dus ook vestibulair orgaan) en neemt men <strong>de</strong> grond bij<br />
het uitein<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochleaire en vestibulaire zenuw. Dit maakt ook een<br />
stroompad naar <strong>de</strong> basis <strong>van</strong> het labyrinth mogelijk. De stroom zal hier<br />
dan via <strong>de</strong> vestibulaire zenuw wegvloeien.<br />
81
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
8.2 experimentele resultaten uit efi<br />
EFI staat voor Electrical Field Imaging (Zie Vanpoucke [32]). De meetopstelling<br />
wordt geschetst in figuur 8.2. Op één elektro<strong>de</strong> wordt een stroom<br />
ingestuurd. Op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kan men <strong>de</strong> potentiaal uitlezen. In <strong>de</strong> monopolaire<br />
opstelling is er ook één gron<strong>de</strong>lektro<strong>de</strong> (returnelektro<strong>de</strong>) waar<br />
<strong>de</strong> spanning gelijk aan nul is. We zullen <strong>de</strong>ze opstelling gebruiken. Als<br />
meetresultaten krijgt men <strong>de</strong> spanning op ie<strong>de</strong>re elektro<strong>de</strong> (zie figuur 8.3).<br />
Deze experimentele waar<strong>de</strong>n zullen in <strong>de</strong>ze thesis gebruikt wor<strong>de</strong>n om<br />
te vergelijken met het elektro-anatomisch mo<strong>de</strong>l en om parameters in het<br />
mo<strong>de</strong>l te zoeken. Dit zal gebeuren door in het computermo<strong>de</strong>l <strong>de</strong>ze EFI<br />
meting te simuleren en te vergelijken met <strong>de</strong> reeële waar<strong>de</strong>n.<br />
De ‘output’ <strong>van</strong> EFI wordt getoond in figuur 8.3. <strong>de</strong> pieken zullen rond<br />
10kΩ liggen, <strong>de</strong> staarten rond 1kΩ. De staarten wor<strong>de</strong>n bepaald door het<br />
weefsel. In <strong>de</strong> basale richting (elektro<strong>de</strong> 16) zullen dit exponentieel dalen<strong>de</strong><br />
oplossingen wor<strong>de</strong>n, in <strong>de</strong> apicale richting wor<strong>de</strong>n dit horizontale. In<br />
hoofdstuk 6 had<strong>de</strong>n we gezien dat dit verklaard kon wor<strong>de</strong>n door een<br />
verliesstroom via <strong>de</strong> modiolus, een weerstand naar <strong>de</strong> grond aan <strong>de</strong> basale<br />
zij<strong>de</strong> en een geïsoleer<strong>de</strong> apicale zij<strong>de</strong>. Deze bevindingen zullen we dan ook<br />
in ons elektro-anatomisch mo<strong>de</strong>l gebruiken.<br />
Bij EFI zal men het weefsel mo<strong>de</strong>lleren met (discrete) weerstan<strong>de</strong>n (zie<br />
figuur 8.2). Tussen <strong>de</strong> contacten on<strong>de</strong>rling zal een longitudinale weerstand<br />
geplaatst wor<strong>de</strong>n (rL(i) ≈ 100 − 200Ω). Aan elk contact zal er ook een<br />
transversale weerstand naar <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>lektro<strong>de</strong> zijn (rT(i) > 20kΩ). Dit<br />
eenvoudige mo<strong>de</strong>l zal <strong>de</strong> werkelijkheid goed bena<strong>de</strong>ren (90% tot 95%).<br />
Het grote voor<strong>de</strong>el is dat <strong>de</strong>ze meting ook in vivo kan gebeuren en dus ook<br />
patiënt specifieke waar<strong>de</strong>n oplevert. Met EFI kunnen:<br />
• ‘<strong>de</strong>fecten’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea gevon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n (bv verbening (ossificatie)<br />
door insertie)<br />
• stroompa<strong>de</strong>n <strong>van</strong> nieuwe elektro<strong>de</strong>s kunnen on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n, men<br />
ont<strong>de</strong>kte bv met EFI dat <strong>de</strong> nervus facialis eventueel een stroompad<br />
kan zijn [33].<br />
Het na<strong>de</strong>el bij EFI is dat men niets te weten komt over <strong>de</strong> neurale stimulatie.<br />
<strong>Een</strong> eindig elementen mo<strong>de</strong>l, zoals in dit hoofdstuk wordt voorgesteld,<br />
kan dit (eventueel) wel (zie hoofdstuk 7). <strong>Een</strong> mo<strong>de</strong>l dat een koppeling is<br />
<strong>van</strong> een geometrie uit CT beel<strong>de</strong>n en resistiviteiten verkregen uit EFI kan<br />
dus een belangrijk stap zijn voor patiënt specifieke analyses. In wat volgt,<br />
zal het begin <strong>van</strong> zo’n mo<strong>de</strong>l opgesteld wor<strong>de</strong>n. De potentiaalver<strong>de</strong>ling<br />
zal berekend wor<strong>de</strong>n. De activatiefunctie, zoals in hoofdstuk 7 besproken,<br />
zal zeer interessant zijn om (in ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek) toe te voegen aan dit<br />
elektro-anatomisch mo<strong>de</strong>l.<br />
[27] [31] [32] [33]<br />
82
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
Figuur 8.2: Voorstelling <strong>van</strong> <strong>de</strong> EFI meetopstelling (uit [31]).<br />
83
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
Figuur 8.3: y-as: weerstand (tot grond) in Ohm (logaritmische schaal), x-as:<br />
elektro<strong>de</strong>contact waar gemeten wordt (contact 16 ligt het meest<br />
basaal). Bij een verschillen<strong>de</strong> meting (op an<strong>de</strong>r contact ingaan<strong>de</strong><br />
stroom), krijgt men een an<strong>de</strong>re kleurenplot.(uit [31]).<br />
84
8.3 resultaten(1)<br />
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
Algemene opmerking: bij het berekenen <strong>van</strong> <strong>de</strong> potentialen langs <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>s<br />
in het mo<strong>de</strong>l, zal elektro<strong>de</strong> 1 niet meegenomen wor<strong>de</strong>n. Dit komt<br />
omdat <strong>de</strong>ze te apicaal ligt en dus niet meer in het mo<strong>de</strong>l ‘past’.<br />
8.3.1 Waar<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> literatuur<br />
Parameter Frijns [7] Whiten [37]<br />
Bot: σbot 0.156 S/m 0.02 S/m<br />
Helicotrema: factor · σPerilymph 0.3 0.3<br />
Labyrinth: σbot 0.156 S/m 0.02 S/m<br />
Scala Vestibuli: σperilymph 1.43 S/m 2 S/m<br />
Scala Media: σperilymph 1.43 S/m 2 S/m<br />
Scala Tympani: σperilymph 1.43 S/m 2 S/m<br />
Rosenthal kanaal: σmodiolus 0.3 S/m 0.33 S/m<br />
Modiolus: σmodiolus 0.3 S/m 0.33 S/m<br />
Buitenkant Bot geïsoleerd geïsoleerd<br />
Basis Modiolus: R(Ω) = lengte<br />
opp·σmodiolus Basis ST: R(Ω) =<br />
1 cm (3.5kΩ) 1 cm (3.2kΩ)<br />
lengte<br />
opp·σperilymph Basis SV R(Ω) =<br />
geïsoleerd 1 cm (11kΩ)<br />
lengte<br />
opp·σperilymph geïsoleerd 1 cm (7.7kΩ)<br />
Tabel 8.1: De parameters die ingevuld zullen wor<strong>de</strong>n in het mo<strong>de</strong>l. (De<br />
weerstand aan <strong>de</strong> basis staat ook vermeld in lengte, omdat Comsol<br />
dit zo <strong>de</strong>finieert).<br />
Vooraleer er zelf achter <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> parameters gezocht zal<br />
wor<strong>de</strong>n, zullen we eerst <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r besproken waar<strong>de</strong>n (Frijns [7] en Whiten<br />
[37]) invullen. De waar<strong>de</strong>n die gebruikt zullen wor<strong>de</strong>n, vindt men terug in<br />
tabel 8.1. Het is onmogelijk om alle waar<strong>de</strong>n ‘gewoon’ in te vullen (zoals<br />
gegeven in tabel 2.1). Dit komt doordat onze segmentatie niet zo precies is 2<br />
en heel scherpe geometrieën moeten verme<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n bij FEM.<br />
Resultaten volgens <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Frijns<br />
De resultaten uit tabel 8.1 wor<strong>de</strong>n getoond in figuur 8.4, we vergelijken<br />
<strong>de</strong>ze met EFI (fig 8.3):<br />
• De resultaten liggen hoger (enkel stroompad via modiolus en <strong>de</strong><br />
weerstand naar <strong>de</strong> grond is waarschijnlijk te groot).<br />
2 Op CT beel<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> resolutie veel kleiner (bv: Reisner membraan is niet zichtbaar) als bij:<br />
Whiten [37] gebruikt histologische slices, Frijns [7] gebruikt een mo<strong>de</strong>l slice<br />
85
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
• Er is geen afname naar <strong>de</strong> basis <strong>van</strong> scala tympani, er is hier namelijk<br />
geen grond. Er is wel een lichte afname wanneer men hier een grond<br />
maakt (bij stippellijn, enkel aan het ein<strong>de</strong>).<br />
• De oplossing is vrij horizontaal in <strong>de</strong> staarten. De weerstand naar<br />
<strong>de</strong> grond zal overal ongeveer even groot zijn. Dit komt door lagere<br />
weerstand bot. (zie fig 6.5 en 6.6).<br />
• Merk op dat er oscillaties zijn. Dit komt door boven elkaar liggen<strong>de</strong><br />
contacten en door <strong>de</strong> relatief hoge geleiding <strong>van</strong> het bot.<br />
Figuur 8.4: Oplossingen op contact 5,8 en 11 met <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Frijns<br />
(tabel 8.1). In stippellijn: Oplossing met RVW ST en SV zoals<br />
bij Whiten. y-as: weerstand (tot grond) in Ohm (logaritmische<br />
schaal), x-as: elektro<strong>de</strong>contact waar gemeten wordt (contact 16<br />
ligt het meest basaal).<br />
Resultaten volgens <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Whiten<br />
De resultaten uit tabel 8.1 wor<strong>de</strong>n getoond in figuur 8.5. Wanneer we ze<br />
vergelijken met EFI (fig 8.3) en met het voorgaan<strong>de</strong> resultaat, dan lijkt dit<br />
resultaat beter. Ver<strong>de</strong>r kunnen we ook <strong>de</strong> uitgaan<strong>de</strong> stromen op <strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n<br />
berekenen, dit geeft bv (in % <strong>van</strong> <strong>de</strong> geïnjecteer<strong>de</strong> stroom, of in cA):<br />
Rand <strong>Elektro</strong><strong>de</strong> 8 <strong>Elektro</strong><strong>de</strong> 2 Frijns<br />
Basis modiolus 64 % 56 % 100 %<br />
Basis ST 15 % 18 % 0 %<br />
Basist SV 21 % 26 % 0 %<br />
<strong>Elektro</strong><strong>de</strong>contact -100 % -100% -100 %<br />
86
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
We zullen nu on<strong>de</strong>rzoeken hoe elke parameter het resultaat zal beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />
Figuur 8.5: Oplossingen op contact 5, 8 en 11 met <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Whiten<br />
(tabel 8.1). y-as: Weerstand (tot grond) in Ohm (logaritmische<br />
schaal), x-as: elektro<strong>de</strong>contact waar gemeten wordt (contact 16<br />
ligt het meest basaal).<br />
8.3.2 Het aanpassen <strong>van</strong> <strong>de</strong> parameters<br />
Uit figuur 8.4 en 8.5 blijkt dat het veran<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> parameters invloed<br />
heeft op <strong>de</strong> oplossing. Hier volgt een korte opsomming/samenvatting<br />
<strong>van</strong> welke implicaties het veran<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> een bepaal<strong>de</strong> parameter heeft<br />
(<strong>de</strong> parameters: tabel 8.1). De potentiaalver<strong>de</strong>ling volgens <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong><br />
wordt getoond in figuren 8.6 en 8.7. In elke subfiguur wordt één parameter<br />
gevariëerd en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re vastgehou<strong>de</strong>n (volgens <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Whiten<br />
[37]). Hieron<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze uitkomsten kort besproken:<br />
(a) Geleidbaarheid <strong>van</strong> bot: wanneer het bot gelei<strong>de</strong>nd is zal <strong>de</strong><br />
oplossing steiler wor<strong>de</strong>n (zoals besproken in figuur 6.6).<br />
(b) De factor <strong>van</strong> het helicotrema: dit heeft geen invloed op <strong>de</strong><br />
oplossing <strong>van</strong> het mo<strong>de</strong>l.<br />
(c) Geleidbaarheid <strong>van</strong> het labyrinth: Deze vlakkere staarten en<br />
lagere toppen hebben we reeds besproken in figuur 6.6.<br />
(d) Geleidbaarheid <strong>van</strong> het perilymph: een beter gelei<strong>de</strong>nd perilymph<br />
zal <strong>de</strong> weerstand naar <strong>de</strong> grond kleiner maken (dus<br />
oplossing hoger) en <strong>de</strong> oplossing steiler (wet <strong>van</strong> Ohm).<br />
87
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
(a) Bot (b) Helicotrema<br />
(c) Labyrinth (d) Perilymph<br />
(e) Scala Media (f) Modiolus<br />
Figuur 8.6: Het effect <strong>van</strong> het veran<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> parameters op <strong>de</strong> potentiaalver<strong>de</strong>ling<br />
langs <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> (voor 1A elektro<strong>de</strong> 11), op <strong>de</strong><br />
x-as het elektro<strong>de</strong>contact (16=basis) en op <strong>de</strong> y-as <strong>de</strong> uitgelezen<br />
potentiaal (V) (vervolg zie figuur 8.7).<br />
88
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
(a) Basis Modiolus (b) Basis ST<br />
(c) Basis SV<br />
Figuur 8.7: (vervolg fig 8.6) Het effect <strong>van</strong> het veran<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> parameters<br />
op <strong>de</strong> potentiaalver<strong>de</strong>ling langs <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> (voor 1A elektro<strong>de</strong><br />
11), op <strong>de</strong> x-as het elektro<strong>de</strong>contact (16=basis) en op <strong>de</strong> y-as <strong>de</strong><br />
uitgelezen potentiaal (V).<br />
89
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
(e) Geleidbaarheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> scala media: het variëren <strong>van</strong> <strong>de</strong> geleiding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> scala media zal weinig effect hebben. Dit komt<br />
omdat er maar een kleine stroom via dit subdomein zal vloeien.<br />
Het in rekening brengen <strong>van</strong> <strong>de</strong> scala media zal dus weinig<br />
belang hebben voor het mo<strong>de</strong>l.<br />
(f) Geleidbaarheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> modiolus en Rosenthal kanaal: betere<br />
geleiding betekent een lagere ligging.<br />
(a) Weerstand aan basis modiolus: een korte afstand, betekent een<br />
kleine weerstand (herinner: R(Ω) = lengte<br />
opp·σ ) en dus ook een<br />
modiolus<br />
lage oplossing.<br />
(b) Weerstand aan basis ST (scala tympani): <strong>de</strong> weerstand naar<br />
<strong>de</strong> grond zal hier weer verschillend zijn. Aan <strong>de</strong> basis zal <strong>de</strong><br />
oplossing ook sterk dalend wor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> weerstand zeer laag<br />
wordt (zeer dicht bij <strong>de</strong> grond).<br />
(c) Weerstand aan basis SV (scala vestibuli): aangezien er een maar<br />
een klein verschil is, zullen we in snelle analyses <strong>de</strong> lengte <strong>van</strong><br />
scala tympani en vestibuli hetzelf<strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstellen.<br />
Enkele Opmerkingen:<br />
• De oplossing komt vaak overeen met het lineaire mo<strong>de</strong>l uit hoofdstuk<br />
6. Merk wel op dat hier links elektro<strong>de</strong> 2 staat (apicaal), terwijl in het<br />
lineaire mo<strong>de</strong>l <strong>de</strong> basis zich daar bevindt (hier elektro<strong>de</strong> 16).<br />
• Sommige variaties <strong>van</strong> parameters hebben geen effect op <strong>de</strong> oplossing<br />
<strong>van</strong> het mo<strong>de</strong>l 3 en zullen dus ook niet ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n.<br />
Merk echter op dat dit enkel geldt voor <strong>de</strong> gegeven standaard parameters<br />
<strong>van</strong> Whiten [37], bij an<strong>de</strong>re (afwijken<strong>de</strong>) waar<strong>de</strong>n moet <strong>de</strong>ze<br />
‘onafhankelijkheid’ terug on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n.<br />
• De oplossing vertoont soms oscillaties. Deze zijn te wijten aan het<br />
spiraalvormige karakter <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea.<br />
Het variëren <strong>van</strong> parameters heeft dus een grote invloed op <strong>de</strong> oplossing.<br />
Om een betere oplossing te vin<strong>de</strong>n is het praktisch onmogelijk om <strong>de</strong>ze<br />
parameters ’handmatig’ te blijven aanpassen. We gaan daarom dit mo<strong>de</strong>l<br />
door <strong>de</strong> computer laten variëren om zo een optimale oplossing te vin<strong>de</strong>n.<br />
Dit zal gebeuren met <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> kleinste kwadraten.<br />
3 Dit zijn <strong>de</strong> geleiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> scala media en <strong>de</strong> factor <strong>van</strong> het helicotrema. Wegens het<br />
feit dat <strong>de</strong> scala media weinig invloed heeft, veron<strong>de</strong>rstel ik dat <strong>de</strong> scala vestibuli ook<br />
weggelaten kan wor<strong>de</strong>n. Dit heb ik niet ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzocht maar het zou een drastische<br />
vereenvoudiging <strong>van</strong> het mo<strong>de</strong>l betekenen.<br />
90
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
8.4 enkele theoretische aspecten<br />
8.4.1 Kleinste kwadraten<br />
We beschouwen nu ons mo<strong>de</strong>l als een functie (systeem) met als variabelen<br />
(input) <strong>de</strong> parameters uit tabel 8.1 en als oplossing (output) <strong>de</strong> spanning<br />
op <strong>de</strong> contacten <strong>van</strong> <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>. Men schrijft:<br />
Fi(xj, Γn) = yij<br />
(8.1)<br />
• Γn: <strong>de</strong> randvoorwaa<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> geleidbaarhe<strong>de</strong>n uit tabel 8.1 als variabelen<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> functie.<br />
• xj: Het elektro<strong>de</strong>contact waar <strong>de</strong> potentiaal wordt uitgerekend.<br />
• Fi: De functie die <strong>de</strong> oplossing op alle elektro<strong>de</strong>contacten (j) uitrekent<br />
bij een inputstroom op <strong>de</strong> i-<strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>.<br />
• yij: Uitkomst met j <strong>de</strong> oplossing op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> contacten en i <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> situaties (voor <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> inputstromen).<br />
De oplossing uit EFI (zie fig 8.3) kunnen we nu schrijven als yij. Waarbij<br />
i en j <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> betekenis hebben als in vgl 8.1. De bedoeling is dat we <strong>de</strong><br />
variabelen <strong>van</strong> <strong>de</strong> functie nu zullen kiezen zodat <strong>de</strong>ze functie <strong>de</strong> EFI oplossingen<br />
het beste bena<strong>de</strong>rt. Hiervoor zullen we <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> kleinste<br />
kwadraten gebruiken. Men neemt dus <strong>de</strong> oplossing <strong>van</strong> het mo<strong>de</strong>l (yij) en<br />
vergelijkt <strong>de</strong>ze met <strong>de</strong> oplossing <strong>van</strong> het experiment (yij). Dit doen we door<br />
het verschil te nemen, te kwadrateren en vervolgens over <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
elektro<strong>de</strong>s en situaties te sommeren. Merk op dat <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> potentiaal<br />
op <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> waar men <strong>de</strong> stroom injecteert, niet meegenomen zal<br />
wor<strong>de</strong>n, aangezien <strong>de</strong> geïnjecteer<strong>de</strong> stroom per oppervlakte eenheid zeer<br />
groot is en <strong>de</strong> weefsel-contact impedantie niet gekend is. Zo krijgt men:<br />
S = ∑<br />
i,j(i=j)<br />
2 zij − zij<br />
(8.2)<br />
Wanneer S = 0 zal <strong>de</strong> functie door alle meetpunten gaan (en dus volledig<br />
bena<strong>de</strong>ren). Men zal nu proberen S zo klein mogelijk te maken, dan heeft<br />
men een ‘goe<strong>de</strong> fit’ voor <strong>de</strong> datapunten 4 . Dit gaat men doen door minimalisatie<br />
(zie ver<strong>de</strong>r).<br />
4 Aangezien we willen fitten op een logaritmische schaal (fig 8.3), zullen we <strong>de</strong> datapunten<br />
en <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>lpunten ook logaritmisch behan<strong>de</strong>len bij het nemen <strong>van</strong> <strong>de</strong> kleinste kwadraten.<br />
91
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
We willen nu ook een uitdrukking zoeken voor <strong>de</strong> ‘goodness of fit’.<br />
Hiervoor gebruikt men R 2 5 . Men krijgt <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> uitdrukking:<br />
met:<br />
SSE = ∑<br />
R 2 = 1 − SSE<br />
SST<br />
i,j(i=j)<br />
SST = ∑<br />
i,j(i=j)<br />
2 zij − zij uit vgl 8.2<br />
zij − z 2<br />
(8.3)<br />
De waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> R 2 zal een percentage die een maat is voor <strong>de</strong> ‘goodness<br />
of fit’ (100% = het mo<strong>de</strong>l gaat exact door alle datapunten). Bv: R 2 = 0.80,<br />
dit zegt ons dat het mo<strong>de</strong>l 80% <strong>van</strong> <strong>de</strong> totale variatie in data rond het<br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> verklaart.<br />
Het is dui<strong>de</strong>lijk wanneer we extra parameters toevoegen R 2 in het algemeen<br />
kleiner wordt. Men gebruikt echter wel meer parameters. Om te on<strong>de</strong>rzoeken<br />
of <strong>de</strong>ze extra parameters ‘nuttig’ zijn, maakt men gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> F-test.<br />
Bij <strong>de</strong>ze test wordt het percentage ‘min<strong>de</strong>r vrijheidsgra<strong>de</strong>n’ vergeleken met<br />
het percentage ‘verbetering bij <strong>de</strong> kleinste kwadraten’. Wanneer men meer<br />
‘verbetering’ krijgt dan ‘aantal toegevoeg<strong>de</strong> parameters’ (vrijheidsgra<strong>de</strong>n),<br />
dan is <strong>de</strong>ze oplossing beter.<br />
[17] [24] [48]<br />
8.4.2 Minimaliseren<br />
In een poging om <strong>de</strong> beste oplossing te zoeken moeten we vgl 8.2 zo klein<br />
mogelijk krijgen. Dit gebeurt door S te minimaliseren. Hiervoor wordt <strong>de</strong><br />
matlab ([45]) metho<strong>de</strong> f minsearch gebruikt (Nel<strong>de</strong>r-Mead metho<strong>de</strong>). Dit is<br />
een directe metho<strong>de</strong>. Dwz dat <strong>de</strong> functie geminimaliseerd wordt zon<strong>de</strong>r<br />
een afgelei<strong>de</strong> te nemen. Merk op dat enkel een lokaal minimum gezocht<br />
wordt. Deze metho<strong>de</strong> heeft <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> (belangrijke) eigenschappen:<br />
• f un: <strong>de</strong> functie waar<strong>van</strong> het minimum gezocht moet wor<strong>de</strong>n (kleinste<br />
kwadraten).<br />
• x0: het beginpunt (schatting parameters), aangezien er enkel naar lokale<br />
minpunten gezocht kan wor<strong>de</strong>n, moet dit goed gekozen wor<strong>de</strong>n.<br />
5 R 2 is het kwadraat <strong>van</strong> <strong>de</strong> correlatie tussen <strong>de</strong> experimentele waar<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> voorspel<strong>de</strong><br />
waar<strong>de</strong>n. Wanneer we <strong>de</strong> experimentele resultaten uitzetten ten opzichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>l<br />
resultaten, dan krijgt men in het i<strong>de</strong>ale geval <strong>de</strong> eerste biscectrice (dan R = 1). <strong>Een</strong><br />
scatterplot (experimentel data versus mo<strong>de</strong>l data) ten opzichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste biscectrice<br />
geeft info over <strong>de</strong> ‘goodness of fit’.[45]<br />
92
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
• Aantal functie-evaluaties: aangezien het uitrekenen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze functie<br />
lang duurt (het eindige elementen mo<strong>de</strong>l moet steeds uitgerekend<br />
wor<strong>de</strong>n), moet men dit zo klein mogelijk hou<strong>de</strong>n. Dit doet men door<br />
een goe<strong>de</strong> x0 te kiezen, het aantal te bepalen parameters klein te<br />
hou<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> tolerantie op <strong>de</strong> parameters niet te klein te nemen.<br />
Belangrijke opmerking: <strong>de</strong> oplossing die men krijgt zal steeds een lokaal<br />
minimum zijn. Het is dus belangrijk dat men verschillen<strong>de</strong> beginwaar<strong>de</strong>n<br />
probeert.<br />
[14],[45]<br />
8.5 resultaten(2): fitten <strong>van</strong> <strong>de</strong> parameters<br />
In appendix D wordt praktisch behan<strong>de</strong>ld hoe men <strong>de</strong>ze resultaten kan<br />
bekomen.<br />
Uit subsectie 8.3.2 blijkt dat het helicotrema en <strong>de</strong> scala media in het gebied<br />
<strong>van</strong> parameters, waarin wij geïnteresseerd zijn, niet belangrijk zullen zijn.<br />
We laten <strong>de</strong>ze dus buiten beschouwing. Ver<strong>de</strong>r bekijken we het minimaliseren<br />
bij drie concrete toestan<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> eerste geval waarbij we enkel <strong>de</strong><br />
geleidbaarhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> bot+labyrinth, perilymph en modiolus zullen parameteriseren.<br />
In een twee<strong>de</strong> situatie zullen <strong>de</strong> weerstand aan <strong>de</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
scala vestibuli+tympani, <strong>de</strong> weerstand aan <strong>de</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> modiolus en <strong>de</strong><br />
geleiding <strong>van</strong> het labyrinth variëren. Tenslotte zullen alle 7 parameters (zie<br />
subsectie 8.3.2) vrijgelaten wor<strong>de</strong>n.<br />
• Opmerking 1: het feit dat het eindige elementen mo<strong>de</strong>l relatief snel<br />
uitrekenbaar is, zal dit parameteriseren en variëren mogelijk maken.<br />
• Opmerking 2: <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n die gevon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n zijn niet per se <strong>de</strong><br />
werkelijke waar<strong>de</strong>n. In het eindige elementen mo<strong>de</strong>l kan een geometrie<br />
groter zijn dan hij in het echt is (bv modiolus, <strong>de</strong> geleidbaarheid<br />
zal in het echt dan min<strong>de</strong>r zijn).<br />
8.5.1 Situatie 1: drie parameters<br />
Als beginparameters nemen we <strong>de</strong>ze uit Frijns en uit Whiten (zie tabel<br />
8.1). Dit doen we om te zien of <strong>de</strong> oplossingen naar een zelf<strong>de</strong> minimum<br />
convergeren. We doen het minimaliseren in meer<strong>de</strong>re stappen. Eerst wordt<br />
er een ‘snelle’ schatting gedaan. Dit gebeurt door <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n in te vullen<br />
voor slechts enkele elektro<strong>de</strong>s met geïnjecteer<strong>de</strong> stroom ipv alle 15 (bij<br />
slechts drie (versprei<strong>de</strong>) elektro<strong>de</strong>s, 5 x sneller). Ook zullen we een grote<br />
tolerantie op <strong>de</strong> parameters nemen (50%). Met <strong>de</strong>ze snelle schatting merken<br />
we ook dat <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Frijns en Whiten naar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> oplossing<br />
convergeren. Vervolgens zal <strong>de</strong> uitkomst nauwkeuriger gezocht wor<strong>de</strong>n (15<br />
93
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
elektro<strong>de</strong>s, tolerantie 5%). We krijgen dan met een nauwkeurigheid <strong>van</strong> 5%:<br />
σ bot+Labyrinth = 0.0050 S/m<br />
σ Perilymph = 2.9 S/m<br />
σ Modiolus = 0.50 S/m<br />
De oplossingen wor<strong>de</strong>n getoond in appendix E.<br />
Men krijgt R 2 = 92%. (zie figuur E.2)<br />
Ver<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> weerstand en <strong>de</strong> stromen naar <strong>de</strong> grond<br />
berekend:<br />
Rand Weerstand <strong>Elektro</strong><strong>de</strong> 8 <strong>Elektro</strong><strong>de</strong> 2<br />
Basis modiolus 2100Ω 0.65A 0.50A<br />
Basis ST 7600Ω 0.16A 0.27A<br />
Basist SV 5300Ω 0.19A 0.21A<br />
<strong>Elektro</strong><strong>de</strong>contact −1A −1A<br />
<strong>Elektro</strong><strong>de</strong> 2 bevindt zich dichter bij <strong>de</strong> basis <strong>van</strong> ST en SV. Daarom zal er<br />
min<strong>de</strong>r stroom via <strong>de</strong> modiolus wegvloeien. Merk wel op dat <strong>de</strong> modiolus<br />
in dit mo<strong>de</strong>l aan <strong>de</strong> basis niet aanwezig is (door <strong>de</strong> kegelachtige structuur<br />
die we genomen hebben. Dit kan er voor zorgen dat <strong>de</strong> weerstan<strong>de</strong>n <strong>van</strong> ST<br />
en SV te klein zijn (en er in werkelijkheid min<strong>de</strong>r stroom langs hier vloeit).)<br />
8.5.2 Situatie 2: drie parameters<br />
Hier zullen <strong>de</strong> resistiviteiten die bij Whiten [37] genomen wer<strong>de</strong>n, vastgehou<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n. Enkel <strong>de</strong> parameters uit ons mo<strong>de</strong>l die niet dui<strong>de</strong>lijk uit<br />
<strong>de</strong> literatuur verkregen kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, zullen nu gezocht wor<strong>de</strong>n:<br />
Basis Modiolus =0.31cm (R = 980Ω)<br />
Basis ST en SV =0.72cm (R = 3300Ω)<br />
σLabyrinth = 5.0mS/m<br />
De oplossingen wor<strong>de</strong>n getoond in appendix E.<br />
Men krijgt R 2 = 91% (zie figuur E.4)<br />
We krijgen hier bijna een zelf<strong>de</strong> (goe<strong>de</strong>) correlatie als in 8.5.1, hoewel <strong>de</strong><br />
waar<strong>de</strong>n verschillend zijn (<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n liggen wel in een realistisch interval).<br />
Dit wijst erop dat <strong>de</strong> nauwkeurigheid die we moeten bekomen extreem<br />
moet zijn.<br />
Ver<strong>de</strong>r berekenen we nog <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke waar<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> weerstand <strong>van</strong><br />
ST en SV: RBasis ST = 7900Ω en RBasis SV = 5600Ω.<br />
In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> tabel wor<strong>de</strong>n enkele waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitgaan<strong>de</strong> stroom<br />
gegeven (kan ook geschreven wor<strong>de</strong>n als percentage). Deze waar<strong>de</strong>n<br />
verschillen per elektro<strong>de</strong>:<br />
94
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
Rand <strong>Elektro</strong><strong>de</strong> 8 <strong>Elektro</strong><strong>de</strong> 2<br />
Basis modiolus 0.77A 0.65A<br />
Basis ST 0.10A 0.20A<br />
Basist SV 0.13A 0.15A<br />
<strong>Elektro</strong><strong>de</strong>contact −1A −1A<br />
Merk op dat er in dit mo<strong>de</strong>l meer stroom via <strong>de</strong> modiolus naar <strong>de</strong> grond<br />
vloeit (hoewel het mo<strong>de</strong>l op <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>drager overeenkomstige resultaten<br />
geeft).<br />
8.5.3 Situatie 3: zeven parameters<br />
We gebruiken hier <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>, maar nu met <strong>de</strong> 7 parameters vrij.<br />
Dit is aangewezen om een zeer goe<strong>de</strong> nauwkeurigheid te krijgen. Het<br />
probleem is echter dat dit zeer veel rekencapaciteit vraagt. We krijgen met<br />
een nauwkeurigheid <strong>van</strong> 50%:<br />
σ bot = 0.018 S/m<br />
σ Perilymph = 3.5 S/m<br />
σ Modiolus = 0.10 S/m<br />
σ Labyrinth = 0.0059 S/m<br />
L Basis Modiolus = 0.058 cm<br />
LBasis ST = 1.6 cm<br />
LBasis SV = 0.49 cm<br />
Men krijgt R2 = 95%, zie figuur E.6. Zoals blijkt uit <strong>de</strong>ze figuren (spanning<br />
en correlatie), levert dit mo<strong>de</strong>l zeer nauwkeurige oplossingen. De parameters<br />
dienen echter met een kleinere relatieve fout berekend te wor<strong>de</strong>n,<br />
aangezien <strong>de</strong> oplossing over het ganse domein op <strong>de</strong>ze wijze niet exact<br />
genoeg gekend is om bijvoorbeeld <strong>de</strong> activatiefunctie te kunnen berekenen.<br />
Om zo’n nauwkeurighe<strong>de</strong>n te bekomen dient <strong>de</strong> lokale kalibratie nog beter<br />
te gebeuren (<strong>de</strong> nood aan rekenkrachtigere computers).<br />
De waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> geleidbaarheid <strong>van</strong> bot en perilymph zijn overeenkomstig<br />
met <strong>de</strong> literatuurwaar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Whiten [37]. De modiolus heeft een<br />
lagere geleidbaarheid, dit is te verklaren doordat we <strong>de</strong>ze niet gesegmenteerd<br />
hebben en het oppervlakte groter is (R(Ω) = lengte<br />
opp·σ ).<br />
modiolus<br />
We vergelijken dit met het resultaat uit subsectie 8.5.1. Dit doen we met<br />
<strong>de</strong> F-test. Het aantal vrijheidsgra<strong>de</strong>n stijgt met 1.93% (<strong>van</strong> 203 naar 207),<br />
terwijl het kleinste kwadraat stijgt met 34 % (Dit toont aan dat meer vrijheidsgra<strong>de</strong>n<br />
nut hebben).<br />
Voor <strong>de</strong> weerstan<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> stromen naar <strong>de</strong> grond vindt men:<br />
95
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
Rand Weerstand <strong>Elektro</strong><strong>de</strong> 8 <strong>Elektro</strong><strong>de</strong> 2<br />
Basis modiolus 610Ω 0.63A 0.57A<br />
Basis ST 10000Ω 0.09A 0.16A<br />
Basist SV 2200Ω 0.28A 0.27A<br />
<strong>Elektro</strong><strong>de</strong>contact −1A −1A<br />
Tenslotte wor<strong>de</strong>n in appendix E ter illustratie nog <strong>de</strong> 3D oplossing <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
potentiaal en <strong>de</strong> stroom gegeven (bij contactelektro<strong>de</strong> 8).<br />
8.6 besluit<br />
In dit hoofdstuk bespraken we het elektro-anatomisch mo<strong>de</strong>l. We verkregen<br />
dit mo<strong>de</strong>l door een aantal geometrieën <strong>van</strong> micro-CT beel<strong>de</strong>n te segmenteren<br />
en <strong>de</strong>ze te importeren in een eindig elementen mo<strong>de</strong>l met elektrische<br />
geleiding (in Appendix C en D vindt men <strong>de</strong> praktische beschrijving). Eerst<br />
bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n we dit (kwalitatief) door het invullen <strong>van</strong> literatuurwaar<strong>de</strong>n.<br />
Vervolgens werd er bestu<strong>de</strong>erd of bepaal<strong>de</strong> parameters een invloed hebben<br />
op <strong>de</strong> resultaten (of juist niet hebben). Er bleken 7 parameters belangrijk te<br />
zijn voor <strong>de</strong> resultaten <strong>van</strong> het mo<strong>de</strong>l.<br />
In een twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el <strong>van</strong> dit hoofdstuk werd het resultaat vergeleken met<br />
EFI (Electrical Field Imaging). Dit is een metho<strong>de</strong> die <strong>de</strong> potentiaalver<strong>de</strong>ling<br />
langs <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> met discrete weerstan<strong>de</strong>n bena<strong>de</strong>rt (zie [32]). Ze<br />
levert vrij goe<strong>de</strong> resultaten, maar ze geeft geen informatie over <strong>de</strong> neurale<br />
stimulatie.<br />
In dit hoofdstuk werd nu besproken hoe we met <strong>de</strong> experimentele gegevens<br />
uit EFI, ons uit CT-beel<strong>de</strong>n verkregen mo<strong>de</strong>l kunnen kalibreren. Dit gebeurt<br />
door <strong>de</strong> uitkomst <strong>van</strong> het mo<strong>de</strong>l (langs <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>) met een kleinste<br />
kwadraten metho<strong>de</strong> te fitten aan <strong>de</strong> experimentele waar<strong>de</strong>n (kwantitatief).<br />
Op <strong>de</strong>ze manier wordt het mogelijk om een patiënt specifiek mo<strong>de</strong>l op te<br />
stellen (geometrie uit CT-beel<strong>de</strong>n, geleidbaarhe<strong>de</strong>n en randvoorwaar<strong>de</strong>n uit<br />
EFI). Zo zal men <strong>de</strong> potentiaalver<strong>de</strong>ling kunnen uitrekenen en <strong>de</strong>ze gebruiken<br />
als input voor <strong>de</strong> activatie (neurale respons). Uit <strong>de</strong> resultaten blijkt<br />
dat ons mo<strong>de</strong>l een goe<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring is <strong>van</strong> het experiment (95%), maar<br />
dat ver<strong>de</strong>re verbetering noodzakelijk is aangezien <strong>de</strong> parameters nog een te<br />
grote relatieve fout hebben (50 %). Deze ‘vrijheid’ zal er voor zorgen dat<br />
<strong>de</strong> oplossing over het ganse domein onvoldoen<strong>de</strong> gekend is. Er is dus een<br />
zeer nauwkeurige lokale kalibratie noodzakelijk. In ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek kan<br />
men dit bekomen door met krachtigere computers het minimalisatieproces<br />
uit te voeren (op nauwkeurige mo<strong>de</strong>llen).<br />
Hierbuiten zijn er nog een aantal an<strong>de</strong>re zaken die in ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
verbeterd dienen te wor<strong>de</strong>n. Men zou <strong>de</strong> modiolus en een elektro<strong>de</strong> nog<br />
kunnen segmenteren. Ver<strong>de</strong>r zou dit mo<strong>de</strong>l ook met meer<strong>de</strong>re experimentele<br />
data getest kunnen wor<strong>de</strong>n, en hiervoor uitgebreid wor<strong>de</strong>n. In dit mo<strong>de</strong>l<br />
werd namelijk een EFI-grafiek <strong>van</strong> een niet beschadig<strong>de</strong> cochlea genomen.<br />
96
HOOFDSTUK 8. ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
Men zou ook uit <strong>de</strong>ze potentiaalver<strong>de</strong>ling <strong>de</strong> activatie op het Rosenthal<br />
kanaal kunnen berekenen (zoals in hoofdstuk 7), om het uitein<strong>de</strong>lijk doel<br />
<strong>van</strong> neurale respons in een patiënt specifiek mo<strong>de</strong>l te bekomen (en dit op<br />
zijn beurt met het experiment te vergelijken).<br />
97
S A M E N VAT T I N G E N B E S L U I T<br />
In <strong>de</strong>ze thesis beschreef ik het mo<strong>de</strong>lleren <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea in het licht <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> elektrische stimulatie bij cochleaire implantaten.<br />
In het eerste inlei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>de</strong>el, <strong>de</strong> literatuurstudie, werd theoretische en<br />
technische kennis voor het mo<strong>de</strong>lleren beschouwd. Het twee<strong>de</strong> hoofdstuk<br />
vatte informatie over cochleaire implantaten en <strong>de</strong> anatomie <strong>van</strong> het binnenoor<br />
samen. In een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> hoofdstuk werd <strong>de</strong> beeldvormen<strong>de</strong> techniek<br />
CT en <strong>de</strong> (cilindrische) segmentatie hier<strong>van</strong> besproken. Het daarop volgen<strong>de</strong><br />
hoofdstuk behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> <strong>de</strong> fysica <strong>van</strong> <strong>de</strong> elektrische geleiding en in het<br />
laatste hoofdstuk <strong>van</strong> dit <strong>de</strong>el werd <strong>de</strong> techniek <strong>van</strong> <strong>de</strong> eindige elementen<br />
analyse wiskundig en praktisch besproken.<br />
In het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze thesis, bestaan<strong>de</strong> uit drie hoofdstukken, beschreef<br />
ik enkele elektrische mo<strong>de</strong>llen <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea.<br />
In het eerste mo<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea, het lineaire mo<strong>de</strong>l (hoofdstuk 6), werd<br />
<strong>de</strong> cochlea als een afgerol<strong>de</strong> cilin<strong>de</strong>r gemo<strong>de</strong>lleerd. Deze eenvoudige<br />
bena<strong>de</strong>ring gaf meer inzicht over <strong>de</strong> afhankelijkheid <strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong> materiaaleigenschappen<br />
en randvoorwaar<strong>de</strong>n bij het berekenen <strong>van</strong> <strong>de</strong> potentiaal.<br />
Voor <strong>de</strong>ze parameters wer<strong>de</strong>n literatuurwaar<strong>de</strong>n gebruikt (Frijns 1995 [7],<br />
Whiten 2007 [37]). Wanneer we <strong>de</strong> resultaten vergelijken met <strong>de</strong> experimentele<br />
data uit hoofdstuk 8, bleek dat we <strong>de</strong> basis <strong>van</strong> het labyrinth (ST en SV)<br />
niet geïsoleerd mogen veron<strong>de</strong>rstellen. Ver<strong>de</strong>r werd er geconclu<strong>de</strong>erd dat<br />
een hogere resistiviteit <strong>van</strong> het perilymph zorgt voor een grotere afname in<br />
<strong>de</strong> potentiaal langs <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>. <strong>Een</strong> kleinere weerstand via <strong>de</strong> modiolus<br />
naar <strong>de</strong> grond (resistiviteit bot en modiolus), betekent een min<strong>de</strong>r steile<br />
afname. Deze eenvoudige bevindingen uit dit lineaire mo<strong>de</strong>l laat ons toe<br />
om <strong>de</strong> complexere oplossingen uit hoofdstuk 8 beter te begrijpen.<br />
<strong>Een</strong> twee<strong>de</strong> elektrisch mo<strong>de</strong>l, het cilindrische mo<strong>de</strong>l (hoofdstuk 7), was<br />
eer<strong>de</strong>r een ‘zijsprong’. Er werd namelijk getoond wat het eventuele nut <strong>van</strong><br />
een elektrisch mo<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea kan zijn. Uit <strong>de</strong> potentiaal kan men<br />
namelijk <strong>de</strong> activatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> zenuwen berekenen. In dit hoofdstuk werd<br />
als voorbeeld <strong>de</strong> activatiefunctie <strong>van</strong> een cilindrische geometrie bestu<strong>de</strong>erd.<br />
Er werd één omwenteling <strong>van</strong> het labyrinth rond een centrale cilin<strong>de</strong>r, <strong>de</strong><br />
modiolus, beschouwd . De invloed <strong>van</strong> het tussenliggen<strong>de</strong> bot (tussen labyrinth<br />
en modiolus) werd on<strong>de</strong>rzocht. Eerst werd <strong>de</strong> potentiaal uitgerekend.<br />
Die werd vervolgens gebruikt om <strong>de</strong> activatiefunctie (volgens Rattay 1986,<br />
[21]) te berekenen. Volgens dit mo<strong>de</strong>l zal het bot <strong>de</strong> selectiviteit <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
98<br />
9
elektro<strong>de</strong> verhogen.<br />
HOOFDSTUK 9. SAMENVATTING EN BESLUIT<br />
In hoofdstuk 8 werd het laatste mo<strong>de</strong>l besproken. De geometrie <strong>van</strong> dit mo<strong>de</strong>l<br />
is gebaseerd op micro-CT beel<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een menselijke cochlea (Zarowski<br />
et al. 2006 [39]). We noemen het dan ook een elektro-anatomisch mo<strong>de</strong>l. In<br />
het eerste <strong>de</strong>el wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> parameters (geleidbaarhe<strong>de</strong>n en randvoorwaar<strong>de</strong>n)<br />
uit <strong>de</strong> literatuur gebruikt. Op <strong>de</strong>ze manier werd hun afhankelijkheid<br />
bestu<strong>de</strong>erd. Uit <strong>de</strong>ze studie bleken zeven parameters een belangrijke invloed<br />
te hebben op <strong>de</strong> oplossing <strong>van</strong> het mo<strong>de</strong>l. De resultaten bleken<br />
kwalitatief overeen te komen met experimentele waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> EFI (electric<br />
field imaging, Vanpoucke et al. 2004 [32]). In dit in vivo experiment wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> potentialen gemeten op <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> contacten bij een monopolaire<br />
stimulatie.<br />
Tenslotte werd in het laatste <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze thesis gezocht naar <strong>de</strong> waar<strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze zeven parameters (kwantitatief). Dit gebeur<strong>de</strong> door een minimalisatie<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> kleinste kwadraten <strong>van</strong> het experiment en het mo<strong>de</strong>l. Ik vond<br />
als waar<strong>de</strong>n voor het mo<strong>de</strong>l (50% nauwkeurig):<br />
σ bot = 0.0050 S/m<br />
σ Perilymph = 3.5 S/m<br />
σ Modiolus = 0.18 S/m<br />
σ Bot tussen modiolus en perilymph = 0.0059 S/m<br />
R Modiolus naar grond = 610 Ω<br />
R Tympani naar grond = 10 kΩ<br />
R Vestibuli naar grond = 2.2 kΩ<br />
Bij het invullen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong>n bedraagt <strong>de</strong> fout <strong>van</strong> dit mo<strong>de</strong>l in het<br />
bena<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> <strong>de</strong> experimentele data 5%. Deze waar<strong>de</strong> is goed, maar<br />
aangezien <strong>de</strong> parameters nog een te grote ‘vrijheid’ hebben (50 %), zal men<br />
in ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong> nog moeten verkleinen. De grote ‘vrijheid’<br />
zal namelijk geen preciese oplossing over het hele domein geven, hiervoor<br />
is er een zeer nauwkeurige lokale kalibratie (enkel langs <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>carrier)<br />
nodig.<br />
Op <strong>de</strong>ze manier maakte ik een elektrisch mo<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea dat gebaseerd<br />
is op CT-beel<strong>de</strong>n. Tenslotte werd dit mo<strong>de</strong>l gekalibreerd met<br />
patiëntenresultaten uit EFI (minimalisatie hierboven besproken). Op <strong>de</strong>ze<br />
manier wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> grote voor<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze drie ‘bena<strong>de</strong>ringen’ gekoppeld:<br />
1. De hoge resolutie <strong>van</strong> micro-CT beel<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong> anatomie (geometrie)<br />
zichtbaar maakt (Zarowski et al. 2006 [39]).<br />
2. De activatie die berekend kan wor<strong>de</strong>n uit het elektrisch mo<strong>de</strong>l <strong>van</strong><br />
99
HOOFDSTUK 9. SAMENVATTING EN BESLUIT<br />
<strong>de</strong> cochlea (Briaire et al. 2005[5], Frijns et al. 1995[7], Tognola et al.<br />
2007[29], Whiten 2007 [37]).<br />
3. De patiënt specifieke informatie uit EFI (Electrical Field Imaging)<br />
(Vanpoucke et al.2004 [32]).<br />
Het koppelen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze drie metho<strong>de</strong>n kan in <strong>de</strong> toekomst misschien een<br />
grote verbetering opleveren voor het maken <strong>van</strong> patiënt specifieke analyses<br />
bij cochleaire implantaten.<br />
Ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek is volgens mij nog noodzakelijk.Ten eerste kan dit mo<strong>de</strong>l<br />
zelf nog verbeterd wor<strong>de</strong>n (modiolus en elektro<strong>de</strong> segmenteren) en zal <strong>de</strong><br />
minimalisatie nog nauwkeuriger moeten gebeuren (rekenkrachtige computer).<br />
Ten twee<strong>de</strong> kan uit dit mo<strong>de</strong>l <strong>de</strong> neurale respons nog berekend wor<strong>de</strong>n.<br />
Tenslotte moet men <strong>de</strong>ze mo<strong>de</strong>llen dan testen op meer<strong>de</strong>re patiënten, met<br />
al dan niet beschadig<strong>de</strong> cochlea’s.<br />
100
Deel III<br />
Appendices<br />
101
T E R U G P R O J E C T I E<br />
In <strong>de</strong>ze appendix wordt <strong>de</strong> wiskundige achtergrond <strong>van</strong> tomografie geschetst.<br />
Men gebruikt hier terugprojectie voor. Deze algoritmes kunnen<br />
analytisch (direct) of iteratief zijn. De iteratieve metho<strong>de</strong>n beginnen met<br />
een schatting die dan geoptimaliseerd zal wor<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> analytische reconstructiemetho<strong>de</strong><br />
zal hier bondig en op een intuïtieve manier samengevat<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
Uit verschillen<strong>de</strong> hoeken wordt een projectie <strong>van</strong> het voorwerp genomen<br />
(zie figuur A.1). Dit noemt men <strong>de</strong> Radontransformatie. Wanneer we nu <strong>de</strong><br />
inverse Radontransformatie uitvoeren, wat grafisch overeenkomt met het<br />
uitsmeren <strong>van</strong> <strong>de</strong> projectie volgens <strong>de</strong> bepaal<strong>de</strong> hoek, dan krijgen we terug<br />
een voorstelling <strong>van</strong> het oorspronkelijke. Op <strong>de</strong>ze manier is het mogelijk<br />
om met behulp <strong>van</strong> RX-beel<strong>de</strong>n afkomstig uit verschillen<strong>de</strong> hoeken rondom<br />
een object (schaduwbeel<strong>de</strong>n), een slice doorheen dit object te reconstrueren.<br />
Het enigste probleem is dat er sommige pixels waar<strong>de</strong>n krijgen terwijl zij<br />
<strong>de</strong>ze helemaal niet hebben (zoals in figuur A.1 getoond). Door het nemen<br />
<strong>van</strong> een goe<strong>de</strong> filter zal dit fenomeen echter niet meer optre<strong>de</strong>n. Dit wordt<br />
getoond in figuur A.1(c).<br />
[12],[35]<br />
102<br />
A
BIJLAGE A. TERUG PROJECTIE<br />
(a) Radontransformatie (b) inverse Radontransformatie, terugtransformatie<br />
(c) <strong>Een</strong> gefilter<strong>de</strong> terugprojectie geeft betere resultaten<br />
Figuur A.1: Het principe <strong>van</strong> terug projectie (uit [12]).<br />
103
S T R O O M PA D E N I N H E T L I N E A I R M O D E L<br />
In <strong>de</strong>ze appendix wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> stroompa<strong>de</strong>n getoond <strong>van</strong> het lineair mo<strong>de</strong>l uit<br />
hoofdstuk 6. Op figuur B.1 en B.2 wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> stroompa<strong>de</strong>n in verhouding<br />
weergegeven. Bij RVW 5 gaat alle stroom via Γ2 naar <strong>de</strong> grond. Bij RVW 4<br />
gaat er nog maar ongeveer 50% langs hier. Door het kleine oppervlakte Γ1<br />
gaat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re 50%.<br />
(a) RVW5 Voor aanzicht<br />
(b) RVW5 Boven aanzicht (c) RVW4 Voor aanzicht<br />
(d) RVW4 Boven aanzicht<br />
Figuur B.1: De stroompa<strong>de</strong>n voor mo<strong>de</strong>l 1<br />
104<br />
B
BIJLAGE B. STROOMPADEN IN HET LINEAIR MODEL<br />
(a) verbetering 1 Voor aanzicht<br />
(b) Verbetering 1 Boven aanzicht<br />
Figuur B.2: De stroompa<strong>de</strong>n voor verbetering 1<br />
105
P R A K T I S C H E H A N D L E I D I N G T O T H E T B E K O M E N VA N<br />
D E G E O M E T R I E VA N H E T E L E K T R O - A N AT O M I S C H<br />
M O D E L<br />
c.1 voorgaand werk<br />
Voor het maken <strong>van</strong> het geometrisch mo<strong>de</strong>l kon ik vertrekken <strong>van</strong> een<br />
segmentatie die voor een an<strong>de</strong>re studie was gemaakt door Zarowski et<br />
al.[39]. In <strong>de</strong>ze sectie leg ik kort uit hoe men hier te werk moet gaan met<br />
<strong>de</strong> reeds bestaan<strong>de</strong> segmentatie software.<br />
MprViewer<br />
Men gebruikt het matlab programma MprViewer (zie figuur C.1). Deze zal<br />
eerst <strong>de</strong> CT-beel<strong>de</strong>n inla<strong>de</strong>n en op een standaard manier tonen (zoals ook<br />
beschreven in hoofdstuk 3). Men kan hier subsampelen (min<strong>de</strong>r punten om<br />
te besparen op geheugen) en een interesse gebied (ROI, region of interest)<br />
instellen (om nutteloze ran<strong>de</strong>n te verwij<strong>de</strong>ren).<br />
Vervolgens gaan we een standaard assenstelsel <strong>de</strong>finiëren. Dit doen we<br />
door <strong>de</strong> cochlea zo te reslicen (roteren), dat het interne gehoorkanaal (IAC,<br />
intern auditory canal) loodrecht door <strong>de</strong> axiale slices gaat (rechts on<strong>de</strong>r).<br />
Nu kiezen we <strong>de</strong> z-as volgens het IAC en <strong>de</strong> x-as in <strong>de</strong> richting <strong>van</strong> het<br />
ron<strong>de</strong> venster. Op <strong>de</strong>ze manier kan elke cochlea op een gelijkaardige manier<br />
georiënteerd wor<strong>de</strong>n.<br />
Ten slotte wor<strong>de</strong>n er slices gemaakt doorheen het labyrinth. Wij kozen<br />
ervoor dit te doen om <strong>de</strong> 30 ◦ . Aangezien een slice, vertrekken<strong>de</strong> <strong>van</strong> het<br />
mid<strong>de</strong>lpunt, geen loodrechte doorsne<strong>de</strong> door het labyrinth zal zijn, zal <strong>de</strong><br />
software (met behulp <strong>van</strong> <strong>de</strong> grijswaar<strong>de</strong> gradiënt) een loodrechte doorsne<strong>de</strong><br />
nemen (zoals besproken in hoofdstuk 3). Deze kunnen dan geëxporteerd<br />
(of opgeslagen) wor<strong>de</strong>n in een ‘structure’ in matlab.<br />
Meas2D<br />
Deze ‘structure’ kunnen we vervolgens openen met Meas2D (matlab, zie<br />
figuur C.2). Hierin zoomen we dan in op het juiste <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> cochlea. 0 ◦ is<br />
aan het ron<strong>de</strong> venster (basaal), een slice die 360 ◦ ver<strong>de</strong>r ligt zal hier ongeveer<br />
boven liggen (Apicaler). In dit programma kunnen bepaal<strong>de</strong> contouren<br />
en bepaal<strong>de</strong> punten aangeduid wor<strong>de</strong>n. Vooral <strong>de</strong> contouren zullen ons<br />
interesseren. We dui<strong>de</strong>n het labyrinth, scala tympani, scala vestibuli en<br />
106<br />
C
BIJLAGE C. PRAKTISCHE HANDLEIDING TOT HET BEKOMEN VAN DE<br />
GEOMETRIE VAN HET ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
Figuur C.1: Screenshot matlab programma: MprViewer (uit [39])<br />
Rosenthal kanaal aan. Vervolgens kunnen we dit weer exporteren en <strong>de</strong><br />
‘structure’ zal ook <strong>de</strong> punten <strong>van</strong> <strong>de</strong> contour bevatten.<br />
ProcessAllBones<br />
Zarowski et al.[39] gebruikte dit om afstan<strong>de</strong>n binnen <strong>de</strong> cochlea te meten.<br />
In <strong>de</strong>ze thesis zal het echter <strong>de</strong> bedoeling zijn om een goe<strong>de</strong> geometrische<br />
input voor het eindige elementen programma Comsol te verkrijgen. Dit<br />
matlab programma (processAllBones) berekent en maakt wel een 3D plot<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> nodige punten (zie figuur C.3). Het probleem zal echter zijn dat<br />
er geometrieën elkaar gaan overlappen. Dit is niet echt realistisch (scala<br />
tympani ligt in het labyrint) en bovendien ontstaan er scherpe hoeken die<br />
zeer nefast zijn voor een eindige elementen analyse. Daarom moet er een<br />
hersegmentatie gebeuren met <strong>de</strong> output file (S.mat) <strong>van</strong> processAllBones.<br />
107
BIJLAGE C. PRAKTISCHE HANDLEIDING TOT HET BEKOMEN VAN DE<br />
GEOMETRIE VAN HET ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
Figuur C.2: Screenshot matlab programma: Meas2D (uit [39])<br />
108
BIJLAGE C. PRAKTISCHE HANDLEIDING TOT HET BEKOMEN VAN DE<br />
GEOMETRIE VAN HET ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
Figuur C.3: 3D plot zon<strong>de</strong>r hersegmentatie: men kan dui<strong>de</strong>lijk zien dat <strong>de</strong><br />
(blauwe) scala tympani en <strong>de</strong> (ro<strong>de</strong>) scala vestibuli, buiten het<br />
(gele) labyrinth vallen. Daarom moet men hersegmeteren. (uit<br />
[39])<br />
109
BIJLAGE C. PRAKTISCHE HANDLEIDING TOT HET BEKOMEN VAN DE<br />
GEOMETRIE VAN HET ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
c.2 hersegmenteren<br />
De overlappingen in <strong>de</strong> 3D geometrie wor<strong>de</strong>n vooral veroorzaakt door twee<br />
problemen:<br />
• In <strong>de</strong> 2D slice is een overlapping.<br />
• Twee opeenvolgen<strong>de</strong> slices hebben een sterk verschillen<strong>de</strong> segmentatie,<br />
hierdoor zal er tussen <strong>de</strong> slices een overlapping ontstaan door<br />
‘kruising’.<br />
We zullen dit oplossen door een hersegmentatie. Hiervoor zullen we <strong>de</strong><br />
slices terug overlopen. We doen dit met het matlabprogramma slicePerslice<br />
(zie figuurC.4). We importen een bestand (S.mat uit processAllBones) en<br />
zullen <strong>de</strong>ze slice per slice doorlopen. Dit gebeurt voor het labyrinth, scala<br />
tympani, scala vestibuli en rosenthal canal.<br />
We bespreken even <strong>de</strong> hersegmentatie <strong>van</strong> het labyrinth. Wanneer men op<br />
Figuur C.4: Screenshot <strong>van</strong> slicePerslice, programma om te hersegmenteren<br />
‘doorloop slices’ drukt, zal er een slice op het grote plot ge<strong>de</strong>elte komen (dit<br />
is <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> slice). Dit zal <strong>de</strong> ‘mal’ zijn. We dui<strong>de</strong>n een eenvoudig ‘herkenbaar’<br />
beginpunt aan en een aantal punten waarop we zullen segmenteren<br />
(bv.: labyrinth: 21, scala tympani: 14, scala vestibuli: 17, rosenthal canal:<br />
110
BIJLAGE C. PRAKTISCHE HANDLEIDING TOT HET BEKOMEN VAN DE<br />
GEOMETRIE VAN HET ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
11). Het laatste segmentatiepunt dui<strong>de</strong>n we aan met rechtse muisklik.<br />
Bij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> slice duidt men het beginpunt aan. De mal zal als hulpmid<strong>de</strong>l<br />
te voorschijn komen en men kan zo slice per slice (gelijkaardig)<br />
segmenteren. Merk op dat men rechts <strong>de</strong> volledige oorspronkelijke segmentatie<br />
kan zien (boven) en <strong>de</strong> nieuwe segmentatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> vorige slice (on<strong>de</strong>r).<br />
Op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> manier maakt men een segmentatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> scala tympani en <strong>de</strong><br />
scala vestibuli. Hier zal in het plotvenster <strong>de</strong> volledige contour <strong>van</strong> <strong>de</strong> reeds<br />
gesegmenteer<strong>de</strong> objecten komen, en <strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> het niet gesegmenteer<strong>de</strong><br />
object. Merk hier echter wel op dat men overlappingen moet vermij<strong>de</strong>n.<br />
Het is dus aangera<strong>de</strong>n om punten <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze geometrieën, die dicht bij<br />
punten <strong>van</strong> het labyrinth liggen, zo te kiezen dat ze op <strong>de</strong> lijn liggen <strong>van</strong> het<br />
mid<strong>de</strong>lpunt <strong>van</strong> het labyrinth naar het betreffen<strong>de</strong> punt <strong>van</strong> <strong>de</strong> segmentatie<br />
<strong>van</strong> het labyrinth (zal dus ook geplot wor<strong>de</strong>n). Ten slotte zal men ook het<br />
rosenthal kanaal moeten segmenteren.<br />
c.3 loften en importeren<br />
Wanneer alle slices opnieuw gesegmenteerd zijn, zoals hierboven beschreven,<br />
zullen we ze ‘verbin<strong>de</strong>n’ om zo een 3D volume object te maken. Dit<br />
gebeurt met <strong>de</strong>ze loft functie uit comsol. De volgen<strong>de</strong> zaken moeten<br />
ge<strong>de</strong>finieerd wor<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> loft functie:<br />
• De 2D objecten die verbon<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n. Deze moeten opgebouwd<br />
zijn uit evenveel hoekpunten (vertices). Dit bekomt men door<br />
een vast aantal punten per slice aan een object te geven.<br />
• Werkvlak: <strong>de</strong> 2D objecten zullen een plaats in het 3D vlak moeten<br />
krijgen. Daarom moeten we voor elke slice een werkvlak hebben,<br />
voorgesteld door een 3x3 matrix. Deze vekrijgt men door <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
drie punten:<br />
– Het mid<strong>de</strong>lpunt <strong>van</strong> <strong>de</strong> slice in xyz coördinaten (zie vgl 3.1)<br />
– Het punt p0 (zie figuur 3.2)<br />
– <strong>Een</strong> punt dat bekomen wordt door het mid<strong>de</strong>lpunt <strong>van</strong> <strong>de</strong> slice<br />
in <strong>de</strong> positieve z-richting te transformeren<br />
• Vertex volgor<strong>de</strong>: tenslotte moeten we ook weten welk hoekpunt met<br />
welk hoekpunt verbon<strong>de</strong>n wordt (tussen <strong>de</strong> slices), met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n<br />
waar <strong>de</strong> edges zullen komen. Dit gebeurt door <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
punten bij het segmenteren op te slaan en hiermee een permutatievector<br />
op te stellen (bv: punt 5 <strong>van</strong> object 1 naar punt 12 <strong>van</strong> object 2,<br />
punt 12 <strong>van</strong> object 2 naar ...).<br />
Merk op dat men eigenlijk ook <strong>de</strong> buitenvlakken moet <strong>de</strong>finiëren. Wanneer<br />
men echter loft goed gebruikt, zal men steeds vierhoeken krijgen tussen<br />
111
BIJLAGE C. PRAKTISCHE HANDLEIDING TOT HET BEKOMEN VAN DE<br />
GEOMETRIE VAN HET ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
<strong>de</strong> edges. Ver<strong>de</strong>r kan me bij loft een bi-cubische variant nemen. Hier<br />
kiezen we echter, net zoals in het vlak, voor een lineaire techniek. Dit<br />
om <strong>de</strong> complexiteit <strong>van</strong> het probleem niet te groot te maken en eventuele<br />
overlapping te vermij<strong>de</strong>n.<br />
Wanneer we op loft klikken, zullen <strong>de</strong> vier 3D objecten aangemaakt wor<strong>de</strong>n<br />
en opgeslagen wor<strong>de</strong>n. Deze kunnen dan in <strong>de</strong> workplace <strong>van</strong> matlab terug<br />
gela<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n en vervolgens in comsol ingevoerd via import-geometry.<br />
Hier moet het mo<strong>de</strong>l dan nog geschaald wor<strong>de</strong>n naar zijn realistische<br />
grootte (factor 10 −5 ). Men krijgt dan een geometrie zoals op figuur 8.1.<br />
112
P R A K T I S C H E H A N D L E I D I N G O V E R H E T V E R D E R<br />
O P L O S S E N VA N H E T E L E K T R O - A N AT O M I S C H M O D E L<br />
d.1 het aanmaken <strong>van</strong> een fem structuur<br />
De volgen<strong>de</strong> stap na het invoeren <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze objecten is het maken <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
niet gesegmenteer<strong>de</strong> geometrieën. Voor het bot neemt men een balk (of<br />
cilin<strong>de</strong>r) waar <strong>de</strong> cochlea inpast. Vervolges <strong>de</strong>finieert men <strong>de</strong> modiolus<br />
als een kegel. Uit <strong>de</strong>ze kegel snij<strong>de</strong>n we dan het labyrinth uit (met <strong>de</strong><br />
‘geometry composite’ tool).<br />
Na het <strong>de</strong>finiëren <strong>van</strong> een geometrie is <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> stap het maken <strong>van</strong><br />
een mesh. Wanneer <strong>de</strong> geometrie niet goed is krijgt men hier direct een<br />
foutmelding (er zijn bijvoorbeeld toch nog te veel overlappingen). We<br />
kiezen bij meshparameters een ‘coarser’ mesh. Bij eventuele problemen op<br />
boundary’s of edge’s wor<strong>de</strong>n hier (plaatselijk) fijnere meshes geïnitialiseerd.<br />
Ten slotte moet men nog <strong>de</strong> ‘physics’ aan het probleem toevoegen. Men<br />
noteert <strong>de</strong> nummers (zie sectie D.2) <strong>van</strong> <strong>de</strong> subdomeinen, <strong>de</strong> boundary’s<br />
en <strong>de</strong> punten die een bepaal<strong>de</strong> eigenschap krijgen. De geleidbaarhe<strong>de</strong>n en<br />
<strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n besproken in hoofdstuk 8. Voor het oplossen<br />
<strong>van</strong> het probleem nemen we bij ‘solver parameters’ <strong>de</strong> iteratieve ‘conjugate<br />
gradients’ metho<strong>de</strong> (stationair lineair) met als preconditioner ‘algebraic<br />
multigrid’.<br />
Wanneer het probleem opgelost is, gebruiken we ‘domain plot’ om <strong>de</strong> oplossing<br />
langs <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> lijn te bekomen. We noteren <strong>de</strong>ze ‘edge’ nummers<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> lijn (zie sectie D.2). We kunnen dit nu naar <strong>de</strong> typische<br />
FEM structuur in matlab exporteren.<br />
d.2 het parameteriseren en variëren in matlab<br />
Hierboven werd het probleem opgelost voor één situatie (één bepaal<strong>de</strong> elektro<strong>de</strong><br />
met een geïnjecteer<strong>de</strong> stroom, één stel geleidbaarhe<strong>de</strong>n en randvoorwaar<strong>de</strong>n).<br />
Daarom wordt dit probleem in matlabfuncties geïmplementeerd,<br />
een overzicht:<br />
• Solve.m: heeft als input een FEM structuur 1 (zie voorgaand), <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>nummer<br />
waar <strong>de</strong> stroom geïnjecteerd wordt en <strong>de</strong> parameters<br />
1 Deze FEM structuur bevat alle informatie over het eindige elementen mo<strong>de</strong>l (type analyse,<br />
geometrie, mesh, physics, oplossingen, ...). We zullen <strong>de</strong>ze structuur steeds herbruiken,<br />
hierdoor moet <strong>de</strong> mesh maar éé keer gemaakt wor<strong>de</strong>n.<br />
113<br />
D
BIJLAGE D. PRAKTISCHE HANDLEIDING OVER HET VERDER<br />
OPLOSSEN VAN HET ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
die variabel zijn (geleidbaarhe<strong>de</strong>n en randvoorwaar<strong>de</strong>n). Als output<br />
krijgt men een vector met <strong>de</strong> potentiaalver<strong>de</strong>ling langs <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong>.<br />
In <strong>de</strong>ze functie dienen soms enkele zaken aangepast te wor<strong>de</strong>n. Bijvoorbeeld<br />
<strong>de</strong> zaken die hierboven wer<strong>de</strong>n neergeschreven. We zullen<br />
namelijk verschillen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzoeken, <strong>de</strong>ze moet men dan in<br />
het ‘script’ kunnen aanpassen. Ver<strong>de</strong>r moet men <strong>de</strong> juiste edges uit<br />
lezen (elektro<strong>de</strong>drager).<br />
• my f un.m: heeft als input <strong>de</strong> variabelen die getest dienen te wor<strong>de</strong>n.<br />
In <strong>de</strong> functie wor<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>r ook <strong>de</strong> FEM structuur <strong>van</strong> het te on<strong>de</strong>rzoeken<br />
mo<strong>de</strong>l en <strong>de</strong> experimentele waar<strong>de</strong>n gebruikt. Met <strong>de</strong> functie<br />
‘Solve.m’ zal <strong>de</strong> oplossing uitgerekend wor<strong>de</strong>n 2 . Deze wordt dan met<br />
behulp <strong>van</strong> <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> kleinste kwadraten vergeleken met<br />
<strong>de</strong> experimentele waar<strong>de</strong>n (we vergelijken <strong>de</strong> logaritmische waar<strong>de</strong>n).<br />
Dit verschil is <strong>de</strong> output <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze functie.<br />
• search.m: Als input geeft men <strong>de</strong> begin variabelen. In <strong>de</strong> functie<br />
wordt met behulp <strong>van</strong> ‘fminsearch.m’ 3 naar een lokaal minimum<br />
gezocht. De functie zorgt er ook voor dat het resultaat bijgehou<strong>de</strong>n<br />
wordt in een logfile. Wanneer <strong>de</strong> parameters ‘gevon<strong>de</strong>n’ zijn, wordt<br />
<strong>de</strong> potentiaalver<strong>de</strong>ling op alle contacten met elk contact als stroombron<br />
uitgerekend. Als output krijgt men dan <strong>de</strong>ze oplossing (in een<br />
matrix 4 ), <strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n parameters en enkele waar<strong>de</strong>n in verband met<br />
<strong>de</strong> convergentie <strong>van</strong> <strong>de</strong> minimalisatie.<br />
2 Men kan er voor kiezen om slechts enkele elektro<strong>de</strong>s te selecteren waarop men <strong>de</strong> uitkomst<br />
zal uitrekenen. Hierdoor zal het algoritme sneller, maar min<strong>de</strong>r nauwkeurig zijn.<br />
3 Parameters <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze functie staan besproken in subsectie 8.4.2<br />
4 Merk op dat niet ie<strong>de</strong>re edge <strong>van</strong> <strong>de</strong> elektro<strong>de</strong> evenveel punten bevat. Bij het vergelijken<br />
met <strong>de</strong> experimentele waar<strong>de</strong>n is een herschaling dus noodzakelijk<br />
114
BIJLAGE D. PRAKTISCHE HANDLEIDING OVER HET VERDER<br />
OPLOSSEN VAN HET ELEKTRO-ANATOMISCH MODEL<br />
Figuur D.1: Screenshot <strong>van</strong> <strong>de</strong> eindige elementen software Comsol ([42])<br />
115
O V E R Z I C H T O P L O S S I N G E N E L E K T R O - A N AT O M I S C H<br />
M O D E L<br />
e.1 oplossingen uit subsectie 8.5.1<br />
Dit zijn <strong>de</strong> oplossingen bekomen in situatie 1 (subsectie 8.5.1). Merk op dat<br />
<strong>de</strong> spanning op het contact <strong>van</strong> <strong>de</strong> inputstroom niet wordt gezocht.<br />
(a) overzicht mo<strong>de</strong>l<br />
(b) overzicht experiment<br />
116<br />
E
BIJLAGE E. OVERZICHT OPLOSSINGEN ELEKTRO-ANATOMISCH<br />
MODEL<br />
(c) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 16 (d) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 14<br />
(e) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 12 (f) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 10<br />
(g) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 8 (h) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 6<br />
(i) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 4 (j) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 2<br />
Figuur E.1: ‘Volle lijn’: oplossing mo<strong>de</strong>l, ‘+’: waar<strong>de</strong>n experiment<br />
117
BIJLAGE E. OVERZICHT OPLOSSINGEN ELEKTRO-ANATOMISCH<br />
MODEL<br />
Figuur E.2: Correlatie <strong>van</strong> experiment vs mo<strong>de</strong>l<br />
118
BIJLAGE E. OVERZICHT OPLOSSINGEN ELEKTRO-ANATOMISCH<br />
MODEL<br />
e.2 oplossingen uit subsectie 8.5.2<br />
Dit zijn <strong>de</strong> oplossingen bekomen in situatie 2 (subsectie 8.5.2). Merk op dat<br />
<strong>de</strong> spanning op het contact <strong>van</strong> <strong>de</strong> inputstroom niet wordt gezocht.<br />
(a) overzicht mo<strong>de</strong>l<br />
(b) Vergelijking met situatie 1<br />
119
BIJLAGE E. OVERZICHT OPLOSSINGEN ELEKTRO-ANATOMISCH<br />
MODEL<br />
(c) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 16 (d) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 14<br />
(e) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 12 (f) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 10<br />
(g) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 8 (h) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 6<br />
(i) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 4 (j) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 2<br />
Figuur E.3: ‘Volle lijn’: oplossing mo<strong>de</strong>l, ‘+’: waar<strong>de</strong>n experiment<br />
120
BIJLAGE E. OVERZICHT OPLOSSINGEN ELEKTRO-ANATOMISCH<br />
MODEL<br />
Figuur E.4: Correlatie <strong>van</strong> experiment vs mo<strong>de</strong>l<br />
121
BIJLAGE E. OVERZICHT OPLOSSINGEN ELEKTRO-ANATOMISCH<br />
MODEL<br />
e.3 oplossingen uit subsectie 8.5.3<br />
Dit zijn <strong>de</strong> oplossingen bekomen in situatie 3 (subsectie 8.5.3). Merk op dat<br />
<strong>de</strong> spanning op het contact <strong>van</strong> <strong>de</strong> inputstroom niet wordt gezocht.<br />
(a) overzicht mo<strong>de</strong>l<br />
(b) Vergelijking met situatie 1<br />
122
BIJLAGE E. OVERZICHT OPLOSSINGEN ELEKTRO-ANATOMISCH<br />
MODEL<br />
(c) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 16 (d) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 14<br />
(e) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 12 (f) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 10<br />
(g) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 8 (h) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 6<br />
(i) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 4 (j) oplossing voor elektro<strong>de</strong> 2<br />
Figuur E.5: ‘Volle lijn’: oplossing mo<strong>de</strong>l, ‘+’: waar<strong>de</strong>n experiment<br />
123
BIJLAGE E. OVERZICHT OPLOSSINGEN ELEKTRO-ANATOMISCH<br />
MODEL<br />
Figuur E.6: Correlatie <strong>van</strong> experiment vs mo<strong>de</strong>l<br />
Figuur E.7: 3D overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> potentiaalver<strong>de</strong>ling<br />
124
BIJLAGE E. OVERZICHT OPLOSSINGEN ELEKTRO-ANATOMISCH<br />
MODEL<br />
(a) Het stroomverloop: Boven-aanzicht<br />
(b) Het stroomverloop: Voor-aanzicht<br />
125
L I J S T M E T A F K O RT I N G E N<br />
bte: Behind-the-ear<br />
cad: Computer ai<strong>de</strong>d <strong>de</strong>sign<br />
csf: Cerebrospinal fluid<br />
ct: Computer Tomografie<br />
db spl: Decibel sound pressure level<br />
dof: Degrees of freedom<br />
fdm: Finite Difference Metho<strong>de</strong><br />
fem: Finite elements method<br />
efi: Electric Field Imaging<br />
iac: Intern Auditory Canal (=IAM)<br />
iam: Intern Auditory Meatus (=IAC)<br />
ihc: Intern haircells<br />
ohc: Outern haircells<br />
p<strong>de</strong>: Parial Differential Equation<br />
rf: Radio Frequency<br />
roi: Region of interest<br />
rvw: Randvoorwaar<strong>de</strong><br />
rx: Röntgen X-straling<br />
s: Siemens (= 1<br />
Ω )<br />
st: Scala Tympani<br />
sv: Scala Vestibuli<br />
126<br />
F
B I B L I O G R A F I E<br />
[1] P. Armstrong, M.L. Wastie, ‘A.G. Rockall, Diagnostic Imaging’, Blackwell<br />
Publishing 2004<br />
[2] G. Baker, N. Barnes, ‘<strong>Mo<strong>de</strong>l</strong>-Image Registration of Parametric Shape <strong>Mo<strong>de</strong>l</strong>s’,<br />
Department of Computer Science en Software Engeneering, University of<br />
Melbourne, Australia 2005<br />
[3] Eric B. Becker, Graham F. Carey, J. Tinsley O<strong>de</strong>n, ‘Finite Elements, an<br />
introduction Volume 1’, Texas Institute for Computional Mechanics, 1981 by<br />
Precntice-Hall Inc<br />
[4] J.J. Bray, ‘human physiology’, 4th edition, Blackwell Sience, p171 ev<br />
[5] J.J. Briaire, J.H.M. Frijns, ‘Unraveling the electrically evoked compound<br />
action potential’, Lei<strong>de</strong>n University Medical Center, Hearing Research 205<br />
(2005) 143-156<br />
[6] R.P. Feyman, 1The Feyman Lectures on physics: part II mainly electromagnetism<br />
and matter, chapter 6: The Electric Field in Various Circumstances’,<br />
Addison-Wesley publishing company, California 1977<br />
[7] J.H.M. Frijns, 1<strong>Cochlea</strong>r Implants a mo<strong>de</strong>lling approach’, Lei<strong>de</strong>n 1995<br />
[8] D. Henwood, J. Bonet, 1Finete Elements, a Gentle Introduction’, Macmillan<br />
press LTD, London 1996<br />
[9] E.H. Huizing, G.B. Snow, 1Leerboek keel-, neus- en oorheelkun<strong>de</strong>’,Bohn<br />
Stafleu <strong>van</strong> Loghum, 2<strong>de</strong> herziene druk Houten 2005<br />
[10] prof P. Hunter, prof A. Pullan, 1FEM/BEM notes’, Department of engineering<br />
science the university of Auckland New Zealand, Febr 21 2001<br />
[11] T. Jacob, http://www.cf.ac.uk/biosi/staff/jacob/teaching/sensory/ear.html<br />
[12] F. Jacobs, ‘Nucleair Geneeskundige Instrumentatie’, cursus 2<strong>de</strong> lic Fysica<br />
Univeristeit Antwerpen, Kliniek voor Radiotherapie en Kerngeneeskun<strong>de</strong><br />
Universitair Ziekenhuis Gent, oktober 2006<br />
[13] V. N. Kaliokin, ‘Introduction to Approximate Solution Techniques, Numerical<br />
<strong>Mo<strong>de</strong>l</strong>ing, and Finite Element Methods’, Univerisity of Delaware, 2002 New<br />
York by Marcel Dekker Inc<br />
127
Bibliografie<br />
[14] J.C. Lagarias, J.A. Reeds, M.H. Wright, P.E. Wright, ‘convergence properties<br />
of the Nel<strong>de</strong>r-Mead simplex method in low dimensions’, Society for Industrial<br />
and Applied Mathematics Vol. 9, No. 1, pp. 112-147<br />
[15] J. Malmivuo, R. Plonsey, Biolectromagnetism, ‘Princicples and Applications<br />
of Bioelectric and Biomagnetic Fields, chapter 21: Functional Electric<br />
Stimulation’, Oxford university press, New York 1995<br />
[16] J.K. Niparko, K.I. Kirk, N.K. Mellon,A.M. Robbins, D.L. Tucci, B.S. Wilson,<br />
‘<strong>Cochlea</strong>r Implants principles and practices’, Lippincott Williams and<br />
Williams, Phila<strong>de</strong>lphia 2000<br />
[17] B. Partoens, ‘Numerieke Metho<strong>de</strong>n’, cursus 1ste lic Fysica Univeristeit Antwerpen,<br />
<strong>Universiteit</strong> Antwerpen 2005-2006<br />
[18] A. Postnov, A. Zarowski, N. Declerck, F. Vanpoucke, F.E. Offeciers, D. Van<br />
Dyck, S. Peeters, ‘High resolution micro-CT scanning as an innovative tool<br />
for evaluation of the surgical positioning of cochlear implant electro<strong>de</strong>s’, Acta<br />
Otolaryngol. 2006 May;126(5):467-74.<br />
[19] R. Putz, R. Pabst, Sobotta, ‘Atlas <strong>van</strong> <strong>de</strong> menselijke anatomie’, Bohn Stafleu<br />
Van Loghum, Houten 2001<br />
QM L. Ramdas Ram-Mohan, ‘Finite Element and Boundary Element Applications<br />
in Quantum Mechanics’, Worcester Polytechnic Institute<br />
[20] F. Rattay, S. Resatz, P. Lutter, K. Minassian, B. Jilge, M.R. Dimitrijevic, ‘Mechanisms<br />
of Electrical Stimulation with Neural Prostheses’, Neuromodulation,<br />
Volume 6, Number 1, 2003 4256<br />
[21] F. Rattay, ‘Analysis of mo<strong>de</strong>ls for external stimulation of axons’, IEEE Trans.<br />
Biomed. Eng. BME-33:(10) 974-7, 1986<br />
[22] B.E.A. Salehm M.C. Teich, ‘Fundamentals of Photonics’, John Wiley & Sons<br />
Inc, New York 1991<br />
[23] P. Scheun<strong>de</strong>rs, ‘Theoretische Fysica IV: klassieke veldvergelijkingen’, cursus<br />
2<strong>de</strong> kan Fysica Univeristeit Antwerpen, <strong>Universiteit</strong> Antwerpen 2004-2005<br />
[24] D.Schrijvers, ‘Experimentele Fysica I: <strong>de</strong>el1’, cursus 1ste Kan Fysica <strong>Universiteit</strong><br />
Antwerpen, <strong>Universiteit</strong> Antwerpen 2003-2004<br />
[25] S. Silbernagl, A. Despopoulos, ‘Atlas <strong>van</strong> <strong>de</strong> fysiologie’, Sesam 1981,p362 ev<br />
[26] M.R.Spiegel, ‘Mathematical Handbook of Formulas and Tables’, Schaum’s<br />
Outline Series, McGraw-Hill 1968<br />
[27] G.S. Stickney, P.C. Loizou, L.N. Mishra, P.F. Assmann, R.V. Shannon, J.M.<br />
Opie, ‘Effects of electro<strong>de</strong> <strong>de</strong>sign and configuration on channel interactions’,<br />
Hearing Research 211 (2006) 3345<br />
128
Bibliografie<br />
[28] H. Tobin, ‘Rehabilitation Research and Development<br />
Service, Practical Hearing Aid Selection and Fitting’,<br />
http://www.rehab.research.va.gov/mono/ear/contear.htm<br />
[29] G. Tognola, A. Pesatori, M. Norgia, M. Parazinni, L. Di Rienzo, P. Ravazanni,<br />
S. Burdo, F. Grandori, C. Svelto, ‘Numerical <strong>Mo<strong>de</strong>l</strong>ing and Experimental<br />
Measurements of the Electric Potential Generated by <strong>Cochlea</strong>r Implants in<br />
Physiological Tissues’, Proceedings of the IEEE Volume 2, Issue , 16-19 May<br />
2005 Page(s): 1388 - 1391<br />
[30] D. Van Dyck, ‘beeldverwerking’, cursus 2<strong>de</strong> lic Fysica Univeristeit Antwerpen,<br />
<strong>Universiteit</strong> Antwerpen 2006-2007<br />
[31] F. Vanpoucke1, A. Zarowski, S. Peeters, ‘Electrical Field Imaging: mo<strong>de</strong>ling<br />
the cochlear current spread: mo<strong>de</strong>ling, in vivo results, impact of the positioner’,<br />
presentation Los Angeles, 15 April 2003<br />
[32] F. Vanpoucke, A. Zarowski, S. Peeters, ‘I<strong>de</strong>ntification of the impedance mo<strong>de</strong>l<br />
of an implanted cochlear prosthesis from intracochlear potential measurements’,<br />
IEEE Trans Biomed Eng. 2004 Dec;51(12):2174-83<br />
[33] F. Vanpoucke, A. Zarowski, J. Casselman, J. Frijns, S. Peeters, ‘The facial<br />
nerve canal an important current path in monopolar stimulation revealed by<br />
Clarion Electrical Field Imaging’, Otol Neurotol. 2004 May;25(3):282-9<br />
[34] G. Van Ten<strong>de</strong>loo, ‘Algemene Fysica III: <strong>Elektro</strong>magnetisme’, cursus 2<strong>de</strong> kan<br />
Fysica Univeristeit Antwerpen, <strong>Universiteit</strong> Antwerpen 2004-2005<br />
[35] M. Verhoye, J.V. Goethem, J. Gielen, P. Parizel, ‘Biomedische Beeldvormingstechniek<br />
met klinische toepassingen’, cursus 2<strong>de</strong> lic Fysica Univeristeit Antwerpen,<br />
<strong>Universiteit</strong> Antwerpen 2006-2007<br />
[36] T. Vilis,‘The Physiology of the Senses,Transformations for Perception<br />
and Action’, University of Western Ontario, Canada 2007,<br />
http://www.physpharm.fmd.uwo.ca/un<strong>de</strong>rgrad/sensesweb/<br />
[37] D.M. Whiten, D.K. Eddington, M.L. Gray, ‘Electro-anatomical mo<strong>de</strong>ls of the<br />
cochlear implant’, Harvard-MIT Division of Health Science and Technology<br />
2007<br />
[38] B.S. Wilson, D.T. Lawson, M. Zerbi, ‘Ad<strong>van</strong>ces in coding strategies for<br />
cochlear implants’, Adv Otolarygnol Head Neck Surg 1995<br />
[39] Zarowski A., Vanpoucke F., Postnov A., De Clerck N., Somers T., Offeciers<br />
E., Peeters S. , ‘Micro-CT anatomical study of human cochleae’, oral 9th Int.<br />
Conf. CI, Vienna, 14-17 June 2006.<br />
[40] Amira, http://www.amiravis.com/, Mercury Computer Systems, San Diego<br />
1999-2006<br />
129
[41] ‘Atlas of hearing and balance organs’,uitgeverij Springer 1999<br />
[42] Comsol Multiphysics version 3.2 september 2005, Users’s Gui<strong>de</strong><br />
Bibliografie<br />
[43] Comsol Multiphysics version 3.2 september 2005, <strong>Mo<strong>de</strong>l</strong>ing Gui<strong>de</strong>, Electromagnetics<br />
p.67 e.v., Geometry <strong>Mo<strong>de</strong>l</strong>ing and CAD Tools p.29 e.v.<br />
[44] Comsol Multiphysics version 3.2 september 2005, Users’s Gui<strong>de</strong>, Un<strong>de</strong>rstanding<br />
the Finite Element Method p.542 e.v.<br />
[45] Matlab7, the language of Technical Computing, (c) Mathworks Inc 1984-<br />
2004,’minimalisation’,’Evaluating the Goodness of Fit’<br />
[46] http://www.health.state.ny.us/nysdoh/antibiotic/ear.gif<br />
[47] http://pages.cpsc.ucalgary.ca/ hill/papers/conc/images/dh12.jpg<br />
[48] http://www.graphpad.com/curvefit/2mo<strong>de</strong>ls 1dataset.htm<br />
[49] http://www.wikipedia.org: ‘Axon’, ‘cochlear implants’,‘cochlea’, ‘dura mater’,‘ear’,‘myelin’,<br />
‘temporal bone’,‘vestibular organs’<br />
[50] http://www.wikipedia.org: ‘Tomographic reconstruction’,‘Computed tomography’<br />
[51] http://www.wikipedia.org: ‘electric potential’,‘maxwell equations’,‘Interface<br />
conditions for electromagnetic fields’<br />
[52] http://www.wikipedia.org:‘Finite element method’, ‘Finite element Analysis’,<br />
‘Finite difference’<br />
130