Kernfysica
Kernfysica
Kernfysica
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Kernfysica</strong><br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
1 | Radioactiviteit en ioniserende straling<br />
2 | Toepassingen van radioactiviteit
10<br />
1 Radioactiviteit en ioniserende straling<br />
ja nee juist?<br />
Radioactieve stralen bestaan niet. ❑ ❑ ❑<br />
Isotopen spelen een belangrijke rol bij weersvoorspellingen. ❑ ❑ ❑<br />
De aarde zendt voortdurend kosmische straling uit. ❑ ❑ ❑<br />
Een nevelkamer wordt gebruikt om radioactieve stoffen<br />
onschadelijk te maken. ❑ ❑ ❑<br />
Atomen met een atoomnummer hoger dan 83 zijn radioactief. ❑ ❑ ❑<br />
Met behulp van radioactieve stoffen kan je foto’s maken. ❑ ❑ ❑<br />
De wijzerplaat van een uurwerk kan radioactief zijn. ❑ ❑ ❑<br />
Gezonde cellen zijn gevoeliger voor straling dan tumorcellen. ❑ ❑ ❑<br />
Röntgenstralen zijn onschadelijk. ❑ ❑ ❑<br />
Het menselijke lichaam is een stralingsbron. ❑ ❑ ❑<br />
1.1 Ioniserende stralen<br />
1.1.1 Radioactiviteit in de buurt<br />
Opdracht 1<br />
Op welke afdelingen in een ziekenhuis tref je het waarschuwingsteken aan dat hiernaast is<br />
afgebeeld?<br />
Het teken wijst erop dat je op een plaats bent waar er zich radioactieve stoffen bevinden<br />
en waar er ioniserende straling of kortweg straling aanwezig is.<br />
Op de heuvel Morro do Ferro in de Braziliaanse hooglanden<br />
doet er zich een bijzonder natuurfenomeen voor.<br />
Het plaatje hiernaast toont bladeren van een welbepaalde<br />
plant uit de familie van de Melastomataceae. De foto is<br />
ontstaan door de plant op een omslag te leggen waarin<br />
zich een röntgenfilm bevond.<br />
De plant heeft dus in feite een röntgenfoto van zichzelf<br />
gemaakt. De bodem waarop deze plant groeit bevat een<br />
oplosbare radioactieve verbinding op basis van thorium.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling
Opdracht 2<br />
Verklaar met deze gegevens hoe de plant een röntgenfoto van zichzelf kon maken.<br />
Het element thorium bevindt zich in het periodiek systeem in de reeks van de actiniden. De<br />
meeste elementen van de actiniden zijn radioactief. Om dat te kunnen begrijpen moeten<br />
we eerst doordringen tot in de kernen van de atomen.<br />
1.1.2 Nucleonen en nucliden<br />
Atomen zijn heel kleine deeltjes van ongeveer 10 –10 m groot. Ze bestaan uit een kern en<br />
een elektronenmantel.<br />
De kern bestaat op zijn beurt uit kleine deeltjes die we nu cleonen noemen. Er zijn twee<br />
soorten: protonen (positief geladen deeltjes) en neutronen (neutrale deeltjes).<br />
Zo bezit de kern van een natriumatoom 23 nucleonen: 11 protonen en 12<br />
neutronen. Rond die kern bewegen bovendien 11 elektronen.<br />
In de chemie stellen we dit atoom symbolisch voor als 23 11 Na (ook wel: 23Na). In de kernfysica gebruiken we dit symbool om alleen de kern van het atoom<br />
voor te stellen. We spreken dan van een nuclide. Dat is een kern met een<br />
welbepaald aantal protonen en neutronen.<br />
neutron<br />
elektron<br />
atoomkern<br />
proton<br />
In de kern zit er bovendien veel energie opgeslagen. Met de straling, die door de kern wordt<br />
uitgezonden, komt een deel van die energie vrij.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Het aantal neutronen in de kern stellen we voor door het symbool N.<br />
Het aantal protonen in de kern noemen we het atoomnummer Z. In het periodiek systeem<br />
staat het links boven het symbool van het element.<br />
Het aantal nucleonen in de kern noemen we het massagetal A. Het massagetal is de som<br />
van de protonen en de neutronen (Z + N = A).<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling 11
12<br />
3 He<br />
1.1.3 Isotopen<br />
Speelgoedballonnen worden gevuld met het gas helium.<br />
Het is lichter dan lucht en niet brandbaar. Het gas<br />
dat uit de gasfles komt, is een mengsel van twee ‘soorten’<br />
helium: 4 He (99,999 863 %) en 3 He (0,000 137 %).<br />
4 He<br />
De atomen van deze twee ‘heliumsoorten’ bevatten hetzelfde aantal<br />
protonen (2) en elektronen (2). Alleen het aantal neutronen<br />
verschilt: 3He heeft één neutron en 4He heeft twee neutronen. Het<br />
massagetal is dus ook verschillend (respectievelijk 3 en 4). We zeggen<br />
dat 3He en 4He isotopen zijn van elkaar.<br />
Isotopen hebben eenzelfde aantal protonen en elektronen, maar<br />
verschillen van elkaar door het aantal neutronen. Daardoor verschilt<br />
ook het massagetal.<br />
3 He<br />
4 He<br />
atoomnummer Z 2 2<br />
aantal protonen 2 2<br />
massagetal A 3 4<br />
aantal neutronen 1 2<br />
aantal elektronen 2 2<br />
3 4 He en He worden heel veel gebruikt bij wetenschappelijk onderzoek rond het absolute<br />
nulpunt (0 K). Beide heliumisotopen zijn niet radioactief.<br />
Opdracht 3<br />
Het gas in neonreclamebuizen is een mengsel van drie isotopen. Voor 90,9 % bestaat het<br />
uit atomen 20Ne, voor 0,3 % uit 21Ne en de andere 8,8 % zijn atomen 22Ne. Vul nu de onderstaande tabel aan.<br />
atoomnummer Z<br />
aantal protonen<br />
massagetal A<br />
aantal neutronen<br />
aantal nucleonen<br />
aantal elektronen<br />
20 Ne 21 Ne 22 Ne<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
voorkomen 90,9 % 0,3 % 8,8 %<br />
Neon wordt gewonnen uit lucht. Door destillatie van vloeibare lucht worden alle andere<br />
componenten verwijderd tot alleen het neongas overblijft.<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling
1.1.4 Ioniserende straling<br />
Op de foto zie je een schaaltje waarin zich 3,4 g radium ( 226 88 Ra )<br />
bevindt, een element dat uit uraanerts wordt gehaald. In de kamer<br />
was geen licht en de foto werd zonder flits gemaakt!<br />
Dat komt omdat radium in het schaaltje aanhoudend deeltjes en golven,<br />
afkomstig uit de kern van de atomen, uitzendt in alle richtingen:<br />
– α-deeltjes bestaan uit 2 protonen en 2 neutronen;<br />
– β-deeltjes zijn snelbewegende elektronen;<br />
– γ-stralen zijn elektromagnetische golven met een kleine golflengte.<br />
De deeltjes botsen met grote energie op de moleculen van de omringende lucht. Die<br />
moleculen nemen daarbij zoveel energie op dat ze die na elke botsing weer uitzenden in<br />
de vorm van licht.<br />
uitgestoten elektron<br />
Veel atomen verliezen bij die botsingen één of meer<br />
elektronen en worden ionen. We zeggen dat de<br />
β-deeltje<br />
lucht wordt geïoniseerd. Daarom noemen we de<br />
deeltjes en golven die door de stof worden uitgezonden<br />
ioniserende straling.<br />
Ook röntgenstraling is ioniserend. De stof die de<br />
straling uitzendt, noemen we radioactieve stof.<br />
In het dagelijkse leven hoor je soms de uitdrukking ‘radioactieve straling’. Uit het voorgaande<br />
heb je wellicht begrepen dat straling niet radioactief kan zijn; alleen de stof die de ioniserende<br />
straling uitzendt, is radioactief.<br />
1.1.5 Straling wordt zichtbaar<br />
β-deeltje<br />
Ioniserende straling is onzichtbaar, maar kan ‘zichtbaar’ gemaakt worden in een nevelkamer.<br />
Dat is een klein, cilindervormig, doorzichtig vat dat gevuld is met damp die op het<br />
punt staat te condenseren (= vloeibaar worden). Zodra er een radioactieve stof in het vat<br />
gebracht wordt, schieten er α- of β-deeltjes door de damp. Langs de banen, die de deeltjes<br />
volgen, ontstaan er vloeistofdruppeltjes zodat de banen zichtbaar worden.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling 13<br />
kern
14<br />
ZoekopdracHt 1<br />
Zoek op YouTube enkele filmpjes op basis van de volgende zoekwoorden: nevelkamer –<br />
Nebelkammer – cloud chamber – wilsonvat – Wilson nevelkamer …<br />
Bekijk de filmpjes aandachtig.<br />
Teken daarna in de cirkel hieronder enkele sporen die je duidelijk kon waarnemen.<br />
Duid met een pijltje aan in welke richting het deeltje beweegt en markeer de plaats<br />
waar de radioactieve stof zich bevindt.<br />
Ook zonder radioactieve stof kan je in de nevelkamer sporen zien. Die worden veroorzaakt<br />
door terrestrische straling die de aarde zelf uitzendt, maar ook door kosmische straling<br />
die de aarde bereikt vanuit het heelal. Het grootste deel van die kosmische straling wordt<br />
geabsorbeerd in de dampkring, maar toch leven we op aarde in een (licht) radioactieve<br />
omgeving. We noemen dat de achtergrondstraling.<br />
In de ruimte zelf is de kosmische straling zeer sterk en gevaarlijk voor de mens. Hoe astronauten<br />
hiertegen beschermd kunnen worden bij lange ruimtereizen is een onopgelost probleem.<br />
Opdracht 4<br />
– Piloten en vliegend personeel zijn meer blootgesteld aan ioniserende straling dan grondpersoneel.<br />
Hoe komt dat?<br />
– Is de bemanning van het ISS onderworpen aan een grotere straling?<br />
Synthese<br />
• De kern van een atoom bestaat uit nucleonen: protonen (positief geladen deeltjes)<br />
en neutronen (neutrale deeltjes).<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
• Het aantal neutronen in de kern stellen we voor door het symbool N.<br />
Het aantal protonen in de kern noemen we het atoomnummer Z.<br />
Het aantal nucleonen in de kern noemen we het massagetal A.<br />
• Atomen van eenzelfde element, maar met een verschillend massagetal noemen we isotopen:<br />
ze hebben hetzelfde aantal protonen, maar een verschillend aantal neutronen.<br />
• Een radioactieve stof zendt ioniserende straling uit. Die straling bestaat uit deeltjes<br />
en golven.<br />
• Ioniserende straling kan zichtbaar gemaakt worden in een nevelkamer.<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling
1.2 Ontsnappen uit de atoomkern<br />
1.2.1 Stabiliteit en verval van kernen<br />
Elke atoomkern bevat één of meer protonen. De positief geladen protonen stoten elkaar af<br />
en hebben dus de neiging om de kern te doen ‘ontploffen’. Nochtans zijn een groot aantal<br />
nucliden (ongeveer 150) stabiel. Die stabiliteit wordt veroorzaakt door de neutronen. De<br />
sterke kernkracht zorgt er immers voor dat protonen en neutronen elkaar aantrekken als<br />
ze zich zeer dicht bij elkaar bevinden.<br />
Een onstabiele atoomkern noemen we radioactief; we zeggen dat hij spontaan vervalt.<br />
Na korte of lange tijd wordt hij vanzelf weer stabiel door één of meer kerndeeltjes weg te<br />
slingeren. Die deeltjes vormen de ioniserende straling. Een radioactieve atoomkern duiden<br />
we aan met de term radionuclide.<br />
Opdracht 5<br />
Om beter het verschil te zien tussen stabiele en onstabiele kernen vul je eerst de volgende<br />
tabel in. In de laatste kolom deel je het aantal neutronen door het aantal protonen (2 cijfers<br />
na de komma).<br />
element stabiele isotopen Z N N/Z<br />
helium 4 He<br />
titaan 46 Ti<br />
zilver 109 Ag<br />
dysprosium 156 Dy<br />
lood 207 Pb<br />
Maak vervolgens dezelfde berekening voor onstabiele isotopen van dezelfde elementen.<br />
element onstabiele isotopen Z N N/Z<br />
helium 5 He<br />
titaan 44 Ti<br />
zilver 118 Ag<br />
dysprosium 148 Dy<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
lood 213 Pb<br />
Uit deze tabellen blijkt:<br />
– In elke atoomkern (behalve 1 H) is het aantal neutronen groter dan of gelijk aan het aantal<br />
protonen.<br />
– Hoe meer protonen een kern bevat, hoe groter de verhouding N/Z. Bij elke stabiele isotoop<br />
van een bepaald element in de eerste tabel hoort een ‘optimale’ verhouding N/Z.<br />
Bij de onstabiele isotopen van diezelfde elementen (tabel 2) wijkt de verhouding N/Z af<br />
van dit optimum. Is N/Z>1,55, dan weet je zelfs meteen dat de kern radioactief is.<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling 15
16<br />
Kernen met een atoomnummer hoger dan 83 vallen niet meer te stabiliseren met neu-<br />
tronen. Al die kernen zijn radioactief.<br />
Atoomkernen kunnen op verschillende wijzen vervallen. De drie voornaamste vormen van<br />
verval nemen we even apart onder de loep. Ze worden weergegeven in drie transmutatieregels.<br />
1.2.2 Alfaverval<br />
Een mengsel van zinksulfide en radiumzout licht op in het donker (radioluminescentie).<br />
De zachte gloed ontstaat doordat de radiumkernen ( 226Ra) één voor één vervallen. Daarbij<br />
stoten ze een alfadeeltje (α) uit. Telkens wanneer zo’n α-deeltje het zinksulfide treft, licht<br />
dat even op.<br />
ZoekopdracHt 2<br />
Vroeger werden de wijzers en de cijfers van uurwerken bestreken met dit mengsel om<br />
ook in het donker te kunnen zien hoe laat het is. In de jaren 1920 leidde dit tot de<br />
tragische dood van de zogenaamde ‘radium girls’. Zoek op wat er aan de hand was.<br />
Een α-deeltje is een hecht geheel van 2 protonen en 2 neutronen. Het is ook de kern<br />
van een bepaalde nuclide. Zoek de naam van de nuclide op in het periodiek systeem.<br />
Wat gebeurt er als een radiumkern een α-deeltje uitstoot?<br />
De radiumkern 226 88 Ra is natuurlijk niet meer dezelfde als voorheen. Het aantal protonen is<br />
immers met twee verminderd, zodat het atoomnummer Z wijzigt van 88 naar 86. Bovendien<br />
is het massagetal A met vier verlaagd: het wordt 222 in plaats van 226.<br />
Bij alfaverval verandert radium dus in radon.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
A Z A – 4 Z – 2<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling
De eindproducten bij het verval van een radiumkern zijn een radon- en een heliumkern<br />
(α-deeltje). We stellen deze omzetting als volgt voor:<br />
226<br />
88 Ra 222 86 Rn + 4 2He<br />
Door het verval maakt het radiumatoom dus een ‘sprong’ in het periodiek systeem.<br />
Vooral radionucliden met een atoomnummer hoger dan 83 (bismut) zenden α-deeltjes uit.<br />
1.2.3 Bètaverval<br />
In het hart van een kernreactor ontstaat bij normale werking een hele reeks radionucliden.<br />
Die mogen natuurlijk niet ontsnappen.<br />
Toen in 1986 de kernreactor van Tsjernobyl ontplofte, kwam er een wolk van radioactieve<br />
stoffen vrij, die Europa binnendreef. Ze bevatte onder andere grote hoeveelheden<br />
131<br />
53 I (jood-131), 90 38 Sr (strontium-90) en 137 55 Cs (cesium-137). Die drie radionucliden vervallen<br />
door een elektron uit te zenden.<br />
Dat komt omdat in de kern een neutron wordt omgezet in een proton en een elektron (dat<br />
wordt uitgezonden). De omzetting schrijven we als volgt:<br />
1<br />
0 n 1 1 p + 0 –1e<br />
Het uitgezonden elektron noemen we ook een bètadeeltje (β). Door een β-deeltje uit te<br />
zenden verandert het massagetal A niet. Het atoomnummer Z stijgt echter met 1; er komt<br />
immers een proton bij.<br />
A Z A Z + 1<br />
Door een β-deeltje uit te zenden, wordt het jood-131 omgezet in een andere nuclide. Welke?<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
131 I<br />
53 + 0 –1e<br />
Door het verval schuift het joodatoom een plaats naar rechts in het<br />
periodiek systeem. Het nieuwe element staat dus één plaats voorbij<br />
het oorspronkelijke element.<br />
Vooral radionucliden met een atoomnummer lager dan 83 (bismut)<br />
zenden β-deeltjes uit.<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling 17
18<br />
1.2.4 Gammaverval<br />
Een atoomkern die een α- of een β-deeltje heeft afgegeven, is<br />
meestal nog niet stabiel. Hij raakt de overtollige energie kwijt<br />
door elektromagnetische straling uit te zenden.<br />
Zo’n gammastraal (γ) kun je voorstellen als een golf die uitgezonden<br />
wordt door de kern. De energie in die golf is echter<br />
zo geconcentreerd dat het lijkt alsof de kern ‘pakketjes’ energie<br />
uitstuurt. Zo’n pakketje noemen we een gammafoton (γ).<br />
Een gammafoton heeft geen lading en geen massa. Wanneer een atoomkern een gammafoton<br />
uitzendt, verandert noch zijn massagetal, noch zijn atoomnummer. De kern verliest<br />
wel zijn overtollige energie.<br />
A Z A Z<br />
Synthese<br />
• In een stabiele atoomkern is het aantal neutronen groter dan of gelijk aan het aantal<br />
pro tonen. De stabiliteit wordt veroorzaakt door de neutronen.<br />
• Onstabiele atoomkernen noemen we radioactief. Ze vervallen spontaan. De straling<br />
die daarbij ontstaat, noemen we ioniserende straling. Kernen met een atoomnummer<br />
hoger dan 83 zijn altijd radioactief.<br />
• Bij alfaverval wordt een α-deeltje uitgezonden. Het is een hecht geheel van twee<br />
protonen en twee neutronen.<br />
Wanneer een instabiele kern een α-deeltje uitstoot, vermindert het massagetal met<br />
vier en het atoomnummer met twee. Daardoor ontstaat een nieuw element dat twee<br />
plaatsen voor het oorspronkelijke element staat in het periodiek systeem.<br />
• Bij bètaverval wordt een β-deeltje uitgezonden. Het aantal nucleonen blijft ongewijzigd,<br />
maar het atoomnummer neemt toe met één. Het nieuwe element staat dus één<br />
plaats voorbij het oorspronkelijke element in het periodiek systeem.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
• Een radioactieve kern kan haar overtollige energie ook kwijtspelen door het uitzenden<br />
van gammastraling. Zo’n γ-foton heeft geen lading en geen massa. De radionuclide<br />
verliest alleen haar overtollige energie.<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling
1.3 Ioniserende stralen zijn gevaarlijk<br />
Met een beetje gezond verstand ken je meteen een aantal basisregels om je tegen de gevaren<br />
van α-, β- en γ-straling te beschermen:<br />
– kom niet te dicht bij een stralingsbron;<br />
– zorg voor een afscherming tussen jou en de stralingsbron;<br />
– zorg ervoor dat de bestralingstijd zo kort mogelijk is.<br />
1.3.1 Lichamelijke schade<br />
Vroegsomatische schade<br />
Al snel na een sterke bestraling treedt vroegsomatische schade op. Dat komt doordat sneldelende<br />
cellen in organen en weefsels (bv. maag- en darmslijmvlies, beenmerg, lymfeklieren)<br />
erg stralingsgevoelig zijn. Ook een embryo is zeer stralingsgevoelig.<br />
Bovendien kunnen ioniserende stralen door hun grote energie-inhoud de cellen van de huid<br />
vernietigen, waardoor brandwonden ontstaan.<br />
Bij slachtoffers van massieve bestraling zijn er zoveel cellen vernietigd dat de organen niet<br />
meer behoorlijk kunnen werken. We spreken dan van een acuut stralingssyndroom (stralingsziekte).<br />
De eerste symptomen, die al na enkele minuten kunnen optreden, zijn hoofdpijn,<br />
misselijkheid, braken en diarree. Later ontstaan bloedarmoede, vermindering van de<br />
immuniteit, vermoeidheid, enz. De ziekte heeft dikwijls de dood tot gevolg.<br />
Laatsomatische schade<br />
Laatsomatische schade is de schade die jaren<br />
na de bestraling optreedt.<br />
Straling kan het DNA in een celkern beschadigen<br />
waardoor die afsterft. Soms herstelt de cel<br />
zich spontaan. Soms begint ze echter ongecontroleerd<br />
te delen zodat er kanker ontstaat.<br />
Als het DNA in geslachtscellen (eicellen of<br />
zaadcellen) beschadigd wordt, kunnen er<br />
door mutaties afwijkingen ontstaan bij de<br />
kinderen.<br />
celkern<br />
IONISEREND<br />
DEELTJE<br />
Stralingsschade kan ook positief worden aangewend. Tumorcellen zijn immers gevoeliger<br />
voor straling dan gezonde cellen. Dat is de reden waarom kanker bestreden wordt met<br />
radiotherapie.<br />
Het al dan niet optreden van laatsomatische schade is sterk afhankelijk van het toeval. Zo<br />
krijgt een kleine minderheid van de patiënten die met radiotherapie worden behandeld na<br />
jaren opnieuw kanker van een andere aard.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
1.3.2 Energie van ioniserende straling<br />
α-deeltjes, β-deeltjes en γ-fotonen krijgen energie mee van de kern waaruit ze ontsnappen.<br />
– α-deeltjes dragen veel energie met zich mee hoewel hun snelheid vrij laag is (ongeveer<br />
16 000 km/s). In lucht kunnen ze slechts een afstand van enkele cm afleggen, maar op<br />
dat korte traject ioniseren ze tot 100 000 atomen.<br />
Ze kunnen niet door papier dringen en ook niet door de menselijke huid. Daarom is het<br />
niet echt gevaarlijk wanneer je uitwendig bestraald wordt met α-deeltjes.<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling 19<br />
cel<br />
DNA
20<br />
Heel anders wordt het als je een klein korreltje inslikt of inademt van een radioactieve<br />
stof die α-deeltjes uitstraalt. We spreken dan van besmetting.<br />
De radioactieve stof kan dan je weefsels rechtstreeks bestoken met α-deeltjes. We noemen<br />
dat inwendige bestraling.<br />
Bij de ontploffing in de kernreactor van Tsjernobyl (1986) werd het dak van het gebouw<br />
gerukt, zodat grote en kleine brokstukken van radioactieve stoffen zich kilometers in de<br />
omgeving konden verspreiden. Reddingswerkers probeerden het besmettingsgevaar<br />
tegen te gaan door o.a. de gevels van alle gebouwen met water af te spoelen waardoor<br />
het radioactief stof zoveel mogelijk op de grond terecht kwam en de kans op inslikken<br />
of inademen verkleinde.<br />
ZoekopdracHt 3<br />
In 2006 overleed de Russische dissident en voormalige KGB-agent Alexander<br />
Litvinenko in een Londens ziekenhuis.<br />
Wat had zijn dood met α-deeltjes te maken?<br />
Waarom was er geen gevaar voor het medische personeel?<br />
– β-deeltjes dragen minder energie met zich mee maar bewegen bijna even snel als het licht.<br />
In lucht kunnen ze een afstand afleggen van enkele meters, maar ze werken niet zo sterk<br />
ioniserend. Ze dringen door de huid tot enkele millimeters in menselijk weefsel. Een aluminiumplaatje<br />
houdt ze wel tegen.<br />
Ook β-straling is gevaarlijk, vooral bij inwendige bestraling.<br />
Opdracht 6<br />
a Bij een zwaar ongeval in een kerncentrale kunnen grote hoeveelheden radioactieve stoffen<br />
vrijkomen in de lucht, waaronder de β-straler jood-131.<br />
Noteer de reactie die het verval weergeeft.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
b Als I-131 in het lichaam terechtkomt, stapelt het zich vooral op in de schildklier. Hierdoor<br />
kan er schildklierkanker ontstaan. Welke maatregel neemt de overheid om dit zoveel<br />
mogelijk te voorkomen?<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling
– γ-fotonen hebben meestal heel veel energie en zijn moeilijk af te schermen.<br />
Als ze doordringen in een stof, geven ze energie af aan de kernen, waardoor die zelf<br />
deeltjes gaan uitzenden. Daarom zijn γ-fotonen zo gevaarlijk.<br />
Een loodplaat met een dikte van 6 cm houdt 95 % van de γ-straling tegen die uitgezonden<br />
wordt door kobalt-60. Om de straling volledig tegen te houden is een loodplaat<br />
van 1 m dik nodig.<br />
Onderstaande tabel vergelijkt het gevaar van de verschillende vormen van straling. Hoe<br />
meer kruisjes, hoe gevaarlijker.<br />
binnen het lichaam buiten het lichaam<br />
α-straling xxx x<br />
β-straling xx xx<br />
γ-straling x xxx<br />
stralingstype<br />
α-deeltjes<br />
β-deeltjes<br />
gammafotonen<br />
Synthese<br />
papier huid<br />
lood 6 cm<br />
• Door sterke bestraling kan de mens twee typen van lichamelijke schade oplopen.<br />
– Vroegsomatische schade is de schade die kort na de bestraling optreedt, waardoor<br />
er cellen vernietigd worden.<br />
– Laatsomatische schade is de schade die jaren na de bestraling optreedt omdat het<br />
DNA van de cel aangetast werd.<br />
• De energie van alfastraling is groot. De stralen hebben een groot ioniserend vermogen.<br />
Bij inwendige besmetting is de straling erg gevaarlijk.<br />
• De energie van bètadeeltjes is kleiner, maar de straling is ook vooral gevaarlijk bij<br />
inwendige bestraling.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
• Gammastraling is altijd gevaarlijk en zeer moeilijk af te schermen.<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling 21
22<br />
1.4 Radioactiviteit in cijfers<br />
1.4.1 Halveringstijd<br />
Het radioactief verval is een toevalsproces. Je kan onmogelijk voorspellen wanneer een welbepaalde<br />
kern zal vervallen. Maar je kan wel weten welk percentage van de kernen binnen<br />
een bepaalde periode zal vervallen.<br />
We maken de volgende denkoefening. Veronderstel dat we 400 atomen strontium isoleren<br />
uit het radioactieve afval van een kerncentrale. Sr zendt bètastralen uit en wordt daarbij<br />
omgezet in yttrium.<br />
90<br />
38 Sr + 0 –1e<br />
We volgen gedurende een tijd hoeveel strontium er nog over is en hoeveel yttrium er al<br />
gevormd is. Daar zijn we wel een poosje zoet mee: bekijk de tabel maar eens.<br />
tijd resterende atomen strontium gevormde atomen yttrium<br />
nu 400 0<br />
na 28 jaar 200 200<br />
na 56 jaar 100 300<br />
na 84 jaar 50 350<br />
na 112 jaar 25 375<br />
Je merkt dat het telkens even lang duurt om de helft van de hoeveelheid radioactief materiaal<br />
te laten vervallen. De tijd die nodig is om de helft van een groot aantal instabiele kernen<br />
te laten vervallen, noemen we de halveringstijd. Voor strontium-90 bedraagt hij 28 jaar.<br />
De halveringstijd is typerend voor elke radioactieve stof. De tabel hieronder geeft een aantal<br />
voorbeelden. Je merkt hoe uiteenlopend de waarden zijn.<br />
isotoop halveringstijd isotoop halveringstijd<br />
8Be -16 2 · 10 s 238Pu 88 j<br />
214Po -4 1,6 · 10 s 14C 3 5,37 · 10 j<br />
231Th 26 h 235U 8 7,1 · 10 j<br />
222Rn 3,8 d 40K 9 1,28 · 10 j<br />
210Po 138 d 238U 9 4,5 · 10 j<br />
22Na 2,6 j 232Th 10 1,41 · 10 j<br />
3H 12,5 j 87Rb 11 5,0 · 10 j<br />
Voorbeeld<br />
Radioactief Sr-90 ontstaat in kernreactoren. In de jaren 1950-60 kwam het ook in grote<br />
hoeveelheden vrij bij de atmosferische testen van kernbommen.<br />
Het element strontium lijkt chemisch op calcium. In een omgeving waarin radioactief Sr-90<br />
voorkomt (bv. rond Tsjernobyl in 1986) wordt het door het lichaam opgenomen en ‘ingebouwd’<br />
in de beenderen. Wegens de grote halveringstijd treedt er jarenlang stralingsschade<br />
op. Omdat nieuwe bloedcellen in het beenmerg ontstaan, wordt ook het bloed aangetast.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Opdracht 7<br />
Verwerk de gegevens uit de tabel voor strontium en yttrium in een grafiek.<br />
Zet op de horizontale as de tijd uit.<br />
Teken in het blauw de lijn die de hoeveelheid strontium volgt.<br />
Teken in het zwart de lijn die de hoeveelheid gevormd yttrium weergeeft.<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling
Na hoeveel halveringstijden blijft er van een radionuclide minder dan 1 % van de<br />
oorspronkelijke hoeveelheid over?<br />
1.4.2 De nuclidenkaart<br />
In het periodiek systeem vind je in elk vakje één element terug. Een nuclidenkaart toont<br />
alle isotopen van de elementen: in elk vakje vind je dus één nuclide.<br />
De figuur hieronder toont je een vereenvoudigde versie. Naast elk nuclide staat het massagetal<br />
vermeld, en daaronder de halveringstijd.<br />
24Si 103 ms<br />
23Al 470 ms<br />
22Mg 3,86 s<br />
21Na 22,8 s<br />
25Si 218 ms<br />
24Al 2,1 s<br />
23Mg 12,0 s<br />
22Na 2,60 j<br />
26Si 2,2 s<br />
25Al 7,2 s<br />
27Si 4,2 s<br />
26Al 7,2 · 105 j<br />
28 Si 29 Si 30 Si 31 Si<br />
27 Al<br />
28Al 2,25 min<br />
24 Mg 25 Mg 26 Mg 27 Mg<br />
23 Na 24 Na<br />
15 h<br />
20 Ne 21 Ne 22 Ne 23 Ne<br />
19 F<br />
18 O<br />
20F 11,0 s<br />
19O 27,1 s<br />
21F 4,4 s<br />
20O 3,6 s<br />
38 s<br />
22F 4,23 s<br />
21O 3,4 s<br />
25Na 59,6 s<br />
24Ne 3,38 min<br />
23F 2,23 s<br />
22O 2,3 s<br />
9,46 min<br />
26Na 1,09 s<br />
25Ne 602 ms<br />
24F 340 ms<br />
23O 82 ms<br />
29Al 6,6 min<br />
28Mg 21,1 h<br />
27Na 295 ms<br />
26Ne 230 ms<br />
25F 87 ms<br />
24O 61 ms<br />
2,62 h<br />
30Al 3,3 s<br />
29Mg 1,49 s<br />
28Na 35,7 ms<br />
27Ne 32 ms<br />
26F 190 ms<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Opdracht 8<br />
Teken onder de kaart een horizontale as; en links van de kaart een verticale as. Schrijf bij<br />
elke as het symbool van de grootheid die wordt voorgesteld.<br />
In al de zwarte vakjes staan nucliden waarbij geen halveringstijd vermeld wordt. Deze nucli-<br />
den zijn dus _________________________<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling 23
24<br />
Elk radionuclide in een gekleurd vakje vervalt vroeg of laat tot een nuclide dat zich dichter<br />
bij de zwarte vakjes bevindt.<br />
Uiteindelijk ontstaat een nuclide dat stabiel is en dat zich in een __________________ vak<br />
bevindt.<br />
In welke kleur vind je de nucliden die β-deeltjes (elektronen) uitzenden ? _______________<br />
1.4.3 Hoeveel straling wordt er uitgezonden?<br />
ZoekopdracHt 4<br />
Zoek op Youtube enkele filmpjes op basis van de volgende zoekwoorden: Geiger +<br />
counter.<br />
Bekijk de filmpjes aandachtig.<br />
Wat is het verband tussen de snelheid waarmee de tikken elkaar opvolgen en de<br />
activiteit van de radiobron?<br />
Noteer de naam van minstens twee voorwerpen waarvan de activiteit werd onderzocht.<br />
De activiteit van een stralingsbron duidt aan hoeveel radioactieve<br />
atoomkernen er per seconde vervallen. De eenheid<br />
is de becquerel (Bq). Er is een activiteit van 1 Bq als er<br />
per seconde één radioactieve kern vervalt (1 Bq =<br />
1 verval/s).<br />
Activiteit wordt gemeten met een geigerteller. Telkens<br />
als er in de bron een atoomkern vervalt, wordt een deeltje<br />
uitgezonden dat in de telbuis van de teller vliegt. Daar<br />
ontstaat een elektrische stroompuls waardoor de luidspreker<br />
een tik geeft.<br />
Vanzelfsprekend is een radiobron gevaarlijker naargelang de activiteit hoger is. Hoe hoger<br />
de massa van de radioactieve stof, hoe groter haar activiteit. Ook de halveringstijd speelt<br />
een rol: een stof met kleine halveringstijd geeft zijn ioniserende straling in hoog tempo af<br />
en is dus actiever.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Opdracht 9<br />
Radioactiviteit is een toevalsproces: je weet nooit welk atoom zal vervallen; alleen het globale<br />
vervalritme (halveringstijd) ligt vast. De figuur hieronder toont de registratie van een<br />
geigerteller die bij een radioactief staaltje werd gehouden.<br />
(s)<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling
Hoe groot is de (gemiddelde) activiteit van het staal ?<br />
Voorbeelden<br />
• We vergelijken twee waarden die ver uit elkaar liggen.<br />
– Een bestralingstoestel voor de behandeling van kanker bevat een hoeveelheid Co-60<br />
die hoogenergetische γ-stralen uitzendt. De activiteit van het kobalt is ongeveer<br />
10 ∙ 10 12 Bq (= 10 TBq; T betekent tera = 10 12 )<br />
– Sommige rookdetectoren bevatten een kleine hoeveelheid Am-241, die α-stralen uitzendt.<br />
De activiteit van de straler is 35 kBq = 35.10 3 Bq.<br />
• In 1986 kwam gedurende de eerste 10 dagen van de kernramp in Tsjernobyl een activiteit<br />
vrij van ongeveer 10 18 Bq.<br />
Opdracht 10<br />
a Ook het menselijke lichaam is een stralingsbron! Ons voedsel bevat immers altijd zeer<br />
kleine hoeveelheden radionucliden.<br />
Bereken aan de hand van de volgende tabel hoe groot de activiteit van je lichaam is. De<br />
hoeveelheid aanwezige radionucliden in het lichaam is daarbij berekend voor een persoon<br />
met een massa van ongeveer 70 kg.<br />
radionuclide aanwezigheid in het lichaam activiteit<br />
uraan-238 90.10 –6 g 1,1 Bq<br />
thorium-232 30.10 –6 g 0,11 Bq<br />
kalium-40 17.10 –3 g 4,4 kBq<br />
radium-226 31.10 –12 g 1,1 Bq<br />
koolstof-14 22.10 –9 g 3,7 kBq<br />
waterstof-3 60.10 –15 g 23 Bq<br />
polonium-210 20.10 –14 g 37 Bq<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
totaal<br />
b Oceaanwater is ook licht radioactief. In de tabel op de volgende pagina staan de radionucliden<br />
die daarvoor verantwoordelijk zijn. Bereken de totale activiteit per liter zeewater.<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling 25
26<br />
238 U<br />
radionuclide activiteit/l<br />
uraan-238 33 mBq<br />
kalium-40 11 Bq<br />
waterstof-3 0,6 mBq<br />
koolstof-14 5 mBq<br />
rubidium-87 1,1 Bq<br />
totaal<br />
c Bouwmaterialen van een huis bevatten altijd kleine hoeveelheden radionucliden, waaronder<br />
U-238. Die uraannuclide vervalt achtereenvolgens in verschillende radionucliden<br />
tot Rn-222. Zoek de verschillende tussenstappen en vul ze hieronder in.<br />
92 4 2 He + 0 –1 e + 0 –1 e + 4 2 He + 4 2 He + 222<br />
Rn +<br />
Zo’n rij nucliden die ‘in elkaar’ vervallen noemen we een transmutatiereeks.<br />
Radon is een radioactief edelgas dat in alle woningen aanwezig is; het is een α-straler. In de<br />
Ardennen komt het meer voor dan in Vlaanderen omdat de rotsen er radon afgeven. De activiteit<br />
van het radongas is ongeveer 50 Bq per m3 lucht, maar soms stelt men waarden vast die<br />
tienmaal zo groot zijn. Radon is verantwoordelijk voor een aantal gevallen van longkanker.<br />
Wat kan je in huis doen om dit radongevaar te beperken?<br />
d Verarmd uraan is een afvalproduct bij de aanmaak van verrijkt uraan voor kernreactoren en<br />
kernwapens. Het wordt op grote schaal gebruikt in pantserdoorborende projectielen en als<br />
versteviging van de bepantsering van tanks. De activiteit van verarmd uraan is 40 kBq/g.<br />
In Europa mogen radioactieve stoffen die in het milieu worden gestort hoogstens een<br />
activiteit van 10 Bq/g hebben. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) acht een dagelijkse<br />
inname van 0,6 µg per kilogram lichaamsgewicht aanvaardbaar voor ingeslikt uraan.<br />
Welke gezondheids- en milieuproblemen zullen opduiken door het gebruik van verarmd<br />
uraan op het slagveld?<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
1.4.4 Hoeveel stralingsenergie wordt er opgenomen?<br />
Hoe langer je bestraald wordt, hoe meer stralingsschade je oploopt. De geabsorbeerde<br />
dosis is de hoeveelheid energie die door de materie opgenomen (ge absorbeerd) wordt per<br />
kg bestraalde massa.<br />
geabsorbeerde dosis =<br />
geabsorbeerde energie<br />
massa<br />
De eenheid van geabsorbeerde dosis is de gray (1 Gy = 1 J/kg).<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling<br />
86
Voorbeelden<br />
• Bij een röntgenfoto van de buik wordt een dosis geabsorbeerd van 1,4 mGy. Bij een<br />
CT-scan van datzelfde gebied is dat 8 mGy en een CT-scan van het bekken levert een<br />
dosis van 25 mGy.<br />
• Bij lokale bestraling absorbeert een tumor een dosis van 40 Gy of meer. Een dosis van<br />
10 Gy, verspreid over het hele lichaam, is in vele gevallen echter al dodelijk. Daarom worden<br />
bestralingssessies zeer nauwkeurig voorbereid en uitgevoerd.<br />
Bij mensen die werken in een omgeving waarin ze<br />
aan straling worden blootgesteld (radiologie, laboratorium,<br />
kerncentrale …) moet de geabsorbeerde<br />
dosis dag na dag worden gemeten. Bovendien moeten<br />
al die dosissen worden opgeteld. Dat gebeurt<br />
door middel van een dosimeter die altijd wordt<br />
meegedragen.<br />
1.4.5 Wat is het biologisch effect van een geabsorbeerde dosis?<br />
Om te kunnen schatten hoe ernstig de gevolgen zijn van een geabsorbeerde dosis moet je<br />
rekening houden met de aard van de straling en de getroffen weefsels of organen.<br />
Zo hebben α-deeltjes (lading +2) een twintig maal groter biologisch effect dan β-deeltjes<br />
(lading -1) omdat ze binnen het lichaam veel meer ionisatie veroorzaken.<br />
Om het biologisch effect van een bepaald soort straling in te schatten, moet je de effectieve<br />
dosis berekenen. Voor een bestraling over het hele lichaam vind je die met de formule:<br />
effectieve dosis = geabsorbeerde dosis × Q<br />
Daarin is Q de stralingsweegfactor. Voor α-straling is Q = 20; voor β-, γ- en röntgenstraling<br />
is Q = 1. Heeft de straling slechts bepaalde organen getroffen, dan wordt de berekening<br />
ingewikkelder.<br />
De eenheid van effectieve dosis is de sievert (1 Sv = 1 J/kg)<br />
Voorbeelden<br />
• Bij een nucleair ongeluk krijgt een persoon een stralingsdosis van 0,1 Gy aan α-straling<br />
en 0,2 Gy aan β-straling. De effectieve dosis van de gecombineerde blootstelling is:<br />
(20 × 0,1) + (1 × 0,2) = 2,2 Sv<br />
• We kunnen nu een verband leggen tussen de waarden van de effectieve dosis en de bijhorende<br />
vroegsomatische schade bij bestraling gedurende korte tijd.<br />
effectieve dosis aangerichte schade<br />
minder dan 200 mSv tijdelijke afname van het aantal witte bloedcellen<br />
500 mSv afname van het aantal rode bloedcellen<br />
1 Sv eerste symptomen van stralingsziekte<br />
2 Sv gevorderde stralingsziekte met aantasting van het beendermerg<br />
2,5 Sv tijdelijke steriliteit<br />
3 Sv ernstige brandwonden<br />
4 Sv 50 % van de getroffen personen sterft op termijn<br />
5 Sv cataract (vertroebeling ooglens)<br />
stralingsziekte met ernstig darmsyndroom<br />
10 Sv brandwonden met blaren; de getroffen personen sterven<br />
binnen enkele dagen<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling 27
28<br />
• De 31 personen die kort na de ramp in Tsjernobyl gestorven zijn omdat ze opruimingswerk<br />
hadden verricht vlakbij de openliggende reactor, hadden effectieve dosissen opgelopen<br />
van 6 à 16 Sv.<br />
• Ook het risico op laatsomatische schade kan worden geschat aan de hand van de effectieve<br />
dosis.<br />
De ICRP (International Commission on Radiological Protection) schat de kans op kanker<br />
op ongeveer 4 % per Sv effectieve dosis: van de 100 personen die blootgesteld worden<br />
aan 1 Sv, krijgen vier later kanker.<br />
Uitgaande van het feit dat een lagere dosis een evenredig lagere kans op kanker<br />
geeft, moeten van 1000 personen die blootgesteld worden aan 0,1 Sv er eveneens<br />
4 kanker krijgen; hetzelfde geldt voor 10000 personen die blootgesteld worden aan<br />
0,01 Sv. Wetenschappers zijn er echter nog steeds niet zeker van of deze veronderstelling<br />
ook juist is.<br />
ZoekopdracHt 5<br />
a De federale overheid meet voortdurend de radioactiviteit in de lucht en in het water<br />
met 212 meetstations van het TELERAD-netwerk. Het FANC verwerkt al die meetgegevens<br />
en berekent de stralingsbelasting waaraan mensen blootgesteld worden.<br />
Wat betekent FANC?<br />
b Raadpleeg de webbrochure Het radiologisch toezicht in België van het FANC om<br />
de volgende vragen op te lossen.<br />
Wat is de gemiddelde effectieve dosis waaraan een Belg gedurende één jaar wordt<br />
blootgesteld?<br />
Dat is grotendeels te wijten aan natuurlijke stralingsbronnen. Geef voor elke<br />
bron het procentuele aandeel.<br />
Er zijn ook kunstmatige bronnen. Welke zijn dat?<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Volgens de Belgische wetgeving mogen werknemers die beroepshalve blootgesteld<br />
zijn aan straling maximaal een effectieve dosis van 20 mSv/jaar krijgen. Voor het<br />
publiek is die dosislimiet 1 mSv/jaar (bovenop natuurlijke en medische blootstelling).<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling
Synthese<br />
• De tijd die nodig is om de helft van een hoeveelheid radioactief materiaal te laten<br />
vervallen, noemen we de halveringstijd. Die is typerend voor een radioactieve stof;<br />
de waarde ervan is sterk uiteenlopend.<br />
• De activiteit van een stralingsbron duidt aan hoeveel radioactieve atoomkernen er per<br />
seconde vervallen. De eenheid is de becquerel (1 Bq = 1 verval/s).<br />
• De geabsorbeerde dosis is de hoeveelheid energie die door de materie opgenomen<br />
(geabsorbeerd) wordt per kg bestraalde massa.<br />
geabsorbeerde dosis =<br />
geabsorbeerde energie<br />
massa<br />
De eenheid van geabsorbeerde dosis is de gray (1 Gy = 1 J/kg).<br />
• De effecten van ioniserende straling op de mens zijn cumulatief.<br />
• Om het biologische effect van een bepaalde soort straling in te schatten wordt de geabsorbeerde<br />
dosis vermenigvuldigd met een factor Q. Je bekomt dan de effectieve dosis.<br />
De eenheid ervan is de sievert (1 Sv = 1 J/kg).<br />
test jezelf<br />
1 De nuclide 14<br />
C bevat:<br />
6<br />
A 6 neutronen<br />
B 8 neutronen<br />
C 14 neutronen<br />
D 20 neutronen<br />
2 Voor een onderzoek van de schildklier wordt een bepaald joodisotoop gebruikt.<br />
Waarin verschillen de kernen van de joodisotopen van elkaar?<br />
A Alleen het aantal neutronen is verschillend.<br />
B Alleen het aantal protonen is verschillend.<br />
C Zowel het aantal protonen als het aantal neutronen varieert.<br />
3 De radioactiviteit van een stuk rots wordt onderzocht met een geigerteller.<br />
Wanneer de teller vlak bij het stuk rots wordt gehouden, meet die een activiteit<br />
van 90 Bq. Als het stuk rots wordt ingepakt in papier dan daalt de activiteit naar<br />
80 Bq, en na het inpakken van het rotsfragment in alumminiumfolie duidt de<br />
meter nog 15 Bq aan.Welke soort straling zendt het stuk rots uit? Motiveer je<br />
antwoord.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling 29
30<br />
4 Zoek de gevraagde gegevens voor onderstaande atoomkernen.<br />
nuclide van koper 62 cu 63 cu 64 cu<br />
atoomnummer Z<br />
aantal protonen<br />
aantal neutronen<br />
massagetal A<br />
onstabiel stabiel onstabiel<br />
5 De wanden van een kernreactor bestaan vooral uit ijzer-56. Terwijl de reactor<br />
werkt, worden de atomen Fe-56 voortdurend beschoten met neutronen. Elk<br />
atoom neemt daarbij tot 3 neutronen op.<br />
Schrijf de reactievergelijking die dit proces weergeeft.<br />
Dan zendt de kern een bètadeeltje uit.<br />
Schrijf de reactievergelijking van dit proces.<br />
Ten slotte absorbeert de kern nóg een neutron. Daarbij ontstaat het zeer radio-<br />
actieve<br />
6 In een nucleaire batterij wordt stralingsenergie van een radioactieve stof omgezet<br />
in elektrische energie. Waarom is Po-210 minder geschikt dan Pu-238 om<br />
een batterij te maken voor lange ruimtereizen?<br />
7 Polonium-210 wordt gemaakt door een bepaalde stof te bestralen met neutronen.<br />
Daarbij ontstaat eerst een instabiele tussenisotoop die door β-verval overgaat<br />
in Po-210. Welke stof wordt bestraald met neutronen? Vul het proces verder<br />
aan.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
……<br />
……<br />
1<br />
210 0<br />
…… + n (tussenisotoop) Po +<br />
0<br />
……<br />
8 Na de ramp in Tsjernobyl werd de centrale helemaal ingepakt in beton. Ook<br />
hierna kwam er nog straling naar buiten. Welke soort straling kan nog door het<br />
beton dringen?<br />
–1 e<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling
9 Polonium-210 komt voor in tabak. Mede daardoor veroorzaakt roken longkanker.<br />
Wat is het atoomnummer van Po?<br />
Welke soort straling wordt er uitgezonden door Po-210?<br />
De dodelijke effectieve dosis bij acute blootstelling is ongeveer 4 Sv. De activiteit<br />
van Po-210 is 1,66 · 1014 Bq/g. Per opgenomen Bq veroorzaakt Po-210 een<br />
effectieve dosis van 0,51 µSv.<br />
Hoeveel gram Po-210 is dodelijk?<br />
10 Een mangaanstaal ( 56<br />
Mn, halveringstijd 2,6 uur) heeft een activiteit van 100 Bq.<br />
25<br />
Na hoeveel uur is de activiteit gedaald tot 12,5 Bq?<br />
11 Op een bepaald moment wordt de activiteit van een radioactieve stof gemeten. Na drie<br />
dagen blijkt die activiteit teruggelopen te zijn tot 1/4de van de oorspronkelijke waarde.<br />
Hoe groot is dan de halveringstijd?<br />
A 3/4de dag<br />
B 1 dag<br />
C 1,5 dagen<br />
D 6 dagen<br />
E 12 dagen<br />
12 Een geigerteller meet de hoeveelheid straling die<br />
door het afval van een kerncentrale wordt uitgezonden.<br />
In het afval komt een radioactieve isotoop<br />
voor. De metingen zijn weergegeven in een<br />
tabel.<br />
– Teken een Excel-grafiek die het verband aangeeft<br />
tussen de activiteit van het afval en de<br />
tijd.<br />
– Bepaal de halveringstijd van dit element.<br />
t (min) activiteit (Bq)<br />
0,0 2010<br />
1,0 1645<br />
2,0 1412<br />
3,0 1177<br />
4,0 998<br />
5,0 832<br />
6,0 702<br />
7,0 591<br />
8,0 502<br />
9,0 415<br />
10,0 351<br />
11,0 292<br />
12,0 254<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Radioactiviteit en ioniserende straling 31
32<br />
2 Toepassingen van radioactiviteit<br />
ja nee Juist?<br />
Teletherapie is een vorm van alternatieve geneeskunde. ❑ ❑ ❑<br />
Tracer betekent letterlijk ‘speurder’. ❑ ❑ ❑<br />
Radionucliden worden gebruikt voor diagnose en<br />
behandeling van ziekten. ❑ ❑ ❑<br />
Een scintigram is een soort röntgenfoto. ❑ ❑ ❑<br />
Bij de behandeling van kanker wordt vaak een isotoop<br />
van kobalt gebruikt. ❑ ❑ ❑<br />
De zon schijnt al ongeveer 4,5 miljard jaar. ❑ ❑ ❑<br />
De atoombom die Hiroshima verwoestte heette Fat Man. ❑ ❑ ❑<br />
Hedendaagse kernreactoren maken gebruik van kernsplijting. ❑ ❑ ❑<br />
Een mengsel van goud en uraan noemen we verrijkt uraan. ❑ ❑ ❑<br />
Binnenkort zal kernfusie een belangrijke energiebron worden. ❑ ❑ ❑<br />
2.1 Radionucliden in de geneeskunde<br />
Kunstmatige radionucliden worden gebruikt in bijna alle takken van wetenschap en techniek,<br />
maar hoofdzakelijk in de geneeskunde.<br />
Opdracht 11<br />
Om een juiste diagnose te stellen probeert de arts dikwijls om een afbeelding te maken van<br />
het inwendige van je lichaam. We spreken van medische beeldvorming.<br />
Hieronder vind je een lijst van medische beeldvormingstechnieken. Duid bij elke techniek<br />
aan welke soort straling of golven er wordt gebruikt.<br />
mammografie<br />
echografie<br />
NMR of MRI<br />
CT-scan<br />
RX-opname<br />
angiografie<br />
soort straling of golf<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Bij welke van de onderzoeken wordt er ioniserende straling gebruikt?<br />
Toepassingen van radioactiviteit
2.1.1 Diagnose met technetium (Tc-99)<br />
Om een diagnose te stellen wordt dikwijls een radioactieve tracer in het lichaam gebracht.<br />
Dat woord betekent letterlijk ‘speurder’. Een tracer is een stof die de neiging heeft om zich<br />
in bepaalde organen of weefsels op te hopen en waarin één of meerdere atomen worden<br />
vervangen door radioactieve isotopen. Dat kan, want de chemische eigenschappen van de<br />
stof worden daardoor niet gewijzigd. Zo wordt als het ware een etiket gekleefd op bepaalde<br />
moleculen, die dan een tijd gevolgd kunnen worden binnenin het lichaam.<br />
Technetium is een radionuclide die gammastraling uitzendt, met precies de juiste energie om<br />
goede afbeeldingen te kunnen maken. Het is daarom de meest gebruikte stof in de nucleaire<br />
geneeskunde. De halveringstijd is slechts 6 uur. Dat is lang genoeg voor een medisch<br />
onderzoek, en tegelijk is er voor de patiënt weinig stralingsbelasting. Dagelijks worden in<br />
Europese ziekenhuizen tienduizenden diagnoses gesteld met Tc-99.<br />
Om een bepaald orgaan te onderzoeken, wordt een Tc-houdende stof in een ader gespoten.<br />
De stof verspreidt zich in het bloed over heel het lichaam en concentreert zich in bepaalde<br />
weefsels of organen. Daar zenden de gemarkeerde moleculen dan gammastralen uit. Die<br />
worden opgevangen door een gammacamera, die de beelden doorstuurt naar een monitor.<br />
Het beeld op de monitor noemen we een scintigram. In een oogopslag heeft de arts<br />
een heleboel gegevens over de werking van het orgaan.<br />
ZoekopdracHt 6<br />
Om het scintigram te maken wordt een tracer gebruikt die zich concentreert in<br />
tumoren. Die worden als donkere vlekken zichtbaar op het scintigram. In welk<br />
orgaan doen de vlekken onderaan kanker vermoeden?<br />
Er zijn verschillende typen onderzoek: de gewone botscan, de SPECT-scan en de<br />
PET-scan. Zoek op wat die termen betekenen en waarvoor ze aangewend worden.<br />
Er zijn zeer veel radionucliden die gebruikt worden bij de diagnose van tumoren.<br />
Zoek er enkele op via het internet. Let daarbij vooral op de nucleonensamen stelling,<br />
de halveringstijd en het toepassingsgebied.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
2.1.2 Radiotherapie in de strijd tegen kanker<br />
Snel delende tumorcellen zijn extra gevoelig voor straling en kunnen zo worden gedood.<br />
Daarvoor is wel een vrij grote dosis nodig en het is onvermijdelijk dat daarbij ook normale<br />
cellen (bv. haarfollikels, beenmergcellen, darmcellen) worden gedood. Bestraalde patiënten<br />
hebben daardoor vaak last van bijwerkingen.<br />
Toepassingen van radioactiviteit 33
34<br />
Meestal wordt er uitwendig bestraald; we spreken dan van teletherapie. De stralingsbron<br />
bevindt zich dan buiten het lichaam van de patiënt.<br />
Bij inwendige bestraling – dat is brachytherapie – wordt een kleine stralingsbron via naalden<br />
of buisjes in het lichaam van de patiënt geschoven, zo dicht mogelijk bij de tumor.<br />
Zolang de stralingsbron daar aanwezig is, is de patiënt ook zelf radioactief.<br />
Bij uitwendige bestraling is dat nooit het geval.<br />
Bij brachytherapie worden dikwijls de volgende radio-isotopen gebruikt, die o.a. γ-straling<br />
uitzenden.<br />
nuclide toepassing<br />
192Ir slokdarm, luchtpijp, gynaecologie, blaas, hersenen, borst<br />
125I hersenen, prostaat, hypofyse<br />
Voor teletherapie wordt een kobaltbron gebruikt. Die bestaat uit een kleine hoeveelheid radioactief<br />
60Co, gemonteerd in een dik beschermend omhulsel, met daarin een kleine opening.<br />
27<br />
De kobaltkernen vervallen onder uitzending van β-deeltjes. Daardoor worden ze omgezet<br />
in nikkel-60. Deze nikkelkernen zijn op hun beurt instabiel en zenden twee γ-fotonen uit.<br />
60<br />
27 Co 0 –1 e + 60 28 Ni* 60Ni 28 + 2 γ<br />
Het sterretje bij de eerste nikkelkern duidt op de instabiliteit van die kern. We zeggen dat<br />
hij in aangeslagen toestand voorkomt. Door het uitzenden van de twee γ-fotonen wordt<br />
de kern stabiel.<br />
Kobaltbronnen worden gebruikt voor het bestralen van een hersentumor<br />
met de zogenaamde gamma-knife. De liggende patiënt wordt met het<br />
hoofd geplaatst in een speciale ‘helm’ met een groot aantal openingen,<br />
die elk een stralingsbron bevatten. Elke stralingsbundel is uiterst nauwkeurig<br />
op de tumor gericht. Op de plaats van de tumor, waar al de bundels<br />
elkaar snijden, is er dus zeer intense bestraling, terwijl de weefsels<br />
rondom zoveel mogelijk worden ontzien.<br />
Deze methode, waarbij de hele ruimte rond de patiënt wordt gebruikt<br />
voor de bestraling, noemen we stereotactische radiotherapie.<br />
De kobaltbron wordt meer en meer vervangen door de<br />
lineaire versneller (linac). Dit toestel maakt op elektrische<br />
wijze hoog energetische röntgenstralen aan.<br />
Ook met de linac kan stereotactische therapie toegepast<br />
worden. Het toestel draait rondom het hoofd van de<br />
patiënt en stuurt in elke nieuwe positie een hoog energetische<br />
straal uit, die heel nauwkeurig op de tumor gericht<br />
is. Het hoofd van de patiënt wordt daarbij onbeweeglijk<br />
gehouden met een soort frame. Andere organen kunnen<br />
eveneens worden bestraald met dit systeem.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Toepassingen van radioactiviteit
2.1.3 High-tech radiotherapie<br />
De nucleaire geneeskunde maakt intensief gebruik van de neutronenbundels die vrijkomen<br />
in een reactor (zie verder).<br />
Zo wordt er met BNCT (Boron Neutron Capture Therapy) geprobeerd zeer gericht en specifiek<br />
kankercellen uit te schakelen met α-deeltjes. Omdat α-deeltjes zelf niet door de huid<br />
kunnen dringen, moeten ze vlakbij de te vernietigen cellen aangemaakt worden.<br />
Daarom wordt bij de patiënt een niet-radioactieve, boorhoudende stof geïnjecteerd die<br />
de bijzondere eigenschap heeft dat hij kankercellen opzoekt en zich eraan hecht. Daarna<br />
wordt de pa tiënt blootgesteld aan een neutronenbundel die het gezonde weefsel weinig<br />
schaadt, maar intensief genoeg is om een kernreactie te doen ontstaan in de atomen boor.<br />
10 B<br />
5 + 1 0 n 7 3 Li + 4 2He<br />
De α-deeltjes die hierbij vrijkomen treffen hun doel rechtstreeks.<br />
Het is wel duidelijk dat de boordragende stof alleen de kankercellen mag opzoeken, anders<br />
zou de α-straling ook gezond weefsel treffen. Over de mogelijkheden en beperkingen van<br />
BNCT wordt nog steeds veel onderzoek verricht.<br />
Synthese<br />
• In de medische diagnostiek worden tracers gebruikt. Een tracer is een stof waarin een<br />
aantal atomen worden vervangen door radioactieve isotopen.<br />
• Een tracerhoudende oplossing wordt in een ader gespoten. De stof verspreidt zich via<br />
de bloedbanen tot in het te onderzoeken orgaan. De uitgezonden stralen veroorzaken<br />
een beeld op een monitor. Dat beeld noemen we een scintigram.<br />
• Kanker wordt onder andere bestreden door bestraling van tumoren.<br />
– Meestal wordt er uitwendig bestraald; we spreken dan van teletherapie. De stralingsbron<br />
bevindt zich dan buiten het lichaam van de patiënt.<br />
– Bij inwendige bestraling – dat is brachytherapie – wordt een kleine stralingsbron<br />
via naalden of buisjes in het lichaam van de patiënt geschoven, zo dicht mogelijk<br />
bij de tumor.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Toepassingen van radioactiviteit 35
36<br />
2.2 Energie uit de atoomkern<br />
Elke atoomkern bevat veel energie. Het komt erop aan die vrij te maken en te gebruiken.<br />
2.2.1 Een toverformule<br />
De zon is een gloeiende bol met een straal van ongeveer 700 000 km en een massa van<br />
2,0.1030 kg, die zich op ongeveer 150 miljoen km van de aarde bevindt. Ze bestaat hoofdzakelijk<br />
uit waterstof en zendt voortdurend gigantische hoeveelheden energie uit.<br />
Waar komt die energie vandaan?<br />
In de zon grijpt een reactie plaats waarbij waterstof voortdurend omgezet wordt in helium.<br />
Bij die reactie verliest de zon elke seconde 4 miljoen ton massa.<br />
Opdracht 12<br />
a Onderzoek toont aan dat de zon al zo’n 4,5 miljard jaar schijnt. Bereken aan de hand van<br />
de gegevens hoe oud de zon zou kunnen worden.<br />
b Hieronder zie je een foto van één van de meest bekende wetenschappers uit de twintigste<br />
eeuw.<br />
Wie is die man?<br />
De foto werd genomen op de dag dat hij met zijn eerste vrouw huwde. Wie is die vrouw?<br />
Op welke dag traden zij in het huwelijk?<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Toepassingen van radioactiviteit
In 1905 publiceerde de wetenschapper de formule die verklaart wat er in de zon aan de hand<br />
is. Hij ontdekte namelijk dat als de zon massa verliest, die massa omgezet wordt in energie.<br />
Tussen die massa en de hoeveelheid energie is er een verband, dat weergegeven wordt met<br />
de volgende formule:<br />
E = m x c 2<br />
De symbolen hebben de volgende betekenis:<br />
– E = energie (J)<br />
– m = massa (kg)<br />
– c = de snelheid van het licht = 3,0.10 8 m/s; c 2 = 9,0.10 16 m 2 /s 2<br />
Die formule geldt altijd: telkens als er ergens massa verdwijnt, komt er energie in de plaats.<br />
We zeggen dat massa omgezet wordt in energie. Omdat c2 zo’n groot getal is, kan uit een<br />
kleine massa een gigantische hoeveelheid energie vrijkomen.<br />
Opdracht 13<br />
De kernbom die boven Hiroshima ontplofte (1945) bevatte ongeveer 60 kg uraan en was<br />
zo ontworpen dat er bij de ontploffing een deel van de massa omgezet werd in energie.<br />
De energie de vrijkwam bedroeg 1,0.1014 J. Hoeveel massa werd er omgezet in energie?<br />
ZoekopdracHt 7<br />
Die grote hoeveelheid energie komt overeen met de energie die de kerncentrale van<br />
Doel levert in 9 uur. De energie werd in enkele seconden over de stad verspreid.<br />
Geen wonder dat de stad zo goed als volledig verwoest was en er meteen 70 000<br />
doden vielen.<br />
De verwoestende werking van de bom kan je zeker niet afleiden uit de naam. Wat<br />
is die naam?<br />
2.2.2 Massadefect en bindingsenergie<br />
Met heel nauwkeurige instrumenten kan de massa van atomen, nucleonen en elektronen<br />
gemeten worden.<br />
Om de grootte van die massa te noteren, gebruiken we een handige eenheid: de atomaire<br />
massa-eenheid, die we voorstellen met het symbool ‘u’.<br />
1 u = één twaalfde van de massa van een atoom 12<br />
C = 1,66054 · 10 6 –27 kg<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
enkele voorbeelden:<br />
deeltje proton neutron elektron 4<br />
2 He<br />
massa 1,007276 u 1,008665 u 0,000549 u 4,001668 u<br />
Toepassingen van radioactiviteit 37
38<br />
In de zon wordt waterstof voortdurend omgezet in helium. Daarbij moeten<br />
twee protonen en twee neutronen samen een 4<br />
He-kern vormen. Zoals je in<br />
2<br />
de tabel op p. 35 kan aflezen, bedraagt de totale massa van die deeltjes:<br />
2 x proton = 2,014552 u<br />
2 x neutron = 2,017330 u<br />
totaal 4,031882 u<br />
Bij de vorming van een heliumkern versmelten twee protonen en twee neutronen. In de<br />
zon gebeurt dit versmeltingsproces spontaan. We spreken van kernfusie. De massa van de<br />
heliumkern is echter lager dan 4,031882 u; ze bedraagt namelijk 4,001668 u. Bij dit proces<br />
verdwijnt er een kleine hoeveelheid massa:<br />
4,031882 u – 4,001668 u = 0,030214 u.<br />
Deze massa wordt omgezet in energie. De verdwenen massa noemen we het massadefect,<br />
de vrijkomende energie de bindingsenergie.<br />
Wetenschappers proberen dit proces om energie te winnen ook op aarde na te bootsen,<br />
bv. in een kernfusiereactor.<br />
We kunnen de bindingsenergie van de heliumkern berekenen met de formule<br />
E = m × c 2 = 0,030214 × 1,66054 · 10 –27 × (3,0 · 10 8 ) 2 = 4,5 · 10 –12 J<br />
Als we dit getal door vier delen (2 protonen + 2 neutronen) bekomen we de bindingsenergie<br />
per nucleon: 1,13 · 10 –12 J<br />
Op de grafiek hieronder is de bindingsenergie per nucleon voorgesteld voor alle atomen.<br />
Je ziet dat ijzer ( 56<br />
56<br />
Fe) zich het laagste bevindt. Dit betekent dat Fe het meest stabiele<br />
26 26<br />
nuclide is.<br />
De grafiek toont ook dat energiewinning op twee manieren kan gebeuren:<br />
– door lichte kernen te doen samensmelten (kernfusie) tot zwaardere nucliden (dalende<br />
lijn van links naar rechts). Daarbij komt bindingsenergie vrij.<br />
– door zware kernen te splitsen (kernfissie) in kleinere fragmenten (dalende lijn van rechts<br />
naar links). Daarbij komt ook bindingsenergie vrij.<br />
aantal nucleonen<br />
minder<br />
stabiel<br />
stabiel<br />
gemiddelde<br />
bindingsenergie<br />
per nucleon<br />
(MeV)<br />
1 H<br />
2 H<br />
4 He<br />
3 He<br />
7 Li<br />
9 Be<br />
13 N<br />
12 C<br />
16 O<br />
kernfusie<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
56 Fe<br />
63 Cu<br />
64 Ni<br />
107 Ag<br />
kernfissie<br />
206 Pt<br />
197 Au<br />
238 U<br />
Toepassingen van radioactiviteit
Opdracht 14<br />
De massa van het nuclide 7<br />
Li is 7,014357 u. Bereken het massadefect en de bindings-<br />
3<br />
energie per nucleon.<br />
2.2.3 Kernreactoren<br />
In 2006 produceerde België 85,5 miljard kWh elektrische energie. Daarvan kwam 58 % uit<br />
kernenergie, 38 % uit de verbranding van fossiele brandstoffen, 2 % uit waterkracht en<br />
2 % uit alternatieven.<br />
ZoekopdracHt 8<br />
Waar bevinden er zich kerncentrales in België? Hoeveel reactoren hebben ze en<br />
welk vermogen ontwikkelen ze?<br />
De totale massa van de brokstukken is kleiner<br />
dan die van de uraankern en het neutron<br />
samen. De verdwenen massa wordt daarbij<br />
omgezet in energie, die vrijkomt.<br />
Opdracht 15<br />
Je weet zeker dat een nuclide radioactief is als<br />
N/Z>1,55. Reken na of dat het geval is voor<br />
de twee nucliden die uit de splijting ontstaan.<br />
Een kernreactor is gebaseerd op de splijting (fissie)<br />
van uraanatomen (U-235).<br />
De figuur hiernaast toont een splijting van U-235<br />
nadat er een neutron op gebotst is. De uraankern<br />
valt in twee brokstukken uiteen en er komen drie<br />
neutronen vrij.<br />
1<br />
0 n + 235 92 U 139 54 Xe + 94 38 Sr + 3 1 0 n + energie<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Toepassingen van radioactiviteit 39
40<br />
Telkens als een atoom U-235 splijt, komen er drie neutronen vrij die op hun beurt weer drie<br />
andere atomen U-235 doen uiteenvallen. Dat proces noemen we een kettingreactie. In een<br />
kernreactor laat men deze kettingreactie traag en gecontroleerd verlopen.<br />
Uraanerts bevat 0,7 % U-235 en 99,3 % U-238. Om bruikbaar te zijn in een kernreactor<br />
moet het gehalte aan U-235 verhoogd worden tot 4 %. Dat proces heet verrijken. Een<br />
kernreactor bevat enkele tientallen tonnen van dit verrijkte uraan, verdeeld over verschillende<br />
splijtstofstaven.<br />
Met 1 g verrijkt uraan kan 250 kWh energie voortgebracht worden. Dat is evenveel energie<br />
als er geproduceerd kan worden met 88 kg steenkool, 63 l stookolie of 75 m3 aardgas.<br />
In een fissiekernbom (A-bom) verloopt de kettingreactie snel en ongecontroleerd, zodat<br />
alle energie vrijkomt in een fractie van een seconde.<br />
ZoekopdracHt 9<br />
De kernreactoren in West-Europa zijn van een bepaald type. Welk type is dat?<br />
Waarom zijn dit veilige reactoren?<br />
De kerncentrales van Doel en Tihange ontwikkelen elk een vermogen van ongeveer 3 GW<br />
(lees: gigawatt). Per GW is 80 ton splijtstof nodig. Jaarlijks wordt 120 ton uitgewerkte, maar<br />
hoogradioactieve kernbrandstof uit de centrales verwijderd. Daarnaast produceren kerncentrales,<br />
bedrijven, ziekenhuizen … nog 5 maal meer laag- en middelradioactief afval.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
ZoekopdracHt 10<br />
Waar werd het radioactief afval tot omstreeks 1970 opgeslagen?<br />
Op welke wijzen wordt het nu zoal opgeslagen ? (Houd rekening met laag- en hoogradioactief<br />
afval.)<br />
Toepassingen van radioactiviteit
Op welke plaats hoopt men het in de nabije toekomst te kunnen opslaan?<br />
Is dit dan een definitieve oplossing ?<br />
Welke nationale instelling houdt zich bezig met het verwerken van radioactief afval?<br />
2.2.4 Kernfusie: de toekomst?<br />
In Cadarache (Zuid-Frankrijk) hoopt men rond 2010 te kunnen beginnen met de bouw van<br />
een kernfusiereactor. Het apparaat wordt aangeduid met de term tokamak.<br />
Tokamak is een samentrekking van de Russische woorden ‘toroidalnaja’, ‘kamera’, ‘magnitnaja’<br />
en ‘katoesjka’, die respectievelijk torusvormig, ruimte, magnetisch en spoelen betekenen.<br />
De figuur hieronder toont een doorsnede van dit reusachtige toestel.<br />
In het midden zie je een open ruimte in de vorm van een autoband (torus). Die ruimte wil<br />
men vullen met een mengsel dat bestaat uit twee isotopen van waterstof: 2 1 H (deuterium)<br />
en 3 1 H(tritium).<br />
Door de temperatuur in het mengsel te verhogen tot minstens 150 miljoen<br />
°C zullen de deeltjes met zeer hoge snelheid wanordelijk door elkaar bewegen. Daarbij<br />
zullen deuterium- en tritiumkernen op elkaar botsen en versmelten tot zwaardere kernen.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Toepassingen van radioactiviteit 41<br />
torus<br />
Energie
42<br />
Opdracht 16<br />
– De figuur op p. 39 toont dat een deuteriumkern botst met een tritiumkern. Daarbij ontstaat<br />
er een nieuwe kern met twee protonen en twee neutronen. Welke kern wordt er<br />
dus gevormd?<br />
– Er komt ook een deeltje vrij. Welk deeltje is dat?<br />
– Vervolledig de omzetting.<br />
2<br />
1 H 3 1 H + +<br />
Men hoopt kernfusie commercieel te kunnen toepassen tegen het einde van de eeuw.<br />
Een echt werkende kernfusiereactor is de zon. Bij een temperatuur van 15 miljoen °C versmelten<br />
waterstofkernen. Daarbij levert de zon reusachtige hoeveelheden energie.<br />
Op de aarde werd tot nog toe ‘bruikbare’ kernfusie gerealiseerd in waterstofbommen. Die<br />
bommen bestonden uit een grote massa waterstof, waarin de vereiste hoge temperatuur<br />
werd bereikt door eerst een fissiebom te laten ontploffen.<br />
Synthese<br />
• Albert Einstein ontdekte dat massa kan omgezet worden in energie volgens de formule:<br />
E = m x c2 .<br />
E = energie (J)<br />
m = massa (kg)<br />
c = snelheid van het licht = 3,0.108 m/s<br />
• Bij een kernfusie verdwijnt er een kleine hoeveelheid massa. Die massa wordt omgezet<br />
in energie.<br />
De verdwenen massa noemen we het massadefect; de vrijkomende energie de bindingsenergie.<br />
• Bij een splijtingsreactie (fissie) komt zeer veel energie vrij. Bij de reactie komen ook neutronen<br />
vrij die nieuwe atomen doen splijten. Op die manier ontstaat een kettingreactie.<br />
• In een klassieke kernreactor laat men die kettingreactie traag en gecontroleerd verlopen.<br />
Dat kan als er gewerkt wordt met verrijkt uraan waarbij het gehalte aan U-235 4 %<br />
bedraagt.<br />
In een kernbom verloopt de kettingreactie heel snel en ongecontroleerd zodat alle<br />
energie vrijkomt in een fractie van een seconde.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
• In een kernfusiereactor versmelten deuterium- en tritiumkernen (isotopen van waterstof)<br />
met elkaar tot heliumkernen. Bij die reactie komt een neutron vrij en een gigantische<br />
hoeveelheid energie.<br />
Men hoopt dit procédé tegen het eind van de eeuw commercieel te kunnen toepassen.<br />
Toepassingen van radioactiviteit
2.3 Terug in de tijd: radiometrische datering<br />
koolstof (c) is een fundamentele bouwsteen van alle levende organismen.<br />
De meest voorkomende stabiele isotoop van koolstof is 12<br />
C. Er bestaat echter ook een radio-<br />
6<br />
actieve isotoop: 14<br />
C. Dat is een β-straler met een halveringstijd van 5730 jaar:<br />
6<br />
14<br />
C → 6 14<br />
N + 7 0<br />
–1 e<br />
koolstof-14 wordt voortdurend gevormd in de hoge atmosfeer doordat de kosmische straling<br />
op stikstofatomen ( 14<br />
N) botst, zodat die omgezet worden in 7 14<br />
C. Door zijn eigen acti-<br />
6<br />
viteit verdwijnt 14<br />
C ook voortdurend. Het resultaat van die twee processen is dat de ver-<br />
6<br />
houding tussen de hoeveelheden C-14 en C-12 ongeveer constant is: per duizend miljard<br />
(1012 ) koolstofatomen is er een atoom 14<br />
6 C.<br />
Ook in alle koolstofdioxide (CO ) komen het ‘gewone’ C-12 en het radioactieve C-14 in<br />
2<br />
diezelfde verhouding voor. Planten nemen CO op bij de fotosynthese, dieren eten plan-<br />
2<br />
ten, vleesetende dieren eten planteneters op enzovoort. Daardoor wordt koolstof in het<br />
lichaam van alle planten en dieren ingebouwd, volgens dezelfde c-14/c-12 verhouding.<br />
Door de aanwezigheid van C-14 heeft 1 g koolstof uit het lichaam van elke levende plant<br />
of dier een zwakke activiteit van ongeveer 0,20 Bq.<br />
Tijdens het leven van een dier vervalt er voortdurend C-14. Met de voeding wordt echter ook<br />
voortdurend koolstof aangevoerd, inclusief C-14. Daardoor blijft de verhouding C-14/C-12<br />
constant. Als het dier sterft, gaat het verval door, maar er wordt geen nieuw C-14 meer<br />
aangevoerd. Daardoor gaat de verhouding C-14/C-12 dalen. Dat geldt ook voor het skelet,<br />
dat lang kan bewaard blijven als fossiel.<br />
Met nauwkeurige metingen is het mogelijk de zwakke activiteit van een bot te bepalen. Als<br />
bijvoorbeeld 1 g koolstof een activiteit heeft van 0,10 Bq, dan weet men dat het organisme<br />
waarvan dit fossiel afkomstig is, 5730 jaar geleden is gestorven; lagere activiteit betekent dat<br />
het organisme nóg langer geleden leefde. Met deze koolstof-14-methode kunnen plantenresten,<br />
botten, kleding, hout, enzovoort tot ongeveer 60 000 jaar terug worden gedateerd.<br />
ZoekopdracHt 11<br />
1 Hoe heet de wetenschap die de resten onderzoekt van levende wezens die lang<br />
geleden leefden?<br />
2 In 1991 werd in de Alpen ‘Otzi’ ontdekt. Waar precies werd hij ontdekt?<br />
Hoe oud is hij?<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Toepassingen van radioactiviteit 43
44<br />
3 In 2007 werd in het permafrost van Siberië een bevroren jong van de wolharige<br />
mammoet ontdekt, dat de naam ‘Ljoeba’ meekreeg. Hoe lang geleden is Ljoeba<br />
gestorven?<br />
Synthese<br />
• Archeologen kunnen met de C-14-methode de ouderdom van archeologische vondsten<br />
bepalen.<br />
• Met de koolstof-14-methode kunnen plantenresten, botten, kleding, hout … tot<br />
ongeveer 60 000 jaar terug worden gedateerd.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Toepassingen van radioactiviteit
test jezelf<br />
1 De schildklier is een orgaan dat goed jood kan opnemen. Om de schildklier te<br />
onderzoeken, krijgen patiënten soms een ‘radioactieve slok’. Dit is een drankje<br />
met daarin radioactief jood. Het radioactieve jood komt ook in de schildklier<br />
terecht. Daarna wil men de straling die dit jood uitzendt buiten het lichaam<br />
meten.<br />
– Welke soort straling kan gemakkelijk gemeten worden?<br />
A α-straling<br />
B β-straling<br />
C γ-straling<br />
– Waarom is dat zo?<br />
– De patiënt hoort van de dokter dat na 2 weken nog 25 % over is van het<br />
radioactieve jood. Hoe groot is de halveringstijd van dit jood isotoop?<br />
A 1 week<br />
B 2 weken<br />
C 4 weken<br />
D 8 weken<br />
– Waarin verschillen de kernen van de joodisotopen van elkaar?<br />
A Alleen het aantal neutronen is verschillend.<br />
B Alleen het aantal protonen is verschillend.<br />
C Zowel het aantal protonen als het aantal neutronen varieert.<br />
2 Bij gebruik van radioactieve stoffen in ziekenhuizen worden loodplaten gebruikt.<br />
Wat is hun functie?<br />
3 In ziekenhuizen worden voor onderzoek isotopen gebruikt met een kleine halveringstijd.<br />
Leg uit waarom.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
4 Tegenwoordig wordt radioactiviteit vaak gebruikt bij hartonderzoek. Hoe gebeurt<br />
dat precies?<br />
Toepassingen van radioactiviteit 45
46<br />
5 Wat is het verschil tussen kernfusie en kernfissie?<br />
6 Aan welke voorwaarden moet een tracer voldoen om bruikbaar te zijn binnen<br />
het menselijke lichaam?<br />
γ-straling heeft een groot doordringingsvermogen en kan levende cellen beschadigen.<br />
Daar wordt op een positieve manier gebruik van gemaakt bij de sterilisatie<br />
van voorwerpen. De mummie van de Egyptische farao Ramses II (1298- 1232 v.C. )<br />
dreigde langzaam te vergaan door de vraatzucht van bacteriën, insecten en schimmels.<br />
In Frankrijk slaagde men erin de mummie te steriliseren door gebruik te maken<br />
van γ-straling van kobalt-60.<br />
INKIJKEXEMPLAAR<br />
Toepassingen van radioactiviteit