23.08.2013 Views

Vrijwilligerswerk = Matchmaking. - ERIM

Vrijwilligerswerk = Matchmaking. - ERIM

Vrijwilligerswerk = Matchmaking. - ERIM

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Prof. Dr. Lucas Meijs<br />

Dr. Linda Bridges Karr<br />

Eva van Baren, MSc<br />

Met medewerking van Wendela Huisman, MSc<br />

Erasmus Centre for Strategic Philanthropy<br />

Dr. Linda Bridges-Karr Consultancy<br />

Rotterdam School of Management<br />

www.ecsp.nl lmeys@rsm.nl


Deze brochure is ontworpen en vormgegeven door vrijwilligers en medewerkers van<br />

Uitgeverij Tobi Vroegh. Dit is een cliëntgestuurde uitgeverij, dat betekent dat de<br />

meerderheid van de medewerkers een achtergrond heeft als cliënt in de psychiatrie.<br />

Uitgeverij Tobi Vroegh heeft ruim vijf jaar ervaring met het redigeren, vormgeven,<br />

produceren en verkopen van boeken in allerlei soorten en maten. De kennis en<br />

vaardigheden die dit heeft opgeleverd zetten wij graag in om u van dienst te zijn bij<br />

het realiseren van een door u gewenste uitgave.<br />

Wij werken met vrijwilligers. Voor onze klanten heeft dit twee duidelijke voordelen.<br />

Ten eerste hebben onze medewerkers veel plezier in het werk en een bijzondere<br />

motivatie. Dit komt tot uiting in de kwaliteit van onze uitgaven. Ten tweede kunnen<br />

wij tarieven in rekening brengen die onder de op de markt gehanteerde prijzen<br />

liggen.<br />

Voor meer informatie, of een vrijblijvende offerte, kunt u natuurlijk contact met ons<br />

opnemen.<br />

Colofon<br />

<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Een onderzoek naar theorie en goede voorbeelden uit de Amsterdamse praktijk,<br />

gepresenteerd op de werkconferentie van 28 november 2011<br />

Vormgeving: Marlou Ruijter<br />

Illustraties: Marjo Oosterholt<br />

Uitgeverij Tobi Vroegh Amsterdam<br />

In opdracht van de gemeente Amsterdam<br />

Gemeente Amsterdam Dienst Wonen Zorg en Samenleven 2011<br />

©


Inhoud<br />

<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong> 5<br />

Inleiding en Samenvatting 5<br />

Inleiding 6<br />

Samenvatting 8<br />

Thema’s uit theorie en praktijk 8<br />

Vijf thema’s 10<br />

Over de veranderingen binnen het vrijwilligerswerk en<br />

vrijwilligersmanagement 14<br />

Deel 1: Inleiding 15<br />

1.1 De veranderde individuele vrijwilliger 16<br />

1.2 De veranderde structuur van vrijwilligerswerk en organisaties 20<br />

Deel 2: ‘Re-embedding’, conceptualisering en inrichting van het<br />

vrijwilligersmanagement 24<br />

2.1 De veranderende inbedding van vrijwilligerswerk in de<br />

samenleving 24<br />

2.2 De veranderende inrichting van vrijwilligersmanagement 27<br />

Bijlage: Trends in het vrijwilligerswerk 32<br />

Gebruikte bronnen 36<br />

Vrijwilligersmanagement = <strong>Matchmaking</strong><br />

13 profielen van vrijwilligersorganisaties in Amsterdam 38<br />

Profiel: Bangsa Jawa 39<br />

Profiel: Computerwijk 44<br />

Profiel: Homeservice 49<br />

Profiel: Stichting laluz 54<br />

3


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Profiel: Maranatha Ministries 59<br />

Profiel: Nisa for Nisa 63<br />

Profiel: RadarAdvies (Project Goal!) 68<br />

Profiel: SamSam Amsterdam 73<br />

Profiel: Schorer 77<br />

Profiel: Serve the City Amsterdam 83<br />

Profiel: De Slinger Jongeren 88<br />

Profiel: De Talentenschool 92<br />

Profiel: Vier het Leven 97<br />

4


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Inleiding en Samenvatting<br />

5


InleIdIng<br />

Aanleiding<br />

<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

<strong>Vrijwilligerswerk</strong> leeft in Amsterdam. Vrijwilligersorganisaties spelen flexibel in op<br />

wat er speelt in de stad. De gemeente Amsterdam vindt vrijwilligerswerk belangrijk<br />

en een positieve motor voor de ontwikkeling van de stad. De gemeente Amsterdam<br />

zoekt bewust naar meer aansluiting bij de eigen kracht van de stad en haar burgers.<br />

Dit betekent dat de gemeente het zelforganiserend vermogen van de stad stimuleert<br />

en ondersteunt. Vrijwilligers zijn en blijven in de toekomst een belangrijke<br />

bindende kracht in de stad. Amsterdam waardeert haar vrijwilligers enorm en wil<br />

hun bijdrage goed zichtbaar maken.<br />

Als gevolg van de verschillende maatschappelijke trends en ontwikkelingen ervaren<br />

vrijwilligersorganisatie momenteel veel veranderingen en uitdagingen. Zo zijn er<br />

nieuw typen vrijwilligers opgestaan, die graag iets willen doen, maar wel op hun<br />

voorwaarden en tijdstip, neemt Maatschappelijk Betrokken Ondernemen op allerlei<br />

manieren een vlucht en zijn andere vormen van communicatie belangrijk geworden,<br />

zoals sociale media. In 2010 heeft de gemeente Amsterdam het vrijwilligerswerkbeleid<br />

in de stad geactualiseerd. In de notitie ´Actualisering <strong>Vrijwilligerswerk</strong><br />

Amsterdam´ is aangegeven dat de gemeente meer aandacht wil besteden aan<br />

thema’s die voortkomen uit dit soort actuele beleidsmatige- en maatschappelijke<br />

ontwikkelingen. Dit is in het Uitvoeringsprogramma Vrijwillige Inzet (2010-2011)<br />

uitgewerkt. In dit programma bundelt de gemeente haar krachten om vrijwilligerswerk<br />

in den brede (dus sector overstijgend) te versterken door te sturen op betere<br />

afstemming en samenwerking tussen de diensten en stadsdelen, met als doelen:<br />

1. De doelgroepen van actieve burgers verbreden; meer vrijwilligers actief!<br />

2. Belemmeringen om te participeren en vrijwilligerswerk te doen wegnemen.<br />

Het gaat daarbij niet alleen om het traditionele vrijwilligerswerk in stevig organisatorisch<br />

verband, maar ook om meer incidentele, netwerkachtige vormen<br />

van vrijwillige inzet van burgers voor andere Amsterdammers.<br />

Een van de projecten in dit Uitvoeringsprogramma is een onderzoek naar ‘good<br />

practices’ in hedendaags vrijwilligersmanagement in Amsterdam. Het is de ambitie<br />

van dit onderzoek om Amsterdamse vrijwilligersorganisaties te inspireren bij het<br />

6


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

aangaan van deze uitdagingen en ze concrete aanknopingspunten daarvoor te<br />

geven. Het onderzoek is in opdacht van de dienst Wonen, Zorg en Samenleven<br />

uitgevoerd door de Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit.<br />

leeswijzer<br />

Dit rapport is een weerslag van het onderzoek naar effectieve en innoverende<br />

vormen van (Amsterdams) vrijwilligersmanagement. Het rapport bestaat uit een<br />

inleiding en een samenvatting. Vervolgens woden In deel 1 worden theorie en<br />

praktijk bij elkaar gebracht en de belangrijkste lessen voor vrijwilligersorganisaties<br />

op een rij gezet. Deel 2 beschrijft aan de hand van de literatuur de veranderingen<br />

omtrent moderne vrijwilligers, de structuur van vrijwilligersorganisaties en de wijze<br />

waarop organisaties daarop kunnen inspelen. In het laatste deel worden de praktijkvoorbeelden<br />

beschreven.<br />

De lezer kan op deze manier zelf zijn inspiratie putten uit en aanknopingspunten<br />

vinden in een ´state of the art´ overzicht van de literatuur met betrekking tot<br />

modern vrijwilligersmanagement en een rijke schakering aan Amsterdamse goede<br />

voorbeelden.<br />

7


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

SAmenvAttIng<br />

thema’s uit theorie en praktijk<br />

van theorie…<br />

De literatuurstudie - onder de titel ‘Over de veranderingen binnen het vrijwilligerswerk<br />

en vrijwilligersmanagement´- geeft inzicht in de grote verschuivingen in het<br />

vrijwilligerswerk van de afgelopen jaren (zie deel 3). De belangrijkste verschuivingen<br />

zijn samengevat in tabel 1 op de volgende pagina.<br />

Inspelen op en meebewegen met deze veranderingen en vernieuwingen is een<br />

uitdaging voor de hele vrijwilligerswerkgemeenschap met de gemeente Amsterdam<br />

als belangrijke medespeler. Het gaat om het re-embedden van het vrijwilligerswerk;<br />

het onderhouden en scheppen van kaders waarbinnen vrijwilligerswerk nog steeds<br />

en weer plaats kan vinden. Dat vraagt om het creëren van nieuwe en andere vindplaatsen<br />

van vrijwilligerswerk voor zowel burgers die aan de slag willen als organisaties<br />

die vrijwilligers zoeken. Dat vraagt ook om een betere organisatie van de<br />

inzet van die vrijwilligers zodat de inzet meer tot haar recht komt en duurzaam kan<br />

zijn, zowel in resultaat van de activiteiten als in het terugkomen van de vrijwilligers.<br />

… naar praktijk:<br />

In deel 4 van dit onderzoek wordt de stap van theorie naar praktijk gemaakt. Er<br />

is bekeken hoe een aantal Amsterdamse organisaties met deze veranderingen en<br />

uitdagingen omgaat. In juli 2011 zijn interviews gehouden met 13 organisaties en<br />

initiatieven in Amsterdam, die veelvuldig met vrijwilligers werken. Hoewel er geen<br />

sprake is van een representatieve steekproef, zijn de 13 organisaties divers qua<br />

omvang, sector en geschiedenis en ieder voor zich een good practice. Een good<br />

practice van wat wel realiseerbaar is binnen de mogelijkheden van organisaties in<br />

de multiculturele grote stad. Dit onderzoek presenteert 13 concrete Amterdamse<br />

cases ter illustratie, zodat er duidelijke aanknopingspunten zijn voor de toepassing<br />

van deze praktijken door andere organisaties. Deelnemers in dit onderzoek waren:<br />

8


tabel 1<br />

<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

9


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

• Bangsa Jawa Suriname ing Amsterdam<br />

• Computerwijk<br />

• De Talentenschool<br />

• Homeservice<br />

• Maranatha Ministries<br />

• Nisa for Nisa<br />

• RadarAdvies (Project Goal!)<br />

• SamSam Amsterdam<br />

• Schorer<br />

• Serve the City Amsterdam<br />

• De Slinger Jongeren<br />

• Stichting laluz<br />

• Vier het Leven<br />

Tijdens de interviews is aandacht besteed aan ‘het verhaal van de organisatie’ (o.a.<br />

geschiedenis, hoofdactiviteiten, werkwijze), toegespitst op het werven, binden<br />

en laten gaan van vrijwilligers. De interviews leverden een schat aan informatie<br />

op. Van concrete stappenplannen voor het opstarten van een nieuw initiatief tot<br />

aandachtspunten bij verandering in een organisatie met een lang geschiedenis, van<br />

de inzet van sociale media als middel voor uitwisseling tot het omgaan met vrijwilligers<br />

met psychiatrische beperkingen, en van het belang van peer-to-peer werving<br />

tot de noodzaak om vrijwilligers eerst als mensen te zien. Een mooie verzameling<br />

van inspirerende, navolgbare voorbeelden. In deel 4 van dit rapport zijn de profielen<br />

van deze 13 organisaties opgenomen om te illustreren hoe Amsterdamse organisaties<br />

in staat zijn geweest om te blijven werken met vrijwilligers, ook in 2011.<br />

vijf thema’s<br />

Ondanks de diversiteit aan ideeën en inzichten komen vijf onderwerpen in veel van<br />

de interviews terug: 1) Vrijwilligers zijn geen Lego, 2) Stoppen met mopperen, 3)<br />

Het virtuele clubgebouw, 4) Voor wat hoort wat en 5) Verwachtingsmanagement.<br />

Deze punten sluiten goed aan bij de theoretische inzichten op dit gebied.<br />

Dit zijn dus thema’s waar (Amsterdamse) vrijwilligersorganisaties mee aan de slag<br />

kunnen en moeten om in te spelen op de veranderingen in vrijwilligers, structuren<br />

en relaties. Deze thema’s zijn tijdens de bijeenkomst ‘vrijwilligersmanagement =<br />

matchmaking’ van 28 november 2011 in workshops met Amsterdamse vrijwilligersorganisaties<br />

verder uitgediept en geconcretiseerd.<br />

Centrale boodschap in deze vijf punten is dat organisaties hun vrijwilligers serieus<br />

moeten nemen. Door vrijwilligers serieus te nemen, komen er vrijwilligers en blijven<br />

ze ook langer. Serieus nemen betekent vooral dat met de betrokkenheid en tijd van<br />

vrijwilligers zuinig wordt omgegaan, zuiniger dan met de uren van beroepskrachten.<br />

10


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

VRIJWILLIGERS ZIJN GEEN LEGO: Ken de vrijwilligers en zet de<br />

juiste mensen op de juiste plekken<br />

De diversiteit van taken die vrijwilligers kunnen en willen doen wordt groter. Een<br />

organisatie die vrijwilligers ziet als een paar willoze handen, dat ingezet kan worden<br />

waar er maar behoefte aan is, gaat het niet redden. De organisatie moet haar<br />

vrijwilligers eerst als autonome mensen zien, met eigen talenten, beperkingen en<br />

behoeften, die zich voor de organisatie willen inzetten. Die zich ook met behulp<br />

van hun vrijwilligerswerk ontwikkelen. Vaak zelfs van cliënt / deelnemer / lid naar<br />

vrijwilliger. Daarvoor moet de organisatie de vrijwilliger ook laten weten waar ze<br />

voor staat, waar ze voor gaat en op welke manier. Bijvoorbeeld door het communiceren<br />

van de missie en visie of het stellen van kwaliteitseisen. Dit inzicht maakt het<br />

mogelijk om te zien waar een vrijwilliger het best ingezet (of juist niet) kan worden<br />

om de doelstellingen van zowel organisatie als vrijwilliger te bereiken. De vrijwilliger<br />

is hierin leidend. Dat vraagt om flexibiliteit van de organisatie in plaats van<br />

de vrijwilliger. Maar natuurlijk zijn er ook grenzen aan flexibiliteit, want niet iedere<br />

organisatie kan werken met de “ik kom wanneer ik zin heb en dan doe ik wat ik wil”<br />

vrijwilliger. Naast flexibiliteit vraagt het ook om behapbare taken, zodat vrijwilligers<br />

weten waar ze aan toe zijn.<br />

STOPPEN MET MOPPEREN: Ga uit van wat wél mogelijk is.<br />

Negativiteit en een focus op wat onmogelijk is of niet goed gaat, zal de beleving<br />

van de vrijwilliger verpesten en daarmee het bestaan van de organisatie onzeker<br />

maken. Net als in andere sectoren binnen de samenleving moeten vrijwilligersorganisaties<br />

(en vrijwilligers) leren eerst naar de eigen mogelijkheden en krachten te<br />

kijken, in plaats van naar een verlanglijst die door een ander vervuld moet worden.<br />

Zo hebben vrijwilligers van vandaag door de vele andere verplichtingen minder tijd<br />

om in één organisatie of activiteit te steken. In plaats van te klagen over de afgenomen<br />

beschikbaarheid wanneer de organisatie dat wil en tevergeefs te blijven<br />

zoeken naar mensen die bij wijze van spreken met de organisatie willen trouwen,<br />

kan de organisatie haar energie beter besteden aan het flexibiliseren van taken<br />

en werkwijzen. Zo kan ook de beperkte inzet van meerdere vrijwilligers benut<br />

worden. Belangrijk hierbij is dat er binnen de organisatie een cultuur bestaat waarin<br />

(interpersoonlijke) problemen op een open manier besproken kunnen worden, in<br />

plaats van dat er geklaagd wordt zonder oplossingen te zoeken. Voor een dergelijke<br />

ontspannen en open organisatiecultuur zijn alle medewerkers verantwoordelijk:<br />

bestuurders, vrijwilligers en beroepskrachten en eigenlijk ook leden en cliënten.<br />

HET VIRTUELE CLUBGEBOUW: Identiteit en ontmoeting blijven<br />

belangrijke bindingsmiddelen.<br />

Mensen willen ergens bij horen. Dat geldt vandaag de dag net zo sterk als vijftig jaar<br />

geleden. Echter, groepsidentiteit is in de loop van de tijd veel minder helder, vanzelfsprekend<br />

en gebonden aan een bepaalde plek of sociale groepering geworden.<br />

Mensen wisselen ook van groep. Om mensen toch te binden, moeten de organisaties<br />

van vandaag veel aandacht geven aan het creëren van een gezamenlijke<br />

11


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

identiteit en een ruimte waarin de mensen, die deze identiteit delen, elkaar kunnen<br />

ontmoeten. Dat kan een pand van steen of een netwerk van virtuele contacten zijn!<br />

Juist de sociale netwerken zoals Facebook laten zien dat mensen graag willen delen<br />

en ergens bij willen horen, weliswaar met hun eigen gewenste identiteit en imago<br />

als uitgangspunt. Organisaties kunnen daarop inspelen. Ook organisaties hebben<br />

een identiteit. Deze identiteit moet in de missie/visie, activiteiten of werkwijze van<br />

de organisatie geworteld zijn en kan versterkt worden op verschillende manieren.<br />

Denk aan tastbare ‘souvenirs’ (T-shirts, posters, cd’s), reputatie (bijvoorbeeld door<br />

het verspreiden van successen via Twitter) maar vooral gedrag. Naast de meer<br />

traditionele periodieke bijeenkomsten in een fysiek gebouw, wordt ontmoeting ook<br />

mogelijk gemaakt door trainingsessies, aftrapevenementen of feestelijke afsluitingen<br />

van activiteiten. Dit gaat niet alleen om een leuk feestje, maar om groepsgevoel,<br />

interne cohesie en trots op de eigen prestaties. Zeker met hedendaagse<br />

vrijwilligers die elkaar minder treffen tijdens het eigenlijke vrijwilligerswerk, is het<br />

belangrijk om gezamenlijk te vieren zodat duidelijk is dat ze er niet alleen voor<br />

staan. Daarnaast kan een organisatie een virtuele ontmoetingsruimte inrichten via<br />

een website en/of verschillende sociale media. Dat is precies waar Facebook voor<br />

bedoeld is en over de hele wereld voor gebruikt wordt.<br />

VOOR WAT HOORT WAT:<br />

<strong>Vrijwilligerswerk</strong> kent een beloningsstructuur.<br />

Hoewel het van een andere aard is dan in betaalde banen, bestaat er binnen de<br />

wereld van vrijwilligerswerk wel degelijk een beloningsstructuur. Dat is altijd zo<br />

geweest; vrijwilligerswerk is geen functieomschrijving maar een beloningsstructuur,<br />

maar de beloning is niet geld. Mensen komen met passie en dat vuurtje<br />

vraagt om brandstof in de vorm van lachende kinderen, geredde bomen en<br />

tevreden ouderen. Brandstof is ook het delen van ervaringen met de andere<br />

vrijwilligers. Tegenwoordig wordt de vraag om beloning en erkenning wel<br />

veel explicieter dan alleen een tevreden doelgroep. Nieuwe vrijwilligers<br />

geven aan wat ze verwachten. Vaak is dat maatwerk maar, het heeft<br />

in ieder geval als voordeel dat organisaties daarop in kunnen spelen.<br />

Organisaties worden bewuster van het feit dat vrijwilligers iets willen<br />

realiseren met hun inspanningen. Voor de een is dat een voldaan gevoel<br />

dat gepaard gaat met het maken van een verschil en voor de ander is<br />

dat het opdoen van vaardigheden en ervaring. In dit opzicht is het ook<br />

belangrijk te beseffen dat continuïteit een prijskaartje heeft, in geld of in<br />

uren. Hoe flexibeler een organisatie of initiatief is, hoe meer het vraagt van<br />

de coördinatie en planning. Doorgaans wordt dit gegarandeerd door de inzet<br />

van betaalde krachten of de intensieve betrokkenheid van kernvrijwilligers. Daar<br />

zit voor veel organisaties wel de uitdaging; wat is de beloning voor de mensen<br />

die continuïteit geven? Zeker als het zelf ook vrijwilligers zijn, is het belangrijk om<br />

ervoor te zorgen dat andere vrijwilligers hun extra werk erkennen in plaats van er<br />

over te mopperen.<br />

12


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

VERWACHTINGSMANAGEMENT =<br />

Goed luisteren + duidelijke communicatie.<br />

Vroeger had de inzet van vrijwilligers een breder en meer vanzelfsprekend karakter,<br />

binnen een snel veranderende samenleving is het cruciaal dat alle betrokken partijen<br />

elkaar goed verstaan. Vrijwilligers zijn vaak autonome, authentieke, sterke mensen<br />

die zich niet laten ringeloren door maatschappelijke issues. Die gaan ze aanpakken.<br />

Evenzo laten ze zich niet in een organisatorisch keurslijf persen. Mensen willen de<br />

baas zijn over hun eigen leven, vrijwilligers helemaal. Beroepskrachten en andere<br />

vrijwilligers die dat niet willen snappen en accepteren zullen merken dat ze ook<br />

aangepakt worden, net zoals de maatschappelijke issues. Niet leuk, maar het is<br />

nog erger als de vrijwilligers besluiten gewoon weg te blijven.<br />

Vrijwilligers werven en goed inzetten begint dus bij de wensen en verwachtingen<br />

van de vrijwilligers, niet bij de wensen en verwachtingen van de organisatie. Als<br />

organisatie is het daarom van levensbelang om goed te luisteren naar mensen die<br />

zich voor de organisatie in willen zetten; onder welke voorwaarden willen ze dat<br />

doen, op welke manier willen ze actief zijn en wat willen ze daarmee bereiken?<br />

En wat willen ze absoluut niet doen? Dit gaat simpelweg om het bouwen van<br />

vertrouwen tussen en met je vrijwilligers en je eigen organisatie. Naast het goed<br />

luisteren, moet de organisatie ook op een heel duidelijke manier haar boodschap,<br />

doelstellingen en voorwaarden aan zowel vrijwilligers, samenleving als doelgroep<br />

communiceren. Op deze manier worden de verwachtingen van alle partijen duidelijk<br />

en kunnen frustraties en misverstanden verminderd worden. Vrijwilligers die<br />

geconfronteerd worden met onterechte verwachtingen vanuit de samenleving en<br />

hun doelgroep, omdat de organisatie ze hiertegen onvoldoende beschermt, zullen<br />

ontevreden zijn. Vanzelfsprekend is het natuurlijk ook belangrijk om afscheid te<br />

durven nemen van een vrijwilliger; kijk elkaar aan en constateer dat het wederzijds<br />

niet (meer) gaat voordat de frustratie te groot wordt. Een gefrustreerde (ex-)vrijwilliger<br />

is voorlopig verloren voor de gemeenschap en dat is zonde.<br />

13


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Over de verAnderIngen<br />

bInnen het<br />

vrIjwIllIgerSwerk en<br />

vrIjwIllIgerSmAnAgement<br />

Een achtergrondnotitie over de veranderingen omtrent de moderne individuele vrijwilliger,<br />

de structuur van het vrijwilligerswerk, de inbedding van vrijwilligerswerk in<br />

de samenleving en de inrichting van het nieuwe vrijwilligersmanagement in de grote<br />

stad.<br />

14


deel 1: Inleiding<br />

<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Amsterdam kent meer dan 6.000 organisaties die op de meest uiteenlopende maatschappelijke<br />

gebieden met vrijwilligers werken. “Het vrijwilligerswerk in Amsterdam<br />

leeft!”, aldus het WZS (2010), ondanks de onmiskenbare invloed die bredere maatschappelijke<br />

ontwikkelingen hebben op het huidige vrijwilligerswerk. Voorbeelden<br />

van dergelijke ontwikkelingen zijn de vergrijzing en verkleuring van de Nederlandse<br />

bevolking, maar ook de toenemende ontkerkelijking en de veranderingen binnen<br />

huishoudvormen en tijdbesteding (SCP, 2007). De gemeente Amsterdam verwacht<br />

gedurende de komende jaren een groeiende behoefte aan vrijwilligers. Daarom<br />

stimuleert en ondersteunt zij het doen van vrijwilligerswerk en daarbij de vele<br />

vrijwilligers(ondersteunings)organisaties. De groeiende ontwikkelingen die het<br />

gevolg zijn van de maatschappelijke veranderingen, waarbij behoefte ontstaat aan<br />

nieuwe vormen van vrijwilligerswerk (flexibel en ad hoc, voor jong en oud, individueel<br />

of vanuit een bedrijf) zullen zich ook deze komende jaren blijven manifesteren<br />

(SCP, 2007). Over deze ontwikkelingen hoeven we ons echter niet direct<br />

zorgen te maken, gezien de constante vernieuwing en verandering waaraan onze<br />

moderne samenleving – en daarmee ook vrijwilligerswerk, als onderdeel daarvan<br />

– onderhevig is. Wel belangrijk is de wijze waarop en de mate waarin gemeentes<br />

en organisaties inspelen op deze nieuwe ontwikkelingen. Dit zal namelijk van grote<br />

invloed zijn op de aantrekkingskracht, vormgeving en organisatie van het toekomstige<br />

vrijwilligerswerk.<br />

Bij de Dienst Wonen, Zorg en Samenleving (WZS) van de gemeente Amsterdam<br />

bestaat behoefte aan meer inzicht in de huidige veranderingen rondom het grootstedelijke<br />

vrijwilligerswerk en de organisatie daarvan. Met deze achtergrondnotitie<br />

willen we in die behoefte voorzien. Het doel is het leveren van informatie die van<br />

belang is om een goed beeld te schetsen van de maatschappelijke veranderingen<br />

waaraan het huidige grootstedelijke vrijwilligerswerk onderhevig is, evenals de<br />

implicaties daarvan. Op basis van bestaande literatuur wordt eerst ingegaan op<br />

het profiel van (1) de veranderende individuele vrijwilliger en (2) de ontwikkelingen<br />

binnen de structuur en de organisatie van het huidige vrijwilligerswerk 1 . Met name<br />

de invloed van bredere maatschappelijke veranderingen op vrijwilligerswerk zullen<br />

in het eerste deel in kaart worden gebracht. Aansluitend op deel één biedt het<br />

tweede deel van deze nota inzicht in (3) de stand van zaken van de veranderde<br />

1 Deze achtergrondnotitie is voornamelijk gebaseerd op bestaande veelal eigen bronnen,<br />

afkomstig uit publicaties en onderzoek van de afgelopen jaren.<br />

15


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

inbedding van vrijwilligerswerk in de samenleving, alsook (4) de veranderingen<br />

rondom de inrichting van vrijwilligersmanagement. Kortom, de ontwikkelingen<br />

omtrent de organisatie en werving van vrijwilligerswerk. Een ietwat strategischer<br />

deel twee zal ook antwoord geven op de vraag hoe de samenleving en organisaties<br />

zouden moeten omgaan met de nieuwe situatie zoals die wordt geschetst in deel<br />

één. Enerzijds zullen er allerlei nieuwe vormen van inbedding conceptueel worden<br />

beschreven. Anderzijds zal een aantal praktische voorbeelden worden aangehaald,<br />

die betrekking hebben op met name het werven, waarderen en binden van vrijwilligers.<br />

Deze voorbeelden kunnen vervolgens worden toegespitst op de vrijwillige<br />

inzet in Amsterdamse context.<br />

1.1 De veranderde individuele vrijwilliger<br />

<strong>Vrijwilligerswerk</strong> in Nederland is en blijft vrij stabiel, ondanks de perceptie dat<br />

steeds minder burgers nog betrokken zijn bij het hedendaagse politieke en maatschappelijke<br />

gebeuren en er steeds minder vrijwilligerswerk zou worden verricht.<br />

Deze perceptie van een afnemende participatie wordt ook niet ondersteund door<br />

bijvoorbeeld het CBS (2009) en het meest recente Geven in Nederland (GIN) onderzoek<br />

(2009). In een periode van tien jaar (1997-2007) schommelde het percentage<br />

van de Nederlandse bevolking dat wel eens vrijwilligerswerk deed, voortdurend<br />

tussen de 42% en 45% (Dekker en De Hart, 2009). Met dergelijke cijfers komt<br />

Nederland met name in internationaal vergelijkend onderzoek goed tevoorschijn.<br />

Ook het SCP (<strong>Vrijwilligerswerk</strong> in meervoud, 2009) geeft aan geen grote verschuivingen<br />

tussen terreinen van (vrijwilligers)activiteiten te signaleren. Ook verwacht<br />

het SCP nauwelijks veranderingen. Toch zijn er specifieke ontwikkelingen die<br />

kunnen worden aangewezen als oorzaak van de schaarste aan vrijwilligers zoals<br />

deze door een toenemend aantal organisaties wordt ervaren. Deze ontwikkelingen<br />

vragen om extra aandacht om zo het vrijwilligerspotentieel van de Nederlandse<br />

samenleving op het huidige hoge niveau te kunnen houden.<br />

Volgens het SCP (2007) zou het met name gaan om de toenemende individualisering.<br />

Hierbij gaat het dwingende karakter van allerlei traditionele maatschappelijke<br />

verbanden (denk aan gezin, kerk en klasse) min of meer verloren en ontstaat er<br />

ruimte om het leven naar eigen inzicht en behoefte in te richten. Daarnaast zijn<br />

er meerdere processen die zich al langere tijd voordoen in de samenleving, zoals<br />

informalisering (het losser worden van omgangsvormen), informatisering (technologische<br />

ontwikkelingen), intensivering (groeiende behoefte aan variatie en verandering)<br />

en internationalisering (veranderingen bij sociale en culturele instituties).<br />

Deze processen zijn nauw met elkaar verbonden en werken voortdurend op elkaar<br />

in (Dekker et al., 2007). Daarnaast zijn er tal van andere ontwikkelingen die zich<br />

in diverse maatschappelijke sectoren manifesteren. Om er enkele te noemen: de<br />

samenleefvormen, door een toename van eenpersoonshuishoudens en allochtonen;<br />

de arbeidswereld, waarin vrouwen meer zijn gaan werken en jongeren meer<br />

bijbaantjes hebben; het onderwijs en de verlenging van de leerweg.<br />

16


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Als gevolg hiervan komt het traditionele vrijwilligerswerk steeds meer onder druk<br />

te staan. Een centraal punt van kritiek is echter dat de afname van vrijwilligerswerk<br />

te veel wordt gemeten aan de hand van traditionele vormen van vrijwilligerswerk<br />

– zoals het lidmaatschap van een politieke partij of lokale club – en dat vrijwel<br />

geen rekening wordt gehouden met nieuwe vormen van betrokkenheid (Hustinx<br />

et al., 2011). Het is vooral deze verschuiving van traditionele vormen van vrijwilligerswerk<br />

naar nieuwe vormen, soms geduid door een naamsverandering<br />

naar vrijwillige inzet, die ervoor zorgt dat het vrijwilligerspotentieel<br />

(de beschikbaarheid van mensen voor vrijwilligerswerk) niet aan<br />

het verminderen is, maar door traditionele organisaties wel als<br />

zodanig wordt gevoeld (Hustinx et al., 2009).<br />

Onderzoek wijst uit dat de afname van de beschikbaarheid van<br />

vrijwilligers het gevolg is van veranderingen die direct betrekking<br />

hebben op de hedendaagse vrijwilliger (Dekker en De Hart, 2001;<br />

De Hart en Breedveld 2001; Knulst en Van Eijk, 2002). Oorzaken als<br />

de invloed van de ontkerkelijking, een groeiend gebrek aan tijd, de opschorting van<br />

deelname aan vrijwilligerswerk tot een latere levensfase waarin mensen over meer<br />

tijd denken te gaan beschikken en een fundamentele verschuiving tussen generaties<br />

(door socialisatieverschillen), worden gerekend tot de meest voor de hand<br />

liggende oorzaken van een verminderde beschikbaarheid van vrijwilligers (Devilee,<br />

2005).<br />

Bovengenoemde oorzaken zouden als gevolg hebben dat het vrijwilligersaandeel<br />

van bepaalde groepen in de samenleving, waaronder voornamelijk jongeren, ondervertegenwoordigd<br />

dreigen te raken. Dekker en De Hart (2009) geven aan dat<br />

er een duidelijke verschuiving van vrijwillige inzet tussen generaties waarneembaar<br />

is. Alhoewel deze verschuiving duidt op een afname van vrijwilligers, is het<br />

volgens Hustinx et al. (2011) slechts de manier van betrokkenheid die aan het<br />

veranderen is. Hustinx et al. (2011) verwijzen in hun onderzoek onder Nederlandse<br />

en Belgische studenten naar de opkomst van een nieuwe generatie van jonge,<br />

actieve burgers, die zij omschrijven als de ‘Civic Omnivore’. Deze nieuwe generatie<br />

jongeren zou zich, naast het klassieke vrijwilligerswerk, ook steeds meer richten<br />

op nieuwe vormen van participatie, bijvoorbeeld door het tekenen en doorsturen<br />

van een online petitie. Deze nieuwe vormen brengen een verandering of transformatie<br />

teweeg van de manier waarop vrijwilligers actief zijn. De focus lijkt te<br />

verschuiven van collectieve, institutionele en groepsaangelegenheden naar acties<br />

die zich richten op specifieke en persoonsgebonden thema’s. Het ontstaan van<br />

nieuwe ‘participatiekanalen’ en nieuwe ‘issues’ (Hustinx, 2009; Micheletti, 2003;<br />

Norris, 2003; Stolle & Hooghe, 2005) verwijst naar een nieuw type burger die<br />

liever op een meer horizontale en autonome manier wil participeren (Inglehart,<br />

1997; Inglehart & Welzel, 2005; Norris, 1999, 2003). Daarnaast verrichten deze<br />

jongeren ook nog altijd veelal klassieke vormen van vrijwilligerswerk (CBS, POLS<br />

2008) voor bijvoorbeeld sport- en jeugdinstellingen, die overigens zeker niet genegeerd<br />

of afgeschreven mogen worden.<br />

17


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Een aanzienlijke groep jongeren is dus aan de ene kant actief door als ‘klassieke<br />

vrijwilliger’ te participeren bij formele organisaties op het gebied van sport, cultuur<br />

en jeugdwerk en aan de andere kant door zich aan te sluiten bij maatschappelijke<br />

doelen, buurtwerk te verrichten en te participeren op het terrein van religie, welzijn<br />

en gezondheid. Vaak wordt dit ook nog gecombineerd met het geven van geld en<br />

politiek consumentisme, zoals het uit politieke of etnische overwegingen bewust<br />

kopen (buycotten) of niet-kopen (boycotten) van bepaalde producten, het passief<br />

ondersteunen van belangen of het spontaan organiseren van een lokale protestactie<br />

(Hustinx et al., 2011). De snelle opkomst en verbreiding van ICT heeft hieraan<br />

een belangrijke bijdrage geleverd en deze zal de komende jaren ongetwijfeld een<br />

verdere vlucht nemen. Met opkomende nieuwe vormen van vrijwilligerswerk en<br />

betere en snellere verspreiding van informatie zullen mogelijk in de nabije toekomst<br />

meer potentiële vrijwilligers worden bereikt en digitale vrijwilligersbanken worden<br />

aangelegd. Ook nieuwe burgerinitiatieven, waarbij steeds meer<br />

gebruik zal worden gemaakt van internet, zullen door jongeren<br />

worden ondersteund (Dekker et al., 2007).<br />

Al deze ontwikkelingen dragen zonder meer bij aan een<br />

nieuwe vrijwilligersidentiteit waardoor een ‘moderne vrijwilliger’<br />

ontstaat die minder (lang) trouw zal blijven aan een<br />

organisatie (Meijs, 2010). De binding met organisaties zal ook<br />

veranderen, in die zin dat deze een meer episodisch karakter<br />

krijgt. Nieuwe vrijwilligers zien vrijwilligerswerk het liefst als<br />

een uitdaging en willen zichzelf hierin kunnen ontplooien. Ze eisen<br />

dat het leuk en verreikend is en dat het aansluit bij hun levensstijl. Kortom, de<br />

nieuwe vrijwilliger wordt geleid door persoonlijke interesse en een actuele agenda,<br />

in een wereld waarin de keuzemogelijkheden van vrije tijd steeds groter worden<br />

(SCP, 2007).<br />

18


Onderstaande tabel vat het samen:<br />

<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

19


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

1.2 De veranderde structuur van vrijwilligerswerk en organisaties<br />

Volgens Meijs et al. (2006) is het vrijwilligerspotentieel van een samenleving een<br />

functie van 1) de bereidheid, 2) de geschiktheid (bekwaamheid) en 3) de beschikbaarheid<br />

van haar leden. Hoewel dit potentieel in principe op het niveau van individuele<br />

mensen gesitueerd is, kan het zowel door de samenleving als door organisatorische<br />

factoren worden beïnvloed. Zo wordt de beschikbaarheid bijvoorbeeld<br />

beïnvloed door de stand van de economie, en de bekwaamheid door het opleidingsniveau.<br />

Organisatorisch betekent dit dat vrijwilligerswerk daadwerkelijk tot stand<br />

komt als een individueel aanbod van bereidheid, bekwaamheid en beschikbaarheid<br />

aansluit bij de vraag van een organisatie op dezelfde drie aspecten; een winnend<br />

vrijwilligersscenario. In meer algemene woorden: als consequentie van de individualisering<br />

en modernisering, zijn burgers – ook in Nederland – hun vrijwillige<br />

betrokkenheid autonoom en zelfstandig gaan organiseren en vormgeven (Hustinx<br />

& Lammertyn, 2003). De bereidheid is niet veranderd, maar de beschikbaarheid en<br />

bekwaamheid zijn niet meer zo eenduidig en collectief als voorheen. Vrijwilligers<br />

eisen ‘vrijwilligerswerk-op-hun-maat’. Organisaties die met vrijwilligers werken,<br />

spelen hier al langer op in door het werk te flexibiliseren door functies (bijvoorbeeld<br />

de functie van secretaris) te verdelen over meerdere ‘banen’ (zoals notulist<br />

en ledenadministrateur) en deze weer op te delen in activiteiten (het notuleren van<br />

twee vergaderingen). Deze zogeheten ‘lintfuncties’ 2 worden binnen een afgebakende<br />

periode uitgevoerd, in meerdere – maar niet aaneengesloten – dagdelen.<br />

Naast lintfuncties zijn er ook zogeheten estafettefuncties, zoals het barkeepen in<br />

de kantine, het rijden van kinderen naar een uitwedstrijd of het koffieschenken in<br />

het verzorgingshuis. Hierbij is het voordeel voor de organisatie dat de continuïteit<br />

wordt gewaarborgd (Bridges-Karr et al., 2010). Op deze manier ontstaat tevens een<br />

optimale afstemming tussen de persoonsgebonden beschikbaarheid en bekwaamheid.<br />

Kortom, er ontstaat een meer flexibele arbeidsmarkt voor vrijwilligers.<br />

De structurele veranderingen binnen (de organisatie van) het vrijwilligerswerk<br />

duiden op een behoefte aan meer flexibiliteit. Activiteiten<br />

worden moderner van karakter en vrijwilligerstaken worden meer<br />

opgesplitst in kleinere taken (Hustinx et al., 2009). Nieuw opkomende<br />

vormen van vrijwillige inzet zien we terug in allerlei vormen van zelforganisatie<br />

van burgers, internationaal vrijwilligerswerk voor langere<br />

periode (sabbaticals) 3 alsook vrijwilligerstoerisme (voluntourism) 4 ,<br />

meer eenmalig georganiseerde initiatieven zoals NL DOET (episodisch<br />

vrijwilligerswerk) en het virtuele oftewel online vrijwilligerswerk<br />

(E-volunteering) 5 . Vooral de laatstgenoemde vorm van vrijwillige inzet<br />

biedt extra kansen, met name voor druk bezette zakelijke professionals die graag<br />

een bijdrage willen leveren, maar het moeilijk vinden om daar structureel tijd voor<br />

2 De term en het voorbeeld komt uit de maatschappelijke stages maar zoals aangegeven is<br />

het onderdeel van een bredere verschuiving.<br />

3 Zie Hustinx et al., (xxxx) Geleid vrijwilligerswerk. Over het vrijwilligerspotentieel van de<br />

Nederlandse samenleving in 2015: pp 20<br />

4 Zie Benson, A.M. (2011). Volunteer tourism: theory framework to practical applications<br />

5 Zie Ellis, S. & Cravens, J. (2011 revised edition, in print). The virtual volunteering handbook.<br />

20


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

vrij te maken. Online vrijwilligerswerk is voor organisaties een extra methode om<br />

de inzet van mensen te kunnen benutten. Denk bijvoorbeeld aan het vooraf verwelkomen<br />

of informeren van bezoekers aan een ziekenhuis of een vakantiekamp en het<br />

geven van huiswerkbegeleiding aan gevangen. Hierbij komen de fysieke bezwaren<br />

voor het leveren van een vrijwillige bijdrage te vervallen en krijgt het vrijwilligerswerk<br />

door de extra mogelijkheden van het internet weer een heel andere flexibele<br />

en zelfs meer efficiënte dimensie. Zie bijlage voor een uitgebreidere omschrijving<br />

van de ontwikkelingen en trends rondom het vrijwilligerswerk zoals hier genoemd.<br />

Gezien de behoefte aan meer flexibiliteit binnen het hedendaagse vrijwilligerswerk,<br />

is het daarentegen opmerkelijk dat er ook nieuwe initiatieven ontstaan waarbij niet<br />

altijd uit vrije beweging wordt deelgenomen, maar vrijwilligerswerk juist minder<br />

flexibel lijkt te worden en een minder vrij karakter krijgt. Deze zogenoemde geleide<br />

vormen van vrijwilligerswerk, zoals de invoering van ‘service learning’, maatschappelijke<br />

stages en werknemersvrijwilligerswerk, lijken zelfs gedeeltelijk buiten de<br />

klassieke definitie van vrijwilligerswerk te vallen. Toch zijn ze net zo goed ontstaan<br />

door de eerdergenoemde maatschappelijke veranderingen die hand in hand gaan<br />

met kenmerken van de moderne samenleving, in dit geval door een toenemende<br />

kloof tussen de vraag naar en het aanbod van vrijwilligerswerk (Dekker at al, 2007).<br />

Daarnaast zou het vrijwilligerswerk in ons land volgens Meijs (NOV 2004; Janssen<br />

Groesbeek 2004) aan de vooravond staan van een verschuiving van een systeem<br />

waarin de organisaties sterk afhankelijk zijn van de overheid naar een systeem<br />

waarin zij veel directer door de maatschappij worden ondersteund (Devilee, 2005).<br />

De hierdoor ontstane geleide vormen van vrijwilligerswerk spelen ook in op de<br />

bereidheid, geschiktheid en beschikbaarheid van potentiële deelnemers. Alleen<br />

wordt het vrijwilligerspotentieel nu gemanipuleerd, omdat het vrijwilligerswerk<br />

door anderen wordt geïnitieerd en/of ingericht (Hustinx et al., 2009). Hierbij zal<br />

niet alleen een spanningsveld ontstaan tussen de verschillende manieren van het<br />

organiseren van deze nieuwe vormen van vrijwilligerswerk, maar zal ook de beleving<br />

ervan veranderen. Desondanks zijn het vormen van inzet die klaarblijkelijk<br />

aansluiten bij kenmerken van het moderne leefpatroon.<br />

Met de veranderende structuur van het vrijwilligerswerk, krijgen vrijwilligersorganisaties<br />

ook een veranderende rol. Allereerst is het belangrijk om te benadrukken<br />

dat niet alleen de leefwerelden en leefstijlen van ‘de nieuwe vrijwilligers’ aan verandering<br />

onderhevig zijn en aanzienlijk van elkaar verschillen, maar dat ook vrijwilligersorganisaties<br />

uiteenlopende motieven, ambities en strategieën nastreven, waardoor<br />

ze verschillende rollen willen en kunnen spelen. Meijs en Westerlaken (1994)<br />

maken bijvoorbeeld onderscheid tussen organisaties aan de hand van de relatie<br />

tussen beroepskrachten en vrijwilligers; de vrijwilligers-bestuurde organisatie, de<br />

vrijwilligers-ondersteunende organisatie en de vrijwilligers-georganiseerde organisatie.<br />

Daarnaast beschrijft Handy in Understanding voluntary organizations (1988)<br />

drie verschillende typen organisaties: ‘service delivery’, ‘campaigning’ en ‘mutual<br />

support/mutual benefit’. Hierbij maakt hij onderscheid tussen de doelstellingen van<br />

deze typen organisaties, wat van belang is vanwege de toenemende veranderingen<br />

in het individuele vrijwilligerspotentieel, die deze organisaties overigens allemaal<br />

verschillend zullen ervaren (Hustinx et al., 2009).<br />

21


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Service delivery organisaties (maatschappelijke dienstverleners) zijn de typisch<br />

dienstverlenende organisaties, zoals de Zonnebloem of het Rode Kruis, Tafeltjedek-je<br />

en telefonische hulpdiensten. Ook vrijwilligers in instellingen vallen hieronder.<br />

Iemand kan alleen vrijwilliger worden bij een service delivery organisatie<br />

als hij over de vereiste kwalificaties beschikt. Hiermee is dit type organisatie hét<br />

bewijs dat er zeker eisen aan vrijwilligers kunnen worden gesteld. De mutual<br />

support organisatie bestaat omdat een bepaalde groep mensen zich<br />

verenigt op iets dat hen verbindt. Hierbij heerst een cultuur van<br />

‘dingen samen doen’ en gaat het vooral om onderlinge solidariteit<br />

en gezelligheid. Ledenorganisaties als de Vereniging van<br />

Blinden en Slechtzienden of Scouting zijn hier voorbeelden van.<br />

Als laatste heeft de campaigning organisatie niet een echte<br />

klant of cliënt, maar juist een hele wereld om te overtuigen.<br />

Voorbeelden zijn Amnesty International, Milieudefensie, het<br />

Groene Front, lokale actiegroepen en politieke partijen. De<br />

indeling van Handy (1988) maakt duidelijk dat de verschillen<br />

tussen deze drie typen organisaties fundamenteel zijn, zowel in<br />

doelgroepen als in doelstellingen als in mogelijkheden. Voor een<br />

protesterende actiegroep zal het beeld er bijvoorbeeld heel anders<br />

uitzien dan voor een klassieke wijkvereniging. Dit heeft overigens<br />

implicaties voor het beleid dat een organisatie moet voeren. Zo zal het<br />

gevoerde beleid in een kerkelijke gemeente anders moeten zijn dan bijvoorbeeld in<br />

een vakbond of een sportclub (Dekker et al., 2007).<br />

De verschillen tussen organisaties worden hier vooral genoemd om aan te geven<br />

dat voor vrijwilligersmanagement geen ‘one size fits all’ aanpak kan worden gehanteerd,<br />

maar dat vooral eerst goed moet worden gekeken naar de kenmerken van<br />

de eigen organisatie om vervolgens het vrijwilligersmanagement daarop te kunnen<br />

afstemmen. Hierbij is het voor het management van zo’n organisatie uiterst belangrijk<br />

om ervoor te zorgen dat zowel vrijwilligers als cliënten van de organisatie<br />

goed kunnen worden bediend (Meijs, 2004). Het hedendaagse vrijwilligersmanagement<br />

is grotendeels gebaseerd op de methoden en technieken van het werken met<br />

beroepskrachten, zoals die zo’n vijftien jaar geleden verschenen aan de hand van<br />

de eerste publicaties over het managen van vrijwilligers. Amerikaanse pioniers als<br />

Ellis (1996) en Wilson (1990) ontwikkelden bijvoorbeeld een programmamanagement<br />

model, waarbij de metafoor van de werkvloer vooral werd toegepast om de<br />

effectiviteit en efficiëntie van het vrijwilligerswerk te verhogen. Ook in Nederland<br />

heeft deze procesaanpak school gemaakt. De laatste jaren zien we echter dat organisaties<br />

afstappen van dit soort vaste managementprogramma’s, omdat vrijwilligerswerk<br />

op een aantal punten fundamenteel anders is dan beroepsmatig werk.<br />

Daarnaast wordt het ook steeds duidelijker dat organisaties waarin vrijwilligers<br />

werken van elkaar verschillen en dat het managen van vrijwilligers dus ook per<br />

type organisatie zal verschillen. Kortom, ‘one size doesn’t fit all’ (Meijs, 2004).<br />

In de huidige opvattingen over vrijwilligersbeleid komen vooral de voorkeuren en de<br />

motieven van vrijwilligers centraal te staan. Om hierop beter te kunnen inspelen,<br />

staan organisaties steeds meer open voor andere manieren van werken, een nieuwe<br />

22


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

structuur en zelfs nieuwe ideeën. Zoals eerder gezegd, stimuleren de voortgaande<br />

maatschappelijke ontwikkelingen organisaties tot flexibilisering. Dit betekent dat<br />

ze in staat moeten zijn om voortdurend te kunnen inspelen op interne en externe<br />

veranderingen. Dit laatste alsook het creëren van meer ruimte voor nieuwe en<br />

flexibele vormen van vrijwilligerswerk, is een uitdaging voor veel vrijwilligersorganisaties.<br />

De wijze waarop en de mate waarin organisaties al op deze nieuwe ontwikkelingen<br />

inspelen, is vrij divers, alhoewel er een duidelijke focus ligt op het aantrekkelijk<br />

maken van vrijwilligerswerk. Denk bijvoorbeeld aan een betere afstemming<br />

en begeleiding van vrijwilligerswerk, maar ook aan het coachen van vrijwilligers en<br />

het experimenteren met de opdeling van bestaand vrijwilligerswerk in korte, tijdelijke<br />

klussen. Daarnaast maken organisaties in toenemende mate gebruik van social<br />

media (Facebook, Hyves, etc.) voor het werven van meer (jonge) vrijwilligers en<br />

gaan ze intensiever samenwerken met andere organisaties (denk aan andere vrijwilligersorganisaties,<br />

maar ook aan scholen en bedrijven).<br />

Het is duidelijk dat de inzet van het hedendaagse vrijwilligerswerk, mede door het<br />

veranderende karakter ervan, specifieke voorwaarden stelt aan het management<br />

van organisaties. Organisaties besteden daarom over het algemeen meer aandacht<br />

aan werving (door specifieke capaciteiten in overeenstemming met vacatures te<br />

brengen) alsook aan scholing en het aantrekkelijk maken van de werkomstandigheden,<br />

waarbij rekening moet worden gehouden met kortstondige verbintenissen<br />

(Van der Pennen, 2003). Dit alles suggereert dat het flexibel managen en organiseren<br />

van vrijwilligers goede mogelijkheden biedt voor organisaties die van deze<br />

vrijwilligers gebruik willen (blijven) maken. Over het algemeen zijn de grootstedelijke<br />

ontwikkelingen niet anders dan in de rest van het land. Toch zijn het vooral<br />

de grote steden waar de nieuwe ontwikkelingen, zoals hier omschreven, ook echt<br />

worden aangetroffen. Tussen de sectoren onderling zijn er ook niet veel verschillen<br />

voor wat betreft trends. Wel zijn bij de meeste ontwikkelingen de effecten op de<br />

vrijwillige inzet evenwel niet zo eenduidig of per sector verschillend (sport, onderwijs,<br />

etc.). Duidelijk is bijvoorbeeld wel dat het in de sector sport steeds moeilijker<br />

wordt om vrijwilligers te vinden voor het vervullen van bestuursfuncties en dat het<br />

lastig is om ouders vrijwillig in te zetten in de sector onderwijs. Welke aspecten de<br />

komende jaren zullen gaan overheersen, zal volgens het SCP (Toekomstverkenning<br />

vrijwillige inzet 2015, 2007) nog moeten blijken.<br />

23


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

deel 2: ‘re-embedding’,<br />

conceptualisering en inrichting van het<br />

vrijwilligersmanagement<br />

In het eerste deel zijn de maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op<br />

het veranderende vrijwilligerswerk benoemd. Ook zijn de waarneembare effecten<br />

daarvan op de veranderende individuele vrijwilliger – en daarmee de structurele<br />

veranderingen binnen het vrijwilligerswerk – in kaart gebracht. In dit tweede deel<br />

wordt een verdiepingsslag gemaakt in de beschrijving van de consequenties voor<br />

de samenleving en de organisaties aan de hand van vernieuwende vormen van<br />

inbedden en vrijwilligersmanagement.<br />

2.1 De veranderende inbedding van vrijwilligerswerk in de samenleving<br />

Traditioneel gezien is vrijwilligerswerk altijd onderdeel geweest van collectieve,<br />

institutionele en groepsaangelegenheden (Eckstein, 2001; Hustinx en Lammertyn,<br />

2003; Wuthnow, 1998). Van oudsher bestond er een collectieve dwang op mensen<br />

om vrijwilligerswerk te doen. Zij waren op vaste momenten beschikbaar, bijvoorbeeld<br />

op zondag in de kerk, en werden geacht zich in te zetten. De individualisering<br />

van de maatschappij vandaag de dag maakt dat mensen vanwege hun eigen<br />

drukke agenda’s niet meer altijd beschikbaar zijn. Mensen blijven wel bereid om<br />

zich vrijwillig in te zetten, maar kunnen niet altijd tijd vrijmaken op uren waarop<br />

organisaties dat van hen vragen. Ook is niet iedereen even geschikt om bepaalde<br />

vrijwilligerstaken uit te voeren, maar met name de beschikbaarheid vormt tegenwoordig<br />

het grootste knelpunt. Enerzijds is flexibilisering nog steeds de uitdaging.<br />

Anderzijds geven drukbezette persoonlijke en zakelijke agenda’s aanleiding tot een<br />

meer planmatige aanpak, een strakkere planning en een duidelijkere taakomschrijving<br />

van het vrijwilligerswerk om te komen tot een optimale afstemming tussen<br />

organisatie en vrijwilligers.<br />

De behoefte aan een toenemende mate van flexibilisering is volgens Stolle en<br />

Hooghe (2005) het gevolg van wat zij noemen het de-institutionaliseringproces<br />

van de maatschappelijke participatie. Toch is het tegelijkertijd opmerkelijk dat er<br />

ook juist nu een groeiende behoefte ontstaat aan vernieuwende en versterkende<br />

vormen van organisatie om zo de nieuwe individuele vrijwilliger beter te kunnen<br />

24


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

accommoderen (Hustinx en Meijs, in print 2011). Deze observatie zal hierna aan de<br />

hand van een aantal voorbeelden verder worden toegelicht.<br />

Allereerst zien we bijvoorbeeld dat Nederlandse muziekverenigingen<br />

(harmonieorkesten, etc.), die van oudsher altijd al een belangrijke<br />

sociale rol hebben vervuld binnen hun lokale gemeenschap,<br />

vroeger geen probleem hadden met het organiseren van een<br />

optreden in de kerk. Vaak was een simpele herinnering tijdens de<br />

wekelijkse repetitie voldoende om iedereen ervan op de hoogte<br />

te brengen dat ze bijvoorbeeld de eerstvolgende zondag werden<br />

geacht om – gekleed in uniform - met hun instrument aanwezig te<br />

zijn. Vanzelfsprekend ging iedereen op zondag toch al naar de kerk.<br />

Tegenwoordig zien we het tegenovergestelde, namelijk dat mensen de<br />

kerk niet meer regelmatig bezoeken, maar in plaats daarvan hun vrije tijd anders<br />

gaan indelen. Voor muziekverenigingen betekent dit dat de optredens nu veel<br />

zorgvuldiger worden georganiseerd om te voorkomen dat deze niet samenvallen<br />

met andere (sociale) verplichtingen of evenementen. Kortom, de muziekvereniging<br />

en haar leden moeten nu beter met elkaar afstemmen en onderling plannen. Dit<br />

voorbeeld laat duidelijk zien hoe klassieke vrijwilligersorganisaties tegenwoordig<br />

moeten leren omgaan met een toenemende functionele uitdaging, die vraagt om<br />

nieuwe coördinatie en integratie die de oude standaard manieren van optreden<br />

zullen moeten vervangen (Hustinx en Meijs, in print 2011).<br />

Als tweede zien we bijvoorbeeld dat veel ‘mutual support’–organisaties (zoals sportverenigingen)<br />

te maken krijgen met ‘freerider’problemen. Buiten het betalen van<br />

contributie is de onuitgesproken verwachting dat alle leden ‘moeten’ bijdragen aan<br />

het goed functioneren en voortbestaan van de vereniging. Nu de beschikbaarheid<br />

van vrijwilligers daalt en de bereidheid meer voorwaardelijk wordt, zien deze typen<br />

organisaties zich gesteld voor een normatief vraagstuk, namelijk hoe zij ervoor<br />

kunnen zorgen dat iedereen in de organisatie iets doet. Ook geldt in toenemende<br />

mate een allocatief probleem, wat inhoudt dat een organisatie niet beschikt over<br />

genoeg mensuren. Dit gaat een slag dieper dan het tot nu toe omschreven<br />

flexibiliseringsvraagstuk waar organisaties op inspelen door hun vraag en<br />

aanbod te flexibiliseren. Het free-rider gedrag heeft met name als gevolg<br />

dat bepaalde uitvoerende taken in het gedrang komen. Om dit tegen te<br />

gaan, proberen vrijwilligersorganisaties als sportverenigingen met name<br />

de bereidheid steeds meer te manipuleren door het invoeren van een<br />

strakkere regie. Dit gebeurt onder andere door het opstellen van expliciete<br />

roosters en door het verplichten van taken. Hustinx et al. (2009) noemen<br />

dit zelfwerkzaamheid.<br />

Het derde voorbeeld richt zich op de tussenkomst van derde partijen, zoals de<br />

overheid en onderwijsinstellingen, en de invoering van het door hen (verplicht)<br />

geleide vrijwilligerswerk. Al eerder werd een aantal van deze nieuwe vormen van<br />

vrijwilligerswerk genoemd, zoals de maatschappelijke stage en werknemersvrijwilligerswerk.<br />

Deze vormen van maatschappelijke inzet, die geïnitieerd worden<br />

25


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

vanuit institutionele domeinen (overheid, justitie, onderwijs, arbeid), hebben vaak<br />

een verplicht karakter (alternatieve straffen, sociale dienstplicht, maatschappelijke<br />

stages voor scholieren, etc.), maar kunnen ook een vrijwillig karakter hebben; men<br />

heeft dan de keuze om mee te doen. Dit laatste heeft betrekking op het hiervoor<br />

genoemde voorbeeld waarbij iemand in eerste instantie vrijwillig de keuze maakt<br />

om lid te worden van een sportvereniging, maar waarbij de deelname vervolgens<br />

wel verloopt via regels die door de club zijn opgelegd. Geleide vormen van vrijwillige<br />

inzet worden in toenemende mate instrumenteel ingezet om het vrijwilligerspotentieel<br />

in de samenleving te optimaliseren vanwege de normatieve behoefte om<br />

mensen te dwingen ook maatschappelijk actief te zijn. Ook hier is er sprake van<br />

manipulatie, in de zin dat deze verplichte vorm van vrijwilligerswerk de bereidheid<br />

– maar ook de beschikbaarheid – behoorlijk manipuleert (Hustinx et al., 2009).<br />

Deze voorbeelden schetsen een duidelijk beeld van de effecten van de voortgaande<br />

maatschappelijke ontwikkelingen op de bereidheid, de geschiktheid en de beschikbaarheid<br />

van de ‘moderne vrijwilliger’. Ook laten de voorbeelden zien hoe de bereidheid,<br />

de geschiktheid en de beschikbaarheid op individueel niveau gemanipuleerd<br />

en geoptimaliseerd kunnen worden. Daarnaast suggereren deze voorbeelden dat er<br />

in tegenstelling tot flexibilisering een steeds strengere organisatie en coördinatie<br />

van vrijwilligerswerk plaatsvindt. Opmerkelijk is dat deze nieuwe ontstane vormen<br />

van vrijwilligerswerk, zoals werknemers die tijdens werkuren vrijwilligerswerk<br />

doen en leerlingen die vanuit school kennismaken met vrijwilligerswerk, net als<br />

vroeger weer een bepaalde dwang krijgen. Ook episodisch vrijwilligerswerk (zoals<br />

NL DOET) is een voorbeeld van het creëren van een collectief moment met een<br />

normatieve druk waaraan we met z’n allen worden geacht deel te nemen. Volgens<br />

Hustinx en Meijs (in print, 2011) zijn deze voortgaande reacties/maatregelen op de<br />

maatschappelijke veranderingen eerder een weerspiegeling van de hervorming van<br />

de onderlinge afhankelijkheid tussen vrijwilligers, organisaties en samenleving dan<br />

van de toenemende onafhankelijkheid van de vrijwilligers zelf.<br />

“We moeten heruitvinden hoe we vrijwilligerswerk in onze samenleving inbedden”<br />

(Meijs, 2009). Dit vraagt om een strategische aanpak van vrijwilligersbeleid door<br />

organisaties, die enerzijds flexibel en functioneel moet zijn, maar waarbij de nadruk<br />

anderzijds ook moet komen te liggen op de verwachting dat iedereen hoort bij te<br />

dragen. Daarnaast is het aan derden (zoals de overheid, bedrijven en onderwijsinstellingen)<br />

om mensen te stimuleren of zelfs te verplichten om vrijwilligerswerk te<br />

doen. De interventie van deze derde partijen heeft vooral betrekking op het normatieve<br />

vraagstuk, oftewel het creëren van normatieve druk (zie Haski-Leventhal,<br />

Meijs en Hustinx, 2000; Haski-Leventhal et al., 2008).<br />

Deze zogenoemde functionele en normatieve ‘re-embedding’ processen roepen<br />

echter wel kritische vragen op. Het re-integratieproces van vrijwilligerswerk in de<br />

samenleving zoals hier wordt omschreven, is bijvoorbeeld in tegenstrijd met het<br />

beeld dat wij normaal gesproken hebben van vrijwilligerswerk als iets dat vrij is,<br />

zonder dwang. Eerder werd al aangegeven dat de huidige ‘re-embedding’ strategieën<br />

zoals die worden gebruikt om een organisatie en een vrijwilliger opnieuw met<br />

26


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

elkaar te verbinden, betrekking hebben op een bepaalde mate van verplichting.<br />

Niet alleen de ‘onverplichte’ component van de klassieke definitie van het vrijwilligerswerk<br />

vervaagt, maar er komt ook een steeds grotere nadruk te liggen op de<br />

wederkerigheid en beloning (niet financieel) voor de vrijwilliger. Het principe van<br />

tijdbanken (time banking-beweging), alhoewel dit nog geen ingang heeft gevonden<br />

in Nederland, is een voorbeeld van het belonen van mensen voor hun vrijwillige<br />

inzet (zie bijlage voor meer informatie). Deze vorm van ‘wederkerig vrijwilligerswerk’<br />

(Seyfang, 2001) als onderdeel van het ‘re-embeddingproces’ is gericht op<br />

het bestrijden van sociale uitsluiting en het bevorderen van sociale samenhang<br />

(Hustinx et al., 2009). Mede als gevolg hiervan creëren we een heel nieuw beeld<br />

van vrijwillige inzet waardoor ook de perceptie van de (Nederlandse) definitie van<br />

het vrijwilligerswerk een heel nieuwe betekenis lijkt te krijgen.<br />

2.2 De veranderende inrichting van vrijwilligersmanagement<br />

De onmiskenbare invloed van bredere maatschappelijke ontwikkelingen op het<br />

huidige vrijwilligerswerk vertaalt zich op het niveau van de samenleving in een<br />

nieuw gemeenschappelijk vraagstuk waarbij organisaties en institutionele domeinen<br />

vanuit een normatieve behoefte van de samenleving mensen dwingen om maatschappelijk<br />

actief te zijn. Het opnieuw samenbrengen van individuele vrijwilligers<br />

en organisaties (re-embedding) aan de hand van nieuwe flexibele, maar ook<br />

geleide vormen van vrijwillige inzet, vertaalt zich op het niveau van de organisatie<br />

in een management-technisch vraagstuk. Hierbij gaat het met name om wervings-,<br />

plannings-, begeleidings-, aansturings- en ‘matching’-kwesties alsook om ‘freerider’problemen<br />

die zich in een nieuwe vorm doen gelden. Dit geldt voor zowel<br />

vrijwilligersorganisaties als professionele organisaties die met vrijwilligers werken.<br />

Met nieuwe vormen van vrijwilligersmanagement moet worden ingespeeld op de<br />

maatschappelijke trends die maken dat het vrijwilligerswerk een ander<br />

karakter heeft gekregen. De ‘nieuwe’ vrijwilliger is gemotiveerd door<br />

eigenbaat en zelfgenoegen en oriënteert zich veelal op vrijheid, milieu,<br />

solidariteit en zelfontplooiing. ‘Moderne vrijwilligers’ worden ook wel<br />

getypeerd als ‘flex-vrijwilligers’ en zoeken engagement op ‘maat’<br />

door te gaan ‘shoppen’. Ook verwachten zij tegenwoordig dat ze<br />

iets terugkrijgen voor hun inzet (Van der Pennen, 2003). Het vrijwilligersbeleid<br />

krijgt hierdoor ook een ander karakter, namelijk een<br />

maatwerkkarakter. Dit houdt in dat het vrijwilligerswerkmanagement<br />

op de individuele vrijwilliger zou moeten worden afgestemd.<br />

Hiervoor zijn uiteenlopende mogelijkheden, zoals de stimulering van<br />

lokale vrijwilligersvacaturebanken (waarin vraag en aanbod worden<br />

gekoppeld) en het vergemakkelijken van hulp of faciliteiten voor en<br />

door vrijwilligersorganisaties.<br />

Een duidelijk voorbeeld hiervan is de vrijwilligersorganisatie Amsterdam Cares, die<br />

zich volledig heeft gespecialiseerd in flexibel vrijwilligerswerk. Dit wordt online<br />

27


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

aangeboden en geeft vrijwilligers de mogelijkheid om zich op te geven voor<br />

datgene wat hen het leukst lijkt, op een moment waarop dit hen het beste uitkomt.<br />

Amsterdam Cares speelt met name in op het activeren van jonge professionals uit<br />

het bedrijfsleven door het stimuleren van werknemersvrijwilligerswerk in de vorm<br />

van bijvoorbeeld het organiseren van teambuildings activiteiten voor bedrijven.<br />

Daarnaast maakt zij vrijwilligerswerk zeer aantrekkelijk voor jonge mensen die<br />

vaak worden geleefd door hun drukke agenda, maar desondanks graag iets willen<br />

terugdoen voor hun stad en daarmee tegelijkertijd hun persoonlijke netwerk willen/<br />

kunnen opbouwen. Naast Amsterdam Cares biedt ook de organisatie WorkMate<br />

(actief in de regio’s Den Haag en Rotterdam) werkgevers en hun medewerkers<br />

de kans zich in te zetten voor een goed doel in de stad, waarbij eveneens rekening<br />

wordt gehouden met drukke agenda’s en individuele wensen. Ook hier wordt<br />

mensen de mogelijkheid geboden om zich incidenteel vrijwillig in te zetten voor iets<br />

dat hen persoonlijk aanspreekt. Zowel Amsterdam Cares als WorkMate spelen in op<br />

de behoefte aan meer flexibiliteit, creativiteit en goede informatievoorziening. Het<br />

uitgangspunt is dat vrijwilligerswerk nu past in elke agenda, zonder dat hiervoor<br />

speciale kennis of kunde nodig is en zonder langdurige of terugkerende verplichtingen.<br />

Het enige dat nog nodig is om vrijwilliger te worden, is een betrokken<br />

instelling!<br />

De snelst groeiende vrijwilligersorganisaties in de Nederlandse civil society bestaan<br />

veelal uit ‘leden’ die slechts gemeenschappelijke interesses of idealen<br />

delen en vaak individuele voordelen aan hun lidmaatschap ontlenen,<br />

zonder elkaar ooit te ontmoeten zoals dat bij Amsterdam Cares en<br />

WorkMate het geval is. Bij klassieke organisaties (zoals sportverenigingen)<br />

met veelvuldig face-to-face contacten tussen de leden,<br />

blijkt het echter steeds moeilijker dan voorheen om mensen op<br />

lokaal niveau bij elkaar te krijgen en te motiveren tot het verrichten<br />

van vrijwilligerstaken (SCP, 2007). Dit laatste vormt een belemmering<br />

alsook een grote uitdaging voor vergrijzende besturen van<br />

clubs – zoals lokale verenigingen – die het bestuurswerk moeten<br />

overdragen om zo het voortbestaan van de club te kunnen waarborgen.<br />

Het grootste knelpunt hierbij is om jongeren te interesseren<br />

voor het soort vrijwilligerswerk waarop veel van deze klassieke<br />

verenigingen drijven. Naast uitvoerende functies gaat het hierbij met<br />

name om bestuursfuncties en kaderfuncties. Als gevolg van het grote<br />

verloop onder vrijwilligers en het moeizame opvullen van deze functies, komt vooral<br />

deze traditionele kern van vrijwilligers gigantisch onder druk te staan. Aan hen is<br />

nu de uitdaging om deze over te dragen aan de nieuwe generatie vrijwilligers. Meijs<br />

(2004) wijst erop dat een doorstroming van de functies die horen bij bestuurswerk,<br />

kan worden gerealiseerd door bijvoorbeeld het opsplitsen, uitbesteden of<br />

verplichten van taken. Dit kan worden uitgevoerd aan de hand van het onderverdelen<br />

of afstoten van activiteiten, het aantrekken van beroepskrachten (denk hierbij ook<br />

aan jonge professionals die tijdens/naast hun professionele carrière via stichtingen<br />

als Laluz vrijwillig hun kennis en expertise willen inzetten) en/of het verplichten van<br />

vrijwilligerswerk aan leden. Een meer flexibele structuur is natuurlijk ook een optie.<br />

Dit zien we onder meer bij De Nederlandse Bond voor Plattelandsvrouwen (NBvP)<br />

Vrouwen van Nu, die bijvoorbeeld werkt met een flexibel bestuur dat jaarlijks uit<br />

28


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

andere leden bestaat.<br />

Niet alleen de druk op besturen wordt steeds groter, maar ook de druk op goed<br />

management, oftewel op het goed organiseren van vrijwilligers en het coördineren<br />

van taken. Dit komt door het feit dat vrijwilligers vandaag de dag niet meer alles<br />

willen en kunnen accepteren. Een belangrijke reden hiervoor is een hectischer leefpatroon,<br />

waardoor de tijd die vrijwilligers kunnen investeren onder druk komt te<br />

staan. Van organisaties wordt nu verwacht dat ze alles goed voorbereiden, dat ze<br />

ondersteuning en training bieden en het vrijwilligers vooral aantrekkelijker maken<br />

door zelfs allerlei voorzieningen voor hen te treffen. Amsterdam Cares organiseert<br />

bijvoorbeeld jaarlijks een borrel of een feest voor hun vrijwilligers om zo waardering<br />

te uiten; deze maatregel blijkt erg belangrijk te zijn en is toch vrij eenvoudig<br />

te realiseren. Een stap verder gaat bijvoorbeeld het aanbieden van scholing (voor<br />

bepaalde vrijwilligerstaken), het verstrekken van een vrijwilligersvergoeding (de<br />

overheid stimuleert dit door deze vergoeding niet te belasten) of het formaliseren<br />

van een relatie met de vrijwilliger (in de vorm van een contract of een officieel<br />

vrijwilligersbeleid).<br />

Volgens het SCP (2005) is de verwachting echter wel dat het aanpassen van<br />

het vrijwilligersmanagement voor veel (klassieke) organisaties en verenigingen een<br />

langdurig en moeizaam proces zal zijn. Dit komt in rekening dienen te houden met<br />

hun huidige vrijwilligersbestand (leden). Daarnaast is het vaak nog niet voor alle<br />

organisaties mogelijk om hun vrijwilligersbeleid af te stemmen op de individuele<br />

vrijwilliger (het beleid zal dus moeten worden afgestemd op grotere groepen). Goed<br />

vrijwilligersmanagement is volgens Meijs (2004) afhankelijk van de context. We<br />

zien dat zelfs tussen organisaties uit dezelfde sector verschillen in beleid bestaan.<br />

Daarentegen zien we echter ook een aantal mogelijkheden voor een meer strategische,<br />

langeretermijnpositionering van het vrijwilligersmanagement van organisaties<br />

alsook voor het vrijwilligersbeleid zoals dit wordt uitgevoerd door bijvoorbeeld<br />

gemeentes. Hierna zetten we een aantal aandachtspunten op een rijtje.<br />

1 Het herkaderen (re-embedden) van de vrijwillige inzet<br />

Hoewel de input van vrijwilligers stabiel is, neemt de inspanning voor het werven<br />

toe. Naast de bredere ‘re-embedding’ zoals omschreven in deze achtergrondnotitie,<br />

zijn er ook voorbeelden van effectieve ‘eventing’ waarmee vrijwillige inzet<br />

wordt vormgegeven en die vooral efficiënt en effectief zijn omdat ze ook moreel<br />

worden ingekaderd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan NL-Doet, Serious Request (Het<br />

Glazen Huis) en ‘Alpe d’HuZes’. Dit zijn allemaal voorbeelden waarbij de normatieve<br />

druk wordt gecreëerd door media-aandacht en de deelname van BN’ers, terwijl het<br />

meedoen heel goed wordt gefaciliteerd. Het vinden, maken en ondersteunen van<br />

deze combinaties moet een belangrijke strategische insteek van het management<br />

zijn.<br />

29


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

2 Evenwichtiger communiceren: belonen en erkennen<br />

Terecht wordt veel aandacht besteed aan de communicatie over vrijwilligerswerk.<br />

Er is zelfs gewerkt aan een nieuwe term (van ‘vrijwilligerswerk’ naar ‘vrijwillige<br />

inzet’) omdat dit beter zou ´communiceren´. Het lijkt erop dat we kunnen constateren<br />

dat dit helemaal niet het issue is. De bereidheid om te geven (tijd en geld) is<br />

gewoon heel erg hoog, maar niet altijd in lijn met wat een specifieke organisatie<br />

of de overheid wil. Communicatie moet zich richten op de verantwoordelijkheden<br />

van burgers (en actoren zoals bijvoorbeeld bedrijven) met mogelijkheden en op de<br />

´burenplichten´ die erbij horen als deelnemer aan de samenleving. Communicatie<br />

moet ook veel meer gaan over het vieren van de successen, in plaats van het zware<br />

adresseren van de problemen. Goed management communiceert over de filantropische<br />

bijdrage van mensen als een vanzelfsprekendheid waarvoor je wel erkend,<br />

bedankt en beloond mag worden.<br />

3 Nieuwe derde partijen betrekken<br />

Zoals aangegeven, is de trend dat steeds meer derde partijen zich actief bezighouden<br />

met vrijwilligerswerk. Deze derde partijen (bedrijven, onderwijsinstellingen,<br />

sociale diensten, etc.) kunnen daarbij worden ondersteund, bijvoorbeeld met maatschappelijk<br />

betrokken ondernemen, maatschappelijke stages en de verschillende<br />

vormen van sociale activering. Een optie die past bij de dominantie van ledenorganisaties<br />

in Nederland, is het aanspreken van de klassieke ´serviceclub energie´,<br />

waarbij het netwerk van de leden het mogelijk maakt om diensten te verlenen.<br />

Hierbij gaat het concreet om het aanspreken van mutual support-organisaties om<br />

hun energie ook (regelmatig) in te zetten voor die de buurt ondersteunen). Dit<br />

kan worden uitgebreid naar veel meer netwerken, zoals inderdaad de serviceclubs<br />

en businessclubs, maar ook kookgroepen en leesclubs. Goed management moet<br />

gericht zijn op het verder ondersteunen en ontwikkelen van bestaande partijen<br />

als experimenteren met nieuwe ´derde´ partijen. Deze strategie moet worden<br />

verbonden met de bredere ‘re−embedding’ strategie.<br />

4 Levensloopbestendige vrijwillige inzet<br />

Empirisch onderzoek laat zien dat de omvang, inhoud en structuur van<br />

vrijwillige inzet onder andere wordt beïnvloed door de levensfase:<br />

ouders zijn actief op de basisschool als hun kinderen jong zijn. Denk<br />

ook aan de overgang van middelbare school naar hoger onderwijs, van<br />

hoger onderwijs naar arbeidsmarkt en van single c.q. zonder kinderen<br />

naar samen c.q. met kinderen. Andere belangrijke transitiemomenten<br />

zijn een breuk in de carrière, het ‘empty nest’ en vanzelfsprekend (en<br />

echt belangrijk) het met pensioen gaan. Management moet zich meer<br />

gaan richten op deze transitiemomenten met betrekking tot de levensloop.<br />

30


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

5 Extra aandacht voor specifieke doelgroepen<br />

Het is belangrijk om extra aandacht te besteden aan specifieke doelgroepen, in de<br />

eerste plaats de jongeren die hun opleiding (middelbare school) hebben afgerond<br />

en nog vaste relatie met kinderen hebben. Deze jongeren komen – zeker met de<br />

afname van de kerkgang – simpelweg te weinig in situaties waarin ze voor vrijwilligerswerk<br />

kunnen worden gevraagd. Het is juist voor deze groep dat nieuwe<br />

vormen van inbedden noodzakelijk zijn, zoals meer vrijwilligers-/fondsenwervingevenementen,<br />

vrijgezellenvrijwilligerswerk, volunteer-tourisme en dergelijke. Een<br />

tweede specifieke groep die om aandacht vraagt, is de brede groep van westerse<br />

en niet-westerse allochtonen die bijna allemaal uit een context komen waar vrijwilligerswerk<br />

minder aanwezig is dan in Nederland. Daarbij kan, gezien de verschillen<br />

in culturen, natuurlijk worden gewerkt met eigen ‘vehikels’. Ten derde is daar de<br />

grote groep mensen die met pre-pensioen zijn gegaan en op dit moment nauwelijks<br />

vrijwilligerswerk doen. Vanuit het transitieperspectief is dit waarschijnlijk de<br />

belangrijkste groep.<br />

In het algemeen geldt dat de actuele ontwikkelingen en trends die van invloed<br />

zijn op het vrijwilligerswerk, in de grote steden niet anders zijn dan in de rest van<br />

Nederland. Veelvuldig zijn er verhalen en voorbeelden vanuit de praktijk die specifiek<br />

gericht zijn op de vrijwillige inzet binnen de Amsterdamse context. Met name<br />

het sturen van organisaties (onder andere hoe ze kunnen inspelen op de nieuwe<br />

ontwikkelingen en hoe ze beter gebruik kunnen maken van subsidies) vanuit de<br />

gemeente, blijft één van de grootste uitdagingen voor de stad. Binnen het kader van<br />

deze notitie is nu nog weinig te zeggen over het ontwikkelen van een breed toepasbare<br />

strategie op het Amsterdamse, omdat er niet genoeg informatie beschikbaar<br />

is om hierover een uitspraak te kunnen doen. Uitgebreid empirisch onderzoek naar<br />

specifieke of ‘aparte’ Amsterdamse oplossingen is niet direct noodzakelijk alhoewel<br />

lokale Amsterdamse voorbeelden van organisatie-reacties op de ontwikkelingen in<br />

vrijwilligerswerk wel relevant zijn voor de verdere implementatie van oplossingen<br />

in Amsterdam.<br />

31


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

bijlage: trends in het vrijwilligerswerk<br />

32


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

1. ‘Sociale periode’<br />

Een langere tijd waarin mensen (met name jongeren maar ook andere sabbaticals)<br />

zich beschikbaar stellen of worden gesteld voor het vrijwilligerswerk (Hustinx et<br />

al., 2007). Binnen Europa en de V.S. zijn hiervan meerdere voorbeelden te vinden<br />

zoals onder andere omschreven door Boutellier et al. (2004). In Italië en Duitsland<br />

is een ‘sociale periode’ bijvoorbeeld een voortzetting van de alternatieve dienstplicht<br />

terwijl we het in andere landen vooral terugzien in de vorm van internationale<br />

uitwisseling en hulp. Denk aan bijvoorbeeld de Peace Corps in de V.S. maar<br />

ook aan de civiele dienst in Frankrijk en de European Voluntary Services (EVS)<br />

in Europa. Deze vormen van geleid vrijwilligerswerk worden echter vaak in gepubliceerde<br />

publicaties omschreven als ‘iets anders dan regulier vrijwilligerswerk’.<br />

Desalniettemin wordt dit veelal gevolgd door “wel kan het zo zijn dat de activiteiten<br />

in een vrijwilligersorganisatie plaatsvinden” (Boutellier et al., 2004).<br />

2. ‘Voluntourism’<br />

‘Voluntourism’ oftewel vrijwilligerstoerisme is een nieuwe trend waarbij<br />

mensen vrijwilligerswerk in het buitenland steeds vaker combineren met<br />

een vakantie. Deze trend is vooral populair onder jongeren en heeft<br />

veelal betrekking op ontwikkelingslanden. Alhoewel er steeds meer<br />

vraag naar is, met als gevolg dat internationale samenwerkingsorganisaties<br />

voor jongeren, zoals YoHo (Zie http://www.yoho.nl/) hier in<br />

toenemende mate op inspelen, blijft het relatief duur en is het daarom<br />

niet voor iedereen betaalbaar (Haski-Leventhal, 2010).<br />

3. Episodisch vrijwilligerswerk<br />

In tegenstelling tot regulier vrijwilligerswerk heeft episodisch vrijwilligerswerk<br />

betrekking op vrijwilligerswerk dat eenmalig of op korte termijn wordt uitgevoerd.<br />

Deze trend is een direct gevolg van de verschuiving van collectieve, institutionele<br />

en groepsaangelegenheden die kenmerkend zijn voor het klassieke vrijwilligerswerk,<br />

naar acties die zich richten op meer flexibiliteit, op specifieke en persoonsgebonden<br />

thema’s en waar geen sprake is van een (langdurig) engagement. Het<br />

jaarlijks terugkerende NL DOET is hier een duidelijk voorbeeld van. Het aanbieden<br />

van episodisch vrijwilligerswerk is een manier om met name voor jongeren het vrijwilligerswerk<br />

aantrekkelijk(er) te maken.<br />

33


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

4. ‘E-volunteering’<br />

Na een aarzelend begin is ook het vrijwilligerswerk volop aanwezig op het internet.<br />

‘E-volunteering’ oftewel virtueel vrijwilligerswerk is een nieuwe vorm van vrijwilligerswerk<br />

waarbij internet gebruikt wordt om vrijwilligerswerk vorm te geven.<br />

Ellis en Cravens (2000) beschrijven deze opkomende vorm van vrijwilligerswerk<br />

in ‘The virtual volunteering handbook’ waarin de centrale boodschap luidt dat<br />

virtueel vrijwilligerswerk in veel opzichten niet anders is dan gewoon vrijwilligerswerk,<br />

behalve dan dat het via het internet en met behulp van een computer wordt<br />

uitgevoerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan bestuursleden die met elkaar via e-mail<br />

vergaderen of aan bezoekvrijwilligers (bijvoorbeeld van de Zonnebloem) die af en<br />

toe extra ‘chatten’ met hun gasten. Uit deze voorbeelden blijkt overigens ook<br />

dat online vrijwilligerswerk eigenlijk helemaal niet zo nieuw is. Toch worden de<br />

extra mogelijkheden van internet voor het vrijwilligerswerk<br />

steeds belangrijker omdat het met name extra kansen<br />

biedt voor de druk bezette ‘moderne vrijwilliger’ die<br />

het moeilijk vindt om structureel vrij te maken voor<br />

vrijwilligerswerk. Een hele stap verder hierin gaan<br />

de internationaal opererende virtueel vrijwilligersorganisaties<br />

zoals UN-volunteers, de vrijwilligersorganisatie<br />

van de Verenigde Naties (VN) en Nabuur<br />

(Zie http://www.nabuur.com/), een van oorsprong<br />

Nederlandse organisatie die virtuele koffietafels organiseert<br />

waar buren elkaar helpen om hun problemen op<br />

te lossen (Meijs, 2008).<br />

5. ‘Time Banking’<br />

Time banking (Zie http://www.timebanks.org/) is een beweging die in 22 landen<br />

en 6 continenten sociale verandering wil bewerkstelligen. Alhoewel time banking<br />

volgens Hustinx et al. (2007) nog geen ingang heeft gevonden in Nederland wordt<br />

dit mogelijk een belangrijke vorm in de toekomst, gezien het succes dat dit initiatief<br />

wereldwijd kent. Tijdbanken worden veelal beschouwd als innovatieve methode om<br />

mensen te belonen voor het vrijwilligerswerk dat ze verrichten vanuit het principe<br />

van specifieke wederkerigheid. Dit houdt in dat wanneer iemand iets geeft, daarvoor<br />

in ruil ook iets terugkrijgt. In dit geval staat één uur vrijwilligerswerk gelijk aan<br />

de waarde van één tijdskrediet. Dit tijdskrediet kan vervolgens worden omgeruild<br />

voor bepaalde informele en publieke diensten (Seyfang, 2001). De nieuwe ‘Time<br />

Banking’ –beweging is gericht op bepaalde groepen in de samenleving die traditioneel<br />

gezien geen vrijwilligerswerk doen of waarvan het engagement aan het dalen<br />

is (jongeren, werklozen, etnische minderheden etc.). Daarnaast is het de bedoeling<br />

dat tijdbanken, via het principe van tijdskredieten, het contact tussen verschillende<br />

generaties stimuleren. “Tijdbanken vertrekken vanuit een ontegensprekelijke<br />

normatieve behoefte” (Hustinx et al., 2007). Met tijd als ruilmiddel zou sociale<br />

uitsluiting moeten worden bestreden en sociale samenhang worden bevorderd.<br />

34


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

6. Werknemers vrijwilligerswerk<br />

Behalve maatschappelijke organisaties en instellingen, omarmt ook het Nederlandse<br />

bedrijfsleven in toenemende mate actief het vrijwilligerswerk. De laatste 15 jaar<br />

ontwikkelt zich werknemersvrijwilligerswerk waarbij personeel gefaciliteerd door<br />

de werkgever vrijwilligerswerk kan doen, al dan niet in werktijd (voor een overzicht,<br />

Meijs en Van der Voort, 2009). Hoewel veel bedrijven zich traditioneel al<br />

vrijwillig inzetten voor de samenleving in met name maatschappelijke sponsoring,<br />

lijkt er nu structurele aandacht te zijn voor werknemervrijwilligerswerk als van<br />

Maatschappelijk Betrokken Ondernemen (MBO). Het bekendste voorbeeld is nog<br />

steeds dat bedrijven in het kader van teambuilding een sociale uitdaging aangaan<br />

(Meijs en Van der Voort, 2009).<br />

7. ‘Family Volunteering’<br />

‘Family volunteering’ is een nieuwe trend waarbij je samen met het gezin of andere<br />

familieleden vrijwilligerswerk doet. Meestal gaat het om gezinnen met schoolgaande<br />

kinderen en geeft deze vorm van vrijwillige inzet ouders en kinderen de kans om<br />

zowel familie verplichtingen als vrije tijd te combineren met het doen van iets positiefs<br />

voor de samenleving. Alhoewel deze nieuwe vorm van vrijwilligerswerk nog<br />

redelijk zeldzaam is, is er sprake van een groeiende trend (Haski-Leventhal, 2010).<br />

Ook is gebleken dat vrijwilligerswerk met het gezin, waarbij kinderen al van kleins<br />

af aan kennismaken met vrijwilligerswerk, een aanzienlijke lange termijn impact<br />

heeft op kinderen hun toekomstige bereidheid om zich vrijwillig in te zetten.<br />

35


gebruikte bronnen<br />

<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Boutellier, H., Broenink, N., & Steketee, M. (2004). Verwey Jonker Onderzoek. Een sociaal jaar<br />

voor jongeren in Nederland. Utrecht: Verwey Jonker Instituut.<br />

Bridges-Karr, L., Meijs, L.C.P.M. en Roza, L. (2010). De praktijk leert. Een uitgebreide tussenstand<br />

na 2 jaar invoering van de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs. In opdracht van<br />

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Den Haag, ministerie OCW.<br />

CBS (2009). Ouderen en jongeren doen even vaak vrijwilligerswerk. Geraadpleegd op 15 november<br />

2010, http://www.cbs.nl/nr/exeres/F1CC8B36-EC04-4615-9A0A-F3027A4A4A08.htm<br />

CBS, Permanent Onderzoek LeefSituatie (POLS). (2010). Landelijke Jeugdmonitor: rapportage 2e<br />

kwartaal, 2010. Den Haag/Heerlen<br />

Dekker, P., Hart, J. de. (2001). ‘Levensbeschouwing en vrijwilligerswerk. Het belang van netwerken<br />

in een seculariserende samenleving’. In: Tijdschrift voor Humanistiek. Jaargang 2, Nr.8, p. 9-17.<br />

Dekker, P., De Hart, J. en Faulk, L. (2007). Toekomstverkenning vrijwillige inzet 2015. pp 128.<br />

Den Haag:Sociaal en Cultureel Planbureau<br />

Dekker P. en De Hart, J. (2009). <strong>Vrijwilligerswerk</strong> in meervoud. Civil society en vrijwilligerswerk<br />

5. Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Den Haag.<br />

Devilee, J. (2005). Vrijwilligersorganisaties onderzocht. Over het tekort aan vrijwilligers en de<br />

wijze van werving en ondersteuning. [Voluntary organisations studied. About the shortage of<br />

volunteers and ways to recruit and support them]. Den Haag: SCP.<br />

Eckstein, S. (2001). Community as gift-giving: Collectivistic roots of volunteerism. American<br />

Sociological Review, Vol. 66, No. 6, 829-851<br />

Ellis, Susan J. (1990), (tweede druk). From the top down; the executive role in volunteer program<br />

success. Energize, Philadelphia/Pennsylvania.<br />

Ellis, S. & Cravens, J. (2000). The virtual volunteering handbook. Online beschikbaar op:http://<br />

www.serviceleader.org/sites/default/files/file/vvguide.pdf. [Geraadpleegd op 11 Maart 2011]<br />

Handy, C. (1988). Understanding voluntary organizations, how to make them function effectively<br />

from the author of understanding organizations. Penguin Books, London.<br />

Hart, J. de, en K. Breedveld (2001). Maatschappelijke participatie. In: K. Breedveld en A. van den<br />

Broek (red.),Trends in de tijd. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (65-74).<br />

Haski-Leventhal, Debbie., Ram A. Cnaan, Femida Handy, Jeffrey L. Brudney, Kristen Holmes,<br />

Lesley Hustinx, Chulhee Kang, Meenaz Kassam, Lucas C. P. M. Meijs, Bhagyashree Ranade,<br />

Naoto Yamauchi, Anne Birgitta Yeung and Sinisa Zrinscak. (2008). Students’ vocational choices<br />

and voluntary action: A 12-nation study. Voluntas, 19, 1-21.<br />

Haski-Leventhal, D. (2010). Volunteerability, Recruitability and Recent Trends in Volunteering. The<br />

Centre for Social Impact. CSI background paper No. 7, p. 1-4.<br />

Haski-Leventhal, D., Meijs, L. C. P. M. & Hustinx, L. (2010). The third party model: Enhancing<br />

volunteering through governments, corporations and educational institutes. Journal of Social<br />

Policy, vol 39, nr 1, 139-158<br />

Hustinx, L., en Lammertyn, F. (2003). Collective and reflexive styles of volunteering: A sociological<br />

modernization perspective. Voluntas: International Journal of Voluntary and Nonprofit<br />

Organizations, 14 (2)<br />

Hustinx, L., Meijs, L.C.P.M. & Ten Hoorn, E.M. (2007). Geleid vrijwilligerswerk; Over het potentieel<br />

36


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

van de Nederlandse samenleving in 2015 (en nieuwe strategieën om het te bevorderen). Leuven:<br />

Centrum voor Sociologisch Onderzoek.<br />

Hustinx, L., Meijs, L.C.P.M. en Hoorn, E.M. Ten (2009). Geleid vrijwilligerswerk: Over het vrijwilligers<br />

potentieel van de Nederlandse samenleving(en nieuwe strategieën om het te bevorderen). In<br />

P. Dekker en J. De Hart (Eds.), <strong>Vrijwilligerswerk</strong> in meervoud: Civil Society en vrijwilligerswerk 5.<br />

Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.<br />

Hustinx, L., L.C.P.M. Meijs, R.A. Cnaan en F. Handy (in print, 2011). Nachtwakers of omnivoren?<br />

Het participatie profiel van universiteitsstudenten in Nederland en Vlaanderen. Geaccepteerd voor<br />

Marketing Jaarboek.<br />

Hustinx, L. & Meijs, L.C.P.M. (in print 2011). Re-embedding volunteerism: In search of a new<br />

collective ground. Voluntary Sector Review, Vol. 2, No. 1, 5-21<br />

Knulst, W., en Van Eijck, K., (2002). Vrijwilligers in soorten en maten II. Tilburg: Tilburg University.<br />

Inglehart, R. (1997). Modernization and Postmodernization: Cultural, Economic and Political Chang<br />

in 43 Societies. Princeton, NJ: Princeton University Press.<br />

Inglehart, R., en Welzel, C. (2005). Modernization, Cultural Change and Democracy: The Human<br />

Development Sequence. Cambridge: Cambridge University Press.<br />

Groesbeek, M. Janssen (2001) Maatschappelijk ondernemen, Amsterdam: Business Contact.<br />

Meijs, L.C.P.M. and Westerlaken, C (1994). Vrijwilligersorganisaties en HRM, Talenten: beleid of<br />

misleid? Personeelbeleid 6, 37-43.<br />

Meijs, Lucas C.P.M. 2004. ‘Naar beter vrijwilligersmanagement’. In: Goed Bestuur, jaargang 7, nr.<br />

4, p. 8-10.<br />

Meijs, L.C.P.M. (2004). ‘Campaigning organisaties in verandering’. In: Vrijwillige Inzet Onderzocht<br />

(1) 1. P. 34-44.<br />

Meijs, L.C.P.M, Ten Hoorn, E.M. en Brudney, J.L. (2006). ‘Improving Societal Use of Human<br />

Resources: From Employability to Volunteerability’Voluntary Action. Vol. 8 (2): 36-54<br />

Meijs, L.C.P.M. (2008). Vrijwilliger(er) op internet. Internet biedt legio mogelijkheden voor vrijwilligerswerk.”<br />

In: Bestuur Rendement, jg 11, nr 3, p.18-19, [volunteer(ing) and internet: Internet<br />

offers many opportunities for volunteering.]<br />

Meijs, L.C.P.M. & Van der Voort, J.(2009). Werknemersvrijwilligerswerk in de civil society.<br />

Hoofdstuk 11. uit <strong>Vrijwilligerswerk</strong> in meervoud, Dekker, P. & De Hart, J., Sociaal Cultureel<br />

Planbureau (SCP). Micheletti, M. (2003). Political virtue and shopping. Individuals, consumerism<br />

and collective action. New York: Palgrave Macmillan.<br />

Norris, P. (1999, ed.). Critical Citizens: Global Support for Democratic Government. Oxford: Oxford<br />

University Press.<br />

Norris, P. (2003). Young people & political activism: From the politics of loyalties to the politics of<br />

choice? Report for the Council of Europe Symposium: “Young People and Democratic Institutions:<br />

From Disillusionment to Participation”, Strasbourg, November 27-28, 2003<br />

NOV (2010). Over NOV. Geraadpleegd op 17 november 2010, http://www.nov.nl/eCache/<br />

DEF/1/18/635.html<br />

Pennen, T. van der. (2003). Ontwikkeling in het lokaal vrijwilligersbeleid. Het internationaal jaar<br />

voor de vrijwilligers; een jaar later. SCP, Den Haag.<br />

SCP (2007). Toekomstverkenning vrijwillige inzet 2015. The Netherlands Institute for social<br />

research, The Hague.<br />

Seyfang, G. (2001). Spending time, building communities: evaluating time banks and mutual<br />

volunteering as a tool for tackling social exclusion. Voluntary Action, 4 (1), 29-48.<br />

Stolle, D. en Hooghe, M. (2005). Inaccurate, exceptional, one-sided or irrelevant? The debate<br />

about the alleged decline of social capital and civic engagement in Western Societies, British<br />

Journal of Political Science, 35<br />

Wilson, M. (1990). tenth printing. The effective management of volunteer programs. Johnson,<br />

Boulder, Colorado.<br />

Wuthnow, R. (1998). Loose Connections. Joining together in America’s fragmented Communities.<br />

Cambridge, Massachusetts/London, England: Harvard University Press.<br />

37


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

vrijwilligersmanagement = matchmaking<br />

13 profielen van vrijwilligersorganisaties in Amsterdam<br />

38


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Profiel: Bangsa Jawa<br />

Interview: donderdag 23 juni 2011<br />

Locatie: kantoorruimte Jan Tooropstraat 29<br />

Deelnemers: Carla Soemanta-Singotiko (voorzitter), Jenny Nitikromo (penningmeester),<br />

Donita Singodikromo (secretaris)<br />

Verhaal van de organisatie<br />

Welzijnsvereniging Bangsa Jawa Suriname in Amsterdam (BJSA) werd in 1983<br />

opgericht als een welzijnsorganisatie voor Surinaams-Javaanse Nederlanders. De<br />

officiële doelstelling van Vereniging Bangsa Jawa (www.bangsajawa-amsterdam.<br />

nl) is ‘het emanciperen, participeren en integreren in de Nederlandse samenleving<br />

met als voorwaarde “bewustwording” van eigen identiteit en cultuur en het behartigen<br />

van de belangen van de doelgroep’. BJSA realiseert deze doelstelling door<br />

middel van het organiseren van verschillende activiteiten. Men kan hierbij denken<br />

aan:<br />

• Educatieve activiteiten: computercursussen, workshops en trainingen;<br />

• Maatschappelijke activiteiten: het geven van informatie of voorlichting naar<br />

aanleiding van gesignaleerde maatschappelijke problemen;<br />

• Culturele activiteiten: het stimuleren, het promoten en het onderhouden van<br />

de Surinaamse cultuur (voorbeelden hiervan zijn dans, muzieklessen, kookworkshops,<br />

traditionele avonden);<br />

• Een eigen radio omroep.<br />

Bangsa Jawa weet een brug te slaan tussen de gemeente Amsterdam en BJSA’s<br />

Surinaamse achterban. In de loop der tijd zijn de doelstellingen uitgebreid, zo ligt<br />

de focus niet langer alleen op sociaal-cultureel samenzijn, maar ook op zorg en<br />

welzijn. De vergrijzing van de achterban en de daarmee gepaard gaande veranderende<br />

behoeftes hebben deze verandering van focus veroorzaakt. Zo heeft de<br />

vereniging recentelijk ook een ouderenopvang opgericht voor Surinaamse Javanen.<br />

Volgens de bestuursleden zat de vereniging vijf jaar geleden zowel organisatorisch<br />

als financieel in de put; er werd nauwelijks iets voor de leden gedaan. De activiteiten<br />

die wel georganiseerd werden, sloten bovendien niet aan op de (veranderde)<br />

behoeften van de achterban. Er werden afspraken gemaakt, maar deze werden<br />

vaak niet nagekomen. Ook waren er te weinig middelen en werd er niet actief naar<br />

aanvulling van deze middelen gezocht.<br />

Men heeft vervolgens besloten een nieuw bestuur samen te stellen, bestaande<br />

uit vrijwilligers en leden van de vereniging. Oorspronkelijk bestond dit bestuur<br />

39


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

uit zeven leden, maar na een jaar zijn vier van deze leden gestopt, mede doordat<br />

de functies meer tijd kostten dan ingecalculeerd. De bestuursleden ervaren hun<br />

functie als een tweede fulltime baan. Het is belangrijk om op te merken dat alle<br />

bestuursleden vrijwilligers met een hart voor de vereniging zijn; Bangsa Jawa heeft<br />

geen betaalde krachten.<br />

Als duurzame oplossing heeft het huidige bestuur ervoor gekozen om de vereniging<br />

op projectmatige en resultaatgerichte basis te besturen. De veranderingen zijn<br />

zichtbaar: men wordt aangesproken op hun verantwoordelijkheden en afspraak is<br />

tegenwoordig ook echt afspraak. Deze mentaliteitsverandering is teveel gebleken<br />

voor veel vrijwilligers, aangezien deze vernieuwing een uitstroom aan vrijwilligers<br />

opleverde. Inmiddels zien veel van hen dat deze nieuwe aanpak wel degelijk werkt<br />

en is een groot aantal vrijwilligers teruggekeerd.<br />

BJSA heeft ongeveer 25 vaste vrijwilligers met een dagelijkse of wekelijkse inzet<br />

en 90 tot 100 vrijwilligers op oproepbasis voor grote activiteiten.<br />

Werving/aansturing vrijwilligers<br />

De vrijwilligers binnen BJSA worden aangestuurd door coördinatoren, die ook vrijwilliger<br />

zijn en die ervoor zorgen dat alles binnen hun domein soepel verloopt. Deze<br />

coördinatoren zijn de volgende:<br />

• Een radiocoördinator (stuurt negen vrijwillige omroepers aan);<br />

• Vier ouderencoördinatoren (sturen diverse vrijwilligers aan, bijvoorbeeld vrijwilligers<br />

die les geven in beweging, ouderenmaatjes en het klusteam);<br />

• Een vrijwilligerscoördinator (is verantwoordelijk voor alle activiteiten waarin<br />

vrijwilligers werken, behoort te weten waar vrijwilligers het beste ingezet<br />

kunnen worden, voert vervolgens gesprekken met de desbetreffende vrijwilligers<br />

en koppelt hen aan activiteiten);<br />

• Een voorlichtingscoördinator;<br />

• Een excursiecoördinator;<br />

• Een evenementencoördinator.<br />

Een coördinator stuurt één of meerdere projectteams aan, waarbij elke activiteit<br />

volgens een vooraf opgesteld stappenplan wordt uitgevoerd. Initiatiefrijke leden<br />

maken een plan van aanpak, wat vervolgens besproken wordt door het bestuur<br />

en de verantwoordelijke coördinatoren. Als het initiatief haalbaar lijkt wordt er<br />

een stappenplan opgezet (inclusief het verzamelen van de benodigde financiering,<br />

materialen, faciliteiten, vrijwilligers en andere middelen) en het project kan van<br />

start gaan.<br />

De vrijwilligers worden binnen de eigen vereniging geworven, vaak aan de hand van<br />

activiteiten. De vrijwilligerscoördinator speelt hierin een belangrijke rol. Ook wordt<br />

er gebruik gemaakt van de Vrijwilligers Centrale Amsterdam: deze VCA-vrijwilligers<br />

worden meestal ingezet voor specifieke activiteiten (bijvoorbeeld computerles,<br />

ouderenmaatjes) wanneer er binnen de vereniging tijdelijk niemand beschikbaar is.<br />

Hoewel de vrijwilligers van de VCA meestal niet tot de doelgroep behoren (het zijn<br />

vaak geen Surinaamse Javaanse Nederlanders), zijn zij over het algemeen positief<br />

over het vrijwilligerswerk en de vereniging. Het voornaamste verschil tussen de<br />

40


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

‘eigen’ vrijwilligers en de VCA-vrijwilligers is dat VCA-vrijwilligerswerk meestal<br />

gekenmerkt wordt door een korte periode van beperkte betrokkenheid. Omdat<br />

de doorloop groot kan zijn, wat tot tijdsintensief vrijwilligersmanagement leidt,<br />

worden deze vrijwilligers meestal ingezet voor specifieke, afgebakende klussen.<br />

Verenigingsvrijwilligers daarentegen, geven veel tijd en blijven vaak jarenlang actief.<br />

De vrijwilligerscoördinator laat regelmatig alle leden en activiteitenbezoekers een<br />

enquête invullen over de eigen talenten, kennis en vaardigheden, beschikbaarheid<br />

en interesses. Daarnaast wordt er met alle nieuwe aanmeldingen een intakegesprek<br />

gevoerd. Deze informatie wordt bijgehouden en geraadpleegd op het moment dat<br />

er iemand nodig is voor een bestaande activiteit of evenement, of wanneer een<br />

nieuw initiatief van start gaat.<br />

Sommige vrijwilligers willen dagelijks of wekelijks veel uren inzetten; anderen<br />

kunnen maar een beperkt aantal uren vrij maken. Door projectmatig te werken<br />

kan de vrijwilligerscoördinator hier rekening mee houden, bijvoorbeeld door goed<br />

gebruik te maken van episodische vrijwilligers. Een vrijwilliger kan zich bijvoorbeeld<br />

opgeven om een cursus te geven voor een blok van drie maanden, waarna de vrijwilliger<br />

vrij is om het cursus geven te vervolgen of om een ‘time out’ te hebben.<br />

Behoud<br />

Het vrijwilligersbeleid van het huidige bestuur is gebaseerd op projectmatig en<br />

resultaatgericht werken. Men wordt daardoor verantwoordelijk gehouden voor<br />

gemaakte afspraken. Toen het huidige bestuur vijf jaar geleden begon, stopten<br />

sommige vrijwilligers uit weerstand tegen dit nieuwe, professionelere beleid.<br />

Inmiddels zijn de meesten teruggekomen, doordat men ziet dat het werkt. Voorzitter<br />

Carla Soemanta-Singotiko legt uit: ‘Dat hebben we niet gedaan om hen te pesten.<br />

Het was in het belang van de vereniging’. Het bestuur laat ook hun eigen betrokkenheid<br />

zien door actief te participeren in uitvoerende activiteiten. ‘Wij maken ook<br />

onze handen vies’. Het systeem van coördinatoren en de projectmatige aanpak<br />

zorgen voor duidelijkheid, waardoor de vrijwilligers weten wat er van ze verwacht<br />

wordt, wat tot hun takenpakket behoort en wie voor hen klaar staat in het geval<br />

van vragen of problemen, waarbij het de bedoeling is dat deze problemen blijvend<br />

opgelost worden.<br />

De vrijwilligers krijgen ook verschillende trainingen aangeboden op het gebied van<br />

bijvoorbeeld promotie, voorlichtingsvaardigheden of het schrijven van subsidieaanvragen.<br />

Veel van de trainingen worden aangeboden via de vereniging en op locatie<br />

van de vereniging, wat zorgt voor saamhorigheid. Andere trainingen worden via de<br />

gemeente of andere instanties aangeboden (bijvoorbeeld de Vrijwilligersacademie).<br />

Voor bestuursleden is het meedoen aan deze ‘externe’ trainingsmogelijkheden een<br />

prioriteit, mede door de netwerkfunctie die deze seminars vervullen. Het nadeel<br />

van deze trainingen is dat deze vaak overdag en door de week gehouden worden,<br />

wat moeilijk te combineren valt met de fulltime baan van de vrijwilligers. In veel<br />

gevallen neemt een vrijwilliger dan een middagje vrij of probeert een dienst te<br />

ruilen om toch mee te kunnen doen. De ‘kosten’ voor de vrijwilligers worden hierdoor<br />

wel hoger.<br />

Een ander element dat bijdraagt aan het behoud van de vrijwilligers heeft te maken<br />

met het gevoel dat ze serieus worden genomen en gewaardeerd worden. Bij elke<br />

41


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

activiteit wordt er vooraf een voorbespreking gehouden, om helder te maken<br />

wat er tijdens de activiteit moet gebeuren. Achteraf wordt er altijd een evaluatie<br />

gehouden: wat ging er goed en wat kan verbeterd worden; informatie die meegenomen<br />

wordt naar volgende evenementen. Het is een gebruik geworden om na de<br />

evaluatie samen te eten en drinken, aangezien dit bij de cultuur van de achterban<br />

hoort en een mogelijkheid is om de vrijwilligers ‘te verwennen’.<br />

Successen en knelpunten<br />

Eerdergenoemde aanpak lijkt succesvol te zijn: de afgelopen jaren is het aantal<br />

leden van de vereniging, alsmede het aantal georganiseerde activiteiten, gegroeid.<br />

Na jarenlange voorbereidingen voor een programma met dagactiviteiten voor<br />

ouderen is in december 2009 een dagopvang voor ouderen opgezet met destijds<br />

vier inschrijvingen. Inmiddels zijn dit er meer dan 70. De vereniging hoeft niet te<br />

worstelen met een tekort aan vrijwilligers en de behoefte aan en de interesse in de<br />

activiteiten is blijvend groot. Door het succes van deze activiteiten heeft de vereniging<br />

ook buiten de eigen kring naamsbekendheid verworven.<br />

De vereniging is nu ook beter in staat om subsidies en financiering aan te vragen<br />

en krijgt hierdoor meer middelen binnen. Dit proces kost echter veel tijd en wordt<br />

bemoeilijkt door het feit dat het noodzakelijke contact met instanties alleen tijdens<br />

kantooruren kan verlopen. Dit probleem hindert de vereniging ook in het oplossen<br />

van haar grootste probleem: het gebrek aan geschikte huisvesting. Het is de afgelopen<br />

jaren moeilijk geweest om een passende ruimte te vinden waarin de verschillende<br />

activiteiten gehouden kunnen worden. De vereniging moest een aantal keer<br />

verhuizen door veranderingen in de bestemmingsplannen van de voormalige huisvesting.<br />

Hoewel de gemeente de zoektocht ondersteunt, worden de vele bureaucratische<br />

taken bemoeilijkt door het feit dat deze gedurende kantooruren afgehandeld<br />

behoren te worden.<br />

Ondanks de huisvestingsproblemen en verhuizingen gaan de activiteiten tot nu toe<br />

gewoon door.<br />

Randvoorwaarden<br />

Om de huidige kwaliteit en het succes van de verschillende activiteiten te garanderen,<br />

heeft de vereniging stabiliteit nodig. In immateriële zin wordt deze stabiliteit<br />

verzorgd door het bestuur en het systeem van coördinatoren. In materiële zin is de<br />

situatie anders; vooral op het gebied van faciliteiten en huisvesting blijkt het moeilijk<br />

om stabiliteit te verwerven.<br />

De vereniging heeft ook netwerken nodig om haar eigen herkenbaarheid te<br />

vergroten en om mogelijkheden te vinden voor interessante samenwerkingsprojecten,<br />

subsidies enzovoort. De vereniging werkt samen met verschillende instanties<br />

op het gebied van training, voorlichting en dergelijke (bijvoorbeeld DMO,<br />

Vrijwilligersacademie, Stichting Eigenwijks, VrijwilligersCentrale Amsterdam,<br />

Cordaan en de Ouderenraad); echte partnerschappen kent de BJSA echter niet.<br />

Momenteel worden er geen faciliteiten of vrijwilligers met andere organisaties<br />

gedeeld: ‘alle vrijwilligers hebben al genoeg te doen’.<br />

42


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Hoewel de vereniging uitsluitend opereert op basis van vrijwillige inzet, zijn financiële<br />

middelen wel noodzakelijk. Het verwerven van financiële middelen is de afgelopen<br />

jaren verbeterd, maar is nog niet wat het moet zijn. Indien mogelijk, zou<br />

het bestuur een betaalde kracht in dienst willen nemen, juist om de belangrijke<br />

contacten tijdens kantooruren te kunnen regelen.<br />

Advies voor andere organisaties<br />

• Bekijk de interne organisatie:<br />

• Maak een planning;<br />

• Maak dingen bespreekbaar;<br />

• Werk met coördinatoren;<br />

• Neem een ietwat zakelijke houding aan.<br />

• Ken je vrijwilligers: zet de juiste mensen in op de juiste plekken.<br />

• Wees flexibel, maar maak duidelijke afspraken.<br />

• Geef de vrijwilligers verantwoordelijkheid.<br />

• Stel een ‘niet mopperen’-beleid in: mogelijke problemen behoren direct aan een<br />

coördinator of bestuurslid gemeld te worden;<br />

• Het scheppen van vertrouwen is ten slotte de belangrijkste factor, want “waar<br />

vertrouwen is, daar blijven vrijwilligers”.<br />

43


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Profiel: Computerwijk<br />

Interview: vrijdag 15 juli<br />

Locatie: telefonisch<br />

Deelnemers: Wilma Borgt (directeur/bestuurder)<br />

Verhaal van de organisatie<br />

Sinds 2005 organiseert Computerwijk cursussen in een groot aantal wijken,<br />

gegeven door getrainde vrijwilligers uit dezelfde buurt als de cursisten. Naast het<br />

bijbrengen van computervaardigheden wil Computerwijk bijdragen aan het contact<br />

tussen buurtgenoten. Computerwijk is begonnen als een initiatief van Eigenwijks,<br />

een organisatie van samenwerkende wijkbewoners in Amsterdam Nieuw-West<br />

(toen stadsdeel Slotervaart). Via Eigenwijks kwam er steeds meer vraag van bewoners<br />

naar computerles. Een belangrijke voorwaarde voor het initiatief was dat de<br />

wijkbewoners zelf actief betrokken zouden moeten zijn, waardoor zowel de competenties<br />

en kansen van de bewoners als de samenhang, kracht en leefbaarheid van<br />

de buurt vergroot zouden worden.<br />

De eerste computerlessen zijn door bestaande vrijwilligers van Eigenwijks uitgevoerd<br />

en sloegen enorm aan. Uit deze ervaringen bleek dat er binnen de wijk<br />

behoefte was aan een dergelijk laagdrempelige aanpak. Om in deze behoefte te<br />

voorzien, werd een programma en vrijwilligersbeleid ontwikkeld, wat tezamen de<br />

start vormde van het initiatief Computerwijk. Zes jaar later is de organisatie uitgegroeid<br />

tot meer dan 150 vrijwilligers in zes steden.<br />

Centraal in het Computerwijk-concept staat het trainen van buurtbewoners om<br />

computerles binnen hun eigen buurt te geven. De cursussen worden dan ook op<br />

bestaande locaties in de buurt georganiseerd. Cursisten betalen een eigen bijdrage<br />

van € 10 per cursus (zes lessen) en de vrijwillige docenten ontvangen een vergoeding<br />

van € 10 per les (twee uur).<br />

Alle docenten zijn vrijwilligers. In het diverse docentenkorps zijn alle geledingen<br />

vertegenwoordigd: hoewel het merendeel van de docenten uit (autochtone) gepensioneerden<br />

of moeders uit migrantengroepen bestaat, behoren ook jongeren tot de<br />

groep vrijwilligers. De enige doelgroep die duidelijk minder vertegenwoordigd is,<br />

zijn allochtone mannen.<br />

De grote meerderheid van de cursisten is vrouw (80%).<br />

Elke regio of stadsdeel heeft een eigen betaalde regiocoördinator, die verantwoordelijk<br />

44


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

is voor de uitvoering van het programma. De meeste regiocoördinatoren zijn<br />

voor acht uur in de week aangesteld, maar afhankelijk van de omvang van het<br />

programma binnen een bepaalde regio kan dat meer of minder zijn. Sinds de start<br />

van Computerwijk, kent de organisatie een verhouding van één betaald uur per<br />

twee vrijwillige uren.<br />

De Computerwijk-methodiek en lesmaterialen zijn inmiddels uitgewerkt in een<br />

programma dat via een franchisestrategie in andere steden uitgezet wordt.<br />

Werving/aansturing vrijwilligers<br />

Volgens directeur/bestuurder Wilma Borgt is er geen sprake van actieve werving,<br />

voor wat betreft nieuwe vrijwilligers. De meeste vrijwilligers melden zich zelf aan.<br />

Aanmelding gebeurt vaak naar aanleiding van mond-tot-mondreclame of als gevolg<br />

van een afgeronde cursus (het komt regelmatig voor dat een cursist uiteindelijk ook<br />

docent wordt).<br />

Bij het opstarten van Computerwijk in een nieuwe plek wordt meer aandacht<br />

besteed aan het vinden van vrijwilligers. In plaats van wervingsacties gaat dit<br />

echter via gesprekken met sleutelfiguren in de buurt. Mond-tot-mondreclame blijft<br />

dus het belangrijkste wervingsmiddel. Er wordt eerst een kleine pilot gestart (vier<br />

tot acht vrijwilligers), om het programma vervolgens op grotere schaal in te zetten<br />

wanneer het aanslaat. Wanneer het uitzonderlijk moeilijk blijkt om voldoende vrijwilligers<br />

te vinden, wordt de plaatselijke vrijwilligerscentrale ingezet. Op sommige<br />

plaatsen worden ook afspraken gemaakt met scholen (bijvoorbeeld in verband met<br />

de maatschappelijke stage), maar dat blijft plaatsgebonden en maakt niet structureel<br />

deel uit van de Computerwijk-methodiek. Wilma Borgt: ’we willen niet afhankelijk<br />

worden van de maatschappelijke stage’.<br />

De bedoeling is dat deelname als docent zo laagdrempelig mogelijk blijft. Toch<br />

moeten docenten aan een aantal eisen voldoen. Om docent te worden moet een<br />

vrijwilliger goed Nederlands spreken. Anders wordt het moeilijk om de trainingen te<br />

volgen en de kennis over te dragen aan de cursisten. Daarnaast moeten docenten<br />

enthousiast zijn en het leuk vinden om computerles te geven. Uiteraard is een basisniveau<br />

aan computervaardigheden vereist, maar deze kunnen ook verder ontwikkeld<br />

worden door training. Het komt vaak voor dat de docenten ‘net iets meer<br />

weten dan de cursisten’. Er is dan ook geen strenge selectieprocedure. De regiocoordinator<br />

bepaalt of een aspirant vrijwilliger wel of geen docent kan worden. Het<br />

afwijzingspercentage is niet precies bekend, maar Computerwijk verwacht dat het<br />

heel laag is. Er wordt geprobeerd om met alle situaties en omstandigheden om te<br />

gaan (bijvoorbeeld vrijwilligers met een psychiatrische achtergrond of een strafblad),<br />

om zoveel mogelijk mensen de kans te geven om docent te worden.<br />

Het werk als docent is heel flexibel opgezet. Een vrijwilliger tekent wel een vrijwilligerscontract,<br />

maar kan de frequentie van cursus geven zelf bepalen. Deze mate<br />

van vrijheid heeft tot doel de intrinsieke motivatie van de vrijwilligers te activeren.<br />

Tot nu toe heeft Computerwijk geen tekort aan vrijwilligers gehad.<br />

45


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Behoud<br />

De vrijwilligers van Computerwijk blijven over het algemeen lang betrokken. Wilma<br />

Borgt schat in dat ongeveer 80% van de huidige vrijwilligers in Amsterdam Nieuw-<br />

West sinds het begin van Computerwijk actief is. Deze betrokkenheid schrijft ze<br />

toe aan het feit dat Computerwijk goed voor haar vrijwilligers zorgt en dat de vrijwilligers<br />

het gevoel hebben dat ze gewaardeerd en serieus genomen worden.<br />

In de praktijk betekent dit dat alle vrijwilligers een vergoeding ontvangen voor het<br />

geven van lessen. Deze vergoeding (€ 10 per les van twee uur) is ook bedoeld om<br />

alle onkosten (bijvoorbeeld reiskosten) te dekken. Daarnaast krijgen alle vrijwilligers<br />

trainingen aangeboden, waardoor ze hun eigen computervaardigheden (verder)<br />

kunnen ontwikkelen. De trainingen voor de docenten zijn van hoge kwaliteit en<br />

worden door professionals verzorgd in het kader van maatschappelijk betrokken<br />

ondernemen en werknemersvrijwilligerswerk. Zo worden er regelmatig trainingen<br />

verzorgd door werknemers van Microsoft.<br />

De regiocoördinatoren spelen een belangrijke rol in het stimuleren van betrokkenheid<br />

onder de docenten. Deze coördinatoren onderhouden contact met alle<br />

docenten en weten wat er binnen de regio speelt. Elk jaar organiseren ze één of<br />

meer uitjes voor de docenten. Deze uitjes lopen uiteen van een boottocht tot een<br />

bezoek aan Microsoft. De activiteiten hebben tot doel zowel inhoudelijk interessant<br />

als gezellig te zijn.<br />

De betrokkenheid van de docenten wordt ook gestimuleerd door de mogelijkheid<br />

om inspraak te hebben in de ontwikkeling van het programma en de lesmaterialen.<br />

De regiocoördinatoren nodigen regelmatig docenten uit om mee te denken<br />

over aanvullingen en wijzigingen. De docenten worden benaderd op basis van<br />

specifieke expertise, contacten met bepaalde doelgroepen of ervaringsdeskundigheid.<br />

Er wordt geprobeerd om telkens andere docenten te betrekken bij deze<br />

inspraakmomenten.<br />

Het werken volgens een vrijwilligerscontract schept duidelijkheid, maar laat ook<br />

veel ruimte over voor eigen invulling. Doordat de afspraken per cursus afgesloten<br />

worden, hoeft een docent zich niet voor een langere tijd vast te leggen. Er wordt<br />

regelmatig gemerkt dat de vrijwilligers deze vrijheid erg op prijs stellen.<br />

Computerwijk laat de vrijwilligers merken dat zij serieus genomen worden door<br />

voortgangsgesprekken met hen te voeren, waarin ze zowel feedback krijgen op hun<br />

eigen prestaties als feedback mogen geven over hun ervaringen met Computerwijk.<br />

In een enkel geval (ongeveer drie tot vijf keer per jaar) is het noodzakelijk om<br />

afscheid te nemen van een vrijwilliger. In de meeste gevallen wordt er geprobeerd<br />

om eventuele gebreken of tekortkomingen via trainingen of andere ontwikkelingsmogelijkheden<br />

op te lossen.<br />

Successen en knelpunten<br />

Sinds de eerste pilot in 2005 blijkt er veel behoefte te zijn aan de methodiek van<br />

Computerwijk (d.w.z. vrijwilligers zetten zich in binnen de eigen wijk). De lessen<br />

46


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

sluiten aan op de behoefte naar computervaardigheden van buurtbewoners, waardoor<br />

hun eigen kansen vergroot worden. Daarnaast draagt het lesgeven bij aan het<br />

zelfvertrouwen en de vaardigheden van de docenten. Volgens Wilma Borgt worden<br />

ze zo ’een beetje beroemd’ in hun eigen buurt. De organisatie van cursussen op<br />

bestaande locaties helpt ook om contacten te leggen tussen buurtbewoners en<br />

instanties binnen de buurt (bijvoorbeeld scholen). De laagdrempeligheid van deelname<br />

maakt het mogelijk voor buurtbewoners om binnen hun bestaande wereld<br />

computerles te nemen.<br />

Binnen een laagdrempelige en flexibele context blijft het altijd een uitdaging om ‘alle<br />

neuzen dezelfde kant op te krijgen’. Ondanks de vertegenwoordiging en inspraak<br />

van docenten bij de ontwikkeling van lesmaterialen zijn niet alle vrijwilligers altijd<br />

even blij met veranderingen. Wilma Borgt vertelt: ’het is soms lastig om iedereen<br />

tevreden te houden, maar dat heb je ook in het bedrijfsleven’. Door voortdurend<br />

naar de vrijwilligers te luisteren wordt er getracht om dit soort probleem tot een<br />

minimum te beperken.<br />

Randvoorwaarden<br />

Kwaliteitsbewaking is een belangrijke voorwaarde voor het succes van Computerwijk.<br />

Om het werk zo laagdrempelig mogelijk te houden is het noodzakelijk om de vrijwilligers<br />

op een goede en consequente manier te begeleiden. Wilma Borgt legt uit dat<br />

de inzet van betaalde krachten hiervoor onmisbaar is: ‘als je helemaal afhankelijk<br />

bent van vrijwilligers, dan ben je als organisatie heel kwetsbaar’. Toch moet er,<br />

gezien de tweeledige doelstelling van Computerwijk, altijd een balans zijn tussen<br />

vrijwillige en betaalde inzet: ‘anders ben je gewoon een aanbieder van computerlessen’.<br />

Door het streven naar een verhouding van één op twee tussen betaalde en<br />

vrijwillige uren wordt er geprobeerd met zo weinig mogelijk betaalde uren zoveel<br />

mogelijk vrijwillige uren op gang te brengen.<br />

Het moge duidelijk zijn dat er kosten verbonden zijn aan het realiseren van een initiatief<br />

als Computerwijk. De organisatie probeert te vermijden dat men in financiële<br />

zin afhankelijk wordt van één partij. Op dit moment is de financiële ondersteuning<br />

als volgt verdeeld:<br />

• Bedrijfsleven (30%);<br />

• Fondsen (33-34%);<br />

• Overheid (15%);<br />

• Eigen bijdrage deelnemers (1-2%);<br />

• Overige inkomsten (bijvoorbeeld het franchisemodel, 20%).<br />

Een strategisch plan tot het jaar 2015 wordt gebaseerd op 1) het uitbreiden van het<br />

franchisemodel (het verkopen van de methodiek aan welzijnsstichtingen) en 2) de<br />

inzet van eigen freelancers in plaatsen waar er geen franchise mogelijk is.<br />

Via partnerschappen met het bedrijfsleven ontvangt Computerwijk ook veel ondersteuning<br />

in natura, waaronder software en training.<br />

47


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Advies voor andere organisaties<br />

• Zorg goed voor je vrijwilligers;<br />

• Neem de vrijwilligers serieus;<br />

• Maak het werk flexibel (in termen van tijd, uren, taken);<br />

• Geef vrijwilligers ruimte om eigen invulling te geven;<br />

• Stel duidelijke regels;<br />

• Word niet helemaal afhankelijk van vrijwilligers (betaalde krachten = continuiteit,<br />

duurzaamheid).<br />

48


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Profiel: Homeservice<br />

Interview: dinsdag 26 juni 2011, 11.00 uur<br />

Locatie: HS kantoor; Sarphatistraat 41-43<br />

Deelnemers: Joost Slis (bedrijfsleider), Rick Schellingerhout (coördinator)<br />

Verhaal van de organisatie<br />

Homeservice, een project van De Waterheuvel en De Regenbooggroep, werd in<br />

2006 opgericht om mensen met een psychische beperking in twee behoeften te<br />

voorzien: een zinvolle dagbesteding en hulp bij allerlei soorten klussen. Het initiatief<br />

begon vanuit Amsterdam Vriendendienst, waarin mensen gekoppeld werden<br />

om zo sociale contacten te bevorderen, en De Waterheuvel, een clubhuis voor<br />

mensen met een psychische beperking. Hoewel beide organisaties mogelijkheden<br />

tot sociaal contact (maatjes, uitstapjes, inloop) scheppen, bieden zij geen praktische<br />

hulp aan mensen die deze hulp niet kunnen verkrijgen binnen hun sociale<br />

netwerk.<br />

De dienstverleners komen uit dezelfde doelgroep als de cliënten, wat betekent dat<br />

sommige deelnemers zowel dienstverlener als klant zijn. Homeservice is als organisatie<br />

voor en door mensen met een psychische beperking vrij uniek. Joost Slis,<br />

projectleider bij Homeservice, legt uit dat dit niet altijd even gemakkelijk is: ‘de<br />

doelgroep van Homservice staat er niet zonder reden alleen voor. Het is dan ook<br />

aan Homeservice om deze obstakels weg te nemen.’ Het succes van Homeservice<br />

draait om het afstemmen van vraag en aanbod – de zoektocht naar ‘een goede<br />

match’.<br />

De dienstverleners worden aangestuurd door betaalde coördinatoren, een bedrijfsleider,<br />

een meewerkende voorvrouw en het secretariaat, dat ook uit dienstverleners<br />

bestaat. In totaal zijn er drie FTE betaalde krachten.<br />

Werving/begeleiding van dienstverleners<br />

Bij Homeservice zijn ongeveer 45 (dienstverleners) ingeschreven, maar deze zijn niet<br />

allemaal even actief. De mate van vrijwillige inzet wordt voornamelijk in ‘klusuren’<br />

gemeten: voor het afgelopen jaar bedroeg dit aantal 8.000, exclusief tijd besteed<br />

aan training, reistijd, overleg en dergelijke. Het feitelijke aantal uren vrijwillige inzet<br />

wordt dan ook op ongeveer 16.000 geschat.<br />

49


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Zowel dienstverleners als klanten worden voornamelijk ‘via-via’ geworven, wat<br />

voor een groot deel komt door de aard van de doelgroep, namelijk mensen met een<br />

psychiatrische achtergrond. Deze populatie is relatief klein en bezit een heel actief<br />

netwerk. Het project heeft verder ook bekendheid verworven via andere instanties<br />

zoals De Waterheuvel. Andere dienstverleners worden via instellingen of trajectbureaus<br />

naar Homeservice verwezen. Hoewel er nauwelijks aan promotie gedaan<br />

wordt, worden er wel presentaties gehouden door dienstverleners van Homeservice<br />

om zo de doelgroep of potentiële hulpverleners te bereiken. Afgeleverde klussen zijn<br />

volgens Homeservice de beste reclame. Mond-tot-mondreclame blijft het belangrijkste<br />

wervingsmiddel.<br />

Homeservice hanteert een aantal selectiecriteria voor dienstverleners. Een dienstverlener<br />

moet:<br />

1. tot de doelgroep behoren;<br />

2. zich aan afspraken kunnen houden (bijvoorbeeld op tijd komen);<br />

3. in staat zijn om te klussen of om diensten te verlenen.<br />

De drempels omtrent deze criteria zijn bewust laag gehouden: dienstverleners worden<br />

vrijwel nooit afgewezen. Een indicatie is bijvoorbeeld niet vereist: wanneer een<br />

potentiële dienstverlener zichzelf tot de doelgroep rekent is dat meestal voldoende.<br />

Afspraken en klussen worden voor iedere individuele dienstverlener afgestemd op<br />

de mogelijkheden die zij hebben. Op basis van deze mogelijkheden wordt bepaald<br />

wat er gedaan kan worden, op welke manier en onder welke voorwaarden.<br />

Homeservice probeert op deze wijze zoveel mogelijk drempels weg te halen, om<br />

zoveel mogelijk mensen actief te kunnen laten worden. Dit betekent niet dat er niets<br />

van de dienstverleners verwacht wordt. Dienstverleners worden aangesproken op<br />

de afspraken die gemaakt zijn op basis van hun mogelijkheden tot vrijwillige inzet.<br />

Hierbij wordt benadrukt dat de klant de gedane taken echt nodig heeft en dat deze<br />

dus niet vrijblijvend zijn.<br />

Als iemand zich inzet als onderdeel van een re-integratietraject worden de afspraken<br />

en voorwaarden in overleg met het trajectbureau bepaald. Het gros van het werk<br />

wordt echter uit eigen initiatief ondernomen.<br />

Behoud<br />

De doorloop van dienstverleners bij Homeservice is groot, hoewel dit naar verloop<br />

van tijd wel minder is geworden. Langdurige betrokkenheid past ook niet altijd<br />

bij de doelstellingen van Homeservice en is afhankelijk van de mate van inzet en<br />

betrokkenheid van het individu. Inzet gedurende kortere periodes of op oproepbasis<br />

is ook welkom. Wel wordt dienstverleners regelmatig gevraagd of ze intensiever of<br />

langduriger zouden kunnen participeren.<br />

De grootse kans op doorloop doet zich in de eerste maand van het vrijwilligerswerk<br />

voor. De ervaring van Homeservice is dat mensen die na de eerste maand<br />

nog actief zijn vaak voor een langere tijd actief blijven. Het is echter moeilijk om<br />

in te schatten hoe lang de gemiddelde dienstverlener actief blijft. Wel wordt er<br />

aandacht geschonken aan het behouden van het vrijwillige personeel, door middel<br />

50


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

van maandelijkse overlegmomenten en het aanbieden van verschillende opleidings-<br />

en bijscholingsmogelijkheden. Het persoonlijk contact met de coördinatoren en de<br />

andere collega’s is echter het belangrijkste.<br />

De belangrijkste taak voor de organisatie is en blijft het kennen van haar dienstverleners<br />

en de behoeftes van deze dienstverleners en het wegnemen van drempels<br />

zodat ze actief kunnen blijven. Wanneer een dienstverlener bijvoorbeeld niet in<br />

staat is om gebruik te maken van het openbaar vervoer, zal er naar klussen op loop-<br />

en fietsafstand gezocht worden. Dergelijk maatwerk vraagt veel alertheid van de<br />

coördinatoren en kennis over de doelgroep: Homeservice moet immers zowel over<br />

voldoende dienstverleners beschikken als over voldoende (variatie in) klussen om<br />

deze dienstverleners binnen hun eigen kunnen actief te laten zijn.<br />

Tot nu toe hebben de coördinatoren amper verschillen gemerkt in de inzet of motivatie<br />

van dienstverleners die via een traject aan de slag gaan en de dienstverleners<br />

die op eigen initiatief beginnen. In sommige gevallen blijven dienstverleners<br />

actief nadat hun traject afgelopen is, maar meestal is dit niet het geval.<br />

Er bestaat een grotere kans dat een dienstverlener, vanwege de ervaring die hij<br />

binnen Homeservice opgedaan heeft, in aanmerking komt voor een re-integratie<br />

of activeringstraject. Homeservice biedt deze dienstverleners dus een opstap naar<br />

een onafhankelijker leven.<br />

Successen en knelpunten<br />

In bijna zes jaar heeft Homeservice een effectieve organisatiestructuur opgebouwd,<br />

waarin vraag en aanbod binnen de doelgroep op elkaar afgestemd kunnen worden,<br />

wat blijkt uit het groeiend aantal klussen en de groeiende variëteit in deze klussen<br />

en uit het stijgend aantal vrijwillige uren. Bovendien is er anekdotisch bewijs dat de<br />

mogelijkheden geschept in dit project belangrijke voordelen heeft opgeleverd voor<br />

zowel de dienstverleners als de cliënten, beide behorend tot dezelfde doelgroep.<br />

Dienstverleners stromen af en toe ook door naar betaald werk. Hoewel dit geen<br />

onderdeel uitmaakt van de doelstelling, kan dit als een erg positief neveneffect<br />

worden beschouwd. Dienstverleners willen zich bovenal nuttig kunnen maken, een<br />

geïntensiveerde omgang ervaren binnen de eigen omgeving en zien het leveren van<br />

een waardevolle bijdrage aan de levensomstandigheden van een lotgenoot als een<br />

persoonlijke overwinning.<br />

Als voorbeeld noemen Slis en Schellingerhout het verhaal van Robert, die vijftien<br />

jaar geleden als vluchteling naar Nederland is gekomen. Jaren lang worstelde Robert<br />

met zware alcoholproblemen, maar met veel moeite is het Robert gelukt om van<br />

zijn alcoholverslaving af te komen. Hij is inmiddels twee jaar nuchter en hij heeft<br />

via een begeleid woningtraject een enigszins zelfstandig leven op kunnen bouwen.<br />

Wanneer Robert thuiszit, merkt hij echter dat hij vaak gaat ‘malen’, waarbij zijn<br />

trauma’s weer in beeld komen. Door drie of vier keer per week een schoonmaakklus<br />

te kunnen doen via Homeservice, heeft hij hier minder last van.<br />

Het komt wel eens voor dat er geen goede match is tussen een dienstverlener en<br />

een klant. Zo kwam Arthur via een activeringstraject bij Homeservice te werken.<br />

Wegens zeer slechte sociale vaardigheden en een weerbarstige houding ten opzichte<br />

van coördinatoren en andere dienstverleners ontstond er regelmatig onrust en<br />

ruzie. Na enkele maanden werd er in overleg met de verwijzende instantie besloten<br />

51


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

om het traject te beëindigen. Hoewel een traject niet altijd in een dergelijke situatie<br />

eindigt, worden de dienstverleners wel aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid<br />

voor de gemaakte afspraken, de kwaliteit van hun werk en hun collegialiteit.<br />

Randvoorwaarden<br />

Volgens Joost Slis is de belangrijkste voorwaarde voor het succes van Homeservice<br />

een team dat begrijpt wat de bedoeling is van het project. Daarnaast zijn er natuurlijk<br />

(financiële) middelen nodig om het benodigde werk goed uit te kunnen voeren.<br />

Homeservice wordt voornamelijk gefinancierd uit subsidies van de gemeente en<br />

de afzonderlijke stadsdelen. Daarnaast ontvangt de organisatie geld voor het begeleiden<br />

van trajecten zoals activering en re-integratie en wordt er ook een kleine<br />

eigen bijdrage verwacht van de cliënten. De verschillende eisen van de verschillende<br />

financieringsbronnen leveren soms moeilijkheden op. Projectleider Joost Slis<br />

beschrijft de situatie: ‘het product dat wij bieden is een combinatie van activering<br />

en ondersteuning. Zo wil één instantie alleen subsidie geven voor activering, maar<br />

niet voor de ondersteuning die kenmerkend is voor ons voor-en-door karakter. Het<br />

is alsof we slagroomtaart met aardbeien verkopen, maar de ene wil alleen de slagroom<br />

en de ander alleen de aardbeien. Zo wordt ons product niet meer herkenbaar’.<br />

Een eenduidig financieringssysteem met één contact en heldere voorwaarden is<br />

dan ook een grote wens van Homeservice.<br />

Homeservice is geen schildersbedrijf; de verwachtingen van de klant behoren<br />

gehoord te worden, waarbij men hulp krijgt van vrijwillige dienstverleners. De<br />

dienstverleners moeten echter ook weten dat het werk van voldoende kwaliteit<br />

behoort te zijn. Niet alle dienstverleners hebben met technische klussen te maken;<br />

het gaat ook om klussen als boodschappen doen, de planten water geven of secretariële<br />

taken.<br />

Naarmate Homeservice meer naamsbekendheid heeft gekregen is verwachtingsmanagement<br />

een belangrijkere rol gaan spelen. Zo moet er steeds een balans<br />

gevonden worden tussen de productie (het uitvoeren van klussen) en de laagdrempeligheid<br />

van de participatie voor dienstverleners uit dezelfde doelgroep. Het komt<br />

wel eens voor dat een klus geregeld wordt met tien dienstverleners, waarvan er<br />

slechts vijf op komen dagen. Als er teveel nadruk op de productie wordt gelegd,<br />

dan kan de neiging ontstaan om alleen de beste werkers of de meeste betrouwbare<br />

dienstverleners te vragen, waardoor een groot deel van de doelgroep uitgesloten<br />

wordt. Naar klanten wordt er daarom duidelijk gecommuniceerd dat het bij<br />

Homeservice niet om een economische transactie gaat, maar om lotgenoten die<br />

elkaar hun hulp aanbieden. Aan de andere kant is het belangrijk om in ogenschouw<br />

te nemen dat een lage kwaliteit van diensten de vraag kan verminderen. Hierdoor<br />

zouden er minder klussen beschikbaar zijn waar de dienstverleners zich voor in<br />

kunnen zetten.<br />

De kleinschaligheid van de organisatie is een belangrijke voorwaarde voor succes,<br />

omdat het persoonlijke contacten mogelijk maakt, waardoor de coördinatoren goed<br />

zicht hebben op de mogelijkheden en behoeften van zowel de dienstverleners als<br />

de cliënt. Er wordt niet uitgesloten dat de formule van Homeservice eventueel<br />

52


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

uitgebreid wordt naar andere steden of regio’s. Wanneer dit gebeurt, is het wel<br />

noodzakelijk dat de organisatie in redelijk kleine, autonome eenheden gestructureerd<br />

wordt.<br />

Advies voor andere organisaties<br />

• Zorg voor betrokkenheid bij de doelstelling: weet waar je precies voor staat;<br />

• Onderhoud persoonlijke contacten met dienstverleners en klanten;<br />

• Verwachtingsmanagement: communiceer duidelijk wat de verschillende<br />

partijen wel en niet van elkaar kunnen verwachten;<br />

• Anticipeer, herken en verlaag drempels;<br />

• Neem de dienstverleners serieus: spreek hen aan op hun mogelijkheden en<br />

verantwoordelijkheden;<br />

• Casting/matching: zet de juiste mensen in op de juiste plekken;<br />

• Luister goed en sta open voor minder gangbare ideeën en situaties;<br />

• Zorg voor regelmaat;<br />

• Wees alert en ben bereid om wanneer nodig op de rem te trappen: een te grote<br />

schaal kan de doelstellingen tegenwerken.<br />

53


Profiel: Stichting laluz<br />

Interview: woensdag 20 juli 2011<br />

Locatie: telefonisch<br />

Deelnemers: Marije Mulder<br />

<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Verhaal van de organisatie<br />

In 2004 hebben vier jonge organisatieconsulenten een manier gevonden om<br />

ondanks hun drukke baan hun kennis en expertise te gebruiken om uiting te geven<br />

aan hun maatschappelijke betrokkenheid. Dit leidde tot de oprichting van stichting<br />

laluz. De organisatieconsulenten zagen bij vele ideële organisaties een behoefte<br />

aan de expertise en drive die young professionals te bieden hebben.<br />

Sinds de oprichting is laluz uitgegroeid tot een landelijk netwerk, waarin young<br />

professionals aan ideële organisaties gekoppeld worden om uiteenlopende<br />

opdrachten uit te voeren. Vrijwilligers die bij laluz ingeschreven staan hebben minimaal<br />

een HBO opleiding en ten minste drie jaar werkervaring in één van de volgende<br />

expertisegebieden:<br />

• Strategie & Organisatie;<br />

• Marketing, Communicatie & PR;<br />

• Human Resources;<br />

• Training & Coaching;<br />

• Finance;<br />

• ICT;<br />

• Juridisch.<br />

De opdrachten die door de vrijwilligers van laluz uitgevoerd worden, zijn van<br />

verschillende omvang in termen van tijd en inspanning. Een kerngroep van ongeveer<br />

60 vrijwilligers houdt zich bezig met het onderhouden van contacten met<br />

ideële organisaties en het matchen van vrijwilligers met opdrachten.<br />

Naast het koppelen van vrijwilligers aan organisaties, biedt laluz ondersteuning en<br />

op maat gemaakte programma’s op het gebied van maatschappelijke betrokkenheid,<br />

aan bedrijven. Andere activiteiten bestaan uit het publiceren van nieuwsbrieven<br />

en het organiseren van ‘laluzcafés’ – informele bijeenkomsten voor professionals,<br />

goede doelen en andere geïnteresseerden. Deze bijeenkomsten worden ongeveer<br />

een keer per kwartaal gehouden en worden doorgaans door zo’n 50 mensen<br />

bezocht. De cafés scheppen een veilige omgeving waarin young professionals en<br />

54


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

goede doelen met elkaar in contact kunnen komen en de kans krijgen om hun<br />

netwerk te onderhouden en uit te breiden.<br />

De stichting heeft twee beroepskrachten (1,5 fte), een directeur en een assistent.<br />

De rest van de activiteiten van de organisatie wordt uitgevoerd door vrijwilligers.<br />

De kerngroep van organisatievrijwilligers (zogenaamde ‘laluzzers’) zet zich elke<br />

gemiddelde 4 uur per persoon per week in.<br />

Werving/aansturing vrijwilligers<br />

Binnen de organisatie kan men twee verschillende groepen vrijwilligers onderscheiden:<br />

databasevrijwilligers en organisatorische vrijwilligers.<br />

Databasevrijwilligers schrijven zich bij laluz in omdat ze expertise willen doneren<br />

aan een goed doel. Overdag werken deze young professionals in het bedrijfsleven,<br />

bijvoorbeeld als jurist, marktonderzoeker, financieel adviseur, strategisch adviseur,<br />

coach of mediator. Ze worden opgenomen in een database van expertise, om<br />

vervolgens gematcht te worden met een ideële organisatie. In de database staan<br />

ook opdrachten beschreven. Een vrijwilliger mag zelf op een opdracht reageren,<br />

maar vrijwilligers kunnen ook benaderd worden door een ‘matchmaker’ van laluz.<br />

De 60 organisatievrijwilligers (laluzzers) komen ook uit het bedrijfsleven (inclusief<br />

een aantal zzp’ers), en delen hun expertise met het team van laluz voor minimaal<br />

vier uur per week. Het werk van de laluzzers wordt verdeeld in vier verschillende<br />

teams:<br />

• De ‘Matchmakers’ houden zich bezig met het formuleren van opdrachten in<br />

overleg met organisaties en met de werving en selectie van vrijwilligers. Via<br />

intakegesprekken met zowel organisaties als vrijwilligers krijgen de vrijwilligers<br />

in dit team een goed zicht op de wensen, behoeften en mogelijkheden van alle<br />

partijen om zo goede combinaties te kunnen maken.<br />

• De ‘Accountmanagers’ zorgen dat zij op de hoogte blijven van ontwikkelingen<br />

binnen de ideële sector om zo advies te kunnen geven en een bijdrage<br />

te kunnen leveren aan de professionalisering van organisaties binnen deze<br />

sector. Daarnaast onderhoudt dit team contact met organisaties om lopende<br />

en toekomstige matches te kunnen realiseren.<br />

• Het ‘Community Team’ organiseert gelegenheden waar laluz zich aan young<br />

professionals, ideële organisaties en het bedrijfsleven kan voorstellen.<br />

• Het ‘Marketing & Communicatie Team’ richt zich op zowel de interne as de<br />

externe communicatie van laluz.<br />

De focus ligt bij laluz op young professionals – hoogopgeleide mensen tussen de<br />

25 en de 40 jaar. Afgelopen jaren is de nadruk meer verschoven naar het aspect<br />

’professional’, waardoor niemand puur op basis van leeftijd afgewezen wordt. Het<br />

belangrijkste is volgens Marije Mulder dat een vrijwilliger impact wil hebben op een<br />

betere wereld. Met betrekking tot de database aan vrijwilligers, worden de zwaardere<br />

klussen voornamelijk door vrijwilligers boven de 35 jaar uitgevoerd, terwijl<br />

meer algemene klussen vaak bestemd zijn voor de 30-plussers. De jongste groep<br />

vrijwilligers (de 25-plussers) staat bekend om het aannemen van erg ambitieuze<br />

opdrachten.<br />

55


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Van formele wervingsacties is bij laluz weinig sprake. De meeste werving vindt<br />

‘via-via’ plaats. Deze methode vormt dan ook een eerste selectiestap om zo de<br />

kwaliteit van het werk te kunnen waarborgen: als een vrijwilliger bij laluz een<br />

kennis of collega vraagt om zich daar ook in te schrijven, is de kans al groot dat<br />

deze persoon binnen de cultuur en werkwijze van laluz past. De huidige vrijwilligers<br />

gaan immers niemand vragen die niet geschikt zou zijn. Aanmelden kan via<br />

de website. Volgens Marije Mulder melden zich per week gemiddeld tien aspirant<br />

vrijwilligers aan bij laluz.<br />

Aan kandidaatvrijwilligers die zich in de database op willen laten nemen wordt<br />

duidelijk gemaakt dat ervaring in het bedrijfsleven belangrijk is en dat bepaalde<br />

kwaliteiten en expertise de prioriteit hebben. Marije Mulder: ’wij gaan voor impact,<br />

maar impact waarbij kwaliteit voorop staat. We gaan niet voor kwantiteit. We<br />

wijzen mensen af die niet aan de kwaliteitseisen voldoen. Hetzelfde geldt voor<br />

twijfelgevallen’.<br />

Van kandidaatvrijwilligers wordt verwacht dat zij een introductieavond bijwonen,<br />

waarin informatie wordt gegeven over de organisatie en de verschillende teams.<br />

Deze bijeenkomsten, die ongeveer een keer per maand gehouden worden, zijn<br />

bedoeld om ervoor te zorgen dat iedereen een helder beeld heeft van laluz en dat<br />

iedereen eenzelfde verhaal naar buiten toe communiceert.<br />

Vrijwilligers gaan een serieuze commitment aan bij laluz en bij de ideële organisaties<br />

waar laluz mee werkt. Om die reden moeten vrijwilligers een geheimhoudingsverklaring<br />

tekenen. Van organisatievrijwilligers wordt een inzet van minimaal vier<br />

uren in de week verwacht, maar deze uren worden niet gespecificeerd. De teamleiders<br />

zijn verantwoordelijk voor bijsturing indien nodig. Marije Mulder benadrukt dat<br />

hoewel controle noodzakelijk is, er wel vrije ruimte moet blijven. Vrijwilligers worden<br />

verwacht hun eigen verantwoordelijkheden te nemen – het zijn immers professionals.<br />

Naast de wens om iets voor de samenleving te kunnen betekenen is het persoonlijke<br />

element van laluz een belangrijk drijfveer voor de vrijwilligers. Directeur Marije<br />

Mulder: ’waar je bij een bedrijf vaak een nummer bent, ben je bij een goed doel en<br />

bij laluz een persoon’.<br />

Behoud<br />

Volgens directeur Marije Mulder draait het bij laluz om het binden en boeien van<br />

vrijwilligers. Vooral bij de organisatorische vrijwilligers is langdurige betrokkenheid<br />

van belang. Deze vrijwilligers vormen immers een constante factor, die essentieel<br />

is voor het succes van laluz. Gemiddeld blijft een organisatorisch vrijwilliger anderhalf<br />

à twee jaar actief, maar ongeveer een kwart van deze vrijwilligers is inmiddels<br />

meer dan vijf jaar betrokken bij laluz. Er wordt steeds geprobeerd om ervoor te<br />

zorgen dat ‘de oude garde’ vertegenwoordigd is in alle teams, om zo de ‘learnings’<br />

en ‘best practices’ over te dragen aan nieuwe vrijwilligers.<br />

Veranderingen in werk of privéleven zijn de meest voorkomende redenen voor<br />

vrijwilligers om te stoppen. In een enkel geval wordt een vrijwilliger gevraagd om<br />

te stoppen of om eventueel naar een andere opdracht overgeplaatst te worden.<br />

56


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Net als bij elke nieuwe aanmelding wordt er met elke vertrekkende vrijwilliger een<br />

gesprek gehouden om informatie en feedback te krijgen over het werk en de ervaringen<br />

van de vrijwilliger. Deze informatie wordt vervolgens gebruikt als input voor<br />

het interne HR team voor vrijwilligers.<br />

Als een vrijwilliger vertrekt, wordt deze automatisch alumnus van laluz. Zo blijft<br />

iemand altijd ‘bij de club horen’. Om dit te bewerkstelligen worden er speciale<br />

alumni activiteiten georganiseerd en worden de alumni steeds opnieuw betrokken<br />

bij de communicatie en kennisdeling.<br />

Persoonlijk contact is een belangrijk element in het belonen en erkennen van vrijwilligers.<br />

De organisatievrijwilligers onderhouden via de verschillende teams contact<br />

met de databasevrijwilligers. De directeur streeft ernaar om minimaal een keer per<br />

de maand persoonlijk contact te hebben met elk van de 60 laluzzers. Dit contact<br />

kan face-to-face zijn, maar ook telefonisch of via de mail, chat of andere media.<br />

De laluzcafés dragen ook bij aan het creëren van een goede interpersoonlijke sfeer<br />

door mensen met elkaar in gesprek te brengen en door een veilige omgeving te<br />

bieden waarin vrijwilligers, ideële organisaties en andere betrokkenen kunnen<br />

netwerken. Zo worden er verbindingen gelegd binnen de ‘laluz community’, om<br />

deze vervolgens hecht te houden.<br />

Marije Mulder legt uit dat een andere belangrijke bindingsfactor te maken heeft<br />

met de reputatie van laluz. Young professionals willen graag bij een populair en<br />

goed georganiseerd initiatief horen, waar hun inspanningen een duidelijk positief<br />

effect kunnen hebben. Daarnaast kan deelname een tastbare toegevoegde waarde<br />

hebben op een cv. Volgens de directeur: ‘het geeft een gevoel van exclusiviteit,<br />

maar dan zonder arrogantie’.<br />

Successen en knelpunten<br />

De database van laluz bevat inmiddels gegevens van meer dan 3000 young professionals<br />

die hun kennis en ervaring willen doneren aan een goed doel. Daarnaast<br />

bevat de database er opdrachten van zowel kleine als grote ideële organisaties.<br />

Stichting laluz komt regelmatig in de media en staat bekend als een dynamisch<br />

en ambitieus netwerk met vooruitstrevende ideeën en werkwijzen, vooral op het<br />

gebied van social media. Vrijwilligers en organisaties zijn tevreden en blijven dikwijls<br />

voor langere tijd betrokken.<br />

In het begin moest de organisatie wel leren een bedrijfsmatig perspectief te hanteren,<br />

om zo het succes en de reputatie van laluz op te bouwen. De grootste uitdagingen<br />

bestaan tegenwoordig uit het op de voet volgen van trends en ontwikkelingen in<br />

de markt, waar laluz en haar young professionals op in kunnen spelen, het vinden<br />

en betrekken van ideële organisaties en het vinden van een balans tussen de inzet<br />

van allerlei media en het behouden van het persoonlijke aspect.<br />

Hoe bekend de organisatie op het gebied van social media ook mag zijn, benadrukt<br />

Marije Mulder, deze media blijft een middel: ’bij laluz draait het om de persoonlijke<br />

match. Social media kan het persoonlijk contact nooit vervangen.’<br />

57


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Randvoorwaarden<br />

Volgens de directeur bestaat de belangrijkste voorwaarde voor het succes van<br />

Stichting laluz uit het goed luisteren naar mensen, het opbouwen van een gemeenschapsgevoel<br />

(community building), een persoonlijke benadering en de capaciteit<br />

om je verhaal te vertellen. Door goed te luisteren krijgt men inzicht in de wensen,<br />

behoeften en mogelijkheden van zowel young professionals als ideële organisaties,<br />

waardoor de wederzijdse verwachtingen goed op elkaar afgestemd kunnen<br />

worden. Andere belangrijke factoren zijn een veilige omgeving, voortdurende<br />

vernieuwing (maar met behoud van de oude garde), flexibiliteit en een openheid tot<br />

experimenteren.<br />

Uiteraard zijn goede mensen die in het doel van de organisatie geloven, essentieel.<br />

In praktische termen worden de activiteiten van laluz financieel ondersteund door<br />

donaties, sponsoring, subsidies en de eigen bijdragen van de ideële organisaties.<br />

Daarnaast ontvangt de stichting redelijk veel sponsoring in natura, waaronder<br />

laptops, software, accommodatie, reclamecampagnes en dergelijke.<br />

In de toekomst zou de organisatie een wat stevigere financiële basis willen hebben,<br />

waardoor de continuïteit en kwaliteit beter gewaarborgd worden door middel van<br />

aanstelling van een groter aantal vaste krachten. Hoewel laluz niet de ambitie<br />

heeft om een ‘multinational te worden’ zouden er in de ideale situatie vijf betaalde<br />

krachten op kantoor moeten zijn: de directeur, een vaste matchmaker, een programmaontwikkelaar,<br />

een team manager en een goede doelenmanager.<br />

Advies voor andere organisaties<br />

• Luister naar vrijwilligers en klanten en maak gebruik van de aanwezige kennis;<br />

• Weet wat er speelt op de werkvloer;<br />

• Ben eerlijk in je verwachtingsmanagement;<br />

• Beleef plezier in het werk (vraag jezelf elke dag, ‘Vind ik dit nog steeds leuk?’);<br />

• Beloning/erkenning;<br />

• Duidelijkheid/professionaliteit;<br />

• Zoek de edge op (experimenteren);<br />

• Ben exclusief, maar zonder arrogantie;<br />

• Vernieuw met behoud van oude gard;<br />

• Gebruik social media als aanvulling op, maar niet ter vervanging van, persoonlijk<br />

contact.<br />

58


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Profiel: Maranatha Ministries<br />

Interview: dinsdag 5 juli 2011, 16.00 uur<br />

Locatie: kantoorruimte Meer en Vaart 318<br />

Deelnemers: Gerard Liesdek (Ouderling)<br />

Verhaal van de organisatie<br />

Sinds 1975 opereert Maranatha Ministries officieel als een ‘levendig’ kerkgenootschap<br />

van ruim 2500 mensen. Maranatha Ministries is met meer dan 500 vrijwilligers<br />

van verschillende afkomsten een voorbeeld van een vrijwilligersorganisatie<br />

met een lange geschiedenis, een multiculturele achterban en met een complex<br />

takenpakket.<br />

Maranatha Ministries heeft de visie ‘om groot Amsterdam te bereiken met het<br />

evangelie van Jezus Christus’. Deze visie wordt hoofdzakelijk gerealiseerd door<br />

middel van het organiseren en uitvoeren van bijeenkomsten en uitzendingen via<br />

verschillende media (bijv. televisie, radio, Facebook, YouTube). Naast de bijeenkomsten,<br />

zijn de activiteiten van de kerk gericht op het uitdragen van waarden als<br />

‘liefde, verdraagzaamheid en gastvrijheid’, zorg voor mensen met verschillende<br />

problemen en de mogelijkheid scheppen voor mensen om zich in het christelijke<br />

geloof te verdiepen.<br />

Leidraad van alle activiteiten is de visie van de Sr. pastor en voorzitter van het<br />

bestuur Stanley Hofwijks. De uitvoering wordt gecoördineerd en aangestuurd door<br />

ongeveer negen beroepskrachten en een aantal kernvrijwilligers. Het werk is georganiseerd<br />

in afdelingen met ieder een eigen coördinator. Afdelingen zijn onder<br />

andere ingedeeld op basis van doelgroep (bijv. kinderen, tieners, echtparen), activiteit<br />

(bijv. bestuur, diakonaat, media) of dienstverlening (bijv. pastorale begeleiding,<br />

muziek, maatschappelijke ondersteuning).<br />

Elke week vinden er drie algemene bijeenkomsten plaats. Daarnaast worden er<br />

op verschillende dagen en tijden afzonderlijke bijeenkomsten gehouden voor de<br />

specifieke doelgroepen. Andere vaste activiteiten worden georganiseerd in kleinere<br />

groepen en er vinden regelmatig speciale activiteiten en evenementen plaats<br />

over specifieke thema’s of voor specifieke doelgroepen. De kerk heeft ook wijkgemeenten<br />

in Almere.<br />

59


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Werving/aansturing vrijwilligers<br />

Van de mensen die ingeschreven staan bij Maranatha Ministries worden twee<br />

dingen verwacht. Allereerst wordt er van hen verwacht dat ze zich op een actieve<br />

manier inzetten voor de realisatie van Maranatha’s visie. Ten tweede behoren zij op<br />

gepaste wijze hun eigen talenten te gebruiken om de kerk en de samenleving in zijn<br />

geheel, van dienst te zijn. Hier wordt veel aandacht aan besteed door het pastorale<br />

team, de ouderlingen, het bestuur en andere leiders.<br />

Wanneer men zich voor het eerst inschrijft vindt er een interview en een pastoraal<br />

gesprek plaats, waarin de talenten, vaardigheden en wensen van het nieuwe<br />

gemeentelid besproken worden.<br />

Voordat iemand zich als vrijwilliger inzet wordt er echter nagegaan of diegene aan<br />

een aantal algemene eisen voldoet. Een vrijwilliger behoort onder andere:<br />

1. bekeerd te zijn;<br />

2. gedoopt te zijn;<br />

3. vervuld te zijn met de Heilige Geest;<br />

4. zijn of haar eigen zaken op orde hebben;<br />

5. overtuigd te zijn van zijn of haar verbintenis met Maranatha.<br />

Als iemand nog niet voldoet aan een of meerdere eisen, dan wordt daar eerst aan<br />

gewerkt. Zo tracht men ervoor te zorgen dat alle actieve vrijwilligers dezelfde kant op<br />

gaan en dat de kans op misverstanden en onderlinge conflicten zo klein mogelijk is.<br />

Vacatures voor vrijwilligers worden op verschillende manieren bekend gemaakt en<br />

ingevuld. Allereerst houden de afdelingscoördinatoren de leiders in de gemeente<br />

op de hoogte van wat er nodig is. De leiders hebben dan ook een goed zicht op<br />

de talenten die eventueel beschikbaar zouden zijn. Mensen kunnen ook persoonlijk<br />

benaderd worden om specifieke taken op zich te nemen. Verder worden vacatures<br />

soms in het wekelijkse ‘infoblad’ vermeld, met contactgegevens van de betreffende<br />

afdelingscoördinator.<br />

Als iemand zich opgeeft om een vrijwilligerstaak te doen, gaat de afdelingscoördinator<br />

eerst na of deze persoon de juiste kwaliteiten bezit om goed te kunnen functioneren<br />

in de betreffende rol. Zo moet een vrijwilliger een aantal basiskwalificaties,<br />

die verschillend zijn per functie, kunnen aantonen. Voor sommige functies zijn<br />

deze eisen vrij specifiek. Zo moet een docent aan de Bijbelschool affiniteit hebben<br />

met lesgeven, de lesstof beheersen en de capaciteiten hebben om kennis over te<br />

dragen. Een zanger moet toonvast zijn, een zeker stembereik hebben en het liefst<br />

noten kunnen lezen.<br />

Voor andere functies is de drempel wat lager (bijvoorbeeld voor schoonmaakwerk<br />

of het klaarmaken van hapjes voor speciale evenementen). Gedurende het gesprek<br />

wordt er steeds geprobeerd om inzicht te krijgen in iemands kunnen en de dingen<br />

waar hij of zij zich eventueel toe ‘geroepen’ voelt. Voor alle functies wordt echter<br />

de hoogste kwaliteit verwacht. Van vrijwilligers wordt verwacht dat zij hun werkzaamheden<br />

verrichten ‘als voor de Heer’.<br />

Er wordt geprobeerd om ook ‘slapende leden’ – mensen die ingeschreven staan<br />

maar niet actief zijn – te activeren door taken aan te dragen die bij hun eigen<br />

60


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

interesses en mogelijkheden passen. Zo wordt er gekeken naar drempels of andere<br />

omstandigheden die iemand mogelijk weerhouden van het vervullen van vrijwilligerstaken.<br />

Door middel van een flexibele opstelling van Maranatha wordt er geprobeerd<br />

om zoveel mogelijk van deze drempels weg te halen.<br />

Gerard Liesdek vertelt dat de basis van het vrijwilligersbeleid bij Maranatha<br />

Ministries bovenal bestaat uit het kennen van vrijwilligers als mensen: ‘vrijwilligers<br />

zijn immers geen Lego’.<br />

Behoud<br />

Het is de bedoeling dat gemeenschapsleden actief blijven in het uitdragen en<br />

ontwikkelen van hun geloof. Actieve inzet als vrijwilliger hoort hier ook bij. Het<br />

is voor de organisatie daarom erg van belang om een omgeving te creëren en in<br />

stand te houden waarin blijvende (duurzame) participatie mogelijk is. Het belangrijkste<br />

middel is natuurlijk het evangelische gedachtegoed zelf, die de nadruk legt<br />

op waarden als dienstbaarheid, trouw, verbondenheid met en betrokkenheid bij de<br />

gemeente en de medemens. Vrijwilligers worden er dan ook op aangesproken als<br />

zij zich anders gedragen of opstellen.<br />

In de ideale situatie voelt een vrijwilliger zich meer ‘geroepen’ dan ‘gedwongen’<br />

om zijn of haar taken te vervullen. Het is echter niet het geval dat van vrijwilligers<br />

verwacht wordt dat zij zich voor eens en altijd aan dezelfde taken te wijden. Het<br />

is goed mogelijk om taken af te wisselen op basis van individuele wensen en voorkeuren.<br />

Ook is het mogelijk voor een vrijwilliger om zich binnen een bepaalde afdeling<br />

door te ontwikkelen naar steeds meer verantwoordelijke functies.<br />

Binnen de afdelingen wordt ernaar gestreefd om zo flexibel mogelijk te zijn, maar<br />

daarbij behoort men wel binnen de kaders die nodig zijn om het werk te doen, te<br />

blijven. Van afdelingscoördinatoren wordt verwacht dat zij een groot incasseringsvermogen<br />

hebben en alert zijn op situaties die de inzet van een vrijwilliger in de weg<br />

kunnen staan. Als een vrijwilliger zegt te willen stoppen, wordt er in een gesprek<br />

geprobeerd om de redenen achter dit besluit te achterhalen. Veranderende levensomstandigheden<br />

spelen hier vaak een belangrijke rol in. Waar mogelijk worden<br />

oplossingen gezocht, bijvoorbeeld door het verdelen van taken over meerdere vrijwilligers<br />

of het inlassen van een ‘sabbatical’.<br />

Naast het aanspreken van vrijwilligers op basis van hun eigen waarden en verantwoordelijkheden,<br />

wordt er veel aandacht aan de waardering van vrijwilligers<br />

besteed. Bij het behoud van vrijwilligers, zo legt Gerard Liesdek uit, is ‘beloning erg<br />

op zijn plek’. Zo wordt er bij verjaardagen, jubilea en andere belangrijke mijlpalen<br />

kaarten, bloemen of cadeaus gegeven. Afdelingscoördinatoren en andere vrijwilligers<br />

worden bovendien gestimuleerd om elkaar complimenten te geven voor een<br />

bijzondere prestatie of geslaagde inspanningen.<br />

Er wordt vooral geprobeerd een omgeving te creëren waarin mensen de ruimte<br />

hebben om te doen wat hen interesse heeft, en waar van fouten geleerd kan worden.<br />

61


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Successen en knelpunten<br />

Maranatha’s lange geschiedenis, blijvende groei en ontwikkeling bewijst dat de<br />

organisatie een zekere mate van succes kent in het managen van vrijwilligers.<br />

Maranatha’s activiteiten worden door meer dan 500 vrijwilligers opgezet en uitgevoerd,<br />

onder begeleiding en ondersteuning van tien beroepskrachten.<br />

De noodzaak tot aanpassen aan een veranderende maatschappij vormt een blijvende<br />

uitdaging. Zo heeft de afdeling Kinderwerk de laatste decennia een transformatie<br />

doorgemaakt van knutselen naar computeren. Een dergelijke verandering<br />

vraagt ook om bijscholing of eventuele vervanging van de betrokken vrijwilligers.<br />

Net als in elke organisatie, is communicatie ook bij Maranatha Ministries een<br />

belangrijke uitdaging. Leiders binnen de kerk worden dan ook gestimuleerd om<br />

goed te luisteren en om rekening te houden met het feit dat de vrijwilligers waar ze<br />

mee werken vrijwilligers en geen beroepskrachten zijn. Zo worden afdelingscoördinatoren<br />

gestimuleerd om zich niet te snel aangevallen te voelen als een vrijwilliger<br />

een mening uit. Helderheid in communicatie wordt gestimuleerd door het cultiveren<br />

van een transparante cultuur waarin eerlijkheid hoog in het vaandel staat.<br />

Randvoorwaarden<br />

Op de vraag wat er nodig is om het vrijwilligerswerk binnen Maranatha Ministries<br />

goed te laten verlopen vertelt Gerard Liesdek: ‘je bent afhankelijk van de goodwill<br />

van de mensen’. Daarom moet er altijd voor gezorgd worden dat de omstandigheden<br />

voor individuele gemeenteleden (en vrijwilligers) optimaal zijn. ‘Als het met<br />

het individu goed gaat, gaat het met de gemeente goed,’ volgens Liesdek.<br />

Andere randvoorwaarden zijn, zoals reeds genoemd, transparantie, eerlijkheid en<br />

duidelijkheid in de gestelde verwachtingen en in de onderlinge communicatie.<br />

Daarnaast zijn er leiders en coördinatoren met incasseringsvermogen nodig, die<br />

flexibel en gedreven zijn en die weten hoe je met mensen om moet gaan.<br />

Het werk van de vrijwilligers mag nooit te zwaar worden. Men moet binnen de<br />

eigen mogelijkheden kunnen werken en daar waardering voor krijgen. Als het om<br />

vrijwilligers gaat, zegt Liesdek: ‘het moet leuk blijven’.<br />

Uiteindelijk gaat alles wat binnen Maranatha Ministries gedaan wordt uit van de<br />

liefde voor God en voor andere mensen.<br />

Advies voor andere organisaties<br />

• Heb eerst aandacht voor de mensen (vrijwilligers zijn geen Lego);<br />

• Ken je vrijwilligers: zet de juiste mensen in op de juiste plekken;<br />

• Haal de door potentiële vrijwilligers ervaren drempels tot het doen van vrijwilligerswerk<br />

weg;<br />

• Verdeel de organisatie in afdelingen met duidelijke coördinatoren;<br />

• Beloon vrijwilligers voor hun inspanningen;<br />

• Stel eisen; leg de lat hoog;<br />

• Zorg voor aansluiting bij de missie van de organisatie.<br />

62


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Profiel: Nisa for Nisa<br />

Interview: woensdag 13 juli 2011<br />

Locatie: kantoorruimte<br />

Deelnemers: Renée de Zwart (secretaris); Fatima Sabah (directeur)<br />

Verhaal van de organisatie<br />

Volgens oprichter en directeur Fatima Sabah is Stichting Nisa for Nisa ’uit woede<br />

ontstaan’, doordat er in het Stadsdeel Slotervaart geen veilige plek was waar<br />

Marokkaanse vrouwen elkaar konden ontmoeten. Opgericht in 2001, moest de<br />

stichting binnen een korte tijd meerdere keren verhuizen. Toch wist Nisa for Nisa<br />

steeds meer vrouwen aan te trekken en nam het aantal activiteiten toe. Na een jaar<br />

kwamen ook vrouwen van niet-Marokkaanse achtergrond bij de stichting terecht.<br />

De naam van de stichting betekent ‘Vrouwen voor Vrouwen’ en de missie is om<br />

‘[migranten] vrouwen uit hun isolement te halen, hen via activiteiten en voorlichting<br />

letterlijk en figuurlijk de weg in de Nederlandse samenleving te wijzen, hen te<br />

leren op positieve wijze hun eigen talenten te ontwikkelen [en] hen te leren hun<br />

eigen kracht te gebruiken om zo te komen tot emancipatie’.<br />

De werkwijze van Nisa for Nisa richt zich op de ‘instroom, doorstroom en uitstroom’<br />

van vrouwen uit de doelgroep (veelal van Marokkaanse, Turkse of andere nietwesterse<br />

afkomst). In de instroomfase worden vrouwen uit hun isolement geholpen<br />

door hen deel te laten nemen aan de activiteiten van Nisa for Nisa. De doorstroomfase<br />

is gericht op het stimuleren van de participatie van vrouwen in de samenleving<br />

door het verhogen van hun weerbaarheid en zelfvertrouwen. De uitstroomfase<br />

houdt in dat vrouwen begeleid worden in de zoektocht naar een opleiding,<br />

werk of vrijwilligerswerk. De stichting biedt een breed scala van activiteiten aan,<br />

waaronder fietsles, zwemles, Arabische taal, koken, mode en lezen. Daarnaast<br />

doet de organisatie veel aan geestelijke gezondheid, bijvoorbeeld door middel van<br />

de cursus ‘lichte en donkere dagen’ of ‘pijn in het gevoel’. Ook wordt er veel tijd<br />

besteed aan opvoedingsondersteuning, zowel in de vorm van voorlichtingen als<br />

in die van cursussen. Ook wordt Nisa for Nisa regelmatig benaderd door onderzoekscentra<br />

die onderzoek doen naar de voedingspatronen, gezondheid en erfelijke<br />

ziektes onder migranten.<br />

Belangrijk om te vermelden is dat de stichting vraaggericht werkt: het programma<br />

wordt afgestemd op de noden en behoeften van de bezoeksters. Nisa for Nisa is<br />

63


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

bovendien buurtgericht; doordat directeur Fatima Sabah zelf in de buurt woont<br />

waar Nisa for Nisa actief is, weet zij wat er leeft onder vrouwen in de buurt.<br />

Op de directeur na, draait Nisa for Nisa helemaal op vrijwilligers. De door vrijwilligers<br />

verrichte taken zijn onder andere activiteitenbegeleiding, lesgeven, administratieve<br />

en bestuurlijke taken, schoonmaken en koken. De inzet van de vrijwilligers varieert<br />

van het incidenteel geven van een cursus tot werkzaamheden die gelijk staan aan<br />

een volledige fte. De continuïteit van de organisatie wordt gewaarborgd door een<br />

betaalde directeur, een vrijwillige bestuursvoorzitter (1,5 dagdeel per week), een<br />

vrijwillige penningmeester (1 dagdeel per week), een vrijwillige secretaris (40 uren<br />

per week) en enkele andere kernvrijwilligers.<br />

Ook is er sprake van samenwerking met andere organisaties omtrent een aantal<br />

projecten.<br />

Werving/aansturing vrijwilligers<br />

Ongeveer 30 vrijwilligers zijn actief bij Nisa for Nisa, waarvan de helft regelmatig<br />

actief is. Voor een groot deel komen deze vrijwilligers uit de doelgroep zelf; anderen<br />

komen echter bij de organisatie terecht via de Vrijwilligers Centrale Amsterdam of<br />

via het persoonlijke netwerk van de directeur, van het bestuur of van de huidige<br />

vrijwilligers.<br />

Het komt vaak voor dat vrouwen die door Nisa for Nisa geholpen worden zich ook<br />

als vrijwilliger inzetten. De directeur en de bestuursleden inventariseren waar een<br />

deelnemer goed in is en vragen de deelnemer in kwestie vervolgens om vrijwilligerswerk<br />

uit te voeren dat gerelateerd is aan hun talent. Zo wordt een deelneemster<br />

met talent voor het maken van kleding betrokken bij cursussen in mode en<br />

ontwerp.<br />

Vrijwilligers bepalen zelf hoeveel tijd ze willen doneren; hun inzet wordt in overleg<br />

afgesproken.<br />

Behoud<br />

De secretaris van Nisa for Nisa, Renée de Zwart, vindt het moeilijk om precies in<br />

te schatten hoe lang een vrijwilliger gemiddeld actief blijft. Sommige vrijwilligers<br />

zijn inmiddels meer dan vijf jaar actief, terwijl anderen gedurende kortere periodes<br />

actief blijven. Hoewel precieze cijfers ontbreken, is de secretaris van mening dat er<br />

niet veel verloop is onder de vrijwilligers.<br />

De organisatie kent een aantal zeer trouwe vrijwilligers; vrijwilligers die in het<br />

verleden zelf ook geholpen zijn door Nisa for Nisa. Er zijn bijvoorbeeld vrouwen die<br />

oorspronkelijk naar de organisatie verwezen werden (bijvoorbeeld door de Dienst<br />

Werk en Inkomen), om zeer moeilijke persoonlijke omstandigheden achter zich te<br />

laten. Deze vrouwen zetten zich nu in om andere vrouwen te helpen, bijvoorbeeld<br />

door les te geven of door activiteiten te begeleiden.<br />

Ook vrijwilligers die via de Vrijwilligerscentrale bij de organisatie terecht komen,<br />

blijven vaak lang en intensief betrokken bij Nisa for Nisa. Zo is de huidige secretaris<br />

64


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

via vrijwilligerswerk bij een andere organisatie in contact gekomen met de organisatie.<br />

Na een tijd als bestuurslid actief te zijn geweest, nam zij steeds meer verantwoordelijkheden<br />

op zich. Inmiddels is zij al meer dan vier jaar (fulltime) actief als<br />

meewerkend vrijwillig secretaris.<br />

Fatima Sabah en Renée de Zwart schrijven de betrokkenheid van de vrijwilligers<br />

voor een groot deel toe aan de warmte, geborgenheid en het gevoel van veiligheid<br />

dat de organisatie biedt. De vrouwen worden door andere vrouwen gemotiveerd en<br />

gestimuleerd. Fatima Sabah: ‘onze vrijwilligers werken vanuit hun hart’.<br />

Het lotgenotencontact is voor veel van de deelnemers en vrijwilligers een belangrijk<br />

bindingsmiddel. Ook voor autochtone vrijwilligers is solidariteit met de doelgroep<br />

een reden om langdurig actief te blijven.<br />

Nisa for Nisa besteedt veel aandacht aan het belonen van vrijwilligers. Fatima<br />

Sabah legt uit: ‘dat moet je echt doen. Je moet je vrijwilligers het gevoel geven<br />

dat zij belangrijk zijn, want ze zijn ook echt belangrijk’. Een van de belangrijkste<br />

beloningsvormen bestaat uit het aanbieden van trainingen, waardoor vrijwilligers<br />

hun eigen vaardigheden op verschillende gebieden verder kunnen ontwikkelen. Zo<br />

werkt de organisatie samen met de stichting Samen Wonen Samen Leven (SW-SL)<br />

aan een training voor vertrouwenspersonen. Ook worden vrijwilligers gestimuleerd<br />

om mee te lopen met bestuursleden en andere vrijwilligers, om zo te ervaren wat<br />

dergelijke functies inhouden. Fatima Sabah: ‘bij mij krijgen ze de praktijk en bij<br />

SW-SL krijgen ze de theorie’.<br />

Nisa for Nisa organiseert bovendien verschillende uitjes, activiteiten en andere<br />

evenementen om vrijwilligers te waarderen en te belonen. Zo vond er in het afgelopen<br />

jaar een reis naar België, een aantal uitjes naar theatervoorstellingen, een<br />

gezamenlijk ontbijt en een dagevenement bij een lokaal zwembad plaats.<br />

Sommige vrijwilligers ontvangen een vrijwilligersvergoeding van € 10 per dagdeel.<br />

De vergoeding wordt veelal op basis van nood toegekend en niet zozeer op basis<br />

van de zwaarte van de taak. Ook in het geval van functies die moeilijk te vervullen<br />

zijn (bijvoorbeeld docent fietsles) wordt een vrijwilligersvergoeding toegekend.<br />

Renée de Zwart: ‘veel vrijwilligers liggen momenteel in een scheiding of hebben<br />

andere moeilijke omstandigheden – ze hebben die vergoeding nodig. Maar als<br />

iemand via VCA naar ons toekomt, dan beginnen we niet over deze vergoeding.<br />

Als we zelf iemand vragen, dan krijgt die persoon de vergoeding wel. Wanneer ze<br />

zichzelf aanbieden, niet’. De meest voorkomende redenen van vrijwilligers om met<br />

hun werkzaamheden te stoppen zijn veelal gerelateerd aan veranderingen in de<br />

persoonlijke omstandigheden. Volgens Renée de Zwart komt het nauwelijks voor<br />

dat een vrijwilliger kwaad wegloopt. In sommige gevallen moet een vrijwilliger<br />

minder doen omdat zij een betaalde baan heeft gekregen. Fatima Sabah benadrukt<br />

echter dat het begeleiden naar betaald werk niet bij de doelstellingen van de stichting<br />

hoort: ‘we zijn al blij als ze überhaupt de deur uit komen’. Toch zijn er wel<br />

vrouwen die doorstromen naar betaald werk, wellicht doordat Nisa for Nisa heel<br />

laagdrempelig is. De organisatie is voor veel vrouwen een eerste stap, namelijk de<br />

stap uit huis. Daarna stromen ze vaak door naar inburgeringcursussen, vrijwilligerswerk,<br />

een opleiding, een andere cursus of betaald werk, hoewel een deel van de<br />

oudere vrouwen niet meer doorstroomt.<br />

65


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Successen en knelpunten<br />

Door de inzet van de directeur en de vrijwilligers biedt Nisa for Nisa activiteiten<br />

en cursussen aan die erg in trek zijn bij de doelgroep. In het jaarverslag wordt het<br />

voorbeeld vermeld van de cursus ‘Mode en Ontwerpen’, waarbij het noodzakelijk<br />

werd om cursisten na een jaar plaats te laten maken voor een volgende cursist.<br />

De organisatie kent een hoog niveau van betrokkenheid van vrijwilligers. Volgens<br />

Renée de Zwart komt dit voornamelijk door de warme en geborgen sfeer die door<br />

de directeur gecreëerd wordt.<br />

Nisa for Nisa heeft meestal voldoende vrijwilligers voor al haar activiteiten. Voor<br />

sommige functies blijkt het soms moeilijk om geschikte vrijwilligers te vinden<br />

(bijvoorbeeld voor het geven van fietsles). In deze situaties lukt het echter meestal<br />

wel om via de VCA of persoonlijke netwerken de juiste vrijwilligers te vinden.<br />

Culturele verschillen zorgen soms wel voor een uitdaging met betrekking tot het<br />

managen van de vrijwilligers. Zo zijn autochtone of Marokkaanse vrijwilligers niet<br />

altijd even goed op de hoogte van gevoeligheden rondom Turkse vrijwilligers, of<br />

andersom. Dergelijke situaties leiden echter meestal niet tot een conflict.<br />

De grootste uitdagingen zijn van een meer bestuurlijke aard, voornamelijk met<br />

betrekking tot het niveau van verantwoording en de professionaliteit die van<br />

de organisatie verwacht wordt in verband met subsidies. Renée de Zwart: ‘de<br />

aanvragen moeten professioneel zijn en dat zijn wij niet. De grote spelers kunnen<br />

dat wel, maar wij moeten het erbij doen, terwijl het niet ons vak is’.<br />

Randvoorwaarden<br />

Het werk van Nisa for Nisa is erg afhankelijk van een warme sfeer onder deelnemers<br />

en vrijwilligers. Om deze sfeer te waarborgen heeft de organisatie er<br />

bewust voor gekozen om slechts voor een deel via DWI of andere activeringsinstanties<br />

te werken, wegens de bureaucratie en grote schaal die daarmee gepaard<br />

gaan. De organisatie is ook erg afhankelijk van de intensieve inzet van een aantal<br />

kernvrijwilligers.<br />

Financiële middelen zijn uiteraard een andere belangrijke voorwaarde. Ongeveer<br />

de helft van de middelen waarover de organisatie beschikt, komen momenteel van<br />

het stadsdeel. De andere helft is afkomstig uit diverse fondsen. Om aan de toenemende<br />

vraag naar professionaliteit in het subsidiëringproces te kunnen voldoen,<br />

heeft de organisatie in afgelopen jaren wel een professionaliseringsslag gemaakt.<br />

Renée de Zwart benadrukt echter: ‘echt professioneel kan Nisa for Nisa nooit<br />

worden. Wij willen laagdrempelig blijven en onze flexibiliteit waarborgen, anders<br />

raken we onze doelgroep kwijt.’<br />

66


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Advies voor andere organisaties<br />

• Ken de vrijwilligers en weet wat ze kunnen doen;<br />

• Creëer vertrouwen;<br />

• Werf vanuit de doelgroep;<br />

• Heb oog voor culturele verschillen;<br />

• Bied iets aan uit je hart;<br />

• Zorg voor een warme sfeer;<br />

• Straal eerlijkheid uit;<br />

• Werk doelgericht;<br />

• Werk vraaggericht.<br />

67


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Profiel: RadarAdvies (Project Goal!)<br />

Interview: woensdag 13 juli 2011<br />

Locatie: kantoor RadarAdvies<br />

Deelnemers: Omar Ramadan (Projectleider)<br />

Verhaal van de organisatie<br />

Het mentorproject Goal! werd in 2004 opgericht door de Dienst Maatschappelijke<br />

Ontwikkeling (DMO) van de gemeente Amsterdam. Goal! koppelt jongeren aan vrijwillige<br />

mentoren, die hen coachen op het gebied van toekomstplannen, met een<br />

focus op scholing en werk. Het project is gericht op zogenaamde ‘risicojongeren’<br />

tussen de 12 en 23 jaar en uit omgevingen met weinig of geen positieve rolmodellen.<br />

Het project heeft als uiteindelijk doel het verbeteren van de vaardigheden<br />

van de jongeren en het vergroten van hun kansen. Hoewel er inmiddels in bijna elke<br />

gemeente een mentorproject bestaat, was het project Goal! een van de eerste dergelijke<br />

initiatieven in Nederland. Ook is Goal! het grootste mentorproject in Nederland.<br />

Sinds 2003 heeft de gemeente Amsterdam veel geïnvesteerd in het project, met<br />

ondersteuning en onder aanmoediging van zowel wethouders als gemeenteambtenaren.<br />

Hoewel Goal! werkt met vrijwillige mentoren, zijn er wel degelijk kosten aan<br />

het project verbonden. Deze kosten zijn echter veel lager dan voor formelere oplossingen.<br />

Ook zijn de kosten van Goal! in Amsterdam, lager gebleken dan de kosten<br />

van de meeste mentorprojecten elders. De resultaten blijken tot nu toe positief. Als<br />

opdrachtnemer voert RadarAdvies de projectleiding uit voor Goal!. Projectleider<br />

Omar Ramadan is sinds de start van Goal! bij het mentorproject betrokken.<br />

De mentoren in het project zijn allemaal vrijwilligers uit verschillende segmenten<br />

van de samenleving, van studenten tot gepensioneerden. Bijzonder in dit project<br />

is dat er redelijk wat allochtone vrijwilligers en vrijwilligers uit het bedrijfsleven bij<br />

betrokken zijn. Van mentoren, die allemaal op vrijwillige basis inzet tonen, wordt<br />

verwacht dat zij positief in het leven staan, dat zij stevig in hun schoenen staan en<br />

dat zij jongeren kunnen coachen. Het is belangrijk om hierbij te vermelden dat het<br />

er bij coachen niet om draait om de jongere te vertellen hoe hij of zij dingen aan<br />

moet pakken (bijvoorbeeld op het gebied van gezin, gedrag of school), maar juist<br />

dat zij de ‘eigen kracht’ van de jongere aanwakkeren.<br />

De mentoren worden in hun werk ondersteund en begeleid door professionele<br />

mentorbegeleiders, die werkzaam zijn in scholen, jeugdzorginstellingen en<br />

welzijnsorganisaties. RadarAdvies geeft leiding aan deze mentorbegeleiders.<br />

68


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Werving/aansturing vrijwilligers<br />

Volgens Omar Ramadan is werving tot nu toe nooit een probleem geweest voor<br />

project Goal! Sinds 2004 hebben zich bijna 3000 vrijwilligers aangemeld, waarvan<br />

er uiteindelijk ongeveer 80% is getraind om mentor te worden. Er zijn geen andere<br />

vrijwilligersfuncties binnen het project, behalve:<br />

• de mentoren zelf die presentaties geven gedurende de mentortrainingen;<br />

• en de mentoren die uitjes organiseren voor alle mentoren.<br />

In het project wordt er van veel verschillende methodieken gebruik gemaakt om<br />

vrijwilligers te kunnen werven. Er wordt echter geen gebruik gemaakt van massale<br />

algemene advertenties; wervingsactiviteiten zijn toegespitst op specifieke doelgroepen.<br />

Zo worden er bijvoorbeeld advertenties in studentenbladen geplaatst om<br />

jongere mentoren te vinden en worden er mailings gedaan via het Gilde Amsterdam<br />

om oudere mentoren te werven. Daarnaast worden er bij (studenten)organisaties<br />

en verenigingen presentaties gehouden en wordt er gebruik gemaakt van free<br />

publicity (bijvoorbeeld persberichten, interviews op NOS-Journaal). Deze laatste<br />

methodiek werd vooral in de eerste jaren van het project veelvuldig gebruikt. Goal!<br />

zet daarnaast ook de verschillende social media in om vrijwilligers te werven. Veel<br />

van de werving gebeurt echter ‘via via’ of bij wijze van de zogenaamde ‘sneeuwbalmethode’<br />

waarin vrijwilligers zelf andere vrijwilligers werven. Het belangrijkste<br />

instrument gedurende het wervingsproces is echter de website van het project.<br />

Ongeacht waar de vrijwilligers informatie hebben verkregen over Goal, 99% van<br />

hen meldt zich aan via de website. Omar Ramadan: ‘vrijwilligers willen zich ook<br />

’s avonds en in het weekend kunnen aanmelden. Ze gaan niet bellen. Als je geen<br />

website hebt, dan moet je eigenlijk geen vrijwilligersproject zijn.’<br />

Volgens Omar Ramadan het is niet de vorm van communicatie maar de inhoud van<br />

de boodschap van Goal! die mensen uiteindelijk over de streep haalt om vrijwilliger<br />

te worden. Zo wordt er in de boodschap van project Goal! wel benadrukt dat de<br />

focus op de jongere ligt, maar er wordt ook benadrukt dat een mentor zelf ook veel<br />

aan zijn of haar mentorschap kan hebben. Waar veel traditionele organisatie alleen<br />

vrijwilligers werven op basis van altruïsme en op basis van normatieve redenen<br />

om vrijwilligerswerk te doen, besteden de wervingsboodschappen van Goal! ook<br />

aandacht aan het voordeel van blikveldverruiming voor de vrijwilliger zelf. Zo zou<br />

het mentor zijn van een jongere uit een achterstandsbuurt een nuttige en leerzame<br />

ervaring kunnen zijn voor iemand uit een meer welgestelde omgeving. Ook wordt<br />

er in de boodschappen van Goal! op gewezen dat een mentor heel erg eigen baas<br />

is en dat men hierdoor een positieve invloed uit kan oefenen en goed zicht heeft<br />

op de resultaten van het verrichte werk.<br />

Met betrekking tot werving via social media is Omar Ramadan genuanceerd: ‘social<br />

media is een vorm, maar vorm zonder inhoud prikkelt niet. De inhoud moet ook<br />

afgestemd zijn op social media; we hebben onze folderteksten dan ook niet zomaar<br />

gekopieerd naar onze website, laat staan naar de pagina’s op Hyves en Facebook<br />

die mentoren gemaakt hebben’. De inzet van social media moet daarom ook niet de<br />

enige manier van werven zijn. Toch maakt project Goal! wel steeds meer gebruik<br />

van social media. Wel worden er verschillen opgemerkt tussen de vormen van social<br />

media die voor communicatie tussen de organisatie en de vrijwilligers gebruikt<br />

worden en de vormen van social media die door mentoren gebruikt worden om met<br />

69


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

de jongeren te communiceren. Omar Ramadan: ’de vrijwilligers en mentorbegeleiders<br />

twitteren, terwijl de jongeren pingen’.<br />

Wanneer iemand zich als vrijwilliger aanmeldt, dan krijgt diegene een ontvangstbevestiging<br />

en een nieuwsbrief, en wordt diegene vervolgens uitgenodigd voor een<br />

verplichte training. Deze training duurt twee dagen en vindt deels in het weekend<br />

plaats. Omar Ramadan geeft aan dat er mensen zijn die zich aanmelden maar die<br />

uiteindelijk geen vrijwilliger worden. De training functioneert als een soort eerste<br />

selectie: iemand die niet bereid is om met de training mee te doen, wordt niet als<br />

mentor aangesteld. Volgens Omar Ramadan bestaat er bij dergelijke kandidaten<br />

immers een kans dat zij later ook de aan hen toegewezen jongeren in de steek<br />

zouden laten.<br />

Een tweede selectie vindt plaats tijdens de training. Hier komen kandidaat-vrijwilligers<br />

soms tot de conclusie dat het werk als mentor toch niets voor hen is. Ook<br />

kan een trainer bepaalde eigenschappen waarnemen die niet overeenkomen met<br />

het gewenste profiel van een Goal! mentor. Toch worden de meeste mensen die de<br />

training volgen uiteindelijk mentor. Inzichten opgedaan tijdens de training worden<br />

ook gebruikt om nieuwe mentoren te matchen met jongeren.<br />

De laatste selectie bestaat uit de eis om een Verklaring Omtrent Gedrag.<br />

Na het volgen van de training en nadat Goal! de Verklaring Omtrent Gedrag van<br />

een specifieke mentor heeft ontvangen, wordt de nieuwe mentor gekoppeld aan<br />

een jongere. Nadat deze koppeling gemaakt is, wordt er een trajectbespreking (een<br />

‘matchgesprek’) gehouden tussen de mentor, de jongere en de mentorbegeleider.<br />

Deze laatste functioneert als een schakel tussen de mentor en de jongere. Beide<br />

partijen kunnen bij de mentorbegeleider terecht met vragen of problemen die gerelateerd<br />

zijn aan het mentortraject. In vele gevallen is de jongere al bekend met de<br />

mentorbegeleider, doordat deze verbonden is aan de school of andere instelling<br />

waar de jongere onderwijs volgt.<br />

Behoud<br />

Bij project Goal! speelt de vraag met betrekking tot het behoud van vrijwilligers vaak<br />

direct na de aanmelding een rol. Het kan soms namelijk maanden duren voordat<br />

een nieuw aangemelde vrijwilliger aan de slag kan als mentor. Zoals eerder uitgelegd,<br />

zijn alle vrijwilligers verplicht om aan een intensieve training deel te nemen.<br />

Het is belangrijk om de interesse van de aspirant-vrijwilliger warm te houden gedurende<br />

de wachttijd tot er weer een training plaatsvindt. Dit wordt gedaan door<br />

de vrijwilliger op de hoogte te houden van activiteiten met en ontwikkelingen van<br />

huidige mentoren (bijvoorbeeld via de digitale nieuwsbrief), maar ook door een<br />

snelle reactie te geven op eventuele vragen van de vrijwilliger.<br />

Omar Ramadan merkt op dat de kans dat een vrijwilliger stopt erg klein is, wanneer<br />

deze vrijwilliger de training eenmaal voltooid heeft. De persoonlijke benadering,<br />

zowel tijdens het matchgesprek als gedurende het hele traject, is dan ook een van<br />

de prioriteiten van Goal!.<br />

70


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Elke mentor kan met eventuele vragen of problemen terecht bij zijn of haar mentorbegeleider.<br />

De vrijwilliger heeft dus een vast aanspreekpunt. Het wordt binnen het<br />

project als zeer belangrijk ervaren dat er snel gereageerd wordt op de vragen van<br />

vrijwilligers, ongeachte de ernst van de vraag. Volgens Omar Ramadan is dit een<br />

van de belangrijkste manieren om vrijwilligers aan de organisatie te binden.<br />

De begeleiding van het traject door de mentorbegeleider is niet bedoeld om de rol<br />

van de mentor over te nemen. Mentoren kennen namelijk een grote mate van vrijheid<br />

bij de invulling van hun taken. Tijdens het mentortraject spreken de mentor<br />

en de jongere wekelijks contactmomenten af. Deze afspraken worden niet door de<br />

organisatie geregeld, maar tussen de mentor en de jongere onderling. De inhoud<br />

van de afspraken wordt ook grotendeels door de mentor en de jongere zelf bepaald.<br />

De vrijwilligers worden echter nooit aan hun lot overgelaten. Naast de training en<br />

de begeleiding vindt er voor mentoren een keer in het kwartaal een intervisiebijeenkomst<br />

plaats, geleid door de mentorbegeleider, waar mentoren onderling kennis<br />

en ervaring uit kunnen wisselen. Deze ondersteuning, de responsiviteit van de<br />

mentorbegeleider en vooral de persoonlijke benadering zijn bedoeld om er voor te<br />

zorgen dat vrijwilligers het gevoel hebben dat hun inzet op prijs gesteld wordt.<br />

Een digitale werkwijze is een ander belangrijk element in het behoud van de vrijwilligers.<br />

Omar Ramadan: ’we zijn een ontzettend digitaal project’. Bijna alle communicatie<br />

van Goal! verloopt via de digitale snelweg: van de aanmeldingsprocedure en<br />

de nieuwsbrieven tot de communicatie met mentorbegeleiders en de jongeren. Dit<br />

draagt bij aan de vrijheid en flexibiliteit van het werk.<br />

Ten slotte wordt de binding van de mentoren versterkt door het één-op-één karakter<br />

van het werk. De mentor heeft veel en intensief contact met de jongere, waardoor<br />

de resultaten van zijn of haar inspanningen gelijk zichtbaar zijn. Dit kan mentoren<br />

een grote mate van voldoening geven.<br />

Successen en knelpunten<br />

Sinds 2004 zijn er in het kader van project Goal! bijna 4000 jongeren één op<br />

één gecoacht. Deze coaching vond wekelijks plaats, gedurende de periode van<br />

een jaar, door meer dan 2000 getrainde en gemotiveerde vrijwilligers. Sommige<br />

mentoren coachen zelfs meerdere jongeren. Deze jongeren worden dan wel na<br />

elkaar gecoacht, nooit tegelijkertijd. De resultaten die door het project gerealiseerd<br />

zijn, worden als dermate positief beschouwd, dat dit initiatief ondanks bezuinigen<br />

tot nu toe steeds overeind gebleven is. Een succes dat grotendeels te danken is aan<br />

de positieve resultaten die geboekt zijn door het werken met vrijwilligers. Hoewel<br />

de kosten van een dergelijke aanpak niet gering zijn, blijven deze altijd minder dan<br />

bij meer formele oplossingen. De aanpak past dan ook goed binnen het kader van<br />

Welzijn Nieuwe Stijl.<br />

Omar Ramadan schrijft het succes van het project toe aan verschillende factoren,<br />

waaronder ook de steun en het vertrouwen van wethouders, gemeenteambtenaren<br />

en DMO. Andere succesfactoren zijn de flexibiliteit van het werk en de tastbaarheid<br />

van de resultaten. Het wervingssucces is ten slotte grotendeels te danken aan de<br />

inhoud van de boodschap – dat het mentorschap naast de belangrijke bijdrage aan<br />

de kansen voor risicojongeren ook duidelijk voordelen biedt aan de vrijwilligers zelf.<br />

71


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Volgens Omar Ramadan heeft project Goal! tot nu toe met weinig knelpunten te<br />

maken gehad. Wel merkt hij op dat het project op twee vlakken kwetsbaar blijft. Ten<br />

eerste blijft financiële ondersteuning een cruciaal punt in het tot een succes maken<br />

van het project. Ten tweede bestaat er altijd het risico dat een mentor wangedrag<br />

vertoont. Dit risico wordt onderschept door selectie, training, de VOG-eis en door<br />

de intensieve persoonlijke begeleiding van de mentortrajecten. De jongere kan zelf<br />

ook met eventuele klachten bij de mentorbegeleider terecht. Toch blijft de kans dat<br />

er een keer iets mis gaat bestaan: ‘je kunt het gedrag van mentoren in ieder geval<br />

toetsen van tevoren, maar een 100% garantie heb je niet’.<br />

Randvoorwaarden<br />

Omar Ramadan noemt als een belangrijke randvoorwaarde voor een initiatief als<br />

project Goal! ‘een maatschappelijk klimaat dat de inzet van mensen om risicojongeren<br />

te helpen, bevordert’. Verder is professionele ondersteuning onmisbaar om<br />

de kwaliteit van het programma en van de vrijwilligerservaring te waarborgen.<br />

Daarnaast zijn digitale werkwijzen belangrijk.<br />

Financiële middelen zijn uiteraard ook een belangrijke voorwaarde voor een project<br />

als Goal!. Hoewel de vrijwilligers niet betaald worden voor hun inzet (op een onkostenvergoeding<br />

van 105 euro na), zijn er wel kosten verbonden aan de infrastructuur<br />

die nodig is om hun werk mogelijk te maken (bijvoorbeeld werving, selectie,<br />

training, begeleiding, ondersteuning). Het project wordt voor een groot gedeelte<br />

door de gemeente Amsterdam gesubsidieerd. Andere middelen worden verstrekt<br />

door verschillende fondsen. Mogelijkheden tot sponsoring vanuit het bedrijfsleven<br />

worden momenteel verkend.<br />

(Enige tijd na dit interview heeft DMO gemeld dat er vanaf 2012 niet meer betaald<br />

wordt voor nieuwe mentoraten. Wel wil de gemeente in dat jaar nog zorgen voor de<br />

toegezegde cofinanciering die nodig is om de subsidie van een fonds te ontvangen.<br />

In 2004-2011 zijn ongeveer 500 nieuwe mentoraten per jaar gestart, voornamelijk<br />

met DMO-geld. In 2012 starten ongeveer 100 nieuwe mentoraten. Voor 2013<br />

wordt gezocht naar andere fondsen en de inzet van Goal! voor (preventie/nazorg)<br />

van jeugdzorg.)<br />

Advies voor andere organisaties<br />

• Denk vanuit vrijwilliger in plaats van vanuit de organisatie;<br />

• Denk bij werving goed na over de boodschap: vorm zonder inhoud prikkelt niet;<br />

• Neem de vrijwilligers serieus; zij kunnen meer dan vrijwilligersorganisaties<br />

denken (concrete voorschriften);<br />

• Stel eisen aan de vrijwilligers;<br />

• Geef snel antwoord op vragen, ongeacht de ernst van het probleem;<br />

• Zorg voor goede begeleiding;<br />

• Laat de vrijwilligers zien dat hun inspanningen succesvol zijn.<br />

72


Profiel: SamSam Amsterdam<br />

Interview: woensdag 6 juli 2011<br />

Locatie: bij interviewee thuis<br />

Deelnemer: Tim Doornewaard<br />

<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Verhaal van de organisatie<br />

In verband met 7 Days of Inspiration (1 t/m 6 maart 2010) werd SamSam Amsterdam<br />

in het leven geroepen, om een vers bereide maaltijd te verzorgen voor zoveel mogelijk<br />

ouderen in de stad. Het initiatief is oorspronkelijk als een statement bedoeld.<br />

De doelstelling was om aandacht te trekken voor de (vaak slechte) kwaliteit van<br />

de voorzieningen voor ouderen (zoals uit onderzoek gebleken was) en om verbindingen<br />

te leggen tussen jong en oud in de stad. Het idee is in het kader van het<br />

landelijke initiatief 7 Dagen van Inspiratie ontstaan, dat als doel had veranderingen<br />

in de maatschappij tot stand te brengen, zonder geld maar met zoveel mogelijk<br />

impact.<br />

De initiatiefnemers Tim Doornewaard en Lasca ten Kate bedachten een plan om<br />

binnen zeven weken zoveel mogelijk mensen bij elkaar te brengen om zoveel mogelijk<br />

vers bereide, lekkere en gezonde maaltijden te verzorgen, zonder ook maar een<br />

enkele euro uit te geven. Op 10 januari 2011 werd er een kick-off borrel georganiseerd.<br />

Precies zeven weken later, op 28 februari, werden de eerste maaltijden<br />

geserveerd. In totaal werden er tijdens die week meer dan 800 maaltijden verzorgd,<br />

verspreid over 36 locaties en tot stand gebracht door meer dan 450 vrijwilligers en<br />

talloze anderen die op een grotere of een kleinere manier hun steentje bijdroegen.<br />

Via social media en andere kanalen werd het nieuws van de voorbereidingen<br />

verspreid en werd er hulp uit alle hoeken aangeboden. Naast de vele individuele<br />

vrijwilligers deden ook grote organisaties mee, waaronder ook het Rode Kruis,<br />

Cordaan, Osira, Resto van Harte, Restaurant Fifteen (van Jamie Oliver) en verschillende<br />

woningbouwcorporaties.<br />

Vrijwilligers namen contact op met zoveel mogelijk senioren in de buurt van de<br />

verschillende locaties om ze op de hoogte te brengen van het evenement. Een<br />

telefoonlijn met antwoordapparaat werd ingezet om de reserveringen op te nemen.<br />

Vrijwilligers werden aan deelnemers gekoppeld om ervoor te zorgen dat de senioren<br />

wisten waar ze moesten zijn en om hen, als het nodig was, te begeleiden naar<br />

de locatie.<br />

73


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Voorafgaand aan het evenement gingen professionele koks onder leiding van Jaymz<br />

Pool (o.a. bekend van Born2Cook) aan de slag met het plannen van een 3-gangen<br />

menu dat op alle locaties bereid zou worden. Recepten werden opgeschreven<br />

en ingrediëntenlijsten opgemaakt. De recepten werden aan de vrijwilligers opgestuurd,<br />

zodat zij in hun eigen keuken alvast konden oefenen. Tijdens de 7 Dagen<br />

van Inspiratie werd het eten ’s ochtends op de locaties bezorgd. Daar bereidden<br />

de vrijwillige keukenteams onder begeleiding van een professionele kok de maaltijden<br />

voor. Hoewel op alle locaties dezelfde basisrecepten gebruikt werden, was<br />

er ruimte voor eigen inbreng, waardoor de maaltijden op elke locatie een eigen<br />

karakter kregen. De vrijwilligers van de bediening werkten volgens een draaiboek<br />

en locatiemanagers zorgden ervoor dat alles op de locatie soepel verliep.<br />

Hoewel oorspronkelijk bedoeld als een eenmalig evenement, was de respons<br />

dermate positief dat er nu nagedacht wordt over verschillende vervolgplannen,<br />

waaronder andere evenementen in Amsterdam en in heel Nederland. Zo kreeg Tim<br />

Doornewaard enkele weken na dit interview te horen dat wethouders en ambtenaren<br />

van Stadsdeel Centrum in december 2011 een maaltijd willen organiseren<br />

voor ouderen, in het kader van de maand van de eenzaamheid. Ook wordt er nagedacht<br />

over manieren om mensen en organisaties te stimuleren dergelijke acties zelf<br />

op te zetten.<br />

Werving/aansturing vrijwilligers<br />

Het grootste gedeelte van de vrijwilligers had een kleine, afgebakende taak.<br />

Daarnaast waren er coördinatoren voor de locaties, die in totaal ongeveer 20<br />

uur aan het project besteedden. Net als de initiatiefnemers vervulden de vrijwilligers<br />

voornamelijk communicatietaken – het schrijven van persberichten, blogs<br />

en andere uitingen, evenals het redigeren en aanscherpen van de kernboodschap<br />

van het project, die verder verspreid moesten worden. Andere vrijwilligerstaken<br />

bestonden uit logistieke zaken (bijv. het opzetten en bijhouden van de website,<br />

het regelen van locaties/keukens/eten, het opzetten van een reserveringssysteem)<br />

en taken die direct verbonden waren aan de maaltijden zelf (menu’s bedenken,<br />

recepten schrijven, koken, afwassen, bediening aankleding van de locaties). De<br />

taken met de grootste omvang waren die van de locatiecoördinatoren, die voor het<br />

hele project ongeveer 20 uur kwijt waren. De meeste taken hadden een duur van<br />

maximaal vier uur. Alle taken waren helder geformuleerd en duidelijk afgebakend.<br />

De werving van de vrijwilligers ging hoofdzakelijk via social media en via de respons<br />

op de berichten in de verschillende media. Deelname breidde zich uit via een olievlekwerking,<br />

waardoor geboekte successen (het aanmelden van een aantal vrijwilligers<br />

of de deelname van een bekende organisatie) anderen stimuleerden om<br />

ook mee te doen via het koppelen van bestaande netwerken (bijv. bedrijven met<br />

MBO-regelingen, scholen met maatschappelijke stages).<br />

Behoud<br />

Omdat het als een eenmalig evenement bedoeld was, speelde het behoud van vrijwilligers<br />

– in de zin dat ze zich voor een langere tijd of meerdere malen in zouden<br />

74


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

zetten – een minder grote rol voor SamSam Amsterdam. Toch is er gaandeweg<br />

veel betrokkenheid ontstaan en daarmee ook animo voor vervolgacties. Belangrijk<br />

in het ontstaan van deze betrokkenheid is het feit dat vrijwilligers actief betrokken<br />

waren bij de formulering en de uitvoering van het project, waardoor zij zich mede<br />

eigenaar van het project voelden.<br />

Successen en knelpunten<br />

De doelen van SamSam Amsterdam werden met succes behaald (binnen zeven<br />

weken zoveel mogelijk mensen bij elkaar brengen om zoveel mogelijk verse maaltijden<br />

te serveren). Vele vrijwilligers en organisaties waren hierbij betrokken en het<br />

evenement verliep zonder grote problemen.<br />

Het was echter nodig om scherp toezicht te houden op de aangeboden inzet, om<br />

te garanderen dat de gewenste kwaliteit werkelijk geleverd werd. Zo was het in<br />

sommige gevallen noodzakelijk vrijwilligers ‘uit te schakelen’ doordat hun werk<br />

onder de maat bleek te zijn. Denk aan mensen die zich opgaven als koks, terwijl ze<br />

cruciale vaardigheden op dat gebied misten.<br />

Tim Doornewaard vertelt: ‘het is natuurlijk nooit leuk om te horen, maar soms moet<br />

je zeggen: “ik snap dat het hier om jouw creativiteit gaat, maar dit is echt niet wat<br />

wij zoeken”’. Je hoort vaak van organisaties dat iedereen erbij hoort en alles wat je<br />

doet geweldig is, maar dat is niet zo. Ook in het vrijwilligerswerk mag je topkwaliteit<br />

verwachten. Je mag best hoge eisen stellen’. In dergelijke gevallen is het wel<br />

belangrijk de betrokkenheid te bewaren: ‘dit is misschien niet jouw plek, maar blijf<br />

vooral hier rondlopen. Wie weet vind je een andere plek’.<br />

Uitdagingen die tijdens de uitvoering ontstonden (bijvoorbeeld op het gebied van<br />

de distributie) werden grotendeels via social media opgelost, door de behoefte te<br />

communiceren en door de aangeboden hulp aan de juiste locaties te koppelen.<br />

Andere problemen werden op een minder systematische manier aangepakt. Zo<br />

raakte het antwoordapparaat in de laatste week vol, waardoor aanmeldingen<br />

verloren gingen en coördinatieproblemen ontstonden. Uiteindelijk liepen de maaltijden<br />

op alle locaties goed af, maar Doornewaard geeft aan dat dat in sommige<br />

gevallen gewoon geluk was: ‘soms heb je een engel nodig’.<br />

Randvoorwaarden<br />

Volgens Tim Doornewaard is de belangrijkste voorwaarde voor succes in het tot<br />

stand brengen van een dergelijk initiatief het werken volgens een systematisch<br />

plan. Hij somt een dergelijk plan als volgt op:<br />

1. Een doel formuleren: raadpleeg andere mensen en ga uit van<br />

succes;<br />

2. Een visie creëren: gebruik bondige, begrijpelijke taal;<br />

3. Het verdelen van de taken: wees heel specifiek;<br />

4. Het formuleren van behoeftes: wat hebben we precies nodig?<br />

75


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Andere voorwaarden zijn vertrouwen en strategieën voor situaties die anders gaan<br />

dan verwacht (Plan A en Plan B). Verder moet er voortdurend op de details gelet<br />

worden: ‘iedereen en alles is belangrijk’.<br />

Bij SamSam Amsterdam speelde geld een andere rol dan bij de meeste vrijwilligersorganisaties<br />

en –initiatieven. Daar waar de financiering vaak een groot knelpunt<br />

is, ging SSA er vanuit dat het evenement zelf geen geld mocht kosten. Het basisprincipe<br />

was belangeloosheid, waardoor er geen tegenprestaties geleverd zouden<br />

worden in ruil voor aangeboden diensten en/of materialen (bijv. reclame).<br />

Social media en communicatie via de website speelden een belangrijke rol in het<br />

laten ontstaan van een olievlekwerking en het aan elkaar koppelen van netwerken.<br />

Naast alle andere voorwaarden is het essentieel dat een initiatief op passie gebaseerd<br />

is – het werk moet uit het hart komen. Daarom mogen de kaders niet te strak<br />

zijn, zodat alle betrokkenen een gevoel van eigenaarschap kunnen ervaren.<br />

Advies voor andere organisaties<br />

• Breng mensen samen;<br />

• Werk volgens een stappenplan;<br />

• Boek eigen successen (kleine successen creëren honger naar meer);<br />

• Zorg voor passie/gevoel;<br />

• Werk met flexibele kaders;<br />

• Realiseer je dat sociale media belangrijk zijn in alle fases;<br />

• Werk niet met afdankertjes;<br />

• Zoek vertrouwen bij de mens.<br />

76


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Profiel: Schorer<br />

Interview: dinsdag 28 juni 2011<br />

Locatie: Schorer kantoor<br />

Deelnemers: Michelle Delleman (Coördinator Buddyzorg)<br />

Verhaal van de organisatie<br />

Schorer is het Nederlands instituut voor homoseksualiteit, gezondheid en welzijn<br />

en is opgericht in 1967. In haar relatief lange geschiedenis heeft de organisatie<br />

vele veranderingen doorgemaakt met betrekking tot de georganiseerde activiteiten.<br />

De doelgroep is echter altijd dezelfde gebleven: lesbische vrouwen, homomannen,<br />

biseksuelen en transgenders. Schorer richt zich op het toegankelijk maken van<br />

kennis, documentatie en informatie over gezondheidsvraagstukken voor de doelgroep.<br />

De organisatie kent ruim 40 betaalde medewerkers, waarvan er vijf te maken<br />

hebben met vrijwilligers.<br />

Bij Schorer zijn jaarlijks 225 vrijwilligers actief, verspreid over vijf verschillende<br />

activiteiten:<br />

1. Preventie: deze afdeling richt zich op het verkrijgen van aandacht voor veilige<br />

seks in de homowereld.<br />

2. Café Zilver: deze afdeling organiseert maandelijkse een ontmoeting voor<br />

lesbische en biseksuele vrouwen van 55 jaar en ouder.<br />

3. Gay & Lesbian Switchboard is het landelijke informatie- en adviespunt<br />

vooriedereen met vragen over homo-, bi- en transseksualiteit. Switchboard<br />

beantwoordt vragen aan de telefoon en via de mail. Daarnaast beschikt<br />

Switchboard over een grote database aan informatie, onderhoudt het<br />

adviespunt een landelijke activiteitenagenda en verwijzen zij mensen indien<br />

nodig naar andere instanties.<br />

4. Veilige Haven biedt inloop en opvang aan meiden en jongens met homo-<br />

en biseksuele en transgender gevoelens uit multicultureel Amsterdam en<br />

omstreken.<br />

5. Buddyzorg: deze afdeling biedt al meer dan 25 jaar, middels de inzet van<br />

zorgvuldig geselecteerde en getrainde vrijwilligers, één-op-één ondersteuning<br />

aan voor homoseksuele, biseksuele en transgender mannen en vrouwen die<br />

te maken hebben met chronische of levensbedreigende ziekten, lichamelijke<br />

of psychische beperkingen, eenzaamheid of die om andere redenen behoefte<br />

hebben aan extra ondersteuning.<br />

77


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

De organisatie werkt momenteel aan een nieuw initiatief voor en door jongeren (tot<br />

26 jaar) met als doel het terugdringen van hiv/soa’s onder deze doelgroep. De activiteiten<br />

van de groep worden door de jongeren zelf bedacht en uitgevoerd, eventueel<br />

in combinatie met bestaande activiteiten en ondersteund door een beroepskracht.<br />

In het verleden hadden alle betrokken medewerkers die met de vrijwilligers werkten<br />

hun eigen manier van werken met betrekking tot werving, selectie, begeleiding en<br />

attentiebeleid, waardoor er soms grote verschillen zijn ontstaan tussen vrijwilligers<br />

op verschillende afdelingen. In 2010 is Schorer meer gaan investeren in het waarborgen<br />

van de kwaliteit van de ondersteuning van vrijwilligers door het op- en vaststellen<br />

van een nieuw, samenhangend vrijwilligersbeleid voor de organisatie in zijn<br />

geheel. Dit beleid wordt in overleg tussen de vijf betrokken medewerkers ontwikkeld,<br />

aangevuld en bijgestuurd. Ook de Vrijwilligers Adviesraad is hierbij betrokken.<br />

Werving/aansturing vrijwilligers<br />

Mond-tot-mondreclame is een belangrijke wervingsmethode voor Schorer. Volgens<br />

Michelle Delleman, coördinator voor Buddyzorg en kartrekker van het vrijwilligersbeleid,<br />

wordt bijna 90% van alle vrijwilligers via deze methode geworven.<br />

Een belangrijke reden is het ‘homocategoriale’ karakter; een bindende factor voor<br />

mensen met gedeelde levenservaringen. In veel gevallen zijn mensen in de doelgroep<br />

al bekend met de organisatie en melden zij zich spontaan aan omdat ze iets<br />

goeds willen doen voor de eigen groep.<br />

Tot nu toe heeft de organisatie weinig behoefte gehad aan reclamecampagnes en<br />

dergelijke. Alleen Buddyzorg adverteert regelmatig en heeft twee keer per jaar een<br />

actie met driehoeksborden in de stad. Voor kortdurende en eenmalige activiteiten<br />

(bijvoorbeeld flyeren of literatuur uitdelen op een publiek evenement) wordt er<br />

soms een e-mail rondgestuurd onder de huidige of voormalige vrijwilligers, met de<br />

vraag om zelf mee te doen of om binnen het eigen netwerk mensen te vragen die<br />

mogelijk willen helpen.<br />

De website van Schorer is een belangrijk middel in het werven van vrijwilligers. Om<br />

vrijwilligers te vinden wordt er ook gebruik gemaakt van de Vrijwilligerscentrale<br />

Amsterdam, de Vrijwilligersacademie (www.vrijwilligerswerkamsterdam.nl) en de<br />

netwerken van de convenantpartners. De afdeling Buddyzorg ontvangt zo nu en<br />

dan stagiaires.<br />

Het werk dat de vrijwilligers doen verschilt sterk per afdeling, hierdoor heeft het<br />

werven en aansturen van vrijwilligers binnen elke afdeling een eigen accent.<br />

Preventie: Het werk van de ongeveer 25 preventievrijwilligers bestaat uit het geven<br />

van voorlichting binnen de ‘homoscene’. Het werk vraagt dus om mensen die<br />

stevig in hun schoenen staan en die weten hoe ze informatie en advies kunnen<br />

geven zonder ‘met een moralistisch vingertje’ te wijzen. Ze moeten in staat zijn om<br />

met kritiek om te gaan en ze moeten voor wat betreft belevingswereld en leeftijd<br />

aansluiten bij de doelgroep. Af en toe vindt er doorstroom plaats tussen de vrijwilligers<br />

van de verschillende afdelingen.<br />

78


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Café Zilver: Deze afdeling bestaat inmiddels drie jaar. Café Zilver is een zogenaamde<br />

‘voor en door’-activiteit, wat betekent dat de vrijwilligsters zelf tot de doelgroep<br />

behoren. De vrijwilligers organiseren maandelijkse bijeenkomsten en wisselen elke<br />

maand af als gastvrouw. Ook plannen ze af en toe een bijzondere activiteit. De<br />

vrijwilligers bepalen zelf wat er gedaan gaat worden en hoe en ontvangen ondersteuning<br />

van een beroepskracht van Schorer. Er is momenteel geen behoefte aan<br />

nieuwe vrijwilligers, gezien de (beperkte) omvang van de activiteiten en de betrokkenheid<br />

en inzet van de acht huidige vrijwilligers, die hun inzet ook als een gezellige<br />

bezigheid zien. Michelle Delleman: ‘ook wanneer ze niet als gastvrouw aan de<br />

beurt zijn, dan komen ze vaak toch’.<br />

Gay & Lesbian Switchboard: De acht vrijwilligers van Switchboard staan klaar om<br />

antwoord en advies te geven aan mensen met vragen over homo-, bi- en transseksualiteit.<br />

Deze vrijwilligers worden via de website van Schorer en/of via de vrijwilligerscentrale<br />

geworven.<br />

Veilige Haven: Ook bij deze afdeling zijn ongeveer acht vrijwilligers betrokken,<br />

die onder andere een wereldcafé organiseren iedere twee weken. Gedurende<br />

deze bijeenkomsten wordt er gezamenlijk gekookt en gegeten, met eventueel<br />

een discussie over een relevant thema (bijvoorbeeld: hoe ga je om met het feit<br />

dat je met een geheim leeft?). Deze vrijwilligers worden veelal ook binnen het<br />

bestaande netwerk gezocht en een aantal vrijwilligers was voorheen bezoeker van<br />

het wereldcafé.<br />

Buddyzorg: Binnen deze afdeling zijn de meeste Schorer vrijwilligers actief (+/-<br />

180). Naast mond-tot-mondreclame maakt deze afdeling gebruik van verschillende<br />

media om vrijwilligers te werven. Het meest effectieve middel bestaat uit de 1in3<br />

advertenties die ongeveer 15 keer per jaar geplaatst worden in de krant. Michelle<br />

Delleman: ‘deze methode is ouderwets, maar het werkt’. Met ongeveer dezelfde<br />

frequentie plaatst Schorer advertenties om het hulpaanbod te promoten. Deze<br />

advertenties leveren als bijeffect soms ook vrijwilligers op. Wervingsacties vinden<br />

door het hele jaar plaats, behalve in de zomermaanden (juli en augustus). De ervaring<br />

heeft geleerd dat wervingsactiviteiten in deze perioden maar weinig opleveren.<br />

Het nieuwe jongerenproject zal bestaan uit een kerngroep van jonge vrijwilligers<br />

en een groter aantal uitvoerende vrijwilligers, die zich voor beperkte perioden of<br />

afgebakende taken inzetten. De vrijwilligers worden ondersteund en gefaciliteerd<br />

door Schorer, maar ze maken binnen van tevoren vastgestelde kaders zelf uit wat<br />

ze gaan doen en hoe. Een dergelijk project vraagt een nieuwe aanpak. Michelle<br />

Delleman legt uit: ‘Schorer is een klassieke vrijwilligersorganisatie. Alles wordt<br />

door de organisatie bepaald: wat we doen, wanneer en hoe en alle externe communicatie<br />

verloopt via de communicatieafdeling, enzovoort. Als we dit soort project<br />

willen laten slagen, moeten we toch op onze handen gaan zitten. De vrijwilligers<br />

moeten niet het gevoel hebben dat ze als betaalde krachten behandeld worden –<br />

dat zijn ze immers niet. Ze moeten voelen dat het project iets van henzelf is; ze<br />

moeten er iets van zichzelf in kunnen stoppen. De kracht zit in die jongeren; zij<br />

maken zelf deel uit van de doelgroep, weten wat er speelt en hoe je deze doelgroep<br />

kunt bereiken’.<br />

79


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Behoud<br />

De meeste vrijwilligers blijven heel lang actief (voor sommige kernvrijwilligers van<br />

de Buddyzorg is dat wel 20 jaar). Bij de afdelingen Café Zilver en Veilige Haven zijn<br />

het de huidige vrijwilligers die sinds het begin van deze initiatieven (ongeveer drie à<br />

vier jaar geleden) betrokken zijn. Bij de andere afdelingen loopt de gemiddelde duur<br />

van betrokkenheid sterk uiteen. Wel wordt er een tendens gemerkt dat de vrijwilligers<br />

die zich tegenwoordig aanmelden, voornamelijk jongeren, minder lang actief<br />

blijven (maar toch wel gemiddeld twee à drie jaar).<br />

De meest voorkomende redenen voor vertrek hebben met persoonlijke omstandigheden<br />

te maken. Michelle Delleman: ‘zodra er iets gebeurt in het persoonlijke leven<br />

– bijvoorbeeld een familielid of partner die ziek wordt, – dan is vrijwilligerswerk<br />

het eerste wat er afvalt’. Ze schat verder in dat elk jaar bij Buddyzorg en Preventie,<br />

ongeveer 20% van de vrijwilligers vertrekt en dat er een nieuwe 20% bijkomt. Voor<br />

de andere activiteiten ligt dat tussen de 10 en 15%. De aantallen blijven per saldo<br />

dus redelijk gelijk. In het afgelopen jaar waren de redenen voor vertrek ongeveer<br />

als volgt verdeeld:<br />

• Persoonlijke omstandigheden als ziekte, nieuwe baan, verhuizen etc. (70%);<br />

• Wil iets nieuws gaan doen of vinden dat het genoeg is geweest (15%);<br />

• Het werk valt tegen (5%);<br />

• Stage afgelopen (5%);<br />

• Anders (5%).<br />

Volgens Michelle Delleman, die zich naast het coördineren van de afdeling Buddyzorg<br />

ook met vrijwilligersbeleid bezig houdt, is de lange betrokkenheid van de vrijwilligers<br />

toe te schrijven aan verschillende factoren, zoals de sfeer binnen de organisatie<br />

en de betrokkenheid bij de doelgroep waar deze vrijwilligers zelf ook vaak<br />

deel van uitmaken. Daarnaast zijn er meerdere soorten vrijwilligerswerk waardoor<br />

mensen kunnen switchen en vraagt een aantal activiteiten weinig tijd waardoor<br />

mensen dit lang kunnen blijven doen.<br />

Verder speelt het vrijwilligersbeleid van Schorer een belangrijke rol. Michelle<br />

Delleman: ‘het helpt dat we alles goed voor elkaar hebben richting onze vrijwilligers.<br />

We zijn heel zorgvuldig, met een goed attentiebeleid en jaarlijkse voortgangsgesprekken<br />

en de begeleiding zit goed in elkaar. We doen vrij veel om mensen<br />

aandacht te geven en op de hoogte te houden. Op het moment dat mensen voor<br />

de eerste keer aankloppen, moet alles er professioneel uitzien; geen gehannes en<br />

beloftes die je niet na kunt komen – van de voordeur tot de achterdeur moet het<br />

gewoon allemaal goed gaan’.<br />

Successen en knelpunten<br />

Het vrijwilligersbeleid dat in 2010 opgesteld werd is in feite niet nieuw. Ook daarvoor<br />

was de instroom, uitstroom en ondersteuning van vrijwilligers goed geregeld,<br />

maar vaak niet op papier en met vele verschillen tussen de diverse afdelingen. Het<br />

proces van het opstellen van een vrijwilligersbeleid werd gebruikt om toe te werken<br />

naar een eenduidige manier van werken en om de kwaliteit van het vrijwilligersbeleid<br />

te verbeteren.<br />

80


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Het vaststellen van een organisatiebreed vrijwilligersbeleid heeft verschillende<br />

positieve effecten gehad:<br />

• Nieuwe collega’s worden op weg geholpen en bestaande collega’s krijgen<br />

steun;<br />

• De bestaande ongelijkheid onder vrijwilligers is afgenomen;<br />

• Het managementteam heeft een beter beeld van wat je moet doen als je met<br />

vrijwilligers werkt;<br />

• De organisatie kan een helder beeld naar buiten brengen.<br />

Volgens Michelle Delleman heeft het nieuwe vrijwilligersbeleid de organisatie naar<br />

een hoger niveau van professionalisering getild voor wat betreft vrijwillige inzet.<br />

Schorer hanteert momenteel een beleid met heldere afspraken betreffende de<br />

aanpak van zaken en het nakomen van deze afspraken. Ook is er op papier gezet<br />

wat er nodig is om het werk goed uit te kunnen voeren of om een nieuw project<br />

waar vrijwilligers bij betrokken zijn succesvol te laten starten. De medewerkers<br />

die betrokken zijn bij de verschillende activiteiten houden vier keer per jaar een<br />

overleg waarin zaken als werving of een gezamenlijk bedankje of casuïstiek worden<br />

besproken en om het vrijwilligersbeleid te bespreken en waar nodig aan te passen.<br />

Het vrijwilligersbeleid richt zich overigens enkel op de ‘vaste’ vrijwilligers, niet op<br />

mensen die eenmalig een klus doen.<br />

Eén uitdaging heeft te maken met de inzet en follow-up van eenmalige of incidentele<br />

vrijwilligers. In het verleden is er geen contact onderhouden met deze vrijwilligers<br />

om hen te vragen hoe zij hun inzet ervaren hebben en of ze eventueel op<br />

een andere manier bij Schorer betrokken zouden willen worden of vaker benaderd<br />

mogen worden voor een eenmalige klus. Een andere uitdaging heeft te maken<br />

met het gebruik van social media in de organisatie. Tot nu toe is er weinig gebruik<br />

gemaakt van deze mogelijkheden.<br />

Randvoorwaarden<br />

Volgens Michelle Delleman bestaat de belangrijkste voorwaarde voor een goed<br />

functionerend vrijwilligersbeleid uit het creëren van draagvlak op alle niveaus van<br />

de organisatie. Eén iemand moet tijd krijgen om het beleid te bewaken en om overstijgende<br />

zaken te regelen. Bijvoorbeeld rondom wetgeving of om ontwikkelingen<br />

in vrijwilligersland te volgen, om collega’s en het managementteam te adviseren<br />

met betrekking tot vrijwillige inzet en om het vrijwilligersbeleid regelmatig te agenderen.<br />

Verder vraagt het om enthousiaste, competente en betrokken medewerkers.<br />

Veel van Schorer’s activiteiten zijn afhankelijk van de inzet van betrokken vrijwilligers.<br />

Deze vrijwilligers moeten alles goed geregeld hebben om hun werk op een<br />

plezierige en bevredigende manier te kunnen uitvoeren; verwachtingsmanagement<br />

speelt hierin een cruciale rol. Hoe beter vrijwilligers van tevoren weten wat ze<br />

kunnen doen en wat ze mogen verwachten, ook taakinhoudelijk, hoe beter zij<br />

weten waar ze ‘ja’ tegen zeggen. Zo worden teleurstellingen voorkomen.<br />

Het werk van de organisatie hangt natuurlijk ook af van financiële ondersteuning.<br />

De afdelingen ontvangen middelen uit verschillende bronnen, waaronder lokale en<br />

landelijke overheden en particuliere fondsen.<br />

81


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Advies voor andere organisaties<br />

• Bij het opstellen en/of veranderen van het vrijwilligersbeleid:<br />

• Werk stapsgewijs (Wat is de situatie nu? Wat is de gewenste situatie? Wat is<br />

de route daar naartoe?);<br />

• Zorg voor draagvlak binnen de organisatie;<br />

• Maak kwaliteitsafspraken;<br />

• Wees niet bang om toe te geven dat je niet alles op een rij hebt;<br />

• Blijf vernieuwen.<br />

• Voor het werken met vrijwilligers:<br />

• Werk zorgvuldig: houd je aan je afspraken en wees helder in wat je verwacht<br />

en in wat je kunt bieden;<br />

• Toon waardering;<br />

• Ondersteuning van vrijwilligers is cruciaal;<br />

• Organiseer het werk op duidelijke wijze, met coördinatoren;<br />

• Maak de vraag en functie realistisch en flexibel (zoek geen schaap met de vijf<br />

poten die alles moet kunnen en veel tijd beschikbaar moet hebben, maar werk<br />

met afgebakende en interessante taken waar je daadwerkelijk mensen voor<br />

kunt vinden);<br />

• Durf te experimenteren – in openheid en samen met je vrijwilligers;<br />

• Maak lijsten en planningen, maar ben ook bereid om deze los te laten;<br />

• Zorg voor een heldere en volledige taak/functieomschrijving: denk goed na<br />

over wat er moet gebeuren en wie je daar voor nodig hebt;<br />

• Sluit altijd goed af met vertrekkende vrijwilligers, dat is belangrijk voor de<br />

vrijwilliger zelf, maar ook voor de organisatie. Zij zijn immers potentiële ambassadeurs<br />

en donateurs;<br />

• Doe alles in overleg.<br />

82


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Profiel: Serve the City Amsterdam<br />

Interview: woensdag 29 juni 2011<br />

Locatie: bij interviewee thuis<br />

Deelnemers: Brigitte Makkinje (coördinator voor NL)<br />

Verhaal van de organisatie<br />

Serve the City is een Christelijke vrijwilligersbeweging die zich inzet voor het welzijn<br />

van de stad. Deze beweging is in 2005 in Brussel begonnen. De missie luidt:<br />

‘Serve the City heeft tot doel eenheid in de samenleving te creëren door de stad te<br />

dienen, door het organiseren en faciliteren van vrijwilligersprojecten en hiermee de<br />

minderbedeelden in de samenleving te helpen.’<br />

De eerste actie in Nederland werd in 2006 in Rotterdam georganiseerd: een verwenmiddag<br />

voor ouderen. Brigitte Makkinje deed mee met enkele vriendinnen. Terug<br />

in Amsterdam hadden ze het idee om ook in deze stad de beweging verder uit te<br />

breiden. In oktober 2006 zijn ze met de voorbereidingen begonnen en de eerste<br />

projecten vonden tijdens het Hemelvaartweekend van 2006 plaats. In deze vier<br />

dagen werkten ongeveer 250 vrijwilligers mee aan 30 projecten door de hele stad.<br />

Het werk van Serve the City speelt zich af rondom drie brede thema’s:<br />

• Praktische hulp: bij deze projecten werken vrijwilligers mee met andere organisaties<br />

om ‘extra dienstverlening’ te realiseren (bijvoorbeeld schilderen, het<br />

opknappen van huizen);<br />

• Sociale hulp: deze projecten zijn gericht op intermenselijk contact. Voorbeelden<br />

zijn het koken bij een hospice of het zingen van kerstliederen in een ziekenhuis;<br />

• Hulp op straat: het hoofddoel van deze projecten is om mensen op straat blij<br />

te maken, bijvoorbeeld door zwerfvuil op te ruimen of door het geven van een<br />

kinderfeest.<br />

Serve the City Amsterdam kent een core team van ongeveer zes vrijwilligers. Dit<br />

team stuurt de organisatie aan. Daarnaast zijn er projectcoördinatoren die de verantwoordelijkheid<br />

hebben voor de realisatie van afzonderlijke projecten, al dan niet<br />

binnen het kader van een van de actiedagen. De projecten worden via het eigen<br />

netwerk van het core team en via de coördinatoren gezocht en worden samen met<br />

de betreffende organisaties, instanties of goede doelen gepland. Een maand voor<br />

de geplande uitvoeringsdatum wordt het project op de website van Serve the City<br />

vermeld; vrijwilligers kunnen zich dan inschrijven.<br />

83


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

In het eerste jaar zijn er in verband met Serve the City 30 projecten uitgevoerd,<br />

met inzet van 250 vrijwilligers. Sinds die tijd zijn er, naast enkele ‘losse’ projecten,<br />

meerdere actiedagen gehouden, bijvoorbeeld rond Pinksteren en de Kerst. In het<br />

tweede jaar waren er twee actieperiodes: in het Pinksterweekend (200 vrijwilligers)<br />

en vlak voor de Kerst (210 vrijwilligers). In het Pinksterweekend 2009 zijn<br />

58 projecten uitgevoerd (450 vrijwilligers) en nog eens 35 projecten (280 vrijwilligers)<br />

rond de kerstdagen. Een actiedag begin 2010 werd uitgevoerd met de hulp<br />

van ongeveer 80 vrijwilligers verdeeld over tien projecten. De acties rondom Kerst<br />

2010 en Pinksteren 2011 waren ongeveer even groot: ongeveer 60 projecten en<br />

300 vrijwilligers.<br />

Voor de volgende actie dag – 11-11-11 – is het idee om bedrijven erbij te betrekken,<br />

in het kader van werknemersvrijwilligerswerk en teambuilding. Dit zal waarschijnlijk<br />

gebeuren in samenwerking met StC International.<br />

Werving/aansturing vrijwilligers<br />

Serve the City opereert met episodische vrijwilligers – mensen die zich voor eenmalige<br />

projecten inzetten. Vrijwilligers worden geworven binnen het eigen netwerk<br />

van de leden van het core team, via de website, binnen de kerken en door middel<br />

van flyers, nieuwsbrieven en mond-tot-mondreclame. Twitter, Facebook en andere<br />

social media worden ingezet om zowel projecten als vrijwilligers te werven.<br />

Vrijwilligers geven zich via de website op voor specifieke projecten, die ieder een<br />

eigen projectcoördinator hebben. Deze projectcoördinator is een vast aanspreekpunt<br />

voor het project en draagt de verantwoordelijkheid voor zowel de planning<br />

als de uitvoering van het project. Projectcoördinatoren zoeken ook binnen hun<br />

eigen netwerk vrijwilligers die mee willen doen aan hun projecten. Serve the City<br />

Amsterdam heeft ongeveer twintig projectcoördinatoren die in principe ook episodische<br />

vrijwilligers zijn. Naast de episodische vrijwilligers is er een core team van<br />

zes ‘vaste vrijwilligers’, die voor continuïteit zorgen en die zich voortdurend bezig<br />

houden met het werven van projecten en vrijwilligers (voornamelijk projectcoordinatoren),<br />

het bijhouden van de website en het contact met Serve the City<br />

International.<br />

Volgens Brigitte Makkinje is het belangrijk om de boodschap heel vaak te laten<br />

horen in verschillende media– dat is wat ze noemt ‘de kracht van herhaling’. Deze<br />

herhaling is nodig omdat mensen in de samenleving tegenwoordig ‘een commitment-probleem’<br />

lijken te hebben, waardoor ze huiverig zijn om zich te binden aan<br />

een bepaalde organisatie of voor een langere tijd. Bij Serve the City is het vaak<br />

het geval dat vrijwilligers zich op het allerlaatste moment inschrijven, doordat ze<br />

hun ‘opties open willen houden’. De meest succesvolle wervingsmethode lijkt dus<br />

een combinatie te zijn van het vaker tegenkomen van informatie over de projecten<br />

en het horen dat andere mensen ook mee gaan doen (bijvoorbeeld via Twitter of<br />

Facebook). Via de website zijn alle projectopties duidelijk te zien en het online<br />

inschrijfsysteem maakt het voor deze last minute vrijwilligers gemakkelijk om zich<br />

snel op te geven.<br />

84


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Behoud<br />

Ook in een beweging die gebaseerd is op eenmalige inzet kan het behoud van<br />

vrijwilligers een rol spelen. Dat is zeker het geval bij Serve the City Amsterdam.<br />

Volgens Brigitte Makkinje is er sprake van ‘structurele incidentele vrijwilligers’ –<br />

mensen die zich steeds weer aanmelden om mee te doen met projecten en activiteiten.<br />

Hoewel sommige vrijwilligers inderdaad betrokken zijn bij één project, zijn<br />

er anderen die tot nu toe iedere keer meegedaan hebben, wat eigenlijk ook wel de<br />

bedoeling is.<br />

Het systeem van projectcoördinatoren zorgt ervoor dat de mensen die betrokken<br />

zijn bij een project een gevoel van ‘eigenaarschap’ hebben, doordat de projectcoördinatoren<br />

verantwoordelijkheid krijgen voor alle aspecten van hun projecten.<br />

Hierdoor wordt de kans om weer een project op te zetten groter.<br />

Bij Serve the City hebben vrijwilligers ook altijd veel keuzemogelijkheden, waardoor<br />

ze hun inzet goed af kunnen stemmen bij hun eigen interesses en voorkeuren. Zo<br />

kan de ene vrijwilliger steeds weer bezig zijn met een activiteit die hij/zij bijzonder<br />

of leuk vindt, terwijl de andere steeds nieuwe ervaringen op kan doen.<br />

De aankleding van de projectdagen is daarnaast gericht op het creëren van een<br />

gevoel van gezelligheid, saamhorigheid en plezier. Op de dag van een project komen<br />

alle vrijwilligers samen voor een gezamenlijke openingssessie, waar elke vrijwilliger<br />

een T-shirt krijgt. Daarna gaat iedereen op pad om de verschillende projecten uit<br />

te voeren. ’s Avonds wordt de dag op een feestelijke manier afgesloten met een<br />

etentje, een feestje of iets dergelijks. Deze activiteiten spelen een belangrijke rol in<br />

het stimuleren van de vrijwilligers om zich ook in de toekomst weer in te zetten. De<br />

concrete projecten genereren bovendien tastbare resultaten, waardoor de vrijwilligers<br />

gelijk kunnen zien dat ze een verschil gemaakt hebben.<br />

Tot nu toe is informatie over de deelname van individuele vrijwilligers op een vrij<br />

informele wijze bijgehouden. De hoop is om in de toekomst een tracking system<br />

voor vrijwilligers te ontwikkelen. In zo’n systeem wordt informatie over vrijwilligers<br />

verzameld via een enquête en vervolgens opgenomen in een database. Deze<br />

informatie kan geraadpleegd worden om bijvoorbeeld te zien wie meegedaan heeft<br />

op een bepaald soort project, op een bepaalde datum. Dit zou het mogelijk maken<br />

toekomstige wervingsactiviteiten toe te spitsen op de voorkeuren en interesses<br />

van individuele vrijwilligers.<br />

Successen en knelpunten<br />

Sinds de eerste editie met Hemelvaart 2008 heeft Serve the City Amsterdam meerdere<br />

geslaagde projecten en projectdagen georganiseerd. Hoewel de deelname in<br />

de verschillende projectdagen wisselt zowel in termen van het aantal projecten als<br />

het aantal vrijwilligers, lijkt het concept aan te slaan. Geïnspireerd door de ervaringen<br />

in Amsterdam zijn afdelingen in verschillende andere steden opgericht en er<br />

wordt getracht om de deelname uit te breiden naar bedrijven binnen het kader van<br />

werknemersvrijwilligerswerk. Daarnaast worden plannen ontwikkeld om Serve the<br />

City Nederland op te richten.<br />

85


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

De continuïteit vraagt veel aandacht en is afhankelijk van het vinden van gedreven<br />

core team leden, die Serve the City willen coördineren. Anders dan het begrensde<br />

en afgebakende karakter van het werk in verband met specifieke projecten, vragen<br />

de coördinerende werkzaamheden juist een intensieve inzet gedurende een langere<br />

termijn. Dat valt volgens Brigitte Makkinje niet altijd mee. Zo kunnen er onder<br />

andere door inter-persoonlijke en interculturele misverstanden communicatieproblemen<br />

ontstaan, waardoor bepaalde afspraken niet nagekomen worden.<br />

Om deze problemen goed aan te pakken is er wellicht een professionaliseringsslag<br />

nodig is. Dit zou onder andere betekenen dat men gaat werken volgens een<br />

vrijwilligerscontract, waarin de wederzijdse verwachtingen en afspraken vastgelegd<br />

worden. Naast het voorkomen van misverstanden, zou een dergelijk contract<br />

duidelijk maken dat een vrijwillige functie niet vrijblijvend is. Een ander deel van de<br />

professionaliseringsslag bestaat uit het realiseren van een fulltime beroepsfunctie,<br />

die de coördinatie, continuïteit en uitbreiding van Serve the City kan garanderen.<br />

Bij Serve the City kan het ook gebeuren dat het soms gemakkelijker is om vrijwilligers<br />

te vinden dan projecten. Een belangrijk deel van het werk van het core<br />

team bestaat dus uit het benaderen van organisatie met de vraag: ‘wij hebben<br />

handen, waar hebben jullie handen voor nodig?’. Organisaties hebben soms echter<br />

het gevoel dat het meedoen aan een project(dag) meer zorgen kost dan dat het<br />

voordelen oplevert – ze hebben soms weinig vertrouwen in vrijwilligers, zeker bij<br />

redelijk nieuwe initiatieven. Naarmate Serve the City meer successen boekt en<br />

bekendheid krijgt, zal dit probleem wellicht verminderen.<br />

Randvoorwaarden<br />

Het internationale netwerk van Serve the City is een belangrijke voorwaarde om op<br />

lokaal niveau succesvolle projectdagen te organiseren. Naast naamsbekendheid en<br />

een herkenbare identiteit, biedt de deelname aan dit netwerk steun door de uitwisseling<br />

van ideeën en ervaringen in andere contexten.<br />

Geld is uiteraard een andere essentiële randvoorwaarde. Voor elk project of elke<br />

projectdag wordt er een hoofdsponsor gezocht, die een groot deel van de uitvoeringskosten<br />

op zich neemt. In het verleden is bij Serve the City Amsterdam de<br />

rol van hoofdsponsor door verschillende fondsen ingevuld, naast steun van lokale<br />

kerken, particuliere giften en fondsenwervingsacties, die tevens een awareness<br />

raising functie dienen.<br />

Voor de projecten zelf is er relatief weinig geld nodig, doordat ze door vrijwilligers<br />

uitgevoerd worden, hoewel materialen wel ingekocht moeten worden (bijv. verf).<br />

Het organiseren van de gezamenlijke maaltijden wordt ook door vrijwilligers gedaan<br />

en kost dus ook niet veel. De grootste kostenposten bestaan uit de website, het<br />

drukken van flyers en het aanschaffen van T-shirts. Als er in de toekomst een fulltime<br />

coördinatorfunctie gerealiseerd wordt, dan zal deze ook de nodige kosten met<br />

zich meebrengen.<br />

Naast het netwerk en geld hangt het succes van Serve the City vanzelfsprekend<br />

af van het hebben van projecten en voldoende vrijwilligers om deze uit te voeren.<br />

86


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Advies voor andere organisaties<br />

• Eén projectcoördinator per project;<br />

• Huidige vrijwilligers stimuleren om andere mensen te bereiken;<br />

• Helder plan: weet wat je wilt doen en geef dit duidelijk door (wat kan projectgever/vrijwilligers<br />

verwachten);<br />

• Gebruik internet zowel voor vragen als voor het delen van informatie/successen);<br />

• Durf te vragen.<br />

87


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Profiel: De Slinger Jongeren<br />

Interview: woensdag 29 juni 2011<br />

Locatie: kantoor Noord-Holland (Van de Sande Bakhuijzenstraat 4)<br />

Deelnemers: Arthur Stam (Project/Teamcoördinator)<br />

Verhaal van de organisatie<br />

De Slinger Jongeren (www.deslinger.nu/jongeren) bestaat sinds 2006, met als doel<br />

het verhogen en versterken van de betrokkenheid van jongeren (16 – 25 jaar) bij de<br />

samenleving. In grote lijnen bestaat het werk van de organisatie uit het matchen<br />

van jongeren met aansprekende organisaties en projecten. Dit doet de Slinger<br />

Jongeren samen met verschillende partners (waaronder scholen, maatschappelijke<br />

initiatieven en professionals). Via workshops, projecten en andere activiteiten wil<br />

de organisatie jongeren laten zien wat ze allemaal zelf kunnen ondernemen; activiteiten<br />

die leuk en zinvol zijn en waarmee ze anderen helpen. De Slinger Jongeren is<br />

actief in Amsterdam, Zaandam, Haarlem, Den Haag, Alkmaar, Rotterdam, Hengelo,<br />

Nijmegen, Almere en Utrecht.<br />

Dé jongere bestaat niet, wat de doelgroep jongeren zeer breed en divers maakt. De<br />

Slinger Jongeren heeft ervoor gekozen om zich vooral op jongeren te richten die<br />

een mbo-opleiding volgen. Deze focusgroep is gekozen omdat het om een groot<br />

aantal jongeren gaat die vaak weinig kennis van of ervaring met maatschappelijke<br />

inzet bezitten. In deze groep, vertelt Project/Teamcoördinator Arthur Stam, ‘valt er<br />

veel te halen’.<br />

De organisatie de Slinger Jongeren werkt voornamelijk binnen scholen, waar ze<br />

burgerschapsonderwijs geven. Vergelijkbaar met het vak maatschappijleer, richt dit<br />

onderwijs zich op het bijbrengen van kennis over en ervaring met de politiek (vooral<br />

het proces met betrekking tot het uitoefenen van invloed in de directe omgeving)<br />

en het deelnemen aan sociale verbanden (vooral via vrijwilligerswerk). Binnen dit<br />

kader worden allerlei projecten georganiseerd, waardoor jongeren op basis van hun<br />

eigen ideeën zelf de werking van deze processen kunnen ervaren. Projecten op<br />

het gebied van vrijwilligerswerk zijn voornamelijk bedoeld om de jongeren te laten<br />

voelen hoe het is om zich belangeloos voor een ander in te zetten.<br />

Naast hun werk in de scholen neemt De Slinger Jongeren ook deel aan festivals,<br />

vrijwilligersmarkten of andere evenementen waar ze met jongeren in contact<br />

kunnen komen. De organisatie is hier echter vrij selectief in: het moet om evenementen<br />

gaan die gehouden worden op tijden en op locaties die grote aantallen<br />

88


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

jongeren aantrekken. Arthur Stam vertelt: ‘Overal waar jongeren samenkomen heb<br />

je de gelegenheid om nieuwe mensen te bereiken en beelden bij te stellen. Als je<br />

iets in een zaaltje doet – ergens – dan komt daar geen enkele jongere op af’.<br />

Werving/aansturing vrijwilligers<br />

De Slinger Jongeren is geen vrijwilligersorganisatie: alle activiteiten worden door<br />

betaalde krachten en/of stagiairs uitgevoerd. Deze organisatiestructuur betekent<br />

niet dat de organisatie naar scholen gaat met kant-en-klare activiteiten die overal<br />

uitgevoerd kunnen worden. De werkmethode van De Slinger Jongeren berust<br />

op de gedachte dat de activiteiten alleen effect hebben wanneer deze door de<br />

jongeren geïnitieerd worden. De organisatie zal de jongeren ‘niets voorkauwen’:<br />

de organisatie nodigt de jongeren uit om over hun eigen interesses en ideeën te<br />

praten, om deze vervolgens uit te werken in een project of activiteit voor een goed<br />

doel of een ander maatschappelijk initiatief. Zo hebben leerlingen bijvoorbeeld een<br />

nagellakactie gehouden om geld in te zamelen voor een goed doel, terwijl een klas<br />

techniekleerlingen klussen heeft uitgevoerd op een kinderboerderij in het kader van<br />

NL Doet.<br />

Bij elk project hoort een aanloopfase, een uitvoeringsfase en een evaluatie. In de<br />

aanloopfase wordt een voorbereidende les gehouden waarin de achtergrond van<br />

de organisatie gepresenteerd wordt maar waarin de jongeren vooral gefaciliteerd<br />

en gestimuleerd worden in het bedenken en uitwerken van een eigen plan. De<br />

Slinger Jongeren levert vervolgens een bijdrage aan de organisatie van het project,<br />

bijvoorbeeld door contact te maken met de relevante instanties en door de logistiek<br />

te regelen. Bij de uitvoering van het project worden de leerlingen ondersteund en<br />

begeleid waar nodig. Na afloop van een project wordt een evaluatie gehouden om<br />

te zien of de leerlingen meer weten over het idee achter maatschappelijke inzet en<br />

of ze zich in de toekomst vaker denken in te willen zetten.<br />

Wanneer De Slinger Jongeren aan een informatiemarkt, festival of ander voorlichtingsmoment<br />

deelneemt, probeert de organisatie vooral een belevenis aan te<br />

bieden, in plaats van het alleen uitdelen van informatie en promotiematerialen. Zo<br />

staat de organisatie vaker op locaties met een graffitimuur, waar jongeren iets<br />

wat betrekking heeft op maatschappelijke betrokkenheid/inzet op mogen spuiten.<br />

Arthur Stam: ‘we proberen iets creatiefs of actiefs aan te bieden. Als ze iets<br />

kunnen doen en ervaren tegelijk, dan heeft dat meer zin dan snoepjes of een folder.<br />

Dat is ons idee’.<br />

Behoud<br />

De Slinger Jongeren is geen organisatie met leden en de blijvende deelname van<br />

leerlingen/jongeren in de organisatie behoort niet tot haar doelstelling. Wel wordt<br />

er geprobeerd jongeren te enthousiasmeren en te inspireren om zich in de toekomst<br />

in te zetten voor de samenleving. Arthur Stam legt uit: ‘wij moeten iets in hun<br />

hoofd planten en hopen dat iets moois gaat groeien’.<br />

89


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Zo wordt er bij projecten op scholen geen structurele vervolgbegeleiding aangeboden<br />

waardoor leerlingen naar vrijwilligerswerk geleid worden. Wel worden de<br />

leerlingen doorverwezen naar projecten en organisaties, waarin zij eventueel geïnteresseerd<br />

zouden kunnen zijn. Op de website staat bijvoorbeeld het kopje ‘Kom in<br />

Actie’. Hier kunnen bezoekers hun woonplaats en interesses aanklikken. Vervolgens<br />

worden hen voorbeelden van relevante projecten en organisaties getoond.<br />

Successen en knelpunten<br />

In een jaar organiseert De Slinger Jongeren twee à drie projecten per school. Omdat<br />

de organisatie ook met grote ROC’s werkt, heeft men in vijf jaar al duizenden<br />

jongeren weten te bereiken. Daarnaast heeft de organisatie contact gehad met<br />

talloze jongeren door de aanwezigheid op festivals, informatiemarkten en andere<br />

evenementen; bijeenkomsten die goed bezocht zijn door jongeren.<br />

In haar vijfjarige bestaan heeft de organisatie redelijk veel kennis opgedaan over<br />

het samenwerken met scholen, organisaties en andere partners. Elke van deze<br />

organisaties heeft eigen doelstellingen die op elkaar afgestemd moeten worden<br />

om tot een effectieve samenwerking te komen. De opgedane ervaring zorgt ervoor<br />

dat de organisatie nu meer voorbeelden heeft die gebruikt kunnen worden om de<br />

voordelen van participatie te laten zien. Deze tactiek is erg succesvol gebleken in<br />

de samenwerking met scholen.<br />

Recentelijk is het werk van De Slinger Jongeren ook vastgelegd in een vaste methodiek,<br />

bestaande uit vijf stappen:<br />

1. Bewustmaken (door middel van creatieve workshops met inzet van peers);<br />

2. Interesses achterhalen en ideeën genereren (voor de directe omgeving, door<br />

middel van creatieve workshops met de inzet van peers);<br />

3. Kennismaking met partners (om ideeën te presenteren);<br />

4. Faciliteren van de uitvoering (met inzet van getrainde peers en professionele<br />

coaches en met vrijwillige bijdragen van partners, bijvoorbeeld faciliteiten,<br />

materialen, expertise/menskracht en middelen);<br />

5. Zichtbaar maken (met behulp van mediapartners/eigen media van de jongeren<br />

en van De Slinger).<br />

De inzet van stagiairs vormt een uitdaging. Hoewel deze inzet een belangrijk middel<br />

is om de belevingswereld van leerlingen te begrijpen, is het noodzakelijk om stagiairs<br />

goed in te werken. Daarom wordt er nu steeds meer aandacht besteed aan de<br />

training van stagiairs voordat deze voor de klas staan.<br />

Een andere uitdaging vormt de aard van de organisatie zelf – De Slinger Jongeren<br />

heeft namelijk geen of weinig zicht op de werkelijke uitkomsten van hun inspanningen.<br />

Hierdoor moeten de medewerkers het einddoel altijd in zicht houden: het<br />

creëren van een betere samenleving voor de toekomst.<br />

Randvoorwaarden<br />

Het werk van De Slinger Jongeren draait op de inzet van medewerkers, stagiairs<br />

en samenwerkingspartners. De continuïteit wordt gewaarborgd door betaalde<br />

90


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

krachten. Hier zijn echter wel financiële middelen voor nodig: De Slinger Jongeren<br />

krijgt dan ook financiële ondersteuning uit diverse bronnen, waaronder fondsen<br />

en de (lokale) overheid. Daarnaast is de organisatie een project van De Publieke<br />

Zaak (www.publiekezaak.nl), een vereniging die een platform voor maatschappelijke<br />

vernieuwing biedt.<br />

De participerende scholen betalen ook een eigen bijdrage voor het gegeven<br />

burgerschapsonderwijs. Deze bijdrage wordt op case-by-case basis afgesproken.<br />

Commerciële partners bieden bovendien verschillende middelen (financiële donaties,<br />

kantoorbenodigdheden, horecavoorzieningen), faciliteiten (kantoorruimte,<br />

projectlocaties) en kennis en expertise (coaching, media advies).<br />

Advies voor andere organisaties<br />

• Hanteer een persoonlijke benadering;<br />

• Maak gebruik van peer-to-peer werving;<br />

• Leg de nadruk op de voordelen voor vrijwilligers zelf;<br />

• Spreek (jonge) vrijwilligers aan op basis van de eigen interesses;<br />

• Geef inspirerende voorbeelden;<br />

• Gebruik social media als middel voor kennisdeling;<br />

• Bied belevenissen aan;<br />

• Gebruik geschikte locaties/momenten waarop de doelgroep samenkomt.<br />

91


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Profiel: De Talentenschool<br />

Interview: dinsdag 5 juli 2011<br />

Locatie: Talentenschool<br />

Deelnemers: Willemijn Beekman (Algemeen Directeur)<br />

Verhaal van de organisatie<br />

De Talentenschool is in 2006 opgericht, als een vervolg van de vakantiekampen<br />

georganiseerd door de Stichting 1001 Nacht. De doelstelling van de Talentenschool<br />

is ‘het verhogen van leerplezier en het verbeteren van zelfvertrouwen door kinderen<br />

extra begeleiding te geven en aan te spreken op hun talenten’. Deze doelstelling<br />

wordt nagestreefd door middel van gestructureerde buitenschoolse activiteiten.<br />

Het contact met en de betrokkenheid van de ouders van de deelnemende kinderen<br />

spelen een essentiële rol in deze activiteiten.<br />

Het project was oorspronkelijk een weekendschool die op zondag een programma<br />

aanbood dat zowel gericht was op leerondersteuning als op beroepsoriëntatie voor<br />

kinderen van acht tot en met 16 jaar. Inmiddels biedt de school haar programma’s<br />

doordeweeks aan, maar er zijn plannen om in 2012 de schaal van de programma’s<br />

te vergroten, om zo nog meer kinderen, ouders en vrijwilligers te bereiken.<br />

De Talentenschool gebruikt het begrip ‘talent’ in de breedste zin van het woord,<br />

waarbij de nadruk vooral ook ligt op interpersoonlijke vaardigheden. De school<br />

onderscheidt zes ‘talentenrichtingen’:<br />

• de beweger;<br />

• de denker;<br />

• de verteller;<br />

• de kijker;<br />

• de helper;<br />

• de ondernemer.<br />

Het gros van de kinderen die deelnemen aan activiteiten van de Talentenschool is<br />

van oorsprong allochtoon (vaak Marokkaans); een weerspiegeling van de omliggende<br />

wijk. Deze kinderen hebben vaak een taal- en/of leerachterstand, waardoor<br />

het voor hen moeilijker kan zijn om de op school aangeboden lesstof te begrijpen.<br />

Deze kinderen worden vaak dan ook door hun ouders of door hun school bij de<br />

Talentenschool aangemeld.<br />

92


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Volgens algemeen directeur Willemijn Beekman komen de ouders die hun kind<br />

aanmelden ‘heel bewust om hun kind iets extra’s te geven wat zij hun kind zelf niet<br />

kunnen bieden’. Door taalachterstanden en andere problemen zijn de ouders namelijk<br />

vaak niet in staat om hun kinderen ondersteuning te bieden bij het maken van<br />

huiswerk. Dat kan leiden tot een gevoel van onmacht en schaamte onder ouders,<br />

waardoor zij vaak minder actief betrokken zijn bij de scholing van hun kinderen.<br />

Willemijn Beekman legt uit dat dergelijke situaties vaak gezien worden als onverschilligheid<br />

van de ouders, terwijl de ouders er volgens haar juist erg veel voor over<br />

hebben om de kansen van hun kind te vergroten. Om deze reden worden de ouders<br />

ook als een secundaire doelgroep gezien van de Talentenschool.<br />

De Talentenschool werkt met een ‘kind volgsysteem’ bestaande uit een intakegesprek<br />

(waarin de capaciteiten, sterke punten en verbeterpunten inzichtelijk worden<br />

gemaakt), een tussentijds gesprek en een eindgesprek. Zowel het kind als de<br />

ouders worden bij deze gespreksmomenten betrokken. Daarnaast wordt er tijdens<br />

het traject wekelijks contact met de ouders opgenomen, meestal om de positieve<br />

ontwikkeling van het kind te melden. Willemijn Beekman legt uit dat de ouders het<br />

als plezierig ervaren om ook op de hoogte gebracht te worden wanneer het goed<br />

gaat met hun kind, in plaats van alleen maar gebeld te worden wanneer iets niet<br />

goed verloopt.<br />

In essentie wordt de Talentenschool als een professioneel programma georganiseerd,<br />

ondersteund door de inzet van ouders. De activiteiten worden uitgevoerd<br />

door een team van vijf betaalde (hbo-niveau) professionals, die op een ‘vaste freelance<br />

basis’ deeltijds werken. Het team bestaat uit een creatief directeur (tevens<br />

oprichter), een algemeen directeur, een pedagoog, een programmacoördinator en<br />

een educatief/programmaleider. Op dit moment maakt de organisatie bovendien<br />

een transitie door, doordat de inzet van vrijwilligers uitgebreid wordt; een transitie<br />

die mede voortkomt uit het feit dat burgers steeds meer op eigen initiatief aangesproken<br />

worden door de politiek.<br />

Werving/aansturing vrijwilligers<br />

Hoewel de grootste groep vrijwilligers van de Talentenschool volgens Willemijn<br />

Beekman uit ouders van de deelnemende kinderen bestaat, worden volgens<br />

Willemijn Beekman ook andere vrijwilligers betrokken bij de activiteiten van de<br />

organisatie. Zo wordt er gebruik gemaakt van stagiairs (inclusief Maatschappelijke<br />

Stage) en andere ‘externe’ vrijwilligers. Afhankelijk van het niveau en de mogelijkheden<br />

van deze vrijwilligers worden zij bijvoorbeeld ingezet om mee te helpen met<br />

activiteiten of zelfs om een groep te leiden. Wel is er altijd sprake van begeleiding<br />

en ondersteuning door een betaalde professional.<br />

Potentiële vrijwilligers kunnen zich op de website van de Talentenschool aanmelden;<br />

de organisatie is verder niet actief in het werven van externe vrijwilligers. Dit<br />

omdat het gros van het vrijwilligerswerk uitgevoerd wordt door de ouders van de<br />

deelnemende kinderen; deze ouders behoren ‘verplicht’ minimaal één van de tien<br />

tot vijftien lessen van hun kinderen mee te draaien. Deze inzet is in eerste instantie<br />

vaak relatief eenvoudig (bij de lessen aanwezig zijn en een handje meehelpen),<br />

93


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

maar kan afhankelijk van de mogelijkheden en het enthousiasme van de ouder<br />

verder uitgebreid worden.<br />

Willemijn Beekman: ‘we dachten dat we de ouders actief aan zouden moeten<br />

sporen; dat ze eigenlijk liever niet zouden willen komen. Maar het valt ons op dat<br />

de ouders juist wel willen komen. Ze willen zien hoe hun kind het doet, wat wij<br />

doen en hoe wij dat doen’. Door mee te draaien krijgen de ouders ook inzicht in<br />

hoe zij het ervaringsgerichte leren kunnen gebruiken om hun kind zelf ook verder<br />

te helpen. Ouders die zichzelf ook verder willen ontwikkelen op dit vlak, kunnen<br />

trainingen volgen via de Talentenschool.<br />

De verwachting is dat eerdergenoemde transitie naar een versterkte inzet door<br />

vrijwilligers tot de noodzaak om veel extra tijd te spenderen aan het begeleiden<br />

van vrijwilligerswerk zou leiden. Dit hoeft volgens Willemijn Beekman echter niet<br />

tot grote veranderingen in de werkwijze van de Talentenschool te betekenen: ‘wij<br />

doen dit nu in feite al doordat we heel intensief contact met de ouders hebben.<br />

Deze lijn willen we doorzetten, ook wanneer deze ouders vrijwilliger worden: het<br />

gaat dan echter niet langer alleen om het kind, maar ook om de ouders zelf. Het<br />

is belangrijk om ook de ouders veel persoonlijke aandacht te geven’. Wanneer een<br />

ouder een uitgebreide of gecompliceerde vrijwilligerstaak op zich wil nemen, zal de<br />

Talentenschool hem of haar in de nieuwe aanpak verschillende didactische vaardigheden<br />

bijbrengen, evenals de door de Talentenschool toegepaste pedagogische<br />

aanpak. Het precieze traject en takenpakket van een vrijwilliger zal in deze nieuwe<br />

aanpak dus sterk afhangen van het niveau van deze vrijwilliger. ‘Dat doen we nu<br />

al, maar we willen deze methode structureel toe gaan passen,’ aldus Willemijn<br />

Beekman.<br />

De betrokkenheid van ouders als vrijwilligers wordt als belangrijk gezien, vooral<br />

omdat het een manier is om de resultaten van het kind te verbeteren. De vrijwillige<br />

inzet van de ouders en vrijwilligers wordt op dit moment dus niet gebruikt om<br />

de organisatie zelf verder te helpen, mede doordat de organisatie en de uitvoering<br />

van de activiteiten nog altijd in de handen van professionals blijven: ‘daar houden<br />

we aan vast. Op alle programma’s moet een professional staan om de kwaliteit te<br />

bewaken. Het is niet mogelijk om zoiets van de inzet van een vrijwilliger af te laten<br />

hangen, terwijl deze vrijwilliger over zes maanden weer weg zou kunnen zijn’.<br />

Behoud<br />

Het behoud van het contact met de ouders van de deelnemende kinderen is erg<br />

belangrijk aldus Willemijn Beekman: ’deze ouders zijn onze vrijwilligers van de<br />

toekomst. Daar steken we dan ook veel tijd in.’ De actieve betrokkenheid van<br />

ouders is al sinds de oprichting van de Talentenschool opmerkelijk hoog volgens<br />

haar, zeker ten opzichte van de gebruikelijke betrokkenheid van ouders op de<br />

scholen. Zo is de opkomst van ouders bij presentatiemomenten en andere activiteiten<br />

van de Talentenschool doorgaans erg hoog ( gemiddeld genomen zo’n 75%).<br />

De Talentenschool heeft nooit problemen ervaren met de vrijwillige inzet ouders<br />

(bv. ouders die nooit op komen dagen of niet mee willen draaien). De ouders geven<br />

dikwijls zelfs aan meer te willen doen en helpen graag mee met uitstapjes en<br />

andere activiteiten.<br />

94


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Bij de uitbreiding van het programma in 2012 zullen dan ook extra trainingen aangeboden<br />

worden aan vrijwilligers. Ook krijgen vrijwilligers de kans om vaste vrijwilliger<br />

te worden bij een bepaalde groep, bijvoorbeeld de groep waarin het eigen kind<br />

zich bevindt. Zo worden de ouders nog meer bij de lesstof betrokken en worden<br />

ze zelf ook steeds vaardiger. Tot nu toe is deze aanpak nog niet toegepast. ’Dit<br />

zijn dingen die we momenteel nog niet echt doen, hoewel deze ideeën in enkele<br />

gevallen wel worden toegepast. We zijn echter nog druk bezig met de ontwikkeling<br />

van het nieuwe programma’.<br />

Successen en knelpunten<br />

In het afgelopen jaar heeft de Talentenschool 96 kinderen weten te bereiken met<br />

de programma’s, met een gemiddeld contact van anderhalf tot vier uur per kind per<br />

week. Willemijn Beekman ziet het feit dat zowel kinderen als ouders erg enthousiast<br />

zijn en mond-tot-mondreclame maken voor de Talentenschool als een bewijs<br />

dat het programma een succes is: ‘we zien dat het werkt. De ouders zijn heel<br />

enthousiast en willen betrokken zijn bij de school en bij het leerproces van hun<br />

kinderen’. De tevredenheid van de ouders blijkt ook uit de resultaten van een<br />

anoniem onderzoek dat uitgevoerd is door studenten van de HvA.<br />

Tot nu toe is het gelukt om in contact te blijven met alle ouders en om deze als<br />

partners bij het programma te betrekken. De deelname van vaders is ook opmerkelijk<br />

binnen de doelgroep: Willemijn Beekman schat dat in ongeveer 20% van de<br />

gevallen, de betrokken ouders vaders zijn.<br />

De tijdsinvestering en persoonlijke aandacht voor de ouders en de positieve communicatie<br />

over het kind worden als belangrijke elementen gezien in deze betrokkenheid.<br />

De ouders voelen zich door deze gestes erkend en blijven hierdoor ook enthousiast<br />

meedoen.<br />

Het succes van een dergelijk programma hangt echter ook erg af van de zogenaamde<br />

‘klik’ tussen de teamleden en de betrokken ouders. Willemijn Beekman:<br />

‘het team moet het dragen. Zij moeten er voor 100% achter staan. Als deze affiniteit<br />

er niet is, dan is zo’n methode gedoemd om te mislukken’.<br />

Randvoorwaarden<br />

Een team met passie voor zowel de kinderen als de ouders wordt dan ook gezien<br />

als een belangrijke randvoorwaarde voor het succes van een programma als de<br />

Talentenschool. ‘Je moet een hart voor het vak hebben. Als je denkt dat je beter<br />

bent dan een ouder dan gaat het mis’. Het is dan ook van belang om een sterk<br />

basisteam van goede mensen op te bouwen, die als kartrekkers kunnen fungeren.<br />

Er is echter meer nodig dan een goed team alleen; een dergelijk programma kost<br />

ook geld. De Talentenschool krijgt financiële ondersteuning van de gemeente, van<br />

fondsen en sponsoren, uit de verkoop van programma’s aan basisscholen en uit<br />

de eigen bijdrage van de deelnemers (gebaseerd op het inkomen van de ouders).<br />

Op dit moment is ongeveer 75% van het geld afkomstig van de gemeente; de rest<br />

95


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

is afkomstig uit andere bronnen. Gezien de huidige veranderingen in het systeem<br />

van gemeentesubsidies is het dan ook noodzakelijk om de andere bronnen uit te<br />

breiden.<br />

De Talentenschool werkt samen met een aantal andere organisaties, waaronder<br />

Stichting 1001Nacht, Jinc, GOAL!, Vrijwillig Amsterdam, het Talentenhuis, het<br />

OuderKindCentrum De Kikker en Basisonderwijs Nieuw West. Middels deze samenwerkingsverbanden<br />

en samenwerking met andere personen en partners uit het<br />

bedrijfsleven en uit de persoonlijke netwerken van de teamleden worden onder<br />

andere activiteiten en stages georganiseerd, lessen gegeven, presentaties gemaakt<br />

en wordt er mentoring aangeboden.<br />

Momenteel probeert de Talentenschool intensieve partnerschappen met grote<br />

bedrijven te realiseren. Deze partnerschappen zouden uit donaties bestaan, zowel<br />

in de vorm van geld als in de vorm van kennis en mensen. Een ander speerpunt<br />

van de organisatie is het realiseren van samenwerkingsverbanden met het voortgezet<br />

onderwijs, onder andere via de maatschappelijke stage en door leerlingen en<br />

jongeren uit de wijk als groepsbegeleiders aan te wijzen.<br />

Advies voor andere organisaties<br />

• Schenk persoonlijke aandacht aan je vrijwilligers (mensen willen het gevoel<br />

krijgen erkend te worden);<br />

• Werk ervaringsgericht;<br />

• Betrek ouders als partners bij de activiteiten;<br />

• Focus op positieve communicatie;<br />

• Heb een hart voor het vak.<br />

96


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Profiel: Vier het Leven<br />

Interview: dinsdag 5 juli 2011, 20.00 uur<br />

Locatie: bij interviewee thuis<br />

Deelnemers: Annerieke Vonk<br />

Verhaal van de organisatie<br />

Stichting Vier Het Leven is begonnen als een initiatief van Helma van Heerikhuize<br />

en Annerieke Vonk. Vanuit hun achtergrond in het theater (Van Heerikhuize) en<br />

in de gezondheidszorg (Vonk) merkten de twee initiatiefnemers op dat er een<br />

behoefte is onder ouderen om leuke dingen buitenshuis te ondernemen. Vanuit het<br />

idee om in deze behoefte te voorzien, is de stichting in 2005 op een kleine schaal<br />

begonnen, met tien tot vijftien vrijwilligers in het Gooi. Op dat moment waren de<br />

oprichters niet op de hoogte van andere initiatieven specifiek gericht op het faciliteren<br />

van regelmatige bezoeken van ouderen aan culturele gelegenheden. Achteraf<br />

is gebleken dat de gemeente Den Haag eind jaren 90 een vergelijkbaar programma<br />

had, maar met grotere groepen (ongeveer 50 mensen) en alleen binnen de eigen<br />

gemeente.<br />

De stichting Vier Het Leven heeft tot doel: ‘Het regelmatig begeleiden van senioren<br />

(die niet meer alleen kunnen of durven) bij het bezoeken van culturele activiteiten.<br />

De activiteiten worden speciaal georganiseerd zodat deelname aan kunst, cultuur<br />

en vrijetijdsactiviteiten buiten de deur toch mogelijk blijft’.<br />

Het werk van Vier het Leven is bedoeld voor oudere mensen die niet langer zelfstandig<br />

naar theater- of muzikale voorstellingen kunnen gaan wegens beperkingen<br />

in gezondheid of mobiliteit, wegens gebrek aan een partner, familie of vrienden<br />

of doordat ze zich niet meer veilig voelen op straat. Mensen uit deze doelgroep<br />

kunnen contact opnemen met Vier het Leven, om vervolgens een programma van<br />

voorstellingen voor de komende drie maanden thuisgestuurd te krijgen. De deelnemers<br />

kunnen zich dan inschrijven voor meerdere activiteiten naar keuze.<br />

De oudere betaalt een eigen bijdrage die ongeveer gelijk is aan de kosten die ze<br />

zouden maken als ze zelf naar het theater zouden gaan. Vier Het Leven gebruikt<br />

een database om vrijwilligers te koppelen aan deelnemers voor een specifieke voorstelling.<br />

De ouderen worden door de vrijwilligers thuis opgehaald. In de meeste<br />

gevallen is de verhouding drie ouderen per vrijwilliger. Ze gaan samen naar de voorstelling,<br />

waar alle consumpties en andere zaken, zoals de toegankelijkheid van de<br />

97


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

locatie, zijn geregeld. Na afloop van de voorstelling worden de ouderen weer naar<br />

huis gebracht door de vrijwilliger.<br />

De database van Vier het Leven heeft momenteel meer dan 800 vrijwilligers,<br />

waarvan er 600 actief zijn. De meeste vrijwilligers zijn begeleiders, die gemiddeld<br />

vijf keer in het jaar samen met ouderen naar voorstellingen gaan. De kern van de<br />

stichting bestaat uit 40 locatiecoördinatoren, die zich gemiddeld vier tot acht uur<br />

in de week inzetten. De taken van de locatiecoördinator bestaan voornamelijk uit<br />

het matchen van vrijwilligers en ouderen. Naast de begeleiders en de locatiecoördinatoren<br />

is een telefoonteam en een team reserveringen, die ervoor zorgen dat<br />

alle aanmeldingen en inschrijvingen bij de juiste locatiecoördinator terecht komen.<br />

Vier Het Leven is momenteel actief in meer dan 60 gemeentes verdeeld over 15<br />

regio’s, elk met een eigen coördinatieteam. De stichting werkt samen met een<br />

groot aantal partners, waaronder gemeenten, theater- en muziekmaatschappijen,<br />

zorgcentra, vrijwilligerscentrales en fondsen.<br />

Werving/aansturing vrijwilligers<br />

Vrijwilligers voor Vier het Leven worden op verschillende manieren gezocht. Een<br />

belangrijke bron bestaat uit het eigen netwerk van mensen die al bij de organisatie<br />

betrokken zijn. Daarnaast is het plaatsen van vacatures bij vrijwilligerscentrales, van<br />

advertenties in lokale nieuwsbladen en mond-tot-mondreclame een sterk wervingsmiddel.<br />

Vele vrijwilligers melden zich spontaan aan via de telefoon of de website,<br />

naar aanleiding van spotjes of persberichten.<br />

Voor vrijwillige begeleiders geldt een aantal basiseisen. Deze eisen worden op de<br />

website vermeld:<br />

1. De bereidheid om minimaal vijf keer per jaar een kleine groep senioren te<br />

begeleiden;<br />

2. Affiniteit met ouderen en een ‘oog hebben voor de behoefte van de ander’;<br />

3. Enthousiasme voor theater/muziek en bereidheid om dit enthousiasme met de<br />

senioren te delen.<br />

4. Een vrijwilliger moet daarnaast ook over een auto beschikken waarin drie senioren<br />

vervoerd kunnen worden.<br />

Wanneer een vrijwilliger zich aanmeldt neemt een regio- of locatiecoördinator<br />

contact met de persoon in kwestie op om een intakegesprek af te spreken. Tijdens<br />

dit gesprek komen verschillende zaken aan de orde, waaronder:<br />

• Een overzicht van wat Vier Het Leven doet, waar de organisatie voor staat en<br />

hoe de doelstelling van de stichting tot uitvoering wordt gebracht;<br />

• Wat er van een vrijwilliger verwacht wordt;<br />

• De redenen die de vrijwilliger heeft om mee te doen;<br />

• Praktische zaken (bijv. verzekering).<br />

Als er een klik is tussen de verwachtingen van de vrijwilliger en de verwachtingen<br />

van de organisatie wordt er een vrijwilligerscontract getekend. Vrijwilligers geven<br />

data op waarop ze eventueel inzetbaar zouden zijn waarna er van hen verwacht<br />

wordt dat ze deze data vrij houden.<br />

98


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

Ook komt het wel eens voor dat een kandidaat (of een vrijwilliger) toch niet geschikt<br />

blijkt te zijn voor het werken bij Vier het Leven. Soms geeft de kandidaat/vrijwilliger<br />

dit zelf aan, soms wordt dit door een coördinator gesignaleerd. In laatstgenoemde<br />

situatie wordt de persoon bedankt voor zijn of haar interesse (en eventuele inzet),<br />

maar is (verdere) deelname als vrijwilliger uitgesloten.<br />

Twee keer per jaar wordt er een vrijwilligersbijeenkomst gehouden. Hoewel deze<br />

bijeenkomsten niet verplicht zijn, zijn de meeste vrijwilligers wel aanwezig.<br />

De meeste vrijwilligers zijn tussen de 50 en de 60 jaar en hebben er bewust voor<br />

gekozen om tijd te besteden aan het actief zijn met ouderen, op het gebied van<br />

cultuur. De hoofdredenen die vrijwilligers aandragen om actief te zijn is dat ze zich<br />

betrokken voelen bij ouderen en theater en/of muziek leuk vinden. Initiatiefnemer<br />

Annerieke Vonk zegt dat ze vaak van vrijwilligers hoort dat deze dit ook voor hun<br />

eigen ouders gedaan hebben (of hadden willen doen).<br />

Het werk van de vrijwilligers wordt ondersteund en aangestuurd door negen<br />

betaalde krachten (zes à zeven fte); een team bestaande uit en verantwoordelijk<br />

voor:<br />

• Initiatiefnemers: fondsenwerving, communicatie/PR, financiën, aansturing<br />

regiocoördinatoren;<br />

• Regiocoördinatoren: locatiecoördinatoren aansturen, contacten binnen regio<br />

regelen;<br />

• Administratie;<br />

• Reserveringen.<br />

Gedurende de afgelopen jaren hebben enkele bedrijven geregeld dat hun werknemers<br />

een aantal avonden begeleider konden zijn voor Stichting Vier Het Leven.<br />

Behoud<br />

Het behoud van vrijwilligers is belangrijk voor Vier het Leven. Om de kwaliteit<br />

te bewaken kiest de organisatie ervoor om voornamelijk te werken met een vast<br />

bestand aan vrijwilligers. Deze vrijwilligers zijn zich goed bewust van de doelstelling<br />

van de organisatie en zijn vertrouwd met de werkwijze. Deze werkwijze vergemakkelijkt<br />

ook het proces van inroosteren, aangezien de locatiecoördinatoren van<br />

tevoren al een idee hebben welke vrijwilligers beschikbaar zijn voor welke data. In<br />

de ideale situatie begeleidt een vrijwilliger meerdere keren dezelfde groep senioren,<br />

om zo een vertrouwensband op te bouwen.<br />

Tot nu toe kent de organisatie weinig verloop onder haar vrijwilligers. Volgens<br />

Annerieke Vonk komt dit vooral door het win/win aspect van het werk; vrijwilligers<br />

genieten immers ook van een avond uit. Een andere reden is dat, hoewel er van<br />

de vrijwillige begeleider een langere termijn relatie verlangt wordt, de inzet beperkt<br />

blijft tot een enkele avond uit. Dit maakt het werk overzichtelijk, flexibel en maakt<br />

het gemakkelijk voor begeleiders om het met andere activiteiten en verplichtingen<br />

te combineren. Voor sommige vrijwilligers biedt het werk als vrijwillige begeleider<br />

ook een oplossing voor hun eigen gevoelens van isolement of eenzaamheid.<br />

Vrijwillige begeleiders krijgen een gratis entreekaartje en consumpties bij de<br />

99


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

voorstelling. Vrijwilligers krijgen kilometervergoeding en eventuele parkeerkosten<br />

worden vergoed. De begeleiding vindt in principe plaats van deur tot deur. Er wordt<br />

niet van de vrijwilliger verwacht dat zij ook nog andere werkzaamheden verrichten<br />

(bijv. het aan- of uittrekken van steunkousen) voor of na de activiteit. In een enkel<br />

geval gebeurt dit wel, in onderling overleg tussen de vrijwilliger en de gast.<br />

Ook onder de vrijwilligers met een intensieve betrokkenheid (d.w.z. de kantoorvrijwilligers,<br />

leden van de reserverings- en telefoonteams en de locatiecoördinatoren)<br />

is het verloop vrij laag. De meest genoemde reden voor deze vrijwilligers om hun<br />

vrijwillige inzet te stoppen, is het wisselen van baan, waardoor het vrijwilligerswerk<br />

niet meer te combineren is met andere verplichtingen.<br />

De locatiecoördinatoren worden ondersteund door middel van training, die drie keer<br />

in het jaar aangeboden wordt. Ook regiocoördinatoren en/of initiatiefnemers staan<br />

klaar om hen bij eventuele vragen of problemen te woord te staan. De locatiecoordinatoren<br />

worden gestimuleerd om zichzelf ook in te roosteren als begeleiders<br />

voor avondjes uit. Annerieke Vonk: ‘zo komen zij ook in contact met de senioren<br />

en beleven zij ook plezier en houden ook zij hun inspiratie’.<br />

Op feestdagen en andere bijzondere gelegenheden krijgen de vrijwilligers cadeautjes<br />

en er wordt een aantal keer per jaar een uitje georganiseerd voor de vrijwilligers.<br />

Successen en knelpunten<br />

De jaarlijkse enquête onder deelnemers (senioren) en de evaluatie na afloop van de<br />

uitjes (vrijwilligers) leveren veel positieve reacties op. Zowel de deelnemers als de<br />

vrijwilligers blijken tevreden met hun ervaringen. Bestond Vier Het Leven in 2005<br />

nog uit ongeveer 60 mensen, is de organisatie nu zo gegroeid dat er in het afgelopen<br />

jaar zo’n 6000 aanmeldingen binnenkwamen. Experimenten met bedrijven,<br />

die uitjes organiseren met hun werknemers als begeleiders, zijn ook succesvol<br />

verlopen. Er staan nog meer van dergelijke regelingen met bedrijven op de planning.<br />

Het maatwerk dat nodig is bij een dergelijk initiatief vormt een blijvende en tijdrovende<br />

uitdaging voor de organisatie, evenals de administratie.<br />

Hoewel Vier Het Leven weinig problemen ondervindt in de zoektocht naar vrijwillige<br />

begeleiders, leert de ervaring dat het moeilijker is om mensen te vinden die bereid<br />

zijn om senioren uit verzorgingstehuizen of met speciale behoeften te begeleiden.<br />

Randvoorwaarden<br />

Annerieke Vonk ziet de duidelijke structuur van de organisatie als een succesfactor<br />

van de organisatie, omdat een vaste kern van betaalde krachten de continuïteit<br />

waarborgt. De initiatiefnemers sturen de regiocoördinatoren aan, die vervolgens<br />

hun eigen teams van vrijwillige locatiecoördinatoren aansturen. Elke regiocoördinator<br />

is verantwoordelijk voor ongeveer 150 vrijwilligers. Andere succesfactoren<br />

zijn het telefoonteam, waardoor de coördinatoren vaak in direct contact met de<br />

vrijwilligers komen en de ICT-systemen die gebruikt worden voor de reserveringen.<br />

Financieel gezien ontvangt Vier Het Leven eigen bijdragen van senioren evenals<br />

100


<strong>Vrijwilligerswerk</strong> = <strong>Matchmaking</strong><br />

donaties, fondsen en gemeentelijke subsidies. Bedrijven geven ook vaak donaties<br />

in natura of organiseren eigen bedrijfsuitjes in het kader van Vier het Leven.<br />

Andere randvoorwaarden zijn uiteraard een pool aan enthousiaste en betrokken<br />

vrijwilligers.<br />

Advies voor andere organisaties<br />

• Besteed aandacht aan de vrijwilligers;<br />

• Maak een duidelijke selectie (door intake + inwerkprocedure);<br />

• Zorg voor een win/win aspect;<br />

• Maak gebruik van duidelijke communicatielijnen.<br />

101

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!