Brandonderzoek naar aanleiding van een brand op het ... - Nrc
Brandonderzoek naar aanleiding van een brand op het ... - Nrc
Brandonderzoek naar aanleiding van een brand op het ... - Nrc
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Brandonderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>aanleiding</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>een</strong> <strong>brand</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> Catshuis <strong>op</strong> 15 mei<br />
2004, door Peter Reijman<br />
In de media wordt onder andere na de publicatie <strong>van</strong> vertrouwelijke stukken door RTL nieuws<br />
veel aandacht besteed aan <strong>het</strong> TNO rapport. De uitlatingen in de media zijn daarbij<br />
gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong>g<strong>een</strong> in de gepubliceerde stukken wordt gemeld. Het beeld dat hierdoor<br />
over <strong>het</strong> TNO rapport ontstaat behoeft echter nuancering. In <strong>het</strong> vervolg <strong>van</strong> dit stuk wordt<br />
deze nuancering aangebracht door de onderzoeker. Omdat de onderzoeker inmiddels niet<br />
meer in dienst is <strong>van</strong> TNO kan deze verklaring niet worden beschouwd als afkomstig <strong>van</strong>, of<br />
als weergave <strong>van</strong> de mening <strong>van</strong> TNO.<br />
Op 16 juni 2004 kreeg Peter Reijman <strong>een</strong> telefonisch verzoek <strong>van</strong> <strong>een</strong> expertisebureau om<br />
<strong>een</strong> onderzoek uit te voeren <strong>naar</strong> de <strong>brand</strong> <strong>van</strong> 15 mei 2004 in <strong>het</strong> Catshuis.<br />
Het betrof <strong>een</strong> niet nader omschreven onderzoeks<strong>op</strong>dracht dan “de <strong>brand</strong> onderzoeken” <strong>op</strong><br />
verzoek <strong>van</strong> de Rijksgebouwendienst.<br />
Op 17 juni 2004 begaf Reijman zich <strong>naar</strong> <strong>het</strong> Catshuis en meldde zich in <strong>het</strong> naast <strong>het</strong><br />
Catshuis gelegen Koetshuis, waar hij ont<strong>van</strong>gen werd door <strong>een</strong> intendant <strong>van</strong> <strong>het</strong> Catshuis.<br />
Die bracht hem <strong>naar</strong> de betreffende Herenkamer waar de noodlottige <strong>brand</strong> had<br />
plaatsgevonden.<br />
Daar werd hij all<strong>een</strong> gelaten om in alle rust zijn <strong>brand</strong>onderzoek uit te voeren.<br />
Een <strong>brand</strong>onderzoek bestaat in aan<strong>van</strong>g uit <strong>het</strong> verzamelen <strong>van</strong> informatie over <strong>het</strong> pand of<br />
de betreffende ruimte waar de <strong>brand</strong> heeft plaatsgevonden. De informatie bestaat in de regel<br />
uit <strong>het</strong> <strong>op</strong>nemen of doornemen <strong>van</strong> verklaringen <strong>van</strong> getuigen over de situatie die in de<br />
<strong>brand</strong>ruimte heerste <strong>op</strong> <strong>het</strong> moment dat de <strong>brand</strong> ontstond.<br />
Een tweede deel <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek bestaat uit <strong>het</strong> technisch sporenonderzoek waarbij de<br />
<strong>brand</strong>sporen in de <strong>brand</strong>ruimte worden beoordeeld. De aantasting <strong>van</strong> materialen en<br />
constructies geeft <strong>een</strong> beeld <strong>van</strong> de intensiteit <strong>van</strong> de <strong>brand</strong>, de tijdsduur waarin de <strong>brand</strong><br />
heeft gewoed en –soms- hoe de <strong>brand</strong> zich door de ruimte heeft verplaatst. Door <strong>het</strong><br />
<strong>brand</strong>beeld te “lezen” kan vaak worden bepaald waar in de ruimte de <strong>brand</strong> is aange<strong>van</strong>gen,<br />
en kan vervolgens <strong>op</strong> die plaats de oorzaak <strong>van</strong> de <strong>brand</strong> worden gezocht. De bepaling <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> <strong>brand</strong>verlo<strong>op</strong> wordt daarmee <strong>een</strong> wezenlijk onderdeel <strong>van</strong> de zoektocht <strong>naar</strong> de oorzaak<br />
<strong>van</strong> de <strong>brand</strong>. Brandoorzaak en <strong>brand</strong>verlo<strong>op</strong> zijn daarmee in <strong>het</strong> onderzoek onlosmakelijk<br />
met elkaar verbonden.<br />
De informatie die vooraf namens de <strong>op</strong>drachtgever ter beschikking is gesteld betrof de<br />
afgelegde verklaringen <strong>van</strong> <strong>het</strong> schildersbedrijf en <strong>van</strong> de schilder die de <strong>brand</strong> heeft<br />
overleefd (verder te noemen : schilder A). Deze was in de Herenkamer aanwezig <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
moment dat de ontsteking plaatsvond. Hij kon echter vluchten en bleef gelukkig ongedeerd.<br />
De andere in de ruimte aanwezige schilder (schilder B) moest <strong>het</strong> gebeuren met de dood<br />
bek<strong>op</strong>en.<br />
Gewapend met, met name de verklaring <strong>van</strong> schilder A werd <strong>het</strong> sporenonderzoek gestart.
Beperkte in<strong>brand</strong>ingsdiepten werden aangetroffen in houten constructiedelen. Plaatselijk<br />
werden zwaardere in<strong>brand</strong>ingen gezien. Hieruit kon worden <strong>op</strong>gemaakt dat er sprake is<br />
geweest <strong>van</strong> <strong>een</strong> korte, felle <strong>brand</strong> waarbij enkele houten delen langer zijn blijven <strong>brand</strong>en<br />
De <strong>brand</strong>stof die in de korte tijd kon worden ontstoken was blijkbaar slechts voldoende voor<br />
<strong>een</strong> kortdurende <strong>brand</strong>.<br />
Ook in de houten parketvloer werden wisselende in<strong>brand</strong>ingsporen waargenomen: delen <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlak vertoonden g<strong>een</strong> in<strong>brand</strong>ingen, andere vertoonden enige in<strong>brand</strong>ing.<br />
In<strong>brand</strong>ingen tot <strong>op</strong> vloerniveau duiden <strong>op</strong> <strong>een</strong> explosieve ver<strong>brand</strong>ing. Bij <strong>een</strong> dergelijke<br />
ver<strong>brand</strong>ing zal de gehelde ruimte zich <strong>van</strong> <strong>het</strong> ene <strong>op</strong> <strong>het</strong> ander moment vullen met vuur. Bij<br />
voldoende <strong>brand</strong>stof in de vorm <strong>van</strong> <strong>brand</strong>baar materiaal zal de <strong>brand</strong> blijven voortduren en<br />
mogelijk overslaan <strong>naar</strong> aangrenzende ruimten. Daarvoor is echter ook zuurstof nodig. Juist<br />
bij <strong>een</strong> zeer snelle of zelfs explosieve ver<strong>brand</strong>ing kan de aanwezige zuurstof in één keer<br />
<strong>op</strong>gebruikt worden. De <strong>brand</strong> dooft dan. Als vervolgens via <strong>op</strong>eningen zoals <strong>op</strong>en deuren of<br />
ramen lucht de ruimte instroomt kan de <strong>brand</strong> weer <strong>op</strong>laaien als die lang genoeg heeft<br />
geduurd om materialen tot boven de zelfont<strong>brand</strong>ingstemperatuur te verhitten. Zoniet, dan<br />
blijft <strong>het</strong> bij die explosieve ver<strong>brand</strong>ing.<br />
Uit de verklaring <strong>van</strong> schilder A blijkt dat ca. 12 liter thinner was uitgegoten over de vloer<br />
toen hij ter hoogte <strong>van</strong> <strong>een</strong> in de ruimte aanwezige <strong>op</strong>en haard <strong>een</strong> blauwe vlam zich over<br />
<strong>het</strong> thinner<strong>op</strong>pervlak zag verspreiden. Hierover verklaart hij: “Ik zag in<strong>een</strong>s vuur <strong>op</strong> de vloer<br />
ter hoogte <strong>van</strong> de rechtervoorzijde <strong>van</strong> de haard. Het waren blauwe vlammetjes. Heel snel<br />
greep <strong>het</strong> vuur om zich h<strong>een</strong>. De vloer en de wandbekleding vatten razendsnel vlam, <strong>het</strong><br />
gebeurde in <strong>een</strong> fractie <strong>van</strong> <strong>een</strong> seconde”. De verklaring leek te duiden <strong>op</strong> <strong>een</strong> ontsteking<br />
<strong>van</strong>uit de <strong>op</strong>en haard. De <strong>op</strong>en haard werd daar<strong>op</strong> onderzocht als mogelijke ontstekingsbron.<br />
Toen de stand <strong>van</strong> de schakelaars werd beoordeeld, bleken deze in de hoogste stand te<br />
staan. Een <strong>op</strong> vol vermogen <strong>brand</strong>ende <strong>op</strong>en haard was zeer onwaarschijnlijk omdat de<br />
schilders dat hadden moeten zien. Dat was niet <strong>het</strong> geval geweest, Reijman kan <strong>op</strong> dat<br />
moment niet anders concluderen dan dat de gaskraan <strong>naar</strong> de <strong>op</strong>enhaard moet hebben<br />
dichtgestaan en dat schakelaars in de hoogste stand zijn blijven staan na <strong>het</strong> laatste gebruik<br />
<strong>van</strong> de <strong>op</strong>en haard ruim vóór de <strong>brand</strong>.<br />
De waarneming <strong>van</strong> schilder A <strong>van</strong> de eerste vlam hoeft niet per te duiden <strong>op</strong> ontsteking in<br />
de <strong>op</strong>en haard. De waarneming is <strong>een</strong> moment<strong>op</strong>name en niet uitgesloten kan worden dat<br />
bijvoorbeeld achter hem <strong>een</strong> ontsteking had plaatsgevonden en hij <strong>een</strong> fractie <strong>van</strong> seconden<br />
later de vlammen nabij de <strong>op</strong>en haard zag. Daardoor blijft <strong>een</strong> tweetal andere mogelijke<br />
ontstekingsbronnen over. Zo kan thinner door in de parketvloer aanwezige luikjes zijn<br />
gestroomd, waardoor in de st<strong>op</strong>contacten onder deze luikjes <strong>een</strong> vonk is veroorzaakt die de<br />
thinner heeft ontstoken. Daarnaast was schilder B in de ruimte bezig <strong>een</strong> schuurmachine te<br />
preparen voor gebruik nadat de waslaag <strong>van</strong> de vloer met de thinner zou zijn verwijderd. Het<br />
is theoretisch mogelijk dat schilder B ter controle de schuurmachine heeft aangezet waarbij<br />
<strong>een</strong> (schakel)vonk is ontstaan die de thinner heeft ontstoken. Deze twee mogelijke<br />
ontstekingsbronnen kunnen <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> aangetroffen <strong>brand</strong>sporen worden bevestigd noch<br />
uitgesloten.<br />
Brandbare vloeistoffen <strong>brand</strong>en zelf niet. Feitelijk is <strong>het</strong> de damp <strong>van</strong> <strong>een</strong> vloeistof die in <strong>een</strong><br />
mengsel met lucht <strong>brand</strong>t. De damp <strong>van</strong> thinner is zwaarder dan lucht, en blijft daarom
oven <strong>het</strong> vloeistof<strong>op</strong>pervlak hangen. Het is daardoor niet mogelijk dat thinnerdampen zich<br />
boven in de ruimte hebben verzameld om vervolgens vertraagd te worden ontstoken. Als<br />
schilder A de eerste vlammen <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>op</strong>pervlak ziet, zal binnen enkele seconden <strong>het</strong><br />
thinner<strong>op</strong>pervlak tot ont<strong>brand</strong>ing zijn gekomen. Als dit in de explosieve ver<strong>brand</strong>ing zou zijn<br />
geëindigd, dan zouden beide schilders de <strong>brand</strong> niet hebben overleefd. Schilder A heeft de<br />
tijd gehad om de deur <strong>van</strong> de ruimte te bereiken. Als hij in de gang is hoort hij hoe door de<br />
overdruk <strong>van</strong> de explosieve ver<strong>brand</strong>ing <strong>een</strong> deur dichtslaat, en voelt hij <strong>een</strong> vuurgolf achter<br />
zich, komende <strong>van</strong>uit de Herenkamer. Dit duidt <strong>op</strong> <strong>een</strong> vertraging tussen <strong>het</strong> ont<strong>brand</strong>en <strong>van</strong><br />
thinnerdamp en de grote explosieve ver<strong>brand</strong>ing. Dit wordt verklaard door de dan ontstoken<br />
wandbekleding.<br />
Zelfs als de totale hoeveelheid aanwezig thinner in één keer over <strong>het</strong> vloer<strong>op</strong>pervlak wordt<br />
verdeeld ontstaat <strong>een</strong> gemiddelde vloeistofdikte <strong>van</strong> niet meer dan 0,36 mm. Thinner <strong>brand</strong>t<br />
net zoals veel andere <strong>brand</strong>bare vloeistoffen af met <strong>een</strong> snelheid <strong>van</strong> rond 5 mm per minuut.<br />
De genoemde vloeistofdikte leidt tot <strong>een</strong> theoretische <strong>brand</strong>duur <strong>van</strong> ca. 4 seconden. De<br />
<strong>brand</strong>ende thinner all<strong>een</strong> lijkt dan ook onvoldoende om de aanzienlijke <strong>brand</strong>schade in de<br />
omgeving <strong>van</strong> de herenkamer, zoals die is aangetroffen tijdens <strong>het</strong> sporenonderzoek te<br />
verklaren. Ook kan de <strong>brand</strong>ende thinner all<strong>een</strong> niet verklaren waarom schilder B niet de<br />
gelegenheid heeft gehad de ruimte te ontvluchten zoals dat zijn collega wel lukte. Alles duidt<br />
er<strong>op</strong> dat <strong>een</strong> andere factor nodig is om de explosieve ver<strong>brand</strong>ing te verklaren. Hier<strong>op</strong> richt<br />
<strong>het</strong> onderzoek zich <strong>op</strong> de wanden <strong>van</strong> de ruimte waard<strong>op</strong> all<strong>een</strong> horizontale houten latten<br />
aanwezige zijn. Ook deze latten zijn beperkt inge<strong>brand</strong>. Grenzend aan de Herenkamer is <strong>een</strong><br />
kantoorruimte die wordt aangeduid als de Catskamer. De toegangsdeur <strong>van</strong> deze ruimte<br />
draait in de richting <strong>van</strong> de Herenkamer en staat in ge<strong>op</strong>ende stand tegen de wand <strong>van</strong> de<br />
Herenkamer. Achter deze ge<strong>op</strong>ende deur wordt boven de houten plint <strong>een</strong> smalle strook<br />
stoffen wandbekleding aangetroffen (afmetingen 20 cm x 80 cm). De strook wordt<br />
veiliggesteld voor laboratoriumonderzoek <strong>naar</strong> <strong>het</strong> <strong>brand</strong>gedrag <strong>van</strong> de stof. De hoeveelheid<br />
is beperkt maar voldoende voor <strong>een</strong> oriënterend onderzoek. Dit onderzoek wijst uit dat de<br />
stof als dusdanig <strong>brand</strong>baar moet worden aangemerkt dat dit mogelijk <strong>een</strong> rol <strong>van</strong> betekenis<br />
heeft gespeeld in <strong>het</strong> uiteindelijke schadebeeld en in de aard <strong>van</strong> de (dodelijke)<br />
verwondingen <strong>van</strong> de in de schilder. Omdat de stof <strong>op</strong> de houten latten was gespannen is<br />
<strong>een</strong> zeer snelle <strong>brand</strong>uitbreiding erlangs mogelijk.<br />
Het onderzoek ter plaatse heeft g<strong>een</strong> aanwijzingen voor andere mogelijke bronnen <strong>van</strong> de<br />
explosieve ver<strong>brand</strong>ing <strong>op</strong>geleverd.<br />
Zoals te doen gebruikelijk wordt hier<strong>op</strong> <strong>een</strong> conceptrapportage <strong>op</strong>gesteld waarin de<br />
bevindingen <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek zijn beschreven.<br />
Het onderzoek heeft vervolgens geruime tijd stil gelegen <strong>van</strong>wege <strong>het</strong> wachten <strong>op</strong> <strong>een</strong><br />
rapportage <strong>van</strong> onderzoekers <strong>van</strong> verzekeraar. Deze rapportage bood echter g<strong>een</strong> informatie<br />
<strong>op</strong> basis waar<strong>op</strong> de conceptrapportage zou moeten worden aangepast. Op 24 juni 2005 werd<br />
Reijman uitgenodigd voor voortgangsoverleg ten kantore <strong>van</strong> de landsadvocaat te Den Haag.<br />
Diverse ambtenaren waren bij <strong>het</strong> overleg aanwezig. Toen Reijman aangaf de<br />
conceptrapportage gereed te hebben werd deze onder de aanwezige verspreid. De<br />
aanwezigen lazen de rapportage kort door waarna Reijman <strong>een</strong> toelichting gaf <strong>op</strong> de inhoud.<br />
De aanwezigen waren zichtbaar geschokt over de analyse en vroegen door over de mate <strong>van</strong><br />
zekerheid <strong>van</strong> de bevindingen. Reijman gaf aan dat de test <strong>op</strong> de strook stof <strong>een</strong> oriënterend
karakter had maar dat de resultaten helder waren. Een formele (genormaliseerde) bepaling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>brand</strong>gedrag <strong>van</strong> alle bekledingsstoffen is mogelijk, maar daarvoor is per stof <strong>een</strong><br />
grotere hoeveelheid nodig. De aanwezigen zullen nagaan of de stoffen met spoed kunnen<br />
worden besteld om te worden getest. Tijdens <strong>het</strong> gesprek stelde Reijman dat de <strong>brand</strong> in veel<br />
<strong>op</strong>zichten vergelijkbaar is met de Nieuwjaar<strong>brand</strong> te Volendam.<br />
In <strong>het</strong> gesprek werden ook de bevindingen m.b.t. de <strong>op</strong>en haard besproken. Reijman werd<br />
medegedeeld dat de <strong>op</strong>enhaard in de herenkamer in de dagelijks praktijk werd bediend met<br />
<strong>een</strong> afstandbediening. De <strong>op</strong>en haard kon dus wel <strong>op</strong> de waakvlam hebben gestaan met de<br />
regelkn<strong>op</strong> <strong>van</strong> de haard zelf in de hoogste stand. Op basis <strong>van</strong> deze nieuwe informatie zegde<br />
Reijman toe dit deel <strong>van</strong> <strong>het</strong> rapport in de definitieve versie aan te passen. De haard wordt<br />
daarmee ook <strong>een</strong> potentiële ontstekingsbron.<br />
Eén of enkele dagen later werden <strong>op</strong> <strong>het</strong> laboratorium <strong>van</strong> TNO <strong>een</strong> twintigtal lapjes stof<br />
afgeleverd met zeer beperkte afmetingen (ca. 10 cm x 10 cm). Deze afmetingen zijn<br />
onvoldoende om <strong>brand</strong>baarheidstests <strong>op</strong> uit te voeren. Benodigd zijn drie stukken stof <strong>van</strong><br />
ca. 30 cm x 100 cm <strong>van</strong> ieder stoftype. Een lijst met de samenstelling <strong>van</strong> alle in de<br />
Herenkamer aanwezige stoffen werd voorgelegd aan de verantwoordelijke laborant. Die stelt<br />
dat <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de samenstelling <strong>van</strong> de overige stoffen mag worden aangenomen dat deze<br />
minstens zo <strong>brand</strong>baar zijn als de onderzochte strook stof.<br />
Hier<strong>op</strong> is <strong>op</strong> 29 juni 2005 <strong>een</strong> tweede vergadering belegd ten kantore <strong>van</strong> de landsadvocaat.<br />
Ook nu waren ambtenaren bij <strong>het</strong> gesprek aanwezig. Bij deze gelegenheid legde Reijman uit<br />
dat de kleine lapjes stof onvoldoende waren voor <strong>een</strong> onderzoek, maar dat de lijst met de<br />
samenstelling <strong>van</strong> de overige stoffen niets te raden laat m.b.t. <strong>het</strong> <strong>brand</strong>gedrag. Men blijft<br />
ongelukkig met de analyse. De bij<strong>een</strong>komst wordt besloten met de mededeling dat verdere<br />
activiteiten m.b.t. <strong>het</strong> <strong>brand</strong>onderzoek dienden te worden gestaakt en dat hierover<br />
binnenkort <strong>een</strong> bericht zou volgen. Ook werd Reijman gewezen <strong>op</strong> zijn geheimhoudingsplicht.<br />
Hier<strong>op</strong> werd de vergadering gesloten.<br />
Enkele dagen later werd <strong>van</strong> de landsadvocaat <strong>een</strong> e-mail ont<strong>van</strong>gen waarin bevestigd werd<br />
dat <strong>het</strong> conceptrapport niet tot <strong>een</strong> definitief rapport moest worden verwerkt, dat <strong>het</strong> dossier<br />
met conceptrapport diende te worden gesloten en dat de factuur kon worden ingediend.<br />
Reijman vond de beslissing uiterst onbevredigend maar gaf gehoor aan de wens <strong>van</strong> de<br />
<strong>op</strong>drachtgever en sloot <strong>het</strong> dossier.<br />
De kennis <strong>van</strong> <strong>het</strong> dossier bleef hem echter bezighouden en hij ging er aan<strong>van</strong>kelijk <strong>van</strong> uit<br />
dat <strong>het</strong> dossier <strong>op</strong> enig moment wel in de <strong>op</strong>enbaarheid zou komen. Dit gebeurde echter niet.<br />
Met enige regelmaat kwam de Cathuis<strong>brand</strong> in de media ter sprake maar de discussie betrof<br />
dan altijd <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> thinner. Het geweten <strong>van</strong> Reijman werd ernstig <strong>op</strong> de proef gesteld<br />
toen hij zich realiseerde dat buiten de beperkte groep betrokkenen niemand weet heeft <strong>van</strong><br />
de <strong>brand</strong>bare wandbekleding, en dat de mogelijkheid bestaat dat die tot <strong>een</strong> explosief<br />
verl<strong>op</strong>en <strong>brand</strong> kan leiden. Het doembeeld dat hij hier voor ogen heeft is dat zich in deze<br />
periode <strong>een</strong> <strong>brand</strong> voordoet waarbij vergelijkbare wandbekleding tot <strong>een</strong> <strong>brand</strong> met<br />
slachtoffers leidt. Toen de weduwe <strong>van</strong> de overleden schilder in de pers <strong>een</strong> dramatische<br />
<strong>op</strong>roep deed om <strong>naar</strong> voren te treden met informatie en <strong>een</strong> dergelijke <strong>op</strong>roep <strong>op</strong> <strong>een</strong> later<br />
tijdstip ook door de minister-president werd gedaan, schreef hij <strong>op</strong> persoonlijke titel <strong>een</strong> brief<br />
<strong>naar</strong> de minister-president en dezelfde brief ook aan de Rijksrecherche. In de brief meldde hij<br />
dat hij beschikt over informatie over de Catshuis<strong>brand</strong> die blijkens de mediaberichten niet
ekend is bij de minister-president en de leden <strong>van</strong> de Tweede Kamer. Hier<strong>op</strong> is Reijman bij<br />
twee gelegenheden gehoord door de Rijksrecherche, waar<strong>van</strong> verklaringen zijn <strong>op</strong>gemaakt.<br />
Deze maken deel uit <strong>van</strong> <strong>het</strong> huidige rapport Rijksrecherche Catshuis<strong>brand</strong>.<br />
De analyse en conclusies <strong>van</strong> <strong>het</strong> conceptrapport <strong>van</strong> Reijman zijn door de rijksrecherche<br />
voorgelegd aan Belgische wetenschappers <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> <strong>brand</strong>onderzoek <strong>van</strong><br />
Warrintonfiregent <strong>een</strong> samenwerkingsverband <strong>van</strong> <strong>het</strong> gerenommeerde engelse<br />
<strong>brand</strong>laboratorium Warrington fire en <strong>het</strong> <strong>brand</strong> laboratorium <strong>van</strong> de universiteit <strong>van</strong> Gent.<br />
(laatst genoemd laboratorium heeft ook onderzoek gedaan voor de onderzoeksraad voor de<br />
veiligheid <strong>naar</strong> de toedracht <strong>van</strong> de schiphol<strong>brand</strong>) Deze heeft de bevindingen in <strong>het</strong><br />
conceptrapport met betrekking tot de rol <strong>van</strong> wandbekleding <strong>op</strong> de <strong>brand</strong> bevestigd. Dit<br />
rapport is <strong>op</strong> 11 juni 2009 aan de tweede kamer ter beschikking gesteld (bijlage bij <strong>een</strong> brief<br />
<strong>van</strong> de Minister <strong>van</strong> Justitie, stuk 31700 VI, nr. 132).<br />
De conclusie <strong>van</strong> dit rapport luidt: ‘Het TNO rapport is rele<strong>van</strong>t voor <strong>het</strong> trekken <strong>van</strong><br />
definitieve conclusies omtrent de ontwikkeling <strong>van</strong> de <strong>brand</strong>, in zoverre dat zij de<br />
wandbekleding <strong>een</strong> betekenisvolle rol geeft in deze ontwikkeling’<br />
Als <strong>het</strong> Rijksrechercherapport voor kamerleden (vertrouwelijk) beschikbaar komt, wordt er<br />
<strong>van</strong>uit <strong>het</strong> kabinet gereageerd. Premier Balkenende noemt <strong>het</strong> rapport onvoldragen,<br />
onvolwaardig of woorden <strong>van</strong> gelijke strekking. En dat dit feit maakte dat <strong>het</strong> rapport niet<br />
aan <strong>het</strong> OM is overgedragen.<br />
Het TNO-rapport betrof echter <strong>een</strong> conceptrapportage die all<strong>een</strong> formeel onvoldragen was.<br />
Ook als <strong>het</strong> onderzoek moest worden gest<strong>op</strong>t kon <strong>het</strong> rapport vrijwel ongewijzigd worden<br />
afgerond tot <strong>een</strong> definitieve versie, en zo worden voldragen. In dat geval zou de conclusie<br />
m.b.t. de rol <strong>van</strong> de wandbekleding, net als in de conceptrapportage, beperkt moeten blijven<br />
tot ‘..mogelijk <strong>een</strong> rol <strong>van</strong> betekenis gespeeld in <strong>brand</strong>uitbreiding en <strong>brand</strong>verlo<strong>op</strong> en is<br />
daardoor mogelijk in significante mate verantwoordelijk …’. All<strong>een</strong> aanvullend onderzoek zou<br />
meer zekerheid kunnen geven over de rol <strong>van</strong> de wandbekleding. Daaronder ook de vraag of<br />
met all<strong>een</strong> de thinner dodelijke omstandigheden konden ontstaan.<br />
Het was de landsadvocaat die te kennen gaf dat <strong>het</strong> concept niet ‘tot <strong>een</strong> definitieve versie<br />
moest worden verheven’<br />
De onzekerheidsmarge <strong>van</strong> <strong>het</strong> rapport volgt uit de keuze om g<strong>een</strong> aanvullend onderzoek te<br />
laten plaatsvinden dat stelliger uitspraken verantwoord zou kunnen maken.<br />
In <strong>een</strong> memorandum <strong>van</strong> de landsadvocaat wordt gesteld dat de conclusie m.b.t. de<br />
wandbekleding door Reijman zou worden afgezwakt in de definitieve versie. Deze bewering is<br />
onwaar, althans Reijman heeft <strong>een</strong> dergelijke afspraak niet gemaakt. Hij zou <strong>een</strong> verdere<br />
afzwakking ook nu niet reëel vinden.<br />
Zoetermeer, 21 juni 2009<br />
Ing. P.B. Reijman