VLOERVERWARMING - Vasco

Kruishoefstraat 50, B-3650 Dilsen
T.+32-(0)89 79 04 11
F. +32-(0)89 79 05 00
marketing@vasco.be
www.vasco.be
01/2011
t e c h n i s c h e informat i e / prijslijst
VLOERVERWARMING
WANDVERWARMING

VLOERVERWARMING
ALGEMEEN 02
HANDs oN 03
VLoERBEDEKKING 04 - 05
DICHTHEIDsPRoEF 06
CoLLECToREN 07
VLoERVERWARMINGsBUIZEN 08 - 09
TACKERsYsTEEM 10 - 11
NoPPENPLAATsYsTEEM 12 - 13
GECoAT NET sYsTEEM 14 - 15
REGELINGEN 16
BEREKENING 17 -19
PRIJsLIJsT 20 - 24
WANdVERWARMING
sYsTEEMBEsCHRIJVING 26 - 27
PRIJsLIJsT 28
GARANTIE 29
VLOERVERWARMING
• GelijKmatiGe WarmteVerDelinG
• Geen stofcircUlatie
• VolleDiG GerUisloos
• onZichtBaar en plaatsBesparenD
• aanGename VloertemperatUUr
• forse DalinG Van De enerGiefactUUr
• comBineerBaar met DesiGnraDiatoren of anDere
VerWarminGssYstemen
• technische onDersteUninG op De Werf
• spijKerharDe Garanties
• UitsteKenDe Dienst na VerKoop
GARANTIE
10 jaar op het systeem
30 jaar op de buis
de VASCO-vloerverwarmingssystemen
zijn totaal-oplossingen die u een
ongekend woon en/of werkcomfort
garanderen. Niets is gezelliger dan de zalige
warmte die uit de vloer opstijgt. Doordat de
warmteafgifte verdeeld is over het ganse
vloeroppervlak en vloerverwarming op lage
temperatuur werkt, wordt een zeer gunstig
temperatuursprofiel bekomen, dat nauw
aansluit bij de ideale temperatuursverdeling.
Vloerverwarming heeft ook het voordeel
dat u bij de indeling van de woning geen
rekening dient te houden met hinderlijke
verwarmingselementen en leidingen.
optimaal Warmtecomfort
Eén van onze andere troeven is dat
na ontvangst van de offerteaanvraag
de groothandel of installateur reeds
binnen 3 werkdagen van ons een
prijsberekening ontvangt. Na bestelling
volgt binnen 2 weken een gedetailleerde
warmtetechnische studie met bijhorend
legplan. Indien gewenst kan de installateur
een specifieke technische opleiding krijgen
en op zijn eerste werven begeleid worden
door VAsCo-adviseurs. De ervaring
van de installateur staat namelijk garant
voor een snelle en efficiënte plaatsing.
VAsCo beschikt ook over een eigen
klantendienst en spijkerharde garanties,
die u een zorgeloze ingebruikname van uw
vloerverwarmingssysteem garanderen.
01

LAGE
TEMPERATUUR
VERWARMING
Vloerverwarming heeft het voordeel dat het
een lage temperatuursverwarming is,
waarbij de voorlooptemperatuur tussen de
30°C en maximaal 50°C ligt en de warmteafgifte
verdeeld is over het ganse vloeroppervlak.
Hierdoor kan de ruimtetemperatuur
verlaagd worden met 2°C zonder verlies aan
warmtecomfort. Dit resulteert in een besparing
van ongeveer 12% op de energiefactuur.
Energie wordt immers schaarser en duurder
en daarom worden tegenwoordig grote
inspanningen gedaan om energie te besparen
op vlak van verwarming.
Vloerverwarming is om de volgende
redenen energiebesparend:
• de ketelverliezen en de verdeelleidingsverliezen
zijn kleiner
• men bekomt een betere temperatuurs-
verdeling in de ruimte waardoor een
verlaging van de ruimtetemperatuur
mogelijk wordt
• door een rationeler gebruik van de warmtepomp
bij een lage voorlooptemperatuur
wordt de condensatietemperatuur in
de condensor van de warmtepomp
verlaagd waardoor de winstfactor van de
warmtepomp verhoogt
• zonnecollectoren hebben een hoger
rendement als het doorstromend
medium een lage temperatuur heeft
omdat vloerverwarming een lage temperatuurstralingsverwarming
is, bekomt men in de
verwarmde ruimte een zeer gunstig temperatuursprofiel
(zie figuur hieronder).
Temperatuur versus afstand tot de vloer
3,00
2,50
2,00
1,50
1,00
0,50
0,00
10 15 20 25 30
Temperatuur °C
Ideale verdeling
Vloerverwarming
Radiatoren
Luchtverwarming
Hoogte m GESCHIKT VOOR
Tevens is geweten dat de temperatuur ter
hoogte van de voeten niet onbeperkt hoog
mag oplopen. Dit kan immers aanleiding
geven tot transpiratie, loomheid en zelfs
spataderen.
02
bESPAAR OP UW ENERGIEFACTUUR ZONdER IN TE bOETEN OP UW COMFORT
Daarom wordt bij de berekening en het
dimensioneren van het vloerverwarmingssysteem
rekening gehouden met de voorschriften
volgens de Europese norm EN-1264, die
een maximale vloeroppervlaktetemperatuur
van 28 à 29°C voorschrijft.
Indien het vermogen dat de vloer afgeeft bij
deze vloertemperatuur niet voldoende is om
aan de warmtebehoefte te voldoen, mag de
vloertemperatuur in geen geval verhoogd
worden maar moet er een bijkomend verwarmingslichaam
(bijvoorbeeld een radiator of
een convector) geplaatst worden.
Enkel in randzones mag men een hogere
vloeroppervlaktetemperatuur van maximaal
32 à 33°C instellen.
Verder is ook de relatieve vochtigheid van de
lucht in de ruimte belangrijk voor het menselijk
lichaam: een lagere ruimtetemperatuur geeft
een hogere relatieve vochtigheid. Een hogere
relatieve vochtigheid maakt de lucht minder
droog en men ervaart dit als “aangenamer”.
Bijvoorbeeld: een ruimte verwarmd met radiatoren
tot 22°C heeft een relatieve vochtigheid
van ± 50%. Een ruimte verwarmd met
vloerverwarming tot 20°C zal met hetzelfde
thermisch comfort een relatieve vochtigheid
van ± 58% hebben.
TOEPASSINGEN
Vloerverwarming brengt een grote flexibiliteit
met zich mee. U dient namelijk bij de indeling
van uw woning geen rekening te houden met
zichtbare leidingen of hinderlijke toestellen.
Vloerverwarming wordt toegepast voor het
verwarmen van:
• woningen
• appartementsgebouwen
• sporthallen - zwembaden
• kerken - scholen - bibliotheken
• hotels - restaurants
• supermarkten – hallen ...
Men maakt een onderscheid tussen
2 groepen:
VLOERVERWARMING ALS INTEGRAAL
VERWARMINGSSySTEEM:
De vloerverwarming dekt de volledige warmtebehoefte
van de ruimte. Vermits de warmteafgifte
van vloerverwarming begrensd is door
de verwarmingsoppervlakte en de maximaal
toelaatbare vloertemperatuur moet men in dit
geval de ruimte zeer goed isoleren.
VLOERVERWARMING ALS
bASISVERWARMING:
De vloerverwarming dekt het grootste
gedeelte van de warmteverliezen, maar een
bijkomend verwarmingssysteem kan nodig
zijn. Bijvoorbeeld: vloerverwarming in combinatie
met radiatoren.
De vloerverwarming zorgt voor een aangename
vloertemperatuur, die dienst doet als
basistemperatuur. Het bijkomende verwarmingssysteem
ondervangt de behoefte aan
snelle temperatuursverhogingen.
Men spreekt hier van een “comfort-systeem”.
Dit systeem, dat niet duurder hoeft te zijn dan
een integrale vloerverwarming, heeft volgende
voordelen:
• soepelere temperatuursregeling
• als het in de tussenseizoenen even
kouder wordt, kan men verwarmen via de
bijgeplaatste radiatoren zonder telkens
de volledige vloer te moeten opstoken.
opstooktijd van een vloerverwarming
bedraagt ongeveer 4 uur.
Vloerverwarming werkt energiebesparend
omdat het kan functioneren op basis van
een lage watertemperatuur. Daardoor is het
ook geschikt om te gebruiken in combinatie
met een warmtepomp. In goed geïsoleerde
woningen kan vloerverwarming de totale
warmteverliezen dekken.
In bepaalde situaties kan het zinvol zijn om
enkele radiatoren te plaatsen als bijverwarming,
bijvoorbeeld wanneer snelle temperatuursverhogingen
gewenst zijn of in het
tussenseizoen. Vermits vloerverwarming
werkt met een lage watertemperatuur en
op die manier een besparing oplevert op
de energiefactuur is het belangrijk dat de
radiatoren die zorgen voor de bijverwarming
voldoende warmte kunnen afgeven bij deze
lage watertemperatuur.
VAsCo heeft hiervoor een aantal speciaal
ontwikkelde designradiatoren in zijn gamma:
de uitgebreide, strakke Carré Collection,
de klassieke Tulipa Collection en de nieuwe
radiatoren in aluminium.
hanDs on
VLOEROPbOUW
Bij VAsCo vloerverwarming liggen de verwarmingsbuizen
volledig in de chape. In dit geval
spreekt men van een vloerverwarmingssysteem
van het “natte type”.
BETONNEN DRAAGVLOER
Deze bevindt zich onderaan in de vloerstructuur.
Als men gebruik maakt van welfsels
moet samen met de fabrikant bekeken
worden of een druklaag gestort moet worden
op de welfsels. De onderste vloerlaag moet
men zeker voldoende reinigen en vrijmaken
van oneffendheden.
VOCHTIGHEIDSSCHERM
Als de betonnen draagvloer rechtstreeks op
de aarde of boven een vochtige ruimte ligt,
moet er een vochtigheidsscherm aangebracht
worden onder de betonnen draagvloer
(bijvoorbeeld een PVC-folie 400 microns)
om vochtindringing in de vloerstructuur te
vermijden.
Indien geen vochtigheidsscherm werd
aangebracht onder de betonnen draagvloer
moet bovenop de betonnen draagvloer een
vochtwerend scherm worden aangebracht.
Dit scherm moet met overlapping geplaatst
worden en tevens worden aangebracht tegen
de verticale onderdelen van het gebouw om
de volledige vloerstructuur te beschermen.
UITVULLINGsCHAPE
De uitvullingschape dient goed geëgaliseerd
te worden en vrijgemaakt te zijn van scherpe
oneffenheden zodat het vochtigheidsscherm
en de warmte-isolatie niet beschadigd worden
en de vloerverwarmingsbuizen volledig
waterpas liggen.
De hoogte van de laag is afhankelijk van het
hoogteverschil van de oneffendheden dat genivelleerd
moet worden en van de hoogte van
de elektrische, sanitaire en andere leidingen
die weggewerkt moeten worden en van de
vrije hoogte.
Chape
Randisolatie
Warmte-isolatielaag
Uitvullingschape
Als de onderliggende ruimte verwarmd is,
moet er 1 warmte-isolatielaag (Ps25 - dikte:
2,5 cm) over de ganse vloer worden aangebracht.
Als de onderliggende ruimte niet verwarmd is
(onderkelderd, grenzend aan de buitenlucht of
rechtstreeks op de aarde liggend) moeten er
2 warmte-isolatielagen (Ps25 - dikte: 2,5 cm)
kruiselings over elkaar aangebracht worden.
In de moderne woningbouw wordt dikwijls
gebruik gemaakt van een gespoten isolerende
laag polyurethaanschuim, kortweg PUR
genoemd. Deze doet dan zowel dienst als uitvullingschape
en warmte- en geluidsisolatie.
De hoogte van de PUR-laag moet minimum
5 cm zijn en moet afgevlakt worden. op deze
PUR legt men dan de polyethyleenfolie.
RANDIsoLATIE
Deze bestaat uit soepel PE-schuim met een
dikte van 0,8 cm en een hoogte van 15 cm.
De randisolatie vangt de spanning op die
ontstaat tussen de vloer en de opstaande
muren (of andere bouwdelen) wanneer bij
opwarming van de vloerverwarming de chape
en de vloer opwarmen en gaan uitzetten.
De randisolatie moet aangebracht worden
langs alle vaste wanden om de vloer de
mogelijkheid te geven om uit te zetten. ook
moeten alle voorwerpen (bijvoorbeeld muren
of pilaren) die in het vloeroppervlak staan van
randisolatie voorzien worden. Tegelijkertijd
vermindert deze isolatie de thermische geleiding
naar de buitenwanden. Het is heel belangrijk
dat de randisolatie niet in de hoeken
doorgesneden wordt en ook het over elkaar
plaatsen van randisolatie dient vermeden te
worden. De strook die na de afwerking van
de vloer nog uitsteekt, mag pas weggesneden
worden na het plaatsen van de vloer.
De voeg die dan overblijft boven de randisolatie,
dient men ter voorkoming van vocht- en
vuilindringing op te vullen met een elastisch
materiaal (bijvoorbeeld siliconen).
CHAPE (CEMENTGEBoNDEN)
Alvorens de chape aan te brengen, dient het
vloerverwarmingssysteem reeds getest te zijn
op dichtheid (Zie hoofdstuk dichtheidsproef
en systeemopstart). Tijdens het plaatsen
van de chape en vloerbekleding moeten de
lokalen voldoende afgesloten kunnen worden
om te beletten dat onbevoegd personeel de
werken kan verstoren en om een te snelle
droging van chape en vloer te voorkomen.
Samenstelling chape
Voor cement per 25 kg:
• 165 kg zand
• 25 kg cement
• 3,5 à 4,5 liter water
• Chapetoevoegmiddel 268 cc
Bij gebruik van een chapepomp:
• 185 kg zand
• 28 kg cement
• 4 à 5 liter water (afhankelijk van de natheid)
• Chapetoevoegmiddel 300 cc
Het VAsCo-chapetoevoegmiddel heeft een
hoge plastificerende eigenschap waardoor
een goed bewerkbare chape verkregen
wordt, die de vloerverwarmingsbuis nauw
omsluit. omdat door het toevoegen van dit
product veel minder water wordt gebruikt bij
het aanmaken van de chape, is de droogtijd
korter (3 weken i.p.v. 6 weken). Hoeveelheid
chapetoevoegmiddel: 10 kg per 48 m 2 chape
met dikte 65 mm. ook de thermische geleidbaarheid
van de chape wordt verhoogd. Het
chapetoevoegmiddel bevat geen schadelijke
stoffen voor chape, metalen en kunststoffen
en beïnvloedt, ook na lange tijd, de eigenschappen
van de chape niet.
bewapening chape
Bij toepassing van tegelvloeren is het raadzaam
een gegalvaniseerd bewapeningsnet
te plaatsen. Deze bewapening moet zich
bevinden boven de buizen in de chape.
De bewapening verdeelt de interne spanningen
van de chape en vermindert de grootte
van eventueel voorkomende scheurtjes in de
vloer.
opgelet: toepassing van bovenbeschreven
bewapening is geen sluitende garantie tegen
scheurvorming in de tegelvloer.
Veldgrootte chape
Zie hoofdstuk ‘plaatsen van voegen’.
03

VLOERbEdEKKING
STENEN VLOEREN
Plaatsing op de vers aangebrachte
chape.
op de verse chape wordt eerst een contactlaag
aangebracht. Deze bestaat uit een nat
mengsel van zand en cement in verhouding
1:1 of uit een nat mengsel van mortellijm en
cement in verhouding 1:1. In deze contactlaag
worden dan de tegels geplaatst.
Aparte velden moeten zonder onderbreking
gelegd worden. stenen die de neiging hebben
om te verkleuren of die een bijzondere
mortel nodig hebben, worden best niet volgens
deze methode geplaatst. En dit omdat
bij het plaatsen en aankloppen van de tegels
moet worden opgelet dat eerder gelegde
tegels niet lostrillen.
Plaatsing op gedroogde en verharde
chape.
Alvorens het aanbrengen van de tegels
moet de chape verwarmd geweest zijn.
(Meer info: zie hoofdstuk ‘dichtheidsproef en
systeemopstart’)
Dunne plaatsing op gedroogde en
verharde chapelaag.
Bij deze methode dienen alle tegels even dik
te zijn. De chapelaag moet grondig gekuist
en daarna licht bevochtigd worden om te
vermijden dat de chape het water uit de
mortellijm zuigt. op de verharde chapelaag
wordt de mortellijm aangebracht waarin de
tegels geplaatst worden.
De mortellijm moet geschikt zijn voor toepassing
bij vloerverwarming: bij een temperatuur
van ongeveer 30°C moet de aanhechting
gegarandeerd blijven en mag er geen gevaar
bestaan voor aantasting van de chape en de
tegels.
Dikke plaatsing op gedroogde en
verharde chape.
Deze methode is vooral geschikt voor dikke
tegels van ongelijke dikte.
De chapelaag moet grondig gekuist en daarna
licht bevochtigd worden om te vermijden
dat de chape het water uit de mortel zuigt.
Dikke plaatsing op gedroogde en verharde
chape met scheidingsfolie.
Deze methode is vooral geschikt voor tegels
die een mortelbed nodig hebben met een
bijzondere samenstelling (bijvboorbeeld
natuursteen).
04
Algemene opmerkingen
a. Bij bijzondere stenen (zachte natuur-
steen met beperkte treksterkte) is het
aangeraden de leverancier van deze
stenen te contacteren i.v.m.:
• geschiktheid van deze stenen bij
vloerverwarming
• de samenstelling en verwerking van de
mortel
b. De plinten mogen niet rechtstreeks op
de tegels geplaatst worden, maar
moeten van de tegels gescheiden zijn
d.m.v. elastische voegenspecie.
c. Het is aan te raden tegels groter dan
0,1 m 2 met rechte voegen te plaatsen
i.p.v. geschraagde voegen.
d. De uitzettings- en schijnvoegen dienen
met de grootste zorg aangebracht te
worden.
e. Het invoegen of inwassen van de tegels
mag pas gebeuren na 1 week in geval
van dunne en dikke plaatsing. In geval
van plaatsing in verse chape is de wachttijd
2 weken. ook moeten de uitzettings-
en schijnvoegen volledig afgewerkt zijn.
PARKET EN TAPIJT
PARKET EN TAPIJTBEVLOERING
Op gedroogde en verharde chape.
Deze bevloeringen moeten gelijmd worden.
Alvorens het lijmen moet de chape verwarmd
geweest zijn. De lijm moet geschikt zijn
voor toepassing bij vloerverwarming: bij een
temperatuur van ongeveer 30°C moet de
aanhechting gegarandeerd blijven en mag
er geen gevaar bestaan voor aantasting van
chape en bevloering. Thermohardende lijmen
worden om die reden bij vloerverwarming
aanbevolen. In de praktijk gebruikt men hiervoor
meestal een tweecomponent PU-lijm.
Lijmen op basis van bitumen mogen niet
gebruikt worden.
PARKET
Niet alle houtsoorten zijn geschikt voor
parketvloeren in combinatie met vloerverwarming.
Bij beuk, maple, jatoba en robijn zijn
de risico’s op vervorming te groot.
Houten vloerbedekkingen en vloerverwarming
zijn te combineren, mits de volgende
principes gerespecteerd worden:
• Beperking van de warmteweerstand door
het vermijden van luchtlagen en door het
beperken van de totale dikte van de
vloerbedekking boven de vloerverwar-
mingsbuizen. De vloerbedekking dient
gelijmd te worden of mag los gelegd wor-
VloerBeDeKKinG
den op voorwaarde dat de warmteweer-
stand van de onderlaag beperkt is.
Meestal neemt men als grenswaarde voor
de warmteweerstand boven de vloerver-
warmingsbuizen: Rtb < 0,15 m 2 K/W.
Voor een dekvloerdikte boven de vloer-
verwarmingsbuizen van minstens 50 mm
(chape = 1 W/mK) en indien men geen
rekening houdt met de warmteweerstand
van de lijmlagen betekent dit een theoretische
aanbevolen maximale dikte van de
vloerbedekking (eventueel onderparket
inbegrepen) van 22 mm voor loofhout
(loofhout = 0,17 W/mK) en 15 mm voor
naaldhout (naaldhout = 0,12 W/mK).
Bij het plaatsen van de parketvloer moet
u altijd aan de parketplaatser vragen of
het type parket geschikt is in combinatie
met vloerverwarming.
• De maximale watertemperatuur van het
verwarmingssysteem is 55°C. om een
behaaglijk thermisch comfort te beko-
men, dient men ervoor te zorgen dat de
oppervlaktetemperatuur (is verschillend
van de luchttemperatuur) van de vloer
niet hoger ligt dan 29°C. De relatieve
luchtvochtigheid ter hoogte van het
vloeroppervlak blijft hoger dan 30 %.
Rekening houdend met de praktijk is het
aanbevolen de vloerverwarming te
gebruiken als basisverwarming en deze
te combineren met radiatoren voor
piekverwarming of voor snelle opwarming.
Het is raadzaam de vloerverwarming
enkel te gebruiken als hoofdverwarming
in goed geïsoleerde gebouwen.
• Het verwarmingssysteem mag na
plaatsing van de chape pas na de juiste
wachttijd en bovendien traag in werking
worden gesteld (meer info: Zie hoofdstuk
‘dichtheidsproef en systeem-opstart’).
Bij massieve plankenvloeren en parket geeft
men naast het werken met een onderparket,
de voorkeur aan het gebruik van houtsoorten
met geringe tot matige werking. Meerlagige
parketten zijn dimensionaal stabieler en genieten
in deze toepassing de voorkeur.
Het wordt afgeraden tapijten te leggen op
verwarmde parketvloeren aangezien hierdoor
de warmteafgifte van het vloerverwarmingssysteem
bijkomend belemmerd wordt.
Bovendien bestaat het risico dat hierdoor het
thermische comfort niet meer gegarandeerd is.
TAPIJT
Het tapijt moet geschikt zijn voor vloerverwarming.
Raadpleeg hiervoor uw leverancier.
De warmtedoorgangsweerstand van het
tapijt mag niet groter zijn dan 0,15m² K/W.
opmerking
Het definitief inwerkingstellen van de verwarming
mag pas gebeuren nadat de droogtijd
van de contactlijm verstreken is.
Deze opwarming moet stapsgewijs gebeuren.
De watertemperatuur mag slechts 5°C
per dag verhoogd worden totdat de gewenste
bedrijfstemperatuur bereikt wordt.
VOEGEN
Aparte chapevelden worden d.m.v. voegen
van elkaar gescheiden om scheurvorming in
chape en tegelvloer te vermijden en om uitzetting
van chape en bevloering toe te laten.
Randvoeg
De chape en bevloering mogen in geen geval
in contact komen met vaste wanden. De hogerbeschreven
randisolatie en de vloerisolatie
zorgen ervoor dat het chape-vloersysteem
volledig zwevend is.
Uitzettingsvoeg
De lineaire uitzetting van chape en stenen
bevloering is ongeveer 0,01 mm/m°C.
Aparte chapevelden mogen niet groter zijn
dan 40 m² en de lengte mag niet langer zijn
dan 8 m. ook moet vermeden worden dat
de verhouding van de afmetingen groter is
dan 2:1. onregelmatige vormen zoals lokalen
in L- of T-vorm moeten opgedeeld worden
in rechthoeken of vierkanten. De opdeling in
velden moet gebeuren door toepassing van
uitzettings- of schijnvoegen. Aparte velden
dienen zonder onderbreking gemaakt te
worden. De chapevelden moeten van elkaar
gescheiden worden. In het bijzonder moet dit
gebeuren bij iedere deurdoorgang. Deze voeg
moet doorgevoerd worden vanaf de isolatie
tot de bovenkant van de vloerbedekking (in
geval van tegelvloer). De uitzettingsvoegen
moeten geplaatst worden zoals aangeduid op
het meegeleverde legplan.
Schijnvoeg
Indien er geen uitzettingsvoeg nodig blijkt
(geen lengte van meer dan 8 meter) kan
men de indeling van de velden maken d.m.v.
schijnvoegen. Deze voegen worden in de
vers aangebrachte chape of mortel ingesneden
tot op een diepte van ongeveer
1 cm boven de vloerverwarmingsbuis. Na
het opdrogen van de chape worden deze
afgesloten met elastisch blijvende kit. In het
geval van een tegelvloer is het aangeraden
deze voeg door te trekken tot de bovenkant
van de tegel.
opmerking
De indeling van de kringen en velden moeten
zodanig gekozen worden dat zo weinig mogelijk
vloerverwarmingsbuizen deze voegen
doorkruisen. In het beste geval doorkruisen
enkel de aanvoer- en retourleiding van een
kring de voegen. Indien een vloerverwarmingsbuis
doorheen een voeg loopt, moet
deze afgeschermd worden met de gerilde
beschermbuis.
05

DichtheiDsproef en sYsteemopstart
temperatuur
VERWARMINGS-
SYSTEEM
nazicht
CHAPE
veroudering
temperatuurstijging
op temperatuur
temperatuurdaling
VLOERBEDEKKING
STAP 1 STAP 2 STAP 3
PLAATSING UITVOEREN
PLAATSING
Direct na het verleggen van de vloerverwarmingsbuizen
en vóór het aanbrengen van
de chape moet de vloerverwarmingsinstallatie
volledig gevuld en ontlucht worden en
dient een waterdichtheidsproef uitgevoerd te
worden.
Hierna kan men de chape storten en beginnen
met het initieel opwarmen van de vloerverwarmingsinstallatie.
Het verloop van deze cyclus kan men volgen
in bovenstaand diagram.
06
Vullen en ontluchten van de
vloerverwarmingsinstallatie
veroudering
temperatuurstijging
ingebruikneming
1. Zet een waterslang op de aftapkraan van
de retourcollector.
2. Alle kranen van de verschillende kringen
moeten toegedraaid zijn.
3. Dan gaat men kring per kring vullen.
Eerst kring 1 openen.
4. Het water moet men laten lopen totdat er
geen lucht meer uit de ontluchter komt.
Kring 1 sluiten en daarna kring 2 openen.
5. stap 3 en 4 herhalen voor alle kringen van
de vloerverwarminginstallatie.
Dus kring 2 sluiten en kring 3 openen …
Waterdichtheidsproef uitgevoerd volgens
de EN 1264 norm. Nadat men de vloerverwarmingsinstallatie
gevuld en ontlucht heeft,
moet de volledige installatie gedurende 24 uur
afgeperst worden op een druk van 6 bar.
Na het afpersen van de vloerverwarmingsinstallatie
dient men alle verbindingen op
waterdichtheid te controleren.
Tijdens het storten van de chape moet de
bedrijfsdruk gehandhaafd blijven, zodat men
eventuele beschadigingen en lekken onmiddellijk
kan opmerken.
opgelet:
Indien er na het verleggen en afpersen van de
vloerverwarmingsbuizen vorstgevaar bestaat,
moet men de vloerverwarmingsbuizen ledigen
of moet het gebouw verwarmd worden.
Eerste opwarming
De eerste opwarming van de chape mag pas
gebeuren na een droogtijd van 28 dagen en
dient zeer geleidelijk te gebeuren (zeker geen
geforceerd droogproces).
Na de chapedroogtijd gerespecteerd te hebben,
zoekt u de aanvoertemperatuur van uw
vloerverwarmingsinstallatie op in de verkregen
berekeningen.
Dan wordt, vanaf de koude toestand, de
aanvoertemperatuur manueel met stappen
van 5°C per 24 uur verhoogd.
Nadat men de maximale aanvoertemperatuur
bereikt heeft, dient men deze temperatuur
gedurende 3 dagen aan te houden.
op die manier heeft de chape al zijn maximale
beweging gemaakt voor het aanbrengen van
de vloerbedekking.
Vervolgens gaat men de aanvoertemperatuur
met stappen van 5°C per 24 uur verlagen tot
de begintoestand bereikt wordt.
Aanbrengen van de vloerbedekking
Na het traag afkoelen van de chape en een
eventuele bijkomende wachttijd van 48 uur
kan de vloerbedekking aangebracht worden.
Afhankelijk van de vloerbedekking moet u
volgende voorschriften volgen:
• stenen vloeren:
24 uur voor het aanbrengen van de
tegels moet de verwarming uitgeschakeld
worden of in geval van koud weer inge-
regeld worden tot een watertemperatuur
van 15°C.
• parket:
48 uur voor de plaatsing van de parket-
vloer moet de verwarming uitgeschakeld
worden of in geval van koud weer inge-
regeld worden tot een watertemperatuur
van 15°C.
Pas 3 dagen na de plaatsing van de
houten vloerbedekking mag men de
watertemperatuur geleidelijk laten
toenemen; d.w.z. maximum 5°C stijging
van de watertemperatuur per 24 uur.
Inbedrijfname van de vloerverwarming
Nadat de voorgeschreven verouderingsperiode
voor de vloerbedekking en het bevestigingsmateriaal
is verstreken (neem hiervoor
contact op met uw plaatser van de vloerbedekking)
mag men de watertemperatuur
manueel verhogen met stappen van 5°C per
24 uur tot de uitgerekende watertemperatuur
is bereikt of tot de watertemperatuur gelijk is
aan de door de weersafhankelijke regeling
uitgerekende waarde.
collectoren
De VAsCo-collectoren worden vervaardigd uit
polyamide 66 met glasvezel versterkt.
Ze worden kant en klaar geleverd, inclusief thermostatiseerbare
ventielen en inregel-ventielen, klemkoppelingen
voor de vloerverwarmingsbuis, automatische ontluchters,
wateraflaat, thermometers en bevestigingsbeugels.
op iedere kring kunnen ook aparte thermometers of
een individuele ruimteregeling (thermische motor voor
montage op thermostatisch ventiel) geplaatst worden.
Thermische motor
Klikthermometer
07

VPE A/A-d bUIS
Polyethyleen (PE) is een polymerisatieproduct
van ethyleenmoleculen.
De ethyleenmoleculen worden aan elkaar
gekoppeld tot lange ketens. Het aantal ethyleengroepen
in zulke ketens beïnvloedt de
chemische en mechanische eigenschappen
van het product.
VPE wordt verkregen door tussen de polyethyleenketens
bruggen te maken.
De lineaire ketens van het PE uitgangsmateriaal
worden vervangen door een meer
ruimtelijk netwerk in de VPE.
Indien bij het buigen een knik wordt gevormd
in de buis kan men de buis herstellen door de
getroffen zone op te warmen tot 130°C (kristal
smeltpunt). De buis wordt op die plaats
glashelder en herneemt haar oorspronkelijke
vorm. Deze eigenschap wordt “thermisch
geheugen” genoemd.
Algemene eigenschappen VPE
(vernet polyethyleen)
VPE behoort tot de thermo-elasten (in tegenstelling
tot PE wat thermoplastisch is).
De thermo-elasten zijn een groep van producten
die zich situeert tussen de thermoplasten
(PE, PP, PB) en de elastomeren (de rubbers).
VPE is niet smeltbaar. Door de vernetting
treedt de glastoestand pas op bij extreem
lage temperaturen (-100°C). Naargelang de
drukbelasting mag VPE toegepast worden
voor temperaturen van -80°C tot +100°C.
08
In dit temperatuursbereik bezit VPE de
volgende goede eigenschappen van het
uitgangsmateriaal PE:
• goede slag- en kerfslagtaaiheid
• hoge treksterkte
• goede chemische bestendigheid
Door de vernetting wordt het toepassingsgebied
van de VPE verruimd met de volgende
eigenschappen:
• vormvastheid bij zeer hoge temperaturen
(150 tot 250°C) als het materiaal niet
belast wordt
• verhoogde taaiheid bij zeer lage temperaturen
• totaal ontbreken van microscheurtjes in
spanningstoestand (spanningscorrosie)
• zeer goede weerstand tegen druk en
temperatuur ook op lange termijn (prak-
tisch niet onderhevig aan veroudering)
• betere U.V.-bestendigheid
• thermisch geheugen
Chemische bestendigheid
VPE neemt geen vocht op en wordt nauwelijks
aangetast door aromaten en gechloreerde
koolwaterstoffen. ook zware organische
verbindingen zoals vetten en oliën tasten het
materiaal maar in zeer geringe mate aan.
VPE is zelfs bij hoge temperatuur bestand
tegen waterige oplossingen van zouten, zuren
en alkaliën. Krachtige oxidatiemiddelen zoals
salpeterzuur of halogenen ontbinden het
materiaal.
Toepasbaarheid van de VPE buis
VPE is ten zeerste geschikt voor vloerverwarming
wegens:
• goede bestendigheid tegen druktemperatuur,
ook op lange termijn
• soepelheid van de buis tijdens het
installeren
• totaal ontbreken van microscheurtjes
(spanningscorrosie)
• uitmuntende chemische en mechani-
sche eigenschappen
De VPE buis mag koud gelegd worden. Bij
20°C mag de buigradius niet kleiner zijn dan
16 cm. Als men de buis opwarmt tot 60°C
door te spoelen met warm water mag de
buigradius 12 cm bedragen.
Indien bij het buigen een knik wordt gevormd
in de buis kan deze hersteld worden door
de getroffen zone plaatselijk op te warmen
tot 130°C (kristal smeltpunt). De buis wordt
op die plaats glashelder en herneemt haar
oorspronkelijke vorm (thermisch geheugen).
VPE a/a-d buis
Deze buis is vergelijkbaar met de gewone
VPE buis, maar bezit een buitenlaag met
een dikte van 200 micron uit eval die de buis
zuurstofdicht maakt volgens DIN 4756. Bij
transport en stockage worden de buizen best
beschut opgesteld zodat ze niet rechtstreeks
blootgesteld worden aan zeer hevige zonnestraling,
oliën, vetten, verven, enz.
op elke rol is ook een meteraanduiding voorzien,
zodat men altijd weet hoeveel meter er
reeds gelegd is in één kring.
ALUFLEX MEERLAGEN bUIS
Deze buis is een sandwichbuis bestaande
uit 3 afzonderlijke “buizen” (PERT/AL/PERT).
De aluminium tussenlaag wordt stomp-lasergelast.
Het materiaal PERT (PolyEthyleen
Raised Temperature Resistance) heeft een uitzonderlijke
weerstand tegen temperatuur (tot
95°C) en druk (tot 10 bar). Bovendien maakt
dit materiaal de buis zeer flexibel waardoor ze
gemakkelijker te verleggen is.
De buis kan relatief eenvoudig manueel
gebogen worden (opgepast buigradius min.
5x buisdiameter ter voorkoming van knikvorming).
VAsCo Aluflex wordt ook gekenmerkt
door een hoge duurzaamheid. De lineaire uitzetting
van deze buis is relatief klein, namelijk
van dezelfde grootte-orde als de uitzettingscoëfficiënt
van metalen.
VLoERVERWARMINGs bUIZEN
bUISVERbINdINGEN
Na 12 uur moeten de klemkoppelingen bijgedraaid
worden wegens de geringe kruip van
de vloerverwarmingsbuis. Iedere verbinding
moet op een toegankelijke plaats uitgevoerd
worden.
opmerking:
Het is zeker niet de bedoeling om de vloerverwarmingsbuizen
te gaan koppelen in de vloer.
De koppelingen worden enkel gebruikt bij het
uitvoeren van reparaties.
ZUURSTOFdOORLAATbAARHEId
Hoewel deze buizen geen zuurstof doorlaten,
komt er toch zuurstof in de installatie via de
circulatiepomp, ontluchters, koppelingen,
verbindingen,… Bij vloerverwarmingsinstallaties
van grote omvang (meer dan 1500 m
vloerverwarmingsbuis) kan deze zuurstof
in uitzonderlijke gevallen leiden tot corrosie,
vooral als er zeer weinig metaaloppervlakte
in de installatie aanwezig is. Hieruit ontstaan
storingen zoals afzetting van slib in de ventielen
en de circulatiepomp met als gevolg een
onvoldoende doorstroming van het verwarmingswater.
Daarom is het aan te raden de
VAsCo zuurstofinhibitor te gebruiken.
De inhibitor biedt de volgende voordelen:
• Hij biedt een optimale bescherming voor
staal, gietijzer, aluminium, koper, koperlegering
en tast kunstofleidingen en
dichtingsmaterialen niet aan.
• Hij verhindert de galvanische corrosie
tussen metalen met verschillende
potentialen.
• Hij bevat dispergatoren en hardheids-
stabilisatoren die afzettingen op de
inwendige verwarmingsoppervlaktes
verhinderen.
De corrosiebescherming is onafhankelijk van
het zuurstofgehalte van het verwarmingswater.
Dosering: 1% inhibitor op de waterinhoud van
het verwarmingssysteem (bijvoorbeeld 1 liter
inhibitor op 100 liter water).
De afwerking is permanent en een éénmalige
dosering volstaat. De concentratie van
inhibitor kan op ieder moment gecontroleerd
worden met een testkit. Bij eventuele navulling
van het verwarmingswater dient de concentratie
gecontroleerd te worden.
LEGPATRONEN VOOR dE bUIS
Slakkenhuisprofiel
In bovenstaand legpatroon ligt een heengaande
buis steeds naast een terugkomende buis.
Dit levert een constante vloertemperatuur op.
De afstand tussen twee buizen bedraagt 10,
15, 20 of 30 cm, aangeven door de respectievelijke
codes V10, V15, V20 of V30. De buizen
worden over een hoek van 90° gebogen (behalve
in het midden van de vloerverwarmingskring).
Dit vergemakkelijkt de plaatsing en geeft
minder spanning in de kunststofleiding dan bij
het zigzagprofiel.
Aantal meter buis volgens legpatroon:
legpatroon V10 V15 V20 V30
m/m² 10 6,7 5 3,35
afstand muur-buis 5cm 7,5cm 10cm 15cm
Randzone
In de buurt van grote vensters en glaspartijen
in de buitenmuren kunnen de vloerverwarmingsbuizen
met een kleinere verlegafstand
geplaatst worden. Zo verkrijgt men plaatselijk
een verhoogde warmteafgifte die de lage
stralings- en oppervlaktetemperaturen van de
vensters compenseert. Dit “warmtegordijn”
verhoogt het thermisch comfort in de ruimte.
De randzone mag zich uitspreiden over de
gehele lengte van de koude wand met een
maximale breedte of diepte van 1 meter.
In de randzone wordt bij voorkeur een
aparte vloerverwarmingskring in de installatie
voorzien. Bij een kleine oppervlakte, mag de
vloerverwarmingskring van de randzone mee
geïntegreerd worden in het verlegpatroon van
de volledige ruimte. De buizen worden dan
enkel in de randzone dichter bij elkaar gelegd.
09

10
hoogte +/- 13 cm
tacKersYsteem Bij
6 5 8
9
1 . ondervloer
VLOEROPbOUW
2 . uitvullingschape (elektr./san. leid.)
3 . warmte-isolatie
4 . chape
5 . vloerbedekking
6 . randisolatie
7 . polyethyleenfolie
8 . vloerverwarmingsbuis
9 . bewapening
5 cm
2 x 2,5 cm
6,5 cm
1 à 2 cm
VLoERAFWERKING
CHAPE + BEWAPENING
VLoERVERWARMINGsBUIs
PoLYETHYLEENFoLIE
WARMTE-IsoLATIE
UITVULLINGsCHAPE
oNDERVLoER
+/- 13 cm
4
7
3
2
1
1 ondervloer
2 uitvullingschape (elektr./san. leid.)
3 warmte-isolatie 2 x 2,5 cm
4 chape 6,5 cm
5 vloerbedekking 1 à 2 cm
6 randisolatie
7 polyethyleenfolie
8 vloerverwarmingsbuis
9 bewapening
± 13 cm
het tackersysteem wordt gewerkt met
polystyreen warmte-isolatieplaten (Ps25 met
een dikte van 2,5 cm) of met gespoten PUR.
op de isolatie wordt vervolgens een polyethyleenfolie
gelegd waarop de vloerverwarmingsbuizen
op een eenvoudige manier
verankerd kunnen worden door middel van
clipsen. Het aanbrengen van de clipsen
gebeurt met een tacker-apparaat.
Voordelen
• Korte installatietijden
• Gemakkelijk legbaar
RANDIsoLATIE
Bij gespoten PUR verandert de opbouwhoogte afhankelijk van de dikte van de PUR.
HET SySTEEM bESTAAT UIT:
Warmte-isolatie
Isolatieplaten (Ps25) uit geëxpandeerd polystyreen
met een densiteit van 25 kg/m 3 .
• Indien de onderliggende ruimte niet
verwarmd is (onderkelderd, grenzend aan
de buitenlucht of rechtstreeks op de
aarde liggend), worden 2 of 3 lagen van
2,5 cm dikte over de ganse vloer
aangebracht.
• Warmteweerstand (R):
2 lagen = 5 cm dikte: 1,43 m² K/W
3 lagen = 7,5 cm dikte: 2,14 m² K/W
• Indien de onderliggende ruimte verwarmd
is, wordt 1 laag van 2,5 cm dikte over de
ganse vloer aangebracht.
Warmteweerstand:
1 laag = 2,5 cm dikte: 0,71 m² K/W
Gespoten PUR
Polyurethaan (PUR) ontstaat door een exotherme
reactie tussen een polyol (suikerderivaat)
en een isocyanaat. Deze 2 componenten
worden gemengd gespoten
waardoor een schuim (PUR) wordt gevormd.
De isolatiewaarde (ook wel lambda-waarde
genoemd) van PUR bedraagt 0,026 W/mK
(rekenwaarde). De hoge isolatiewaarde van
PUR wordt bekomen doordat het bestaat uit
een massa gesloten cellen waarin droge lucht
wordt vastgehouden. Droge, stilstaande
lucht is de best mogelijke isolatie. Doordat
de cellen gesloten zijn, heeft vochtige lucht
uit de omgeving geen toegang.
Technische kenmerken
• y Warmtegeleidingscoëfficient:
Lambda ( i): 0,021 W/mK volgens
DIN 52612
Lambda-waarde volgens ATG
06/2004: 0,026 W/mK
• Volumemassa 40 kg/m³ volgens NBN
EN 1602
• Drukspanning bij 10% vervorming:
> 150 kPa (of > 15.000 kg/m²) volgens
NBN EN 826
• Verdeelde statische belasting (7 dagen,
40 kPa (vergelijkbaar met 4000 kg/m²),
bij 20°C en 60°C): kleiner dan 5%
• Wisselende belasting
(15.000 cycli: 2 tot 6 kPa):
kleiner dan 2 mm en stabilisatie
• Dimensionele stabiliteit volgens NBN
EN 1604 48 h 70°C 90% RV 48 h -20°C
Lengte: 2,9% Lengte: 0,1%
Breedte: 2,6% Breedte: 0,1%
Dikte: 7,1% Dikte: 0,2%
• Wateropname door gedeeltelijke onder-
dompeling: minder dan 300 g/m² volgens
NBN EN 1609
• Gegarandeerd HCFK-vrij
• Gesloten cellen: meer dan 90% volgens
Iso 4590
• Dampdiffusieweerstand: < 50
Uitvoering en voorwaarden
• De draagvloer moet droog, vet- en stofvrij
zijn.
• Het gebouw dient regen- en winddicht te
zijn voor uitvoering.
• De uitvoeringstemperatuur bedraagt
minimum 5°C.
• Metalen leidingen die worden ingespoten,
moeten met een antiroestlaag behandeld
zijn.
• De leidingen van sanitair en elektriciteit
moeten minstens elke 1,5 m bevestigd
zijn aan de draagvloer.
• Na het aanbrengen van de noodzakelijke
bescherming wordt de PUR laag per
laag met een volledige onderlinge hechting
rechtstreeks op de draagvloer
gespoten tot de gewenste dikte wordt
bekomen.
Alle reeds geplaatste leidingen komen in
de PUR te liggen. De PUR volgt de onregelmatigheden
en niveauverschillen van de
ondergrond. De hoogste punten boven de
leidingen kunnen worden afgetopt. Voor
bepaalde vloerverwarmingssystemen kunnen
de grootste oneffenheden van de PUR worden
weggeschuurd. D.m.v. gespoten PUR
kunnen niveau verschillen van de onderliggende
draagvloer worden gecorrigeerd.
Polyethyleenfolie
De polyethyleenfolie (PE-folie) dient over de
isolatie aangebracht te worden en de aparte
stroken moeten elkaar met minstens 15 cm
overlappen. Aan de randen moet deze folie
over de randisolatie heengetrokken worden.
Echter bij de randisolatie die voorzien is van
een plastic flap is het niet meer nodig om de
PE-folie op te trekken over de randisolatie.
Deze polyethyleenfolie belet het indringen van
het vocht van de chape in de isolatie. Naast
de gewone PE-folie biedt VAsCo ook een
polyethyleenfolie aan met voorgedrukt raster.
op deze manier is het zeer eenvoudig om
het juiste legpatroon te bekomen.
MONTAGE
Zorg ervoor dat de ondergrond droog, vlak en
bezemschoon is. Alle oneffenheden moeten verwijderd
worden.
De randisolatie wordt ononderbroken geplaatst
tegen elke muur en elk obstakel in het verwarmde
oppervlak om de vloer de mogelijkheid te geven
uit te zetten. Tevens vermindert deze isolatie de
thermische geleiding naar de buitenwanden.
De overlappingsfolie moet aan de kant van de
vloer zitten en moet boven de isolatieplaten gelegd
worden.
Plaats de isolatieplaten op de vloer.
Indien 2 of meer lagen isolatieplaten nodig zijn,
dient ervoor gezorgd te worden dat deze kruiselings
over elkaar worden gelegd om koudebruggen
te vermijden.
Hierna wordt de voorbedrukte PE-folie over de
isolatieplaten gelegd zodat er geen vocht van de
chape in de isolatie kan dringen. De folie moet over
de randisolatie geplaatst worden met een overlapping
van 15 cm.
Nu kunnen de vloerverwarmingsbuizen geplaatst
worden. Rol de vloerverwarmingsbuis af en
veranker deze elke 50 cm met een U-clips met
behulp van het tackerapparaat. Bij bochten dient
een U-clips geplaatst te worden net voor, in en net
na de bocht.
U legt de buizen in een slakkenhuisprofiel en
volgens de berekende verlegafstand (zie ons meegeleverd
legplan).
Indien bij het plaatsen een knik ontstaat in de
verwarmingsbuis (witbreuk) kan de leiding hersteld
worden door de getroffen zone te verwarmen tot
130°C (kristal smeltpunt).
Daarna plaatst u de uitzettingsvoegen zoals aangegeven
op het legplan. Hierbij moet u rekening houden
dat u een gerilde beschermbuis plaatst over
de vloerverwarmingsbuis over een afstand van 30
cm waar de buizen de uitzettingsvoeg doorkruisen.
De opening van de gerilde beschermbuis moet
beneden blijven.
Vervolgens moet de drukproef uitgevoerd worden:
24 uur op 6 bar.
De chape kan aangebracht worden en moet men
laten drogen volgens onze richtlijnen.
Het chapetoevoegmiddel moet volgens de juiste
mengverhoudingen gebruikt worden. Om de
interne spanningen in de chape te verdelen wordt
een bewapeningsnet voorzien. Om zuurstofindringing
via de installatie (pompen, ontluchters, koppelingen,…)
tegen te gaan, wordt er zuurstofinhibitor
toegevoegd tijdens het vullen van de installatie.
Opmerking:
Bij harde vloeren is het belangrijk om de uitzettingsvoeg
tot op het niveau van de vloer te laten komen.
Men vult deze voeg op met een elastische specie
(bijvoorbeeld: siliconen).
11

12
hoogte +/- 13 cm
noppenplaat
sYsteem
6 5 8
9
1 . ondervloer
VLOEROPbOUW
2 . uitvullingschape (elektr./san. leid.)
3 . warmte-isolatie
4 . chape
5 . vloerbedekking
6 . randisolatie
7 . noppenplaat
8 . vloerverwarmingsbuis
9 . bewapening
5 cm
2 x 2,5 cm
6,5 cm
1 à 2 cm
VLoERAFWERKING
CHAPE + BEWAPENING
VLoERVERWARMINGsBUIs
NoPPENPLAAT
WARMTE-IsoLATIE
UITVULLINGsCHAPE
oNDERVLoER
+/- 13 cm
4
7
3
2
1
1 ondervloer
2 uitvullingschape (elektr./san. leid.)
3 warmte-isolatie 1 x 2,5 cm
4 chape 6,5 cm
5 vloerbedekking 1 à 2 cm
6 randisolatie
7 noppenplaat 1,1 of 3 cm
8 vloerverwarmingsbuis
9 bewapening
± 13 cm
In ons gamma hebben we een
noppenplaat van 11 mm en een
noppenplaat van 30 mm ter beschikking
RANDIsoLATIE
Bij gespoten PUR verandert de opbouwhoogte afhankelijk van de dikte van de PUR.
NOPPENPLAAT 11 MM
• Voor buizen met een diameter van
14x2 mm tot 17x2 mm.
• Noppenplaat uit polystyreen en EPs
warmte-en contactgeluidisolatie.
• Verlegafstand per 5 cm.
• Met een zelfklevende overlapping die
dienst doet als vochtigheidsscherm voor
de chape.
• Voldoet aan de normen DIN EN 1264 en
DIN 18560.
• FCKW-vrij.
• Maximum belasting 50 kN/m².
Door de hoge drukbelasting is deze
noppenplaat uiterst geschikt voor
showrooms en industriële gebouwen.
Wanneer de uitvullingschape een isolatie-
chape is, kan de opbouwhoogte van
het vloerverwarmingssysteem met 2cm
verlaagd worden.
• Afmeting: 1000x600 mm
(bruto: 1050x650 mm).
• Effectieve warmtedoorgangsweerstand:
0,285 m² K/W.
• Hoogte t/m nop: 27,9 mm.
• Verpakking: 13,2 m².
NOPPENPLAAT 30 MM
• Voor buizen met een diameter van
14x2 mm tot 17x2 mm.
• Noppenplaat uit polystyreen en EPs
warmte- en contactgeluidisolatie.
• Verlegafstand per 5 cm.
• Met een zelfklevende overlapping die
dienst doet als vochtigheidsscherm voor
de chape.
• Voldoet aan de normen DIN 4108, DIN
4109, DIN EN 1264 en DIN 18560.
• FCKW-vrij.
• De geluidsonderdrukking bedraagt
28 dB, maximum belasting 5 kN/m².
• Afmeting: 1000x600 mm
(bruto: 1050x650 mm).
• Effectieve warmtedoorgangsweerstand:
0,75 m² K/W.
• Hoogte t/m nop: 46,9 mm.
• Verpakking: 7,2 m².
3a
2
1
Legschema noppenplaten.
5
4
3b
8a
7
6
10
9
8b
13a
12
11
MONTAGE
Zorg ervoor dat de ondergrond droog, vlak en
bezemschoon is. Alle oneffenheden moeten
verwijderd worden.
De randisolatie wordt ononderbroken geplaatst
tegen elke muur en elk obstakel in het verwarmde
oppervlak om de vloer de mogelijkheid te geven
uit te zetten. Tevens vermindert deze isolatie de
thermische geleiding naar de buitenwanden. De
overlappingsfolie moet aan de kant van de vloer
zitten en moet boven de isolatieplaten gelegd
worden.
Indien er meer isolatie nodig is dan enkel de noppenplaat
plaatst men ook isolatieplaten op de vloer.
Indien 2 of meer lagen isolatieplaten nodig zijn,
dient ervoor gezorgd te worden dat deze kruiselings
over elkaar worden gelegd om koudebruggen
te vermijden. Indien de onderliggende ruimte
verwarmd is moet men deze stap niet uitvoeren.
Een noppenplaat is minder geschikt om te gebruiken
bij gespoten PUR.
Hierna legt u de noppenplaten op de isolatieplaten
die voorzien zijn van een folie (2 mm) zodat er geen
vocht van de chape in de isolatie kan dringen. De
folie van de noppenplaat grijpt in op de volgende
noppenplaat, zodat het dampscherm ononderbroken
is.
Zie legschema.
Nu kunnen de vloerverwarmingsbuizen geplaatst
worden. Rol de vloerverwarmingsbuis af en klik
deze in de noppenplaat. Leg de buizen in een
slakkenhuisprofiel en volgens de berekende verlegafstand.
(zie ons meegeleverd legplan).
Indien bij het plaatsen een knik ontstaat in de
verwarmingsbuis (witbreuk) kan de leiding hersteld
worden door de getroffen zone te verwarmen tot
130°C (kristal smeltpunt).
Daarna plaatst u de uitzettingsvoegen zoals aangegeven
op het legplan. De uitzettingsvoeg neemt
geen vocht op en heeft een zelfklevende voet.
Vervolgens moet de drukproef uitgevoerd worden:
24 uur op 6 bar.
De chape kan aangebracht worden en moet men
laten drogen volgens onze richtlijnen.
Het chapetoevoegmiddel moet volgens de juiste
mengverhoudingen gebruikt worden. Om de
interne spanningen in de chape te verdelen wordt
een bewapeningsnet voorzien. Om zuurstofindringing
via de installatie (pompen, ontluchters, koppelingen,…)
tegen te gaan, wordt er zuurstofinhibitor
toegevoegd tijdens het vullen van de installatie.
Opmerking:
Bij harde vloeren is het belangrijk om de uitzettingsvoeg
tot op het niveau van de vloer te laten komen.
Men vult deze voeg op met een elastische specie
(bijvoorbeeld: siliconen).
13

14
hoogte +/- 13 cm
1 . ondervloer
VLOEROPbOUW
2 . uitvullingschape (elektr./san. leid.)
3 . warmte-isolatie
4 . chape
5 . vloerbedekking
6 . randisolatie
7 . polyethyleenfolie
8 . vloerverwarmingsbuis
9 . bewapening
VLoERAFWERKING
CHAPE + BEWAPENING
VLoERVERWARMINGsBUIs
GECoAT NET
WARMTE-IsoLATIE
UITVULLINGsCHAPE
Gecoat net
sYsteem
6 5 8
9
5 cm
2 x 2,5 cm
6,5 cm
1 à 2 cm
oNDERVLoER
+/- 13 cm
4
7
3
2
1
1 ondervloer
2 uitvullingschape (elektr./san. leid.)
3 warmte-isolatie 2 x 2,5 cm
4 chape 6,5 cm
5 vloerbedekking 1 à 2 cm
6 randisolatie
7 polyethyleenfolie
8 vloerverwarmingsbuis
9 bewapening
± 13 cm
Bij het systeem met gecoate (ter voorkoming
van roestvorming) netten worden op de
isolatie netten geplaatst waarop speciale
clipsen geklikt worden. In deze clipsen
worden de verwarmingsbuizen aangebracht.
De buizen en de warmte-isolatieplaten
worden door de clipsen fysisch van elkaar
gescheiden zodat zowel de netten als de
buizen volledig in de chape ingewerkt zijn wat
resulteert in een optimale warmteafgifte.
Het gecoate netten systeem is arbeidsintensiever,
maar ideaal voor oneffen ondergronden
(zoals bijvoorbeeld gespoten PURisolatie)
en grotere oppervlaktes.
RANDIsoLATIE
Bij gespoten PUR verandert de opbouwhoogte afhankelijk van de dikte van de PUR.
MONTAGE
Zorg ervoor dat de ondergrond droog, vlak en
bezemschoon is. Alle oneffenheden moeten
verwijderd worden.
De randisolatie wordt ononderbroken geplaatst
tegen elke muur en elk obstakel in het verwarmde
oppervlak om de vloer de mogelijkheid te geven
uit te zetten. Tevens vermindert deze isolatie de
thermische geleiding naar de buitenwanden.
De overlappingsfolie moet aan de kant van de
vloer zitten en moet boven de isolatieplaten gelegd
worden.
Hierna legt u de PE-folie, die dienst doet als dampscherm,
op de isolatie.
U legt de netten en begint met het plaatsen van de
clipsen volgens de opgegeven verlegafstand. In
de bochten moet om de 2 mazen clipsen voorzien
worden.
Nu kunnen de vloerverwarmingsbuizen geplaatst
worden. Rol de vloerverwarmingsbuis af en klik
deze in de clipsen. Leg de buizen in een slakkenhuisprofiel
en volgens de berekende verlegafstand
(zie ons meegeleverd legplan).
Indien bij het plaatsen een knik ontstaat in de
verwarmingsbuis (witbreuk) kan de leiding hersteld
worden door de getroffen zone te verwarmen tot
130°C (kristal smeltpunt).
Daarna plaatst u de uitzettingsvoegen zoals aangegeven
op het legplan. De uitzettingsvoeg neemt
geen vocht op en heeft een zelfklevende voet.
Vervolgens moet de drukproef uitgevoerd worden:
24 uur op 6 bar.
De chape kan aangebracht worden en moet men
laten drogen volgens onze richtlijnen.
Het chapetoevoegmiddel moet volgens de juiste
mengverhoudingen gebruikt worden. Om de
interne spanningen in de chape te verdelen wordt
een bewapeningsnet voorzien. Om zuurstofindringing
via de installatie (pompen, ontluchters, koppelingen,…)
tegen te gaan, wordt er zuurstofinhibitor
toegevoegd tijdens het vullen van de installatie.
Opmerking:
Bij harde vloeren is het belangrijk om de uitzettingsvoeg
tot op het niveau van de vloer te laten komen.
Men vult deze voeg op met een elastische specie
(bijvoorbeeld: siliconen).
Montage van de clipsen:
16 mm 20 mm
11
15

eGelinGen
REGELING VAN HET WATERdEbIET
PER VLOERVERWARMINGSKRING
Deze regeling gebeurt door het instellen van
de voetventielen op de retourcollector.
REGELING CONSTANTE
VOORLOOPTEMPERATUUR
Voor de toepassing van vloerverwarming
als basisverwarming levert VAsCo ook een
voorloopunit. Deze is eenvoudig te koppelen
op een VAsCo aanvoer- en retourcollector.
De thermische regelgroep met de collectoren
is ontwikkeld voor de verdeling van het
verwarmingsmedium. Deze voorloopunit met
vaste instelling wordt gebruikt om de ingestelde
aanvoertemperatuur constant
te houden in een installatie op lage temperatuur
voor vloerverwarming. specifiek aan
deze serie is dat de thermische regelgroep
voorzien is van een thermostatisch driewegmengventiel
met een ingebouwde sensor.
De voorloopunit wordt compleet geleverd
met een primaire differentiële bypass die
verwijderd kan worden. Deze bypass is
onmisbaar indien er een primaire circulatiepomp
is. Indien er een evenwichtsfles of een
sEPCoLL toegepast wordt, moet men de
bypass verwijderen en de regelgroep rechtstreeks
aansluiten.
16
WEERSAFHANKELIJKE REGELING
Als de vloerverwarming weersafhankelijk
geregeld dient te worden, hebben we een
speciale regeling hiervoor.
De weersafhankelijke thermische regelgroep
met digitale temperatuurregelaar bepaalt de
juiste aanvoertemperatuur van het verwarmingswater
rekening houdend met de
binnen- en buitentemperatuur en de thermische
belasting.
In deze specifieke serie vindt de regeling van
de temperatuur plaats met behulp van een
hydraulische groep die voorzien is van een
speciaal gemotoriseerd driewegventiel.
De regelgroep wordt geleverd met een differentiële
bypass. Dit onderdeel is onmisbaar
als er een primaire circulatiepomp aanwezig
is. Indien er een evenwichtsfles of een
sEPCoLL toegepast wordt, moet men de
bypass verwijderen en de regelgroep rechtstreeks
aansluiten.
De regeling van de watertemperatuur gebeurt
met behulp van een gemotoriseerd driewegventiel
aangestuurd door een speciale digitale
regelaar. De regelaar ontvangt vier signalen:
van de aanvoersensor op de uitgang van het
mengventiel, van de sensor op de retour van
de vloerverwarming, van de buitensensor en
van de ruimtesensor. De regelaar stuurt de
beweging van het ventiel aan. De regeling
in het ventiel gebeurt door middel van een
afsluiter die door draaien de doorvoer van het
warme water en van het retourwater sluit of
opent om zo de gewenste aanvoertemperatuur
te verkrijgen. ook bij een wijziging van de
thermische belasting in het secundaire circuit
of van de inlaattemperatuur regelt het ventiel
automatisch het debiet voor het verkrijgen
van de optimale aanvoertemperatuur.
INTELLIGENTE RAdIOFREQUENTE
INdIVIdUELE REGELING
De Intelligente Radiofrequente Individuele
regeling voor vloerverwarming laat toe om
elke ruimte te voorzien van de gewenste
temperatuur d.m.v. radiofrequente communicatie
tussen de thermostaten (CoM en
TH) en de ontvanger.
Via de ruimtethermostaten (TH-thermostaten)
is het mogelijk om per ruimte, per
uur en per dag te programmeren of de
comfort- of de nachttemperatuur gewenst
is. Dit betekent een enorme vooruitgang op
gebied van woon- en warmtecomfort. Het
is bijvoorbeeld niet nodig dat het in de hal
even warm is als in de badkamer. Met deze
regeling kan dit nu naar wens worden geregeld.
ook heeft men de mogelijkheid om via
de CoM-thermostaat alle ruimtes met één
handeling in dezelfde modus te plaatsen.
De IRI-regeling kan zowel in verwarm- als in
koelmodus gezet worden.
BereKeninG
WARMTEVERLIEZEN
WARMTEAFGIFTE
De berekening van VAsCo vloerverwarming
start met de warmteverliesberekening van
het gebouw, volgens de Europese norm EN
12831. De warmteverliezen van een vertrek
bestaan uit:
• transmissieverliezen
• ventilatieverliezen
De warmteverliesberekening bepaalt de juiste
vermogens die geïnstalleerd moeten worden
om de vooropgestelde comforttemperaturen
te realiseren.
Voor vloerverwarming moet men deze
berekeningsmethode wijzigen wat betreft de
transmissieverliezen.
• de vloerverliezen worden niet in rekening
gebracht (deze verliezen worden wel
verrekend in het vermogen van de vloerverwarmingskring).
• Als bovenliggende vertrekken verwarmd
worden met vloerverwarming zal er
warmte afgestraald worden naar de
onderliggende vertrekken. Deze warmte
kan men als warmtewinst aanrekenen
voor de onderliggende vertrekken.
De warmteoverdracht van de vloer naar het
vertrek bestaat uit convectie en straling.
Deze warmteoverdracht is afhankelijk van:
• de vloertemperatuur
• de ruimtetemperatuur
• de wandtemperatuur
De warmteoverdrachtscoëfficient is niet
constant, maar als gemiddelde kan men aannemen
dat h = 11 W/m² K.
De warmteafgifte per m 2 vloeroppervlakte
wordt als volgt berekend: qvl = h x (tvl - ti)
h = warmetoverdrachtscoëfficient
tvl = vloertemperatuur
ti = ruimtetemperatuur
om medische en physiologische redenen mag
de vloertemperatuur niet hoger worden dan:
25°C: in werkvertrekken
29°C: in woonvertrekken
30°C: in wandelhallen
32°C: in badkamers - zwembaden
34°C: in zelden betreden vertrekken
De warmteafgifte is beperkt door:
• begrensde vloeroppervlakte
• begrensde vloertemperatuur
Tabel volgens de norm EN 1264:
vloer ruimte Q
T°C T°C W/m²
Leefruimte 29 20 100
Badkamer of gelijkaardig 33 24 100
Randzone 35 20 175
ZELFREGELENd EFFECT
In een vertrek met als ruimtetemperatuur
ti = 20°C en als vloertemperatuur tvl = 26°C
heeft men als warmteafgifte per m 2 vloeroppervlakte:
qvl = 11 x (tvl - tl )
= 11 x (26 – 20) = 66 W/m²
Als de ruimtetemperatuur verhoogt tot 22°C
door aanwezigheid van andere warmtebronnen
(zoninval, open haard, lampen, mensen,
…) dan levert de vloer:
qvl = 11 x (26 – 22) = 44 W/m²
Dit is nog slechts 67% van het eerste geval.
omgekeerd: als de ruimtetemperatuur verlaagt
tot 18°C dan levert de vloer
qvl = 11 x (26 – 18) = 88 W/m²
Dit is 33% meer dan in het eerste geval.
Besluit: de vloerverwarming werkt een
ruimtetemperatuursverandering tegen: een
ruimtetemperatuursverhoging/-verlaging
veroorzaakt respectievelijk minder/meer
warmteafgifte door de vloer.
dIMENSIONERING
In een installatie is er slechts 1 voorlooptemperatuur.
Daarom is het zinvol met een tabel
(zie pagina 18) te werken die voor een welbepaalde
voorlooptemperatuur, de warmteafgifte
per m 2 (q) weergeeft in functie van de
ruimtetemperatuur, de buizenafstand en de
vloerbedekkingsweerstand voor
∆t = 5°C = tv – tr.
Kies een bepaalde tabel (bvb. 45°C).
Voor een opgegeven ruimtetemperatuur en
vloerbedekkingsweerstand is er een keuze
tussen 4 warmteafgiften naargelang het
legpatroon.
Kies 1 van de 4 legpatronen met zijn overeenkomstige
warmteafgifte q.
Het is aan te raden volgende relatie tussen
vloertemperatuuren toepassing in acht te
nemen:
< dan 25°C werkvertrekken
tss 25°C en 29°C woonvertrekken
tss 29°C en 32°C badkamers en zwembaden
> dan 32°C zelden betreden vertrekken
17

TECHNISCHE bEREKENING EN OFFERTE
De volledige berekening van de vloerverwarmingsinstallatie zoals beschreven, kan door onze technische afdeling uitgevoerd worden. Heel
belangrijk hierbij is dat alle technische informatie voor de verschillende ruimtes wordt doorgegeven, o.a.: isolatiewaarden muren / k-waarden
muren / type vloerisolatie / type vloerafwerking / samenstelling dak / plaats van de collector in het gebouw.
35 16 18 20 22 24
10 15 20 30 10 15 20 30 10 15 20 30 10 15 20 30 10 15 20 30
tegels 98 85 74 56 86 75 65 49 74 64 56 42 62 53 46 35 49 43 37 28 Q (W/m²)
r = 0,01 m²K/W 24,8 23,8 22,8 21,3 25,8 24,9 24,1 22,7 26,8 26,0 25,3 24,1 27,8 27,1 26,5 25,5 28,7 28,2 27,7 26,9 tvl (°C)
PVC 89 78 68 53 78 68 60 46 67 59 51 40 56 49 43 33 45 39 34 26 Q (W/m²)
r = 0,025 m²K/W 24,1 23,2 22,3 21,0 25,2 24,4 23,6 22,4 26,3 25,5 24,9 23,9 27,3 26,7 26,2 25,3 28,3 27,8 27,4 26,7 tvl (°C)
parket 77 68 60 48 68 60 53 42 58 51 46 36 49 43 38 30 39 34 30 24 Q (W/m²)
r = 0,05 m²K/W 23,1 22,4 21,7 20,6 24,3 23,6 23,1 22,1 25,5 24,9 24,4 23,5 26,7 26,2 25,7 25,0 27,8 27,4 27,1 26,5 tvl (°C)
dun tapijt 68 61 55 44 60 53 48 38 51 46 41 33 43 38 34 28 34 31 28 22 Q (W/m²)
r = 0,075 m²K/W 22,4 21,7 21,2 20,3 23,6 23,1 22,6 21,8 24,9 24,4 24,0 23,3 26,2 25,8 25,4 24,8 27,4 27,1 26,8 26,3 tvl (°C)
dik tapijt 51 46 42 36 45 41 37 31 38 35 32 27 32 29 27 22 26 23 21 18 Q (W/m²)
r = 0,15 m²K/W 20,9 20,5 20,1 19,5 22,3 22,0 21,7 21,1 23,8 23,5 23,2 22,7 25,2 24,9 24,7 24,3 26,6 26,4 26,2 25,9 tvl (°C)
40 16 18 20 22 24
10 15 20 30 10 15 20 30 10 15 20 30 10 15 20 30 10 15 20 30
tegels 128 111 97 73 116 101 87 67 104 90 78 60 92 80 69 53 80 69 60 46 Q (W/m²)
r = 0,01 m²K/W 27,3 25,9 24,7 22,8 28,3 27,1 26,0 24,2 29,3 28,2 27,2 25,6 30,3 29,3 28,4 27,0 31,3 30,4 29,7 28,4 tvl (°C)
PVC 116 102 89 69 105 92 81 62 95 83 72 56 84 73 64 49 73 63 56 43 Q (W/m²)
r = 0,025 m²K/W 26,3 25,1 24,1 22,4 27,4 26,4 25,4 23,8 28,6 27,6 26,7 25,3 29,6 28,8 28,0 26,7 30,7 29,9 29,3 28,2 tvl (°C)
parket 101 89 79 62 92 81 72 56 82 72 64 51 73 64 57 45 63 56 49 39 Q (W/m²)
r = 0,05 m²K/W 25,1 24,1 23,3 21,9 26,3 25,4 24,6 23,3 27,5 26,7 26,0 24,8 28,7 28,0 27,4 26,3 29,9 29,3 28,7 27,8 tvl (°C)
dun tapijt 89 80 71 57 81 72 65 52 72 65 58 47 64 57 51 41 56 50 45 36 Q (W/m²)
r = 0,075 m²K/W 24,1 23,3 22,6 21,4 25,4 24,7 24,1 23,0 26,7 26,1 25,5 24,5 28,0 27,4 26,9 26,0 29,3 28,8 28,3 27,5 tvl (°C)
dik tapijt 66 61 55 46 60 55 50 42 54 49 45 38 48 43 40 33 41 38 35 29 Q (W/m²)
r = 0,15 m²K/W 22,2 21,7 21,3 20,5 23,7 23,2 22,8 22,1 25,1 24,7 24,4 23,7 26,6 26,2 25,9 25,3 28,0 27,7 27,4 26,9 tvl (°C)
45 16 18 20 22 24
10 15 20 30 10 15 20 30 10 15 20 30 10 15 20 30 10 15 20 30
tegels 158 137 119 91 146 127 110 84 134 116 101 77 122 106 92 70 110 95 83 63 Q (W/m²)
r = 0,01 m²K/W 29,7 28,0 26,6 24,2 30,7 29,2 27,8 25,7 31,8 30,3 29,1 27,1 32,8 31,5 30,3 28,5 33,8 32,6 31,6 29,9 tvl (°C)
PVC 144 126 110 85 133 116 102 78 122 106 93 72 111 97 85 65 100 87 76 59 Q (W/m²)
r = 0,025 m²K/W 28,5 27,1 25,8 23,7 29,6 28,3 27,1 25,2 30,8 29,5 28,4 26,7 31,9 30,7 29,8 28,1 33,0 32,0 31,1 29,6 tvl (°C)
parket 125 110 97 77 115 102 90 71 106 93 83 65 96 85 75 59 87 77 68 54 Q (W/m²)
r = 0,05 m²K/W 27,0 25,8 24,8 23,1 28,2 27,1 26,2 24,6 29,5 28,5 27,6 26,1 30,7 29,8 29,0 27,6 31,9 31,1 30,3 29,1 tvl (°C)
dun tapijt 110 98 88 71 102 91 81 65 93 83 75 60 85 76 68 55 77 68 61 49 Q (W/m²)
r = 0,075 m²K/W 25,8 24,9 24,0 22,6 27,1 26,3 25,5 24,1 28,5 27,6 26,9 25,7 29,8 29,0 28,3 27,2 31,1 30,4 29,8 28,7 tvl (°C)
dik tapijt 82 75 68 57 76 69 63 53 69 63 58 49 63 58 53 44 57 52 48 40 Q (W/m²)
r = 0,15 m²K/W 23,5 22,9 22,4 21,4 25,0 24,4 23,9 23,1 26,5 25,9 25,5 24,7 27,9 27,5 27,0 26,3 29,4 29,0 28,6 27,9 tvl (°C)
50 16 18 20 22 24
10 15 20 30 10 15 20 30 10 15 20 30 10 15 20 30 10 15 20 30
tegels 188 163 142 108 176 153 133 101 164 142 124 94 152 132 115 87 140 122 106 80 Q (W/m²)
r = 0,01 m²K/W 32,0 30,0 28,4 25,6 33,1 31,2 29,6 27,1 34,1 32,4 30,9 28,5 35,2 33,6 32,2 29,9 36,2 34,7 33,5 31,4 tvl (°C)
PVC 171 149 131 101 160 140 122 94 149 130 114 88 138 121 106 82 127 111 97 75 Q (W/m²)
r = 0,025 m²K/W 30,7 29,0 27,5 25,1 31,8 30,2 28,8 26,5 32,9 31,4 30,1 28,0 34,1 32,7 31,5 29,5 35,2 33,9 32,8 30,9 tvl (°C)
parket 148 131 116 91 139 123 109 86 129 114 101 80 120 106 94 74 111 98 86 68 Q (W/m²)
r = 0,05 m²K/W 28,9 27,5 26,3 24,3 30,1 28,8 27,7 25,8 31,4 30,2 29,1 27,3 32,6 31,5 30,5 28,8 33,9 32,8 31,9 30,3 tvl (°C)
dun tapijt 131 117 105 84 123 110 98 79 114 102 91 73 106 95 85 68 98 87 78 63 Q (W/m²)
r = 0,075 m²K/W 27,5 26,4 25,4 23,7 28,8 27,8 26,8 25,3 30,2 29,2 28,3 26,8 31,5 30,6 29,7 28,3 32,8 31,9 31,2 29,9 tvl (°C)
dik tapijt 97 89 81 68 91 83 76 64 85 78 71 60 79 72 66 55 73 66 61 51 Q (W/m²)
r = 0,15 m²K/W 24,8 24,1 23,5 22,4 26,3 25,6 25,0 24,0 27,8 27,1 26,6 25,6 29,2 28,7 28,2 27,2 30,7 30,2 29,7 28,9 tvl (°C)
18
< dan 25°C werkvertrekken
tss 25°C en 29°C woonvertrekken
tss 29°C en 32°C badkamers en zwembaden
> dan 32°C zelden betreden vertrekken
GEdETAILLEERdE UITWERKING MET VERLEGPLAN
Na de bevestiging voor uitvoering van de klant, wordt een gedetailleerde uitwerking van de vloerverwarmingsinstallatie gemaakt samen met
een verlegplan.
01C
V15
Living
ti 20 °C
Buislengte 91 m
tegels
Rol: 1 (600m)
2.42 m
03C
V30
Inkom/WC
ti 16 °C
Buislengte 57 m
tegels
Rol: 1 (600m)
b
01B
V15
Living
ti 20 °C
Buislengte 81 m
tegels
Rol: 1 (600m)
a
03
16°
01
20°
Living
35.5 m²
2555 W
Inkom/WC
12.1 m²
593 W
01A
V15
Living
ti 20 °C
Buislengte 98 m
tegels
Rol: 1 (600m)
02
20°
Keuken
15.6 m²
1739 W
04
16°
Berging
7.8 m²
510 W
V 0.1
02
V15
Keuken
ti 20 °C
Buislengte 65 m
tegels
Rol: 1 (600m)
19

LEGsYsTEEM
TACKERSySTEEM
VLOERISOLATIEPLATEN
PE FOLIE MET LEGPATROON
U-CLIPS UIT PVC 40MM
U-CLIPS UIT PVC 60MM
TACKER
20
Ps 25.
Densiteit: 25 kg/m 3
1 x 0,5 x 0,025 m
Dikte 0,2 mm
ARTIKELNUMMER
VERPAKKINGsEENHEID
11FH60029 20 st.
= 10 m 2
11FH60030 90 m 2
11FH60023 100 st.
11FH60145 300 st.
11FH60144 1 st.
NOPPENPLAATSySTEEM
NOPPENPLAAT 11 MM
NOPPENPLAAT 30 MM
GECOAT NET SySTEEM
GECOAT NET
FOLIE ONbEdRUKT
CLIPS 16 en 20 mm METAALNET
TACKER METAALNET
• Voor buizen met een diameter van 14x2 mm tot 17x2 mm.
• Noppenplaat uit polystyreen en EPs warmte-en contactgeluidisolatie.
• Verlegafstand per 5 cm.
• Met een zelfklevende overlapping die dienst doet als vochtigheidsscherm voor de chape.
• Voldoet aan de normen DIN EN 1264 en DIN 18560.
• FCKW-vrij.
• Maximum belasting 50 kN/m².
• Afmeting: 1000x600 mm (bruto: 1050x650 mm).
• Effectieve warmtedoorgangsweerstand: 0,285 m² K/W.
• Hoogte t/m nop: 27,9 mm.
• Verpakking: 13,2 m².
• Voor buizen met een diameter van 14x2 mm tot 17x2 mm.
• Noppenplaat uit polystyreen en EPs warmte- en contactgeluidisolatie.
• Verlegafstand per 5 cm.
• Met een zelfklevende overlapping die dienst doet als vochtigheidsscherm voor de chape.
• Voldoet aan de normen DIN 4108, DIN 4109, DIN EN 1264 en DIN 18560.
• FCKW-vrij.
• De geluidsonderdrukking bedraagt 28 dB, maximum belasting 5 kN/m².
• Afmeting: 1000x600 mm (bruto: 1050x650 mm).
• Effectieve warmtedoorgangsweerstand: 0,75 m² K/W.
• Hoogte t/m nop: 46,9 mm.
• Verpakking: 7,2 m².
2100 x 1200 mm, raster per 150 mm, dikte 3 mm
2150 x 1250 mm, raster per 100 mm, dikte 3 mm
ARTIKELNUMMER
VERPAKKINGsEENHEID
11FH60622 22 st.
=13,2 m 2
11FH60623 12 st.
=7,2 m 2
11FH60119 1 st.
11FH60501 1 st.
11FH60129 260 m 2
11FH60123 400 st.
11FH60502 1 st.
21

BUIZEN EN KoPPELING
VLOERVERWARMINGSbUIS
VPE A/A-d
MEERLAGIGE
ALUFLEXbUIS
GERILdE bESCHERMbUIS
STIJVE bOCHT IN PVC
bUISKOPPELING
22
16 x 2 mm
20 x 2 mm
PERT/AL/PERT
16 X 2 mm
28,5 x 23 mm
Te bestellen per veelvoud van 5 m:
(5, 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50)
1/2” man koppeling 16 mm
buis-koppeling 16 mm
ARTIKELNUMMER
VERPAKKINGsEENHEID
11FH60194 90 m
11FH60195 120 m
11FH60196 600 m
11FH60510 90 m
11FH60511 120 m
11FH60512 600 m
11FH60197 90 m
11FH60198 120 m
11FH60201 600 m
11FH60079 1 m
11FH60080 1 st.
11FH60383 1 st.
11FH60382 1 st.
COLLECTOR
Inclusief koppelingen 16x2 mm
VOORLOOPUNIT
WEERSAFHANKELIJKE REGELING
INdIVIdUELE REGELING
COM THERMOSTAAT
TH THERMOSTAAT
THERMISCHE MOTOR
CoLLECToREN EN REGELINGEN
3 kringen
4 kringen
5 kringen
6 kringen
7 kringen
8 kringen
9 kringen
10 kringen
11 kringen
12 kringen
buiskoppeling 16 x 2 mm
20 x 2 mm
ARTIKELNUMMER
VERPAKKINGsEENHEID
11FH60371 1 st.
11FH60372 1 st.
11FH60373 1 st.
11FH60374 1 st.
11FH60375 1 st.
11FH60376 1 st.
11FH60377 1 st.
11FH60378 1 st.
11FH60379 1 st.
11FH60380 1 st.
11FH60508 1 st.
11FH60509 1 st.
11FH60381 1 st.
11FH60323 1 st.
11FH60321 1 st.
11FH60322 1 st.
11FH60320 1 st.
11FH60387 1 st.
23

ToEBEHoREN
RANdISOLATIE
POLyETHyLEENSCHUIM
KLIKTHERMOMETER
UITZETVOEG
CHAPETOEVOEGMIddEL
ZUURSTOFINHIbITOR
AFROLLER
24
met flap
zonder flap
montage op de vloerverwarmingsbuis
L = 180 cm, H = 10 cm
10 kg voor 48 m 2
voor 600 m rollen
ARTIKELNUMMER
VERPAKKINGsEENHEID
11FH60132 50 m
11FH60131 50 m
11FH60669 1 st.
11FH60135 10 st.
11FH60193 10 kg
11FH60111 1 l.
11FH60115 1 st.
WANDVERWARMING
onWeerstaanBaar onmisBaar
VAsCo wandverwarming is de gedroomde aanvulling op
de VAsCo vloerverwarmingssystemen.
Het resultaat is een ongekend woon- en/of werkcomfort.
U wordt gehuld in de aangename warmte van de VAsCo
wandverwarming.
25

WANDVERWARMING
Voor VAsCo wandverwarming kunt u
rekenen op een gratis warmtetechnische
studie inclusief legplan op maat. onze
adviseurs staan de installateur bij met
deskundig advies. op die manier wordt
een zorgeloze ingebruikname van uw
wandverwarming verzekerd.
SySTEEMbESCHRIJVING
VASCO wandverwarming is een
lage temperatuursverwarming met
een voorlooptemperatuur van max.
45°C. doordat de warmte afgifte
verdeeld wordt over de gehele
wandoppervlakte ontstaat er een
behaaglijk warmtecomfort. de
voorlooptemperatuur van de VASCO
wand- en vloerverwarmingssystemen
ligt dus steeds op max. 45°C. dit
vergemakkelijkt het combineren van
een VASCO vloerverwarming met een
VASCO wandverwarming.
Het wandverwarmingssysteem is een ‘nat
systeem’: het wordt afgewerkt met een
laag pleisterwerk. De wandverwarmingsbuis
is een VPE a/a-d buis in de afmeting 14
x 2 mm. Technische berekeningen door
VAsCo verwarmingsspecialisten wijzen
uit dat dit type buis uiterst geschikt is
voor montage in de wand dankzij haar
uitmuntende mechanische en chemische
eigenschappen. De buis zorgt enerzijds
voor installatiegemak dankzij haar
soepelheid. Anderzijds garandeert haar
goede bestendigheid tegen druk en
temperatuur een optimale warmteafgifte,
ook op lange termijn. onderstaande
systeemdoorsnede toont de opbouw van
de VAsCo wandverwarming:
26
21 mm
1. Metselwerk
2. Profiellat
3. Wandverwarmingsbuis
4. Pleisterwerk
De VAsCo wandverwarming is geschikt
voor alle bouwwerken waar nieuw
pleisterwerk wordt aangebracht. De
wandverwarming kan dus zowel in
nieuwbouw als bij renovatie toegepast
worden.
Vóór het installeren van de VAsCo
wandverwarming moet de stukadoor
bekijken of een pleisterondergrond
behandeling noodzakelijk is.
10 mm
De pleisterondergrond moet:
• ruw, droog, stofvrij en
vrij van verontreinigingen zijn,
• egaal zijn,
• vorstvrij zijn (minstens + 5°C).
Het is van groot belang dat er gewerkt
wordt met een pleistersoort met
goede warmtegeleidbaarheid. Dit zijn
pleistersoorten met bindmiddelen die
volgens DIN 18550 geschikt zijn, zoals de
bindmiddelen gips, gips/kalk, kalk/cement
of leem.
Bij de pleisterwerkzaamheden moeten
de werkingsvoorschriften van de
pleisterfabrikant in acht genomen worden.
Bij het aanbrengen van het pleisterwerk
moeten de regels van de techniek in acht
genomen worden. Het is aan te raden een
pleisterwapening te gebruiken.
ook bij de keuze van de
wandbekleding moet de voorkeur
gaan naar wandbekleding met geringe
warmtegeleidingsweerstand. De volgende
wandbekledingen kunnen op de wanden
met wandverwarming aangebracht
worden:
• verf,
• structuurpleister,
• behang,
• keramische tegels,
• natuursteen.
Hierbij moet de gekozen tegellijm
geschikt zijn voor pleisterondergrond en
oppervlakteverwarming.
MONTAGE INSTRUCTIES
STAP 1
Inspectie van de wand
De wand waarop VAsCo wandverwarming
wordt geïnstalleerd moet egaal zijn. op de
wand mogen geen puntvormige uitsteeksels,
leidingen of kabels voorkomen.
STAP 2
Profiellatten bevestigen
Bevestig de profiellatten met behulp van
schroeven verticaal op de wand met een
onderlinge afstand van 40 à 50 cm.
STAP 3
Leidingen monteren
Monteer de leiding via horizontale weg over
de wand zoals het legplan voorschrijft.
STAP 4
Leidingen vullen en ontluchten
Vooraleer het pleisterwerk aangebracht
wordt, moet de installatie gevuld en ontlucht
worden en dient een waterdichtheidsproef
uitgevoerd te worden, als volgt:
1. Zet een waterslang op de aftapkraan
van de retourcollector.
2. Alle kranen van de verschillende kringen
moeten toegedraaid zijn.
3. Dan kring per kring vullen.
Eerst kring 1 openen.
4. Het water laten lopen tot er geen lucht
meer uit de ontluchter komt. Kring 1
sluiten en daarna kring 2 openen.
5. stap 3 en 4 herhalen voor alle kringen
van de installatie.
Voer de waterdichtheidsproef uit volgens
de EN 1264 norm. Nadat de wandverwarmingsinstallatie
gevuld en ontlucht is, moet
de volledige installatie gedurende 24u afgeperst
worden op een druk van 6 bar.
Controleer, na het afpersen van de wandverwarmingsinstallatie,
alle verbindingen op
waterdichtheid. Tijdens het aanbrengen van
het pleisterwerk moet de bedrijfsdruk gehandhaafd
blijven, zodat eventuele beschadigingen
en lekken zichtbaar worden.
STAP 5
Pleisterwerk aanbrengen
Tijdens het aanbrengen van het pleisterwerk
moet de bedrijfsdruk in de installatie
gehandhaafd blijven. Breng het pleisterwerk
aan in 2 lagen:
• breng de eerste laag aan tot gelijk met
de buis,
• breng een glasvezelwapening aan,
• laat pleisterwerk 24u drogen,
• breng de tweede laag aan tot
5 à 10 mm bovenop de buis.
OPSTART
De eerste opwarming van de VAsCo
wandverwarming vindt plaats alvorens de
wandbekleding is aangebracht.
Het toegelaten moment van opstart varieert
naargelang de samenstelling van het
gebruikte pleisterwerk:
• Bij cementgebonden pleisters: opwarmen
ten vroegste 21 dagen na het
aanbrengen van de pleisterlaag.
• Bij gipsgebonden pleister en leempleister:
volg de richtlijnen van de pleisterfabrikant.
VAsCo berekent gratis aan welke aanvoertemperatuur
uw wandverwarmingssysteem
optimaal functioneert. Bij de opstart
wordt de aanvoertemperatuur, vanaf de
koude toestand, bepaalt op 5°C. Vervolgens
wordt deze aanvoertemperatuur
per 24 uur manueel met 5°C verhoogd.
Wanneer de optimale aanvoertemperatuur
bereikt wordt, dient deze temperatuur gedurende
3 dagen aangehouden te worden.
Daarna wordt de aanvoertemperatuur met
stappen van 5°C per 24 uur weer verlaagd
tot de koude begintoestand.
Na deze eerste opwarming en afkoeling is
de wand klaar voor het aanbrengen van de
wandbekleding.
REGELING
De intelligente radiofrequente individuele
regeling voor wandverwarming laat toe
om elke ruimte te brengen op de gewenste
temperatuur. Dit gebeurt d.m.v.
radiofrequente communicatie tussen de
thermostaten en de ontvanger. Via de
ruimtethermostaten kunnen de gewenste
comfort- en nachttemperaturen geprogrammeerd
worden per ruimte, per dag en
per uur.
Zo kan bijvoorbeeld een ander temperatuurprogramma
voor de badkamer gevraagd
worden dan voor de woonruimte.
27

oNDERDELEN WANDVERWARMING
bUIS VPE a/a-d
STIJVE bOCHT ZWART
WANdPROFIEL
COLLECTOR
28
14 x 2 mm
lengte 2,5 m
3 kringen
4 kringen
5 kringen
6 kringen
7 kringen
8 kringen
9 kringen
10 kringen
11 kringen
12 kringen
buiskoppeling 14 x 2 mm
ARTIKELNUMMER
VERPAKKINGsEENHEID
11FH60503 90 m
11FH60504 1 st.
11FH60505 1 st.
11FH60371 1 st.
11FH60372 1 st.
11FH60373 1 st.
11FH60374 1 st.
11FH60375 1 st.
11FH60376 1 st.
11FH60377 1 st.
11FH60378 1 st.
11FH60379 1 st.
11FH60380 1 st.
11FH60506 1 st.
GARANTIE
30 JAAR OP dE bUIZEN
Alle VAsCo vloer- en wandverwarmingsbuizen worden op moderne
installaties gefabriceerd. In uitbreiding op onze leverings- en betalingsvoorwaarden
waarborgen wij een gelijkblijvende materiaalkwaliteit bij alle
leveringen, een perfecte verwerking en een maatjuiste uitvoering.
Waarborg:
• Binnen een waarborgtermijn van 30 jaar vervangen wij gratis de
VAsCo-buis waaraan defecten optreden die aantoonbaar onze
schuld zijn.
• Indien het volledige systeem bij VAsCo aangekocht werd,
waarborgen wij buiten punt 1 en binnen een waarborgtermijn van
10 jaar na levering:
• schade aan zaken van derden en de daaruit ontstane schade
of
• Kosten van derden voor opruimen, uitbouwen, wegnemen of
vrijleggen van gebrekkige producten en voor inbouw,
aanbrengen en plaatsen van goede producten.
Voorwaarde tot dekking is dat de richtlijnen over VASCO verwarmingsbuizen en
instructies over de plaatsing en de koppeling, zoals beschreven in de technische
documentatie over Vasco vloer- en wandverwarming, toegepast werden.
Voor plaatsings- en installatiefouten staan wij niet garant.
De waarborg begint in ieder geval met de levering van de VASCO verwarmingsbuizen.
Daarbuiten zijn onze algemene leverings- en waarborgvoorwaarden van
toepassing. Deze waarborg vloeit voort uit de waarborg van de verwarmingsbuizenfabricanten.
29