01.09.2013 Views

opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap

opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap

opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

185<br />

‘Dese ane vaerden die woestine’<br />

(Van den vos Reynaerde, A 3329)<br />

Hoe zal het leven na Tiecelijn zijn? Wellicht en hopelijk hetzelfde als nu.<br />

Voornamelijk omdat de naam niet verdwijnt. Het driemaandelijkse literaire tijdschrift<br />

wordt met dit liber amicorum-achtig dubbelnummer dan wel afgesloten, maar nu al<br />

staat ontegensprekelijk vast dat het wordt gevolgd door een jaarboek met dezelfde<br />

naam dat voor het eerst zal verschijnen half oktober 2008. Centraal staat literair erfgoed<br />

met een hoofdletter. De band tussen gepassioneerde Reynaerdofielen hoeft<br />

er met het verdwijnen van het driemaandelijks tijschrift niet onder te lijden. De<br />

maandelijkse e-brieven en de website worden behouden en krijgen nog meer aandacht.<br />

Maar ook voor wie de e-snelweg nog niet berijdt blijven de nieuwe jaarboeken,<br />

de Herman Heyse-lezing en de bijeenkomsten van de Orde van de<br />

Vossenstaart (voor sommigen) gelegenheden tot contact. Bovendien plannen we in<br />

oktober 2008 een groot verjaardagsfeest rond 20 jaar Tiecelijn.<br />

Toch weten we nu al dat vele lezers Tiecelijn zullen missen. Dit blijkt uit de vele<br />

reacties. Tiecelijn is uitgegroeid van een nieuwsbrief tot een literair-historisch tijdschrift<br />

over de vos, dierenverhalen, het Reynaertland en de Reynaerticonografie.<br />

Tiecelijn nam een unieke positie in het literaire tijdschriftenlandschap in. Reeds tien<br />

jaar geleden schreef Dirk van Bastelaere dat we ons beter zouden omvormen tot<br />

een jaarboek, daarin nadien luidruchtig gevolgd door de adviescommissies van het<br />

Vlaams Fonds voor de Letteren. Tiecelijn bleef echter een eigen koers varen, door<br />

moeilijke wateren, geenszins de makkelijkste opties kiezend. En met succes. Want<br />

telkenjare had Tiecelijn meer lezers dan het jaar voordien, dit zonder promotiecampagnes<br />

en zonder exuberante financiële middelen. Ook zonder gulle mecenassen<br />

(met uitzondering van enkele jaren Promedia), maar wel met een steeds groeiend<br />

aantal steunende leden (die dan wel meermaals een premieprent ontvingen die een<br />

veelvoud van het steunbedrag betrof) én – het mag gezegd – enkele jaren positieve<br />

beoordelingen vanuit het Vlaams Fonds voor de Letteren en de provincie Oost-<br />

Vlaanderen. Ook de gemeente Stekene en Toerisme Waasland zijn wij, net als de<br />

provincie en het Fonds blijvend erkentelijk.<br />

Tiecelijn is ook uniek vanwege zijn trouwe lezerspubliek. Dit kan geïllustreerd worden<br />

door het feit dat de abonnee van het eerste uur (die in ons identificatiesysteem<br />

nummer 001 draagt), emeritus professor Stefaan Top (Volkskunde, KU Leuven) nog<br />

altijd abonnee is (en ons af en toe materiaal signaleert). Het eerste nummertje van<br />

de eerste onvolledige (een vossenstreek!) jaargang verscheen op 16 pagina’s en<br />

100+100 exemplaren. De negentiende jaargang telde 424 pagina’s en werd gedrukt<br />

op 600 exemplaren. We sloten het jaar 2006 af met 336 betalende abonnees.<br />

Onder deze abonnees bijna alle universiteitsbibliotheken van Nederland en driekwart<br />

van de Vlaamse. Toch was het aantal instituten (scholen, kloosters, openbare<br />

bibliotheken) relatief gering. De belangrijkste groep abonnees bestaat uit individuele<br />

liefhebbers uit Vlaanderen en Nederland. Meer dan een kwart van de abonnees<br />

woont buiten Vlaanderen. Na Nederland volgen Duitsland en, met telkens een<br />

of twee abonnees, Frankrijk, Groot-Brittannië, Zwitserland en Japan (ooit ook<br />

Spanje en Canada).<br />

Tiecelijn, 20, 2007


186<br />

Tiecelijn is in nog een aantal opzichten uitzonderlijk. Het verscheen nooit te laat. Het<br />

was nooit in handen van een uitgever of van een universitaire instelling. Werden er<br />

ooit vele literaire tijdschriften gemaakt met een zo eensgezinde redactie? Wie ooit<br />

de geschiedenis zal bestuderen van 20 jaar Reynaerdistiek zal geen redactionele<br />

ruzies, zelfs geen onenigheden vinden, noch een splitsing tussen het Noord- en<br />

Zuid-Nederlandse deel van de redactie. Tiecelijn was twintig jaar lang puur vrijwilligerswerk,<br />

zonder enige vergoeding voor de medewerkers. En wellicht werd er<br />

nooit een tijdschrift gemaakt met zoveel liefde, met zoveel passie en met zoveel<br />

vriendschap. Inzet, vrijwilligheid en passie blijven wonen in de redactie, die in 2008<br />

onverminderd verder werkt aan een nieuw project. Wellicht is nieuw bloed nodig,<br />

hoewel de redactie in de loop der jaren is gegroeid van drie naar negen (nu acht)<br />

leden. Piëteitsvol gedenken wij hier medeoprichter Herman Heyse. Ik herinner me<br />

nog de eerste vraag om een tijdschrift te beginnen. Herman gaf de raad het volgende<br />

jaar de vraag opnieuw te stellen. En zo geschiedde. Weg vloog Tiecelijn.<br />

Aanvankelijk dachten we geen vijf jaar te halen. Het werden er 20. Zowat alle<br />

belangrijke Reynaerdisten publiceerden hun bevindingen in dit tijdschrift. Tiecelijn<br />

leverde niet alleen verdienstelijk werk op het gebied van de Reynaertstudie, maar<br />

ook op het gebied van de beeldende kunsten (voornamelijk met de organisatie van<br />

de Internationale Exlibriswedstijd Reynaert de vos in 1995-1996) en het cultuurtoerisme.<br />

Zullen we Tiecelijn missen? Het driemaandelijkse redactiewerk? De mail met de<br />

vraag om binnen tien dagen (soms minder) het volledige nummer na te lezen? De<br />

reeks driemaandelijkse tochtjes naar de drukker? De ambachtelijke manier van verzenden?<br />

De mails en brieven met opmerkingen, noten, vragen en schouderklopjes?<br />

Wij vermoeden dat wij dit even zeer zullen missen als u de driemaandelijkse zending<br />

van het oranjebruine blad met een houtsnede van Wim de Cock op de omslag.<br />

Dat wij de formule van het driemaandelijkse tijdschrift verlaten op een hoogtepunt<br />

moge duidelijk zijn. De inhoudelijke en formele kwaliteit van de vorige nummers<br />

bewijst dit.<br />

Dit laatste nummer is anders dan alle andere: volumineuzer, lichtvoetiger, spitsvondiger,<br />

persoonlijker. En met creatief literair werk. We kijken met een knipoog<br />

terug en refereren aan een aantal voorbije nummers. Wij hebben getracht alle bijdragen<br />

die ons bezorgd zijn (van medewerkers, maar ook van gewone abonnees)<br />

te bundelen, met hier en daar enkele redactionele aanpassingen.<br />

In de eerste sectie komen oude Vossenverzen aan bod. Rutebeuf bijt de spits af,<br />

vertaald door Paul van Keymeulen. (Van deze gedreven vertaler hebben wij nog<br />

diverse teksten voor de volgende jaarboeken.) Vervolgens komt een triptiekje van<br />

Anton van Wilderode aan bod. Hij liet woord en beeld in gedichten over enkele<br />

Engelse misericorden versmelten.<br />

Wij zijn bijzonder fier en dankbaar dat wij in de tweede ‘afdeling’, Vossentaal, creatief<br />

poëtisch werk kunnen opnemen. Wij zijn uiteraard de dichters en mede-initiatiefnemer<br />

Yvan de Maesschalck bijzonder dankbaar voor hun cadeau aan dit laatste<br />

tijdschriftnummer. Meteen wordt de verzameling vossengedichten die bundels<br />

Vossentaal en Die felle! (beide verschenen in mei-juni 2005) opleverden nog rijker.<br />

Herr Seele schildert de vos in ideeën, zoals hij dit eveneens deed op de voorstelling<br />

van het boek met de prachtige prenten van Klaas Verplancke.<br />

In een derde afdeling publiceren wij in navolging van het Reynaertbrievennummer<br />

een kleine keur Tiecelijnbrieven (Vossenbrieven). Zij geven een zicht op de geschiedenis<br />

van dit tijdschrift, op de rijkdom van het werken, de vragen, de opmerkingen<br />

Tiecelijn, 20, 2007


187<br />

en de appreciatie van de lezers, de zorg om financiële middelen, de passie voor de<br />

materie. Het is een tipje van een berg van vele honderden brieven en duizenden<br />

mails uit het archief van het <strong>Reynaertgenootschap</strong>.<br />

In de vierde sectie (Vossenissen) komen kleinere stukjes aan bod van lezers en<br />

medewerkers, het gevolg van een open oproep en/of een gerichte vraag om een<br />

klein stukje over de vos of het tijdschrift te schrijven. Het is een bonte verzameling<br />

met Reynaert en Tiecelijn als uitgangspunten, van een korte appreciatie tot een<br />

sterk uitgewerkt artikel van René Broens over de ‘klokkenluiders’ in de Reynaert.<br />

Een vijfde deel (Vossenhistories) kijkt door middel van een aantal overzichtsteksten<br />

terug op enkele (van de vele) realisaties waarbij Tiecelijnmedewerkers betrokken<br />

waren en die er wellicht nooit waren gekomen zonder hun inzet.<br />

Sessie zes bestaat uit enkele portretten (Vossenkoppen) van Reynaertliefhebbers–Reynaerdofielen<br />

(ons neologisme Reynaerdofielen is stilaan een vermelding<br />

in Van Dale waard).<br />

De laatste verzameling teksten bevat enkele recensies (Vossenboeken). Eentje<br />

ervan, de recensie van het nieuwe kinderboek RotVos! van Frank Pollet, verschijnt<br />

zelfs voor de publicatie van het boek. Moet kunnen in een laatste nummer…<br />

In de epiloog, een stuk van Yvan de Maesschalck over ‘zijn’ vos, heeft Reynaert<br />

het laatste woord. Reynaert heeft immers altijd het laatste woord. Schreef Rutebeuf<br />

niet al eeuwen geleden: ‘Reynaert is dood! Reynaert herleeft!’ Maak u dus geen zorgen.<br />

Reynaert en de zijnen trekken zich op het einde van Van den vos Reynaerde<br />

dan wel terug in de ‘woestine’ (‘Dese ane vaerden die woestine’, Van den vos<br />

Reynaerde, A 3329), maar hij is nooit ver weg. Sindsdien schrijft hij zijn verhaal in<br />

een ‘never ending story’ steeds verder. Met Tiecelijn zal het niet anders zijn.<br />

Tenminste, als u meegaat op het pad.<br />

Rik van Daele<br />

1 augustus 2007<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Houtgravure van Gerard Gaudaen. Cadeau steunende leden Tiecelijn in 2000.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Afdeling 1<br />

VOSSENVERZEN<br />

Renars est mort, Renars est vis!<br />

Renars est ors, Renars est vils<br />

Et Renars regne!<br />

Rutebeuf, Renart le bestourné (dertiende eeuw)<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Rutebeuf<br />

DE VERDORVEN REYNAERT<br />

190<br />

Reynaert is dood! Reynaert herleeft!<br />

Reynaert is slecht en is gemeen<br />

en Reynaert heerst.<br />

Hij heeft lang het land geregeerd,<br />

hij heeft alom geparadeerd<br />

’t hoofd geheven.<br />

Aan de galg liet hij het leven,<br />

zoals ik onlangs mocht vernemen.<br />

’t Was leugen helaas!<br />

Dat ondervind je dra, jij dwaas,<br />

want overal is hij de baas<br />

over het bezit<br />

van de Lioen, vorst en koning<br />

in of buiten de hofhouding.<br />

De zaken van Nobel<br />

heeft hij tot Constantinopel<br />

goed voor zichzelf en ook zeer snel<br />

bedisseld.<br />

Overal liet hij zich gelden<br />

in het land en alom elders.<br />

De vorst als buit<br />

achtte hij niet eens een kluif.<br />

Hij maakte van hem tot besluit<br />

een bedelaar<br />

en een armlastige zondaar.<br />

Het scheelde weinig, zelfs geen haar<br />

of in de zee<br />

stortte hij, koning Nobel, neer.<br />

Van hem hield men niet, oh nee,<br />

want vos Reynaert<br />

bracht ieder wezen in gevaar.<br />

Toch volgt men nog zijn levensaard,<br />

want zeer velen<br />

leven als hij in de wereld.<br />

Door corruptie en grof geweld<br />

kan hij voortaan<br />

een revolutie doen ontstaan<br />

die we liever zouden ontgaan<br />

dan te beleven.<br />

Koning Nobel denkt te weten<br />

dat Rein hem heil kan toemeten.<br />

Aan de Heer God<br />

en aan zijn heiligste gebod<br />

Tiecelijn, 20, 2007


191<br />

denke liever d’edele vorst,<br />

want nog meer schand<br />

zal Rein brengen over het land<br />

en over vorst en adelstand.<br />

Wist Nobel maar<br />

hoe het in zijn koninkrijk gaat<br />

en voor wat problemen hij staat.<br />

Met helle stem<br />

zijn aan ’t smoezen over hem<br />

de dames Rayborck en Poefilem.<br />

Ook tien, twintig<br />

anderen vertellen listig<br />

hoe het staatsgeld wordt verkwist.<br />

Nooit is geschied<br />

zulk een onheil in ons gebied<br />

en heeft nooit een nobele ziel<br />

in heel zijn leven<br />

aan zo’n bedrog aandacht gegeven.<br />

We moeten hier, al was ’t maar even<br />

aan Darius denken<br />

die men geen gena wou schenken.<br />

Hij werd uit een Perzische kelder<br />

om gierigheid<br />

naar de galg en slachtbank geleid.<br />

Toen ik vernomen had dit feit<br />

ging mijn hoofdhaar<br />

rechtstaan van woede voorwaar<br />

als van de haan Canteclaer<br />

de felrode kam,<br />

zodanig dat ik niet zwijgen kan<br />

als ik in ’t hele rijk zie dat<br />

gevoerd wordt strijd<br />

met een zelfde oneerlijkheid.<br />

Wat te denken van het feit<br />

dat Rein Nobel<br />

bedriegen kon zo wonderwel<br />

en zo pijnlijk heeft gekweld<br />

zijn onderdanen<br />

zonder zich hiervoor te schamen,<br />

zodat zij op d’heiligendagen<br />

met d’andre dieren<br />

die het land niet bestieren<br />

niet kunnen feesten en vieren.<br />

Hij deed het voorwaar<br />

zonder reden tenzij in ’t jaar<br />

van de producten en koopwaar<br />

daardoor stijgen<br />

zouden de kleinhandelsprijzen,<br />

wat er zou kunnen op wijzen<br />

Tiecelijn, 20, 2007


192<br />

dat ’t eind van ’t jaar<br />

nooit halen zal de schuldenaar<br />

en dat wie ’t land bracht in gevaar<br />

met veel gezag<br />

nooit costuymen invoeren mag<br />

door een gemeen en laag gedrag.<br />

Dat uitgekiend<br />

had Roönel, Reynaert zijn vriend,<br />

en Nobel had het wel verdiend<br />

want zoveel verstand<br />

had hij als d’ezel van Senant<br />

die al te zware lasten draagt<br />

en daarover toch nimmer klaagt.<br />

Al te verkeerd<br />

handelt daarom hij niet alleen<br />

die ’t goede zoekt en het aanleert.<br />

Van ieder dier<br />

verneem je nu de namen hier,<br />

want ze hebben ook alle vier<br />

de trieste faam<br />

dat ze in ’t land in ’s konings naam<br />

tot bedriegerij overgaan.<br />

Geruïneerd<br />

hebben zij en getiranniseerd,<br />

geschaad zeker en gedupeerd.<br />

Zeer veel edelen<br />

hebben onder hun juk geleden,<br />

maar ze hebben het vlug vergeten,<br />

Wil nu aanhoren<br />

hoe Nobel zien wil noch horen<br />

om te regeren naar behoren.<br />

Als opgeroepen<br />

nu werden van Nobel de troepen<br />

in een bos met kleine groepen<br />

en dan verspreid<br />

over het hele land en rijk<br />

om slag te leveren en strijd<br />

aan wiens hand<br />

zou hij geven van het land<br />

het opperbevelhebberschap?<br />

In vertrouwen<br />

aan wie zou hij wel toevertrouwen<br />

het bevel over zijn getrouwen?<br />

De baron Rein<br />

zou dan de vaandrig kunnen zijn.<br />

Ik denk dat Roönel voor de schijn<br />

een heir zou vormen heel alleen.<br />

Ik kan hier vertellen dat geen een<br />

van hem krijgt eer<br />

Tiecelijn, 20, 2007


193<br />

of een goed woord en aanzien,<br />

zelfs niet als hij het verdient.<br />

Bij d’eerste strijd<br />

Ysegrijn die men alom misprijst<br />

de eerste tegenaanval leidt,<br />

tenzij die held<br />

het meteen op een lopen zet<br />

en de strijd staakt en ’t gevecht.<br />

Met zijn vlagge<br />

brengt d’ezel Bernard aan het lachen<br />

’t hele leger zoals verwacht.<br />

En dit kwartet<br />

heeft zoveel macht en zoveel stem<br />

dat het ontkracht heeft elke wet.<br />

Zo werd vermorst<br />

het gezag van Nobel de vorst<br />

dat hij nooit regeren dorst.<br />

Van de koning<br />

vormt het kwartet de hofhouding.<br />

Zij houden niet van opschudding<br />

of opstandigheid<br />

en evenmin van oproerigheid<br />

en verwarring in het rijk.<br />

Als middagmaalt<br />

de vorst, gaan zij aan de haal.<br />

Dra ignoreren we allemaal<br />

waar de koning<br />

zijn verblijf heeft en zijn woning.<br />

Hij hoede zich voor verandering<br />

om spaarzaamheid<br />

te beogen en zuinigheid<br />

en zo wordt hij beslist schatrijk.<br />

Wat nu aangaat<br />

het kwartet der rekenplichtigen<br />

dat zijn fortuin zou behartigen:<br />

de rekeningen<br />

houdt de muilezel Bernard<br />

die ze meteen verscheurt Reynaert<br />

vlot en wel<br />

zonder schaamte voor d’oneer<br />

al blaft telkens keer op keer<br />

de hond Roönel,<br />

de bewaker van het zegel,<br />

want dat is d’algemene regel,<br />

en Ysegrijn die laat begaan<br />

en in de schaduw blijft staan.<br />

Iedereen bij<br />

zich roepen laat wolf Ysegrijn<br />

en zijn zoon staat hem daar bij<br />

Tiecelijn, 20, 2007


194<br />

die van bedriegerij<br />

leeft en de koning schaadt.<br />

Die zoon zijn naam is Primaat,<br />

die van Reynaert<br />

draagt Grimaat als naam.<br />

Ze geven geen zier om mijn faam<br />

en nog minder om mijn rijmen.<br />

Zij denken alleen maar aan lijmen<br />

en de goede zeden<br />

met voeten te treden.<br />

Laten wij God ertoe bewegen<br />

hen te geven wat zij betrachten.<br />

Een hennepstrop staat hen te wachten.<br />

Voor hun gemeen spel,<br />

en dat verwacht iedereen wel,<br />

wegens hun kwade kuiperijen<br />

verdienen zij geen medelijden<br />

noch barmhartigheid<br />

en evenmin liefdadigheid.<br />

Zij hebben koning Nobel ontnomen<br />

al zijn goede gewoonten,<br />

zijn burchten verlaagd tot hermitages.<br />

Zij laten alles weghalen<br />

en slechts met beloften betalen.<br />

Dat God door Satan hen laat halen<br />

God, die straft en hekelt,<br />

en de Heer is van de wereld.<br />

Ik aanvaard dat men mij schere<br />

zonder kwaad te genereren<br />

lijk ’t spreekwoord leert:<br />

‘Die veel begeert ook veel ontbeert.’<br />

of ‘Veel omvamen<br />

doet een mens slecht verzamen.’<br />

We kunnen dat slechts beamen<br />

want de toestand<br />

ziet er slecht uit in dit land,<br />

zodat ieder dier uitziet en verlangt<br />

naar de Drake.<br />

Viel Nobel in een kuil vol bramen,<br />

geen dier zou hem daarvoor beklagen;<br />

dat is de waarheid.<br />

Men voorziet helaas krijg en strijd<br />

maar ‘k geef niet om wat brengt de tijd.<br />

Rutebeuf (ca 1230 - ca 1285), Parijzenaar, afkomstig uit Champagne. Jongleur/klerk.<br />

Vertaling Paul van Keymeulen (1920-2006).<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Anton van Wilderode<br />

BEER<br />

Gloucester Cathedral<br />

195<br />

Met opgesperde muil waarin twee bijters<br />

voor grimmiger verweer de dog bedreigen<br />

staat Bruun de beer als kijkspel op de foor.<br />

De halsband en de keten zijn hem door<br />

zijn broodheer aangelegd. Hij hoort het hijgen<br />

van zijn rivaal. Wellicht is hij hem vóór<br />

en kan hij hem met strot en krop verbijten!<br />

Inmiddels ligt zijn meester op één oor,<br />

de forse knots nog ongeveld ten strijde,<br />

het einde van de bonje te verbeiden!<br />

Anton van Wilderode (Cyriel Coupé), Moerbeke-Waas 1918-1998<br />

Uit: Barmhartig hout. Dertig Middeleeuwse Misericordes (1996).<br />

Later in: Anton van Wilderode. Volledig dichtwerk. Gebundelde Gedichten, Lannoo, 1999, p. 1485.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Anton van Wilderode<br />

PROOST<br />

Wells Cathedral<br />

196<br />

Proost Reinaert staat met grote élégance<br />

te preken voor vier dikgevreten ganzen<br />

met ingetogen woord of hij geen honger had<br />

noch trek om van haar sappig vlees te schransen.<br />

Zij maken zich zelfs op om rond zijn kansel<br />

vol meegevoel in vierkwartsmaat te dansen.<br />

’t Gewaste eikenhout begint te glanzen.<br />

Anton van Wilderode (Cyriel Coupé), Moerbeke-Waas 1918-1998<br />

Uit: Barmhartig hout. Dertig Middeleeuwse Misericordes (1996).<br />

Later in: Anton van Wilderode. Volledig dichtwerk. Gebundelde Gedichten, Lannoo, 1999, p. 1491.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Anton van Wilderode<br />

SOLITAIR<br />

Winchester College Chapel<br />

197<br />

Van zijn maraude keert vos Rein terug<br />

met een verbeten broedhen op de rug<br />

die hij heeft weggegrist uit de besloten<br />

gaarde van zwarte nonnen. Het geducht<br />

bassen van boze honden leep ontvlucht,<br />

weet hij zich meester zonder bondgenoten<br />

én solitair. De wereld is een klucht!<br />

Anton van Wilderode (Cyriel Coupé), Moerbeke-Waas 1918-1998<br />

Uit: Barmhartig hout. Dertig Middeleeuwse Misericordes (1996).<br />

Later in: Anton van Wilderode. Volledig dichtwerk. Gebundelde Gedichten, Lannoo, 1999, p. 1492.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Tiecelijn, 20, 2007


Wim de Cock<br />

199<br />

GRAFSCHRIFT VAN REYNAERT<br />

Hier werd een vos begraven,<br />

Een vos met kop en kont,<br />

Hier werd een vos begraven,<br />

Hier ligt de vagebond.<br />

Daar, waar de tolburcht stond,<br />

De tolburcht van de graven,<br />

Nabij de Rupelmond,<br />

Daar heeft men mij begraven<br />

In ongewijde grond.<br />

En toeft gij, bij de haven,<br />

Waar ik mijn rustplaats vond,<br />

Bid om de ziel te laven,<br />

Die zoveel leed doorstond.<br />

Vertel de wereld rond,<br />

Vertel het aan de raven,<br />

Hoe men mijn rechten schond.<br />

Hier werd een vos begraven,<br />

Begraven als een hond.<br />

Wim de Cock (°1932): autodidact, kunstenaar (graficus en beeldsnijder) en Villon-vertaler.<br />

Dit gedicht werd gepubliceerd in een eigen drukje en verspreid op pinkstermaandag 2007 tijdens<br />

de zitting van de Orde van de Vossenstaart te Bazel.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Peter Everaers<br />

VAN DEN VOS<br />

200<br />

De beer probeert te ontsnappen aan zijn belagers<br />

zijn vlag verraadt hem en hij wordt gegrepen<br />

donkerte en duisternis slingeren zich om hem heen<br />

de stank wordt erger<br />

Gespartel en gesteun<br />

genade – schurk – vuile psycholoog<br />

ik wil schoenen – het vel moet van zijn poten<br />

scheur een stuk uit zijn rug – voor mijn reistas<br />

Die vos<br />

die smeerlap – hij heeft lak aan alles<br />

en zal ontsnappen naar Rome<br />

geloof hem niet – hij liegt<br />

Kreunend en hijgend blijft de notabele verwonde achter<br />

zijn bloed trekt langzaam in de barmhartige aarde<br />

de rosse is er te voet vanonder gemuisd,<br />

met zijn tas en met zijn stok<br />

een schat in zijn kop<br />

Peter Everaers (°1948): antiquaar (Secundus) en uitgever van o.a. enkele bibliofiele<br />

Reynaerdiana.<br />

Uit: het etsenboek Het Reinaartje van Theo van de Goor, Ter Hole, Secundus, 2005.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Afdeling 2<br />

VOSSENTAAL<br />

Tiecelijn, 20, 2007<br />

Vossentaal is dit,<br />

houdt zich aan geen regels<br />

stamt uit niemandsland<br />

aan dorp en hof<br />

voorbijgelegen.<br />

Emma Crebolder,<br />

Dansen met een vos, 1998, Malpertuis


Emma Crebolder<br />

202<br />

DE ORDE VAN DE VOSSENSTAART<br />

De mensen van de helling zijn ons vossen<br />

schuw genegen. Een van hen, een dichter,<br />

behoort tot de Orde, zij koestert onze wegen<br />

en verhalen. Onder de moerbei stelt zij<br />

de verrekijker scherp in op ons verschijnen.<br />

Daar ik geen tijd kon verliezen, die vijf jongen<br />

vraten, trad ik, nog gapend, in haar vizier.<br />

Zij zuigt de beelden vast, de vacht kon zij<br />

nog proeven nadat ik mijn welpen<br />

had gelikt van nek tot staart.<br />

Dan stijg ik hoger op, ook hun honger moet ik stillen.<br />

Emma Crebolder (°1942): dichteres en Afrikaniste. Debuteerde met Een hol in de zon (1979).<br />

Haar poëtische productie lijkt begin jaren negentig in een stroomversnelling te komen. Recente<br />

bundels zijn Waar niemand wegen waande (1992), Zandorakel (1994), Zwerftaal (1995),<br />

Dansen met een vos (1998), Golf (2003) en Toegift (2006). Stelde met Albert Hagenaars een<br />

bloemlezing samen onder de titel Die felle… Gedichten over vossen (2005).<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Norbert de Beule<br />

203<br />

Na jaren fiedelfiedel heeft viool van Foks<br />

de vlijmscherpe kleur<br />

van pluimstrijker deus amadeus<br />

Foks naait kuttekip op prikklok hakt<br />

Wolfgang Bassie Lassie hondstrouwer nog tot Frolic<br />

zijn staart een blaasbalg<br />

zijn hart een blaas zeikt naast de pot<br />

Foks’ staartbeen dwingt dichters in een pose<br />

Iedereen wil Pritt Stift hazenlippe<br />

Ballroom Blitzz in Sparklehose<br />

Witte dichtersneuzen wachten op een overdose<br />

witregels<br />

wit<br />

wit<br />

witzz een optelsom van beastie boys en opblaaspoppen<br />

witte fokkende hazen, wilde hazelaars tussen adelende struiken<br />

de fokkin’ wellust van het fokkin’ falen<br />

De remake van Fox on the run wordt een wereldhit<br />

Dichters vechten voor de backing vocals in een modderfokkin’ hazenstrik<br />

O Sweet Coco ho chi ka ka ho<br />

dat wat zal zijn van wat niet kwam en fokkin’ nergens is<br />

jouw reine aars renardo in de reet van ronald reagan<br />

terwijl Foks opnieuw je ballen knijpt<br />

Tiecelijn, 20, 2007<br />

go go<br />

Norbert de Beule (°1957): dichter en voordrachtkunstenaar. Publiceerde in eigen beheer de<br />

bundel Rockoco (1987), met de steun van Poëziestichting Vers. Zijn officiële debuut is Yelle!<br />

(2002), een bundel die bestaat uit 26 sonnetachtige gedichten. In zijn bundel EBdiep (2006)<br />

staat onder meer de relatie tussen de ik-figuur en de vader centraal. Schreef samen met Frank<br />

Pollet de poëtische monoloog Jotie Dooft (2002) over de jonggestorven dichter Jotie T’Hooft.


Joris Denoo<br />

GEHEIMZONNIG GEDICHT<br />

204<br />

Een vos loopt in het bos over het mos.<br />

Met zijn plumeau strijkt hij<br />

langsheen bestofte struiken.<br />

Hij heeft de kleur van avondzon.<br />

De zon verft het afgestofte bos ros.<br />

Een rosse vos loopt over het groene mos.<br />

Kip, kijk uit, want de vos<br />

vindt niets mooier dan een dooier.<br />

Joris Denoo (°1953): docent Nederlands, dichter, columnist en jeugdschrijver. Publiceerde<br />

onlangs bij De Eenhoorn Een blauwe plek (2007) en bij het PoëzieCentrum de dichtbundel<br />

Oblomov in Handzame (2007). Won in 2000 de ‘Vijfjaarlijkse Guido Gezelle Poëzieprijs Brugge’.<br />

Schreef in opdracht van DW&B, Parmentier en Nl Kwantum een extra slothoofdstuk aan Gerard<br />

Reves cultroman De avonden. Noemt zichzelf een ‘fervent blogger’.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Reine de Pelseneer<br />

GRIP<br />

205<br />

Een meisje draagt gedachten<br />

naar een inktzwart woud. Grond<br />

geurt dompig, boombast molmt.<br />

Van wemel dronken vangen vossen<br />

vale muizen uit de lucht.<br />

Het meisje lacht alleen.<br />

Ze blikt moedig naar de hemel<br />

die haar donker als een deken<br />

overspant en hoort zichzelf<br />

beweren: ‘ik heb alles<br />

in de hand.’<br />

Reine de Pelseneer (°1982): debuteerde in 2005 bij Uitgeverij P met de bundel Doorgrond. In<br />

december 2007 verschijnt haar tweede bundel, Omzicht. Naast poëzie schrijft ze ook kinderboeken.<br />

In september 2007 verschijnen Kraai moet vliegen bij De Eenhoorn en Nietje bij Abimo.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Peter Holvoet-Hanssen<br />

DE RODE VOS<br />

206<br />

ik hoor de wolken over de toverbol van staal en tranen wrijven<br />

de jacht<br />

de maan schuift voorbij het gat in het dak zo cirkel ik rond je ogenschijn<br />

je leest jezelf in slaap ik bestudeer je oorschelp een rood lampenkapje<br />

ik groeide op aan de verkeerde kant van de rivier<br />

ontredderde zwaan<br />

schroeide als 7 brandende Britten boven de tuinen van Giverny<br />

je leerde me weer eten met het vossenbier bij de rivier zonder bron<br />

omhels de maan en de Grote Beer rol je op in mijn okselkom<br />

we gaan<br />

het hol verlaten zonder tijdschrift zonder te hopen of te verwachten<br />

ook de sterren met hun zilverhelmen vluchten in de kieren van de nacht<br />

we scheren weg als trossen vliegende vossen naar hun omgekeerde slaap<br />

alles tintelt sterft af maak een kever van blaadjes en takken op mijn buik<br />

ik denk niet meer<br />

sshh ik maak een kever van blaadjes en takken op je buik<br />

kat en muis de spelers worden zelf het spel<br />

vosje laat je vacht maar achter<br />

© Peter Holvoet-Hanssen, 31/07/07, voor het laatste nummer op papier van Tiecelijn –<br />

verschijnt voorjaar 2008 in ‘Navagio’ (wrakhoutgedichten), uitg. Prometheus, Amsterdam.<br />

Peter Holvoet-Hanssen (°1960): is dichter en performer. Debuteerde met Dwangbuis van<br />

Houdini (1998). Daarna volgden Strombolicchio (1999) en Santander. Ontboezemingen in het<br />

vossenvel (2001). Een knappe bundel is het ‘project’ Spinalonga (2005). Tussendoor schrijft hij<br />

ook proza, o.m. het ‘hersenspinsel’ De vliegende monnik (2004). Verzorgt ook optredens voor<br />

kinderen, samen met zijn vrouw Noëlla Elpers, die jeugdboeken schrijft.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Frank Pollet<br />

ROTVOS!<br />

Ik ben een rotzak, ik weet dat<br />

je mij Judas noemt<br />

maar ontvlucht nooit<br />

mijn reality, baby.<br />

Ik geef toe dat ik geboren ben<br />

voor geluk: win for life<br />

gekocht, natuurlijk, gekrast<br />

en gewonnen. Dus<br />

ga je mee uit<br />

eten? Ik wil weer wild, schotel<br />

graag de jacht voor<br />

aan mezelf. En jij<br />

je kunt ze kussen, baby.<br />

Your place or mine?<br />

Neem en eet<br />

ik spreid mijn armen, Jezus<br />

wat een leven!<br />

207<br />

Frank Pollet (°1959): zelfstandig schrijver en docent Literaire Creatie, medewerker van<br />

Poëziekrant, eindredacteur van ISEL en recensent bij De LeesWolf. Publiceerde recentelijk de<br />

poëziebundel Drie Theremins (PoëzieCentrum Gent, 2006), de jeugdromans De Put! (Abimo,<br />

2006) en Eddie Wellie! (Abimo, 2006). Met kunstschilder Jef Deyaert maakte hij Doel met een<br />

hoofdletter (Uitgeverij Snoeck, 2007). Samen met zijn vrouw Moniek Vermeulen schreef hij<br />

Schaap Kindje Schaap!, waarmee reizend theatergezelschap www.EduArt.be vanaf dit najaar op<br />

tournee trekt. En rond boekenbeurstijd 2007 is er de publicatie van RotVos! (Abimo).<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Erik Spinoy<br />

Waar was ik hier?<br />

Een washok tuinhuis<br />

een beulskeuken<br />

op een wreder<br />

bloediger<br />

bruter platteland?<br />

Op een bruinige aarden bodem<br />

op natuursteen vreemd verweerd<br />

een knoestige notenhouten tafel<br />

liggen<br />

vijf of zes of zeven<br />

afgezette poten van<br />

een haas een vos<br />

een soort konijn<br />

waarvan het kniegewricht<br />

nog eindeloos<br />

reflexen uitprobeert<br />

als hagel<br />

als een spervuur<br />

repeteert.<br />

208<br />

Erik Spinoy (°1960): docent Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Luik, dichter en<br />

essayist. In de voorbije jaren verschenen de enthousiast onthaalde gedichtenbundels Boze wolven<br />

(2002) en L (Meulenhoff, 2004). Het in dit nummer opgenomen gedicht is afkomstig uit de<br />

bundel Ik en andere gedichten, die dit najaar bij Meulenhoff Manteau verschijnt. Spinoy is ook<br />

redacteur van het literair-culturele blad freespace Nieuwzuid.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Marc Tritsmans<br />

TAFERELEN<br />

209<br />

Het met je stinkende uitwerpselen uitdagend<br />

bebakende pad urenlang gevolgd. In de verte<br />

in de schemering sta je ten slotte veel kleiner<br />

dan je wil één ogenblik minachtend te grijnzen.<br />

Waarna ‘s ochtends het drama in het kippenhok:<br />

geen overlevenden die de triomfantelijk gevluchte<br />

moordenaar kunnen beschrijven. Als een echte<br />

Al Capone genietend van je hoogmoed voor de<br />

val. In de koplampen: de minst glorieuze van je<br />

wisselende gedaanten. Door de mangel gehaald,<br />

platvos op glimmend asfalt. Enkel pluimstaart nog<br />

rechtop als ongeloofwaardig teken van leven.<br />

Maar dan in de kerk tijdens een begrafenis, stijlvol<br />

gedrapeerd om de gecraqueleerde hals van een<br />

wufte dame op retour, ben je weer helemaal terug.<br />

Postuum leedvermaak blikkert in je felle linkeroog.<br />

Marc Tritsmans (°1959): debuteerde met De wetten van de zwaartekracht (1992). Daarna volgden<br />

bundels als Oog van de tijd (1997) en Van aarde (1999). Sterk water. Een geschiedenis<br />

(2000) en Kritische massa (2002) vormen een soort diptiek waarin hij de mensengeschiedenis<br />

zowel in de tijd als de ruimte verkent. Ook de poëticale bundel Warmteleer (2004) sluit thematisch<br />

bij de vorige aan. Werkt aan een nieuwe bundel die wellicht Man in landschap zal heten.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Lies van Gasse<br />

DE TWEEDE WOLVIN<br />

“Dat hi claget om sijn wijf”<br />

Wie haar begeert, moet vluchtig<br />

de snorharen langs wangen strijken,<br />

schichtig, snel en onverwachts.<br />

Haar lichaam is als water,<br />

donker, maar nog onbeslist.<br />

Verwikkeld in een schaduwspel<br />

likt ze aan een rosse pels.<br />

De haren recht, bedwelmd<br />

door vacht als van komijn.<br />

“Alleen de vos?”<br />

Aan haar hand gaat iets verloren<br />

dat op liefde lijkt.<br />

Haar buik blijft blind, zo wee.<br />

Balch, liefste, zwijg stil.<br />

210<br />

Tiecelijn, 20, 2007


“Eist mi lief, ic segge u twi.”<br />

211<br />

Dan ruikt hij nog het dier<br />

dat in haar bovenkwam, slapend<br />

in een lichaam dat niet toebehoort.<br />

Dan proeft hij nog haar frisse huid<br />

boven afgereten vel. Nog<br />

zinderen de takken.<br />

“Alleen haar hart?” Alleen<br />

haar handen aan liefde verloren.<br />

Dan ziet hij nog haar ogen, wee<br />

van afgeklauwde angst, de wangen<br />

dun als verlopen water.<br />

En ergens nog dat ruisen<br />

van een vlerk in zware wind.<br />

Er was een vos. Hij kwam voorbij.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


“Yswenden, sijn scone wijf,<br />

die hi liever hadde dan sijns selfs lijf.”<br />

Laat hij dan met haar het donker<br />

van de dans verkend hebben, laat hij<br />

onder geflits van lichten, rood en blauw,<br />

haar heup hebben betast, vervlochten<br />

als twee levens, staart in staart.<br />

212<br />

Geen snorhaar smaakte zoeter, geen<br />

pupil verwijdde duidelijker<br />

dan toen, onder zijn blik, de hare.<br />

Ze leek zich te verbergen, maar<br />

de velden lagen open<br />

en voor een keer zweeg de raaf.<br />

Leg je hand op je ogen, liefste.<br />

Luister naar de lachende aarde<br />

en het rode hart daaronder. Huil!<br />

Lies van Gasse (°1983): beloftevolle dichteres die o.m. publiceerde in Deus ex Machina,<br />

Meander, Poëziekrant, Ons Erfdeel en Komkommer en Kwel. In het zomernummer 95 van<br />

Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift (2007) verscheen een fragment uit haar nog ongepubliceerde<br />

roman De biograaf. Nieuwe gedichten verschijnen binnenkort in Revolver en Het Liegend Konijn.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Lieve van Impe<br />

KAT<br />

Vanop het tuinmuurtje<br />

waakt zij over haar land,<br />

houdt alles in het oog en<br />

wat beweegt, amper bewoog<br />

bewaart zij in haar blik.<br />

Intens het blauw dat uit<br />

de avond valt, bevredigd<br />

gras dat rilt<br />

213<br />

en zij, daarboven, van basalt.<br />

Een kleine sfinx die over eeuwen kijkt.<br />

Lieve van Impe (°1953): debuteerde met De dagen voor anker in 1990. Publiceerde verder de<br />

bundels In tegenlicht (1995), Transparant (2000) en Opaal (2006) bij uitgeverij Manteau. Zoekt<br />

in haar latere bundels naar een register om de mystieke dimensie van het leven in woorden te<br />

vatten.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Houtsnede van Wim de Cock. Omslagillustratie jaargang 19 van Tiecelijn.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Afdeling 3<br />

VOSSENBRIEVEN<br />

Reynaert was zo goed als klaar<br />

om weg te gaan uit zijn kasteel,<br />

toen hij mij zei dat hij u heel<br />

graag nog een briefje had gestuurd.<br />

U weet dat ik voor u door ‘t vuur<br />

zou gaan, zozeer heb ik u lief.<br />

Dus toen hij vroeg of ik die brief<br />

wou brengen, heb ik uiteraard<br />

onmiddellijk ja gezegd.<br />

Walter Verniers, Van den vos Reynaerde, v. 3322 e.v.,<br />

www.reynaertgenootschap.be<br />

Tiecelijn, 20, 2007


In deze ‘afdeling’ worden 30 brieven of mails gepubliceerd uit het bijzonder grote Tiecelijnarchief.<br />

Ze geven de lezer een beeld van het redactionele werk, van reacties van lezers op bijdragen of<br />

op de activiteiten van de vereniging. Ze zijn ook een getuigenis van de zoektocht naar financiële<br />

middelen en de problemen die de uitgave van een tijdschrift met zich meebrengt. De brieven<br />

getuigen van een lange geschiedenis. Enkele momenten waarop wij ons concentreren zijn de<br />

start van Tiecelijn (1988), het overlijden van Herman Heyse (1992) en de omschakeling van<br />

nieuwsbrief naar tijdschrift (1998). De brieven werden uitgegeven volgens de principes zoals<br />

beschreven in het Reynaertbrievennummer van september 2006 (waar wij ons op<br />

Reynaerdistiek concentreerden). Kleine tikfouten werden stilzwijgend verbeterd. Om de leesbaarheid<br />

te vergroten werden titels gecursiveerd. Bij elke brief werd een context geschetst, een<br />

bescheiden notenapparaat toegevoegd, evenals een korte biografische notitie. Adresgegevens<br />

en andere personalia werden weggelaten. Wij danken de briefschrijvers die hun toestemming<br />

tot publicatie hebben gegeven (voor zover wij hen konden bereiken).<br />

Alle brieven en mails worden bewaard in het archief van de vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong>.<br />

[Rik van Daele, samensteller]<br />

1<br />

Sint-Niklaas, 5 juli 1988<br />

André Stoop aan Rik van Daele<br />

Beste Rik,<br />

Hartelijk gelukgewenst met het ts. Tiecelijn, iets waar ik lang van droomde en waarover<br />

ik nu gelukkig ben dat het verschijnt. Ik wens het vele vruchtbare jaren toe.<br />

Zeer genegen,<br />

Stoop André<br />

De briefkaart bevat als briefhoofd de functies van A. Stoop: ‘Ere-stadsbibliothecaris-archivaris.<br />

Ondervoorzitter Hoge Raad Openbare Bibliotheken’.<br />

Context: Felicitaties bij het eerste nummer van Tiecelijn, dat op 16 pagina’s en op 100 genummerde<br />

exemplaren verscheen begin juli 1988. Het eerste nummer werd voorgesteld tijdens een<br />

bescheiden persmoment aan het Reynaertbeeld van A. Poels in het Romain de Vidtspark te<br />

Sint-Niklaas.<br />

André Stoop (1922-1994) was van 1946 tot 1987 bibliothecaris-archivaris van de stad Sint-<br />

Niklaas en de belangrijkste organisatorische kracht van diverse Reynaertmanifestaties te Sint-<br />

Niklaas (o.a. inrijden van het Reynaertpad in 1955, de Reynaertfeestelijkheden in 1958, diverse<br />

tentoonstellingen, o.a. in 1955 en 1972). Het archief van deze manifestaties bevindt zich in de<br />

Bibliotheca Wasiana. Een portret van Stoop door Marcel Ryssen is te vinden in: Tiecelijn,<br />

4 (1991), p. 64-68.<br />

2<br />

Rosmalen, 1 augustus 1988<br />

Erwin Verzandvoort aan Herman Heyse<br />

216<br />

Zeer geachte heer Heyse,<br />

Ik was aangenaam verrast toen ik thuisgekomen met de vakantie tussen de stapel<br />

post het eerste nummer van TIECELYN vond.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Ik wil u en de mederedactieleden van harte feliciteren met deze uitgave.<br />

Het is zeer te hopen dat het een succesvolle uitgave wordt.<br />

In de inleiding van Rik van Daele wordt gezegd, dat in het blad ook bibliografische<br />

overzichten (kunnen) komen.<br />

Zoals U wellicht weet, ben ik al sinds enkele jaren bezig met het verzamelen van<br />

bibliografische gegevens met betrekking tot de Reinaert-materie. Ik ga samen met<br />

prof. H. Menke een primaire Reinaert-bibliografie 1801-1988 samenstellen. Hierin<br />

komen alle Reinaertdrukken uit de Nederlanden, Duitsland, Engeland, Frankrijk,<br />

Scandinavië, etc., etc., te staan. De bibliografie ca. 1470-1800 is door Menke reeds<br />

samengesteld en zal eerlang worden gepubliceerd. 1<br />

Behalve met de primaire bibliografie, houd ik mij ook bezig met de samenstelling<br />

van een secundaire bibliografie.<br />

Mocht U het op prijs stellen, dat ik mij met het verzorgen van Bibliografische overzichten<br />

ga bezig houden in het tijdschrift TIECELYN, dan wil ik graag op die manier<br />

meewerken.<br />

Ik zal in de toekomst ook enkele bijdragen over Reinaert-volksboeken schrijven.<br />

Hopende op een spoedig antwoord, verblijf ik inmiddels met de meeste hoogachting,<br />

Erwin Verzandvoort<br />

Drs. Erwin Verzandvoort (°1954) studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de KU<br />

Nijmegen. Doctoraal examen in 1983 met een doctoraalscriptie over: Volksboeken van Reinaert<br />

de Vos in Nederland en België. Boeken over Reinaert de vos en diverse Reynaertartikels in o.a.<br />

Tiecelijn, De Gulden Passer, Reinardus, Millennium en TNTL. Hij publiceerde verder over heemkundige<br />

onderwerpen. Sinds 1986 werkt hij fulltime in een grote algemene boekhandel in Den<br />

Bosch. Tiecelijnmedewerker van het eerste uur. Zijn eerste bijdrage verscheen in de tweede<br />

jaargang (p. 73-74). Sinds eind 1991 is hij redacteur en verantwoordelijke voor het secretariaat<br />

Nederland. Hij woont in Rosmalen bij Den Bosch.<br />

1. Hubertus Menke, Bibliotheca Reinardiana. Teil I: Die europäischen Reineke-Fuchs-Drucke bis<br />

zum Jahre 1800, Stuttgart, 1992.<br />

3<br />

Leuven, 11 december 1991<br />

Rik van Daele aan Erwin Verzandvoort<br />

217<br />

Beste Erwin,<br />

We zijn niet meer in Rosmalen geraakt op maandag. Het was bijna 11 uur toen<br />

we op de E34 ‘’s-Hertogenbosch 42 km’ zagen staan. Dat wilden we jullie (en onszelf)<br />

niet aandoen. Er komt in de nabije toekomst wellicht een betere gelegenheid.<br />

Er was bijzonder weinig materiaal te rapen. Geen uitnodiging, geen persmap over,<br />

geen fotomateriaal, geen tentoonstellingsmateriaal. Ik zal binnenkort kopiëren wat<br />

ik heb (uit de persmap voor Tiecelijn).<br />

De tentoonstelling is boeiend (ze is evenwel voor 75% identiek aan de tentoonstelling<br />

in Düsseldorf). Klitzing was daar trouwens. Andere bekenden waren naast<br />

Herman, Jo de Vos, Van Eetvelde en Berteloot. 1<br />

De volgende Tiecelijn zal geschiedenis maken. Naast de lezing van Jef Janssens<br />

Tiecelijn, 20, 2007


(Mortsel) 2 en een verslag over de aankoop van het Dyckse handschrift van Jan<br />

Goossens, komt er een spectaculaire vondstmelding van Berteloot in (en m.i. een<br />

van de meest spectaculaire ontdekkingen van de laatste jaren). 3 Maar je moet het<br />

nog stil houden. Op het einde van RII komt nl. het acrostichon DISMUDE voor!!!<br />

Meteen een indicatie die Berteloots eerdere stelling bevestigt dat de tekst inderdaad<br />

uit Zuid-Vlaanderen stamt. Wat zeg je daarvan.<br />

Als de recensie van Het land van Reynaert klaar is, komt ze erin. Indien niet,<br />

schuiven we naar april. 4<br />

Vele groeten,<br />

Rik<br />

Briefhoofd: KU Leuven, faculteit van de Letteren en de Wijsbegeerte, afdeling Nederlandse<br />

Literatuurstudie.<br />

Context: Op maandag 9 december 1991 werd in het filiaal van de Deutsche Bank te Münster het<br />

Dyckse handschrift (hs. F) van Van den vos Reynaerde aan het publiek voorgesteld. Mede<br />

dankzij de bemiddeling van prof. dr. Jan Goossens werd het aangekocht door de universiteitsbibliotheek<br />

van de Westfälische Wilhelms-Universität te Münster. Nadien werd een tentoonstelling<br />

over de Nederlandse en Duitse Reynaerttraditie en over Maerlants Der natueren bloeme<br />

geopend. Herman Heyse en Rik van Daele hadden een dag vrijaf genomen om deze unieke<br />

gebeurtenis mee te maken. Jan Goossens beschreef Hoe het Dyckse handschrift naar Münster<br />

kwam, in: Tiecelijn, 5 (1992), p. 7-10.<br />

Rik van Daele (°1962) studeerde en werkte als assistent aan de KU Leuven. In 1992 promoveerde<br />

hij er tot doctor in de Letteren en wijsbegeerte met de studie Ruimte en naamgeving in<br />

Van den vos Reynaerde (in 1994 uitgegeven door Koninklijke Academie voor Nederlandse Taalen<br />

Letterkunde te Gent). Hoofdredacteur van Tiecelijn.<br />

1. Herman Heyse (1937-1992), medestichter en redacteur van Tiecelijn. Jo de Vos (als codicoloog)<br />

en Jo van Eetvelde (als initiatiefnemer en declamator) werkten mee aan de publicatie van<br />

de facsimile-uitgave van het Comburgse handschrift. Prof. dr. Amand Berteloot is hoogleraar te<br />

Münster, net als zijn voorganger Jan Goossens taalkundige én Reynaertspecialist.<br />

2. De facsimile-uitgave van het Comburgse handschrift (door uitgeverij Davidsfonds te Leuven)<br />

werd op 19 september 1991 te Mortsel in de gebouwen van Agfa Gevaert voorgesteld. De inleidende<br />

lezing van J.D. Janssens (thans emeritus professor aan de KU Brussel) verscheen als<br />

Reynaert: schelm of schurk? Een sprong over de culturele kloof in: Tiecelijn, 5 (1992), p. 11-15.<br />

3. A. Berteloot, Een acrostichon in Reynaerts historie, in: Tiecelijn, 5 (1992), p. 3-5.<br />

4. Recensie van R. van Daele, M. Ryssen en H. Heyse, Het land van Reynaert (Leuven,<br />

Davidsfonds, 1991) door E. Verzandvoort, in: Tiecelijn, 5 (1992) nr. 1, p. 31-33.<br />

4<br />

Wilsele, 12 januari 1992<br />

Walter de Decker aan Rik van Daele<br />

218<br />

Beste Rik,<br />

Hartelijk dank voor uw Tiecelijntje waarvan ik weer 100% genoten heb! (Ik lees<br />

het trouwens altijd in één trek uit, om het dan nadien nog eens rustiger door te<br />

nemen!).<br />

Uw artikel in onze ‘Ulieden SPIEGEL’ werd héél gunstig onthaald. 1 En… het vraagt<br />

Tiecelijn, 20, 2007


219<br />

naar nog! Ik weet dat je het nu druk hebt, maar misschien kan Marcel Ryssen 2 of<br />

Herman Heyse eens in de pen klimmen deze keer? Het doet goed dat de overeenkomsten<br />

maar ook de wezenlijke verschillen tussen Uilenspiegel en Reynaert eens<br />

op punt worden gesteld. Wellicht zijn er nog andere facetten die aan bod kunnen<br />

komen. In elk geval wil de redactie op de ingeslagen weg voortgaan. (Op onze laatste<br />

vergadering werd zelfs een ballonnetje opgelaten om een ‘gezamenlijk’ tijdschrift<br />

uit te geven (aanvankelijk misschien recto Tiecelijn en verso Ulieden SPIEGEL<br />

– dus half om half) omdat we tenslotte hetzelfde publiek beogen, zij het met een<br />

ander accent!)<br />

Het blijk zelfs dat in het heropgebouwde Uilenspiegelmuseum (1994?!) 3 er wellicht<br />

een zolderruimte voor een Reinaert-museum beschikbaar zou kunnen zijn! Er viel<br />

in elk geval over te praten…<br />

In afwachting van verdere bijdragen, teken ik met de meeste hoogachting en<br />

vriendelijke groet,<br />

Walter De Decker<br />

NB. En een dikke proficiat ook aan Marcel Ryssen en Herman Heyse voor hun bijdrage<br />

aan Tiecelijn!<br />

Er gaat een reeks toneelvoorstellingen door van de Uilenspiegel van Hugo Claus op<br />

21/22/23/24 februari a.s. in de stadsschouwburg te Sint-Niklaas door leerlingen van<br />

O.L.Vr. Presentatie en van het Klein Seminarie te St-Niklaas, met groot koor en choreografie<br />

onder regie van Ward Roose.<br />

Wij kregen het bezoek van de filmregisseur Stijn Coninx die bezig is met een nieuwe<br />

film (in samenwerking met Film en Kino) én een TV-serie (in samenwerking met<br />

de VARA) over Uilenspiegel naar een scenario van Hugo Claus. Opnamen zouden<br />

starten in maart 1993. Men is volop bezig met het zoeken van de casting en van de<br />

geschikte opnamelocaties. Hij kwam wat ‘background’ opdoen en komt beslist nog<br />

terug, zei hij. (Hij is ook toegetreden tot het beschermcomité van onze vereniging!). 4<br />

Wij schreven ook Anton van Wilderode 5 aan en stuurden hem een nulnummer.<br />

Mocht u hem ontmoeten, kan u hem aanmoedigen om ook de stap te zetten? Dank!<br />

Indien u nog ‘nulnummers’ wenst, aarzel niet om er te vragen!<br />

Hierbij nog wat ex-librissen i.v.m. Reynaert + een bespreking van het Reynaertboek 6<br />

in COV-Kroniek (vakbond Christelijk Onderwijs)<br />

Walter de Decker (1929-1994) was werkzaam in de uitgeverswereld (Wolters/Leuven), volkskundige<br />

en Uilenspiegelspecialist; adviseur van het Uilenspiegelmuseum te Damme en bezieler<br />

van de Vriendenkring van het Uilenspiegelmuseum Damme en van Uylenspiegels Kring /<br />

Damme. Bezieler van Ulieden Spiegel. Tijdschrift voor Uilenspiegelkunde en Het Spiegelken. Er<br />

verscheen een In memoriam in: Tiecelijn, 7 (1994), p. 31.<br />

De brief bevat als briefhoofd het opschrift en het logo van Uylenspieghel’s Kring.<br />

Context: Sinds 1986 was er een intens contact tussen Walter de Decker en Rik van Daele. Ze<br />

ontmoetten elkaar als sprekers op een gouwdag van het Verbond voor heemkringen van Oost-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


220<br />

Vlaanderen De Decker sprak er over meiboomplantingen, Van Daele over de Boudeloabij en de<br />

Reynaertauteur. Vele gesprekken gingen over de parallellen en de verschillen tussen Tijl<br />

Uilenspiegel en Reynaert de vos, een materie die ook door Camille Huysmans meermaals was<br />

besproken.<br />

1. Rik van Daele, Reinaert en... Ulenspiegel. Van schalk tot vrijheidsheld, in: Ulieden Spiegel,<br />

1 (1991), nulnummer, p. 16-20 en p. 42.<br />

2. Medeoprichter en redacteur van Tiecelijn (°1927). Beroepscarrière als leraar Nederlands aan<br />

de Broederschool te Sint-Niklaas. Voorzitter van vzw Tiecelijn-Reynaert, later vzw<br />

<strong>Reynaertgenootschap</strong>.<br />

3. Het Uilenspiegelmuseum in Huyse de Grote Sterre op de markt te Damme werd op 26 februari<br />

1990 door een zware storm vernield. Op 7 februari 1997 ging in het volledig vernieuwde<br />

gebouw de prestigieuze Maerlanttentoonstelling van start.<br />

4. Deze Uilenspiegelfilm werd tot nu toe door Stijn Coninx (regisseur van o.a. Daems) nog niet<br />

gerealiseerd.<br />

5. Anton van Wilderode (1918-1998), Vlaams priester-dichter, leraar aan het Sint-Jozef Klein<br />

Seminarie te Sint-Niklaas. Publiceerde diverse studies over de Reynaert. Auteur van het leerboek<br />

De dubbelfluit.<br />

6. D.i. naar alle waarschijnlijkheid een recensie van J.D. Janssens, Rik van Daele, Veerle<br />

Uyttersprot en Jo de Vos, Van den vos Reynaerde. Het Comburgse handschrift, Leuven,<br />

Davidsfonds, 1991.<br />

5<br />

Sint-Niklaas 15 februari 1992<br />

Rik van Daele, Marcel Ryssen en Herman Heyse aan de leden van de Wase persclub<br />

L.S.,<br />

Als auteurs van Het land van Reynaert en als redactie van het Reynaerttijdschrift<br />

Tiecelijn willen wij U graag danken voor onze nominatie voor de verkiezing van de<br />

jaarlijkse persfiguur. Dat wij als tweede uit de strijd kwamen beschouwen wij als een<br />

hele eer en als een waardering van het werk dat wij verrichten om de literaire, culturele<br />

en toeristische aspecten die rond de figuur van Reynaert kunnen verbonden<br />

worden, te beschrijven en te promoten. Wij zijn oprecht fier met de eer die ons te<br />

beurt viel. Wij hopen dat wij in de toekomst op de Wase pers mogen rekenen voor<br />

de medewerking en voor het mee verspreiden van Reynaertnieuws. Wij zouden<br />

tevens vereerd zijn af en toe nieuws uit Tiecelijn te zien verschijnen in de regionale<br />

pers.<br />

1991 was voor de redactie een druk jaar. Er waren 4 Tiecelijnnummers, samen<br />

128 pagina’s Reynaertnieuws met bijdragen van de meest gerenommeerde<br />

Reynaertspecialisten uit binnen- en buitenland. Er was de Davidsfondspublicatie<br />

Het land van Reynaert met een officiële voorstelling, vier kleine Reynaerttentoonstellingen<br />

en de opening van de Reynaertroute zelf. De verslaggeving hiervan in de<br />

Wase pers was voor de auteurs een hart onder de riem. Herman Heyse en Marcel<br />

Ryssen kregen de Orde van de Vossestaart in Rupelmonde. Ten slotte ontving de<br />

Tiecelijnredactie een Anglo-Amerikaans gezelschap 1 voor een Reynaertweekend<br />

na het International Reynard Colloquium dat in juli in Groningen plaatsvond en<br />

waaraan Rik van Daele actief deelnam. Rik van Daele was tevens mede-auteur van<br />

de facsimile-uitgave van het Comburgse handschrift.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


1992 wordt voor de redactie een jubeljaar. Tiecelijn bestaat vijf jaar. Dit zal gevierd<br />

worden met een themanummer rond de figuur van de raaf in oktober en voor 1993<br />

wordt gepoogd een selectie van de beste Tiecelijnartikels uit de periode 1988-1993<br />

te publiceren (oktober 1993). Ter gelegenheid van 5 jaar Tiecelijn zal de redactie de<br />

Reynaertroute nogmaals rijden (met animatie). Voor de route liggen momenteel<br />

reeds meer dan tien bustochten vast. De redactie is verder betrokken bij het tot<br />

stand komen van de Reynaertpostzegel die op 9 juni wordt uitgegeven. 2<br />

Daarenboven werken de verschillende leden aan aparte projecten. Marcel Ryssen<br />

is medeauteur van het Reynaertmassaspel, 3 Rik van Daele hoopt in de lente of de<br />

zomer als eerste Vlaming over de Reynaert te promoveren. 4 Herman Heyse en Rik<br />

van Daele zijn bezig met een uitvoerig artikel over de Reynaertfanaat Louis Paul<br />

Boon. 5<br />

Mogen wij U nu reeds een aantal data meedelen:<br />

- op 20 februari spreekt Marcel Ryssen te Belsele over ‘Belsele in de Reynaert’;<br />

- op 30 april spreekt Herman Heyse in Burcht over de Reynaert;<br />

- op 14 november spreekt Rik van Daele op het 10de congres van de Leuvense<br />

Vereniging voor Volkskundigen over Reynaert in de volkscultuur.<br />

Verdere plannen van de redactie zijn publicaties over Reynaert en de Vier<br />

Ambachten, Canteclaer de haan en Reynaert en Uilenspiegel.<br />

Met oprechte groet,<br />

Rik van Daele, Marcel Ryssen, Herman Heyse<br />

Context: De jaren 1991-1992 waren extreem productief op het Reynaertfront. De brief geeft een<br />

beeld van de diverse projecten waar de Tiecelijnredactie mee bezig was. In de eerste februaridagen<br />

van 1992 werd besloten de feitelijke vereniging Tiecelijn te vervangen door een vereniging<br />

zonder winstoogmerk en werden beleidslijnen voor de volgende jaren uitgestippeld. Er werden<br />

ook afspraken gemaakt met diverse organisaties rond samenwerkingen. Herman Heyse<br />

overleed geheel onverwacht op maandagavond 17 februari 1992. De feestbundel naar aanleiding<br />

van vijf jaar Tiecelijn werd op pinksterzaterdag 1993 uitgegeven als een postuum huldealbum<br />

voor Herman Heyse. Naast een selectie van bijdragen uit vijf jaar Tiecelijn werden alle<br />

Reynaertartikelen van Herman in deze bundel afgedrukt.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


1. Eind juli 1991, na het Reynaertcongres in Groningen, bezochten Kenneth Varty, de voorzitter<br />

van de International Reynard Society, zijn echtgenote, de Amerikaanse professoren Elaine<br />

Block (New York) en Meradith McMunn (Rhode Island), Brian Levy (Hull) en Baudouin van den<br />

Abeele (Louvain-la-Neuve), het Land van Reynaert gedurende drie dagen.<br />

2. Zie illustratie. Het ontwerp is van René Hausman (Verviers, 1936). Op de zegel komen de<br />

componenten van het eerste Tiecelijnlogo van Ivo Dewulf voor: vos, raaf en galg.<br />

3. Ik, Reynaert! van Jaak van der Helst, Yvan de Maesschalck, Marcel Ryssen en Freddy Poeck<br />

werd vijftien keer gespeeld in het Roman de Vidtspark tussen 13 augustus en 6 september 1992.<br />

4. De promotie vond uiteindelijk plaats te Leuven op 1 juli (de geboortedag van Herman Heyse)<br />

1992.<br />

5. Anton van Wilderode (1918-1998), Vlaams priester-dichter, leraar aan het Sint-Jozef Klein<br />

Seminarie te Sint-Niklaas. Publiceerde diverse studies over de Reynaert. Auteur van het leerboek<br />

De dubbelfluit.<br />

6. De studie werd gepubliceerd als H. Heyse en Rik van Daele, De Reynaertbronnen van Louis<br />

Paul Boon. Een bijdrage tot de genese van Wapenbroeders, in: De kantieke schoolmeester,<br />

1 (1992) 2, p. 313-386.<br />

6<br />

Sint-Niklaas, 26 februari 1992<br />

Rik van Daele en Marcel Ryssen aan enkele Reynaertcontacten<br />

Beste Reynaertvriend,<br />

Met grote droefheid en verslagenheid moeten wij u het plotse overlijden melden<br />

van Herman Heyse. Herman was 54. Het afscheid kwam onverwacht en was zeer<br />

plots.<br />

Voor het verdriet vinden wij geen woorden. Herman was een integer man. Zijn<br />

inzet voor zijn dorp en voor zijn vrienden was bovenmatig groot. Zijn liefde voor de<br />

literatuur en vooral de Reynaert was een bron van grote inzet. Herman laat een<br />

grote leegte achter. Als broer en collega en vriend is hij onvervangbaar.<br />

Tiecelijn was Hermans dierbaar kind. Het tijdschrift begon uit een sterke vriendschap<br />

en groeide uit tot een hoog niveau. Toch bleven wij trouw aan ons oorspronkelijk<br />

opzet. Wij hebben met de redactie, de medewerkers en de lezers de opdracht<br />

om dit stukje van Hermans levenswerk verder te zetten. Vandaar dat wij de<br />

opdrachten die Herman op zich had genomen opnieuw hebben verdeeld en dat wij<br />

de post die op zijn sterfdag zou verstuurd worden, toch versturen. Wij hopen dat U<br />

begrip toont voor onze late reactie op sommige van uw vragen of opmerkingen.<br />

Voor verdere vragen of inlichtingen kunt u terecht op onderstaande adressen.<br />

Met genegen groet,<br />

Rik van Daele<br />

Marcel Ryssen<br />

Context: Zie brief 5.<br />

222<br />

Tiecelijn, 20, 2007


7<br />

[Windham Centre USA], 28 februari 1992<br />

Meradith McMunn aan Rik van Daele<br />

Dear Ric and Else,<br />

I was shocked and saddened to receive your letter with the news of Herman<br />

Heyse’s death. He was so full of life and seemed to be enjoying himself and his<br />

family (of which he obviously considered you both a part). I called Elaine Block and<br />

she, too, was terribly saddened.<br />

Nevertheless, we are so happy to have known Herman, even for so brief a time.<br />

We pray for Jo and you at this time.<br />

I take comfort in the happiness he gave and received. I shall write Jo, too. In addition,<br />

if there is anything we can do, please let us know.<br />

Sincerely,<br />

Meradith McMunn<br />

Context: Zie brief 5, vooral noot 1.<br />

8<br />

Marke, 26 april 1993<br />

Willy Devreese aan Rik van Daele<br />

223<br />

Waarde vriend Rik,<br />

Je telefoontje verraste me wel. Ik zou heel blij zijn met die Reynaert van Streuvels.<br />

Als je Patrimonia 1 voor mij kan bestellen, dan wil ik je daar voor kunnen vergoeden,<br />

d.w.z. dat ik er een onkostennota of iets dergelijks bij wil krijgen. Omdat ik niet erg<br />

alert ben aan de telefoon, vergat ik je te bedanken voor je Kaulbachteksten. Ik hoop<br />

dat ik die mag houden of anders er een kopie van mag maken. 2<br />

Ik bezit een Goethe met Kaulbach-illustraties uitgegeven in München (Verlag der<br />

Literarisch-artistichen Anstalt – 1846). De antiquaar twijfelde over dat jaartal en<br />

maakte er 1847 van. Ik heb alle ‘Hauptbläter’ nog eens bekeken en bemerk nu dat<br />

op sommige platen staat: ‘Gedruckt von W. Wick in München’; lang niet op alle platen<br />

staat links onderaan: ‘Stuttgart: J.G. Cotta’sche Buchhdlng’. Naast Rahn en<br />

Schleich vind ik ook één maal Steilensand als etser vermeld. Eén plaat heeft een<br />

onderschrift: Die Botschaft des katers Hinze. 3ter Gesang. Is dat allemaal wel normaal?<br />

Lulofs heeft het in zijn editie (Wolters-Noordhoff) op p. 66 over een ‘houtsnede’<br />

van 1846. Moet dat niet zijn ‘staalgravure’.<br />

In bijlage zend ik je een kopie van een uitgave van Het Willemsfonds, Gent. Het<br />

betreft een mapje met een twaalftal eenzijdig bedrukte bristol-velletjes, met illustraties<br />

van Bonnevalle. 3<br />

Ik heb nog een Franse uitgave gevonden, voor de bibliografie:<br />

Tiber le chat, écrit et raconté par Michel Hindenoch, illustré par peter Alfaenger,<br />

d’après le Roman de Renart; Vif Argent 3, impasse Royer-Collard 75005 Paris;<br />

Dépot légal 3° trimestre 1991; ISBN 2/86662/135-2 (135 FF)<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Het betreft een plastic cassette, met daarin een boekje en een<br />

geluidsband met een verhaal uit de Roman de Renart. Het is deel<br />

één van een reeks van zes verhaaltjes genoemd naar het dier dat<br />

een hoofdrol vertolkt: Chantecler, Renart, Isengrin, Tibert, Brun en<br />

Roënel. Op het bandje begeleidt de schrijver/verteller Michel<br />

Hindenoch zichzelf op oude muziekinstrumenten. In het gekartonneerde<br />

boekje vind je eerst een serie kleurplaten van Peter<br />

Alfaenger en daarna het verhaal, alles bijeen 20 blz. platen en 10<br />

blz. tekst. Kinderen vanaf 6 jaar (volgens de uitgever) kunnen luisterend<br />

en plaatjes kijkend van het verhaal genieten en (later) zelf<br />

de tekst lezen. De uitgave is zeer verzorgd, maar nogal prijzig.<br />

Zaterdag was ik op een boekenveiling in Brugge. Daar was een mapje te koop met<br />

de illustraties van Wierink. 4 Er was nog één andere Reynaerdioot in de zaal, die<br />

achteraf kwam kennismaken: P. Everaers uit Ter Hole. 5<br />

Over Elsschot en Ogherne: ik wil wel proberen een opstelletje 6 te maken over<br />

‘Elsschot en de Reynaert’, maar mijn uitleg over die ‘outmakige’, een ‘uitmaakster<br />

van lantaarns’, als spotnaam voor een dame die haar bedrijf uitoefent op tijdstippen<br />

waarop de officiële lantaarnopstekers of -uitdovers hun werk doen, was maar ‘spielerei’<br />

van een volslagen leek. ’t Is anders wel leuk: ‘Wat doet die dame nog zo laat<br />

op straat?’ ‘Oh, ze moet de lichtjes uitdoven.’ (Lulofs heeft het over ‘oude kaarsjes<br />

rechten’).<br />

Nog een rijmpje om te eindigen:<br />

Het verlichten dat Ogherne niet versmaadt,<br />

Heeft niet zozeer te maken met de klaarte,<br />

Dan wel met het verminderen der zwaarte,<br />

Van ’s mans beide beurzen, met en zonder naad.<br />

Hartelijke groeten,<br />

Willy Devreese<br />

224<br />

Context: Willy Devreese leverde (net als Erwin Verzandvoort en later Peter Everaers) vanaf jaargang<br />

4 belangrijke bibliografische bijdragen voor Tiecelijn. Van bij het begin was het bibliografische<br />

aspect van de Reynaertstudie een van de prioriteiten van de werking van de vzw<br />

<strong>Reynaertgenootschap</strong>. Willy Devreese verzamelde actief Reynaerdiana in Frankrijk en<br />

Duitsland.<br />

Willy Devreese (Tielt, 1949) was onderwijzer aan de Vrije Centrumschool in Marke. Omschrijft<br />

zichzelf als ‘Reynaerdioot’ waarmee hij bedoelt: ‘verzamelt min of meer betaalbare<br />

Reynaertuitgaven en vossenprullaria’. Zegt verder over zichzelf op www.reynaertgenootschap.be:<br />

‘Schoolmeestert soms met de rode pen in Tiecelijnteksten. Literair consument, nonproducent.’<br />

Vanaf 1998 redacteur van Tiecelijn.<br />

1. Het betreft een studie over Die Dycksche Handschrift van B. Haller en H. Mühl in Patrimonia,<br />

1992, Heft 44, zoals vermeld in: Tiecelijn, 6 (1993), p. 29-30.<br />

2. Lezing over Kaulbach, later gepubliceerd als: Rik van Daele, The Reynard Illustrations of<br />

Wilhelm von Kaulbach, in: Reinardus, 6 (1993), p. 139-152.<br />

3. Het gaat om Van den Vos Reynaerde van Oscar Bonnevalle, Gent, Willemsfonds, z.j., 12 p.,<br />

met Reynaertfragmenten van Julius de Geyter (naar diens tekst van 1898). De acht volblad-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


prenten van Bonnevalle zijn geïnspireerd door Kaulbach. In het voorwoord bij deze publicatie<br />

schrijft A. van Elslander dat Bonnevalle deze tekeningen maakte op aansporing van Camille<br />

Huysmans en dat diezelfde Huysmans de auteur zou zijn van de Franse versie en van het<br />

woord vooraf in het plaatjesalbum van Bonnevalle, uitgegeven door o.a. de N.V. Victoria in 1949.<br />

4. De lithografieën van Bernard Wierink werden in de luxe-uitgave van Stijn Streuvels’<br />

Reynaerteditie bij L. Veen (Amsterdam, 1910) gebruikt.<br />

5. Peter Everaers was beroepshalve op de veiling aanwezig. Kort na deze ontmoeting begon hij<br />

in zijn woonplaats Ter Hole antiquariaat Secundus. Peter Everaers (Clinge, 1948) is<br />

Tiecelijnredacteur sinds 2002.<br />

6. Het artikeltje is nooit afgerond.<br />

9<br />

Drongen, 23 juni 1993<br />

D. Merlevede aan Rik van Daele<br />

225<br />

Zeer geachte Dr. Van Daele,<br />

Van harte dank voor de toegestuurde copie en de Reynaert Bloemleest. 1<br />

Tijl in het hanekot van Rommelpot 2 boeide me zeer. Ook hierin wordt de ware<br />

bedoeling van ons, zo vroeg, opzet ten duidelijkste weergegeven: om anders –<br />

einde 44 begin 45 – was het ons niet te doen en Rommelpot moest eraan: bom, proces,<br />

vervoerverbod enz… een geschiedenis op zichzelf: een kluif voor een kritische<br />

jurist met historisch invoelingsvermogen, in de tijd van toen’. Het materiaal is nog<br />

aanwezig. Veel berust op het ARA. 3<br />

Een kleine correctie: de bomaanslag had niet plaats ‘in de redactielokalen’, wel<br />

op straat, pal voor het huis waar we gevestigd waren.<br />

Informatief: onze Vondelbetrokkenheid, in de latere periode, danken we voor een<br />

deel aan Pater Joris Noé, de U bekende neerlandicus, ook een uit de oude AKVSkring<br />

4 waaruit we gesproten zijn.<br />

Jammer dat ik verstek moest laten gaan voor de Pinksteren-daging 5 , maar vossenjongen<br />

hebben ook hun rechten.<br />

Met herhaalde dank en betuiging van waardering,<br />

D. Merlevede<br />

Context: In het eerste nummer van jaargang 6 publiceerde Rik van Daele een artikel over<br />

Reynaert tijdens de repressie (p. 3-12), een bijdrage over het Reynaertverhaal dat Piet Punt (de<br />

dichter Albe, m.n. Renaat Joostens, 1902-1973) in 1948 in afleveringen publiceerde in het satirische<br />

weekblad Rommelpot.<br />

Daniël Merlevede (°1911) was stichter en redacteur van Rommelpot van 1945-1949. Is reeds<br />

geruime tijd Tiecelijnabonnee en reageerde op artikels in Tiecelijn en Ulieden Spiegel.<br />

1. (Red.) Rik van Daele, M. Ryssen & E. Verzandvoort, Reynaert bloemleest Tiecelijn, Sint-<br />

Niklaas, vzw Tiecelijn-Reynaert, 1993.<br />

2. Rik van Daele, Tijl in het hanekot van Rommelpot, in: Ulieden Spiegel, 1 (1992) 2, p. 63-69.<br />

3. Algemeen Rijksarchief.<br />

4. Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond.<br />

5. In het pinksterweekend 1993 werd de nieuwe Reynaertroute ingereden, het huldealbum<br />

Herman Heyse voorgesteld en vond de eerste Herman Heyse-lezing plaats.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


226<br />

10<br />

Sint-Niklaas, 18 december 1995<br />

Lieven Dehandschutter aan de vzw Tiecelijn<br />

Geachte heer Van Daele,<br />

Enkele weken geleden werd onze voorzitter gecontacteerd door de heer De Meyer<br />

van Hulst, om als Gewestelijke VVV Land van Waas onze medewerking te verlenen<br />

aan het Reynaertproject.<br />

Men denkt voor dit project aan de uitgave van het Reynaertverhaal in stripvorm.<br />

Onze Raad van Beheer besliste om hiervoor onze medewerking inderdaad te verlenen,<br />

maar wij houden er echter aan om ook de vzw Tiecelijn hierbij te betrekken.<br />

Graag hadden wij dan ook geweten of uw vereniging hiervoor geïnteresseerd is.<br />

Tevens willen wij u bij deze melden dat onze Raad van Beheer akkoord gaat om<br />

gidsen voor ‘Het Land van Reynaert’ op te leiden. Wel hadden wij graag vernomen<br />

wat dit praktisch en financieel betekent en wat uw programmavoorstel hieromtrent<br />

is.<br />

Eveneens hadden wij graag van u vernomen of de vzw Tiecelijn in 1996 tijdens<br />

het Pinksterweekend terug een daguitstap in het kader van Reynaert organiseert en<br />

of daar al een programma voor opgemaakt is. Het is namelijk zo dat wij als<br />

Gewestelijke VVV Land van Waas hiervoor graag terug met jullie willen samenwerken.<br />

In de hoop spoedig een antwoord op al deze vragen te mogen ontvangen en op<br />

een aangename samenwerking voor 1996, tekenen wij inmiddels.<br />

Namens de Raad van Beheer<br />

Jerome Van Doorslaer, secretaris<br />

Lieven Dehandschutter, voorzitter<br />

In het pinksterweekend van 1991 vond de allereerste literaire Reynaertbustocht plaats bij het<br />

inrijden van de nieuwe Reynaertroute, zoals beschreven werd in: Het Land van Reynaert,<br />

Davidsfonds, 1991. Centraal op de monumentale Reynaertbank in het R. de Vidtspark in Sint-<br />

Niklaas: Herman Heyse, Jozef de Wilde, Herman Van Dommele en Marcel Ryssen (staand).<br />

Tiecelijn, 20, 2007


227<br />

Context: In de jaren 1990 was er opnieuw politieke interesse voor het Reynaertverhaal en de<br />

‘Nachlebung’ van de tekst. Na een op zijn minst ongelukkige bewegwijzering van een<br />

Reynaertroute door de provincies Oost-Vlaanderen en Zeeland, nemen de Hulsterse burgemeester<br />

A. Kessen en wethouder van Cultuur P. Weemaes het initiatief om de zuiderburen te<br />

polsen om een samenwerkingsverband op te richten. Directe aanleiding is de vraag van Kris de<br />

Roover uit Hengstdijk om het Reynaertverhaal als strip uit te geven. De Hulsterse ambtenaar<br />

Ron de Meyer wordt op ‘queeste’ gestuurd naar een dozijn gemeenten en vindt in de Sint-<br />

Niklase schepen en voorzitter van Toerisme Waasland, Lieven Dehandschutter, een geïnteresseerde<br />

partner. Op 6 november 1996 zal het Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert<br />

te Hulst boven de doopvont worden gehouden. Als voorzitter van Toerisme Waasland zal<br />

Dehandschutter diverse Reynaertinitiatieven uitwerken in samenwerking met de vzw Tiecelijn<br />

Reynaert, zoals de opleiding van Reynaertgidsen en de gezamenlijke organisatie van een literaire<br />

bustocht. Deze laatste samenwerking zal meer dan 10 jaar duren met literaire bustochten<br />

in het Land van Reynaert, maar ook tochten op zoek naar Elmare (Meetjesland), Streuvels<br />

(Ingooigem), L.P. Boon (Aalst en Gent), Gezelle (Brugge), Uilenspiegel (Damme), Timmermans<br />

(Lier) en bezoeken aan de indrukwekkende dodenvelden Het Campo Santo (Sint-Amandsberg<br />

bij Gent) en het Schoonselhof (Antwerpen).<br />

Medeondertekenaar Jerome van Doorslaer was secretaris van Toerisme Waasland en schepen<br />

van Toerisme van de stad Lokeren.<br />

Briefhoofd van de Gewestelijke Vereniging tot bevordering van het Toerisme in het Land van<br />

Waas.<br />

Lieven Dehandschutter (°1958) was schepen van Cultuur en Toerisme en de drijvende kracht<br />

achter o.a. het Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen. In 1998-1999 was hij Vlaams volksvertegenwoordiger.<br />

Hij werd, net als Paul Weemaes (Hulst) en zijn opvolger als voorzitter van<br />

Toerisme Waasland, Lucien Bats, om zijn inzet voor de Reynaertnaleving gehuldigd als ridder in<br />

de Orde van de Vossenstaart.<br />

11<br />

Tienen, 19 oktober 1996<br />

prof. em. J.-J. Reynaerts aan Rik van Daele<br />

Geachte Heer van Daele,<br />

Zeer onlangs besprak ik met mijn oud-collega en vriend Prof. Dr. J. Smeyers 1 het<br />

volgende, daaromtrent ik graag uw mening vernam.<br />

Zou het een Belgische firma als Devos-Lemmens 2 niet interesseren een afzonderlijke<br />

uitgave te laten bezorgen, als ‘geschenkje’ voor haar clientèle bij Nieuwjaar<br />

bv., van mijn Reynaertfabels, die door uw goede zorgen verschenen in uw tijdschrift?<br />

Dit sponsoren zou een financieel voordeel kunnen betekenen voor uw tijdschrift,<br />

wat ik U zeer oprecht gun.<br />

Wilt U eventueel die firma contacteren? In het bevestigende geval zou ik U de<br />

tekst bezorgen, lichtjes gewijzigd na ruggespraak met mijn voornoemde collega.<br />

Voor illustraties zou door U wel gezorgd worden, ja?<br />

Uw welwillend antwoord inwachtend teken ik,<br />

J.-J. Reynaerts, prof. em.<br />

Context: Van Jean-Jacques Reynaerts verschenen in Tiecelijn meer dan een dozijn bijdragen,<br />

de eerste in jaargang 7 (1994), de laatste in jaargang 13 (2000). Van zijn hand kwamen de eer-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


ste creatieve bijdragen en vertalingen in dit tijdschrift. De eerste waren vrije vertalingen naar<br />

Aesopus en Phaedrus (1994). Vervolgens (vanaf jaargang 8 nr. 1 tot nr. 4) herdichtte hij Van den<br />

vos Reynaerde, opgedeeld in 38 kleinere taferelen, die qua situering, lengte de nadruk op het<br />

gesproken woord en het apologische spreekwoord tot slot aanspraak konden maken op de genreomschrijving<br />

‘fabel’. Een derde reeks gaat over de Roman de Renart; Tot slot publiceerde hij<br />

een prozavertaling van Le plaid (branche I van de Roman de Renart) in jaargang 13 (2001),<br />

p. 120-138. De vraag van Reynaerts was op zijn minst interessant: een heruitgave van zijn<br />

‘fabels’ als relatiegeschenk voor een firma in de voedingssector. Door drukke redactionele werkzaamheden<br />

van de kant van Tiecelijn en door stilte van de andere partij, is het voorstel nooit uitgewerkt.<br />

In 1996 werd wel voor het eerst een cadeau voor steunende leden gegeven.<br />

Jean-Jacques Reynaerts (‘nomen est omen’?), emeritus professor Frans in het Brusselse hoger<br />

onderwijs.<br />

1. Jozef Smeyers (°1926), werkzaam aan het Hoger Sint-Lucasinstituut en de KU Brussel.<br />

Hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Facultés Universitaires Saint-Louis in Brussel. Zijn<br />

wetenschappelijk werk behandelt voornamelijk de literatuur in de Oostenrijkse Nederlanden.<br />

Tiecelijnabonnee.<br />

2. De firma Devos Lemmens is bekend om zijn assortiment mayonaises, koude sauzen, lichte<br />

sauzen, mosterd, pickles, uitjes, en augurken. Het bedrijf maakt deel uit van Campbell Foods<br />

Belgium NV. Wij vermoeden dat de auteur contacten had bij de firma.<br />

12<br />

Antwerpen, 26 januari 1998<br />

Emile Clemens aan Rik van Daele<br />

228<br />

Beste Rik van Daele,<br />

John Buyse bezorgde mij een copie van uw Open Brief aan Luc Martens waaruit<br />

ik twee belangrijke zaken onthield: Tiecelijn is haar subsidie kwijt en Tiecelijn<br />

bestaat in 1998 tien jaar.<br />

Het werk dat Tiecelijn doet is boeiend en belangrijk in het literaire landschap en om<br />

te bewijzen dat wij dat menen, willen we graag de plaats van het ministerie van cultuur<br />

innemen en Tiecelijn financieel steunen met een sponsoring van 50.000,- BEF.<br />

Wij willen natuurlijk ook graag iets in ruil. We stellen het volgende voor:<br />

– onze advertentie ‘kunst doet bij ons een belletje rinkelen’ in de<br />

vier nummers van de nieuwsbrief. (De tekst verwoordt trouwens<br />

goed de problematiek.)<br />

– de naam van onze firma gekoppeld aan eventuele activiteiten die<br />

jullie zouden organiseren rond het tienjarig bestaan. Misschien een<br />

persbabbel – in onze vergaderzaal?<br />

– twee abonnementen op de nieuwsbrief<br />

Als u het met dit voorstel eens bent, mag u een factuur sturen en doen wij het nodige<br />

om alles z.s.m. te regelen.<br />

Met vriendelijke groeten,<br />

Emile Clemens<br />

Public Relations & Advertising Manager<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Context: Tiecelijn werd in 1988 opgericht als ‘nieuwsbrief voor Reynaerdofielen’. In 1998 werd<br />

o.a. op vraag van de subsidiërende overheid overgeschakeld naar een kwalitatief literair tijdschrift.<br />

In 2008 zal het als jaarboek verschijnen. Elke tien jaar blijkt het ravenblad een metamorfose<br />

te ondergaan. Om nieuwe levenskracht en dynamiek te verwerven. In heel dit proces<br />

heeft de redactie nauwelijks toegevingen gedaan aan de subsidiërende instanties, maar zich<br />

steeds gebaseerd op een stijgend kwaliteitsniveau en de eigen draagkracht (de redactie werd<br />

ondertussen uitgebreid van drie tot acht redacteuren). Toch kan de rol van overheidsinstanties<br />

niet onderschat worden, zeker in het geval van een nichetijdschrift dat zich om literair (wereld-)<br />

erfgoed bekommert. De kwalitatieve injectie in 1998 bleek ook en vooral financiële implicaties te<br />

hebben. Precies op het moment dat op vraag van de overheid meer inspanningen werden<br />

gedaan, stond de subsidie ter discussie (toen een schamele 25.000 tot 50.000 frank (625-1250<br />

EUR). Vandaar dat in het allerlaatste gekopieerde artikel een open brief werd afgedrukt aan<br />

toenmalig cultuurminister Luc Martens. Vele medewerkers en abonnees hebben toen de redactie<br />

aangeschreven met bemoedigende brieven (op één uitzondering na, zie brief 13). Eén van<br />

hen was steunend lid John Buyse. Dankzij zijn bemiddeling en inzicht werd Promedia bereid<br />

gevonden het tijdschrift financieel te ondersteunen. In die tijd werd reclame door de subsidiërende<br />

instanties nog met een scheef oog bekeken, daar waar dit nu als een hefboom tot financiering<br />

wordt gezien (of de Elsschotianisering van het literaire bedrijf). Nadien kwam ook de<br />

Vlaamse regering over de brug en het later opgerichte Fonds voor de Letteren. In 2004 bijvoorbeeld<br />

ontving dit tijdschrift 6000 EUR. Het is dankzij Promedia, het VFL, de andere mecenassen,<br />

de steunende leden en het werk van vele vrijwilligers dat dit tijdschrift kon uitgroeien tot wat<br />

het nu is. Helaas zijn heel wat financiële middelen nu weggevallen. Daarom werd beslist om op<br />

een hoogtepunt én na een tweede periode van tien jaar werking met het spaarpotje zuinig om<br />

te gaan en opnieuw de financiële en personele draagkracht in een toekomstig plaatje te betrekken.<br />

Dit dubbelnummer en het toekomstige jaarboek zijn de uitvloeisels van het denkproces.<br />

Briefhoofd: ITT Promedia – De Gouden Gids.<br />

13<br />

Sint-Niklaas, 2 januari 1998<br />

Theo Penneman aan Rik van Daele<br />

229<br />

Geachte Redactie,<br />

Hiermede zeg ik mijn abonnement op Tiecelijn op vanaf 1.1.1998. Dit om latere<br />

discussies te voorkomen, hoewel ik niet akkoord kan gaan met de door U gevolgde<br />

methode. Wie niet betaalt, bewijst reeds voldoende dat hij geen abonnement meer<br />

wil. Hij hoeft dan ook niet nog eens een postzegel te betalen.<br />

Nog een paar beschouwingen na jaren lezen van uw tijdschrift:<br />

1. Maak uw jammerklachten wat korter. Ze zullen overtuigender overkomen.<br />

2. Maak eindelijk een keuze. Wordt het voortaan een specialistentijdschrift, een<br />

folkloristisch-toeristisch mededelingenblad, een vriendenblaadje om mekaar te kunnen<br />

bewieroken, een oubollig vossenstaartbulletin, een stripalbum? 1<br />

3. Deel aan de lezers mee waar ze bepaalde boeken en tijdschriften die U<br />

bespreekt ook kunnen gaan lezen. Verstop ze niet in privéwoningen.<br />

4. Start een rubriek Lezersbrieven.<br />

5. Staak uw uitzichtloze zoektocht naar de auteur van Reinaert I. U maakt zich<br />

langzamerhand belachelijk bij een aantal mensen.<br />

Met oprechte vossengroet,<br />

Theo Penneman<br />

Tiecelijn, 20, 2007


230<br />

Context: Eind 1987 verscheen de laatste gekopieerde groene Tiecelijn met als intro een drie<br />

bladzijden lange open brief aan Luc Martens. Zoals steeds zat in dit nummer ook een betalingsformulier<br />

voor mensen die nog niet voor de lopende jaargang hadden betaald, noch hun abonnement<br />

schriftelijk of mondeling hadden opgezegd. Tussen de vele sympathiebetuigingen zat<br />

ook een schrijven dat toch even bleef nazinderen in het hoofd van de hoofdredacteur en dat bij<br />

de totstandkoming van de nieuwe Tiecelijn enige invloed had. De discussie over de omschakeling<br />

van nieuwsbrief naar literair tijdschrift en de evenwichtsoefening tussen de eigen ideeën en<br />

de wensen van de lezers werd er alleen maar interessanter door. Aan enkele persoonlijke oprispingen<br />

en vragen werd geen gevolg gegeven. De publicatie van deze ‘lezersbrief’ maakt misschien<br />

veel goed.<br />

Sint-Niklazenaar Theo Penneman (°1935) was leraar Duits-Nederlands in het Sint-Jozef Klein<br />

Seminarie te Sint-Niklaas. Specialismen waren o.a. astrologie, heksen, Gerard Mercator en<br />

Reynaert de Vos. In 1971 schreef hij de bijdrage Reinaert werd in de Sint-Baafsabdij geschreven<br />

en heeft met het Waasland niets te maken, in Het Vrije Waasland, 2 oktober 1971. In Rik<br />

van Daele, Ruimte en naamgeving in Van den Vos Reynaert, Gent, 1994, p. 176 noot 534 wordt<br />

de studie omschreven als: ‘een intelligente pastiche van de Wase Reynaertstudie met ernstige<br />

ondertoon’. Penneman was medewerker van o.a. Het Vrije Waasland, waar hij een (vooral door<br />

de Wase politici) gevreesd columnist en fervente lezersbrievenschrijver was. De lezersbrief<br />

maakte hij tot een eigen genre. Pittig detail: Penneman woont nog steeds naast het ouderlijk<br />

huis van de hoofdredacteur van Tiecelijn. De verstandhouding is opperbest.<br />

1. In het nummer 1997/4 verschenen een uitgebreid verslag van de Orde van de Vossenstaart<br />

(door Willem Willems, een pseudoniem met knipoog naar de pseudoniemen die Boontje<br />

gebruikte bij de publicatie van zijn Reynaertstukjes in Front in de jaren 1946 e.v.), een anoniem<br />

gedicht Het ware verhaal van de Vos en de Raaf (opgedragen aan een Tiecelijnredacteur), wellicht<br />

van de hand van Antoon Vermeylen naar aanleiding van zijn opname als ridder in de Orde<br />

van de Vossenstaart, een Tiecelijnerietje van Ivo Dewulf over het Reynaertauteurschap en de<br />

vijfde aflevering van het stripverhaal Reinaerts Wraak van Leo Faes. Stof genoeg dus voor de<br />

briefschrijver om zich mateloos te ergeren…<br />

14<br />

Sint-Niklaas, januari 1998<br />

Yvan de Maesschalck aan Rik van Daele<br />

Beste Rik,<br />

Met lichte afschuw heb ik vernomen dat de subsidie voor Tiecelijn niet langer<br />

wordt uitgekeerd. Grote schande uiteraard, zeker als men bedenkt dat zoveel overheidsgeld<br />

wegvloeit in bodemloze putten of aanleiding geeft tot onbruikbare milieuboxen.<br />

De hakbijlmethode is een bekend gegeven: de keurmeesters van de cultuur<br />

weten ze genadeloos te hanteren, normloos, schaamteloos. Wellicht heb je er zelf<br />

ook aan gedacht, maar wat Tiecelijn overkomt is misschien een goede gelegenheid<br />

om het subsidiebeleid in zijn geheel op de hak te nemen en ermee naar de minder<br />

locale media te stappen. (Ik herinner mij een nogal pijnlijk gesprek tussen De<br />

Decker 1 (judo) en cultuurminister Martens in Ter Zake.) Ik wens het tijdschrift (en zijn<br />

redactie) het beste toe.<br />

In de marge van bovenstaande bedenking heb ik ook een voorstelletje voor een<br />

eventueel artikel. Tijdens het grasduinen in de Brieven van Willem Elsschot (1993),<br />

viel me op dat er nogal eens naar de Reynaert wordt verwezen. Bovendien herinner<br />

ik me een uitspraak van een criticus die het personage Boorman als ‘Reynaer-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


diaans’ omschrijft. Misschien is het zinnig na te gaan in welke mate een afstandelijke<br />

en toch milde cynicus als Elsschot kan geplaatst worden in de Vlaamse<br />

Reynaerttraditie? Misschien (niet)?<br />

Als het je iets zegt, hoor ik er wellicht nog iets over. Ik ben in ieder geval bereid<br />

(tussendoor…) een poging te ondernemen om over Reynaert-Elsschot een tekst te<br />

brouwen. 2<br />

Met vriendelijke groeten,<br />

Yvan de Maesschalck<br />

Context: zie de brieven 12 en 13.<br />

Yvan de Maesschalck (Wetteren, °1956) was leraar Nederlands en Engels aan de humaniora<br />

van de Broederschool te Sint-Niklaas en is momenteel lesgever aan de Europese school in<br />

Luxemburg. Publicaties in o.m. Poëziekrant, De Standaard der Letteren, Streven, Kreatief,<br />

Kultuurleven, Ons Erfdeel, Muziek & Woord, Gierik & NVT, Millennium. Bijzondere interesse<br />

voor het werk van Cyriel Buysse, moderne poëzie, literatuurdidactiek en Reynaert. Vast medewerker<br />

aan Tiecelijn. Diverse didactische en literaire boekpublicaties.<br />

1. Oud-judocoach, thans politicus (met eigen Lijst De Decker).<br />

2. Verschenen als Yvan de Maesschalck, Lof der hondsheid. Willem en Elsschot: een koninklijk<br />

meervoud, in: Tiecelijn, 12 (1999), p. 107-119.<br />

15<br />

Tongeren, 6 mei 1998<br />

A. Daenen aan de redactie van Tiecelijn<br />

231<br />

Goede vrienden,<br />

In december 1997 heb ik u meegedeeld dat ik mijn abonnement op Tiecelijn wens<br />

op te zeggen. Ik was reeds vanaf het 1 e nummer een trouw abonnee (nummer<br />

97194). Bij het doorlezen en napluizen van de 10 jaargangen, en vooral bij het lezen<br />

van uw – terechte – redactiekreet in het laatste nummer van 1997 was ik ‘gepakt’<br />

en verbolgen op die ‘boze’ minister. ‘t Is mogelijk een romantische bevlieging; maar<br />

ik hou erg van Reynaerd en van Tiecelijn en dus ook van u! – Vader Overste De<br />

Schepper Theodoor 1 en broeder Aloïs 2 en de chauffeur Broeder Armand 3 waren mijn<br />

vaste vrienden! Van uit het soete land van Waes tot in ’t verre Haspengouw.<br />

Na deze ontboezeming nu ter zake:<br />

Als een rouwmoedige wil ik terugkeren, en mij opnieuw abonneren. – Ik zal zelf<br />

mij een penitentie opleggen en stort meteen een steunabonnement en maak ook<br />

het voornemen trouw lid te blijven… zolang de Heer het me nog gunt.<br />

Ik dank u voor de absolutie en groet u,<br />

Zeer hartelijk<br />

A. Daenen<br />

N.B. Mocht ge ooit Broeder Armand ontmoeten – ik meen in een ‘Witte Hoeve’??<br />

Groet hem zeer! Zeg hem dat een ontmoeting in ’t ‘Torenhof-Tongerlo’ mij zeer zou<br />

plezieren…<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Context: zie brieven 12-14. Een van de vele Tiecelijnabonnees reageert.<br />

1. Hubert de Schepper uit Beveren (1905-1992) was driemaal Vader Overste van de<br />

Hiëronymieten.<br />

2. Broeder Aloïs – Jaak Vandervee (1881-1973). Geboren in Limburg, nadien onderwijzer en<br />

schooldirecteur (Landbouwschool Sint-Isidorus) in Sint-Niklaas, heemkundige, toponymist en<br />

Reynaerdist. Publiceerde o.a. over het Reynaertland, de geografie van de Reynaert en<br />

Kriekeputte. Een portret van Aloïs door M. Ryssen in: Tiecelijn, 2 (1989), p. 5-8.<br />

3. Gerard Vermeulen uit Meerdonk (°1917). Was tuinier en momenteel verantwoordelijke van de<br />

Witte Hoeve (Valk) te Belsele.<br />

16<br />

Ekeren, 13 mei 1999<br />

Joke van den Brandt aan Rik van Daele<br />

232<br />

Geachte Heer Van Daele<br />

Beste Vriend Rik,<br />

Tot mijn spijt kan ik op 24 mei niet aanwezig zijn omdat ik dan nog in Rome ben. Ik<br />

heb mij echter, als Ridder in de Orde van de Vossenstaart van mijn plicht gekweten<br />

en samen met Frank-Ivo een herinnering aan deze dag gemaakt.<br />

Wat betreft de oorkondes: ik heb nu nog copies gebruikt die ik vroeger gemaakt<br />

heb. Ik beloof u dat ik tegen volgend jaar een mooie oorkonde in zeefdruk zal ontwerpen<br />

en drukken. Bezorgt u mij de tekst?<br />

Ik heb ook nog goed nieuws. Voor enkele dagen kreeg ik het bericht dat mij de<br />

Visser-Neerlandia cultuurprijs 1999 wordt toegekend. 1 U ziet, de Vossenstaart was<br />

een eerste erkenning (ik ben er nog steeds trots op dat ik de eerste vrouwelijke ridder<br />

werd!) en nu volgt reeds een tweede. De officiële uitreiking vindt plaats in het<br />

najaar; ik houd u op de hoogte.<br />

Brengt u mijn groeten over aan alle vrienden?<br />

Hartelijkst<br />

Joke<br />

Context: Een streven naar kwaliteit, een onblusbare passie en vriendschap zijn drie eigenschappen<br />

die vele mensen die rond de vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong> en de Orde van de<br />

Vossenstaart (sinds december 2003 deel van de vzw) werken, delen. Kalligrafe Joke van den<br />

Brandt en echtgenoot Frank-Ivo van Damme zetten zich reeds jaren in voor de Orde van de<br />

Vossenstaart. Jaarlijks zijn zij notoire aanwezigen die tijd, moeite noch geld sparen om de laureaten<br />

een prachtige oorkonde te bezorgen. Eentje van deze oorkonden is nog in het bezit van<br />

het archief van de vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong>. In 2001 werd naast Marcel de Meyer, Willy Feliers<br />

en Chris Ferket ook de Waaslandwolf onderscheiden. Immers, er waren nogal wat hypothesen<br />

die hem in verband brachten met het Reynaertverhaal en met een kwalijke vossenstreek.<br />

Reynaert werd nationaal en internationaal nieuws. Binnen de Orde van de Vossenstaart is een<br />

knipoog nooit ver weg. De eersten die echter de nieuwe oorkonde waarover sprake in ontvangst<br />

mochten nemen waren bibliofiel en antiquaar-uitgever Peter Everaers en striptekenaar Kris de<br />

Roover in 2000.<br />

Joke van den Brandt (°1937) is een Vlaamse kalligrafe met internationale faam. Zij is voorzitter<br />

van de vereniging Kalligrafia en uitgever van Letternieuws. Via de vriendschapsbanden met Bert<br />

Peleman en de interesse voor o.a. Uilenspiegel en Reynaert werden zij en Frank-Ivo van<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Damme betrokken bij de Orde van de Vossenstaart. In 1998 werd Joke van den Brandt ‘om haar<br />

Reynaerdieën speels aanvaard in de Orde van de Vossenstaart’. Willy Feliers schetste een portret<br />

van haar echtgenoot, m.n.: W. Feliers, Frank-Ivo van Damme, in: Tiecelijn, 14 (2001), p. 235-<br />

251.<br />

1. Motivatie voor deze prijs die zij op 18 november 1999 in het stadhuis van Antwerpen ontving:<br />

‘Mevrouw Joke van den Brandt te Ekeren, voorzitter van de vereniging Kalligrafia, ontvangt een<br />

culturele prijs voor het pionierswerk dat zij heeft verricht op het terrein van de kalligrafie. Joke<br />

van den Brandt heeft Kalligrafia opgericht in 1987 en zonder enige subsidie uitgebouwd tot een<br />

grote culturele vereniging met een gewaardeerd tijdschrift, Letternieuws. Het Algemeen-<br />

Nederlands Verbond heeft waardering voor de aandacht in dit tijdschrift voor algemeen<br />

Nederlandse zaken.’<br />

Het Algemeen-Nederlands Verbond beheert als belangrijkste prijzenfonds het Visser-<br />

Neerlandiafonds. Dit fonds is gevormd uit de nalatenschap van mr. Herman Lodewijk Alexander<br />

Visser, filosoof en jurist. Mr. Visser stierf in 1943; hij wilde de toenmalige bezetter niet de gelegenheid<br />

geven over zijn leven te beschikken. De helft van zijn vermogen heeft hij aan het ANV<br />

nagelaten. Uit de opbrengst daarvan kunnen onder bepaalde voorwaarden gelden ter beschikking<br />

worden gesteld in de vorm van prijzen. (Bron: www.algemeennederlandsverbond.org.)<br />

17<br />

Deinze, 22 november 1999<br />

Chris Ferket aan Rik van Daele<br />

233<br />

Waarde,<br />

Gevolg van ons gesprek te Hulst, met betrekking tot de mogelijke ligging van<br />

‘Elmare’, heb ik de burgemeester van Sint-Laureins, Jozef Van Brakel, hierover<br />

gesproken.<br />

De ligging zou zijn op het grondgebied van Waterland-Oudeman.<br />

Langs de baan van het centrum van Waterland-Oudeman naar IJzendijke is een<br />

boerderij of gewezen boerderij van de gezusters of gebroeders […]. Op hun gronden<br />

zou mogelijks iets te vinden zijn.<br />

Burg. Van Brakel [stelt voor] om bevriende lui een eventuele afspraak voor je te<br />

laten maken.<br />

[…]<br />

Voor Ename is eerste contact gelegd… 1<br />

Beste groeten,<br />

Chris<br />

Context: Sinds in 1996 Chris Ferket (in samenwerking met Radio 2 Oost-Vlaanderen) het initiatief<br />

nam voor de wedstrijd ‘Een thuis voor een beeld’, zijn er intense contacten tussen de kunstenaar<br />

en diverse redactieleden. In deze wedstrijd werd op basis van een aantal opdrachten<br />

een Reynaertbeeld weggeschonken aan een Oost-Vlaamse gemeente. Het kleine Sint-<br />

Laureins, de plek waar het Elmare uit Van den vos Reynaerde wordt gelokaliseerd, won de wedstrijd.<br />

Lokeren werd tweede. Sindsdien plaatste Ferket een tiental Reynaertbeelden in het mooie<br />

en landelijke Sint-Laureins. De gemeente nam ook diverse cultuurtoeristische initiatieven rond<br />

Reynaert. De precieze lokalisering van Elmare is nog steeds niet bepaald. Zie ook: Rik van<br />

Daele, Ruimte en naamgeving in ‘Van den vos Reynaerde’, Gent, 1994, o.a. p. 85-87. In 1996<br />

organiseerde de vzw Tiecelijn-Reynaert een literaire bustocht ‘Op zoek naar Elmare’. Een van<br />

de mogelijke locaties werd toen bezocht.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Chris Ferket (°1929) uit Deinze (geboren in Stekene) is beeldhouwer en maakte de laatste jaren<br />

ruim 30 Reynaertbeelden, waarvan de meeste in de streek ten westen van Gent zijn geplaatst.<br />

Ferket werd ridder in de Orde van de Vossenstaart in 2001. Zie ook: Marcel Ryssen, Chris<br />

Ferket: een vos op zijn Balegems, in: Tiecelijn, 13 (2000), p. 146-155.<br />

1. Chris Ferket legde een aantal contacten om een Reynaertbeeld te plaatsen in het kleine<br />

Ename in de buurt van Oudenaarde. Ename wordt vermeld in Reynaerts historie.<br />

18<br />

Schilde, 18 oktober 2000<br />

Paul van Keymeulen aan Rik van Daele<br />

234<br />

Geachte Heer Van Daele,<br />

Via de heer Goeman 1 , redactiesecretaris van Boonland, kreeg ik uw adres en bijkomend<br />

het bestaan van Tiecelijn, tijdschrift voor Reinaerdofielen. Ik ben nu geen<br />

Reinaertfan want de vos uit het epos en de branches is nu geen individu om mee<br />

bevriend te zijn en de meeste lezers weten niet wat voor een rotvent hij is. Dat blijkt<br />

al uit de Roman de Renart, waarvan onze Reynaert een vertaling is, maar vooral uit<br />

de branche 18 La mort de Renard.<br />

Ik weet niet of die branche al ooit uit het Middelfrans werd vertaald; ik vraag me<br />

zelfs af of die tak bij ons wel bekend is. Om hierover uitsluitsel te krijgen deze brief.<br />

Kan u me daarover inlichten en/of literatuur aanwijzen of bezorgen. Als tegenprestatie<br />

wil ik u mijn vertaling van La mort de Renard (+ 1500 verzen) ter publicatie in<br />

Tiecelijn afstaan. Vergeet u echter niet dat het om meer dan 1500 verzen gaat, dus<br />

een 30-tal pagina’s. 2<br />

Het zou me aangenaam zijn met uw antwoord de laatste nummers van Tiecelijn<br />

– ter kennismaking – te mogen ontvangen.<br />

Met vriendelijke groeten,<br />

Paul van Keymeulen<br />

P.S. Ik heb geen e-mail en schrijf nog altijd – zoals u kan zien – met een vulpen.<br />

Mijn vertaling is wel getijpt en derhalve leesbaar, in de twee betekenissen, hoop ik.<br />

1. met één pagina inleiding – 17 getypte pp. zonder interligne<br />

Context: Met deze brief begon een lange samenwerking met Paul van Keymeulen.<br />

Paul van Keymeulen (1920-2006) was een van de meest productieve Tiecelijnmedewerkers.<br />

Jeugdvriend van L.P. Boon. Studeerde aan de RU Gent tijdens de oorlogstijd Romaanse filologie.<br />

Nadien leraar Frans aan het Koninklijk Atheneum te Antwerpen (1948) en inspecteur Frans<br />

(1962). Schreef luisterspelen, publiceerde drie dichtbundels, talloze toneelstukken (Toneelfonds<br />

Janssens te Antwerpen), waaronder ook Van den vos Reynaerde (Tiecelijn, 2002, p. 112 e.v.),<br />

schoolboeken Frans, scenario’s voor tv-documentaires en artikelen in het Nieuw Vlaams<br />

Tijdschrift, De Vlaamse Gids en Gierik. Betrokken bij de stichting van De Faun. Critisch bulletin,<br />

letteren, kunst, geestesleven (1945-1946). Veel vertaalmateriaal uit het Frans in tijdschriften:<br />

teksten van Prévert, Apollinaire, de Ysopet, Anouilh en natuurlijk de Roman de Renart. Van het<br />

Nederlands naar het Frans vertaalde hij onder andere de Beatrijs van Boutens en de gedichten<br />

van zijn vriend Bert Decorte. In Tiecelijn werden ondertussen al meer dan twintig branches van<br />

de Roman de Renart en diverse andere kleinere teksten (fabels uit de Ysopet, van La Fontaine,<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Anouilh en anderen) vertaald. Vier maanden na zijn onderscheiding in de Orde van de<br />

Vossenstaart overleed hij in zijn woonplaats Schilde. Op zijn werktafel lagen Renartteksten die<br />

hij aan het vertalen was (Renart le nouvel en Renart le contrefait, beide teksten waaraan hij net<br />

begonnen was). De Tiecelijnredactie bezit nog diverse ingestuurde vertalingen die in latere jaarboeken<br />

zullen gepubliceerd worden. Een portret van Paul van Keymeulen in: Tiecelijn,<br />

19 (2006), p. 173-179.<br />

1. Geert Goeman (1957), redactiesecretaris van het kwartaalblad Berichten uit Boonland.<br />

2. Het artikel werd onmiddellijk in het eerstvolgende nummer (december 2000) gepubliceerd als:<br />

Paul van Keymeulen, Reynaerts dood, Branche XVIII van de Roman de Renart, in: Tiecelijn,<br />

13 (2000), p. 173-197.<br />

19<br />

Berchem, 8 april 2001<br />

Erik Martens aan Rik van Daele<br />

235<br />

Geachte heer van Daele,<br />

Zoals beloofd heb ik uw vraag voorgelegd aan de ledenvergadering, want het zijn<br />

de leden van onze vereniging, de tijdschriften, die over degelijke zaken moeten<br />

beslissen.<br />

Welnu, ons antwoord is helaas: nee, op dit moment niet. Niet omdat we Tiecelijn<br />

geen waardevol blad vinden, maar omdat we ons als groep willen beperken tot de<br />

iets meer algemene literaire & culturele bladen. Tiecelijn richt zich voor onze vereniging<br />

tot een te specifieke doelgroep. Ons probleem is dat er in Vlaanderen ontzettend<br />

veel tijdschriften zijn, en dat we vrezen dat onze werking verlamd zal worden<br />

indien we teveel hooi op onze vork nemen. Momenteel hebben we 23 leden,<br />

ons distributievolume (uitgewerkt in overleg met de boekhandel) is beperkt tot 20<br />

titels. De situatie is dus allesbehalve comfortabel.<br />

Wat wel mogelijk is, is dat we in de hernieuwde website (bij de pagina ‘andere tijdschriften’)<br />

een link voorzien naar de website van Tiecelijn.<br />

Mocht de politiek van de vereniging hierover in de nabije toekomst veranderen,<br />

dan breng ik u zeker op de hoogte.<br />

Met vriendelijke groeten,<br />

Erik Martens,<br />

Coördinator Culturele & Literaire Tijdschriften vzw<br />

Context: Het uitgeven van een tijdschrift behelst niet alleen het redactiewerk. Het behelst ook<br />

het leggen van contacten, deel uitmaken van netwerken, zorgen voor goede communicatie en<br />

verspreiding. Om deze redenen werden diverse pogingen ondernomen om lid te worden van<br />

CeLT, de vereniging van de Culturele en Literaire Tijdschriften uit Vlaanderen vzw. Ook de collega’s<br />

van de andere literaire tijdschriften dachten wel eens zoals subsidiërende overheden. Er<br />

is geen plaats onder de literaire zon voor nichetijdschriften. De raad van bestuur van de vzw<br />

<strong>Reynaertgenootschap</strong> heeft dit steeds betreurd, maar heeft steeds met respect en bewondering<br />

naar de werking van CeLT uitgekeken. De weigering tot toetreding betekende dat Tiecelijn niet<br />

kon instappen bij gemeenschappelijke publicaties of advertenties, noch kon deelnemen aan de<br />

Antwerpse boekenbeurs. De vermelding op www.detijdschriften.be is nog steeds een feit.<br />

Misschien dient er in Vlaanderen overwogen te worden om naast CeLT een complementaire<br />

vereniging op te richten voor literaire genootschappen. De vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong> wil een<br />

dergelijk project sterk ondersteunen.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


236<br />

Erik Martens (°1962), germanist, filmkenner en -recensent. In 2001 coördinator Culturele en<br />

Literaire Tijdschriften vzw. Momenteel hoofdredacteur archief-dvd’s (o.m. Kroniek van de<br />

Vlaamse film) bij het Koninklijk Filmarchief, voorzitter Beoordelingscommissie Audiovisuele<br />

Kunsten opgericht binnen het Kunstendecreet.<br />

20<br />

Charlotte Noord Carolina, USA, 3 april 2001<br />

Willem de Decker aan Rik van Daele<br />

Beste Rik Van Daele,<br />

Ik ben Willem O. de Decker, een Aalsterse Amerikaan sinds 1969. Ik heb jullie site<br />

sinds een paar weken druk bezocht en ervan genoten. Ik was een vriend aan huis<br />

met Louis Paul Boon voor jaren en meer (wij zaten bijna dagelijks op dezelfde trein;<br />

hij naar de Vooruit, ik naar de Unif in Gent, zo hebben wij elkaar leren kennen, de<br />

vroege jaren 60). De wereld is zeer klein wanneer men rondloopt of droomt.<br />

Hou de moed er in. Update je pages met je nieuwste zaken, wensen en winsten.<br />

Laat aub de integrale tekst staan van onze Vos, geschreven door mijn naamgenoot<br />

Willem.<br />

Willem O. de Decker, groet<br />

Vanuit Charlotte Noord Carolina, USA<br />

Context brieven 20-21: Via www.welcome.to/tiecelijn en later www.reynaertgenootschap.be is<br />

de blik van en naar de wereld bijna onbeperkt. Door het Internet werden omslachtige procedures<br />

om drukproeven naar auteurs, acht redacteuren en andere medewerkers te sturen, herleid<br />

tot het klikken op het icoontje ‘Versturen’ op de pc. Via Internet wordt Tiecelijn ontdekt en gelezen<br />

over de hele planeet. Twee leuke mails die dit illustreren kwamen van een uitgeweken<br />

Vlaming uit North Carolina, USA.<br />

21<br />

Charlotte Noord Carolina, USA, 10 april 2001<br />

Willem de Decker aan Rik van Daele<br />

Beste Reynaert vriend:<br />

Ik heb alles teruggevonden. Ik zit met likkebaarden traagjes alles na te lezen,<br />

gezien mijn taal sinds 31 jaar Engels is, en dit Oud-Nederlands is, doe ik dit traag<br />

om te verstaan en luidsprekende er van te genieten. Zo dacht ik dat dit de intentie<br />

was van de schrijver, die Willem, die wel wist dat meeste oren waarvoor hij schreef<br />

niet konden lezen. Je kunt deze wetenheid in de tekst bepaald goed voelen en duiden<br />

(zijn verdraaid Latijn, en vele zaken meer zijn voor het oor.) Ik ben terug aan<br />

lijn; ik heb Tiecelijn hervonden en de tekst. De Raaf doet goed werk. Willem O. de<br />

Decker,<br />

in Charlotte, North Carolina, USA<br />

Tiecelijn, 20, 2007


22<br />

Deinze, 10 februari 2001<br />

Philippe Proost aan Rik van Daele<br />

237<br />

Geachte Heer Van Daele,<br />

Vorige maand heb ik op aanvraag van de stad Gent een ‘lemma’ geschreven met<br />

betrekking tot de driehoek ‘J.-Fr. Willems-Reinaert-Gent’.<br />

De onderliggende gedachte was uiteraard om de aanwezigheid van Reinaert door<br />

de stad heen aan te tonen en dit in de literatuur, kunst, kleinkunst, gevelversiering<br />

en straatnamen. Deze opdracht was voor mij, geboren Gentenaar, een uitermate<br />

interessante uitdaging en ik was zelf verwonderd van de vele items die ik, na enig<br />

speurwerk, heb gevonden.<br />

Vanzelfsprekend komt ook Oscar Bonnevalle voor in het lijstje en om over enkele<br />

punten zekerheid te hebben ben ik gaan zoeken in uw uitstekend boek Reinaerts<br />

streken. 1<br />

Alhoewel ik dit boek regelmatig inkijk was één bepaald punt, één bepaalde deductie,<br />

mij nooit eerder opgevallen, namelijk de tekst op blz. 247 waar verwezen wordt<br />

naar de tekstvertaling van de ‘Victoria-uitgave’ 2 en meer bepaald naar de vermelding<br />

van de enkele met H.C. gesigneerde exemplaren. Vanaf daar gaat u uit van het<br />

standpunt dat H.C. de initialen zijn van een persoon en u concludeert dat er met<br />

deze twee letters slechts één Vlaamstalig Reinaerdist is die de vertaling van de<br />

Franse tekst kan gemaakt hebben namelijk Camille Huysmans.<br />

Dat de Antwerpenaar Camille Huysmans de tekst zou vertaald hebben lijkt mij,<br />

gezien de datum van uitgave en de interesse van Huysmans voor Reinaert, zeer<br />

logisch en waarschijnlijk maar volgens mij hebben de letters H.C. daar mogelijks<br />

geen verband mee.<br />

Naast Reynaert de Vos heb ik ook interesse voor de auteurs John Flanders en<br />

Georges Simenon en voor kunstboeken in het algemeen en de ‘impressionisten’ in<br />

het bijzonder.<br />

De meeste originele uitgaven van deze boeken zijn in de Franse taal en ik heb ze<br />

dan nog liefst in beperkte oplage, op mooi papier en genummerd.<br />

De meeste uitgevers vermelden dan drie soorten druk:<br />

– een beperkt aantal, genummerd op mooi papier, bedoeld als ‘originele druk’,<br />

– een grotere, niet genummerde oplage, de eerste ‘gewone’ uitgave,<br />

– een zeer beperkt aantal, niet in de handel, bedoeld voor de auteur en zijn vrienden.<br />

De notie auteur is zeer breed en kan ook de illustrator of de uitgever zijn maar is<br />

dikwijls ook een sponsor of, zo deze een bedrijf is, de aandeelhouders van het<br />

bedrijf.<br />

Deze derde, niet in de handel zijnde druk, kan op verschillende manieren vermeld<br />

worden:<br />

– ze kunnen een deel zijn van de mooie oplage op duur papier en dan staat er bvb:<br />

‘150 exemplaar op ‘Lafumapapier’ genummerd van 1 tot 140 voor de originele uitgave<br />

en 10 exemplaar, genummerd van 141 tot 150 niet in de handel en voorbehouden<br />

voor de auteur.<br />

– ze kunnen een aparte nummering hebben bvb.:’…en 10 exemplaar, niet in de<br />

handel, genummerd van I tot X’<br />

– Maar heel dikwijls wordt naast de cijfers een speciale vermelding gemaakt van het<br />

niet in de handel zijn.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Nu terug naar het Frans waar dergelijke vermeldingen aangegeven worden als<br />

‘hors commerce’ en dan staan, in het derde geval, naast de Romeinse cijfers de letters<br />

H.C.<br />

De chocoladefabriek Victoria heeft ongetwijfeld eerst een Franstalige versie laten<br />

schrijven later uit het Frans naar het Nederlands vertaald en hun beheerraad was<br />

hoogst waarschijnlijk ook Franstalig en dus werden er gratis exemplaren voorzien<br />

voor de aandeelhouders; deze exemplaren waren niet in de handel te verkrijgen en<br />

in het Frans aangeduid met ‘hors commerce’ of H.C.<br />

Het lijkt mij dus dat de letters H.C. refereren naar ‘Hors Commerce’ en niet naar<br />

Camille Huysmans, trouwens, zo het zijn initialen zouden geweest zijn is de kans<br />

groot dat er C.H. zou gestaan hebben en niet H.C.<br />

Ik voeg enkele voorbeelden bij deze brief om u dergelijke schrijfwijze in een paar<br />

andere boeken te laten zien.<br />

Het kan nu ook dat mijn zienswijze fout is en heel graag wil ik uw commentaar<br />

hierop ontvangen.<br />

Met beste Reinaertgroeten,<br />

Philippe Proost<br />

Context: Het uitgeven van een tijdschrift en het publiceren van boeken is een continu in gesprek<br />

zijn met abonnees en lezers. Ook hier zijn vele tientallen voorbeelden in het Tiecelijnarchief te<br />

vinden. Bovenstaande brief is een stukje van een dergelijke correspondentie. Over Camille<br />

Huysmans en de Victoria-uitgave met illustraties van Oscar Bonnevalle, zie ook de context bij<br />

brief 8.<br />

Philippe Proost (°1937) is Gentenaar, woont in Deinze. Vice-president Operations bij Farmaconcern,<br />

beheerder van bedrijven. Tiecelijnabonnee, bibliofiel, interesses: Reynaert, Simenon<br />

en Gent. Organiseerde diverse Reynaerttentoonstellingen, o.a. in Gent (Museum De School van<br />

Toen, 2002), Boechout (Openbare Bibliotheek, i.s.m. Willemsfonds, 2006) en Hulst (Museum De<br />

Vier Ambachten, 2007). Auteur van het Reynaertlemma op www.literair.gent.be.<br />

1. J.D. Janssens en Rik van Daele, Reinaerts streken. Van 2000 voor tot 2000 na Christus,<br />

Leuven, Davidsfonds, 2001.<br />

2. D.i. Van Daele-Everaers e.a., nr. 87: Julius de Geyter (6) & H.C. [Huysmans Camille]: Le<br />

Roman du Renard. Adapté et présenté par les éditions du Chat qui pêche. Bruxelles. – Reinaert<br />

de Vos. Aangepast en voorgesteld door De Vissende Kat. Brussel, Biscuits-Chocolats-<br />

Confiseries/Biscuits-Chocolade-Suikerwaren, S.A. Victoria N.V., [1949]. 61-(7) p.<br />

23<br />

Boxmeer, 24 april 2001<br />

Nard Loonen aan Rik van Daele<br />

238<br />

Geachte heer Van Daele,<br />

Zondag ontving ik van Erwin Verzandvoort de bestelde 20 speciale nummers plus<br />

nog enkele andere attenties van Vlaamse bodem. Mijn dank voor dat alles.<br />

Vanmorgen heb ik een en ander onder de studenten verdeeld (behalve de<br />

Reynaertbiertjes – die bewaar ik voor eigen behoef!). De meegeleverde jongste<br />

Tiecelijnnummers zal ik, op verzoek van de studenten zelf, schenken aan diegenen<br />

die het hoogste tentamenresultaat gaan behalen. Overigens toonden de studenten<br />

zich zeer ingenomen met deze vlotte materiaalvoorziening.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


239<br />

Zelf wil ik mij vanaf heden opgeven als steunend lid. Ik zal de benodigde 55 gulden<br />

overmaken op de postbankrekening van Erwin Verzandvoort. Ik neem aan dat<br />

de administratieve afhandeling daarna ‘vanzelf’ in orde komt.<br />

De Tiecelijn-website is momenteel ontoegankelijk. Ik krijg bij http://welcome.to/tiecelijn<br />

al enkele malen een foutmelding ‘server too busy’. Ik ken dat verschijnsel van<br />

mijn eigen website. In zo’n geval adviseer ik gedupeerde bezoekers direct naar het<br />

vervolgadres te gaan (het adres waarheen welcome.to doorverwijst). Wilt u mij dat<br />

vervolgadres van Tiecelijn melden, dan kan ik de welcome.to-drempel overslaan.<br />

Mijn eigen website loopt overigens ook nog niet vlekkeloos, maar ik wil hem toch<br />

even noemen. Hij gaat over het dorpje Rosoy (Haute Amance, 20 km ten oosten<br />

van Langres) en met name over de boerderij uit 1706 die wij daar enkele jaren geleden<br />

hebben gekocht. Dat huis heb ik van meet af aan Malpertus gedoopt, omdat ik<br />

(1) er niet graag afstand van zal willen doen, (2) het zeer stevig is gebouwd en dus<br />

een soort onneembare veste is, (3) het net zo min een kasteel is als een ordinair<br />

vossenhol, en (4) er rond het dorp veel vossen huizen.<br />

Als in het najaar de voorgevel door de aannemer is gerestaureerd, zal ik het<br />

betreffende naambord aanbrengen. De authentieke vossenklem die de vorige<br />

bewoners hadden achtergelaten, heb ik vanmorgen aan de studenten gedemonstreerd<br />

– zij waren zeer enthousiast en onder de indruk. In Frankrijk zijn die klemmen<br />

nu overigens verboden, niet omdat ze zielig voor de vossen zouden zijn, maar<br />

omdat hun eigen honden en soms de jagers zelf er in belandden!<br />

Ik handhaaf mijn voornemen om na afloop van de Reinaertmodule in Nijmegen<br />

een beschrijvend artikel daarover voor Tiecelijn te zullen schrijven.<br />

Bovendien speel ik met de gedachte de studenten (max. 19) eind juni uit te nodigen<br />

voor een dagje Reinaertland (een tochtje tussen Gent en Hulst). Kunt u mij op<br />

dat punt enig advies geven? Wellicht is het te combineren met een uitstapje voor<br />

mijn sectiegenoten van de sectie Nederlands alhier. 1<br />

Tot slot: mijn voorliefde voor Reinaert is voornamelijk daarin gelegen dat ik in mijn<br />

eerste studiejaar aan de Universiteit van Amsterdam filologie heb gehad van Frank<br />

Lulofs. 2 Een betere reclame voor een letterkundig werk dan zijn colleges terzake<br />

heb ik nimmer meegemaakt.<br />

Met vriendelijke groet,<br />

Nard Loonen,<br />

Context: De leden van de vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong> legden diverse internationale contacten.<br />

Universiteit- en hogeschoolstudenten werden rondgeleid in het Land van Reynaert, luisterden<br />

naar Reynaertvoordrachten en bezochten diverse Reynaertplekken. In Huis Thuysbaert te<br />

Lokeren werden o.a. de studenten van het Gymnasion te Nijmegen rondgeleid o.l.v. hun docent<br />

doctor Nard Loonen. Diverse jaren werkten diverse studenten ook aan opdrachten in functie van<br />

het Reynaerttijdschrift. Tiecelijn was meermaals verplichte lectuur, af en toe zelfs examenleerstof.<br />

Ook in andere universiteiten werd met belangstelling uitgekeken naar de cultuurtoeristische<br />

initiatieven en experimenten (zie brief 24).<br />

L.J.M. (Nard) Loonen (°1946) was van 1972 tot 1996 werkzaam als leraar Nederlands op diverse<br />

middelbare scholen en is vanaf 1982 als hogeschooldocent verbonden aan de hogescholen<br />

van Arnhem en Nijmegen. In 2003 promoveerde hij op een taalkundig onderwerp (voorzetsels<br />

in het Nederlands). Hij is sinds 2001 medewerker van Tiecelijn en publiceerde bijdragen over<br />

o.a. het voorkomen van de plaatsnaam Malpertuis in Frankrijk. Hij bracht met zijn studenten (net<br />

zoals vroeger W.Gs Hellinga) enkele studiebezoeken aan het Reynaertland.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


1. Eind juni 2001 (en later nog in 2004 en 2005) bezocht een Nijmeegse delegatie inderdaad<br />

het Land van Reynaert. De studenten brachten o.a. een bezoek aan de permanente<br />

Reynaerttentoonstelling in Huis Thuysbaert te Lokeren.<br />

2. Frank Lulofs (1920-2003). Zie ook: W. Kuiper, In memoriam Francis Lulofs, filoloog en<br />

Reynaertonderzoeker, in: Tiecelijn, 16 (2003), p. 262-264.<br />

24<br />

[Leipzig], 8 maart 2004<br />

Rita Schlusemann aan Rik van Daele<br />

Geachte heer Van Daele,<br />

Hierbij zou ik graag de nummers van de jaargang 2003 van Tiecelijn willen bestellen,<br />

en vanaf dit jaar een abonnement op het tijdschrift willen nemen. Het bedrag<br />

van 24 EURO heb ik overgemaakt op de Nederlandse rekening van de heer<br />

Verzandvoort. Aangezien ik zijn mailadres niet kon vinden, om hem mijn adres mee<br />

te delen, zou ik u willen vragen om het toesturen van de nummers te regelen. Mijn<br />

adres is […]<br />

Misschien is het ook interessant voor u om te weten dat Paul Wackers en ik in het<br />

kader van het BIMILI-project (Bibliothek mittelniederländischer Literatur) op dit<br />

moment samen aan een editie met Duitse vertaling van Reynaerts historie met een<br />

nawoord en commentaar werken. 1 In het komende semester (vanaf 6 april tot eind<br />

juli) geef ik aan de universiteit in Leipzig waar ik werk een cursus over deze tekst,<br />

Reynke de vos en Goethes versie. Omdat ik aan de studenten ook graag materiaal<br />

van plaatsen, naamborden etc. zou willen laten zien, zou ik u willen vragen om mij<br />

mee te delen op welke manier ik dit het beste zou kunnen doen.<br />

Zijn er affiches, aankondigingen etc. te koop, en zo ja, waar zou ik iets kunnen<br />

bestellen? Ten tweede heb ik nog een andere vraag. Zijn er dit jaar b.v. nog bepaalde<br />

manifestaties, tentoonstellingen, excursies etc. gepland?<br />

Met vriendelijke groeten,<br />

Rita Schlusemann<br />

Context: zie brief 24.<br />

240<br />

Dr. Rita Schlusemann promoveerde op een Reynaertonderwerp in 1991, uitgegeven als `Die<br />

hystorie van reynaert die vos’ und `The history of reynard the fox’. Die spätmittelalterlichen<br />

Prosabearbeitungen des Reynaert-Stoffes. (Europäische Hochschulschriften. Reihe I. Deutsche<br />

Sprache und Literatur 1248). Frankfurt am Main etc. 1991, 248 S. Werkzaam aan het Institut<br />

für Germanistik, Niederlandistik van de Universität Leipzig.<br />

1. Ondertussen verschenen als Reynaerts historie. Herausgegeben und übersetzt von Rita<br />

Schlusemann und Paul Wackers, Münster, 2005 (Bibliothek mittelniederländischer Literatur, 2).<br />

X+483 p. Gerecenseerd door: Geert H.M. Claassens, Op Vestvalen ben ic gegaen (vrij naar<br />

Reynaerts historie, 4040-4041), naar aanleiding van…, in: Tiecelijn, 20 (2007), p. 167-169.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


25<br />

Brussel, 11 oktober 2004<br />

Bert Anciaux aan het Reynaert Genootschap vzw<br />

Geachte Heer van Daele,<br />

Ik heb uw brief dd. 30 september jongstleden in goede orde ontvangen. Tegelijk<br />

mocht ik kennismaken met de twee bijzondere Tiecelijnnummers: de bibliografie<br />

van Reynaert-bewerkingen na 1880 en het register van vijftien jaargangen Tiecelijn.<br />

Beide boekjes illustreren het indrukwekkend ‘palmares’ dat Reynaert sinds zijn<br />

geboorte heeft opgebouwd. In onze literatuurgeschiedenis een monument zonder<br />

weerga. Dat dit naslagwerk alleen al drie jaar in beslag nam, zegt alles. Ik houd er<br />

dan ook aan alle redacteuren en medewerkers te feliciteren voor dit onnavolgbare<br />

werkstuk.<br />

Tot slot druk ik de wens uit dat deze uitgave(n) een breder en ander publiek zal<br />

bereiken dan de reeds talrijke Reynaerdofielen.<br />

Met vriendelijke groeten,<br />

Bert Anciaux<br />

Vlaams minister<br />

Context: Op 30 september 2004 verschenen het bibliografisch themanummer van Tiecelijn, dat<br />

ook als een aparte publicatie werd gedrukt: m.n. Rik van Daele, Peter Everaers, Willy Devreese<br />

& Erwin Verzandvoort, De bibliografie van de Nederlandstalige Reynaertbewerkingen van 1800<br />

tot nu, Sint-Niklaas & Ter Hole, vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong> & Antiquariaat Secundus, 2004 (106<br />

p.); én het door Marcel Ryssen samengestelde register van 15 jaar Tiecelijn in twee verzorgde<br />

publicaties. Vlaams cultuurminister Bert Anciaux greep deze gelegenheid aan om zijn waardering<br />

uit te spreken en de vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong> een opdracht te geven.<br />

26<br />

Glasgow, 12 oktober 2004<br />

Kenneth Varty aan Rik van Daele<br />

241<br />

Dear Rik, dear Els,<br />

Many thanks for yet another issue of Tiecelijn with its magnificent Bibliography.<br />

You and all your collaborators and colleagues are to be most warmly congratulated.<br />

And I have enjoyed immensely your splendid book – the one you gave me when<br />

we met in Belgium last year: Reinaerts streken. What wonderful illustrations!<br />

Our warmest, affectionate greetings,<br />

Kenneth<br />

Context: Dit schrijven volgt op de toezending van De bibliografie van Reynaertbewerkingen na<br />

1800 (zie brief 25).<br />

Kenneth Varty was diverse malen in het Reynaertland, o.a. in 1991 n.a.v. het colloquium van de<br />

IRS in Groningen en in 2003 n.a.v. het congres in Louvain-la-Neuve. In 2003 hield hij in het stadhuis<br />

van Sint-Niklaas een lezing over de geschiedenis van de Society. Hij is Tiecelijnabonnee<br />

en publiceerde in Tiecelijn een bijdrage over een met leder bekleed luciferdoosje met<br />

Reynaertmotief in het museum van het Schotse Crieff. Een interview met Varty verscheen als:<br />

Rik van Daele, Portret. Kenneth Varty, achtervolgd door de vos, in: Tiecelijn, 3 (1990), p. 82-85.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Kenneth Varty (°1927) is volgens het briefpapier ‘B.A., Ph.D., D. Litt. Stevenson Professor of<br />

French in the University of Glasgow, 1968-1990; Professor Emeritus since 1990. Life Member,<br />

Clare Hall, University of Cambridge. Chevalier dans l’ordre des Palmes Academiques, Chevalier<br />

dans l’Ordre des Arts et des Lettres.’ Deze in Glasgow residerende romanist is oprichter en was<br />

jarenlang voorzitter (tot 1989) van de International Reynard Society.<br />

27<br />

[Utrecht], 27 juli 2006<br />

Paul Wackers aan Rik van Daele<br />

242<br />

Dag Rik,<br />

Ik ben niet zo’n bewaarder van spullen en ik houd persoonlijke en zakelijke dingen<br />

erg gescheiden. Ik heb dus niet zoveel Reynaertbrieven meer. Ik zal na de<br />

vakantie nog een keer zoeken of ik iets van Lulofs of Hagtingius aan mij kan vinden.<br />

– Ik dacht dat ik ze bewaard had, maar ik kan ze op het moment niet vinden. Ik heb<br />

wel brieven van Kenneth liggen, maar die gaan vooral over het Mercatorboek 1 dat<br />

er nooit gekomen is en die vereisen heel veel toelichting om de inhoud te snappen.<br />

Die zijn dus niet geschikt.<br />

In het attachment vind je de enige ‘brief’ van mijzelf die mogelijk geschikt is. Het is<br />

een attachment bij een mail aan Baudouin van den Abeele, Gabriella Parussa en<br />

Richard Trachsler. Hij gaat over de manier waarop Brian 2 en ik Reinardus gerund<br />

hebben en hoe wij vieren daarmee verder zouden kunnen gaan. Kijk maar eens wat<br />

je daarvan vindt. Hij zal wel vertaald moeten worden. En als je hem selecteert moeten<br />

we de geadresseerden om toestemming vragen.<br />

Ik zou heel erg pleiten tegen opname van een brief over de subsidiekwestie. Ik<br />

zou dat zelf unfair, egocentrisch en kinderachtig vinden. We kunnen best met het<br />

Fonds van mening blijven verschillen (hoewel ik vond dat hun toelichting op jouw<br />

bezwaarschrift een redelijk en verstandig stuk is.) Het enige waar ze niks over zeggen<br />

en wat Tiecelijn wel bijzonder maakt, is dat er een toenemend aantal mensen<br />

is dat bereid is te betalen voor de inhoud daarvan. En dat is echt bijzonder in de huidige<br />

tijd – maar dat is een andere kwestie), maar dat moeten we buiten de pagina’s<br />

van Tiecelijn houden. En als we er wat over zeggen, dan rechtstreeks via een editoriale<br />

opmerking van jou.<br />

Hartelijke groet<br />

Paul<br />

(ik heb vanaf maandag vier weken vakantie; dan hoor je dus een tijdje niks)<br />

Bijlage: The activities of the editors of Reinardus<br />

Context: In 2006 publiceerde Tiecelijn een Reynaertbrievennummer waarin een beeld wordt<br />

geschetst van diverse aspecten van de Reynaertstudie en de naleving van het verhaal. In de<br />

voorbereidende gesprekken en mails werd overal gezocht naar brieven, ook bij de redactieleden.<br />

In het nummer (2006/3) werden uiteindelijk 70 brieven gepubliceerd. (Zie ook brief 29.) De<br />

doorgemailde brief werd uiteindelijk niet opgenomen. Er werd beslist om in het themanummer<br />

geen brieven met betrekking tot Tiecelijn op te nemen en deze brieven te bewaren voor publicatie<br />

in dit allerlaatste nummer van het driemaandelijks tijdschrift. Uit het schrijven blijkt ook dat<br />

Tiecelijn, 20, 2007


de subsidiekwestie rond het Vlaams Fonds binnen de redactie met veel tact en terughoudendheid<br />

werd/wordt behandeld.<br />

Paul Wackers (°1950) is hoogleraar Historische Nederlandse letterkunde voor 1500 aan de<br />

Universiteit Utrecht. In 1986 promoveerde hij op een proefschrift getiteld De waarheid als leugen.<br />

Een interpretatie van Reynaerts historie. Behalve over de Reynaerttraditie publiceerde hij<br />

vooral over de raakvlakken tussen de Latijnse en de Middelnederlandse traditie. Sinds 1987 is<br />

hij secretaris/penningmeester van de International Reynard Society en redacteur van Reinardus,<br />

het jaarboek van die Society. In 2005 werd hij voorzitter van dit internationale gezelschap. Hij is<br />

Tiecelijnredacteur sinds 1998 en publiceerde diverse artikels in dit tijdschrift.<br />

1. In de late jaren 1980 ontstond het idee om in de bekende reeks van het Mercatorfonds (dat<br />

een reeks indrukwekkende kunstboeken in zijn fonds heeft) een fraai en lijvig Reynaertboek uit<br />

te geven. Diverse auteurs hebben voor dit boek bijdragen geschreven. Helaas is het boek er<br />

nooit gekomen.<br />

2. Prof. dr. Brian Levy (1938-2004) was achttien jaar mede-uitgever van Reinardus. Hij was<br />

fabliauspecialist en doceerde middeleeuwse Franse literatuur aan de universiteit van Hull. Hij<br />

overleed plots op 10 augustus 2004, amper 65 jaar oud. Redacteur-uitgever Baudouin van den<br />

Abeele is werkzaam aan de Université Catholique de Louvain-la-Neuve, de redacteur-lector<br />

Gabriella Parussa is werkzaam aan de Université François Rabelais in Tours en haar collega<br />

Richard Trachsler is ‘Assistenzprofessor’ middeleeuwse Franse taal- en letterkunde aan de universiteit<br />

van Zürich.<br />

28<br />

Schilde, 2 oogst 2006<br />

Paul van Keymeulen aan Rik van Daele<br />

243<br />

Waarde vriend,<br />

Ik zit volop in de vertaling van Le livre de Regnart, wat zoals u weet een dérimage<br />

ofte ontrijming is van Giélée’s Renart le Nouvel. 1 De onbekende ontrijmer – een<br />

zedenpreker, moraalridder en geen hoogvlieger – heeft de oorspronkelijke tekst<br />

gelardeerd met, vaak stuntelige ‘exempels’ en het zijn die exempels die het<br />

Reynaertverhaal nutteloos remmen. Ik vind het jammer niet over de tekst van<br />

Giéleé te beschikken. Ik heb op internet laten zoeken en kreeg de hierbij ingesloten<br />

voorstellen van antiquaars, de laatste offerte lijkt mij de interessantste, maar is niet<br />

goedkoop. Ik wil er wel die dollars aan spenderen, als ik zeker ben dat het de uitgave<br />

is die we zoeken. Kan u daar uitsluitsel over geven. Eenmaal in het bezit van<br />

de ‘goede’ tekst zou ik mijn vertaling van onze dérimeur stop zetten en Giéleé vertalen.<br />

Is het niet de ‘goede’ tekst dan ga ik door met de ontrijmer en met volgend voorstel.<br />

Ik zou alleen de verhaaltekst vertalen en niet de exempels. Dan krijgen we een<br />

doorlopende branche die vlot leest al is het plagiaat. We zouden wel de tien eerste<br />

(of eerste tien) hoofdstukken met de exempels publiceren als voorbeeld.<br />

Wil zo goed zijn mij mijn vertaling van de dérimeur terug te bezorgen en wil mij<br />

ook nog enkele exemplaren van het laatste nr. van Tiecelijn opsturen.<br />

De Franse vertaling van Van den vos Reynaerde is af en wordt momenteel mooi<br />

overgetijpt. Zal vóór het einde van de maand af zijn. Mijn vraag is: op welke manier<br />

wenst u die Dit du goupil Renart 2 te ontvangen. Het kan op cd, per e-mail, per copie.<br />

Laat het mij svp op tijd weten, en, amice, vergeet ook de lichtdrukmalen niet.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Inmiddels met vriendelijke groeten,<br />

Paul van Keymeulen<br />

244<br />

Context: zie brief 18. Na zijn vertalingen van de branche van de Roman de Renart begon Paul<br />

van Keymeulen aan de vertaling van de Renart le nouvel en van Renart le contrefait.<br />

1. Tekst van ca 1289, geschreven te Rijsel door Jacquemart Gielee.<br />

2. De vertaling van de Reynaert I door Van Keymeulen is te vinden op www.reynaertgenootschap.be.<br />

29<br />

Sint-Niklaas, augustus 2006<br />

Tiecelijnredactie aan Reynaertbriefschrijvers en -ontvangers in Vlaanderen en<br />

Nederland, hun uitgevers en erven<br />

Zeer geachte mevrouw, mijnheer,<br />

Het literaire tijdschrift Tiecelijn (oplage 600 ex.; ca. 350 betalende abonnees) plant<br />

zeer binnenkort (publicatie voorzien tegen circa 30 september) een bloemlezing van<br />

Reynaertbrieven, dit als opvolger van een themanummer rond Vossenpoëzie<br />

(2005). Het nummer wordt uitgegeven als een regulier nummer, wordt niet op een<br />

extra aantal exemplaren gedrukt en krijgt geen overdruk.<br />

Voor dit themanummer worden circa 70 brieven geselecteerd, geschreven tussen<br />

1834 (J.F. Willems) en 2006. De brieven werden geselecteerd op hun belang voor<br />

de Reynaertmaterie (anekdotiek, interesse) en in een aantal gevallen op hun literaire<br />

waarde. Diverse brieven brengen nieuwe gegevens aan voor de<br />

Reynaerdistiek (bijv. de plannen voor internationale Reynaertcongressen vanaf de<br />

jaren 1950). Er werden brieven geselecteerd van literaire coryfeeën (o.a. Gerard<br />

Walschap, Willem Elsschot, Louis Paul Boon, Stijn Streuvels), politieke verantwoordelijken<br />

(o.a. Camille Huysmans, Jean-Luc Dehaene, Aad Nuis) en bekende<br />

Reynaerdisten (Leonard Willems, J.W. Muller, K. Heeroma, W.Gs Hellinga e.a.).<br />

Belang werd ook geschonken aan de ontwikkeling van het Reynaertgebeuren in het<br />

Land van Reynaert (J. Goossenaerts, A. Stoop, B. Peleman e.a.). De brieven<br />

komen hoofdzakelijk uit de collecties van het AMVC, de Bibliotheca Wasiana en het<br />

<strong>Reynaertgenootschap</strong>.<br />

Graag willen wij u verzoeken of wij uw brief / de brief aan u gericht / de brief door<br />

u gepubliceerd / de brief in uw collectie die in bijlage bij deze brief / mail wordt vermeld,<br />

mogen opnemen in de brievenbloemlezing, dit liefst zonder verdere onkosten.<br />

De inhoud van de brieven wordt volledig en zonder ingrepen overgenomen. Het<br />

gaat niet om een wetenschappelijke uitgave, maar om een zgn. leeseditie (naar het<br />

voorbeeld van de edities van de correspondentie van Elsschot (Querido, 1993) en<br />

Walschap (Nijgh & Van Ditmar, 1998-). Adressen en briefhoofden worden niet opgenomen.<br />

Niet in alle gevallen is het duidelijk bij wie de toestemming tot publicatie ligt en wie<br />

precies de erven zijn. Toch doen wij onze uiterste best om de juiste instellingen en<br />

personen te bereiken en de wettelijke bepalingen te volgen. In het geval het reeds<br />

gepubliceerde brieven zijn, wordt steeds verwezen naar de oorspronkelijke uitgave<br />

Tiecelijn, 20, 2007


en worden deze uitgaven gevolgd. Wij hopen – aangezien de brieven reeds aan de<br />

openbaarheid zijn prijsgegeven – dat wij in deze gevallen de toestemming tot herpublicatie<br />

krijgen. Het gaat in alle gevallen om een beperkte correspondentie van<br />

maximaal een drie- of viertal brieven. De volledige lijst van de brieven wordt in bijlage<br />

in een exceldocument meegedeeld. Indien gewenst kunnen wij ook de getranscribeerde<br />

inhoud van de brief per mail aan u bezorgen. Een kopie van de originele<br />

brief kan ook worden toegestuurd.<br />

Graag willen wij u verzoeken om ons per kerende (rik.vandaele@online.be) en<br />

graag voor 1 september een antwoord te sturen, zeker in het geval u geen publicatie<br />

wenst (wat wij absoluut zouden betreuren …).<br />

Meer info over onze werking vindt u op www.reynaertgenootschap.be.<br />

Hopend op een positief bericht, sturen wij U onze hoogachting,<br />

Dr. Rik van Daele<br />

Hoofdredacteur Tiecelijn<br />

Context: zie brief 27. Het brievennummer werd gepubliceerd eind september 2006 (jg. 19 nr. 3).<br />

30<br />

Belsele, 19 juni 2007<br />

Alfons de Belie aan Rik van Daele<br />

245<br />

Geachte vriend Rik,<br />

In een der vorige nummers van Tiecelijn verscheen een bijdrage over het<br />

Volkstoneel. 1<br />

Hierin werd een voorstelling van Reinaert De Vos vermeld die te Belsele plaats<br />

vond. Daarbij werd vermeld dat er mogelijk Belsele bij Evergem bedoeld werd.<br />

Ik stuur u hierbij een uittreksel uit De Standaard van 19 augustus 1925.<br />

Hieruit blijkt dat de voorstelling te Belsele bij Sint-Niklaas plaats vond.<br />

En wel in het thans verdwenen Hof ter Beke, gelegen in de Koutermolenstraat.<br />

Het domein begon waar de vroegere gemeenteschool gebouwd is. De ingang was<br />

rechtover de Puidreef. Het werd laatst bewoond door de familie Geerts.<br />

Ingesloten de fotokopie van het kasteel uit mijn werk: Groeten uit Belsele. 2<br />

Hartelijke groeten van,<br />

De Belie A.<br />

Briefpapier van de Culturele Kring Boudelo vzw<br />

Bijgevoegd de transcriptie door De Belie van het krantenartikel en de foto van kasteel en tuin.<br />

Transcriptie artikel De Standaard, 19 augustus 1925, p. 4 (naar Alfons de Belie; hem bezorgd<br />

door professor Reginald de Schryver):<br />

Tooneel<br />

Openluchttooneel in het Hof Ter Beken te Belcele<br />

Door de zorgen van het Verbond van het Vlaamsch Personeel der Openbare<br />

besturen, Tak Land van Waas, V.O.S. en den Toneelkring Hooger Op, van<br />

Belcele, werd eene openluchtvertooning op touw gezet in het lommerrijke<br />

Tiecelijn, 20, 2007


246<br />

Belcele, de lieve gemeente gelegen langs de groote baan van Antwerpen<br />

naar Rijsel. ‘Het Vlaamsche Volkstooneel’ pakte uit ditmaal met ‘Reinaert de<br />

Vos’, onder leiding van Staf Bruggen, die zelf de rol van Reinaert speelde.<br />

Alhoewel de vertooning slechts aanvang nam om 3u30 bracht de trein van<br />

1u30 uit Sint-Niklaas eene heele schaar toeschouwers mede. Een uur voor<br />

het vastgestelde uur ware de toegang overrompeld worden, hadden de ordedienst<br />

niet tot in de minste bijzonderheid verzorgd geweest. Toen de vertooning<br />

aanvang nam waren dan ook alle plaatsen dicht bezet.<br />

Onder het spelen der ‘Rubbensmarch’ deden de dierenmenschen hunne<br />

intrede langs kronkelende padjes door het kreupelhout, (—-) de wonderschoone<br />

schikking van het speelterrein […]. De tooneelschikking was betoverend,<br />

daarvoor hadden moeder-natuur en tooneelmeester Van<br />

Crombrugge […] gezorgd: op eenen heuvel het prachtige vossenhol […].<br />

Tusschen in dichtgebladerde boomen zaten een 1500tal menschen van het<br />

sappige […] spel te genieten. Onder de aanwezigen bemerkten wij Dr. Alb.<br />

Van Driessche, Dr. Van Breda, voorzitter van het V.V. te Sint-Niklaas, M.L.<br />

Scheerders, E.H. Quinteleer, M. De Meester, burgemeester, Dr. Adr. Claus,<br />

E.H. Raman, bestuurder der Normaalschool, E.H. De Leenheer, E.H. Josson<br />

en een vijftigtal andere priesters. De tooneelkringen van Hamme, Sint-<br />

Niklaas, Sinaai, Moerbeke, Kieldrecht, Stekene en van gansch het Waasland<br />

waren allen flink vertegenwoordigd. Een dreunende ‘Vlaamsche Leeuw’ door<br />

de Koninklijke Fanfare van Sinaai die haar gewaardeerde belangloze medewerking<br />

verleende, besloot de prachtige prestatie; Staf Bruggen vooral, en<br />

de inrichters mogen zich verheugen over het reuzensucces.<br />

Alfons de Belie (1926) was zaakvoerder van een groot meubelbedrijf, heemkundige en amateurarcheoloog.<br />

De Belie legde in de voorbije decennia met vele (vooral jonge) vrijwilligers de<br />

Boudelo-site in Klein-Sinaai bloot. Vele van de vondsten bevinden zich nu in de collectie van de<br />

Stedelijke Musea van Sint-Niklaas. De Belie stichtte de Culturele kring Boudelo en publiceerde<br />

diverse boeken over de abdij en over zijn woonplaats Belsele (o.a. een dialectwoordenboek).<br />

Tony Oost, oud-conservator van de Stedelijke Musea van Sint-Niklaas, getuigt over De Belie:<br />

‘Zonder hem was ieder spoor van de abdij verloren gegaan.’ (Het Nieuwsblad, 2 augustus 2001).<br />

1. Rik van Daele, ‘Het onderwerp is waarlik onbetaalbaar.’ De Reynaerttoneelbewerking van<br />

Paul de Mont, in: Tiecelijn, 19, (2006), p. 123-139. Dit artikel is een voorpublicatie uit het boek<br />

Ast Fonteyne en Reynaert de vos, Leuven, Davidsfonds, 2007 (publicatie 23 oktober 2007).<br />

2. Alfons de Belie, Groeten uit Belsele: bijdrage tot de geschiedenis van Belsele, Sint-Niklaas,<br />

Culturele Kring Baudelo, 2002.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Afdeling 4<br />

VOSSENISSEN<br />

Wanneer hij in de zon der pinksterdagen<br />

voorzichtig lui voor zijn kasteelpoort ligt<br />

zal hij zijn vrienden zien, die niet versagen<br />

om uit zijn boek de raadselen te verjagen<br />

en hij zal grijnzen met een frank gezicht!<br />

Anton van Wilderode, Volledig dichtwerk.<br />

Gebundelde Gedichten, Lannoo, 1999.<br />

Reinaert I. Reinaertpad door het Waasland (1955)<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Ivan Bernage<br />

Afscheid van Tiecelijn<br />

Toen ik als humanioraleerling aan het atheneum te Gent in de lessen literatuurgeschiedenis<br />

voor het eerst hoorde over het Vlaamse Reynaertverhaal van Willem,<br />

was ik meteen erg geboeid. De leraar vertelde dat Willem waarschijnlijk een monnik<br />

was van de Baudeloabdij en dat hij dus misschien wel ooit had zitten schrijven op<br />

de plek waar wij nu zaten te luisteren. Toentertijd was het atheneum immers nog<br />

gevestigd in een pand aan de Ottogracht, dat ooit aan de abdij van Boudelo had toebehoord.<br />

Aan de achterzijde kwam de speelplaats trouwens uit op het nog bestaande<br />

Baudelopark. Het was alsof ik de monnik aan zijn lessenaar in het scriptorium<br />

zag staan, alsof ik de geur van de inkt en het perkament opsnoof en de ganzenveer<br />

hoorde krassen. Ik luisterde ademloos en maakte het vaste voornemen meer over<br />

Reynaert en Willem te weten te komen. Later raakte dit voornemen op de achtergrond,<br />

maar het vuur bleef smeulen tot ik veel later in een boekhandel het boek van<br />

F. Lulofs doorbladerde en de fascinatie opnieuw opflakkerde. Al mijn vrije tijd ging<br />

op aan de lectuur en de studie van Reynaert. Niet alleen het verhaal, maar ook de<br />

historische context en vooral de Middelnederlandse taal van het Comburgse en het<br />

Dyckse handschrift boeiden mij. Het was feest toen in 1991 bij het Davidsfonds een<br />

facsimile-uitgave van het Comburgse handschrift verscheen met uitgebreide toelichtingen<br />

en commentaren en ook cd’s waarop Jo van Eetvelde de tekst voorlas.<br />

Later kwam daar nog het ‘doctoraat’ van Rik van Daele bij, dat de tekst nog grondiger<br />

uitdiepte en massa’s interessante feiten en toelichtingen bevatte.<br />

Toen ik te weten kwam dat er een <strong>Reynaertgenootschap</strong> bestond, nam ik er contact<br />

mee op en kreeg alle nog verkrijgbare oude nummers van Tiecelijn te pakken.<br />

Weer spannende lectuur! De reeks commentaren op de tekst leek wel onuitputtelijk<br />

en zo was het ook. Ik kon niet zwijgen over Reynaert en mijn enthousiasme sloeg<br />

over op vrienden en kennissen. Spoedig vormden wij een leesclub waar wij, vele<br />

sessies lang, samen het verhaal lazen, met daarbij de commentaren van de<br />

Reynaertspecialisten. Soms durfden wij het aan het niet eens te zijn met de geleerde<br />

commentatoren en dan vormden wij onze eigen inzichten. Wij gingen op zoek<br />

naar achtergronden en feiten over de tegenstrijdige dateringen van de tekst, over de<br />

geschiedenis van steden, abdijen, kloosterorden, over de graven van Vlaanderen.<br />

Ondertussen zijn er al twee leesclubs geweest waar de volledige tekst van het<br />

Comburgse handschrift gelezen werd en een derde is nu nog actief.<br />

De Reynaertmaterie slaat dus nog altijd aan, zij boeit en vermaakt, ook al is zij,<br />

zoals in het geval van leesclubs, beperkt tot de studie van de oorspronkelijke tekst,<br />

zonder daarbij te gewagen van de hertalingen, toneelopvoeringen, ex librissen, gravures,<br />

wandtapijten, houtsneden of muzikale bewerkingen.<br />

Met het tijdschrift Tiecelijn verdwijnt een belangrijke informatiebron en ook een<br />

band tussen de Reynaerdofielen. Vooral de eerste nummers, met hun schamele<br />

groene kaftjes, zal ik altijd als een schat bewaren. Zij zijn en blijven een blijvende<br />

bron van leesplezier en een herinnering aan de mooie tijd van mijn initiatie in de<br />

Reynaertmaterie.<br />

Deurne, 20 juli 2007<br />

248<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ René Broens<br />

249<br />

Ik maakte hem monnik in Elmare<br />

Voor Rik van Daele, uit bewondering omdat hij als eerste echt oor<br />

heeft gehad voor het klokgelui in Van den vos Reynaerde en omdat<br />

hij zich al jaren onverdroten inzet voor de Reynaertzaak.<br />

Als Reynaert aan zijn biechtvader Grimbeert vertelt hoe hij Isegrim monnik in<br />

Elmare heeft gemaakt, schetst hij een scène die wel een aflevering van Tom en<br />

Jerry lijkt. Reynaert voert zichzelf op als de sluwheid in persoon, die ervoor zorgde<br />

dat Isegrim, die domme kracht, zijn eigen voeten aan het klokkentouw bond. Als we<br />

Reynaert mogen geloven, vond Isegrim het luiden zo prettig dat hij het altijd weer<br />

wilde leren, maar in zijn enthousiasme luidde hij zo buitenmatig dat iedereen binnen<br />

en buiten Elmare dacht dat de duivel de klokken luidde en naar het klokgelui holde.<br />

Voordat Isegrim snel kon zeggen: ‘Ik wil intreden’, beroofden ze hem bijna van het<br />

leven. De scène mag dan wel lijken op een aflevering van Tom en Jerry – de karakters<br />

liggen vast, de plot is voorspelbaar, de humor visueel, de scène gewelddadig –<br />

maar ze is het niet want als we dieper graven dan stoten we op de rijkdom die de<br />

Reynaertauteur onder de bedrieglijke eenvoud van deze scène heeft verborgen.<br />

De klokken luiden met het klokkentouw: erotiek in een religieuze verpakking<br />

Het spel met de klokken herinnert ons aan het klokkenspel van de pastoor die in het<br />

gevecht met Tibeert, en nu gebruiken we de beeldspraak van Reynaert, één van zijn<br />

klepels verloor en daardoor met nog maar één klok kan luiden. In Isegrims klokgelui<br />

klinkt het klokgelui na van het zoete erotische spel dat de pastoor en Julocke<br />

speelden en dat Julocke vreest te zullen moeten missen. Daarom is het ‘verleidelijk<br />

om het klokkengelui in Elmare ook in erotische zin te interpreteren’ (Van Daele<br />

1993:57). De vraag is: hoe dan?<br />

Voordat we ons aan een erotische interpretatie wagen, eerst de volgende quizvraag.<br />

Schrikt u van het volgende beeld: de rooms-katholieke kerk is een prostituee?<br />

Nog twee quizvragen. Wanneer werd het beeld gebruikt, denkt u, en door wie?<br />

Weet u ook waarom ze als een prostituee wordt voorgesteld? Het beeld van de<br />

rooms-katholieke kerk als prostituee komt uit een onverdachte bron, namelijk de<br />

Rationale divinorum officiorum, een werk dat Guillelmus Durantus op het einde van<br />

de dertiende eeuw schreef. De Rationale divinorum officiorum is hét basiswerk voor<br />

de liturgie in de middeleeuwen. Waarom wordt de kerk wel eens als een prostituee<br />

voorgesteld? ‘Quandoque meretrix figuratur (...) quia nulli claudit gremium redeunti<br />

ad se’ (Durantus 1995:13, 65-67). ‘De Kerk wordt wel eens voorgesteld als een<br />

prostituee (...) omdat ze haar schoot voor niemand sluit die naar haar terugkeert.’<br />

Met mijn quizvragen wil ik duidelijk maken dat middeleeuwers die hun fatsoen hielden<br />

op seksueel gebied daarom nog niet terugschrokken voor gedurfde beelden die<br />

sommige eenentwintigste-eeuwers zouden schokken. ‘Kuis’ is nu een beladen<br />

woord, jammer genoeg, en vaak, ten onrechte, een synoniem van ‘preuts’. In de<br />

middeleeuwen waren het geen synoniemen: een kuis iemand was daarom nog niet<br />

Tiecelijn, 20, 2007


250<br />

preuts. De Reynaertauteur gebruikt de artistieke vrijheid om gedurfde beelden in te<br />

zetten maar het betekent niet dat hij daarom een perverse geest heeft. Hij kan best<br />

een kuis iemand zijn geweest. Een moralist van het zuiverste water bijvoorbeeld<br />

die de gedurfde beelden gebruikt om bepaalde karakters negatief te typeren. We<br />

moeten dus nagaan waarom de auteur zulke beelden gebruikt. Maar laten we de<br />

beelden eerst ontsluiten zodat het gedurfde karakter weer duidelijk wordt. In mijn<br />

analyse moet ik daarvoor het kind bij zijn naam noemen.<br />

In Reynaerts beeldspraak is de teelbal de klepel, zoveel is duidelijk. Omdat de klepel<br />

binnen in een klok hangt, moet de balzak voor de twee klokken staan. Bij de<br />

meeste mannen hangt een van de teelballen iets lager dan de andere en de vorm<br />

die de balzak daardoor aanneemt, moet het beeld van de twee klokken hebben<br />

opgeroepen. En de penis? Na het voorgaande ligt de interpretatie voor de hand en<br />

u had het misschien al geraden: in Reynaerts beeldspraak is het klokkentouw het<br />

beeld voor de penis. Herlezen we, gewapend met die kennis, Reynaerts relaas van<br />

Isegrims klokgelui in Elmare nog eens, dan bevinden we ons plotseling helemaal<br />

niet meer in een onschuldige aflevering van Tom en Jerry. Reynaert biecht dat hij in<br />

Elmare van Isegrim een seksverslaafde heeft gemaakt. Hij zorgde ervoor dat<br />

Isegrim niet van zijn penis kon afblijven en er maar niet genoeg van kreeg om zich<br />

te masturberen. Dwangmatig masturberen is één mogelijke erotische interpretatie<br />

van het klokgelui dat Isegrim zo zoet vond dat hij het altijd weer wilde leren want het<br />

kan natuurlijk ook dat Isegrim er maar niet genoeg van kreeg om een ander of anderen<br />

te masturberen.<br />

Nu we beseffen dat er niet staat wat er staat, lezen we de hele scène met gespitste<br />

aandacht want ook hier blijkt ‘dat de religieuze isotopie een ideale beeldtaal<br />

vormt om het seksuele te verwoorden’ (Van Daele 1993:57). Regel 1485 springt in<br />

het oog omwille van het woord ‘pine’. Dat wart hem al te zeere te pinen (1485) vertalen<br />

medioneerlandici als Dat kwam hem duur te staan. Maar het woord ‘pine’ in<br />

die regel herinnert eraan dat Grimbeert zijn oom aan het hof had geportretteerd als<br />

bleek en mager van zichzelf te kastijden – Bleec es hi ende magher van pinen (279)<br />

– en dat Reynaert aan Canticleer had gezegd dat hij voor zijn zonden zwaar had<br />

geboet in Elmare – Voer sine zonden meneghe pine (371). Het woord ‘pine’ betekent<br />

onder andere ‘boetedoening, zelfkastijding’. Een woord uit het religieuze register<br />

dus. Vertalen we regel 1485 als Daarvoor heeft hij al te zeer moeten boeten, dan<br />

klinken de beide betekenissen mee: ‘duur te staan komen’ en ‘zichzelf kastijden’.<br />

Maar er is nog een betekenis van ‘pine’ die resoneert. In regel 1294 troost Reynaert<br />

Julocke met de woorden dat mijnheer pastoor met maar één klepel zich des te minder<br />

zal moeten inspannen – Al te min so sal hi pinen! Het woord ‘pine’ betekent ook<br />

‘inspanning’. Reynaert heeft het natuurlijk over de inspanning tijdens het liefdesspel<br />

en daarmee zitten we in het erotische register dat hij in deze scène bespeelt.<br />

Ook de laatste regel van de scène die we nu bespreken, trekt onze aandacht.<br />

Geeft Reynaert daarin nog een manier waarop Isegrim de klokken in Elmare zou<br />

hebben geluid? In handschrift A luidt regel 1498: Hadsi hem na ghenomen tleuen.<br />

Maar in handschrift F staat er: Hadden si hem na genomen tleuen en omdat iedereen<br />

buiten en binnen Elmare naar het klokgelui holt, vertaalden medioneerlandici<br />

die regel als: Hadden ze hem bijna van het leven beroofd. En hadsi in A werd dan<br />

geïnterpreteerd als een samentrekking van Hadden si. Maar je kunt de bewuste<br />

regel in A ook lezen als: Had zij hem bijna van het leven beroofd. Dan wordt er<br />

gesuggereerd dat Isegrim de klokken luidde in Elmare door te stoeien met een<br />

vrouw want door samen de klokken te luidden, beroofde zij hem bijna van het leven.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Anders gezegd: zij liet hem de kleine dood sterven, zij bezorgde hem een orgasme.<br />

De noodklok luiden in Elmare<br />

251<br />

Soloseks, homoseks, heteroseks in een priorij, het is geen klein bier. Elmare, ‘een<br />

in 1144 gestichte proosdij van de Gentse Sint-Pietersabdij’ (Van Daele 1994:12)<br />

stond dan ook in een kwade reuk. ‘J. de Wilde (De priorij van Elmare) heeft aangetoond<br />

dat het om een kleine uithof ging, waar men het niet te nauw nam met de kerkelijke<br />

voorschriften en waar meermaals het materiële en het geestelijke belang met<br />

elkaar in conflict kwamen. (...) Elmare is negatief geladen en krijgt een plaats in de<br />

isotopie ‘valse religiositeit’/’schijnheiligheid’ (Van Daele 1994:186). Door woorden<br />

uit het religieuze register te laden met een erotische betekenis hangt de<br />

Reynaertauteur de schijnheiligheid van Elmare op een beeldende manier aan de<br />

grote klok.<br />

Maar de Reynaertauteur klaagt de morele verloedering in Elmare op nog een<br />

andere manier aan. Als Isegrim de klokken in Elmare luidt, dan kondigt hij onheil<br />

aan. Isegrim luidt de noodklok. Om te begrijpen hoe dat in zijn werk gaat, moeten<br />

we eerst inzicht krijgen in de manier waarop de Reynaertauteur speelt met de status<br />

van Isegrim en Reynaert. Lulofs (1983:235) had er al op gewezen dat ‘als de<br />

dieren geconfronteerd worden met mensen’ de Reynaertauteur ‘het dierlijk aspect<br />

benadrukt’. Dat is hier het geval. Maar waarom vindt de Reynaertauteur het nodig<br />

om het dierlijke aspect te benadrukken? In Voisenet (2000:158) vinden we een aanwijzing.<br />

‘Les bêtes féroces (...) appartiennent au monde ‘du dehors’ dont l’irruption<br />

brutale dans celui des hommes ne peut être qu’un avertissement’. De<br />

Reynaertauteur wil een intertekstueel spel spelen met verhalen waarin wilde dieren<br />

de bewoonde wereld binnendringen en daarom verandert hij het statuut van<br />

Reynaert en Isegrim. Als Reynaert en Isegrim plotseling opduiken in de bewoonde<br />

wereld en de priorij van Elmare brutaal binnendringen, dan zijn het in de ogen van<br />

de dorpelingen en de monniken wilde dieren uit de vreemde buitenwereld die naderend<br />

onheil aankondigen.<br />

Nu blijkt dat de Reynaertauteur een intertekstueel spel speelt met een specifiek<br />

verhaal. Enklaar (1956:105-106) heeft er op gewezen ‘dat het verhaal van de klokluidende<br />

wolf reeds eeuwen bekend was, voordat Willem het zijn definitieve vorm<br />

gaf’. Enklaar stootte op het historisch prototype ervan toen hij ‘voor een heel ander<br />

doel de elfde-eeuwse kroniek van Radulfus Glauber doorlas’. Glauber, zo schrijft<br />

Enklaar, diste het op ‘als historische waarheid, een voorteken van naderende rampen’.<br />

Het ‘wonderverhaal’ gaat als volgt: ‘In 988 gebeurde het te Orleans, dat, toen<br />

op een nacht de kerkdienaren de deuren van de kathedraal open zetten voor de<br />

bezoekers van de metten, een wolf de kerk kwam binnenlopen, het klokketouw met<br />

zijn bek greep en begon te luiden. De ongewapende toeschouwers, aanvankelijk<br />

geslagen van ontzetting, wisten tenslotte door schreeuwen het ondier te verjagen.’<br />

Voisenet (2000:158) geeft aan waarvan het optreden van de wolf een noodlottig<br />

voorteken was: ‘funeste présage de l’incendie qui ravagea la ville l’année suivante’<br />

(Voisenet 2000:158). Orléans werd het jaar daarop door een brand verwoest.<br />

Iedereen binnen en buiten Elmare beschouwde het optreden van Isegrim als een<br />

noodlottig voorteken en dat verklaart waarom ze de boodschapper bijna van het<br />

leven beroofden. Slecht nieuws brengen kan je je kop kosten.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


252<br />

Klooster, klok, klokkentouw, klokgelui: religieuze symboliek<br />

Omdat we kinderen van onze tijd zijn, zouden we uit het oog verliezen wat voor een<br />

geletterde middeleeuwer vanzelfsprekend is: de symboliek van het klooster en van<br />

de klokken. De Reynaertauteur maakt van die symboliek dankbaar gebruik. Omdat<br />

wij de klok wel hebben horen luiden maar niet meer weten waar de klepel hangt,<br />

hebben we een gids nodig. Wie zou ons beter kunnen gidsen dan de al eerder<br />

genoemde Guillelmus Durantus? We hebben dan nog het extra voordeel dat hij een<br />

tijdgenoot van de Reynaertauteur is.<br />

Durantus schrijft dat het klooster de contemplatie voorstelt waarin de ziel zich<br />

terugtrekt zolang ze afgesneden wordt van de verwarring van de vleselijke gedachten<br />

en enkel nog de hemelse goederen overdenkt. ‘Moraliter uero claustrum est<br />

anime contemplatio, ubi se recipit dum a turba cogitationem carnalium separatur et<br />

sola celestia meditatur’ (Durantus 1995:24, 422-424). Tegen die achtergrond krijgt<br />

de zonde van Reynaert extra kleur. Isegrim is verstrikt in vleselijke gedachten en het<br />

beeld van Isegrim met zijn voeten gebonden aan het klokkentouw, geeft de verstriktheid<br />

van Isegrims ziel plastisch weer. Reynaert spiegelde Isegrim voor dat hij<br />

in Elmare seksueel aan zijn trekken zou komen en de twee heren waren dus echt<br />

niet ingetreden in Elmare om samen in stilte de hemelse goederen te overdenken.<br />

Wel integendeel.<br />

Durantus wijdt het vierde hoofdstuk van het eerste boek van zijn Rationale aan de<br />

symboliek van de klokken. Elk onderdeel krijgt een diepere betekenis, van de houten<br />

balk waaraan de klok hangt tot de ring aan het uiteinde van het klokkentouw.<br />

Wat in het vijf bladzijden lange hoofdstuk kan de interpretatie van onze scène nog<br />

verrijken?<br />

De klokken worden geluid, zo zegt Durantus, opdat door hun zinderend geluid<br />

onder andere alle listen van de duivel ontdekt zouden worden. ‘Pulsatur (...) campana<br />

ut per illius tactum et sonitum (...) procul pellantur (...) omnes insidie inimici’<br />

(Durantus 1995:52, 6-7, 9). We zien nu hoe spitsvondig de Reynaertauteur die kennis<br />

gebruikt. Isegrim ontmaskert zichzelf maar de duivelse Reynaert ontsnapt en<br />

alles verloopt zoals hij het heeft gepland want Isegrim schiet er bijna het leven bij<br />

in.<br />

De klok verbeeldt de prediker en het luiden van de klok geeft aan dat de prediker<br />

eerst in zichzelf de ondeugden moet bestrijden en pas daarna eraan toe is om<br />

anderen te vermanen. ‘Ipsa uero percussio denotat quod predicator primum debet<br />

per correctionem in se uitia ferire, et postmodum ad aliena exprobanda accedere’<br />

(Durantus 1995:53, 44-46). Aan het bestrijden van ondeugden is de zondaar<br />

Isegrim echt niet toe. Hij is daardoor een valse prediker en die past natuurlijk in<br />

Elmare, dat symbool staat voor schijnheiligheid.<br />

Het klokkentouw dat van de houten balk neerdaalt in de hand van de priester, is<br />

de Heilige Schrift die neerdaalt van het mysterie van het kruis, gesymboliseerd door<br />

de houten balk, in de mond van de prediker – ‘funis ergo descendens a ligno in manu<br />

sacerdotis est Scriptura a misteri crucis descendens in ore predicatoris’ (Durantus<br />

1995:54, 73-74). En het klokkentouw daalt in de handen van diegene die de klok luidt<br />

want de Schrift moet vorm krijgen in de goede werken van de prediker. ‘Rursus ideo<br />

funis usque ad manus quibus continetur extenditur, quia Scriptura usque ad opera<br />

transire debet’ (Durantus 1995:54, 74-76). Maar in zijn relaas geeft Reynaert duidelijk<br />

aan dat hij ervoor zorgde dat Isegrim zijn voeten – dus niet zijn handen – aan het<br />

klokkentouw bond. Uiteraard – en dat is het Tom en Jerry-element – omdat Isegrim<br />

Tiecelijn, 20, 2007


253<br />

zo op en neer zwiept. Maar is er nog een andere reden waarom de Reynaertauteur<br />

de handen vervangt door de voeten? Zet hij de symboliek zo subtiel naar zijn hand?<br />

En hoe dan? Durandus geeft ons de aanwijzing: ‘ ‘(...) pedes nostri’ id est affectus<br />

nostri’ (Durantus 1998:151, 59) Onze voeten zijn onze gemoedsaandoeningen.<br />

Isegrim met de voeten gebonden aan het klokkentouw, dat beeld betekent ook dat<br />

er bij deze valse prediker van goede werken geen sprake is – het klokkentouw gaat<br />

niet door zijn handen – want in zijn seksverslaafde ziel gaat er niets stichtends om<br />

– hij is met zijn voeten gebonden aan het klokkentouw.<br />

Als de priester het klokkentouw naar omlaag trekt, zo verduidelijkt Durandus, dan<br />

daalt hij van de contemplatie af naar het actieve leven; maar hij wordt zelf weer<br />

omhoog getrokken wanneer hij door de leer van de Schrift zich verheft in de regionen<br />

van de contemplatie. ‘Adhuc sacerdos deorsum funem trahit dum ad actiuam<br />

uitam a contemplatione descendit, ipse uero rursum trahitur dum Scriptura docente<br />

in contemplationem erigitur’ (Durantus 1995:54, 81-84). De hoogtepunten die<br />

Isegrim bereikt zijn niet te danken aan de leer van de Schrift maar, in het beste<br />

geval, aan seks. Van contemplatie is bij deze seksverslaafde geen sprake.<br />

Het is opvallend voor hoeveel kabaal Reynaert telkens weer zorgt als hij Bruun,<br />

Tibeert of Isegrim in de val heeft gelokt. Ook hier door Isegrim te verleiden tot het<br />

helse klokgelui. Omdat de scène zich in een klooster afspeelt, krijgt het lawaai nog<br />

een extra dimensie. Wil Derkse zegt in een interview in Tertio: ‘Kloosterregels zijn<br />

gericht op waarden, al staan die regels kritisch tegenover alles wat die waarden<br />

bedreigt. Zo is er de vroegchristelijke oneliner ‘De duivel zoekt het lawaai op,<br />

Christus de stilte.’ Herrie en lawaai vormen geen stimulerende context’ (Tertio<br />

2007:15). De duivelse Reynaert verstoort met Isegrim de rust die zo noodzakelijk is<br />

voor het kloosterleven.<br />

Maar het overmatige klokgelui kunnen we, dankzij Durantus, nog anders interpreteren.<br />

Tijdens de vespers, die het negende uur zijn, luidt men de klokken niet<br />

eenmaal maar een groot aantal keren omdat in tijden van genade de prediking van<br />

de apostelen vermeerderd is. Ook vaak tijdens de nacht met de metten omdat de<br />

prediker vaak moet uitroepen: Word wakker, u die slaapt, en sta op uit de doden.<br />

‘Ad vesperas uero, que est undecima hora, non solum semel sed multipliciter quia<br />

in tempore gratie multiplicata est predicatio apostolorum. Item in nocte ad matutinum<br />

sepe, quia sepe exclamandum est: Exurge qui dormis et exurge a mortuis’<br />

(Durantus 1995 :55, 105-109). Reynaert en Isegrim zijn, dat blijkt duidelijk uit het<br />

voorgaande, kinderen van de duisternis en het is heel ironisch dat een kind van de<br />

duisternis tijdens de vespers of in de nacht de monniken in Elmare uit hun spirituele<br />

slaap moet wekken. Maar als we Isegrim niet als de valse prediker maar als het<br />

roofdier beschouwen, dan heeft zijn optreden wel degelijk zin want uit het voorgaande<br />

bleek dat de monniken in Elmare in zo een diepe spirituele slaap zijn verzonken<br />

dat ze, bij wijze van spreken, spiritueel dood zijn.<br />

Bengelend tussen actief en contemplatief: satire op de bedelorden<br />

Is de rijkdom van deze scène daarmee uitgeput? Ik denk het niet, al besef ik wel dat<br />

ik me met de volgende interpretatie op glad ijs begeef. Ik geef ze daarom als slot<br />

en onder voorbehoud.<br />

Isegrim en Reynaert zijn, dat blijkt uit één mogelijke interpretatie, valse predikers.<br />

Isegrim omdat hij de klokken luidt zonder dat hij daartoe de morele waardigheid<br />

Tiecelijn, 20, 2007


ezit en Reynaert omdat hij de aanstichter van alles is. Nu legt Isegrim door buitenmatig<br />

te luiden wel erg de nadruk op het feit dat een tijd van genade is aangebroken.<br />

Voor de tijdgenoten van de Reynaertauteur riepen predikers die een tijd van<br />

genade aankondigden, zeker het beeld van de bedelorden op. Het grote spirituele<br />

officie van de kloosterorden was de liturgie, dat van de bedelorden het prediken van<br />

de blijde boodschap, in navolging van, zo zeiden ze, de eerste apostelen. Ook daarin<br />

waren ze een anomalie. Er was nog nooit een religieuze orde gesticht uitsluitend<br />

met het doel om te preken. Gedurende 1200 jaar was preken het voorrecht geweest<br />

van hen die volgens de traditie en het kerkelijk recht de opvolgers waren van de<br />

apostelen en de leerlingen van Christus: de seculiere geestelijken. ‘If the great spiritual<br />

office of the monastic orders was the liturgy, that of the mendicants was preaching<br />

the Gospel, in imitation, they said, of the first apostles. In this too, they were<br />

anomalous. No other religious orders had ever been founded specifically for the purpose<br />

of preaching. For 1,200 years, preaching had been the province of those<br />

whom tradition and canon law declared the sacerdotal successors of the apostles<br />

and disciples of Christ: the secular clergy’ (Szittya 1986:8). Omdat het optreden van<br />

Reynaert en Isegrim het beeld van de bedelmonniken oproept, zit er in de scène<br />

misschien kritiek op de bedelorden verscholen. De Reynaertauteur laat er geen twijfel<br />

over bestaan dat Reynaert en Isegrim valse predikers zijn. Maar hij houdt zeker<br />

een slag om de arm want je kunt, zoals ik heb aangetoond, de scène op verschillende<br />

manieren interpreteren.<br />

Maar stel dat je de scène interpreteert als satire op de bedelorden, dan maakt de<br />

Reynaertauteur die satire nog bijtender door Isegrim aan het klokkentouw vlot op en<br />

neer te laten gaan. Het statuut van de bedelorden was voor de middeleeuwer<br />

immers onduidelijk en riep veel weerstand op. ‘The friars were indeed unlike any<br />

other form of the religious life extant in the church. Physically, they looked like<br />

monks, with their religious habits and evident poverty. Like monks, they lived communally<br />

as regular orders, that is, under a Rule (Regula). But their way of life was<br />

radically different. Where the monks owned land and could live by farming or rents,<br />

the friars owned none. Their livelihood was what they conceived to be the apostolic<br />

way: begging’ (Szittya 1986:7-8). De bedelmonniken leken wel op monniken want<br />

net als de monniken hadden ze een regel, maar, in tegenstelling tot de monniken,<br />

hadden ze geen bezit en bedelden voor hun brood. Voor het eerst sinds eeuwen<br />

was er dus een groep die niet duidelijk koos voor ofwel het actieve ofwel het contemplatieve<br />

leven maar de twee verenigde in contemplatie in de actie. In de ogen<br />

van veel middeleeuwers bengelden ze, net als Isegrim, tussen contemplatie en<br />

actie.<br />

Antwerpen, 9 augustus 2007<br />

254<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Lijst van de aangehaalde werken<br />

255<br />

Besamusca, B. & A.Th. Bouwman (ed.), Reynaert in tweevoud. Deel I. Van den vos Reynaerde,<br />

Amsterdam, 2002.<br />

Daele, R. van, Die burse al sonder naet. Scabreuze elementen in Van den vos Reynaerde in:<br />

R.van Daele et al., Literatuur en erotiek, Leuven, Peeters, 1993, p. 9-64.<br />

Daele, R. van, Ruimte en naamgeving in ‘Van den vos Reynaerde’, Gent, Secretariaat van de<br />

Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1994.<br />

Durantus, Guillelmus, Rationale divinorum officiorum, Turnhout, 1995-2000 (3 delen).<br />

Enklaar, Diederik Theodorus, Lezende in buurmans hof: literair-historische opstellen, Zwolle,<br />

1956.<br />

Hellinga, W.Gs (ed.), Van den vos Reynaerde, Dl. I Teksten, Diplomatisch uitgegeven naar de<br />

bronnen vóór het jaar 1500, Zwolle, 1952.<br />

Lierde, E. van, Richtsnoer voor goede dagen, in: Tertio, 30 mei 2007, p. 15.<br />

Lulofs, F. (ed.), Van den vos Reynaerde. De tekst kritisch uitgegeven met woordverklaring, commentaar<br />

en tekstkritische aantekeningen, Groningen, 1983.<br />

Szittya, Penn R., The Antifraternal Tradition in Medieval Literature, Princeton, N.J.: Princeton<br />

University Press, 1986.<br />

Verwijs, E. en J. Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek, ’s-Gravenhage, 1885-1952 (11<br />

delen).<br />

Vroegmiddelnederlands woordenboek online.<br />

Voisenet, J., Bêtes et Hommes dans le monde médiéval. Le bestiaire des clercs du V e au XII e<br />

siècle, Turnhout, 2000.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Lucien de Cock<br />

Tiecelijn leve nog heel lang en gelukkig<br />

Waarover praten een kinesiste en haar getroffen atleet tijdens de behandeling in<br />

Lochristi? Natuurlijk over de opgelopen blessure en de lange revalidatie. Over het<br />

weer, de kinderen, de politiek en over menig maatschappelijk aspect. Als toevallig<br />

(?) Reinaert de Vos ter sprake komt, valt de behandeling helemaal stil en duiken de<br />

meest verrassende herinneringen op. Hoe had ik kunnen vermoeden nu het gelukkige<br />

slachtoffer te zijn van een echte Hermelinde? Had ik het toch ergens in het<br />

snoetje gehad? Ze haalt fier haar trouwalbum en daarbij volgt het wondere verhaal<br />

van 14 augustus 1980.<br />

Die dag trouwden Greta Wauman en Raf Cosijns in de kerk van Zeveneken, nu<br />

deeluitmakend van Lochristi. Helemaal niets vermoedend werden zij aan de ingang<br />

van de kerk opgewacht door dé Reinaert en dé Hermelinde van Lochristi. Het waren<br />

de twee metershoge poppen waarvan de koppen gemaakt werden door beeldhouwer<br />

Firmin de Vos, die zovele Reynaertbeelden ontwierp. Die poppen waren overigens<br />

zowat overal op stap, van Oostende tot Maastricht en Amsterdam.<br />

De hele verrassing was op touw gezet door Leon Matthijs, de gemeentesecretaris<br />

van Lochristi en verwoed Reynaertfan. Hij oordeelde dat Raf en zijn bruid de<br />

aanwezigheid van Reinaert en Hermelinde ruimschoots hadden verdiend. Raf zelf<br />

was immers van 1965 op dat moment (en daarna tot 1995) de verdienstelijke dra-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


ger van de Reynaertpop op haar vele uitstappen. Hij kweet zich steeds uiterst voorbeeldig<br />

van zijn taak. Zelfs die ene keer toen de Reynaertpop in de gracht belandde.<br />

Maar dat was niet toevallig in Daknam en vossen moeten ook al eens hun droge<br />

keel lessen.<br />

Het was 1980 toen de jeugdigen een nieuwe start namen. ‘Leve de start van het<br />

jonge koppel: ze leven lang en gelukkig.’ Zo klinkt het ook voor Tiecelijn bij zijn nieuwe<br />

start in 2008 na zijn eerste 19 jeugdige jaren: Tiecelijn leve nog heel lang en heel<br />

gelukkig!<br />

Laarne, 28 juli 2007<br />

257<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Lucien de Cock<br />

258<br />

Tiecelijn: ploeg voort in ere…<br />

Wat mist Vlaanderen? Cultuur of respect voor zijn cultuur?<br />

Wanneer ik zijn geschiedenis doorblader, dan was Vlaanderen steeds een regio<br />

die uitblonk door cultuur. Onder de diverse kunsten was het verdienstelijk door zijn<br />

literatuur. Vlaanderen heeft een rijk literair verleden met markante figuren van<br />

wereldformaat, denk maar aan Beatrijs, Reynaert en Uilenspiegel. Neen,<br />

Vlaanderen mist geen culturele ambassadeurs, integendeel.<br />

Mist Vlaanderen het bewust-zijn van zijn waardevolle cultuur en vooral het zelfrespect<br />

voor zijn cultuur? Volmondig ja, absoluut ja. Het klinkt ongeloofwaardig dat<br />

een zo hoogstaand en waardevol tijdschrift als Tiecelijn naast een degelijke subsidie<br />

grijpt om zich kwantitatief en kwalitatief op hetzelfde peil te houden.<br />

Onbegrijpelijk!<br />

Want het Reynaertthema is niet achterhaald, niet vervlogen, niet ouderwets. De<br />

Reynaertfiguur duikt nog steeds overal en vaak heel onverwacht op in het maatschappelijke<br />

leven, zelfs in de moderne keukencultuur. Reynaerts fietsroutes zijn<br />

zelfs prima tegen de opwarming van de aarde. Reynaert is een van de weinige literaire<br />

figuren die de jeugd nog inspireert in de keuze van stukken in welsprekendheidwedstrijden.<br />

Nooit is de vos zo uitdrukkelijk aanwezig geweest als vandaag: de<br />

mens in zijn sluwheid, in zijn trouw en ontrouw, in zijn macht, in zijn genot en materialistisch<br />

streven, kortom: in al zijn menselijke kleinheid. De Reynaertdieren en<br />

-figuren zijn nooit actueler geweest dan vandaag. Tiecelijn moest niet vulgariseren,<br />

maar behield hen als vedetten uit het volk.<br />

Buiten de godsdienstige figuren is er wellicht geen menselijke of dierlijke figuur zo<br />

wereldverspreid als Reynaert. Grote schrijvers uit de wereld- en de Vlaamse literatuur<br />

hebben Reynaert in hun pen genomen. Weinig figuren waren zo aanwezig in<br />

de moderne beeldhouwkunst, gravures en strips. Onze Vlaamse Reynaert moet<br />

niet onderdoen voor Renart, zijn beroemde Franse naamgenoot.<br />

Maar dat we de internationale en Vlaamse Reynaert de laatste twee decennia zo<br />

diep hebben leren kennen, is hoofdzakelijk te danken aan de cultuurmensen van<br />

Tiecelijn. Reynaert zit diep geworteld in onze cultuur en dat moet blijven. De grootste<br />

waarde van Tiecelijn ligt in het feit dat zij de Reynaertfiguren benaderd hebben<br />

vanuit een hoog literair, wetenschappelijk en artistiek oogpunt. Wie een willekeurig<br />

nummer uit de twintig jaargangen in de hand neemt, wordt onmiddellijk geconfronteerd<br />

met deze hoge waarden. Er bestaan vandaag weinig tijdschriften met dergelijke<br />

diepgang, ondanks de brede kijk. Tiecelijn was twintig jaar lang een Vlaamse<br />

erfgoedparel.<br />

Het is dan ook onbegrijpelijk dat Tiecelijn in 2005 nog slechts met een ‘uitdoofsubsidie’<br />

werd bedacht. Reinaert zit echter zo sterk in onze cultuur vergroeid dat zijn<br />

vindingrijkheid groot genoeg zal zijn om te overleven. Het siert de Tiecelijnredactie<br />

dat ze ook de volgende jaren zal blijven doorwerken en bovenal wil overleven zonder<br />

afstand te doen van de hoge kwaliteit. Zij kozen niet voor een inhoudsloze kus<br />

aan de minister, overigens een heel dure ééndagsgrap. Zij kozen niet voor een<br />

naaktkalender waarin de Reynaertfiguren zich tot ordinaire of platvloerse wezens<br />

zouden verheffen, geil van cultuurloze smaak. Zij zullen in de toekomst blijven kie-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


zen voor een grootse Reynaert en zijn diepzinnige figuren, die de diepe roerselen<br />

die in de mens leven zullen blijven verbeelden.<br />

Ik wens het Tiecelijnteam blijvende en ‘epische’ kracht in een tijdelijk uitdovend<br />

hoog cultureel Vlaanderen, dat de beurs met centen op zijn zwakste schouder<br />

draagt.<br />

Malpertuus (zie foto), Laarne 29 juli 2007<br />

259<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Willy Feliers<br />

De verhouding van Reynaert met Haersint<br />

Het is steeds boeiend verschillende kunstenaars dezelfde scène of dezelfde verhaalfragmenten<br />

grafisch te laten uitbeelden. Ik koos in deze laatste driemaandelijkse<br />

Tiecelijn voor een geliefd thema, voor de erotische band tussen Haersint, de<br />

vrouw van de wolf Isegrim en Reynaert. De naam Haersint, of met variante namen<br />

in hetzelfde of andere handschriften (Arsenden, Haersenden, Harsenden,<br />

Hersenden, Hersvinden, Hersvint, Yswenden…) komt negenmaal voor in de<br />

Reynaert I, waarvan tweemaal in een erotische context.<br />

Drie Oost-Europese kunstenaars zijn op mijn verzoek ingegaan om deze erotische<br />

verzen als inspiratiebron te gebruiken. Als exlibrisverzamelaar en Reynaertliefhebber<br />

ontving ik drie mooie kunstwerken.<br />

Verhouding of verkrachting?<br />

260<br />

In de Ysengrimus, die de Reynaert ongeveer één eeuw voorafgaat, lezen we in het<br />

hoofdstuk Reynaert en de wolvin, hoe Reynaert, zonder zich veel aan te trekken<br />

van het ‘huwelijksbed van zijn oom’, de wolvin bespringt. We moeten wel de originele<br />

Latijnse versie lezen of de prozavertaling van Mark Nieuwenhuis, want in de<br />

vertaling van pater Jozef van Mierlo uit 1946 is deze scène weggelaten. Bij<br />

Nieuwenhuis lezen we hoe Reynaert in een afgelegen landstreek het hol van<br />

Isegrim ontdekt. Een reconstructie volgens Mark Nieuwenhuis en deels Van Mierlo.<br />

Als hij in het hol kruipt, vindt de vos er de wolvenzoontjes. Verder in een hoek ligt<br />

de vermoeide vrouw des huizes te kreunen. Reynaert vraagt aan de welpen waar<br />

hun vader is. De vos: ‘vertel het maar zonder vrees, jullie kunnen me vertrouwen’.<br />

De wolfjes antwoorden: ‘We zijn de zoontjes van Isengrim en houden niemand voor<br />

de gek’. Als bewijs verwijzen ze naar hun moeder die in bed ligt omdat ze nog maar<br />

kort geleden van hen bevallen is. Ze vertellen Reynaert dat hun vader voedsel is<br />

gaan zoeken en dat hij pas de volgende ochtend zal terugkeren. Reynaert feliciteert<br />

de wolvin met de mooie worp zoontjes: ‘Zo zorg je ervoor dat het wolvengeslacht<br />

met deze flinke nakomelingen niet uitsterft.’ ‘Want,’ zegt Reynaert tot de wolfjes: ‘jullie<br />

vader wordt oud en men verwacht dat hij niet lang meer zal leven.’ Reynaerts<br />

vriendelijkheid is echter van korte duur. Hij heft zijn poot en besproeit de jonge wolfjes<br />

uit zijn beide openingen en zegt: ‘Hier hebben jullie je natje en je droogje.<br />

Smaakt het heerlijk? Lik het op lieve neefjes.’ Van de pijn in hun ogen van de scherpe<br />

vossenurine beginnen de kleine wolven te huilen. Geschrokken komt hun moeder<br />

kijken en ziet de vos weglopen, maar hij is te ver om hem nog in te halen. De<br />

wolvin: ‘Vriend Reynaert waarom vlucht je zo stiekem weg? Ik nodigde je als gast,<br />

maar je hebt je schandalig misdragen. Wat zeg je daarop?’ Reynaert vraagt om uitstel<br />

van genoegdoening en hij belooft met rente terug te betalen. Daarop haast de<br />

wolvin zich naar binnen en verstopt zich achter de deur. De vos heeft haar list doorzien<br />

en doet net alsof hij naar binnen gaat door op de drempel te blijven trappelen.<br />

Dan loopt hij stil terug en gooit modder en stenen naar de ingang. De wolvin stuift<br />

woedend naar buiten en achtervolgt Reynaert, die door een idyllisch landschap<br />

naar zijn burcht vlucht. Juist op tijd glipt Reynaert door de smalste poort van zijn<br />

Tiecelijn, 20, 2007


urcht naar binnen. Haersint, die hem kort op de hielen zit, duikt eveneens hals over<br />

kop in het te nauwe gat en blijft vastzitten. Als Reynaert dit ziet, komt hij langs een<br />

tweede uitgang naar buiten, slingert de arme wolvin smadelijke beledigingen naar<br />

het hoofd, springt om haar heen en maakt een vreugdedans tot groot verdriet van<br />

de gekluisterde wolvin.<br />

Het bespringen van de wolvin door Reynaert heeft Van Mierlo in zijn vertaling weggelaten.<br />

Gelukkig voor de velen die in deze tijd het Latijn niet beheersen heeft<br />

Nieuwenhuis dit fragment volledig vertaald:<br />

En zonder zich veel aan te trekken van het huwelijksbed van zijn<br />

oom, besprong de boosaardige echtbreker de onbeweeglijke<br />

dame. ‘Als ik het niet doe, doet een ander het wel!’ zei hij. ‘Daarom<br />

is het beter dat ik het doe dan dat een willekeurige vreemdeling het<br />

stiekem doet. Als een vreemdeling minder liefde heeft te geven<br />

dan een verwant sta ik je het meest na, zowel wat familiebanden<br />

als wat trouw betreft. Laat mijn toewijding blijken uit mijn dienstbaarheid!<br />

Zolang ik leef wil ik niet dat iemand het waagt mijn oom<br />

de horens op te zetten! Maar mevrouw, ga mijn huis toch binnen!<br />

Waarom blijf je hier rondhangen alsof je bent vastgebonden? Hier<br />

zal je de goede manieren van een attente gastheer leren kennen!’<br />

(p. 161)<br />

Wie enkel deze episode leest denkt aan een verkrachting, maar in de voorafgaande<br />

verzen (755-756, p. 158) in de vertaling van Van Mierlo zegt de wolvin:<br />

Laat mij u danken eerst en zeggen Godevolen;<br />

Neem ook mijn kus, blijk van wat ligt in ‘t hart verholen.<br />

En bij Nieuwenhuis:<br />

261<br />

Bedank me eerst, laat me je goedendag wensen voor je gaat en<br />

laat me je kussen ten teken van mijn genegenheid! (p. 159)<br />

Hier krijgen we al een hint en het hoofdstuk eindigt als volgt:<br />

Ze had wel zin in het spel en zei: ‘Reynaert, je bent nog hoffelijker<br />

dan iedereen zegt. Als je kracht even groot was als je inzet zouden<br />

de dames je als een goede dienaar beschouwen. Als de deur iets<br />

breder was, had je er nauwelijks bij me op aan hoeven dringen je<br />

huis te betreden!’<br />

De geschiedenis vermeldt dat ze deze spelletjes wel leuk vond en<br />

dat de echtbreker zijn oom de horens opzette. Zo speelde<br />

Reynaert het liefdesspel en toonde zijn vreugde,...<br />

(Nieuwenhuis, p. 162)<br />

Na het lezen van deze slotzinnen mogen we concluderen dat Haersint wel zin had<br />

in het spel en we niet meer van een verkrachting moeten spreken.<br />

De Ysengrimusvertaling van pater Van Mierlo is prachtig geïllustreerd met houtgravures<br />

van Desiré Acket. Maar aangezien Van Mierlo de paringsscène heeft weg-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


afb. 1<br />

Tiecelijn, 20, 2007


263<br />

gelaten, vinden we geen prent waarop Reynaert de wolvin bespringt. De<br />

Ysengrimusscènes zijn verder nauwelijks in beeld gebracht. Om de scène tussen<br />

vos en wolvin uitgebeeld te vinden, moeten we dus op zoek naar illustraties bij<br />

onder andere (we maken abstractie van de Roman de Renart) de dertiende-eeuwse<br />

Reynaert I.<br />

Reynaert en Haersint grafisch in beeld gebracht<br />

De toehoorders die naar de voordracht van Van den vos Reynaerde luisterden en<br />

de Ysengrimus kenden, wisten dat Grimbeert gelijk had (of handig de Ysengrimusversie<br />

gebruikte) als hij voor koning Nobel verklaarde:<br />

‘Heren, denkt u dat dit voldoende is? Des te groter schandaal dat<br />

hij klaagt over zijn vrouw, die al haar hele leven Reynaert bemint,<br />

en hij haar. Al gaven zij er geen ruchtbaarheid aan, ik durf als waarheid<br />

te verkondigen dat Reynaert al langer dan zeven jaar haar<br />

belofte van trouw heeft. Indien een mooie vrouw als Haersint uit<br />

liefde en liederlijke gewoonte Reynaert ter wille was, wat dan nog?<br />

Zij was er spoedig overheen. Waarom zouden we er woorden aan<br />

vuil maken?’<br />

(André Bouwman & Bart Besamusca, in: Tiecelijn, 2007, p 111-112)<br />

De eerste kunstenaar die zich – in opdracht – door deze scène liet inspireren was<br />

de befaamde Russische beeldende kunstenaar Oleg Yakhnin (Sint-Petersburg,<br />

1945). Hij toont ons in zijn exlibris (afb. 1) uit 2000 de erotische verstrengeling van<br />

Haersint en Reynaert. Omdat wij de scène reeds afbeeldden en bespraken<br />

(Tiecelijn, 2000, p. 140-144), vragen wij slechts aandacht voor enkele zaken. De<br />

prent geeft de dubbelzinnigheid van de literaire scène zeer goed weer. De rechtse<br />

soepele ‘hand’ van de wolvin en haar lange armen lijken liefde te suggereren. Is<br />

haar traan er een van verrukking of van wroeging? Reynaerts greep is niet die van<br />

de verkrachter, maar is eerder teder. Ik omschreef de scène als ‘de vrije bekroning<br />

van de bekoring’ (p. 141). Het erotische aspect van de scène is menselijk, het emotionele<br />

vooral dierlijk.<br />

Na de Russische kunstenaar kregen twee Bulgaarse grafici, Hristo Kerin en Julian<br />

Jordanov, van mij de suggestie zich door deze scène te laten inspireren.<br />

‘s Werelds belangrijkste exlibriswedstrijd is de tweejaarlijkse Internationale<br />

Exlibriswedstrijd (de nieuwe spelling maakt het exlibrisminnaars niet gemakkelijk)<br />

die uitgeschreven wordt door de stad Sint Niklaas. In 2000 was het thema ‘ballonvaart’.<br />

De tot dan in exlibriskringen onbekende Bulgaarse kunstenaar Hristo Kerin<br />

stuurde voor deze wedstrijd een mooi en technisch sterk exlibris in. Toen ik naar zijn<br />

oeuvre- of ‘werklijst’ informeerde, bleek de inzending zijn allereerste exlibris te zijn.<br />

Ik stelde hem de vraag of hij over het thema ‘Reynaert’ een exlibris wilde maken.<br />

We kwamen vlug tot een akkoord.<br />

Zo leerde ik hem kennen. Hij had een zeer goede grafische opleiding genoten en<br />

al mooie vrije prenten gemaakt. Kerin werd op 9 maart 1966 geboren in het historische<br />

stadje Pazardjik in Midden-Bulgarije. Na zijn middelbareschooltijd volgde hij<br />

aan de Cyril en Methodius Universiteit in Veliko Tarnovo de opleiding Grafische<br />

Kunsten. In 1992 werd hij Master in Fine Arts. In 1993 werd hij assistent aan de<br />

Tiecelijn, 20, 2007


264<br />

faculteit Schone Kunsten en in 2005 professor binnen de faculteit Grafische<br />

Kunsten. In 2001 maakte hij het gevraagde Reynaertexlibris. Het was zijn derde<br />

exlibris en het was opnieuw raak. Hij overtrof zelfs zijn inzending voor de wedstrijd<br />

in Sint Niklaas (afb. 2).<br />

Ik heb de jonge kunstenaar volledig vrijgelaten. Het was afwachten of hij zou kiezen<br />

voor de klacht van Isegrim over de verkrachting van de wolvin of voor het verhaal<br />

van Grimbeert dat Reynaert al langer dan zeven jaar haar belofte van trouw<br />

had. Hij volgde voor de voorgestelde scène misschien nog een derde spoor, zoals<br />

Luc van de Briele het in zijn bespreking van de prent in Boekmerk (het tijdschrift van<br />

Graphia) interpreteerde. Kerin roept in zijn grafische prent het actuele thema van de<br />

prostitutie op:<br />

de hier wat meer hedendaags uitziende vos doet een beetje aan<br />

vleeshandel denken en aan een Reinaert als pooier, die een pas<br />

gekochte Kosovo-girl aan het uitproberen is. De nog onwennige<br />

wolvin ontbloot zich met door lichte angst gevoede tegenzin, haar<br />

onderlip hapt bijlange niet naar gevoelens van lust en de blik uit<br />

haar donker oog verraadt enige onrust. Het is een prachtig gegraveerd<br />

en met veel zorg gedrukt exlibris met een boeiende en intrigerende<br />

inhoud.<br />

(2001/3, p. 189)<br />

De prent is eigentijds en dubbelzinnig. Ik zou de lichaamstaal van de wolvin toch<br />

graag anders lezen: is het wel tegen haar zin? Lezen we in haar blik en gezichtsexpressie<br />

niet een hautaine triomf: ‘Ook Reynaert kan aan mijn charmes niet weerstaan.’<br />

Ze trekt zeker haar kontje niet terug. Je kunt zelfs stellen dat ze het aanbiedt.<br />

Om de prent in volle schoonheid te kunnen waarderen moet men in dit geval de<br />

originele ets zien. Er liggen immers zoveel nuances in de huid van Reynaert en<br />

Haersint die in elke reproductie, hoe goed gedrukt ook, deels verloren gaan. Ook de<br />

sfeer die de kunstenaar in de prent creëert, komt in een boekafdruk niet volledig tot<br />

zijn recht.<br />

Het tweede afgebeelde Bulgaarse Reynaertexlibris (zie afb. 3) werd gemaakt door<br />

Julian Jordanov (Lovech, 1964). Hij behaalde in 1995 de graad van Master in Fine<br />

Arts aan de universiteit van Sofia. Nu leeft en werkt hij opnieuw in Lovech. Als ik<br />

beweer dat Julian Jordanov de laatste jaren een van de toppers in de Europese exlibriskunst<br />

is, zal ik weinig tegenspraak krijgen. Jordanovs grafisch werk wordt in<br />

Bulgarije beschouwd als een van de beste voorbeelden van de hedendaagse, bij<br />

het symbolisme aanleunende grafiek. Hij heeft al prachtige reeksen exlibris<br />

gemaakt voor vele grote verzamelaars. In Tiecelijn verscheen reeds een leeuwenexlibris<br />

van zijn hand (in het leeuwennummer, jaargang 18, 2005, p. 306).<br />

We zien op het afgebeelde exlibris hoe de vos de liefde bedrijft met de wolvin. Zij<br />

geniet ontegenzeggelijk. De kunstenaar is erin geslaagd om in de lichaamstaal van<br />

Haersint duidelijk de expressie van vrijwilligheid en wellust op te roepen. Niets in<br />

deze voorstelling doet denken aan verkrachting. Rechts onderaan ziet men een<br />

ander detail uit de klacht van Isegrim de wolf bij koning Nobel, zoals de<br />

Reynaertdichter ze neerschreef in de verzen: ‘dat hij mijn vrouwmens heeft verhoerd,<br />

mijn kroost bijna de strot gesnoerd, daarna bezeekte waar ze lagen, zodat<br />

er twee niet eens meer zagen’ (hertaling van Karel Jonckheere). De kunstenaar<br />

heeft de term ‘exlibris’ (rechts boven in de tak) en de naam van de eigenaar har-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


afb. 2<br />

Tiecelijn, 20, 2007


afb. 3<br />

Tiecelijn, 20, 2007


monisch in de prent geïntegreerd. De letters van de naam lijken als het ware afgebroken<br />

takjes van een boom.<br />

In de drie in de Nederlanden bekendste Reynaertillustratiereeksen, die van Allart<br />

van Everdingen, Wilhelm von Kaulbach en Gustaaf van de Woestijne, vinden we<br />

geen uitbeelding van de ‘romance’ tussen Reynaert en Haersint. Het betreft hier<br />

immers geen lang uitgesponnen verhaal, wel echter een belangrijk thema uit de<br />

Reynaerdistiek. De scène heeft vooral de laatste jaren diverse uitbeeldingen gekregen.<br />

Toeval of niet, maar de populariteit kwam er tijdens en na de door de vzw<br />

Tiecelijn-Reynaert georganiseerde exlibriswedstrijd Reynaert de vos. Een mooie<br />

uitbeelding van het zeven jaar durende liefdesavontuur tussen Reynaert en<br />

Haersint was te vinden op het exlibris van de grote laureaat van de wedstrijd, David<br />

Bekker. Dit exlibris, met drogenaaldtechniek gemaakt, sierde de omslag van de<br />

catalogus (Reynaert de vos in prent en exlibris). In dezelfde catalogus vinden we<br />

nog twee uitstekende exlibris waar Reynaert Haersint bespringt. Het eerste is van<br />

Jelena Antimonova uit Riga, het tweede van Russische Jelena Kisseljova. De<br />

Reynaertwedstrijd markeert een belangrijk moment uit de geschiedenis van de<br />

Reynaerticonografie. Het is verheugend om vast te stellen dat na 1996 groot nieuw<br />

Europees talent de nieuwe iconografische lijnen verder zet. Een prent zoals het exlibris<br />

van Jordanov moet qua niveau niet onderdoen voor de prenten van Kaulbach,<br />

Van Everdingen of Van de Woestijne. Na zoveel eeuwen kan de Reynaert kunstenaars<br />

nog altijd inspireren en mooie prenten uit hun burijn toveren.<br />

De Klinge, 17 augustus 2007<br />

Noot<br />

In deze bijdrage werd bewust de oude spelling ‘exlibris’ (i.p.v. het nieuwe ‘ex libris’) gehanteerd,<br />

zoals vele auteurs in Nederlandse publicaties en ook in Boekmerk dat doen. De bedenkers van<br />

de nieuwe spelling dagen wij uit het woord Reynaertexlibristentoonstelling op een aanvaardbare<br />

manier te spellen…<br />

Internet<br />

Julian Jordanov: http://www.julianjordanov.com:80/gallery.html<br />

Hristo Kerin: http://www.aluminagroup.com/kerin/gallery.html<br />

Literatuur<br />

267<br />

Bouwman, A. & B. Besamusca, Reynaert in tweevoud. Deel I. Van den vos Reynaerde,<br />

Amsterdam, 2002.<br />

Bouwman, A. & Bart Besamusca, Over de vos Reynaert. Een prozavertaling van Van den vos<br />

Reynaerde, in: Tiecelijn, 20 (2007) 2, p. 106-141.<br />

Feliers, W., De leeuw in ex libris en gelegenheidsgrafiek, in: Tiecelijn, 18 (2005) 4, p. 299-322.<br />

Feliers, W. & R. van Daele, Reynaert de vos in prent en exlibris, Sint-Niklaas, 1996.<br />

Jonckheere, Karel, Van den vos Reynaerde, Brussel/Amsterdam, 1978<br />

Nieuwenhuis, M., Ysengrimus, Amsterdam, 1997.<br />

Nivardus, (Magister), Isengrimus. Het vroegste dierenepos in de letterkunde der Nederlanden,<br />

vertaald door Prof. Dr J. Van Mierlo, Antwerpen, 1946.<br />

Van den Briele, L., Nieuwe exlibrisgrafiek, in: Boekmerk, (2001), 3, p. 189.<br />

Van den Briele, L., Christo Kerin, in: Boekmerk, (2002), 1, p. 202-203.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Houtgravure Gerard Gaudaen (1995).<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Wim Gielen<br />

269<br />

Odonis de Ceritona (ca. 1180-1247)<br />

In 1066 veroverde Willem de Veroveraar ‘Engeland’ door de Angelsaksen bij<br />

Hastings te verslaan. De eilandbewoners werden aangevoerd door koning Harold.<br />

Zij hadden juist de Vikingen verslagen, toen Harold hoorde van de invasie van<br />

Normandiërs. Inderhaast probeerde de koning zijn verzwakte leger onderweg naar<br />

het zuidoosten te versterken. De daadkracht van zijn troepen was groot, maar zij<br />

waren slecht uitgerust toen zij de heuvel bij Hastings uitzochten om zich te verdedigen<br />

tegen de aanstormende bij elkaar geraapte eenheden van huursoldaten, die<br />

de Angelsaksen zagen als vijanden, of gewoon uit waren op land veroveren. Zij<br />

waren goed uitgeruste, in lichamelijk goede conditie verkerende soldaten onder<br />

aanvoering van ervaren krijgsheren. De slag, waarbij aan weerskanten duizenden<br />

doden vielen, eindigde uiteindelijk in een overwinning van Willem en zijn bondgenoten.<br />

Vanaf die tijd werd een belangrijk deel van het Britse eiland geregeerd door<br />

de anderstalige vastelanders. Tot op heden zijn de sporen daarvan terug te vinden<br />

in onder meer de taal en de familienamen. Er kwam een druk personen- en handelsverkeer<br />

over het Nauw van Calais, dat later vanaf het eiland Het Kanaal en<br />

vanaf het continent La Manche genoemd werd.<br />

Een van de immigranten die uit Normandië het water was overgestoken, was een<br />

jonge kerel, die later de grootvader zou zijn van een succesvol man, in zaken en in<br />

politicis, die Guillaume of William genoemd werd en als toenaam Cheriton kreeg.<br />

Door erfenis en eigen initiatief werd hij grootgrondbezitter. Hij was een belangrijk<br />

man. Zijn invloed reikte tot in het hof van Hendrik II van Plantagenet, koning van<br />

Engeland (1154-1189). Ook tijdens het bewind van diens opvolgers Richard<br />

Leeuwenhart (1157-1199), Jan zonder Land (1167-1216) en Hendrik III (1207-1272)<br />

bleef William zijn goede positie bewaren. De inwijkeling had zich aanvankelijk<br />

gevestigd in Farningham, ongeveer halverwege tussen Chatham en Londen. Later<br />

vestigde de familie zich in Cheriton, dat enkele kilometers westelijk van Folkestone<br />

gelegen is. Hun grondbezit daar zou acht eeuwen later ruimte bieden aan de monding<br />

van de ‘Chunnel’. William, die dus Heer van Cheriton was, kreeg in de jaren<br />

1180-1185 een zoon, die van hem een trotse vader zou maken. Vader William en<br />

moeder Mathilde noemden hem Odo, mogelijk verwijzend naar de naamgenoot die<br />

in de elfde eeuw bisschop van Bayeux was. Deze Odo was een halfbroer van<br />

Willem de Veroveraar en werd door deze laatste ‘benoemd’ tot bisschop. Het was<br />

een strijdbare prelaat die meevocht in de slag bij Hastings. Vervolgens werd de<br />

monseigneur een soort van gouverneur van het Engelse gebied, dat hij bestuurde<br />

in naam van zijn halfbroer, die steeds ergens aan het oorlog voeren was. Odo, de<br />

prelaat, was geboren omstreeks 1030. Waarschijnlijk in 1049, wat jong nog,<br />

benoemde Willem hem tot bisschop. Na de slag bij Hastings werd Odo in de adelstand<br />

verheven en kreeg hij de titel van Graaf van Kent. Het was in de jaren 70 van<br />

de elfde eeuw dat deze graaf opdracht gaf tot het vervaardigen van het Tapijt van<br />

Bayeux, waarop een picturaal verslag van de strijd is geborduurd. Mogelijk kreeg hij<br />

zijn naam in aandenken aan de Heilige Odo van Cluny (879-942).<br />

De eerstgeboren zoon van William van Cheriton en zijn vrouw Mathilda kreeg bij<br />

zijn doop Sint-Odo als patroonheilige. Hij was een van de twee initiatiefnemers tot<br />

Tiecelijn, 20, 2007


270<br />

hervorming van de benedictijnenorde, genoemd naar de plaats waar de eerste abdij<br />

van die stroming werd opgericht. Dankzij de welgesteldheid van zijn vader kon de<br />

jonge Odo het zich veroorloven om in 1200 aan de universiteit van Parijs te gaan<br />

studeren. De stichtingsoorkonde ervan is ook van 1200. Tien jaar later behaalde<br />

Odo, die in Frankrijk Eudes genoemd wordt, zijn diploma Magister Artium, d.w.z. dat<br />

hij het gebracht had tot leraar in de ‘Vrije Kunsten’, de septem artes liberales. In datzelfde<br />

jaar betaalde vader William t.b.v. Odo voor het patronaatsrecht over de Sint-<br />

Maartenskerk van Cheriton. Zoals veel jonge mannen uit rijke families ging Odo<br />

door met reizen en studeren aan belangrijke universiteiten op het vasteland. Hij trok<br />

door Frankrijk en Spanje, studeerde waarschijnlijk ook in Toulouse, en mocht zich<br />

in 1219 ‘doctor ecclesiae’ noemen. Hij had dus de theologische cursus met goed<br />

gevolg doorlopen. Waarschijnlijk is hij ook tot priester gewijd. Door sommige onderzoekers<br />

wordt verondersteld dat hij ook cisterciënzermonnik is geworden, maar<br />

door andere wordt dat stellig ontkend, mede op grond van het feit dat hij na de dood<br />

van zijn vader in 1233 het beheer voerde over de bezittingen die hij en zijn jongere<br />

broer Waleran, geërfd hadden. Dat zou niet kunnen voor een monnik.<br />

Dat Odo van Cheriton tot in onze dagen bekend is gebleven, komt door zijn creatieve<br />

schrijverswerk. Hij publiceerde vooral prekenboeken, waarin hij over een<br />

scherpe pen beschikte. Hij gebruikte die voor priesters én leken die het volgens<br />

hem in religieus opzicht niet goed deden. Het meest bekend is hij misschien wel<br />

geworden door het schrijven van fabels. Het zijn moraliserende fabels met dikwijls<br />

een promythion in de ondertitel en/of een epimythion aan het einde van zijn narratio.<br />

Hij maakte gebruik van de fabelverzameling uit de vijfde eeuw, die in de achtste<br />

of negende eeuw op schrift werd gesteld, en genoemd is naar Romulus. Deze laatste<br />

heeft zich vooral gebaseerd op de Aesopische fabels van Phaedrus uit de eerste<br />

eeuw na Christus. Odo was echter geen overschrijver. Hij gebruikte bestaande<br />

fabelvertellingen om die om te werken naar eigen inzichten of verzon zelf nieuwe<br />

fabels. Het was hem vooral te doen om de religieuze waarheden en inzichten. Voor<br />

alle zondaars, en dat waren er vele, had hij een vernietigende kritiek bij de hand.<br />

De fabel, één van de vormen van narratio, is een (korte) beschrijving van dingen<br />

die nooit gebeurd zijn en ook niet zouden kunnen gebeuren. Zij diende een, algemeen<br />

aanvaard, gebruik in het opvoedkundig systeem in de oudheid. Later, in de<br />

hoge middeleeuwen, kwam de fabel in die functie sterk terug. Volgens Macrobius<br />

(vierde eeuw) zijn de fabels te verdelen in fabels die aangenaam in de oren klinken,<br />

en fabels die de deugd nastreven. De eersten werden verwezen naar de kinderkamer.<br />

De tweede groep, die ook populair kan zijn, zoals de Aesopische, wordt beoordeeld<br />

op de inhoud (het argumentum) en is gebaseerd op fictie en verhuld in leugens.<br />

Andere uit die groep zijn gebaseerd op de wezenlijke, al dan niet religieuze,<br />

waarheid. Parabels en fabels zijn niet identiek, maar in de fabels zijn ook vaak gelijkenissen<br />

terug te vinden. Exempla, die vaak klinken als aforismen (korte pittige<br />

spreuken, sententies) worden ook in fabels gebruikt. Een andere vorm van vergelijkingen<br />

of gelijkenissen is de similitudo. Al deze zaken zijn te vatten onder de term<br />

parabolisch. Het gaat Odo niet om getheoretiseer, maar enkel om het uitdragen en<br />

bevestigen van de (religieuze) waarheid. Hij uit zijn wrevel over het gedrag van de<br />

mensen in stekelige, soms bijtende, fabels. Hij schreef er 117. Een aantal van zijn<br />

fabels is terug te vinden in de Reynaerttraditie, met name in Reynaerts historie.<br />

Enkele tientallen handschriften van zijn fabels zijn overgebleven; dit bewijst hoe<br />

populair zijn gedachtespinsels waren in zijn eigen levenstijd en kort daarna. Zijn<br />

productieve jaren vielen tussen 1219 en 1235.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


271<br />

Odo van Cheriton heeft tijdens zijn studie in Parijs zeker kennis gemaakt met de<br />

Natuurlijke Historie van Plinius de Oude. Zo zal hij ook de Physiologus en bestiaria<br />

gelezen hebben. Zeker heeft hij de Aesopische fabels van Phaedrus, althans zoals<br />

die zijn weergegeven in de Romulus, onder ogen gehad, mogelijk ook afschriften<br />

van de fabelverzameling van Avianus, die teruggaat op de vertaling van Babrius.<br />

De fabelverzameling die de titel Liber parabolarum draagt, is te dateren tussen<br />

1219 en 1221. Odo heeft twee soorten fabels gemaakt: fabels die het christelijk<br />

geloof verdedigen (de apologiën) en beesten- of dierenfabels. Deze scheidslijn is<br />

dikwijls niet zo scherp te trekken. De belangrijkste bron voor de kennis van Odo’s<br />

fabels is het grandioze overzicht dat te vinden is in Les Fabulistes Latins van de<br />

hand van Léopold Hervieux. Daarnaast kan men in sommige letterkundige tijdschriften<br />

beschouwingen over het werk van Odo vinden, evenals in boeken over<br />

literatuurgeschiedenis. In 1985 verscheen voor het eerst een (nogal vrije) vertaling<br />

in modern Engels, geschreven door de Amerikaan John C. Jacobs. Hij maakte<br />

gebruik van Hervieux’ herdruk (1970) van de tweede druk (1893-1899). Uit de eerste<br />

uitgave, die het licht zag in 1884, heb ik geprobeerd enkele van Odo’s fabels te<br />

vertalen. Hieronder vindt U de weergave ervan. De Latijnse teksten komen uit het<br />

handschrift British Museum, cod. ms. lat. Harleiano 219, het handschrift cod. ms.<br />

latino 441 uit het Corpus Christi College in Cambridge en het handschrift cod. ms.<br />

lat. gud. 200, dat te vinden is in de Bibliotheca Guelferbytana te Wolfenbüttel.<br />

Een van de verrassingen die Odo de lezer of toehoorder aanbiedt, is hier en daar<br />

het gebruik van de eigennamen van de fabeldieren. In de laatste drie decennia van<br />

de twaalfde eeuw werden diverse branches van de Roman de Renart geschreven.<br />

In het culturele centrum van het Gallische rijk, Parijs, waren zeker afschriften van<br />

fabelverzamelingen, van de Isengrimus en van Renartteksten voorhanden toen de<br />

jonge Normandische Brit zich daar als student aanmeldde. Ook op zijn reizen naar<br />

zuidelijker streken zal hij zulke manuscripten onder ogen hebben gehad. Of hij een<br />

ijzeren geheugen had, dan wel of hij tijdens zijn studie en zijn studiereizen aantekeningen<br />

maakte, is niet bekend, maar het laatste is meer dan waarschijnlijk. Toen<br />

hij na het behalen van zijn doctoraat theologie terug in Kent kwam, zal hij het druk<br />

gehad hebben met het uitwerken van zijn vele studie- en reisaantekeningen en met<br />

het optekenen van zijn prekenboeken en van zijn fabelverzameling. Van zijn collectie<br />

fabels heb ik er negen uitgezocht, die een relatie hebben met het vossenepos.<br />

Ze worden voor het eerst in het Nederlands vertaald. De keuze is bepaald door de<br />

verwantschap met de fabels uit de Reynaerttraditie, of omdat Odo de bekende<br />

Reynaerteigennamen gebruikt. De schrijver is in het geheel niet consequent in het<br />

gebruik ervan. De Vos wordt Reynardus of Reinardus genoemd en de Wolf<br />

Ysingrynus, Ysingrinus of Isingrinus. De Kat heet Tibertus en de Haan Chanticler.<br />

Wij hebben deze namen geüniformiseerd.<br />

Hoe de kikvorsen onder elkaar een koning kozen<br />

(Qualiter ranae elegerunt sibi regem)<br />

Op dezelfde manier [als bij de muizen en de ratten] kwamen de kikvorsen samen<br />

om zich erover te beraden hoe zij een koning zouden kiezen. Zij kozen een boomstam,<br />

die zij overeind zetten en tot koning benoemden.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


272<br />

Na enige tijd hadden zij genoeg van hem en zeiden: ‘Omdat onze koning van geen<br />

waarde is, willen wij hem afzetten [Misschien is neerleggen een sprekend alternatief].<br />

Wie zullen wij dan verkiezen?’ Met algemene stemmen werd besloten het serpent<br />

te kiezen. Die verscheurde en verslond hen.<br />

Commentaar<br />

Deze fabel is zonder commentaar van de schrijver. De gelijkenis met de Aesopische<br />

fabel is groot, ook al komt er geen oppergod aan te pas en is een serpent misschien<br />

geen waterslang, maar zeker geen kraanvogel zoals bij La Fontaine of een ooievaar<br />

zoals in Van den vos Reynaerde (RI) en in Reynaerts historie (RII).<br />

Over de zieke wolf en de ooievaar zijn geneesheer<br />

(De Lupo languente et Ciconia medico eius)<br />

Over wrede Heren die hun dienaren slecht belonen<br />

Er was eens een Wolf die dreigde te verstikken door een bot in zijn keel. Hij had een<br />

dokter nodig. Zijn dienaren zeiden: ‘De ooievaar heeft een lange snavel; als hij het<br />

zou willen doen, zou hij het bot goed uit uw keel kunnen halen.’ Dus zochten zij een<br />

ooievaar en beloofden hem een grote beloning als hij de patiënt zou helpen.<br />

Derhalve kwam de ooievaar en trok het bot eruit. Vervolgens vroeg hij om de beloning.<br />

De Wolf wilde hem niets geven en zei: ‘Toen jouw hoofd in mijn bek zat, had<br />

ik je kunnen doden, nietwaar? Het is toch voldoende beloning dat ik dat niet gedaan<br />

heb en jou heb laten leven, nietwaar?’<br />

Moraal. Zo is het ook voor landslieden en armen. Wanneer zij diensten verlenen<br />

aan hun Heren, kunnen zij niet verwachten een beloning te krijgen. De Heren zeggen:<br />

Jij bent van mij. Is het voor jou niet van belang, dat ik je niet kaalpluk en laat<br />

leven?<br />

Commentaar<br />

In de meeste fabelbundels en ook in Reynaert II is de geneesheer een kraanvogel.<br />

Over een vogel, genoemd vogel van Sint-Maarten<br />

(De quodam ave, vocato ave Sancti Martini)<br />

Tegen mensen, wier moed in daden niet overeenkomt met die in woorden<br />

Een vogel, die genoemd wordt vogel van Sint-Maarten, is een klein winterkoninkje.<br />

Dat heeft lange, dunne pootjes als rietjes. Eens, terwijl de zon brandde, gebeurde<br />

het rond het feest van de Heilige Martinus, dat het zich in de schaduw van een<br />

boom op zijn rug op de grond legde, zijn pootjes omhoog stak en zei: ‘Zo, als de<br />

hemel valt, kan ik die met mijn pootjes omhoog houden.’ Toen viel er vlakbij hem<br />

Tiecelijn, 20, 2007


273<br />

een blad van de boom. Geschrokken vloog de vogel op, zeggende: ‘Oh Heilige<br />

Martinus, help uw kleine vogel.’<br />

Moraal. Zo zijn er velen, die voor een korte tijd geloven, maar zich in tijden van<br />

beproeving terugtrekken, zoals bleek bij Petrus, die eerst bezwoer tot in de dood<br />

zijn Heer te volgen, maar toen de dienstmaagd hem aansprak, zei Hem niet te kennen.<br />

En zo vergaat het de meesten: als zij dronken zijn van goede wijn of bier, zeggen<br />

zij dat zij standhouden en de strijd uitvechten tegen de Franken. Maar als zij<br />

nuchter zijn en de lansen en zwaarden zien die op hen gericht worden, zeggen zij:<br />

Oh Martinus, enz.<br />

Commentaar<br />

In de Reynaert komt deze vogel voor als Tibeert op weg is naar Reynaerts burcht<br />

om hem namens de koning te dagen. Het is moeilijk voor te stellen dat het daar gaat<br />

om een winterkoninkje. Eerder zou je kunnen instemmen met diegenen, die de<br />

zwarte specht, de kraai of de buizerd noemen als links vliegende vogel. Andere<br />

vogels die als behorend bij Sint-Maarten genoemd worden zijn de ijsvogel, de bonte<br />

specht en de gans.<br />

Over de Wolf en de Vos en de emmer in de put<br />

(De Lupo et Vulpe et situla in puteo)<br />

Toevallig geraakte de Vos in een emmer in de put. De Wolf, die Ysingrinus genoemd<br />

wordt, kwam voorbij en toen hij de Vos in de put hoorde, vroeg hij wat die daar deed.<br />

Deze antwoordde: ‘Beste vriend, ik heb hier vele en grote vissen. Och, was je maar<br />

bij mij om jouw deel te krijgen.’ En de Wolf vroeg: ‘Hoe kan ik bij jou beneden<br />

komen?’ De Vos antwoordde: ‘Daarboven hangt een emmer; als jij daarin gaat zitten<br />

dan kom je bij mij beneden.’ Er waren daar heus twee emmers. Als de een naar<br />

boven ging, kwam de ander naar beneden. De Wolf klom in de emmer die daar<br />

boven hing en daalde af; de Vos, die in de andere emmer zat, steeg op. Maar toen<br />

zij elkaar passeerden, vroeg de Wolf: ‘Waar ga jij naartoe?’ Daarop zei de Vos: ‘Ik<br />

ben verzadigd en ga naar boven; jij gaat naar beneden en zult wonderlijke dingen<br />

ontdekken.’ De ongelukkige ging naar beneden, maar vond er uitsluitend water.<br />

Toen de dag aangebroken was, kwamen de boeren en zij haalden de Wolf naar<br />

boven en brachten hem om.<br />

Moraal. De Vos is de duivel, die duizend verderfelijke kunsten kent. Hij zegt tegen<br />

de mens: ‘Daal af tot mij in de put van de zonden en ontdek heerlijkheden en vele<br />

goede dingen.’ De dwaas zal onder in de put van de zonden sterven zonder er enige<br />

verkwikking gevonden te hebben. Ten slotte zullen de vijanden komen en de zondaar<br />

eruit trekken, hem slaan en doden. Daarom belooft de Duivel aan Adam en zijn<br />

vrouw vele goede dingen, op welke dag ook, zeggende: ‘Gij zult er zoveel eten als<br />

ge wilt.’ Zij die God kennen, zullen zo ook goed en kwaad kennen. Hij zal het goede<br />

belonen, maar de vele slechtigheden bestraffen.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Commentaar<br />

Hier zien we bij Odo voor het eerst de eigennaam van de wolf. De vos heeft geen<br />

naam. In Reynaerts historie komt dit verhaal ook voor.<br />

Over Isegrim<br />

(De Ysingryno)<br />

Tegen slechte gewoonten<br />

Ysingrinus, die berouw had over de door hem begane zonden en zich daarom op<br />

de borst sloeg, wilde monnik worden. En dat is ook gebeurd. Hij kreeg een tonsuur<br />

en werd gekleed met een kap en de andere noodzakelijkheden die bij de kledij<br />

behoren. En ook kreeg hij een plaats in de school, omdat hij moest leren lezen en<br />

schrijven. Eerst moest hij het ‘Onze Vader’ leren zeggen, maar hij zei steeds ‘Lam’<br />

of ‘Ram’. De monniken leerden hem dat hij moest opzien naar het Kruis en het<br />

Heilig Offer. Maar zijn blik dwaalde steeds af naar de lammeren en de rammen.<br />

Moraal. Zo zijn de meeste monniken. Zij zeggen toch steeds: ‘Ram’ of ‘Lam’. Zo vragen<br />

zij steeds op luide wijze om goede wijn en houden zij hun ogen gericht op vette<br />

gerechten en volle schotels. Vandaar wordt in een spreuk gezegd: ‘Hoewel de wolf<br />

gekleed was als een priester en ofschoon gij hem de psalmen hebt leren lezen, toch<br />

dwaalden zijn ogen steeds naar de kudde.’<br />

Commentaar<br />

In Reynaert I en II komt ook een scène voor van Isegrim die monnik wil worden,<br />

maar de pointe is het vastbinden van de voorpoten van de wolf aan het klokkenzeel<br />

en het daarop volgende klokgelui.<br />

Hoe de Wolf schaapherder werd<br />

(Qualiter Lupus fuit pastor Ovium)<br />

Over slechte leiders en anderen zoals zij<br />

274<br />

Een huisvader had twaalf schapen. Toen hij eens op reis wilde gaan, beval hij de<br />

Wolf over zijn schapen te waken. Die zwoer dat hij ze goed zou verzorgen. Zo<br />

gebeurde het. De huisvader ging onmiddellijk weg en de dienst nam een aanvang.<br />

Intussen dacht Ysingrinus alleen aan de schapen, en zo kwam het dat hij er op een<br />

dag een verscheurde. De volgende dag nam hij er weer een. Uiteindelijk waren er<br />

nog drie over toen de huisvader terugkwam. Hij vroeg aan de Wolf wat er met zijn<br />

schapen gebeurd was. Die antwoordde: ‘Het waren de onbestendigheid van het<br />

weer en de stormen die de oorzaak zijn van de dood van de schapen.’ Daarop zei<br />

de huisvader: ‘Geef mij de huiden.’ Daarin waren de sporen van de tanden van de<br />

Wolf te zien, waarop de huisvader zei: ‘Schuldig aan de dood is degene van wie<br />

deze gebitssporen zijn.’ Hij liet de Wolf ophangen.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Moraal. Aldus beval Christus zijn schapen ter bewaking aan bij de kerkelijke geestelijkheid.<br />

De schapen van Christus stierven echter door het slechte voorbeeld en<br />

de verwaarlozing door de meerderheid van die leiders, die zodoende verantwoordelijk<br />

zijn voor zoveel doden, die als gevolg van hun slechte voorbeeld blootgesteld<br />

werden aan de gevaren van de dood. Zo zal de huisvader, die over de zijnen rekenschap<br />

moet afleggen bij de Heer van alle dingen, zien dat dergelijke mensen, zoals<br />

ook de Wolven, in de hel worden opgehangen.<br />

Commentaar<br />

Ysigrinus wordt, zoals hierboven, in de tweede druk van Hervieux’ werk met naam<br />

genoemd. Dat vermeldt J. C. Jacobs in zijn Engelse vertaling. In de eerste druk<br />

heet hij gewoon wolf.<br />

Over de Vos die zijn zonden opbiecht bij de Haan<br />

(De Vulpe quae confitebatur peccata sua Gallo)<br />

Tegen de gulzigaards<br />

Op een keer was het de Vos gelukt in het kippenhok te komen. Mensen, gewapend<br />

met stokken kwamen erop af en knuppelden er vreselijk op los, maar de Vos kon<br />

door een gat ontsnappen; hij ging weg, liet zich op een hooihoop vallen en begon<br />

luid te kermen. Hij vroeg de kapelaan bij hem te komen om zijn zonden te aanhoren.<br />

Daarop kwam Cantecleer, stel je voor een haan, die kapelaan van de dieren<br />

was. Nogal bevreesd wegens de reputatie van Reynaert ging hij op enige afstand<br />

zitten. Reynaert biechtte zijn zonden op, maar intussen ging hij met zijn bek steeds<br />

dichter op de kapelaan toe. En de kapelaan vroeg: ‘Waarom heb jij mij benaderd?’<br />

Daarop antwoordde de Vos: ‘Een ernstige ziekte dwong mij dat te doen. Vergeef<br />

mij.’ Opnieuw vertelde hij hem zijn zonden en met open bek bracht hij zijn kop<br />

steeds dichter bij de Haan. Toen greep hij hem en verslond hem.<br />

Moraal. Zo zijn er veel monniken die verondersteld worden te gehoorzamen en veel<br />

leken die veinzen ziek of kreupel te zijn, maar altijd erop bedacht zijn de kapelaans<br />

en hun meerderen te verslinden.<br />

Commentaar<br />

Niet in Reynaerts historie.<br />

275<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Over de Vos, die Reynaert genoemd wordt, die Tibeert de muizendoder ontmoet<br />

(De Vulpo, qui dicitur Reynardus, obviante Teberto murelego)<br />

Tegen de advocaten<br />

276<br />

De Vos, die ook Reynardus genoemd wordt, ontmoette eens Tibeert, dat is de muizendoder,<br />

en zei: ‘Vertel me eens hoeveel kunstgrepen en listen ken je?’ Die antwoordde<br />

dat hij slechts één list kende. Vroeg de Vos: ‘En welke is dat?’ De muizendoder<br />

antwoordde: ‘Als de honden mij achtervolgen, weet ik in een boom te<br />

klimmen en zo te ontsnappen.’ Toen vroeg de Kat aan de Vos: ‘En welke listen ken<br />

jij?’ Die antwoordde daarop: ‘Maar ik ken er wel 18, en dan heb ik er nog een zak<br />

vol van. Daarom, kom met mij mee en ik zal je mijn kunstgrepen leren kennen. Je<br />

zult leren hoe je de beet van de honden altijd kunt ontwijken.’ Maar toen zij weggingen,<br />

zag je de jagers en daar vlak achter de honden komen. De Kat zei: ‘Ik hoor<br />

de honden en ik word bevangen door angst.’ Toen zei de Vos: ‘Vrees niet.’ Omdat<br />

de honden dichterbij kwamen zei de Kat: ‘Voor alle zekerheid zal ik jou niet volgen.<br />

Ik wil mijn eigen list gebruiken.’ Door in de boom te klimmen ontkwam hij. Omdat de<br />

Kat ontsnapt was, gingen de honden achter de Vos aan en kregen hem te pakken.<br />

De Kat, veilig hoog in de boom zittend, aanschouwde wat er gebeurde en riep:<br />

‘Reynaert, Reynaert, doe je zak open, want nu is het tijd. Al jouw listen zullen je<br />

zeker niet meer helpen.’<br />

Moraal. Onder de kat moeten de eenvoudige mensen begrepen worden, die slechts<br />

één list kennen, die zij door de aanschouwing van de Heer met vast vertrouwen<br />

inroepen. Door het geloof gaan zij langs de boom van het Kruis van Christus<br />

omhoog en blijven zo uit de greep van de honden, die gelijk te stellen zijn met het<br />

vijanden van het menselijk geslacht. In de Vos worden de advocaten begrepen, die<br />

bedriegerijen bedenken. Daarmee worden de 18 listen bedoeld en bovendien nog<br />

de volle zak. Zo zullen de duivelse jagers komen en met hun honden de mensen<br />

achtervolgen, beroven en verscheuren. De rechtvaardige zal daarom tegen hen<br />

zeggen: ‘Opent uw zak en laat mij uw listen zien, enz.’<br />

Commentaar<br />

In Reynaerts historie, maar daar ontsnapt de vos, zij het nipt, aan de dood.<br />

Over de Wolf en de Vos<br />

[En toegevoegd zal worden over de vrek, die de mensen bedriegt en over hen<br />

die overvloedig lekkernijen gebruiken]<br />

(De Lupo et Vulpe<br />

[Et applicatur avaris quos [quisque] decipit et eis qui nimis [se] tradunt deliciis])<br />

De Wolf komt de Vos tegen en vraagt: ‘Waar kom jij vandaan?’ De Vos zegt: ‘Van<br />

een van die visvijvers, waar ik geweldige vissen ving en mij volgegeten heb.’ De<br />

Wolf werd begerig en vroeg: ‘Hoe heb je die gevangen?’ De Vos zei: ‘Ik liet mijn<br />

staart in het water zakken en liet hem daar een lange tijd in hangen. De vissen, die<br />

Tiecelijn, 20, 2007


dachten dat het een of andere lekkernij was of iets wat dood was, beten zich vast<br />

aan mijn staart en ik trok ze op het land en vrat ze op.’ En de Wolf sprak: ‘Zou ik zo<br />

ook vissen kunnen vangen?’ De Vos zei: ‘Dat zul je zeker kunnen, jij bent nog sterker<br />

dan ik.’ De Wolf spoedde zich haastig naar de visvijver en liet zijn staart in het<br />

water hangen en liet hem er ook een lange tijd in hangen, tot hij zat vastgevroren.<br />

Want het vroor hard. Na lang wachten wilde hij zijn staart uit het water optrekken<br />

want hij geloofde dat er een geweldige hoeveelheid vissen aan zat, maar door de<br />

bevriezing lukte dat niet. Hij werd er tot in de ochtend in vastgehouden en toen kwamen<br />

de mensen en die sloegen hem met knuppels bijna dood. Met gebruik van al<br />

zijn kracht kon hij ontsnappen, maar wel met achterlating van zijn staart. Hij vervloekte<br />

zijn kompaan die hem vissen had beloofd, maar hem met verwondingen had<br />

betaald; en bijna was hij dood geweest.<br />

Moraal. Zo zijn er velen, die vrienden en hun kinderen rijkdom beloven, maar zij<br />

maken van hen woekeraars, handelaars in geestelijke goederen en rovers, die dat<br />

moeten betalen met eeuwige doodstraf. Van hen wordt gezegd: ‘Zij offeren hun<br />

zonen en dochters op aan de duivels.’ Dit is eveneens van toepassing op diegenen<br />

die zich in de wateren begeven van de wellust en dan sterven zij in de geneugten<br />

waarin zij zijn vastgevroren en niet meer los kunnen komen. Want die mensen zitten<br />

vast in de ondergang, die zij zelf hebben voorbereid. In de strop, die zij verborgen<br />

hebben, is hun voet vast komen te zitten.<br />

Augustinus zegt: ‘De genoegens binden hen vast, zodat zij zich niet meer durven<br />

vrij te maken om zich met liefde te geven aan nuttige zaken.’ Als iemand het wel<br />

probeert zich los te maken van de dingen die genoegen geven, dan doet dat veel<br />

pijn en het is deze pijn die verhindert, dat zij zich los kunnen maken.<br />

Commentaar<br />

Zowel in Reynaert I als in Reynaert II komt het verhaal van de vos, die de wolf leert<br />

vissen, voor.<br />

Hulst, 21 augustus 2007<br />

Naschrift<br />

277<br />

De bovenstaande negen fabels hebben soms inhoudelijke overeenkomsten met de Reynaert,<br />

soms bestaat alleen een naamsgelijkheid. Soms zijn beide vormen van overeenkomst van toepassing.<br />

De tekstregels tussen haken zijn aantekeningen van mij, behalve die onder de hoofdtitel<br />

staan van de fabel De Lupo et Vulpe. Die zijn overgenomen van Hervieux.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Literatuur<br />

278<br />

Berechiah ha-Nakdan. Fables of Jewish Aesop. Translated by Moses Hadas, New York, 1967.<br />

Brewer’s Dictionary of Phrase & Fable. 15de editie. Revised by Adrian Room, New York, 1995.<br />

Burmann, Petrus, Phaedri, Aug. liberti, Fabularum Aesopiarum Libri V. Cum integris<br />

Commentariis, Amsterdam, 1698.<br />

Flinn, J., Le Roman de Renart dans la littérature française et dans les littératures étrangères au<br />

Moyen Age, Toronto, 1963.<br />

Friend, A.C., Master Odo of Cheriton, in: Speculum 23, (1948).<br />

Goethe, J.W., Reineke Fuchs. Goethe’s neue Schriften, (2. Band), Berlijn, 1794.<br />

Goethe, J.W., Reineke Fuchs. Mit Zeichnungen von Wilhelm von Kaulbach, München, 1846.<br />

Goethe, J.W., Reineke Fuchs, in zwölf Gesängen mit 37 Stahlstichen nach Originalzeichnungen<br />

von Heinrich Leutemann, Leipzig/Dresden/Wenen/Berlijn, 1871.<br />

Hellinga, W.Gs, Van den vos Reynaerde. I. Teksten diplomatisch uitgegeven naar de bronnen<br />

vóór het jaar 1500, Zwolle, 1952.<br />

Hervieux, L., Les Fabulistes Latins Depuis le siècle d’Auguste jusqu’à la fin du moyen âge,<br />

Parijs, 1884.<br />

Jacobs, J.C., The Fables of Odo of Cheriton, Syracuse, 1985.<br />

Laprade, P., Fables Choisies mises en vers par M. De La Fontaine. Illustrations de Edmond<br />

Malassis et Fred. Money, (3 vol.), Parijs, 1930.<br />

Lestrange, le Chevalier, Les Fables d’Esope, & de plusieurs autres excellens mythologistes,<br />

Accompagnées du sens moral et des reflexions, Amsterdam, 1714.<br />

Lulofs, F., Van den vos Reynaerde. De tekst kritisch uitgegeven, met woordverklaring, commentaar<br />

en tekstkritische aantekeningen, Groningen, 1985 (2de, verb. oplage).<br />

Menke, H., Bibliotheca Reinardiana. Teil I: Die europäischen Reineke-Fuchs Drucke bis zum<br />

Jahre 1800, Stuttgart, 1992.<br />

Niermeyer, J.F. & C. van de Kieft, Mediae Latinitatis Lexicon Minus, Darmstadt, 2002, (Herz.<br />

door J.W.J. Burgers).<br />

Perry, B.E., Aesopica, Urbana, 1952.<br />

Schnur, H.., Fabeln der Antike. Griechisch – Lateinisch – Deutsch. Überarbeitet von Erich Keller.<br />

München/Zürich, 1985. (2de druk).<br />

Van Nimwegen, A., Van den vos Reynaerde, Utrecht, 1979.<br />

Voigt, E., Ysengrimus, Halle a. S., 1884.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Nard Loonen<br />

Homo Homini Vulpes<br />

279<br />

Op gezette tijden vallen er zuinig afgeknipte stukjes papier bij ons in Nederland in<br />

de brievenbus die aandacht vragen voor ‘leuke bijverdiensten’, ‘het naderende<br />

buurtfeest’, of een ander triest, onbetrouwbaar of folkloristisch verschijnsel.<br />

Als taalkundige blijf ik toch het meest gecharmeerd van dit bericht van een paar<br />

jaar geleden:<br />

Op 20-3 komen wij de glazewassers<br />

Bij uw langs<br />

heb uw intressen, plak dan a.u.b.<br />

dit briefje duiddelijk op uw raam,<br />

of deur, kosten hiervan in overleg<br />

De Glazewassers<br />

Omdat deze wervende tekst mij onvoldoende garantie bood voor de kwaliteit van de<br />

te leveren dienst, ben ik op het verzoek niet verder ingegaan.<br />

Als Reynaerdofiel echter werd ik onlangs diep geraakt door het drama dat op het<br />

volgende vlugschrift stond te lezen:<br />

Beste bewoner(s),<br />

Help, wij zijn onze witte dove kater kwijt!<br />

Hij is ontsnapt op donderdagavond 14 juni 2007 (normaal doen we<br />

hem aan een lijntje in de tuin omdat hij doof is, maar hij is wel eens<br />

eerder ontsnapt en gewoon teruggekomen).<br />

Hij had een rood tuigje om, hij is gecastreerd en 4 jaar oud. Wij,<br />

maar vooral onze dochter kan echt niet zonder hem en we missen<br />

hem heel erg, dus als u ook maar de geringste aanwijzing of vermoeden<br />

hebt waar hij op of vlak na die datum was, of waar hij nu<br />

kan zijn, laat het ons alstublieft weten! Hij miauwt vaak, dus daar<br />

moet hij makkelijk aan te herkennen zijn, en hij kan uit zichzelf niet<br />

ver zijn weggelopen, omdat hij dat niet gewend was. Omdat dit al<br />

onze derde verdwenen kat binnen 6 jaar is, ga ik door tot ik weet<br />

wat er met onze prachtige lieve Witje is gebeurd; asiels en dierenartsen<br />

hebben niks gevonden. Help ons alstublieft, voor tips kunt<br />

u mij desnoods anoniem bellen (...). Alvast bedankt!<br />

Ik zie het al helemaal voor me. Witje heeft, deerlijk en op merkwaardig hoge toon<br />

miauwend, met het touw nog om de nek en de oren zwaar gehavend door een<br />

steenworp, weten te ontsnappen uit de Tuin van Eden, de heer des huizes, tenminste<br />

mentaal al moedernaect, in vertwijfeling achterlatend, tot woede en wanhoop<br />

van de ontroostbare dochter die zich, met een bang voorgevoel gewekt door<br />

het onheilspellend laweit in de tuin, slechts in haar naveltruitje met spaghettibandjes<br />

gekleed naar beneden spoedde en ook niets meer kon waarnemen dan een gat<br />

Tiecelijn, 20, 2007


280<br />

in de buxushaag, niet groot, maar voor een kat in het nauw licht groot genoeg, waardoorheen<br />

het dier zich, spijt al zijn auditieve beperkingen, een vrijheid dacht tegemoet<br />

te snellen die ongetwijfeld beklemmender, zo niet levensbedreigender zou blijken<br />

te wezen dan de huisdierdetentie waaraan het al vier jaren was onderworpen.<br />

Maar dat kon Witje niet weten, net zomin als Bruintje en Grijsje die hem op vergelijkbare<br />

wijze en op ongetwijfeld identieke gronden in de afgelopen zes jaren waren<br />

voorgegaan.<br />

Vanuit zijn zoldervelux sloeg Reinhart het schouwspel in de tuin van de buren gade.<br />

Afwisselend liet hij zijn blikken rusten op de radeloos rondbenende heer Depape die<br />

vanuit een soort plaatsvervangend schuldbewustzijn tegen beter weten in, doch<br />

niettemin de valse hoop koesterend dat het dier wellicht toch begiftigd was met<br />

Oost-Indische oren, poogde met zoetgevooisde roepjes de dovemanskater te laten<br />

herintreden, dan weer op de door het maanlicht voluptueus beschenen wulpse vormen<br />

van dochter Yulok, ‘welke vormen zij met zorg meer omhulde dan verborg’,<br />

zoals Drs. P dat in zijn lied Oud verhaal zo treffend weet te formuleren.<br />

Hij had de schurft aan katten en kattengejank. Weliswaar had hij de steen niet<br />

geworpen, eerder met een boogje laten vallen, maar die nu al weken durende heropvoering<br />

van nocturnes door een kat met gecastreerde oren in de tuin van de<br />

buren kostte hem echt te veel van zijn concentratie voor de dingen waar hij zo graag<br />

mee bezig wilde zijn op zijn zolderkamer.<br />

Homo homini vulpes. Morgen zou hij, nog intens nagenietend van zijn succes en<br />

de eruit voortvloeiende consternatie, met genoegen Yulok opzoeken om zijn leeftijdgenote<br />

zijn diepe leedwezen met het geleden verlies te betuigen. Wie weet zat<br />

er nog wel meer in het vat voor hem. Hij legde zich weer op zijn bed, de handen<br />

tevreden onder het hoofd.<br />

In ieder mens schuilt wel een Reynaert. Ook het houden van huisdieren is immers<br />

een kwestie van belang. En wanneer het om uiteenlopend belang gaat, dient list<br />

ende baraet. Er zijn mensen die er een cavia op na houden, populair bij scholieren<br />

om te dienen als ultieme smoes (‘Meneer, ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken,<br />

want mijn cavia is gisteren doodgegaan’). Velen kiezen, tot mijn afgrijzen, voor een<br />

hond (‘U hoeft niet bang te zijn hoor; hij doet helemaal niets!’). Ik heb eens een student<br />

gekend die thuis een gedomesticeerd fret hield dat hij ‘s nachts mee naar bed<br />

nam en aan zijn hoofdkussen vleide; het blijft behelpen. In Frankrijk is de puik werkende<br />

vossenklem nu bij wet verboden omdat het herhaaldelijk bleek voor te komen<br />

dat de honden van de jagers erin bekneld raakten, en dat is zielig en schadelijk<br />

tegelijk. De Spaanse douane, zo meldde het NOS-journaal kort geleden, weet zich<br />

geen raad met al die onderschepte berberaapjes uit Marokko die als speeltjes naar<br />

het luxe West-Europa worden gesmokkeld.<br />

Helaas heb ik het zelf de facto nooit verder geschopt dan een goudvis die ik ter<br />

gelegenheid van mijn Eerste Heilige Communie bij het ontbijt kreeg in een kleine,<br />

ronde kom waarin vanuit een soort milieubewustzijn-avant-la-lettre ook wat groene<br />

plantensliertjes dreven. Toen ik na een week of zo iets minder consciëntieus werd<br />

met het voederen, dobberde hij op een kwade dag met zijn bleke buikje naar boven<br />

doelloos aan het wateroppervlak. Dood, zei mijn moeder, en zij spoelde hem weg<br />

door de wc.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Misschien ga ik er nog wel eens op uit om een opgezette vos te bemachtigen.<br />

‘Opzetten’ heet in het Frans ‘naturaliser’, en sinds Rita Verdonk uit het Haagse<br />

Carnaval der Dieren is vertrokken, is die procedure aanmerkelijk versoepeld.<br />

Vooralsnog overweeg ik binnenkort huis-aan-huis een noodkreet in zoveel mogelijk<br />

brievenbussen te stoppen met de volgende strekking:<br />

Beste bewoner(s),<br />

Help, wij hebben weer last van vossen!<br />

Op donderdagavond 14 juli 2007 verscheen er alweer eentje in<br />

onze tuin (normaal leggen we een heleboel uien langs de heg in<br />

de tuin omdat ze die nie blieven, maar ze komen er soms toch<br />

doorheen).<br />

Nu heeft hij een van onze kuikentjes meegenomen, dat was pas 4<br />

weken oud. Wij, maar vooral onze dochter kan echt niet zonder<br />

haar knuffeltje en we missen het heel erg, dus als u ook maar de<br />

geringste aanwijzing of vermoeden hebt waar die vos op of vlak na<br />

die datum vandaan kwam, of waar hij nu kan zijn, laat het ons alstublieft<br />

weten! Hij maakt nauwelijks geluid, dus daar kan hij moeilijk<br />

aan te herkennen zijn, echter kan hij niet van ver weg komen,<br />

want hij komt iedere keer weer terug. Omdat dit al ons derde verdwenen<br />

kuikentje binnen 6 jaar is, ga ik door tot ik weet waar die<br />

vieze, schadelijke vos thuishoort; en van de politie hoor je ook niks<br />

als je ze nodig hebt. Help ons alstublieft, voor tips kunt u mij<br />

desnoods anoniem bellen (...). Alvast bedankt!<br />

Rosoy-sur-Amance, juli 2007<br />

281<br />

afb. 1<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Leon Matthijs<br />

De Lootse Reynaert<br />

Sprokkelingen<br />

1. Lochristi: Reynaertgemeente<br />

Lochristi is niet alleen het centrum van de bloementeelt, maar ook een betekenisvolle<br />

Reynaertgemeente. Dat laatste dankt ze in hoofdzaak aan haar gehucht Hijfte,<br />

dat in het Reynaertverhaal als locatie voor de samenzwering tegen koning Nobel<br />

letterlijk vermeld wordt onder de volgende bewoordingen:<br />

Ende quamen teenen dorpe, hiet Hijfte.<br />

Tussen Hijfte ende Ghend<br />

Hilden si haer paerlement<br />

In eere belokenre nacht.<br />

Daer quamen si bi sduvels cracht<br />

Ende bi sduvels ghewelt,<br />

Ende zwoeren daer an twoeste velt<br />

Alle vive des coninx doot. (2264-2271)<br />

Reynaert werd sinds 1965 in Lochristi herhaaldelijk in de schijnwerpers geplaatst.<br />

Zijn Reynaertmonumenten, -reuzen, -bibliotheek, -rustbanken, -evenementen, het<br />

Reinaertbier, Chiro-Reinaert en andere Reynaertbenamingen leggen daarover<br />

getuigenis af.<br />

We willen het Lootse Reynaerdiaanse verleden in de volgende regels wat kleur<br />

en inhoud meegeven, met soms iets meer dan een anekdotische waarde.<br />

2. Reinaertfeesten 1936<br />

282<br />

We mogen een pluimpje geven aan hen die in 1936 een poging ondernamen om de<br />

Reynaertgedachte in Lochristi te doen opflakkeren. Onder de stuwende kracht van<br />

toenmalig onderpastoor/kapelaan J. van de Putte brachten de leden van de studentenclub<br />

‘Zoo knaap, zoo man’ de bewerking van Reinaert de Vos te Hijfte in<br />

open lucht ten tonele in Lochristi-Dorp in de hof van A. Van Ootegem op 30 augustus,<br />

in de ‘hof’ van het jongenspatronaat te Destelbergen-Dorp op zondag 6 september<br />

en te Lochristi-Hijfte op de weide van Cyriel Naudts op dinsdag 8 september<br />

1936.<br />

Op het programmablaadje met de rolverdeling lezen we: ‘In afwachting dat men<br />

eens te Hijfte een onvergankelijk bronzen monument oprichte aan de schrijver van<br />

ons meesterwerk, onthullen onze studenten U een levend monument door deze<br />

‘wereldberoemde Roman van den Vos Reynaerde’ in openlucht voor U te vertolken’.<br />

De vertolkers waren Jos. D’Hollander, Jules Schoonjans, Jules Matthijs, Cesar<br />

Block, Achiel Denert, Omer Segers, Marcel de Veirman, Gerard Tollenaere,<br />

Germain Droesbeke allen uit Lochristi; Jos van Acholeyn, Archène Raes, Gaston<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Brunneel, Roger Boxtaele uit Destelbergen; Robert Thys uit Zeveneken, plus nog<br />

enkele andere figuranten.<br />

3. Ontstaansgeschiedenis van het Lootse Reynaertmonument<br />

In 1964-1965 deed het gerucht de ronde dat er in Destelbergen een Reynaertmonument<br />

zou opgericht worden. Blijkbaar liep het er niet van een leien dakje. Men<br />

bereikte (onder andere) geen (politiek) akkoord over de plaats van oprichting en<br />

misschien speelden ook andere beweegredenen een rol. Als ondervoorzitter van de<br />

heemkundige kring De Oost-Oudburg stelde ik Lochristi-Hijfte voor als kandidaat<br />

voor het oprichten van een vossenmonument. Het aantal Reynaertmonumenten<br />

was in 1965 nog beperkt tot Hulst en Sint-Niklaas. Nu is het aantal Reynaertbeelden<br />

in het Vlaamse land bijna niet meer te tellen. Gelukkig kreeg Destelbergen nadien<br />

ook zijn monument, eveneens ontworpen door Firmin de Vos.<br />

Jozef Van Overstraeten, toenmalig voorzitter van de Vlaamse Toeristenbond, wilde<br />

het monument sponsoren.<br />

De Calvarieberg in Hijfte, als voorbestemde locatie, kwam jammer genoeg niet in<br />

aanmerking omdat er in de jaren 1960 weinig verkeer was en de investering daarom<br />

niet verantwoord leek. Over de kasseiwegen in Hijfte bolden er alleen maar<br />

enkele karren en wagens en een klein aantal auto’s. De definitieve keuze viel uiteindelijk<br />

op de hoek van de huidige Dekenijstraat en de N70, de grote weg tussen<br />

Antwerpen en Gent, in het centrum van Lochristi.<br />

Hijfte kreeg geen monument. Het gehucht beleefde in 1965 onder de treurwilgen<br />

van de Calvarieberg toch de feestelijke doop van de reuzen Reinaert en Hermeline,<br />

voorafgegaan door een folkloristische stoet.<br />

Later werden in Hijfte een Reynaertgedenksteen, twee Reynaertbanken en uit<br />

metalen platen gesneden figuren van de vijf samenzweerders geplaatst. De<br />

Marnixring Bloemenland stippelde langs de rustige wegen van Hijfte ook de<br />

Samenzweerdersroutes uit.<br />

4. Reinaertfeesten 1965<br />

283<br />

De onthulling van het monument van Firmin de Vos had onder grote belangstelling<br />

plaats op zondag 19 september 1965 in de dorpskom van Lochristi. De plechtigheid<br />

werd opgeluisterd door de Harmonie Willen is Kunnen uit Lochristi en ging gepaard<br />

met een gevarieerd programma: een voordracht door pastoor Jozef de Wilde uit<br />

Lembeke (Reinaert achterna), een Reynaertstoet met kinderen, een tentoonstelling<br />

Van den Vos Reynaerde in het gemeentehuis, een Reynaertprijskamp (het schatten<br />

van het gewicht van een levende vos!), de opvoering van de monoloog Reinaert de<br />

Vos door Joost Noydens en tot slot een prachtig Reynaertvuurwerk. Frida Goethals<br />

maakte de tekst en de muziek van het Reinaertlied en bracht het persoonlijk ten<br />

gehore op de klanken van haar gitaar. (Zie hierna onder nr. 5.)<br />

Gelet op de ‘samenzwering’ stelde ikzelf aan ontwerper Firmin de Vos voor de koppen<br />

van de samenzweerders (de vader van Reynaert, Bruun de beer, Tibeert de<br />

kater, Grimbeert de das en Isegrim de wolf) uit te beelden op een sokkel en<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Reynaert daar bovenop te laten tronen als een onschuldige, maar sterk geïnteresseerde<br />

belanghebbende (afb. 1).<br />

Er werd ook voor gezorgd dat wijlen Dr. Jozef Goossenaerts, naast het Reynaertmonument<br />

met een bronzen bas-reliëf werd vereeuwigd. Hij was er heilig van overtuigd<br />

dat de herkomst van onze Reynaert in het Gentse lag. Hij bezat een bezielende<br />

kracht in functie van het herleven van de Reynaertgedachte.<br />

5. Reinaertlied<br />

284<br />

Frida Goethals verleende bereidwillig haar toestemming voor de hierna volgende<br />

opname van tekst en muziek van haar Reinaertlied. Het lied werd voor de eerste<br />

maal gezongen ter gelegenheid van de Reinaertfeesten op 19 september 1965 bij<br />

de onthulling van het Reynaertmonument te Lochristi. De oorspronkelijke tekst van<br />

1965 werd lichtjes gewijzigd in 1989. Kleinkunstenares Frida Goethals oogstte met<br />

haar luisterliedjes veel succes in Vlaanderen en Nederland.<br />

afb. 1<br />

Tiecelijn, 20, 2007


afb. 2<br />

1. Mensen uit het Vlaamse land Hij leeft, hij leeft nog in de harten<br />

Waar de Reinaart eens ontsproot. Als een sympathiek schavuit!<br />

Kijkt behoedzaam in het rond Hij moet steeds and’re mensen tarten<br />

Want de Reinaart is niet dood! Want zijn lied is nog niet uit!!<br />

En ieder roept, en ieder klaagt:<br />

De VOS heeft ons alweer geplaagd!<br />

Tiecelijn, 20, 2007


286<br />

2. Dag Bruin de beer, voel jij je goed? 5. Dag Koning Nobel majesteit<br />

Zo bont en blauw met bloed geslagen Een radde tong heeft U belogen<br />

De bijenhoning was niet zoet Met woorden, zuchten valse spijt<br />

Geen tweemaal zul je ‘t Reinaart vragen! Heeft Reinaart U nogmaals bedrogen!!<br />

O ik zeg u, en ik roep u overluid En ik zeg u, en ik roep u overluid<br />

Ja dat lied van Reinaart is nog niet uit! Ja dat lied van Reinaart is nog niet uit!<br />

En ieder roept, en ieder klaagt: En ieder roept, en ieder klaagt:<br />

De VOS heeft ons alweer geplaagd! De VOS heeft ons alweer geplaagd!<br />

3. Dag Tibeert kater vol fatsoen 6. Dag mensen hier al bij mekaar<br />

Hoe vond je de pastoor zijn muizen Wilt gij de Reinaart nog negeren ?<br />

Reinaarts hulpe niet vandoen Past op want zelfs bij dage klaar<br />

Om gewond je leden te verhuizen? Bezorgt hij u gescheurde kleren!<br />

En ik zeg u, en ik roep u overluid En ik zeg u, en ik roep u overluid<br />

Ja dat lied van Reinaart is nog niet uit! Ja dat lied van Reinaart is nog niet uit!<br />

En ieder roept, en ieder klaagt: En ieder roept, en ieder klaagt:<br />

De VOS heeft ons alweer geplaagd! De VOS heeft ons alweer geplaagd!<br />

4. Dag Grimbeert bruine wijze das 7. Mensen uit het Vlaamse land<br />

Onschuldig zal u Reinaart schaden Waar de Reinaart eens ontsproot<br />

Dat ‘t tussen Gent en Hijfte was Kijkt behoedzaam in het rond<br />

Dat gij de Koning hebt verraden! Want de Reinaart is niet dood!<br />

En ik zeg u, en roep u overluid Hij leeft, hij leeft nog in ons midden<br />

Ja dat lied van Reinaart is nog niet uit! Als een sympathiek schavuit<br />

En ieder roept, en ieder klaagt: En morgen zullen wij hem bidden<br />

De VOS heeft ons alweer geplaagd! Want zijn lied is nog niet ‘UIT’!!<br />

6. De Lootse Reinaertreuzen en hun uitstraling<br />

De historie van de Lootse Reynaert kreeg nog een vervolg. Ik liep reeds lang met<br />

‘reuzengedachten’ rond… het werden Reinaertreuzen! De reuzen Reinaert en<br />

Hermeline naar een ontwerp van Firmin de Vos zagen het levenslicht twee weken<br />

voorafgaand aan de onthulling van het Reynaertmonument. Op zondag 5 september<br />

1965 werden ze ter gelegenheid van Hijftekermis met recht en reden in Hijfte<br />

folkloristisch gedoopt.<br />

In 1986, na 21 jaar, kregen ze het gezelschap van een nieuwe reus: Koning<br />

Nobel, de opponent van Reinaert (afb. 3). Deze derde reus werd gedoopt in het<br />

park van het gemeentehuis en stoetsgewijze naar de Dekenijstraat gedragen, vergezeld<br />

van de Koninklijke Harmonie ‘Willen is Kunnen’. In de zaal van de Kring was<br />

aansluitend een Reynaerttentoonstelling te bewonderen. Het kon niet anders of ook<br />

de reus Bruin de Beer zou het gezelschap aanvullen. Tijdens de reuzenfeesten op<br />

zondag 28 augustus 2005 werd hij voorgesteld en op zondag 4 september 2005<br />

werd hij folkloristisch gedoopt tijdens de kermis van Hijfte.<br />

De Lootse reuzen hebben jarenlang een vaste ‘slaapplaats’ gehad in Hijfte. Ze<br />

worden vergezeld van een enthousiaste groep dragers, begeleiders en begeleidsters,<br />

die sinds eind 2000 origineel gekostumeerd zijn. Jaarlijks wordt aan een tienà<br />

vijftiental reuzenstoeten, zowel in binnen- als in buitenland (o.a. Deinze, Deurne,<br />

Tiecelijn, 20, 2007


afb. 3<br />

Brussel, Borgerhout, Wilrijk, Lokeren, Daknam, Overmere, Rupelmonde,<br />

Amsterdam, Rotterdam, Maastricht, Alphen aan de Rijn, Bergen op Zoom,<br />

Duisburg, Rijsel, Bar-le-Duc, Steenvoorde, enz.), met succes deelgenomen, uitsluitend<br />

op vraag van de organisatoren van optochten.<br />

Toen ik in 2003 als ridder in de Orde van de Vossenstaart werd opgenomen<br />

(Firmin de Vos was reeds eerder geridderd), werd het Reynaertgezelschap in<br />

Rupelmonde aan de Scheldeboorden door onze reuzen begroet. Reinaert,<br />

Hermeline en Koning Nobel daagden ook dikwijls gevraagd of ongevraagd op als<br />

verrassing bij speciale gelegenheden, zoals de openingsplechtigheid van het jaarlijkse<br />

Begoniafestival, een huwelijksfeest van een reuzendrager (zie elders), de<br />

doop van een plaatselijke reus, de begroeting in Hijfte van deelnemers aan autocaruitstappen,<br />

een plechtigheid aan het Reynaertmonument in Sint-Niklaas, de plechtigheid<br />

bij de aanvang van het Lootse voorzitterschap van het Land van Reynaert,<br />

een Reynaerttentoonstelling in Hijfte, bij activiteiten rond Reynaert in scholen, enz.<br />

7. Het ‘verzilverde’ Reynaertmonument in Sjanghai<br />

Maar de kracht van de Lootse Reynaert overstijgt de grenzen van de gemeente<br />

zeer ver. In 2007 won de gemeente Lochristi de zilveren ‘award’ op Mosaicultur, de<br />

driejaarlijkse wereldtentoonstelling voor bloemen en planten in Sjanghai. Lochristi<br />

won de prijs met de uitvoering van een meer dan vijf meter hoog beeld van<br />

Reynaert de Vos, uitgevoerd als een (verborgen) metalen constructie, bedekt met<br />

Alternanthera, een tropische plant die vaak gebruikt wordt in aquariums. De keuze<br />

van de plantensoort werd grotendeels bepaald door de Chinese organisatoren. De<br />

planten moesten namelijk maandenlang doorgroeien. Het beeld bevatte een ingenieus<br />

bevloeiingssysteem en moest geregeld geknipt worden.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


afb. 4<br />

Secretaris-generaal Roland de Wulf en beheerder Peter Block van de Gentse<br />

Floraliën lieten het beeld in Sjanghai realiseren naar een idee van de Lootse schepen<br />

Hervé Stevens. De gemeente ontving een bronzen beeld en een diploma.<br />

Lochristi liet in deze internationale wedstrijd Gent en Koksijde, de enige twee andere<br />

Belgische steden die deelnamen, achter zich. Op deze manier kreeg de oude vos<br />

uit 1965 een moderne evenknie waar Lochristi (en de VTB-vos) fier op kan zijn.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Philippe Proost<br />

De ‘Reinaertwijk’ in Gent<br />

289<br />

In 2004 werd mij door een handelaar in tweedehandsboeken die mijn verzamelrage<br />

voor alles wat met het Reynaertverhaal te maken heeft kent, een blauwe, metalen,<br />

straatnaamplaat aangeboden waarop, lichtjes verkleurd en bevuild, onder het<br />

wapenschildje van de stad Gent de naam ‘Koning Nobelplein’ te lezen was.<br />

Tot dan was de naam van dit plein mij, hoewel geboren Gentenaar, totaal onbekend;<br />

ik bezit echter een reeks oude uitgaven van het Gentse stadsplan en het was<br />

dus eenvoudig om het plein terug te vinden. Tot mijn grootste verbazing vond ik niet<br />

alleen een ‘plein’, maar waarachtig een volledige ‘Reinaertwijk’.<br />

Eind negentiende eeuw bleek er in Gent een sterke behoefte te bestaan aan<br />

goedkope woningen voor ‘Werklieden’ en er werden dan ook verscheidene verenigingen<br />

opgericht om dergelijke woongelegenheden te bouwen. Een daarvan was<br />

de Gentsche Maatschappij voor Goedkope Woningen die in 1904 het licht zag.<br />

In 1921 kreeg deze maatschappij een lening toegekend van de ‘Nationale<br />

(Lening) Maatschappij’ voor het verder ontwikkelen van arbeiderswoningen en ze<br />

besloot daarmee een uitgestrekte lap grond van vier hectaren aan te kopen, gelegen<br />

langs de Brugsesteenweg, goed voor een driehonderdtal woningen met ieder<br />

vijf bewoonbare kamers. Het complex werd ontworpen door Oscar van de Voorde<br />

en kreeg de naam: ‘Werkliedenkolonie’. Uiteindelijk werden het 294 meergezinswoningen<br />

verdeeld over 49 gebouwen, die alle te huur werden aangeboden voor een<br />

‘schappelijke’ prijs, haalbaar voor ‘Werklieden’.<br />

Dergelijke wooncomplexen werden in Gent op verscheidene plaatsen opgetrokken,<br />

o.a. langs de Zwijnaardesteenweg en de Voskenslaan (Tuinwijk). De verantwoordelijke<br />

diensten van het stadsbestuur vonden het logisch dat al de straten in<br />

deze woonwijken een naam zouden krijgen behorend tot eenzelfde familie, ten<br />

einde ‘het sorteren van de te bestellen briefwisseling te vereenvoudigen’. Zo zijn er<br />

in Gent wijken met allemaal bloemennamen of vogelnamen, maar in de<br />

‘Werkliedenkolonie’ werd voor namen uit het dierenepos Reynaert de Vos gekozen.<br />

De volgende straatnamen komen voor: Koning Nobelplein, Malpertusplein,<br />

Grimbertstraat, Coppestraat, Isegrimstraat, Kanteklaarstraat, Firapeelstraat en<br />

Hermelindeplein.<br />

Er is geen spoor te vinden van een ‘Reinaertstraat’, maar dit is logisch aangezien<br />

nog geen kilometer ervandaan, aan de andere zijde van de Gentse binnenring, dicht<br />

bij het Casinoplein, al een Reinaertstraat bestond; in deze straat vindt men trouwens<br />

op nummer 28, het ‘Parochiaal Centrum Reinaert Centrum’ waar thans tal van<br />

culturele evenementen plaatsvinden; op nummer 125 van deze straat treft men het<br />

Buurtstation Gent West aan, waar de toneelgroep Vieze Gasten onderdak gevonden<br />

heeft; dit theatergezelschap pakte van 15 tot 24 oktober 1999 uit met een eigen<br />

versie van Reynaert de Vos.<br />

Nu blijft de vraag: hoe kwam die boekhandelaar in godsnaam aan dat straatnaambord?<br />

Na enig speurwerk kwam ik te weten dat de volledige Reinaertwijk zou<br />

afgebroken worden omdat dit woningcomplex plaats moest maken voor nieuwe,<br />

moderne gebouwen en ik vernam ook dat de afbraak al begonnen was. Vandaar…<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Heel vlug ging ik ter plaatse kijken en inderdaad: de huisjes van de Kanteklaarstraat<br />

en de Isegrimstraat waren reeds verdwenen en van het Koning Nobelplein bleef ook<br />

niet veel over. Was het mogelijk dat de stad Gent geen ‘Reinaertwijk’ meer zou hebben<br />

in de toekomst?<br />

Aangezien de grond nog steeds eigendom was van de vroegere bouwmeesters<br />

ging ik aanbellen bij de (nu genaamde) Gentse Maatschappij voor de Huisvesting<br />

en werd er heel vriendelijk ontvangen door de directeur, de heer Putman. Deze laatste<br />

wist mij te vertellen dat in plaats van het verdwijnen van een Gentse<br />

‘Reinaertwijk’, er een nieuw gepland gebouwencomplex de naam had gekregen van<br />

‘Malpertuus Housing Project’. Ik kreeg zelfs inzicht in de plannen voor deze moderne<br />

wijk.<br />

Tiecelijn, 20, 2007<br />

afb. 1<br />

afb. 2


Bij het horen en zien van dit goede nieuws kende mijn Reynaertenthousiasme geen<br />

grenzen meer. In mijn wildste dromen zag ik al een officiële opening van deze nieuwe<br />

woonwijk met Reynaertreuzen en een reeks ludieke activiteiten rondom dit epos.<br />

De verantwoordelijke van de huisvestingsmaatschappij was heel begrijpend en in<br />

feite stond deze man heel positief tegenover een bredere aanpak van ‘Reynaert’ in<br />

zijn project. Op bepaalde punten echter moest hij mijn enthousiasme ietwat temperen.<br />

Zo bijvoorbeeld wat de straatnamen betreft. De meeste straatnamen zouden<br />

bewaard blijven, al dan niet op dezelfde plaats, afhankelijk van het veranderde stratenplan;<br />

de straatnaam die verdwijnt is de ‘Coppestraat’. Dit verwonderde mij ten<br />

zeerste, want de geplande wijk heeft in feite één straat meer dan deze die afgebroken<br />

werd.<br />

De directeur wist mij te vertellen dat de huisvestingsmaatschappij geen, of weinig,<br />

impact heeft bij de benaming van de straten. Dit hangt af van de Technische diensten<br />

van de Administratie van de stad Gent en die hadden een andere kijk op de<br />

zaak. Het Gentse schepencollege wenste in dit samenhangend geheel van straatnamen<br />

twee vreemde eenden in de bijt te zetten, namelijk twee namen van Gentse,<br />

vooruitstrevende politici, met name Amanda Foket en Lucienne (Herman-)<br />

Michielsen.<br />

Ik heb uiteraard niks tegen deze twee dames, maar ik vond dit heel jammer vanwege<br />

de eenheid van de toekomstige straatnamen en vooral vanwege de niet<br />

gevolgde logica.<br />

De nieuwe Reinaertwijk zou er dan als volgt uitzien (zie plannetje):<br />

afb. 3<br />

291<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Bij deze straatbenaming veranderen een paar straten in ‘pad’; behalve het verdwijnen<br />

van de Coppestraat zijn alle andere namen gebleven plus… een Amanda<br />

Foketstraat en een Lucienne Michielsenstraat.<br />

Van zodra ik van deze nieuwe benamingen kennis had genomen, heb ik contact<br />

opgenomen met de heer Dieter Herregots, journalist bij de krant De Gentenaar om<br />

te trachten daar nog enige verandering in te brengen. Deze verslaggever deed zelf<br />

enig speurwerk en kwam zo te weten dat ‘er een inhaalmanoeuvre moest gebeuren<br />

wat betreft straatnamen van vrouwelijke politica’s (te veel mannennamen) en dat<br />

vermits er niet alle dagen nieuwe straten voorkomen dit een enige gelegenheid<br />

was…’ (De Gentenaar, 22 maart 2004).<br />

Via een contactpersoon in de Gentse Stadsbibliotheek kwam ik te weten dat de<br />

kansen om het schepencollege tot andere gedachten te brengen nihil waren… het<br />

zij zo!<br />

Toch blijf ik bij de gedachte dat het mooi zou zijn mocht op dit nieuwe Koning<br />

Nobelplein een beeld prijken van één van onze bekende beeldhouwers, bijvoorbeeld<br />

Chris Ferket, en mocht er jaarlijks een Reynaertgebeuren in deze wijk plaatsvinden.<br />

Als ik echter zie hoe moeilijk het is om voor Tiecelijn, een pracht van een tijdschrift,<br />

steun te vinden, dan vrees ik ook voor ‘mijn’ Reynaertdroom!<br />

Deinze, 28 juni 2007<br />

Afbeeldingen<br />

292<br />

1. Ontstaan en groei van de Gentse Maatschappij voor de Huisvesting; Frank van Audenaerde<br />

(Proefschrift, 1984).<br />

2. Gentse Maatschappij voor de Huisvesting – Malpertuus Housing Project.<br />

3. Stad Gent – Administratie – Technische Diensten.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Danny Reunes<br />

293<br />

‘Tussen list en macht’,<br />

Reynaert in de Stekense Broederschool…<br />

een anekdote<br />

Het was een tijdje na de eerste Sinksendag toen regisseur Marc Boon ‘zijn hofhouding’<br />

naar de Stekense campus riep. De laatste opvoering stond op stapel en de<br />

kriebels vlogen heen en weer tussen de (gescheiden) kleedruimtes. Het werd<br />

behoorlijk levendig toen bleek dat er één dier niet was komen opdagen. Volgens het<br />

Middelnederlandse scenario klopte dit volledig. Had Marc Boon voor deze laatste<br />

opvoering de link naar de realiteit extra in de verf gezet? Toen hij zelf verschrikkelijk<br />

zenuwachtig werd (kon hij werkelijk zo goed toneelspelen?), beseften we dat er<br />

echt iets aan de hand was. Bovendien ontbrak niet Reinaert op het appel, maar<br />

Grimbeert, de das…<br />

In dit moderne tijdperk stuurden we er niemand op uit om hem op te halen, maar<br />

toetsten we eenvoudig zijn gsm-nummer in. Bij de derde poging kregen we hem te<br />

pakken. Zijn biecht was eerlijk en overladen met schuldgevoelens: hij zat met een<br />

verschrikkelijke kater en kon die niet in de steek laten. In feite had hij noch de zin<br />

noch de kracht om naar de set te komen. Konden we iemand als doublure aanduiden?<br />

We speelden wel met maskers en alles stond op de geluidsband, maar de rol<br />

van Grimbeert was redelijk groot en de gebaren hadden veel oefening en voorbereiding<br />

gekost… De overredingskracht van Marc deed de rest en Grimbeert kwam<br />

uiteindelijk toch uit zijn dassenhol. Zijn lijkbleke verschijning paste perfect, maar<br />

deed het ergste vermoeden. De tussenkomst was erg kort: nog voor zijn kostuum<br />

volledig aangetrokken was, volgde er al een spurtje naar de toiletten…<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Hoe moest dit nu verder? Er waren wel genoeg bomen en struiken op de scène en<br />

in een masker kan ook wel wat, maar echt verfijnd konden we deze oplossing niet<br />

noemen…<br />

Twee collega’s besloten zich over de ongelukkige te ontfermen: hij kreeg redelijk<br />

wat water te drinken om de gulzigheid van de dag tevoren te verdunnen. Bovendien<br />

zouden ze proberen hem klaar te stomen voor de rest van het stuk.<br />

En zo geschiedde: Grimbeert stond niet heel de tijd op de scène zoals de andere<br />

dieren; tussen toiletbezoek en drinkpauzes door ‘dook’ hij net op tijd uit de struiken,<br />

om met de juiste gebaren zijn rol te spelen. Het moet gezegd: zijn timing (en<br />

die van de collega’s die hem de scène opjoegen) was perfect, net als zijn inschattingsvermogen<br />

voor een volgend, dringend toiletbezoek.<br />

Het oplapwerk voor elke scène verliep dus prima en hij kon het stuk uitspelen, vermoedelijk<br />

zonder dat het publiek er wat van merkte.<br />

Alleen jammer dat hij de buiging op het einde van de voorstelling niet meer haalde…<br />

Nieuwkerken, 13 augustus 2007<br />

Danny Reunes (°1962) is leerkracht in de Broederschool te Stekene en speelde de rol van<br />

Isengrim tijdens de Reynaertvoorstellingen van Duel tussen list en macht in de meimaand 2007.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Hans Rijns<br />

Adieu Tiecelijn<br />

295<br />

Aan het verzoek van Rik van Daele om voor het 76ste Tiecelijntje, het laatste nummer,<br />

een ‘korte maar spitse bijdrage te leveren’ wilde ik graag voldoen. Tiecelijn<br />

stond immers aan het begin van mijn passie voor de Reynaert. Het maakte de studie<br />

een stuk aangenamer. Naast de zware kost die verstouwd moest worden was<br />

het kwartaalblad voor mij een weldadige afwisseling. Ik verslond de artikelen, recensies<br />

en verslagen en genoot van de vele prachtige afbeeldingen die later ook in<br />

kleur werden afgedrukt. Maar laat ik bij het begin beginnen.<br />

Met Reynaert de vos, en daarmee ook met Tiecelijn, maakte ik kennis in het vroege<br />

voorjaar van 1996 tijdens het werkcollege ‘Reinaert de vos en Gerrit Komrij’. Het<br />

college, onderdeel van de specialisatie Historische letterkunde van het Nederlands<br />

aan de Universiteit van Utrecht, was door Bart Besamusca en André Bouwman<br />

opgezet om Komrij te begeleiden bij zijn voornemen om Van den vos Reynaerde te<br />

hertalen. Wij zouden hem helpen om de Reynaert goed te interpreteren, dachten<br />

we. Het is helaas bij een voornemen van Komrij gebleven. Nooit werd er iets van<br />

hem op dit gebied vernomen. Mijn interesse voor de Reynaert was echter gewekt.<br />

Ik voelde mij meteen thuis in de Reynaertstof. Veel van de passages in de<br />

Reynaert zijn doorspekt met dubbelzinnigheden, vaak vermengd met kerkelijke rituelen<br />

en gewoontes. Deze kerkelijke cultuur is mij met de paplepel ingegoten.<br />

Opgegroeid in een rooms-katholiek gezin in de jaren 1950 heb ik nog een staartje<br />

van het rijke roomse leven mee kunnen maken. Van huis uit waren wij trouwe<br />

praktiserende gelovigen. Al vanaf mijn zesde jaar, ik was toen nog te klein om het<br />

zware missaal van de epistelzijde naar de evangeliezijde te sjouwen, en later als<br />

laatgeroepen kleinseminarist bij de norbertijnen in het Noord-Brabantse Gemert,<br />

raakte ik vertrouwd met de lichtvoetige spiritualiteit in de rooms-katholieke kringen.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


296<br />

Het alledaagse woordgebruik was bij ons thuis doorspekt met woordspelingen die<br />

vaak een erotische betekenis hadden. Het sacrale werd moeiteloos met het profane<br />

vermengd. Een seminarie werd bijvoorbeeld gekscherend een ‘zaaddrogerij’ genoemd.<br />

Tijdens een Marialiedje mocht mijn moeder graag en met volle overtuiging<br />

zingen: ‘O moeder vol met tegenzin’ in plaats van ‘O moeder vol van teed’re min’.<br />

Bij het Magnificat zongen we uit volle borst ‘Annie mag mee naar opoe toe’, terwijl<br />

er toch duidelijk ‘anima mea dominum’ stond. De katholieken, en zeker die in de<br />

Haagse volksbuurt de Schilderswijk, namen het niet zo nauw.<br />

Tiecelijn leerde ik kennen bij de voorbereiding op het werkstuk waarmee het werkcollege<br />

afgesloten moest worden. Op zoek naar relevante informatie die mijn vermoeden<br />

moest bevestigen dat er met Cuwaert meer aan de hand was dan alleen<br />

maar het credo leren zingen om kapelaan te worden, stuitte ik in 1996 in de<br />

Universiteitsbibliotheek in Leiden op de bloemlezing uit 1993. In deze overbekende<br />

bloemlezing binnen de kring van de Reynaerdofielen, trof ik een schat aan gegevens<br />

aan.<br />

De Reynaert, zo bleek uit de bloemlezing, kan vanuit vele hoeken benaderd worden.<br />

Ze bevatte artikelen over handschriften, gedrukte bronnen en edities, ex librissen,<br />

besprekingen van houtsneden in de verschillende bronnen, toneeluitvoeringen,<br />

musicals, beeldende kunst, biografieën van Reynaertdeskundigen, recensies over<br />

zojuist verschenen edities en studies. Allemaal stuk voor stuk interessante onderwerpen.<br />

Rijp en groen door elkaar. Ik was voorgoed verloren en bleek te behoren<br />

tot een grote groep van volwassenen die zich druk kon maken over iets schijnbaar<br />

onbenulligs als de ‘scuvuut’. Was deze vogel, die zich nestelde in het struikgewas<br />

bij Kriekeputte, nou een rode wouw, een dwergooruil of toch gewoon een kerkuil?<br />

Ook problemen als de familieverbanden van een groep dorpelingen die Bruun de<br />

beer een pak slaag geven, deden onder de lezers, zo las ik tot mijn stomme verbazing,<br />

de gemoederen hoog oplopen. Was Hughelijn met de kromme benen nu wel<br />

of niet de man van vrouwe Ogernen die slappe kromme kaarsjes recht maakte?<br />

Drie jaar later besloot ik bij de voorbereiding voor mijn doctoraalscriptie over obscene<br />

en scabreuze passages in 1999 een abonnement te nemen op het tijdschrift.<br />

Een beetje vossenjager kan niet zonder.<br />

Tijdens het inlezen voor de nota ter afsluiting van het werkcollege trof ik een<br />

intrigerende verwijzing aan in het ‘Commentaar’ van Lulofs bij zijn kritische editie uit<br />

1985. ‘Hellinga vermoedt dat het haasje homoseksuele betrekkingen met deze honden<br />

onderhield. [...] ‘Alles’, zo schreef Hellinga in zijn bekende artikel Het laatste<br />

woord is aan Firapeel (1958-1959), ‘wat in deze verzen staat heeft betrekking op<br />

sodomie’. Paul Wackers, las ik in de bloemlezing, ging daar dwars tegenin. In zijn<br />

recensie over Van den vos Reynaerde. Het Comburgse handschrift (de facsimileuitgave<br />

van het Davidsfonds, 1991) spreekt Wackers zijn verbazing uit over deze<br />

interpretatie en weerlegt in een goed opgebouwd betoog de homoseksuele lading.<br />

Aanvankelijk wilde ik daarom alleen al mijn doctoraalscriptie geheel aan Cuwaert de<br />

haas wijden. Dat vond Bart Besamusca, mijn scriptiebegeleider, toen wat mager. Op<br />

zijn advies werden nog een elftal andere ondeugende passages aan een nader<br />

onderzoek onderworpen. Met veel plezier en de nodige hoeveelheid ‘cloesterbier’<br />

namen we op Reviaanse wijze, onder het welwillend toeziend oog van de Heilige<br />

Maagd (een Mariabeeldje in een eet- en drinklokaal in Utrecht), de laatst gevonden<br />

scabreuze passages door. De doctoraalscriptie resulteerde in een bul, maar de stelling<br />

van Wackers bleef mij bezighouden. Dit was de aanleiding om verder onderzoek<br />

te doen naar de connotatie van de haas in de dertiende eeuw. In twee grote<br />

Tiecelijn, 20, 2007


artikelen heb ik in Tiecelijn (december 1999 en december 2006) gewag gemaakt<br />

van mijn bevindingen.<br />

Toen ik in 1999 aan de voorbereidingen van de editie De gedrukte Nederlandse<br />

Reynaerttraditie begon, bleef ik een trouw lezer en werd later, tot mijn eigen verbazing,<br />

zelfs medewerker van Tiecelijn. Aangemoedigd door de plaatsing van het eerste<br />

Cuwaertartikel in 1999 en het enthousiasme van Rik van Daele, begon ik artikelen<br />

te schrijven en kleine stukjes in te zenden.<br />

Zo kondigde ik in het eerste nummer van 2001 de editie van de gedrukte<br />

Reynaertbronnen na 1500 aan. In juni 2006 deed ik in Tiecelijn uitgebreid verslag<br />

van mijn onderzoek naar de afwijkingen in bestaande uitgaven. Die afwijkingen<br />

kwamen aan het licht omdat ik gebruik maakte van bestaande edities bij de totstandkoming<br />

van mijn uitgave. Op verzoek van de redactie lichtte ik met korte<br />

beschrijvingen de edities toe waardoor het artikel geschikter werd voor het populair<br />

wetenschappelijk tijdschrift. De leesbaarheid van het taaie artikel werd erdoor vergroot.<br />

Deze toelichtingen zijn dankzij Tiecelijn, hoewel enigszins aangepast, ook<br />

terechtgekomen in de editie.<br />

En nu houdt mijn lijfblad ermee op. Een blad dat mij door de jaren heen steeds<br />

dierbaarder werd. Ik kon er mijn pen in uitproberen en op de hoogte blijven van de<br />

laatste ontwikkelingen in soms prikkelende artikelen. Hoewel Rik van Daele in zijn<br />

uitnodiging schreef dat Tiecelijn vanaf volgend jaar een jaarboek wordt, dat met<br />

evenveel liefde en passie gemaakt zal worden, weet ik nu al dat ik het gekras van<br />

de raaf (of de roek of toch de kraai, wie het weet mag het zeggen) zal gaan missen.<br />

Voor mij was Tiecelijn zeker geen ongeluksbode.<br />

Leiden, 19 juli 2007<br />

297<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Marcel Ryssen<br />

Het begon in 1988<br />

298<br />

Voor mij ligt het eerste nummer van Tiecelijn, ‘groenig van coleur’ zou Bredero zeggen,<br />

erg dunnetjes maar met een flink uit de kluiten gewassen raaf van Ivo Dewulf<br />

op het titelblad. Een klein pienter vosje trekt gelaarsd en gespoord de lijn van zijn<br />

tocht aan, gezwind en vol overtuiging. De ‘Nieuwsbrief voor reynaerdofielen’ begint<br />

zijn tocht.<br />

Ik herinner het mij als de dag van gisteren. Een bevlogen Rik van Daele aan de<br />

deur. ‘Willen we met een Reynaerttijdschrift beginnen,’ zei hij. Als zijn oud-leraar<br />

had ik hem de Reynaertdrug gedeald en nu was hij onherroepelijk verslaafd. Ja, zei<br />

ik, zonder nadenken. Hij haalde er nog een derde man bij: Herman Heyse, helaas<br />

ons al te vroeg ontvallen. Wij planden een eerste redactievergadering. Er moest een<br />

titel gevonden worden. In het Reynaertverhaal is Tiecelijn de boodschapper, zei ik<br />

en meteen was de titel er. De groene lenteaanhef van het epos deed ons voor een<br />

groen titelblad kiezen. ‘Niet te geweldig in het begin,’ opperde Herman, ook mateloos<br />

enthousiast, maar met de toom ietwat bezadigder in de hand. Ik hoor het hem<br />

nog zeggen: ‘zestien bladzijden, en als we het vijf jaar volhouden is het een<br />

geslaagde onderneming geweest.’ Het werden er twintig en het aantal bladzijden<br />

barst vandaag uit zijn voegen.<br />

Maar dat eerste nummer. Ambachtelijk zou men het vandaag noemen. Met de<br />

hand getypt en geniet. Gedrukt bij ‘de broeders’ (Hiëronymieten te Sint-Niklaas), het<br />

‘Malpertuus’ van Broeder Aloïs, een van de Reynaertpioniers in het Waasland. De<br />

eerste exemplaren werden fier genummerd, je weet maar nooit hoe gegeerd dat<br />

eerste Tiecelijnnummer zou worden bij de bibliofielen. We koesterden stoere dromen.<br />

Ik had de eer het allereerste artikel te mogen schrijven. Ik had het over zes<br />

nog niet verwaarloosde Reynaertbanken. Maar in de eerste plaats was Tiecelijn een<br />

echte nieuwsbrief (Reynaertgebeurtenissen, recensies, aankondigingen…) en dat<br />

zou het blad lange tijd blijven, Waas getint weliswaar, maar ook met een oplettend<br />

Tiecelijn, 20, 2007


oog naar de sporen van ‘de fellen’, waar ook ter wereld. Het was een zalige oertijd,<br />

waarin met primitieve middelen gestaag een gewaardeerd Reynaerttijdschrift groeide,<br />

waarvan de grenzen steeds ruimer werden, de look steeds moderner en verfijnder,<br />

de verspreiding steeds internationaler, het volume steeds lijviger, de illustraties<br />

steeds kleurrijker en vooral van belang: waarin de inhoud steeds rijker, diepgaander<br />

en wetenschappelijker werd en de medewerkers tot de meest gezagvolle<br />

Reynaertspecialisten behoorden, zodat vandaag terecht mag gezegd: een literair<br />

tijdschrift dat in het Reynaertlandschap een eerste rol heeft gespeeld en baanbrekend,<br />

blijvend werk heeft verricht. Herman en Reynaert kunnen tevreden zijn.<br />

Wellicht oordelen jonge en vooral meer commercieel gerichte en postjesminnende<br />

zogezegde culturele roergangers daar anders over: te oubollig, te eenzijdig, te provincialistisch,<br />

mannen die vastgeroest zitten in middeleeuwse tijden waarmee je<br />

vandaag geen bal opschiet. Intussen leverden die middeleeuwen het beste wat<br />

onze literaire cultuur heeft voortgebracht, honderdmaal degelijker dan heel wat<br />

hedendaagse blotebillenliteratuur en gek gekluts met cryptisch gebral.<br />

Maar daar is blijkbaar meer geld voor.<br />

Met weemoed denk ik aan die voorbije twintig jaren, een stuk van mijn leven. De<br />

Tiecelijnvlek kan niet meer weggewist worden. Ik was nooit een specialist, miste<br />

daarvoor de wetenschappelijke opleiding. Ik was wat Anton van Wilderode een<br />

‘amator’ noemde, een minnaar van een onzeglijk knap verhaal, het beste wat ooit<br />

in de Nederlanden verscheen. En daarvan heeft Tiecelijn ruimschoots getuigenis<br />

afgelegd. Ik ben fier dat ik daaraan een heel klein beetje heb mogen meewerken.<br />

Sint-Niklaas, 14 augustus 2007<br />

299<br />

Pastoor Jozef de Wilde, nestor van de vossenjagers<br />

bij de voorstelling van Tiecelijn in 1988.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Alexander Schwarz<br />

300<br />

Maupertuus in Porrentruy<br />

Een keer per jaar leef ik enkele dagen in een andere wereld. Hij heet Ajoie en ligt<br />

(voor mij) achter de twee tunnels, hoog boven het pittoreske stadje Saint-Ursanne<br />

aan de rivier Doubs in de Zwitserse republiek Canton du Jura. Ik ben daar, in<br />

Porrentruy, het centrum van de Ajoie, expert Duits bij de maturiteitsexamens in de<br />

twee middelbare scholen van het kanton, het Lycée cantonal en het katholieke<br />

Collège Saint-Charles. In het Collège mag ik wonen en daarvoor geef ik soms als<br />

dank een les aan de studenten, bijvoorbeeld over de taalverschillen tussen het<br />

Frans en het Duits of over Tijl Uilenspiegel.<br />

In het Collège beginnen ook al mijn wandelingen door Porrentruy. Vanuit mijn<br />

kamer zie ik rechts op een rots het trotse middeleeuwse kasteel. Beneden, langs de<br />

kleine rivier, die ik met open ramen kan horen, ligt de oude voorstad. Dan gaat het<br />

naar links, zachtjes de heuvel omhoog, door de oude stad en langs een ‘betoverde’<br />

vijver tot op de top, het Lycée, het oude jezuïetencollege, en zijn prachtige plantentuin.<br />

Op een van mijn wandelingen moest ik, niet plotseling maar heel geleidelijk, aan iets<br />

denken wat ik gelezen had. Niet in een verhaal, maar in een wetenschappelijk werk<br />

over een verhaal. Ja, in Rik van Daeles proefschrift Ruimte en naamgeving in ‘Van<br />

den vos Reynaerde’. Ik keek van het kasteel naar het lyceum en zag hof en hol.<br />

Het kasteel staat natuurlijk voor het hof van koning Nobel. De haan, het wapendier<br />

van de familie van de Baseler vorst-bisschop Blarer von Wartensee, die op de<br />

toren geschilderd is, herinnert aan Cantecleer, die over zijn dochter Coppe weeklaagt.<br />

Het voorstadje aan het water is de plaats van Bruuns avontuur. De grote<br />

gotische graanzolder doet denken aan Tibeerts muizen, de Cour des Moines is de<br />

priorij uit Reynaerts biecht op zijn tocht met Grimbeert naar het hof. De betoverde<br />

vijver herinnert aan Kriekeputte, dus blijft voor Maupertuus alleen nog maar het<br />

Lycée. Mijn verrassing was dan ook niet zeer groot toen ik in de plantentuin een<br />

klein bronzen beeld met twee jonge vossen vond.<br />

En zo werd Porrentruy nog in een andere betekenis voor mij een ‘andere wereld’:<br />

de wereld van Reynaert. Dat past zelfs bij een mooie etymologie (ook al zou ze niet<br />

helemaal correct zijn): Porrentruy = pourri trou = kwaad hol = Maupertuus. Ik ben<br />

ervan overtuigd dat men in elk land deze ‘andere wereld’ kan vinden, als men maar<br />

op vossenjacht gaat. De vossenjacht is misschien niet altijd even wetenschappelijk,<br />

maar grote literatuur heeft aan meer mensen iets te zeggen dan alleen maar aan<br />

wetenschappers.<br />

Maar wat zou ik nu doen met mijn wetenschap dat Porrentruy een van de vele<br />

Maupertuussen is? Dat is toch iets te persoonlijk om het aan andere mensen te vertellen.<br />

En wat zouden de mensen in Porrentruy (les Bruntrutains – of natuurlijk:<br />

Brun-Trutains) met Nederlandse middeleeuwse literatuur te maken willen hebben?<br />

Toen schoot mij een andere gedachte te binnen. In plaats van een les zou ik de studenten<br />

van Saint-Charles voorstellen om een toneel te spelen, een openluchttoneel<br />

in de straten van Porrentruy. En het zou met Duits verband moeten houden omdat<br />

dat mijn vak is. Duits wordt in het Frans soms ‘la langue de Goethe’ genoemd, en<br />

Tiecelijn, 20, 2007


zo had ik tegelijkertijd een titel – Goethe à Porrentruy – en een idee. Stukken uit<br />

Goethes Reineke Fuchs zouden gelezen worden, de passages van de verteller<br />

door ‘Goethe’, de andere door de verschillende beesten die het woord hebben. Een<br />

gesprek tussen Goethe en de das zou parallel met deze lezingen lopen en als commentaar<br />

en verklaring dienen. ‘Goethe’ kent natuurlijk het verhaal; Grimbeert kent<br />

het niet, maar hij kent de beesten – en hij weet waar Maupertuus ligt, wat Goethe<br />

niet weet. Daarom vergezelt Goethe de das graag op diens weg naar Reynaert om<br />

hem voor de derde keer te dagen. En de das op zijn beurt neemt hem graag mee<br />

omdat hij niet weet wat hem na de vernederingen van Bruun en Tibeert wacht.<br />

De tekst van dit gesprek tussen das en dichter was mijn eigen kleine creatieve bijdrage.<br />

De studenten van Francis Heinrich, leraar Duits van Saint-Charles, hebben<br />

het uit het Duits naar het Frans vertaald. En de maskers en kostuums gemaakt.<br />

Onder de leiding van Henri Jolissaint, leraar wijsbegeerte, zal het stuk in september<br />

2007 tweemaal opgevoerd worden, een keer voor de studenten, een keer voor het<br />

brede publiek. Sommige leraars zijn een beetje bang voor alles wat zou kunnen<br />

mislopen, maar de studenten delen mijn optimisme. De tekening die een van de studentes<br />

(Sûria Barbier) spontaan gemaakt heeft, bewijst dat ze zelfs mijn vermoeden<br />

delen dat ze in Porrentruy in een andere wereld leven.<br />

Lausanne, 26 juli 2007<br />

301<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Herr Seele<br />

302<br />

Mijn grootmoeder was een foxy lady.<br />

Een mooie vrouw.<br />

Een sexy dame.<br />

Net als in ARE YOU EXPERIENCED van James – Jimi – Hendrix uit 1967...<br />

Hendrix, Hen, de kip<br />

en de vos<br />

‘You make me feel like<br />

feel like sayin’ foxy<br />

foxy<br />

foxy lady’<br />

FOX – FUCHS in het Duits.<br />

Bij mijn geliefde radiostation BBC World Service werkt ene Rachel Fuchs, die<br />

altijd voorzichtig wordt aangekondigd als Rachel Fjoeks, want het heeft veel weg<br />

van Rachel Fucks.<br />

Rudi Fucks<br />

de ex-directeur van het Stedelijk Museum van Amsterdam, die het meer van<br />

geslepenheid moet hebben, dan van inzicht.<br />

– ‘t is ne loozen (op z’n West-Vlaams)<br />

– in 1517 uitgegeven boek: de Loose Vossen der Werelt<br />

De loosheyt van de vos betekent: zijn sluwheid, bedrog en list.<br />

Op een tekening van Hieronimus Bosch ‘Het veld heeft ogen, het bos heeft oren,<br />

ik wil zien, zwijgen en horen’ zien we vreedzaam samenliggen – de vrije liefde! –<br />

een haan en een vos.<br />

Even later – maar toen was Bosch al een eind verderop – wordt de haan de kop<br />

afgebeten door de vos.<br />

De vos kan goed lullen.<br />

Hij lult er zich uit, ‘t is een redenaar.<br />

Reynaert komt niet van Rein van aert, maar van redeneren, redenaar, een kletskous.<br />

Een held voor deze tijd, graag geziene gast in tv-panels en talkshows.<br />

Altijd klaar voor een witz.<br />

Maar we hoeven geen tv te kijken! Laten we naar het Museum voor Oude Kunst<br />

gaan in deze stad Gent!<br />

Een andere vos van Bosch staat op het schilderij ‘Hieronymus’ (Hieronymus is<br />

aan het bidden maar lijkt te slapen. Het verschil is vaak klein. Mijn Bobonne zat<br />

uren als het ware ingedommeld, maar echter waakzaam, te bidden voor het grote<br />

raam van haar belle époque-huis); linksonder zien we een slapende vos. Wat verderop<br />

een dode haan. Wat voor zin heeft doodbijten als je de prooi niet opeet?<br />

Vegetariër, maar niet vies van doodslag.<br />

You make me feel like sayin foxy lady<br />

fox<br />

sex<br />

sox<br />

Het Engelse oude woord Foxey betekent stank.<br />

Jimi overlijdt aan een overdosis.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


303<br />

Drugdealers kennen deze truuk: om drugshonden te misleiden, geen tijger in je<br />

tank, maar een vos meenemen in de wagen!<br />

De kunst van het misleiden.<br />

Lust en list.<br />

De list, het strategemen.<br />

De spreuk: ‘Wereldwijsheid is een kwestie van geleerdheid, rationele omgang met<br />

de mensen om je heen is een kwestie van getruceerdheid’<br />

Reynaert de Vos toont dit aan: hoe beschaafder een maatschappij, hoe meer<br />

bedrog.<br />

Reynaert is een praktische geest, wars van moraliseren en vermanen.<br />

De Reynaert is populair als de beschaving hoogtij viert, tijdens de late middeleeuwen,<br />

in de negentiende en twintigste eeuw en nu ook zoals deze verse editie<br />

toont.<br />

Het strategemen, zeer geliefd wapen van de Chinese krijgsheer, is van oudsher<br />

ook het wapen van de vrouw.<br />

De vrouw omhult zich met de mantel van de list.<br />

Een dame draagt een vos.<br />

Een mantel van vos.<br />

Mijn mooie Bobonne kocht een bontmantel in Oostende. De pels heette heel chique<br />

Rat Du Nord. Toen ze later begreep dat hij van muskusrat was vervaardigd,<br />

gaf ze hem aan een vriend.<br />

Perzisch spreekwoord: ‘De geslepenheid van de vrouw is even groot als het<br />

gewicht van een ezel.’<br />

De vrouw bestaat niet, Lacan zegt het. Ze heeft de list nodig, ze IS haar eigen<br />

bontmantel.<br />

Vrouwen zijn praktisch, geen gemoraliseer, geen vermaningen.<br />

Je pense donc je suis.<br />

Je suis jésuit.<br />

Je pense... je peint donc je suis.<br />

Ik schilder dus ik ben. Ik maak me op dus ik ben.<br />

Je pense, ik peins dus ik ben.<br />

Ik veins dus ik ben.<br />

Alles in de natuur is camouflage. Mijn favoriete boekje: Animal Camouflage, een<br />

Penguin uitgave. De foto’s erin lijken zinloze prenten: de dieren zijn zo goed gecamoufleerd<br />

dat je ze niet van de achtergrond kunt onderscheiden. Is deze editie<br />

boerenbedrog?<br />

Het surrealisme is een kunstvorm – als de vrouw – die aanleunt bij de natuur.<br />

Alles is fake, grap, prank.<br />

Ceci n’est pas une femme. Het beest vos, met één van de mooiste staarten uit<br />

het dierenrijk, is een surrealist.<br />

Een slapende vos vangt geen kippen. Ik geloof dat het Gilles Deleuze was die zei<br />

dat ‘Kunst ontstaat uit schaamte’, het kan ook iemand anders zijn geweest. Maar<br />

Kunst is ook immer prank, scherts, bedrog en bedriegen. Trompe ce oeil!<br />

Al is ook schaamte – het rood worden – kleur aanbrengen op z’n gelaat en dus<br />

schilderkunst.<br />

Rood is een duidelijke kleur.<br />

Vulpes, de rode vos is een duidelijk dier, geen impressionist. Surrealist!<br />

Veel truuken op de mouw.<br />

Oh foxy foxtrot met je elastieken benen!<br />

Tiecelijn, 20, 2007


304<br />

Het mannetje is de rekel, het wijfje heet moervos.<br />

Een troep vossen is in ‘t Engels a SKULK of foxes.<br />

Ik ben Jan Vos – lied van Wim T. Schippers – en als ik speel dan gooi ik alle remmen<br />

los!<br />

Herr Seele, pseudoniem van Peter van Heirseele (°1959), is kunstenaar, striptekenaar (Cowboy<br />

Henk), programmamaker, scenarioschrijver, presentator, mediafiguur, pianostemmer, -hersteller<br />

en -verzamelaar. Enkele van zijn tv-programma’s zijn Sfeervol Bullshitten, Kamagurka en Herr<br />

Seele, Johnnywood, Lava, Wees Blij Met Wat Je Hebt en Bob & George.<br />

De bovenstaande tekst was zijn zeer bijzondere en gesmaakte inleiding (voorzien van een koffer<br />

attributen) van de nieuwe druk van Henri van Daeles Reynaertbewerking (uitgeverij Manteau)<br />

met de prachtige tekeningen van Klaas Verplancke op 31 januari 2007 in Het Vosken op het Sint-<br />

Baafsplein in Gent.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Elze ter Harkel<br />

Vos kruiste ook mijn pad<br />

Beste Eekhoorn,<br />

305<br />

Als je deze brief leest, als hij dus daadwerkelijk bij je aankomt, aankomt met de<br />

wind, ben ik weg. Of tenminste, bijna weg. Ik ben vastbesloten. Dus dat weet je dan<br />

nu. Vastberaden heb ik besloten weg te gaan. Ik ben zo vaak aangekomen dat ik<br />

nu wel eens weg wil. Houd daar rekening mee. Ik deel je dit mee. Want ik weet het<br />

echt zeker. Tenminste als er niets tussenkomt.<br />

Daarom groet ik je toch maar. Voor alle zekerheid. Want weg is weg.<br />

Ga jij wel eens weg? Wil je mij dat schrijven?<br />

Tot later,<br />

Tiecelijn.<br />

De Friese dichter Jan Wybenga toont in zijn gedichten een sterk besef van vergankelijkheid,<br />

zo niet doelloosheid van het menselijke bestaan. Zou hij ons als aankomende<br />

schoolmeesters daarom hebben voorgelezen uit Van den Vos Reinaerde?<br />

(uitgegeven door Tinbergen bij J.B. Wolters/Groningen-Djakarta, bezorgd door Van<br />

Dis, veertiende druk, 1956, gebonden f 3,90).<br />

Hij deed dat met verve en met een Friese tongval. Wij vonden dat wel mooi en<br />

gemakkelijk. Want zelf waren we nog niet zo bedreven in het lezen van middeleeuws<br />

Nederlands. Of ik toch in die jaren de tekst zelf ook las, ik herinner het me<br />

niet.<br />

Het was 1972 toen Reinaart bij mij weer in beeld kwam. Paul Biegel maakte een<br />

eigentijdse bewerking, om, net als Willem destijds, het volk te vermaken, zoals hij<br />

in zijn inleidende Ter Waarschuwing schreef. Daarom koos hij voor een spreektaaltekst<br />

‘in een poging de geladenheid van het middeleeuwse vers te spuien in het<br />

taaleigen van heden’. Nou, daar is hij behoorlijk in geslaagd. Ikzelf las het pas verschenen<br />

boek met veel plezier en besloot het in de klas tijdens de boekpromotie<br />

ook maar eens aan de orde te stellen. Dat hield dan in: iets over de achtergronden<br />

en iets over Paul Biegel vertellen en een enkel fragment uit het boek ter illustratie<br />

voorlezen. Het boek zou daarna opgenomen worden op de plank zojuist verschenen<br />

en geleend kunnen worden. Dat boek, Reinaart de Vos, door Paul Biegel<br />

bewerkt, kwam nimmer op die plank terecht! Ik moest en zou nog een fragment<br />

voorlezen, en ‘Nog een klein stukje, meneer!’ Ik ontkwam er niet aan: binnen onverantwoord<br />

korte tijd (er moest toch eigenlijk ook geplust, gemind en geschreven) had<br />

ik het boek helemaal voorgelezen. Rode oortjes en vaak hilariteit. Wat meneer wel<br />

allemaal voor woorden gebruikte en situaties beschreef! Het boek was daarna zelden<br />

in de boekenkast. Ik herinner me verontruste ouders die informeerden hoe het<br />

toch zat met ene juffer Julock en meneer pastoor en z’n lekkere spelletje. En die<br />

vos, kruipt die nou echt met zijn tante in bed? Was enige boetedoening misschien<br />

op zijn plaats? Nomine Patrum Christum Filje. Biegels bewerking is door de kinderen<br />

van mijn klas stuk gelezen en werd snel vervangen door een nieuw exemplaar.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


306<br />

De in 1498 bij een Lübeckse drukker verschenen incunabel met dertig houtsneden<br />

die de Nederduitse Reyneke de Vos verbeelden, vormden de aanleiding voor mij<br />

om me opnieuw, heftiger nu, uitgebreider, met veel plezier met Reinaart bezig te<br />

houden. Ik was ondertussen met lood gaan drukken, mijn pers zou in 1998 tien jaar<br />

bestaan en ik wilde een letterproef samenstellen van de letters die ik gebruikte bij<br />

mijn uitgaven. Om te vieren. Zo ontstond Tibeerts* Laatste Strohalm**, een letterproef<br />

(Stad Groningen, 1998) in een oplaag van negentig exemplaren. Het drukken<br />

ervan was een groot genoegen. Maar het meest boeiende en inspirerende was het<br />

voorwerk, het veldwerk. Ik had me voorgenomen om verschillende bewerkingen van<br />

het vossenverhaal, in verschillende talen en dialecten te gaan lezen. De Tibeertpastoorscène<br />

zou de rode (oef) draad vormen …with his claws and teeth so fastened<br />

on his genytors, that not in great Turkes Seralia, was not a cleaner Eunuch…<br />

Dat leverde veel zoekwerk op. Bibliotheken, rommelmarkten, antiquariaten, marktplaats.nl,<br />

overal zocht ik. En ik vond zo’n 30 variaties op een pijnlijk thema. Dat was<br />

genieten. Vooral ook omdat anderen met mij genoten, opnieuw genoten, van het<br />

immer actueel blijvende vossenverhaal. En weer las ik Paul Biegel voor:<br />

Christemezielen, kijk nou es wat een ramp. Wat een ellende, wat een schande, wat<br />

zonde en jammer. (…) Stomkop met je strik! Heeft die roodgloeiende duivel je soms<br />

verteld dat je hier die strik moest zetten? Kijk nou wat er gebeurd is. Zie je dat niet?<br />

Daar op de grond ligt het, daarzo, van je vader is dat, je eigenste vader, schade en<br />

schande en zonde en jammer ligt daar. Wat kan hij nou nog? Wat is hij nou nog<br />

waard? Wat denk je, als die wond al heelt, dat ie z’n lekkere spelletje nog spelen<br />

kan?<br />

Of zoals Stijn Streuvels het vertelde: en razend van pijn deed hij eenen sprong<br />

naar ’t hoofd van den huisbaas. Die dicht genaderd was, en beet hem den neus af,<br />

zoodat hij in onmacht viel.<br />

Jan Wybenga, Paul Biegel, de Lübeckse drukker, Louis Paul Boon, Tiecelijn, Rik<br />

van Daele en Willem, die Madocke maecte hielden me en houden me bij de les. De<br />

les die te leren valt uit die avonture van Reinaerde.<br />

Zo, en nu ga ik mijn kleinkinderen voorlezen.<br />

Mijn allerbeste Tiecelijn,<br />

Het doet mij werkelijk geen goed dat je vastbesloten bent weg te gaan. Het doet me<br />

zelfs verdriet. Ik weet niet wat ik ermee aan moet. Ik heb er lang over nagedacht.<br />

Over dat je zo vaak aankwam. En dat je nu weg wilt. Laat mij je iets aankondigen.<br />

Het is niet somber. Nee, juist niet. Je put er misschien hoop uit. Laten we elkaar<br />

weer zien: tijdens een warm weerzien. Daarom schrijf ik je bij dezen. Tijdens dat<br />

weerzien kunnen we, onder voorbehoud, misschien onze stemmen bundelen. Ik<br />

bedoel: samen zingen. Op een mooie pinksterdag. Zoals vroeger wel meer gebeurde.<br />

Kunnen we ook dansen, om de boom van olifant. Hij klimt niet meer, danst<br />

vaker. Meer dieren kunnen dan meedoen. En we kunnen weer nieuwtjes uitwisselen:<br />

die en die is dood, en heb je het al gehoord van Tibeert…<br />

Gaarne Tiecelijn, overweeg mijn brief.<br />

Dat wil ik.<br />

Eekhoorn<br />

Groningen, 6 augustus 2007<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Georges van Dooren<br />

307<br />

Vossenverhalen van Fong Siue-Fong (1903-1976)<br />

In 1955 verscheen de eerste editie in het Frans van de Fong Siue-Fong Fables. Het<br />

boek werd gedrukt in de Volksrepubliek China en bevat 51 dierenverhalen en is<br />

voorzien van 26 houtgravures van Huong Yong-yu. Evenals de zeer oude dierenverhalen<br />

geven de fabels een bepaalde toestand weer of klagen die zelfs aan.<br />

Om in de sfeer te komen citeer ik eerst een poëtische beschrijving van China,<br />

zoals de Vlaamse pater Valère Rondelez het land in 1947 in De Gele Orkaan<br />

beschreef: ‘China! Heerlijk land met de tover van oude beschaving, met cultuur die<br />

eeuwen kent. Land met schittering van kleuren en sierlijke lijnen. Hier vecht een<br />

volk voor zijn bestaan met een grond, wiens vruchtbaarheid geboeid ligt aan de<br />

banden van een grillig klimaat. Goed en gaaf is dit volk, maar arm en bedreigd.’ 1<br />

Wie was deze Fong Siue-Fong? Als zoon van een kleine boer, geboren in 1903<br />

in het district Yiwou van de provincie Tchékiang, had hij het geluk school te kunnen<br />

lopen om op zestienjarige leeftijd naar de normaalschool (in Nederland:<br />

Kweekschool voor Onderwijzers; nu Pedagogische Academie voor Basisonderwijs)<br />

van Kinhowha te gaan. Hij werd er aan de deur gezet omdat hij deelnam aan een<br />

studentenbetoging. Toegelaten tot de normaalschool van Hangtcheou slaagde hij<br />

erin om zijn diploma van onderwijzer te behalen. In 1925 begaf hij zich naar Peking,<br />

waar hij gedurende enkele maanden privé-onderricht gaf bij een rijke familie. In<br />

1927 trad hij toe tot de Chinese communistische partij (CCP).<br />

In 1921 en 1922 schreef hij zijn eerste verhalen en gedichten. Van 1925 tot 1932<br />

zette hij al zijn krachten in om de Russische literatuur in China te introduceren; daarbij<br />

toonde hij zich een vurige propagandist van het marxisme in de kunst en de literatuur.<br />

In 1930 was hij – volgens zijn eigen inleiding tot zijn fabels – een van de<br />

stichters van de Liga van de Linkse Schrijvers. Eigenaardig genoeg vinden wij zijn<br />

naam niet terug bij de opsomming van de stichters in verscheidene boeken en encyclopedieën<br />

die deze Liga aanhalen. Kwam dit door zijn grote liefde voor de Chinese<br />

volksmens die hij in zijn poëzie uitte, of kwam er een naamsaanpassing bij zijn toetreding<br />

tot de CCP? Of veranderde hij zijn naam toen hij het Rode Chinese Leger<br />

gedurende de ‘Lange Mars’ van 1934 tot 1935 vervoegde? Of ging hij niet akkoord<br />

met de visie van de Liga, die het ‘sociaal realisme’ in de literatuur liet overheersen?<br />

In de communistische partij werd hij alleszins Feng Xuefung genoemd. Blijkbaar<br />

zou zijn oorspronkelijke naam Feng Fuchun zijn. Genoeg stof om deze Chinese<br />

puzzel door een specialist te laten uitpluizen. In 1941 werd hij in het bezette gebied<br />

gearresteerd door de Kuo Min Tang (KMT). Bij het verlaten van de gevangenis in<br />

1942 had hij talrijke essays en fabels geschreven.<br />

Bij de 51 fabels van Fong Siue-Fong zijn er een tiental waarin de vos voorkomt:<br />

met name De vos die in het moeras was gevallen, De vos, de wolf en de geiten, De<br />

brandstichtende vos, De vos en de kip, De vos en de haas, De vos en het konijnenhol,<br />

De wolf, de vos, de aap en de boerin en tot slot De vos en de krabben.<br />

Om de lezer een idee te geven van deze fabels hebben wij er een drietal uit het<br />

Frans (verkort) geparafraseerd.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


1. De brandstichtende vos<br />

308<br />

Er wordt verteld dat op zekere dag een vos in allerijl door het veld liep, een trompet<br />

in zijn snoet en een fakkel aan zijn staart. ‘Brand,’ riep hij met de trompet.<br />

‘Bandieten branden uw huizen af.’ Terwijl hij op die wijze iedereen alarmeerde,<br />

stichtte hij met de toorts stevig aan zijn staart gebonden overal brand. De toegelopen<br />

bewoners van het dorp waren met stomheid geslagen door dit ontzettende<br />

spektakel. Zeer tevreden met zijn succes, legde hij hen de betekenis van zijn stunt<br />

uit.<br />

‘Beste vrienden,’ sprak hij hen toe. ‘U weet zo goed als ik dat de schaduw steeds<br />

het voorwerp volgt. Wat ik u hieruit wil leren is dat een brand altijd uitbreekt daar<br />

waar men roept: ’Brand’.’<br />

2. De vos, de wolf en de geiten<br />

Op zekere dag drong een vos in een kudde geiten. Van de algemene verwarring<br />

profiterend, pakte hij een geitje beet en vluchtte hij ijlings weg met zijn prooi. De geiten<br />

hadden zo’n schrik dat ze de dief niet eens hadden herkend. Ze dachten dat de<br />

wolf de dader van de roof was. In koor riepen ze: ‘De wolf komt alweer ons domein<br />

binnendringen. Opnieuw komt hij ons van streek brengen.’ Enkele dagen later ontmoette<br />

de vos de wolf op zijn weg.<br />

‘De geiten gooien de steen naar u,’ zei hij. ‘Ze willen uw reputatie bezoedelen,<br />

zonder hun lastertaal te bewijzen.’ ‘Dit is niet helemaal juist,’ antwoordde de wolf.<br />

‘Men kan niet zeggen dat hun woorden geen enkele grond hebben. Indien ze zo<br />

praten, komt het doordat mijn faam veel groter is dan de uwe. Wanneer men van<br />

een agressor spreekt, is het mijn naam die onvermijdelijk over hun lippen komt.’<br />

3. De wolf, de vos, de aap en de boerin<br />

Op een dag vermomden een wolf en een vos zich als hoge functionarissen, terwijl<br />

een van hun vrienden, een aap, zich zo had aangekleed dat hij hun knecht leek.<br />

Onze drie kameraden beslisten toen op inspectietocht te vertrekken om erachter te<br />

komen of het volk zijn oude deugdzaamheden behouden had. Nauwelijks het bos<br />

uitgekomen, merkten ze een boerin op.<br />

‘Laten wij aan onze taak beginnen,’ zei de wolf. ‘Ik heb de indruk dat wij hier met<br />

een eerlijke vrouw te maken hebben. Zij zal ons zeker niet bedriegen.’<br />

‘De eerlijkheid kan inderdaad beschouwd worden als een goede deugd,’ voegde<br />

de vos eraan toe. ‘Zij is in elk geval noodzakelijk voor het mindere volk. Ik heb in<br />

mijn verhandelingen steeds aangedrongen op dit punt.’ ‘Zeer goed! Bravo!’, zei de<br />

aap.<br />

De wolf en de vos naderden de boerin. ‘Goede vrouw, heeft u enkele kippen in<br />

huis?’, vroegen ze haar. ‘Wij hebben niet de intentie om er veel te nemen. Eén voor<br />

elk van ons volstaat.’<br />

‘Wat mij betreft, ik ben vegetariër,’ vervolgde de aap, ‘ik ben al tevreden met een<br />

mandje tuinbonen.’<br />

‘U bent welgekomen,’ antwoordde de boerin. ‘Geeft u de moeite om binnen te<br />

komen alstublieft. Het is eigenaardig dat prominenten hier passeren. Het is voor mij<br />

Tiecelijn, 20, 2007


309<br />

een onverhoopte eer.’ Nadat ze bij de boerin binnen waren gegaan, aten de wolf en<br />

de vos elk een kip, en de aap verorberde een schotel tuinbonen. Maar eens hun<br />

maaltijd beëindigd, voelde geen van hen zich voldaan.<br />

‘Hebt u geen schaap?,’ vroegen de wolf en de vos nogmaals. ‘Een schaap is niet<br />

meer waard dan kippen.’ ‘En pindanootjes?,’ voegde de aap eraan toe. ‘Ik ben niet<br />

veeleisend. Ik houd niet van dure gerechten.’<br />

‘Ik heb een schaap en pindanootjes,’ antwoordde de boerin. ‘Bedient u, bedient u!’<br />

De wolf en de vos verdeelden het schaap, terwijl de aap zich ten goede deed aan<br />

een halve mand nootjes en de rest in een meegebrachte zak stak. Maar geen enkele<br />

van de drie kameraden was voldaan.<br />

‘Hebt u geen varken?’, vroegen de wolf en de vos. ‘Kastanjes zouden voor mij al<br />

een goede zaak zijn,’ zei de aap.<br />

‘Ik heb inderdaad een varken dat net is vetgemest. Ik ging u zelfs vragen om<br />

ervan te proeven. Ik heb tevens een grote provisie kastanjes in een mand. De wolf<br />

en de vos aten het varken op. De aap legde de helft van de mand kastanjes in zijn<br />

zak. Daarna at hij de rest op, die hij uitstekend vond. Maar geen van de drie kameraden<br />

had een volle buik en ze maakten zich kwaad. ‘Breng ons uw koe,’ eisten de<br />

wolf en de vos. ‘Ik moet noten hebben,’ beval de aap. De boerin bracht haar koe en<br />

bracht noten. Maar dat volstond niet om de eetlust van onze drie personages te<br />

remmen.<br />

‘Wat hebt u nog?,’ vroegen ze. ‘Ik heb nog één ding,’ antwoordde de boerin, terwijl<br />

ze een bijl nam, waarmee ze gewoonlijk hout hakte. Zij had nog nooit iemand<br />

zo snel naar buiten zien stormen, zoals de wolf, de vos en de aap.<br />

Deze fabels van Fong Siue-Fong veroordelen zonder uitzondering en zonder pardon<br />

de vijanden van het volk, tot welke klasse ze ook behoren, zowel de bureaucraten<br />

als voortbrengers van reactionaire cultuur, de uitbuiters van het volk en de<br />

vreemde imperialisten. Ik voel een zekere verwantschap tussen Fong Siue-Fong en<br />

‘Willem die Madocke makede’. Beiden vertoefden in de nabijheid van de ‘Hogere<br />

Regionen’ en wisten heel goed wat er bij het gewone volk in het dagelijkse leven<br />

gebeurde. Beiden gebruikten dieren om de mens een masker op te zetten.<br />

De vos trekt in deze verhalen steeds aan het langste eind en is de triomfator.<br />

Stekene, 21 augustus 2007<br />

1. Geciteerd uit: De Gele Orkaan. Schetsen verzameld door Valère Rondelez, missionaris van<br />

Scheut in 1947. We lezen in het boek over de belevenissen van de paters scheutisten in hun<br />

missiegebied in Mongolië na het wegtrekken van de Japanners en volgend op hun confrontatie<br />

met de Chinezen.<br />

Op de website Run Run Shaw Librairy van de City University of Hong Kong staat vermeld: Fong,<br />

Siue-Fong 1903 – is not used in this library catalog. Feng, Xuefen, 1903 – is used instead.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Taf van Duffel<br />

Discussie tussen dieren uit het Reynaertverhaal<br />

‘Het Fonds heeft ons de das omgedaan,’ beseft Grimbeert. ‘Het is dan ook een wolf<br />

in een schaapsvacht,’ meent Isegrim. ‘Het redeneert als een kip zonder kop,’ klaagt<br />

Coppe. ‘Als men de vos niet vangen wil, kan men geen honden vinden,’ stelt<br />

Reynaert. ‘’t Is om op de aap te schieten,’ hekelt Botsaert.<br />

‘Wij zitten met een kater,’ oppert Tibeert. ‘Wij zijn bij de beer gedaan,’ repliceert<br />

Bruun. ‘Wij worden behandeld als een hond,’ jankt Courtois; terwijl Botsaert<br />

schimpt: ‘Wij zijn de aap in het spel. Wij staan voor aap.’ Terwijl Nobel opvliegt als<br />

een briesende leeuw, Courtois tekeer gaat als een razende hond, Cantecleer zo<br />

rood ziet als een haan, Cuwaert zo blo als een haas…, Pancer de koude bever<br />

krijgt, Roede loopt als een kip die haar ei niet kwijt kan, vindt Bruneel dat Tiecelijn<br />

die ezelsstamp niet verdient.<br />

‘Wij worden voor de leeuwen gegooid,’ brult Nobel. Inderdaad, ‘wij worden voor<br />

de wolven gegooid,’ huilt Isegrim. ‘Nochtans zijn wij niet als geen hongerige raaf<br />

geweest,’ krast Tiecelijn. ‘Wij hebben nooit de gebraden haan uitgehangen,’ roept<br />

Cantecleer.<br />

‘Maar ja,’ sneert Rijn, ‘een blode hond wordt zelden vet.’ ‘Wie een hond wil slaan,<br />

vindt allicht een stok. Wij zullen het nooit weten waar de hond gebonden ligt.’<br />

‘Wij zijn aan een kwade ram gebonden,’ mekkert Belijn. ‘Wij kunnen toch niet dik<br />

in de beer zitten,” merkt Bruun op. ‘De raven zullen u geen brood brengen,’ zucht<br />

Tiecelijn.<br />

‘Al heb ik de aap binnen,’ verkondigt Firapeel, ‘toch zal ik de aap niet aanspreken.’<br />

Ik ook heb een dikke hond opzij liggen, blaft Courtois, maar ik zal mijn hond<br />

niet loslaten.’<br />

‘Het zal dan wel een witte raaf worden,’ treurt Tiecelijn. ‘Och,’ filosofeert Cuwaert,<br />

‘veel honden zijn des hazen dood’. ‘Je weet hoe de hazen lopen, maar je kunt nooit<br />

weten hoe een koe een haas vangt.’<br />

‘Men moet een oude aap geen muilen leren trekken,’ grijnst Firapeel. ‘Worden wij<br />

met een vossenstaart gegeseld?’ vraagt Reynaert zich af.<br />

Wij weten het niet, maar alleszins mogen wij onze vossenstaart niet laten hangen.<br />

Het jaarboek Tiecelijn moet als een echte witte raaf verschijnen.<br />

‘Wij moeten vermijden dat er geen haan meer naar kraait,’ pleit Cantecleer. ‘Wij<br />

zullen moeten vechten als een leeuw,’ oordeelt Nobel. Zal hij het leeuwendeel voor<br />

zijn rekening nemen?<br />

Naar het ‘gezegde woord’ te boek bij Van Dale.<br />

Lochristi, juli 2007<br />

310<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Paul Verhuyck<br />

Twee tekstkritische notities<br />

Renart II v. 5 en Reynaert v. 6<br />

Rik van Daele vraagt een spits stukje voor Tiecelijn 76, jaargang 20, slotnummer<br />

3/4, het laatste trimestrieel nummer.<br />

Tiecelijn is een voortreffelijk en uniek tijdschrift. Dat wil ik even gezegd hebben.<br />

Voor het overige is hulde aan Tiecelijn en aan Rik van Daele al te evident. Al te evident<br />

is ook het gifgroen, anarchistisch beschimpen van de overheid, die middels de<br />

adviescommissie van het VFL Tiecelijn niet meer wil subsidiëren.<br />

Dit gezegd zijnde, wil ik twee kleine tekstkritische notities bij de Reynaertmaterie<br />

maken, één over de Franse, één over de Vlaamse. Het zijn twee kleine ergernisjes<br />

die ik al lang koester, maar nu kwijt wil.<br />

Roman de Renart, branche II, vers 5<br />

De branche II geldt als de eerste Renart-tekst. Kun je nagaan hoe aleatoir de nummering<br />

van de Franse branches is. De tekst werd toegeschreven aan Pierre de<br />

Saint-Cloud en gedateerd 1174-1177. Zoals de meeste Reynaerdofielen weten, zijn<br />

zowel de attributie als de datering al vaker op de helling gezet. In dit heikele wespennest<br />

wil ik mij niet wagen. Ik wil alleen iets zeggen over vers 5:<br />

De Tristan qui la Chievre fist.<br />

Alle handschriften geven als derde woord qui, behalve twee: que (Strubel) en dont<br />

(Roques). 1<br />

De context is eenvoudig weer te geven. In de proloog richt de anonieme auteur<br />

zich tot zijn toehoorders en somt een aantal literaire werken op, die hij bij zijn<br />

publiek bekend acht, zoals het verhaal van de ontvoering van Helena door Paris,<br />

fabliaux (boerden) en chansons de geste (jeesten). In dat rijtje hoort bovenstaand<br />

vers 5 thuis, waar Tristan ter sprake komt.<br />

Nogmaals vers 5 met vers 6 erbij:<br />

De Tristan qui la Chievre fist<br />

Qui assez bellement en dist.<br />

311<br />

Vertalen is interpreteren, luidt het gezegde. Dat geldt zeker hier. Alle hogervermelde<br />

edities vertalen ongeveer hetzelfde:<br />

les aventures de Tristan d’après le beau récit de La Chièvre.<br />

In het Nederlands komt het neer op: het mooie Tristanverhaal geschreven door de<br />

heer La Chièvre, meneer De Geit.<br />

Foulet 1914 begreep het ook al zo: La Chèvre heeft Tristan geschreven.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Roques 1951: La Chievre, auteur van een verloren roman over Tristan.<br />

Dufournet-Méline 1985 vragen zich af: de roman, geschreven door de heer La<br />

Chièvre is niet bewaard; heeft hij wel ooit bestaan?<br />

Tregenza, in een klein artikeltje (MLR 1924) maakt het wel erg bont: hij meent dat<br />

zowel Béroul, de Tristanauteur, als Pierre de Saint-Cloud een verloren Tristanroman<br />

gekend hebben, geschreven door La Chièvre (omdat er enkele gelijkenissen tussen<br />

de Tristan van Béroul en de Renart zouden zijn).<br />

Williams (BBSIA 1972) meent dat Le Chèvre (sic) geen persoon, maar een titel is.<br />

Strubel 1999, p. 1104, verwijzend naar het artikel van Lodge in Romania 1983,<br />

vraagt zich af of we que of qui moeten lezen. Met que gaat het over een verloren<br />

werk over Tristan, geschreven door een onbekende auteur La Chèvre. Maar als we<br />

qui lezen, gaat vers 5 over Tristan die ‘de geit deed’, d.w.z. Tristan die, waanzin<br />

veinzend, zich als geit vermomde om ongezien zijn geliefde Yseut te kunnen ontmoeten,<br />

want ook in de Folie Tristan vermomt hij zich. Lodge: Tristan hangt de zot<br />

uit, speelt de geit, een gek beest.<br />

Een onbekende auteur, een onbekend werk, een onbekende vermomming. Ik<br />

geloof er niets van. Waarom zo moeilijk doen? Voor mij is de oplossing zonneklaar.<br />

Als we gewoon met de manuscripten lezen:<br />

De Tristan qui la chievre fist,<br />

312<br />

d.w.z. met Tristan als auteur en Chèvre = Chèvrefeuille als verhaal, dan is dit een<br />

verwijzing naar Tristan die Chèvrefeuille, Oudfrans Chievrefeuil, geschreven heeft,<br />

zoals gemeld door Marie de France, de oudst bekende Franse dichteres, die circa<br />

1165 een verhalenbundel uitbracht, de Lais, bestaande uit twaalf liefdessprookjes.<br />

Marie de France zegt zelf dat haar verhalende lais gebaseerd zijn op lyrische lais<br />

(het woord lai is verwant met ‘lied’). Verhaaltjes die verwijzen naar vroegere, verloren<br />

gegane liedjes.<br />

Chievrefeuil, het kortste lai, gaat over Tristan die eens te meer op een stiekeme<br />

manier zijn geliefde koningin Yseut wil ontmoeten en daartoe een kamperfoelie, un<br />

chèvrefeuille, op haar weg legt, verstrengeld in een hazelaar. Zijn symbolische<br />

boodschap is: kamperfoelie en hazelaar leven in symbiose; wij ook:<br />

Ma belle amie si est de nus<br />

Ni vus sans moi ni moi sans vus. [vv. 77-78]<br />

Mooie vriendin, zo vergaat het ons<br />

U niet zonder mij, ik niet zonder u.<br />

Op het einde van dit lai zegt Marie de France dat ze het navertelt naar Tristan, die<br />

als vaardig harpspeler het lied voor het eerst gecomponeerd heeft, om de vreugde<br />

van het weerzien met zijn geliefde te herdenken:<br />

Tristram ki bien saveit harper<br />

En aveit fet un nuvel lai. [vv. 112-0113]<br />

Dat lai, voegt Marie de France eraan toe, heet in het Engels Gotelef = Goat + leaf;<br />

in het Frans chievrefeuil = kamperfoelie = etymologisch ‘geitenblad’. Tristan was<br />

Tiecelijn, 20, 2007


(fictioneel uiteraard) een dichter, muzikant en componist. We kennen – zij het indirect<br />

– één werk van hem: le lai du chievrefeuil.<br />

Het idee la chievre te lezen als een verwijzing naar het Lai du Chievrefeuil, werd<br />

in 1826 al geopperd door Méon in zijn editie van de Roman de Renart (de eerste<br />

ooit), en overgenomen door Paulin Paris in zijn Renart-vertaling voor zijn kleindochter<br />

uit 1861. Maar sinds Foulet 1914 en Tilander 1923 leest men liever que,<br />

ondanks de quasi-unanimiteit van de handschriften, en is La Chievre een fantoomauteur<br />

geworden! 2<br />

Van den vos Reynaerde, vers 6<br />

Het Comburgse handschrift geldt als het beste, maar niet in vers 1 en vers 6. In vers<br />

1 is Madock na rasuur vervangen door vele bouke; in vers 6 staat nog eens de<br />

naam van Willem:<br />

Die Willem niet hevet vulscreven.<br />

Deze ‘mededeling rammelt aan alle kanten’, (Janssens-Uyttersprot 1991), gegeven<br />

het beroemde vers 1:<br />

Willem die vele bouke maecte.<br />

In het Dyckse handschrift luidt vers 1, zoals bekend:<br />

En vers 6:<br />

Willam die madocke makede.<br />

313<br />

Die arnout niet en hadde bescreven.<br />

In de kritische edities worden de twee handschriften gecombineerd tot:<br />

Die Arnout niet hevet vulscreven.<br />

Dit vers 6 heeft zoals bekend destijds geleid tot de mening dat Arnout/Aernout de<br />

eerste schrijver-vertaler van de Reynaert was, en wel tot vers 1885 – en dat Willem<br />

die tekst heeft bewerkt en voltooid. Dit gedachtespinsel wordt nu niet meer gevolgd.<br />

Maar Arnout dan? Alweer een onbekende auteur van een onbekend werk? Alweer<br />

een spook?<br />

Neen, niet als men A(e)rnout als een kopiistenfout voor Pernout leest. Deze suggestie<br />

is in de geschiedenis van het Reynaertonderzoek al vaker gedaan. Ik heb<br />

hier niets aan toe te voegen, behalve mijn persoonlijke, intieme overtuiging: doen!<br />

Arnout = Pernout.<br />

Pernout = Perrout/Perrot.<br />

Immers, Willem vertaalt de beginverzen van zijn Van den vos Reynaerde uit het<br />

Frans, uit Li Plait, de eerste branche van de Roman de Renart. De Franse schrijver<br />

van Li Plait meldt in de eerste verzen dat ene Pierrot/Perroz/Perrot niet alles over<br />

Renart verteld heeft (reden voor Foulet e.a. om de anonieme auteur van de ‘oud-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


ste’ branche te vereenzelvigen met Pierrot – en Pierrot vervolgens met ‘Pierres qui<br />

de Saint-Clost fu nez’, genoemd in de XVIe Franse branche! Over Forschungsgeschichte<br />

gesproken!).<br />

De structuur van de Franse en Vlaamse inleidingen is hier opvallend parallel.<br />

Waarom zou dat dan ook niet gelden voor Pernout/Perrot? Paleografisch is de verwarring<br />

goed mogelijk geweest; bovendien werd per of par vaak afgekort door een<br />

p met een streepje. Pnout kan als Arnout/Aernout gelezen of begrepen zijn.<br />

Vandaar mijn reynaerdelijke oproep: makkers, staakt uw wild geraas. Zoek niet<br />

verder, doe niet moeilijk. Arnout is een leesfout/schrijffout voor Pernout, Perrot,<br />

Pierre, al dan niet van Saint-Cloud – voor Pierke, zoals Boontje hem noemde.<br />

Voilà. Oef. Ik ben van mijn ergernisjes af. Nu zitten anderen er wellicht mee.<br />

Het gaat twee keer om een intuïtie die niet nieuw is, twee keer om een intieme<br />

overtuiging, twee keer om een evidentie, gestoeld op impliciete presupposities, die<br />

even onbewijsbaar als onweerlegbaar zijn (dat is tegelijk de kracht en het gevaar<br />

van evidenties). Toch geef ik deze twee kleine tekstkritische nootjes voor verbetering<br />

vatbaar, in de hoop dat deze elucubraties anderen opnieuw aan het denken zetten.<br />

Tegen de tijd dat Tiecelijn een jaarschrift is geworden.<br />

Graauw, 2 augustus 2007<br />

Noten<br />

314<br />

1. Ed. Dufournet 1970; ed. De Combarieu du Grès & Subrenat 1981; Dufournet-Méline 1985,<br />

alle drie naar de ed. van de alfa-groep, Martin 1882-1887.<br />

Ed. Roques II, 1951, editie van de beta-groep: branche II is hier branche III, v. 3737: De<br />

Tristant dont La Chievre fist.<br />

Ed. Fukumoto-Harano-Suzuki 1983-5; gedeeltelijke heruitgave Biancotto 2005, ed. van de<br />

gamma-groep: branche II is hier branche I.<br />

Ed. Strubel & c, 1998, naar composiethandschrift, waar de branche VIIa heet: De Tristan que<br />

La Chievre fist.<br />

2. Trouwens, qui of que maakt niet veel uit. In het Oudfrans van de twaalfde eeuw immers werd<br />

que (lijdend voorwerp) voor qui (onderwerp) gebruikt en qui voor que. Daar zijn ook voorbeelden<br />

van in de Roman de Renart.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Erwin Verzandvoort<br />

Verbaasd over veelzijdigheid, ongrijpbaarheid<br />

en schoonheid<br />

20 jaar Tiecelijn. Dat is voor mij: 20 jaar lang iedere keer weer verbaasd zijn over<br />

de veelzijdigheid, ongrijpbaarheid en schoonheid van deze eeuwenoude vos.<br />

Ontelbare wetenschappelijke artikelen, vele artikelen over recente vondsten, mooie<br />

vertalingen, onder andere uit het Frans. Een degelijke bibliografie; boeiende themanummers<br />

zoals het fascinerende brievennummer.<br />

En de illustraties! De iconografische traditie van Reynaert is veelzijdig, gevarieerd<br />

en welhaast niet te overzien qua omvang. Ook altijd boeiend zijn de meer toeristische,<br />

streekgebonden artikelen en mededelingen. Dat Reynaert ‘leeft’, actueel is en<br />

een bindende factor vormt in een streek komt hierin heel goed tot uiting. Voor mij<br />

als Nederlander was dit altijd heel interessante lectuur.<br />

20 jaar Tiecelijn heeft ook verbindend gewerkt onder de abonnementhouders. Er<br />

zijn vriendschappen door ontstaan die ik niet meer zou kunnen missen. Door<br />

Tiecelijn is de algemene en wetenschappelijke belangstelling voor Reynaert gestimuleerd,<br />

en verder uitgebouwd en voor een groot publiek gepropageerd.<br />

Door Tiecelijn is Reynaert de vos een literaire ‘heer van stand’ geworden, staande<br />

tussen en naast andere genootschapliteratoren, zoals Louis Paul Boon, Stijn<br />

Streuvels, Felix Timmermans, Louis Couperus, Godfried Bomans, Willem Elsschot,<br />

Willem Frederik Hermans. Dat is Karel en Beatrijs nog niet gelukt.<br />

Rosmalen, 14 augustus 2007<br />

315<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Houtgravure van Antoon Vermeylen. Cadeau steunende leden van Tiecelijn in 2004.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Afdeling 5<br />

VOSSENHISTORIES<br />

Vor Jahrhunderten hätte ein Dichter das gesungen?<br />

Wie ist das möglich? Der Stoff ist ja von gestern und<br />

heute.<br />

Johann Wolfgang von Goethe (1794)<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Nicole van Duyse<br />

318<br />

10 jaar Intergemeentelijk<br />

Project Het Land van Reynaert<br />

Beste genodigden, leden en sympathisanten van het Intergemeentelijk Project Het<br />

Land van Reynaert, kenners van de vos Reynaert,<br />

Met een groot genoegen heet ik jullie allen hartelijk welkom op de academische zitting<br />

ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Intergemeentelijk Project Het<br />

Land van Reynaert. Bij het binnenkomen van het gemeentehuis wilden we jullie al<br />

op een gepaste manier onthalen, door één van de figuren uit de Vos Reynaerde in<br />

de huid van Frans Hakkemars.<br />

Het is mooi voor de gemeente Stekene om het voorzitterschap van het intergemeentelijk<br />

samenwerkingsverband op deze wijze te kunnen afronden. Vorig jaar is<br />

ons gevraagd om, één jaar vroeger dan voorzien, het voorzitterschap over te<br />

nemen, waar we met plezier positief op geantwoord hebben.<br />

Stekene heeft, zoals vele Wase gemeenten, affiniteit met Reynaert. Het mooie<br />

Reynaertbeeld op de kop van het perkje in de Polenlaan, de groep Reynaertbeelden<br />

in de Nieuwstraat uit 2004, het mooie houten beeld van Albert Poels in de ceremoniezaal<br />

en het wandtapijt in ons gemeentehuis, de fraaie Reynaertbanken bij de<br />

bibliotheek en bij de toegang van het Stropersbos, de Reynaertstraatnamen in<br />

Kemzeke, waar ook het Nobelkoor, de volksdansgroep Reintje Vos en restaurant<br />

Het Reintje huizen. Bij de jaarlijkse Herman Heyse-lezing komt tweejaarlijks het<br />

thema van de vos Reynaert aan bod. En dan is er nog Willem van Boudelo.<br />

Het Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert bestond in november 2006<br />

precies tien jaar. Het is toeval, maar het is fijn dit hier te kunnen vieren, omdat de<br />

allereerste verkennende samenkomst in verband met de oprichting plaatsvond in<br />

Stekene, met name op 23 januari 1996 en dit onder voorzitterschap van toenmalig<br />

burgemeester Herman Rollier.<br />

De eigenlijke stichtingsvergadering vond plaats op 7 november 1996 in het stadskantoor<br />

te Hulst onder leiding van burgemeester Antoine Kessen en wethouder Paul<br />

Weemaes. Daar werd de oprichtingsakte ondertekend. De Hulsterse wethouder van<br />

Cultuur en Toerisme werd de eerste voorzitter tot eind december 1997. Daarom<br />

hadden we aan hem gevraagd om een toespraak te houden over de oprichting van<br />

het IGP. Wegens gezondheidsredenen is hij verhinderd en daarom zal ik zijn taak<br />

overnemen.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


319<br />

Om het geheugen even op te frissen: het Intergemeentelijk Project Het Land van<br />

Reynaert is een grensoverschrijdend, cultureel samenwerkingsproject tussen<br />

gemeenten boven en onder de Belgisch-Nederlandse grens. Leden zijn alle Wase<br />

gemeenten, met name Lokeren, Sint-Niklaas, Kruibeke, Beveren, Moerbeke, Sint-<br />

Gillis-Waas, Stekene, Temse, Waasmunster, Destelbergen en Lochristi en de<br />

Zeeuws-Vlaamse gemeenten Hulst en Terneuzen (Axel tot de fusie). De vzw<br />

Tiecelijn-Reynaert (thans vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong>) is eveneens lid en adviseert<br />

bij de werking.<br />

Van bij de start werden de volgende doelstellingen geformuleerd: (1) De gemeenten<br />

in het Land van Reynaert streven naar een gezamenlijke promotie van de streek<br />

en naar een gezamenlijke promotie van het verhaal van Van den vos Reynaerde.<br />

(2) De gemeenten streven naar een afstemming van de grote variëteit aan initiatieven<br />

met betrekking tot de Reynaert. Zij onderhouden hiertoe contacten met de lokale<br />

initiatiefnemers. Hierbij wordt gedacht aan manifestaties, museale projecten, toeristische<br />

routes, podiumproducties, documentatiecentra, enzovoort. (3) De gemeenten<br />

streven naar een organisatie van intergemeentelijke grensoverschrijdende activiteiten.<br />

Het voorzitterschap wordt jaarlijks doorgegeven, waarbij elke voorzittersgemeente<br />

eigen klemtonen legt.<br />

Een aantal items lopen als een rode draad door alle jaren heen. Er is in de eerste<br />

plaats de gratis halfjaarlijkse nieuwsbrief met Reynaerdiaanse wetenswaardigheden.<br />

Lieven Dehandschutter en later Lucien Bats waren verantwoordelijke uitgever,<br />

Rik van Daele was van bij het eerste nummer samensteller en eindredacteur.<br />

De raad van bestuur fungeerde als redactieraad. Vervolgens was er de website<br />

www.landvanreynaert.com, waar de lezer onder andere de tekst van de laatste twee<br />

nummers vindt.<br />

Een van de meest opvallende realisaties is het stripverhaal Reynaert de Vos uit<br />

1999. De Zeeuws-Vlaamse (van Antwerpen afkomstige) illustrator Kris de Roover<br />

heeft bewust herkenningspunten uit de geschiedenis van de streek in de tekeningen<br />

verwerkt. In het openingstafereel kijkt Nobel bijvoorbeeld naar zijn koninklijke<br />

burcht, voor de gelegenheid het Gravenkasteel van Rupelmonde. Kris de Roover en<br />

auteur Marcel Ryssen hebben het Middelnederlandse verhaal getrouw naverteld,<br />

zodat de didactische verwerkingsmogelijkheden groot zijn. De tekeningen van Kris<br />

de Roover zijn verfijnd en genuanceerd. Marcel Ryssen schreef een leesbare en<br />

smakelijke Reynaertbewerking die erg evenwichtig is en leest als een trein. Het verhaal<br />

is bedoeld voor de 8- tot 80-jarigen. Zij krijgen geen lauwe vos te zien, maar<br />

een genadeloze individualist. Momenteel is de voorraad uitgeput. Een volgende<br />

druk komt eraan.<br />

Als we de geschiedenis van het Intergemeentelijk Project (IGP) overschouwen,<br />

dan leverde elk voorzitterschap wel iets bijzonders op.<br />

In 1996 en 1997, onder voorzitterschap van Paul Weemaes, wethouder van<br />

Cultuur van de initiatiefnemende gemeente Hulst, werd een eigen folder uitgegeven,<br />

was er de keuze van het logo (met als basis de Reynaertfiguur uit het ex libris<br />

van P. Prokoviv uit de Oekraïne) en werd het voorzitterssymbool ontworpen, een<br />

gekleurd Koning Nobelbeeld in terracotta van Ernest van Huffel. Dit beeldje gaat<br />

ieder jaar mee met de nieuwe voorzitter en wordt in een openbare ruimte geëxposeerd.<br />

Ook in de eerste jaren was er de spreiding van de tentoonstelling Reynaert<br />

de vos in prent en exlibris.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


320<br />

In 1998 was Patrick van Rijsselberghe, schepen van Cultuur van Lokeren de tweede<br />

voorzitter. Onder het thema Het jaar van de vos werden tal van activiteiten georganiseerd<br />

met als onbetwistbaar hoogtepunt de tentoonstelling Als de vos de passie<br />

preekt in het Stedelijk Museum van Lokeren (samenstelling door Rik van Daele<br />

en Alexander Schwarz). Verdere blikvangers waren onder andere een<br />

Reynaertcursus voor gidsen en geïnteresseerden, de presentatie van de wandelgids<br />

Reynaertland (Streek-GR rond de vos) te Lokeren en van de Suske en Wiskestrip<br />

De rebelse Reynaert en de dichtbundel Dansen met een vos van Emma<br />

Crebolder te Hulst. In Lokeren opende het Reynaertcentrum in Huis Thuysbaert en<br />

in Hulst was er de Reynaerts Historische Week.<br />

In 1999 was Sint-Niklaas aan de beurt met als voorzitter schepen van Cultuur<br />

Lieven Dehandschutter. Met de persvoorstelling van het Reynaertstripverhaal te<br />

Hulst, het herinrijden van de vernieuwde Reynaertautoroutes en de uitgave van de<br />

Reynaertbrochures in het Nederlands, Frans en Duits i.s.m. Toerisme Oost-Vlaanderen<br />

was 1999 een druk jaar.<br />

In 2000 nam burgmeester Antoine Denert van Kruibeke de fakkel over en realiseerde<br />

in zijn eigen gemeente de Reynaertlijn: in negentien bushokjes van De Lijn<br />

in Groot-Kruibeke werden Reynaerttaferelen door de schoolkinderen gemaakt<br />

onder leiding van kunstenares Hilde Metz. In 2000 speelde de vos een rol tijdens<br />

de millenniumviering in Daknam en werd zijn beeld (van Albert de Smedt) ingehuldigd<br />

nabij de kerk van Temse-Velle.<br />

In 2001 belandden we terug over de grens in Axel met als voorzitter gemeentesecretaris<br />

Tineke Luijendijk-Bergwerf. Axel plaatste een erg fraai Reynaertreliëf van<br />

de Zeews-Vlaamse kunstenaar Ronny Ivens, Reynaert en de viskar. In 2001 werden<br />

nieuwe Reynaertbeelden te Hijfte geplaatst. Het IGP bracht een eigen<br />

Reynaertprentbriefkaart op de markt, die verkrijgbaar was in alle toeristische kantoren.<br />

Hoogtepunten in 2001 waren de opening van de rondreizende tentoonstelling<br />

Reinaerts streken in Huis Thuysbaert te Lokeren (met de financiële steun van het<br />

IGP) en een internationaal bezoek aan de stad en de universiteitsbibliotheek<br />

Münster, met ontvangst op het stadhuis. In de universiteitsbibliotheek werd het originele<br />

Dyckse Reynaerthandschrift aan de aanwezige bestuurders getoond (zie<br />

persbericht p. 321).<br />

Reynaertbank met tafereel van Kris de Roover, Haus der Niederlände, Münster.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Het bezoek van het Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert aan de stad Münster<br />

was nieuws in de lokale pers: v.l.n.r. burgemeester Antoine Denert (Kruibeke), prof. dr. Amand<br />

Berteloot, Tineke Luijendijk (gemeentesecretaris Axel), Lucien Bats (voorzitter Toerisme<br />

Waasland), wethouder Paul Weemaes (Hulst) en ere-gemeentesecretaris Georges van<br />

Dooren (Stekene).<br />

Tiecelijn, 20, 2007


322<br />

In 2002 werd Peter Deckers, schepen van Cultuur en Toerisme van de gemeente<br />

Beveren, voorzitter. De bonte (Reynaert)avond met zangers, acteurs en vertellers<br />

naar aanleiding van de overdracht te Axel staat nog in het geheugen van de aanwezigen<br />

geprent. Op 10 juni 2002, in de vroege morgen, werd een gedemonteerde<br />

Reynaertbank naar een binnenschip in Rupelmonde gedragen met als bestemming<br />

Münster. In samenspraak met het stadsbestuur kreeg de bank een fijne plaats bij<br />

het Haus der Niederlände in het centrum van de stad. 2002 stond in het teken van<br />

de opvoeringen van de gloednieuwe Reynaert, De Vosical in cultuurcentrum Ter<br />

Vesten in een regie van Johan de Paepe. Het werd een groots totaalspektakel met<br />

films, lezingen en tentoonstellingen. Ook de bibliotheek en diverse scholen namen<br />

deel aan het initiatief. In 2003 kreeg deze voorstelling de Wase persprijs voor het<br />

evenement van 2002. Op pinkstermaandag 2002 ontving de stichtende voorzitter,<br />

Paul Weemaes, in Kruibeke de begeerde onderscheiding van ridder in de Orde van<br />

de Vossenstaart.<br />

André de Groote, schepen van Cultuur van Destelbergen, werd voorzitter in 2003.<br />

Onder zijn impuls kreeg het IGP een eigen website. De raad van bestuur van het<br />

IGP bezocht Utrecht en Den Haag. De International Reynard Society bezocht<br />

Kruibeke, Sint-Niklaas en Hulst ter gelegenheid van zijn congres in Louvain-la-<br />

Neuve. In 2003 werd een gemeenschappelijke literaire bustocht van het IGP met<br />

Tiecelijn-Reynaert en Toerisme Waasland gereden met als centraal thema Anton<br />

van Wilderode. De tocht sloot met een bezoek aan Destelbergen.<br />

Buurgemeente Lochristi mocht het voorzittersbeeldje uitstallen in 2004. Joachim<br />

Boon, schepen van Cultuur van de gemeente, werd voorzitter. Tijdens het voorzittersjaar<br />

werd het didactisch ‘vossenspel’ van de Stichting Ryckevelde te Hulst en te<br />

Lochristi voorgesteld. Het werd bezorgd aan diverse scholen in de aangesloten<br />

gemeenten van het IGP. Lochristi organiseerde een bustocht, diverse lezingen en<br />

een Reynaertweekend met voordracht van Bart Cafmeyer en tentoonstelling in de<br />

zaal Hermeline te Hijfte.<br />

Marc Fruytier, schepen van Cultuur en Toerisme uit Moerbeke, mocht in 2005 het<br />

voorzitterschap op zich nemen en als ondervoorzitter van Toerisme Waasland ook<br />

50 jaar Toerisme Waasland vieren. In Moerbeke vond een grote Reynaertfietshappening<br />

in het kader van de verjaardag van Toerisme Waasland plaats en werd in het<br />

park een eigen Reynaertbank geplaatst. In Hulst plaatste men in de schaduw van<br />

de basiliek het beeld De historie der dieren van Luc Ingels.<br />

Wij ronden in Stekene het tienjarig bestaan (2006) af met de ondersteuning van<br />

het openluchtspel Duel tussen list & macht, geregisseerd door directeur Marc Boon,<br />

in de Broederschool te Stekene. De raad van bestuur bracht een bezoek aan de<br />

Uilenspiegel- en Maerlantgemeente Damme en aan Sint-Laureins, de Reynaertgemeente<br />

uit het Meetjesland, om er de beelden van de uit Stekene afkomstige<br />

kunstenaar Chris Ferket te bewonderen. In Stekene werd in 2006 onder andere ook<br />

de Wandelboom in samenwerking met de vzw Grote Routepaden ingehuldigd op de<br />

plaats waar in 2004 de Reynaertbeeldengroep van Albert de Smedt werd onthuld.<br />

Begin 2007 neemt Stekene afscheid van het voorzitterschap met de plaatsing van<br />

een Reynaertbeeldengroep in cortenstaal voor de gemeentelijke basisschool te<br />

Kemzeke.<br />

Ter gelegenheid van deze verjaardag menen we dat het opportuun is om de exlibristentoonstelling<br />

Reynaert de vos in Stekene te plaatsen. Nadien verhuist deze<br />

expositie, die het resultaat is van de Internationale Exlibriswedstrijd 1996 van de<br />

vzw Tiecelijn-Reynaert (vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong>) naar de hoofdbibliotheek. Ze<br />

Tiecelijn, 20, 2007


323<br />

wordt daar aangevuld met ex librissen van Reynaertverzamelaars en de Reynaertboeken<br />

uit de collectie Maurice Nonneman. Aan deze tentoonstelling verleenden<br />

Graphia, het Internationaal Exlibriscentrum, de vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong> en de<br />

heemkundige kring d’Euzie hun gewaardeerde medewerking, waarvoor onze welgemeende<br />

dank.<br />

Tot slot wil ik meegeven dat de meeste aangehaalde Reynaertactiviteiten (en de<br />

vele andere, niet vermelde) op touw werden gezet en werden uitgevoerd met de<br />

medewerking van de scholen en de lokale verenigingen uit de diverse gemeenten.<br />

We eindigen met een dankwoord, eerst en vooral aan alle voorzitters, aan de leden<br />

en alle medewerkers die zich geheel vrijwillig hebben ingezet voor de goede werking<br />

van het IGP. En natuurlijk kunnen we dan ook niet nalaten, en niemand zal me<br />

dit kwalijk nemen, om Rik van Daele te vermelden, dé stuwende kracht die met niet<br />

aflatende ijver en gedrevenheid de impulsen geeft aan deze vereniging, Rik, uit<br />

naam van alle aanwezigen een hartelijk dankjewel! Alsook een woord van erkentelijkheid<br />

aan de vroegere gemeentesecretaris van Stekene, de heer Georges van<br />

Dooren, die reeds lange tijd (in opvolging van Karel Verelst uit Sint-Gillis-Waas)<br />

penningmeester is, en aan Lucien Bats, die ondertussen zes jaar secretaris is, en<br />

aan zijn voorganger Lieven Dehandschutter. Zij waren als voorzitter van Toerisme<br />

Waasland secretaris van de vereniging.<br />

Tot slot wens ik iedereen nog een fijne avond toe.<br />

Nicole van Duyse, voorzitter 2006 en schepen van Cultuur te Stekene<br />

Toespraak te Stekene op 8 december 2006<br />

n.a.v. 10 jaar Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert<br />

Poppenspeler Frans Hakkemars verwelkomde de aanwezigen in Stekene op 8 december<br />

2006.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Jack van Peer<br />

De ex-libristentoonstelling Reynaert de Vos<br />

afb. 1<br />

324<br />

Mijnheer de burgemeester, mevrouw de schepen,<br />

Mijnheer de voorzitter,<br />

Beste Reynaerdisten, ex-librisfanaten en straks (hopelijk) nieuwe gepassioneerde<br />

ex-libriseigenaars,<br />

Als voorzitter van Graphia vzw, dé Belgische vereniging van en voor ex-librisverzamelaars<br />

en -kunstenaars, ben ik u allen zeer erkentelijk voor de spreektijd die mij<br />

hier wordt gegund. Ik zal hiervan geen misbruik maken, zeker geen vossenstreken<br />

uithalen en absoluut, in diens sporen, mezelf niet aan de galg praten. Karakterieel<br />

zou mij dit best passen, wat overigens ook mijn actueel genoegen versterkt, nu mij<br />

de touwtjes hier in handen werden gegeven en ik vrijpostig over uw duurbare tijd<br />

kan beschikken in de wetenschap dat jullie die uit hoffelijkheid, gastvrijheid en<br />

wegens de etiquette niet zullen terugeisen. Kortom ik weet als een vos de passie te<br />

preken.<br />

Dergelijk schelms gedrag ligt trouwens aan de basis van mijn adoratie voor het<br />

anekdotische in de Reynaertverhalen enerzijds, en de fundamenten van het ex libris<br />

anderzijds. Eerst zal ik even stilstaan bij wat een ex libris is. Een ex libris of boekmerk<br />

is een door grafische kunstenaars ontworpen eigendomsmerk dat door<br />

iemand die zijn boeken koestert, ook in zijn of haar boeken wordt gekleefd. Zo kan<br />

men in een oogopslag, of met een knipoog, zien aan wie het boek toebehoort. De<br />

tekst en/of de illustratie op een ex libris vertelt meestal iets over de eigenaar ervan<br />

(beroep, hobby, karakter...) of over de auteur en vaak ook over het thema van het<br />

boek waarin het ex libris wordt gekleefd. In deze definitie zit meteen de genetische<br />

identiteit van ‘het boekmerk’. De binding van het ex libris als ‘boekmerk’ met het<br />

boek dat men koestert is onlosmakelijk. Deze benadering van het ex libris schenkt<br />

meteen ook aan kunstenaar en bezitter een grotere en intensere emotionele en<br />

anekdotische waarde. Ieder boekmerk ontstaat immers uit een soort symbiose tussen<br />

de creativiteit van de kunstenaar en de gepersonaliseerde verwachtingen en<br />

Tiecelijn, 20, 2007


325<br />

identiteitsdrift van de eigenaar. Het is als het ware de zoete vrucht van een intensieve<br />

en openhartige dialoog. Zo is het vanuit artistiek oogpunt voor velen een uitmuntende<br />

en toegankelijke vorm van kleingrafiek, hetzij in een traditionele hoogdruk,<br />

diepdruk of vlakdruk, hetzij in een meer moderne of gedigitaliseerde techniek<br />

via de computer. Voor leken misschien even een verduidelijking. Bij hoogdruk wordt<br />

met een snijmes of burijn alles weggesneden wat niet mag afdrukken (bijvoorbeeld<br />

bij een houtsnede, houtgravure of linoleumsnede). Bij diepdruk daarentegen zal de<br />

graveur in spiegelbeeld lijntjes op een plaat uitkrassen, die nadien met inkt worden<br />

gevuld en dan afgedrukt worden (bijvoorbeeld een ets, aquatint of mezzotint).<br />

Wanneer alles wat niet en wel moet afgedrukt worden in één vlak liggen, spreken<br />

we van een vlakdruk, zoals steendruk of litho, of een zeefdruk.<br />

Precies omdat deze ‘boekmerken’ aantrekkelijke en artistiek waardevolle grafische<br />

kunstwerken zijn, worden ze ook verzameld en internationaal geruild.<br />

Uiteraard houdt dit het gevaar in dat de essentie van het ‘eigendomsmerk’ ondergeschikt<br />

wordt gemaakt aan de artistieke doelstellingen.<br />

Aan de hand van de ex-libristentoonstelling Reynaert de Vos is het bijzonder eenvoudig<br />

u op praktische wijze met deze definiëring te confronteren. De ex librissen<br />

die u hier kunt bekijken, bestuderen, begrijpen en bewonderen, maar helaas nog<br />

niet bezitten, zijn de iconografische vertalingen van de Reynaertverhalen. Het fascinerende<br />

thema is de aanleiding en de boeiende verhaallijnen zijn de uitdaging om<br />

de symbiose tussen de beeldende en de schrijvende kunstenaar te verwezenlijken.<br />

In 1996 werd op initiatief van Tiecelijn in samenwerking met het Internationaal<br />

Exlibriscentrum een wedstrijd uitgeschreven voor ex librissen gebaseerd op het<br />

Reynaertverhaal. Dit is om en bij de 750 jaar na de vermoede publicatie van de literaire<br />

creatie. 428 kunstenaars uit 35 landen hebben 764 ex librissen ingezonden,<br />

waarvan de toenmalige juryvoorzitter, Gerard Gaudaen, getuigde dat het om topwerken<br />

ging. U ziet op deze tentoonstelling een representatief staal van deze grafische<br />

pareltjes en kunstwerkjes. Zowel aantal als geografische spreiding waren<br />

sprekende getuigen van de populariteit van onze Wase schelm in andere continenten.<br />

Hieruit mocht toen al blijken, wat u vandaag met uw talrijke aanwezigheid nogmaals<br />

bevestigt, dat ‘de vos nog springlevend is’. Elke herschepping van de<br />

Reynaertfiguur heeft een tijdsgebonden karakter. Ook in de ex librissen dragen de<br />

personages de kenmerken van politieke, commerciële en toeristische functies. Niet<br />

toevallig zaten bij de inzending eigendomsexemplaren op naam van Jean-Luc<br />

Dehaene, Ruud Lubbers en ene Bill Clinton (toen nog zonder sigaar).<br />

De dualistische benadering in de literatuur of Reynaert nu een doortrapte oplichter<br />

en crimineel was, dan wel zou getuigen van puberaal gedrag van een overjaarse<br />

tiener, weerspiegelt zich ook in deze kleingrafiek. Dit blijkt zowel uit eerder barokke<br />

en zwaarmoedige prenten van voornamelijk de Oost-Europeanen zoals Batakov<br />

en Ondreicka die zich op de ‘hofdag’ en ‘rechtszitting’ toespitsen. De Fin Hannula<br />

(afb. 2) en de Nederlander Lou Strik symboliseren veeleer op speelse en cynische<br />

wijze Reynaert als de manipulator van het Marionettentheater. U weet wel, ‘de<br />

wereld is een schouwtoneel’ en Reynaert neemt daarin bij voorkeur het leeuwendeel.<br />

In de meeste gevallen wordt hij echter vereenzelvigd met de kwaadheid. De<br />

vos staat voor degene die door middel van het woord het kwaad verspreidt.<br />

Daardoor wordt hij ook aan het machtssymbool gekoppeld. Ik verwijs daarbij terug<br />

naar o.m. Dehaene en Clinton. Het harde zwart van de hoogdrukken, zoals bij<br />

Antoon Vermeylen, accentueert dit. De hoogdrukken steken op hun beurt dan weer<br />

af tegen een zachter en verschonender expressie van de etstechniek van bijvoor-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


afb. 2<br />

beeld Konstantin Kalinovich. Ik vestig vooral uw aandacht op de voortreffelijke<br />

juweeltjes van Volkamer (afb. 1) en Szumarski, getalenteerde kopergraveurs, die<br />

hun ex librissen ook consequent op klein en minutieus formaat houden, zoals het<br />

ook voor een echt boekmerk past. Dit technisch zachtaardige en rustgevende vind<br />

je ook terug in de schitterende litho die Chris Verheyen maakte voor Lode en Noëlla<br />

Deurinck en waar de confrontatie van o.m. Cuwaert en Belijn als slachtoffers van<br />

een heimelijke Reynaert wordt getoetst aan de confrontatie van de natuurelementen<br />

vuur, lucht en water (afb. 3). Gelijktijdig is er een sentimentele confrontatie met<br />

bijvoorbeeld de zwaarmoedige mezzotinten van de Rus Borovitsky. Ook het al dan<br />

niet gebruiken van kleur zorgt voor diversiteit, maar ook voor wisselende emoties.<br />

Kenmerkend voor bijvoorbeeld de Zuid-Amerikanen zijn de felle kleuren, die getuigen<br />

van een ‘fel volk’. Zij verwijzen niet toevallig naar ‘de felle met de rode baard’.<br />

De reeks van tegenstellingen lijkt trouwens wel oneindig. Zo krijg je de vos versus<br />

de beer zoals sluw ten opzichte van lomp, of de vos versus Nobel, wat staat voor<br />

de pathos ten opzichte van het statische.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Merkwaardig toch hoe de meeste kunstenaars de vos zien als een wellusteling die<br />

verleidt, zij het verbaal, zij het gemaskerd. Hij staat onbetwistbaar symbool voor de<br />

tophit der ondeugden: de wreedheid, de trouweloosheid, het egoïsme, de schraapzucht,<br />

de wellust en de afgunst. U herkent dit meteen. Het zou uit de nieuwste verhalenbundel<br />

van Herman Brusselmans kunnen komen. Ze worden op voortreffelijke<br />

wijze uitgebeeld door de Russische grootmeester Sergey Tyukanov, eveneens<br />

voor Willy Feliers. Dezelfde karakteriële dualiteit vind je terug in een bravere thematische<br />

benadering tegenover de meer erotische van David Bekker (overigens de<br />

prijswinnaar) of Pavel Hlavaty, die daarvoor, dankbaar gebruik makend van de ‘verkrachtingsscène’<br />

van Hersinde – of was het een verleidingsact? – en de halfslachtige<br />

castratie van meneer pastoor door Tibeert de kater. Sommigen werken strikt<br />

thematisch, anderen eerder verhalend. Een sterk staaltje van vakmanschap toont<br />

Frank-Ivo van Damme met zijn Keltische letters, o.m. de letter Q voor<br />

Reynaertfundamentalist Rik van Daele. Het Keltische schrift is uiteraard niet vreemd<br />

aan de tradities van sagen en legenden waarnaar ook op dit vlak subtiel wordt<br />

geknipoogd. Ik herhaal, het gebruik van dubbele bodems en de kunst om op een<br />

natuurlijke wijze zoveel mogelijk suggesties op een kleine schaal te verwerken,<br />

maakt het ex-librisfenomeen zo aantrekkelijk. Meer suggereren dan je wilt zeggen,<br />

zelfs meer laten ontdekken dan wat men beoogde. Dit verklaart overigens ook de<br />

sterkte en het succes van de grafiek en het ex libris in de voormalige communistische<br />

landen zoals bijvoorbeeld Tsjechoslovakije.<br />

Het eigentijdse of zelfs tijdloze karakter blijkt vaak ook uit de vermenselijking van<br />

de personages, of het allegorische karakter. Sprekend daarvoor is zeker de<br />

‘Verleidingsscène’ van David Bekker voor Willy Feliers. Een thema dat, gezien de<br />

veelvuldige opdrachten, Willy blijkbaar zeer na aan het hart ligt. De zeer persoonlijke<br />

benadering van de verbluffende Katarina Vavrova, maar vooral de doordringende<br />

prenten die Igor Piacka voor de ex-librisgoeroe Norbert Hillerbrandt etste, verwijzen<br />

naar een Freudiaans inzicht, waaraan Reynaert in zijn tijd gelukkig nog ontsnapte.<br />

Het is intrigerend hoe het dierlijke en het menselijke met elkaar worden versmolten.<br />

Als meester van de metamorfose staat Reynaert vaak symbool voor perversiteit<br />

en obsceniteit. Op basis van deze gegevens zou Reynaert een grote<br />

publiekstrekker op de televisie kunnen zijn in navolging van ‘de Pfaffs’ of ‘de<br />

Planckaerts’.<br />

Wat mij persoonlijk verbaast, is dat blijkbaar tussen de Reynaerdisten en<br />

Reynaertverzamelaars enerzijds, en de ex-librisopdrachtgevers en -kunstenaars<br />

slechts een beperkte symbiose lijkt te bestaan, ondanks de talrijke aanleidingen,<br />

verklaringen of motiveringen die ik reeds aanhaalde. Onder de gerenommeerde exlibriseigenaars<br />

als de familie Van Waterschoot, Luc van den Briele, Riet de Haas en<br />

Norbert Hillerbrandt ontdekte ik een enkele ‘einzelgänger’ als collega Willy Feliers<br />

en Rik van Daele. Zij maakten wel een schitterende keuze met kunstenaars die<br />

actueel behoren tot ‘de groten van de kleingrafiek’: Vavrova, Tjuykanov, Baramov,<br />

Pauwels, Van Damme enzovoort.<br />

Conclusie<br />

327<br />

1. Het Reynaertverhaal is wereldwijd populair, wat door het statistische materiaal<br />

wordt bevestigd: vooral populair in de School van Sint-Petersburg, wellicht<br />

onrechtstreeks beïnvloed door de bewerkingen van Goethe. Populair zijn ook de<br />

Tiecelijn, 20, 2007


afb. 3<br />

fabels van La Fontaine, meer bepaald De Vos en de Raaf. Merkwaardig genoeg<br />

duikt nergens het galgverhaal op, noch het schatverhaal of de Kriekeputte.<br />

2. Met het Reynaertex-libris wordt ook een traditie in stand gehouden. Het<br />

Reynaertverhaal heeft altijd de iconografen geïnspireerd. De oudste illustraties<br />

zijn miniaturen uit het handschrift van de Roman de Renart. Binnen de<br />

Nederlandse traditie kennen we de eerste illustraties van de zogenaamde<br />

‘Haarlemmer meester’ uit 1487, terwijl een eeuw later Christoffel Plantijn de eerste<br />

tweetalige druk, inclusief illustraties van Parijse meesters, voor zijn rekening<br />

nam. Recenter uit de twintigste eeuw kennen we de prenten van Joris Minne,<br />

Henri van Straten en vooral deze van Gustave van de Woestijne voor de publicaties<br />

van Stijn Streuvels. (Markant is het gelauwerde Streuvels-ex-libris van de<br />

onovertroffen portrettist Hedwig Pauwels.)<br />

Tiecelijn, 20, 2007


329<br />

Samen met Don Quichote en Tijl Uilenspiegel behoort Reynaert tot een van de<br />

meest dankbare en symbolische onderwerpen voor het ex libris. Als literaire VIP’s<br />

onderbouwen zij ons standpunt dat het ex libris onlosmakelijk verbonden is met het<br />

boek. Voor ons is de bibliotheek dan ook de ideale ‘schatkamer’ om een ex-libristentoonstelling<br />

in onder te brengen. Deze tentoonstelling verhuist immers binnenkort<br />

van het gemeentehuis naar de bibliotheek. Ik kan dit initiatief en de bereidwilligheid<br />

van Ward Bohé, de nieuwe conservator van de Sint-Niklase musea en dus<br />

ook van het Internationaal Exlibriscentrum, alleen maar bejubelen. Bij deze nodig ik<br />

hen uit een dergelijk initiatief op frequentere basis te onderbouwen. Onze vereniging,<br />

Graphia, staat hiervoor altijd paraat. Het past immers binnen de nieuwe strategie<br />

van ons ‘verfrist’ bestuur om het té bescheiden, en daardoor onderschatte,<br />

fenomeen van het ex libris naar een breder publiek uit te dragen. Het is dé gelegenheid<br />

bij uitstek om, zowel uit artistieke als bibliofiele overwegingen, dit onderwerp<br />

naar meer specifieke doelgroepen toe te lichten en er belangstelling voor op<br />

te wekken.<br />

Door zijn activiteiten streeft Graphia vzw niet alleen naar het stimuleren van kandidaat-bezitters<br />

of -opdrachtgevers. Een nog belangrijkere taak is het sensibiliseren<br />

van jeugdige lezers om hun dierbaarste boeken een persoonlijke meerwaarde te<br />

geven en daar ook mee naar buiten te treden. Even belangrijk is het bovendien om<br />

vooral jonge kunstenaars, inclusief hun docenten, ertoe aan te zetten dit onderschatte<br />

– maar technisch veeleisende medium – verder uit te diepen en een toekomst<br />

te blijven verzekeren. Daarbij zal men oog moeten blijven hebben voor het<br />

eigentijdse van zowel de beschikbare technieken, de behandelde thema’s, als de<br />

expressieve uitwerking ervan.<br />

Dit schitterende initiatief van de gemeentelijke overheid te Stekene en de vzw<br />

<strong>Reynaertgenootschap</strong> past voortreffelijk in dit plaatje. Ik hoop dat velen de weg naar<br />

deze tentoonstelling zullen vinden (die ik persoonlijk graag nog wat ruimer had<br />

gezien) en hoop dat zij daarbij vooral de drempel naar het ex libris voor de eeuwigheid<br />

zullen overschrijden. Nog intenser koester ik de hoop dat dit initiatief door<br />

andere verenigingen en besturen navolging zal krijgen. Wij zijn in ieder geval bereid<br />

hieraan onze medewerking te verlenen. Ik dank iedereen alvast voor de luisterbereidheid<br />

en wens jullie allemaal slapeloze en rusteloze nachten toe tot het moment<br />

dat jullie in het bezit zullen komen van jullie eerste ex libris, uiteraard zonder hiervoor<br />

gebruik te maken van een van Reynaerts vunzige truken!<br />

Jack van Peer is voorzitter van Graphia vzw<br />

Toespraak te Stekene op 8 december 2006<br />

n.a.v. de viering van 10 jaar Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Rik van Daele<br />

Reinaerts streken.<br />

Een cultuurgeschiedenis met de vos als gids<br />

in Huis Thuysbaert te Lokeren<br />

Voorgeschiedenis<br />

330<br />

Het statige, fel okeren Huis Thuysbaert is het meest opvallende gebouw op het<br />

fraaie Stationsplein van de stad Lokeren. Het werd in 1883 ontworpen door de<br />

Gentse architect Van Hoecke-Peeters in neobarokke stijl (een unicum voor het<br />

Waasland!). Bouwheer was oliehandelaar Hector Jean-Marie Thuysbaert-De<br />

Lausnay. Dit huis met een opvallend grote poort voor koetsen die leidt naar de 2000<br />

vierkante meter grote tuin en met zijn sierlijke traphal en fraaie mozaïek- en parketvloeren<br />

verraadt de maatschappelijke ambitie van deze industrieel. Pracht en praal<br />

en status waren drijfveren voor het concept. De keuze van het Stationsplein als vestigingsplek<br />

wijst ook in die richting. Met zijn statige bomen was het plein via de<br />

spoorwegverbindingen met Gent, Antwerpen en Brussel, en van daaruit met heel<br />

Europa, een van de meest centrale en prestigieuze plekken van de Wase stad.<br />

In 1889 ging het gebouw – vermoedelijk via erfenis – over in de handen van notaris<br />

Prosper Franciscus Thuysbaert (1853-1908) en zijn echtgenote Irma de Vuyst.<br />

Hij zou burgemeester worden, zij het eerste vrouwelijke gemeenteraadslid van de<br />

Durmestad. Bij het overlijden van moeder Thuysbaert in 1925 werden de vier kinderen<br />

eigenaar. Prosper Paul Jozef Marie (°1889) werd eigenaar van de woning op<br />

het Stationsplein nummer 10 op 21 mei 1930. Prosper Thuysbaert was een sociaalbewogen<br />

flamingant, die notaris (1914), provincieraadslid (1921) en burgemeester<br />

van zijn geboortestad werd (1947-1959). Zijn rol als stimulator van het Vlaamse<br />

(volks)toneel is nog steeds onderbelicht, maar zal later dit jaar in een publicatie over<br />

Ast Fonteyne scherper getekend worden (in Ast Fonteyne en Reynaert de Vos,<br />

Davidsfonds, 2007). Thuysbaerts carrière als katholiek, centrumrechts, behoudsgezind<br />

en aristocratisch politicus werd door Nico van Campenhout en Hilaire Liebaut<br />

in detail behandeld (bibliografie in Ast Fonteyne en Reynaert de Vos). Een pittig historisch<br />

moment in de geschiedenis van Huis Thuysbaert is dat het huis op 4 oktober<br />

1936 het decor was van een overleg met onder andere kardinaal Ernest-Joseph<br />

van Roey, met vertegenwoordigers van de katholieke partij, het Vlaamsch Nationaal<br />

Verbond (VNV), Rex en Verdinaso om te komen tot een Vlaamse concentratie. 1<br />

Na het overlijden van Prosper Thuysbaert in 1965 bleef zijn weduwe er tot haar<br />

dood in 1979 wonen. Het pand wisselde nog tweemaal van eigenaar in de jaren<br />

1980 (er was onder andere een antiekzaak in gevestigd) alvorens de provincie<br />

Oost-Vlaanderen het op 6 december 1990 verwierf voor 10.724.875 frank<br />

(265.863 EUR). Het was een van vijf provinciale aankopen uit het begin van de<br />

jaren 1990, gekozen uit 48 projecten voorgedragen door 31 gemeenten. Het was de<br />

bedoeling dat de provincie eigenaar zou blijven en zou instaan voor de restauratieen<br />

aanpassingswerken en dat de stad de exploitatie zou verzorgen. Volgens toenmalig<br />

Lokers burgemeester en Oost-Vlaams provincieraadslid Hilaire Liebaut, die<br />

het pand omschreef als ‘Centrum Prosper Thuysbaert’, werd het centrum het best<br />

Tiecelijn, 20, 2007


331<br />

ondergebracht in een vereniging zonder winstoogmerk, waardoor een medefinanciering<br />

door externe partners mogelijk werd. Streefdatum voor de culturele ingebruikneming<br />

was de tweede helft van 1993.<br />

De eerste helft van de jaren 1990 werd gekenmerkt door een trage (onder andere<br />

door een faillissement en een stabiliteitsprobleem aan het dak) en dure restauratie.<br />

Uiteindelijk zou de provincie voor de aankoop en de restauratie meer dan<br />

30.000.000 frank (750.000 EUR) in het gebouw investeren.<br />

Op 24 november 1998 vond dan uiteindelijk een formele onderhandelingsvergadering<br />

plaats tussen de stad Lokeren (schepen van Cultuur Patrick van<br />

Rysselberghe en de cultuurfunctionarissen Piet van Loocke en Rik van Daele,<br />

tevens conservator van het Stedelijk Museum) en de provincie Oost-Vlaanderen (de<br />

gedeputeerden Guido de Padt en Jean-Pierre van der Meiren en hoofdingenieurdirecteur<br />

en Lokerenaar Yves Cools). Van de diverse denksporen zoals een museum<br />

voor Schone Kunsten, een huis voor wisselende kunsttentoonstellingen, een<br />

huis voor kunstuitleen en een literair huis in combinatie met ruimte voor kleinere tentoonstellingen,<br />

werd voor de laatste optie gekozen. Een literair bezoekerscentrum<br />

als onderdeel van het Stedelijk Museum Lokeren (met het hoofdgebouw aan de<br />

Grote Kaai – adres Markt 15A) met de mogelijkheid tot wisselende tentoonstellingen.<br />

De keuze werd bepaald door volgende motieven: (1) binnen de museumkredieten<br />

van de provincie Oost-Vlaanderen was ruimte voor een mogelijke subsidiëring;<br />

(2) deze optie vergrootte de mogelijkheid tot erkenning van het Stedelijk<br />

Museum Lokeren in de basiscategorie binnen het Museumdecreet; (3) de mogelijke<br />

inschakeling van een provinciale suppoost en eventueel een personeelslid in<br />

functie van provinciale archivalische collecties die zouden overkomen; (4) de idee<br />

van cultuurklassen; (5) de mogelijkheden voor externe sponsoring, onder andere uit<br />

Europese fondsen; en (6) de bereidheid van de partners binnen het Intergemeentelijk<br />

Project Het Land van Reynaert om financieel en inhoudelijk (door middel van<br />

bruiklenen) bij te dragen tot de ontwikkeling van een Reynaertcentrum. Bovendien<br />

was de toenmalige Lokerse museumconservator een Reynaertspecialist. Het idee<br />

van een kunstuitleen werd verworpen door de vzw Kunst in huis, die eerder naar<br />

Gent (samen met de provincie Oost-Vlaanderen in de richting van de Sint-Pietersabdij)<br />

dan naar Lokeren keek.<br />

In november 1998 verklaarde gedeputeerde Jean-Pierre van der Meiren dat het<br />

huis een Reynaertmuseum zou worden. Het museum zou aansluiting vinden bij de<br />

andere culturele instellingen, vooral bij het Stedelijk Museum Lokeren, waarvan het<br />

definitief een onderdeel werd. De bestendige deputatie keurde het voorstel op<br />

29 juli 1999 goed. De Koninklijke Stedelijke Museumcommissie van Lokeren had<br />

zich reeds in zitting van 25 mei 1999 onder leiding van voorzitter Marcel Pieters achter<br />

het project geschaard, hierin gevolgd door de Lokerse cultuurraad onder leiding<br />

van Hubert de Vos, die de samenwerking en het project positief adviseerde in zitting<br />

van 17 juni 1999. Het Lokerse schepencollege keurde de overeenkomst goed<br />

en de gemeenteraad besliste formeel in de zitting van 25 oktober 1999. Op 12 mei<br />

2000 vond in een openbare zitting in Huis Thuysbaert de plechtige ondertekening<br />

van de overeenkomst plaats. Er werd bepaald dat de provincie instond voor de<br />

inkleding (binnenhuisinrichting) van het huis, de inrichting van het basismeubilair en<br />

het tentoonstellingsmeubilair (vitrines en ophangsystemen) en de audiovisuele<br />

apparatuur. Zelfs de kosten van water en elektriciteit nam de provincie op zich. In<br />

de overeenkomst werd ook bepaald dat het dakappartement werd verhuurd. De<br />

inwonende kunstenaarsfamilie Van Kerckhove zou het huis nog grote diensten<br />

Tiecelijn, 20, 2007


332<br />

bewijzen. De stad stond in voor bewaking, beheer, werking en het onderhoud van<br />

de tuin. Voor de provincie bleef ook een inhoudelijke koppeling met het in de jaren<br />

1990 door Oost-Vlaanderen verworven woonhuis van Anton van Wilderode langs<br />

de Dorpvaart te Moerbeke een interessant toekomstig denkspoor. Beide centra<br />

(Thuysbaert en de beide woonhuizen Coupé) zouden ooit samen kunnen uitgroeien<br />

tot een centrum waar Oost-Vlaamse en vooral Wase literaire coryfeeën zoals<br />

Paul Snoek, Anton van Wilderode, Tom Lanoye en vanzelfsprekend ook de<br />

‘Lokerenaars’ Yvonne Waegemans, Pol Hoste, Joris Note, Anton Vlaskop en anderen<br />

zouden kunnen bestudeerd en gepromoot worden.<br />

Er werd tussen stad en provincie een akkoord ondertekend over een museale<br />

functie met een literaire invulling. Voor de eerste verdieping werd de Rondreizende<br />

tentoonstelling Reinaerts streken ontwikkeld. Het project werd goedgekeurd in de<br />

gemeenteraad van 21 december 1999.<br />

Thuysbaert werd een bezoekerscentrum met onthaalbalie, een ruimte voor de ontvangst<br />

van groepen door middel van audiovisuele middelen, een literair huis met op<br />

de eerste verdieping een Reynaertcentrum met documentatiefunctie. Beneden werden<br />

twee tentoonstellingsruimten ingericht voor wisselende projecten in het kader<br />

van het functioneren van het centrum. In de onthaalruimte werd aandacht geschonken<br />

aan Prosper Thuysbaert.<br />

Voor de werking werd gedacht aan de organisatie van tijdelijke literaire tentoonstellingen,<br />

maar ook fototentoonstellingen en exposities van beeldende kunsten<br />

(grafiek, klein beeldhouwwerk, schilderkunst enzovoort), cultuurklassen, poëzie- en<br />

muziekmanifestaties (o.a. auteurslezingen, workshops, poëziemanifestaties). De<br />

tuin zou kunnen gereserveerd worden voor happenings, kleine muziek- of theateruitvoeringen,<br />

openluchtfilmvoorstellingen, tijdelijke tentoonstellingen van kleiner<br />

beeldend werk of als permanente poëzietuin. In dit kader kon de plaatsing gezien<br />

worden van het gedicht Aangestampt van Roland Jooris, in een monumentale steen<br />

gehouwen door schriftbeeldhouwer Pieter-Hein Boudens en onthuld op 25 juni<br />

2000. Naar het voorbeeld van de poëziepaden aan de bibliotheek Daniël Coens te<br />

Sijsele en de plantenpoëzietuin van de Letterenfaculteit te Leuven werd poëzie in<br />

de tuin binnengebracht. Door de plaatsing van de steen in de tuin van Thuysbaert<br />

wilde de Lokerse gemeenschap in het millenniumjaar de poëzie in het centrum van<br />

de stad een vaste plaats geven.<br />

Het was de bedoeling het centrum op termijn minimaal een regionale en provinciale<br />

uitstraling te bezorgen. Er werd echter zeer bescheiden gestart, zonder extra<br />

personeelsformatie en met nauwelijks extra kredieten. In een eerste fase zou het<br />

huis slechts uitzonderlijk tijdens specifieke manifestaties toegankelijk zijn. Op middellange<br />

termijn was het de bedoeling het huis volledig in de werking van het<br />

Stedelijk Museum te integreren, zeker wanneer dit laatste gebouw een periode zou<br />

moeten sluiten voor verbouwingswerken.<br />

Op lange termijn was het plan de uitbouw te verzorgen van een reële of virtuele<br />

(via website of e-zine) bibliotheek rond de Oost-Vlaamse literatuur, het samenstellen<br />

van een documentatieapparaat (knipsels, foto’s, grafiek) en het bijhouden van<br />

een Reynaertbibliografie, dit alles in samenwerking met de Bibliotheca Wasiana.<br />

Het Reynaertstudie- en documentatiecentrum zou verder moeten instaan voor het<br />

organiseren van cultuurklassen, didactische en literaire activiteiten (zoals het succesvolle<br />

driemaal georganiseerde Lokeren te boek), voordrachten, studiedagen,<br />

congressen, opleidingen en bijscholingen (educatie), van tijdelijke tentoonstellingen<br />

(over binnenlandse en buitenlandse literatuur, fotografie, kunstuitleen, grafiek… in<br />

Tiecelijn, 20, 2007


333<br />

samenwerking met het plaatselijke culturele leven, het cultuurcentrum, de academies<br />

en de bibliotheek). Het huis kon in samenwerking met de dienst Toerisme literaire<br />

daguitstappen in de regio organiseren. Voor kinderen werden interactieve<br />

didactische literaire projecten gepland (cd-rom, kofferprojecten, kunstzinnige (kinder-)projecten,<br />

cultuurklassen…).<br />

Op deze manier zou een voor Vlaanderen uniek literair erfgoedhuis ontstaan. Een<br />

Oost-Vlaams huis van het boek, waar ook de geschiedenis van het boek, boekbinden,<br />

kalligrafie en mondelinge en schriftelijke verhalen een plek zouden vinden en<br />

dat een aanvulling zou betekenen voor het Gentse PoëzieCentrum en het<br />

Antwerpse AMVC-Letterenhuis. Inspirerende projecten en mogelijke partners waren<br />

het Uilenspiegelmuseum te Damme, de literaire musea in Hasselt, Ingooigem (Stijn<br />

Streuvels) en Sint-Amands aan de Schelde (Emile Verhaeren), maar ook In<br />

Flanders Fields in Ieper en het provinciaal museum in Ename waren inspirerende<br />

voorbeelden. Internationaal waren er eerste contacten met het Museum van het<br />

boek in Den Haag (Meermanno-Westreenianum) en de Koninklijke Bibliotheken van<br />

Brussel en Den Haag.<br />

In zijn toespraak bij de opening verwees de Lokerse cultuurschepen Patrick van<br />

Rysselberghe naar de doelstellingen van het literaire huis. (1) Door dit initiatief verder<br />

werken aan de positieve beeldvorming van de mooie, monumentenrijke, groene<br />

en cultuurrijke Durmestad; (2) ontmoeting en toenadering nastreven tussen de<br />

diverse stedelijke welzijns- en vrijetijdsdiensten, zoals museum, cultuurcentrum,<br />

toerisme, bibliotheek, maar ook de muziekacademie en de jeugd- en integratiedienst;<br />

(3) ontmoeting moest centraal staan, ook een literaire ontmoeting tussen de<br />

diverse culturen die in Lokeren aanwezig zijn; (4) een plek creëren voor de Lokerse<br />

culturele verenigingen die deel uitmaken van de culturele raad en met literatuur<br />

bezig zijn; (5) kinderen en jongeren een bevoorrechte plaats geven via workshops<br />

en rondleidingen.<br />

Mogelijke aanvullende opdrachten (naast de literaire) waren: (1) onderzoek naar<br />

de totstandkoming van regionale of intergemeentelijke samenwerkingen rond<br />

musea, of door losse samenwerkingsvormen, of via één groot Waas museum (het<br />

Museum van het Waasland, geïnspireerd door sterke voorbeelden als het Limburgs<br />

Museum te Venlo); bijvoorbeeld ook toeristische initiatieven (ideeën die thans met<br />

de Wase Erfgoedconvenant gerealiseerd zijn); (2) ondersteuning van het<br />

Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert; (3) de ambitie als ‘Provinciaal’<br />

huis in de regio Waasland of van een ‘Waas’ huis, de plek waar ooit een regiocoördinator<br />

erfgoed, toerisme of cultuur zou kunnen huizen; (4) een toeristisch bezoekerscentrum<br />

met informatie over de geschiedenis van het Waasland of de Durme of<br />

zelfs fietsverhuur en een beperkte eetgelegenheid; (5) de band leggen tussen deze<br />

regio en de Euregio. Ook de vos is immers lokaal gebonden én geniet eveneens<br />

een Europese bekendheid.<br />

Op 27 april 2000 werd het Stedelijk Museum Lokeren als eerste Wase museum<br />

erkend door minister van Cultuur Bert Anciaux. Als tweede museum in heel<br />

Vlaanderen sleepte het Lokerse museum een erkenning als museum van lokaal<br />

belang in de wacht. Deze erkenning zou de stad Lokeren jarenlang de nodige baten<br />

brengen, net als de verplichting om verder in de museumwerking te investeren.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Werking tot 2005<br />

334<br />

In de eerste fase van de werking van het huis, van het Open Monumentendagweekend<br />

van 13 september 1999 tot eind februari 2000, werden meteen de bakens<br />

voor de toekomstige werking gezet met als accenten ‘jeugd’, ‘erfgoed’ en ‘literatuur’.<br />

In juni 1999 vond als een avant-première de tentoonstelling Subjectieve verbeelding<br />

plaats, een organisatie van de jubilerende Lokerse serviceclub Inner Wheel.<br />

De eigenlijke start kwam er dan met de OMD 1999. Tijdens de voorbereidende campagne<br />

werd Huis Thuysbaert nationaal door de Koning Boudewijnstichting geselecteerd<br />

voor het jongerenproject ‘Monument zkt. Jong temperament (m/v)’ (12-28 september).<br />

De blikvangers waren de inrichting van een tijdelijke erfgoedwinkel, de<br />

aanwezigheid van de uitleenkoffer Uitpluishuis (SVE), de projecten van twee<br />

Lokerse klassen rond de thema’s ‘school’ (College) en ‘windmolens’ (Basisschool<br />

Noord) en de minitentoonstelling Prosper Thuysbaert, het Huis Thuysbaert en het<br />

Stationsplein.<br />

Op 16 november 1999 werd de tentoonstelling Als de vos de passie preekt geopend,<br />

de gedeeltelijke herneming van een succesrijke tentoonstelling in het kader<br />

van het Lokerse voorzitterschap van het Intergemeentelijk Project Het Land van<br />

Reynaert, die in 1998 meer dan 3000 bezoekers naar het Stedelijk Museum bracht.<br />

Op zondag 28 november volgde de tweede editie van Lokeren te boek met diverse<br />

kleinschalige activiteiten en de voorstelling De uren nul van theatergezelschap<br />

Woestijn 93. Op de klassieke zondagmiddagen van het Stedelijk Museum werden<br />

de museumlezingen af en toe naar Thuysbaert verplaatst, bijvoorbeeld op 5 december<br />

met een Sint-Nicolaasnamiddag met als gasten de dames Verbeke en<br />

Temmerman, de uitbaatster van de bekende Gentse snoepwinkel in het Patershol,<br />

die over de geschiedenis van het snoepgoed sprak. Zo werd het thema van het bakkersgegeven<br />

in de collectie van het Stedelijk Museum Lokeren (door de conservator<br />

het SMuL genoemd) geïntegreerd in de werking van Thuysbaert. Het inwonende<br />

kunstenaarsechtpaar creëerde steeds fantastische decors, die ervoor zorgden<br />

dat de gasten zich in het statige herenhuis thuis voelden.<br />

Ondertussen was men al geruime tijd bezig met de ontwikkeling van een permanente<br />

Reynaerttentoonstelling in twee van de kamers op de eerste verdieping. Rik<br />

van Daele wist hiervoor het team van professor J.D. Janssens van de KU Brussel<br />

warm te maken, dat bijzondere expertise had verworven in onder andere een<br />

Maerlant- en een Uilenspiegeltentoonstelling in Damme. De permanente collectie<br />

zou eerst rondreizen naar Damme en Hulst om uiteindelijk zijn vaste stek in<br />

Thuysbaert te verwerven. Het concept moest dus tegelijk mobiel en toch stevig zijn.<br />

In zitting van 21 december 1999 keurde de Lokerse gemeenteraad eenparig het<br />

project Rondreizende Reinaerttentoonstelling goed. Er waren financiële toezeggingen<br />

van de provincies Oost-Vlaanderen en Zeeland, de gemeente Hulst, het<br />

Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert, de Lions Club Lokeren en de<br />

Ronde Tafel Lokeren (alle partners van 100.000 frank, 2479 EUR) en de vzw<br />

Tiecelijn-Reynaert (de kleinste partner met 25.000 frank, 620 EUR). De stad<br />

Lokeren investeerde 500.000 frank (12.500 EUR). Het totale bedrag werd door<br />

Euregio Scheldemond in zitting van 23 juni 1999 verdubbeld tot 2.250.000 frank,<br />

wat het totale investeringsbedrag was. De KU Brussel en de vzw Tiecelijn-Reynaert<br />

stonden in voor de inhoudelijke ondersteuning. Na een openbare aanbesteding<br />

werd de Brugse firma C&L GrafiekGroep o.l.v. Guido Callens in samenwerking met<br />

het Gentse James & Co o.l.v. Bart Dieleman aangesteld voor de praktische realisa-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


335<br />

tie. In het creatieproces mogen zeker de schrijnwerkers van de stedelijke technische<br />

diensten en museummedewerker Robert Schaeck niet onvermeld blijven. Hun<br />

vakmanschap is vooral te bewonderen in de prachtige meubels die het wandelparcours<br />

van de tentoonstelling afbakenen en dienst doen als vitrines.<br />

De tentoonstelling werd geopend op 15 februari 2001 met als sprekers de Lokerse<br />

cultuurschepen Patrick van Rysselberghe, Oost-Vlaams gedeputeerde Jean-Pierre<br />

van der Meiren, professor Jozef Janssens en met als gastspreker (de ondertussen<br />

overleden) rector Stany Matthijssen van de KU Brussel. Tezelfdertijd werd als een<br />

gids bij de tentoonstelling het fraaie Davidsfondsboek Reinaerts streken van Jozef<br />

Janssens en Rik van Daele gepresenteerd. Het ruim 320 pagina’s dikke werk met<br />

als ondertitel Van 2000 vóór tot 2000 na Christus (het millenniumjaar is niet vreemd<br />

aan deze ambitieuze titel) werd namens de Leuvense uitgever voorgesteld door<br />

secretaris-generaal van het Davidsfonds Norbert D’Hulst.<br />

Nadien verhuisde de rondreizende tentoonstelling vanuit Oost-Vlaanderen naar<br />

de twee andere Euregioprovincies, eerst naar Damme in West-Vlaanderen, waar ze<br />

van 17 maart tot 16 april 2001 in het Uilenspiegel- en Maerlantmuseum stond opgesteld,<br />

en vervolgens naar het Zeeuwse Hulst, waar ze de hele zomer (21 april-<br />

28 oktober) onderdak kreeg in het Streekmuseum De Vier Ambachten en in het<br />

Hulsterse stadskantoor (stadhuis). Daarna keerde Reinaerts streken als permanente<br />

tentoonstelling naar Lokeren in Oost-Vlaanderen terug. In eerste instantie werd<br />

ze alleen door groepen bezocht (scholen uit het hele Waasland) en tijdens enkele<br />

nocturnes door individuele liefhebbers. De heropening vond plaats op 12 november<br />

2001. Vanaf medio 2002 werd ze elke laatste zondagmiddag van de maand voor het<br />

grote publiek opengesteld.<br />

In de loop van de herfst van 2001 werd duidelijk dat de bezieler en medesamensteller<br />

van Reinaerts streken, museumconservator en directeur van het cultuurcentrum<br />

(in die functie van 1 oktober 1999 tot 31 december 2000) Rik van Daele de<br />

stad Lokeren zou verlaten. Ondertussen was ook Patrick van Rysselberghe geen<br />

schepen meer en ook burgemeester Georges Anthuenis liet het roer aan anderen<br />

over. De gewijzigde politieke en ambtelijke constellatie zorgde voor een adempauze,<br />

maar had nauwelijks een remmende invloed op de gestage groei van de pro-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


jecten en tentoonstellingen. In Thuysbaert vonden enkele fototentoonstellingen<br />

plaats (onder andere van de Lokerse fotoclub) en ook de onder de vorige conservator<br />

toegezegde tentoonstelling Alles loopt in ’t honderd naar aanleiding van het<br />

honderdste album van de stripfiguur Urbanus van Lokeraar Willy Linthout (van<br />

18 juni tot 12 oktober 2003). Nadien waren er opgemerkte projecten rond de speelkaartenverzameling<br />

van Alex Claeys in de zomer van 2004, Artheek, een kunstuitleenexpo<br />

rond Lokerse kunstenaars, en het prestigieuze Thuis bij Thuysbaert.<br />

Nostalgische huiselijkheid van op de Lokerse museumzolder van 2 oktober tot<br />

30 december 2005. Recent (van 15 april tot 15 juli 2007) vond een prachtige tentoonstelling<br />

plaats rond het werk van dichter Roland Jooris, die zijn hele carrière in<br />

het Lokers Koninklijk Technisch Atheneum werkzaam was.<br />

Ondertussen werden Eddy Picavet en Cecile Blot als (Reynaert-)gidsen opgeleid<br />

(zij specialiseerden zich vooral in gidsbeurten voor het lager onderwijs) en werd het<br />

pand occasioneel met Reynaerdiaanse speurzucht bezocht door enkele internationale<br />

en nationale gezelschappen, die deskundig werden rondgeleid.<br />

In het jaarverslag van Toerisme Waasland vinden we dat in 2002 5.634 bezoekers<br />

Huis Thuysbaert bezochten. Momenteel bevindt Reinaerts streken zich – na een<br />

kleine herschikking – nog steeds in ‘Thuysbaert’.<br />

Lokeren en Reynaert: nauwe banden<br />

336<br />

In deze bijdrage willen wij na deze geschiedenis van het huis en zijn culturele functie<br />

sinds 1999 ons nu concentreren op het bestaande project op de eerste verdieping:<br />

de permanente tentoonstelling Reinaerts streken. De keuze voor Reynaert in<br />

het Lokerse Huis Thuysbaert was geenszins vergezocht.<br />

Het dertiende-eeuwse Reynaertverhaal is een typisch Oost-Vlaams exportproduct.<br />

De materie is grensoverschrijdend en literair werelderfgoed. Wat Lokeren<br />

betreft zijn er diverse trefwoorden te verbinden met het verhaal zoals Daknam,<br />

Oudenbos, Reynaertroute en… Prosper Thuysbaert. Op de band tussen Lokeren<br />

en Van den vos Reynaerde komen we later dit jaar terug in de monografie over de<br />

Reynaertregies van Ast Fonteyne. Een korte verkenning maakt duidelijk waarom de<br />

optie voor een Reynaerthuis in 1999 voor de hand lag. De belangrijkste reden was<br />

de historische band van Lokeren met het Reynaertverhaal. Lokeren had al een<br />

lange traditie op Reynaertgebied. De stad was van bij het begin nauw betrokken bij<br />

het ontwikkelen van een Reynaertroute, een idee dat voor het eerst gelanceerd<br />

werd door Jozef Goossenaerts in oktober 1953. Er werd een Reynaertacademie<br />

samengesteld met specialisten die probeerden alle Reynaertplaatsen op een reële,<br />

historische landkaart in te kleuren. Als gevolg van het onderzoek van diverse<br />

Reynaertjagers werd naar aanleiding van het inrijden van de route een studie van<br />

broeder Aloïs Vandervee in De Autotoerist van 10 mei 1955 gepubliceerd: De<br />

geografie van den Reinaert. In deze studie werd verkondigd dat de Lokerse deelgemeente<br />

Daknam de hofplaats van het verhaal zou zijn. In de buurt lagen een galg<br />

en Oudenbos, de plek van de priorij van zwarte nonnen. Op het traject van de route<br />

werden zeven fraai beschilderde en gekalligrafeerde Reynaertbanken geplaatst. De<br />

stad Lokeren bezat er op haar grondgebied niet minder dan drie. Ongetwijfeld heeft<br />

Prosper Thuysbaert in dit concept een belangrijke rol gespeeld. Burgemeester<br />

Thuysbaert was als een van de stichters en als eerste voorzitter van de Bibliotheca<br />

Wasiana, de instelling die zich steeds op het vlak van de Reynaert heeft geprofi-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


337<br />

leerd, een van de initiatiefnemers. Thuysbaert was de voorzitter van het<br />

‘Reinaertcomité’ dat de festiviteiten in 1955 organiseerde. De nieuwe<br />

Reynaertbanken werden ontworpen door de Lokerse kunstschilder Romain<br />

Goeters, die ze wellicht op vraag van Thuysbaert kunstig beschilderde. Als burgemeester<br />

van Lokeren ontving Thuysbaert op 31 mei 1955 bij de opening van het<br />

Reynaertpad de vele genodigden, waaronder Stijn Streuvels. Zowat iedereen die<br />

naam had op Reynaertgebied maakte de tocht mee en ondertekende het gulden<br />

boek van de stad Lokeren. Met een boutade zou men kunnen zeggen dat het Waas<br />

toerisme startte met het inrijden van de Reynaertroute. De Gewestelijke VVV Land<br />

van Waas werd immers ook in 1955 gesticht. Geen betere plek dus voor een<br />

Reynaertmuseum dan in Huis Thuysbaert, het huis van de man die 44 jaar voordien<br />

een zo beslissende stem had in het Reynaertkapittel.<br />

In de periode na 1955 hebben de plaatselijke verenigingen, de toeristische verantwoordelijken<br />

en sommige horecazaken het Reynaertthema blijvend opgenomen.<br />

In Daknam met het ontstaan van de Reynaertkring, de Reynaertruiters, de manifestatie<br />

Reynaert viert Meye, het dorpscafé Reynaert die vos, de naamgeving<br />

Reinaertdreef en het Nobel wandelpad (en recent het restaurant Tiecelijn en het<br />

eetcafé Tibert), in Doorslaar met de Reynaert wijngilde en in Lokeren met het café<br />

Reynard the Fox. In de tweede helft van de jaren 1980 nam ook de Gewestelijke<br />

VVV van het Land van Waas (thans Toerisme Waasland) de Reynaertdraad weer<br />

op. In de jaren 1990 werden met gelden van Toerisme Oost-Vlaanderen en Euregio<br />

Scheldemond zes fietsroutes in de regio bewegwijzerd met Reynaerdiaanse namen<br />

(Nobelroute, Tibeertroute, Isegrimroute…). De Grimbeertroute start aan het Lokerse<br />

station, 100 meter van huis Thuysbaert verwijderd. De Canteclaerroute ligt op een<br />

boogscheut van het Lokerse Stationsplein in het Reynaertdorp Daknam.<br />

Misschien wel de belangrijkste factor in de ontwikkeling van een Reynaertmuseum<br />

was het Lokerse voorzitterschap van het Intergemeentelijk Project Het Land<br />

van Reynaert, een in november 1996 te Hulst boven de doopvont gehouden intergemeentelijk<br />

samenwerkingsverband van een dozijn gemeenten ten noorden en ten<br />

zuiden van de landsgrens en de vzw Tiecelijn-Reynaert. Het Intergemeentelijk<br />

Project werkte ook mee aan de hertekening en de herbewegwijzering van twee<br />

Reynaertautoroutes. De Reynaertroute Zuid, een lusvormige autoroute van circa<br />

100 km met start- en eindpunt te Sint-Niklaas, loopt voorbij huis Thuysbaert. Ook de<br />

Reynaertstreek-GR (Grote Routepaden), in 1998 beschreven in Reynaertland en<br />

voorgesteld op het Lokerse stadhuis, loopt in de buurt. Een bezoekerscentrum rond<br />

Reynaert met didactische, culturele en toeristische doelstellingen en met een<br />

wetenschappelijke ondersteuning ligt in Lokeren toeristisch centraal in het<br />

Reynaertland. Met het Molsbroek en het Jeugdcentrum Verloren Bos in de nabijheid<br />

kwamen ook cultuurklassen in het vizier.<br />

Wellicht waren ook het specialisme en het enthousiasme van ondergetekende<br />

deels mede bepalend voor de keuze voor Reynaert en literatuur. De consensus was<br />

echter algemeen en alle beslissingen op alle niveaus unaniem. Lokeren had in 1998<br />

zijn Reynaertstrepen verdiend.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


338<br />

Lokeren voorzitter van het IGP Het land van Reynaert<br />

In 1998 had Lokeren met Patrick van Rysselberghe als voorzitter van het Intergemeentelijk<br />

project met bescheiden middelen een groot aantal manifestaties gerealiseerd,<br />

telkens met een belangrijke publieksopkomst. Het betrof naast de eerder<br />

al genoemde voorstelling van het GR-Reynaertlangeafstandswandelpad<br />

Reynaertland, een lezing van Rik van Daele (die het verhaal ook in diverse Lokerse<br />

klassen ging vertellen) voor De Souvereinen, de voorstelling van Reynaert de Vos<br />

door Theater Zwarte Meeuw in een regie van Lokeraar Alain Pringels eind januari<br />

en tijdens het Parktheaterfestival, een Reynaertmusical door de kinderen van de<br />

Vrije Basisschool Eksaarde, vier zomerfietstochten rond het Reynaertverhaal in<br />

Daknam, Oudenbos, nabij Boudelo en langs de Grimbeertroute, de tentoonstelling<br />

Rein-Art, een foto- en kunsttentoonstelling van de lokale filmclub Camera 84, een<br />

Reynaertkinderboekenexpo in de Lokerse openbare bibliotheek met een Reynaertvertelmiddag<br />

voor de jeugd, een opvoering van Reinaert, de Musical, een familiespektakel<br />

van Musical Exchange en tot slot Lokeren te boek met een voorleesmarathon<br />

van het Reynaertverhaal en enkele kleinere Reynaerttentoonstellingen<br />

(20 december 1998). Hiermee bewees men, drie jaar voor het decreet op het integraal,<br />

kwalitatief lokaal cultuurbeleid van start ging, dat het Reynaertgegeven<br />

grensoverschrijdend en gemeenschapsvormend kan werken.<br />

Hoogtepunt van het Reynaertjaar was ongetwijfeld de tentoonstelling Als de vos<br />

de passie preekt met als ondertitel Reynaert I van 5 september tot 29 november in<br />

het Stedelijk Museum, samengesteld door internationale Reynaertspecialisten uit<br />

Zwitserland (Alexander Schwarz), Duitsland (Hubertus Menke), Nederland (Paul<br />

Wackers) en Vlaanderen (Rik van Daele) en bezocht door meer dan 60 klassen. Bij<br />

die tentoonstelling hoorde een themanummer van Tiecelijn, in het Frans als Quand<br />

le renard prêche vertaald door het Centre de traduction littéraire van de Université<br />

de Lausanne, en verder een wandelbrochure en thematische lesmappen. De ruime<br />

belangstelling van de scholen maakte op alle betrokkenen indruk. Het was een<br />

bewijs dat de Reynaertmaterie een verantwoorde keuze was. De Reynaerttekst<br />

maakt immers deel uit van de literaire canon en wordt zowel in het lager als in het<br />

secundair onderwijs gelezen en gebruikt. De Reynaertstof gaf de mogelijkheid om<br />

vakoverschrijdend te leren en de eindtermen te realiseren. Randmanifestaties tijdens<br />

deze tentoonstelling waren een rondleiding voor individuelen op zondagnamiddag,<br />

een lees- en schminkhoek voor kinderen, een bijscholingscursus voor gidsen,<br />

leraren en geïnteresseerden, Reynaertvoordracht door de leerlingen van de<br />

klassen Woord van de stedelijke muziekacademie. Partners waren het Tekenatelier<br />

Lokeren, de Bibliotheca Wasiana, de Stedelijke Musea van Sint-Niklaas, de<br />

Arbeitsstelle Reineke Fuchs en het Goethe-Museum in Düsseldorf, de vzw Tiecelijn-<br />

Reynaert, de Reinaertstichting Hulst en diverse privéverzamelaars. Het project reisde<br />

later nog naar Sint-Niklaas, Destelbergen, Lochristi en Stekene en werd ook nog<br />

in Thuysbaert opgenomen in afwachting van Reinaerts streken (ofte: Reynaert II).<br />

Kern van het project waren 36 posters over zes Reynaertvragen (waaronder ‘Alleen<br />

maar voor kinderen?’ en ‘Alleen maar over dieren?’). Aantrekkelijke trekpleisters<br />

waren de Reynaerdiaanse imitatiegobelins van de Antwerpse decorateur Henri<br />

Verbuecken uit de periode van de Arts and Crafts Mouvement (1890-1900) uit de<br />

collectie van de Stedelijke Musea van Sint-Niklaas (en opgehangen in kasteel<br />

Walburg) en de boeken uit diverse privécollecties en uit de Bibliotheca Wasiana.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Deze voorwerpen konden dienst doen voor het latere Reynaerthuis, samen met<br />

andere mooie collecties zoals bijvoorbeeld de ruim 700 ex librissen van de vzw<br />

<strong>Reynaertgenootschap</strong>, de collecties van het voormalige Reynaertmuseum te<br />

Rupelmonde (met prenten van Paul Andreas Weber) en de Bibliotheca Wasiana te<br />

Sint-Niklaas, diverse privécollecties met Reynaerdiana (van porselein tot papier), en<br />

Reynaertwerk van schilders en beeldhouwers. Naast de Reynaertgobelins bezitten<br />

de Stedelijke Musea van Sint-Niklaas een fraai Reynaertscribaan van Hendrik van<br />

Soest uit Antwerpen van circa 1800. Tot slot was er ook kwaliteitsvol videomateriaal<br />

aanwezig zoals de intrigerende Russisch-Poolse animatiefilm van L. & I. Starewitch<br />

over de Roman de Renart, de antisemitische Reynaertfilm van Egbert van Putten,<br />

de Disneyfilm Robin Hood, een reeks verdienstelijke amateurfilms en reportages<br />

van Vlaanderen Vakantieland. Diverse van deze films werden trouwens in Reinaerts<br />

streken verwerkt.<br />

Het verhaal van Reinaerts streken<br />

339<br />

De ondertitel van de tentoonstelling ‘Een cultuurgeschiedenis met de vos als gids’<br />

illustreert precies de opzet. De tentoonstelling bestaat uit twee modules. De eerste<br />

verkent de houding van de middeleeuwer tegenover dieren via een vlugge blik in<br />

enkele beestenboeken of bestiaria en loopt tot de romantiek.<br />

De bezoeker wordt eerst geconfronteerd met de rijke bestiariumtraditie en de<br />

vraag hoe de middeleeuwse mens tegenover de dieren staat. Jacob van Maerlant<br />

schrijft in zijn Naturen bloeme over de vos: ‘Scalker beeste en mach niet sijn’. De<br />

vos slaat zijn bepiste staart op de muil van de honden die hem achternazitten,<br />

besmeurt het hol van de das en neemt het in. De vos is voor de middeleeuwer een<br />

kippenrover. In een lange traditie werd hij aangezien voor een bijna duivels wezen,<br />

een bedrieger die argeloze zielen (de vogels) naar de verdoemenis sleurde. Als in<br />

een fictioneel verhaal de dieren spraken (iets wat in de werkelijkheid niet kon),<br />

moest dit wel als een leugen worden opgevat. Mens en dier hebben impulsen en<br />

driften gemeen. Sprekende dieren beschikken over rede en taal en leggen menselijk<br />

handelen bloot als zondig, verkeerd of belachelijk.<br />

De opeenvolging van de diverse dierenverhalen wordt uitgetekend op een lange<br />

tijdbalk van 2000 vóór Christus tot op de dag van vandaag. Opvallend is Het verhaal<br />

van de vos, een Akkadisch dierenverhaal dat circa 1500 voor Christus op een aantal<br />

kleitabletjes werd neergeschreven. De parallel met onze Reynaert is treffend: een<br />

vos wordt door een leeuw naar het hof gedaagd. Op de tijdbalk glijden we voorbij de<br />

Griekse fabels van Aesopus (zesde eeuw voor Christus), de Latijnse vertaling van<br />

Phaedrus (eerste eeuw na Christus), de Karolingische traditie (Alcuinus, Diaconus),<br />

de Ecbasis Captivi en verder via de grootvader (Ysengrimus, circa 1150) en de moeder<br />

(Roman de Renart) naar moeders mooiste: het Middelnederlandse Van den vos<br />

Reynaerde, ontstaan in het midden van de dertiende eeuw in Vlaanderen. Wie de<br />

tijdbalk verder volgt, krijgt de vele kinderen van dit verhaal te zien en moet toegeven<br />

dat vooral de na 1375 geschreven Reynaerts historie het succes van Reynaert<br />

bepaald heeft. Deze tekst is dé scharniertekst uit de hele Reynaerttraditie met vertakkingen<br />

in heel Europa (met sterke Duitse en Engelse twijgen). De eerste<br />

Reynaert wordt via fraai uitgesneden miniaturen verbonden met het Dampierremilieu<br />

en als een hoftekst gepresenteerd. De tweede Reynaert wordt beknopt verteld<br />

aan de hand van de fraaie houtsneden van de Haarlemmer Meester.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


340<br />

Het negatieve beeld van de vos rond 1500 wordt geïllustreerd aan de hand van een<br />

vos in De tuin der Lusten van Jeroen Bosch, een miniatuur van Marcus Cruyt met<br />

een vos met lichtblauwe zotskap en een schijnheilige vos die ontmaskerd wordt<br />

door de allegorische vrouwenfiguur Cautio in een prachtig tapijt uit de reeks Los<br />

Honores. Reynaert is de belichaming van het kwaad (bedrieglijkheid, schijnheiligheid,<br />

manipulatie, egoïsme) in de samenleving.<br />

Het beeld van de vos verandert echter bij de komst van het gedrukte boek en<br />

zeker in de zestiende eeuw. De twee Plantijndrukjes markeren scherp de scheidingslijn<br />

tussen de middeleeuwen en de renaissance. Het drukje uit 1564 voor een<br />

collega-boekdrukker is zeer eenvoudig gedrukt met een lettertype (civilité) dat erg<br />

lijkt op een geschreven tekst. Het meer luxueuze boekje uit 1566 in Plantijns eigen<br />

beheer is fraai uitgegeven in tweekleurendruk met prachtige houtsneden met<br />

renaissancistische kaders van de Parijse meesters G. Ballain en J. de Gourmont.<br />

Het boekje bevat ook een Franse vertaling van Johannes Florianus, docent aan de<br />

Latijnse school te Antwerpen. Dit wijst erop dat de Reynaert functioneerde in het<br />

schoolmilieu en bestemd was voor de rijke burgerij. Dit wordt bevestigd door het<br />

bestaan van bijzonder rijke Antwerpse luxekabinetten met het Reynaertverhaal als<br />

een echt stripverhaal, verteld in tinnen plaatjes naar de houtsneden van Erasmus<br />

Quellijn de Jongere, een leerling van Rubens, en Jan Christoffel Jegher. Zij maakten<br />

hun illustraties eerst voor een rijmdrukje (uitzonderlijk in rijm, dat met de<br />

opkomst van de gedrukte teksten vervangen was door proza) van de Antwerpse<br />

drukker Jacob Mesens uit 1651. Deze illustraties werden nog tientallen malen herdrukt<br />

in steeds weer nieuwe uitgaafjes met steeds verminderende kwaliteit van<br />

druksel en illustraties. We spreken dan pas van volksboekjes of blauwdrukjes/boekjes.<br />

Opvallend is het grote aandeel van Antwerpen in de naleving van de gedrukte<br />

Reynaertjes. De slechtste druk van de prentjes van Quellijn en Jegher is te vinden<br />

op centsprenten (goedkope, losse bladen, ook wel mannekensbladen genoemd)<br />

van de Turnhoutse firma Glenisson-Van Genechten.<br />

Op het moment dat men de eerste kamer in Thuysbaert verlaat, lijkt Reynaert deel<br />

te zijn geworden van het Westerse ‘Gesunkenes Kulturgut’. Reynaert verhuist sterk<br />

bekort, gruwelijk gecastigeerd en slecht geïllustreerd naar de kinderkamer en lijkt<br />

voor altijd te behoren tot het rijk der schimmen. Dit is echter buiten de vos gerekend.<br />

De vos heeft negenmaal negen levens...<br />

In de tweede module maken we de spectaculaire wedergeboorte van de vos mee<br />

tijdens de romantiek. De romantici zochten in het verleden naar authenticiteit en<br />

grootsheid. In 1830 wapende het nieuwe koninkrijk België zich tegen het expansionisme<br />

van Frankrijk door de grote figuren, gebeurtenissen en teksten uit de eigen<br />

geschiedenis te beklemtonen. Duitsers en Vlamingen vonden elkaar in een<br />

gemeenschappelijke afkeer van alles wat Frans was. De Vlamingen hadden schrik<br />

voor een nog grotere verfransing, de Duitsers wilden het Heilig Roomse Rijk laten<br />

herleven. De Duitsers hadden al in 1805 in het Ritterstift Comburg een handschrift<br />

gevonden met daarin een lang vergeten Reynaerttekst die gekopieerd werd rond<br />

1410. Willems vertaalde de tekst in modern Nederlands tijdens zijn ballingschap in<br />

Eeklo in 1834. Zijn inleidende tekst geldt als een van de manifesten van de Vlaamse<br />

Beweging. Door de hertaling hoopt hij ‘de verworpene moedertaal te helpen opbeuren’,<br />

een dam op te werpen tegen de bekrompen Hollandse schrijfregels en de verbastering<br />

van het Vlaams schooldialect, in ‘een tyd waerop ons land van zooveel<br />

franschen uitschot wordt overstroomd!’. Willems wil de moedertaal ook als de taal<br />

van de wetenschap en geeft daarom de Reynaerttekst (samen met de tekst van<br />

Tiecelijn, 20, 2007


341<br />

Reynaerts historie naar de ‘Amsterdamsche redactie’) in een studie-uitgave uit in<br />

1836. Tot slot brengt hij ook een gecastigeerde schooltekst op de markt. Willems is<br />

daarom niet alleen de vader van de Vlaamse Beweging, maar ook de vader van de<br />

moderne Reynaertstudie en de motor van de moderne naleving. Bijzonder veel<br />

andere teksten zijn schatplichtig aan Willems, bijvoorbeeld de uitgaven van de liberaal<br />

Julius de Geyter en van de katholieken C. Lindemans, Renaat Joostens (die<br />

een repressie-Reynaert schreef in het weekblad Rommelpot in 1948) en P. de Mont.<br />

Naast de tekst van J.F. Willems heeft ook de fantastische illustratiereeks van de<br />

Duitse monumentale kunstenaar Wilhelm von Kaulbach (uit 1841) de populariteit<br />

van de Reynaerttekst in Vlaanderen en Nederland in de hand gewerkt. De illustraties<br />

werden gepubliceerd bij de postume uitgave van Johann Wolfgang von<br />

Goethes Reineke Fuchs, verzorgd door uitgever Cotta in Tübingen in 1846. Deze<br />

tekst werd onsterfelijk en wereldberoemd dankzij de illustraties.<br />

De blijvende actualiteit van de tekst wordt in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd van<br />

de negentiende eeuw niet alleen door Willems erkend, maar ook door de uitgevers<br />

van het Antwerpse katholieke blad Reinaert de Vos. Een zondagblad voor verstandige<br />

lieden, aaneengeknoopt door zeven filosofen. Aan dit blad, dat als kop een<br />

Kaulbachvos gebruikt, werkte ook Guido Gezelle onder het pseudoniem Spoker<br />

mee. Van Gezelles neef Stijn Streuvels zijn vier verschillende Reynaertversies<br />

bekend met in totaal bijna twintig fraaie drukken. Streuvels’ Reynaerden zijn ook op<br />

het gebied van de Reynaerticonografie hoogtepunten, met name de reeksen van<br />

Gustave van de Woestijne en van Bernard Wierink. Streuvels wilde de Reynaert<br />

aan de studiekamer van de geleerden onttrekken en aan het Vlaamse volk terugschenken.<br />

In de Reynaert vond de West-Vlaming ‘de ziel, de lustige adem, het sappige<br />

bloed, de zwaai, de zwier, de lenigheid van het machtig leven, waar de<br />

bruischende tocht van den gezonden, vlaamschen geest in steekt’. Na de Eerste<br />

Wereldoorlog publiceert Felix Timmermans zijn dierenverhaal Boudewijn met de<br />

ezel in de hoofdrol als weerspiegeling van de Vlaming. Reynaert kon die rol volgens<br />

de auteur van Pallieter niet opeisen omdat het Vlaamse volk ‘bijna al de verrukkelijke<br />

Reynaerthoedanigheden’ (Reynaert, die ‘vol listen en fijne knepen’ ‘de groten<br />

en de machthebbenden door zijn talent tot schande en schaamte wist te brengen’)<br />

heeft opgegeven. Reynaert lijkt in niets meer op de middeleeuwse schurk, maar hij<br />

is integendeel een icoon geworden. Dit alles wordt in de tentoonstelling in woord en<br />

beeld geïllustreerd.<br />

Reynaert is een listige en slimme intellectueel geworden. Opvallend is dat hij in<br />

alle kampen thuis is. Zijn kameleontisch vermogen zorgt ervoor dat hij zich steeds<br />

opnieuw vermomt in een strijd tussen de ideologieën. Diverse malen werd Reynaert<br />

misbruikt. Dit wordt heel duidelijk in de oorlogsjaren 1940-1945 en in de uitlopers<br />

van de oorlog. De zwartste bladzijden uit de Reynaertgeschiedenis werden<br />

geschreven door de na Wereldoorlog I naar Nederland uitgeweken Antwerpenaar<br />

Robert van Genechten. Deze jeugdvriend van Paul van Ostaijen schreef in 1937<br />

een fascistische en antisemitische Reynaertbewerking met de neushoorn Jodocus<br />

in een twijfelachtige hoofdrol. Het boek was zo populair dat er een animatiefilm van<br />

werd gemaakt. De film van de Nederlandse cineast Egbert van Putten werd na de<br />

besloten première in Den Haag in 1943 nooit meer in het openbaar vertoond.<br />

Kwalitatief en technisch is de film de evenknie van de Disneyproducten uit die tijd.<br />

Een fragment van deze film werd pas in het begin van de jaren 1990 in Berlijn ontdekt<br />

en naar het Nederlands Filmmuseum in Overveen overgebracht. De rechten<br />

berusten bij het Nederlands Audiovisueel Archief. Een onschuldig fragmentje van de<br />

Tiecelijn, 20, 2007


342<br />

antisemitische film die valt ‘onder geconfisqueerd oorlogsbezit waar de<br />

Nederlandse staat de rechten op heeft’, is in Reinaerts streken te zien.<br />

Reynaert werd net als zijn bloedbroeder Uilenspiegel gebruikt en misbruikt in de<br />

oorlogsjaren. De ‘Stichting ter Bevordering van de Studie van het Nationaalsocialisme’<br />

plaatste de vos als briefhoofd. Op hetzelfde moment riep Gerard Walschap<br />

uit: ‘Wat leutert men van amoreel. In plaats van amoreel is Reynaert juist het tegenovergestelde:<br />

het eenige dier met moraal, in den vollen zin een karakter, een harde<br />

kerel, een sterke geest’. Hij deed dat in een scherpe pennentwist met onder andere<br />

Menno ter Braak (de Reinaert van Eibergen – Eigenbergen in de Achterhoek was<br />

Ter Braaks woonplaats) en Camille Huysmans over het karakter van de vos.<br />

Volgens Huysmans huldigde de vos Machiavellistisch gedachtegoed en wordt hij op<br />

zedelijk gebied gekenmerkt als iemand met een ‘bolsjewistisch-fascistische inslag’.<br />

De vos doodt niet uit dogmatische onverdraagzaamheid, maar uit instinct. In het<br />

gedicht Ode aan Reinaert en Ulenspiegel dat hij in 1942 op de BBC uitsprak, noemt<br />

hij de beide figuren vrijheidsstrijders en ‘vrienden van ons lijdend volk’. Camille<br />

Huysmans, Antwerps burgemeester en Belgisch eerste minister, is wellicht een van<br />

de meest fervente en meest boeiende Reynaerdianen geweest.<br />

Net als Huysmans waren ook Willem Elsschot en Louis Paul Boon Reynaerdisten.<br />

Alfons de Ridder koos als voornaam van zijn pseudoniem de voornaam van de<br />

Reynaertdichter. Hij beschouwde zich ook als een Reynaert en bovendien gaf hij<br />

diverse van zijn personages Reynaerdiaanse trekjes mee. Elsschot leende zijn<br />

eigen Reynaerteditie (die van professor J.W. Muller uit 1944) uit aan Louis Paul<br />

Boon, de auteur van twee belangrijke Reynaertwerken, met name De<br />

Kapellekensbaan uit 1953 en Wapenbroeders uit 1955. Het laatste werk is door<br />

J.P. Rondas ooit de omega van de Reynaertverhalen genoemd. Boons 23<br />

Reynaertstukjes werden later opgenomen in het Vlaamse meesterwerk van de twintigste<br />

eeuw: De Kapellekensbaan.<br />

De geschiedenis van de vos herhaalt zich in elke tijd in vele variaties. Het is steeds<br />

een masker opzetten en een nieuw kleed aantrekken. De schurk werd ondertussen<br />

langzaam schelm. Reynaert sluipt als een kameleon doorheen de geschiedenis. De<br />

uitspraak van Frits van Oostrom, dat elke tijd zijn eigen Reynaert heeft, was het uitgangspunt<br />

van deze nog steeds actuele tentoonstelling. De tentoonstelling ambieert<br />

een (deel van de) cultuurgeschiedenis van de Nederlanden te vertellen aan de hand<br />

van de rijke Reynaertgetuigenissen en een ongeëvenaarde uitbeelding in de beeldende<br />

kunsten. Dit opzet was natuurlijk té ambitieus en niet in enkele vierkante<br />

meters of in één boek van 320 pagina’s te vertellen. Bovendien ambieerden de<br />

samenstellers de lust tot lezen, de kritische geest en de verbeelding van de bezoeker<br />

te stimuleren. Thuysbaert als huis van verbeelding. Daarom moest de tentoonstelling<br />

met een open einde besluiten: tien ex libris en tien citaten die de<br />

Reynaertmaterie in al zijn complexiteit oproepen, die zowel helpen als verwarren bij<br />

de lectuur en de interpretatie van de tekst. Ze tonen aan dat de vos niet in één hol<br />

te vangen is. Zijn kentrekken zijn ‘crom ende menichfoude’.<br />

Wij zijn ervan overtuigd dat deze Reynaerttentoonstelling in Lokeren een toekomst<br />

heeft. Hiervoor zijn wel nieuwe, dynamische impulsen nodig. Men zou bijvoorbeeld<br />

kunnen aansluiten bij het nieuwe initiatief van het Platfom Literaire<br />

Erfgoedbeheerders in Vlaanderen, een krachtenbundeling van elf literaire musea en<br />

schrijvershuizen onder leiding van het AMVC-Letterenhuis te Antwerpen en de provinciale<br />

museumconsulenten van de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen en<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Limburg, met als belangrijkste doelstellingen: permanente kennisoverdracht, het<br />

opzetten van een collectieve registratie en een uitgebalanceerde publiekswerking<br />

en communicatie. De huidige leden zijn naast het AMVC-Letterenhuis o.a. het<br />

Guido Gezellemuseum in Brugge, het Literair Museum Hasselt, de Louis Paul<br />

Boonmodule van het Stedelijk Museum Aalst, het Provinciaal Museum Stijn<br />

Streuvels ‘Het Lijsternest’ in Ingooigem en het Timmermans-Opsomerhuis te Lier<br />

(om er maar de auteurs uit te pikken die een band hebben met het Reynaertverhaal).<br />

Reynaert en Uilenspiegel (Damme) zouden de groep alleen maar versterken.<br />

Ook de provincie Oost-Vlaanderen en de Oost-Vlaamse museumconsulenten kunnen,<br />

net als de Erfgoedcel Waasland, een rol spelen in het behoud en de verdere<br />

uitbouw van een Reynaertcentrum. Men kan zich ook de vraag stellen hoe de vzw<br />

<strong>Reynaertgenootschap</strong> en de Bibliotheca Wasiana kunnen betrokken worden. Zij<br />

beschikken immers over interessante collecties en / of interessante know how. Maar<br />

ook het Hulsterse museum, het Uilenspiegelmuseum in Damme en de gemeenten<br />

Kruibeke en Sint-Niklaas blijven interessante stakeholders.<br />

In elk geval verdient de ‘matière renardienne’ in Vlaanderen of Nederland een<br />

vaste stek. Het Lokerse bezoekerscentrum, de opvolger van het ter ziele gegane<br />

Rupelmondse museum, vult deze ruimte perfect in. Reynaert blijft ook hier levenskrachtig.<br />

Daarom kan en mag de geest van deze tentoonstelling nooit uit de fles.<br />

1. Op 9 november 2007 vindt in Lokeren een Thuysbaert-colloquium plaats.<br />

Beknopte bibliografie<br />

343<br />

Janssens, J.D. & R. van Daele, Reinaerts streken. Van 2000 voor tot 2000 na Christus, Leuven,<br />

Davidsfonds, 2001. (Hierin alle opgenomen citaten.)<br />

Van Campenhout, N., Jonkheer Prosper (Paul) Thuysbaert (1889-1965): aanzet tot een biografische<br />

studie, in: Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas,<br />

108 (2005), p. 15-84.<br />

Reinaerts streken is alle zondagen te bezoeken tussen 14 en 17 uur en tijdens de openingsuren<br />

van tijdelijke tentoonstellingen, Stationsplein 10 te Lokeren.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ John Buyse<br />

344<br />

Terugblik op vijftien Herman Heyse-lezingen<br />

Herman Heyse (1937-1992) was redacteur en medestichter van Tiecelijn en eerste<br />

voorzitter van de heemkundige kring d’Euzie. Beide verenigingen organiseren als<br />

aandenken aan deze bijzondere man een jaarlijkse lezing over onderwerpen uit zijn<br />

interessesfeer in de week van 17 februari, dag van Hermans overlijden. Dit laatste<br />

nummer van de driemaandelijkse Tiecelijn biedt de gelegenheid om achterom te<br />

zien op de thema’s en de sprekers van de voorbije vijftien jaar.<br />

Pinksterweekend 1993. Op zaterdagnamiddag wandelden enkele Reynaertliefhebbers<br />

in de Stroopers te Kemzeke op een kort stukje van het Reynaertlangeafstandspad.<br />

’s Avonds trok het gezelschap naar de Broederschool te Stekene voor<br />

een academische zitting. De hoofdredacteur van Tiecelijn, dr. Rik van Daele hield<br />

de allereerste Herman Heyse-lezing over De Reynaertplaatsnamen liegen. 1 Dan<br />

volgden de voorstelling van de tweede, geheel herziene druk van Het Land van<br />

Reynaert en van het aan Herman Heyse opgedragen boek Reynaert bloemleest<br />

Tiecelijn. Op zondagnamiddag werd een tweede wandeling gemaakt, van Boudelo<br />

naar Daknam. Als slot volgde de inhuldiging van vier beelden van Albert de Smedt<br />

in recreatiepark De Ster te Sint-Niklaas. De beeldengroep Reynaert en de haan<br />

Canteclaer kreeg er het gezelschap van koning Nobel, koningin Gente, Grimbeert<br />

de das en Tiecelijn de raaf.<br />

Het daaropvolgende jaar gaf dr. Frans Debrabandere, auteur van o.a. het<br />

Woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk, een voordracht<br />

over Betekenis en etymologie van familienamen.<br />

In 1995 sprak dr. Paul Wackers, uitgever van Reinardus en docent aan de<br />

Katholieke universiteit van Nijmegen (thans hoogleraar te Utrecht), over Het<br />

Reynaertverhaal als kinderboek. 2 Hij illustreerde hoe jeugdschrijvers de Reynaert<br />

door de eeuwen heen aantrekkelijk probeerden te maken voor kinderen. Marcel<br />

Ryssen praatte de avond aan elkaar en las fragmenten uit de Reynaert. Tevens ging<br />

de aandacht uit naar het pas verschenen boek Ruimte en naamgeving in Van den<br />

vos Reynaerde van Rik van Daele. Met deze dissertatie behaalde hij in 1992 zijn<br />

doctoraat aan de universiteit van Leuven. Het boek werd uitgegeven door de<br />

Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.<br />

In 1996 serveerde prof.dr. Stefaan Top van de KU Leuven een rijkelijk met dia’s<br />

geïllustreerd Volkskundig cocktail. Professor Top, bekend van zijn doctoraal proefschrift<br />

over De bende van Bakelandt, liet zijn gehoor kennismaken met de traditionele<br />

en moderne uitingen van volkscultuur.<br />

In de vijfde lezing sprak professor dr. Jozef Janssens, hoogleraar Middelnederlandse<br />

letterkunde aan de Katholieke Universiteit Brussel, over Maerlant, Reynaert,<br />

Uilenspiegel trillend op de schokgolven van een beschavingsoffensief . 3 Na de<br />

lezing werd een tentoonstelling geopend over het werk van Herman Heyse in de<br />

bovenzaal van het Oud-Station, de plek waar de meeste Herman Heyse-lezingen<br />

plaatsvonden.<br />

In 1998 vertelde historicus Danny Lamarcq in geuren en kleuren over Het latrinaire<br />

gebeuren – van ‘naar achter’ naar ‘’t huisken’. Lamarcq is cultuurambtenaar<br />

Tiecelijn, 20, 2007


345<br />

en stadsarchivaris van Zottegem. Dit ‘gebeuren’ was het onderwerp van zijn licentiaatsthesis<br />

en is ook als boek uitgegeven.<br />

De zevende lezing over Louis Paul Boon en Reynaert de vos: wapenbroeders 4<br />

werd gebracht door de wapenbroeders Rik van Daele en Marcel Ryssen (oud-leerling<br />

en leraar van elkaar). Ze brachten een voordracht met literair-historische duiding<br />

en analyse en met voordracht van diverse Booniaanse en Elsschotiaanse fragmenten.<br />

Nadien werd een minitentoonstelling over L.P. Boon en Wapenbroeders<br />

geopend in de bovenzaal van het museum Oud-Station met de medewerking van<br />

de Culturele Centrale Boontje uit Sint-Niklaas en het Louis Paul Boon project 99.<br />

In 2000 gaf Paul Stockman een voordracht met dia’s over de Spaanse forten in<br />

het Noorden van Oost-Vlaanderen en het Zuiden van Zeeuws-Vlaanderen. Hierbij<br />

kwamen militaire strategieën, wapens en wapenuitrustingen uit onder andere de<br />

Tachtigjarige Oorlog aan bod. Stockman is een Hulsters historicus, gespecialiseerd<br />

in de streekgeschiedenis en de vestingbouw. Met antiquaar Peter Everaers schreef<br />

hij Frontier Steden en Sterckten. Vestingwerken in Oost-Vlaanderen en Oost-<br />

Zeeuws-Vlaanderen 1584-1839.<br />

De negende lezing werd gehouden door journalist, auteur en vossenstaartridder<br />

Gaston Durnez met als onderwerp De activistische Reynaertbewerking Boudewijn<br />

in het gehele oeuvre van Timmermans. Felix Timmermans schreef zijn Reynaertbewerking<br />

immers tijdens en kort na de Eerste Wereldoorlog.<br />

In 2002 sprak Hendrik van Wittenberghe over Van Vikingschip tot Kogge. Hij concentreerde<br />

zich voornamelijk op de middeleeuwse kogge van Doel, die in 2000<br />

werd gevonden bij de aanleg van het Deurganckdok op de Linkeroever op het<br />

grondgebied van de gemeente Beveren. Als deskundige van middeleeuwse schepen<br />

illustreerde Van Wittenberghe zijn onderwerp met digitaal geprojecteerde beelden.<br />

In 2003 gaf doctor Eric de Bruyn in zaal Boudelo te Klein Sinaai de elfde Herman<br />

Heyse-lezing, een met dia’s geïllustreerde voordracht over De vos en de uil in het<br />

werk van Hiëronymus Bosch, een fascinerend verhaal over de symboliek van dieren<br />

die nu veel positiever worden geïnterpreteerd dan hun middeleeuwse voorgangers.<br />

5 De Bruyn promoveerde tot doctor in de ‘taal- en letterkunde: Germaanse<br />

talen’ met een studie van de marskramerfiguur in het oeuvre van Bosch.<br />

In 2004 sprak doctor Karel Mortier over De zoektocht naar de Rechtvaardige rechters.<br />

De gewezen commissaris van de Gentse politie schetste het verloop van het<br />

onderzoek naar ‘de stoutmoedige diefte’ van dit schilderij, de vermoedens over de<br />

daders en de vele gissingen naar de bergplaats. Zijn openingszin is een blijver: ‘Als<br />

je niet geloofd wilt worden, moet je de waarheid vertellen’.<br />

De dertiende lezing werd in de Stekense school Toermalijn gebracht door de<br />

West-Vlaamse Sint-Niklazenaar en leraar Marcel Ryssen: Guido Gezelle: poëzie in<br />

G-groot. De declamatie uit het poëtische werk van Gezelle door Marcel Ryssen was<br />

van het hoogste niveau. Weinigen zijn zo vertrouwd met het leven en werk van<br />

Gezelle als de voorzitter van het <strong>Reynaertgenootschap</strong>.<br />

In 2006 werden twee films in première aan een bijzonder talrijk publiek (meer dan<br />

250 mensen) in de Broederschool van Stekene voorgesteld. De eerste film,<br />

Mijmeringen langs de Stekense Vaart, is een sfeervolle film van Paul Vereecken<br />

over de vaart vroeger en nu. De band met Boudelo bezorgde het geheel een<br />

Reynaerdiaans element. De tweede film, Wardje, werd om privacyredenen als een<br />

verrassing aangekondigd. Academiestudenten Sarah Hofman en Steven Janssens<br />

portretteerden een eenentwintigste-eeuwse kluizenaar uit Stekene.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


1<br />

5<br />

4<br />

Tiecelijn, 20, 2007<br />

3<br />

2


6 8<br />

7 9<br />

Illustraties<br />

1. Herman Heyse (1937-1992)<br />

2. Uitnodiging eerste lezing<br />

(1993)<br />

3. Jozef Janssens (1997)<br />

4. Marcel Ryssen (1999)<br />

5. Paul Stockman (2000)<br />

6. Gaston Durnez (2001)<br />

7. Eric de Bruyn (2003)<br />

8. Karel Mortier (2004)<br />

9. Rik van Daele en<br />

Rudi Malfliet (2007)<br />

10. Afsluiter met Reynaertbier:<br />

Luc Tirez, Wim Gielen en<br />

John Buyse (2007)<br />

Tiecelijn, 20, 2007<br />

10


In 2007 bracht prof. dr. emeritus Rudi Malfliet De wereld van Willem die Madocke<br />

maecte. Historische verkenningen rondom Boudelo, Gent en Hulst. 1200-1260.<br />

Malfliet, die op de historische gronden van de Boudelo-abdij in het Stekense Klein-<br />

Sinaai woont, was hoogleraar in de theoretische kernfysica aan de Universiteit van<br />

Groningen. Na het verkrijgen van zijn emeritaat studeerde hij geschiedenis aan de<br />

Universiteit Gent. Hij specialiseerde zich in de rol van de cisterciënzerkloosters in<br />

de regio Zeeland bewesten de Schelde en Rijks-Vlaanderen van 1167 tot 1256. Hij<br />

is bijzonder onderlegd in de periode waarin Van den vos Reynaerde werd geschreven.<br />

Zijn betoog steunde op de historiciteit van het verhaal. Uitgangspunt is dat hij<br />

diverse namen en situaties uit Van den vos Reynaerde als historische realia<br />

beschouwt. Hij gaf veel verklaringen van namen en plaatsen die verbonden zijn aan<br />

historische gebeurtenissen. Nu is het uitkijken naar een publicatie.<br />

Conclusie<br />

Zeven Herman Heyse-lezingen handelden over een literair onderwerp, twee over<br />

een kunsthistorisch thema, de andere over een militair, scheepsbouwkundig, historisch<br />

of volkskundig onderwerp. Variatie is één van de opvallende en ook sterke<br />

punten. De vijf lezingen met een directe band met het Reynaertverhaal werden alle<br />

(vooraf of nadien) in Tiecelijn gepubliceerd (zie de opsomming in de noten).<br />

De Herman Heyse-lezingen zijn het resultaat van een samenwerking tussen een<br />

literaire en een heemkundige vereniging. De vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong> en d’Euzie<br />

coördineren om beurt de inhoudelijke werking. De leden van d’Euzie verzorgen elk<br />

jaar de logistieke voorbereiding. Na vijftien jaar zijn deze gratis voordrachten uitgegroeid<br />

tot een traditie. Ze worden bijgewoond door een select publiek van telkens<br />

meer dan 100 deelnemers uit Zuid en Noord, met lokale inbreng uit Stekene, aangevuld<br />

met bezoekers uit heel Vlaanderen en Nederland (tijdens de laatste editie<br />

kwamen de Reynaerdisten Hans Rijns en Jan de Putter zelfs met de fiets vanuit<br />

Terneuzen (en Leiden!). Noch de koude en donkere winteravonden, noch de<br />

afstand naar Stekene zijn voor de trouwe deelnemers een belemmering om er elk<br />

jaar bij te zijn. Het zijn momenten van ontmoeting geworden. Daarom worden ze<br />

vanaf de eerste lezing al even traditioneel afgesloten met een glas Reynaertbier van<br />

de Proef-Brouwerij uit Lochristi. De afwezigen hebben altijd ongelijk.<br />

Noten<br />

348<br />

1. Rik van Daele, De Reynaertplaatsnamen liegen, in: Tiecelijn, 6 (1993), p. 85-94.<br />

2. Paul Wackers, Van Reynaert is een groot zaet ghebleven. Het Reynaertverhaal als kinderboek,<br />

in: Tiecelijn, 8 (1995), p. 92-105.<br />

3. Rik van Daele, Louis Paul Boon en Reynaert de vos: wapenbroeders. Over Boons bronnen<br />

en poëtica (zevende Herman Heyse-lezing), in: Tiecelijn, 12 (1999), p. 50-63.<br />

4. De lezing was deels geïnspireerd op: Jozef Janssens, Maerlant, Reynaert en Uilenspiegel.<br />

Trillend op de schokgolven van een beschavingsoffensief, in: Tiecelijn, 10 (1997), p. 2-13.<br />

5. De lezing was deels geïnspireerd op: Eric de Bruyn, De vos als allegorisch motief in het<br />

geschilderde oeuvre van Jheronimus Bosch, in: Tiecelijn, 13 (2000), p. 107-119.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Kopergravure van Frank-Ivo van Damme. Cadeau steunende leden Tiecelijn in 2001.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Ridders in de Orde van de Vossenstaart<br />

1963<br />

Stijn Streuvels<br />

Bert Peleman<br />

Richard van Kenhoven<br />

Maurice Juamotte<br />

Renaat van der Linden<br />

Broeder Aloïs<br />

Jozef Goossenaerts<br />

Mandus de Vos<br />

1977<br />

Willem Melis<br />

Ferdinand Verbist<br />

Maurice Nonneman<br />

Albert Poels<br />

Frans Mertens<br />

Jozef Contrijn<br />

José Olmos<br />

Wilfried van den Broeck<br />

1978<br />

Bert Decorte<br />

1982<br />

Oscar Bonnevalle<br />

1984<br />

Herman Vos<br />

Nand Moors<br />

Anton van Wilderode<br />

Jan Lambin<br />

Freddy van Bogget<br />

1985<br />

Edgard Ernalsteen<br />

Frank-Ivo van Damme<br />

René Duyck<br />

Eugeen van den Broeck<br />

1986<br />

Gerard Gaudaen<br />

1987<br />

André Stoop<br />

1988<br />

Rik van Daele<br />

Bert van Woensel<br />

Bert van den Broeck<br />

1989<br />

Antoine Denert<br />

Jo van Eetvelde<br />

1991<br />

Marcel Ryssen<br />

Herman Heyse<br />

1992<br />

Wim de Cock<br />

Albert de Smedt<br />

1993<br />

Firmin de Vos<br />

Erwin Verzandvoort<br />

Jozef D. Janssens<br />

1994<br />

Gaston Durnez<br />

Wim Gielen<br />

1995<br />

Wilfried Delforge<br />

Paul Wackers<br />

1996<br />

Julien Lyssens<br />

Staf van Daele<br />

1997<br />

Marc Moorthamer<br />

Antoon Vermeylen<br />

1998<br />

Lieven Dehandschutter<br />

Joke van den Brandt<br />

Tiecelijn, 20, 2007<br />

1999<br />

Karl Meersman<br />

Piet Thomas<br />

2000<br />

Peter Everaers<br />

Kris de Roover<br />

2001<br />

Marcel de Meyer<br />

Willy Feliers<br />

Chris Ferket<br />

Waaslandwolf<br />

2002<br />

Paul Weemaes<br />

Marcella Piessens<br />

2003<br />

Ivan Bernage<br />

Juliaan de Cuyper<br />

Leon Matthijs<br />

Ingrid Peeters<br />

2004<br />

Yvan de Maesschalck<br />

Taf van Duffel<br />

2005<br />

Alexander Schwarz<br />

Lucien Bats<br />

2006<br />

Emma Crebolder<br />

Paul van Keymeulen<br />

René van Bogaert<br />

2007<br />

Lucien de Cock<br />

Peter Holvoet-Hanssen


■ Freddy van Bogget<br />

De Orde van de Vosse(n)staart<br />

Hiernaast staat ze,<br />

stralend in het gelid,<br />

de weledele Ridderschare (m + v).<br />

Zij werden<br />

‘Om hun Reynaerdieën speels aanvaard<br />

in de Orde van de Vosse(n)staart’ 1<br />

Bert Peleman: fundator<br />

In Rupelmonde aan de Schelde, wellicht vertoevend op De Karekiet (zijn woonboot,<br />

veilig op het droge), intussen gulzig genietend van het zicht op de Stroom en naar<br />

alle waarschijnlijkheid in aanwezigheid van niet onbelangrijke culturele gezellen,<br />

stichtte Bert Peleman anno 1963 voornoemde Orde.<br />

De ‘meester-vossenjagers’ Stijn Streuvels, Willem Melis en Broeder Aloïs<br />

schraagden het hooggestemde initiatief van bij het ontluiken.<br />

Bert zelf koesterde de vurige hoop dat Reynaert aldus in Rupelmonde voor altijd<br />

een vaste stek zou verwerven.<br />

Speels-Reynaerdiaans met Vrijbuitertrekjes<br />

Elke morgen passeer ik In ’t Vossenhol, een prachtig gekleurde prent van Oscar<br />

Bonnevalle, waarop Reynaert en Tijl Uilenspiegel die gezellige pleisterplaats verlaten<br />

en samen op pad vertrekken in typische Bonnevalle-stijl.<br />

De blik van verstandhouding tussen die twee verraadt ontegensprekelijk welk<br />

vlees er in de kuip zit en geeft perfect de sfeer weer die tijdens de 30 eerste<br />

Ordejaren hoogtij vierde.<br />

Het speelse karakter, de luim, het ludieke, de glimlachende humor, de satire en<br />

de kritische knipoog waarmee op Reynaerdiaanse wijze naar de maatschappij werd<br />

gekeken vormden de basistrekken.<br />

De Reynaerdie heeft hier een schalkse betekenis.<br />

Het vrijbuiterige zat in het soms chaotische en in de improvisatie op het moment.<br />

De Ridders waren evenwel beslagen genoeg om daar met verve op in te spelen.<br />

In ieder geval was de populaire Reynaert dat soort schelm waarmee men graag<br />

kameraad was.<br />

De komst van Rik van Daele<br />

351<br />

Rik van Daele, een jonge snaak uit Sint-Niklaas, was al verscheidene malen in<br />

Rupelmonde langs geweest om daar de heerlijke geuren van het Reynaertnest in<br />

uitbouw te komen opsnuiven. Hij spreidde een uitzonderlijke kennis en interesse<br />

tentoon met betrekking tot het hele Reynaertgebeuren.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


2<br />

4<br />

Tiecelijn, 20, 2007<br />

3<br />

Illustraties<br />

1. 1998: v.l.n.r. Rik van Daele, Joke<br />

van den Brandt, Lieven Dehandschutter<br />

en Freddy van Bogget<br />

2. 1996: Erwin Verzandvoort en<br />

Firmin de Vos<br />

3. 2001: kunstwerk van Joke van<br />

den Brandt en Frank-Ivo van Damme<br />

4. 2002: Hermina Horvath, Frank-Ivo<br />

van Damme, M.-J. Dieltjens, Gerard<br />

Gaudaen, Joke van den Brandt en<br />

Antoon Vermeylen. Op de achtergrond<br />

Trude Gielen en Erwin<br />

Verzandvoort<br />

1


2005: Lucien Bats en Alexander Schwarz<br />

2006: Paul Wackers en Emma Crebolder<br />

2006: groepsfoto<br />

Tiecelijn, 20, 2007<br />

2002: Ridder-gastheer en burgemeester<br />

Antoine Denert<br />

2006: Willy Feliers en Peter Everaers


De Reynaertraad – zowat het presidium van de Orde – vond het dan ook aangewezen<br />

hem, niettegenstaande zijn jonge leeftijd, in de Ridderorde op te nemen.<br />

We schrijven 1988.<br />

De Raad wist toen nog niet dat Reynaertspeurder Van Daele niet alleen op weg<br />

was naar het Reynaerthogepriesterschap, maar nog minder dat door zijn komst de<br />

Orde nooit meer dezelfde zou zijn.<br />

Want, daar waar Bert Peleman in de luwte van De Karekiet en op pootafstand van<br />

‘De Reynaertzolder’ tussen zijn vele gezellen steeds opnieuw kandidaten opmerkte<br />

met duidelijke Reynaertkenmerken en daaruit plukte voor het ridderschap, zo zou<br />

dit geleidelijk aan evolueren naar echte nominaties (!), een longlist (!!), een shortlist<br />

(!!!) en enkele onder de Reynaertmicroscoop (!!!!) gelegde kandidaten op basis van<br />

kennis en uitstraling.<br />

Het moge evenwel duidelijk zijn dat dit maar één evolutieaspect was.<br />

Zoals men verder zal kunnen vaststellen zorgden ook andere factoren voor het<br />

streven naar meer diepgang.<br />

1988 – De geboorte van Tiecelijn<br />

Vóór mij ligt het genummerde exemplaar 29 van de allereerste Tiecelijn.<br />

Rik van Daele schreef het ‘editoriaal’, Marcel Ryssen durft verantwoordelijke uitgever<br />

te zijn, en wijlen Herman Heyse tekent met hen samen voor de redactie; 200<br />

exemplaren, 16 bladzijden. Helemaal achteraan en met als initialen R.V.D. staat te<br />

lezen: ‘De Rupelmondse Reynaertraad vergadert dit jaar op zaterdag 24 september<br />

2 onder het voorzitterschap van Bert Peleman. Vorig jaar werd de Sint-Niklase<br />

ere-bibliothecaris André Stoop opgenomen in de Orde van de Vossestaart. In het<br />

tweede Tiecelijnnummer wordt een artikel opgenomen van Bert Peleman met als<br />

titel Reynaert 25 jaar te Rupelmonde. In het kader van deze terugblik is de inhoud<br />

bijzonder boeiend, maar een volledige opname zou ons te ver leiden.<br />

In ieder geval is het duidelijk dat, hoewel Tiecelijn niet de boodschapper was van<br />

de Orde, er toch van kruisbestuiving onder de auspiciën van Reynaert mag gesproken<br />

worden.<br />

De Intocht van de Schriftgeleerden<br />

354<br />

Het gebeurde subtiel en het is niet zo direct aanwijsbaar, maar toch is het bijna<br />

zeker onder de onderduimse impulsen van Ridder Van Daele dat de Orde in een bijzonder<br />

korte tijdsspanne een aantal Reynaertexegeten met wereldfaam in stelling<br />

bracht. Zo waren er maar drie Reynaertjaren nodig om zijn leermeester, Marcel<br />

Ryssen te laten intreden. Die was dan nog vergezeld van wijlen Herman Heyse. Het<br />

is zeer spijtig dat Herman ons zo vroeg ontvallen is… Hij had misschien de acceleratie<br />

wat kunnen vertragen? Hij was toch een boom van een ridder!<br />

Gelukkig kwamen een aantal beeldende kunstenaars de gelederen versterken.<br />

We kunnen empirisch vaststellen dat deze overtuigde Reynaerdianen nog altijd het<br />

beeld van de schalkse schelm getrouw blijven.<br />

Dan was er nog Jozef Janssens, professor in o.m. de Reynaerdologie; maar die<br />

zag dat er reeds zoveel Reynaertgeleerdheid aanwezig was dat hij zijn verdere tussenkomsten<br />

allicht overbodig vond.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Denk nu echter niet dat het streefniveau bereikt was. Want intussen hadden al<br />

enkele Reynaerticonen uit Nederland ontdekt wat er in het zuidelijke Reynaertgebied<br />

aan de orde was. Zij stonden dan ook aan de grens, even voorbij Hulst,<br />

ongeduldig te dringen, voorzien van pakken geloofsbrieven en bakken<br />

Reynaertgeleerdheid om hun Ridderlijke geschiktheid aan te tonen. Zij droegen<br />

tevens een enorm vaandel mee dat door één van hun gemalinnen eigenhandig was<br />

gemaakt en waarvan de kleur en de beeldinhoud hun waarachtige Reynaerttrouw<br />

moesten verzinnebeelden. Een aantal jaren later zou dat vaandel zelfs de tafel<br />

waarrond het Reynaertpresidium zetelt, voor altijd bedekken en versieren.<br />

En zoals dat in het leger de gewoonte is, staat de grootste, in het gegeven geval<br />

de langste kandidaat-ridder, vooraan: Erwin Verzandvoort! Wie van de toen aanwezigen<br />

herinnert zich niet zijn inaugurale rede in de pelswarme boshut Malpertuus!<br />

Wim Gielen kreeg het volgende jaar de Ordeversierselen. Wim, die kundig is in<br />

de anatomie Van den vos Reynaerde, voelde zich als een vis in het zuiverste Wase<br />

slootwater uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Zijn lieftallige Hermeline, die<br />

hem steeds hoofs vergezelt, had trouwens de grootste moeite om hem, telkens als<br />

het Hofdag 3 was, enigszins in toom te houden. Meestal moesten enkele raadsleden<br />

bijspringen en diende de mobiele kasteelklok 4 gehanteerd te worden.<br />

Een jaar later werd professor Paul Wackers geïntroduceerd. Dat was het ergste;<br />

toen was het hek echt van de dam! Want hij heeft velen onder ons een waar trauma<br />

bezorgd. Al van bij zijn allereerste aantreden heeft hij ons in wetenschappelijk<br />

ondersteunde en niet weerlegbare termen uiteengezet dat Reynaert een pervers,<br />

vies kereltje was. Dat was nog niet het ergste! Al die geleerden met Van Daele op<br />

kop en Wackers als gelederenduwer, begonnen samen te spannen op een manier<br />

die men nog nooit tussen Vlaanderen en Nederland heeft gezien. Onze schalkse<br />

schelm, onze kameraad werd vernederd en de ermee samenhangende Reynaerdie<br />

ontkracht! Samenzweerderig probeerden zij ons 5 in gesloten gelederen wijs te<br />

maken dat Reynaert niet die populaire schurk is met sociaal-sympathieke trekken,<br />

maar een schijnheilige bedrieger, een leugenaar, een gevaarlijke dubbelzinnigaard,<br />

een hypocriet, een pervert ook, kortom, horesco referens, een echte smeerlap! En<br />

de Reynaerdie? Dat is in feite leugen en bedrog verpakt in zulke mooie taal dat<br />

iedereen er zich door laat misleiden!<br />

Zij die de populaire Reynaert diep in hun hart koesteren waren compleet van slag;<br />

sommigen werden zelfs depressief. Het heeft lang geduurd, maar door het sterke<br />

lichaam en door de krachtige psyche die toch elke ridder siert, zijn praktisch allen<br />

terug de oude en heeft men zich met de voortschrijdende diepgang 6 verzoend.<br />

De Loutering<br />

355<br />

Kort na de Hofdag van 1996 overleed Bert Peleman. Wellicht bracht respect bij het<br />

heengaan van de fundator de noodzakelijke rust en zochten de Ridders weer steun<br />

bij elkaar.<br />

Dat warme gevoel werd aanzienlijk versterkt door het aantreden in 1998 van de<br />

eerste Vrouw-Ridder: Joke van den Brandt. Zij bracht geborgenheid in het Reynaertnest,<br />

verzoening en contemplatie, daarbij onverdroten gesteund door de<br />

Reynaerdiaans-rondborstige uitbeeldingsstijl van haar Ridder-gemaal.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


De Consolidatie<br />

Het moge duidelijk zijn dat het adembenemende niveau dat door de Reynaertgeleerden<br />

in de Orde werd geïmplementeerd, vooral door de Reynaertkunstenaars<br />

van divers pluimage, maar evenzeer door de Ridders van een meer praktische discipline,<br />

terug tot een aangenaam evenwicht werd gebracht. De ‘Reynaerdie’, het<br />

fundamentele begrip waarop zij in de Orde werden aanvaard, wordt in de twee betekenissen<br />

aangenomen, waarbij beide speels worden gestreeld. Zo werd er ‘pays<br />

gemaect van alle dinghen’.<br />

Het spreekt voor zich dat de lokroep van de Orde de fameuze longlist, waarvan<br />

hoger sprake, intussen heeft doen aangroeien tot verscheidene straatlengten. Nooit<br />

kon men vermoeden dat er in Vlaanderen en Nederland en zelfs ver daarbuiten<br />

zoveel geëngageerde Reynaerdianen rondzwerven.<br />

De Voleinding<br />

Hier dient duidelijk gesteld dat de lezer dezes het volgende stukje het liefst niet zou<br />

lezen. Het betreft immers een groot geheim. Maar ja, zoals dat tegenwoordig gaat,<br />

steeds is er een lek of wordt er gelekt. We weten niet veel, maar wat we reeds<br />

weten is meer dan belangwekkend. Zo hebben we uit welingelichte bron vernomen<br />

dat enkele – een drietal, naar het schijnt – Reynaertcoryfeeën-Orderidders het plan<br />

hebben opgevat om een Reynaertcongregatie te stichten. Momenteel zouden zij<br />

volop bezig zijn om de congregatieregel te schrijven. De regel zou volledig gestoeld<br />

zijn op hun brede Reynaertstudie. De bedoeling zou zijn niet alleen een tempel op<br />

te richten ter ere van Reynaert, maar eveneens een aanhorig congrescentrum en<br />

een Malpertuus-verblijfsaccommodatie.<br />

Naar verluidt zou reeds een omwald domein zijn aangekocht in de directe omgeving<br />

van Boudelo. Voor de aankoop van het domein en voor de realisatie van het<br />

Congregatiecomplex zouden al voldoende gelden zijn samengebracht door zakelijke<br />

lieden die op Reynaerdiaanse wijze bijzonder veel geld hebben verdiend, maar<br />

die om begrijpelijke redenen verder anoniem willen blijven. Hoe dan ook zouden al<br />

die gelden nu reeds op een geblokkeerde rekening staan bij de Kriekeputtebank.<br />

De eerste principaal zou de naam ‘Willem van Boudelo’ voeren.<br />

Naast de drie stichtende leden zouden er ook reeds vier postulanten hun intrede<br />

voorbereiden. Onze bron wist ook te vermelden dat er in de congregatieregel is<br />

opgenomen dat elke morgenstond zal begonnen worden met het Confiteor, ten<br />

einde de dag met een schone lei op te starten. Voor alle zekerheid zal het Credo<br />

driemaal daags beleden worden en elke dag zal besloten worden met de Vigiliën ter<br />

ere en ter nagedachtenis van alle overleden Ridders.<br />

Meer weten we momenteel niet, maar we kijken reikhalzend uit naar verdere toekomstgerichte<br />

berichten, eventueel via het persagentschap Tiecelijn.<br />

Lang leve de Orde!<br />

356<br />

Freddy van Bogget is Ere-voorzitter 7 van de Orde van de Vosse(n)staart.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Noten<br />

357<br />

1. Zo staat het in de statuten van de Orde.<br />

2. Ook volgens de statuten vergadert de Orde ‘omtrent de tsinxendaghe’, maar in de eerste<br />

periode kon Sinksen, binnen het Reynaerdiaanse gedachtegoed, ook op een ander moment<br />

gevierd worden.<br />

3. Hofdag: de officiële benaming van de dag waarop de Ridders hun samenkomst plegen te houden.<br />

Nadat de uitbreidende Orde, De Karekiet, De Reynaertzolder en de pelswarme boshut<br />

Malpertuus was ontgroeid, wordt nu jaarlijks Hofdag gehouden in de waterburcht Wissekerke<br />

te Bazel bij Rupelmonde, alwaar Ridder-burgemeester Antoine Denert – de flamboyante met<br />

de grijze baard – de gulle gastheer is.<br />

4. De mobiele kasteelklok is een typisch gebruiksvoorwerp van de Ridderorde om aandacht en<br />

stilte te vragen.<br />

5. Wij, ons en zij, wijzen op een zekere tweespalt binnen de gelederen, met aan de ene kant de<br />

verdedigers van Kameraad Reynaert en aan de andere kant de onstuitbaar gepassioneerde<br />

Reynaertresearchers.<br />

6. Zo wordt toch de diepere Reynaertstudie voorgesteld.<br />

7. Freddy van Bogget was gedurende tien jaar voorzitter van de Orde, van 1993 tot 2002. Als<br />

bedrijfsleider werd hij in de prille jaren 1980 door Bert Peleman aangezocht om op speels-<br />

Reynaerdiaanse wijze enige structuur en orde te brengen in de Orde.<br />

In 1984 werd hij tot Ridder geslagen. Al die tijd was René van Bogaert (cfr. Hofdag 2006) zijn<br />

onmisbare steun bij de praktische uitwerking.<br />

Houtgravure Frank-Ivo van Damme (2004).<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Rik van Daele<br />

Tiecelijn doorgelicht<br />

358<br />

In de loop van 2005 kreeg Tiecelijn de kans van het Vlaams Fonds voor de Letteren<br />

om samen met de andere gesubsidieerde literaire tijdschriften deel te nemen aan<br />

een lezersonderzoek van het Fonds. De uitdoofsubsidie vormde hierbij gelukkig<br />

geen beletsel. De resultaten van dit onderzoek werden in februari 2007 vrijgegeven<br />

en zijn binnenkort hopelijk raadpleegbaar op www.fondsvoordeletteren.be.<br />

In deze bijdrage willen wij de belangrijkste resultaten meedelen. De lezers van dit<br />

nummer kunnen dan evalueren of zij tot deze of gene groep lezers horen. Wij vermoeden<br />

dat de grootste supporters en de grootste critici aan het onderzoek hebben<br />

deelgenomen. Wij zijn al de deelnemers aan de bevraging bijzonder dankbaar voor<br />

hun inzet omdat wij dankzij hun inzet ook het profiel van onze lezers beter kunnen<br />

bepalen, maar ook hun/uw verzuchtingen en beoordeling. De resultaten komen in<br />

elk geval van pas om de verdere richting die de vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong> wil uitgaan,<br />

mee te sturen.<br />

Deze bijdrage begint met een algemene samenvatting van de globale resultaten.<br />

Wij baseren ons hier volledig op de analyse van de enquêteurs en het Fonds als<br />

opdrachtgever en interpretator. In een tweede deel geven wij de Tiecelijn-gebonden<br />

cijfers en proberen deze te interpreteren. In het laatste deel sommen wij de individuele<br />

slotbemerkingen die geformuleerd werden op. Normaliter zijn ze alleen nuttig<br />

voor een interne bespreking of voor publicatie op de site. Gezien het liber amicorum-achtig<br />

karakter van dit slotnummer, achten we ze hier op hun plaats. We permitteren<br />

ons zelfs de vrijheid om er kort op te reageren.<br />

In een aparte bijdrage / bijlage bezorgen wij u ook een overzicht van Tiecelijn in cijfers<br />

(p. 365).<br />

Tiecelijn, 20, 2007<br />

Tiecelijnbeeld van<br />

Albert de Smedt,<br />

De Ster, Sint-Niklaas.


359<br />

1. De enquête bij lezers van literaire tijdschriften van het VFL<br />

Het Vlaams Fonds voor de Letteren verspreidde 10.200 gedrukte formulieren, met<br />

de hulp van de door het VFL gesubsidieerde literaire tijdschriften. In elk tijdschrift<br />

werd een enquêteformulier gestopt. Ze werden ook uitgedeeld op literaire manifestaties.<br />

Uiteindelijk werden 549 exemplaren volledig ingevuld terugbezorgd. Via<br />

internet werden 77 vragenlijsten gedownload en ingevuld terugbezorgd.<br />

De analyse van de lezer van literaire tijdschriften uit Vlaanderen is gebaseerd op<br />

626 antwoordformulieren. In de algemene analyses werden alle antwoorden betrokken,<br />

bij detailanalyses per tijdschrift enkel de ‘trouwe’ lezers, d.w.z. de lezers die<br />

naar eigen verklaring ‘altijd’ of ‘regelmatig’ minimum één literair tijdschrift lezen.<br />

Driekwart van de gerapporteerde lezers zijn mannen. Literaire tijdschriften worden<br />

weinig gelezen door personen jonger dan 35 jaar; zij vertegenwoordigen 20%<br />

van de lezersgroep. Bijna de helft van de lezers is ouder dan vijftig jaar. De tussengroep<br />

35-49 jaar vormt 30% van de lezerspopulatie. De gemiddelde leeftijd van<br />

de lezer van een literair tijdschrift is 48 jaar. 70% van de respondenten geeft aan<br />

interesse te hebben op cultureel vlak. Opvallend groot is de groep van de artistiek<br />

actieven.<br />

Vooral de nieuwkomers in het tijdschriftenlandschap zijn minder bekend (freespace<br />

Nieuwzuid en ZL), net zoals de nichetijdschriften (Het Trage Vuur, Tiecelijn).<br />

‘Bekend’ wil nog niet zeggen ‘gelezen’: wie vertrouwd is met de literaire tijdschriften,<br />

maakt zeer gerichte leeskeuzes. Bladen met een trouw lezerspubliek zijn<br />

Poëziekrant, Tiecelijn en ZL. Een minder trouwe lezersgroep hebben DWB,<br />

Revolver, De Brakke Hond en Deus ex Machina. Vlamingen lezen meer Vlaamse<br />

literaire tijdschriften, Nederlanders meer Nederlandse.<br />

Eén op zes respondenten leest één of meer tijdschriften enkel af en toe. Bijna de<br />

helft van de respondenten beperkt zich tot één literair tijdschrift. De trouwe lezers<br />

lezen gemiddeld 2,14 tijdschriften, met een topgroep van ‘heavy users’ (meer dan<br />

vijf tijdschriften) van 10%. Mannen lezen significant meer tijdschriften (2,3) dan<br />

vrouwen (1,49). Naar leeftijd zijn er geen significante verschillen.<br />

Lezers van Tiecelijn en Het Trage Vuur lezen het minst andere literaire tijdschriften.<br />

Lezers van freespace Nieuwzuid (5,4) en Spiegel der Letteren (5,4) lezen<br />

gemiddeld het meest andere tijdschriften. Onderlinge uitwisseling is er tussen de<br />

lezers van Yang, De Brakke Hond, Deus ex Machina, DWB en Revolver. Lezers van<br />

Yang en freespace Nieuwzuid delen de belangstelling voor elkaars tijdschrift. Vier<br />

op de tien respondenten lezen ook nog andere literaire tijdschriften dan de 25 titels<br />

die in de vraagstelling vermeld werden. Zeven op de tien zijn trouwe lezers van één<br />

of meer algemeen-culturele, kunst- of theatertijdschriften.<br />

Contacten met de tijdschriften ontstonden via de bibliotheek (38%), artikelen in<br />

kranten of tijdschriften (31%), door de opleiding (25%) of het beroep (25%) en<br />

d.m.v. recensies (26%). Het informele circuit (medewerker, familie/vriend, eigen bijdrage:<br />

samen 59%) is gecumuleerd de meest genoemde manier om literaire tijdschriften<br />

te leren kennen.<br />

Bijna acht op tien van de gelezen tijdschriften krijgt men via de post, één op drie<br />

via de boekhandel; voor één op vier is de bibliotheek de raadplegingsplek. Naar<br />

eigen verklaring raadpleegt één op twee de maandelijkse krantenadvertentie met<br />

korte inhoud over de literaire en culturele tijdschriften. De website van CeLT en van<br />

DBNL wordt door één op zes lezers regelmatig bezocht.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


360<br />

De acceptatie van de abonnementsprijs is hoog. De prijsacceptatie voor losse nummers<br />

is minder algemeen. Redenen om geen abonnement te nemen zijn de prijs,<br />

tijdsgebrek en de vrijheid om een nummer te kopen als de inhoud je echt aanspreekt<br />

en vice versa.<br />

Globaal genomen geeft de lezer aan (te) veel fragmenten te (moeten) lezen in de<br />

tijdschriften, beoordeelt hij de aanwezigheid van literatuur uit Vlaanderen als voldoende<br />

en vraagt hij meer essays, meer recensies en meer aandacht voor buitenlandse<br />

literatuur. Uiteraard liggen deze verwachtingen per tijdschrift anders, afhankelijk<br />

van de inhoud.<br />

De tevredenheid over de inhoudelijke kwaliteit is groot. Bijna 60% omschrijft die<br />

als ‘hoog’, slechts 2% noemt die (te) laag.<br />

Het aanbod aan titels wordt voldoende ruim en divers geacht. Er zijn op dit punt<br />

geen verschillen tussen mannen en vrouwen. Oudere respondenten beoordelen het<br />

aanbod als (te) ruim en (te) divers.<br />

Literaire tijdschriften zijn in de boekhandel beperkt vertegenwoordigd én slecht<br />

zichtbaar. De zichtbaarheid in bibliotheken is beter, maar ook hier stelt 42% van de<br />

respondenten dat het aanbod tegenvalt.<br />

Lezers staan positiever tegenover de mogelijkheid losse artikelen te kunnen<br />

downloaden (70%) dan tegenover de mogelijkheid om een pdf-versie van het hele<br />

nummer te kunnen raadplegen (57%). Hoe lager de leeftijd, hoe positiever de reactie.<br />

De belangrijkste functie die wordt toegeschreven aan literaire tijdschriften is het<br />

introduceren van nieuw talent. Aansluitend: ‘kritisch overzicht van het literaire veld’<br />

en ‘een andere, bijzondere kijk op literatuur bieden’. Cross-overs en nieuw werk van<br />

gevestigde auteurs wordt minder noodzakelijk geacht.<br />

Tijdschriften worden als aanvulling op de boekenbijlagen beschouwd. Tijdschriften<br />

gaan naar het oordeel van de lezers dieper, maken meer ruimte en zijn gedetailleerder.<br />

Lezers zijn tevreden over de inhoud en de kwaliteit en appreciëren het niet-commerciële<br />

aspect van de Vlaamse tijdschriften. Of zoals een respondent het stelt: tijdschriften<br />

moeten ‘… kwaliteit blijven bieden, al is het voor een beperkte doelgroep.’ 1<br />

De hierboven bijna integraal overgenomen samenvatting is voor elk literair tijdschrift<br />

op een andere manier relevant. Als literair-historisch tijdschrift heeft Tiecelijn<br />

natuurlijk andere doelstellingen dan literaire tijdschriften die vooral nieuw werk en<br />

jong talent aan bod laten komen. Doordat Tiecelijn geen deel uitmaakt van CeLT<br />

(vzw Culturele en Literaire Tijdschriften), is een boekhandelsverspreiding niet haalbaar<br />

gebleken, zijn publieksgerichte activiteiten (bijvoorbeeld deelname aan de<br />

Boekenbeurs) minder gemakkelijk. Tiecelijn is mede daarom bij de andere tijdschriftenlezers<br />

minder bekend, genereert minder de aandacht van de nationale<br />

media, enzovoort. Een vicieuze cirkel!<br />

Uit de algemene conclusies komt Tiecelijn enkele malen ter sprake vanwege een<br />

eigen accent. Het tijdschrift heeft een trouw lezerspubliek, dat het tijdschrift altijd of<br />

regelmatig leest (na de Poëziekrant komt Tiecelijn hier op de tweede plaats, zij het<br />

op afstand: 35,5 tegenover 56,3%). Spiegel der Letteren wordt bijvoorbeeld maar<br />

door 13,2% regelmatig gelezen. De lezer van Tiecelijn leest minder andere literaire<br />

tijdschriften dan de gemiddelde lezer van andere literaire tijdschriften. Tiecelijn<br />

springt werkelijk uit de band wanneer het om de gemiddelde leeftijd van de respondent<br />

gaat. Die is precies 60 jaar, tegenover 48,2 jaar gemiddeld. 62% van de<br />

Tiecelijnlezers is 60 jaar of ouder. Dit heeft mede te maken met het feit dat vele<br />

Tiecelijn, 20, 2007


abonnees al twintig jaar trouw met het tijdschrift ouder worden. Hier ligt natuurlijk<br />

één van de uitdagingen voor de toekomst. Misschien heeft ook de uitgewerkte website<br />

hier een interessant effect. Het websitegebruik is significant hoger tijdens het<br />

schooljaar en vooral in periodes van eindwerken en scripties. Zeker nu de laatste<br />

nummers integraal op het net verschijnen zappen vele jongere gebruikers (lezers?)<br />

naar een tijdschrift dat in de diepte werkt. In elk geval is het ook goed te weten dat<br />

een ouder publiek het diepgaande werk van de redactie en de auteurs apprecieert.<br />

Nog een opvallend resultaat is dat Tiecelijn op de derde plaats (van elf tijdschriften)<br />

komt wat het aantal Nederlandse respondenten betreft met 37% (en dit na Het<br />

Trage Vuur en ZL). Dit betekent dat de enquête het internationale karakter van het<br />

tijdschrift in de verf zet.<br />

Deze resultaten zijn natuurlijk steeds in de wetenschap dat de enquête meer richtinggevend<br />

is dan puur wetenschappelijk. Dan had de selectie van de respondenten<br />

anders plaats moeten vinden. Voor de gestelde doelen is de bevraging echter<br />

meer dan nuttig en bevredigend. En zoals het bij zovele bevragingen gebeurt: iedereen<br />

kan de gegevens in eigen voordeel uitleggen. Voor Tiecelijn echter kwamen de<br />

resultaten op een strategisch moment omdat er op middellange termijn moet gekeken<br />

worden om met minder middelen toch levensvatbaar te blijven. De Vlaamse<br />

subsidies zijn sinds 2006 voor het tijdschrift volledig weggevallen, terwijl de enquête<br />

ons leert dat een verhoging van het abonnementsgeld met 2 EUR te veel is voor<br />

64,3% van de lezers (dit wil zeggen dat bijna alle gewone abonnees een prijsverhoging<br />

niet echt zien zitten).<br />

2. Het profiel van de Tiecelijnlezer<br />

361<br />

In de enquête werden drie types van vragen opgenomen. Een eerste groep bestond<br />

uit algemene vragen, een tweede uit tijdschriftspecifieke vragen voor alle respondenten<br />

en een derde groep bestond uit eigen vragen, geformuleerd na een interne<br />

bespreking binnen de raad van bestuur van de vzw Tiecelijn in overleg met de<br />

redactie. Deze laatste vragen waren vooral belangrijk voor het toekomstig profiel<br />

van dit tijdschrift, dat in 2005 werd geconfronteerd met een uitdoofsubsidie.<br />

In totaal werden 402 enquêteformulieren meegestuurd in het vierde nummer van<br />

jaargang 18 van Tiecelijn (verzending op 29 december 2005). 45 lezers of 11%<br />

beantwoordde de oproep en stuurde een enquête in. Dit betekent dat 13% van de<br />

335 betalende abonnees reageerde. Als we rekening houden met het feit dat er bij<br />

deze abonnees ook diverse instellingen zijn (gemeentediensten, bibliotheken), dan<br />

betekent dit dat circa 16% van de individuele abonnees heeft gereageerd.<br />

Occasionele lezers werden niet opgenomen. 40% van de gewone abonnees is<br />

steunend lid.<br />

Steunende leden zijn trouw, maar er wordt ook af en toe gewisseld. Het ene jaar<br />

is men steunend, het andere jaar gewoon abonnee. Toch is 37,5% van de respondenten<br />

steunend lid van vóór 2000.<br />

De lezer van Tiecelijn leest nauwelijks andere literaire tijdschriften. Een enkele<br />

lezer verdiept zich in Spiegel der Letteren. De verwantschap met literaire genootschappen<br />

is nauwelijks groter. 83,7% van de respondenten is geen lid van een<br />

ander literair genootschap. Dubbel lidmaatschap is er met de genootschappen rond<br />

Streuvels, Timmermans, Uilenspiegel en Boon (bescheiden: 6 tot 8%). Eén respon-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


362<br />

dent (2%) is lid van het Elsschot- of Couperusgenootschap. 14% is lid van een<br />

genootschap dat niet op het lijstje van de enquêteurs voorkomt (bijvoorbeeld het De<br />

Pillecyngenootschap, het Claesgenootschap etc.).<br />

Opvallend is dat de Tiecelijnlezer relatief goed bekend is met de website van het<br />

<strong>Reynaertgenootschap</strong> (in 2005 nog te vinden als www.welcome.to/tiecelijn, thans<br />

als www.reynaertgenootschap.be). Bijna twee derde van de abonnees (62%) raadpleegt<br />

de site en een derde (34%) gebruikt de site zelfs meer dan viermaal per jaar.<br />

Dit betekent natuurlijk ook dat 38% de website nooit gebruikt. De populairste<br />

e-rubrieken zijn de e-brief en de activiteiten (60-70%), vervolgens de bibliografie, de<br />

teksten en de inventaris (30-40%). Het register is minst in trek (23%), maar dit is wel<br />

de aantrekkingspool voor nieuwe gebruikers. 38% van de respondenten gebruikt af<br />

en toe ook de site van het Land van Reynaert. 60% van de respondenten leest het<br />

e-zine van Tiecelijn. Vijftien respondenten beoordeelden de site positief, drie waren<br />

negatiever (waaronder één omschrijving als ‘matig’).<br />

De lezer van Tiecelijn is tevreden met het tijdschrift. De redactie besteedt genoeg<br />

aandacht aan essay (95%), verslagen (93%), vertaling (86,7%), grafiek (84,8%) en<br />

recensies (81,8%). Op de vraag wat er te weinig aan bod komt, is het enige relevante<br />

cijfer de 18,2 % voor de recensies. 51% zegt de recensies te lezen. In het<br />

vorige Tiecelijnnummer werden (mede als gevolg van de enquête) drie belangwekkende<br />

nieuwe Reynaertboeken besproken.<br />

De Tiecelijnrespondenten zijn – zo blijkt – trouwe lezers. Velen lezen alle bijdragen<br />

– iets wat de redactie steeds weer opvalt wanneer abonnees over het tijdschrift<br />

spreken of schrijven. De eigenlijke essays, zowel kort als lang, worden het meest<br />

gelezen, nadien volgen de artikelen over grafiek, en vervolgens de intro’s en de<br />

vertalingen. Verslagen (een genre dat nauwelijks nog voorkomt, behalve bij belangwekkende<br />

manifestaties, zoals bijvoorbeeld de tweejaarlijkse congressen van de<br />

International Reynard Society) worden minder gesmaakt. De Tiecelijnlezers vinden<br />

de moeilijkheidsgraad ‘acceptabel’ (95,7%); 4,3% spreekt van te moeilijke artikels.<br />

In het populariteitslijstje van de artikels doen vooral de robotfoto van de<br />

Reynaertdichter, het artikel over De Leeuw van Vlaanderen, de themanummers<br />

over de wolf, de kat en de leeuw, de bundel vossenpoëzie, het bibliografisch nummer,<br />

de vertalingen en de grafiekbesprekingen het goed. Hierbij dient meteen<br />

gezegd dat de artikels die het meest in het geheugen blijven, de recentst gepubliceerde<br />

zijn. De themanummers krijgen een bijzondere appreciatie. In de top 3 staan<br />

de bibliografie van Reynaertbewerkingen, het leeuwennummer en het register van<br />

de jaargangen 1-15. De verhouding tussen gewone en themanummers is prima<br />

(81,6%). Diverse lezers suggereerden nieuwe themanummers zoals een nummer<br />

over de hond en eentje over (Reynaert) de vos in de muziek.<br />

Er werd via enkele open en gesloten vragen ook gepolst naar sterkten en zwaktes<br />

van bepaalde aspecten van het tijdschrift. Hier was het opvallend – maar geenszins<br />

verwonderlijk, want zegt de zegswijze niet dat men over kleuren en smaken<br />

niet discussieert – dat er nauwelijks een constante in de antwoorden is te vinden.<br />

De aandacht voor grafiek wordt door velen bejubeld, door een enkeling minder<br />

geapprecieerd. Hier was het anonieme karakter een handicap. Meteen roepen wij<br />

de lezers op om via de e-mail in gesprek te treden met de redactie. Zwaktes voor<br />

de ene lezer worden als sterktes beschouwd door andere lezers. In een aantal<br />

gevallen bleek er zelfs een fifty-fifty verdeling te zijn. Zo bijvoorbeeld over het specialisme<br />

(het nichekarakter van Tiecelijn). Sommigen vinden verbreding interessant,<br />

weer anderen dan weer niet: ‘verbreding van de materie moet kunnen’: 51%!<br />

Tiecelijn, 20, 2007


363<br />

Opvallend is dat nogal wat lezers een nieuwsrubriek missen, iets waar bewust werd<br />

teruggeschroefd en waaraan verholpen werd (door een inlegblaadje) en wordt (door<br />

het e-zine). Opvallend is dat de lezers de analyses van de beoordelingscommissie<br />

van het Fonds voor de Letteren niet delen. De <strong>opmaak</strong> wordt door 93% als zeer<br />

geslaagd beschouwd. De kleurenkaternen worden door 79% als een meerwaarde<br />

beschouwd en 86% vindt het aantal illustraties voldoende.<br />

Ook naar de toekomst van het tijdschrift werd – zoals hierboven reeds gesteld –<br />

gevraagd. De antwoorden op de vragen (en ook de individuele antwoorden op de<br />

finale open vraag, zie verder) waren zeer bemoedigend en waren ook beslissend<br />

voor de verdere toekomst van deze publicatie. Bijna 82% van de lezers is van oordeel<br />

dat Tiecelijns taak nog niet is volbracht. 72% van de lezers vindt dat Tiecelijn<br />

het beste wordt verdergezet als driemaandelijks tijdschrift (dit in tegenstelling tot de<br />

subsidiërende overheid). Over een jaarboek zijn de meningen erg verdeeld; 36,6%<br />

gaat akkoord, 34,1% gaat niet akkoord en 29,3% heeft hier geen expliciete mening.<br />

De raad van bestuur van de vzw heeft hier dus een gordiaanse knoop moeten ontwarren.<br />

Financiële haalbaarheid en overleven op lange termijn waren de belangrijkste<br />

redenen om in elk geval met dezelfde kwaliteitsvolle werking door te gaan,<br />

evenwel met een jaarboek. De omvorming naar een digitaal tijdschrift vond 73% van<br />

de lezers geen goed idee. Dit was trouwens een constante bij alle tijdschriften in<br />

deze lezersbevraging.<br />

Het steunend lidmaatschap werd door 86% van de lezers positief beoordeeld. De<br />

ene tegenstem klonk des te schriller.<br />

Tot slot werd gevraagd naar de accenten die de vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong> in haar<br />

toekomstige werking dient te ontplooien naast de uitgave van een tijdschrift/jaarboek.<br />

In volgorde van belangrijkheid (uit een lijstje van 13 + de mogelijkheid van<br />

andere suggesties via een open variant) resulteerde dit in de volgende top 5:<br />

1. Reynaertpublicaties verzorgen;<br />

2. onderzoek stimuleren;<br />

3. een jaarlijkse Reynaertdag organiseren;<br />

4. een documentatiecentrum uitbouwen;<br />

5. de Reynaertmaterie naar de scholen brengen.<br />

De verrassende conclusie van deze lijst is dat lezers vooral de wetenschappelijke<br />

en de didactisch-educatieve invalshoek appreciëren.<br />

De belangrijkste conclusie van de bevraging is dat Tiecelijn een trouw en tevreden<br />

lezerspubliek heeft dat zijn tijdschrift bijzonder waardeert. De globale analyse<br />

van de lezer strookt niet met de aanbevelingen van de (vaak jonge) leden van de<br />

adviescommissie Literaire Tijdschriften. Niet alleen de fans, maar ook kritische<br />

lezers hebben gereageerd. In elk geval willen de lezers van geen stoppen weten.<br />

Daarin delen zij een van de aanbevelingen uit het fondsverslag: tijdschriften moeten<br />

kwaliteit blijven bieden, al is het voor een beperkte doelgroep.<br />

Tiecelijn is een nichetijdschrift voor een ouder én trouw publiek dat erg hoge kwaliteitscijfers<br />

krijgt (na Poëziekrant, de absolute topper van de Vlaamse literaire tijdschriften,<br />

de hoogste kwalitatieve waardering van zijn lezers!). De lezer is 60, blank<br />

en van het mannelijke geslacht. (Slechts 1 op 10 lezers is een vrouw.) Hier zijn<br />

natuurlijk ook uitdagingen aan verbonden… Heeft de jongere generatie weinig<br />

boodschap aan het tijdschrift, of haalt die de mosterd via het Internet?<br />

Tiecelijn, 20, 2007


364<br />

De uitsmijter. Tot slot van deze bijdrage willen wij de 29 antwoorden op de vraag:<br />

‘Wilt u nog een slotbemerking formuleren (een appreciatie, een suggestie voor de<br />

toekomst)?’ volledig publiceren zoals wij ze hebben ontvangen. Wij grijpen niet in<br />

door de dubbels te schrappen, maar laten de lezers eigen conclusies trekken. In<br />

een afsluitend nummer is dit wellicht de beste – zij het anonieme – stem van de<br />

lezer van dit tijdschrift. In het licht van de toekomstige werking roepen wij alvast de<br />

abonnee op met de mededeling: ‘ik sta klaar’ om zich kenbaar te maken. Wij hopen<br />

alvast dat hij of zij de eeuwige jeugd in zich draagt…<br />

- Bespreken van oude/bijzondere uitgaven<br />

- Beste wensen voor 2006! Reinaerd houdt zijn kop wel boven water!<br />

- Blijven verder doen<br />

- Complimenten kwaliteit inhoud en uitgave<br />

- De Reynaert naar de basisscholen brengen!<br />

- Doe verder zoals jullie al jaren presteren<br />

- Doordacht, en misschien ietwat verbreed (verbanden...) verder uitbouwen<br />

- Een boeiend tijdschrift<br />

- Een tijdschrift dat meer biedt over deze ‘Vossenfiguur’. DOORGAAN!<br />

- Graag veel over Streuvels<br />

- Het verdwijnen van Tiecelijn zou een verschraling betekenen<br />

- Hopelijk minder betutteling en meer steun van VFL. Doorlichting van VFL.<br />

- Horizon verbreden<br />

- Ik zou ‘t heel jammer vinden als er geen vervolg komt in welke vorm dan ook!<br />

Realistisch uitvoerbaar<br />

- Indien je hulp nodig hebt: ik sta klaar!<br />

- Liefst verbreding buiten thema Reynaert<br />

- Mijn gelukwensen voor wat jullie gedaan hebben en nog doen zullen. Doe zo<br />

verder!<br />

- Mijn mening: 1. medewerkers vinden 2. onderwerpen vinden ivm Reinaert<br />

3. mensen vinden die over die onderwerpen kunnen schrijven... maar na 20<br />

jaar???<br />

- Nog iets meer onderwijsgericht werken.<br />

- Redactie en VZW Tiecelijn: Doe zo verder!<br />

- Specifieke invalshoek bewaren; verbreding leidt tot ‘één van de vele’<br />

- Stop a.u.b. met elitair te doen, gedraag jullie een beetje zoals Reinaert<br />

- Tiecelijn moet blijven zoals het nu gestalte krijgt (dus in huidige vorm)<br />

- Uitstekend zoals het nu is<br />

- Vaker een enquête naar suggesties houden!<br />

- Veel waardering voor goed werk!<br />

- Vossenstaart meer serieus houden<br />

- Waarom moet men het opzeggen van het abonnement schriftelijk meedelen?<br />

- Zij die, lid of niet, alles over de vos verzamelen samen brengen voor expo over<br />

vos.<br />

1. Deze bijdage is gebaseerd op het rapport dat het Vlaams Fonds voor de Letteren ons ter<br />

beschikking heeft gesteld na het tijdschriftenonderzoek 2005-2006.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


365<br />

20 jaargangen Tiecelijn (1988-2007) in cijfers<br />

Aantal jaargangen: 20<br />

Aantal nummers: 76<br />

Aantal themanummers: 12 (beer, raaf, Als de vos de passie preekt, wolf (2),<br />

leeuw, kat, poëzie, bibliografie, brieven, haas, slotnummer)<br />

Aantal extra uitgaven: 2 (Quand le renard prêche (1998, 3/4) + register 1-15)<br />

Aantal verschillende auteurs van bijdragen: 97<br />

Aantal pagina’s: 4100 (precies!)<br />

Dunste nummers: 1988, nr. 1 & nr. 2: 16 p.<br />

Dikste nummers: 2006, nr. 1: 120 p. & 2007, nr. 3/4: 224 p.<br />

Dunste jaargang: I: 32 p.<br />

Dikste jaargang: XIX: 424 p.<br />

Dubbelnummers: 2 (1998, 3/4 en 2007, 3/4)<br />

Abonnees in 9 landen<br />

Aantal geregistreerde abonnees 1988-2007: 802<br />

Aantal verzonden exemplaren per nummer: 402<br />

Website, best bezochte week: week van 5 maart 2007: 467 hits<br />

Tiecelijn, 20, 2007


366<br />

Vijftien cadeaus voor steunende leden 1993-2007<br />

Tot 1998 een Reynaertknipselkrant<br />

Vanaf 1998: de nieuwsbrieven van het IGP Het Land van Reynaert<br />

1993: Reynaert bloemleest Tiecelijn (18 steunende leden)<br />

1994: houtsnede van Wim de Cock<br />

1995: kalligrafie van de openingsverzen van de Reynaert op handgeschept papier<br />

1996: knipselkrant Tobias Hagtingius<br />

1997: inventaris Reynaertgebeuren en stenen jeneverkruikje met Kaulbachfiguurtjes<br />

1998: een ex libris van Pavel Hlavaty (60 steunende leden) – zie illustratie<br />

1999: gids Reynaertland van de vzw Grote Routepaden<br />

2000: houtgravure van Gerard Gaudaen<br />

2001: kopergravure van Frank-Ivo van Damme<br />

2002: houtsnede van Wim de Cock<br />

2003: set van 12 Reynaertkaarten met werk van Wim de Cock, Gerard Gaudaen,<br />

Frank-Ivo van Damme en Antoon Vermeylen<br />

2004: houtgravure van Antoon Vermeylen<br />

2005: litho in kleur van Bernard Wierink uit 1910<br />

2006: aparte, genummerde druk van de bundel Vossentaal<br />

2007: houtsnede van Wim de Cock (130 steunende leden)<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Afdeling 6<br />

VOSSENKOPPEN<br />

Als er een plek in het verhaal is waar hij sympathiek lijkt over te komen, dan ga ik<br />

ervan uit dat ik de dubbele bodem nog niet heb gevonden.<br />

Wat er allemaal gebeurt in de Reynaert is heel erg, en tegelijk heel leuk. Je lacht je<br />

kapot als je ziet hoe de beer afgaat, hoe de vos de koning bedriegt. Ik denk vaak:<br />

hoe kan het dat ik lach, terwijl ik daar woedend om hoor te worden? Misschien heeft<br />

de Reynaert het daarom zo lang uitgehouden.<br />

Paul Wackers<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Marcel Ryssen<br />

368<br />

Een ‘werk van geduldige liefde’.<br />

De berijmde bewerking van Reynaert I<br />

van Hubert Melis (1926)<br />

In 1926 verscheen bij de Antwerpse uitgeverij De Sikkel Reinaart de Vos. Een aanpassing<br />

op heden ten dage van de aloude handschriften naar de critische uitgave<br />

van Prof. Dr. J.W. Muller door Hubert Melis (In den oorspronkelijken verstrant).<br />

Hubert Melis draagt het boek op: ‘Aan mijn Vrouw dit werk van geduldige Liefde’.<br />

Hetzelfde werk werd ook te Utrecht uitgegeven (Uitg. Comp. ‘De Branding’) ‘zowel’<br />

in een ‘genaaide papieren, als in een linnen gebonden variant’. Blijkbaar was deze<br />

nochtans zoveelste bewerking van het vossenverhaal (in Vlaanderen waren o.a. de<br />

uitgaven van Jan Frans Willems, Julius de Geyter, Prudens van Duyse en Stijn<br />

Streuvels op de markt) een groot succes. De oplage was in minder dan twee maanden<br />

uitverkocht, wat de uitgever meteen deed besluiten om een tweede, ditmaal<br />

geïllustreerde uitgave met houtsneden van de Antwerpse kunstenaar Henri van<br />

Straten op de markt te brengen. 1 Die tweede uitgave kwam er in 1927. Opnieuw bij<br />

de De Sikkel uitgegeven, maar een variant vermeldt bovendien: ‘ook verkrijgbaar bij<br />

C.A. Mees te Santpoort’. De nieuwe ondertitel luidt: ‘Vertolking op heden ten dage<br />

van het oorspronkelijke dierenepos in middelnederlandschen versvorm’. De 100<br />

bladzijden van de eerste uitgave zijn er 110 geworden, waarbij het verhaal in negen<br />

episodes met afzonderlijke titels is opgesplitst. De tekst is ‘licht ingekort’ en ‘gecastigeerd’<br />

(zo ontbreken nu de 40 inleidende verzen van ‘Willem die Madocke maecte’,<br />

is de ‘paster’ een koster geworden en luidt de beiaard ‘in des pasters schuur’<br />

bijzonder bescheiden, ja hij is zelfs niet meer te horen). 2 De uitgever motiveert de<br />

ingreep: ‘met het oog op een ruimere verspreiding’ werden ‘enkele minder geschikte<br />

versregels uit den tekst gelicht, zonder echter aan de gang van het gedicht te<br />

schaden’ (publicitair pamflet, afb. p. 369). Het blijft gissen wat de echte oorzaak van<br />

deze castigatie kan zijn. Druk die werd uitgeoefend door de toenmalige kerkelijke<br />

overheid? Het katholieke Lectuur-Repertorium, lang de niet tegen te spreken<br />

scherprechter in het beoordelen van de zedelijke waarde van een boek, 3 bedacht<br />

deze Reynaertbewerking met een II, dit wilde zeggen voor de gelovigen en zeker<br />

voor de jeugd nagenoeg ontoelaatbare lectuur, ja zelfs gevaarlijke en verderfelijke<br />

lectuur. Het Lectuur-Repertorium beschouwde het niet lezen van het boek ook niet<br />

als een groot verlies: volgens de beoordelaar valt de bewerking van Melis meestal<br />

op door ‘oppervlakkigheid’ (p. 941).<br />

De uitgave uit 1927 bevat achttien houtsneden van Henri van Straten, ‘met de<br />

hand gekleurd’. 4 Het speciale, bibliofiele karakter van de uitgave wordt onderstreept<br />

door de mededeling dat het boek is ‘genummerd en gesigneerd’ en door de beperkte<br />

oplage van 480 exemplaren. De kuise lezer zag bij de Tibeertpassage een houtsnede<br />

van onverdachte zeden.<br />

Deze tweede uitgave kende een meer bescheiden en goedkopere herdruk die op<br />

de markt kwam als ‘volksuitgave’. De illustraties zijn niet ingekleurd. Van deze editie<br />

werden drie varianten uitgegeven: een in karton met een rood ovalen uitgeversvignet<br />

(een zittend vosje in het bos), nog een in karton met het rechthoekige uitge-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Tiecelijn, 20, 2007


370<br />

versvignet van ‘De Sikkel’ en een genaaide versie met hetzelfde vosje in het groen. 5<br />

Hubert Melis schreef ook het luisterspel Reinaert de Vos in drie handelingen (Vrij<br />

naar den oorspronkelijken tekst). Een kopij van deze tekst werd gebruikt door het<br />

NIR (Nationaal Instituut voor de Radio-omroep). De eerste uitzending vond plaats<br />

op pinksterdag 1933. Melis typeerde dit stuk in drie taferelen (De aanklacht,<br />

Reinaert te Malpertuis en Reinaerts zegepraal) als ‘een Pinkstergedicht bij uitnemendheid’.<br />

Een zoon van een van Lamfreits nazaten op het Antwerpse stadhuis<br />

Cornelis A. Hubert Melis (pseudoniemen M. Huybrechts en Monsieur Hubert) werd<br />

geboren te Antwerpen op 25 maart 1872. 6 Zijn vader was timmerman. Blijkbaar was<br />

Hubert goed thuis in culturele en vooral literaire middens. Op 23-jarige leeftijd trad<br />

hij in dienst van de stad Antwerpen en dit op voorspraak van de door hem zeer<br />

bewonderde Max Rooses (literatuurcriticus, kunsthistoricus en flamingant, 1839-<br />

1914). Het archief Hubert Melis (bewaard in het AMVC-Letterenhuis) bevat een<br />

klein ongedateerd naamkaartje met een dankwoord aan het adres van de ‘Geachte<br />

heer Rooses: Ik ben benoemd! Hartelijk dank voor uw welwillende tussenkomst’<br />

(Getekend: ‘Bureel overste ten Stadhuize’). 7 Blijkbaar leverde hij op het Antwerpse<br />

stadhuis goed werk, want reeds na korte tijd werd hij privésecretaris van de liberale<br />

burgemeester Jan van Rijswijck (1853-1906), volgens die andere Reynaertbewerker<br />

Julius de Geyter, een Vlaamsgezinde man van het volk (Sint-<br />

Andrieskwartier, ‘parochie van miserie’), geestig spreker, journalist met pit en neef<br />

van de volksdichter Theodoor van Ryswyck (‘den Door’), die ‘geen grooten ter<br />

wereld’ vleide, ‘wat recht was en schoon joeg zijn boezem in brand’ (De Geyter).<br />

Ook de broer van ‘den Door’, Jan Baptist van Ryswyck (1818-1869), hanteerde een<br />

soms zwepende dichterspen en schreef striemende stukjes tegen de verfransing en<br />

het militarisme.<br />

Hubert Melis promoveerde tot kabinetschef van de twee volgende burgemeesters,<br />

Alfons Hertogs en Jan de Vos. Op 28 december 1914 werd hij bij het begin van de<br />

oorlog benoemd tot stadssecretaris. Dit werd niet door iedereen geapprecieerd. Zijn<br />

Vlaamsgezindheid was velen een doorn in het oog, vooral toen hij als bestuurslid<br />

van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen het manifest ondertekende ter vernederlandsing<br />

van de Gentse universiteit (ook al werd die vernederlandsing later<br />

goedgekeurd door de ‘regering van Loppem’ en getekend door Albert I die in het<br />

kasteel van de adellijke familie van Caloen verbleef). Melis zond zijn zoon tijdens de<br />

oorlog naar de Gentse universiteit. Nog een andere ‘activistische’ daad werd Melis<br />

nadien erg kwalijk genomen: hij had ingetekend op een uitgave van de gedichten<br />

van René de Clercq. Wellicht beging hij nog andere onvoorzichtigheden. Zijn goede<br />

vriend Lode Baekelmans had hem al gewaarschuwd om geen al te verregaande<br />

betrekkingen met de Duitsers aan te gaan, beter ‘geen andere dan deze door het<br />

ambt opgelegd’. 8 Hubert Melis werd op 16 december 1918 geschorst als stadssecretaris.<br />

In 1922 ontving hij ‘wachtgeld’, maar hij zocht vergeefs naar werk (‘een<br />

ondergeschikt emplooiken’ in de bibliotheek of het zeemanshuis, schrijft hij in 1922<br />

aan Lode Baekelmans). Op 53-jarige leeftijd gaat hij in 1925 op pensioen. Er was<br />

dus tijd zat voor zijn bewerking van het Reynaertverhaal.<br />

Hubert Melis kreeg na de eerste oorlog geen eerherstel. De titel van eresecretaris<br />

werd hem geweigerd. Die titel wordt hem uiteindelijk toch door de Antwerpse<br />

Tiecelijn, 20, 2007


371<br />

gemeenteraad toegekend einde 1940, opnieuw tijdens de bezetting. In zijn archief<br />

vonden wij een kaartje met een portret (litho door P.D.M) met de pamfletachtige<br />

tekst: ‘Hubert Melis, de gewezen Stadssecretaris die door de Franskilionsche reactie<br />

uit het stadhuis verdrongen werd en door de Vlaamsche demokratie er terug<br />

wordt ingehaald’.<br />

Tijdens de oorlog meende Melis aanspraak te mogen maken op een vergoeding<br />

als plaatsvervangend lid van de Bormscommissie. Deze commissie onder leiding<br />

van August Borms was een zogenaamde ‘herstelcommissie’, opgericht op 6 september<br />

1942 door de toenmalige militaire bevelhebber in België en Noord-Frankrijk<br />

met de bedoeling een schadevergoeding of herstel van rechten toe te kennen aan<br />

activisten die na Wereldoorlog I ontslagen of/en vervolgd werden. 9 Na de bevrijding<br />

werden de commissieleden, Hubert Melis incluis, vervolgd en veroordeeld en hun<br />

‘goederen’ in beslag genomen.<br />

Na zijn ontslag als stadssecretaris was hij dankzij de bemiddeling van de katholieke<br />

Vlaamsgezinde industrieel Lieven Gevaert (1868-1935) algemeen secretaris<br />

geworden van het Vlaams Economisch Verbond, wat meteen bewijst dat Hubert<br />

Melis in de toenmalige culturele en zakelijke wereld een zeker aanzien genoot.<br />

Deze benoeming bracht hem touwens in nauw contact met Jozef Goossenaerts<br />

(1882-1963), die pas na de Tweede Wereldoorlog bijzondere interesse voor de<br />

Reynaert vertoonde. In de brieven tussen Hubert Melis en Jozef Goossenaerts die<br />

bewaard worden in het AMVC wordt met geen woord over Reynaert gerept. Dat<br />

Melis een bijzondere interesse had voor de Reynaert blijkt wel uit de naam die hij<br />

zijn woning in de Louis de Pretlaan in Brasschaat-Vriesdonk had gegeven: Huize<br />

Reinaard de Vos.<br />

Hubert Melis stierf op 7 april 1949 in De Panne.<br />

Dichter, toneelschrijver en Reynaertbewerker<br />

Na deze korte biografie waarin we onder andere zijn professionele bezigheden<br />

bekeken, concentreren we ons op zijn literair werk. Al vroeg zat het schrijven hem<br />

in de vingers. Melis was een leerling van Pol de Mont, invloedrijk flamingant 10 in het<br />

Antwerpse atheneum. Daar richtte Melis in 1890 samen met Victor de Meyere<br />

(1873-1938), Edmond van Offel (1871-1959) en Marten Rudelsheim (1873-1920)<br />

het studentenblad De Strijd op. Samen met Alfons de Ridder (Willem Elsschot) en<br />

Ary Delen (1883-1960) stond hij aan de wieg van het studentengenootschap<br />

Flandria.<br />

Reeds in zijn jeugd was Hubert Melis actief als gelegenheidsdichter. Als stadsfunctionaris<br />

werd geregeld beroep op hem gedaan als ‘stadsdichter’. Van hem zijn<br />

huldegedichten aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Elisabeth van België (1900)<br />

en aan het koningspaar Albert I en Elisabeth n.a.v. hun blijde intrede in 1912<br />

bewaard.<br />

Hij publiceerde geregeld in diverse tijdschriften, waarvan sommige met uitgesproken<br />

Vlaamse reflex. Zo is er dichtwerk van Melis te vinden in het liberale algemeen<br />

maandschrift De Vlaamse Gids (opgericht in 1905, waarbij ook Max Rooses<br />

en Pol de Mont betrokken waren), in Vlaamsch en Vrij (1893-1897), Het<br />

Nederlandsch Tooneel (1895-1914) en later ook in De Schelde, een ‘Nieuws- en<br />

aankondigingsblad van Temsche en omliggende’, een Vlaams, gelovig en politiek<br />

onafhankelijk blad dat in 1882 was opgericht door Petrus de Landsheer en dat een<br />

Tiecelijn, 20, 2007


372<br />

sterk accent legde op culturele aangelegenheden. Tussen de beide wereldoorlogen<br />

drukte zoon Clemens de Landtsheer (later een van de bezielers van de<br />

IJzerbedevaart) duidelijk zijn stempel op het blad. 11 Naast Hubert Melis was ook de<br />

Rupelmondse toneelschrijver Lode Scheltjens een belangrijke medewerker. Dit blad<br />

is niet te verwarren met het gelijknamige De Schelde (1919-1936, waarvan Pol de<br />

Mont hoofdredacteur was van 1919 tot 1923), de voorloper van het Vlaams-nationalistisch<br />

dagblad Volk en Staat, en waarin Melis ook verzen publiceerde. Aan Pol<br />

de Mont schrijft Melis in een brief van 26 oktober 1926 over De Schelde: ‘een der<br />

weinige gelegenheden waar menschen – Vlaamsche melaatschen – als wij [ook de<br />

Mont was na 1918 scherp aangevallen] nog met eenige welwillende objectiviteit<br />

kunnen behandeld worden’. De brief werd wellicht geschreven n.a.v. Melis’<br />

Reynaertbewerking (af te leiden uit de mededeling: opdat ‘mijn werk een plaatsje‘<br />

zou gegund worden in ‘uw boekenrek’. 12 ).<br />

In 1894 was zijn eerste dichtbundel, Gedichten, verschenen, in 1904 gevolgd door<br />

Zonnige dreven. Heel wat teksten van Melis werden op muziek gezet, onder meer<br />

door Jan Blockx en Flor Alpaerts. Hij waagde zich ook aan toneel en schreef in 1897<br />

Koning Hagen, een stuk dat zich afspeelt in het land van de Bataven waarmee hij<br />

in de driejaarlijkse wedstrijd voor toneelletterkunde uitgeschreven door de stad<br />

Antwerpen een derde prijs haalde, en Een nieuw leven (1905). In De literatuur in<br />

Zuid-Nederland sedert 1830 vermeldt Marnix Gijsen Koning Hagen als een ‘verdienstelijk<br />

Oudgermaansch drama’, Wagneriaans en ietwat in het spoor zittend van<br />

Starkadd van Alfred Hegenscheidt. 13 Maar ondertussen is het stuk uit elke literatuurgeschiedenis<br />

verdwenen. Dat geldt ook voor andere toneelspelen zoals het<br />

boerendrama Schuldeloos! (1896), de komedie Tortelduiven (1901), De vader<br />

(1906) enzovoort, of de ‘zangspelen Het schuttersfeest (1901), Shylock (‘fantasij<br />

naar Shakespeares ‘Merchant of Venice’ uit 1913). Zijn grote productiviteit situeert<br />

zich vóór 1914.<br />

Verder verschenen van zijn hand de monografieën Onafhankelijk België (1830-<br />

1905) (ca. 1909), Peter Benoit. Eenige woorden over zijn leven, zijne werken en<br />

zijne school (1892), Frans Gittens (1894) en het artikel Reizen te water en te land<br />

in Toerisme van 16 november 1934 (p. 815-819). 14 Dat Melis ook over de volkse en<br />

populaire Antwerpse toneelschrijver Frans Gittens schreef, verwijst opnieuw naar<br />

de artistieke en literaire wereld waarin hij zich bewoog, een wereld waarin onder<br />

andere de dichtkunst en het theater als een middel tot volksopleiding en volksopvoeding<br />

werden gezien, 15 een wereld waarin ook Peter Benoit en andere Vlaamse<br />

componisten zoals Emiel Wambach en Emiel Hullebroeck thuishoorden. Melis is<br />

een echte sinjoor met connecties met vele Antwerpse kunstenaars en vooraanstaanden,<br />

zoals Max Rooses, Pol de Mont (die hij aanschrijft als ‘Mijn zeer lieve<br />

vriend’), Lode Baekelmans (een familievriend), Emmanuel de Bom (‘Mijn waarde<br />

Mane’), Maurits Sabbe en Lode Monteyne.<br />

Melis verzorgde enkele bewerkingen van middeleeuwse teksten, met name een<br />

ballade naar Genoveva van Brabant en een ‘metrische overzetting’ van Het lied van<br />

Heer Halewijn, een muzikale legende van Lucien Solvay op muziek gezet door<br />

A. Dupuis. Dat brengt ons bij een van de weinige werken van Hubert Melis die nu<br />

nog enige bekendheid genieten, zijn bewerking van het Middelnederlandse Van den<br />

vos Reynaerde uit 1926. Hij was 54 toen de tekst gepubliceerd werd.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Reinaart de Vos (1926)<br />

373<br />

‘Reinaart de Vos in ‘sappige, gemoedelijke taal, naar den oorspronkelijken verstrant<br />

en vaak met dezelfde rijmklanken van het origineel’. Zo typeerde de Nieuwe<br />

Rotterdamsche Courant 16 de Reynaertbewerking van Hubert Melis. Dit lijkt me een<br />

perfecte synthese. Het taalvermogen van Melis wordt terecht geprezen. Hij is uiterst<br />

handig in het hanteren van rijmwoorden. De bewerking loopt als een trein (‘gelaüfig’<br />

(NRC) zegt men in het Duits, wat sprekender is dan ‘vlot’). Daarbij moest Melis<br />

geen taalacrobatieën uitvoeren. Zijn taal blijft eenvoudig en zeer bevattelijk. De<br />

Volksgazet formuleerde het nog anders: ‘De heer Melis is erin geslaagd op zijn<br />

beurt den ‘rooden metten fellen baarde’, zijn kornuiten en tegenstrevers, leven in te<br />

blazen.’ Ook dit kunnen we volledig beamen en we vergeven grootmoedig de lapsus<br />

waaraan de redacteur zich bezondigt. Ook De Tijd reageerde bijzonder positief<br />

en eert de mannen die de Reynaert vulgariseren. ‘Volwassen Vlamingen zullen er<br />

naar grijpen en zullen er aan smekken.’ Dit gold zeker in de dagen dat de bewerking<br />

op de markt kwam. Menig moderne lezer zal zich storen aan de verouderde<br />

taal en spelling, maar die moeten natuurlijk in hun historische context geplaatst worden.<br />

Deze tekst is immers ondertussen een ‘historisch document’. We laten de lezer<br />

zelf oordelen en citeren de openingsverzen 41-60.<br />

Het was op eenen Sinksendage,<br />

Dat beide èn bosch èn hage<br />

Waren gesierd met teeder groen.<br />

Nobel, de koning, had konden doen,<br />

Dat hij Hofdag houden zou,<br />

Waardoor hij hoopte, zoo ’t lukken wou,<br />

Te zullen stijgen in aanzien en lof.<br />

Toen kwamen naar des konings hof<br />

Alle dieren, groot en kleen,<br />

Behalve Reinaart de vos alleen:<br />

Hij had ten hove zooveel misdaan<br />

Dat hij er niet naartoe dorst gaan.<br />

Hij, die kwaad doet, schuwt het licht,<br />

(Een wijs woord, waar veel waars in ligt).<br />

Zoo schuwde Reinaart ook het hof,<br />

Dat hem vernoemde met luttel lof.<br />

Toen gansch het hof verzameld was<br />

Bleef er niemand, buiten den das,<br />

Die den fellen met den rooden baarde<br />

Zijn bittere klachten spaarde.<br />

De hertaling van J.F. Willems uit 1834 loopt inderdaad nog meer ‘gelaüfig’. Wie de<br />

oorspronkelijke tekst naast die van Willems en Melis legt, zal direct opmerken hoeveel<br />

vrijer Willems met het origineel omspringt. Waar Willems ‘het groene lenteloof’<br />

‘over bossen en hagen’ laat hangen, siert Melis ‘beide én bosch én hage’ (‘dat bede<br />

bosch ende haghe’) met ‘teeder groen’ (‘met groenen loveren’). Het Comburgse ‘dat<br />

hi waende-hadde hijs gheval / houden te wel groten love’ zet Melis om als:<br />

‘Waardoor hij hoopte, zoo ’t lukken wou / te zullen stijgen in aanzien en lof’. Willems<br />

wist die Comburgse verzen uit en laat de dieren roepen uit veld en wouden zonder<br />

Tiecelijn, 20, 2007


374<br />

verdere bedoelingen. De dieren die op Nobels oproep afkomen zijn voor Willems<br />

‘groot en klein, een bonte schaar’ waar het origineel het heeft over ‘alle die diere,<br />

groot ende clene’. Melis volgt op de voet met ‘alle dieren, groot en klein’. Melis<br />

behoudt Middelnederlandse woorden zoals ‘clene’ (‘kleen’), ‘dorste’ (‘dorst’) en ‘ fellen<br />

metten grijsen baerde’ (‘den fellen met den rooden baarde’), waardoor zijn taalgebruik<br />

zelfs in zijn eigen tijd archaïsch klonk. Melis vertaalt ‘grijsen’ door ‘rooden’,<br />

naar het Dyckse handschrift (F), hierbij duidelijk geïnspireerd door J.W. Mullers<br />

Critische commentaar op Van den Vos Reinaerde naar de thans bekende handschriften<br />

en bewerkingen uit 1917, 17 een boek dat tijdens de bewerking op Melis’<br />

schrijftafel lag als zijn meest betrouwbare gids. En niet alleen het boek was een<br />

gids, maar de hooggeleerde Reynaertspecialist in hoogsteigen persoon had Melis<br />

in zijn moeizame arbeid gevolgd, niet zelden hem bijspringend waar het sommige<br />

duistere plaatsen betrof. Vreemd genoeg is in het archief van Melis geen briefwisseling<br />

met de Leidse hoogleraar bewaard. Wel maakte Melis in zijn brief aan Stijn<br />

Streuvels van 9 december 1925 18 gewag van een bezoek aan Muller, die hem vertelde<br />

alle bewerkingen van Streuvels te bezitten op één na (een ‘vervolledigde uitgave’<br />

noemt hij het). Melis vraagt als een soort tussenpersoon aan Streuvels om<br />

Muller deze ontbrekende uitgave te bezorgen en hij schrijft hem: ‘Ik zit volop in de<br />

copie van de Reinaart, waarop mijn uitgever wacht.’<br />

In een brief aan August Vermeylen van 1 juni 1931 verwijst Melis nogmaals naar<br />

J.W. Muller als autoriteit. Hij neemt het Vermeylen kwalijk dat hij in een bijdrage voor<br />

de Nieuwe Winkler Prins bij het lemma Van den vos Reynaerde zijn bewerking niet<br />

vermeld heeft, dit terwijl hij de bewerkingen van J.F. Willems, J. de Geyter en<br />

S. Streuvels wel noemt: ‘Mijn aanpassing heeft toch de verdienste dat zij de eerste<br />

volledige aanpassing is van de tot nu toe nieuwe ontdekte bronnen.’ Muller, die de<br />

Reynaert kritisch uitgaf, moet tevreden zijn geweest met het feit dat Melis (vijf jaar<br />

na Streuvels’ veel vrijere bewerking) zo dicht bij het origineel bleef.<br />

Het is trouwens J.W. Muller die in de lente van 1926 in de Koninklijke Vlaamsche<br />

Academie de voltooiing van een nieuwe metrische aanpassing van de Reynaert van<br />

Melis aankondigt. 19 Hubert Melis ontving van Muller een schrijven dat hem bijzonder<br />

gelukkig zal hebben gemaakt, zeker in een tijd dat hij zo oneervol zijn hoge<br />

Antwerpse functie had moeten neerleggen. ‘Uw bewerking is zeer getrouw – en zij<br />

is in vlotte, welvloeiende en welklinkende verzen, in hetzelfde of soortgelijke rythme<br />

als het origineel, geschreven; de kleur en de toon van het beroemde gedicht zijn wèl<br />

bewaard.’ Wij illustreren Mullers uitspraak met een tweede, langer fragment, ditmaal<br />

uit de gecastigeerde uitgave van 1927 en lichten uit deze verzen 1508-1567 enkele<br />

aspecten voor een verdere commentaar. 20<br />

Sint leeddickene up eenen dach Nadien leidde ik hem, zekeren dag,<br />

Tote des papen van Vimbloys. Tot bij den koster van Boloois,<br />

In al dat lant van Vermendoys, Al in het land van Vermandoois.<br />

So en woende gheen pape riker. Geen koster in de streek was rijker,<br />

Die selve pape hadde eenen spijker, Want hij bezat een ruimen spijker,<br />

Daer menich vet bake in lach. Waar menige zijde spek in lag.<br />

Des haddic dicken goet ghelach. Daar had ik dikwerf goed gelag.<br />

Onder dien spijker haddic een gat Onder dien spijker maakte ik een gat,<br />

Verholenlike ghemaect. In dat, Voor elk verholen, en ik had<br />

Daer dedic Ysingrijn in crupen. Er Isegrim toen in doen kruipen,<br />

Daer vant hi rentvleesch in cupen Alwaar hij rundvleesch vond in kuipen<br />

Tiecelijn, 20, 2007


375<br />

Ende baken hanghende vele. En varkens hangen zag zóóveel.<br />

Des vleesch dedi dor sine kele Van ’t vleesch liet hij door zijne keel<br />

So vele gheliden utermaten. Zooveel glijden buiten mate,<br />

Als hi weder huten gate Dat, toen hij weder uit den gate<br />

Waende keeren huter noet, Waande te keeren zonder nood,<br />

Hem was dien leeden buuc so groet, Zijn verwenschte buik nu was zoo<br />

groot,<br />

Dat hi beclaghede zijn ghewin. Dat hij beklagen moest zijn buit,<br />

Daer hi was commen ongherich in, Want, voldaan, kon hij niet meer uit,<br />

Ne condi niet commen huut. Waar, hongerig, hij wèl in geraakte.<br />

Ic liep, ic maecte groet gheluut Ik liep, wijl ik luide kreten slaakte;<br />

Int dorp en maecte groet gherochte. Heel het dorp te roeren begon.<br />

Nu hoert wat ic daer toe brochte: Nu luister, wat ik dan verzon:<br />

Ic liep aldaer die pape zat Ik liep, alwaar de koster zat<br />

Te ziere taflen ende hat. Ter tafel, waar hij gewoonlijk at.<br />

Die pape hadde eenen cappoen, De koster hield een tammen kapoen,<br />

Dat was die alre beste hoen Zulk een fijn en lekker hoen<br />

Dat men in al dat lant vant Als men vindt daar in dat land.<br />

Hi was ghewent al toter hant. Hij leerde pikken uit ’s kosters hand.<br />

Dien prandic in minen mont Dien greep ik snel in mijnen mond,<br />

Voer die tafle daer hi stont, Vlak voor de tafel, alwaar hij stond.<br />

Al daert die pape toe sach.<br />

Doe riep die pape: ‘Nu vant, slach! Toen riep de koster: ‘Hulp, sla dood:<br />

Helpe! Wie sach dit wonder nye! Wie zag er schelmstuk ooit zo snood?<br />

Die vos comt daer ic toe zye De vos, (wie zag ooit dief zoo koen)?<br />

Ende roeft mi in mijns huus. Rooft hier onbeschaamd mijn hoen,<br />

So helpe mi Sancta Spiritus, In huis hier, onder mijn oogen, dus<br />

Zoo help mij, sancta spiritus:<br />

Te wers hem, dat hire quam!’ Het zal hem rouwen, dat hij hier kwam!’<br />

Dat tafel mes hi up nam Hij nam het tafelmes en, gram,<br />

Ende stac de tafle datso vloech Stiet hij de tafel naar omhoog<br />

Verre boven mi harde hoech En stuikte haar toen, zoodat zij vloog<br />

In midden waerde up den vloer. In het midden op den vloer.<br />

Hi vloucte zeere ende zwoer Hij vloekte deerlijk en hij zwoer<br />

Ende hi riep lude: ‘Slach ende va!’ En riep steeds luider: ‘Sla hem dood!’<br />

Ende ic voeren ende hi na. En liep mij na, terwijl ik vlood.<br />

Sijn tafel mes haddi verheven Hij had opnieuw zijn mes geheven<br />

Ende brochte mi ghedreven En onverhoeds werd ik gedreven<br />

Up Ysingrijn daer hi stont. Op Isegrim, alwaar die stond.<br />

Ic hadde dat hoen in minen mont, Ik had het hoen in mijnen mond<br />

Dat arde groet was ende zwaer. Dat groot was en al even zwaar.<br />

Datso moestic laten daer, Daarom moest ik het laten daar,<br />

Waest mi leet ofte lief. Was mij leed, was het mij lief.<br />

Doe riep die pape: ‘Ay heere dief, Toen riep de koster: ‘Ha, heer dief,<br />

Ghi moet den roef hier laten!’ Dezen roof zult hij hier laten!’<br />

Hi riep ende ic ghinc miere straten Hij riep en ik maakte mij uit de gaten<br />

Danen, daer ic wesen woude. Daarheen, waar ik vrijer wezen zou.<br />

Alse die pape up heffen soude Toen de koster dan grijpen wou<br />

Dat hoen, sach hi Ysengrine. Het hoen, zag hij daar Isegrim staan.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Doe naecte hem eene grote pine. Gramschap greep den koster aan;<br />

Hi warpene int hoeghe metten messe. Hij wierp hem een oog uit met zijn mes.<br />

Melis volgt, op een enkele uitzondering na, het origineel op de voet. Een constante<br />

is dat hij vaak het niet meer gangbare Middelnederlandse woord gebruikt (zoals<br />

‘spijker’ of ‘verholen’). Om de preutse tijdsgeest te volgen en vermeende ergernis te<br />

ontwijken, laat hij de ‘pape’ een koster zijn (een heel rijke dan!). Via Mullers kritische<br />

studie houdt hij het bij ‘Boloys’ uit handschrift F (i.p.v. ‘Vimbloys’). Waar het echt<br />

moeilijk anders kan, weet Melis een volwaardig equivalent te vinden, zoals bij de<br />

totaal verdwenen uitdrukking ‘te werst hem’ (des te erger voor hem), die hij omzet<br />

tot ‘het zal hem rouwen,’ met ongeveer dezelfde betekenis. De acrobatie met de<br />

tafel weet hij even pittig als in het origineel weer te geven. Waar het ritme dreigt verstoord<br />

te worden door het gebruik van een eenlettergrepig woord, weet hij dit zeer<br />

goed op te vangen (‘hi vloecte zeere’ / ‘hij vloekte deerlijk’ i.p.v. ‘hij vloekte zeer of<br />

luid’). Weinig geslaagd en zelfs foutief is de omzetting van ‘Doe naecte hem eene<br />

grote pine’ tot ‘Gramschap greep den koster aan’.<br />

Een positieve balans<br />

376<br />

De bewerking van Hubert Melis uit 1926 is nog steeds leesbaar, en als men het<br />

archaïsch woordgebruik erbij neemt, best een (her)ontdekking. De metrische<br />

bewerking behoudt meer het authentieke van het origineel. Daarin is Hubert Melis<br />

geslaagd. Ik ga immers gedeeltelijk akkoord met de voorkeur van de ‘felle’ Camille<br />

Huysmans, die koos voor de ‘verheffingsverzen’ van De Geyter, Willems, Van<br />

Duyse en Melis, terwijl hij Streuvels’ proza-Reynaert een dwaling noemde ‘die hij<br />

[hem] nooit zou vergeven’. Ik volg slechts gedeeltelijk, want het is duidelijk dat een<br />

prozaomzetting inhoudelijk bijzonder verhelderend kan zijn. Bovendien kan het ontsnappen<br />

aan het keurslijf van rijm en metriek ook het creatieve genie van de bewerker<br />

laten zien.<br />

Aan vele bibliofielen die deze editie wellicht al jaren ongeopend in de kast hebben<br />

staan, durf ik de lectuur van Melis’ Reinaart warm aanbevelen. Zij kunnen dan zelf<br />

bekijken of zij de afsluitende uitspraken van Pol de Mont en Joris Eeckhout vandaag<br />

de dag nog delen.<br />

We willen echter niet verzuimen, te zeggen, dat Melis werkelijk het<br />

verhaal heeft gemoderniseerd, verjongd, opgefrischt, dat hij het<br />

werkelijk genietbaarder heeft gemaakt voor den gewonen lezer,<br />

wien het niet om archeologie of filologie, maar om belletristisch<br />

genot te doen is. [Pol de Mont, in: De Schelde.]<br />

De vertaling volgt overal den oorspronkelijken tekst zoo kort mogelijk<br />

op de hielen. Waar, om wille van het rijm, een lichte wijziging<br />

diende aangebracht, werd met de allergrootste zorg vermeden, al<br />

wat het verhaal, ook maar eenigszins, ‘uit den toon’ kon brengen.<br />

Meer dan eens kreeg de vertaler met niet geringe moeilijkheden te<br />

kampen; van een worstelen met zijn tekst draagt de vertaling nochtans<br />

nergens de sporen…’ [Joris Eeckhout, in: De Standaard.]<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Noten<br />

377<br />

1. Zie: W. Feliers, Henri van Straten, de virtuoos van ‘de Vijf’, spoorloos verdwenen, in:<br />

Tiecelijn, 14 (2001), p. 36-52. De auteur gaat gedetailleerd in op de Reynaerthoutsneden.<br />

2. Zie ook Willy Devreese, Tibeerts laatste strohalm, een letterproef, in: Tiecelijn, 12 (1999),<br />

p. 145-150, waar de castratiescènes in de edities van 1926 en 1927 naast elkaar geplaatst<br />

zijn, m.n. p. 148-150.<br />

3. Lectuur-Repertorium, Auteurslijst, bevattende 12000 bibliografische schrijversnota’s en<br />

1300 portretten onder redactie van Joris Baers. Antwerpen, 1936. 2 dln. Supplement I. 1939.<br />

Uitgave van het A.S.K.B. (Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen).<br />

4. Willy Feliers (a.w., p. 46) twijfelt. Hij meent dat het hier om kleurendruk gaat.<br />

5. De gegevens zijn ontleend aan: Rik van Daele, Peter Everaers, Willy Devreese & Erwin<br />

Verzandvoort, De bibliografie van de Nederlandstalige Reynaertbewerkingen van 1800 tot<br />

nu, Sint-Niklaas & Ter Hole, vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong> & Antiquariaat Secundus, 2004.<br />

Melis = nrs. 130 & 131.<br />

6. Voor de biografie van Melis hebben wij ons gebaseerd op: J. van Roey en M. Somers,<br />

Hubert Melis, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, Lannoo, 1998,<br />

p. 2031.<br />

7. Archief Hubert Melis, AMVC-Letterenhuis (Antwerpen), map M 445 (brieven en documenten).<br />

8. AMVC, M 445, brief uit oktober 1916.<br />

9. Er werden 1692 aanvragen gedaan. 972 personen kregen de vergoeding (samen voor<br />

197.852.736 BEF). Na de bevrijding werden de uitbetaalde bedragen teruggevorderd.<br />

10. Over de rol van Pol de Mont als leraar aan het Antwerpse atheneum, zie de bijdrage over<br />

Melis’ generatiegenoot Karel Collens: W. Feliers, Scaldenkunstenaar Karel Collens en de<br />

‘Reynaert’, in: Tiecelijn, 20 (2007), p. 3-24; de rol van De Mont p. 15-16.<br />

11. Digna Coppieters, Schelde, De, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt,<br />

Lannoo, 1998, p. 2704.<br />

12. AMVC, M 445.<br />

13. M. Gijsen, De literatuur in Zuid-Nederland sedert 1830, Antwerpen, Standaard Boekhandel,<br />

1945, p. 51 (3de druk.)<br />

14. Wij baseren ons op: J. van Roey en M. Somers, p. 2031.<br />

15. Ook zijn Reynaertbewerking kreeg een ‘volksuitgave’.<br />

16. Alle krantencitaten zijn ontleend aan het prospectus / reclamefolder van uitgeverij De Sikkel<br />

bij de tweede druk.<br />

17. J.W. Muller, Critische commentaar op Van den Vos Reinaerde naar de thans bekende handschriften<br />

en bewerkingen, Utrecht, A. Oosthoek, 1917.<br />

18. AMVC, M 445, (B)94871|a-c.<br />

19. Reclamefolder van uitgeverij De Sikkel bij de tweede druk (waarin ook de brief van Muller<br />

geciteerd wordt).<br />

20. De Middelnederlandse tekst is geciteerd uit: J.D. Janssens e.a., Van den Vos Reynaerde.<br />

Het Comburgse handschrift, Leuven, Davidsfonds, 1991.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Tiecelijn, 20, 2007


■ Joke van den Brandt<br />

Ex libris ‘Antoon Vermeylen 75’<br />

Op 27 juli 2006 werd Antoon Vermeylen 75. Bij die gelegenheid maakte zijn vriend<br />

Frank-Ivo van Damme een ex libris waarin alle kwaliteiten van deze uitzonderlijke<br />

Reynaertbroeder belicht worden. Wie kent Antoon beter dan Frank-Ivo? Reeds op<br />

vijftienjarige leeftijd leerden ze elkaar kennen door het jongerentijdschrift Pijpkruid,<br />

dat Frank-Ivo uitgaf samen met zijn broer René en enkele jonge kunstenaars.<br />

Ondanks hun zeer verschillend karakter werden ze vrienden voor het leven. Antoon<br />

is een Vlaming in hart en nieren, het leeuwenschild prijkt bovenaan op het ex libris.<br />

Ook Uilenspiegel kon hier niet ontbreken. Antoon wijdde vele vrije prenten aan dit<br />

Vlaamse icoon. Centraal staat Reynaert, die samen met de uil en vele kleine diertjes,<br />

insecten, vlinders en vissen, veelvuldig figureren op ex libris, prent en glasraam.<br />

Naast het zeer gelijkend portret verrijst de Lievevrouwentoren als symbool<br />

van Toons geliefde stad Antwerpen. In zijn rechterhand houdt Antoon een glasraam,<br />

want ook in dit eeuwenoude ambacht is hij een ware Meester. Hierop bracht Frank-<br />

Ivo het portret aan van Toons Hongaarse vrouw Hermina Horvàth. In zijn linkerhand<br />

houdt hij een blad met solsleutel en de naam Belà Bartok, geëerd Hongaars componist,<br />

waarmee Antoon zich sterk verbonden voelt door zijn jarenlange vriendschap<br />

met de grote Bartok-kenner Denijs Dille. De solsleutel staat voor de musicus<br />

Antoon Vermeylen. Dat Toon Vermeylen ook muziekstudies deed aan het<br />

Conservatorium te Antwerpen is maar weinigen bekend. Hij volgde er muziekgeschiedenis<br />

bij Dr. Jan L. Broeckx, muziektheorie bij Renaat Veremans en piano bij<br />

de befaamde componist Em. Durlet. Zijn muziekkennis is fenomenaal. Onderaan<br />

links op het ex libris Toons gestileerde grafisch teken. Op zijn hoofd zit een vogeltje<br />

met kloppend hartje. Dit is een verwijzing naar een ex libris dat hij voor Hermina graveerde.<br />

Een rij herkenbare ex librissen van zijn hand sluit de prent onderaan, terwijl<br />

rechts een salamander kruipt. Hij heeft er twee in een terrarium, die ook steeds de<br />

reis naar Hongarije meemaken.<br />

Vijftien jaar geleden waren we samen op een ex-libristreffen in Duitsland, waar<br />

Antoon verliefd werd op Hermina. Sindsdien is Hongarije zijn tweede vaderland.<br />

Tijdens lange periodes van afwezigheid schreven de vrienden Antoon en Frank-Ivo<br />

elkaar lange brieven. Toons brieven zijn gesteld in een sprankelende taal waarin de<br />

humor niet ontbreekt! Want ook met de pen is hij zeer bedreven: hij schreef sonnetten,<br />

rondelen, limericks en gelegenheidsverzen.<br />

Omdat Antoon zeer bescheiden en nederig is, komt hij, bij zij die hem niet goed<br />

kennen, over als een schuchtere, teruggetrokken persoonlijkheid. Bij vrienden echter,<br />

waar hij zich thuis voelt, ontpopt hij zich tot een geanimeerd verteller, die door<br />

zijn zelfrelativering en goed gedoseerde humor een heel gezelschap kan amuseren.<br />

Als graficus knoopt hij aan bij de oude tradities, de folklore en de volkse verhalen,<br />

zowel wat de vorm als wat de inhoud betreft. Zijn houtgravures zijn met zorgzame<br />

vaardigheid gecomponeerd en getuigen van een groot vakmanschap. Vooral zijn ex<br />

librissen worden gegeerd en gewaardeerd door verzamelaars van over de hele<br />

wereld.<br />

Ekeren, 7 augustus 2007<br />

379<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Tiecelijn, 20, 2007


■ Rik van Daele<br />

Marcel Ryssen 80<br />

23 april is werelddag van het boek. Het is de sterfdag van de Spaanse schrijver<br />

Miguel de Cervantes Saavedra (1547-1616), auteur van de meesterlijke Don<br />

Quichot. 23 april is ook de sterf- en geboortedag van de Engelse schrijver-dichter<br />

en acteur William Shakespeare (1564-1616). In Engeland wordt op 23 april<br />

‘Shakespeare Day’ gevierd.<br />

Het stond wellicht in de sterren geschreven dat toen op 23 april 1927 in het<br />

Brusselse Elsene Marcel Ryssen werd geboren literatuur zijn passie zou worden.<br />

Zijn ouders trokken in zijn zeventiende levensmaand terug naar het West-Vlaamse<br />

Zwevezele. Vaders beroep, bakker, was niet aan hem besteed. In 1946 zou hij bij<br />

de broeders Hiëronymieten te Sint-Niklaas een lange carrière als leraar Nederlands<br />

aanvatten (tot zijn pensioen in 1987).<br />

Een Cervantes of Shakespeare heeft nooit in de Brusselse wieg gelegen, wel een<br />

begenadigd leraar die generaties studenten de liefde voor de literatuur en de lust tot<br />

lezen bijbracht. Niet alleen een leraar, maar ook een heerlijk voordrachtskunstenaar<br />

en een vloeiend en barok schrijver. Een leraar met een passie voor de poëzie van<br />

Guido Gezelle en de vossentekst van Willem.<br />

Twintig jaar is Marcel Ryssen voorzitter van de vereniging die Tiecelijn (dat van<br />

hem zijn naam ontving) uitgaf. Marcel was/is voorzitter van de feitelijke vereniging<br />

Tiecelijn (1988), van de vzw Tiecelijn-Reynaert (1993) en van de vzw<br />

<strong>Reynaertgenootschap</strong> (2003), (verantwoordelijke) uitgever van Tiecelijn, voorzitter<br />

van de Orde van de Vossenstaart (2003), reisleider en gids van vijftien literaire bustochten,<br />

auteur van vele tientallen bijdragen in Tiecelijn, samensteller van het<br />

Tiecelijnregister 1-15 (een hondenjob!), tekstschrijver bij de striptekeningen van Kris<br />

de Roover, medeauteur van het massaspel Ik, Reynaert enzovoort.<br />

Op 23 april 2007 vierde Marcel in alle stilte zijn tachtigste verjaardag. Als cadeau<br />

en uiting van diepe dankbaarheid bracht een delegatie van de raad van bestuur van<br />

het <strong>Reynaertgenootschap</strong> en de redactie van Tiecelijn deze taalkunstenaar een<br />

sprekend beeld. Wat kon het geschenk beter zijn dan een ex libris, de vorm van<br />

klein- en gebruiksgrafiek die dit tijdschrift en zijn bibliofiele lezers sinds de komst<br />

van Willy Feliers bij de redactie zo innig omhelsd hebben?<br />

Portretkunstenaar Hedwig Pauwels uit Hasselt maakte een bijzonder fraaie ets.<br />

In groene (Marcel en de raaf Tiecelijn) en bruine (vos Reynaert) tinten maakte hij<br />

een tafereel met Marcel in zijn meest typische pose: voorlezend, vertellend, de bril<br />

spits op de neus. Wees maar zeker dat hij op een stoel, bank, of tafel staat.<br />

Reynaert kan niet ontkomen. Hij spitst de oren.<br />

Sint-Niklaas, 29 augustus 2007<br />

381<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Yvan de Maesschalck<br />

Peter Holvoet Hanssen – laudatio<br />

Geachte voorzitter,<br />

geachte Peter Holvoet-Hanssen,<br />

geachte dames en heren,<br />

382<br />

Zwarte gaten, een kapersnest, woorden die neersneeuwen en zich verdichten tot<br />

een roos, de duikboot van kapitein Nemo, een troubadour die de liefde bezingt met<br />

de hese stem van een vos. Waar vind je als lezer een ontwijde wijkplaats voor deze<br />

heterogene collectie? Er is, geachte toehoorders, in de Lage Landen maar één<br />

adres: de plagerige, springerige gedichten van Peter Holvoet-Hanssen. Zijn poëzie,<br />

voorlopig gepubliceerd in vier dichtbundels en enkele tijdschriften, onttrekt zich aan<br />

elke banale karakterisering. En dat is verfrissend in een wereld waarin elk wezen,<br />

elk object, elk gen na verloop van tijd een trefzeker etiket opgespeld krijgt. Peter<br />

Holvoet-Hanssen is, om het met de woorden van Louis Paul Boon te zeggen, allesbehalve<br />

een ‘apothekersflesken’.<br />

Wat valt over deze minzame boekanier dan wél te zeggen? Bijvoorbeeld dat er<br />

alle reden is om niet alleen zijn verzen te lezen, maar ook om naar de lezingen, of<br />

beter, opvoeringen ervan te gaan. Zelf heb ik tot nog toe maar één keer de tijd<br />

gevonden – dit is een gemene leugen, natuurlijk – om zo’n lezing bij te wonen. Maar<br />

ze staat in mijn herinnering gebrand als een donderslag bij heldere hemel.<br />

Sindsdien kniel ik voor de troon van zijn vossenknepen en kan daarbij een onzichtbare<br />

schaterlach niet onderdrukken. Een paar jaar geleden zat ik op de eerste rij<br />

van een statige zaal in het Beverse kasteel Cortewalle, naast mij een guitige Joris<br />

Gerits, toenmalige overbuur van de dichter. Om ons heen, de spreekwoordelijke<br />

leegte, op een paar kapersvriendinnen van de dichter en de organisator na. Maar<br />

dat mocht de pret niet bederven. Peter kwam de ruimte binnengepikkeld in matrozenpak,<br />

omgord met een reddingsboei, het kromzwaard in zijn dichtershand. Buiten<br />

rommelde het onophoudend en het water stroomde bij beken naar beneden.<br />

Aanwezig waren alleen wij, zeven vrouwen en een vossenkop.<br />

Wat hij toen vertelde, herinner ik me woord voor woord – een vrome leugen,<br />

natuurlijk. Maar ik ben in ieder geval niet vergeten hoe hij als een lichtvoetige potsenmaker<br />

zijn machtige wapen hanteerde: zijn drie toen gepubliceerde bundels die<br />

hij als een antenne boven het hoofd hield en naar de vergramde kosmos richtte. Om<br />

de signalen op te vangen die onophoudend door donder en bliksem werden doorgestraald.<br />

Om te verhinderen dat hijzelf stolde tot een zuil van dichterlijk zout, verplaatste<br />

hij zich voortdurend. De dichter als beweeglijk element. En toch kwam hij,<br />

de iele clown die in hem woont, zijn nest niet uit. Begrijpelijk, want een dichter die<br />

ook vrijbuiter is, moet op zijn hoede zijn voor wat in de wolken schuilt, vooral als ze<br />

zwanger zijn van zwartgalligheid en onrecht.<br />

Rechtvaardigt dit betoog Peters opname in een kapersorde als die van de vossenstaart?<br />

Ik heb daar lang en diep over nagedacht – een half leugentje om bestwil.<br />

Te oordelen naar het aantal gedichten waarin een vos langskomt, had hij allang<br />

erevoorzitter kunnen zijn. Ik heb de vossenwoorden niet geteld, maar alleen al in de<br />

bundel Santander. Ontboezemingen in het vossenvel (2001) laten zoveel vossen<br />

Tiecelijn, 20, 2007


zich even over de pels aaien dat geen menselijk oog hun schuwe levenswijze volgen<br />

kan. De grimmigste vos is misschien wel ‘Reintje Reintje Repelsteen’ uit de<br />

meesterlijke bundel Spinalonga (2005), maar in andere omstandigheden laat ‘kleine<br />

nar’ Peter Holvoet-Hanssen met grote toegeeflijkheid toe dat de vos zich tooit<br />

met de vacht van de liefde. Betrouwbaar wordt de vos allicht nooit, maar in de volgende<br />

verzen, klinkt zoveel hoofse tederheid op dat men zich weliswaar geen vos,<br />

maar toch een vossenstaart in huis zou halen. Ik citeer een aantal regels uit het<br />

gedicht ‘Reintje en de liefde’:<br />

De muze –<br />

Een cours d’amour, een troubadour knielt voor de troon<br />

niet voor de edelvrouw maar voor haar vossenknepen<br />

de opdracht: elke regel zestien lettergepen<br />

laat los de jamben, hels en hemels moet de toon<br />

De minne –<br />

Als een troubadour voor een cours d’amour kniel ik voor haar zetel<br />

niet voor de gravin de Carcassonne maar voor haar vossenbont<br />

vermoed verwantschap in de kraag, schuif met de buik over de grond<br />

lastig om aan de riem mee naar buiten te nemen, vermetel<br />

Zo meet ik haar verdedigingsgordel (een wolf heeft haar belaagd<br />

vermomd als knuffelbeer) en inventariseer haar omgeving<br />

peutert met een tandenstoker restjes kip uit haar beleving<br />

de held uit een ridderroman wordt door bazuingeschal verjaagd<br />

Wie het hele gedicht wil lezen, verwijs ik naar pagina 15 van genoemde bundel<br />

Santander. Ik heb deze verzen geciteerd om aan te tonen hoe zelfs een weinig conventionele<br />

dichter zich graag van omarmend rijm en over elkaar heen dansende<br />

klanken bedient, hoe hij een loopje neemt met overgeleverde verhalen, hoe hij vos<br />

en wolf samenbrengt binnen de krijtlijnen van een cours d’amour. Het laatste woord<br />

is aan de liefde en het is gevaarlijk haar tegen te spreken, maar ik doe het op deze<br />

hofdag voor één keer toch. Peter Holvoet-Hanssen, dichter en verhalenspinner,<br />

held uit een ridderroman: je wordt niet door bazuingeschal verjaagd, maar op<br />

bazuingeschal onthaald. Vandaag word je, met de volmondige instemming van de<br />

hele vossenbent, plechtig opgenomen in de Orde van de Vossenstaart. We zijn trots<br />

op je aanwezigheid en wensen je van harte proficiat.<br />

Opname in de Orde van de Vossenstaart<br />

Bazel, 28 mei 2007<br />

383<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Rik van Daele<br />

Lucien de Cock – laudatio<br />

Geachte voorzitter,<br />

geachte Lucien de Cock,<br />

geachte dames en heren,<br />

384<br />

Op 23 april 1985 stuurde ik vanuit Leuven een brief naar Laarne, Kasteeldreef 82.<br />

Ik had de bewoner, Lucien de Cock, een exemplaar van mijn licentiaatsthesis<br />

bezorgd. Hij was toen al op zoek naar alle mogelijke verwijzingen naar Malpertuus.<br />

De reden was dat zijn woonst de naam deelde met Reynaerts burcht: Malpertuus.<br />

Later, vanaf 1988, werd Lucien Tiecelijnabonnee. Maar de contacten vervaagden.<br />

Raakte onze nieuwe vossenridder het Reynaertspoor bijster? Niet verwonderlijk als<br />

men ziet waarmee de man bezig was.<br />

Een kort ‘curricuraal’ intermezzo is wenselijk. Luc(ien) de Cock werd in 1948 in<br />

Lokeren geboren. Hij is internist-geriater in een Brussels ziekenhuis en lector gerontologie,<br />

geriatrie en psychogeriatrie. Hierop ga ik niet verder in, want zijn rijke<br />

wetenschappelijke medische carrière is niet de reden van zijn komst naar deze hofdag.<br />

Ook niet zijn vele onderscheidingen, ridderschappen, kruisen, prijzen en een<br />

ereburgerschap. Ook niet de veelheid aan plekken waar hij reeds verbleef voor congressen<br />

en lezingen. Hij wordt niet met een staart getooid omdat hij lezingen gaf<br />

aan de universiteiten van Budapest, Marseille, New-York, Singapore, Centraal-<br />

Amerika, Bali, Indonesië, de Filippijnen, Taiwan en in Pakistan.<br />

Uit het curriculum van Lucien de Cock onthoud ik o.a. zijn studies Grieks-Latijnse<br />

aan het Sint-Antoniuscollege te Lokeren, waar hij toneel speelde onder leiding van<br />

Ast Fonteyne en in choreografieën van Lea Daan en Alice Borgten, en onthoud ik<br />

zijn 25 boekpublicaties, samen vele duizenden bladzijden over de meest uiteenlopende<br />

onderwerpen met als rode draad het ouder worden: ik som er enkele op: Kan<br />

ik 120 jaar worden? Van levenselixir tot celtherapie, Ouder worden nieuwe stijl,<br />

Depressie bij ouderen en bejaarden, Het geheugen bij ouderen, Open voor bloot.<br />

Over liefde, intimiteit en seksualiteit na de vijftig en als laatste het recente volumineuze<br />

standaardwerk uit 2006 in twee delen: Geschiedenis van de dood. Rituelen<br />

en gewoonten in Europa’ (I) en Begraafplaatsen in Europa (II). Het curriculum vitae<br />

van Lucien de Cock is indrukwekkend: honderden lezingen, 100 artikelen en meer<br />

dan 100 tv-optredens. Men kan hem best als ‘mijnheer 100’ omschrijven.<br />

Hij geniet immers vooral (maar niet alleen) mediabekendheid om dat getal 100,<br />

want telkenmale er een Vlaamse 100-jarige is, valt zijn naam. Bij elke oudste inwoner<br />

die overlijdt (en dat gebeurt evident zeer frequent!), vinden de media probleemloos<br />

de weg naar Malpertuus in Laarne. De Franse Jeanne Calment, de oudste<br />

ooit geregistreerde vrouw ter wereld, werd bijna onsterfelijk in Vlaanderen dankzij<br />

Lucien de Cock. Net als de vos blijkt ook de oudste Belg wel eens onvindbaar…<br />

Soms is ook Lucien de Cock nergens te bespeuren (een Reynaerdiaanse trek?).<br />

Hij heeft schuilplaatsen in Laarne, Zele, Middelkerke en in het Franse Mirabel, waar<br />

hij intens studiewerk en locaal onderzoek doet met oog op een publicatie over de<br />

geschiedenis van de gemeente en de geschiedenis van de godsdienstoorlogen en<br />

de Hugenoten. Maar Malpertuus is ‘die beste van sinen borghen’. En De Cocks<br />

Malpertuus ligt fantastisch. Onvindbaar vanuit het nabijgelegen en impressionante<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Malpertuus nabij het kasteel van Laarne. Tekening van Oscar Bonnevalle.<br />

kasteel van Laarne. Naast een rechte straat, een kasteeldreef. Wie de (gemechaniseerde!)<br />

‘barbecane’ voorbij is, vindt in de hall van zijn hol zeven vossen, meer<br />

dood dan levend. De oudste lijkt wel 100.<br />

Wie verder tussen de boeken Hermeline volgt naar het diepste van de ‘haghedochte’,<br />

langs smalle gangen vol boekenrekken, vindt in de studeerkamer meester<br />

vos, heersend over duizenden volumes die gemakkelijk drie antiquariaten kunnen<br />

vullen. Als op een troon zit hij daar, vos Reynaert. In een georganiseerde chaos.<br />

Elke losjes slingerende boekendoos betekent een afgerond artikel of boekproject of<br />

een werk ‘in progress’. Want vaak werkt hij simultaan aan drie of vier projecten.<br />

Binnenkort, op 23 oktober 2007, staat vast ergens een nieuw exemplaar bij de<br />

stapel overvolle dozen. In die doos zullen dan de boeken, artikelen en drukproeven<br />

te vinden zijn van het boek Ast Fonteyne en Reynaert de Vos. Het wordt een waardige<br />

opvolger van Ast Fonteyne (1906-1991). Een kwestie van stijl uit 1999, dat hij<br />

als voorzitter van het Ast Fonteynegenootschap samen met het KADOC uitgaf. Het<br />

nieuwe boek wordt een prachtige uitgave bij het Davidsfonds, voorzien van meer<br />

dan 100 foto’s (mét een kleine geschiedenis van de Orde van de Vossenstaart). Die<br />

geschiedenis begon in 1963 bij Bert Peleman, oud-leerling van Ast Fonteyne, en in<br />

zijn levensavond trouwe gezel van de oude Fonteyne. Ze woonden beiden op een<br />

appartement op de Antwerpse Linkeroever en bezochten elkaar geregeld. Ook<br />

vroeger deelden ze gemeenschappelijke interesses en gemeenschappelijke karaktertrekken,<br />

goede en andere (enige ijdelheid was hen beiden niet vreemd), waarna<br />

het wel eens kletterde tussen beiden.<br />

De eerste ideeën voor dat boek moeten in 2003 zijn ontstaan. Het boek is er bijna.<br />

Tijdens het studie- en schrijfproces heb ik Lucien de Cock leren kennen als iemand<br />

die zich niet laat stoppen door een tegenslag of een vertraging, als een doordrijver,<br />

een man met een ongekende energie die tegelijk op vele fronten actief is. Ik ontdekte<br />

in hem een man met een bijzondere voorliefde voor het vossenverhaal, wel-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


licht mede gevoed door de opvoering van de Reynaert door de leerlingen van dat<br />

kleine paterscollege Sint-Antonius in Lokeren. Het boek biedt een uniek beeld van<br />

het collegeleven in Vlaanderen, ik denk maar aan de voordelen voor de studentenacteurs<br />

en aan de anekdote over de vrije rol van de leraar dictie die de leerlingen<br />

na 22 uur nog uit hun bed kon halen om te repeteren.<br />

Lucien de Cock wordt vandaag gehuldigd om zijn vele culturele verdiensten en<br />

Reynaerdieën en ‘speels aanvaard in de Orde van de Vossenstaart’. Maar er is<br />

meer. Deze vereniging haalt expertise binnen: voor burgemeester Antoine Denert,<br />

tevens oud-leerling van hetzelfde Lokerse Antoniuscollege, want als oud-voorzitter<br />

van de Vrienden van het Slot van Laarne kan Lucien de Cock u ideeën leveren over<br />

zilvercollecties, massaspelen, bloemenmanifestaties, antiekbeurzen en zelfs over<br />

de organisatie van een dag van de Vlaamse Pint. Misschien nog ideeën voor de<br />

werking van Wissekerke? Wij halen ook expertise binnen voor iedereen onder ons.<br />

We zijn zo nieuwsgierig naar dat elixir om 120 jaar oud te worden. Als u het nog niet<br />

gevonden heeft, dan geef ik hier een voorzet. Reynaert is reeds zevenmaal honderd<br />

jaar oud. Geen betere gids dan Reynaert de vos om (ook bijna letterlijk) ‘a man of<br />

all seasons’ te worden. Misschien kan een vos ons dit drankje leveren. Reynaert<br />

bezocht de universiteiten van Salerno en Montpellier. Hij genas koning leeuw van<br />

een ongeneeslijke ziekte. Een aantal ingrediënten kennen wij uit de vossenverhalen.<br />

Een mantel van de huid van een jonge wolf, een scheut vossenurine en een<br />

stukje van een vossenstaart. Voeg daarbij een juiste mengeling Vossentaal of<br />

Reynaerdieë.<br />

Wij schenken u alvast de staart en hopen u hier nog vele jaren te mogen begroeten<br />

als ridder van de Orde van de Vossenstaart. We zijn fier dat u de onderscheiding<br />

aanvaardde en wensen u van harte proficiat.<br />

Opname in de Orde van de Vossenstaart<br />

Bazel, 28 mei 2007<br />

386<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Hans Rijns<br />

De Reynaerdisten Foeke Buitenrust Hettema en<br />

Leendert Meeuwis van Dis in de DBNL<br />

DNBL<br />

387<br />

De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) is een website over<br />

de Nederlandse taal en literatuur. De site bevat literaire teksten, secundaire literatuur<br />

en aanvullende informatie als biografieën, portretten en hyperlinks. De Digitale<br />

Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren is een initiatief van de Stichting DBNL die<br />

in 1999 werd opgericht door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.<br />

In de DBNL zijn in het voorjaar van 2007 in het bio- en bibliografisch lexicon van<br />

de neerlandistiek twee nieuwe lemma’s toegevoegd: Foeke Buitenrust Hettema en<br />

Leendert Van Dis. Beide wetenschappers zijn van Reynaerdiaans belang. Voor de<br />

vervlaamsing van de Universiteit van Gent zette Buitenrust Hettema in 1917 zijn<br />

reputatie op het spel.<br />

De passages over de betekenis van beide Reynaertdeskundigen zijn hieronder<br />

samengevat. Ook een samenvatting van het ‘Gents intermezzo’ van Buitenrust<br />

Hettema wilde ik de Tiecelijnlezer niet onthouden.<br />

De DBNL is via het internet te raadplegen. Google > dbnl > auteurs in de dbnl ><br />

klik B of D aan en scroll naar Buitenrust Hettema of Van Dis > klik op Bio- en bibliografisch<br />

lexicon van de neerlandistiek en de gehele biografische en bibliografische<br />

beschrijving van Buitenrust Hettema of van Van Dis opent zich.<br />

Foeke Buitenrust Hettema<br />

° 6 juni 1862 te Harlingen - † 5 oktober 1922 te Zwolle<br />

In 1903 geeft Buitenrust Hettema samen met J.W. Muller de tekstuitgave Van den<br />

vos Reynaerde (het Comburgse handschrift, hs. A) uit. Deel II, waarin de inleiding,<br />

aantekeningen en woordverklaringen worden opgenomen, geeft Buitenrust<br />

Hettema alleen uit. Tussen hem en Muller ontstaat een groot meningsverschil over<br />

het uitgeven van oude teksten. Buitenrust Hettema is voorstander van het zo dicht<br />

mogelijk bij de oorspronkelijke tekst blijven en benadert daarmee het diplomatisch<br />

uitgeven volgens de normen van de ‘Leidsche school’. Muller daarentegen is een<br />

fervente aanhanger van de ‘Duitsche methode’. Deze methode wil, indien er meerdere<br />

niet omgewerkte teksten voorhanden zijn, via tekstreconstructie komen tot de<br />

‘urtext’. In 1908 besluit Muller niet meer aan deel II mee te werken. De irritaties<br />

lopen bij hem te hoog op, zeker nadat bekend wordt dat Degering een nieuw handschrift<br />

(F) ontdekt heeft. Muller wil met behulp van deze tekst en hs. A de oorspronkelijke<br />

tekst van Van den vos Reynaerde reconstrueren. Buitenrust Hettema<br />

wil niet langer wachten en gaat alleen verder. Over deze breuk meldt Buitenrust<br />

Hettema in het voorbericht van deel II dat deze ‘met wederzijds goedvinden’ heeft<br />

plaatsgevonden.<br />

In 1917, de oorlog (1914-1918) is nog in volle hevigheid gaande, vraagt het Duitse<br />

bezettingsbestuur van de vernederlandste (toen nog) Hogeschool te Gent hem pro-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


388<br />

fessor te worden met als leeropdracht de geschiedenis van de Nederlandse letterkunde<br />

en encyclopedie der Germaanse filologie. De voertaal aan de Gentse<br />

Hogeschool was na de oprichting door Willem I van Oranje tot de scheiding met<br />

Nederland in 1830 het Latijn. Van 1830 tot 1930 gold het Frans als voertaal en een<br />

tweetalig stelsel. De Franstalige professoren weigeren onder de Duitse bezetting<br />

nog les te geven. Van het docentencorps blijven slechts acht Vlaamse docenten<br />

over. De vervlaamsing is tijdelijk gelukt. Onder de leus: ‘Noch Frans, noch Duitsch’<br />

laten in 1918 circa vierhonderd studenten zich inschrijven aan de Vlaamse<br />

Hogeschool te Gent. Buitenrust Hettema opent met een college over Bredero. Ook<br />

de Reynaert behandelt hij in dat eerste jaar. Nog voordat de oorlog eindigt, wijken<br />

de Gentse professoren per trein uit naar Nederland. Buitenrust Hettema was toevallig<br />

al in Nederland. Met het eind van de oorlog komt er ook een voorlopig einde<br />

aan de Nederlandstalige Hogeschool in Gent. Pas in 1930 wordt het Nederlands als<br />

voertaal ingevoerd. Zijn ‘Gents intermezzo’ wordt hem echter in Nederland niet in<br />

dank afgenomen. Op 10 oktober 1922 wordt hij, verguisd door zijn Gents avontuur,<br />

slechts door enkele vrienden begraven in Midlum bij Harlingen.<br />

Leendert Meeuwis van Dis<br />

° 21 mei 1904 te Zaamslag (Zeeuws-Vlaanderen) - † 13 juni 1973 te Naarden<br />

Naast zijn inzet voor de verbetering van het onderwijs in de Nederlandse taal, blijft<br />

Van Dis zich vanaf het begin van zijn loopbaan ook bezighouden met de historische<br />

letterkunde. Na het overlijden van dr. D.C. Tinbergen (1874-1951) neemt hij de verzorging<br />

van de succesvolle tekstenserie Van Alle Tijden van Tinbergen over. Vooral<br />

de Reynaert trekt hem erg aan, niet vreemd voor iemand die uit Zeeuws-<br />

Vlaanderen komt. De titel van het oorspronkelijke handschrift uit circa 1250 is Van<br />

den vos Reynaerde. Tinbergen en Van Dis noemen de vos Reinaert. Dankzij zijn<br />

inzet vanaf de dertiende tot de twintigste druk (1953-1972) wordt Van de vos<br />

Reinaerde uiteindelijk een modeluitgave. Hoewel gedateerd, de laatste editie in de<br />

reeks Van Alle Tijden stamt uit 1972 (Van den vos Reinaerde), zijn deze edities nog<br />

zeer goed bruikbaar als uitgangspunt. Van Dis betrok bij elke nieuwe druk de jongste<br />

stand van het onderzoek van de uit te geven tekst.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Afdeling 7<br />

VOSSENBOEKEN<br />

In scharlaken gaat ze scheep, moge een wolk haar beschermen<br />

want zoals een vos = kat + hond, zo schuilt in de hemel de hel<br />

voor de moeder met de pluim schrijf ik verzen hard en zacht<br />

in haar vacht bijt ik mijn ‘ontboezemingen in het vossenvel’<br />

Peter Holvoet-Hanssen, Santander, Hinderlaag bij de watervalbeuk, 2001.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Yvan de Maesschalck<br />

390<br />

‘Wardje maat, het was per ongeluk, eerlijk waar’.<br />

Over RotVos! van Frank Pollet<br />

Hoe maak je een middeleeuws verhaal als Van den vos Reynaerde hapklaar voor<br />

erg jonge lezers? Je kunt het wellicht gewoon navertellen met weglating van enkele<br />

scabreuze details. Je kunt het uitbeelden op scène en alle personages door kinderen<br />

laten spelen. Je kunt het ook vertimmeren tot een strip en de dramatische<br />

kracht van de tekst in hoge mate visualiseren. Al deze mogelijkheden zijn in recente<br />

tijden met meer of minder succes uitgeprobeerd, zeker in het Land van Waas, het<br />

thuisland van de ‘dietse’ vos.<br />

Frank Pollet heeft bij zijn bewerking van het epos voor een heel eigen weg gekozen.<br />

In zijn versie is het epicentrum van de handeling een (lagere) school in<br />

Stekene, die zich sterk maakt pestvrij gebied te zijn. Tijdens het jaarlijkse ‘Feest van<br />

Onze School’ wil directeur Noël Leeuwenhart een toespraak houden, maar zijn<br />

goedbedoelde woorden worden verstoord door verwijtende uithalen naar de enige<br />

afwezige leerling, Rein De Vos. Leerlingen met namen als Tim Decater, Harry Van<br />

Wolvelaer en Bruno De Bruyn laten zich niet onbetuigd en eisen genoegdoening.<br />

De directeur kan de commotie nauwelijks de baas. De verontwaardiging stijgt ten<br />

top wanneer Penny Van Beveren, Courina Dondt en het kreupele jongetje Wardje<br />

De Haas uitleggen hoe ook zij door Rein De Vos zijn gemaltraiteerd. Een poging<br />

van medeleerling Grimbert Mettendas om Rein schoon te spreken loopt met een<br />

sisser af, vooral omdat Han Kips de ruimte binnen trippelt en even alle aandacht<br />

naar zich toe trekt. Dezelfde Rein heeft Hans dochter Eytjen een hersenschudding<br />

bezorgd toen hij haar van haar mp3-speler wou beroven. Er rest de directeur maar<br />

één optie: Rein van de school af gooien. Maar daarvoor moet hij wel eerst aanwezig<br />

zijn.<br />

Bruno biedt zich aan om die rotzak van een Rein naar de school te slepen. De<br />

altijd hongerige Bruno krijgt onderweg ‘algauw dat bekende gevoel: holle maag,<br />

grommende darmen, slappe benen’. En dat wordt meteen zijn ondergang: Bruno<br />

toont zich welwillend, maar wordt door Rein tot bij een broodautomaat geloodst. En<br />

daar komen Bruno’s grijpgrage handen klem te zitten. Na Bruno is het de beurt aan<br />

Tim, die verzot is op cola en door Rein dan ook letterlijk onder kratten cola bedolven<br />

wordt. Rein lijkt ongrijpbaar, maar Grimbert wil het alsnog proberen. En zoals<br />

verhoopt, laat Rein zich door zijn neef meetronen. Onderweg bestookt Rein zijn<br />

neef met allerlei oprispingen en bekentenissen, de ene al onwaarschijnlijker dan de<br />

andere. En vóór iedereen het goed en wel beseft, staat Rein voor een zweterige,<br />

besluiteloze directeur Leeuwenhart.<br />

De stemming is erg grimmig. Iedereen wil Rein weg, maar die vraagt het woord,<br />

bekent schuld, maar slaagt er tegelijk in zichzelf te verontschuldigen. Onschuldige<br />

pesterijen zijn, door toedoen van anderen en in weerwil van hemzelf, uitgegroeid tot<br />

een soort tweede natuur. Het eindigt er voorwaar mee dat Rein zich als een gedupeerde<br />

en sociaal achtergestelde jongen weet voor te stellen. Er zijn de ‘omstandigheden’,<br />

zoals zijn aan drank verslaafde moeder en zijn verwaarloosde broers en<br />

zussen. En dus krijgt Rein uiteindelijk de zegen: zijn vele zonden worden hem ver-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


391<br />

geven en de jongens die zijn spullen al aan het pakken waren, zien zich eensklaps<br />

geconfronteerd met een woedende Leeuwenhart.<br />

Berouwvol neemt Rein afscheid van de school, onder luid applaus van de kinderen.<br />

Hij trekt richting Onze Lieve Vrouw van de Boskapel in Puivelde, vergezeld van<br />

Wardje en Beltran Déram. Thuisgekomen neemt hij afscheid van broers en zussen.<br />

Wardje mag delen in de pret: hij gespt zijn kunstbeen af en duikt mee het bad in. En<br />

dat is het moment waarop Rein zwaar uithaalt. De ware toedracht blijkt wanneer<br />

Beltran op school aankomt en een hem door Rein toevertrouwde tas aan<br />

Leeuwenhart overhandigt. En die bevat niet de beloofde brieven maar het pijnlijke<br />

bewijs van zijn verderfelijke aard.<br />

In bovenstaande samenvatting zijn vele smeuïge details (met opzet) weggelaten,<br />

maar wie Pollets bewerking leest, zal merken dat niet alleen de hoofdlijn, maar ook<br />

die details het oorspronkelijke verhaal recht doen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door in<br />

de namen van de personages die van de dieren te laten doorklinken en door in de<br />

dialogen de ‘geest’ van de oorspronkelijke tekst te respecteren. Het jonge volkje dat<br />

deze bewerking mag lezen, wordt getrakteerd op een transpositie die eigentijds is<br />

en tegelijk het grote voorbeeld tot leven brengt. Lectuur van deze modernisering is<br />

dan ook een uitstekend (didactisch) middel om de oude tekst te leren kennen en<br />

waarderen. Daar helpt ook het toegankelijke, door Rik van Daele geschreven<br />

nawoord uiteraard bij.<br />

Omdat het doelpubliek erg jeugdig is, zijn een paar erotisch te duiden toespelingen<br />

uit de bewerking verdwenen. Zo is van de vermoedelijke sodomie tussen haas<br />

en vos niets meer te bespeuren. Ook Hersinde heeft een nieuwe rol gekregen. Ze<br />

fungeert niet langer als de geile, ontrouwe echtgenote van Isegrim, maar als de zus<br />

van Harry Van Wolvelaer. Deze ingrepen tonen meteen aan dat de auteur de voorbeeldtekst<br />

aandachtig heeft gelezen en goed heeft nagedacht over de haalbaarheid<br />

van zijn omzetting.<br />

Omdat de personages ‘menselijk’ zijn en niet langer dierlijk heeft de auteur<br />

gezocht naar situaties die parallel lopen met het origineel. Het hof is hier de school,<br />

de verzamelde dieren zijn hier de kinderen, die luisteren naar wat koning directeur<br />

te vertellen heeft. Enzovoort. Hiermee is niet gezegd dat elke vondst even gelukkig<br />

mag heten. Zo heb ik enige moeite met de vraatzuchtige broodautomaat die Bruno<br />

in de tang neemt en met een pastoor die vele kratten cola in voorraad heeft. Een en<br />

ander is allicht het gevolg van de zelfopgelegde tucht om het verhaal zo trouw<br />

mogelijk te volgen. Ook het feit dat leerlingen worden uitgezonden om een afwezige<br />

medeleerling naar school te halen vraagt om enige welwillendheid van de volwassen<br />

lezer. Maar wellicht heeft de ‘tienjarige’ lezer voor wie RotVos! bedoeld is<br />

weinig op met deze bedenkingen in de marge. Ze doen dan ook niets af aan de<br />

vaststelling dat het verhaal een gedurfde en creatieve herschrijving is van ons aller<br />

Reynaert de vos.<br />

Frank Pollet, RotVos!, Sint-Niklaas, Abimo, 96 p. verschijnt in de loop van oktober 2007.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Lieven de Wolf<br />

392<br />

Indrukken van een stripliefhebber bij de<br />

Reynaertstrip van De Roover/Ryssen<br />

Reynaert de Vos is de tweede druk van het reeds in 1999 uitgegeven stripverhaal<br />

met tekeningen van de Zeeuwse natuur- en eroticatekenaar Kris de Roover op tekst<br />

van de gepensioneerde Vlaamse leraar Marcel Ryssen. De uitgave is een traditioneel<br />

48 pagina’s tellende op gewoon papier in vierkleurendruk gedrukte soft cover<br />

editie. Het is geen nieuwe reeks maar een echte ‘one-shot’ (een afgewerkt verhaal<br />

zonder vervolg). Het verhaal is geschreven in de – vooral voor Nederland karakteristieke<br />

– vorm van tekststrip, d.w.z. dat de getekende plaatjes vergezeld worden<br />

van een eronder liggende tekststrook.<br />

Bovenstaande zinnen vatten heel goed samen wat je kunt verwachten. In heel de<br />

strip is geen tekstballon te bekennen, wat het mogelijk maakte het volledige verhaal<br />

in één strip te vertellen. Marcel Ryssen vertelt in mooie, klare zinnen het middeleeuwse<br />

verhaal. Hierdoor blijft het boekje vlot leesbaar. Het mag echter duidelijk<br />

zijn dat de man geen professionele stripscenarioschrijver is, maar oud-leraar<br />

Nederlands met een goed taalgevoel. Het maakt wel nieuwsgierig naar wat pakweg<br />

een Cothias, een Bardet, een Dufaux, of misschien een Jacques Martin of vroeger<br />

een Bob de Moor met het scenario zou kunnen aanvangen, want het<br />

Reynaertverhaal bevat meer dan genoeg inhoud en subplots om er een volwaardige<br />

reeks, natuurlijk losjes gebaseerd op het origineel, over te maken. Figuren en<br />

verhalen genoeg, en dan bedoel ik dus niet enkel stripverhalen van Suske en<br />

Wiske-niveau (al is daar op zich natuurlijk niks mis mee), want Reynaert de Vos is<br />

helemaal geen kinderverhaal.<br />

De tekeningen van Kris de Roover komen in deze uitgave niet altijd even scherp<br />

over en ook de inkleuring is wat flauwtjes, al kan dat natuurlijk ook aan de drukker<br />

liggen. Het mist allemaal wat dynamiek. Het geheel doet een beetje denken aan de<br />

tekenfilms van het Dierenbos en Waterschapsheuvel waar dieren ook als dieren<br />

worden uitgebeeld. Geheel anders dan de vol gearceerde zwartwittekeningen in de<br />

Reynaertstrip van Cabanes en Forest.<br />

Bijzonder leuk zijn de voor iedere Waaslander prettige, bewust gewilde anachronismen.<br />

Hij zal er duidelijk enkele plaatsen uit zijn buurt in herkenen. Zo is het kasteel<br />

van koning Nobel is het Gravensteen van Rupelmonde, wordt Coppe begraven<br />

in het kerkje van Daknam, vindt de ontmoeting tussen Reynaert en Isengrim plaats<br />

in Belsele. Verder ontdek je duidelijk landschappen uit Absdale, Destelbergen,<br />

Stekene en Hulst. Leuk is het ook om oude woorden zoals baar, wis en staak, die<br />

in het Wase dialect nog wel eens gebruikt worden, achteraan in het boek verklaard<br />

te zien worden. Het geeft het geheel een meer middeleeuws tintje.<br />

De strip is vooral een leesboek met veel illustraties. Het gemis aan tekstballonnen<br />

maakt wel dat je je minder betrokken voelt bij het verhaal. Een goede strip zuigt je<br />

als het ware mee in het verhaal en doet je de dagelijkse beslommeringen gedurende<br />

een drietal kwartier vergeten. Dat was met dit boekje niet het geval, al heb ik<br />

zeker niet met tegenzin gelezen. Ook in stripland zijn er verschillende genres en stijlen,<br />

en de tekststrip is sinds Kresses Eric De Noorman en Maarten Toonders Tom<br />

Poes nu eenmaal niet meer zo populair, ook niet bij mij.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Meer info over de strip is te vinden op www.reynaertgenootschap.be. De strip is te<br />

bestellen bij Toerisme Waasland, Grote Markt 45 te 9100 Sint-Niklaas, tel. 03 760<br />

92 62, bij Toerisme Hulst, VVV Hulst, Steenstraat 37, NL-4561 AR Hulst, tel 0031<br />

114 315 221 en in de boekhandel voor 5 euro.<br />

‘Ik dacht aan het hachelijk avontuur dat de dwaze kikkers<br />

overkwam. Die kwaakten hun kaken stuk naar een koning. Ze<br />

leefden vrij en ongehinderd in een paradijselijk oord en toch<br />

moest God hun iemand sturen die orde op zaken zou stellen.<br />

En jawel!’<br />

‘En de kermis begon. Waar sire ooievaar ze ook aantrof, in vijvers,<br />

op het veld of in de wei, hij verslond ze zonder pardon. En<br />

smeken dat onze kikkertjes nu deden! Van de wrede ooievaar,<br />

verlos ons Heer! Maar hun berouw kwam te laat. Gedaan met<br />

hun vrijheid, voor altijd!’<br />

‘Als mijn vader die schat behield, was de zaak om zeep. Daarom<br />

zat ik hem dag en nacht, weer of geen weer, ongemerkt op de<br />

hielen. Ik volgde zijn doen en laten. U kunt zich niet voorstellen<br />

hoeveel listen en behendigheden het vergde om voor zijn<br />

speurend oog verborgen te blijven.’<br />

393<br />

Tiecelijn, 20, 2007<br />

‘God verhoorde hun gekwaak. Maar ze schrokken zich nog<br />

groener dan ze al waren toen ze boven hun gezegende poel een<br />

ooievaar zijn vleugels zagen strekken. Zijn speurende ogen en<br />

scherpe bek voorspelden weinig goeds voor het naïeve kikkervolkje.’<br />

‘Dit zou ons lot worden. Ik ken Bruun, een vreetzak, vals, gemeen<br />

en boosaardig. Een slechtere keuze kon niet. Nobel die zo<br />

goed is en genadig voor alle dieren laten vervangen door een<br />

brutale schurk! Ik bad God de snode plannen van mijn vader<br />

te verijdelen.’<br />

‘Geen hindernis was me te zwaar. En waar ik overal niet terechtkwam!<br />

Soms verlieten zijn paden het dichte bos om verder<br />

te kronkelen in het open veld. Ik sloop hem achterna in<br />

onherbergzame streken: een verlaten heide, gevaarlijke moerassen.<br />

Maar ik verloor hem nooit uit het oog.’


■ Marcel Ryssen<br />

Reinardus 18<br />

394<br />

Baudouin van den Abeele & Paul Wackers (red.), Reinardus. Yearbook of the<br />

International Reynard Society, vol. 18, Amsterdam/Philadelphia, John Benjamins<br />

Publishing Company, 2005. ISSN 0925-4757/E-ISSN 1569-9951.<br />

ISBN 90 272 4047 7.<br />

In dit achttiende nummer van Reinardus wordt een selectie gepubliceerd uit de<br />

lezingen die gehouden werden op het vijftiende internationaal colloquium dat<br />

plaatsvond in Louvain-la-Neuve in augustus 2003. Na de onverwachte dood van<br />

Brian Levy (Hull) nam Baudouin van den Abeele, eerder assistent-uitgever van<br />

1998 tot 2001, Levy’s taak over. Een viertal bijdragen hebben het over de vos. Op<br />

de titelpagina vertelt een vijftiende-eeuwse middeleeuwse houtsnede uit de Wynkyn<br />

de Worde Reynard the Fox-serie over de visdiefstal: de vos deed het vuile werk<br />

maar moet toekijken hoe de wolf de pladijzen binnenschrokt.<br />

De Française Nathalie Le Luel heeft het over afbeeldingen van de ezel, de wolf,<br />

de kraanvogel en de vos (L’âne, le loup, la grue et le renard: à propos de la frise<br />

des fables du tympan Saint-Ursin de Bourges, p 53-68) in de ‘frise des fables’ in het<br />

romaanse portaalfronton van de Sint-Ursinkerk van Bourges (Frankrijk, Cher). Op<br />

dit fries worden drie middeleeuwse fabels uitgebeeld waarin de mens geen enkele<br />

rol speelt: Ane enseignant, Loup et la grue en Faux-enterrement de Renart. Via de<br />

literaire bronnen van die tijd of via mondelinge overlevering hebben deze fabels de<br />

monumentale, religieus getinte romaanse kunst sterk beïnvloed. Geïntegreerd in<br />

een uitgebreid profaan programma met moraliserende inslag toont de fries drie<br />

beelden die de geestelijkheid zorgvuldig had uitkozen om vooral de eigen populariteit<br />

te stimuleren.<br />

Van Bohdana Librová (Brno, Tsjechië) is de lezing over La métaphore renardienne<br />

en français médiéval afgedrukt (p. 69-92), een niet zo gemakkelijke kluif,<br />

bestemd voor specialisten. De vos staat voor heel wat begrippen waarbij list en lafheid<br />

of lage streken de kroon spannen. Waar geïnspireerd door de idee van de list<br />

zijn deze begrippen zeer talrijk en syntactisch verschillend, terwijl de metaforen die<br />

lafheid duiden typologisch minder rijk zijn. De metaforische taal wordt door enkele<br />

eenvoudige principes geregisseerd en dit zeer nauw verbonden met onze perceptie<br />

van de ons omringende wereld.<br />

Eenvoudiger om te begrijpen en bijzonder interessant is de bijdrage van Rik van<br />

Daele: La Belle et la Bête: deux films d’animation renardiens des années 1930-<br />

1940 (p. 143-152). De schrijver draagt zijn artikel op aan Brian Levy, die hem sterk<br />

stimuleerde om de lezing die één van de avondsessies in Louvain-la-Neuve inleidde<br />

(nl. de vertoning van de film van Starewitch) tot een lezingtekst om te werken.<br />

De films waarover het gaat zijn Le Roman de Renard (1929-1941) van de Russisch-<br />

Pools-Franse cineast Ladislas Starewitch en Van den vos Reynaerde van de<br />

Nederlander Egbert Van Putten (1943). Bron van deze laatste animatiefilm was de<br />

prozabewerking Van den vos Reynaerde, Ruwaard Boudewijn en Judokus van de<br />

Antwerpenaar Robert van Genechten. De uitgever ervan bracht ook de<br />

Nederlandse vertaling van Hitlers Mein Kampf op de markt. De film van Starewitch<br />

speelde nooit een rol in een ideologische oorlog. Het gaat om een gefilmde adap-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


395<br />

tatie van een Franse vertaling van Goethes Reineke Fuchs (1794). De film werd<br />

sterk geïnspireerd door de houtgravures van Wilhelm von Kaulbach (1846). Beide<br />

films hebben Reynaert/Renart/Reineke als uitgangspunt en zijn hoogtepunten in de<br />

evolutie die de animatiefilm onderging tussen 1930 en 1940. Toch staan ze zeer diametraal<br />

tegenover elkaar: zuivere antipoden.<br />

Een laatste vossenbijdrage is van de Amerikaanse Mary Jane Schenck. Zij behandelt<br />

Paulin Paris’ Influence on Writing about de Feudal Trial in the Roman de<br />

Renart. (p. 117-130). In heel wat recente werken over het middeleeuwse recht en<br />

literatuur wordt de Roman de Renart vaak als voorbeeld gebruikt. Mary Jane<br />

Schenck gaat in op de blijvende en schadelijke invloed die Paulin Paris’ vertaling en<br />

adaptatie op het werk van de historicus Graven (midden van de twintigste eeuw)<br />

heeft gehad. Gravens boek wordt blijvend geciteerd als belangrijke bron over feodale<br />

procesprocedures. In een bijdrage die weerom voor specialisten bedoeld is<br />

analyseert Schenck de motivatie om naar Nobels hof te gaan, de reacties van de<br />

koning en de edellieden op de toespraak van de kameel en de discussies onder de<br />

getuigen.<br />

Verder vinden we in deze Reinardus een uitvoerige bijdrage over de beesten die<br />

mogelijk in de middeleeuwse uitbeeldingen van de ark van Noé hebben getoefd:<br />

Les animaux de l’arche de Noé: un bestiaire exemplaire? van de Franse onderzoekster<br />

Marianne Besseyre (Centre de Recherche sur les Manuscrits Enluminés,<br />

Bibliothèque nationale de France, p. 3-27). Susan Carter (Nieuw-Zeeland) analyseert<br />

twee laatmiddeleeuwse gedichten waarin monsterlijke figuren een rol spelen<br />

in de bijdrage Trying Sir Gawain: The Shape-shifting Desire of Ragnelle and<br />

Bertilak (p. 29-51). Yomb May (Universität Bayreuth) bekijkt Poesie und Poetologie:<br />

Die deutschsprachige Fabel des 18. Jahrhunderts als Literatur (p. 93-104). La<br />

Dispitaciò de l’asne de fra Anselm Turmeda et ses sources encyclopédiques is het<br />

onderzoeksobject van Michel Salvat (Frankrijk, p. 105-116). Broeder Anselme<br />

Turmeda (ca 1352-ca 1432) was een franciscaan die zich tot de islam bekeerde.<br />

Adrian P. Tudor onderzoekt in La Vie des Pères: texte, contexte, paratexte de verbanden<br />

tussen dit godvruchtig verhaal en het genre van de fabliau (p. 131-141).<br />

Tania van Hemelryck (Louvain-la-Neuve) gaat dieper in op de figuur van Robert du<br />

Herlin, thuis aan koninklijke hoven, en de kopiist en schrijver van onder andere het<br />

Débat du faucon et du lévrier (Autour de Robert du Herlin. Questions littéraires et<br />

codicologiques, p. 153-165). Tot slot vindt de geïnteresseerde lezer een bijdrage<br />

over The Northumberland Bestiary and the Art of Preaching (Cynthia White (USA),<br />

p. 167-192).<br />

De Duitse Sabine Obermaier stelt een nieuw groot onderzoeksproject voor over<br />

Tiere in der Literatur des Mittelalter (500-1500). Zij plant een interdisciplinair lexicon<br />

waarin het dier in de middeleeuwse literatuur, de architectuur, de heraldiek en de<br />

beeldende kunsten zou worden behandeld (p. 193-201). Diverse leden van de<br />

International Reynard Society zijn betrokken bij het project.<br />

In het jaarboek vinden we ook een ode aan de in 2005 te vroeg overleden<br />

Italiaanse fabelspecialist professor Gianni Mombello (°1933), eminent lid van de<br />

International Reynard Society (lid sinds 1979, vice-president vanaf 1987) door zijn<br />

leerlinge en collega Paola Cifarelli (p. 203-205).<br />

Gewoontegetrouw besluit het jaarboek met enkele (23) illustraties. Vooral de stenen<br />

beeldhouwwerken in Bourges, Parma, Saint-Ursanne-sur-le-Doubs en<br />

Reichenhall en het mozaïek van de schijnbegrafenis van Reynaert in de vloer van<br />

de Venetiaanse San Marco spreken tot de verbeelding.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Houtsnede van Wim de Cock. Cadeau steunende leden Tiecelijn in 2007.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Afdeling 8<br />

VOSSENEPILOOG<br />

Doene was daer doe gheen langher sparen.<br />

Si daden hem alle up die vaert:<br />

Ermeline ende heere Reynaert<br />

Ende hare jonghe welpkine;<br />

Dese ane vaerden die woestine.<br />

Willem, Van den vos Reynaerde, ca 1250, v. 3325 e.v.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


■ Yvan de Maesschalck<br />

398<br />

Reynaert of de dodelijk liefste anarchist in het<br />

beestenbos. Een column<br />

Iedereen met enige leeservaring kent best een stuk of wat personages met een<br />

kwalijke reputatie. Wat ze ook ‘uitvreten’ in hun literaire nabestaan, hun blazoen<br />

blijft bespat, bevlekt, bezoedeld. Ik heb het gevoel dat het personages daarbij niet<br />

beter vergaat dan reële mensen: wie om een of andere reden een blaam heeft<br />

opgelopen, raakt van dat imago nooit meer af. Dat is natuurlijk niet helemaal eerlijk,<br />

omdat slechte, ontspoorde of vernachelde personages, dat nooit helemaal zijn.<br />

Bovendien is het niet onwaarschijnlijk dat sommige van hen die slechte faam niet<br />

verdienen en recht hebben op herziening, op hoger beroep, op billijkheid kortom.<br />

Emma Bovary staat bekend als een overspelige, dweepzieke vrouw. Ze bedriegt<br />

haar echtgenoot waar hij bij staat en pleegt ten slotte zelfmoord omdat het leven al<br />

te schril afsteekt bij haar verhitte (dag)dromen. Wat zij bekokstooft in Flauberts<br />

meesterwerk, zou ook in de werkelijkheid van vandaag op het dedain van de medemens<br />

kunnen rekenen. Toch ligt de vraag voor of Emma zoveel minachting verdient.<br />

Zij is door de mallemolen gehaald van een seksistisch te noemen nonnenschool en<br />

heeft zich van de weeromstuit teruggetrokken in een fictieve wereld waarin galanterie<br />

en hoofse strijkages de hoofdtoon voeren. Daarnaast ‘moet’ ze het leven delen<br />

met Charles Bovary, een uiterst geduldige plattelandsdokter, die even saai als middelmatig<br />

mag worden genoemd. Emma voelt zich verstikken in haar mediocre<br />

leven, haar huwelijk, de banaliteit van haar omgeving. Zij ‘zet een proces in gang<br />

dat zonder enige twijfel een duister, instinctief bevrijdingsproces genoemd mag worden’.<br />

1 De woorden van Mario Vargas Llosa, die een indringend en uitvoerig essay<br />

over het gelijknamige personage van Madame Bovary (1857) heeft geschreven, zijn<br />

maar al te waar. Zij wordt het machteloze slachtoffer van een onhaalbaar romantisch<br />

ideaal en heeft na vele bladzijden ongeëvenaard proza de euvele moed arsenicum<br />

te slikken en voor dat ideaal te sterven. Jaren later zal Alfonso Nitti, in menig<br />

opzicht het mannelijke spiegelbeeld van Emma Bovary, eveneens de hand aan<br />

zichzelf slaan in Italo Svevo’s roman Una vita (1892), omdat het hoofdpersonage ‘si<br />

sentiva incapace alla vita’ is. Die zelfmoord maakt, vreemd genoeg, ook van de goedige,<br />

introverte Alfonso een zeldzame, moedige idealist.<br />

In Het recht van de sterkste (1893) tekent Cyriel Buysse in Reus Balduk een mannelijk<br />

personage waarover op het eerste gezicht weinig goeds te vertellen valt.<br />

Balduk laat zich gelden als een verkrachter en vernielt de bescheiden idealen van<br />

Maria Beert, die gedoemd is met hem te trouwen. Haar huwelijk met Balduk is een<br />

onmenselijke beproeving. Zij kan het leven met een dergelijke monomane man niet<br />

aan, en gaat er mentaal en lichamelijk aan ten onder. Hoewel de verteller het hele<br />

boek door partij kiest voor Maria, haar zelfs ‘een fraaie bloem (…) op een mesthoop’<br />

noemt, zijn er voor Balduk toch verzachtende omstandigheden te pleiten. Voor de<br />

verkrachting zelf kan hij nauwelijks worden verschoond, maar het feit dat hij Maria<br />

brutaal opeist en daarna onbarmhartig aan zich onderwerpt, is het resultaat van<br />

noodlottige krachten die zijn individuele wil ver te boven gaan. Balduk handelt op<br />

een manier die hem door het ‘noodlot’ en door omgevingsfactoren dwingend wor-<br />

Tiecelijn, 20, 2007


399<br />

den ‘ingefluisterd’. Balduk maakt deel uit van de ‘marginale’ maar kleurrijke Zijstraat,<br />

die leeft bij de gratie van haar eigen regels. Buysse komt trouwens, behalve in<br />

Schoppenboer (1898), later terug op die ‘beruchte en alomgeduchte boevenbende<br />

van vroeger’ in onder meer De dood van Donder De Beul (1927) en (het nooit<br />

gebundelde) Donder De Beul. 2<br />

Als er in de Nederlandse letteren één personage mag bogen op een terechte<br />

afkeer bij de lezer, dan wél Batavus Droogstoppel in Multatuli’s Max Havelaar<br />

(1860). Toch heeft zelfs deze ‘makelaar in koffie, verpersoonlijking van alles wat<br />

inhalig, bekrompen, plat en gemeen is die reputatie niet helemaal verdiend’. 3 In een<br />

badinerende column, eerder gepubliceerd in Het Parool op 7 september 1974, gaat<br />

W.F. Hermans op zoek naar argumenten om Droogstoppel voor te stellen als ‘een<br />

miskende verzetsheld’. Wat hij opgiet, is sterke koffie, en die is wellicht niet voor<br />

iedereen even drinkbaar. Maar het moet gezegd dat ook Droogstoppel aanspraak<br />

mag maken op meer egards. ‘Hij moet op zijn manier een dromer geweest zijn,<br />

Batavus, een man met, ondanks alles, een grote dorst naar wat anders dan koffie:<br />

hij was eerzuchtig’. Natuurlijk steunt Hermans’ pleidooi in grote mate op de gedachte<br />

dat Droogstoppel een man van vlees en bloed is, die uit het boek het werkelijke<br />

leven is ingestapt. Natuurlijk is niet alles voor waar aan te nemen in zijn betoog,<br />

maar dat hij ondanks alles ‘wel een realist is die overhoop ligt met de romantiek’,<br />

daar valt weinig op aan te merken.<br />

Er zijn in de Nederlandse letteren maar weinig personages die een soortnaam zijn<br />

geworden. Dat is Droogstoppel in ieder geval wél overkomen/gelukt. Wie iemand<br />

een droogstoppel noemt, denkt daarbij zelfs niet noodzakelijk (meer) aan het literaire<br />

voorbeeld. Het is een beetje verwonderlijk dat met de vossennaam niet hetzelfde<br />

is gebeurd, behalve in de Franse literatuur en vanzelfsprekend in kringen van<br />

Reynaerdofielen. Daar gelden ‘reynaert/renard’ en ‘vos’ als quasi-synoniemen. 4<br />

Bovendien kan ik me niet van de indruk ontdoen dat over hém, de éne, wáre vos<br />

steevast met de nodige warmte en sympathie wordt gesproken. Deze vos is het<br />

troetelkind van alle hartstochtelijke Reynaertlezers. De hamvraag blijft, na zoveel<br />

jaren exegese en academische bespiegelingen, waarom dat zo is. Valt Reynaerts<br />

reputatie toe te schrijven aan het zo geroemde oersterke verhaal? Daar is iets voor<br />

te zeggen, want bijna alle beproefde parameters die spanning genereren, zijn in het<br />

(leugen)verhaal terug te vinden. Dat heeft Rik van Daele overtuigend aangetoond<br />

in zijn doctoraalscriptie. Hij concludeert: ‘De Reynaertdichter (…) bouwt de verleiding<br />

langzaam op. Hij neemt de toehoorders in vertrouwen, hij bouwt de spanningsmomenten<br />

op, hij retardeert, hij noemt zonder prijs te geven’. 5 Toch zijn er veel<br />

spannender verhalen geschreven waarvan het hoofdpersonage die faam niet<br />

geniet. Dankt Reynaert zijn sympathie aan de evenwichtige structuur van het verhaal,<br />

waarin de vos gaandeweg álle aandacht naar zich toe zuigt? Mag Reynaert<br />

op zoveel eerbetoon rekenen omdat de literaire taal van Willem en vooral de ‘scone<br />

tale’ van Reynaert zelf zo onovertroffen zijn? Wie zou het, na alle gedane studies<br />

van Lulofs, Janssens, Wackers, Bouwman e.a., nog betwijfelen? En wat te denken<br />

van de parodische slagkracht van het dierenverhaal, dat in één klap veel grotere<br />

epische voorbeelden onderuit haalt?<br />

Zo zijn er wel meer motieven aan te voeren om de vos voor lief te houden. Ik<br />

geloof dat zelfs een niet helemaal ernstig bedoeld onderzoek naar de aaibaarheid<br />

van Reynaert altijd uitkomt bij de herkenbaarheid van het beest. 6 Wie het epos<br />

graag (her)leest, doet dat wellicht om allerlei redenen, maar niet in de laatste plaats<br />

omdat hij zich in de vos niet alleen herkent, maar vooral wénst te herkennen. Ook<br />

Tiecelijn, 20, 2007


400<br />

al ‘bevindt de verteller zich in de regel buiten de personages’ en ‘gaat (hij) geregeld<br />

met het perspectief van een van zijn ‘helden’ mee’, 7 toch zal de lezer zich niet met<br />

de haan, de kat, de wolf, de beer, de leeuw, de das of de haas identificeren, maar<br />

wél met de vos. En dat ondanks het feit dat die vos staat maakt op de kwalijkste<br />

reputatie in het dierenrijk ooit. De feiten liegen er niet om: de vos heeft ze zelf<br />

bekend en opgedist, in twee elkaar fraai aanvullende biechten, die tegelijk staaltjes<br />

zijn van retorisch meesterschap. Vooral Rik van Daele en Jozef Janssens hebben<br />

herhaaldelijk betoogd hoezeer de vos des Duivels is, één en al Demonie, de incarnatie<br />

van het Kwaad, telkens mét hoofdletter. 8 Maar zelfs dat besef kan niemand<br />

ervan weerhouden de vos in stilte aan te moedigen, ja zelfs toe te juichen, wanneer<br />

hij zijn zoveelste vileine streek uithaalt. Hoe komt het dat ook een keurig opgevoede<br />

lezer onwillekeurig de kant kiest van een crimineel pur sang als Reynaert? Hoe<br />

komt het dat de vos, ondanks alle verwoede pogingen hoofdzakelijk zijn negatieve<br />

kanten te doen oplichten, een positief imago blijft uitstralen?<br />

Verre van mij om in dezen het laatste woord te willen hebben, maar het is hoe dan<br />

ook onmiskenbaar dat een echte lezer iets weg heeft van een voyeur. Hij leest wat<br />

anderen overkomt, omdat hij voor de duur van zijn lectuur in hun huid kan kruipen.<br />

Daarbij gaat de voorkeur van de rechtgeaarde lezer niet uit naar rechtgeaarde personages,<br />

die zich keurig houden aan regel en wet, netjes thuisblijven bij vrouw en<br />

welp en dus nooit een scheve schaats rijden. Er speelt altijd zoiets als een verholen<br />

empathisch effect, en dat is bij lectuur van de Reynaert niet anders. Reynaert<br />

doet namelijk wat elke lezer in gedachten ook zou willen doen. Hij vertegenwoordigt<br />

de ‘donkere’ kant die ieder van ons in zich draagt. Reynaert is de moordenaar, echtbreker<br />

en verkrachter die potentieel in elke lezer schuil gaat. Vandaar ook het weergaloze<br />

succes van deze misdaadroman: de lezer wil de misdaad allerminst zien verdwijnen,<br />

hij wil er, zij het op papier, telkens weer mee worden geconfronteerd. De<br />

Reynaertlezer herleest het epos om zich te laven aan de onstuitbare ‘Reynaerdie’,<br />

zeg maar misdadige branie waar de vos hét waarmerk van draagt. Reynaert is de<br />

held die elke lezer graag omhelst omdat hem in realiteit die kans al te zelden wordt<br />

geboden, of omdat hij ze niet durft te grijpen.<br />

Bovendien kan bezwaarlijk worden ontkend dat Reynaert, hoe vermaledijd ook,<br />

altijd strijdt met ongelijke wapens. Hij gedraagt zich als een outlaw, een buiten de<br />

wet gestelde die het in zijn dooie eentje opneemt tegen een georganiseerde overmacht.<br />

En die overmacht bedient zich maar al te graag van gezagsgetrouwen, die<br />

van zoveel zelfgenoegzaamheid blijk geven dat ze eigenhandig hun ondergang<br />

bewerken. En dat ondanks hun ontembare ambitie aan het hof hoge ogen te gooien.<br />

Reynaert perverteert weliswaar het hele hof, maar dat is alleen mogelijk omdat<br />

de hovelingen de kiemen van de perversie in zich dragen. Wat dát betreft, is<br />

Reynaert vooral een katalysator van het ‘kwaad’ dat in anderen huist. Verblind door<br />

eigenwaan en opportunisme laat Bruun zich aftuigen door een ‘mekel heere’ en<br />

wordt publieke vernedering zijn deel. Tibeert haalt zich al te gretig de strop om de<br />

hals, terwijl oom Isegrim als een potsierlijke horendrager te kijk wordt gezet. Nobel<br />

en diens eega tonen zich, zelfs in officiële omstandigheden (een hofdag nota bene),<br />

van hun allerkleinste kant. De koningin slaagt erin de rechtsgang te laten stoppen<br />

en de zo goed als doodgeknepen vos heel omstandig volgens het geijkte ritueel eerherstel<br />

aan te bieden. In ruil voor zilverglans en klatergoud. In ruil voor een spiegeling<br />

die het vorstenpaar ten gronde ridiculiseert. Met recht en reden triomfeert de<br />

vos: tegenover zoveel zelfverklaarde individuele en collectieve verwatenheid 9<br />

Tiecelijn, 20, 2007


401<br />

plaatst hij het verzet van de superieure ‘Einzelgänger’ die zich niet conformeert aan<br />

wet of gezag.<br />

Het moet daarbij worden beklemtoond dat Reynaert, wanneer hij zijn tegenstanders<br />

ten val of te schande brengt, zelf geen poot uitsteekt. ‘Zijn opponenten worden<br />

uiteindelijk steeds door hun eigen tekortkomingen, door hun gebrek aan doorzicht<br />

en zelfbeheersing bestraft’. 10 Reynaert slaat alles van op een veilige afstand gade,<br />

kijkt toe, bespiedt. Hij is in wezen een even onverbeterlijke voyeur als de lezer die<br />

hem in de armen sluit. Reynaert wil Bruun morsdood, maar voor die dood zullen<br />

anderen (het volk en de gemeenschap der dieren) moeten zorgen. Hij wil Tibeert<br />

zien hangen, maar de strik wordt door (de zoon van) de pastoor gezet. Hij wil<br />

Isegrim en Hersinde genadeloos verminken en zal dan ook grijnslachend toekijken<br />

wanneer hofdienaren op last van Nobel de wolf en de wolvin wreedaardig ontschoeien.<br />

Hém ten gerieve, uiteraard.<br />

De slimheid, gewiekstheid, uitgeslapenheid waarvan de vos altijd weer getuigt,<br />

blijkt niet alleen wanneer hij zich op zijn ‘kromme paden’ begeeft, maar vooral wanneer<br />

hij fataal in de knel zit. Dat hij er telkens weer in slaagt zich heelhuids te redden,<br />

dát neemt de lezer voor hem in. Wie zou niet als Reynaert éven ontembaar,<br />

vindingrijk en ongrijpbaar willen zijn? Reynaert incarneert de overlevingsdrang van<br />

de modale mens. Het is opvallend hoe precies dat aspect hem de sympathie verzekert<br />

van vele (Vlaamse) schrijvers die zich over Willems gewrocht hebben gebogen.<br />

Cyriel Buysse bijvoorbeeld heeft het in een te weinig opgemerkte bespreking<br />

van Stijn Streuvels’ hertaling (van 1910) ondubbelzinnig over ‘Reinaert de vos en<br />

zijn deugnietstreken’ en over een ‘aardig en koddig verhaal’. 11 En dat positieve<br />

beeld is grosso modo tot vandaag overeind gebleven. Van de oorspronkelijk demonische<br />

inkleuring van de vos, valt eeuwen later nauwelijks iets te bespeuren.<br />

Op het gevaar af Reynaert mooier voor te stellen dan goed voor hem is, wil ik proberen<br />

een kleine lans te breken voor zijn oprechtheid. Ik besef dat ik me op glad ijs<br />

begeef, maar wie Reynaert met enige inschikkelijkheid ‘beluistert’, zal toegeven dat<br />

hij op zijn minst de waarheid liegt of ze net niet helemaal spreekt. Geef toe, dat<br />

overkomt zelfs de beste huisvader al eens. En dat is wat Reynaert op zijn beste<br />

momenten ook wel is. Zijn familiale trouw aan Hermeline mag niet worden betwijfeld,<br />

een erg bescheiden vossenwijfje dat overigens ‘in ons epos een onberispelijke<br />

reputatie geniet’. 12 Voor hij zogenaamd op pelgrimage vertrekt, brengt hij vrouw<br />

en welpen een bezoek. Niet om afscheid te nemen, want de vos stiefelt niet naar<br />

het verre Rome – hoe had Nobel zoiets kunnen geloven? – maar om hen van voedsel<br />

te voorzien. 13 Dat Cuwaert er zijn kop bij inschiet, valt zeer te betreuren, maar is<br />

van vossenstandpunt uit gezien de normaalste zaak ter dierenwereld. Ik hoor het de<br />

lezer al denken: en zijn echtelijke ontrouw dan? Ja, daar kan je natuurlijk niet<br />

omheen, maar wie Reynaert niet vooringenomen aanhoort, wanneer hij zijn biecht<br />

spreekt aan Grimbeert, wordt nogmaals getroffen door zijn spitse zin voor waarheid.<br />

Wie zou niet mét Reynaert aan God vragen hem het volgende te vergeven: ‘Haer<br />

dedic dat mi liever ware bleven / Te doene dant es ghedaen’ (A 1654-1655). Er is<br />

enige moed voor nodig om de waarheid zo te verwoorden, want de biecht leidt,<br />

paradoxaal genoeg, als vanzelf tot leugens om bestwil. Om ervan af te zijn, of de<br />

pastoor en de goegemeente te paaien. Welnu, daar doet Reynaert nu even niet aan<br />

mee. Dat is, om het anders uit te drukken, zijn eer te na.<br />

Uiteindelijk trekt Reynaert mee naar het hof. Welke plannen hij ook mag smeden,<br />

hoe gemeend of ongemeend hij ook zijn misdaden mag opbiechten, uiteindelijk<br />

Tiecelijn, 20, 2007


402<br />

stapt hij manmoedig de enge fuik binnen. Reynaert getuigt niet alleen van enige<br />

grootmoedigheid, hij houdt zich – met dank aan auteur Willem van Boudelo, uiteraard<br />

– aan de toentertijd vigerende wet. Meer dan drie indagingen kan hij zich niet<br />

permitteren. Dat hij uiteindelijk verschijnt, geeft blijk van veel realiteitszin en enige<br />

zin voor recht. Zelfs voor Reynaert, die zo graag zijn eigen kromme wegen gaat, zijn<br />

er grenzen. Natuurlijk zet hij alles op alles om de hem benauwende grenzen (van<br />

het hof, de rechtspraak) af te breken, want het gaat om leven en dood. Hij haalt dan<br />

ook alles uit zijn balg om met het verhaal van zijn leven voor de draad te komen en<br />

de om hem heen verzamelde vijanden voor zich te winnen, waarbij hij vooral de<br />

koningin diep in de ogen moet hebben gekeken. En het zal niet worden ontkend, hij<br />

haalt zijn slag thuis. Hij omspint de hele op wraak beluste, adellijke bent met een<br />

weefsel van bekoorlijke leugens. De details ervan zijn overbekend. Maar één element<br />

ervan wordt vaak onderbelicht of al te graag in een negatief daglicht gesteld.<br />

Reynaert laat het koninklijke paar weten dat zijn eigen vader mee ten grondslag<br />

lag aan een staatsgreep die Nobels bewind had moeten destabiliseren. Hij beschuldigt<br />

zijn vader schijnbaar moeiteloos van hoogverraad. Hoe Reynaerts bekentenis<br />

ook wordt geïnterpreteerd, het zal duidelijk zijn dat de vader-zoonrelatie getekend<br />

wordt door een aanzienlijke mate van ambivalentie. Men kan zich voorstellen hoe<br />

een door de zoon ‘aanbeden’ superieure vader die zelfmoord pleegt de ultieme voedingsbodem<br />

is voor een latere pathologische ontwikkeling. Ik wil niet zo ver gaan<br />

allerlei opvoedingsfactoren ter verontschuldiging voor Reynaerts misgrepen in te<br />

roepen. Toch zou het de moeite lonen uit te vlooien of Reynaerts kortstondige<br />

romance met een wellicht oudere Hersinde niet is toe te schrijven aan een zekere<br />

oedipale fixatie, die zich vermoedelijk heeft verscherpt na de dood van Reynaert<br />

senior. De lezer verneemt over Reynaerts moeder nauwelijks iets. Reynaerts ‘erotische’<br />

omgang met tante Hersinde zou wel eens te verklaren kunnen zijn als een<br />

uiting van diens onbewuste verlangen naar de moederschoot. 14<br />

Het is jammer dat Sigmund Freud Van den vos Reynaerde niet heeft gelezen,<br />

maar ik vermoed dat hij mijn lezing niet zonder meer zou verwerpen. De verhanging<br />

van zijn vader moet Reynaert onthutsend helder voor de geest hebben gestaan,<br />

zeker wanneer hij, ironisch genoeg, met de strop om de hals zijn eigen leven tracht<br />

te rédden. Ze moet Reynaert bovendien opgezadeld hebben met een onnavolgbaar<br />

ideaal: ‘Reinaert senior… knoopt zich op, niet om zijn schuld tegenover zijn wettige<br />

suzerein, maar integendeel uit pure spijt dat zijn misdadige toeleg mislukt is’. 15 Voeg<br />

daarbij een onverwerkte moederbinding, en meteen is het recept voorhanden om<br />

een lichtschuw dier met énige geldigheidsdrang voor altijd de rimboe in te sturen.<br />

Op zoek naar onvindbare rust, naar soelaas, naar enig begrip kortom. In die rusteloze<br />

wereld trekt hij nog altijd rond, als opgejaagd wild en onwetend van de sympathie<br />

die elke Reynaertlezer hem van harte toedraagt.<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Aantekeningen<br />

1. Mario Vargas Llosa, De eeuwigdurende orgie. Flaubert en Emma Bovary, Amsterdam,<br />

Meulenhoff, 1991, p. 31.<br />

2. Cyriel Buysse, Verzameld Werk, deel 5, Brussel, Manteau, 1979, p. 954-957 en p. 1129-<br />

1138. (Donder De Beul is ook een personage in Het recht van de sterkste.)<br />

3. Willem Frederik Hermans, Droogstoppel, een miskende verzetsheld, in: Boze Brieven van<br />

Bijkaart, Amsterdam, De Bezige Bij, 1977, p. 96. Vergelijk met de visie van Herman Pleij in<br />

zijn opstel ‘Het mecenaat van Droogstoppel’: ‘Wanneer Batavus het voor het zeggen krijgt,<br />

dan is het uit met oorspronkelijke kunst’ (in: Het Nederlandse onbehagen, Amsterdam,<br />

Prometheus, 1991, p. 138).<br />

4. Vergelijk met Rik van Daele, Van den vos Reynaerde. De vos die je ziet, ben je zelf, in: Dirk<br />

de Geest en Marc van Vaeck (red.), Brekende spiegels. Beeldveranderingen in de<br />

Nederlandse literatuur, Leuven, Uitgeverij Peeters/Afdeling Nederlandse Literatuur en volkskunde,<br />

K.U.Leuven, 1992, p. 20.<br />

5. Rik van Daele, Ruimte en naamgeving in Van den vos Reynaerde, Gent, Secretariaat van<br />

de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1994, p. 537. Nagenoeg<br />

dezelfde bewoordingen in Rik van Daele, Van den vos Reynaerde. De vos die je ziet, ben<br />

je zelf, p. 24.<br />

6. Die ‘herkenbaarheid’ verklaart gedeeltelijk waarom Van den vos Reynaerde herhaaldelijk is<br />

geïnterpreteerd als een sleutelroman (o.a. door Jozef de Wilde, Luk Wenseleers, Rudi<br />

Malfliet), maar ook waarom ‘de vos als collectief erfgoed uit de Germaans-Frankische<br />

mythologie’ is beschouwd. Het citaat is ontleend aan Joep Leerssen, De bronnen van het<br />

vaderland. Taal, literatuur en de afbakening van Nederland, 1806-1890, Nijmegen, Uitgeverij<br />

Vantilt, 2006, p. 79. In Leerssens boek krijgt de vos/Reynaert een centrale rol toebedeeld en<br />

wordt hij uiteindelijk omschreven als ‘een onbestemd en haast willekeurig vervormbaar,<br />

multi-inzetbaar symbool’ (p. 165).<br />

7. Joris Reynaert, Botsaerts verbijstering. Over de interpretatie van Van den vos Reynaerde,<br />

in: Hans van Dijk en Paul Wackers (red.), Pade crom ende menichfoude. Het Reynaertonderzoek<br />

in de tweede helft van de twintigste eeuw, Hilversum, Verloren, 1999, p. 280.<br />

8. Zie onder meer Jozef Janssens en Rik van Daele, Reinaerts streken. Van 2000 voor tot<br />

2000 na Christus, Leuven, Davidsfonds, 2001, p. 50-54 en passim. Vergelijk met Rik van<br />

Daele, Van den vos Reynaerde. De vos die ziet, ben je zelf, p. 25 e.v.<br />

9. Zie ook Rik van Daele, Ruimte en naamgeving in Van den vos Reynaerde, p. 524 (‘Willem<br />

moraliseert niet, maar hij schetst de domheid van de hofdieren door hun daden te beschrijven’).<br />

10. Joris Reynaert, Botsaerts verbijstering. Over de interpretatie van Van den vos Reynaerde,<br />

p. 279.<br />

11. Cyriel Buysses bespreking verscheen in De Amsterdammer op 31 december 1911. Ze is na<br />

te lezen in het Verzameld Werk, deel 7, Manteau, Brussel, 1982, p. 195-197.<br />

12. Werner Waterschoot, Reinaert over sinen vader, in: Hans van Dijk en Paul Wackers (red.),<br />

Pade crom ende menichfoude, p. 233-234.<br />

13. Over de pelgrimage als ‘een private regeling tussen’ vos en koning, zie: André Bouwman,<br />

Het dierenepos ‘Van den vos Reynaerde’ vergeleken met de Oudfranse ‘Roman de Renart’,<br />

Amsterdam, Prometheus, 1991, p. 320-321.<br />

14. Terloops wil ik erop wijzen dat oedipaal te duiden seksuele initiaties door of verhoudingen<br />

met tantes wel vaker voorkomen in de literatuur. Zo wordt Louis Seynaeve, het hoofdpersonage<br />

van Hugo Claus’ Het verdriet van België (1983), door zijn wellustige tante Nora seksueel<br />

ingewijd (p. 576 e.v.).<br />

15. Werner Waterschoot, Reinaert over sinen vader, p. 247.<br />

Sint-Niklaas, juli 2007<br />

403<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Steunabonnee 2007<br />

_______________________________________________<br />

Minstens 25 euro. U ontvangt dan:<br />

(1) drie Tiecelijn-nummers (één dubbelnummer);<br />

(2) uitnodigingen activiteiten vzw <strong>Reynaertgenootschap</strong>;<br />

(3) een houtsnede van Wim de Cock;<br />

(4) vermelding van naam en woonplaats vanaf de betaling.<br />

Voor 2007, betaling tot 1 september<br />

Antiquariaat Erik Tonen, Antwerpen (B)<br />

Antiquariaat Schoon Lier, Lier (B)<br />

Antiquariaat Secundus, P. Everaers,<br />

Ter Hole (NL)<br />

Ast Fonteynegenootschap (B)<br />

Lucien Bats, Sint-Niklaas (B)<br />

Bernard Benoot, Lochristi (B)<br />

Ivan Bernage, Berchem (B)<br />

Prof. dr. A. Berteloot, Münster (D)<br />

Karel Boeckx, Hoogstraten (B)<br />

A. Boeren, Rijswijk (NL)<br />

Em. prof. J. Boets, Schoten (B)<br />

Dr. André Bouwman, Leiderdorp (NL)<br />

R. Breukers, Bree (B)<br />

René Broens, Antwerpen (B)<br />

John Buyse, Stekene (B)<br />

Jan Buytaert, Sint-Niklaas (B)<br />

Felix Claessens, Tienen (B)<br />

Jeffy Crauwels-Costeur, Antwerpen (B)<br />

Emma Crebolder, Maastricht (NL)<br />

Chris de Beer, Sint-Niklaas (B)<br />

Ivo de Cock, Stekene (B)<br />

Wim de Cock, Belsele (B)<br />

Juliaan de Cuyper, Burcht (B)<br />

Ineke De Deckere, Clinge (NL)<br />

T. de Geeter, Puurs (B)<br />

A.B. de Jong, Doetichem (NL)<br />

Maurits de Jonghe, Assebroek (B)<br />

Ignace de Kesel, Stekene (B)<br />

E. de Koning, Hulst (NL)<br />

Yvan de Maesschalck, Sint-Niklaas (B)<br />

Marcel de Meyer, Rupelmonde (B)<br />

Jan de Putter, Terneuzen (NL)<br />

Lieven Dehandschutter, Sint-Niklaas (B)<br />

Lucien Delange, Sint-Baafs-Vijve (B)<br />

Prof. dr. Robert Derom, Destelbergen (B)<br />

Ingrid Desmedt, Knokke-Heist (B)<br />

Firmin de Vliegher, Bassevelde (B)<br />

Firmin de Vos, Destelbergen (B)<br />

J. de Vos, Delft (NL)<br />

Mevr. De Vos-Keppens, Mechelen (B)<br />

Nik de Vries, ’s-Hertogenbosch (NL)<br />

Aurèle de Witte, Melsele (B)<br />

Lutg. D’haene, Bissegem (B)<br />

H. Elst, Kalmthout (B)<br />

404<br />

Erfgoedcel Waasland (B)<br />

Peter Everaers, Ter Hole (NL)<br />

Willy Feliers, De Klinge (B)<br />

Chris Ferket, Deinze (B)<br />

Theo Fonteyne, Edegem (B)<br />

J.J. Franken, Berkel Enschot (NL)<br />

Wim Gielen, Hulst (NL)<br />

Em. prof. Jan Goossens, Heverlee (B)<br />

Wilfried Grauwels, Antwerpen (B)<br />

Piet Hageman, Hulst (NL)<br />

Hakkemars, Uithoorn (NL)<br />

Yo Heyse-Herman, Stekene (B)<br />

Prof. dr. Y. Hieda, Kyoto (J)<br />

Peter Holvoet-Hanssen, Berchem (B)<br />

Huygens-Instituut, Den Haag (NL)<br />

Joel Janssens, Zottegem (B)<br />

G. Jansseune, Oostduinkerke (B)<br />

H.M. Joosse, Hoorn (NL)<br />

Th. Kerckhaert, Hengstdijk (NL)<br />

Oswald Kielemoes, Gent (B)<br />

Johan Koppen, Stekene (B)<br />

Dr. Willem Kuiper, Zaandam (NL)<br />

Prof. dr. Gert Laekeman (B)<br />

André Lampaert, Houthulst (B)<br />

Stan Lapinski, Amsterdam (NL)<br />

F.J. Lodder, Ridderkerk (NL)<br />

Dr. Nard Loonen, Boxmeer (NL)<br />

Em. prof. R. & M. Malfliet, Stekene (B)<br />

Arthur Massé, Antwerpen (B)<br />

Leon Matthijs, Lochristi (B)<br />

Peter Melis, Sint-Niklaas (B)<br />

Marie-Jeanne Moors-Peeters, Aalst (B)<br />

Marc Moorthamer, Tielrode (B)<br />

A. Musters, Heinkenszand (NL)<br />

Jan Muyldermans, Mechelen (B)<br />

Dirk Naudts, Proefbrouwerij, Hijfte-Lochristi (B)<br />

Dr. Ettina Nieboer, Amsterdam (NL)<br />

Marc Nieuwenhuis, Lelystad (NL)<br />

Simone Nonneman, Borgerhout (B)<br />

Armand Onghena, Brasschaat (B)<br />

Pijp- en Tabaksmuseum, Sint-Niklaas (B)<br />

Philip Proost, Deinze (B)<br />

R.E.I.N.A.E.R.T, Nijmegen (NL)<br />

Restaurant Reinaert, Sint-Niklaas (B)<br />

Restaurant Tiecelijn, Daknam (B)<br />

Tiecelijn, 20, 2007


Paul B. Reynaert, Zellik (B)<br />

Prof. Dr. Joris Reynaert, Drongen (B)<br />

Em. prof. J.-J. Reynaerts, Tienen (B)<br />

Omer Reyniers, Sint-Niklaas (B)<br />

Hans Rijns, Leiden (NL)<br />

K. Schreuder, Leiden (NL)<br />

Prof. dr. A. Schwarz, Lausanne (CH)<br />

Paul Steuperaert, Le Faget (F)<br />

Elze ter Harkel, Groningen (NL)<br />

Th. Thiels, Beers (NL)<br />

Richard Thiron, Sint-Niklaas (B)<br />

Luc Tirez, Stekene (B)<br />

Dr. Veerle Uyttersprot, Dendermonde (B)<br />

Jan van Alphen, Limbricht (NL)<br />

René van Bogaert, Kruibeke (B)<br />

Freddy van Bogget, Kapellen (B)<br />

Willy van Cannegem, Virginal (B)<br />

Staf en Mariette Van Daele, Sint-Niklaas (B)<br />

Prof. dr. B. van den Abeele, Brussel (B)<br />

Lutgart van den Broeck, Sint-Niklaas (B)<br />

Wout van Dinther, Vught (NL)<br />

Georges van Dooren, Stekene (B)<br />

405<br />

Taf van Duffel, Zaffelare (B)<br />

P.H. van Gemert, Bunnik (NL)<br />

Roger van Huffel, Sint-Niklaas (B)<br />

Van Kemseke-Van Puyvelde,<br />

Sint-Gillis-Waas (B)<br />

M. van Kerchove-Mariman, Sint-Niklaas (B)<br />

H.G. van Otterloo, Houten (NL)<br />

Marinus van Reeth, Niel (B)<br />

Van Rompaey-Ceulemans, Aartselaar (B)<br />

Vansina-Debeuckelaere, Kalmthout (B)<br />

Jozef Verbraecken, De Klinge (B)<br />

Johan Vercruysse, Willebroek (B)<br />

Paul Verstraete, Assebroek (B)<br />

F.J.M. Vogel, Purmurend (NL)<br />

Willy Volkaert, Mechelen (B)<br />

A.M.H. Vos, Breda (NL)<br />

J.W. Walgien, Oldenzaal (NL)<br />

M. Wassenburg, Hulst (NL)<br />

Annemie Wauman, Sint-Niklaas (B)<br />

Prof. dr. Frank Willaert, Antwerpen (B)<br />

Arco Willeboordse, Sluis (NL)<br />

M.A. Winkelhuysen, Beverwijk (NL)<br />

Tiecelijn, 20, 2007


inhoud<br />

Jaargang 20 nummer 3/4<br />

406<br />

0<br />

185 Rik van Daele ‘Dese ane vaerden die woestine’<br />

(Van den vos Reynaerde, A 3329)<br />

1 Vossenverzen<br />

190 Rutebeuf De verdorven Reynaert<br />

195 Anton van Wilderode Beer<br />

196 Anton van Wilderode Proost<br />

197 Anton van Wilderode Solitair<br />

199 Wim de Cock Grafschrift van Reynaert<br />

200 Peter Everaers Van den vos<br />

2 Vossentaal<br />

202 Emma Crebolder De Orde van de Vossenstaart<br />

203 Norbert de Beule [Na jaren fiedelfiedel heeft viool van Foks]<br />

204 Joris Denoo Geheimzonnig gedicht<br />

205 Reine de Pelseneer Grip<br />

206 Peter Holvoet-Hanssen De rode vos<br />

207 Frank Pollet RotVos!<br />

208 Erik Spinoy [Waar was ik hier?]<br />

209 Marc Tritsmans Taferelen<br />

210 Lies van Gasse De tweede wolvin<br />

213 Lieve van Impe Kat<br />

3 Vossenbrieven<br />

4 Vossenissen<br />

248 Ivan Bernage Afscheid van Tiecelijn<br />

249 René Broens Ik maakte hem monnik in Elmare<br />

256 Lucien de Cock Tiecelijn leve nog heel lang en gelukkig<br />

258 Lucien de Cock Tiecelijn: ploeg voort in ere…<br />

260 Willy Feliers De verhouding van Reynaert met Haersint<br />

269 Wim Gielen Odonis de Ceritona (ca. 1180-1247)<br />

279 Nard Loonen Homo Homini Vulpes<br />

282 Leon Matthijs De Lootse Reynaert. Sprokkelingen<br />

289 Philippe Proost De ‘Reinaertwijk’ in Gent<br />

293 Danny Reunes ‘Tussen list en macht’. Reynaert in de<br />

Broederschool te Stekene... een anekdote<br />

295 Hans Rijns Adieu Tiecelijn<br />

298 Marcel Ryssen Het begon in 1988<br />

300 Alexander Schwarz Maupertuus in Porrentruy<br />

302 Herr Seele [Mijn grootmoeder was een foxy lady]<br />

305 Elze ter Harkel Vos kruiste ook mijn pad<br />

307 Georges van Dooren Vossenverhalen van Fong-Siue-Fong<br />

(1903-1976)<br />

Tiecelijn, 20, 2007


407<br />

310 Taf van Duffel Discussie tussen de dieren uit het<br />

Reynaertverhaal<br />

311 Paul Verhuyck Twee tekstkritische notities: Renart II v. 5 en<br />

Reynaert v. 6<br />

315 Erwin Verzandvoort Verbaasd over veelzijdigheid, ongrijpbaarheid<br />

en schoonheid<br />

5 Vossenhistories<br />

318 Nicole van Duyse 10 jaar Intergemeentelijk Project Het Land van<br />

Reynaert<br />

324 Jack van Peer De ex-libristentoonstelling Reynaert de Vos<br />

330 Rik van Daele Reinaerts streken. Een cultuurgeschiedenis<br />

met de vos als gids<br />

in Huis Thuysbaert te Lokeren<br />

344 John Buyse Terugblik op vijftien Herman Heyse-lezingen<br />

351 Freddy van Bogget De Orde van de Vosse(n)staart<br />

358 Rik van Daele Tiecelijn doorgelicht<br />

6 Vossenkoppen<br />

368 Marcel Ryssen Een ‘werk van geduldige liefde’.<br />

De berijmde bewerking van Reynaert I van<br />

Hubert Melis (1926)<br />

379 Joke van den Brandt Ex libris ‘Antoon Vermeylen 75’<br />

381 Rik van Daele Marcel Ryssen 80<br />

382 Yvan de Maesschalck Peter Holvoet-Hanssen – laudatio<br />

384 Rik van Daele Lucien de Cock – laudatio<br />

387 Hans Rijns De Reynaerdisten Foeke Buitenrust Hettema<br />

en Leendert Meeuwis van Dis in de BNTL<br />

7 Vossenboeken<br />

390 Yvan de Maesschalck ‘Wardje maat, het was per ongeluk, eerlijk<br />

waar’. Over RotVos! van Frank Pollet<br />

392 Lieven de Wolf Indrukken van een stripliefhebber bij de<br />

Reynaertstrip van De Roover/Ryssen<br />

394 Marcel Ryssen Reinardus 18<br />

8 Epiloog<br />

498 Yvan de Maesschalck Reynaert of de dodelijk liefste anarchist in het<br />

beestenbos. Een column<br />

Brieven van<br />

André Stoop, Erwin Verzandvoort, de Tiecelijnredactie, Walter de Decker, Rik van Daele,<br />

Meradith McMunn, Willy Devreese, Daniël Merlevede, Lieven Dehandschutter, Jean-Jaques<br />

Reynaerts, Emile Clemens, Theo Penneman, Yvan de Maesschalck, A. Daenen, Joke van den<br />

Brandt, Chris Ferket, Paul van Keymeulen, Erik Martens, Willem de Decker, Philippe Proost,<br />

Nard Loonen, Rita Schlusemann, Bert Anciaux, Kenneth Varty, Paul Wackers, Alfons de Belie<br />

Tiecelijn, 20, 2007


408<br />

Illustratoren<br />

Sûria Barbier, Oscar Bonnevalle, Wim de Cock (omslag), Kris de Roover, Bastiaan de Wit, Ivo<br />

Dewulf, Gerard Gaudaen, S. Hannula, René Hausman, W. Heskes (omslag), Pavel Hlavaty,<br />

Hedwig Pauwels, Frank-Ivo van Damme, Joke van den Brandt, C. Verheyen, Toon Vermeylen<br />

en O. Volkamer.<br />

Fotografen / eigenaars foto’s<br />

John Buyse en collega’s d’Euzie, Lucien de Cock, Robert Dewilde, Marc Hooftman, Leon<br />

Matthijs, Rik van Daele, www.marcboon.be.<br />

Medewerkers aan dit nummer<br />

De auteurs, de redactieleden, Sander van Daele en Els Wauters.<br />

Met dank aan Yvan de Maesschalck voor de redactie van de afdeling Vossentaal.<br />

Tiecelijn, 20, 2007

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!