04.09.2013 Views

deel ii leerstandaarden nederlandse taal eind ... - Onderwijserfgoed

deel ii leerstandaarden nederlandse taal eind ... - Onderwijserfgoed

deel ii leerstandaarden nederlandse taal eind ... - Onderwijserfgoed

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

DEEL II<br />

LEERSTANDAARDEN NEDERLANDSE TAAL<br />

EIND BASISONDERWIJS


INHOUDSOPGAVE<br />

1 VERANTWOORDING BIJ DE KEUZE VAN DOMEINEN EN ONDERWERPEN 81<br />

2 BESCHRIJVING VAN DE DOMEINEN EN ONDERWERPEN 86<br />

3 OPGAVENVERZAMELING EN LEERSTANDAARDEN PER DOMEIN 89<br />

3.1 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein 'leesvaardigheid' 91<br />

3.2 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein'luistervaardigheid' .... 109<br />

3.3 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein'informatieverwerking' . 125<br />

3.4 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein 'taaiondersteunende<br />

<strong>deel</strong>vaardigheden' 141<br />

4 RESULTATEN 163<br />

4.1 Resultaten voor de schoolbevolking als to<strong>taal</strong> voor elk van de vier domeinen 163<br />

4.2 Resultaten per doelgroep 164<br />

4.3 Resultaten: conclusies en perspectief 168


1 VERANTWOORDING BIJ DE KEUZE VAN DOMEINEN EN ONDERWERPEN<br />

De keuze voor leerinhouden binnen het leergebied Nederlandse <strong>taal</strong> die bij het standaardenonderzoek<br />

<strong>eind</strong> basisonderwijs worden betrokken, is als volgt tot stand gekomen.<br />

• Eerst werd, op grond van inventarisaties van methoden en na discussie met vakdeskundigen<br />

voor het leergebied, vastgesteld welke leerinhouden bij Nederlandse <strong>taal</strong> op het niveau <strong>eind</strong><br />

basisonderwijs aan de orde zijn. De opbrengst werd in een later stadium aan de kerndoelen<br />

getoetst. Er werden in beginsel zes domeinen onderscheiden, te weten 'lezen', 'luisteren',<br />

'schrijven', 'spreken', 'informatieverwerking' en 'taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden'.<br />

• Vervolgens werd, in eerste instantie per onderwerp een verzameling opgaven uitgewerkt. Voor<br />

elk van de onderwerpen werd een toets opgesteld die landelijk, in het kader van de Periodieke<br />

Peiling van het Onderwijsniveau (PPON), aan uiteenlopende groepen werd voorgelegd.<br />

• Op basis van deze peilingen werden opgavenverzamelingen voor een <strong>leerstandaarden</strong>onderzoek<br />

samengesteld. Hierbij moest enige inperking worden aangebracht, omdat bij <strong>leerstandaarden</strong>onderzoek<br />

elke leerlinggroep alle toetsen voor een vak krijgt voorgelegd (bij PPONonderzoek<br />

worden toetsen over leerlinggroepen ver<strong>deel</strong>d, zodat grote toetsaantallen geen<br />

bezwaar zijn). 7<br />

• Schrijven en spreken zijn vooralsnog in het standaardenonderzoek buiten beschouwing gelaten,<br />

vooral omdat daarbij extra voorzieningen nodig zijn voor afname en scoring, wat toetsing<br />

bewerkelijk maakt. Daardoor dekt dit onderzoek momenteel niet het geheel aan kerndoelen<br />

Nederlandse <strong>taal</strong> <strong>eind</strong> basisonderwijs, een zaak die overigens in de toekomst kan worden<br />

rechtgezet.<br />

• Verder werden voor de domeinen 'leesvaardigheid' en 'luistervaardigheid' opgaven voor verschillende<br />

tekstsoorten in één toets opgenomen. Door middel van statistische, psychometrische<br />

technieken op het oorspronkelijke PPON-materiaal is het mogelijk gebleken opgaven zodanig<br />

te hergroeperen dat - terwijl zij oorspronkelijk in verschillende toetsen waren ondergebracht -<br />

zij in één toets konden worden gecombineerd. Daarbij werd ervoor gezorgd dat, binnen deze<br />

ene gemeenschappelijke toets, de soorten opgaven adequaat over de verschillende opgaven<br />

gespreid zijn.<br />

• Voor de onderdelen 'informatieverwerking' en 'taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden' was een<br />

dergelijke samenvoeging van opgaven niet mogelijk. 8<br />

Bij de PPON-onderzoeken worden de verschillende toetsen voor een vak nooit alle bij eenzelfde<br />

leerlinggroep afgenomen. Bij een <strong>leerstandaarden</strong>toetsing is het wel de bedoeling dat het hele vak getoetst<br />

wordt.<br />

Dit is terug te voeren op het feit dat in het PPON-onderzoek leerlingen niet systematisch combinaties<br />

van meerdere onderdelen hebben gemaakt. Samenhang tussen opgaven van verschillende onderdelen kan<br />

dan niet worden onderzocht, en zonder dat kan geen clustering tot een beperkt aantal toetsen<br />

plaatsvinden.<br />

SI


Tabel 1 geeft een overzicht van de in het kader van dit <strong>leerstandaarden</strong>onderzoek onderscheiden<br />

domeinen:<br />

Tabel I<br />

Domeinen Nederlandse <strong>taal</strong> <strong>eind</strong> basisonderwijs<br />

Leesvaardigheid<br />

Luistervaardigheid<br />

Informatieverwerking<br />

Taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden<br />

Deze domeinen worden in hoofdstuk 2 nader beschreven.<br />

Bij het formuleren van <strong>leerstandaarden</strong> Nederlandse <strong>taal</strong> is een vergelijking te trekken met de op<br />

dit gebied vigerende kerndoelen basisonderwijs. Tabel 2 - die werd ontleend aan een onderzoek<br />

van J. Sijtstra 9 - geeft een overzicht van de kerndoelen gerelateerd aan een beschrijving van de hier<br />

onderscheiden domeinen en onderwerpen. Omdat de domeinen 'schrijven' en 'spreken' in dit<br />

standaardenonderzoek buiten beschouwing zijn gelaten, zijn deze in onderstaand schema ook niet<br />

verwerkt. De tabel geeft wel een indruk van de mate waarin de onderwerpen uit het standaardenonderzoek<br />

de kerndoelen dekken.<br />

Tabel 2 Relatie tussen kerndoelen en beschrijving domeinen en onderwerpen standaardenonderzoek<br />

Domeinen en kerndoelen<br />

A Luisteren<br />

1 Leerlingen weten dat men kan luisteren (en<br />

spreken) met verschillende doelen<br />

2 De leerlingen kunnen<br />

- de inhoud en bedoeling van wat er tegen<br />

B Lezen<br />

hen gezegd wordt begrijpen;<br />

( )<br />

4 De leerlingen weten, dat men kan lezen<br />

met verschillende doelen<br />

Beschrijving domeinen en onderwerpen<br />

luisteren naar en begrijpen van<br />

- rapporterende teksten<br />

- beschouwende teksten<br />

- direcüeve teksten<br />

- argumentatieve teksten<br />

- fictionele teksten<br />

Sijtstra. Balans van het <strong>taal</strong>onderwijs aan het <strong>eind</strong>e van de basisschool. Bijlage. Arnhem. CITO 1997.<br />

82


Domeinen en kerndoelen<br />

5 De leerlingen kunnen<br />

- informatieve en betogende teksten,<br />

verhalen, poëzie en dialogen voor hoorspel,<br />

poppenkast of toneel onderscheiden;<br />

- hun manier van lezen aanpassen aan een<br />

door henzelf of door de leerkracht gesteld<br />

lezersdoel;<br />

- hoofdzaken van een informatieve tekst<br />

weergeven;<br />

- bij een betogende tekst de hoofdlijn van<br />

het betoog aangeven en weergeven hoe<br />

hun mening zich verhoudt tot de mening<br />

in de tekst<br />

6 De leerlingen kunnen algemeen gebruikte<br />

schriftelijke informatiebronnen hanteren.<br />

C Taalbeschouwing<br />

10 De leerlingen kunnen met voorbeelden aangeven<br />

- hoe talen en <strong>taal</strong>varianten relaties tussen<br />

mensen kunnen bepalen en hoe die relaties<br />

samenhangen met culturele<br />

overeenkomsten en verschillen;<br />

- dat de betekenis van een <strong>taal</strong>uiting mede<br />

beïnvloed wordt door de situatie, de vorm,<br />

onuitgesproken bedoelingen,<br />

lichaamshouding, gezichtsuitdrukking en<br />

gebaren;<br />

- dat een <strong>taal</strong> of <strong>taal</strong>variant op verschillende<br />

manieren gebruikt kan worden;<br />

- dat mondelinge en schriftelijke<br />

communicatie gebaat is bij regels. Zij<br />

kunnen voorbeelden van situaties geven,<br />

waarin zulke regels functioneel zijn.<br />

11 De leerlingen kennen een aantal <strong>taal</strong>kundige<br />

principes en regels.<br />

Zij kunnen in een zin het onderwerp, het<br />

werkwoordelijk gezegde en delen van dat<br />

gezegde onderscheiden.<br />

Zij kennen<br />

- regels voor het spellen van werkwoorden;<br />

- regels voor het spellen van andere woorden<br />

dan werkwoorden;<br />

Beschrijving domeinen en onderwerpen<br />

lezen en begrijpen van<br />

- rapporterende teksten<br />

- beschouwende teksten<br />

- directieve teksten<br />

- argumentatieve teksten<br />

én:<br />

- fictionele teksten<br />

lezen en begrijpen van<br />

- naslagwerken<br />

- tabellen en grafieken<br />

- kaarten<br />

én:<br />

technisch lezen<br />

- toets <strong>taal</strong>beschouwing<br />

- toets zinsontleden en woordbenoemen<br />

83


Domeinen en kerndoelen Beschrijving domeinen en onderwerpen<br />

12 De leerlingen kunnen begrippen hanteren die<br />

het hen mogelijk maken over <strong>taal</strong> te denken<br />

en te spreken;<br />

- betekenis, beeldspraak, letterlijk en<br />

figuurlijk <strong>taal</strong>gebruik, uitdrukking,<br />

gezegde, spreekwoord, synoniem,<br />

gevoelswaarde, symbool, beeld<strong>taal</strong>,<br />

pictogram;<br />

- moeder<strong>taal</strong>, tweede <strong>taal</strong>, vreemde <strong>taal</strong>,<br />

dialect, meertalig, gespreksregels, formeel<br />

en informeel <strong>taal</strong>gebruik;<br />

- spelling, uitspraak, onderwerp van een<br />

zin, persoonsvorm, werkwoordelijk<br />

gezegde, <strong>deel</strong>woord, onbepaalde wijs,<br />

werkwoord, tegenwoordige tijd, verleden<br />

tijd, enkelvoud, meervoud;<br />

- gedicht, poëzie, verhaal, drama,<br />

toneelstuk, jeugdboek, monoloog, dialoog;<br />

- hoofdstuk, paragraaf, alinea, zin,<br />

klemtoon, lettergreep, komma, punt,<br />

puntkomma, vraagteken, uitroepteken,<br />

dubbele punt, aanhalingsteken.<br />

Een aantal van de genoemde begrippen wordt<br />

expliciet bevraagd in de toetsen. Deze zijn vet<br />

gedrukt.<br />

Een aantal andere begrippen wordt in de toetsen<br />

gebruikt, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de<br />

leerlingen ze kennen. Deze zijn cursief afgedrukt.<br />

- betekenis, letterlijk en figuurlijk <strong>taal</strong>gebruik,<br />

uitdrukking, spreekwoord<br />

- onderwerp, persoonsvorm, <strong>deel</strong>woord,<br />

werkwoord<br />

- gedicht, verhaal, jeugdboek<br />

84<br />

zin, komma, punt, vraagteken,<br />

uitroepteken, dubbele punt,<br />

aanhalingstekens


2 BESCHRIJVING VAN DE DOMEINEN EN ONDERWERPEN<br />

Het domein leesvaardigheid'<br />

Leesvaardigheid heeft in het <strong>leerstandaarden</strong>onderzoek vooral betrekking op begrijpend lezen.<br />

Hieronder volgt een beschrijving van de soorten teksten die hierbij aan de orde zijn.<br />

Domein<br />

Leervaardigheid<br />

Nadere toelichting op de genoemde tekstsoorten:<br />

• rapporterende teksten:<br />

• beschouwende teksten:<br />

• argumentatieve teksten:<br />

• fictionele teksten:<br />

• directieve teksten:<br />

Beschrijving<br />

begrijpend lezen van rapporterende,<br />

beschouwende, argumentatieve en fictionele<br />

teksten; ook directieve teksten zijn<br />

opgenomen<br />

deze teksten geven feitelijke informatie over de werkelijkheid<br />

deze teksten bevatten, naast een feitelijke weergave van de<br />

werkelijkheid, ook de opvattingen van de schrijver<br />

in deze teksten tracht de schrijver de denkbeelden of het gedrag<br />

van de spreker te beïnvloeden of zijn standpunt te verdedigen<br />

deze teksten hebben betrekking op een verbeelde werkelijkheid<br />

deze teksten meten de vaardigheid om schriftelijke aanwijzingen<br />

uit te voeren.<br />

De vaardigheid in begrijpend lezen is getoetst aan de hand van vragen over teksten. In het<br />

opgavenoverzicht zijn de volgende teksten opgenomen:<br />

- van de rapporterende teksten: Kinderrechtswinkel<br />

Telefoon<br />

- van de beschouwende teksten: Een jongen van Soweto<br />

Nationaal Schoolmuseum<br />

- van de argumentatieve teksten: Kampioen<br />

Nieuwe buitenbassins<br />

De HST in Nederland<br />

- van de fictionele teksten: De krekel en de mier<br />

De verkiezing<br />

- van de directieve teksten: Marmereieren<br />

Zaaikalender<br />

85


Het domein luistervaardigheid'<br />

Luistervaardigheid richt zich op het begrijpen van gesproken teksten. Onder 'beschrijving' zijn de<br />

tekstsoorten opgenomen waarvan in het onderzoek is uitgegaan.<br />

Domein<br />

Luistervaardigheid<br />

Beschrijving<br />

Begrijpen van gesproken rapporterende,<br />

beschouwende, argumentatieve en fictionele<br />

teksten<br />

Voor een nadere toelichting op de genoemde tekstsoorten wordt verwezen naar de specificatie bij<br />

het domein 'leesvaardigheid'. Directieve teksten werden in de luistertoets niet opgenomen.<br />

De luistervaardigheid wordt getoetst aan de hand van vragen die over een tekst zijn gesteld. De<br />

teksten kregen de leerlingen op een koptelefoon aangeboden. Het toetsboekje bevatte uitsluitend<br />

de vragen.<br />

In het opgavenoverzicht zijn de volgende teksten opgenomen:<br />

- van de rapporterende teksten: mededelingen: Circus<br />

nieuwtjes: Rotterdam<br />

informatiebericht: Tandarts<br />

- van de beschouwende teksten: boekbespreking<br />

toespraak van de commissaris<br />

- van de argumentatieve teksten: mening: Gerard Beukers<br />

hengelen<br />

reclamespot<br />

Senso<br />

- van de fictionele teksten: dankbaarheid<br />

Snuffel<br />

Het domein informatieverwerking'<br />

Het onder<strong>deel</strong> 'informatieverwerking' omvat drie onderwerpen:<br />

Domein<br />

Informatieverwerking<br />

Beschrijving<br />

Hanteren van naslagwerken<br />

Lezen tabellen en grafieken<br />

Kaartlezen<br />

Nadere toelichting op deze onderwerpen:<br />

• Het onderwerp hanteren van naslagwerken betreft de vaardigheid woordenboeken,<br />

telefoonboeken, encyclopedieën e.d. te hanteren. Tot dit onderwerp moeten ook worden<br />

gerekend voorwaardelijke vaardigheden als alfabetiseren, hanteren van registers en het kiezen<br />

van de juiste informatiebron.<br />

86


• Het onderwerp Lezen tabellen en grafieken betreft de vaardigheid informatie te lezen in<br />

verschillende soorten grafieken en tabellen. Hierbij kan worden gedacht aan beeldgrafieken,<br />

staafgrafieken en kruistabellen.<br />

• Het onderwerp kaartlezen betreft de vaardigheid om informatie uit diverse soorten kaarten met<br />

elkaar in verband te brengen.<br />

Het domein 'taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden'<br />

In dit onderzoek zijn zeven taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden betrokken. In het onderstaande<br />

schema worden deze <strong>deel</strong>vaardigheden omschreven:<br />

Deervaardigheid<br />

Stijl<br />

Grammaticaliteit<br />

Interpunctie<br />

Spelling<br />

Zinsontleding en woordbenoeming<br />

Taalbeschouwing<br />

Woordbegrip<br />

Beschrijving<br />

betreft de vaardigheid om op correcte wijze te formuleren, om<br />

ideeën om te zetten in geschreven of gesproken <strong>taal</strong>.<br />

betreft de correcte toepassing van de regels van het <strong>taal</strong>systeem,<br />

in het bijzonder het schrijven van syntactisch correcte zinnen.<br />

betreft het plaatsen van de juiste leestekens binnen zinnen<br />

(komma, dubbele punt, aanhalingstekens, hoofdletters<br />

eigennamen en directe rede) en bij zinsbegrenzing (punt,<br />

vraagteken, uitroepteken en hoofdletter).<br />

betreft de correcte schrijfwijze van woorden volgens de<br />

vastgelegde regels binnen drie hoofdcategorieën: de spelling van<br />

het lexicon, van woorden met verbuigingen en<br />

werkwoordspelling.<br />

betreft aspecten uit de traditionele schoolgrammatica, met<br />

name van begrippen die van belang zijn voor de<br />

werkwoordspelling (zins<strong>deel</strong>, onderwerp, persoonsvorm,<br />

werkwoord, infinitief, voltooid <strong>deel</strong>woord, bijvoeglijk<br />

naamwoord)<br />

betreft <strong>taal</strong>beschouwelijke aspecten van semantische aard<br />

(vorm en betekenis van samenstellingen, woordvelden en<br />

overdrachtelijk <strong>taal</strong>gebruik) en van functionele aard (doel,<br />

publiek, zender), op het niveau van het woord, de zin en<br />

grotere teksteenheden.<br />

betreft de woordenschat van de leerling.<br />

87


3 OPGA VENVERZAMELING EN LEERSTANDAARDEN PER DOMEIN<br />

In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens voor de domeinen<br />

- leesvaardigheid<br />

- luistervaardigheid<br />

- informatieverwerking<br />

- taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden<br />

een opgavenverzameling met bijbehorende leerstandaard gepresenteerd.<br />

Aan de presentatie van elke opgavenverzameling gaat telkens een aanduiding van de <strong>leerstandaarden</strong><br />

voor het desbetreffende domein vooraf, en wel op de volgende wijze: de nummers staan aangegeven<br />

van de opgaven die beheerst dienen te worden om hetzij de leerstandaard 'minimum'<br />

hetzij de leerstandaard 'voldoende' te halen. Door in de opgavenverzameling zelf de items met de<br />

desbetreffende nummers na te slaan, wordt inhoudelijk het soort opgave duidelijk dat bij de<br />

onderscheiden <strong>leerstandaarden</strong> past.<br />

Let wel: men dient steeds te bedenken dat elke opgave die hier is opgenomen, gezien moet worden<br />

als 'voorbeeldopgave'. Dat wil zeggen dat elke opgave zou kunnen worden vervangen door een<br />

soortgelijke opgave uiteen ruimere reeks die bij het betreffende leerdoel past.<br />

Verder valt op te merken dat, als het om beheersing van de betreffende opgaven gaat, drie mogelijkheden<br />

onderscheiden worden: er kan een 'goede' of een 'matige tot redelijke' beheersing worden<br />

geëist, en bepaalde opgaven hoeven 'niet' beheerst te worden. Leerlingen, of ze nu op het niveau<br />

'minimum' of 'voldoende' presteren, zullen een aantal opgaven zonder meer 'goed' moeten<br />

beheersen. Een aantal wat moeilijker opgaven moet 'matig tot redelijk' beheerst worden. Het zal<br />

verder voorkomen, zeker op het minimum- maar ook op het voldoende niveau, dat een aantal<br />

opgaven niet beheerst hoeft te worden om de betreffende standaard te halen. Zelfs blijken sommige<br />

leerinhouden, die wel in de kerndoelen voorkomen, ook voor de beste leerlingen te hoog gegrepen<br />

te zijn.<br />

Hoe moeten 'goed', 'matig tot redelijk' en 'niet' nu geïnterpreteerd worden als het om de vereiste<br />

mate van beheersing gaat?<br />

Een opgave wordt niet beheerst als een leerling 'minder dan de helft kans' heeft de betreffende<br />

opgave op te lossen. In de praktijk zou dit betekenen dat die leerling voor minder dan vijf van tien<br />

soortgelijke opgaven resultaat zou boeken, of - uitgaande van de groep leerlingen van dat niveau -<br />

dat minder dan vijf van de tien leerlingen de opgave in kwestie aankunnen.<br />

Van goede beheersing wordt gesproken als leerlingen 'tachtig percent kans' hebben de opgave goed te<br />

maken, dus acht of meer van tien soortgelijke opgaven aan zouden kunnen. In een groep van dat<br />

niveau zouden dan acht op de tien leerlingen, of meer, de opgave kunnen oplossen.<br />

Matige tot redelijke beheersing zit daar tussenin: minstens de helft van de opgaven goed, maar minder<br />

dan acht van de tien. Gerekend in termen van leerlingaantallen zou het inhouden dat van de tien<br />

leerlingen in een groep die op dat niveau functioneert, vijf tot zeven die opgave aankunnen.<br />

De berekening of binnen scholen de leerlinggroep de standaarden haalt die zouden moeten gelden<br />

voor een school, is een berekening over de groep als to<strong>taal</strong>. Berekeningssystematiek en opstelling<br />

van normtabellen moeten nog nader worden uitgewerkt.<br />

89


3.1 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein 'leesvaardigheid'<br />

Hieronder worden voor het domein leesvaardigheid de nummers van de opgaven aangegeven die<br />

beheerst moeten worden, wil men goed of redelijk aan de leerstandaard 'minimum' voldoen, evenals<br />

de nummers van de opgaven die niet beheerst hoeven te worden. Ook zijn de nummers<br />

opgenomen die verwijzen naar opgaven die niet dan wel goed of redelijk beheerst moeten worden<br />

om de standaard 'voldoende' te halen.<br />

Tabel 3 Vereist beheersingsniveau per opgave leesvaardigheid' voor de onderscheiden <strong>leerstandaarden</strong><br />

Niveau<br />

Beheersing<br />

Onderwerp<br />

Leesvaardigheid<br />

To<strong>taal</strong> aantal opgaven<br />

goed<br />

T<br />

nrs. 2, 4-7,<br />

10, 14, 17,<br />

35<br />

9<br />

Standaard 'minimum'<br />

redelijk<br />

T<br />

nrs. 1, 11, 13,<br />

15-16, 19-20,<br />

25,30,34,37-<br />

38<br />

12<br />

niet<br />

T<br />

nrs. 3, 8-9,<br />

12, 18,21-<br />

24, 26-29,<br />

31-33,36,<br />

39-43<br />

22<br />

goed<br />

T<br />

nrs. 1-2, 4-7,<br />

10-11, 13-17,<br />

19-20,25,30,<br />

34-35, 37-38<br />

. 21<br />

Standaard "voldoende'<br />

redelijk<br />

T<br />

nrs. 3,9. 12,<br />

18,21-22,<br />

24,27,39-<br />

42<br />

12<br />

niet<br />

T<br />

nrs. 8, 23,<br />

26, 28-29,<br />

31-33,36,<br />

43<br />

:ioT : :V<br />

Van de voorbeeldopgaven moet op het niveau van de standaard 'minimum' ongeveer een vijfde <strong>deel</strong><br />

van de opgaven goed beheerst worden; een iets groter aantal opgaven moet redelijk beheerst<br />

worden.<br />

De helft van de voorbeeldopgaven hoeft niet beheerst te worden.<br />

Op het niveau van de standaard voldoende' moet ongeveer de helft van de opgaven goed en ruim een<br />

kwart van de vragen matig tot redelijk beheerst worden.<br />

Van eveneens ongeveer een kwart van de opgaven wordt geen beheersing gevraagd.<br />

^1


DE OPGA VENVERZAMELING VOOR HET DOMEIN LEESVAARDIGHEID<br />

Op de volgende pagina's vindt u de opgaven voor<br />

leesvaardigheid, in volgorde van moeilijkheid geordend.<br />

Links van de opgaven, naast het nummer van elke<br />

opgave, staat aangeduid hoe goed leerlingen de<br />

betreffende opgave moeten beheersen:<br />

+ betekent: goede beheersing geëist,<br />

o betekent: matige tot redelijke beheersing,<br />

- betekent: hoeft niet beheerst te worden.<br />

Er staan telkens twee tekens naast elkaar,<br />

bijvoorbeeld o en +. Het linker teken, o in dit geval, is<br />

wat van leerlingen gevraagd wordt als het om de<br />

leerstandaard 'minimum' gaat; het rechter teken is wat<br />

voor de standaard 'voldoende' nodig is.<br />

93


Lezen van rapporterende teksten<br />

KINDERRECHTSWINKEL<br />

* Wat is de kinderrechtswinkel<br />

De Kinderrechtswinkel is er speciaal voor<br />

kinderen en jongeren. Kinderen en jongeren<br />

hebben eigen rechten. Maar vaak weet je niet<br />

wat je rechten zijn of is het moeilijk om voor<br />

je rechten op te komen.<br />

Bij de kinderrechtswinkel kun je terecht voor alle<br />

vragen en problemen die met rechten en wetten<br />

te maken hebben. Je kunt op heel wat manieren met<br />

rechten en wetten te maken krijgen, bijvoorbeeld:<br />

als je ouders gaan scheiden en er moet een bezoekregeling- komen;<br />

als je een baantje hebt en je wilt weten hoe het met geld, met het ziekenfonds of met<br />

ontslag zit;<br />

als je ouders gescheiden zijn en je de naam van je vader hebt, maar<br />

je wilt de naam van je moeder of van je nieuwe stiefvader;<br />

als je op school zit of studeert en je vragen over studiefinanciering hebt;<br />

als je van school bent gestuurd en je het daar niet mee eens bent;<br />

als je naar de ene school wilt maar je ouders willen dat je naar een andere school gaat;<br />

als je weggelopen bent en je een uitkering wilt;<br />

als je je afvraagt of je ouders wel geld mogen opnemen van het spaarbankboekje dat je oma<br />

voor je heeft gemaakt;<br />

als je in aanraking komt met de politie of met de Raad voor de kinderbescherming;<br />

als je ouders willen dat je teruggaat naar Turkije, maar jij in Nederland wilt blijven.<br />

En zo zijn er nog veel meer vragen te noemen: kindertehuizen, kindermishandeling, je hebt<br />

schade gemaakt bij een ongeval ...<br />

* Wat .kan de Kinderrechtswinkel doen?<br />

Bij de Kinderrechtswinkel kun je, los van je ouders of opvoeders, informatie krijgen over je<br />

rechten en hulp om voor je rechten op te komen.<br />

we kunnen je uitleggen hoe de wetten en regels precies zijn en wat dat in jouw geval<br />

betekent.<br />

we kunnen met jou of voor jou een brief schrijven aan een familielid, school, de politie<br />

of een bedrijf om een zaak uit te leggen en te vertellen wat jij er van vindt;<br />

we kunnen met je meegaan naar allerlei mensen om een zaak persoonlijk toe te lichten: de<br />

politie, de kinderrechter, school, kindertehuis ...<br />

we kunnen je helpen om, als dat volgens de wet mogelijk is een zaak voor te leggen aan de<br />

rechter.<br />

Het kan natuurlijk wél voorkomen dat we iets niet onmiddellijk weten, maar wat tijd nodig<br />

hebben om iets uit te zoeken hoe het in jouw geval precies zit.<br />

De Kinderrechtswinkel kan je natuurlijk niet meer rechten geven dan volgens de wet mogelijk<br />

is. We kunnen je wel helpen te zorgen dat je de rechten die je hebt, ook krijgt.<br />

De Kinderrechtswinkel is er alleen voor vragen die met rechten en wetten te maken hebben. Heb<br />

je vragen of problemen die daar niet mee te maken hebben (bijvoorbeeld: ruzie met je broer,<br />

problemen met je vriendin) dan kunnen we weinig voor je doen. We kunnen je in dat geval wel<br />

vertellen waar je dan wél met die vragen of problemen terecht kunt.<br />

* Voor wie is de kinderrechtswinkel?<br />

De Kinderrechtswinkel is er voor alle kinderen en jongeren tot 21 jaar.<br />

Het maakt niet uit of je 8 bent of 18, wat voor huidskleur je hebt, of je op school zit, een<br />

baan hebt of werkloos bent ...<br />

Het advies of de hulp die de Kinderrechtswinkel geeft, kost niets.<br />

En als je advies wilt, maar je wilt liever niet je naam zeggen, dan kan dat ook.<br />

Bron: <strong>deel</strong> van de folder Kinderrechtswinkel, Utrecht<br />

95<br />

rechtswinkel<br />

Clff l*ur"n l<strong>ii</strong>m»!- ft ft« W» ofte ka*n r" |OnOfr


M V<br />

o +<br />

o<br />

+ +<br />

+ +<br />

+ +<br />

Wat is de belangrijkste taak van de kinderrechtswinkel?<br />

A* Jeugdigen helpen bij het opkomen voor hun rechten.<br />

B Onderdak verschaffen aan weggelopen jeugdigen.<br />

C Scholieren advies geven over verdere studie.<br />

D Zorgen dat jeugdigen meer rechten krijgen.<br />

Er volgt een aantal vragen. Het antwoord kun je in de<br />

tekst vinden. Beantwoord deze vragen met ja of nee.<br />

Geeft de kinderrechtswinkel hulp aan mensen<br />

die ouder zijn dan 21 jaar? DGG<br />

3 Ben je bij de kinderrechtswinkel verplicht<br />

om je naam te zeggen? flGG<br />

4 Gaan de mensen van de kinderrechtswinkel<br />

eventueel mee naar de rechter? jg<br />

5 Is de hulp van de kinderrechtswinkel<br />

gratis? Jg<br />

6 Moet je bij een bezoek aan de kinderrechtswinkel<br />

een volwassene meebrengen? /7c?c?<br />

Wat is de bedoeling van deze folder?<br />

A Jeugdigen uitleggen waarom er regels en wetten zijn.<br />

B Jeugdigen nieuwsgierig te maken naar hun rechten.<br />

C* Jeugdigen te informeren over werk van de kinderrechtswinkel.<br />

D Jeugdigen te wijzen op de gratis hulp van politie en rechter<br />

Telefoon<br />

De PTT gaat een aantal 'vandaalgevoelige'<br />

telefooncellen verplaatsen.<br />

Onderzoekers van de rijksuniversiteit<br />

van Leiden menen dat soms een verhuizing<br />

naar de overkant van de weg al<br />

genoeg zal zijn.<br />

Volgens de onderzoekers zoeken vandalen<br />

telefooncellen niet speciaal op<br />

om ze te vernielen, maar doen ze dat<br />

pas als ze er 'toevallig' — bijvoorbeeld<br />

bij een dancing — eentje tegenkomen.<br />

De PTT moet wel verwijsbordjes<br />

plaatsen om te voorkomen dat omwonenden<br />

de cel niet meer kunnen vinden.<br />

Bron: Parool, 14-10-1987<br />

96


o<br />

8 Waarom is een verhuizing van vandaalgevoelige telefooncellen naar de<br />

overkant van de straat veelal voldoende?<br />

Schrijf het antwoord hieronder op.<br />

Omdat vandalen (mensen) telefooncellen kapot maken als ze<br />

deze toevallig op hun weg tegenkomen.<br />

9 De onderzoekers onderzochten op welke manier ...<br />

A cellen naar de andere kant van de straat verplaatst kunnen worden.<br />

B* de vernieling van cellen kan worden voorkomen.<br />

C de verplaatste cellen door bewoners kunnen worden teruggevonden.<br />

D verwijsbordjes zouden moeten worden aangebracht.<br />

Lezen van beschouwende teksten<br />

EEN JONGEN VAN SOWETO<br />

1 Een jongen van Soweto, Karin-Lis Svarre; ver<strong>taal</strong>d uit het<br />

Engels door Eveline Deirkauf en Keith Pieterse; uitgegeven<br />

in 1983 door het Wereldvenster. 32 pagina's.<br />

Winkelprijs ƒ 10,-<br />

5 De eerste regels van dit boekje:<br />

Jozef woont in Zuid-Afrika. Hij is twaalf jaar oud en hij<br />

is zwart. In Zuid-Afrika is de huidkleur belangrijk, omdat<br />

de blanke minderheid die de macht heeft, besloten heeft dat<br />

de verschillende rassen volkomen gescheiden moeten leven.<br />

10 Dit wordt apartheid genoemd.<br />

Een boekje dus over een zwart jongetje dat op bijna ieder<br />

moment van de dag merkt wat het betekent om door zijn<br />

huidkleur minderwaardig gevonden te worden. Althans in het<br />

land waar hij woont, Zuid-Afrika, waar ondanks het feit dat<br />

15 er ruim 21 miljoen negers wonen, de 4,5 miljoen blanken het<br />

voor het zeggen hebben.<br />

Hoe het is te leven onder een apartheidsregime, wordt<br />

duidelijk uit de beschrijving van het dagelijks leven van<br />

het jongetje Jozef. Zijn leven thuis, op school en in de<br />

2 0 straten van Soweto, zijn woonplaats (waar twee maal zo veel<br />

mensen wonen als in Amsterdam). Tussen die verhaaltjes door<br />

wordt uitgelegd hoe en waarom de apartheid is ontstaan en<br />

waarom in 1976 voor het eerst scholieren zich tegen de<br />

apartheid verzetten en er relletjes ontstonden waarbij<br />

25 onder de schooljeugd veel doden en gewonden vielen.<br />

Een boekje dat iedereen beslist moet hebben gelezen (en<br />

bekeken, want er staan prachtige kleurenfoto's in) om<br />

precies te weten hoe apartheid is.<br />

97


M V<br />

+ +<br />

+<br />

+<br />

+<br />

10 Waardoor is de apartheid (r. 10) ontstaan?<br />

A* De blanke minderheid heeft hiertoe besloten.<br />

B De zwarte minderheid heeft hiertoe besloten.<br />

C De scholieren hebben, hiertoe besloten.<br />

D Het jongetje Jozef heeft hiertoe besloten.<br />

11 Schrijf de zin op waaruit je kunt opmaken dat Soweto geen klein dorp is<br />

waar twee maal zoveel mensen wonen als in Amsterdam<br />

12 In welke zin staat hoe de schrijver van dit artikel het boekje vindt?<br />

Schrijf deze zin hieronder op.<br />

Een boekje dat Iedereen beslist moet hebben gelezen.<br />

13 Wat wil de schrijver van het boek 'Een jongen van<br />

Soweto' de lezers vooral duidelijk maken?<br />

A Dat er veel zwarte mensen in Soweto wonen.<br />

B* Wat het betekent om onder apartheid te leven.<br />

C Wat de rellen in Soweto voor gevolgen hadden.<br />

D Dat de blanken in Zuid-Afrika de macht hebben.<br />

Nationaal schoolmuseum (tekst zie volgende pagina)<br />

14 Wat wordt bedoeld met: dat? (r. 42)<br />

A met stenen gooien<br />

B tegen je buurman fluisteren<br />

C appels stelen<br />

D* het schandbord afdoen<br />

15 Wat wil de schrijfster met deze tekst vooral duidelijk maken?<br />

A Dat de kinderen vroeger pechvogels waren.<br />

B Dat de kinderen vroeger niet veel leerden.<br />

C Dat de school niet voor alle kinderen bestemd was.<br />

D* Dat de school vroeger helemaal niet leuk was.<br />

16 In de tekst staat: Nou ja ieder kind ... (r. 65)<br />

Wat wordt met deze zin duidelijk gemaakt?<br />

A* Dat nog niet alle kinderen naar school gingen.<br />

B Dat er op school niet genoeg leesplankjes waren.<br />

C Dat een paar mensen over kinderen gingen nadenken.<br />

D Dat er veel kinderen arm waren.<br />

17 In de tekst staat: Het ABC kon je niet eten. (r. 72)<br />

Wat wordt met deze zin duidelijk gemaakt?<br />

A* Dat de oogst belangrijker was dan het ABC.<br />

B Dat het ABC belangrijker was dan de oogst.<br />

C Dat je beter het ABC kon gaan leren dan te gaan oogsten.<br />

D Dat veel kinderen niet op school maar thuis het ABC leerden.<br />

98


NATIONAAL SCHOOLMUSEUM 45 NABRULLEN<br />

WAT EEN PECHVOGELS<br />

1 Stel je eens voor dat je honderdvijftig<br />

jaar geleden was geboren. En<br />

kijk eens naar een plaatje van een<br />

klas uit die tijd. Daar zit je dan.<br />

5 Doodstil. Je armen stijf over elkaar<br />

of je handen op je rug. Als de meester<br />

héél even niet kijkt, fluister je snel<br />

iets tegen je buurman. Flatsj! Krijg<br />

je de<br />

10 pechvogel naar je hoofd. De<br />

andere kinderen lachen achter hun<br />

hand. Want nu moet je die pechvogel,<br />

een soort lappenpop, zelf terugbrengen<br />

naar de meester. En<br />

15 pats! Een klap op je hand met de plak.<br />

Wat een pechvogel. . .<br />

»** ---• V;;:<br />

t;i i'i I I ,'(< V.'i'i V .<br />

EZELSBORD<br />

Als je het Nationaal Schoolmuseum in<br />

Zoetermeer doorwandelt, ben je blij<br />

20 dat je niet echt honderdvijftig jaar<br />

geleden bent geboren. Want de school<br />

leek toen wel een spookhuis.<br />

Slaan was heel gewoon. En als je een<br />

rekenfout maakte, kreeg je het<br />

25 'ezelsbord'. Dat moest je om je nek<br />

hangen en daarmee ging je voor de klas<br />

staan. Maar dat was nog niks. Als je<br />

met stenen naar een hond had gegooid<br />

of een appel had gestolen,<br />

30 bijvoorbeeld, dan was je pas echt<br />

de pineut. Dan kreeg je het<br />

'schandbord' om je nek. Daarmee moest<br />

je dan maar even een paar uur voor de<br />

school gaan staan. Zo wist<br />

35 iedereen dat je iets verkeerds had<br />

gedaan. En alsof dat nog niet erg<br />

genoeg was, kreeg je ook nog pijn in<br />

je nek. Want het bord was heel zwaar<br />

en het touwtje maar dun. 'Dat deed<br />

4 0 je dan toch gewoon af', zul je denken.<br />

Maar dat is het hem nou net: vroeger<br />

deed je dat niet. Want dan was je nog<br />

niet jarig: dan kreeg je nog meer<br />

klappen.<br />

Bron:<br />

Door:<br />

Foto'S:<br />

Ezelsoor, nr. 7, maart 1986<br />

José Bernaerts<br />

collectie Nationaal Schoolmuseum Zoetermeer<br />

Was alles dan alleen maar<br />

verschrikkelijk op school? Het<br />

antwoord is simpel: ja. Kinderen<br />

telden vroeger niet echt mee. Waar<br />

50 je goed in was, deed er niet toe. En<br />

je karakter ook niet. De meester was<br />

de baas en jij was gehoorzaam. Punt<br />

uit. Dat was ongeveer in het jaar<br />

1800. Later veranderde dat een klein<br />

55 beetje. Een paar mensen begonnen na te<br />

denken over kinderen. Misschien waren<br />

er manieren om het leren makkelijker<br />

te maken, dachten ze. In plaats van<br />

altijd maar alles uit je<br />

60 hoofd te moeten leren en alles na te<br />

brullen wat de meester zei. In de 19e<br />

eeuw kwamen er telramen, schoolborden<br />

en letterkasten. Ook kreeg ieder kind<br />

een leesplankje.<br />

6 5 Nou ja, ieder kind... Er waren<br />

natuurlijk heel wat kinderen die niet<br />

naar school gingen. Als je ouders arm<br />

waren, en dat was vaak zo, moest je<br />

gewoon thuis helpen. Of<br />

7 0 op het land. Want wat had je aan het<br />

ABC als het graan geoogst moest<br />

worden? Het ABC kon je niet eten!<br />

MUSEUM<br />

Pas aan het begin van de 2 0e eeuw<br />

75 moesten alle kinderen naar school.<br />

Vanaf die tijd begon er veel te<br />

veranderen. Er moesten speciale<br />

schoolbanken komen. En ook hingen er<br />

altijd mooie platen in de klas. Van<br />

80 het station bijvoorbeeld, of van de<br />

vogels en de planten. In het<br />

schoolmuseum in Zoetermeer kun je dat<br />

allemaal zien. Dat was trouwens nog<br />

een hele klus, om al die oude<br />

85 spullen bij elkaar te krijgen voor het<br />

museum. Want omdat kinderen niet echt<br />

meetelden, waren er maar weinig mensen<br />

die hun schoolspullen bewaarden.<br />

90 Weet je trouwens dat je zo'n dertig<br />

jaar geleden nog wel eens een klap met<br />

de liniaal op je vingers kon<br />

verwachten? En dat je twintig jaar<br />

geleden ook nog doodstil moest zijn<br />

95 in de klas? In het museum lopen mensen<br />

rond die je dat allemaal precies<br />

kunnen vertellen. Het zijn allemaal<br />

verhalen om bang (nou ja, bang!) van<br />

te worden, maar toch is<br />

100 zo'n middagje-museum best leuk. En als<br />

je weer naar buiten loopt, ben je<br />

ineens weer heel tevreden met je eigen<br />

school! Nou ja, tevreden...


M V<br />

o<br />

o +<br />

18 Wat denken de kinderen bij het verlaten van het Nationaal Schoolmuseum<br />

volgens de schrijfster?<br />

Schrijf het antwoord hieronder op.<br />

Tevreden met eigen schoof.<br />

Lezen van directieve teksten<br />

Morgen is je moeder jarig. Je besluit in je 'Maak-het-zei f-boek' te kijken<br />

om te zien of daar iets leuks in staat waarmee je haar zou kunnen<br />

verrassen. Je vindt een leuk recept voor het maken van 'marmereieren'.<br />

Marmereieren<br />

Pak 4 rauwe eieren in in de schillen van een rode en een gewone ui.<br />

Wikkel er aluminiumfolie omheen, zodat de schillen blijven zitten.<br />

Kook de eieren in 5 minuten hard.<br />

Haal de folie en de schillen eraf en je zult zien dat de eieren eruit zien<br />

alsof ze van marmer zijn.<br />

Gewone en rode ui geven verschillende kleuren, probeer zelf maar te<br />

ontdekken welke.<br />

19 Hieronder staan de handelingen die bij het maken van marmereieren<br />

uitgevoerd moeten worden.<br />

Zet deze handelingen in de juiste volgorde.<br />

- Kook de eieren 5 minuten<br />

- Wikkel er aluminiumfolie omheen<br />

- Pak 4 rauwe eieren<br />

- Verpak de eieren in uieschillen<br />

- Haal de folie en de schillen van de eieren af<br />

i Pak 4 rauwe eieren.<br />

Verpak de eieren in uieschillen.<br />

Wikkel er aluminiumfolie omheen.<br />

Kook de eieren 5 minuten.<br />

Haal de folie en de schillen van de eieren af.<br />

100


Zaaikalender<br />

Je buurman, meneer van der Zee, heeft een moestuin.<br />

Voor de groenten die hij zelf wil gaan kweken, maakt hij een zaaikalender. Op<br />

die kalender kan hij straks precies zien wanneer hij bepaalde groenten moet<br />

zaaien.<br />

Links in de kalender staan de groenten die meneer van der Zee wil gaan kweken<br />

Bovenaan de kalender staan de maanden. Om het niet te ingewikkeld te maken<br />

heeft hij elke maand in 4 weken ver<strong>deel</strong>d.<br />

Op de kalender schrijft meneer van der Zee een Z_ onder de maanden en weken<br />

waarin hij de groente moet zaaien. Hij is nog niet helemaal klaar. De<br />

zaaiperiodes voor de andijvie, de bosuien, de stoksnijbonen en de peulen<br />

moeten nog ingevuld worden. Hij vraagt aan jou of je dit klusje even voor hem<br />

af wilt maken. De aanwijzingen die op de zakjes staan, staan hieronder.<br />

Zet achter de juiste groente een Z_ in de juiste weken onder de juiste maanden<br />

zodat meneer van der Zee kan zien wanneer hij moet zaaien.<br />

20 Andijvie<br />

Zaaitijd: De laatste week van juni en de hele maand<br />

juli.<br />

Zaaien met een onderlinge afstand van 30 cm.<br />

Plantinformatie: Na het zaaien de grond vochtig houden.<br />

21 Bosui<br />

Zaaitijd: Van begin maart tot half mei in de volle grond.<br />

Zaaien op regels met 15-20 cm tussenruimte.<br />

Plantinformatie: Niet te dun zaaien anders worden de uitjes te<br />

grof. 15 gram zaad gebruiken voor 1 m. Geen<br />

twee jaar achtereen op dezelfde plaats uien<br />

zaaien. Oogsten als de uitjes 2 a 3 cm<br />

doorsnede zijn.<br />

22 Stoksnijbonen<br />

Zaaitijd:<br />

Plantinformatie:<br />

23 Peulen<br />

Zaaitijd:<br />

Plantinformatie:<br />

Van half mei tot half juli in de volle grond.<br />

Per stok 3 tot 4 bonen + 3 cm diep leggen.<br />

Oogsten vanaf juli. Mits grof gesneden zijn<br />

deze benen uitstekend geschikt voor de<br />

diepvries.<br />

De laatste weken van februari tot de eerste<br />

week van mei, mits het weer het toelaat.<br />

Regelafstand 45 x 5 cm.<br />

Deze peulen kunnen het best aan gaas<br />

geteeld worden; ze worden dan + 50 cm hoog.<br />

Peulen worden jong geoogst.<br />

101


Zaaikalender<br />

l_<br />

F<br />

OJ<br />

o<br />

01<br />

"D<br />

L.<br />

DJ<br />

H<br />

Hj<br />

><br />

O<br />

c<br />

Der<br />

o<br />

4-t<br />

O<br />

1<br />

E<br />

n<br />

CD<br />

3<br />

n<br />

rn<br />

3<br />

r;<br />

§<br />

mei<br />

pri<br />

ra<br />

*-J<br />

aar<br />

E<br />

i_<br />

ra<br />

3<br />

t_<br />

.o<br />

t_<br />

nua<br />

ra<br />

>J<br />

ro<br />

*-<br />

- j<br />

nu<br />

—<br />

-4-<br />

KI<br />

f\J<br />

*-<br />

-J<br />

ro<br />

"-<br />

MT<br />

KI<br />

r\j<br />

•"<br />

MI*<br />

ro<br />

r\j<br />

"~<br />

•J-<br />

KI<br />

ru<br />

N J<br />

ro<br />

OJ<br />

-J-<br />

ro<br />

OJ<br />

*-<br />

- j -<br />

KI<br />

«~<br />

^3"<br />

ro<br />

«"<br />

MT<br />

ro<br />

OJ<br />

* •<br />

N<br />

N<br />

NI<br />

NJ<br />

M<br />

N<br />

c<br />

0«<br />

3<br />

u<br />

0)<br />

8.<br />

H<br />

NJ<br />

N<br />

f-J<br />

Nl<br />

M<br />

N<br />

IM<br />

Nl<br />

t/1<br />

CU<br />

*-><br />

C<br />

O<br />

o<br />

JD<br />

u<br />

c<br />

(l;<br />

C<br />

O<br />

.o<br />

._<br />

c<br />

ui<br />

Nl<br />

M<br />

(Sl<br />

M<br />

M<br />

C<br />

n<br />

N<br />

IM<br />

Nl<br />

N<br />

Nl<br />

Nl<br />

71<br />

E<br />

O<br />

N<br />

1*4<br />

*<br />

M<br />

Nl<br />

Nl<br />

ra<br />

-it<br />

l_<br />

Q.<br />

ra<br />

a<br />

Nl<br />

IM<br />

N<br />

IM<br />

Nl<br />

r<br />

0)<br />

ra<br />

t-<br />

O<br />

Nl<br />

Ni<br />

Nl<br />

NI<br />

KI<br />

I-J<br />

Nl<br />

CA<br />

?!<br />

tl<br />

ra<br />

Tl<br />

L.<br />

ra<br />

ra<br />

Nl<br />

Nl<br />

NI<br />

NI<br />

NI<br />

Nt<br />

rM<br />

NI<br />

NI<br />

O<br />

o<br />

-X<br />

f-<br />

01<br />

O<br />

!o<br />

Nl<br />

NI<br />

Nl<br />

IM<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

O<br />

o<br />

-><br />

CJ<br />

n<br />

o<br />

u<br />

N<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

N<br />

Nl<br />

N<br />

01<br />

CU<br />

•—•»<br />

3<br />

t-<br />

g-<br />

NI<br />

Nl<br />

IM<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

N<br />

O<br />

o<br />

-*<br />

c<br />

u<br />

0)<br />

JB<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nt<br />

Nl<br />

3<br />

—"<br />

CT1<br />

c<br />

tu<br />

01<br />

1 -<br />

1<br />

1<br />

Nl<br />

Nl<br />

NJ<br />

Nl<br />

N<br />

NI<br />

Nl<br />

Nl<br />

c<br />

0)<br />

5<br />

3<br />

Ol<br />

£<br />

NI<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

_*:<br />

O<br />

O<br />

O<br />

t_<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

NJ<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

NI<br />

Nl<br />

Nl<br />

0J<br />

u<br />

O.<br />

1<br />

~ i<br />

NI<br />

M<br />

NV<br />

IM<br />

Nl<br />

Nl<br />

NI<br />

NI<br />

NJ<br />

Nl<br />

N|<br />

Nl<br />

NI<br />

Nl<br />

Nl<br />

j<br />

ra<br />

01<br />

Q-<br />

O<br />

M<br />

*—<br />

u<br />

g<br />

Nl<br />

N<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

fSj<br />

FM<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

NI<br />

Ni<br />

Nl<br />

Nl<br />

' —<br />

CL<br />

VI<br />

1<br />

I<br />

1<br />

1<br />

j<br />

!<br />

i<br />

NI<br />

NI !<br />

M<br />

N l<br />

Nl 1<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

KI<br />

Nl<br />

Nl<br />

Nl<br />

N<br />

NJ<br />

M<br />

Ol<br />

*-"<br />

i O<br />

• 3


Lezen van argumentatieve teksten<br />

In de topsport werken kinderen keihard<br />

Kampioen word je niet zomaar<br />

Bij sommige sporten winnen kinderen<br />

van veertien, vijftien jaar de Olympische<br />

medailles. Vóórdat ze aan hun<br />

eerste medaille toekomen, hebben ze<br />

al duizenden trainingsuren achter de<br />

rug. Heus niet alleen in de Sowjet-<br />

Unie (Rusland) moeten de jonge turnstertjes<br />

vijfentwintig uur in de week<br />

trainen.<br />

Stel je voor. Je bent elf jaar en bij het<br />

schoolzwemmen is gebleken dat je als<br />

een vis in het water zwemt. Je gaat<br />

voor de lol op een zwemvereniging en<br />

een paar maanden later word je 'ontdekt'.<br />

Een trainer wil een topsporter<br />

van je maken. Als je ouders dat een<br />

aardig idee vinden en het lijkt jou ook<br />

wel wat, begint het.<br />

Baantjes<br />

Elke ochtend, voor schooltijd naar het<br />

zwembad om drie uur lang baantjes te<br />

trekken. Misschien zullen je ouders na<br />

een paar weken zeggen dat ze geen zin<br />

meer hebben. Als ze het wél zien zitten<br />

en zélf ook willen dat je kampioen<br />

- wordt, dan ben je de klos.<br />

De eerste wedstrijd winnen is natuurlijk<br />

leuk. Maar als je het Olympisch<br />

goud wil veroveren, is baantjes zwem­<br />

men en wedstrijden verliezen, niet zo<br />

gezellig meer. Kinderen kunnen sommige<br />

sporten beter dan volwassenen.<br />

Om snel te zwemmen moet je lichaam<br />

nog heel soepel zijn en niet te zwaar.<br />

Turnen en zwemmen zijn twee sporten<br />

waarin jonge meisjes om die reden<br />

meer kansen hebben dan volwassen<br />

vrouwen.<br />

Dromen<br />

Lang niet alle kinderen die er van dromen<br />

om kampioen te worden en daar<br />

hard voor trainen, bereiken hun doel.<br />

Negentig procent valt halverwege af.<br />

Alle trainingsuren, verloren speel- en<br />

leertijd is dan voor niets geweest. Nog<br />

vervelender zijn de klachten die kinderen<br />

krijgen als ze te veel van hun lichaam<br />

eisen. Kinderen die nog niet helemaal<br />

volgroeid zijn, krijgen sneller<br />

last van hun rug, knieën en enkels dan<br />

volwassenen.<br />

Veel van deze mankementen gaan<br />

nooit meer over. Kinderarbeid, dat<br />

mag niet meer in onze tijd, daar is<br />

iedereen het over eens. Maar in de topsport<br />

moeten duizenden kinderen keihard<br />

knokken, en sport is op zo'n manier<br />

ook werk.<br />

24 Wat wil de schrijver vooral duidelijk maken in de eerste alinea?<br />

A Dat er veel tijd opgeofferd moet worden voor het winnen van<br />

Olympische medailles.<br />

B* Dat bij sommige sporten kinderen van veertien, vijftien jaar<br />

topprestaties leveren.<br />

C Dat er alleen in de Sovjet-Unie hard getraind wordt.<br />

D Dat jonge turnsters tenminste 25 uur in de week trainen.<br />

25 In de tekst staat: ..., dan ben je de klos. (zie pijltje 1 in de tekst)<br />

Wat wordt hiermee duidelijk gemaakt?<br />

A Dat je tijdelijk last van je rug, knieën en enkels krijgt.<br />

B* Dat je mankementen krijgt, die nooit overgaan.<br />

C Dat je kampioen wordt, als je veel traint.<br />

D Dat je vanaf dat moment veel en hard moet trainen.<br />

26 Waarom zijn turnen en zwemmen sporten waarin jonge meisjes meer kansen<br />

hebben dan volwassen vrouwen?<br />

Schrijf het antwoord hieronder op.<br />

Soepel lichaam en niet zwaar.


V<br />

+<br />

27 Wat is volgens de schrijver de overeenkomst tussen topsport voor<br />

kinderen en kinderarbeid? Schrijf het antwoord hieronder op.<br />

Keihard werken,<br />

28 Wat wil de schrijver met dit artikel vooral duidelijk maken?<br />

A Dat kinderen hard moeten trainen om kampioen te worden.<br />

B Dat kinderen bij sommige sporten betere kansen hebben om te winnen.<br />

C Dat de meeste kinderen de top niet bereiken.<br />

D* Dat kinderen gewaarschuwd moeten worden tegen de gevaren van<br />

topsport.<br />

Nieuwe buitenbassins<br />

dankzij vriendenactie<br />

He( Natuur Recreatie Centrum op<br />

Texel begon in augustus een vriendenactie:<br />

'Vrienden van de Zeehondenopvang<br />

Texel'. De bedoeling was om<br />

geld bij elkaar te brengen voor het belangrijke<br />

werk van de zeehondenopvang.<br />

Verder wilde het centrum door<br />

het versturen van een krantje aan die<br />

vrienden van de zeehonden zoveel mogelijk<br />

informatie geven over de zeehonden.<br />

Alle vrienden krijgen twee<br />

keer per jaar een nieuwsbrief.<br />

Heel veel bezoekers van het centrum<br />

gaven zich op als lid. Verenigingen<br />

voerden actie om geld bij elkaar te<br />

brengen en twee scholen op Texel<br />

adopteerden ieder een zeehond die afgelopen<br />

zomer in de opvang terechtkwam.<br />

Groepen jongeren bedachten<br />

allerlei leuke dingen om geld op te halen.<br />

'Het was hartverwarmend. Binnen<br />

een halfjaar hadden we f 22.000<br />

binnen. Daardoor konden we direct<br />

met het werk beginnen.' Jan Kuiper<br />

laat zien wat ze met het geld gaan<br />

doen. 'We gaan allereerst de huisvesting<br />

van huilers (jonge zeehondjes)<br />

en zieke zeehonden moderniseren. Tot<br />

nu toe gebruikten we daar grote houten<br />

tobben voor.<br />

Bron: Alkmaarse Courant, februari 1987<br />

Nu komen er twee kleine, ge<strong>deel</strong>telijk<br />

overdekte, buitenbassins. Daar kunnen<br />

de zeehonden verzorgd worden.<br />

We maken ook een overdekt ge<strong>deel</strong>te,<br />

waar vijf zeehonden gescheiden verzorgd<br />

kunnen worden. Verder komt er<br />

een ruimte waar medicijnen en voedsel<br />

klaargemaakt kunnen worden.'<br />

Wil je ook vriend of vriendin van de<br />

zeehondenopvang worden, hetgeen ik<br />

je kan aanraden, schrijf dan naar Zeehondenopvang<br />

Texel, Ruyslaan 92,<br />

1796 AZ De Koog, Texel.<br />

29 Uit welke zin of ge<strong>deel</strong>te van de zin kun je opmaken hoe de schrijver<br />

denkt over het vriend of vriendin worden van de zeehondenopvang Texel?<br />

A Alle vrienden krijgen twee keer per jaar een nieuwsbrief.<br />

B Het was hartverwarmend.<br />

C* ..., hetgeen ik je kan aanraden, ...<br />

D ..., schrijf dan naar de zeehondenopvang Texel.


M V<br />

+<br />

30<br />

Voor welke twee doel<strong>eind</strong>en gebruikt men de opbrengst van de<br />

zeehondenactie? Schrijf het antwoord hieronder op.<br />

i Buitenbassin/huisvesting moderniseren<br />

2 Ruimte voor medic<strong>ii</strong>nen/voedsef<br />

31 Wat wil de schrijver met dit artikel in de eerste plaats bereiken?<br />

A Dat je beter op de hoogte raakt van de kosten van opvangcentra.<br />

B* Dat je vriend of vriendin wordt van de zeehondenopvang.<br />

C Dat je weet op welke manier huilers en zieke zeehonden gehuisvest<br />

zijn.<br />

D Dat je weet hoe zeehonden leven.<br />

In 'Rijn en Gouwe', een regionaal dagblad uit Zuid-Holland, staan regelmatig<br />

ingezonden brieven van zowel vóór- als tegenstanders van de HST (Hoge-Snelhei<br />

Trein). Vandaag lees jij er de volgende brief van een voorstander in.<br />

De HST in Nederland<br />

Waarom moet de Hoge-Snelheids-Trein (HST) in Nederland rijden?<br />

Onze economie<br />

Sinds 1992 is Europa één en zijn de grenzen open gegaan. Het is belangrijk da<br />

Nederland een goede en snelle verbinding heeft met landen als België, Frankri<br />

Engeland. Een groot Europees snelheidsnet bevordert het vervoer, de handel en<br />

economie. Voor Nederland is het dus van belang dat de Randstad, met daarin he<br />

Rotterdams havengebied en Schiphol, aangesloten is op het hoge-snelheidsnet.<br />

wil hiervoor zorgen.<br />

Ons milieu<br />

Steeds meer mensen in Nederland en in Europa maken gebruik van auto's en<br />

vliegtuigen. Maar dat heeft zijn nadelen, ook voor het milieu. Denk maar eens<br />

uitlaatgassen en aan de brede wegen die nodig zijn voor al die auto's. Daarom<br />

goed als mensen gaan nadenken over manieren van vervoer die het milieu minder<br />

belasten. De trein is zo'n manier van vervoer. Hij is zuiniger met energie. H<br />

heeft wel flink wat elektriciteit nodig om te rijden, maar hij kan daarmee in<br />

keer veel mensen vervoeren. En de trein is ook zuinig met ruimte: een spoorli<br />

neemt minder ruimte in beslag dan een autoweg.<br />

Ons openbaar vervoer<br />

De HST is ook een aantrekkelijk vervoermiddel voor binnenlands gebruik. Zeker<br />

Randstad. Er zal namelijk een zeer snelle treinverbinding ontstaan tussen Ams<br />

Schiphol en Rotterdam. Waar je ook heen gaat met de HST, je bent altijd snel<br />

plaats van bestemming en onderweg heb je zelfs nog tijd voor een kopje koffie<br />

voor de krant. Eenmaal aangekomen ben je volkomen uitgerust en direct in staa<br />

datgene te doen waarvoor je op reis ging.<br />

(Bron: uit de serie Kenmerk-onderwijsvoorlichting/1991)<br />

32 Wat wil de schrijver met deze tekst vooral duidelijk maken?<br />

A Dat een HST aantrekkelijk is als je rustig wilt reizen.<br />

B Dat een HST zuinig is met energie en ruimte.<br />

C* Dat er verschillende redenen zijn voor een HST in Nederland.<br />

D Dat het belangrijk is dat Nederland een snelle verbinding heeft met and<br />

landen.


M V<br />

+<br />

33 Waarom vindt de schrijver de HST van groot belang voor het vervoer in de<br />

Randstad.<br />

A* Omdat belangrijke plaatsen snel bereikbaar zijn.<br />

B Omdat de HST zuiniger is met energie dan de auto.<br />

C Omdat de lucht er ernstig is vervuild door het autoverkeer.<br />

D Omdat er geen ruimte meer is voor nieuwe wegen.<br />

Lezen van fictie<br />

De krekel en de mier<br />

Het was zomer en de krekel was volkomen gelukkig. De zon<br />

scheen, de weiden roken zoet en de krekel zong en zong. Hij<br />

maakte zich niet druk over wat ging komen. Hij was tevreden<br />

met het zingen van een lied en met de blauwe lucht boven<br />

5 hem. Maar de zomer duurt niet <strong>eind</strong>eloos.<br />

Op een dag ontwaakte hij, stijf van de kou, met gele<br />

blaadjes die om hem heen dwarrelden. De lucht was bewolkt<br />

en het regende en regende. Hij had ook honger.<br />

'Wat zal ik doen? De winter is lang en koud, ik zal zeker<br />

10 sterven of doodvriezen. Als ik broer mier eens ging<br />

opzoeken?' vroeg hij zich af. 'Hij zal mij zeker willen<br />

helpen. In de zomer had ik geen tijd om voedsel voor de<br />

winter te verzamelen of om een huis voor mezelf te bouwen.<br />

Ik moest de hele tijd zingen, maar nu is zingen geen<br />

15 plezier meer.'<br />

Het was begonnen te sneeuwen toen hij met een snel kloppend<br />

hart op de deur klopte van het huis van de mier.<br />

'Wat wil je?', vroeg de mier verbaasd, toen hij de krekel<br />

voor de deur zag staan.<br />

20 'Ik heb honger en ik heb het koud', zei de krekel, terwijl<br />

hij de sneeuw van zijn vleugels en poten schudde en hij<br />

keek jaloers in het knusse huisje.<br />

De mier antwoordde: 'Wat deed jij van de zomer toen er<br />

overal genoeg voedsel was en genoeg tijd om een huis voor<br />

25 jezelf te bouwen?'<br />

'Ik zong de hele tijd.' En de krekel straalde toen hij<br />

eraan dacht.<br />

'En wat nog meer?', vroeg de mier.<br />

'Nog meer? Niets, denk ik', erkende de krekel.<br />

30 'Jij zong, nietwaar? Wel, dan kan je nu dansen', snauwde de<br />

mier en sloeg de deur van zijn knusse huisje met een klap<br />

dicht.<br />

+<br />

Bron: Dierensprookjes samengesteld door Alena Benesosa<br />

Rebo-productions 1986 - Sassenheim<br />

34 Wat betekent het woordje 'knus' (r. 22 en 31)?<br />

A* gezellig<br />

B klein<br />

C veilig<br />

D warm<br />

35 Krekel was jaloers (r. 22), omdat ...<br />

de mier een fijn huisje had.


M V<br />

36 is vervallen<br />

37 'Jij zong ... dicht' (r. 30 t/m 32).<br />

Waarom, snauwde de mier?<br />

38 Welk woord past het best bij het karakter van de krekel?<br />

A gierig<br />

B ijverig<br />

C verstandig<br />

D* zorgeloos<br />

De verkiezing<br />

Vrijdagmiddag. Zo'n middag die maar niet voorbij lijkt te gaan. Buiten<br />

regent het. Binnen zijn de tl-lichten aan.<br />

'Bergen jullie je boeken en schriften maar op, ' zegt meneer Donkers ineens.<br />

'We hebben nog iets heel belangrijks te doen. Er moet een prins gekozen<br />

5 worden. Pak een kladblaadje en schrijf daarop de naam van diegene uit de<br />

klas, die volgens jou het beste prins Carnaval kan zijn.'<br />

De kinderen van groep acht kijken wat verbaasd naar de meneer voor de klas.<br />

Dit hebben ze nog nooit meegemaakt. Maar ja, als meneer Donkers zoiets<br />

vraagt, dan doe je dat.<br />

10 Even later komt hij de briefjes ophalen en leest de namen die erop staan,<br />

voor. Nicole, zijn lievelingetje, schrijft ze op het bord en zet er<br />

streepjes achter. Zes jongensnamen komen er te staan. Er is één naam die<br />

duidelijk de meeste streepjes heeft. Dat is 'Mark'. Er staan 17 streepjes<br />

achter. Nieuwsgierig draaien vele hoofden Mark's kant op.<br />

15 Mark vraagt zich ondertussen af, hoe een prins Carnaval zich gedraagt. Veel<br />

glimlachen en een beetje overdreven aardig zijn, bedenkt hij zich. Zo<br />

ongeveer als presentatoren op de televisie doen. Dat kan hij best. Hij zit<br />

immers niet voor niets op de toneelclub.<br />

'Wat vind je ervan Mark?' vraagt meneer Donkers.<br />

20 'Wel leuk,' antwoordt Mark dan ook.<br />

'Prima,' gaat meneer Donkers verder. 'Maar bij een prins Carnaval hoort ook<br />

een gade, een prinses Carnaval.'<br />

'Maar dat is in het echt helemaal niet,' roept Karin van wie de vader een<br />

paar keer prins Carnaval is geweest. 'Een prins heeft een raad van elf,<br />

25 maar hij heeft geen vrouw.'<br />

De klas begint een beetje te lachen om dat laatste woord.<br />

Meneer Donkers zegt: 'Niet zo bijdehand Karin. Dat doet er nu helemaal niet<br />

toe.' En tegen Mark: 'Dus jongen denk maar even na en vertel ons dan, wie<br />

je prinses wordt.' Het is even doodstil in de klas. Mark kijkt wat beduusd.<br />

30 Dan begint het gefluister om hem heen.<br />

- Hij kiest vast Debbie.<br />

- Wedden dat het Debbie wordt.<br />

- Prinses Debbie, prinses Debbie.<br />

Dat Mark en Debbie elkaar leuk vinden, weet iedereen. Mark is zelfs al een<br />

35 keer bij haar thuis geweest. Mark kijkt voorzichtig Debbie ' s kant op. Ze<br />

kijkt wat verlegen voor zich uit.<br />

'Marjolein,' zegt hij dan.<br />

Stomverbaasd kijken zijn klasgenoten hem aan. Marjolein bloost. Haar<br />

buurvrouw wijst op haar rode multomap als teken dat het weer zo ver is.<br />

40 'En wil je dat?' vraagt meneer Donkers aan Marjolein. 'Ja dat wil ik wel,'<br />

antwoordt ze zachtjes.<br />

Meneer Donkers laat de klas een beetje roezemoezen. Het is toch bijna tijd.<br />

- Waarom zou hij Debbie niet gekozen hebben?<br />

- Marjolein is best aardig, maar wel verlegener dan Debbie.<br />

45 - Straks krijgt hij nog ruzie met Debbie.<br />

Dat zijn de dingen die Mark hoort zeggen.


Mark denkt zo zijn eigen dingen. Debbie vindt hij het leukste meisje van d<br />

klas. Dat is voor hem zo duidelijk als wat.<br />

Maar toen hij al dat 'Debbie-gefluister' om zich heen hoorde, had hij<br />

50 gedacht: 'Dat je iemand het leukste vindt hoeft toch niet per se te<br />

betekenen dat je die dan ook als prinses Carnaval moet kiezen. Ik kies<br />

'Marjolein. Tenslotte gaat het niemand aan wat ik van Debbie vind.'<br />

De bel gaat. Mark loopt achter Debbie de klas uit.<br />

'Zal ik met je mee naar huis lopen?' vraagt hij.<br />

55 'Best', antwoordt Debbie.<br />

39 'Er is één naam die duidelijk de meeste streepjes heeft.<br />

Dat is 'Mark' (r. 13, 14). Blijkbaar is Mark erg ...<br />

A bru<strong>taal</strong>.<br />

E intelligent.<br />

C knap.<br />

D* populair.<br />

40 Met wie vergelijkt Mark een prins Carnaval?<br />

Met een presentator op de televisie<br />

41 'Mark is zelfs al een keer bij haar thuis geweest' (r. 36,<br />

37) .<br />

Wat wil de schrijver hiermee zeggen?<br />

Dat Mark en Debbie iets met eikaar hebben of<br />

Dat Mark en Debbie eikaar ie uk vinden.<br />

42 Mark kiest Debbie niet als prinses.<br />

Hoe komt Mark erachter dat Debbie daar niet boos over is?<br />

Debbie vindt het goed dat Mark met haar mee naar huis loopt<br />

43 'Haar buurvrouw wijst op haar rode multomap als teken dat<br />

het weer zover is' (r. 40, 41).<br />

Waarom wijst de buurvrouw op de rode multomap?<br />

Omdat Marjolein bloost.<br />

108


3.2 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein 'luistervaardigheid'<br />

De opgaven die goed of redelijk beheerst moeten worden om aan de leerstandaard 'minimum' te<br />

voldoen, zijn hieronder gespecificeerd. De nummers verwijzen naar de nummers van de opgaven.<br />

Uit de tabel blijkt dat er opgaven zijn die niet beheerst hoeven te worden. Daarnaast zijn de '<br />

opgaven opgenomen die goed of redelijk beheerst moeten worden om het niveau van de standaard<br />

'voldoende' te halen; enkele opgaven hoeven niet beheerst te worden, terwijl toch aan deze<br />

standaard wordt voldaan.<br />

Tabel 4 Vereist beheersingsniveau per opgave luistervaardigheid' voor de onderscheiden <strong>leerstandaarden</strong><br />

Niveau<br />

Beheersing<br />

Onderwerp<br />

Leesvaardigheid<br />

To<strong>taal</strong> aantal opgaven<br />

goed<br />

T<br />

nrs. 2-4, 6,<br />

10, 13, 17,<br />

26<br />

8<br />

Standaard 'minimum'<br />

redelijk<br />

•<br />

nrs. 1,5, 14,<br />

16, 19-21, 23,<br />

25,27<br />

10<br />

niet<br />

T<br />

nrs. 7-9, 11-<br />

12, 15, 18,<br />

22,24,28,<br />

30<br />

11<br />

goed<br />

T<br />

nrs. 1-6, 10,<br />

13-14, 16-17,<br />

19-21,26-27<br />

16<br />

Standaard 'voldoende'<br />

redelijk<br />

T<br />

nrs. 7-9, 11,<br />

18,22-23,<br />

25,28<br />

9<br />

niet<br />

T<br />

nrs. 12, 15,<br />

24,30<br />

Van de voorbeeldopgaven moeten op het niveau van de standaard 'minimum' acht opgaven goed<br />

beheerst worden (nog niet eenderde) en tien van de opgaven redelijk (eenderde).<br />

De overige elf opgaven hoeven niet beheerst te worden.<br />

Op het niveau van de standaard 'voldoende' moet meer dan de helft van de opgaven goed beheerst<br />

worden en ongeveer een derde <strong>deel</strong> matig.<br />

Van slechts weinig opgaven (vier) wordt geen beheersing gevraagd.<br />

109<br />

4


110


DE OPGAVENVERZAMELING VOOR HET DOMEIN LUISTERVAARDIGHEID<br />

Op de volgende pagina's vindt u de opgaven voor<br />

luistervaardigheid, in volgorde van moeilijkheid<br />

geordend.<br />

Links van de opgaven, naast het nummer van elke<br />

opgave, staat aangeduid hoe goed leerlingen de<br />

betreffende opgave moeten beheersen:<br />

+ betekent: goede beheersing geëist,<br />

o betekent: matige tot redelijke beheersing,<br />

- betekent: hoeft niet beheerst te worden.<br />

Er staan telkens twee tekens naast elkaar,<br />

bijvoorbeeld o en +. Het linker teken, o in dit geval, is<br />

wat van leerlingen gevraagd wordt als het om de<br />

leerstandaard 'minimum' gaat; het rechter teken is wat<br />

voor de standaard 'voldoende' nodig is.<br />

111


112<br />

r


M V<br />

O + 1<br />

Luisteren naar rapporterende teksten<br />

Teksten bij Luisteren naar rapporterende teksten<br />

Mededelingen<br />

In het dagelijks leven krijg je vaak mededelingen te horen.<br />

Bijvoorbeeld op het station, in winkels, op sportvelden of op<br />

straat.<br />

Het is de bedoeling dat je goed naar de mededeling luistert, want<br />

hierover worden straks enkele vragen gesteld. Je opent het boekje<br />

pas als dat gezegd wordt.<br />

Luister maar.<br />

Het is zaterdag. Vanmiddag ga je met een paar andere kinderen naar<br />

een voorstelling van een kindercircus in Amsterdam. Gisteren hebben<br />

jullie al kaartjes gekocht.<br />

Als je zaterdagsmorgens naar de radio luistert hoor je het volgende<br />

bericht.<br />

En dan volgt nu het bericht over een afgelaste voorstelling. De<br />

voorstelling die kindercircus Pierlala vanmiddag in Amsterdam zou<br />

geven, is afgelast in verband met grote stormschade aan de<br />

circustent. De voorstelling van vanmiddag wordt verplaatst naar<br />

woensdag aanstaande. De aanvangstijd is ongewijzigd en blijft dus<br />

2.00 uur. De kaarten blijven gewoon geldig.<br />

Dan volgen nu de vragen. Doe je boekje open.<br />

Lees iedere vraag goed. Geef daarna je antwoord.<br />

Wanneer je de vragen beantwoord hebt, sluit je het boekje.<br />

Waarom is de voorstelling van het circus afgelast?<br />

storm /stormschade<br />

+ + 2 Op welke dag zal de voorstelling nu plaatsvinden?<br />

Woensdag<br />

+ + 3 Hoe laat zal de verplaatste voorstelling beginnen?<br />

2.00 /hetzelfde tijdstip<br />

+ + 4 Moeten jullie nieuwe kaarten kopen voor de verplaatste voorstelling?<br />

Nee /de kaarten blijven geldig<br />

113


Nieuwtjes<br />

Hierna hoor je nieuwtjes uit verschillende plaatsen. Na elk nieuwtje<br />

moet je enkele vragen beantwoorden. Je krijgt de vragen pas onder<br />

ogen nadat je het nieuwtje hebt beluisterd. Je opent het boekje pas<br />

als dat gezegd wordt.<br />

Rotterdam<br />

Rotterdam heeft sinds enkele dagen veel overlast van een nieuwe<br />

rage. Kinderen van een jaar of twaalf gaan met de<br />

afstandsbediening van de televisie de straat op.<br />

Wanneer ze in een huis iemand televisie zien kijken, dan kiezen de<br />

kinderen met de afstandsbediening een ander kanaal. Deze moderne<br />

vorm van het ouderwetse belletje trekken grijpt snel om zich heen.<br />

Een ruit vormt geen enkel beletsel voor het signaal van de<br />

afstandsbediening. De kinderen laten steeds een ander programma op<br />

het beeldscherm verschijnen.<br />

Verborgen in de tuinen lachen ze zich een breuk als een boze bewoner<br />

ten <strong>eind</strong>e raad de t.v. maar uitzet.<br />

De gemeente heeft al de nodige maatregelen genomen. De politie zal<br />

's avonds extra vaak patrouilleren. Het energiebedrijf heeft huis<br />

aan huis folders verspreid met adviezen om de overlast van de nieuwe<br />

rage tegen te gaan. Het energiebedrijf raadt aan om 's avonds de<br />

gordijnen te sluiten niet vanwege de energiekosten, maar om het<br />

signaal van de afstandsbediening te stoppen.<br />

Als dat niet helpt dan wordt geadviseerd om de beeldbuis van het<br />

raam af te draaien of om iets tussen het raam en de televisie te<br />

zetten. De gemeente hoopt dat deze maatregelen spoedig het gewenste<br />

effect zullen hebben.<br />

Bron: De Gelderlander, d.d. 21-05-1987<br />

Dan volgen nu de vragen. Lees iedere vraag goed. Geef daarna je antwoord.<br />

Wanneer je de vragen beantwoord hebt, sluit je het boekje.<br />

M V<br />

o + 5 Het Rotterdamse energiebedrijf geeft enkele adviezen om de overlast<br />

van de nieuwe rage tegen te gaan.<br />

Schrijf twee van deze adviezen op.<br />

T. v. van raam afdraaien /gordijnen s/uiten /iets tussen<br />

raam en bee/dbuis zetten.<br />

+ + 6 Waar gaat het bij deze rage om?<br />

Om kinderen die ongevraagd ...<br />

A aan de bel trekken.<br />

B de t.v. kapot maken.<br />

C de tuin vernielen.<br />

D* het t.v.-kanaal wisselen.<br />

- o 7 Waar gaat het in dit bericht vooral om?<br />

Om mensen te ...<br />

A amuseren met grappen die kinderen uithalen.<br />

B informeren over een nieuwe rage.<br />

C overtuigen van de goede bedoelingen van de gemeente.<br />

D* waarschuwen voor de nieuwe rage.<br />

114


V<br />

In forma ti eberi oh ten<br />

Hierna hoor je berichten uit een informatierubriek.<br />

Luister goed, want na elk bericht moet je in het kort opschrijven<br />

waar het bericht over ging. Luister maar naar het informatiebericht.<br />

Nederlandse tandartsbussen in verre landen.<br />

Nederlandse tandartsbussen in Portugal of Zuid-Amerika.<br />

Hoe kan dat?<br />

Dat zit zo: In Nederland is schooltandverzorging haast niet meer<br />

nodig. In ons land zijn tegenwoordig meer dan genoeg tandartsen;<br />

iedereen heeft een eigen tandarts. Veel schooltandverzorgingsbussen<br />

hoeven dan ook niet meer te rijden. Ze zijn over. Nu bestaat er in<br />

Nederland een stichting die graag wil dat mensen in arme landen hun<br />

gebit ook gezond kunnen houden. Ze sturen bijvoorbeeld<br />

tandartsmaterialen naar landen die daar om vragen. En zo kan het<br />

gebeuren dat Nederlandse tandartsbussen in verschillende vér-weggelegen<br />

landen terecht komen.<br />

Bron: Sam Sam, nr. 8, oktober 1986; bewerkt<br />

Doe je boekje open. Schrijf op de bladzijde een korte samenvatting van de<br />

tekst die je zojuist gehoord hebt.<br />

Wanneer je klaar bent met schrijven, sluit je het boekje.<br />

Maak een samenvatting van de tekst die je zojuist<br />

gehoord hebt.<br />

o 8 In Nederland zijn bussen over (omdat mensen goede<br />

tanden hebben).<br />

o 9 De bussen gaan naar verre landen (waar nog geen<br />

bussen zijn).<br />

Luisteren naar beschouwende teksten<br />

Boekbesprekingen<br />

Je gaat nu luisteren naar Henk Bonlievre. Henk heeft voor jullie<br />

drie kinderboeken gelezen en hij wil nu iets over die boeken<br />

vertellen. Hij vertelt voor welke leeftijdsgroep het boek volgens<br />

hem geschikt is, welke kritiek hij op het boek heeft en waar het<br />

boek over gaat. Dat zijn de dingen waar je goed op moet letten, want<br />

hierover gaan de vragen, die je na elke boekbespreking moet<br />

beantwoorden. Hier komt Henk ...<br />

Het eerste boek dat ik voor jullie gelezen heb heet 'De grote reis<br />

van Harm'. Ik ben er wel een tijdje mee bezig geweest, want het is<br />

een erg dik boek, een lang verhaal dus.<br />

'De grote reis van Harm' is echt een boek voor kinderen van 10 tot<br />

12 jaar die van spanning en avonturen houden. Het verhaal speelt<br />

zich af in de 17e eeuw, in de tijd dus waarin grote Nederlandse<br />

zeilschepen reizen naar het verre oosten maakten. De hoofdpersoon is<br />

Harm, een jongen van 12 jaar die van huis is weggelopen. Hij reist<br />

als verstekeling mee met een zeilschip naar Indié. Het wordt een<br />

115


spannende reis met zeerovers, een geheimzinnig eiland en ook nog een<br />

levensgevaarlijke orkaan. Gelukkig loopt alles voor Harm goed af.<br />

De schrijver heeft er echt een spannend boek van gemaakt; het lijkt<br />

net of je de avonturen zelf meemaakt.<br />

Wat ik een beetje jammer vind, is dat er in dit mooie dikke boek een<br />

paar gebeurtenissen voorkomen die eigenlijk _te avontuurlijk zijn. Ik<br />

bedoel daarmee: je kunt als lezer niet geloven dat dat ooit echt<br />

eens gebeurd zou zijn.<br />

Dan volgen nu de vragen. Lees iedere vraag goed. Geef daarna je<br />

antwoord.<br />

Wanneer je de vragen beantwoord hebt, sluit je het boekje.<br />

V<br />

+ 10 Voor welke leeftijdsgroep vindt Henk Bonlievre het boek: 'De grote<br />

reis van Harm 1 geschikt?<br />

Van 10 tot 12. jaar.<br />

o 11 Welke kritiek heeft Henk Bonlievre op het boek 'De grote reis van<br />

Harm'?<br />

Hij vindt dat het verhaal ...<br />

A soms erg onbegrijpelijk is.<br />

B* soms erg ongeloofwaardig is.<br />

C te lang is.<br />

D te spannend is.<br />

12 Waar gaat het verhaal volgens Henk Bonlievre vooral over?<br />

A over de gevaren van een zeereis<br />

B* over een avontuurlijke zeereis<br />

C over het lot van verstekelingen<br />

D over zeilvaart in de 17e eeuw<br />

Toespraken<br />

Toespraak van de commissaris van politie.<br />

De Rotterdamse politie heeft enige tijd geleden een project<br />

opgezet tegen vandalisme. In dit project werden<br />

schoolkinderen voorgelicht over de last, narigheid en<br />

kosten die vernielingen aan scholen, bushaltes, plantsoenen<br />

en dergelijke veroorzaken. Ter afsluiting van dit antivandalisme<br />

project konden de schoolkinderen meedoen aan een<br />

wedstrijd. De kinderen van Basisschool de Regenboog hebben<br />

de hoofdprijs gewonnen met hun werkstuk. In het volgende<br />

stukje horen jullie de commissaris van politie, die de<br />

prijs uitreikt.<br />

Meisjes en jongens, allemaal van harte welkom bij de<br />

prijsuitreiking. Alvorens ik jullie de prijs overhandig,<br />

wil ik graag nog even iets zeggen. Het is goed dat er<br />

aandacht wordt besteed aan het voorkomen en tegengaan van<br />

vernielingen. Er zou veel meer over vandalisme gesproken<br />

moeten worden. Iedereen zou moeten weten dat de<br />

vernielingen elk jaar weer veel kosten met zich meebrengen.<br />

116


Ik ben blij dat op jullie school zoveel aandacht besteed is<br />

aan anti-vandalisme. Dat is niet overal zo.<br />

Jammer ...<br />

Maar gelukkig hoef ik mij over jullie geen zorgen te maken.<br />

Jullie hebben op een geweldige manier meegewerkt aan ons<br />

project. Door jullie werkstuk heeft het probleem van het<br />

vandalisme weer meer bekendheid gekregen. Jullie prachtige<br />

maquette van twee dorpen, het ene door vandalisme vervuild<br />

en besmeurd, het andere keurig netjes zoals het wezen moet,<br />

heeft terecht van de jury de prijs gekregen.<br />

Tot slot jongens en meisjes ... In dit project hebben<br />

jullie veel geleerd en ik hoop van ganser harte dat jullie<br />

dit alles ook in daden zult omzetten. Ik dank jullie voor<br />

jullie inbreng en overhandig jullie ieder een gratis<br />

toegangsbewijs voor het circus.<br />

Bron: De Gelderlander; vrij bewerkt<br />

Dan volgen nu de vragen bij de toespraak van de<br />

commissaris. Voor de eerste twee vragen krijg je nogmaals<br />

een stukje van de tekst te horen.<br />

Luister naar de tekst die hoort bij de vraag.<br />

'Ik ben blij dat op jullie school zoveel aandacht besteed is aan antivandalisme.<br />

Dat is niet overal zo.<br />

Jammer ...'<br />

13 Wat bedoelt de commissaris hier met 'Jammer...'?<br />

Omcirkel de letter voor het juiste antwoord.<br />

A* Dat er niet op alle scholen aandacht besteed wordt aan antivandalisme.<br />

B Dat er op andere scholen zoveel vernielingen voorkomen.<br />

C Dat niet iedereen weet hoeveel kosten de vernielingen met zich<br />

meebrengen.<br />

D Dat zóveel mensen zich schuldig maken aan vandalisme.<br />

'Tot slot jongens en meisjes ... In dit project hebben jullie veel<br />

geleerd en ik hoop van ganser harte dat jullie dit alles ook in<br />

daden zult omzetten.'<br />

14 Wat hoopt de commissaris?<br />

Dat de kinderen ...<br />

A bekendheid aan dit project zullen geven.<br />

B* mee zullen helpen het vandalisme te bestrijden.<br />

C nog veel lessen over anti-vandalisme zullen volgen.<br />

D nog veel werkstukken zullen maken.<br />

15 Waarom houdt de commissaris juist voor deze groep kinderen een<br />

toespraak?<br />

Ter gelegenheid van de prijsuitreiking<br />

117


16 Wat was de hoofdprijs?<br />

(QafiSjt kaartje ara/s. .__<br />

Luisteren naar argumentatieve teksten<br />

Meningen<br />

Gerand Beukers<br />

We staan hier voor het programma 'Natuurwijs' op het landgoed<br />

'Eikenrode' in Olland en we praten met de boswachter Gerard Beukers<br />

over zijn werk.<br />

Meneer Beukers, u bent boswachter op Eikenrode, kunt u de<br />

luisteraars vertellen wat u zoal doen moet?<br />

Natuurlijk, mijn belangrijkste taak is toezicht houden in het bos.<br />

Niet als een soort politie-agent, maar ik kijk wel of iedereen zich<br />

aan de regels houdt. En ik hou in de gaten welke dieren en planten<br />

er in het bos voorkomen.<br />

En verder?<br />

Verder geef ik rondleidingen en iedereen kan altijd bij mij terecht<br />

met vragen over het bos.<br />

Kunt u me dan bijvoorbeeld vertellen waarom bos zo belangrijk is?<br />

Over het belang van het bos kan ik wel een tijdje doorpraten, maar<br />

ik zal proberen het zo kort en eenvoudig mogelijk te vertellen.<br />

Graag.<br />

Tja, een bos is eigenlijk een soort thuis, niet alleen voor planten<br />

en dieren, maar ook voor de mensen.<br />

Mensen komen er voor de rust, om te wandelen, om zich te ontspannen.<br />

Ja, dat is wel mooi meegenomen, maar is het bos niet vooral van<br />

belang voor de luchtzuivering?<br />

We voeren toch niet voor niets acties zoals 'Kappen met Kappen',<br />

want iedere boom die gekapt wordt is er één teveel.<br />

Over kappen gesproken, ik denk dat kappen mag en soms moet. Je zult<br />

er in dit bos voor moeten zorgen dat jonge bomen de kans krijgen om<br />

te groeien.<br />

Soms staan bomen te dicht op elkaar, dan moet je wat wij noemen<br />

'dunnen'.<br />

Jammer genoeg wordt er in veel landen, en zeker in landen met<br />

tropisch regenwoud, teveel en in het wilde weg gekapt.<br />

U maakt zich nogal druk over het verbruik van hout is het niet?<br />

Wat dacht U?<br />

Mensen kunnen toch veel zuiniger omgaan met hout.<br />

Het is bijvoorbeeld niet nodig om oud hout op een berg te gooien en<br />

er vuurtje van te stoken, of om oude planken en balken te verzagen<br />

tot open-haardhout. Als je die oude planken opnieuw schaaft en<br />

schuurt dan zijn ze weer uitstekend te gebruiken. En wat denk je van<br />

oud papier opnieuw gebruiken. Dat spaart allemaal hout.<br />

O, ik ben bang dat we een <strong>eind</strong> moeten maken aan dit gesprek, want ik<br />

zie daar juist een aantal mountain-bikes het bos inschieten, sorry<br />

hoor!<br />

118


Doe je boekje open. Lees de vragen mee.<br />

Zet in je boekje een cirkel om de letter van het goede antwoord.<br />

17 De boswachter is niet tegen het kappen van bomen in bossen, want<br />

- • • #<br />

A hout levert veel geld op.<br />

B* jonge bomen moeten de kans krijgen om te groeien.<br />

C oude bomen zijn geschikt om planken van te zagen.<br />

D van hout kun je papier maken.<br />

18 Volgens de interviewster zijn bossen vooral van belang om ...<br />

A* de lucht te laten zuiveren.<br />

B hout te leveren.<br />

C mensen tot rust te laten komen.<br />

D planten en dieren een thuis te geven.<br />

19 De boswachter probeert ons ervan te overtuigen dat we oud hout ...<br />

A moeten schaven en schuren.<br />

B moeten verzagen voor de open haard.<br />

C op een berg moeten gooien.<br />

D* opnieuw moeten gebruiken.<br />

Hengelen<br />

Heel veel mensen gaan in hun vrije tijd hengelen. Ze doen dat, omdat<br />

ze het een leuke sport vinden of gewoon als tijdverdrijf. Er zijn<br />

echter ook mensen die zich tegen het hengelen verzetten. Zowel voorals<br />

tegenstanders laten wij zo dadelijk aan het woord.<br />

'Allereerst hoor je meneer De Vries. Daarna gaan we naar de<br />

waterkant en vragen we twee vissers naar hun mening.<br />

'Ik vind dat je niet moet vissen. Je moet de vissen niet laten<br />

lijden, omdat je zelf hengelen zo leuk vindt. Net als andere dieren<br />

kunnen vissen plezier hebben. Maar ze kunnen ook bang zijn en pijn<br />

lijden. Ze kunnen het ons alleen niet laten horen. Als je vist, dan<br />

beleef je plezier aan het leed van een ander.'<br />

'Tot zover de mening van meneer De Vries. Aan de waterkant treffen<br />

we de heer Zandman aan, die juist een flinke baars in een leefnet<br />

doet. Hoe kijkt u tegen hengelen aan?'<br />

'Vissen is voor mij een nuttige sport. Er wordt wel beweerd, dat<br />

vissen pijn lijden. Daar geloof ik niets van. Ik heb er eerlijk<br />

gezegd ook geen moeite mee om een vis te doden. Dieren zijn er<br />

immers voor de mens.<br />

Ik ga toch geen paling voor vijftien gulden per pond kopen als ik ze<br />

zelf kan vangen. Door zelf te vissen spaar ik heel wat geld uit. Zo,<br />

nu weet je hoe ik erover denk.'<br />

'We laten de heer Zandman achter ons en praten verder met een andere<br />

visser, de heer Bakker.'<br />

'Ik ben een pure liefhebber. Vissen is voor mij een manier om tot<br />

rust te komen, lekker ontspannen aan de waterkant zitten ... Ik zal<br />

een gevangen vis altijd zorgvuldig behandelen: voorzichtig het<br />

119


M V<br />

O +<br />

haakje verwijderen en de vis alleen met natte handen aanraken. Op<br />

die manier kun je de vis onbeschadigd terugzetten. Hij komt er dan<br />

met de schrik van af en ik heb enkele heerlijke uurtjes aan de<br />

waterkant.gehad.<br />

Ik denk, dat ik mijn liefhebberij op verantwoorde wijze beoefen. Nu<br />

moet ik me even concentreren, want ik geloof dat er eentje wil<br />

bijten. Dag!'<br />

Doe je boekje open, schrijf op waarom de heer De Vries niet hengelt<br />

en waarom de heer Zandman en heer Bakker wel hengelen.<br />

Wanneer je klaar bent met schrijven, sluit je het boekje.<br />

2 0 Waarom hengelt de heer de Vries niet?<br />

Ook vissen hebben gevoel. Je moet geen plezier beleven<br />

aan het leed van een ander.<br />

o + 21 Waarom hengelt de heer Zandman wel?<br />

Vissen zijn er voor de mensen; spaart geld uit door te<br />

vissen.<br />

o 22 Waarom hengelt de heer Bakker wel?<br />

vissen is ontspannend.<br />

Reclamespots<br />

Zo dadelijk krijgen jullie reclamespots te horen.<br />

Na elke reclamespot moet je een vraag beantwoorden.<br />

Je krijgt de vraag pas onder ogen nadat je de reclamespot hebt<br />

beluisterd. Je opent het boekje pas als dat gezegd wordt.<br />

Hier volgt een bericht voor alle afwassers in Nederland.<br />

U kent dat wel: urenlang bent u bezig met het schoonmaken van vuile<br />

borden, plakkerig bestek, vette pannen ...<br />

Dag in ... dag uit ... dag in ... dag uit ...<br />

Maar nu is er iets nieuws!<br />

R O E T S!<br />

Roets, een helder doorzichtig vloeibaar afwasmiddel dat in een wip<br />

uw afwas ontvet en glans geeft. Niet meer tijden lang boenen met<br />

borstel of doek!<br />

Roets maakt korte metten met lange afwasuren.<br />

Roets ... en klaar is de vaat!<br />

Open je boekje. Maak nu de vraag.<br />

Als je klaar bent, sluit je het boekje.<br />

120


23 Wat is volgens deze reclame het bijzondere van het afwasmiddel<br />

Roets?<br />

A*' Het geeft de vaat meer glans.<br />

B Het is goed voor de handen.<br />

C Het is voordelig in het gebruik.<br />

D Het werkt zeer snel.<br />

Senso<br />

Op de radio hoor je vaak reclame over tandpasta.<br />

Als je tanden pijn doen bij het eten van iets dat warm, koud, zoet<br />

of zuur is, dan heb je last van gevoelige tanden. Dagelijks poetsen<br />

met Senso zorgt voor een beschermend laagje, waardoor je tandhalzen<br />

al snel minder gevoelig worden. Senso is er met en zonder fluoride<br />

in citroen- en sinaasappelsmaak.<br />

Senso, voor als je met plezier wilt eten!<br />

Doe je boekje open. Lees de vraag mee.<br />

24 Om welke reden moet je volgens deze advertentie vooral Senso kopen?<br />

senso helpt tegen gevoelige tanden.<br />

Luisteren naar fictie<br />

Dankbaarheid<br />

Wie goed doet, goed ontmoet. Of niet soms?<br />

Wilhelmus Wesp had een vreselijke ontsteking aan zijn angeltje. Hij<br />

wist het zelf nog niet, maar het was toch zo!<br />

Hij vloog op dat moment net boven de tuin van de oude mevrouw Van<br />

Slooten.<br />

Hé, wat ruik ik? Sinas? Sinas? Vooruit, Willem! Werk aan de winkel!<br />

Wilhelmus dook omlaag. Zijn neus wees hem de weg naar het glas.<br />

Vlak voordat Wilhelmus het glas zou bereiken, zag hij de Hand. Een<br />

mooie, roze, mollige, lekkere, sappige, smakelijke Hand. Voor een<br />

wesp is maar één ding leuker dan sinas drinken. Dat is prikken!<br />

Prikken in een mooie, roze, mollige, lekkere, sappige, smakelijke<br />

hand.<br />

'Daar moet in gestoken worden, hie, ha, ho.'<br />

'Auau!'<br />

'Auauauau! Auauau, m'n angeltje!'<br />

'Au je angeltje, krijg de hik!' 'Au, m'n hand zul je bedoelen.<br />

Halfgaar zenuwenbeest. Wat heb jij me te prikken? Ik doe je toch<br />

niks!'<br />

'Mens, maak niet zo'n drukte. Ik ben een wesp. Wat wil je nou? Ik<br />

kan moeilijk een moppie trompet voor je spelen. Ik ben een wesp, dus<br />

ik prik! Dat hoort zo!<br />

Heb liever medelijden met een arme wesp met een ontsteking aan zijn<br />

angeltje. Zo'n lol is dat niet. Ik hoor in de ziektewet. Ik kan mijn<br />

121


werk niet doen.'<br />

'Hm, laat eens kijken.'<br />

Mevrouw Van Slooten zette een kleine leesbril op het puntje van haar<br />

neus.. Wilhelmus stak zijn angeltje omhoog.<br />

'Zóóó, dat ziet er niet best uit. Dat is inderdaad ontstoken. Nou,<br />

het is me wat mooi. Kan ik op mijn oude dag nog voor verpleegster<br />

gaan spelen. Maar goed! Zorgend zullen we zalig worden! Kom maar<br />

mee, prikbeest.'<br />

'Ik heet Wilhelmus.'<br />

'Jaja, het is goed, ga maar op het aanrecht zitten.'<br />

Mevrouw Van Slooten pakte een washandje en rommelde in een grote<br />

verbanddoos. Toen waste ze het ontstoken angeltje zorgvuldig schoon,<br />

smeerde er een zalfje op en plakte er tenslotte voorzichtig een<br />

pleister overheen.<br />

Op een laag tafeltje in de hoek van de kamer zette ze een bijna leeg<br />

honingpotje neer. 'Hier kun je wel zolang logeren, want met zo'n<br />

ontsteking kun je voorlopig beter niet buiten komen.'<br />

Er ging een week voorbij. Toen zei mevrouw Van Slooten:<br />

'We zullen eens zien.'<br />

Ze trok de pleister van Wilhelmus zijn angeltje af. En een beetje<br />

trots zei ze: 'Genezen. Helemaal genezen. Het ziet er weer uit als<br />

nieuw!'<br />

Meteen stak Wilhelmus zijn angeltje diep in haar neus.<br />

1 Auauau!'<br />

'Hoera! 'Prima! Ik voel niks meer. Bedankt, hè, hartstikke bedankt!'<br />

En weg vloog-ie.<br />

Bron: Jubileumuitgave Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren (bewerkt)<br />

Doe je boekje open en lees de vragen mee.<br />

Zet in je boekje een cirkel om de letter van het goede antwoord.<br />

25 Mevrouw van Slooten was eerst boos op de wesp, omdat hij haar<br />

gestoken had. Vervolgens besloot ze de wesp toch te helpen, omdat<br />

A* ze begreep dat wespen nou eenmaal moeten steken.<br />

B ze het jammer vond dat de wesp anders geen trompet<br />

voor haar kon spelen.<br />

C ze het naar vond dat de wesp in de ziektewet moest.<br />

D ze vroeger verpleegster was geweest.<br />

26 De wesp stak mevrouw Van Slooten voor de tweede keer, omdat hij ...<br />

A het weghalen van de pleister zo pijnlijk vond.<br />

B mevrouw Van Slooten wilde bedanken.<br />

C mevrouw Van Slooten wilde pesten.<br />

D* wilde proberen of zijn angel beter was.<br />

27 Mevrouw Van Slooten heeft verschillende gevoelens in het verhaal.<br />

Waar staan ze in de goede volgorde?<br />

A trots, kwaadheid, medelijden<br />

B kwaadheid, trots, medelijden<br />

C* kwaadheid, medelijden, trots<br />

D medelijden, kwaadheid, trots<br />

122


Snuffel<br />

Luister.<br />

Sommige kinderen halen graag streken uit. Misschien bij jij ook wel<br />

zo iemand.<br />

Nou, Mallenden houdt ook wel van een geintje. Ze is niet voor de<br />

poes. Luister maar.<br />

Er logeert een poes bij Mallemien. Die is van haar tante.<br />

Maar Mallemien mag erop passen, omdat die tante op vakantie is.<br />

'Weet je wat gek is,' zegt Mallemien op een dag tegen haar hond,<br />

'als je een poes aait, begint ze als een gek te snorren.'<br />

Daar heeft Snuffel nog nooit van gehoord. 'Echt waar. Aai d'r maar<br />

es,' zegt Mallemien eigenwijs. 'Ja poepie!' snuift Snuffel. 'En dan<br />

zeker een krab krijgen!'<br />

Maar omdat hij toch wel nieuwsgierig is, geeft hij de poes<br />

voorzichtig een aai. 'Ik hoor niks,' fluistert hij.<br />

'Dóóraaien!' roept Mallemien. 'Dan komt het vanzelf.'<br />

En opeens hoort Snuffel het. 'Verhip!' hijgt de hond. 'Het lijkt wel<br />

of er een klein bromfietsje in haar keel zit.'<br />

Mallemien knikt.<br />

'Grappig hè! En weet je wat ze doet, als je haar van achteren naar<br />

voren aait?'<br />

Snuffel schudt zijn kop. 'Even proberen,' zegt hij en hij aait de<br />

poes nu, van haar staart naar haar kop toe.<br />

'Mriaauw!' krijst de kat nijdig. En ze haalt haar scherpe nageltjes<br />

over Snuffels arme neus. 'Au!' jankt de hond. 'Waarom doet ze nou<br />

opeens zo kattig?'<br />

Mallemien lacht. 'Omdat je haar tegen de haren in strijkt. Daar<br />

houden poezen niet van. Snuffel. Wist je dat niet?'<br />

Snuffel schudt woedend zijn kop.<br />

'Dan weet je het nu!' giechelt Mallemien.<br />

Bron: Hetty Heyting<br />

Uit: Bobo nr. 23, november 1991<br />

Doe je boekje open. Lees de vragem mee.<br />

Schrijf het antwoord op de vraag in je boekje.<br />

28 Waarom durft Snuffel de poes eerst niet te aaien?<br />

Hij is bang dat de poes hem zal krabben.<br />

29 vervalt<br />

30 Wie is de kattekop in dit verhaal?<br />

Ma/lemien<br />

123


124


3.3 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein 'informatieverwerking'<br />

Hieronder wordt voor het domein informatieverwerking aangegeven welke opgaven goed dan wel<br />

redelijk moeten worden beheerst, wil voldaan worden aan de leerstandaard 'minimum'. Eveneens<br />

staan daarbij de opgaven die niet beheerst hoeven te worden. De nummers verwijzen steeds naar<br />

de nummers van de opgaven. Tevens is een overzicht opgenomen van opgaven die niet,<br />

respectievelijk goed dan wel redelijk beheerst moeten worden, wil sprake kunnen zijn van voldoen<br />

aan de standaard 'voldoende'.<br />

Tabel 5 Vereist beheersingsniveau per opgave informatieverwerking' voor de onderscheiden <strong>leerstandaarden</strong><br />

Niveau<br />

Beheersing<br />

Onderwerp<br />

Hanteren van<br />

naslagwerken<br />

Lezen tabellen en<br />

grafieken<br />

Kaartlezen<br />

To<strong>taal</strong> aantal opgaven<br />

goed<br />

T<br />

nrs. 1-3<br />

nrs. 1-3<br />

nrs. 1,3,4<br />

9<br />

standaard 'minimum'<br />

redelijk<br />

T<br />

nrs. 4-6<br />

nrs. 4-8<br />

nrs. 2,5, 6, 9<br />

12<br />

niet<br />

T<br />

nrs. 7-15<br />

nrs. 9-12<br />

nrs. 7, 8, 10,<br />

11<br />

17<br />

g° ed<br />

T<br />

nrs. 1-7<br />

nrs. 1-8<br />

nrs. 1-6, 9, 10<br />

23<br />

standaard 'voldoende'<br />

redelijk<br />

T<br />

nrs. 8-12<br />

nrs. 9-12<br />

nr. 11<br />

10<br />

met<br />

T<br />

nrs. 13-15<br />

nrs. 7, 8<br />

Van de voorbeeldopgaven wordt op het niveau van de standaard 'minimum' van ongeveer een kwart<br />

van de opgaven goede beheersing gevraagd; ongeveer eenderde van de opgaven moet redelijk<br />

beheerst worden.<br />

Bijna de helft van de opgaven hoeft niet beheerst te worden.<br />

Op het niveau van de standaard 'voldoende' moet ruim meer dan de helft van de opgaven goed<br />

beheerst worden en ongeveer een kwart van de opgaven matig tot redelijk. Van 'Lezen tabellen en<br />

grafieken' moeten op dit niveau alle opgaven goed dan wel redelijk beheerst worden om aan de<br />

standaard te voldoen.<br />

Slechts van vijf opgaven wordt geen beheersing gevraagd.<br />

125<br />

5


126


DE OPGA VENVERZAMELING VOOR HET DOMEIN INFORMATIEVERWERKING<br />

Op de volgende pagina's vindt u de opgaven voor<br />

informatieverwerking, in volgorde van moeilijkheid<br />

geordend.<br />

Links van de opgaven, naast het nummer van elke<br />

opgave, staat aangeduid hoe goed leerlingen de<br />

betreffende opgave moeten beheersen:<br />

+ betekent: goede beheersing geëist,<br />

o betekent: matige tot redelijke beheersing,<br />

- betekent: hoeft niet beheerst te worden.<br />

Er staan telkens twee tekens naast elkaar,<br />

bijvoorbeeld o en +. Het linker teken, o in dit geval, is<br />

wat van leerlingen gevraagd wordt als het om de<br />

leerstandaard 'minimum' gaat; het rechter teken is wat<br />

voor de standaard 'voldoende' nodig is.<br />

127


128


Hanteren van naslagwerken<br />

M V<br />

+ + 1 Inhoudsopgave van het boek De zee.<br />

Inhoud:<br />

1 Inleiding<br />

2 Leven in zee<br />

3 Zoogdieren<br />

4 Legenden<br />

5 Mens en zee<br />

Linde wil weten welke planten in de zee groeien.<br />

In welk hoofdstuk kan ze dit waarschijnlijk vinden?<br />

In hoofdstuk<br />

+ + 2 leeuw - stier - egel - vogel - ree<br />

Zet deze woorden in alfabetische volgorde.<br />

+ + 3 Hier zie je een aantal stadsgidsen. Deze moeten op alfabetische volgorde gelegd<br />

worden.<br />

Schrijf de ontbrekende namen op de gidsen.<br />

o + 4 Gert wil iets weten over de kleding in de jaren vijftig.<br />

In welk boek kan hij deze informatie vinden?<br />

A Je eigen kleding maken<br />

B* Kleding door de jaren heen<br />

C Klederdrachten<br />

D Toneelkleding<br />

0 + 5 Melilla - Melick - Melissant - Meliskerke<br />

Deze namen komen uit het register van een atlas.<br />

Zet deze namen in alfabetische volgorde.<br />

Alkmaar<br />

Alblusserdam<br />

Almere<br />

Almelo


6 Je ziet hier een stukje uit een woordenboek.<br />

7<br />

most, m. (onaegifde wijn).<br />

mos'lerd, m. (kruiderij van gemalen<br />

mosterdzaad); als — na de maaltijd, te<br />

laat.<br />

mol, 1 -ten; v.(m.) (vlindertje waarvan<br />

de larve sloffen beschadigt): de - rit erin;<br />

2 (ruzie); gmz.: te kregen —; 3 o.<br />

(turfmolm, zaagsel).<br />

motel', -s; o. (eenvoudig hotel voor automobilisten).<br />

mo'lic, -e; v. (korte verklaring als voorstel<br />

in een vergadering).<br />

motief', -tieven; o. (1 beweegreden; 2<br />

onderwerp v. e. kunstwerk); motivatie.,<br />

-e; v. (aandrift, beweegreden, drijfveer);<br />

mollve'ren, t. w. (met redenen<br />

omkleden); hij motiveerde rijn beslissing.<br />

|<br />

Ze hebben mot met elkaar.<br />

Wat betekent het woord mot in deze zin?<br />

tripoen, o*<br />

2 20 even 7631 B S<br />

1 27 oneven 7831 B P<br />

29 59 7831 BR<br />

tusxn o* wvkon<br />

2 36 even 7831 CH<br />

1 3S oneven 7831 CG<br />

«hdfadltp<br />

2 28 even 7831 TZ<br />

1 35 oneven 7831 TW<br />

37 87 7831 TX<br />

vfedotn<br />

24 38 even 7831 VA<br />

27 oneven 7631 VA<br />

Welke postcode hoort bij De Trippen 33?<br />

8 In een boek staat:<br />

'Als we op de kraak gaan zitten, dan kunnen we de dominee goed zien.'<br />

Jos weet niet wat het woord 'kraak' betekent en zoekt het woord op in het<br />

woordenboek.<br />

Bij welk cijfer kan hij lezen wat het woord 'kraak' in deze zin betekent?<br />

1 kraak m kraken I het kraken, kraking: 2<br />

krak, barst; 3 (dial.) afgeleefd mens of dier,<br />

oude knol: 4 (lucht*.) crash, ongeval met<br />

veel materiele schade; 5 (Barg.) inbraak: een<br />

-je zetten een inbraak plegen; (rrpsw., van<br />

spijzen): er is geen - of smaak aan het is<br />

smakeloos<br />

2 kraak v


9 Het telefoonnummer van de familie Houte wordt in het telefoonboek opgenomen met<br />

de volgende gegevens:<br />

K. Houte, Annastraat 7, telefoon 76 68<br />

Op welke plaats moeten hun gegevens komen te staan?<br />

A -»<br />

Hot, A., Oudwijk18 30 60<br />

B -»<br />

Houtappel, J.H., Dreef 17 13 65<br />

C •*<br />

Houtcentrum, Poortweg 13 31 66<br />

D* -*<br />

Houten, G.A., Spoorstraat 9 68 97<br />

E •*<br />

Bij de pijl met de letter<br />

10 Cherny ziet in een Belgisch museum een schilderij van Jacob van Ruysdael. Ze<br />

vindt het erg mooi en wil meer over deze schilder weten.<br />

In welk <strong>deel</strong> van de encyclopedie moet Cherny kijken?<br />

11<br />

In <strong>deel</strong><br />

trippen.


M V<br />

14 Je ziet hier een stukje uit een woordenboek.<br />

nofla tic, -s; V. (ontkenning); nrffalief',<br />

bn. b\v. (ontkennend); neflaliof',<br />

-tleven; o. (beeld waarin de verhouding<br />

v. licht en donker omgekeerd is):<br />

het - van een foto.<br />

ne'ficnoofl, -ogen; v.(m.) (bloedzweer).<br />

ne'flcr, -8; m. (zwarte. Afrikaan); TT.<br />

negerin', -non.<br />

nc'(|


Tabellen en grafleken<br />

v<br />

+ 1 Zorg datje een liniaal bij de hand hebt.<br />

posters<br />

L±_±J boeken<br />

i- ; £ : 1 spelletjes<br />

Marieke leest heel graag en heeft op haar verjaardag veel boeken gekregen.<br />

Welke grafiek zal waarschijnlijk van haar zijn?<br />

Aantal bezoekers van jeugdtheater Pandora van 1983 -1987<br />

1983 1984 1985 1986 1987<br />

Als deze ontwikkeling in bezoekersaantal zich in dezelfde mate voortzet, hoeveel<br />

bezoekers kan Pandora dan in 1987 verwachten?<br />

Teken de staaf van 1987 in de grafiek.<br />

Afstandentabel in kilometers<br />

Alomi<br />

Septono<br />

Manuk<br />

Kura<br />

Leksa<br />

Pelo<br />

30<br />

70<br />

54<br />

165<br />

40<br />

Puki<br />

100<br />

20<br />

210<br />

85<br />

90<br />

Suka<br />

50<br />

315<br />

38<br />

340<br />

115<br />

Tremp<br />

90<br />

10<br />

20<br />

310<br />

50<br />

Hoe groot is de afstand in kilometers tussen Kura en Suka?<br />

kilometer<br />

133


M V<br />

o + 4 Verdeling van de schoolkinderen over de vier basisscholen in de wijk De Hoven<br />

522 De Schakel<br />

iDe Koppel<br />

I De Tandem<br />

H De Wissel<br />

Welke twee scholen hebben samen ongeveer 3/4 <strong>deel</strong> van het aantal leerlingen in<br />

deze wijk?<br />

en<br />

Aantal verkochte auto's van het merk Rijgoed in de jaren 1983 -1987<br />

X1000<br />

'83 '84 '85 '86 '87<br />

Welke van onderstaande beweringen kun je met behulp van de grafiek controleren?<br />

A Van het automerk Rijgoed worden de meeste auto's per jaar verkocht.<br />

B* Tussen 1984 en 1987 is de verkoop van auto's van het merk Rijgoed<br />

toegenomen.<br />

C Sinds de auto Rijgoed op de markt is, worden er minder andere auto's verkocht.<br />

D In 1985 werden er vooral rode Rijgoed-auto's verkocht.<br />

De haven van Beekhuizen werd in 1985 bezocht door 300 zeilboten en 200<br />

motorboten.<br />

In 1986 werd deze haven bezocht door 600 boten. Daarvan waren er 200 zeilboten en<br />

de rest motorboten.<br />

Maak nu de beeldgrafiek af.<br />

Bezoekende boten haven Beekhuizen<br />

!l985 1985 -W^TJ^<br />

! j=t, £b


M V<br />

0 + 7 Verkoopcijfers van soorten boeken<br />

1984<br />

1985<br />

1986 .<br />

SPORTBOEKEN<br />

wow<br />

otupoo<br />

00 tl 10<br />

00000<br />

ooooo<br />

00<br />

0OOOT<br />

otpmroïp<br />

00 0 0<br />

= 1000 boeken<br />

KUNSTBOEKEN<br />

co ti om<br />

OOOlD<br />

dip ID mm<br />

(DOOtHD<br />

in '<br />

00010ID<br />

01P0 01D<br />

0000<br />

NATUURBOEKEN<br />

COrTiÖO<br />

ooooo<br />

(OOOÖP<br />

00000<br />

ooooo<br />

COO<br />

Van welk soort boeken zijn de verkoopcijfers tussen 1984 en 1986 voortdurend<br />

gestegen?<br />

8 Aantal verkochte boeken door boekhandel Lees in de maanden januari - juli<br />

jan f eb mrt apr mei jun jui<br />

avonturenboeken<br />

stripboeken<br />

—!— sprookjesboeken<br />

Z/e grafiek boekhandel Lees<br />

Welke van de onderstaande uitspraken kun je met behulp van de grafiek controleren?<br />

A* In juli werden de meeste boeken verkocht.<br />

B In juli werd het meeste geld ontvangen.<br />

C In juli kwamen de meeste mensen in boekhandels.<br />

D In juli begint de vakantie.<br />

135


Opbrengst van de jaarlijkse oudpapieraktie Kind in nood<br />

'83 '84 '85 '86 '87<br />

jaar<br />

In 1986 was de opbrengst ƒ 600,-.<br />

In 1987 was de opbrengst ƒ475,-.<br />

Teken de kolom van 1987 in de grafiek.<br />

50T<br />

40<br />

30<br />

20--<br />

10-<br />

1982 1983 1984 1985 1986<br />

Een van de onderstaande titels hoort boven deze grafiek te staan.<br />

Welke titel zal het meest waarschijnlijk zijn?<br />

A* Aantal leden van de damclub Ons Troetelschijfje<br />

B Aantal auto's dat gebruik maakt van autosnelwegen in Nederland<br />

C Aantal vertrokken vliegtuigen van Schiphol<br />

D Aantal boterhammen gegeten door Polly de Vries<br />

136


o 11 Verdeling van het kleedgeld bij de familie T.<br />

1984 1985 1986<br />

Zie grafiek kleedgeld familie T.<br />

De familie T. besteedde in 1986 in to<strong>taal</strong> ƒ 1.000,- aan kleren.<br />

Hoeveel geld werd in 1986 aan kleding voor Jaap besteed?<br />

ƒ.<br />

o 12 Aantal leden van de fanclub van Madonna in Hoogdorp van 1983 - 1987<br />

x100<br />

5 •<br />

'83 '84 '85 '86 '87<br />

2 Ans<br />

| moeder<br />

Jaap<br />

vader<br />

Hoeveel leden heeft de fanclub van Madonna er tussen 1984 en 1986 bijgekregen?<br />

De uitkomst mag je afronden op tientallen.<br />

Ongeveer leden<br />

137


M<br />

+<br />

Kaartlezen<br />

Gebruik bij de vragen 1 t/m 8 de drie kaarten van Tatao<br />

TATAO: «taytkundig<br />

TATAO: middelen van bestaan<br />

L EGEN DA<br />

O mlnd«< d«n 50000 inwonen<br />

O SOOOO - 100OOO inwon«r«<br />

0 m««rdanK>0000 Inwoners<br />

—-—-»-;=- ipoorlijn<br />

—._._ provinciegrenzen<br />

•*•*".* ,V.\<br />

LEGENDA<br />

5 tarwa<br />

•r f<strong>ii</strong>»t<br />

v/ •»•»<br />

£ katoen<br />

A l|zaiarts<br />

*•»£ rundar<strong>taal</strong>t<br />

^Jlndultrlegablad j<br />

TATAO: bevolkingsdichtheid<br />

V<br />

+ Wat is het belangrijkste middel van bestaan in Rangos?<br />

Welke provincie is het dichtst bevolkt?<br />

A<br />

B*<br />

C<br />

D<br />

Lumpu<br />

Mousaka<br />

Pulak<br />

Rangos<br />

138<br />

| dun bavolkt<br />

gamiddaid bawlkt<br />

'BB dkct<strong>ii</strong> ba«olkt<br />

llaafdichtbavolkt i


M<br />

+<br />

V<br />

+ In welke provincie wordt vooral maïs verbouwd?<br />

In<br />

In welke twee provincies wordt rijst verbouwd?<br />

1<br />

Wat kun je zeggen over de bevolkingsdichtheid in het gebied waar vooral maïs<br />

verbouwd wordt?<br />

A* dun bevolkt<br />

B gemiddeld bevolkt<br />

C dicht bevolkt<br />

D zeer dicht bevolkt<br />

6 Welke provincie wordt wel de Tarweschuur van Tatao genoemd?<br />

De provincie<br />

7 Waarom zou er in Rangos geen spoorlijn zijn?<br />

8 Wat is waarschijnlijk de belangrijkste katoenstad van Tatao?<br />

9 Kaart Baarlo<br />

verkeersweg<br />

LEGENDA<br />

4» — plaats met minder dan 10.000 inwoners<br />

Q — plaats met 10.OO0- 20.000 inwoners<br />

® - plaats met 20.000-50.000 inwoners<br />

Q — plaats met 50.000-100 000 Inwoners<br />

QB — plaats met meer dan 100 000 inwoners<br />

Baarlo is een plaats met 16.683 inwoners en ligt aan de verkeersweg van Lon naar<br />

Kiest.<br />

Teken in het kaartje bij Baarlo het juiste symbool<br />

139


10 Vliegroutes<br />

Welk vluchtnummer heeft de vliegroute Hoeker-Kaleer?<br />

A 444<br />

B 555<br />

C* 777<br />

D 888<br />

11 Kaart Smuk<br />

LEGENDA<br />

0 dorp<br />

CU stad<br />

weg<br />

A bezienswaardigheid<br />

..*. ruïne<br />

1 museum<br />

\t<br />

'|< radio,—t.v. zender<br />

In de plaats Smuk is het mogelijk het radiomuseum te bezoeken.<br />

Teken het juiste symbool hiervoor bij de plaats Smuk.<br />

140


3.4 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein 'taaiondersteunende<br />

<strong>deel</strong>vaardigheden'<br />

Net als in de voorgaande paragrafen wordt hieronder aangegeven welke opgaven goed of redelijk<br />

beheerst moeten worden en in welke gevallen geen beheersing vereist is, wil aan de leerstandaard<br />

'minimum' worden voldaan. Voor de standaard 'voldoende' is een vergelijkbaar overzicht opgenomen.<br />

De nummers verwijzen telkens naar de nummers van de opgaven.<br />

Tabel 6 Vereist beheersingsniveau per opgave 'taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden'<br />

Niveau<br />

Beheersing<br />

Onderwerp<br />

Stijl<br />

Grammaticaliteit<br />

Interpunctie<br />

Spelling<br />

Zinsontleding en<br />

woordbenoeming<br />

Taalbeschouwing<br />

Woordbegrip<br />

To<strong>taal</strong> aantal opgaven<br />

. goed.;<br />

T<br />

nrs. 1,2, 11<br />

nrs. 5-13<br />

nrs. 1-3<br />

nrs. 1-12<br />

nrs. 1-4<br />

nrs. 1-4<br />

35<br />

Standaard'minimum'<br />

redelijk<br />

T<br />

nrs. 3-5, 12-14<br />

nrs. 2,4, 14-17<br />

nrs. 4-7<br />

nrs. 13-16<br />

nrs. 5-9<br />

nrs. 5, 6<br />

nrs. 1-4<br />

31<br />

niet<br />

•<br />

nrs. 6-10, 15<br />

nrs. 1,3, 18,<br />

19<br />

nrs. 8-13<br />

nrs. 17-24<br />

nrs. 10-16<br />

nrs. 7-11<br />

nrs. 5-11<br />

43<br />

goed<br />

•<br />

nrs. 1,2,4, 6,<br />

11-13<br />

nrs. 2, 3, 5-16<br />

nrs. 1-11<br />

nrs. 1-16, 18<br />

nrs. 1-4, 6,7,9<br />

nrs. 1-6,8<br />

nrs. 1-3,5<br />

67 v<br />

Standaard 'voldoende'<br />

redelijk<br />

T<br />

nrs. 3,5, 7, 8,<br />

9, 14, 15<br />

nrs. 1,4, 17,<br />

18<br />

nr. 12<br />

nrs. 17, 19,<br />

20<br />

nrs. 5, 8, 10<br />

nrs. 7, 9, 10<br />

nrs. 4, 6-9<br />

26<br />

niet<br />

•<br />

nr. 10<br />

nr. 19<br />

nr. 13<br />

nrs. 21-24<br />

nrs. 11-16<br />

nr. 11<br />

nrs. 10-11<br />

Van de opgaven bij taaiondersteunende vaardigheden moet op het niveau van de standaard<br />

'minimum' ongeveer een derde <strong>deel</strong> goed beheerst worden (deze opgaven zijn vooral bij de<br />

onderwerpen Grammaticaliteit en Spelling geconcentreerd, bij 'Woordbegrip' hoeft geen enkele<br />

opgave goed beheerst te worden). Van ook weer een derde <strong>deel</strong> wordt matige tot redelijke<br />

beheersing gevraagd (vooral opgaven bij de onderwerpen Stijl en Grammaticaliteit). Van een groot<br />

aantal opgaven - 43 - wordt geen beheersing gevraagd.<br />

141<br />

16


Op het niveau van de standaard 'voldoende' moet bijna tweederde <strong>deel</strong> van de opgaven goed beheerst<br />

worden en ongeveer een kwart matig tot redelijk.<br />

Slechts van een relatief gering aantal opgaven wordt geen beheersing gevraagd.<br />

142


DE OPGAVENVERZAMELING VOOR HET DOMEIN TAALONDERSTEUNENDE<br />

DEEL VAARDIGHEDEN<br />

Op de volgende pagina's vindt u de opgaven voor<br />

taaiondersteunende vaardigheden, in volgorde van<br />

moeilijkheid geordend.<br />

Links van de opgaven, naast het nummer van elke<br />

opgave, staat aangeduid hoe goed leerlingen de<br />

betreffende opgave moeten beheersen:<br />

+ betekent: goede beheersing geëist,<br />

o betekent: matige tot redelijke beheersing,<br />

- betekent: hoeft niet beheerst te worden.<br />

Er staan telkens twee tekens naast elkaar,<br />

bijvoorbeeld o en +. Het linker teken, o in dit geval, is<br />

wat van leerlingen gevraagd wordt als het om de<br />

leerstandaard 'minimum' gaat; het rechter teken is wat<br />

voor de standaard 'voldoende' nodig is.<br />

143


144


M V Stijl<br />

+ + 1 Dat meisje vindt het... , dat ze van haar moeder niet naar die film mag.<br />

Welk woord past het beste op de open plaats?<br />

A doodeng<br />

B* onuitstaanbaar<br />

C opwindend<br />

D spannend<br />

2 Ik vind het moeilijk om voor Els een cadeautje uit te zoeken. Ze is namelijk nogal<br />

Welk woord past het beste op de open plaats?<br />

A* kieskeurig<br />

B nauwkeurig<br />

C zorgvuldig<br />

D zorgzaam<br />

o o 3 Toen Ronald de bal wegtrapte, struikelde hij over een graspol en schoot zijn schoen los.<br />

Hij kwam recht op mij af. Ik kreeg hem precies op mijn voorhoofd, kopte en scoorde 1 - 0.<br />

Waardoor kun je het onderstreepte woord het beste vervangen?<br />

A* De bal<br />

B De graspol<br />

C De schoen<br />

D Ronald<br />

+ 4 Marcel was vanmorgen erg bru<strong>taal</strong> tegen zijn moeder. Toen ze kwaad werd en zei, dat hij vroeg naar<br />

bed moest, probeerde hij het weer goed te maken door heel lief te doen.<br />

Waardoor kun je het onderstreepte <strong>deel</strong> het beste vervangen?<br />

A* bakte hij zoete broodjes.<br />

B deed hij water bij de wijn.<br />

C spande hij het paard achter de wagen.<br />

D vatte hij de koe bij de horens.<br />

Aanwijzing bij vraag 5<br />

De voetballers komen het veld op. Het veld is goed verzorgd.<br />

Omdat in de eerste zin al het veld geschreven is, is het niet zo mooi dat in de tweede zin nog eens te<br />

schrijven. Het is mooier om in de tweede zin Het veld te vervangen door een woord met dezelfde<br />

betekenis.<br />

Bijvoorbeeld: De voetballers komen het veld op. De grasmat is goed verzorgd.<br />

In de volgende zinnen moet steeds het onderstreepte woord vervangen worden, omdat al in de zin ervoor<br />

precies hetzelfde woord gebruikt is.<br />

o 5 Annemarie kreeg de schuld van iets wat zij niet had gedaan. Ze was erg beledigd. Omdat ze zo<br />

beledigd was, holde ze naar haar kamer en smeet ze de deur achter zich dicht.<br />

Welk woord betekent hetzelfde en kun je beter gebruiken?<br />

A boos<br />

B* gekwetst<br />

C geschrokken<br />

D verdrietig


V<br />

o 6 Ze kregen geen toestemming om daar te mogen voetballen.<br />

Eén van de onderstreepte woorden moet weggelaten worden.<br />

Welk woord is dat?<br />

A daar<br />

B geen<br />

C* mogen<br />

D om<br />

o 7 Klaas is al weken bezig met zijn werkstuk over de pandaberen in China.<br />

Hij heeft er zijn buik van vol.<br />

Waardoor kun je de onderstreepte zin het beste vervangen?<br />

A Hij denkt aan niets anders meer.<br />

B Hij is er bijna klaar mee.<br />

C Hij praat er steeds over.<br />

D* Hij vindt het niet leuk meer om te doen.<br />

Aanwijzing bij vraag 8<br />

De voetballers komen het veld op. Het veld is goed verzorgd.<br />

Omdat in de eerste zin al het veld geschreven is, is het niet zo mooi dat in de tweede zin<br />

nog eens te schrijven. Het is mooier om in de tweede zin Het veld te vervangen door een<br />

woord met dezelfde betekenis.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

De voetballers komen het veld op. De grasmat is goed verzorgd.<br />

In de volgende zinnen moet steeds het onderstreepte woord vervangen worden, omdat al in de<br />

zin ervoor precies hetzelfde woord gebruikt is.<br />

o 8 Ais Jan zijn zin niet krijgt, gaat hij een hele poos zitten mokken.<br />

Zijn moeder kan dat mokken van hem niet uitstaan.<br />

Wat betekent ongeveer hetzelfde en kun je beter gebruiken?<br />

A* dat nukkige zwijgen<br />

B dat gescheld<br />

C dat gebrul<br />

D dat zielige huilen<br />

o 9 Op het nippertje kwam de zware truck met piepende remmen op het zebrapad nog net tot<br />

stilstand.<br />

Eén van de onderstreepte ge<strong>deel</strong>ten moer weggelaten worden. Welk ge<strong>deel</strong>te is dat?<br />

A met piepende remmen<br />

B* nog net<br />

C op het zebrapad<br />

D zware<br />

146


Lees eerst het opstel van Martin Een dagje surfen.<br />

Beantwoord daarna de vragen 10 t/m 15.<br />

1 EEN DAGJE SURFEN<br />

2 Gisteren heb ik met mijn broer Ronald gesurft op de Grote<br />

3 Plas. We gingen op de fiets. Mijn broer heeft voor zijn<br />

4 verjaardag een surfkarretje gekregen, dat achter de flets<br />

5 kan. Daar kan de surfplank op. Ronald had de kar met de<br />

6 surfplank achter zijn fiets. Ik had de tas met zwemspullen,<br />

7 eten en drinken aan mijn stuur. Onze zwemvesten hadden we<br />

8 over onze kleren aangetrokken. Ronald reed er heel<br />

9 voorzichtig mee. Dat moet wel, want als je een te scherpe<br />

10 bocht maakt, slaat hij om.<br />

11 Op de Grote Plas was het heel druk. Er stond een wind!<br />

12 Dat was voor surfers die er al wat van konden wel leuk,<br />

13 maar voor surfers die pas begonnen en het nog niet zo goed<br />

14 konden, niet zo prettig. Die vielen steeds in het water.<br />

15 Ronald kan gelukkig heel goed surfen. Die is dan ook drie<br />

16 jaar ouder. Ikzelf heb nog geen kracht genoeg om het zeil<br />

17 te houden. Meestal gaan we daarom met zijn tweeën op de<br />

18 plank staan. Maar deze keer kon dat niet door de wind.<br />

19 Daarom ging ik achterop de plank liggen met mijn benen in<br />

20 het water. We gingen door het water of eigenlijk erover-<br />

21 heen. Het ging verschrikkelijk goed. Het ging heel erg<br />

22 hard. We leken wel een speedboot.<br />

23 Na een tijdje begon ik te klappertanden en mijn benen waren<br />

24 helemaal blauw. Dat kwam door dat koude water. Ronald ging<br />

25 naar de kant en zette me daar af. Ik heb me eerst<br />

26 afgedroogd. Daarna ben ik wat gaan eten. Toen zag ik iemand<br />

27 die bij mij in de klas zit en ben met hem gaan voetballen.<br />

28 Martin.<br />

10 Wat kun je het beste doen met: Ronald reed er heel voorzichtig mee? (r. 8, 9)<br />

Vervangen door:<br />

A Ronald reed heel voorzichtig met de zwemspullen.<br />

B Ronald reed heel voorzichtig met de tas met eten en drinken.<br />

C* Ronald reed heel voorzichtig met de kar.<br />

11 Wat kun je het beste doen met de zin: Dat kwam doordat water.? (r. 25)<br />

Vervangen door:<br />

A Dat kwam door het heldere water.<br />

B Dat kwam door het ruwe water.<br />

C Dat kwam door het stromende water.<br />

D* Dat kwam door het koude water.<br />

12 ... surfers die pas begonnen en het nog niet zo goed konden, ... (r. 13, 14).<br />

Wat betekent hetzelfde en had Martin beter kunnen schrijven in zijn opstel?<br />

A ... onbekende surfers ...<br />

B* ... ongeoefende surfers ...<br />

C ... onoplettende surfers ...<br />

D ... onverantwoordelijke surfers ...


13 Wat kun je het beste doen met: Er stond een wind! (r. 11)<br />

Vervangen door:<br />

A Er stond een gure wind.<br />

B* Er stond een harde wind.<br />

C Er stond een koude wind.<br />

D Er stond een zachte wind.<br />

14 ... surfers die er al wat van konden ... (r. 12)<br />

Wat betekent hetzelfde en had Martin beter kunnen schrijven in zijn opstel?-<br />

A ... heel goede surfers ...<br />

B ... heel slechte surfers ...<br />

C* ... goede surfers ...<br />

D ... slechte surfers ...<br />

15 Wat kun je het beste doen met: We gingen door het water of eigenlijk eroverheen<br />

(r. 20, 21)?<br />

Vervangen door:<br />

A We dreven op het water.<br />

B We gleden zachtjes op het water.<br />

C* We scheerden over het water.<br />

D We zweefden langzaam over het water.<br />

Grammaticaliteit<br />

Lees deze tekst. Er staan fouten in.<br />

Daarover gaan de vragen 1, 2, 3, 4, 12, 13, 15 en 18.<br />

1 EEN ANGSTIG AVONTUUR IN DE DUINEN<br />

2 Op een dag liepen mijn vriend Jamsi en ik in de duinen.<br />

3 We waren een beetje verdwaald, maar dat vonden we niet<br />

4 erg. Wel grappig juist. Maar toen we verdwaalden nog<br />

5 verder, was het niet meer zo leuk. Toen het al bijna<br />

6 tien uur 's avonds was, kwamen we in een groot bos. We<br />

7 besluiten in het bos te overnachten. We probeerden de<br />

8 nood een deugd te maken.<br />

9 's Morgens vroeg werd ik gewekt van de regen. Ik keek<br />

10 om je heen. Jamsi was in geen velden of wegen te<br />

11 bekennen. Ik begon te roepen: "Jamsi!, Jamsi! Waar zit<br />

12 je?" Hoe ik ook riep, Jamsi kwam maar niet te voorschijn.<br />

13 Ik was nat en honger. Ik besloot proberen de weg terug<br />

14 te vinden. Net als ik op weg wilde gaan, zag ik Jamsi<br />

15 achter een paar dikke dennenbomen daar lopen.<br />

16 "Waar ben je nou geweest?" vroeg ik. Jamsi antwoordde:<br />

17 "Ik ben aan de rand van het dennenbos geweest." Hij<br />

18 vertelde verder, dat hij geprobeerd had onze sporen<br />

19 te volgen. Want door de regen waren ze uitgewist. Hoe<br />

20 moesten we nu de weg vinden? Omdat er geen zon was,<br />

21 konden we ook niet in de richting van de zon gaan.<br />

22 "Laten we luisteren of we de zee kunnen horen," zei<br />

23 ik. Maar het enige dat we hoorden, was de regen. Toch<br />

24 gingen we op pad. Dan zullen we tenminste warm blijven.


25 Na een tijdje hoorden we een raar geluid. Het klonk als<br />

26 het geluid van een crossmotor. Ik zette het op een<br />

27 lopen en Jamsi achter me aan rende. Hij liep harder<br />

28 als ik, dus hij rende me al gauw voorbij. Maar Jamsi<br />

29 lette niet op waar hij liep. Plotseling struikelde hij<br />

30 en te huilen. Hij huilde harder dan een mager, speen-<br />

31 varken. Wat was er aan de hand? Jamsi was middenin een<br />

32 konijnenhol gestapt en had zijn enkel verstuikt. Niet<br />

33 zo best dus. Nu waren we nog meer van huis.<br />

34 Jamsi is ongeveer net zo zwaar als ik. Met veel moeite<br />

35 hees hij jezelf op mijn rug.<br />

36 Het rare geluid die we hoorden, kwam steeds dichterbij.<br />

37 Waar kwam het geluid vandaan? Het was een motorzaag, die<br />

38 gebruikt werd door een boswachter. De boswachter,<br />

39 die druk bezig was, keek raar op toen hij ons zag.<br />

40 We kregen van hem een boterham, die we snel opaten.<br />

41 Toen bracht hij ons met zijn busje naar huis. We waren<br />

42 bang dat ze thuis kwaad op ons zouden zijn, en ze waren<br />

43 blij dat we er weer waren.<br />

44 Zo liep ons angstig avontuur in de duinen nog goed af.<br />

45 Eind goed,...!<br />

46 Michael<br />

M V<br />

o 1 Zie de tekst Avontuur in de duinen<br />

Wat kun je het beste doen met:..., kan ook niet, ...? (r. 19)<br />

A Zo laten staan.<br />

B Vervangen door: ..., heeft ook niet gekund, ...<br />

C* Vervangen door: ..., kon ook niet, ...<br />

D Vervangen door: ..., zal ook niet kunnen, ...<br />

o + 2 Zie de tekst Avontuur in de duinen.<br />

Wat kun je het beste doen met: voordat? (r. 19)<br />

A Zo laten staan.<br />

B Vervangen door: nadat<br />

C Vervangen door: omdat<br />

D Vervangen door: zodat<br />

+ 3 Zie de tekst Avontuur in de duinen<br />

Wat kun je het beste doen met: 'ml (r. 24)<br />

A Zo laten staan.<br />

B Vervangen door met<br />

C* Vervangen door: op<br />

D Vervangen door: tot<br />

o o 4 Zie de tekst Avontuur in de duinen<br />

Moet het woordje als (r. 28) vervangen worden door dan?<br />

A* ja<br />

B nee<br />

149


M V<br />

+ + 5 Welk woord moetje op de stippeltjes invullen?<br />

Ons kijkt... niet meer aan.<br />

A haar<br />

B* zij<br />

6 Welk woord moet je op de stippeltjes invullen?<br />

De redders ... het bijna verdronken meisje nog net op tijd.<br />

A greep<br />

B* grepen<br />

+ 7 Is de volgende zin goed of fout?<br />

Hij had een puntmuts op en een rood jasje aan.<br />

A* goed<br />

B fout<br />

8 Welk woord moet je op de stippeltjes invullen?<br />

Ik heb ... laatste, lange zin niet goed begrepen.<br />

A dat<br />

B* die<br />

9 Welk woord moet je op de stippeltjes invullen?<br />

In ... vijver mag je niet vissen.<br />

A dat<br />

B* die<br />

10 Welk woord moetje op de stippeltjes invullen?<br />

Tot de watervogels ... ook de eend.<br />

A* behoort<br />

B behoren<br />

11 Welk woord moetje op de stippeltjes invullen?<br />

Kijk die jongen eens in de dakgoot! ... kan iets ergs gebeuren, als hij niet oplet.<br />

A* Hem<br />

B Hij<br />

+ + 12 Zie de tekst Avontuur in de duinen<br />

Wat hoort op de puntjes in: Eind goed, ...! (r. 45)?<br />

A* al goed<br />

B alleen maar goed<br />

C allemaal goed<br />

D alles goed<br />

150


M V<br />

+ + 13 Zie de tekst Avontuur in de duinen<br />

Wat kun je het beste doen met: meeO. (r. 33)<br />

A Zo laten staan.<br />

B . Vervangen door: minder<br />

C* Vervangen door: verder<br />

D Vervangen door: wijder<br />

o + 14 Welk woord moetje op de stippeltjes invullen?<br />

Een ... schip liep geen schade op.<br />

A* kolossaal<br />

B kolossale<br />

o + 15 Zie de tekst Avontuur in de duinen<br />

Wat kun je het beste doen met jezelf! (r. 35)<br />

A Zo laten staan.<br />

B Vervangen door: mezelf<br />

C Vervangen door onszelf<br />

D* Vervangen door zichzelf<br />

o + 16 Welk woord moetje op de stippeltjes invullen?<br />

Ik vind dat een leuk programma, omdat...<br />

A altijd zie je stukjes uit nieuwe films.<br />

B* je altijd stukjes uit nieuwe films ziet.<br />

C je altijd ziet stukjes uit nieuwe films.<br />

D je ziet altijd stukjes uit nieuwe films.<br />

o o 17 In de volgende zin staat een woord te veel. Streep het woord door. Je moet een goede zin<br />

overhouden.<br />

Hij zag meteen dat er in de band een scheur in zat.<br />

o 18 Zie de tekst Avontuur in de duinen<br />

Wat kun je het beste doen met: Wanf? (r. 19)<br />

A Zo laten staan.<br />

B Vervangen door: Dus<br />

C* Vervangen door: Maar<br />

D Vervangen door: Of<br />

o 19 Welk woord moetje op de stippeltjes invullen?<br />

Er zat een muisje onder het schoolbord, ... meteen wegschoot toen de deur open ging.<br />

A* dat<br />

B die<br />

151


Interpunctie<br />

In het opstel van Karin, datje hieronder ziet, staan geen leestekens, zoals punten, komma's,<br />

hoofdletters, aanhalings- en sluitingstekens, vraagtekens enzovoort.<br />

De vragen gaan over de leestekens.<br />

Meestal staat er eerst een stukje van het opstel. Over dat stukje wordt dan een vraag gesteld.<br />

Na de vragen over het opstel van Karin, worden er nog losse vragen gesteld over leestekens.<br />

Zet telkens een rondje om de letter voor het juiste antwoord of schrijf het antwoord op de<br />

streep.<br />

Lees eerst het opstel een keer door!<br />

Het opstel van Karin<br />

de dwerghamsters<br />

eergisteren kreeg ik twee dwerghamsters voor mijn verjaardag mijn moeder heeft die<br />

dwerghamsters bij de dierenwinkel naast de kruidenier op de postweg gekocht ik ken de man<br />

van de dierenwinkel heel goed altijd als ik uit school kom loop ik even binnen hij zegt altijd als<br />

ik binnenkom zo dame ben je daar in zijn winkel kun je allerlei dieren kopen vogels muizen<br />

jonge hondjes en dwerghamsters<br />

weetje hoe ik die dwerghamsters genoemd heb knibbel en bobbel de ene knibbel is grijs erg<br />

beweeglijk en een beetje schuw de andere bobbel is dik zwart en erg nieuwsgierig ik heb ze in<br />

een aquarium zitten daar zit natuurlijk geen water in ik heb er verschillende dingen ingedaan<br />

lege w.c.-rollen een molentje en een omgekeerde schoenendoos daar heb ik een deurtje<br />

uitgeknipt onder de schoenendoos zitten oude lapjes dan hebben ze het lekker warm 's nachts<br />

kruipen ze uit hun holletje ze gaan dan vaak lopen in het molentje dat piept een beetje<br />

gisternacht werd ik er wakker van daarom deed ik het licht aan daar zag ik bobbel heel hard in<br />

het molentje lopen wat een gek gezicht was dat voortaan zet ik het aquarium voor ik naar bed<br />

ga in de huiskamer dat is beter dan word ik er niet meer wakker van<br />

mijn dwerghamsters eten gewoon droog muizenvoer maar ze vinden ook andere dingen lekker<br />

ze eten eigenlijk alles stukjes brood kaas en restjes warm eten<br />

gisteren mocht ik ze mee naar school nemen om aan juf te laten zien juf vroeg hoe heb je je<br />

dwerghamsters genoemd ik antwoordde knibbel en bobbel ze zei dat dat ook toevallig was<br />

want haar poes heet knabbel<br />

toen mijn dwerghamsters vandaag wakker waren staken ze hun snuitje naar buiten weetje het<br />

is het leukste cadeau dat ik ooit gekregen heb voor mijn verjaardag wat een grappige diertjes<br />

zijn het<br />

Karin<br />

Sommige vragen gaan over het opstel van Karin, andere vragen zijn losse vragen. Hier staan ze op<br />

volgorde van moeilijkheidsgraad, de leerling heeft ze afzonderlijk gemaakt.<br />

M V<br />

+ + 1 ik heb ze in een aquarium zitten daar zit natuurlijk geen water in<br />

Achter welk onderstreept woord moet een punt (.) worden gezet?<br />

A ze<br />

B aquarium<br />

C* zitten<br />

D daar<br />

152


M V<br />

+ + 2 Achter welke zin moet een vraagteken?<br />

A* ga je vanavond naar de film<br />

B we kochten kaartjes voor de wedstrijd<br />

C vandaag heb ik buiten gespeeld<br />

D niemand had hem gezien<br />

3 in zijn winkel kun je allerlei dieren kopen vogels muizen jonge hondjes en dwerghamsters<br />

Tussen welke twee woorden moet een dubbele punt (:) worden gezet?<br />

A tussen winkel en kun<br />

B tussen dieren en kopen<br />

C* tussen kopen en vogels<br />

D tussen hondjes en dwerghamsters<br />

o + 4 In welke zin is het leesteken juist?<br />

A omdat het regent! spelen we binnen<br />

B waarom doe je dat nou. dat vind ik niet aardig van je<br />

C* kadisha zei: straks gaan we knikkeren<br />

D morgen gaan we naar mijn tante? die woont in een dorpje<br />

5 In welke zin staan de hoofdletters goed?<br />

A Klaas Van Der Boogaard zit in groep zeven<br />

B Klaas Van der Boogaard zit in groep zeven<br />

C Klaas Van Der boogaard zit in groep zeven<br />

D* Klaas van der Boogaard zit in groep zeven<br />

6 kijk uit schreeuwde ze tegen haar vriendin maar het was al te jaat want haar vriendin botste met haar<br />

fiets tegen de stilstaande auto op<br />

Achter welk onderstreept woord kan een uitroepteken (!) worden gezet?<br />

A* uit<br />

B ze<br />

C vriendin<br />

D laat<br />

o + 7 mijn dwerghamsters eten gewoon droog muizenvoer maar ze vinden ook andere dingen lekker<br />

Tussen welke twee woorden moet een komma (,) worden gezet?<br />

Tussen en<br />

+ 8 voortaan zet ik het aquarium voor ik naar bed ga in de huiskamer dat is beter<br />

Het woord voortaan staat aan het begin van een zin en moet dus met een hoofdletter worden<br />

geschreven. Welk ander woord staat ook aan het begin van een zin en moet met een hoofdletter<br />

worden geschreven?


V<br />

+ 9 In welke zin moet het onderstreepte woord met een hoofdletter worden geschreven?<br />

A hij vertelde dat hij iets grappigs mee had gemaakt<br />

B gisteren verklaarde hij dat hjj er niets mee te maken had<br />

C de mededeling op het bord luidde morgen feest<br />

D* hij schreef aan haar we zien elkaar terug in de vakantie<br />

+ 10 In welke zin moet het onderstreepte stukje tussen aanhalings- en sluitingstekens („...") worden gezet<br />

A* hoe laat kom je thuis vroeg mijn moeder<br />

B mijn moeder vroeg hoe laat ik thuiskwam<br />

C of ik laat thuis zou komen vroeg mijn moeder<br />

D mijn moeder zei dat ze niet wilde dat ik laat thuiskwam<br />

+ 11 vandaag hebben we een wandeling gemaakt in de omgeving van het bergdorp waar we logeren er<br />

stonden langs het pad heel veel bijzondere paddestoelen<br />

Welk onderstreept woord staat aan het begin van een zin en moet dus met een hoofdletter worden<br />

geschreven?<br />

A in<br />

B van<br />

C waar<br />

D* er<br />

o 12 mijn broer en ik hebben allebei gekeken naar een film over bevers ik wist niet dat bevers zulke<br />

interessante dieren waren<br />

Welk leesteken moet er achter bevers?<br />

A* een punt (.)<br />

B een vraagteken (?)<br />

C een dubbele punt (:)<br />

D een komma (,)<br />

13 wat zou jij doen als je broer altijd spullen leende zonder ze terug te brengen ik ben al heel vaak boos<br />

geworden maar dat helpt niet<br />

Welk leesteken moet er achter brengen?<br />

A een punt (.)<br />

B* een vraagteken (?)<br />

C een uitroepteken (!)<br />

D een dubbele punt (:)<br />

154


M V Spelling<br />

Deels betreft dit goed/fout-opgaven, <strong>deel</strong>s zijn opgaven auditief aangeboden en moeten leerlingen<br />

een woord uit de zin opschrijven.<br />

+ + 1 Hij sliep het klokje rond. G F<br />

+ + 2 Het verse brood werd met een mes aangesneden.<br />

+ + 3 Bespoten fruit moet je eerst wassen.<br />

+ + 4 Dat meisje is klijn voor haar leeftijd. G F<br />

+ + 5 Hij vindt er niets aan. G F<br />

+ + 6 Wij gaan morgen met vakantie. G F<br />

+ + 7 In de weg zaten heel diepe kuilen. _<br />

+ + 8 Onze straat staat vol autos. G F<br />

+ + 9 Jij graaft sneller dan hij.<br />

+ + 10 De ridder heeft een zwaard.<br />

+ + 11 Hij is van het dak gegleden. G F<br />

+ + 12 Bij de overval werd dynamiet gebruikt. G F<br />

o + 13 Hij maak telkens dezelfde fout. G F<br />

o + 14 Liggend probeerde zij een boek te lezen. _<br />

o + 15 Dit zijn mooie, dune schriftjes. G F<br />

o + 16 Het sluitinkje van mijn armband is kapot. _<br />

o 17 Vroeger had ik twee houten garages. G F<br />

+ 18 Het systeem om boeken op te zoeken<br />

in de bibliotheek is veranderd.<br />

155


M V<br />

o 19 Fluitent liep Jeroen naar boven. G F<br />

o 20 Het schip strandde voor de kust.<br />

21 Zij zendt hem een briefje.<br />

22 Hij verbondt de wond. G F<br />

23 Ik ben de sleutel kwijt van de voordeur. G F<br />

24 In de zomer gaan we vaak zwemmen en s*winters schaatsen we veel. G F<br />

Zinsontleding en woordbenoeming<br />

+ + 1 In welke zin is een werkwoord onderstreept?<br />

A Die huizen worden afgebroken.<br />

B* Wat lopen die mensen hard!<br />

C We gaan morgen naar Emmen.<br />

D Wij hebben donzen slaapzakken.<br />

2 Hij heeft pannenkoeken gebakken.<br />

In deze zin is gebakken een voltooid <strong>deel</strong>woord.<br />

In één van de onderstaande zinnen is het onderstreepte woord ook een voltooid <strong>deel</strong>woord. In welke zin?<br />

A In de voortuin stond een beeld.<br />

B Kom je buiten voetballen?<br />

C* Mijn zusje heeft een huis getekend.<br />

D Wil je een zachtgekookt eitje?<br />

+ + 3 In welke zin is de persoonsvorm onderstreept?<br />

A* De portier droeg de koffers naar binnen.<br />

B Help je even met afwassen?<br />

C Laat de glazen maar op tafel staan.<br />

D Uw hond blaft al de hele morgen.<br />

+ + 4 Vorige week donderdag bezochten de leerlingen van groep 8 een dag lang het Zuiderzeemuseum in<br />

Enkhuizen.<br />

Wat is het onderwerp in deze zin?<br />

A* de leer<strong>ii</strong>ngen van groep 8<br />

B een dag lang<br />

C het Zuiderzeemuseum<br />

D Vorige week donderdag<br />

156


M V<br />

o o 5 In welke zin is een werkwoord onderstreept?<br />

A De monteur kan pas over drie dagen komen.<br />

B* De soldaten kammen het hele gebied uit.<br />

C Hij verloor zijn wilde haren.<br />

D Met uw wensen wordt rekening gehouden.<br />

0 + 6 Door het ingegooide raam kropen ze naar binnen.<br />

In deze zin is ingegooide een bijvoeglijk naamwoord.<br />

In één van de onderstaande zinnen is het onderstreepte woord ook zo'n bijvoeglijk naamwoord. In welke zin?<br />

A* Een verdwaald kind liep te huilen.<br />

B Eindelijk stopte de regen.<br />

C Heeft Janny de planten al water gegeven?<br />

D Het hele huis stond vol bloemen.<br />

o + 7 In welke zin is een bijvoeglijk naamwoord onderstreept?<br />

A* De omgevallen boom wordt morgen opgeruimd.<br />

B Heb je dat werk nog afgekregen?<br />

C Het regende buiten verschrikkelijk.<br />

D Vele auto's liepen schade op.<br />

o o 8 In welke zin zijn de zinsdelen op de juiste wijze gescheiden?<br />

A Van - teleurstelling - schoten - de tranen - in haar ogen.<br />

B* Van teleurstelling - schoten - de tranen - in haar ogen.<br />

C Van teleurstelling - schoten - de tranen in haar ogen.<br />

D Van teleurstelling schoten - de tranen in haar ogen.<br />

o + 9 In welke zin is een zelfstandig naamwoord onderstreept?<br />

A De kleuters dansen van plezier.<br />

B* De veren staken uit het matras.<br />

C We zullen je wel missen.<br />

D Wil je het vlees even wegen?<br />

o 10 In welke zin is een zelfstandig naamwoord onderstreept?<br />

A* De Italiaanse meren zijn prachtig.<br />

B Ga je morgen mee vissen?<br />

C Morgen fietsen we naar het strand.<br />

D Wil je de vloer even vegen?<br />

11 In welke zin is verloren het voltooid <strong>deel</strong>woord?<br />

A Gisteren verloren zij van hun tegenstanders met 1-0.<br />

B Ik vind het zielig, dat Bea er zo verioren bij staat.<br />

C* In de menigte heb ik haar uit het oog verloren.<br />

D Katja en ik verloren met die weddenschap twee gulden.<br />

157


M V<br />

12 In welke zin zijn de zinsdelen op de juiste wijze gescheiden?<br />

A* Door de storm - vliegen - de pannen - van het dak.<br />

B Door de storm vliegen - de pannen van het dak.<br />

C Door de storm - vliegen - de pannen van het dak.<br />

D Door - de storm - vliegen - de pannen - van het dak.<br />

13 In welke zin is het hele werkwoord onderstreept?<br />

A* Die reis zal wel veel kosten.<br />

B Luister je vaak naar de radio?<br />

C Wanneer beginnen die lessen?<br />

D We gaan samen een <strong>eind</strong>je fietsen.<br />

14 In welke zin is tekenen een zelfstandig naamwoord?<br />

A* Dorothee vertoont geen tekenen van vermoeidheid.<br />

B Waarom tekenen jullie altijd iets anders?<br />

C Zoudt u deze brief even willen tekenen?<br />

D Zij tekenen allebei heel goed.<br />

15 In welke zin is verbrand het voltooid <strong>deel</strong>woord?<br />

A Ik verbrand altijd heel snel.<br />

B Ik zorg dat ik het afval verbrand.<br />

C* Wat werd er verbrand?<br />

D Wat verbrand jij daar?<br />

16 In welke zin is het onderstreepte woord een voltooid <strong>deel</strong>woord.<br />

A Die boom gaat dood als je hem zo verwaarloost.<br />

B* Een plant moet eerst even wennen als je hem hebt verplaatst.<br />

C In dat boek kun je lezen hoe iemand aan het front verandert.<br />

D Ik denk dat ze niet meer zo erg in de overwinning gelooft.<br />

Taalbeschouwing<br />

Daan stond die morgen al vroeg bij zijn oma en opa op de stoep met in zijn ene hand een bosje<br />

bloemen en in zijn andere hand een tekening. "Van harte gefeliciteerd, opa," zei Daan in de gang. "Dit<br />

voor u." Hij overhandigde zijn cadeaus en liep met zijn opa mee naar binnen. Daan<br />

zag dat zijn opa nog slechter ter been was dan een paar weken geleden.<br />

De kamer zat al vol met visite. Alle mensen waren druk met elkaar aan het praten. "Wat een prachtige<br />

tekening en wat een schitterende bos bloemen!" zei tante Elisabeth. "Jij wilt zeker wel wat (1) ." Tant<br />

Elisabeth gebruikte altijd van die deftige woorden, maar op de een of andere manier kon Daan er deze<br />

keer niet tegen. Voor hij het wist, flapte hij eruit: "Geef mij maar een cola en wat te (2) !"<br />

Meteen was het stil in de kamer. Iedereen keek naar Daan<br />

en naar tante Elisabeth. Daan werd rood. Tante Elisabeth werd zo mogelijk nog roder. Daans opa zei<br />

niets en stond op. Hij (3) naar de keuken. Hij kwam terug met de etensbak van de hond. Middenin d><br />

etensbak stond een gebakje. Daans opa zette de bak voorzichtig voor Daan op<br />

de grond. "Zo jochie, je voer," zei hij rustig.


Welk woord past het best op de open plaats bij (2)?<br />

A consumeren<br />

B verorberen<br />

C* vreten<br />

+ + 2 Welk woord hoort er niet bij?<br />

A bejaard<br />

B jong<br />

C oud<br />

D* vlot<br />

scholier<br />

Wat is dat?<br />

A een soort schol<br />

B een soort ier<br />

C* geen van beide<br />

Tessa heeft haar horloge verloren. Nu stopt ze bij alle buurtbewoners een briefje in de bus. Ze hoopt,<br />

dat ze zo haar horloge terugkrijgt. Dit is het briefje:<br />

1 Verloren op weg van basisschool De Kring naar huis:<br />

2 EEN HORLOGE - merk Swish<br />

3 Ik werd achterna gezeten door een jongen en heb niet<br />

4 gemerkt dat ik het verloor. Het horloge heeft een wit<br />

5 bandje, een roze gesp en een roze wijzerkast. De<br />

6 wijzerplaat is roze-wit gestreept en eromheen zit een<br />

7 lichtblauwe ring. De wijzers zijn blauw en rood. Belt u<br />

8 me als u informatie over het horloge hebt?<br />

9 Alvast bedankt,<br />

10 Tessa Bos<br />

11 Kastanjelaan 5<br />

12 telefoon 5241532<br />

Wat doet Tessa in r. 1 t/m 7?<br />

A Ze bedankt ergens voor.<br />

B Ze geeft haar mening over iets.<br />

C Ze protesteert ergens tegen.<br />

D* Ze vertelt iets.<br />

o + 5 Welk woord hoort er niet bij?<br />

A dapper<br />

B laf<br />

C moedig<br />

D* onaardig<br />

159


V<br />

+ 6 Het woord vlieqtuiqkapinq is een samenstelling. Het is gemaakt van de woorden vliegtuig en kapin'<br />

Met de woorden vliegtuig en kaping kun je de samenstelling vliegtuiqkaping maken.<br />

Als je weet wat vliegtuig en kaping betekenen, kun je ook weten wat vliegtuiqkaping betekent.<br />

Geef nu van elk van onderstaand woord aan of het een bestaande samenstelling is.<br />

kantoor<br />

A ja<br />

B* nee<br />

o 7 Uit een tijdschrift:<br />

Een automobilist rijdt snel over een landweggetje. Plotseling verschijnen er een paar kippen voor zijn<br />

auto. De automobilist remt hard, maar kan niet voorkomen dat één van de kippen wordt overreden. De<br />

automobilist stapt uit en loopt met de dode kip naar een vlakbij gelegen boerderij.<br />

'Mijnheer', vraagt hij aan de boer, 'is deze kip misschien van u?'<br />

Antwoordt de boer: 'Welnee, man, ik heb niet van sukke platte kipp'n!'<br />

Wat is vooral de bedoeling van dit stukje?<br />

A de lezer te foppen<br />

B de lezer te informeren<br />

C* de lezer te laten lachen<br />

D de lezer te waarschuwen<br />

+ 8 Eén van de onderstreepte woorden is figuurlijk gebruikt.<br />

Welk woord is dat?<br />

A De aardappels zijn een beetje aangebrand.<br />

B De bout was helemaal vastgeroest.<br />

C* Die mop is wel erg afgezaagd.<br />

D Vanmorgen waren de ruitenwissers vastgevroren.<br />

+ 9 Op het station:<br />

'Reizigers voor de trein met bestemming Groningen,<br />

vertrektijd 17 uur 05 moeten rekening houden met een<br />

vertraging van 25 minuten, vanwege een stroomstoring.'<br />

Welke informatie is voor deze reizigers het minst belangrijk?<br />

A met bestemming Groningen<br />

B vertrektijd 17 uur 05<br />

C vertraging van 25 minuten<br />

D* vanwege een stroomstoring<br />

o 10 Mario spaart plaatjes voor het plaatjesalbum 'De Snuffels'. Hij mist er nog 34. Die bestelt hij bij de<br />

fabrikant. Hij heeft de bestellijst ingevuld en doet er een briefje bij. Op de enveloppe schrijft hij:<br />

Aan Raviola Nederland BV.<br />

Postbus 2500<br />

1234SCRuitersbergen<br />

Dit is het briefje dat hij samen met de bestellijst in de enveloppe doet:


1 Henswoude, 28-7-1997<br />

2<br />

3 Hierbij stuur ik u de bestellijst met de nummers van<br />

4 de plaatjes die ik wil bestellen. Ik spaar plaatjes<br />

5 voor het album van 'De Snuffels'. Ik zou graag alle 34<br />

6 plaatjes willen hebben. Ik weet dat je maar 30 plaatjes<br />

7 mag bestellen, maar ik wil er toch graag meer, want ik<br />

8 probeer al heel lang mijn album vol te krijgen. Dat<br />

9 lukt maar niet, want mijn vriendjes op school hebben<br />

10 dezelfde plaatjes dubbel als ik.<br />

11 Zou je voor deze ene keer 34 plaatjes willen sturen?<br />

12 Het geld stort mijn moeder op de giro.<br />

13<br />

Mario van Dungen<br />

Wat doet Mario in dit briefje?<br />

A Hij geeft iemand raad<br />

B Hij vraagt toestemming aan iemand<br />

C* Hij richt een verzoek tot iemand<br />

D Hij vraagt informatie aan iemand<br />

11 Eén van de onderstreepte woorden is letterlijk gebruikt.<br />

Welk woord is dat?<br />

A Die twee broers hangen van kindsbeen af al erg aan elkaar.<br />

B Floor kon zijn woorden nog net op tijd inslikken.<br />

C Ik verdrink bijna in het werk.<br />

D Je kunt dat stukje van de tekening maar beter uitvlakken.<br />

Woordbegrip<br />

1 Ventilatie is ...<br />

A het meten van de kracht van de wind.<br />

B het regelen van de luchtdruk in een fietsband.<br />

C* het verversen van de lucht.<br />

D het waaien van de wind in de schoorsteen.<br />

2 Jubelen is hetzelfde als<br />

A een oor<strong>deel</strong> geven.<br />

B roepen om hulp.<br />

C* roepen van blijdschap.<br />

D zoute drop eten.<br />

3 Als je een boek illustreert, betekent dat dat je ...<br />

A het aan iemand navertelt.<br />

B het aan iemand weggeeft.<br />

C* het versiert met tekeningen.<br />

D je naam erin zet.


V<br />

O 4 Als iemand daas is, is hij<br />

A aanwezig.<br />

B aardig.<br />

C flauw.<br />

D* versuft.<br />

+ 5 Een aanlokkelijk plan, is een plan ...<br />

A dat heel ingewikkeld is.<br />

B dat je snel uitvoert.<br />

C waar goed over is nagedacht.<br />

D* waar je wel wat voor voelt.<br />

o 6 Een verwijt is hetzelfde als een ...<br />

A* beschuldiging.<br />

B compliment.<br />

C mededeling.<br />

D verzoek.<br />

o 7 Het gebeurt wel eens dat je niet weet wat je moet kiezen.<br />

Welk woord past hierbij?<br />

A tweedracht<br />

B tweekamp<br />

C tweespalt<br />

D* tweestrijd<br />

o 8 Presteren is hetzelfde als ...<br />

A aandringen. "<br />

B veroorzaken.<br />

C* verrichten.<br />

D vertonen.<br />

o 9 Als een plant heel langzaam dood gaat, dan zeg je dat die plant<br />

A kwakkelt.<br />

B kweelt.<br />

C kwetst.<br />

D kwijnt.<br />

10 Het woord berooid kun je gebruiken voor<br />

A een stuk land waar niets meer groeit.<br />

B* iemand die niets meer bezit.<br />

C iemand die veel succes heeft.<br />

D iets dat gelukt is.<br />

11 Een tekstverwerker is<br />

A een apparaat waarmee je teksten drukt.<br />

B* een apparaat waarmee je teksten schrijft.<br />

C iemand die teksten schrijft.<br />

D iemand die teksten verbetert.<br />

162


4 RESULTATEN<br />

Via analyse van de resultaten die uit eerdere PPON-onderzoeken verkregen zijn, kon op landelijk<br />

niveau worden vastgesteld hoeveel leerlingen bij een <strong>leerstandaarden</strong>onderzoek Nederlandse <strong>taal</strong><br />

<strong>eind</strong> basisonderwijs de standaarden 'minimum' respectievelijk 'voldoende' zouden bereiken. Van<br />

deze resultaten volgt hieronder eerst een bespreking voor de leerlingpopulatie als geheel,<br />

onderscheiden naar de vier domeinen (paragraaf 4.1).<br />

Het is de bedoeling dat de <strong>leerstandaarden</strong> vooral voor achterstandsgroepen stimulerend werken.<br />

Waar deze er niet in slagen de <strong>leerstandaarden</strong> te halen, kan worden nagegaan hoe groot de<br />

afstand is tussen hun resultaten en de gewenste leerstandaard, en kan worden nagegaan in hoeverre<br />

het overbruggen van die afstand haalbaar is. Daarom worden in paragraaf 4.2 en ten dele in<br />

paragraaf 4.3 de resultaten apart weergegeven voor respectievelijk de 1.00-, de 1.25- en de 1.90leerlingen.<br />

Paragraaf 4.3 ten slotte gaat in op de conclusies en implicaties van de verschillen tussen wensen en<br />

werkelijkheid. Tevens wordt bezien of deze verschillen zijn te overbruggen.<br />

4.1 Resultaten voor de schoolbevolking als to<strong>taal</strong> voor elk van de vier domeinen<br />

Uitgangspunt is dat de standaard 'minimum' door 90 a 95% van de leerlingen gehaald moet<br />

worden en de standaard 'voldoende' door 70 a 75% van de leerlingen.<br />

Feitelijk liggen de resultaten voor de groep als to<strong>taal</strong>, per domein bezien, als volgt:<br />

- bij het domein leesvaardigheid<br />

voldoet 82% van de leerlingen aan de standaard 'minimum'<br />

en bereikt 46% van de leerlingen de standaard 'voldoende'.<br />

bij het domein luistervaardigheid<br />

wordt de standaard 'minimum' door bijna 90% van de leerlingen bereikt<br />

en slaagt iets minder dan de helft van de leerlingen (46%) erin de standaard 'voldoende' te<br />

bereiken.<br />

- bij het domein informatieverwerking<br />

wordt de standaard 'minimum' bij het onderwerp 'Hanteren van naslagwerken' door meer dan<br />

90% van de leerlingen bereikt en bij de beide andere onderwerpen -'Lezen tabellen en<br />

grafieken' en 'Kaartlezen'- door ongeveer 75% van deze leerlingen,<br />

en ongeveer de helft van de leerlingen (50%) voldoet bij het onderwerp 'Hanteren van<br />

naslagwerken' aan de standaard 'voldoende', terwijl dit bij de beide andere onderwerpen ('Lezen<br />

tabellen en grafieken' en 'Kaartlezen') minder is dan 35%.<br />

- bij het domein taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden - met uitzondering van de onderwerpen<br />

'Woordbegrip' en 'Zinsontleding en woordbenoeming' - ligt het percentage van de leerlingen<br />

dat de standaard 'minimum' bereikt tussen de 84% en 95%<br />

en behaalt meer dan 60% van de leerlingen de standaard 'voldoende' voor de onderdelen<br />

'Grammaticaliteit', 'Spelling' en 'Taalbeschouwing'. Voor de overige taaiondersteunende<br />

vaardigheden - het onderwerp 'Zinsondeding en woordbenoeming' uitgezonderd - liggen de<br />

scores van leerlingen bij de andere onderwerpen -'Stijl', 'Interpunctie', 'Woordbegrip'duidelijk<br />

op afstand van wat voor de standaard 'voldoende' wenselijk is (scores van 42% of<br />

minder).<br />

163


4.2 Resultaten per doelgroep<br />

De resultaten van de groepen als to<strong>taal</strong> worden hieronder voor de 1.00-, de 1.25- en de 1.90leerlingen<br />

afzonderlijk weergegeven, en wel per domein of per onderscheiden onderwerp. De<br />

tabellen 7 t/m 10 maken duidelijk in hoeverre per groep voldaan wordt aan de standaard<br />

'minimum' dan wel 'voldoende'.<br />

Het domein 'leesvaardigheid'<br />

Tabel 7 Percentage per doelgroep dat de minimum<br />

respectievelijk de voldoende standaard haalt<br />

Doelgroep naar<br />

formatiegewicht<br />

l.OO-leerlingen<br />

1.25-leerlingen<br />

1.90-leerlingen<br />

To<strong>taal</strong> groepen<br />

%'minimum'<br />

Standaard<br />

88%<br />

77%<br />

55%<br />

82%<br />

%'voldoende'<br />

Standaard<br />

56%<br />

39%<br />

18%<br />

46% 1<br />

- De standaard 'minimum' wordt door bijna 90% van de 1.00-leerlingen bereikt<br />

en de standaard 'voldoende' door minder dan 60% van deze leerlingen.<br />

De 1.25-leerlingen blijven hierop achter: 77% behaalt de standaard 'minimum'<br />

en nog geen 39% de standaard 'voldoende'.<br />

Slechts iets meer dan de helft van de 1.90-leerlingen bereikt de standaard 'minimum'<br />

en nog geen 20% van deze leerlingen bereikt de standaard 'voldoende'.<br />

Het domein 'luistervaardigheid'<br />

Tabel S Percentage per doelgroep dat de minimum<br />

respectievelijk de voldoende standaard haalt<br />

Doelgroep naar<br />

formatiegewicht<br />

1.00-leerlingen<br />

1,25-leerlingen<br />

1.90-leerlingen<br />

To<strong>taal</strong> groepen<br />

%'minimum'<br />

Standaard<br />

95%<br />

88%<br />

64%<br />

89%<br />

%'voldoende'<br />

Standaard<br />

164<br />

57%<br />

39%<br />

14%<br />

46%


- De standaard 'minimum' wordt door 95% van de 1.00-leerlingen bereikt<br />

en de standaard 'voldoende' door slechts iets meer dan de helft van deze leerlinggroep.<br />

- Van de 1.25-leerlingen bereikt 88% de standaard 'minimum',<br />

terwijl niet meer dan 39% van deze leerlinggroep de standaard 'voldoende' bereikt.<br />

- Duidelijk lager ligt het percentage 1.90-leerlingen dat de standaard 'minimum' haalt (64%),<br />

maar vooral waar het gaat om het bereiken van de standaard 'voldoende' scoren deze leerlingen<br />

laag (slechts 14% haalt deze standaard).<br />

Het domein 'informatieverwerking'<br />

Tabel 9 Percentage per doelgroep dat de minimum respectievelijk de voldoende standaard<br />

haalt<br />

Doelgroep naar<br />

formatiegewicht<br />

Hanteren van naslagwerken<br />

1.00-leerlingcn<br />

1.25-leerlingen<br />

1.90-leerlingen<br />

To<strong>taal</strong> groepen<br />

Lezen tabellen en grafieken<br />

1.OO-leerlingen<br />

1.25-leerlingen<br />

1.90-leerlingen<br />

To<strong>taal</strong> groepen<br />

Kaartlezen<br />

1 00-leerlingen<br />

1.25-leerlingen<br />

1.90-leerlingen<br />

To<strong>taal</strong> groepen<br />

%'minimum'<br />

Standaard<br />

96%<br />

91%<br />

69%<br />

92%<br />

83%<br />

65%<br />

41%<br />

:"V 73%-<br />

89%<br />

72%<br />

45%<br />

79%<br />

%'voldoende'<br />

Standaard<br />

- Bij het 'Hanteren van naslagwerken' haalt meer dan 95% van de 1.00-leerlingen de standaard<br />

'minimum'. Op de twee andere onderwerpen - 'Lezen tabellen en grafieken' en 'Kaartlezen' -<br />

liggen deze percentages beneden de 90% (83% respectievelijk 89%).<br />

De standaard 'voldoende' wordt slechts bij het 'hanteren van naslagwerken' door meer dan de<br />

helft van de 1.00-leerlingen bereikt. Bij de andere onderwerpen - 'Lezen tabellen en grafieken'<br />

en 'Kaartlezen' - haalt minder dan de helft van de leerlingen deze standaard (45%<br />

respectievelijk 42%).<br />

- Meer dan 90% van de 1.25-leerlingen bereikt wat betreft het onderwerp 'Hanteren van<br />

naslagwerken' de standaard 'minimum'. Ongeveer tweederde van de leerlingen haalt deze<br />

165<br />

60%<br />

43%<br />

17%<br />

50%<br />

45%<br />

25%<br />

10%<br />

34%<br />

42%<br />

20%<br />

6%<br />

31%


standaard (respectievelijk 65% en 72%) bij de onderwerpen 'Lezen tabellen en grafieken' en<br />

'Kaartlezen'.<br />

De standaard 'voldoende' wordt door slechts weinige van deze leerlingen gehaald; 'Hanteren<br />

van naslagwerken' scoort relatief nog het beste, terwijl bij 'Lezen tabellen en grafieken' en<br />

'Kaartlezen' een kwart of nog minder van de 1.25-leerlingen de standaard haalt.<br />

- Van de 1.90-leerlingen bereikt ongeveer 70% de standaard 'minimum' bij het onderwerp<br />

'Hanteren van naslagwerken' en minder dan de helft haalt deze standaard bij de twee andere<br />

onderwerpen, 'Lezen tabellen en grafieken' en 'Kaartlezen'.<br />

Het niveau van de standaard 'voldoende' wordt bij alle drie de onderwerpen door nog geen<br />

20% van de 1.90-leerlingen bereikt.<br />

Het domein 'taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden'<br />

Tabel 10 Percentage per doelgroep dat de minimum respectievelijk de voldoende standaard<br />

haalt<br />

Doelgroep naar<br />

formatiegewicht<br />

Stijl<br />

1.00-leerlingen<br />

1.25-leerlingen<br />

1.90-leerlingen<br />

Tota.il gjoepen<br />

Grammaücaliteit<br />

1.00-leerlingen<br />

1.25-leerlingen<br />

1 90-leerlingen<br />

To<strong>taal</strong> groepen :<br />

Interpunctie<br />

1.00-leerlingen<br />

1.25-leerlingen<br />

1.90-leerlingen<br />

To<strong>taal</strong> groepen<br />

%'minimum'<br />

Standaard<br />

96%<br />

88%<br />

57%<br />

90%<br />

95%<br />

89%<br />

58%<br />

88%<br />

91%<br />

81%<br />

53%<br />

84%<br />

166<br />

%'voldoende'<br />

Standaard<br />

55%<br />

35%<br />

8%<br />

42%<br />

75%<br />

60%<br />

23%<br />

62%<br />

52%<br />

35%<br />

13%<br />

'42%


Doelgroep naar<br />

formatiegewicht<br />

Spelling<br />

1 .OO-leerlingen<br />

1.25-leerlingen<br />

1.90-leerlingen<br />

To<strong>taal</strong> groepen<br />

Zinsontleding en woordbenoeming<br />

1 .OO-leerlingen<br />

1.25-leerlingen<br />

1.90-leerlingen<br />

To<strong>taal</strong> groepen<br />

Taalbeschouwing<br />

1 .OO-leerlingen<br />

1.25-leerlingen<br />

1.90-leerlingen<br />

To<strong>taal</strong> groepen<br />

Woordbegrip<br />

1 .OO-leerlingen<br />

1.25-leerlingen<br />

I 90-leerlingen<br />

To<strong>taal</strong> groepen<br />

%'minimum'<br />

Standaard<br />

96%<br />

91%<br />

82%<br />

93%<br />

81%<br />

63%<br />

56%<br />

73%<br />

98%<br />

93%<br />

80%<br />

95%<br />

86%<br />

71%<br />

36%<br />

76%<br />

%'voldoende'<br />

Standaard<br />

Bij alle taaiondersteunende vaardigheden haalt 90% of meer van de 1.00-leerlingen de<br />

standaard 'minimum'; alleen bij 'Zinsontleding en woordbenoeming', respectievelijk bij<br />

'Woordbegrip' is dat minder (81 en 86%).<br />

Bij de standaard 'Grammaticaliteit', 'Spelling' en 'Taalbeschouwing' wordt de standaard<br />

'voldoende' door meer dan de gewenste 70% van de 1.00-leerlingen gehaald. Bij 'Woordbegrip'<br />

bereikt slechts 36% laatstgenoemde standaard.<br />

Van de 1.25-leerlingen voldoet alleen bij de onderwerpen 'Spelling' en 'Taalbeschouwing' meer<br />

dan 90% aan de standaard 'minimum'. Weer bereikt een relatief gering percentage (respectie-<br />

167<br />

74%<br />

60%<br />

41%<br />

66%<br />

61%<br />

39%<br />

33%<br />

50%<br />

79%<br />

58%<br />

35%<br />

66%<br />

36%<br />

20%<br />

4%<br />

27%


velijk 63% en 71%) deze standaard op de onderwerpen 'Zinsontleding en woordbenoeming' en<br />

'Woordbegrip'.<br />

Op drie onderwerpen - 'Grammaticaliteit', 'Spelling' en 'Taalbeschouwing' - bereikt meer dan<br />

50% van de 1,25-leerlingen de standaard 'voldoende'; voor de overige onderwerpen is dat<br />

minder dan 40%.<br />

- Van de 1.90-leerlingen haalt bij de onderwerpen 'Spelling' en 'Taalbeschouwing' nog 80% of<br />

meer de standaard 'minimum'. Voor de meeste andere onderwerpen geldt dat deze standaard<br />

wordt bereikt door ruim de helft van de leerlingen; alleen 'Woordbegrip' scoort duidelijk<br />

minder: eenderde slechts haalt de minimum-standaard.<br />

Het percentage 1.90-leerlingen dat de standaard 'voldoende' bereikt, is beperkt. Relatief het<br />

best zijn de resultaten bij Spelling (41%), het slechtst bij Woordbegrip (4%).<br />

4.3 Resultaten: conclusies en perspectief<br />

In paragraaf 4.2 werd telkens per domein en, waar van toepassing, per onderwerp, beschreven in<br />

hoeverre de onderscheiden leerlinggroepen de <strong>leerstandaarden</strong> 'minimum' en 'voldoende' halen.<br />

Duidelijk werd dat zich daarbij - naargelang het domein of onderwerp - grote verschillen voordoen.<br />

In deze paragraaf worden de resultaten nader bezien, waarbij vooral de afstand tussen wenselijke<br />

en feitelijke resultaten punt van aandacht is.<br />

Aan de standaard 'minimum' blijkt, afhankelijk van domein of onderwerp, te worden voldaan door<br />

• 81 tot 96% van de 1.00-leerlingen;<br />

63 tot 93% van de 1.25-leerlingen;<br />

• 36 tot 82% van de 1.90-leerlingen.<br />

De standaard 'voldoende' wordt bereikt door<br />

• 36 tot 79% van de 1.00-leerlingen;<br />

• 20 tot 60% van de 1.25-leerlingen;<br />

4 tot 41% van de 1.90-leerlingen.<br />

Gegeven het uitgangspunt bij de normering van de standaarden - 90 a 95% zou de 'minimum' en<br />

70 a 75% de 'voldoende' standaard moeten halen - is duidelijk dat hier nog een weg te gaan is. Dat<br />

is zelfs voor de 1.00-groep zo, met name bij de voldoende standaard. Sterker nog speelt het voor<br />

de achterstandsgroepen; hier geldt dit niet alleen voor de voldoende standaard, maar ook het<br />

percentage dat de minimum standaard bereikt, ligt nog ruim op afstand van wat gewenst is.<br />

Dat de standaarden op dit moment niet worden gehaald, wil nog niet zeggen dat ze ook niet<br />

haalbaar zijn. Uit divers onderzoek blijkt dat het bij een toegespitste aanpak niet onredelijk is een<br />

verbetering in prestaties te verwachten van tenminste - in statistische termen - 'een halve standaarddeviatie'.<br />

Dit betekent concreet dat de gemiddelde prestatiescores per groep zo'n 25 punten hoger<br />

kunnen komen te liggen dan ze nu doen. Mèt een dergelijke stijging van het scoregemiddelde<br />

nemen ook de percentages leerlingen toe voor wie de standaarden binnen bereik komen.<br />

Aan de volgende tabel, waarin de nu behaalde prestatiescores worden vermeld, is te zien wat dit<br />

voor de <strong>leerstandaarden</strong> zou betekenen:<br />

168


Tabel 11 Gemiddelde scores per leerlinggroep en per domein/onderwerp<br />

Domein Onderwerp<br />

Leesvaardigheid<br />

Luistervaardig­<br />

heid <br />

Informatiever­<br />

werking <br />

Taaiondersteu­<br />

nende<br />

<strong>deel</strong>vaardigheden<br />

Hanteren naslagwerken<br />

Lezen tabellen en<br />

grafieken<br />

Kaartlezen<br />

Stijl<br />

Grammaticaliteit<br />

Interpunctie<br />

Spelling<br />

Zinsontleding/woord­<br />

benoeming<br />

Taalbeschouwing<br />

Woordbegrip<br />

Score<br />

1 .OO-leerlingen<br />

T<br />

262<br />

263<br />

262<br />

264<br />

266<br />

266<br />

266<br />

262<br />

261<br />

263<br />

267<br />

264<br />

Score<br />

1.25-Ieerlingen<br />

T<br />

241<br />

242<br />

242<br />

238<br />

237<br />

242<br />

247<br />

242<br />

242<br />

236<br />

240<br />

241<br />

Score<br />

1.90-leerlingen<br />

Met een verbetering van de gemiddelde prestatiescores per groep van 25 punten lijkt de voldoende<br />

standaard binnen het bereik van de 1.00-leerlingen te liggen. In mindere mate is dat ook voor de<br />

1.25-leerlingen het geval. Voor de 1.90-leerlingen is de afstand tussen de gemiddelde prestatiescore<br />

en de standaard 'voldoende' wel erg groot, en zelfs voor de standaard 'minimum' is ze nog aanzienlijk.<br />

Wel zouden de prestaties van de 1.90-leerlingen op het niveau moeten komen dat nu door de<br />

1.25-leerlingen wordt bereikt. Het staat vast dat al in de beginfase van het onderwijs een extra<br />

inspanning nodig zal zijn om de uitgangspositie van met name de 1.90-leerlingen te versterken,<br />

zodat in een later stadium het niveau van de standaarden binnen hun bereik kan komen.<br />

Eén reden waarom te verwachten valt dat scholen in de toekomst beter in staat zijn de leerresultaten<br />

te realiseren die bij de <strong>leerstandaarden</strong> passen, is het beschikbaar komen van deze standaarden<br />

zelf. Via beschrijvingen van <strong>leerstandaarden</strong>, voorbeeldopgaven en toetsing kan nu voor scholen<br />

helderder worden wat, met inachtneming van de kerndoelen die voor het <strong>eind</strong> van de basisonderwijsperiode<br />

gelden, de doelen zijn die strikt voorwaardelijk zijn voor de ontwikkeling in verdere<br />

onderwijsfasen. Daardoor alleen al zullen scholen beter in staat zijn de bijbehorende leerresultaten<br />

te garanderen.<br />

Didactici, methodenontwikkelaars en schoolbegeleiders kunnen daarbij extra ondersteuning<br />

bieden, en randvoorwaarden kunnen wellicht ook in andere opzichten verbeterd worden.<br />

169<br />

T<br />

211<br />

204<br />

204<br />

209<br />

204<br />

195<br />

200<br />

204<br />

219<br />

228<br />

211<br />

198

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!