deel ii leerstandaarden nederlandse taal eind ... - Onderwijserfgoed
deel ii leerstandaarden nederlandse taal eind ... - Onderwijserfgoed
deel ii leerstandaarden nederlandse taal eind ... - Onderwijserfgoed
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
DEEL II<br />
LEERSTANDAARDEN NEDERLANDSE TAAL<br />
EIND BASISONDERWIJS
INHOUDSOPGAVE<br />
1 VERANTWOORDING BIJ DE KEUZE VAN DOMEINEN EN ONDERWERPEN 81<br />
2 BESCHRIJVING VAN DE DOMEINEN EN ONDERWERPEN 86<br />
3 OPGAVENVERZAMELING EN LEERSTANDAARDEN PER DOMEIN 89<br />
3.1 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein 'leesvaardigheid' 91<br />
3.2 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein'luistervaardigheid' .... 109<br />
3.3 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein'informatieverwerking' . 125<br />
3.4 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein 'taaiondersteunende<br />
<strong>deel</strong>vaardigheden' 141<br />
4 RESULTATEN 163<br />
4.1 Resultaten voor de schoolbevolking als to<strong>taal</strong> voor elk van de vier domeinen 163<br />
4.2 Resultaten per doelgroep 164<br />
4.3 Resultaten: conclusies en perspectief 168
1 VERANTWOORDING BIJ DE KEUZE VAN DOMEINEN EN ONDERWERPEN<br />
De keuze voor leerinhouden binnen het leergebied Nederlandse <strong>taal</strong> die bij het standaardenonderzoek<br />
<strong>eind</strong> basisonderwijs worden betrokken, is als volgt tot stand gekomen.<br />
• Eerst werd, op grond van inventarisaties van methoden en na discussie met vakdeskundigen<br />
voor het leergebied, vastgesteld welke leerinhouden bij Nederlandse <strong>taal</strong> op het niveau <strong>eind</strong><br />
basisonderwijs aan de orde zijn. De opbrengst werd in een later stadium aan de kerndoelen<br />
getoetst. Er werden in beginsel zes domeinen onderscheiden, te weten 'lezen', 'luisteren',<br />
'schrijven', 'spreken', 'informatieverwerking' en 'taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden'.<br />
• Vervolgens werd, in eerste instantie per onderwerp een verzameling opgaven uitgewerkt. Voor<br />
elk van de onderwerpen werd een toets opgesteld die landelijk, in het kader van de Periodieke<br />
Peiling van het Onderwijsniveau (PPON), aan uiteenlopende groepen werd voorgelegd.<br />
• Op basis van deze peilingen werden opgavenverzamelingen voor een <strong>leerstandaarden</strong>onderzoek<br />
samengesteld. Hierbij moest enige inperking worden aangebracht, omdat bij <strong>leerstandaarden</strong>onderzoek<br />
elke leerlinggroep alle toetsen voor een vak krijgt voorgelegd (bij PPONonderzoek<br />
worden toetsen over leerlinggroepen ver<strong>deel</strong>d, zodat grote toetsaantallen geen<br />
bezwaar zijn). 7<br />
• Schrijven en spreken zijn vooralsnog in het standaardenonderzoek buiten beschouwing gelaten,<br />
vooral omdat daarbij extra voorzieningen nodig zijn voor afname en scoring, wat toetsing<br />
bewerkelijk maakt. Daardoor dekt dit onderzoek momenteel niet het geheel aan kerndoelen<br />
Nederlandse <strong>taal</strong> <strong>eind</strong> basisonderwijs, een zaak die overigens in de toekomst kan worden<br />
rechtgezet.<br />
• Verder werden voor de domeinen 'leesvaardigheid' en 'luistervaardigheid' opgaven voor verschillende<br />
tekstsoorten in één toets opgenomen. Door middel van statistische, psychometrische<br />
technieken op het oorspronkelijke PPON-materiaal is het mogelijk gebleken opgaven zodanig<br />
te hergroeperen dat - terwijl zij oorspronkelijk in verschillende toetsen waren ondergebracht -<br />
zij in één toets konden worden gecombineerd. Daarbij werd ervoor gezorgd dat, binnen deze<br />
ene gemeenschappelijke toets, de soorten opgaven adequaat over de verschillende opgaven<br />
gespreid zijn.<br />
• Voor de onderdelen 'informatieverwerking' en 'taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden' was een<br />
dergelijke samenvoeging van opgaven niet mogelijk. 8<br />
Bij de PPON-onderzoeken worden de verschillende toetsen voor een vak nooit alle bij eenzelfde<br />
leerlinggroep afgenomen. Bij een <strong>leerstandaarden</strong>toetsing is het wel de bedoeling dat het hele vak getoetst<br />
wordt.<br />
Dit is terug te voeren op het feit dat in het PPON-onderzoek leerlingen niet systematisch combinaties<br />
van meerdere onderdelen hebben gemaakt. Samenhang tussen opgaven van verschillende onderdelen kan<br />
dan niet worden onderzocht, en zonder dat kan geen clustering tot een beperkt aantal toetsen<br />
plaatsvinden.<br />
SI
Tabel 1 geeft een overzicht van de in het kader van dit <strong>leerstandaarden</strong>onderzoek onderscheiden<br />
domeinen:<br />
Tabel I<br />
Domeinen Nederlandse <strong>taal</strong> <strong>eind</strong> basisonderwijs<br />
Leesvaardigheid<br />
Luistervaardigheid<br />
Informatieverwerking<br />
Taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden<br />
Deze domeinen worden in hoofdstuk 2 nader beschreven.<br />
Bij het formuleren van <strong>leerstandaarden</strong> Nederlandse <strong>taal</strong> is een vergelijking te trekken met de op<br />
dit gebied vigerende kerndoelen basisonderwijs. Tabel 2 - die werd ontleend aan een onderzoek<br />
van J. Sijtstra 9 - geeft een overzicht van de kerndoelen gerelateerd aan een beschrijving van de hier<br />
onderscheiden domeinen en onderwerpen. Omdat de domeinen 'schrijven' en 'spreken' in dit<br />
standaardenonderzoek buiten beschouwing zijn gelaten, zijn deze in onderstaand schema ook niet<br />
verwerkt. De tabel geeft wel een indruk van de mate waarin de onderwerpen uit het standaardenonderzoek<br />
de kerndoelen dekken.<br />
Tabel 2 Relatie tussen kerndoelen en beschrijving domeinen en onderwerpen standaardenonderzoek<br />
Domeinen en kerndoelen<br />
A Luisteren<br />
1 Leerlingen weten dat men kan luisteren (en<br />
spreken) met verschillende doelen<br />
2 De leerlingen kunnen<br />
- de inhoud en bedoeling van wat er tegen<br />
B Lezen<br />
hen gezegd wordt begrijpen;<br />
( )<br />
4 De leerlingen weten, dat men kan lezen<br />
met verschillende doelen<br />
Beschrijving domeinen en onderwerpen<br />
luisteren naar en begrijpen van<br />
- rapporterende teksten<br />
- beschouwende teksten<br />
- direcüeve teksten<br />
- argumentatieve teksten<br />
- fictionele teksten<br />
Sijtstra. Balans van het <strong>taal</strong>onderwijs aan het <strong>eind</strong>e van de basisschool. Bijlage. Arnhem. CITO 1997.<br />
82
Domeinen en kerndoelen<br />
5 De leerlingen kunnen<br />
- informatieve en betogende teksten,<br />
verhalen, poëzie en dialogen voor hoorspel,<br />
poppenkast of toneel onderscheiden;<br />
- hun manier van lezen aanpassen aan een<br />
door henzelf of door de leerkracht gesteld<br />
lezersdoel;<br />
- hoofdzaken van een informatieve tekst<br />
weergeven;<br />
- bij een betogende tekst de hoofdlijn van<br />
het betoog aangeven en weergeven hoe<br />
hun mening zich verhoudt tot de mening<br />
in de tekst<br />
6 De leerlingen kunnen algemeen gebruikte<br />
schriftelijke informatiebronnen hanteren.<br />
C Taalbeschouwing<br />
10 De leerlingen kunnen met voorbeelden aangeven<br />
- hoe talen en <strong>taal</strong>varianten relaties tussen<br />
mensen kunnen bepalen en hoe die relaties<br />
samenhangen met culturele<br />
overeenkomsten en verschillen;<br />
- dat de betekenis van een <strong>taal</strong>uiting mede<br />
beïnvloed wordt door de situatie, de vorm,<br />
onuitgesproken bedoelingen,<br />
lichaamshouding, gezichtsuitdrukking en<br />
gebaren;<br />
- dat een <strong>taal</strong> of <strong>taal</strong>variant op verschillende<br />
manieren gebruikt kan worden;<br />
- dat mondelinge en schriftelijke<br />
communicatie gebaat is bij regels. Zij<br />
kunnen voorbeelden van situaties geven,<br />
waarin zulke regels functioneel zijn.<br />
11 De leerlingen kennen een aantal <strong>taal</strong>kundige<br />
principes en regels.<br />
Zij kunnen in een zin het onderwerp, het<br />
werkwoordelijk gezegde en delen van dat<br />
gezegde onderscheiden.<br />
Zij kennen<br />
- regels voor het spellen van werkwoorden;<br />
- regels voor het spellen van andere woorden<br />
dan werkwoorden;<br />
Beschrijving domeinen en onderwerpen<br />
lezen en begrijpen van<br />
- rapporterende teksten<br />
- beschouwende teksten<br />
- directieve teksten<br />
- argumentatieve teksten<br />
én:<br />
- fictionele teksten<br />
lezen en begrijpen van<br />
- naslagwerken<br />
- tabellen en grafieken<br />
- kaarten<br />
én:<br />
technisch lezen<br />
- toets <strong>taal</strong>beschouwing<br />
- toets zinsontleden en woordbenoemen<br />
83
Domeinen en kerndoelen Beschrijving domeinen en onderwerpen<br />
12 De leerlingen kunnen begrippen hanteren die<br />
het hen mogelijk maken over <strong>taal</strong> te denken<br />
en te spreken;<br />
- betekenis, beeldspraak, letterlijk en<br />
figuurlijk <strong>taal</strong>gebruik, uitdrukking,<br />
gezegde, spreekwoord, synoniem,<br />
gevoelswaarde, symbool, beeld<strong>taal</strong>,<br />
pictogram;<br />
- moeder<strong>taal</strong>, tweede <strong>taal</strong>, vreemde <strong>taal</strong>,<br />
dialect, meertalig, gespreksregels, formeel<br />
en informeel <strong>taal</strong>gebruik;<br />
- spelling, uitspraak, onderwerp van een<br />
zin, persoonsvorm, werkwoordelijk<br />
gezegde, <strong>deel</strong>woord, onbepaalde wijs,<br />
werkwoord, tegenwoordige tijd, verleden<br />
tijd, enkelvoud, meervoud;<br />
- gedicht, poëzie, verhaal, drama,<br />
toneelstuk, jeugdboek, monoloog, dialoog;<br />
- hoofdstuk, paragraaf, alinea, zin,<br />
klemtoon, lettergreep, komma, punt,<br />
puntkomma, vraagteken, uitroepteken,<br />
dubbele punt, aanhalingsteken.<br />
Een aantal van de genoemde begrippen wordt<br />
expliciet bevraagd in de toetsen. Deze zijn vet<br />
gedrukt.<br />
Een aantal andere begrippen wordt in de toetsen<br />
gebruikt, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de<br />
leerlingen ze kennen. Deze zijn cursief afgedrukt.<br />
- betekenis, letterlijk en figuurlijk <strong>taal</strong>gebruik,<br />
uitdrukking, spreekwoord<br />
- onderwerp, persoonsvorm, <strong>deel</strong>woord,<br />
werkwoord<br />
- gedicht, verhaal, jeugdboek<br />
84<br />
zin, komma, punt, vraagteken,<br />
uitroepteken, dubbele punt,<br />
aanhalingstekens
2 BESCHRIJVING VAN DE DOMEINEN EN ONDERWERPEN<br />
Het domein leesvaardigheid'<br />
Leesvaardigheid heeft in het <strong>leerstandaarden</strong>onderzoek vooral betrekking op begrijpend lezen.<br />
Hieronder volgt een beschrijving van de soorten teksten die hierbij aan de orde zijn.<br />
Domein<br />
Leervaardigheid<br />
Nadere toelichting op de genoemde tekstsoorten:<br />
• rapporterende teksten:<br />
• beschouwende teksten:<br />
• argumentatieve teksten:<br />
• fictionele teksten:<br />
• directieve teksten:<br />
Beschrijving<br />
begrijpend lezen van rapporterende,<br />
beschouwende, argumentatieve en fictionele<br />
teksten; ook directieve teksten zijn<br />
opgenomen<br />
deze teksten geven feitelijke informatie over de werkelijkheid<br />
deze teksten bevatten, naast een feitelijke weergave van de<br />
werkelijkheid, ook de opvattingen van de schrijver<br />
in deze teksten tracht de schrijver de denkbeelden of het gedrag<br />
van de spreker te beïnvloeden of zijn standpunt te verdedigen<br />
deze teksten hebben betrekking op een verbeelde werkelijkheid<br />
deze teksten meten de vaardigheid om schriftelijke aanwijzingen<br />
uit te voeren.<br />
De vaardigheid in begrijpend lezen is getoetst aan de hand van vragen over teksten. In het<br />
opgavenoverzicht zijn de volgende teksten opgenomen:<br />
- van de rapporterende teksten: Kinderrechtswinkel<br />
Telefoon<br />
- van de beschouwende teksten: Een jongen van Soweto<br />
Nationaal Schoolmuseum<br />
- van de argumentatieve teksten: Kampioen<br />
Nieuwe buitenbassins<br />
De HST in Nederland<br />
- van de fictionele teksten: De krekel en de mier<br />
De verkiezing<br />
- van de directieve teksten: Marmereieren<br />
Zaaikalender<br />
85
Het domein luistervaardigheid'<br />
Luistervaardigheid richt zich op het begrijpen van gesproken teksten. Onder 'beschrijving' zijn de<br />
tekstsoorten opgenomen waarvan in het onderzoek is uitgegaan.<br />
Domein<br />
Luistervaardigheid<br />
Beschrijving<br />
Begrijpen van gesproken rapporterende,<br />
beschouwende, argumentatieve en fictionele<br />
teksten<br />
Voor een nadere toelichting op de genoemde tekstsoorten wordt verwezen naar de specificatie bij<br />
het domein 'leesvaardigheid'. Directieve teksten werden in de luistertoets niet opgenomen.<br />
De luistervaardigheid wordt getoetst aan de hand van vragen die over een tekst zijn gesteld. De<br />
teksten kregen de leerlingen op een koptelefoon aangeboden. Het toetsboekje bevatte uitsluitend<br />
de vragen.<br />
In het opgavenoverzicht zijn de volgende teksten opgenomen:<br />
- van de rapporterende teksten: mededelingen: Circus<br />
nieuwtjes: Rotterdam<br />
informatiebericht: Tandarts<br />
- van de beschouwende teksten: boekbespreking<br />
toespraak van de commissaris<br />
- van de argumentatieve teksten: mening: Gerard Beukers<br />
hengelen<br />
reclamespot<br />
Senso<br />
- van de fictionele teksten: dankbaarheid<br />
Snuffel<br />
Het domein informatieverwerking'<br />
Het onder<strong>deel</strong> 'informatieverwerking' omvat drie onderwerpen:<br />
Domein<br />
Informatieverwerking<br />
Beschrijving<br />
Hanteren van naslagwerken<br />
Lezen tabellen en grafieken<br />
Kaartlezen<br />
Nadere toelichting op deze onderwerpen:<br />
• Het onderwerp hanteren van naslagwerken betreft de vaardigheid woordenboeken,<br />
telefoonboeken, encyclopedieën e.d. te hanteren. Tot dit onderwerp moeten ook worden<br />
gerekend voorwaardelijke vaardigheden als alfabetiseren, hanteren van registers en het kiezen<br />
van de juiste informatiebron.<br />
86
• Het onderwerp Lezen tabellen en grafieken betreft de vaardigheid informatie te lezen in<br />
verschillende soorten grafieken en tabellen. Hierbij kan worden gedacht aan beeldgrafieken,<br />
staafgrafieken en kruistabellen.<br />
• Het onderwerp kaartlezen betreft de vaardigheid om informatie uit diverse soorten kaarten met<br />
elkaar in verband te brengen.<br />
Het domein 'taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden'<br />
In dit onderzoek zijn zeven taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden betrokken. In het onderstaande<br />
schema worden deze <strong>deel</strong>vaardigheden omschreven:<br />
Deervaardigheid<br />
Stijl<br />
Grammaticaliteit<br />
Interpunctie<br />
Spelling<br />
Zinsontleding en woordbenoeming<br />
Taalbeschouwing<br />
Woordbegrip<br />
Beschrijving<br />
betreft de vaardigheid om op correcte wijze te formuleren, om<br />
ideeën om te zetten in geschreven of gesproken <strong>taal</strong>.<br />
betreft de correcte toepassing van de regels van het <strong>taal</strong>systeem,<br />
in het bijzonder het schrijven van syntactisch correcte zinnen.<br />
betreft het plaatsen van de juiste leestekens binnen zinnen<br />
(komma, dubbele punt, aanhalingstekens, hoofdletters<br />
eigennamen en directe rede) en bij zinsbegrenzing (punt,<br />
vraagteken, uitroepteken en hoofdletter).<br />
betreft de correcte schrijfwijze van woorden volgens de<br />
vastgelegde regels binnen drie hoofdcategorieën: de spelling van<br />
het lexicon, van woorden met verbuigingen en<br />
werkwoordspelling.<br />
betreft aspecten uit de traditionele schoolgrammatica, met<br />
name van begrippen die van belang zijn voor de<br />
werkwoordspelling (zins<strong>deel</strong>, onderwerp, persoonsvorm,<br />
werkwoord, infinitief, voltooid <strong>deel</strong>woord, bijvoeglijk<br />
naamwoord)<br />
betreft <strong>taal</strong>beschouwelijke aspecten van semantische aard<br />
(vorm en betekenis van samenstellingen, woordvelden en<br />
overdrachtelijk <strong>taal</strong>gebruik) en van functionele aard (doel,<br />
publiek, zender), op het niveau van het woord, de zin en<br />
grotere teksteenheden.<br />
betreft de woordenschat van de leerling.<br />
87
3 OPGA VENVERZAMELING EN LEERSTANDAARDEN PER DOMEIN<br />
In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens voor de domeinen<br />
- leesvaardigheid<br />
- luistervaardigheid<br />
- informatieverwerking<br />
- taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden<br />
een opgavenverzameling met bijbehorende leerstandaard gepresenteerd.<br />
Aan de presentatie van elke opgavenverzameling gaat telkens een aanduiding van de <strong>leerstandaarden</strong><br />
voor het desbetreffende domein vooraf, en wel op de volgende wijze: de nummers staan aangegeven<br />
van de opgaven die beheerst dienen te worden om hetzij de leerstandaard 'minimum'<br />
hetzij de leerstandaard 'voldoende' te halen. Door in de opgavenverzameling zelf de items met de<br />
desbetreffende nummers na te slaan, wordt inhoudelijk het soort opgave duidelijk dat bij de<br />
onderscheiden <strong>leerstandaarden</strong> past.<br />
Let wel: men dient steeds te bedenken dat elke opgave die hier is opgenomen, gezien moet worden<br />
als 'voorbeeldopgave'. Dat wil zeggen dat elke opgave zou kunnen worden vervangen door een<br />
soortgelijke opgave uiteen ruimere reeks die bij het betreffende leerdoel past.<br />
Verder valt op te merken dat, als het om beheersing van de betreffende opgaven gaat, drie mogelijkheden<br />
onderscheiden worden: er kan een 'goede' of een 'matige tot redelijke' beheersing worden<br />
geëist, en bepaalde opgaven hoeven 'niet' beheerst te worden. Leerlingen, of ze nu op het niveau<br />
'minimum' of 'voldoende' presteren, zullen een aantal opgaven zonder meer 'goed' moeten<br />
beheersen. Een aantal wat moeilijker opgaven moet 'matig tot redelijk' beheerst worden. Het zal<br />
verder voorkomen, zeker op het minimum- maar ook op het voldoende niveau, dat een aantal<br />
opgaven niet beheerst hoeft te worden om de betreffende standaard te halen. Zelfs blijken sommige<br />
leerinhouden, die wel in de kerndoelen voorkomen, ook voor de beste leerlingen te hoog gegrepen<br />
te zijn.<br />
Hoe moeten 'goed', 'matig tot redelijk' en 'niet' nu geïnterpreteerd worden als het om de vereiste<br />
mate van beheersing gaat?<br />
Een opgave wordt niet beheerst als een leerling 'minder dan de helft kans' heeft de betreffende<br />
opgave op te lossen. In de praktijk zou dit betekenen dat die leerling voor minder dan vijf van tien<br />
soortgelijke opgaven resultaat zou boeken, of - uitgaande van de groep leerlingen van dat niveau -<br />
dat minder dan vijf van de tien leerlingen de opgave in kwestie aankunnen.<br />
Van goede beheersing wordt gesproken als leerlingen 'tachtig percent kans' hebben de opgave goed te<br />
maken, dus acht of meer van tien soortgelijke opgaven aan zouden kunnen. In een groep van dat<br />
niveau zouden dan acht op de tien leerlingen, of meer, de opgave kunnen oplossen.<br />
Matige tot redelijke beheersing zit daar tussenin: minstens de helft van de opgaven goed, maar minder<br />
dan acht van de tien. Gerekend in termen van leerlingaantallen zou het inhouden dat van de tien<br />
leerlingen in een groep die op dat niveau functioneert, vijf tot zeven die opgave aankunnen.<br />
De berekening of binnen scholen de leerlinggroep de standaarden haalt die zouden moeten gelden<br />
voor een school, is een berekening over de groep als to<strong>taal</strong>. Berekeningssystematiek en opstelling<br />
van normtabellen moeten nog nader worden uitgewerkt.<br />
89
3.1 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein 'leesvaardigheid'<br />
Hieronder worden voor het domein leesvaardigheid de nummers van de opgaven aangegeven die<br />
beheerst moeten worden, wil men goed of redelijk aan de leerstandaard 'minimum' voldoen, evenals<br />
de nummers van de opgaven die niet beheerst hoeven te worden. Ook zijn de nummers<br />
opgenomen die verwijzen naar opgaven die niet dan wel goed of redelijk beheerst moeten worden<br />
om de standaard 'voldoende' te halen.<br />
Tabel 3 Vereist beheersingsniveau per opgave leesvaardigheid' voor de onderscheiden <strong>leerstandaarden</strong><br />
Niveau<br />
Beheersing<br />
Onderwerp<br />
Leesvaardigheid<br />
To<strong>taal</strong> aantal opgaven<br />
goed<br />
T<br />
nrs. 2, 4-7,<br />
10, 14, 17,<br />
35<br />
9<br />
Standaard 'minimum'<br />
redelijk<br />
T<br />
nrs. 1, 11, 13,<br />
15-16, 19-20,<br />
25,30,34,37-<br />
38<br />
12<br />
niet<br />
T<br />
nrs. 3, 8-9,<br />
12, 18,21-<br />
24, 26-29,<br />
31-33,36,<br />
39-43<br />
22<br />
goed<br />
T<br />
nrs. 1-2, 4-7,<br />
10-11, 13-17,<br />
19-20,25,30,<br />
34-35, 37-38<br />
. 21<br />
Standaard "voldoende'<br />
redelijk<br />
T<br />
nrs. 3,9. 12,<br />
18,21-22,<br />
24,27,39-<br />
42<br />
12<br />
niet<br />
T<br />
nrs. 8, 23,<br />
26, 28-29,<br />
31-33,36,<br />
43<br />
:ioT : :V<br />
Van de voorbeeldopgaven moet op het niveau van de standaard 'minimum' ongeveer een vijfde <strong>deel</strong><br />
van de opgaven goed beheerst worden; een iets groter aantal opgaven moet redelijk beheerst<br />
worden.<br />
De helft van de voorbeeldopgaven hoeft niet beheerst te worden.<br />
Op het niveau van de standaard voldoende' moet ongeveer de helft van de opgaven goed en ruim een<br />
kwart van de vragen matig tot redelijk beheerst worden.<br />
Van eveneens ongeveer een kwart van de opgaven wordt geen beheersing gevraagd.<br />
^1
DE OPGA VENVERZAMELING VOOR HET DOMEIN LEESVAARDIGHEID<br />
Op de volgende pagina's vindt u de opgaven voor<br />
leesvaardigheid, in volgorde van moeilijkheid geordend.<br />
Links van de opgaven, naast het nummer van elke<br />
opgave, staat aangeduid hoe goed leerlingen de<br />
betreffende opgave moeten beheersen:<br />
+ betekent: goede beheersing geëist,<br />
o betekent: matige tot redelijke beheersing,<br />
- betekent: hoeft niet beheerst te worden.<br />
Er staan telkens twee tekens naast elkaar,<br />
bijvoorbeeld o en +. Het linker teken, o in dit geval, is<br />
wat van leerlingen gevraagd wordt als het om de<br />
leerstandaard 'minimum' gaat; het rechter teken is wat<br />
voor de standaard 'voldoende' nodig is.<br />
93
Lezen van rapporterende teksten<br />
KINDERRECHTSWINKEL<br />
* Wat is de kinderrechtswinkel<br />
De Kinderrechtswinkel is er speciaal voor<br />
kinderen en jongeren. Kinderen en jongeren<br />
hebben eigen rechten. Maar vaak weet je niet<br />
wat je rechten zijn of is het moeilijk om voor<br />
je rechten op te komen.<br />
Bij de kinderrechtswinkel kun je terecht voor alle<br />
vragen en problemen die met rechten en wetten<br />
te maken hebben. Je kunt op heel wat manieren met<br />
rechten en wetten te maken krijgen, bijvoorbeeld:<br />
als je ouders gaan scheiden en er moet een bezoekregeling- komen;<br />
als je een baantje hebt en je wilt weten hoe het met geld, met het ziekenfonds of met<br />
ontslag zit;<br />
als je ouders gescheiden zijn en je de naam van je vader hebt, maar<br />
je wilt de naam van je moeder of van je nieuwe stiefvader;<br />
als je op school zit of studeert en je vragen over studiefinanciering hebt;<br />
als je van school bent gestuurd en je het daar niet mee eens bent;<br />
als je naar de ene school wilt maar je ouders willen dat je naar een andere school gaat;<br />
als je weggelopen bent en je een uitkering wilt;<br />
als je je afvraagt of je ouders wel geld mogen opnemen van het spaarbankboekje dat je oma<br />
voor je heeft gemaakt;<br />
als je in aanraking komt met de politie of met de Raad voor de kinderbescherming;<br />
als je ouders willen dat je teruggaat naar Turkije, maar jij in Nederland wilt blijven.<br />
En zo zijn er nog veel meer vragen te noemen: kindertehuizen, kindermishandeling, je hebt<br />
schade gemaakt bij een ongeval ...<br />
* Wat .kan de Kinderrechtswinkel doen?<br />
Bij de Kinderrechtswinkel kun je, los van je ouders of opvoeders, informatie krijgen over je<br />
rechten en hulp om voor je rechten op te komen.<br />
we kunnen je uitleggen hoe de wetten en regels precies zijn en wat dat in jouw geval<br />
betekent.<br />
we kunnen met jou of voor jou een brief schrijven aan een familielid, school, de politie<br />
of een bedrijf om een zaak uit te leggen en te vertellen wat jij er van vindt;<br />
we kunnen met je meegaan naar allerlei mensen om een zaak persoonlijk toe te lichten: de<br />
politie, de kinderrechter, school, kindertehuis ...<br />
we kunnen je helpen om, als dat volgens de wet mogelijk is een zaak voor te leggen aan de<br />
rechter.<br />
Het kan natuurlijk wél voorkomen dat we iets niet onmiddellijk weten, maar wat tijd nodig<br />
hebben om iets uit te zoeken hoe het in jouw geval precies zit.<br />
De Kinderrechtswinkel kan je natuurlijk niet meer rechten geven dan volgens de wet mogelijk<br />
is. We kunnen je wel helpen te zorgen dat je de rechten die je hebt, ook krijgt.<br />
De Kinderrechtswinkel is er alleen voor vragen die met rechten en wetten te maken hebben. Heb<br />
je vragen of problemen die daar niet mee te maken hebben (bijvoorbeeld: ruzie met je broer,<br />
problemen met je vriendin) dan kunnen we weinig voor je doen. We kunnen je in dat geval wel<br />
vertellen waar je dan wél met die vragen of problemen terecht kunt.<br />
* Voor wie is de kinderrechtswinkel?<br />
De Kinderrechtswinkel is er voor alle kinderen en jongeren tot 21 jaar.<br />
Het maakt niet uit of je 8 bent of 18, wat voor huidskleur je hebt, of je op school zit, een<br />
baan hebt of werkloos bent ...<br />
Het advies of de hulp die de Kinderrechtswinkel geeft, kost niets.<br />
En als je advies wilt, maar je wilt liever niet je naam zeggen, dan kan dat ook.<br />
Bron: <strong>deel</strong> van de folder Kinderrechtswinkel, Utrecht<br />
95<br />
rechtswinkel<br />
Clff l*ur"n l<strong>ii</strong>m»!- ft ft« W» ofte ka*n r" |OnOfr
M V<br />
o +<br />
o<br />
+ +<br />
+ +<br />
+ +<br />
Wat is de belangrijkste taak van de kinderrechtswinkel?<br />
A* Jeugdigen helpen bij het opkomen voor hun rechten.<br />
B Onderdak verschaffen aan weggelopen jeugdigen.<br />
C Scholieren advies geven over verdere studie.<br />
D Zorgen dat jeugdigen meer rechten krijgen.<br />
Er volgt een aantal vragen. Het antwoord kun je in de<br />
tekst vinden. Beantwoord deze vragen met ja of nee.<br />
Geeft de kinderrechtswinkel hulp aan mensen<br />
die ouder zijn dan 21 jaar? DGG<br />
3 Ben je bij de kinderrechtswinkel verplicht<br />
om je naam te zeggen? flGG<br />
4 Gaan de mensen van de kinderrechtswinkel<br />
eventueel mee naar de rechter? jg<br />
5 Is de hulp van de kinderrechtswinkel<br />
gratis? Jg<br />
6 Moet je bij een bezoek aan de kinderrechtswinkel<br />
een volwassene meebrengen? /7c?c?<br />
Wat is de bedoeling van deze folder?<br />
A Jeugdigen uitleggen waarom er regels en wetten zijn.<br />
B Jeugdigen nieuwsgierig te maken naar hun rechten.<br />
C* Jeugdigen te informeren over werk van de kinderrechtswinkel.<br />
D Jeugdigen te wijzen op de gratis hulp van politie en rechter<br />
Telefoon<br />
De PTT gaat een aantal 'vandaalgevoelige'<br />
telefooncellen verplaatsen.<br />
Onderzoekers van de rijksuniversiteit<br />
van Leiden menen dat soms een verhuizing<br />
naar de overkant van de weg al<br />
genoeg zal zijn.<br />
Volgens de onderzoekers zoeken vandalen<br />
telefooncellen niet speciaal op<br />
om ze te vernielen, maar doen ze dat<br />
pas als ze er 'toevallig' — bijvoorbeeld<br />
bij een dancing — eentje tegenkomen.<br />
De PTT moet wel verwijsbordjes<br />
plaatsen om te voorkomen dat omwonenden<br />
de cel niet meer kunnen vinden.<br />
Bron: Parool, 14-10-1987<br />
96
o<br />
8 Waarom is een verhuizing van vandaalgevoelige telefooncellen naar de<br />
overkant van de straat veelal voldoende?<br />
Schrijf het antwoord hieronder op.<br />
Omdat vandalen (mensen) telefooncellen kapot maken als ze<br />
deze toevallig op hun weg tegenkomen.<br />
9 De onderzoekers onderzochten op welke manier ...<br />
A cellen naar de andere kant van de straat verplaatst kunnen worden.<br />
B* de vernieling van cellen kan worden voorkomen.<br />
C de verplaatste cellen door bewoners kunnen worden teruggevonden.<br />
D verwijsbordjes zouden moeten worden aangebracht.<br />
Lezen van beschouwende teksten<br />
EEN JONGEN VAN SOWETO<br />
1 Een jongen van Soweto, Karin-Lis Svarre; ver<strong>taal</strong>d uit het<br />
Engels door Eveline Deirkauf en Keith Pieterse; uitgegeven<br />
in 1983 door het Wereldvenster. 32 pagina's.<br />
Winkelprijs ƒ 10,-<br />
5 De eerste regels van dit boekje:<br />
Jozef woont in Zuid-Afrika. Hij is twaalf jaar oud en hij<br />
is zwart. In Zuid-Afrika is de huidkleur belangrijk, omdat<br />
de blanke minderheid die de macht heeft, besloten heeft dat<br />
de verschillende rassen volkomen gescheiden moeten leven.<br />
10 Dit wordt apartheid genoemd.<br />
Een boekje dus over een zwart jongetje dat op bijna ieder<br />
moment van de dag merkt wat het betekent om door zijn<br />
huidkleur minderwaardig gevonden te worden. Althans in het<br />
land waar hij woont, Zuid-Afrika, waar ondanks het feit dat<br />
15 er ruim 21 miljoen negers wonen, de 4,5 miljoen blanken het<br />
voor het zeggen hebben.<br />
Hoe het is te leven onder een apartheidsregime, wordt<br />
duidelijk uit de beschrijving van het dagelijks leven van<br />
het jongetje Jozef. Zijn leven thuis, op school en in de<br />
2 0 straten van Soweto, zijn woonplaats (waar twee maal zo veel<br />
mensen wonen als in Amsterdam). Tussen die verhaaltjes door<br />
wordt uitgelegd hoe en waarom de apartheid is ontstaan en<br />
waarom in 1976 voor het eerst scholieren zich tegen de<br />
apartheid verzetten en er relletjes ontstonden waarbij<br />
25 onder de schooljeugd veel doden en gewonden vielen.<br />
Een boekje dat iedereen beslist moet hebben gelezen (en<br />
bekeken, want er staan prachtige kleurenfoto's in) om<br />
precies te weten hoe apartheid is.<br />
97
M V<br />
+ +<br />
+<br />
+<br />
+<br />
10 Waardoor is de apartheid (r. 10) ontstaan?<br />
A* De blanke minderheid heeft hiertoe besloten.<br />
B De zwarte minderheid heeft hiertoe besloten.<br />
C De scholieren hebben, hiertoe besloten.<br />
D Het jongetje Jozef heeft hiertoe besloten.<br />
11 Schrijf de zin op waaruit je kunt opmaken dat Soweto geen klein dorp is<br />
waar twee maal zoveel mensen wonen als in Amsterdam<br />
12 In welke zin staat hoe de schrijver van dit artikel het boekje vindt?<br />
Schrijf deze zin hieronder op.<br />
Een boekje dat Iedereen beslist moet hebben gelezen.<br />
13 Wat wil de schrijver van het boek 'Een jongen van<br />
Soweto' de lezers vooral duidelijk maken?<br />
A Dat er veel zwarte mensen in Soweto wonen.<br />
B* Wat het betekent om onder apartheid te leven.<br />
C Wat de rellen in Soweto voor gevolgen hadden.<br />
D Dat de blanken in Zuid-Afrika de macht hebben.<br />
Nationaal schoolmuseum (tekst zie volgende pagina)<br />
14 Wat wordt bedoeld met: dat? (r. 42)<br />
A met stenen gooien<br />
B tegen je buurman fluisteren<br />
C appels stelen<br />
D* het schandbord afdoen<br />
15 Wat wil de schrijfster met deze tekst vooral duidelijk maken?<br />
A Dat de kinderen vroeger pechvogels waren.<br />
B Dat de kinderen vroeger niet veel leerden.<br />
C Dat de school niet voor alle kinderen bestemd was.<br />
D* Dat de school vroeger helemaal niet leuk was.<br />
16 In de tekst staat: Nou ja ieder kind ... (r. 65)<br />
Wat wordt met deze zin duidelijk gemaakt?<br />
A* Dat nog niet alle kinderen naar school gingen.<br />
B Dat er op school niet genoeg leesplankjes waren.<br />
C Dat een paar mensen over kinderen gingen nadenken.<br />
D Dat er veel kinderen arm waren.<br />
17 In de tekst staat: Het ABC kon je niet eten. (r. 72)<br />
Wat wordt met deze zin duidelijk gemaakt?<br />
A* Dat de oogst belangrijker was dan het ABC.<br />
B Dat het ABC belangrijker was dan de oogst.<br />
C Dat je beter het ABC kon gaan leren dan te gaan oogsten.<br />
D Dat veel kinderen niet op school maar thuis het ABC leerden.<br />
98
NATIONAAL SCHOOLMUSEUM 45 NABRULLEN<br />
WAT EEN PECHVOGELS<br />
1 Stel je eens voor dat je honderdvijftig<br />
jaar geleden was geboren. En<br />
kijk eens naar een plaatje van een<br />
klas uit die tijd. Daar zit je dan.<br />
5 Doodstil. Je armen stijf over elkaar<br />
of je handen op je rug. Als de meester<br />
héél even niet kijkt, fluister je snel<br />
iets tegen je buurman. Flatsj! Krijg<br />
je de<br />
10 pechvogel naar je hoofd. De<br />
andere kinderen lachen achter hun<br />
hand. Want nu moet je die pechvogel,<br />
een soort lappenpop, zelf terugbrengen<br />
naar de meester. En<br />
15 pats! Een klap op je hand met de plak.<br />
Wat een pechvogel. . .<br />
»** ---• V;;:<br />
t;i i'i I I ,'(< V.'i'i V .<br />
EZELSBORD<br />
Als je het Nationaal Schoolmuseum in<br />
Zoetermeer doorwandelt, ben je blij<br />
20 dat je niet echt honderdvijftig jaar<br />
geleden bent geboren. Want de school<br />
leek toen wel een spookhuis.<br />
Slaan was heel gewoon. En als je een<br />
rekenfout maakte, kreeg je het<br />
25 'ezelsbord'. Dat moest je om je nek<br />
hangen en daarmee ging je voor de klas<br />
staan. Maar dat was nog niks. Als je<br />
met stenen naar een hond had gegooid<br />
of een appel had gestolen,<br />
30 bijvoorbeeld, dan was je pas echt<br />
de pineut. Dan kreeg je het<br />
'schandbord' om je nek. Daarmee moest<br />
je dan maar even een paar uur voor de<br />
school gaan staan. Zo wist<br />
35 iedereen dat je iets verkeerds had<br />
gedaan. En alsof dat nog niet erg<br />
genoeg was, kreeg je ook nog pijn in<br />
je nek. Want het bord was heel zwaar<br />
en het touwtje maar dun. 'Dat deed<br />
4 0 je dan toch gewoon af', zul je denken.<br />
Maar dat is het hem nou net: vroeger<br />
deed je dat niet. Want dan was je nog<br />
niet jarig: dan kreeg je nog meer<br />
klappen.<br />
Bron:<br />
Door:<br />
Foto'S:<br />
Ezelsoor, nr. 7, maart 1986<br />
José Bernaerts<br />
collectie Nationaal Schoolmuseum Zoetermeer<br />
Was alles dan alleen maar<br />
verschrikkelijk op school? Het<br />
antwoord is simpel: ja. Kinderen<br />
telden vroeger niet echt mee. Waar<br />
50 je goed in was, deed er niet toe. En<br />
je karakter ook niet. De meester was<br />
de baas en jij was gehoorzaam. Punt<br />
uit. Dat was ongeveer in het jaar<br />
1800. Later veranderde dat een klein<br />
55 beetje. Een paar mensen begonnen na te<br />
denken over kinderen. Misschien waren<br />
er manieren om het leren makkelijker<br />
te maken, dachten ze. In plaats van<br />
altijd maar alles uit je<br />
60 hoofd te moeten leren en alles na te<br />
brullen wat de meester zei. In de 19e<br />
eeuw kwamen er telramen, schoolborden<br />
en letterkasten. Ook kreeg ieder kind<br />
een leesplankje.<br />
6 5 Nou ja, ieder kind... Er waren<br />
natuurlijk heel wat kinderen die niet<br />
naar school gingen. Als je ouders arm<br />
waren, en dat was vaak zo, moest je<br />
gewoon thuis helpen. Of<br />
7 0 op het land. Want wat had je aan het<br />
ABC als het graan geoogst moest<br />
worden? Het ABC kon je niet eten!<br />
MUSEUM<br />
Pas aan het begin van de 2 0e eeuw<br />
75 moesten alle kinderen naar school.<br />
Vanaf die tijd begon er veel te<br />
veranderen. Er moesten speciale<br />
schoolbanken komen. En ook hingen er<br />
altijd mooie platen in de klas. Van<br />
80 het station bijvoorbeeld, of van de<br />
vogels en de planten. In het<br />
schoolmuseum in Zoetermeer kun je dat<br />
allemaal zien. Dat was trouwens nog<br />
een hele klus, om al die oude<br />
85 spullen bij elkaar te krijgen voor het<br />
museum. Want omdat kinderen niet echt<br />
meetelden, waren er maar weinig mensen<br />
die hun schoolspullen bewaarden.<br />
90 Weet je trouwens dat je zo'n dertig<br />
jaar geleden nog wel eens een klap met<br />
de liniaal op je vingers kon<br />
verwachten? En dat je twintig jaar<br />
geleden ook nog doodstil moest zijn<br />
95 in de klas? In het museum lopen mensen<br />
rond die je dat allemaal precies<br />
kunnen vertellen. Het zijn allemaal<br />
verhalen om bang (nou ja, bang!) van<br />
te worden, maar toch is<br />
100 zo'n middagje-museum best leuk. En als<br />
je weer naar buiten loopt, ben je<br />
ineens weer heel tevreden met je eigen<br />
school! Nou ja, tevreden...
M V<br />
o<br />
o +<br />
18 Wat denken de kinderen bij het verlaten van het Nationaal Schoolmuseum<br />
volgens de schrijfster?<br />
Schrijf het antwoord hieronder op.<br />
Tevreden met eigen schoof.<br />
Lezen van directieve teksten<br />
Morgen is je moeder jarig. Je besluit in je 'Maak-het-zei f-boek' te kijken<br />
om te zien of daar iets leuks in staat waarmee je haar zou kunnen<br />
verrassen. Je vindt een leuk recept voor het maken van 'marmereieren'.<br />
Marmereieren<br />
Pak 4 rauwe eieren in in de schillen van een rode en een gewone ui.<br />
Wikkel er aluminiumfolie omheen, zodat de schillen blijven zitten.<br />
Kook de eieren in 5 minuten hard.<br />
Haal de folie en de schillen eraf en je zult zien dat de eieren eruit zien<br />
alsof ze van marmer zijn.<br />
Gewone en rode ui geven verschillende kleuren, probeer zelf maar te<br />
ontdekken welke.<br />
19 Hieronder staan de handelingen die bij het maken van marmereieren<br />
uitgevoerd moeten worden.<br />
Zet deze handelingen in de juiste volgorde.<br />
- Kook de eieren 5 minuten<br />
- Wikkel er aluminiumfolie omheen<br />
- Pak 4 rauwe eieren<br />
- Verpak de eieren in uieschillen<br />
- Haal de folie en de schillen van de eieren af<br />
i Pak 4 rauwe eieren.<br />
Verpak de eieren in uieschillen.<br />
Wikkel er aluminiumfolie omheen.<br />
Kook de eieren 5 minuten.<br />
Haal de folie en de schillen van de eieren af.<br />
100
Zaaikalender<br />
Je buurman, meneer van der Zee, heeft een moestuin.<br />
Voor de groenten die hij zelf wil gaan kweken, maakt hij een zaaikalender. Op<br />
die kalender kan hij straks precies zien wanneer hij bepaalde groenten moet<br />
zaaien.<br />
Links in de kalender staan de groenten die meneer van der Zee wil gaan kweken<br />
Bovenaan de kalender staan de maanden. Om het niet te ingewikkeld te maken<br />
heeft hij elke maand in 4 weken ver<strong>deel</strong>d.<br />
Op de kalender schrijft meneer van der Zee een Z_ onder de maanden en weken<br />
waarin hij de groente moet zaaien. Hij is nog niet helemaal klaar. De<br />
zaaiperiodes voor de andijvie, de bosuien, de stoksnijbonen en de peulen<br />
moeten nog ingevuld worden. Hij vraagt aan jou of je dit klusje even voor hem<br />
af wilt maken. De aanwijzingen die op de zakjes staan, staan hieronder.<br />
Zet achter de juiste groente een Z_ in de juiste weken onder de juiste maanden<br />
zodat meneer van der Zee kan zien wanneer hij moet zaaien.<br />
20 Andijvie<br />
Zaaitijd: De laatste week van juni en de hele maand<br />
juli.<br />
Zaaien met een onderlinge afstand van 30 cm.<br />
Plantinformatie: Na het zaaien de grond vochtig houden.<br />
21 Bosui<br />
Zaaitijd: Van begin maart tot half mei in de volle grond.<br />
Zaaien op regels met 15-20 cm tussenruimte.<br />
Plantinformatie: Niet te dun zaaien anders worden de uitjes te<br />
grof. 15 gram zaad gebruiken voor 1 m. Geen<br />
twee jaar achtereen op dezelfde plaats uien<br />
zaaien. Oogsten als de uitjes 2 a 3 cm<br />
doorsnede zijn.<br />
22 Stoksnijbonen<br />
Zaaitijd:<br />
Plantinformatie:<br />
23 Peulen<br />
Zaaitijd:<br />
Plantinformatie:<br />
Van half mei tot half juli in de volle grond.<br />
Per stok 3 tot 4 bonen + 3 cm diep leggen.<br />
Oogsten vanaf juli. Mits grof gesneden zijn<br />
deze benen uitstekend geschikt voor de<br />
diepvries.<br />
De laatste weken van februari tot de eerste<br />
week van mei, mits het weer het toelaat.<br />
Regelafstand 45 x 5 cm.<br />
Deze peulen kunnen het best aan gaas<br />
geteeld worden; ze worden dan + 50 cm hoog.<br />
Peulen worden jong geoogst.<br />
101
Zaaikalender<br />
l_<br />
F<br />
OJ<br />
o<br />
01<br />
"D<br />
L.<br />
DJ<br />
H<br />
Hj<br />
><br />
O<br />
c<br />
Der<br />
o<br />
4-t<br />
O<br />
1<br />
E<br />
n<br />
CD<br />
3<br />
n<br />
rn<br />
3<br />
r;<br />
§<br />
mei<br />
pri<br />
ra<br />
*-J<br />
aar<br />
E<br />
i_<br />
ra<br />
3<br />
t_<br />
.o<br />
t_<br />
nua<br />
ra<br />
>J<br />
ro<br />
*-<br />
- j<br />
nu<br />
—<br />
-4-<br />
KI<br />
f\J<br />
*-<br />
-J<br />
ro<br />
"-<br />
MT<br />
KI<br />
r\j<br />
•"<br />
MI*<br />
ro<br />
r\j<br />
"~<br />
•J-<br />
KI<br />
ru<br />
N J<br />
ro<br />
OJ<br />
-J-<br />
ro<br />
OJ<br />
*-<br />
- j -<br />
KI<br />
«~<br />
^3"<br />
ro<br />
«"<br />
MT<br />
ro<br />
OJ<br />
* •<br />
N<br />
N<br />
NI<br />
NJ<br />
M<br />
N<br />
c<br />
0«<br />
3<br />
u<br />
0)<br />
8.<br />
H<br />
NJ<br />
N<br />
f-J<br />
Nl<br />
M<br />
N<br />
IM<br />
Nl<br />
t/1<br />
CU<br />
*-><br />
C<br />
O<br />
o<br />
JD<br />
u<br />
c<br />
(l;<br />
C<br />
O<br />
.o<br />
._<br />
c<br />
ui<br />
Nl<br />
M<br />
(Sl<br />
M<br />
M<br />
C<br />
n<br />
N<br />
IM<br />
Nl<br />
N<br />
Nl<br />
Nl<br />
71<br />
E<br />
O<br />
N<br />
1*4<br />
*<br />
M<br />
Nl<br />
Nl<br />
ra<br />
-it<br />
l_<br />
Q.<br />
ra<br />
a<br />
Nl<br />
IM<br />
N<br />
IM<br />
Nl<br />
r<br />
0)<br />
ra<br />
t-<br />
O<br />
Nl<br />
Ni<br />
Nl<br />
NI<br />
KI<br />
I-J<br />
Nl<br />
CA<br />
?!<br />
tl<br />
ra<br />
Tl<br />
L.<br />
ra<br />
ra<br />
Nl<br />
Nl<br />
NI<br />
NI<br />
NI<br />
Nt<br />
rM<br />
NI<br />
NI<br />
O<br />
o<br />
-X<br />
f-<br />
01<br />
O<br />
!o<br />
Nl<br />
NI<br />
Nl<br />
IM<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
O<br />
o<br />
-><br />
CJ<br />
n<br />
o<br />
u<br />
N<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
N<br />
Nl<br />
N<br />
01<br />
CU<br />
•—•»<br />
3<br />
t-<br />
g-<br />
NI<br />
Nl<br />
IM<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
N<br />
O<br />
o<br />
-*<br />
c<br />
u<br />
0)<br />
JB<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nt<br />
Nl<br />
3<br />
—"<br />
CT1<br />
c<br />
tu<br />
01<br />
1 -<br />
1<br />
1<br />
Nl<br />
Nl<br />
NJ<br />
Nl<br />
N<br />
NI<br />
Nl<br />
Nl<br />
c<br />
0)<br />
5<br />
3<br />
Ol<br />
£<br />
NI<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
_*:<br />
O<br />
O<br />
O<br />
t_<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
NJ<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
NI<br />
Nl<br />
Nl<br />
0J<br />
u<br />
O.<br />
1<br />
~ i<br />
NI<br />
M<br />
NV<br />
IM<br />
Nl<br />
Nl<br />
NI<br />
NI<br />
NJ<br />
Nl<br />
N|<br />
Nl<br />
NI<br />
Nl<br />
Nl<br />
j<br />
ra<br />
01<br />
Q-<br />
O<br />
M<br />
*—<br />
u<br />
g<br />
Nl<br />
N<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
fSj<br />
FM<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
NI<br />
Ni<br />
Nl<br />
Nl<br />
' —<br />
CL<br />
VI<br />
1<br />
I<br />
1<br />
1<br />
j<br />
!<br />
i<br />
NI<br />
NI !<br />
M<br />
N l<br />
Nl 1<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
KI<br />
Nl<br />
Nl<br />
Nl<br />
N<br />
NJ<br />
M<br />
Ol<br />
*-"<br />
i O<br />
• 3
Lezen van argumentatieve teksten<br />
In de topsport werken kinderen keihard<br />
Kampioen word je niet zomaar<br />
Bij sommige sporten winnen kinderen<br />
van veertien, vijftien jaar de Olympische<br />
medailles. Vóórdat ze aan hun<br />
eerste medaille toekomen, hebben ze<br />
al duizenden trainingsuren achter de<br />
rug. Heus niet alleen in de Sowjet-<br />
Unie (Rusland) moeten de jonge turnstertjes<br />
vijfentwintig uur in de week<br />
trainen.<br />
Stel je voor. Je bent elf jaar en bij het<br />
schoolzwemmen is gebleken dat je als<br />
een vis in het water zwemt. Je gaat<br />
voor de lol op een zwemvereniging en<br />
een paar maanden later word je 'ontdekt'.<br />
Een trainer wil een topsporter<br />
van je maken. Als je ouders dat een<br />
aardig idee vinden en het lijkt jou ook<br />
wel wat, begint het.<br />
Baantjes<br />
Elke ochtend, voor schooltijd naar het<br />
zwembad om drie uur lang baantjes te<br />
trekken. Misschien zullen je ouders na<br />
een paar weken zeggen dat ze geen zin<br />
meer hebben. Als ze het wél zien zitten<br />
en zélf ook willen dat je kampioen<br />
- wordt, dan ben je de klos.<br />
De eerste wedstrijd winnen is natuurlijk<br />
leuk. Maar als je het Olympisch<br />
goud wil veroveren, is baantjes zwem<br />
men en wedstrijden verliezen, niet zo<br />
gezellig meer. Kinderen kunnen sommige<br />
sporten beter dan volwassenen.<br />
Om snel te zwemmen moet je lichaam<br />
nog heel soepel zijn en niet te zwaar.<br />
Turnen en zwemmen zijn twee sporten<br />
waarin jonge meisjes om die reden<br />
meer kansen hebben dan volwassen<br />
vrouwen.<br />
Dromen<br />
Lang niet alle kinderen die er van dromen<br />
om kampioen te worden en daar<br />
hard voor trainen, bereiken hun doel.<br />
Negentig procent valt halverwege af.<br />
Alle trainingsuren, verloren speel- en<br />
leertijd is dan voor niets geweest. Nog<br />
vervelender zijn de klachten die kinderen<br />
krijgen als ze te veel van hun lichaam<br />
eisen. Kinderen die nog niet helemaal<br />
volgroeid zijn, krijgen sneller<br />
last van hun rug, knieën en enkels dan<br />
volwassenen.<br />
Veel van deze mankementen gaan<br />
nooit meer over. Kinderarbeid, dat<br />
mag niet meer in onze tijd, daar is<br />
iedereen het over eens. Maar in de topsport<br />
moeten duizenden kinderen keihard<br />
knokken, en sport is op zo'n manier<br />
ook werk.<br />
24 Wat wil de schrijver vooral duidelijk maken in de eerste alinea?<br />
A Dat er veel tijd opgeofferd moet worden voor het winnen van<br />
Olympische medailles.<br />
B* Dat bij sommige sporten kinderen van veertien, vijftien jaar<br />
topprestaties leveren.<br />
C Dat er alleen in de Sovjet-Unie hard getraind wordt.<br />
D Dat jonge turnsters tenminste 25 uur in de week trainen.<br />
25 In de tekst staat: ..., dan ben je de klos. (zie pijltje 1 in de tekst)<br />
Wat wordt hiermee duidelijk gemaakt?<br />
A Dat je tijdelijk last van je rug, knieën en enkels krijgt.<br />
B* Dat je mankementen krijgt, die nooit overgaan.<br />
C Dat je kampioen wordt, als je veel traint.<br />
D Dat je vanaf dat moment veel en hard moet trainen.<br />
26 Waarom zijn turnen en zwemmen sporten waarin jonge meisjes meer kansen<br />
hebben dan volwassen vrouwen?<br />
Schrijf het antwoord hieronder op.<br />
Soepel lichaam en niet zwaar.
V<br />
+<br />
27 Wat is volgens de schrijver de overeenkomst tussen topsport voor<br />
kinderen en kinderarbeid? Schrijf het antwoord hieronder op.<br />
Keihard werken,<br />
28 Wat wil de schrijver met dit artikel vooral duidelijk maken?<br />
A Dat kinderen hard moeten trainen om kampioen te worden.<br />
B Dat kinderen bij sommige sporten betere kansen hebben om te winnen.<br />
C Dat de meeste kinderen de top niet bereiken.<br />
D* Dat kinderen gewaarschuwd moeten worden tegen de gevaren van<br />
topsport.<br />
Nieuwe buitenbassins<br />
dankzij vriendenactie<br />
He( Natuur Recreatie Centrum op<br />
Texel begon in augustus een vriendenactie:<br />
'Vrienden van de Zeehondenopvang<br />
Texel'. De bedoeling was om<br />
geld bij elkaar te brengen voor het belangrijke<br />
werk van de zeehondenopvang.<br />
Verder wilde het centrum door<br />
het versturen van een krantje aan die<br />
vrienden van de zeehonden zoveel mogelijk<br />
informatie geven over de zeehonden.<br />
Alle vrienden krijgen twee<br />
keer per jaar een nieuwsbrief.<br />
Heel veel bezoekers van het centrum<br />
gaven zich op als lid. Verenigingen<br />
voerden actie om geld bij elkaar te<br />
brengen en twee scholen op Texel<br />
adopteerden ieder een zeehond die afgelopen<br />
zomer in de opvang terechtkwam.<br />
Groepen jongeren bedachten<br />
allerlei leuke dingen om geld op te halen.<br />
'Het was hartverwarmend. Binnen<br />
een halfjaar hadden we f 22.000<br />
binnen. Daardoor konden we direct<br />
met het werk beginnen.' Jan Kuiper<br />
laat zien wat ze met het geld gaan<br />
doen. 'We gaan allereerst de huisvesting<br />
van huilers (jonge zeehondjes)<br />
en zieke zeehonden moderniseren. Tot<br />
nu toe gebruikten we daar grote houten<br />
tobben voor.<br />
Bron: Alkmaarse Courant, februari 1987<br />
Nu komen er twee kleine, ge<strong>deel</strong>telijk<br />
overdekte, buitenbassins. Daar kunnen<br />
de zeehonden verzorgd worden.<br />
We maken ook een overdekt ge<strong>deel</strong>te,<br />
waar vijf zeehonden gescheiden verzorgd<br />
kunnen worden. Verder komt er<br />
een ruimte waar medicijnen en voedsel<br />
klaargemaakt kunnen worden.'<br />
Wil je ook vriend of vriendin van de<br />
zeehondenopvang worden, hetgeen ik<br />
je kan aanraden, schrijf dan naar Zeehondenopvang<br />
Texel, Ruyslaan 92,<br />
1796 AZ De Koog, Texel.<br />
29 Uit welke zin of ge<strong>deel</strong>te van de zin kun je opmaken hoe de schrijver<br />
denkt over het vriend of vriendin worden van de zeehondenopvang Texel?<br />
A Alle vrienden krijgen twee keer per jaar een nieuwsbrief.<br />
B Het was hartverwarmend.<br />
C* ..., hetgeen ik je kan aanraden, ...<br />
D ..., schrijf dan naar de zeehondenopvang Texel.
M V<br />
+<br />
30<br />
Voor welke twee doel<strong>eind</strong>en gebruikt men de opbrengst van de<br />
zeehondenactie? Schrijf het antwoord hieronder op.<br />
i Buitenbassin/huisvesting moderniseren<br />
2 Ruimte voor medic<strong>ii</strong>nen/voedsef<br />
31 Wat wil de schrijver met dit artikel in de eerste plaats bereiken?<br />
A Dat je beter op de hoogte raakt van de kosten van opvangcentra.<br />
B* Dat je vriend of vriendin wordt van de zeehondenopvang.<br />
C Dat je weet op welke manier huilers en zieke zeehonden gehuisvest<br />
zijn.<br />
D Dat je weet hoe zeehonden leven.<br />
In 'Rijn en Gouwe', een regionaal dagblad uit Zuid-Holland, staan regelmatig<br />
ingezonden brieven van zowel vóór- als tegenstanders van de HST (Hoge-Snelhei<br />
Trein). Vandaag lees jij er de volgende brief van een voorstander in.<br />
De HST in Nederland<br />
Waarom moet de Hoge-Snelheids-Trein (HST) in Nederland rijden?<br />
Onze economie<br />
Sinds 1992 is Europa één en zijn de grenzen open gegaan. Het is belangrijk da<br />
Nederland een goede en snelle verbinding heeft met landen als België, Frankri<br />
Engeland. Een groot Europees snelheidsnet bevordert het vervoer, de handel en<br />
economie. Voor Nederland is het dus van belang dat de Randstad, met daarin he<br />
Rotterdams havengebied en Schiphol, aangesloten is op het hoge-snelheidsnet.<br />
wil hiervoor zorgen.<br />
Ons milieu<br />
Steeds meer mensen in Nederland en in Europa maken gebruik van auto's en<br />
vliegtuigen. Maar dat heeft zijn nadelen, ook voor het milieu. Denk maar eens<br />
uitlaatgassen en aan de brede wegen die nodig zijn voor al die auto's. Daarom<br />
goed als mensen gaan nadenken over manieren van vervoer die het milieu minder<br />
belasten. De trein is zo'n manier van vervoer. Hij is zuiniger met energie. H<br />
heeft wel flink wat elektriciteit nodig om te rijden, maar hij kan daarmee in<br />
keer veel mensen vervoeren. En de trein is ook zuinig met ruimte: een spoorli<br />
neemt minder ruimte in beslag dan een autoweg.<br />
Ons openbaar vervoer<br />
De HST is ook een aantrekkelijk vervoermiddel voor binnenlands gebruik. Zeker<br />
Randstad. Er zal namelijk een zeer snelle treinverbinding ontstaan tussen Ams<br />
Schiphol en Rotterdam. Waar je ook heen gaat met de HST, je bent altijd snel<br />
plaats van bestemming en onderweg heb je zelfs nog tijd voor een kopje koffie<br />
voor de krant. Eenmaal aangekomen ben je volkomen uitgerust en direct in staa<br />
datgene te doen waarvoor je op reis ging.<br />
(Bron: uit de serie Kenmerk-onderwijsvoorlichting/1991)<br />
32 Wat wil de schrijver met deze tekst vooral duidelijk maken?<br />
A Dat een HST aantrekkelijk is als je rustig wilt reizen.<br />
B Dat een HST zuinig is met energie en ruimte.<br />
C* Dat er verschillende redenen zijn voor een HST in Nederland.<br />
D Dat het belangrijk is dat Nederland een snelle verbinding heeft met and<br />
landen.
M V<br />
+<br />
33 Waarom vindt de schrijver de HST van groot belang voor het vervoer in de<br />
Randstad.<br />
A* Omdat belangrijke plaatsen snel bereikbaar zijn.<br />
B Omdat de HST zuiniger is met energie dan de auto.<br />
C Omdat de lucht er ernstig is vervuild door het autoverkeer.<br />
D Omdat er geen ruimte meer is voor nieuwe wegen.<br />
Lezen van fictie<br />
De krekel en de mier<br />
Het was zomer en de krekel was volkomen gelukkig. De zon<br />
scheen, de weiden roken zoet en de krekel zong en zong. Hij<br />
maakte zich niet druk over wat ging komen. Hij was tevreden<br />
met het zingen van een lied en met de blauwe lucht boven<br />
5 hem. Maar de zomer duurt niet <strong>eind</strong>eloos.<br />
Op een dag ontwaakte hij, stijf van de kou, met gele<br />
blaadjes die om hem heen dwarrelden. De lucht was bewolkt<br />
en het regende en regende. Hij had ook honger.<br />
'Wat zal ik doen? De winter is lang en koud, ik zal zeker<br />
10 sterven of doodvriezen. Als ik broer mier eens ging<br />
opzoeken?' vroeg hij zich af. 'Hij zal mij zeker willen<br />
helpen. In de zomer had ik geen tijd om voedsel voor de<br />
winter te verzamelen of om een huis voor mezelf te bouwen.<br />
Ik moest de hele tijd zingen, maar nu is zingen geen<br />
15 plezier meer.'<br />
Het was begonnen te sneeuwen toen hij met een snel kloppend<br />
hart op de deur klopte van het huis van de mier.<br />
'Wat wil je?', vroeg de mier verbaasd, toen hij de krekel<br />
voor de deur zag staan.<br />
20 'Ik heb honger en ik heb het koud', zei de krekel, terwijl<br />
hij de sneeuw van zijn vleugels en poten schudde en hij<br />
keek jaloers in het knusse huisje.<br />
De mier antwoordde: 'Wat deed jij van de zomer toen er<br />
overal genoeg voedsel was en genoeg tijd om een huis voor<br />
25 jezelf te bouwen?'<br />
'Ik zong de hele tijd.' En de krekel straalde toen hij<br />
eraan dacht.<br />
'En wat nog meer?', vroeg de mier.<br />
'Nog meer? Niets, denk ik', erkende de krekel.<br />
30 'Jij zong, nietwaar? Wel, dan kan je nu dansen', snauwde de<br />
mier en sloeg de deur van zijn knusse huisje met een klap<br />
dicht.<br />
+<br />
Bron: Dierensprookjes samengesteld door Alena Benesosa<br />
Rebo-productions 1986 - Sassenheim<br />
34 Wat betekent het woordje 'knus' (r. 22 en 31)?<br />
A* gezellig<br />
B klein<br />
C veilig<br />
D warm<br />
35 Krekel was jaloers (r. 22), omdat ...<br />
de mier een fijn huisje had.
M V<br />
36 is vervallen<br />
37 'Jij zong ... dicht' (r. 30 t/m 32).<br />
Waarom, snauwde de mier?<br />
38 Welk woord past het best bij het karakter van de krekel?<br />
A gierig<br />
B ijverig<br />
C verstandig<br />
D* zorgeloos<br />
De verkiezing<br />
Vrijdagmiddag. Zo'n middag die maar niet voorbij lijkt te gaan. Buiten<br />
regent het. Binnen zijn de tl-lichten aan.<br />
'Bergen jullie je boeken en schriften maar op, ' zegt meneer Donkers ineens.<br />
'We hebben nog iets heel belangrijks te doen. Er moet een prins gekozen<br />
5 worden. Pak een kladblaadje en schrijf daarop de naam van diegene uit de<br />
klas, die volgens jou het beste prins Carnaval kan zijn.'<br />
De kinderen van groep acht kijken wat verbaasd naar de meneer voor de klas.<br />
Dit hebben ze nog nooit meegemaakt. Maar ja, als meneer Donkers zoiets<br />
vraagt, dan doe je dat.<br />
10 Even later komt hij de briefjes ophalen en leest de namen die erop staan,<br />
voor. Nicole, zijn lievelingetje, schrijft ze op het bord en zet er<br />
streepjes achter. Zes jongensnamen komen er te staan. Er is één naam die<br />
duidelijk de meeste streepjes heeft. Dat is 'Mark'. Er staan 17 streepjes<br />
achter. Nieuwsgierig draaien vele hoofden Mark's kant op.<br />
15 Mark vraagt zich ondertussen af, hoe een prins Carnaval zich gedraagt. Veel<br />
glimlachen en een beetje overdreven aardig zijn, bedenkt hij zich. Zo<br />
ongeveer als presentatoren op de televisie doen. Dat kan hij best. Hij zit<br />
immers niet voor niets op de toneelclub.<br />
'Wat vind je ervan Mark?' vraagt meneer Donkers.<br />
20 'Wel leuk,' antwoordt Mark dan ook.<br />
'Prima,' gaat meneer Donkers verder. 'Maar bij een prins Carnaval hoort ook<br />
een gade, een prinses Carnaval.'<br />
'Maar dat is in het echt helemaal niet,' roept Karin van wie de vader een<br />
paar keer prins Carnaval is geweest. 'Een prins heeft een raad van elf,<br />
25 maar hij heeft geen vrouw.'<br />
De klas begint een beetje te lachen om dat laatste woord.<br />
Meneer Donkers zegt: 'Niet zo bijdehand Karin. Dat doet er nu helemaal niet<br />
toe.' En tegen Mark: 'Dus jongen denk maar even na en vertel ons dan, wie<br />
je prinses wordt.' Het is even doodstil in de klas. Mark kijkt wat beduusd.<br />
30 Dan begint het gefluister om hem heen.<br />
- Hij kiest vast Debbie.<br />
- Wedden dat het Debbie wordt.<br />
- Prinses Debbie, prinses Debbie.<br />
Dat Mark en Debbie elkaar leuk vinden, weet iedereen. Mark is zelfs al een<br />
35 keer bij haar thuis geweest. Mark kijkt voorzichtig Debbie ' s kant op. Ze<br />
kijkt wat verlegen voor zich uit.<br />
'Marjolein,' zegt hij dan.<br />
Stomverbaasd kijken zijn klasgenoten hem aan. Marjolein bloost. Haar<br />
buurvrouw wijst op haar rode multomap als teken dat het weer zo ver is.<br />
40 'En wil je dat?' vraagt meneer Donkers aan Marjolein. 'Ja dat wil ik wel,'<br />
antwoordt ze zachtjes.<br />
Meneer Donkers laat de klas een beetje roezemoezen. Het is toch bijna tijd.<br />
- Waarom zou hij Debbie niet gekozen hebben?<br />
- Marjolein is best aardig, maar wel verlegener dan Debbie.<br />
45 - Straks krijgt hij nog ruzie met Debbie.<br />
Dat zijn de dingen die Mark hoort zeggen.
Mark denkt zo zijn eigen dingen. Debbie vindt hij het leukste meisje van d<br />
klas. Dat is voor hem zo duidelijk als wat.<br />
Maar toen hij al dat 'Debbie-gefluister' om zich heen hoorde, had hij<br />
50 gedacht: 'Dat je iemand het leukste vindt hoeft toch niet per se te<br />
betekenen dat je die dan ook als prinses Carnaval moet kiezen. Ik kies<br />
'Marjolein. Tenslotte gaat het niemand aan wat ik van Debbie vind.'<br />
De bel gaat. Mark loopt achter Debbie de klas uit.<br />
'Zal ik met je mee naar huis lopen?' vraagt hij.<br />
55 'Best', antwoordt Debbie.<br />
39 'Er is één naam die duidelijk de meeste streepjes heeft.<br />
Dat is 'Mark' (r. 13, 14). Blijkbaar is Mark erg ...<br />
A bru<strong>taal</strong>.<br />
E intelligent.<br />
C knap.<br />
D* populair.<br />
40 Met wie vergelijkt Mark een prins Carnaval?<br />
Met een presentator op de televisie<br />
41 'Mark is zelfs al een keer bij haar thuis geweest' (r. 36,<br />
37) .<br />
Wat wil de schrijver hiermee zeggen?<br />
Dat Mark en Debbie iets met eikaar hebben of<br />
Dat Mark en Debbie eikaar ie uk vinden.<br />
42 Mark kiest Debbie niet als prinses.<br />
Hoe komt Mark erachter dat Debbie daar niet boos over is?<br />
Debbie vindt het goed dat Mark met haar mee naar huis loopt<br />
43 'Haar buurvrouw wijst op haar rode multomap als teken dat<br />
het weer zover is' (r. 40, 41).<br />
Waarom wijst de buurvrouw op de rode multomap?<br />
Omdat Marjolein bloost.<br />
108
3.2 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein 'luistervaardigheid'<br />
De opgaven die goed of redelijk beheerst moeten worden om aan de leerstandaard 'minimum' te<br />
voldoen, zijn hieronder gespecificeerd. De nummers verwijzen naar de nummers van de opgaven.<br />
Uit de tabel blijkt dat er opgaven zijn die niet beheerst hoeven te worden. Daarnaast zijn de '<br />
opgaven opgenomen die goed of redelijk beheerst moeten worden om het niveau van de standaard<br />
'voldoende' te halen; enkele opgaven hoeven niet beheerst te worden, terwijl toch aan deze<br />
standaard wordt voldaan.<br />
Tabel 4 Vereist beheersingsniveau per opgave luistervaardigheid' voor de onderscheiden <strong>leerstandaarden</strong><br />
Niveau<br />
Beheersing<br />
Onderwerp<br />
Leesvaardigheid<br />
To<strong>taal</strong> aantal opgaven<br />
goed<br />
T<br />
nrs. 2-4, 6,<br />
10, 13, 17,<br />
26<br />
8<br />
Standaard 'minimum'<br />
redelijk<br />
•<br />
nrs. 1,5, 14,<br />
16, 19-21, 23,<br />
25,27<br />
10<br />
niet<br />
T<br />
nrs. 7-9, 11-<br />
12, 15, 18,<br />
22,24,28,<br />
30<br />
11<br />
goed<br />
T<br />
nrs. 1-6, 10,<br />
13-14, 16-17,<br />
19-21,26-27<br />
16<br />
Standaard 'voldoende'<br />
redelijk<br />
T<br />
nrs. 7-9, 11,<br />
18,22-23,<br />
25,28<br />
9<br />
niet<br />
T<br />
nrs. 12, 15,<br />
24,30<br />
Van de voorbeeldopgaven moeten op het niveau van de standaard 'minimum' acht opgaven goed<br />
beheerst worden (nog niet eenderde) en tien van de opgaven redelijk (eenderde).<br />
De overige elf opgaven hoeven niet beheerst te worden.<br />
Op het niveau van de standaard 'voldoende' moet meer dan de helft van de opgaven goed beheerst<br />
worden en ongeveer een derde <strong>deel</strong> matig.<br />
Van slechts weinig opgaven (vier) wordt geen beheersing gevraagd.<br />
109<br />
4
110
DE OPGAVENVERZAMELING VOOR HET DOMEIN LUISTERVAARDIGHEID<br />
Op de volgende pagina's vindt u de opgaven voor<br />
luistervaardigheid, in volgorde van moeilijkheid<br />
geordend.<br />
Links van de opgaven, naast het nummer van elke<br />
opgave, staat aangeduid hoe goed leerlingen de<br />
betreffende opgave moeten beheersen:<br />
+ betekent: goede beheersing geëist,<br />
o betekent: matige tot redelijke beheersing,<br />
- betekent: hoeft niet beheerst te worden.<br />
Er staan telkens twee tekens naast elkaar,<br />
bijvoorbeeld o en +. Het linker teken, o in dit geval, is<br />
wat van leerlingen gevraagd wordt als het om de<br />
leerstandaard 'minimum' gaat; het rechter teken is wat<br />
voor de standaard 'voldoende' nodig is.<br />
111
112<br />
r
M V<br />
O + 1<br />
Luisteren naar rapporterende teksten<br />
Teksten bij Luisteren naar rapporterende teksten<br />
Mededelingen<br />
In het dagelijks leven krijg je vaak mededelingen te horen.<br />
Bijvoorbeeld op het station, in winkels, op sportvelden of op<br />
straat.<br />
Het is de bedoeling dat je goed naar de mededeling luistert, want<br />
hierover worden straks enkele vragen gesteld. Je opent het boekje<br />
pas als dat gezegd wordt.<br />
Luister maar.<br />
Het is zaterdag. Vanmiddag ga je met een paar andere kinderen naar<br />
een voorstelling van een kindercircus in Amsterdam. Gisteren hebben<br />
jullie al kaartjes gekocht.<br />
Als je zaterdagsmorgens naar de radio luistert hoor je het volgende<br />
bericht.<br />
En dan volgt nu het bericht over een afgelaste voorstelling. De<br />
voorstelling die kindercircus Pierlala vanmiddag in Amsterdam zou<br />
geven, is afgelast in verband met grote stormschade aan de<br />
circustent. De voorstelling van vanmiddag wordt verplaatst naar<br />
woensdag aanstaande. De aanvangstijd is ongewijzigd en blijft dus<br />
2.00 uur. De kaarten blijven gewoon geldig.<br />
Dan volgen nu de vragen. Doe je boekje open.<br />
Lees iedere vraag goed. Geef daarna je antwoord.<br />
Wanneer je de vragen beantwoord hebt, sluit je het boekje.<br />
Waarom is de voorstelling van het circus afgelast?<br />
storm /stormschade<br />
+ + 2 Op welke dag zal de voorstelling nu plaatsvinden?<br />
Woensdag<br />
+ + 3 Hoe laat zal de verplaatste voorstelling beginnen?<br />
2.00 /hetzelfde tijdstip<br />
+ + 4 Moeten jullie nieuwe kaarten kopen voor de verplaatste voorstelling?<br />
Nee /de kaarten blijven geldig<br />
113
Nieuwtjes<br />
Hierna hoor je nieuwtjes uit verschillende plaatsen. Na elk nieuwtje<br />
moet je enkele vragen beantwoorden. Je krijgt de vragen pas onder<br />
ogen nadat je het nieuwtje hebt beluisterd. Je opent het boekje pas<br />
als dat gezegd wordt.<br />
Rotterdam<br />
Rotterdam heeft sinds enkele dagen veel overlast van een nieuwe<br />
rage. Kinderen van een jaar of twaalf gaan met de<br />
afstandsbediening van de televisie de straat op.<br />
Wanneer ze in een huis iemand televisie zien kijken, dan kiezen de<br />
kinderen met de afstandsbediening een ander kanaal. Deze moderne<br />
vorm van het ouderwetse belletje trekken grijpt snel om zich heen.<br />
Een ruit vormt geen enkel beletsel voor het signaal van de<br />
afstandsbediening. De kinderen laten steeds een ander programma op<br />
het beeldscherm verschijnen.<br />
Verborgen in de tuinen lachen ze zich een breuk als een boze bewoner<br />
ten <strong>eind</strong>e raad de t.v. maar uitzet.<br />
De gemeente heeft al de nodige maatregelen genomen. De politie zal<br />
's avonds extra vaak patrouilleren. Het energiebedrijf heeft huis<br />
aan huis folders verspreid met adviezen om de overlast van de nieuwe<br />
rage tegen te gaan. Het energiebedrijf raadt aan om 's avonds de<br />
gordijnen te sluiten niet vanwege de energiekosten, maar om het<br />
signaal van de afstandsbediening te stoppen.<br />
Als dat niet helpt dan wordt geadviseerd om de beeldbuis van het<br />
raam af te draaien of om iets tussen het raam en de televisie te<br />
zetten. De gemeente hoopt dat deze maatregelen spoedig het gewenste<br />
effect zullen hebben.<br />
Bron: De Gelderlander, d.d. 21-05-1987<br />
Dan volgen nu de vragen. Lees iedere vraag goed. Geef daarna je antwoord.<br />
Wanneer je de vragen beantwoord hebt, sluit je het boekje.<br />
M V<br />
o + 5 Het Rotterdamse energiebedrijf geeft enkele adviezen om de overlast<br />
van de nieuwe rage tegen te gaan.<br />
Schrijf twee van deze adviezen op.<br />
T. v. van raam afdraaien /gordijnen s/uiten /iets tussen<br />
raam en bee/dbuis zetten.<br />
+ + 6 Waar gaat het bij deze rage om?<br />
Om kinderen die ongevraagd ...<br />
A aan de bel trekken.<br />
B de t.v. kapot maken.<br />
C de tuin vernielen.<br />
D* het t.v.-kanaal wisselen.<br />
- o 7 Waar gaat het in dit bericht vooral om?<br />
Om mensen te ...<br />
A amuseren met grappen die kinderen uithalen.<br />
B informeren over een nieuwe rage.<br />
C overtuigen van de goede bedoelingen van de gemeente.<br />
D* waarschuwen voor de nieuwe rage.<br />
114
V<br />
In forma ti eberi oh ten<br />
Hierna hoor je berichten uit een informatierubriek.<br />
Luister goed, want na elk bericht moet je in het kort opschrijven<br />
waar het bericht over ging. Luister maar naar het informatiebericht.<br />
Nederlandse tandartsbussen in verre landen.<br />
Nederlandse tandartsbussen in Portugal of Zuid-Amerika.<br />
Hoe kan dat?<br />
Dat zit zo: In Nederland is schooltandverzorging haast niet meer<br />
nodig. In ons land zijn tegenwoordig meer dan genoeg tandartsen;<br />
iedereen heeft een eigen tandarts. Veel schooltandverzorgingsbussen<br />
hoeven dan ook niet meer te rijden. Ze zijn over. Nu bestaat er in<br />
Nederland een stichting die graag wil dat mensen in arme landen hun<br />
gebit ook gezond kunnen houden. Ze sturen bijvoorbeeld<br />
tandartsmaterialen naar landen die daar om vragen. En zo kan het<br />
gebeuren dat Nederlandse tandartsbussen in verschillende vér-weggelegen<br />
landen terecht komen.<br />
Bron: Sam Sam, nr. 8, oktober 1986; bewerkt<br />
Doe je boekje open. Schrijf op de bladzijde een korte samenvatting van de<br />
tekst die je zojuist gehoord hebt.<br />
Wanneer je klaar bent met schrijven, sluit je het boekje.<br />
Maak een samenvatting van de tekst die je zojuist<br />
gehoord hebt.<br />
o 8 In Nederland zijn bussen over (omdat mensen goede<br />
tanden hebben).<br />
o 9 De bussen gaan naar verre landen (waar nog geen<br />
bussen zijn).<br />
Luisteren naar beschouwende teksten<br />
Boekbesprekingen<br />
Je gaat nu luisteren naar Henk Bonlievre. Henk heeft voor jullie<br />
drie kinderboeken gelezen en hij wil nu iets over die boeken<br />
vertellen. Hij vertelt voor welke leeftijdsgroep het boek volgens<br />
hem geschikt is, welke kritiek hij op het boek heeft en waar het<br />
boek over gaat. Dat zijn de dingen waar je goed op moet letten, want<br />
hierover gaan de vragen, die je na elke boekbespreking moet<br />
beantwoorden. Hier komt Henk ...<br />
Het eerste boek dat ik voor jullie gelezen heb heet 'De grote reis<br />
van Harm'. Ik ben er wel een tijdje mee bezig geweest, want het is<br />
een erg dik boek, een lang verhaal dus.<br />
'De grote reis van Harm' is echt een boek voor kinderen van 10 tot<br />
12 jaar die van spanning en avonturen houden. Het verhaal speelt<br />
zich af in de 17e eeuw, in de tijd dus waarin grote Nederlandse<br />
zeilschepen reizen naar het verre oosten maakten. De hoofdpersoon is<br />
Harm, een jongen van 12 jaar die van huis is weggelopen. Hij reist<br />
als verstekeling mee met een zeilschip naar Indié. Het wordt een<br />
115
spannende reis met zeerovers, een geheimzinnig eiland en ook nog een<br />
levensgevaarlijke orkaan. Gelukkig loopt alles voor Harm goed af.<br />
De schrijver heeft er echt een spannend boek van gemaakt; het lijkt<br />
net of je de avonturen zelf meemaakt.<br />
Wat ik een beetje jammer vind, is dat er in dit mooie dikke boek een<br />
paar gebeurtenissen voorkomen die eigenlijk _te avontuurlijk zijn. Ik<br />
bedoel daarmee: je kunt als lezer niet geloven dat dat ooit echt<br />
eens gebeurd zou zijn.<br />
Dan volgen nu de vragen. Lees iedere vraag goed. Geef daarna je<br />
antwoord.<br />
Wanneer je de vragen beantwoord hebt, sluit je het boekje.<br />
V<br />
+ 10 Voor welke leeftijdsgroep vindt Henk Bonlievre het boek: 'De grote<br />
reis van Harm 1 geschikt?<br />
Van 10 tot 12. jaar.<br />
o 11 Welke kritiek heeft Henk Bonlievre op het boek 'De grote reis van<br />
Harm'?<br />
Hij vindt dat het verhaal ...<br />
A soms erg onbegrijpelijk is.<br />
B* soms erg ongeloofwaardig is.<br />
C te lang is.<br />
D te spannend is.<br />
12 Waar gaat het verhaal volgens Henk Bonlievre vooral over?<br />
A over de gevaren van een zeereis<br />
B* over een avontuurlijke zeereis<br />
C over het lot van verstekelingen<br />
D over zeilvaart in de 17e eeuw<br />
Toespraken<br />
Toespraak van de commissaris van politie.<br />
De Rotterdamse politie heeft enige tijd geleden een project<br />
opgezet tegen vandalisme. In dit project werden<br />
schoolkinderen voorgelicht over de last, narigheid en<br />
kosten die vernielingen aan scholen, bushaltes, plantsoenen<br />
en dergelijke veroorzaken. Ter afsluiting van dit antivandalisme<br />
project konden de schoolkinderen meedoen aan een<br />
wedstrijd. De kinderen van Basisschool de Regenboog hebben<br />
de hoofdprijs gewonnen met hun werkstuk. In het volgende<br />
stukje horen jullie de commissaris van politie, die de<br />
prijs uitreikt.<br />
Meisjes en jongens, allemaal van harte welkom bij de<br />
prijsuitreiking. Alvorens ik jullie de prijs overhandig,<br />
wil ik graag nog even iets zeggen. Het is goed dat er<br />
aandacht wordt besteed aan het voorkomen en tegengaan van<br />
vernielingen. Er zou veel meer over vandalisme gesproken<br />
moeten worden. Iedereen zou moeten weten dat de<br />
vernielingen elk jaar weer veel kosten met zich meebrengen.<br />
116
Ik ben blij dat op jullie school zoveel aandacht besteed is<br />
aan anti-vandalisme. Dat is niet overal zo.<br />
Jammer ...<br />
Maar gelukkig hoef ik mij over jullie geen zorgen te maken.<br />
Jullie hebben op een geweldige manier meegewerkt aan ons<br />
project. Door jullie werkstuk heeft het probleem van het<br />
vandalisme weer meer bekendheid gekregen. Jullie prachtige<br />
maquette van twee dorpen, het ene door vandalisme vervuild<br />
en besmeurd, het andere keurig netjes zoals het wezen moet,<br />
heeft terecht van de jury de prijs gekregen.<br />
Tot slot jongens en meisjes ... In dit project hebben<br />
jullie veel geleerd en ik hoop van ganser harte dat jullie<br />
dit alles ook in daden zult omzetten. Ik dank jullie voor<br />
jullie inbreng en overhandig jullie ieder een gratis<br />
toegangsbewijs voor het circus.<br />
Bron: De Gelderlander; vrij bewerkt<br />
Dan volgen nu de vragen bij de toespraak van de<br />
commissaris. Voor de eerste twee vragen krijg je nogmaals<br />
een stukje van de tekst te horen.<br />
Luister naar de tekst die hoort bij de vraag.<br />
'Ik ben blij dat op jullie school zoveel aandacht besteed is aan antivandalisme.<br />
Dat is niet overal zo.<br />
Jammer ...'<br />
13 Wat bedoelt de commissaris hier met 'Jammer...'?<br />
Omcirkel de letter voor het juiste antwoord.<br />
A* Dat er niet op alle scholen aandacht besteed wordt aan antivandalisme.<br />
B Dat er op andere scholen zoveel vernielingen voorkomen.<br />
C Dat niet iedereen weet hoeveel kosten de vernielingen met zich<br />
meebrengen.<br />
D Dat zóveel mensen zich schuldig maken aan vandalisme.<br />
'Tot slot jongens en meisjes ... In dit project hebben jullie veel<br />
geleerd en ik hoop van ganser harte dat jullie dit alles ook in<br />
daden zult omzetten.'<br />
14 Wat hoopt de commissaris?<br />
Dat de kinderen ...<br />
A bekendheid aan dit project zullen geven.<br />
B* mee zullen helpen het vandalisme te bestrijden.<br />
C nog veel lessen over anti-vandalisme zullen volgen.<br />
D nog veel werkstukken zullen maken.<br />
15 Waarom houdt de commissaris juist voor deze groep kinderen een<br />
toespraak?<br />
Ter gelegenheid van de prijsuitreiking<br />
117
16 Wat was de hoofdprijs?<br />
(QafiSjt kaartje ara/s. .__<br />
Luisteren naar argumentatieve teksten<br />
Meningen<br />
Gerand Beukers<br />
We staan hier voor het programma 'Natuurwijs' op het landgoed<br />
'Eikenrode' in Olland en we praten met de boswachter Gerard Beukers<br />
over zijn werk.<br />
Meneer Beukers, u bent boswachter op Eikenrode, kunt u de<br />
luisteraars vertellen wat u zoal doen moet?<br />
Natuurlijk, mijn belangrijkste taak is toezicht houden in het bos.<br />
Niet als een soort politie-agent, maar ik kijk wel of iedereen zich<br />
aan de regels houdt. En ik hou in de gaten welke dieren en planten<br />
er in het bos voorkomen.<br />
En verder?<br />
Verder geef ik rondleidingen en iedereen kan altijd bij mij terecht<br />
met vragen over het bos.<br />
Kunt u me dan bijvoorbeeld vertellen waarom bos zo belangrijk is?<br />
Over het belang van het bos kan ik wel een tijdje doorpraten, maar<br />
ik zal proberen het zo kort en eenvoudig mogelijk te vertellen.<br />
Graag.<br />
Tja, een bos is eigenlijk een soort thuis, niet alleen voor planten<br />
en dieren, maar ook voor de mensen.<br />
Mensen komen er voor de rust, om te wandelen, om zich te ontspannen.<br />
Ja, dat is wel mooi meegenomen, maar is het bos niet vooral van<br />
belang voor de luchtzuivering?<br />
We voeren toch niet voor niets acties zoals 'Kappen met Kappen',<br />
want iedere boom die gekapt wordt is er één teveel.<br />
Over kappen gesproken, ik denk dat kappen mag en soms moet. Je zult<br />
er in dit bos voor moeten zorgen dat jonge bomen de kans krijgen om<br />
te groeien.<br />
Soms staan bomen te dicht op elkaar, dan moet je wat wij noemen<br />
'dunnen'.<br />
Jammer genoeg wordt er in veel landen, en zeker in landen met<br />
tropisch regenwoud, teveel en in het wilde weg gekapt.<br />
U maakt zich nogal druk over het verbruik van hout is het niet?<br />
Wat dacht U?<br />
Mensen kunnen toch veel zuiniger omgaan met hout.<br />
Het is bijvoorbeeld niet nodig om oud hout op een berg te gooien en<br />
er vuurtje van te stoken, of om oude planken en balken te verzagen<br />
tot open-haardhout. Als je die oude planken opnieuw schaaft en<br />
schuurt dan zijn ze weer uitstekend te gebruiken. En wat denk je van<br />
oud papier opnieuw gebruiken. Dat spaart allemaal hout.<br />
O, ik ben bang dat we een <strong>eind</strong> moeten maken aan dit gesprek, want ik<br />
zie daar juist een aantal mountain-bikes het bos inschieten, sorry<br />
hoor!<br />
118
Doe je boekje open. Lees de vragen mee.<br />
Zet in je boekje een cirkel om de letter van het goede antwoord.<br />
17 De boswachter is niet tegen het kappen van bomen in bossen, want<br />
- • • #<br />
A hout levert veel geld op.<br />
B* jonge bomen moeten de kans krijgen om te groeien.<br />
C oude bomen zijn geschikt om planken van te zagen.<br />
D van hout kun je papier maken.<br />
18 Volgens de interviewster zijn bossen vooral van belang om ...<br />
A* de lucht te laten zuiveren.<br />
B hout te leveren.<br />
C mensen tot rust te laten komen.<br />
D planten en dieren een thuis te geven.<br />
19 De boswachter probeert ons ervan te overtuigen dat we oud hout ...<br />
A moeten schaven en schuren.<br />
B moeten verzagen voor de open haard.<br />
C op een berg moeten gooien.<br />
D* opnieuw moeten gebruiken.<br />
Hengelen<br />
Heel veel mensen gaan in hun vrije tijd hengelen. Ze doen dat, omdat<br />
ze het een leuke sport vinden of gewoon als tijdverdrijf. Er zijn<br />
echter ook mensen die zich tegen het hengelen verzetten. Zowel voorals<br />
tegenstanders laten wij zo dadelijk aan het woord.<br />
'Allereerst hoor je meneer De Vries. Daarna gaan we naar de<br />
waterkant en vragen we twee vissers naar hun mening.<br />
'Ik vind dat je niet moet vissen. Je moet de vissen niet laten<br />
lijden, omdat je zelf hengelen zo leuk vindt. Net als andere dieren<br />
kunnen vissen plezier hebben. Maar ze kunnen ook bang zijn en pijn<br />
lijden. Ze kunnen het ons alleen niet laten horen. Als je vist, dan<br />
beleef je plezier aan het leed van een ander.'<br />
'Tot zover de mening van meneer De Vries. Aan de waterkant treffen<br />
we de heer Zandman aan, die juist een flinke baars in een leefnet<br />
doet. Hoe kijkt u tegen hengelen aan?'<br />
'Vissen is voor mij een nuttige sport. Er wordt wel beweerd, dat<br />
vissen pijn lijden. Daar geloof ik niets van. Ik heb er eerlijk<br />
gezegd ook geen moeite mee om een vis te doden. Dieren zijn er<br />
immers voor de mens.<br />
Ik ga toch geen paling voor vijftien gulden per pond kopen als ik ze<br />
zelf kan vangen. Door zelf te vissen spaar ik heel wat geld uit. Zo,<br />
nu weet je hoe ik erover denk.'<br />
'We laten de heer Zandman achter ons en praten verder met een andere<br />
visser, de heer Bakker.'<br />
'Ik ben een pure liefhebber. Vissen is voor mij een manier om tot<br />
rust te komen, lekker ontspannen aan de waterkant zitten ... Ik zal<br />
een gevangen vis altijd zorgvuldig behandelen: voorzichtig het<br />
119
M V<br />
O +<br />
haakje verwijderen en de vis alleen met natte handen aanraken. Op<br />
die manier kun je de vis onbeschadigd terugzetten. Hij komt er dan<br />
met de schrik van af en ik heb enkele heerlijke uurtjes aan de<br />
waterkant.gehad.<br />
Ik denk, dat ik mijn liefhebberij op verantwoorde wijze beoefen. Nu<br />
moet ik me even concentreren, want ik geloof dat er eentje wil<br />
bijten. Dag!'<br />
Doe je boekje open, schrijf op waarom de heer De Vries niet hengelt<br />
en waarom de heer Zandman en heer Bakker wel hengelen.<br />
Wanneer je klaar bent met schrijven, sluit je het boekje.<br />
2 0 Waarom hengelt de heer de Vries niet?<br />
Ook vissen hebben gevoel. Je moet geen plezier beleven<br />
aan het leed van een ander.<br />
o + 21 Waarom hengelt de heer Zandman wel?<br />
Vissen zijn er voor de mensen; spaart geld uit door te<br />
vissen.<br />
o 22 Waarom hengelt de heer Bakker wel?<br />
vissen is ontspannend.<br />
Reclamespots<br />
Zo dadelijk krijgen jullie reclamespots te horen.<br />
Na elke reclamespot moet je een vraag beantwoorden.<br />
Je krijgt de vraag pas onder ogen nadat je de reclamespot hebt<br />
beluisterd. Je opent het boekje pas als dat gezegd wordt.<br />
Hier volgt een bericht voor alle afwassers in Nederland.<br />
U kent dat wel: urenlang bent u bezig met het schoonmaken van vuile<br />
borden, plakkerig bestek, vette pannen ...<br />
Dag in ... dag uit ... dag in ... dag uit ...<br />
Maar nu is er iets nieuws!<br />
R O E T S!<br />
Roets, een helder doorzichtig vloeibaar afwasmiddel dat in een wip<br />
uw afwas ontvet en glans geeft. Niet meer tijden lang boenen met<br />
borstel of doek!<br />
Roets maakt korte metten met lange afwasuren.<br />
Roets ... en klaar is de vaat!<br />
Open je boekje. Maak nu de vraag.<br />
Als je klaar bent, sluit je het boekje.<br />
120
23 Wat is volgens deze reclame het bijzondere van het afwasmiddel<br />
Roets?<br />
A*' Het geeft de vaat meer glans.<br />
B Het is goed voor de handen.<br />
C Het is voordelig in het gebruik.<br />
D Het werkt zeer snel.<br />
Senso<br />
Op de radio hoor je vaak reclame over tandpasta.<br />
Als je tanden pijn doen bij het eten van iets dat warm, koud, zoet<br />
of zuur is, dan heb je last van gevoelige tanden. Dagelijks poetsen<br />
met Senso zorgt voor een beschermend laagje, waardoor je tandhalzen<br />
al snel minder gevoelig worden. Senso is er met en zonder fluoride<br />
in citroen- en sinaasappelsmaak.<br />
Senso, voor als je met plezier wilt eten!<br />
Doe je boekje open. Lees de vraag mee.<br />
24 Om welke reden moet je volgens deze advertentie vooral Senso kopen?<br />
senso helpt tegen gevoelige tanden.<br />
Luisteren naar fictie<br />
Dankbaarheid<br />
Wie goed doet, goed ontmoet. Of niet soms?<br />
Wilhelmus Wesp had een vreselijke ontsteking aan zijn angeltje. Hij<br />
wist het zelf nog niet, maar het was toch zo!<br />
Hij vloog op dat moment net boven de tuin van de oude mevrouw Van<br />
Slooten.<br />
Hé, wat ruik ik? Sinas? Sinas? Vooruit, Willem! Werk aan de winkel!<br />
Wilhelmus dook omlaag. Zijn neus wees hem de weg naar het glas.<br />
Vlak voordat Wilhelmus het glas zou bereiken, zag hij de Hand. Een<br />
mooie, roze, mollige, lekkere, sappige, smakelijke Hand. Voor een<br />
wesp is maar één ding leuker dan sinas drinken. Dat is prikken!<br />
Prikken in een mooie, roze, mollige, lekkere, sappige, smakelijke<br />
hand.<br />
'Daar moet in gestoken worden, hie, ha, ho.'<br />
'Auau!'<br />
'Auauauau! Auauau, m'n angeltje!'<br />
'Au je angeltje, krijg de hik!' 'Au, m'n hand zul je bedoelen.<br />
Halfgaar zenuwenbeest. Wat heb jij me te prikken? Ik doe je toch<br />
niks!'<br />
'Mens, maak niet zo'n drukte. Ik ben een wesp. Wat wil je nou? Ik<br />
kan moeilijk een moppie trompet voor je spelen. Ik ben een wesp, dus<br />
ik prik! Dat hoort zo!<br />
Heb liever medelijden met een arme wesp met een ontsteking aan zijn<br />
angeltje. Zo'n lol is dat niet. Ik hoor in de ziektewet. Ik kan mijn<br />
121
werk niet doen.'<br />
'Hm, laat eens kijken.'<br />
Mevrouw Van Slooten zette een kleine leesbril op het puntje van haar<br />
neus.. Wilhelmus stak zijn angeltje omhoog.<br />
'Zóóó, dat ziet er niet best uit. Dat is inderdaad ontstoken. Nou,<br />
het is me wat mooi. Kan ik op mijn oude dag nog voor verpleegster<br />
gaan spelen. Maar goed! Zorgend zullen we zalig worden! Kom maar<br />
mee, prikbeest.'<br />
'Ik heet Wilhelmus.'<br />
'Jaja, het is goed, ga maar op het aanrecht zitten.'<br />
Mevrouw Van Slooten pakte een washandje en rommelde in een grote<br />
verbanddoos. Toen waste ze het ontstoken angeltje zorgvuldig schoon,<br />
smeerde er een zalfje op en plakte er tenslotte voorzichtig een<br />
pleister overheen.<br />
Op een laag tafeltje in de hoek van de kamer zette ze een bijna leeg<br />
honingpotje neer. 'Hier kun je wel zolang logeren, want met zo'n<br />
ontsteking kun je voorlopig beter niet buiten komen.'<br />
Er ging een week voorbij. Toen zei mevrouw Van Slooten:<br />
'We zullen eens zien.'<br />
Ze trok de pleister van Wilhelmus zijn angeltje af. En een beetje<br />
trots zei ze: 'Genezen. Helemaal genezen. Het ziet er weer uit als<br />
nieuw!'<br />
Meteen stak Wilhelmus zijn angeltje diep in haar neus.<br />
1 Auauau!'<br />
'Hoera! 'Prima! Ik voel niks meer. Bedankt, hè, hartstikke bedankt!'<br />
En weg vloog-ie.<br />
Bron: Jubileumuitgave Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren (bewerkt)<br />
Doe je boekje open en lees de vragen mee.<br />
Zet in je boekje een cirkel om de letter van het goede antwoord.<br />
25 Mevrouw van Slooten was eerst boos op de wesp, omdat hij haar<br />
gestoken had. Vervolgens besloot ze de wesp toch te helpen, omdat<br />
A* ze begreep dat wespen nou eenmaal moeten steken.<br />
B ze het jammer vond dat de wesp anders geen trompet<br />
voor haar kon spelen.<br />
C ze het naar vond dat de wesp in de ziektewet moest.<br />
D ze vroeger verpleegster was geweest.<br />
26 De wesp stak mevrouw Van Slooten voor de tweede keer, omdat hij ...<br />
A het weghalen van de pleister zo pijnlijk vond.<br />
B mevrouw Van Slooten wilde bedanken.<br />
C mevrouw Van Slooten wilde pesten.<br />
D* wilde proberen of zijn angel beter was.<br />
27 Mevrouw Van Slooten heeft verschillende gevoelens in het verhaal.<br />
Waar staan ze in de goede volgorde?<br />
A trots, kwaadheid, medelijden<br />
B kwaadheid, trots, medelijden<br />
C* kwaadheid, medelijden, trots<br />
D medelijden, kwaadheid, trots<br />
122
Snuffel<br />
Luister.<br />
Sommige kinderen halen graag streken uit. Misschien bij jij ook wel<br />
zo iemand.<br />
Nou, Mallenden houdt ook wel van een geintje. Ze is niet voor de<br />
poes. Luister maar.<br />
Er logeert een poes bij Mallemien. Die is van haar tante.<br />
Maar Mallemien mag erop passen, omdat die tante op vakantie is.<br />
'Weet je wat gek is,' zegt Mallemien op een dag tegen haar hond,<br />
'als je een poes aait, begint ze als een gek te snorren.'<br />
Daar heeft Snuffel nog nooit van gehoord. 'Echt waar. Aai d'r maar<br />
es,' zegt Mallemien eigenwijs. 'Ja poepie!' snuift Snuffel. 'En dan<br />
zeker een krab krijgen!'<br />
Maar omdat hij toch wel nieuwsgierig is, geeft hij de poes<br />
voorzichtig een aai. 'Ik hoor niks,' fluistert hij.<br />
'Dóóraaien!' roept Mallemien. 'Dan komt het vanzelf.'<br />
En opeens hoort Snuffel het. 'Verhip!' hijgt de hond. 'Het lijkt wel<br />
of er een klein bromfietsje in haar keel zit.'<br />
Mallemien knikt.<br />
'Grappig hè! En weet je wat ze doet, als je haar van achteren naar<br />
voren aait?'<br />
Snuffel schudt zijn kop. 'Even proberen,' zegt hij en hij aait de<br />
poes nu, van haar staart naar haar kop toe.<br />
'Mriaauw!' krijst de kat nijdig. En ze haalt haar scherpe nageltjes<br />
over Snuffels arme neus. 'Au!' jankt de hond. 'Waarom doet ze nou<br />
opeens zo kattig?'<br />
Mallemien lacht. 'Omdat je haar tegen de haren in strijkt. Daar<br />
houden poezen niet van. Snuffel. Wist je dat niet?'<br />
Snuffel schudt woedend zijn kop.<br />
'Dan weet je het nu!' giechelt Mallemien.<br />
Bron: Hetty Heyting<br />
Uit: Bobo nr. 23, november 1991<br />
Doe je boekje open. Lees de vragem mee.<br />
Schrijf het antwoord op de vraag in je boekje.<br />
28 Waarom durft Snuffel de poes eerst niet te aaien?<br />
Hij is bang dat de poes hem zal krabben.<br />
29 vervalt<br />
30 Wie is de kattekop in dit verhaal?<br />
Ma/lemien<br />
123
124
3.3 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein 'informatieverwerking'<br />
Hieronder wordt voor het domein informatieverwerking aangegeven welke opgaven goed dan wel<br />
redelijk moeten worden beheerst, wil voldaan worden aan de leerstandaard 'minimum'. Eveneens<br />
staan daarbij de opgaven die niet beheerst hoeven te worden. De nummers verwijzen steeds naar<br />
de nummers van de opgaven. Tevens is een overzicht opgenomen van opgaven die niet,<br />
respectievelijk goed dan wel redelijk beheerst moeten worden, wil sprake kunnen zijn van voldoen<br />
aan de standaard 'voldoende'.<br />
Tabel 5 Vereist beheersingsniveau per opgave informatieverwerking' voor de onderscheiden <strong>leerstandaarden</strong><br />
Niveau<br />
Beheersing<br />
Onderwerp<br />
Hanteren van<br />
naslagwerken<br />
Lezen tabellen en<br />
grafieken<br />
Kaartlezen<br />
To<strong>taal</strong> aantal opgaven<br />
goed<br />
T<br />
nrs. 1-3<br />
nrs. 1-3<br />
nrs. 1,3,4<br />
9<br />
standaard 'minimum'<br />
redelijk<br />
T<br />
nrs. 4-6<br />
nrs. 4-8<br />
nrs. 2,5, 6, 9<br />
12<br />
niet<br />
T<br />
nrs. 7-15<br />
nrs. 9-12<br />
nrs. 7, 8, 10,<br />
11<br />
17<br />
g° ed<br />
T<br />
nrs. 1-7<br />
nrs. 1-8<br />
nrs. 1-6, 9, 10<br />
23<br />
standaard 'voldoende'<br />
redelijk<br />
T<br />
nrs. 8-12<br />
nrs. 9-12<br />
nr. 11<br />
10<br />
met<br />
T<br />
nrs. 13-15<br />
nrs. 7, 8<br />
Van de voorbeeldopgaven wordt op het niveau van de standaard 'minimum' van ongeveer een kwart<br />
van de opgaven goede beheersing gevraagd; ongeveer eenderde van de opgaven moet redelijk<br />
beheerst worden.<br />
Bijna de helft van de opgaven hoeft niet beheerst te worden.<br />
Op het niveau van de standaard 'voldoende' moet ruim meer dan de helft van de opgaven goed<br />
beheerst worden en ongeveer een kwart van de opgaven matig tot redelijk. Van 'Lezen tabellen en<br />
grafieken' moeten op dit niveau alle opgaven goed dan wel redelijk beheerst worden om aan de<br />
standaard te voldoen.<br />
Slechts van vijf opgaven wordt geen beheersing gevraagd.<br />
125<br />
5
126
DE OPGA VENVERZAMELING VOOR HET DOMEIN INFORMATIEVERWERKING<br />
Op de volgende pagina's vindt u de opgaven voor<br />
informatieverwerking, in volgorde van moeilijkheid<br />
geordend.<br />
Links van de opgaven, naast het nummer van elke<br />
opgave, staat aangeduid hoe goed leerlingen de<br />
betreffende opgave moeten beheersen:<br />
+ betekent: goede beheersing geëist,<br />
o betekent: matige tot redelijke beheersing,<br />
- betekent: hoeft niet beheerst te worden.<br />
Er staan telkens twee tekens naast elkaar,<br />
bijvoorbeeld o en +. Het linker teken, o in dit geval, is<br />
wat van leerlingen gevraagd wordt als het om de<br />
leerstandaard 'minimum' gaat; het rechter teken is wat<br />
voor de standaard 'voldoende' nodig is.<br />
127
128
Hanteren van naslagwerken<br />
M V<br />
+ + 1 Inhoudsopgave van het boek De zee.<br />
Inhoud:<br />
1 Inleiding<br />
2 Leven in zee<br />
3 Zoogdieren<br />
4 Legenden<br />
5 Mens en zee<br />
Linde wil weten welke planten in de zee groeien.<br />
In welk hoofdstuk kan ze dit waarschijnlijk vinden?<br />
In hoofdstuk<br />
+ + 2 leeuw - stier - egel - vogel - ree<br />
Zet deze woorden in alfabetische volgorde.<br />
+ + 3 Hier zie je een aantal stadsgidsen. Deze moeten op alfabetische volgorde gelegd<br />
worden.<br />
Schrijf de ontbrekende namen op de gidsen.<br />
o + 4 Gert wil iets weten over de kleding in de jaren vijftig.<br />
In welk boek kan hij deze informatie vinden?<br />
A Je eigen kleding maken<br />
B* Kleding door de jaren heen<br />
C Klederdrachten<br />
D Toneelkleding<br />
0 + 5 Melilla - Melick - Melissant - Meliskerke<br />
Deze namen komen uit het register van een atlas.<br />
Zet deze namen in alfabetische volgorde.<br />
Alkmaar<br />
Alblusserdam<br />
Almere<br />
Almelo
6 Je ziet hier een stukje uit een woordenboek.<br />
7<br />
most, m. (onaegifde wijn).<br />
mos'lerd, m. (kruiderij van gemalen<br />
mosterdzaad); als — na de maaltijd, te<br />
laat.<br />
mol, 1 -ten; v.(m.) (vlindertje waarvan<br />
de larve sloffen beschadigt): de - rit erin;<br />
2 (ruzie); gmz.: te kregen —; 3 o.<br />
(turfmolm, zaagsel).<br />
motel', -s; o. (eenvoudig hotel voor automobilisten).<br />
mo'lic, -e; v. (korte verklaring als voorstel<br />
in een vergadering).<br />
motief', -tieven; o. (1 beweegreden; 2<br />
onderwerp v. e. kunstwerk); motivatie.,<br />
-e; v. (aandrift, beweegreden, drijfveer);<br />
mollve'ren, t. w. (met redenen<br />
omkleden); hij motiveerde rijn beslissing.<br />
|<br />
Ze hebben mot met elkaar.<br />
Wat betekent het woord mot in deze zin?<br />
tripoen, o*<br />
2 20 even 7631 B S<br />
1 27 oneven 7831 B P<br />
29 59 7831 BR<br />
tusxn o* wvkon<br />
2 36 even 7831 CH<br />
1 3S oneven 7831 CG<br />
«hdfadltp<br />
2 28 even 7831 TZ<br />
1 35 oneven 7831 TW<br />
37 87 7831 TX<br />
vfedotn<br />
24 38 even 7831 VA<br />
27 oneven 7631 VA<br />
Welke postcode hoort bij De Trippen 33?<br />
8 In een boek staat:<br />
'Als we op de kraak gaan zitten, dan kunnen we de dominee goed zien.'<br />
Jos weet niet wat het woord 'kraak' betekent en zoekt het woord op in het<br />
woordenboek.<br />
Bij welk cijfer kan hij lezen wat het woord 'kraak' in deze zin betekent?<br />
1 kraak m kraken I het kraken, kraking: 2<br />
krak, barst; 3 (dial.) afgeleefd mens of dier,<br />
oude knol: 4 (lucht*.) crash, ongeval met<br />
veel materiele schade; 5 (Barg.) inbraak: een<br />
-je zetten een inbraak plegen; (rrpsw., van<br />
spijzen): er is geen - of smaak aan het is<br />
smakeloos<br />
2 kraak v
9 Het telefoonnummer van de familie Houte wordt in het telefoonboek opgenomen met<br />
de volgende gegevens:<br />
K. Houte, Annastraat 7, telefoon 76 68<br />
Op welke plaats moeten hun gegevens komen te staan?<br />
A -»<br />
Hot, A., Oudwijk18 30 60<br />
B -»<br />
Houtappel, J.H., Dreef 17 13 65<br />
C •*<br />
Houtcentrum, Poortweg 13 31 66<br />
D* -*<br />
Houten, G.A., Spoorstraat 9 68 97<br />
E •*<br />
Bij de pijl met de letter<br />
10 Cherny ziet in een Belgisch museum een schilderij van Jacob van Ruysdael. Ze<br />
vindt het erg mooi en wil meer over deze schilder weten.<br />
In welk <strong>deel</strong> van de encyclopedie moet Cherny kijken?<br />
11<br />
In <strong>deel</strong><br />
trippen.
M V<br />
14 Je ziet hier een stukje uit een woordenboek.<br />
nofla tic, -s; V. (ontkenning); nrffalief',<br />
bn. b\v. (ontkennend); neflaliof',<br />
-tleven; o. (beeld waarin de verhouding<br />
v. licht en donker omgekeerd is):<br />
het - van een foto.<br />
ne'ficnoofl, -ogen; v.(m.) (bloedzweer).<br />
ne'flcr, -8; m. (zwarte. Afrikaan); TT.<br />
negerin', -non.<br />
nc'(|
Tabellen en grafleken<br />
v<br />
+ 1 Zorg datje een liniaal bij de hand hebt.<br />
posters<br />
L±_±J boeken<br />
i- ; £ : 1 spelletjes<br />
Marieke leest heel graag en heeft op haar verjaardag veel boeken gekregen.<br />
Welke grafiek zal waarschijnlijk van haar zijn?<br />
Aantal bezoekers van jeugdtheater Pandora van 1983 -1987<br />
1983 1984 1985 1986 1987<br />
Als deze ontwikkeling in bezoekersaantal zich in dezelfde mate voortzet, hoeveel<br />
bezoekers kan Pandora dan in 1987 verwachten?<br />
Teken de staaf van 1987 in de grafiek.<br />
Afstandentabel in kilometers<br />
Alomi<br />
Septono<br />
Manuk<br />
Kura<br />
Leksa<br />
Pelo<br />
30<br />
70<br />
54<br />
165<br />
40<br />
Puki<br />
100<br />
20<br />
210<br />
85<br />
90<br />
Suka<br />
50<br />
315<br />
38<br />
340<br />
115<br />
Tremp<br />
90<br />
10<br />
20<br />
310<br />
50<br />
Hoe groot is de afstand in kilometers tussen Kura en Suka?<br />
kilometer<br />
133
M V<br />
o + 4 Verdeling van de schoolkinderen over de vier basisscholen in de wijk De Hoven<br />
522 De Schakel<br />
iDe Koppel<br />
I De Tandem<br />
H De Wissel<br />
Welke twee scholen hebben samen ongeveer 3/4 <strong>deel</strong> van het aantal leerlingen in<br />
deze wijk?<br />
en<br />
Aantal verkochte auto's van het merk Rijgoed in de jaren 1983 -1987<br />
X1000<br />
'83 '84 '85 '86 '87<br />
Welke van onderstaande beweringen kun je met behulp van de grafiek controleren?<br />
A Van het automerk Rijgoed worden de meeste auto's per jaar verkocht.<br />
B* Tussen 1984 en 1987 is de verkoop van auto's van het merk Rijgoed<br />
toegenomen.<br />
C Sinds de auto Rijgoed op de markt is, worden er minder andere auto's verkocht.<br />
D In 1985 werden er vooral rode Rijgoed-auto's verkocht.<br />
De haven van Beekhuizen werd in 1985 bezocht door 300 zeilboten en 200<br />
motorboten.<br />
In 1986 werd deze haven bezocht door 600 boten. Daarvan waren er 200 zeilboten en<br />
de rest motorboten.<br />
Maak nu de beeldgrafiek af.<br />
Bezoekende boten haven Beekhuizen<br />
!l985 1985 -W^TJ^<br />
! j=t, £b
M V<br />
0 + 7 Verkoopcijfers van soorten boeken<br />
1984<br />
1985<br />
1986 .<br />
SPORTBOEKEN<br />
wow<br />
otupoo<br />
00 tl 10<br />
00000<br />
ooooo<br />
00<br />
0OOOT<br />
otpmroïp<br />
00 0 0<br />
= 1000 boeken<br />
KUNSTBOEKEN<br />
co ti om<br />
OOOlD<br />
dip ID mm<br />
(DOOtHD<br />
in '<br />
00010ID<br />
01P0 01D<br />
0000<br />
NATUURBOEKEN<br />
COrTiÖO<br />
ooooo<br />
(OOOÖP<br />
00000<br />
ooooo<br />
COO<br />
Van welk soort boeken zijn de verkoopcijfers tussen 1984 en 1986 voortdurend<br />
gestegen?<br />
8 Aantal verkochte boeken door boekhandel Lees in de maanden januari - juli<br />
jan f eb mrt apr mei jun jui<br />
avonturenboeken<br />
stripboeken<br />
—!— sprookjesboeken<br />
Z/e grafiek boekhandel Lees<br />
Welke van de onderstaande uitspraken kun je met behulp van de grafiek controleren?<br />
A* In juli werden de meeste boeken verkocht.<br />
B In juli werd het meeste geld ontvangen.<br />
C In juli kwamen de meeste mensen in boekhandels.<br />
D In juli begint de vakantie.<br />
135
Opbrengst van de jaarlijkse oudpapieraktie Kind in nood<br />
'83 '84 '85 '86 '87<br />
jaar<br />
In 1986 was de opbrengst ƒ 600,-.<br />
In 1987 was de opbrengst ƒ475,-.<br />
Teken de kolom van 1987 in de grafiek.<br />
50T<br />
40<br />
30<br />
20--<br />
10-<br />
1982 1983 1984 1985 1986<br />
Een van de onderstaande titels hoort boven deze grafiek te staan.<br />
Welke titel zal het meest waarschijnlijk zijn?<br />
A* Aantal leden van de damclub Ons Troetelschijfje<br />
B Aantal auto's dat gebruik maakt van autosnelwegen in Nederland<br />
C Aantal vertrokken vliegtuigen van Schiphol<br />
D Aantal boterhammen gegeten door Polly de Vries<br />
136
o 11 Verdeling van het kleedgeld bij de familie T.<br />
1984 1985 1986<br />
Zie grafiek kleedgeld familie T.<br />
De familie T. besteedde in 1986 in to<strong>taal</strong> ƒ 1.000,- aan kleren.<br />
Hoeveel geld werd in 1986 aan kleding voor Jaap besteed?<br />
ƒ.<br />
o 12 Aantal leden van de fanclub van Madonna in Hoogdorp van 1983 - 1987<br />
x100<br />
5 •<br />
'83 '84 '85 '86 '87<br />
2 Ans<br />
| moeder<br />
Jaap<br />
vader<br />
Hoeveel leden heeft de fanclub van Madonna er tussen 1984 en 1986 bijgekregen?<br />
De uitkomst mag je afronden op tientallen.<br />
Ongeveer leden<br />
137
M<br />
+<br />
Kaartlezen<br />
Gebruik bij de vragen 1 t/m 8 de drie kaarten van Tatao<br />
TATAO: «taytkundig<br />
TATAO: middelen van bestaan<br />
L EGEN DA<br />
O mlnd«< d«n 50000 inwonen<br />
O SOOOO - 100OOO inwon«r«<br />
0 m««rdanK>0000 Inwoners<br />
—-—-»-;=- ipoorlijn<br />
—._._ provinciegrenzen<br />
•*•*".* ,V.\<br />
LEGENDA<br />
5 tarwa<br />
•r f<strong>ii</strong>»t<br />
v/ •»•»<br />
£ katoen<br />
A l|zaiarts<br />
*•»£ rundar<strong>taal</strong>t<br />
^Jlndultrlegablad j<br />
TATAO: bevolkingsdichtheid<br />
V<br />
+ Wat is het belangrijkste middel van bestaan in Rangos?<br />
Welke provincie is het dichtst bevolkt?<br />
A<br />
B*<br />
C<br />
D<br />
Lumpu<br />
Mousaka<br />
Pulak<br />
Rangos<br />
138<br />
| dun bavolkt<br />
gamiddaid bawlkt<br />
'BB dkct<strong>ii</strong> ba«olkt<br />
llaafdichtbavolkt i
M<br />
+<br />
V<br />
+ In welke provincie wordt vooral maïs verbouwd?<br />
In<br />
In welke twee provincies wordt rijst verbouwd?<br />
1<br />
Wat kun je zeggen over de bevolkingsdichtheid in het gebied waar vooral maïs<br />
verbouwd wordt?<br />
A* dun bevolkt<br />
B gemiddeld bevolkt<br />
C dicht bevolkt<br />
D zeer dicht bevolkt<br />
6 Welke provincie wordt wel de Tarweschuur van Tatao genoemd?<br />
De provincie<br />
7 Waarom zou er in Rangos geen spoorlijn zijn?<br />
8 Wat is waarschijnlijk de belangrijkste katoenstad van Tatao?<br />
9 Kaart Baarlo<br />
verkeersweg<br />
LEGENDA<br />
4» — plaats met minder dan 10.000 inwoners<br />
Q — plaats met 10.OO0- 20.000 inwoners<br />
® - plaats met 20.000-50.000 inwoners<br />
Q — plaats met 50.000-100 000 Inwoners<br />
QB — plaats met meer dan 100 000 inwoners<br />
Baarlo is een plaats met 16.683 inwoners en ligt aan de verkeersweg van Lon naar<br />
Kiest.<br />
Teken in het kaartje bij Baarlo het juiste symbool<br />
139
10 Vliegroutes<br />
Welk vluchtnummer heeft de vliegroute Hoeker-Kaleer?<br />
A 444<br />
B 555<br />
C* 777<br />
D 888<br />
11 Kaart Smuk<br />
LEGENDA<br />
0 dorp<br />
CU stad<br />
weg<br />
A bezienswaardigheid<br />
..*. ruïne<br />
1 museum<br />
\t<br />
'|< radio,—t.v. zender<br />
In de plaats Smuk is het mogelijk het radiomuseum te bezoeken.<br />
Teken het juiste symbool hiervoor bij de plaats Smuk.<br />
140
3.4 Opgaven en bijbehorende <strong>leerstandaarden</strong> voor het domein 'taaiondersteunende<br />
<strong>deel</strong>vaardigheden'<br />
Net als in de voorgaande paragrafen wordt hieronder aangegeven welke opgaven goed of redelijk<br />
beheerst moeten worden en in welke gevallen geen beheersing vereist is, wil aan de leerstandaard<br />
'minimum' worden voldaan. Voor de standaard 'voldoende' is een vergelijkbaar overzicht opgenomen.<br />
De nummers verwijzen telkens naar de nummers van de opgaven.<br />
Tabel 6 Vereist beheersingsniveau per opgave 'taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden'<br />
Niveau<br />
Beheersing<br />
Onderwerp<br />
Stijl<br />
Grammaticaliteit<br />
Interpunctie<br />
Spelling<br />
Zinsontleding en<br />
woordbenoeming<br />
Taalbeschouwing<br />
Woordbegrip<br />
To<strong>taal</strong> aantal opgaven<br />
. goed.;<br />
T<br />
nrs. 1,2, 11<br />
nrs. 5-13<br />
nrs. 1-3<br />
nrs. 1-12<br />
nrs. 1-4<br />
nrs. 1-4<br />
35<br />
Standaard'minimum'<br />
redelijk<br />
T<br />
nrs. 3-5, 12-14<br />
nrs. 2,4, 14-17<br />
nrs. 4-7<br />
nrs. 13-16<br />
nrs. 5-9<br />
nrs. 5, 6<br />
nrs. 1-4<br />
31<br />
niet<br />
•<br />
nrs. 6-10, 15<br />
nrs. 1,3, 18,<br />
19<br />
nrs. 8-13<br />
nrs. 17-24<br />
nrs. 10-16<br />
nrs. 7-11<br />
nrs. 5-11<br />
43<br />
goed<br />
•<br />
nrs. 1,2,4, 6,<br />
11-13<br />
nrs. 2, 3, 5-16<br />
nrs. 1-11<br />
nrs. 1-16, 18<br />
nrs. 1-4, 6,7,9<br />
nrs. 1-6,8<br />
nrs. 1-3,5<br />
67 v<br />
Standaard 'voldoende'<br />
redelijk<br />
T<br />
nrs. 3,5, 7, 8,<br />
9, 14, 15<br />
nrs. 1,4, 17,<br />
18<br />
nr. 12<br />
nrs. 17, 19,<br />
20<br />
nrs. 5, 8, 10<br />
nrs. 7, 9, 10<br />
nrs. 4, 6-9<br />
26<br />
niet<br />
•<br />
nr. 10<br />
nr. 19<br />
nr. 13<br />
nrs. 21-24<br />
nrs. 11-16<br />
nr. 11<br />
nrs. 10-11<br />
Van de opgaven bij taaiondersteunende vaardigheden moet op het niveau van de standaard<br />
'minimum' ongeveer een derde <strong>deel</strong> goed beheerst worden (deze opgaven zijn vooral bij de<br />
onderwerpen Grammaticaliteit en Spelling geconcentreerd, bij 'Woordbegrip' hoeft geen enkele<br />
opgave goed beheerst te worden). Van ook weer een derde <strong>deel</strong> wordt matige tot redelijke<br />
beheersing gevraagd (vooral opgaven bij de onderwerpen Stijl en Grammaticaliteit). Van een groot<br />
aantal opgaven - 43 - wordt geen beheersing gevraagd.<br />
141<br />
16
Op het niveau van de standaard 'voldoende' moet bijna tweederde <strong>deel</strong> van de opgaven goed beheerst<br />
worden en ongeveer een kwart matig tot redelijk.<br />
Slechts van een relatief gering aantal opgaven wordt geen beheersing gevraagd.<br />
142
DE OPGAVENVERZAMELING VOOR HET DOMEIN TAALONDERSTEUNENDE<br />
DEEL VAARDIGHEDEN<br />
Op de volgende pagina's vindt u de opgaven voor<br />
taaiondersteunende vaardigheden, in volgorde van<br />
moeilijkheid geordend.<br />
Links van de opgaven, naast het nummer van elke<br />
opgave, staat aangeduid hoe goed leerlingen de<br />
betreffende opgave moeten beheersen:<br />
+ betekent: goede beheersing geëist,<br />
o betekent: matige tot redelijke beheersing,<br />
- betekent: hoeft niet beheerst te worden.<br />
Er staan telkens twee tekens naast elkaar,<br />
bijvoorbeeld o en +. Het linker teken, o in dit geval, is<br />
wat van leerlingen gevraagd wordt als het om de<br />
leerstandaard 'minimum' gaat; het rechter teken is wat<br />
voor de standaard 'voldoende' nodig is.<br />
143
144
M V Stijl<br />
+ + 1 Dat meisje vindt het... , dat ze van haar moeder niet naar die film mag.<br />
Welk woord past het beste op de open plaats?<br />
A doodeng<br />
B* onuitstaanbaar<br />
C opwindend<br />
D spannend<br />
2 Ik vind het moeilijk om voor Els een cadeautje uit te zoeken. Ze is namelijk nogal<br />
Welk woord past het beste op de open plaats?<br />
A* kieskeurig<br />
B nauwkeurig<br />
C zorgvuldig<br />
D zorgzaam<br />
o o 3 Toen Ronald de bal wegtrapte, struikelde hij over een graspol en schoot zijn schoen los.<br />
Hij kwam recht op mij af. Ik kreeg hem precies op mijn voorhoofd, kopte en scoorde 1 - 0.<br />
Waardoor kun je het onderstreepte woord het beste vervangen?<br />
A* De bal<br />
B De graspol<br />
C De schoen<br />
D Ronald<br />
+ 4 Marcel was vanmorgen erg bru<strong>taal</strong> tegen zijn moeder. Toen ze kwaad werd en zei, dat hij vroeg naar<br />
bed moest, probeerde hij het weer goed te maken door heel lief te doen.<br />
Waardoor kun je het onderstreepte <strong>deel</strong> het beste vervangen?<br />
A* bakte hij zoete broodjes.<br />
B deed hij water bij de wijn.<br />
C spande hij het paard achter de wagen.<br />
D vatte hij de koe bij de horens.<br />
Aanwijzing bij vraag 5<br />
De voetballers komen het veld op. Het veld is goed verzorgd.<br />
Omdat in de eerste zin al het veld geschreven is, is het niet zo mooi dat in de tweede zin nog eens te<br />
schrijven. Het is mooier om in de tweede zin Het veld te vervangen door een woord met dezelfde<br />
betekenis.<br />
Bijvoorbeeld: De voetballers komen het veld op. De grasmat is goed verzorgd.<br />
In de volgende zinnen moet steeds het onderstreepte woord vervangen worden, omdat al in de zin ervoor<br />
precies hetzelfde woord gebruikt is.<br />
o 5 Annemarie kreeg de schuld van iets wat zij niet had gedaan. Ze was erg beledigd. Omdat ze zo<br />
beledigd was, holde ze naar haar kamer en smeet ze de deur achter zich dicht.<br />
Welk woord betekent hetzelfde en kun je beter gebruiken?<br />
A boos<br />
B* gekwetst<br />
C geschrokken<br />
D verdrietig
V<br />
o 6 Ze kregen geen toestemming om daar te mogen voetballen.<br />
Eén van de onderstreepte woorden moet weggelaten worden.<br />
Welk woord is dat?<br />
A daar<br />
B geen<br />
C* mogen<br />
D om<br />
o 7 Klaas is al weken bezig met zijn werkstuk over de pandaberen in China.<br />
Hij heeft er zijn buik van vol.<br />
Waardoor kun je de onderstreepte zin het beste vervangen?<br />
A Hij denkt aan niets anders meer.<br />
B Hij is er bijna klaar mee.<br />
C Hij praat er steeds over.<br />
D* Hij vindt het niet leuk meer om te doen.<br />
Aanwijzing bij vraag 8<br />
De voetballers komen het veld op. Het veld is goed verzorgd.<br />
Omdat in de eerste zin al het veld geschreven is, is het niet zo mooi dat in de tweede zin<br />
nog eens te schrijven. Het is mooier om in de tweede zin Het veld te vervangen door een<br />
woord met dezelfde betekenis.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
De voetballers komen het veld op. De grasmat is goed verzorgd.<br />
In de volgende zinnen moet steeds het onderstreepte woord vervangen worden, omdat al in de<br />
zin ervoor precies hetzelfde woord gebruikt is.<br />
o 8 Ais Jan zijn zin niet krijgt, gaat hij een hele poos zitten mokken.<br />
Zijn moeder kan dat mokken van hem niet uitstaan.<br />
Wat betekent ongeveer hetzelfde en kun je beter gebruiken?<br />
A* dat nukkige zwijgen<br />
B dat gescheld<br />
C dat gebrul<br />
D dat zielige huilen<br />
o 9 Op het nippertje kwam de zware truck met piepende remmen op het zebrapad nog net tot<br />
stilstand.<br />
Eén van de onderstreepte ge<strong>deel</strong>ten moer weggelaten worden. Welk ge<strong>deel</strong>te is dat?<br />
A met piepende remmen<br />
B* nog net<br />
C op het zebrapad<br />
D zware<br />
146
Lees eerst het opstel van Martin Een dagje surfen.<br />
Beantwoord daarna de vragen 10 t/m 15.<br />
1 EEN DAGJE SURFEN<br />
2 Gisteren heb ik met mijn broer Ronald gesurft op de Grote<br />
3 Plas. We gingen op de fiets. Mijn broer heeft voor zijn<br />
4 verjaardag een surfkarretje gekregen, dat achter de flets<br />
5 kan. Daar kan de surfplank op. Ronald had de kar met de<br />
6 surfplank achter zijn fiets. Ik had de tas met zwemspullen,<br />
7 eten en drinken aan mijn stuur. Onze zwemvesten hadden we<br />
8 over onze kleren aangetrokken. Ronald reed er heel<br />
9 voorzichtig mee. Dat moet wel, want als je een te scherpe<br />
10 bocht maakt, slaat hij om.<br />
11 Op de Grote Plas was het heel druk. Er stond een wind!<br />
12 Dat was voor surfers die er al wat van konden wel leuk,<br />
13 maar voor surfers die pas begonnen en het nog niet zo goed<br />
14 konden, niet zo prettig. Die vielen steeds in het water.<br />
15 Ronald kan gelukkig heel goed surfen. Die is dan ook drie<br />
16 jaar ouder. Ikzelf heb nog geen kracht genoeg om het zeil<br />
17 te houden. Meestal gaan we daarom met zijn tweeën op de<br />
18 plank staan. Maar deze keer kon dat niet door de wind.<br />
19 Daarom ging ik achterop de plank liggen met mijn benen in<br />
20 het water. We gingen door het water of eigenlijk erover-<br />
21 heen. Het ging verschrikkelijk goed. Het ging heel erg<br />
22 hard. We leken wel een speedboot.<br />
23 Na een tijdje begon ik te klappertanden en mijn benen waren<br />
24 helemaal blauw. Dat kwam door dat koude water. Ronald ging<br />
25 naar de kant en zette me daar af. Ik heb me eerst<br />
26 afgedroogd. Daarna ben ik wat gaan eten. Toen zag ik iemand<br />
27 die bij mij in de klas zit en ben met hem gaan voetballen.<br />
28 Martin.<br />
10 Wat kun je het beste doen met: Ronald reed er heel voorzichtig mee? (r. 8, 9)<br />
Vervangen door:<br />
A Ronald reed heel voorzichtig met de zwemspullen.<br />
B Ronald reed heel voorzichtig met de tas met eten en drinken.<br />
C* Ronald reed heel voorzichtig met de kar.<br />
11 Wat kun je het beste doen met de zin: Dat kwam doordat water.? (r. 25)<br />
Vervangen door:<br />
A Dat kwam door het heldere water.<br />
B Dat kwam door het ruwe water.<br />
C Dat kwam door het stromende water.<br />
D* Dat kwam door het koude water.<br />
12 ... surfers die pas begonnen en het nog niet zo goed konden, ... (r. 13, 14).<br />
Wat betekent hetzelfde en had Martin beter kunnen schrijven in zijn opstel?<br />
A ... onbekende surfers ...<br />
B* ... ongeoefende surfers ...<br />
C ... onoplettende surfers ...<br />
D ... onverantwoordelijke surfers ...
13 Wat kun je het beste doen met: Er stond een wind! (r. 11)<br />
Vervangen door:<br />
A Er stond een gure wind.<br />
B* Er stond een harde wind.<br />
C Er stond een koude wind.<br />
D Er stond een zachte wind.<br />
14 ... surfers die er al wat van konden ... (r. 12)<br />
Wat betekent hetzelfde en had Martin beter kunnen schrijven in zijn opstel?-<br />
A ... heel goede surfers ...<br />
B ... heel slechte surfers ...<br />
C* ... goede surfers ...<br />
D ... slechte surfers ...<br />
15 Wat kun je het beste doen met: We gingen door het water of eigenlijk eroverheen<br />
(r. 20, 21)?<br />
Vervangen door:<br />
A We dreven op het water.<br />
B We gleden zachtjes op het water.<br />
C* We scheerden over het water.<br />
D We zweefden langzaam over het water.<br />
Grammaticaliteit<br />
Lees deze tekst. Er staan fouten in.<br />
Daarover gaan de vragen 1, 2, 3, 4, 12, 13, 15 en 18.<br />
1 EEN ANGSTIG AVONTUUR IN DE DUINEN<br />
2 Op een dag liepen mijn vriend Jamsi en ik in de duinen.<br />
3 We waren een beetje verdwaald, maar dat vonden we niet<br />
4 erg. Wel grappig juist. Maar toen we verdwaalden nog<br />
5 verder, was het niet meer zo leuk. Toen het al bijna<br />
6 tien uur 's avonds was, kwamen we in een groot bos. We<br />
7 besluiten in het bos te overnachten. We probeerden de<br />
8 nood een deugd te maken.<br />
9 's Morgens vroeg werd ik gewekt van de regen. Ik keek<br />
10 om je heen. Jamsi was in geen velden of wegen te<br />
11 bekennen. Ik begon te roepen: "Jamsi!, Jamsi! Waar zit<br />
12 je?" Hoe ik ook riep, Jamsi kwam maar niet te voorschijn.<br />
13 Ik was nat en honger. Ik besloot proberen de weg terug<br />
14 te vinden. Net als ik op weg wilde gaan, zag ik Jamsi<br />
15 achter een paar dikke dennenbomen daar lopen.<br />
16 "Waar ben je nou geweest?" vroeg ik. Jamsi antwoordde:<br />
17 "Ik ben aan de rand van het dennenbos geweest." Hij<br />
18 vertelde verder, dat hij geprobeerd had onze sporen<br />
19 te volgen. Want door de regen waren ze uitgewist. Hoe<br />
20 moesten we nu de weg vinden? Omdat er geen zon was,<br />
21 konden we ook niet in de richting van de zon gaan.<br />
22 "Laten we luisteren of we de zee kunnen horen," zei<br />
23 ik. Maar het enige dat we hoorden, was de regen. Toch<br />
24 gingen we op pad. Dan zullen we tenminste warm blijven.
25 Na een tijdje hoorden we een raar geluid. Het klonk als<br />
26 het geluid van een crossmotor. Ik zette het op een<br />
27 lopen en Jamsi achter me aan rende. Hij liep harder<br />
28 als ik, dus hij rende me al gauw voorbij. Maar Jamsi<br />
29 lette niet op waar hij liep. Plotseling struikelde hij<br />
30 en te huilen. Hij huilde harder dan een mager, speen-<br />
31 varken. Wat was er aan de hand? Jamsi was middenin een<br />
32 konijnenhol gestapt en had zijn enkel verstuikt. Niet<br />
33 zo best dus. Nu waren we nog meer van huis.<br />
34 Jamsi is ongeveer net zo zwaar als ik. Met veel moeite<br />
35 hees hij jezelf op mijn rug.<br />
36 Het rare geluid die we hoorden, kwam steeds dichterbij.<br />
37 Waar kwam het geluid vandaan? Het was een motorzaag, die<br />
38 gebruikt werd door een boswachter. De boswachter,<br />
39 die druk bezig was, keek raar op toen hij ons zag.<br />
40 We kregen van hem een boterham, die we snel opaten.<br />
41 Toen bracht hij ons met zijn busje naar huis. We waren<br />
42 bang dat ze thuis kwaad op ons zouden zijn, en ze waren<br />
43 blij dat we er weer waren.<br />
44 Zo liep ons angstig avontuur in de duinen nog goed af.<br />
45 Eind goed,...!<br />
46 Michael<br />
M V<br />
o 1 Zie de tekst Avontuur in de duinen<br />
Wat kun je het beste doen met:..., kan ook niet, ...? (r. 19)<br />
A Zo laten staan.<br />
B Vervangen door: ..., heeft ook niet gekund, ...<br />
C* Vervangen door: ..., kon ook niet, ...<br />
D Vervangen door: ..., zal ook niet kunnen, ...<br />
o + 2 Zie de tekst Avontuur in de duinen.<br />
Wat kun je het beste doen met: voordat? (r. 19)<br />
A Zo laten staan.<br />
B Vervangen door: nadat<br />
C Vervangen door: omdat<br />
D Vervangen door: zodat<br />
+ 3 Zie de tekst Avontuur in de duinen<br />
Wat kun je het beste doen met: 'ml (r. 24)<br />
A Zo laten staan.<br />
B Vervangen door met<br />
C* Vervangen door: op<br />
D Vervangen door: tot<br />
o o 4 Zie de tekst Avontuur in de duinen<br />
Moet het woordje als (r. 28) vervangen worden door dan?<br />
A* ja<br />
B nee<br />
149
M V<br />
+ + 5 Welk woord moetje op de stippeltjes invullen?<br />
Ons kijkt... niet meer aan.<br />
A haar<br />
B* zij<br />
6 Welk woord moet je op de stippeltjes invullen?<br />
De redders ... het bijna verdronken meisje nog net op tijd.<br />
A greep<br />
B* grepen<br />
+ 7 Is de volgende zin goed of fout?<br />
Hij had een puntmuts op en een rood jasje aan.<br />
A* goed<br />
B fout<br />
8 Welk woord moet je op de stippeltjes invullen?<br />
Ik heb ... laatste, lange zin niet goed begrepen.<br />
A dat<br />
B* die<br />
9 Welk woord moet je op de stippeltjes invullen?<br />
In ... vijver mag je niet vissen.<br />
A dat<br />
B* die<br />
10 Welk woord moetje op de stippeltjes invullen?<br />
Tot de watervogels ... ook de eend.<br />
A* behoort<br />
B behoren<br />
11 Welk woord moetje op de stippeltjes invullen?<br />
Kijk die jongen eens in de dakgoot! ... kan iets ergs gebeuren, als hij niet oplet.<br />
A* Hem<br />
B Hij<br />
+ + 12 Zie de tekst Avontuur in de duinen<br />
Wat hoort op de puntjes in: Eind goed, ...! (r. 45)?<br />
A* al goed<br />
B alleen maar goed<br />
C allemaal goed<br />
D alles goed<br />
150
M V<br />
+ + 13 Zie de tekst Avontuur in de duinen<br />
Wat kun je het beste doen met: meeO. (r. 33)<br />
A Zo laten staan.<br />
B . Vervangen door: minder<br />
C* Vervangen door: verder<br />
D Vervangen door: wijder<br />
o + 14 Welk woord moetje op de stippeltjes invullen?<br />
Een ... schip liep geen schade op.<br />
A* kolossaal<br />
B kolossale<br />
o + 15 Zie de tekst Avontuur in de duinen<br />
Wat kun je het beste doen met jezelf! (r. 35)<br />
A Zo laten staan.<br />
B Vervangen door: mezelf<br />
C Vervangen door onszelf<br />
D* Vervangen door zichzelf<br />
o + 16 Welk woord moetje op de stippeltjes invullen?<br />
Ik vind dat een leuk programma, omdat...<br />
A altijd zie je stukjes uit nieuwe films.<br />
B* je altijd stukjes uit nieuwe films ziet.<br />
C je altijd ziet stukjes uit nieuwe films.<br />
D je ziet altijd stukjes uit nieuwe films.<br />
o o 17 In de volgende zin staat een woord te veel. Streep het woord door. Je moet een goede zin<br />
overhouden.<br />
Hij zag meteen dat er in de band een scheur in zat.<br />
o 18 Zie de tekst Avontuur in de duinen<br />
Wat kun je het beste doen met: Wanf? (r. 19)<br />
A Zo laten staan.<br />
B Vervangen door: Dus<br />
C* Vervangen door: Maar<br />
D Vervangen door: Of<br />
o 19 Welk woord moetje op de stippeltjes invullen?<br />
Er zat een muisje onder het schoolbord, ... meteen wegschoot toen de deur open ging.<br />
A* dat<br />
B die<br />
151
Interpunctie<br />
In het opstel van Karin, datje hieronder ziet, staan geen leestekens, zoals punten, komma's,<br />
hoofdletters, aanhalings- en sluitingstekens, vraagtekens enzovoort.<br />
De vragen gaan over de leestekens.<br />
Meestal staat er eerst een stukje van het opstel. Over dat stukje wordt dan een vraag gesteld.<br />
Na de vragen over het opstel van Karin, worden er nog losse vragen gesteld over leestekens.<br />
Zet telkens een rondje om de letter voor het juiste antwoord of schrijf het antwoord op de<br />
streep.<br />
Lees eerst het opstel een keer door!<br />
Het opstel van Karin<br />
de dwerghamsters<br />
eergisteren kreeg ik twee dwerghamsters voor mijn verjaardag mijn moeder heeft die<br />
dwerghamsters bij de dierenwinkel naast de kruidenier op de postweg gekocht ik ken de man<br />
van de dierenwinkel heel goed altijd als ik uit school kom loop ik even binnen hij zegt altijd als<br />
ik binnenkom zo dame ben je daar in zijn winkel kun je allerlei dieren kopen vogels muizen<br />
jonge hondjes en dwerghamsters<br />
weetje hoe ik die dwerghamsters genoemd heb knibbel en bobbel de ene knibbel is grijs erg<br />
beweeglijk en een beetje schuw de andere bobbel is dik zwart en erg nieuwsgierig ik heb ze in<br />
een aquarium zitten daar zit natuurlijk geen water in ik heb er verschillende dingen ingedaan<br />
lege w.c.-rollen een molentje en een omgekeerde schoenendoos daar heb ik een deurtje<br />
uitgeknipt onder de schoenendoos zitten oude lapjes dan hebben ze het lekker warm 's nachts<br />
kruipen ze uit hun holletje ze gaan dan vaak lopen in het molentje dat piept een beetje<br />
gisternacht werd ik er wakker van daarom deed ik het licht aan daar zag ik bobbel heel hard in<br />
het molentje lopen wat een gek gezicht was dat voortaan zet ik het aquarium voor ik naar bed<br />
ga in de huiskamer dat is beter dan word ik er niet meer wakker van<br />
mijn dwerghamsters eten gewoon droog muizenvoer maar ze vinden ook andere dingen lekker<br />
ze eten eigenlijk alles stukjes brood kaas en restjes warm eten<br />
gisteren mocht ik ze mee naar school nemen om aan juf te laten zien juf vroeg hoe heb je je<br />
dwerghamsters genoemd ik antwoordde knibbel en bobbel ze zei dat dat ook toevallig was<br />
want haar poes heet knabbel<br />
toen mijn dwerghamsters vandaag wakker waren staken ze hun snuitje naar buiten weetje het<br />
is het leukste cadeau dat ik ooit gekregen heb voor mijn verjaardag wat een grappige diertjes<br />
zijn het<br />
Karin<br />
Sommige vragen gaan over het opstel van Karin, andere vragen zijn losse vragen. Hier staan ze op<br />
volgorde van moeilijkheidsgraad, de leerling heeft ze afzonderlijk gemaakt.<br />
M V<br />
+ + 1 ik heb ze in een aquarium zitten daar zit natuurlijk geen water in<br />
Achter welk onderstreept woord moet een punt (.) worden gezet?<br />
A ze<br />
B aquarium<br />
C* zitten<br />
D daar<br />
152
M V<br />
+ + 2 Achter welke zin moet een vraagteken?<br />
A* ga je vanavond naar de film<br />
B we kochten kaartjes voor de wedstrijd<br />
C vandaag heb ik buiten gespeeld<br />
D niemand had hem gezien<br />
3 in zijn winkel kun je allerlei dieren kopen vogels muizen jonge hondjes en dwerghamsters<br />
Tussen welke twee woorden moet een dubbele punt (:) worden gezet?<br />
A tussen winkel en kun<br />
B tussen dieren en kopen<br />
C* tussen kopen en vogels<br />
D tussen hondjes en dwerghamsters<br />
o + 4 In welke zin is het leesteken juist?<br />
A omdat het regent! spelen we binnen<br />
B waarom doe je dat nou. dat vind ik niet aardig van je<br />
C* kadisha zei: straks gaan we knikkeren<br />
D morgen gaan we naar mijn tante? die woont in een dorpje<br />
5 In welke zin staan de hoofdletters goed?<br />
A Klaas Van Der Boogaard zit in groep zeven<br />
B Klaas Van der Boogaard zit in groep zeven<br />
C Klaas Van Der boogaard zit in groep zeven<br />
D* Klaas van der Boogaard zit in groep zeven<br />
6 kijk uit schreeuwde ze tegen haar vriendin maar het was al te jaat want haar vriendin botste met haar<br />
fiets tegen de stilstaande auto op<br />
Achter welk onderstreept woord kan een uitroepteken (!) worden gezet?<br />
A* uit<br />
B ze<br />
C vriendin<br />
D laat<br />
o + 7 mijn dwerghamsters eten gewoon droog muizenvoer maar ze vinden ook andere dingen lekker<br />
Tussen welke twee woorden moet een komma (,) worden gezet?<br />
Tussen en<br />
+ 8 voortaan zet ik het aquarium voor ik naar bed ga in de huiskamer dat is beter<br />
Het woord voortaan staat aan het begin van een zin en moet dus met een hoofdletter worden<br />
geschreven. Welk ander woord staat ook aan het begin van een zin en moet met een hoofdletter<br />
worden geschreven?
V<br />
+ 9 In welke zin moet het onderstreepte woord met een hoofdletter worden geschreven?<br />
A hij vertelde dat hij iets grappigs mee had gemaakt<br />
B gisteren verklaarde hij dat hjj er niets mee te maken had<br />
C de mededeling op het bord luidde morgen feest<br />
D* hij schreef aan haar we zien elkaar terug in de vakantie<br />
+ 10 In welke zin moet het onderstreepte stukje tussen aanhalings- en sluitingstekens („...") worden gezet<br />
A* hoe laat kom je thuis vroeg mijn moeder<br />
B mijn moeder vroeg hoe laat ik thuiskwam<br />
C of ik laat thuis zou komen vroeg mijn moeder<br />
D mijn moeder zei dat ze niet wilde dat ik laat thuiskwam<br />
+ 11 vandaag hebben we een wandeling gemaakt in de omgeving van het bergdorp waar we logeren er<br />
stonden langs het pad heel veel bijzondere paddestoelen<br />
Welk onderstreept woord staat aan het begin van een zin en moet dus met een hoofdletter worden<br />
geschreven?<br />
A in<br />
B van<br />
C waar<br />
D* er<br />
o 12 mijn broer en ik hebben allebei gekeken naar een film over bevers ik wist niet dat bevers zulke<br />
interessante dieren waren<br />
Welk leesteken moet er achter bevers?<br />
A* een punt (.)<br />
B een vraagteken (?)<br />
C een dubbele punt (:)<br />
D een komma (,)<br />
13 wat zou jij doen als je broer altijd spullen leende zonder ze terug te brengen ik ben al heel vaak boos<br />
geworden maar dat helpt niet<br />
Welk leesteken moet er achter brengen?<br />
A een punt (.)<br />
B* een vraagteken (?)<br />
C een uitroepteken (!)<br />
D een dubbele punt (:)<br />
154
M V Spelling<br />
Deels betreft dit goed/fout-opgaven, <strong>deel</strong>s zijn opgaven auditief aangeboden en moeten leerlingen<br />
een woord uit de zin opschrijven.<br />
+ + 1 Hij sliep het klokje rond. G F<br />
+ + 2 Het verse brood werd met een mes aangesneden.<br />
+ + 3 Bespoten fruit moet je eerst wassen.<br />
+ + 4 Dat meisje is klijn voor haar leeftijd. G F<br />
+ + 5 Hij vindt er niets aan. G F<br />
+ + 6 Wij gaan morgen met vakantie. G F<br />
+ + 7 In de weg zaten heel diepe kuilen. _<br />
+ + 8 Onze straat staat vol autos. G F<br />
+ + 9 Jij graaft sneller dan hij.<br />
+ + 10 De ridder heeft een zwaard.<br />
+ + 11 Hij is van het dak gegleden. G F<br />
+ + 12 Bij de overval werd dynamiet gebruikt. G F<br />
o + 13 Hij maak telkens dezelfde fout. G F<br />
o + 14 Liggend probeerde zij een boek te lezen. _<br />
o + 15 Dit zijn mooie, dune schriftjes. G F<br />
o + 16 Het sluitinkje van mijn armband is kapot. _<br />
o 17 Vroeger had ik twee houten garages. G F<br />
+ 18 Het systeem om boeken op te zoeken<br />
in de bibliotheek is veranderd.<br />
155
M V<br />
o 19 Fluitent liep Jeroen naar boven. G F<br />
o 20 Het schip strandde voor de kust.<br />
21 Zij zendt hem een briefje.<br />
22 Hij verbondt de wond. G F<br />
23 Ik ben de sleutel kwijt van de voordeur. G F<br />
24 In de zomer gaan we vaak zwemmen en s*winters schaatsen we veel. G F<br />
Zinsontleding en woordbenoeming<br />
+ + 1 In welke zin is een werkwoord onderstreept?<br />
A Die huizen worden afgebroken.<br />
B* Wat lopen die mensen hard!<br />
C We gaan morgen naar Emmen.<br />
D Wij hebben donzen slaapzakken.<br />
2 Hij heeft pannenkoeken gebakken.<br />
In deze zin is gebakken een voltooid <strong>deel</strong>woord.<br />
In één van de onderstaande zinnen is het onderstreepte woord ook een voltooid <strong>deel</strong>woord. In welke zin?<br />
A In de voortuin stond een beeld.<br />
B Kom je buiten voetballen?<br />
C* Mijn zusje heeft een huis getekend.<br />
D Wil je een zachtgekookt eitje?<br />
+ + 3 In welke zin is de persoonsvorm onderstreept?<br />
A* De portier droeg de koffers naar binnen.<br />
B Help je even met afwassen?<br />
C Laat de glazen maar op tafel staan.<br />
D Uw hond blaft al de hele morgen.<br />
+ + 4 Vorige week donderdag bezochten de leerlingen van groep 8 een dag lang het Zuiderzeemuseum in<br />
Enkhuizen.<br />
Wat is het onderwerp in deze zin?<br />
A* de leer<strong>ii</strong>ngen van groep 8<br />
B een dag lang<br />
C het Zuiderzeemuseum<br />
D Vorige week donderdag<br />
156
M V<br />
o o 5 In welke zin is een werkwoord onderstreept?<br />
A De monteur kan pas over drie dagen komen.<br />
B* De soldaten kammen het hele gebied uit.<br />
C Hij verloor zijn wilde haren.<br />
D Met uw wensen wordt rekening gehouden.<br />
0 + 6 Door het ingegooide raam kropen ze naar binnen.<br />
In deze zin is ingegooide een bijvoeglijk naamwoord.<br />
In één van de onderstaande zinnen is het onderstreepte woord ook zo'n bijvoeglijk naamwoord. In welke zin?<br />
A* Een verdwaald kind liep te huilen.<br />
B Eindelijk stopte de regen.<br />
C Heeft Janny de planten al water gegeven?<br />
D Het hele huis stond vol bloemen.<br />
o + 7 In welke zin is een bijvoeglijk naamwoord onderstreept?<br />
A* De omgevallen boom wordt morgen opgeruimd.<br />
B Heb je dat werk nog afgekregen?<br />
C Het regende buiten verschrikkelijk.<br />
D Vele auto's liepen schade op.<br />
o o 8 In welke zin zijn de zinsdelen op de juiste wijze gescheiden?<br />
A Van - teleurstelling - schoten - de tranen - in haar ogen.<br />
B* Van teleurstelling - schoten - de tranen - in haar ogen.<br />
C Van teleurstelling - schoten - de tranen in haar ogen.<br />
D Van teleurstelling schoten - de tranen in haar ogen.<br />
o + 9 In welke zin is een zelfstandig naamwoord onderstreept?<br />
A De kleuters dansen van plezier.<br />
B* De veren staken uit het matras.<br />
C We zullen je wel missen.<br />
D Wil je het vlees even wegen?<br />
o 10 In welke zin is een zelfstandig naamwoord onderstreept?<br />
A* De Italiaanse meren zijn prachtig.<br />
B Ga je morgen mee vissen?<br />
C Morgen fietsen we naar het strand.<br />
D Wil je de vloer even vegen?<br />
11 In welke zin is verloren het voltooid <strong>deel</strong>woord?<br />
A Gisteren verloren zij van hun tegenstanders met 1-0.<br />
B Ik vind het zielig, dat Bea er zo verioren bij staat.<br />
C* In de menigte heb ik haar uit het oog verloren.<br />
D Katja en ik verloren met die weddenschap twee gulden.<br />
157
M V<br />
12 In welke zin zijn de zinsdelen op de juiste wijze gescheiden?<br />
A* Door de storm - vliegen - de pannen - van het dak.<br />
B Door de storm vliegen - de pannen van het dak.<br />
C Door de storm - vliegen - de pannen van het dak.<br />
D Door - de storm - vliegen - de pannen - van het dak.<br />
13 In welke zin is het hele werkwoord onderstreept?<br />
A* Die reis zal wel veel kosten.<br />
B Luister je vaak naar de radio?<br />
C Wanneer beginnen die lessen?<br />
D We gaan samen een <strong>eind</strong>je fietsen.<br />
14 In welke zin is tekenen een zelfstandig naamwoord?<br />
A* Dorothee vertoont geen tekenen van vermoeidheid.<br />
B Waarom tekenen jullie altijd iets anders?<br />
C Zoudt u deze brief even willen tekenen?<br />
D Zij tekenen allebei heel goed.<br />
15 In welke zin is verbrand het voltooid <strong>deel</strong>woord?<br />
A Ik verbrand altijd heel snel.<br />
B Ik zorg dat ik het afval verbrand.<br />
C* Wat werd er verbrand?<br />
D Wat verbrand jij daar?<br />
16 In welke zin is het onderstreepte woord een voltooid <strong>deel</strong>woord.<br />
A Die boom gaat dood als je hem zo verwaarloost.<br />
B* Een plant moet eerst even wennen als je hem hebt verplaatst.<br />
C In dat boek kun je lezen hoe iemand aan het front verandert.<br />
D Ik denk dat ze niet meer zo erg in de overwinning gelooft.<br />
Taalbeschouwing<br />
Daan stond die morgen al vroeg bij zijn oma en opa op de stoep met in zijn ene hand een bosje<br />
bloemen en in zijn andere hand een tekening. "Van harte gefeliciteerd, opa," zei Daan in de gang. "Dit<br />
voor u." Hij overhandigde zijn cadeaus en liep met zijn opa mee naar binnen. Daan<br />
zag dat zijn opa nog slechter ter been was dan een paar weken geleden.<br />
De kamer zat al vol met visite. Alle mensen waren druk met elkaar aan het praten. "Wat een prachtige<br />
tekening en wat een schitterende bos bloemen!" zei tante Elisabeth. "Jij wilt zeker wel wat (1) ." Tant<br />
Elisabeth gebruikte altijd van die deftige woorden, maar op de een of andere manier kon Daan er deze<br />
keer niet tegen. Voor hij het wist, flapte hij eruit: "Geef mij maar een cola en wat te (2) !"<br />
Meteen was het stil in de kamer. Iedereen keek naar Daan<br />
en naar tante Elisabeth. Daan werd rood. Tante Elisabeth werd zo mogelijk nog roder. Daans opa zei<br />
niets en stond op. Hij (3) naar de keuken. Hij kwam terug met de etensbak van de hond. Middenin d><br />
etensbak stond een gebakje. Daans opa zette de bak voorzichtig voor Daan op<br />
de grond. "Zo jochie, je voer," zei hij rustig.
Welk woord past het best op de open plaats bij (2)?<br />
A consumeren<br />
B verorberen<br />
C* vreten<br />
+ + 2 Welk woord hoort er niet bij?<br />
A bejaard<br />
B jong<br />
C oud<br />
D* vlot<br />
scholier<br />
Wat is dat?<br />
A een soort schol<br />
B een soort ier<br />
C* geen van beide<br />
Tessa heeft haar horloge verloren. Nu stopt ze bij alle buurtbewoners een briefje in de bus. Ze hoopt,<br />
dat ze zo haar horloge terugkrijgt. Dit is het briefje:<br />
1 Verloren op weg van basisschool De Kring naar huis:<br />
2 EEN HORLOGE - merk Swish<br />
3 Ik werd achterna gezeten door een jongen en heb niet<br />
4 gemerkt dat ik het verloor. Het horloge heeft een wit<br />
5 bandje, een roze gesp en een roze wijzerkast. De<br />
6 wijzerplaat is roze-wit gestreept en eromheen zit een<br />
7 lichtblauwe ring. De wijzers zijn blauw en rood. Belt u<br />
8 me als u informatie over het horloge hebt?<br />
9 Alvast bedankt,<br />
10 Tessa Bos<br />
11 Kastanjelaan 5<br />
12 telefoon 5241532<br />
Wat doet Tessa in r. 1 t/m 7?<br />
A Ze bedankt ergens voor.<br />
B Ze geeft haar mening over iets.<br />
C Ze protesteert ergens tegen.<br />
D* Ze vertelt iets.<br />
o + 5 Welk woord hoort er niet bij?<br />
A dapper<br />
B laf<br />
C moedig<br />
D* onaardig<br />
159
V<br />
+ 6 Het woord vlieqtuiqkapinq is een samenstelling. Het is gemaakt van de woorden vliegtuig en kapin'<br />
Met de woorden vliegtuig en kaping kun je de samenstelling vliegtuiqkaping maken.<br />
Als je weet wat vliegtuig en kaping betekenen, kun je ook weten wat vliegtuiqkaping betekent.<br />
Geef nu van elk van onderstaand woord aan of het een bestaande samenstelling is.<br />
kantoor<br />
A ja<br />
B* nee<br />
o 7 Uit een tijdschrift:<br />
Een automobilist rijdt snel over een landweggetje. Plotseling verschijnen er een paar kippen voor zijn<br />
auto. De automobilist remt hard, maar kan niet voorkomen dat één van de kippen wordt overreden. De<br />
automobilist stapt uit en loopt met de dode kip naar een vlakbij gelegen boerderij.<br />
'Mijnheer', vraagt hij aan de boer, 'is deze kip misschien van u?'<br />
Antwoordt de boer: 'Welnee, man, ik heb niet van sukke platte kipp'n!'<br />
Wat is vooral de bedoeling van dit stukje?<br />
A de lezer te foppen<br />
B de lezer te informeren<br />
C* de lezer te laten lachen<br />
D de lezer te waarschuwen<br />
+ 8 Eén van de onderstreepte woorden is figuurlijk gebruikt.<br />
Welk woord is dat?<br />
A De aardappels zijn een beetje aangebrand.<br />
B De bout was helemaal vastgeroest.<br />
C* Die mop is wel erg afgezaagd.<br />
D Vanmorgen waren de ruitenwissers vastgevroren.<br />
+ 9 Op het station:<br />
'Reizigers voor de trein met bestemming Groningen,<br />
vertrektijd 17 uur 05 moeten rekening houden met een<br />
vertraging van 25 minuten, vanwege een stroomstoring.'<br />
Welke informatie is voor deze reizigers het minst belangrijk?<br />
A met bestemming Groningen<br />
B vertrektijd 17 uur 05<br />
C vertraging van 25 minuten<br />
D* vanwege een stroomstoring<br />
o 10 Mario spaart plaatjes voor het plaatjesalbum 'De Snuffels'. Hij mist er nog 34. Die bestelt hij bij de<br />
fabrikant. Hij heeft de bestellijst ingevuld en doet er een briefje bij. Op de enveloppe schrijft hij:<br />
Aan Raviola Nederland BV.<br />
Postbus 2500<br />
1234SCRuitersbergen<br />
Dit is het briefje dat hij samen met de bestellijst in de enveloppe doet:
1 Henswoude, 28-7-1997<br />
2<br />
3 Hierbij stuur ik u de bestellijst met de nummers van<br />
4 de plaatjes die ik wil bestellen. Ik spaar plaatjes<br />
5 voor het album van 'De Snuffels'. Ik zou graag alle 34<br />
6 plaatjes willen hebben. Ik weet dat je maar 30 plaatjes<br />
7 mag bestellen, maar ik wil er toch graag meer, want ik<br />
8 probeer al heel lang mijn album vol te krijgen. Dat<br />
9 lukt maar niet, want mijn vriendjes op school hebben<br />
10 dezelfde plaatjes dubbel als ik.<br />
11 Zou je voor deze ene keer 34 plaatjes willen sturen?<br />
12 Het geld stort mijn moeder op de giro.<br />
13<br />
Mario van Dungen<br />
Wat doet Mario in dit briefje?<br />
A Hij geeft iemand raad<br />
B Hij vraagt toestemming aan iemand<br />
C* Hij richt een verzoek tot iemand<br />
D Hij vraagt informatie aan iemand<br />
11 Eén van de onderstreepte woorden is letterlijk gebruikt.<br />
Welk woord is dat?<br />
A Die twee broers hangen van kindsbeen af al erg aan elkaar.<br />
B Floor kon zijn woorden nog net op tijd inslikken.<br />
C Ik verdrink bijna in het werk.<br />
D Je kunt dat stukje van de tekening maar beter uitvlakken.<br />
Woordbegrip<br />
1 Ventilatie is ...<br />
A het meten van de kracht van de wind.<br />
B het regelen van de luchtdruk in een fietsband.<br />
C* het verversen van de lucht.<br />
D het waaien van de wind in de schoorsteen.<br />
2 Jubelen is hetzelfde als<br />
A een oor<strong>deel</strong> geven.<br />
B roepen om hulp.<br />
C* roepen van blijdschap.<br />
D zoute drop eten.<br />
3 Als je een boek illustreert, betekent dat dat je ...<br />
A het aan iemand navertelt.<br />
B het aan iemand weggeeft.<br />
C* het versiert met tekeningen.<br />
D je naam erin zet.
V<br />
O 4 Als iemand daas is, is hij<br />
A aanwezig.<br />
B aardig.<br />
C flauw.<br />
D* versuft.<br />
+ 5 Een aanlokkelijk plan, is een plan ...<br />
A dat heel ingewikkeld is.<br />
B dat je snel uitvoert.<br />
C waar goed over is nagedacht.<br />
D* waar je wel wat voor voelt.<br />
o 6 Een verwijt is hetzelfde als een ...<br />
A* beschuldiging.<br />
B compliment.<br />
C mededeling.<br />
D verzoek.<br />
o 7 Het gebeurt wel eens dat je niet weet wat je moet kiezen.<br />
Welk woord past hierbij?<br />
A tweedracht<br />
B tweekamp<br />
C tweespalt<br />
D* tweestrijd<br />
o 8 Presteren is hetzelfde als ...<br />
A aandringen. "<br />
B veroorzaken.<br />
C* verrichten.<br />
D vertonen.<br />
o 9 Als een plant heel langzaam dood gaat, dan zeg je dat die plant<br />
A kwakkelt.<br />
B kweelt.<br />
C kwetst.<br />
D kwijnt.<br />
10 Het woord berooid kun je gebruiken voor<br />
A een stuk land waar niets meer groeit.<br />
B* iemand die niets meer bezit.<br />
C iemand die veel succes heeft.<br />
D iets dat gelukt is.<br />
11 Een tekstverwerker is<br />
A een apparaat waarmee je teksten drukt.<br />
B* een apparaat waarmee je teksten schrijft.<br />
C iemand die teksten schrijft.<br />
D iemand die teksten verbetert.<br />
162
4 RESULTATEN<br />
Via analyse van de resultaten die uit eerdere PPON-onderzoeken verkregen zijn, kon op landelijk<br />
niveau worden vastgesteld hoeveel leerlingen bij een <strong>leerstandaarden</strong>onderzoek Nederlandse <strong>taal</strong><br />
<strong>eind</strong> basisonderwijs de standaarden 'minimum' respectievelijk 'voldoende' zouden bereiken. Van<br />
deze resultaten volgt hieronder eerst een bespreking voor de leerlingpopulatie als geheel,<br />
onderscheiden naar de vier domeinen (paragraaf 4.1).<br />
Het is de bedoeling dat de <strong>leerstandaarden</strong> vooral voor achterstandsgroepen stimulerend werken.<br />
Waar deze er niet in slagen de <strong>leerstandaarden</strong> te halen, kan worden nagegaan hoe groot de<br />
afstand is tussen hun resultaten en de gewenste leerstandaard, en kan worden nagegaan in hoeverre<br />
het overbruggen van die afstand haalbaar is. Daarom worden in paragraaf 4.2 en ten dele in<br />
paragraaf 4.3 de resultaten apart weergegeven voor respectievelijk de 1.00-, de 1.25- en de 1.90leerlingen.<br />
Paragraaf 4.3 ten slotte gaat in op de conclusies en implicaties van de verschillen tussen wensen en<br />
werkelijkheid. Tevens wordt bezien of deze verschillen zijn te overbruggen.<br />
4.1 Resultaten voor de schoolbevolking als to<strong>taal</strong> voor elk van de vier domeinen<br />
Uitgangspunt is dat de standaard 'minimum' door 90 a 95% van de leerlingen gehaald moet<br />
worden en de standaard 'voldoende' door 70 a 75% van de leerlingen.<br />
Feitelijk liggen de resultaten voor de groep als to<strong>taal</strong>, per domein bezien, als volgt:<br />
- bij het domein leesvaardigheid<br />
voldoet 82% van de leerlingen aan de standaard 'minimum'<br />
en bereikt 46% van de leerlingen de standaard 'voldoende'.<br />
bij het domein luistervaardigheid<br />
wordt de standaard 'minimum' door bijna 90% van de leerlingen bereikt<br />
en slaagt iets minder dan de helft van de leerlingen (46%) erin de standaard 'voldoende' te<br />
bereiken.<br />
- bij het domein informatieverwerking<br />
wordt de standaard 'minimum' bij het onderwerp 'Hanteren van naslagwerken' door meer dan<br />
90% van de leerlingen bereikt en bij de beide andere onderwerpen -'Lezen tabellen en<br />
grafieken' en 'Kaartlezen'- door ongeveer 75% van deze leerlingen,<br />
en ongeveer de helft van de leerlingen (50%) voldoet bij het onderwerp 'Hanteren van<br />
naslagwerken' aan de standaard 'voldoende', terwijl dit bij de beide andere onderwerpen ('Lezen<br />
tabellen en grafieken' en 'Kaartlezen') minder is dan 35%.<br />
- bij het domein taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden - met uitzondering van de onderwerpen<br />
'Woordbegrip' en 'Zinsontleding en woordbenoeming' - ligt het percentage van de leerlingen<br />
dat de standaard 'minimum' bereikt tussen de 84% en 95%<br />
en behaalt meer dan 60% van de leerlingen de standaard 'voldoende' voor de onderdelen<br />
'Grammaticaliteit', 'Spelling' en 'Taalbeschouwing'. Voor de overige taaiondersteunende<br />
vaardigheden - het onderwerp 'Zinsondeding en woordbenoeming' uitgezonderd - liggen de<br />
scores van leerlingen bij de andere onderwerpen -'Stijl', 'Interpunctie', 'Woordbegrip'duidelijk<br />
op afstand van wat voor de standaard 'voldoende' wenselijk is (scores van 42% of<br />
minder).<br />
163
4.2 Resultaten per doelgroep<br />
De resultaten van de groepen als to<strong>taal</strong> worden hieronder voor de 1.00-, de 1.25- en de 1.90leerlingen<br />
afzonderlijk weergegeven, en wel per domein of per onderscheiden onderwerp. De<br />
tabellen 7 t/m 10 maken duidelijk in hoeverre per groep voldaan wordt aan de standaard<br />
'minimum' dan wel 'voldoende'.<br />
Het domein 'leesvaardigheid'<br />
Tabel 7 Percentage per doelgroep dat de minimum<br />
respectievelijk de voldoende standaard haalt<br />
Doelgroep naar<br />
formatiegewicht<br />
l.OO-leerlingen<br />
1.25-leerlingen<br />
1.90-leerlingen<br />
To<strong>taal</strong> groepen<br />
%'minimum'<br />
Standaard<br />
88%<br />
77%<br />
55%<br />
82%<br />
%'voldoende'<br />
Standaard<br />
56%<br />
39%<br />
18%<br />
46% 1<br />
- De standaard 'minimum' wordt door bijna 90% van de 1.00-leerlingen bereikt<br />
en de standaard 'voldoende' door minder dan 60% van deze leerlingen.<br />
De 1.25-leerlingen blijven hierop achter: 77% behaalt de standaard 'minimum'<br />
en nog geen 39% de standaard 'voldoende'.<br />
Slechts iets meer dan de helft van de 1.90-leerlingen bereikt de standaard 'minimum'<br />
en nog geen 20% van deze leerlingen bereikt de standaard 'voldoende'.<br />
Het domein 'luistervaardigheid'<br />
Tabel S Percentage per doelgroep dat de minimum<br />
respectievelijk de voldoende standaard haalt<br />
Doelgroep naar<br />
formatiegewicht<br />
1.00-leerlingen<br />
1,25-leerlingen<br />
1.90-leerlingen<br />
To<strong>taal</strong> groepen<br />
%'minimum'<br />
Standaard<br />
95%<br />
88%<br />
64%<br />
89%<br />
%'voldoende'<br />
Standaard<br />
164<br />
57%<br />
39%<br />
14%<br />
46%
- De standaard 'minimum' wordt door 95% van de 1.00-leerlingen bereikt<br />
en de standaard 'voldoende' door slechts iets meer dan de helft van deze leerlinggroep.<br />
- Van de 1.25-leerlingen bereikt 88% de standaard 'minimum',<br />
terwijl niet meer dan 39% van deze leerlinggroep de standaard 'voldoende' bereikt.<br />
- Duidelijk lager ligt het percentage 1.90-leerlingen dat de standaard 'minimum' haalt (64%),<br />
maar vooral waar het gaat om het bereiken van de standaard 'voldoende' scoren deze leerlingen<br />
laag (slechts 14% haalt deze standaard).<br />
Het domein 'informatieverwerking'<br />
Tabel 9 Percentage per doelgroep dat de minimum respectievelijk de voldoende standaard<br />
haalt<br />
Doelgroep naar<br />
formatiegewicht<br />
Hanteren van naslagwerken<br />
1.00-leerlingcn<br />
1.25-leerlingen<br />
1.90-leerlingen<br />
To<strong>taal</strong> groepen<br />
Lezen tabellen en grafieken<br />
1.OO-leerlingen<br />
1.25-leerlingen<br />
1.90-leerlingen<br />
To<strong>taal</strong> groepen<br />
Kaartlezen<br />
1 00-leerlingen<br />
1.25-leerlingen<br />
1.90-leerlingen<br />
To<strong>taal</strong> groepen<br />
%'minimum'<br />
Standaard<br />
96%<br />
91%<br />
69%<br />
92%<br />
83%<br />
65%<br />
41%<br />
:"V 73%-<br />
89%<br />
72%<br />
45%<br />
79%<br />
%'voldoende'<br />
Standaard<br />
- Bij het 'Hanteren van naslagwerken' haalt meer dan 95% van de 1.00-leerlingen de standaard<br />
'minimum'. Op de twee andere onderwerpen - 'Lezen tabellen en grafieken' en 'Kaartlezen' -<br />
liggen deze percentages beneden de 90% (83% respectievelijk 89%).<br />
De standaard 'voldoende' wordt slechts bij het 'hanteren van naslagwerken' door meer dan de<br />
helft van de 1.00-leerlingen bereikt. Bij de andere onderwerpen - 'Lezen tabellen en grafieken'<br />
en 'Kaartlezen' - haalt minder dan de helft van de leerlingen deze standaard (45%<br />
respectievelijk 42%).<br />
- Meer dan 90% van de 1.25-leerlingen bereikt wat betreft het onderwerp 'Hanteren van<br />
naslagwerken' de standaard 'minimum'. Ongeveer tweederde van de leerlingen haalt deze<br />
165<br />
60%<br />
43%<br />
17%<br />
50%<br />
45%<br />
25%<br />
10%<br />
34%<br />
42%<br />
20%<br />
6%<br />
31%
standaard (respectievelijk 65% en 72%) bij de onderwerpen 'Lezen tabellen en grafieken' en<br />
'Kaartlezen'.<br />
De standaard 'voldoende' wordt door slechts weinige van deze leerlingen gehaald; 'Hanteren<br />
van naslagwerken' scoort relatief nog het beste, terwijl bij 'Lezen tabellen en grafieken' en<br />
'Kaartlezen' een kwart of nog minder van de 1.25-leerlingen de standaard haalt.<br />
- Van de 1.90-leerlingen bereikt ongeveer 70% de standaard 'minimum' bij het onderwerp<br />
'Hanteren van naslagwerken' en minder dan de helft haalt deze standaard bij de twee andere<br />
onderwerpen, 'Lezen tabellen en grafieken' en 'Kaartlezen'.<br />
Het niveau van de standaard 'voldoende' wordt bij alle drie de onderwerpen door nog geen<br />
20% van de 1.90-leerlingen bereikt.<br />
Het domein 'taaiondersteunende <strong>deel</strong>vaardigheden'<br />
Tabel 10 Percentage per doelgroep dat de minimum respectievelijk de voldoende standaard<br />
haalt<br />
Doelgroep naar<br />
formatiegewicht<br />
Stijl<br />
1.00-leerlingen<br />
1.25-leerlingen<br />
1.90-leerlingen<br />
Tota.il gjoepen<br />
Grammaücaliteit<br />
1.00-leerlingen<br />
1.25-leerlingen<br />
1 90-leerlingen<br />
To<strong>taal</strong> groepen :<br />
Interpunctie<br />
1.00-leerlingen<br />
1.25-leerlingen<br />
1.90-leerlingen<br />
To<strong>taal</strong> groepen<br />
%'minimum'<br />
Standaard<br />
96%<br />
88%<br />
57%<br />
90%<br />
95%<br />
89%<br />
58%<br />
88%<br />
91%<br />
81%<br />
53%<br />
84%<br />
166<br />
%'voldoende'<br />
Standaard<br />
55%<br />
35%<br />
8%<br />
42%<br />
75%<br />
60%<br />
23%<br />
62%<br />
52%<br />
35%<br />
13%<br />
'42%
Doelgroep naar<br />
formatiegewicht<br />
Spelling<br />
1 .OO-leerlingen<br />
1.25-leerlingen<br />
1.90-leerlingen<br />
To<strong>taal</strong> groepen<br />
Zinsontleding en woordbenoeming<br />
1 .OO-leerlingen<br />
1.25-leerlingen<br />
1.90-leerlingen<br />
To<strong>taal</strong> groepen<br />
Taalbeschouwing<br />
1 .OO-leerlingen<br />
1.25-leerlingen<br />
1.90-leerlingen<br />
To<strong>taal</strong> groepen<br />
Woordbegrip<br />
1 .OO-leerlingen<br />
1.25-leerlingen<br />
I 90-leerlingen<br />
To<strong>taal</strong> groepen<br />
%'minimum'<br />
Standaard<br />
96%<br />
91%<br />
82%<br />
93%<br />
81%<br />
63%<br />
56%<br />
73%<br />
98%<br />
93%<br />
80%<br />
95%<br />
86%<br />
71%<br />
36%<br />
76%<br />
%'voldoende'<br />
Standaard<br />
Bij alle taaiondersteunende vaardigheden haalt 90% of meer van de 1.00-leerlingen de<br />
standaard 'minimum'; alleen bij 'Zinsontleding en woordbenoeming', respectievelijk bij<br />
'Woordbegrip' is dat minder (81 en 86%).<br />
Bij de standaard 'Grammaticaliteit', 'Spelling' en 'Taalbeschouwing' wordt de standaard<br />
'voldoende' door meer dan de gewenste 70% van de 1.00-leerlingen gehaald. Bij 'Woordbegrip'<br />
bereikt slechts 36% laatstgenoemde standaard.<br />
Van de 1.25-leerlingen voldoet alleen bij de onderwerpen 'Spelling' en 'Taalbeschouwing' meer<br />
dan 90% aan de standaard 'minimum'. Weer bereikt een relatief gering percentage (respectie-<br />
167<br />
74%<br />
60%<br />
41%<br />
66%<br />
61%<br />
39%<br />
33%<br />
50%<br />
79%<br />
58%<br />
35%<br />
66%<br />
36%<br />
20%<br />
4%<br />
27%
velijk 63% en 71%) deze standaard op de onderwerpen 'Zinsontleding en woordbenoeming' en<br />
'Woordbegrip'.<br />
Op drie onderwerpen - 'Grammaticaliteit', 'Spelling' en 'Taalbeschouwing' - bereikt meer dan<br />
50% van de 1,25-leerlingen de standaard 'voldoende'; voor de overige onderwerpen is dat<br />
minder dan 40%.<br />
- Van de 1.90-leerlingen haalt bij de onderwerpen 'Spelling' en 'Taalbeschouwing' nog 80% of<br />
meer de standaard 'minimum'. Voor de meeste andere onderwerpen geldt dat deze standaard<br />
wordt bereikt door ruim de helft van de leerlingen; alleen 'Woordbegrip' scoort duidelijk<br />
minder: eenderde slechts haalt de minimum-standaard.<br />
Het percentage 1.90-leerlingen dat de standaard 'voldoende' bereikt, is beperkt. Relatief het<br />
best zijn de resultaten bij Spelling (41%), het slechtst bij Woordbegrip (4%).<br />
4.3 Resultaten: conclusies en perspectief<br />
In paragraaf 4.2 werd telkens per domein en, waar van toepassing, per onderwerp, beschreven in<br />
hoeverre de onderscheiden leerlinggroepen de <strong>leerstandaarden</strong> 'minimum' en 'voldoende' halen.<br />
Duidelijk werd dat zich daarbij - naargelang het domein of onderwerp - grote verschillen voordoen.<br />
In deze paragraaf worden de resultaten nader bezien, waarbij vooral de afstand tussen wenselijke<br />
en feitelijke resultaten punt van aandacht is.<br />
Aan de standaard 'minimum' blijkt, afhankelijk van domein of onderwerp, te worden voldaan door<br />
• 81 tot 96% van de 1.00-leerlingen;<br />
63 tot 93% van de 1.25-leerlingen;<br />
• 36 tot 82% van de 1.90-leerlingen.<br />
De standaard 'voldoende' wordt bereikt door<br />
• 36 tot 79% van de 1.00-leerlingen;<br />
• 20 tot 60% van de 1.25-leerlingen;<br />
4 tot 41% van de 1.90-leerlingen.<br />
Gegeven het uitgangspunt bij de normering van de standaarden - 90 a 95% zou de 'minimum' en<br />
70 a 75% de 'voldoende' standaard moeten halen - is duidelijk dat hier nog een weg te gaan is. Dat<br />
is zelfs voor de 1.00-groep zo, met name bij de voldoende standaard. Sterker nog speelt het voor<br />
de achterstandsgroepen; hier geldt dit niet alleen voor de voldoende standaard, maar ook het<br />
percentage dat de minimum standaard bereikt, ligt nog ruim op afstand van wat gewenst is.<br />
Dat de standaarden op dit moment niet worden gehaald, wil nog niet zeggen dat ze ook niet<br />
haalbaar zijn. Uit divers onderzoek blijkt dat het bij een toegespitste aanpak niet onredelijk is een<br />
verbetering in prestaties te verwachten van tenminste - in statistische termen - 'een halve standaarddeviatie'.<br />
Dit betekent concreet dat de gemiddelde prestatiescores per groep zo'n 25 punten hoger<br />
kunnen komen te liggen dan ze nu doen. Mèt een dergelijke stijging van het scoregemiddelde<br />
nemen ook de percentages leerlingen toe voor wie de standaarden binnen bereik komen.<br />
Aan de volgende tabel, waarin de nu behaalde prestatiescores worden vermeld, is te zien wat dit<br />
voor de <strong>leerstandaarden</strong> zou betekenen:<br />
168
Tabel 11 Gemiddelde scores per leerlinggroep en per domein/onderwerp<br />
Domein Onderwerp<br />
Leesvaardigheid<br />
Luistervaardig<br />
heid <br />
Informatiever<br />
werking <br />
Taaiondersteu<br />
nende<br />
<strong>deel</strong>vaardigheden<br />
Hanteren naslagwerken<br />
Lezen tabellen en<br />
grafieken<br />
Kaartlezen<br />
Stijl<br />
Grammaticaliteit<br />
Interpunctie<br />
Spelling<br />
Zinsontleding/woord<br />
benoeming<br />
Taalbeschouwing<br />
Woordbegrip<br />
Score<br />
1 .OO-leerlingen<br />
T<br />
262<br />
263<br />
262<br />
264<br />
266<br />
266<br />
266<br />
262<br />
261<br />
263<br />
267<br />
264<br />
Score<br />
1.25-Ieerlingen<br />
T<br />
241<br />
242<br />
242<br />
238<br />
237<br />
242<br />
247<br />
242<br />
242<br />
236<br />
240<br />
241<br />
Score<br />
1.90-leerlingen<br />
Met een verbetering van de gemiddelde prestatiescores per groep van 25 punten lijkt de voldoende<br />
standaard binnen het bereik van de 1.00-leerlingen te liggen. In mindere mate is dat ook voor de<br />
1.25-leerlingen het geval. Voor de 1.90-leerlingen is de afstand tussen de gemiddelde prestatiescore<br />
en de standaard 'voldoende' wel erg groot, en zelfs voor de standaard 'minimum' is ze nog aanzienlijk.<br />
Wel zouden de prestaties van de 1.90-leerlingen op het niveau moeten komen dat nu door de<br />
1.25-leerlingen wordt bereikt. Het staat vast dat al in de beginfase van het onderwijs een extra<br />
inspanning nodig zal zijn om de uitgangspositie van met name de 1.90-leerlingen te versterken,<br />
zodat in een later stadium het niveau van de standaarden binnen hun bereik kan komen.<br />
Eén reden waarom te verwachten valt dat scholen in de toekomst beter in staat zijn de leerresultaten<br />
te realiseren die bij de <strong>leerstandaarden</strong> passen, is het beschikbaar komen van deze standaarden<br />
zelf. Via beschrijvingen van <strong>leerstandaarden</strong>, voorbeeldopgaven en toetsing kan nu voor scholen<br />
helderder worden wat, met inachtneming van de kerndoelen die voor het <strong>eind</strong> van de basisonderwijsperiode<br />
gelden, de doelen zijn die strikt voorwaardelijk zijn voor de ontwikkeling in verdere<br />
onderwijsfasen. Daardoor alleen al zullen scholen beter in staat zijn de bijbehorende leerresultaten<br />
te garanderen.<br />
Didactici, methodenontwikkelaars en schoolbegeleiders kunnen daarbij extra ondersteuning<br />
bieden, en randvoorwaarden kunnen wellicht ook in andere opzichten verbeterd worden.<br />
169<br />
T<br />
211<br />
204<br />
204<br />
209<br />
204<br />
195<br />
200<br />
204<br />
219<br />
228<br />
211<br />
198