Stationsgebied Assen - FlorijnAs
Stationsgebied Assen - FlorijnAs
Stationsgebied Assen - FlorijnAs
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Toelichting stedenbouwkundig plan<br />
<strong>Stationsgebied</strong> <strong>Assen</strong>
<strong>Stationsgebied</strong> <strong>Assen</strong><br />
Toelichting stedenbouwkundig plan<br />
Opdrachtgever:<br />
Gemeente <strong>Assen</strong><br />
Grontmij Nederland B.V.<br />
<strong>Assen</strong>, 11 februari 2013
Inhoud<br />
1. Inleiding 7<br />
1.1 Aanleiding 7<br />
1.2 Doel 7<br />
1.3 Leeswijzer 7<br />
2. Procesbeschrijving 9<br />
3. Stedenbouwkundige en landschappelijke analyse 13<br />
4. Het plan 17<br />
4.1 Basiselementen van het stedenbouwkundig plan 17<br />
4.2 Stedenbouwkundige en landschappelijke onderbouwing 17<br />
4.3 Hoofddoelstellingen stationsgebied uitgewerkt 25<br />
5. Verkeer 29<br />
5.1 Inleiding 29<br />
5.2 Opgave 29<br />
5.3 Verkeersconcept 29<br />
5.4 Vredeveldsetunnel 33<br />
5.5 Autotunnel 35<br />
5.6 Busstation 35<br />
5.7 Parkeren en logistiek 37<br />
5.8 Spoorzone 39<br />
5.9 Oranjebuurt 39<br />
6. Stationsconcept – ruimtelijke en functionele toelichting 41<br />
6.1 Stationsdomeinen 41<br />
6.2 Reisdomein 41<br />
6.3 Ontvangstdomein 41<br />
6.4 Loopverbindingszone - perrontunnel 43<br />
6.5 Omgevingsdomein 43<br />
6.6 Stationsgebouw 43<br />
6.6.1 Programma en functionele aspecten 43<br />
6.6.2 Ruimtelijke aspecten (rooilijnen, contouren, massa, hoogtes) 47<br />
6.7 Fietsparkeren 47<br />
6.8 Vormgeving 49<br />
6.8.1 Zichtbaarheid: stationsgebouw en luifel 49<br />
6.8.2 Inrichting stationsgebied 49<br />
7. Investeringskosten 53<br />
8. Risicobeheersing 55<br />
9. Fasering 57<br />
Bijlage 1 Randvoorwaarden Bijlage 3 Tunnelprofielen<br />
Bijlage 2 Risicodossier Bijlage 4 Schetsboek Verantwoording
Variantenstudie ‘Korte Autotunnel’<br />
- 6 -
1. Inleiding<br />
1.1 Aanleiding<br />
<strong>Assen</strong> groeit naar een stad met 80.000 inwoners. Deze groei en bijbehorende economische ontwikkelingen brengen<br />
uitdagingen op het gebied van stedelijke ontwikkeling en bereikbaarheid met zich mee. Om de groei te faciliteren<br />
vinden er binnen de <strong>FlorijnAs</strong> diverse ontwikkelingen plaatsen welke via de Stadsboulevard met elkaar zijn verbonden.<br />
Om de verwachte verkeersgroei op te vangen zal de Stadsboulevard opgewaardeerd worden. Op de plek waar<br />
de Stadsboulevard door het stationsgebied loopt, ligt een extra opgave: het creëren van een hoogwaardig optimaal,<br />
verkeersveilig en aantrekkelijk verkeersknooppunt om zo een goede doorstroming voor het verkeer te bevorderen en<br />
een goede verblijfskwaliteit voor het stationsgebied te realiseren.<br />
In september 2011 heeft de gemeenteraad van <strong>Assen</strong> gekozen voor de variant Korte Autotunnel. In deze variant<br />
worden gemotoriseerd doorgaand- en bestemmingsverkeer volledig van elkaar gescheiden, wordt de oost-west relatie<br />
verbeterd en neemt de verblijfskwaliteit van het stationsgebied fors toe. Naast de herinrichting van het openbaar<br />
gebied zijn in de komende jaren tevens spoorse opgaven gepland (onder meer aanbrengen van liften en aanpassing<br />
van sporen en perrons) die van directe invloed zijn op de ruimtelijke inrichting van het stationsgebied.<br />
1.2 Doel<br />
In opdracht van de gemeente <strong>Assen</strong> heeft Grontmij een maakbaar en maatvast stedenbouwkundig plan opgesteld op<br />
basis van de voorkeursvariant Korte Autotunnel. Dit proces heeft geleid tot een belangwekkende verdieping van de<br />
Variantenstudie uit 2011. Na maanden studeren en ontwerpen zijn we zover dat we een stedenbouwkundig plan voor<br />
de vernieuwing van het <strong>Stationsgebied</strong> <strong>Assen</strong> kunnen presenteren.<br />
Met het ontwerp voor het maatvaste stedenbouwkundig plan worden dan ook de vier beoogde hoofddoelstellingen<br />
van het project stationsgebied <strong>Assen</strong> gehaald:<br />
• Een aantrekkelijke stationsomgeving, waarbij het station een centrale rol vervult als entree van de stad maar ook<br />
als markant punt.<br />
• Het oplossen van de verkeersknoop.<br />
• Een efficiënt openbaar vervoersknooppunt.<br />
• Opheffen van de barrièrewerking (door infrastructuur).<br />
Voorliggend document geeft een overzicht van de uitkomsten van de studie naar de maakbaarheid en het maatvast<br />
uitwerken van de voorkeursvariant uit de Variantenstudie. Dit document vormt de basis voor de businesscases van<br />
zowel NS (stationsgebouw) als ProRail (spoorse aanpassingen, transfer en fiets), een nieuw bestemmingsplan en<br />
voor aanbesteding van de autotunnel. Tevens vormt het stedenbouwkundig plan de basis voor een beeldregiedocument<br />
(beeldkwaliteitplan) en voor een ontwerp inrichting openbare ruimte.<br />
1.3 Leeswijzer<br />
In hoofdstuk 2 komt het gevolgde proces met de verschillende stakeholders en overige belanghebbenden aan de<br />
orde. Hoofdstuk 3 betreft de stedenbouwkundige en landschappelijke analyse. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving<br />
gegeven van het plan en de relevante inrichtingsaspecten. Tevens wordt een verantwoording gegeven van hoe<br />
de hoofddoelstellingen zijn vormgegeven. In hoofdstuk 5 en 6 wordt vervolgens nader aandacht besteed aan de<br />
verkeerskundige aspecten en het stationsconcept. Hoofdstuk 7 geeft een samenvatting van de investeringskosten. In<br />
hoofdstuk 8 en 9 komen tenslotte de risico’s en de fasering aan bod.<br />
- 7 -
- 8 -<br />
structureerd ontwerp- en participatieproces, waarin procesmatige en inhoudelijke afs<br />
en interactie was geborgd. Het ontwerpproces was opgebouwd rondom een duidelijk<br />
opeenvolgende werkstappen (zie onderstaand schema). De basis voor draagvlak van<br />
eigenaren maar ook de besluiten van beslissende partijen is gelegd binnen deze overl<br />
alle betrokken partijen, bestuurders en overige belanghebbenden regelmatig bij elkaa<br />
de benodigde keuzes en tussenresultaten op tijd tot stand zodat uiteindelijk het eindre<br />
kon worden in de vorm van voorliggend stedenbouwkundig plan.<br />
Ontwerpsessies, de rode draad van de overlegstructuur<br />
Het opstellen van het stedenbouwkundig plan vereist goede communicatie en afstem<br />
sende partijen en overige direct betrokken actoren. De kern van de overlegstructuur w<br />
terugkerende ontwerpsessies. Hieraan werd gedurende het project deelgenomen door<br />
slissende partijen (gemeente, ProRail en NS) en overige instanties (zoals provincie, O<br />
Spoorbouwmeester).<br />
Alle deelnemende organisaties hebben hun eigen expertise ingebracht in het proces<br />
over de te maken ontwerpkeuzes die tijdens de sessies zijn voorgelegd. De deelneme
2. Procesbeschrijving<br />
Het opstellen van het stedenbouwkundig plan voor het stationsgebied ging gepaard met een helder gestructureerd<br />
ontwerp- en participatieproces, waarin procesmatige en inhoudelijke afstemming, informeren en interactie was<br />
geborgd. Het ontwerpproces was opgebouwd rondom een duidelijke overlegstructuur en opeenvolgende werkstappen<br />
(zie nevenstaand schema). De basis voor draagvlak van omwonenden en eigenaren maar ook de besluiten van<br />
samenwerkende partijen (gemeente, ProRail en NS) is gelegd binnen deze overlegstructuur. Door alle betrokken<br />
partijen, bestuurders en overige belanghebbenden regelmatig bij elkaar brengen, kwamen de benodigde keuzes en<br />
tussenresultaten op tijd tot stand zodat uiteindelijk het eindresultaat vastgelegd kon worden in de vorm van voorliggend<br />
stedenbouwkundig plan.<br />
Ontwerpsessies, de rode draad van de overlegstructuur<br />
Het opstellen van het stedenbouwkundig plan vereist goede communicatie en afstemming met de beslissende partijen<br />
en overige direct betrokken actoren. De kern van de overlegstructuur waren regelmatig terugkerende ontwerpsessies.<br />
Hieraan werd gedurende het project deelgenomen door experts van de samenwerkende partijen en overige<br />
instanties (zoals provincie, OV-bureau, Bureau Spoorbouwmeester).<br />
Alle deelnemende organisaties hebben hun eigen expertise ingebracht in het proces en actief meegedacht over de<br />
te maken ontwerpkeuzes die tijdens de sessies zijn voorgelegd. De deelnemers werden uitgenodigd in het speciaal<br />
ingerichte ontwerpatelier in het kantoor van Grontmij, gelegen midden in het projectgebied.<br />
Gedurende het proces zijn zes ambtelijke en drie (intern) bestuurlijke ontwerpsessies georganiseerd. Tevens hebben<br />
6 ontwerpsessies met de betrokken supervisoren <strong>Stationsgebied</strong> ( De Zwarte Hond) en <strong>FlorijnAs</strong> (stadsarchitect van<br />
Groningen) en bureau Spoorbouwmeester plaatsgevonden. Tijdens elke ontwerpsessie is in de breedte en diepte<br />
gediscussieerd over relevante inhoudelijke aspecten, terwijl een visie op het geheel van het stationsgebied nooit uit<br />
het oog werd verloren. Bij elke sessie zijn in gezamenlijkheid de richting bepaald, ontwerpen verder aangescherpt en<br />
cruciale ontwerpkeuzes gemaakt. Tijdens het ontwerpproces is de stuurgroep <strong>FlorijnAs</strong> intensief betrokken geweest.<br />
De ontwerpsessies hebben gezorgd voor het scherp stellen van de scope van de opgave en input opgeleverd ten be-<br />
hoeve van het programma van eisen, de kernopgaven, uitwerkingsvarianten ten behoeve van het stedenbouwkundig<br />
plan en uiteindelijk het stedenbouwkundig plan. De integraliteit is ook bevorderd door de aanwezigheid van diverse<br />
disciplines, zoals verkeer, civiele techniek, kostendeskundige tijdens de ontwerpsessies. Hierdoor konden knelpunten<br />
direct opgelost worden en kansen optimaal worden benut.<br />
Vakinhoudelijk overleg<br />
Daarnaast heeft veelvuldig vakinhoudelijk overleg plaatsgevonden tussen de gemeente, ProRail, NS en het OV-bureau<br />
over specifieke thema’s. Nadere afstemming en verdieping vond bijvoorbeeld plaats over de kostenraming, het<br />
stationsconcept, bouwenvelop stationsgebouw, bodemopbouw, aansluiting op de Stadsboulevard, het concept voor<br />
het busstation en aanverwante zaken als fasering, groen en beheer. In totaal hebben circa 15 van dergelijke ‘miniontwerpsessies’<br />
plaatsgevonden.<br />
Risicobeheersing<br />
Vanwege de complexiteit van het project is een gedegen risicoanalyse een onmisbaar onderdeel van het ontwerpproces.<br />
Het inzichtelijk maken van risico’s en beheersmaatregelen draagt bij aan de kwaliteit van het ontwerp.<br />
- 9 -
Bestaande situatie fietstunnel<br />
- 10 -
Externe communicatie<br />
Het gebiedsproces ten behoeve van het participatietraject werd georganiseerd en gestuurd door de gemeente <strong>Assen</strong><br />
en bestond uit informatieavonden voor omwonenden (onder meer specifiek voor de direct om- en aanwonenden van<br />
de Oranjebuurt en de Oosterparallelweg), bedrijven en eigenaren in het stationsgebied en participatieavonden voor<br />
de participatiegroep. Deze belanghebbenden hebben in verschillende sessie hun input geleverd. Tevens is er een<br />
bijeenkomst met de eigenaren in het kantorengebied tussen het station en de Pelikaanstraat georganiseerd. Deze bijeenkomst<br />
was bedoeld om de eigenaren te informeren en hun ontwikkelagenda op te halen als mogelijke input voor<br />
het plan.<br />
De gemeente nam stakeholders als SNS-Reaal (eigenaar kantoorpand Stationsplein), ABN Amro en de eigenaar van<br />
het Landgoed Overcingel mee in het ontwerpproces door ze te informeren en hun vraag- en aandachtspunten op te<br />
halen en zo mogelijk te verwerken in het ontwerp.<br />
- 11 -
Bestaande situatie noordelijk gedeelte Overcingellaan<br />
- 12 -
3. Stedenbouwkundige en<br />
landschappelijke analyse<br />
Het maatvast maken van het voorkeursmodel uit de variantenstudie heeft alle betrokkenen nog eens teruggevoerd<br />
tot de kern van de zaak. Het stationsgebied in <strong>Assen</strong> vraagt in ruimtelijke en functionele zin om zeer stevig ingrijpen.<br />
Reeds in 2011 is bij het vervaardigen van de variantenstudie een uitgebreide analyse uitgevoerd, die een belangrijke<br />
basis vormt onder de plannen. De ruimtelijke kwaliteit en samenhang, maar met name ook de functionele aspecten<br />
voor de verschillende vervoersstromen (van voetganger tot bus, van fietser tot taxi) kennen veel zwakke schakels.<br />
Ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit en samenhang is de nabijheid van het Drentsche Aa-gebied een pré, echter<br />
in de beleving is dit niet merkbaar door het ontbreken van een representatief stationsplein inclusief stationsentree<br />
aan de oostzijde van het spoor. Het aangrenzend groen in de vorm van landgoed Overcingel geeft wel duidelijk een<br />
groen <strong>Assen</strong>s karakter aan het stationsgebied, hoewel de kwaliteit van de overgang landgoed - publieke ruimte nog<br />
veel te wensen overlaat. Lopend vanaf het station naar de stad is de Asser schaal en maat goed zichtbaar. Panden<br />
aan de Stationsweg hebben een individuele representatieve en monumentale kwaliteit maar vormen tezamen met<br />
het wegprofiel niet één krachtig geheel. De Vredeveldsetunnel is een directe verbinding tussen de binnenstad en<br />
woonwijken <strong>Assen</strong>-Oost, maar mist het comfort voor de fietsende <strong>Assen</strong>aar.<br />
De stationsomgeving in zijn totaliteit kenmerkt zich door een onsamenhangende structuur van grootschalige en klein-<br />
schalige bebouwing. De overgangen tussen elementen van verschillende schaal en maat zijn slecht en roepen een<br />
rommelig beeld op. In de directe omgeving van het station zelf is in de loop van de tijd een vrijwel gesloten wand van<br />
bebouwing(selementen) ontstaan. Zicht op de trein vanaf de stad is daarmee weggenomen maar ook het zicht op de<br />
stad voor de passerende treinreiziger.<br />
Vanuit het perspectief van de aankomende OV-reiziger is <strong>Assen</strong> moeilijk te lezen. Looproutes zijn niet ‘zelfverkla-<br />
rend’ en de stedenbouwkundige structuur helpt daar niet bij. Een kantoren complex als dat van SNS-Reaal komt als<br />
passend over in een gemiddelde stationsomgeving, maar draagt geenszins bij aan de beleving van een stationsplein<br />
of de markering van een evidente route naar de binnenstad. Architectonische samenhang is evenmin te vinden, pas<br />
meer westelijk langs de Stationsstraat vormen enkele kantoorvilla’s een ensemble met een charmante Asser uitstraling.<br />
De verblijfskwaliteit rond het huidige stationsgebouw is laag door de versnipperde openbare ruimte. De verblijfskwa-<br />
liteit staat nog verder onder druk door het matige onderhoudsniveau: scheef liggende tegels, slechte markering en<br />
slechte verlichting zetten de kwaliteit onder druk. Het qua karakter in zichzelf gekeerde stationsgebouw is van geen<br />
toegevoegde waarde voor de verblijfskwaliteit van het stationsgebied. De geringe verblijfskwaliteit en de monofunctionele<br />
programmering rond het station zorgt er tevens voor dat de sociale veiligheid onder druk staat.<br />
Daarnaast heeft het station aan de oostzijde geen adressering. De entree is alleen op geforceerde wijze mogelijk<br />
vanuit de Vredeveldsetunnel.<br />
De stedenbouwkundige structuur van de spoorzone direct ten zuiden van het busstation is zeer rommelig. Het P&R<br />
terrein ligt ingeklemd tussen het spoor en het kantoorverzamelgebouw en de ABN Amro aan de Overcingellaan. Een<br />
onlogische ontsluitingsstructuur zorgt er bovendien voor dat de beschikbare ruimte inefficiënt wordt benut.<br />
Ten aanzien van de functionele aspecten is duidelijk te zien dat er voor alle vervoersmodaliteiten veel zwakke schakels<br />
zijn.<br />
- 13 -
Bestaande situatie Stationsplein/Overcingellaan<br />
- 14 -
Het verkeer stroomt niet goed door, het stationsgebied als OV-knooppunt is verre van optimaal, de verkeers- en<br />
sociaal onveilige oost-west verbindingen door de tunnel en over maaiveld zijn slecht. Bovendien kent het huidige<br />
stationsgebied geen verblijfskwaliteit. Daarnaast functioneert het station niet als een station, waarbinnen de reiziger<br />
vanuit de stad in een ontvangstdomein komt en op een evidente wijze in een reizigersdomein komt om de trein te nemen.<br />
Via diverse diffuse routes loopt de treinreiziger van en naar station, slechts een deel van de reizigers passeert<br />
de commerciële stationsvoorzieningen.<br />
En de huidige stationshal?… Zelden is hier een reiziger te vinden, een kaartje koop je immers niet meer aan het<br />
loket. Als wachtruimte is de hal onaantrekkelijk en niet functioneel door het ontbreken van direct zicht op de sporen.<br />
Uitsluitend degene die een bloemetje meeneemt of een vraag heeft voor de infobalie gaat er nog bewust naar binnen.<br />
Het huidige stationsconcept kent vele punten die voor verbetering vatbaar zijn. Meest in het oog springend zijn de<br />
beperkte toegankelijkheid van de perrons door het ontbreken van liften, een perrontunnel met voldoende breedte<br />
voor grote reizigersstromen bij evenementen en uiteraard ook het ontbreken van een entree vanaf de oostzijde van<br />
de stad.<br />
- 15 -
- 16 -
4. Het plan<br />
4.1 Basiselementen van het stedenbouwkundig plan<br />
• Autotunnel voor het station langs.<br />
• Nieuwe perrontunnel als interwijkverbinding voor voetgangers en mindervaliden.<br />
• Verbeterde fietstunnel en logische fietsroutes.<br />
• Nieuw stationsgebouw inclusief bewaakte en onbewaakte fietsenstalling.<br />
• Herkenbaar stationsplein met duidelijke entreefunctie naar het centrum.<br />
• Nieuw (semi-dynamisch) busstation.<br />
• voldoende taxistandplaatsen, Kiss&Ridestrook en parkeergelegenheid.<br />
• Luifels en perronkappen in architectonische eenheid.<br />
4.2 Stedenbouwkundige en landschappelijke onderbouwing<br />
Structuur<br />
In het stedenbouwkundig ontwerp staat het begrip ‘verbinden’ in alle opzichten centraal. Het verbinden van noord<br />
en zuid via de stadsboulevard, maar ook het verbinden van oost en west via een verbeterde Vredeveldsetunnel en<br />
nieuw aan te leggen perrontunnel. Verbinden van het station en de binnenstad, maar ook het verbinden van landgoed<br />
Overcingel met het stationgebied. Verbinden van het SNS-Reaal complex met haar eigen omgeving, maar ook het<br />
verbinden van het ABN Amro-kantoor met het naast gelegen bus- en treinstation.<br />
Het verdwijnen van alle stationsgebouwen, de aanleg van de korte autotunnel (inclusief voorgestelde groenstructuur<br />
Stadsboulevard) samen met de mogelijkheid om de Vredeveldsetunnel te handhaven op de plek waar deze nu ligt,<br />
leidt tot een verrassend helder vertrekpunt om te komen tot een sterk ruimtelijk concept. Het bestaande groen en de<br />
bestaande (woon-)gebouwen bepalen de randen van het stationsgebied in meer of mindere mate.<br />
Tussen het SNS-Reaal complex en het spoor ontvouwt zich de ruimte voor een nieuw stationsplein en stations-<br />
gebouw. Het kantorencomplex van SNS-Reaal komt in deze vernieuwde voorstelling met straten er omheen, zelfs<br />
prominent op en tegelijkertijd aan het Stationsplein te staan. Het Stationsplein wordt begrensd door het nieuw stationsgebouw.<br />
De gebogen imaginaire rooilijn van het kantorencomplex van SNS-Reaal aan de ‘nieuwe’ Stationsstraat kan helpen<br />
om de positie van het nieuwe stationsgebouw te definiëren. Deze gebogen rooilijn begeleidt de ‘rode loper’ van en<br />
naar de binnenstad. Het is voor de hand liggend om de looproute aan de zonzijde (noordzijde) van de Stationstraat te<br />
situeren. Die zonzijde sluit ook het beste aan op de heringerichte Singels verderop en op de functies in de binnenstad<br />
(Brink, Cultureel kwartier, Stadshuis, kernwinkelgebied, etc.). Ook is hier meer ruimte voor een royale en comfortabele<br />
looplijn. De nieuwbouw voor de stationsvoorzieningen ligt met de perrontunnel, commerciële ruimten, wachtruimte<br />
in het verlengde van deze ‘rode loper’.<br />
Het station is een belangrijke plek in de stad, als entree van de stad, maar ook als oriëntatiepunt in stad en specifiek<br />
in de noord-zuid route van de Stadsboulevard. Een herkenbaar stationsplein verbetert de oriëntatie in de stad. Het<br />
meest typerende element van het station is uiteraard het zicht op de aankomende en vertrekkende treinen. Zicht op<br />
de treinen is van groot belang om de plek in de stad herkenbaar en uniek te maken. Rondom het compacte stationsgebouw<br />
(inclusief perrontunnel, stationsvoorzieningen, commerciële ruimtes, fietsenstalling, luifel) kan een compacte<br />
voetgangersruimte worden gedefinieerd, die hier en daar met fietsers en een paar (tijdelijk) geparkeerde auto’s<br />
(Kiss&Ride en taxi) moet worden gedeeld. Alle andere voorzieningen (busstation, taxistandplaatsen, Kiss&Ride,<br />
Park&Ride) liggen er omheen en er zo dicht mogelijk tegen aan.<br />
- 17 -
Impressie bestaande en nieuwe situatie Stationsstraat<br />
- 18 -
Impressie bestaande en nieuwe situatie Stationsplein<br />
- 19 -
Impressie bestaande en nieuwe situatie Overcingellaan<br />
- 20 -
Impressie bestaande en nieuwe situatie Stationsplein<br />
- 21 -
Impressie bestaande en nieuwe situatie noordelijk gedeelte Overcingellaan<br />
- 22 -
Impressie bestaande en nieuwe situatie Vredeveldseweg<br />
- 23 -
Suggestie hekwerk landgoed Overcingel<br />
- 24 -<br />
2<br />
5<br />
Impressie bestaande en nieuwe situatie oostzijde station<br />
2
De ‘oude’ en ‘nieuwe’ Stationsstraat krijgen een min of meer gelijkwaardige betekenis als verbinding tussen binnen-<br />
stad en Stadsboulevard. Hun profiel sluit aan bij het hernieuwde profiel van de Singels en wint sterk aan kwaliteit.<br />
Het ABN Amro kantoor blijkt zo ver weg te staan dat het geen definitieve begrenzing van de pleinruimte kan zijn. Er<br />
kan echter wel een verbinding worden gerealiseerd door het gebouw een nieuw front te geven aan de zijde van het<br />
busstation. Hier zijn goede kansen voor aangezien een deel van het huidige gebouw (laagbouw westzijde) verplaatst<br />
zal moeten worden om de aanleg van het zuidelijk deel van de autotunnel en de Stadsboulevard mogelijk te maken.<br />
4.3 Hoofddoelstellingen stationsgebied uitgewerkt<br />
Met het ontwerp voor het maatvaste stedenbouwkundig plan worden dan ook de vier beoogde hoofddoelstellingen<br />
van het project stationsgebied <strong>Assen</strong> gehaald:<br />
• Een aantrekkelijke stationsomgeving, waarbij het station een centrale rol vervult als entree van de stad maar ook<br />
als markant punt.<br />
• Het oplossen van de verkeersknoop.<br />
• Een efficiënt openbaar vervoersknooppunt.<br />
• Opheffen van de barrièrewerking (door infrastructuur).<br />
Aantrekkelijke stationsomgeving<br />
Voor het stationsplein is de ambitie niet alleen een functioneel goed plein te realiseren, maar juist ook een plein te<br />
maken dat een aangenaam verblijfsklimaat biedt. Een plein dat naast de functionele aspecten voor het openbaar vervoersknooppunt<br />
ook een aantrekkelijke entree van de stad vormt voor reizigers. Bij die ontvangstfunctie zou plaats<br />
kunnen zijn voor horeca met een terras aan het plein.<br />
De inrichting van het Stationsplein wordt niet meer gedomineerd door de verkeersfunctie, maar door een verblijfskwa-<br />
liteit die gericht is op de voetganger en fietser. De inrichting van openbare ruimte en de bebouwing aan het Stations-<br />
plein vertonen weer onderlinge samenhang omdat een nieuw stedelijk tapijt tot tegen de gevel van het SNS-Reaal<br />
complex wordt gesitueerd.<br />
Het plein zal geschikt moeten zijn voor drukte tijdens evenementen in de stad zoals de TT en dus geschikt zijn voor<br />
grote voetgangersstromen, maar mag geen kaal en leeg plein zijn op rustige momenten. Een zorgvuldig ontwerp van<br />
het inrichtingsplan op basis van voorliggend stedenbouwkundig plan zal hiertoe worden vervaardigd in een latere<br />
fase.<br />
Het historische landgoed Overcingel met prachtige oude bomen komt langs de Overcingellaan en langs de Stations-<br />
straat beter tot z’n recht door het plaatsen van een passend hekwerk rondom het landgoed.<br />
Oplossen verkeersknoop<br />
In de variantenstudie is de voorkeur bepaald om de verkeersknoop op te lossen door middel van een korte autotunnel.<br />
Ter hoogte van de kruising met de bestaande Vredeveldsetunnel kan deze korte autotunnel bovendien iets dieper<br />
komen te liggen. Op deze manier kan het huidige tracé van de Vredeveldsetunnel worden gehandhaafd, ingekort en<br />
opengewerkt. De Vredeveldsetunnel wint daarmee aan fietscomfort. De Vredeveldsetunnel wordt een meer autonome<br />
interwijkse verbinding voor langzaam verkeer tussen <strong>Assen</strong> Oost en het centrum doordat het wordt losgekoppeld<br />
van de sporen en perrons. De ‘oude’ en de ‘nieuwe’ Stationsstraat vormen de belangrijkste ontsluitingen vanaf het<br />
stationsgebied met de Asser binnenstad. Zij omsluiten en begrenzen het stationsplein, inclusief SNS-Reaal complex.<br />
- 25 -
Impressie nieuwe situatie omgeving Stationsplein door middel van een maquette<br />
- 26 -
Efficiënt openbaar vervoersknooppunt<br />
Vanuit het perspectief van de OV-reiziger is een zeer efficiënt en slim stationsgebied ontworpen. Lopend vanuit de<br />
perrontunnel of vanaf perron 1 heeft men een duidelijk keuze om de reis te vervolgen. Naar het zuiden kijkend ziet<br />
men op slechts enkele tientallen meters het busstation waaraan alle bussen halteren aan een eilandperron. Daar<br />
direct naast ligt de taxistandplaatsen. Daarnaast ligt een ruime strook voor Kiss&Ride (inclusief enkele parkeerplaatsen<br />
voor minder validen). Richting het westen kan men over de ‘rode loper’ de stad inlopen, zonder gemotoriseerd<br />
verkeer te kruisen. Onder en bovenop het stationsgebouw zelf bevinden zich de fietsvoorzieningen.<br />
Barrière werking spoor en Overcingellaan opheffen<br />
Het spoor is van oudsher een barrière tussen de binnenstad en <strong>Assen</strong> Oost (‘over het spoor’). Een van de belangrijkste<br />
opgaven voor het stationsgebied is het opheffen van deze barrièrewerking. Het opheffen van de barrière gebeurt<br />
met name middels de verbetering van de Vredeveldsetunnel, de perrontunnel en de wijze waarop het station aan de<br />
oostzijde wordt ontworpen. Een volwaardige entree van het station aan de oostzijde met een geheel doorlopende<br />
perrontunnel naar de westkant neemt deze barrière in zijn geheel weg. Belangrijk is verder dat de Vredeveldsetunnel<br />
door de aanzienlijke inkorting een aantrekkelijkere, sociaal veiligere route wordt. Hoogwaardige materialisering en<br />
detaillering, goede verlichting en duidelijke signalering zullen hieraan verder kunnen bijdragen.<br />
De huidige oversteek van de Overcingellaan als barrière in de voetgangersroute richting centrum wordt opgeheven<br />
door de realisatie van een korte autotunnel. Hierdoor is het station voor langzaam verkeer van alle kanten conflictvrij<br />
te benaderen.<br />
Door een zorgvuldig architectonisch ontwerp van een tweetal luifels, zowel aan de west- als ook aan de oostzijde,<br />
die een twee-eenheid vormen wordt architectonische vormgeving gebruikt om verbinding te leggen tussen beide<br />
zijden van het spoor. In de beleving van de gebruiker van het stationsgebied zijn daarmee beide stadsdelen weer met<br />
elkaar verknoopt.<br />
- 27 -
Motorvoertuigbewegingen per etmaal<br />
Stationsstr. west<br />
2011: 4.100<br />
2030: 4.400<br />
Bus: 290 (7%)<br />
Motorvoertuigbewegingen Etmaalintensiteiten op basis per van etmaal kruispunttellingen (2011) en verkeersmodel (2030) Fietsbewegingen per etmaal (van en naar stationsgebied<br />
Busverkeer (dikte geeft verhouding in intensiteit aan)<br />
Frequentie buslijnen per etmaal (inclusief ritten van en naar garage)<br />
en doorgaand met een verwachte verkeer) groei van en 10% (totaal voorgestelde van en naar station locale = 2.360) fietsstallingen<br />
Reizigersbewegingen per bronpunt en intensiteit<br />
loopstromen<br />
- 28 -<br />
K&R, taxi<br />
2.050<br />
Stationsstr. oost<br />
2011: 4.950<br />
2030: 3.500<br />
Bus: 415 (12%)<br />
Overcingellaan<br />
2011: 13.950<br />
2030: 24.000<br />
Bus: 240 (1%)<br />
Oude Stationsstr.<br />
2011: ±500<br />
2030: 2.200<br />
Bus: 125 (6%)<br />
Busstation<br />
730 bussen<br />
per dag<br />
P&R<br />
460<br />
Tunnel<br />
2030: 20.500<br />
Logistiek<br />
Autoverkeer (dikte geeft verhouding in intensiteit aan)<br />
Overcingellaan<br />
2011: 14.050<br />
2030: 21.700<br />
Bus: 125 (
ontwerp<br />
ruimtelijk<br />
gewerkt tot<br />
ie afbeelding<br />
t doorlopen ontand<br />
schema)<br />
waarop de<br />
nt (stadszijde)<br />
end is voor de<br />
functies in het<br />
et de keuze<br />
staat de wijze<br />
rdt vormgegeuwestationsgeen<br />
toelichting<br />
pkeuzes en de<br />
5. Verkeer<br />
5.1 Inleiding<br />
In het stationgebied komen diverse verkeersstromen bij elkaar. Het betreft gemotoriseerd doorgaand- en bestem-<br />
mingsverkeer, fietsverkeer en voetgangers van en naar het stationsgebied.<br />
Dit hoofdstuk gaat in op de opgaven voor het <strong>Stationsgebied</strong>, de dilemma’s en de daarbij behorende verkeerskundige<br />
onderbouwing van het stedenbouwkundig plan.<br />
5.2 Opgave<br />
Om zoveel mogelijk conflicten te voorkomen zal het verkeer in goede banen geleid moeten worden. Ter hoogte van<br />
het busstation (zuidzijde stationsgebied) gaat het bijvoorbeeld om de noord-zuid fietsroute langs de Stadsboulevard,<br />
bussen van en naar het busstation en het autoverkeer tussen de Stadsboulevard en de Oude Stationsstraat (via de<br />
op- en afrit). Ook is op deze locatie sprake van taxi verkeer en het halen en brengen van reizigers (Kiss&Ride). Ter<br />
plaatse van de Vredeveldsetunnel is bijvoorbeeld de relatie tussen de twee stedelijke hoofdfietsroutes (oost-west<br />
via de Vredeveldsetunnel en noord-zuid langs de Stadsboulevard) en het autoverkeer vanaf de Stadsboulevard van<br />
belang.<br />
Een zorgvuldige ontvlechting en afstemming van de modaliteiten (auto, bus, trein, fiets en voetganger) is dan ook van<br />
cruciaal belang en zijn dan ook belangrijke uitgangspunten voor het stedenbouwkundig plan.<br />
5.3 Verkeersconcept<br />
In nevenstaand schema is aangegeven op welke wijze de vormgeving en configuratie van de modaliteiten met elkaar<br />
samenhangen en bepalend zijn voor de vormgeving van het stationsgebied. In dit hoofdstuk worden deze aspecten<br />
achtereenvolgens behandeld. De verkeerskundige en ruimtelijks opgaven en randvoorwaarden zoals beschreven in<br />
de Variantenstudie <strong>Stationsgebied</strong>, Visie Stadsboulevard en de gekozen spoorconfiguratie vormen het vertrekpunt<br />
voor het stedenbouwkundig plan (zie bijlage 1).<br />
Uitkomsten variantenstudie<br />
Gekozen spoorconfiguratie<br />
Vredeveldsetunnel<br />
Autotunnel<br />
Stationsgebouw<br />
Busstation<br />
Verkeersknooppunt<br />
Fietsparkeren<br />
Helling<br />
noordzijde 5%<br />
Inefficiënte vorm<br />
Westzijde bocht<br />
Ligging<br />
zuidelijker<br />
Niet inpasbaar in<br />
stationsgebouw en<br />
op maaiveld<br />
Fietsknoop noordzuid/<br />
oost-west<br />
in Stationsstraat<br />
Helling<br />
noordzijde 7%<br />
Fietsknoop<br />
Shared Space<br />
Spoor 1/2<br />
(zij perrons)<br />
Korte autotunnel<br />
Westzijde rechtdoor Oostzijde inkorten<br />
Efficiënte vorm<br />
Helling<br />
zuidzijde 7%<br />
Ligging<br />
noordelijker<br />
Grotendeels inpasbaar<br />
in stationsgebouw<br />
Ontsluiting<br />
Spoorzone<br />
Oostzijde inpasbaar<br />
op maaiveld<br />
Knip Oosterparallelweg<br />
Spoor 2/3<br />
(eilandperron)<br />
Ontsluiting Oranjebuurt<br />
- 29 -
Stationsplein<br />
- 30 -
De scheiding van verkeersstromen vindt in eerste instantie plaats door het doorgaande autoverkeer (noord-zuid) via<br />
een autotunnel onder het stationsgebied door te leiden zodat een aantrekkelijk verblijfsgebied ontstaat (uitkomst variantenstudie).<br />
Daarnaast leidt de gekozen spoorconfiguratie (spoor 1 en 2 als toekomstige hoofdsporen) tot een ander<br />
ruimtebeslag ten oosten van het station. Uit onderzoek is vervolgens gebleken dat de barrière die spoor en autotunnel<br />
vormen voor het fietsverkeer sterk verminderd kan worden door een ingekorte fietstunnel.<br />
Stationsplein<br />
Door de aanleg van een korte autotunnel ontstaat een helder afgebakend stationsplein op één niveau dat (bijna) geheel<br />
vrij is van gemotoriseerd verkeer. Het doorgaand gemotoriseerd verkeer (via de Stadsboulevard en afslaand verkeer<br />
richting de binnenstad) wordt immers onder of langs het stationsplein geleid. Op het stationsplein zelf is alleen<br />
nog maar sprake van gemotoriseerd verkeer met het station als eindbestemming (taxi’s, halen en brengen, parkeren<br />
SNS Reaal-complex en logistiek verkeer).<br />
Er is voor gekozen om het Stationsplein in te richten als een verkeersluw fiets- en voetgangersdomein volgens<br />
Shared Space principes. Shared Space houdt in dat de verschillende soorten modaliteiten allemaal gebruik maken<br />
van dezelfde ruimte, er geen of weinig inrichtingsmiddelen of voorschriften voor het gebruik van deze ruimte zijn (in<br />
tegenstelling tot bijvoorbeeld de huidige situatie in het stationsgebied) en er meer ruimte is voor langzaam verkeer.<br />
Deze inrichtingsvorm is enerzijds een stimulans voor het nog noodzakelijke gemotoriseerd verkeer om voorzichtig te<br />
rijden. Anderzijds verhoogt het de ruimtelijke kwaliteit waardoor het gebied aantrekkelijker wordt als verblijfsgebied<br />
(zie bijvoorbeeld de Singels).<br />
Fietsverkeer<br />
Voor (brom)fietsers wordt de nieuwe noord-zuid fietsroute langs de Stadsboulevard doorgezet over het stationsplein.<br />
Op het stationsplein dat is ingericht volgens de principes van Shared Space kan gekozen worden voor een subtiele<br />
begeleidingsvorm in de verharding. De grenzen tussen stationsplein en Stadsboulevard zijn cruciaal omdat overgegaan<br />
wordt van scheiding van fiets- en autoverkeer naar een shared space gebied.<br />
Vanuit zuidelijke richting loopt het fietspad aan beide zijden van de Stadsboulevard. daar waar de op- en afrit van de<br />
Stadsboulevard overgaat in de Stationsstraat – voegen beide fietspaden in op de hoofdrijbaan zodat een situatie als<br />
op de Singels ontstaat (gezamenlijk gebruik van de rijbaan door fietsers en gemotoriseerd verkeer). Met het oog op<br />
de verkeersveiligheid vindt dit moment van invoegen plaats ten zuiden van de ingang van het busstation. Deze fietsroute<br />
loopt in Shared Space over het stationsplein door tot aan de Vredeveldsetunnel om vervolgens over te gaan in<br />
de fietsroute langs de Stadsboulevard. Bij de kruising met de Stationsstraat is ervoor gezorgd dat de beiden stromen<br />
(noord-zuid en oost-west) zo veel mogelijk haaks ten opzichte van elkaar lopen, zodat de veiligheid voor de fietser<br />
maximaal gegarandeerd is.<br />
In noordelijke richting is alleen voorzien in een fietsroute aan de westzijde van de Stadsboulevard. Een fietsroute aan<br />
de oostzijde leidt tot een te gecompliceerde fietsknoop ter plaatse van de Vredeveldsetunnel met veel hoogteverschillen<br />
en te weinig ruimte voor het stationsgebouw. Daar de route langs de Stadsboulevard intensief gebruikt gaat worden<br />
door fietsers tussen Marsdijk, Stadsbedrijvenpark en Station is in het ontwerp Stadsboulevard (-noord) rekening<br />
gehouden met goede oversteekmogelijkheden over de Stadsboulevard.<br />
Gemotoriseerd verkeer<br />
De Stadsboulevard en de autotunnel brengen hun eigen beeldkwaliteit, profilering, materialen en middelen mee,<br />
passend bij de stroomfunctie voor doorgaand autoverkeer. De op- en afritten van de Stadsboulevard vormen de<br />
verkeerskundige overgang tussen de Stadsboulevard als gebiedsontsluitingsweg en de (Oude) Stationsstraat als verblijfsgebied<br />
en erftoegangsweg. Minstens zo belangrijk is echter de ruimtelijke overgang tussen enerzijds de Stadsboulevard<br />
als Laan en anderzijds de Stationsstraat, Stationsplein en de Singels als verblijfsgebied.<br />
- 31 -
Lengteprofiel autotunnel - zuidzijde<br />
Lengteprofiel autotunnel - noordzijde<br />
Lengteprofiel fietstunnel<br />
- 32 -<br />
Gebied Oosterparallelweg
Deze overgang dient op een logische en eenduidige manier vormgegeven te worden. Voorgesteld wordt om de<br />
(Oude) Stationstraat qua inrichting, materiaalgebruik en snelheidsregime (30 km/u) naadloos aan te laten sluiten op<br />
de Singels. Op deze wijze wordt aan de bezoeker duidelijk gemaakt dat het centrumgebied al begint bij het verlaten<br />
van de Stadsboulevard oftewel ter plaatse van het stationsgebied.<br />
In de huidige situatie is de Stationsstraat en de Oude Stationsstraat ruim gedimensioneerd. Ook de kruising tussen<br />
beide straten is in verband met de bereikbaarheid van de voormalige Acmesa fabriek zeer ruim opgezet. Voor de<br />
herinrichting van de (Oude) Stationsstraat zijn de volgende keuzes gemaakt:<br />
• De (Oude) Stationsstraat wordt verblijfsgebied conform de inrichting en afmetingen op de Singels, maar blijven<br />
routes voor busverkeer (profiel 6-8 meter, exacte dimensionering afhankelijk van hoeveelheid busverkeer en<br />
fietsverkeer). Voor de Stationsstraat is gekozen voor een profiel van 8 meter, conform de situatie op de Oostersingel.<br />
Voor de Oude Stationsstraat is vooralsnog gekozen voor een breedte van 6 meter conform de situatie op de<br />
Zuidersingel zodat de parkeerplaatsen van aanwonenden gehandhaafd kan blijven. Dit zal in het inrichtingsplan<br />
nader uitgewerkt moeten worden.<br />
• Gebruikers van de Kiss&Ride vanuit zuidelijke richting moeten kunnen keren. Ter plaatse van de kruising Stati-<br />
onsstraat – Oude Stationsstraat is hierin voorzien door middel van een keervoorziening;<br />
• De looproute tussen binnenstad en centrum dient ruimer gedimensioneerd te worden dan in de huidige situatie.<br />
Aan de noordzijde van de Stationsstraat is hiervoor de meeste ruimte vrij te maken. Dit betekent dat de huidige<br />
parkeervakken ten dele moeten verdwijnen. Deze zijde betreft ook de zonzijde en is het meest logisch gelet op de<br />
ligging van belangrijke functies in de binnenstad.<br />
5.4 Vredeveldsetunnel<br />
In de variantenstudie <strong>Stationsgebied</strong> boog de Vredeveldsetunnel aan de westzijde af van de autotunnel om nabij de<br />
Stationsstraat boven te komen. Vanwege veiligheid, ruimtelijke kwaliteit en comfort is geconcludeerd dat deze oplossing<br />
onwenselijk is. Bij de uitwerking van het stedenbouwkundig ontwerp bleek het mogelijk om de autotunnel dieper<br />
aan te leggen waardoor de fietstunnel haaks met de autotunnel kan kruisen (bovenlangs). Daarmee ontstaat een<br />
rechtstreekse oost-westverbinding. De fietstunnel zal dan al direct vanaf het westelijk zijperron gaan stijgen. In de<br />
huidige situatie stijgt de fietstunnel ten oosten van de uitrit van het perceel Oosterparallelweg 42. Het blijkt mogelijk<br />
om de fietstunnel al direct vanaf de (toekomstige) spoorligging aan de oostzijde te laten stijgen en uit te laten komen<br />
direct ten westen van de bovengenoemde uitrit. Hiermee kan de lengte van het gesloten deel van de tunnel aanzienlijk<br />
ingekort worden van 135 meter tot 35 meter, waardoor het gevoel van sociale veiligheid zal verbeteren. Zowel aan<br />
de west- als aan de oostzijde begint de helling direct na het gesloten deel.<br />
Handhaving van de uitrit Oosterparallelweg 42 is alleen mogelijk als het huidige hellingspercentage van 5% wordt<br />
aangehouden. Ook aan de westzijde is handhaving van het huidige hellingspercentage van 5% nodig om de noordzuid<br />
fietsroute langs de Stadsboulevard nog haaks aan te kunnen laten sluiten. Dit wordt acceptabel geacht omdat<br />
het gesloten tunneldeel sterk ingekort wordt en fietsers hun snelheid van het ‘dalen’ kunnen vasthouden tot aan het<br />
moment van ‘stijgen’ (dit is niet mogelijk in de huidige situatie). De kwaliteit van de fietstunnel verbeterd daarmee.<br />
Een andere consequentie is dat de Oosterparallelweg ter plaatse van de Vredeveldsetunnel onderbroken wordt en<br />
dat de Buizerdstraat weer wordt opengesteld (zie verder bijlage 4).<br />
Vanuit het oogpunt van sociale veiligheid en het concentreren van de reizigersstromen via de perrontunnel, zullen de<br />
perrontrappen in de Vredeveldsetunnel afgesloten worden. In de huidige situatie ontbreekt op de oostelijke toerit een<br />
voetgangersstrook. Gelet op de beperkte ruimte ter plaatse en de extra kosten van verbreding van de huidig tunnelbak<br />
is niet gekozen voor het aanbrengen van een extra voetgangersstrook. Voetgangers kunnen gebruik maken van<br />
de huidige trap aan de Oosterparallelweg die gehandhaafd blijft. Minder validen en voetgangers met kinderwagens<br />
kunnen gebruik maken van de nieuwe perrontunnel en -liften.<br />
- 33 -
Busstation met eilandperron<br />
- 34 -
5.5 Autotunnel<br />
Het ontwerp van de autotunnel is sterk afhankelijk gebleken van de keuzes die bij het ontwerp van de fietstunnel zijn<br />
gemaakt. De haakse kruising van de fietstunnel is mogelijk als het noordelijk deel van de autotunnel circa 1,20 meter<br />
dieper aangelegd wordt.<br />
Met het oog op een goede aansluiting op de Spoorstraat en de kantoren in de Spoorzone (zuidkant) en de ligging<br />
van de riolering Oranjestraat (noordkant) is voor zowel de zuidelijke als de noordelijke toerit gekozen voor een hellingspercentage<br />
van 7%. Door de riolering Oranjestraat ter verplaatsen is aan de noordkant eventueel een flauwere<br />
helling haalbaar. In beide gevallen blijft een goede aansluiting op de Stadsboulevard (Roldertunnel en kruising Abel<br />
Tasmanplein) mogelijk.<br />
Een hellingspercentage van 7% is acceptabel met het oog op de doorstroming, veiligheid en milieusituatie omdat in<br />
het ontwerp rekening is gehouden met de volgende aspecten:<br />
• Breder profiel dan de wettelijke minimumbreedte.<br />
• Zo kort mogelijke hellinglengte vanwege terugvalsnelheid vrachtverkeer.<br />
• Verwarming wegdek om glijden vrachtverkeer op besneeuwde hellingen te voorkomen.<br />
Daarnaast leidt een helling van 7% tot een compacter en daarmee een goedkoper kunstwerk. Ook leidt het tot een<br />
kortere doorsnijding van de openbare ruimte.<br />
5.6 Busstation<br />
Voor het busstation zijn in nauw overleg met het OV-bureau meerdere varianten onderzocht en getoetst op het programma<br />
van wensen en eisen. Na onderzoek en analyse is de variant met een eilandperron als meest doelmatig en<br />
passend bevonden. Hierbij is uitgegaan van een dynamisch busstation, waarbij de bussen geen vast perron hebben<br />
maar de reiziger afzetten en dan naar een beschikbaar perron rijden. Bij deze variant kan volstaan worden met een<br />
kleiner ruimtebeslag omdat minder ruimte in de breedte nodig is, terwijl het ruimtebeslag in de lengte ongeveer gelijk<br />
is. Voor de voetganger levert het korte en duidelijke loopstromen op en korte rijroutes uitsluitend op het busstation<br />
zelf.<br />
Daarnaast biedt deze variant de meeste functionaliteit en flexibiliteit in zowel de reguliere situatie als tijdens bijzondere<br />
situaties (evenementen, treinvervangend vervoer). Op het zuidelijk gedeelte voldoende ruimte voor bufferplaatsen<br />
en een halteplaats voor incidenteel treinvervangend bij calamiteiten en/of evenementenvervoer (inclusief opstelruimte<br />
voor wachtende passagiers). Bovendien kan het eiland op een groene wijze ingericht worden in aansluiting op Landgoed<br />
Overcingel en de Stadsboulevard.<br />
Een nadeel is dat een deel van de bussen ‘met de rug’ naar het station staan gekeerd. Het realiseren van een goede<br />
(dynamische) verwijzingssysteem is een punt voor nadere uitwerking.<br />
- 35 -
- 36 -<br />
Parkeren bedrijven en aanwonenden<br />
Kiss&Ride<br />
Taxi’s<br />
P+R
5.7 Parkeren en logistiek<br />
Het stationgebied dient te beschikken over voldoende capaciteit voor diverse vormen van kort- en langparkeren. In<br />
het stedenbouwkundig plan is voorzien in de volgende parkeercapaciteit:<br />
• Het bestaande aantal P+R plaatsen in de Spoorzone (230 plaatsen) moet minimaal gehandhaafd blijven.<br />
• De huidige parkeervakken in de Stationstraat hoeven niet allemaal gehandhaafd te worden. Uit het parkeeron-<br />
derzoek voor het centrumgebied blijkt dat de parkeerplaatsen in het gedeelte tussen de Singels en de aansluiting<br />
Oude Stationsstraat weinig gebruikt worden. Daarnaast is de ruimte die deze parkeervakken innemen tevens<br />
noodzakelijk voor het creëren van een royale en comfortabele looproute tussen binnenstad en station. De<br />
parkeervakken rond het kruispunt Oude Stationstraat – Prins Hendrikstraat en langs de Hendrik de Ruiterstraat<br />
worden gebruikt door aanliggende bedrijven met een baliefunctie en aanwonenden. Deze parkeerplaatsen<br />
worden gehandhaafd in het ontwerp. Dit geldt ook voor de parkeerplaatsen in de berm voor de woning op het<br />
Landgoed Overcingel (woning tuinman) aan de Overcingellaan.<br />
• Zestien kort parkeerplaatsen voor halen en brengen van reizigers (Kiss&Ride), bereikbaar vanuit alle richtingen<br />
en drie invalide parkeerplaatsen met zo kort mogelijke afstanden naar andere modaliteiten. Het parkeren voor<br />
Kiss&Ride en invaliden is gesitueerd aan beide zijden van de Stationsstraat tussen de kruising met de Oude<br />
Stationsstraat en het nieuwe stationsplein. Om deze parkeervakken te kunnen gebruiken vanuit de richtingen<br />
west, zuid en noord is ter hoogte van de kruising met de Oude Stationsstraat een keervoorziening vormgegeven.<br />
Verkeer vanuit het noorden en westen dat weer terug wil rijden kan gebruik maken van de keervoorziening ter<br />
hoogte van het busstation.<br />
• Tien individueel bereikbare standplaatsen voor taxi’s en Regiotaxi ter hoogte van het busstation, inclusief<br />
keervoorziening.<br />
Langs de westgevel van het stationsgebouw is voorzien in een laad- en loszone waar circa 2-3 maal daags bevoorrading<br />
zal plaats vinden. Vanuit NS zijn ruimtelijke eisen gesteld aan de wijze waarop de bevoorrading plaats kan<br />
vinden, ondermeer ten aanzien van de zone zelf (baanbreedte 4,20 meter breed) en de aanrijroute (geschikt voor<br />
combinaties van 18 meter en een vrije aanrij- en vertrekroute, zonder andere verkeersstromen.<br />
Gelet op de fysieke mogelijkheden in de Asser situatie komt alleen de westzijde van het stationsgebouw in aan-<br />
merking als locatie waar toeleveranciers op een veilige wijze kunnen laden en lossen. Dit betekent echter wel dat<br />
er geen sprake is van een geheel vrije aanrij- en vertrekroute. Aanrijden zal namelijk plaats dienen te vinden vanuit<br />
zuidelijk richting door via het busstation het stationsplein op te rijden en te keren op het stationsplein. Wegrijden<br />
kan dan direct via de Stationsstraat. Hierbij zal echter wel sprake zijn van kruising tussen bevoorradend verkeer en<br />
voetgangers- en fietsstromen. Ondanks dat het slechts twee tot drie transporten per dag betreft, dient bij de nadere<br />
detaillering in het inrichtingsplan ter voorkoming van onveilige situaties te worden voorzien in een heldere afstemming<br />
tussen beide verkeersstromen (bijvoorbeeld het aanbrengen van een ruime en duidelijke markering van de laad- en<br />
loszone of door het fietsverkeer over het stationsplein te begeleiden door een subtiele markering).<br />
- 37 -
Gebied tussen het busstation en de Spoorstraat<br />
Voorkeursvariant Oranjebuurt<br />
- 38 -
5.8 Spoorzone<br />
Voor het gebied tussen het busstation en de Spoorstraat bestaat de wens om een heldere structuur te creëren<br />
door het aanleggen van een ruggengraat in de vorm van een nieuwe hoofdontsluitingsweg in noord-zuid richting en<br />
nieuwe aansluitingen op de Stadsboulevard en Spoorstraat. Het parkeren, maar ook de kantoorgebouwen, krijgen<br />
daarmee een duidelijke positie. De ontsluitingsstructuur voor het kantorengebied Spoorstraat tot Pelikaanstraat dient<br />
in het vervolg ook in samenhang met de Stadsboulevard en eigenaren nader te worden uitgewerkt.<br />
Het bestaande aantal P+R plaatsen in de Spoorzone (230 plaatsen) moet minimaal gehandhaafd blijven. Om de<br />
aanleg van het zijperron aan spoor 1 mogelijk te maken zullen de parkeervakken langs het spoor omgezet moeten<br />
worden in langsparkeervakken. Hierdoor neemt de capaciteit van het P+R terrein tijdelijk af met circa 30 plaatsen.<br />
Indien nodig zullen deze gecompenseerd worden elders in het gebied. Bij het gereedkomen van de nieuwe perrontunnel<br />
zal het overpad voor minder validen worden verwijderd en een deel van zuidelijk perron weer naar het noorden<br />
verschoven.<br />
Omdat het ontwerp afhankelijk is van grondposities van derden kan op dit moment nog geen definitieve keuze worden<br />
gemaakt voor de meest gewenste inrichting van de Spoorzone.<br />
5.9 Oranjebuurt<br />
In het Stedenbouwkundig plan Oranjebuurt is onderzocht wat de meest gewenste ontsluitingswijze is, mede gelet op<br />
de geplande woningbouw- en kantoorontwikkeling van het Acmesa terrein<br />
De huidige Hendrik de Ruiterstraat en de Prins Hendrikstraat zijn daarbij aangegeven als de twee ontsluitingsroutes<br />
richting de Stationsstraat. De huidige Hendrik de Ruiterstraat ligt echter op dezelfde locatie als waar de op- en afrit<br />
van de Stadsboulevard en de fietsroute aan de westzijde van de Stadsboulevard is gepland. Onderzocht is hoe de<br />
toekomstige ontsluiting van de Oranjebuurt vormgegeven kan worden.<br />
Gekozen is voor een oplossing waarbij de bedrijven aan de Hendrik de Ruiterstraat bereikbaar blijven door middel<br />
van een doodlopende weg en een parallelweg waarmee de ontsluiting van de toekomstige ontwikkelingen op het<br />
Acmesaterrein geborgd is. Omdat de aansluiting van de Hendrik de Ruiterstraat op de Oude Stationsstraat komt te<br />
vervallen is het voor de ontsluiting van de Oranjebuurt noodzakelijk om het eenrichtingsverkeer in de Prins Hendrikstraat<br />
op te heffen.<br />
- 39 -
- 40 -
6. Stationsconcept – ruimtelijke en functionele<br />
toelichting<br />
6.1 Stationsdomeinen<br />
Voor het ontwerp van het stationsgebied is het Stationsconcept van Bureau Spoorbouwmeester als vertrekpunt ge-<br />
nomen. Het Stationsconcept legt de relatie tussen de verschillende onderdelen van het station, versterkt de karak-<br />
teristieke eigenschappen en inspireert tot een specifieke, plek en locatie gebonden vertaling. Het beschrijft de vaste<br />
kenmerken van het station en vertaalt deze naar domeinen die het station ruimtelijke organiseren en de beleving<br />
ensceneren. De stationsdomeinen ordenen functies en voorzieningen naar de behoefte van de gebruikers op hun<br />
route naar en door het station. Het stationsgebied van <strong>Assen</strong> kent een ontvangstdomein, een reisdomein en een<br />
omgevingsdomein. De domeinen worden met elkaar verbonden door de loopverbindingszone. Deze zone is overal<br />
duidelijk herkenbaar en vindbaar en voorziet in een snelle, veilige transfer.<br />
Stationsdomeinen toegepast op station <strong>Assen</strong><br />
Aan de hand van de stationsdomeinen worden de relevante elementen van het stedenbouwkundig plan in de volgende<br />
paragrafen nader toegelicht:<br />
• Sloop van alle bestaande stationsgerelateerde opstallen en het busstation;<br />
• Nieuwbouw van een perrontunnel die als centraal onderdeel van de loopverbindingszone het reisdomein met het<br />
aankomst- en ontvangstdomein en de oost- en westzijde van het stationsplein met elkaar verbindt en daarmee<br />
binnenstad en Vredeveld met elkaar verbindt;<br />
• Nieuwbouw van stationsvoorzieningen, commerciële ruimtes en fietsparkeren (betaald en onbetaald) in één<br />
stationsgebouw aan de westzijde van de sporen.<br />
6.2 Reisdomein<br />
Het reisdomein wordt gevormd door het perron en daar aanwezige voorzieningen. Zodra de OV-chip palen zijn<br />
gepasseerd wordt het reisdomein betreden. De belangrijkste wijzigingen binnen het reisdomein hebben betrekking<br />
op de keuze voor een andere spoorconfiguratie waarbij de sporen 1 en 2 als hoofdsporen gebruikt gaan worden. Dit<br />
stedenbouwkundige plan heeft geen betrekking op de nadere invulling van het reisdomein.<br />
6.3 Ontvangstdomein<br />
Ten zuiden van het stationsgebouw ligt het hoofdontvangstdomein waar alle reizigersstromen samenkomen. Het<br />
hoofdontvangstdomeinen dient overdekt te worden door een luifel en heeft daarmee een functie als wachtruimte voor<br />
zowel trein- als buspassagiers. Dit domein is 15-20 meter breed en neemt – door de vorm van het busstation en het<br />
verjongen van de zuidoostzijde van het stationsgebouw – richting het perron en de perrontunnel toe qua breedte.<br />
Door dit gebied licht hellend aan te leggen (hoogteverschil circa 1 meter) is een naadloze overgang met het zijperron<br />
mogelijk. Aan de zuidzijde wordt het ontvangstdomein begrensd door het busstation en aan de oostzijde door de OV<br />
chip palen: de overgang naar het reisdomein (gelegen op ca. 5 meter van de trappen van de perrontunnel).<br />
Het feit dat het hoofdontvangstdomein direct tegenover het busstation ligt, maakt dat deze ruimte tegelijk een functie<br />
kan hebben als wachtruimte voor busreizigers.<br />
Het nevenontvangstdomein ligt op het plein aan de Oosterparallelweg op het uiteinde van de perrontunnel. Over het<br />
hoofd- en nevenontvangstdomein is een luifel voorgesteld die zich uitstrekt tot over de koppen van de opstelplaatsen<br />
van de bussen op het nieuwe busstation. Deze zou kunnen worden geïntegreerd met de liftschachten, het nieuwe<br />
stationsgebouw en de perronkappen.<br />
- 41 -
Principe luifels en perronkappen in bovenaanzicht<br />
- 42 -<br />
Stationsgebouw - hoogtes<br />
Stationsgebouw - loop- en zichtlijnen<br />
Stationsgebouw - luifel en perronkappen
6.4 Loopverbindingszone - perrontunnel<br />
De loopverbindingzone verbindt het omgevingsdomein (plein, gebouwen, busstation, P&R en K&R) met het ont-<br />
vangstdomein en het ontvangstdomein met het reisdomein. De zone is in het verlengde van de Stationsstraat gesitu-<br />
eerd, zodat een logische route tussen station en centrum van de stad ontstaat via het stationsplein. De zone bestaat<br />
onder meer uit een nieuwe perrontunnel, die de oost- en westzijde van het station van <strong>Assen</strong> met elkaar verbindt.<br />
De perrontunnel wordt loodrecht gesitueerd op de sporen en perrons. De nieuwe perrontunnel (ten opzichte van de<br />
huidige is de ligging fors noordelijker) ligt op een royale, comfortabele en directe looplijn aan de zonzijde (noordzijde)<br />
van de Stationsstraat. De plaats van as van de nieuwe perrontunnel kan worden gefixeerd halverwege de zuidelijke<br />
rooilijn en de grens van het busstation. Voor het bepalen van de exacte plaats van deze as is uitgegaan van een perrontunnel<br />
van 7 meter breedte op circa 5 meter afstand van de zuidelijke rooilijn van het stationsgebouw en op circa<br />
3 meter van het busstation. De 3 meter brede liftschachten kunnen aan de noord- of zuidzijde van de nieuwe tunnel<br />
worden gesitueerd.<br />
De trappartijen aan de uiteinden zijn elk 4 meter breed en komen uit in het hoofdontvangstdomein aan de centrumzij-<br />
de en het nevenontvangstdomein in <strong>Assen</strong>-Oost. Het trapgat aan het westelijke uiteinde van de nieuwe perrontunnel<br />
is op minimaal 4 meter afstand van de perronrand afgezet met een balustrade.<br />
Het trapgat aan de oostzijde is begrensd door een afscheiding met spoor 3. Perron 2 en 3 zijn toegankelijk met een<br />
lift en twee tegenover elkaar liggende trappen van elk 3 meter breed.<br />
De perrons worden voorzien van nieuwe perronkappen op perron 1 en het middenperron 2 en 3 van circa 70 meter<br />
lengte. Beide ontvangstdomeinen worden voorzien van een luifel die ontworpen dient te worden in samenhang met<br />
het stationsgebouw en de perronkappen.<br />
6.5 Omgevingsdomein<br />
In het omgevingsdomein komt de reiziger aan in het stationsgebied. Het omgevingsdomein van het station van <strong>Assen</strong><br />
wordt gevormd door de volgende elementen:<br />
• Stationsgebouw.<br />
• Fietsparkeren.<br />
• Stationsplein.<br />
• P+R.<br />
• Busstation.<br />
• Kiss&Ride plaatsen en taxistandplaatsen.<br />
De eerste twee elementen worden hieronder besproken, de laatste vier zijn aan de orde gekomen in hoofdstuk 4.<br />
6.6 Stationsgebouw<br />
Het stationsgebouw zal op een andere plek herbouwd worden. Het nieuwe stationsgebouw is direct aan de loopverbindingszone<br />
gepositioneerd, die in het verlengde ligt van de Stationsstraat. Bij de uitwerking van de bouwenvelop<br />
voor het stationsgebouw zijn de volgende aspecten verwerkt en ingekaderd in het- stedenbouwkundig plan:<br />
• Het programma dat minimaal gerealiseerd moet worden.<br />
• De ruimtelijke contour van de kavel (rooilijnen, volumes, maximale hoogte, looplijnen en zichtlijnen).<br />
6.6.1 Programma en functionele aspecten<br />
In het stationsgebouw zullen enkele stationsfuncties en commerciële functies gerealiseerd worden. In onderstaande<br />
tabel is weergegeven welke functies in welke omvang minimaal gerealiseerd dienen worden in het stationsgebouw en<br />
op welke wijze deze verdeeld dienen te worden over het gebouw en de bouwlagen. De functies met een belangrijke<br />
publieksfunctie worden op de begane grond gesitueerd. Vanuit kostenoverwegingen ligt de omvang van de verschillende<br />
niveaus zo dicht mogelijk bij elkaar. Tevens zijn per functie enkele aanvullende eisen gedefinieerd.<br />
- 43 -
- 44 -<br />
Stationsgebouw - laag -1<br />
Stationsgebouw - laag 0<br />
Stationsgebouw - laag +1
De functies met een belangrijke publieksfunctie worden op de begane grond gesitueerd. Vanuit kostenoverwegingen<br />
ligt de omvang van de verschillende niveaus zo dicht mogelijk bij elkaar. Tevens zijn per functie enkele aanvullende<br />
eisen gedefinieerd.<br />
Tevens is er van uitgegaan dat zowel het bewaakt fietsparkeren als een substantieel deel van het onbewaakt fietsparkeren<br />
een plaats krijgt onder en op het stationsgebouw (zie paragraaf 6.7). De fietswinkel is voorzien op de noordwest<br />
hoek. In de noordoost hoek ligt de entree voor de onbewaakte stalling op het dak.<br />
Bouwlaag Functie bvo m2 Aanvullende eisen<br />
Niveau – 1<br />
(kelder)<br />
Bewaakt fietsparkeren<br />
(1.117 plaatsen)<br />
Verkeers / technische<br />
ruimtes<br />
1.125<br />
110<br />
Totaal 1.235<br />
Begane grond<br />
NS Reizigers en Servicepunt<br />
OV Bureau<br />
170<br />
Wachtruimte (inpandig deel) 120<br />
Commerciële voorzieningen 430<br />
• Toegang fietsers vanuit de Vredeveldsetunnel.<br />
• Rem- en afstapstrook reserveren van minimaal 5 meter gerekend<br />
uit wand Vredeveldsetunnel. Begin strook vanaf einde constructie<br />
autotunnel.<br />
• Optioneel rechtstreekse aansluiting op de perrontunnel<br />
• Beheer bewaakt fietsparkeren en fietswinkel over twee lagen door<br />
middel van een vide (oogcontact beheerder)<br />
• Trappenhuis zo dicht mogelijk bij ontvangstdomein<br />
• Loketten direct bereikbaar vanuit de wachtruimte en de loopverbin-<br />
dingszone<br />
• Zo veel mogelijk transparante gevels<br />
• Deels inpandig en afsluitbaar (120 m2), deels uitpandig (OVCP op<br />
overgang ontvangsdomein – reisdomein)<br />
• Direct zicht op perrontunnel, zijperron, voorzieningen en vervolg-<br />
vervoer<br />
• Winkels gelegen aan en toegankelijk vanaf de loopverbindingszone<br />
• Zo veel mogelijk transparante gevels<br />
Fietswinkel 200 • Toegankelijkheid fietswinkel vanuit westelijke richting<br />
Pauzeruimte buschauffeurs 90 • Optioneel, zo dicht mogelijk bij busstation (korte loopafstanden)<br />
Verkeersruimtes 120<br />
Totaal 1.130<br />
Niveau +1<br />
(dak)<br />
80% onbewaakt fietsparkeren<br />
(1.170 plaatsen)<br />
1.110<br />
• Bevoorrading westzijde gebouw (laad- en losplek lengte 18 m en<br />
binnenplaats met afvalcontainers (3x4 m))<br />
• Trappenhuis zo dicht mogelijk bij ontvangstdomein<br />
• Met het oog op sociale veiligheid maximaal 50% dubbellaags<br />
stallingen<br />
• Toerit vanuit westelijke richting (belangrijkste fietsroutes) via trap/<br />
hellingbaan noordzijde gebouw<br />
Verkeersruimtes 90 • Trappenhuis zo dicht mogelijk bij ontvangstdomein<br />
Totaal 1.200<br />
- 45 -
Voorbeeld fietsparkeren - Easylift in Nijmegen<br />
- 46 -
6.6.2 Ruimtelijke aspecten (rooilijnen, contouren, massa, hoogtes)<br />
Zoals aangegeven ligt de nieuwe perrontunnel op een royale, comfortabele en directe looplijn aan de zonzijde<br />
(noordzijde) van de Stationsstraat. Het nieuwe stationsgebouw is direct aan deze looplijn gepositioneerd. In het stationsgebouw<br />
zullen enkele specifieke stationsfuncties en commerciële functies gerealiseerd te worden. Tevens is de<br />
keuze gemaakt dat zowel het bewaakt fietsparkeren als een substantieel deel van het onbewaakt fietsparkeren een<br />
plaats krijgt in het stationsgebouw.<br />
Om het benodigde programma (inclusief bewaakt en onbewaakt fietsparkeren) te realiseren in het stationsgebied<br />
blijkt een gebouw met minimaal 3 bouwlagen (waarvan 1 bouwlaag onder maaiveld ligt) noodzakelijk. De begrenzing<br />
van de bouwenvelop komt voort uit de bestaande gebouwde context en de nieuwe spoorconfiguratie. Onderscheid<br />
wordt gemaakt tussen enerzijds het gebouwde gedeelte en anderzijds het niet gebouwde maar wel overdekte gedeelte<br />
(luifel):<br />
• De noordelijke rooilijn wordt gedefinieerd door de ligging van de te handhaven Vredeveldsetunnel. Aan deze zijde<br />
komt tevens de ingang van de bewaakte fietsenstalling op niveau -1.<br />
• De westelijke rooilijn loopt parallel aan de geplande autotunnel. Met het oog op de bouwfasering geldt als<br />
uitgangspunt dat de constructie van het stationsgebouw onafhankelijk is van de constructie van de autotunnel.<br />
Vanuit de stad bezien valt de nieuwbouw grotendeels achter de muren van het bestaande SNS-Reaal complex.<br />
• De oostelijke rooilijn loopt parallel aan spoor 1 aan de noordzijde beginnend op minimaal 4 meter westelijk van de<br />
perronrand. Ten behoeve van de looplijnen en zichtlijnen (trein richting stad en omgekeerd) dient de zuidoostzijde<br />
dient van het gebouwde gedeelte te verjongen.<br />
• Een zuidelijke rooilijn voor het gebouwde gedeelte haaks op de sporen. Deze zijde bevat de publieksfuncties<br />
(commercie en loket) en is direct gelegen aan de loopverbindingszone. Bij het fixeren van de zuidelijke rooilijn is<br />
er enige flexibiliteit in noordelijke of zuidelijke richting mogelijk. Deze zuidelijke rooilijn en de exacte bepaling van<br />
de positie van de nieuwe perrontunnel komt voort uit de vorige drie rooilijnen, het minimaal benodigde programma<br />
en keuze uit het optionele programma.<br />
6.7 Fietsparkeren<br />
Met het oog op gebruiksvriendelijkheid en de aantrekkelijkheid van de fiets als vervoermiddel voor het voor- en<br />
natransport is de voorkeur uitgesproken om zowel bewaakt als onbewaakt fietsparkeren op te nemen in het stationsgebouw.<br />
Hiervoor zijn meerder varianten ontwikkeld en getoetst op de volgende criteria:<br />
• Toegankelijkheid station en tussenliggende barrières.<br />
• Afstand tot perrontunnel.<br />
• Bijdrage aan levendigheid stationsplein.<br />
• Afstemming met andere stationsfuncties.<br />
• Exploitatie bewaakte fietsenstalling.<br />
• Zo min mogelijk clusters fietsparkeren.<br />
• Verschijningsvorm en ruimtelijke kwaliteit.<br />
• Ligging in stedelijk fietsnetwerk (aansluiting op routes herkomst en bestemmingen).<br />
Onbewaakt fietsparkeren<br />
Voor het onbewaakt fietsparkeren wordt onderscheid gemaakt tussen de westzijde en de oostzijde van het stationsgebied.<br />
Gelet op de herkomst van de fietsers (68% vanuit het noordwesten, 14% uit het zuiden en 18% uit het<br />
oosten) wordt ervan uitgegaan dat circa driekwart van de stallingen aan de westzijde gesitueerd dient te worden.<br />
Vooralsnog wordt uitgegaan van circa 1.450 plaatsen aan de westzijde en ruim 420 aan de oostzijde (benodigde<br />
capaciteit op basis van prognose 2030).<br />
Op het dak van het nieuwe stationsgebouw (niveau +1) kan een groot gedeelte van de benodigde capaciteit voor de<br />
westzijde gesitueerd worden. Omdat spoor 4 en 5 zullen verdwijnen is het benodigde ruimtebeslag voor onbewaakt<br />
fietsparkeren aan de oostzijde (circa 600 m2 ) altijd logisch te situeren en ruimtelijk in te passen.<br />
- 47 -
Herinrichting Oostersingel is gereed (eind 2012)<br />
- 48 -
Afhankelijk van de wijze waarop het fietsparkeren op het dak ontworpen wordt, zijn verschillende verhoudingen tus-<br />
sen stationsgebouw en de oostzijde denkbaar. Uitgangspunt is om in eerste instantie de capaciteit van het stations-<br />
gebouw volledig te benutten en bij groei van de stallingsvraag op de langere termijn het aanbod uit te breiden aan de<br />
oostzijde.<br />
Bewaakt fietsparkeren<br />
De bewaakte fietsenstalling (de benodigde capaciteit voor 2030 bedraagt 1.315 plaatsen, inclusief OV-fietsen, bakfietsen<br />
en bromfietsen) zal met een rechtstreekse toegankelijkheid vanuit de Vredeveldsetunnel gesitueerd worden<br />
op niveau -1 van het nieuwe stationsgebouw. Dit levert enige ruimtewinst op in het stationsgebouw doordat er geen<br />
inpandig stijgpunt nodig is (trap met fietsgoten). De bewaakt stalling zal mogelijk gecombineerd worden met de fietswinkel<br />
op de begane grond (tevens beheerdersfunctie). Dit vergt echter nadere uitwerking en onderzoek in de fase<br />
van het architectonisch ontwerp van het stationsgebouw. Vanuit de fietsenkelder is er een rechtstreekse verbinding<br />
met de perrontunnel.<br />
De kwaliteit van de onbewaakte stalling heeft directe invloed op de exploitatie van de bewaakte stalling. Vanuit NS<br />
en ProRail is daarom de eis gesteld dat als er op een station een betaalde (bewaakte) en onbetaalde (onbewaakte)<br />
stalling aanwezig is de betaalde stalling een duidelijk hogere kwaliteit dient te hebben. De kwaliteitsbeleving van de<br />
stalling is vooral afhankelijk van loopafstanden, overdekt stallen (‘droge zadels’) en veiligheid. In de Asser situatie –<br />
waarin sprake is van situering van beide stallingen in dezelfde gebouwde voorziening – wordt in ieder geval voorzien<br />
in twee separate ingangen. Verder wordt uitgegaan van een onoverdekte onbewaakte stalling op het dak ten opzichte<br />
van een inpandige bewaakte stalling en wordt de bewaakte stalling direct aangesloten op de perrontunnel (kortere<br />
loopafstand).<br />
6.8 Vormgeving<br />
6.8.1 Zichtbaarheid: stationsgebouw en luifel<br />
Het ontwerp voor het stationsgebouw bestaat uit het feitelijke stationsgebouwgebouw, een luifel aan de westzijde,<br />
een (kleinere) luifel aan de oostzijde en de perronkappen op perron 1 en eilandperron 2/3. De in omvang relatief beperkte<br />
nieuwbouw met een footprint van ruim 1000 m2 kan zich met de juiste materialen, middelen en verhoudingen<br />
verbinden aan de directe omgeving en de rest van de stad en zich uitstekend presenteren aan de voorbijganger en<br />
reiziger.<br />
6.8.2 Inrichting stationsgebied<br />
De inrichting van het <strong>Stationsgebied</strong> <strong>Assen</strong> is een belangrijke opgave. Deze opgave wordt nader uitgewerkt in een op<br />
te stellen inrichtingsplan.<br />
Er zijn door de ontvlechting van modaliteiten minder inrichtingsmiddelen op het plein nodig. Er kan concreet gewerkt<br />
worden aan het aantrekkelijk maken van het plein met de gewenste materialen, middelen en groen. Hieronder wordt<br />
op hoofdlijnen richting gegeven aan het inrichtingsplan.<br />
Stationsstraat<br />
Voor zowel de ‘oude’ als de ‘nieuwe’ Stationsstraat wordt gebruik gemaakt van de materialen van de Singels: gebakken<br />
klinkers, natuursteen en hetzelfde ‘palet’ aan meubilair.<br />
Stationsplein<br />
Voor het Stationsplein wordt het palet van de Singels verder verrijkt met hoogwaardige en duurzame materialen. Dit<br />
zal moeten leiden tot een mooi en ruim genoeg ‘palet’ om de stationsdomeinen (omgevingsdomein, ontvangstdomein,<br />
reisdomein en loopverbindingszone) mee te accentueren en te preciseren, passend bij de intensiteit van hun<br />
gebruik.<br />
- 49 -
Impressie nieuwe situatie omgeving Stationsplein door middel van een maquette<br />
- 50 -
Busstation<br />
Het busstation kan worden uitgevoerd in asfalt of beton (waar de bussen rijden en draaien) met natuurstenen banden<br />
en met ingewalst parelgrind of uitgewassen beton in de voetgangerszones/perrons. Er ligt een belangrijke kans de<br />
beschikbare ruimte op het eiland van het nieuwe busstation te gebruiken voor het realiseren van een landgoedsfeer.<br />
Plein rond het kantorenverzamelgebouw<br />
Een belangrijke rol is weggelegd voor het bestaande SNS-Reaal complex aan het Stationsplein. Er ligt een kans om<br />
het SNS-Reaal complex met een goede vloer en een goed gebruik van entrees te verankeren op het Stationsplein.<br />
Het stedenbouwkundig plan voorziet in de volgende aangrijpingspunten:<br />
• Een verbeterde maaiveldinrichting: opruimen van alle obstakels en plantvakken met struiken en het opnieuw<br />
organiseren en rangschikken van parkeerplaatsen en bewegwijzering.<br />
• Er ligt een kans voor een verbeterd functioneren van de bel-etage: het in ere herstellen van entrees, zorgen voor<br />
baliefuncties op alle plaatsen waar dat mogelijk is en vooral aan de looproute tussen station en binnenstad.<br />
- 51 -
- 52 -
7. Investeringskosten<br />
De kosten voor de geplande herinrichting Stationsplein zoals beschreven in deze rapportage zijn geraamd middels<br />
de SSK-systematiek. De investeringskosten bedragen € 46,6 miljoen exclusief BTW (exclusief boekwaarde stationsgebouw).<br />
In de raming zijn alleen de investeringskosten geraamd. Deze omvatten de volgende kostensoorten:<br />
• Directe bouwkosten zoals sloop, aanleg, bouw en aanplant – zijn grotendeels geraamd op basis van concrete<br />
hoeveelheden;<br />
• Indirecte bouwkosten zoals faseringskosten, verkeersmaatregelen en tijdelijke voorzieningen – deels geraamd op<br />
concrete zaken en deels op percentage van de directe bouwkosten;<br />
• Engineeringskosten zoals ontwerp, contractvorming en detailering – grotendeels geraamd op percentage van de<br />
bouwkosten;<br />
• Bijkomende kosten zoals leges, premies en verleggen van kabels en leidingen - deels geraamd op concrete<br />
zaken en deels op percentage van de directe bouwkosten;<br />
Niet meegeraamd zijn de vastgoedkosten (grondverwerving, aankoop te slopen panden), kosten bodemsaneringen<br />
en levensduurkosten.<br />
- 53 -
- 54 -
8. Risicobeheersing<br />
Vanwege de complexiteit van het project is een gedegen risicoanalyse een onmisbaar onderdeel van het ontwerppro-<br />
ces. Het inzichtelijk maken van risico’s en beheersmaatregelen draagt bij aan de kwaliteit van het ontwerp. Op deze<br />
wijze is bij het uitwerken van programma van eisen en het ontwerp rekening gehouden met de gesignaleerde risico’s<br />
en konden benoemde beheersmaatregelen waar nodig worden geïntegreerd met het stedenbouwkundig plan.<br />
De belangrijkste projectrisico’s zijn hieronder weergegeven.<br />
Risico<br />
(= ongewenste gebeurtenis)<br />
Wijziging grondwaterstand en -stromen<br />
Draagkracht ondergrond valt tegen<br />
(met name zuidzijde tunnel)<br />
Bouwmethode autotunnel is nog<br />
niet definitief te bepalen waardoor<br />
uitgegaan dient te worden van<br />
worst case situatie ten aanzien van<br />
kostenraming en ruimtebeslag tijdens<br />
de bouw<br />
Afstemmingsproblemen door complexiteit<br />
ondergrondse onderdelen<br />
ontwerp<br />
Tegenvallende grondverwerving,<br />
niet alle gronden beschikbaar of in<br />
eigendom<br />
Oorzaak<br />
(vanwege)<br />
Constructie- en bemalingsmethode<br />
autotunnel<br />
Heterogene bodemopbouw<br />
Bodemgesteldheid<br />
onvoldoende inzichtelijk<br />
waardoor nog niet gekozen<br />
kan worden voor<br />
een specifieke bouwmethode<br />
Onderlinge afhankelijkheid<br />
en koppeling van<br />
ondergrondse constructies<br />
(kelders en tunnels)<br />
Een deel van het plangebied<br />
is in eigendom van<br />
derden<br />
Gevolg<br />
(met als gevolg)<br />
* Beïnvloeding grondwaterwinning<br />
* Schade aan gebouwen en infra<br />
* Bodemverontreinigingen worden<br />
mobiel<br />
* Aantasting Landgoed Overcingel<br />
Beheersmaatregel<br />
Onderzoek en monitoring<br />
voorafgaand, tijdens en<br />
na werkzaamheden<br />
Uitlopen planning, hogere kosten Voldoende vooronderzoek,<br />
niet alle risico’s bij<br />
de aannemer leggen<br />
* Onzekerheidsmarge kostenraming<br />
voor onderdeel autotunnel<br />
blijft groot<br />
* Fysiek ruimtebeslag tijdens<br />
de bouw is nog niet definitief te<br />
bepalen<br />
Afstemmingsproblemen in de<br />
uitvoering<br />
Vertraging start uitvoering door<br />
onteigening, hogere kosten, concessies<br />
aan het ontwerp<br />
Meerdere bouwmethodes<br />
als uitgangspunt nemen<br />
voor kostenraming en<br />
faseringsplan bouwfase.<br />
Aandacht voor afstemming<br />
tijdens de aanbesteding<br />
en de uitvoeringfase<br />
* Creëren draagvlak en<br />
toegevoegde waarde<br />
voor eigenaars<br />
* Tijdige start grondverwerving<br />
Bijlage 2, risicodossier geeft een thematisch overzicht van de geïnventariseerde risico’s en voorgestelde beheersmaatregelen.<br />
- 55 -
Bestaande situatie Stationsplein<br />
- 56 -
9. Fasering<br />
De herinrichting van het <strong>Stationsgebied</strong> <strong>Assen</strong> is een ingrijpende operatie. Enerzijds omdat het gebied deel uitmaakt<br />
van een belangrijke verkeersknoop waar veel doorgaande routes doorheen lopen en anderzijds omdat het station<br />
zelf een belangrijk doel is van veel verkeersstromen. Om de hinder rondom de ingreep zoveel mogelijk te beperken is<br />
een faseringsplan op hoofdlijnen opgesteld.<br />
Voor de fasering gelden de volgende uitgangspunten:<br />
• Beschikbare periode 2015-2017.<br />
• Inschatting van de bouwtijd van de verschillende objecten.<br />
• Zoveel mogelijk gebruik maken van bestaande voorzieningen tijdens de bouw om het aantal tijdelijke voorzienin-<br />
gen te beperken.<br />
• Notitie Minder Hinder d.d. 14 september 2012 inzake bereikbaarheid.<br />
• Het station is bereikbaar voor alle modaliteiten tijdens de hele bouwtijd.<br />
• Het busstation en taxistandplaats is bereikbaar voor bussen en taxi’s tijdens de hele bouwtijd.<br />
• De autotunnel wordt aangelegd middels een open bouwkuip – hiervoor is een werkstrook nodig met een breedte<br />
van circa 25 meter.<br />
• De doorgaande fietsroute Noord-Zuid langs de Overcingellaan blijft mogelijk tijdens de hele bouwtijd.<br />
• De doorgaande voetgangersroute Oost-West via een tunnel blijft mogelijk tijdens de hele bouwtijd.<br />
Bovengenoemde uitgangspunten hebben tot gevolg dat de doorgaande autoroute Noord-Zuid niet mogelijk is tijdens<br />
de bouw van de tunnel. Het doorgaande verkeer zal bij <strong>Assen</strong>-Noord en <strong>Assen</strong>-Zuid al omgeleid moeten worden. Dit<br />
vergt een goede afstemming met andere projecten. Daarnaast is de aansluiting van de Overcingellaan richting de<br />
binnenstad via de Stationsstraat tijdens de bouw niet mogelijk van beide zijden tegelijk, maar alleen vanaf de noordof<br />
de zuidzijde.<br />
Bovenstaande leidt tot de volgende bouwfasen:<br />
• Fase 1 – 2015:<br />
» Aanleg perrontunnel.<br />
• Fase 2 – 2015:<br />
» A: aanleg autotunnel noordzijde.<br />
» B: aanpassingen Vredeveldse tunnel + infrastructuur oostzijde station.<br />
» C: aanleg stadsboulevard noordzijde en de Oude Stationstraat.<br />
• Fase 3 – 2016:<br />
» A: aanleg autotunnel zuidzijde.<br />
» B: aanleg stadsboulevard zuidzijd.e<br />
» C: aanleg Stationsstraat tot aan afslag naar de Oude Stationstraat.<br />
» D: aanleg Stationsstraat tot aan de Oostersingel.<br />
• Fase 4 – 2017:<br />
» A: aanleg stationsgebouw inclusief kelder, luifel en nieuwe perronkappen.<br />
» B: aanleg busstation en taxistandplaats en sloop oude stationsgebouw.<br />
In het faseringsplan (in bewerking) zijn bovenstaande fasen weergegeven inclusief de benodigde tijdelijke voorzienin-<br />
gen en de gevolgen voor de verschillende verkeersstromen.<br />
- 57 -
- 58 -
Bijlage 1 Randvoorwaarden<br />
In de ‘Masterstudie <strong>FlorijnAs</strong>’ zijn voor het stationsgebied twee varianten opgenomen, namelijk een verdiept stations-<br />
plein en een autotunnel voor het station. In de eerste helft van 2011 is vervolgens de ‘Variantenstudie <strong>Stationsgebied</strong>’<br />
uitgevoerd waarin de twee varianten uit de ‘Masterstudie’ verder zijn geoptimaliseerd tot de ruimtelijke modellen ‘Hellend<br />
Plein’ en ‘Korte Autotunnel’ om uiteindelijk een keuze te kunnen maken voor de best haalbare, reële en meest<br />
aantrekkelijke variant. Om de onderscheidende thema’s in de twee modellen te beschrijven is de bouwsteenmethode<br />
gehanteerd. De onderscheiden bouwstenen zijn:<br />
• Trein (spoorinfrastructuur, perronconfiguratie).<br />
• Voetganger (routes, bronpunten).<br />
• Transfervoorzieningen (reizigerstunnel, stijgpunten, halfuncties, OVCP).<br />
• Stationsvoorzieningen (reizigersvoorzieningen, commercie, chauffeursverblijf).<br />
• Fiets (routes, stallingen bewaakt en onbewaakt).<br />
• Bus (routes, busstation).<br />
• Auto (wegen, parkeerfaciliteiten P&R, K&R, taxi).<br />
• Ruimtelijke samenhang.<br />
De ruimtelijke modellen zijn in een matrix afgezet tegen een aantal functionele criteria te weten: infrastructuur, ruimtelijkheid,<br />
programma, duurzaamheid en haalbaarheid. Deze zijn weer onderverdeeld in 29 subcriteria. Omdat de<br />
ruimtelijke modellen ruimtelijk veel overeenstemming hebben, waren er relatief weinig (9) onderscheidende criteria te<br />
benoemen. De onderscheidende criteria waarop model ‘Hellend Plein’ beter scoort zijn:<br />
» Relatie oost-west is sterker door het maaiveld aan de westzijde te laten zakken en de fietstunnel aan de<br />
oostzijde open te werken. In model ‘Korte Autotunnel’ was dit laatste niet mogelijk door het beperkte budget;<br />
» Relatie landschappen (Drentsche Aa) is beter mogelijk door de sterkere oost-west relatie;<br />
» Stadsboulevard: het stationsgebied is in model ‘Hellend Plein’ een duidelijk attentiepunt als onderdeel van de<br />
dynamiek van het centrum. In model ‘Korte Tunnel’ wordt het centrum als het ware voorbijgereden;<br />
» Toekomstvastheid: Buiten het directe stationsgebied laat model ‘Hellend Plein’ de mogelijkheden nog open om<br />
in de toekomst te anticiperen op een veranderende vraag. Deze mogelijkheid is er in model ‘Korte Tunnel’ niet<br />
door het tunneltracé.<br />
De onderscheidende criteria waarop model ‘Korte Tunnel’ beter scoort zijn:<br />
» Doorstroming: Model ‘Korte Tunnel’ gaat uit van een volledig ongelijkvloerse kruising van bestemmings en<br />
doorgaand verkeer. Hierdoor vindt een ongestoorde verkeersafwikkeling plaats. Dit is optimaler dan het<br />
gelijkvloerse kruispunt in model ‘Hellend Plein’;<br />
» Toegankelijkheid: De toegankelijkheid van model ‘Korte Tunnel’ is versterkt doordat de twee kantperrons direct<br />
aansluiten op het maaiveld niveau. In model ‘Hellend Plein’ is alleen het oostelijke kantperron toegankelijk<br />
vanaf maaiveld. Ook is de perrontunnel korter in model ‘Korte Tunnel’;<br />
» Oriëntatie: Vanuit het oogpunt van de reiziger is de oriëntatie in model ‘Korte Tunnel’ helder. Alle functies liggen<br />
op één niveau en er zijn geen grote obstakels die het zicht belemmeren. In model ‘Hellend Plein’ is de oriëntatie<br />
van de reiziger iets gecompliceerder doordat verschillende stationsfuncties op verschillende niveaus liggen.<br />
» Station: Model ‘Korte Tunnel’ is centraal georganiseerd. Het stationsprogramma is samengebracht in twee<br />
paviljoens die direct aan de looplijnen van en naar de perrontunnel staan. Model ‘Hellend Plein’ is qua organisatie<br />
langgerekter.<br />
» Milieukwaliteit: Doordat de autotunnel in model ‘Korte Tunnel’ de geluidsbelasting beperkt en het fijnstof<br />
afvangt is een verbetering van de milieukwaliteit waarneembaar ter plaatse van het stationsplein.<br />
- 59 -
Stappenplan spoorconfiguratie<br />
- 60 -
Geconcludeerd wordt dat model ‘Korte Tunnel’ op twee van de vier door de gemeente gestelde hoofdopgaven (1.<br />
Oplossen van de infrastructurele knoop, 2. Efficiënt openbaar vervoerknooppunt) een adequater antwoord geeft dan<br />
model ‘Hellend Plein’. Wat betreft de andere twee hoofddoelen scoren de twee modellen gelijk. De criteria waarop<br />
model ‘Hellend Plein’ beter scoort zijn van een hoger schaalniveau zijn en ook buiten de grenzen van het directe<br />
stationsgebied van belang zijn.<br />
Tevens wordt geconcludeerd dat beide modellen in meer of mindere mate voldoen aan de vooraf gestelde hoofddoe-<br />
len en een verbetering zijn van de huidige situatie. Model ‘Korte Tunnel’ scoort daarbij beter op de stationsomgeving<br />
en model ‘Hellend Plein’ sluit beter aan op het concept van de Stadsboulevard. Daarnaast heeft het model ‘Hellend<br />
Plein’ in tegenstelling tot model ‘Korte Tunnel’ een positief effect op de ruimtelijke kwaliteit ten noorden en ten zuiden<br />
van het plangebied. Om model ‘Hellend Plein’ te laten slagen moet er echter meer ruimte in het gebied worden<br />
vrijgemaakt om de mogelijkheden maximaal te kunnen benutten. Het ruimtelijke principe van model ‘Korte Tunnel’ is<br />
daarom binnen de gestelde randvoorwaarden een kansrijker scenario. Wel moet in de vervolgfase elke mogelijkheid<br />
worden onderzocht om de ruimtelijke impact van de tunnelmonden te minimaliseren en zo goed moegelijk in te passen<br />
in de ruimtelijke visie van de Stadsboulevard.<br />
Bovenstaande conclusies hebben geleid tot een unanieme keuze van de Stuurgroep (inclusief NS en ProRail) en de<br />
gemeenteraad voor een verdere uitwerking van de variant Korte Autotunnel. Belangrijkste argument hiervoor is dat<br />
de variant Korte Autotunnel beter scoort op de hoofddooelen oplossen infrastructurele knoop en efficiënt openbaar<br />
vervoersknooppunt.<br />
Spoorse opgaven<br />
Naast de opgaven in het openbaar gebied zijn er ook spoorse opgaven in <strong>Assen</strong> gepland. De wijziging van de spooren<br />
perronconfiguratie op station <strong>Assen</strong> is ingegeven door de volgende wensen:<br />
• Vanuit ProRail en het Programma D4/V100 is gevraagd om het station weer helemaal geschikt te maken voor de<br />
passage van zware goederentreinen (klasse D4). De gevraagde doorrijdsnelheid is hier minimaal 100 km/u.<br />
• Door de gemeente <strong>Assen</strong> is gevraagd de perron- en sporenlay-out zodanig aan te passen dat de nieuwe per-<br />
rontunnel er op kan worden aangesloten, inclusief liften.<br />
• Vanuit het Programma Noord Nederland (PNN) is gevraagd de sporen- en perronlay-out geschikt te maken dan<br />
wel voor te bereiden op een andere dienstregeling, bijvoorbeeld een pendeltrein tussen Groningen en <strong>Assen</strong> (5de<br />
en 6de trein). Uitgangspunt is dat de mogelijkheid van een keerspoor in <strong>Assen</strong> wordt onderzocht en dat er geen<br />
rekening wordt gehouden met <strong>Assen</strong>-Zuid als kering.<br />
Vooralsnog is gekozen voor het weer in gebruik nemen van spoor 1 als perronspoor voor de treinen in de richting van<br />
Beilen/Zwolle volgens bovenstaand stappenplan. Overwegingen hierbij zijn:<br />
• Het weer in gebruik nemen van spoor 1 als perronspoor lijkt veel voordelen te bieden (met name voor de trans-<br />
ferkwaliteit van het station) en goed aan te sluiten bij de spoorzoneplannen.<br />
• Door het verschuiven van het spoorgebruik van spoor 2 en 3 naar spoor 1 en 2, ontstaat de mogelijkheid om een<br />
groot deel van de objecten vrij te bouwen, dat wil zeggen, zonder dat hiervoor de treinenloop behoeft te worden<br />
onderbroken. Dat betekent dat deze werkzaamheden gewoon overdag kunnen worden uitgevoerd en niet onder<br />
tijdsdruk, hetgeen kwaliteitsverhogend en kostenbesparend werkt.<br />
• De ligging van de sporen en wissels kan zodanig worden gekozen, dat een eventuele uitbreiding van de<br />
sporenlayout met een derde spoor aan de oostzijde ten behoeve van PNN met een minimaal kapitaalsverlies kan<br />
worden uitgevoerd.<br />
• Ook als te zijner tijd zou blijken dat er vanuit PNN niet meer nodig is dan een tweesporig station, dan is de<br />
gecreëerde oplossing optimaal in termen van ruimtegebruik, transferkwaliteit en bouwkosten.<br />
- 61 -
Huidig en toekomstig profiel Stadsboulevard<br />
- 62 -
Visie Stadsboulevard<br />
Het stationsgebied zal zowel ruimtelijk als verkeerstechnisch vloeiend moeten aansluiten op de Stadsboulevard. In<br />
de visie Stadboulevard zijn de volgende ruimtelijke uitgangspunten opgenomen:<br />
• Het creëren van ruimtelijke continuïteit door middel van bomenrijen (deze lopen zoveel mogelijk door tot aan de<br />
perrontunnel) en een consequente inrichting van de omgeving. In het stationsgebied wordt de laanstructuur van<br />
de Stadsboulevard zoveel mogelijk gecontinueerd.<br />
• Het creëren van verblijfskwaliteit. Bomen filteren en scheiden de verkeersfunctie van de verblijfsfunctie van de<br />
weg. Dit levert meer comfort op voor fietsers en voetgangers.<br />
• Een laan vraagt om bebouwing. De opgave is om te zorgen voor aaneengesloten bouwmassa (daar waar het<br />
kan) langs de Laan waarbij de hoogte van de gebouwen de wegruimte voldoende insluit.<br />
• Mogelijkheden creëren om het secundaire stratennetwerk aan te sluiten op de laan.<br />
• Het creëren van condities voor een levendige plint.<br />
• Het adresseren van bebouwing aan de Laan.<br />
• Mogelijkheid tot parkeren aan de Laan.<br />
• Mogelijkheid tot wandelen en een fietspad aan beide zijden van de Laan in ‘shared space’.<br />
• Behoud van landschappelijke kwaliteiten als het Landgoed Overcingel.<br />
• Een ‘zachte’ inpassing van bouwwerken zoals de autotunnel bij het station.<br />
Kernpunt van het verkeersprobleem op de Stadsboulevard is onvoldoende capaciteit van kruispunten en aansluitingen.<br />
Voor het verkeerskundig ontwerp worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:<br />
• Congestievrije afwikkeling van (doorgaand) verkeer; in het drukste uur blijft het op de Stadsboulevard doorstro-<br />
men, zij het met een lagere snelheid.<br />
• Goede en veilige oprijdbaarheid. De op- en afritten in het stationsgebied dienen voldoende weeflengte te bevat-<br />
ten.<br />
• Geen terugslag van het verkeer in de aanliggende (woon)gebieden.<br />
• Goede en veilige oversteekbaarheid fietsers/voetgangers.<br />
• Garanderen goede bereikbaarheid en parkeermogelijkheden aanliggende (woon)gebieden :<br />
» Kantoren Stationsplein en Spoorzone;<br />
» Huis tuinman Landgoed Overcingel;<br />
» Oranjebuurt;<br />
» Stationsstraat;<br />
» Oosterparallelweg.<br />
• Goede en veilige fietsstructuur langs beide zijden van de Stadsboulevard (twee richtingen, minimale breedte 3,0<br />
meter).<br />
• Bij adressering van bebouwing aan Stadsboulevard zorgen voor goede ontsluiting en parkeermogelijkheden.<br />
- 63 -
- 64 -
Bijlage 2 Risicodossier<br />
- 65 -
Bijlage 3 Tunnelprofielen<br />
- 67 -
Bijlage 4 Schetsboek<br />
Busstation<br />
Variant 1<br />
- 69 -
Variant 2<br />
- 70 -
Variant 3<br />
- 71 -
- 72 -
Fiets<br />
Fietsnetwerk <strong>Assen</strong><br />
- 73 -
Fietsroute oost en west Stadsboulevard<br />
- 74 -
- 75 -
Ontwerp fietstunnel variant 1, 2 en 3<br />
- 76 -<br />
1<br />
2<br />
3
Oosterparallelweg<br />
Station Oostzijde principe 1 Station Oostzijde principe 2<br />
- 77 -
Station Oostzijde optie 1 routing<br />
- 78 -
Station Oostzijde optie 2 routing - voorkeursvariant<br />
- 79 -
- 80 -<br />
optie 1<br />
optie 2
Oranjebuurt<br />
optie 1<br />
optie 2<br />
- 81 -
- 82 -
Stationsgebouw<br />
- 83 -
Fietsparkeren<br />
- 84 -
- 85 -
- 86 -
Stationsstraat<br />
- 87 -
Verantwoording<br />
Titel : <strong>Stationsgebied</strong> <strong>Assen</strong><br />
Subtitel : Toelichting stedenbouwkundig plan<br />
Projectnummer : 319926<br />
Datum : 11 februari 2013<br />
Auteur : drs. H.Praamstra, ing. H.R.G. Ernens, e.a.<br />
E-mail adres : henk-jan.tenbrink@grontmij.nl<br />
Gecontroleerd door : ing. H.J. ten Brink<br />
Paraaf gecontroleerd (b/a) :<br />
Goedgekeurd door : drs. ing. J.W. Popken<br />
Paraaf goedgekeurd :<br />
Contact : Grontmij Nederland B.V.<br />
Stationsplein 12<br />
9401 LB <strong>Assen</strong><br />
Postbus 29<br />
9400 AA <strong>Assen</strong><br />
T +31 592 33 88 99<br />
F +31 592 33 06 67<br />
www.grontmij.nl<br />
- 89 -