EN DRIEDELIGE LIEDVORMEN - OVER GROTE ... - Martijn Hooning
EN DRIEDELIGE LIEDVORMEN - OVER GROTE ... - Martijn Hooning
EN DRIEDELIGE LIEDVORMEN - OVER GROTE ... - Martijn Hooning
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Martijn</strong> <strong>Hooning</strong><br />
- <strong>OVER</strong> KLEINE TWEE- <strong>EN</strong> <strong>DRIEDELIGE</strong> LIEDVORM<strong>EN</strong><br />
- <strong>OVER</strong> <strong>GROTE</strong> TWEE- <strong>EN</strong> <strong>DRIEDELIGE</strong> (A B A - )VORM<strong>EN</strong><br />
aan de hand van enkele voorbeelden van Mozart<br />
januari 2009<br />
1
Twee- en driedelige liedvormen (ook wel kleine liedvormen genoemd) komen vooral voor<br />
● als thema van bijvoorbeeld een Rondo, of als thema in een variatie-cyclus<br />
● in kleinere Klassieke of Romantische vormen; daarbij kan een heel stuk bestaan uit slechts<br />
één kleine liedvorm. Je kunt dan denken aan een Menuet of Scherzo in een Sonate of<br />
Symfonie, of aan bijvoorbeeld (zeer) korte pianostukken 1 . Soms is het thema van een<br />
langzaam deel van een Sonate, kamermuziekwerk of Symfonie een liedvorm.<br />
In de volgende gevallen is sprake van een twee-of driedelige liedvorm:<br />
● als een thema, of een heel (kort) stuk bestaat uit twee frases met allebei een periodestructuur,<br />
2 of<br />
● als een thema, of een heel (kort) stuk bestaat uit drie gedeeltes, waarbij het middelste<br />
gedeelte contrasteert met het eerste en laatste gedeelte; het eerste en laatste gedeelte hebben<br />
dan een periode-structuur.<br />
Ik geef hieronder eerst een paar 'basis-schema's, en vervolgens een paar voorbeelden, allemaal van<br />
Mozart. 3 .<br />
Een veel voorkomende indeling is:<br />
( 4 + 4 ) + ( 4 + 4 )<br />
voorzin nazin voorzin nazin<br />
eerste periode tweede periode<br />
Vaak worden hier beide periodes herhaald. Over het algemeen is de nazin van de tweede periode<br />
gelijk aan de nazin van de eerste periode 4 ; de voorzinnen verschillen van elkaar.<br />
Op het eerste gezicht verwarrend is dat het bij dit maatschema kan gaan om een tweedelige, maar<br />
ook om een driedelige liedvorm: de maatgroepering suggereert immers tweedeligheid (twee keer<br />
acht maten). Maar vaak vormt de eerste helft van de tweede periode (de maten 9-12), een contrast<br />
met de maten 1-8, en ook met de maten 13-16; we ervaren maat 9-12 dan als een middengedeelte,<br />
en vatten de vorm ondanks de maatstructuur op als driedelig.<br />
Er zijn veel twijfelgevallen, en vaak blijft de beslissing over twee- of driedeligheid nogal subjectief.<br />
In de maten 9-12 circelt de harmonie vaak rond de Ve trap, of werkt daarnaar toe. Of er staat een<br />
orgelpunt op V. Bij een driedelige vorm klinkt de nazin in maat 13-16 dan niet alleen als een<br />
'antwoord' op maat 9-12, maar ook als een soort (ingekorte) 'reprise'.<br />
Bij een andere veel voorkomende indeling is het middengedeelte zelfstandiger, door een andere<br />
maatgroepering. Het basis-schema ziet er dan zo uit:<br />
( 4 + 4 ) + 4 (of 8 ) + ( 4 + 4 )<br />
voorzin nazin voorzin nazin<br />
eerste periode middengedeelte herhaling eerste periode<br />
of zo:<br />
( 4 + 4 ) + 4 (of 8 ) + 4<br />
voorzin nazin nazin<br />
eerste periode middengedeelte herhaling nazin eerste periode<br />
In beide gevallen wordt dan vaak de eerste periode herhaald, en worden middengedeelte en tweede<br />
periode samen herhaald.<br />
1 Zoals bijvoorbeeld Album für die Jugend of Kinderszenen van Schumann (een voorbeeld kun je vinden in de reader<br />
van Michiel Schuijer, College 10).<br />
2 Periode: zie de tekst: “Een voorbeeld van een sonaterondo: Beethoven: Sonate in c klein Op. 13..” , pag. 9/10.<br />
3 Natuurlijk wordt lang niet altijd zo 'schematisch' gecomponeerd; toch zijn dergelijke maatschema's een handig<br />
uitgangspunt.<br />
4 Het kan daarbij wel gaan om gevarieerde herhaling.<br />
3
Het voorbeeld op de vorige twee pagina's, het hoofdthema van het laatste deel van Symfonie Nr. 40<br />
in g klein van Mozart heeft de volgende structuur:<br />
( 8 + 8 )<br />
( 4 + 4 ) ( 4 + 4 )<br />
A-gedeelte--------------------------------------- B-gedeelte---------- A-gedeelte (ingekort,<br />
alleen de nazin)<br />
Beide helften worden herhaald: de maten 1-8 en 9-16 zijn identiek, evenals de maten17-24 en<br />
25-32.<br />
Ik vat dit thema op als driedelig: het B-gedeelte contrasteert duidelijk met zijn omgeving. Het<br />
gehele B-gedeelte staat op V (zie het orgelpunt in de bas vanaf maat 17), en vormt dus een 'groot<br />
half slot', of een 'grote dubbele punt' voor de terugkeer van (de nazin van) het A-gedeelte (maat 21-<br />
24).<br />
Het thema van het eerste deel van de pianosonate in A groot 5 van Mozart kunnen we een tweedelige<br />
liedvorm noemen (maar opvatting als driedelige vorm is niet uitgesloten...):<br />
maat: 1 5 9 12 17<br />
( 4 + 4 ) + ( 4 + ( 4 + 2 ) )<br />
voorzin nazin voorzin nazin<br />
eerste periode tweede periode<br />
A ------------------------ A' -----------------------------<br />
Beide helften van dit thema vormen een periode. De tweede periode wordt aan het eind met twee<br />
maten uitgebreid 6 , deze uitbreiding hangt samen met het onvolkomen heel slot in maat 16. 7<br />
Beslissingen over twee- of driedeligheid in situaties als in dit voorbeeld zijn volgens mij meestal<br />
tamelijk subjectief. Je kunt zeggen dat de maten 9-13 erg lijken op de maten 1-4 - dan is opvatting<br />
als tweedelige liedvorm logisch. Je kunt evenzogoed zeggen dat in de maten 9-13 duidelijk naar de<br />
dominant wordt toegewerkt (zie bijvoorbeeld de Dis in maat 16) - en dan is opvatting als driedelige<br />
vorm logisch:<br />
5 Zie ook de tekst: “Een voorbeeld van een sonaterondo: Beethoven: Sonate in c klein Op. 13..” , pag. 10<br />
6 Uitbreiding: zie de tekst: “Een voorbeeld van een sonaterondo: Beethoven: Sonate in c klein Op. 13..” , voetnoot 20.<br />
7 Onvolkomen heel slot: zie de tekst: “Een voorbeeld van een sonaterondo: Beethoven: Sonate in c klein Op. 13...” ,<br />
voetnoot 15.<br />
6
Soms is de gelijkenis tussen de eerste en de tweede periode zo groot dat het helemaal niet zinvol is<br />
te spreken van een (zestienmatige) liedvorm. We kunnen dan beter constateren dat het gaat om een<br />
periode van acht maten die (al dan niet gevarieerd) wordt herhaald. Zie het onderstaande voorbeeld,<br />
het thema van het Menuet uit de Vioolsonate in F, KV377 van Mozart: in feite verandert vanaf maat<br />
9 voornamelijk de instrumentatie, doordat de viool inzet (en: de melodie van het thema ligt een<br />
oktaaf hoger):<br />
I V7 VI II6/5 V V6/5 I II6 I6/4 V7 I<br />
half slot heel slot<br />
periode: ( 2 + 2 ) ( 2 + 2 )<br />
motief a motief b motief a' motief b<br />
Het volgende voorbeeld is het begin van het tweede deel van de Vioolsonate in G, KV 379 van<br />
Mozart. Dit deel is een thema met variaties; in het voorbeeld hieronder staat het thema. Ik denk dat<br />
het hier gaat om een driedelige liedvorm: de maten 9-12 zijn duidelijk contrasterend, niet alleen<br />
vanwege verschillen in harmonie en melodie, maar vooral ook doordat er een sequens staat.<br />
Daardoor lijken de maten 9-16 enigszins op een Satz 8 , ook al staat in maat 16 een heel slot.<br />
De eerste acht maten van dit thema vormen een modulerende periode (in de maten 7 en 8 staat een<br />
volkomen heel slot in de dominanttoonsoort D groot). In maat 9 wordt teruggemoduleerd naar G<br />
groot (zie de C in de pianopartij):<br />
8 Satz: zie de tekst: “Een voorbeeld van een sonaterondo: Beethoven: Sonate in c klein Op. 13..” , pag. 11<br />
7
in G: I V6 VI III6 II6 (V6/5) V V6/5 I V6 VI<br />
in D: IV I6 II VII7 I II6 I6/4 V I<br />
half slot heel slot<br />
periode: ( 2 + 2 ) ( 2 + 2 )<br />
motief a motief b motief a' motief b'<br />
A-gedeelte ---------------------------------------------------------------------------------------------|<br />
------- model--------- ------- sequens--------in<br />
G: V (V7) II IV V I IV I6 II6 I6/4 V7 I<br />
heel slot<br />
Satz?: ( 2 + 2 ) + 4<br />
B-gedeelte -----------------------------------------| A'-gedeelte --------------------------------------|<br />
Bij liedvormen die lijken op het tweede of derde schema op pag. 3 hierboven zal altijd sprake zijn<br />
van driedeligheid, vanwege de maatgroepering en het aantal maten: bij een groep van 20 of 24<br />
maten ligt het voor de hand dat<br />
● aan het begin een groep van acht maten staat (A-gedeelte, periode)<br />
● in het midden een groep van vier of acht maten staat (B-gedeelte)<br />
● aan het eind een maatgroep van acht maten staat, die teruggrijpt op de eerste maatgroep<br />
(A'-gedeelte)<br />
Het middengedeelte is dan eigenlijk altijd contrasterend. Bijvoorbeeld omdat het op de dominant<br />
staat, of nadrukkelijk aanstuurt op de dominant, of omdat het moduleert. Of omdat contrasterende<br />
melodieën of motieven worden gebruikt.<br />
Het volgende voorbeeld, het Menuet (en Trio) uit het Strijkkwartet in A groot, KV 169 van Mozart,<br />
is een dergelijke driedelige liedvorm. Het Menuet bestaat uit drie maatgroepen van respectievelijk<br />
16, 8 en 12 maten. Het lijkt mij duidelijk dat de maten 17-24 een B-gedeelte vormen, alleen al<br />
omdat hier vrijwel onafgebroken de Ve trap staat. Op het eerste gezicht minder duidelijk is hoe aan<br />
het eind (maat 25-36) een groep van twaalf maten tot stand komt (in plaats van zestien, of acht).<br />
Het Trio is regelmatiger gebouwd dan het Menuet: het bestaat uit twee groepen van acht maten.<br />
Hier zouden we weer kunnen discussiëren over twee- of driedeligheid (ik kies voor driedeligheid...):<br />
8
9<br />
De eerste zestien maten, het<br />
A-gedeelte, vormen een<br />
modulerende periode<br />
(gemoduleerd wordt van de<br />
hoofdtoonsoort A groot naar<br />
de dominant-toonsoort E<br />
groot). In maat 8 staat een<br />
half slot (nog in A groot), in<br />
maat 16 een heel slot (in E<br />
groot). De maten 1-8 kan men<br />
opvatten als een 'kleine Satz'<br />
( 2 + 2 ) + 4 , vooral vanwege<br />
de sequens in maat 3-4;<br />
bovendien kunnen we in de<br />
maten 5-8 motiefontwikkeling<br />
vaststellen. Ook de maten<br />
9-16 lijken een 'kleine Satz',<br />
weer vanwege de sequens;<br />
maar nu wordt wel afgesloten<br />
met een heel slot.<br />
De maten 17-24 (het Bgedeelte)<br />
hebben duidelijk<br />
Satz-structuur. In maat 17<br />
wordt onmiddellijk<br />
teruggemoduleerd naar A<br />
groot. Harmonisch gebeurt er<br />
vrijwel niets: het orgelpunt op<br />
V wordt maar een keer<br />
onderbroken (in maat 22).<br />
In de laatste groep van twaalf<br />
maten (A'-gedeelte) is een<br />
aantal maten weggelaten: in<br />
25-28 worden de maten 1-4<br />
geciteerd, maar de maten 5-8<br />
komen niet terug. De maten<br />
29-36 komen overeen met 9-<br />
16. De maten 25-32 vormen<br />
zo een deels nieuwe voorzin;<br />
de maten 33-36 fungeren als<br />
(korte) nazin.
in E: (Ais=leidtoon voor V) V6/5 I<br />
in B: (Ais=leidtoon voor I) I6/4 V I<br />
in E: (Ais=leidtoon voor V) V6/5 I<br />
in B: I ------------------------------------------- (Ais=leidtoon voor I)<br />
Het Trio staat in de dominanttoonsoort<br />
E groot. Maar de<br />
toonsoort is niet meteen<br />
duidelijk (zie de Ais aan het<br />
begin!).<br />
De eerste acht maten vormen<br />
een modulerende periode (in<br />
de achtste maat zijn we in B<br />
groot, de dominanttoonsoort<br />
van E groot).<br />
In de tweede helft (vanaf maat<br />
9) blijven we nog vrij lang (6<br />
maten) in B groot, totdat door<br />
de A in maat 15 wordt<br />
teruggekeerd naar E groot<br />
(wat op zijn beurt V in A<br />
groot wordt als de herhaling<br />
van het Menuet wordt<br />
ingezet). Opvallend is dat de<br />
maten 13-16 niet teruggrijpen<br />
op 5-8, maar juist op de<br />
eerste vier maten. De motiefgroepering<br />
in dit Trio is dus:<br />
a - a' // a'' - a<br />
Doordat een Menuet na het bijbehorende Trio wordt herhaald (Da Capo) ontstaat een - betrekkelijk<br />
eenvoudige - grote driedelige vorm:<br />
Menuet - Trio - Menuet Da Capo<br />
A B A<br />
Als het da capo van het Menuet wordt gevarieerd moet het natuurlijk worden uitgeschreven (en dan<br />
vervalt de aanwijzing “da capo” in de partituur).<br />
Hieronder een ander Menuet van Mozart, uit een later strijkkwartet, namelijk het zgn. “Jachtkwartet”<br />
in Bes groot KV 458. 9 Dit stuk is een driedelige liedvorm, net als het bovenstaande<br />
Menuet uit het kwartet KV 169. Anders dan in KV 169 is hier de tweede A volledig: de maten 21-28<br />
zijn een letterlijk citaat van de maten 1-8. Het middengedeelte (maat 9-20) is 12, en niet 8 maten<br />
lang, omdat aan het eind een uitbreiding staat. Omdat het F-akkoord, de dominant van Bes groot, in<br />
maat 16 al wordt bereikt had in maat 17 de herhaling van het A-gedeelte kunnen beginnen. In plaats<br />
daarvan blijven de maten 17-20 'hangen' rond de V (en lijken op een dominant-orgelpunt) 10 . Het<br />
tweede A-gedeelte begint pas in maat 21:<br />
|____________________| |_______| |_______||_______..........<br />
I V4/3 I6 VII6 I V6 V VII7 I (VII7) VI (VII7) VI II7 V<br />
Hoewel het eerste gedeelte (A)<br />
van dit Menuet acht maten<br />
omvat, is de maatgroepering niet<br />
bepaald duidelijk: al in maat 3 is<br />
een half slot bereikt. Daarna<br />
volgen enkele sequenzen,<br />
waarvan de laatste is veranderd,<br />
en toewerkt naar het heel slot in<br />
maat 7/8. Ik denk dat het wel<br />
een periode is, maar met een<br />
onregelmatige maatgroepering:<br />
3 + 5 .<br />
9 Het Trio is in het voorbeeld niet weergegeven.<br />
10 Vergelijk het eind van de doorwerking in een sonatevorm. Zie de tekst: “Waar begint het tweede thema? oftewel:<br />
hoe zit dat nu eigenlijk met de sonatevorm?”, pag. 5.<br />
10
I6 I6/4 V7 I VI<br />
[in g: I V4/3 I6 VII6 I ]<br />
in F: II V6/5 V2 I6 V6/4 I II II2md<br />
8 ----- 7<br />
in Bes: V V7 V6/5 I V (idem) -------------- V<br />
in F: V6/5 I II6 I6/4 V7 I<br />
Het middengedeelte (B) lijkt<br />
naar g klein te moduleren; maar<br />
als na twee maten een sequens<br />
in F groot wordt ingezet blijkt<br />
dat F groot voorlopig de<br />
toonsoort wordt (g klein wordt<br />
'gedegradeerd' tot IIe trap in F).<br />
Aan het eind van het<br />
middengedeelte: vier maten<br />
verlenging 'rond' het F-akkoord<br />
(dat door de invoering van de Es<br />
in maat 16 als een V7 in Bes<br />
klinkt).<br />
Maat 21-28: letterlijke herhaling<br />
van het eerste gedeelte (A).<br />
In langzame delen van sonates, kamermuziekwerken, symfonieën treft men vaak twee- of driedelige<br />
vormen aan, of vormen die daarvan afgeleid lijken. Deze vormen worden ook wel met de term<br />
'liedvorm' aangeduid. Om te onderscheiden van de hierboven besproken kleine liedvormen spreekt<br />
men dan van grote twee- en driedelige liedvorm.<br />
Grote driedelige vormen bestaan meestal uit:<br />
● een A-gedeelte<br />
● een contrasterend B-gedeelte in het midden, meestal in een verwante toonsoort (dus<br />
bijvoorbeeld in de paralleltoonsoort in mineur, of de dominanttoonsoort in majeur; soms<br />
wordt de gelijknamige mineur- of majeurtoonsoort gebruikt)<br />
● een reprise van het A-gedeelte, al dan niet gevarieerd (en dan kan men spreken van A' )<br />
● (vaak) een afsluitende coda.<br />
Vaak worden de A- en B- gedeeltes door een overgang met elkaar verbonden.<br />
In plaats van driedelige liedvorm wordt deze vorm ook wel A B A -vorm genoemd. In de verte lijkt<br />
het op een sonatevorm 11 (als we de eerste A als expositie opvatten, B als doorwerking en de tweede<br />
A als reprise) Toch zijn de verschillen met een sonatevorm meestal tamelijk groot:<br />
● er wordt in de A-gedeeltes meestal met maar één thema gewerkt, en met maar één toonsoort<br />
● het B-gedeelte heeft in de regel niet echt het karakter van een doorwerking: er wordt geen<br />
materiaal uit het eerste A-gedeelte verwerkt, niet of weinig gemoduleerd, en het vormt<br />
eerder een contrast met, dan een 'ontwikkeling' van het eerste A-gedeelte.<br />
11 Vergelijk de tekst: “Waar begint het tweede thema? oftewel: hoe zit dat nu eigenlijk met de sonatevorm?”<br />
11
Soms wordt een dergelijke vorm uitgebreid tot een 'Rondo-achtige' vorm, omdat na de tweede A een<br />
nieuw contrasterend middengedeelte volgt, en daarna nogmaals A: A B A C A (met meestal een<br />
afsluitende coda). 12<br />
Grote tweedelige liedvormen neigen vaak nog meer naar een sonatevorm:<br />
● in de eerste helft wordt vaak gewerkt met twee thema's (op zijn minst: twee frases met<br />
'thema-achtige portée'), in verschillende toonsoorten 13 ; tussen de thema's staat meestal een<br />
overgang<br />
● in de tweede helft staan beide thema's in de hoofdtoonsoort; aan het begin van de tweede<br />
helft kan een overgang staan die 'doorwerkingstrekken' vertoont<br />
● soms worden beide helften herhaald<br />
● (vaak) staat aan het eind van het stuk een coda<br />
Een tweedelige vorm die zo sterk doet denken aan een sonatevorm wordt sonatevorm zonder<br />
doorwerking genoemd. 14<br />
De grens tussen twee- en driedeligheid is soms lastig te trekken: als in een tweedelige vorm de<br />
overgang naar de reprise erg uitgebreid of complex is, is soms misschien eerder sprake van<br />
driedeligheid, of van een 'echte' sonatevorm (met doorwerking dus).<br />
In de rest van deze tekst zal ik een globale analyse (eigenlijk alleen een vormoverzicht) geven van<br />
twee langzame delen, beide van Mozart 15<br />
Eerst een vormoverzicht van het langzame deel (Larghetto) uit het Klarinetkwintet (in A groot,<br />
KV 581):<br />
maat vormdeel toonsoort<br />
1-30 A- GEDEELTE<br />
1-20<br />
1 - 9<br />
10 - 20<br />
hoofdthema<br />
Dit nogal lange thema bestaat uit een voorzin van 9 maten, en een nazin van<br />
11 maten, en kan worden beschouwd als een periode. Onregelmatige<br />
indelingen als in deze periode ontstaan vaak door toevoeging of weglating. 16 In<br />
dit geval wordt twee keer toegevoegd:<br />
- de eerste maatgroep (1-9) is in te delen als 4+5; maat 7 is duidelijk<br />
toegevoegd - mogelijk vanwege de lijn in de klarinetpartij. Er gebeurt in de<br />
harmonie niets wat niet 'gemist zou kunnen worden'...<br />
- in de nazin is sprake van een uitbreiding: in principe had op de eerste tel van<br />
maat 17 een afsluitende tonica kunnen staan (melodie en harmonie sturen aan<br />
op een heel slot in D groot). In plaats daarvan staat er een bedrieglijk slot 17 ,<br />
want na V in maat 16 volgt niet I, maar een tussendominant voor V. Na dit<br />
schrikeffect (zie vooral de klarinetpartij!) wordt in de volgende drie maten de<br />
afsluiting 'overgedaan'. De maatgroepering is dus: ( 4 + 4 ) + 3<br />
12 Een mooi voorbeeld is het langzame deel (Adagio Cantabile) uit Beethoven's Pianosonate in c klein Op.13<br />
(“Pathétique”).<br />
13 In Klassieke stukken: in majeur de dominant-, in mineur de paralleltoonsoort.<br />
14 Een sonatevorm zonder doorwerking wordt ook vaak gebruikt in Ouvertures van Opera's.<br />
15 Zie voor de partituren van deze stukken achteraan deze tekst.<br />
16 Het is misschien een beetje merkwaardig om dat zo te zeggen: het is niet heel waarschijnlijk dat Mozart gedacht zou<br />
hebben: “laat ik hier eens wat wat uitgooien”, of “Doe hier maar wat extra”... Toch ervaren we vaak wel degelijk<br />
bijvoorbeeld een extra maat, of een weggelaten maat. Kennelijk blijft de norm van de acht- of viermatigheid op de<br />
achtergrond aanwezig, en kan toch vaak een onregelmatigere structuur worden gehoord als een spel met die norm.<br />
17 Bedrieglijk slot: zie de tekst: “Waar begint het tweede thema? oftewel: hoe zit dat nu eigenlijk met de sonatevorm?”,<br />
voetnoot 13.<br />
12<br />
D
20-30<br />
20-23<br />
24-30<br />
30-50<br />
30-45<br />
45-50<br />
51-85<br />
51-70<br />
51-59<br />
60-70<br />
70-80<br />
slotgroep van het A-gedeelte (of: overgang naar het B-gedeelte?)<br />
Dit gedeelte overlapt met het eind van het hoofdthema (vandaar dat ik maat 20<br />
dubbel heb geteld). Ik vind het een tamelijk ambivalent stukje. Het lijkt<br />
enerzijds een soort 'aanhangsel' van het hoofdthema, met name door de<br />
duidelijk cadenzerende harmonie vanaf maat 24. Aan de andere kant<br />
onderscheidt het zich ook duidelijk van het hoofdthema, met name melodisch,<br />
en door een minder hechte structuur.<br />
De maatgroepering is 4 + ( 4 + 4 ) , waarbij de laatste groep van 4 maten een<br />
gevarieerde herhaling is van de maten daarvoor.<br />
B- GEDEELTE<br />
'neventhema'<br />
Dit thema sluit weer met een overlapping aan het voorafgaande aan. Ook dit<br />
thema heeft een nogal grillige structuur. In de eerste vier maten is er nog niet<br />
veel aan de hand (behalve dat het even duurt voor we de toonsoort A groot echt<br />
te horen krijgen). We kunnen deze vier maten horen als een voorzin. De nazin<br />
vanaf maat 34 is veel langer dan de voorzin: het lijkt alsof de lange dalende<br />
beweging in de maten 34-37 tussengeplaatst is (als een interne uitbreiding?):<br />
de maten 38-41 vormen dan de eigenlijke nazin. De afsluiting in maat 41<br />
mislukt overigens: er staat weer een bedrieglijk slot. Dus wordt vanaf deze<br />
maat de afsluiting 'overgedaan' (in de maten 42-45). Deze laatste maatgroep<br />
maakt gebruik van een slothemiool 18 (in de maten 43 en 44).<br />
overgang (of: 'teruggang')<br />
Ook hier weer een overlapping. Het materiaal van deze overgang is van de<br />
voorafgaande maten afkomstig; in maat 46 wordt teruggemoduleerd naar de<br />
hoofdtoonsoort D groot, waarna toegewerkt wordt naar V7 in deze toonsoort.<br />
A'- GEDEELTE<br />
hoofdthema<br />
Letterlijke reprise van de maten 1-20.<br />
slotgroep van het A''-gedeelte (of overgang naar de codetta?)<br />
gevarieerde herhaling van de maten 21-30.<br />
18 Slothemiool: een vanaf de Barok gebruikelijke afsluiting<br />
in een driedelige maatsoort, waarbij in de twee maten voorafgaand<br />
aan het slotakkoord de metrische zwaartepunten worden<br />
verschoven, zodat uit bijvoorbeeld twee 3/4- maten een grote<br />
3/2-maat ontstaat. Dit is een bijzonder sterke slotwending:<br />
13<br />
D<br />
(b) – A<br />
A - D<br />
D<br />
D
80-85 codetta<br />
Je zou ook kunnen zeggen dat in dit stuk sprake is van een soort coda: als de<br />
maten 20-30 al afsluitend klinken, dan klinken de maten 71-85 al helemaal zo -<br />
alleen al vanwege de vier toegevoegde maten aan het eind. We kunnen dan de<br />
maten 71-80 en 80-85 bij elkaar voegen, en spreken van bijvoorbeeld een<br />
uitgebreide slotgroep.<br />
En een vormoverzicht van het tweede deel (Larghetto) uit het Strijkkwartet in Bes groot KV<br />
589:<br />
1 - 39<br />
1 - 18<br />
1 - 8<br />
9 - 18<br />
19 - 27<br />
19 - 23<br />
24 - 27<br />
28 - 35<br />
A – GEDEELTE (of: EXPOSITIE ? )<br />
eerste thema (hoofdthema)<br />
De eerste acht maten van dit stuk zijn een 'modelvoorbeeld' van een periode:<br />
vier maten voorzin, met half slot aan het eind, worden gevolgd door vier maten<br />
nazin met heel slot. De motivische analogie tussen voor- en nazin is erg<br />
duidelijk: a - b // a' - b' .<br />
Omdat de maten 9-18 grotendeels letterlijke herhaling (wel met veranderde<br />
instrumentatie) zijn van de maten 1-8, heeft het geen zin om het eerste thema<br />
een liedvorm te noemen. In de herhaling wordt een heel slot vermeden (in maat<br />
15/16), door de sprong van D naar Bes in de eerste viool, en door de harmonie (<br />
I6/4 - V2 - I6 , in plaats van, in maat 7/8: I6/4 - V - I ) .<br />
De maten 17 en 18 vormen daarom een uitbreiding: de afsluitende cadens<br />
moet als het ware worden 'overgedaan' - zie de harmonie in de maten 16-18:<br />
I6 V4/3 I II6 I6/4 V7 I<br />
|__________________| |______| |____________| |_____|<br />
'tonica-maat' subdom. dominant tonica<br />
overgang<br />
Dit gedeelte is veel 'losser gevoegd' dan het eerste thema. De eerste twee maten<br />
(19 en 20) zouden nog kunnen doorgaan voor een 'staartje' van het eerste<br />
thema. Maar in de volgende drie maten (21-23) wordt gemoduleerd. Vanwege<br />
het verwante materiaal (zie het toonladderachtige passage-werk) kies ik ervoor<br />
om deze vijf maten als een geheel op te vatten, en onder te verdelen als 2 + 3 .<br />
De resterende maten van de overgang dienen om de dominant van de nieuwe<br />
toonsoort te bevestigen (door middel van een orgelpunt).<br />
tweede thema (neventhema)<br />
Ook het tweede thema is een duidelijke periode. Alleen staat in de vierde maat<br />
(31) in plaats van een half slot een onvolkomen heel slot (de eerste viool<br />
eindigt hier op de terts, de D). De motivische structuur is duidelijk<br />
a - b // a - b' .<br />
Omdat het tweede thema niet wordt herhaald, is dit vormdeel betrekkelijk kort<br />
in vergelijking met het eerste thema 19<br />
19 In een sonatevorm is zoiets zeer uitzonderlijk. Meestal is een tweede themagroep juist langer dan de eerste.<br />
14<br />
D<br />
Es<br />
Es --><br />
(c) ---><br />
Bes<br />
Bes
36 - 39<br />
40 - 89<br />
40 - 57<br />
40 - 47<br />
48 - 57<br />
58 - 70<br />
58 - 63<br />
64 - 70<br />
70 - 79<br />
80 - 89<br />
overgang (of: 'teruggang')<br />
Het materiaal van deze - erg korte - overgang is ontleend aan de eerste<br />
overgang. En net als bij de eerste overgang zouden de eerste twee maten<br />
kunnen doorgaan voor een 'extra slot' van het tweede thema. Gemoduleerd<br />
wordt in de derde maat (38: hier wordt de herstelde A weer een As; het Besakkoord<br />
verandert van tonica in Bes groot in V7 in Es).<br />
A'- GEDEELTE (of: REPRISE?)<br />
eerste thema (hoofdthema)<br />
Letterlijke reprise van het hoofdthema in de maten 1-18, dus inclusief de<br />
herhaling-met-uitbreiding 20 .<br />
overgang<br />
Deze overgang is anders, en langer, dan de overgang vanaf maat 19. Op zich is<br />
dat logisch, want de modulatie moet nu anders verlopen (het tweede thema<br />
vanaf maat 70 staat in Es groot, in plaats van eerder in Bes groot). Ik zou zo<br />
indelen:<br />
( 2 + 4 ) + ( 4 + 3 )<br />
als maat veranderd: modulatie dominant-<br />
19/20 modulatie naar Es: orgelpunt<br />
naar f f blijkt II in<br />
Es te zijn<br />
tweede thema (neventhema)<br />
Onveranderde reprise van het tweede thema (maar wel in Es natuurlijk...)<br />
slotgroep (of: codetta)<br />
De maten 80-82 komen overeen met de maten 36/37: ze kunnen doorgaan voor<br />
een 'aanhangsel' van het tweede thema. Daarna wordt niet gemoduleerd, maar<br />
afgesloten met een cadens (maat 82/83: I II6 I6/4 V7 I .<br />
Deze cadens wordt herhaald in de maten 84/85, alleen wordt deze keer de<br />
aflsuitende tonica vermeden (op de eerste tel van 85 staat een tussendominant<br />
voor IV). Hetzelfde gebeurt in maat 87, waarna de maten 87/88 een herhaling<br />
vormen van 85/86. De laatste maat (89) is een 'extra' slotmaat.<br />
Bes ---><br />
Es<br />
Es<br />
Es ---><br />
(f) ---><br />
Het is goed mogelijk bij de beschrijving van de vorm van dit Larghetto te spreken van een expositie<br />
en een reprise, net als in een sonatevorm. We kunnen dan het stuk opvatten als een sonatevorm<br />
zonder doorwerking (als het een 'echte' sonatevorm zou zijn, zou de doorwerking de plaats<br />
innemen van de korte overgang in de maten 36-39).<br />
20 Het is niet ongebruikelijk dat in dit soort stukken de reprise van een thema wordt ingekort, bijvoorbeeld door het<br />
schrappen van een herhaling.<br />
15<br />
Es<br />
Es<br />
Es