Passagier in de auto en op de fiets. - Octopusplan

Les 1
Passagier in de auto
en op de fiets.
Passagier in de auto en op de fi ets.
1

2
1. Vraagteken
Hoe kom jij naar school?
Te voet? Achter op de fiets?
Of word je gebracht met de auto?
Tip!
Draag je schooltas op je rug,
maak alle riempjes goed vast.

2 . Zoek
Kijk naar de tekening.
Wie doet het fout?
Trek hier een kruis over.
3. Leer
a. Op de fiets
Ik kies de stoepkant.
Ga je mee achter op de fiets?
Stap op langs de stoepkant,
dit is de veilige kant.
Als je valt, kom je niet op de rijbaan terecht.
Ook als ik afstap, doe ik dat langs de stoepkant.
Achter op de fiets:
alleen op een fiets met voetsteunen.
Heeft de fiets voetsteuntjes?
Dan mag ik achter op.
Ik zet mijn voeten op de voetsteuntjes,
ik houd goed vast en zit stil.
Ook achter op de fiets, draag ik een fietshelm.
Zit je achter op de fiets?
Zet je fietshelm op.
Als je valt, is je hoofd beschermd.
Zorg er wel voor dat de helm goed zit
en dat de riempjes zijn dichtgemaakt.
Tip!
Zit je achter op de fiets?
Knoop je veters stevig vast.
Een losse veter kan in het wiel draaien.
Passagier in de auto en op de fi ets.
3

4
b. In de auto.
De bestuurder zit aan het stuur,
hij let op het verkeer.
De passagiers zijn rustig,
houden de ruiten dicht en
laten alle knopjes met rust.
Ik kies de stoepkant.
Instappen.
Ik stap in aan de stoepkant.
Staat de auto aan de overkant?
Dan wachten we samen op de stoep
en kijken goed uit.
Is er geen verkeer?
Dan steken we over tot op de stoep en stappen in.
Ik draag mijn gordel.
In de auto moet de gordel vast!
Uitstappen.
Ik maak hem niet los voor we uitstappen.
Tip!
Val op in het verkeer!
Ook als we uitstappen, kiezen we de kant van de stoep.
Soms moet je wachten tot mama of papa de autodeur opent.
Ligt er ook nog een fietspad?
Dat maakt het uitstappen moeilijker.
Ik kijk goed uit voor de fietsers op het fietspad!
Kies voor een opvallende schooltas of draag fluo.

Tip!
Wees rustig in de auto,
de bestuurder moet aandachtig kunnen zijn. ijn.
Een zitje of verhogingskussen?
Ben ik groter dan 1,10m en kleiner dan 1,35m?
Dan heb ik een verhogingskussen of
kinderzit nodig. Zo zit ik hoog en veilig!
Waar moet ik zitten?
Vooraan of achteraan?
Vooraan in de auto zitten mag,
maar achteraan is het veiliger.
Ik klik steeds steeds de gordel vast! vast!
4. Oefen
a. Welke tekeningen zijn fout? Trek er een kruis over.
Passagier in de auto en op de fi ets.
5

6
b. Los de rebus op!

4
c. Kruiswoordraadsel
1. Dit zet je steeds op je hoofd als je fietst.
2. Dit gebruik je in de auto als je groter bent dan 1m10
en kleiner bent dan 1m35.
3. Je mag alleen achter op zitten als een fiets dit heeft.
4. In de auto moet je dit altijd vastklikken!
5. De auto in- en uitstappen en de fiets op- en afstappen,
doe je langs deze kant.
5
2
1
3
Passagier in de auto en op de fi ets.
7

8
5. Toets
Is het juist? Kleur de octopus groen.
Is het fout? Kleur de octopus rood.
De stoepkant is de veilige kant.
Ik mag achter op een fiets zonder voetsteuntjes.
Achter op de fiets draag ik best geen fietshelm.
In de auto ben ik rustig.
De auto in- en uitstappen doen we langs de straatkant.
In de auto moet de gordel altijd vast.
Als ik groter ben dan 1,10m en kleiner dan 1,35m dan
heb ik een verhogingskussen of kinderzit nodig.
Vooraan in de wagen zitten mag, maar achteraan is veiliger.
Als we bijna op onze bestemming zijn aangekomen,
maak ik mijn gordel al los.
De riempjes van een fietshelm moet je altijd dichtmaken.

6. Oefening voor thuis
Knip de prentjes uit op pagina 11.
Kleef ze in de juiste cirkel.
Passagier in de auto en op de fi ets.
9

10
Bijlage

Les 1
Knip uit.
Passagier in de auto en op de fi ets.
11