11.09.2013 Views

1 Toets - Alles-in-1

1 Toets - Alles-in-1

1 Toets - Alles-in-1

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

1<br />

<strong>Toets</strong><br />

1. Werkwoorden<br />

A. Zet een dubbele lijn onder de persoonsvorm.<br />

1. Ik schrijf een kaart.<br />

2. Ik stuur de kaart aan mijn tante.<br />

3. Mijn tante woont <strong>in</strong> Sur<strong>in</strong>ame.<br />

4. Zij werkt op een school.<br />

5. Volgend jaar ga ik naar haar toe.<br />

6. Ik heb een broer en een zus.<br />

7. Zij zijn ouder dan ik.<br />

8. Zij heten Chamillo en M<strong>in</strong>erva.<br />

9. Chamilo en M<strong>in</strong>erva gaan met mij mee naar Sur<strong>in</strong>ame.<br />

10. Wij gaan vijf weken op vakantie.<br />

B. Zet een streepjeslijn onder het onderwerp.<br />

2. Dictee<br />

Deze woorden had ik fout geschreven:<br />

<strong>Alles</strong>-Apart toetsbladen C


2<br />

<strong>Toets</strong><br />

1. Werkwoorden<br />

A. Tegenwoordige tijd (t.t.) of verleden tijd (v.t.)? Schrijf het erachter.<br />

1. Ik ga op zangles.<br />

2. Vroeger vond ik z<strong>in</strong>gen al leuk.<br />

3. Ik zong veel.<br />

4. Ook luisterde ik graag naar muziek.<br />

5. Ik hoop dat ik goed leer z<strong>in</strong>gen.<br />

B. Schrijf <strong>in</strong> de verleden tijd.<br />

1. Ik weet nu. Ik gisteren.<br />

2. Jij maakt nu. Jij gisteren.<br />

3. Hij v<strong>in</strong>dt nu. Hij gisteren.<br />

4. Wij lopen nu. Wij gisteren.<br />

5. Jij bent nu. Jij gisteren.<br />

2. Dictee<br />

Deze woorden had ik fout geschreven:<br />

<strong>Alles</strong>-Apart toetsbladen C


3 <strong>Toets</strong><br />

1. Werkwoorden<br />

Õl'ogpqe@n-<br />

◊zßi#e@n-<br />

Õk'ogm#e@n-<br />

◊zߥZn-<br />

—v5r!a!gWe@n-<br />

—n#e@m#e@n-<br />

”r'ode@pqe@n-<br />

Õk'ogpqe@n-<br />

◊zode


4<br />

<strong>Toets</strong><br />

1. Werkwoorden<br />

1. Õl'ohogpxt£ 2. ÃgWe=e


5<br />

<strong>Toets</strong><br />

1. Werkwoorden<br />

A. Schrijf de ik-vorm op.<br />

1. v<strong>in</strong>den<br />

2. komen<br />

3. vragen<br />

4. geven<br />

5. raden<br />

B. Vul de goede vorm van v<strong>in</strong>den <strong>in</strong>.<br />

Alle z<strong>in</strong>nen staan <strong>in</strong> de t.t. Kleur de<br />

weg die je neemt <strong>in</strong> het pijlenschema.<br />

De kleur staat voor de z<strong>in</strong>.<br />

ROOD 1. Ik geschiedenis leuk.<br />

BLAUW 2. jij dat ook?<br />

GEEL 3. Kim taal leuker.<br />

GROEN 4. Wij taal moeilijk.<br />

BRUIN 5. Jij dat toch niet?<br />

2. Dictee<br />

Deze woorden had ik fout geschreven:<br />

<strong>Alles</strong>-Apart toetsbladen C<br />

ik<br />

ikvorm<br />

je/jij<br />

achter<br />

de PV<br />

enkelvoud<br />

tegenwoordige<br />

tijd<br />

anders<br />

ikvorm<br />

+<br />

t<br />

meervoud<br />

wijvorm<br />

persoonsvorm<br />

verbogen<br />

klank<br />

luister<br />

maar!<br />

verleden<br />

tijd<br />

enkelvoud<br />

ikvorm<br />

+<br />

de<br />

te<br />

vaste<br />

klank<br />

meervoud<br />

ikvorm<br />

+<br />

den<br />

ten<br />

d of t? Vraag<br />

het fokschaap<br />

om raad!<br />

voltooid<br />

deelwoord<br />

luister<br />

maar!<br />

d of t?<br />

maak<br />

langer


6 <strong>Toets</strong><br />

1. Werkwoorden<br />

Vul de tegenwoordige tijd van het werkwoord <strong>in</strong>.<br />

Kleur voor z<strong>in</strong> 1-4 de weg die je neemt <strong>in</strong> het pijlenschema.<br />

De kleur staat achter de z<strong>in</strong>.<br />

ik<br />

ikvorm<br />

je/jij<br />

achter<br />

de PV<br />

enkelvoud<br />

2. Dictee<br />

tegenwoordige<br />

tijd<br />

anders<br />

ikvorm<br />

+<br />

t<br />

meervoud<br />

wijvorm<br />

persoonsvorm<br />

verbogen<br />

klank<br />

luister<br />

maar!<br />

verleden<br />

tijd<br />

enkelvoud<br />

ikvorm<br />

+<br />

de<br />

te<br />

vaste<br />

klank<br />

meervoud<br />

ikvorm<br />

+<br />

den<br />

ten<br />

d of t? Vraag<br />

het fokschaap<br />

om raad!<br />

voltooid<br />

deelwoord<br />

luister<br />

maar!<br />

d of t?<br />

maak<br />

langer<br />

Õb5r!a&n!d#e@n-<br />

Õb5r!a!d#e@n-<br />

Ãd'ode@n-<br />

—w4oir!d#e@n-<br />

—w0e;d!d#e@n-<br />

”r!a!d#e@n-<br />

—v1i&n!d#e@n-<br />

—v1i&n!d#e@n-<br />

‘säc


meervoud<br />

wijvorm<br />

7<br />

enkelvoud<br />

1. Werkwoorden<br />

ik-vorm + t<br />

Gebruik deze werkwoorden <strong>in</strong> de verleden zij tijd. Kruis het goede zij hokje aan.<br />

luister<br />

maar!<br />

enkelvoud<br />

<strong>Toets</strong><br />

ikvorm<br />

+<br />

de<br />

te<br />

2. Dictee<br />

meervoud<br />

ikvorm<br />

+<br />

den<br />

ten<br />

d of t? Vraag<br />

het fokschaap<br />

om raad!<br />

luister<br />

maar!<br />

d of t?<br />

maak<br />

langer<br />

Õk(r$¥UgWe@n-<br />

‘säc


8 <strong>Toets</strong><br />

1. Werkwoorden<br />

Vul de ik-vorm <strong>in</strong>.<br />

Vul daarna de goede persoonsvorm <strong>in</strong> de verleden tijd <strong>in</strong>.<br />

Gebruik je pijlenschema.<br />

1. fietsen ik Wij gisteren naar de dierentu<strong>in</strong>.<br />

2. ontmoeten ik Wij daar mijn oom.<br />

3. vertellen ik Hij over slangen.<br />

4. stellen ik Hij vragen over dieren.<br />

5. antwoorden ik Ik op zijn vragen.<br />

6. voeren ik Mijn oom de haaien.<br />

7. kloppen ik Wij tegen het glas.<br />

8. waarschuwen ik Oom Timo ons.<br />

9. verstoppen ik Ik achter een struik.<br />

10. verraden ik Mijn zus mij niet.<br />

2. Dictee<br />

Deze woorden had ik fout geschreven:<br />

<strong>Alles</strong>-Apart toetsbladen C


9<br />

<strong>Toets</strong><br />

1. Werkwoorden<br />

A. Gebruik het pijlenschema. je/jij je/jij Schrijf eerst op <strong>in</strong> welk vakje je uitkomt.<br />

ik ik achter achter anders anders<br />

Schrijf daarna de goede persoonsvorm op.<br />

ŒeDtôe@n-<br />

—v0eBr"b5r!a&n!d#e@n-<br />

—poa"k"k#e@n-<br />

‘sìtôe


10<br />

<strong>Toets</strong><br />

1. Werkwoorden<br />

Vul het voltooid deelwoord <strong>in</strong>.<br />

1. Õk'ogpqe@n- Mijn moeder heeft een ijsmach<strong>in</strong>e .<br />

2. Õl#eFze@n- Ze heeft eerst de gebruiksaanwijz<strong>in</strong>g .<br />

3. —poa"k"k#e@n- Ze heeft yoghurt en vruchten .<br />

4. Õk$i#eFze@n- We hadden voor aardbeien .<br />

5. Õl#e;gUgWe@n- Mijn moeder heeft ze <strong>in</strong> de diepvries .<br />

6. —w.a!c


11 <strong>Toets</strong><br />

1. Werkwoorden<br />

A. Persoonsvorm of voltooid deelwoord? Vul <strong>in</strong>.<br />

ÃgWeu(r#e@n-<br />

—v0eBr"h$u(r#e@n-<br />

1. Wat er op het ple<strong>in</strong>?<br />

2. Vorige week is er iets leuks .<br />

3. Oom Ad heeft zijn huis .<br />

4. Tante Wil morgen haar huis.<br />

5. Het programma is .<br />

6. Mees nu van men<strong>in</strong>g.<br />

7. Onze school volgend jaar.<br />

8. Ik ben nooit .<br />

9. Heeft Lillis de vraag ?<br />

10. Abel de vraag nu wel.<br />

B. Zet een dubbele lijn onder de persoonsvormen.<br />

Kleur de voltooid deelwoorden GEEL.<br />

2. Dictee<br />

—v0eBr!a&n!d#eBr#e@n-<br />

—v0eBr"h$u$i,ze@n-<br />

Õb0e;a&n*túw4ohoir!d#e@n-<br />

Deze woorden had ik fout geschreven:<br />

<strong>Alles</strong>-Apart toetsbladen C


12<br />

<strong>Toets</strong><br />

1. Werkwoorden<br />

Vul <strong>in</strong>.<br />

1.<br />

2.<br />

3.<br />

4.<br />

5.<br />

6.<br />

7.<br />

8.<br />

werkwoord ik-vorm +de of +te? Ik gisteren.<br />

Kleur de ik-vorm GEEL.<br />

Kleur dat deel van het woord ook <strong>in</strong> de laatste kolom.<br />

2. Dictee<br />

Õb5r!a&n!d#e@n-<br />

◊z§a!a$i#e@n-<br />

—m$i)sísåe@n-<br />

‘säcu&w0e@n-<br />

—w.a!c


13 <strong>Toets</strong><br />

1. Werkwoorden<br />

Vul <strong>in</strong>.<br />

Õb5r!a&n!d#e@n-<br />

—v4ode


14<br />

<strong>Toets</strong><br />

1. Werkwoorden<br />

Vul de goede vorm van luiden <strong>in</strong>.<br />

Let op: de ik-vorm van luiden is luid.<br />

Zet het nummer van z<strong>in</strong> 1-5 onder<br />

het vakje waar je uitkomt.<br />

1. Max de bel nu.<br />

2. jij de bel ook wel eens?<br />

3. Vorig jaar Eva de bel vaak.<br />

4. Ik heb de bel toen ook .<br />

5. Wij toen de bel wel eens.<br />

6. Jullie straks de bel.<br />

2. Dictee<br />

Deze woorden had ik fout geschreven:<br />

<strong>Alles</strong>-Apart toetsbladen C<br />

werkwoord<br />

ik<br />

Z<strong>in</strong>:<br />

ikvorm<br />

je/jij<br />

achter<br />

de PV<br />

enkelvoud<br />

tegenwoordige<br />

tijd<br />

anders<br />

ikvorm<br />

+<br />

t<br />

meervoud<br />

wijvorm<br />

persoonsvorm<br />

verbogen<br />

klank<br />

luister<br />

maar!<br />

verleden<br />

tijd<br />

enkelvoud<br />

ikvorm<br />

+<br />

de<br />

te<br />

vaste<br />

klank<br />

meervoud<br />

ikvorm<br />

+<br />

den<br />

ten<br />

d of t? Vraag<br />

het fokschaap<br />

om raad!<br />

voltooid<br />

deelwoord<br />

luister<br />

maar!<br />

d of t?<br />

maak<br />

langer


15<br />

<strong>Toets</strong><br />

1. Werkwoorden<br />

hele werkwoord ik-vorm (t.t.) hij-vorm (t.t.) ik-vorm (v.t.)<br />

Kleur de ik-vorm <strong>in</strong> de laatste twee kolommen GEEL, waar dat kan.<br />

2. Dictee<br />

Õk!a&m&m#e@n-<br />

”r$¥Ud#e@n-<br />

—n$i#eFze@n-<br />

—w.a!c

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!