12.09.2013 Views

Brandtypes[pdf, 5468kb]

Brandtypes[pdf, 5468kb]

Brandtypes[pdf, 5468kb]

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

8. <strong>Brandtypes</strong>


Doelstelling:<br />

Kennis van:<br />

1) de meest voorkomende types van branden,<br />

2) hun oorzaak,<br />

3) de gevaren,<br />

4) de toe te passen blusmiddelen.


• 8.1. Inleiding<br />

• 8.2. Branden op personen<br />

• 8.3. Branden in woningen<br />

– 8.3.1. Schoorsteenbranden<br />

– 8.3.2. Vloer- en plafondbranden<br />

– 8.3.3. Kelderbranden<br />

– 8.3.4. Kamer- of appartementbrand<br />

– 8.3.5. Zolder- en dakbranden<br />

– 8.3.6. Branden in verticale kokers<br />

– 8.3.7. Brand in stookplaatsen


• 8.4. Branden in agrarische omgeving<br />

– 8.4.1. Branden in landbouwbedrijven<br />

– 8.4.2. Gras-, struik- en bosbranden<br />

• 8.5. Branden met transportmiddelen<br />

– 8.5.1. Voertuigbranden<br />

– 8.5.2. Vrachtwagenbranden<br />

– 8.5.3. Scheepsbranden<br />

– 8.5.4. Vliegtuigbranden


• 8.6. Andere speciale branden<br />

– 8.6.1. Branden in elektrische installaties<br />

– 8.6.2. Brand van neonverlichting<br />

– 8.6.3. Branden in winkels<br />

– 8.6.4. Branden in garages, werkplaatsen en<br />

spuitcabines<br />

– 8.6.5. Koolwaterstofbranden of plasbranden<br />

– 8.6.6. Gasbranden


• 8.1. Inleiding<br />

• Geen algemeen geldende regels.<br />

• De benadering is steeds afhankelijk van de ruimte, de<br />

aard van de constructie en van de brandende<br />

materialen, de windrichting, de blusstof, enz.<br />

• Wel bepaalde principes waar we niet van afwijken<br />

( tenzij in bijzondere omstandigheden ).<br />

• Bij branden in gebouwen waar veel volk aanwezig is,<br />

zijn bijzonder ernstig omwille van het gevaar waarin de<br />

mensen zich bevinden. Bij zulke branden zijn de<br />

technische operaties die moeten uitgevoerd worden<br />

weliswaar dezelfde maar het accent komt volledig te<br />

liggen op de redding van personen.


• In dit hoofdstuk trachten we een overzicht te geven van<br />

de meest voorkomende brandtypes.<br />

• Voor een goed begrip van ieder brandtype en van de<br />

verschillen qua aanpak, behandelen we ieder type op<br />

dezelfde manier: oorzaken en symptomen, gevaren<br />

en voorzorgsmaatregelen, interventiemethode.<br />

Voor een brandweerman is het belangrijk de<br />

mogelijke oorzaken, symptomen, gevaren en<br />

voorzorgen te kennen.


• 8.2. Branden op personen<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

– ontstaan veelal door huishoudelijke ongevallen meestal gepaard met<br />

andere branden.<br />

– onvoorzichtigheid bij het manipuleren van licht-ontvlambare producten<br />

(doe-het-zelf, barbecue..)<br />

– onvoorzichtigheid bij het roken (roken in bed).<br />

– Werkongevallen.<br />

– UK_Fire_Victim_1<br />

– UK_Fire_Victim_2<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– gevaar op ernstige (blijvende) brandwonden<br />

– vermijden dat een persoon met brandende kleren het op een lopen zet.<br />

Het vuur zal het het hoofd zal bereiken (effect luchtwegen/longblaasjes!)<br />

– kleding uit nylon brandt door in de huid.


• 8.2. Branden op personen<br />

• Interventiemethode<br />

– de brandende persoon doen stil liggen op de grond.<br />

– de vlammen doven door het slachtoffer te bedekken ( branddeken,<br />

tapijt, mantel ... ) van het gelaat naar de benen toe.<br />

– indien geen deken voorhanden: het slachtoffer over de grond rollen.<br />

( zoveel mogelijk stof en vuil vermijden).<br />

– brandwonden overvloedig spoelen met (lauw) water.<br />

– slachtoffer overbrengen naar een ziekenhuis of brandwondencentrum.


8.3.1. Schoorsteenbranden<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

– toenemend aantal open-haarden en ‘allesbranders’, stijgt het aantal<br />

schouwbranden.<br />

– Door onvolkomenheden in het schouwkanaal krijgt men ophoping van<br />

roet tegen de schouwwand vlammen van het vuur ontsteken het<br />

roet.<br />

– schouwbranden kunnen ook ontstaan door de verbranding van hout,<br />

vette kool of afval, het grillen van vlees in een haard, een te smalle<br />

schouwdoorgang of obstakels in de schouw.<br />

– hoe herkennen: overvloedige witte, geelachtige of zwarte rook.<br />

– andere kenmerken: een sterke roetgeur, een gerommel in de<br />

schoorsteen, abnormale warmte aan sommige delen van de<br />

schouwmantel (warmtebeeldcamera of aftasten van de schouw) en<br />

typerende vlamvorming aan de schouwmond.


• 8.3.1. Schoorsteenbranden<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– als het om een hevig vuur gaat, kan de schouw barsten.<br />

– het gevaar op verstikking, op een vloerbrand, op brand die ontstaat<br />

achter lambriseringen en in bergingen, op dakbrand enz.<br />

– er bestaat gevaar dat een schouwbrand overslaat naar een naburige<br />

schouw.<br />

– De brandweer moeten goed opletten dat er geen gensters wegvliegen<br />

met het risico dat ze elders brand zouden veroorzaken (secundaire<br />

brand).<br />

– Constructiehout in de buurt van en materialen gestapeld tegen het<br />

schouwkanaal moeten in de gaten worden gehouden (plankenvloeren,<br />

gebinte...).<br />

– Bij risico op uitbreiding moet men versterking roepen.<br />

– (klei)pannen rond de schouw worden weggehaald: wanneer ze heet<br />

worden en bruusk afkoelen zullen ze springen


• 8.3.2.Vloer- en plafondbranden<br />

Oorzaken en symptomen<br />

- barsten in de schoorsteen,<br />

- te dichte aansluiting van houten vloeren, plafonds tegen de schoorsteen<br />

- bouten van de draagbalken in de schoorsteen<br />

- onveilige opstelling van haard of kachel t.a.v. een houten vloer<br />

- een kortsluiting in elektrische leidingen.<br />

- verlaagde plafonds: smeulen door oververhitte, ingebouwde verlichtingsarmaturen<br />

of transformatoren.<br />

- houten ondervloer van een dakbekleding in roofing die,<br />

enkele uren nadat er werken zijn uitgevoerd, gaat smeulen.<br />

Het lokaliseren van de vuurhaard doet men door aftasting met de hand.<br />

Eerst alle voorwerpen (tapijten en meubels e.d. ) van de vloer verwijderen.


• 8.3.2.Vloer- en plafondbranden<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– de stabiliteit en de draagkracht van de vloer.<br />

– het vuur kan verschillende balken doen springen en toch<br />

ongeschonden intervallen laten.<br />

– brandbare gassen kunnen zich ophopen tussen vloer en verlaagde<br />

plafonds.<br />

– de brand bevindt zich niet steeds daar waar er rook ontsnapt !<br />

• Interventiemethode<br />

– een binnenaanval met 3 personen<br />

– warmtebeeldcamera.<br />

– brandhaard gelokaliseerd ? beslissen of vloer of het plafond uitbreken.<br />

– vaak kan met een beperkte opening het vuur geblust worden.<br />

– blusmiddel bij de hand (emmerpomp of hogedruk lans) voor het<br />

openbreken !<br />

– Schade beperken ! Opletten ektrische leidingen en/of gasleidingen.


8.3.3. Kelderbranden<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

– Moeilijke verkenning.<br />

– De oorzaken van kelderbranden zijn veelvuldig.<br />

– van een brandende sigaret die in een keldergat valt en het<br />

opgestapelde vuil doet branden, tot een defect in de<br />

verwarmingsinstallatie.<br />

– Meestal gepaard met overvloedige rookontwikkeling door de<br />

aanwezige brandstoffen en de perfecte zuurstoftoevoer.<br />

– Te herkennen aan vlammen en rook, aan een stijging van de<br />

omgevingswarmte en aan het geknetter van brandend<br />

materiaal.


• 8.3.3. Kelderbranden<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– verschillende gevaren: risico op verstikking, explosiegevaar, het<br />

gevaar van branduitbreiding naar de verdiepingen.<br />

– voor de interveniërende brandweerlieden: verdwaling !<br />

– eerst te weten komen of er mensen op de verdiepingen moeten gered<br />

worden.<br />

– trachten een plan van de kelder te krijgen<br />

– informeren naar de inhoud van de kelder (eventuele gevaarlijke<br />

stoffen, aërosols...).<br />

– verhoogd risico van branduitbreiding door opslag resten van verf, oud<br />

papier, onderhoudsproducten e.d.<br />

• Interventiemethode<br />

– Binnenaanval, twee personen voorzien van perslucht vastgemaakt<br />

aan een reddingstouw en explosievrije lamp.<br />

- Schouweffect aan de kelderopening !<br />

- Zo snel mogelijk naar beneden en meteen blussen (straalpijptechniek). <br />

Stoomvorming = temperatuurstijging.<br />

- Alternatief: schuimblussing met licht schuim verstikkend effect op de<br />

vuurhaard.


• 8.3.4. Kamer- of appartementbrand<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

– diverse oorzaken: onvoorzichtigheid van de bewoners, spelen met<br />

vuur, een brandende kaars onbeheerd achterlaten, roken <br />

– in veel gevallen gordijnen, tapijten of meubels die vuur vatten.<br />

– technische defecten aan de elektrische installatie of aan elektrische<br />

toestellen (contactdozen, TV-toestellen).<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– In een kamer of een appartement ontwikkelt het vuur zich in een<br />

gesloten ruimte.<br />

– Wanneer de ruiten niet springen zal de lucht in de kamer zich uitzetten<br />

en ontstaat er door de warmte een overdruk. Die druk verhindert de<br />

aanvoer van zuurstof waardoor de ontwikkeling van de brand<br />

vertraagd wordt. Tegelijkertijd kunnen zich niet of amper verbrande<br />

pyrolysegassen vormen uit de brandbare materialen in de kamer. Die<br />

zullen meteen ontbranden wanneer een deur of raam wordt geopend.<br />

Flashover.


• 8.3.4. Kamer- of appartementbrand<br />

• Interventiemethode<br />

– om onnodige waterschade te veroorzaken en maximaal bluseffect te<br />

verkrijgen, gebruikt men een sproeistraal (een verstoven straal op<br />

60°).<br />

– Zeer goed opletten voor het gevaar van brandwonden als gevolg van<br />

de stoomontwikkeling.<br />

– aanval via de deur ( ‘deurprocedure’ ! ).<br />

– Steeds alle PBM !<br />

– Van zodra het mogelijk is het lokaal ventileren.<br />

– nablussen van de meubels en voorwerpen buiten trachten te doen.<br />

– grondige nacontrole.<br />

• FF_Escape.wmv


• 8.3.5. Zolder- en dakbranden<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

– barsten in het schoorsteenkanaal, onvoorzichtigheid bij schilderswerken,<br />

werken aan de dakgoot of aan de dakbekleding, kortsluiting en<br />

blikseminslag<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– zolders zijn vaak volgestouwd met stoffige voorwerpen die de<br />

ontwikkeling en uitbreiding van brand bevorderen.<br />

– weinig openingen: moeilijk om de rook en warmte te evacueren.<br />

– toegankelijkheid is ook beperkt of moeilijk (uitschuifbare en vaak<br />

instabiele zoldertrap).<br />

– de meeste dakconstructies zijn helemaal in hout zijn uitgevoerd in<br />

combinatie met materialen als roofing of stro (snelle brandontwikkeling !).<br />

– Verbeterde isolatie: de warmte loopt sneller op en blijkt langer<br />

opgesloten.<br />

– De rook blijft opgesloten waardoor er meer (explosief) brandbare gassen<br />

aanwezig.


• 8.3.5. Zolder- en dakbranden<br />

• Interventiemethode<br />

– indien mogelijk, van binnenuit en via de normale toegangsweg.<br />

– alles wordt in het werk gesteld om waterschade naar onderliggende<br />

verdiepingen te vermijden.<br />

– het blussen begint bij de constructiedelen en hechtpunten die de<br />

stabiliteit moeten garanderen zoals de steunen van de nokbalk en de<br />

nokbalk zelf.<br />

– wanneer van buitenaf moet geblust worden zal men uiterst voorzichtig<br />

te werk gaan dit kan maar efficiënt gebeuren wanneer de<br />

dakbedekking wordt weggehaald.<br />

– wanneer het om aanpalende woningen gaat, moet men alles in het<br />

werk stellen om te vermijden dat ook de naburige woning getroffen<br />

wordt.<br />

– bij rieten daken is het noodzakelijk om het riet tijdens het blussen te<br />

verwijderen. Anders brandt het riet aan de binnenzijde gewoon verder.<br />

– naburige rieten daken moeten met water besproeid worden.<br />

– wegvliegende brandende rietstengels kunnen immers nieuwe branden<br />

veroorzaken.


• 8.3.6. Branden in verticale kokers<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

– traphallen, liftkokers en kokers voor nutleidingen.<br />

– vaak veroorzaakt door de slechte staat van elektrische leidingen.<br />

– ook vaak te zoeken bij vuur dat ontstaat in vuilbakken, aan<br />

papierstapels of oude doeken in kelders of op het gelijkvloers.<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– Afhankelijk van de aard van de bekledingsmaterialen kan brand in een<br />

verticale koker zeer snel uitbreiden. De gassen die gedistilleerd<br />

worden uit verf of vernis zullen stijgen. Die gassen kunnen zich met de<br />

lucht mengen tot een explosief mengsel en bij voldoende temperatuur<br />

ontbranden.<br />

– Bij gebouwen waar veel volk woont is het gevaar des te groter omdat<br />

evacueren vaak moeilijk of zelfs onmogelijk wordt (brandend<br />

trappenhuis).<br />

– Verticale kokers kunnen als het ware een schouw vormen en<br />

bijdragen tot een snelle verspreiding van vlammen en rook.


• 8.3.6. Branden in verticale kokers<br />

• Interventiemethode<br />

– Wanneer het vuur ver gevorderd is, moet de brand bestreden worden<br />

over de verschillende verdiepingen om de bewoners zo snel mogelijk<br />

in veiligheid te brengen.<br />

– De bestrijding van zulke brand moet heel omzichtig gebeuren. Bij<br />

branden in afvalkokers gebruikt men meestal een volle straal om<br />

voldoende slagkracht te hebben, beginnende bij de brandhaard en<br />

verder gaand in de hoogte.<br />

– Wanneer het vuur is geblust, wordt een grondige inspectie uitgevoerd<br />

op alle verdiepingen. (Nieuwe brandhaarden !)


• 8.3.7. Brand in stookplaatsen<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

– verschillend naargelang de aard van de brandstof.<br />

– steenkool: gaat het vaak om een ontoereikend afscheiding tussen de<br />

brander en de voorraad brandstof of om de aanwezigheid van<br />

brandhout.<br />

– mazoutketel: een slecht functioneren van de brander en/of een gebrek<br />

aan de automatische afsluiter van de brandstoftoevoer of een<br />

gebrekkig onderhoud van de installatie, het gebruik van foutieve<br />

materialen voor de afvoer.<br />

– Gas: ontbranden van een gaslek.<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– Vaak ondergebracht in de kelder.<br />

– In het geval van mazout bestaat het risico dat brandstof zichverspreid<br />

in de ketel en in de stookplaats.<br />

– Bij ontbranding zal de hele plaats in een donkere zwarte rook gehuld<br />

worden.<br />

– Stookplaatsen = opslagruimte (oud papier e.d.), een felle en<br />

hardnekkige brand.


• 8.3.7. Brand in stookplaatsen<br />

• Interventiemethode<br />

– In geval van steenkool worden de brandende materialen in het lokaal<br />

op de klassiek manieren geblust.<br />

– De ketel wordt echter leeg gemaakt zonder water in te zetten.<br />

– Kleine mazoutbranden zal men doorgaans met een draagbaar<br />

blustoestel kunnen blussen.<br />

– Bij grotere mazoutbranden gebruikt men een nevelstraalpijp of licht<br />

schuim.<br />

– Bij gas moet eerst de gastoevoer afsluiten.


• 8.4.1. Branden in landbouwbedrijven<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

– defecten aan elektrische installaties.<br />

– tractoren en andere voertuigen met ontploffingsmotor in schuren of<br />

stallen<br />

– Vochtig hooi dat in opslagplaatsen wordt bewaard kan spontaan<br />

ontbranden (broei).<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– Stockage van hooi, stro en chemische meststoffen in de hoeve of in<br />

de buurt vormen een bijkomend gevaar op brand of branduitbreiding.<br />

– In veel gevallen zijn de stallen, de voorraadplaatsen en de woning<br />

ondergebracht onder hetzelfde dak.<br />

– Houten scheidingswanden komen nog vaak voor.


• 8.4.1. Branden in landbouwbedrijven<br />

• Interventiemethode<br />

– de grote middelen en zeer veel water ! (bevoorrading !)<br />

– evacuatie van mensen en dieren heeft absolute voorrang.<br />

– evacueren van de dieren in samenspraak met en onder leiding van de<br />

boer of eigenaar wanneer deze aanwezig is. Zij kennen het best de<br />

gewoonten en mogelijke reacties van de dieren en zijn het best<br />

bedreven om ze te begeleiden. Alternatief: de dieren bij de kop naar<br />

buiten, met een zak over hun kop.<br />

– Wanneer de omgevingstemperatuur het evacueren bemoeilijkt, moet<br />

overvloediggesproeid worden. Nooit een volle straalpijp in de richting<br />

van de dieren richten!<br />

– De dieren moeten samengebracht worden op een afsluitbare plaats<br />

(wei of stal) om te vermijden dat ze uit gewoonte terug naar hun<br />

brandende stal lopen.<br />

– Bij brand komen de dieren vaak onder stress te staan. Die stress is<br />

vaak de oorzaak van hun dood na de redding door de brandweer, zeker<br />

bij dieren die gekweekt worden zonder dat ze ooit in de open lucht<br />

komen.<br />

– Wanneer ze bij brand naar een open weide worden gedreven is dat<br />

voor hen een totaal ongekende situatie.


• 8.4.1. Branden in landbouwbedrijven<br />

• Interventiemethode<br />

– Brandend hooi in de stal zelf moet gelijktijdig uiteengehaald worden en<br />

geblust.<br />

– Bij opgestapeld stro of hooibalen moet men opletten voor de<br />

vuurhaarden (gloeibrand) die pijpen vormen.<br />

– Wie in zo’n pijp valt is maar moeilijk te redden. Een leeflijn is<br />

noodzakelijk.


• 8.4.2. Gras-, struik- en bosbranden<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

– vooral in periodes van droogte.<br />

– onvoorzichtigheid van wandelaars of passanten. (peuken !)<br />

– opzettelijke brandstichting<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– Vooral de wind is de vijand. snelle uitbreiding !<br />

– Uitbreiding onder de grond !<br />

– Gevaar voor insluiting.<br />

– Felle bosbranden zijn erg gevaarlijk en maken bovendien een<br />

angstaanjagend geluid. (vuurstorm / kruinvuur)<br />

– als brandweerman krijg je te maken met zeer hoge<br />

omgevingstemperaturen, felle stralingswarmte en fysieke inspanning.<br />

overmatig verlies van lichaamsvocht en versnelde uitputting.<br />

– Tijdig aflossen en veel water drinken is de boodschap.


• 8.4.2. Gras-, struik- en bosbranden<br />

• Interventiemethode<br />

– speciale aanvalstechnieken: aanvallen van op de flanken.<br />

– bij grasbrand vaak neer te slaan met een speciale klopper (een<br />

vuurzweep of “zwiepers”).<br />

– bij zowel gras- als bosbranden wordt bluswater als regen over het vuur<br />

gespoten, een methode die gecombineerd wordt met vuurbarricades<br />

of onderbrekingen (het kappen van bomen).<br />

– het aanleggen van een tegenvuur is een methode die ook wel eens<br />

wordt toegepast. Daarbij verbrandt men een zone waardoor het<br />

oprukkend vuur wordt stopgezet. (Groot risico !)<br />

– In alle gevallen speelt de windrichting een belangrijke rol.


• 8.5.1. Voertuigbranden<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

– In de motor door een probleem met het brandstofsysteem.<br />

– in het voertuig zelf door een onvoorzichtigheid van de bestuurder of<br />

passagier (brandende sigaret).<br />

– in de elektrische installatie door bijvoorbeeld oververhitting van een<br />

circuit of mechanische problemen (wrijving).<br />

– door criminele daden.<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– wegvloeiende brandstof het vuur<br />

– bepaalde metalen (aluminium, magnesium, ... )<br />

– Veiligheidssystemen: airbags, gordelspanners explosieve ladingen<br />

– overslag naar andere voertuigen of naar gebouwen vermijden.<br />

– voertuigen met LPG brengen bijzondere risico’s met zich mee.<br />

– “milieuvriendelijke” voertuigen: nieuwe types voertuigen zoals hybride<br />

voertuigen, elektrische wagens , wagens die rijden op waterstof., op<br />

aardgas, .... nieuwe types verdeelstations !<br />

– bij hybride voertuigen : de batterijen hoogspanningscircuits + hoge<br />

amperages !


• 8.5.1. Voertuigbranden<br />

• Interventiemethode<br />

– prioriteit aan het redden de inzittenden.<br />

– een motorbrand wordt bij voorkeur met een hoge druk lans (water +<br />

klasse A middel ), B schuim of poeder geblust.<br />

– eventueel mag men een hogedruk straalpijp met verspreide straal<br />

inzetten wanneer de motorkap geopend is.<br />

– vuur in de zetel kan met water geblust worden.<br />

– de brandstoftank en de banden moeten goedbeschermd worden.<br />

– in alle gevallen: het contact uitgeschakelen en de batterij ontkoppelen.<br />

– heel goed opletten op de stromen en lekken uit een brandend<br />

voertuig. (afdammen / opvangen / afdekken).


• 8.5.2. Vrachtwagenbranden


• 8.5.3. Scheepsbranden


• 8.5.4. Vliegtuigbranden<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

– enorme toename in het luchtvaartverkeer hogere kans op incident.<br />

– kan het gevolg zijn van een ongeval bij het opstijgen of landen of van het<br />

neerstorten.<br />

– onderscheid tussen burger en militair vliegtuig<br />

– meer ongevallen met kleine (sport)vliegtuigen, helikopters en ULM’s.<br />

minder spectaculair maar telkens zijn er een piloot en vaak enkele passagiers bij<br />

betrokken.<br />

– opletten met alle voorwerpen die in de omgeving terecht gekomen zijn in het<br />

kader van het onderzoek naar de oorzaken van het ongeval.<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– Benadering militair vliegtuig of burgervlucht is totaal anders. Bij<br />

burgervliegtuig is het risico op veel slachtoffers uiterst groot en de kans<br />

op redding vaak nihil. Bij een militair toestel zal de bezetting kleiner zijn<br />

maar duiken andere risico’s en gevaren op ( boordwapens en<br />

springtuigen).<br />

– In beide gevallen is er waarschijnlijk een grote hoeveelheid brandstof op<br />

het terrein aanwezig.<br />

F16 heeft bovendien een kleine tank met de zeer gevaarlijke brandstof<br />

Hydrazine aan boord.


• 8.5.4. Vliegtuigbranden<br />

• Interventiemethoden<br />

– De brandweer zal nooit alleen ter plaatse zijn om hulp te bieden.<br />

– civiele bescherming, regie der luchtwegen (het leger) zullen ploegen<br />

ter plaatse sturen.<br />

– De eerste handelingen: redden van eventuele overlevenden.<br />

– Het benaderen van het toestel: wind in de rug, loodrecht naar het<br />

vliegtuig.<br />

– Blusmiddelen : schuim of poeder.<br />

– Eerst de meest bedreigde delen en eventueel de delen waar nog kans<br />

bestaat op overlevenden.<br />

– Rekening houdend met de hoeveelheid kerosine moet iedere vorm<br />

van vuur, vonken, warme punten, elektrische ontladingen enz.<br />

vermeden worden.<br />

– Wanneer het om een militair vliegtuig gaat : boordwapens,<br />

explosieven , schietstoel ... !<br />

– F-16 mag niet benaderd worden zonder speciale interventiekledij (<br />

Leger of RdL)


• 8.6.1. Branden in elektrische<br />

installaties<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

– Er zijn zeer veel oorzaken waardoor brand kan ontstaan in elektrische<br />

installaties maar de meest voorkomende zijn slechte contacten en<br />

kortsluiting.<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– onderscheid tussen hoogspanning en laagspanning.<br />

– laagspanning wordt doorgaans gebruikt in de particuliere woningen,<br />

publieke gebouwen, winkels enz.<br />

– hoogspanning vooral te vinden is in elektriciteitscentrales,<br />

tussenstations, transformatiecabines, installaties van de spoorwegen<br />

enz.<br />

– Hoogspanning wordt aangeduid door een waarschuwingsteken met<br />

een bliksem en het woord ‘levensgevaar’.<br />

– De brandweerman onderneemt niets zonder instructies van zijn chef<br />

nadat deze alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen die nodig zijn.


• 8.6.1. Branden in elektrische<br />

installaties<br />

• Interventiemethode<br />

– Indien mogelijk de installatie en/of de elektrische circuits zo snel<br />

mogelijk spanningsvrij te maken.<br />

– Wanneer de installatie niet onder spanning staat, mogen de klassieke<br />

blustechnieken aangewend worden.<br />

– Wanneer het niet mogelijk is de stroom te onderbreken binnen een<br />

redelijke termijn en bluswerkzaamheden toch noodzakelijk zijn om<br />

mensenlevens te redden, mag bij installaties onder spanning tot<br />

100.000 volt gebruik gemaakt worden van droog poeder wanneer men<br />

voldoende afstand houdt van de voorwerpen onder spanning.<br />

– Blustoestellen met CO2 mogen eveneens worden gebruikt.<br />

– Steeds wachten op instructie van de LVO !


• 8.6.2. Brand van neonverlichting<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

– Negen keer op de tien is de oorzaak van brand in reclameverlichting<br />

van elektrische aard: een elektrische boog als gevolg van vocht.<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– Lichtreclames worden gevormd door glazen buizen die op een montuur<br />

bevestigd zijn en een ‘beeld’ vormen. Ze kunnen enorme afmetingen<br />

aannemen.<br />

– Het werkingsprincipe is altijd hetzelfde: een elektrische stroom loopt<br />

door een speciaal gas (neon, argon) op laagspanning of doorheen een<br />

metaaldamp (mercuur, sodium) en veroorzaakt zo een lichtstraal.<br />

– De stroom die door de buis loopt varieert naargelang de diameter en het<br />

gebruikte gas. Spanningen komen voor tot 15.000 à 20.000 volt.<br />

– De bestanddelen van een reclameverlichting zijn:<br />

• een laagspanningsleiding (220 of 380 volt);<br />

• een transformator om de spanning te verhogen;<br />

• een hoogspanningsleiding die de transformator verbindt met de<br />

eindelektroden in de buis.


• 8.6.2. Brand van neonverlichting<br />

• Interventiemethode<br />

– Het laagspanningscircuit van de installatie bevat twee schakelaars die<br />

in serie geplaatst zijn.<br />

• De eerste is aan de binnenkant van het gebouw geïnstalleerd en<br />

is bestemd voor de normale gebruiker (de winkelier).<br />

• De andere is tegen de gevel geplaatst aan de buitenzijde en is<br />

bedoeld voor de brandweer.<br />

• Deze schakelaar bevindt zich op ongeveer 3 m hoogte.<br />

• In geval van brand volstaat het om de stroom uit te schakelen met<br />

de geïsoleerde stang.<br />

– Men draagt hierbij elektrisch geïsoleerdehandschoenen.<br />

– Van zodra de stroom is uitgeschakeld blussen met CO2 of fijn<br />

verstoven water.


• 8.6.3. Branden in winkels<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

– Alle oorzaken die tot hier toe aan bod kwamen, komen in aanmerking<br />

– Een belangrijk aspect van winkelbranden is de enorme<br />

rookontwikkeling als gevolg van de grote hoeveelheid aan uitgestalde<br />

producten en de grote variatie aan brandbare materialen.<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– een brand in een winkel of warenhuis kan zeer snel uitbreiding nemen.<br />

– de rookontwikkeling bemoeilijkt het evacueren en het gevaar op<br />

paniek is reëel.<br />

– Veel hangt af van de detectieapparatuur, van de automatische<br />

blusinstallatie én van de koelbloedigheid van het personeel.<br />

– Het tijdig en efficiënt ingrijpen van de eigen interventieploeg kan veel<br />

kwaad voorkomen.<br />

– Een belangrijk aandachtspunt is dat in veel winkels de kantoren en<br />

wooneenheden onder hetzelfde dak voorzien zijn en dat<br />

branduitbreiding mogelijk is.<br />

– In winkels moet men opletten voor de brandbare gassen die<br />

opgestapeld zijn tussen de draagstructuur en het verlaagd plafond.<br />

Zelfs bij demontage kunnen deze gassen door gensters nog<br />

aanleiding geven tot een explosieve verbranding.


• 8.6.3. Branden in winkels<br />

• Interventiemethoden<br />

– de aandacht van de hulpverleners zal in de eerste plaats gaan naar<br />

evacueren van de klanten en personeelsleden en het redden van<br />

slachtoffers.<br />

– Daarbuiten verlopen de bluswerken volgens hetzelfde scenario als<br />

elke andere brand.<br />

– ForensicUKDisco<br />

– The Station Fire, Rhode Island, 2003,


• 8.6.4. Branden in garages,<br />

werkplaatsen en spuitcabines<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

In het overgrote aantal van de gevallen zijn zulke branden het gevolg<br />

van onvoorzichtigheid (bv bij laswerken), slordigheid of onkunde van<br />

de personeelsleden die er werken.<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– Grote hoeveelheden ontvlambare stoffen vormen het grootste gevaar.<br />

(brandstof en /of olie in de wagens, in vaten en opvangrecipiënten, in<br />

ondergrondse tanks, op de vloer).<br />

– De verf in het magazijn en in de spuitcabine kan een gevaar zijn.<br />

– Gasflessen met propaan, butaan, acethyleen enz.<br />

– Kleine spuitbussen.<br />

– Het interieur van de wagens met hout en veel kunststof kan ‘voeding’<br />

zijn voor brand.<br />

– In deze werkplaatsen is het gevaar op explosies of brand zeker niet<br />

denkbeeldig.<br />

– Een smeerput in een werkplaats kan een verraderlijke valkuil zijn.


• 8.6.4. Branden in garages,<br />

werkplaatsen en spuitcabines<br />

• Interventiemethode<br />

– Eerst het vuur omschrijven.<br />

– De bevelvoerder geeft opdracht om zo snel mogelijk en zo veel mogelijk<br />

niet brandende voertuigen te verwijderen, niet alleen om ze te<br />

beschermen maar ook om de brandlast te verminderen.<br />

– Nadien worden eventueel brandende voertuigen naar buiten getrokken.<br />

– Brandstof of olie die vuur vat, wordt geblust met schuim of met een<br />

nevelstraal van de hogedruk lans.<br />

– Gasflessen en reservoirs moeten gekoeld worden.<br />

– Rekening houdend met eventueel ontploffingsgevaar moet men steeds<br />

trachten in dekking of in de buurt van mogelijke dekking te opereren.


• 8.6.5. Koolwaterstofbranden of<br />

plasbranden<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– De grote stralingswarmte en de grote rookontwikkeling.<br />

• Interventiemethode<br />

– Bij koolwaterstofbranden onderscheiden we aan de oppervlakte van de<br />

brandende vloeistof 3 zones zijnde:<br />

• zone 1: een massa koud koolwaterstof<br />

• zone 2: een massa warm koolwaterstof<br />

• zone 3: aanwezigheid van gassen of dampen<br />

– Het doel van de interventie bestaat erin om zone drie te supprimeren.<br />

– We verhinderen de aanwezigheid van de gassen die het vuur<br />

onderhouden.<br />

– Bij een kleine hoeveelheid gebruiken we CO2, zand of een nevelstraal<br />

uit de hogedruk lans.<br />

– Bij grotere branden schuim of droog poeder.<br />

• Opgelet! Wanneer we een volle straalop het vuur richten<br />

veroorzaken we een uitbreiding van het vuur.


• 8.6.6. Gasbranden<br />

• Oorzaken en symptomen<br />

• Gaslekken kunnen aan de basis liggen van rampen met veel slachtoffers,<br />

of het nu gaat om een lek in een hogedruk aardgaspijpleiding voor<br />

transport van aardgas of in een lagedruk leiding voor gasdistributie in<br />

particuliere woningen. Die wetenschap wordt geïllustreerd door de<br />

gasramp van Gellingen (30 juli 2004) en de grote gasbrand in Luik (27<br />

januari 2010) waarbij een appartementsgebouw instortte.<br />

• De brandweerscholen beschikken over een afzonderlijke opleiding<br />

‘Bestrijding van incidenten met pijpleidingen’ waarin diep wordt ingegaan<br />

op de procedures bij gasbranden.<br />

• De meeste incidenten waarmee brandweerlieden te maken krijgen,<br />

betreffen lagedruk leidingen met een druk tot 100 mbar. Dat is de druk<br />

waarmee gas gedistribueerd wordt naar particuliere woningen. De meest<br />

voorkomende oorzaken van woning-gas-branden zijn een lek in de leiding,<br />

flexibele leidingen in slechte staat of onvoorzichtigheid. Af en toe gebeurt<br />

het dat iemand die levensmoe is, de gaskraan open draait va een<br />

gasleiding of gasfles in een woning.<br />

• In dat geval zal een ontsteking zorgen voor een explosie. (Hoe ?)


• 8.6.6. Gasbranden<br />

• Gevaren en voorzorgen<br />

– De aanwezigheid van gas in woningen is één van de gevaren waaraan<br />

brandweerlieden vaak worden blootgesteld.<br />

Het betreft trouwens niet alleen aardgas maar ook andere gassoorten<br />

zoals propaan, butaan, LPG, kunnen voorkomen.<br />

Die gassoorten vinden we in sommige keukens, agrarische gebieden<br />

en caravans (marktwagens !).<br />

– Er zijn bovendien ook gevaarlijke gassen die ontstaan als gevolg van<br />

een brand.<br />

– Heel wat gevaarlijke gassen worden gevormd door de verbranding van<br />

kunststoffen.


• 8.6.6. Gasbranden<br />

• Interventiemethode<br />

– Wat gaslekken betreft kan de brandweer met verschillende situaties<br />

geconfronteerd worden, waaronder:<br />

– er is een gaslek en er is brand.<br />

– er is een gaslek en er is geen brand.<br />

– Bij een brandend gaslek moet in de eerste plaats de gaskraan<br />

worden dichtgedraaid.<br />

– De vlam mag nooit gedoofd worden zolang de kraan niet dicht is.<br />

– Wanneer het afsluiten van de gas niet mogelijk is, laat men de vlam<br />

gewoon verder branden.<br />

– Bij een gaslek zonder vlam, is voorzichtigheid geboden.<br />

– Zolang de gas niet is afgesloten vormt zich een mengsel dat vanaf een<br />

bepaalde verhouding met lucht explosief wordt.<br />

– Hieronder de bovenste en onderste explosiegrenzen van enkele<br />

gassoorten (zie ook hoofdstuk IV).<br />

• Propaan: 2,3 tot 7,3 % Aardgas: 5,3 tot 14 %<br />

• Ethyleen: 2,7 tot 36% Acethyleen: 1,8 tot 81 %<br />

• Butaan: 1,6 tot 6,5 %

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!