Waterstructuur en waterparagraaf 'Het Opbroek' te Rijssen

Waterstructuur en waterparagraaf
'Het Opbroek' te Rijssen
Definitief
Gemeente Rijssen
Grontmij Nederland B.V.
Zwolle, 31 mei 2011

Het Opbroek te Rijssen
Waterhuishoudkundig- en rioleringsplan
Definitief
Gemeente Rijssen-Holten
Grontmij Nederland B.V.
Zwolle, 23 juli 2012
GM-0069065, revisie 0

Verantwoording
Titel : Het Opbroek te Rijssen
Subtitel : Waterhuishoudkundig- en rioleringsplan
Projectnummer : 314731
Referentienummer : GM-0069065
Revisie : 0
Datum : 23 juli 2012
Auteur(s) : Ing. R.L. Visser
E-mail adres : remco.visser@grontmij.nl
Gecontroleerd door : Ing. R. Stokje
Paraaf gecontroleerd :
Goedgekeurd door : Drs. M.J. Zwaanswijk
Paraaf goedgekeurd :
Contact : Grontmij Nederland B.V.
Noordzeelaan 50
8017 JW Zwolle
Postbus 1364
8001 BJ Zwolle
T +31 38 499 16 00
F +31 38 422 76 97
www.grontmij.nl
GM-0069065, revisie 0
Pagina 2 van 22

Inhoudsopgave
1 Inleiding ......................................................................................................................... 5
1.1 Algemeen ...................................................................................................................... 5
1.2 Doorlopen proces .......................................................................................................... 5
1.3 Opbouw rapport ............................................................................................................ 5
2 Uitgangspunten en randvoorwaarden ........................................................................... 6
2.1 Algemeen ...................................................................................................................... 6
2.2 Ontwateringsdiepte en drooglegging ............................................................................ 6
2.3 Vloerpeilen .................................................................................................................... 7
2.4 Hemelwaterafvoer ......................................................................................................... 7
2.5 Berging in oppervlaktewater ......................................................................................... 8
2.6 Droogweerstelsel (DWA) .............................................................................................. 8
2.7 Voorlichting en bewustwording ..................................................................................... 8
3 Ontwerp waterhuishouding en riolering ........................................................................ 9
3.1 Algemeen ...................................................................................................................... 9
3.2 Afwateringsprincipe ....................................................................................................... 9
3.3 Toekomstige weghoogtes en vloerpeilen ..................................................................... 9
3.4 Verhard oppervlak ....................................................................................................... 11
3.5 Ontwerp goten en sifons ............................................................................................. 11
3.5.1 Molgoten ..................................................................................................................... 11
3.5.2 Roostergoten............................................................................................................... 13
3.5.3 Sifons .......................................................................................................................... 13
3.6 Bodempassages ......................................................................................................... 14
3.6.1 Belasting bodempassages .......................................................................................... 15
3.6.2 Bergingscapaciteit bodempassages ........................................................................... 16
3.6.3 Werking van slokops ................................................................................................... 16
3.7 Ontwerp Oosterhofsbeek ............................................................................................ 16
3.8 Totale waterberging het Opbroek fase 1 .................................................................... 18
3.9 Advies bouwrijp maken en fasering ............................................................................ 19
3.10 Toekomstige ontwikkelingen ....................................................................................... 19
4 Ontwerp DWA ............................................................................................................. 20
4.1 Algemeen .................................................................................................................... 20
4.2 Ontwerp vuilwaterstelsel ............................................................................................. 20
4.3 Afwateringshoeveelheden/gemaalcapaciteit .............................................................. 21
4.4 IT-riolering / infiltratiekratten ....................................................................................... 21
4.5 Aandachtspunten bestaande riolering ........................................................................ 22
Bijlage 1: Stedenbouwkundig plan
Bijlage 2: Afstroomgebieden
Bijlage 3: Wegpeilen en goten
Bijlage 4: Ontwerp waterhuishouding
GM-0069065, revisie 0
Pagina 3 van 22

Bijlage 5: Ontwerp riolering
Bijlage 6: Dwarsssprofielen
Bijlage 7: Berekeningen
Inhoudsopgave (vervolg)
GM-0069065, revisie 0
Pagina 4 van 22

1 Inleiding
1.1 Algemeen
De gemeente Rijssen-Holten heeft Grontmij opdracht gegeven het ontwerp van de waterhuishouding
en riolering voor de uitbreidingslocatie ’Het Opbroek, fase 1’ in Rijssen uit te werken.
Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 10,28 ha en ligt ten oosten van de kern Rijssen.
Deze fase ligt aan de zuidkant van ’Het Opbroek’ en wordt begrensd door de Oosterhofweg,
de Cattelaar, de Opbroekweg en de Weth. H.H. Korteboslaan. In deze fase worden circa
191 woningen gerealiseerd. In figuur 1 is de ligging van fase 1 weergegeven.
Figuur 1 Ligging fase 1 ’Het Opbroek’ (bron: Google Pro)
1.2 Doorlopen proces
Gemeente Rijssen-Holten heeft in 2007 aan Architectenbureau SAB en Grontmij opdracht gegeven
voor het opstellen van een stedenbouwkundig plan voor de uitbreidingslocatie ‘Het Opbroek’
te Rijssen. In samenwerking met de gemeente, Waterschap Regge en Dinkel en het samenwerkingsverband
van Grontmij/SAB is een waterstructuurvisie opgesteld. Deze visie heeft
geresulteerd in een waterparagraaf voor het bestemmingsplan (Waterstructuur en waterparagraaf,
GM-0017561, Grontmij, 31 mei 2011). De ruimtelijke consequenties voor inpassing van
de ruimte voor water, is verwerkt in het stedenbouwkundig plan van ‘Het Opbroek’ van 21 maart
2012. In bovengenoemde rapportage is een uitgebreide gebiedsbeschrijving opgenomen.
1.3 Opbouw rapport
In dit rapport zijn in hoofdstuk 2 de waterhuishoudkundige uitgangspunten en randvoorwaarden
voor het ontwerp beschreven. In hoofdstuk 3 en 4 is het ontwerp van het regen- en vuilwatersysteem
nader uitgewerkt. In de bijlagen zijn de overzichtstekeningen met het ontwerp van het
regen- en vuilwatersysteem opgenomen.
GM-0069065, revisie 0
Pagina 5 van 22

2 Uitgangspunten en randvoorwaarden
2.1 Algemeen
De verantwoordelijkheid voor het kwantitatieve en kwalitatieve beheer en onderhoud van het
stedelijk watersysteem in de stedelijke gebieden ligt bij de gemeente, het waterschap of bij een
combinatie van beide partijen. In overleg met beide partijen zijn de wensen en eisen met betrekking
tot het watersysteem en -keten vastgelegd (watertoetstraject).
In de volgende paragrafen wordt aandacht besteed aan de uitgangspunten en randvoorwaarden
en ontwerpnormen voor het bouwrijp maken, het (hemel)watersysteem en het afvalwatersysteem.
2.2 Ontwateringsdiepte en drooglegging
De ontwateringsdiepte betreft het verschil tussen maaiveld en het hoogste grondwaterpeil tussen
de ontwateringsmiddelen. De drooglegging betreft het verschil tussen maaiveld en het oppervlaktewaterpeil.
In figuur 2 is het verschil tussen ontwateringsdiepte en drooglegging weergegeven.
drooglegging > 1,2 m
hoogste
grondwaterstand
m.v.
ontwateringsdiepte 0,7 m
Figuur 2 Ontwateringsdiepte en drooglegging
vloerpeil +0,3 m
straatpeil
Kruipruimte
Open waterpeil -1,2 m
0,0 m
- 0,5 m
zandaanvulling
Eisen ontwateringsdiepte
Ten aanzien van de ontwatering bij Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) zijn de volgende
uitgangspunten gehanteerd:
0,70 m ter plaatse van wegen;
0,30 m ter plaatse van bebouwing zonder kruipruimte;
1,0 m ter plaatse van bebouwing met kruipruimte, niet waterdichte vloer;
0,50 m ter plaatse van openbaar of particulier groen;
maaiveldhoogte aansluiten op de omgeving;
zo min mogelijk beïnvloeden van de grondwaterstand.
GM-0069065, revisie 0
Pagina 6 van 22

Uitgangspunten en randvoorwaarden
Droogleggingsnormen
Vanuit de eisen voor de ontwatering volgen de voorwaarden voor de drooglegging in het plangebied.
Doorgaans is een minimale drooglegging voor stedelijk gebied nodig van 1,20 meter.
Deze droogleggingsnormen gelden bij een vast peil in woonwijken. Voldoende drooglegging is
nodig om grondwateroverlast te voorkomen.
2.3 Vloerpeilen
Als uitgangspunt geldt dat het vloerpeil van de woningen circa 30 cm boven de kruin van de
weg aan de zijde van de hoofdtoegang komt te liggen.
2.4 Hemelwaterafvoer
Hemelwaterbehandeling
Voor de behandeling van hemelwater zijn de volgende uitgangspunten vastgesteld:
gescheiden systeem tussen vuilwaterafvoer (dwa) en regenwaterafvoer (rwa);
afvoer regenwater van wegen en daken bij voorkeur bovengronds;
regenwater van daken hoeft niet gezuiverd te worden;
regenwater dat afstroomt van daken wordt aan de kant van de openbare weg bovengronds,
op de perceelgrens aangeboden;
regenwater van wegen wordt via een filtervoorziening (bodempassage) geloosd op oppervlaktewater.
Deze voorziening dient een vuilreductie te hebben conform de vuilreductie van
een verbeterd gescheiden stelsel (minimaal 10 mm berging) ten opzichte van een gescheiden
stelsel;
totale berging in plangebied is 40 mm in 75 min;
tegengaan van uitspoeling bij lozing op oppervlaktewater;
er wordt aangenomen dat 50% tot 70% van de percelen verhard is. Kavels met appartementen
zijn 100% verhard. Wegen en parkeerplaatsen zijn 100% verhard.
Goten in het straatprofiel
Om het (hemel)water van de perceelsgrenzen en wegen zoveel mogelijk oppervlakkig af te voeren
in de richting van een bodempassage, wordt gebruik gemaakt van goten in het straatprofiel.
Hiervoor worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
er wordt gerekend volgens de uitgangspunten uit de Leidraad Riolering;
dimensioneren goten in de straat op 60 l/s.ha;
calamiteitentoets op 140 l/s/ha;
minimale goothoogte van 0,05 m en maximaal 0,10 m;
minimale gootbreedte van 0,5 m en maximaal 1,0 m;
maximale lengte goot 75 m;
langs afschot in de weg 4‰;
dwars afschot in de weg 1:40 tot 1:50;
voorkomen van doorschieten van waterstroom (naar particulier terrein);
als ‘worstcase’ benadering is aangehouden dat al het regenwater tot afstroming komt.
Bodempassage
Ten aanzien van de inrichting en het beheer en onderhoud van een bodempassage worden de
volgende uitgangspunten gehanteerd:
minimale breedtemaat op insteek van 4 m (beheertechnisch);
minimale bodembreedte 0,70 m (leidraad riolering geeft geen minimale breedte, voor beheer
en onderhoud wordt vaak 0,70 m als minimale maat aangehouden);
minimaal talud 1:4 of flauwer in verband met toegankelijkheid voor onderhoudsmaterieel;
maximale bergingsdiepte van 0,3 m in verband met kindvriendelijkheid, daarboven is nog
0,10 m waking aanwezig;
verplicht een slokop of drempelhoogte plaatsen met minimale waking van 0,1 m –mv;
minimaal 10 mm berging per m2 aangesloten verhard oppervlak ;
ledigingstijd minder dan 24 uur;
GM-0069065, revisie 0
Pagina 7 van 22

Uitgangspunten en randvoorwaarden
vlakke bodemligging;
leeflaag: dikte tussen 0,3 - 0,5 m;
leeflaag: doorlatendheid (k) > 0,5 m/dag;
drain onder infiltratievoorziening 0,5 m onder bodem;
ontwateringsdiepte drain ten opzichte van kant weg 1,2 m;
De grondwaterstand ligt 0,5 m beneden de onderkant van de bodempassage.
2.5 Berging in oppervlaktewater
De berging in het oppervlaktewater (Groene Oosterhofsbeek) wordt getoetst volgens de volgende
voorwaarden:
Voor het stedelijk gebied geldt de normering dat voor een neerslagsituatie van 40 mm in 75
minuten in de watergang en/of bergingsvoorziening geborgen moet worden. Er mag geen
wateroverlast voor bebouwing optreden vanuit het oppervlaktewater bij een T=100.
De piekafvoer van stedelijk water uit het plangebied mag niet meer bedragen dan de huidige
landbouwkundige afvoer. Voor deze ontwikkelingslocatie komt dit neer op een maximale afvoer
van 2,4 l/sec/ha.
2.6 Droogweerstelsel (DWA)
Bij de dimensionering van de DWA-riolering zijn de volgende uitgangspunten aangehouden:
het vuilwater wordt verzameld en getransporteerd door middel van DWA-riolering, zonder
dat de mogelijkheid bestaat dat dit afvalwater in het oppervlaktewater komt (via een eigen of
ander rioolstelsel);
‘Leidraad Riolering’ van de Stichting Rioned;
NEN, NPR en NTR – normen Buitenriolering;
gemiddelde woningbezetting: 3 inwoners/woning;
gemiddelde aanvoer vuilwater:120 l/(inw/dag);
maximale aanvoer vuilwater: 12,0 l/(inw/h);
minimale buisafmeting: PVC Ø 250 mm;
minimale dekking: 1,00 m op de kruin van de buis;
bodemverhang beginriolen: 4‰;
bodemverhang eindriolen: 2‰.
2.7 Voorlichting en bewustwording
Om de kwaliteit van het afstromende hemelwater niet te verslechteren worden de volgende
maatregelen voorgesteld:
geen toepassing van zink, koper en lood. In het kader van duurzaam bouwen en bij afkoppeling
en infiltratie van regenwater dienen geen uitlogende materialen toegepast te worden;
voorkomen van foute aansluitingen, door hemelwater vanaf percelen bovengronds af te laten
voeren;
minimaliseren toepassing bestrijdingsmiddelen, strooizout en andere middelen die het oppervlakte-
en grondwater verontreinigen;
voorlichting en bewustwording van de bewoners met betrekking tot de infiltratie van regenwater
is een belangrijk onderwerp.
GM-0069065, revisie 0
Pagina 8 van 22

3 Ontwerp waterhuishouding en riolering
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk zijn de volgende onderdelen uitgewerkt: een RWA-ontwerp voor de afvoer van
het regenwater in het plangebied en een DWA-ontwerp voor de afvoer van het afvalwater. Ook
het ontwerp van de Oosterhofsbeek is beschreven. Het ontwerp houdt rekening met integraal
stedelijk waterbeheer wat concreet betekent dat het ontwerp uitgaat van:
Een samenhangend watersysteem van riolering, oppervlaktewater, grondwater en natuur.
Het afkoppelen van regenwater. Afvoer bij voorkeur bovengronds naar bodempassages.
De duurzaamheidsprincipes, zoals bronmaatregelen, scheiden van waterstromen en indien
noodzakelijk, zuiveren (end of pipe).
In de onderstaande paragrafen is nader ingegaan op de detaillering van de waterhuishouding.
Er wordt aandacht besteed aan de te hanteren weg- en vloerpeilen en de details van de goten,
de bodempassages, de waterberging en de riolering.
3.2 Afwateringsprincipe
Regenwater wordt zo veel mogelijk bovengronds afgevoerd naar een bodempassage of de
Oosterhofsbeek. Dat betekent dat regenwater vanaf de woningen bovengronds worden aangeboden
op het openbaar gebied. Het wegwater stroomt samen met het water van de particuliere
percelen via molgoten richting bodempassages binnen het plangebied. De bodempassages
functioneren als zuiverings- en bergingsvoorziening. Vanuit de bodempassages infiltreert het
regenwater in de bodem of het wordt afgevoerd richting de Oosterhofsbeek. De Oosterhofsbeek
ligt als een groene meander door het plangebied en dient als bergingsvoorziening bij hevige
neerslag. Een deel van het verhard oppervlak van het plangebied watert rechtstreeks af op de
Oosterhofsbeek. Daarbij dienen de groene bermen als zuiverende voorziening. Percelen aan de
Wethouder H.H. Korteboslaan wateren af op infiltratiekratten voor deze woningen. Deze kratten
zijn voorzien van een onderliggende drainage die het water afvoert richting watergang 2-0-4.
De woningen evenwijdig met de Oosterhofsweg wateren af op een groengoot die direct naast
de waterlang ligt. De groengoot sluit aan de op de Oosterhofsbeek of op de bodempassages
W 1, W 2-1 of W 2-2. Dit is een tijdelijke situatie die na realisatie van de Oosterhofsbeek richting
het noorden opgeheven kan worden.
Voor een goede verdeling van de hemelwaterberging is het plangebied opgedeeld in verschillende
afstroomgebieden. Deze afstroomgebieden zijn opgenomen in bijlage 2.
3.3 Toekomstige weghoogtes en vloerpeilen
Door de gemeente Rijssen-Holten zijn de bestaande maaiveldhoogten ingemeten. Het huidige
maaiveld loopt vanaf de Opbroekweg af richting de Oosterhofweg van circa +11,00 m NAP naar
+9,45 m NAP.
In figuur 3 is de hoogtemeting grafisch weergegeven.
GM-0069065, revisie 0
Pagina 9 van 22

Figuur 3 Hoogteligging ’Het Opbroek’ fase 1
Ontwerp waterhuishouding en riolering
Om bovengronds hemelwater af te voeren richting de bodempassage moet er voldoende afschot
in de weg worden gecreëerd. Dit afschot is grotendeels aanwezig wanneer de natuurlijke
maaiveldhoogte zoveel mogelijk wordt gevolgd. Naast het te realiseren wegverhang moet de
ontwateringsnorm onder de weg (0,7 m-wegpeil) overal worden gehaald ten opzichte van de
optredende GHG. Om te bepalen wat optredende grondwaterstanden zijn, zijn in ’Het Opbroek’
verschillende grondboringen verricht en is een aantal peilbuizen geplaatst.
De peilbuizen zijn vanaf 2007 gemonitoord. Op basis van deze meetreeks is de GHG voor het
plangebied ingeschat op NAP +8,90 m en de GLG op NAP +8,20 m. Dit komt goed overeen met
de geschatte GLG en GHG uit het bodemonderzoek.
In de onderstaande figuur 4 zijn grafieken van de gemeten peilbuizen opgenomen.
10
9,5
9
8,5
8
7,5
1-1-2007
1-3-2007
1
1-5-2007
1-7-2007
1-9-2007
Figuur 4 Peilbuismetingen ‘Het Opbroek’
1-11-2007
1-1-2008
3
1-3-2008
2
1-5-2008
1-7-2008
1-9-2008
1-11-2008
1-1-2009
Uit metingen van de peilbuizen blijkt dat de grondwaterstand op circa NAP +8,48 m ligt.
1-3-2009
1-5-2009
1-7-2009
1-9-2009
1-11-2009
1-1-2010
1-3-2010
1-5-2010
1-7-2010
21 Opbroekweg
22 Polmeijersdijk
23 Groteboersdijk
24 Witmoesdijk
GM-0069065, revisie 0
Pagina 10 van 22

Ontwerp waterhuishouding en riolering
Op basis van de vereiste ontwatering en drooglegging zijn de aanleghoogten voor de woonvelden
van fase 1 bepaald. De nummering van de woonvelden is in figuur 3 aangegeven. In tabel
1 zijn deze aanleghoogten weergegeven.
Tabel 1 Minimaal wegpeil per woonveld
Woonveld
nr.
Min. aanlegpeil
t.o.v. + NAP (m)
Gem. huidig mv
t.o.v. NAP (m)
1, 2 10,00 9,60
3
10,00 (noord)
10,45 (zuid)
9,80
10,15
Om een goede vuilwaterafvoer vanaf de woningen naar het openbare riool te realiseren wordt
een vloerpeil geadviseerd dat ten minste 0,30 m boven de kruin van de weg ligt. De kruin van
de weg is hier gedefinieerd als het hoogste punt van de rijbaan. In het ontwerp liggen een paar
vloerpeilen iets minder dan 0,30 m boven de kruin van de weg. In de betreffende gevallen is wel
voldoende afschot aanwezig vanaf de woningen naar het openbaar gebied. In bijlage 3 zijn de
weg- en vloerpeilen aangegeven.
3.4 Verhard oppervlak
Per afstroomgebied (bijlage 2) is bepaald op welke wijze afwatering plaatsvindt. In tabel 2 is het
verhard oppervlak van het plangebied en de wijze van afwatering opgenomen.
Tabel 2 Verhard oppervlak en wijze afwatering
Afvoerend oppervlak Aantal ha Voert af:
Kavelverharding 1,91
Via bodempassage naar Oosterhofsbeek
Kavelverharding 0,56 Rechtstreeks op Oosterhofsbeek
Kavelverharding 0,25 Via infiltratiekratten op 2-0-4
Kavelverharding 0,59
Via IT op bodempassage langs (Cattelaar)
Wegverharding en parkeren 0,47 Rechtstreeks op Oosterhofsebeek
Wegverharding en parkeren 0,53
Via IT op bodempassage langs (Catte-
Wegverharding en parkeren 1,02
Openbaar groen en niet verhard terrein
(incl. beek en bodempassage)
4,97
Totaal 10,28
laar)
Via bodempassage naar Oosterhofsbeek
Uit de tabel volgt dat het totaal verhard oppervlak van het plangebied 5,31 ha bedraagt. Dit is
circa 51,7 % van het plangebied.
De zandwegen in het plangebied, zoals de Oosterhofsweg en een gedeelte van de Cattelaar
blijven onverhard. In de huidige situatie wateren deze wegen af op de naastliggende watergangen.
In het watertoetsproces is afgesproken dat deze wegen niet in de berekening voor het bepalen
van de berging worden meegenomen.
3.5 Ontwerp goten en sifons
3.5.1 Molgoten
Regenwater van de woningen zal via molgoten naar de bodempassages afstromen. Afhankelijk
van het afvoerend verhard oppervlak en het beschikbare wegverhang variëren de dimensies
van de goten. Om een rustig straatbeeld te creëren is gekozen voor één zelfde gootbreedte.
Dat betekent dat bij een afvoer van 60 l/s theoretisch water buiten de goot treedt. In tabel 3 is
aangegeven hoeveel water buiten de goot treedt.
Uitgangspunt is dat de molgoot tussen de langsparkeervakken en de rijbaan komt te liggen. De
wegen liggen dus op één oor richting de parkeervakken. De goten sluiten aan op de roostergoten
in de bodempassages of komen uit op wegen die langs een bodempassages liggen. Wegen
die parallel aan een bodempassage liggen wateren hier rechtstreeks op af. Goot 12 ligt langs
GM-0069065, revisie 0
Pagina 11 van 22

Ontwerp waterhuishouding en riolering
de rand van de rijbaan. In bijlage 3 zijn de goten en afwateringsrichting van de wegen aangegeven.
De toekomstige weghoogtes hebben een gootverhang van minimaal 3,5 - 4‰. Het aangesloten
verharde oppervlak op de afvoergoten varieert van 425 m 2 tot circa 3.365 m 2 .
In tabel 3 is het aangesloten verhard oppervlak per goot samen met het ontwerp van de goot
opgenomen. Het ontwerp van de goten is gebaseerd op een intensiteit van 60 l/sec/ha.
Getoetst is of de goot bij een afvoer van 140 l/s/ha niet buiten het wegprofiel komt. Het wegprofiel
heeft een breedte van 4,50 m met een naastliggende parkeervoorziening van 2,50 m.
Tabel 3. Ontwerp molgoten
Gootnr.
Verhard
oppervl.
(m 2 )
Lengte
(m)
Gootbreedte
/ diepte (m)
Water op straat* (m) bij
60 l/s 140 l/s
Opmerkingen
1 1249 35 0,70 / 0,07 - 2,01
2 1799 30 0,70 / 0,07 - 1,41 Goot stroomt tweezijdig af
3 2408 60 0,70 / 0,07 1,66 3,27
4 297,5 28 0,50 / 0,05
-
Parkeerkoffer, afvoer via twee
-
molgoten
5 1625 70 0,70 / 0,07 0,96 2,51
6 3365 75 0,70 / 0,07 1,83 3,96
7 3015 80 0,70 / 0,07 2,08 3,73
8 421,1 28 0,50 / 0,05
-
Parkeerkoffer, afvoer via twee
-
molgoten
9 3248 83 0,70 / 0,07 2,21 3,89
10 422,4 28 0,50 / 0,05
-
Parkeerkoffer, afvoer via twee
-
molgoten
11 2656 83 0,70 / 0,07 0,84 3,47
12 493,1 75 0,70 / 0,07 - -
13 453,6 28 0,50 / 0,05
-
Parkeerkoffer, afvoer via twee
-
molgoten
-
Parkeerkoffer, afvoer via twee
-
14 424,8 28 0,50 / 0,05
15 452,1 35 0,50 / 0,05
- -
16 2058 70 0,70 / 0,07 0,78 2,96
molgoten
* de breedte van water op straat betreft de breedte aan het einde van de goot
Parkeerkoffer, afvoer via twee
molgoten
Uit de tabel blijkt dat bij de ontwerp-afvoerintensiteit van 60 l/s water buiten de goot treedt. In de
praktijk zal regenwater geleidelijk richting de goot stromen en zal er naar verwachting nauwelijks
water buiten de goot treden. Zowel bij de ontwerp-intensiteit van 60 l/s als bij de toetsing
met 140 l/s blijft het regenwater binnen het wegprofiel.
Figuur 5 geeft een beeld van een situatie met water op straat, waarbij het water buiten de goot
treedt.
h
Figuur 5 Voorbeeld water op straat
b
Geadviseerd wordt om goot 12 op te sluiten met een verhoogde opsluitband met een minimale
hoogte van circa 0,1 m. Daarmee wordt voorkomen dat het water via de naastliggende berm
stroomt en daardoor erosie veroorzaakt. Dit principe is weergegeven in figuur 6.
GM-0069065, revisie 0
Pagina 12 van 22

2,5%
Figuur 6 Opsluitband langs goot
Ontwerp waterhuishouding en riolering
Om uitspoeling te voorkomen wordt geadviseerd grasbetontegels toe te passen als uitstroomvoorziening
van de goten op de bodempassages.
3.5.2 Roostergoten
De bodempassages liggen voor een groot gedeelte rondom de woonvelden. De ontsluitingswegen
van de woonvelden kruisen daarbij de bodempassages. Op deze kruisingen van wegen
met bodempassages zijn roostgoten opgenomen. Door het toepassen van roostergoten is ook
het afstromend regenwater vanuit de molgoten in de bodempassage te geleiden.
De onderkant van de roostergoten dienen op de bodem van de bodempassage te liggen. Voor
het passeren van de bodempassage en voldoende doorstroming van de bodempassage moeten
de roostergoten een minimale breedte en hoogte hebben van 0,20 x 0,30 (bxh).
In figuur 7 is een principe doorsnede van een wegkruising met de bodempassage weergegeven.
Figuur 7 Wegkruising met bodempassage
3.5.3 Sifons
In de hoofdontsluitingsweg is het niet wenselijk om roostergoten toe te passen voor de afwatering
van water. Daarom is gekozen voor het toepassen van sifons om de bodempassages onderling
te verbinden. Sifons bestaan uit een instroomput en een uitstroomput. De in- en uitstroomhoogte
van de put ligt 0,10 m boven het bodempeil van de bodempassage. Deze putten
zijn voorzien van een roosterdeksel 0,60 x 0,60 m zoals afgebeeld in figuur 8.
Figuur 8 In- en uitstroomput sifon
10 cm
Bodempassage met wegkruising d.m.v. roostergoot
Roostergoot
0,20 x 0,30 (b x h)
GM-0069065, revisie 0
Pagina 13 van 22

Ontwerp waterhuishouding en riolering
3.6 Bodempassages
Een bodempassage is gedimensioneerd om in geval van hevige neerslag te functioneren als
(tijdelijke) berging van hemelwater en waterzuiverende voorziening. Kleine verontreinigingen
worden aan de bodemdelen gebonden. Standaard wordt er van uitgegaan dat 4 mm van een
bui, de zogenaamde First-flush, geborgen en gezuiverd kan worden. Deze First-flush bevat
vaak het meeste vuil en verontreiniging van daken en wegen. In de bodempassages van ’Het
Opbroek’ is circa 10 mm berging aanwezig Daarbij mag het peil in de bodempassage maximaal
0,30 m stijgen. Bij de dimensionering van bodempassages wordt altijd rekening gehouden met
0,10 m waking boven het maximaal toelaatbare peil (0,30 m) in de voorziening. Deze waking
kan gevonden worden in de berm tussen de insteek van de bodempassage en de kant van de
rijbaan of voetpad.
De dimensionering van de bodempassage is afhankelijk van de lengte en het aangesloten verhard
oppervlak. De lengte van de overstortdrempel bepaalt in grote mate de hoogte van de
overstortende straal en de opstuwing in de bodempassage. De bodempassages hebben een
minimale bodembreedte van 0,70 m en een talud van 1:4.
In figuur 9 is de ligging van de bodempassages aangegeven. In bijlage 4 is het ontwerp van de
waterhuishouding en bodempassages opgenomen. Dwarsprofielen zijn opgenomen in bijlage 6.
Figuur 9 Ligging bodempassages met nummer
Voor de drempel in de bodempassage vindt infiltratie plaats. Om infiltratie te garanderen gelden
voor de bodempassage aanlegeisen.
Op basis van de eisen ten aanzien van de infiltratiesnelheid wordt de volgende samenstelling
voor het infiltratiebed (zie figuur 9) geadviseerd:
Matig fijn tot matig grof zand met een M50-cijfer van circa 230 μm.
Gehalte aan organisch materiaal circa 2 à 3%. Organisch materiaal bestaat in verschillende
kwaliteiten. Voor deze toepassing dient uit te worden gegaan van redelijk stabiel organisch
materiaal (dus geen vers materiaal).
Lutumgehalte dient beperkt te zijn, dat is minder dan 1 à 2%.
Bekalken kan de stabiliteit van de bodem verhogen en kan daardoor verslempen tegengaan.
Tevens heeft bekalken tot gevolg dat de pH verhoogd wordt, waardoor de mobiliteit van de
meeste metalen afneemt. De benodigde hoeveelheid kalk en de soort kunnen bepaald worden
met methodiek en zoals deze voor bemestingsadviezen worden gehanteerd.
GM-0069065, revisie 0
Pagina 14 van 22

Ontwerp waterhuishouding en riolering
De koffer met drainage (transportdeel) moet met goed doorlatend materiaal worden aangevuld.
Voor het transportdeel wordt de samenstelling aangehouden: organisch materiaal < 0,5%, lutum
< 1 á 2% en een M50-cijfer van circa 250 μm. Het drainzand dient te voldoen aan de minimale
eisen volgens de RAW.bepalingen.
Geadviseerd wordt om het drainagebed te omhullen met een geotextiel. Het geotextiel dient
een minimale doorlatendheid te hebben van 35 l/s/m 2 .
Voor de bodempassages geldt dat deze horizontaal dienen te worden aangelegd. Worden de
bodempassages niet horizontaal aangelegd, dan kan de berekende berging niet worden gegarandeerd.
Tevens zal de infiltratiesnelheid te zijner tijd verminderen als gevolg van versmering
van de bodem.
In figuur 10 is een schematische doorsnede van de bodempassage weergegeven.
0,1 m
Figuur 10 Schematische doorsnede bodempassage
3.6.1 Belasting bodempassages
In tabel 4 is een inschatting gemaakt van de belasting van de bodempassages op basis van het
aangesloten verhard oppervlak. Als het verharde oppervlak groter is dan vijftien maal het bodemoppervlak
van de bodempassages, wordt geadviseerd aanvullende maatregelen te nemen
om te voorkomen dat de bodempassages te zwaar worden belast. Bij een te zware belasting is
het functioneren van de bodempassage niet gewaarborgd (bron:‘Bodempassages aanbevelingen
voor ontwerp, aanleg en beheer’, RIONED).
Tabel 3 Ontwerp bodempassages
Bp nr. Lengte
Bp
0,3 m
Bodembreedte
[m]
3,90 m
3,10 m
0,70 m
Bodemoppervlak
Bp [m 2 ]
Infiltratiebed 0,25 m
Infiltratiekoffer 0,50 m
M50-cijfer van circa 250 μm
Omhult met geolon PP25
Drainage Ø 125 mm
Aangesloten
oppervlak
Belasting
[m]
[m 2 ]
W1 100 0,70 70 4.487 64 JA 9,60
1:
Aanvullende
maatregelen
Bodemhoogte
(m +NAP)
W2-1 110 0,70 77 7.146 93 JA 9,60
W2-2 135 2,00 270 7.653 28 JA 9,50
W3-1 382 0,70 267 6.096 23 JA 10,05
W3-2 128 2,00 256 13.000 51 JA 9,80
De bodempassages zijn ten opzichte van het aangesloten verhard oppervlak te krap. Hierdoor
is theoretisch sprake van overbelasting door te veel aangesloten verhard oppervlak. Dit betekent
dat de bodempassages te lang belast worden waardoor versmering en verslemping van de
bodempassages kan ontstaan. Versmering en verslemping is te voorkomen door er voor te zorgen
dat het infiltratiebed uit grofzandig materiaal bestaat en door regelmatiger onderhoud van
de bodempassages. Ook wordt geadviseerd de bodempassages in te zaaien met een grasmengsel
dat bestand is tegen langdurige inundatie. Bodempassages W1, W2-1 en W3-1 worden
doorkruist door wegen. Om de belasting van de bodempassage en de verspreiding van het
water beter te verdelen worden in de kruisingen van wegen roostergoten of sifons toegepast
waardoor de belasting wordt verdeeld en de bergingscapaciteit beter wordt benut.
GM-0069065, revisie 0
Pagina 15 van 22

Ontwerp waterhuishouding en riolering
3.6.2 Bergingscapaciteit bodempassages
Tabel 5 geeft een overzicht van de beschikbare berging in de bodempassages. De bodempassages
liggen rondom de woonvelden en lozen via een overstortdrempel op de Oosterhofsbeek.
Tabel 4 Bergingscapaciteit bodempassages
Bp Bodemopper-
vlak Bp
bergings-
diepte
Talud 1: Aangesloten
verhard opper-
Beschikba-
re berging
Beschikba-
re berging
[m 2 ]
(m)
vlak [m 2 ] [m 3 ] [mm]
W1 70 0,30 4 4.487 57 12,7
W2-1 77 0,30 4 7.146 63 8,8
W2-2 270 0,25 12,5* 7.653 173 22,6
W3-1 267 0,30 4 6.096 218 35,7
W3-2 256 0,55 4 13.000 296 22,7
Totaal 38.382 806 21**
* Wadi 2-2 heeft een flauw talud aan de oostzijde in de tabel staat een gemiddelde, talud 1:4 west en 1:21 oostzijde.
** Dit is de gemiddelde bering per m2 verhard oppervlak.
Om bij calamiteiten wateroverlast vanuit de bodempassage W1 en W2-1 te voorkomen zijn in
deze bodempassages slokops opgenomen die in geval van calamiteit rechtstreeks lozen op de
onderliggende drainage.
3.6.3 Werking van slokops
W1, W2 en W3 zijn voorzien van slokops. In figuur 11 is het werkingsprincipe van de overloop
weergegeven. Een standaard waaierkolk volstaat als overloop. De kolk voert via de drain af
naar de Oosterhofsbeek. De drain zorgt naast het transport van overstortend hemelwater ook
voor een snelle lediging van de bodempassage.
In verband met aanwezigheid van ijzer in het grondwater en voor het voorkomen van het dichtslibben
van de drainage met ijzer, komt de drainage onder de gemiddeld laagste grondwaterstand
te liggen. Bij een GLG van NAP +8,20 m dient de drainage minimaal op NAP +8,00 m te
liggen.
Bodempassage
0,30
m
drain Ø125 mm
b.o.b. +8,00 m NAP
0,1
m
Figuur 11 Schematische werking van slokop’s
Afvoer op
Oosterhofsbeek
GHG +8,90 m NAP
GLG +8,20 m NAP
Een slokop ligt 0,30 m boven de bodem van de bodempassage.
In bijlage 4 is het ontwerp van de bodempassages met bodem- en drempelhoogtes opgenomen.
3.7 Ontwerp Oosterhofsbeek
De Oosterhofsbeek ligt als een groene ader door het plangebied. In de Oosterhofsbeek wordt
naast de berging in de bodempassages ook het regenwater uit het plangebied geborgen.
Het deel van de Oosterhofsbeek in fase 1 is zo ontworpen dat deze geen directe verbinding
heeft met de watergang 2000406 langs de Oosterhofsweg. Watergang 2000406 wordt gehandhaafd
voor de afvoer van het landelijk gebied ten oosten van fase 1. Deze watergang dient te
voldoen aan de legger van het waterschap. Conform de legger heeft deze een bodemhoogte
van NAP +8,09 m ter hoogte van de Cattelaar en loopt af in westelijke richting naar de Weth.
H.H. Korteboslaan. De bestaande duikers langs de Oosterhofsweg tot en met de kruising met
de Cattelaar vervallen. Waar nodig zijn nieuwe duikers in het ontwerp opgenomen. De duikers
GM-0069065, revisie 0
Pagina 16 van 22

Ontwerp waterhuishouding en riolering
krijgen een doorsnede van 800 mm. Watergang 02000407 langs de westkant van de Cattelaar
vervalt en wordt vervangen door een bodempassage. Watergang 02000410 aan de oostkant
van de Cattelaar wordt aangepast naar het gewenste leggerprofiel. Wel wordt deze watergang
iets verdiept om afwatering van het bovenstrooms gelegen zuidoostelijk deel van watergang
0200407 te waarborgen. Dat betekent dat de watergang bovenstrooms een bodemhoogte krijgt
van NAP +9,30 m en benedenstrooms, ter hoogte van de Oosterhofsweg, een bodemhoogte
van NAP +8,55 m. De bodembreedte is 0,75 m met een talud van 2:3.
In figuur 12 is de ligging van bestaande watergangen weergegeven.
Figuur 12 Ligging bestaande watergangen
De bodempassages binnen fase 1 wateren af op de Oosterhofsbeek.
Voor de Oosterhofsbeek is een strook van circa 20 m opgenomen in het stedenbouwkundig
schetsontwerp. Dit biedt voldoende ruimte om een beek met accoladeprofiel te realiseren volgens
figuur 13.
+10,35 m NAP
+10,00 m NAP
15,70 – 19,80 m
Figuur 13 Principeprofiel Oosterhofsbeek (waterpeil bij gebruik van de berging)
Het principeprofiel is variabel in de breedte. De breedte van het profiel is afhankelijk van het
aanlegpeil van het naast gelegen woonveld en de beschikbare ruimte voor de beek.
Binnen dit principeprofiel is, in combinatie met de aan te brengen berging in de bodempassages,
voldoende berging te realiseren.
9,3 m
+9,1 m NAP
Plasdras +8,9 m NAP
Drooglegging 0,90 m
Bij waterpeil +9,10 m NAP
Minimum wegpeil +10,00 m NAP
1 m
0,4 m
Bodem +8,7 m NAP
+10,00 m NAP
GM-0069065, revisie 0
Pagina 17 van 22

Ontwerp waterhuishouding en riolering
Vanuit de woonvelden zal vertraagde afvoer richting de berging van de Oosterhofsbeek plaatsvinden.
Het diepste deel van de watergang heeft een bodembreedte van 1,0 m, is 0,20 m diep
en heeft een talud van 2:3. Het minimum bodempeil van de Oosterhofsbeek binnen fase 1 ligt
op NAP +8,70 m. De plasberm ligt om NAP +8,90 m en krijgt een variabele breedte. De ligging
van het diepste gedeelte van de beek is variabel. Hierdoor is zal de beek op een speelse wijze
door het plangebied meanderen.
Van het hele watersysteem in het plangebied is een SOBEK model gemaakt. De profielen van
de Oosterhofsbeek en van de bodempassages zijn opgenomen in het model. Watergang
02000406 is eveneens in het model opgenomen. Daarbij is als uitgangspunt gehanteerd dat via
deze watergang ca. 50 ha agrarisch gebied afstroomt. Het debiet op deze watergang is 2,4 l/s/h
x 50 ha = 0,12 m3/h. Het verhard oppervlak is in het model opgenomen als ‘paved area’s’.
Rekening is gehouden met een vertraging van de afstroming van het verhard oppervlak met 5
minuten. Voor de weerstand in de watergangen is Strickler (ks) 23 m^1/3·s^-1 aangehouden.
Daarnaast is rekening mee gehouden dat 3 mm berging op straat.
Tevens is als uitgangspunt aangehouden dat het onverhard oppervlak ook tot afstromen komt.
Daarvoor is in het model het onverhard opgenomen met een constante afvoer van 2,4 l/s/ha.
Uit de berekening van het model blijkt dat het peil in de beek bij een bui van 40 mm in 75 minuten
stijgt tot NAP +9,10 m. In de beek zal alleen bij hevige neerslag tijdelijk water staan. Dit water
wordt vertraagd afgevoerd op het oppervlaktewatersysteem van het landelijk gebied. Daarvoor
is in het ontwerp een stuw opgenomen met een knijpconstructie met een maximale afvoercapaciteit
van 24,67 l/s (10,28 ha. x 2,4 l/s/ha). Dit komt overeen met een gat met een diameter
van Ø 125 mm. De stuw krijgt een kruinhoogte van NAP +9,25 m.
In het model is de belasting vanuit het gebied zoals verhard oppervlak (paved area) als een
puntbelasting in het model opgenomen. Dat levert met name bij de groengoot aan de Oosterhofsweg
een piekbelasting op. In werkelijkheid zal deze belasting niet zo optreden omdat de
afstroming vanaf het gehele oppervlak meer afgevlakt zal zijn. Waar afstromend regenwater als
een puntbelasting op de groengoot komt zullen wel maatregelen getroffen moeten worden om
erosie te voorkomen.
Voor beheer en onderhoud van de Oosterhofsbeek dienen goede op- en afritten in het ontwerp
opgenomen te worden. De locatie van op- en afritten is weergegeven op de tekening “Waterhuishouding”
in bijlage 4. Het onderhoud van de watergangen langs de Cattelaar de Oosterhofsweg
is vanaf de aanliggende wegen mogelijk. Wel dient de wegberm obstakelvrij te zijn. De
aanwezigheid van een lantaarnpaal in de berm is daarbij niet bezwaarlijk. Bij het ontwerp van
verhardingen van fietspaden op de Cattelaar en de Oosterhofsweg dient wel rekening gehouden
te worden met de aslast van het onderhoudsmaterieel van het waterschap.
3.8 Totale waterberging het Opbroek fase 1
Op basis van de uitgangspunten van het waterschap dient het plangebied 40 mm in 75 minuten
te kunnen bergen. Bij een verhard oppervlak van 5,31 ha komt dit overeen met 2.124 m 3 . Voor
berging op straat en verdamping mag 3 mm verlies worden aangehouden. Dit komt neer op 159
m 3 . De berging vindt verder plaats in de wadi’s, IT-riolering en in kratten. In tabel 5 is de totaal
beschikbare berging in het plangebied weergegeven. De berging in de beek is gebaseerd op
het berekende peil van de SOBEK (peilstijging tot NAP +9,10 m).
GM-0069065, revisie 0
Pagina 18 van 22

Tabel 5 Totaal beschikbare berging
Omschrijving Benodigde berging
(m 3 )
Verhard oppervlak 5,31 ha * 40 mm 2.124
Berging op straat en verdamping 3 mm 159
Te bergen hoeveelheid 1.965
Ontwerp waterhuishouding en riolering
Ontworpen berging
Berging Oosterhofsbeek bij peil +9,10 m NAP 1.031
Berging in wadi’s 806
Berging in IT-riool 26
Berging in infiltratiekratten 99
(m 3 )
Ontworpen hoeveelheid 1.962
Geconcludeerd kan worden dat de berging binnen het plangebied, op een paar m 3 na, gerealiseerd
wordt en dat er geen wateroverlast ontstaat bij een maatgevende bui van 40 mm in 75
minuten. De drooglegging bij een bui van 40 mm in 75 minuten is 0,90 m.
De berekeningsresultaten zijn opgenomen in bijlage 7.
3.9 Advies bouwrijp maken en fasering
Om wateroverlast in de toekomst te voorkomen, wordt geadviseerd bij het bouwrijp maken aandacht
te schenken aan de volgende punten:
Geadviseerd wordt de bodempassages in de woonrijpfase aan te leggen. Tijdens de bouwrijpfase
moet een tijdelijk bermslootsysteem aangebracht worden voor hemelwaterafvoer. Er
moet op worden toegezien dat de afvoer van het regenwater onder alle omstandigheden
naar de bermsloot mogelijk is. Dit houdt in dat de oppervlaktewaterafvoer onder alle omstandigheden
is gewaarborgd; eventueel moeten tijdelijke voorzieningen worden aangebracht.
Ter plaatse van niet bebouwde terreingedeelten (tuinen en groenstroken en dergelijke) moet
door grondtransporten en bouwwerkzaamheden ontstane verdichtingen tijdens het woonrijp
maken worden opgeheven. Dit kan door een diepe grondbewerking (bij voorkeur spitten met
een hydraulische kraan). Dit dient onder droge omstandigheden te gebeuren.
3.10 Toekomstige ontwikkelingen
In de toekomst is het niet uitgesloten dat meer woningbouw in Het Opbroek wordt gerealiseerd.
Voor de ontwikkeling van woonwijken ten noorden van fase 1 dient rekening te worden gehouden
met het doortrekken van de Oosterhofsbeek richting het noorden. De afwatering van de
Oosterhofsbeek uit fase 1 zal dan niet meer via watergang 2-0-4 geschieden maar via het te
ontwikkelen noordelijk deel van de Oosterhofsbeek. De stuw in fase 1 dient wel gehandhaafd te
worden in verband met verschillende bodempeilen van de beek.
Bij ontwikkelingen ten oosten van fase 1 zal geen directe aansluiting op de Oosterhofsbeek
kunnen plaats vinden vanwege de hogere ligging van de beek in fase 1. De afwatering van oostelijk
gelegen ontwikkelingen dient via watergang 02000410 aan de oostkant van de Cattelaar
plaats te vinden.
GM-0069065, revisie 0
Pagina 19 van 22

4 Ontwerp DWA
4.1 Algemeen
Het plangebied ‘Het Opbroek’ bestaat uit één bemalingsgebied. Hieronder vallen ook de toekomstige
fasen. Centraal in het plangebied, op de kruising van de Cattelaar met de Polmeijersdijk,
komt een gemaal te staan voor het bemalingsbebied. Het huishoudelijke afvalwater wordt
ingezameld en getransporteerd door middel van een droogweerafvoerriolering (DWA-riool). Deze
riolering zal onder vrij verval afvoeren naar het gemaal.
Het vuilwater uit ‘Het Opbroek’ moet dus via een rioolgemaal en een persleiding worden afgevoerd
naar de RWZI. Met Gemeente Wierden zijn afspraken gemaakt over de plaats van het
gemaal en de plaats waar aangesloten wordt op de persleiding langs de N347. In figuur 14 is de
aansluiting en ligging van de persleiding schematisch weergegeven.
Voorgestelde ligging
rioolgemaal en
afvoerleiding
Fase 1
Ligging
persleiding
gemeente
Wierden
Figuur 14 Schematische ligging gemaal en aansluiting op persleiding Wierden
Voor het DWA-rioolstelsel is een rioleringsplan opgesteld. In het ontwerp is uitgegaan van 191
nieuw te bouwen woningen. Twaalf woningen langs de Wethouder H.H. Korteboslaan worden
aangesloten op het bestaande stelsel in de Wethouder H.H. Korteboslaan.
Het rioleringsplan is opgenomen in bijlage 5.
4.2 Ontwerp vuilwaterstelsel
Aansluiting op het vrijvervalstelsel in de Wethouder H.H. Kortenboslaan bleek niet mogelijk in
verband met een te hoge ligging van de leiding en de beperkte capaciteit van dit stelsel.
In overleg met de gemeente is besloten dat een nieuw DWA-gemaal wordt geplaatst. Daarbij is
als uitgangspunt gehanteerd onder vrijverval wordt aangesloten op het nieuwe DWA-gemaal.
Het DWA gemaal is zo geplaatst dat toekomstige fasen ook onder vrijverval aangesloten kunnen
worden op het gemaal.
Vanaf het nieuwe DWA-gemaal zal een persleiding worden aangelegd langs de Polmeijersdijk
richting het oosten. Ter hoogte van de Provincialeweg N347 wordt aangesloten op de bestaande
persleiding Ø 200 mm van de gemeente Wierden. Deze persleiding loost uiteindelijk op de
RWZI van Waterschap Regge en Dinkel.
GM-0069065, revisie 0
Pagina 20 van 22

Ontwerp DWA
Bij het ontwerpen van het DWA is rekening gehouden met de aansluiting van Scholengemeenschap
Reggesteijn. Voor het ontwerp van het gemaal is rekening is gehouden met 1.400 leerlingen
en een piekaanbod van 4 l/h per leerling. Dit komt neer op 5,6 m 3 /h vanuit de scholengemeenschap.
Voor de mogelijke uitbreiding van de sportaccommodaties ten oosten van Reggesteijn
is het totaal debiet afgrond naar 6 m 3 /h vuilwater vanaf Reggesteijn en omgeving.
De huidige afvoer middels een persleiding op put 1342 komt te vervallen.
De bestaande riolering in de berm van de Wethouder H.H. Korteboslaan dient verlegd te worden.
In verband met de aanwezige bomen langs de Wethouder H.H. Korteboslaan heeft de gemeente
aangegeven dat de nieuwe riolering middels een gestuurde boring/persing aangebracht
dient te worden in deze weg. Daarbij moet schade aan de bomen zoveel mogelijk worden vermeden.
De huisaansluitingen dien zodanig aangebracht te worden dat er geen onnodige schade aan de
bomen ontstaat. In bijlage 5 is aangegeven welk deel van de bestaande riolering verwijderd en
verlegd dient te worden.
Door het verleggen van de riolering zal de huidige locatie van overstortput R.O. VII (putnr.
1330) verplaatst moeten worden. De nieuwe overstortput wordt gecombineerd met de duiker
onder de Oosterhofsweg in watergang 2-0-4. Een detail van de put staat op de situatie met riolering
in bijlage 5.
4.3 Afwateringshoeveelheden/gemaalcapaciteit
Uitgaande van 191 woningen en de genoemde uitgangspunten in paragraaf 2.6 is de afvalwaterhoeveelheid
berekend op 6,88 m 3 /h. In totaal zullen twaalf woningen in de fase 1 (ca. 0, 43
m 3 /h) lozen op het bestaande systeem in de Wethouder H.H. Korteboslaan.
Op basis van het berekend debiet zal het aanbod vanuit de fase 1 ongeveer 6,45 m 3 /h bedragen.
De capaciteit van het gemaal dient uiteindelijk berekend te worden op het aantal woningen van
de 1 e en de 2 e fase. Voor fase 1 en 2 is als uitgangspunt aangehouden dat er 400 woningen
worden gerealiseerd. Bij een bezettingsgraad van 3 inw/woning en een vuilwater aanbod van 12
l/h bedraagt het aanbod uit de fasen 14,4 m 3 /h. Daarbovenop komt 6 m 3 /h vuilwateraanbod
vanaf Reggesteijn. Dit resulteert in een theoretische pompcapaciteit van 20,4 m 3 /h.
4.4 IT-riolering / infiltratiekratten
In verband met de hogere ligging van de Opbroekweg en het gebrek aan ruimte voor oppervlakkige
voorzieningen in de vorm van bodempassages is in het zuidelijk deel IT-riolering opgenomen.
Daarnaast is voor het beperken van het hoogteverschil tussen de kavels langs de Opbroekweg
en de kavels direct ten noorden daarvan eveneens gekozen voor het aanbrengen
van IT-riolering.
Afstromend regenwater van de woningen aan de Opbroekweg en van de achterliggende woningen
en wegen in het plangebied, watert bovengronds af via een IT-stelsel.
Het IT-stelsel heeft een diameter van 315 mm. De overstortdrempel ligt op NAP +9,85 m en
heeft een breedte van 1,00 m. Bij volledige vulling van het stelsel stort het water over in bodempassage
W 3-2. In het stelsel is 26 m 3 berging aanwezig.
Uit het ontwerp blijkt dat er voldoende waking aanwezig is waardoor water op straat wordt voorkomen.
Wel is van belang dat de uitstroomvoorziening ter hoogte van de kruising van de Opbroekweg
/ Cattelaar goed onderhouden wordt zodat vrije uitstroom ook daadwerkelijk mogelijk
blijft.
Om de benodigde berging van regenwater voor de woningen langs de Weth. H.H. Korteboslaan
te realiseren zijn infiltratiekratten opgenomen in het ontwerp. Het theoretisch verhard oppervlak
van deze kavels is 2.483 m 2 . Bij een bergingsopgave van 40 mm is 99 m 3 berging nodig. Dit
komt overeen met 145 meter kratten met een inhoud van 0,410 m 3 per krat (1,2 x 0,6 x 0,6). De
kratten kunnen via een onderliggende drainage leeglopen op watergang 2-0-4. De woningen en
de bestaande verharding van de Weth. H.H. Korteboslaan kan hierop afwateren. Bij het toepassen
van kolken dient wel rekening te worden gehouden met het plaatsen van extra zandvangputten.
Daarnaast dienen maatregelen getroffen te worden om instroming van bladafval te
voorkomen.
GM-0069065, revisie 0
Pagina 21 van 22

Ontwerp DWA
4.5 Aandachtspunten bestaande riolering
Bij de nadere uitwerking dient een berekening te worden gemaakt van het te plaatsen gemaal
in verband met het inprikken op de persleiding van de gemeente Wierden.
Voor de gefaseerde aanleg van het plangebied is het nodig om het DWA-gemaal te realiseren
tijdens de fase 1. De locatie van het gemaal ligt binnen de 2 e fase.
Het aanbrengen van riolering in de Wethouder H.H. Korteboslaan dient via een gestuurde
boring/persing uitgevoerd te worden. Dit in verband met bestaande monumentale bomen.
GM-0069065, revisie 0
Pagina 22 van 22

Bijlage 1
Stedenbouwkundig plan
GM-0069065, revisie 0

Stedenbouwkundigplan fase 1 SAB: 2012-03-21-STB plan Opbroek

Bijlage 2
Afstroomgebieden
GM-0069065, revisie 0

A
Legenda
Afstroomgebieden
A
B
C
D
E
F
G
H
I
K
B
C
D
H
K
G
F
I
E
Afstroomgebieden
Het Opbroek 1e fase
Opdrachtgever: Gemeente Rijssen-Holten
Projectnummer: 314731
Status: concept
Datum: 28-06-2012
Schaal: 1:1.500
Formaat: A3
Tekeningnummer: 000
Get: RV - Gec: -
© Grontmij Nederland bv Alle rechten voorbehouden
Grontmij Nederland B.V.
´
0 100
50
Meters
Noordzeelaan 50, 8017 JW Zwolle
Postbus 1364, 8001 BJ Zwolle
T +31 38 499 16 00
www.grontmij.nl
Map Document: (C:\Program Files\ArcGIS\Bin\Templates\Grontmij\Grontmij_A1L.mxt)
02/12/2005 -- 15:18:34

Bijlage 3
Wegpeilen en goten
GM-0069065, revisie 0

Bijlage 4
Ontwerp waterhuishouding
GM-0069065, revisie 0

Bijlage 5
Ontwerp riolering
GM-0069065, revisie 0

Bijlage 6
Dwarsssprofielen
GM-0069065, revisie 0

Bijlage 7
Berekeningen
GM-0069065, revisie 0

Sobek model Het Opbroek 1e fase
Stuw Oosterhofsbeek
Side view watergang 02000406 tot en met eerste deel
Oosterhofsbeek

Inhoudsopgave
1 Inleiding......................................................................................................................... 4
2 Algemeen...................................................................................................................... 5
3 Huidig oppervlaktewatersysteem.................................................................................. 6
4 Stedenbouwkundig schetsontwerp ............................................................................... 9
5 Uitgangspunten........................................................................................................... 10
5.1 Bovengrondse regenwaterafvoer................................................................................ 10
5.2 Ontwateringstructuren................................................................................................. 10
5.3 Beheersing grondwaterpeilen ..................................................................................... 10
5.4 Keuze watervoerende ‘Oosterhofsbeek’ of groene ‘Oosterhofsbeek’ ........................ 10
5.5 Beperkte afvoer richting landelijk gebied .................................................................... 11
5.6 Afvoer vuilwater (DWA)............................................................................................... 11
5.7 Fasering ...................................................................................................................... 11
6 Uitwerking waterstructuur ........................................................................................... 12
6.1 Uitgangspunten........................................................................................................... 12
6.2 Ruimte voor waterstructuren....................................................................................... 12
6.3 Aanleghoogte.............................................................................................................. 16
7 Aandachtspunten ........................................................................................................ 18
8 Waterparagraaf ........................................................................................................... 19
8.1 Algemeen.................................................................................................................... 19
8.2 Huidige situatie ........................................................................................................... 19
8.3 Beschrijving plan......................................................................................................... 19
8.4 Knelpunten huidige situatie/bestemmingsplan ........................................................... 19
Bijlage 1: Ontwerp en fasering
Bijlage 2: Ontwateringsstructuur
Bijlage 3: Bergingsberekening
Bijlage 4: Hoogteligging
Bijlage 5: Tracé persleiding
GM-0017561 0
Pagina 3 van 22

1 Inleiding
De Gemeente Rijssen heeft het voornemen in ‘Het Opbroek’ woningen te realiseren.
Architectenbureau SAB en Grontmij hebben van de gemeente de opdracht gekregen voor het
stedenbouwkundig ontwerp en het opstellen van het bestemmingsplan voor deze woningbouwlocatie.
Grontmij heeft een quickscan-water opgesteld (december 2007) en voorstellen gedaan
voor de waterstructuur binnen het plan. Naar aanleiding van het overleg dat 3 juni 2009 heeft
plaatsgevonden, resulteerde dit in een modelkeus. Dit model is in de notitie
‘Ontwerp waterstructuur ‘Het Opbroek’ te Rijssen, 16 juli 2009’ nader uitgewerkt.
In het kader van het watertoetsproces heeft op 30 september 2010 overleg plaatsgevonden
tussen Waterschap Regge en Dinkel, Gemeente Rijssen-Holten en Grontmij over dit ontwerp
‘waterstructuur en de overige randvoorwaarden en uitgangspunten’. Dit overleg en het opstellen
van een structuurmodel heeft de aanleiding gegeven de waterstructuur nader uit te werken in
de onderliggende rapportage. Deze rapportage maakt deel uit van het watertoetsproces en
resulteert in de waterparagraaf voor het bestemmingsplan.
Bij het opstellen van deze notitie is gebruik gemaakt van de onderstaande bronnen.
• De watersysteembeschrijving, die door Waterschap Regge en Dinkel in het kader van de
watertoets voor het uitbreidingsplan Het Opbroek in januari 2005 is opgesteld.
• De memo ‘Aandachtspunten waterhuishouding Het Opbroek’, Waterschap Regge en Dinkel,
30 maart 2009.
• De notitie over roodvorming van het oppervlaktewater van Grontmij, 16 januari 2009.
• De huidige oppervlaktewaterpeilen van de leggerwaterlopen in het gebied van Waterschap
Regge en Dinkel.
• De kadastrale, topografische en (druk)rioleringsgegevens van de Gemeente Rijssen-Holten.
• Het ‘ontwerp waterstructuur Het Opbroek te Rijssen’, Grontmij, 16 juli 2009, kenmerk
231647.
• De terreininmeting, Gemeente Rijssen-Holten 14 september 2010.
• De structuurvisie SAB, februari 2011.
• De grondgebruikerskaart SAB, 11 mei 2011.
GM-0017561 0
Pagina 4 van 22

2 Algemeen
Het Opbroek is een nieuwe uitbreidingslocatie voor wonen van de Gemeente Rijssen-Holten.
Het plangebied ligt ten oosten van de kern Rijssen. Het gebied wordt aan de noordkant
begrensd door de Leijersweerd, de N347 begrenst het gebied aan de oostkant, de Enterstraat
aan de zuidkant en het landgoed Oosterhof aan de westkant. In figuur 2.1 is de globale ligging
van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1 Globale ligging Het Opbroek
De gemeente heeft een structuurvisie opgesteld voor de bouw van circa 400 woningen, of de
wijk zich te zijner tijd verder zal ontwikkelen, is nog onzeker. In bijlage 1 is een overzicht van het
plangebied en de fasering opgenomen. Fase 1 A en 1B inclusief de hoofdstructuur beslaat een
oppervlakte van circa 22,72 ha. In tabel 4.1 is een gedetailleerde oppervlakteverdeling opgenomen.
GM-0017561 0
Pagina 5 van 22

3 Huidig oppervlaktewatersysteem
Het huidige grondgebruik in het gebied is agrarisch. In figuur 3.1 is het huidige watersysteem
weergegeven.
In de huidige situatie watert het gehele gebied onder vrij verval af naar de Midden Regge. De
volgende waterlopen voeren het waterbezwaar af: 2-0-4, 2-0-0-22, 2-0-0-80, 2-0-0-23, 2-0-0-24,
2-0-0-26, 2-0-0-74, 2-0-4-1, 2-0-4-3 t/m 2-0-4-8 en 2-0-4-10 t/m 2-0-4-18.
In tabel 3.1 zijn waterstanden bij verschillende afvoersituaties voor een aantal van deze waterlopen
samengevat. Opgemerkt wordt dat dit de waterstanden zijn nabij het plangebied.
Tabel 3.1 Waterstanden bij verschillende afvoersituaties
Afvoersituatie herhalingstijd Waterloop
2-0-4 2-0-0-22 2-0-0-80
¼ Q (gemiddelde afvoer) 80 dagen per jaar 7,95 m+NAP 8,10 m+NAP 8,20 m+NAP
1 Q (jaarlijks hoogwater) 1 keer per jaar 8,10 m+NAP 8,21 m+NAP 8,23 m+NAP
2Q (extreem hoogwater) 1 keer per 50 tot 100 jaar 8,23 m+NAP 8,42 m+NAP 8,39 m+NAP
GM-0017561 0
Pagina 6 van 22

Figuur 3.1 Huidige waterstructuur en ligging riooloverstorten
Huidige waterstructuur
Overstort Albertsdijk
Overstort Oosterhofsweg
Stuw
Huidig oppervlaktewatersysteem
GM-0017561 0
Pagina 7 van 22

Huidig oppervlaktewatersysteem
De huidige afwateringsstructuur is van een gemiddelde dichtheid. De afstand tussen de watergangen
bedraagt circa 175 m. Een lokale uitzondering is het gebied ten noorden van de
Opbroekweg, waar de afstand tussen de watergangen circa 350 m bedraagt. De dimensionering
van de watergangen varieert van een bovenbreedte van 2,5 m in de bovenlopen tot een
bovenbreedte van 4 m in watergang 2-0-4.
In hoofdwatergang 2-0-4 ligt bovenstrooms de Pelmolen Ter Horst een schotbalkstuw die het
waterpeil reguleert. In het plangebied komen geen (onder-)bemalingen voor. In hoofdwatergang
2-0-4 komen drie overstorten voor vanuit het gemengde rioolstelsel van Rijssen, namelijk bij de
kruising met de Oosterhofweg (twee keer) en overstort Albertsdijk.
In het kader van de wateroverlastbestrijding in de kern Rijssen bestaan er plannen de afvoer
van hoofdwatergang 2-0-4 te verbeteren, omdat de huidige afvoer-
capaciteit te klein is. Een optie is een nieuwe afvoerweg door het
plan Opbroek te ontwerpen. Daarnaast is het plan-gebied ook aangewezen
als zoekgebied voor waterberging. In deze notitie is geen
rekening gehouden met de afvoer van extra water vanuit Rijssen
door het plangebied of het vinden van extra berging om wateroverlast
in Rijssen te verminderen. De capaciteit van watergang 2-0-4
wordt door Waterschap Regge en Dinkel nog doorgerekend. Door
de ontwikkeling van ‘Het Opbroek’ verslechtert de situatie van de
watergang 2-0-4 niet, omdat in het plangebied waterberging wordt
gerealiseerd.
In het kader van de verdrogingsproblematiek rondom de havezate
Oosterhof zal aanvullend onderzoek worden uitgevoerd in juni
2011.
Figuur 3.2
Grondwatertrappen
De meest voorkomende grondwatertrap is III*, hetgeen inhoudt dat
de gemiddeld hoogste grondwaterstand zich op circa 30 cm onder
maaiveld bevindt. Dit is het lichtgroene gebied in figuur 3.2. In de
lichtgele en rode gebieden komen grondwatertrappen VI en VII
voor. In de praktijk blijkt dat vooral het zuidoostelijk deel van het
plangebied hoge grondwaterstanden optreden; dit gedeelte van het gebied is relatief nat.
Uit de analyses van het grondwater blijkt dat het grondwater een hoog ijzergehalte heeft (notitie
over roodvorming van het oppervlaktewater van Grontmij, 16 januari 2009). Op basis hiervan
wordt verwacht dat bij het graven van nieuwe watergangen troebel water kan ontstaan met een
roestbruine kleur. Een en ander is afhankelijk van de pH, het bufferend vermogen en de fosfaatconcentratie
in het ontvangend oppervlaktewater.
GM-0017561 0
Pagina 8 van 22

4 Stedenbouwkundig schetsontwerp
In bijlage 1 is het voorgesteld stedenbouwkundigplan weergegeven. In dit plan wordt de
bestaande hoofdstructuur met zandpaden en waterlopen behouden. Naast de bestaande waterlopen
is ruimte gereserveerd voor afvoerstructuren en zuiverende voorzieningen ten behoeve
van regenwater vanuit de woongebieden. Verder wordt in het voorgestelde plan de historische
‘Oosterhofsbeek’ geherintroduceerd. Deze herstelde beekloop is ontworpen als hoofdader,
waarin de combinatie van natuurontwikkeling en de beleefbaarheid van water centraal staan.
De natuurvriendelijke oeverzone biedt kansen voor een gevarieerde samenstelling van flora en
fauna. De beek kan tevens worden benut voor waterberging.
In het stedenbouwkundigplan is rekening gehouden met een profiel van 20 tot 25 meter tussen
de woongebieden. In de grondexploitatie (Grex) is een breedte opgenomen van 25 meter (zie
hoofdstuk 5).
Op basis van het stedenbouwkundig schetsontwerp is de oppervlakteverdeling bepaald, zoals
weergegeven in tabel 4.1.
Tabel 4.1 Oppervlakteverdeling Opbroek woonveld noord en woonveld zuid
Noord Verhard Zuid Verhard Totaal bruto Totaal verhard
Uitgeefbaar 54.184 27.092 55.870 27.935 110.054 55.027
Buurtontsluiting 5.836 5.836 5.776 5.776 11.612 11.612
Parkeren/rabbat 1.889 1.889 5.561 5.561 7.450 7.450
Halfverharding groen/parkeren 4.598 4598 0 4.598 4.598
Groen 5.625 8.440 14.065
Paden 2.151 2.151 1.763 1.763 3.914 3.914
Totaal Woonvelden 74.283 41.566 77.410 41.035 151.693 82.601
Verharding buiten de velden
Hoofdontsluiting
7.674 4.783 10.130 5.687 17.804 10.469
Cattelaar / Beek / Landwegen:
diverse verharding buiten
woonvelden (paden e.d.)
34.112 6.650 23.567 5.234 57.679 11.883
Totaal m 2 116.069 52.998 111.107 51.956 227.176 104.953
Gemeente Rijssen-Holten heeft verschillende dwarsprofielen over de zandwegen ingemeten. Bij
veel zandwegen liggen aan beide zijden watergangen. Uit de dwarsprofielen blijkt dat de breedte
van insteek watergang tot insteek watergang varieert tussen 5,0 – 9,0 meter.
GM-0017561 0
Pagina 9 van 22

5 Uitgangspunten
In dit hoofdstuk worden de gehanteerde uitgangspunten voor het ontwerp van het watersysteem
nader toegelicht.
5.1 Bovengrondse regenwaterafvoer
In de woongebieden is rekening gehouden met bovengrondse (zichtbare) regenwaterafvoer
naar de wadi’s. In de woonvlekken zelf is in het stedenbouwkundig ontwerp geen ruimte gereserveerd
voor wadi’s, daarom wordt het regenwater aan de rand van de bebouwingsvlekken
verzameld en via een filterende voorziening naar de afvoerende waterlopen gevoerd. De exacte
plaats en vorm van deze voorzieningen staan nog niet vast en is uiteindelijk afhankelijk van het
stedenbouwkundig ontwerp. Uitgangspunt is een totale berging van 40 mm in het plangebied,
waarvan minimaal 4 mm via de zuiverende voorziening wordt afgevoerd (de ‘first flush’).
5.2 Ontwateringstructuren
De huidige ontwateringsstructuren naast de zandwegen blijven bestaan en gaan de afwateringsstructuur
vormen naar de Oosterhofsbeek. Op enkele plaatsen ontbreekt een deel van de
watergang richting de Oosterhofsbeek. Waar nodig zal deze nieuw worden gegraven. De ontwatering
van het plangebied zal vervolgens via de Oosterhofsbeek plaatsvinden. In bijlage 2
zijn de ontwateringsstructuren in het plangebied weergegeven.
5.3 Beheersing grondwaterpeilen
In de huidige situatie zorgt de aanwezige slotenstructuur voor voldoende ontwatering. Deze
ontwaterende functie moet gehandhaafd blijven; de grondwaterstanden in het gebied mogen
niet stijgen als gevolg van een hoger waterpeil in de sloten. Dit betekent dat eventuele peilstijgingen
in de sloten als gevolg van regenval slechts kortdurend van aard mogen zijn en het
streefpeil binnen 48 uur na de regenbui weer bereikt moet zijn. De maximale peilstijging bedraagt
40 cm.
5.4 Keuze watervoerende ‘Oosterhofsbeek’ of groene ‘Oosterhofsbeek’
Vanwege het ‘waterbelevings’-aspect zou het wenselijk zijn dat de Oosterhofsbeek permanent
watervoerend wordt gemaakt. Gelet op het hoge ijzergehalte in het grondwater en de kans hierdoor
op troebel water, wordt aanbevolen de beek zo ondiep mogelijk te maken. Vanwege
waterkwaliteit en volksgezondheid gaat echter de voorkeur uit naar een diepe beek.
In het talud van deze beek is ruimte voor waterberging. Daarom is gekozen voor een accoladeprofiel
met in het midden een verlaagd deel. Voor de waterkwaliteit en het voorkomen van muggen
is het aan te bevelen om stilstaand water te voorkomen.
Doorstroming van een watervoerende Oosterhofsbeek is echter niet mogelijk, omdat er geen
constante aanvoer van water is. Daarom is ook onderzocht of de beek als een groene berging
kan worden uitgevoerd. Bij een groene Oosterhofsbeek wordt er vanuit gegaan dat de beek een
groene bergingsvoorziening is. De groene variant is incidenteel watervoerend (in natte
perioden) en kent een relatief hoge ligging ten opzichte van het maaiveld. De bodem van de
beek moet echter wel zo diep liggen, dat de huidige kavelsloten kunnen blijven afwateren. Hierdoor
zal de beekbodem op of net onder het grondwaterpeil liggen. De beek zal, evenals de kavelsloten,
vaak droogvallen, waardoor de beek een groen karakter krijgt.
Tijdens het overleg van de projectgroep op 20 december 2010 is besloten om een groene
‘Oosterhofsbeek’ aan te leggen.
GM-0017561 0
Pagina 10 van 22

Uitgangspunten
5.5 Beperkte afvoer richting landelijk gebied
Om wateroverlast niet af te wentelen richting benedenstroomse gebieden, wordt de afvoer vanuit
het plangebied beperkt. Hierbij mag niet meer dan de maximaal toegestane landelijke afvoer
(2,4 l/s/ha) vanuit het gebied richting het oppervlaktewatersysteem in het landelijk gebied worden
afgevoerd. Om dit te bereiken moet de afvoer vanuit het plangebied worden geknepen.
Consequentie hiervan is dat een knijpconstructie, in de vorm van bijvoorbeeld een knijpstuwtje,
moet worden geplaatst. De knijpconstructie moet zodanig worden ontworpen, dat het waterpeil
in het gebied laag genoeg is om droge voeten te houden, maar zodanig hoog dat zo weinig
mogelijk kwel wordt afgevoerd. Daarnaast moeten bij voorkeur bovengrondse bergingsvoorzieningen
worden ingericht.
5.6 Afvoer vuilwater (DWA)
Het vuilwater moet gescheiden van het regenwater worden aangeleverd en afgevoerd naar de
RWZI. Dit betekent dat in het plan een vuilwaterstelsel moet worden aangebracht.
In het plangebied of de directe omgeving is nog geen vrijvervalstelsel aanwezig. Het vuilwater
uit het Opbroek moet dus via een rioolgemaal en een persleiding worden afgevoerd naar de
RWZI. Bij het ontwerp van het vuilwaterstelsel moet rekening worden gehouden met bestaande
drukriolering in het gebied. Met Gemeente Wierden zijn afspraken gemaakt over de plaats van
het gemaal en de plaats waar wordt aangesloten op de persleiding langs de N347. In bijlage 4
is een notitie opgenomen over de ligging van het gemaal en de aansluiting op de persleiding
langs de N347.
Bestaande woningen die gehandhaafd blijven, kunnen eventueel ook op het nieuwe vuilwaterstelsel
worden aangesloten.
5.7 Fasering
De ontwikkeling van Opbroek zal gefaseerd plaatsvinden. Het ontwikkelde woningbouwbeleid,
vastgelegd in de woonvisie, heeft ertoe geleid dat voor Opbroek een structuurvisie is opgesteld
voor 400 woningen. Dit bestrijkt volgens de huidige inzichten een ontwikkelperiode van circa
12 jaar. Hoe de ontwikkeling van Opbroek in de toekomst zal zijn, is nog onzeker.
De realisering van woonveld Noord en woonveld Zuid is hard. In maart 2011 is door de gemeenteraad
van Rijssen-Holten besloten dat woonveld Zuid het eerst wordt gerealiseerd.
Bij de ontwikkeling van de woonvelden zal de benodigde waterberging per woonveld moeten
worden gerealiseerd in het aansluitend deel van de Oosterhofsbeek. De waterafvoer dient
plaats te vinden via het huidige afwateringsstelsel. Met het waterschap is afgesproken dat watergangen
een minimale bodembreedte van 0,75 m krijgen met een talud van 2:3.
De voorgestelde fasering van de woonvelden is vanuit wateroogpunt mogelijk. De tijdelijke aanpassingen
aan het waterstelsel, om tijdens realisatie de benodigde berging in het plangebied en
voldoende afvoercapaciteit te waarborgen, moeten nog nader worden uitgewerkt in een waterhuishoudkundig-
en rioleringsplan.
GM-0017561 0
Pagina 11 van 22

6 Uitwerking waterstructuur
6.1 Uitgangspunten
Voor het bepalen van de ruimtelijke consequenties voor water binnen het plangebied, is gebruik
gemaakt van de gegevens, zoals genoemd in hoofdstuk 1. Daarnaast zijn de volgende uitgangspunten
gehanteerd voor het bepalen van het ruimtebeslag van zuiveringsvoorzieningen,
watergangen en ophoging.
• 40 mm berging.
• De gemiddelde maaiveldhoogten op basis van inmeting Gemeente Rijssen-Holten.
• 2Q-situatie (extreem hoogwater).
• De maximale peilstijging in waterlopen 40 cm gedurende max 48 uur.
• 50% van het totale plangebied is verhard.
• Afmeting standaard watergang:
° bodembreedte 0,75 m;
° talud 2:3;
° waterdiepte 0,50 m;
• Afmeting standaard bodempassage:
° bodembreedte 0,70 m;
° talud 1:4;
° diepte 0,40 m (incl. 0,10 m waking).
6.2 Ruimte voor waterstructuren
6.2.1 Infiltratievoorzieningen
In de uitbreidingslocatie ‘Het Opbroek’ is het streven het hemelwater van percelen en openbare
verharding zoveel mogelijk via molgoten af te voeren naar het oppervlaktewater binnen het
plangebied. Met het oog op de bescherming van het grond- en oppervlaktewater is het van
belang dat de eerste 4 mm van het afstromend water wordt gezuiverd door het toepassen van
bodempassages. Om de bodempassages niet te zwaar te belasten, is rekening gehouden met
een berging van 10 mm in de bodempassages. Daarmee wordt voorkomen dat de infiltratievoorzieningen
snel een slechte grasmat krijgen en dichtslibben. Bij grote hoeveelheden neerslag
zal het overtollige water overstorten op de watergangen en afstromen richting de Oosterhofsbeek.
Daar waar woongebieden grenzen aan de ‘Oosterhofsbeek’, kan het overtollige dakwater
direct hierop afwateren. Dit dient eveneens bovengronds te gebeuren. In de tabel 6.1 is
per woonveld het ruimtebeslag berekend dat nodig is voor de bodempassage.
Uit de berekening blijkt dat er voldoende ruimte voor bodempassages aanwezig is in de velden.
De resterende berging moet worden gevonden in de Oosterhofsbeek. Voor de berekening van
de Oosterhofsbeek is rekening gehouden met de aanwezige berging in de bodempasssages.
De resterende berging vindt plaats in de Oosterhofsbeek.
GM-0017561 0
Pagina 12 van 22

Tabel 6.1 Benodigd oppervlak bodempassage per woonveld
Capaciteit bodempassages
Wadi
nr
lengte IT
(m)
bodembreedte
gem. (m)
Bodem
opp (m 2 )
Talud
1:
bergingsdiepte
(m)
Oppervlak
veld
Verhard
opp (m 2 )
Minimaal
benodigde
berging
(m 3 )
Uitwerking waterstructuur
Beschikbareberging
(m 3 )
Beschikbare
(mm)
GM-0017561 0
Pagina 13 van 22
Boven peil
t.o.v. NAP
1 108 0,7 76 4 0,3 9055 4645 46 62 13 9,25
2 140 0,7 98 4 0,3 9504 5341 53 80 15 9,25
3 400 0,7 280 4 0,3 17889 9739 97 228 23 9,25
4 185 0,7 130 4 0,3 14042 8371 84 105 13 9,25
5 470 0,7 329 4 0,3 23755 13428 134 268 20 9,25
6 120 0,7 84 4 0,3 16643 8269 84 68 8 9,60
7 155 0,7 109 4 0,3 9357 4347 43 88 20 9,60
8 450 0,7 315 4 0,3 25771 14543 145 257 18 9,60
9 210 0,7 147 4 0,3 24611 13878 139 120 9 9,60/10,05
Totaal 2238 105627 82561 826 1276 15,5
6.2.2 Ontwateringstructuren
In het stedenbouwkundig plan blijven langs zandpaden de ontwateringssloten gehandhaafd
volgens figuur 6.1.
Figuur 6.1 Principedoorsnede ter plaatse van zandwegen
Voor de afwatering dienen de huidige ontwateringssloten op verschillende plaatsen verbreed te
worden naar een standaard bodembreedte van 0,75m. Voor het berekenen van de berging van
afstromend water uit de woonvelden, is geen rekening gehouden met berging in de bestaande
ontwateringsstructuren. De huidige watergangen blijven daardoor beschikbaar voor berging van
water dat afstroomt van de zandpaden en het achterliggend agrarisch gebied. Het systeem is
zo robuust ontworpen. Door de vertraagde afstroming via de bodempassages naar de watergangen
en de rechtstreekse berging in de groene Oosterhofsbeek worden geen peiloverschrijdingen
verwacht in de bestaande watergangen. In figuur 6.2 is de minimale breedte van de watergang
weergegeven bij een bodembreedte van 0,75 m, een bodemhoogte van 8,46 m+NAP,
hoogte van het zandpad van 9,20 m+NAP en een minimale hoogte van het woonveld op
9,65 m+NAP. De tussenliggende berm van 0,50 m dient tevens als overstortdrempel. Hierdoor
zijn slokops overbodig.

Uitwerking waterstructuur
Figuur 6.2 Principeprofiel watergang naast zandpaden met aansluitende bodempassage
zandpad
+9,20
2:3 2:3
watergang
ca. 3,42 m
+8,70
+8,46
0,75
De totaal benodigde breedte voor de afwateringsstructuur, inclusief de zandpaden ligt tussen
20-25 m. In het ontwerp is vooralsnog 25 m ruimte gereserveerd. De gereserveerde breedte in
het stedenbouwkundig ontwerp is dus maximaal. Dit is, inclusief de benodigde ruimte voor de
bodempassages.
Opgemerkt wordt dat een peilstijging in de watergangen als gevolg van een regenbui slechts
tijdelijk is. Dit zal niet tot hogere grondwaterstanden leiden. Wel dient voldoende drooglegging
te worden gewaarborgd.
6.2.3 Berging in de Oosterhofsbeek
Op basis van het huidig stedenbouwkundig ontwerp is berekend dat ruim 4.198 m 3 berging in
het plangebied moet worden gerealiseerd. In tabel 6.2 is de berekening weergegeven.
Tabel 6.2 Benodigde berging
0,50 m
Totaal oppervlak* 22,72 ha
Oppervlak woonvelden (Noord en Zuid) 15,17 ha
Netto verhard in de velden (wegen/paden/uitgeefbaar
50% verhard) 8,26 ha
T=10 (40 mm 75 min) 3304 m³
Verharding overige wegen en paden 2,24 ha
T=10 (40 mm 75 min) 894 m 3
Totale benodigde berging in plangebied 4.198 m 3
Berging in bodempassages woonveld Noord en Zuid 1276- m 3
Totale berging in Oosterhofsbeek 2.922 m 3
2:3 2:3
bodempassage
Variabel (minimaal 3,70 m
* dit is het oppervlak binnen de plangrens inclusief het oppervlak van de Oosterhofsbeek
In de berekening zijn de zandpaden niet meegenomen, omdat een deel van de zandpaden niet
worden verhard of semiverhard. Ook zal in de huidige ontwateringstructuur ruim voldoende berging
aanwezig zijn voor het afstromend water van deze paden.
De Oosterhofsbeek wordt benut voor berging van regenwater. In de beek wordt een knijpconstructie
aangebracht welke het debiet knijpt tot 2,4 l/s/ha, zodat water vertraagd wordt afgevoerd
richting het oppervlaktewater in het landelijk gebied. De beek zal in principe droogvallen
indien er (gedurende een langere periode) geen neerslag is.
Voor de Oosterhofsbeek is een strook van circa 20 m. opgenomen in het stedenbouwkundig
schetsontwerp. Dit biedt voldoende ruimte om een beek met accoladeprofiel te realiseren volgens
figuur 6.3.
+9,50
1:4 1:4
0,30
+9,25
0,50
1:4 1:4
+9,65
GM-0017561 0
Pagina 14 van 22
woonveld

Figuur 6.3 Principeprofiel Oosterhofsbeek (waterpeil bij gebruik van de berging)
1:3 1:3 1:3
19,8 m
2:3 2:3 2:3
15,6 m
1,0 m
Drooglegging 0,7 m
bij waterpeil NAP +8,70 m en
maaiveldhoogte NAP +9,20 m
NAP 8,7 m
Uitwerking waterstructuur
Het diepste deel van de Oosterhofsbeek krijgt een bodembreedte van 1,0 meter en wordt
0,20 m diep met een talud van 2:3. Het talud en de ligging van het diepste gedeelte van de
beek is variabel, waardoor het mogelijk is de beek op een speelse wijze door het plangebied te
laten meanderen. Op basis van de inmeting van Gemeente Rijssen-Holten blijkt het minimum
bodempeil van de bestaande watergangen te liggen op 8,30m+NAP. Op dit peil wordt de bodem
van de beek aangelegd. De groene berging ligt net boven de grondwaterspiegel op
8,50 m+NAP. De groene berging heeft een totale breedte van 19,80 m. In natte perioden zal de
beek watervoerend zijn, terwijl in droge perioden de grondwaterstand zal uitzakken, waardoor
de beek droog valt. Binnen dit principeprofiel is, in combinatie met de aan te brengen berging in
de bodempassages, langs de watergangen of tussen de woonvelden voldoende berging te realiseren.
Vanuit de woonvelden zal vertraagde afvoer richting de berging van de Oosterhofsbeek
plaatsvinden.
Voor beheer en onderhoud zal, in overleg met Waterschap Regge en Dinkel, ruimte voor
beheer en onderhoud nodig zijn. In droge perioden is het echter mogelijk dat het beheer plaatsvindt
vanaf de plasbermen en zou een aparte onderhoudsstrook achterwege kunnen blijven.
Gezien de hoogteligging van het maaiveld (zie bijlage 3) in woonveld Noord (velden 2, 3, 4 en
5) circa 9,30m+NAP en het woonveld Zuid (velden 7 en 8) circa 9,50 / +9,75m+NAP) is het
maximale peil, bij een neerslag van 40 mm/75 minuten, in het hele plangebied gesteld op
8,70m+NAP. Met dit peil wordt wateroverlast in het achterliggend agrarisch deel voorkomen.
Om optimaal gebruik te maken van de berging in de Oosterhofsbeek is de beek in de uiteindelijke
situatie niet verdeeld in compartimenten door middel van stuwen.
Voor het berekenen van de Oosterhofsbeek is gebruik gemaakt van het modelprogramma SO-
BEK (v. 2.12). Omdat het niet waarschijnlijk is dat de woonvelden Noord en Zuid gelijktijdig
worden ontwikkeld, is de beek opgedeeld per woonveld. Per woonveld is berekend of er voldoende
berging in dat deel van de beek aanwezig is dat rechtstreeks aansluit op het woonveld.
Voor het berekenen van de berging en de peilstijging zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd.
• Weerstand in de beek Strickler (ks) 22,5.
• Waterpeil in de beek 8,48m+NAP (0,18 m water).
• Runoff Coëfficiënt: 0,2 1/min.
• Berging in bodempassages Noord 733 m 3 en Zuid 543 m 3 .
• Landelijke afvoer per woonveld zoals weergegeven in tabel 6.3.
Tabel 6.3 Afvoer per woonveld
Noord Zuid Totaal bruto
Totaal Woonvelden 74.283 77.410 151.693
Totaal buiten woonvelden 41.786 33.697 75.483
Totaal m 2 116.069 111.107 227.176
Oppervlak in hectare 11,60 11,11 22,71
Landelijke afvoer 2,4 l/s/ha (m 3 /s) 0,0279 0,0267 0,0545
NAP 9,2 m
GM-0017561 0
Pagina 15 van 22

Uitwerking waterstructuur
Bij de berekening is er vanuit gegaan dat het totale verhard oppervlak van de hoofdstructuur
direct op de beek komt. Daarnaast is bij het ontwerp uitgegaan van de meest ongunstige situatie,
waarbij in de beek 0,18 m water staat in natte perioden en dat geen aanvoer aanwezig is
vanuit het achterliggend agrarisch gebied. Dit peil is gebaseerd op de gemiddelde grondwaterstand.
De aanvoer vanuit het plangebied stroomt vertraagd af naar de groene berging.
De afvoer richting het landelijk gebied kan gereguleerd worden door het aanbrengen van een
knijpconstructie (stuw).
Uit de berekeningen blijkt dat in het noordelijk deel het peil in de beek stijgt tot 8,71m+NAP en
in het zuidelijke deel van de beek stijgt het waterpeil tijdelijk tot 8,72m+NAP. Deze stijging zal in
de praktijk niet voorkomen, omdat de neerslag vanaf de hoofdstructuur vertraagd op de beek
komt via de aanliggende bestaande watergangen. Daarnaast is in het model geen rekening gehouden
met berging in de bestaande watergangstructuren. Het resultaat van deze berekeningen
is in bijlage 3 weergegeven.
Zolang de beek is opgedeeld in twee delen dienen de twee delen afzonderlijk te lozen op de
watergang 2-0-4 via de bestaande watergangen. Het debiet dat geloosd wordt op deze watergang
is weergegeven in tabel 6.3.
Na realisatie van de beekloop in de groene scheg kan volstaan worden met een lozingspunt op
watergang 2-0-4.
De voorkeur gaat uit naar uit het realiseren van het hele beektracé en dit conform het ontwerp
middels een geknepen afvoer aan te sluiten op de Midden Regge.
Conclusie is dat er in de beek voldoende berging aanwezig is om te voldoen aan de eisen van
het waterschap.
6.2.4 Afvoer door watergang 2-0-4
In de huidige situatie wordt een groot deel van het water uit Rijssen en uit het plangebied afgevoerd
via watergang 2-0-4, die een te kleine afvoercapaciteit heeft. In de huidige situatie ontstaat
bij hevige neerslag wateroverlast rond de kruising Weth. HH Kortenhofslaan en de Oosterhoflaan.
Bij nadere uitwerking van het waterhuishoudkundig plan dient te worden onderzocht
of het mogelijk is bij hoogwater over te storten op de Oosterhofsbeek. De totale afvoer vanuit
het plangebied op watergang 2-0-4 bedraagt 0,0545 m 3 /s. Als de Oosterhofsbeek in de toekomst
wordt doorgetrokken naar de Midden Regge zal de afvoer vanuit het plangebied niet
meer via de watergang 2-0-4 plaatsvinden. Daardoor wordt de situatie met wateroverlast in watergang
2-0-4 waarschijnlijk kleiner. Een aandachtspunt hierbij zijn wel de aanwezige riooloverstorten
op watergang 2-0-4; de doorstroming van deze watergang moet voldoende groot blijven
om geen problemen met de waterkwaliteit te krijgen.
6.3 Aanleghoogte
Aanleghoogten van het plangebied zijn globaal bepaald, waarbij de volgende uitgangspunten
zijn gebruikt.
• Een minimale ontwateringsdiepte van:
° 0,7 m ter plaatse van de wegen;
° 0,5 m ter plaatse van openbaar of particulier groen;
° 0,3 m ter plaatse van de woningen bij kruipruimteloos bouwen;
° 0,70 m ter plaatse van kruipruimtes;
• De woningen staan minimaal 0,30 m boven de kruin van de weg.
• De molgoten hebben een maximale lengte van ca. 100 m en een afschot van 3‰ (lange
goten zijn niet wenselijk, omdat de goten dan erg breed en diep worden).
Op basis van de bovengenoemde uitgangspunten is een inschatting gemaakt hoeveel het plangebied
moet worden opgehoogd om te voldoen aan de ontwateringseisen.
GM-0017561 0
Pagina 16 van 22

Uitwerking waterstructuur
In het gebied zijn verschillende grondboringen verricht en is een aantal peilbuizen geplaatst.
De peilbuizen zijn vanaf 2007 gemonitoord. Op basis van deze meetreeks is de GHG voor het
plangebied ingeschat op 8,90m+NAP en de GLG op 8,20m+NAP. Dit komt goed overeen met
de geschatte GLG en GHG uit het bodemonderzoek.
In de onderstaande figuur 6.4 zijn grafieken van de gemeten peilbuizen opgenomen.
Figuur 6.4 Meting peilbuizen
10
9,5
9
8,5
8
7,5
1-1-2007
1-3-2007
1-5-2007
1-7-2007
1-9-2007
1-11-2007
1-1-2008
1-3-2008
1-5-2008
1-7-2008
1-9-2008
1-11-2008
Uit metingen van de peilbuizen blijkt de grondwaterstand op circa 8,48 m+NAP staat.
1-1-2009
1-3-2009
1-5-2009
1-7-2009
1-9-2009
1-11-2009
1-1-2010
1-3-2010
1-5-2010
1-7-2010
21 Opbroekweg
22 Polmeijersdijk
23 Groteboersdijk
24 Witmoesdijk
Op basis van de vereiste ontwatering en drooglegging, zijn de aanleghoogten voor de woonvelden
bepaald. In tabel 6.4 zijn deze aanleghoogten weergegeven.
In tabel 6.4 is op basis van de huidige maaiveldhoogte en de ontwateringseis van 0,70 m en het
maximale afschot van goten, het globale aanlegpeil bepaald. De bestaande maaiveldhoogten
zijn terug te vinden in bijlage 3. De genoemde nieuwe peilen betreffen de maximale wegpeilen
in het midden van de woonvelden bij een gootlengte van circa 100 m en een afschot van 3‰.
Tabel 6.4 Indicatieve aanlegpeilen t.p.v. wegen
Woonveld
nr.
Min. aanlegpeil
t.o.v. NAP (m)
Max. peil
midden
plangebied
Aanlegpeil
NAP (m)
Gem. huidig mv
t.o.v. NAP (m)
Gem. ophoging
(m)
1, 2, 3, 4, 5 9,65 9,95 9,25 0,74
6, 7, 8 10,00 10,30 9,60 0,55
9
10,00 (noord)
10,45 (zuid)
10,30
10,75
9,80
10,15
0,50
0,60
GM-0017561 0
Pagina 17 van 22

7 Aandachtspunten
Langs een aantal watergangen staan bomen. Deze kunnen voor het realiseren van gewijzigde
profielen een obstakel vormen. Bij nadere uitwerking is het aan te bevelen een goede inventarisatie
te hebben van bomen die gehandhaafd dienen te worden.
Op basis van de retentieberekening en het profiel (zie figuur 6.3) is het mogelijk om binnen het
beekprofiel ophogingen aan te brengen voor speellocaties en hoger liggende voetpaden.
Bij stijging tot 8,70m+NAP kan er 803 m 3 binnen het beekprofiel worden opgehoogd. Bij een
ophoging van 0,20 m (8,70-8,50) bedraagt dit een oppervlak van 4000 m 2 .
Ten zuiden van het plangebied zijn sportvelden gepland; de afwatering van deze sportvelden is
niet meegenomen in dit waterstructuurplan, maar de afwatering van deze velden is wel een
aandachtspunt. De kavelsloten, ter hoogte van de toekomstige sportvelden, wateren af richting
de Oosterhofsbeek. De locatie van de sportvelden ligt hoog, ten opzichte van de Oosterhofsbeek.
Voor de afwatering van de sportvelden worden geen problemen voorzien. Bij nadere uitwerking
van de sportvelden kan ook onderzocht worden of afwatering richting watergang
02000414 mogelijk is.
GM-0017561 0
Pagina 18 van 22

8 Waterparagraaf
8.1 Algemeen
Op grond van de afspraak uit de startovereenkomst WB21, dienen decentrale overheden in de
toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf op te nemen. In die paragraaf dient te
worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat
wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling
van de uitbreidingslocatie Opbroek te Rijssen (Gemeente Rijssen-Holten) heeft afstemming
plaatsgevonden tussen Waterschap Regge en Dinkel, Gemeente Rijssen-Holten en
Grontmij. De gemaakte afspraken ten aanzien van de waterhuishoudkundige situatie, voor zover
relevant in het kader van het bestemmingsplan, zijn opgenomen in deze waterparagraaf.
8.2 Huidige situatie
Het huidige grondgebruik in het gebied is agrarisch. In de huidige situatie watert het gehele gebied
onder vrij verval af naar de Midden Regge. De volgende waterlopen voeren het waterbezwaar
af: 2-0-4, 2-0-0-22, 2-0-0-80, 2-0-0-23, 2-0-0-24, 2-0-0-26, 2-0-0-74, 2-0-4-1, 2-0-4-3 t/m
2-0-4-8 en 2-0-4-10 t/m 2-0-4-18. In hoofdwatergang 2-0-4 ligt bovenstrooms de Pelmolen Ter
Horst een schotbalkstuw die het waterpeil reguleert. In het plangebied komen geen (onder-
)bemalingen voor. In hoofdwatergang 2-0-4 komen drie overstorten voor vanuit het gemengde
rioolstelsel van Rijssen, namelijk bij de kruising met de Oosterhofweg (twee keer) en overstort
Albertsdijk. Op basis van peilbuisgegevens is ingeschat dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand
(GHG) op 8,90m+NAP en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) op 8,20m+NAP
ligt. Voor het bepalen van het waterpeil is uitgegaan van een gemiddelde grondwaterstand van
8,48m+NAP. Het plangebied loopt af van zuid naar noord van respectievelijk 10,50m+NAP ter
hoogte van de Opbroekweg naar NAP +9,20 m ter hoogte van de Witmoesdijk.
8.3 Beschrijving plan
De gemeente Rijssen-Holten heeft een structuurvisie opgesteld voor de bouw van circa 400
woningen in Het Opbroek. Of de wijk zich te zijner tijd verder zal ontwikkelen is nog onzeker.
Woonveld Noord en Zuid inclusief de hoofdstructuur beslaat een oppervlakte van circa 22,71
ha.
8.4 Knelpunten huidige situatie/bestemmingsplan
8.4.1 Wateroverlast
Voorwaarde bij nieuwbouw is: niet aankoppelen van regenwater op het riool.
Uitgangspunt van onderhavig plan is dat regenwater bovengronds afvoert en via een bodempassage
afstroomt naar de groene Oosterhofsbeek waar het geborgen wordt.
De bodempassages dienen een inhoud van 10 mm per m 2 verhard oppervlak te hebben.
GM-0017561 0
Pagina 19 van 22

Waterparagraaf
De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd voor het bepalen van het ruimtebeslag van zuiveringsvoorzieningen,
watergangen en ophoging.
• 40 mm berging.
• De gemiddelde maaiveldhoogten op basis van hoogtemeting van gemeente Rijssen-Holten.
• 2Q-situatie (extreem hoogwater).
• De maximale peilstijging in waterlopen 40 cm gedurende max 48 uur.
• 50% van het totale plangebied is verhard.
• Afmeting standaard watergang:
° bodembreedte 0,75 m;
° talud 2:3;
° waterdiepte 0,50 m.
• Afmeting standaard bodempassage:
° bodembreedte 0,70 m;
° talud 1:4;
° diepte 0,40 m (inclusief 0,10 m waking).
In de tabel 8.1 is per woonveld het minimaal ruimtebeslag berekend, dat nodig is voor de
bodempassage.
Tabel 8.1 Benodigd oppervlak bodempassage per woonveld
Capaciteit bodempassages
Wadi
nr
lengte IT
(m)
bodembreedte
gem. (m)
Bodem
opp (m 2 )
Talud
1:
bergingsdiepte
(m)
Oppervlak
veld
Verhard
opp (m 2 )
Minimaal
benodigde
berging
(m 3 )
Beschikbareberging
(m 3 )
Beschikbare
(mm)
GM-0017561 0
Pagina 20 van 22
Boven peil
t.o.v. NAP
1 108 0,7 76 4 0,3 9055 4645 46 62 13 9,25
2 140 0,7 98 4 0,3 9504 5341 53 80 15 9,25
3 400 0,7 280 4 0,3 17889 9739 97 228 23 9,25
4 185 0,7 130 4 0,3 14042 8371 84 105 13 9,25
5 470 0,7 329 4 0,3 23755 13428 134 268 20 9,25
6 120 0,7 84 4 0,3 16643 8269 84 68 8 9,60
7 155 0,7 109 4 0,3 9357 4347 43 88 20 9,60
8 450 0,7 315 4 0,3 25771 14543 145 257 18 9,60
9 210 0,7 147 4 0,3 24611 13878 139 120 9 9,60/10,05
Totaal 2238 105627 82561 826 1276 15,5
Bij het ontwerp van het benodigde ruimtebeslag is het onderstaande principeprofiel (figuur 8.1)
gehanteerd.
Figuur 8.1 Principeprofiel watergang naast zandpaden met aansluitende bodempassage
zandpad
+9,20
2:3 2:3
watergang
ca. 3,42 m
+8,70
+8,46
0,75
2:3 2:3
0,50 m
+9,50
1:4 1:4
bodempassage
Variabel (minimaal 3,70 m
0,30
+9,25
0,50
1:4 1:4
+9,65
woonveld

Waterparagraaf
De Oosterhofsbeek wordt benut voor berging. In de beek wordt een knijpconstructie aangebracht,
zodat water vertraagd wordt afgevoerd richting het oppervlaktewater in het landelijk
gebied. Op deze manier zal bij regenbuien peilstijging in de beek en de hierop afvoerende
watergangen optreden.
Voor de Oosterhofsbeek is een strook van circa 20 m. opgenomen in het stedenbouwkundig
schetsontwerp. Dit biedt voldoende ruimte om een beek met accoladeprofiel te realiseren volgens
figuur 8.2.
Figuur 8.2 Principeprofiel Oosterhofsbeek (waterpeil bij gebruik van de berging)
1:3 1:3 1:3
19,8 m
2:3 2:3 2:3
15,6 m
1,0 m
Drooglegging 0,7 m
bij waterpeil NAP +8,70 m en
maaiveldhoogte NAP +9,20 m
NAP 8,7 m
Binnen dit principeprofiel is, in combinatie met de aan te brengen berging in de bodempassages,
langs de watergangen of tussen de woonvelden, voldoende berging te realiseren.
Vanuit de woonvelden zal vertraagde afvoer richting de berging van de Oosterhofsbeek plaatsvinden.
Het minimum bodempeil van de bestaande watergangen te liggen op 8,30m+NAP. Dit is
tevens het minimum bodempeil voor de groene Oosterhofsbeek. Het diepste deel van de watergang
heeft een bodembreedte van 1,0 m, is 0,20 m diep en heeft een talud van 2:3. Het talud
en de ligging van het diepste gedeelte van de beek is variabel, waardoor het mogelijk is de
beek op een speelse wijze door het plangebied te laten meanderen.
De groene berging ligt net boven de grondwaterspiegel op 8,50m+NAP. De groene berging
heeft een totale breedte van 19,80 meter. In natte perioden zal de beek watervoerend zijn, terwijl
in droge perioden de grondwaterstand zal uitzakken waardoor de beek droog valt.
Afhankelijk van de wijze van realisatie is de onderstaande tabel het maximaal toelaatbare afvoerdebiet
weergegeven.
Noord Zuid Totaal bruto
Totaal Woonvelden 74.283 77.410 151.693
Totaal buiten woonvelden 41.786 33.697 75.483
Totaal m 2 116.069 111.107 227.176
Oppervlak in hectare 11,60 11,11 22,71
Landelijke afvoer 2,4 l/s/ha (m 3 /s) 0,0279 0,0267 0,0545
NAP 9,2 m
8.4.2 Riolering
In het plangebied of de directe omgeving is nog geen vrijvervalstelsel aanwezig. Het vuilwater
uit ‘Het Opbroek’ moet dus via een rioolgemaal en een persleiding worden afgevoerd naar de
RWZI. Bij het ontwerp van het vuilwaterstelsel moet rekening worden gehouden met bestaande
drukriolering in het gebied. Met Gemeente Wierden zijn afspraken gemaakt over de plaats van
het gemaal en de plaats waar aangesloten wordt op de persleiding langs de N347.
GM-0017561 0
Pagina 21 van 22

Waterparagraaf
8.4.3 Grondwateroverlast/aanlegpeilen
De aanleghoogten van het plangebied zijn bepaald. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten
gebruikt voor het behalen van voldoende ontwateringsdiepte.
• Een minimale ontwateringsdiepte van:
° 0,7 m ter plaatse van de wegen;
° 0,5 m ter plaatse van openbaar of particulier groen;
° 0,3 m ter plaatse van de woningen bij kruipruimteloos bouwen;
° 0,70 m ter plaatse van kruipruimtes.
• De woningen staan minimaal 0,30 m boven de kruin van de weg.
• De molgoten hebben een maximale lengte van circa 100 m en een afschot van 3‰ (lange
goten zijn niet wenselijk omdat de goten dan erg breed en diep worden).
Op basis van deze uitgangspunten zijn de volgende aanleghoogten voor het plangebied
bepaald.
Tabel 8.2 Indicatieve aanlegpeilen t.p.v. wegen
Woonveld
nr.
Min. aanlegpeil
t.o.v. NAP (m)
Max. peil
midden
plangebied
Aanlegpeil
NAP (m)
Gem. huidig mv
t.o.v. NAP (m)
Gem. ophoging
(m)
1, 2, 3, 4, 5 9,65 9,95 9,25 0,74
6, 7, 8 10,00 10,30 9,60 0,55
9
10,00 (noord)
10,45 (zuid)
10,30
10,75
9,80
10,15
0,50
0,60
8.4.4 Waterkwaliteit (oppervlaktewater en grondwater)
Negatieve beïnvloeding van het omliggende gebied moet worden voorkomen. Dit betekent dat
in eerste instantie vervuilingsbronnen moeten worden beperkt. In het plan wordt hieraan invulling
gegeven door bij de bouw rekening te houden met het gebruik van niet-uitloogbare materialen
(DUurzaam BOuwen, DUBO). Ook voor de overige verharding geldt dat, bij de bouw en in
het beheer en onderhoud, rekening wordt gehouden met het gebruik van materialen en de inrichting
om vervuiling te voorkomen.
GM-0017561 0
Pagina 22 van 22

Bijlage 1
Ontwerp en fasering
GM-0017561 0

Noord
Zuid
Bijlage 1: Ontwerp en fasering
GM-0017561, revisie 0

Bijlage 2
Ontwateringsstructuur
GM-0017561 0

0 50 100 200 300 400 500 meter
Legenda
Plan grens
Oosterhofsbeek
Bestaande afwateringsstructuren
Het Opbroek
Afwateringsstruturen
Opdrachtgever: Gemeente Rijssen-Holten
Projectnummer: 295452
Status: definitief
Datum: 17-05-2011
Schaal: 1:5.000
Formaat: A3
Tekeningnummer: 295452_03
Get: RLV - Gec: HS
© Grontmij Nederland bv Alle rechten voorbehouden
´
Water & Energy
Locaties: Arnhem, Zwolle
Velperweg 26, 6824 BJ Arnhem
Postbus 485, 6800 AL Arnhem
T +31 26 355 83 55
F +31 26 455 92 81
www.grontmij.nl
Map Document: (C:\Program Files\ArcGIS\Bin\Templates\Grontmij\Grontmij_A1L.mxt)
02/12/2005 -- 15:18:34

Bijlage 3
Bergingsberekeningen
GM-0017561 0

Bijlage 3 : Bergingsberekeningen
Woonveld Noord
GM-0017561 0

Woonveld Zuid
GM-0017561 0
Bijlage 3 : Bergingsberekeningen

Bijlage 3 : Bergingsberekeningen
Woonveld Noord en Zuid
GM-0017561 0

Bijlage 4
Hoogteligging
GM-0017561 0

Bijlage 4: Hoogteligging
GM-0017561 0

Bijlage 5
Tracé persleiding
Bijlage 5: Tracé persleiding
GM-0017561 0

Notitie
Referentienummer Datum Kenmerk
99055788/RVs/NvK 23 augustus 2010 295452
Betreft
ligging rioolgemaal en persleiding Het Opbroek, Rijssen
1 Inleiding
Gemeente Rijssen-Holten is van plan de uitbreidingswijk ‘Het Opbroek’ te realiseren aan de oostkant
van Rijssen. Deze notitie is een korte beschrijving van de afweging van de locatiekeuze voor
het hoofdrioolgemaal en de ligging van de toekomstige persleiding van het gemaal naar de provinciale
weg.
2 Uitgangspunten
De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd:
fase 1: 400 woningen en fase 2: 800 woningen, dus totaal 1.200 woningen.
• Gemiddelde bezetting van 2,7 inwoners per woning.
• Maximale afvalwaterhoeveelheid is 12 l/inw/uur.
• Langs de provinciale weg komt een nieuwe persleiding van de gemeente te liggen, het afvalwater
uit de wijk Het Opbroek wordt afgevoerd naar deze nieuwe persleiding.
• Riolering van Het Opbroek wordt van het type gescheiden. Er wordt dus geen hemelwater
afgevoerd naar het rioolgemaal.
3 Capaciteit rioolgemaal
Het nieuw te realiseren rioolgemaal moet de volgende theoretische pompcapaciteit hebben:
• fase 1:
400 woningen x 2,7 inw/woning = 1.080 inwoners x 12 l/inw/uur = 13,0 m³/h.
• totaal:
1.200 woningen x 2,7 inw/woning = 3.240 inwoners x 12 l/inw/uur = 38,9 m³/h.
4 Rioolgemaal en persleiding
4.1 Rioolgemaal
Er is voor de uitbreidingswijk Het Opbroek gekozen voor één rioolgemaal in het midden van het
plangebied. Hierbij is de grootste afstand vanaf een woning tot het gemaal bepalend voor de
diepteligging van het gemaal. In onderstaand plaatje is de ligging globaal weergegeven. De
grootste afstand vanaf de meest zuidoostelijke punt van bouwblok 2C tot aan het gemaal is ca.
1.150 meter. Het afschot van de riolering is als volgt geschat:
• 1 e 100 meter: 4‰;
• 2 e 100 meter: 3‰;
• rest: 2‰.
Daarnaast is gerekend met een dekking op de buis van 1,2 meter en een beginstreng van
Ø 300mm. Hieruit volgt een diepteligging bij het rioolgemaal van: 4,1 meter. Indien de gemeente
de riolering niet zo diep wil aanleggen, moeten er twee rioolgemalen voor deze woonwijk worden
aangelegd. Hierbij kunnen het noordelijk en zuidelijk deel ieder worden voorzien van een apart
rioolgemaal.

Referentienummer Pagina
99055788/RVs/NvK 2 van 2
4.2 Persleiding
De ligging van de persleiding, langs de provinciale weg, is in onderstaande figuur in blauw weergegeven.
Een mogelijk tracé voor de ligging van de persleiding vanaf het rioolgemaal naar de
provinciale weg, is in de figuur aangegeven in rood. Dit tracé is het makkelijkste te realiseren in
verband met eigendom van percelen en aanwezigheid van bestaande infrastructuur.
De hoogteligging van het gebied verloopt globaal van NAP +9,50 m in het zuiden, tot
NAP +8,90 m in het noorden. Deze hoogteligging is makkelijk te overbruggen bij het aanleggen
van de riolering.
De riolering in het gebied moet op een gegeven moment kruisen met de watergangen. Deze kruising
kan worden uitgevoerd als zinker of bijvoorbeeld met een dam. Het nadeel van een zinkerconstructie
is de grotere kans op vervuiling/verstopping van de leiding. Als de watergang dieper
wordt gekruist, is het nodig om het rioolgemaal dieper aan te leggen of om toch te kiezen voor
twee rioolgemalen. In dat geval wordt geadviseerd om bijvoorbeeld het zuidelijke gemaal te laten
verpompen naar het noordelijk gemaal en vervolgens het afvalwater met één persleiding richting
de provinciale weg te transporteren.