Toetstermen Theorie Autospuiten (niveau 2) - VOC
Toetstermen Theorie Autospuiten (niveau 2) - VOC
Toetstermen Theorie Autospuiten (niveau 2) - VOC
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.1 Carrosserie- en interieurdelen.<br />
2.1.1.1 Noemen en herkennen van de uitvoeringsvormen van carrosserieën.<br />
2.1.1.2 Verklaren van de type-aanduidingen vermeld op carrosserieën.<br />
2.1.1.3 Omschrijven van de begrippen:<br />
- zelfdragende carrosserieën,<br />
- gedeeltelijk-zelfdragende carrosserieën,<br />
- niet-zelfdragende carrosserieën,<br />
- sub-frames,<br />
- veiligheidscarrosserieën,<br />
- kooiconstructies,<br />
- kreukelzones.<br />
2.1.1.4 Noemen van de doelen, respectievelijk om schrijven van de constructieve principes, van:<br />
- carrosserieën (al dan niet zelfdragend en gedeeltelijk zelfdragend),<br />
- chassis,<br />
- sub-frames,<br />
- veiligheidscarrosserieën,<br />
- kooiconstructies,<br />
- kreukelzones.<br />
2.1.1.5 Omschrijven van het begrip "energie absorberend gedeelte van het voertuig"; verklaren van de werking van<br />
kreukelzones, bij aanrijdingen.<br />
2.1.1.6 Noemen van de doelen van bumpers en hun ophanging (in relatie tot parkeren en kreukelzones).<br />
2.1.1.7 Omschrijven, eventueel toegelicht met schets, van algemeen voorkomende energie absorberende bumpers en<br />
bum perophangingen:<br />
- de constructieve uitvoeringen,<br />
- de in die constructies verwerkte principes.<br />
2.1.1.8 Noemen van de doelen van:<br />
- kentekenplaten,<br />
- NL-platen,<br />
- lijsten en strips.<br />
2.1.1.9 Noemen van de wettelijke eisen, gesteld aan de uitvoeringsvormen van, respectievelijk aan het plaatsen van:<br />
- kentekenplaten,<br />
- NL-platen,<br />
- buitenspiegels.<br />
2.1.1.10 Noemen van de uitvoeringsvormen van:<br />
- stelinrichtingen van buitenspiegels,<br />
- antennes.<br />
2.1.1.11 Noemen van de bevestigingsmiddelen van lijsten, strips, emblemen, kentekenplaten en buitenspiegels.<br />
2.1.1.12 Omschrijven het aanbrengen van lijsten, strips, emblemen, kentekenplaten en buitenspiegels, eventueel aan<br />
de hand van montagevoorschriften.<br />
2.1.1.13 Noemen van de mogelijke gevolgen van slecht aanbrengen van:<br />
- antennes,<br />
- tochtschermen,<br />
- lijsten en strips,<br />
- emblemen,<br />
- kentekenplaten,<br />
- buitenspiegels.<br />
2.1.1.14 Noemen van de doelen van:<br />
- bekledingspanelen,<br />
- de folie achter bekledingspanelen.<br />
2.1.1.15 Omschrijven, eventueel toegelicht met schets, van de opbouw van bekledings panelen.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.1.16 Noemen van de bevestigingsmiddelen van bekledingspanelen; omschrijven van de uitvoerings vormen van:<br />
- geschroefde verbindingen,<br />
- geklemde verbindingen.<br />
2.1.1.17 Omschrijven het aanbrengen/verwijderen van bekledingspanelen.<br />
2.1.1.18 Noemen van de mogelijke gevolgen van het:<br />
- niet of slordig aanbrengen van folie achter bekledingspanelen,<br />
- los nemen van bekledingspanelen, zonder het gebruik van wippers of met behulp van verkeerd gereedschap.<br />
2.1.1.19 Omschrijven van de begrippen:<br />
- passieve veiligheid,<br />
- actieve veiligheid.<br />
2.1.1.20 Omschrijven van het doel van passieve- en actieve veiligheid.<br />
2.1.1.21 Noemen van de hoofdgroepen waarin actieve- en passieve veiligheid kan worden ingedeeld.<br />
2.1.1.22 Noemen van de voorzieningen in voertuigen die vallen onder de:<br />
- passieve veiligheid,<br />
- actieve veiligheid.<br />
2.1.1.23 Omschrijven van de veiligheidseisen aan:<br />
- dashboards en binnenbekledingen,<br />
- binnenopeners en raamslingers,<br />
- stoelen en hoofdsteunen,<br />
- veiligheidssturen.<br />
2.1.1.24 Noemen van veiligheidsgordels/gordelspanners:<br />
- de uitvoeringsvormen,<br />
- per uitvoeringsvorm, de mogelijke bevestigingspunten,<br />
- de aan sluitingen gestelde eisen.<br />
2.1.1.25 Omschrijven van de openhoudsystem en van:<br />
- motorkappen,<br />
- kofferdeksels,<br />
- achterkleppen,<br />
- portieren,<br />
- schuifdeuren,<br />
- schuifdaken.<br />
2.1.1.26 Noemen van de voorkomende stelmogelijkheden van:<br />
- motorkappen,<br />
- kofferdeksels,<br />
- achterkleppen,<br />
- portieren,<br />
- schuifdeuren,<br />
- geschroefde schermen,<br />
- geschroefde frontplaten.<br />
2.1.1.27 Noemen van de mogelijke gevolgen van slecht uitlijnen van:<br />
- motorkappen,<br />
- kofferdeksels,<br />
- achterkleppen,<br />
- schermen,<br />
- frontplaten.<br />
2.1.1.28 Omschrijven van de relatie tussen een kreukelzone en:<br />
- de motorkap,<br />
- het kofferdeksel,<br />
- de achterklep,<br />
- de deuren,<br />
- de trekhaak.<br />
2.1.1.29 Omschrijven van grilles de:<br />
- constructies van losse en geïntegreerde uitvoeringen,<br />
- samenhang met kreukelzones.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.2 Voorbewerken van ondergronden<br />
Reinigen.<br />
2.1.2.1 Noemen van de redenen waarom vuil moet worden verwijderd.<br />
2.1.2.2 Omschrijven, eventueel toegelicht met schets, van de vormen waarin vuil op het oppervlak van een object<br />
aanwezig kan zijn.<br />
2.1.2.3 Noemen van de punten die de keuze van een reinigingsmethode bepalen.<br />
2.1.2.4 Omschrijven wat wordt verstaan onder een:<br />
- emulsie,<br />
- emulgator.<br />
2.1.2.5 Noemen wat bij een hogedrukspuit onder de reactiedruk wordt verstaan en noemen de waarden die te samen<br />
de grootte van de reactiedruk bepalen.<br />
2.1.2.6 Noemen van de:<br />
- functie van een reinigingsmiddel,<br />
- eigenschappen waaraan een goed reinigingsmiddel moet voldoen,<br />
- hoofdgroepen waarin reinigingsmiddelen zijn onder te verdelen.<br />
2.1.2.7 Omschrijven van de hoofdbestanddelen van een reinigingsmiddel op basis van water.<br />
2.1.2.8 Noemen van de aandachtspunten, eventueel aan de hand van gebruiksaanwijzingen, bij het omgaan met<br />
reinigingsapparaten betreffende:<br />
- de persoonlijke veiligheid,<br />
- het voorkomen van schade aan componenten,<br />
- de doorvoeropeningen in de carrosserieën,<br />
- de werkvloer,<br />
- de afvoer van verwijderd vuil.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
Veiligheid en persoonlijke bescherming.<br />
2.1.2.9 Noemen van opslagkasten en opslagkluizen:<br />
- de maximale toegestane hoeveelheid verfmaterialen, oplos- en verdunningsmiddelen die mogen<br />
worden opgeslagen,<br />
- het doel van de opvangbak,<br />
- de eis met betrekking tot het volume van de opvangbak,<br />
- de eis waarom ventilatie/afzuiging noodzakelijk is.<br />
2.1.2.10 Noemen van de persoonlijke beschermings middelen, te gebruiken bij het verwerken van verfmaterialen en ter<br />
bescherming van:<br />
- de huid,<br />
- het haar,<br />
- de luchtwegen,<br />
- het gehoor,<br />
- de ogen.<br />
2.1.2.11 Noemen, per persoonlijk beschermings middel, de mogelijke gevolgen wegens het niet gebruiken van dit<br />
middel.<br />
2.1.2.12 Noemen van het beschermingsmiddel dat bescherming biedt (de beschermingsmiddelen die bescherming<br />
bieden), tegen de nadelige invloeden van schadelijke stoffen in verfmaterialen, in de vorm van:<br />
- dampen,<br />
- nevels,<br />
- vloeistoffen,<br />
- stof.<br />
2.1.2.13 Verklaren van de coderingen die op stof- en gasfilters staan vermeld.<br />
2.1.2.14 Noemen welke aanduidingen op een veiligheids etiket verplicht zijn; noemen van de betekenis, van een<br />
gegeven veiligheidssymbool.<br />
2.1.2.15 Noemen van het doel van produktveiligheidsbladen.<br />
2.1.2.16 Aangeven welke informatie op produktveiligheidsbladen staat vermeld.<br />
2.1.2.17 Omschrijven van de inhoudelijke betekenis van:<br />
- S-zinnen (de veiligheidsaanbevelingen),<br />
- R-zinnen (de aanwijzingen over het soort gevaar).
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
Ontvetten.<br />
2.1.2.18 Noemen van:<br />
- de doelen van ontvetten,<br />
- de hoofdgroepen, waarin ontvettingsmiddelen zijn onderverdeeld,<br />
- het specifieke toepassingsgebied, per hoofdgroep ontvettingsmiddel,<br />
- de aandachtspunten, bij het werken met ontvettingsmiddelen,<br />
- de mogelijke gevolgen, als onvoldoende ontvettingsmiddel is aangebracht,<br />
- de mogelijke gevolgen van condens vorming ná ontvetten,<br />
- de gevaren, bij het werken met verdampende ontvettingsmiddelen.<br />
2.1.2.19 Omschrijven de techniek van het handmatig ontvetten.<br />
2.1.2.20 Noemen:<br />
- waarom de temperatuur van het te behandelen voorwerp, in relatie tot de omgevingstemperatuur,<br />
belangrijk is,<br />
- waardoor tijdens het ontvetten van voorwerpen die de omgevingstemperatuur hebben, toch nog<br />
condensvorming kan ontstaan,<br />
- waarom te ontvetten grote oppervlakken, in gedeelten moeten worden ontvet,<br />
- waarom ontvette oppervlakken moeten worden drooggewreven, met behulp van een schone doek,<br />
- waarom ontvettingsmiddelen moeten worden aangebracht, in voldoende mate,<br />
- van de gevolgen van onvoldoende aandacht voor de randen en hoeken, bij het ontvetten van<br />
carrosseriedelen.<br />
2.1.2.21 Noemen van de eisen gesteld aan doeken t.b.v. het ontvetten.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.3 Schuren en stralen<br />
Schuurmiddelen, schuurgereedschappen en transportprimers.<br />
2.1.3.1 Verklaren van:<br />
- het begrip schuren,<br />
- de doelen van het schuren,<br />
- de begrippen droog schuren en nat schuren.<br />
2.1.3.2 Noemen wanneer bij het handschuren hulpgereedschap moet worden gebruikt; verklaren waarom die<br />
hulpmiddelen nodig zijn.<br />
2.1.3.3 Noemen respectievelijk herkennen, van de materiaalsoorten die droog moeten worden geschuurd; noemen<br />
van de redenen voor dit droog schuren.<br />
2.1.3.4 Van de in de sector carrosserie-herstellen algemeen gebruikelijke schuurmachines de:<br />
- soorten van schuurpatronen om schrijven,<br />
- soorten van schuurpatronen herkennen,<br />
- toepassingsgebieden noemen,<br />
- de wijze van schuren omschrijven.<br />
2.1.3.5 Van de in de sector carrosserie-herstellen algemeen gebruikelijke schuurmaterialen de:<br />
- soorten noemen, herkennen,<br />
- handelsmaten noemen, herkennen,<br />
- vereiste wijze van opslag omschrijven; de noodzaak daarvan verklaren,<br />
- gevolgen van foutieve opslag noemen, herkennen,<br />
- coderingen vermeldt op de achterzijde van het schuurmateriaal, verklaren.<br />
2.1.3.6 Per soort schuurmateriaal (zie 2.1.3.5):<br />
- de samenstelling herkennen, omschrijven (soort van de korrel, wijze van bestrooiing, wijze van belijming,<br />
soort van de rug/web/raster, coating),<br />
- het toepassingsgebied noemen (nat schuren/droog schuren, handschuren/machinaal schuren, soort van<br />
ondergrond).<br />
2.1.3.7 Noemen, per toepassingsgebied en per schuurbewerking en in relatie tot de aan te brengen verfmateriaal, de<br />
grofte van de schuurkorrels; noemen van de factoren die bepalend zijn, voor de keuze van de grofte van de<br />
schuurkorrels.<br />
2.1.3.8 Noemen van de noodzaken, van het afzuigen van schuurstof.<br />
2.1.3.9 Van de in de sector carrosserie-herstellen algemeen gebruikelijke schuurstof-afzuigsys temen omschrijven de:<br />
- principiële uitvoeringsvormen,<br />
- werkingsprincipes.<br />
2.1.3.10 Van de in de sector carrosserie-herstellen algemeen gebruikelijke schuurpads de:<br />
- uitvoeringsvormen noemen, omschrijven,<br />
- de functie van de gaten, zijgleuven en zijkanalen noemen,<br />
- de toepassingsgebieden noemen.<br />
2.1.3.11 Noemen, respectievelijk herkennen, van schuurfouten en hun gevolgen; omschrijven hoe schuurfouten<br />
kunnen worden vermeden.<br />
2.1.3.12 Omschrijven het doel van het vóór het schuren aanbrengen van een controlelaag op het te schuren oppervlak.<br />
2.1.3.13 Noemen de materialen die kunnen worden gebruikt voor de onder 2.1.3.12 genoemde controlelaag.<br />
2.1.3.14 Verklaren, wanneer trans portprimers:<br />
- volledig moeten worden verwijderd,<br />
- niet hoeven te worden verwijderd, maar wel mogen worden doorgeschuurd,<br />
- uitsluitend mogen worden "opgeruwd".<br />
2.1.3.15 Noemen van de uiterlijke kenmerken die bepalend zijn voor de keuze tussen: trans portprimer verwijderen,<br />
respectievelijk niet verwijderen.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
Stralen.<br />
2.1.3.16 Noemen van:<br />
- de doelen van stralen,<br />
- de hoofdgroepen waarin straalmiddelen zijn onderverdeeld,<br />
- het specifieke toepassingsgebied, per hoofdgroep straalmiddel.<br />
2.1.3.17 Verklaren van het begrip:<br />
- stralen,<br />
- kinetische energie van deeltjes straalmiddel,<br />
- "eenmalige" straalmiddelen,<br />
- terugwinbare straalmiddelen,<br />
- maximum aantal circulaties van een straalmiddel,<br />
- roestgraad (van te stralen oppervlakken),<br />
- reinheidsgraad (de Zweedse norm), betrekking hebbend op straalresultaat.<br />
2.1.3.18 Verklaren waarom een straalmiddel absoluut vrij moet zijn van:<br />
- kwarts,<br />
- koper.<br />
2.1.3.19 Noemen van de punten waarop tijdens stralen moet worden gelet, voor wat betreft de:<br />
- objecten,<br />
- werkruimten,<br />
- persoonlijke veiligheid.<br />
2.1.3.20 Verklaren hoe tijdens stralen, rek in carros serieplaat kan worden beperkt.<br />
2.1.3.21 Verklaren waarom de naar een straalapparaat toegevoerde pers lucht, vrij moet zijn van olie- en<br />
waterbestanddelen.<br />
2.1.3.22 Verklaren waarom:<br />
- metalen oppervlakken van een beschermende laag moeten worden voorzien, direct ná stralen,<br />
- het aan te bevelen is eerst te schuren, alvorens plaatselijk te stralen.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.4 Middelen voor het voorbewerken van ondergronden<br />
Afplakken.<br />
2.1.4.1 Noemen van de doelen van afplakken.<br />
2.1.4.2 Noemen van de gevolgen van:<br />
- onzorgvuldig afplakken,<br />
- het gebruik van plakband van onvoldoende kwaliteit,<br />
- het gebruik van afdekmiddelen van onvoldoende kwaliteit.<br />
2.1.4.3 Omschrijven bij plakband van de begrippen:<br />
- adhesie,<br />
- cohesie.<br />
2.1.4.4 Noemen:<br />
- van de soorten afplakband en afdekmiddelen,<br />
- van de eigenschappen per soort afplakband en afdekmiddel,<br />
- van het specifieke toepassingsgebied en de wijze van aanbrengen, per soort afplakband en afdekmiddel,<br />
- van de eisen, gesteld aan de opslag van afplakband en afdekpapier,<br />
- van de eisen gesteld aan de kwaliteit van afplakband, afplakpapier en afdekfolie,<br />
- de geadviseerde maximum- en de minimum omgvings/objecttemperatuur, tijdens het verwerken van<br />
afplakband, afplakpapier en afdekfolie,<br />
- de geadviseerde maximale relatieve vochtigheid van de lucht, tijdens het verwerken van afplakband,<br />
afplakpapier en afdekfolie,<br />
- de mogelijke gevolgen die ontstaan met een vochtige ondergrond die met een afdekfolie is afgedekt en die<br />
geforceerd wordt gedroogd op ca. 60 0 C.<br />
2.1.4.5 Omschrijven, eventueel toegelicht met schetsen:<br />
- waarom afplakband, maar weinig mag worden gerekt,<br />
- wat onder zwevend-afplakken wordt verstaan,<br />
- wat door zwevend af te plakken, wordt voorkomen,<br />
- wanneer zwevend-afplakken moet worden toegepast,<br />
- wanneer een koord of kunststof wig onder raamrubbers wordt aangebracht,<br />
- wat wordt voorkomen, door koord of kunststof wig onder raam rubbers, aan te brengen,<br />
- waarop moet worden gelet bij het afplakken van een hol vlak en langs lange rechte lijnen.<br />
2.1.4.6 Noemen van de soorten afplakapparaten en het doel van dergelijke apparaten.<br />
2.1.4.7 Noemen van de soorten papier- en blikpersen en het doel van dergelijke apparaten.<br />
2.1.4.8 Noemen, wanneer het aanbeveling verdient:<br />
- afdekpapier in twee lagen aan te brengen,<br />
- eerst een kunststof plakband aan te brengen, pas daarna een meer gebruikelijke soort van afplakband,<br />
- maskeerkleefstrip i.p.v. afplakband te gebruiken.<br />
2.1.4.9 Noemen waarom het aanbeveling verdient, afplakband:<br />
- te vervangen vóór het aanbrengen van aflak,<br />
- nog niet te verwijderen, wanneer de laklaag nog vrij zacht is,<br />
- te verwijderen, voordat de laklaag doorgehard is.<br />
2.1.4.10 Noemen van de materialen waarmee lijmresten kunnen worden verwijderd.<br />
2.1.4.11 Noemen wat kan gebeuren, als afdekpapier en/of afdekfolie ná afscheuren van de rol, in het traject tussen het<br />
afscheuren en het aanbrengen op het object, op een te korte afstand van de werkplaats vloer wordt gehouden.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
Stof verwijderen, afblazen en afkleven.<br />
2.1.4.12 Noemen op welke wijze stof van een oppervlak kan worden verwijderd.<br />
2.1.4.13 Noemen welke handelingen moeten worden verricht om een stofvrij eindresultaat te bereiken.<br />
2.1.4.14 Noemen, waarom het aanbeveling verdient kieren en naden grondig uit te blazen, alvorens wordt afgeplakt,<br />
c.q. een verfmateriaal wordt aangebracht.<br />
2.1.4.15 Noemen van de typen afblaas- en uitblaaspistolen:<br />
- de uitvoeringsvorm,<br />
- de werking,<br />
- het doel/toepassingsgebied.<br />
2.1.4.16 Noemen van de soorten “kleefdoeken”.<br />
2.1.4.17 Omschrijven van de opbouw van “kleefdoeken”.<br />
2.1.4.18 Noemen:<br />
- van de momenten dat een oppervlak moet worden afgenomen, met behulp van een “kleefdoek”,<br />
- wat kan worden voorkomen, door het gebruik van een “kleefdoek”,<br />
- waardoor op een met een bepaalde “kleefdoek" behandeld oppervlak hars kan achterblijven.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
Plamuren.<br />
De hierna geformuleerde eisen ten aanzien van de kennis van plamuren, hebben uitsluitend betrekking op:<br />
- polyester mes- en kwastplamuren,<br />
- met glasvezel versterkte polyesterplamuren,<br />
- poriënvuller voor kunststoffen.<br />
2.1.4.19 Noemen van de in het carrosseriebedrijf gebruikte gereedschappen voor het aanbrengen van plamuur;<br />
per soort aangeven:<br />
- de opbouw (indien van toepassing),<br />
- het specifieke toepas singsgebied,<br />
- de wijze van toepassing.<br />
2.1.4.20 Omschrijven van het begrip potlife.<br />
2.1.4.21 Aangeven van plamuren, eventueel aan de hand van technische informaties, - informatie betreffende:<br />
- de punten waarop moet worden gelet, om veilig het materiaal te verwerken,<br />
- de wijze van opslag,<br />
- de houdbaarheid,<br />
- de mengverhouding in volumedelen stammateriaal en verharder,<br />
- de potlife,<br />
- de geadviseerde maximum- en de minimum omgevings/objecttemperatuur, tijdens het verwerken,<br />
- de geadviseerde maximale relatieve vochtigheid van de lucht, tijdens het verwerken,<br />
- het reinigen van de gereedschappen, de omgeving en de huid.<br />
2.1.4.22 Noemen van de:<br />
- eigenschappen van de in de sector carrosserie-herstellen gebruikelijke plamuren,<br />
- factoren waarvan de potlife afhankelijk is, respectievelijk waarvan de droogtijden afhankelijk zijn.<br />
2.1.4.23 Verklaren van de pictogrammen die worden gebruikt om de verwerking/bewerking en opslag van verfmaterialen<br />
duidelijk te maken.<br />
2.1.4.24 Noemen per soort plamuur de:<br />
- voornaamste bestanddelen van het stammateriaal,<br />
- voornaamste bestanddelen van de verharder,<br />
- ondergronden (materiaalsoorten) waarover de plamuur mag worden aangebracht,<br />
- eisen, die aan de ondergronden zijn te stellen,<br />
- wijze waarop de componenten moeten worden gemengd.<br />
2.1.4.25 Verklaren, waarom:<br />
- polyesterplamuren uitsluitend mogen worden aangebracht op kaal metaal, op 2k-epoxyprimers/surfacers,<br />
- moet worden voorkomen, dat er vocht kan komen aan de achterzijden van plekken met polyesterplamuur,<br />
- het is aan te bevelen geschuurde vlakken van polyesterplamuur af te sluiten, voordat een surfacer wordt<br />
aangebracht,<br />
- het is aan te bevelen een eventuele wasachtige laag op een polyesterplamuur te verwijderen<br />
alvorens de plamuur te schuren.<br />
2.1.4.26 Noemen van de punten waarop moet worden gelet bij het:<br />
- voorbewerken van te plamuren plekken en de directe omgeving daarvan,<br />
- schuren van geplamuurde en de directe omgeving daarvan (in relatie tot de gewenste eindkwaliteit van de<br />
aflak).<br />
2.1.4.27 Noemen van de gevolgen als een plamuur is:<br />
- verwerkt bij een te hoge relatieve vochtigheid van de lucht in de werkruimte,<br />
- verwerkt bij een te lage temperatuur, respectievelijk een te hoge tem peratuur, van het object en/of in de<br />
werkruimte.<br />
2.1.4.28 Noemen van de gevolgen, als een plamuur is verwerkt, waarvan:<br />
- het stammateriaal en de verharder in een verkeerde verhouding zijn gemengd,<br />
- het stammateriaal en de verharder onvoldoende zijn vermengd,<br />
- de potlife is overschreden.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
Afbijten<br />
2.1.4.29 Noemen van:<br />
- de hoofdgroepen waarin afbijtmiddelen zijn onderverdeeld,<br />
- het toepassingsgebied, voor afbijtmiddelen,<br />
- de gevaren, bij het werken met afbijtmiddelen,<br />
- de gevolgen ná afbijten, van onvoldoende uitgespoelde naden,<br />
- de functie van paraffine, verdikkingsmiddel, oplosmiddel en activator in afbijtmiddelen,<br />
- de wijze waarop afbijtmiddelen dienen te worden toegepast.<br />
2.1.4.30 Noemen van de punten waarop moet worden gelet bij het:<br />
- toepassen van afbijtmiddelen,<br />
- nabehandelen van afgebeten oppervlakken,<br />
- bewerken van nabehandelde afgebeten oppervlakken, vóór het aanbrengen van de eerste laag van het<br />
laksysteem,<br />
- afvoeren van afbijtresten.<br />
2.1.4.31 Verklaren:<br />
- wanneer afbijten in plaats van schuren, de voorkeur heeft,<br />
- waarom de daartoe in aanmerking komende kunststof- en rubbervlakken moeten worden afgeplakt, alvorens<br />
tot afbijten wordt overgegaan,<br />
- waarom af te bijten oppervlakken moeten worden afgeplakt, ongeveer 20 mm vóór de grens tussen de af-tebijten<br />
en niet-af-te-bijten gedeelten,<br />
- waarom bij sommige afbijtmiddelen in het deksel van de bus een gat moet worden gemaakt, vóór het<br />
openen van de bus.<br />
2.1.4.32 Noemen waarom het aanbeveling verdient, afplakband te verwijderen, direct na het afbijten.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.5 Afleveren<br />
Afleveren<br />
2.1.5.1 Noemen van de doelen van het afleveringsklaar-maken van voertuigen.<br />
2.1.5.2 Noemen en/of beschrijven van de geëigende preparaten en werkwijzen voor het reinigen en voor zover<br />
relevant beschermen van:<br />
- ruiten,<br />
- geanodiseerde-, verchroomde- en roestvaststalen delen,<br />
- dichtings- en montagerubbers,<br />
- bekledingsstoffen,<br />
- vloerbedekkingen,<br />
- kunststofdelen, inclusief kleurophalen,<br />
- banden, inclusief kleurophalen.<br />
2.1.5.3 Omschrijven van het bijwerken van kleine lakbeschadigingen; daarbij aangeven de te gebruiken materialen,<br />
hulpmiddelen en gereedschappen.<br />
2.1.5.4 Omschrijven van het poetsen van laklagen en kunststoffen; daarbij aangeven de te gebruiken materialen,<br />
hulpmiddelen en gereedschappen.<br />
2.1.5.5 Omschrijven van het aanbrengen van plakbiezen/teksten en stickers.<br />
2.1.5.6 Noemen van de soorten van producten die nodig (kunnen) zijn om, vlakken waarop plakbiezen/teksten en<br />
stikkers moeten worden aangebracht, schoon en vetvrij te maken, respectievelijk nodig (kunnen) zijn, om<br />
van plakbiezen/teksten en stickers achtergebleven lijm resten te verwijderen.<br />
2.1.5.7 Noemen van de wijzen waarop de uiteinden van plakbiezen kunnen worden afgewerkt, ten einde de kans op<br />
het loswerken van die uiteinden te verkleinen.<br />
2.1.5.8 Verklaren waarom plakbiezen tijdens het aanbrengen niet overmatig mogen worden gerekt.<br />
2.1.5.9 Omschrijven het verwijderen van plakbiezen/teksten en stickers.<br />
2.1.5.10 Weergeven van een afleveringscontrolelijst (checklist).<br />
2.1.5.11 Noemen en omschrijven waarop moet worden gelet bij de controle van de wettelijk voorgeschreven<br />
verlichtings- en signaalunits.<br />
Elektrische installaties<br />
2.1.5.12 Verklaren waarom van batterijen niet zondermeer de massakabel mag worden losgenomen, maar moet worden<br />
overbrugd.<br />
2.1.5.13 Noemen van stekerverbindingen:<br />
- de punten waarop moet worden gelet, bij het los nemen en monteren van de verbinding,<br />
- waarom het aanbeveling verdient, de delen van losgenomen stekerverbindingen af te plakken.<br />
2.1.5.14 Noemen van de punten waarop moet worden gelet, bij het los nemen en monteren van verlichtings- en<br />
signaalapparatuur en lampen.<br />
2.1.5.15 Noemen:<br />
- van de maten, waaraan de afstelling van de lichtbundels vanuit koplam pen moeten voldoen.<br />
2.1.5.16 Noemen van de aan stralenbundels van koplampen gestelde eisen.<br />
2.1.5.17 Noemen het vermogen van gloeilampen in relatie tot de functie.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.6 Verbindingen, borging en elektrochemische corrosie.<br />
2.1.6.1 Noemen van de specifieke toepassingsgebieden voor het maken van verbindingen door middel van:<br />
- schroef- en boutverbindingen,<br />
- klinken,<br />
- treknagels/spreidnagels,<br />
- lijmen.<br />
en de daarbij benodigde gereedschappen.<br />
2.1.6.2 Noemen van het doel en uitvoerings- vormen/soorten van het gebruik van:<br />
- schroevendraaiers (hand, elektrisch, pneumatisch),<br />
- sleutels (hand, elektrisch, pneumatisch),<br />
- tangen.<br />
2.1.6.3 Noemen en herkennen (inclusief de aanduiding) de schroefdraadsoorten:<br />
- metrische schroefdraad,<br />
- unie schroefdraad,<br />
De genoemde schroefdraden in de uitvoering rechts/links.<br />
2.1.6.4 Omschrijven waarom bij vervanging van schroefbouten, schroeven en moeren de klasse-aanduiding moet<br />
worden aangehouden die op de te vervangen exemplaren staat vermeldt.<br />
2.1.6.5 Omschrijven en eventueel toegelicht met schetsen wat wordt verstaan onder een:<br />
- schroefbout,<br />
- tapeind,<br />
- schroef,<br />
- moer.<br />
2.1.6.6 Noemen en herkennen van de uitvoeringsvormen (inclusief aandrijfprofiel) van:<br />
- schroefbouten,<br />
- tapeinden,<br />
- schroeven,<br />
- moeren.<br />
2.1.6.7 Noemen van de eigenschappen van de aandrijfprofielen die op of in de in de bedrijfstak gebruikte<br />
bevestigingsartikelen voorkomen.<br />
2.1.6.8 Omschrijven, eventueel toegelicht met schetsen, de bestellengte van:<br />
- schroefbouten,<br />
- tapeinden,<br />
- schroeven.<br />
2.1.6.9 Omschrijven waardoor bij boutverbindingen de juiste klemkracht kan worden verkregen en de daarbij benodigde<br />
gereedschappen.<br />
2.1.6.10 Noemen en herkennen van de methoden van borgen van schroefdraadverbindingen die aan trillingen zijn<br />
blootgesteld.<br />
2.1.6.11 Noemen en herkennen van de borgelementen die in de bedrijfstak worden gebruikt.<br />
2.1.6.12 Noemen de vormen waarin zich elektrochemische corrosie kan voordoen.<br />
2.1.6.13 Omschrijven, eventueel toegelicht met schetsen, het ontstaan van elektrochemische corrosie:<br />
- tussen twee verschillende metalen,<br />
- tussen twee in naam dezelfde metalen, waarvan de samenstellingen verschillend zijn,<br />
- op het oppervlak van een blank metaal.<br />
2.1.6.14 Noemen en herkennen, eventueel toegelicht met schets en en herkennen van oplossingen die het ontstaan<br />
van elektrochemische corrosie voorkomen.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.7 Ruiten.<br />
2.1.7.1 Omschrijven van de invloed van ruiten op de stijfheid van:<br />
- niet-dragende carrosserieën,<br />
- gedeeltelijk dragende carrosserieën,<br />
- zelfdragende carrosserieën.<br />
2.1.7.2 Aangeven het verwijderen en aanbrengen van gelijmde ruiten.<br />
2.1.7.3 Noemen waarom het centreren en fixeren van te lijmen ruiten nodig is.<br />
2.1.7.4 Noemen van de gereedschappen en hulpmiddelen, voorkomend bij het verwijderen en aanbrengen van<br />
gelijmde ruiten; noemen van de toepassingen van de gereedschappen en hulpmiddelen.<br />
2.1.7.5 Noemen van de mogelijke gevolgen van:<br />
- onvoldoende gereinigde en niet-gereinigde sponningen,<br />
- slecht aangebrachte ruiten,<br />
- slecht gecentreerde gelijmde ruiten,<br />
- niet verwijderen van afstandblokjes, ná centreren,<br />
- te korte uithardingstijd bij airbags<br />
2.1.7.6 Omschrijven van reparatiemogelijkheden van gelaagde ruiten.<br />
2.1.7.7 Omschrijven van de:<br />
- opbouw van gelaagde ruiten,<br />
- eigenschappen van de in gelaagde ruiten verwerkte materialen,<br />
- eigenschappen bij breuk, van gelaagde ruiten,<br />
- eigenschappen bij breuk, van geharde ruiten,<br />
- uitvoeringsvormen van rubbervattingen, alsmede de eventuele bijbehorende lijsten.<br />
2.1.7.8 Aangeven hoe gelaagde- en geharde ruiten in gemonteerde- en gedemonteerde toestand kunnen worden<br />
herkend.<br />
2.1.7.9 Aangeven het verwijderen en aanbrengen van in rubber gevatte ruiten.<br />
2.1.7.10 Noemen van de gereedschappen en hulpmiddelen, voorkomend bij het verwijderen en aanbrengen van in rubber<br />
gevatte ruiten; noemen van de toepas singen van de gereedschappen en hulpmiddelen.<br />
2.1.7.11 Noemen van de mogelijke gevolgen van:<br />
- onvoldoende gereinigde en niet-gereinigde sponningen,<br />
- slecht aangebrachte in rubber gevatte ruiten.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.8 Kitten en beschermingsmaterialen.<br />
2.1.8.1 Omschrijven van het begrip:<br />
- thixotroop,<br />
- hydrofoob,<br />
- inert,<br />
- kruipende eigenschap,<br />
- imploderen,<br />
- capillaire werking.<br />
2.1.8.2 Aangeven van dichtingsmaterialen (-kitten), eventueel aan de hand van technische informaties, informatie<br />
betreffende:<br />
- de toepassingsgebieden (doelen en ondergronden),<br />
- de overspuitbaarheid,<br />
- de wijze van opslag,<br />
- de houdbaarheid,<br />
- de veiligheid (inclusief veiligheidsetikettering),<br />
- de verwerking,<br />
- het reinigen van gereedschappen, omgeving en de huid.<br />
2.1.8.3 Noemen van de hoofdgroepen van kitten; omschrijven van de eigenschappen van de hoofdgroepen:<br />
- plastische kitten,<br />
- elastische kitten,<br />
- plastisch-elastische kitten.<br />
2.1.8.4 Omschrijven bij kitten van de begrippen:<br />
- elasticiteit,<br />
- plasticiteit,<br />
- adhesie,<br />
- cohesie.<br />
2.1.8.5 Noemen van de soorten kitten; per hoofdgroep noemen van de eigenschappen en toepassings-gebieden per<br />
soort kit.<br />
2.1.8.6 Noemen van de gereedschappen en hulpmiddelen, nodig bij het aanbrengen van de verschillende soorten<br />
kitten.<br />
2.1.8.7 Noemen waarom, als een kitlaag langs een afplakband of tussen twee afplakbanden is aangebracht, de<br />
afplakband direct na het aanbrengen en gladstrijken van die laag moet worden verwijderd.<br />
2.1.8.8 Noemen van de wijze waarop kitten strak in de naden e.d. kunnen worden aangebracht.<br />
2.1.8.9 Aangeven van beschermingsmaterialen (anti-roest, anti-steenslag), eventueel aan de hand van technische<br />
informaties, informatie betreffende:<br />
- de toepassingsgebieden (doelen en ondergronden),<br />
- de overspuitbaarheid,<br />
- de wijze van opslag,<br />
- houdbaarheid,<br />
- de veiligheid (inclusief veiligheidsetikettering),<br />
- de verwerking,<br />
- het reinigen van gereedschappen, omgeving en de huid.<br />
2.1.8.10 Noemen van de hoofdgroepen van beschermingsmaterialen; noemen van de eigenschappen van<br />
beschermingsmaterialen voor:<br />
- holle ruimten,<br />
- buitenzijden/onderzijden.<br />
2.1.8.11 Noemen van de soorten beschermings materialen, per hoofdgroep; noemen van de eigenschappen en<br />
toepassingsgebieden, per soort beschermingsmateriaal.<br />
2.1.8.12 Noemen van de gereedschappen en hulpmiddelen, die nodig zijn bij het aanbrengen van de verschillende<br />
soorten van beschermings materialen.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.8.13 Noemen van de redenen voor het afdekken van (onder)delen, vóór het aanbrengen van<br />
beschermingsmaterialen; noemen van de vormen van mogelijke gevolgen, van niet of onvoldoende afdekken<br />
van (onder)delen.<br />
2.1.8.14 Noemen van de punten waarop moet worden gelet, tijdens en ná het gebruik van:<br />
- spuitbussen met beschermingsmiddelen,<br />
- pistolen voor het verspuiten van beschermingsmiddelen.<br />
2.1.8.15 Noemen van de noodzaak van het uitvoeren van de in 2.1.8.14 te noemen punten.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.9 Grondmaterialen, natuurkundige begrippen en rekenen.<br />
De hierna geformuleerde eisen ten aanzien van de kennis van grondmaterialen, hebben uitsluitend betrekking op de:<br />
- washprimers,<br />
- vullende washprimers,<br />
- 1k-primers,<br />
- 2k-epoxyprimers/surfacers,<br />
- 2k-acrylaat/PUR-surfacers (MS en HS),<br />
- 2k-acrylaatsealers,<br />
- watergedragen grondmaterialen.<br />
2.1.9.1 Omschrijven van het begrip:<br />
- deelreparatie,<br />
- spotrepair,<br />
- uitnevelzône,<br />
- spuitviscositeit,<br />
- spuitbaan, overlap,<br />
- overspray,<br />
- enkele laag,<br />
- uitdamptijd,<br />
- opwerken van de ondergrond,<br />
- warmte-overdracht door middel van geleiding,<br />
- warmte-overdracht door middel van convectie,<br />
- warmte-overdracht door middel van straling,<br />
- droogtijd, waarna de laag verfmateriaal stofdroog is,<br />
- droogtijd, waarna de laag verfmateriaal hanteerbaar is,<br />
- droogtijd, waarna de laag verfmateriaal is doorgehard.<br />
2.1.9.2 Verklaren van de afkortingen MS en HS VHS (UHS, KHS) en noemen per afkorting de percentages van de<br />
vaste bestanddelen van het stammateriaal.<br />
2.1.9.3 Noemen:<br />
- waarom een bus met isocyanaat verharder goed afsloten moet worden bewaard,<br />
- waaraan een bedorven isocyanaat verharder soms is te herkennen,<br />
- van de uiterlijke kenmerken van een aangebrachte laag grondmateriaal, waarin een bedorven<br />
isocyanaat verharder is toegepast.<br />
2.1.9.4 Noemen van de gevolgen als een grondmateriaal is:<br />
- verwerkt bij een te hoge relatieve vochtigheid van de lucht in de werkruimte,<br />
- verwerkt bij een te lage temperatuur, respectievelijk een te hoge temperatuur, van het object en/of in<br />
de werkruimte,<br />
- aangebracht in een te dikke laag.<br />
2.1.9.5 Aangeven van grondmaterialen, eventueel aan de hand van technische informaties, informatie betreffende de:<br />
- spuitopening,<br />
- spuitdruk,<br />
- droogtijden (stofdroog, hanteerbaar, doorgehard),<br />
- tijd, waarbinnen het grondmateriaal nog goed schuurbaar is.<br />
2.1.9.6 Noemen van de gevolgen, als een grondmateriaal is verwerkt met een te:<br />
- hoge spuitdruk, respectievelijk met een te lage spuitdruk,<br />
- grote spuitafstand, respectievelijk met een te korte spuitafstand.<br />
2.1.9.7 Noemen, door welke factoren de aard (vulkracht, hechtend vermogen, enz.) van een grondlaag wordt<br />
bepaald.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.9.8 Berekenen van de:<br />
- omtrek, respectievelijk van de oppervlakte, van eenvoudige, al dan niet samengestelde, meetkundige<br />
vlakken,<br />
- inhoud van een cilinder, respectievelijk van een rechthoekig lichaam,<br />
- aan te maken hoeveelheid verfmateriaal aan de hand van gegeven verhoudingen/percentages.<br />
2.1.9.9 Berekenen, met natuurlijke gehele reële en rationele getallen, van de benodigde hoeveelheid (in dm 3 )<br />
verfmateriaal, voor het spuiten van een gegeven grootte van een oppervlakte; toepassen van vergelijkingen<br />
van de eerste graad, met één onbekende.<br />
2.1.9.10 Omschrijven van de betekenis van de:<br />
- grondeenheid "massa",<br />
- afgeleide eenheid "dichtheid".<br />
2.1.9.11 Noemen wat wordt verstaan onder:<br />
- absolute vochtigheid van de lucht,<br />
- relatieve vochtigheid van de lucht,<br />
- verzadigingshoeveelheid,<br />
- dauwpunt,<br />
- dauwpunttemperatuur,<br />
- aggregatietoestand,<br />
- smeltpunt,<br />
- kookpunt,<br />
- damppunt,<br />
- stolpunt.<br />
2.1.9.12 Omschrijven wat wordt verstaan onder:<br />
- atmosferische druk,<br />
- absolute druk,<br />
- overdruk,<br />
- onderdruk,<br />
- druk in een gas,<br />
- vrije lucht,<br />
- de wet van Boyle.<br />
2.1.9.13 Noemen van de:<br />
- aggregatietoestanden,<br />
- overgangsfasen tussen de aggregatietoestanden, bij verhogen dan wel verlagen van de temperatuur.<br />
2.1.9.14 Noemen van het verband tussen:<br />
- absolute- en relatieve vochtigheid van de lucht,<br />
- relatieve vochtigheid van de lucht en dauwpunt,<br />
- relatieve vochtigheid van de lucht en condensvorming,<br />
- condensvorming en temperatuur.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.10 Aflakken.<br />
De in deze paragraaf geformuleerde eisen ten aanzien van de kennis van aflakken, hebben uitsluitend betrekking op de:<br />
- 2k-acrylaatlakken (unikleur en blank)<br />
- 2k-acrylaat/PUR-lakken (unikleur en blank),<br />
- 2k-polyurethaanlakken (unikleur en blank)<br />
- fysisch drogende basislakken (unikleur en metallic, beperkt tot het tweelaagsystemen),<br />
- watergedragen basislakken.<br />
2.1.10.1. Geven van de definitie van:<br />
- bindmiddel,<br />
- weekmaker,<br />
- verharder,<br />
- oplosmiddel,<br />
- verdunningsmiddel,<br />
- pigment,<br />
- vulstof,<br />
- hulpstof.<br />
2.1.10.2 Noemen van de functie(s) van het in verfmaterialen aanwezige:<br />
- bindmiddel,<br />
- weekmaker,<br />
- verharder,<br />
- oplosmiddel,<br />
- verdunningsmiddel,<br />
- pigment,<br />
- vulstof,<br />
- hulpstof.<br />
2.1.10.3 Omschrijven van het begrip: solvent retentie.<br />
2.1.10.4 Noemen waarom het pigment, het bindmiddel en de overige bestanddelen, samen tot een homogene massa<br />
moeten zijn verwerkt.<br />
2.1.10.5 Beschrijven wat wordt verstaan onder:<br />
- de natte verflaag,<br />
- de droge verflaag,<br />
- het droogproces (taalkundig),<br />
- de fysische droging (taalkundig),<br />
- de chemische droging (taalkundig),<br />
2.1.10.6 Noemen waarom van:<br />
- fysisch drogende verfmaterialen, het droogproces omkeerbaar wordt genoemd (reversibel),<br />
- chemisch drogende verfmaterialen, het droogproces niet-omkeerbaar wordt genoemd (irreversibel).<br />
2.1.10.7 Noemen van de kenmerken van fys isch drogende verfmaterialen, respectievelijk van chemisch drogende<br />
verfmaterialen, aangaande de:<br />
- vulkracht,<br />
- vloeiing,<br />
- viscositeit,<br />
- droogsnelheid,<br />
- sterkte van de verffilm.<br />
2.1.10.8 Noemen, door welke factoren de eigenschappen (vulkracht, hechtend vermogen, glans, enz.) van een<br />
verffilm worden bepaald.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.10.9 Noemen per soort fysisch drogende basislak de:<br />
- voornaamste bestanddelen van het stammateriaal,<br />
- voornaamste bestanddelen van de verdunner,<br />
- ondergronden (materiaalsoorten), waarover de aflak mag worden aangebracht,<br />
- eisen, die aan de ondergronden zijn te stellen,<br />
- gereedschappen, nodig voor het aanbrengen van de aflak.<br />
2.1.10.10 Noemen per soort 2k-aflak de:<br />
- voornaamste bestanddelen van het stammateriaal,<br />
- voornaamste bestanddelen van de verharder,<br />
- voornaamste bestanddelen van de verdunner,<br />
- ondergronden (materiaalsoorten), waarover de aflak mag worden aangebracht,<br />
- eisen, die aan de ondergronden zijn te stellen,<br />
- gereedschappen, nodig voor het aanbrengen van de aflak.<br />
2.1.10.11 Noemen van de uiterlijke kenmerken van een aangebrachte laag aflak, waarvan de potlife is overschreden.<br />
2.1.10.12 Noemen van de uiterlijke kenmerken van een aangebrachte laag aflak die is:<br />
- verwerkt bij een te hoge relatieve vochtigheid van de lucht in de werkruimte,<br />
- verwerkt bij een te lage temperatuur, respectievelijk een te hoge tem peratuur, van het object en/of<br />
in de werkruimte,<br />
- aangebracht in een te dikke laag,<br />
- verwerkt met een te hoge spuitdruk, respectievelijk met een te lage spuitdruk,<br />
- verwerkt met een te grote spuitafstand, respectievelijk met een te kleine spuitafstand.<br />
2.1.10.13 Aangeven van aflakken, eventueel aan de hand van technische<br />
informaties (inclusief veiligheidsetikettering), informatie betreffende:<br />
- de punten waarop moet worden gelet, om veilig het materiaal te verwerken,<br />
- de wijze van opslag,<br />
- de houdbaarheid,<br />
- de mengverhouding in volumedelen stammateriaal, verharder en verdunner,<br />
- de potlife,<br />
- de geadviseerde maximum- en de minimumomgevings/objecttemperatuur, tijdens het verwerken,<br />
- de geadviseerde maximale relatieve vochtigheid van de lucht, tijdens het verwerken,<br />
- het reinigen van de gereedschappen, de omgeving en de huid.<br />
2.1.10.14 Aangeven waarom de opslagtemperatuur van verfproducten belangrijk is.<br />
2.1.10.15 Noemen van de factoren waarvan de potlife afhankelijk is, respectievelijk waarvan de droogtijden afhankelijk<br />
zijn.<br />
2.1.10.16 Aangeven van aflakken, eventueel aan de hand van technische informaties, informatie betreffende:<br />
- de spuitopening,<br />
- de spuitdruk,<br />
- de droogtijden (stofdroog, hanteerbaar, doorgehard),<br />
- de tijd, waarna de aflak schuurbaar en overspuitbaar (afplakbaar),<br />
- de tijd, waarna zakkers, stofdelen en kleine beschadigingen mogen worden weggeschuurd, dan wel<br />
mogen worden weggepoetst,<br />
- de tijd, waarna mag worden begonnen met het tot hoogglans poetsen,<br />
- de soorten verfmaterialen, die zonder bezwaar kunnen worden aangebracht, over een bestaande of<br />
de inmiddels aangebrachte laag aflak,<br />
- tegen welke chemicaliën en in welke mate, de aflak bestand is.<br />
2.1.10.17 Noemen van het doel (de doelen) van de opbouw van een laksysteem.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.11 Kleurmengen.<br />
2.1.11.1 Aangeven op welke wijzen autokleurnummers zijn te bepalen.<br />
2.1.11.2 Omschrijven het traject dat start met het aanmaken van een autokleur aan de hand van een mengrecept en<br />
eindigt op het moment dat de spuitklaargemaakte lak verspoten gaat worden.<br />
2.1.11.3 Verklaren, waarom mengkleuren voldoende moeten zijn opgeroerd, alvorens met het afwegen te beginnen.<br />
2.1.11.4 Verklaren waarom, ná het afwegen van de mengkleuren, de verkregen hoeveelheid aflak goed moet worden<br />
opgeroerd of worden geschud.<br />
2.1.11.5 Verklaren waarom een weegtoestel waterpas, tochtvrij en trillingsvrij moet zijn opgesteld.<br />
2.1.11.6 Verklaren de begrippen:<br />
- kalibreren,<br />
- tarreren,<br />
- cumulatief.<br />
2.1.11.7 Verklaren waarom het weegtoestel moet zijn getarreerd, alvorens met het afwegen van de mengkleuren te<br />
beginnen.<br />
2.1.11.8 Verklaren waarom een fout bij het afwegen van een mengkleur, bij het aanmaken van een kleine hoeveelheid<br />
aflak een groter kleurverschil tot resultaat heeft dan bij het aanmaken van een grote hoeveelheid aflak.<br />
2.1.11.9 Noemen van de factoren die bepalend zijn voor het kleurwaarnemingsproces.<br />
2.1.11.10 Noemen van de spectrale kleuren van het zonlicht volgens Newton.<br />
2.1.11.11 Noemen, waardoor een vlak waarop zonlicht valt:<br />
- zwart is,<br />
- grijs is,<br />
- wit is,<br />
- een kleur heeft.<br />
2.1.11.12 Omschrijven wat wordt verstaan onder:<br />
- substractief kleurmengen,<br />
- additief kleurmengen.<br />
2.1.11.13 Noemen van de primaire kleuren, van waaruit:<br />
- substractief kleurmengen mogelijk is,<br />
- additief kleurmengen mogelijk is.<br />
2.1.11.14 Aangeven met behulp van een schets van de kleurencirkel van Goethe, de standen van de:<br />
- primaire kleuren, onderling,<br />
- secundaire kleuren, onderling,<br />
- primaire kleuren ten opzichte van de plaatsen van de secundaire kleuren,<br />
- secundaire kleuren ten opzichte van de plaatsen van de primaire kleuren,<br />
- warme kleuren,<br />
- koude kleuren.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
2.1.12 Gereedschappen en spuitapparatuur<br />
Gereedschappen.<br />
2.1.12.1 Noemen van de te stellen eisen aan perslucht, voor het:<br />
- aandrijven van pneumatisch gereedschap,<br />
- verspuiten van verfmaterialen.<br />
2.1.12.2 Noemen van de punten waarop moet worden gelet bij het afstellen van de werkdruk van pneumatisch<br />
gereedschap.<br />
2.1.12.3 Noemen van de wettelijke eisen (veiligheids eisen) waaraan elektrische handgereedschappen en hun<br />
aansluitingen moeten voldoen, respectievelijk pneumatische handgereedschappen en hydraulische<br />
gereedschappen moeten voldoen, om in de werkplaatsen te mogen worden gebruikt.<br />
2.1.12.4 Noemen van de noodzaak van het onderhoud van, respectievelijk van het gebruik van speciale<br />
smeermiddelen bij:<br />
- elektrische handgereedschappen,<br />
- pneumatische handgereedschappen,<br />
- hydraulische gereedschappen,<br />
- spuitpistolen,<br />
noemen van de gevolgen van verkeerd onderhouden, respectievelijk van verkeerd smeren.<br />
2.1.12.5 Noemen van de punten waarop moet worden gelet bij elektrische handgereedschappen, respectievelijk bij<br />
pneumatische en hydraulische gereedschappen, respectievelijk bij spuitpistolen, voor wat betreft:<br />
- de onderhoudsfrequenties,<br />
- het reinigen,<br />
- het inspecteren,<br />
- het smeren,<br />
noemen waarop moet worden gelet, bij het toepassen van smeermiddelen.<br />
2.1.12.6 Noemen, waarom een kabelhaspel geheel moet zijn afgerold, alvorens een daarop aangesloten elektrisch<br />
gereedschap in werking wordt gesteld.<br />
2.1.12.7 Noemen van de mogelijke afwijkingen in de spuitpatronen zowel van lage als hoge druk spuitsytemen;<br />
noemen van de mogelijke oorzaken van deze afwijkingen.<br />
2.1.12.8 Noemen van de mogelijke oorzaken, bij bekerspuitpistolen, wanneer bij een buiten werking zijnde<br />
spuitpistool verfmateriaal uit de sproeier lekt.<br />
2.1.12.9 Omschrijven, eventueel aan de hand van afbeeldingen, van hoge druk spuitset:<br />
- het werkingsprincipe,<br />
- waardoor de vorm en de breedte van de straal worden bepaald,<br />
- de maataanduiding van de spuittips,<br />
- de soorten spuittips,<br />
- wat onder drukverhouding wordt verstaan,<br />
- het reinigen, smeren en onderhoud,<br />
- het veilig omgaan met hoge druk spuitsets.
<strong>Toetstermen</strong> <strong>Autospuiten</strong> <strong>niveau</strong> 2<br />
(CREBO-nummer 50809) (Versie 03, augustus 2003)<br />
Spuiten, spuitpistolen en reinigen.<br />
2.1.12.10 Verklaren van het begrip spuiten.<br />
2.1.12.11 Omschrijven van de wijzen waarop materiaal-druppeltjes van een spuitpistool naar een werkstukoppervlak<br />
kunnen worden getransporteerd.<br />
2.1.12.12 Noemen van het specifieke toepassingsgebied van:<br />
- spuitpistool met zuigvoeding,<br />
- spuitpistool met gecombineerde zwaartekrachtzuigvoeding,<br />
- verfspuitset/spuitpistool,<br />
- airless hogedruk spuitset,<br />
- verfspuitset met persvoeding door middel van een pomp (airmix).<br />
2.1.12.13 Noemen van bekerspuitpistolen de:<br />
- onderdelen,<br />
- punten die tezamen de grootte van de spuitopening van een sproeier bepalen,<br />
- maataanduiding van luchtkap en sproeier.<br />
2.1.12.14 Omschrijven, eventueel aan de hand van afbeeldingen, van bekerspuitpistolen:<br />
- het werkingsprincipe,<br />
- per onderdeel de functie in de werking van het pistool,<br />
- het reinigen en smeren.<br />
2.1.12.15 Omschrijven, eventueel aan de hand van afbeeldingen, van nevelarme spuitpistolen:<br />
- wat met nevelarm spuiten wordt beoogd,<br />
- het werkingsprincipe van hoogrendement spuitpistolen,<br />
- het reinigen en smeren.<br />
2.1.12.16 Omschrijven, eventueel aan de hand van afbeeldingen, van verfspuitset met persvoeding het:<br />
- werkingsprincipe,<br />
- reinigen en smeren.<br />
2.1.12.17 Omschrijven, eventueel aan de hand van afbeeldingen, het reinigen van spuitpistolen:<br />
- handmatig in een spoelbak,<br />
- automatisch in een verfspuitreiniger.<br />
2.1.12.18 Omschrijven, eventueel aan de hand van afbeeldingen, de wijzen waarop de menging van het te spuiten<br />
materiaal en de perslucht kan plaats vinden.<br />
2.1.12.19 Omschrijven, eventueel aan de hand van afbeeldingen, het recyclen van verdunningsmiddel middels<br />
distilleren.<br />
2.1.12.20 Omschrijven van de wijze waarop verfdeeltjes en organische oplosmiddelen uit een spuitklare<br />
watergedragen primer/aflak respectievelijk spoelwater kunnen worden gescheiden.