Instructions techniques d'installation et d'entretien ... - Domotech

FR
BE
DE
Instructions
techniques d’installation
et d’entretien
Chaudière au sol à condensation
à chambre étanche
type C fl ux forcé
Technische instructies
voor de installatie en het
onderhoud
Condensatie vloerketel met
gesloten verbrandingsruimte
type C geforceerde doorstroming
Technische Anleitungen
zur Installation
und Wartung
Raumluftunabhängiges
Brennwert-Standgerät des Typs C
mit mechanischem Zug
PHOENIX GREEN 27 kW
PHOENIX GREEN 35 kW

algemeen
INHOUDSOPGAVE
Algemeen ...................................................................................... 32
Waarschuwingen voor de installateur
Veiligheidsnormen ....................................................................... 33
Beschrijving van het product ...................................................... 34
Overzichtstekening
Afmetingen
Bedieningspaneel ........................................................................... 35
Display bedieningspaneel
Technische gegevens ..................................................................... 36
Installatie ....................................................................................... 37
waarschuwingen vóór de installatie
Minimum afstanden
Gasaansluiting ................................................................................ 38
Hydraulische aansluiting
Verbindingsleidingen water
Hydraulisch schema ....................................................................... 39
Elektrische aansluitingen ................................................................ 40
klemmenstrook
Elektrisch schema .......................................................................... 41
Aansluiting clima manager en externe sonde ................................ 42
Aansluiten van de thermostaten
Aansluiting servomotor driewegklep ............................................... 43
Aansluiting cv-pomp zone 3 hoge temperatuur
Aansluiting veiligheidsthermostaat voor installaties
op lage temperatuur
Aansluiting luchttoevoer en rookgasafvoer .................................... 44
Tabel soorten toevoer/afvoer
Soorten luchttoevoer rookgasafvoer .............................................. 45
Aansluiting boiler ............................................................................ 46
Interface Clip-In .............................................................................. 47
Ontstekingsprocedure .................................................................... 48
Weergave menu
Instellen parameters
Soorten installaties ......................................................................... 50
Voorbereidingen voor de inbedrijfstelling ....................................... 52
Eerste ontsteking
Instellen tijd en programmering timer boiler
Controle van de gasregelingen en verbrandingsgasanalyse ......... 53
Overgang op ander gas .................................................................. 54
Overzichtstabel gasombouw .......................................................... 56
Beschermingssystemen ketel ..................................................... 57
Veiligheidsstop
Blokkeringsstop
Antivriesfunctie
Antilegionellafunctie
Overzichtstabel storingscodes
Onderhoud .................................................................................... 58
Aanwijzingen voor het openen van de ketelbehuizing en inspectie
van de binnenkant
Reiniging van de primaire warmtewisselaar ................................... 59
Reiniging sifon
Legen van de installatie
Legen tapwaterinstallatie
Plaatsing elektroden ....................................................................... 60
Symbolen op het typeplaatje .......................................................... 61
32
Deinstallatie en de eerste ontsteking van de ketel moeten
door erkende installateurs worden uitgevoerd, volgens de
geldige landelijke installatienormen en volgens eventuele
voorschriften van de locale overheid en de instellingen
voor de volksgezondheid.
Na het installeren van de ketel moet de installateur
de conformiteitsverklaring en de gebruiksaanwijzing
overhandigen aan de eindgebruiker en hem de nodige
informatie verschaffen betreffende de werking van de
ketel en de veiligheidsvoorzieningen.
Waarschuwingen voor de installateur
Dit apparaat dient voor de productie van warm tapwater voor
huishoudelijk gebruik.
Het moet worden aangesloten op een verwarmingsinstallatie
en op een leidingsnet voor warm tapwater die qua prestaties
en vermogen geschikt zijn.
Het is verboden het toestel voor andere doeleinden te gebruiken
dan voor hetgeen hier wordt beschreven. De fabrikant kan
niet verantwoordelijk worden gesteld voor eventuele schade
die voortkomt uit oneigenlijk, fout of onredelijk gebruik, of voor
het niet opvolgen van de aanwijzingen in deze handleiding.
De installatie, het onderhoud en iedere andere ingreep moeten
worden uitgevoerd met inachtneming van de geldende normen
en de door de fabrikant gegeven aanwijzingen. Een verkeerde
installatie kan schade veroorzaken aan personen, dieren of
dingen, waarvoor de fabrikant niet verantwoordelijk kan worden
gesteld. De ketel wordt op pallet geleverd in een kartonnen
verpakking; nadat u deze heeft verwijderd moet u controleren
of het apparaat in orde is en of alle onderdelen aanwezig zijn.
Als dit niet zo is, moet u contact opnemen met de leverancier.
De verschillende delen van de verpakking (nietjes, plastic
zakken, piepschuim, enz.) mogen niet in het bereik van kinderen
worden gelaten aangezien ze een bron van gevaar zijn.
In het geval van een storing en/of een verkeerde werking moet
u het toestel uitzetten, de gaskraan afsluiten en niet zelf aan het
apparaat sleutelen, maar u tot een erkende installateur wenden.
Voor elke ingreep van onderhoud of reparatie aan de ketel
moet u eerst de elektrische voeding uitschakelen door de
externe dubbelpolige schakelaar in de stand “OFF” te zetten.
Eventuele reparaties moeten altijd met originele onderdelen
en door gekwalifi ceerde installateurs worden uitgevoerd.
Het veronachtzamen van het bovenstaande kan de
veiligheid van het apparaat in gevaar brengen en sluit iedere
aansprakelijkheid van de fabrikant uit.
In het geval van werkzaamheden of onderhoud van structuren
in de buurt van de leidingen of de luchtafvoersystemen en
toebehoren moet u het toestel uitschakelen door de externe
tweepolige schakelaar op de stand OFF te zetten en de
gaskraan dicht te draaien. Na afl oop van de werkzaamheden
dient u de effi ciëntie van de kanalen en andere voorzieningen
door een gekwalifi ceerde installateur laten controleren.
Om de buitenkant van de ketel te reinigen moet u hem eerst
uitzetten door de externe schakelaar op de stand “OFF” te zetten.
Reinig hem met een vochtig doekje en zeep. Gebruik geen
bijtende middelen, insectenverdelgers of andere giftige
producten. Het navolgen van de geldende voorschriften maakt
het mogeljk een veilige, milieubewuste en energiebesparende
werking te garanderen.
Als u een kit of accessoires gebruiktdient u uitsluitend originele
onderdelen te gebruiken.
CE Markering
De CE markering garandeert dat het apparaat aan de essentiële
rekwisieten voldoet van de norm betreffende gasapparaten
90/396/EEG, aan de essentiële rekwisieten voldoet van
de richtlijn betreffende de Elektromagnetische Compatibiliteit
89/366/EEG en bovendien voldoet aan de richtlijn 92/42/EEG
betreffende het rendement.

Veiligheidsnormen
Legenda van de symbolen:
Het niet opvolgen van deze aanwijzingen leidt tot risico
van verwondingen van personen, die in bepaalde omstandigheden
zelfs dodelijk kunnen zijn.
Wanneer u deze waarschuwingen niet naleeft riskeert
u dat voorwerpen, planten of dieren in bepaalde omstandigheden
zelfs zwaar geschaad kunnen worden.
Installeer het apparaat tegen een stevige wand die
niet aan trillingen is blootgesteld.
Lawaai tijdens de werking.
Tijdens het boren in de muur moet u zorgen dat bestaande
elektrische kabels of leidingen niet beschadigd
worden.
Elektrische schokken door het aanraken van geleiders
die onder spanning staan. Explosies, brand of vergiftiging
door gaslekken vanuit beschadigde leidingen. Beschadiging
van voorgaande installaties. Overstroming
door waterlek uit beschadigde leidingen.
Voer de elektrische aansluitingen uit met behulp van
geleiders die een juiste diameter hebben.
Brand door oververhitting als gevolg van doorgang elektrische
stroom in te kleine kabels.
Bescherm leidingen en verbindingskabels om ze
voor beschadiging te behoeden.
Elektrische schokken door het aanraken van geleiders
die onder spanning staan. Explosies, brand of vergiftiging
door gaslekken vanuit beschadigde leidingen. Overstroming
door waterlek uit beschadigde leidingen.
Controleer of het vertrek waar u de installatie uitvoert
en het net waar u het apparaat op aansluit aan
alle voorschriften voldoen.
Elektrische schokken door het aanraken van niet goed
geïnstalleerde geleiders die onder spanning staan. Beschadiging
van het apparaat door verkeerde bedrijfsomstandigheden.
Gebruik geschikt gereedschap en werktuig, in het
bijzonder moet u controleren dat het gereedschap
niet beschadigd of versleten is en dat het handvat
in orde is en er stevig opzit; verder moet u het op de
juiste manier gebruiken, voorkomen dat het valt en
het na gebruik weer opbergen.
Persoonlijk letsel door rondvliegende splinters of stukken,
inademen van stof, wonden door stoten, snijden, prikken of
schaven. Beschadiging van het apparaat zelf of omliggende
voorwerpen door rondvliegende splinters, stoten en sneden.
Gebruik alleen speciale elektrische apparatuur (zorg
er vooral voor dat de voedingskabel en de stekker
heel zijn en dat ronddraaiende of bewegende delen
goed vast zitten). Gebruik alles op de correcte
manier, zorg dat de voedingskabel niet in de weg zit,
zorg dat de apparatuur niet naar beneden valt, haal
de stekkers uit het stopcontact en leg alles na ieder
gebruik op een veilige plaats neer.
Persoonlijk letsel door rondvliegende splinters of
stukken, inademen van stof, stoten, sneden, prikken,
schaafwonden, geluid, trillingen. Beschadiging van het
apparaat zelf of omliggende voorwerpen door rondvliegende
splinters, stoten en sneden.
Controleer dat verplaatsbare trappen op de juiste
manier neer worden gezet, dat ze van een degelijke
kwaliteit zijn, dat de treden heel zijn en niet glad, dat
er niet iemand tegenaan kan lopen of rijden terwijl er
iemand op staat, laat eventueel iemand hierop letten.
Persoonlijk letsel door het naar beneden vallen of door
beklemming (bij een vouwtrap).
algemeen
Controleer dat werkbruggen op de juiste manier
worden geplaatst en dat ze van een degelijke kwaliteit
zijn, dat de treden ongeschonden zijn en niet
glad, dat ze handrails hebben voor het klimmen, en
relingen op het horizontale deel.
Persoonlijk letsel door het naar beneden vallen.
Controleer bij het werken op hoge plaatsen (in het algemeen
meer dan twee meter) dat er relingen zijn langs de
loopruimte op de werkplek of individuele veiligheidsriemen
tegen het vallen, controleer dat men tijdens een val
niet tegen gevaarlijke objecten kan stoten en dat een
eventuele val gebroken wordt door zacht materiaal.
Persoonlijk letsel door het naar beneden vallen.
Zorg ervoor dat de werkplaats goede condities biedt
voor wat betreft verlichting, ventilatie en soliditeit.
Persoonlijk letsel door stoten, struikelen, enz.
Gebruik geschikt materiaal voor de bescherming van
het apparaat en van de plek rond het werkgebied.
Beschadiging van het apparaat zelf of andere voorwerpen
door rondvliegende splinters, stoten of sneden.
Verplaats het apparaat met de juiste beschermingsmaatregelen
en met de nodige voorzichtigheid.
Beschadiging van het apparaat zelf of nabije voorwerpen
door stoten, snijden of klemmen.
Trek, voordat u aan het werk gaat, veiligheidskleding
aan en gebruik de speciale individuele veiligheidsvoorzieningen.
Persoonlijk letsel door schokken, rondvliegende splinters
of stukken, inademen van stof, wonden door stoten,
snijden, prikken, schaven, lawaai of vibraties.
Organiseer de verplaatsingen van materiaal en
gereedschap op zo’n manier, dat dit op een veilige
manier kan gebeuren, voorkom dat materiaal wordt
opgestapeld en kan vallen of schuiven.
Beschadiging van het apparaat zelf of nabije voorwerpen
door stoten, snijden of klemmen.
De werkzaamheden aan het apparaat zelf moeten zeer
voorzichtig worden uitgevoerd om niet plotseling tegen
scherpe delen aan te stoten.
Persoonlijk letsel door snijden, prikken of schaven.
Heractiveer alle veiligheidsvoorzieningen en controles,
die u gedurende een ingreep op het apparaat heeft moeten
uitschakelen en controleer, voordat u het apparaat weer
inschakelt, dat alle voorzieningen weer werken.
Explosies, brand of vergiftiging door gaslekken of gebrekkige
rookgasafvoer. Beschadiging of blokkering van
het apparaat door ongecontroleerde werking.
Voordat u ze aanraakt dient u de onderdelen die
warm tapwater kunnen bevatten te legen, door eventuele
ontluchtingsgaten te activeren.
Persoonlijk letsel door brandwonden.
Ontkalk onderdelen waar kalk op is afgezet, volgens
de aanwijzingen die u kunt terugvinden op het veiligheidsinformatieblad
van het gebruikte apparaat;
het vertrek moet geventileerd zijn, u moet beschermende
kleding dragen, geen verschillende producten
mengen en het apparaat en de voorwerpen in de
buurt ervan beschermen.
Persoonlijk letsel door contact van huid of ogen met
zuurhoudende substanties, inademen of slikken van
schadelijke chemische stoffen. Beschadiging van het
apparaat zelf of omliggende voorwerpen vanwege corrosie
door zuurhoudende stoffen.
In het geval u een brandlucht ruikt of rook uit het apparaat
ziet komen, moet u de elektrische voeding uitschakelen,
de ramen openen en een installateur inschakelen.
Persoonlijk letsel door brandwonden, inademen van
rook, vergiftiging.
33

eschrijving van het product
Overzichtstekening
34
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Afmetingen
850 74
15 16 17 18 19 20 21 22 23
600
ø125
ø80
340 260
35
34
33
32
31
30
29
28
27
26
25
24
128
Legenda
1. hydraulische aansluitingen
2. handbediende luchtafl aatklep
3. veiligheidsklep 3bar
4. verbindingsstuk rookgasafvoer
5. steunelement brander
6. warmtewisselaar
7. expansievat
8. buis voor opslag condens
9. clixon temperatuurbeveiliging
10. sonde NTC uitgaande leiding
11. NTC sonde retourleiding
12. condenssifon
13. condensafvoerleiding
14. cv-pomp hoofdcircuit
15. schroef by-pass
16. leegloopkraan
17. pressostaat minimum
18. geluiddemper
19. cv-pomp zone 1 hoge
temperatuur
20. collector
21. cv-pomp zone 2 gemengd
22. mengklep
23. voorbereidingen cv-pomp zone 3
hoge temperatuur
24. gasleiding
25. gasklep
26. mengkamer venturi
27. collector lucht/gasmengsel
28. ventilator
29. detectorelektrode
30. ontsteker
31. ontstekingselektrode
32. rooksonde
33. verbindingsleiding gas
34. rookgasanalyseaansluitingen
35. rookgaskrans
600

Bedieningspaneel
Display bedieningspaneel
1
2
3
13 8
4
5
12 11 10 9
beschrijving van het product
6
7
Legenda:
A - Toets ON/OFF / Led
B - Toets inschakelen
timer boiler / Led
C - Toets reset / Led
D - Programmeerklok (optioneel)
E - Knopverwarming
F - Toets Set
G - Toets +
H - Toets -
I - Toets Menu
L - LCD Display
M - Knop tapwatercircuit
N - Watermeter
Legenda:
1 - activering warm tapwater
2 - eerste cijfer
3 - tweede cijfer
4 - derde cijfer
5 - vierde cijfer
6 - activering verwarming
7 - antivorstfunctie
8 - warmtevraag van één of
meer zones
9 - functie schoorsteenveger
10- blokkering door oververhitting
11 - zelfherstellende blokkering/
menu met parameters die
kunnen worden gewijzigd
12- blokkering door mislukte
ontsteking/wegblazen van
de vlam
13- brander ontstoken met
vermogensindicator
35

eschrijving van het product
Technische gegevens
ALGEMENE
OPMERKINGEN
ENERGETISCH RENDEMENT
UITSTOOT
VERWARMINGSCIRCUIT
TAPWATERCIRCUIT
ELEKRISCHE
GEGEVENS
36
Modelnaam 24/27 30/35
CE markering (pin) 0085BQ0234 0085BQ0234
Type ketel C C
Maximaal nominaal verwarmingsvermogen/min (Hi) KW 24/5.0 30.0/5.9
Nominaal verwarmingsvermogen max/min (Hs) KW 26.7/5.6 33.3/6.6
Verwarmingsvermogen max/min KW 23.4/4.7 29.3/5.6
Verbrandingsrendement (rook) % 98.3 97.4
Rendement bij nominaal verwarmingsvermogen (60/80°C) Hi/Hs % 97.4/87.7 97.6/87.9
Rendement bij nominaal verwarmingsvermogen (30/50°C)(condensing) Hi/Hs % 106.4/87.7 106.7/87.9
Rendement bij 30% op 30°C (condensing) Hi/Hs % 107.0/88.2 108.2/89.1
Rendement bij 30% op 47°C Hi/Hs % 102.4/92.2 102.2/92.0
Rendement op minimum Hi/Hs % 93.6/84.3 95.6/86.1
Rendementssterren (richtlijn 92/42/EEC) 4 4
Reating Sedbuk class A A
Maximaal warmteverlies bij mantel (∆T=50°C) % 0.9 0.2
Verlies als branderhaard in werking is % 1.7 2.6
Verlies als branderhaard uit is % 0.4 0.4
Maximaal vermogen rookgassen (G20) Kg/h 39.6 46.3
Afzuigrestdruk mbar 1,04 0.8
Temperatuur rookgassen G20 °C 56.7 74.6
CO2-inhoud G20 2 % 8,45 9.04
CO gehalte (0%O ) 2 ppm 38.5 59
Inhoud O2 % 5.4 4.4
NOx klasse 5 5
Luchtovermaat 34.8 26.7
Minimale temperatuur woonruimte °C 5 5
Drukvelies waterzijde (max) ∆T=20°C mbar 200 200
Installatierestdruk bar 0.4 0.4
Maximale druk bij verwarming bar 3 3
Inhoud expansievat l 10 10
Eigen druk expansievat bar 1.5 1.5
Maximale waterinhoud van de installatie l 130 130
Verwarmingstemperatuur max/min (range hoge temperatuur) °C 90/26 90/26
Verwarmingstemperatuur max/min (range lage temperatuur) °C 50/25 50/25
Temperatuur tapwater max/min °C 70/40 70/40
Specifi ek vermogen tapwater (10 min. met ∆T=30°C) l/min 11,2 14,0
Hoeveelheid warm water ∆T=25°C l/min 13,4 16,8
Hoeveelheid warm water ∆T=35°C l/min 9,6 12,0
Minimale aftaphoeveelheid warm tapwater l/min 0,1 0,1
Tapwaterdruk max/min bar 6,0/0,2 6,0/0,2
Maximale condensproductie l/h 2.46 3.35
Netspanning/netfrequentie V/Hz 230/50 230/50
Totaal opgenomen elektrisch vermogen W de 175 à 380 de 175 à 380
Beschermingsklasse elektrische installatie IP X4D X4D
Gewicht kg 75 79
Afmetingen (L x H x D) mm 600x850x600 600x850x600

waarschuwingen vóór de installatie
De ketel dient om water te verwarmen tot een temperatuur die
lager ligt dan het kookpunt.
Hij moet worden aangesloten op een verwarmingssysteem en
op een tapwatercircuit die beiden qua prestaties en vermogen
bij de ketel passen.
Voordat u de ketel aansluit dient u het volgende te doen:
- spoel de leidingen van het verwarmingssysteem grondig
door zodat eventuele resten van gesneden schroefdraden,
soldeerwerk en ander vuil, die het normale bedrijf van de
ketel kunnen verhinderen, verwijderd worden;
- controleer of de ketel geschikt is voor werking met het
beschikbare type gas (lees het etiket op de verpakking of
het typeplaatje op de ketel);
- controleer dat er in het rookgaskanaal geen vernauwingen
zitten en er geen rookgasafvoeren van andere apparaten
op uitkomen, behalve als deze bestemd is voor meerdere
gebruikers, volgens de geldende voorschriften;
- controleer dat bij het aansluiten op al bestaande
rookgaskanalen deze goed schoon zijn en dat er geen
afzettingen in zitten, aangezien deze los kunnen raken
en zodoende de doorgang kunnen verhinderen. Dit kan
gevaarlijke situaties veroorzaken;
- controleer dat bij aansluiting op niet geschikte rookgaskanalen
deze ingebouwd zijn;
- bij zeer hard water bestaat het risico dat er kalkafzetting
optreedt waardoor het rendement van de onderdelen van
de ketel afneemt.
Toestellen van het type C, waarvan de verbrandingskamer en
de verbrandingsluchttoevoer hermetisch afgesloten zijn ten
opzichte van de omgeving, stellen geen enkele eis aan de
ventilatieomstandigheden en de grootte van de ruimtes.
Om het normale bedrijf van de ketel niet te verhinderen moet
de temperatuur op de installatieplaats binnen de daarvoor
aangegeven grenzen blijven en mogen weersinvloeden niet
direct tot de ketel doordringen.
De ketel is ontworpen om op de vloer gemonteerd te worden
en mag dus niet aan een wand worden bevestigd.
De ketel moet op een vloer worden geplaatst die het gewicht
ervan kan dragen.
Bij het maken van een kast bij de ketel moet men de minimale
afstanden respecteren die de toegang tot de onderdelen van
de ketel mogelijk maken.
OPGELET
Er mogen geen ontvlambare voorwerpen in de nabijheid
van de ketel geplaatst worden.
Controleer of het vertrek waar men de installatie uitvoert
en het net waar men het apparaat op aansluit aan alle
voorschriften voldoen.
Als inhet vertrek waar de ketel wordt geplaatst agressieve
stoffen en/of dampen zijn, moet het apparaat onafhankelijk
van de lucht van het vertrek kunnen functioneren.
De installatie en de eerste ontsteking van de ketel
moeten door erkende installateurs worden uitgevoerd,
volgens de geldige nationale installatienormen en
volgens eventuele voorschriften van de locale overheid
en instellingen voor de volksgezondheid.
installatie
Minimum afstanden
Om het onderhoud op de ketel gemakkelijk uit te kunnen
voeren, moet u de minimale afstanden in het schema
respecteren.
Plaats de ketel volgens de algemeen erkende technische
voorschriften en gebruik daarbij een waterpas.
C
C
B
A = 350 mm
B = 0 mm
C = 800 mm
A
A
B
B
A
A
B
B
B
B B
37

installatie
waarschuwingen vóór de installatie
Reglementering
Alleen een erkende vakman mag dit toestel plaatsen en
indienststellen, volgens de regels van de kunst.
Onze waarborg is hieraan onderhevig.
De installatie van de gaswandketels wordt beheerd door de
norm NBN D51-003 en de voorschriften van het A.R.E.I., de
lokale regelmenten en de hiernavolgende instructies. Bij de
installatie moet men een gekeurde gaskraan (niet bijgeleverd)
voorzien voor het toestel.
Bij plaatsing van de ketel in een badkamer moet deze
geïnstalleerd worden buiten de veiligheidszone van het bad
of de douche
Aanbeveling : Indien de streek blootgesteld is aan onweer
en blikseminslag (risico-streken of op het einde van een
lijn) een specifi eke bescherming van de installatie plaatsen
want onze waarborg kan niet worden toegepast op de
electronische componenten indien deze niet uitgerust is met
een bliksemafl eider of een spanningsregelaar.
Belangrijke opmerking voor de toestellen bestemd om in
België geïnstalleerd te worden
De ervaring leert ons dat te hoge sanitaire druk regelmatig
voorkomt in de hydraulische kringen door drukstoten. Het is
dus verplicht om bij de installatie van ons materiaal, voor onze
wandketels een drukverminderaar te plaatsen die deze druk
beperkt tot het maximum vermeld in het installatie-boekje,
evenwel laten wij een afwijking van 1 bar toe.
Het is tevens verplicht een anti-terugslagklep te plaatsen.
Men moet noteren dat in geval de hierboven vermelde
aanbevelingen niet werden opgevolgd, men geen beroep
zal kunnen doen op de waarborg of de verantwoordelijkheid
van onze fi rma als constructeur of importeur in geval van
problemen, en deze zullen systematisch afgewezen worden.
De weergegeven maatregelen maken aldus deel uit van de
“regels van de kunst” die te volgen zijn bij de installatie van
de ketel.
Bescherming van de drinkwaterkring
Een bescherming conform aan artikel 27 van het reglement
BELGAQUA moet voorzien worden.
Deze wandketel is uitgerust met een onderbreker met
verschillende drukzones, en beantwoordt aan de norm om de
terugslag van het verwarmingswater naar de drinkwaterkring
te vermijden. Deze onderbreker moet jaarlijks nagekeken
worden bij het onderhoud. Het is aangeraden de vulkraan van
de wandketel éénmaal per maand te laten werken teneinde
een eventuele verharding van het binnenwerk tegen te gaan.
Inplanting van de wandketel
- plaats de wandketel in de nabijheid van een schouwafvoer
voor de verbrande gassen,
- vermijd een installatie van het toestel in zones waar de
verbrandingslucht hoge chloorgehaltes bevat (omgeving
zwembad) en/of andere schadelijke producten zoals
ammoniak (kapsalon), alkalische producten (wasserij)...
- de wandketel niet plaatsen boven de kookplaat, de oven en
in het algemeen boven alles wat vettige dampen voortbrengt
want deze kunnen de goede werking van de wandketel
verstoren,
- een wand met bevestigingen voorzien welke het gewicht van
de ketel kunnen dragen (gewicht : ongeveer 40 kg),
- voorzorgsmaatregelen nemen om de akoestische hinder te
vermijden.
38
Ontwerp en verwezenlijking van de installatie
Sanitaire warmwaterkring
Overdreven drukverliezen vermijden.
Bij waterhardheid van meer dan 25°TH, een waterverzachter
voorzien. Ingeval van aanwezigheid van een antiterugslagklep,
is een dispositief voor de expansie noodzakelijk (voorradig in
optie).
Centrale verwarmingskring
Circulatiedebiet: bij de metingen, het minimumdebiet
respekteren : 300 l/h, thermostatische kranen gesloten.
Voorzorgen tegen corrosie
De werkingsstoringen, door corrosie kunnen zich voordoen
wanneer de installatie uitgevoerd wordt met verschillende
metalen.
Om problemen te vermijden is het wenselijk om een corrosieremmend
middel te gebruiken.
Bij waterbehandeling, alle voorzorgen nemen om te vermijden
dat het behandelde water agressief wordt.
Oude installatie: plaats een decanteerpot op de retour en op
een laag punt en een aangepaste behandeling van de kring
voorzien.
Aanbeveling : voorzie ontluchters op alle radiatoren en op de
hoogste punten van de installatie, evenals ledigingskranen op
de laagste punten.
Afvoer van verbrande gassen
Zich aan de vastgestelde technische regels houden. De
aansluiting is voorzien voor koppeling van een buis met : Voorzie
een spuipot om te vermijden dat de eventuele condensatie
van de schouw, in het toestel zou terecht komen.
Verbrandingskring
Het gehalte aan solfer van het gebruilte gas moet minder zijn
dan de europese normen in voege : maximum tijdens het
jaar, gedurende een korte periode : 150 mg/m3 gas en een
gemiddelde in het jaar van 30 mg/m3 gas.
Alleen de afvoerbuizen en buizen voor luchttoevoer
gekeurd door Chaffoteaux & Maury zijn toegelaten.

Gasaansluiting
De ketel is ontworpen voor het gebruik van gas in de
categorieën zoals in de volgende tabel wordt aangegeven
LAND MODEL CATEGORIEËN
FR 24/27/30/35 kW II2ESI3P
BE 24/27/30/35 kW I2E(s)B
LU 24/27/30/35 kW II2E3P
Controleer aan de hand van de typeplaatjes op de verpakking
en op het apparaat dat de ketel bestemd is voor het land
waar deze geïnstalleerd wordt en dat de categorie gas, waar
de ketel voor ontworpen is, overeenkomt met een van de
categorieën gas die in het land toegestaan is.
De gastoevoerleiding moet ontwikkeld en aangepast worden
volgens de specifi eke voorschriften en in overeenkomst met
het maximale vermogen van de ketel; controleer ook de juiste
maten en aansluiting van de gaskraan.
Vóór de installatie wordt aangeraden een zorgvuldige reiniging
van de gasleidingen uit te voeren om eventuele vuilresten
te verwijderen die de werking van de ketel zouden kunnen
belemmeren.
Controleer dat het geleverde gas overeenkomt met het gas
waarvoor de ketel bestemd is (zie typeplaatje op de ketel).
Ook is het belangrijk om de gasdruk (aardgas of LPG) voor
de voeding van de ketel te controleren omdat een te lage druk
het vermogen van het toestel doet afnemen wat tot problemen
voor de gebruiker kan leiden.
Hydraulische aansluiting
In de afbeelding ziet u de verbindingsstukken voor de water-
en gasaansluitingen van de ketel.
Controleer dat de maximale druk van de waterleiding niet
boven de 6 bar uitkomt; anders moet u een drukverlager
monteren.
Voor de dimensionering van de leidingen en de radiatoren
van het verwarmingssysteem moet u rekening houden met de
restdruk, afhankelijk van het gewenste vermogen en volgens
de waarden in de grafi eken van de CV-pomp.
Reiniging van het verwarmingssysteem
Bij installatie op oude verwarmingssystemen is er vaak sprake
van stoffen en toevoegingen in het water die een negatieve
invloed kunnen hebben op de werking en de levensduur van
de nieuwe ketel. Voordat u de installatie uitvoert moet u het
systeem grondig doorspoelen om eventuele resten of vuil te
verwijderen die de goede werking ervan kunnen verhinderen.
Controleer dat het expansievat de correcte inhoud heeft voor
de hoeveelheid water dat in het systeem zit.
Ontluchten verwarmingssysteem
Voor een complete ontluchting van de ketel en de
verwarmingsinstallatieis het noodzakelijk dat alle cv-pompen
tegelijkertijdi i in werking zijn. Nadat u een constante werking
van de post-circulatie heeft geselecteerdd.m.v. hetmenu
4 parameter 0 waarde 0, op het bedieningspaneel, dient u
de ketel aan te steken met de gaskraan dicht totdater een
blokkering plaatsvindt als gevolg van de gefaalde ontsteking.
Dit zorgt ervoor dat alle pompen tegelijkertijd in werking
treden. Wde ontluchting heeft plaatsgevonden dient u de
postcirculatie weer terug te brengen naar de oorspronkelijke
waard door middel van hetmenu 4 parameter 0 waarde 1, op
installatie
het bedieningspaneel.
Vloerinstallaties
Bij vloerverwarmingsinstallaties moet u een geschikte
veiligheidsthermostaat op de uitgaande leiding van het
systeem monteren.
Voor het aansluiten van een veiligheidsthermostaat voor de
vloer zie het hoofdstuk elektrische verbindingen.
Een te hoge temperatuur in de uitgaande leiding zal de
tapwater- en de verwarmingsfunctie van de ketel blokkeren:
op het display verschijnt de storingscode “E33”.
U kunt de ketel weer in bedrijf brengen door op de toets
RESET te drukken nadat de temperatuur van de uitgaande
leiding is gedaald.
In het geval dethermostaat niet kan worden geïnstalleerd zal
de vloerverwarming moeten worden beschermd door een
thermostaatklep of door een handmatige veligheidsbypass die
voorkomt dat er te warm water richting de installatie stroomt.
Verbindingsleidingen water
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
1. retourleiding zone 1
2. uitgaande leiding zone 1
3. retourleiding zone 2
4. uitgaande leiding zone 2
5. retourleiding zone 3 (optioneel)
6. uitgaande leiding zone 3 (optioneel)
7. recirculatie
8. uitgang koud water zonnepaneel
9. ingang warm water zonnepaneel
10. uitgang warm tapwater
11. ingang koud tapwater
12. gasleiding
39

Installation
Hydraulisch schema
40
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
48 47 46 45 44 43 42 41 40 39 38 37 36 35
1. expansievat verwarming
2. rookgasafvoer
3. rookgassensor
4. ontluchter primaire warmtewisselaar
5. primaire warmtewisselaar
6. brander
7. ventilator
8. venturi
9. gasklep
10. gasingang
11. cv-pomp zone 1 (direct)
12. kit uitgaande leiding zone 1 (direct)
13. veiligheidsklep 3 bar
14. kit cv-pomp zone 1 (direct)
15. kit uitgaande leiding zone 3 (direct)
16. NTC uitgaande leiding zone 2 (gemengd)
Grafi sche afbeelding van de restdruk van de CV-pomp
Drukverlies [mbar]
650
600
550
500
450
400
350
300
250
200
150
100
50
Pomp1 OFF Snelheid III - Pomp2 OFF - Pomp3 ON Pomp1 ON Snelheid III - Pomp2 ON - Pomp3 ON
0
0 200 400 600 800 1000 1200 1400
Doorstroomsnelheid [l/h]
17. uitgaande leiding zone 2 (gemengd)
18. cv-pomp zone 2 (gemengd)
19. NTC retourleiding zone 2 (gemengd)
20. retourleiding zone 2 gemengd
21. kit retourleiding zone 3 (direct)
22. kit retourleiding zone 1 (direct)
23. afvoer veiligheidskleppen
24. expansievat tapwatercircuit
25. veiligheidsgroep 6,5 bar
26. drukverlager
27. ingang koud water
28. uitgang warm water
29. kit verbinding zonnepaneel
30. NTC boiler
31. boiler
32. servomotor mengklep
650
600
550
500
450
400
350
300
250
200
150
100
50
Pomp1 ON Snelheid III - Pomp2 OFF - Pomp3 OFF Pomp1 ON Snelheid III - Pomp2 ON - Pomp3 ON
0
0 200 400 600 800 1000 1200 1400
34
Doorstroomsnelheid [l/h]
M
33
32
650
600
550
500
450
400
350
300
250
200
150
100
50
31
33. mengklep
34. terugslagklep
35. collector
36. kit terugslagklep
37. terugslagklep
38. pressostaat minimum
39. leegloopkraan
40. by-pass
41. omleidklep
42. kit servomotor omleidklep
43. NTC uitgaande leiding ketel
44. veiligheidsclixon
45. NTC retourleiding ketel
46. cv-pomphoofdcircuit
47. watermeter
48. condenswatersifon
ZONE 1 ZONE 2 ZONE 3
Pomp1 OFF Snelheid III - Pomp2 ON - Pomp3 ON Pomp1 ON Snelheid III - Pomp2 ON - Pomp3 ON
0
0 200 400 600 800 1000 1200 1400
Doorstroomsnelheid [l/h]
30

OPGELET
Voordat u ingrepen op de ketel uitvoert moet u de
elektrische voeding uitschakelen door middel van
de externe dubbelpolige schakelaar.
Elektrische aansluitingen
Voor een grotere veiligheid moet u de elektrische installatie
zorgvuldig laten controleren door een vakkundige monteur.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade die
veroorzaakt wordt door het niet op aarde aansluiten van de
installatie of door storingen in de netvoeding.
Controleer dat de installatie geschikt is voor het maximale
vermogen dat door de ketel wordt opgenomen en dat op het
typeplaatje aangegeven wordt. Controleer dat de doorsnede
van de kabels groot genoeg is, in ieder geval niet minder
dan 1,5 mm 2 . De correcte aansluiting op een deugdelijk
aardsysteem is essentieel om de veiligheid van het toestel te
kunnen garanderen.
De netvoedingskabel moet worden aangesloten op een
net van 230V-50Hz en de polen L-N moeten niet worden
verwisseld; ook de aardleiding moet op de goede klem worden
aangesloten.
Belangrijk!
De aansluiting op het elektrische net moet met een
vaste aansluiting worden uitgevoerd (niet met een
losse stekker) en voorzien worden van een tweepolige
schakelaar met openingsafstand tussen de contacten
van tenminste 3 mm
Installation
Meervoudige stekkers, verlengsnoeren of adapters zijn
verboden.
Het is verboden om de leidingen van het hydraulische
systeem, het verwarmingssysteem en het gas te gebruiken
voor de aardaansluiting van het toestel.
De ketel is niet beschermd tegen de gevolgen van
blikseminslag.
Indien u de netzekeringen moet vervangen, dient u
snelzekeringen van 2A te nemen.
OPGELET
Voor de verbinding en de plaatsing van de kabels
van de optionele randapparatuur i dient u de
gebruiksaanwijzingen betreffende de installatie van
derandapparatuur zelf te raadplegen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
NL
PUMP 3 DIV. VALV. CM EXTERNAL
PROBE S. NTC/ST
FT RT3 RT2 RT1
220-240 2 2 0 - 2 4 0 VOLTS V O L T S 12-24 1 2 - 2 4 VOLTS V O L T S
41

Installation
Elektrisch schema
Voor een grotere veiligheid moet u de elektrische installatie
zorgvuldig laten controleren door een vakkundige monteur.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade die
veroorzaakt wordt door het niet op aarde aansluiten van de
installatie of door storingen in de netvoeding.
42
Ontstekingselektrode
KLOK (optioneel)
extra kaartje voor de aansluiting
van de CLIMA MANAGER.
In geval van installatie dient u de klemmen A
aan de klemmen 15 - 16 (Clima Manager) te
verbinden en de klemmen B aan de klemmen
17 - 18 (externe sonde).
(!)
Elektrische gasklep
230 Vac
CV-pomp ketel
230 Vac
Ontstekingstransformator
230 Vac
L N L N
L N
3V
GND
LOW VOLT TIMER
TAPWATER
ALGEMEEN
VERWARMING
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
DISPLAY C&M
1
2
3
4
5
6
FLOOR
ROOM
L
CN16
N
N
L
CN5
CN4
CN9 CN10
CN11
TIMER
ANALOG. OUTPUT
ANALOG. INPUT
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
FUSE
FUSE
CN17
(!)
ADDITION
EXT FAULT
GND
1
CN3
3
4
1
2
3
4
1
2
5
4
3
2
1 1
Ionisatie-elektrode
Connector
Sonde retourleiding zone 2 lage temperatuur
CN7
CN2
Sonde uitgaande leiding zone 2 lage temperatuur
CN1
PWM
+UB
HALL
GND
Motor ventilator
Veiligheidsclixon
Drukregelaar minimum
Rooksonde
6
5
4
3
2
1
CN12
KAART ACO
1
Sonde retourleiding ketel
Sonde uitgaande leiding ketel
1
2
3
4
8 7 6 5 4 3 2 1 6 5 4 3 2 1
CN8
CN7
CN3
CN5
12
11
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
CN2
1
CLIP IN
FUSE
CLIP IN
DISPLAY
N L N L
ALGEMEEN
Zone-mengklep
230 Vac
CV-pomp
zone 2
230 Vac
CV-pomp
zone 1
230 Vac
KLEMMENSTROOK
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10111213141516171819202122232425262728

OPGELET
Voordat u ingrepen op de ketel uitvoert moet u de
elektrische voeding uitschakelen door middel van de
externe dubbelpolige schakelaar.
Meervoudige stekkers, verlengsnoeren of adapters zijn
verboden.
Het is verboden om de leidingen van het hydraulische
systeem, het verwarmingssysteem en het gas te gebruiken
voor de aardaansluiting van het toestel.
De ketel is niet beschermd tegen de gevolgen van
blikseminslag.
Indien u de zekeringen moet vervangen, dient u snelzekeringen
van dezelfde waarde te gebruiken.
Aansluiting clima manager en externe sonde
Om de clima manager en de externe sonde aan te sluiten
dient u als volgt te werk te gaan:
- schakel de elektrische verbinding van de ketel uit
- verwijder het frontpaneel en haal de faston van de aarddraad
los, open het deurtje van het instrumentenvak door de twee
bevestigingsschroeven los te draaien;, als u het deksel
achter het paneel van het instrumentenvak verwijdert krijgt
u toegang tot de elektronische kaart
- doe het kaartje in de connector CN6 van de elektronische
kaart.
A B
- verbindt een paar draden aan de klemmen A van het kaartje
(clima manager); verbindt een tweede paar draden met een
andere kleur aan de klemmen B (externe sonde)
- schuif de draden van het kaartje in de onderkant van de
doos, door de opening van het plastic, doe vervolgens het
deksel en het instrumentenvak weer dicht
- verwijderhetdeksel van het klemmenblok, verwijder het
deksel van de clip-in kaart, maak de display kabel van de
kaart los
- verbindt de draden van het kaartje aan het klemmenbord,
klem A (clima manager) aan de klemmen 15 en 16, klem
B (externe sonde) aan de klemmen 17 en 18, verbindthet
display weer aan de elektronische kaart en sluit het voorste
deksel weer af
- doe de kabels van de clima manager en van de externe
sonde in de ketel door de kabeldoorvoer op het blad.
- maak de kabelklem los met een schroevendraaier en zet
de kabels van de clima manager en de externe sonde erin
vast
- sluit de klemmen aan volgens de nummers op het
klemmenbord, clima manager op de klemmen 15 en 16,
externe sonde op de klemmen 17 en 18,
C
Installation
- zodra de kabels zijn gemonteerd moet u de kabelklem
opnieuw aandraaien en controleren dat de kabels goed zijn
aangesloten en dat ze niet teveel zijn gespannen bij het
openen of sluiten van het instrumentenvak,
- doe het klemmenborddeksel weer op zijn plaats, sluit het
deksel van het instrumentenvak weer af, sluit het frontpaneel
en denk eraan de aardfaston weer aan te sluiten.
Aansluiten van de thermostaten
Thermostaten kamertemperatuur zone 1, zone 2 en zone 3
Oververhittingsthermostaat van de vloerverwarmingsinstallatie
Thermostaat voor beheer algemene opslag tapwater(niet
toepassingsgericht) of als alternatief sonde NTC
- schakel de elektrische verbinding van de ketel uit
- verwijder het frontpaneel en haal de faston van de aarddraad
los, open het deurtje van het instrumentenvak door de
twee bevestigingsschroeven los te draaien;. Verwijder het
deksel van de klemmenstrook,
- doe de kabels in de achterkant van de ketel, leg ze op het
blad nadat u ze door de kabeldoorvoer heeft gehaald
- draai de kabelklem los met een schroevendraaier en voer
de kabels van de kamerthermostaten de oververhittings- en
veiligheidsthermostaten en van de opslag een voor een in.
OPGELET: controleer met een multimeter dat de kabels
naar de ketel worden gevoerd m.b.v. een schoon contact
(open/gelsloten) en niet met residuele spanning van
externe apparaten (thermostaten/klokthermostaten enz.).
Als het niet mogelijk is een schoon signaal te krijgen is het
noodzakelijk de signalen met een relais te isoleren
- verbindt de kabels aan de klemmen volgens de nummering
op de klemmenstrook
- zodra alle kabels zijn gemonteerd dient u de kabelklem
weer aan te sluiten met een schroevendraaier
- controleer dat de kabels goed zijn aangesloten en dat ze
niet teveel zijn gespannen bij het openen of sluiten van het
instrumentenvak,
- doe het klemmenborddeksel weer op zijn plaats, sluit het
deksel van het instrumentenvak weer af, sluit het frontpaneel
en denk eraan de aardfaston weer aan te sluiten
43

Installation
OPGELET
Voordat u ingrepen op de ketel uitvoert moet u de
elektrische voeding uitschakelen door middel van de
externe dubbelpolige schakelaar.
Aansluiting servomotor driewegklep
(optioneel)
De servomotor moet worden gemonteerd als u op de ketel
een opslag verbindt voor de productie van tapwater.
Alsu de toepassingsgerichte module gebruikt moet u de
bijgeleverde aanwijzingen opvolgen om de mechanische,
hydraulische en elektrische verbindingen uit te voeren van
de twee modules in de drie mogelijke confi guraties (reservoir
rechts, links, of onder de ketel)
- schakel de elektrische verbinding van de ketel uit
- verwijder het frontpaneel en haal de faston van de aarddraad
los, open het deurtje van het instrumentenvak door de
twee bevestigingsschroeven los te draaien. Verwijder het
deksel van de klemmenstrook.
- maak de kabelklem met een schroevendraaier los en doe
er de voedingskabel van de servomotor in die bij de kit is
geleverd (gebruik uitsluitend de bijgeleverde kabels)
- verbindt de draden: volg de kleuren en nummers die op de
klemmenstrook staan:
GRIJS (tapwater) = klem 7
ZWART (algemeen) = klem 8
BRUIN (verwarming) = klem 9
- zodra de kabel is gemonteerd dient u de kabelklem weer
aan te sluiten met een schroevendraaier
- strek de kabel uit totdat u hem aan de servomotor kunt
verbinden
- voer de mechanische verbinding tussen de servomotor en
de hydraulische groep uit m.b.v. bijgeleverde vork
- zorg er nu voordat de kabel goed is aangesloten en dat
hij niet gespannen is waneer het deurtje wordt geopend
ofgesloten
- sluit het klemmenborddeksel weer, sluit het frontpaneel en
denk eraan de aardfaston weer aan te sluiten
Aansluiting cv-pomp zone 3 hoge temperatuur
(optioneel)
IDe optionele cv-pomp zorgt ervoor dat u een derde
verwarmingszone op hoge temperatuur onafhankelijk kunt
beheren.
- schakel de elektrische verbinding van de ketel uit
- verwijder het frontpaneel en haal de faston van de
aarddraad los, open het deurtje van het instrumentenvak
door de twee bevestigingsschroeven los te draaien;.
- voer de hydraulische aansluiting uit van de optionele
cv-pomp met de betreffende buizen. Voer de in de kit
bijgeleverde instructies nauwkeurig uit
- verwijder het deksel van de klemmenstrook,
- maak de kabelklem met een schroevendraaier los en doe
er de voedingskabel van de cv-pomp in die bij de kit is
geleverd (gebruik uitsluitend de bijgeleverde kabels)
- verbindt de draden: volg de kleuren en nummers die op de
klemmenstrook staan:
BLAUW (neutraal) = klem 10
BRUIN (fase) = klem 11
GEEL/GROEN (aarde) = klem 12
- sluit de kabelklem opnieuw af en strek de voedingskabel
van de cv-pomp op het blad uit totdat u de connector aan
de optionele cv-pomp kunt verbinden die u voordien heeft
geïnstalleerd
- zorg er nu voordat de kabel goed is aangesloten en dat
hij niet gespannen is waneer het deurtje wordt geopend
ofgesloten
44
- sluit het klemmenborddeksel weer, sluit het frontpaneel en
denk eraan de aardfaston weer aan te sluiten
Aansluiting veiligheidsthermostaat voor installaties op
lage temperatuur
(optioneel)
De veiligheidsthermostaat moet worden geïnstalleerd als de
ketel wordt aangesloten op een verwarmingsinstallatie op
lage temperatuur; hij moet worden bevestigd op de collector
van de uitgaande leiding van de panelen.
- schakel de elektrische verbinding van de ketel uit
- verwijder het frontpaneel en haal de faston van de aarddraad
los, open het deurtje van het instrumentenvak door de
twee bevestigingsschroeven los te draaien;. Verwijder het
deksel van de klemmenstrook,
- maak de kabelklem met een schroevendraair los en doe de
kabel van de veiligheidsthermostaat erin
- verbindt de draden aan de klemmen 21 en 22
- zodra de kabel is gemonteerd dient u de kabelklem weer
aan te sluiten met een schroevendraaier
- zorg er nu voordat de kabel goed is aangesloten en dat
hij niet gespannen is waneer het deurtje wordt geopend
ofgesloten
- sluit het klemmenborddeksel weer, sluit het frontpaneel en
denk eraan de aardfaston weer aan te sluiten

Aansluiting luchttoevoer en rookgasafvoer
De ketel is geschikt voor bedrijf in modaliteit B waarbij lucht uit
de kamer wordt gebruikt en in modaliteit C waarbij lucht van
buiten wordt aangezogen.
Bij het installeren van de rookgasafvoer moet u goed letten op
de luchtdichtheid hiervan om te voorkomen dat de rookgassen
in het circuit voor de luchtaanvoer terechtkomen.
De horizontaal geïnstalleerde buizen moeten een helling van
3% naar boven hebben om verzameling van condenswater te
voorkomen.
Bij een installatie van het type B moet het vertrek waarin de
ketel wordt geïnstalleerd voorzien zijn van een geschikte
ventilatieopening, conform de geldende de voorschriften.
In lokalen met risico van bijtende dampen (bijvoorbeeld
wasserettes, kapsalons, ruimten waar men galvaniseert
enz.) is het uiterst belangrijk om installaties van het type C
te gebruiken, waarbij verbrandingslucht van buiten aan wordt
gezogen. Op die manier beschermt men de ketel tegen de
gevolgen van corrosie.
Voor het uitvoeren van coaxiale aanzuig-/afvoersystemen
dient u originele onderdelen te gebruiken.
Bij werking met het nominale thermische vermogen bereikt men
bij de afvoer geen temperaturen boven de 80°C, desondanks
moet men de van kracht zijnde voorschriften ten aanzien van
de veiligheidsafstanden tot materialen en het passeren door
brandbare structuren respecteren.
De aansluiting tussen de afvoerkanaalstukken moet met
mannelijke/vrouwelijke uiteinden en gasdichte afdichtingen
worden uitgevoerd. De insteekaansluitingen moeten in
tegenovergestelde richting lopen ten opzichte van de richting
waarin de condens loopt.
Tabel soorten toevoer/afvoer
coaxiale systemen
dubbele systemen
Soorten rookgasafvoer
Installation
Soorten aansluitingen van de ketel op het rookgaskanaal
- coaxiale aansluiting van de ketel op het rookgaskanaal van
de luchttoevoer/-afvoer,
- dubbele aansluiting van de ketel op het rookgasafvoerkanaal
en luchttoevoer van buitenaf,
- dubbele aansluiting van de ketel op het rookgasafvoerkanaal
en luchttoevoer vanuit het vertrek.
Bij het aansluiten van de ketel op het rookgaskanaal moeten
condensbestendige producten worden gebruikt. Voor de
lengten en richtingsveranderingen van de aansluitingen moet
u de tabel voor de verschillende soorten afvoer raadplegen.
Condensafvoer
Het hoge energetische rendement leidt tot condenswater dat
moet worden afgevoerd. Daartoe moet men een plastic buis
gebruiken die zodanig wordt gemonteerd dat het condenswater
zich niet in de ketel kan ophopen. De buizen moeten worden
aangesloten op een zwanehals en afvoer, die met het oog kan
worden geïnspecteerd.
Respecteer de nationaal geldende regelgeving voor installatie
en eventuele voorschriften van de plaatselijke autoriteiten of
gezondheidsdiensten.
Voordat u de ketel in gebruik neemt moet u eerst de zwanehals
vullen met water (afschroeven, vol laten lopen en weer
monteren).
De aansluitingskits voor de luchttoevoer/rookgasafvoer worden
los van het apparaat geleverd, afhankelijk van de verschillende
installatiemogelijkheden. De ketel is bestemd voor de
aansluiting op een coaxiaal aanzuig-/rookafvoersysteem.
De aansluiting van de ketel op het afvoerkanaal wordt voor
alle toestellen uitgevoerd met coaxiale buizen ø80/125 of
dubbele buizen ø 80/80.
Voor het drukverval van de kanalen dient u de catalogus
rookgassen te raadplegen. De extra weerstand moet worden
meegeteld in de boven genoemde dimensionering.
Voor de calculatiemethode, de waarden van de overeenkomstige
lengtes en deinstallatievoorbeelden dient u de catalogus
rookgassen te raadplegen
Maximale lengte van toevoer-/afvoerbuizen (m)
FSC 24/27 kW FSC 30/35 kW
MIN MAX MIN MAX
Diameter
kanalen
(mm)
C13 C33 C43 1 16 1 11 ø 80/125
B33 1 16 1 11 ø 80/125
C13 C23 C33 C43
C53 C83
S1. aanzuiging lucht - S2. rookgasafvoer
S1 = S2 S1 = S2
0,5 35 0,5 14
1 + S2 1 + S2
0,5 + 0,5 1 + 70 0,5 + 0,5 1 + 32
ø 80/80
ø 80/80
B23 1 16 1 11 ø 80
45

Installation
Soorten luchttoevoer rookgasafvoer
Verbrandingslucht afkomstig uit het vertrek
B23 Rookgasafvoer naar buiten
Toevoer van lucht uit vertrek
B33 Rookgasafvoer in enkel rookkanaal of meervoudig rookkanaal
geïntegreerd in gebouw
Toevoer van lucht uit vertrek
Verbrandingslucht afkomstig uit het vertrekextern
C13 Rookgasafvoer en luchttoevoer door externe muur in hetzelfde
drukveld
C23 Afvoer rookgas en luchttoevoer door het afvoerkanaal
C33 A voer rookgassen en toevoer van lucht uit vertrekmet dakterminalin
hetzelfde drukveld
C43 Afvoer rookgas en luchttoevoer door het afvoerkanaal
- enkel of meervoudig rookkanaal geïntegreerd in gebouw
C53 Rookgasafvoer naar buiten toe en luchttoevoer door externe muur
niet in hetzelfde drukveld
C83 Rookgasafvoer in enkel rookkanaal of meervoudig rookkanaal
geïntegreerd in gebouw
Toevoer van lucht door externe wand
46

Aansluiting boiler
De ketel is geschikt voor de werking met behulp van een Kit
voor de regeling van de productie van warm tapwater, door
middel van een boiler.
Voor meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het
instructieblad in de boiler Kit.
Voorbeelden soorten installatie
Module met boiler links
Module met boiler rechts
Module met boiler onder
Installation
47

Installation
Interface Clip-In
Wordt gevormd door een display, drie toetsen en 8 verlichte
leds.
Het display toont de temperatuur van de uitgaande leiding,
de retourleiding en de setpoint van de gemengde zone 2 plus
eventuele storingscodes. Een speciale toetsencombiantie
zorgt er bovendien voor dat u kunt overgaan op een handmatige
regeling van de mengklep. In dit geval zal de werkingslogica
van de klep worden stopgezet.
De verlichte leds geven het volgende aan:
Mengklep
- mix zone valve closing; mengklep gaat sluiten
- mix zone valve opening; mengklep gaat open
CV-pompen
- pump zone 1, cv-pomp zone 1 in werking
- pump zone 2, cv-pomp zone 2 in werking
- pump zone 3, cv-pomp zone 3 in werking
Zone 1 direct
- thermostaat zone 1, aanvraag warmte vanuit zone 1
Zone 2 gemengd
- thermostaat zone 2, aanvraag warmte vanuit zone 2
Zone 3 direct (optioneel)
- thermostaat zone 3, aanvraag warmte vanuit zone 3.
In het geval u een clima manager aansluit in plaats van
de kamerthermostaat zal de led niet aangaan, omdat de
warmteaanvraag direct op de clima manager wordt aangegeven.
Het display geeft de temperatuur van de uitgaande leiding
weer. Druk op de toets “+” om de temperatuur van de retourleiding
af te lezen.
Na 5 seconden toont het display nogmaals de temperatuur
van de uitgaande leiding.
Druk tegelijkertijd op de toetsen “+” en “-” om de actuele temperatuur
van de setpoint te zien. Als er geen warmtevraag is
en u drukt tegelijkertijd op de toetsen “+” en “-” verschijnt “- -”
Druk 5 seconden op de toets “menu” om de parameter k te
zien (ingesteld op 07), druk nogmaals op de toets “menu” en
u ziet de laatst ingestelde setpoint en daarna de parameter
∆t (20°C). Als u nogmaals op de toets “menu” drukt verschijnen
de drie voorgaande parameters. We raden u aan de
parameters k en ∆t niet te wijzigen. Om terug te keren naar
de temperatuur van de uitgaande leiding drukt u 5 seconden
op de toets “menu”.
Als u 10 sec. op de toets menu drukt gaat u over naar een
handmatige regeling van de mengklep. Als u nu op de toets
“+” drukt gaat de menglep dicht, als u op de toets “-” drukt
gaat de mengklep open. Om uit de handmatige regeling
van de mengklep te komen dient u 10 sec. lang op de toets
“menu” te drukken.
Als de ketel op stand-by staat, in de zomer of tijdens de
werking van de boiler gaat de display uit. Als u op een van
de drie toetsen drukt gaat het display voor minstens 60 sec.
aan zodat u de temperaturen of de menu’s kunt bekijken.
48
Blokkeringscodes Clip-In
circuit zone 2 gemengd
E 1 circuit sonde uitgaande leiding NTCm1
KORTSLUITING
E 2 circuit sonde uitgaande leiding NTCm1 OPEN
E 3 circuit sonde retourleiding NTCm2
KORTSLUITING
E 4 circuit sonde retourleiding NTCm2 OPEN
E 6 verbinding hoofdkaart - clip-in ONDERBROKEN
E 7 temperatuur retourleiding NTCm2 is 3°C hoger
dan de uitgaande leiding NTCm1
(voor meer dan 25 seconden)

Ontstekingsprocedure
Druk op de ON/OFF toets op het bedieningspaneel om de ketel
aan te zetten (groene led aan). Op het display verschijnt 00:00
Als u de functies tapwater en verwarming uitgeschakeld laat
(de twee knoppen helemaal linksom gedraaid) kan het LCD
display het volgende tonen:
- een storingscode met betreffend symbool,
- het antivries symbool, als de functie actief is, en een van de
twee antivries signaleringscodes
05: watercirculatie
06: watercirculatie en brander aan
Instellen tijd en programmering boiler
- druk 5 seconden lang op de toets set, de twee cijfers aan de linkerkant
gaan knipperen. Stel de juiste tijd in met de toetsen + en -.
Druk op de toets set, de twee cijfers aan de rechterkant gaan
knipperen. Stel de juiste tijd in met de toetsen + en - Drukop de
toets setom te bevestigen en verder te gaan met het instellen
van het boiler programma door zoals boven aangegeven het
ontstekingstijdtip in te stellen, aangegeven door de symbolen
“ “ en “ ” op het display, op dezelfde wijze programmeert u
de uitschakeltijd aangegeven door de symbolen “ “ en “ ”
op het display. Druk op de toets set voor de laatste bevestiging.
U keert nu terug naar het vertonen van de tijd.
Nadat ude boilerheeft geprogrammeerd kunt u hem in- of
uitschakelen tijdens de fase waarin hij uitgaat, door te drukken
op de timer toets:
- toets timer uit = boiler ingeschakeld
- toets timer aan = boiler uitgeschakeld
Weergave menu
Om toegang te krijgen tot alle 7 menu’s drukt u 5 sec. lang
tegelijkertijd op de toetsen + en -.
Om door de verschillende menu’s te scrollen drukt u op de
toets menu.
Om tot de normale weergave terug te keren drukt u minstens
3 seconden op de toets menu.
Als er 1 minuut lang op geen enkele toets wordt gedrukt gaat
u automatisch terug naar het normale beeld, met uitzondering
van menu 5.
Opgelet
In de menu’s 3, 4, 6 en 7 veroorzaakt het tegelijkertijd 5 seconden
drukken op de toets set en + het resetten van alle
waarden van de parameters naar de fabriekswaarden. Het
display geeft CM aan, dat enkele minuten lang zal gaan knipperen.
Het is voldoende op de toets menu te drukken om te
kunnen blijven surfen tussen de parameters.
Dezelfde handeling in het menu 1 zal de laatste tien opgeslagen
foutemeldingen wissen.
Instellen parameters
Het eerste cijfer van links geeft het menunummer weer, het
tweede de betreffende paramter, het derde en het vierde cijfer
de ingestelde waarde van de parameter. De eerste twee
menu’s geven de parameters weer, terwijl alle andere bestaan
uit wijzigbare parameters (op het display verschijnt het symbool
“ ”, met uitzondering van het menu 5 dat wordt gebruikt voor
de schoorsteenveegfunctie waar het symbool “ ” verschijnt.
MENU 1 (alleen weergave)
Lijst 10 laatste storingscodes
Het menu 1 toont de 10 laatst geregistreerde foutmeldingen
van de werking van de ketel; de nummering gaat van 0 tot 9,
waarbij 0 de laatste melding aangeeft.
Druk tegelijkertijd minstens 5 seconden op de toetsen + en -
om te gaan naar menu 1. Het display toont in het eerste cijfer
het menunummer, in het tweede de chronologische volgorde
van de storingscodes en in het derde en vierde cijfer de stor-
inbedrijfstelling
ingscodes: zelfherstellend/vergrendeld, zonder de letter A/E
Als u tegelijkertijd 5 seconden op de toetsen set en + drukt
worden alle storingen gewist. Op het display knippert voor enkele
seconden de tekst CM.
MENU 2 (alleen weergave)
Status ketel
Druk tegelijkertijd minstens 5 seconden op de toetsen + en -
om te gaan naar de menu’s druk op de toets menu om te gaan
naar het menu 2 , druk op de toetsen + e - om te scrollenin
de lijst van parameters in het menu 2. Het display toont in het
eerste cijfer het nummer van het menu, in het tweede cijfer het
nummer van de parameter, terwijl in de het derde en vierde
cijfer de waarde ervan wordt weergegeven.
1e -2e
cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer
2 0 Software versie van de hoofdkaart van 0 tot 99
2 1 Software versie van het display van 0 tot 99
2 2 Werking van de ketel 4: modulerende
ventilator
2 3 Snelheid ventilator (rpm*100) van 0 tot 99
2 4 Stand van de omleidklep 0: tapwater
1: verwarming
2 5 Temperatuur tapwater (°C) van 0 tot 99
2 6 Niet actief 0
2 7 Temperatuur uitgaande leiding hoofdcircuit
(°C)
van 0 tot 99
2 8 Temperatuur retourleiding hoofdcircuit (°C) van 0 tot 99
2 9 Externe temperatuur (°C) van 0 tot 99
MENU 3
Afregeling ketel
Druk tegelijkertijd minstens 5 seconden op de toetsen + en -
om te gaan naar de menu’s druk op de toets menu om te gaan
naar het menu 3, druk op de toetsen + e - om te scrollenin de
lijst van parameters in het menu 3. Het display toont in het
eerste cijfer het nummer van het menu, in het tweede cijfer het
nummer van de parameter, terwijl in het derde en vierde cijfer
de waarde ervan wordt weergegeven.
Om de parameter te wijzigen drukt u op de toets set. Op het
display begint de waarde van de parameter te knipperen.
Druk op de toetsen + en - om de waarden ervan te wijzigen.
Druk op de toets set om de wijziging te bevestigen en terug te
keren naar de weergavemodus van de parameters.
1e -2e
cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
3 0 Niet actief - - - -
3 1 Niet actief - - - -
3 2 Activering mechanische klok 0: boiler/verwarming
NIET ACTIEF
1: boiler NIET
ACTIEF
2
2: verwarming
3 3 Niet actief - - - -
3 4 Niet actief - - - -
3 5 Ontstekingsvertraging
ON/OFF van de boiler
(intervallen 1/2 min.)
van 0 tot 5 min. 3.0
3 6 Timer tapwater
(anti terugslag)
van 0 tot 20
decimalen/sec.
3 7 Niet actief van 0 tot 99 27 kW 86
35 kW 50
0
49

inbedrijfstelling
MENU 4
Instellingen verwarming zone 1, zone 2, zone 3
(temperatuur uitgaande leiding zone 2)
Druk tegelijkertijd minstens 5 seconden op de toetsen + en -
om te gaan naar de menu’s druk op de toets menu om te gaan
naar het menu 4, druk op de toetsen + e - om te scrollenin de
lijst van parameters in het menu 4. Het display toont in het
eerste cijfer het nummer van het menu, in het tweede cijfer het
nummer van de parameter, terwijl in het derde en vierde cijfer
de waarde ervan wordt weergegeven.
Om de parameter te wijzigen drukt u op de toets set. Op het
display begint de waarde van de parameter te knipperen.
Druk op de toetsen + en - om de waarden ervan te wijzigen.
Druk op de toets set om de wijziging te bevestigen en terug te
keren naar de weergavemodus van de parameters.
1e -2e
cijfer
50
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
4 0 Primaire cv-pomp 0: continu
1:post-circ.
4 1 Niet actief - - - -
4 2 Tijd post-circulatie
(intervallen 1/2 min.)
van 0 tot 5 min. 1.0
4 3 niet actief - - - -
4 4 Max. verwarmingstemperatuur
Zone 2
4 5 Min. verwarmingstemperatuur
Zone 2
van 25°C tot 90°C
(voegt 1 toe)
van 25°C tot 90°C
(voegt 1 toe)
4 6 Niet actief - - - -
4 7 Niet actief - - - -
4 8 Vertraging ontsteking verwarming
(intervallen 1/2 min.)
van 0 tot 7 min. 2.5
4 9 Verwarmingsvermogen van 0 (MIN thermisch
vermogen) tot
10 (MAX thermisch
vermogen)
MENU 5
schoorsteenveegfunctie
Druk tegelijkertijd minstens 5 seconden op de toetsen + en -
om te gaan naar de menu’s druk op de toets menu om te gaan
naar het menu 5, druk op detoets set om de schoorsteenveegfunctie
te activeren.
De temperatuur van het hoofdcircuit zal op het derde en vierde
cijfer verschijnen, het horizontale streepje in het tweede
cijfer geeft aan of de ketel op maximaal vermogensniveau
aan het werken is (boveste streepje) of op het minimale vermogensniveau
(onderste streepje).
Om de werkingsmodus te wijzigen tussen maximaal tapwater
en minimaal vermogen gebruikt u de toetsen + en -.
De functie kan op elk gewenst ogenblik worden onderbroken
d.m.v. de toets set, anders keert de normale weergave automatisch
na 5 minuten terug.
MENU 6
Temperatuurregeling zone 2 (gemengd)
Druk tegelijkertijd 5 seconden op de toetsen + en - om te gaan
naar de menu’s , druk op de toets menu om te gaan naar
het menu 6, druk op de toetsen + e - om te scrollenin de lijst
van parameters in het menu 6. Het display toont in het eerste
cijfer het nummer van het menu, in het tweede cijfer het nummer
van de parameter, terwijl in het derde en vierde cijfer de
waarde ervan wordt weergegeven.
Om de parameter te wijzigen drukt u op de toets set. Op het
display begint de waarde van de parameter te knipperen.
Druk op de toetsen + en - om de waarden ervan te wijzigen.
Druk op de toets set om de wijziging te bevestigen en terug te
keren naar de weergavemodus van de parameters.
1
85
35
6
1e -2e
cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
6 0 Temperatuurregeling zone 2 0:uitgeschakeld
1:externe sonde
2:sonde kamertemperatuur
3:beide
6 1 Invloed sonde kamertemperatuur
(actief met 6 0 = 2 of 3)
6 2 Keuze curve temperatuurregeling
(actief met 6 0 = 1 of 3)
6 3 Parallelle verplaatsing van de curve
(actief met 6 0 = 1 of 3)
van 0 tot 20
(intervallen van 1)
0.3 - 0.5 - 1.0
1.2 - 1.5 - 2.0
2.5 - 3.0
van -20 tot 20
(intervallen van 1)
6 4 Niet actief - - - -
6 5 Activering systeem E@SY 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0
6 6 Niet actief - - - -
6 7 Niet actief - - - -
6 8 Niet actief - - - -
6 9 Niet actief - - - -
MENU 7
Temperatuurregeling zone 1 en 3 (direct)
Druk tegelijkertijd minstens 5 seconden op de toetsen + en -
om te gaan naar de menu’s druk op de toets menu om te gaan
naar het menu 7, druk op de toetsen + e - om te scrollenin de
lijst van parameters in het menu 7. Het display toont in het
eerste cijfer het nummer van het menu, in het tweede cijfer het
nummer van de parameter, terwijl in het derde en vierde cijfer
de waarde ervan wordt weergegeven.
Om de parameter te wijzigen drukt u op de toets set. Op het
display begint de waarde van de parameter te knipperen.
Druk op de toetsen + en - om de waarden ervan te wijzigen.
Druk op de toets set om de wijziging te bevestigen en terug te
keren naar de weergavemodus van de parameters.
1e -2e
cijfer
Beschrijving van de parameter
3e -4e cijfer Default
7 0 Temperatuurregeling zone 1/3 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
met
externesonde
0
7 1 Temperatuurregeling ingeschakeld
7 0 = 1
7 2 Temperatuurregeling ingeschakeld
7 0 = 1
Parallelle verplaatsing van de curve
0.3 - 0.5 - 1.0 1.2
- 1.5 - 2.0
2.5 - 3.0
van -20 tot 20
(intervallen van 1)
7 3 Max. temperatuur verwarming van 50°C tot 90°C
(voegt 1°C toe)
7 4 Min. verwarmingstemperatuur van 25°C tot 50°C
(voegt 1°C toe)
7 5 Set-point verwarming bevindt zich
tussen de parameters
7 4 en 7 3
Temperatuurregeling uitgeschakeld
7 0 = 0
7 6 Temperatuurverlaging ‘s nachts
(alleen met klok)
7 7 ∆T temperatuurverlaging ‘s nachts
(alleen met klok)
van 25°C tot 90°C
(voegt 1°C toe)
0 = OFF
1 = ON
0
- -
- -
- -
- -
- -
85
35
75
van 0 tot 10°C 5
7 8 Antilegionellafunctie 0 = OFF
1 = ON
0
7 9 Niet actief - - - -
0

Soorten installaties
De ketel is ingesteld voor aansluiting op een installatie met twee
afzonderlijke zones plus één optionele, die aan te sluiten is d.m.v.
een speciale installatiekit. Zone 1 beheert een installatie op hoge
temperatuur. Zone 2 die is voorzien van een mengklep kan zowel
een installatie op hoge als op lage temperatuur beheren. Zone
3 (optioneel) beheert een installatie op hoge temperatuur.
Zone 1 wordt beheerd door een kamerthermostaat die is
aangesloten op de klemmen 27-28.
Zone 2 kan worden beheerd door een kamerthermostaat die
is aangesloten op de klemmen 25-25, of als alternatief door
de clima manager aangesloten op de klemmen 15-16.
Zone 3 (optioneel) kan worden beheerd door een kamerthermostaat
die is aangesloten op de klemmen 23-24.
N.B. de clima manger kan alleen in zone 2 worden geïnstalleerd
Voor elke gekozen confi guratie kan een externe sonde worden
geïnstalleerd (aangesloten op de klemmen 17-18) om een klimatische
temperatuurregeling te bereiken.
In alle drie de oplossingen kan een zoneklep worden gebruikt
om de betreffende installatie te herkennen. In dit geval
kunt u ook kamerthermostaten gebruiken om de betreffende
zonekleppen te activeren. Deze zullen voorzien moeten zijn
van een einschakelaar om de ketel te kunnen bedienen. De
eindschakelaar moet op de klemmen worden aangesloten in
plaats van de betreffende kamerthermostaat
Klimatische temperatuurregeling zone 2 (gemengd)
Installatie met Clima Manager en Externe Sonde
De klimatische temperatuurregeling kan worden in- of uitgeschakeld
m.b.v. het menu 6 parameter 0.:
1e -2e
cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
6 0 Temperatuurregeling zone 2 0:uitgeschakeld
1:externe sonde
2:sonde kamertemperatuur
3:beide
Met het menu 4 en de parameters 4 en 5 kiest u de temperatuurrange:
1e -2e
cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
4 4 max. verwarmingstemperatuur van 36 - 90 80
4 5 min. verwarmingstemperatuur van 25 -50 25
Deranges van maximum en minimum temperatuur kunnen binnen
de gestelde limieten worden gewijzigd door de waarden
te veranderen op het bedieningspaneel, d.m.v. het menu 4 en
de parameters 4 en 5. Om de parameter te wijzigen drukt u op
de toets set. Op het display begint de waarde van de parameter
(derde en vierde cijfer) te knipperen. Druk op de toetsen + en -
om de waarden ervan te wijzigen. Druk op de toets set om de wijziging
te bevestigen en terug te keren naar de weergavemodus
van de parameters. Als een klimatische temperatuurregeling is
geactiveerd is het noodzakelijk een functioneringscurve te selecteren,
aan de hand van het type sonde dat is geïnstalleerd.
Ga naar het menu 6 en stel het volgende in:
menu 6 parameter 0 ingesteld op 3 (externe sonde + kamersonde
van de clima manager); kies de curve d.m.v. de parameters
1, 2 en 3
1e -2e
cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
6 1 Invloed van de sonde kamertemperatuur
op de temperatuurregeling
0
van 0 tot 20 10
6 2 helling curve temperatuurregeling 0.3 - 0.5 - 1.0 - 1.2
1.5 - 2.0 - 2.5 - 3.0
6 3 parallelle verplaatsing van de curve
temperatuurregeling
van -20 tot +20 0
1.0
inbedrijfstelling
De parallelle verplaatsingvan de curve bereikt mend.m.v. het
menu 6 parameter 3. De invloed van de kamersonde van de
clima manager kan worden gewijzigd of uitgesloten d.m.v.het
menu 6 parameter 1. De keuze van de helling van de curve
temperatuurregeling gebeurt d.m.v. het menu 6 parameter 2.
Om de parameter te wijzigen drukt u op de toets set. Op het display
begint de waarde van de parameter (derde en viede cijfer)
te knipperen. Druk op de toetsen + en - om de waarden ervan te
wijzigen. Druk op de toets set om de wijziging te bevestigen en
terug te keren naar de weergavemodus van de parameters.
Het is mogelijk de verlaging van de nachttemperatuur in de
clima manager in te stellen.
Alsde klimatische temperatuurregeling is uitgeschakeld (menu
6 parameter 0 ingesteld op 0) wordt het gebruik van de curve
uitgesloten en de temperatuur van de uitgaande leiding bereikt
een vaste waarde die op de clima manager kan worden
ingesteld.
Temperatuurregeling zone 2 (gemengd)
Installatie met Clima Manager zonder Externe Sonde
Met deze confi guratie moet het menu 6 parameter 0 worden
ingesteld op 2. ln het geval menu 6 parameter 0 ingesteld
staat op 1 of 3 zal het display de storingscode E15 tonen (externe
sonde niet aangesloten).
1e -2e
cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
6 0 Temperatuurregeling zone 2 0:uitgeschakeld
1:externe sonde
2:sonde kamertemperatuur
3:beide
De invloed van de kamersonde van de clima manager kan
worden gewijzigd d.m.v.het menu 6 parameter 1.
De parameters 6 2 en 6 3 zijn uitgeschakeld.
1e -2e
cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
6 1 Invloed van de sonde kamertemperatuur
op de temperatuurregeling
0
van 0 tot 20 10
Klimatische temperatuurregeling zone 2 (gemengd)
Installatie met Kamerthermostaat, Klok en Externe Sonde
Met deze confi guratie moet het menu 6 parameter 0 worden
ingesteld op 1. ln het geval dat menu 6 parameter 0 op 2 is
ingesteld toont het display de storingscode E29 (kamersonde
uitgeschakeld)
1e -2e cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
6 0 Temperatuurregeling zone 2 0:uitgeschakeld
1:externe sonde
2:sonde kamertemperatuur
3:beide
Het is mogelijk de verlaging van de nachttemperatuur te activeren
d.m.v. het menu 7 parameter 6, de waarde van de verlaging
kan worden geregeld in de parameter 7.
1e -2e ci- Beschrijving van de parameter
jfer
7 6 Temperatuurverlaging ‘s nachts
(alleen met klok)
7 7 ∆T temperatuurverlaging ‘s nachts
(alleen met klok)
3e -4e cijfer Default
0 = OFF
1 = ON
van 0 tot 10°C 5
Als de klimatische temperatuurregeling is gedesactiveerd
wordt het gebruik van de curve uitgesloten en de temperatuur
van de uitgaande leiding bereikt een vaste waarde die kan
worden ingesteldld.m.v. deverwarmingsknop op het bedieningspaneel.
0
0
51

inbedrijfstelling
Temperatuurregeling zone 2 (gemengd)
Installatie met Kamerthermostaat, Klok zonder Externe
Sonde
Met deze confi guratie moet het menu 6 parameter 0 worden
ingesteld op 0. ln het geval menu 6 parameter 0 ingesteld
staat op 1 of 3 zal het display de storingscode E15 tonen (externe
sonde niet aangesloten). als deze op 2 is ingesteld zal
op het display de storingscode E29 verschijnen (kamersonde
niet aangesloten).
1e -2e
cijfer
52
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
6 0 Temperatuurregeling zone 2 0:uitgeschakeld
1:externe sonde
2:sonde kamertemperatuur
3:beide
Detemperatuur van de uitgaande leiding bereikt een vaste
waarde die kan worden ingesteldld.m.v. deverwarmingsknop
op het bedieningspaneel.
Het is mogelijk de verlaging van de nachttemperatuur te activeren
d.m.v. het menu 7 parameter 6, de waarde van de verlaging
kan worden geregeld in de parameter 7.
1e -2e Beschrijving van de parameter
cijfer
7 6 Temperatuurverlaging ‘s nachts
(alleen met klok)
7 7 ∆T temperatuurverlaging ‘s nachts
(alleen met klok)
3e -4e cijfer Default
0 = OFF
1 = ON
van 0 tot 10°C 5
Klimatische temperatuurregeling zone 2 (gemengd)
Installatie met klokthermostaat en externe sonde
Met deze confi guratie moet het menu 6 parameter 0 worden
ingesteld op 1. ln het geval dat menu 6 parameter 0 op 2 is
ingesteld toont het display de storingscode E29 (kamersonde
uitgeschakeld)
1e - 2e
cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
6 0 Temperatuurregeling zone 2 0:uitgeschakeld
1:externe sonde
2:sonde kamertemperatuur
3:beide
Als de klimatische temperatuurregeling is gedesactiveerd
wordt het gebruik van de curve uitgesloten en de temperatuur
van de uitgaande leiding bereikt een vaste waarde die kan
worden ingesteldld.m.v. deverwarmingsknop op het bedieningspaneel.
Temperatuurregeling zone 2 (gemengd)
Installatie met Klokthermostaat zonder Externe Sonde
Met deze confi guratie moet het menu 6 parameter 0 worden
ingesteld op 0. ln het geval menu 6 parameter 0 ingesteld
staat op 1 of 3 zal het display de storingscode E15 tonen (externe
sonde niet aangesloten). als deze op 2 is ingesteld zal
op het display de storingscode E29 verschijnen (kamersonde
niet aangesloten).
1e -2e
cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
6 0 Temperatuurregeling zone 2 0:uitgeschakeld
1:externe sonde
2:sonde kamertemperatuur
3:beide
Als de klimatische temperatuurregeling is gedesactiveerd
wordt het gebruik van de curve uitgesloten en de temperatuur
van de uitgaande leiding bereikt een vaste waarde die kan
worden ingesteldld.m.v. deverwarmingsknop op het bedieningspaneel.
0
0
0
0
Klimatische temperatuurregeling zone 1 en 3 (direct)
Installatie met Klokthermostaat en Externe Sonde
Met deze confi guratie moet het menu 7 parameter 0 worden
ingesteld op 1.
1e -2e
cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
7 0 Temperatuurregeling zone 1/3 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld met
externesonde
Als een klimatische temperatuurregeling is geactiveerd is het
noodzakelijk de functioneringscurve te selecteren. Ga naar
het menu 7 en kies de curve d.m.v. parameter 1 en de verplaatsing
van de curve d.m.v. parameter 2.
1e -2e
cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
7 1 Temperatuurregeling ingeschakeld
7 0 = 1
Keuze curve temperatuurregeling
(actief met 6 0 = 1 of 3)
7 2 Temperatuurregeling ingeschakeld
7 0 = 1
Parallelle verplaatsing van de curve
0.3 - 0.5 - 1.0 1.2
- 1.5 - 2.0
2.5 - 3.0
van -20 tot 20
(intervallen van 1)
Temperatuurregeling zone 1 en 3 (direct)
Installatie met Klokthermostaat zonder Externe Sonde
Met deze confi guratie moet het menu 7 parameter 0 worden
ingesteld op 0.
1e -2e
cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
7 0 Temperatuurregeling zone 1/3 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
met
externesonde
Als de temperatuurregeling is gedesactiveerd wordt het
gebruik van de curve uitgesloten en de temperatuur van de
uitgaande leiding bereikt een vaste waarde die kan worden
ingesteldld.m.v. het menu 7 parameter 5 .
1e -2e
cijfer
Beschrijving van de parameter 3e -4e cijfer Default
7 5 Set-point verwarming bevindt zich
tussen de parameters 7 4 en 7 3
Temperatuurregeling
uitgeschakeld 7 0 = 0
van 25°C tot 90°C
(voegt 1°C toe)
ln het geval menu 7 parameter 0 ingesteld staat op 1 zal
het display de storingscode E15 tonen (externe sonde niet
aangesloten).
N.B:
De installaties met temperatuurregeling zonder klok kunnen
de temperatuur ‘s nachts niet verlagen. Met de installatie van
de klok (alleen actief in zone 2 gemengd) is de verlaging van
de nachttemperatuur beschikbaar d.m.v. menu 7 parameters
6 en 7.
1e -2e Beschrijving van de parameter
cijfer
7 6 Temperatuurverlaging ‘s nachts
(alleen met klok)
7 7 ∆T temperatuurverlaging ‘s nachts
(alleen met klok)
- -
- -
0
75
3e -4e cijfer Default
0 = OFF
1 = ON
0
van 0 tot 10°C 5
0

Voorbereidingen voor de inbedrijfstelling
Om de veiligheid en de juiste werking van de ketel te kunnen
garanderen, moet de inbedrijfstelling worden uitgevoerd
door een erkende installateur, die een door de wet erkende
kwalifi catie bezit.
Het vullen van de hydraulische circuits.
Ga als volgt te werk:
- open de ontluchtingskleppen van de radiatoren van de
installatie en tevens die op de primaire warmtewisselaar;
- draai de doppen van de automatische klep voor de
ontluchting los die op de CV-pomp zitten;
- open geleidelijk de vulkraan van de installatie en sluit de
ontluchtingskleppen van de hoofdwarmtewisselaar en de
radiatoren zodra er water uitkomt;
sluit de vulkranen van de ketel wanneer de druk op de
hydrometer 1 bar is.
Ontluchten verwarmingssysteem
Voor een complete ontluchting van de ketel en de
verwarmingsinstallatieis het noodzakelijk dat alle cvpompen
tegelijkertijd in werking zijn. Nadat u een constante
werking van de post-circulatie heeft geselecteerdd.m.v.
hetmenu 4 parameter 0 op het bedieningspaneel, dient u
de ketel aan te steken met de gaskraan dicht totdater een
blokkering plaatsvindt als gevolg van de gefaalde ontsteking.
Dit zorgt ervoor dat alle pompen tegelijkertijd in werking
treden. Alsde ontluchting heeft plaatsgevonden dient u de
postcirculatie weer terug te brengen naar de oorspronkelijke
instellingen door middel van hetmenu 4 parameter 0 op het
bedieningspaneel.
Gastoevoer
Ga als volgt te werk:
- controleer dat het type geleverde gas overeenkomt met dat
wat op het typeplaatje van de ketel is aangegeven;
- open deuren en ramen;
- voorkom vonken en open vlammen;
- controleer de gasdichtheid van de installatie met de
gaskraan naar de ketel eerst dicht en daarna open, terwijl
de gasklep dicht is (uitgeschakeld); controleer 10 minuten
lang dat de gasmeter niet loopt.
Elektrische voeding
- Controleer dat spanning en frequentie van de netvoeding
overeenkomen met de gegevens op het typeplaatje van de ketel;
- controleer de deugdelijkheid van de aardaansluiting.
Eerste ontsteking
1. Controleer dat:
- de gaskraan gesloten is;
- de elektrische aansluiting op een correcte manier is uitgevoerd.
Controleer in elk geval dat de groen/gele aarddraad is
aangesloten op een effi ciënt aardingssysteem.
- de doppen van de automatische ontluchtingskleppen los zitten;
- de indicatie van de druk op de installatie, op de manometer
meer is dan 1 bar;
- er geen lucht meer uit de radiatoren komt
- dat het rookgaskanaal van de verbrandingsproducten
geschikt is en vrij van eventuele verstoppingen.
- dat de eventueel noodzakelijke ventilatieopeningen in het
vertrek open zijn (installaties van het type B).
2. Vul de beker van de zwanehals voor condenswaterafvoer
van de ketel met water.
NB. in het geval u het apparaat lang niet gebruikt moet
de sifon worden gevuld voordat u het apparaat opnieuw
aansteekt. Als u de sifon niet met water vult bestaat het
risico dat er rookgassen in het vertrek komen.
3- Open de gaskraan en controleer dat de aansluitingen
gasdicht zijn, die van de ketel inbegrepen. Controleer hierbij
inbedrijfstelling
dat de gasmeter niet loopt. Eventuele lekken repareren.
Ontsteking
Druk op de toets “A” ON/OFF, de groene led gaat aan, het display
licht op en na enkele seconden is de ketel bedrijfsklaar.
Instellen tijd en programmering timer boiler
Druk 5 sec. op de toets SET. De cijfers die de uren aangeven
beginnen te knipperen. Met de toetsen + of - kunt u het uur
instellen.
Druk op de toets SET en stel de minuten in.
Om de begintijd van de verwarming van de boiler te programmeren
drukt u nogmaals op de toets SET. Stel het uur en de
minuten in zoals hierboven beschreven, druk op de toets SET
om over te gaan op de programmering van de tijd waarop de
boiler moet stoppen met verwarmen.
Nadat u de tijden van de werking van de boiler heeft geprogrammeerd
is het mogelijk hem in of uit te schakelen door te
drukken op de timer toets:
- toets timer uit = tijdprogrammering uitgeschakeld
- toets timer aan = tijdprogrammering ingeschakeld
Winter- en zomerbedrijf
De ketel beschikt over een verwarmingsknop “E” die het mogelijk
maakt om over te schakelen van zomer- naar winterbedrijf
en omgekeerd. Tijdens het winterbedrijf toont het display het
symbool “ ”, bij een warmteaanvraag wordt het symbool
“ ” getoond en de reële temperatuur van de uitgaande leiding
wordt aangegeven. Het zomerbedrijf bereikt u door de
knop op de stand off te draaien (verwarming uitgeschakeld) .
Temperatuurregeling verwarming zone 2 (gemengd)
De regeling van de temperatuur van de uitgaande leiding van
de gemengde zone 2 door middel van de verwarmingsknop
“E” is alleen mogelijk als er geen clima manager aanwezig is
en als de temperatuurregeling is uitgesloten (menu 6 parameter
0 ingesteld op 0).
De ingestelde waarde wordt enkele seconden direct op het display
weergegeven. Om de daadwerkelijke tempertauur van de
uitgaande leiding te zien moet u naar menu 2 parameter 7 gaan.
In aanwezigheid van de Clima Manager en als de temperatuurregeling
is uitgeschakeld wordt de temperatuur van de
uitgaande leiding geregeld via de Clima manager. Als u aan
de knop van het instrumentenvak draait ziet u uitsluitend de
ingestelde temperatuur. Als de klimatische temperatuurregeling
is geactiveerd wordt de temperatuur van de uitgaande
leiding altijd automatisch gecalculeerd. In alle gevallen zijn de
maximale en minimale waarden die de temperatuur van de
uitgaande leiding kan bereiken vastgesteld d.m.v. de parameters
4 en 5 van het menu 4.
Werking tapwater (alleen met boiler)
De ketel beschikt over een tapwaterknop “M” die ervoor zorgt
dat men kan overgaan op tapwaterwerking of omgekeerd. Als
het tapwatercircuit is ingesteld toont het display het symbool “
”. Tijdens de werking van het tapwatercircuit geeft het eerste
cijfer de letter C aan en draait een segment in het tweede, derde
en vierde cijfer rechtsom. Het uitsluiten van de werking op tapwater
bereikt u door de knop op de stand off te draaien.
Regelen temperatuur van het tapwater
(alleen met boiler)
Het regelen van de temperatuur van het warme tapwater
m.b.v. de tapwaterknop “M” is alleen mogelijk als er geen
clima manager is aangesloten. De ingestelde waarde wordt
enkele seconden direct op het display weergegeven, daarna
verschijnt de tijdsweergave weer. Om de reële temperatuur
van het warme tapwater te controleren moet u gaan naar het
menu 2 parameter 5. Als de clima manager aangesloten is ,
verliest de tapwaterknop zijn functie van temperatuurregelaar
53

inbedrijfstelling
van het warme tapwater. De regelingwordt directbeheerd door
de clima manger. De draaiing van de knopvan het tapwater
toont de ingestelde waarde voor enige seconden, direct op
het display, waarna de tijdsweergave weer verschijnt.
Indicatie brander aan
Als de brander aan is toont het displayhet symbool “ ”, het verbrandingsvermogen
wordt aangegeven door de kegelsboven
de vlam: geen kegels minimum vermogen, een of twee kegelsmiddelmatig
vermogen en drie kegels maximaal vermogen.
Controle van de gasregelingen en verbrandingsgasanalyse
Voor de uitvoering van de verbrandingsgasanalyse moet u de
schoorsteenveegfunctie activeren. Ddruk tegelijkdertijd 5 sec.
op de toetsen + en – om toegang te krijgen tot de menu’s.
Druk op de toets menu“I” en ga naar het menu 5, druk op detoets
set “F” om de schoorsteenveegfunctie te activeren.
De temperatuur van het hoofdcircuit zal op het derde en vierde
cijfer verschijnen, het streepje in het tweede cijfer geeft
aan of de ketel op maximaal vermogensniveau aan het werken
is (boveste streepje) of op het minimale vermogensniveau
(onderste streepje).
Om de werkingsmodus te wijzigen tussen maximaal en minimaal
vermogen gebruikt u de toetsen + en -.
De functie kan op elk gewenst ogenblik worden onderbroken
d.m.v. de toets SET, anders wordt zij automatisch na 5 minuten
uitgeschakeld.
Voorbereidingen voor de verbrandingsgasanalyse
Verwijder de schroefdoppen van de opening voor
de verbrandingsgasanalyse op de rookgasafvoer-/
kuchtaanvoerkrans van de ketel (zie afbeelding) en steek er
de sonde van de rookgassenanalysator in.
54
Verbrandingsgasanalyse en afstelling van het maximale
thermische vermogen (Verboden in België)
Om de rookgasanalyse en de afstelling van het maximale
thermische vermogen uit te voerenmoet u de ketel op de
schoorsteenveegmodus zetten en een warmteaanvraag
uitvoeren vanaf het tapwatercircuit of vanuit de directe zone
van de installatie. Druk tegelijkertijd 5 seconden op de toetsen
+ en - om naar de menu’s te gaan. Druk op de toets menu
om te gaan naar het menu 5, druk op detoets set om de
schoorsteenveegfunctie te activeren.
De temperatuur van het hoofdcircuit zal op het derde en vierde
cijfer verschijnen, het streepje in het tweede cijfer geeft
aan of de ketel op maximaal vermogensniveau aan het werken
is (boveste streepje) of op het minimale vermogensniveau
(onderste streepje) van de ketel. Om de werkingsmodus op
maximaal vermogen te zetten gebruikt u de toetsen + en -.
Wacht totdat de ketel stabiel functioneert en voer de
verbrandingsgasanalyse uit, controleer de waarde van de
CO 2 volgens de volgende tabel
FSC 24/27 FSC 30/35
CO [%] 2 CO [%] 2
G20 8,5 ± 0.2 9,04 ± 0.2
G31 11 ± 0.2 10,72 ± 0.2
Als de gemeten waarden hiervan verschillen, moet u op de
volgende manier ingrijpen (Verboden in België):
- Draai met een gedegen platte schroevendraaier rechstom
aan de drukregelaar van de gasklep (afb 1) om de waarde
van de CO2 te verlagen, linksom om hem te verhogen 2
(gezien de gevoeligheid van de schroef hoeft u maar een
klein beetje te draaien);
- wacht enkele seconden totdat de CO 2 stabiel is, controleer
nogmaals de waarde en herhaal, indien nodig, de
handelingen. Als de ijking is uitgevoerd dient u over te gaan
op de analyse van de CO 2 op minimum vermogen.
1

Verbrandingsgasanalyse en ijking van het minimale
verwarmingsvermogen (Verboden in België)
Druk tegelijkertijd 5 seconden op de toetsen + en - om naar de
menu’s te gaan. Druk op de toets menu om te gaan naar het menu
5, druk op detoets set om de schoorsteenveegfunctie te activeren.
De temperatuur van het hoofdcircuit zal op het derde en vierde
cijfer verschijnen, het streepje in het tweede cijfer geeft aan
of de ketel op maximaal vermogensniveau aan het werken
is (boveste streepje) of op het minimale vermogensniveau
(onderste streepje) van de ketel. Om de werkingsmodus
op minimum vermogen te zetten gebruikt u de toetsen + en
-.Wacht totdat de ketel stabiel functioneert en voer de
verbrandingsgasanalyse uit, controleer de waarde van de
CO volgens de volgende tabel
2
FSC 24/27 FSC 30/35
CO [%] CO [%]
2 2
G20 8,26 ± 0.2 8.98 ± 0.2
G31 10.67 ± 0.2 9,86 ± 0.2
Als de gemeten waarden hiervan verschillen, moet u op de
volgende manier ingrijpen (Verboden in België):
- Nadat u de dop heeft verwijderd (afb.3) draait u met een
torx schroevendraaier aan de drukregelaar van de gasklep
(afb 2); rechtsom om de waarde van de CO2 te verhogen,
linksom om hem te verlagen (gezien de gevoeligheid van de
2
schroef hoeft u maar een klein beetje te draaien) (afb 4);
- wacht enkele seconden totdat de CO stabiel is, controleer
2
nogmaals de waarde en herhaal, indien nodig, de
handelingen. Na afl oop van de ijking, moet u de CO2waarden
opnieuw controleren bij maximaal vermogen. Als
2
de gevonden waarden binnen de grenzen van de tabellen
blijven hoeft verder geen ijking meer uitgevoerd te worden.
Het is verstandig om na deze handelingen het gasverbruik
te controleren bij de gasmeter en deze te vergelijken met de
aanwijzingen in de tabel met technische gegevens.
N.B.: aan het einde van de controle drukt u op de toets SET om
de schoorsteenveegfunctie te onderbreken (de functie gaat in
ieder geval na 5 minuten vanzelf uit), druk drie seconden op
de menutoets om op de normale weergave terug te keren
Afstelling van het maximale verwarmingsvermogen
Men kan het maximale verwarmingsvermogen regelen tussen
de maximaal voor het toestel toegestane waarde en de minimale
waarde. De in de fabriek afgestelde waarde is 70%.
Om de afregeling uit te voeren ddrukt u op de toets menu om
op het menu 4 te komen4, drukt u op de toetsen + en - en
komt u op de parameter 9, het display toont in het eerste en
tweede cijfer het nummer van de parameter, terwijl het derde
en vierde cijfer de waarde aangeeft.
Om de parameter te wijzigen drukt u op de toets set. Op het
display begint de waarde van de parameter (derde cijfer) te
knipperen.Druk op de toetsen + en - om het verwarmingsvermogen
tussen 0 (minimaal vermogen) en 10 (maximaal vermogen)
in te stellen. Druk op de toets set om de wijziging te
bevestigen en terug te keren naar de weergavemodus van de
parameters.
Tabel verwarmingsvermogen
24/27 kW
display 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
kW 5 6,9 8,8 10,7 12,6 14,5 16,4 18,3 20,2 22,1 24
30/35 kW
display 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
kW 5,9 8,3 10,7 13,1 15,5 17,9 20,3 22,7 25,1 27,5 30
Overgang op ander gas (Verboden in België)
2
3
4
inbedrijfstelling
55

inbedrijfstelling
De ketel kan worden omgebouwd van aardgas (G20 en G25)
naar vloeibaar gas (G31) of omgekeerd. Dit moet door een
erkend installatiebedrijf worden uitgevoerd.
De uit te voeren handelingen zijn:
Ombouw van aardgas naaar LPG (In Belgien nicht
(Verboden in België)
1. Schakel de spanning van het toestel uit
2. Draai de gaskraan dicht
3. schakel de elektrische verbinding van de ketel uit
4. -verwijder het frontpaneel en haal de faston van de
aarddraad los, open het deurtje van het instrumentenvak
door de twee bevestigingsschroeven los te draaien
5. demonteer het frontpaneel zodat men in de gasdichte
kamer kan komen
6. demonteer de groep ventilator/venturi/gasklep (afb. 1)
7. maak de gasklep van de venturi los (afb. 2)
8. breng het gasdiafragma aan dat is bijgeleverd in de
ombouwkit.
(afb. 3 en 4).
9. monteer de groep ventilator/venturi/gasklep weer op de
ketel
10. draai de gaskraan open
11. controleer de dichtheid aan de gaszijde.
12. plaats het frontpaneel weer op de verbrandingskamer
13. verwijder het rookgasdiafragma dat zich in de krans
bevindt
14. doe het nieuwe diafragma voor LPG (zie tabel) in de
rookgaskrans
15. zet spanning op het toestel
16. zet het toestel in bedrijf volgens de instructies van de
gebruiksaanwijzing.
17. regel de langzame ontsteking door het menu 3 parameter
7 in te stellen volgens de waarden die staan aangegeven
in de overzichtstabel gasombouw
18. voer de verbrandingsanalyse en de afstelling van het
minimale en maximale thermische vermogen uit.
19. vervang het typeplaatje met de gasaanduiding
ombouw van aardgas naar G25
(Verboden in België)
1. voer de verbrandingsgasanalyse en de afstelling van het
minimale en maximale verbrandingsvermogen uit.
(België)
Deze apparaten zijn geschikt voor werking op aardgas of op
propaangas.
Een verandering van gas moet worden uitgevoerd enkel
en alleen door de fabriek (of aangesteld personeel van de
fabrikant)
56
1
2
3
4

overzichtstabel gasombouw (verboden in België)
Vermogen Type gas Diafragma Gas
24/27 kW
30/35 kW
24/27 kW
30/35 kW
Diafragma
lucht
Diafragma
rookgas
inbedrijfstelling
IJking snelheid ventilator
[rpm] Langzame
ontsteking
MIN MAX
G20/G25 NEE NEE ø 40 mm 1150 5400 86
G31 ø 4,6 mm NEE ø 24 mm 1150 5400 40
G20/G25 NEE NEE ø 40 mm 1150 5400 50
G31 ø 4,6 mm NEE ø 33 mm 1150 5400 40
NATUURLIJKE GASSEN LPG
G20 G25
G31
(propaan)
Onderste Wobbe-index (15°C; 1013 mbar) (MJ/m3 ) 45,67 11,0
Verbruik max/min (15°C, 1013 mbar) (G.N.= m3 MAX 2,54 2,95 1,86
/h) (LPG = Kg/h)
MIN 0,53 0,61 0,39
Gasverbruik na 10 min. (bij 70% van het maximale vermogen) (G.N.= m3 /h) (LPG = Kg/h) 0,30 0,34 0,22
NATUURLIJKE GASSEN LPG
G20 G25
G31
(propaan)
Onderste Wobbe-index (15°C; 1013 mbar) (MJ/m3 ) 45,67 70,69
Verbruik max/min (15°C, 1013 mbar) (G.N.= m3 MAX 3,17 3,69 2,33
/h) (LPG = Kg/h)
MIN 0,62 0,73 0,46
Gasverbruik na 10 min. (bij 70% van het maximale vermogen) (G.N.= m3 /h) (LPG = Kg/h) 0,37 0,43 0,27
57

eschermingssystemen ketel
Beschermingssystemen ketel
De ketel is d.m.v. interne controles beschermd tegen een slechte
werking door de kaart met microprocessor. Indien noodzakelijk
zal deze het apparaat in verband met de veiligheid stopzetten.
In het geval van een blokkering van het apparaat ziet u op het
display een code die het type blokkering en de oorzaak hiervan
aangeeft. Er zijn twee soorten blokkeringen:
Veiligheidsstop
Dit type storingscode, dat op het display wordt aangegeven door
de letter E gevolgd door het knipperen van de storingscode, is
“zelfherstellend”, dat betekent dat de melding ophoudt te bestaan
als de oorzaak van de fout wordt opgelost. Zodra de oorzaak
verdwijnt start het apparaat weer en hervat het zijn normale
werking.
Blokkeringsstop
Wanneer de ketel blokkeert gaat de toets RESET aan “C”.
Dit type storingscode, dat op het display wordt aangegeven door
de letter A of gevolgd door het knipperen van de storingscode,
is “vergrendeld”, dit betekentdat hij niet automatisch wordt
verwijderd. Als de fout van het type “blokkering mislukte
ontsteking/wegblazen van de vlam” is toont het display ook het
corresponderende symbool “ ”of als er een “blokkering door
oververhitting” is toont het display ook het corresponderende
symbool “ ”.
Voorhet herstellen van de normale werking van de ketel drukt u
op de toets RESET op het bedieningspaneel.
Belangrijk
Als de stop herhaaldelijk optreedt, wordt aangeraden zich te
wenden tot een erkend Servicecentrum. Om veiligheidsredenen
zal de ketel maximaal 5 heractiveringen per 15 minuten laten
plaatsvinden (gebruik van de toets RESET). Bij de zesde poging
in het kwartier blokkeert de ketel. In dit geval is het alleen mogelijk
de ketel te deblokkeren als u de elektrische voeding uitschakelt.
Indien de stop slechts in uitzonderlijke gevallen optreedt, is dat
geen probleem.
Antivriesfunctie
Als de NTC sonde uitgaande leiding ketel een temperatuur meet
van minder dan 8°C blijven de cv-pompen 2 minuten lang in werking
en zal de driewegklep (in aanwezigheid van een boiler) tijdens
dat gegeven tijdsbestek in intervallen van een minuut overgaan
van tapwater naar verwarming. Op het display verschijnt het symbool
E05 “ ”.
Na de eerste twee minuten circulatie kunnen zich de volgende
gevallen voordoen:
A) als de temperatuur uitgaande leiding hoger is dan 8°C zal de
circulatie worden onderbroken;
B) als de temperatuur uitgaande leiding zich bevindt tussen de
3°C en de 8°C zal de circulatie nog twee minuten voortduren;
als er meer dan 10 cycli worden uitgevoerd gaat de ketel over
naar geval C
C) als de temperatuur van de uitgaande leiding lager is dan 3°C
gaat de brander op het minimum vermogen aantotdat de
temperatuur de 33°C bereikt; op het display verschijnt E06.
In aanwezigheid van een boiler en als de temperatuur van
het tapwater lager is dan 8°C zal de driewegklep op tapwater
overgaan en de brander ontsteken totdat de temperatuur
van het tapwater de 12°C bereikt, waarna twee minuten
postcirculatie plaatsvinden.
De functie is actief in de zomer- en wintermodus. Als er geen
ontsteking plaatsvindt verschijnt storingscode A03, oververhitting
A01 en geen vlam A18. De antivries functie voorziet geen
ontsteking van de bbrander.
Antilegionellafunctie
Deze functie voorkomt de vorming van de legionella bacterie
die zich goed kan ontwikkelen in een omgeving zoals buizen en
waterreservoirs met temperaturen van tussen de 20 en 40°C. Om
een verspreiding van de bacterie te vermijden kunt u de functie
58
beschermingssystemen ketel
antilegionella activeren door middel van menu 7 parameter 8.
Druk op de toets menu om op het menu 7 te komen drukt u op de
toetsen + en - ed accedere al parametro 8, het display toont in het
eerste en tweede cijfer de nieuwe parameter, en in het derde en
vierde cijfer de waarde. Om de parameter te wijzigen drukt u op
de toets set. Op het display begint de waarde van de parameter
(derde cijfer) te knipperen. Druk op de toetsen + en - om de functie
in te stellen “1” ON - “0” OFF
Zodra deze is geactiveerd terwijl de boiler is ingesteld op een
temperatuur die lager is dan 50°C, gaat de brander aan. Het
water van de boiler wordt verwarmdtot 62°C en 1 uur lang op
die temperatuur behouden. De cyclus zal elke 24 uur worden
herhaald.
Oververhitting en rookgasafvoer
Om de rookgasafvoer te behoeden tegen te hoge temperaturen is
een rooksonde geïnstalleerd die een veiligheidsstop E36 uitvoer als
de temperatuur de 90°C overschrijdt. De ketel gaat dan over naar
het minimumvermogen en zodra de temperatuur onder de 86°C
gaat verdwijnt ook de storingscode E36. De ketel gaat weer over
naar de normale werking, de veiligheidsblokkering A36 verschijnt
als de rooktemperatuur de 95°C overschrijdt en wordt gevolgd door
2 minuten post-ventilatie en post-circulatie. Voor het herstel van de
werking van de ketel dient op de toets reset te drukken.
Overzichtstabel storingscodes
display beschrijving
E 02 ingreep bescherming cv-pomp
E 04 geen vlam gedetecteerd
E 05 antivries ingreep met alleen werking cv-pomp
E 06 antivries ingreep met werking cv-pomp en ontsteking brander
E 07 ∆t tussen uitgaande en retourleiding > 40°C
E 08
temperatuur retourleiding > temperatuur uitgaande leiding meer dan
10°C
E 09 NTC boiler open
E 10 NTC boiler kortsluiting
E 11 NTC uitgaande leidingprimair circuit open
E 12 NTC uitgaande leidingprimair circuit kortsluiting
E 13 NTC retourleidingprimair circuit open
E 14 NTC retourleidingprimair circuit kortsluiting
E 15 externe sonde open
E 16 kortsluiting externe sonde
E 18 wegblazen vlam
E 20 vlam gedetecteerd met gasklep gesloten
E 29 kamersonde clima manager open
E 30 kamersonde clima manager kortsluiting
E 33 ingreep thermostaat vloerverwarming
E 34 rooksonde open
E 35 kortsluiting rooksonde
E 36 ingreep sonde rookgassen door oververhitting > 90°C
E 37 fout microprocessor
E 38 meer dan 5 reset in 15 minuten
E 52
hoogste temperatuur retourleiding, temperatuur uitgaande leiding
(gemengd circuit)
A 01 oververhitting
A 03 mislukte ontsteking
A 18 herhaaldelijk wegblazen vlam
A 36 ingreep sonde rookgassen door oververhitting > 95°C
A 37 fout microprocessor
A 39 fout microprocessor
A 40 fout microprocessor
A 41 fout verplaatsing ventilator >300 toeren

onderhoud
Aanwijzingen voor het openen van de ketelbehuizing en
inspectie van de binnenkant
- schakel de elektrische verbinding van de ketel uit
- verwijder het frontpaneel (afb. 1) en maak de faston van de
aarddraad los
- open het deurtje van het instrumentenvak door de twee
bevestigingsschroeven los te draaien (afb. 2).
- open de ihet paneel van de gesloten verbrandingsruimte
door de twee schroeven los te draaien (afb. 3)
1
2
3
onderhoud
59

onderhoud
Het onderhoud is fundamenteel voor de veiligheid, de
normale werking en de levensduur van de ketel. Het moet
worden uitgevoerd in overeenstemming met de van kracht
zijnde voorschriften. Het is raadzaam om regelmatig de
verbrandingsgasanalyse uit te voeren om het rendement
en de vervuilende emissies van de ketel te controleren, in
overeenstemming met de geldende voorschriften.
Voordat u overgaat tot de onderhoudshandelingen moet u:
- de elektrische voeding uitschakelen door de externe
dubbelpolige schakelaar in de stand OFF te zetten;
- draai het gas en de kranen van de verwarmings- en de
tapwaterinstallatie dicht.
Na afl oop moeten de oorspronkelijke afstellingen weer worden
hersteld.
Algemene opmerkingen
Aanbevolen wordt om minstens eenmaal per jaar de volgende
controles uit te voeren:
1. Controle van de lekdichtheid van het watercircuit met
eventuele vervanging van de afdichtingen en herstel van
de lekdichtheid.
2. Controle van de lekdichtheid van het gascircuit met
eventuele vervanging van de afdichtingen en herstel van
de lekdichtheid.
3. Visuele controle van de algemene toestand van het apparaat.
4. Visuele controle van de verbranding en eventueel
demonteren en reinigen van de brander.
5. Na afl oop van controle “3” eventueel de verbrandingskamer
demonteren en reinigen.
6. Na afl oop van controle “4” eventueel de brander en de
injector demonteren en reinigen.
7. Reiniging van de primaire warmtewisselaar.
8. Controle van de werking van de veiligheidssystemen van
de verwarming:
- veiligheidsvoorziening grenstemperatuur.
9. Controle van de werking van de veiligheidssystemen van
het gas:
- veiligheidsvoorziening afwezigheid gas of vlam (ionisatie).
10. Controle van het rendement van de tapwaterproductie
(controle van de doorstroomsnelheid en van de
temperatuur).
11. Algemene controle van de werking van het apparaat.
12. Verwijdering van het oxide van de detectorelektrode door
middel van schuurlinnen.
Reiniging van de primaire warmtewisselaar
REINIGING ROOKZIJDE
Men kan bij de binnenkant van de warmtewisselaar komen
door de brander uit elkaar te halen. Men kan deze reiniging
uitvoeren met water en zeep, werk met een niet metalen kwast
en spoel met water.
Reiniging sifon
Men kan bij de zwanehals komen door de condensverzamelbeker
rechtsom te draaien, men vindt deze beker linksonder. Men
kan deze reinigen met water en zeep.
Monteer de beker na afl oop weer op zijn plaats.
NB: in het geval men het apparaat lang niet gebruikt moet
de zwanehals worden gevuld voordat men hem opnieuw
aansteekt.
Als u de sifon niet met water vult bestaat het risico dat er
rookgassen in het vertrek komen.
Bedrijfstest
Na het onderhoud te hebben uitgevoerd vult u het verwarmingscircuit
op een druk van ongeveer 1,0 bar en ontlucht u de installatie.
Vul ook het tapwatercircuit.
- U kunt nu het apparaat in werking stellen.
- Indien noodzakelijk ontlucht u de verwarmingsinstallatie
opnieuw.
60
onderhoud
- Controleer de instellingen en de goede werking van alle
besturings-, afregelings- en controlesystemen.
- Controleer de lekdichtheid en de werking van de
rookgasafvoer en de aanzuiging van de verbrandingslucht.
Legen van de installatie
Het legen van de verwarmingsinstallatie moet op de volgende
wijze worden uitgevoerd:
- zet de ketel uit, zet de externe dubbelpolige schakelaar in
de stand OFF en sluit de gaskraan af;
- draai de automatische ontluchtingsklep los;
- open de leegloopkraan van de installatie en vang het
water
dat naar buiten komt op in een vat;
- leeg vanuit de laagste punten van de installatie (waar
aanwezig).
Indien men de installatie uitgeschakeld wil houden in de
zones waar de kamertemperatuur in de winterperiode kan
dalen tot onder de 0°C wordt aangeraden antivorstvloeistof
aan het water van de verwarmingsinstallatie toe te voegen om
te voorkomen dat men het systeem telkens weer moet legen;
in het geval men een dergelijke vloeistof gebruikt moet men
zorgvuldig controleren dat het geen schade kan veroorzaken
aan de ketelonderdelen van roestvrij staal.
Het volgende is niet van toepassing in België
Men beveelt het gebruik aan van antivorstvloeistoffen
bevattende corrosievrij PROPYLEENGLYCOL (zoals
bijvoorbeeld CILLICHEMIE CILLIT CC 45, wat niet giftig is en
tegelijkertijd een antivorst-, antiafzettings-en anticorrosiefunctie
heeft), gebruik het in de door de fabrikant voorgeschreven
dosis, afhankelijk van de voorziene minimale temperatuur.
Controleer regelmatig de pH waarden van het mengsel
antivries/water in het ketelcircuit en vervang dit als de waarde
lager is dan de grenswaarde die door de antivries-fabrikant
wordt voorgeschreven.
MENG NOOIT VERSCHILLENDE SOORTEN ANTIVRIES
DOOR ELKAAR.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade die wordt
veroorzaakt aan het toestel of aan de installatie doordat
ongeschikte antivriesmiddelen of toevoegingen worden
gebruikt.
België
In geval dat u een antivorst additief gebruikt, raden we aan
om producten conform aan catégorie 3 te gebruiken, volgens
de voorschriften van Belgaqua (NBN EN 1717)
Legen tapwaterinstallatie
Elke keer dat er gevaar bestaat voor vorst, moet de
tapwaterinstallatie op de volgende manier worden geleegd:
- sluit de kraan van de waterleiding;
- open alle kranen van het warme en koude water;
- leeg vanuit de laagste punten (waar mogelijk).
OPGELET
Leeg de onderdelen die warm tapwater kunnen bevatten
door eventuele ontluchtingsgaten te activeren voordat u ze
aanraakt.
Ontkalk onderdelen waar kalk op is afgezet volgens de
specifi caties in de veiligheidskaart van het gebruikte product.
Het vertrek moet geventileerd zijn, u moet beschermende
kleding dragen, geen verschillende producten mengen, het
apparaat en omliggende voorwerpen beschermen.
Sluit de ruimten die worden gebruikt voor het afl ezen of
regelen van de gasdruk hermetisch af.
Controleer dat het spuitkopje bij het geleverde gas past.
In het geval u brandlucht ruikt, een sterke gaslucht waarneemt
of rook uit het apparaat ziet komen, moet u de stroom
afzetten, het gas afsluiten, de ramen openen en een monteur
inschakelen.

Plaatsing elektroden
Controleer de plaatsing van de elektroden zoals aangegeven
in de afbeelding.
5±0.5
8±1
8±1
onderhoud
61

Avenue W.A Mozart 1A
1620 DROGENBOS
Tel. 02/333 48 00
Fax. 02/333 48 18
e-mail: info@be.mtsgroup.com
web: www.chaffoteaux.be
420010007300