Chauffeursinstructie vervoer van rolstoelen en scootmobielen

Scootmobielen
De scootmobielgebruiker mag de
scootmobiel tot de rijplaat van de lift rijden.
Om incidenten met achterover vallen te
voorkomen mogen scootmobielgebruikers
nimmer op de scootmobiel blijven zitten
op de liftplaat. De scootmobielgebruiker
gaat via de voordeur de taxi in en uit, de
chauffeur zet de scootmobiel in en uit de
taxi. Begeleidt de reiziger zonodig bij het
instappen, plaatsnemen en vastzetten van
de gordels. Wanneer de taxi geen verlaagde
instap heeft kan zonodig een opstapje
worden gebruikt. Als de reiziger zelfs niet
met behulp van een opstapje in staat is via
de voordeur de taxi te betreden, dan wordt
hij of zij niet vervoerd, hoe spijtig dat ook is.
Zorg dat de scootmobiel op de lift in zijn
‘vrij’ en/of op de rem staat. Duw de
scootmobiel in de taxi. Als duwen te zwaar
of niet mogelijk is, zorg dan dat de
scootmobiel in de langzaamste stand (slak)
staat. Vraag zonodig de reiziger naar de
bediening van de scootmobiel, maar laat de
reiziger NOOIT (!) zelf de scootmobiel in- en
uitrijden. Zet de scootmobiel op zijn plaats,
schakel de stroom uit en zet hem op de rem.
Zet de scootmobiel met spanbanden vast.
Sommige scootmobielen zijn voorzien van
vastzetogen om de spanbanden vast te
haken. Als deze er niet aan zitten, leg de spanbanden dan over de vloerplaat van de
scootmobiel en haak ze aan elkaar. Kies op de plaats van bestemming een veilige plaats met
voldoende ruimte om de rolstoel of scootmobiel uit de taxi te zetten. Zet de scootmobiel
met behulp van de liftplaat uit de taxi. Laat de reiziger daarbij nooit op de scootmobiel zitten.
De reiziger verlaat de taxi via de voordeur en neemt buiten de taxi plaats op de scootmobiel.
Noodsituaties
Hanteer bij noodsituaties de Calamiteiteninstructie taxi. Bespreek de wensen en mogelijkheden
van uw reiziger. Dit kan inhouden: het regelen van vervangend vervoer of het doorgeven van
een vertraging.
Vastzethandleiding Veilig Vervoer Rolstoelinzittenden (Vilans 2009)
1. De rolstoel vastzetten met spanbanden
Als het mogelijk is, moet een rolstoeler altijd plaatsnemen op een gewone passagiersstoel.
Dat is veiliger. Als dit niet mogelijk is, dan mag hij of zij alleen in de rolstoel blijven zitten, als
de rolstoel daarvoor geschikt is.
U dient bij voorkeur een vastzetsysteem te gebruiken dat gecertificeerd is en het ISO 10542-label
heeft. Dat garandeert de grootste veiligheid. Een deltasysteem voldoet hier niet aan, maar
mag (nog wel) worden gebruikt in bussen, die voor september 2008 in gebruik zijn genomen.
Gebruik NOOIT kapot of beschadigd materiaal. Eventuele gebreken moeten direct worden
gemeld aan de vestigingsmanager of aan de medewerker wagenparkt van de vestiging.
1. Rijdt de rolstoel naar de rolstoelplaats in
de taxibus. Zorg dat de rolstoel rechts staat in de
rijrichting en zet hem op de rem.
2. Zet de rolstoel vast met spanbanden: twee aan de
voorkant en twee aan de achterkant. Zet de vier
haken van de spanbanden vast aan de vastzetogen
van de rolstoel of aan het vaste deel van het
rolstoelframe. De spanbanden moeten daarbij
een hoek van 45 graden naar beneden maken
(zie afbeelding).
Als de rolstoel geen vastzetogen heeft, zoek dan vier stevige punten op aan het vaste deel
van het frame, waar de haak niet van kan afglijden. Meestal is dat vlak onder de vier
hoekpunten van de zitting. Het beste zijn vastzetpunten, die zijn aangegeven met een
haaksymbool of rode markeerpunten.
Bekijk de rolstoel goed en neem de tijd voor het vastzetten. Veiligheid gaat boven alles,
ook als u weinig tijd hebt.
Zet de voorkant van de
rolstoel vast met twee
spanbanden
Maak de spanbanden
NOOIT vast aan beensteunen.
Die kunnen
afbreken.
Maak spanbanden NOOIT
vast aan de wielen. Die
zijn niet stevig.
12 13