14.09.2013 Views

De Kerkuil in 2010 - Uilen in Nederland

De Kerkuil in 2010 - Uilen in Nederland

De Kerkuil in 2010 - Uilen in Nederland

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De Kerkuil in 2010

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep

West-Overijssel /NOP

Jaargang 24

1


1 Inhoudsopgave

█ 2 Inleiding 3

█ 3 Broedresultaten broedseizoen 2009 4

█ 4 Regio-nieuws 6

█ 5 Roofvogelshows en –demonstraties 12

█ 6 Broedplaats voor kerkuil gezocht 14

█ 7 Martin Gaus: ‘Heel goed, Liesbeth’ 15

█ 8 Muizenpiek op komst (2010) 16

█ 9 Waterspitsmuis in Flevolandse braakballen 18

█ 10 Braakbalvondst grote bosmuis (Apodemus flavicollis) bij 19

Enschede

█ 11 Bijzondere vangsten…… 21

█ 12 Een noodlottige speling der natuur? 22

█ 13 Zóveel muizen, geen broedsel ……… 24

█ 14 Uilen en wij 25

█ 15 Een schroefje los bij uilenmannen 28

█ 16 Databank en SOVON 29

█ 17 Coördinatoren werkgroepen 30

Bijlage: Ontwikkelingsstadia van Kerkuiljongen

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

2


█ 2 Inleiding

De kerkuilenwerkgroep West-Overijssel – Noordoostpolder gaat haar 25 jarig bestaan in. De 24 e

nieuwsbrief ligt daarom voor u. Na vele voorbereidingen in 1986, een voorbereidend gesprek met

Johan de Jong uit Drachten op 5 maart 1987 en twee voorbereidende bijeenkomsten met mensen uit de

regio’s in Ommen en Bergentheim, ging de werkgroep op 10 maart 1987 officieel van start. Daarvoor

waren er overal in de provincie al (ongeorganiseerd) mensen bezig met het plaatsen van kasten en

bestonden er contacten met Sjoerd Braaksma, de voorganger van Johan de Jong.

Minder bekend dan deze voortrekkers zijn de namen van kastenbezitters die al (lang) vóór 1987 hun

schuren/boerderijen beschikbaar hebben gesteld voor de kerkuil, sommigen al meer dan 35 jaar. De

inmiddels 91-jarige heer A. Smid uit Brucht (Hardenberg) staat met name symbool voor alle mensen

die al decennia lang kerkuilen binnenshuis hebben en nauw samenwerken met de kerkuilenwerkgroep.

De uitstraling die zij hebben gehad naar de omgeving, waardoor er steeds meer mensen enthousiast

raakten voor de kerkuil, was werkelijk groots.

De 91-jarige heer A. Smid uit Brucht, symbool voor mensen met een groot hart voor kerkuilen.

Een toenemende leeftijd vraagt enerzijds om een verandering van contact met de kastenbezitters. Bij

velen staat niet alleen het contoleren van de kasten op de voorgrond, maar krijgt een bezoekje een

sociaal tintje: naast de broedresultaten vraagt het persoonlijke wel en wee om aandacht en tijd. Dat is

goed. Lief en leed worden dan gedeeld. Anderzijds krijgt de werkgroep gelukkig ook te maken met

jonge, gemotiveerde mensen die de toekomst opnieuw inhoud willen geven met eveneens jonge

kastenbezitters. Hoopvol!

Door de jaren heen hebben we de ‘ups-and-downs’ van de broedsuccessen van de kerkuil leren

kennen. Het afgelopen jaar (2010 en daarvoor 2009) heeft het topjaar 2007 (ruim 3.200 geregistreerde

broedsels) in Nederland teruggebracht tot het niveau van 2066. Voor West-Overijssel/Noordoostpolder

van 293 (2007) broedparen tot 162 (2010). Twee sneeuwrijke winters hebben -blijkbaar- hun tol

geëist! Veel broedkisten zijn het afgelopen jaar leeg gebleven, zelfs kasten waarin jaren achtereen

werd gebroed. Toch wanhoopt de werkgroep niet, we hebben dit vaker meegemaakt: 1990-1991

(landelijk van 1130 naar 597 broedparen), 1996-1997 (van 1357 naar 796 broedparen).

Het komende jaar rekent de werkgroep opnieuw op een prettige samenwerking en laten we wederzijds

hopen dat de neergaande lijn gewoon een ‘natuurverschijnsel’ en tijdelijk is.

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

Ger Snaak/Hardenberg

3


Nr.

█ 3 Broedresultaten broedseizoenen 1990 - 2010

Regio

1 a.Steenwijk

b.Genemuiden/

Vliegvlug

2 a. Mastenbroek/Noord

b.Mastenbroek

overig bij Regio Zwolle

3 Kampen

bij Regio Zwolle

90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10

28

22 25

33

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

36

31

45

30

5

37

6

46

6

5 3 2 3 1 1 7 1 4 2 5 --- 2 1 --- --- --- 4 3

54

15

61

20

39

***

40

9

50

7

54

5

43

3

49

10

41

15

2

40 34

8 8

4 Staphorst 15 10 15 12 10 8 10 9 10 14 17 15 15 9 17 22 15 24 31 15 18

5 Zwolle 4 2 2 2 1 1 2 1 1 2 8 8 5 5 9 11 5 12 9 7 4

6 Dalfsen 1 1 1 2 0 0 1 --- 2 3 3 4 3 3 9 9 4 8 8 6 5

7 Heino 2 1 1 3 2 2 2 2 2 2 4 7 7 5 6 8 6 9 15 4 5

8 Ommen 7 1 3 6 5 5 6 2 4 7 12 19 16 15 19 27 22 26 30 17 12

9 Hardenberg 15 5 6 10 9 19 23 6 7 15 20 32 29 17 22 29 21 27 27 19 17

10 a Nijverdal

b Holten

6 1 2 7 6 7 7 4 5 8 14 21 17 10 10 18 13 16

6

2

14 5 6

3

11 Markelo 2 1 1 1 0 0 1 1 1 1 1 --- --- --- --- -- -- -- -- -- --

12 Bathmen 1 1 0 2 1 1 1 0 1 1 3 --- 5 4 4 7 5 8 8 1 4

13 Deventer 6 5 4 5 2 2 2 1 2 1 2 1 2 3 2 9 1 5 6 4 --

14 a. Den Ham

b. Vroomshoop

1 0 3 2 2 2 2 2 1 1 4 4 8 2 5 5 5 6

3

6 2

2

15 Raalte 7 1 5 6 7 7 8 7 7 12 14 20 21 14 20 20 16 25 24 14 14

16 Avereest 1 3 4 4 3 3 5 3 4 6 7 10 8 6 6 6 6 14 14 7 6

17 Noordoospolder 7 8 2 12 14 11 17 8 11 13 23 22 22 14 23 21 13 22 21 17 19

18 Wijhe / Olst

--- --- --- --- 0 2 4 1 2 5 2 4 4 6 6 9

4

13

1

1

11 5 10

Totaal 109 65 76 110 99 102 143 83 107 145 205 248 203 163 217 257 182 293 286 173 167

4


Landelijk geregistreerde broedgevallen van de kerkuil

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

5


4 Regionieuws

4.1 Steenwijk Wolter Engelsman

Alhoewel we nagenoeg geen meldingen van dode kerkuilen

hebben gekregen, waren onze verwachtingen vanwege de

sneeuwwinter 2009-2010 niet erg hoog gespannen. Het

eindresultaat viel ons echter niet tegen. We kwamen in het

broedseizoen uiteindelijk uit op 34 broedsels, tegen 40 paar in

het jaar ervoor.

Op 4 september 2010 hebben we ook meegedaan aan de Aktie ‘Over het hek’, een open dag van

diverse bedrijven in de regio. In Sint-Jansklooster hadden we een standje ingericht bij een van onze

nestkasthouders. Het weer werkte mee, waardoor het de gehele dag gezellig druk was en veel

bezoekers onze stand bekeken hebben of een praatje maakten, Het leverde ons een nieuw adres op

voor het plaatsen van een kerkuilenkast. In de rietschuur, waar wij stonden met onze stand, hing de

kerkuilenkast ook en hoog tussen de dakspanten kon men nog de kerkuil in levende lijve zien zitten.

Op zaterdag 30 oktober 2010 hebben we meegedaan aan de Aktie “Nacht van de nacht’. Op de plaats

waar wij stonden met ons standje, jon men ook een stel uilen in de nestkast volgen m.b.v een camera

en TV.

Op 6 november 2010 hebben we ons gepresenteerd op de 10 e Overijsselse Vogelaarsdag, waar zo’n

160 vogelaars aanwezig waren.

Wolter achter de stand van de K.B.S.

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

6


4.2 Ommen Han Bouman

DE KERKUIL IN OMMEN IN 2010

De broedresultaten van de kerkuil in de regio Ommen zijn dit jaar wederom teleurstellend te noemen.

De oorzaak zal gelegen hebben in een slechte start wat betreft de muizenstand en een wat langer

durende winter dan normaal. Tijdens de winter heeft er gedurende langere tijd een sneeuwdek gelegen,

waardoor de muizen voor de uilen onbereikbaar waren.

We hadden dit jaar in de regio 13 kerkuilbroedsels. Dat zijn 4 broedsels minder dan in 2009.

Waarschijnlijk is een van de broedsels een tweede broedsel, maar dit hebben we niet met zekerheid

kunnen vaststellen. We zijn dit jaar dus weer in broedaantallen gedaald n.l. van 17 naar 13. Dat

betekent dus dat ook het aantal jongen is gedaald van 45 in 2009 naar 36 in 2010.

Dit is een teruggang van 20 % ten opzichte van 2009.

Zoals in de onderstaand tabel is te zien, is ook in het ons omringende gebied, de stand van de kerkuil

gedaald.

plaats nesten jongen gemiddeld

aantal jongen

datum 1 e eileg

Ommen 13 36 2.8 03-04-2010

Hardenberg 8 26 3.3 15-04-2010

Gramsbergen 5 13 2.6 07-04-2010

Dalfsen 5 15 3.0 09-04-2010

Den Ham/Vroomshoop 2 7 3.5 02-04-2010

Totaal 33 97 2.9

Het gemiddeld aantal jongen per nest is dit jaar een fractie hoger, n.l. van 2.6 in 2009 naar 2.7 in

2010. Alle jonge uilen zijn weer van een ring van het Vogeltrekstation voorzien. Het eerste ei werd

gelegd op 3 april. De meeste legsels ontstonden in de weken tussen 3 april en 23 april. Dit is ruim een

week eerder dan vorig jaar.

Tijdens de controles troffen we ook 3 nestkasten aan waarin niet gebroed werd maar waar wel een

oude vogel aanwezig was, ook deze uilen werden geringd.

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

7


In bovenstaande grafiek zien we het verloop van de broedsels in Ommen over de laatste 10 jaar. We

zien dat gedurende de laatste jaren een halvering van het aantal broedparen is ontstaan. Na een stijging

in 2004 is er in 2008 een daling opgetreden die zich nog niet lijkt te herstellen, daardoor zitten we

beneden het niveau van 2001.

In het jaar 2010 heeft de muizenstand zich weer redelijk hersteld en onze hoop is dat wij in 2011 weer

gaan klimmen wat het aantal broedparen betreft. Maar dan moeten we niet teveel sneeuw hebben en

geen al te lange winter.

4.3 Raalte Paul Uijttenboogaart

“Oppassen!................. het heilige vuur lijkt er uit”

Al vanaf 1989 zijn Jan en ik actief als Kerkuilenwerkgroep Raalte. In de loop der jaren hebben we van

alles meegemaakt. De landelijke getallen hebben we zien stijgen van 300-400 tot 3200 broedparen in

2007. Toch zijn er ook duidelijk andere dingen merkbaar die het voortbestaan van de

kerkuilenwerkgroep in gevaar brengt. Gelukkig hebben we sinds enkele jaren de hulp van Gerard van

den Enk die vooral door zijn handigheid maar ook mede door zijn contacten een waardevolle

aanvulling voor de kerkuilenwerkgroep is geworden

Jan en ik worden duidelijk ouder en kunnen onvoldoende enthousiaste mensen vinden als aanvulling

op de Raalter Kerkuilenwerkgroep. Het zou zo plezierig zijn om onze groep met

een drietal mensen te kunnen uitbreiden waarbij je dan de taken per deel goed kunt verdelen

” Ladder op de auto, ladder van de auto, de ladder op controle van de kast en de ladder weer op de

auto” het wordt steeds meer een fysieke inspanning.

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

8


De jeugd van tegenwoordig is, een enkeling daargelaten, meer met alle verschijnselen in de

maatschappij bezig dan met de natuur. Daarnaast worden we ook niet leniger en nemen we minder snel

risico’s bij de controle ,plaatsing en onderhoud van de broedkasten. Controle met een camera blijft

behelpen en vaak moet je dan alsnog bij de kast klimmen om ze te controleren

Het wordt steeds duidelijker dat het aantal van ± 95 broedkasten voor ons teveel wordt om dit jaarlijks

volledig te controleren en onderhouden. Plaatsing van een oproep op de Raalter vrijwilligersbank en

werving bij het plaatselijke IVN heeft tot op heden vrijwel niets opgeleverd. Vaak zie je dan dat

mensen het leuk vinden om af en toe te helpen, maar dat hun motivatie na verloop van tijd snel

afneemt.

Een ander probleem is dat we niet in het bezit zijn van een ringvergunning. Heb je eindelijk de ronde

gemaakt waarbij je de meest waarschijnlijke broedlocaties hebt bezocht moet je de ronde nog een keer

doen met de ringer. Omdat er al duizenden kerkuilengegevens bekend zijn vraag je je wel eens af of dit

allemaal nog zin heeft. Het afgelopen jaar hebben we mede hierom afgezien van het laten ringen van

de jongen.

Nu er echter na een daljaar én twee moeilijke winters met veel sneeuwbedekking een substantiële dip

zit in de landelijke populatie kerkuilen zullen we dit voorjaar er toch wel weer de schouders onder

zetten. Dit omdat het gewoon nodig is voor de kerkuilen. Je beseft vooral in deze slechte tijden dat je

het vooral doet omdat je de kerkuil wilt helpen. Misschien kunnen we in de komende jaren de

efficiëntie bij de plaatsing van nestkasten en controles nog verhogen. Misschien is het

wetenschappelijk niet geheel verantwoord maar onze aanpak blijft onze aanpak. Geen controle in de

eifase, minder vaak jongen laten ringen en vrijwel geen nacontrole spaart ons veel tijd en energie.

De legendarisch en inspirerende woorden van Ramses Shaffy zullen we maar toepassen: ”Laat me,

laat me , laat me mijn eigen gang toch gaan,……. laat me ,laat me, ik heb het altijd zo gedaan. En

natuurlijk “We zullen doorgaan…………….. “

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

9


4.4 Zwolle Kerkuilen en ladders. Arnold Verhoeven

Een van de minder makkelijke eigenschappen van kerkuilen is dat het geen grondbroeders zijn, je moet

er altijd met een ladder bij.

Bij de jaarlijkse controle ronde maken we gebruik van verschillende soorten ladders.

Uiteraard gaat er een eigen lader mee, een tweedelige, licht, past op de auto en een redelijke hoogte.

Maar de ladder hoeft niet altijd van de auto, zijn namelijk ook adressen waar een ladder aanwezig is.

Meestal zijn dit ook aluminium ladders in vele maten en soorten. Al dan niet dik onder de verf,

koeienstront, kuilvoer , stof en wat er al niet meer op een ladder kan zitten.

Ook is er een adres waar de kast erg hoog hangt maar waar gelukkig ook een erg lange lader aanwezig

is.

Het is alleen een houten lader uit twee delen. Lood en lood zwaar en we hebben telkens moeite te

bepalen wat nu boven , onder, achter en voor moet. Maar tot nu toe lukt het nog steeds de ladder in de

benen te krijgen.

Behalve de spierpijn die je oploopt bij deze klus zijn het ook de splinters in je handen de je dagen later

nog herinneren aan deze controle.

Gelukkig zegt de eigenaar vaak laat de ladder maar staan “ wij zijn hem daar deze dagen ook nog

nodig.”. dat scheelt toch spierpijn en splinters. De 5 mooie jongen die dit jaar in deze kast zaten

maakten het allemaal wel weer de moeite waard.

Ook hangt er een kast bij een veevoerhandel boven op een zolder. Deze hangt lekker laag maar

ondanks mijn lengte van 2 meter net te laag om zo in te kijken. Maar ook te laag voor een ladder.

Gelukkig staat de zolder vol met van alles en nog wat fauteuils, bijzettafels, emmers, kruiwagens enz

enz. behalve een keukentrapje. Elke keer is het weer en puzzel wat zet je op elkaar zodat het niet

beschadigd of van elkaar afvalt. Op de zolder is het een grote chaos en elk

jaar hoop je dat ze de fauteuils hebben laten staan. Echter zoals dat op

een rommelzolder hoort is het elk jaar weer anders.

Dat maakt weer wel dat het spannend blijft zowel of er jonge

uilen zijn als hoe komen we erbij dit jaar.

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

10


4.6. Markelo H. Tjoink

Merkwaardige broedplaats van een steenuil

Steenuil (Foto: Yves Baptiste)

“Zeg Henrie, een van de stoeptegels die jij in het schuurtje

hebt gelegd, ligt los. Kun je daar iets aan doen?”. Een vraag

van de vrouw van Henrie Tjoink uit Markelo, juni 2010.

Henrie komt zelf ook tot de ontdekking dat het vervelend is

dat die tegel los zit en besluit het euvel te verhelpen. Tot

zijn verbazing ziet hij onder de tegel 4 jonge steenuilen die

nog niet zo lang geleden uit het ei zijn gekropen. Nader

onderzoek laat een onder de stoeptegels liggende gang naar

het nest zien van een konijn. De gang (hol) van ongeveer 1 meter lengte gaat in de richting van de

buitenzijde van het schuurtje en eindigt in een ruimte tussen het schuurtje en een daartegen

aangebrachte houtstapel. Henrie besluit om de tegel boven de jonge steenuilen iets op te lichten met

behulp van een baksteen en ‘de zaak’ te laten rusten. Na twee dagen zijn alle jonge steenuilen

verdwenen, althans: ze zitten buiten in de ruimte tussen het schuurtje en de houtstapel. Henrie

bemerkte dat toen hij in zijn auto ging ‘posten’ en een adulte steenuil achter de houtstapel zag

verdwijnen. Henrie heeft de dieren zien opgroeien tot volwassen vogels. Hopelijk gaat een ervan in de

toekomst gebruik maken van een van de kasten die al in de buurt van het konijnenhol waren geplaatst.

Henrie Tjoink plaatst een steen naast het nest en legt vervolgens daarop de stoeptegels om voor wat veiligheid te zorgen.

Het pijltje op de linker foto geeft de plaats aan waar de jonge steenuilen onder de stoeptegel zitten.

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

Ger Snaak

11


█ 5. Roofvogelshows en -demonstraties

De Werkgroep Roofvogels Nederland is faliekant tegen het gebruik (beter gezegd: misbruik) van

roofvogels voor commerciële doeleinden, waaronder roofvogelshows. Daar hebben we een aantal

redenen voor:

• Roofvogelshows worden gehouden door roofvogelhouders. Hoewel ze zichzelf valkeniers

noemen, is er een hemelsbreed verschil tussen een roofvogelhouder en een valkenier (zie

hieronder).

• Roofvogelshows en roofvogelhouderij liggen in elkaars verlengde. Het laatste is een variant op

het houden van tropische - en andere volièrevogels; ziedaar ook het verschil met valkeniers.

• Roofvogeldemonstraties worden geacht educatieve waarde te hebben. In plaats daarvan wordt

echter het consumentisme bevorderd (een dagje roofvogels kijken). De verstrekte informatie is

bovendien vaak van bedenkelijk niveau.

• Roofvogelhouders zijn nauw verweven met de fok van roofvogels. Daarbij wordt op grote

schaal hybridisatie toegepast, wat op zijn beurt in toenemende mate voor problemen zorgt bij

wildlevende valken (weghouden bij de schaarse nestplaatsen, hybridisatie in het wild;

Arbeitsgemeinschaft Wanderfalkenschutz des NABU NRW, Werkgroep Slechtvalk

Nederland).

• Roofvogelshows en -houders zijn nauw verweven met handel in roofvogels, waar allerlei

duistere en criminele kanten aan zitten. Hoewel deels bonafide (dat wil zeggen: naar de regels

van de wet), is zonneklaar dat kieren in de wetgeving worden uitgebuit. De malafide kant

onttrekt zich per definitie aan onze waarneming, al wordt af en toe een tipje van de sluier

opgelicht (zie hieronder).

• Roofvogelshows bevorderen de wens van mensen zelf roofvogels te willen hebben.

Waar vraag is, ontstaat aanbod. Dat aanbod wordt deels gevoed met in gevangenschap gefokte

roofvogels, maar - illegale- onttrekking van eieren en nestjongen aan wild levende vogels is eveneens

aan de orde van de dag. Daarvoor bestaan aanwijzingen in Nederland (vooral Noord-Brabant:

verdwijning van eieren of kleine jongen van haviksnesten), en tal van bewijzen in het buitenland

(onder meer Groot-Brittannië, Duitsland, Slowakije). Het betreft een wereldwijde handel, waar veel

geld in omgaat. Een willekeurige greep uit recente gevallen in West- en Midden-Europa:

(a) in beslagneming op Heathrow, London, van plastic buizen waarmee 23 roofvogels en uilen uit

Thailand werden binnengesmokkeld op 25 juli 2002 (Legal Eagle 32: 1-2, 2002),

(b) de betrapping op heterdaad van een Tsjechische valkenier op 4 mei 2001 in Slowakije (jonge

Steenarend uit nest gehaald: De Takkeling 9: 189-192, 2001),

(c) de inbeslagneming van 70 roofvogels en uilen bij twee valkeniers in Duitsland, waarbij nader

onderzoek aan het licht bracht dat zij verantwoordelijk waren voor de nestroof van 80 Haviken, >70

Raven, 66 Rode Wouwen, 19 Zwarte Wouwen en 14 Sperwers (Arbeitsgemeinschaft

Wanderfalkenschutz Jahresbericht 2001/NRW: 14-15), e

(d) jaarlijks worden op Russische vliegvelden tot 700 Sakervalken in beslag genomen die op het punt

stonden het land uitgesmokkeld te worden (Russian Conservation News 26: 17, 2001). Door deze

continue valkenroof zijn de broedpopulaties van Oezbekistan, Kazakhstan, Afghanistan, Kirgizië en

Binnen-Mongolië teruggebracht tot solitaire paren en enkele kleine clusters. Het overgrote deel van de

7000-8000 Sakervalken die elk jaar naar het Nabije Oosten worden vervoerd, is illegaal verkregen

(Wingspan 11(2): 9, 2002).

Dit is slechts het topje van de ijsberg. Wij vinden daarom dat mensen beter naar wild levende

roofvogels kunnen kijken, in plaats van shows te bezoeken of zelf roofvogels te willen hebben. In

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

12


Nederland is het waarnemen van roofvogels een eenvoudige opgave, zelfs zonder verrekijker of

telescoop. De betrouwbare informatie over de leefwijze van onze roofvogels is bovendien zeer

omvangrijk. Iedereen die zich in roofvogels wil verdiepen, heeft uitgebreide kansen. Zowel thuis

(boeken, films, brochures) als in het veld, zowel in het verstedelijkte West-Nederland als in het

bosrijke oosten van ons land. Pas dan gaan we iets begrijpen van het leven van deze vogels, van hun

leefgebieden en hun prooien, van de dagelijkse problemen waar ze tegenaan lopen, de

overlevingskansen, enzovoort. Een fascinerende wereld, met dagelijks nieuwe indrukken en vragen...

Zonde die leren bandjes

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

13


█ 6. Broedplaats voor kerkuil gezocht De Stentor ed. Vechtdal 4 januari 2011

De kerkuil heeft het moeilijk, daarom zoekt de afdeling Vechtstreek van Natuur en Milieu naar goede

locaties waar de vogels kunnen nestelen. Eigen foto

VECHTDAL - Het gaat niet

goed met de broedresultaten

van de kerkuil in het

Vechtdal. Werden er alleen

al in de gemeente Ommen in

2007 nog 28 broedparen

geteld, in 2010 waren dat er

13. Een afname van meer

dan vijftig procent,

vergelijkbaar met cijfers uit

de omringende gemeenten,

dus wordt het tijd hier wat

aan te doen, vindt de

vogelwerkgroep van de

Vereniging voor Natuur en

Milieu De Vechtstreek.

Om de broedresultaten

positief te beïnvloeden, wil de vogelwerkgroep speciale kerkuilnestkasten ophangen. Daarvoor is de

werkgroep naarstig op zoek naar passende locaties voor nestkasten voor kerkuilen. "We roepen daarom

iedereen in het buitengebied van Ommen en omliggende dorpen op suggesties te doen voor locaties

voor plaatsing van zo'n kast", zegt Han Bouman namens de vogelwerkgroep.

De kerkuil was na een moeilijke periode in 2007 weer goed vertegenwoordigd. Sindsdien gaat het

echter weer hard achteruit met de populatie. De laatste jaren is het aantal broedparen en

broedresultaten in de regio gestaag teruggelopen met meer dan 50 procent. Dat komt deels doordat de

muizenpopulatie, het voornaamste voedsel van de kerkuil, was teruggelopen. Maar ook door de lange

winters met veel sneeuw de laatste jaren kon de uil niet bij de muis komen, want die maakt zijn gangen

onder de sneeuw.

Als een suggestie wordt gedaan, komt de werkgroep zelf beoordelen of de locatie geschikt is. "Een

goede plek is bijvoorbeeld in een schuur waar de uil niet teveel verstoord wordt vlakbij een soort

houtwalachtige omgeving", legt Bouman uit. Is een locatie naar het oordeel van de werkgroep

geschikt, dan stelt deze een kerkuilenkast ter beschikking en zal deze in de toekomst ook onderhouden

en monitoren.

Met een kast helpen de mensen de populatie in stand te houden. Daarnaast is het goed voor de strijd

tegen overlast door muizen. In de broedtijd heeft een koppel kerkuilen met vier jongen per nacht circa

dertig muizen nodig.

Bewoners van het buitengebied wie de uil wel in hun nabijheid willen hebben, kunnen contact

opnemen met Han Bouman, via 0523-251520.

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

14


█ 7 Martin Gaus: ‘Heel goed, Liesbeth’

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

Van Ommen en Gaus met kerkuil

“Natuurlijk Flevoland’ , een programma van rtv-Flevoland,

stond op vrijdag 7 januari 2010 onder andere in het teken van

een roofvogel- en uilenshow. De show werd aangekondigd

als: ‘In deze serie van Natuurlijk Flevoland gaan Gerard van

Ommen en Martin Gaus op zoek naar bijzondere hobby- en

huisdieren’. Inderdaad, goed gelezen: bijzondere hobby- en

huisdieren! Wat die bijzondere hobby- en huisdieren waren?

Amerikaanse woestijnarend, Europese oehoe, Kerkuil en nog

5 andere niet benoemde soorten. Gestimuleerd door een

roofvogeldemonstratie in het safaripark De Beekse Bergen, sloeg er, volgens demonstrante

Liesbeth, een virus over om zelf dergelijke demonstraties te willen houden, aandachtig gevolgd

door Martin Gaus (en in mindere mate door Gerard van Ommen: ‘Ik ben niet zo van dieren,

van knuffelen en vasthouden’). Gaus, op zijn eigen karakteristieke wijze: “Kijk nou eens hoe

fantastisch dit is. Als je dit nu ziet gebeuren, de snelheid…. Fluisterend stil gaat ie naar zijn

prooi toe. Fluisterend stil stort ie zich erboven op. En met die fantastische klauwen hem

vasthouden, met die prachtige snavel het lijf verwoesten’.

Gaus en Van Ommen met Oehoe

De show was één brok reclame voor het houden van uilen

en roofvogels als hobbydier of huisdier. Geen kritische

vragen, geen enkel woord over de zorgen van een sterk

groeiend aantal verontruste vogelbeschermers over het

toenemend bezit, het aanbod (handel) en het aantal

demonstraties van vogels die in Nederland als huis-

en/of hobbydier wordt gehouden. Geen enkel woord over

de wereldwijde handel in roofvogels en uilen. Geen enkel woord over de prijzen van €

250,- voor een paartje kerkuilen en meer dan € 300,- voor een Europese oehoe. Geen enkele

notie van het in 2010 gepubliceerde rapport

‘Roofvogel- en uilenshows in Nederland’, in opdracht

van Vogelbescherming Nederland waarin de

onderbouwing van die zorg wordt weergegeven.

Waarom niet Martin? Waarom niet Gerard? Is dat,

Martin, omdat je groot bent geworden met echte

huisdieren? Martin, je wordt bewonderd in je relatie

tot honden en katten, maar alstublieft: stop met die

aanmoedigende verhalen over de domesticatie van

roofvogels en uilen. Stop met je verhalen over deze ‘fantastische’ vogels!

Wat zou het ’fantastisch’ zijn als Martin Gaus eens in gesprek ging met Vogelbescherming

Nederland en/of De Werkgroep Roofvogels Nederland, de Stichting

Kerkuilenwerkgroep Nederland, de Werkgroep Slechtvalk Nederland, de Steenuilenwerkgroep

Nederland……..

Laten we alstublieft uitstijgen boven de in de uitzending van ‘Natuurlijk Flevoland’

gemaakte uitspraken over vogels als: ‘Het is mijn vriendinnetje,…..het is mijn vogeltje’ en

‘Kom maar meid…...’. Dat zou onder andere voor Oehoe Fikka, die niet wilde luisteren naar

Liesbeth, echt ‘fantastisch’ zijn. Fikka is geen hondje…….. Fikka heeft niets te maken met

natuur, al helemaal niet in dit ‘natuurlijk Flevoland’!

15


█ 8 Muizenpiek op komst (2010)

Afgelopen broedseizoen (2009) kenmerkte zich door schaarste aan muizen. Niet alleen veldmuizen,

het stapelvoedsel van Bruine Kiekendieven, Buizerds en Torenvalken, maar ook bosmuizen en rosse

woelmuizen waren dun gezaaid. Aan het eind van de zomer leek zich een kentering af te tekenen: in

het grasland verschenen verse holletjes, in het bos hoorde je ’s nachts links en rechts geritsel.

Die ontwikkeling heeft zich doorgezet. In de herfst waren overal in het bos de kenmerkende gaten met

zandkegeltjes ervoor te zien: de woon- en opslagplaatsen van bosmuizen (Foto 1). Vooral op plekken

met beukenmast en eikels waren de graafactiviteiten enorm. Dat er veel bosmuizen waren, werd

bevestigd zodra er sneeuw begon te vallen, vanaf 16 december 2009. Kriskras liepen de sporen over de

sneeuw. Sommige kon ik over een afstand van 90 m volgen voordat ze via een zelfgemaakt gat in de

sneeuw verdwenen (vaak in de buurt van een beuken- of eikenstam).

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

Foto 1. Ingang van bosmuishol

(onder takje), met vers uitgeworpen

zand in kegelvorm opzij van de

opening, beukenbos op

Berkenheuvel, West-Drenthe (Rob

Bijlsma).

Opmerkelijk genoeg waren er bosgedeelten waar het wemelde van de bosmuissporen (tot 49

verschillende tracks per 100 m lengte), terwijl andere delen geheel muizenvrij leken te zijn (althans

geen sporen op de sneeuw). Dat had met het bostype te maken: hoge dichtheid in gemengd bos en

beuk, lage dichtheid in de meeste

vakken grove den (maar niet alle).

Foto 2. Spoor van een bosmuis op sneeuw,

Berkenheuvel, West-Drenthe, 12 januari 2010

(Rob Bijlsma). De liniaal laat zien dat er

ongeveer 9 cm tussen de sprongen zit, een

mooie illustratie van de snel hoppende manier

van voortbewegen van bosmuizen (geheel

anders dan de schuifelende manier van lopen

van veldmuizen en rosse woelmuizen). Let

ook op het sleepspoor van de lange staart.

16


Het sneeuwdek openbaarde de activiteiten van bosmuizen (die veel over de sneeuw rennen), maar

verborg juist de bezigheden van veldmuizen. Hun werk werd pas zichtbaar toen de sneeuw wegsmolt

(Foto 3). Een dicht netwerk van loopgangen, afgewisseld met gaatjes, kwam aan het licht. Dit was

extra goed zichtbaar doordat het sneeuwdek de grasmat had platgelegd. Onder die omstandigheden

eten veldmuizen hun loopgangen vrij, en ontstaan de aarden weggetjes zoals op de foto goed te zien is.

Als de grasmat niet platligt, zijn de loopgangen veel minder goed zichtbaar, want verborgen tussen de

staande vegetatie.

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

Foto 3. Loopgangen en

holletjes van veldmuizen

in grasland, Vledder Aa,

West-Drenthe, 21 januari

2010 (Rob Bijlsma).

Holletjes tellen is een beproefde methode om dichtheden van muizen te kwantificeren. Bijvoorbeeld in

vaste plotjes van 1 x 1 meter. Of langs een vast transect met een breedte van 2 meter. Hoewel het –

vooral bij een hoge dichtheid – lastig is te komen tot een omrekening naar een absolute

dichtsheidsmaat (aantal muizen per ha, bijvoorbeeld), is deze methode goed bruikbaar om een relatieve

dichtheid te bepalen. Een index dus.

Verder lezen:

Bijlsma R.G. 2009. Trends en broedresultaten van roofvogels in Nederland in 2008. De Takkeling 17:

7-50 (pagina 9-11 voor de muizen).

Buker J.B. 1984. Aantalsschommelingen bij de veldmuis Microtus arvalis (Pallas, 1779) in de periode

1978-1981. Lutra 27: 304-311.

Lisická L., Losík J., Zejda J., Heroldová M., Nesvadbová J. & Tkadlec E. 2007. Measurement error in

a burrow index to monitor relative population size in the common vole. Folia Zool. 56: 169-176.

Rob G. Bijlsma, Doldersummerweg 1, 7983 LD Wapse

17


█ 9 Waterspitsmuis in Flevolandse braakballen

(Ria Heemskerk – coördinator Zoogdieratlas Flevoland)

Wie de atlas van de Nederlandse zoogdieren uit 1992 ter hand

neemt, ziet op de kaart van de Waterspitsmuis (Neomys fodiens)

een wit gebied voor de provincie Flevoland. De tekst vermeldt wel

enkele oude vondsten in braakballen, afkomstig uit een boerderij

aan de Uiterdijkenweg in Luttelgeest (gem. Noordoostpolder). Daar

wordt wel de kanttekening bijgeplaatst dat het goed mogelijk is dat

de dieren niet in de polder, maar in de kop van Overijssel, waren

gevangen. Hemelsbreed is de afstand minder dan één kilometer.

Daarnaast wordt melding gemaakt van enkele waarnemingen van de soort, die niet onbetwistbaar zijn.

Nu in het kader van de nieuwe zoogdieratlas, intensief naar zoogdieren wordt gespeurd, worden

kerkuilen weer dankbaar gebruikt als leveranciers van potentieel onderzoeksmateriaal. Enkele

honderden braakballen uit Flevoland zijn inmiddels uitgeplozen. Ook enkele partijen van de

Uiterdijkenweg werden geplozen. Groot was de opwinding toen in een klein partijtje ballen een

schedel van een Waterspitsmuis tevoorschijn kwam. Enkele maanden later was het opnieuw raak.

Ballen van een boerderij aan dezelfde weg, op 3 km afstand van de vorige, leverden maar liefst drie

Waterspitsmuisschedels op. Beide kerkuilterritoria liggen op de grens van de polder, op vliegafstand

van de Weerribben. Het is dus goed mogelijk dat de Waterspitsmuizen daar gevangen zijn. Maar het is

niet ondenkbaar dat ze ook op Flevolands grondgebied voorkomen. Er zijn plannen om daar met de

veldwerkgroep van de Zoogdiervereniging nader onderzoek naar te verrichten dit najaar.

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

18


█ 10 Braakbalvondst grote bosmuis (Apodemus flavicollis) bij Enschede

In een door Ecogroen Advies BV te Zwolle aan mij geleverde braakbalpartij uit de buurtschap

Smalenbroek (259.0-466.8) ten zuidoosten van Enschede (februari 2010) zijn een schedel en twee

onderkaken van de grote bosmuis (Apodemus flavicollis) aangetroffen. Deze eerste braakbalvondst van

de grote bosmuis in de provincie Overijssel sluit aan bij eerdere vangsten rond Winterwijk en een

onzekere waarneming in Twente (Aamsveen), waarmee het vermoeden wordt bevestigd dat de grote

bosmuis op meerdere plaatsen in Oost- Nederland voorkomt. De vondst sluit ook aan bij recente

waarnemingen in Münsterland die op migratie in westelijke richting wijzen (fig.2)

Bij mijn eerste beoordeling leverde, door het niet in bezit hebben van vergelijkingsmateriaal, met

name een in 2008 door Dr. Henning Vierhaus gepubliceerd verloop van een schedelnaad bij het

gevonden exemplaar enige onzekerheid op (fig. 1).

Dit kenmerk wordt door Vierhaus als volgt omschreven: ‘Naht zwischen Zwischenkiefer und

Maxillare verläuft gewöhnlich nach vorn und umfasst weitgehend die hier vorhandene Grube”. Voor

de bosmuis (Apodemus sylvaticus) wordt dit kenmerk omschreven als: ‘Naht zwischen

Zwischenkiefer und Maxillare zieht unmittelbar nach oben und verläuft durch die Grube vor der

Zygomatischen Platte’.

©Foto: Johan Poffers ©Foto: Ger Snaak

Fig. 1: Verloop van de schedelnaad bij Apodemus flavicollis (links) en Apodemus sylvaticus (rechts)

Om meer duidelijkheid te krijgen of het hierboven omschreven kenmerk van de grote bosmuis van

toepassing is op het rond Enschede gevonden exemplaar, is het probleem voorgelegd aan Bauke

Hoekstra uit Almelo. Over de lengte van de kiezenrij (>4.0), onderkaak (> 15), diastema (5.9-8.1) en

de dikte van de snijtanden bestond duidelijk eenstemmigheid: Apodemus flavicollis. Wat betreft het

verloop van de omschreven schedelnaad is besloten om het probleem voor te leggen aan Vierhaus.

Het antwoord van Vierhaus luidt: ‘Und der Nahtverlauf ………..entspricht voll und ganz dem, wie

ich das von meinem flavicollis-Material her kenne’. De lengte van de kiezenrijen en de dikte van de

snijtanden vallen ook bij Vierhaus binnen het bereik van Apodemus flavicollis.

Het is niet onwaarschijnlijk dat de ‘Smalenbroekse’ grote bosmuis, evenals in de Achterhoek, deel

uitmaakt van een hier al langere tijd aanwezige levensvatbare groep. Het is daarom wenselijk om het

in het verleden verzamelde Apodemus-materiaal uit het grensgebied van Twente nog eens kritisch te

bekijken. Recente waarnemingen (2001-2009) van de soort ten oosten van Meppen (Niedersachsen)

moeten ook de zoogdierbeschermers

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

19


in Drenthe en Noordoost-Overijssel ‘scherp houden’ voor te verwachten vondsten in deze gebieden.

Mogelijk heeft de grote bosmuis ook hier de grens al dichter bereikt dan bekend is. Thomas

Herrmann mailt: „Die deutsch-niederländische Grenzregion ist danach bezüglich der Gelbhalsmaus

noch ‚terra incognita’.

Het gevonden materiaal van de grote bosmuis te Smalenbroek wordt opgenomen in de collectie

Hoekstra te Almelo.

Literatuur: 2008. Vierhaus, H. Säugetiere in Eulengewöllen aus Westfalen und

Deutschland. Bestimmung ihrer Schädelreste.

Bad Sassendorf-LohneA

Ger Snaak / Hardenberg

E-mail: g.snaak@ziggo.nl

Fig. 2: Areaaluitbreiding grote bosmuis in westelijke richting

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

20


█ 11 Bijzondere vangsten…… Ger Snaak

Een bijzondere melding van een muizenvangst kwam er in 2010 uit Nutter (Twente) : een muis

waarbij in een deel van de haren het pigment ontbrak en daardoor wit was. Het beestje was

aanvankelijk door de waarnemer gedetermineerd als huisspitsmuis, maar na verloop van tijd ontstond

er twijfel bij hem. Hij was gelukkig zo verstandig om meerdere opnamen van het diertje te maken

en……… anderen te vragen of de determinatie juist was. Bij het maken van een opname ontstaan al

vaak meteen de problemen. Waar let je op? Welke uiterlijke kenmerken moeten worden vastgelegd

om een soort ‘als zeker’ te kunnen duiden? Het diertje op bovenstaande afbeelding vertoont leucisme,

een erfelijke afwijking. De afwijking was eenzijdig, alleen aan de rechterkant kwam witkleuring

voor. Door het maken van meerdere foto’s werd dit ‘hard’ gemaakt. Desondanks: hèt kenmerk

ontbrak op alle afbeeldingen, nl. het doorlopen van de donkere kleur van de rug tot in de voorpoten,

waarmee het verschil met andere soorten eveneens ‘hard’ zou zijn gemaakt. Verschillende mensen

hebben zich gebogen over de opnamen. Over een ‘ding’ was iedereen het snel eens: het is geen

huisspitsmuis. Er waren nog twee overblijvende mogelijkheden: een bosspitsmuis of een

veldspitsmuis. En dan blijken meerdere opnamen, genomen op het juiste moment, weer van belang te

zijn (op bovenstaande foto komt dat niet tot uitdrukking): verschillen in lichaamsvorm en -houding

wanneer het diertje loopt. Dat laatste kun je niet uit boekjes halen. Alleen door het veel bestuderen

van de dieren (door ze regelmatig te vangen en ze tijdelijk in gevangenschap te volgen) kun je je deze

eigenschappen eigen maken. De soort? Op basis van het vastgelegd ‘gedrag’ (de uitdrukkingsvorm)

is het zeer waarschijnlijk een (leucistische) veldspitsmuis. Alleen schedelonderzoek geeft honderd

procent zekerheid.

Foto: Sil Westra

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

21


█ 12 Een noodlottige speling der natuur? Florian Bijmold

Op 18 augustus werd ik in de avond opgebeld door André Donker (boswachter NM) met de vraag of

ik tijd kon vrijmaken om naar Doldersum toe te komen om een gewonde jonge kerkuil bij een kennis

( een boer uit de buurt ) op te halen. Maar natuurlijk was mijn antwoord. Tussentijds seinde ik mijn

goede makker Sjoerd Haantjes in die een asiel heeft voor roofvogels en uilen en waarmee ik samen al

jaren de kerkuilenkasten controleer bij boeren in de Noordoostpolder. Ik vertelde Sjoerd dat ik op

weg was naar Doldersum om een gewonde kerkuil op te halen en vroeg hem nog even op te blijven,

geen probleem melde Sjoerd me.

Het was ruim een uur of tien in de avond toen ik op de boerderij arriveerde in Doldersum, André, de

boer en zijn vrouw stonden me al op het erf op te wachten en wezen me de plaats in de oude

ligboxenstal waar het ‘’gewonde’’ kerkuiltje zich zou ophouden. Toen de lichten aangingen in de

ligboxenstal, zagen we niet één jong kerkuiltje schichtig rondhuppelen, maar ook nog een tweede!

Het viel me meteen op dat beide dieren hetzelfde probleem hadden, namelijk een hangend slepend

linker vleugeltje. André en ondergetekende konden zonder moeite deze twee jonge uiltjes oprapen.

Ze waren goed doorvoed en blijkbaar voerden de ouder vogels nog steeds prooien aan. Eenmaal in de

hand, kon ik de jongen nader inspecteren en vaststellen dat er geen verwonding of letsel aan de

vleugels waren te ontdekken. Aangezien beide dieren dezelfde kwaal hadden, stonden we voor een

raadsel. Ik vroeg de boer waar zich de kerkuilenkast bevond in de schuur, waarop hij me antwoordde,

dat er geen kast hing, maar dat de kerkuilen op een plek mogelijk achter een spant, hadden gebroed.

Meteen werd mij de vraag gesteld, en hoe nu verder? Zijn deze weerloze uiltjes nog te redden? Ik

moest natuurlijk een eerlijk antwoord geven. Tja, zoals het er nu uitziet, lijkt het op een volledige

vergroeiing van de vleugels en is daar weinig meer aan te doen. Waarschijnlijk zal Sjoerd de uiltjes

moeten euthanaseren. De boer en zijn vrouw waren daar gelukkig heel nuchter onder en begrepen de

ernst van de zaak. We rolden de twee jonge uiltjes in een handdoek en ik nam ze mee voor nader

onderzoek naar het adres van Sjoerd Haantjes. Het was kwart over elf in de avond toen ik in

Emmeloord aankwam en de vogels overdroeg aan Sjoerd. Hij bekeek en bevoelde de dieren en keek

me scheef over zijn bril aan. Die gaan het niet redden hoor… was zijn antwoord. Hij voelde aan de

gewrichten en probeerde de vleugels te bewegen, maar dat lukte helemaal niet. Uiteindelijk werden

de uiltjes uit hun lijden verlost. Het was jammer genoeg erg laat geworden en ik moest de volgende

dag alweer vroeg naar mijn werk. Sjoerd beloofde me dat hij de volgende dag autopsie zou plegen op

de vogels, want we waren natuurlijk erg benieuwd wat die dieren nu eigenlijk onder hun leden

hadden.

De volgende dag belde Sjoerd me op en vertelde me dat hij de vleugels minutieus had ontleed en de

botten met gewrichten had blootgelegd. Met enige verbazing vertelde hij me dat de vogels een

identieke vergroeiing hadden aan het spaakbeen en ellepijp. Ook de handbeentjes waren volledig

krom gegroeid. Dit had Sjoerd in de 40 jaar dat hij te maken heeft gehad met verzwakte roofvogels en

uilen nog niet eerder meegemaakt.

Sjoerd en ondergetekende legden de beenderen vast op foto en stuurde dit naar onze regio coördinator

Ger Snaak, met de vraag of hij dit euvel zou kunnen duiden. Ook Ger was verrast en vertelde ons dat

hij dit ook nog niet eerder was tegen gekomen. Hij drong erop aan om alles goed op foto vast te

leggen en e.e.a. goed te beschrijven en zo nodig de restanten van de dode kerkuilen in de diepvries te

bewaren. Uiteraard werden deze adviezen opgevolgd. Nadat we enige literatuur hadden geraadpleegd

en we ons hadden verdiept, kwamen we niet verder dan een ‘’noodlottig speling der natuur’’. Maar

zou het ook iets erfelijks kunnen zijn. Om die vragen te kunnen beantwoorden heb je meer gegevens

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

22


en wellicht een langjarig onderzoek nodig. Intussen had ik contact gehad met André Donker en hem

verteld dat hij contact moest zoeken met de regiocoördinator van de Kerkuilen Werkgoep in Drenthe

dhr. Frans Geene. Uiteindelijk kreeg André kennis aan Dhr. Popken, die voorheen in de regio de

kerkuilenkasten controleerde. Dhr. Popken zou zorgen dat er op locatie een kerkuilenkast zal worden

opgehangen in de oude ligboxenstal, zodat we hopelijk komende jaren een beter inzicht kunnen

krijgen van de broedsels die het ouderlijk paar in de toekomst zullen voortbrengen.

André Donker en Dhr. Popken zijn bereidt om volgend seizoen de kerkuilen bij deze vriendelijke

boer te volgen, want we zijn natuurlijk erg benieuwd hoe het komende broedseizoen e.e.a. zal gaan

uitpakken. Wij hopen dus op een vervolg.

Mijn dank gaat uit naar André Donker (NM), Sjoerd Haantjes, Ger Snaak, dhr. Popken en de Familie

Driesen uit Doldersum.

Florian Bijmold

Henric de Cranestraat 112, 8374 KR Kuinre

fbijmold@planet.nl

Boven (vergroeide beenderen van de linker vleugel)

Onder ( de beenderen van de rechtervleugel, niet vergroeid)

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

23


█ 13 Zóveel muizen, geen broedsel……… Ger Snaak

‘Ik snap er niets van, het barst hier van de muizen en de kerkuil komt niet tot broeden. Hoe zit dat

met de kerkuil die niet broedt , terwijl ik al het hele jaar zo’n last van de muizen heb”, vroeg een

bezorgde kerkuilbeschermer in de zomer van 2010.

Om tot voorplanting te kunnen komen is er een eicel-, zaadcelproductie nodig en een juist op elkaar

afgestemd voortplantingsgedrag (bijvoorbeeld de balts). Zowel de productie van voortplantingscellen

als het ontstaan van voortplantingsgedrag worden bepaald door vele hormonen, waartussen een

nauwe afstemming bestaat om voortplantingsorganen en allerlei meetinstrumenten in de hersenen op

het juiste moment te activeren. Wanneer deze samenwerking niet goed is, is er sprake van onbalans.

De onbalans kan betrekking hebben op zowel het voortplantingsgedrag (er wordt niet gecopuleerd)

als op de productie/ontwikkeling van eicellen en zaadcellen (geen eieren, geen bevruchting e.d.).

Voortplanten is dus alleen mogelijk als delen van de hersenen, de eierstokken en de testes via

boodschappers (hormonen) de juiste informatie op het juiste moment krijgen.

Parende veldspitsmuizen: hormonale afstemming, op het juiste moment.

Deze afstemming kan door allerlei factoren worden geremd/beïnvloed.

Een daarvan is het voedsel. Iedereen weet dat de voedselsituatie in de

concentratiekampen in de tweede wereldoorlog bij vrouwen leidde tot

problemen in de menstruatiecyclus en deze vrouwen onvruchtbaar waren. Dit geldt ook voor

kerkuilen. Bekend is dat het gewicht (voedselvoorraad, waaronder vet) verband houdt met de

vruchtbaarheid. De hoeveelheid opgeslagen voedsel (en kerkuilen hebben ‘van nature’ al weinig

vetopslag) wordt door de hersenen ‘berekend’ om vervolgens, via hormonen, de

voortplantingsorganen te stimuleren of ‘stil te leggen’.

Wanneer kerkuilen na een sneeuwrijke winter onvoldoende voedsel hebben opgeslagen (doordat de

muizen er wel waren, maar door de sneeuw onbereikbaar) is hun hormoonhuishouding in het voorjaar

gedeeltelijk of compleet verstoord. Het herstel vraagt om tijd! Dit kan zelfs maanden duren.

Onbalans kan leiden tot een geringe werking van de eierstokken met weinig eicelrijpingen ( kleine

broedsels) of, bij herstel, tot late broedsels. Wanneer een muizenarm jaar gepaard gaat met daaraan

voorafgaand sneeuwrijke winter, kan dit (door een sterke, langdurige onbalans in de

hormoonhuishouding) leiden tot een zeer slecht kerkuilenjaar. Muizen- en sneeuwrijke winters

kunnen daartoe eveneens leiden. De kerkuilen zijn er wel, maar de kasten zijn leeg. Muizen genoeg,

maar niet bereikbaar? De kerkuilenhormonen reageren………..

Ook stress, als gevolg van verstoring bij de broedkist tijdens de ei-fase, zet de werking van

hormonen in gang die tot onbalans bij andere hormoonafstemmingen en gedrag leiden. Gevolg:

mislukt broedsel!

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

24


█ 14 Uilen en wij Harry van Diepen Coördinator Veluwe

Als kind wist ik eigenlijk niet beter, steenuilen waren er altijd wel te horen en soms te zien in de

hoogstambongerd bij onze boerderij. Pas op latere leeftijd kwam ik er achter dat de ‘kàtoel’n’, zoals

die in onze omgeving genoemd worden, hetzelfde zijn als steenuilen. Maar nog steeds vind ik de

aanduiding ‘katoele’ (‘katuil’ voor de lezers die de Nedersaksische taal wat minder goed beheersen)

veel treffender dan ‘steenuil’. Zeg nu zelf, bijna alle geluiden die een kat maakt, produceert een

steenuil ook. Nee, spinnen doet de uil niet als je over zijn zachte koppie aait, maar blazen wel, al dan

niet in combinatie met een uithaal van z’n scherpe nagels.

Het zal nu bijna 20 jaar geleden zijn dat een plaatsgenoot, actief in een uilenwerkgroep, ons vroeg om

een nestkast voor een steenuil in de bongerd op te mogen hangen. Daar hadden we natuurlijk geen

enkel bezwaar tegen. De kast hangt nog steeds in de ruim honderdjarige suikerperenboom. Het

onderkomen voorziet duidelijk in een behoefte. Zo ver we kunnen nagaan is er al die tijd maar één

jaar geweest dat het niet tot een succesvol broedsel is gekomen. Vanuit onze (inmiddels woon-

)boerderij hebben we een mooi uitzicht op de bongerd en op de uilen. Zie je ze niet, dan hoor je ze

wel. Voordat onze zoon ‘papa’ of ‘mama’ kon zeggen, imiteerde hij in zijn box voor het raam de

uilen: ‘mieuw, mieuw!’

In de loop der jaren hebben we heel wat beleefd met de steenuilen. Te veel om op te noemen. Bijna

ieder jaar zetten we uit de kast getuimelde uilskuikens weer terug. Ik weet het wel, dat is tegen de

natuur, ze kunnen (net als een kat!) vaak wel weer in de boom klimmen. Maar onze kast is zodanig

opgehangen dat ze niet meer terug in de kast kunnen klauteren. Zo kan er trouwens ook niet zo

gemakkelijk een kat of steenmarter in de kast komen. Hoog op een boomtak is zo’n uilenjong zijn

leven overigens ook niet zeker. Buurvrouw zag eens hoe vlak voor haar ogen een reiger een jong

steenuiltje uit een goudreinettenboom plukte.

Gelet op de gemiddelde leeftijd van een steenuil hebben er intussen verschillende generaties in de

kast gebroed. Niet dat de we aan de individuele dieren kunnen zien dat ze ‘nieuw’ zijn, maar toch

merk je in de loop van de jaren verschil in gedrag. Er zijn jaren geweest dat er bijna dagelijks een van

de bongerdbewoners op een waslijnpaal, dicht bij huis, geïnteresseerd bij ons naar binnen zat te

loeren. De laatste jaren zien we dit eigenlijk nauwelijks meer. Ook zien we duidelijke verschillen in

het foerageer- en eetgedrag. Dit kan overigens net zo goed aan het wisselende voedselaanbod liggen

als aan de individuele smaak van de dieren. Afgelopen zomer haalden de uilen de kost voor hun

jongen voornamelijk uit ons gazon. Pieren, ritnaalden, kevers? Er zijn jaren geweest dat hun voorkeur

uitging naar jonge merels die ze met veel moeite in de kast manoeuvreerden. Vorig jaar lieten ze de

merelnesten in de omgeving volledig ongemoeid.

Tweemaal heeft een steenuil in ons huis rondgefladderd. Voorbijgangers hadden eens ’s avonds laat

onder de meidoornheg die de bongerd van de openbare weg scheidt, een steenuil gevonden. Ze waren

zo attent om bij ons aan te bellen. Het niet meer zo piepjonge uiltje was zo te zien bezig dood te gaan.

Doorweekt van de regen, koud en uitgehongerd. Uit moed der wanhoop hebben we het diertje in een

doos in de keuken gezet. In het donker in het gazon een paar pieren voor hem gewipt. Daar had de uil

geen trek in. De pieren hebben we toen maar bij de uil in de doos gedaan en we zijn naar bed gegaan.

De volgende ochtend werden we wakker van een springlevende steenuil die door de kamer en de

keuken vloog.

Eens op een avond hoorden we een vreemd geluid in huis. Het kwam ergens uit de schoorsteen. Een

vogel, een steenmarter? In de kamer een afdekplaat losgemaakt en met behulp een zaklantaarn in het

schoorsteenkanaal gekeken. Twee felgele ogen keken me angstig aan. Een schoorsteenuil. Zo te zien

kon hij geen kant op en wij konden niet bij het arme dier komen. Er zat niets anders op dan maar af te

wachten. Als ie dood zou gaan, konden we het kadaver misschien wel met een lange stok uit de

schoorsteen peuteren. Na een korte nachtrust werden we gewekt door weer een vreemd geluid. Nu

niet vanuit de schoorsteen, maar vanuit de keuken en kamer, waar een volwassen steenuil rondjes

vloog. De schoorsteen was geveegd en het huis zat onder het stof.

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

25


Als jochie haalde ik vaak ‘Wat vliegt daar?’ van Dr. W.H. van Dobben uit de boekenkast.

Plaatjes kijken. Sommige vogels spraken bijzonder tot mijn verbeelding. Zoals de hop, met zijn

vreemde kuif. Ook de kerkuil met zijn witte gezicht vond ik heel bijzonder. Tientallen jaren later

heb ik eens bij iemand van de uilenwerkgroep van de KNNV Epe-Heerde geïnformeerd of het

niet mogelijk was een kerkuilenkast in onze schuur te plaatsen. Steenuilen zijn leuk, maar voor

ons eigenlijk ook wel een beetje gewoon. Van een kerkuil had ik nooit meer dan een schim in het

donker gezien. Ik kreeg te horen dat het niet verantwoord zou zijn dat er bij ons een

kerkuilenkast zou komen, want binnen een straal van minder dan twee kilometer was er ook al

een broedpaar. Dat zou te veel concurrentie geven. Als leek neem je dat dan maar aan van een

uilendeskundige. Totdat ik eens bij een akkerbouwer in Drenthe moest zijn. Die boer deed veel

aan weidevogelbescherming en vertelde tussen neus en lippen door dat hij sinds een jaar een

broedpaar kerkuilen onder de golfplaten van zijn schuur had. De uilen zaten in een kauwennest;

de oorspronkelijke bewoners hadden ze verjaagd. Nog interessanter vond ik dat hij vertelde dat

in een landbouwschuur honderd meter verderop al jarenlang kerkuilen broedden in een nestkast.

Hoezo, onderlinge concurrentie? Toen ik het lid van de uilenwerkgroep dit verhaal vertelde, was

hij overtuigd. Of hij was mijn gezeur om een kerkuilenkast zat. Hoe dan ook, hij bracht me een

kast. Met de nodige moeite heb ik de kast in de nok van de schuur, tegen de gevel geplaatst, met

een vlieggat naar buiten. Vervolgens afwachten. ‘Kiek’n wat ’t wordt’. Zo nu en dan eens

voorzichtig gekeken,

maar geen kerkuil te

bekennen. Toen op een

koude zaterdagmorgen

onze hoogstambongerd

het meewerkend

voorwerp was van een

snoeicursus

(georganiseerd door de

KNNV Epe-Heerde,

actieve club), kwam

uiteraard de aanwezige

steenuilenkast ter

sprake. Toen ik vertelde

dat er ook al enkele

jaren een kerkuilenkast

in de schuur hing,

wilden ze daar ook nog even gaan kijken. Je bent KNNV-ver of niet. Op de hooizolder een

ladder tegen de gevel gezet, deksel van de kast omhoog. Geen uil. Eén van de hoogstamsnoeiers

was niet mee de schuur in gegaan. Hij moest nodig plassen. Toen hij daar mee bezig was, achter

de schuur, hoorde en zag hij boven zich een kerkuil het vlieggat uitvluchten. Geschrokken van de

ladder tegen zijn kast. Dus toch een kerkuil! Jammer dat ik hem zelf niet gezien had. Datzelfde

jaar nog, 2005, een eerste broedresultaat. Toen een van de kinderen op school vertelde dat de

kuikens geringd zouden worden, vroeg zijn schoolmeester, een echte natuurliefhebber, om daar

bij te mogen zijn. Geen probleem. Een paar dagen later telefoon van de schooldirecteur. Of hij

alsjeblieft ook mocht komen kijken. Sinds die tijd is geen van onze kinderen meer blijven zitten.

Ook in 2006, 2007 en 2009 zijn er jonge kerkuilen uitgevlogen.

We genieten van de uilen. Voor onze kinderen is het prachtig om op te groeien tussen de uilen. Wat

een ervaring om eens een steenuilskuiken voorzichtig over de kop te strelen voordat hij weer in de

kast wordt gezet. Om te mogen helpen met het ringen van de kerkuilen. Je zou dat ieder kind

toewensen. De uilen zijn een dankbaar onderwerp voor hun werkstukken en spreekbeurten.

Binnenkort wordt vlak bij ons huis een nieuwe woonwijk gebouwd. Een toegangsweg komt op een

paar meter van de steenuilenkast en tien meter van de kerkuilenkast. De paddenpoel en houtwal die

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

26


we destijds hebben aangelegd worden nu ingebouwd. De gemeente heeft enkele maatregelen bedacht

om te voorkomen dat de uilen hier verdwijnen. Hiertoe verplicht door de Flora- en Faunawet. Of de

uilen hiermee tevreden zullen zijn? De tijd zal het leren.

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

27


█ 15 Een schroefje los bij twee uilenmannen Paul Uijttenboogaart

Jan en ik hebben als oudere mannen

door omstandigheden de leeftijd

bereikt dat we minder hoeven te

werken. Bij toeval zijn we allebei

maandags vrij gaan we er soms

samen op uit.

Jan had in een artikel in de

Volkskrant iets gelezen over een

echtpaar in Yde–de Punt. Dit

echtpaar woont in een zeer oude

boerderij in dit fraaie brinkdorp.

Naast een bezette nestkast op de deel

, zijn ze ook in het bezit van een

fraai staaltje houtsnijwerk in het

raam boven de voordeur.

De kennismaking begon als volgt:

“ We komen als leden van de Kerkuilenwerkgroep Raalte even kijken naar uw fantastische raam

boven de voordeur”. De vrouw des huizes keek wel vreemd , maar al snel had ze door dat we samen

dezelfde passie deelden; Kerkuilen.

Twee mannen die 95 km rijden om

even een kiekje te maken van een fraai

stukje houtsnijwerk met kerkuilen dat

moeten wel echte liefhebbers zijn.

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

Boerderij met nog het originele raam boven de voordeur

Helaas had ze geen tijd om uitvoerig te

praten over kerkuilen, maar we

mochten rustig een kijkje nemen in de

schuur.

Een prachtige schuur met schitterende

gebinten en hoog op de hanenbalken

een bezette nestkast

Gelukkig

vond Jan ook

nog een huishoudtrapje om

enkele foto’s te maken van

het werkelijk schitterende

raam boven de voordeur.

28


█ 16 Databank en SOVON

De kerkuilenwerkgroep Nederland heeft jarenlang de verwerking van gegevens in eigen beheer

gehad. Daar is nu een eind aan gekomen. Voortaan zullen alle gegevens worden opgeslagen SOVON

(Stichting Ornithologisch Vogelonderzoek Nederland ). Voor de kerkuilenwerkgroep West-

Overijssel/Noordoostpolder een belangrijke wijziging. Om die veranderingen wat te sturen, is er op

20 november 2010 in Ommen een bijeenkomst geweest waar SOVON instructies heeft gegevens over

het werken met digitale nestkaarten. Van onze werkgroep hebben zich 4 personen aangemeld om de

gegevens vanaf 2011 te willen digitaliseren: Hans de Jonge, Ton Aarsman, Annemiek van Baren en

Ger Snaak.

Het komende jaar zal nog het nodige moeten worden gedaan om de gegevensverwerking

organisatorisch te regelen, onder andere de

vraag welke regio’s in staat zijn om zelf de

gegevens te verwerken, mogelijk met

behulp van mensen uit andere

werkgroepen. Daarbij verkeert de

werkgroep in de gelukkige omstandigheid

geen achterstand te hebben in de

verwerking van gegevens uit voorgaande

jaren, althans: de gegevens zijn opgeslagen

in de (nu oude) databank van de werkgroep

en zullen nog een weg richting SOVON

moeten vinden. Op dit moment (januari

2011) wordt er nog aan verschillende zaken gesleuteld om tot een goede afstemming te komen.

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

29


█ 17 Coördinatoren werkgroepen

R. nr. Regio Coördinator Telefoon e-mail

1a Steenwijk W.Engelsman 0521 516455 w.engelsman2@kpnplanet.nl

1b VWG vliegvlug H. Folkerts 0522 257282 folkertsh@home.nl

2a Mastenbroek-N

VWG vliegvlug

H. Folkerts 0522 257282 folkertsh@home.nl

2b Mastenbroek overig A. Verhoeven 0384 655964 bloo.verhoeven@worldonline.nl

3 Kampen Cor Fikkert 0383 331468 cor@filternet.nl

4 Staphorst A. Lassche 0529 483822 alassche@hetnet.nl

5 Zwolle A. Verhoeven 0384 655964 bloo.verhoeven@worldonline.nl

6 Dalfsen H. Schrijver 0529 401341

7 Heino J. Homma 0572 393587 jehomma@zonnet.nl

8 Ommen H. Bouman 0523 251520 han.bouman@planet.nl

9 Hardenberg G. Snaak 0523 856980 g.snaak@ziggo.nl

10a Nijverdal F. Roelofs 0548 618597 fredroelofs@kpnplanet.nl

b Holten A. Driessen 0548 363192 appmdriessen@planet.nl

11 Markelo G.J.H. Tjoink 0547 272864 wtjoink@xs4all.nl

12 Bathmen L. Hotsma 0570 541970 lammert.hotsma@hetnet.nl

13 Deventer R. Wijnbergen 0570 641461 djengo@home.nl

14a Den Ham J. Vrijlink 0546 672664 janvrijlink@home.nl

b Vroomshoop K. Smelt 0546 643614 smelt@home.nl

15 Raalte J. Legebeke 0572 357782 legebekenieuwburg@planet.nl

P.Uijttenboogaart 0572 352647 pm.utb@home.nl

16 Avereest J.v.Buren 0523 856972 wienanties@ziggo.nl

17 Noordoostpolder S. Haantjes 0527 613476 s.haantjes@home.nl

F. Bijmold

fbijmold@planet.nl

18 Wijhe / Olst H. de Jonge 0570 522629 Hans8131@ziggo.nl

Provinciale Coördinator (West-Overijssel/Noordoostpolder)

G.Snaak, Ondermaat 66, 7772 JD Hardenberg Tel. 0523 856980 (e-mail: g.snaak@ziggo.nl)

Coördinatoren aangrenzende gebieden:

-Groningen A. Eijkenaar Tel. 05097 561872 eijkenaar@planet.nl

06-22255632

-Friesland A. v.d. Wal Tel: 0512 516309

-Drenthe F.Geene Tel: 0591 514433 geene@planet.nl

06-51915445

-Twente P. van Heek Tel: 074 2911337 fpvanheek@telfort.nl

Erik Companje Tel.0547 384192 erikcomt@home.nl

-Achterhoek-Noord A. Meenink Tel: 0545 292532 A.Meenink@al.nl

-Veluwe H. van Diepen Tel:0578615114 dile@introweb.nl

Landelijke coördinator:

J. de Jong Lipomwyk 2, 9247 CH Ureterp Tel:0512 303174 (e-mail: jongrans@hetnet.nl)

Redactie nieuwsbrief:

Ger Snaak en Paul Uijttenboogaart (e-mail: pm.utb@home.nl)

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

30


Ontwikkelingsstadia van Kerkuiljongen

Na ± 32 dagen komt het eerste ei uit

1 dag ± 2 weken ± 3 weken

± 4 weken ± 5 weken ±6 weken

± 7 weken ± 8 weken

Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP jaargang 24

31

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!