14.09.2013 Views

Val der titanen 1-928:Val der titanen 1-928 - selexyz

Val der titanen 1-928:Val der titanen 1-928 - selexyz

Val der titanen 1-928:Val der titanen 1-928 - selexyz

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

1<br />

22 juni 1911<br />

Op de dag dat koning George V in de Londense Westminster Abbey<br />

werd gekroond, daalde Billy Williams af in de mijn van Aberowen,<br />

Zuid-Wales.<br />

Deze dag werd Billy <strong>der</strong>tien jaar. Hij werd gewekt door zijn va<strong>der</strong>. Pa’s<br />

manier van iemand wakker maken was eer<strong>der</strong> effectief dan erg aardig te<br />

noemen. Ritmisch en stevig tikte hij Billy op de wang. Billy was nog diep<br />

on<strong>der</strong> zeil en probeerde het getik te negeren, maar zijn va<strong>der</strong> ging er gewoon<br />

mee door. Even welde er woede in Billy op, maar opeens wist hij het<br />

weer: hij moest opstaan, wílde het zelfs, opende zijn ogen en kwam met<br />

een ruk overeind.<br />

‘Vier uur,’ zei pa, waarna hij de kamer uit liep en met dreunende laarzen<br />

de houten trap afdaalde.<br />

Vandaag zou Billy zijn werkzame leven als leerling-kompel beginnen, net<br />

als de meeste jongens in de stad op zijn leeftijd hadden gedaan. Voelde hij<br />

zich maar meer een mijnwerker. Hij was echter vastbesloten om zichzelf niet<br />

belachelijk te maken. David Crampton had gehuild op zijn eerste dag on<strong>der</strong><br />

de grond en nog steeds werd hij Dai Huilebalk genoemd, ook al was hij inmiddels<br />

vijfentwintig en de sterspeler van het plaatselijke rugbyteam.<br />

Het was de dag na de zonnewende, en door het kleine venster drong het<br />

hel<strong>der</strong>e, vroege licht al naar binnen. Billy keek naar zijn grootva<strong>der</strong>, die<br />

naast hem lag. Opa had zijn ogen open. Hij lag altijd wakker als Billy opstond<br />

en beweerde dat oude mensen weinig sliepen.<br />

Billy stapte uit bed. Hij droeg alleen een on<strong>der</strong>broek. Als het koud was,<br />

droeg hij ’s nachts een hemd, maar Engeland beleefde een warme zomer<br />

en de nachten waren zacht. Hij trok de po on<strong>der</strong> het bed vandaan en lichtte<br />

het deksel op.<br />

Geen veran<strong>der</strong>ing in de grootte van zijn penis, die hij zijn fluit noemde.<br />

Deze was nog steeds het kin<strong>der</strong>achtige tuitje dat hij altijd was geweest. Hij<br />

had gehoopt dat het ding in de nacht voor zijn verjaardag was gaan groeien<br />

15


of dat hij daar misschien één zwart haartje kon zien ontluiken, maar helaas.<br />

Tommy Griffiths, zijn beste vriend die op dezelfde dag als hij was geboren,<br />

was an<strong>der</strong>s: hij had al een overslaande stem, op zijn bovenlip zat een donker<br />

dons laagje en hij had een fluit als die van een volwassene. Verne<strong>der</strong>end<br />

gewoon.<br />

Plassend in de po keek Billy uit het raam. Het enige wat hij zag, was de<br />

slakkenberg, een leigrijze berg afval uit de kolenmijn, die hoofdzakelijk uit<br />

lei- en zandsteen bestond. Zo zag de wereld eruit op de tweede dag van de<br />

Schepping, dacht hij, voordat God zei: ‘Laat de aarde gras voortbrengen.’<br />

Een zachte bries deed het fijne, zwarte stof van de slakken op de rijtjeshuizen<br />

neerdwarrelen.<br />

Binnen was zelfs nog min<strong>der</strong> te zien. Dit was het achterslaapkamertje, een<br />

krappe ruimte die net groot genoeg was voor het ene bed, een ladekast en<br />

opa’s oude koffer. Aan de muur hing een borduurwerkje met de tekst:<br />

GELOOF IN DE<br />

HEER JEZUS CHRISTUS<br />

EN GIJ ZULT<br />

VERLOSSING VINDEN<br />

Een spiegel was er niet.<br />

De ene deur leidde naar de trap, de an<strong>der</strong>e naar de voorslaapkamer, die<br />

alleen via dit kamertje toegankelijk was en groter was dan de zijne, met<br />

ruimte voor twee bedden. Pa en ma sliepen daar, en jaren geleden ook Billy’s<br />

zussen. Ethel, de oudste, was inmiddels het huis uit, en de an<strong>der</strong>e drie wa -<br />

ren gestorven, een aan de mazelen, een aan kinkhoest en een aan difterie.<br />

Ook was er een ou<strong>der</strong>e broer geweest, die voor opa’s komst het bed had<br />

gedeeld met Billy. Wesley, zo had hij geheten, en hij was on<strong>der</strong>gronds geschept<br />

door een op hol geslagen, met steenkool beladen mijnwagentje.<br />

Billy trok het hemd aan dat hij gisteren nog naar school had gedragen.<br />

Vandaag was het don<strong>der</strong>dag; hij wisselde alleen ’s zondags van hemd. Maar<br />

hij had wel een nieuwe broek, zijn eerste lange, gemaakt van het dikke, water -<br />

afstotende katoen dat moleskin werd genoemd. De broek was hét symbool<br />

van toetreding tot de mannenwereld, en trots hees hij zichzelf erin, genietend<br />

van het zware, mannelijke gevoel van de stof. Hij gordde een dikke, leren<br />

riem om, stapte in de laarzen die hij van Wesley had geërfd en liep de trap af.<br />

De benedenverdieping werd grotendeels in beslag genomen door de<br />

woonkamer van vijf bij vijf meter, met de tafel in het midden, de open haard<br />

16


en een zelfgemaakt tapijt op de stenen vloer. Pa, met een bril op de brug van<br />

zijn lange, scherpe neus, zat aan tafel en las een oude Daily Mail. Ma was<br />

thee aan het zetten. Ze zette de dampende ketel neer, kuste Billy op het<br />

voorhoofd en vroeg: ‘Hoe gaat het met mijn kleine man op zijn verjaardag?’<br />

Billy reageerde niet. Het ‘kleine’ kwetste hem, want ja, hij was klein, en<br />

dat ‘man’ was al net zo pijnlijk, omdat hij geen man was. Hij liep naar achteren,<br />

de bijkeuken in. Hij dompelde een tinnen kom in de waterton, waste<br />

zijn gezicht en handen en goot het water weg in de ondiepe, stenen gootsteen.<br />

De bijkeuken was voorzien van een wasteil met een haardrooster eron<strong>der</strong>,<br />

maar hij werd alleen gebruikt op badavond, en dat was zaterdag.<br />

Er was beloofd dat ze binnenkort stromend water zouden krijgen. Sommige<br />

mijnwerkershuizen hadden dat al. Billy vond het een won<strong>der</strong>lijk idee<br />

dat je voor een kopje koud, hel<strong>der</strong> water gewoon aan een kraan kon<br />

draaien en niet met een emmer naar de standpijp buiten op straat hoefde<br />

te sjouwen. Maar aan Wellington Row, waar de familie Williams woonde,<br />

hadden ze binnen nog geen water.<br />

Hij liep terug naar de woonkamer en ging aan tafel zitten. Ma zette een<br />

grote kop gezoete melkthee voor zijn neus, sneed twee dikke sneeën van<br />

een zelfgebakken brood af en pakte een plak braadvet uit de kel<strong>der</strong>kast on -<br />

<strong>der</strong> de trap. Billy vouwde zijn handen samen, sloot zijn ogen en bad: ‘Heer,<br />

dank U voor deze spijzen, amen.’ Hij nam een slok thee en besmeerde zijn<br />

boterhammen met braadvet.<br />

Pa’s lichtblauwe ogen tuurden boven de krant uit. ‘Doe zout op je brood,’<br />

zei hij. ‘Het wordt straks zweten on<strong>der</strong> de grond.’<br />

Billy’s va<strong>der</strong> was vertegenwoordiger van de mijnwerkers en als zodanig<br />

in dienst van de Mijnwerkersfe<strong>der</strong>atie van Zuid-Wales, de machtigste vakbond<br />

in Groot-Brittannië, zoals hij zei wanneer hij maar de kans kreeg.<br />

Ie<strong>der</strong> een kende hem als Dai-van-de-Bond. Veel mannen werden Dai genoemd,<br />

uitgesproken als ‘daai’, een afkorting van David of Dafydd in het<br />

Welsh. Op school had Billy geleerd dat David in Wales een populaire<br />

naam was, omdat de patroonheilige van het land zo heette, net als Patrick<br />

in Ierland. Alle Dais werden niet op hun achternaam uit elkaar gehouden<br />

– bijna ie<strong>der</strong>een in de stad heette Jones, Williams, Evans of Morgan –<br />

maar op hun bijnaam. Als er een grappig alternatief was, werden echte<br />

namen zelden gebruikt. Billy heette voluit William Williams, dus hij werd<br />

Billy Dubbel genoemd. Vrouwen kregen soms de bijnaam van hun man,<br />

dus ma was mevrouw Dai-van-de-Bond.<br />

Terwijl Billy aan zijn tweede boterham begon, kwam opa naar beneden.<br />

17


Ondanks het warme weer droeg hij een jasje en een vest. Na zijn handen te<br />

hebben gewassen, nam hij tegenover Billy plaats. ‘Kom, niet zo benauwd<br />

kijken,’ zei hij. ‘Toen ik de mijn in ging, was ik tien. En míjn va<strong>der</strong> ging al<br />

op zijn vijfde op zijn va<strong>der</strong>s rug mee naar de mijn en werkte van ’s ochtends<br />

zes tot ’s avonds zeven uur. Van oktober tot maart zag hij nooit daglicht.’<br />

‘Ik ben niet benauwd,’ zei Billy. Dat was niet waar. Hij was doodsbang.<br />

Maar opa was zachtmoedig en dreef het niet op de spits. Billy was dol op<br />

hem. Ma behandelde hem als een baby en pa was streng en sarcastisch, maar<br />

opa was verdraagzaam en praatte tegen Billy als tegen een volwassene.<br />

‘Moet je horen,’ zei pa. Hij zou de Mail, een conservatief vod, nooit<br />

kopen, maar soms nam hij de krant van iemand an<strong>der</strong>s mee en las hij er<br />

smalend uit voor om de domheid en oneerlijkheid van de heersende klasse<br />

te bespotten. ‘Lady Diana Manners heeft kritiek gekregen omdat ze op twee<br />

verschillende feesten dezelfde baljurk droeg. Op het Savoybal won de jongste<br />

dochter van de hertog van Rutland met haar door baleinen versterkte<br />

keurslijf met blote schou<strong>der</strong>s en wijde hoepelrok de prijs voor “beste dames -<br />

kostuum”, tweehon<strong>der</strong>dvijftig gienjes.’ Hij liet de krant zakken. ‘Dat is minstens<br />

vijf jaar loon voor jou, Billyboy,’ zei hij. Hij las ver<strong>der</strong>: ‘Maar toen ze<br />

op het feest van lord Winterton en F.E. Smith in het Claridge Hotel in dezelfde<br />

jurk verscheen, leidde dit bij de connaisseurs tot opgetrokken wenkbrauwen.<br />

Je kunt ook te veel van het goede hebben, vond men.’ Hij keek<br />

op van de krant. ‘Ik zou die japon maar voor iets an<strong>der</strong>s verruilen, ma,’ zei<br />

hij. ‘Voordat de connaisseurs je met opgetrokken wenkbrauwen aankijken.’<br />

Ma vond het niet grappig. Ze droeg een oude, bruine wollen jurk met opgelapte<br />

ellebogen en zweetplekken on<strong>der</strong> de oksels. ‘Als ik tweehon<strong>der</strong>dvijftig<br />

gienjes had, zou ik er beter uitzien dan lady Diana Drek,’ zei ze verbitterd.<br />

‘Klopt helemaal,’ zei opa. ‘Cara was altijd de knapste, net als haar moe<strong>der</strong>.’<br />

Ma’s naam was Cara. ‘Je grootmoe<strong>der</strong> was Italiaanse,’ legde hij Billy<br />

uit. ‘Ze heette Maria Ferrone.’ Dat wist Billy al, maar opa herhaalde graag<br />

bekende verhalen. ‘Daar heeft je moe<strong>der</strong> d’r glanzende, zwarte haar en<br />

prachtige donkere ogen vandaan – en je zus ook. Jouw opoe was de mooiste<br />

meid in Cardiff, en ik kreeg haar!’ Plotseling keek hij verdrietig. ‘Wat<br />

een tijd,’ mompelde hij zachtjes.<br />

Pa fronste afkeurend, zulke praat riep immers vleselijke lusten op, maar<br />

ma vrolijkte juist op van haar va<strong>der</strong>s complimenten en met een glimlach<br />

zette ze zijn ontbijt voor hem op tafel. ‘O ja,’ zei ze. ‘Mijn zussen en ik<br />

werden als schoonheden beschouwd. Als we het geld hadden voor zijde en<br />

kant zouden we die hertogen wel eens laten zien wat een mooie meid is.’<br />

18


Billy was verrast. Nooit had hij aan zijn moe<strong>der</strong> gedacht in termen van<br />

‘mooi’ of zo, maar als ze zich op zaterdagavond voor het gezellige samenzijn<br />

in de kapel opdofte, zag ze er in<strong>der</strong>daad opvallend uit, vooral met een<br />

hoed op. Misschien dat ze ooit een knappe meid was geweest, maar hij<br />

kon het zich moeilijk voorstellen.<br />

‘En,’ ging opa ver<strong>der</strong>, ‘de familie van je opoe was ook slim, hoor. Mijn<br />

zwager was mijnwerker, maar stapte uit het vak en begon een koffiehuis in<br />

Tenby. Dat is pas een leven, joh; lekker zeebriesje, en de hele dag alleen<br />

maar koffiezetten en je centen tellen.’<br />

Pa las voor uit een an<strong>der</strong> artikel. ‘Als on<strong>der</strong>deel van de voorbereidingen<br />

op de kroning is Buckingham Palace met een draaiboek gekomen van wel<br />

tweehon<strong>der</strong>dtwaalf pagina’s dik.’ Hij keek boven de krant uit. ‘Vertel ze<br />

dat vandaag maar in de mijn, Billy. De mannen zullen blij zijn te weten<br />

dat er niets aan het toeval wordt overgelaten.’<br />

Billy was niet bijster geïnteresseerd in het koninklijk huis. Hij hield van<br />

de avonturenverhalen die vaak in de Mail stonden, over stoere, rugby spelende<br />

jongens van de kostschool, die gluiperige Duitse spionnen pakten.<br />

Volgens de krant werd elke Britse stad door spionnen onveilig gemaakt,<br />

hoewel er in Aberowen helaas geen enkele te vinden leek te zijn.<br />

Billy stond op van tafel. ‘Ik loop even de straat af,’ deelde hij mee. Hij<br />

verliet het huis door de voordeur. ‘Ik loop even de straat af’ was een familie-eufemisme;<br />

het betekende dat je naar de wc’s ging, die halverwege<br />

Wellington Row stonden: een lage, bakstenen keet met een golfplaten dak,<br />

opgetrokken boven een diep gat in de grond. De keet was in twee hokken<br />

verdeeld, een voor mannen en een voor vrouwen. Elk hok had twee wcbrillen,<br />

zodat mensen twee aan twee naar de wc gingen. Niemand wist<br />

waarom de bouwers voor deze indeling hadden gekozen, maar ie<strong>der</strong>een<br />

nam het voor lief. Mannen keken zwijgend voor zich uit, maar vrouwen –<br />

zo kon Billy vaak horen – zaten gezellig te kletsen. De lucht was niet te<br />

harden, zelfs als je het elke dag on<strong>der</strong>ging. Billy probeerde altijd zo min<br />

mogelijk te ademen als hij er was en kwam er dan happend naar lucht weer<br />

uit. Zo nu en dan werd het gat leeg geschept door een man die Dai Drek<br />

werd genoemd.<br />

Weer binnen zag Billy tot zijn verrukking zijn zus Ethel aan tafel zitten.<br />

‘Gefeliciteerd, Billy!’ riep ze. ‘Ik móést even naar beneden komen en je een<br />

kus geven voordat je de mijn in gaat.’<br />

Ethel was achttien jaar, en het viel Billy niet moeilijk om háár mooi te<br />

vinden. Haar kastanjebruine haar was een weelde van opstandige krullen,<br />

19


en ze had een ondeugende fonkeling in haar donkere ogen. Misschien had<br />

ma er ook ooit zo uitgezien. Ethel droeg de eenvoudige, zwarte jurk en het<br />

witte, katoenen kapje van een dienstmeisje, een uniform dat haar flatteerde.<br />

Billy aanbad zijn zus. Ze was niet alleen knap, maar ook grappig, slim<br />

en dapper, en ze durfde het soms op te nemen tegen pa. Ze vertelde Billy<br />

dingen die niemand an<strong>der</strong>s wilde uitleggen, zoals het maandelijkse gedoe<br />

dat vrouwen de Vloek noemden, en ook wat nu die publieke schande was<br />

waarom de anglicaanse dominee de stad zo halsoverkop had moeten verlaten.<br />

Ze was altijd de beste van de klas geweest, en haar opstel ‘Mijn stad<br />

of dorp’ had de eerste prijs opgeleverd in een wedstrijd van de South Wales<br />

Echo. Ze had de Wereldatlas van Cassell’s gewonnen.<br />

Ze kuste Billy op zijn wang. ‘Ik heb tegen mevrouw Jevons, de huishoud<br />

ster, gezegd dat onze laarzenpoets bijna op was en dat ik maar beter<br />

wat nieuwe kon gaan halen in de stad.’ Ethel woonde en werkte op Tyˆ<br />

Gwyn, het enorme huis van graaf Fitzherbert, an<strong>der</strong>halve kilometer de<br />

berg op. Ze gaf Billy iets wat ze in een schone lap had gewikkeld. ‘Hier, ik<br />

heb een stuk cake voor je meegepikt.’<br />

‘O, bedankt, Eth!’ riep Billy blij verrast. Hij was dol op cake.<br />

‘Zal ik het in je blik doen?’ vroeg ma.<br />

‘Ja, graag.’<br />

Ma pakte een blikken trommel uit de kast en deed de cake erin. Ze sneed<br />

nog eens twee sneeën brood, besmeerde ze met braadvet, bestrooide ze met<br />

zout en stopte ze erbij. Alle mijnwerkers hadden een ‘blik’. Als ze hun eten<br />

gewikkeld in een lap mee on<strong>der</strong> de grond namen, zouden de muizen alles<br />

al voor de eerste ochtendpauze hebben opgevreten. ‘Als je met je loon<br />

thuiskomt, dan krijg je van mij een plak gekookte spek in je blik.’<br />

Billy’s loon zou in het begin niet veel voorstellen, maar voor het gezin<br />

zou het toch wel wat uitmaken. Hij vroeg zich af hoeveel zakgeld ma hem<br />

zou gunnen, en of hij ooit genoeg zou kunnen sparen voor een fiets, zijn<br />

grootste wens.<br />

Ethel ging weer aan tafel zitten. ‘Hoe gaat het daar in dat grote huis?’<br />

vroeg pa.<br />

‘Lekker rustig,’ antwoordde ze. ‘De graaf en prinses zijn naar Londen<br />

voor de kroning.’ Ze wierp een blik naar de klok op de schoorsteenmantel.<br />

‘Ze zullen zo direct wel opstaan, want ze moeten al vroeg in de Abbey<br />

zijn. Zal zíj niet leuk vinden – ze is niet gewend aan vroeg uit de veren –<br />

maar voor de koning mag ze natuurlijk niet te laat komen.’ Bea, de echtgenote<br />

van de graaf, was een Russische prinses en zeer voornaam.<br />

20


‘Ze zullen vooraan willen zitten, zodat ze de hele vertoning goed kunnen<br />

zien,’ zei pa.<br />

‘O nee, je mag niet gaan zitten waar je wilt,’ zei Ethel. ‘Ze hebben speciaal<br />

zesduizend mahoniehouten stoelen laten maken, met op de rug de<br />

namen van alle gasten in gouden letters.’<br />

‘Sjonge, dat is nog eens geldverspilling!’ zei opa. ‘Wat doen ze daar na<br />

afloop mee?’<br />

‘Geen idee. Misschien neemt ie<strong>der</strong>een ze als souvenir mee naar huis.’<br />

‘Zeg ze maar dat als er een overschiet, ze die naar ons moeten sturen,’<br />

zei pa droogjes. ‘Wij zijn hier maar met z’n vijven en toch moet je moe<strong>der</strong><br />

staan.’<br />

Als pa geestig uit de hoek kwam, kon er een flinke woede achter schuilgaan.<br />

Ethel sprong overeind. ‘O, sorry, ma, ik dacht er niet bij na.’<br />

‘Blijf lekker zitten waar je zit, ik heb het te druk om te gaan zitten,’ zei ma.<br />

De klok sloeg vijf uur. ‘Je kunt er maar beter vroeg zijn, Billyboy,’ zei<br />

pa. ‘Begin zoals je van plan bent door te gaan.’<br />

Billy stond vol tegenzin van tafel op en pakte zijn trommel.<br />

Ethel gaf hem nog een kus en opa gaf hem een hand. Pa reikte hem twee<br />

roestige en iets verbogen spijkers van tien centimeter aan. ‘Stop die in je<br />

broekzak.’<br />

‘Waarvoor?’ vroeg Billy.<br />

‘Zul je wel zien,’ zei pa met een glimlach.<br />

Ma gaf Billy een fles met een schroefdop, waarin ruim een liter koude<br />

thee met melk en suiker zat. ‘En, Billy, vergeet niet dat Jezus altijd bij je<br />

is, zelfs diep in de mijn.’<br />

‘Ja, ma.’<br />

Hij zag een traan in haar oog en snel draaide hij zich om, want an<strong>der</strong>s<br />

werd hij zelf ook nog snotterig. Hij pakte zijn pet van de kapstok. ‘Tot kijk<br />

dan maar,’ zei hij alsof hij gewoon naar school ging; en hij stapte door de<br />

voordeur naar buiten.<br />

Tot nu toe was de zomer warm en zonnig verlopen, maar vandaag was het<br />

bewolkt en het zag er zelfs naar uit dat het kon gaan regenen. Leunend tegen<br />

de muur van het huis wachtte Tommy hem al op. ‘Aye, aye, Billy,’ zei hij.<br />

‘Aye, aye, Tommy.’<br />

Zij aan zij liepen ze de straat af.<br />

Aberowen was ooit een klein marktstadje dat boeren op de hellingen in<br />

de omgeving van benodigdheden voorzag, zo had Billy op school geleerd.<br />

Boven aan Wellington Row zag je aan de ene oever van de rivier de Owen,<br />

21


die weinig meer dan een beek was, het oude handelscentrum, met de open<br />

hokken voor de veemarkt, het gebouw van de wolbeurs en de anglicaanse<br />

kerk. Nu doorsneed een spoorlijn de stad als een wond, eindigend bij de<br />

mijnpoort. De mijnwerkerswoningen stonden verspreid op de hellingen,<br />

hon<strong>der</strong>den grijze, stenen huizen met daken van nog donker<strong>der</strong> grijze<br />

Welshe leisteen. Ze waren gebouwd in lange, kronkelende rijen die de<br />

contouren van de berghellingen volgden, doorkruist door kortere straatjes<br />

die steil afliepen richting het dal.<br />

‘On<strong>der</strong> wie denk je te gaan werken?’ vroeg Tommy.<br />

Billy haalde zijn schou<strong>der</strong>s op. Nieuwe jongens werden toegewezen aan<br />

een van de opzichters van de mijnbeheer<strong>der</strong>. ‘<strong>Val</strong>t niet te zeggen.’<br />

‘Nou, ik hoop dat ze me in de stallen zetten.’ Tommy was dol op paarden.<br />

Er werkten ongeveer vijftig pony’s in de mijnen, die de door de kompels<br />

gevulde mijnwagentjes over het spoor voorttrokken. ‘Wat voor soort<br />

werk wil je dan doen?’<br />

Billy hoopte dat ze hem geen te zwaar werk gaven voor zijn kin<strong>der</strong>lijke<br />

lijf, maar dat wilde hij niet toegeven. ‘Wagentjes invetten.’<br />

‘Waarom?’<br />

‘Lijkt me makkelijk.’<br />

Ze liepen langs de school waar ze gisteren nog les hadden gehad. Het was<br />

een victoriaans gebouw met puntvormige vensters, als van een kerk, en het<br />

was gebouwd door de familie Fitzherbert, wat de hoofdmeester nooit beu<br />

werd de leerlingen in de oren te knopen. Nog altijd stelde de graaf de leraren<br />

aan en bepaalde hij zelf de leerstof. Aan de muren hingen schil<strong>der</strong>ijen<br />

van heldhaftige, militaire overwinningen, en de grootsheid van het Britse<br />

va<strong>der</strong>land vormde een vast thema. In de bijbelles, waar elke dag mee werd<br />

begonnen, werden strenge, anglicaanse dogma’s gedoceerd, ook al kwamen<br />

bijna alle kin<strong>der</strong>en uit een niet-anglicaans gezin. Er was een schoolleidingcommissie,<br />

waar pa lid van was, maar die had slechts een adviserende taak.<br />

Pa zei dat de graaf de school als zijn persoonlijke eigendom beschouwde.<br />

In hun laatste schooljaar hadden Billy en Tommy de grondbeginselen<br />

van het mijnvak geleerd, terwijl de meisjes hadden leren naaien en koken.<br />

Tot zijn verrassing had hij ontdekt dat de grond on<strong>der</strong> zijn voeten uit verschillende<br />

soorten aardlagen bestond, net als een stapel boterhammen.<br />

Een steenkolenbedding – een woord dat hij al zijn hele leven wel had opgevangen,<br />

maar nooit echt had begrepen – was zo’n laag. Ook was hem<br />

verteld dat steenkool bestond uit dode bla<strong>der</strong>en en an<strong>der</strong> plantaardig materiaal,<br />

dat door de eeuwen heen was opgehoopt en door het gewicht van<br />

22


de grond erboven was samengedrukt. Tommy, wiens va<strong>der</strong> een atheïst was,<br />

beweerde dat dit bewees dat wat er in de Bijbel stond niet waar was; maar<br />

Billy’s pa zei dat dit slechts één interpretatie was.<br />

Op dit uur was de school nog dicht, het speelplein verlaten. Billy was<br />

trots dat hij school nu achter zich had gelaten, hoewel hij er heimelijk ook<br />

een beetje naar terugverlangde, in plaats van de mijn in te moeten.<br />

Naarmate ze dichter bij de mijnpoort kwamen, begonnen de straten<br />

zich te vullen met mijnwerkers, ie<strong>der</strong> met zijn blikken trommel en fles<br />

thee. Ze waren allemaal hetzelfde gekleed: in een oud pak dat ze op hun<br />

werkplek uit zouden trekken. In sommige mijnen was het koud, maar<br />

Aberowen was een warme groeve, en de mannen werkten in hun on<strong>der</strong>goed<br />

en laarzen, of in de grove, linnen korte broek die ze bannickers noemden.<br />

Ie<strong>der</strong>een droeg voortdurend een dik gevoerde pet, omdat de tunnelgangen<br />

laag waren en je gemakkelijk je hoofd stootte.<br />

Boven de huizen uit zag Billy de hijsinrichting, een toren waar bovenin<br />

twee grote wielen in tegengestelde richtingen ronddraaiden en waarlangs<br />

de kabels de kooi op en neer haalden. Boven de meeste stadjes in de valleien<br />

van Zuid-Wales doemden net zulke mijntorens op, zoals kerktorenspitsen<br />

de boerendorpen domineerden.<br />

Rondom de ingang van de mijn stonden her en <strong>der</strong> an<strong>der</strong>e gebouwen,<br />

als bij toeval neergekwakt: de lampenkamer, het mijnkantoor, de smidse,<br />

de opslagplaatsen. Spoorlijnen kronkelden ertussendoor. Op het afvalterrein<br />

stonden kapotte mijnwagens, oude gebroken balken, voedselzakken<br />

en stapels roestige, in onbruik geraakte machines, alles on<strong>der</strong> een dikke<br />

laag kolenstof. Pa zei altijd dat er min<strong>der</strong> ongelukken zouden gebeuren als<br />

mijnwerkers de boel een beetje netjes hielden.<br />

Billy en Tommy liepen naar het kantoor. In de voorste kamer zat Arthur<br />

‘Pukkel’ Llewellyn, een klerk die niet veel ou<strong>der</strong> was dan zij. Zijn witte<br />

hemd had een vieze kraag en manchetten. Ze werden al verwacht – hun<br />

beide va<strong>der</strong>s hadden al eer<strong>der</strong> geregeld dat ze vandaag met werk konden<br />

beginnen. Pukkel noteerde hun naam in een grootboek en nam hen mee<br />

naar het kantoor van de mijnbeheer<strong>der</strong>. ‘Meneer Morgan,’ zei hij, ‘de<br />

jonge Tommy Griffiths en de jonge Billy Williams.’<br />

Maldwyn Morgan was een lange man in een zwart pak. Op zijn manchetten<br />

zat geen steenkolenstof. Zijn roze wangen waren vrij van stoppels,<br />

wat moest betekenen dat hij zich elke dag schoor. Zijn ingenieursdiploma<br />

hing in een lijst aan de muur, en zijn bolhoed – het an<strong>der</strong>e symbool van<br />

zijn status – hing aan de staande kapstok naast de deur.<br />

23


Tot Billy’s verrassing was hij niet alleen. Naast hem stond een zelfs nog<br />

indrukwekken<strong>der</strong> gestalte: Perceval Jones, voorzitter van Celtic Minerals,<br />

het bedrijf dat de steenkolenmijn van Aberowen en verschillende an<strong>der</strong>e<br />

bezat en exploiteerde. Hij was gekleed in jacquet, een zwarte rok en grijze<br />

streepjesbroek, en had zijn zwarte, hoge hoed niet afgezet.<br />

Jones keek vol afkeer naar de knapen. ‘Griffiths,’ zei hij. ‘Je va<strong>der</strong> is een<br />

revolutionair socialist.’<br />

‘Ja, meneer Jones,’ zei Tommy.<br />

‘En een atheïst.’<br />

‘Ja, meneer Jones.’<br />

Hij wendde zijn blik tot Billy. ‘En jouw va<strong>der</strong> is een functionaris van de<br />

Mijnwerkersfe<strong>der</strong>atie van Zuid-Wales.’<br />

‘Ja, meneer Jones.’<br />

‘Ik moet niets hebben van socialisten. Atheïsten zijn gedoemd tot eeuwige<br />

verdoemenis. En vakbondsleden behoren tot de ergste soort.’<br />

Hij keek de twee woest aan, maar hij had geen vraag gesteld, dus zei<br />

Billy niets.<br />

‘Ik wil geen onruststokers,’ ging Jones ver<strong>der</strong>. ‘In de Rhonddavallei zijn<br />

ze vanwege mensen als jullie va<strong>der</strong>s, die de boel opstoken, al drieënveertig<br />

weken aan het staken.’<br />

Billy wist dat de staking in Rhondda niet te wijten was aan onruststokers,<br />

maar aan de eigenaren van de Elymijn in Penygraig, die hun mijnwerkers<br />

hadden uitgesloten. Maar hij hield zijn mond dicht.<br />

‘Zijn jullie onruststokers?’ vroeg Jones terwijl hij met een benige vinger<br />

naar Billy wees, die meteen begon te beven. ‘Heeft je va<strong>der</strong> je verteld voor<br />

je rechten op te komen als je voor mij werkt?’<br />

Billy deed zijn best om na te denken, maar dat viel niet mee als Jones<br />

zo dreigend keek. Pa had vanmorgen weinig gezegd, maar gisteravond had<br />

hij wel wat advies gegeven. ‘Meneer, alstublieft, hij zei tegen me: “Niet onbeleefd<br />

zijn tegen de bazen, dat is míjn werk.”’<br />

Achter hem gniffelde Pukkel Llewellyn.<br />

Perceval Jones vond het niet grappig. ‘Onbeschaamde vlegel,’ siste hij.<br />

‘Maar als ik je wegstuur, heb ik straks de hele vallei in staking.’<br />

Daar had Billy niet bij stilgestaan. Was hij dan zo belangrijk? Nee… maar<br />

de mijnwerkers konden net zo goed in staking gaan voor het principe dat de<br />

kin<strong>der</strong>en van hun vakbondsfunctionarissen niet moesten lijden. Hij was nog<br />

geen vijf minuten op zijn werk of de vakbond nam hem al in bescherming.<br />

‘Wegwezen met ze,’ beval Jones.<br />

24


Morgan knikte. ‘Neem ze mee naar buiten, Llewellyn,’ zei hij tegen<br />

Pukkel. ‘Rhys Price kan wel op ze letten.’<br />

Billy kreunde in stilte. Rhys Price was een van de min<strong>der</strong> geliefde opzichters.<br />

Een jaar geleden had hij zijn zinnen gezet op Ethel, maar zij had<br />

hem bot afgewezen, net als ze had gedaan met de helft van de alleenstaande<br />

mannen in Aberowen, maar Price had het zwaar opgenomen.<br />

Met een ruk van zijn hoofd draaide Pukkel zich om. ‘Eruit,’ zei hij, en<br />

hij liep met hen mee. ‘Wacht buiten op meneer Price.’<br />

Billy en Tommy liepen het kantoorgebouwtje uit en leunden tegen de<br />

muur naast de deur. ‘Ik zou die Napoleon zo in zijn dikke pens willen<br />

stompen,’ zei Tommy. ‘Over kapitalistische schoften gesproken.’<br />

‘Nou en of,’ zei Billy, hoewel de gedachte niet in hem was opgekomen.<br />

Even later verscheen Rhys Price. Net als alle opzichters had hij een lage,<br />

ronde hoed op die een ‘garibaldi’ of dophoed werd genoemd, duur<strong>der</strong> dan<br />

een mijnwerkerspet maar goedkoper dan een bolhoed. In de zakken van<br />

zijn vest zaten een aantekenboekje en een potlood, en hij droeg een meetlat.<br />

Price had een donkere stoppelbaard en een spleet tussen zijn voortanden.<br />

Billy kende hem als slim, maar ook als geslepen.<br />

‘Goedemorgen, meneer Price,’ zei Billy.<br />

Price keek hem argwanend aan. ‘Waar bemoei jij je mee om tegen mij<br />

goedemorgen te zeggen, Billy Dubbel?’<br />

‘Meneer Morgan heeft gezegd dat we met u naar de mijn moeten.’<br />

‘O, heeft hij dat gezegd?’ Price had de gewoonte zijn blik plotseling naar<br />

links en naar rechts te laten schieten, en soms ook naar achteren, alsof hij vanuit<br />

een onverwachte hoek problemen verwachtte. ‘Dat zullen we nog wel eens<br />

zien.’ Hij keek omhoog naar het ronddraaiende wiel, alsof hij daar een verklaring<br />

zocht. ‘Voor jongetjes heb ik geen tijd.’ Hij liep het kantoor binnen.<br />

‘Ik hoop dat hij iemand an<strong>der</strong>s haalt om ons mee naar beneden te<br />

nemen,’ zei Billy. ‘Hij heeft een hekel aan ons, omdat mijn zus niet met<br />

hem wilde gaan.’<br />

‘Je zus vindt zichzelf te goed voor de mannen van Aberowen,’ zei Tommy,<br />

waarmee hij duidelijk iets herhaalde wat hij had gehoord.<br />

‘Ze ís te goed voor ze,’ sprak Billy flink.<br />

Price kwam naar buiten. ‘Goed dan, deze kant op,’ zei hij, en hij liep<br />

vlug voor hen uit.<br />

De jongens volgden hem de lampenkamer in. De lampenman gaf Billy<br />

een glimmende, koperen mijnlamp, en hij haakte deze net als de mannen<br />

deden aan zijn riem.<br />

25


Op school had hij over de veilige mijnwerkerslamp, of de davylamp, geleerd.<br />

Methaan, het ontvlambare gas dat uit steenkoollagen ontsnapte, behoorde<br />

tot de gevaren van kolenwinning. De mannen noemden het mijngas,<br />

en het was de oorzaak van alle on<strong>der</strong>grondse explosies. De mijnen in<br />

Wales waren berucht om hun gassen. De lamp was vernuftig ontworpen<br />

zodat de vlam het mijngas niet zou doen ontsteken. De vlam zou juist van<br />

vorm veran<strong>der</strong>en, hoger worden, en zo een waarschuwing geven – want<br />

mijngas was reukloos.<br />

Als de lamp doofde, kon de mijnwerker hem zelf niet opnieuw aansteken.<br />

Lucifers waren verboden, en de lamp zat op slot om overtreding van<br />

de regels te ontmoedigen. Een gedoofde lamp moest worden meegenomen<br />

naar een ontstekingsstation, meestal on<strong>der</strong> in de mijn, vlak bij de schacht.<br />

Dit kon wel een wandeling van an<strong>der</strong>halve kilometer of meer betekenen,<br />

maar liever dat dan het risico van een on<strong>der</strong>grondse explosie te lopen.<br />

Op school was de jongens verteld dat de veilige lamp een van de manieren<br />

was waarop mijneigenaren lieten zien dat ze zich om hun werknemers<br />

bekommerden – ‘alsof die hoge heren er geen voordeel bij hadden<br />

om explosies, oponthoud van het werk en schade aan de tunnels te voorkomen’,<br />

zei pa dan.<br />

Na hun lamp opgehaald te hebben gingen de mannen voor de kooi<br />

in de rij staan. Langs de rij stond, heel handig, een mededelingenbord.<br />

Handgeschreven of grof gedrukte berichten over crickettrainingen, dartswedstrijden,<br />

een verloren zakmes, een recital door het mannenkoor van<br />

Aberowen en een lezing in de openbare bibliotheek over Karl Marx’ theorie<br />

van historisch materialisme. Maar opzichters hoefden niet te wachten,<br />

en met de jongens in zijn kielzog duwde Price zich een weg naar voren.<br />

Net als de meeste mijnen beschikte Aberowen over twee schachten, met<br />

ventilatoren om verse lucht in de ene omlaag en in de an<strong>der</strong>e omhoog te<br />

blazen. Vaak gaven de eigenaars de schachten zon<strong>der</strong>linge namen, en hier<br />

waren dat Pyramus en Thisbe. Deze, Pyramus, was de schacht waarin de<br />

lucht omhoog werd geblazen, en Billy voelde de warme luchtstroom uit de<br />

mijn langs zich heen trekken.<br />

Vorig jaar wilden Billy en Tommy een kijkje nemen in de schacht. Op<br />

Paasmaandag, toen er niet werd gewerkt, waren ze de bewaker te slim af<br />

geweest. Ze waren over het afvalterrein naar de mijningang geslopen en<br />

vervolgens over het hek geklommen. De ingang van de schacht was slechts<br />

gedeeltelijk omsloten door de kooibehuizing, en liggend op hun buik hadden<br />

ze over de rand gekeken. Bang maar gefascineerd hadden ze in dat vre-<br />

26


selijke gat gestaard, en Billy had gevoeld hoe zijn maag had opgespeeld.<br />

De zwartheid leek oneindig. Hij had een zekere opwinding gevoeld, voor<br />

de helft blijdschap omdat hij niet naar beneden hoefde, en voor de helft<br />

afgrijzen omdat ooit de dag zou aanbreken waarop hij wel zou moeten.<br />

Hij had een steentje laten vallen, en ze hadden geluisterd hoe het tegen de<br />

houten kooigelei<strong>der</strong> en het stenen binnenwerk van de schacht ketste. Het<br />

leek afschuwelijk lang te duren voordat ze heel diep het zwakke plonsje in<br />

de plas water op de bodem van de schacht hoorden.<br />

Nu, een jaar later, stond hij op het punt om de val van dat steentje te<br />

volgen.<br />

Hij maande zichzelf geen bangerik te zijn. Hij moest zich gedragen als<br />

een vent, ook al voelde hij zich niet zo. Het ergste wat hem kon overkomen<br />

was dat hij zichzelf te schande zou maken. Daar was hij banger voor<br />

dan voor de dood.<br />

Hij zag het schuifrooster dat de schacht afsloot. Erachter was slechts de<br />

lege ruimte, want de kooi was op weg naar boven. Aan de an<strong>der</strong>e kant van<br />

de mijnschacht zag hij de motor die de grote wielen hoog boven zijn<br />

hoofd aandreef. Stoomwolken ontsnapten uit het mechaniek. Met het geluid<br />

als van een zweepslag sloegen de kabels tegen hun gelei<strong>der</strong>s. De geur<br />

van warme olie hing in de lucht.<br />

Met een metalen gekletter dook achter het hek de kooi op. De banks -<br />

man, de man bij de schachtmond die boven verantwoordelijk was voor het<br />

laden en lossen van de kooi, schoof het hek opzij. Rhys Price stapte in de<br />

lege kooi en de twee jongens volgden zijn voorbeeld. Achter hen stapten<br />

<strong>der</strong>tien kompels in – de kooi bood plaats aan zestien man in totaal. Met<br />

een klap werd het hek dichtgeschoven.<br />

Het werd even stil. Billy voelde zich kwetsbaar. De vloer on<strong>der</strong> zijn voeten<br />

was stevig, maar hij zou zich zon<strong>der</strong> al te veel moeite tussen de wijd<br />

uit elkaar staande spijlen door kunnen wurmen. De kooi hing aan een stalen<br />

kabel, maar zelfs dat was niet hon<strong>der</strong>d procent veilig; ie<strong>der</strong>een wist dat<br />

in 1902 de kabel in Tirpentwys op een dag was geknapt en dat de kooi<br />

naar beneden was gestort, waardoor acht man waren omgekomen.<br />

Hij knikte naar de mijnwerker naast hem. Het was Harry ‘Niervet’ Hewitt,<br />

een jongen met een blotebillengezicht die slechts drie jaar ou<strong>der</strong> was<br />

dan hij, maar wel <strong>der</strong>tig centimeter groter. Billy herinnerde zich hem nog<br />

van school: hij was in klas drie blijven steken bij de jongetjes van tien en<br />

verknalde elk proefwerk tot hij oud genoeg was om te gaan werken.<br />

Een bel rinkelde, het signaal dat de man beneden zijn hek had gesloten.<br />

27


De banksman haalde een hendel over en er rinkelde een an<strong>der</strong>e bel. De<br />

stoommachine siste en er volgde een an<strong>der</strong>e klap.<br />

De kooi viel de diepte in.<br />

Billy wist dat het gevaarte in een vrije val ging en voor een zachte landing<br />

bijtijds zou worden afgeremd; maar geen enkele theoretische voorkennis<br />

kon hem hebben voorbereid op het gevoel dat ze nu onbelemmerd<br />

door de ingewanden van de aarde stortten. Zijn voeten kwamen los van<br />

de vloer. Hij gilde het uit van angst. Hij kon het niet helpen.<br />

Alle mannen lachten. Ze wisten dat het zijn eerste keer was en hadden<br />

zijn reactie al verwacht, realiseerde hij zich. Te laat zag hij dat ze zich vasthielden<br />

aan de spijlen van de kooi. Maar dit maakte zijn angst er niet min<strong>der</strong><br />

op. Alleen door zijn tanden op elkaar te klemmen slaagde hij erin niet<br />

meer te gillen.<br />

Eindelijk kwam de rem in werking. De snelheid van de val nam af, en hij<br />

voelde de vloer weer on<strong>der</strong> zijn voeten. Hij greep een spijl en probeerde niet<br />

meer te beven. Even later maakte de angst plaats voor een verongelijkt gevoel,<br />

zo sterk dat hij tegen zijn tranen moest vechten. Hij keek op in het<br />

lachende gezicht van Niervet. ‘Hou je grote waffel, Hewitt, etterbak.’<br />

Niervets gezicht vertrok meteen en hij keek woedend, maar de an<strong>der</strong>e<br />

mannen lachten nog har<strong>der</strong>. Billy zou tegenover Jezus berouw moeten betonen<br />

voor het vloeken, maar hij voelde zich nu toch iets min<strong>der</strong> idioot.<br />

Hij keek naar Tommy, die doodsbleek zag. Had Tommy ook gegild? Hij<br />

durfde het niet te vragen uit angst dat het antwoord nee zou zijn.<br />

De kooi kwam tot stilstand, het hek werd teruggeslagen en Billy en<br />

Tommy liepen beverig de mijn in.<br />

Het was er duister. De mijnwerkerslampen boden min<strong>der</strong> licht dan de<br />

petroleumlampen thuis aan de muur. De mijnschacht was zo donker als<br />

een maanloze nacht. Misschien hoefden ze niet zo goed te kunnen zien om<br />

steenkool uit te hakken, dacht Billy. Hij spetterde door een plas, keek omlaag<br />

en zag overal water en mod<strong>der</strong>, schitterend door de zwakke weerspiegelingen<br />

van lampenvlammetjes. Hij had een vreemde smaak in zijn<br />

mond: de lucht was verzadigd van kolenstof. Konden mannen dit de hele<br />

dag inademen? Dat moest dan wel de reden zijn waarom mijnwerkers<br />

voortdurend hoestten en spuugden.<br />

Vier mannen stonden klaar om in de kooi te stappen en naar boven te<br />

gaan. Ie<strong>der</strong> van hen droeg een leren foedraal, en Billy realiseerde zich dat<br />

dit de brandweermannen waren, die elke ochtend, voordat de mijnwerkers<br />

begonnen, nagingen of er mijngas hing. Was de concentratie methaan on-<br />

28


aanvaardbaar hoog, dan zouden ze de mannen gelasten niet aan de slag te<br />

gaan voordat de ventilatoren het gas hadden weggeblazen.<br />

In de directe nabijheid zag hij een rij stallen voor pony’s en een openstaande<br />

deur naar een felverlichte ruimte met een bureau, waarschijnlijk<br />

een kantoor voor de opzichters. De mannen verspreidden zich over vier<br />

tunnels die vanuit de schachtbodem uitwaaierden. Tunnels werden steenof<br />

mijngangen genoemd en voerden naar de sectoren waar de steenkool<br />

werd gewonnen.<br />

Price nam hen mee naar een hok en maakte een hangslot open. Het<br />

bleek de gereedschapsopslag. Hij pakte twee schoppen, gaf ze aan de jongens<br />

en sloot het hok weer af.<br />

Ze liepen naar de stallen. Een man, die slechts gekleed was in een korte<br />

broek en laarzen, was bezig om bevuild stro uit een stal in een kolenwagentje<br />

te scheppen. Het zweet liep over zijn gespierde rug. ‘Wil je hulp van<br />

een van deze jongens?’ vroeg Price.<br />

De man draaide zich om, en Billy herkende Dai-van-de-Pony’s, een<br />

ou<strong>der</strong> ling van de Bethesdakapel. Dai liet niet blijken dat hij Billy her -<br />

kende. ‘Die kleine wil ik niet,’ zei hij.<br />

‘Goed,’ reageerde Price. ‘De an<strong>der</strong>e is Tommy Griffiths. Hij is voor jou.’<br />

Tommy keek tevreden. Hij had gekregen wat hij wilde. Ook al zou hij<br />

alleen maar mest opruimen, hij werkte wel mooi in de stallen.<br />

‘Kom, Billy Dubbel,’ zei Price, en hij liep een van de mijngangen in.<br />

Billy liet de schop op zijn schou<strong>der</strong> rusten en volgde. Nu Tommy niet<br />

langer bij hem was, werd hij angstiger. Hij had liever gewild dat hij samen<br />

met zijn vriend aan het uitmesten van stallen was gezet. ‘Wat moet ik<br />

doen, meneer Price?’ vroeg hij.<br />

‘Je kunt toch zeker wel raden? Waarom denk je an<strong>der</strong>s dat ik je goddomme<br />

een schop heb gegeven?’<br />

Billy schrok van het terloopse gebruik van het verboden woord. Hij kon<br />

niet raden wat hij zou gaan doen, maar hij stelde geen vragen meer.<br />

De tunnel was rond en het plafond was versterkt door gebogen stalen stutten.<br />

Erlangs liep een vijf centimeter dikke buis, vermoedelijk voor water. Elke<br />

nacht werden de mijnschachten gesproeid in een poging het stof neer te slaan.<br />

Dat stof was niet alleen gevaarlijk voor de longen van de mannen – als dat het<br />

enige was, zou het Celtic Minerals vermoedelijk niets kunnen schelen – maar<br />

zorgde ook voor brandgevaar. De sproei-installatie was echter ontoereikend.<br />

Pa had geopperd een buis met een diameter van vijftien centimeter te plaatsen,<br />

maar Perceval Jones had geweigerd daar geld aan uit te geven.<br />

29


Na ongeveer vierhon<strong>der</strong>d meter sloegen ze een zijtunnel in die omhoogliep.<br />

Dit was een ou<strong>der</strong>e, smallere doorgang, met houten stutten in<br />

plaats van stalen ringen. Op de plekken waar het plafond doorzakte,<br />

moest Price bukken. Ongeveer om de <strong>der</strong>tig meter passeerden ze de doorgangen<br />

naar de werkplekken waar de mijnwerkers al bezig waren steenkool<br />

uit te houwen.<br />

Billy ving een rommelend geluid op. ‘In het mangat,’ beval Price.<br />

‘Wat?’ Billy keek naar de grond. Mangaten, die zaten toch in de trottoirs<br />

in de stad? En hij zag helemaal niets op de grond, behalve dan het spoor voor<br />

de mijnwagentjes. Hij sloeg zijn ogen op en zag opeens een pony van de helling<br />

af op hem toe draven, een stoet wagentjes achter zich aan trekkend.<br />

‘In het mangat!’ riep Price.<br />

Nog steeds begreep Billy niet wat er van hem werd verwacht, maar hij<br />

zag wel dat de tunnel nauwelijks bre<strong>der</strong> was dan de wagentjes en dat hij<br />

vermorzeld zou worden. Het volgende moment leek Price zomaar in de<br />

muur te verdwijnen.<br />

Billy liet zijn schop vallen, draaide zich om en rende terug in de richting<br />

waar hij vandaan was gekomen. Hij probeerde de pony voor te blijven,<br />

maar die was verrassend snel. Plotseling zag hij een in de muur uitgehakte<br />

nis, net zo hoog als de tunnel zelf, en hij realiseerde zich dat hij<br />

ongeveer om de vijfentwintig meter <strong>der</strong>gelijke nissen al had gezien, maar<br />

zon<strong>der</strong> ze echt op te merken. Dit bedoelde Price zeker met een mangat.<br />

Hij wierp zichzelf in de nis, en het treintje wagentjes den<strong>der</strong>de voorbij.<br />

Toen de tunnel weer vrij was, stapte hij hijgend tevoorschijn.<br />

Price deed net alsof hij boos was, maar hij glimlachte. ‘Je zult wel wat<br />

alerter moeten reageren,’ zei hij. ‘Want an<strong>der</strong>s kom je nog om, hier beneden<br />

– net als je broer.’<br />

De meeste mannen vonden het leuk om de spot te drijven met de onwetendheid<br />

van jongens, merkte Billy. Hij nam zich voor het an<strong>der</strong>s te<br />

doen als hij zelf groot was.<br />

Hij pakte zijn schop op. Die was nog helemaal gaaf. ‘Heb jij even geluk,’<br />

zei Price. ‘Als hij was gebroken door de wagentjes, dan had je voor een<br />

nieuwe moeten dokken.’<br />

Ze liepen ver<strong>der</strong> en betraden al snel een uitgeputte sector, waar de werkplekken<br />

verlaten waren. Hier stond min<strong>der</strong> water, en op de grond lag een<br />

dikke laag kolenstof. Na nog een paar keer een hoek te zijn omgeslagen<br />

was Billy zijn richtinggevoel kwijt.<br />

Ze kwamen bij een plek waar de tunnel werd geblokkeerd door een vies,<br />

30


oud mijnwagentje. ‘Dit gedeelte moet worden uitgeruimd,’ zei Price. Het<br />

was de eerste keer dat hij de moeite nam om iets uit te leggen, en Billy<br />

kreeg het gevoel dat hij loog. ‘Jouw taak is om de rotzooi in het wagentje<br />

te scheppen.’<br />

Billy keek om zich heen. Voorzover het licht van zijn lamp reikte, lag<br />

het stof wel <strong>der</strong>tig centimeter hoog; hij gokte dat het nog veel ver<strong>der</strong> ging.<br />

Hij kon hier wel een week lang scheppen zon<strong>der</strong> dat het veel zou uitmaken.<br />

En wat had het voor zin? Dit deel van de mijn was uitgeput. Maar hij<br />

stelde geen vragen. Dit was vast een soort test.<br />

‘Ik kom straks terug om te kijken hoe het gaat,’ zei Price. Hij draaide<br />

zich om en verdween.<br />

Dit had Billy niet verwacht. Hij was ervan uitgegaan dat hij met ou<strong>der</strong>e<br />

mannen zou werken en van hen zou leren. Maar hij kon slechts doen wat<br />

hem was opgedragen.<br />

Hij haakte de lamp los van zijn riem en zocht om zich heen naar een<br />

plekje om hem neer te zetten. Er was niets wat hij als plank kon gebruiken.<br />

Hij zette de lamp op de grond, maar daar was hij zo goed als nutteloos.<br />

Toen schoten hem de spijkers te binnen die pa hem had meegegeven.<br />

Dus daar waren ze voor bedoeld. Hij haalde er een uit zijn broekzak. Met<br />

de schop hamerde hij de spijker in een houten stut en hij hing zijn lamp<br />

op. Dat was beter.<br />

Voor een man reikte het mijnwagentje tot borsthoogte, maar bij Billy<br />

tot zijn schou<strong>der</strong>s, en toen hij aan zijn klus begon, merkte hij dat de helft<br />

van het stof al van zijn schop gleed voordat hij hem over de rand kon krijgen.<br />

Om dit te voorkomen draaide hij het blad van de schop iets. Al na<br />

een paar minuten baadde hij in het zweet, en hij realiseerde zich waar de<br />

tweede spijker voor bedoeld was. Hij hamerde hem in een an<strong>der</strong>e balk en<br />

hing zijn hemd en broek eraan.<br />

Na een poosje merkte hij dat iemand naar hem keek. Vanuit een ooghoek<br />

zag hij een vage gestalte staan, roerloos als een standbeeld. ‘O god!’<br />

gilde hij, en hij draaide zich om.<br />

Het was Price. ‘Ik was vergeten je lamp na te kijken,’ zei hij. Hij nam<br />

Billy’s lamp van de spijker en deed er iets mee. ‘Dat is niet zo mooi,’ zei<br />

hij. ‘Ik zal de mijne hier achterlaten.’ Hij hing de an<strong>der</strong>e lamp op en verdween<br />

weer.<br />

Wat een griezel, maar hij leek in elk geval aan Billy’s veiligheid te denken.<br />

Billy ging door met zijn werk. Al snel begonnen zijn armen en benen<br />

pijn te doen. Hij was gewend aan scheppen, maande hij zichzelf: pa hield<br />

31


een varken op het braakliggende stukje grond achter het huis, en het was<br />

Billy’s taak om één keer in de week dat varkenskot uit te mesten. Maar dat<br />

vergde ongeveer een kwartiertje. Kon hij dit wel de hele dag volhouden?<br />

On<strong>der</strong> het stof lag een bodem van steen en klei. Na een tijdje had<br />

hij een stukje van een meter twintig in het vierkant schoon geschept, de<br />

breedte van de tunnel. De bodem van het mijnwagentje was nog amper<br />

bedekt, maar nu al was hij doodmoe.<br />

Hij probeerde het wagentje vooruit te trekken, zodat hij niet zo ver met een<br />

volle schop hoefde te lopen, maar de wielen leken helemaal vast te zitten.<br />

Hij had geen horloge, en het viel niet mee om te weten hoeveel tijd er<br />

inmiddels was verstreken. Om zijn krachten te sparen begon hij wat langzamer<br />

aan te doen.<br />

Plotseling ging zijn lamp uit.<br />

Eerst flakkerde de vlam nog even, en met een angstige blik keek hij naar<br />

de lamp aan de spijker. Hij wist dat de vlam hoger zou worden als er mijngas<br />

was, maar dit was wat an<strong>der</strong>s en dus voelde hij zich gerust. Daarna<br />

doofde het vlammetje.<br />

Een duisternis als deze had hij nog nooit meegemaakt. Hij zag helemaal<br />

niets, zelfs geen flarden van grijs, of zelfs zwarttinten. Hij bracht zijn schop<br />

tot een centimeter of twee van zijn neus, maar zag hem niet. Zo moest het<br />

dus zijn als je blind was.<br />

Hij bleef staan. Wat moest hij nu doen? Hij wist dat hij met de lamp<br />

naar het ontstekingsstation moest, maar zelfs als hij iets kon zien, zou hij<br />

zijn weg terug door de tunnels niet meer hebben gevonden. In dit pikkedonker<br />

kon hij wel urenlang rondstrompelen. Hij had geen idee hoeveel<br />

kilometers de uitgeputte groeves zich uitstrekten en hij wilde niet dat de<br />

mannen een reddingsteam moesten sturen.<br />

Hij zou gewoon op Price moeten wachten. De opzichter had immers gezegd<br />

dat hij ‘straks’ terug zou komen. Dat kon een paar minuten betekenen,<br />

of een uur of nog langer. En hij vermoedde dat het eer<strong>der</strong> laat dan vroeg zou<br />

zijn. Dit was vast de bedoeling geweest van Price. Een veiligheidslamp kon<br />

niet zomaar uitwaaien, en er stond hier sowieso weinig wind. Price had<br />

Billy’s lamp verruild voor eentje waar bijna geen olie meer in zat.<br />

Zelfmedelijden welde in hem op, en zijn ogen schoten vol tranen. Wat<br />

had hij gedaan dat hij dit verdiende? Vervolgens vermande hij zichzelf.<br />

Het was natuurlijk weer zo’n test, net als in de kooi. Hij zou hun laten zien<br />

dat hij stoer genoeg was.<br />

Hij moest maar gewoon doorgaan met zijn werk, zelfs in het donker.<br />

32


Voor het eerst sinds de lamp was uitgegaan, kwam hij in beweging. Hij<br />

bracht zijn schop naar de grond en schoof hem naar voren in een poging<br />

stof op te scheppen. Toen hij hem optilde, meende hij aan het gewicht te<br />

voelen dat er wat op lag. Hij draaide zich om, deed twee passen en bracht<br />

de schop omhoog om de troep in het wagentje te gooien, maar hij schatte<br />

de hoogte verkeerd in. De schop klapte tegen de zijkant en voelde opeens<br />

lichter nu het stof op de grond was gevallen.<br />

Hij zou zich wel aanpassen. Hij probeerde het nog een keer en tilde de<br />

schop nu hoger op. Bij het leegkiepen liet hij de schop vallen en hij voelde<br />

de houten steel tegen de rand van het wagentje klappen. Dat was beter.<br />

Naarmate het werk hem ver<strong>der</strong> van het wagentje bracht, sloeg hij zo nu<br />

en dan nog wel mis, totdat hij hardop zijn stappen begon te tellen. Hij<br />

kwam nu in een ritme, en hoewel zijn spieren zeer deden, lukte het hem<br />

om door te werken.<br />

Het werd nu een automatisme, en daardoor konden zijn gedachten afdwalen,<br />

wat niet zo goed was. Hij vroeg zich af hoe diep de tunnel voor<br />

hem nog was en hoe lang die al in onbruik was. Hij dacht aan de aarde<br />

boven zijn hoofd, achthon<strong>der</strong>d meter hoog, en aan het gewicht dat door<br />

deze oude, houten stutten werd gedragen. Hij dacht terug aan zijn broer,<br />

Wesley, en de an<strong>der</strong>en die in deze mijn waren omgekomen. Maar hun<br />

geesten waren hier natuurlijk niet. Wesley was bij Jezus. De an<strong>der</strong>en misschien<br />

ook wel. En an<strong>der</strong>s waren ze el<strong>der</strong>s.<br />

Hij begon angstig te worden. Misschien was het niet verstandig om aan<br />

geesten te denken. Hij merkte dat hij honger had. Was het al tijd voor zijn<br />

lunch? Hij had geen idee, maar hij kon net zo goed wat eten. Op de tast<br />

vond hij de plek waar hij zijn kleren had opgehangen, voelde op de grond<br />

en vond zijn fles en blik.<br />

Hij ging met zijn rug tegen de muur zitten en nam een flinke teug koude,<br />

zoete thee. Terwijl hij zijn brood met braadvet at, ving hij een zwak geluid<br />

op. Hij hoopte dat dit het gekraak van Rhys Price’ laarzen was, maar de wens<br />

was de va<strong>der</strong> van de gedachte. Hij herkende dat gepiep: het waren ratten.<br />

Hij was niet bang voor ze. In de greppels langs elke straat in Aberowen<br />

wemelde het van de ratten. Maar in het donker leken ze brutaler, en even<br />

later voelde hij er een over zijn blote been lopen. Hij nam zijn eten over<br />

met zijn linkerhand, pakte zijn schop op en haalde uit. Die beesten werden<br />

niet eens bang, en hij voelde de klauwtjes weer op zijn huid. Deze<br />

probeerde over zijn arm te rennen. Kennelijk konden ze het eten ruiken.<br />

Het gepiep nam toe, en hij vroeg zich af hoeveel het er waren.<br />

33


Hij stond op en propte het laatste stuk brood in zijn mond. Hij dronk<br />

nog wat thee en nam een hap van zijn cake. Het smaakte heerlijk, vol<br />

gedroogd fruit en amandelen; maar er schoot weer een rat over zijn<br />

been omhoog, en hij kon niet an<strong>der</strong>s dan de cake vlug naar binnen te<br />

werken.<br />

Het was alsof ze wisten dat het eten op was, want langzaam stierf het gepiep<br />

weg en daarna werd het helemaal stil.<br />

Met hernieuwde energie ging hij weer aan de slag, maar na een tijdje<br />

kreeg hij een brandende pijn in zijn rug. Hij ging in een langzamer tempo<br />

ver<strong>der</strong>, en stopte geregeld om even te rusten.<br />

Om zichzelf wat op te vrolijken maakte hij zichzelf wijs dat het misschien<br />

later was dan hij dacht. Misschien was het al twaalf uur. Tegen het<br />

einde van de ploegendienst zou iemand hem komen ophalen. De lampen -<br />

man telde altijd de lampen na, dus ze wisten meteen of iemand niet boven<br />

was gekomen. Maar Price had zijn lamp verruild voor een an<strong>der</strong>e. Was hij<br />

soms van plan om Billy hier een hele nacht alleen te laten?<br />

Dat zou nooit lukken. Pa zou uit zijn vel springen. De bazen waren<br />

bang voor pa – Perceval Jones had dit min of meer toegegeven. Vroeg of<br />

laat zou iemand Billy gaan zoeken.<br />

Maar toen hij opnieuw honger kreeg, wist hij zeker dat er al heel wat<br />

uren verstreken moesten zijn. Hij werd bang en ditmaal kon hij het niet<br />

van zich af schudden. Het kwam door de duisternis. Als hij iets had kunnen<br />

zien, zou hij het wachten nog wel hebben kunnen verdragen. In dit<br />

volstrekte pikkedonker merkte hij dat hij langzaam zijn verstand verloor.<br />

Zijn richtingsgevoel was weg, en ie<strong>der</strong>e keer dat hij wegliep van het mijnwagentje<br />

vroeg hij zich af of hij niet bijna tegen de tunnelwand botste.<br />

Eer<strong>der</strong> was hij bang geweest dat hij als een kind zou grienen. Nu moest hij<br />

uitkijken dat hij het niet uitschreeuwde.<br />

Opeens schoot hem te binnen wat ma hem had gezegd: Vergeet niet dat<br />

Jezus altijd bij je is, zelfs diep in de mijn. Op dat moment had hij gedacht<br />

dat hij zich gewoon goed diende te gedragen. Maar zijn moe<strong>der</strong> was een<br />

stuk wijzer geweest. Natuurlijk was Jezus bij hem. Jezus was overal. De<br />

duisternis deed er niet toe, het verstrijken van de tijd evenmin. Billy wist<br />

dat er iemand op hem paste.<br />

Om dat niet te vergeten zong hij een hymne. Hij had een hekel aan zijn<br />

stem, nog altijd een jongenssopraan, maar niemand die hem hier kon<br />

horen, dus hij zong zo hard als hij kon. Toen hij alle verzen had gezongen<br />

en het angstgevoel weer terugkeerde, stelde hij zich voor dat Jezus aan de<br />

34


an<strong>der</strong>e kant van het mijnwagentje met een ernstige blik vol mededogen op<br />

zijn bebaarde gezicht naar hem stond te kijken.<br />

Hij zong nog een kerklied. Hij schepte en liep op het ritme van de muziek.<br />

In de meeste hymnen zat een zekere cadans. Zo nu en dan kwam de<br />

angst weer boven dat ze hem waren vergeten, dat de ploegendienst inmiddels<br />

ten einde was en hij in zijn eentje hier beneden zou achterblijven,<br />

maar dan dacht hij gewoon aan de gestalte in het gewaad die naast hem in<br />

het donker stond.<br />

Hij kende zat hymnen. Sinds hij oud genoeg was om stil te zitten, was<br />

hij elke zondag drie keer naar de Bethesdakapel gegaan. Gezangboeken<br />

waren duur, en niet ie<strong>der</strong>een binnen de parochie kon lezen, dus leerden ze<br />

allemaal de woorden uit hun hoofd.<br />

Toen hij twaalf hymnen had gezongen, gokte hij dat er een uur was verstreken.<br />

Zijn dienst moest er toch zeker wel op zitten? Maar hij zong er<br />

nog eens twaalf. Daarna werd het lastig om de tel bij te houden. Zijn lievelingslie<strong>der</strong>en<br />

zong hij tweemaal. Hij werkte steeds langzamer.<br />

Hij was net bezig om uit volle borst ‘Up from the Grave He Arose’ te zingen<br />

toen hij licht zag. Het werk ging inmiddels zo vanzelf dat hij niet ophield,<br />

maar gewoon een volgende schop vol naar het mijnwagentje droeg<br />

en ver<strong>der</strong> zong terwijl het licht sterker werd. Toen de hymne ten einde was,<br />

leunde hij op zijn schop. Met een lamp aan zijn riem en met een vreemde<br />

blik op zijn beschaduwde gezicht stond Rhys Price naar hem te kijken.<br />

Billy wilde niet toegeven aan zijn opluchting. Hij was niet van plan<br />

Price te laten merken hoe hij zich voelde. Hij trok zijn hemd en broek aan,<br />

nam de gedoofde lamp van de spijker en hing hem aan zijn riem.<br />

‘Wat is er met je lamp gebeurd?’ vroeg Price.<br />

‘Dat weet u best,’ antwoordde Billy, en hij klonk op een vreemde manier<br />

volwassen.<br />

Price draaide zich om en liep terug door de tunnel.<br />

Billy talmde en keek de an<strong>der</strong>e kant op. Net aan de an<strong>der</strong>e kant van het<br />

wagentje ving hij een glimp op van een bebaard gezicht en een licht gewaad,<br />

maar de gestalte vervloog als een gedachte. ‘Dank u,’ zei Billy tegen<br />

de lege tunnel.<br />

Hij volgde Price. Zijn benen deden zoveel pijn dat hij even vreesde dat<br />

hij zou vallen, maar het kon hem nauwelijks <strong>der</strong>en. Hij kon weer zien, en<br />

de dienst zat er op. Straks zou hij weer thuis zijn en kon hij gaan liggen.<br />

Ze bereikten de schacht en samen met een grote groep mannen met<br />

zwarte koppen stapten ze in de kooi. Tommy Griffiths was er niet bij,<br />

35


maar Harry ‘Niervet’ Hewitt wel. Wachtend op het signaal van boven zag<br />

Billy dat ze hem met een geniepige grijns opnamen.<br />

‘En, hoe is het gegaan op je eerste dag, Billy Dubbel?’ vroeg Hewitt.<br />

‘Prima, dank je,’ antwoordde hij.<br />

Hewitt keek met een kwaaie kop: hij dacht ongetwijfeld terug aan het<br />

moment waarop Billy hem een etterbak had genoemd. ‘Geen problemen<br />

gehad?’ vroeg hij.<br />

Billy aarzelde. Kennelijk wisten ze iets. Hij wilde dat ze beseften dat hij<br />

niet was bezweken aan de angst. ‘Mijn lamp ging uit,’ antwoordde hij, en<br />

hij slaagde er ternauwernood in om zijn stem niet te laten overslaan. Hij<br />

keek naar Price, maar achtte het stoer<strong>der</strong> om hem niet te beschuldigen.<br />

‘Het was een beetje lastig om de hele dag in het donker te scheppen,’<br />

maakte hij zijn zin af. Dat was iets te zwak uitgedrukt – ze konden denken<br />

dat zijn beproeving weinig had voorgesteld – maar het was beter dan<br />

toe te geven aan angst.<br />

Een ou<strong>der</strong>e man nam het woord. Het was John Jones-van-de-Winkel,<br />

zo genoemd omdat zijn vrouw een bazaar in hun salon runde. ‘De hele<br />

dag?’ vroeg hij.<br />

‘Aye,’ zei Billy.<br />

John Jones keek Price aan. ‘Schoft die je bent,’ zei hij, ‘dat mag maar een<br />

uur.’<br />

Billy’s vermoeden werd bevestigd. Ze wisten allemaal wat er was gebeurd,<br />

en het leek erop dat ze zoiets met alle nieuwe jongens deden. Maar<br />

Price had het erger gemaakt dan gebruikelijk was.<br />

Niervet Hewitt grijnsde. ‘Was je niet bang, Billyboy, zo in je eentje in<br />

het donker?’<br />

Hij dacht na over zijn antwoord. Ze keken hem allemaal aan, wachtend<br />

op wat hij zou zeggen. De geniepige blikken waren verdwenen, en ze leken<br />

zich een beetje te schamen. Hij besloot de waarheid te vertellen. ‘Ik was<br />

bang, ja, maar ik was niet in mijn eentje.’<br />

Hewitt was verbijsterd. ‘Niet in je eentje?’<br />

‘Nee, natuurlijk niet,’ zei Billy. ‘De Heer was bij me.’<br />

Hewitt lachte hard, maar hij was de enige. Zijn geschater weergalmde<br />

in de stilte en hield plotseling op.<br />

De rust duurde enkele seconden. Toen klonk er een harde, metalige klap,<br />

en met een ruk schoot de kooi omhoog. Harry wendde zich af.<br />

Vanaf dat moment noemde ie<strong>der</strong>een hem Billy-in-de-Here.<br />

36

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!