Zonevreemde bedrijven - Gemeente Ingelmunster
Zonevreemde bedrijven - Gemeente Ingelmunster
Zonevreemde bedrijven - Gemeente Ingelmunster
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong><br />
De regelgeving voor zonevreemde<br />
<strong>bedrijven</strong> – stand maart 2007<br />
De regelgeving voor zonevreemde <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .0
LEESWIJZER: Deze brochure is bedoeld voor ondernemers wiens bedrijf zonevreemd is. Niet alles<br />
belangt echter iedere “zonevreemde” ondernemer aan. Vandaar deze leeswijzer, die je meteen naar de<br />
relevante hoofdstukken loodst.<br />
Is mijn bedrijf zonevreemd ?<br />
A l lereerst moet je weten of er zich een probleem van<br />
zonevreemdheid stelt voor je bedrijf.<br />
Wat is zonevreemdheid ? zie randnr. 01<br />
Hoe stel ik vast dat mijn bedrijf zonevreemd is? zie nr. 05<br />
Bouwen of Uitbaten ?<br />
De regeling is verschillend voor het uitbaten van een<br />
bedrijf (de handeling waarvoor een milieuvergunning of -<br />
melding vereist kan zijn ) of voor het bouwen, verbouwen,<br />
uitbreiden ... van een bedrijf (de handeling waarvoor een<br />
stedenbouwkundige vergunning vereist kan zijn.)<br />
Is er een stedenbouwkundige vergunning<br />
vereist ?<br />
Wil je bouwwerken of -handelingen uitvoeren, rijst<br />
allereerst de vraag of je daarvoor een vergunning nodig<br />
hebt. Bij twijfel controleer je de lijst van de werken die<br />
vrijgesteld zijn van vergunning: zie randnr. 09<br />
JA<br />
BOUWEN<br />
JA<br />
Zijn de werken vergunbaar ?<br />
Is er geen vrijstelling van vergunning, rijst de vraag of een<br />
vergunning kan worden bekomen. Dat verschilt naargelang<br />
de aard van de werken. We onderscheiden:<br />
- onderhouds- en instandhoudingswerken: zie randnr. 27<br />
- verbouwen: zie randnr. 36<br />
- herbouwen: zie randnr. 41<br />
- uitbreiden: zie randnr. 48<br />
- wijzigen van functie: zie randnr. 54<br />
- werken na vernieling of beschadiging door een ramp: zie<br />
randnr. 60<br />
Deze begrippen en de voorwaarden van vergunbaarheid<br />
worden in de diverse randnummers toegelicht. Op basis van<br />
die informatie kan men vaststellen of een vergunning<br />
mogelijk is.<br />
JA<br />
De werken zijn<br />
vergunbaar: Vraag de<br />
stedenbouwkundige<br />
vergunning aan.<br />
NEE<br />
UITBATEN<br />
NEE<br />
Mijn bedrijf is niet<br />
zonevreemd: Deze<br />
brochure is niet aan U<br />
besteed.<br />
Ik wil uitbaten:<br />
Zie randnr. 62 en<br />
volgende.<br />
De werken zijn<br />
vrijgesteld van<br />
vergunning:<br />
U kunt ze uitvoeren,<br />
ondanks de<br />
zonevreemdheid.<br />
De werken zijn niet<br />
vergunbaar: Een<br />
wijziging van het<br />
zonevoorschrift is nodig.<br />
Zie randnr. 73<br />
Disclaimer: Het VLAO streeft de grootst mogelijke accuraatheid na bij het inwinnen en verspreiden van<br />
informatie. Het VLAO kan evenwel niet aansprakelijk gesteld worden voor enige schade die rechtstreeks of<br />
onrechtstreeks uit het gebruik van deze informatie zou voortvloeien.<br />
© Het VLAO.<br />
Niets van deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,<br />
fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder bronvermelding.<br />
De regelgeving voor zonevreemde <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .1<br />
NEE
Inhoudstafel<br />
LEESWIJZER..............................................................................................................................................1<br />
INHOUDSTAFEL......................................................................................................................................2<br />
INLEIDING ................................................................................................................................................6<br />
I. WAT IS EEN ZONEVREEMD BEDRIJF ? ...........................................................................................7<br />
1. Definitie 7<br />
2. Zonevreemd ≠ Onvergund ..............................................................................................7<br />
3. Fundamentele versus omgevingszonevreemdheid.........................................................7<br />
4. Het begrip “zonevreemdheid” in de wetgeving................................................................7<br />
5. Hoe stel ik vast dat mijn bedrijf zonevreemd is ? ............................................................8<br />
II. TOELAATBARE (BOUW)WERKEN AAN EEN ZONEVREEMD BEDRIJF: ...............................8<br />
6. Uitgangspunt: zijn de werken vergunbaar of niet? ..........................................................8<br />
7. Overzicht van de diverse afwijkings- en uitzonderingsregels..........................................8<br />
8. Ruimtelijk kwetsbare gebieden. ......................................................................................9<br />
II.1. Niet-vergunningsplichtige werken .................................................................................9<br />
9.Een vrijstelling van vergunning geldt ook voor zonevreemde <strong>bedrijven</strong> ..........................9<br />
10. Sommige instandhoudings- en onderhoudswerken ......................................................9<br />
11. De tijdelijke werken op de bouwplaats ........................................................................10<br />
12. Technische installaties binnenin een gebouw.............................................................10<br />
13. Binnenverbouwingen...................................................................................................10<br />
14. Reclame ......................................................................................................................10<br />
15. Plaatsing op het dak....................................................................................................10<br />
16. Ondergrondse werken.................................................................................................10<br />
17. Afbraak- en slopingswerken........................................................................................11<br />
18. Afsluitingen:.................................................................................................................11<br />
19. Landbouwwerken: .......................................................................................................11<br />
20. Vellen van bomen .......................................................................................................11<br />
21. Telecommunicatie .......................................................................................................11<br />
22. Werken op het openbaar domein................................................................................12<br />
23. Feesten en manifestaties ............................................................................................12<br />
24. Reliëfwijzigingen bij sportmanifestaties.......................................................................12<br />
25. Bodemsaneringswerken..............................................................................................12<br />
25 bis. Plaatsing van bepaalde constructies/installaties in industriegebied ......................12<br />
26. Sloping en verwijdering van de hiervoor genoemde werken.......................................12<br />
II.2. Onderhouds- en instandhoudingswerken..................................................................13<br />
De regelgeving voor zonevreemde <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .2
27. Niet-vergunningsplichtige onderhouds- en instandhoudingswerken...........................13<br />
28. Vergunningsplichtige onderhouds- en instandhoudingswerken..................................13<br />
29. Een afwijkingsregel .....................................................................................................13<br />
30. Een afwijking t.a.v. een plan van aanleg.....................................................................13<br />
31. Bestaand vergund gebouw of constructie ...................................................................13<br />
32. Verkrotte gebouwen/constructies zijn uitgesloten. ......................................................14<br />
33. De goede ruimtelijke ordening mag niet worden geschaad. .......................................14<br />
34.Wat bij weigering van vergunning ? .............................................................................14<br />
35. Wat als de werken reeds uitgevoerd zijn ? .................................................................15<br />
II.3. Verbouwen binnen het bestaande volume.................................................................17<br />
36. Definitie 17<br />
37. Voorwaarden voor het verbouwen ..............................................................................17<br />
38. Het is een uitzonderingsregel, die geldt in alle zones .................................................17<br />
39. Wat als de vergunning wordt geweigerd ? ..................................................................17<br />
40. Wat als de verbouwingswerken al zijn uitgevoerd ? ...................................................18<br />
II.4. Herbouwen binnen het bestaande volume.................................................................19<br />
41. Definitie 19<br />
42. Herbouwen op dezelfde of een gewijzigde plaats......................................................19<br />
43. Voorwaarden voor het herbouwen op dezelfde plaats................................................19<br />
44. Voorwaarden voor het herbouwen op een gewijzigde plaats......................................20<br />
45. Ligging aan een voldoende uitgeruste weg.................................................................20<br />
46. Wat bij weigering van vergunning ? ............................................................................20<br />
47. Wat als de werken reeds zijn uitgevoerd ? .................................................................20<br />
II.5. Uitbreiden......................................................................................................................22<br />
48. Definitie 22<br />
49. De voorwaarden voor uitbreiding. ...............................................................................22<br />
50. Begrenzing van de uitbreiding....................................................................................22<br />
51. Aanpassingswerken. ...................................................................................................22<br />
52. Wat bij weigering van vergunning ? ............................................................................23<br />
53. Wat als de werken reeds zijn uitgevoerd ? .................................................................23<br />
II.6. Functiewijzigingen.........................................................................................................25<br />
De regelgeving voor zonevreemde <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .3
54. Definitie 25<br />
55. Vergunbaarheid bij zonevreemde bedrijfsgebouwen ..................................................25<br />
56. Toekomstbeperkingen inzake ver- of herbouwen of uitbreiden ..................................26<br />
57. Een afwijkingsregel .....................................................................................................26<br />
58. Wat als de vergunning wordt geweigerd ? ..................................................................27<br />
59. Wat als de werken reeds zijn uitgevoerd ? .................................................................27<br />
II.7. Werken na vernieling of beschadiging door een ramp ..............................................27<br />
60. Voorwaarden voor heropbouw. ...................................................................................27<br />
61. Vergoeding bij verbod van heropbouw........................................................................27<br />
III. DE MILIEUVERGUNNING VOOR ZONEVREEMDE BEDRIJVEN.............................................28<br />
62. Een afzonderlijke reglementering................................................................................28<br />
63. Een afwijkingsregel t.o.v. de gewestplanvoorschriften................................................28<br />
64. Een afwijkingsregel voor milieuvergunningsplichtige inrichtingen...............................28<br />
65. Uitgesloten gebieden. .................................................................................................28<br />
66. Uitgesloten inrichtingen..............................................................................................29<br />
67. Voorwerp van de vergunningsaanvraag. ....................................................................29<br />
68. Concordantie van afwijkingsregimes bij uitbreiding. ...................................................29<br />
69. De goede ruimtelijke ordening mag niet worden geschaad. .......................................29<br />
70. Een vergunning in functie van herlokalisatie...............................................................29<br />
71. Afwijkingsregel blijkens een planologisch attest .........................................................29<br />
72. De heirkrachtregeling. .................................................................................................30<br />
IV. PLANMATIGE OPLOSSINGEN VOOR ZONEVREEMDE BEDRIJVEN...................................32<br />
73. Twee wegen voor een planmatige oplossing ..............................................................32<br />
IV.1. Het planologisch attest...............................................................................................32<br />
74. Wat is een planologisch attest ? .................................................................................32<br />
75. Welke <strong>bedrijven</strong> komen in aanmerking voor een planologisch attest ? ......................32<br />
76. Een recente uitspraakperiode: geen aanvraagmogelijkheid bij recent afgewerkte<br />
planningsprocedures.........................................................................................................33<br />
77. De aanvraag................................................................................................................33<br />
78. De procedure ..............................................................................................................34<br />
79. Het afgeleverd planologisch attest kan positief, gedeeltelijk positief of negatief zijn ..34<br />
80. Een (gedeeltelijk) positief attest: verplichting tot opmaak van het plan.......................35<br />
81. Een (gedeeltelijk) positief attest: mogelijkheid van anticipatieve vergunningen..........35<br />
82. Een negatief attest. .....................................................................................................36<br />
83. Geldigheidsduur van een attest. .................................................................................36<br />
IV.2. De vervanging van het hinderend zonevoorschrift..................................................36<br />
De regelgeving voor zonevreemde <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .4
84. De normale regels blijven gelden................................................................................36<br />
85. Bevoegdheid inzake planning: het subsidiariteitsbeginsel ..........................................36<br />
86. Subsidiariteit en <strong>bedrijven</strong>terreinen.............................................................................37<br />
87. Praktische opvolging van planning door een zonevreemd bedrijf...............................37<br />
88. Een gemeentelijk sectoraal plan voor zonevreemde <strong>bedrijven</strong>...................................38<br />
89. Planbaten. ...................................................................................................................38<br />
NUTTIGE ADRESSEN ...........................................................................................................................39<br />
De regelgeving voor zonevreemde <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .5
Inleiding<br />
Op 9 juli 2002 stemde het Vlaams Parlement in met een decreet dat de wetgeving voor bouwwerken<br />
aan zonevreemde <strong>bedrijven</strong> ingrijpend wijzigt. In deze brochure wordt die wetgeving<br />
toegelicht en wordt getracht op begrijpbare wijze uit te leggen wat nu al dan niet mogelijk is op het<br />
vlak van zonevreemde <strong>bedrijven</strong>.<br />
Na het begrip “zonevreemd bedrijf” te hebben toegelicht (hoofdstuk I), wordt nagegaan welke<br />
bouwwerken aan een zonevreemd bedrijfsgebouw toegelaten zijn of vergund kunnen worden<br />
(hoofdstuk II). Ook de mogelijkheid om een milieuvergunning te bekomen wordt nader bekeken<br />
(hoofdstuk III). Tenslotte wordt ingegaan op de planmatige oplossingen voor zonevreemde<br />
<strong>bedrijven</strong> (hoofdstuk IV).<br />
Een waarschuwing vooraf dringt zich op. De wetgeving op zonevreemde gebouwen is al herhaaldelijk<br />
gewijzigd. Heeft de lezer een concreet probleem, dan zal hij steeds moeten navragen of de<br />
regelgeving nog geldt. Bovendien wordt de toelaatbaarheid van werken soms ook bepaald door<br />
andere voorschriften dan deze van de zone waarin het gebouw of handeling ligt. Er kan een<br />
verkavelingsvergunning gelden; een rooiplan; een onteigeningsplan; een bescherming als monument,<br />
dorpsgezicht of landschap; beperkingen krachtens het Bodemsaneringsdecreet; het Bosdecreet; … .<br />
Win daarom steeds vooraf informatie in bij de gemeentelijke diensten.<br />
In deze brochure wordt evenmin ingegaan op die elementen uit de wetgeving die enkel<br />
zonevreemde woningen aanbelangen. Hoewel een deel van de regelgeving gelijkloopt met deze voor<br />
zonevreemde <strong>bedrijven</strong>, kennen zonevreemde woningen op diverse vlakken een eigen regime. Meer<br />
informatie over de zonevreemde woningen vindt men online. U vindt er ook een toelichting over<br />
de regeling voor zonevreemde <strong>bedrijven</strong>, vertrekkende vanuit de zone waarin het bedrijf gelegen is.<br />
(http://www.ruimtelijkeordening.be , klikken op “<strong>Zonevreemde</strong> gebouwen” onder “Bestemmingen<br />
en voorschriften”.)<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .6
I. Wat is een zonevreemd bedrijf ?<br />
1. Definitie<br />
Sinds de jaren 1970 heeft men aan de hand van plannen aan elke vierkante meter grond in<br />
Vlaanderen een welbepaalde bestemming of bodemgebruik toegekend. Dat gebeurde in het verleden<br />
vooral in de gewestplannen of, op gemeentelijk vlak, in bijzondere plannen van aanleg (de B.P.A.’s).<br />
In de nieuwe planningscontext dragen de plannen de benaming “ruimtelijk uitvoeringsplan” (verder<br />
afgekort tot RUP), en worden deze plannen op gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau<br />
uitgevaardigd.<br />
Als een onvermijdelijk gevolg van deze artificiële zonering van het Vlaams grondgebied kwamen heel<br />
wat gebouwen en activiteiten in een hiervoor niet geëigende zone te liggen. Ze werden plots<br />
onverenigbaar met het bestemmingsgebied waarin ze liggen. Dergelijke niet-aangepaste gebouwen<br />
of activiteiten worden “zonevreemd” genoemd.<br />
2. Zonevreemd ≠ Onvergund<br />
Zonevreemdheid heeft niets te maken met de vergunningstoestand van een gebouw of handeling.<br />
Een zonevreemd gebouw kan perfect vergund zijn. Er stelt zich wel steeds een probleem op het vlak<br />
van de vergunbaarheid naar de toekomst toe. Een onvergund gebouw kan mogelijks geen<br />
regularisatie meer krijgen. Een vergund gebouw kan mogelijks niet uitbreiden, of zal op termijn<br />
dienen te verdwijnen.<br />
3. Fundamentele versus omgevingszonevreemdheid<br />
De aard van zonevreemdheid is niet steeds gelijk. Er is sprake van een fundamentele, planologische<br />
zonevreemdheid wanneer het gebouw of handeling gelegen is in een daarmee strijdige zone van het<br />
plan van aanleg of RUP. Bijvoorbeeld: een industrieel, niet para-agrarisch bedrijf in landbouwgebied;<br />
een ambachtelijk of kleinbedrijf in recreatiegebied; een bedrijf in een bufferzone; een omvangrijk<br />
milieubelastend bedrijf in woongebied; maar ook: een winkelbedrijf in industriegebied; een<br />
commerciële private onderneming in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen … Het gebouw<br />
of de handelingen zijn, door hun aard, niet in overeenstemming met de bestemming van het plan.<br />
Omgevingszonevreemdheid daarentegen is minder duidelijk te vatten, en hangt eerder af van<br />
concrete, plaatselijke omstandigheden. In sommige zones is immers wel economische activiteit<br />
toegelaten, maar slechts in zekere mate. In een woongebied mag bijvoorbeeld ook handel, ambacht<br />
of kleinbedrijf, maar slechts als het bestaanbaar is met de woonfunctie en verenigbaar is met de<br />
omgeving. Een transportbedrijf of garagebedrijf kan dus in een woongebied toegelaten zijn, en<br />
bijgevolg niet als zonevreemd worden beschouwd. Is (of wordt) dat bedrijf echter te omvangrijk<br />
voor de omliggende woonzone, of blijkt de omgeving bijzondere woonparkachtige kenmerken te<br />
vertonen, dan wordt het transport- of garagebedrijf toch niet verenigbaar geacht met de woonzone<br />
en is het zonevreemd. Dergelijke zonevreemdheid volgt niet automatisch uit de aard van het bedrijf<br />
en de bestemming van het plan, maar wordt bepaald door de omvang van het bedrijf, de kenmerken<br />
van de omgeving, … . Niet zelden kan een bedrijf dat aanvankelijk correct is ingeplant, daardoor<br />
uitgroeien tot een zonevreemd bedrijf.<br />
4. Het begrip “zonevreemdheid” in de wetgeving.<br />
In de stedenbouwwetgeving wordt de term “zonevreemdheid” of “zonevreemd bedrijf” niet<br />
gebruikt, laat staan gedefinieerd. De wetgeving bepaalt slechts een aantal afwijkings- en uitzonderingsregels<br />
waardoor het verlenen van vergunningen toch mogelijk is, ondanks de normaal<br />
geldende voorschriften van de zone. Die regels zijn niet altijd geldig voor alle zonevreemde<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .7
edrijven, en gelden niet steeds ten aanzien van alle soorten van plannen. Er moet dus steeds geval<br />
per geval worden nagegaan of een regel voor het eigen bedrijf kan toegepast worden.<br />
5. Hoe stel ik vast dat mijn bedrijf zonevreemd is ?<br />
Wie twijfel koestert over het al dan niet zonevreemd zijn van zijn bedrijf, kan zich best informeren<br />
bij de overheid. De meest aangewezen manier is een bezoek te brengen aan de gemeentelijke dienst,<br />
doorgaans technische dienst, dienst stedenbouw of dienst ruimtelijke ordening genaamd, die<br />
vertrouwd is met de plaatselijke toestand.<br />
Bij het gemeentebestuur liggen wettelijk alle plannen ter inzage die op haar grondgebied betrekking<br />
hebben. Men heeft het recht deze plannen in te kijken, er inlichtingen over te vragen en een kopie<br />
op te vragen. De gewestplannen kan men ook online raadplegen.<br />
(http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/gwp/ )<br />
Bedenk wel dat mogelijks ook een ander plan (verkavelingsplan, BPA, RUP, ..) kan gelden.<br />
Wil men de inlichtingen schriftelijk bevestigd zien, dan kan men een stedenbouwkundig attest<br />
aanvragen bij het gemeentebestuur. Een attest nr. 1 (of “stedenbouwkundig uittreksel” volgens de<br />
nieuwe regelgeving) geeft alleen inlichtingen over de bestemming van het perceel volgende de<br />
verschillende plannen waarin het gelegen is. Een attest nr. 2 (of “stedenbouwkundig attest” volgens<br />
de nieuwe regelgeving) geeft bijkomend inlichtingen over bouwwijze, inplanting, bouwhoogte … of<br />
de vergunbaarheid van een welbepaald bouwontwerp. De nodige aanvraagformulieren kan men<br />
downloaden.<br />
(http://www.ruimtelijkeordening.be , klikken op “formulieren downloaden” onder “Vergunningen”).<br />
II. Toelaatbare (bouw)werken aan een zonevreemd bedrijf:<br />
6. Uitgangspunt: zijn de werken vergunbaar of niet?<br />
Wenst men in of rond een zonevreemd bedrijf bouwwerken of –handelingen uit te voeren, dan stelt<br />
zich in de eerste plaats de vraag of die werken of handelingen toegelaten zijn zonder stedenbouwkundige<br />
vergunning, of vergunbaar zijn. Dit wordt in dit hoofdstuk toegelicht. In tweede orde,<br />
zo de beoogde werken niet vergunbaar blijken, moet worden nagegaan of er geen planmatige<br />
oplossing mogelijk is. Dat wordt in hoofdstuk IV nader bekeken.<br />
7. Overzicht van de diverse afwijkings- en uitzonderingsregels<br />
Of een bepaald bouwwerk of handeling in of aan een zonevreemd bedrijf toegelaten kan worden,<br />
wordt in de stedenbouwwetgeving bepaald aan de hand van het soort van werk of handeling dat<br />
men wenst uit te voeren. Dit hoofdstuk wordt daarom verder ingedeeld naar aard van de werken.<br />
We onderscheiden:<br />
niet-vergunningsplichtige werken (zie randnr. 09)<br />
onderhouds- en instandhoudingswerken (zie randnr. 27)<br />
verbouwen binnen het bestaande volume (zie randnr. 36)<br />
herbouwen binnen het bestaande volume (zie randnr. 41)<br />
uitbreiden (zie randnr. 48)<br />
wijzigen van de functie (zie randnr. 54)<br />
werken na vernieling/beschadiging van het gebouw door een ramp (zie randnr. 60)<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .8
8. Ruimtelijk kwetsbare gebieden.<br />
Een aantal afwijkings- of uitzonderingsmaatregelen gelden niet in “ruimtelijk kwetsbare gebieden”.<br />
Het lijkt nuttig dat begrip vooraf toe te lichten.<br />
Onder ruimtelijk kwetsbare gebieden worden verstaan de:<br />
groengebieden,<br />
natuurgebieden,<br />
natuurgebieden met wetenschappelijke waarde,<br />
natuurreservaten,<br />
natuurontwikkelingsgebieden,<br />
parkgebieden,<br />
bosgebieden,<br />
valleigebieden,<br />
brongebieden,<br />
agrarische gebieden met ecologische waarde of belang,<br />
grote eenheden natuur,<br />
grote eenheden natuur in ontwikkeling en de ermee vergelijkbare gebieden, aangeduid op de<br />
plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen;<br />
evenals de beschermde duingebieden en voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden,<br />
aangeduid krachtens het Duinendecreet van 14 juli 1993.<br />
De gewone agrarische gebieden en de bufferzones vallen dus buiten de bovenstaande lijst.<br />
Landschappelijk waardevolle agrarische gebieden (een veel voorkomende bestemming op de<br />
gewestplannen) zijn geen agrarische gebieden met bijzondere waarde, en worden dus niet tot de<br />
ruimtelijk kwetsbare gebieden gerekend.<br />
II.1. Niet-vergunningsplichtige werken<br />
9.Een vrijstelling van vergunning geldt ook voor zonevreemde <strong>bedrijven</strong><br />
Een aantal werken zijn bij besluit vrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunning. Conform de<br />
administratieve toelichting en praktijk geldt die vrijstelling evengoed voor werken in of aan een<br />
zonevreemd bedrijf.<br />
Vermits een gemeentelijke verordening een vergunningsplicht kan invoeren, blijft het raadzaam bij<br />
dit bestuur navraag te doen.<br />
Hieronder vindt men een –echter niet volledig- overzicht van de vrijgestelde werken die een bedrijf<br />
kunnen aanbelangen. Het volledige besluit, gebruikelijk het besluit “kleine werken” genoemd, kan<br />
men online raadplegen: (http://www.ruimtelijkeordening.be (klik op “wetgeving”, dan op “de<br />
uitvoeringsbesluiten”, selecteer het besluit betreffende de vergunningsplicht in de groep<br />
“vergunningen”).<br />
10. Sommige instandhoudings- en onderhoudswerken<br />
Hebben onderhouds- en instandhoudingswerken geen betrekking op de stabiliteit van het gebouw,<br />
dan zijn ze bij decreet vrijgesteld van vergunning. (Zie voor een omstandigere toelichting: randnr.<br />
27 en volgende).<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .9
11. De tijdelijke werken op de bouwplaats<br />
Vrijgesteld van stedenbouwkundige vergunning zijn de tijdelijke werken, handelingen en wijzigingen<br />
die nodig zijn voor de uitvoering van vergunde werken, voor zover ze plaatsvinden binnen de<br />
werkstrook afgebakend in de vergunning.<br />
Het gaat hier op het plaatsen van werfkranen, tijdelijke verhardingen nodig om de werf te bereiken,<br />
tijdelijke grondopslag, tijdelijke plaatsing van bouwketen, ….<br />
12. Technische installaties binnenin een gebouw.<br />
Er is geen vergunning nodig voor het plaatsen van sanitaire, elektrische, verwarmings- isolerings-, of<br />
verluchtingsinstallaties binnen in een gebouw. Men denke aan het plaatsen van een verwarmingsketel,<br />
een airco, …<br />
Door de plaatsing van zo’n installatie mag wel het gebruik van het gebouw niet wijzigen, als die<br />
functiewijziging op zich vergunningsplichtig is (zie verder randnr. 54).<br />
13. Binnenverbouwingen<br />
Er is geen vergunning nodig voor inrichtingswerkzaamheden binnen een gebouw, of werkzaamheden<br />
voor de geschiktmaking van lokalen, voor zover ze geen oplossing voor een<br />
constructieprobleem en geen vergunningsplichtige functiewijziging meebrengen.<br />
Zo mag men een badkamer inrichten, wanden afwerken met binnenisolatie, wanden bijplaatsen in<br />
gipskartonplaten, openingen maken in niet-dragende binnenmuren, e.d.<br />
14. Reclame<br />
Aan een vergund gebouw mag men zonder bijkomende vergunning niet-lichtgevende uithang-borden<br />
met een totale maximum oppervlakte van 4 m² bevestigen of wettelijk verplichte<br />
publiciteitsinrichtingen plaatsen.<br />
Een uithangbord maakt bekend welke activiteit ter plaatse wordt uitgeoefend, en mag dus geen<br />
reclame voor een derde bevatten. De naam van een biermerk is dus een uithangbord op een<br />
brouwerij, maar een publiciteitsinrichting op een café. De brouwerij benodigt géén, maar het café<br />
wel een vergunning voor die, niet wettelijk verplichte publiciteitsinrichting.<br />
15. Plaatsing op het dak<br />
Er is geen vergunning nodig voor het plaatsen van dakvlakvenster en/of zonnepanelen en/of<br />
zonneboilers in het dakvlak tot een maximum van 20% van de oppervlakte van het dakvlak, op<br />
vergunde gebouwen. Bij het plaatsen van zonnepanelen en/of zonneboilers op een plat dak, geldt<br />
geen oppervlaktebeperking.<br />
Er is geen vergunning nodig voor het omvormen van een plat dak tot een extensief groendak met<br />
lage begroeiing (o.a. vetplanten mos-, gras- en/of kruidendak).<br />
16. Ondergrondse werken<br />
Ondergronds mag zonder vergunning worden aangesloten op alle openbare nutsvoorzieningen, zoals<br />
water, gas, elektriciteit, telefoon, kabeldistributie, riolering. Eveneens mogen er een aantal<br />
ondergrondse installaties (regenwaterreservoir, septische put, bezinkput, ondergrondse<br />
waterzuiveringsinstallatie, een infiltratiebed) geplaatst worden zonder vergunning onder de<br />
voorwaarde dat men op minstens één meter van de zijdelingse en de achterste perceelsgrenzen blijft<br />
en dat het gaat om een vergund gebouw.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .10
Buiten ruimtelijk kwetsbare gebieden mogen ondergrondse brandstoftanks van een vergund<br />
brandstoffenverdeelstation worden vervangen als daardoor de capaciteit niet toeneemt.<br />
17. Afbraak- en slopingswerken<br />
Vrijstaande bouwwerken of constructies met een grondoppervlak van minder dan 100 m² mogen<br />
zonder vergunning worden afgebroken, tenzij ze zijn opgenomen in de inventaris van het<br />
bouwkundig erfgoed, of van belang zijn voor de buurt. Met die laatste voorwaarde bedoelt men<br />
fonteinen, kiosken, standbeelden, bakhuizen, ijskelders, … die een wijk of buurt kenmerken.<br />
18. Afsluitingen:<br />
De plaatsing van onder meer volgende afsluitingen kan zonder vergunning:<br />
Palen met prik- of schrikdraad;<br />
Afsluitingen met een maximumhoogte van 2 meter, die bestaan uit palen en draad of<br />
draadgaas, uit één betonplaat met een maximumhoogte van 40 centimeter en draad of<br />
draadgaas1; Poorten, geplaatst tussen twee kolommen met een maximale hoogte van 2,50 meter6; Houten panelen met een maximumhoogte van 2 meter, met een maximale lengte van 10<br />
meter per zijdelingse en achterste perceelsgrens6. 19. Landbouwwerken:<br />
In een agrarisch of vergelijkbaar gebied van een plan van aanleg of RUP kan men zonder vergun-ning<br />
een aantal met de landbouw verband houdende werken uitvoeren, zoals: de tijdelijke plaatsing van<br />
plastiektunnels; constructies ter ondersteuning van gewassen, zoals hopstaketsels; hagel- en<br />
antivogelnetten; bepaalde drainagewerken.<br />
20. Vellen van bomen<br />
In een woongebied, niet zijnde een woonpark, of een industriegebied van een plan van aanleg of RUP<br />
mag men zonder vergunning hoogstammige bomen vellen binnen een straal van 15 meter rondom<br />
vergunde gebouwen zo ze niet op de grens met het openbaar domein staan en geen deel uitmaken<br />
van een bos. Buiten die omstandigheden is het raadzaam steeds vooraf het Bosbeheer te raadplegen.<br />
21. Telecommunicatie<br />
De plaatsing van schotelantennes, signaalapparatuur, zend- en ontvangstinstallaties voor telecommunicatie,<br />
… is onder bepaalde omstandigheden vrijgesteld van vergunning. Gelet op de zeer<br />
technische regeling wordt hier niet nader op ingegaan.<br />
1 Deze vrijstelling geldt niet in de ruimtelijk kwetsbare gebieden, noch in een beschermd of voorlopig beschermd<br />
landschap, noch in een oeverzone, afgebakend in een bekkenbeheerplan of deelbekkenbeheerplan, noch in de 5 meter<br />
brede strook, te rekenen vanaf de bovenste rand van het talud van ingedeelde onbevaarbare of bevaarbare waterlopen.<br />
Deze vrijstelling geldt enkel voor de afsluiting van bestaande, gevormde huiskavels.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .11
22. Werken op het openbaar domein<br />
Ook voor werken op het openbaar domein buiten de ruimtelijk kwetsbare zones is in een hele<br />
reeks van vrijstellingen van vergunning voorzien. Voor een volledig overzicht raadplege men het<br />
besluit “kleine werken”.<br />
Interessant om te vermelden is de vrijstelling voor het plaatsen van seizoensgebonden, nietoverdekte<br />
terrassen bij horecazaken, tot 100 m² en mits 1,5 meter is vrijgelaten voor het<br />
voetgangersverkeer. Die vrijstelling van vergunningsplicht betekent uiteraard niet dat mogelijks een<br />
concessie vereist is.<br />
23. Feesten en manifestaties<br />
Voor maximaal 8 weken per jaar kunnen tenten, stellingen, tribunes of kramen tijdelijk bij manifestaties<br />
of feestelijkheden worden geplaatst.<br />
24. Reliëfwijzigingen bij sportmanifestaties<br />
Reliëfwijzigingen voor sportmanifestaties kunnen zonder vergunning in recreatiegebied, industriegebied,<br />
gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen of agrarisch gebied,<br />
in de ruime zin, voor zover dat maximaal 3 maal per jaar gebeurt en het reliëf binnen 10 dagen<br />
hersteld wordt. De vrijstelling geldt niet binnen vogelrichtlijn-, habitat-, ramsargebieden, beschermde<br />
duingebieden en landschappen.<br />
25. Bodemsaneringswerken<br />
Zijn ze opgenomen in een conform verklaard bodemsaneringsproject en worden er geen verhardingen<br />
aangelegd, dan kan men zonder vergunning ondergrondse installaties plaatsen en verwijderen,<br />
grond weghalen en aanvullen tot het oorspronkelijk maaiveld en tot 6 maanden lang bovengrondse<br />
constructies en installaties plaatsen.<br />
25 bis. Plaatsing van bepaalde constructies/installaties in industriegebied<br />
De plaatsing, in een industriegebied in de ruime zin, van installaties en constructies, mits aan al<br />
volgende voorwaarden is voldaan:<br />
Ze staan in functie van de industriële of ambachtelijke bedrijvigheid;<br />
Ze gaan niet gepaard met een ontbossing;<br />
Ze hebben geen betrekking op de oprichting of verbouwing van gebouwen;<br />
Ze zijn gelegen op minstens 3 meter van de zijdelingse en achterste perceelsgrens, zijn niet<br />
hoger dan 10 meter en zijn niet gelegen voor de rooilijn;<br />
Voor de inrichting is een milieuvergunning klasse I of II verleend, en de installaties of<br />
constructies zijn in het aanvraagdossier van de milieuvergunning vermeld;<br />
Bijvoorbeeld kunnen hieronder silo’s of tanks, hoogspanningscabines e.d. begrepen worden, die<br />
aan alle bovenstaande voorwaarden voldoen.<br />
26. Sloping en verwijdering van de hiervoor genoemde werken<br />
Het slopen of verwijderen van werken die vrijgesteld zijn van vergunning, behoeft logischerwijze<br />
evenmin een voorafgaande stedenbouwkundige vergunning.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .12
II.2. Onderhouds- en instandhoudingswerken<br />
27. Niet-vergunningsplichtige onderhouds- en instandhoudingswerken<br />
Onder ‘instandhoudings- of onderhoudswerken die geen betrekking hebben op de stabiliteit’,<br />
worden werken verstaan die nodig zijn om het huidige gebruik van het gebouw veilig te stellen. Men<br />
mag dus versleten materialen of onderdelen van het gebouw bijwerken, herstellen of vervangen<br />
zonder vergunning. Bijvoorbeeld: het hermetselen van een vervallen schouw. Het vervangen van<br />
dakgebintes of dragende balken van het dak of (gedeeltelijk) herbouwen van buitenmuren, zelfs met<br />
recuperatie van de bestaande stenen kan niet zonder vergunning.<br />
28. Vergunningsplichtige onderhouds- en instandhoudingswerken<br />
Onderhouds- en instandhoudingswerken die betrekking hebben op de stabiliteit van het gebouw of<br />
de constructie zijn daarentegen wel vergunningsplichtig. Dat is het geval, zelfs al blijft het uitzicht<br />
ongewijzigd.<br />
Voorbeelden van dergelijke vergunningsplichtige werken zijn het vervangen van dakgebinten of<br />
dragende balken en het gedeeltelijk vervangen of herbouwen van bestaande buitenmuren, zelfs met<br />
recuperatie van de stenen.<br />
29. Een afwijkingsregel<br />
Voor zonevreemde gebouwen en constructies bestaat m.b.t. deze werken een afwijkingsregel, zodat<br />
ze toch vergund kunnen worden. De overheid kan afwijken van de voorschriften van een plan van<br />
aanleg indien het onderhoud en de instandhouding een bestaand vergund en niet-verkrot gebouw of<br />
constructie betreft, op voorwaarde dat de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. Dit<br />
vergt enige toelichting:<br />
30. Een afwijking t.a.v. een plan van aanleg<br />
Bij het verlenen van de vergunning kan de overheid afwijken van de voorschriften van een plan van<br />
aanleg. De zonevreemdheid moet dus het gevolg zijn van een met het gebouw of constructie<br />
strijdige bestemming in een gewestplan, een algemeen plan van aanleg of een B.P.A.. Een<br />
zonevreemdheid ten overstaan van een RUP komt niet in aanmerking.<br />
31. Bestaand vergund gebouw of constructie<br />
Deze gebouwen en constructies moeten ook “vergund” zijn. Als vergund kunnen worden<br />
beschouwd:<br />
De gebouwen/constructies, opgericht met een geldige bouwvergunning of stedenbouwkundige<br />
vergunning. De bestaande toestand van het gebouw stemt overeen met de<br />
goedgekeurde bouwplannen. Het bestaand gebruik evenzeer, of dateert van voor 17 juni<br />
1984 en er is na die datum geen met dat gebruik strijdige vergunning verleend (Vanaf die<br />
datum was de vergunningsplicht voor functiewijzigingen van kracht).<br />
De gebouwen/constructies, opgericht voor 22 april 1962 (vanaf die datum was de<br />
bouwvergunningsplicht van kracht), die naderhand niet werden verbouwd of in gebruik<br />
werden gewijzigd in strijd met de geldende regelgeving.<br />
De gebouwen/constructies, opgericht na 22 april 1962 maar voor de inwerkingtreding van<br />
het gewestplan, waarvoor geen vergunning kan worden voorgelegd, maar waarvan noch de<br />
gemeente, noch AROHM (de voor stedenbouw bevoegde administratie van het Vlaams<br />
Gewest) kunnen aantonen dat ze zijn opgericht, verbouwd of in gebruik gewijzigd in strijd<br />
met de geldende regelgeving.<br />
De gebouwen/constructies, opgericht na de inwerkingtreding van het gewestplan en niet in<br />
strijd met de bestemming, waarvoor geen vergunning kan worden voorgelegd, op<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .13
voorwaarde dat de gemeente of AROHM niet meer over de bouwvergunningsdossiers<br />
beschikken.<br />
Gebouwen/constructies die in overtreding werden opgericht en waarvoor een meerwaardesom<br />
werd betaald, kunnen niet als vergund worden beschouwd. Ze hebben slechts het statuut van een<br />
“gedoogd gebouw”.<br />
32. Verkrotte gebouwen/constructies zijn uitgesloten.<br />
Gebouwen/constructies worden beschouwd als verkrot indien ze niet voldoen aan de elementaire<br />
vereisten van stabiliteit op het moment van de eerste vergunningsaanvraag. Dit is geen visueel of<br />
esthetisch criterium, maar heeft betrekking op de constructie. Ingestorte, reeds lang verwoeste,<br />
instabiele gebouwen zijn verkrot. Een bouwvallig, reeds geruime tijd leegstaand gebouw komt niet in<br />
aanmerking. Zo’n gebouw kan niet worden opgelapt, zonder dat men eigenlijk herbouwt.<br />
Plaatselijke problemen, zoals een doorbuigend dak, een wegzakkende of gescheurde muur bij een<br />
gebouw dat voor het overige in goede staat is, wijzen niet op verkrotting.<br />
Met de eerste vergunningsaanvraag wordt de eerste aanvraag met hetzelfde voorwerp bedoeld, en<br />
niet vroegere aanvragen voor oprichting, verbouwing, … van het gebouw. Dient men in 2000 bijv.<br />
een aanvraag voor instandhoudingswerken in die wordt geweigerd, zal bij een volgende aanvraag in<br />
2002 naar de toestand van het gebouw in 2000 worden gekeken. Dat in 1995 een andere aanvraag<br />
werd vergund en uitgevoerd doet daar niet toe.<br />
33. De goede ruimtelijke ordening mag niet worden geschaad.<br />
Dit betekent, volgens de bewoordingen van het decreet, onder meer dat de ruimtelijke draagkracht<br />
van het gebied niet wordt overschreden en de voorziene verweving van functies noch de aanwezige<br />
of te realiseren bestemmingen in de onmiddellijke omgeving, noch de gewenste ruimtelijke structuur<br />
in het gedrang wordt gebracht of verstoord.<br />
Het verkrijgen van een vergunning voor onderhouds- en instandhoudingswerken is dus geen recht.<br />
De overheid heeft een beoordelingsmarge en kan, om redenen van goede ruimtelijke ordening, de<br />
aanvraag weigeren. Daarbij kunnen onder meer volgende elementen een rol spelen: de aard van de<br />
omgeving (gaaf landschap, structureel aangetast gebied, …), de omliggende bebouwing en<br />
woondichtheid, het voorkomen van andere zonevreemde elementen, ontwikkelingstendensen in het<br />
gebied, bodemgeschiktheid voor de landbouw, inplantingsplaats, voorgestelde architectuur,<br />
aangepast bebouwingstype, voorgesteld materiaalgebruik, statuut en aard van de weg, opmerkingen<br />
uit het openbaar onderzoek.<br />
Het spreekt voor zich dat een weigering eerder te verwachten valt in een ruimtelijk kwetsbaar<br />
gebied, dan in een reeds structureel aangetaste zone. De weigering moet formeel gemotiveerd<br />
worden.<br />
De weigeringsmogelijkheid illustreert dat de vergunbaarheid van onderhoud en instandhouding<br />
ondanks de geldende zonevoorschriften een afwijkingsregel is die geen afbreuk doet aan het<br />
zonevoorschrift. De afwijking blijft ondergeschikt aan het zonevoorschrift en mag de toekomstige<br />
verwezenlijking van de bestemming niet onmogelijk maken. De afwijking vergt dan ook een extra<br />
motivering.<br />
34.Wat bij weigering van vergunning ?<br />
Worden de aangevraagde onderhouds- en instandhoudingswerken geweigerd op basis van ruimtelijke<br />
motieven, dan geeft de overheid in feite te kennen dat het zonevreemd gebouw niet behouden<br />
kan worden. De eigenaar kan dan de aankoop van zijn perceel, met inbegrip van de vergunde<br />
gebouwen, door het Vlaams Gewest eisen. Dat moet gebeuren door het versturen van een<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .14
aangetekende brief binnen 12 maanden na de definitieve weigering. De aankoop gebeurt aan de<br />
waarde van het goed op het moment van de weigering.<br />
Gelet op voormeld aankooprecht, geeft een weigering van onderhouds- en instandhoudings-werken<br />
geen aanleiding tot planschadevergoeding.<br />
35. Wat als de werken reeds uitgevoerd zijn ?<br />
Heeft men in het verleden aan het zonevreemde gebouw zonder vergunning onderhouds- en<br />
instandhoudingswerken uitgevoerd, dan zou men die normalerwijze niet kunnen regulariseren. Een<br />
van de voorwaarden is immers dat het een vergund gebouw betreft, wat bij onvergunde werken<br />
uitgesloten is.<br />
Tot 31 januari 2003 bestond er een regularisatiemogelijkheid. Aanvragen na die datum m.b.t. nietvergunde<br />
gebouwen of gebouwdelen komen evenwel niet meer in aanmerking. Herindienen van<br />
geweigerde aanvragen kan eventueel wel nog.<br />
Toch is er misschien een uitweg: bij andere categorieën van werken, zoals verbouwingen, wordt<br />
slechts vereist dat het gebouw of de constructie “hoofdzakelijk” vergund is. Dat opent de<br />
mogelijkheid om voor vroegere onvergunde werken, die niet raken aan het bestaande hoofdvolume,<br />
toch nog een regularisatie te verkrijgen (zie randnummer 40).<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .15
Schema Onderhouds- en instandhoudingswerken:<br />
Hebben de onderhouds- en instandhoudingswerken<br />
betrekking op de stabiliteit van het gebouw ?<br />
JA<br />
De werken zijn vergunningsplichtig.<br />
Is de zonevreemdheid het gevolg van een plan van<br />
aanleg (gewestplan, APA, BPA) of van een ruimtelijk<br />
uitvoeringsplan (RUP) ?<br />
Plan van aanleg<br />
Is het gebouw verkrot ?<br />
NEE<br />
Is het gebouw vergund ?<br />
JA<br />
U kan in een vergunningsaanvraag om toepassing van<br />
de afwijkingsregel verzoeken. De overheid<br />
onderzoekt of de aanvraag de goede ruimtelijk<br />
ordening niet schaadt.<br />
Wordt de vergunning verleend ?<br />
NEE<br />
NEE<br />
RUP<br />
JA<br />
Werd uw vergunning geweigerd op basis van<br />
ruimtelijke motieven dan kunt U van het Vlaams<br />
Gewest per aangetekende brief binnen de 12<br />
maanden na de weigering de aankoop van het perceel<br />
met inbegrip van de vergunde gebouwen eisen.<br />
NEE<br />
De werken zijn niet<br />
vergunningsplichtig. U<br />
kunt ze uitvoeren,<br />
ondanks de<br />
zonevreemdheid.<br />
De RUP-voorschriften<br />
dienen nageleefd te<br />
worden. Of er is een<br />
wijziging van het<br />
voorschrift nodig (zie<br />
randnr. 73)<br />
De afwijkingsregel is<br />
niet van toepassing. Een<br />
wijziging van het<br />
zonevoorschrift is nodig.<br />
(Zie randnr. 73)<br />
U kunt de werken<br />
uitvoeren in<br />
overeenstemming met de<br />
verleende vergunning.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .16<br />
JA
II.3. Verbouwen binnen het bestaande volume<br />
36. Definitie<br />
Onder verbouwen verstaat men het anders bouwen, het wijzigen van een bouwwerk, zonder dat<br />
het volledig wordt afgebroken en heropgericht. In dat laatste geval is er sprake van herbouwen.<br />
37. Voorwaarden voor het verbouwen<br />
<strong>Zonevreemde</strong> bedrijfsgebouwen en constructies kunnen worden verbouwd onder de volgende<br />
voorwaarden:<br />
De zonevreemdheid is het gevolg van een strijdige bestemming in het gewestplan of een<br />
A.P.A. Een B.P.A. of RUP komen dus niet in aanmerking.<br />
De verbouwing gebeurt binnen het bestaande bouwvolume. De verbouwing kan wel een<br />
volumevermindering maar zeker geen vermeerdering met zich meebrengen. In dat laatste<br />
geval is er sprake van uitbreiden.<br />
Het gebouw/de constructie is niet verkrot. Wat onder verkrotting wordt verstaan, werd<br />
reeds toegelicht onder randnr. 32.<br />
Het gebouw/de constructie is hoofdzakelijk vergund of wordt geacht vergund te zijn, ook<br />
wat de functie betreft. Wat onder een vergund gebouw wordt verstaan, werd reeds<br />
toegelicht onder randnr. 31. Wat onder “hoofdzakelijk” vergund wordt verstaan, wordt<br />
niet toegelicht in de wetgeving. Een strikte wiskundige definitie in functie van oppervlakte,<br />
volume of een andere cijfermatige benadering is er niet. Zo kan men niet stellen dat,<br />
bijvoorbeeld, het gebouw voor 90 % vergund moet zijn. De concrete omstandigheden en<br />
tal van andere factoren (planningcontext, ouderdom van gebouw en bouwovertreding, aard<br />
en groei van de activiteiten, …) spelen mee. Een te stringente interpretatie is te vermijden.<br />
Wat wel alleszins is vereist, is dat de vergunningstoestand van het corpus van het bedrijf, de<br />
“ruggengraat”, moet aangetoond zijn. Onvergunde luifels, parkeerverhardingen, waterzuiveringsinstallaties,<br />
gevelwijzigingen enz. kunnen wel. Een aanmerkelijke onvergunde<br />
uitbreiding van het hoofdvolume niet.<br />
De inrichting is milieuvergunningsplichtig en de aanvrager moet op het moment van de<br />
vergunningsaanvraag over de nodige milieuvergunning beschikken en het te verbouwen<br />
gebouw moet in de loop van het voorafgaande jaar zijn uitgebaat.<br />
38. Het is een uitzonderingsregel, die geldt in alle zones<br />
De verbouwingsmogelijkheid voor zonevreemde gebouwen, ondanks de geldende zonevoorschriften<br />
is niet zomaar een (ondergeschikte) afwijkingsregel, maar een uitzonderingsregel. De regel geeft aan<br />
waartoe het zonevoorschrift niet mag leiden en staat boven de algemene voorschriften van de zone.<br />
Bij de beoordeling van de aanvraag moet geen rekening gehouden worden met de toekomstgerichte<br />
bestemming van het gewestplan of APA en dient niet te worden nagegaan of de goede ruimtelijke<br />
ordening niet wordt geschaad. Wordt toepassing van de uitzonderingsregel geweigerd, dan zal de<br />
overheid extra moeten motiveren waarom niet is voldaan aan de voorwaarden van de uitzondering.<br />
De verbouwingsmogelijkheid geldt ook in alle zones van de gewestplannen en APA’s, de ruimtelijk<br />
kwetsbare gebieden inbegrepen.<br />
39. Wat als de vergunning wordt geweigerd ?<br />
Bij weigering van verbouwing van een zonevreemd bedrijf is niet in een aankoopverplichting in<br />
hoofde van de overheid voorzien. Planschadevergoeding wordt niet uitdrukkelijk uitgesloten, maar<br />
het valt te betwijfelen of men wel een schade zal kunnen aantonen die voldoet aan de voorwaarden<br />
om dergelijke vergoeding te bekomen. Een weigering van verbouwing betekent immers niet dat men<br />
het gebouw niet mag instandhouden.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .17
40. Wat als de verbouwingswerken al zijn uitgevoerd ?<br />
Vermits enkel vereist is dat de verbouwingswerken aan “hoofdzakelijk” vergunde gebouwen of<br />
constructies wordt uitgevoerd, bestaat de mogelijkheid om reeds uitgevoerde verbouwingen<br />
geregulariseerd te krijgen. Reeds uitgevoerde werken die niet raken aan het bestaande vergunde<br />
bouwvolume bv. verhinderen de toepasbaarheid van de hier besproken uitzonderingsregel niet.<br />
Uiteraard wordt bij de beoordeling van de aanvraag tot regularisatie uitgegaan van het vergunde deel<br />
van de constructie.<br />
Schema Verbouwingswerken :<br />
NEE<br />
Verbouwt U binnen het bestaand volume ?<br />
JA<br />
Is de zonevreemdheid het gevolg van een<br />
gewestplan, APA, BPA of RUP ?<br />
APA, Gewestplan<br />
Is het gebouw verkrot ?<br />
NEE<br />
Is het bedrijf milieuvergunningsplichtig ?<br />
JA<br />
Beschikt U op het moment van de<br />
vergunningsaanvraag of de nodige milieuvergunning<br />
en werd het te verbouwen gebouw het voorafgaand<br />
jaar uitgebaat ?<br />
JA<br />
Is het gebouw hoofdzakelijk vergund of wordt het<br />
geacht vergund te zijn ?<br />
JA<br />
De uitzonderingsregel is<br />
van toepassing. U kunt<br />
een vergunning bekomen.<br />
NEE<br />
BPA, RUP<br />
Het betreft geen<br />
verbouwing, maar een<br />
uitbreiding.<br />
De BPA- of RUPvoorschriften<br />
dienen<br />
nageleefd te worden. Of<br />
er is een wijziging van<br />
het voorschrift nodig<br />
(Zie randnr. 73).<br />
De uitzonderingsregel is<br />
niet van toepassing. Een<br />
wijziging van het<br />
zonevoorschrift is nodig<br />
(Zie randnr. 73).<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .18<br />
JA<br />
NEE<br />
NEE
II.4. Herbouwen binnen het bestaande volume<br />
41. Definitie<br />
Herbouw veronderstelt noodzakelijkerwijze eerst een afbraak en daaropvolgend nieuwbouw. Dat<br />
die heropbouw al dan niet met recuperatiemateriaal gebeurt, heeft op zich geen invloed.<br />
Het onderscheid tussen herbouwen en verbouwen is niet zo duidelijk. Een voorheen geldende<br />
voorwaarde dat minstens 60 % van de dakvorm, buitenmuren en de bouwlagen moeten behouden<br />
blijven werd geschrapt en kan dus niet als criterium worden gehanteerd. De praktijk zal hier<br />
duidelijkheid moeten brengen.<br />
De wetgever benadert herbouwen iets strenger dan verbouwen, daar door een herbouw het<br />
zonevreemde gebouw langer zal bestendigd worden.<br />
42. Herbouwen op dezelfde of een gewijzigde plaats.<br />
De regeling voor herbouwingen van zonevreemde <strong>bedrijven</strong> maakt een onderscheid tussen een<br />
herbouwing op dezelfde en op een gewijzigde plaats. Als herbouwen op dezelfde plaats wordt<br />
beschouwd, het herbouwen van een nieuw gebouw dat op minstens drie kwart van de oppervlakte<br />
van de bestaande gebouwen wordt opgericht. Is daaraan niet voldaan, is er sprake van een<br />
herbouwen op een gewijzigde plaats.<br />
43. Voorwaarden voor het herbouwen op dezelfde plaats<br />
Voor het herbouwen van zonevreemde bedrijfsgebouwen op dezelfde plaats gelden in eerste<br />
instantie dezelfde voorwaarden als bij het verbouwen:<br />
De zonevreemdheid is het gevolg van een strijdige bestemming in het gewestplan of een<br />
A.P.A.<br />
De herbouwing gebeurt binnen het bestaande bouwvolume.<br />
Het gebouw is niet verkrot (zie randnummer 32).<br />
Het gebouw is hoofdzakelijk vergund of wordt geacht vergund te zijn, ook wat de functie<br />
betreft (zie randnummer 31 en 37).<br />
Is de inrichting milieuvergunningsplichtig, moet de aanvrager op het moment van de<br />
vergunningsaanvraag over de nodige milieuvergunning beschikken en moet het te<br />
herbouwen gebouw in de loop van het voorafgaande jaar zijn uitgebaat.<br />
Bijkomend worden de volgende voorwaarden gesteld:<br />
Het karakter, de verschijningsvorm en de functie van het gebouw blijven behouden.<br />
Daarmee wordt bedoeld dat niet mag worden afgeweken van het bebouwingstype. Een<br />
gebouw in baksteen afbreken en er een glas-staalconstructie voor in de plaats oprichten kan<br />
normaal niet. Eén gevel een meer open karakter geven om licht, lucht en ruimte te<br />
verbeteren zou wel kunnen. De overheid zal dit aspect beoordelen vanuit het gebouwtype<br />
zelf, maar ook in functie van de omgeving en de planningscontext.<br />
De activiteiten in het gebouw dateren van vóór 17 juli 1984 (datum van invoering van de<br />
vergunningsplicht van functiewijzigingen) en de milieuvergunning is op het ogenblik van het<br />
indienen van de aanvraag nog geldig voor een termijn van minstens 10 jaar. De opzet van<br />
deze (strenge) voorwaarde is enkel <strong>bedrijven</strong> die door de inkleuring van de gewestplannen<br />
zonevreemd zijn geworden een herbouwmogelijkheid toe te staan.<br />
Het gebouw is niet gelegen in een in een plan van aanleg aangewezen recreatiegebied of<br />
ruimtelijk kwetsbaar gebied, met uitzondering van een parkgebied. Onder recreatiegebieden<br />
worden de gebieden voor dagrecreatie, voor verblijfsrecreatie en de ermee<br />
vergelijkbare gebieden begrepen.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .19
44. Voorwaarden voor het herbouwen op een gewijzigde plaats.<br />
Men kan herbouwen op een gewijzigde plaats. Dat is met name het geval indien het te slopen<br />
gebouw getroffen is door een rooilijn of zich in een achteruitbouwzone bevindt en/of die<br />
verplaatsing is ingegeven door redenen van goede plaatselijke ordening. De verplaatsing van het<br />
gebouw moet een betere integratie in de omgeving impliceren evenals een betere terreinbezetting<br />
en een kwalitatief concept.<br />
De voorwaarden die gelden voor herbouwen op dezelfde plaats, hierboven opgesomd, moeten ook<br />
hier nageleefd worden, met uitzondering van de voorwaarden dat het gebruik dateert van vóór 17<br />
juli 1984 en de milieuvergunning nog minstens 10 jaar loopt en dat het karakter, de<br />
verschijningsvorm en de functie van het gebouw behouden moet blijven.<br />
45. Ligging aan een voldoende uitgeruste weg.<br />
Bouwen, en dus ook herbouwen – zo stelt de administratie -, kan niet worden vergund voor<br />
percelen die aan een weg liggen die, gelet op de plaatselijke toestand, onvoldoende is uitgerust.<br />
Uitzondering kan onder meer gemaakt worden op de private toegangsweg tot het commerciële,<br />
ambachtelijke of industriële gebouw of tot de woning voor zover deze private toegangsweg aansluit op<br />
een voldoende uitgeruste weg.<br />
Als een minimale uitrusting wordt beschouwd een met duurzame materialen verharde weg, voorzien<br />
van een elektriciteitsnet. Deze voorwaarde geldt niet voor het verbouwen en uitbreiden. Een deel<br />
van de rechtsleer betwist dat herbouwen gelijkgesteld kan worden met bouwen en verdedigt de<br />
stelling dat herbouwingen wel vergunbaar zijn aan onvoldoende uitgeruste wegen.<br />
46. Wat bij weigering van vergunning ?<br />
Bij weigering van herbouwing van een zonevreemd bedrijf is niet in een aankoopverplichting in<br />
hoofde van de overheid voorzien. Planschadevergoeding wordt niet uitdrukkelijk uitgesloten, maar<br />
het valt te betwijfelen of men wel een schade zal kunnen aantonen die voldoet aan de voorwaarden<br />
om dergelijke vergoeding te bekomen. Een weigering van herbouwing betekent immers niet dat men<br />
het gebouw niet mag instandhouden.<br />
47. Wat als de werken reeds zijn uitgevoerd ?<br />
Herbouwingswerken zijn slechts vergunbaar voor zover ze slaan op een “hoofdzakelijk” vergund<br />
gebouw. Werden in het verleden onvergunde werken uitgevoerd die niet slaan op de corpus, de<br />
“ruggengraat” van het gebouw, dan verhindert dat in beginsel de vergunbaarheid van een herbouwing<br />
niet.<br />
Voorheen uitgevoerde maar onvergunde werken die een grotere ingreep uitmaken, waardoor het<br />
gebouw niet meer als “hoofdzakelijk” vergund kan worden beschouwd, zijn niet regulariseerbaar<br />
onder de hier besproken uitzonderingsregel. Of een voorheen uitgevoerde herbouwing als zo’n<br />
grotere ingreep moet worden beschouwd is juridisch onduidelijk. Het ziet er evenwel naar uit dat<br />
de bevoegde administratie enkel vroegere werken die niet raken aan het bestaand vergund<br />
hoofdvolume aanvaardt. Een gevelwijziging, aanbouw van terras of garage, … zou kunnen. Een<br />
vroegere herbouwing niet.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .20
Schema Herbouwingswerken :<br />
NEE<br />
Wordt herbouwd binnen het bestaand volume?<br />
JA<br />
Is de zonevreemdheid het gevolg van een BPA, APA,<br />
Gewestplan of RUP ?<br />
APA, Gewestplan<br />
Ligt het gebouw in een recreatiegebied of een<br />
ruimtelijk kwetsbaar gebied met uitzondering van<br />
een parkgebied ?<br />
NEE<br />
Ligt het gebouw aan een voldoende uitgeruste weg?<br />
JA<br />
Is het gebouw verkrot ?<br />
NEE<br />
Is het bedrijf milieuvergunningsplichtig ?<br />
JA<br />
Beschikt men over de nodige milieuvergunning en<br />
werd het gebouw het voorafgaande jaar uitgebaat ?<br />
JA<br />
Blijft het karakter, de verschijningsvorm en de<br />
functie van het gebouw behouden ?<br />
JA<br />
Wordt herbouwd op dezelfde plaats ?<br />
JA<br />
Dateren de activiteiten van vóór 17 juli 1984 en<br />
geldt de milieuvergunning nog minstens 10 jaar ?<br />
JA<br />
Is het gebouw hoofdzakelijk vergund of wordt het<br />
geacht vergund te zijn ?<br />
JA<br />
De uitzonderingsregel is<br />
van toepassing. U kunt<br />
een herbouwvergunning<br />
bekomen.<br />
NEE<br />
Het betreft geen<br />
herbouwing, maar een<br />
uitbreiding. (Zie randnr.<br />
48).<br />
De BPA- of RUPvoorschriften<br />
dienen<br />
nageleefd te worden. Of<br />
er is een wijziging van<br />
het zonevoorschrift<br />
nodig (Zie randnr. 73).<br />
De uitzonderingsregel is<br />
niet van toepassing. Een<br />
wijziging van het<br />
zonevoorschrift is nodig<br />
(Zie randnr. 73)<br />
Wordt herbouwd op een<br />
gewijzigde plaats om een<br />
rooilijn of voorbouwlijn<br />
na te leven?<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .21<br />
JA<br />
NEE<br />
BPA,<br />
RUP<br />
NEE<br />
NEE<br />
NEE<br />
NEE<br />
De uitzonderingsregel is<br />
niet van toepassing. Een<br />
wijziging van het<br />
zonevoorschrift is nodig<br />
(Zie randnr. 73)<br />
JA<br />
JA<br />
NEE
II.5. Uitbreiden<br />
48. Definitie<br />
Uitbreiden staat tegenover het verbouwen of herbouwen binnen hetzelfde volume. Het is een vorm<br />
van verbouwen of herbouwen waarbij het bestaande volume, het reeds bebouwde oppervlak wordt<br />
vergroot ofte uitgebreid.<br />
Uitbreidingen worden door de wetgever nog strenger behandeld dan herbouwingen.<br />
49. De voorwaarden voor uitbreiding.<br />
De voorwaarden waaronder men kan verbouwen (zie randnummer 37), gelden allen bij uitbreidingen,<br />
met uitzondering uiteraard van de vereiste dat binnen hetzelfde volume wordt gebouwd.<br />
Bovendien geldt ook de voorwaarde dat het gebouw niet mag gelegen zijn in een in een plan van<br />
aanleg aangewezen recreatiegebied of ruimtelijk kwetsbaar gebied, met uitzondering van een<br />
parkgebied.<br />
Onder die voorwaarden kan een bestaand bedrijfsgebouw worden uitgebreid met een gebouw of<br />
vaste inrichting, maar enkel als die uitbreiding het noodzakelijk gevolg is:<br />
ofwel van een algemene, sectorale of bijzondere milieuvoorwaarde, met het oog op het<br />
bevorderen van de kwaliteit van het leefmilieu;<br />
ofwel van een voorwaarde m.b.t. de gezondheid van de mens na advies van de bevoegde<br />
administratie bij het verlenen van een milieuvergunning;<br />
ofwel van een door de sociale inspecteurs van de Arbeidsinspectie voorgeschreven<br />
maatregel;<br />
ofwel van maatregelen voorgeschreven in het kader van de wet tot bestrijding van de voor<br />
planten en plantaardige producten schadelijke organismen, de wet op de dierengezondheid<br />
of de wet op het dierenwelzijn.<br />
De uitbreiding moet m.a.w. tot doel hebben te voldoen aan de krachtens voormelde wetgeving<br />
opgelegde voorwaarden of maatregelen.<br />
50. Begrenzing van de uitbreiding.<br />
De uitbreiding is – onder de gestelde voorwaarden – in principe onbeperkt. Er is geen begrenzing a<br />
rato van het bestaande volume. Er is enkel de beperking tot de vermeerdering die het noodzakelijk<br />
gevolg is van de voorwaarden of maatregelen. In concreto zal dus nagegaan worden of het gebouw<br />
niet méér wordt uitgebreid dan “noodzakelijk” is om te voldoen aan de milieuvoorwaarde of<br />
opgelegde maatregel.<br />
51. Aanpassingswerken.<br />
Is uitbreiding van het zonevreemde bedrijfsgebouw mogelijk, dan kunnen ook aanpassingswerken aan<br />
of bij dat gebouw worden vergund, voor zover het overdekte volume niet wordt uitgebreid.<br />
Met zo’n aanpassingswerken worden onder meer het aanbrengen van een luifel, het voorzien van<br />
loskades met toegangshellingen, het uitvoeren van beperkte verhardingen of omgevingswerken, het<br />
plaatsen van een fietsenstalling, … bedoeld.<br />
Dergelijke aanpassingswerkzaamheden zijn, volgens sommigen, vergunbaar op grond van om het<br />
even welke overweging, ook een louter economische, en niet gebonden aan enige opgelegde<br />
voorwaarde of maatregel.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .22
52. Wat bij weigering van vergunning ?<br />
Bij weigering van uitbreiding van een zonevreemd bedrijf is niet in een aankoopverplichting in hoofde<br />
van de overheid voorzien. Planschadevergoeding wordt wel niet uitdrukkelijk uitgesloten, maar het<br />
valt te betwijfelen of men wel een schade zal kunnen aantonen die voldoet aan de voorwaarden om<br />
dergelijke vergoeding te bekomen. Een weigering van uitbreiding betekent immers niet dat men het<br />
gebouw niet mag instandhouden.<br />
53. Wat als de werken reeds zijn uitgevoerd ?<br />
Vermits vereist is dat de werken gebeuren aan een hoofdzakelijk vergund gebouw, zullen voorheen<br />
uitgevoerde onvergunde uitbreidingen in de regel niet regulariseerbaar zijn. Het gebouw kan door<br />
die vroegere werken veelal niet meer als hoofdzakelijk vergund beschouwd worden. Slechts de<br />
vroegere uitbreidingen die niet wezenlijk raakten aan het bestaand vergund hoofdvolume kunnen,<br />
naar de letter van het decreet, geen beletsel vormen voor een regularisatie-aanvraag.<br />
Uiteraard blijven de vergunbaarheidsvereisten onverkort van kracht bij regularisatieaanvragen. De<br />
voorheen uitgevoerde, niet-hoofdzakelijke, uitbreiding moet het noodzakelijk gevolg zijn van een<br />
voorwaarde ter bescherming van leefmilieu e.d. Hoewel het theoretisch niet uit te sluiten is, zullen<br />
vroeger uitgevoerde uitbreidingswerken bijna zeker niet aan die vereiste kunnen voldoen.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .23
Schema Uitbreidingswerken :<br />
NEE<br />
Is de zonevreemdheid het gevolg van een BPA, APA,<br />
Gewestplan of RUP ?<br />
APA, Gewestplan<br />
Ligt het gebouw in een recreatiegebied of een<br />
ruimtelijk kwetsbaar gebied met uitzondering van<br />
een parkgebied ?<br />
NEE<br />
Is het gebouw verkrot ?<br />
NEE<br />
Is het bedrijf milieuvergunningsplichtig ?<br />
JA<br />
Beschikt men over de nodige milieuvergunning en<br />
werd het gebouw het voorafgaande jaar uitgebaat ?<br />
JA<br />
Is de uitbreiding het noodzakelijk gevolg van<br />
een voorwaarde opgelegd ter bescherming van het<br />
leefmilieu, de volksgezondheid, de flora, de<br />
dierengezondheid of het dierenwelzijn?<br />
JA<br />
Is het gebouw hoofdzakelijk vergund of wordt het<br />
geacht vergund te zijn ?<br />
JA<br />
De uitbreidingswerken<br />
zijn vergunbaar<br />
BPA,RUP<br />
De BPA- of RUPvoorschriften<br />
dienen<br />
nageleefd te worden. Of<br />
er is een wijziging van<br />
het zonevoorschrift<br />
nodig (Zie randnr. 73).<br />
De uitzonderingsregel is<br />
niet van toepassing. Een<br />
wijziging van het<br />
zonevoorschrift is nodig<br />
(Zie randnr. 73)<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .24<br />
JA<br />
JA<br />
NEE<br />
NEE<br />
NEE
II.6. Functiewijzigingen<br />
54. Definitie<br />
Het geheel of gedeeltelijk wijzigen van een hoofdfunctie van een onroerend goed is ook<br />
vergunningsplichtig, zelfs al gaat dat niet gepaard met het uitvoeren van andere vergunningsplichtige<br />
werken of handelingen.<br />
Als hoofdfuncties worden beschouwd:<br />
Wonen<br />
Verblijfsrecreatie<br />
Dagrecreatie<br />
Landbouw in de ruime zin<br />
Handel, horeca, kantoor en diensten<br />
Industrie en ambacht<br />
Gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen<br />
Wordt bijvoorbeeld een industrieel gebouw gewijzigd in een winkel, dan is er sprake van een<br />
(vergunningsplichtige) functiewijziging. Of de omvorming van een woning tot een dokterspraktijk,<br />
van de bedrijfswoning van een exploitant of bewakingspersoneel tot een woning die geen binding<br />
meer heeft met het bedrijf, van een winkelpand in een schrijnwerkerij, …<br />
55. Vergunbaarheid bij zonevreemde bedrijfsgebouwen<br />
Functiewijzigingen van bestaande vergunde zonevreemde bedrijfsgebouwen zijn in beginsel ook<br />
vergunbaar. De wetgever heeft bepaald dat bij het verlenen van zo’n vergunning afgeweken mag<br />
worden van de voorschriften van een gewestplan of APA, op voorwaarde dat:<br />
het gaat om bestaande, niet-verkrotte, hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte<br />
gebouwen;<br />
de gebouwen niet gelegen zijn in ruimtelijk kwetsbare gebieden (met uitzondering van<br />
parkgebied), noch in recreatiegebieden of overstromingsgebieden<br />
de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad<br />
de wijziging is opgesomd in de lijst van toelaatbare functiewijzigingen van de Vlaamse<br />
regering<br />
Verder gelden ook nog enkele bijkomende voorwaarden:<br />
Voor de functiewijzigingen die in de onderstaande lijst onder 2 t.e.m. 6 zullen worden<br />
vermeld, geldt de voorwaarde dat het gebouw of gebouwencomplex gelegen is aan een<br />
voldoende uitgeruste weg.<br />
Voor de functiewijzigingen vermeld onder 2 t.e.m.7 geldt de vereiste dat het gebouw of<br />
gebouwencomplex niet meer geschikt is voor de vergunde of vergund geachte functie op het<br />
moment van de aanvraag, en bovendien bouwfysisch geschikt is voor de nieuwe functie.<br />
Een gebouw of gebouwencomplex is bouwfysisch geschikt voor een nieuwe functie als er<br />
aan het gebouw of gebouwencomplex gedurende een periode van 2 jaar voor de aanvraag<br />
tot functiewijziging geen uit financieel en bouwtechnisch oogpunt ingrijpende werken zijn<br />
uitgevoerd, en het gebouw of gebouwencomplex zonder uit financieel of bouwtechnisch<br />
oogpunt ingrijpende werken kan klaargemaakt worden voor de nieuwe functie.<br />
In de onderstaande lijst worden de toelaatbare functiewijzigingen opgesomd inzake economische<br />
activiteiten, begeleid door hun individuele voorwaarden.<br />
1. Het gedeeltelijk wijzigingen van het gebruik van een woning, met inbegrip van de woningbijgebouwen<br />
die er fysisch een geheel mee vormen, in een complementaire functie meer bepaald<br />
“kantoor- of dienstenfunctie”, zoals kantoorfunctie, vrij beroep of dienstverlening. De<br />
complementaire functie mag echter niet meer dan 100 m² van het vloeroppervlakte beslaan, en de<br />
woonfunctie moet een grotere oppervlakte beslaan dan de complementaire functie.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .25
2. Het gedeeltelijk wijzigingen van het gebruik van een woning met inbegrip van de<br />
woningbijgebouwen, in een complementaire functie, voor zover deze betrekking hebben op het<br />
gebruik als logiesverstrekkend bedrijf, categorie kamers voor zover het maximaal 4 kamers en/of<br />
accommodaties betreft, met uitsluiting van elke vorm van restaurant of café. Bovendien moet de<br />
aanvraag voor voorafgaand advies worden voorgelegd aan Toerisme Vlaanderen.<br />
3. Het geheel of gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een gebouw of gebouwencomplex naar een<br />
nieuwe functie die behoort tot de functiecategorie “handel, horeca, kantoorfunctie of diensten”,<br />
voorzover het gelegen is in een industriegebied in de ruime zin, en in de ruimere omgeving van het<br />
gebouw of gebouwencomplex nog gebouwen voorkomen met de vergunde functie “handel, horeca,<br />
kantoorfunctie of diensten”. Bovendien moeten er op het industriegebied in kwestie reeds meer dan<br />
drie <strong>bedrijven</strong> gevestigd zijn en moet 50% van de aanwezige <strong>bedrijven</strong> reeds een vergunde<br />
hoofdfunctie “handel, horeca, kantoorfunctie of diensten” hebben.<br />
4. Het geheel of gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een gebouw of gebouwencomplex naar een<br />
nieuwe functie die betrekking heeft op een inrichting voor luidruchtige binnenrecreatie zoals een<br />
karting, een fuifzaal of een schietstand. Deze functiewijziging is enkel toegelaten wanneer het<br />
gebouw of gebouwencomplex gelegen is in een industriegebied in de ruime zin van het woord.<br />
5. Het geheel of gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een gebouw of gebouwencomplex van<br />
hoofdfunctie “landbouw” naar een nieuwe functie die louter betrekking heeft op de opslag van<br />
allerhande materialen of materieel. Bijkomende voorwaarde is dat het gebouw of gebouwencomplex<br />
deel moet uitmaken van een gebouwengroep, en bovendien ook in agrarisch gebied is gelegen.<br />
6. Het geheel of gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een gebouw of gebouwencomplex van de<br />
hoofdfunctie “landbouw in de ruime zin” naar een paardenhouderij, een manège, een dierenasiel,<br />
een dierenpension, een dierenartsenpraktijk, een tuinaanlegbedrijf, een kinderboerderij of een<br />
instelling waar hulpbehoevenden al dan niet tijdelijk verblijven en landbouwactiviteiten of aan de<br />
landbouw verwante activiteiten uitoefenen. Het gebouw of gebouwencomplex moet bovendien<br />
gelegen zijn in agrarisch gebied.<br />
7. Het geheel of gedeeltelijk wijzigen van een gebouw of gebouwencomplex dat opgenomen is in de<br />
inventaris van het bouwkundig erfgoed. Deze functiewijziging is enkel toegelaten wanneer de<br />
voortzetting van de vroegere functie niet langer haalbaar is, of het gebouw of het gebouwencomplex<br />
geen duurzame leefbaarheid garandeert. De nieuwe functie moet bovendien ook de erfgoedwaarde<br />
ongeschonden laten of verhogen, en de administratie voor monumenten en landschappen moet<br />
advies uitbrengen over de aanvraag.<br />
56. Toekomstbeperkingen inzake ver- of herbouwen of uitbreiden<br />
Wanneer voor een gebouw of een gebouwencomplex een functiewijziging wordt vergund waarvoor<br />
de voorwaarde van bouwfysische geschiktheid van toepassing is (2 t.e.m.7), dan is de eigenaar of de<br />
latere verwerver gebonden aan de beperking dat gedurende een periode van 10 jaar na de<br />
vergunning tot wijziging van gebruik, geen uit financieel en bouwtechnisch oogpunt ingrijpende<br />
vergunningsplichtige werken mogen worden uitgevoerd. Herbouw en ingrijpende verbouwingen zijn<br />
al bij voorbaat uitgesloten.<br />
57. Een afwijkingsregel<br />
De vereiste dat de goede ruimtelijke ordening niet mag worden geschaad, toont aan dat het hier<br />
geen uitzonderingsregel, maar een afwijkingsregel betreft. Het verlenen van de functiewijziging moet<br />
dus in het bijzonder gemotiveerd worden en is zeker geen recht. De zonevoorschriften blijven<br />
primeren.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .26
58. Wat als de vergunning wordt geweigerd ?<br />
Wordt de functiewijziging geweigerd, dan is geen planschadevergoeding mogelijk. In een aankoopverplichting<br />
door de overheid is evenmin voorzien.<br />
59. Wat als de werken reeds zijn uitgevoerd ?<br />
Als de onvergunde doorgevoerde functiewijziging beantwoordt aan de geldende vergunbaarheidsvereisten<br />
is een regularisatie mogelijk.<br />
II.7. Werken na vernieling of beschadiging door een ramp<br />
60. Voorwaarden voor heropbouw.<br />
Voor wederopbouwwerken aan gebouwen of constructies die vernield of beschadigd werden door<br />
een ramp is in een bijzonder regime voorzien. Er kan een vergunning worden bekomen, ondanks de<br />
strijdige zonering, onder de volgende voorwaarden;<br />
De zonevreemdheid is het gevolg van een voorschrift van het gewestplan of A.P.A. Een<br />
B.P.A. of RUP komen niet in aanmerking.<br />
Het gebouw of de constructie is geheel of gedeeltelijk vernield of beschadigd door een<br />
plotse ramp, buiten de wil van de eigenaar: de heirkrachtregeling geldt bij alle mogelijke<br />
calamiteiten, zoals brand, storm, overstroming, maar ook verkeersongevallen, terroristische<br />
aanslagen, ….<br />
Het gebouw was niet verkrot (zie de toelichting van dit begrip in randnummer 32).<br />
Het gebouw werd in de loop van het jaar voorafgaand aan de ramp uitgebaat.<br />
De in het gebouw uitgeoefende activiteit is vergund of wordt vergund geacht (zie de<br />
toelichting in randnummers 31 en 37)<br />
Het bouwvolume en de verhardingen blijven beperkt tot de vergunde toestand.<br />
Het karakter en de verschijningsvorm van het gebouw blijven behouden (zie de toelichting in<br />
randnummer 43).<br />
Het gebouw is niet gelegen in een groengebied, natuurgebied, natuurgebied met<br />
wetenschappelijke waarde, natuurreservaat, natuurontwikkelingsgebied, bosgebied,<br />
valleigebied, brongebied zoals aangewezen in de plannen van aanleg of ermee vergelijkbare<br />
gebieden zoals aangewezen in een RUP en evenmin in een beschermd duingebied of voor<br />
het duingebied belangrijk landbouwgebied.<br />
De goede ruimtelijke ordening wordt niet geschaad (zie voor een toelichting randnummer<br />
33).<br />
De aanvraag gebeurt binnen het jaar na het toekennen van het verzekeringsbedrag of, voor<br />
rampen die plaats hadden na 1 januari 1990, binnen het jaar na inwerkingtreding van de<br />
nieuwe regeling.<br />
Deze laatste voorwaarde kan het toepassingsgebied van deze afwijkingsregel in de praktijk ernstig<br />
beperken en brengt mede dat het toepassingsgebied varieert van geval tot geval. Het toepassen van<br />
de afwijkingsregel vereist immers dat een "verzekeringsbedrag" wordt uitbetaald, en dus dat het<br />
schadegeval gedekt wordt door de polis. Een eigenaar zonder of met een beperkte verzekering<br />
dreigt daardoor naast de boot te vallen.<br />
61. Vergoeding bij verbod van heropbouw.<br />
Ligt het gebouw in één van de voormelde gebieden waar geen vergunning voor de herstellingswerken<br />
kan worden verleend, dan vergoedt de Vlaamse regering de grondwaarde en vult zij de<br />
schadevergoeding uitbetaald door de verzekeraar aan tot 100 % van de totale verzekerde waarde, al<br />
is de vernieling slechts gedeeltelijk, op voorwaarde dat:<br />
de gehele of gedeeltelijke vernieling buiten de wil van de aanvrager gebeurde;<br />
de eigendom van het betrokken perceel aan het Vlaams Gewest wordt overgedragen.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .27
Wordt de heropbouw geweigerd ten aanzien van een gebouw dat in een gebied ligt waar de<br />
heropbouw niet principieel is uitgesloten, dan is niet in dergelijke bijkomende schadevergoeding<br />
voorzien. Planschadevergoeding is niet uitgesloten, maar onwaarschijnlijk daar de door de<br />
verzekeraar uit te betalen minimumvergoeding krachtens de wet op de landverzekeringsovereenkomst<br />
80 % bedraagt van de nieuwwaarde van het verzekerde goed, en planschade tot<br />
beloop van 20 % onvergoed blijft.<br />
III. De Milieuvergunning voor zonevreemde <strong>bedrijven</strong>.<br />
62. Een afzonderlijke reglementering<br />
Een bedrijf heeft niet enkel stedenbouwkundige vergunningen nodig om de bedrijfsgebouwen te<br />
kunnen optrekken, verbouwen of uit te breiden, maar meestal ook een milieuvergunning of –melding<br />
om haar activiteiten in die gebouwen te kunnen uitbaten.<br />
De afwijkings- en uitzonderingsregels uit het voorgaande hoofdstuk gelden doorgaans enkel voor het<br />
verlenen van de stedenbouwkundige vergunning. Vermits de zonevoorschriften uit een gewestplan,<br />
APA, BPA of RUP een algemene, verordenende kracht hebben, dienen ze ook te worden nageleefd<br />
bij het verlenen van andere vergunningen. Om een milieuvergunning voor een zonevreemd bedrijf te<br />
kunnen verkrijgen, is er dan ook een specifieke afwijkingsregel nodig. Die regeling wordt hieronder<br />
toegelicht.<br />
63. Een afwijkingsregel t.o.v. de gewestplanvoorschriften.<br />
De hier besproken afwijkingsmogelijkheid geldt enkel ten aanzien van de voorschriften van een<br />
ontwerp-gewestplan of gewestplan. Is een bedrijf zonevreemd ten gevolge van een voorschrift uit<br />
een APA, BPA of RUP, dan kan wettig géén milieuvergunning worden bekomen krachtens de hier<br />
toegelichte afwijkingsregel, ook al zou het vergunnen van bouwwerken geen probleem zijn.<br />
64. Een afwijkingsregel voor milieuvergunningsplichtige inrichtingen.<br />
De regel voorziet tevens enkel in afwijkingsmogelijkheden bij milieuvergunningsaanvragen. Over<br />
meldingsplichtige inrichtingen wordt niet gesproken.<br />
Strikt genomen is dat een probleem, daar artikel 4.1.1.1 van het Vlarem II bepaalt dat de exploitatie<br />
van een inrichting van de 3de klasse die geen deel uitmaakt van een milieuvergunningsplichtige<br />
uitbating slechts is toegestaan in zoverre de inplanting verenigbaar is met de voorschriften van een<br />
gewestplan, plan van aanleg of RUP. Louter meldingsplichtige inrichtingen zouden dus nooit wettig<br />
kunnen worden uitgebaat in zonevreemde bedrijfsgebouwen. Dat is uiteraard een inconsistentie,<br />
daar méér hinderlijke inrichtingen, van de 2de en 1ste klasse, wél een milieuvergunning kunnen<br />
bekomen in strijd met een zonevoorschrift.<br />
65. Uitgesloten gebieden.<br />
De voor milieuvergunningen geldende afwijkingsregel ten aanzien van een zone uit het gewestplan is<br />
voorts uitgesloten in een:<br />
groengebied<br />
natuurgebied<br />
natuurgebied met wetenschappelijke waarde<br />
natuurreservaat<br />
natuurontwikkelingsgebied<br />
overstromingsgebied<br />
bosgebied<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .28
0behoudens voor het houden van een aantal diersoorten voor landbouwdoeleinden, met bijhorende<br />
installaties en opslagplaatsen.<br />
Men bemerkte dat de lijst van uitgesloten gebieden niet naadloos aansluit op deze van de ruimtelijk<br />
kwetsbare gebieden waarin bepaalde bouwwerken niet of onder voorwaarde vergunbaar zijn. Dat<br />
dit in de praktijk aanleiding kan geven tot problemen, spreekt voor zich.<br />
66. Uitgesloten inrichtingen.<br />
Inrichtingen waarvoor een milieueffectrapport of veiligheidsrapport vereist is voor de afgifte van de<br />
milieuvergunning, komen evenmin in aanmerking.<br />
67. Voorwerp van de vergunningsaanvraag.<br />
De milieuvergunningsaanvraag moet betrekking hebben op gebouwen, constructie of installaties die<br />
uit oogpunt van ruimtelijke ordening hoofdzakelijk vergund zijn of geacht worden vergund te zijn,<br />
ook wat de functie betreft.<br />
68. Concordantie van afwijkingsregimes bij uitbreiding.<br />
Uit het samen lezen van de regeling voor zonevreemde afwijkingen bij uitbreidingswerken en de hier<br />
besproken regeling voor de milieuvergunning, blijkt dat een zonevreemd bedrijf slechts vergunningen<br />
voor uitbreiding van haar gebouwen kan verkrijgen als dat het noodzakelijk gevolg is van een<br />
milieuvoorwaarde of een maatregel opgelegd krachtens de gezondheidsinspectie of met het oog op<br />
de bestrijding van voor planten of plantaardige producten schadelijke organismen, de<br />
dierengezondheid of het dierenwelzijn. Een uitbreiding van bedrijfsgebouwen om louter economische<br />
redenen zit er niet in.<br />
69. De goede ruimtelijke ordening mag niet worden geschaad.<br />
Afwijking verlenen van de gewestplanbestemming bij milieuvergunningsaanvragen kan slechts op<br />
voorwaarde dat de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad (zie hierover randnummer 33).<br />
De afwijking is dus geen recht en kan steeds geweigerd worden om redenen van een goede<br />
plaatselijke aanleg. In geval van weigering is geen planschadevergoeding verschuldigd.<br />
70. Een vergunning in functie van herlokalisatie.<br />
Komt de overheid tot de overtuiging dat de goede ruimtelijke ordening zich verzet tegen het<br />
toestaan van een afwijking, dan kan men toch nog een milieuvergunning toestaan, maar dan enkel om<br />
rekening te houden met de termijn die nodig is om de betrokken inrichting te herlokaliseren.<br />
De milieuvergunning verleend met het oog op herlokalisatie mag maximaal een geldingsduur van 5<br />
jaar hebben. Een kortere herlokalisatietermijn blijft mogelijk.<br />
71. Afwijkingsregel blijkens een planologisch attest<br />
De hierboven beschreven afwijkingsmogelijkheid is enkel mogelijk ten aanzien van een ontwerpgewestplan<br />
of een gewestplan. Een afwijking ten opzichte van een algemeen plan van aanleg of<br />
gewestplan is echter ook mogelijk voor werken, handelingen en wijzigingen in een gebied waarvoor<br />
het maken van een ruimtelijke uitvoeringsplan, of het maken of wijzigen van een plan van aanleg<br />
wordt overwogen, blijkens een afgeleverd planologisch attest. (zie randnummers 73-83)<br />
Hieraan zijn echter enkele voorwaarden verbonden:<br />
de gebouwen zijn niet verkrot (zie randnummer 32)<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .29
de gebouwen zijn hoofdzakelijk vergund of worden geacht vergund te zijn (zie randnummer<br />
31 en 37)<br />
de aanvraag is ingediend binnen het jaar na afgifte van het attest<br />
de aanvraag beperkt zich tot de regelingen en voorwaarden voor de invulling van de<br />
kortetermijnbehoeften, zoals aangegeven in het attest<br />
72. De heirkrachtregeling.<br />
De regeling die m.b.t. de stedenbouwkundige vergunning geldt voor zonevreemde gebouwen die<br />
vernield of beschadigd zijn door een plotse ramp (zie randnummers 60 en 61) is ook van toepassing<br />
m.b.t. de milieuvergunning.<br />
Een vernield of beschadigd bedrijf zal dus onder dezelfde voorwaarden niet enkel een vergunning<br />
voor heropbouw, maar ook een vergunning voor de verdere uitbating van haar inrichting kunnen<br />
bekomen. Dat kan van belang zijn, daar een milieuvergunning van rechtswege vervalt als de inrichting<br />
gedurende twee jaar niet wordt uitgebaat.<br />
Tabel met toepassingsveld diverse afwijkings- en uitzonderingsregels:<br />
B.P.A. A.P.A. Gewestplan R.U.P.<br />
Onderhoud en<br />
instandhouding<br />
Afwijkingsregel Afwijkingsregel Afwijkingsregel -<br />
Verbouwen - Uitzonderingsregel Uitzonderingsregel -<br />
Herbouwen - Uitzonderingsregel Uitzonderingsregel -<br />
in sommige gebieden in sommige gebieden<br />
Uitbreiden - Uitzonderingsregel Uitzonderingsregel -<br />
in sommige gebieden in sommige gebieden<br />
Functiewijzigingen - Afwijkingsregel Afwijkingsregel -<br />
Bouwwerken na - Afwijkingsregel in Afwijkingsregel in -<br />
ramp<br />
sommige gebieden sommige gebieden<br />
Milieuvergunning - Afwijkingsregel blijkens Afwijkingsregel in -<br />
een planologisch attest sommige gebieden of<br />
blijkens een planologisch<br />
attest<br />
Milieuvergunning - Afwijkingsregel in Afwijkingsregel in -<br />
na ramp<br />
sommige gebieden sommige gebieden<br />
In bovenstaande tabel wordt aangeduid t.o.v. welk zonevoorschrift een afwijkings- of<br />
uitzonderingsregel van toepassing is.<br />
Afwijkingsregels blijven ondergeschikt aan het zonevoorschrift en mogen de toekomstige<br />
verwezenlijking van de bestemming niet onmogelijk maken. Een toepassing van de afwijking vergt<br />
een extra motivering. De overheid kan, op basis van ruimtelijke motieven, de vergunning weigeren.<br />
Uitzonderingsregels geven aan waartoe een zonevoorschrift niet mag leiden en staan boven de<br />
algemene regels van de zone. Met de toekomstige verwezenlijking van de bestemming moet geen<br />
rekening gehouden worden. Een weigering van de uitzondering vergt een extra motivering. De<br />
overheid kan de vergunning op basis van ruimtelijke motieven niet weigeren.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .30
Tabel met overzicht uitgesloten gebieden :<br />
Gewestplanbestemming: De volgende afwijkings- en<br />
uitzonderingsregels zijn niet<br />
toepasbaar:<br />
Groengebied<br />
Natuurgebied<br />
Natuurgebied met<br />
wetenschappelijke waarde<br />
Natuurreservaat<br />
Natuurontwikkelingsgebied<br />
Bosgebied<br />
Valleigebied<br />
Brongebied<br />
Beschermd Duingebied<br />
Voor duingebied belangrijk<br />
landbouwgebied<br />
Agrarisch gebied met ecologische<br />
waarde of belang<br />
Grote eenheid natuur<br />
Grote eenheid natuur in<br />
ontwikkeling<br />
Recreatiegebied (algemeen)<br />
Herbouwen<br />
Uitbreiden<br />
Wederopbouw na ramp<br />
Milieuvergunning<br />
Functiewijziging<br />
Herbouwen<br />
Uitbreiden<br />
Wederopbouw na ramp<br />
Functiewijziging<br />
Herbouwen<br />
Uitbreiden<br />
Functiewijziging<br />
Overstromingsgebied Milieuvergunning<br />
Functiewijziging<br />
De volgende afwijkings- en<br />
uitzonderingsregels zijn<br />
toepasbaar:<br />
Onderhoud en instandhouding<br />
Verbouwen<br />
Onderhoud en instandhouding<br />
Verbouwen<br />
Milieuvergunning<br />
Onderhoud en instandhouding<br />
Verbouwen<br />
Wederopbouw na ramp<br />
Milieuvergunning<br />
Onderhoud en instandhouding<br />
Verbouwen<br />
Herbouwen<br />
Uitbreiden<br />
Wederopbouw na ramp<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .31
IV. Planmatige oplossingen voor zonevreemde <strong>bedrijven</strong><br />
73. Twee wegen voor een planmatige oplossing<br />
In de twee vorige hoofdstukken werd nagegaan onder welke voorwaarden een zonevreemd bedrijf<br />
een stedenbouwkundige of milieuvergunning kan bekomen. Niet zelden zal een bedrijf vaststellen dat<br />
wat zij wenst niet vergunbaar is binnen de huidige afwijkings- en uitzonderingsregels. Haar plannen<br />
zullen slechts uitvoerbaar worden als het zonevoorschrift zelf op de een of andere manier wordt<br />
gewijzigd.<br />
Volgens de nieuwe wetgeving zijn er twee wegen te onderscheiden die planmatig aan de<br />
zonevreemdheid van een bedrijf kunnen verhelpen. De eerste weg, waar het bedrijf zelf<br />
initiatiefrecht heeft, is het planologisch attest. De tweede weg is een herziening of vervanging van<br />
het hinderend zonevoorschrift door de overheid zelf, volgens de normale procedures van opmaak<br />
van aanlegplannen en RUP’s.<br />
IV.1. Het planologisch attest.<br />
74. Wat is een planologisch attest ?<br />
Een planologisch attest is een op vraag van een zonevreemd bedrijf door de overheid verleend<br />
document dat aangeeft of een bestaand bedrijf al dan niet behouden kan worden op de plaats waar<br />
het is gevestigd. In geval van behoud worden de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden op korte en<br />
lange termijn meegedeeld.<br />
Het is een deels informatief, deels bindend document.<br />
Het is informatief in die zin dat de overheid haar beleidsvisie over de toekomstige<br />
ruimtelijke ordening m.b.t. het bedrijf en haar omgeving meedeelt. Die beleidsvisie geeft<br />
evenwel geen garantie dat de beoogde ruimtelijke ordening ook effectief zal worden<br />
verwezenlijkt in herziene of nieuwe plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen.<br />
Het is bindend in die zin dat, enerzijds, een gunstig planologisch attest de overheid verplicht<br />
om binnen het jaar een voorontwerp van bijzonder plan van aanleg (BPA) of ruimtelijk<br />
uitvoeringsplan (RUP) op te stellen, en, anderzijds, op basis van zo’n attest onder bepaalde<br />
voorwaarden anticipatief een stedenbouwkundige vergunning kan worden verkregen voor<br />
de herbouw of uitbreiding van het bedrijf.<br />
75. Welke <strong>bedrijven</strong> komen in aanmerking voor een planologisch attest ?<br />
Het attest kan enkel aangevraagd worden door <strong>bedrijven</strong> waarvoor de opmaak of wijziging van een<br />
RUP of plan van aanleg nodig is om de uitbreiding of het herbouwen van het bedrijf mogelijk te<br />
maken, en mits ze behoren tot één van de volgende categorieën:<br />
een milieuvergunningsplichtig bedrijf;<br />
een volwaardig land- of tuinbouwbedrijf;<br />
een bedrijf met een omzet van minstens 250.000 euro op basis van de BTW-aangiften over<br />
het volledige boekjaar voorafgaand aan de aanvraag.<br />
Dit vormt een merkelijke uitbreiding ten overstaan van de vroegere regeling. Nu komen ook<br />
<strong>bedrijven</strong> in aanmerking die niet milieuvergunningsplichtig zijn, zoals heel wat kleinhandelszaken,<br />
horeca<strong>bedrijven</strong> of recreatieve inrichtingen. Er is geen voorwaarde m.b.t. de aard van de<br />
bedrijvigheid, zodat alle soorten van economische activiteit zoals industrie, ambacht, handel, horeca,<br />
kantoor, dienstverlening, land- en tuinbouw … tot een planologisch attest kunnen leiden.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .32
76. Een recente uitspraakperiode: geen aanvraagmogelijkheid bij recent afgewerkte<br />
planningsprocedures.<br />
In het besluit van de Vlaamse regering waarbij de nadere regels voor het planologisch attest werden<br />
vastgelegd zijn bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarden ingevoerd voor attestaanvragen die niet<br />
rechtstreeks in het decreet staan, maar uit de praktijk en continuïteit van het bestuur volgen.<br />
Volgens dit besluit zijn aanvragen voor een planologisch attest onontvankelijk indien ze worden<br />
aangevraagd minder dan twee jaar nadat:<br />
een voorontwerp van plan van aanleg of RUP ter advies werd voorgelegd voor het gebied<br />
waarin het bedrijf gelegen is: deze voorwaarde is niet van toepassing indien de overheid die<br />
het plan opmaakt (via een officieel besluit of via een expliciete vermelding in het verslag van<br />
de plenaire vergadering van het desbetreffende voorontwerp) heeft beslist dat het gebied in<br />
kwestie niet langer deel uitmaakt van het plan of de procedure heeft stilgelegd;<br />
een plan van aanleg of RUP werd goedgekeurd voor het gebied waarin het bedrijf gelegen is.<br />
Deze periode wordt gehanteerd vanuit de redenering dat als een bedrijf opgenomen is in<br />
voorontwerp of deel uitmaakte van een goedgekeurd BPA of RUP een ruimtelijk onderzoek loopt of<br />
heeft gelopen. Doordat de overheid dit ruimtelijk onderzoek heeft gevoerd en dit heeft opgenomen<br />
in een voorontwerp of goedgekeurd plan, heeft het bedrijf zijn antwoord gekregen of de uitbreiding<br />
en herbouw kan. Het onmiddellijk opnieuw vragen van een ruimtelijke onderzoek levert in dat geval<br />
geen nieuwe ruimtelijke elementen ook al is het onderzoek niet alleen gebeurd voor het bedrijf<br />
maar voor de ruimere omgeving.<br />
77. De aanvraag.<br />
De aanvraag van een planologisch attest wordt per aangetekend schrijven in viervoud ingediend<br />
door het zonevreemd bedrijf zelf. Liggen de percelen in meer dan één gemeente, moeten vier extra<br />
exemplaren worden toegevoegd.<br />
Het staat u vrij om het aanvraagdossier zelf of met een studiebureau samen te stellen. U kan het<br />
aanvraagdossier van het planologisch attest zelf opmaken. U kan de opdracht geven aan een<br />
studiebureau om het te doen, maar u bent het niet verplicht. Ook niet in het geval de gemeente van<br />
plan of bezig is met de opmaak van een sectoraal BPA zonevreemde <strong>bedrijven</strong> en de gemeente u het<br />
studiebureau aanraadt dat met dit plan bezig is.<br />
Die aanvraag bevat, volgens het decreet, in elk geval:<br />
Een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied de aanvraag wordt ingediend.<br />
Een weergave van de feitelijke en juridische toestand. Met de feitelijke toestand bedoelt men<br />
het feitelijk grondgebruik op de bedrijfsgronden en de onmiddellijke omgeving (gebouwen,<br />
verhardingen, wegenis, omliggende bebouwing, grondgebruik, …). De juridische toestand<br />
moet de overheid een inzicht geven in de geldende planologische regels en de<br />
vergunningstoestand binnen het gebied. Ook de onvergunde elementen dient u aan te<br />
duiden.<br />
De ruimtelijke behoeften op korte termijn. Hier moeten de vergunningsplichtige werken,<br />
wijzigingen en handelingen worden aangegeven die het bedrijf binnen 2 jaar na afgifte van het<br />
attest wil verwezenlijken. Bijvoorbeeld: het wijzigen van de activiteiten, het bijbouwen van<br />
een productielijn, het uitbreiden van verhardingen, een beperkte uitbreiding, … .<br />
De ruimtelijke behoeften op lange termijn. Dit zijn de ruimtebehoeften van het bedrijf<br />
binnen een periode van minstens 10 jaar. Op basis van deze behoeften zal de overheid een<br />
uitspraak doen over de meer grootschalige investeringen voor herbouw en uitbreiding.<br />
Het uitvoeringsbesluit detailleert de inhoud van het aanvraagdossier nader en legt een verplicht te<br />
gebruiken formulier op. Daarbij valt op dat een uitgebreide en omstandige onderbouwing wordt<br />
vereist. Zo zijn ook een ruimtelijk-economische benadering van het bedrijf, een investeringsnota, en,<br />
bij 20 voertuigbewegingen per dag, een mobiliteitsprofiel opgelegd. Het doel van deze elementen is<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .33
dat uit de aanvraag moet blijken dat hetgeen gevraagd wordt ook realistisch is: de investering is<br />
haalbaar voor het bedrijf, de plaats van de uitbreiding is logisch vanuit het huidige gebruik van de<br />
gebouwen en verhardingen en er zijn een paar alternatieven bekeken, het bedrijf blijft bereikbaar<br />
voor klanten en leveranciers….<br />
Voor details raadplege men de tekst van het besluit.<br />
(http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/ruimtelijk/wetgeving/uitvoeringsbesluiten/planologischattest.ht<br />
ml)<br />
78. De procedure<br />
De procedure verloopt, kort geschetst, als volgt.<br />
De aanvraag wordt vooreerst ingediend bij de gewestelijke planologische ambtenaar op het<br />
departement RWO te Brussel.<br />
Die ambtenaar stuurt het dossier door naar de overheid die belast is met het maken van het RUP of<br />
BPA voor het betrokken bedrijf. Zowel de ligging van het bedrijf in het beleidskader als de<br />
inhoudelijke elementen van de aanvraag vormen de basis voor de toewijzing aan een bepaalde<br />
overheid. In de meeste gevallen is het de gemeente voor lokale bedrijvigheid, het Gewest voor<br />
bovenlokale bedrijvigheid in groot- en regionaalstedelijke gebieden en het economisch netwerk van<br />
het Albertkanaal of voor historische <strong>bedrijven</strong> of de provincie voor bovenlokale bedrijvigheid in<br />
kleinstedelijke gebieden en economische knooppunten buiten de voormelde gebieden.<br />
Daarop volgt éénzelfde inspraak- en adviesronde als bij de opmaak van het RUP of BPA, met<br />
inbegrip van een openbaar onderzoek gedurende 30 dagen en advies van de commissie van advies.<br />
Het advies van de provincie en van de gemeente wordt gevraagd in het geval dat zij geen bevoegde<br />
overheid zijn. De verplichtingen inzake openbaar onderzoek zijn uitgebreid met een individuele<br />
kennisgeving, op kosten van de aanvrager, van de eigenaars van de betrokken en aanpalende<br />
percelen.<br />
De Vlaamse regering, bestendige deputatie of college van burgemeester en schepenen beslissen na<br />
de inspraak- en adviesronde over de aanvraag. Er wordt uitspraak gedaan over het al dan niet<br />
behouden van het bedrijf op de actuele vestigingsplaats én over de korte en lange termijnbehoeften.<br />
Tegen een gunstig planologisch attest, verleend door de deputatie of het college, kan de<br />
planologische ambtenaar nog beroep instellen binnen 30 dagen nadat hij/zij de beslissing ontvangt,<br />
waarover de Vlaamse regering binnen de 60 dagen beslist.<br />
De hierboven kort beschreven procedure valt niet te onderschatten. Niet enkel moet een<br />
openbaar onderzoek worden gehouden en een hele reeks instellingen en administraties om advies<br />
worden gevraagd. Er zijn ook slechts een paar termijnen bepaald voor enkel tussenstappen in de<br />
procedure. Een vaste termijn waarbinnen de einduitspraak moet gebeuren is er niet.<br />
Een schematisch overzicht van de procedure vindt u in bijlage.<br />
79. Het afgeleverd planologisch attest kan positief, gedeeltelijk positief of negatief zijn<br />
Indien zowel belangrijke delen van de bestaande toestand mogen worden behouden en tegelijk de<br />
voorgestelde uitbreiding op korte en lange termijn kan uitgevoerd worden zoals aangevraagd door<br />
het bedrijf, wordt een positief planologisch attest afgeleverd.<br />
Indien belangrijke delen van de bestaande toestand niet kunnen behouden worden, of de<br />
voorgestelde uitbreiding op korte termijn, of de voorgestelde uitbreiding op lange termijn niet kan<br />
worden uitgevoerd zoals aangevraagd door het bedrijf, wordt een gedeeltelijk positief planologisch<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .34
attest afgeleverd. Het gedeeltelijk positief planologisch attest wordt beschouwd als een specifieke<br />
vorm van een positief planologisch attest.<br />
Er wordt een negatief planologisch attest afgeleverd indien het bedrijf niet op zijn huidige locatie<br />
behouden kan blijven, of indien de opgelegde voorwaarden dermate streng zijn dat het bedrijf enkel<br />
mag verder werken binnen de bestemmingen van het juridisch geldende plan van aanleg of ruimtelijk<br />
uitvoeringsplan.<br />
80. Een (gedeeltelijk) positief attest: verplichting tot opmaak van het plan<br />
Een (gedeeltelijk) positief attest heeft als voornaamste gevolgen de verplichting voor de overheid om<br />
de procedure tot opmaak van het plan op te starten en de mogelijkheid om, onder voorwaarden,<br />
anticipatief een vergunning aan te vragen.<br />
Binnen het jaar na afgifte van een (gedeeltelijk) positief attest dient de overheid inderdaad een<br />
voorontwerp van RUP of voorontwerp of ontwerp van BPA naar de instanties te versturen die<br />
daarover advies moeten uitbrengen. De overheid wordt m.a.w. één jaar gegund om de eerste<br />
formele stap in de opmaak of herziening van het plan te zetten, waarvan zij in het attest stelde dat<br />
het er naar haar oordeel kan komen.<br />
Die verplichting verleent nog geen waarborgen dat het RUP of BPA er uiteindelijk ook komt, noch<br />
dat het binnen een bepaalde termijn zal worden vastgelegd. De normale procedures van planopmaak<br />
blijven gelden. De verplichting biedt geen zekerheid dat het verzonden ontwerp of voorontwerp na<br />
advies voorlopig zal worden vastgesteld. En nog minder dat de provincie- of gemeenteraad<br />
eenzelfde standpunt zal innemen als de deputatie of het college bij het verlenen van het positief<br />
attest.<br />
Laat de bevoegde overheid na om binnen het jaar haar verplichting te voldoen, wordt haar recht<br />
opgeschorst om nog plannen voorlopig vast te stellen of aan te nemen voor andere, bestaande<br />
<strong>bedrijven</strong> of voor een nieuw <strong>bedrijven</strong>terrein. Zij herkrijgt dat recht zodra voldaan is aan haar<br />
verplichting of als het planologisch attest vervalt.<br />
Een (gedeeltelijk) gunstig attest verschaft dan ook geen waarborgen omtrent de effectieve wijziging<br />
van de bestemming waarin u zonevreemd bent.<br />
81. Een (gedeeltelijk) positief attest: mogelijkheid van anticipatieve vergunningen.<br />
Een concreter en meer onmiddellijk gevolg van een (gedeeltelijk) positief planologisch attest is de<br />
anticipatieve vergunbaarheid van sommige herbouw- en uitbreidingswerken.<br />
Indien een attest bevestigt dat de opmaak of wijziging van een RUP of BPA overwogen wordt, mag<br />
bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning en een milieuvergunning afgeweken worden<br />
van de voorschriften van een gewestplan of APA onder de voorwaarden dat:<br />
De gebouwen niet zijn verkrot.<br />
De gebouwen hoofdzakelijk zijn vergund of geacht worden vergund te zijn.<br />
De aanvraag is ingediend binnen het jaar na afgifte van het attest<br />
De aanvraag zich beperkt tot de regelingen en voorwaarden voor de invulling van de korte<br />
termijnbehoeften, zoals aangegeven in het attest.<br />
De aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning desgevallend duidelijkheid biedt over de<br />
verwijdering of de gewenste regularisatie van onvergunde werken, handelingen en<br />
wijzigingen.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .35
82. Een negatief attest.<br />
In het uitvoeringsbesluit wordt bepaald dat een negatief attest wordt afgeleverd indien het bedrijf<br />
niet op zijn huidige locatie behouden kan blijven of als het hoofdzakelijk vergund of vergund geacht<br />
bedrijf wel op de bestaande locatie behouden kan worden maar niet mag herbouwen of uitbreiden.<br />
Ondanks voormelde bepaling kan een negatief attest op zich geen verplichting meebrengen om de<br />
bestaande bedrijfsactiviteiten stop te zetten. Aan verleende vergunningen kan het attest niet tornen.<br />
Bij afgifte van een negatief attest wordt – zo wordt voorts in de wetgeving bepaald – door de<br />
bevoegde overheid op het eerste verzoek van het bedrijf bevestigd of er al dan niet een mogelijkheid<br />
is tot herlokalisatie. Dit lijkt een eerder vrijblijvende bepaling, zonder praktische consequenties.<br />
Vermits een attest deels een bindend karakter heeft naar de overheid die het stuk afgeleverd heeft,<br />
kan de aanvrager desgewenst die akte wel in rechte aanvechten, bijvoorbeeld door middel van een<br />
beroep tot nietigverklaring en een schorsingsvordering bij de Raad van State. Maar een planologisch<br />
attest is een engagementsuitspraak en vormt geen recht op zichzelf. De vernietiging of schorsing van<br />
het besluit tot aflevering van een attest, maakt enkel dat de aanvraag opnieuw ‘loopt’ en de overheid<br />
dus opnieuw een besluit dient te nemen.<br />
83. Geldigheidsduur van een attest.<br />
Een planologisch attest blijft geldig tot het RUP of BPA is uitgevaardigd. Het vervalt mogelijks<br />
vroeger:<br />
Indien het bedrijf binnen het jaar geen aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning m.b.t. de<br />
korte termijnbehoeften heeft ingediend.<br />
Indien de stedenbouwkundige vergunning vervallen is doordat de vergunningshouder niet<br />
binnen de twee jaar na de afgifte van de vergunning daadwerkelijk is begonnen met de<br />
verwezenlijking ervan, of indien de werken meer dan twee jaar onderbroken zijn of het<br />
gebouw niet winddicht is binnen de 3 jaar na de aanvang van de werken.<br />
Bij stopzetting van het bedrijf.<br />
Bij overdracht van enig zakelijk recht.<br />
Vijf jaar na afgifte van het attest.<br />
IV.2. De vervanging van het hinderend zonevoorschrift.<br />
84. De normale regels blijven gelden<br />
De normale regels voor de opmaak en herziening van plannen van aanleg en RUP’s blijven uiteraard<br />
gelden. Niets verhindert de overheid om, los van enig planologisch attest, bestaande<br />
zonevoorschriften in herziening te stellen of te vervangen. Leidt dit tot een bestemming die<br />
overeenstemt met de activiteiten van het bedrijf, dan is meteen de zonevreemdheid opgelost.<br />
Een volledig overzicht van de diverse planningsaspecten hoort niet thuis in deze brochure.<br />
Hieronder worden slechts enkele, voor zonevreemde <strong>bedrijven</strong> belangrijke elementen van het<br />
planningsproces overlopen.<br />
85. Bevoegdheid inzake planning: het subsidiariteitsbeginsel<br />
Welke overheid bevoegd is om een plan van aanleg of RUP op te maken wordt in grote mate<br />
bepaald door het “subsidiariteitsbeginsel”.<br />
Subsidiariteit betekent dat elke overheid op haar niveau plannen zal maken voor die elementen<br />
waarvoor ze bevoegd is en waarvoor ze krachtens haar ruimtelijk uitvoeringsplan verplicht is<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .36
initiatieven te nemen. Subsidiariteit houdt ook in dat elke overheid zich bezighoudt met die materies<br />
die het best op haar niveau worden geregeld.<br />
86. Subsidiariteit en <strong>bedrijven</strong>terreinen.<br />
Het subsidiariteitsbeginsel wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geconcretiseerd voor<br />
de planning van economische activiteiten. De bevoegdheidsverdeling voor planning van <strong>bedrijven</strong>terreinen<br />
wordt er als volgt uitgewerkt:<br />
De gemeente is bevoegd voor de lokale <strong>bedrijven</strong>terreinen. Dat zijn terreinen bestemd voor lokale,<br />
in omvang beperkte, op de omgeving gerichte <strong>bedrijven</strong>, met een richtinggevende oppervlakte van<br />
maximaal 5 ha. Zuivere kleinhandel hoort er niet in thuis. De zone “lokaal <strong>bedrijven</strong>terrein” komt in<br />
grote mate overeen met wat vroeger als een “KMO-zone” werd omschreven.<br />
De provincie is bevoegd voor de bovenlokale, regionale <strong>bedrijven</strong>terreinen in de kleinstedelijke<br />
gebieden en de specifieke economische knooppunten. Regionale <strong>bedrijven</strong>terreinen kunnen gemengd<br />
zijn (open voor een hele waaier van activiteiten) of specifiek (gericht op een welbepaalde activiteit,<br />
zoals de wetenschapsparken, transport- en distributiezones, watergebonden <strong>bedrijven</strong>terreinen, …).<br />
Het Vlaams Gewest is bevoegd voor de regionale <strong>bedrijven</strong>terreinen in de groot- en regionaalstedelijke<br />
gebieden en in het economisch netwerk van het Albertkanaal, evenals voor de historisch<br />
gegroeide <strong>bedrijven</strong> (<strong>bedrijven</strong> in het buitengebied die een specifiek sociaal-economische relatie<br />
hebben met de omgeving en er, zoals de benaming zelf zegt, historisch zijn ontstaan en uitgebreid).<br />
87. Praktische opvolging van planning door een zonevreemd bedrijf.<br />
Een zonevreemd bedrijf dat wenst te weten of de overheid bereid is om de bestaande zonevoorschriften<br />
te wijzigen, richt zich best tot de daartoe bevoegde instantie. Het bedrijf hoort<br />
daarom te weten of zij als lokaal of regionaal moet worden beschouwd en of haar vestiging in een<br />
stedelijk gebied, economisch knooppunt of buitengebied is gelegen. De meest voor de hand liggende<br />
weg is zich vooreerst te bevragen bij de gemeentelijke overheid.<br />
Naargelang ligging en omvang weet het zonevreemd bedrijf of gemeente, provincie of Gewest het<br />
hinderend zonevoorschrift kan wijzigen. Het is raadzaam de lopende planningsprocessen van deze<br />
overheid goed op te volgen. Zo lopen er thans heel wat afbakeningsprocessen voor stedelijke<br />
gebieden en wordt in bijna iedere gemeente gewerkt aan een <strong>Gemeente</strong>lijk Ruimtelijk Structuurplan.<br />
In alle planningsprocessen wordt een openbaar onderzoek gehouden. Desgevallend zal het<br />
zonevreemd bedrijf tijdens die raadpleging best een bezwaarschrift indienen. Nuttig is tevens de<br />
vertegenwoordigers van de economische sector binnen de gemeentelijke, provinciale of gewestelijke<br />
commissie voor ruimtelijke ordening en de betrokken POM of andere actoren (Kamers van<br />
Koophandel en Nijverheid, Streekplatform, Unizo, Vakorganisaties, …) op de hoogte te brengen van<br />
de problemen ten gevolge van de zonevreemdheid en wensen inzake een toekomstige ruimtelijke<br />
ordening.<br />
Alleszins dient de uitwerking van het <strong>Gemeente</strong>lijk Ruimtelijk Structuurplan opgevolgd te worden.<br />
Zelfs al is het zonevreemd bedrijf van regionale aard, en is de gemeente strikt genomen niet<br />
bevoegd voor de zonering, worden in dit structuurplan beleidsopties uitgetekend die minstens een<br />
onrechtstreekse invloed zullen hebben op de toekomstige ruimtelijke ordening van de<br />
vestigingsplaats en omgeving. Of er in een gemeente reeds een afgewerkt structuurplan is, kan online<br />
worden nagekeken.<br />
(http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/ruimtelijk/vijfvoorwaarden/vlaanderen_1.html).<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .37
88. Een gemeentelijk sectoraal plan voor zonevreemde <strong>bedrijven</strong>.<br />
Met een gemeentelijk sectoraal plan wordt een door de gemeente vastgesteld BPA of, na vaststelling<br />
van het <strong>Gemeente</strong>lijk Ruimtelijk Structuurplan, een gemeentelijk RUP bedoeld dat het geheel of een<br />
deel van een sector binnen de gemeentegrenzen ruimtelijk ordent.<br />
Sinds 1997 promoot de Vlaamse regering de opmaak van gemeentelijke sectorale plannen voor<br />
zonevreemde <strong>bedrijven</strong>, in een streven naar een globale gemeentelijke aanpak van de<br />
zonevreemdheidsproblematiek.<br />
De opmaak van een BPA binnen de huidige voorwaarden is nog mogelijk voor zover het BPA<br />
voorlopig wordt aangenomen vóór 1/11/2006. Daarna, tussen 1/11/2006 en 1/5/2008, moet er<br />
minstens een voorlopig vastgesteld gemeentelijk ruimtelijk structuurplan zijn op het moment van de<br />
definitieve aanvaarding van het BPA door de gemeenteraad. Na 1 mei 2008 kunnen geen afwijkende<br />
BPA’s meer definitief door de gemeenteraad worden aangenomen. Een plan voor zonevreemde<br />
<strong>bedrijven</strong> is dan nog enkel mogelijk via een gemeentelijk RUP.<br />
Een kanttekening dringt zich hier wel op:<br />
Het subsidiariteitsbeginsel is niet verlaten. <strong>Gemeente</strong>n blijven slechts bevoegd voor “lokale”<br />
<strong>bedrijven</strong>. Een gemeentelijk sectoraal plan biedt dus geen oplossing voor bovenlokale<br />
zonevreemde bedrijvigheid. En ten aanzien van provincie en gewest is er geen wettelijke<br />
maatregel tot ondersteuning van de planningsdynamiek vastgesteld.<br />
89. Planbaten.<br />
Wanneer door de wijziging van een zonevoorschrift via een RUP een perceel in aanmerking komt<br />
voor een stedenbouwkundige vergunning waarvoor het voorafgaande aan de inwerkingtreding van<br />
dat RUP niet in aanmerking kwam, is in beginsel een planbatenheffing verschuldigd. <strong>Zonevreemde</strong><br />
<strong>bedrijven</strong> genieten wel van een gedeeltelijke vrijstelling. Het perceel waarop een bestaand bedrijf is<br />
gevestigd en dat ten gevolge van het RUP een voor bedrijvigheid geëigende bestemming krijgt is<br />
vrijgesteld van planbaten behoudens voor het gedeelte waarop het bestaande, vergunde<br />
bouwvolume of de vergunde bebouwde of verharde oppervlakte met meer dan 25 % kan worden<br />
uitgebreid.<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .38
Nuttige adressen<br />
Bedrijven die zich na lezing van deze toelichting nog vragen stellen over zonevreemdheid – of enig<br />
ander onderwerp m.b.t. de stedenbouw en ruimtelijke ordening – kunnen steeds contact opnemen<br />
met de accountmanagers van het VLAO:<br />
De VLAO-adviseurs stedenbouw en ruimtelijke ordening in uw provincie:<br />
VLAO Antwerpen<br />
Lange Lozanastraat 223<br />
2018 Antwerpen<br />
contactpersoon: Annemie Noordman<br />
Tel: 03-260 87 16<br />
Fax: 03-260 87 07<br />
e-mail: annemie.noordman@vlao.be<br />
site: www.vlao.be<br />
VLAO Limburg<br />
Kempische Steenweg 305, bus 201<br />
3500 Hasselt<br />
contactpersoon: Joeri De Maré<br />
Tel: 011-29 20 00<br />
Fax: 011-29 20 01<br />
e-mail: joeri.demare@vlao.be<br />
site: www.vlao.be<br />
VLAO Oost-Vlaanderen<br />
Seminariestraat 2<br />
9000 Gent<br />
contactpersoon: Claudia De Gryze<br />
Tel: 09-267 40 30<br />
Fax: 09-267 40 60<br />
e-mail: claudia.degryze@vlao.be<br />
site: www.vlao.be<br />
VLAO Vlaams-Brabant<br />
Philipssite 5 – Ubicenter, 3 de verdieping<br />
3001 Leuven<br />
contactpersoon: Ellen Van Dongen<br />
Tel: 016-31 10 52<br />
Fax: 016-31 10 51<br />
e-mail: ellen.vandongen@vlao.be<br />
site: www.vlao.be<br />
VLAO West-Vlaanderen<br />
Jan Breydellaan 107 bus 1<br />
8200 Sint-Andries/Brugge<br />
contactpersoon: Veronique Demets<br />
Tel: 050-32 50 30<br />
Fax: 050-32 50 01<br />
e-mail: veronique.demets@vlao.be<br />
site: www.vlao.be<br />
<strong>Zonevreemde</strong> <strong>bedrijven</strong> stand maart 2007 .39
VrAgen?<br />
Contacteer het VLAO in uw provincie<br />
Antwerpen<br />
Lange Lozanastraat 223<br />
2018 Antwerpen<br />
tel. 03 260 87 00<br />
Fax 03 260 87 07<br />
infoant@vlao.be<br />
Limburg<br />
Kempische Steenweg 305 • bus 201<br />
3500 HASSeLt<br />
tel. 011 29 20 00<br />
Fax 011 29 20 01<br />
infolim@vlao.be<br />
OOSt-VLAAnderen<br />
Seminariestraat 2<br />
9000 gent<br />
tel. 09 267 40 00<br />
Fax 09 267 40 60<br />
infoovl@vlao.be<br />
www.vlao.be<br />
VLAAmS-brAbAnt<br />
philipssite 5 - ubicenter • 3 e verdieping<br />
3001 LeuVen<br />
tel. 016 31 10 50<br />
Fax 016 31 10 51<br />
infovlbr@vlao.be<br />
weSt-VLAAnderen<br />
Jan breydellaan 107<br />
8200 Sint-AndrieS/brugge<br />
tel. 050 32 50 00<br />
Fax 050 32 50 01<br />
infowvl@vlao.be<br />
HOOFdZeteL<br />
Koloniënstraat 56 • 6 e verdieping<br />
1000 bruSSeL<br />
tel. 02 227 60 20<br />
Fax 02 227 60 11<br />
info@vlao.be