16.09.2013 Views

een boer achter een raam

een boer achter een raam

een boer achter een raam

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>een</strong> <strong>boer</strong> <strong>achter</strong> <strong>een</strong> <strong>raam</strong>


Eerder verschenen delen van de memoires<br />

van Igor Cornelissen:<br />

Van Zwolle tot Brest-Litowsk (1983)<br />

Raamgracht 4 (1998)<br />

Terug naar Zwolle (2000)<br />

Ander werk van dezelfde auteur:<br />

Omtrent De Avonden (met Wim Wennekes) (1981)<br />

De zender van Polk (1987)<br />

De brieven van Colijn (1988)<br />

Nu & toen. Nescio & Ransdorp (1988)<br />

De GPOe op de Overtoom. Spionnen voor Moskou: 1920-1940<br />

(1989)<br />

Ode aan <strong>een</strong> slecht mens. Oom Jopie uit de mediene (1991)<br />

Speurtocht naar de (auto)biografie (1993)<br />

Opkomst en ondergang van <strong>een</strong> onweerstaanbare oplichter.<br />

Siegfried Wreszynski (1893-1954) (1993)<br />

Een joodse dwarsligger. Jaap Meijer 1912-1993 (1995)<br />

Paul de Groot. Staatsvijand nr. 1 (1996)<br />

All<strong>een</strong> tegen de wereld. Joop Zwart, de geheimzinnigste man van<br />

Nederland (2003)<br />

Mathieu Smedts. De katholiek die Vrij Nederland redde (2006)<br />

Een schot in Pennegoor (2009)


Igor Cornelissen<br />

Een <strong>boer</strong> <strong>achter</strong> <strong>een</strong> <strong>raam</strong><br />

Nijgh & Van Ditmar<br />

Amsterdam 2011


www.nijghenvanditmar.nl<br />

Copyright © Igor Cornelissen 2011<br />

Omslag De C/ Ris van Overeem<br />

Foto omslag Roy van Roeden<br />

nur 320 / isbn 978 90 388 9459 1


Vooraf<br />

Je moet maar durven!<br />

Dat heb ik meermalen tegen mezelf gezegd. Toch ben ik<br />

door blijven schrijven aan dit vierde deel met mijn herinneringen.<br />

In 1983 gaf ik het eerste deel van mijn memoires als motto de<br />

Jiddische zegswijze mee: ‘Wen aaner de schoufer an de mond<br />

hot, bloost er weiter.’ De schoufer (sjofar) is de ramshoorn die<br />

in de synagoge met het joodse nieuwjaar wordt geblazen. Vrij<br />

vertaald: Als iemand <strong>een</strong>maal begint te vertellen, weet hij niet<br />

meer van ophouden. Nu, bijna dertig jaar later, geldt dat ook<br />

nog altijd voor mij.<br />

Die drang is méér dan <strong>een</strong> onbedwingbare lust om op papier<br />

te zetten wat ik meemaakte. Het was bij mij, toen en nu,<br />

bovenal het gevoel dat ik de vrouwen en mannen die ik heb<br />

gekend, soms kort, meestal jarenlang, moet geven waar ze recht<br />

op hebben: ze bijzetten voor de eeuwigheid. Voor iets minder<br />

doe ik het ook. Als ík het niet opschrijf, wie doet het dan? Mijn<br />

voorliefde voor randfiguren en dwarsliggers heb ik al vaker uitgelegd.<br />

Zij geven kleur aan het leven, tenminste aan het mijne.<br />

Ook ditmaal dus g<strong>een</strong> slimme ministers, progressieve bisschoppen,<br />

joviale burgemeesters of gevierde componisten. Zíj<br />

krijgen hun biografie toch wel.<br />

Mijn pad werd gekruist door merkwaardige dichters, schil-<br />

5


ders, schrijvers, jazzmusici en journalisten die, als ze het al<br />

niet zijn, snel vergeten zullen worden. Het is het lot dat bijna<br />

niemand ontloopt. Tenzij je bijvoorbeeld Karel van het Reve<br />

heet. Die schitterde dan ook op meer terreinen. Hij was <strong>een</strong><br />

welkome gast bij mijn boekpresentaties. Toen hij zeventig jaar<br />

werd, mocht ik voor het hem aan te bieden vriendenboek <strong>een</strong><br />

artikel schrijven over zijn communistische vader, die <strong>een</strong> halve<br />

eeuw door de geheime dienst werd geobserveerd. Het leek me<br />

bijvoorbeeld aardig in dit boek daar wat over te vertellen.<br />

Dit deel herinneringen gaat over mijn laatste tien jaren bij<br />

Vrij Nederland, het weekblad waar ik in 1962 als redacteur begon<br />

en tot 1996 bleef werken. Toen was het mooi geweest; de<br />

liefde was op. We raakten op elkaar uitgekeken en ik voorzag<br />

nieuwe aanvaringen met hoofdredacteur Joop van Tijn. Toen<br />

ik las wat Martin Koomen over Joops laatste periode bij Vrij<br />

Nederland in zijn boek Een man van letters schreef, wist ik dat ik<br />

g<strong>een</strong> moment te vroeg ben vertrokken. Ik wilde bovendien meer<br />

tijd hebben voor het schrijven van boeken.<br />

Mijn onderwerpen voor Vrij Nederland en Het Parool, waarin<br />

ik sinds 1990 de rubriek Voetnoot schreef, brachten me bij<br />

herhaling in dat wonderlijke en opwindende Midden- en Oost-<br />

Europa. Ik vond het billijk ook wat over mijn geboortestad en<br />

alweer lang woonplaats Zwolle te schrijven, al betwijfel ik of<br />

ieder<strong>een</strong> daar in de provincie blij mee zal zijn.<br />

In vorige delen van mijn memoires heb ik de infernale ruzies<br />

op de redactie van VN beschreven. Ik ben blij dat ik op papier<br />

die helse periode al heb ‘afgehandeld’.<br />

Na het afscheid van het weekblad kon ik als medewerker<br />

doorgaan met schrijven voor Het Parool. Over de twisten die<br />

dáár plaatsvonden heb ik als buitenstaander g<strong>een</strong> wetenschap.<br />

Ik leverde met veel plezier mijn stukjes in tot ook daar <strong>een</strong> einde<br />

aan kwam. Je sneuvelt door <strong>een</strong> andere opmaak, <strong>een</strong> reorganisatie,<br />

gewijzigd formaat, bezuinigingen of <strong>een</strong> nieuwe hoofdredacteur<br />

die de erfenis van zijn voorganger als hinderlijke ballast<br />

6


eschouwt. Er is kortom altijd wel iets en er staan in elk geval<br />

jongeren klaar, begerig om je plaats in te nemen. Het is normaal<br />

en misschien gezond. Ook in de dierenwereld worden de oude<br />

olifant en de aftakelende zilverruggorilla verdrongen door bronstig<br />

nageslacht.<br />

Wat ze me niet konden afpakken, waren de herinneringen<br />

aan die tientallen ongewone figuren, binnen en buiten de horeca,<br />

die mijn pad als journalist kruisten en over hun leven<br />

vertelden. Ik ben het aan ze verplicht hun namen te noemen en<br />

hun heldendaden of kleingeestigheden te vermelden.<br />

Ook ditmaal wist ik me gesteund door mijn al die jaren<br />

bewaarde agenda’s, brieven en knipselarchief. En dat dan weer<br />

aangevuld met mijn geheugen waarop je, ik wéét het, nooit helemaal<br />

kunt vertrouwen.<br />

Ik moet all<strong>een</strong> nog zeggen dat ik de afgelopen jaren niet<br />

strikt chronologisch heb beschreven. Ik hol wel <strong>een</strong>s vooruit en<br />

draaf soms terug. En met die tien jaren heb ik het ook niet al te<br />

nauw genomen. Alles ter wille van de leesbaarheid. Maar dat<br />

laatste is all<strong>een</strong> ter beoordeling aan de lezer.<br />

Zwolle, februari 2010-maart 2011<br />

7


Hoofdstuk 1<br />

Historicus Emile Henssen ∙ Op zoek naar de maîtresse<br />

van Colijn ∙ Met Eduard op boekenjacht ∙ Géén Nicky<br />

de Hiep voor mij ∙ Trotskist Ferares smokkelt voile ∙ De<br />

Song of the Refugees ∙ Eigen rubriek in Vrij Nederland ∙<br />

Hans van Straten miste het kerstboompje ∙ Drievoudige<br />

moord in Koekange ∙ Mr. Hyde and Mr. Hyde ∙ Nicolaas<br />

Wijnberg vernieuwde ook al niet ∙ Ik word zestig ∙ Liber<br />

amIGORum ∙ De jongeren <strong>een</strong> poepie laten ruiken ∙ Jan<br />

Meijer bepleit vitaliteit ∙ Naar Het Parool ∙ Kamervragen<br />

over mijn spionnenboek ∙ Lezersonderzoek<br />

I n mijn archief vind ik veel sporen van wijlen de historicus<br />

Emile Henssen, in de vorm van artikelen die hij voor mij uit<br />

The New York Review of Books of Le Figaro knipte. Emile is <strong>een</strong><br />

van de meest wonderlijke kerels die ik heb ontmoet. Ik leerde<br />

hem kennen tijdens <strong>een</strong> groepsreis naar Boedapest en we raakten<br />

bevriend. Emile was niet all<strong>een</strong> erudiet en <strong>een</strong> grage verteller,<br />

maar ook verrassend veelzijdig, en hij schuwde de petite<br />

histoire niet. Hij leek onvermoeibaar.<br />

Wat kan <strong>een</strong> mens meer nalaten dan sporen? De tuinen<br />

van Mien Ruys in Dedemsvaart of het standbeeld van Domela<br />

Nieuwenhuis in Amsterdam. Ze zijn groot en heel goed zichtbaar.<br />

Maar wie weet nog wie Mien Ruys was en dat het standbeeld<br />

van Domela is gemaakt door Johan Polet? En dat die Polet<br />

tijdens de oorlog nogal fout was?<br />

Als het waar is dat wie schrijft ook blijft, dan heeft Emile<br />

Henssen zich in zijn korte leven <strong>een</strong> plaats veroverd. Hij promoveerde,<br />

drieëndertig jaar jong, aan de universiteit van Groningen<br />

met <strong>een</strong> studie over de dichter-politicus-historicus F.C.<br />

Gerretson en Indië. Daarna kwamen er in hoog tempo <strong>een</strong><br />

9


geschiedenis van de universiteit van Groningen, biografieën<br />

van de jurist-dichter H.J. Scheltema en de vooroorlogse, joodse<br />

thesaurier-generaal L.A. Ries, die na <strong>een</strong> zogenaamd zedenschandaal<br />

het veld moest ruimen, en nog tal van andere studies<br />

en tijdschriftartikelen. Hoe Emile, die zich vol overgave in het<br />

uitgaansleven stortte, de tijd vond voor archiefonderzoek en<br />

schrijven, is me <strong>een</strong> raadsel gebleven. Hij was aan g<strong>een</strong> enkele<br />

instelling ooit vast verbonden; zijn pogingen om aan de Groningse<br />

universiteit <strong>een</strong> aanstelling te krijgen, bleven zonder<br />

succes. Hij sprokkelde geld voor zijn projecten bij elkaar met<br />

subsidies en kleine fondsen. Dat betekende dat hij aan tijd gebonden<br />

was. Misschien was de deadline voor hem <strong>een</strong> uitkomst.<br />

Emile Henssen kwam op <strong>een</strong> uiterst beroerde manier aan zijn<br />

einde. Hij werd in 1999 na cafébezoek bewusteloos op <strong>een</strong> Amsterdamse<br />

gracht gevonden. Er was g<strong>een</strong> misdrijf gepleegd. Hij<br />

leefde nog <strong>een</strong> aantal maanden als <strong>een</strong> plant. Ik bezocht hem in<br />

<strong>een</strong> Amsterdams ziekenhuis. Hij lag in coma en reageerde op<br />

g<strong>een</strong> enkele manier.<br />

Emile en ik hebben in 1995, kort voor ik afscheid nam van Vrij<br />

Nederland, samen twee lange artikelen geschreven. Een over de<br />

receptie van het boek van dr. J. Presser over de moord op de Nederlandse<br />

joden, waarmee hij landelijke bekendheid kreeg. Pressers<br />

studie werd <strong>een</strong> bestseller. Emile toverde in korte tijd alle<br />

mogelijke recensies uit binnen- én buitenlandse tijdschriften en<br />

kranten tevoorschijn.<br />

Het tweede artikel, over <strong>een</strong> affaire met <strong>een</strong> vrouw die de<br />

vooroorlogse premier Colijn in 1936 bijna tot aftreden had gedwongen,<br />

bracht ons op <strong>een</strong> koude herfstdag in Winschoten bij<br />

de bejaarde zanger Harry Dresselhuis. Deze kleinkunstenaar<br />

had jarenlang in Argentinië gewoond waar hij de dame in kwestie<br />

– Hella Schultz – niet all<strong>een</strong> had gekend, maar ook bemind.<br />

Dresselhuis viel trouwens ook op mannen, vertelde hij ons<br />

zonder terughoudendheid. In <strong>een</strong> niet lang daarvoor versche-<br />

10


nen boekje over zijn internationale carrière was kort melding<br />

gemaakt van de verhouding tussen Colijn en de Duitse vrouw.<br />

Dresselhuis, die kort daarvoor <strong>een</strong> b<strong>een</strong> had moeten missen,<br />

was niettemin in <strong>een</strong> opperbeste stemming. Hij was <strong>een</strong> man<br />

die om aandacht schreeuwde. De jong ogende zanger schonk<br />

ons onbekommerd jenever in, draaide platen van zijn vroegere<br />

succesnummers en vertelde wat hij zich herinnerde over Hella<br />

Schultz, die vijfendertig was toen ze de ruim dertig jaar oudere<br />

Nederlandse premier leerde kennen.<br />

Ons bezoek ontaardde in <strong>een</strong> tragikomedie toen Harry ons<br />

zijn met kabouters volgestouwde tuintje wilde laten zien, de<br />

deur <strong>achter</strong> zich dichtsloeg en merkte dat hij de sleutel binnen<br />

had laten liggen. Het was guur en de zanger van het levenslied<br />

die nog regelmatig optrad in bejaardentehuizen, begon in het<br />

Gronings te jammeren dat hij dood zou vriezen. Emile kreeg<br />

de opdracht om naar het station te lopen waar dichtbij <strong>een</strong><br />

juffrouw woonde die <strong>een</strong> reservesleutel had. Emile bleef lang<br />

weg, want in zijn doodsnood wist Harry de <strong>achter</strong>naam van de<br />

juffrouw niet meer en hij kon evenmin precies duiden waar ze<br />

woonde. Toen Emile eindelijk buiten adem terugkwam, had ik<br />

inmiddels <strong>een</strong> <strong>raam</strong>pje geforceerd, me naar binnen gewurmd<br />

en de voordeur geopend voor de steeds luider klagende zanger.<br />

Eind goed al goed, want toen Harry weer in zijn eigen stoel<br />

zat, klaarde zijn humeur zienderogen op. Hij begon weer te<br />

schenken, vertelde nog wat anekdotes en zong voor ons <strong>een</strong> van<br />

zijn vroegere succesnummers: ‘Dag schatteboutje, dag aardig<br />

vrouwtje...’<br />

Het was <strong>een</strong> ouderwetse reportage, die het nodige losmaakte.<br />

Niet in de laatste plaats bij de historicus Herman Langeveld,<br />

verbonden aan de gereformeerde Vrije Universiteit waar het<br />

omvangrijke archief van de steile en onkreukbare Hendrikus<br />

Colijn wordt bewaard.<br />

Langeveld, die bezig was aan het eerste deel van zijn Colijnbiografie,<br />

stuurde <strong>een</strong> knorrig briefje naar VN. Voor <strong>een</strong> bui-<br />

11


tenechtelijke verhouding zoals wij hadden beschreven bestond<br />

g<strong>een</strong> enkel bewijs. Emile Henssen had zijn reputatie als serieus<br />

te nemen historicus te grabbel gegooid, was het oordeel van de<br />

Colijnbiograaf. Emile voorzag het ingezonden stuk van Langeveld<br />

van <strong>een</strong> gepeperd antwoord en daarmee leek de zaak geslo-<br />

ten.<br />

Totdat Herman Langeveld mij <strong>een</strong> paar jaar later met timide<br />

stem opbelde. Hij had inmiddels deel één van zijn Colijnbiografie<br />

voltooid en was nu voor zijn slotdeel in het voor de staatsman<br />

zo cruciale jaar 1936 aangekomen. Tja, het was heel vervelend,<br />

maar hij moest over die juffrouw Schultz schrijven. ‘Ik kom er<br />

niet onderuit.’ Hij was al wel verder met zijn onderzoek, had<br />

zelfs op zoek naar Hella het telefoonboek van Buenos Aires geraadpleegd,<br />

maar was er toch niet helemaal uitgekomen. Mocht<br />

hij <strong>een</strong>s langskomen om te zien wat ik had? Herman Langeveld<br />

was van harte welkom zoals iedere serieuze onderzoeker welkom<br />

is in Zwolle. Het werd <strong>een</strong> genoeglijke middag, en ik bleek nog<br />

wat aanvullend materiaal te hebben over de door fascisten ingezette<br />

maar doodgebloede aanval op Colijn. Het was al na zessen<br />

toen mijn vriendin Anke Manschot de historicus <strong>een</strong> maaltijd<br />

aanbood. Hij keek wat zorgelijk, want hij was vegetariër. Dat<br />

was voor Anke g<strong>een</strong> probleem. Ze kookt niet all<strong>een</strong> smakelijk<br />

en snel, maar als het nodig is ook dierloos. Het smaakte hem<br />

uitstekend. Er bleef telefonisch contact. Hij hield me regelmatig<br />

op de hoogte.<br />

Toen op 1 april 2004 het tweede deel uitkwam, ging ik naar<br />

de presentatie in het gebouw van de Eerste Kamer. Het leek op<br />

<strong>een</strong> reünie van bejaarde anti-revolutionairen en hun nazaten.<br />

Professor dr. J.P. Balkenende sprak goed, bijna jolig, maar op de<br />

door Langeveld uitvoerig behandelde affaire uit 1936 ging hij,<br />

voorspelbaar, niet in. Ik kocht <strong>een</strong> boek en zag in het personenregister<br />

dat Langeveld, hoewel hij tot vrijwel dezelfde conclusie<br />

kwam als Emile en ik, Henssen noch Cornelissen noemde. Wel<br />

kwam ons VN-artikel voor in de lijst van geraadpleegde litera-<br />

12


tuur. Of Hella de minnares van Colijn was geweest, had hij<br />

weliswaar niet voor honderd procent kunnen bewijzen, maar<br />

er wees toch wel veel in die richting. De premier had de Duitse<br />

Hella met <strong>een</strong> enorme zak geld naar Argentinië gestuurd. ‘Colijn<br />

gaf nooit zoveel geld weg. Zelfs niet aan goede doelen,’ verduidelijkte<br />

Langeveld later in het Parool-theatertje.<br />

Ik verzocht <strong>een</strong> glunderende Langeveld het aangeschafte<br />

exemplaar te signeren.‘En vergeet daarbij Emile niet,’ fluisterde<br />

ik hem in de drukte toe. ‘Voor Igor Cornelissen, tevens aan de<br />

nagedachtenis van Emile Henssen, die reeds in 1995 het spoor<br />

naar Hella Schultz wees,’ schreef Langeveld voorin. Het was<br />

tenminste iets, misschien was het wel véél als je er rekening<br />

mee houdt dat het de meeste schrijvers en historici in Nederland<br />

geweldig veel moeite kost anderen de eer te geven die hen<br />

toekomt. Daar zou ik nog <strong>een</strong>s <strong>een</strong> aparte studie over moeten<br />

schrijven.<br />

Een andere historicus met wie ik bevriend raakte, was Eduard<br />

Groeneveld (1922-2009), <strong>een</strong> stuk ouder dan ik en bijna veertig<br />

jaar bibliothecaris van het Rijks Instituut voor Oorlogsdocumentatie<br />

(later niod). Over deze Churchillbewonderaar schreef<br />

ik al in vorige delen van mijn herinneringen. Net als Emile was<br />

hij wat in die tijd werd genoemd <strong>een</strong> stevige innemer, maar<br />

zeker zo belangrijk voor mij was dat ook hij <strong>een</strong> voortreffelijke<br />

verteller was met oog voor detail. We schreven meerdere keren<br />

in voor bustochten die de vlotte Amsterdamse Heske Kannegieter<br />

naar Engeland en Wales organiseerde voor boekenverzamelaars.<br />

Iedere tocht was <strong>een</strong> feest met vondsten en weer nieuwe<br />

zonderlingen en gedrevenen onder de reizigers. Het waren niet<br />

de boekenwurmen die, ieder jaar weer, in de verslagen van de<br />

Volkskrant opduiken als in Deventer de grootste boekenmarkt<br />

van Europa wordt gehouden. Het woord boekenwurmen heeft<br />

iets neerbuigends. Alsof het iets is van heel lang geleden en erg<br />

stoffig. Dat iemand over zijn of haar gebied <strong>een</strong> bijzonder boek<br />

13


wil bemachtigen, komt zo’n jonge verslaggever voor als iets uit<br />

<strong>een</strong> vorige eeuw. Misschien is dat langzamerhand ook wel zo.<br />

Toen Eduard in 2009 overleed, had hij nog altijd g<strong>een</strong> computer,<br />

maar wel <strong>een</strong> schitterende verzameling Churchilliana,<br />

zeldzame fotoboeken, alles van Willem Frederik Hermans en<br />

bijzondere drukken van de dichter Adriaan Roland Holst. De<br />

reizen met zijn vrouw Emmy, die hij als collega op Oorlogsdocumentatie<br />

had leren kennen, plande en besprak hij altijd op<br />

<strong>een</strong> reisbureautje in Zutphen waar de dames hem uitstekend<br />

hielpen. Je kon toen, nog net, leven zonder pc.<br />

Heske was niet goedkoop met haar reizen, maar de tochten<br />

naar Londen, Cambridge, Oxford en soms Bath of Bristol waren<br />

dan ook uitstekend verzorgd. Schitterende hotels met (vergane)<br />

glorie, beurzen en antiquariaten waar je altijd iets vond.<br />

Er waren steeds andere bizarre verzamelaars. De meeste net zo<br />

vreemd als hun onderwerpen. Hoe was de man die alles over<br />

ezels kocht, ook kinderboeken en zelfs bladmuziek (de Donkey<br />

Serenade) tot zijn hobby gekomen? De verzamelaar in kwestie,<br />

<strong>een</strong> gepensioneerde onderwijzer, zat tijdens <strong>een</strong> maaltijd naast<br />

me en ik vroeg het hem. Een droef verhaal eigenlijk. Zijn vrouw<br />

werkte als vrijwilligster in <strong>een</strong> dierenasiel. De katten, honden,<br />

papegaaien en ander klein spul kwamen meestal wel weer aan<br />

onderdak, maar die ene binnengebrachte ezel had na vele maanden<br />

nog steeds op <strong>een</strong> binnenplaatsje gestaan. De onderwijzer<br />

had medelijden met het beest gekregen en er diepe sympathie<br />

voor opgevat. Het had hem weken gekost, hij had stad maar<br />

vooral platteland afgereisd, voor hij het aanhankelijke beest had<br />

kunnen stallen bij <strong>een</strong> <strong>boer</strong> in de Achterhoek.<br />

Wij hielpen elkaar tijdens die tochten. Bent u al op de<br />

tweede verdieping bij die derde kast van links geweest? Daar<br />

staat veel over uw onderwerp. Het kon ook over treinen, beren,<br />

wolven, vrouwelijke ontdekkingsreizigers gaan of locomotieven<br />

die lang geleden in Schotland reden. Ik kon de ezelman niet<br />

helpen totdat ik vertelde dat ik postzegels van Bulgarije verza-<br />

14


melde. Prachtig, kon ik hem dan aan die serie helpen waarop<br />

<strong>een</strong> ezel stond afgebeeld? De echte verzamelaar erkent op zijn<br />

terrein g<strong>een</strong> grenzen. Het kostte me veel zoekwerk. De Bulgaarse<br />

ontwerpers van postzegels bleken behalve met fruit en<br />

graan heel scheutig met paarden, ossen en schapen. Onder het<br />

communisme waren de vredesduiven niet te tellen. Maar <strong>een</strong><br />

ezel? De loep bracht uitkomst, want misschien, heel misschien,<br />

staat daar op die postzegel uit 1919 waar de bergpas Demirkapu<br />

was afgebeeld tussen de rotsen ingeklemd <strong>een</strong> ezel.<br />

Zo was er ook de olifantenman, die <strong>een</strong> enorme verzameling<br />

beelden en boeken had over de logge viervoeters. Volgens mij<br />

was hij op zijn object gaan lijken. Niet qua uiterlijk, want <strong>een</strong><br />

slurf had hij niet, maar wel in de manier waarop hij door de<br />

antiquariaten roste en in zijn plotselinge woede toen op <strong>een</strong><br />

treinstation in Berlijn – want ook daar zijn we <strong>een</strong>maal met<br />

Heske geweest – <strong>een</strong> automaat zijn munten niet accepteerde.<br />

We moesten hem afremmen, anders had hij het toestel van de<br />

muur gerukt. Toen <strong>een</strong> medereiziger hem vroeg of het waar is<br />

dat mannelijke olifanten <strong>een</strong> groot geslachtsdeel hebben, was<br />

hij beeldend in zijn uitleg: ‘Gigantisch. Na de paring sleept het<br />

mannetje zijn tampeloeris van wel anderhalve meter over de<br />

grond.’ Ik had het woord in g<strong>een</strong> vijftig jaar meer gehoord.<br />

Hoogtepunt was het bezoek aan Hay-on-Wye, <strong>een</strong> vredig dorp<br />

in de heuvels van Wales waar tientallen antiquariaten zijn gevestigd.<br />

Daar had je <strong>een</strong> hele dag voor nodig, met als climax de<br />

samenkomst in de plaatselijke pub voor <strong>een</strong> smakelijke maaltijd.<br />

Eerst gingen Eduard en ik dan, <strong>een</strong> gevuld glas voor ons,<br />

de aanwinsten van die dag bekijken. Ik hoefde maar naar hem<br />

te kijken om te weten dat de gepensioneerde bibliothecaris zijn<br />

gelukkigste momenten beleefde.<br />

En toen was het afgelopen met de boekenreizen naar Engeland<br />

en Wales, want steeds minder mensen gaven zich op. De<br />

15


eis werd te duur. De boekenmarkt in Deventer verzachtte onze<br />

pijn. En in café Floors op de Brink kun je ook heel goed zitten<br />

om je aanwinsten te besnuffelen. En ze schenken er royaler dan<br />

in Engeland. Eduard waarschuwde voor onze tochten naar Engeland<br />

altijd: ‘Vergeet niet je loep mee te nemen.’ Ondanks zijn<br />

grote liefde voor het land van Sir Winston Churchill wist hij dat<br />

als je er <strong>een</strong> whisky bestelde de bodem van je glas hooguit <strong>een</strong><br />

beetje was bevochtigd.<br />

Het beeld van lezend Nederland veranderde snel. Dat moet in<br />

de jaren tachtig zijn begonnen. Lang voordat bijna ieder<strong>een</strong> internet<br />

had en de kranten abonnees bij duizenden verloren. Elsschotkenner<br />

en verzamelaar Thijs Wierema constateerde het al<br />

jaren geleden. Toen hij in 1968 vanuit Groningen naar Amsterdam<br />

kwam waar hij als corrector bij Het Vrije Volk werkte, ging<br />

hij in zijn vrije tijd De Engelbewaarder redigeren, <strong>een</strong> reeks over<br />

minder bekende, soms vergeten schrijvers. In die eerste jaren in<br />

de hoofdstad had hij in de cafés en koffiehuizen altijd bezoekers<br />

gezien met <strong>een</strong> krant of <strong>een</strong> boek. Op de terrassen zag je mensen<br />

lezen. Sommige nummers van de reeks moesten worden bijgedrukt.<br />

‘Kijk nú <strong>een</strong>s om je h<strong>een</strong>. Praten en drinken met daar<br />

dwars doorh<strong>een</strong> het gedrein van jammerlijke popmuziek. Je ziet<br />

zelden nog iemand met <strong>een</strong> krant of <strong>een</strong> boek.’<br />

Ik had er op het werk weinig last van. Ondanks alle ruzies en<br />

veldslagen op de redactie kon ik bij Vrij Nederland mijn gang<br />

blijven gaan. Ik bleef zelf mijn onderwerpen uitzoeken en er<br />

waren onder de collega’s vrijwel nooit dwarsliggers. Dankzij<br />

<strong>een</strong> abonnement op Le Monde (op kosten van VN; ook dat<br />

kon toen) volgde ik de situatie in de Sovjet-Unie, China en de<br />

andere communistische staten op de voet. ‘Thomas Schreiber<br />

schreef vorige week in Le Monde dat het regime in Hongarije<br />

aanmerkelijk versoepelt en dat tal van dissidente schrijvers in<br />

Boedapest <strong>een</strong> kans krijgen. Het lijkt me verstandig als VN daar<br />

16


nu <strong>een</strong>s <strong>een</strong> kijkje gaat nemen.’ Het leek de redactievergadering<br />

ook wijs en zo kon ik <strong>een</strong> reisje voor <strong>een</strong> paar weken plannen.<br />

Anderen waren bezig met wantoestanden in ziekenhuizen, <strong>een</strong><br />

wethouderskwestie in Leeuwarden of de houding van de PvdA<br />

ten opzichte van de atoombom. We liepen elkaar niet voor de<br />

voeten.<br />

Er waren altijd, ook toen al, hypes, onderwerpen die kortstondig<br />

in het nieuws zijn, maar waar ‘íeder<strong>een</strong>’ <strong>achter</strong>aan gaat.<br />

Nicky de Hiep, in 1989 de voorzitster van de landelijke studentenvakbond,<br />

was heel even zo’n hype. Ze was mediageniek en<br />

rap van tong. Ik moest mijn terrein afbakenen, zo voelde ik<br />

dat toen tenminste, en riep in de redactielokalen bij herhaling<br />

en met luide stem: ‘No Nicky de Hiep for me!’, de woorden<br />

van Winston Churchill indachtig, die lang voor zijn dood op<br />

drieënnegentigjarige leeftijd al vaak de vraag had moeten beantwoorden<br />

hoe hij, die sigaren rookte en stevig dronk, toch<br />

zo’n hoge leeftijd had bereikt. ‘No sports for me,’ had de Britse<br />

staatsman geantwoord.<br />

Voor mij dus g<strong>een</strong> Nicky de Hiep. Dat ze het maar wisten.<br />

Eigenlijk bleef ik al die jaren knabbelen en krabbelen aan de<br />

laatste restanten van de Tweede Wereldoorlog of zoeken naar<br />

<strong>een</strong> (meestal teleurgestelde) communist die zijn verhaal nog<br />

nooit had verteld. Het kon ook <strong>een</strong> trotskist zijn zoals Maurice<br />

Ferares, mijn oud-medestrijder uit de Vierde Internationale.<br />

Toen hij in 1991 zijn schitterende maar navrante Violist in het<br />

verzet publiceerde over zijn onderduik, schreef ik <strong>een</strong> positieve<br />

recensie. Dat had hij verdiend. Maar zijn verhaal hield op kort<br />

na de oorlog en ik vond dat het tijd was om over zijn avonturen<br />

in de trotskistische beweging te vertellen. De verborgen kanten.<br />

Ik had er wel over horen mompelen, maar het had nooit op papier<br />

gestaan. Maurice was, kort na de oorlog, in opdracht van<br />

het kleine partijtje gaan smokkelen. De beweging zat in geldnood.<br />

Van de vier schrijfmachines hadden ze er al drie moeten<br />

17


verkopen om de drukker van het blaadje te betalen. De partijleiding<br />

besloot na tijdrovende discussies over ‘niet-proletarische<br />

middelen’ en ‘vuile handen maken’ dat het risico moest worden<br />

genomen. Het werd hoedenvoile, dat door Ferares vanuit Lyon<br />

naar Amsterdam werd gesmokkeld, waar het <strong>een</strong> schaars en gewild<br />

artikel was. De later beroemde modeontwerper Max Heymans<br />

was <strong>een</strong> van zijn afnemers. Voile werd gebruikt voor het<br />

bruidstoilet van dames. Ferares was in die tijd violist, revolutionair,<br />

smokkelaar en koopman in voile, want hij moest er zelf<br />

de hoedenzaken mee langs. Het was <strong>een</strong> tot dan onbeschreven<br />

episode in het toch al zo kleurrijke leven van de trotskistische<br />

beweging.<br />

Ik bleef grotendeels op mijn oude contacten teren, <strong>een</strong> ‘netwerk’<br />

dat vooral bestond uit getuigen van de jaren dertig, de oorlog en<br />

de Koude Oorlog. Af en toe verdwaalde er <strong>een</strong> markante jazzmusicus<br />

op mijn schrijfmachine, want de computer hield ik nog<br />

lang op afstand. Tot ook ik ‘meeging met mijn tijd’. In plaats<br />

van de musicus mocht het ook <strong>een</strong> jazzfan zijn zoals radioman<br />

Pete Felleman die precies kon vertellen wat voor kostuum saxofonist<br />

Coleman Hawkins in Amsterdam had laten maken in de<br />

herfst van 1937; en natuurlijk ook hoe Hawkins speelde en welke<br />

blonde meisjes de zwarte artiest bewonderden. Maar dat moet<br />

ik niet nog <strong>een</strong>s gaan vertellen want de Felleman-story (‘hier<br />

krijg je de Pulitzerprijs voor,’ voorspelde hij met zijn bronzen<br />

stem) is al in het vorige deel van mijn memoires Terug naar<br />

Zwolle. Dwarsliggers en ander volk beschreven. Oude mannen<br />

herhalen zich toch al te vaak.<br />

Wouter Wagener, als Maurits Duivenis <strong>een</strong> van de hoofdpersonen<br />

in De Avonden van Gerard Reve en vele jaren <strong>een</strong><br />

gespreksgenoot van mij, was de eerste die me, jaren geleden al,<br />

waarschuwde: ‘Wij worden door de tijd ingehaald.’ Ik moet er<br />

vaak aan denken. Ik lees in <strong>een</strong> ochtendblad dat de bassist van<br />

18


de groep Slipknot is overleden, achtendertig jaar nog maar. De<br />

band waarmee hij speelde combineerde harde metal met rap en<br />

grunt. En, lees ik ook nog in de Volkskrant, tijdens de optredens<br />

droegen de bandleden lugubere kostuums en maskers. Ik weet<br />

daar helemaal niets van, heb nooit van Slipknot gehoord, maar<br />

denk dan wel aan het driedelige kostuum dat Hawkins in Amsterdam<br />

droeg. Jazzmusici zagen er in die tijd uit als om door<br />

<strong>een</strong> ringetje te halen.<br />

Er kwamen soms vreemde vogels bij mijn Zwolse stamcafé<br />

Stroomberg binnen. De altijd vrolijke Henk de Vries, <strong>een</strong> getalenteerd<br />

biljarter, kende ik al. Hij vereerde mij. ‘Jij hebt van mij<br />

iemand gemaakt,’ sprak hij geëmotioneerd.<br />

Dat kwam, m<strong>een</strong>de hij, door <strong>een</strong> artikel dat ik over hem had<br />

geschreven. Song of the Refugees stond er boven mijn stukje en<br />

zijn foto was erbij afgedrukt. Hij droeg het artikel altijd bij zich<br />

en liet het op zijn sociëteit en elders in de horeca aan ieder<strong>een</strong><br />

lezen. Henk de Vries kwam nogal <strong>een</strong>s binnen in het Zwolse<br />

literair café en speelde dan op de piano <strong>een</strong> eigen compositie.<br />

Ik vond het mooi en hij vertelde me de ontstaansgeschiedenis.<br />

Henk had voor de oorlog aan de Tropische Landbouwschool<br />

in Deventer gestudeerd. Hij wist al veel over rubber en rijst en<br />

hoe je schadelijke insecten te lijf moet gaan. De oorlog kwam<br />

ertussen en Henk belandde voor vier maanden in het concentratiekamp<br />

Amersfoort. Toen hij werd vrijgelaten, wilde hij naar<br />

Engeland vluchten. Iets doen tegen de bezetter. Via Frankrijk<br />

kwam hij in Zwitserland terecht. Henk de Vries’ verhaal was<br />

lang en kwam ook niet helemaal in de krant. Het ging mij om<br />

die eigen compositie die hem beroemd had moeten maken. Hij<br />

had in Zwitserland opgetreden. Hij kon dansmuziek spelen en<br />

walsen van Chopin. ‘Ik kon zo’n avond wel vullen.’ Overdag in<br />

de keuken helpen en ’s avonds in de bar spelen. Het leverde <strong>een</strong><br />

aardig zakcentje op. Maar in het neutrale Zwitserland dreigden<br />

voor hem nieuwe moeilijkheden, zodat hij besloot naar het al<br />

19


evrijde Frankrijk te vluchten. Eenmaal over de grens kon hij<br />

met Amerikaanse militairen meeliften naar Parijs. Een van de<br />

Amerikanen, <strong>een</strong> majoor, kende Ray McKinley, de drummer<br />

van het orkest van Glenn Miller, die de band had overgenomen<br />

nadat de orkestleider met <strong>een</strong> vliegtuig was neergestort. De beroemde<br />

band speelde drie keer in de week in <strong>een</strong> enorme danszaal<br />

en live voor de radio; de beste musici van Amerika. Tijdens<br />

<strong>een</strong> repetitie mocht De Vries, stijf van de zenuwen, zijn liedje<br />

voorspelen. Hij haperde. ‘Don’t be nervous, man. Play it with<br />

your heart,’ had de drummer gezegd en De Vries had gedacht,<br />

hij heeft verdomme gelijk, ik heb de oorlog overleefd, wat kan<br />

mij gebeuren? Toen hij de tweede keer inzette, zag hij vanuit zijn<br />

ooghoeken hoe drummer McKinley de bandleden wenkte dat ze<br />

goed moesten luisteren. Even later waren ‘de grote jongens’ al op<br />

het nummer aan het improviseren, zijn nummer. Het was het<br />

mooiste moment van zijn leven. Hij zag zich als in <strong>een</strong> visioen in<br />

Hollywood met zijn muziek als <strong>achter</strong>grond voor de hoofdfilm.<br />

Kon hij, wilde Ray McKinley weten, die pianopartij even op<br />

papier zetten, dan zou de arrangeur er wat moois van maken. De<br />

Vries had met<strong>een</strong> muziekpapier gekocht, maar toen hij in zijn<br />

hotel aankwam, lag er <strong>een</strong> telegram dat hij direct moest afreizen<br />

naar Brussel. Hij moest in dienst bij het Nederlandse leger. Toch<br />

hebben, toen eindelijk heel Nederland was bevrijd, wel vier<br />

barpianisten rond het Leidseplein zijn nummer vertolkt nadat<br />

hij het hen had voorgespeeld. Het was inmiddels omgedoopt in<br />

‘Loneliness’ en Henk had zijn compositie inmiddels op papier<br />

gezet. Aan boord van het troepenschip naar Indië heeft hij het<br />

met veel succes gespeeld. Vijfentwintighonderd man gilden om<br />

‘Loneliness’. Maar op Oost-Java ging het mis. Daar reed het<br />

aanhangwagentje van zijn troep op <strong>een</strong> door de Indonesische<br />

vrijheidsstrijders (‘ploppers,’ zei De Vries neerbuigend) gelegde<br />

mijn. De bagage van Henk de Vries vloog de lucht in. Mét zijn<br />

nummer op papier. ‘Ik ben de enige die het nog kan spelen,’ besloot<br />

de man die Hollywood net niet haalde, zijn relaas.<br />

20


Een paar jaar voor zijn dood kwam Henk de Vries in <strong>een</strong> café<br />

welgemoed op mij af. Was ik nog met iets bezig? Een boek<br />

misschien? Ik vertelde hem dat ik werkte aan <strong>een</strong> nieuw deel<br />

memoires, maar dat – verzon ik – uitgevers tegenwoordig geld<br />

vroegen aan schrijvers. Vroeger boden ze je <strong>een</strong> voorschot aan.<br />

Het waren moeilijke tijden. De Vries geloofde me op mijn<br />

woord. En wat nu, wilde hij weten? Ja, antwoordde ik, nu moet<br />

ik dus helaas aan ieder<strong>een</strong> die in mijn boek wil voorkomen <strong>een</strong><br />

financiële bijdrage vragen. Henk de Vries hapte direct (‘Ik doe<br />

mee’), trok zijn portefeuille en vroeg: ‘Zeg maar hoeveel het is.’<br />

Dat verhaaltje over Henk de Vries en zijn compositie stond in<br />

Het Parool van 11 februari 1995 en niet in Vrij Nederland waar ik<br />

toen nog redacteur was.<br />

Bij Vrij Nederland was het tussen 1985 en 1987 oorlog geweest.<br />

Een periode met bezuinigingen, <strong>een</strong> hoofdredactie die<br />

g<strong>een</strong> leiding gaf, onderlinge twisten, sommige met <strong>een</strong> lange<br />

voorgeschiedenis en dat alles uitmondend in gedwongen ontslagen.<br />

Sommigen, die de bui hadden zien aankomen, waren<br />

‘vrijwillig’ vertrokken. Ik heb het allemaal beschreven in Terug<br />

naar Zwolle, het vorige deel van mijn memoires. Ik was niet<br />

ontslagen en had me zelfs niet bedreigd hoeven te voelen. Rinus<br />

Ferdinandusse en zijn adjunct Joop van Tijn hadden me bij herhaling<br />

laten weten dat ze me absoluut niet kwijt wilden. Toch<br />

voelde ik me allerminst comfortabel, al legde niemand me <strong>een</strong><br />

strobreed in de weg bij de keuze van mijn onderwerpen die,<br />

zoals in de voorgaande jaren, vaak gingen over de Tweede Wereldoorlog<br />

en de nasleep daarvan, de curieuze zonderlingen en<br />

dwarsliggers die Nederland in de voorgaande decennia hadden<br />

bevolkt. Curieuze extremisten veelal ter linkerzijde, soms aan<br />

de rechterkant.<br />

Mijn vriend en strijdmakker Martin van Amerongen was<br />

al in 1984 vertrokken om kort daarna hoofdredacteur van De<br />

Groene Amsterdammer te worden. Het bestijgen van de stenen<br />

trap van Raamgracht 4, het adres van de redactie, viel hem<br />

21


steeds moeilijker. Het was <strong>een</strong> psychische marteling geworden,<br />

vertrouwde hij mij toe.<br />

Onder de ontslagenen waren vrienden en goede collega’s<br />

zoals Gerard Mulder en Frits Abrahams. Ik had de ravage niet<br />

kunnen tegenhouden. Ik had niet voor hun ontslag gestemd. Ik<br />

had uitdrukkelijk verklaard dat ik aan die stemmingen niet zou<br />

meedoen. Een redacteur was er volgens mij niet voor aangesteld<br />

om collega’s te ontslaan.<br />

Er bleef <strong>een</strong> puinhoop over, met zeker wel bekwame journalisten,<br />

maar <strong>een</strong> productie die te wensen overliet. Herhaaldelijk<br />

wist Joop van Tijn mij met alle onuitputtelijke charme die hij<br />

in huis had over te halen om toch vooral het voor het volgende<br />

nummer beloofde artikel af te maken en niet te vergeten voor de<br />

week daarna alvast <strong>een</strong> afspraak te maken met de man die <strong>een</strong><br />

boeiend verhaal had te vertellen.<br />

Ik had nog steeds g<strong>een</strong> hekel aan het werk. De verklaring<br />

daarvoor was en bleef simpel: het gaf bevrediging je artikel gedrukt<br />

te zien en, af en toe, <strong>een</strong> reactie te krijgen van <strong>een</strong> lezer.<br />

Nog anders gezegd: dingen uitzoeken en er dan over schrijven<br />

was het enige wat ik kon en Vrij Nederland was nog altijd <strong>een</strong><br />

veelgelezen blad; door de interne twisten, waarover andere bladen<br />

met wellust hadden geschreven, misschien minder respectabel<br />

dan voorh<strong>een</strong>, maar nog altijd <strong>een</strong> factor van belang, al werd<br />

de door Rinus gekoesterde stelling ‘wij controleren de macht’<br />

wel steeds minder gehoord.<br />

In de lente van 1987 zou Erich Honecker de leider van het<br />

Oost-Duitse arbeiders- en <strong>boer</strong>enparadijs Nederland bezoeken<br />

als gast van premier Ruud Lubbers. Ik kreeg <strong>een</strong> tip dat Honecker<br />

al eerder in Nederland was geweest. In 1934 had hij als leider<br />

van de illegale communistische jeugd <strong>een</strong> paar dagen in Amsterdam<br />

vertoefd. Ik vond de inmiddels bejaarde Amsterdamse<br />

arbeider die hem onderdak had verschaft, en schreef op wat die<br />

zich herinnerde. Het strakke programma van Honecker werd er<br />

zelfs voor aangepast, want de leider van de ddr wilde zijn gast-<br />

22


heer van weleer de hand schudden. Het was het begin van <strong>een</strong><br />

rubriek die ik Nu & Toen noemde. Een gebeurtenis heeft vaak<br />

<strong>een</strong> voorgeschiedenis. Het kon verrassend en verhelderend zijn<br />

in de geschiedenis <strong>een</strong> paar stappen terug te zetten.<br />

Ik had al jaren graag <strong>een</strong> eigen rubriek willen hebben. Niet<br />

om de landspolitiek van commentaar te voorzien, de gezondheidszorg<br />

te kritiseren of om vlammende stukken tegen sportverdwazing<br />

te schrijven. Daar waren al genoeg liefhebbers voor.<br />

Mijn rubriek zou over geschiedenis, literatuur en, soms, over<br />

jazz gaan. ‘Je moet het nú doen, dit is het moment,’ zei mijn<br />

vriendin Anke. Ze had gelijk. Joop toonde zich enthousiast. Op<br />

de redactievergadering van woensdag 17 juni 1987 introduceerde<br />

hij mijn rubriek Nu & Toen. Was die persoonsgebonden? wilde<br />

<strong>een</strong> collega weten. ‘De rubriek is persoonsgebonden,’ zei Van<br />

Tijn resoluut. Bezwaren maakte niemand.<br />

De rubriek gaf me ruime gelegenheid zijpaden in te slaan. Toen<br />

ik in Londen was voor <strong>een</strong> verhaal over spionnen, kocht ik de<br />

radiocommentaren uit de oorlog van George Orwell, <strong>een</strong> van<br />

mijn lievelingsschrijvers. In <strong>een</strong> voetnoot las ik dat Orwell tijdens<br />

de oorlog graag in Beak Street in het Barcelona Restaurant<br />

at. Dat deed hem denken aan de tijd dat hij in Spanje tegen<br />

Franco had gevochten en daar ernstig gewond was geraakt. Ik<br />

had nog <strong>een</strong> paar uur over voor ik op het vliegveld moest zijn.<br />

Het werd <strong>een</strong> haastige minireportage, maar ik vond het restaurant<br />

dat was herdoopt in Andrea Doria en Italiaans voedsel<br />

serveerde, en maakte <strong>een</strong> foto van de gevel.<br />

Dichter bij huis lag <strong>een</strong> beschouwing over de journalist Han<br />

Knap, schrijver van <strong>een</strong> veelgelezen rubriek in Het Parool over<br />

klein leed en goede daden. Daarvoor loofde Knap dan zijn<br />

zelfbedachte orde Iepenloof met rupsen uit. Knap was niet bij<br />

iedere collega geliefd. Velen vonden hem met zijn keurige pakken<br />

en eeuwige vlinderdas <strong>een</strong> slappe moraalridder en vooral<br />

<strong>een</strong> zak. Hij op zijn beurt noemde journalisten in spijkerbroek<br />

23


glazenwassers. Knap was <strong>een</strong> van de eersten die fulmineerden<br />

tegen de hondendrollen op straat. Maar hij probeerde ook de<br />

mens <strong>achter</strong> de hond of kat te zien. Hij kon de lezers van het<br />

Amsterdamse dagblad tot tranen brengen als hij de gele, platgereden<br />

hond op de Beneluxbaan beschreef. Het beest (‘al grijs<br />

om zijn bek, pluizig’) was door twee mannen weggesleept en in<br />

de tuinderij van <strong>een</strong> van hen keurig begraven. Bravo, schreef<br />

Knap en hij deelde <strong>een</strong> compliment uit. Daar wilden veel lezers<br />

zich in herkennen. Er gebeurden ook nog positieve dingen in de<br />

wereld, vaak vlak bij huis. Waar las je dat nog? Mijn stukje over<br />

Knap leverde nogal wat boze brieven op. Had diezelfde Knap<br />

de moderne kunst in het Stedelijk Museum niet bij herhaling<br />

neergesabeld? Waarom moest het linkse, vroegere verzetsblad<br />

Vrij Nederland deze conservatief lof toezwaaien?<br />

In Parijs bezocht ik met Anke de tentoonstelling over Vincent<br />

van Gogh in Parijs. Hij was er eind februari 1888 aangekomen.<br />

Hij was toen vierendertig en nog altijd financieel afhankelijk<br />

van zijn broer Theo, die hem af en toe wat geld stuurde. Er hing<br />

in het Quay d’Orsay schitterend werk. Ik werd erg getroffen<br />

door <strong>een</strong> dartel schilderij van Le restaurant de la Sirène à Asnières<br />

waarop de vlaggen van de balkons wapperen. Het etablissement<br />

verhuurde kamers en was geschikt voor bruiloftsfeesten. Zou<br />

er in Asnières nog iets herinneren aan de tijd dat Van Gogh er<br />

schilderde? Het ligt buiten het centrum, nog voorbij Clichy en<br />

we besloten er h<strong>een</strong> te gaan. Eerst wat eten, Anke had trek. We<br />

belandden in de Avenue des Grésillons, wat toepasselijk was<br />

want grésillons betekent kolengruis en daar leek de buurt op.<br />

We kwamen bij <strong>een</strong> Griek terecht wiens culinair aanbod in <strong>een</strong><br />

st<strong>een</strong>koud lokaal minimaal was. De haricots verts bleken dikke<br />

Hollandse bonen uit blik. Zo was Vincent ook door het leven<br />

gegaan, alles karig. De Griek deed toch nog <strong>een</strong> straalkacheltje<br />

aan. En al had de eigenaar dan afbeeldingen van het oude<br />

Egypte aan de wanden geprikt, het miste toch de warmte van<br />

24

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!