16.09.2013 Views

Marcus 7, 24-37.pdf

Marcus 7, 24-37.pdf

Marcus 7, 24-37.pdf

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Het gaat niet op om het voedsel van de kinderen aan de<br />

honden te geven.<br />

<strong>Marcus</strong> 7: <strong>24</strong> - 37<br />

Naar Tyrus, Sidon en Dekapolis<br />

<strong>24</strong> Hij ging weg en vertrok naar de omgeving van Tyrus. Daar nam hij zijn intrek in een<br />

huis, en hoewel hij niet wilde dat iemand dat te weten zou komen, lukte het hem niet<br />

onopgemerkt te blijven. 25 Integendeel, er kwam al meteen een vrouw die over hem<br />

gehoord had naar hem toe, en zij viel voor zijn voeten neer. Ze had een dochter die<br />

door een onreine geest bezeten was. 26 Deze vrouw was van Syro-Fenicische afkomst en<br />

geen Jodin; ze smeekte hem om bij haar dochter de demon uit te drijven. 27 Hij zei tegen<br />

haar: ‘Eerst moeten de kinderen genoeg te eten krijgen; het is niet goed om de<br />

kinderen hun brood af te pakken en het aan de honden te voeren.’ 28 De vrouw<br />

antwoordde: ‘Heer, de honden onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen<br />

laten vallen.’ 29 Hij zei tegen haar: ‘Dat hebt u goed gezegd. Ga naar huis, de demon<br />

heeft uw dochter al verlaten.’ 30 En toen ze thuiskwam, lag haar kind op bed en bleek<br />

de demon verdwenen te zijn.<br />

31 Hij vertrok weer uit de omgeving van Tyrus en ging via Sidon naar het Meer van<br />

Galilea, dwars door het gebied van Dekapolis. 32 Daar werd iemand bij hem gebracht<br />

die doof was en gebrekkig sprak, en men smeekte hem om deze man de hand op te<br />

leggen. 33 Hij nam de man apart, weg van de menigte, stak zijn vingers in diens oren en<br />

raakte met speeksel zijn tong aan. 34 Hij sloeg zijn blik op naar de hemel, zuchtte diep<br />

en zei tegen hem: ‘Effata!’, wat betekent: ‘Ga open!’ 35 Meteen gingen zijn oren open,<br />

zijn tong kwam los en hij kon normaal spreken. 36 Hij beval de omstanders om aan<br />

niemand te vertellen wat er gebeurd was; maar hoe strenger hij het hun verbood, hoe<br />

meer ze het rondvertelden. 37 De mensen waren geweldig onder de indruk en zeiden:<br />

‘Alles wat hij doet is goed: zelfs doven laat hij horen en stommen laat hij spreken.’


Het antwoord dat de heidense vrouw – die in het huidige zuiden van Libanon woonde<br />

– van Jezus kreeg doet op zijn minst de wenkbrauwen fronsen: “Het is niet goed om de<br />

kinderen hun brood af te pakken en het aan de honden te voeren.” Bij het woordje<br />

‘brood’ koppelen wij zo goed als automatisch terug naar de vermenigvuldiging van de<br />

broden en naar de vele overschotten die er toen waren (6:30-44). We herinneren ons<br />

ook nog dat de leerlingen de betekenis van het voeden van de vijfduizend niet<br />

helemaal hadden begrepen (6:51-52). Nu zegt Jezus dat het niet opgaat om kinderen<br />

voedsel te ontzeggen om het aan honden te geven. Indien we Jezus’ woorden hier<br />

figuurlijk interpreteren – wat ook de bedoeling was – dan staat het ‘brood’ voor de<br />

genezing van de dochter van de vrouw en dan worden met de ‘kinderen’ de joden<br />

bedoeld. De neerbuigende term ‘honden’ slaat bijgevolg op de heidenen. De vrouw die<br />

wil dat haar dochter beter wordt geeft echter niet af en dringt aan: “Heer, de honden<br />

onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen laten vallen.” Jezus beloont<br />

haar volharding en vervult haar wens: hij bevrijdt haar dochter van de onreine geest.<br />

De handelswijze van Jezus komt wel wat vreemd over. Het lijkt alsof hij de heidenen<br />

het brood van zijn helende kracht ontzegt totdat hij deze vrouw met haar volhardend<br />

karakter ontmoet. Bij de volgende genezing en bij de volgende (tweede)<br />

vermenigvuldiging van brood worden we verplicht om deze redenering te laten varen.<br />

De genezing van een doofstomme man in het heidense gebied van de Decapolis<br />

bevestigt dat de genezing die Jezus aanbiedt er ook voor de heidenen is. Het brood van<br />

genezing wordt uitgedeeld over etnische en religieuze grenzen heen en wordt niet<br />

beperkt tot het joodse volk.<br />

* In hoeverre dienen wij ons denken en handelen tegenover mensen in nood te<br />

herzien?<br />

* De zegen die aan Abraham in Genesis 12 beloofd werd strekt zich uit tot alle volken.<br />

Het is dan ook onze opdracht om die uit te dragen. Daaraan herinnert ons ook<br />

Handelingen 3:25: “U bent de erfgenamen van de profeten; met uw voorouders<br />

heeft God zijn verbond gesloten toen hij tegen Abraham zei: “In jouw nageslacht<br />

zullen alle volken op aarde gezegend worden.”

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!