18.09.2013 Views

Zomerbedverlaging Beneden-IJssel - IJsseldelta

Zomerbedverlaging Beneden-IJssel - IJsseldelta

Zomerbedverlaging Beneden-IJssel - IJsseldelta

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Zomerbedverlaging</strong><br />

<strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong><br />

Deelrapport 1B Inventarisatie<br />

Constructies en Kunstwerken<br />

Planstudie SNIP3<br />

Programma Directie RvdR<br />

Mei 2013<br />

Definitief


<strong>Zomerbedverlaging</strong><br />

<strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong><br />

Deelrapport 1B Inventarisatie<br />

Constructies en Kunstwerken<br />

Planstudie SNIP3<br />

dossier : BA8401-103<br />

registratienummer : LW-AF20120608/RK<br />

versie : 4.0<br />

Programma Directie RvdR<br />

Mei 2013<br />

Definitief<br />

© HaskoningDHV Nederland B.V. Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook,<br />

zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van HaskoningDHV Nederland B.V., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan<br />

waarvoor het is vervaardigd.<br />

Het kwaliteitssysteem van HaskoningDHV Nederland B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001.


SAMENVATTING<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Inleiding<br />

In de PKB is de maatregel <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> opgenomen. De maatregel betreft het<br />

verlagen van de bodem van het zomerbed door middel van een vergraving van de rivierbedding. Deze<br />

verlaging leidt tot een toename van de afvoercapaciteit van de rivier. Hierdoor zullen de waterstanden<br />

tijdens maatgevend hoogwater verlaagd worden, en zal de veiligheid van het achterliggende gebied<br />

toenemen.<br />

Kader<br />

Het Deelrapport 1 voor de planstudiefase SNIP3 behelst een viertal onderdelen, te weten (A) ontwerp van<br />

de maatregel zomerbedverlaging, (B) inventarisatie constructies & kunstwerken en beoordeling van<br />

effecten, (C) ontwerp van verbetermaatregelen voor constructies&kunstwerken en (D) vertaling van<br />

verbetermaatregelen naar een uitvoeringsplan. Onderdeel A, C en D worden separaat gerapporteerd. Dit<br />

rapport gaat in op onderdeel B.<br />

Proces<br />

In dit deelrapport zijn de effecten van de maatregel <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> op constructies en<br />

kunstwerken beschouwd en beoordeeld. Daartoe is eerst een inventarisatie uitgevoerd om de scope van<br />

het onderzoek vast te stellen. Aanvullende informatie is verkregen uit veldonderzoek (sonderingen). Op<br />

basis hierop zijn effecten van de bodemverlaging op de geotechnische stabiliteit van diverse objecten in<br />

en langs de <strong>IJssel</strong> bepaald en beoordeeld. Omdat de verlaging in het zomerbed wordt uitgevoerd, heeft de<br />

maatregel bij alle afvoeren – dus ook bij gemiddelde en lage afvoeren - een verlagend effect op de<br />

rivierwaterstand. Daarom zijn ook effecten van lagere waterstanden op het functioneren van<br />

waterbouwkundige constructies (functioneel waterbeheer) bepaald en beoordeeld.<br />

Resultaten<br />

De effecten van de zomerbedverlaging op de geotechnische stabiliteit en/of dagelijks functioneren van<br />

bruggen, duikers, gemalen, sluizen, kades, kribben, dijken en meerpalen zijn beoordeeld. Voor een deel<br />

van de objecten volgt dat de zomerbedverlaging geen significant effect heeft op de geotechnische<br />

stabiliteit en/of het dagelijks functioneren. Mitigerende maatregelen zijn voor deze objecten niet nodig.<br />

Voor een aantal objecten zijn constructieve aanpassingen nodig en/of worden aanbevelingen gedaan die<br />

betrekking hebben op de uitvoering of nader onderzoek. Deze zijn hieronder opgenomen.<br />

Constructieve aanpassingen<br />

Mitigerende maatregelen met noodzaak voor constructieve aanpassingen zijn nodig voor de objecten<br />

zoals in onderstaande tabel en afbeelding opgenomen:<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

BRUGGEN<br />

Eilandbrug<br />

met strekdam<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

1000-<br />

1001<br />

Resultaten planstudie SNIP3<br />

- Bodembescherming strekdam: De aanwezige bodembescherming rondom de<br />

strekdam dient uitgebreid te worden in drie richtingen: bovenstroomse-,<br />

noordelijke- en bendenstroomse richting.<br />

Stadsbrug 995-996 - Remmingwerk: De opneembare energie door pijler en remmingwerk bij een<br />

frontale aanvaring is veruit onvoldoende. Door de ontgraving ten behoeve van<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 1 -


Object<br />

[beheerder]<br />

DUIKERS<br />

Inlaat ‘s-<br />

Heerenbroek<br />

MEERPALEN<br />

Meerpalen,<br />

steigers<br />

Obstakels<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

986,5<br />

(DR10)<br />

1000<br />

996,5<br />

Resultaten planstudie SNIP3<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

de zomerbedverlaging neemt de capaciteit nog eens sterk af. Een mitigerende<br />

maatregel is nodig.<br />

- Bodembescherming: De aanwezige bodembescherming tussen de hoofdpijlers<br />

dient hersteld te worden na aanleg van de zomerbedverlaging.<br />

- Werking van inlaat verslechtert als gevolg van de zomerbedverlaging.<br />

- Mitigatie of schaderegeling kan nodig zijn.<br />

- Locatie km1000: palen voldoen niet meer aan gestelde criteria na verlaging<br />

zomerbed. Een mitigerende maatregel is nodig.<br />

- Locatie 996,5: palen rond 1220 mm voldoen aan gestelde criteria. Geen<br />

maatregel nodig. palen rond 762 mm voldoen niet meer aan gestelde criteria na<br />

verlaging zomerbed. Een mitigerende maatregel is nodig.<br />

Kogge 996,6 - Locatie 996,6: Archeologische vindplaats Kogge dient beschermt te worden.<br />

Mitigerende maatregel is nodig.<br />

Afbeelding: locaties mitigerende maatregelen Constructies en Kunstwerken<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 2 -


Aanbevelingen:<br />

De volgende aanbevelingen worden gedaan (zie rapportage voor kaarten met locaties):<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

BRUGGEN<br />

Eilandbrug<br />

met strekdam<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

1000-<br />

1001<br />

Resultaten planstudie SNIP3<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

- Draagvermogen steunpunt 5: De zomerbedverlaging heeft nauwelijks invloed<br />

op het draagvermogen van de paalfundatie van steunpunt 5 omdat hier geen<br />

ontgraving plaatsvindt. In de huidige situatie voldoet echter het draagvermogen<br />

van de palen niet aan het benodigde trekdraagvermogen. Dit is geen effect van<br />

de zomerbedverlaging; nader onderzoek is een aanbeveling.<br />

Molenbrug 993-994 - De zomerbedverlaging heeft geen invloed op de stabiliteit van de pijlers en de<br />

SLUIZEN<br />

Hezenberger-<br />

sluis [WSV]<br />

Keersluis<br />

Bastion<br />

[WSV]<br />

KRIBBEN<br />

Gehele traject<br />

[RWS]<br />

oeverbescherming. Aandachtspunt is het voorkomen van schade aan de<br />

bodembescherming bij de uitvoeringswerkzaamheden.<br />

977,5 - De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de<br />

975<br />

(DR52)<br />

993,0-<br />

1001,6<br />

sluis. De toename van het verval over de bovendeuren is niet significant.<br />

Mitigerende maatregelen zijn niet nodig. Indien nu niet het geval dient<br />

scheepvaart wel te worden geïnformeerd over de beschikbare diepgang. Dit is<br />

een aanbeveling.<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de<br />

sluis. Indien nu niet het geval dient scheepvaart wel te worden geïnformeerd<br />

over de beschikbare diepgang. Dit is een aanbeveling.<br />

- Er bestaat onzekerheid over de actuele staat van de overige kribben (orde 23%<br />

van 56 kribben dus zo’n 13 kribben langs het traject van de<br />

zomerbedverlaging). Er zijn indicaties van verzakte kribben, kribben met<br />

verminderde aanhechting aan de oever en begroeiing van kribben met struiken<br />

en bomen.<br />

- Alleen visuele inspecties kunnen uitsluitsel geven over de conditionele staat<br />

van kribben, met de belangrijke kanttekening dat het effect van de<br />

zomerbedverlaging op de stabiliteit van de kribben nihil wordt geacht, ongeacht<br />

de actuele staat.<br />

Opmerking: uitgevoerd onderhoud kribben 2009-2010<br />

In opdracht van het RWS Waterdistrict Twentekanalen-<strong>IJssel</strong>delta is onderhoud uitgevoerd aan kribben<br />

in de <strong>IJssel</strong> in de periode 2009-2010. Hierbij zijn tevens diverse kribben in de benedenloop aangepakt.<br />

Daarmee is reeds invulling gegeven aan de hierboven genoemde aanbevelingen.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 3 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

INHOUD BLAD<br />

1 AANLEIDING, DOELSTELLING & INITIATIEF 10<br />

1.1 Aanleiding voor de <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> 10<br />

1.2 Keuze voor <strong>Zomerbedverlaging</strong> is gemaakt in de PKB 10<br />

1.3 Besluit tot wijziging basispakket van de PKB 12<br />

1.4 Doelstelling <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> 13<br />

1.5 Het Initiatief 13<br />

1.6 Onderbouwing van locatie 18<br />

1.7 Autonome ontwikkelingen 19<br />

1.8 Leeswijzer 19<br />

2 BRUGGEN 21<br />

2.1 Scope 21<br />

2.2 Benadering 21<br />

2.3 Resultaten 22<br />

2.4 Eilandbrug met strekdam 23<br />

2.5 Stadsbrug Kampen 33<br />

2.6 Molenbrug 45<br />

3 DUIKERS 47<br />

3.1 Scope 47<br />

3.2 Benadering 47<br />

3.3 Resultaten 48<br />

3.4 Duiker Pijperstaart 50<br />

3.5 Aflaat Polder de Pijperstaart 51<br />

3.6 Inlaat de Riete 52<br />

3.7 Inlaatduiker Stoter 53<br />

3.8 Inlaat de Zande 54<br />

3.9 Inlaat ‘s Heerenbroek 55<br />

3.10 Effluentleiding RWZI Zwolle 57<br />

3.11 Effluentleiding Hattem 57<br />

3.12 Effluentleiding Heerde 57<br />

3.13 Effluentleiding Terwolde 57<br />

3.14 Effluentleiding Apeldoorn 57<br />

4 GEMALEN 58<br />

4.1 Scope 58<br />

4.2 Benadering 59<br />

4.3 Resultaten 60<br />

4.4 Gemaal ’t Raasje / Pijperstaart 62<br />

4.5 Gemaal Adsum 63<br />

4.6 Inlaatgemaal Zalk 65<br />

4.7 Gemaal Inkerwaarden 67<br />

4.8 Gemaal Antlia 68<br />

4.9 Gemaal Katerveer 70<br />

4.10 Gemaal Spoorbrug 72<br />

4.11 Gemaal Hoenwaard 73<br />

4.12 Gemaal Allee 75<br />

4.13 Energiecentrale Harculo 76<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 4 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

4.14 Gemaal Veluwe 78<br />

4.15 Gemaal Terwolde 81<br />

4.16 Gemaal Ankersmit 82<br />

5 SLUIZEN 83<br />

5.1 Scope 83<br />

5.2 Benadering 83<br />

5.3 Resultaten 84<br />

5.4 Ganzensluis 85<br />

5.5 Spooldersluis 87<br />

5.6 Katerveersluis 89<br />

5.7 Hezenbergersluis 91<br />

5.8 Keersluis Bastion 95<br />

5.9 Keersluis Pouwel Bakhuis 97<br />

5.10 Uitwatering Euvergeune 98<br />

5.11 Recreatiesluis Bypass <strong>IJssel</strong>delta 99<br />

6 KADES 100<br />

6.1 Scope 100<br />

6.2 Benadering 100<br />

6.3 Resultaten SNIP3 100<br />

6.4 Kampen 101<br />

7 KRIBBEN EN OEVERS 106<br />

7.1 Scope onderzoek 106<br />

7.2 Benadering 106<br />

7.3 Resultaten 107<br />

7.4 Geotechnische analyse invloed zomerbedverlaging 107<br />

7.5 Quickscan huidige staat kribben 109<br />

8 PRIMAIRE WATERKERING 113<br />

8.1 Scope 113<br />

8.2 Benadering 113<br />

8.3 Resultaten 114<br />

8.4 Beoordeling stabiliteit voorland 114<br />

8.5 Locatie B DR11 117<br />

8.6 Locatie D DR10 121<br />

9 MEERPALEN EN STEIGERS 122<br />

9.1 Scope 122<br />

9.2 Benadering 122<br />

9.3 Resultaten 122<br />

9.4 Meerpalen en steigers 123<br />

10 KOGGE (LOCATIE KM 996,6) 132<br />

10.1 Stand van zaken 132<br />

10.2 Ligging 132<br />

REFERENTIES 134<br />

COLOFON 135<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 5 -


BIJLAGEN<br />

BIJLAGE 1 Resultaten Sonderingen<br />

BIJLAGE 2 Analyse functioneel waterbeheer<br />

BIJLAGE 3 Huidige situatie Eilandbrug<br />

BIJLAGE 4 Resultaten invloed volledige vergraving nabij Eilandbrug<br />

BIJLAGE 5 Stromingssituatie 1/1 per jaar nabij Eilandbrug<br />

BIJLAGE 6 Controle berekeningen bodembescherming strekdam<br />

BIJLAGE 7 Verkenning aanvaarcapaciteit Stadsbrug<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 6 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

FIGURENLIJST<br />

Afbeelding 1-1 Basispakket maatregelen Ruimte voor de Rivier (bron; www.ruimtevoorderivier.nl)........... 11<br />

Afbeelding 1-2 Kaart van het voornemen: vergraving en uiterwaardmaatregelen ..................................... 14<br />

Afbeelding 1-3 Uiterwaardmaatregelenkaart <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> .................................................................. 16<br />

Afbeelding 2-1: Aanzicht Eilandbrug ...................................................................................................... 23<br />

Afbeelding 2-2: Bovenaanzicht van de (gedeeltelijke) vergraving nabij de Eilandbrug(km1000) ................ 24<br />

Afbeelding 2-3: Bodemprofiel ter plaatsen van de Eilandbrug voor en na de zomerberverlaging............... 24<br />

Afbeelding 2-4: Dieptegemiddelde stroomsnelheid nabij Eilandbrug onder maatgevende omstandigheden<br />

zonder zomerbedverlaging .................................................................................... 26<br />

Afbeelding 2-5: Dieptegemiddelde stroomsnelheid nabij Eilandbrug onder maatgevende omstandigheden<br />

bij volledig verlaagd zomerbed .............................................................................. 27<br />

Afbeelding 2-6: Stroomsnelheden rond de Eilandbrug ............................................................................ 29<br />

Afbeelding 2-7: Stadsbrug (bron: DHV) .................................................................................................. 33<br />

Afbeelding 2-8: Luchtfoto Stadsbrug (km995,5) ...................................................................................... 33<br />

Afbeelding 2-9: Bodemprofiel ter plaatse van de stadsbrug voor en na de zomerbedverlaging ................. 34<br />

Afbeelding 2-10: Algemeen overzicht stadsbrug te Kampen.................................................................... 35<br />

Afbeelding 2-11: Detail zomerbedverlaging rond hoofdpijlers 5 en 6 ........................................................ 35<br />

Afbeelding 2-12: Detail zomerbedverlaging rond hoofdpijlers 5 en 6 ........................................................ 36<br />

Afbeelding 2-13: Overzicht remmingwerk stadsbrug te Kampen .............................................................. 41<br />

Afbeelding 2-14: NEN3651 – Figuur 5 – buisleiding in een vaarweg ........................................................ 42<br />

Afbeelding 2-15: Toegepaste bodembescherming .................................................................................. 43<br />

Afbeelding 2-16: Vergravingscontour zomerbedverlaging en locatie stortsteen Molenbrug (km993,3)....... 45<br />

Afbeelding 3-1: situering kunstwerk........................................................................................................ 50<br />

Afbeelding 3-2: situering kunstwerk........................................................................................................ 51<br />

Afbeelding 3-3: situering kunstwerk........................................................................................................ 53<br />

Afbeelding 3-4: situering kunstwerk........................................................................................................ 54<br />

Afbeelding 3-5: situering kunstwerk........................................................................................................ 55<br />

Afbeelding 3-6: schematisatie inlaat ‘s Heerenbroek ............................................................................... 56<br />

Afbeelding 4-1: situering kunstwerk........................................................................................................ 62<br />

Afbeelding 4-2: situering kunstwerk........................................................................................................ 63<br />

Afbeelding 4-3: foto gemaal Adsum ....................................................................................................... 63<br />

Afbeelding 4-4: schematisatie gemaal Adsum ........................................................................................ 64<br />

Afbeelding 4-5: Situering kunstwerk ....................................................................................................... 65<br />

Afbeelding 4-6: schematisatie inlaat Zalk ............................................................................................... 66<br />

Afbeelding 4-7: gemaal Antlia (bron: website WSV) ................................................................................ 68<br />

Afbeelding 4-8: schematisatie vispassage gemaal Antlia ........................................................................ 69<br />

Afbeelding 4-9: situering kunstwerk........................................................................................................ 70<br />

Afbeelding 4-10: gemaal Katerveer (bron: website WGS) ....................................................................... 70<br />

Afbeelding 4-11: schematisatie gemaal Katerveer .................................................................................. 71<br />

Afbeelding 4-12: Situering kunstwerk ..................................................................................................... 72<br />

Afbeelding 4-13: situering kunstwerk ...................................................................................................... 73<br />

Afbeelding 4-14: foto gemaal Hoenwaard (bron: website WSV)............................................................... 73<br />

Afbeelding 4-15: schematisatie gemaal Hoenwaard................................................................................ 74<br />

Afbeelding 4-16: situering kunstwerk ...................................................................................................... 75<br />

Afbeelding 4-17: situering inlaat- en uitlaatpunten energiecentrale Harculo ............................................. 76<br />

Afbeelding 4-18: situering kunstwerk ...................................................................................................... 78<br />

Afbeelding 4-19: gemaal Veluwe (bron: website WSV) ........................................................................... 79<br />

Afbeelding 4-20: schematisatie vistrap gemaal Veluwe ........................................................................... 80<br />

Afbeelding 5-1: situering kunstwerk........................................................................................................ 85<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 7 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Afbeelding 5-2: schematisatie Ganzensluis ............................................................................................ 86<br />

Afbeelding 5-3: situering kunstwerk........................................................................................................ 87<br />

Afbeelding 5-4: schematisatie Spooldersluis........................................................................................... 88<br />

Afbeelding 5-5: situering kunstwerk........................................................................................................ 89<br />

Afbeelding 5-6: schematisatie Katerveersluis ......................................................................................... 90<br />

Afbeelding 5-7: Situatie Hezenbergersluis .............................................................................................. 91<br />

Afbeelding 5-8: Foto-impressie Hezenbergersluis ................................................................................... 92<br />

Afbeelding 5-9: schematisatie Hezenbergersluis .................................................................................... 93<br />

Afbeelding 5-10: situering kunstwerk ...................................................................................................... 95<br />

Afbeelding 5-11: schematisatie keersluis Bastion ................................................................................... 96<br />

Afbeelding 5-12: situering kunstwerk (indicatief) ..................................................................................... 99<br />

Afbeelding 6-1: Boringen langs de <strong>IJssel</strong> bij Kampen (paars = klei, geel = zand, oranje = veen) ............. 101<br />

Afbeelding 6-2: Maatgevende glijcirkel ter plaatse van de damwand met de teen op NAP -7,0 m ........... 103<br />

Afbeelding 6-3: Maatgevende glijcirkel ter plaatse van de damwand met de teen op NAP -9 m .............. 104<br />

Afbeelding 7-1: Maatgevende glijcirkel in de huidige situatie, uitgaande van een kribkern van klei ......... 108<br />

Afbeelding 7-2: Maatgevende glijcirkel in de huidige situatie, uitgaande van een kribkern van klei ......... 109<br />

Afbeelding 7-3: Bodemhoogte van een krib die in goede staat is bij km995,8 ........................................ 110<br />

Afbeelding 7-4: Mogelijk (gedeeltelijk) verzakte kribben ........................................................................ 110<br />

Afbeelding 7-5: Krib bij km996,3 (links) en krib bij km994,6 (rechts) ...................................................... 111<br />

Afbeelding 7-6: Kribben met bomen en/of struiken (links: km999,3, rechts: km996,8) ............................ 111<br />

Afbeelding 7-7: Begroeide kribben langs Pijperstaart bij Kampen (bron: Google Maps) .......................... 112<br />

Afbeelding 8-1: Beoordelingsschema’s zettingsvloeiing en afschuiving ................................................. 115<br />

Afbeelding 8-2: Relatieve dichtheid als functie van de conusweerstand en de effectieve spanning ......... 116<br />

Afbeelding 8-3: primaire kering locatie B (Ws Groot Salland) ................................................................ 117<br />

Afbeelding 8-4: Maatgevende glijcirkel uit de derde toetsronde ter plekke van dwarsprofiel 18,6 ............ 118<br />

Afbeelding 8-5: Geometrische toets STVL_AF ..................................................................................... 119<br />

Afbeelding 8-6: Top lagen met relatief lage conusweerstanden in sondering 27..................................... 119<br />

Afbeelding 8-7: primaire kering locatie D (Ws Groot Salland) ................................................................ 121<br />

Afbeelding 9-1: meerpalen grenzend aan ontgravingscontour - km1000 – zuidoever ............................ 123<br />

Afbeelding 9-2: meerpalen grenzend aan ontgravingscontour - km996,5 – zuidoever ............................ 124<br />

Afbeelding 9-3: ontgraving zomerbed bij meerpalen km996,5 ............................................................... 126<br />

Afbeelding 10-1 luchtfoto met de locatie van de site geprojecteerd (km 996.6) ...................................... 132<br />

Afbeelding 10-2: Sonarbeelden van de site met projectie van hout wat boven het zomerbed uitsteekt (bron<br />

ADC [1]) ............................................................................................................. 133<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 8 -


TABELLENLIJST<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Tabel 2-1: Resultaten berekening draagkracht hoofdpijler 5 .................................................................... 38<br />

Tabel 6-1: Beschikbare damwandgegevens ......................................................................................... 101<br />

Tabel 6-2: Maaiveldniveaus ten tijde van de boring .............................................................................. 102<br />

Tabel 6-3: Geschematiseerde bodemopbouw en rekenwaarden van de grondparameters ..................... 102<br />

Tabel 7-1: Berekende stabiliteitsfactoren (Bishop) ................................................................................ 108<br />

Tabel 7-2: Berekende stabiliteitsfactoren (Bishop) ................................................................................ 109<br />

Tabel 8-1: Toetsing STVL .................................................................................................................... 117<br />

Tabel 9-1: Kenmerken meerpalen km1000 ........................................................................................... 124<br />

Tabel 9-2: Kenmerken meerpalen en steigerpalen km996,5.................................................................. 125<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 9 -


1 AANLEIDING, DOELSTELLING & INITIATIEF<br />

1.1 Aanleiding voor de <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong><br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Ruimte voor de rivier<br />

De hoogwatersituaties van 1993 en 1995 hebben aangetoond dat de bescherming van het rivierengebied<br />

in Nederland blijvende aandacht vraagt, temeer omdat er rekening mee gehouden wordt dat de<br />

rivierafvoeren in de toekomst verder zullen toenemen. Op de korte termijn dient er daarom uitgegaan te<br />

worden van een toename van de maatgevende rivierafvoer tot 16.000 m 3 /s bij Lobith.<br />

In de Planologische Kernbeslissing “Ruimte voor de Rivier” (verder ‘de PKB’), die vanaf 26 januari 2007<br />

van kracht is, zijn door het Rijk doelstellingen opgenomen voor de veiligheid en de ruimtelijke kwaliteit van<br />

het rivierengebied. In de PKB is gekozen voor een trendbreuk in de wijze van bescherming tegen<br />

overstromingen, waardoor niet steeds zal worden gegrepen naar dijkversterking, maar zoveel mogelijk zal<br />

worden ingezet op maatregelen die de rivier meer ruimte geven en hoge waterstanden voorkomen. Met<br />

deze keuze is een gedeeltelijke herinrichting van het rivierengebied onontkoombaar, (PKB deel 4).<br />

In de PKB is een samenhangend pakket aan maatregelen vastgelegd, om in 2015 te voldoen aan het<br />

vereiste veiligheidsniveau in het rivierengebied rond de Rijntakken. Dit niveau dient in overeenstemming te<br />

zijn met de maatgevende afvoer van 16.000 m 3 /s bij Lobith. Dit waarborgen van de veiligheid is de<br />

hoofddoelstelling van de PKB. De tweede doelstelling is het leveren van een bijdrage aan het verbeteren<br />

van de ruimtelijke kwaliteit. In de PKB Ruimte voor de Rivier zijn vervolgens ruim 30 maatregelen<br />

vastgelegd in het zogenaamde Basispakket. Gezamenlijk moeten deze maatregelen er toe leiden dat de<br />

veiligheid vóór eind 2015 op het gewenste niveau wordt gebracht. De maatregelen uit het Basispakket<br />

worden weergegeven in Afbeelding 1-1.<br />

Naast het bereiken van de hoogwaterveiligheid, heeft de PKB Ruimte voor de Rivier ook tot doel een<br />

bijdrage te leveren aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied. Het project<br />

<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> draagt bij aan deze twee doelen.<br />

1.2 Keuze voor <strong>Zomerbedverlaging</strong> is gemaakt in de PKB<br />

In de PKB Ruimte voor de Rivier zijn verschillende type maatregelen en locaties beoordeeld om de<br />

waterveiligheid langs de Nederlandse rivieren eind 2015 weer op het gewenste veiligheidsniveau te<br />

brengen. Bij de gemaakte keuzen voor de maatregelen bij de <strong>IJssel</strong> heeft een aantal overwegingen een rol<br />

gespeeld. Van belang bij de overwegingen is dat de combinatie van de relatief hoge taakstelling voor de<br />

lange termijn en de hoge ruimtelijke kwaliteit, het selecteren van maatregelen langs de <strong>IJssel</strong> tot een<br />

specifiek probleem maakt.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 10 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Afbeelding 1-1 Basispakket maatregelen Ruimte voor de Rivier (bron; www.ruimtevoorderivier.nl)<br />

Uit de PKB deel 4 en het bijbehorende MER is een aantal overwegingen te herleiden die een rol hebben<br />

gespeeld bij de keuze voor de <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong>. In de strategische beleidskeuzen is<br />

opgenomen dat de huidige buitendijkse landschappelijke, geomorfologische, natuur- en cultuurhistorische<br />

waarden langs de <strong>IJssel</strong> zo min mogelijk mogen worden aangetast. In het Regionaal Ruimtelijk Kader<br />

(RRK) is de huidige kwaliteit van de gehele <strong>IJssel</strong>vallei, met name van het buitendijkse gebied, als hoog<br />

aangemerkt. Veel uiterwaarden zijn in dit RRK opgenomen als ‘handhavingsgebied’ respectievelijk<br />

‘aanpassingsgebied’ (PKB deel 4). Daarnaast geldt dat een aantal uiterwaarden voor grote delen behoren<br />

tot de ‘blijf-af’-gebieden uit het Strategisch Kader Vogel- en Habitatrichtlijn (2003). Dit betekent dat<br />

buitendijkse, ruimtelijke maatregelen een overwegend negatief effect hebben op de geldende bescherming<br />

in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn.<br />

Een mogelijke maatregel die is beschouwd in het kader van de PKB is kribverlaging. De huidige kribben in<br />

de <strong>IJssel</strong> zijn relatief kort en laag. Daardoor draagt de mogelijkheid van kribverlaging weinig bij aan de<br />

verlaging van de toetspeilen. Ook zijn er weinig hydraulische obstakels in de rivier, waardoor het<br />

verwijderen van deze obstakels weinig effect zal hebben.<br />

Voor de maatregel zomerbedverlaging zijn verschillende mogelijkheden bekeken. Een zomerbedverlaging<br />

in het bovenstroomse deel zou leiden tot teveel negatieve effecten op de bodemligging van het rivierbed<br />

en de aanwezige infrastructuur zoals de kades. Een verlaging van het zomerbed van het<br />

benedenstroomse deel is een optie waarbij de gestelde taakstelling wordt behaald en de effecten worden<br />

beperkt (PKB deel 4). De zomerbedvergraving van de <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> heeft de voorkeur gekregen, boven<br />

andere mogelijkheden in de benedenloop van de <strong>IJssel</strong>, omdat daardoor relatief voordelig een relatief<br />

groot effect werd verkregen zonder de bestaande ruimtelijke waarden in de uiterwaarden aan te tasten.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 11 -


1.3 Besluit tot wijziging basispakket van de PKB<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

In de toelichting bij de PKB (pagina 64) is onderkend dat de zomerbedverlaging van ca. 22 kilometer zou<br />

kunnen leiden tot negatieve effecten op bepaalde habitattypen in Natura 2000-gebied Uiterwaarden <strong>IJssel</strong>.<br />

Dit wordt veroorzaakt door afname van inundatieduur, -frequentie en sedimentatie. Verwacht werd dat de<br />

negatieve effecten gemitigeerd konden worden door bestaande kades in de uiterwaarden (verder) te<br />

verlagen. Bij de uitwerking van de planstudie voor de zomerbedverlaging is gebleken dat de negatieve<br />

effecten groter waren dan verwacht en dat tevens sprake was van een verlaging van de grondwaterpeilen.<br />

Deze daling van de grondwaterpeilen kan een verplaatsing van een grondwaterverontreiniging bij het<br />

stationsgebied van Zwolle veroorzaken, waardoor enkele drinkwaterputten verontreinigd kunnen raken.<br />

Hiervoor zijn geen directe oplossingen voorhanden. Beperking van de drinkwaterwinning ter plekke is niet<br />

mogelijk vanwege de verwachte toename van de vraag naar drinkwater, het ontbreken van alternatieve<br />

putten, de hoge kosten voor de aanleg van dergelijke putten en de lange proceduretijd die daarmee<br />

gemoeid is. Door deze negatieve effecten is de zomerbedverlaging uit de PKB niet volledig uitvoerbaar. Dit<br />

heeft de Staatssecretaris op 21 november 2011 bericht aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2011/12,<br />

27 625, nr. 249).<br />

Een verkorte zomerbedverlaging van 7,5 kilometer is wel mogelijk (MER deel A, Royal HaskoningDHV<br />

2013). Er is dan echter een aanvullende maatregel nodig om de beoogde waterstanddaling bij Zwolle te<br />

realiseren. Hiervoor zijn verschillende alternatieve maatregelen geanalyseerd (Kamerstukken II 2011/12,<br />

30 080, nr. 60):<br />

1. De aanleg van een volledige hoogwatergeul <strong>IJssel</strong>delta-Zuid (maximale waterstanddaling door aanleg<br />

van dijken en een in- en uitlaat en verplaatsing van de Roggebotsluis in zuidelijke richting): Hiermee kan<br />

de restopgave ruimschoots worden gerealiseerd. Deze maatregel kan naar verwachting in 2019<br />

gerealiseerd zijn.<br />

2. De aanleg van een beperkte hoogwatergeul <strong>IJssel</strong>delta-Zuid (minimaal halen van de benodigde<br />

restopgave aan waterstanddaling door de aanleg van dijken en een in- en uitlaat en geen verplaatsing van<br />

de Roggebotsluis, maar plaatsing van extra spuikokers). Een voordeel van een beperkte hoogwatergeul<br />

ten opzichte van de volledige hoogwatergeul is dat bij het definitieve ontwerp van de Roggebotsluis<br />

rekening kan worden gehouden met de beslissingen in het Deltaprogramma. Een beperkte hoogwatergeul<br />

past meer bij een adaptieve aanpak. Deze maatregel kan naar verwachting in 2017 gerealiseerd zijn.<br />

3. Uiterwaardvergravingen: Uiterwaardvergravingen zijn niet nader uitgewerkt omdat deze de restopgave<br />

niet volledig realiseren en omdat de uitvoerbaarheid negatief wordt ingeschat. De uiterwaardvergravingen<br />

zijn zeer ingrijpend voor de landschappelijke en cultuurwaarde van het rivierengebied.<br />

4. Dijkverhoging: Dijkverhoging kan gereed zijn tussen 2018 en 2025, onder andere afhankelijk van de<br />

relatie met andere dijkverbeteringen in het kader van het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma. De<br />

samenhang tussen de rivierverruimende maatregelen op de <strong>IJssel</strong> wordt bij dijkversterking verstoord. Dit<br />

betekent dat op termijn bovenstrooms van Zwolle maatregelen nodig zullen zijn. De levensduur van dijken<br />

bovenstrooms Kampen nemen af, doordat de waterstand stijgt of niet verder daalt.<br />

Op grond van de analyse van deze alternatieven is gekozen voor de beperkte hoogwatergeul <strong>IJssel</strong>delta-<br />

Zuid als aanvullende maatregel (deze maatregel wordt ook ‘vaargeul Reevediep’ genoemd). Door middel<br />

van een scopewijziging van de PKB worden de aangepaste maatregel (verkorte zomerbedverlaging) en de<br />

aanvullende maatregel (beperkte hoogwatergeul <strong>IJssel</strong>delta-Zuid) opgenomen in het basispakket van de<br />

PKB en wordt de oorspronkelijke zomerbedverlaging hieruit verwijderd. Hiervoor wordt de binnenplanse<br />

wijzigingsprocedure uit de PKB gevolgd (ter inzage legging van het ontwerp-besluit, zes weken<br />

zienswijzentermijn, besluit en reactienota naar de Tweede Kamer, vaststelling besluit door Minister).<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 12 -


1.4 Doelstelling <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong><br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Met het besluit om in plaats van de volledige zomerbedverlaging een verkorte zomerbedverlaging uit te<br />

voeren, is de doelstelling voor de zomerbedverlaging aangepast. De opgave van de maatregel<br />

<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> is verwoord in onderstaand kader.<br />

Doelstelling <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong><br />

Een waterstandverlaging bij de maatgevende afvoer van 21 cm tussen rivierkilometer 979,0 en 980,0<br />

bij Zwolle door een zomerbedvergraving in de <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> en het leveren van een bijdrage aan het<br />

verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het projectgebied.<br />

1.4.1 Doelstelling waterveiligheid – vergraving zomerbed<br />

Met het (gewijzigd) vaststellen van de PKB is bepaald dat de maatregel in de <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> een<br />

vergraving van het zomerbed zal zijn. Na studie en overleg is aan de doelstelling van de<br />

zomerbedvergraving de randvoorwaarde opgelegd dat deze zonder onacceptabele effecten op de<br />

drinkwaterwinning moet plaatsvinden. De bestuurlijke afweging heeft geleid tot een zo groot mogelijke<br />

taakstelling zonder effecten op drinkwaterwinning. Dit is een verlaging van de Maatgevende<br />

Hoogwaterstand met 21 cm tussen rivierkilometer 979,0 en 980,0 bij Zwolle.<br />

1.4.2 Doelstelling ruimtelijke kwaliteit – inrichting uiterwaarden<br />

Met de maatregel <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> wil de initiatiefnemer een bijdrage leveren aan de<br />

ruimtelijke kwaliteit van dit gebied. Aan deze doelstelling is beoogd invulling te geven door:<br />

• In de uiterwaarden meer ruimte te geven aan de natuurlijke dynamiek, waardoor bijzondere natuur- en<br />

landschapswaarden langs de <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> behouden blijven en worden versterkt;<br />

• Het beleefbaar maken van de landschappelijke en ecologische waarden door de recreatieve<br />

toegankelijkheid te vergroten;<br />

• De uiterwaardmaatregelen zodanig in te passen dat ze voortbouwen op de kenmerken en<br />

kernkwaliteiten van de <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> (Visie Ruimtelijke Kwaliteit <strong>Zomerbedverlaging</strong>, Bosch<br />

Slabbers, 2011, www.ijsseldelta.info). Ingezet is op het behoud van de kernkwaliteiten; behoud van<br />

openheid, cultuurlandschap en natuurlijk reliëf zijn hierbij bijzondere aandachtspunten.<br />

1.5 Het Initiatief<br />

Er worden twee typen maatregelen uitgewerkt vanuit de dubbele doelstelling voor het project<br />

<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong>:<br />

vergraving van het zomerbed;<br />

uiterwaardmaatregelen voor ruimtelijke kwaliteit.<br />

Afbeelding 1-2 toont de ligging van de maatregel <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong>.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 13 -


Afbeelding 1-2 Kaart van het voornemen: vergraving en uiterwaardmaatregelen<br />

1.5.1 Vergraving van het zomerbed<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Door de rivier te verdiepen wordt meer ruimte gecreëerd voor de afvoer van rivierwater. Bij hoogwater<br />

komt de waterstand minder hoog ten opzichte van de situatie nu. Daarmee kan de rivier de vereiste<br />

waterhoeveelheid aan en op die manier aan de veiligheidseisen voldoen. Voor de zomerbedvergraving is<br />

een ontwerp gemaakt. In dit ontwerp zal het zomerbed van de <strong>IJssel</strong> over een lengte van ca 7,5 km<br />

worden verlaagd, tussen de Molenbrug bij Kampen en de Eilandbrug bij de monding van de <strong>IJssel</strong>. Het<br />

zomerbed wordt stroomafwaarts meer verlaagd dan stroomopwaarts. Het meest stroomopwaartse deel, de<br />

eerste stap, tussen rkm 992,9 – 996,3, wordt gemiddeld 1,8 m verlaagd (het oranje deel in Afbeelding 1-2).<br />

De tweede stap, tussen rkm 996,3 en 1000,6 (nabij de Eilandbrug), wordt met gemiddeld 2,3 m verlaagd<br />

(rode deel inAfbeelding 1-2).<br />

Het getrapte ontwerp van de vergraving beperkt de verlaging van de waterstand tijdens een<br />

representatieve gemiddelde zomerafvoer en daarmee de effecten op de omgeving. Hiermee is de<br />

maatregel het meest effectief. Deze maatregel heeft de minste nadelige bijwerkingen/effecten op de<br />

omgeving. Een vergraving van het zomerbed in de omgeving van Zwolle met dezelfde taakstelling zal een<br />

groter ongewenst effect hebben op de omgeving en dat is niet acceptabel.<br />

De uitgangspunten voor de vergraving zijn als volgt:<br />

• De bodem wordt alleen vergraven op plaatsen waar de huidige bodemhoogte hoger is dan de<br />

ontwerp-bodemhoogte, dat betekent dat diepere delen niet worden ‘opgevuld’.<br />

• Op basis van een geotechnische analyse is een contourlijn gedefinieerd waarbinnen de vergraving<br />

van het zomerbed zal plaatsvinden. Deze contourlijn ligt op een minimum afstand van 15 m ten<br />

opzichte van de kribben, dijken, kades en oevers om de stabiliteit van deze constructies te<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 14 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

waarborgen. Als de bodem in de huidige situatie al dieper ligt dan de beoogde aanleg hoogte van de<br />

zomerbedverlaging, wordt er niet gegraven. Omdat de contourlijn de beoogde aanleghoogte volgt,<br />

kan het op deze locaties voorkomen dat de contourlijn dichterbij de kribben, kades en dijken ligt dan<br />

15 meter. Hierdoor zal de stabiliteit van de constructies niet afnemen ten opzichte van de huidige<br />

conditie. Op veel plekken is een veel grotere afstand dan 15 m aangehouden.<br />

• In de bochten is gekozen voor een smallere ontgravingcontour. De contour ligt aan de binnenbocht<br />

zijde minimaal 15 m uit de oever. Aan de buitenbocht zijde ligt de contour ongeveer op de locatie waar<br />

de geul op maximale diepte ligt. Dit betekent dat de overwegend diepe buitenbochten niet verder<br />

vergraven worden.<br />

• Op basis van geotechnische overwegingen vindt de vergraving vanaf de contourlijn plaats onder een<br />

helling van 1:7, of flauwer, naar de gewenste ontwerphoogte.<br />

Ter hoogte van rivier km 996,5 bevindt zich de archeologische vindplaats van een 15 de -eeuwse Kogge.<br />

De Kogge blijft niet op deze plek liggen en zal worden geborgen.<br />

Aanleg en onderhoud<br />

De zomerbedvergraving wordt gerealiseerd in 1 tot 2 jaar met baggerschepen geschikt voor de <strong>IJssel</strong>. Het<br />

vrijkomende materiaal zal of aan de markt, of aan het project <strong>IJssel</strong>delta-Zuid geleverd worden. Als het<br />

zand aan <strong>IJssel</strong>delta-Zuid geleverd wordt dat, indien gewenst, opgeslagen in nabij gelegen depots.<br />

De rivier zal in de loop van de tijd de vergraving weer vullen met sediment. Daarom zal periodiek<br />

onderhoud plaats vinden met baggerschepen. Een deel van het materiaal dat daarbij vrijkomt wordt<br />

benedenstrooms, aan het eind van de vergraving weer in de <strong>IJssel</strong> gebracht. Een ander deel wordt<br />

gebruikt in de “Pilot Zandafzetting”.<br />

Constructieve maatregelen<br />

De vergraving van het zomerbed betekent ook dat enkele constructieve maatregelen getroffen worden. Dit<br />

zijn de volgende maatregelen.<br />

• Eilandbrug: om de erosie nabij de strekdam te voorkomen, wordt de bestaande bodembescherming<br />

uitgebreid;<br />

• Stadsbrug: aanpassen van het remmingswerk, dit is een constructie waarmee schepen worden<br />

afgeremd als ze een brug naderen of dreigen aan te varen.<br />

• Meerpalen/steigers: op tweetal plaatsen vervangen door langere buispalen.<br />

1.5.2 Uiterwaardmaatregelen voor ruimtelijke kwaliteit<br />

Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit gebeurt door in de uiterwaarden meer ruimte te geven aan<br />

natuurlijke dynamiek, waardoor bijzondere natuur- en landschapswaarden behouden blijven en worden<br />

versterkt. Daarbij is de insteek de landschappelijke en ecologische waarden ook beleefbaar te maken,<br />

door de recreatieve toegankelijkheid te vergroten. Tenslotte zijn de maatregelen passend bij de<br />

kernkwaliteiten van het landschap van de <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong>.<br />

De ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd door uiterwaardmaatregelen in Scherenwelle,<br />

Koppelerwaard, Zalkerbosch, Bentinckswelle en de Vreugderijkerwaard. In deze uiterwaarden<br />

worden als onderdeel van dit initiatief de onderstaande maatregelen genomen (zie ook<br />

Afbeelding 1-3).<br />

Maatregelen Scherenwelle<br />

• Lokaal verlagen zomerkade voor behoud bestaand kievitsbloemhooiland en ontwikkeling van nieuw<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 15 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

kievitsbloemhooiland.<br />

• Creëren kleine open plekken (zeer kleinschalig) om ontwikkeling kievitsbloemhooiland te stimuleren.<br />

• Omvormen agrarisch beheer naar natuurbeheer.<br />

• Kwaliteitsverbetering en uitbreiding bestaand rietmoeras door graven van laagtes en plaatsen duiker in<br />

zomerkade.<br />

• Uitbreiding zachthoutooibos in 2 robuuste kernen.<br />

• Opschonen oeverzone <strong>IJssel</strong> door verwijderen struiken en ondergroei.<br />

• Aanleggen eenzijdig aangetakte nevengeul door opschonen en graven buitenste hank.<br />

• Aanleggen natuurvriendelijke oevers langs nevengeul.<br />

• Natuurvriendelijk inrichten van de ijsbaan.<br />

• Natuurvriendelijke oevers aanleggen langs twee plassen.<br />

• Verwijderen wilgenopslag in rietmoeras en langs de hanken.<br />

Maatregelen Koppelerwaard<br />

• Plaatsen stuw in sloot om lokaal water langer vast te houden t.b.v. kwaliteitsverbetering plasdrassituatie.<br />

• Plaatsen van een kleine (roos)molen om extra water in het gebied te brengen.<br />

Maatregelen Zalkerbosch<br />

• Omvormen agrarisch beheer naar natuurbeheer voor die delen waar hardhoutooibos,<br />

stroomdalgrasland, natuurlijk grasland en plas-drassituaties worden gerealiseerd.<br />

• Verwijderen graszoden t.b.v. de ontwikkeling van hardhoutooibos.<br />

• Ontwikkelen hardhoutooibos.<br />

• Reliëfvolgend bouwvoor verwijderen t.b.v. de ontwikkeling van stroomdalgrasland.<br />

• Pilot: Stimuleren zandafzetting t.b.v. ontwikkeling stroomdalgrasland.<br />

• Maaiveldverlaging (gemiddeld 30 cm) t.b.v. plas-drassituatie.<br />

• Verwijderen bosjes en opgaande begroeiing op zomerkade en ter plekke van de maaiveldverlaging.<br />

• Realiseren graanakker (vanuit cultuurhistorie).<br />

• Realiseren wandelroute door verbinden bestaande en nieuw aan te leggen paden.<br />

Maatregelen Bentinckswelle<br />

• Aanleggen tweezijdig aangetakte nevengeul.<br />

• Kwaliteitsverbetering plas-dras en door introductie <strong>IJssel</strong>peil,<br />

• Behouden van geïsoleerde plassen door aanleg grondwal.<br />

• Realiseren wandelroute met nieuw aan te leggen paden.<br />

Maatregelen Vreugderijkerwaard<br />

• Kleinschalige maatregelen watergangen ter verbetering bestaand rietmoeras<br />

• Aanbrengen van drie laagtes. Binnen laagtes worden alle struiken en bomen verwijderd.<br />

• Kleinschalig afplaggen ter verbetering kwaliteit bestaand stroomdalgrasland.<br />

• Pilot: Stimuleren zandafzetting t.b.v. stroomdalgrasland.<br />

Afbeelding 1-3 Uiterwaardmaatregelenkaart <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong><br />

Volgende pagina<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 16 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 17 -


1.6 Onderbouwing van locatie<br />

1.6.1 Locatie vergraving<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

In de planstudie is de ligging en de wijze van vergraven van het zomerbed geoptimaliseerd, vanaf het<br />

ontwerp uit de PKB tot aan het in paragraaf 1.5 gepresenteerde referentieontwerp. In deze paragraaf<br />

wordt deze optimalisatie kort beschreven. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar het MER<br />

deel A (Royal HaskoningDHV, 2013).<br />

Doordat de verlaging in het zomerbed wordt uitgevoerd, heeft de maatregel bij alle afvoeren, van extreem<br />

hoge tot lage afvoer, een verlagend effect op de rivierwaterstand. De daling van waterstanden tijdens lage<br />

en gemiddelde afvoeren kan ongewenste effecten hebben in de vorm van grondwaterstanddaling en een<br />

afname van overstromingsfrequentie in de uiterwaarden. De grondwaterstanddaling kan bovendien tot<br />

gevolg hebben dat er niet voldoende water meer beschikbaar is voor drinkwaterwinning. Met de<br />

optimalisatie worden deze effecten zoveel mogelijk beperkt.<br />

Om het waterstanddalende effect bij lage en gemiddelde afvoeren van de Zomerbedvergraving zoveel<br />

mogelijk te beperken (en het waterstanddalende effect bij hoge afvoer in stand te houden), wordt er<br />

gebruik gemaakt van de dempende werking van het <strong>IJssel</strong>meer. De dempende werking wordt veroorzaakt<br />

doordat bij lage <strong>IJssel</strong>afvoeren de waterstand in de <strong>IJssel</strong>delta vooral wordt bepaald door het<br />

<strong>IJssel</strong>meerpeil, en nauwelijks afhangt van de (lage) afvoer op de <strong>IJssel</strong>. De locatie van de vergraving<br />

bepaalt daardoor het effect op de gemiddelde en lage waterstanden, waarbij het effect klein is bij de<br />

monding van de <strong>IJssel</strong> en toeneemt in de richting van Zwolle.<br />

Het eerste resultaat van deze optimalisatie is dat een steeds dieper wordende vergraving (getrapte<br />

vergraving) in de richting van de riviermonding tot een kleiner effect leidt op gemiddelde en lage<br />

waterstanden, dan een vergraving die overal even diep is.<br />

Een getrapte vergraving van een lange zomerbedvergraving leidde echter niet tot acceptabele effecten op<br />

de drinkwaterwinning ter plaatse van Zwolle. Daarom is besloten de doelstelling voor de<br />

zomerbedverlaging aan te passen (zie paragraaf 1.3Error! Reference source not found.). Om zo<br />

optimaal mogelijk gebruik te kunnen blijven maken van het dempende effect van het <strong>IJssel</strong>meer tijdens<br />

lage en gemiddelde afvoeren, is ervoor gekozen om de Zomerbedvergraving vanaf Zwolle in<br />

benedenstroomse richting in te korten.<br />

Het resultaat van deze optimalisatie is een getrapte vergraving over een lengte van 7,5 km in het<br />

benedenstroomse deel van de <strong>IJssel</strong>.<br />

1.6.2 Locatie uiterwaardmaatregelen<br />

In de planstudie zijn de best passende locaties voor de uiterwaardmaatregelen geselecteerd. In deze<br />

paragraaf wordt deze keuze kort beschreven. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar het<br />

MER deel A (Royal HaskoningDHV, 2013).<br />

Voor het verwezenlijken van de tweede doelstelling van het project – bijdragen aan verbetering van de<br />

ruimtelijke kwaliteit - worden uiterwaardmaatregelen uitgevoerd tussen Kampen en Zwolle. Om tot het<br />

Inrichtingsplan voor de uiterwaarden te komen, is een proces voorafgegaan waarin de visie op ruimtelijke<br />

kwaliteit specifiek is gemaakt voor het project zomerbedverlaging.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 18 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De visie is in lijn met de kernkwaliteiten van de gehele <strong>IJssel</strong>, die zijn benoemd en beschreven in de<br />

Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit <strong>IJssel</strong> (Bosch Slabbers, 2008). Deze visie kent drie peilers:<br />

• Ruimte geven aan natuurlijke dynamiek, behoud en versterking van bijzondere natuurwaarden<br />

• Vergroten toegankelijkheid<br />

• Passend bij de kernkwaliteiten landschap<br />

De uiterwaarden gelegen binnen het invloedsgebied van de vergraving zijn met elkaar vergeleken en<br />

beoordeeld met de volgende methode:<br />

• Ruimte geven aan natuurlijke dynamiek: behoud en versterking van bijzondere natuurwaarden’ is het<br />

eerste uitgangspunt van de visie voor ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast zijn natuurwaarden langs de<br />

<strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. De locatiekeuze voor<br />

uiterwaardmaatregelen is daarom gestart met een selectie van uiterwaarden waar, ecologisch gezien,<br />

de beste condities voor behoud en ontwikkeling van de natuurwaarden aanwezig zijn.<br />

• De geselecteerde uiterwaarden zijn vervolgens getoetst op ruimtelijke kwaliteit (vergroten<br />

toegankelijke en passend bij kernkwaliteiten Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit <strong>IJssel</strong>), haalbaarheid en<br />

synergie.<br />

1.7 Autonome ontwikkelingen<br />

Naast de <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> zijn er ook andere projecten in het gebied. Voor een volledig<br />

overzicht van de projecten in de regio, en de wijze waarop deze in de effectstudies zijn meegenomen<br />

wordt verwezen naar het MER Deel A (Royal HaskoningDHV, 2013).<br />

Als autonome ontwikkelingen zijn onder meer de Ruimte voor de Rivier-projecten Dijkverlegging<br />

Westenholte, en Uiterwaardvergraving Scheller en Oldeneler buitenwaarden meegenomen.<br />

In Zwolle wordt ook rivierverruiming gerealiseerd door de aanleg van een aantal geulen in de Scheller en<br />

Oldeneler Buitenwaarden, net ten zuidwesten van Zwolle. Een deel van het gebied wordt voor natuur<br />

ingericht. Verder worden in het gebied maatregelen voorbereid als uitwerking van de Kaderrichtlijn Water<br />

(KRW) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).<br />

1.8 Leeswijzer<br />

Het project <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bestaat uit veel verschillende disciplines en onderzoeken<br />

op verschillende thema’s. De verschillende producten en effectstudies in deze studie zijn geclusterd in<br />

deelrapporten per discipline, en dienen als input voor het MER, de adviesnota SNIP3, het Projectplan<br />

Waterwet en vergunningaanvragen.<br />

Onderhavig rapport is de inventarisatie van constructies en kunstwerken. De beoordeling van constructies<br />

en kunstwerken is gerangschikt op type (bruggen, gemalen, duikers, etc) en zo onderverdeeld in de<br />

diverse hoofdstukken van dit rapport. Eerst wordt de scope vastgesteld met terugblik naar de resultaten uit<br />

de SNIP2A fase. Vervolgens is per type kunstwerk een tabel met resultaten opgenomen. De<br />

onderbouwing is in de daarna volgende paragrafen uitgewerkt. Relevante informatie vanuit de planstudie<br />

is als bijlage opgenomen bij dit rapport.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 19 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

In de loop van het planproces is er op een aantal onderdelen een andere keuze gemaakt, dan waar in<br />

voorliggende rapportage van uit is gegaan. Het gaat hierbij om de volgende keuzes:<br />

• Ter hoogte van rivier km 996,5 bevindt zich de archeologische vindplaats van een 15 de -eeuwse<br />

Kogge. De Kogge blijft niet op deze plek liggen en zal worden geborgen;<br />

• De inrichting van de uiterwaard Bentinckswelle is gewijzigd. Er wordt ondermeer een nevengeul<br />

aangelegd;<br />

• In de uiterwaarden Zalkerbosch en Bentinckswelle wordt een wandelpad (laarzenpad)<br />

gerealiseerd. Het voorgenomen tracé is opgenomen in<br />

• Afbeelding 1-3.<br />

De besluiten en vergunningen gaan uit van het in dit hoofdstuk 1 beschreven ontwerp voor de<br />

vergraving en inrichting van de uiterwaarden. Ook in het Milieueffectrapport en de Passende<br />

beoordeling zijn bovengenoemde keuzes verwerkt. In voorliggende rapportage wordt mogelijk op<br />

onderdelen een andere situatie beschreven.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 20 -


2 BRUGGEN<br />

2.1 Scope<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

In dit hoofdstuk worden de bruggen in het plangebied behandeld. Op basis van de resultaten van het<br />

SNIP2A onderzoek zijn de objecten aangemerkt waar nader onderzoek noodzakelijk is om een goed beeld<br />

te krijgen van de effecten van de maatregel en waar nodig mitigerende maatregelen uit te werken. In<br />

onderstaande tabel is dit per brug gespecificeerd. In de volgende paragraaf is een toelichting op de scope<br />

en vervolgonderzoek opgenomen.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Eilandbrug<br />

[brug: RWS<br />

Wegendistrict<br />

strekdam:<br />

RWS<br />

Waterdistrict]<br />

Stadsbrug<br />

[Gemeente<br />

Kampen]<br />

Molenbrug<br />

[RWS<br />

waterdistrict]<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

1000-<br />

1001<br />

Resultaten planstudie SNIP2A<br />

(bron:WG-SE20080907 DeelrapportIII_Constructies en KW)<br />

A. Steunpunt 4/5<br />

- geen stabiliteitsproblemen voor steunpunt 4/5<br />

- lokaal bodembescherming aanbrengen rond funderingsplaat<br />

pijlers<br />

B. Zinker<br />

- zomerbedverlaging heeft geen negatieve effecten op de zinker,<br />

wel rekening houden met aanwezigheid bij baggerwerk.<br />

C. Strekdam<br />

- stabiliteit bij verlaagde bodem onzeker. De strekdam met een<br />

gedetailleerde berekening toetsen op sterkte en<br />

standzekerheid.<br />

995-996 A. Hoofdpijlers<br />

- geen invloed op stabiliteit hoofdpijlers.<br />

- damwand rond de pijlers moet nader beschouwd. Eventueel<br />

afbranden op nieuwe bodemhoogte.<br />

B. Steunpunten aanbruggen<br />

- geen stabiliteitsproblemen<br />

- eventueel aanwezige bodembescherming opnieuw aanbrengen<br />

C. Zinker<br />

993-994 A. Pijlers<br />

- zomerbedverlaging heeft geen negatieve effecten op de zinker,<br />

wel rekening houden met aanwezigheid bij baggerwerk<br />

- geen stabiliteitsproblemen pijlers<br />

- bodembescherming bij de oevers mogelijk opnieuw<br />

aanbrengen.<br />

Vervolg-<br />

onderzoek<br />

SNIP3<br />

Review<br />

Review<br />

Review<br />

De lijst met objecten is in samenspraak met de beheerders opgesteld (workshop met beheerders -19 mei<br />

2010, Deventer) en geüpdate op basis van het meest recente ontwerp van de <strong>Zomerbedverlaging</strong>.<br />

2.2 Benadering<br />

De zomerbedverlaging betekent voor de bruggen een gewijzigd bodem- en oeverprofiel. Met het SNIP3<br />

ontwerp van de bodemverlaging is de stabiliteit van funderingen en oevers van de bruggen beoordeeld.<br />

Waar de noodzaak van mitigerende maatregelen volgt, is een principe oplossing voorgesteld. Deze<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 21 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

maatregelen worden onderdeel van het maatregelpakket van de zomerbedverlaging. Het technisch<br />

ontwerp van deze maatregelen is in een separaat rapport opgenomen.<br />

2.3 Resultaten<br />

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de onderzoeksresultaten uit deze SNIP3-fase. Voor de<br />

uitwerking per object wordt verwezen naar de paragrafen 2.4 tot en met 2.6.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Eilandbrug<br />

met strekdam<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

1000-<br />

1001<br />

Resultaten planstudie SNIP3<br />

- Bodembescherming strekdam: De aanwezige bodembescherming rondom de<br />

strekdam dient uitgerbeid te worden in drie richtingen: bovenstroomse-,<br />

noordelijke- en bendenstroomse richting.<br />

Stadsbrug 995-996 - Hoofdpijlers: de ontgraving ten behoeve van de zomerbedverlaging heeft<br />

nagenoeg geen effect op het draagvermogen van pijler 6. Bij pijler 5 blijft het<br />

druk- en trekdraagvermogen voldoen. Door de ontgraving zal het werkelijke<br />

draagvermogen iets afnemen waardoor een enkele millimeter vervorming zal<br />

optreden. Dit valt binnen toelaatbare marges en vraagt geen mitigatie.<br />

- Tussenpijlers 3 en 4: na ontgraving is het drukdraagvermogen nog steeds<br />

voldoende. Door de ontgraving zal het werkelijke draagvermogen iets afnemen,<br />

zodat de pijlers een enkele millimeter kunnen gaan zakken. Dit valt binnen<br />

toelaatbare marges en vraagt geen mitigatie.<br />

- Remmingwerk: De opneembare energie door pijler en remmingwerk bij een<br />

frontale aanvaring is veruit onvoldoende. Door de ontgraving ten behoeve van<br />

de zomerbedverlaging neemt de capaciteit nog eens sterk af. Een mitigerende<br />

maatregel is nodig.<br />

- Bodembescherming: De aanwezige bodembescherming tussen de hoofdpijlers<br />

dient hersteld te worden na aanleg van de zomerbedverlaging.<br />

Molenbrug 993-994 - De zomerbedverlaging heeft geen invloed op de stabiliteit van de pijlers en de<br />

oeverbescherming. Aandachtspunt is het voorkomen van schade aan de<br />

bodembescherming bij de uitvoeringswerkzaamheden.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 22 -


2.4 Eilandbrug met strekdam<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De Eilandbrug is de oeververbinding van de N50 tussen Kampen en de Noordoostpolder. De verbinding<br />

bestaat uit de volgende elementen:<br />

– Steunpunten (8 stuks incl. pijlers);<br />

– Dukdalven (2 stuks);<br />

– Zinker tussen steunpunten 4 en 5;<br />

– Strekdam incl. bodembescherming.<br />

Op dit moment is in de buitenbocht een diepe kuil aanwezig. De kuil en een uitgebreidere technische<br />

tekening van de situatie ter plaatse van de eilandbrug is opgenomen in bijlage 3.<br />

Onderstaande afbeelding is een zijaanzicht van de verbinding<br />

STP. 1 STP. 2 STP. 3 STP. 4 STP. 5 STP. 6 STP. 7 STP. 8<br />

Afbeelding 2-1: Aanzicht Eilandbrug<br />

In deze paragraaf is de invloed van de bodemverlaging op het functioneren van de afzonderlijke<br />

elementen van de verbinding beoordeeld. Daarbij is gekeken naar de strekdam met de aanwezige<br />

bodembescherming en de kuil in de buitenbocht.<br />

In een voorgaande fase van dit project was het uitgangspunt dat nabij de Eilandbrug het zomerbed over<br />

de gehele breedte zou worden verlaagd tot NAP-7,7m, in tegenstelling tot het uitgangspunt van NAP-<br />

6,2m in de SNIP2A fase. Op basis van deze volledige vergraving is toen gekeken naar de draagkracht<br />

van de pijlers, de stabiliteit van de strekdam met de aanwezige bodembescherming en het<br />

remmingswerk, zie bijlage 4. Hieruit is gebleken dat wanneer de vergraving over de volledige breedte van<br />

het zomerbed zou worden gerealiseerd zowel de zinker als de strekdam volledig vervangen moeten<br />

worden. Daarnaast is gebleken dat een potentiële volledige vergraving geen significante negatieve<br />

invloed heeft op zowel de fundering van de steunpunten 4 en 5 alsmede de dukdalven.<br />

Op basis van deze resultaten heeft Rijkswaterstaat RHDHV gevraagd om na te gaan of de vervanging<br />

van de strekdam en de zinker voorkomen kunnen worden door nabij de Eilandbrug niet over de volledige<br />

breedte van het zomerbed de verlaging toe te passen, maar slechts over een gedeelte van het zomerbed.<br />

De resultaten van deze aanvullende vraag zijn gedocumenteerd in RHDHV, Aanvullende vragen<br />

Eilandbrug [3]. De kern van [3] is opgenomen in voorliggende paragraaf en bijbehorende bijlagen.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 23 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Rijkswaterstaat heeft ervoor gekozen om ter plaatse van de Eilandbrug de volgende<br />

ontwerpuitgangspunten te hanteren voor de zomerbedvergraving:<br />

– Het ontwerp van de vergraving van de <strong>Zomerbedverlaging</strong> eindigt ten westen van de Eilandbrug.<br />

Dit is vanuit diverse oogpunten (o.a. hydraulica) een geoptimaliseerd ontwerp;<br />

– Ter plaatse van de brug wordt het zuidelijke deel van het zomerbed niet verlaagd (zie kader);<br />

– Daar waar het zomerbed wel verlaagd wordt, wordt het nieuwe bodemniveau NAP-7,7 m.<br />

Een grove indicatie van de voorgenomen vergraving is opgenomen in Afbeelding 2-2 en Afbeelding 2-3.<br />

Afbeelding 2-2: Bovenaanzicht van de (gedeeltelijke) vergraving nabij de Eilandbrug(km1000)<br />

Bodemhoogte (m t.o.v. NAP)<br />

2,00<br />

0,00<br />

-2,00<br />

-4,00<br />

-6,00<br />

-8,00<br />

-10,00<br />

As Brugpijler (zuidoever)<br />

As Brugpijler<br />

Dwarsprofiel t.p.v. Eilandbrug - km 1000<br />

As Strekdam<br />

Bestaande bodembescherming<br />

TE ONTGRAVEN<br />

-12,00<br />

-10,00<br />

-20 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200<br />

Afstand (m)<br />

Peiling bodem 2009 Ontwerp zbverl Diepte ontgraving<br />

Afbeelding 2-3: Bodemprofiel ter plaatsen van de Eilandbrug voor en na de zomerberverlaging<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 24 -<br />

0,00<br />

-2,00<br />

-4,00<br />

-6,00<br />

-8,00<br />

Ontgraving (m)


2.4.1 Kuil in buitenbocht<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Huidige situatie:<br />

Nabij de Eilandbrug bevindt zich in de buitenbocht een kuil. Deze zou de stabiliteit van de brugfundering<br />

negatief kunnen beïnvloeden. Op basis van bodemkaarten uit 1997 en 2009 (zie bijlage 3) is<br />

geconcludeerd dat de kuil van ca. 10m diep in 12 jaar als volgt is veranderd:<br />

– zich stroomopwaarts verplaatst;<br />

– blijft liggen aan de buitenbocht;<br />

– smaller wordt;<br />

– niet dieper wordt.<br />

De meest recente – voor Royal HaskoningDHV beschikbare- dieptemetingen nabij de Eilandbrug zijn in<br />

2009 verricht. Op basis van deze metingen is een dwarsprofiel afgeleid, zie Bijlage 3.<br />

Dagelijkse (normale) situatie:<br />

De kuil heeft aan de kant van de noordoever een talud van ca. 1:2 – 1:2,5. Voor een onderwatersituatie is<br />

dit steil te noemen. Op basis van de huidige documentatie lijkt de kuil direct tegen de bestaande<br />

oeververdediging aan te liggen.<br />

Er heeft zich geen significante hoogwatersituatie voorgedaan tussen 1997 en 2009. Hierdoor kan<br />

geconcludeerd worden dat bovenbeschreven migratie van de kuil plaatsvindt onder huidige dagelijkse<br />

(normale) omstandigheden. Een diepe kuil kan met name geotechnische instabiliteit veroorzaken van<br />

naastgelegen grondlichamen. Omdat in de buitenbocht tussen de rivier en de waterkering voorland met<br />

een oeverbescherming aanwezig is, is een potentiële instabiliteit van de waterkering niet te verwachten.<br />

Op en in het voorland is de fundering van de brugconstructie (steunpunt 3) aanwezig. De rivierbeheerder<br />

heeft aangegeven dat de bestaande oeverbescherming nabij de kuil, nu en in de laatste 15 jaar niet<br />

instabiel is geweest. Hierdoor is er ook geen gevaar voor instabiliteit van de brugconstructie.<br />

Maatgevende situatie:<br />

Wanneer in de huidige situatie de maatgevende afvoer (1/1250 per jaar situatie) zou optreden ontstaat<br />

een stromingsprofiel zoals weergegeven in de volgende afbeelding.<br />

Uit de volgende afbeelding blijkt dat een dieptegemiddelde stroomsnelheid van ca. 2,9m/s op kan treden<br />

tijdens maatgevende omstandigheden. In Bijlage 5 zijn afbeeldingen opgenomen van de stromingssituatie<br />

voor een 1/1 per jaar omstandigheden. Hieruit blijkt dat de stroomsnelheid bij een 1/1 per jaar situatie ca.<br />

1,2m/s is. Wanneer nu de maatgevende situatie zich voordoet, betekent dit dat ten opzichte van de<br />

dagelijkse situatie de stroomsnelheid lokaal met een factor van ca. 2,5 toeneemt. Hierdoor zal de<br />

bestaande bodemligging in de bocht veranderen. In welke mate dat is, kan op basis van de huidige<br />

inzichten niet exact gezegd worden. De verwachting is dat de bestaande kuil dieper wordt en het<br />

noordelijke talud van de kuil nog steiler.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 25 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Afbeelding 2-4: Dieptegemiddelde stroomsnelheid nabij Eilandbrug onder maatgevende<br />

omstandigheden zonder zomerbedverlaging<br />

Conclusie en aanbevelingen huidige situatie:<br />

Onder de dagelijkse omstandigheden ontbreekt in eerste instantie de directe noodzaak om een<br />

steenbestorting aan te leggen en/of de bestaande kuil op te vullen.<br />

Echter, onder maatgevende omstandigheden is het niet uitgesloten dat de huidige kuil negatieve invloed<br />

heeft op de stabiliteit van de noordelijke rivieroever. De aanwezige kuil vormt daarmee een aandachtspunt<br />

van de rivierbeheerder.<br />

Invloed zomerbedverlaging:<br />

Door de zomerbedverlaging zal de lokale morfologische situatie veranderen, waardoor eventuele<br />

mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn. Voorliggende paragraaf beschouwt de invloed van de<br />

toekomstige vergraving op de kuil.<br />

Ondanks dat reeds geconcludeerd is dat de bestaande situatie van kuil en oeverbescherming mogelijk niet<br />

voldoet en daarom aangepakt moet worden, wordt hieronder ingegaan op de invloed van de<br />

zomerbedverlaging.<br />

Om te bepalen welke extra invloed de potentiële zomerbedverlaging heeft op de kuil en daarmee op de<br />

geotechnische situatie dienen twee situaties in ogenschouw genomen te worden:<br />

1) Toekomstige dagelijkse situatie;<br />

2) Toekomstige maatgevende (extreem hoogwater)situatie.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 26 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Ad. 1 Toekomstige dagelijkse situatie<br />

In een voorgaande fase van het project zijn reeds hydraulische en morfologische berekeningen uitgevoerd<br />

voor de situatie dat over de gehele breedte van de rivier het zomerbed wordt verlaagd. In Bijlage 6 zijn<br />

onder andere de resultaten met betrekking tot stroomsnelheden voor de 1/1 per jaar situatie weergegeven.<br />

Stroombeelden van de dagelijkse situatie zijn op moment van schrijven niet beschikbaar. Daarom is in<br />

voorliggende studie uitgegaan van iets zwaardere omstandigheden dan de dagelijkse situatie (1/1 per jaar<br />

situatie). De beschouwde situatie is niet extreem te noemen.<br />

Uit de berekeningen blijkt dat onder de 1/1 per jaar situatie de stroomsnelheden in de bocht lager zullen<br />

zijn dan in de huidige situatie. Dit betekent dat een verlaging over de volle breedte van het zomerbed geen<br />

verslechtering van de dagelijkse situatie introduceert.<br />

Wanneer bijvoorbeeld ter plaatse van de Eilandbrug alleen ten noorden van strekdam een vergraving<br />

plaatsvindt, zal ten opzichte van de berekende situatie meer debiet door de buitenbocht gaan. Hierdoor zal<br />

ook de lokale stroomsnelheid in de buitenbocht iets groter zijn nu berekend. Uitgaande van bijvoorbeeld<br />

een toename van 10% betekent dit dat de lokale stroomsnelheid ca. 1,3m/s zal bedragen. Deze<br />

stroomsnelheid is vergelijkbaar met de berekende stroomsnelheid voor de huidige (referentie) situatie.<br />

Voorgaande betekent dat wanneer het zomerbed verlaagd wordt over de volle breedte of over alleen het<br />

noordelijk gelegen deel, geen significantie verandering in stroomsnelheid teweeg brengt vergeleken met<br />

de referentie situatie. Voor wat betreft de ontwikkeling van de kuil en de invloed op de omgeving zijn dan<br />

ook geen significante veranderingen te verwachten. Daarom zijn er in het kader van de zomerbedverlaging<br />

ook geen aanvullende aanpassingen aan de kuil dan wel oeverbescherming noodzakelijk.<br />

Ad. 2: Toekomstige maatgevende (extreem hoogwater)situatie.<br />

Ook voor de toekomstige extreme situatie is een berekening uitgevoerd, zie Afbeelding 2-5.<br />

Afbeelding 2-5: Dieptegemiddelde stroomsnelheid nabij Eilandbrug onder maatgevende<br />

omstandigheden bij volledig verlaagd zomerbed<br />

Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat lokaal een dieptegemiddelde stroomsnelheid van ca. 2,3m/s op zal<br />

treden. Wanneer Afbeelding 2-4 met Afbeelding 2-5 wordt vergeleken kan geconcludeerd worden dat bij<br />

de situatie met zomerbedverlaging een lagere lokale dieptegemiddelde stroomsnelheid optreedt. Dit geldt<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 27 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

voor de situatie dat over de volledige breedte van het zomerbed de potentiële verlaging tot NAP-7,7m<br />

wordt gerealiseerd.<br />

Wanneer ook nu alleen ten noorden van strekdam de vergraving plaatsvindt, zal ten opzichte van de<br />

berekende situatie meer debiet door de buitenbocht gaan. Hierdoor zal ook de lokale stroomsnelheid in de<br />

buitenbocht iets groter zijn nu berekend. Uitgaande van een toename van bijvoorbeeld 10% betekent dit<br />

dat de lokale stroomsnelheid ca. 2,5m/s zal bedragen. Ten opzichte van de bestaande situatie betekent dit<br />

dat de lokale stroomsnelheden onder maatgevende omstandigheden nog steeds lager zijn.<br />

In bovenstaande analyse is ingezoomd op de te verwachten locale stroomsnelheden. De hiervan afgeleide<br />

morfologische veranderingen zijn niet exact te voorspellen. De morfologische ontwikkelingen zijn een<br />

onderdeel van het monitoringsprogramma van de zomerbedverlaging.<br />

Conclusie en aanbeveling maatgevende situatie:<br />

Uit bovenstaande redeneringen voor zowel de dagelijkse als de maatgevende situatie kan geconcludeerd<br />

worden dat de zomerbedverlaging of een gedeeltelijke verlaging geen extra negatieve invloed heeft op de<br />

verandering van de kuil (bijvoorbeeld verdieping of versnelde erosie/verplaatsing) en de eventuele<br />

gevolgen van deze verandering. De te verwachten stroomsnelheden zijn immers lager.<br />

De kuil blijft echter een aandachtspunt voor de waterkering- en rivierbeheerder, gezien de risico’s die nu al<br />

aanwezig zijn. Voor het project “zomerbedverlaging” is het geen extra aandachtspunt, immers de<br />

zomerbedverlaging heeft vermoedelijk geen extra negatieve invloed op de ontwikkeling van de kuil.<br />

2.4.2 Bodembescherming strekdam<br />

Rondom de bestaande strekdam bevindt zicht een bodembescherming van breuksteen, zie Bijlage 3. Om<br />

na te gaan wat de invloed van de voorgenomen zomerbedverlaging is, is het eerst noodzakelijk om na te<br />

gaan wat er gebeurd als de bestaande bodembescherming niet wordt aangepast (niets-doen-alternatief).<br />

Hierbij is het van belang te onderkennen dat de ‘topgebeurtenis’ “instabiliteit van de strekdam” dient te<br />

worden voorkomen. De strekdam kan instabiel worden wanneer:<br />

1) De bestaande bodembescherming rondom de strekdam de optredende hydraulische belasting niet<br />

kan weerstaan en er een ontgrondingskuil ontstaat;<br />

2) Een potentiële ontgrondingskuil aan de rand van de bestaande bodembescherming dusdanig groot<br />

wordt dat de bodembescherming afschuift, waardoor ook de strekdam instabiel wordt.<br />

Het eerste faalmechanisme heeft betrekking op de opbouw en status van de bestaande<br />

bodembescherming. Om te controle of de bestaande bescherming voldoet wordt daarom “getoetst” of de<br />

bekleding de te verwachten stroomsnelheid van weerstaan.<br />

Het tweede mechanisme heeft meer te maken met de lengte van de bodembescherming om te zorgen dat<br />

een eventuele ontgrondingskuil vergenoeg van de strekdam optreed. Bij het tweede mechanisme wordt<br />

daarom de lengte van de bestaande bodembescherming “getoetst”.<br />

Voor de controle op bovenstaande faalmechanismen is in eerste instantie de huidige situatie in beeld<br />

gebracht. Vervolgens is op basis van beschikbare hydraulische parameters de controle uitgevoerd.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 28 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Huidige situatie:<br />

Recentelijk zijn ontwerptekeningen van de strekdam en bijbehorende bodembescherming beschikbaar<br />

gekomen. De tekeningen van de bodembescherming zijn opgenomen in Bijlage 3 en vormen het<br />

uitgangspunt van de huidige situatie in voorliggende studie. Uit het bovenaanzicht is op te maken dat er<br />

nabij de strekdam eerder een ontgrondingskuil is ontstaan. In de tekeningen zijn geen lokale<br />

aanpassingen aan de bodembescherming opgenomen.<br />

Opbouw:<br />

Uit de tekeningen blijkt dat in 2001 rondom de strekdam een bodembescherming is aangebracht, die<br />

bestaat uit 2x2 lagen breuksteen. De filterlaag bestaat uit een dubbele laag 30/60mm (d =0,4m) en de<br />

toplaag uit een dubbele laag 40-200kg (d=0,7m). De totale constructiedikte is dan ook 1,1m.<br />

Afmetingen:<br />

Rekeninghoudend met een hart op hart afstand tussen de damwanden van de strekdam van 4,4m<br />

betekent dit dat de bodembescherming aan de noordzijde van de strekdam ca. 18m breed is en aan de<br />

zuidelijke kant ca. 13m.<br />

Bovenstrooms is de bodembescherming 12,5m langer dan de strekdam, benedenstrooms 25m.<br />

De bodembescherming is aangebracht op het niveau NAP-6,85m. Dit betekent dat de bovenkant van de<br />

bescherming een niveau heeft van NAP-5,75m. In het ontwerp is rekening gehouden met een<br />

uitvoeringsmarge van 0.35m. De maximale hoogte van bovenkant bodembescherming is derhalve NAP-<br />

5,4m. Voor voorliggende studie is uitgegaan van het niveau NAP-5,75m.<br />

Invloed zomerbedverlaging:<br />

Hydraulische veranderingen ten gevolge van een gedeeltelijke ontgraving:<br />

Voor zowel de huidige (referentie) situatie als de situatie dat het zomerbed over de gehele breedte van de<br />

rivier wordt verlaagd tot NAP-7,7m zijn reeds stromingsberekeningen uitgevoerd. De resultaten zijn<br />

opgenomen in de volgende afbeeldingen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat bij de situatie met<br />

zomerbedverlaging de verlaging is doorgezet tot voorbij de Eilandbrug.<br />

Stroomsnelheden rond de Eilandbrug<br />

Stroombeeld rond Eilandbrug in de referentiesituatie.<br />

Stroomsnelheden dieptegemiddeld:<br />

u = 2,9 à 3,0m/s<br />

Afbeelding 2-6: Stroomsnelheden rond de Eilandbrug<br />

Stroombeeld rond Eilandbrug situatie verlaagd<br />

zomerbed. Stroomsnelheden dieptegemiddeld:<br />

u = 2,1 à 2,3m/s<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 29 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Uit voorgaande afbeeldingen blijkt dat na de zomerbedverlaging in de maatgevende situatie de hoogste<br />

dieptegemiddelde stroomsnelheden optreden ten noorden van de strekdam (ca. 2,1 tot 2,3m/s). Zowel<br />

bovenstrooms als benedenstrooms zijn de stroomsnelheden iets lager.<br />

Daarnaast kan geconcludeerd worden dat door de zomerbedverlaging de te verwachte stroomsnelheden<br />

lager zijn dan wanneer de vergraving zou worden toegepast. Met andere woorden; mocht blijken dat er<br />

additionele werkzaamheden nodig zijn aan de bestaande bodembescherming, dan zouden deze ook<br />

gedaan moeten worden wanneer de vergraving niet uitgevoerd wordt. De hydraulische belasting onder<br />

maatgevende omstandigheden is immers bij het “niets-doen-alternatief” groter.<br />

Wanneer de vergraving in de binnenbocht uitblijft zal de stroming ten opzichte van de berekende situatie<br />

meer debiet door de buitenbocht gaan. Hierdoor zal ook de lokale stroomsnelheid in de buitenbocht iets<br />

groter zijn nu berekend. Tevens betekent het dat de in eerste instantie aanliggende stroming in de<br />

binnenbocht eerder, vanwege het diepteprofiel, naar buiten zal worden ‘geleid’. De verwachting is dan ook<br />

dat de lokale stroomsnelheid direct bovenstrooms van de strekdam iets lager zal zijn dan nu berekent. Dit<br />

geldt ook voor de stroomsnelheid direct benedenstrooms van de strekdam. In voorliggende studie wordt<br />

uitgegaan van een stroomsnelheid van 2,5m/s (conservatieve benadering).<br />

Uitgangspunten:<br />

Voor de controle van het faalmechanisme worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:<br />

Faalmechanisme 1: De bestaande bodembescherming rondom de strekdam de optredende hydraulische<br />

belasting niet kan weerstaan en een ontgrondingskuil ontstaat;<br />

– Waterstand: NAP+1,47m;<br />

– Stroomsnelheid: 2,5 m/s;<br />

– Bodemhoogte: NAP-5,75m (bron: tekeningen Bijlage 3);<br />

– Formule van Pilarczyk voor breuksteen wordt gebruikt (Rock Manual formule 5.219);<br />

– Bestaande bodembescherming bestaat uit een 40-200kg breuksteensortering (bron: tekeningen<br />

Bijlage 3).<br />

Faalmechanisme 2: Een potentiële ontgrondingskuil aan de rand van de bestaande bodembescherming<br />

dusdanig groot wordt dat de bodembescherming afschuift, waardoor ook de strekdam instabiel wordt.<br />

Hierbij wordt ervan uitgegaan dat afschuiven van de bodembescherming ook direct leidt tot instabiliteit van<br />

de strekdam.<br />

Vanwege de ligging in een binnenbocht is het ontstaan van een ontgrondingskuil aan de zuidzijde van de<br />

strekdam niet aannemelijk. Alleen bovenstrooms, aan de noordkant en benedenstrooms van de bestaande<br />

bodembescherming kan een ontgrondingskuil eventueel optreden tijdens maatgevende omstandigheden.<br />

Voor het bepalen van de ontgrondingsdiepte direct aan de randen van de bestaande bodembescherming,<br />

zou eigenlijk een morfologisch model van de rivier gemaakt moeten worden. Op dit moment is er wel een<br />

morfologisch model van de <strong>IJssel</strong>, maar deze is niet geschikt met betrekking tot voorliggend<br />

ontgrondingsvraagstuk. De dimensies van het rekengrid alsmede de aangepaste bodemconfiguratie<br />

sluiten immers niet aan bij het vraagstuk. Daarom wordt nu gebruik gemaakt van de methode uit het boek<br />

“Ontwerp van Schutsluizen (Bouwdienst Rijkswaterstaat, Ontwerp van Schutsluizen”, Utrecht, juni 2000).<br />

Met deze methode wordt een indicatie gekregen van de ontgrondingsdiepte en de bijbehorende benodigde<br />

lengte van de bodembescherming. Deze methodiek is eigenlijk alleen van toepassing op de situatie dat<br />

bovenstrooms van de te verwachten ontgrondingskuil een niet erodeerbare laag aanwezig is. Dit geldt<br />

alleen voor de situatie benedenstrooms van de strekdam. Door deze methodiek ook toe te passen<br />

bovenstrooms en aan de noordelijke kant van de strekdam kan deze methode als een bovengrensbenadering<br />

worden beschouwd (conservatieve benadering).<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 30 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd:<br />

– Waterstand: NAP+1,47m;<br />

– Stroomsnelheid: 2,3m/s (schatting op basis van Afbeelding 2-6);<br />

– Bodemhoogte bodembescherming: NAP-5,75m;<br />

– Bestaande bodembescherming bestaat uit een 40-200kg breuksteensortering (bron: tekeningen<br />

Bijlage 3).<br />

– Lengte bodembescherming t.o.v. strekdam:<br />

● Bovenstrooms: lengte = 12,5m;<br />

● Noordkant: 18m;<br />

● <strong>Beneden</strong>strooms: 25m;<br />

– Maatgevende stromingsduur: 3 dagen (schatting);<br />

– D50 zand: 200µm (schatting);<br />

– Turbulentiefactor (Kt 2 ): 2,3;<br />

Resultaten Faalmechanisme 1:<br />

In Bijlage 6 is de controle berekening opgenomen van de opbouw van de bestaande bodembescherming.<br />

Uit de berekening blijkt dat rondom de strekdam een breuksteensortering aanwezig moet zijn 40-200kg om<br />

tijdens de maatgevende situatie de optredende stromingsbelasting te kunnen weerstaan. Deze sortering is<br />

nu aanwezig. Ondanks dat de status onbekend is, wordt ervan uitgegaan dat deze in goede staat<br />

verkeerd. Conform het dwarsprofiel uit Bijlage 3 is de bodembescherming op dit moment afgedekt door<br />

een grote hoeveelheid bodemmateriaal. Het is daarom aannemelijk dat de breuksteenbekleding<br />

hydraulisch nog niet significant belast is, waardoor de bodembekleding vermoedelijk nog in goede staat<br />

verkeerd.<br />

Conclusie: Bestaande bodembescherming (breuksteensortering) lijkt instaat de optredende hydraulische<br />

belasting rondom de strekdam te kunnen weerstaan, faalmechanisme 1 zal vermoedelijk niet optreden.<br />

Resultaten Faalmechanisme 2:<br />

In Bijlage 6 is de berekening van de ontgrondingskuil en de benodigde lengte van de bodembescherming<br />

opgenomen. Uit de berekening blijkt dat in 72uur (3 dagen) een maximale ontgrondingskuil van 16,7m is te<br />

verwachten benedenstrooms van de bestaande bodembescherming. Deze diepte wordt bereikt gerekend<br />

vanaf NAP-5,75m. Daarnaast blijkt dat de bestaande bodembescherming rondom de strekdam niet lang<br />

genoeg is om te voorkomen dat door het ontstaan van de ontgrondingskuil een eventuele instabiliteit<br />

vergenoeg bij de strekdam vandaan blijft.<br />

Op basis van de huidige methodiek wordt geconstateerd dat de bestaande bodembescherming te kort is.<br />

2.4.3 Conclusies en aanbevelingen<br />

Kuil in de buitenbocht<br />

De aanwezigheid van de de kuil in de buitenbocht is een zorgelijke situatie, met name ten tijde van<br />

maatgevende afvoer. De voorgenomen zomerbedverlaging heeft echter geen negatieve invloed op de<br />

potentiele verplaatsing of verdieping van de kuil. De kuil als zodanig is daarom een aandachtspunt voor de<br />

vaarwegbeheerder, maar niet voor het project <strong>Zomerbedverlaging</strong>. Voor het project zijn daarom geen<br />

verbetermaatregelen voor de kuil voorzien.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 31 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Strekdam en bodembescherming<br />

De bestaande afmetingen van de bodembescherming rondom de strekdam voldoen niet. Een mitigerende<br />

maatregel is nodig.<br />

Technisch ontwerp verbetermaatregelen Eilandbrug<br />

De volgende maatregelen zijn onderdeel van het maatregelpakket voor de zomerbedverlaging:<br />

- Verbetermaatregel bodembescherming van de strekdam nabij de Eilandbrug<br />

Het technisch ontwerp van deze maatregelen is opgenomen in het ontwerprapport van de<br />

<strong>Zomerbedverlaging</strong> (deelrapport 1C).<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 32 -


2.5 Stadsbrug Kampen<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De Stadsbrug in Kampen is op te delen in een drietal delen, te weten de twee ‘aanbruggen’ en het<br />

hefbrugdeel. De hefbrug is gefundeerd op twee pijlerwanden. De toeleidende brugdelen zijn gefundeerd<br />

op stalen buispalen. Onderstaande figuren geven een overzicht. Ter bescherming tegen aanvaring zijn<br />

remmingwerken aangebracht, bestaande uit geleidewerken en aanvaarbescherming.<br />

Afbeelding 2-7: Stadsbrug (bron: DHV)<br />

1<br />

Afbeelding 2-8: Luchtfoto Stadsbrug (km995,5)<br />

2<br />

3 4<br />

Uit de bovenstaande luchtfoto en ingevoegde GIS informatie blijkt dat zowel de hoofdpijlers als een deel<br />

van de buispalen (steunpunten aanbruggen) zich binnen de contour van de zomerbedverlaging bevinden.<br />

Met het SNIP3 ontwerp wordt het zomerbed ter plaatse van de brug met gemiddeld 3 meter verlaagd tot<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 33 -<br />

5<br />

8<br />

6<br />

7


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

NAP -7,2 m (zie ook Afbeelding 2-9). Ten opzichte van het SNIP2A ontwerp wordt het zomerbed ter<br />

plaatse van de brug meer verlaagd (verlaging SNIP2A ontwerp tot NAP-6,0 m). De contour van de<br />

verlaging is niet significant gewijzigd.<br />

De meest westelijke pijler betreft pijler 2 (de landhoofden zijn in de nummering van de steunpunten<br />

meegenomen). De verlaging heeft invloed op het draagvermogen van de fundering van de<br />

tussensteunpunten (pijlers 3 en 4), op de steunpunten van de heftbrug (pijlers 5 en 6) en op de<br />

remmingwerken die voor de pijlers 3 tot en met 6 zijn aangebracht. Of dit gevolgen heeft voor de veiligheid<br />

van de constructie hangt af van de aannamen en veiligheden in het ontwerp van de pijlers en het<br />

remmingwerk. De SNIP2A beoordeling van de hoofdpijlers, steunpunten voor de aanbruggen en de zinker<br />

is met dit nieuwe ontwerp geverifieerd.<br />

Afbeelding 2-9: Bodemprofiel ter plaatse van de stadsbrug voor en na de zomerbedverlaging<br />

2.5.1 Hoofdpijlers<br />

Afbeelding 2-10 geeft een algemeen overzicht van de brug zonder remmings- en geleidewerk Bron:<br />

bestekstekening “As built Nieuwbouw Stadsbrug Kampen – Brugoverzicht – reg.nr. IBK-U-T-CO-0-0005 –<br />

31-12-1999”.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 34 -


Afbeelding 2-10: Algemeen overzicht stadsbrug te Kampen<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

[Bron: bestekstekening “As built Nieuwbouw Stadsbrug Kampen – Brugoverzicht – reg.nr. IBK-U-T-CO-0-0005 – 31-12-<br />

1999”]<br />

De pijlers 5 en 6 vormen de hoofdpijlers van de brug, namelijk de pijlers van het beweegbare deel.<br />

Afbeelding 2-11 geeft in meer detail weer hoe de zomerbedverlaging rond de fundering van de hoofdpijlers<br />

5 en 6 zal worden uitgevoerd. Ten westen en tussen de pijler 5 en 6 houdt de zomerbedverlaging een<br />

ontgraving tot NAP -7,2 m in welke onder talud van 1:7 eindigt nabij pijler 6.<br />

Ontgravingsniveau<br />

NAP-7,2 m<br />

Afbeelding 2-11: Detail zomerbedverlaging rond hoofdpijlers 5 en 6<br />

Geen<br />

ontgraving<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 35 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Damwand<br />

De paalfundatie van de pijlers 5 en 6 staan met de kop in een onderwaterbetonvloer met een dikte van 1<br />

m. De onderwaterbetonvloer is verbonden aan damwanden met een inheiniveau van NAP -12 m. De<br />

damwanden zijn aangebracht om tijdens de bouw de pijlers in den droge te kunnen aanleggen. Voor het<br />

aanbrengen zijn de damwandprofielen voorzien van aangelaste deuvels ter hoogte van het<br />

onderwaterbeton. Na de bouw van de pijlers zijn de damwanden afgebrand aan de bovenzijde van de<br />

OWB-vloer. Ten gevolge van de ontgraving ten behoeve van de zomerbedverlaging zal de belasting op de<br />

damwand iets toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Echter de belasting zal ruim lager zijn dan<br />

de belasting tijdens de uitvoeringsfase. De damwand zal dus verbonden blijven met de<br />

onderwaterbetonvloer.<br />

Damwand ter plaatse van zinker bij pijler 5<br />

Aan de stroomafwaartse zijde zijn tussen pijler 5 en 6, 3 zinkers aangebracht met een bovenkant op NAP-<br />

9,3 m, zie Afbeelding 2-11 en Afbeelding 2-12: Bron: bestekstekening “As built Nieuwbouw Stadsbrug<br />

Kampen – Brugoverzicht – reg.nr. IBK-U-T-CO-0-0005 – 31-12-1999”. Het inheiniveau van de damwand<br />

zal ter plaatse hoger zijn dan dit niveau. Omdat het inheiniveau ter plaatse van de zinkers onbekend is<br />

moet ervan worden uitgegaan dat aan de bovenstroomse zijde van pijler 5 tijdens de ontgraving ten<br />

behoeve van de bodembescherming de onderkant van de damwand hoger kan zijn dan de ontgraving<br />

waardoor de kans aanwezig is dat de grond tijdelijk lokaal tussen de damwanden uit kan spoelen. Het<br />

gevolg is echter dermate beperkt dat dit geen gevolgen zal hebben voor de constructie. Wel wordt<br />

geadviseerd om na de ontgraving ten behoeve van het aanleggen van de bodembescherming bij pijler 5 te<br />

controleren of een eventuele ruimte is ontstaan en indien dit zo is de bodembescherming zo aan te<br />

brengen dat na aanleg van de bodembescherming geen uitspoeling meer kan plaatsvinden.<br />

Afbeelding 2-12: Detail zomerbedverlaging rond hoofdpijlers 5 en 6<br />

[Bron: bestekstekening “As built Nieuwbouw Stadsbrug Kampen – Palenplan pijler 5 en 6 – reg.nr. IBK-U-T-CO-0-0022<br />

– 31-12-1999”]<br />

Fundatie hefbrug<br />

De pijlers 5 en 6 zijn gefundeerd op schoor geheide prefab betonpalen vierkant 450 mm en enkele<br />

buispalen rond 508 mm, zie tekening “As built Nieuwbouw Stadsbrug Kampen – palenplan pijler 5 en 6 –<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 36 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

reg.nr. IBK-U-T-CO-0-0022 – 31-12-1999”. Het inheiniveau van pijler 5 is circa NAP-20 m en van pijler 6<br />

circa NAP-22 m.<br />

Het effect van de ontgraving is verreweg het grootst bij pijler 5 aangezien bij deze pijler aan weerskanten<br />

wordt ontgraven en bij pijler 6 aan één zijde niet en aan de andere zijde onder een flauw talud van 1:7 en<br />

tevens het paalpuntniveau dieper is. De horizontale belasting door de a-symmetrische ontgraving rond<br />

pijler 6 is gezien het flauwe talud beperkt en kan worden opgenomen door de schoorpalen. Daarom is<br />

enkel naar de invloed van de ontgraving op het draagvermogen van pijler 5 gekeken.<br />

Het oorspronkelijke funderingsadvies is opgenomen in het funderingsrapport [ABT, Nieuwbouw Stadsbrug<br />

Kampen, jcb/egn, 28-08-1997]. Het funderingsadvies is opgesteld conform de toen geldende normen<br />

geotechniek NEN 6740 en NEN 6743. De CUR 2001-4 voor trekpalen bestond nog niet.<br />

In het funderingsrapport is het volgende aangehouden ten aanzien van het drukdraagvermogen:<br />

– Geen reductie vanuit ontgraving;<br />

– Paalkopniveau NAP-6,0 m;<br />

– Geen negatieve kleef;<br />

– Partiële materiaalfactor γm;b4 = 1,25;<br />

– ξM;N = 0,82.<br />

In het funderingsrapport is het volgende aangehouden ten aanzien van het trekdraagvermogen:<br />

– Geen reductie vanuit ontgraving;<br />

– Paalkopniveau NAP-6,0 m;<br />

– Partiële materiaalfactor γm;b4 = 1,4;<br />

– ξM;N = 0,82;<br />

– 80% van het draagvermogen uit schachtwrijving bij drukpaal;<br />

– Reductiefactor hoekpaal 0,73 en randpaal 0,63, gemiddeld circa 0,65 over alle palen;<br />

– Geen reductie in verband met afwisseling trek- en drukbelasting.<br />

De maximaal optredende axiale drukbelasting bedraagt 1652 kN. De maximaal optredende axiale<br />

trekbelasting bedraagt -515 kN. Op basis hiervan is een paal toegepast met een trekdraagkracht van 650<br />

kN. Het drukdraagvermogen van de toegepaste betonpalen is minimaal 2030 kN (bron: funderingsontwerp<br />

ABT, 28-08-1997).<br />

De rekenwaarde van het maximaal optredende paalkopmoment welke in het ontwerp is meegenomen<br />

bedraagt 180 kNm. De rekenwaarde van de maximale optredende dwarskracht bedraagt 74 kN.<br />

Van de oude berekening van de draagkracht is per sondering de Pr,max,punt en Pr,max,schacht beschikbaar. De<br />

eerstgenoemde komt overeen met qb,max in de huidige Eurocode, de laatstgenoemde komt overeen met<br />

qs,max,z. Om de juiste waarden te bepalen na de ontgraving moeten deze waarden worden vermenigvuldigd<br />

met een reductiefactor.<br />

Ontgravingseffect<br />

De ontgraving heeft invloed op de korrelspanning. Op basis van de afname van de korrelspanning is de<br />

reductie van de conusweerstand bepaald op diepte z met behulp van de volgende formule: √(σ'z,na<br />

ontgr/σ'z,voor ontgr). Voor bepaling van de invloed van de ontgraving op de schachtdraagkracht is bij<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 37 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

sondering 4 tussen NAP -8.2 1 tot -20 m voor iedere meter de conusweerstand qc bepaald en deze is<br />

vervolgens gereduceerd met de bijbehorende reductiefactor ten aanzien van de ontgraving. Hier komt een<br />

gemiddelde reductiefactor voor schachtwrijving over de lagen met de hoogste schachtwrijving uit van 0,85.<br />

Voor de puntdraagkracht is de reductiefactor gebruikt op paalpuntniveau (z = -20 m NAP) van 0,90.<br />

Verwacht wordt dat dit representatief is voor iedere sondering.<br />

Eenvoudigweg leidt vermenigvuldiging van de ontwerpwaardes met deze reductiefactor tot een<br />

drukdraagvermogen na ontgraving van 0,9*2030 = 1827 kN en een trekdraagvermogen na ontgraving van<br />

0,85*650 = 553 kN. Beiden voldoen aan de berekende maximaal optredende belastingen.<br />

Berekening draagvermogen op basis Eurocode<br />

De draagkracht na zomerbedverlaging is tevens beschouwd met gebruik van de vigerende Eurocode 7. In<br />

Tabel 2-1 staan de rekenwaarden het drukdraagvermogen Rc;d en trekdraagvermogen Rt;d (Naamgeving<br />

conform Eurocode 7) weergegeven van de oorspronkelijke berekening en de rekenwaarden na correctie<br />

ten aanzien van de ontgraving en de nieuwe norm (Drukpalen: conform Eurocode 7 ξ3=1.17, ξ4 =0.93 (stijf,<br />

bij 5/6 sonderingen), γt=1,2. Trekpalen: conform Eurocode 7, 70% van schachtwrijving, ξ3=1.17, ξ4 =0.93<br />

(stijf, bij 5/6 sonderingen), γt=1,35, groepseffect gemiddeld 0,65, factor 1,0 in verband met<br />

belastingwisseling en eigen gewicht van de palen van 33 kN.)<br />

In de oorspronkelijke berekening is de maatgevende sondering aangehouden, terwijl volgens Eurocode 7<br />

het maatgevende moet worden aangehouden van de gemiddelde waarden van alle sonderingen en de<br />

ongunstigste sondering uitgaande van de bijbehorende ξ.<br />

Tabel 2-1: Resultaten berekening draagkracht hoofdpijler 5<br />

Sondering Oorspronkelijke berekening Na ontgraving op basis Eurocode 7<br />

Rb;cal;i<br />

[kN]<br />

Rs;cal;i<br />

[kN]<br />

Rc;cal;i<br />

[kN]<br />

Rt;cal;i<br />

[kN]<br />

Rb;cal;i<br />

[kN]<br />

Rs;cal;i<br />

[kN]<br />

Rc;cal;i<br />

[kN]<br />

4 1873 2095 3968 -1089 1686 1781 3466 -810<br />

10 2329 2290 4619 -1191 2096 1947 4043 -886<br />

22 1559 1706 3265 -887 1403 1450 2853 -660<br />

24 2076 2376 4452 -1236 1868 2020 3888 -919<br />

25 2086 2030 4116 -1056 1877 1726 3603 -785<br />

26 3038 2182 5220 -1135 2734 1855 4589 -844<br />

Rc;d<br />

Rt;d<br />

2142<br />

-520<br />

2557<br />

-550<br />

Rt;cal;i<br />

[-kN]<br />

Na ontgraving voldoet het draagvermogen nog steeds ten aanzien van de maximaal optredende axiale<br />

drukbelasting van 1652 kN en ten aanzien van de maximaal optredende axiale trekbelasting van -515 kN.<br />

De maximaal optredende trekbelasting van -515 kN treedt op in geval van een aanrijding van de heftoren<br />

en hoeft dus niet gecombineerd te worden met een reductiefactor ten aanzien van belastingwisseling. Bij<br />

een dagelijkse belasting is de trekbelasting aanzienlijk lager (-148) zodat de dagelijkse situatie met<br />

belastingwisseling niet maatgevend zal zijn en zal voldoen.<br />

1 Voorliggende analyse wordt gebaseerd op reeds uitgevoerde berekeningen waarin een ontgravingsdiepte van NAP -<br />

8,2 m is gehanteerd. De resultaten van deze analyse kunnen zodanig als enigszins conservatief worden beschouwd in<br />

het kader van het huidige ontwerp. Met dit gegeven is rekening gehouden bij het beschrijven van conclusies.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 38 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Horizontale vervormingen<br />

Uitgangspunt is dat de maximaal toelaatbare vervorming 10 mm in horizontale richting bedraagt in zowel<br />

langs- als dwarsrichting van de brug op brugdekhoogte bij een incidentele belastingcombinatie. Deze eis<br />

komt echter niet terug in het programma van Eisen versie 5 van 19 september 1997, maar staat enkel<br />

genoemd in het funderingontwerp van 28 augustus 1997. Voor de verplaatsing in langsrichting is het<br />

zogenaamde constructieve model C gebruikt, waaruit een horizontale verplaatsing van 9 mm volgt voor<br />

het oorspronkelijke ontwerp.<br />

Aangezien het draagvermogen na ontgraving volgens de Eurocode 7 hoger is dan het draagvermogen in<br />

het oorspronkelijke ontwerp zullen de paalveren in het model niet wijzigen zodat nog steeds zal worden<br />

voldaan aan de maximaal toelaatbare vervorming in langsrichting.<br />

Ten aanzien van de vervorming in dwarsrichting is in de oorspronkelijke berekening uitgegaan dat alle<br />

palen enkel in langsrichting geschoord worden aangebracht. Aangezien aan weerskanten 9 palen<br />

geschoord zijn aangebracht (24:1) zullen de pijlers stijver reageren zodat verwacht mag worden dat na<br />

ontgraving ook in dwarsrichting voldaan wordt aan de toelaatbare vervorming.<br />

Conclusie en aanbevelingen ten aanzien van hoofdpijlers 5 en 6<br />

Na ontgraving voldoet het draagvermogen nog steeds ten aanzien van de maximaal optredende axiale<br />

drukbelasting en ten aanzien van de maximaal optredende axiale trekbelasting. Door de ontgraving zal het<br />

werkelijke draagvermogen van pijler 5 iets afnemen. Een enkele millimeter vervorming zal optreden. Dit<br />

valt binnen toelaatbare marges en vraagt geen mitigatie. De ontgraving ten behoeve van de<br />

zomerbedverlaging heeft nagenoeg geen effect op het draagvermogen van pijler 6.<br />

In het huidige ontwerp wordt 1m minder diep ontgraven dan in de berekening is gehanteerd. Dit heeft geen<br />

consequenties voor de conclusies ten aanzien van de stabiliteit van hoofdpijlers 5 en 6.<br />

2.5.2 Tussenpijlers 3 en 4<br />

Tussenpijlers 3 en 4 zijn ieder gefundeerd op 4 stalen buispalen rond 1500 mm. Het oorspronkelijke<br />

funderingsadvies is opgenomen in het funderingsrapport [ABT, Nieuwbouw Stadsbrug Kampen, jcb/egn,<br />

28-08-1997]. Het funderingsadvies is opgesteld conform de toen geldende normen geotechniek NEN 6740<br />

en NEN 6743. De CUR 2001-8 Bearing capacity of steel pipe piles bestond nog niet.<br />

In het funderingsrapport is het volgende aangehouden ten aanzien van het drukdraagvermogen:<br />

– Buisdiameter van 1,5 m met dikte buis 30 mm over bovenste 12 m (boven NAP-8,5 m) en 20 mm<br />

eronder.<br />

– Geen reductie vanuit ontgraving;<br />

– Paalkopniveau circa NAP+3,5 m;<br />

– Paalpuntniveau: voor tussenpijler 3: NAP-25 m, voor tussenpijler 4: NAP-26 m<br />

– Geen negatieve kleef;<br />

– αp = 1,0, αs = 0,0075 aan buitenzijde en 0,00375 aan binnenzijde;<br />

– Afsnuiting van conusweerstand op 15 MPa;<br />

– Bepaald is of met plugvorming (puntoppervlak gehele doorsnede buis) of zonder plugvorming<br />

(puntoppervlak staaldoorsnede plus binnenwrijving) maatgevend is. In het laatste geval is<br />

uitgegaan van vormfactor s=0,6.<br />

– Partiële materiaalfactor γm;b4 = 1,25;<br />

– ξM;N = 0,81.<br />

De maximaal optredende axiale drukbelasting bedraagt 5000 kN. De buispalen worden niet op trek belast.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 39 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Van de oude berekening van de draagkracht is per sondering de Pr,max,punt en Pr,max,schacht beschikbaar. De<br />

eerstgenoemde komt overeen met qb,max in de huidige Eurocode, de laatstgenoemde komt overeen met<br />

qs,max,z. Om de juiste waarden te bepalen na de ontgraving moeten deze waarden worden vermenigvuldigd<br />

met een reductiefactor.<br />

Ontgravingseffect op draagvermogen<br />

Bij het oorspronkelijke ontwerp is een niet-pluggende paal verreweg maatgevend. Volgens de CUR 2001-8<br />

mag gezien de grote inheidiepte (meer dan 1,5 maal de diameter) echter worden uitgegaan van een<br />

pluggende paal, waarbij het puntdraagvermogen aanzienlijk hoger is dan het puntdraagvermogen van de<br />

rand van de buispaal plus het schachtdraagvermogen van het inwendige van de buis. Na ontgraving zal<br />

het drukdraagvermogen dus nog aanzienlijk hoger zijn dan de benodigde 5000 kN. Door de ontgraving zal<br />

het werkelijke draagvermogen iets afnemen, zodat de pijlers een enkele millimeter kunnen gaan zakken.<br />

Horizontale belasting<br />

In het funderingsrapport is aangegeven dat de pijlers 2, 3, 4 en 7 zijn ontworpen op een aanvaarbelasting<br />

en ijsbelasting dwars op de brug. Voor pijler 3 en 4 zijn dukdalven geplaatst zodat deze zijn afgeschermd<br />

van aanvaring en ijsbelasting. Hierdoor zal de belasting dwars op de brug ter plaatse van de pijlers 3 en 4<br />

kleiner zijn dan toelaatbaar. De belasting in langsrichting is aanmerkelijk kleiner dan in dwarsrichting,<br />

zodat de ontgraving ten behoeve van de zomerbedverlaging toelaatbaar is.<br />

Conclusie en aanbevelingen ten aanzien van tussenpijlers 3 en 4<br />

Na ontgraving is het drukdraagvermogen nog steeds voldoende. Door de ontgraving zal het werkelijke<br />

draagvermogen iets afnemen, zodat de pijlers een enkele millimeter kunnen gaan zakken. Dit valt binnen<br />

toelaatbare marges en vraagt geen mitigatie.<br />

In het huidige ontwerp wordt 1m minder diep ontgraven dan in de berekening is gehanteerd. Dit heeft geen<br />

consequenties voor de conclusies ten aanzien van de stabiliteit van tussenpijlers 3 en 4.<br />

2.5.3 Remmingwerk<br />

Aan de remming- en/of aanvaarbeschermingswerken is door de opdrachtgever een taakstellend budget<br />

aangegeven. Aan de stroomopwaartse zijde zijn voor pijlers 3 en 4 dukdalven aangebracht bestaande uit<br />

een buispaal met een diameter van 1,42 m en een wanddikte van 17,5 mm van NAP+3,9 m tot NAP-15,0<br />

m. Aan de stroomopwaartse zijde is voor hoofdpijlers 5 en 6 zijn eveneens dukdalven aangebracht<br />

bestaande uit een buispaal met een diameter van 1,42 m en een wanddikte van 17,5 mm van NAP+3,9 m<br />

tot NAP-15,0 m Hierachter is een remmingwerk aangebracht bestaande uit een identieke buispaal welke<br />

richting pijler naar 2 zijden is verbonden door middel van 3 gordingen aan buispalen met een doorsnede<br />

van 0,813 m en een wanddikte van 20 mm met inheiniveau NAP-12,5 m. Aan de stroomafwaartste zijde<br />

van pijler 5 is deze constructie eveneens aanwezig. Aan de stroomafwaartse zijde van pijler 4 en 6 lopen<br />

maar in een richting gordingen en betreffen de meerpalen buispalen met een doorsnede van 0,813 m. Zie<br />

voor een overzicht Afbeelding 2-13.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 40 -


Afbeelding 2-13: Overzicht remmingwerk stadsbrug te Kampen<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

[Bron: bestekstekening “Nieuwbouw Stadsbrug Kampen – geleidewerken: Definitief Ontwerp Overzicht – reg.nr. IBK-D-<br />

T-CO-R-0001 – 02-09-1997”]<br />

De brugpijlers kunnen op twee manieren worden aangevaren: binnen de doorvaartopening door een<br />

zijdelings schampend schip, of door een aanvaring met een schip dat recht op de pijler af vaart. Bij<br />

ontwerp zijn geen ontwerpeisen t.a.v. een frontale aanvaring gesteld. Deze situatie is wel beschouwd. In<br />

Bijlage 7 is een analyse opgenomen waarin de huidige aanvaarbelasting en de invloed van de<br />

zomerbedverlaging hierop is beschouwd. Hieruit volgt samengevat:<br />

Huidige situatie<br />

- De pijler kan een zijdelingse aanvaring door een schip goed weerstaan.<br />

- Een berekening toont aan dat als een maatgevend beladen schip met een maatgevende vaar- en<br />

stroomsnelheid frontaal de pijler aanvaart komt een energie vrij van 30,2 MNm. De pijler zelf kan<br />

hiervan 5 MNm opnemen en het remmingwerk 0,08 MNm. De opneembare energie door pijler en<br />

remmingwerk bij een frontale aanvaring is veruit onvoldoende;<br />

Situatie na zomerbedverlaging<br />

- Ook na de zomerbedverlaging kan de pijler een zijdelingse aanvaring goed weerstaan.<br />

- Door de zomerbedverlaging daalt de opneembare energie door de hoofdpijler van 5 MNm naar 3,6<br />

MNm. De opneembare energie door pijler en remmingwerk blijft daarmee veruit onvoldoende.<br />

- De opneembare energie door het remmingwerk is marginaal in vergelijking tot de pijler.<br />

Door de zomerbedverlaging daalt de opneembare energie van 0,08 MNm naar 0,03 MNm.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 41 -


2.5.4 Zinker<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Conclusies<br />

De opneembare energie door pijler en remmingwerk bij een frontale aanvaring is veruit onvoldoende. Door<br />

de ontgraving ten behoeve van de zomerbedverlaging neemt de capaciteit nog eens sterk af. Een<br />

mitigerende maatregel is nodig.<br />

Aan de stroomafwaartse zijde zijn tussen pijler 5 en 6, 3 zinkers aangebracht met een bovenkant op NAP-<br />

9,3 m, zie Afbeelding 2-11 en Afbeelding 2-12: Bron: bestekstekening “As built Nieuwbouw Stadsbrug<br />

Kampen – Brugoverzicht – reg.nr. IBK-U-T-CO-0-0005 – 31-12-1999”.<br />

Bij ontgraving van het zomerbed tot NAP-7,2 m resulteert er een dekking van 2,1 m.<br />

Conform NEN3651, paragraaf 8.1.6.1, dient de minimale dekking 2 meter te bedragen (zie ook Afbeelding<br />

2-14):<br />

– Ankerzone = 1,0 m bij binnenvaart<br />

– Bufferzone = 1,0 m tussen bovenkant leiding en ankerindringingsdiepte bij aangestorte leidingen<br />

Afbeelding 2-14: NEN3651 – Figuur 5 – buisleiding in een vaarweg<br />

De dekking van de zinker onder de Stadsbrug is dus voldoende na verlaging van het zomerbed. Een<br />

mitigerende maatregel is niet nodig.<br />

2.5.5 Erosiebescherming<br />

Uit bestekstekening “Nieuwbouw Stadsbrug Kampen – Infrastructuur Bodembescherming – reg.nr. IBK-B-<br />

T-CT-0-0020 – 01-12-1997”, zie Afbeelding 2-15, volgt dat tussen de hoofdpijlers en een zone daarbuiten<br />

bodembescherming is toegepast, eveneens rond de overige steunpunten.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 42 -


Afbeelding 2-15: Toegepaste bodembescherming<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

[Bron: bestekstekening “As Built Nieuwbouw Stadsbrug Kampen – Infrastructuur Bodembescherming – reg.nr. IBK-B-T-<br />

CT-0-0020 – 01-12-1997”]<br />

Tenminste zal de bodembescherming bij verlaging van het zomerbed moeten worden opgepakt en<br />

teruggeplaatst. Het dient te worden geverifieerd of de toegepaste bodembescherming in de nieuwe situatie<br />

voldoet. Dit vraagt een analyse van de nieuwe hydraulische condities.<br />

In het uitvoeringsplan dient aandacht te worden gegeven aan het oppakken en mogelijk terugleggen van<br />

de bodembescherming.<br />

De aanwezige bodembescherming tussen de hoofdpijlers dient hersteld te worden na aanleg van de<br />

zomerbedverlaging.<br />

2.5.6 Conclusies en aanbevelingen<br />

Bodembescherming<br />

Hoofdpijlers<br />

De ontgraving ten behoeve van de zomerbedverlaging heeft nagenoeg geen effect op het draagvermogen<br />

van pijler 6. Bij pijler 5 blijft het druk- en trekdraagvermogen voldoen. Door de ontgraving zal het werkelijke<br />

draagvermogen iets afnemen waardoor een enkele millimeter vervorming zal optreden. Dit valt binnen<br />

toelaatbare marges en vraagt geen mitigatie.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 43 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Tussenpijlers 3 en 4<br />

Na ontgraving is het drukdraagvermogen nog steeds voldoende. Door de ontgraving zal het werkelijke<br />

draagvermogen iets afnemen, zodat de pijlers een enkele millimeter kunnen gaan zakken. Dit valt binnen<br />

toelaatbare marges en vraagt geen mitigatie.<br />

Remmingwerk<br />

De opneembare energie door pijler en remmingwerk bij een frontale aanvaring is veruit onvoldoende. Door<br />

de ontgraving ten behoeve van de zomerbedverlaging neemt de capaciteit nog eens sterk af. Een<br />

mitigerende maatregel is nodig.<br />

Zinker<br />

De dekking van de zinker onder de Stadsbrug is voldoende na verlaging van het zomerbed. Een<br />

mitigerende maatregel is niet nodig.<br />

Bodembescherming<br />

De aanwezige bodembescherming tussen de hoofdpijlers dient hersteld te worden na aanleg van de<br />

zomerbedverlaging.<br />

Technisch ontwerp verbetermaatregelen Stadsbrug<br />

De volgende maatregelen zijn onderdeel van het maatregelpakket voor de zomerbedverlaging:<br />

- Verbetermaatregel remmingwerk Stadsbrug<br />

- Verbetermaatregel bodembescherming<br />

Het technisch ontwerp van deze maatregelen is opgenomen in het ontwerprapport van de<br />

<strong>Zomerbedverlaging</strong>.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 44 -


2.6 Molenbrug<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De Molenbrug is gelegen nabij km993,3. Uit het SNIP3 ontwerp van januari 2013 volgt dat ten behoeve<br />

van de bevaarbaarheid de binnenbocht onder de Molenbrug wordt verdiept tot NAP-5 m. Circa 50-100m<br />

stroomafwaarts bedraagt de ontgravingsdiepte circa 2,9m, hier is de ontwerpbodemhoogte NAP -7,3m. Dit<br />

is indicatief weergegeven in onderstaande figuur.<br />

Contour<br />

zomerbedverlaging<br />

Afbeelding 2-16: Vergravingscontour zomerbedverlaging en locatie stortsteen Molenbrug<br />

(km993,3)<br />

Brugpijlers<br />

De insteek van de vergraving en daarmee de afstand tot de zomerbedverlaging is ten opzichte van het<br />

SNIP2A ontwerp gewijzigd. Onder de brug wordt minder vergraven in het SNIP3 ontwerp,en de vergraving<br />

bevindt zich alleen in de binnenbocht. De uitgangspunten wat betreft de vergraving zijn dus positiever en<br />

de beoordeling van de brugpijlers in SNIP2A kan overgenomen worden. De zomerbedverlaging heeft geen<br />

invloed op de paalfundering van de brug.<br />

Oeverbescherming<br />

Ter hoogte van de Molenbrug is bij de bouw van de brug een strook oeverbescherming aangelegd voor de<br />

pijlers. Deze is opgebouwd uit een zandaanvulling en daarop een kraagstuk. Dit volgt uit bestekstekening<br />

van de brug (RWS directie Bruggen, Bestek no BR/8956, blad 6, 1980).<br />

Zoals in Afbeelding 2-16 is weergegeven wordt er niet gegraven aan de zuidzijde. Aan de noordzijde is dit<br />

wel het geval, hier wordt gegraven op 30 m afstand van de brugpijlers. Dit is ruim buiten de grens van de<br />

oeverbescherming (loopt door tot zo’n 15 m uit de pijler). Bij uitvoering is het voorkomen van beschadiging<br />

wel een aandachtspunt.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 45 -<br />

30 m<br />

Verlaging binnenbocht<br />

tbv bevaarbaarheid


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Conclusie<br />

De zomerbedverlaging heeft geen invloed op de stabiliteit van de pijlers. De oeverbescherming kan blijven<br />

liggen. Wel is de aanwezigheid hiervan een aandachtspunt bij uitvoering.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 46 -


3 DUIKERS<br />

3.1 Scope<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

In dit hoofdstuk worden de duikers in het plangebied behandeld. Op basis van de resultaten van het<br />

SNIP2A onderzoek zijn de objecten aangemerkt waar nader onderzoek noodzakelijk is om een goed beeld<br />

te krijgen van de effecten van de maatregel en waar nodig mitigerende maatregelen uit te werken.<br />

In onderstaande tabel is de scope gespecificeerd. In de volgende paragraaf is een toelichting op de scope<br />

en vervolgonderzoek opgenomen.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Duiker<br />

Pijperstaart<br />

Aflaat Polder<br />

de Pijperstaart<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

(dijkring)<br />

999,5<br />

997<br />

Inlaat de Riete 997<br />

Inlaatduiker<br />

Stoter<br />

(DR11)<br />

994<br />

(DR10)<br />

Inlaat de Zande 990<br />

Inlaat<br />

‘sHeerenbroek<br />

Effluentleiding<br />

RWZI Zwolle<br />

Effluentleiding<br />

Hattem<br />

Effluentleiding<br />

Heerde<br />

Effluentleiding<br />

Terwolde<br />

Effluentleiding<br />

Apeldoorn<br />

3.2 Benadering<br />

(DR11)<br />

986,5<br />

(DR10)<br />

981<br />

(DR10)<br />

979<br />

(DR52)<br />

962<br />

(DR52)<br />

Nog niet<br />

bekend<br />

949<br />

(DR52)<br />

Resultaten planstudie SNIP2A<br />

(bron:WG-SE20080907 Deelrapport III_Constructies en<br />

KW)<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- geen significante invloed op peilbeheer<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- geen significante invloed op peilbeheer<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- geen significante invloed op peilbeheer<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- geen significante invloed op peilbeheer<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- geen significante invloed op peilbeheer<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- invloed op peilbeheer significant; mogelijkheden<br />

inlaat beperkt<br />

Vervolgonderzoek<br />

SNIP3<br />

Review inlaatfunctie<br />

Review<br />

afwaterfunctie<br />

Review inlaatfunctie<br />

Review inlaatfunctie<br />

Review inlaatfunctie<br />

Review inlaatfunctie<br />

- niet beschouwd Geotechnische<br />

stabiliteit<br />

- niet beschouwd Geotechnische<br />

stabiliteit<br />

- niet beschouwd Geotechnische<br />

stabiliteit<br />

- niet beschouwd Geotechnische<br />

stabiliteit<br />

- niet beschouwd Geotechnische<br />

stabiliteit<br />

De zomerbedverlaging betekent voor de duikers een gewijzigd bodem- en oeverprofiel en mogelijk effect<br />

op het functioneren aangezien de waterstanden in de rivier veranderen. In de SNIP2A fase zijn<br />

geotechnische berekeningen uitgevoerd voor onder andere kades, kribben en primaire waterkeringen [1].<br />

Uit de geotechnische analyse en berekeningen zoals uitgevoerd in deze studie, blijkt dat verlaging van de<br />

rivierbodem op minimaal 15 meter afstand van deze objecten geen nadelig effect heeft op de<br />

geotechnische stabiliteit. Met de aangegeven minimale afstand van 15 m vindt de vergraving namelijk<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 47 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

plaats buiten de optredende glijcirkels en passieve wigafstanden. Deze praktische ‘beoordelingsregel’ is<br />

vervolgens toegepast bij het afleiden van de contour waarbinnen de zomerbedverlaging wordt<br />

gerealiseerd. In het SNIP3 ontwerp van de zomerbedverlaging is deze benadering ongewijzigd<br />

overgenomen. Daaruit volgt dat voor een aantal duikers nader onderzoek niet nodig is. De scope van<br />

duikers waar dit wel het geval is, zijn in dit rapport beoordeeld. Waar de noodzaak van mitigerende<br />

maatregelen volgt, is een principe oplossing uitgewerkt. Deze maatregelen worden onderdeel van het<br />

maatregelpakket van de zomerbedverlaging. Het technisch ontwerp van deze maatregelen is in een<br />

separaat rapport opgenomen.<br />

Een review van de resultaten uit de SNIP2A planstudie ten aanzien van het functioneel beheer is voorzien<br />

voor de alle duikers in het traject van de zomerbedverlaging waar effecten op de waterstand invloed<br />

kunnen hebben op het functioneren (in- en uitlaten onder vrij verval). Deze review wordt uitgevoerd<br />

aangezien het ontwerp van de verlaging in de SNIP3 fase verder is geoptimaliseerd en de<br />

waterstandseffecten daardoor gewijzigd zijn. De effecten van het SNIP3 ontwerp op het functioneren van<br />

de duikers met een inlaatfunctie zijn bepaald door een analyse uit te voeren van de capaciteit om water in<br />

te laten in de huidige en toekomstige situatie. Daarbij is gebruik gemaakt van hydraulische analyses. De<br />

methodiek en gehanteerde gegevens zijn opgenomen in Bijlage 2. Voor de beoordeling van de<br />

significantie van het effect van lagere waterstanden op inlaten onder vrij verval is een criterium van 3 cm<br />

gesteld. Objecten waar de waterstandsdaling minder of gelijk is aan dan 3 cm (bij OLA condities) worden<br />

geacht op dezelfde wijze te kunnen blijven functioneren na verlaging van het zomerbed.<br />

3.3 Resultaten<br />

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de onderzoeksresultaten uit deze SNIP3-fase. Voor de<br />

uitwerking per object wordt verwezen naar de paragrafen 3.4 tot en met 3.14.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Duiker<br />

Pijperstaart<br />

Aflaat Polder<br />

de Pijperstaart<br />

km<br />

langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

999,5<br />

997<br />

Inlaat de Riete 997<br />

Inlaatduiker<br />

Stoter<br />

(DR11)<br />

994<br />

(DR10)<br />

Inlaat de Zande 990<br />

Inlaat ‘s-<br />

Heerenbroek<br />

Effluentleiding<br />

RWZI Zwolle<br />

Effluentleiding<br />

Hattem<br />

Effluentleiding<br />

Heerde<br />

(DR11)<br />

986,5<br />

(DR10)<br />

981<br />

(DR10)<br />

979<br />

(DR52)<br />

962<br />

(DR52)<br />

Resultaten planstudie SNIP3<br />

- Beoordeling: De zomerbedverlaging heeft geen invloed op het functioneren van<br />

de duiker. Verbetermaatregelen zijn niet nodig.<br />

- Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op het functioneren van<br />

de duiker. Verbetermaatregelen zijn niet nodig.<br />

- Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op het functioneren van<br />

de duiker. Verbetermaatregelen zijn niet nodig.<br />

- Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op het functioneren van<br />

de duiker. Verbetermaatregelen zijn niet nodig.<br />

- Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op het functioneren van<br />

de duiker. Verbetermaatregelen zijn niet nodig.<br />

- Beoordeling: constructieve aanpassingen aan het kunstwerk zijn nodig.<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische stabiliteit van<br />

de constructie (gelegen buiten het traject van de zomerbedverlaging).<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische stabiliteit van<br />

de constructie (gelegen buiten het traject van de zomerbedverlaging).<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische stabiliteit van<br />

de constructie (gelegen buiten het traject van de zomerbedverlaging).<br />

Effluentleiding Nog niet - De zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische stabiliteit van<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 48 -


Object<br />

[beheerder]<br />

km<br />

langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

Resultaten planstudie SNIP3<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Terwolde bekend de constructie (gelegen buiten het traject van de zomerbedverlaging).<br />

Effluentleiding<br />

Apeldoorn<br />

949<br />

(DR52)<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische stabiliteit van<br />

de constructie (gelegen buiten het traject van de zomerbedverlaging).<br />

De lijst met objecten is in samenspraak met de beheerders opgesteld (workshop met beheerders -19 mei<br />

2010, Deventer).<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 49 -


3.4 Duiker Pijperstaart<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Duiker Pijperstaart is een buitendijks gelegen verbindingsduiker die twee watergangen met elkaar verbindt.<br />

De watergang aan de westzijde sluit aan op gemaal Pijperstaart. Het kunstwerk bevindt zich aan de<br />

noordoever van de <strong>IJssel</strong> ter plaatse van km999,5 en is in beheer bij Waterschap Groot Salland.<br />

Afbeelding 3-1: situering kunstwerk<br />

Functioneel beheer<br />

Beoordeling: De duiker staat niet in directe verbinding met de <strong>IJssel</strong>. Het effect van de zomerbedverlaging<br />

op de waterstanden nabij de <strong>IJssel</strong>monding, en daarmee ook op de grondwaterstand in de aangrenzende<br />

gebieden, is beperkt vanwege de invloed van het <strong>IJssel</strong>meer. De zomerbedverlaging heeft geen effect op<br />

het functioneren van de duiker.<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: De zomerbedverlaging heeft geen invloed op het functioneren van de duiker.<br />

Verbetermaatregelen zijn niet nodig.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 50 -


3.5 Aflaat Polder de Pijperstaart<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Aflaat polder de Pijperstaart betreft een buitendijks gelegen verbindingsduiker ter hoogte van km997,5.<br />

Het kunstwerk is in beheer bij Waterschap Groot Salland.<br />

Afbeelding 3-2: situering kunstwerk<br />

Functioneel beheer<br />

Beoordeling: het effect van de zomerbedverlaging op de waterstanden nabij de <strong>IJssel</strong>monding, en<br />

daarmee ook op de grondwaterstand in de aangrenzende gebieden, is beperkt vanwege de invloed van<br />

het <strong>IJssel</strong>meer. De gemiddelde waterstanden op de <strong>IJssel</strong> bij OLA zijn na uitvoering van de<br />

zomerbedverlaging ter hoogte van km997,5 ongeveer 1 cm lager dan in de huidige situatie (zie duurlijnen<br />

Bijlage 2). Het effect is kleiner dan 3 cm en wordt daarom als niet significant beoordeeld.<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op het functioneren van de duiker.<br />

Verbetermaatregelen zijn niet nodig.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 51 -


3.6 Inlaat de Riete<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Inlaat de Riete bevindt zich in de jachthaven tegenover het Gat van Seveningen en kruist de<br />

Steenovensdijk. De inlaat staat via de haven in verbinding met de <strong>IJssel</strong> (zie Afbeelding 3-2) en is in<br />

beheer bij Waterschap Groot Salland.<br />

Functioneel beheer<br />

Beoordeling: het effect van de zomerbedverlaging op de waterstanden nabij de <strong>IJssel</strong>monding, en<br />

daarmee ook op de grondwaterstand in de aangrenzende gebieden, is beperkt vanwege de invloed van<br />

het <strong>IJssel</strong>meer. De gemiddelde waterstanden op de <strong>IJssel</strong> bij OLA zijn na uitvoering van de<br />

zomerbedverlaging ter hoogte van km997 ongeveer 1 cm lager dan in de huidige situatie. Het effect is<br />

kleiner dan 3 cm en wordt daarom als niet significant beoordeeld.<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op het functioneren van de duiker.<br />

Verbetermaatregelen zijn niet nodig.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 52 -


3.7 Inlaatduiker Stoter<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Inlaatduiker Stoter bevindt zich aan de noordoever van de <strong>IJssel</strong> nabij km994. De duiker kruist de primaire<br />

kering en bestaat uit een enkele betonnen koker. Het kunstwerk is in beheer bij Waterschap Groot Salland.<br />

Afbeelding 3-3: situering kunstwerk<br />

Functioneel beheer<br />

Beoordeling: de gemiddelde waterstanden op de <strong>IJssel</strong> bij OLA zijn na uitvoering van de<br />

zomerbedverlaging ter hoogte van km994 ongeveer 2 cm lager dan in de huidige situatie (zie Bijlage 2).<br />

Het effect is kleiner dan 3 cm en wordt daarom als niet significant beoordeeld.<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op het functioneren van de duiker.<br />

Verbetermaatregelen zijn niet nodig.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 53 -


3.8 Inlaat de Zande<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Inlaat de Zande is een inlaat die alleen onder vrij verval inlaat. Het kunstwerk bevindt zich aan de westkant<br />

van de <strong>IJssel</strong> ter plaatse van km990 en is in beheer bij Waterschap Groot Salland.<br />

Afbeelding 3-4: situering kunstwerk<br />

Functioneel beheer<br />

Uit de duurlijnen voor deze locatie (bijlage 2) volgt dat de waterstand op de <strong>IJssel</strong> bij OLA<br />

(Overeengekomen Lage Afvoer) met 2,3 cm afneemt ten opzichte van de referentiesituatie. Het effect is<br />

kleiner dan 3 cm en wordt daarom als niet significant beoordeeld.<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op het functioneren van de duiker.<br />

Verbetermaatregelen zijn niet nodig.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 54 -


3.9 Inlaat ‘s Heerenbroek<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Inlaat ‘s Heerenbroek is een inlaat die alleen onder vrij verval inlaat. De inlaat bevindt zich aan de oostkant<br />

van de <strong>IJssel</strong> ter plaatse van km986,5.<br />

Afbeelding 3-5: situering kunstwerk<br />

Functioneel beheer<br />

Op basis van beschikbare gegevens (zie bijlage 2) is een schematisatie gemaakt, deze is weergegeven in<br />

Afbeelding 3-6. Het polderpeil binnendijks bedraagt in de zomer NAP 0m. Op basis van de duurlijnen<br />

(bijlage 2) volgt dat bij OLA een negatief verval over de duiker ontstaat (inlaten niet mogelijk). In de huidige<br />

situatie (referentieberekening) is dit al het geval. Het aantal dagen dat niet ingelaten kan worden neemt op<br />

basis van de duurlijnen toe van ca. 130 dagen in de huidige situatie tot ca. 165 dagen na de<br />

zomerbedverlaging.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 55 -


IJSSELZIJDE<br />

NAP- 0,08 m OLA (huidig)<br />

NAP- 0,11m OLA (met zbv)<br />

NAP-1,4 m<br />

Afbeelding 3-6: schematisatie inlaat ‘s Heerenbroek<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Locatie Verval huidig (OLA) Verval zbv (OLA) Verschil verval<br />

Inlaat ’s Heerenbroek -8 cm -11 cm 3 cm<br />

Beoordeling: Het kleinere verval bij laagwatercondities is significant en leidt tot een afname van het<br />

inlaatdebiet van de duiker. Daarnaast neemt de periode toe van 130 naar ca. 165 dagen dat water inlaten<br />

niet mogelijk is. Daarbij komt dat verlaging van de grondwaterstand als effect van de zomerbedverlaging<br />

mogelijk zal leiden tot een grotere vraag.<br />

Aangezien het waterstandseffect significant is en ook tot verdere beperking van de inlaatfunctie leidt volgt<br />

dat een mitigerende maatregel nodig is. Daarbij kan worden gedacht aan het aanbrengen van een<br />

inlaatpomp in een verdiepte opvangbak of vervanging van de duiker, of het schadeloos stellen van de<br />

agrariërs in het achterliggende gebied<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: maatregel is nodig om het negatieve effect te compenseren.<br />

NAP-0,15m<br />

Facts:<br />

- enkele betonnen koker<br />

- drempel (open keerpeil) op NAP -1,40 m<br />

- ‘plafond’ op NAP -0,15 m, breedte 1,8 m > A = 2,0 * 1,25 = 2,5 m 2<br />

Bron: tekening inlaatduiker bij profiel 58, dijkvak zwolle-wilsum, dec. 1986<br />

- Polderpeil: NAP-0,00 m (z) en NAP-0,20m (w)<br />

Bron: Waterbeheerplan 2010-2015 - Waterschap Groot Salland<br />

BINNENDIJKS<br />

NAP 0,0 m (z)<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 56 -


3.10 Effluentleiding RWZI Zwolle<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De rioolwaterzuivering Zwolle loost gezuiverd water via een effluentleiding op de <strong>IJssel</strong>. Deze leiding kruist<br />

de primaire waterkering en mondt via een uitstroombak uit in de <strong>IJssel</strong>.<br />

Deze leiding die uitmondt in de <strong>IJssel</strong> wordt niet beoordeeld op geotechnische stabiliteit aangezien het<br />

zomerbed ter plaatse van de leiding (km981) niet wordt verlaagd. De leiding heeft geen inlaatfunctie en<br />

wordt derhalve in het kader van invloed op waterbeheer niet nader beschouwd.<br />

3.11 Effluentleiding Hattem<br />

Nabij km979 is een effluentleiding van de RWZI Hattem gelegen.<br />

Deze leiding die uitmondt in de <strong>IJssel</strong> wordt niet beoordeeld op geotechnische stabiliteit aangezien het<br />

zomerbed ter plaatse van de leiding (km979) niet wordt verlaagd. De leiding heeft geen inlaatfunctie en<br />

wordt derhalve in het kader van invloed op waterbeheer niet nader beschouwd.<br />

3.12 Effluentleiding Heerde<br />

Deze leiding die uitmondt in de <strong>IJssel</strong> wordt niet beoordeeld op geotechnische stabiliteit aangezien het<br />

zomerbed ter plaatse van de leiding (km962) niet wordt verlaagd. De leiding heeft geen inlaatfunctie en<br />

wordt derhalve in het kader van invloed op waterbeheer niet nader beschouwd.<br />

3.13 Effluentleiding Terwolde<br />

Deze leiding die uitmondt in de <strong>IJssel</strong> wordt niet beoordeeld op geotechnische stabiliteit aangezien het<br />

zomerbed ter plaatse van de leiding (nabij Deventer) niet wordt verlaagd. De leiding heeft geen<br />

inlaatfunctie en wordt derhalve in het kader van invloed op waterbeheer niet nader beschouwd.<br />

3.14 Effluentleiding Apeldoorn<br />

Deze leiding die uitmondt in de <strong>IJssel</strong> wordt niet beoordeeld op geotechnische stabiliteit aangezien het<br />

zomerbed ter plaatse van de leiding (km949) niet wordt verlaagd. De leiding heeft geen inlaatfunctie en<br />

wordt derhalve in het kader van invloed op waterbeheer niet nader beschouwd.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 57 -


4 GEMALEN<br />

4.1 Scope<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

In dit hoofdstuk worden de gemalen in het plangebied behandeld. Op basis van de resultaten van het<br />

SNIP2A onderzoek zijn de objecten aangemerkt waar nader onderzoek noodzakelijk is om een goed beeld<br />

te krijgen van de effecten van de maatregel en waar nodig mitigerende maatregelen uit te werken.<br />

In onderstaande tabel is dit per gemaal gespecificeerd. In de volgende paragraaf is een toelichting op de<br />

scope en vervolgonderzoek opgenomen.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Gemaal ’t<br />

Vosje [WGS]<br />

Gemaal het<br />

Raasje [WGS]<br />

Gemaal<br />

Pijperstaart<br />

[WGS]<br />

Gemaal<br />

Zuiderwaard<br />

[WGS]<br />

Gemaal<br />

Adsum [WGS]<br />

Gemaal<br />

Zalkerbos<br />

[WGS]<br />

Inlaatgemaal<br />

Zalk [WGS]<br />

Gemaal<br />

Katerveer<br />

[WGS]<br />

Bentinck-<br />

Wellen [WGS]<br />

Gemaal Antlia<br />

[WSV]<br />

Gemaal<br />

Inkerwaarden<br />

[WSV]<br />

Gemaal<br />

Spoorbrug<br />

[WSV]<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

(dijkring)<br />

1001<br />

(DR11)<br />

1000<br />

(VWK25*)<br />

1000<br />

(VWK25)<br />

996<br />

(DR10)<br />

989,5<br />

(DR11)<br />

987<br />

(DR11)<br />

983,6<br />

(DR11)<br />

980<br />

(DR10)<br />

982<br />

(DR11)<br />

982<br />

(DR11)<br />

982<br />

(buiten-<br />

dijks)<br />

979<br />

(buiten-<br />

dijks)<br />

Resultaten planstudie SNIP2A<br />

(bron:WG-SE20080907 Deelrapport III_Constructies en<br />

KW)<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- geen invloed op functioneren<br />

Vervolgonderzoek<br />

SNIP3<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 58 -<br />

Geen<br />

(geen inlaatfunctie)<br />

- niet beschouwd Geotechnische<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- geen invloed op functioneren<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- geen invloed op functioneren<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- geen invloed op functioneren<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- geen invloed op functioneren<br />

stabiliteit<br />

Review inlaatfunctie<br />

Geen<br />

(geen inlaatfunctie)<br />

Geen<br />

(geen inlaatfunctie)<br />

Geen<br />

Review inlaatfunctie<br />

Geen<br />

(geen inlaatfunctie)<br />

- niet beschouwd Review inlaatfunctie<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- inlaat: afname verval significant. Mogelijk beperking<br />

functionaliteit<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- geen invloed op functioneren<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- vistrap: functioneren wordt mogelijk beïnvloed<br />

Geotechnische<br />

stabiliteit<br />

Review Inlaatfunctie<br />

Geen<br />

(geen inlaatfunctie)<br />

Review functioneren<br />

vistrap<br />

- niet beschouwd geotechnische<br />

stabiliteit<br />

(geen inlaatfunctie)<br />

- niet beschouwd geotechnische<br />

stabiliteit<br />

Gemaal 978 - geen invloed op geotechnische stabiliteit Geen<br />

(geen inlaatfunctie)


Object<br />

[beheerder]<br />

Hoenwaard<br />

[WSV]<br />

Gemaal Allee<br />

[WSV]<br />

Centrale<br />

Harculo<br />

[Electrabel]<br />

Gemaal<br />

Veluwe<br />

[WSV]<br />

Gemaal<br />

Terwolde<br />

[WSV]<br />

Gemaal<br />

Ankersmit<br />

[WGS]<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

(dijkring)<br />

Resultaten planstudie SNIP2A<br />

(bron:WG-SE20080907 Deelrapport III_Constructies en<br />

KW)<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Vervolgonderzoek<br />

SNIP3<br />

(DR52) - geen significante invloed op peilbeheer Review inlaatfunctie<br />

975,5<br />

(DR52)<br />

975<br />

(DR53)<br />

972<br />

(DR52)<br />

949<br />

(DR52)<br />

944<br />

(DR53)<br />

- niet beschouwd Geotechnische<br />

stabiliteit<br />

(geen inlaatfunctie)<br />

- niet beschouwd Review inlaatfunctie<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- vistrap: functioneren wordt mogelijk beïnvloed<br />

- niet beschouwd<br />

Review functioneren<br />

vistrap<br />

Geotechnische<br />

stabiliteit<br />

Review inlaatfunctie<br />

- niet beschouwd Geotechnische<br />

stabiliteit<br />

Review inlaatfunctie<br />

* VWK = Verbindende Waterkering (primaire kering categorie b)<br />

De lijst met objecten is in samenspraak met de beheerders opgesteld (workshop met beheerders -19 mei<br />

2010, Deventer).<br />

4.2 Benadering<br />

Zoals nader toegelicht in par. 3.2 is een praktische ’15 m regel’ toegepast voor het beoordelen van de<br />

invloed van de zomerbedverlaging op de geotechnische stabiliteit van diverse objecten langs de <strong>IJssel</strong>. In<br />

het SNIP3 ontwerp van de zomerbedverlaging is deze benadering ongewijzigd overgenomen. Daaruit<br />

volgt dat voor een aantal gemalen nader onderzoek niet nodig is. De scope van gemalen waar dit wel het<br />

geval is zijn in dit rapport beoordeeld. Waar de noodzaak van mitigerende maatregelen volgt, is een<br />

principe oplossing uitgewerkt. Deze maatregelen worden onderdeel van het maatregelpakket van de<br />

zomerbedverlaging. Het technisch ontwerp van deze maatregelen is in een separaat rapport opgenomen.<br />

Een review van de resultaten uit de SNIP2A planstudie ten aanzien van het functioneel waterbeheer is<br />

voorzien voor de gemalen in het traject van de zomerbedverlaging met inlaatfunctie. De effecten van het<br />

SNIP3 ontwerp op het functioneren van de gemalen/vistrappen is bepaald door een analyse uit te voeren<br />

van de capaciteit om water in te laten in de huidige en toekomstige situatie. Daarbij is gebruik gemaakt van<br />

hydraulische analyses. De methodiek en gehanteerde gegevens zijn opgenomen in Bijlage 2. Voor de<br />

beoordeling van de significantie van het effect van lagere waterstanden op inlaten onder vrij verval is een<br />

criterium van 3 cm gesteld. Objecten waar de waterstandsdaling minder of gelijk is aan dan 3 cm (bij OLA<br />

condities) worden geacht op dezelfde wijze te kunnen blijven functioneren na verlaging van het zomerbed.<br />

Voor de beoordeling van de significantie van het effect van lagere waterstanden op de opvoerhoogte van<br />

inlaatgemalen is een criterium van 15% gesteld. Objecten waar de opvoerhoogte minder dan 15%<br />

toeneemt (bij OLA condities) worden geacht op dezelfde wijze te kunnen blijven functioneren na verlaging<br />

van het zomerbed.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 59 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Voor gemalen met enkel een uitwaterende functie wordt het functioneren niet negatief beïnvloed,<br />

aangezien de benodigde opvoerhoogte tenminste gelijk blijft of zelfs afneemt. Deze gemalen zijn niet<br />

nader beschouwd (met als uitgangspunt dat polderpeilen gehandhaafd worden).<br />

4.3 Resultaten<br />

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de onderzoeksresultaten uit deze SNIP3-fase. Voor de<br />

uitwerking per object wordt verwezen naar de paragrafen 4.4 tot en met 4.15.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Gemaal ’t<br />

Raasje /<br />

Pijperstaart<br />

[WGS]<br />

Gemaal<br />

Adsum [WGS]<br />

Inlaatgemaal<br />

Zalk<br />

Gemaal<br />

Inkerwaarden<br />

[WSV]<br />

Gemaal Antlia<br />

[WSV]<br />

Gemaal<br />

Katerveer<br />

[WGS]<br />

Gemaal<br />

Spoorbrug<br />

[WSV]<br />

Gemaal<br />

Hoenwaard<br />

[WSV]<br />

Gemaal Allee<br />

[WSV]<br />

Centrale<br />

Harculo<br />

[Electrabel]<br />

Gemaal<br />

Veluwe<br />

[WSV]<br />

Gemaal<br />

Terwolde<br />

[WSV]<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

1000<br />

(VWK25)<br />

989,5<br />

(DR11)<br />

983,6<br />

(DR11)<br />

982<br />

(buiten-<br />

dijks)<br />

982<br />

(DR11)<br />

980<br />

(DR10)<br />

979<br />

(buiten-<br />

dijks)<br />

978<br />

(DR52)<br />

975,5<br />

(DR52)<br />

975<br />

(DR53)<br />

972<br />

(DR52)<br />

949<br />

(DR52)<br />

Resultaten planstudie SNIP3<br />

- Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische<br />

stabiliteit van de constructie. Er is geen significant effect op het functioneel<br />

waterbeheer.<br />

- Beoordeling: constructieve aanpassingen aan het kunstwerk zijn niet nodig. Het<br />

inlaatregime dient te worden aangepast.<br />

- Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische<br />

stabiliteit van de constructie. Aanpassingen aan de pomp zijn niet nodig.<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische stabiliteit van<br />

de constructie.<br />

- Beoordeling: de verdronken positie van de pomp (noodzakelijk voor goed<br />

functioneren) blijft in de huidige en toekomstige situatie bij OLA (en hogere<br />

afvoeren) gehandhaafd. Aanpassingen aan de pomp zijn niet nodig.<br />

- Beoordeling: Constructieve aanpassingen aan het kunstwerk zijn niet nodig.<br />

Mogelijk dient wel het inlaatregime te worden aangepast.<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische stabiliteit van<br />

de constructie.<br />

- Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische<br />

stabiliteit van de constructie. Aanpassingen aan de pomp zijn niet nodig.<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen invloed op het functioneren van de<br />

constructie.<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen invloed op het functioneren van de<br />

constructie.<br />

- Beoordeling: het effect van de zomerbedverlaging leidt niet tot de noodzaak<br />

voor aanpassingen aan de vistrap.<br />

- Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische<br />

stabiliteit van de constructie. Aanpassingen aan de pomp zijn niet nodig.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 60 -


Gemaal<br />

Ankersmit<br />

[WGS]<br />

944<br />

(DR53)<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

- Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische<br />

stabiliteit van de constructie. Aanpassingen aan de pomp zijn niet nodig.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 61 -


4.4 Gemaal ’t Raasje / Pijperstaart<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Nabij km1000 ligt gemaal ’t Raasje / Pijperstaart. Het kunstwerk is in beheer bij Waterschap Groot Salland.<br />

Bij de dijkkruising lozen twee gemalen op de <strong>IJssel</strong> via een gezamenlijk uitlaatwerk waar een drietal<br />

leidingen in uitkomen. Via gemaal ’t Raasje kan ook water worden ingelaten.<br />

In onderstaande afbeelding is beschikbare informatie vanuit de GIS database geprojecteerd.<br />

Afbeelding 4-1: situering kunstwerk<br />

Geotechnische stabiliteit<br />

Voor het kunstwerk volgt uit de GIS database dat de insteek van de vergraving van het zomerbed ruim van<br />

het kunstwerk is gelegen (orde 270 m). Hieruit volgt dat de zomerbedverlaging geen invloed op de<br />

geotechnische stabiliteit van de constructies zal hebben.<br />

Functioneel beheer<br />

Beoordeling: via gemaal ’t Raasje kan water worden ingelaten. De gemiddelde waterstanden op de <strong>IJssel</strong><br />

bij OLA zijn na uitvoering van de zomerbedverlaging ter hoogte van km1000 gelijk aan de huidige situatie<br />

(zie Bijlage 2). Het effect van de zomerbedverlaging op de waterstanden nabij de monding van de <strong>IJssel</strong> is<br />

kleiner dan 3 cm en wordt daarom als niet significant beoordeeld.<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische stabiliteit van de constructie.<br />

Er is geen significant effect op het functioneel waterbeheer.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 62 -


4.5 Gemaal Adsum<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Ter hoogte van km989 ligt gemaal Adsum. Het kunstwerk is in beheer bij Waterschap Groot Salland. Het<br />

gemaal dient voor de ontwatering van de binnendijks gelegen polder. Tevens kan water onder vrij verval<br />

ingelaten worden. In onderstaande afbeelding is beschikbare informatie vanuit de GIS database<br />

geprojecteerd. Dit gemaal wordt niet beoordeeld op geotechnische stabiliteit aangezien het zomerbed ter<br />

plaatse van de leiding (km989) niet wordt verlaagd.<br />

Afbeelding 4-2: situering kunstwerk<br />

Afbeelding 4-3: foto gemaal Adsum<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 63 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Functioneel beheer<br />

Op basis van beschikbare gegevens (zie bijlage 2) is er een schematisatie gemaakt, deze is weergegeven<br />

in Afbeelding 4-4. Het polderpeil binnendijks bedraagt NAP-0,3m (z). Op basis van de duurlijnen (bijlage 2)<br />

zijn de condities voor inlaten bij OLA bepaald voor de huidige situatie en de situatie met<br />

zomerbedverlaging.<br />

IJSSELZIJDE<br />

NAP-0,11 m OLA (huidig)<br />

NAP-0,14 m OLA (met zbv)<br />

NAP-1,80 m<br />

Afbeelding 4-4: schematisatie gemaal Adsum<br />

NAP+2,9 m<br />

BINNENDIJKS<br />

Facts:<br />

- Twee spuikokers (functie uitwateren), mogelijkheid inlaten onder vrij verval<br />

- drempel koker (open keerpeil) op NAP -1,80 m<br />

Bron: tekening ‘Gemaal Adsum, Eekels Amsterdam, tek nr. 557.1.1.1.80.A1K, 18-8-1980’<br />

- Polderpeil: NAP-0,30 m (z)<br />

Bron: Waterbeheerplan 2010-2015 - Waterschap Groot Salland<br />

Locatie Verval huidig (OLA) Verval zbv (OLA) Verschil verval<br />

Inlaat Gemaal Adsum 19 cm 16 cm 3 cm<br />

NAP-0,30 m<br />

mm<br />

Beoordeling: het kleinere verval bij laagwatercondities is niet significant en leidt tot een afname van het<br />

inlaatdebiet. Wel zal mogelijk de verlaging van de grondwaterstand als effect van de zomerbedverlaging<br />

leiden tot een grotere vraag. Deze combinatie van effecten is mogelijk wel significant, maar is nog niet te<br />

kwantificeren bij de totstandkoming van voorliggende rapportage. De beoordeling is dat constructieve<br />

aanpassingen niet nodig zijn aangezien inlaten onder vrij verval mogelijk blijft. Het inlaatregime dient te<br />

worden aangepast om voldoende water te kunnen inlaten.<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: constructieve aanpassingen aan het kunstwerk zijn niet nodig. Het inlaatregime dient te<br />

worden aangepast.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 64 -


4.6 Inlaatgemaal Zalk<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Nabij km983,6 is inlaatgemaal Zalk gelegen. Het gemaal, in beheer bij Waterschap Groot Salland, kan bij<br />

droogte worden ingezet om water uit de <strong>IJssel</strong> in te laten in de polder. Het kunstwerk bestaat uit een<br />

enkele leiding die met een kattenrugvorm de dijk kruist. De pomp van het gemaal bevindt zich nabij de<br />

oever, waar een instroombak is gerealiseerd. Een (beton)buis verbindt de instroombak met de <strong>IJssel</strong>. Dit<br />

gemaal wordt niet beoordeeld op geotechnische stabiliteit aangezien het zomerbed ter plaatse van de<br />

leiding (km983,6) niet wordt verlaagd.<br />

Afbeelding 4-5: Situering kunstwerk<br />

Functioneel beheer<br />

Op basis van beschikbare gegevens (zie bijlage 2) is er een schematisatie gemaakt, deze is weergegeven<br />

in Afbeelding 4-6. Het polderpeil binnendijks bedraagt NAP+ 0,65m. Op basis van de duurlijnen (bijlage 2)<br />

zijn de condities voor inlaten bij OLA bepaald voor de huidige situatie en de situatie met<br />

zomerbedverlaging.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 65 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

IJSSELZIJDE BINNENDIJKS<br />

NAP- 0,04 m OLA (huidig)<br />

NAP- 0,06 m OLA (met zbv)<br />

b.o.b. NAP- 1,80 m<br />

NAP-2,0 m<br />

Facts:<br />

- enkele kunstof buis (‘kattenrug’ met ontluchting)<br />

- diameter buis 500 mm<br />

- drempel (open keerpeil) op NAP +2,90 m<br />

- b.o.b. <strong>IJssel</strong>zijde: NAP -1,80 m<br />

- verdronken positie gemaal (goed functioneren) tot NAP-0,40 m<br />

Bron: tekening ruilverkaveling kamperveen-zalk, kunstwerk A, juli 1979<br />

- Polderpeil: NAP+0,65 m (z) en NAP+0,50m (w)<br />

Bron: Waterbeheerplan 2010-2015 - Waterschap Groot Salland<br />

Afbeelding 4-6: schematisatie inlaat Zalk<br />

NAP +0,65 m (z)<br />

NAP+0,45 m<br />

Locatie Verval huidig (OLA) Verval zbv (OLA) Verschil verval<br />

Inlaat Gemaal Zalk -69 cm -71 cm 2 cm<br />

Beoordeling: de verdronken positie van de pomp (noodzakelijk voor goed functioneren) blijft in de<br />

toekomstige situatie bij OLA (en hogere afvoeren) gehandhaafd. Dit betekent dat inlaten altijd mogelijk<br />

blijft. Wel zal het verval en daarmee de benodigde opvoerhoogte toenemen. De toename wordt niet<br />

significant beoordeeld. Aanpassingen aan de pomp zijn niet nodig.<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische stabiliteit van de constructie.<br />

Aanpassingen aan de pomp zijn niet nodig.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 66 -


4.7 Gemaal Inkerwaarden<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Nabij km982 ligt het buitendijkse gemaal Inkerwaarden. Het kunstwerk is in beheer bij Waterschap Veluwe<br />

en wordt gebruikt voor de ontwatering van buitendijks gebied. Dit gemaal wordt niet beoordeeld op<br />

geotechnische stabiliteit aangezien het zomerbed ter plaatse van de leiding (km982) niet wordt verlaagd.<br />

Het gemaal wordt niet voor inlaten van water gebruikt en worden daarom niet verder in dit kader<br />

beschouwd.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 67 -


4.8 Gemaal Antlia<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Gemaal Antlia is een gemaal aan de westzijde van de <strong>IJssel</strong> ter hoogte van km982. Het gemaal heeft 2<br />

pompen die uitwateren op de <strong>IJssel</strong>. Het gemaal heeft daarnaast een vispassage, uitgevoerd als een<br />

systeem van buizen met een pomp.<br />

Afbeelding 4-7: gemaal Antlia (bron: website WSV)<br />

Functioneel beheer<br />

Op basis van beschikbare gegevens (Bijlage 2) is er een schematisatie gemaakt, deze is weergegeven in<br />

Afbeelding 4-8. Voor deze pomp is de verdronken positie van de buis aan de <strong>IJssel</strong>zijde van belang. Op<br />

basis van de duurlijnen (Bijlage 2) zijn de condities voor inlaten bij OLA bepaald voor de huidige situatie en<br />

de situatie met zomerbedverlaging.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 68 -


NAP-1,5 m<br />

NAP-4,0 m<br />

Afbeelding 4-8: schematisatie vispassage gemaal Antlia<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

IJSSELZIJDE BINNENDIJKS<br />

NAP-0,02 m (huidig OLA)<br />

NAP-0,04 m (met zbv)<br />

NAP-1,7 m<br />

Facts:<br />

- 1 inlaatkoker (functie inlaten), stalen buis met diameter 700 mm<br />

- b.o.b. NAP -1,50 m<br />

- verdronken positie buis (goed functioneren) tot NAP-0,8 m<br />

Bron: nieuwbouw gemaal Antlia, tekening situatie en doorsneden vispassage, 06-02-2007<br />

- Polderpeil: NAP+0,15 m (z) en NAP -0,05 m (w)<br />

Bron: GIS data GGOR2005<br />

NAP +0,15 m (z)<br />

NAP+0,45 m<br />

Locatie Verval huidig (OLA) Verval zbv (OLA) Verschil verval<br />

Gemaal Antlia (vistrap) -17 cm -19cm 2 cm<br />

Beoordeling: de verdronken positie van de buis en pomp (noodzakelijk voor goed functioneren) blijft in de<br />

huidige en toekomstige situatie bij OLA (en hogere afvoeren) gehandhaafd. Dit betekent dat inlaten altijd<br />

mogelijk blijft. Wel zal het verval en daarmee de benodigde opvoerhoogte toenemen. De toename van de<br />

opvoerhoogte is met 10% niet significant. Aangezien het resulterende verval van 19 cm klein is en<br />

reguliere pompen dit verval makkelijk kunnen overbruggen wordt gesteld dat aanpassingen aan de pomp<br />

niet nodig zijn.<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: de verdronken positie van de pomp (noodzakelijk voor goed functioneren) blijft in de huidige<br />

en toekomstige situatie bij OLA (en hogere afvoeren) gehandhaafd. Aanpassingen aan de pomp zijn niet<br />

nodig.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 69 -


4.9 Gemaal Katerveer<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Gemaal Katerveer is een gemaal dat met 2 pompen water naar de <strong>IJssel</strong> pompt, andersom kan het<br />

gemaal binnendijks onder vrij verval inlaten. Het gemaal bevindt zich aan de oostzijde van de <strong>IJssel</strong> nabij<br />

km980. Dit gemaal wordt niet beoordeeld op geotechnische stabiliteit aangezien het zomerbed ter plaatse<br />

van de leiding (km980) niet wordt verlaagd.<br />

Afbeelding 4-9: situering kunstwerk<br />

Afbeelding 4-10: gemaal Katerveer (bron: website WGS)<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 70 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Functioneel beheer<br />

Op basis van beschikbare gegevens (Bijlage 2) is er een schematisatie gemaakt, deze is weergegeven in<br />

Afbeelding 4-11. Het polderpeil bedraagt NAP -0,20 m. Op basis van de duurlijnen (Bijlage 2) zijn de<br />

condities voor inlaten bij OLA bepaald voor de huidige situatie en de situatie met zomerbedverlaging.<br />

IJSSELZIJDE<br />

NAP+ 0,03 m OLA (huidig)<br />

NAP+ 0,01 m OLA (met zbv)<br />

NAP-2,05 m<br />

NAP+2,9 m<br />

Afbeelding 4-11: schematisatie gemaal Katerveer<br />

NAP- 1,0 m<br />

Facts:<br />

- Twee spuikokers (functie uitwateren) – niet nader beschouwd, 1 inlaatkoker<br />

(functie inwateren)<br />

- Inlaatkoker voorzien van pomp<br />

- b.o.b. ongeveer NAP -1,0 m<br />

- verdronken positie gemaal (goed functioneren) tot ca. NAP-0,0 m<br />

- Bodemniveau binnendijks: NAP -3,65 m<br />

Bron: tekening gemaal Katerveer, aanzichten, doorsnedes en details, april 1991<br />

- Polderpeil: NAP-0,20 m (z/w)<br />

Bron: Waterbeheerplan 2010-2015 - Waterschap Groot Salland<br />

BINNENDIJKS<br />

NAP-0,20 m<br />

mm<br />

NAP-3,65 m<br />

Locatie Verval huidig (OLA) Verval zbv (OLA) Verschil verval<br />

Gemaal Katerveer (inlaat) 23cm 21cm 2 cm<br />

Beoordeling: de verdronken positie van de inlaatpomp blijft na de zomerbedverlaging gehandhaafd. De<br />

afname van het verval is met 2 cm niet significant.<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: Constructieve aanpassingen aan het kunstwerk zijn niet nodig. Mogelijk dient het<br />

inlaatregime te worden aangepast.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 71 -


4.10 Gemaal Spoorbrug<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Nabij km979 is ten zuiden van de spoorbrug een gemaal aanwezig ten behoeve van ontwatering van het<br />

buitendijks gelegen gebied. Het gemaal is in beheer bij Waterschap Veluwe. In onderstaande afbeelding is<br />

beschikbare informatie vanuit de GIS database geprojecteerd. Op basis van de aangeleverde tekening 2<br />

volgt dat de uitstroombak is gesitueerd op ruime afstand van de oever. Via een buis wordt aangesloten op<br />

de <strong>IJssel</strong>. Dit gemaal wordt niet beoordeeld op geotechnische stabiliteit aangezien het zomerbed ter<br />

plaatse van de leiding (km979) niet wordt verlaagd. Het gemaal wordt niet voor inlaten van water gebruikt<br />

en wordt daarom niet verder in dit kader beschouwd.<br />

Afbeelding 4-12: Situering kunstwerk<br />

Conclusie<br />

De zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische stabiliteit van de constructie.<br />

2 scan tekening gemaal Spoorbrug [bron: Waterschap Veluwe]<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 72 -


4.11 Gemaal Hoenwaard<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Nabij km978 is gemaal Hoenwaard gelegen. Het gemaal, in beheer bij Waterschap Veluwe, ligt buitendijks<br />

en wordt enkele keren per jaar ingezet om de uiterwaard na een hoogwater op de <strong>IJssel</strong> te ontwateren.<br />

Tevens kan het gemaal bij droogte worden ingezet om water uit de <strong>IJssel</strong> (via Apeldoorns Kanaal en<br />

Veluwse Wetering) in te laten in de polder, via een inlaatpomp. Dit gemaal wordt niet beoordeeld op<br />

geotechnische stabiliteit aangezien het zomerbed ter plaatse van de leiding (km979) niet wordt verlaagd<br />

Afbeelding 4-13: situering kunstwerk<br />

Afbeelding 4-14: foto gemaal Hoenwaard (bron: website WSV)<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 73 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Functioneel beheer<br />

Op basis van beschikbare gegevens (zie Bijlage 2) is er een schematisatie gemaakt, deze is weergegeven<br />

in Afbeelding 4-15. Het polderpeil binnendijks bedraagt NAP+ 0,4m (z). Op basis van de duurlijnen (Bijlage<br />

2) zijn de condities voor inlaten bij OLA bepaald voor de huidige situatie en de situatie met<br />

zomerbedverlaging.<br />

IJSSELZIJDE<br />

NAP+0,10 m OLA (huidig)<br />

NAP+0,08 m OLA (met zbv)<br />

NAP-0,50 m<br />

Afbeelding 4-15: schematisatie gemaal Hoenwaard<br />

BINNENDIJKS<br />

Facts:<br />

- 1 uitwateringspomp, 1 inlaatpomp<br />

- Waterstand benodigd voor verdronken positie pomp: NAP -0,50 m<br />

Bron: tekening ‘Opstelling schroefpompinstallatie Ruilverkaveling Hattem-Wezep,<br />

Landustrie Sneek, 1969’<br />

- Polderpeil: NAP+0,40 m (z)<br />

Bron: website WSV<br />

NAP+0,40 m (z)<br />

mm<br />

Locatie Verval huidig (OLA) Verval zbv (OLA) Verschil verval<br />

Inlaat Gemaal Hoenwaard -30 cm -32 cm 2 cm<br />

Beoordeling: de verdronken positie van de pomp (noodzakelijk voor goed functioneren) blijft in de huidige<br />

en toekomstige situatie bij OLA (en hogere afvoeren) gehandhaafd. Dit betekent dat inlaten altijd mogelijk<br />

blijft. De toename van het verval is met 2cm niet significant, daardoor wordt gesteld dat aanpassingen aan<br />

de pomp niet nodig zijn.<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische stabiliteit van de constructie.<br />

Aanpassingen aan de pomp zijn niet nodig.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 74 -


4.12 Gemaal Allee<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Dit gemaal wordt niet beoordeeld op geotechnische stabiliteit aangezien het zomerbed ter plaatse van de<br />

leiding (km975,5) niet wordt verlaagd. Het gemaal heeft geen inlaatfunctie en wordt derhalve in het kader<br />

van invloed op waterbeheer niet nader beschouwd.<br />

Afbeelding 4-16: situering kunstwerk<br />

Conclusie<br />

De zomerbedverlaging heeft geen invloed op het functioneren van de constructie.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 75 -


4.13 Energiecentrale Harculo<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Ter hoogte van km975 is de energiecentrale van Elektrabel gelegen. De centrale gebruikt <strong>IJssel</strong>water voor<br />

koeling. Daartoe dienen diverse in- en uitlaatleidingen, gemarkeerd in onderstaande afbeelding.<br />

Afbeelding 4-17: situering inlaat- en uitlaatpunten energiecentrale Harculo<br />

De in- en uitlaatpunten kruisen de primaire kering rond de centrale en komen uit in de waterbekkens ten<br />

zuiden en ten noorden van de centrale. Ter plaatse van de centrale wordt het zomerbed niet verlaagd, wel<br />

heeft de zomerbedverlaging hier invloed op de waterstanden in de rivier, en daarmee mogelijk op het<br />

functioneren van de inlaatpunten.<br />

Functioneel waterbeheer<br />

De configuratie en hoogteligging van de inlaatpunten is bij schrijven nog niet bekend. Daarom is geen<br />

schematisatie van de situatie opgenomen. Wel zijn op basis van de duurlijnen (Bijlage 2) de waterstanden<br />

in de <strong>IJssel</strong> bij OLA (Overeengekomen Lage Afvoer) voor de huidige situatie en de situatie met<br />

zomerbedverlaging bepaald. Hieruit volgt:<br />

Locatie Waterstand huidig<br />

(OLA)<br />

Waterstand zbv<br />

(OLA)<br />

Verschil<br />

Energiecentrale Harculo NAP+0,20 m NAP+0,18 m 2 cm<br />

De huidige waterstand bij OLA (NAP+0,20 m) wordt volgens de duurlijn zo’n 50 dagen per jaar<br />

onderschreden. Met zomerbedverlaging zal deze waterstand zo’n 60 dagen per jaar worden<br />

onderschreden. De afname van de waterstand wordt niet significant beoordeeld.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 76 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Conclusie<br />

Het effect van de zomerbedverlaging ter plaatse van de centrale is zo gering dat geen nadelige effecten te<br />

verwachten zijn. Deze conclusie zal nog aan de beheerder voorgelegd moeten worden.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 77 -


4.14 Gemaal Veluwe<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Gemaal Veluwe ligt ter hoogte van km972 aan de westzijde van de <strong>IJssel</strong>. Het gemaal bedient het<br />

noordelijkste deel van het stroomgebied van de Grote en Terwoldse Wetering. Het gemaal heeft geen<br />

mogelijkheid om water in te laten. Wel is een vispassage aanwezig. De constructie wordt niet beoordeeld<br />

op de Geotechnische stabiliteit, omdat de er geen vergraving van het zomerbed op deze locatie is<br />

voorzien.<br />

Afbeelding 4-18: situering kunstwerk<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 78 -


Afbeelding 4-19: gemaal Veluwe (bron: website WSV)<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Functioneel beheer<br />

Op basis van de beschikbare gegevens (Bijlage 2) is een schematisatie gemaakt, deze is weergegeven in<br />

Afbeelding 4-20. Op basis van de duurlijnen (Bijlage 2) zijn de condities voor vismigratie bij OLA bepaald<br />

voor de huidige situatie en de situatie met zomerbedverlaging.<br />

IJSSELZIJDE BINNENDIJKS<br />

NAP+ 0,3m OLA (huidig)<br />

NAP+ 0,28 m OLA (met zbv)<br />

NAP-1,22 m<br />

Facts:<br />

- 4 spuikokers, 1 vrije lozingkoker, 1 koker met vistrap (laatste nader<br />

beschouwd)<br />

- drempel koker vistrap (open keerpeil) op NAP -1,22 m<br />

- Bodemniveau binnendijks: NAP -2,64 m<br />

- Hoogte schotten: variabel<br />

Bron: tekening ‘Gemaal Wapenveld doorsneden, Waterschap Veluwe, okt 1996’<br />

- Polderpeil: NAP+1,20 m (z) en NAP+1,00 m (w)<br />

Bron: GIS data GGOR2005<br />

NAP +1,20 m (z)<br />

NAP-2,64 m<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 79 -


Afbeelding 4-20: schematisatie vistrap gemaal Veluwe<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Locatie Verval huidig (OLA) Verval zbv (OLA) Verschil verval<br />

Gemaal Veluwe (vistrap) -90 cm -92 cm 2 cm<br />

Beoordeling: de vistrap van het gemaal Veluwe is een vistrap die het verval overbrugt door het verlengen<br />

van de verhanglijn door het plaatsen van schotten. Het huidige verval loopt in de zomer van NAP+ 1,2 m<br />

naar NAP+ 0,3m bij OLA. Door de zomerbedverlaging daalt de laatst genoemde waterstand tot NAP+ 0,28<br />

m, daarmee wordt het verval 2 cm (2%) groter. Deze toename heeft geen significante invloed op de<br />

stroomsnelheden. Daarom leidt het effect van de zomerbedverlaging naar verwachting niet tot de<br />

noodzaak voor aanpassingen aan de vistrap.<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: het effect van de zomerbedverlaging leidt niet tot de noodzaak voor aanpassingen aan de<br />

vistrap.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 80 -


4.15 Gemaal Terwolde<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Gemaal Terwolde is een gemaal ter hoogte van km949 aan de westzijde van de <strong>IJssel</strong>. Dit gemaal<br />

(bekend onder naam ‘Gemaal mr. A.C. Baron van der Feltz’) wordt niet beoordeeld op geotechnische<br />

stabiliteit aangezien het zomerbed ter plaatse van het gemaal (km949) niet wordt verlaagd. Het gemaal<br />

heeft een inlaatfunctie en wordt derhalve in het kader van invloed op waterbeheer wel nader beschouwd.<br />

Functioneel beheer<br />

Op basis van de duurlijnen (ook Bijlage 2) zijn de condities voor inlaten bij OLA bepaald voor de huidige<br />

situatie en de situatie met zomerbedverlaging. Hieruit blijkt dat het verschil in de waterstand als gevolg van<br />

de zomerbedverlaging kleiner is dan 1cm. Dit verschil is niet significant, waardoor zijn aanpassingen aan<br />

de pomp niet nodig zijn.<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische stabiliteit van de constructie.<br />

Aanpassingen aan de pomp zijn niet nodig.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 81 -


4.16 Gemaal Ankersmit<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Dit gemaal wordt niet beoordeeld op geotechnische stabiliteit aangezien het zomerbed ter plaatse van de<br />

het gemaal (km944) niet wordt verlaagd. Het gemaal heeft een inlaatfunctie en wordt derhalve in het kader<br />

van invloed op waterbeheer nader beschouwd.<br />

Functioneel beheer<br />

Op basis van de duurlijnen (ook Bijlage 2) zijn de condities voor inlaten bij OLA bepaald voor de huidige<br />

situatie en de situatie met zomerbedverlaging. Hieruit blijkt dat het verschil in de waterstand als gevolg van<br />

de zomerbedverlaging kleiner is dan 1cm. Dit verschil is niet significant, waardoor zijn aanpassingen aan<br />

de pomp niet nodig zijn.<br />

Conclusie<br />

Beoordeling: de zomerbedverlaging heeft geen invloed op de geotechnische stabiliteit van de constructie.<br />

Aanpassingen aan de pomp zijn niet nodig.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 82 -


5 SLUIZEN<br />

5.1 Scope<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

In dit hoofdstuk worden de sluizen in het plangebied behandeld. Op basis van de resultaten van het<br />

SNIP2A onderzoek zijn de objecten aangemerkt waar nader onderzoek noodzakelijk is om een goed beeld<br />

te krijgen van de effecten van de maatregel en waar nodig mitigerende maatregelen uit te werken.<br />

In onderstaande tabel is aangegeven op welke punten nader onderzoek uitgevoerd zal worden in deze<br />

SNIP3-fase. Een review van de resultaten uit de SNIP2A planstudie ten aanzien van het functioneel<br />

beheer is voorzien voor de sluizen in het traject van de zomerbedverlaging waar effecten op de waterstand<br />

invloed kunnen hebben op het functioneren. Deze review wordt uitgevoerd aangezien het ontwerp van de<br />

verlaging in de SNIP3 fase verder is geoptimaliseerd en de waterstandseffecten daardoor gewijzigd zijn. In<br />

onderstaande tabel is dit per sluis gespecificeerd.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Ganzesluis<br />

[Provincie<br />

Overijssel]<br />

Spooldersluis<br />

[WGS]<br />

Katerveer-sluis<br />

[WGS]<br />

Hezenberger-<br />

sluis [WSV]<br />

Keersluis<br />

Bastion [WSV]<br />

Keersluis<br />

Pouwel Bakhuis<br />

[WSV]<br />

Uitwatering<br />

Evergeune<br />

[WSV]<br />

NIEUW:<br />

recreatiesluis<br />

Bypass<br />

<strong>IJssel</strong>delta<br />

5.2 Benadering<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

(dijkring)<br />

996<br />

(DR10)<br />

981<br />

(DR10)<br />

980<br />

(DR10)<br />

Resultaten planstudie SNIP2A<br />

(bron:WG-SE20080907 DeelrapportIII_Constructies en<br />

KW)<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- geen invloed op functioneren<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- geen invloed op functioneren<br />

- geen invloed op geotechnische stabiliteit<br />

- geen invloed op functioneren<br />

977,5 - beperkte toename verval onder gemiddelde<br />

975<br />

(DR52)<br />

972<br />

(DR52)<br />

972<br />

(DR52)<br />

992<br />

(DR11)<br />

omstandigheden<br />

- geen invloed op functioneren<br />

Vervolg-onderzoek<br />

SNIP3<br />

Review vaardiepte<br />

Review vaardiepte<br />

Review vaardiepte<br />

Geotechnische stabiliteit<br />

Sterkte deuren<br />

- niet beschouwd Geotechnische stabiliteit<br />

Review vaardiepte<br />

- niet beschouwd Geotechnische stabiliteit<br />

- niet beschouwd Geotechnische stabiliteit<br />

Review uitwateringsfunc-<br />

- niet beschouwd Geotechnische stabiliteit<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 83 -<br />

tie<br />

Review vaardiepte<br />

Het effect van de zomerbedverlaging op de stabiliteit van schutsluizen is reeds in SNIP2A beoordeeld.<br />

Aangezien de contour van de verlaging niet significant (vanuit geotechnisch oogpunt) negatiever is<br />

gewijzigd geldt voor de Ganzesluis, Spooldersluis en Katerveersluis dat een nadere beoordeling op


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

stabiliteit niet nodig is. De overige sluizen zijn onafhankelijk van elkaar beoordeeld op stabiliteit, waarbij de<br />

Hezenbergersluis eveneens op sterkte is beoordeeld vanwege een toename van het verval over de<br />

waterkering.<br />

De effecten van het SNIP3 ontwerp op het functioneren van de sluizen is bepaald door een analyse uit te<br />

voeren van de beschikbare vaardiepte in de huidige en toekomstige situatie. Daarbij is gebruik gemaakt<br />

van hydraulische analyses. De methodiek en gehanteerde gegevens zijn opgenomen in Bijlage 2.<br />

Waar de noodzaak van mitigerende maatregelen volgt, is een principe oplossing uitgewerkt. Deze<br />

maatregelen worden onderdeel van het maatregelpakket van de zomerbedverlaging. Het technisch<br />

ontwerp van deze maatregelen is in een separaat rapport opgenomen.<br />

5.3 Resultaten<br />

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de onderzoeksresultaten uit deze SNIP3-fase. Voor de<br />

uitwerking per object wordt verwezen naar de paragrafen 5.7 tot en met 5.10.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Ganzesluis<br />

[Provincie<br />

Overijssel]<br />

Spooldersluis<br />

[WGS]<br />

Katerveer-<br />

sluis [WGS]<br />

Hezenberger-<br />

sluis [WSV]<br />

Keersluis<br />

Bastion<br />

[WSV]<br />

Keersluis<br />

Pouwel<br />

Bakhuis<br />

[WSV]<br />

Uitwatering<br />

Evergeune<br />

[WSV]<br />

NIEUW:<br />

recreatiesluis<br />

Bypass<br />

<strong>IJssel</strong>delta<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

996<br />

(DR10)<br />

981<br />

(DR10)<br />

980<br />

(DR10)<br />

Resultaten planstudie SNIP3<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de<br />

sluis.<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de<br />

sluis.<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de<br />

sluis.<br />

977,5 - De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de<br />

975<br />

(DR52)<br />

972<br />

(DR52)<br />

972<br />

(DR52)<br />

992<br />

(DR11)<br />

sluis. De toename van het verval over de bovendeuren is niet significant.<br />

Mitigerende maatregelen zijn niet nodig. Indien nu niet het geval dient<br />

scheepvaart wel te worden geïnformeerd over de beschikbare diepgang. Dit is<br />

een aanbeveling.<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de<br />

sluis. Indien nu niet het geval dient scheepvaart wel te worden geïnformeerd<br />

over de beschikbare diepgang. Dit is een aanbeveling.<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de<br />

sluis.<br />

- De zomerbedverlaging heeft een positief effect op het functioneren van de sluis,<br />

aangezien de afvoercapaciteit onder vrij verval wordt vergroot door een lager<br />

<strong>IJssel</strong>peil.<br />

- De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de<br />

sluis.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 84 -


5.4 Ganzensluis<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De Ganzensluis is een sluis aan de oostzijde van de <strong>IJssel</strong> ter hoogte van km996. De sluis keert door<br />

middel van hefdeuren en zorgt via het Ganzendiep voor een verbinding naar het Zwarte Meer.<br />

Afbeelding 5-1: situering kunstwerk<br />

Functioneel beheer<br />

Op basis van de basisgegevens (Bijlage 2) is er een schematisatie gemaakt, deze is weergegeven in<br />

Afbeelding 5-2. De drempelhoogte van de sluis is NAP-2,10 m. Hieruit volgt een maatgevende diepgang<br />

van ca. 1,9 m bij OLA in de huidige situatie. Volgens de duurlijnen (Bijlage 2) volgt bij OLA een afname van<br />

de vaardiepte van 1 cm ter hoogte van de Ganzensluis, als gevolg van de zomerbedverlaging.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 85 -


IJSSELZIJDE<br />

NAP- 0,17 m OLA (huidig)<br />

NAP- 0,18 m OLA (met zbv)<br />

Afbeelding 5-2: schematisatie Ganzensluis<br />

NAP-2,1m<br />

Facts:<br />

- Schutsluis, enkele kolk, hefdeuren<br />

- Gebruik voornamelijk door recreatievaart<br />

- Maatgevende drempelhoogte: NAP-2,10 m<br />

Bron: Vaarwegkenmerken in Nederland (RWS applicatie)<br />

- Binnenwaterstand: NAP-0,20 (zomerpeil <strong>IJssel</strong>meer)<br />

Vaardiepte huidige<br />

situatie (OLA)<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Vaardiepte zbv (OLA) Verschil in vaardiepte<br />

Ganzesluis 1,93 m 1,92 m 1 cm<br />

Volgens de RWS applicatie vaarwegen in Nederland (ViN) is de sluis geschikt voor vaarwegklasse<br />

BM 3 . De minimale diepgang behorend bij deze klasse is 1,5 m. Volgens de Richtlijnen Vaarwegen<br />

2005 [2] is een kielspeling van 0,4 m benodigd bij recreatievaart. Hieruit volgt een benodigde<br />

diepgang van 1,9 m. Deze diepgang is in de huidige situatie voorhanden. Het effect van de<br />

zomerbedverlaging op de diepgang (bovenhoofd) bedraagt 1 cm bij OLA condities. Dit wordt als<br />

verwaarloosbaar beoordeeld.<br />

Conclusie<br />

De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de sluis.<br />

3 Receatievaartklasse is toegekend aan de hand van de klasse-indeling van het recreatie-toervaartnet volgens de<br />

BRTN (Beleidsvisie Recreatie Toervaart in Nederland).<br />

GANZEDIEP<br />

NAP- 0,20m (z)<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 86 -


5.5 Spooldersluis<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De Spooldersluis is een sluis aan de oostzijde van de <strong>IJssel</strong> ter hoogte van km981. Op basis van de<br />

basisgegevens (Bijlage 2) is er een schematisatie gemaakt, deze is weergegeven in Afbeelding 5-4.<br />

Afbeelding 5-3: situering kunstwerk<br />

Functioneel beheer<br />

De Spooldersluis heeft een drempeldiepte van NAP -4,5 m. Bij OLA is de huidige vaardiepte 4,5 m.<br />

Volgens de duurlijnen (Bijlage 2) volgt bij OLA een afname van de vaardiepte van 2 cm ter hoogte van de<br />

Spooldersluis, als gevolg van de zomerbedverlaging.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 87 -


IJSSELZIJDE<br />

NAP 0 m OLA (huidig)<br />

NAP– 0,02 m OLA (met zbv)<br />

Afbeelding 5-4: schematisatie Spooldersluis<br />

NAP-4,50 m<br />

Facts:<br />

- Schutsluis, enkele kolk, puntdeuren<br />

- Gebruik voornamelijk door beroepsvaart<br />

- Maatgevende drempelhoogte: NAP-4,50 m<br />

Bron: Legger en beheerregister Spooldersluis<br />

- Binnenwaterstand: NAP-0,20 (zomerpeil <strong>IJssel</strong>meer)<br />

Vaardiepte huidige<br />

situatie (OLA)<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Vaardiepte zbv (OLA) Verschil in vaardiepte<br />

Spooldersluis 4,5 m 4,48 m - 8 cm<br />

De sluis en moet toegankelijk zijn voor beroepsvaart (scheepsklasse CEMT Va) met een vaardiepte<br />

van 3,5 meter + 0,7 m kielspeling = 4,2 m onder de waterlijn (conform Richtlijnen Vaarwegen 2005<br />

[2]). Deze minimale vaardiepte is in zowel de huidige als toekomstige situatie voorhanden. Het<br />

effect van de zomerbedverlaging is hierin verwaarloosbaar.<br />

Conclusie<br />

De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de sluis.<br />

Zwolle-<strong>IJssel</strong>kanaal<br />

NAP- 0,20m (z)<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 88 -


5.6 Katerveersluis<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De Katerveersluis bevindt zich aan de oostzijde van de <strong>IJssel</strong> ter hoogte van km980. Op basis van de<br />

basisgegevens (Bijlage 2) is een schematisatie gemaakt, deze is weergegeven in Afbeelding 5-6.<br />

Afbeelding 5-5: situering kunstwerk<br />

Functioneel beheer<br />

De Katerveersluis heeft een drempeldiepte van NAP– 2,38 m. Bij OLA is de huidige vaardiepte 2,4 m.<br />

Volgens de duurlijnen (Bijlage 2) volgt bij OLA een afname van de vaardiepte van 2 cm ter hoogte van de<br />

Spooldersluis, als gevolg van de zomerbedverlaging.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 89 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

IJSSELZIJDE WILLEMSVAART<br />

NAP+ 0,03 m OLA (huidig)<br />

NAP- 0,01 m OLA (met zbv)<br />

NAP-2,38 m<br />

Afbeelding 5-6: schematisatie Katerveersluis<br />

Vaardiepte huidige<br />

situatie (OLA)<br />

NAP-2,38 m<br />

Vaardiepte zbv (OLA) Verschil in vaardiepte<br />

Katerveersluis 2,41m 2,39 m 2 cm<br />

De recreatiesluis is niet opgenomen in de RWS applicatie vaarwegen in Nederland (ViN). Aanname is<br />

vaarwegklasse BM als bij de Ganzensluis. De minimale diepgang behorend bij deze klasse is 1,5 m.<br />

Volgens de Richtlijnen Vaarwegen 2005 [2] is een kielspeling van 0,4 m benodigd bij recreatievaart. Hieruit<br />

volgt een benodigde diepgang van 1,9 m. Deze diepgang is in de huidige situatie met 2,4 m ruim<br />

voorhanden. Het effect van de zomerbedverlaging op de diepgang (bovenhoofd) bedraagt 2 cm bij OLA<br />

condities. Dit effect is verwaarloosbaar, de diepgang blijft ruim voldoende.<br />

Conclusie<br />

De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de sluis.<br />

NAP+ 0,10 m<br />

Facts:<br />

- Schutsluis, enkele (groene) kolk, puntdeuren<br />

- Gebruik door recreatievaart<br />

- Maatgevende drempelhoogte: NAP-2,38 m<br />

Bron: tekening ‘Plan Verbetering hoogwaterkering t.p.v. het sluizencomplex Katerveer, W.S.<br />

Salland, okt 1974’<br />

- Binnenwaterstand: NAP-0,20 (zomerpeil <strong>IJssel</strong>meer)<br />

Bron: Waterbeheerplan 2010-2015 - Waterschap Groot Salland<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 90 -


5.7 Hezenbergersluis<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De Hezenbergersluis (km977,5) stamt uit de 19 e eeuw (bouwjaar 1872-1873) en is recent (2007) volledig<br />

gerenoveerd. De schutsluis is gelegen in het Apeldoorns Kanaal en staat aan de noordkant in verbinding<br />

met de <strong>IJssel</strong> via het 5 e kanaalpand. De sluis keert water vanaf de zuidzijde. Bij hoogwater vanaf de <strong>IJssel</strong><br />

wordt keersluis Bastion gesloten. De huidige situatie is hieronder geschetst.<br />

Hattem<br />

<strong>IJssel</strong><br />

ws var. (<strong>IJssel</strong>)* 2<br />

ws NAP+3,80 m* 1<br />

Keersluis Bastion<br />

Hezenbergersluis<br />

Afbeelding 5-7: Situatie Hezenbergersluis<br />

* 1 NAP +3,80 m is streefpeil en tevens bovengrenswaarde voor Apeldoorns kanaal<br />

* 2 NAP +0,80 m is gemiddeld <strong>IJssel</strong>peil bij km977,5<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 91 -<br />

25 m


Afbeelding 5-8: Foto-impressie Hezenbergersluis<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De zomerbedverlaging van de <strong>IJssel</strong> heeft geen directe invloed op de stabiliteit en sterkte van de sluis.<br />

Wel zorgt de permanente waterstandsdaling op de <strong>IJssel</strong> ervoor dat het te keren waterstandsverschil<br />

toeneemt en de vaardiepte bij het invaren in de sluis afneemt.<br />

Functioneel beheer<br />

Op basis van basisgegevens (Bijlage 2) is een schematisatie gemaakt, deze is weergegeven in Afbeelding<br />

5-9. De Hezenbergersluis heeft een drempeldiepte van NAP -1,8 m aan de <strong>IJssel</strong>zijde. De sluis wordt<br />

gebruikt door recreatievaart.<br />

Bij OLA is de huidige vaardiepte 1,9 m. Volgens de duurlijnen (Bijlage 2) volgt bij OLA een afname van de<br />

vaardiepte van 2 cm ter hoogte van de monding van het Apeldoorns Kanaal, als gevolg van de<br />

zomerbedverlaging.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 92 -


IJSSELZIJDE<br />

Afbeelding 5-9: schematisatie Hezenbergersluis<br />

Vaardiepte huidige<br />

situatie (OLA)<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

NAP+ 0,12 m OLA (huidig) NAP +3,80 m<br />

NAP+ 0,10 m OLA (met zbv)<br />

NAP -1,8 m<br />

NAP+ 1,9 m<br />

Facts:<br />

- Schutsluis, enkele kolk, puntdeuren<br />

- Gebruik door recreatievaart<br />

- Drempelhoogte: NAP-1,9 m (<strong>IJssel</strong>zijde)<br />

Bron: scans doorsnede tekening (ontvangen van WSV)<br />

Binnenwaterstand: NAP+3,80 (peil Apeldoorns Kanaal)<br />

Bron: Waterschap Veluwe, Vaststelling peilbesluit Apeldoorns kanaal, 8 juni 2005)<br />

Apeldoorns Kanaal<br />

Vaardiepte zbv (OLA) Verschil in vaardiepte<br />

Hezenbergersluis 1,9m 1,88 m 2 cm<br />

Volgens de RWS applicatie vaarwegen in Nederland (ViN) is de maximaal toegestane diepgang in het 6e<br />

kanaalpand 1,7 m. De diepgang in en zuidelijk van de Hezenbergersluis is niet vermeld, aanname is<br />

recreatievaart met uitzondering van zeilboten, aangezien deze op het Apeldoorns kanaal niet kunnen<br />

varen (diverse lage bruggen). Motorjachten steken over het algemeen niet dieper dan 80 cm. Volgens de<br />

Richtlijnen Vaarwegen 2005 [2] is een kielspeling van 0,4 m benodigd bij recreatievaart. Hieruit volgt een<br />

benodigde diepgang van 1,2 m. Deze diepgang is in de huidige situatie voorhanden. Het effect van de<br />

zomerbedverlaging op de diepgang (bovenhoofd) bedraagt 2 cm bij OLA condities. Dit resulteert in een<br />

diepgang van 1,88 m. Met deze diepgang is de sluis nog steeds prima toegankelijk voor gemotoriseerde<br />

recreatievaart.<br />

Verval over sluisdeuren<br />

Het verval over de sluis neemt met 2 centimeter toe onder OLA condities, van 3,68 meter tot 3,70 meter.<br />

Deze toename is niet significant. De conditie van de deuren is prima gezien de recente volledige renovatie.<br />

Uitgaande van het kopiëren van de oorspronkelijke situatie zijn de deuren met een bepaalde oversterkte<br />

gedimensioneerd. Voorheen werd de belasting met een factor van 1,5 vermenigvuldigd bij het berekenen<br />

van benodigde afmetingen van onderdelen, tegen de nu voorgeschreven waarde van 1,25 (toeslag op<br />

waterstandsverschil).<br />

Hieruit volgt dat de invloed van de zomerbedverlaging op het verval over de sluis toelaatbaar is zonder dat<br />

aanvullende maatregelen aan de constructie nodig zijn.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 93 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Conclusies<br />

De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de sluis. De toename van het<br />

verval over de bovendeuren is niet significant. Mitigerende maatregelen zijn niet nodig. Indien nu niet het<br />

geval dient scheepvaart wel te worden geïnformeerd over de beschikbare diepgang, dit is een<br />

aanbeveling.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 94 -


5.8 Keersluis Bastion<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Keersluis Bastion (km977,5 - locatie aangegeven in Afbeelding 5-7) staat normaliter open en wordt<br />

gesloten bij hoogwatersituaties op de <strong>IJssel</strong>. Het object is dermate ver van de <strong>IJssel</strong> gelegen dat<br />

geotechnische invloed van de zomerbedverlaging op het kunstwerk niet van toepassing is.<br />

Afbeelding 5-10: situering kunstwerk<br />

Functioneel beheer<br />

Op basis van de basisgegevens (Bijlage 2) is een schematisatie gemaakt, deze is weergegeven in<br />

Afbeelding 5-11. De keersluis heeft een drempeldiepte van NAP- 1,6 m.<br />

Bij OLA is de huidige vaardiepte 1,7 m. Volgens de duurlijnen (Bijlage 2) volgt bij OLA een afname van de<br />

vaardiepte van 2 cm ter hoogte van de monding van het Apeldoorns Kanaal, als gevolg van de<br />

zomerbedverlaging.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 95 -


IJSSELZIJDE<br />

NAP+ 0,12 m OLA (huidig)<br />

NAP+ 0,10 m OLA (met zbv)<br />

NAP -1,6 m<br />

Afbeelding 5-11: schematisatie keersluis Bastion<br />

Vaardiepte huidige<br />

situatie (OLA)<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Richting Hezenbergersluis<br />

Facts:<br />

- Keersluis, puntdeuren<br />

- Gebruik door recreatievaart<br />

- Drempelhoogte: NAP-1,6 m<br />

Bron: tekening ‘Bestek dijkverbetering kloosterb./kerkhofdijk, Doorsneden Keersluis,<br />

Waterschap Oost-Veluwe, nov 95’<br />

- Binnenwaterstand: NAP+3,80 (peil Apeldoorns Kanaal)<br />

Bron: Waterschap Veluwe, Vaststelling peilbesluit Apeldoorns kanaal, 8 juni 2005)<br />

Vaardiepte zbv (OLA) Verschil in vaardiepte<br />

Keersluis Bastion 1,7m 1,68 m 2 cm<br />

Volgens de RWS applicatie vaarwegen in Nederland (ViN) is de maximaal toegestane diepgang in het 6e<br />

kanaalpand 1,7 m. De toegestane diepgang in de keersluis Bastion is niet vermeld. Aanname is<br />

recreatievaart met uitzondering van zeilboten, aangezien deze op het Apeldoorns kanaal niet kunnen<br />

varen (diverse lage bruggen). Motorjachten steken over het algemeen niet dieper dan 80 cm. Volgens de<br />

Richtlijnen Vaarwegen 2005 [2] is een kielspeling van 0,4 m benodigd bij recreatievaart. Hieruit volgt een<br />

benodigde diepgang van 1,2 m. Deze diepgang is in de huidige situatie en na verlaging van het zomerbed<br />

voorhanden.<br />

Conclusie<br />

De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de sluis. Indien nu niet het<br />

geval dient scheepvaart wel te worden geïnformeerd over de beschikbare diepgang. Dit is een<br />

aanbeveling.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 96 -


5.9 Keersluis Pouwel Bakhuis<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Dit kunstwerk wordt niet nader beoordeeld op geotechnische stabiliteit aangezien het zomerbed ter<br />

plaatse van de keersluis (km972) niet wordt verlaagd. Het object heeft geen rol meer als uitwateringsluis<br />

(overgenomen door gemaal Veluwe), er ligt een kistdam tussen de maalkolk en de <strong>IJssel</strong>. Het kunstwerk<br />

wordt derhalve niet beoordeeld in relatie tot functioneel beheer.<br />

Conclusie<br />

De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de sluis.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 97 -


5.10 Uitwatering Euvergeune<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Dit kunstwerk wordt niet nader beoordeeld op geotechnische stabiliteit aangezien het zomerbed ter<br />

plaatse (km972) niet wordt verlaagd.<br />

Functioneel beheer<br />

De sluis fungeert als uitwateringsluis. Ter plaatse zal het verval richting <strong>IJssel</strong> toenemen (ongeveer 7 cm<br />

bij OLA condities). De mogelijkheid voor uitwateren onder vrij verval wordt daarmee vergroot. Dit wordt als<br />

een gunstig effect beoordeeld.<br />

Conclusie<br />

De zomerbedverlaging heeft een positief effect op het functioneren van de sluis, aangezien de<br />

afvoercapaciteit onder vrij verval wordt vergroot door een lager <strong>IJssel</strong>peil.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 98 -


5.11 Recreatiesluis Bypass <strong>IJssel</strong>delta<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Parallel aan de planstudie SNIP3 <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong> <strong>IJssel</strong> wordt ook de planstudie SNIP3<br />

<strong>IJssel</strong>delta Zuid uitgevoerd. Onderdeel van deze planstudie is het ontwerp van een schutsluis die de<br />

verbinding vormt van de bypass met de <strong>IJssel</strong>. De schutsluis moet toegang bieden aan recreatievaart en is<br />

gesitueerd nabij km992 (zuidoever).<br />

Afbeelding 5-12: situering kunstwerk (indicatief)<br />

De schutsluis is ruim van het zomerbed van de <strong>IJssel</strong> gesitueerd. De zomerbedverlaging heeft derhalve<br />

geen invloed op de te hanteren ontwerpuitgangspunten voor geotechnische stabiliteit<br />

Functioneel beheer<br />

Het SNIP3 ontwerp van de schutsluis is opgenomen in tekening 9V4747.A2/1321-101 t/m …-106 (Royal<br />

Haskoning / Tauw / Witteveen+Bos, november 2010, concept). Hieruit volgt een aangehouden minimum<br />

zomerpeil van NAP-0,3 m en een drempelhoogte van NAP-2,6 m. Hieruit volgt een beschikbare vaardiepte<br />

van 2,3 m. Uit de duurlijnen zoals gehanteerd bij de analyse van effecten van de zomerbedverlaging op de<br />

waterstand volgt dat de berekende waterstanden niet lager zijn dan NAP-0,2 m, zowel voor als na<br />

uitvoering van de zomerbedverlaging. Er is dus genoeg ruimte in het ontwerp aanwezig.<br />

Conclusie<br />

De zomerbedverlaging heeft geen significant effect op het functioneren van de sluis.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 99 -


6 KADES<br />

6.1 Scope<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

In dit hoofdstuk worden de kades in het plangebied behandeld. Op basis van de resultaten van het<br />

SNIP2A onderzoek zijn de objecten aangemerkt waar nader onderzoek noodzakelijk is om een goed beeld<br />

te krijgen van de effecten van de maatregel en waar nodig mitigerende maatregelen uit te werken.<br />

In onderstaande tabel is aangegeven op welke punten nader onderzoek uitgevoerd zal worden in deze<br />

SNIP3-fase.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Kampen<br />

[Gemeente<br />

Kampen]<br />

6.2 Benadering<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

(dijkring)<br />

Resultaten planstudie SNIP2A<br />

(bron:WG-SE20080907 DeelrapportIII_Constructies en KW)<br />

994-999 - geen invloed op geotechnische stabiliteit onder voorwaarde<br />

van voldoende afstand ontgraving<br />

Vervolg-<br />

onderzoek<br />

SNIP3<br />

Sonderingen ter<br />

verificatie<br />

Zoals nader toegelicht in par. 3.2 is een praktische ’15 m regel’ toegepast voor het beoordelen van de<br />

invloed van de zomerbedverlaging op de geotechnische stabiliteit van diverse objecten langs de <strong>IJssel</strong>. De<br />

damwanden langs de <strong>IJssel</strong> bevinden zich op >15 m afstand van de contour en voldoen bij de toets aan<br />

deze regel. Ter verificatie is voor de kades aanvullend op de SNIP2A beoordeling onderzoek gedaan naar<br />

de grondopbouw nabij de kades. Deze informatie is verkregen uit uitgevoerde sonderingen (resultaten<br />

opgenomen in Bijlage 2 van dit rapport). De stabiliteitsberekeningen zijn opnieuw gemaakt met de<br />

bodemgegevens, waarbij de invloed van de zomerbedverlaging op de macrostabiliteit van de kades is<br />

bepaald.<br />

6.3 Resultaten SNIP3<br />

6.3.1 Onderzoek SNIP3<br />

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de onderzoeksresultaten uit deze SNIP3-fase. Voor de<br />

uitwerking wordt verwezen naar paragraaf 6.4<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Kampen<br />

[Gemeente<br />

Kampen]<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

Resultaten planstudie SNIP3<br />

994-999 - De zomerbedverlaging heeft geen invloed op de buitenwaartse macrostabiliteit<br />

van de kades (damwandconstructies) bij Kampen.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 100 -


6.4 Kampen<br />

6.4.1 Locaties<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De kades bestaan uit verankerde stalen damwanden. De beschikbare damwandgegevens zijn<br />

weergegeven in de onderstaande tabel. Van de gemeente Kampen is een ‘kunstwerkenpaspoort’<br />

beschikbaar voor de damwanden langs de <strong>IJssel</strong> bij Kampen, waaruit bij opname in 2009 volgt dat de<br />

conditie in orde is (Kunstwerkpaspoort <strong>IJssel</strong>kade grondkeringen.pdf). Dit is uitgangspunt voor de analyse.<br />

Tabel 6-1: Beschikbare damwandgegevens<br />

nr Plaats Type Teenniveau t.o.v<br />

I Loswal Hoesch<br />

II <strong>IJssel</strong>kade /<br />

Heutzplein<br />

III <strong>IJssel</strong>kade /<br />

Sablonierekade<br />

IV Ten Zuiden van<br />

Bovenhaven<br />

6.4.2 Bodemopbouw<br />

1.0<br />

NAP<br />

Kilometrering tekeningnummer Sonde-<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 101 -<br />

ring<br />

-7,6 m 997,0 – 997,5 7834/3319 W1 40 / 41 /<br />

Hoesch III -9,0 m 995,5 – 996,0 PWK.T-T-95195 34 / 35 /<br />

Hoesch 8<br />

(?)<br />

-9,0 m 995 – 995,5 PWK.T-T-95191 33<br />

AZ 26 -7,0 m 994 – 994,5 11-10 (Heidema) 29/ 30 /<br />

In het kader van SNIP3 zijn sonderingen uitgevoerd in de waterbodem bij de kades in Kampen. Deze<br />

sonderingen geven informatie ten aanzien van de bodemopbouw aan de passieve zijde van de<br />

damwanden. De bodem bestaat voornamelijk uit matig vastgepakt zand. Tot NAP -7 m zijn plaatselijk<br />

dunne stoorlaagjes aangetroffen bestaande uit klei. Op ca. NAP -10 m is plaatselijk een dunne veenlaag<br />

aangetroffen. De sonderingen zijn opgenomen in Bijlage 1 van dit rapport.<br />

Om inzicht te krijgen in de bodemopbouw aan de hoge (actieve) zijde van de kade zijn boringen<br />

opgevraagd uit de database van TNO-NITG. In deze database zijn verschillende boringen te vinden langs<br />

de <strong>IJssel</strong> bij Kampen. Een kleine selectie van de beschikbare boringen is weergegeven in Afbeelding 6-1.<br />

Afbeelding 6-1: Boringen langs de <strong>IJssel</strong> bij Kampen (paars = klei, geel = zand, oranje = veen)<br />

42<br />

37<br />

31


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De boringen in figuur 2.1 staan op volgorde van noord naar zuid. Uit de beschikbare boringen blijkt dat de<br />

bodemopbouw kan variëren.<br />

Tabel 6-2: Maaiveldniveaus ten tijde van de boring<br />

Boring Voormalig maaiveldniveau t.o.v. NAP Datum<br />

B21C1756 -1,0 m onbekend<br />

B21D0007 -2,4 m 16-10-1932<br />

B21D0025 -3,0 m 01-02-1936<br />

B21D0065 -2,3 m 01-01-1946<br />

De diepte van de boringen zijn ten opzichte van het toenmalige maaiveld. Het maaiveld is met 3 tot 5<br />

meter opgehoogd met zand tot ongeveer +1,9 m NAP.<br />

6.4.3 Uitgangspunten en schematisatie<br />

Het sondeeronderzoek geeft informatie ten aanzien van de bodemopbouw vanaf NAP -5 m. <strong>Beneden</strong> dit<br />

niveau is de variatie in de bodemopbouw klein. Boven NAP -5 m is volgens de gegevens uit de database<br />

van TNO-NITG de variatie in bodemopbouw groter. Ten behoeve van de stabiliteitsberekening is één<br />

(conservatief) profiel geschematiseerd voor de gehele <strong>IJssel</strong>kade bij Kampen.<br />

Tabel 6-3 geeft de geschematiseerde bodemopbouw en rekenwaarde van de sterkteparameters weer. De<br />

grondparameters zijn geschat op basis van tabel 1 uit NEN 6740 en ervaring. Opgemerkt wordt dat de<br />

grondparameters van de lagen boven het waterbodemniveau wel invloed hebben op de berekende<br />

stabiliteitsfactor, maar niet op de diepte van de maatgevende glijcirkel. De diepte van de maatgevende<br />

glijcirkel (en daarmee de locatie van het uittredepunt) wordt bepaald door de lengte van de damwand en<br />

de grondlagen onder de teen van de damwand. Uit het sondeeronderzoek blijkt dat op de teenniveaus van<br />

de damwanden (tussen NAP -7,0 m en NAP -9,0 m) zand aanwezig is.<br />

Tabel 6-3: Geschematiseerde bodemopbouw en rekenwaarden van de grondparameters<br />

Grondsoort Bovenzijde laag<br />

[m NAP]<br />

γ / γs<br />

[kN/m 3 ]<br />

φd<br />

[ o ]<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 102 -<br />

cd<br />

[kPa]<br />

Zand, ophoging +1,9 m 18 / 20 28 0<br />

Klei, slap -1,1 m 15 / 15 14,7 0<br />

Zand, matig vast -6,0 m 18 / 20 28 0<br />

Veen, matig vast -9,8 m 12 / 12 12,6 0,7<br />

Zand, matig vast -10,2 m 18 / 20 28 0<br />

waarin:<br />

γ / γs = Droog en verzadig volumegewicht;<br />

φd = Rekenwaarde van de hoek van inwendige wrijving;<br />

cd = Rekenwaarde van de cohesie.<br />

In de berekeningen is uitgegaan van de onderstaande niveaus ten opzichte van NAP:<br />

- Maaiveld +1,9 m;<br />

- Maximale grondwaterstand +1,5 m;<br />

- Minimale waterstand <strong>IJssel</strong> -0,35 m;<br />

- Bodemniveau <strong>IJssel</strong> -4,0 m;


- Teen van de damwand -7,0 / -9,0 m.<br />

Overige uitgangspunten:<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

- De damwand is gemodelleerd als een ‘verboden lijn’, door deze lijn kan geen glijvlak ontstaan. De<br />

karakteristieke eigenschappen van de verschillende damwandprofielen zijn dus niet opgenomen in<br />

deze berekening;<br />

- De verankering van de damwanden is niet opgenomen in deze modellering (conservatie aanname).<br />

- Er is een maaiveldbelasting toegepast van 13 kN/m 2 zoals gebruikelijk is bij primaire waterkeringen.<br />

De grootte van de maaiveldbelasting heeft wel invloed op de berekende stabiliteitsfactor, maar niet op<br />

de diepte van de maatgevende glijcirkel<br />

- <strong>Zomerbedverlaging</strong> op 15 m afstand van de kade met een helling van 1:4.<br />

6.4.4 Resultaten<br />

Zowel de kortste (teen op NAP -7,0 m) als de langste damwand (teen op NAP -9 m) is beschouwd. In<br />

geval van een kortere damwand is de berekende stabiliteitsfactor lager aangezien de maatgevende cirkel<br />

minder diep ligt en korter is. In geval van een langere damwand is de maatgevende glijcirkel groter,<br />

waardoor het uittredepunt van de glijcirkel verder van de damwand ligt. Een langere damwand betekent<br />

dus een grotere veiligheid, maar ook een groter invloedsgebied. Afbeelding 6-2 geeft de maatgevende<br />

glijcirkel weer voor de damwand met de teen op NAP -7,0 m.<br />

3,5 m<br />

11,5 m<br />

15 m<br />

Afbeelding 6-2: Maatgevende glijcirkel ter plaatse van de damwand met de teen op NAP -7,0 m<br />

Berekende stabiliteitsfactor damwand met teen op NAP -7,0 m = 1,00<br />

De maatgevende glijcirkel bevindt zich ter plaatse van de teen van de damwand. Het uittredepunt bevindt<br />

zich op ca. 11,5 m afstand van de damwand. De maatgevende glijcirkel doorsnijdt de ontgraving voor de<br />

zomerbedverlaging niet. De zomerbedverlaging heeft dus geen invloed op de buitenwaartse<br />

macrostabiliteit van deze kade.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 103 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Bij het bovenstaande de volgende opmerkingen:<br />

- Doel van de analyse is niet het aantonen van de absolute stabiliteitsfactor van de damwand, maar het<br />

bepalen van de invloed van de zomerbedverlaging op de stabiliteitsfactor;<br />

- Conservatieve aanname voor het maximale val van 1,85 m (GHG – minimale waterstand <strong>IJssel</strong>). Met<br />

de zomerbedverlaging zal dit verval tenminste niet groter worden aangezien de waterstand door de<br />

zomerbedverlaging daalt. Dit effect is bij hoge afvoeren sterker dan bij lage afvoeren;<br />

- Conservatieve aanname voor de locatie van de belasting (daar waar de stabiliteitsfactor het laagst is);<br />

- Berekende stabiliteitsfactoren zijn indicatief. De resultaten betekenen niet dat de waterkering<br />

afgekeurd wordt. De enige conclusie die aan de analyse verbonden kan worden is dat de<br />

zomerbedverlaging geen negatieve invloed heeft op de stabiliteit en het moment in de damwanden.<br />

- De situatie van aanleg is uitgangspunt in de beoordeling. In het beheer en onderhoudsplan moeten<br />

randvoorwaarden volgen om dit profiel te handhaven op langere termijn. Concreet betekent dit dat bij<br />

onderhoudsbaggerwerk de ontwerpcontouren aangehouden moeten worden.<br />

1m<br />

14 m<br />

15 m<br />

Afbeelding 6-3: Maatgevende glijcirkel ter plaatse van de damwand met de teen op NAP -9 m<br />

Stabiliteitsfactor damwand met teen op NAP -9,0 m = 1,50<br />

De maatgevende glijcirkel bevindt zich ter plaatse van de teen van de damwand. Het uittredepunt bevindt<br />

zich op ca. 14 m afstand van de damwand. Ondanks de conservatieve uitgangspunten doorsnijdt de<br />

maatgevende glijcirkel de ontgraving voor de zomerbedverlaging niet. De zomerbedverlaging heeft initieel<br />

dus geen invloed op de buitenwaartse macrostabiliteit van deze kade. Na gereedkomen van de<br />

zomerbedverlaging wordt het bodemprofiel gemonitord. Eventuele migratie van de ontgraving richting de<br />

kade worden hierdoor in de gaten gehouden, waarna eventueel actie ondernomen kan worden.<br />

Zie opmerkingen bij damwand met teen op NAP -7 m.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 104 -


6.4.5 Conclusie<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De zomerbedverlaging heeft geen invloed op de buitenwaartse macrostabiliteit van de kades<br />

(damwandconstructies) bij Kampen.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 105 -


7 KRIBBEN EN OEVERS<br />

7.1 Scope onderzoek<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Bij het ontwerp van de zomerbedverlaging is het te ontgraven gebied met contourlijnen vastgelegd. De<br />

contourlijn is hierbij zo gekozen dat de ontgraving geen invloed heeft op de stabiliteit van aangrenzende<br />

oevers en kribben. Daartoe zijn geotechnische analyses uigevoerd. Om meer inzicht te krijgen op de<br />

stabiliteit en conditie zijn binnen SNIP3 een aantal aanvullende onderzoeken uitgevoerd:<br />

1) Op basis van uitgevoerde sonderingen in het zomerbed van de <strong>IJssel</strong> worden geotechnische<br />

analyses zoals uitgevoerd in SNIP2 geverifieerd;<br />

2) Op basis van data uit laseraltimetrie (hoogtemetingen vanuit de lucht) wordt een quick scan<br />

gemaakt naar de conditionele staat van de kribben.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Gehele traject<br />

[RWS]<br />

7.2 Benadering<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

(dijkring)<br />

Resultaten planstudie SNIP2A<br />

(bron:WG-SE20080907 DeelrapportIII_Constructies en KW)<br />

993-1001 - huidige conditionele staat kribben lokaal niet met<br />

zekerheid voldoende;<br />

- geen invloed op stabiliteit bij zand of klei in<br />

ondergrond; verlaging kan aangrijpen in teen krib<br />

Vervolgonderzoek<br />

SNIP3<br />

Verificatie<br />

geotechnische<br />

analyse en<br />

quickscan huidige<br />

staat kribben<br />

Zoals nader toegelicht in par. 3.2 is een praktische ’15 m regel’ toegepast voor het beoordelen van de<br />

invloed van de zomerbedverlaging op de geotechnische stabiliteit van diverse objecten langs de <strong>IJssel</strong>.<br />

Deze praktische ‘beoordelingsregel’ is vervolgens toegepast bij het afleiden van de contour waarbinnen de<br />

zomerbedverlaging wordt gerealiseerd. In het SNIP3 ontwerp van de zomerbedverlaging is deze<br />

benadering ongewijzigd overgenomen.<br />

Voor de kribben is aanvullend op de SNIP2A beoordeling een verificatie uitgevoerd door onderzoek te<br />

doen naar de grondopbouw nabij de kribben. Deze informatie is verkregen uit uitgevoerde sonderingen<br />

(resultaten opgenomen in Bijlage 1 van dit rapport). Tevens is op basis van laseraltimetrie een quick scan<br />

gedaan naar de onderhoudsstaat van de kribben in het traject van de zomerbedverlaging.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 106 -


7.3 Resultaten<br />

7.3.1 Onderzoek SNIP3<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de onderzoeksresultaten uit deze SNIP3-fase. Voor de<br />

uitwerking per object wordt verwezen naar de paragrafen 7.4 tot en met 7.5.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Gehele traject<br />

[RWS]<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

Resultaten planstudie SNIP3<br />

993-1001 - De zomerbedverlaging heeft geen nadelige gevolgen voor de macrostabiliteit<br />

van twee specifiek beschouwde kribben waarbij sonderingen zijn uitgevoerd.<br />

- Uit een quick-scan op basis van laseraltimetrie volgt dat de conditionele staat<br />

van nabij 75% van de kribben voldoende is op basis van een vergelijking met<br />

een gedefinieerd referentiebeeld.<br />

- Er bestaat onzekerheid over de actuele staat van de overige kribben (orde<br />

25%). Er zijn indicaties van verzakte kribben, kribben met verminderde<br />

aanhechting aan de oever en begroeiing van kribben met struiken en bomen.<br />

- Alleen visuele inspecties kunnen uitsluitsel geven over de conditionele staat<br />

van kribben, met de belangrijke kanttekening dat het effect van de<br />

zomerbedverlaging op de stabiliteit van de kribben nihil wordt geacht, ongeacht<br />

de actuele staat.<br />

7.4 Geotechnische analyse invloed zomerbedverlaging<br />

Benadering<br />

De invloed van de ontgraving ten behoeve van de verdieping van het zomerbed van de <strong>IJssel</strong> nabij het<br />

talud van bestaande kribben is onderzocht. Hiertoe zijn 2 representatieve kribben nader beschouwd. Bij<br />

deze kribben is grondonderzoek uitgevoerd bestaande uit 2 sonderingen in de waterbodem per krib. Ter<br />

plaatse van de krib zijn dwarsprofielen opgesteld voor de huidige situatie en de situatie na de geplande<br />

zomerbedverlaging. Waar de metingen onvoldoende informatie verschaffen is voor de opbouw van de<br />

kribben is uitgegaan van de standaardkrib zoals aangegeven op tekening ONAN-1995-15025 d.d. 20-03-<br />

1996 van Rijkswaterstaat, directie Oost Nederland. Het is niet bekend uit welk materiaal de kern van de<br />

krib bestaat. Voor beide kribben is de macrostabiliteit beschouwd. Opgemerkt wordt dat deze analyse niet<br />

als doel heeft een waardeoordeel te geven van de staat en stabiliteit van de kribben op zich. Doel van de<br />

analyse is het vaststellen van de eventuele invloed van de zomerbedverlaging op de stabiliteit van de krib.<br />

Krib I km 991,5 (noord)<br />

In de waterbodem nabij de krib zijn 2 sonderingen uitgevoerd (S23 en S24). In deze sonderingen is te zien<br />

dat de bodem voornamelijk uit zand bestaat. Rond NAP is plaatselijk (S23) een kleilaag aangetroffen met<br />

een dikte van ca. 0,8 m.<br />

Omdat de ondergrond uit zand bestaat ligt de maatgevende glijcirkel relatief ondiep; het aandeel van de<br />

maximale schuifweerstand dat afhankelijk is van de wrijvingshoek neemt evenredig toe met de effectieve<br />

spanning. Afbeelding 7-1 geeft de maatgevende glijcirkel weer voor de huidige situatie. Laag 5 in deze<br />

afbeelding geeft de geplande zomerbedverlaging weer.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 107 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Afbeelding 7-1: Maatgevende glijcirkel in de huidige situatie, uitgaande van een kribkern van klei<br />

Voor de situatie met zomerbedverlaging blijft de maatgevende glijcirkel ondiep en binnen de krib. De<br />

geplande ontgraving heeft geen negatieve invloed op de macrostabiliteit van de krib. Tabel 7-1 geeft de<br />

resultaten van de stabiliteitsberekeningen weer.<br />

Tabel 7-1: Berekende stabiliteitsfactoren (Bishop)<br />

Kribkern Bestaande situatie <strong>Zomerbedverlaging</strong><br />

Klei 1,51 1,51<br />

Zand 1,35 1,35<br />

Een krib met een kleikern heeft een hogere stabiliteitsfactor. Dit wordt veroorzaakt door de ondiepe<br />

glijcirkels; de effectieve spanning is laag waardoor de inwendige wrijvingshoek ten opzichte van de<br />

cohesie maar een beperkte rol speelt in de maximale schuifweerstand. In Tabel 7-1 is te zien dat de<br />

zomerbedverlaging geen nadelige gevolgen heeft op de macrostabiliteit van de krib.<br />

Krib II km 997,4 (noord)<br />

In de waterbodem nabij de krib zijn 2 sonderingen uitgevoerd (S43 en S44). In deze sonderingen is te zien<br />

dat de bodem voornamelijk uit zand bestaat. Om dezelfde redenen als beschreven in de voorgaande<br />

paragraaf ligt de maatgevende glijcirkel relatief ondiep. Afbeelding 7-2 geeft de maatgevende glijcirkel<br />

weer voor de huidige situatie uitgaande van een krib bestaande uit klei op een zandondergrond.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 108 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Afbeelding 7-2: Maatgevende glijcirkel in de huidige situatie, uitgaande van een kribkern van klei<br />

Tabel 7-2 geeft de resultaten van de stabiliteitsberekeningen weer.<br />

Tabel 7-2: Berekende stabiliteitsfactoren (Bishop)<br />

Kribkern Bestaande situatie <strong>Zomerbedverlaging</strong><br />

Klei 2,55 2,55<br />

Zand 2,08 2,08<br />

In Tabel 7-2 is te zien dat de zomerbedverlaging geen nadelige gevolgen heeft op de macrostabiliteit van<br />

de krib.<br />

7.5 Quickscan huidige staat kribben<br />

Benadering<br />

Het Waterdistrict Twentekanalen-<strong>IJssel</strong>delta voert visuele opnames uit naar de kribben in het<br />

projectgebied, dit gebeurt bij laagwatersituaties. Voor de <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> is hier bij opstellen van deze<br />

rapportage nog geen gelegenheid voor geweest. Wel zijn hoogtegegevens beschikbaar die bij<br />

laagwatercondities (2009) gemeten zijn. Met behulp van laseralimetrie is de hoogte van de oever en de<br />

kribben langs de <strong>Beneden</strong> <strong>IJssel</strong> opgemeten in gridcellen van 0,5 m. De delen van de krib die tijdens deze<br />

meting onder water stonden, zijn niet opgemeten. Er is voor gekozen om op basis van deze gegevens een<br />

quickscan naar de staat van de kribben uit te voeren. De meetgegevens zijn visueel geanalyseerd met<br />

behulp van ArcGIS software.<br />

De volgende methodiek is toegepast in het beoordelen van de onderhoudsstaat van de kribben:<br />

1. Afleiden referentiebeeld van een krib met goede staat ten behoeve van de beoordeling;<br />

2. Vergelijken andere kribben met het referentiebeeld;<br />

3. Analyse mogelijke oorzaken verschil met referentiebeeld.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 109 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Referentiebeeld<br />

Afbeelding 7-3 laat een krib zien die geclassificeerd is als een krib met een goede onderhoudsstaat. De<br />

hoogte van de krib loopt geleidelijk op tot de kruin. De kleurschakeringen hebben een klasseverschil van 10<br />

cm.<br />

Afbeelding 7-3: Bodemhoogte van een krib die in goede staat is bij km995,8<br />

Analyse<br />

Met het visualiseren van de meetgegevens in ArcGIS is een analyse uitgevoerd voor de kribben over het<br />

traject van de zomerbedverlaging. Hieruit volgt dat 75 tot 80% van de kribben aan het referentiebeeld<br />

voldoet, met als belangrijkste criterium een geleidelijk verloop van de taluds. 20 tot 25% van de bekeken<br />

kribben voldoen niet aan het referentiebeeld. Een deel van deze kribben worden in het vervolg besproken.<br />

Verzakkingen<br />

De kribben in Afbeelding 7-4 zijn mogelijk verzakt. Naast de drie kribben die in deze figuur zijn weergegeven,<br />

ligt ook bij km 997,6 een krib die mogelijk verzakt is. De kruinhoogte is hier (plaatselijk) lager dan de rest van<br />

de krib. Hier kan steenbestorting zijn weggespoeld of de kribkern zijn verzakt (4 van de 56).<br />

Afbeelding 7-4: Mogelijk (gedeeltelijk) verzakte kribben<br />

Toelichting: v.l.n.r. kribben bij km999,1, km995,1 en km997,1<br />

Aanhechting oever<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 110 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

In Afbeelding 7-5 zijn twee kribben (km 996,3 en km 994,6) geprojecteerd met een aanhechting van de<br />

krib aan de oever die lager is dan de krib zelf. Dit kan duiden op een erosieproces waardoor de krib op<br />

den duur ‘achterloops’ wordt. Dit is niet gewenst.<br />

Afbeelding 7-5: Krib bij km996,3 (links) en krib bij km994,6 (rechts)<br />

Toelichting: aanhechting van krib aan oever lager dan krib<br />

Begroeiing<br />

Bij 10 tot 15% van de bekeken kribben zijn uitschieters in meetwaarden geconstateerd. Hier volgt de<br />

aanwezigheid van struiken of bomen als oorzaak. In Afbeelding 7-6 zijn laat de hoogtemetingen van twee<br />

kribben met bomen en struiken zien.<br />

Afbeelding 7-6: Kribben met bomen en/of struiken (links: km999,3, rechts: km996,8)<br />

Afbeelding 7-7 geeft het beeld van begroeide kribben langs de Pijperstaart in Kampen (inclusief de krib bij<br />

km996,8 uit Afbeelding 7-6).<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 111 -


Krib bij<br />

km 996,8<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Afbeelding 7-7: Begroeide kribben langs Pijperstaart bij Kampen (bron: Google Maps)<br />

Ten slotte moet opgemerkt worden dat voor een deel van de kribben slechts beperkt<br />

laseraltimetriegegevens beschikbaar zijn.<br />

Conclusie en aanbevelingen<br />

Geconcludeerd wordt dat 85% van de kribben over het traject van de zomerbedverlaging voldoen aan het<br />

referentiebeeld. Daaruit wordt aangenomen dat de conditionele staat van deze kribben t.a.v. stabiliteit<br />

tenminste voldoende is. Hierbij wordt opgemerkt dat de kribben waarvoor onvoldoende hoogtegegevens<br />

beschikbaar zijn, niet meegenomen zijn in deze analyse.<br />

Tevens wordt geconcludeerd dat er onzekerheid bestaat over de actuele staat van de overige kribben<br />

(orde 25% van 56 kribben dus zo’n 13 kribben langs het traject van de zomerbedverlaging). Er zijn<br />

indicaties van verzakte kribben, kribben met verminderde aanhechting aan de oever en begroeiing van<br />

kribben met struiken en bomen.<br />

Het effect van de zomerbedverlaging op de stabiliteit van de kribben wordt nihil geacht, ongeacht de<br />

actuele staat. Dit op basis van de uitgevoerde verificaties van geotechnische analyses. Hieruit blijkt<br />

immers dat de maatgevende glijcirkels zich in de krib zelf bevinden.<br />

Aanbevolen wordt om de kribben die expliciet benoemd worden in deze paragraaf, te inspecteren tijdens<br />

een veldbezoek. Mogelijk volgt hieruit de noodzaak tot uitvoeren van onderhoud. Daarbij wordt opgemerkt<br />

dat de quick scan in deze paragraaf niet voldoende is om de algehele staat van de oevers op te nemen.<br />

Hiervoor biedt alleen een visuele opname voldoende soelaas.<br />

Opmerking: uitgevoerd onderhoud kribben 2009-2010<br />

In opdracht van het RWS Waterdistrict Twentekanalen-<strong>IJssel</strong>delta is onderhoud uitgevoerd aan kribben<br />

in de <strong>IJssel</strong> in de periode 2009-2010. Hierbij zijn tevens diverse kribben in de benedenloop aangepakt.<br />

Daarmee is reeds invulling gegeven aan de hierboven genoemde aanbevelingen.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 112 -


8 PRIMAIRE WATERKERING<br />

8.1 Scope<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

In dit hoofdstuk worden de primaire waterkeringen in het plangebied behandeld. Op basis van de<br />

resultaten van het SNIP2A onderzoek zijn de locaties aangemerkt waar nader onderzoek noodzakelijk is<br />

om een goed beeld te krijgen van de effecten van de maatregel en waar nodig mitigerende maatregelen<br />

uit te werken.<br />

In onderstaande tabel is aangegeven op welke punten nader onderzoek uitgevoerd zal worden in deze<br />

SNIP3-fase.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Locatie B<br />

[WGS]<br />

Locatie C<br />

[WGS]<br />

Locatie D<br />

[WGS]<br />

8.2 Benadering<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

(dijkring)<br />

994 Z<br />

(dr 11)<br />

1001-<br />

1002 N<br />

995 N<br />

(dr 10)<br />

Resultaten planstudie SNIP2A<br />

(bron:WG-SE20080907 DeelrapportIII_Constructies en KW)<br />

- geen invloed op buitenwaartse macrostabiliteit<br />

- invloed op kans zettingsvloeiing waarschijnlijk zeer gering<br />

- geen invloed op buitenwaartse macrostabiliteit<br />

- invloed op kans zettingsvloeiing waarschijnlijk zeer gering<br />

Vervolg-<br />

onderzoek SNIP3<br />

Beoordeling<br />

stabiliteit<br />

Beoordeling<br />

stabiliteit<br />

- niet beschouwd Beoordeling<br />

stabiliteit<br />

Hoogte (HT)<br />

Ter plaatse van waterkeringen treedt maximaal 0,20 m grondwaterstandverlaging op ten opzichte van de<br />

GLG. De ondergrond bij waterkeringen is zwaarder belast door het gewicht van het grondlichaam zodat de<br />

zetting lager zal zijn dan berekend. Een zetting van maximaal een centimeter zal geen risico vormen voor<br />

de waterkeringen<br />

Stabiliteit (ST)<br />

• Piping / Heave (STPH); Door de zomerbedverlaging treedt een verlaging van de MHW en een afname<br />

van de stijghoogte bij de teen van de dijk op, beide zijn gunstige effecten voor piping/ heave en het<br />

gevaar voor piping of heave neemt derhalve af. De vergravingen liggen ver buiten de intredelijnen<br />

volgens de beschikbare toetsrapporten. Ontgravingen buiten de theoretische intredelijn hebben geen<br />

invloed op de beoordeling van de primaire kering ten aanzien van het faalmechanisme STPH.<br />

• Macrostabiliteit (STBU en STBI); In het SNIP2 onderzoek was geconcludeerd dat de invloedszone ten<br />

aanzien van buitenwaartse macrostabiliteit 10 à 15 m vanaf de buitenteen van de dijk ligt. Omdat de<br />

insteek van de vergraving overal op een grotere afstand van de buitenteen ligt werd geconcludeerd<br />

dat de zomerbedverlaging geen negatieve invloed op de buitenwaartse macrostabiliteit van de<br />

primaire waterkeringen heeft.<br />

• Microstabiliteit (STMI): De belastingsituatie ten aanzien van het mechanisme microstabiliteit zal niet<br />

verslechteren ten gevolge van de verlaging van het zomerbed. Maatregelen zijn niet nodig.<br />

• Bekleding (STBK): De maximale stroomsnelheid bij de dijk neemt door verlaging van het zomerbed<br />

niet toe. Aanpassing van de bekleding in verband met de aanpassing van het zomerbed is niet nodig.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 113 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

• Voorland (STVL): Uit het ontwerp van de zomerbedverlaging blijkt dat op een viertal locaties (km 994<br />

zuidzijde, km 1001 noordzijde, km 1001-1002 zuidzijde en km 985 noordzijde) de insteek van de<br />

verdieping binnen de afstand van 50 m van de buitenteen van de dijk valt. Op basis van de nadere<br />

beschouwing van de stabiliteit van het voorland kan worden geconcludeerd dat een ontgraving geen<br />

invloed heeft mits het gemiddelde talud een helling heeft van 1:4,5 of flauwer. De ontgraving is<br />

daarmee voldoende veilig tegen afschuiven. Door het ontbreken van verwekingsgevoelige grondlagen<br />

is de kans op optreden van zettingsvloeïng gering.<br />

Aanvullend op SNIP2A is een verificatie uitgevoerd door onderzoek te doen naar de grondopbouw ter<br />

hoogte van enkele locaties waar de primaire waterkering relatief dichtbij het zomerbed is gelegen. Deze<br />

informatie is verkregen uit uitgevoerde sonderingen. De conclusies voor deze locaties staan in<br />

onderstaande tabel. Er treden geen significante effecten op de stabiliteit van de primaire waterkeringen op.<br />

8.3 Resultaten<br />

8.3.1 Onderzoek SNIP3<br />

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de onderzoeksresultaten uit deze SNIP3-fase. Voor de<br />

uitwerking per locatie wordt verwezen naar de paragrafen 8.4 tot en met 8.6.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Locatie B<br />

[WGS]<br />

Locatie D<br />

[WGS]<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

(dijkring)<br />

994 Z<br />

(dr 11)<br />

995 N<br />

(dr 10)<br />

Resultaten planstudie SNIP3<br />

- Voor de toekomstige situatie met verlaging van het zomerbed, volgen uit de<br />

toetsing van de stabiliteit van het voorland de scores ‘voldoende’ voor het<br />

faalmechanisme afschuiving en ‘voldoende’ voor het faalmechanisme<br />

zettingsvloeiing.<br />

- Niet nader beschouwd want de [primaire kering is hier relatief ver van de<br />

contour van de zomerbedverlaging gelegen. Er is geen invloed op de huidige<br />

stabiliteit<br />

8.4 Beoordeling stabiliteit voorland<br />

Aanpak<br />

Conform het Voorschrift Toetsen op Veiligheid Primaire Waterkeringen (VTV) is de invloed van de<br />

zomerbedverlaging op de stabiliteit van het voorland (STVL) van de primaire waterkeringen onderzocht ter<br />

plaatse van 7 representatieve profielen (zie tabel in paragraaf 8.1). Het toetsspoor STVL bestaat uit 2<br />

deelsporen:<br />

o Afschuiving (AF);<br />

o Zettingsvloeiing (ZV);<br />

De beoordelingsschema’s van beide deelsporen zijn hieronder aangegeven.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 114 -


Afbeelding 8-1: Beoordelingsschema’s zettingsvloeiing en afschuiving<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

- De vuistregel (stap 1 AF en ZV) betreft de fictieve geuldiepte. Indien de fictieve geuldiepte kleiner is<br />

dan 9 m wordt aan de vuistregel voldaan.<br />

- De verwekingsgevoeligheid (stap 5 ZV) is bepaald aan de hand van de relatieve dichtheid en de dikte<br />

van het pakket. Volgens “T.C. Raaijmakers - Submarine slope development of dredged trenches and<br />

channels - TU Delft juni 2005” is optreden van zettingsvloeiing mogelijk indien de relatieve dichtheid<br />

kleiner is dan 60%. Indien de relatieve dichtheid kleiner is dan 30% is optreden van zettingsvloeiing<br />

waarschijnlijk.<br />

- Volgens CUR-aanbeveling 130 is voor het mogelijk optreden van zettingsvloeiing een losgepakte<br />

zandlaag nodig met een minimale dikte van 2 à 5 m.<br />

- De relatieve dichtheid als functie van de effectieve spanning en de conusweerstand is bepaald met de<br />

relatie van Baldi. Afbeelding 8-2 geeft de grafiek van Baldi weer.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 115 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Afbeelding 8-2: Relatieve dichtheid als functie van de conusweerstand en de effectieve spanning<br />

In de hierop volgende paragrafen is per te toetsen profiel het toetsspoor STVL doorlopen. Het oordeel van<br />

de situatie na de zomerbedverlaging wordt vergeleken met de huidige situatie. De huidige situatie is<br />

getoetst in de reguliere toets op veiligheid van de primaire waterkering. Indien het gevaar voor instabiliteit<br />

van het voorland door de zomerbedverlaging niet toeneemt wordt geconcludeerd dat de<br />

zomerbedverlaging geen bedreiging vormt.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 116 -


8.5 Locatie B DR11<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Op basis van het profiel DR10 18.9 (km993,7 zuid) is beoordeeld of de zomerbedverlaging gevolgen heeft<br />

voor de stabiliteit van het voorland bij Locatie B.<br />

Afbeelding 8-3: primaire kering locatie B (Ws Groot Salland)<br />

Dijkring 11 is door Fugro getoetst in de laatste toetsronde. Het dijkprofiel is niet goedgekeurd ten aanzien<br />

van afschuiving op basis van de geometrische toets. Derhalve is door Fugro een stabiliteitsberekening<br />

uitgevoerd. De berekende stabiliteitsfactor was gelijk aan 1,13, hiermee wordt voldaan aan de eis (1,08)<br />

en is het oordeel “GOED” toegekend.<br />

Op basis van de afwezigheid van verwekingsgevoelige lagen is het oordeel “GOED” toegekend voor het<br />

deelspoor zettingsvloeiing. Uit het door Fugro gebruikte lengteprofiel blijkt dat er geen<br />

verwekingsgevoelige lagen aanwezig zijn met een dikte van meer dan 5 m. Derhalve wordt het optreden<br />

van zettingsvloeiing door Fugro niet reëel geacht.<br />

Tabel 8-1: Toetsing STVL<br />

Geuldiepte<br />

< 9 m<br />

Bestortings-<br />

criterium<br />

Voor Nee - Ja* Ja ><br />

B<br />

Afschuiving Zettingsvloeiing<br />

schadelijk mogelijk oordeel schadelijk mogelijk gevoelige<br />

MStab<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 117 -<br />

lagen<br />

oordeel<br />

Ja Ja Nee G<br />

Na Nee Ja Ja Nee V Ja Ja Nee V<br />

* = in het huidige (ingemeten) profiel is afschuiving niet schadelijk.


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Beoordeling Afschuiven<br />

Het oordeel ten aanzien van de mogelijkheid van afschuiving in deze analyse verschilt van het oordeel uit<br />

de voorgaande toetsronde. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat voor deze analyse gekozen is om<br />

profiel 18.9 te beoordelen en bij de toetsing door Fugro gekeken is naar profiel 18.6. Onderstaande figuur<br />

geeft de maatgevende glijcirkel weer voor profiel 18.6 zoals deze getoetst is in de voorgaande toetsronde.<br />

Afbeelding 8-4: Maatgevende glijcirkel uit de derde toetsronde ter plekke van dwarsprofiel 18,6<br />

In de figuur is te zien dat de maatgevende glijcirkel relatief ondiep ligt en een stabiliteitsfactor heeft van<br />

1,13. In het model is de waterbodem niet weergegeven. Het zomerbed is in de voorgaande toetsing<br />

geschematiseerd als een “oneindig” talud (dit is conservatief). Op basis van de figuur wordt geconcludeerd<br />

dat de zomerbedverlaging geen invloed heeft op de maatgevende glijcirkel.<br />

De geometrische toets ter plaatse van dwarsprofiel 18,9 voor STVL-AF is weergegeven in onderstaande<br />

figuur.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 118 -


[m NAP]<br />

8,00<br />

6,00<br />

4,00<br />

2,00<br />

-4,00<br />

-6,00<br />

-8,00<br />

-10,00<br />

Toetsing STVL_AF DR11-18,9<br />

0,00<br />

0,00<br />

-2,00<br />

20,00 40,00 60,00 80,00 100,00 120,00 140,00 160,00 180,00<br />

Afbeelding 8-5: Geometrische toets STVL_AF<br />

[m]<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Bestaand<br />

<strong>Zomerbedverlaging</strong><br />

Bestortingscriterium<br />

AF-schadelijk<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 119 -<br />

0,5 H<br />

Gemiddelde helling 1:7,5<br />

Gemiddelde helling 1:5,2<br />

Steilste helling 1:2,5<br />

Uit de geometrische toets blijkt dat afschuiving schadelijk is. Afschuiven kan echter niet optreden omdat de<br />

gemiddelde helling flauwer is dan 1:4,5. Op basis van de geometrische toets is het oordeel “Voldoende”<br />

toegekend voor het deelspoor AF van het toetsspoor STVL. Het verlagen van het zomerbed heeft geen<br />

negatieve gevolgen ten aanzien van afschuiven van het voorland.<br />

Beoordeling Zettingsvloeiing<br />

In het voorland zijn in het kader van de zomerbedverlaging 2 sonderingen uitgevoerd. Sondering S27 sluit<br />

aan bij de conclusie van Fugro. Sondering S28 geeft een afwijkend beeld. Tussen NAP -6 m en NAP -11<br />

m zijn grondlagen aanwezig met een conusweerstand tussen 2 en 5 MPa. De onderstaande afbeelding<br />

geeft het betreffende deel van sondering 27 weer.<br />

Afbeelding 8-6: Top lagen met relatief lage conusweerstanden in sondering 27<br />

De toplaag (tot ca. NAP -9 m) bestaat uit kleiig materiaal met een lager verwekingsgevoeligheid dan zuiver<br />

zand met een vergelijkbare conusweerstand.


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De onderliggende zandlaag met een dikte van 2 m heeft eveneens een relatief lage consuweerstand.<br />

Aangezien deze zandlaag net onder waterbodemniveau ligt is de effectieve spanning laag waardoor de<br />

grafiek van Baldi niet goed toepasbaar is. De relatieve dichtheid lijkt met behulp van de methode van Baldi<br />

rond 50% te liggen. Deze waarde ligt binnen de grenzen (30-60%) waar binnen zettingsvloeiing mogelijk,<br />

maar niet waarschijnlijk, is.<br />

De betreffende laag heeft een geringe dikte van 2 m. Deze waarde ligt net binnen de grenzen (2 -5 m) met<br />

betrekking tot de minimale laagdikte waarbij zettingsvloeiing mogelijk is.<br />

Tenslotte dient opgemerkt te worden dat sondering 27 één afwijkende sondering betreft ten opzichte van<br />

alle beschikbare sonderingen(zie Bijlage 1) die in het gebied zijn uitgevoerd ten behoeve van de<br />

zomerbedverlaging. In deze ene afwijkende sondering is een zandlaag aangetroffen waarvan de relatieve<br />

dichtheid en de laagdikte enige reden geven tot twijfel.<br />

Naar verwachting is dit een lokale afwijking met minimale verwekingsgevoeligheid en kan het totale profiel<br />

opgemerkt worden als ongevoelig voor verweking. Derhalve wordt de score “Voldoende” toegekend.<br />

Beoordeling stabiliteit bekleding<br />

De stabiliteit van de bekleding wordt voornamelijk bepaald door de waterstand en golfbelasting. Als de<br />

waterstand dusdanig wijzigt dat deze in maatgevende situatie op een minder sterk bekledingsvak staat<br />

(bijvoorbeeld gras in plaats van steenbekleding) dan in de huidige situatie, dienen mitigerende<br />

maatregelen genomen te worden.<br />

De waterstanddaling als gevolg van de zomerbedverlaging ter plaatse van deze locatie is dusdanig<br />

beperkt (orde 0-5cm), dat deze geen significant negatief gevolg heeft voor de aanwezige dijkbekleding. De<br />

golfbelasting zal als gevolg van de zomerbedverlaging niet toenemen.<br />

Geconcludeerd wordt dat de zomerbedverlaging geen negatief effect heeft op de aanwezige dijkbekleding<br />

op deze locatie.<br />

Conclusies<br />

Voor de toekomstige situatie met verlaging van het zomerbed, volgen uit de toetsing van de stabiliteit van<br />

het voorland de scores ‘voldoende’ voor het faalmechanisme afschuiving en ‘voldoende’ voor het<br />

faalmechanisme zettingsvloeiing.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 120 -


8.6 Locatie D DR10<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Deze locatie bij Kampen is niet nader beschouwd want de primaire kering is hier relatief ver van de<br />

contour van de zomerbedverlaging gelegen (de voorliggende plas wordt niet vergraven). Er is geen<br />

invloed op de huidige stabiliteit.<br />

Evenals voor locatie B, heeft de zomerbedverlaging op deze locatie geen negatief effect op de aanwezige<br />

dijkbekleding.<br />

Afbeelding 8-7: primaire kering locatie D (Ws Groot Salland)<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 121 -<br />

D


9 MEERPALEN EN STEIGERS<br />

9.1 Scope<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

In dit hoofdstuk worden de meerpalen en steigers in het plangebied behandeld. In onderstaande tabel is<br />

aangegeven op welke punten nader onderzoek uitgevoerd zal worden in deze SNIP3-fase.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Meerpalen,<br />

steigers<br />

[RWS?]<br />

9.2 Benadering<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

(dijkring)<br />

Diverse<br />

locaties<br />

Resultaten planstudie SNIP2A<br />

(bron:WG-SE20080907 DeelrapportIII_Constructies en KW)<br />

Vervolg-onderzoek<br />

SNIP3<br />

- lokale oplossingen in volgende fase uitwerken Identificatie en<br />

beoordeling<br />

De meerpalen in- of aan de rand van de verlagingscontour zijn geïdentificeerd en informatie over deze<br />

objecten is opgevraagd. Vervolgens is een kwantitatieve beoordeling van de effecten uitgevoerd, waarbij<br />

de maatgevende belastingen zijn beschouwd.<br />

9.3 Resultaten<br />

9.3.1 Onderzoek SNIP3<br />

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de onderzoeksresultaten uit deze SNIP3-fase. Voor de<br />

uitwerking per object wordt verwezen naar paragraaf 9.4.<br />

Object<br />

[beheerder]<br />

Meerpalen,<br />

steigers<br />

km langs<br />

<strong>IJssel</strong><br />

(dijkring)<br />

1000<br />

996,5<br />

Resultaten planstudie SNIP3<br />

- Locatie km1000: palen voldoen niet meer aan gestelde criteria na verlaging<br />

zomerbed. Een mitigerende maatregel is nodig.<br />

- Locatie 996,5: palen rond 1220 mm voldoen aan gestelde criteria. Geen<br />

maatregel nodig. palen rond 762 mm voldoen niet meer aan gestelde criteria na<br />

verlaging zomerbed. Een mitigerende maatregel is nodig.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 122 -


9.4 Meerpalen en steigers<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Er is een aantal locaties waar de insteek van de zomerbedverlaging zo ligt dat ook rond meerpalen<br />

ontgraven zal worden. Deze locaties zijn geïdentificeerd vanuit de GIS database en in onderstaande<br />

figuren opgenomen. Daarin zijn meerpalen als gele punten weergegeven.<br />

Afbeelding 9-1: meerpalen grenzend aan ontgravingscontour - km1000 – zuidoever<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 123 -


Afbeelding 9-2: meerpalen grenzend aan ontgravingscontour - km996,5 – zuidoever<br />

9.4.1 Locatie meerpalen km1000<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Er is geen informatie beschikbaar gekomen over het type meerpaal zoals hier toegepast. Er wordt<br />

uitgegaan van eenzelfde type buispalen als bij km1001,4 waar wel gegevens van bekend zijn.<br />

Tabel 9-1: Kenmerken meerpalen km1000<br />

Aspect Meerpalen<br />

Type Stalen buispaal<br />

diameter uitw 914 mm<br />

Wanddikte 17.5 mm<br />

Paallengte 19 m<br />

Uit sondering 47 (zie Bijlage 1) volgt over de bodemopbouw ter plaatse:<br />

- Het bodemniveau ligt op NAP -4,45 m;<br />

- Tot aan NAP -5,50 m is er voorgeboord. Vanaf dit niveau zijn sondeerwaarden gemeten. Uit de<br />

resultaten van het wrijvingsgetal valt te concluderen dat de bodem over de gehele hoogte uit zand<br />

bestaat met een losse tot matige pakking.<br />

De voorziene ontgraving nabij de meerpalen bedraagt minder dan 1,5 m. Voor de berekening wordt<br />

conservatief uitgegaan van een ontgraving van 1,5 m. De bodem komt daarmee te liggen op NAP-5,95 m.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 124 -


9.4.2 Locatie meer- en steigerpalen km996,5<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Tegenover het Gat van Seveningen, net benedenstrooms van de Nieuwe Buitenhaven, zijn een aantal<br />

drijvende steigers gelegen met steigerpalen en meerpalen die dienen voor het afmeren van beroepsvaart.<br />

Naast een foto met enkele basisgegevens is een selectie van een uitvoeringsbestek van RWS ontvangen.<br />

Uit samengestelde informatie van beide bronnen volgt:<br />

Tabel 9-2: Kenmerken meerpalen en steigerpalen km996,5<br />

Aspect Meerpalen Steigerpalen<br />

type buisprofiel zonder voet buisprofiel zonder voet<br />

diameter uitw 1220 mm 762 mm<br />

wanddikte 20 mm 20 mm<br />

staalkwaliteit X65 X65<br />

paallengte 22 m 20 m<br />

paalkopniveau NAP+5.0 m NAP+5.0 m<br />

inheidiepte NAP-17 m NAP-15 m<br />

helling verticaal verticaal<br />

Bolders 6 st/paal, capaciteit 200 kN<br />

Conform CVB<br />

Uit sondering 38 (zie Bijlage 1) volgt over de bodemopbouw ter plaatse:<br />

- Tot aan NAP -5,50 m is er voorgeboord. Vanaf dit niveau zijn sondeerwaarden gemeten. Uit de<br />

resultaten van het wrijvingsgetal valt te concluderen dat de bodem over de gehele hoogte uit zand<br />

bestaat met een losse tot matige pakking.<br />

Ter plaatse van deze meerpalen wordt het zomerbed ontgraven. In onderstaande afbeelding is de<br />

ontgraving gevisualiseerd. Hieruit volgt dat er nabij de palen beperkt wordt ontgraven; binnen de zone van<br />

10 meter rond de palen is de voorziene verlaging van het zomerbed maximaal 1,5 m. Het huidige<br />

bodemniveau rond de meerpalen (meting 2009) is rond NAP-4,3 m.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 125 -


Afbeelding 9-3: ontgraving zomerbed bij meerpalen km996,5<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

De voorziene ontgraving nabij de meerpalen bedraagt minder dan 1,5 m. Voor de berekening wordt<br />

conservatief uitgegaan van een ontgraving van 1,5 m. De bodem komt daarmee op deze locatie te liggen<br />

op NAP-5,80 m.<br />

9.4.3 Uitgangspunten berekening<br />

Ontgraving < 1,5 m<br />

Staalkwaliteit<br />

De staalkwaliteit voor de locatie km996,5 is X65. Verondersteld wordt dat ook voor de andere locaties<br />

staalkwaliteit X65 is toegepast. Voor staal X65 geldt een vloeigrens van fy = 448 N/mm². Als de wanddikte<br />

gering is t.o.v. de diameter van de buis is er het risico op plooi van de buis. Om die reden is er een lagere<br />

spanning toelaatbaar.<br />

Volgens de Eurocode gelden de volgende toelaatbare grensspanningen<br />

- voor een paal Ø 914 mm met t = 17,5 mm σc;s;d = 405 N/mm² 0,9 Mu = 3950 kN·m<br />

- voor een paal Ø 1220 mm met t = 20 mm σc;s;d = 347 N/mm² 0,9 Mu = 6945 kN·m<br />

- voor een paal Ø 762 mm met t = 20 mm σc;s;d = fy =448 N/mm² 0,9 Mu = 3398 kN·m<br />

Volgens het handboek “Ontwerp van Schutsluizen” hoeft op de aanmeerenergie geen belastingfactor te<br />

worden toegepast. De grenswaarde van het buigend moment moet dan echter wel op 90% van het<br />

opneembare moment worden gezet.<br />

Maatgevende belasting<br />

Op de palen werken twee typen belastingen, de bolderbelasting en de aanmeerbelasting. Bij de<br />

bolderbelasting wordt de belasting gekarakteriseerd door een kracht waarmee aan de paal wordt<br />

getrokken. De aanmeerbelasting wordt gekarakteriseerd door de aanmeerenergie. Verondersteld wordt<br />

dat er geen fender wordt toegepast. De aanmeerenergie wordt daarom berekend volgens de formule:<br />

Eaanmeer = ½ · Frep · ∆<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 126 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Voor zowel de aanmeerbelasting als bolderbelasting is de maximaal toelaatbare elastische vervorming<br />

0,50 m (ontwerpcriterium van RWS bij Eilandbrug overgenomen).<br />

9.4.4 Bolderbelasting<br />

Voor de bolderbelasting wordt de bolderbelasting voor scheepvaartklasse Va aangehouden volgens de<br />

“Handreiking rekenmethodieken NIC” van de bouwdienst RWS (overeenkomend met Richtlijnen<br />

Vaarwegen 2005 [2]). De bolderkracht bedraagt Frep = 250 kN (zie onderstaande tabel).<br />

Scheepvaartklasse Bolderkracht [kN]<br />

Karakteristieke waarde<br />

recreatievaart 50<br />

beroepsvaart:<br />

klasse I + II 150<br />

klasse III + IV 200<br />

klasse V + VI 250<br />

De rekenwaarde bedraagt Fd = 1,3 · 250 = 325 kN.<br />

9.4.5 Aanmeerenergie<br />

Volgens het rapport “Handreiking rekenmethodieken NIC” van de bouwdienst RWS kan van de volgende<br />

waarde van de aanmeerenergie worden uitgegaan:<br />

Scheepvaartklasse Energiewaarde<br />

remmingwerk<br />

Energiewaarde<br />

fuikconstructie<br />

Energiewaarde<br />

meerpalen<br />

Energiewaarde<br />

beschermpalen<br />

I 15 25 25 50<br />

II 25 40 40 70<br />

III 50 60 60 100<br />

IV 80 100 100 150<br />

Va 80 100 100 150<br />

Vb 100 120 120 150<br />

VIa 120 150 150 150<br />

VIb 150 200 200 200<br />

Voor de meerpalen op de locaties km1001,4 en km1000 wordt uitgegaan van de energiewaarde<br />

meerpalen voor Scheepvaartklasse Va van E = 100 kNm. Voor locatie km996, wordt uitgegaan van de<br />

energiewaarde remmingwerk voor Scheepvaartklasse Va van E = 80 kNm.<br />

Resumé<br />

Hieruit volgen onderstaande uitgangspunten die bij de berekening zijn gehanteerd:<br />

Locatie meerpalen km1000,0<br />

Als bolderbelasting wordt gerekend met Fd = 325 kN<br />

Op te nemen aanmeerenergie Eoptredennd = 100 kNm<br />

Paaldiameter en wanddikte Ø 914 mm en t = 17,5 mm<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 127 -


Waterniveau NAP -0,40 m<br />

Bodemniveau bestaand NAP -4,45 m<br />

Bodemniveau verlaagd NAP -5,95m<br />

Locatie meerpalen Ø 1220 mm km996,5<br />

Als bolderbelasting wordt gerekend met Fd = 325 kN<br />

Op te nemen aanmeerenergie Eoptredennd = 100 kNm<br />

Paaldiameter en wanddikte Ø 1220 mm en t = 20,0 mm<br />

Waterniveau NAP -0,40 m<br />

Bodemniveau bestaand NAP -4,30 m<br />

Bodemniveau verlaagd NAP -5,80 m<br />

Locatie remmingwerkpalen Ø 762 mm km996<br />

Als bolderbelasting wordt gerekend met Fd = 325 kN<br />

Op te nemen energie remmingwerk Eoptredennd = 80 kNm<br />

Paaldiameter en wanddikte Ø 762 mm en t = 20,0 mm<br />

Waterniveau NAP -0,40 m<br />

Bodemniveau bestaand NAP -4,30 m<br />

Bodemniveau verlaagd NAP -5,80 m<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Gehanteerd waterniveau is NAP-0,4 m, overeenkomstig met de Overeengekomen Lage Rivierwaterstand<br />

rond Kampen.<br />

9.4.6 Resultaten berekening<br />

De situaties met een bolderbelasting van Fd = 325 kN en een aanmeerenergie voor de meerpalen van 100<br />

kNm en voor het remmingwerk van 80 kNm zijn doorgerekend. In de tabel zijn resultaten per locatie onder<br />

elkaar weergegeven. De berekening van bolder- en aanmeerbelasting zijn naast elkaar weergegeven,<br />

zowel voor de referentiesituatie als de situatie met verlaagd zomerbed.<br />

bolder aanmeer<br />

km Øpaal bestaand verlaagd bestaand verlaagd<br />

1000 914 F [kN] 325 325 550 415<br />

∆ [mm] 314 530 276 487<br />

Eoptredend [kNm] 76 101<br />

Evereist [kNm] 100 100<br />

M [kNm] 3272 3794 3960 3527<br />

0,9*M u [kNm] 3950 3950 3950 3950<br />

perc pass mob 15,3% 31,8% 22,1% 33,4%<br />

996 1220 F [kN] 325 325 950 760<br />

∆ [mm] 144 200 211 259<br />

E optredend [kNm] 100 98<br />

E vereist [kNm] 100 100<br />

M [kNm] 3484 3994 6960 6595<br />

0,9*Mu [kNm] 6945 6945 6945 6945<br />

perc pass mob 7,2% 12,2% 18,2% 25,1%<br />

996 762 F [kN] 310 273 485 385<br />

∆ [mm] 542 711 330 441<br />

Eoptredend [kNm] 80 85<br />

E vereist [kNm] 80 80<br />

M [kNm] 3400 3401 3388 3224<br />

0,9*M u [kNm] 3398 3398 3398 3398<br />

perc pass mob 16,9% 29,1% 20,6% 32,3%<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 128 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Van de berekeningsresultaten zijn de sterkte van de paal en de stabiliteit van de omliggende grond van<br />

belang. Voor het toetsen van de sterkte van de paal wordt het buigend moment M [kNm] getoetst aan 90%<br />

van het vloeimoment van de paal (0,9*Mu [kNm]). De geotechnische stabiliteit is beoordeeld door te<br />

toetsen of de paal stabiel is bij een hoek van inwendige wrijving van ϕ = 30º (conservatieve waarde). De<br />

energieopnamecapaciteit is bepaald voor een uitbuiging van maximaal 0,50 m.<br />

Locatie km1000<br />

Voor de locatie km1001,4 (uitgangspunt: gelijk aan kmr 1000) is voor zowel de bestaande situatie als in de<br />

situatie met een verlaagd zomerbed de bolderkracht opneembaar. De elastische vervorming overschrijdt in<br />

de situatie met verlaagd zomerbed met 530 mm wel de grenswaarde van de uitwijking en voldoet daarmee<br />

niet.<br />

In de bestaande situatie is een aanmeerenergie van 76 kNm opneembaar terwijl een opneembare<br />

aanmeerenergie van 100 kNm is vereist. In de huidige situatie voldoet de meerpaal dus niet aan deze eis.<br />

In de situatie met een verlaagd zomerbed is de vereiste aanmeerenergie wel goed opneembaar. Ook hier<br />

geldt de kanttekening dat de grondeigenschappen in de geotechnische berekeningen zeer bepalend zijn<br />

voor de reactie van de paal op een aanvaring. Het valt daarom te veronderstellen dat de meerpaal<br />

gevoelig is voor blijvende vervorming (scheefstand) na een stevige aanvaring vanwege plastische<br />

vervorming van de grond.<br />

Locatie km996,5 met paal Ø 1220 mm<br />

Voor de locatie km996,5 met paal Ø 1220 mm zijn alle belastingen goed opneembaar in beide situaties. In<br />

de bestaande situatie is de aanmeerenergie opneembaar, waarbij de elastische vervorming (max. 259<br />

mm) de grenswaarde niet overschrijdt. In de situatie met een verlaagd zomerbed is de opneembare<br />

aanmeerenergie nog groter. Ook geotechnisch blijft de meerpaal stabiel bij afmeren. Bij een stevige<br />

afmeermanoeuvre moet wel rekening gehouden te worden met een geringe plastische vervorming van de<br />

grond rondom de paal met een geringe scheefstand van de paal als gevolg.<br />

Locatie km996,5 met paal Ø 762 mm<br />

De palen op de locatie km996,5 met paal Ø 762 mm dienen als remmingwerk en behoeven slechts een<br />

energie op te kunnen nemen van E = 80 kNm. In de bestaande situatie is deze energie opneembaar. In de<br />

situatie met een verlaagd zomerbed is de opneembare aanmeerenergie nog groter. Ook hier geldt de<br />

kanttekening dat de grondeigenschappen in de geotechnische berekeningen zeer bepalend zijn voor de<br />

reactie van de paal op een aanvaring. Het valt daarom te veronderstellen dat de meerpaal gevoelig is voor<br />

blijvende vervorming (scheefstand) na een stevige aanvaring vanwege plastische vervorming van de<br />

grond met een blijvende scheefstand van de paal als gevolg.<br />

De bolderkracht is zowel in de bestaande situatie als in de situatie met een verlaagd zomerbed slecht<br />

opneembaar. Volgens de richtlijnen van RWS moeten de bolders een belasting van Frep = 250 kN<br />

opkunnen nemen. Uitgaande van een belastingcoëfficiënt van γf = 1,3 wordt de rekenwaarde van de<br />

bolderbelasting Fd = 1,3 · 250 = 325 kN. In werkelijkheid kan de bolder in de bestaande situatie slechts<br />

een bolderbelasting opnemen van 310 kN en in de situatie met een verlaagd zomerbed van 273 kN. De<br />

berekende uitwijking bij deze bolderkracht is met max. 711 mm eveneens groter dan de gestelde<br />

grenswaarde van 500 mm.<br />

9.4.7 Interpretatie resultaten en conclusies<br />

Locatie km1000<br />

Samengevat volgt uit de resultaten:<br />

- Opneembare aanmeerenergie neemt toe met verlaging zomerbed, voldoet na verlaging aan eis;<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 129 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

- Uitwijking neemt toe met verlaging zomerbed, voldoet na verlaging niet aan eis;<br />

- De geotechnische stabiliteit is voldoende maar gevoelig voor samenstelling ondergrond. Kans op<br />

scheefstand palen na stevige aanvaring.<br />

Interpretatie van de resultaten:<br />

De meerpalen op deze twee locaties voldoen niet aan de gestelde eisen. Nuanceringen hierbij zijn wel te<br />

maken. De werkelijke effecten zijn tenminste kleiner aangezien de palen buiten de ontgravingscontour zijn<br />

gelegen. De bodemverlaging rond de palen zal beperkter zijn dan de conservatief aangehouden verlaging<br />

van 1,5 m. Daarnaast zijn conservatieve waarden voor de grondsamenstelling aangehouden. De<br />

meerpalen zijn langs de oever gesitueerd en dienen niet als aanvaarbescherming. De kans van optreden<br />

van de maatgevende belasting is relatief klein.<br />

Conclusies voor locatie km1000:<br />

Aangezien de palen niet voldoen aan het criterium wordt vervangen van de palen voorlopig als maatregel<br />

opgenomen in de SNIP3 raming. Met beheerders kunnen de resultaten van de berekening en de<br />

interpretatie ervan nader worden besproken, om te bepalen of vervangen werkelijk noodzakelijk is.<br />

Locatie km996,5 met paal Ø 1220 mm<br />

Samengevat volgt uit de resultaten:<br />

- Opneembare aanmeerenergie neemt toe met verlaging zomerbed, voldoet ook na verlaging aan eis;<br />

- Uitwijking neemt toe met verlaging zomerbed, voldoet ook na verlaging aan eis;<br />

- De geotechnische stabiliteit is voldoende. Kans op scheefstand palen na stevige aanvaring.<br />

Interpretatie van de resultaten:<br />

De meerpalen op deze locatie voldoen aan de gestelde eisen. De werkelijke effecten zijn tenminste kleiner<br />

aangezien de palen buiten de ontgravingscontour zijn gelegen. De bodemverlaging rond de palen zal<br />

beperkter zijn dan de conservatief aangehouden verlaging van 1,5 m. Daarnaast zijn conservatieve<br />

waarden voor de grondsamenstelling aangehouden. De meerpalen zijn langs de oever gesitueerd en<br />

dienen niet als aanvaarbescherming. De kans van optreden van de maatgevende belasting is relatief klein.<br />

Conclusie voor locatie km996,5 met paal Ø 1220 mm:<br />

Aangezien de palen voldoen aan de criteria is geen verbetermaatregel voorzien.<br />

Locatie km996,5 met paal Ø 762 mm<br />

Samengevat volgt uit de resultaten:<br />

- Opneembare aanmeerenergie neemt toe met verlaging zomerbed, voldoet na verlaging aan eis;<br />

- Uitwijking neemt toe met verlaging zomerbed, voldoet na verlaging niet aan eis;<br />

- De geotechnische stabiliteit is voldoende maar gevoelig voor samenstelling ondergrond. Kans op<br />

scheefstand palen na stevige aanvaring.<br />

- Bolderbelasting in bestaande situatie niet opneembaar, daarbij uitwijking groter dan grenswaarde.<br />

Situatie verslechtert door zomerbedverlaging.<br />

Interpretatie van de resultaten:<br />

De meerpalen op deze twee locaties voldoen niet aan de gestelde eisen t.a.v. bolderbelasting, zowel met<br />

betrekking tot opneembare kracht als de optredende uitwijking bij deze belasting. Dit is ook in de huidige<br />

situatie het geval, door de zomerbedverlaging verslechtert de situatie. Nuanceringen hierbij zijn wel te<br />

maken. De werkelijke effecten zijn tenminste kleiner aangezien de meeste palen buiten de<br />

ontgravingscontour zijn gelegen. De bodemverlaging rond de palen zal beperkter zijn dan de conservatief<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 130 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

aangehouden verlaging van 1,5 m. Daarnaast zijn conservatieve waarden voor de grondsamenstelling<br />

aangehouden.<br />

Conclusies voor locatie km996,5 met paal Ø 762 mm:<br />

Aangezien de palen niet voldoen aan het criterium voor uitwijking en bolderbelasting wordt vervangen van<br />

de palen voorlopig als maatregel opgenomen in de SNIP3 raming. Met beheerders kunnen de resultaten<br />

van de berekening en de interpretatie ervan nader worden besproken, om te bepalen of vervangen<br />

werkelijk noodzakelijk is.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 131 -


10 KOGGE (LOCATIE KM 996,6)<br />

10.1 Stand van zaken<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Binnen het project <strong>Zomerbedverlaging</strong> is in de periode 2010-2012 archeologisch onderzoek uitgevoerd op<br />

de locaties waar vergravingswerkzaamheden zijn gepland. In april 2011 is tijdens archeologisch<br />

vooronderzoek een wrak van een kogge-achtig schip aangetroffen nabij de stadskern van Kampen. Eind<br />

2012 is vervolgonderzoek uitgevoerd waarbij is vastgesteld dat de vindplaats een bijzondere<br />

archeologische waarde heeft en de vondst wordt als “behoudenswaardig” aangemerkt.<br />

Afbeelding 10-1 luchtfoto met de locatie van de site geprojecteerd (km 996.6)<br />

Met de conclusie in het waarderend onderzoek dat de vindplaats behoudenswaardig is, dient een besluit<br />

te worden genomen over de manier waarop met de vindplaats wordt omgegaan in relatie tot de<br />

voorgenomen vergraving van het zomerbed van de <strong>IJssel</strong>. Om tot een besluit te komen, zijn begin 2013<br />

diverse alternatieven nader uitgewerkt. Besloten is dat de Kogge zal worden geborgen.<br />

10.2 Ligging<br />

In de huidige situatie ligt de Kogge voor het grootste deel bedekt in het zomerbed van de <strong>IJssel</strong> (zie<br />

Afbeelding 10-2). Op enkele plekken steken spanten van het schip ca 40 cm boven het huidige zomerbed<br />

uit. De voorsteven van het schip steek het verst uit, 1,1 meter boven het huidige zomerbed. Na zomerbed<br />

verlaging komt de site als geheel 2,20 meter boven het nieuwe zomerbed te liggen en vormt daarmee een<br />

obstakel in het zomerbed.<br />

Enkele kengetallen:<br />

OLR (Overeengekomen Lage Rivierafvoer): NAP – 0,23 m<br />

Bovenkant voorsteven: NAP – 3,9 m<br />

Huidige hoogte zomerbed <strong>IJssel</strong>: NAP – 5,0 m<br />

Nieuwe hoogte zomerbed <strong>IJssel</strong> NAP – 7,2 m<br />

Minimale waterdiepte: 3,67 m<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 132 -


Gemiddelde waterdiepte boven site: 4,27 m<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Afbeelding 10-2: Sonarbeelden van de site met projectie van hout wat boven het zomerbed<br />

uitsteekt (bron ADC [1])<br />

Vanuit archeologisch oogpunt verdient het de voorkeur om de Kogge op locatie te behouden. Dit kan<br />

doormiddel van afdekken, waarbij de gehele site met geotextiel wordt afgedekt en vastgelegd wordt met<br />

stortsteen. Op deze manier ontstaat een drempel in de <strong>IJssel</strong>, wat mogelijk kan leiden tot ongewenste<br />

stromingen en locale ondieptes.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 133 -


REFERENTIES<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

[1] DHV, deelrapport III fase 1+2 - Constructies & Kunstwerken. 2008<br />

[2] Min. V&W AVV, Richtlijnen Vaarwegen RVW2005. 2005<br />

[3] RHDHV, Aanvullende vragen Eilandbrug, kenmerk: LW-AF20122662/RK. 3 januari 2013<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 134 -


COLOFON<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong><br />

LW-AF20120608/RK<br />

HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Opdrachtgever : Programma Directie RvdR<br />

Project : <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong><br />

Dossier : BA8401-103<br />

Omvang rapport : 13535 pagina's<br />

Auteur : Wieger Blokland, Lars Hoogduin<br />

Bijdrage : Y. van Kruchten, M. Paas, W.F. Louwersheimer, R. van der Sman, H.<br />

van Stralen, A. van Houwelingen<br />

Interne controle : Joost ter Hoeven, I. Hergarden, E. Brasser<br />

Projectleider : Joost ter Hoeven<br />

Projectmanager : Jan Baltissen<br />

Datum : mei 2013<br />

Naam/Paraaf :<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> mei 2013, versie 4.0<br />

LW-AF20120608/RK - 135 -


HaskoningDHV Nederland B.V.<br />

Rivers, Deltas & Coasts<br />

Laan 1914 nr. 35<br />

3818 EX Amersfoort<br />

Postbus 1132<br />

3800 BC Amersfoort<br />

T (088) 348 20 00<br />

F (088) 348 28 01<br />

E info@rhdhv.com<br />

W www.royalhaskoningdhv.com


BIJLAGE 1 Resultaten sonderingen<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 1 -


Tabel met RD coördinaten en locatie/objecttype: 1<br />

DKM nr. X Y Locatie / objecttype<br />

1 201440 499624 Geotechnisch lengteprofiel<br />

2 200903 500309 Geotechnisch lengteprofiel<br />

3 200459 501427 Primaire waterkering kmr 979,8<br />

4 200444 501417 Primaire waterkering kmr 979,8<br />

5 200254 501637 Primaire waterkering kmr 980,1<br />

6 200242 501625 Primaire waterkering kmr 980,1<br />

7 200032 501804 Slib bodem<br />

8 199821 501962 Slib bodem<br />

9 198872 502470 Geotechnisch lengteprofiel<br />

10 197947 503025 Geotechnisch lengteprofiel<br />

11 197551 503889 Primaire waterkering kmr 984<br />

12 197583 503888 Primaire waterkering kmr 984<br />

13 197936 504827 Geotechnisch lengteprofiel<br />

14 197803 505069 Primaire waterkering kmr 985<br />

15 197794 505058 Primaire waterkering kmr 985<br />

16 197533 505153 Slib bodem<br />

17 197039 505096 Geotechnisch lengteprofiel<br />

18 196174 504627 Geotechnisch lengteprofiel<br />

19 195409 504008 Geotechnisch lengteprofiel<br />

20 194651 503376 Geotechnisch lengteprofiel<br />

21 193824 503754 Geotechnisch lengteprofiel<br />

22 193716 504747 Geotechnisch lengteprofiel<br />

23 193560 505362 Krib kmr 991,5<br />

24 193548 505352 Krib kmr 991,5<br />

25 193281 505567 Geotechnisch lengteprofiel<br />

26 192380 505948 Geotechnisch lengteprofiel<br />

27 191735 506469 Primaire waterkering kmr 993,6<br />

28 191767 506475 Primaire waterkering kmr 993,6<br />

29 191587 506989 Kade ten zuiden van de Bovenhaven (kmr 994-994,5)<br />

30 191556 507091 Kade ten zuiden van de Bovenhaven (kmr 994-994,5)<br />

31 191526 507195 Kade ten zuiden van de Bovenhaven (kmr 994-994,5)<br />

32 191431 507614 Geotechnisch lengteprofiel<br />

33 191052 507999 <strong>IJssel</strong>kade ten zuiden van de stadsbrug (kmr 995-995,5)<br />

34 190896 508195 <strong>IJssel</strong>kade ten noorden van de stadsbrug (kmr 995,5-996)<br />

35 190792 508333 <strong>IJssel</strong>kade ten noorden van de stadsbrug (kmr 995,5-996)<br />

36 190846 508410 Geotechnisch lengteprofiel<br />

37 190676 508497 <strong>IJssel</strong>kade ten noorden van de stadsbrug (kmr 995,5-996)<br />

38 190319 508826 serie meerpalen nabij kmr 996,5<br />

39 190235 508938 Geotechnisch lengteprofiel<br />

40 189952 508961 loswal Kampen Noord (kmr 997)<br />

41 189833 509016 loswal Kampen Noord (kmr 997)<br />

42 189726 509070 loswal Kampen Noord (kmr 997)<br />

1 Grijs gemarkeerde locaties/objecten vallen buiten het ontgravingstraject van de <strong>Zomerbedverlaging</strong>. Deze<br />

sonderingen zijn zodoende niet opgenomen in deze bijlage.


43 189641 509290 Krib kmr 997,4<br />

44 189635 509279 Krib kmr 997,4<br />

45 189190 509510 Geotechnisch lengteprofiel<br />

46 188412 510145 Geotechnisch lengteprofiel<br />

47 187374 510638 serie meerpalen nabij kmr 1000<br />

48 186509 510650 Primaire waterkering kmr 1001<br />

49 186515 510633 Primaire waterkering kmr 1001<br />

50 186215 510478 serie meerpalen nabij kmr 1001,5<br />

Kaarten<br />

Op de volgende pagina’s zijn deelkaarten met de sondeerlocaties weergegeven, samen met de<br />

sondeernummers (DKM nr).


Legenda<br />

)O<br />

DKM<br />

!<br />

RWS_dijkringlijn<br />

! rivierkmpoint<br />

993<br />

)O<br />

26<br />

±<br />

rivierasarc 0 125 250 500 750 1.000<br />

Meters<br />

###<br />

!<br />

992<br />

#<br />

# )O<br />

25<br />

)O )O<br />

24<br />

23<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

!<br />

991<br />

)O<br />

22<br />

#<br />

## #<br />

# # ## #<br />

## ###<br />

## ##<br />

##


#<br />

#<br />

# ##<br />

##<br />

###<br />

## # #<br />

#<br />

# #<br />

#<br />

#<br />

########<br />

# ##<br />

#<br />

33<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

)O<br />

995<br />

!<br />

# # # #<br />

#<br />

#<br />

32<br />

)O<br />

# ##<br />

# #<br />

#<br />

# # ###<br />

#<br />

#<br />

# #<br />

### #<br />

# #<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

##<br />

# #<br />

#<br />

31<br />

)O<br />

#<br />

# #<br />

##<br />

#<br />

#<br />

#<br />

30<br />

)O<br />

# #<br />

# #<br />

29<br />

)O<br />

#<br />

994<br />

!<br />

# #<br />

#####<br />

# # #<br />

#<br />

Legenda<br />

# #<br />

#<br />

DKM<br />

)O<br />

28<br />

27<br />

RWS_dijkringlijn<br />

)O<br />

)O<br />

±<br />

! rivierkmpoint<br />

rivierasarc 0 125 250 500 750 1.000<br />

Meters


#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

998<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

!<br />

45<br />

)O<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

44<br />

43<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

# #<br />

#<br />

#<br />

#<br />

!<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

##<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

# #<br />

## # #<br />

##<br />

# # #<br />

##<br />

## ##<br />

#<br />

# ######<br />

# ##<br />

###<br />

#<br />

# #<br />

# # #<br />

#<br />

## ##<br />

#<br />

### ###<br />

#<br />

###<br />

#<br />

##<br />

#<br />

##<br />

# ##<br />

#<br />

### #<br />

##<br />

#<br />

#<br />

#<br />

# # ##<br />

#<br />

# #<br />

#<br />

#<br />

#<br />

##<br />

## ##<br />

#<br />

#<br />

## #<br />

# ### ####<br />

###<br />

#<br />

#<br />

####<br />

#<br />

##########<br />

## ####<br />

##<br />

#<br />

### # ##<br />

# ####<br />

#### ###<br />

##<br />

# ##<br />

#<br />

#<br />

###<br />

# ####<br />

## #<br />

# #<br />

##<br />

#### # # ##<br />

#<br />

##<br />

# #<br />

### #<br />

#<br />

## # # # ## #<br />

#<br />

#<br />

##<br />

####<br />

## # ## #<br />

#<br />

#<br />

#<br />

###<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

# #<br />

#<br />

#<br />

)O )O<br />

997<br />

42<br />

)O<br />

41<br />

)O<br />

# #<br />

40<br />

39<br />

)O<br />

)O<br />

#<br />

##<br />

# # #<br />

#<br />

## #<br />

#<br />

## #<br />

##<br />

# #<br />

##<br />

##<br />

#<br />

#<br />

#<br />

##<br />

#<br />

##<br />

###<br />

# #<br />

#<br />

##<br />

# ##<br />

##<br />

## # # #<br />

#<br />

#<br />

#<br />

# ## #<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

# #<br />

## # # # #<br />

38<br />

)O<br />

996<br />

!<br />

#<br />

#<br />

# #<br />

#<br />

#<br />

#############<br />

#<br />

####<br />

# # # #<br />

# #<br />

#<br />

# # # # #<br />

# ####### ##<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

# ## ##<br />

# ##<br />

###<br />

##<br />

#<br />

# ### # #<br />

# #<br />

## # #<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

37<br />

)O<br />

36<br />

)O<br />

35<br />

)O<br />

##<br />

# #<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

Legenda<br />

34<br />

#<br />

# # #<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

# #<br />

# #<br />

#<br />

#<br />

#<br />

)O<br />

#<br />

#<br />

##<br />

#<br />

#<br />

#<br />

±<br />

DKM<br />

)O<br />

RWS_dijkringlijn<br />

#<br />

! rivierkmpoint<br />

#<br />

33<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

)O<br />

rivierasarc 0 125 250 500 750 1.000<br />

Meters


#<br />

# #<br />

)O<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

Legenda<br />

)O<br />

DKM<br />

50<br />

RWS_dijkringlijn<br />

! rivierkmpoint<br />

!<br />

)O<br />

)O<br />

1001<br />

±<br />

48<br />

49<br />

rivierasarc 0 125 250 500 750 1.000<br />

Meters<br />

#<br />

#<br />

)O<br />

#<br />

#<br />

47<br />

#<br />

#<br />

!<br />

1000<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

# #<br />

#<br />

# ##<br />

#<br />

#<br />

#<br />

#<br />

# ##<br />

#<br />

#<br />

!<br />

999<br />

)O<br />

46<br />

##<br />

#<br />

# # #<br />

#<br />

# #<br />

#<br />

#<br />

#


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -6.40 m N.A.P.<br />

0.40 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

1.7<br />

1.5<br />

1.1<br />

1.1<br />

1.0<br />

1.1<br />

1.1<br />

1.3<br />

1.3<br />

1.4<br />

1.4<br />

1.3<br />

1.4<br />

1.4<br />

1.4<br />

1.5<br />

Datum test : 5-7-2010<br />

Bodem hoogte : -6.4 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 191737.95 Y : 506471.42<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

30.62<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S27<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -5.80 m N.A.P.<br />

0.46 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

0.9<br />

1.3<br />

1.3<br />

1.3<br />

1.3<br />

1.5<br />

1.6<br />

1.9<br />

2.2<br />

2.6<br />

2.6<br />

2.7<br />

2.9<br />

2.6<br />

2.6<br />

2.7<br />

Datum test : 5-7-2010<br />

Bodem hoogte : -5.8 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 191767.71 Y : 506474.39<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S28<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -5.20 m N.A.P.<br />

0.95 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

1.9<br />

2.2<br />

2.2<br />

2.2<br />

2.3<br />

2.2<br />

2.4<br />

2.3<br />

2.3<br />

2.2<br />

1.6<br />

1.5<br />

1.3<br />

1.2<br />

0.9<br />

1.0<br />

Datum test : 6-7-2010<br />

Bodem hoogte : -5.2 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 191586.78 Y : 506989.19<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

30.23<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S29<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -4.75 m N.A.P.<br />

0.43 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

2.4<br />

1.7<br />

1.8<br />

1.8<br />

1.8<br />

1.7<br />

1.7<br />

1.7<br />

1.8<br />

1.7<br />

1.6<br />

1.4<br />

1.3<br />

1.2<br />

1.2<br />

1.1<br />

Datum test : 5-7-2010<br />

Bodem hoogte : -4.75 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 191556.29 Y : 507090.79<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S30<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -4.60 m N.A.P.<br />

0.82 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

1.7<br />

1.5<br />

1.8<br />

1.7<br />

1.5<br />

1.4<br />

1.4<br />

1.5<br />

1.6<br />

1.6<br />

1.7<br />

1.7<br />

1.8<br />

1.7<br />

1.7<br />

1.8<br />

Datum test : 5-7-2010<br />

Bodem hoogte : -4.6 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 191532.00 Y : 507170.58<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

S31<br />

R<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -4.60 m N.A.P.<br />

0.85 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

0.9<br />

1.2<br />

1.3<br />

1.3<br />

1.3<br />

1.2<br />

1.2<br />

1.1<br />

1.1<br />

1.1<br />

1.2<br />

1.1<br />

0.9<br />

0.7<br />

0.4<br />

0.1<br />

Datum test : 5-7-2010<br />

Bodem hoogte : -4.6 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 191432.03 Y : 507613.68<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S32<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -3.90 m N.A.P.<br />

1.31 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

1.1<br />

1.2<br />

1.2<br />

1.1<br />

0.8<br />

0.5<br />

0.4<br />

0.5<br />

0.5<br />

0.7<br />

1.0<br />

3.2<br />

3.7<br />

4.0<br />

3.7<br />

4.0<br />

Datum test : 5-7-2010<br />

Bodem hoogte : -3.9 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 191055.64 Y : 508000.30<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

30.83<br />

30.06<br />

30.88<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S33<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -4.35 m N.A.P.<br />

0.57 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

0.8<br />

0.8<br />

1.0<br />

1.0<br />

1.0<br />

0.8<br />

1.0<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.7<br />

0.6<br />

0.7<br />

0.5<br />

0.5<br />

0.6<br />

0.5<br />

Datum test : 2-7-2010<br />

Bodem hoogte : -4.35 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 190895.52 Y : 508194.49<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S34<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -4.85 m N.A.P.<br />

0.54 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

0.9<br />

0.9<br />

1.2<br />

1.2<br />

1.1<br />

1.3<br />

1.4<br />

1.3<br />

1.3<br />

1.5<br />

2.0<br />

1.9<br />

1.8<br />

1.9<br />

2.1<br />

2.0<br />

Datum test : 2-7-2010<br />

Bodem hoogte : -4.85 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 190792.37 Y : 508332.29<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

10.48<br />

30.84<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S35<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -4.55 m N.A.P.<br />

0.52 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

1.5<br />

1.6<br />

1.8<br />

1.8<br />

1.6<br />

1.5<br />

1.6<br />

1.7<br />

1.7<br />

1.5<br />

1.7<br />

1.8<br />

2.1<br />

2.3<br />

2.4<br />

2.7<br />

Datum test : 2-7-2010<br />

Bodem hoogte : -4.55 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 190844.96 Y : 508411.03<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S36<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -4.65 m N.A.P.<br />

1.02 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

1.2<br />

1.4<br />

1.0<br />

0.7<br />

0.3<br />

0.1<br />

0.3<br />

0.4<br />

0.6<br />

0.6<br />

0.8<br />

1.0<br />

1.3<br />

1.5<br />

1.7<br />

1.4<br />

Datum test : 1-7-2010<br />

Bodem hoogte : -4.65 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 190676.30 Y : 508496.71<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S37<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -4.30 m N.A.P.<br />

1.12 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

0.9<br />

1.0<br />

1.1<br />

1.3<br />

1.6<br />

1.6<br />

1.6<br />

1.9<br />

2.1<br />

2.4<br />

2.5<br />

2.6<br />

2.6<br />

2.4<br />

2.5<br />

2.7<br />

Datum test : 5-7-2010<br />

Bodem hoogte : -4.3 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 190321.88 Y : 508826.63<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S38<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -4.50 m N.A.P.<br />

0.92 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

0.9<br />

1.1<br />

1.4<br />

1.8<br />

2.1<br />

2.3<br />

2.4<br />

2.5<br />

3.0<br />

3.3<br />

3.7<br />

4.2<br />

4.8<br />

5.1<br />

5.3<br />

5.6<br />

Datum test : 1-7-2010<br />

Bodem hoogte : -4.5 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 190234.19 Y : 508961.25<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

10.03<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S39<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -3.95 m N.A.P.<br />

1.05 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

1.0<br />

1.3<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.8<br />

0.9<br />

1.3<br />

1.6<br />

1.6<br />

1.7<br />

1.6<br />

1.7<br />

1.1<br />

1.1<br />

1.0<br />

Datum test : 1-7-2010<br />

Bodem hoogte : -3.95 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 189951.68 Y : 508961.25<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

10.99<br />

30.63<br />

31.26<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S40<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -4.85 m N.A.P.<br />

1.03 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

1.2<br />

1.2<br />

1.4<br />

1.5<br />

1.8<br />

1.9<br />

2.3<br />

2.5<br />

2.8<br />

3.0<br />

3.3<br />

3.7<br />

3.9<br />

4.1<br />

4.4<br />

4.8<br />

Datum test : 1-7-2010<br />

Bodem hoogte : -4.85 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 189833.18 Y : 509016.22<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

30.05<br />

S41<br />

R<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -3.85 m N.A.P.<br />

1.20 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

0.3<br />

0.4<br />

0.7<br />

1.1<br />

1.5<br />

1.8<br />

2.3<br />

2.6<br />

2.9<br />

3.0<br />

3.2<br />

3.1<br />

2.9<br />

3.3<br />

3.6<br />

4.0<br />

Datum test : 1-7-2010<br />

Bodem hoogte : -3.85 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 189727.08 Y : 509069.85<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

10.18<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S42<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -4.15 m N.A.P.<br />

0.76 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

0.7<br />

0.8<br />

1.2<br />

1.3<br />

1.4<br />

1.5<br />

1.6<br />

1.7<br />

1.8<br />

2.1<br />

5.6<br />

3.4<br />

4.0<br />

4.1<br />

4.6<br />

4.9<br />

Datum test : 1-7-2010<br />

Bodem hoogte : -4.15 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 189639.52 Y : 509284.85<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

31.54<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S43<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -4.35 m N.A.P.<br />

0.87 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

0.7<br />

0.8<br />

1.2<br />

1.6<br />

1.8<br />

2.0<br />

2.3<br />

2.5<br />

2.6<br />

3.2<br />

3.1<br />

3.2<br />

3.3<br />

3.4<br />

3.5<br />

3.6<br />

Datum test : 1-7-2010<br />

Bodem hoogte : -4.35 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 189634.81 Y : 509279.21<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

S44<br />

R<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -5.55 m N.A.P.<br />

0.89 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

1.1<br />

1.3<br />

1.5<br />

1.6<br />

1.6<br />

1.7<br />

1.7<br />

1.7<br />

1.9<br />

2.0<br />

1.8<br />

1.9<br />

1.9<br />

2.1<br />

1.9<br />

1.8<br />

Datum test : 30-6-2010<br />

Bodem hoogte : -5.55 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 189190.48 Y : 509509.79<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

30.23<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S45<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -5.35 m N.A.P.<br />

1.02 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

0.7<br />

0.8<br />

0.9<br />

1.1<br />

1.1<br />

1.2<br />

1.5<br />

1.6<br />

1.9<br />

2.2<br />

2.6<br />

2.7<br />

3.0<br />

2.5<br />

2.7<br />

2.8<br />

Datum test : 30-6-2010<br />

Bodem hoogte : -5.35 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 188411.81 Y : 510145.30<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S46<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


N.A.P.<br />

Diepte m. t.o.v.<br />

0<br />

-5<br />

-10<br />

-15<br />

-20<br />

-25<br />

-30<br />

-35<br />

Pl. wrijving fs (MPa) Conusweerstand qc (MPa)<br />

0.2 0.1 0<br />

10 Helling (DEG) 20 30<br />

Project : Watersonderingen<br />

Dossier : MVJ10183<br />

Locatie : Kampen<br />

Paraaf 1:<br />

Conus type:<br />

Bodem = -4.45 m N.A.P.<br />

0.92 m. voorgeboord<br />

I-CFXYP20-15 Nummer: 080901<br />

0.6<br />

2.2<br />

2.2<br />

1.9<br />

1.6<br />

1.6<br />

1.2<br />

1.0<br />

0.8<br />

0.5<br />

0.3<br />

0.3<br />

0.4<br />

0.6<br />

0.2<br />

Datum test : 30-6-2010<br />

Bodem hoogte : -4.45 m. t.o.v. N.A.P.<br />

coördinaten in RD-stelsel<br />

X : 187373.94 Y : 510637.79<br />

Opmerking 1:<br />

Sondering volgens NEN 5140 Klasse 2<br />

30.21<br />

Wrijvingsgetal Rf (%)<br />

S47<br />

R<br />

8 6 4 2 0<br />

SONDERING:<br />

Pagina<br />

1/1<br />

Layout: GWR-W-CFI-RD<br />

Gemeente Rotterdam<br />

Gemeentewerken<br />

Ingenieursbureau


BIJLAGE 2 Analyse functioneel waterbeheer<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 1 -


BIJLAGE 2.1 Methodiek Analyse effecten functioneel beheer<br />

Inleiding<br />

De zomerbedverlaging in de <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> heeft gevolgen voor de waterstanden in de rivier, zowel bij hoog- en<br />

laagwater situaties als in de dagelijkse situatie. De mate van daling van de waterstanden hangt samen met de<br />

afvoer van de rivier; het effect is groter bij hogere afvoeren.<br />

De waterstandseffecten werken door van grofweg Kampen tot ver bovenstrooms van Zwolle. In dit ‘invloedstraject’<br />

zijn diverse waterbouwkundige kunstwerken aanwezig die in verbinding staan met de <strong>IJssel</strong>. Een overzicht is<br />

opgenomen in Bijlage 2.2. Deze kunstwerken worden gebruikt om in- of uit te wateren (gemalen/inlaatduikers) of<br />

voor scheepvaartverkeer (schutsluizen).<br />

Methodiek<br />

De waterstanden op de rivier zullen dalen. Per kilometer zijn de effecten op de waterstand bij verschillende<br />

afvoeren berekend (hydraulisch onderzoek, onderdeel SNIP3 <strong>Zomerbedverlaging</strong>). Deze effecten zijn<br />

gecombineerd met overschrijdingsfrequenties van waterstanden (methodiek voor het bepalen hiervan is hier niet<br />

nader toegelicht). Deze duurlijnen zijn gevisualiseerd in grafieken. Per beschouwd kunstwerk is de bijbehorende<br />

grafiek opgenomen in Bijlage 2.3.<br />

Voor scheepvaart en objecten met inlaatfuncties zijn laagwatersituaties maatgevend bij het bepalen van effecten op<br />

het gebruik. Voor het bepalen van effecten is daarom de vastgestelde lage afvoer waarbij scheepvaart mogelijk<br />

moet zijn als maatgevend aangehouden: de Overeengekomen Lage Afvoer (OLA: 1030 m 3 /s bij Lobith). De<br />

waterstanden die bij deze afvoer in de <strong>IJssel</strong> optreden zijn in Bijlage 2.3 weergegeven, zowel voor de huidige<br />

situatie als in de situatie na aanleg van de zomerbedverlaging (laatste punt in grafiek waarbij laagste waterstanden<br />

optreden). Op basis van deze grafieken is bepaald in welke mate de waterstanden aan de <strong>IJssel</strong>zijde bij lage<br />

rivierafvoeren veranderen.<br />

De polderpeilen achter de kunstwerken zijn op basis van aangeleverde informatie van beheerders bepaald. Met<br />

aangeleverde tekeningen (Bijlage 2.4) is vervolgens een schematisatie van de situatie opgenomen in het<br />

hoofdrapport en zijn effecten gekwantificeerd.<br />

Voor de beoordeling van de effecten op inlatende constructies wordt er uitspraak gedaan over de verandering in het<br />

verval ten op zichte van de huidige situatie. Tevens wordt daar waar de verandering in het verval invloed heeft op<br />

het wel/niet inlaten van de constructie een benadering gegeven van het aantal dagen waarop dit niet mogelijk is. Dit<br />

wordt gedaan door de duurlijnen af te lezen (Bijlage 2.3). Voor de beoordeling van de effecten op sluizen wordt<br />

uitspraak gedaan over de vaardiepte boven de drempel van de sluis.<br />

Vervolg<br />

De beoordeling van de effecten zal in samenspraak met de beheerder worden uitgevoerd, waarbij tevens wordt<br />

bepaald of mitigerende maatregelen nodig zijn.


BIJLAGE 2.2 Waterstanden bij OLA<br />

In onderstaande grafiek zijn de waterstanden op de <strong>IJssel</strong> weergegeven zoals volgt uit een Waqua berekening voor zowel de referentiesituatie (lijn ‘Huidig’) en de<br />

situatie met zomerbedverlaging (SNIP3 ontwerp zomerbedverlaging op basis huidige situatie bodemligging en autonome ontwikkeling, lijn ‘<strong>Zomerbedverlaging</strong>’). In<br />

de grafiek zijn de locaties van de kunstwerken opgenomen, waar de effecten op het functioneel beheer zijn beoordeeld.<br />

De grafiek geeft een overzicht van de ligging van de beschouwde kunstwerken in relatie tot het functioneel beheer, samen met de waterstandslijnen bij optreden<br />

van OLA (Overeengekomen Lage Afvoer). Deze condities worden maatgevend geacht voor het bepalen en beoordelen van de effecten bij constructies en<br />

kunstwerken.


Om een duidelijker beeld te krijgen van het waterstandsverschil, dat onder deze situatie zal optreden ter hoogte van de constructies en de kunstwerken is een<br />

tweede grafiek opgesteld. Deze grafiek geeft een overzicht van de ligging van de beschouwde kunstwerken in relatie tot het waterstandsverschil welke tot stand<br />

komt bij OLA (Overeengekomen Lage Afvoer).


BIJLAGE 2.3 Duurlijnen kunstwerken


Gemaal ’t Raasje<br />

Aflaat Polder de Pijperstaart / inlaat de Riete


Inlaatduiker Stoter<br />

Inlaat de Zande


Gemaal Adsum<br />

Inlaat s’Heerenbroek


Inlaat Zalk<br />

Gemaal Katerveer en Katerveersluis


Gemaal Antlia<br />

Gemaal Veluwe


Energiecentrale Harculo<br />

Gemaal Terwolde


Gemaal Ankersmit<br />

Ganzesluis


Spooldersluis<br />

Hezenbergersluis + Keersluis Bastion + gemaal Hoenwaard


BIJLAGE 2.4 Tekeningen kunstwerken


Inlaat de Zande<br />

Uitsnede tekening ‘Water inlaat De Zande, WS <strong>IJssel</strong>delta, dec 1984’


Inlaat s’Heerenbroek<br />

Uitsnede tekening ‘Inlaatduiker s’Heerenbroek, Waterschap Ijsseldelta, dec 1986’


Gemaal Adsum<br />

Uitsnede tekening ‘Gemaal Adsum, Eekels Amsterdam, tek nr. 557.1.1.1.80.A1K, 18-8-1980’


Inlaat Zalk<br />

Uitsnede tekening ‘Kunstwerk A Ruilverklaveling Zalk, Heidemij, mrt 1974’


Gemaal Katerveer<br />

Uitsnede tekening ‘Waterschap Salland, Gemaal Katerveer, Aanzichten Detals en Doorsnedes, april 1991’<br />

Aanzicht <strong>IJssel</strong>zijde<br />

Doorsnede over inlaatkoker


Gemaal Hoenwaard<br />

Uitsnede tekening ‘Opstelling schroefpompinstallatie Ruilverkaveling Hattem-Wezep, Landustrie Sneek,<br />

1969’


Gemaal Antlia (vispassage)<br />

Uitsnede tekening ´Nieuwbouw gemaal Antlia, situatie en doorsnede vispassage, Waterschap Veluwe, feb<br />

2007´


Gemaal Veluwe (vistrap)<br />

Uitsnede tekening ´Gemaal Wapenveld doorsneden, Waterschap Veluwe, okt 1996´<br />

Gemaal Ankersmit<br />

Uitsnede tekening ´Inlaatgemaal Ankersmit te Deventer, WS Groot Salland, November 2009´


Gemaal Terwolde<br />

Uitsnede tekening ´Verbetering ijsselbandijk, Heidemij Adviesbureau, juni 1989´<br />

Sluis Katerveer<br />

Uitsnede tekening ‘Plan Verbetering hoogwaterkering t.p.v. het sluizencomplex Katerveer, W.S. Salland, okt<br />

1974’


Spooldersluis<br />

Informatie uit bron: ‘Legger en beheerregister Spooldersluis, Rijkswaterstaat, Dienst Oost Nederland,<br />

Waterdistrict Twentekanalen Ijsseldelta’<br />

Hezenbergersluis<br />

Uitsnede tekening beschikbaar gesteld door WSV (mail Joost Borgers 17-3-2011)


Keersluis Bastion<br />

Uitsnede tekening ‘Bestek dijkverbetering kloosterb./kerkhofdijk, Doorsneden Keersluis, Waterschap Oost-<br />

Veluwe, nov 95’


BIJLAGE 3 Huidige situatie Eilandbrug<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 1 -


<strong>Zomerbedverlaging</strong> - Eilandbrug. Baseline bodem referentie 1997<br />

meter<br />

0 75<br />

Bronvermelding<br />

Bing Maps & Baseline<br />

I<br />

Overzicht<br />

Legenda<br />

bodemhoogte-ref<br />

Elevation<br />

16.8 - 39.8<br />

12.8 - 16.8<br />

10.2 - 12.8<br />

8.2 - 10.2<br />

6.3 - 8.2<br />

4.5 - 6.3<br />

2.7 - 4.5<br />

0.7 - 2.7<br />

-1.9 - 0.7<br />

-4.6 - -1.9<br />

-9 - -4.6<br />

-33.5 - -9<br />

-33.5<br />

Projectnaam<br />

<strong>Zomerbedverlaging</strong> - <strong>Beneden</strong> <strong>IJssel</strong><br />

Opdrachtgever<br />

RWS PDR<br />

Auteur<br />

L. Hoogduin<br />

Controleur<br />

Papierformaat<br />

-<br />

A3L<br />

Kaartnummer<br />

Versie<br />

EB-002 0.1<br />

Datum<br />

12/11/2012<br />

Schaal<br />

1:2000


<strong>Zomerbedverlaging</strong> - Eilandbrug. Baseline bodem obv peilingen 2009<br />

meter<br />

0 75<br />

Bronvermelding<br />

Bing Maps & Baseline<br />

I<br />

Overzicht<br />

Legenda<br />

bodemhoogte<br />

Elevation<br />

16.8 - 39.8<br />

12.8 - 16.8<br />

10.2 - 12.8<br />

8.2 - 10.2<br />

6.3 - 8.2<br />

4.5 - 6.3<br />

2.7 - 4.5<br />

0.7 - 2.7<br />

-1.9 - 0.7<br />

-4.6 - -1.9<br />

-9 - -4.6<br />

-33.5 - -9<br />

-33.5<br />

Projectnaam<br />

<strong>Zomerbedverlaging</strong> - <strong>Beneden</strong> <strong>IJssel</strong><br />

Opdrachtgever<br />

RWS PDR<br />

Auteur<br />

L. Hoogduin<br />

Controleur<br />

Papierformaat<br />

-<br />

A3L<br />

Kaartnummer<br />

Versie<br />

EB-001 0.1<br />

Datum<br />

12/11/2012<br />

Schaal<br />

1:2000


getekend<br />

gecontroleerd<br />

vrijgegeven<br />

status<br />

Ministerie van Verkeer en Waterstaat<br />

Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat<br />

Bouwdienst<br />

par. d.d.<br />

par.<br />

par.<br />

versie<br />

hoofdafdeling<br />

afdeling<br />

d.d.<br />

d.d.<br />

projectcode<br />

dossiercode<br />

dienstcode<br />

reg.nr.<br />

bureau uitbesteding:<br />

acc.<br />

behoort bij<br />

in<br />

formaat<br />

schaal<br />

par.<br />

bladen, blad nr.


getekend<br />

gecontroleerd<br />

vrijgegeven<br />

status<br />

Ministerie van Verkeer en Waterstaat<br />

Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat<br />

Bouwdienst<br />

par. d.d.<br />

par.<br />

par.<br />

versie<br />

hoofdafdeling<br />

afdeling<br />

d.d.<br />

d.d.<br />

projectcode<br />

dossiercode<br />

dienstcode<br />

reg.nr.<br />

bureau uitbesteding:<br />

acc.<br />

behoort bij<br />

in<br />

formaat<br />

schaal<br />

par.<br />

bladen, blad nr.


BIJLAGE 4 Resultaten invloed volledige vergraving nabij Eilandbrug<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 1 -


Onderstaande tekst is gebaseerd op het uitgangspunt dat het zomerbed ter plaatse van de<br />

Eilandbrug over de gehele breedte zou worden vergraven. Dit uitgangspunt is op basis van<br />

onderstaande constateringen aangepast.<br />

Verticale draagkracht pijlers van de Eilandbrug<br />

De pijlers van de Eilandbrug zijn gefundeerd op palen met de punt op NAP -16 m. De fundering is<br />

aangebracht in een tijdelijke damwandkuip met onderwaterbeton. In de huidige situatie zijn de damwanden<br />

verwijderd. Het onderwaterbeton heeft een dikte van 1,5 m en de bovenzijde ligt op NAP -5,9 m. De<br />

onderkant vloer ligt op NAP-7,4 m.<br />

NAP-5,9 m<br />

NAP-7,4 m<br />

Aanlegniveau zomerbedverlaging NAP-7,7 m<br />

NAP-16 m<br />

uitsnede van tekening BD 205652, dossier B4010 (bron: RWS Bouwdienst)<br />

Het funderingsadvies is opgenomen in het funderingsrapport [Fugro, Rijksweg N50, <strong>IJssel</strong>brug te Kampen,<br />

Fundering steunpunten, V-1354/003, 12 augustus 1997]. Het funderingsadvies is opgesteld conform de<br />

toen geldende normen geotechniek NEN 6740 en NEN 6743. De CUR 2001-4 voor trekpalen bestond nog<br />

niet. Hoewel aangegeven door Fugro is in het definitieve ontwerp het aangegeven draagvermogen niet<br />

aangepast ten aanzien van gedetailleerdere gegevens. In de rapporten [Bouwdienst,<br />

Constructieberekening, Besteks- en Detailberekening, Brug in RW50 o/d <strong>IJssel</strong> bij Kampen B24 Fundering<br />

STP 4, 21C-100, 1310-b24-STP4, 02-02-1999, versie 2 ] en [Bouwdienst, Constructieberekening, Besteks-<br />

en Detailberekening, Brug in RW50 o/d <strong>IJssel</strong> bij Kampen B25 Fundering STP 5, 21C-100, 1310-b25-<br />

STP5, 04-03-1999, versie 2 ] is de belasting getoetst op basis van het draagvermogen aangegeven in het<br />

Fugro-rapport.<br />

In het funderingsrapport is het volgende (waarschijnlijk) aangehouden ten aanzien van het<br />

drukdraagvermogen (niet alle van deze aannames zijn direct herleidbaar uit de rapporten):<br />

– Geen reductie vanuit ontgraving;<br />

– Paalkopniveau op maaiveldniveau;<br />

– Geen negatieve kleef;<br />

– Partiële materiaalfactor γm;b4 = 1,25;<br />

– ξM;N = 0,80 (niet stijf).<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 1 -


In het funderingsrapport is het volgende (waarschijnlijk) aangehouden ten aanzien van het<br />

trekdraagvermogen:<br />

– Geen reductie vanuit ontgraving;<br />

– Paalkopniveau op maaiveldniveau;<br />

– Partiële materiaalfactor γm;b4 = 1,4;<br />

– ξM;N = 0,80 (niet stijf);<br />

– 80% van het draagvermogen uit schachtwrijving;<br />

– Geen paalgroepseffect;<br />

– Geen reductie in verband met afwisseling trek- en drukbelasting.<br />

Huidig draagvermogen<br />

In het funderingsrapport is enkel de rekenwaarde van het drukdraagvermogen Fr;net;d en<br />

trekdraagvermogen Fr;max;trek;d aangegeven en is geen splitsing gemaakt tussen paalpuntdraagvermogen<br />

en schachtdraagvermogen. Op basis van deze waarden is de berekende waarde (dus zonder<br />

veiligheidsfactor) van het puntdraagvermogen Rb;cal en het schachtdraagvermogen Rs;cal te berekenen<br />

(Naamgeving conform Eurocode 7). De waarden zijn als volgt:<br />

Steunpunt Sondering Fr;net;d<br />

[kN]<br />

Fr;max;trek;d<br />

[kN]<br />

Rs;cal<br />

[kN]<br />

Rb;cal<br />

[kN]<br />

4 DKM 33 2500 -670 1466 2441<br />

4 DMK 34 2070 -920 2013 1222<br />

4 DMK 35 2770 -830 1816 2513<br />

4 DMK 36 2710 -790 1728 2506<br />

4 DMK 37 3090 -610 1334 3494<br />

5 DMK 38 2770 -920 2013 2316<br />

5 DMK 39 3270 -830 1816 3294<br />

5 DMK 40 3230 -1000 2188 2859<br />

5 DMK 41 2960 -950 2078 2547<br />

5 DMK 42 3140 -830 1816 3091<br />

Het paalkopniveau bevindt zich op NAP-7,4 m en niet op waterbodemniveau, wat dus gecorrigeerd moet<br />

worden in de berekening voor het schachtdraagvermogen Rs;cal;corr paalkop. Uitgaande van de door Fugro<br />

aangehouden partiële factoren en dergelijke wordt het druk- Fr;net;d; corr paalkop (Eurocode 7: Rc;d) en<br />

trekdraagvermogen Fr;max;trek;d; corr paalkop (Eurocode 7: Rt;d) als volgt:<br />

Steunpunt Sondering Rs;cal;corr paalkop<br />

[kN]<br />

Fr;net;d; corr paalkop<br />

[kN]<br />

4 DKM 33 1023 2216 -467<br />

4 DMK 34 1545 1771 -706<br />

4 DMK 35 1349 2472 -617<br />

4 DMK 36 1128 2326 -516<br />

4 DMK 37 782 2737 -358<br />

5 DMK 38 1409 2384 -644<br />

5 DMK 39 1177 2861 -538<br />

5 DMK 40 1600 2854 -731<br />

5 DMK 41 1717 2729 -785<br />

5 DMK 42 1264 2787 -578<br />

Fr;max;trek;d; corr paalkop<br />

[kN]<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 2 -


Volgens de rapporten van de constructieberekeningen dienen de palen van steunpunt 5 te worden<br />

ontworpen op een drukbelasting van 2721 kN en een trekbelasting van -830 kN. Bij steunpunt 4 moeten<br />

de palen enkel een drukbelasting van 2090 kN op kunnen nemen. Aan alle drie de waarden wordt niet<br />

voldaan. Dit geldt dus al voor de huidige situatie zonder dat rekening is gehouden met de<br />

zomerbedverlaging.<br />

Omdat de constructie als stijf is te beschouwen is het gunstig om de Eurocode 7 toe te passen. Tevens<br />

zijn de draagvermogens handmatig berekend omdat met name de trekdraagvermogens sterk uiteen lopen<br />

terwijl de sonderingen niet zo heel sterk uit elkaar lopen, waardoor de resultaten niet betrouwbaar lijken.<br />

Conform Eurocode 7 is voor het drukdraagvermogen het volgende aangehouden: ξ3=1.17, ξ4 =0.93 (stijf,<br />

bij 5 sonderingen), γt=1,2. Voor het trekdraagvermogen (welke enkel van belang is voor steunpunt 4 is<br />

uitgegaan van een alleenstaande paal, met een veiligheidsfactor γt=1,35, waarbij dus nog geen rekening is<br />

gehouden met groepswerking en een factor in verband met belastingwisseling. Tevens is rekening met het<br />

eigen gewicht van de palen, waardoor het trekdraagvermogen met circa 25 kN is verhoogd. De belasting<br />

op de palen die op trek worden belast kunnen ook op druk worden belast (indien de brug dicht is). Daarom<br />

dient een reductiefactor van 1,5 extra in rekening te worden gebracht. In verband met paalgroepseffect<br />

dient het trekdraagvermogen nog eens met tot circa 75% te worden gereduceerd.<br />

Indien nog geen rekening wordt gehouden met ontgraving worden de volgende draagvermogens<br />

berekend:<br />

Steunpunt Sondering Rs;cal;i<br />

[kN]<br />

Rc;cal;i<br />

[kN]<br />

4 DKM 33 1637 3699<br />

4 DMK 34 1887 3331<br />

4 DMK 35 1638 3777<br />

4 DMK 36 1730 3186<br />

4 DMK 37 1486 4326<br />

5 DMK 38 1698 3591<br />

5 DMK 39 1683 3694<br />

5 DMK 40 1781 4298<br />

5 DMK 41 1692 4165<br />

5 DMK 42 1594 4228<br />

Draagvermogen in huidige situatie<br />

Steunpunt Rc;d<br />

[kN]<br />

Rt;d<br />

[kN]<br />

4 2689 n.v.t.<br />

5 2927 -400<br />

Volgens de rapporten van de constructieberekeningen dienen de palen van steunpunt 5 te worden<br />

ontworpen op een drukbelasting van 2721 kN en een trekbelasting van -830 kN. Bij steunpunt 4 moeten<br />

de palen enkel een drukbelasting van 2090 kN op kunnen nemen. Bij beide steunpunten wordt voldaan<br />

aan het drukdraagvermogen. Bij steunpunt 5 dienen de palen ook trekdraagvermogen te kunnen leveren,<br />

maar het trekbelasting blijkt hoger dan het trekdraagvermogen. Er wordt in de huidige situatie dus niet<br />

voldaan aan de benodigde veiligheid ten aanzien van trekdraagvermogen. Omdat tussen de aangehouden<br />

rekenwaarden ongeveer een factor 2 zit en gerekend is op een factor van 1,5 in verband met<br />

belastingwisseling hoeft er in de praktijk nog niets aan de hand te zijn, maar reden tot bezorgdheid is er<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 3 -


wel. Dit aspect is niet nader beschouwd aangezien de zomerbedverlaging alleen relatie heeft met het<br />

drukdraagvermogen.<br />

Effect ontgraving op draagvermogen<br />

Bij steunpunt 5 wordt niet ontgraven, de zomerbedverlaging heeft geen invloed op het draagvermogen. Bij<br />

steunpunt 4 zal de zomerbedverlaging een ontgraving inhouden tot NAP-7,7 m. In verband met de<br />

ontgraving is de conusweerstand naar verhouding tot de wortel van de vermindering van de<br />

korrelspanning gereduceerd.<br />

Draagvermogen na ontgraving tot NAP-7,7 m:<br />

Steunpunt Rc;d<br />

[kN]<br />

Rt;d<br />

[kN]<br />

4 2136 n.v.t.<br />

Bij steunpunt 4 moeten de palen enkel een drukbelasting van 2090 kN op kunnen nemen, waar dus na<br />

ontgraving nog steeds aan wordt voldaan.<br />

Conclusie paalfundatie steunpunt 4 en 5<br />

De zomerbedverlaging heeft ter plaatse van steunpunt 5 nauwelijks een ontgraving tot gevolg zodat het<br />

drukdraagvermogen bij steunpunt 5 blijft voldoen. Bij steunpunt 4 voldoet de fundatie ook na een volledige<br />

ontgraving tot NAP-7,7 m. Wel dient rekening te worden gehouden met enkele millimeters verzakking van<br />

de constructie door de afname van het draagvermogen. Dit resulteert in een minimale verandering in de<br />

oplegging van het beweegbare brugdeel. Dit valt binnen toelaatbare marges en vraagt geen mitigatie.<br />

Dukdalven<br />

Aan weerskanten van de steunpunten 4 en 5 zijn 2 dukdalven aangebracht, bestaande uit stalen buispalen<br />

met een diameter van 0,914 m en wanddikte 22,2 mm met een lengte van 22 m (Paalpuntniveau NAP-18<br />

m) en staalkwaliteit X65. De palen zijn berekend voor een ontgrondingsniveau van NAP-6,4 m.<br />

In de ontwerpberekening is gerekend met schelpfactoren [info RWS Bouwdienst], wat bij een door grond<br />

horizontaal belaste paal mag worden toegepast. Aangezien het een horizontaal belaste paal betreft is het<br />

beter om de berekening te doen op basis van Menard en Brinch-Hansen.<br />

De volgende bodemopbouw is aangehouden:<br />

Bovenkant<br />

laag<br />

[NAP…m]<br />

Grondsoort Vol. Gewicht<br />

[kN/m3]<br />

Cohesie<br />

[kN/m2]<br />

Hoek van<br />

inwendige<br />

wrijving<br />

-3,5 Zand1 17/17 1 22,5 9000<br />

-4,5 Klei 16/16 3 20 1500<br />

-5,5 Zand2 18/20 0 32,5 30000<br />

Emod Menard<br />

[kN/m2]<br />

In de oorspronkelijke ontwerpberekening is onderscheid gemaakt tussen een slappe en een stijve<br />

grondslag. De verschillen zijn als volgt:<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 4 -


Slappe grondslag:<br />

– Waterbodemniveau NAP-6,4 m (0,5 m ontgrondingstoeslag);<br />

– Waterniveau NAP+0,8 m;<br />

– Niveau botsbelasting op NAP+1,8 m.<br />

Stijve grondslag:<br />

– Waterbodemniveau NAP-3,5 m;<br />

– Waterniveau NAP-0,4 m;<br />

– Niveau botsbelasting op NAP-0,4 m.<br />

Als energiewaarde is 80 kNm aangehouden, waarbij getoetst is op een veiligheid van 1,25, ofwel 100<br />

kNm. De maximale botskracht bedraagt 1000 kN. De maximaal toelaatbare uitbuiging ter plaatse van de<br />

stootbelasting bedraagt 0,50 m (aangehouden ontwerpcriterium van RWS). Het berekende buigende<br />

moment is met een factor 1,1 getoetst op het vloeimoment (448 N/mm2). Omgerekend is een buigend<br />

moment toelaatbaar van 5519 kNm. Dit betreft het elastisch weerstandsmoment.<br />

De oorspronkelijke rekenresultaten bedroegen:<br />

Fbots<br />

[kN]<br />

Uitbuiging<br />

[m]<br />

E<br />

[kNm]<br />

Mpaal<br />

[kNm]<br />

Slappe grondslag 488 0,42 103 5033 24<br />

Stijve grondslag 797 0,26 104 5257 18,5<br />

Gemobiliseerde<br />

weerstand<br />

[%]<br />

Op basis van een berekening met Menard en Brinch-Hansen worden de volgende waarden verkregen:<br />

Fbots<br />

[kN]<br />

Uitbuiging<br />

[m]<br />

E<br />

[kNm]<br />

Mpaal<br />

[kNm]<br />

Slappe grondslag 500 0,40 100 5222 28<br />

Stijve grondslag 900 0,23 102 5708 18<br />

Gemobiliseerde<br />

weerstand<br />

[%]<br />

Voor een zomerbedverlaging van het waterbodemniveau tot NAP-7,7 m wordt het volgende verkregen:<br />

Fbots<br />

[kN]<br />

Uitbuiging<br />

[m]<br />

E<br />

[kNm]<br />

Mpaal<br />

[kNm]<br />

Slappe grondslag<br />

NAP-7,7 m<br />

425 0,48 103 5006 44<br />

Stijve grondslag 900 0,23 102 5708 18<br />

Gemobiliseerde<br />

weerstand<br />

[%]<br />

De ontgraving heeft dus voor de buispalen enkel een positief effect aangezien het buigend moment in de<br />

paal afneemt en de benodigde uitbuiging binnen de toegestane 0,5 m blijft. Ten aanzien van de<br />

schematisatie met de stijve grondslag wijzigt er niets aangezien bij steunpunt 5 geen ontgraving<br />

plaatsvindt. Het moment in de paal is hier echter hoger dan toelaatbaar (5708 kNm tegen 5519 kNm<br />

(elastisch moment)). Bovendien is het voor het buigend moment maatgevend indien uit wordt gegaan van<br />

bovengrenswaarden van de sterkteparameters en niet van de ondergrenswaarden zoals nu is<br />

aangehouden. Hierdoor zal het buigend moment nog verder oplopen. Het optredend buigend moment zal<br />

echter niet oplopen tot boven het opneembare plastische weerstandsmoment zodat de constructie alsnog<br />

voldoet.<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 5 -


Conclusie dukdalven<br />

De dukdalven rond de brug blijven voldoen na een volledige zomerbedverlaging.<br />

Stabiliteit strekdam<br />

De strekdam bestaat uit een kistdam van AZ13 profielen, staalkwaliteit S270, met verschillende lengte.<br />

Aan de kopse kanten ligt de bovenzijde van de strekdam op NAP +2,3 m. Aan weerskanten van de<br />

strekdam is een stalen buispaal aangebracht met een diameter van 0,914 m en wanddikte 17,5 mm met<br />

een lengte van 18 m (puntniveau NAP-14 m ) en staalkwaliteit X65. Het overige deel van de strekdam ligt<br />

op NAP +1 m. Het betreft een kistdam met een afstand tussen de damwanden van circa 4,4 m.<br />

De kistdam is ontworpen met MSheet, waarbij een ontwerp bodempeil is aangehouden van NAP-5,9 m.<br />

In het ontwerp is destijds gekozen voor damwanden met een lengte van 13 m ter plaatse van de kopse<br />

kanten en damwanden met een lengte van 11 m ter plaatse van het overige gedeelte van de strekdam.<br />

Tijdens de uitvoering is door onverwachte grote rivierafvoer een erosiegat ontstaan tot NAP -10 m aan de<br />

oostzijde van de dam. Het erosiegat is opgevuld met stortsteen waarna lokaal langere damwanden (12 à<br />

16 m) zijn toegepast. Deze damwanden zijn destijds niet berekend.<br />

Verder is een definitieve bodembescherming toegepast bestaande uit grove steenbestorting, over een<br />

groot oppervlak rondom de rivierpijlers en strekdam om uitschuring te voorkomen [info Bouwdienst RWS].<br />

Deze bodembescherming dient dus voor het verdiepen te worden verwijderd en na ontgraving weer te<br />

worden aangebracht. Voor de bodembescherming wordt 0,5 m meer verlaging van de waterbodem in<br />

rekening gebracht.<br />

schematisatie strekdam (bron: tekening B4023 – BD206138, RWS)<br />

Modellering<br />

De strekdam is gemodelleerd met het eindige elementen programma Plaxis versie 2010, waarbij de grond<br />

gemodelleerd is met het Hardening Soil Model. Berekeningen zijn uitgevoerd voor de huidige situatie<br />

(ontwerpbodempeil NAP-5,9 m) en de situatie na de zomerbedverlaging (NAP-7,7 m minus 0,5 m in<br />

verband met aanbrengen bodembescherming).<br />

Fasering:<br />

1 aanvullen met zand tot NAP+0,1 m<br />

2 koppelen op NAP+2,0 m en aanvullen tot NAP+2,3 m (kop) of NAP+1,0 m (lijf)<br />

3 bovenbelasting van 10 kN/m3<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 6 -


4 ontgravingsniveau NAP-5,9 m (oorspronkelijk ontwerp)<br />

5 ontgravingsniveau NAP-8,2 m (0,5 m extra i.v.m. aanbrengen steenbestorting)<br />

6 aanvullen met zand tot NAP+0,1 m<br />

7 koppelen op NAP+2,0 m en aanvullen tot NAP+2,3 m (kop) of NAP+1,0 m (lijf)<br />

8 bovenbelasting van 10 kN/m3<br />

9 ontgravingsniveau NAP-5,9 m (oorspronkelijk ontwerp)<br />

10 ontgravingsniveau NAP-8,2 m (0,5 m extra i.v.m. aanbrengen steenbestorting)<br />

schematisatie in Plaxis (kop bij ontgraving NAP-8,2 m en bovenbelasting)<br />

De koppeling is geschematiseerd tot 2 ankers op verschillend niveau op een vierde van de hoogte van de<br />

betonbalk. Vanaf fase 3 is het buitenwater op NAP-0,4 m aangehouden en het grondwaterniveau binnen<br />

de kistdam op NAP+0,1 m conform het oorspronkelijke ontwerp. Voor het oorspronkelijke<br />

waterbodemniveau is NAP-4,0 m aangehouden. De onderstaande tabel geeft de geschematiseerde<br />

bodemopbouw en representatieve grondparameters weer.<br />

Geschematiseerde bodemopbouw en grondparameters voor het HS-model<br />

Grondsoort Bovenzijde<br />

laag<br />

[m NAP]<br />

γu/s<br />

[kN/m 3 ]<br />

E50<br />

[kN/m 2 ]<br />

Eoed<br />

[kN/m 2 ]<br />

Eur<br />

[kN/m 2 ]<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 7 -<br />

m<br />

[-]<br />

c<br />

[kPa]<br />

Zand<br />

aanvulling<br />

+1,0 à +2,3 17/20 30.000 30.000 90.000 0,5 1 30 0 0,67<br />

Toplaag -4,0 17/17 10.000 10.000 30.000 0,7 1 22,5 0 0,67<br />

Klei -4,5 16/16 3.000 1.500 12.000 1 3 20 0 0,67<br />

Zand -5,5 18/20 45.000 45.000 135.000 0,5 1 32,5 2,5 0,67<br />

In het model zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd (conform oorspronkelijk ontwerp):<br />

o Waterstand NAP -0,4 m<br />

o Waterstand verschil binnen en buiten damwand van 0,5 m<br />

φ<br />

[ o ]<br />

ψ<br />

[ o ]<br />

R<br />

[-]


o Geen aanvaarbelasting<br />

o Bovenbelasting van 10 kPa op de strekdam<br />

o De koppeling is geschematiseerd tot 2 ankers op verschillend niveau op een vierde van de<br />

hoogte van de betonbalk.<br />

Van de strekdam zijn 3 doorsneden gemodelleerd:<br />

o Kop ter plaatse van het breedste deel (4,4 m)<br />

o Kop halverwege (2,2 m)<br />

o Lijf<br />

Resultaten<br />

De huidige strekdam is getoetst voor de situatie na het verlagen van het zomerbed. De onderstaande tabel<br />

geeft de resultaten van de berekening weer na het verlagen van het zomerbed.<br />

Berekeningsresultaten toetsing huidige strekdam na verlagen van het zomerbed<br />

Locatie Ms,rep,wand<br />

[kNm/m]<br />

Kop<br />

Kop-half<br />

Lijf<br />

514<br />

371<br />

333<br />

Ms,d,wand<br />

[kNm/m]<br />

617<br />

445<br />

400<br />

Fs,rep,balk<br />

[kN/m]<br />

134<br />

108<br />

119<br />

Fs,d,balk<br />

[kN/m]<br />

Ms,rep,balk<br />

[kNm/m]<br />

Ms,d,balk<br />

[kNm/m]<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 8 -<br />

161<br />

130<br />

143<br />

17<br />

23<br />

10<br />

26<br />

35<br />

15<br />

SF<br />

[-]<br />

1,10<br />

1,12<br />

1,27<br />

De huidige strekdam bestaat uit AZ13-S270 profielen. De rekenwaarde van het maximaal opneembaar<br />

moment van een nieuw profiel bedraagt 351 kNm. Uitgaande van een levensduur van 50 jaar kan conform<br />

tabel 9.3 voor schoon zoet water een corrosie van 0,9 mm per zijde in rekening gebracht worden. De<br />

rekenwaarde van het maximaal opneembaar moment na 50 jaar bedraagt 284 kNm.<br />

De toetswaarden voor de balk bedragen volgens het ontwerp van de huidige strekdam 89 kN/m en 93<br />

kNm/m. In alle doorsneden is de rekenwaarde van het moment in de damwand groter dan het<br />

opneembaar moment. De stabiliteitsfactor dient minimaal 1,2 te bedragen. Dit is alleen het geval voor de<br />

doorsnede ter plaatse van het lijf. De huidige strekdam voldoet niet voor de situatie na verlagen van het<br />

zomerbed.<br />

Conclusie strekdam<br />

Een ontgraving tot maximaal circa NAP-5,9 m is toelaatbaar. Indien een volledige zomerbedverlaging tot<br />

NAP-7,7 m inclusief bodemverdediging moet worden bereikt zal de gehele constructie moeten worden<br />

vervangen of aangepast. Om een gedegen ontwerp te kunnen maken dient vooraf een PVE te worden<br />

opgesteld, waarin wordt opgenomen op welke belastingen en situaties de strekdam moet worden<br />

ontworpen inclusief met welke corrosiesnelheid rekening moet worden gehouden.<br />

Zinker tussen steunpunt 4 en 5<br />

Volgens tekening ‘BD 205652, dossier B4010’ (bron: RWS Bouwdienst) is er tussen stp. 4 en 5 een zinker<br />

aanwezig met bovenkant op 7,65 –NAP. Indien de bodem wordt verlaagd zal deze zinker nagenoeg geen<br />

dekking overhouden. Aanpassing aan de ligging van de zinker is noodzakelijk.<br />

Conclusies en aanbevelingen<br />

Draagvermogen Steunpunt 4<br />

De fundatie voldoet ook na ontgraving tot NAP -7,7 m aan het vereiste draagvermogen. Wel dient rekening<br />

te worden gehouden met enkele millimeters verzakking van de constructie door de afname van het<br />

draagvermogen. Dit valt binnen toelaatbare marges en vraagt geen mitigatie.


Draagvermogen steunpunt 5<br />

De zomerbedverlaging heeft nauwelijks invloed op het draagvermogen van de paalfundatie van steunpunt<br />

5 omdat hier geen ontgraving plaatsvindt. In de huidige situatie voldoet echter het draagvermogen van de<br />

palen niet aan het benodigde trekdraagvermogen. Dit is geen effect van de zomerbedverlaging; nader<br />

onderzoek is een aanbeveling.<br />

Dukdalven voor steunpunt 4 en 5<br />

De dukdalven rond de brug blijven voldoen na de zomerbedverlaging.<br />

Strekdam en bodembescherming<br />

De strekdam dient voor een zomerbedverlaging tot NAP-7,7 m inclusief bodemverdediging geheel te<br />

worden vervangen of aangepast.<br />

Zinker tussen steunpunt 4 en 5<br />

Aanpassing aan de ligging van de zinker is noodzakelijk.<br />

Technisch ontwerp verbetermaatregelen Eilandbrug<br />

De volgende maatregelen zijn onderdeel van het maatregelpakket bij een ontgraving over de volledige<br />

breedte van het zomerbed:<br />

- Verbetermaatregel strekdam Eilandbrug<br />

- Verbetermaatregel zinker Eilandbrug<br />

- Verbetermaatregel bodembescherming Eilandbrug<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 9 -


BIJLAGE 5 Stromingssituatie 1/1 per jaar nabij Eilandbrug<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 1 -


Stroomsnelheden: Referentie T1<br />

1000<br />

0 1000 2000 3000 4000<br />

meter<br />

5000<br />

995<br />

990<br />

985<br />

980<br />

Bronvermelding<br />

Waqua/Baseline MS Virtual Earth<br />

I<br />

975<br />

Overzicht<br />

Legenda<br />

Stroomsnelheid (m/s)<br />

0,00 - 0,01<br />

0,02 - 0,09<br />

0,10 - 0,19<br />

0,20 - 0,28<br />

0,29 - 0,38<br />

0,39 - 0,47<br />

0,48 - 0,56<br />

0,57 - 0,66<br />

0,67 - 0,75<br />

0,76 - 0,85<br />

0,86 - 0,94<br />

0,95 - 1,04<br />

1,05 - 1,13<br />

1,14 - 1,22<br />

1,23 - 1,32<br />

1,33 - 1,41<br />

1,42 - 1,51<br />

1,52 - 1,60<br />

1,61 - 1,69<br />

1,70 - 1,79<br />

1,80 - 1,88<br />

1,89 - 2,10<br />

Projectnaam<br />

<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong><br />

Opdrachtgever<br />

RWS PDR<br />

Auteur<br />

Q.M. van Agten MSc<br />

Datum<br />

13-3-2012<br />

Versie<br />

V1.0<br />

Kaartnummer<br />

C9783-S003-N03<br />

Bladnummer<br />

3/6<br />

Schaal<br />

Papierformaat<br />

1:100000<br />

A4 (Portrait)


Stroomsnelheden: <strong>Zomerbedverlaging</strong> T1<br />

1000<br />

0 1000 2000 3000 4000<br />

meter<br />

5000<br />

995<br />

990<br />

985<br />

980<br />

Bronvermelding<br />

Waqua/Baseline MS Virtual Earth<br />

I<br />

975<br />

Overzicht<br />

Legenda<br />

Stroomsnelheid (m/s)<br />

0,00 - 0,01<br />

0,02 - 0,09<br />

0,10 - 0,19<br />

0,20 - 0,28<br />

0,29 - 0,38<br />

0,39 - 0,47<br />

0,48 - 0,56<br />

0,57 - 0,66<br />

0,67 - 0,75<br />

0,76 - 0,85<br />

0,86 - 0,94<br />

0,95 - 1,04<br />

1,05 - 1,13<br />

1,14 - 1,22<br />

1,23 - 1,32<br />

1,33 - 1,41<br />

1,42 - 1,51<br />

1,52 - 1,60<br />

1,61 - 1,69<br />

1,70 - 1,79<br />

1,80 - 1,88<br />

1,89 - 2,10<br />

Projectnaam<br />

<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong><br />

Opdrachtgever<br />

RWS PDR<br />

Auteur<br />

Q.M. van Agten MSc<br />

Datum<br />

13-3-2012<br />

Versie<br />

V1.0<br />

Kaartnummer<br />

C9783-S003-N04<br />

Bladnummer<br />

4/6<br />

Schaal<br />

Papierformaat<br />

1:100000<br />

A4 (Portrait)


Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 1 -


BIJLAGE 6 Controle berekeningen bodembescherming strekdam<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 1 -


STABILITY UNDER CURRENT ATTACK - PILARCZYK<br />

For armourstone and alternative protection elements (ie gabions)<br />

Project: BA8401 - Berekening benodigde bodembescherming buitenbocht nabij Eilandbrug<br />

Standard: The Rock Manual 2007 - C683 - section 5.2.3.1<br />

Date: 11-1-2013<br />

By: ir. C.A.J. van Dam<br />

Boundary conditions<br />

U 2,5 [m/s] Depth averaged flow velocity<br />

h 9,2 [m] Water depth<br />

Stone density 2650 [kg/m 3 Water density 1000<br />

]<br />

[kg/m 3 ρ r<br />

ρ<br />

]<br />

w<br />

Correction factors in Pilarczyk - formula<br />

- Type of protection / transition? : exposed edges of rip-rap and armourstone<br />

Recommended stability correction parameter φ sc = 1,5<br />

Chosen value φ sc = (supersedes recommended value if filled in)<br />

- Type of protection system? : rip-rap and armourstone<br />

Recommended mobility correction parameter Ψ cr = 0,035<br />

Chosen value Ψ = (supersedes recommended value if filled in)<br />

cr<br />

- Type of flow / turbulence level ?: non-uniform flow, heavy turbulence: sharp outer bends, strong local disturbances<br />

Recommended turbulence correction parameter k = 2<br />

Chosen value k = 2,3 (supersedes recommended value if filled in)<br />

- Type of velocity profile ?: not fully developed velocity profile<br />

For determination of k eq. 2 is used<br />

h<br />

k ks s = 2 *D *Dn n (typically 1 to 3D n )<br />

- Relative density ∆<br />

With rip-rap and armourstone the relative density is ρ r ρ w − 1<br />

With box gabions and gabion mattresses, the relative density is<br />

∆ = 1,65<br />

( 1 − n v )( ρ r ρ w − 1 ) with<br />

2 2<br />

2 2<br />

cos ψ sin β + cos β tan φ − sin ψ sin β<br />

Slope factor k sl =<br />

= 1,00<br />

tan φ<br />

φ<br />

D =<br />

∆<br />

sc<br />

0 . 035<br />

k h k sl<br />

ψ<br />

cr<br />

− 1<br />

k<br />

2<br />

t<br />

2<br />

U<br />

2 g<br />

2<br />

t<br />

2<br />

t<br />

(eq. 1)<br />

k h = 0,51 (eq. 2)<br />

- Flat bed or sloping bed? sloping<br />

Armourstone on slope 1 : 100000,0 --> β = 0,0 [ o ]<br />

Current angle ψ = 90 [ o ]<br />

Internal friction φ = 30 [ o ]<br />

n v ≈<br />

k<br />

h<br />

k<br />

h<br />

0 . 4<br />

= 2<br />

log<br />

=<br />

2<br />

( 1 + 12 h / k )<br />

− 0 , 2<br />

( 1 + h / D )<br />

Determination of required stone size Note<br />

For rip-rap and armourstone D=D n50<br />

= 0,34 [m]<br />

REQUIRED SIZE<br />

CHOICE (EN13383 gradings)<br />

Dn50 [m] W50 [kg] Class W50 [kg] dn50 0,34 106,3 40-200kg 127 0,36<br />

n50 [m]<br />

D n50 [m]<br />

1,20<br />

1,00<br />

0,80<br />

0,60<br />

0,40<br />

0,20<br />

For box gabions, etc. D= thickness of element<br />

n<br />

Sensitivity (with design velocity)<br />

0,00<br />

0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5<br />

U [m/s]<br />

s


STABILITY UNDER CURRENT ATTACK - PILARCZYK<br />

For armourstone and alternative protection elements (ie gabions)<br />

Project: BA8401 - Berekening benodigde bodembescherming strekdam bij Eilandbrug<br />

Standard: The Rock Manual 2007 - C683 - section 5.2.3.1<br />

Date: 14-1-2013<br />

By: ir. C.A.J. van Dam<br />

Boundary conditions<br />

U 2,5 [m/s] Depth averaged flow velocity<br />

h 7,2 [m] Water depth<br />

Stone density 2650 [kg/m 3 Water density 1000<br />

]<br />

[kg/m 3 ρ r<br />

ρ<br />

]<br />

w<br />

Correction factors in Pilarczyk - formula<br />

- Type of protection / transition? : exposed edges of rip-rap and armourstone<br />

Recommended stability correction parameter φ sc = 1,5<br />

Chosen value φ sc = (supersedes recommended value if filled in)<br />

- Type of protection system? : rip-rap and armourstone<br />

Recommended mobility correction parameter Ψ cr = 0,035<br />

Chosen value Ψ = (supersedes recommended value if filled in)<br />

cr<br />

- Type of flow / turbulence level ?: non-uniform flow, heavy turbulence: sharp outer bends, strong local disturbances<br />

Recommended turbulence correction parameter k = 2<br />

Chosen value k = 2,3 (supersedes recommended value if filled in)<br />

- Type of velocity profile ?: not fully developed velocity profile<br />

For determination of k eq. 2 is used<br />

h<br />

k ks s = 2 *D *Dn n (typically 1 to 3D n )<br />

- Relative density ∆<br />

With rip-rap and armourstone the relative density is ρ r ρ w − 1<br />

With box gabions and gabion mattresses, the relative density is<br />

∆ = 1,65<br />

( 1 − n v )( ρ r ρ w − 1 ) with<br />

2 2<br />

2 2<br />

cos ψ sin β + cos β tan φ − sin ψ sin β<br />

Slope factor k sl =<br />

= 1,00<br />

tan φ<br />

φ<br />

D =<br />

∆<br />

sc<br />

0 . 035<br />

k h k sl<br />

ψ<br />

cr<br />

− 1<br />

k<br />

2<br />

t<br />

2<br />

U<br />

2 g<br />

2<br />

t<br />

2<br />

t<br />

(eq. 1)<br />

k h = 0,54 (eq. 2)<br />

- Flat bed or sloping bed? sloping<br />

Armourstone on slope 1 : 100000,0 --> β = 0,0 [ o ]<br />

Current angle ψ = 180 [ o ]<br />

Internal friction φ = 30 [ o ]<br />

n v ≈<br />

k<br />

h<br />

k<br />

h<br />

0 . 4<br />

= 2<br />

log<br />

=<br />

2<br />

( 1 + 12 h / k )<br />

− 0 , 2<br />

( 1 + h / D )<br />

Determination of required stone size Note<br />

For rip-rap and armourstone D=D n50<br />

= 0,36 [m]<br />

REQUIRED SIZE<br />

CHOICE (EN13383 gradings)<br />

Dn50 [m] W50 [kg] Class W50 [kg] dn50 0,36 126,6 40-200kg 127 0,36<br />

n50 [m]<br />

D n50 [m]<br />

For box gabions, etc. D= thickness of element<br />

1,40<br />

1,20<br />

1,00<br />

0,80<br />

0,60<br />

0,40<br />

0,20<br />

0,00<br />

0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5<br />

n<br />

Sensitivity (with design velocity)<br />

U [m/s]<br />

s


Ontgrondingsdiepte achter constructie<br />

Project: BA8401 - Berekening benodigde lengte bodembescherming van strekdam, Eilandbrug<br />

Locatie: bodembescherming benedenstrooms van strekdam Eilandbrug<br />

Bron: Ontwerp van Schutsluizen, Bouwdienst Rijkswaterstaat, Utrecht, juni 2000<br />

Date: 14-1-2013<br />

By: ir. C.A..J van Dam<br />

16.6.3 Relaties voor de kuildiepte<br />

ref. Breusers & Raudkivi, Scouring, IAHR-manual, uitg. Balkema, Rotterdam, 1991<br />

Kritieke stroomsnelheid<br />

Kritieke Stroomsnelheid<br />

h 7,2 [m]<br />

D50 2,00E-04 [m]<br />

200 [µm]<br />

ucr 0,46 [m/s]<br />

g 9,81 [m/s 2 ]<br />

ρsteen 2650 [kg/m 3 ]<br />

ρwater 1000 [kg/m 3 ]<br />

∆ 1,65 [-]<br />

Kuil in uniforme stroming<br />

r afgeleid uit relatie Kt=((1+3*r)/1,3)<br />

Kuil in uniforme stroming<br />

h 7,2 [m]<br />

t 72 [uur] ymax 16,7 [m]<br />

∆ 1,65 [-]<br />

α 3,1 [-] duur tot bereiken kuildiepte gelijk aan waterdiepte<br />

r 0,32 [-] t1 7,8 uur<br />

u 2,50 [m/s] 0,3 dagen<br />

ucr 0,46 [m/s]<br />

Evenwichtsdiepte<br />

Evenwichtsdiepte<br />

h 7,2 [m] ye 32,1 [m]<br />

u 2,50 [m/s]<br />

ucr 0,46 [m/s]


Ontgrondingsdiepte achter constructie<br />

Project: BA8401 - Berekening benodigde lengte bodembescherming van strekdam, Eilandbrug<br />

Locatie: bodembescherming benedenstrooms van strekdam Eilandbrug<br />

Bron: Ontwerp van Schutsluizen, Bouwdienst Rijkswaterstaat, Utrecht, juni 2000<br />

Date: 14-1-2013<br />

By: ir. C.A..J van Dam<br />

16.6.3 Relaties voor de kuildiepte<br />

ref. Breusers & Raudkivi, Scouring, IAHR-manual, uitg. Balkema, Rotterdam, 1991<br />

Lengte steenbestorting<br />

h 7,2 [m]<br />

ye 32,1 [m]<br />

Voorkomen moet worden dat de bodembescherming tot aan de constructie in de kuil zakt.<br />

Dit betekent dat een deel van de bodembescherming in de ontgrondingskuil kan zakken.<br />

De stabiliteit van de constructie blijft gehouden.<br />

helling γ bij afschuiving cot γ 1: 8<br />

bij zettingvloeiing cot γ 1: 15<br />

bij afschuiving helling γ 1: 8<br />

helling β 1: 3,0<br />

diepte bestaande kuil y 0,0 [m]<br />

ymax 16,7 [m]<br />

Benodigde lengte bodembescherming bij bereikte diepte ymax LB = 41,9 [m]<br />

Benodigde lengte bodembescherming bij evenwichtsdiepte L B = 80,3 [m]


BIJLAGE 7 Verkenning aanvaarcapaciteit Stadsbrug<br />

Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 1 -


NoLogo<br />

MEMO<br />

Aan : Bert Flach<br />

Van : Wieger Blokland<br />

Kopie : dossier<br />

Dossier : BA8401<br />

Project : <strong>Zomerbedverlaging</strong><br />

Betreft : memo verkenning vervangen remmingwerk Stadsbrug<br />

Ons kenmerk : LW-AF20121954<br />

Datum : 4 oktober 2012<br />

Classificatie : Klant vertrouwelijk<br />

1 INLEIDING<br />

Voor de planstudie SNIP3 <strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> is door Royal HaskoningDHV nagegaan wat in de<br />

huidige situatie het beschermingsniveau is van het remmingwerk en pijler van de stadsbrug en wat deze is na<br />

zomerbedverlaging. Dit is beschreven in document [3]. De uitkomsten zijn aanleiding geweest om de analyse uit te<br />

breiden om verbetermaatregelen goed te kunnen afwegen. Dit is in voorliggend memo opgenomen.<br />

2 GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN<br />

DHV B.V.<br />

De volgende documenten zijn geraadpleegd:<br />

[1] IBK, Programma van Eisen Nieuwbouw Stadsbrug te Kampen, versie 5 van 19 september 1997<br />

[2] IBK, Energieopnamecapaciteit remmingwerken en pijlers behorende bij de Definitief Ontwerp nota,<br />

document IBK-D-R-CT-0-0009, d.d. 03-11-1997<br />

[3] Funderingsontwerp ABT 29-08-1997<br />

[4] Tekening IBK-D-T-CT-R-0001 Geleidewerken DO overzicht<br />

[5] Tekening IBK-B-T-CT-0-0020 Infrastructuur bodembescherming<br />

DHV Groep is een internationaal advies- en ingenieursbureau dat wereldwijd actief is en kantoren heeft in Europa, Afrika, Azië en Noord-Amerika.<br />

DHV B.V. is onderdeel van de DHV Groep. Kamer van Koophandel nr. 31034767.<br />

Het kwaliteitssysteem van DHV B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001.


3 HUIDIGE SITUATIE<br />

3.1 Huidige pijlers hoofddoorvaart<br />

De brugpijlers kunnen op twee manieren worden aangevaren:<br />

- binnen de doorvaartopening door een zijdelingse schampend schip;<br />

- een aanvaring door een schip dat recht op de pijler af vaart.<br />

3.2 Zijdelingse aanvaring pijler hoofddoorvaart<br />

DHV B.V.<br />

Ten aanzien van de zijdelingse schampende aanvaring binnen de doorvaartopening stelt het PvE van destijds [1] in<br />

paragraaf 5.1.6 dat de pijler een volbeladen maatgevend schip met stroomsnelheid 1,5 m/s en vaarsnelheid 2,5 m/s<br />

onder een hoek van 10 graden moet kunnen weerstaan. In [4] volgt dat deze belasting niet maatgevend is voor de<br />

fundering van de hoofdpijlers. Op basis van de maatgevende kracht is een trekpaal toegepast die deze belasting<br />

(ruim) kan opnemen.<br />

3.3 Frontale aanvaring pijler hoofddoorvaart<br />

Bij een frontale aanvaring op de hoofdpijler is de vrijkomende energie uit een beladen maatgevend schip bij een<br />

maatgevende vaar- en stroomsnelheid 30,2 MNm (afgeleid uit [1], waaruit blijkt dat uitgegaan moet worden van een<br />

aanvaring met een schip met een totaal gewicht in beladen toestand van 3778 ton en een vaarsnelheid van 2,5 m/s<br />

en een stroomsnelheid van 1,5 m/s, wat die energie oplevert) De aanvaarenergie moet worden opgenomen door<br />

remmingwerk en pijler.<br />

Afbeelding: Overzicht remmingwerk stadsbrug te Kampen [Bron: bestekstekening “Nieuwbouw<br />

Stadsbrug Kampen – geleidewerken: Definitief Ontwerp Overzicht – reg.nr. IBK-D-T-CO-R-0001 – 02-09-1997”]<br />

LW-AF20121954 4 oktober 2012<br />

Klant vertrouwelijk - 2 -


3.3.1 Energieopnamecapaciteit remmingwerk en pijler volgens berekening destijds<br />

DHV B.V.<br />

De opneembare energie van pijler en remmingwerk samen is 5 + 1,8 = 6,8 MNm. Dit is veel minder dan de<br />

vrijkomende aanvaarenergie van 30,2 MNm.<br />

Toelichting:<br />

Het PvE van destijds [1] stelt in par. 5.1.6 alleen budgettaire eisen aan de remmingwerken van de hoofdpijler. Voor<br />

het oorspronkelijke ontwerp van het remmingwerk is de energiecapaciteit berekend door de energiecapaciteit van<br />

de losse buispalen bij elkaar op te tellen en rekening te houden met vervorming van het schip. Voor de<br />

energieopnamecapaciteit van de remmingwerken aan de stroomopwaarste zijde van pijler 5 en 6 is een<br />

opneembare energie berekend van 1,8 MNm op het moment dat het gehele remmingwerk bezwijkt. (zie [2] deel<br />

Oranjewoud par. 6.1). De opneembare energie van de hoofdpijler bedraagt 5 MNm (zie [2] onder kopje opneembare<br />

energie blz 3). Volgens [2] kan bij een trekdraagkracht van 650 kN per paal een aanvaarbelasting van 7100 kN<br />

worden opgenomen en zal een energie van 5 MNm worden gedissipeerd.<br />

3.3.2 Energieopnamecapaciteit remmingwerk en pijler volgens berekening DHV<br />

De resulterende capaciteit volgens de berekening van DHV is 5 + 0,08 = 5,08 MNm.<br />

Toelichting:<br />

Uit de berekening van de hoofdpijler in [2] volgt een opneembare energie van 5 MNm. Deze waarde hangt sterk<br />

samen met de energie die het schip opneemt door vervorming, en dat is onzeker. Maar hier moet iets voor worden<br />

aangenomen.<br />

Voor het oorspronkelijke ontwerp van het remmingwerk is de energiecapaciteit berekend door de energiecapaciteit<br />

van de losse buispalen bij elkaar op te tellen en rekening te houden met vervorming van het schip. Voor de<br />

energieopnamecapaciteit van de remmingwerken aan de stroomopwaarste zijde van pijler 5 en 6 is een<br />

opneembare energie berekend van 1,8 MNm op het moment dat het gehele remmingwerk bezwijkt. De<br />

energieopname door plastische vervorming is hierbij echter overschat. In het huidig ontwerp kan de energie van<br />

een frontaal op het remmingwerk en pijler volbeladen maatgevend schip niet worden opgenomen. Daarom is<br />

gekeken wat de afname van de energieopnamecapaciteit is van het remmingwerk ten gevolge van de ontgraving<br />

ten behoeve van de zomerbedverlaging. Aangezien het een horizontaal belaste paal betreft is de berekening<br />

uitgevoerd met MSheet-Single Pile op basis van Menard en Brinch-Hansen.<br />

De volgende bodemopbouw is aangehouden:<br />

Bovenkant laag<br />

[NAP…m]<br />

Grondsoort Vol. Gewicht<br />

[kN/m3]<br />

Cohesie<br />

[kN/m2]<br />

Hoek van<br />

inwendige<br />

wrijving<br />

Emod<br />

Menard<br />

[kN/m2]<br />

waterbodemniveau Zand los 17/19 0 30 2000<br />

-12 Zand matig 18/20 0 32,5 8000<br />

Er is uitgegaan van een horizontale belasting op het niveau van NAP+1,6 m. Voor de huidige situatie is uitgegaan<br />

van een waterbodemniveau van NAP-6,0 m en voor de situatie na zomerbedverlaging van NAP-8,2 m 1 . De<br />

energieopnamecapaciteit is bepaald voor een uitbuiging van maximaal 0,50 m.<br />

1 Voorliggende analyse wordt gebaseerd op reeds uitgevoerde berekeningen waarin een ontgravingsdiepte van NAP -8,2 m is<br />

gehanteerd. De resultaten van deze analyse kunnen zodanig als enigszins conservatief worden beschouwd in het kader van het<br />

huidige ontwerp. Met dit gegeven is rekening gehouden bij het beschrijven van conclusies.<br />

LW-AF20121954 4 oktober 2012<br />

Klant vertrouwelijk - 3 -


Energieopnamecapaciteit<br />

[kNm]<br />

Paal 1,42 m PPN NAP-15 m Paal 0,813 m PPN NAP-12,5 m<br />

Huidige situatie 86 19<br />

DHV B.V.<br />

In geen enkel geval wordt het elastisch opneembare moment van de buispaal overschreden. De constructie van het<br />

remmingwerk bezwijken dus doordat de grond bezwijkt. Hieruit volgt een enrgieopnamecapaciteit van 0,08 MNm<br />

3.4 Evaluatie van de aanvaarenergie in de huidige situatie<br />

De pijler kan een zijdelingse aanvaring door een schip conform het PvE goed weerstaan. Het PvE van destijds stelt<br />

geen eisen aan de weerstand van de hoofdpijler bij een frontale aanvaring. Een berekening toont echter aan dat als<br />

een maatgevend beladen schip met een maatgevende vaar- en stroomsnelheid frontaal de pijler aanvaart komt een<br />

energie vrij van 30,2 MNm. De pijler zelf kan hiervan 5 MNm opnemen en het remmingwerk 0,08 MNm. Er kunnen<br />

de volgende conclusies worden getrokken:<br />

1. Het PvE heeft geen eisen gesteld aan de opneembare energie bij frontale aanvaring.<br />

2. De opneembare energie door pijler en remmingwerk is veruit onvoldoende.<br />

3. De bijdrage van het remmingwerk aan het opnemen van de aanvaarenergie is verwaarloosbaar. De<br />

opneembare energie bedraagt slechts 1,6% in vergelijking met opneembare energie door de pijler.<br />

LW-AF20121954 4 oktober 2012<br />

Klant vertrouwelijk - 4 -


4 SITUATIE NA ZOMERBEDVERLAGING<br />

4.1 Weerstand zijdelingse aanvaring hoofdpijler bij zomerbedverlaging<br />

DHV B.V.<br />

De hoofdpijler blijft voldoen aan de benodigde sterkte bij zijdelingse aanvaring (en ook bij de maatgevende<br />

belastingsituatie) 2 .<br />

Toelichting:<br />

Zoals reeds genoemd volgt uit [3, tabel 4-2] dat de zijdelingse aanvaring de maatgevende belastingcombinatie is.<br />

Overigens zijn de belastingen daarbij 1200 kN dwars op de pijler, 600 kN in langsrichting, zo volgt uit bijlage 4a van<br />

[4]. Wel maatgevend is de situatie met aanrijdbelasting, met een maximaal optredende trekbelasting op de palen<br />

van 515 kN. Op basis hiervan is een paal toegepast met een trekdraagkracht van 650 kN.<br />

De invloed van de zomerbedverlaging op de energieopname van de pijler is behandeld in rapport 1B, par. 2.5.1<br />

onder “Ontgravingseffect”. Door de ontgraving zal een afname van de korrelspanning plaatsvinden. Deze afname<br />

van de korrelspanning leidt tot een reductie van de schachtwrijving bij de trekpalen van gemiddeld 0,85. Dit houdt in<br />

dat door de zomerbedverlaging de trekdraagkracht wordt gereduceerd tot 0,85 · 650 = 553 kN. Deze kracht is nog<br />

steeds hoger dan de optredende.<br />

4.2 Weerstand frontale aanvaring hoofdpijler bij zomerbedverlaging<br />

De afname van de weerstand van de hoofdpijler bij frontale aanvaring bedraagt 1,4 MNm * 1 .<br />

Toelichting:<br />

In het funderingsrapport [3] is geen rekening gehouden met frontale aanvaring. Hier is ook geen eis aan gesteld in<br />

het PVE. De bij een frontale aanvaring optredende belastingen zullen wel hoger zijn dan de aangehouden<br />

maatgevende belastingcombinaties. In werkelijkheid is het ook reëel om weerstand te bieden tegen een frontale<br />

aanvaring. Uit berekening in [2] volgt een opneembare energie van 5 MNm (zie ook 3.3.1).<br />

De invloed van de zomerbedverlaging op de energieopname van de pijler is behandeld in het rapport 1B, par. 2.5.1<br />

onder “Ontgravingseffect”. De trekdraagkracht wordt door de zomerbedverlaging gereduceerd tot 0,85 · 650 = 553<br />

kN. Er is daardoor slechts een aanvaarbelasting opneembaar van 0,85 · 7100 = 6035 kN en daarmee een energie<br />

opneembaar van 0,85² · 5 = 3,6 MNm.<br />

4.3 Weerstand remmingwerk hoofddoorvaart bij zomerbedverlaging<br />

Zoals al gemeld in 3.3.2 wordt de energieopnamecapaciteit van het remmingwerk gelimiteerd door het bezwijken<br />

van de grond rondom de palen van het remmingwerk en niet door de sterkte van de paal. Het verlagen van het<br />

bodemniveau heeft daarom grote invloed. Voor het remmingwerk daalt de energieopnamecapaciteit tot 0,03 MNm.<br />

Energieopnamecapaciteit<br />

[kNm]<br />

Paal 1,42 m PPN NAP-15 m Paal 0,813 m PPN NAP-12,5 m<br />

Huidige situatie 86 19<br />

<strong>Zomerbedverlaging</strong> 32 4<br />

2 In tegenstelling tot NAP-8,2 m wordt 1 m minder ontgraven, tot NAP-7,2 m, volgens het meest recente hydraulisch ontwerp. De<br />

afname van het trekdraagvermogen/energieopnamecapaciteit is dus minder dan berekend.<br />

LW-AF20121954 4 oktober 2012<br />

Klant vertrouwelijk - 5 -


4.4 Evaluatie van de aanvaarenergie in de situatie na zomerbedverlaging<br />

DHV B.V.<br />

Er kunnen de volgende conclusies worden getrokken:<br />

1. Ook na de zomerbedverlaging kan de pijler een zijdelingse aanvaring conform het PvE goed weerstaan.<br />

2. Het PvE van destijds heeft geen eisen gesteld aan de opneembare energie bij frontale aanvaring.<br />

3. Door de zomerbedverlaging daalt de opneembare energie door pijler van 5 MNm naar 3,6 MNm.<br />

De opneembare energie door pijler en remmingwerk blijft daarmee veruit onvoldoende.<br />

4. De opneembare energie door het remmingwerk is marginaal in vergelijking tot de pijler.<br />

Door de zomerbedverlaging daalt de opneembare energie van 0,08 MNm naar 0,03 MNm.<br />

LW-AF20121954 4 oktober 2012<br />

Klant vertrouwelijk - 6 -


Programma Directie RvdR/<strong>Zomerbedverlaging</strong> <strong>Beneden</strong>-<strong>IJssel</strong> bijlage<br />

LW-AF20120608/RK - 1 -

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!