basisinstrumenten - Luisterend Dienen
basisinstrumenten - Luisterend Dienen
basisinstrumenten - Luisterend Dienen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
BASISINSTRUMENTEN<br />
Deel 1: BASISINSTRUMENTEN<br />
1. De verplichte werkbegeleiding, doelstelling, rol en taak van de mentor<br />
2. Leren<br />
3. Overzicht van een werkbegeleidingstraject<br />
4. De vijf-kolommen-oefening<br />
5. De identiteit van de pastor<br />
6. Agendaplanning<br />
7. Omgaan met materiaal in de werkbegeleiding<br />
1
Basisinstrumenten – 1<br />
De verplichte werkbegeleiding:<br />
De beginnende predikant / kerkelijk werker begeleiden bij het zelfstandig functioneren in het geheel en<br />
in de verschillende delen van zijn of haar ambtelijke / kerkelijke arbeid.<br />
Het zelfstandig functioneren wordt gestimuleerd door systematisch kritische reflectie.<br />
Mentoraat is voor predikanten en kerkelijk werkers een kerkordelijke taak,<br />
ingesteld door de synode in de kerkorde (zie ord 13-21 en ord. 3-12-10).<br />
De verplichting betreft een leertraject waarbij de beginner leert systematisch naar eigen<br />
functioneren te kijken, meer niet… .<br />
De rol van de mentor en de beginnende collega heeft als belangrijke element, waarin<br />
de beginner ervaart: ‘nu komt er iemand voor mijn verhaal over het werk’,<br />
de mentor luistert als méntor en niet als pastor.<br />
De aanpak is systematisch ordenend, op een rijtje zetten, een spiegel voor houden.<br />
De relatie van beginner en mentor is collegiaal, maar gericht op functioneren van de beginnende<br />
collega. De inbreng van de werksituatie van de mentor is altijd in het belang van het leertraject<br />
van de beginnende collega.<br />
Er is een spanning tussen:<br />
- verkennen wat de beginnende collega ‘van binnen uit’ naar voren brengt en<br />
- het vragen stellen ‘van buiten’ om te komen tot reflectie op de werksituatie.<br />
De begeleiding is niet primair probleemoplossend (soms wel). Het gaat om leren op basis van de<br />
ingebrachte ervaringen uit de eigen werksituatie van de beginner.<br />
Zowel de mentor als de beginner doen dit in werktijd. Beide kerkenraden worden door een brief van<br />
het secretariaat van het mentoraat hiervan op de hoogte gebracht. In deze brief worden geen namen<br />
genoemd. Bij mentoren die in een instelling werken is overleg of een brief naar de instelling wordt<br />
gestuurd of niet. Dit hangt af van invulling van deze taak als werk of als ambtelijke taak (dat laatste is<br />
dan meestal in de vrije tijd).<br />
De positie van de mentor zweeft ergens tussen ‘praatpaal – klankbord – tegenover’<br />
Taken van de mentor zijn:<br />
- Sterke punten van de ander onderstrepen:<br />
helpen zelfvertrouwen / lef te krijgen.<br />
- Het onderliggend geloofsgesprek mogelijk<br />
maken: wat beweegt je in het werk.<br />
- Ruimte voor groei: de ander bewust maken<br />
dat zwakke en sterke kanten er mogen zijn, dat<br />
zwakke kanten sterke kanten kunnen worden<br />
en omgekeerd.<br />
- Aandacht voor de privé-context (partner/<br />
gezin/alleenwonend)<br />
2<br />
k<br />
p t<br />
M eer laten vertellen<br />
E én staat voor veel (exemplarisch leren)<br />
N og maar geen oordeel<br />
T illen werkt averechts<br />
O rdenen werkt<br />
R uimte helpen zoeken<br />
Wat zou ik zelf van een mentor verwachten?
Basisinstrumenten - 2<br />
Leren<br />
Enkele notities<br />
Uitgangspunten:<br />
Gesprekken mentor-beginner vinden plaats in een leerproces dat wederkerig en collegiaal is.<br />
In dat proces is een begin, een tussentraject met daarin een tussen-evaluatie en een afronding.<br />
Het traject dat de mentor met de beginner aangaat is een leer-traject.<br />
Achtergrondmateriaal is de leertheorie van Kolb, zie verder in: specifieke theorieën – 1, blz 17<br />
Leren is een proces waarin:<br />
- iets wordt ontdekt dat betekenis heeft voor jezelf, zodanig dat voelen en denken erbij betrokken<br />
zijn (C.R.Rogers)<br />
- je bevrijdt wordt van analfabetisme zodat je creatief met de gegeven werkelijkheid kunt omgaan<br />
(Paulo Freire)<br />
- je in staat bent te ‘veranderen’ en afscheid neemt van ‘enzovoort, enzovoort’(J.M. van Veen)<br />
- je innoverend begint om te gaan met problemen op je weg door: concrete experimenten,<br />
observatie en reflectie, vertaling van concepten, testen van hypothesen en weer opnieuw<br />
experimenteren (Kolb)<br />
- je het ene gedrag laat schieten en inruilt voor een ander<br />
(gepaard met conflicten: zal ik? wil ik? durf ik?)<br />
Leren:<br />
- heeft cognitieve doelen (feitelijke kennis)<br />
- heeft affectieve doelen (gevoeligheid voor emoties enz.)<br />
- is wederkerig (geen hiërarchie)<br />
Fasen in het leerproces:<br />
1. aftasten<br />
2. vertrouwen geven en ontvangen<br />
3. durven experimenteren (zelfbewustzijn, zelfstandigheid, kritiek aanvaarden)<br />
4. ambivalentie en weerstand<br />
5. afbouw, evaluatie<br />
Leren maakt een mens creatief/ creatiever<br />
Gevolgen:<br />
- In staat de eigen weg en houding te vinden (geen kopie worden)<br />
- Het ontwikkelen van een eigen reflectiekader<br />
- Aanvaarden van grenzen én groeien aan grenzen<br />
- Vrijer omgaan met afhankelijkheid en onafhankelijkheid<br />
Wenken bij het bevorderen van een leerproces<br />
1. evalueer ieder gevoerd gesprek kort (zie ook verder: ‘programmering van een gesprek’)<br />
2. schriftelijke voorbereiding van de beginner helpt om tot verdieping te komen tijdens de bespreking.<br />
3. ‘algemeenheden’ concretiseren: “geef eens een voorbeeld”<br />
4. bewustmaking wordt bevorderd door vragen naar wat, waarom, hoe (waar)<br />
5. confronteren met andere ideeën en meningen ter wille van zelfontdekking<br />
6. samen op het spoor komen van ambivalenties en weerstanden<br />
7. leerpunten laten opstellen voor volgende keren (agenderen voor korte termijn)<br />
8. data voor vijf keer vaststellen en grove agendering die telkens kan worden bijgesteld.<br />
9. gesprekken structureren (geeft rust zowel aan beginner als ook aan mentor)<br />
10. niet alles hoeft tegelijk in één keer<br />
11. collegiale relatie in het oog houden<br />
12. ‘hier en nu’ gaan ontdekken als bron van leren.<br />
3
Basisinstrumenten – 3<br />
Overzicht van een werkbegeleidingtraject<br />
Overzicht van een werkbegeleiding van een beginnende predikant of kerkelijk werker.<br />
1. Voordat de eigenlijke werkbegeleiding van de mentor met de beginnende predikant of kerkelijk<br />
werker begint is er een kennismakingsgesprek met de werkbegeleider van de regio.<br />
De werkbegeleider zoekt daarna een mentor.<br />
2. Er is een kennismakingsgesprek van mentor met beginner waarin aan de orde komen:<br />
- Willen we met elkaar verder?<br />
- Zo ja, dan worden afspraken gemaakt en aan de secretaresse wordt gemeld dat de<br />
koppeling een feit is.<br />
- Zo nee, er wordt contact gezocht met de werkbegeleider van de regio, een andere<br />
oplossing wordt gezocht.<br />
3. Als de koppeling een feit is stuurt de secretaresse brieven naar kerkenraden/instellingen van<br />
mentor en beginner ( zie ‘organisatorische context’) en naar de mentor en de beginner.<br />
1 e mentoraatsgesprek.<br />
Dit is een soort contractsluiting waarin in elk geval de volgende zaken aan de orde komen:<br />
1. Spreken over het doel van de verplichte werkbegeleiding<br />
- Wederzijdse verheldering over het doel van de wb conform de richtlijnen. Het is goed<br />
hierbij ook te praten over de verplichting van de wb voor de beginner en te bespreken wat<br />
te doen als het niet klikt tussen mentor en pastor. (zie infoboekjes)<br />
2. Uitleg over de opzet van een bijeenkomst:<br />
- eerst actualiteit (niet meer dan 15 minuten)<br />
Hoe gaat het?<br />
Misschien is er kort geleden iets gebeurd waar je even over wilt praten?<br />
- Terugblik naar de vorige keer Deze terugblik kan aanleiding zijn om nieuwe gedachten en<br />
vragen te verwoorden die in een volgende bijeenkomst weer aan de orde kunnen komen.<br />
Kort na een werkbegeleidingsgesprek schrijft de beginnende collega een<br />
reflectieverslag aan de mentor. Het gaat om een eigen reflectie en niet om een<br />
verslag. De richtvraag is: wat is voor mij als belangrijk blijven hangen?<br />
- Het thema van deze keer.<br />
Hierbij is het wenselijk dat de beginner in het aangereikte werkmateriaal een eigen<br />
leervraag heeft, waar wil de beginner vooral van leren?<br />
- Een afspraak maken over het thema van de volgende keer.<br />
3. De kennismaking van de eerste keer voortzetten aan de hand van vragen:<br />
- Kun je al aangeven waar je het zelf over wilt hebben? Dus vragen naar eigen<br />
gesprekspunten uit het werk. Hierbij moet duidelijk worden dat mentoraat eerder<br />
probleemverhelderend is dan probleem oplossend.<br />
- wat valt jou op in deze gemeente tot nu toe? Hoe ziet volgens jou het plaatje van de<br />
gemeente eruit? Wat is in deze situatie voor jou een uitdaging?<br />
- De afronding van het eerste gesprek is: afspraak maken over tweede gesprek<br />
De vijfkolommenoefening.<br />
4
Basisinstrumenten – 3<br />
De functie van het te bespreken materiaal is steeds vanuit de behoefte van de beginner.<br />
Het kan zijn een casus over een pastoraal gesprek, een opzet voor een catecheseseizoen, de eigen<br />
positie in de kerkenraad, het voorbereiden van een kerkdienst enzovoorts.<br />
Daarbij is de ingebrachte casus illustratief voor het probleem dat de beginner inbrengt. De leervraag bij<br />
het ingebrachte materiaal focust de aandacht naar de problematiek.<br />
2 e mentoraatsgesprek: vijfkolommenoefening.<br />
Zie Basisvormen – 4.<br />
N.a.v. deze vijf kolommen: samen een nadere programmering maken voor de komende keren.<br />
3 e mentoraatsgesprek en volgende: thema's die voortvloeien uit de vijf kolommen.<br />
Daarbij kunnen de volgende aandachtsvelden een keer de revue passeren:<br />
- De werkplanning: per dag, per week, per maand.<br />
- Het stellen van prioriteiten: zijn deze toevallig of zit er een visie achter?<br />
- Het omgaan met de tijd, evt. tijdschrijven, agendaplanning.<br />
- Deelt predikant/e – kerkelijk werker de verantwoordelijkheid / planning met de kerkenraad?<br />
Werkplan, werkverslag. Evaluatiegesprekken.<br />
- De spanning tussen de gemeente als geloofswerkelijkheid en de gemeente als empirische werkelijkheid.<br />
Met andere woorden: de spanning tussen ideale gemeente en empirische gemeente.<br />
- Vraag voor mentor en beginner: hoe ga je met teleurstelling en lof om? Hoe ga je met kritiek om?<br />
- De identiteit van de pastor in het werkveld.<br />
Middelen: - een casus bespreken.<br />
- een gesprek over pastoraat.<br />
- mentor woont een kerkdienst van beginner bij en vice versa; dat kan belangrijk zijn<br />
om elkaar te verstaan.<br />
Het traject voor de predikanten overstijgt een seizoen werken (12-15 bijeenkomsten). Om deze reden is<br />
het wenselijk een tussenevaluatie te maken. Dat is een gesprek waarin de oogst tot op dat moment<br />
benoemd kan worden. Een dergelijke terugblik dient als oriëntatie voor de resterende gesprekken.<br />
Het traject van de kerkelijk werkers is kort. Slechts zes keer. Men zal moeten komen tot het kiezen van<br />
onderwerpen. De leerbehoefte van de beginner bepaalt de aanpak. Het gaat om het vinden van een<br />
balans van ‘wat goed gaat’ en ‘wat meer moeite kost’.<br />
Laatste gesprek: evaluatie voor beginner én voor mentor, aan de hand van vastgestelde vragen.<br />
Het evaluatieformulier wordt gezamenlijk ingevuld.<br />
Deze evaluatie is belangrijk voor:<br />
- De markering van de mentoraatperiode. Deze is nu officieel afgerond.<br />
- De beginner kan belangrijke aandachtspunten voor de toekomst vaststellen om aan te werken (ook<br />
met het oog op de verplichte terugkomweken in Hydepark)<br />
De werkbegeleiding krijgt een indruk van het proces tussen mentor en beginner<br />
De evaluatie dient niet als ‘beoordeling’ . Het evaluatiepapier wordt dan ook niet in een archief bewaard.<br />
N.B. 1. Per gesprek een afronding maken door kort terug te kijken;<br />
de beginner stuurt een schriftelijke reflectie op het gesprek (incl. leerpunten en nieuwe<br />
aandachtspunten) naar de mentor. Dit bevordert het leertraject van de beginner, en de<br />
mentor weet of h/zij op een goed spoor zit.<br />
2. Het is belangrijk de tijdsplanning per gesprek voor te bereiden.<br />
3. De mentor moet ervoor waken om niet belerend, adviserend of beschuldigend over te komen<br />
bij de beginner. Anderzijds kan een mentor te meegaand zijn. Het is goed tegenstem te<br />
durven zijn. De mentor zal hier een balans in moeten zien te vinden<br />
5
Een voorbeeld<br />
Basisinstrumenten – 3<br />
Programmering van een wb-gesprek<br />
De beginnende pastor en de mentor hebben afgesproken dat de beginner een overzicht zal maken welke<br />
mensen bezocht zijn volgens welke criteria (enz.), en wat de verwachtingen zijn van de kerkenraad wat<br />
betreft het bezoekwerk. Ook in relatie tot de afspraken die gemaakt zijn tijdens het beroepingswerk (B.v.<br />
alle 80-plussers twee keer per jaar bezoeken)<br />
09.30 - 09.45 actualiteit; reflectieverslag; opzet van vandaag<br />
09.45 - 09.55 leervraag verbijzonderen met het ingebrachte materiaal<br />
09.55 - 10.05 wat verwacht de kerkenraad, en wat zijn de ervaringen tot nu toe?<br />
10.05 - 10.35 gesprek n.a.v. de verwachtingen, de ervaringen en de mogelijkheden van bezoekwerk<br />
10.35 - 10.45 samenvattend ordenen, en terugkoppelen naar de leervraag<br />
10.45 - 11.00 grabbelwerk; kijken naar de volgende keer.<br />
Een ander voorbeeld<br />
De beginnende pastor en de mentor hebben afgesproken deze keer een preekbespreking te doen n.a.v.<br />
een vraag van de beginner: hoe ga ik met kinderen om in de kerkdienst?<br />
De mentor heeft al een keer bij de beginner een dienst bijgewoond.<br />
Er is een dienst op de band aanwezig.<br />
Het wb-gesprek is gepland van 9.30 - 11.30 uur.<br />
*de bespreking van een kerkdienst vraagt meer tijd, dus dat moet ook gepland worden.<br />
09.30 - 09.45 actualiteit; evaluatie van de vorige keer; opzet van vandaag<br />
09.45 - 09.55 leervraag verbijzonderen met het ingebrachte materiaal<br />
09.55 - 10.05 bandfragment(en) (of de hele preek als de mentor niet in de kerk aanwezig was)<br />
beluisteren met als focus de leervraag van de beginner<br />
10.05 - 10.50 gesprek n.a.v. het fragment<br />
10.50 - 11.05 samenvattend ordenen<br />
11.05 - 11.30 grabbelwerk; kijken naar de volgende keer.<br />
Voorbeeld van een pastor in een instelling<br />
De beginnende pastor en de mentor hebben in het vorige gesprek op grond van gesignaleerde<br />
problemen met het interdisciplinaire overleg, afgesproken dat de beginner hiervan een verslag maakt.<br />
09.30 - 09.45 actualiteit; evaluatie van vorige keer; opzet van vandaag<br />
09.45 - 09.55 leervraag verbijzonderen naar het ingebrachte materiaal<br />
09.55 - 10.05 de mentor stelt verhelderingvragen die het beeld scherper maken van het overleg (alsof je<br />
kijkt naar een foto als een stilstaand beeld),<br />
en de specifieke rol van de beginner in de bijeenkomst – gekoppeld aan de leervraag<br />
10.05 - 10.35 voortzetting van het gesprek over de leervraag, daarbij wenselijkheid en feitelijkheid<br />
onderscheiden.<br />
10.35- 10.45 samenvattend ordenen<br />
10.45 - 11.00 grabbelwerk; kijken naar de volgende keer.<br />
6
Basisinstrumenten – 4<br />
De vijf-kolommen-oefening<br />
Verdeel een 'liggend' A4-blad in vijf verticale kolommen, genummerd I t/m V en beantwoord dan de<br />
volgende vijf vragen in de betreffende kolommen:<br />
I Welke dingen doe je,<br />
die je beleeft als horend tot het eigene van je werk / ambt / predikantschap<br />
en waarbij je jezelf in de regel als een vis in het water voelt?<br />
II Welke dingen doe je,<br />
die je beleeft als horend tot het eigene van je werk / ambt / predikantschap,<br />
maar waar je op de één of andere manier moeite mee hebt<br />
(een soort steentje in je schoen)?<br />
III Welke dingen doe je,<br />
terwijl je ze niet beleeft als horend tot het eigene van je werk / ambt / predikantschap.<br />
Je kunt ze met of zonder plezier doen,<br />
ze dringen zich aan je op, anders dan in II bedoeld.<br />
Het kan zijn dat je ze doet, omdat je die dingen leuk vindt om te doen,<br />
Of omdat er niemand anders is die het kan doen.<br />
IV Welke dingen doe je niet,<br />
die je wel beleeft als horend tot het eigene van je werk / ambt / predikantschap,<br />
maar je komt er niet aan toe en dat frustreert je.<br />
V Welke dingen doe je niet,<br />
die je wel beleeft als horend tot het eigene van je werk / ambt / predikantschap,<br />
maar je komt er niet aan toe en dat frustreert je niet.<br />
Hoe maak je de Vijf-kolommen-oefening<br />
Vullen m(entor) en p(astor) allebei de vijf kolommen in tijdens de bijeenkomst of maakt p de oefening<br />
van tevoren thuis? De keuze ervan hangt van m en p af.<br />
Als m ook een vijf-kolommen-oefening maakt wordt deze aan het eind kort doorgelopen. Deze wordt niet<br />
ter bespreking neergelegd, alleen om p een inzicht te geven van de prioriteiten van m.<br />
Als je je er als m veiliger bij voelt, kun je p vragen het alleen thuis te doen. Maar het opsturen van de vijf<br />
ingevulde kolommen is voor p enger en bedreigender dan m misschien denkt.<br />
Het is goed als m je eigen onzekerheid hieromtrent ter sprake te brengen. Het is uiteindelijk de vraag<br />
naar: 'Hoe ga je met je eigen onzekerheid om?'<br />
Wat gebruik je?<br />
Het meest gangbaar: liggend A-4 papier in vijf kolommen verdelen; zie voorbeeld.<br />
Dit kan gekopieerd worden.<br />
Een mogelijkheid is ook A3 of behangpapier, en dan samen op de tafel het grote vel bekijken.<br />
7
Basisinstrumenten – 4<br />
Het werken met de vijf-kolommen-oefening<br />
Het doel is: verheldering van p over eigen functioneren.<br />
Hoe lees je het papier<br />
1. Probeer een totaalindruk te geven, globaal en invoelend.<br />
(B.v. Als de kolommen I en IV lang zijn: je werkt hard en met plezier.)<br />
2. Bekijk per werksoort de kolommen horizontaal, verkennend: 'vertel er eens wat over'.<br />
3. Lees per kolom via een bepaalde invalshoek. (Niet op volgorde.)<br />
4. Wat mis ik hierin. Wat ontbreekt aan het geheel? 'Vertel er eens wat over'.<br />
(Geen nieuwe eisen gaan stellen.)<br />
Letten op:<br />
5. de tijd van pastor ) hieruit maak je een voorlopige<br />
6. de prioriteitenstelling ) programmering van de WB.<br />
7. de planning van het werk )<br />
Je kunt de vijf kolommen ook lezen n.a.v. de 4 trefwoorden:<br />
Is het compleet - wat mis ik?<br />
concreet - voorbeelden geven<br />
consistent - geen tegenstrijdigheden ?<br />
acceptabel - is het voor haar / hem zelf acceptabel ?<br />
voelt zij / hij zich gelukkig ?<br />
N.B. - aparte tijd uittrekken voor het wisselen van kolommen<br />
- niet oordelend bespreken<br />
- de neiging bestaat direct met kolom 3 te beginnen, dit is omdat het een praktische kolom is;<br />
hiervoor waken, maar soms is het nodig om verzuipen te voorkomen<br />
zeker niet met kolom 2 beginnen, de zwaarte van het beroep wordt dan meteen te sterk<br />
geaccentueerd<br />
Hoe uiteindelijk samen bespreken?<br />
- Eerst hardop (voor)lezen. Dat geeft je als m tijd; je bent als m geen deskundige.<br />
- Heb je geen totaalindruk, geef die dan ook niet.<br />
- Houd steeds het doel voor ogen: het gaat er om p te laten nadenken over haar / zijn eigen werk.<br />
De plaats van het vijfkolommengesprek: het tweede wb-gesprek, met als mogelijkheid het gesprek aan<br />
het slot terug laten komen met het oog op:<br />
- wat is er verschoven?<br />
- de planning van het jaar<br />
- jaarlijks maken van de vijf kolommen<br />
8
Basisinstrumenten – 4<br />
I II III IV V<br />
9
Basisinstrumenten – 4<br />
I II III IV V<br />
10
Basisinstrumenten – 5<br />
SPIRITUALITEIT (werken met beelden)<br />
In de verplichte werkbegeleiding is het helpend om samen met de beginnende collega te zoeken naar<br />
een samenvattend beeld van zijn of haar pastor zijn, dat oriënterend is bij het stellen van prioriteiten<br />
en het maken van keuzen<br />
In een gesprek over de identiteit van de pastor kan aandacht voor spiritualiteit expliciet worden.<br />
Bij identiteit gaat het om het zelfbeeld van de pastor en daarbij de eigen spiritualiteit.<br />
Identiteit is te zien als een proces. Het is nooit ‘af’ of ‘klaar’.<br />
Werkvorm 1:<br />
‘Wie wil ik zijn?’ – beelden / symbolen<br />
Doel: een beginnende pastor 1) helpen bij het verwoorden van de identiteitsvraag:<br />
“Wie wil ik zijn als pastor?”<br />
Werkwijze:<br />
Inhoud: Bezinning en verdieping met behulp van beelden / symbolen.<br />
1. De mentor vraagt:<br />
• “Welk beeld of symbool komt als eerste bij je boven, wanneer je zegt:<br />
‘Zó wil ik als pastor zijn?’<br />
• “Wat inspireert je, wat is de trekkende waarde?”<br />
2. De beginner bezint zich in stilte op deze vraag en schrijft haar / zijn associaties op.<br />
De mentor laat eigen beelden / associaties boven komen, schrijft deze op en bewaart<br />
deze om aan het einde hierover kort iets te vertellen.<br />
3. De mentor nodigt beginner uit om te vertellen over haar / zijn beeld of symbool en stelt<br />
uitnodigende, open vragen. De beginner kan gebruik maken van de aantekeningen.<br />
Eventueel vraagt mentor aan beginner om andere en / of aanvullende associaties en<br />
betekenissen te noemen.<br />
! Geen gesprek en geen discussie. Het gaat erom de beginner zoveel mogelijk te laten<br />
vertellen. De mentor stelt vragen en luistert, en geeft af en toe een korte samenvatting.<br />
4. Tot slot vertelt de mentor ter wille van de collegialiteit kort over het eigen beeld of symbool<br />
en licht toe wat dit voor hem / haar betekent. Hierover wordt niet doorgepraat.<br />
Opmerking (wellicht ten overvloede):<br />
Beelden en / of symbolen komen van een diep niveau.<br />
Dit gesprek dient dus zorgvuldig te worden afgerond.<br />
Misschien kan de mentor als mentor iets vertellen over wat het luisteren naar de beginner hem / haar<br />
deed.<br />
Wat heeft je geraakt? - Wat gebeurde er met je tijdens het luisteren?<br />
1) pastor = kerkelijk werker / predikant/ geestelijk verzorger m/v<br />
11
Basisinstrumenten – 5<br />
Wanneer blijkt dat de gemeente iets heel anders verwacht van de pastor (een andere rolverwachting<br />
heeft bijvoorbeeld), ontstaat het spanningsveld, waarin de identiteitsvraag sterk naar voren kan<br />
komen. Als in een instelling van de pastor iets totaal anders wordt verwacht dan wat de pastor zelf ziet<br />
als beroepsuitoefening van de geestelijk verzorger in de instelling zal dat tot vervreemding leiden. Als<br />
de kerkelijk werker de eigen opdracht anders ziet dan de taken die de kerkenraad heeft omschreven<br />
zal dat tot een conflict kunnen leiden over de uitvoering van het werk.<br />
In de persoonlijke stijl van werken werkt de pastor intentioneel. Dit houdt in dat zij / hij prioriteiten<br />
stelt en keuzes maakt voor de invulling van de taak in de gemeente/instelling, in overeenstemming<br />
met de eigen visie op gemeente-zijn/werken in de instelling, in een eigen stijl en naar eigen<br />
mogelijkheden. Juist omdat de persoonlijke stijl van werken van de pastor van grotere invloed is, is de<br />
pastor als mens hierin kwetsbaarder geworden. Ook hieruit kunnen spanningen met het<br />
verwachtingspatroon optreden. (Dit verwachtingspatroon van de gemeente/ instelling kan<br />
onuitgesproken zijn en verbonden met ervaringen van vroeger, dan wel concreet terug te vinden zijn<br />
in het jaarplan of beleidsplan van de gemeente. In de instelling ligt het krachtenveld anders, het doel<br />
van een instelling is immers anders gericht dan in een gemeente)<br />
Werkwijze:<br />
Werkvorm 2: werken met beelden<br />
wie wil ik zijn, wie moet ik zijn<br />
Doel: een beginnende pastor helpen bij het verwoorden van de identiteitsvraag:<br />
“Wie wil ik zijn als pastor in deze gemeente/instelling?”<br />
De mentor vraagt aan de pastor:<br />
Inhoud: Bezinning en verdieping met behulp van beelden / symbolen.<br />
“Wie ben ik als (beginnend) pastor?”<br />
Deze vraag heeft te maken met<br />
- Wie ben ik?<br />
- Wat is de identiteit van het ambt/het beroep?<br />
- Wat is de identiteit van de gemeente/ de instelling?<br />
Deze vragen zijn verweven met elkaar.<br />
De eigen ambt- en taakopvatting, ambtstheologie en visie op gemeente-zijn [plaats van geestelijke<br />
verzorging in de instelling] spelen hierin mee.<br />
Persoon (wie ben ik?) en ambtsopvatting lopen door elkaar.<br />
In de confrontatie met het verwachtingspatroon, dat uit de gemeente op de pastor afkomt, kan zich<br />
een spanningsveld voordoen. Het zelfde geldt voor de geestelijk verzorger in de instelling.<br />
Het spanningsveld kan in deze figuur worden weergegeven:<br />
"Wie wil ik zijn?" en "Wie moet ik zijn?”<br />
en<br />
"Wat komt ervan terecht in de werkelijkheid van mijn pastor zijn?”<br />
Een andere werkvorm over dit thema: bijbelse beelden -zie specifieke werkvormen - 7, blz. 31<br />
12
Basisinstrumenten – 6<br />
Agendaplanning<br />
Doel:<br />
- beter omgaan met je agenda.<br />
- inzicht krijgen in wat telkens weer in je werk weggedrukt wordt.<br />
- mogelijk hulpmiddel voor een gesprek met de kerkenraad over je werk<br />
- hulpmiddel voor jaarplanning<br />
Werkwijze:<br />
Neem vier A4-vellen, liggend, en verdeel die elk in 21 vakjes, d.w.z.<br />
Elk A4-vel is een week<br />
7 x 3:<br />
7 dagen, 3 dagdelen;<br />
schrijf de dagen ernaast, van maandag tot en met zondag.<br />
Of op een andere manier: elke ochtend en middag hebben twee vakjes (zie voorbeeld)<br />
Het is het meest leerzaam in een periode dat er catechese of catechese-instructie wordt gegeven.<br />
Voorwerk:<br />
De beginner vult voor vier aankomende weken - zeker ook een week zonder preekvoorbereiding – de<br />
agenda in op de beide A4-tjes. (een start kan gemaakt worden in het laatste kwartier van de<br />
voorafgaande bijeenkomst, of de beginner begint meteen na de bijeenkomst met het invullen van de<br />
planning.<br />
In de desbetreffende weken controleert de beginner wat er van de planning terechtgekomen is door alle<br />
afwijkingen in de praktijk in een andere kleur erbij te zetten.<br />
Deze informatie wordt besproken in de volgende mentoraatbijeenkomst.<br />
Hoe maak je een agendaplanning?<br />
In het gesprek komen aan de orde:<br />
Wat viel in werkelijkheid mee?<br />
Wat tegen?<br />
Wat wordt het eerst weggedrukt?<br />
Waar kom je zo nooit of te weinig aan toe?<br />
Hoe staat het met vrije tijd / gezin / privé-leven?<br />
1. Alles wat vastligt invullen, met uren erbij.<br />
2. Doorstrepen wat vrij is: voor een fulltime functie als predikant: minimaal vijf dagdelen buiten de<br />
zondag. Een kerkelijk werker en een geestelijk verzorger werken in ‘uren’.<br />
3. Activiteiten die in ieder geval gedaan moeten worden, maar die niet in de tijd vastliggen, nu wel in de<br />
agenda met uren vermelden (voorbereiding kerkdienst, catechese, vergaderingen, bureauwerk).<br />
4. Minimum aan pastoraat inplannen (gemiddelde tijd voor pastoraat dat gedaan moet worden zoals<br />
crisispastoraat enz.<br />
5. Stille tijd, tijd voor studie, tijd voor administratie, tijd voor het schrijven van brieven enz. inplannen.<br />
6. Schuiftijd (i.v.m. sterfgeval, tegenvallende voorbereidingstijd enz.) overhouden: minimaal een dagdeel<br />
per week.<br />
Voor meer informatie (tijdsbesparende tips en een voorbeeld van verdeling van taken per week)<br />
zie: specifieke werkvormen – 5, blz 28 - 30<br />
13
AVOND<br />
MIDDAG<br />
OCHTEND<br />
Maandag<br />
Dinsdag<br />
Woensdag<br />
Donderdag<br />
Vrijdag<br />
Zaterdag<br />
Zondag<br />
14
Basisvormen - 7<br />
Omgaan met materiaal in de werkbegeleiding<br />
• De beginnende pastor heeft eigen materiaal (bijvoorbeeld een liturgie, een pastorale casus of een<br />
catecheseverslag) meegebracht. Dat is afgesproken naar aanleiding van vragen bij de beginner<br />
over het eigen functioneren. De bespreking van materiaal is een hulpmiddel om de vragen te<br />
concretiseren en uit te diepen.<br />
Stappen in het gesprek:<br />
1. De mentor en de beginner gaan eerst de aanvankelijke vragen aanscherpen:<br />
- Wat wil de beginner onderzoeken en waarom?<br />
- Waarop moeten de mentor en de beginner letten bij het beluisteren of lezen van het<br />
materiaal?<br />
(Bij het luisteren naar een kerkdienst verdient het aanbeveling eerst zo onbevangen mogelijk te<br />
luisteren. Als het kan door in de dienst zelf aanwezig te zijn. Na de aanscherping van de vragen kan<br />
de opname van een déél van de dienst opnieuw kritisch beluisterd worden, maar nu met de vraag als<br />
zoekvraag in het achterhoofd.)<br />
2. Samen wordt het materiaal beluisterd of gelezen. Zo nodig wordt door de mentor nadere<br />
toelichting gevraagd, altijd in het kader van de aanvankelijke vragen van de beginner.<br />
3. De mentor geeft eerste positieve indrukken. Zo begint de mentor met bevestiging, waarbij de<br />
mentor wel authentiek dient te blijven. Materiaal laten horen of lezen maakt de beginner immers<br />
kwetsbaar. Er kan pas geleerd worden vanuit een positieve bevestiging.<br />
4. Beiden stellen vragen naar aanleiding van het materiaal. Hierdoor wordt de beginner geholpen de<br />
aanvankelijke vragen te nuanceren en / of (voorlopige) antwoorden te vinden.<br />
5. Tenslotte vraagt de mentor of dit gesprek de beginner nu voldoende op weg geholpen heeft.<br />
Materiaalbespreking (preekbespreking, verbatimanalyse enz.) vindt voor predikanten ook bij de<br />
training in Hydepark en bij latere bijscholing bijvoorbeeld de klinische pastorale vorming plaats, maar<br />
bij de vwb wordt uitdrukkelijker uitgegaan van de vragen van de beginnende predikant.<br />
Het behandelen van specifieke thema’s wordt behandeld in het volgende deel:<br />
SPECIFIEKE WERKVORMEN<br />
15
SPECIFIEKE<br />
WERKVORMEN<br />
Deel 2: SPECIFIEKE WERKVORMEN<br />
1. Oefening: Bewust worden van eigen leergewoonten<br />
2. De preek (a), het voorbereidingsproces(b), het bespreken van de preek(c)<br />
3. Pastoraat(a), werken met een pastoraal plan(b)<br />
4. Werkplan(a) en werkverslag(b)<br />
5. Omgaan met tijd(a); tijdsbesparende tips(b), tijdschrijven(c) en plannen<br />
6. De identiteit van de pastor<br />
7. De partner van de pastor<br />
8. Werken in specialistische situaties<br />
9. Voortijdige afronding van het mentoraatstraject<br />
16
Specifieke werkvormen – 1<br />
Oefeningen: bewust worden van eigen leergewoonten<br />
Deze oefening heeft tot doel meer te weten te komen over je eigen leergewoonten als pastor. Deze<br />
oefening is ontwikkeld door de Amerikaanse psycholoog David Kolb.<br />
Oefening 1<br />
De oefening bestaat uit:<br />
a. een individueel gedeelte, het invullen van een lijst en het lezen van de tekst die daarop volgt;<br />
b. een groepsgedeelte: een groepsgesprek over ieders resultaat, en over de betekenis die daaraan<br />
kan worden gehecht. Ook gaan we nader in op Kolbs theorie over leerstijlen (learning style<br />
inventory)<br />
De oefening is niet een vaststelling van hoe groot het vermogen tot leren is; zij geeft een indicatie over<br />
de wijze waarop je gewoon bent te leren, over je leerstijl. Het is dus een diagnostisch, geen<br />
waarderend instrument.<br />
Mensen verschillen nogal in de wijze waarop zij leren. In een leerproces dat men gezamenlijk met<br />
anderen volgt, werkt het bevorderend wanneer de groepsleden enig inzicht hebben hoe hun stijlen<br />
overeenkomen en verschillen. Men kan daarmee dan rekening houden en waar nodig ondersteuning<br />
bieden.<br />
Het individuele gedeelte gaat als volgt in zijn werk.<br />
Hieronder staan negen groepjes van vier uitspraken.<br />
Gevraagd wordt om deze uitspraken per groep te rangschikken van “4” tot “1”. Ga na welke uitspraak<br />
voor jou het meest kenmerkend (4) en welke het minst kenmerkend is(1). Sommige uitspraken zul je<br />
wellicht moeilijk een verschillend rangordecijfer kunnen toekennen. Toch word je gevraagd ze elk een<br />
verschillende score te geven. Geef je oordeel en vul de waardering in de vakjes.<br />
Voorbeeld van vraag X<br />
a. b. c. d.<br />
X 4 2 1 3<br />
A. a. Je zoekt naar verschillen en onderscheidingen<br />
b. Je wilt in eerste instantie de dingen eens uitzoeken<br />
c. Je voelt jezelf erbij betrokken<br />
d. Je bent gericht op het nut voor praktische toepassing<br />
A.<br />
a. b. c. d.<br />
B. a. Je laat de dingen op je af komen, ongeacht wat het is<br />
b. Je bent vooral gericht op wat relevant is<br />
c. Je analyseert de situatie<br />
d. Je kent geen waarde-oordelen toe, kiest niet voor bepaalde standpunten<br />
B.<br />
a. b. c. d.<br />
C. a. Je let vooral op wat je zelf ervaart en voelt<br />
b. Je kijkt vooral, je let op wat je gewaar wordt<br />
c. Je denkt er vooral over na<br />
d. Je bent vooral bezig, je wilt er iets mee doen<br />
C.<br />
a. b. c. d.<br />
17
D. a. Je neemt de dingen zoals ze zijn<br />
b. Je neemt risico’s met wat je doet of zegt<br />
c. Je kent waardeoordelen toe<br />
d. Je probeert je steeds sterk bewust te zijn van wat er gebeurt<br />
D.<br />
a. b. c. d.<br />
E. a. Je gaat vooral intuïtief te werk<br />
b. Je bent vooral gericht op resultaten<br />
c. Je probeert in eerste instantie logisch te denken<br />
d. Je stelt jezelf vooral vragen<br />
E.<br />
a. b. c. d.<br />
F. a. Je vindt abstractie en begripsvorming belangrijk<br />
b. Je kijkt en luistert vooral<br />
c. Je hebt voorkeur voor het concrete<br />
d. Je bent vooral actief en praktisch bezig<br />
F.<br />
a. b. c. d.<br />
G. a. Je bent met name op het heden, het hier en nu gericht<br />
b. Je laat eerst alles nog eens door je hoofd gaan en denkt erover na<br />
c. Je bent vooral gericht op wat er nag gaat (zal) gebeuren<br />
d. Je bent vooral pragmatisch ingesteld<br />
G.<br />
a. b. c. d.<br />
H. a. Je bent vooral gericht op het opdoen van ervaringen<br />
b. Je bent vooral luisterend en kijkend gegevens aan het verzamelen<br />
c. Je brengt vooral verschijnselen onder in een samenhangend begrippenkader<br />
d. Je bent vooral ideeën en vermoedens aan het toetsen en experimenteert met je gedrag en<br />
situaties<br />
H.<br />
a. b. c. d.<br />
I. a. Wat er gebeurt beleef je vooral gevoelsmatig en intens<br />
b. Je houdt bij voorkeur enige afstand t.a.v. wat er gebeurt<br />
c. Je benadert wat er gebeurt vooral verstandelijk<br />
d. Je bent actief medeverantwoordelijk voor wat er gebeurt<br />
I.<br />
a. b. c. d.<br />
18
Tabel:<br />
Score<br />
Wanneer je bij alle 9 groepen je rangschikking hebt ingevuld<br />
neem je de scores over in onderstaande tabel.<br />
Daar waar een kruisje staat vul je niets in.<br />
Vervolgens tel je de scores per kolom op.<br />
a. b. c. d.<br />
A. X X<br />
B. X X<br />
C.<br />
D. X X<br />
E. X X<br />
F. X X<br />
G. X<br />
H.<br />
I. X<br />
totaal a. b. c. d.<br />
Kolom a betreft de concrete ervaring<br />
en bestaat uit de letters B,C,D,E,G,H<br />
De score wordt bepaald door<br />
per kolom<br />
van boven naar beneden<br />
alle bij de letters gegeven cijfers op te tellen.<br />
Door de gegeven cijfers bij de woorden corresponderend met die nummers bij elkaar op te tellen,<br />
krijg je de score voor concrete ervaring<br />
Kolom b betreft de overdenkende observatie<br />
en bestaat uit de nummers<br />
A,C,F,G,H,I. De scorebepaling gaat als bij A.<br />
Kolom c betreft de abstracte begripsvorming en bestaat uit de letters B,C,D,E,H,I.<br />
Kolom d betreft actief experimenteren en bestaat uit de nummers A,C,F,G,H,I.<br />
Teken de vier scores in op de cirkel. Verbind de 4 cijfers met rechte lijnen.<br />
19
Teken de vier scores in op de cirkel. Verbind de 4 cijfers met rechte lijnen.<br />
a = concrete ervaring<br />
b = overdenkende observatie<br />
c = abstracte conceptualisering<br />
d = actief experimenteren<br />
De cirkels stellen percentages voor die zijn verkregen uit onderzoek van een groot aantal<br />
praktijkfunctionarissen en afgestudeerden van universiteiten.<br />
zie verdere toelichting: achtergrondinformatie – 4: leertheorieën van Kolb<br />
20
Specifieke werkvormen – 2<br />
a<br />
BESPREKING VAN EEN PREEK<br />
Het is van belang bij het bespreken van een preek te werken aan een door de beginner gestelde<br />
leervraag. De beginner zal willen weten ‘wat je van de preek vindt’, laat je er niet door verleiden, want<br />
een beginner leert er niet veel van of jij de preek ‘goed’ of ‘slecht’ vond, het gaat erom waar de<br />
beginner zelf van wil leren als de preek besproken wordt.<br />
Probeer telkens weer terug te koppelen naar waar de beginner aan wil leren.<br />
Hoe kom je tot een goede leervraag?<br />
Waar wil de beginner aan werken?<br />
De leervraag kan liggen op deze gebieden:<br />
Het voorbereidingsproces:<br />
- ik kom niet tot een tekstkeuze<br />
- exegese kost me moeite<br />
- ik zit voor een wit papier en niets komt erop<br />
- ik weet niet wat ik de mensen heb te vertellen<br />
Het schrijven:<br />
- Ik wil graag overleggen over de opbouw van de preek<br />
- Ik weet geen begin te maken, dicht bij de mensen<br />
- Kan ik zoiets wel zeggen, is het te shockerend?<br />
- Ik wil te veel in de preek kwijt, hoe kan ik het inkorten?<br />
De preek zelf:<br />
- Hoe kom ik over, als ik spreek over dingen uit mijn pastorale praktijk?<br />
- Waarin zit het dat het saai is, boeiend is?<br />
- Ik wil graag kijken naar mijn taalgebruik, is dat te moeilijk, te makkelijk?<br />
De reacties van de gemeenteleden<br />
- mensen zeggen dat mijn preken depressief maken<br />
- mensen zeggen dat mijn preken te moeilijk zijn, waar zit dat in?<br />
- Mensen zeggen dat mijn preken te lang zijn, maar ik vind zelf van niet, waar zit het hem in?<br />
En zo zijn nog heel wat leervragen te bedenken.<br />
Het gaat er dus om waar de beginner van wil leren, niet wat de mentor belangrijk vindt te melden.<br />
NB.<br />
Bespreek vooraf met de beginner wat centraal staat in de bespreking.<br />
Let erop dat je niet zegt of een preek ‘goed’ of ‘niet goed’ is, maar blijf dicht bij de leervraag van de<br />
ander.<br />
Als je een totaalindruk wilt geven, noem dan in ieder geval iets dat je positief heeft geraakt.<br />
21
Specifieke werkvormen – 2<br />
b<br />
Activiteitenschema preekvoorbereiding<br />
(J. Firet, Het homiletisch proces, Rondom het Woord 1970/4 p. 52)<br />
1. Tekstkeuze (doorgaans Kind en Zondag)<br />
2. Meditatie n.a.v. de tekst in de Nederlandse vertaling.<br />
Vragen als: Wat hoor ik hierin? Heb ik vragen, herkenningen, aarzelingen? Wat maakt dit bij mij<br />
los? Voel ik me aangesproken, uitgedaagd, opgeroepen tot consequenties e.d.<br />
3. Exegese<br />
Niet zomaar, maar n.a.v. de (genoteerde) vragen die ik vanuit 2. aan de exegese wilde stellen.<br />
a) Wat staat er? Welke taal, woorden, zijn gebruikt? Hoe is de opbouw, de compilatie, hoe is de<br />
perikoop geconstrueerd, wat is het verband, enz.<br />
b) Wat is de betekenis? Wat wilde de schrijver binnen de context van zijn boek aan zijn eerste hoorders<br />
/ lezers zeggen? En wat is dan van daar uit de blijvende zakelijke zin van de tekst?<br />
c) Het resultaat van a) en b) proberen samen te vatten in enkele zinnen.<br />
4. De tussenfase: het bepalen van de homiletische situatie richtvragen als:<br />
- Wat is het pragmatische karakter van de tekst? Is hij vertroostend, vermanend, appellerende, bemoedigend,<br />
onderrichtend?<br />
- Wat wordt ons hier vertroostend, vermanend e.d. te verstaan gegeven. Wat kunnen de hoorders<br />
in hun situatie met die vertroosting aan, hoe kan die vermaning hen treffen?<br />
- Welke consequenties heeft dit voor hun (ons) gedrag. Welk oriëntatiepunt voor hun (ons)<br />
handelen wordt hier gewezen?<br />
- In welke rol worden we hier vooral aangesproken: als individuen, als leden van de gemeente, als<br />
men onder de mensen, als wereldburger?<br />
- Welke weerstanden zijn er bij de hoorders op dit punt?<br />
- Hoe belangrijk is deze zaak voor hen, in welk opzicht?<br />
- Welke tekorten heb ik t.a.v. deze materie bij hen gemerkt?<br />
- Welke stereotiepe misvattingen bestaan er t.a.v. deze zaak?<br />
Enz.<br />
5. Het formuleren van de doelstelling. Wat wil ik als 'zender' bij mijn hoorders overbrengen?<br />
N.B. Bij het bepalen van de homiletische situatie en voorafgaande aan het formuleren van de<br />
doelstelling, kan gebruik gemaakt worden van verschillend 'leesvoer' uit de eigen boekenkast.<br />
6. In hoofdlijnen het ontwerpen van een preekschets.<br />
Dus: het ontwerpen van het 'bericht'. Daarbij te bedenken:<br />
a) Niet alles van de tekstanalyse is relevant voor de hoorders.<br />
b) Theologische vondsten alleen als hoorders er voor eigen geloofsbezinning iets mee kunnen.<br />
c) Bevattingsvermogen hoorders niet onderschatten.<br />
6. Het schrijven van de preek. Het kiezen van de taal, vorm e.d.; geen taal van de theologie, geen taal<br />
van de straat.<br />
22
Zeven stellingen:<br />
Specifieke werkvormen – 2<br />
c<br />
Het schrijven van een preek<br />
1. Houd geen inleiding maar begin meteen met de tekst<br />
2. Wees authentiek, laat merken waar de tekst je zelf raakt<br />
3. Zorg dat de preek en de rest van de dienst één geheel is<br />
4. Wees je bewust dat je ervóór staat, maar er ook tussen zit.<br />
5. Organist, en kindernevendienst en koster, wij maken de dienst samen<br />
6. Begin de dienst op tijd, als je last hebt van lange diensten, bv. een lange voorbereiding, let op<br />
de onderdelen van voorbereiding, kunnen die korter?<br />
7. Het is beter in de preek een paar goede vragen te stellen dan allerlei antwoorden te geven.<br />
23
Specifieke werkvormen – 3<br />
a<br />
Het pastoraal beleid<br />
Aandachtspunten voor de mentor als hij / zij met de beginner praat over pastoraal beleid<br />
ALGEMEEN<br />
a) Wat is voor jou pastoraat? ‘Wat heb ik in deze pastorale situatie als pastor te bieden?’<br />
- Leren denken in termen van een mogelijk pastoraal perspectief: voortgangspastoraat,<br />
afronden contacten<br />
- Het leren verwoorden van eigen grenzen en mogelijkheden: tijd; voorkeuren; specialismen;<br />
deskundigheid; blokkades enz<br />
SPECIFIEK<br />
b) Wat is de betekenis van pastoraat in de gemeente/instelling waar je nu werkt? Wat verwacht men<br />
van je?<br />
Samen in kaart brengen van de gemaakte afspraken.<br />
Voor de gemeentepredikant:<br />
- wat is afgesproken in beroepingstijd, met de kerkenraad, in kennismakingsfase met individuele<br />
gemeenteleden en met groepen;<br />
Voor de kerkelijk werker:<br />
- welke afspraken zijn gemaakt bij het vaststellen van taken, hoe is de organisatie van de<br />
gemeente en passen de taken daarin, hoe is het contact met de andere bezoekers/kerkenraad<br />
geregeld?<br />
Voor de geestelijk verzorger:<br />
- op welke wijze worden de gegevens over de patiënten / bewoners verkregen, wat verwacht<br />
men van de gv’er in multidisciplinair overleg, contacten met afdelingen, welke afspraken zijn er<br />
ten aanzien van uitvaartdiensten?<br />
c) Wat zijn je ervaringen tot nu toe?<br />
Voor de gemeente:<br />
- in kaart brengen van specifieke gegevens van deze gemeente/instelling en jouw eigen rol<br />
hierin.<br />
- het specifieke van deze werkplek met het oog op pastoraat (veel ouderen; specifieke<br />
problemen; geschiedenis van deze gemeente).<br />
- hoe zijn de afspraken met anderen die ook bezoekwerk doen zoals ouderlingen<br />
Voor de instelling:<br />
- in kaart brengen van de specifieke eigenschappen, karakteristieken van de te bezoeken<br />
afdelingen en haar 'bewoners' (welk ziektebeeld, wat vraagt veel aandacht, etc).<br />
- kontakten leggen met hulpverleners als maatschappelijk werk, psychologen,<br />
bezigheidstherapie, etc).<br />
- hoe is de band met de plaatselijke kerken?<br />
d) Hoe wil je pastoraat vormgeven? Waar let je op? Wat zou anders kunnen?<br />
Voor de gemeente:<br />
- Suggesties: Het ordenen van mogelijke aanleidingen voor pastoraat (crisis; sterfdatum;<br />
nieuwkomers; geboorte / huwelijk;) langlopende zaken zoals handicap, rouw, zorgvuldig<br />
plannen met de betrokkene; minder bekende aanleidingen voor pastoraat in kaart brengen,<br />
zoals arbeidsongeschiktheid, randkerkelijkheid, geloofsvragen.<br />
- Organisatie: ga je zomaar bij iemand langs of maak je afspraken? Wat zijn de voor en nadelen<br />
daarvan<br />
- Planning: Helderheid geven aan de kerkenraad over de verwachtingen van pastoraat en<br />
plannen in de toekomst.<br />
Voor de instelling;<br />
- Suggesties: Is iets te organiseren met familie, activiteitenbegeleiders en vrijwilligers in de<br />
instelling?<br />
- Planning: Is studie nodig voor bepaalde ziektebeelden zoals afasie, dementie, gedeeltelijke<br />
verlamming etc. mogelijkheden van deskundigheidsbevordering via trainingen, suggesties voor<br />
groepspastoraat.<br />
Voor beiden: - Hoe worden prioriteiten gesteld, en waarom zo.<br />
24
Specifieke werkvormen – 3<br />
b<br />
Een pastoraal systeem<br />
Suggesties om tot een geordend systeem van werken te komen<br />
a) Afspraken noteren zodat je weet wie je wanneer bezocht hebt<br />
b) Lijst maken voor afspraken op langere termijn<br />
c) Vaste tijden in de week voor bezoekwerk plannen<br />
d) Systeem van bezoeken maken:<br />
met bepaalde mensen maak je een vaste afspraak (contract):<br />
“ik kom 5 a 6 keer” of “over een maand kom ik weer” (en je daar natuurlijk aan houden,<br />
lukt dat niet: even bellen)<br />
Dit geldt voor chronisch zieke mensen, rouwpastoraat, mensen die om andere redenen<br />
regelmatig aandacht van de pastor behoeven.<br />
e) Sterfdata noteren en erover nadenken of je er in de toekomst iets mee gaat doen. (bv.<br />
kaartje sturen of bezoekje brengen bij partner)<br />
In de gemeente:<br />
f) Instrueer de kerkenraad telkens weer dat zij vragen over bezoekwerk zo specifiek en<br />
concreet mogelijk stellen<br />
g) Eigen spreekuur (-uren) voor de leden van de kerkenraad die gegevens over<br />
gemeenteleden willen doorgeven<br />
h) Vaste opbeltijd voor gemeenteleden (of vaste tijden thuis bereikbaar)<br />
i) Bij een crisistelefoontje met dringende vraag kun je afvragen hoe urgent het is. Soms<br />
kan het al heel veel lucht geven dat de ander weet dat er een afspraak staat. Je kunt<br />
vaak vragen: ‘kunt u het uithouden tot dan en dan”? (b.v. tot over twee dagen)? Dit<br />
geldt uiteraard niet bij naderend sterven of overlijden. Maar ook dan helpt een<br />
afspraak, dat is vaak beter dan er meteen heen rennen.<br />
In de instelling<br />
j) Maak vaste afspraken met de afdelingen wanneer je langs komt, wees ook eens<br />
aanwezig bij het koffiedrinken.<br />
k) Zoek contact met de gemeentepredikant als je weet dat h/zij langskomt bij de<br />
bewoner/zieke, vooral als uitvaart misschien een rol gaat spelen.<br />
l) Neem notitieboekje mee, zodat je onderweg wat kunt noteren over het gehouden<br />
gesprek<br />
m) Overleg met personeel of het wenselijk is dat je iets in het zorgdossier zult zetten,<br />
bijvoorbeeld afspraken die je met de familie van de bewoner/patiënt hebt gemaakt.<br />
25
Specifieke werkvormen – 4<br />
a<br />
Werkplan<br />
voorstellen voor prioriteiten, tijdsbesteding en jaarthema<br />
Aan een werkverslag gaat een werkplan vooraf. De beginner kan met de mentor<br />
brainstormen over het komende seizoen en daarvan een werkplan maken. Gebruik de<br />
onderwerpen die bij het werkverslag staan vermeld en let op de volgende aspecten:<br />
1) algemene inleiding;<br />
ideeën met betrekking tot een jaarthema<br />
2) tijdsbesteding:<br />
andere prioriteiten?<br />
(wat meer en wat minder?)<br />
3) per werksoort kort uitwerken<br />
4) per bijzondere gebeurtenis kort uitwerken<br />
4) conclusies<br />
(bijvoorbeeld: gewenste of geplande cursus,<br />
conferentie; studieverlof, gewenste werkgroep enz.)<br />
26
Specifieke werkvormen – 4<br />
b<br />
Werkverslag<br />
van een predikant aan de kerkenraad /<br />
kerkelijk werker aan de werkgever<br />
Doe het kernachtig en dus kort (maximaal 2 A4’tjes)!<br />
Maak 4 (of 5) hoofdstukjes n.a.v. de kerntaken van je werk:<br />
- Eredienst<br />
- Pastoraat<br />
- Vorming en toerusting<br />
- Organisatie en beleid<br />
- Overige zaken<br />
Bij elk onderdeel/hoofdstuk komen een drietal zaken aan de orde:<br />
a. ‘Fata’: dus feitelijkheden, zoals b.v. bij eredienst aantal gewone diensten, bijzondere<br />
diensten,<br />
trouwdiensten, rouwdiensten etc; b.v. bij pastoraat wat je doet etc. etc.<br />
b. Je gevoel, beleving, ervaring bij het onderdeel<br />
c. Vragen en/of wensen bij het onderdeel<br />
NB. Als je alternatieven aanreikt zorg dan altijd dat de kerkenraad (of moderamen) uit<br />
meerdere alternatieven kan kiezen en zorg ervoor dat je geen mogelijke keuzes aanreikt<br />
waar je zelf niet mee kan leven!<br />
Bij de overige zaken kunnen b.v. de volgende dingen aan de orde komen:<br />
- Studie en bezinning (spiritualiteit)<br />
- Specialistische taakonderdelen (b.v. diaconaal of missionair werk)<br />
- Vrije tijd<br />
- Wonen, werken en leven in de pastorie (gezin)<br />
- Specifieke eigen wensen (b.v. over tijdsbesteding)<br />
Etc. etc.<br />
PS.<br />
1. Globaal gaan wij – werkbegeleiding predikanten – er van uit dat aan de 4 kerntaken een<br />
evenredig deel van de tijd wordt besteedt, dus elk een kwart; tenzij er andere afspraken zijn<br />
gemaakt, b.v. in verband met een (gedeeltelijke) specialistische invulling van het<br />
predikantschap.<br />
2. Geef een globale indicatie van de tijdsbesteding in uren, maar laat je er nooit op<br />
‘vastpinnen’.<br />
Rond de 45 uur per week is voor een fulltime predikant vrij normaal en acceptabel; boven de<br />
50 uur moet er wel een lichtje gaan branden….<br />
27
Specifieke werkvormen – 5<br />
a<br />
Tijdbesparende tips<br />
1. Stel een doel. Noteer specifieke, meetbare zaken die u volgende week, volgende maand,<br />
volgend jaar of over vijf jaar bereikt wilt hebben. Betrek in uw overwegingen uw werk, uw<br />
relaties met anderen, uw ontspanning en uw welzijn. Zet doelen om in plannen en plannen in<br />
concrete zaken.<br />
2. Stel een lijst op van zaken die u moet doen. Maak voor ieder doel een lijst van activiteiten die<br />
gedaan moeten worden. Vergeet alle ideeën die niet in die lijst passen.<br />
3. Houd het grote geheel in het oog. Stel prioriteiten, zodat u uw energie steekt in activiteiten<br />
die het meeste opleveren of de beste mogelijkheden bieden.<br />
4. Bundel taken, die iets met elkaar gemeen hebben. Werk soortgelijke taken in één tijdblok af:<br />
bijv. eerst een stapel brieven, daarna een lijstje boodschappen enz.<br />
5. Werk systematisch. Zorg dat u hulpmiddelen, systemen, schema's en gegevens bij de hand<br />
hebt voor taken die steeds terugkeren.<br />
6. Wees ordelijk. Zorg dat alles een vaste plaats heeft.<br />
7. Werk in tijdblokken. Plan ongestoorde tijdblokken in, van 2 tot 4 uur om aan projecten te<br />
werken die uw volle aandacht vergen. Maak uw collega's duidelijk dat u buiten die blokken<br />
volledig beschikbaar bent.<br />
8. Pas uw omgeving aan. Zorg dat u zich kunt concentreren achter uw bureau (ga bijvoorbeeld<br />
met uw rug naar het raam zitten, neem selectief telefoontjes aan).<br />
9. Bespaar vergadertijd. Gebruik beproefde tijdsbesparingtechnieken (vergader bijv. in de<br />
kamer van iemand anders, organiseer staande vergaderingen, houd u aan de agenda).<br />
10. Delegeer. Denk niet te snel dat u een activiteit niet kunt delegeren. Geef duidelijke<br />
aanwijzingen en beschrijf precies welke resultaten u verlangt.<br />
11. Raak niet in paniek. Handel af wat u de meeste zorgen baart. Stel uzelf de vraag: “Is deze<br />
dringende kwestie over tien jaar nog van enig belang?”<br />
12. Neem uzelf de één-minuutproef af. Neem regelmatig een minuut de tijd om uzelf af te<br />
vragen: “Is dit de beste manier om mijn doel te bereiken, anderen te helpen en mijn eigen<br />
welzijn te bevorderen?”<br />
28
Specifieke werkvormen – 5<br />
b<br />
De weekagenda<br />
Een richtlijn gebaseerd op de indeling van dagdelen<br />
Gemiddelde arbeidsduur van predikanten (uit Bericht nr. 20 – het oude schema)<br />
1. Niet alleen voor de predikant in deeltijd, maar ook voor haar of hem met een volledige werktijd is<br />
het van belang vast te stellen wat een reële arbeidstijd is. Dit hoofdstuk wil daarbij een<br />
handreiking zijn ten behoeve van kerkenraden en predikanten om in onderling overleg te komen<br />
tot een verantwoorde arbeidstijd. Uiteraard kan in deze handreiking niet worden voorzien in allerlei<br />
specifieke situaties en omstandigheden.<br />
2. Van mensen, met een opleiding op academisch niveau en een daarmee corresponderend<br />
inkomen, wordt algemeen maatschappelijk verwacht dat hun arbeidstijd meer bedraagt dan de<br />
veelal in CAO’s overeengekomen duur van 38 of 40 uur per week. Een overschrijding met ca. 10<br />
% mag als reëel worden gezien. Van een gemeentepredikant als vrijgestelde in een<br />
vrijwilligersorganisatie mag een dergelijke inzet ook worden verwacht. Een gemiddelde<br />
arbeidsduur van 42 uur per week, waarbij rekening wordt gehouden met over- en<br />
onderschrijdingen in bepaalde perioden van het kerkelijk jaar wordt dan ook gezien als de duur<br />
waaraan de gemeente haar predikant met een volle werkweek mag houden.<br />
3. Het veelal zeer diverse takenpakket van een gemeentepredikant maakt het wel mogelijk te komen<br />
tot enige bundeling. Het gaat dan in die arbeid om de volgende hoofdzaken.<br />
a) Eredienst<br />
b) Vorming en toerusting<br />
c) Pastoraat<br />
d) Organisatie<br />
Daarnaast zal de predikant tijd beschikbaar moeten hebben voor studie en bezinning. Van deze<br />
hoofdzaken kan in hun onderlinge verhouding worden aangegeven hoeveel tijd ze vragen in dagdelen.<br />
De uitwerking daarvan vindt u in onderstaand schema. Daarbij passen nog enkele opmerkingen<br />
vooraf. De genoemde dagdelen en taken betreffen zowel de uitvoering als ook de voorbereiding en<br />
nazorg. Men kan van mening verschillen onder welke hoofdrubriek een bepaalde taak moet worden<br />
opgenomen. In het schema staan de “grensgevallen” in de buurt van een stippellijn. Die taken kunnen<br />
dus eenvoudig bij de voorgaande of volgende rubriek worden ondergebracht. Ook kan het zijn dat<br />
men specifieke taken wenst te doen uitvoeren. Deze eigen aanpassingen hebben echter geen invloed<br />
op de totale werkbelasting. Wel kunnen zij het aantal dagdelen beschikbaar voor andere hoofdzaken<br />
beïnvloeden.<br />
Zie verder in ´specifieke theorieën´ andere publicaties over omgaan met werktijd.<br />
29
Specifieke werkvormen – 5<br />
Dagdelen Hoofdtaken Omschrijving<br />
Per week<br />
4 Erediensten Kerkdiensten op zon- en feestdagen en rouw- en<br />
trouwdiensten (vrije zondagen zijn verrekend)<br />
c<br />
3 Vorming en Begeleiding kinder(neven)- en jeugddiensten<br />
toerusting werkgroep liturgie enz.<br />
-----------------------------------------------------------------<br />
catechisatie en/of begeleiding catecheseteams,<br />
begeleiding werkgroepen,<br />
________________________________________<br />
Kerkbladartikelen met toerustend karakter, cursus-<br />
en kringenwerk<br />
------------------------------------------------------------------<br />
Begeleiding vrijwilligers in pastoraat, groepspastoraat<br />
3 Pastoraat Kortlopende contacten met individuele personen of<br />
gezinnen<br />
1 ½ Organisatie en beleid kerkenraad, commissies, administratie, bureauwerk<br />
½ Studie en bezinning Literatuur,<br />
Conferenties,<br />
Etc.<br />
12 Totaal<br />
4. Bij wijze van voorbeeld is het voorgaande vastgelegd in een weekagenda.<br />
Er zijn 14 dagdelen ingepland. Sommige dagdelen zijn minder dan 3 uren<br />
Ochtend Middag Avond<br />
Zondag Erediensten (is één<br />
dagdeel)<br />
Maandag Studie en bezinning organisatie en beleid organisatie en beleid<br />
½ ½<br />
Dinsdag Pastoraat vorming en toerusting vorming en toerusting<br />
Woensdag Eredienst Pastoraat Vrij<br />
Donderdag schuiftijd Pastoraat vorming en toerusting<br />
Vrijdag Eredienst Eredienst Vrij<br />
Zaterdag Vrij Vrij Vrij<br />
Totaal 12 dagdelen van ca. 3 1/2 uur = 42 uur per week.<br />
Uitgangspunt van het schema is: neem minstens vijf dagdelen vrij van maandag t/m zaterdag.<br />
30
Specifieke werkvormen – 6<br />
De identiteit van de pastor<br />
"Wie wil ik zijn als beginnend pastor?<br />
Doel: een beginner helpen bij het verwoorden van ‘wie wil ik zijn als pastor?”<br />
Inhoud: Bezinning en verdieping met behulp van een bijbelse figuur of meditatieve tekst<br />
Werkwijze:<br />
Deze werkvorm is geschikt om al wandelend met elkaar in gesprek te zijn.<br />
1. De mentor geeft de beginner een paar minuten bezinningstijd en vraagt aan de beginner:<br />
“Bezin je op je eigen rol als predikant, kerkelijk werker, geestelijk verzorger,<br />
is er een bijbeltekst, een bijbels figuur, een lied of een andere meditatieve tekst die bij je<br />
boven komt en die iets vertelt over hoe jij je eigen rol ziet?”<br />
2. De mentor nodigt de beginner uit om te vertellen, en stelt uitnodigende, open vragen. De tekst<br />
kan gelezen worden, en de beginner legt uit hoe deze tekst verbonden is met de pastor die de<br />
beginner graag wil zijn .<br />
Het is de bedoeling dat de beginner vertelt over eigen drijfveren, de bijbeltekst of meditatieve tekst<br />
dient als hulpmiddel voor de beginner na te denken over de rol die zij of hij graag wil hebben.<br />
In het gesprek kan aan de orde komen<br />
a) of de huidige werksituatie voldoende uitdaging in zich heeft<br />
b) of er in de toekomst initiatieven zijn te ontplooien waarin deze duidelijker gestalte krijgt<br />
c) of er remmende factoren zijn, en hoe daar dan mee om te gaan?<br />
d) is deze tekst geschikt om te gebruiken op een speciale manier in het werk?<br />
3. Beelden die opkomen bij de teksten komen van een diep niveau. Dit gesprek dient dus<br />
zorgvuldig te worden afgerond. Misschien kan de mentor iets vertellen over wat het luisteren<br />
naar de pastor hem / haar deed. Wat heeft je geraakt? - Wat gebeurde er met je tijdens het<br />
luisteren.<br />
4. Tot slot vertelt de mentor ter wille van de collegialiteit kort over het eigen beeld of symbool en<br />
licht toe wat dit voor hem / haar betekent. Hierover wordt niet doorgepraat.<br />
Dit wordt niet eerder gedaan om te voorkomen dat de predikant(e) zich afmeet aan de mentor.<br />
! Geen discussie. Het gaat erom de predikant(e) zoveel mogelijk te laten vertellen. De mentor stelt<br />
vragen en luistert, en geeft af en toe een korte samenvatting.<br />
31
Specifieke werkvormen – 7<br />
De eventuele partner van de predikant<br />
Onderstaande is vooral van belang voor gemeentepredikanten en kerkelijk werkers die ‘alle taken’ van<br />
de gemeentepredikant hebben. Een instellingspastor, een kerkelijk werker die niet in de gemeente<br />
woont, of iemand met een kleine deeltijd taak heeft in de regel een betere scheiding tussen ‘thuis’ en het<br />
werk.<br />
Voor de predikant (en de eventuele partner) kan de kerk iets hebben van een 'totaalinstituut'.<br />
De socioloog Erving Goffman heeft bepaalde instellingen 'total institutions' genoemd, omdat mensen die<br />
daarin leven voor vrijwel al hun contacten afhankelijk zijn binnen die instelling (psychiatrische<br />
ziekenhuizen, gevangenissen, verpleegtehuizen, revalidatiecentra). Een predikant loopt het risico zich<br />
ook in zijn sociale leven helemaal te richten op de kerkelijke gemeente. Dat maakt contacten daarbuiten<br />
extra belangrijk.<br />
In het werk van de predikant of kerkelijk werker heeft het privéleven invloed op het functioneren in de<br />
gemeente. De pastor moet een balans zien te vinden in werktijd en vrije tijd, meestal zijn de werk- en de<br />
privéruimte in huis; verder is het nodig dat er ruimte is voor ontspanning en voor contacten buiten de<br />
werksituatie, deze moeten vaak buiten de kerkelijke gemeente gezocht worden. Ook is het van belang<br />
dat de pastor in bepaalde situaties eigen emoties rond enerverende gebeurtenissen kan delen met<br />
iemand in vertrouwelijke sfeer.<br />
In de verkenning van de mentor met de beginnende pastor kan dit uitdrukkelijk benoemd worden.<br />
Onderwerpen die verkend kunnen worden:<br />
A) De pastor woont alleen<br />
- Het begrenzen van de werktijd vraagt extra zorg, de huishoudelijke taken en het bereiden van de<br />
maaltijden vragen aandacht. Hoe gaat de beginner ermee om?<br />
- Het predikantschap heeft eenzaam-makende kanten:<br />
Het kunnen uitpraten van intensieve gebeurtenissen vraagt om een gesprekspartner. Is er iemand of<br />
iemand te vinden buiten de eigen kerkelijk gemeente?<br />
B) De pastor en de partner van de pastor samen in de pastorie<br />
- Is er overleg met de partner over de agenda en zo ja, hoe?<br />
- Hoe staat de partner tegenover de kerk en het predikantschap? Kan de pastor zorgen delen met de<br />
partner? Of is het beter deze juist buiten de gezinssituatie te zoeken?<br />
C) De partner zelf<br />
Ook de partner kan gebruik maken van de werkbegeleiding. Als de partner dat wenst zijn mogelijke<br />
richtvragen:<br />
1. Wat ervaar je als positief aan het leven van / met een predikant?<br />
2. Wat ervaar je als belastend (kan negatief zijn, maar hoeft niet altijd) aan het leven van / met een<br />
predikant?<br />
3. Hoe werk je aan een goede relatie binnen de pastorie?<br />
Belangrijke informatie in dit verband:<br />
Er bestaat een Predikantsvrouwenadviescommissie van de Bond van Predikanten.<br />
Er worden regelmatig conferenties voor predikantsvrouwen georganiseerd.<br />
Voor adressen zie Predikant en Samenleving.<br />
Er is ook een werkgroep gescheiden predikantsvrouwen genaamd: Vasthi. Bij Vasthi is ook juridisch<br />
advies te verkrijgen.<br />
Er is een artikel over dit onderwerp te vinden in ‘Specifieke theorieën’<br />
32
Specifieke werkvormen – 8<br />
Checklist pastores in een specialistische functie<br />
A. Aandachtspunten voor begeleiding in zorginstellingen<br />
Algemeen<br />
Bij de werkbegeleiding van een beginnende pastor in een instelling voor gezondheidszorg zijn drie uitgangssituaties<br />
denkbaar:<br />
1. In het geval van een introductieweek (of iets dat daarmee vergelijkbaar is), gevolgd door supervisie /<br />
intervisie.<br />
2. In het geval van een introductieweek (enz.), zonder daaropvolgende supervisie / intervisie.<br />
3. In het geval van een 'blanco' start.<br />
situatie 1: vooral aandacht voor de band met de kerken.<br />
te denken valt aan 4 of meer gesprekken (de vijf-kolommen-oefening; eventueel agendaplanning; de<br />
identiteitsvraag; concretisering van de band met de kerken; zie ook andere zaken beneden).<br />
situatie 2: een aanvulling op 1.<br />
te denken valt aan 6-7 of meer gesprekken (extra: zeker agendaplanning; materiaalbespreking; zie ook<br />
andere zaken beneden).<br />
situatie 3: extra de zaken die al eerder genoemd zijn; zie verder beneden; te denken valt aan 12 - 15<br />
gesprekken.<br />
1. Aandacht voor het eigene van dit werkveld.<br />
De beroepsidentiteit: je werkt in de regel als een randfiguur in de marge van de organisatie<br />
Wat doet jou dat?<br />
Je positie is tweeledig:<br />
a. functioneel: werken in een organisatie als medewerker.<br />
b. ambtelijk: verantwoording als Dienaar van het Woord.<br />
Beleef je jezelf primair als ds. of als g.v.?<br />
Hoe is dat in contact met niet-kerkelijk gebonden mensen in je werk?<br />
2. Aandacht voor de organisatorische plek:<br />
- de relatie met het hoofd van dienst van de gv in de instelling.<br />
- welke rol heb je ten aanzien van het ethische beleid van de instelling waar je werkt?<br />
- Aandacht voor zaken als budgettering, het maken van een werkplan t.w.v. het bestuur enz.<br />
- de plek van secretariaat en eigen werkkamer<br />
- Intervisie, structureel contact met collegae uit het zelfde werkveld<br />
3. Aandacht voor de relatie met de kerken.<br />
- Aan wie ben je kerkelijk verantwoording schuldig en hoe wordt dat vormgegeven?<br />
- Relatie met de werkgemeenschap van de PKN van de regio (ben je officieel lid van!).<br />
- In welke vorm is er contact van de instelling met pastores uit de kerken van je regio?<br />
- Inzetten van kerkelijke vrijwilligers voor kerkdienst en bv. bijbelgespreksgroepen<br />
- Wat te doen bij verzoek om verzorging van uitvaart: wanneer wel/niet; financiën; directie?<br />
4. Aandacht voor de interdisciplinaire setting en bij interdisciplinair overleg.<br />
Welke medewerkers zijn voor jou belangrijk (heb je b.v. een organogram gemaakt?)? Denk ook<br />
aan de plaats van de humanistische, islamitische, hindoestaanse, joodse raadslieden.<br />
33
B. Aandachtspunten voor begeleiding bij pastor met een bijzondere opdracht in PDC of PLD<br />
I Organisatievragen<br />
a. Bij deeltaken spanning tussen de functies; je moet goed agenderen.<br />
Is er een beleidsplan/taakomschrijving?<br />
b. Je bent kwetsbaar: je krijgt oneigenlijke, nieuwe en soms discutabele taken toegeschoven<br />
Er is dus behoefte aan beleidsplan en taakomschrijving.<br />
c. Begeleidingscommissie is toch anders dan kerkenraad (BC meer klankbord; KR participeert<br />
in het werk)<br />
d. Financiën: bij gebrek aan beleid krijgt de penningmeester meer macht over beleidsvragen; je<br />
hebt in dat conflict weinig bondgenoten.<br />
II Identiteitsvragen<br />
a. Je identificeert je snel met je doelgroep (randkerkelijken, jongeren e.d.). Daardoor kan er<br />
spanning ontstaan met je zendgroep (de kerkelijke vergadering). Verleiding je uit te leveren<br />
aan de doelgroep en je daarmee helemaal te identificeren. Hoe blijf je jezelf?<br />
b. Je deskundigheid en je bijzondere positie maakt je bedreigend voor collega's.<br />
Je komt op het 'gebied' van een gemeentepastor. Er is weinig teamgeest, solidariteit, collegialiteit,<br />
bondgenootschappen onder pastores.<br />
c. Je functie geeft je bijzondere kansen (b.v. tot experimenten, cursussen voor collega's enz.).<br />
Hoe gebruik je die?<br />
d. Je andere deskundigheden kunnen een vervreemdend en bedreigend effect hebben. Bijv. het<br />
maken van een werkverslag.<br />
e. Nauwelijks respons op je verslag op kerkelijke vergaderingen.<br />
C. Aandachtspunten voor Justitiepastores De vijf stappen voor de beginnende justitiepastor,<br />
alleen I en V hebben met de werkbegeleiding te maken<br />
I Algemene globale individuele kennismaking met de verplichte werkbegeleiding voor beginnende<br />
pastores (predikant voor de werkbegeleiding)<br />
II Introductiedagen via CWOI<br />
Introductie in: de wereld van de justitie<br />
De wereld binnen de muren: - hiërarchie<br />
De wereld van de inrichting -overlegstructuur<br />
-gevangenismaatregel<br />
-afkortingen<br />
hoe werkt alles? Selectie + strafprocedure (toelevering/afnemers)<br />
Deze introductie is algemeen voor alle stafleden.<br />
III Het bureau van de<br />
hoofdpredikant verzorgt:<br />
Eigene van de g.v.<br />
IV Band met de kerk<br />
Via diaconaat binnenland<br />
- identiteit/taakomschrijving<br />
- plaats binnen het huis – relatie met stafleden/lijnverhoudingen<br />
- geheimhouding<br />
- wat bestaat er: nazorgprojecten; deelname van vrijwilligers<br />
- plaats binnen de kerk + verantwoordelijkheden (orde en tucht)<br />
V Mentoraat: samen nadenken over het persoonlijk-eigene binnen dit geheel.<br />
34
Specifieke werkvormen – 9<br />
voortijdige afronding van het mentoraatstraject<br />
Een enkele keer gebeurt het dat een beginnend predikant/kerkelijk werker in het eerste jaar van de<br />
ambtsperiode al ontdekt dat dit werk niet geschikt is, en het contract met de gemeente / instelling zal<br />
voortijdig afgerond worden. Daarmee houdt ook het mentoraat op.<br />
Echter ook dit mentoraatscontact zal zorgvuldig afgerond moeten worden.<br />
Ook de mentor kan een positieve ondersteunende rol hebben bij deze moeilijke weg die de beginnend<br />
pastor gaat.<br />
Hieronder volgen enkele zaken waar de mentor aan kan denken in het gesprek met de mentorant.<br />
1. de mentor kan de pastor helpen gedachten te ordenen en juiste stappen te zetten:<br />
• bij de feiten: als iemand afscheid wil nemen, wat is het plan? Op welke wijze zal dat afscheid<br />
gebeuren?<br />
a. mogelijkheden om het officieel bekend te maken:<br />
- een brief aan de hele gemeente met goed overwogen persoonlijke uitleg over het besluit, het<br />
zij door moderamen opgesteld (en goedgekeurd door de pastor) hetzij door de pastor zelf<br />
verwoord<br />
- een gemeenteavond waarin het een en ander wordt toegelicht door: visitatie, of moderamen of<br />
pastor zelf<br />
b. een waardig afscheid van de gemeente<br />
- denk aan nog te bezoeken gemeenteleden,<br />
- gespreksgroepen afronden<br />
- eventueel een laatste dienst of een bijeenkomst met genodigden of mensen die dat wensen, of<br />
nog anderszins)<br />
c. ook de leefsituatie vraagt aandacht (event. partner, kinderen moeten afscheid nemen<br />
• bij de feedback: wat is de weg die gegaan is?<br />
a. evaluatie van de gegane weg in de gemeente. Wat heeft de pastor hiervan geleerd over<br />
zichzelf? Welke leerpunten worden meegenomen naar een nieuwe situatie?<br />
b. Hoe is het nu, nu het definitieve besluit genomen is?<br />
c. evaluatie van het mentoraatstraject zelf, wat heeft de pastor geleerd? Wat heeft de mentor<br />
geleerd? (misschien iets delen van eigen worsteling in moeilijke situaties van eigen gemeentes)<br />
2. de mentor kan een eerste aanzet geven tot een kijken naar de toekomst:<br />
• wat zijn de korte termijn plannen? (ook de leefsituatie is daarbij belangrijk)<br />
• wat zijn de lange termijnplannen?<br />
NB. Het is de bedoeling dat niet het mentoraat voortgezet wordt, bovenstaande is een hulpmiddel om tot<br />
een goede afronding van het gegane traject te komen. Ook niet alle items hoeven aan de orde te komen.<br />
- bij heftige conflicten is het raadzaam de pastor te adviseren al tijdig de werkbegeleiding in te<br />
schakelen. Dit kan lopen naast of in plaats van het mentoraat.<br />
35
ORGANISATORISCHE CONTEXT<br />
Deel 3: ORGANISATORISCHE CONTEXT<br />
1. Het colloquium<br />
2. Wat u op de website kunt vinden<br />
3. Post die verstuurd wordt (zo mogelijk per mail) waaronder evaluatieformulieren<br />
4. Enkele aanbevelingen<br />
5. De klankbordcommissie<br />
6. De brochure evaluatiegesprekken<br />
7. Adressen en regio-indeling werkbegeleiding<br />
36
Organisatorische context – 1<br />
Het colloquium (hoe het is geregeld)<br />
De toelating tot het ambt van predikant in de Protestantse kerk in Nederland is geregeld in Ordinantie<br />
13 artikel 17, 18 en 19.<br />
De aanvraag voor het doen van het colloquium dient gericht te worden tot de Stafafdeling Juridische<br />
Zaken en Colleges, Postbus 8398, 3503 RJ Utrecht.<br />
Voor inlichtingen kan men zich wenden tot mevr. R. Kegel,<br />
tel: (030) 880 14 35<br />
e-mail: r.kegel@pkn.nl<br />
Het colloquium is een ‘kerkelijk welkomstgesprek in de vorm van een ernstig ambtelijk gesprek-op-dedrempel<br />
over roeping, belijden en kerkelijke toewijding, en het afnemen en afleggen van de belofte<br />
onder aanroeping van de Naam des Heren.’ Dit gesprek wordt gevoerd aan de hand van een<br />
curriculum vitae en het verslag van een gehouden dienst.<br />
37
Organisatorische context – 2<br />
Wat u op de website kunt vinden:<br />
Op de website http://www.pkn.nl/predikanten kiest u werkbegeleiding<br />
Onder het kopje “Werkmateriaal” vindt u onderstaande uitgaven:<br />
• werkbegeleiding<br />
Verplichte werkbegeleiding (mentoraat) aan beginnende predikanten<br />
De mentor en de verplichte werkbegeleiding<br />
Verplichte werkbegeleiding (mentoraat) aan de beginnende kerkelijk werker<br />
De mentor en de verplichte werkbegeleiding van een beginnend kerkelijk werker<br />
Map mentorentraining<br />
Agendaplanning<br />
Vijfkolommenoefening<br />
• klankbordcommissie<br />
Folder Klankbordcommissie<br />
• teamvorming<br />
Werkboek teamvorming<br />
Werkboek teamvorming II (2e versie juni 2005)<br />
Het proces teamvorming nader bekeken<br />
Teamvorming benutten van de verschillen<br />
(artikel uit nieuwsbrief 19)<br />
• intervisie<br />
Brochure intervisie<br />
• werk predikant<br />
Model werkplan deeltijdpredikant<br />
Formule aantal preekzondagen deeltijdpredikant<br />
Het arbeidspatroon van een gemeentepredikant<br />
Vakantie/vrije dagen predikant (fulltime)<br />
Memo werkverslag<br />
Beroepsprofiel (proeve van een omschrijving van het beroep/ambt van de predikant juni 2003)<br />
Tussenrapportage n.a.v. de proeve (juli 2004)<br />
• evaluatiegesprekken met predikant<br />
Brochure evaluatiegesprekken<br />
Informatie over kerkelijk werkers: http://www.pkn.nl/bkw<br />
Werkstukken en Studieverslagen kunt u vinden op de website van mw. ds. C.A. Boonstra:<br />
http://home.hccnet.nl/caboonstra/studie.htm<br />
38
Organisatorische context – 3<br />
De brieven en formulieren die verstuurd worden bij een koppeling<br />
Vanaf maart 2007 gebeurt dit zoveel mogelijk per e-mail<br />
Bij een predikant:<br />
----------------------------------------------------<br />
Naam Beginnend Predikant<br />
Onderwerp<br />
verplichte werkbegeleiding/mentoraat<br />
Geachte (naam beginner)<br />
Voor het onderdeel verplichte nascholing voor<br />
beginnende predikanten is aan u toegewezen<br />
de mentor voor de werkbegeleiding:<br />
Naam mentor<br />
Adres mentor<br />
Postcode en plaats mentor<br />
Telefoon mentor<br />
e-mail mentor<br />
Hierbij ingesloten zijn:<br />
- een brief aan uw kerkenraad (wij verzoeken u<br />
deze aan de scriba te<br />
overhandigen)<br />
- een evaluatieformulier dat u aan het eind van<br />
dit mentoraatstraject ingevuld kunt<br />
opsturen naar:<br />
HRM Bureau Begeleiding Predikanten en<br />
Kerkelijk Werkers<br />
t.a.v. mw. A.W. Voskuilen<br />
Postbus 8504<br />
3503 RM Utrecht<br />
of per e-mail aan a.voskuilen@pkn.nl<br />
Het gaat ons uiteraard niet om gegevens die<br />
een vertrouwelijk karakter hebben, maar om<br />
gegevens die wij kunnen gebruiken met het<br />
oog op de training van de mentoren.<br />
Met vriendelijke groet,<br />
ds. J.W. Breunese<br />
(verzorgt de verplichte<br />
werkbegeleiding/mentoraat voor predikanten<br />
en kerkelijk werkers)<br />
39<br />
Aan de Kerkenraad van de<br />
Protestantse gemeente ----------<br />
Onderwerp<br />
verplichte werkbegeleiding/mentoraat<br />
Geachte kerkenraad,<br />
In uw gemeente is sinds enige tijd werkzaam<br />
(Naam beginner) Hij/zij is beginnend predikant<br />
en wordt momenteel door een collega-mentor<br />
begeleid. De periode van begeleiding is<br />
ongeveer 1 1/2 jaar. Deze begeleidingsvorm is<br />
bij de Protestantse Kerk Nederland een<br />
verplicht onderdeel van het nascholingstraject<br />
voor beginnende predikanten.<br />
De mentor voert regelmatige (maandelijkse)<br />
gesprekken met de predikant waarbij alle<br />
aspecten van het pastorale werk aan de orde<br />
komen, zoals prediking, catechese,<br />
huisbezoek, kringwerk enzovoort en tevens<br />
elementen als tijdsbesteding, werkplanning,<br />
relatie tot de kerkenraad en de eigen<br />
geloofsidentiteit van de pastor.<br />
Wij gaan er van uit dat uw predikant de tijd en<br />
ruimte krijgt voor deze vorm van collegiale<br />
werkbegeleiding. Vervolgens wijzen wij u nog<br />
op het volgende: de mentor zal zich buiten de<br />
verantwoordelijkheid van u als kerkenraad<br />
houden; hij bemoeit zich dus ook niet met het<br />
beleid dat in en door de gemeente wordt<br />
gevoerd. Mocht de kerkenraad – om welke<br />
reden dan ook – menen zich met de<br />
begeleiding te moeten inlaten, dan verzoeken<br />
wij u contact op te nemen met de predikant<br />
voor de werkbegeleiding.<br />
Wij spreken graag de hoop uit dat de<br />
genoemde werkbegeleiding voor het kerkelijke<br />
werk in uw gemeente en voor heel de Kerk van<br />
positieve betekenis en tot heil mag zijn.<br />
Bovendien wensen wij u als kerkenraad en<br />
gemeente samen met uw nieuwe predikant<br />
een gezegende tijd.<br />
Met vriendelijke groet,<br />
ds. J.W. Breunese<br />
(verzorgt de verplichte<br />
werkbegeleiding/mentoraat voor predikanten<br />
en kerkelijk werkers)
Naam Mentor<br />
Onderwerp<br />
verplichte werkbegeleiding/mentoraat<br />
Geachte (naam mentor)<br />
Nog eens dank voor de bereidheid een<br />
begeleiding te doen. Hierbij de beloofde<br />
gegevens, naam, adres en telefoonnummer<br />
van de pastor:<br />
Naam beginner<br />
Adres beginner<br />
Telefoon beginner<br />
e-mail beginner<br />
De begeleiding duurt ongeveer anderhalf jaar<br />
en het is aan jullie wanneer en waar de<br />
gesprekken plaats vinden. In de regel is het 1x<br />
per maand.<br />
Hierbij ingesloten zijn:<br />
- een brief om aan uw kerkenraad te geven<br />
- een evaluatieformulier<br />
- een declaratieformulier<br />
Beide formulieren (in te vullen aan het eind van<br />
dit traject) gelijktijdig<br />
aan onderstaand adres toezenden:<br />
HRM Bureau Begeleiding Predikanten en<br />
Kerkelijk Werkers<br />
t.a.v. mw. A.W. Voskuilen<br />
Postbus 8504<br />
3503 RM Utrecht<br />
of per e-mail aan a.voskuilen@pkn.nl<br />
Met vriendelijke groet,<br />
ds. J.W. Breunese<br />
(verzorgt de verplichte<br />
werkbegeleiding/mentoraat voor predikanten<br />
en kerkelijk werkers)<br />
40<br />
Aan de Kerkenraad van de<br />
Protestantse gemeente ---------<br />
Onderwerp<br />
verplichte werkbegeleiding/mentoraat<br />
Geachte kerkenraad,<br />
Het zal u ongetwijfeld bekend zijn dat<br />
beginnende predikanten in hun<br />
nascholingstraject begeleiding ontvangen van<br />
een mentor. Dit is door de Protestantse Kerk in<br />
Nederland verplicht gesteld. Het mentoraat /<br />
de verplichte werkbegeleiding houdt in dat zij<br />
gedurende anderhalf jaar door een collega<br />
worden begeleid bij hun werkzaamheden, met<br />
het oog op het ontwikkelen van een kritische<br />
reflectie bij het ingroeien in het ambt en de<br />
professie.<br />
De mentor voert regelmatige (maandelijkse)<br />
gesprekken met de pas bevestigde dienaar<br />
des Woords, waarbij alle aspecten van het<br />
pastorale werk aan de orde komen, zoals<br />
prediking, catechese, huisbezoek, kringwerk<br />
enzovoorts, en tevens elementen als<br />
tijdsbesteding, werkplanning, relatie tot de<br />
kerkenraad en de eigen (geloofs) identiteit van<br />
de pastor. In principe gaat het om 12 tot 15<br />
gesprekken in anderhalf jaar.<br />
Deze vorm van collegiale werkbegeleiding kost<br />
uiteraard tijd en inzet van de beginnende<br />
predikant én van de mentor. De praktijk heeft<br />
ons echter geleerd dat het mentoraat voor<br />
beide ‘partijen’ van wezenlijk belang is en<br />
leermomenten in zich heeft die het werk van<br />
beiden ten goede komen. Bovendien is het<br />
mentoraat een goede oefening in collegialiteit<br />
gebleken.<br />
Het verheugt ons zeer dat we uw predikant,<br />
(naam mentor) bereid hebben gevonden om<br />
als mentor op te treden voor een beginnende<br />
predikant in onze Kerk. Wij vinden het zinvol<br />
en correct u van dit feit op de hoogte te stellen<br />
en daarom wenden wij ons tot u via deze brief.<br />
De gemaakte onkosten kan de mentor<br />
uiteraard bij ons declareren.<br />
Wij wensen u van harte Gods zegen toe in uw<br />
werk.<br />
Met vriendelijke groet,<br />
namens de werkbegeleiding<br />
ds. J.W. Breunese<br />
(verzorgt de verplichte<br />
werkbegeleiding/mentoraat voor predikanten<br />
en kerkelijk werkers)
Het evaluatieformulier<br />
(wordt tegelijk met de koppelingsbrieven verzonden evenals een declaratieformulier voor de mentor<br />
waarmee hij de gemaakte (reis) kosten kan declareren)<br />
Evaluatievragen voor mentoren en beginnende predikanten<br />
1. In hoeverre heeft het mentoraat naar uw mening aan zijn bedoeling beantwoord (zie Richtlijnen)?<br />
Hebt u tussentijds de werkbegeleiding samen regelmatig geëvalueerd? En had dat effect?<br />
2. Was er naar uw oordeel voldoende openheid en bereidheid het werk te bespreken? Hebt u beiden<br />
de werkbegeleiding als een collegiale relatie ervaren? Of hoe zou u uw relatie anders willen<br />
benoemen?<br />
3. Hoe frequent bent u bij elkaar gekomen? Waren de werkbesprekingen gestructureerd naar de<br />
diverse onderdelen van het werk, en kwam daarbij de persoonlijke (leef)situatie voldoende ter<br />
sprake?<br />
4. Op welke punten heeft één van u beiden of u samen het meeste geleerd?<br />
5. Welke punten moeten volgens u meer nadruk krijgen en/of worden opgenomen in de training van<br />
mentoren?<br />
6. Wat wilt u doorgeven ter wille van de ontwikkeling van het mentoraat als geheel?<br />
7. Hebt u opmerkingen, suggesties en/of vragen over de organisatie van het mentoraat (contact met<br />
coördinator, secretariaat etc.)?<br />
41
Bij een kerkelijk werker:<br />
--------------------------------------------------<br />
Naam beginnend kerkelijk werker<br />
Onderwerp<br />
Werkbegeleiding Kerkelijk Werkers<br />
Geachte (naam kerkelijk werker)<br />
Hierbij de beloofde nadere gegevens m.b.t.<br />
uw werkbegeleiding:<br />
Uw mentor is:<br />
Naam mentor<br />
Adres mentor<br />
Postcode en plaats mentor<br />
Telefoon mentor<br />
e-mail mentor<br />
De werkbesprekingen zullen plaatsvinden op een<br />
plaats die de mentor vaststelt in overleg met u.<br />
Met het oog op de evaluatie vindt u hierbij ingesloten<br />
een evaluatieformulier dat u samen met uw mentor<br />
invult en opstuurt naar:<br />
HRM Bureau Begeleiding Predikanten en Kerkelijk<br />
Werkers<br />
t.a.v. mw. A.W. Voskuilen<br />
Postbus 8504<br />
3503 RM Utrecht<br />
of per e-mail: a.voskuilen@pkn.nl<br />
Het gaat ons uiteraard niet om gegevens die een<br />
vertrouwelijk karakter hebben, maar om gegevens die<br />
wij kunnen gebruiken met het oog op de training van<br />
de mentoren.<br />
Bijgaand sturen wij u een brief voor uw kerkenraad<br />
(werkgever). Wij verzoeken u deze aan de scriba te<br />
overhandigen.<br />
Met vriendelijke groet,<br />
ds. J.W. Breunese<br />
(verzorgt de verplichte werkbegeleiding/mentoraat<br />
voor predikanten en kerkelijk werkers)<br />
Bijlagen: - evaluatieformulier<br />
- brief t.b.v. kerkenraad<br />
42<br />
Aan de Kerkenraad van de<br />
Protestantse gemeente<br />
Onderwerp<br />
Werkbegeleiding Kerkelijk Werkers<br />
Geachte kerkenraad,<br />
Uw gemeente heeft enige tijd geleden (naam)<br />
als kerkelijk werker aangesteld. Beginnende<br />
kerkelijk werkers, die bij de Protestantse Kerk<br />
in Nederland (PKN) staan ingeschreven,<br />
ontvangen vanuit de kerk verplichte<br />
werkbegeleiding door een daartoe getrainde<br />
collega. Onlangs is voor deze kerkelijk werker<br />
werkbegeleiding aangevraagd.<br />
Langs deze weg verzoeken wij u om<br />
haar/hem in de gelegenheid stellen in het<br />
komende half jaar zes<br />
werkbegeleidingsgesprekken te voeren met<br />
een daartoe aangewezen mentor.<br />
Ter voorkoming van misverstand het volgende:<br />
de mentor heeft uitsluitend te maken met de<br />
kerkelijk werker. De mentor heeft geen<br />
bemoeienis met het beleid dat uw gemeente<br />
voert. Wij gaan er van uit dat deze kerkelijke<br />
werkbegeleiding ten goede komt aan het werk<br />
en de persoon van de kerkelijk werker.<br />
Mocht u vragen hebben over de gang van<br />
zaken tijdens deze werkbegeleiding<br />
dan is de mentor daarvoor niet de eerst<br />
aangewezen persoon.<br />
In een dergelijk geval kunt u via het<br />
secretariaat contact opnemen met<br />
ondergetekende,<br />
Met vriendelijke groet,<br />
ds. J.W. Breunese<br />
(verzorgt de verplichte<br />
werkbegeleiding/mentoraat voor predikanten<br />
en kerkelijk werkers)
Naam mentor<br />
Onderwerp<br />
Werkbegeleiding Kerkelijk Werkers<br />
Geachte (naam mentor)<br />
Nogmaals dank voor de bereidheid om een<br />
begeleiding van een Kerkelijk Werker te doen.<br />
Hierbij de beloofde gegevens:<br />
Naam kerkelijk werker<br />
Adres kerkelijk werker<br />
Postcode en plaats<br />
telefoonnummer<br />
e-mail:<br />
De werkbesprekingen worden, om de onkosten<br />
zo laag mogelijk te houden, in de woonplaats of<br />
op de werkplek van de mentor gehouden. Eén<br />
en ander na overleg met de kerkelijk werker. De<br />
begeleiding duurt ongeveer een half jaar met in<br />
de regel eenmaal per maand een bezoek.<br />
Ingesloten vind u een brief om aan uw<br />
kerkenraad te geven, een evaluatieformulier en<br />
een declaratieformulier voor de reiskosten.<br />
Beide formulieren graag gelijktijdig aan<br />
onderstaand adres toezenden:<br />
HRM Bureau Begeleiding Predikanten en<br />
Kerkelijk Werkers<br />
t.a.v. mw. A.W. Voskuilen<br />
Postbus 8504<br />
3503 RM Utrecht<br />
of per e-mail: a.voskuilen@pkn.nl<br />
Met vriendelijke groet,<br />
ds. J.W. Breunese<br />
(verzorgt de verplichte<br />
werkbegeleiding/mentoraat voor predikanten<br />
en kerkelijk werkers)<br />
43<br />
Aan de kerkenraad van de<br />
Protestantse gemeente ----------<br />
Onderwerp<br />
Werkbegeleiding Kerkelijk Werkers<br />
Geachte kerkenraad,<br />
Het zal u ongetwijfeld bekend zijn dat<br />
beginnende kerkelijk werkers begeleiding<br />
ontvangen van een mentor. Dit is in de<br />
Protestantse Kerk van Nederland verplicht. Het<br />
mentoraat / de werkbegeleiding houdt in dat<br />
kerkelijk werkers gedurende een half jaar door<br />
een mentor (predikant of kerkelijk werker)<br />
worden begeleid bij hun werkzaamheden, met<br />
het oog op het ontwikkelen van een kritische<br />
reflectie op hun eigen werkzaamheden en<br />
functioneren.<br />
De mentor voert regelmatige (maandelijkse)<br />
gesprekken met de pas in de bediening<br />
gestelde kerkelijk werker, waarbij alle aspecten<br />
van het pastorale werk aan de orde komen. In<br />
principe gaat het om 6 gesprekken in een half<br />
jaar.<br />
Deze vorm van werkbegeleiding kost uiteraard<br />
tijd en inzet van de beginnende kerkelijk<br />
werker én van de mentor. De praktijk heeft ons<br />
echter geleerd dat het mentoraat voor beide<br />
‘partijen’ van wezenlijk belang is en<br />
leermomenten in zich heeft die het werk van<br />
beiden ten goede komen. Bovendien is het<br />
mentoraat een goede oefening in collegialiteit<br />
gebleken.<br />
Het verheugt ons zeer dat we uw<br />
predikant/kerkelijk werker (naam) bereid<br />
hebben gevonden als mentor op te treden voor<br />
een beginnend kerkelijk werker in onze kerk.<br />
Wij vinden het zinvol en correct u van dit feit op<br />
de hoogte te stellen en daarom wenden wij ons<br />
tot u via deze brief.<br />
Met vriendelijke groet,<br />
ds. J.W. Breunese<br />
(verzorgt de verplichte<br />
werkbegeleiding/mentoraat voor predikanten<br />
en kerkelijk werkers)
Evaluatievragen voor mentoren en beginnende kerkelijk werkers<br />
1. In hoeverre heeft het mentoraat naar uw mening aan zijn bedoeling beantwoord (zie Richtlijnen)?<br />
2. Was er naar uw oordeel voldoende openheid en bereidheid het werk te bespreken? Hebt u beiden<br />
de werkbegeleiding als een collegiale relatie ervaren? Of hoe zou u uw relatie anders willen<br />
benoemen?<br />
3. Hoe frequent bent u bij elkaar gekomen? Waren de werkbesprekingen gestructureerd naar de<br />
diverse onderdelen van het werk, en kwam daarbij de persoonlijke (leef)situatie voldoende ter<br />
sprake?<br />
4. Op welke punten heeft één van u beiden of u samen het meeste geleerd?<br />
5. Welke punten moeten volgens u meer nadruk krijgen en/of worden opgenomen in de training van<br />
mentoren?<br />
6. Wat wilt u doorgeven ter wille van de ontwikkeling van het mentoraat als geheel?<br />
7. Hebt u opmerkingen, suggesties en/of vragen over de organisatie van het mentoraat (contact met<br />
coördinator, secretariaat etc.)?<br />
44
Organisatorische context – 4<br />
Enkele aanbevelingen voor de beginnende predikant<br />
Een predikant die pas begint heeft vaak de indruk dat er veel ruimte is voor een eigen indeling van het<br />
werk. Maar er blijkt al snel meer vast te liggen dan hij/zij dacht. Bovendien doen veel mensen en<br />
groepen in deze beginfase een beroep op de nieuwe predikant. ("Ds., het zou fijn zijn als u eens...")<br />
Hoewel elke gemeente uniek is en een predikant voor eigen vragen stelt en iedere predikant eigen<br />
mogelijkheden en grenzen heeft, toch zijn o.i. de volgende aandachtspunten m.b.t. het eerste jaar in een<br />
eerste gemeente van belang:<br />
- Aan de start ligt al het nodige aan taken vast (de basistaken zoals voorgaan in de eredienst, leiden<br />
van catechesegroepen, kerkenraadsvergaderingen, crisispastoraat enz. en de taken die in de<br />
beroepingsfase zijn afgesproken).<br />
Houd je het eerste jaar strikt aan de afgesproken taken en neem geen nieuwe taken (van grote<br />
omvang) op je.<br />
Een eenmaal door je manier van werken gevestigd verwachtingspatroon laat zich niet gemakkelijk<br />
ombuigen (b.v. altijd aanwezig zijn bij bepaalde werkgroepen of gelegenheden, gemeenteleden<br />
boven de ... jaar in de buurt van de verjaardag bezoeken).<br />
- Gebruik het eerste jaar, in overleg met de kerkenraad, vooral als oriënteringsfase en om vertrouwen<br />
te winnen.<br />
- Het is een goede gewoonte in onze kerken dat een predikant in het eerste jaar niet gevraagd wordt<br />
voor taken in de classis, Particuliere Synode, Provinciale Kerkvergadering enz.<br />
- Dat het belangrijk is ruimte te houden voor jezelf en voor je relatie met de eventuele partner lijkt<br />
vanzelfsprekend. Het blijkt vaak geen kwaad te kunnen elk weekend te bekijken welke dagdelen de<br />
komende week zeer waarschijnlijk vrij gehouden kunnen worden. Het is goed dan tevens de<br />
agenda's te vergelijken. De landelijke richtlijn is dat een predikant buiten de zondag elke week een<br />
vaste vrije dag (morgen, middag en avond) en twee vrije dagdelen heeft.<br />
- Houd in het begin ook werktijd over om buiten de grenzen van de eigen gemeente rond te kunnen<br />
kijken. B.v. wat is er oecumenisch aan de hand en hoe ziet de omgeving van deze kerkelijke<br />
gemeente er uit?<br />
- Ter wille van het omgaan met de tijd kan het wenselijk zijn te letten op het aantal diensten dat<br />
voorbereid moet worden. Die vragen immers bijna steeds veel tijd en energie. Soms kunnen<br />
ruilbeurten wat lucht geven.<br />
Probeer de voorbereiding te faseren (b.v.: maandagmorgen de eerste verkenning en preekmeditatie;<br />
dinsdagmiddag exegese en bezinning op de vormgeving van de dienst; Vrijdagmiddag en eventueel -<br />
avond de uitwerking)<br />
- Zoek en onderhoud contact met collega's. Eventueel in groepsverband.<br />
- Maak geen beloften waarvan je niet zeker weet dat je ze kunt nakomen. (B.v. aan het slot van een<br />
kennismakingsbezoek: "Ds., komt u nog eens langs?" "Ja, u ziet mij vast weer eens." Het beeld blijft<br />
hangen: hij/zij zou toch nog komen?) Beter is: "Ik kan dat nog niet goed overzien." Of: "Over zoveel<br />
tijd zal ik met u een afspraak maken" en die dan in de agenda vastleggen.<br />
- Denk na over je presentatie (b.v. de manier waarop je je kleedt en de manier waarop je je laat<br />
aanspreken). Uiteraard volgt ieder hierin eigen smaak en stijl. Wel krijgen we in de werkbegeleiding<br />
van beginnende predikanten regelmatig te horen dat de kleding toch een belangrijke factor kan zijn<br />
bij de beleving van de eigen rol.<br />
Datzelfde geldt t.a.v. het zich laten noemen bij de voornaam. Soms hebben beginnende predikanten<br />
er spijt van dat ze dat te weinig selectief gedaan hebben. Bij kleding en het al dan niet tutoyeren gaat<br />
het o.a. om het omgaan met nabijheid en distantie in deze nieuwe rol.<br />
- Wees zuinig op vriendschappen. Houd daar tijd voor (geef dus niet te snel vrije zondagen op) Wees<br />
selectief in het aangaan van nieuwe vriendschappen.<br />
45
Organisatorische context – 5<br />
De klankbordcommissie<br />
(over het instellen, doel en werkwijze van klankbordcommissies voor predikanten.<br />
bureau begeleiding predikanten Landelijk Dienstencentrum Protestantse Kerk in Nederland)<br />
Waarom een klankbordcommissie?<br />
Voor nieuwe predikanten in een gemeente is<br />
het zaak zo snel mogelijk op de hoogte te zijn<br />
van de situatie in die gemeente. Om dat<br />
proces van “vertrouwd raken met en ingroeien<br />
in” te bespoedigen zijn er op verschillende<br />
plaatsen in ons land goede ervaringen<br />
opgedaan met een klankbordcommissie.<br />
Wat is een klankbordcommissie?<br />
Een commissie die bestaat uit drie leden die<br />
goed zijn ingevoerd in de verschillende<br />
onderdelen van het gemeente – zijn ter plekke<br />
en die op gezette tijden een ontmoeting<br />
hebben met de predikant(e) en desgewenst<br />
zijn/haar huisgenoten. “Ingroeien in” heeft twee<br />
kanten. Aan de ene kant snel op de hoogte zijn<br />
van de gemeente. Aan de andere kant daarin<br />
je eigen plek vinden.<br />
Bij “op de hoogte zijn” valt zowel te denken<br />
aan organisatie, beleid en werkwijze in de<br />
gemeente als ook aan verhoudingen,<br />
mogelijkheden, onmogelijkheden,<br />
gevoeligheden en kansen e.d. Bij “je eigen<br />
plek vinden” gaat het erom jezelf als<br />
predikant(e) op zo’n manier te positioneren in de<br />
gemeente dat je jezelf kunt zijn en er een<br />
goede relatie met de gemeente ontstaat. Waar<br />
het om gaat is dat de commissie helpt een<br />
klimaat te scheppen waarin de predikant(e)<br />
met zijn of haar gaven en mogelijkheden goed<br />
kan functioneren in het geheel en in de<br />
verschillende onderdelen van zijn/haar<br />
ambtelijk werk.<br />
Wie zitten er in een klankbordcommissie?<br />
De commissie bestaat - zoals gezegd - uit<br />
mensen die goed thuis zijn in de gemeente.<br />
Mensen die geen deel uitmaken van de<br />
kerkenraad. De leden van de commissie<br />
worden wel benoemd door de kerkenraad in<br />
overleg met de predikant(e).<br />
Het is aan te bevelen dat de leden de<br />
diversiteit van de gemeente min of meer<br />
vertegenwoordigen. Daarbij valt bijv. te denken<br />
aan leeftijd, man/vrouw, vertrouwdheid met<br />
verschillende aspecten van gemeente-zijn.<br />
Verder wordt van de commissieleden verwacht<br />
dat zij vertrouwelijk omgaan met de<br />
gesprekken in de commissie. Zaken die in de<br />
commissie aan de orde komen mogen alleen<br />
in goed onderling overleg naar buiten (bijv.<br />
naar de kerkenraad) worden gebracht.<br />
Op die manier treedt er geen rolverwarring op<br />
tussen samen als kerkenraad leiding geven<br />
aan de gemeente aan de ene kant en aan de<br />
andere kant het organiseren van een stukje<br />
support dat je als nieuwe predikant(e) in een<br />
gemeente goed kunt gebruiken. Samen<br />
46<br />
verantwoordelijk zijn voor beleid aan de ene<br />
kant en een kwetsbare opstelling aan de<br />
andere kant gaat niet altijd samen.<br />
Hoe werkt een klankbordcommissie?<br />
De klankbordcommissie gaat zo snel mogelijk<br />
- in ieder geval binnen een maand - na de<br />
intrede van de predikant(e) van start. Ze<br />
bestaat zolang de predikant(e) er behoefte aan<br />
heeft. Omdat een dergelijke commissie vooral voor<br />
inwerken is bedoeld lijkt een termijn van één à twee<br />
jaar voldoende. Mocht de predikant(e) er behoefte<br />
aan hebben dat de commissie langer bestaat dan is<br />
ook dat mogelijk.<br />
De commissie komt regelmatig en naar<br />
behoefte van de predikant(e) bijeen. Het ligt<br />
voor de hand dat dit in het begin vaker (bijv.<br />
eenmaal per maand) en later minder vaak<br />
(bijv. eenmaal per kwartaal) zal zijn.<br />
In het overleg komen o.a. de volgende zaken<br />
aan de orde:<br />
- informatie over het gemeente - zijn ter<br />
plekke in relatie tot het functioneren van de<br />
predikant(e).<br />
- ontwikkelingen in de PKN die van invloed<br />
zijn op de gemeente en dus op het<br />
functioneren van de predikant(e).<br />
- bezinning op knelpunten die de<br />
predikant(e) ontmoet en hoe daarmee om<br />
te gaan.<br />
- onderling pastoraat in de meest ruime zin.<br />
Over de gesprekken wordt niet buiten de<br />
commissie gecommuniceerd. Alleen als<br />
predikant(e) en leden van de commissie<br />
beiden dit wenselijk en nodig vinden kunnen<br />
zaken uit de gesprekken naar buiten worden<br />
gebracht.<br />
Klankbordgesprek en evaluatiegesprek<br />
Het bureau begeleiding predikanten beveelt<br />
aan (minstens) eenmaal per jaar een<br />
evaluatiegesprek te hebben met de<br />
predikant(e) en eventueel andere betaalde<br />
werkers in de gemeente. Dat is echter een<br />
structureel terugkerend gesprek. Het wordt met<br />
de predikant(e)gevoerd door één à twee<br />
kerkenraadsleden en dient ter voorbereiding<br />
op de periodieke evaluatie van het beleids – en<br />
werkplan in de kerkenraad.<br />
Klankbordgesprekken staan meer in het teken<br />
van inwerken en zijn er in eerste instantie voor<br />
de predikant(e) zelf. En ze worden niet door<br />
kerkenraadsleden gevoerd.<br />
Informatie en advies:<br />
Bureau Begeleiding Predikanten, Postbus 8504,<br />
3503 RM Utrecht<br />
mw. A.W. Voskuilen (werkbegeleiding) tel:<br />
(030)8801517 e-mail: a.voskuilen@pkn.nl
Organisatorische context – 6<br />
De Brochure Evaluatiegesprekken<br />
Met predikanten en kerkelijk (mede)werkers in de plaatselijke gemeente<br />
In de plaatselijke gemeente, maar ook daarbuiten, bestaat een steeds grotere behoefte om op gezette<br />
tijden stil te staan bij het werk en de beleving daarvan. De gesprekken daarover duiden we in deze<br />
brochure als evaluatiegesprekken aan. Het gaat daarbij zowel om het werk, als om degene die dat<br />
werk verricht. Evalueren houdt in: terugkijken om te leren met het oog op de toekomst.<br />
Deze brochure is bedoeld voor gesprekken met predikanten en andere betaalde medewerkers in de<br />
gemeente. Daarin wordt natuurlijk ook heel veel werk gedaan door mensen die daarvoor niet worden<br />
betaald. De kerk is een echte vrijwilligersorganisatie. Ze wordt voor een groot deel gedragen door al<br />
die mensen die als ouderling, diaken, kerkrentmeester, lid van werkgroep x, commissie y, of team z<br />
daaraan veel van hun vrije tijd geven. Het is van groot belang ook met hen evaluatiegesprekken te<br />
voeren. Regelmatig krijgen we van (oud-)ambtsdragers en medewerkers signalen, dat het terugkijken<br />
op hun werk stimulerend is. Daarover gaat deze brochure echter niet. Wel kunnen bepaalde<br />
onderdelen van deze brochure zoals de lijst met gesprekspunten aan het eind behulpzaam zijn om<br />
ook een agenda te maken voor een evaluatiegesprek met een college, werkgroep, commissie .e.d.<br />
Deze brochure is te bestellen via de brochureverkoop: tel: (030) 880 17 24<br />
E-mail: brochureverkoop@pkn.nl<br />
Ook kunt u hem downloaden via de website: www.pkn.nl ;kies actief in de kerk / predikanten /<br />
werkbegeleiding / werkmateriaal<br />
47
Organisatorische context – 7<br />
Adressen en regio-indeling werkbegeleiding<br />
Voor de verplichte werkbegeleiding/mentoraat:<br />
(In het hele land)<br />
ds. J.W. Breunese, predikant voor de verplichte werkbegeleiding predikanten en kerkelijk werkers,<br />
PKN afd. HRM, kamer 117, Postbus 8504, 3503 RM Utrecht, (030) 880 19 21, of j.breunese@pkn.nl<br />
Voor de werkbegeleiding op verzoek:<br />
Noord en Oost:<br />
Mw. ds. C.A. Boonstra (Nelleke), Azorenweg 20, 1339 VL Almere, (036) 535 23 27,<br />
c.boonstra@pkn.nl<br />
Nelleke is verantwoordelijk voor Friesland, Groningen en Drenthe, Overijssel en Flevoland, en een<br />
gedeelte van Gelderland: (Apeldoorn, Doetinchem, Hattem, Winterswijk en Zutphen).<br />
Zuid en Midden:<br />
Ds. G.P. van Dam (Gideon), Mirabelweg 66, 5632 PD Eindhoven, (040) 241 67 80 of<br />
gpvandam@onsneteindhoven.nl<br />
Gideon is verantwoordelijk voor Noord-Brabant en Limburg, Utrecht, en een deel van Gelderland<br />
(classes Arnhem, Bommel, Ede, Harderwijk, Nijkerk, Nijmegen, Tiel) en Zuid-Holland (classes<br />
Alblasserdam, Barendrecht, Brielle, Gorinchem en Gouda)<br />
West:<br />
Dr. A.H. Drost (André), 06 - 218 79 115 of a.drost@pkn.nl<br />
André is verantwoordelijk voor Noord-Holland, Zeeland en een deel van Zuid-Holland (classes Alphen<br />
a/d Rijn, Brielle, Delft, Dordrecht, ’s Gravenhage, Katwijk, Leiden, Rotterdam, Schiedam en<br />
Zoetermeer)<br />
Secretariaat:<br />
HRM Bureau Begeleiding Predikanten en Kerkelijk werkers<br />
T.a.v. secretariaat werkbegeleiding,<br />
Mw. drs. A.W. Voskuilen (Anka),<br />
Postbus 8504, 3503 RM Utrecht, (030) 880 15 17 of a.voskuilen@pkn.nl<br />
Website:<br />
www.pkn.nl/predikanten/werkbegeleiding of www.pkn.nl/bkw<br />
48
ACHTERGRONDINFORMATIE<br />
Deel 4: ACHTERGRONDINFORMATIE<br />
1. omgaan met tijd, onderzoek in Nieuwsbrief voor predikanten<br />
2. seksueel misbruik in pastorale relaties<br />
3. de vrouw van de predikant, een artikel van BNP<br />
4. mentoraat in een contextuele context<br />
5. leergewoonten, theorie van KOLB<br />
Epiloog: schema van Piet Zuurmond, de pionier van werkbegeleiding<br />
50
Achtergrondinformatie – 1<br />
a<br />
Een onderzoek onder predikanten over het omgaan met tijd<br />
Aanzet tot werken met een ‘urenprotocol’ zoals gepubliceerd in nieuwsbrieven<br />
Gemiddelde arbeidsduur gemeentepredikanten in de GKN (uit Bericht nr. 45)<br />
Aanleiding:<br />
In een vergadering van de Commissie voor Overleg inzake de arbeidsvoorwaarden voor<br />
gemeentepredikanten GKN (COG) met de predikanten voor de werkbegeleiding hebben we<br />
gebrainstormd over een gewenste gemiddelde arbeidsduur voor predikanten.<br />
Zo’n beeld van een gemiddelde arbeidsduur kan van belang zijn voor een goed overleg tussen predikant<br />
en kerkenraad, voor collegiaal overleg en voor de eigen bewaking van de noodzakelijke vrije tijd.<br />
Doelen<br />
1. Bevorderen dat door kerkenraden en predikanten in onze kerken uitgegaan wordt van een reële<br />
werkdruk voor predikanten.<br />
2. Bevorderen dat de door de partijen in het COG gestelde norm van een 40-urige werkweek voor<br />
predikanten breed gedragen wordt in onze kerken.<br />
3. Ontwikkelen van modellen die predikanten helpen bij het begrenzen en indelen van hun werktijd.<br />
4. Bevorderen dat er voor predikanten iedere week voldoende herkenbare vrije tijd is.<br />
Opzet:<br />
Vanuit onze ervaringen in werkbegeleidingen en overleg met predikantenteams hebben we een globaal<br />
schema gemaakt.<br />
We hebben een onderscheid gemaakt tussen predikanten die in teamverband werken en predikanten die<br />
zonder directe collega werken. Er zijn uiteraard ook tussenvormen: de intensiteit van de samenwerking<br />
kan variëren.<br />
Nu gaan we uit van fulltimers. Parttimers kunnen het voor een deel naar rato van de deeltijd toepassen.<br />
Dat geldt niet voor alle activiteiten.<br />
We gaan ervan uit dat een kerkelijke gemeente 40 uur per week mag vragen. ‘Logisch’ voor dit werk is<br />
ervan uit te gaan dat de predikant nog 6 uur extra schuiftijd neemt en/of tijd voor werk naar eigen inzicht<br />
en belangstelling. Maar die uren worden dus niet ingevuld in het overleg met de kerkenraad en dus ook<br />
niet in de eigen werkplanning. Juist dat plannen voor 40 uur én uitgaan van een mogelijke overloop van 6<br />
uur kan ruimte geven.<br />
Een schema slaat op een heel jaar. In de zomer liggen de accenten anders dan in de winter.<br />
Er zijn predikanten die ons zeggen dat zij structureel veel meer tijd aan predikantswerk besteden. Toch<br />
stellen we voor uit te gaan van de bovengenoemde 40 uur en als uitloopmogelijkheid die extra 6 uur te<br />
nemen. Werkt een predikant minder dan gemiddeld 40 uur, dan mag hij of zij tot de orde geroepen<br />
worden. Bij een gemiddelde werklast van meer dan 56 uur verdient het aanbeveling hulp te zoeken bij<br />
bijvoorbeeld de werkbegeleiding.<br />
Uiteraard wordt dit alles ook beïnvloed door verschillen in werktempo en werkintensiteit. De één heeft<br />
meer behoefte aan werk/lummeltijd dan de ander.<br />
Bij de planning van het werk gaan we van dagdelen uit. Er moeten dan buiten de zondag minstens 5 vrije<br />
dagdelen zijn. In uren kan achteraf geteld worden. Dat is van belang voor de verdeling tussen de<br />
verschillende taakvelden.<br />
Bij de planning is het altijd van belang voldoende voorbereidingstijd te reserveren. Die hoort ook binnen<br />
de 40 uur.<br />
51
Achtergrondinformatie – 1<br />
b<br />
De gemiddelde arbeidsduur gemeentepredikanten in de GKN (uit Bericht nr. 47)<br />
In Bericht nr. 45 hebben we gesproken over de arbeidsduur voor predikanten. Dat heeft veel reacties<br />
opgeleverd en in bepaalde opzichten ook stof doen opwaaien. Vooraf willen we zeggen dat de structuur<br />
die we hebben aangereikt in Bericht 45 een model is, waarmee gewerkt kan worden; het is dus niet een<br />
absolute ‘must’ om je hieraan te houden. Ieder kan individueel een eigen schema ontwikkelen, het model<br />
helpt inzicht te krijgen in je eigen manier van werken.<br />
We hebben 19 reacties binnen gekregen van mensen die nauwkeurig cijfermatig konden aangeven hoe<br />
zij de afgelopen periode hebben gewerkt. Daarnaast hebben we ook globalere reacties gekregen, hetzij<br />
schriftelijk, hetzij mondeling.<br />
Een samenvatting van de cijfermatige gegevens geeft het volgend beeld:<br />
1. Aan de kerkdienst werkt men royaal meer. In plaats van onze 8-12 uur: tussen 11,1 en ruim 20 uur.<br />
2. Aan het pastoraat wordt gemiddeld iets meer uren per week besteed.<br />
3. Bij vorming en toerusting is dat meer wisselend en gemiddeld iets minder.<br />
4. Het beeld bij organisatie en beleid is het meest divers. In plaats van ‘onze’ 8-12 uur is dat tussen de 5<br />
en 18,5 uur.<br />
5. Voor studie en bezinning gunnen de meeste collega’s zich minder tijd.<br />
6. Wat de totale werktijd per week betreft, zit ruim de helft boven de 50 uur.<br />
• De gevoelens die collega’s hebben over onze aanpak zijn verschillend. Er waren een paar reacties<br />
die nogal negatief geladen waren: wij zouden uit zijn op een functionarissenkerk. We nemen deze<br />
reacties serieus en we wijzen er ook op dat het ‘beroep’ Dienaar/Dienares des Woords iets in zich<br />
draagt van een roeping of ‘geroepen zijn’. Geroepen door de Gemeente, misschien ook persoonlijk<br />
geroepen door de Geest.<br />
Toch blijven we op deze weg van structurering van het werk voortgaan. Het gaat ons dan ook niet om<br />
een ‘functionarissenkerk’, dat zéker niet, het gaat ons wel om het principe: doordat je structureert heb<br />
je meer tijd. Daarbij gaan wij uit van de gedachte dat je beter en professioneler met je geroepen zijn<br />
of roeping als Dienaar en Dienares des Woords om kunt gaan als je bewust met de tijd leert om<br />
gaan. Als mens kom je beter tot je recht in relatie tot je medemensen, als gelovige kun je innerlijke<br />
rust vinden om open te staan voor inspiratie van de Geest, als pastor ben je er voor 100% voor de<br />
mensen op de momenten, die je als werktijd definieert.<br />
• In persoonlijke gesprekken en in een aantal van de reacties blijkt veel waardering voor deze manier<br />
van denken: die helpt bij het ordenen; afbakenen; werkoverleg enz.; een aantal collega’s doet<br />
regelmatig aan tijdschrijven. Anderen hebben zich er deze maanden voor ingezet.<br />
• Het valt op dat bijna iedere predikant meer tijd nodig heeft voor de kerkdienst. Het valt te overwegen<br />
of onderdelen van het voorbereidingsproces niet te plaatsen zouden kunnen zijn in een andere<br />
categorie. Dat werk zou gezien kunnen worden als een dragende kracht voor het hele werk in de<br />
gemeente. Dit vraagt nauwkeurige doordenking.<br />
• Ook vragen we ons af of collega’s gebaat kunnen zijn bij een nieuwe cursus over het<br />
voorbereidingsproces van de kerkdienst.<br />
• Omdat het werk teveel is (in sommige grootstedelijke situaties blijkt dat het geval te zijn), onttrekken<br />
collega’s zich aan de bovenplaatselijke activiteiten “want hun tijd is op”, andere collega’s die minder<br />
strikt met de tijd omgaan, worden dan de dupe.<br />
52
Achtergrondinformatie – 1<br />
c<br />
Opmerkingen van de werkbegeleiding over omgaan met werktijd:<br />
• Het is belangrijk om je te realiseren dat een werkdag voor een predikant niet gezien kan worden als<br />
een ‘kantoordag’.<br />
Sommige collega’s tenderen naar die richting, maar dat lijkt ons geen gunstige ontwikkeling. Het is<br />
wel belangrijk om ‘vrije tijd’ bewust te kiezen, en je er aan te houden.<br />
Er zijn altijd uitzonderingen die te vinden zijn in het crisispastoraat, het is belangrijk een balans te<br />
vinden in ‘beschikbaar zijn’, en ‘eigen innerlijke afstand van het werk’. Daarbij kennen we de twee<br />
uitersten: Een collega met een ‘Herderscomplex’ rent meteen de deur uit als iemand een beroep op<br />
hem doet, en een collega die werkt met kantooruren, is om 17.05 uur absoluut niet meer bereikbaar.<br />
• Werken aan de hand van een model kan je helpen om je werk bespreekbaar te maken in de<br />
kerkenraad.<br />
We hebben ervaren dat dat heel verschillend kan uitpakken.<br />
We hebben daarbij gemerkt dat het niet altijd goed werkt als je over uren gaat spreken.<br />
Voor kerkenraadsleden wordt dat verschillend ingevuld.<br />
Het is beter om met de kerkenraad te gaan praten over accenten die je legt.<br />
En bepaalde aspecten van het werk kun je uitvoeriger bespreken, zo, dat de inhoud erbij ter sprake<br />
komt.<br />
Ook hierbij is het van belang je eigen balans te vinden. Waarover wil ik met mijn kerkenraad van<br />
gedachten wisselen? Wat is nodig om inzicht te geven over mijn werk? En welke vragen stellen zij,<br />
waar ligt hun behoefte t.a.v. inzicht in mijn werk. Bij pastoraat bv. hoeft het niet te gaan over het<br />
aantal bezochten, wel over het feit of je jarigen boven de 80 structureel bezoekt of niet.<br />
En hoeveel procent van de tijd van het pastoraat in die verjaardagsbezoekjes zou kunnen gaan<br />
zitten.<br />
53
Achtergrondinformatie – 2<br />
Een artikel over moeilijkheden bij nabijheid en distantie in pastorale relaties<br />
Seksueel misbruik in pastorale relaties<br />
G.P. van Dam<br />
De laatste jaren zijn vrouwen naar buiten gekomen met hun verhaal over schade die ze hebben<br />
opgelopen aan een seksuele relatie met hun predikant. Deze verhalen zijn ook in het nieuws gekomen.<br />
We moeten een weerstand overwinnen om hierover te spreken en te schrijven. Het lijkt alsof de kerken<br />
en de mensen die in het pastoraat werkzaam zijn hierdoor in diskrediet worden gebracht. De behoefte<br />
aan sensatie kan geprikkeld worden. Bovendien kunnen mensen te zeer geremd worden een beroep op<br />
een pastor te doen. Toch is zwijgen over deze problematiek een groter kwaad. Zwijgen verbergt het<br />
onrecht dat aan mensen is aangedaan, verkleint preventieve mogelijkheden en laat mensen die in het<br />
pastoraat werken op dit punt in de kou staan.<br />
De verplichte werkbegeleiding kan een belangrijke rol in deze preventie spelen.<br />
Ernst van de problematiek<br />
Uit contacten met degenen die een seksuele relatie met een predikant gehad hebben, blijkt hoe groot<br />
de schade is voor het betrokken gemeentelid in de eerste plaats. Uit verhalen komt het volgende beeld<br />
naar voren:<br />
• Regelmatig stuiten we op de schade vanwege de spanning tussen beschaamd vertrouwen en het<br />
blijven koesteren van verwachtingen ten aanzien van die predikant die veel voor je heeft betekend. Dat<br />
leidt vaak tot jarenlange verwarrende afhankelijkheid.<br />
• Er is bijna steeds moeite zich opnieuw aan iemand toe te vertrouwen. Vaak geeft het levenslang<br />
problemen met seksualiteit. Een seksuele ervaring roept steeds weer de herinnering aan de relatie met<br />
die predikant op.<br />
• Het oorspronkelijke probleem waarvoor hulp gezocht werd bij de predikant, is blijven liggen en kan<br />
zelfs verder ingeslepen zijn.<br />
• We komen bij betrokkenen verwarrende gevoelens ten aanzien van kerk en geloven tegen. Het gaat<br />
immers in veel gevallen om vrouwen en mannen voor wie de kerk en geloven belangrijk en waardevol<br />
is. Juist wat de kleur van het beste had, verandert in het slechtste. Als de verwachtingen van heling<br />
(mede) met God te maken hadden, is er schade aan alles wat heilig is.<br />
• Er zijn tegenstrijdige gevoelens van schuld, zelfverwijt, loyaliteit en woede. (“Ik had toch ‘neen’ kunnen<br />
zeggen”; “Ik vond het toch ook wel fijn zo gezien te worden”; “Ik heb mee de kerk en zijn gezin<br />
beschadigd”; “Maar het is toch niet gek dat ik het niet van een dominee verwacht had?”) Dat geeft<br />
verwarring tussen verwijten aan de predikant en eigen schuldgevoelens.<br />
• Vanwege de meestal opgelegde zwijgplicht, betekent het gevangenschap in een knellend geheim en<br />
dus isolement.<br />
• Er is angst om deze predikant of de kerk te schaden of te verliezen.<br />
• Er is angst voor het oordeel van de omgeving, met name de partner.<br />
• Ook lijden de eventuele partners van betrokkenen schade en voor de kerkelijke gemeenschap blijkt het<br />
ernstige gevolgen te hebben. Bij veel gemeenteleden roept de confrontatie met deze verhalen met<br />
betrekking tot de eigen predikant diepe verwarring op. Deze predikant heeft immers aan het graf van<br />
een familielid gestaan; een kind is door hem gedoopt en heeft catechisatie bij hem gehad; een<br />
gemeentelid is gevormd als gelovige mee door deze predikant. Hoe moet je dan een plaats geven aan<br />
datgene dat kostbaar voor je is, maar wat je gekregen hebt van iemand met wiens gedrag je zo’n<br />
moeite hebt? Vaak zijn er mee daardoor eerst vooral afwerende reacties in de richting van degene die<br />
misbruikt is en een klacht heeft ingediend tegen de predikant.<br />
Tenslotte is de predikant zelf gevangene van dit gebeuren zolang het geheim blijft bestaan. Hij of zij moet<br />
veel energie steken in dit dubbelleven.<br />
Seksueel misbruik<br />
Wij spreken van seksueel misbruik in het pastoraat, als de relatie tussen een predikant en een<br />
gemeentelid een seksuele lading heeft gekregen. De intimiteit van een pastorale relatie kan verbaal, door<br />
de houding of op een lichamelijke manier geseksualiseerd worden. [3]<br />
In een pastorale relatie is het het meest duidelijk dat er dan sprake is van misbruik van de kwetsbaarheid<br />
van het gemeentelid. Eigen aan pastoraat is immers dat een mens iets van zichzelf aan de ander<br />
toevertrouwt. Soms kan dat een ingrijpend deel van een levensverhaal zijn. Dat geeft tijdelijke<br />
afhankelijkheid. Daardoor is machtsongelijkheid.<br />
54
In andere relaties van een predikant met een gemeentelid ligt dat gecompliceerder. Soms ontstaat er<br />
intimiteit in een samenwerkingscontact of in het kader van een vormings- en toerustingsactiviteit. Ook dan<br />
is de relatie niet omkeerbaar. De rol van een predikant brengt autoriteit en macht met zich mee.<br />
Soms gebeurt het seksueel misbruik binnen pastorale relaties zeer doelbewust. We kennen teveel<br />
verhalen van predikanten die in verschillende gemeenten meerdere seksuele contacten met vrouwelijke<br />
gemeenteleden hebben gehad. Soms hebben predikanten en gemeenteleden het gevoel dat het hen<br />
geleidelijk ‘is overkomen’. Een predikant ontdekt dat hij verliefd is geworden en vertelt dat ze ‘zomaar<br />
ineens elkaar kusten’. In de volgende paragraaf komen we hier op terug. Ook een gemeentelid kan als<br />
eerste seksueel contact met de predikant willen. Toch blijft, tenzij de pastorant geweld gebruikt, de<br />
predikant verantwoordelijk voor het bewaken van de grenzen.<br />
Is het nu wel altijd seksueel misbruik?<br />
Veel predikanten weten van zichzelf dat ze soms dichtbij het overschrijden van deze grenzen hebben<br />
gestaan in een pastoraal contact. Anderen weten dat ze te ver gegaan zijn. In eerste instantie roept de<br />
term ‘seksueel misbruik’ bij hen verzet op. Het gaat toch om een uit de hand gelopen verliefdheid. ‘Het<br />
overkwam mij.’ Nader zelfonderzoek, eventueel met behulp van een therapeut, leert dat er sluimerend of<br />
expliciet ‘gerichtheid’ moet hebben bestaan op seksuele handelingen met het gemeentelid. Stap voor<br />
stap (en soms worden die snel na elkaar gezet) wordt in de richting van seksueel gedrag gewerkt. Eerst<br />
via toespelingen of uitproberen van het fysiek dichterbij de ander komen en kijken hoe zij of hij reageert.<br />
Confronterend spreekt Ruud Bullens [4] van een delictscenario. Seksueel misbruik verloopt altijd via<br />
verschillende fasen. Eerst wordt er gedacht aan en gefantaseerd over seks met een gemeentelid.<br />
Vervolgens wordt fantaseren omgezet in willen en plannen maken. Vaak worden die als het ware<br />
uitgetest door dichterbij de ander te komen of die ander aan te raken en te kijken hoe ze reageert. Er<br />
kunnen seksuele items door de predikant ingebracht worden die vooral te maken hebben met zijn eigen<br />
verlangens. Dit wordt de ‘alarmfase’ genoemd. Die hoeft nog niet te leiden tot het delict, maar heeft wel<br />
alle ingrediënten in zich die tot seksueel misbruik kunnen leiden (zoals oplopende spanning die ontladen<br />
moet worden).<br />
Ook vrouwen die een seksueel contact met haar predikant gehad hebben, weigeren dit als seksueel<br />
misbruik te benoemen. Wel vindt men vaak dat er van een relatie sprake was die niet goed was. “Maar ik<br />
was gewoon verliefd; ik wilde het ook.”<br />
Die visie verandert nog wel eens als de relatie op initiatief van de predikant verbroken wordt of als blijkt<br />
dat de predikant meerdere seksuele contacten heeft. Vaak later blijkt dat deze relatie meer schade heeft<br />
berokkend dan men aanvankelijk dacht.<br />
Wezenlijk blijft dat de beroepskracht de eerste verantwoordelijke is voor de vormgeving van de relatie<br />
met een gemeentelid. Van een predikant mag verwacht worden dat hij/zij zijn/haar mogelijkheden inzet in<br />
het belang van het gemeentelid. Het is misbruik vanwege de schade die de pastorant wordt aangebracht<br />
en omdat de predikant voordeel heeft gehaald uit de kwetsbaarheid van de pastorant of de niet volstrekt<br />
gelijkwaardige relatie met het gemeentelid (ook al benoemt hij het als ‘liefde geven’). Bovendien is het te<br />
zien als misbruik van macht die de predikant heeft door zijn/haar positie, deskundigheid en ontvangen<br />
vertrouwen.<br />
Hoe kan het gebeuren?<br />
Wij hopen dat velen een gevoel van verbijstering houden als ze met het thema ‘seksueel misbruik in een<br />
pastorale relatie’ geconfronteerd worden. Het schokt als je verhalen van misbruikten tot je door laat<br />
dringen. Er worden nota bene in de gemeente van Christus door het toedoen van predikanten mensen<br />
beschadigd. Toch is het ook nodig er naar te kijken hoe gewone predikanten komen tot het overschrijden<br />
van grenzen in een relatie met een gemeentelid. Mensen zijn een vreemd mengelmoes van licht en<br />
donker. Juist door naar het donker te kijken wordt de kans verkleind dat deze fouten weer gemaakt<br />
worden. In het al eerder genoemde onderzoek van Wilbers e.a. [5] worden in een figuur schematisch de<br />
fasen van een zich verdiepend helpend contact weergegeven.<br />
Intimiteit<br />
I<br />
Emotionele wederkerigheid<br />
I<br />
Gezamenlijk oplossen van problemen<br />
I<br />
Communicatie<br />
I<br />
Betrokkenheid<br />
55
Dit schema is te vertalen naar een pastoraal contact. Een gemeentelid kiest er voor aan een predikant<br />
iets voor te leggen dat voor hem of haar belangrijk is. Die keuze die soms tijdens een ontmoeting<br />
gemaakt wordt, of die juist leidde tot die ontmoeting, had te maken met wat men betrokkenheid zou<br />
kunnen noemen. Die betrokkenheid heeft te maken met het horen tot dezelfde geloofsgemeenschap, de<br />
positie die een predikant in die gemeenschap inneemt en vaak met ervaringen met de betrokken<br />
predikant.<br />
Die betrokkenheid kan dus gestalte krijgen in een tweegesprek. Als het gemeentelid zich er voor open<br />
stelt en de predikant zijn of haar ‘werk goed doet’, kan er van communicatie sprake zijn. Dan wordt<br />
ervaren dat er iets gemeenschappelijks ontstaat. In woorden en gebaren wordt iets gedeeld.<br />
Die communicatie maakt het mogelijk dat er ‘gezamenlijk problemen opgelost’ worden. In het<br />
pastoraat noemen we dat meestal anders. Een gemeentelid en een pastor vinden samen ‘- in het<br />
licht van het evangelie en in verbondenheid met de gemeente van Christus – een weg in geloofs- en<br />
levensvragen’ [6]. Dat samen met vallen en opstaan een weg vinden is voor beiden – gemeentelid en<br />
predikant – een bijzondere ervaring. Die roept bijna altijd emotionele wederkerigheid op. Mensen<br />
die dit meemaken voelen wat voor elkaar. Als je elkaar ontmoet geeft dat een blij gevoel, warmte van<br />
herkenning. Deze mensen betekenen nu veel voor elkaar. Die gevoelens creëren bij iedere<br />
ontmoeting een sfeer van intimiteit. Er zijn kostbare dingen gebeurd die een besef van<br />
geborgenheid met zich meebrengen. Intimiteit is de benaming voor een klimaat van een ontmoeting,<br />
waarin mensen werkelijk iets van zichzelf kunnen geven zonder bang te zijn dat daar misbruik van<br />
gemaakt wordt.<br />
Zo’n sfeer van intimiteit roept in veel gevallen diepe emoties en soms emotionele opwinding op.<br />
Ontmoetingen van die kwaliteit doen je wat. Ze kunnen raken aan diepe lagen in je bestaan. Mensen<br />
voelen er zich door bevestigd, iets van de zin van het bestaan wordt ervaren. Als zo een pastoraal<br />
gesprek raakt aan iemands levensgeheim, wordt de predikant belangrijk voor het gemeentelid en<br />
andersom.<br />
In een aantal gevallen krijgen die gevoelens een erotische lading. Soms tot verbazing van de<br />
predikant of het gemeentelid krijgen ze seksuele fantasieën tijdens een gesprek, of als hij of zij denkt<br />
aan een volgende ontmoeting. Dat is niet goed of slecht. Een contact tussen een predikant en een<br />
gemeentelid dat zich verdiept tot een relatie waarbinnen de één zich in een sfeer van respectvolle<br />
intimiteit durft toevertrouwen aan een ander, is een kostbaar gebeuren. Iets waar mensen zich over<br />
mogen verheugen. Dat zulke ontmoetingen ook seksuele gedachten kunnen oproepen is een<br />
menselijk gegeven. Het gaat er om hoe vervolgens met die gevoelens wordt omgegaan.<br />
Intimiteit<br />
De predikant kan iets oproepen dat te maken heeft met het menselijk verlangen naar God. De<br />
predikant vertegenwoordigt iets van de liefde van God die slechts uit is op de heelwording van<br />
mensen. Als in zo’n contact het belang van het gemeentelid uit het oog wordt verloren – ongeacht<br />
wie daartoe het initiatief nam, want ook het gemeentelid zelf kan het eigen belang niet altijd overzien<br />
-, dan kan dat veel schade veroorzaken.<br />
De predikant blijft dus de eerst verantwoordelijke om de noodzakelijke grenzen die een pastorale<br />
relatie stelt, te bewaken. Eén van die grenzen ligt bij de lichamelijke intimiteit. Als die overschreden<br />
wordt, kunnen we spreken van seksualisering [8]. In een pastoraal contact kan een predikant of een<br />
gemeentelid dat bedoeld of onbedoeld doen. Een gebaar dat je bedoelde als troost of zoeken van<br />
steun kan bij jezelf of de ander meer oproepen. Het hoort bij de professionaliteit van de predikant<br />
zich daarvan bewust te zijn.<br />
Zonder risico kun je niets voor elkaar betekenen. Veilig op een afstand blijven is daarom niet het<br />
ideaal. Nabijheid in het pastoraat is een groot goed, maar stelt ook nieuwe eisen. Nabijheid zonder<br />
zorgvuldige bezinning op de noodzakelijke grenzen kan van een groot goed veranderen in een groot<br />
kwaad.<br />
De vraag die tussen goed en kwaad helpt te onderscheiden is: gebruik ik de ander wel of niet voor<br />
mijn eigen behoeften (seksueel of anderszins). Als ik verliefd word en die verliefdheid ga koesteren,<br />
krijg ik een belang in de relatie en ben ik niet beschikbaar alleen ter wille van die ander. [7] Een<br />
eenvoudige toetssteen is of je bij datgene wat je zegt of doet zou schrikken als de deur open ging.<br />
56
Stand van zaken<br />
In het voorjaar van 1989 besloot een vrouw het zwijgen over het seksueel misbruik door haar predikant<br />
te doorbreken. Ze wilde helpen voorkomen dat opnieuw vrouwen geconfronteerd zouden worden met<br />
deze schending van de vertrouwensrelatie door haar predikant. Met anderen wilde ze dat er een veilige<br />
plaats zou komen waar vrouwen die op deze wijze klem geraakt zijn, haar verhaal konden vertellen.<br />
Deze plaats zou loyaal aan kerken moeten zijn, liefst gedragen door kerken. Ze vroeg onder andere<br />
medewerking van één van de predikanten van werkbegeleiding.<br />
In het najaar van 1990 werd contact gezocht met het Samenwerkingsorgaan voor het pastoraat van<br />
de NHK en de GKN. Later werd dit initiatief uitgebreid tot de Rooms Katholieke Kerk en enkele van<br />
de zogenaamde ‘kleine kerken’. Daarna werd door medewerkers van de betrokken kerken de<br />
Interkerkelijke Initiatiefgroep tegen Seksueel Misbruik in Pastorale relaties opgericht samen met<br />
stafleden van de KBSR, de PSVG, het KRO-omroeppastoraat en het IKON-pastoraat (zie adressen:<br />
a.). De eerste reacties in de kerken waren geschrokken en soms afwerend. De teneur was:<br />
‘natuurlijk is seksueel misbruik in het pastoraat verkeerd en beschadigend en er moet wat aan<br />
gedaan worden, maar gaat het om meer dan incidentele gevallen?’<br />
Marie Fortune [1] verwijst naar een onderzoek uit 1991 naar seksueel misbruik door pastores.<br />
12,67% van de ondervraagde pastores zegt seksueel contact met een gemeentelid gehad te<br />
hebben. Bij onderzoek naar seksueel misbruik bij andere helpende beroepen (psychotherapeuten,<br />
artsen, maatschappelijk werkenden enz.) komen de volgende getallen naar voren: 5-10% van de<br />
mannelijke hulpverleners zegt seksueel contact met een cliënt gehad te hebben en voor vrouwelijke<br />
hulpverleners is dat 0,5-1%. Meestal gaat het om seksueel contact tussen een oudere, mannelijke<br />
hulpverlener en een jongere vrouwelijke hulpvrager. [2]<br />
Eigen verhalen uit de eerste hand (enkele tientallen) doen vermoeden dat de cijfers voor predikanten<br />
in de Gereformeerde Kerken in Nederland vergelijkbaar zullen zijn.<br />
Als eerste stap is de eerder genoemde Initiatiefgroep overgegaan tot de vorming van een netwerk<br />
van een tiental vertrouwenspersonen. In november 1992 ging dit netwerk van start (zie adressen: b).<br />
Vertrouwenspersonen zijn deskundige vrouwen en mannen die zich betrokken weten bij deze<br />
problematiek en getraind zijn om zorgvuldig te luisteren naar en mee te denken met vrouwen en<br />
mannen die hun eigen verhaal over seksueel misbruik willen vertellen. Via de folder ‘Als een pastor<br />
je te na komt’ is aan dit initiatief bekendheid gegeven bij alle kerkenraden en parochieraden van de<br />
aangesloten kerken.<br />
Begin 1992 is een Stuurgroep in oprichting gevormd, die zich – in samenwerking met de<br />
Initiatiefgroep - wil bezig houden met de begeleiding van pastores die pleger van seksueel misbruik<br />
zijn of zich in de gevarenzone bevinden (zie adressen c.). Momenteel is een netwerk van pastoraal<br />
begeleid(st)ers [9] in voorbereiding. Dit netwerk is begin 1995 in de openbaarheid getreden. Voorts<br />
wordt er aan de theologische opleidingen van de verschillende kerken gewerkt aan<br />
preventieprogramma’s.<br />
Tenslotte is in alle betrokken kerken een proces van besluitvorming met betrekking tot<br />
klachtenprocedures aan de gang.<br />
De generale synode van de GKN besloot in 1994 tot de instelling van een klachtencommissie<br />
seksueel misbruik in pastorale relaties. Deze commissie valt onder de verantwoordelijkheid van<br />
deputaten Kerkopbouw Theologie en Opleiding van de GKN en is verantwoordelijk voor de<br />
toepassing van de door de synode vastgestelde Regeling klachtenprocedures inzake seksueel<br />
misbruik in pastorale relaties. De synode heeft daarover het volgende geformuleerd: ‘Onder<br />
seksueel misbruik in pastorale relaties wordt verstaan: Misbruik van macht en vertrouwen door een<br />
ambtsdrager of kerkelijk werker, als bedoeld in de artikelen 99 en 100 van de kerkorde, in een<br />
pastorale relatie, of in een relatie die zij/hij uit hoofde haar/zijn pastoraal ambt of functie onderhoudt,<br />
in de vorm van seksuele handelingen of toespelingen op of uitnodigingen tot seksueel contact, alles<br />
al of niet onder druk van geheimhouding.’ De adressen staan onder d.<br />
Wat te doen voor predikanten?<br />
a. Wanneer u de seksuele integriteit van een gemeentelid geschonden hebt:<br />
- erken dat en zoek deskundige hulp (dat kan via één van de predikanten voor de werkbegeleiding)<br />
- geef, in overleg met de deskundige die u begeleidt, erkenning aan de getroffene en vraag, wat deze<br />
vindt dat er gedaan moet worden.<br />
b. Wanneer u zich in de gevarenzone bevindt: zoek hulp.<br />
c. Wanneer a. en b. niet het geval is:<br />
57
- erken het belang van uw fantasie, besef hoe verkeerd seksueel (en ander) misbruik van vertrouwen<br />
is en laat de ernst van schade die aan misbruikten berokkend wordt tot u doordringen<br />
- geef elke gedachte aan een pastorant als mogelijk seksuele partner op<br />
- help uw collega’s; maak het tot gespreksonderwerp in collegiale contacten; sta open voor een<br />
gesprek over dit thema<br />
- werk mee aan het tot stand komen van goede regelingen en gedragscodes<br />
- blijf niet zwijgen als u iets ter ore komt; spreek de betrokken collega er op aan en wijs op de wegen<br />
die er zijn<br />
- wees niet misplaatst solidair met collega’s die pleger zijn, uit eigen vage schuldgevoelens of<br />
anderszins<br />
- wees er attent op of de folder ‘Als een pastor je te na komt’ in de kerken ligt waar u dienst doet<br />
- bepleit openheid als u in aanraking komt met een gemeente die worstelt met een concreet geval<br />
van misbruik (zwijgen zal alle partijen schaden) en nodig uit deskundige begeleiding te zoeken<br />
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
noten<br />
1. M.M. Fortune, Is nothing sacred? When sex invades the pastoral relationship, in: ed. J.H.N. Kerssemakers,<br />
Sex and religion (referaten, gehouden op de conferentie Sex and Religion, Amsterdam 1991), Amsterdam<br />
1992, p.64.<br />
2. D. Wilbers e.a., Seksueel kontakt met patiënten; verslag van een enquête onder gynaecologen en KNOartsen,<br />
in: Tijdschrift voor Seksuologie, 1992, 16: p.141-155.<br />
3. N. Draijer (Seksueel misbruik van meisjes door verwanten, Den Haag 1988, p.70) geeft een definitie voor<br />
seksueel misbruik. Alhoewel ze het over incest heeft, is het van belang kennis te nemen van haar definitie.<br />
Ze verstaat onder seksueel misbruik ‘seksuele contacten….. die plaatsvinden tegen haar zin, of zonder dat<br />
zij – als gevolg van lichamelijk of relationeel overwicht, emotionele druk, of van dwang of geweld – het<br />
gevoel heeft (gehad) de seksuele contacten te kunnen weigeren.’ Onder seksuele contacten verstaat ze alle<br />
daadwerkelijke seksuele aanrakingen ‘- van het aanraken of doen aanraken van borsten en genitaliën,<br />
kussen met seksuele bedoelingen tot en met geslachtsgemeenschap (vaginaal, oraal of rectaal, of het<br />
binnendringen met voorwerpen of vingers, vaginaal of rectaal).’ Draijer sluit andere seksuele toenadering,<br />
zoals het aandringen op seksueel contact, uit om vervaging te voorkomen. Het is duidelijk dat onze definitie<br />
meer dan alleen lichamelijk seksueel contact betreft. Uit verhalen van misbruikten blijkt dat ook seksueel<br />
geladen taal en uitlokken van seksueel gedrag beschadigend kan zijn in een pastorale relatie.<br />
4. dr. R.E.R. Bullens is een therapeut, verbonden aan het Ambulant Bureau Jeugdwelzijnszorg te Leiden,<br />
gespecialiseerd in het begeleiden van plegers van seksueel misbruik, naar wie predikanten verwezen<br />
kunnen worden die erkend hebben seksueel misbruik gepleegd te hebben.<br />
5. D. Wilbers e.a., a.a. p.145.<br />
6. G. Heitink, Pastoraat als hulpverlening, Kampen 1977, p.75<br />
7. Er zijn predikanten en gemeenteleden die verliefd op elkaar geworden zijn en die een durende relatie<br />
begonnen zijn. Het is niet zonder risico een beroepsmatige relatie (predikant – gemeentelid), dus een niet<br />
volstrekt wederkerige relatie, om te zetten in een seksuele relatie. Minstens is nodig in het begin<br />
bijvoorbeeld een lid van het moderamen van de kerkenraad in vertrouwen te nemen en af te spreken dat<br />
een ander aan te spreken is als predikant voor dit gemeentelid. Bovendien is het van belang een ruimte in<br />
de tijd te laten bestaan tussen de pastorale relatie en de partner-relatie. In een huwelijks- volgens Peter<br />
Rutter (literatuurlijst nr. 3, p.163v.).<br />
8. Onder seksualiseren verstaan we: a. Het bevorderen of onvoldoende tegengaan dat er een klimaat ontstaat<br />
dat uitnodigt tot seksuele fantasieën. b. Het overgaan tot of onvoldoende tegengaan van seksuele<br />
handelingen (seksueel taalgebruik; seksueel bedoelde aanraking; seksuele gemeenschap).<br />
9. Deze term is gekozen om vermenging met het werk van vertrouwenspersonen van misbruikten te<br />
voorkomen.<br />
literatuur<br />
1. G.P. van Dam en M. Eitjes, Een pastor moet je toch kunnen vertrouwen! Over seksueel misbruik<br />
door pastores, Zoetermeer 1994<br />
2. M.M. Fortune, Sexual abuse, M.M. Fortune, Is nothing sacred? When sex invades the pastoral<br />
relationship, San Francisco 1989<br />
3. P. Rutter, Er zijn grenzen! Sex als machtsmisbruik van hulpverleners met hun vrouwelijke<br />
cliënten, Utrecht 1990<br />
58
Achtergrondinformatie – 3<br />
Enkele conclusies van mw. N. Oosthoek-Vlieger uit het boek 'Beroep: predikant'<br />
(pag. 131 en 132)<br />
Een uitgave ter gelegenheid van het 75-jarig jubileum van de Bond van Nederlandse Predikanten<br />
• Als partner van een predikant kun je een heel rijk leven hebben. Je hoort veel, je kunt veel meemaken,<br />
je leert veel uit contacten met mensen. Je hoeft je nooit te vervelen; als je wilt, zijn er taken genoeg voor<br />
je. Hier zit echter het gevaar in van een afgeleide identiteit: bij echtscheiding of overlijden ben je die<br />
kwijt. Het is daarom belangrijk om ondanks het werk in de pastorie een eigen leven te behouden of op<br />
te bouwen.<br />
• Het persoonlijk geloof ligt aan het predikantswerk ten grondslag. Dat is iets gevoeligs en dat wil je als<br />
partner niet aantasten. Daarom kun je het werk ook niet helemaal vergelijken met bij voorbeeld een<br />
winkelier of een huisarts, die toch ook hun werk aan huis hebben.<br />
• Wonen en werken lopen door elkaar heen. Als de predikant geen duidelijke scheiding maakt tussen<br />
werk en vrije tijd, is die scheiding er ook niet voor de gezinsleden. Er kunnen geen plannen gemaakt<br />
worden en kinderen weten niet wanneer ze op hun vader kunnen rekenen. Gewenning aan deze<br />
situatie leidt gemakkelijk tot vervreemding van elkaar.<br />
• Dit vorige punt heeft te maken met een 'beschikbaarheidssyndroom', waaraan je als predikant kunt<br />
lijden. Het werk is ook inderdaad nooit af. Als je zelf geen duidelijke grenzen stelt aan je<br />
beschikbaarheid voor de gemeente, is het moeilijk voor je partner om een beroep te doen op die tijd, die<br />
eigenlijk voor het werk bestemd is.<br />
• In de pastorie kan een verschraling van het geloofsleven ontstaan, omdat de predikant steeds<br />
beroepsmatig met geloofszaken bezig is. De behoefte aan geloofsbeleving in het gezin is dan minder<br />
aanwezig, wat leidt tot verarming van de relatie tussen de pastoriebewoners.<br />
• Door professionalisering van het werk ontstaat er een duidelijk weekritme met werktijd en vrije tijd.<br />
Bovendien kan het werk dat ook of misschien wel beter door anderen gedaan kan worden, gedelegeerd<br />
of verwezen worden. Hoe komt het dat predikanten zo weinig verwijzen naar bij voorbeeld het<br />
maatschappelijk werk?<br />
• Problemen in het werk, zoals onenigheid in de kerkenraad, spelen altijd door in het gezin. Als er geen<br />
mentor is of collega's met wie de predikant er over kan praten, is de partner de enige bij wie hij terecht<br />
kan. Dat is heel vanzelfsprekend, maar soms kan dat dermate belastend worden, dat de relatie er onder<br />
gaat lijden. Gevoelens van machteloosheid en woede kunnen het gevolg zijn, waar je als partner geen<br />
kant mee op kunt, want je mag er immers niet over praten.<br />
• Zo kan een predikantsvrouw zich eenzaam gaan voelen. Ze valt toch al zo vaak tussen de wal en het<br />
schip in haar ongelijkwaardige positie.<br />
• Een predikant heeft twee liefdes, zijn partner en zijn gemeente. Hoe voorkom je jaloersheid? Door een<br />
duidelijke keus te maken.<br />
59
Toelichting:<br />
Achtergrondinformatie – 4<br />
een begeleiding in het perspectief van contextueel pastoraat<br />
(voor mentoren die kennis hebben van contextueel pastoraat) 1)<br />
relationele context<br />
Het predikantschap brengt de beginner direct in een uitgebreide nieuwe relationele context:<br />
kerkenraadsleden, vrijwilligers, plaatselijke en regionale collega’s, de werkgemeenschap, gemeenteleden<br />
met allerlei verwachtingen.<br />
Per definitie neemt de beginner ervaringen uit de ene context mee naar de andere. Het kan daarom van<br />
belang zijn om ook in het mentoraat stil te staan bij de manier waarop de interferentie van de ene context<br />
met de andere plaatsvindt.<br />
Vooral als de beginner sterk ‘reageert’ – positief of negatief - op de eisen van deze context kan dit een<br />
waardevol aanknopingspunt zijn om op zoek te gaan naar verbindingen met de ‘biografie’.<br />
Voorbeelden van thema’s die zulke aanknopingspunten kunnen leveren:<br />
o overmatig of te gering verantwoordelijkheidsgevoel<br />
o de omgang met kritiek en waardering (complimenten wel/ niet in ontvangst kunnen nemen)<br />
o gemeenteleden, ambtsdragers of collega’s worden sterke zuster-/broeder-/vader-/moeder-<br />
/grootouderfiguren, in het verzet, de afweer, de aantrekkingskracht die zij bij de beginner<br />
oproepen<br />
o fixatie op bepaalde problemen in het pastoraat, blinde vlekken voor andere<br />
o moeite met of juist grote neiging om verbindend tussen mensen op te treden<br />
De contextuele invalshoek kan helpend zijn, omdat het de beginner uitnodigt zichzelf als persoon te<br />
herkennen in de eigen meest primaire relationele context, namelijk het gezin en de families van herkomst,<br />
waaraan deze (‘verticaal’) door komaf verbonden is. Hetzelfde geldt de relationele context van vrienden,<br />
de eventuele partner en schoonfamilie, de studiegenoten waaraan men door eigen keuze (‘horizontaal’)<br />
verbonden is.<br />
Kernthema’s van de contextuele invalshoek van begeleiding zijn onder meer de rechtvaardigheid van de<br />
onderlinge relaties, de erkenning (het recht-doen) en loyaliteit (verbondenheid die ook ‘ondergronds’ kan<br />
zijn gegaan, dat wil zeggen niet meer bewust beleefd).<br />
Vanuit de achtergrond kunnen er sterke legaten zijn ontvangen en kunnen er belangrijke verdiensten zijn<br />
opgebouwd. Maar kunnen er ook ‘delegaten’ doorwerken, onafgewerkte problemen. Er kan destructief<br />
recht zijn opgebouwd, door gebrek aan rechtvaardigheid opgebouwde claims.<br />
Een belangrijk doel van contextuele begeleiding is het mobiliseren van hulpbronnen in of onder de<br />
relationele context.<br />
Mentoraat is geen contextueel pastoraat, maar wel een leersituatie waarin de beginner ervaring kan<br />
opdoen met het verkennen van de eigen contextualiteit, die ook van belang kan worden in diens eigen<br />
pastoraat.<br />
1) met dank aan collega Harmen Jansen die deze aandachtspunten heeft gemaakt (zomer 2008)<br />
60
Achtergrondinformatie – 4<br />
werkvorm ‘de biografische context van de predikant ter sprake’<br />
Doel: de beginnende predikant helpen bij reflectie op de biografische achtergrond van de eigen identiteit<br />
en stijl van optreden. Het gaat om de vraag: ‘hoe ben ik mijn keuze voor dit predikantschap, deze<br />
gemeente en mijn stijl van werken verbonden met mijn achtergrond?’ om van daaruit de sterke kanten en<br />
relationele hulpbronnen op het spoor te komen, alsmede de valkuilen en blinde vlekken die uit deze<br />
bindingen kunnen voortkomen.<br />
Werkwijze:<br />
naar aanleiding van bespreking van een preek, een pastoraal gesprek, de keuzes en voorkeuren bij de<br />
tijdsbesteding en werkverdeling, of van het optreden in de kerkenraad stelt de mentor voor om stil te<br />
staan bij de persoonlijke identiteit en stijl van de beginnende predikant en deze te relateren aan de eigen<br />
achtergrond.<br />
Vertrekpunt is een omschrijving door de beginner zelf, aangemoedigd door de mentor, van kenmerken<br />
van de eigen identiteit en stijl waarin hij of zij de eigen kracht en kwaliteit ervaart, maar ook die waarin<br />
hij/zij beperkingen vindt liggen of zelfs ‘tegenaan loopt’. Vooral dat laatste kan een aanleiding zijn en<br />
motivatie opleveren voor een biografische pas op de plaats in het mentoraatsgesprek.<br />
De beginner wordt uitgenodigd de relationele context te verkennen van het gezin van herkomst en de<br />
huidige gezinssituatie. De mentor helpt daarbij met vragen als:<br />
o Welke positie had en heeft ook nu nog hij of zij in dat gezin?<br />
o Welke rol vervulde en vervult hij naar de anderen toe?<br />
o Met wie was hij of zij sterk verbonden? Hoe?<br />
o En hoe dan met de anderen?<br />
o Waarvoor was en is er onderlinge erkenning en waarvoor minder of niet?<br />
o Welke kwaliteiten zijn daardoor aan het licht gekomen en ontwikkeld?<br />
o Welk thema, of welke thema’s speelde(n) er een belangrijke rol in het gezin, vanwege de bredere<br />
familieachtergronden?<br />
o Indien van toepassing: welke betekenis heeft de partner en de schoonfamilie voor de beginnende<br />
predikant?<br />
Eventueel helpend kan zijn om een klein genogram te tekenen en aan de hand daarvan de onderlinge<br />
relaties te verkennen, toegespitst op de vraag naar erkenning.<br />
Het kan ook van belang zijn om te vragen naar de verbondenheid met vrienden en studiegenoten, de rol<br />
die de beginner tussen hen speelt en het soort erkenning dat hij/zij daarin ontvangt en anderen geeft.<br />
Tegen wie kijkt hij of zij op vanwege een voorbeeldfunctie en waarom? Wat is typisch voor de eigen<br />
generatie in vergelijking met andere generaties?<br />
De mentor blijft alert op de aanleiding voor deze verkenning en nodigt op een passend moment de<br />
beginner uit om zelf naar verbinding te zoeken:<br />
o Op welke manier speelt deze achtergrond nu door in de beroepskeuze en stijl van optreden?<br />
o Ziet de beginnende predikant een verband met de accenten in uitleg en verkondiging?<br />
o Of met de manier waarop hij/ zij in interactie is met andere ambtsdragers of gemeenteleden?<br />
61
Achtergrondinformatie - 5<br />
Achtergrondmateriaal over leergewoonten<br />
Oefening, beschrijving van leergewoonten, de leertheorie van Kolb<br />
Oefening: Bewust worden van eigen leergewoonten<br />
Deze oefening heeft tot doel meer te weten te komen over je eigen leergewoonten als pastor. Deze<br />
oefening is ontwikkeld door de Amerikaanse psycholoog David Kolb.<br />
De oefening bestaat uit:<br />
a. een individueel gedeelte, het invullen van een lijst en het lezen van de tekst die daarop volgt;<br />
b. een groepsgedeelte: een groepsgesprek over ieders resultaat, en over de betekenis die daaraan kan<br />
worden gehecht. Ook gaan we nader in op Kolbs theorie over leerstijlen (learning style inventory).<br />
De oefening is niet een vaststelling van hoe groot je vermogen tot leren is; zij geeft een indicatie over de<br />
wijze waarop je gewoon bent te leren, over je leerstijl. Het is dus een diagnostisch, geen waarderend<br />
instrument.<br />
Mensen verschillen nogal in de wijze waarop zij leren. In een leerproces dat men gezamenlijk met<br />
anderen volgt, werkt het bevorderend wanneer de groepsleden enig inzicht hebben hoe hun stijlen<br />
overeenkomen en verschillen. Men kan daarmee dan rekening houden en waar nodig ondersteuning<br />
bieden.<br />
Het individuele gedeelte gaat als volgt in zijn werk.<br />
Hieronder staan 9 groepjes van 4 uitspraken.<br />
Gevraagd wordt om deze uitspraken per groep te rangschikken van 4 tot 1. 4 is het meest kenmerkend<br />
voor je, 1 het minst kenmerkend. Sommige uitspraken zul je wellicht moeilijk een verschillend<br />
rangordecijfer kunnen toekennen. Toch wordt gevraagd ze elk een verschillende score te geven.<br />
Geef je oordeel en vul het in in de tabel onder de vraag.<br />
Zo invullen: in de hokjes de waardering van 4 tot 1 van uitspraken a,b,c,d<br />
?. a b c d<br />
4 2 1 3<br />
(antwoord a is hier meest kenmerkend, antwoord c het minst)<br />
62
A. a. Je zoekt naar verschillen en onderscheidingen<br />
b. Je wilt in eerste instantie de dingen eens uitzoeken<br />
c. Je voelt jezelf erbij betrokken<br />
d. Je bent gericht op het nut voor praktische toepassing<br />
A.<br />
B. a. Je laat de dingen op je af komen, ongeacht wat het is<br />
b. Je bent vooral gericht op wat relevant is<br />
c. Je analyseert de situatie<br />
d. Je kent geen waarde-oordelen toe, kiest niet voor bepaalde standpunten<br />
B.<br />
C. a. Je let vooral op wat je zelf ervaart en voelt<br />
e. Je kijkt vooral, je let op hetgeen je gewaar wordt<br />
f. Je denkt er vooral over na<br />
g. Je bent vooral bezig, je wilt er iets mee doen<br />
C.<br />
D. a. Je neemt de dingen zoals ze zijn<br />
b. Je neemt risico’s met wat je doet of zegt<br />
e. Je kent waardeoordelen toe<br />
f. Je probeert je steeds sterk bewust te zijn van wat er gebeurt<br />
D.<br />
E. a. Je gaat vooral intuïtief te werk<br />
e. Je bent vooral gericht op resultaten<br />
f. Je probeert in eerste instantie logisch te denken<br />
g. Je stelt jezelf vooral vragen<br />
E.<br />
F. a. Je vindt abstractie en begripsvorming belangrijk<br />
e. Je kijkt en luistert vooral<br />
f. Je hebt voorkeur voor het concrete<br />
g. Je bent vooral actief en praktisch bezig<br />
F.<br />
G. a. Je bent met name op het heden, het hier en nu gericht<br />
e. Je laat eerst alles nog eens door je hoofd gaan en denkt erover na<br />
f. Je bent met name gericht op wat er nag gaat (zal) gebeuren<br />
g. Je bent vooral pragmatisch ingesteld<br />
G.<br />
H. a. Je bent vooral gericht op het opdoen van ervaringen<br />
e. Je bent vooral luisterend en kijkend gegevens aan het verzamelen<br />
f. Je brengt vooral verschijnselen onder in een samenhangend begrippenkader<br />
g. Je bent vooral ideeën en vermoedens aan het toetsen en experimenteert met je gedrag en situaties<br />
H.<br />
I. a. Wat er gebeurt beleef je vooral gevoelsmatig en intens<br />
b. Je houdt bij voorkeur enige afstand t.a.v. wat er gebeurt<br />
e. Je benadert wat er gebeurt met name verstandelijk<br />
f. Je bent actief medeverantwoordelijk voor wat er gebeurt<br />
I.<br />
63
Wanneer je bij alle 9 groepen je rangschikking hebt ingevuld<br />
neem je je scores over in onderstaande tabel.<br />
Daar waar een kruisje staat vul je niets in.<br />
Vervolgens tel je de scores per kolom op.<br />
Tabel:<br />
a. b. c. d.<br />
A. X X<br />
B. X X<br />
C.<br />
D. X X<br />
E. X X<br />
F. X X<br />
G. X<br />
H.<br />
I. X<br />
totaal a. b. c. d.<br />
Score<br />
Deze wordt bepaald door per kolom van boven naar beneden alle cijfers op te tellen.<br />
Kolom a betreft de concrete ervaring<br />
en bestaat uit de letters B,C,D,E,G,H<br />
Door de gegeven cijfers bij de letters in kolom a. bij elkaar op te tellen krijg je de score voor concrete<br />
ervaring<br />
Kolom b betreft de overdenkende observatie<br />
en bestaat uit de letters:<br />
A,C,F,G,H,I. De scorebepaling gaat als bij A.<br />
Kolom c betreft de abstracte begripsvorming en bestaat uit de letters B,C,D,E,H,I.<br />
Kolom d betreft actief experimenteren en bestaat uit de letters A,C,F,G,H,I.<br />
Teken de vier scores in op de cirkel.<br />
Verbind daarna de 4 cijfers (scores) met rechte lijnen.<br />
64
Teken de vier scores in op de cirkel. Verbind de 4 cijfers met rechte lijnen.<br />
a = concrete ervaring<br />
b = overdenkende observatie<br />
c = abstracte conceptualisering<br />
d = actief experimenteren<br />
De cirkels stellen percentages voor die zijn verkregen uit onderzoek van een groot aantal<br />
praktijkfunctionarissen en afgestudeerden van universiteiten.<br />
65
Oefening 2 (een andere vragenlijst voor dezelfde oefening)<br />
Hieronder staan 80 uitspraken. Probeer zo eerlijk mogelijk te antwoorden. Neem bij het beantwoorden van<br />
je vragen een werksituatie als uitgangspunt. Geef aan hoe je in werkelijkheid handelt en denkt. Dus niet hoe<br />
je graag zou willen handelen. Er zijn geen goede of foute antwoorden. Als je het meer eens dan oneens<br />
bent met een uitspraak, zet dan een “V” tussen de haakjes. Als je het meer oneens dan eens bent, dan een<br />
“X”. Sla geen vragen over.<br />
( ) 01. Ik heb uitgesproken ideeën over wat goed en fout is.<br />
( ) 02. Ik ben vaak roekeloos<br />
( ) 03. Ik los problemen het liefst stap-voor-stap op, zonder mijn fantasie de vrije loop te laten.<br />
( ) 04. Ik vind dat formaliteiten mensen beknotten.<br />
( ) 05. Ik sta bekend als iemand met een directe, no-nonsense stijl.<br />
( ) 06. Ik vind acties gebaseerd op intuïtie vaak even goed als acties gebaseerd op zorgvuldig<br />
overwegen en analyseren.<br />
( ) 07. Ik houd van werk waarbij ik de tijd heb om alles uit te pluizen.<br />
( ) 08. Ik vraag mensen regelmatig naar hun uitgangspunten.<br />
( ) 09. Het belangrijkste is hoe iets in de praktijk uitwerkt.<br />
( ) 10. Ik ga actief op zoek naar nieuwe ervaringen.<br />
( ) 11. Als ik iets hoor van een nieuw idee of een nieuwe benadering, begin ik meteen de toepassing in de praktijk uit<br />
te werken.<br />
( ) 12. Ik hecht veel belang aan zelfdiscipline zoals dieet houden, regelmatig lichaamsbeweging, vasthouden aan een<br />
bepaalde routine, etc.<br />
( ) 13. Ik stel er een eer in iets grondig te doen.<br />
( ) 14. Ik kan het het beste vinden met logische , analytische mensen en minder goed met spontane, irrationele’<br />
mensen.<br />
( ) 15. Ik ga zorgvuldig te werk bij de interpretatie van beschikbare informatie en hoed me voor overhaaste conclusies.<br />
( ) 16. Het liefst neem ik een beslissing na zorgvuldige afweging van vele alternatieven.<br />
( ) 17. Ik voel me meer aangetrokken tot nieuwe, ongewone ideeën dan tot praktische ideeën.<br />
( ) 18. Ik houd niet van losse einden en plaats het liefst alles in een samenhangend patroon.<br />
( ) 19. Ik accepteer en houd me aan vastgestelde procedures zolang ik ze efficiënt vind om een doel te bereiken.<br />
( ) 20. Ik breng mijn acties graag in verband met een algemeen principe.<br />
( ) 21. In discussies kom ik graag meteen ter zake.<br />
( ) 22. Ik ben geneigd een zekere afstand te bewaren tot mijn collega’s.<br />
( ) 23. Ik vind het een enorme uitdaging iets nieuws en anders aan te pakken.<br />
( ) 24. Ik houd van geestige, spontane mensen.<br />
( ) 25. Ik verdiep me in alle details voor ik een conclusie trek.<br />
( ) 26. Ik vind het moeilijk om te komen met wilde, spontaan opkomende ideeën.<br />
( ) 27. Ik vind dat je door om de hete brij heen te draaien tijd verspilt.<br />
( ) 28. Ik pas er voor op, overhaaste conclusies te trekken.<br />
( ) 29. Ik heb graag zoveel mogelijk bronnen van informatie – hoe meer gegevens om over na te denken, hoe liever-.<br />
( ) 30. Oppervlakkige mensen die alles niet zo serieus nemen, irriteren me vaak.<br />
68
( ) 31. Ik luister eerst naar anderen voor ik mijn mening geef.<br />
( ) 32. Ik laat meestal duidelijk merken hoe ik over iets denk.<br />
( ) 33. Ik vind het leuk om andere mensen bezig te zien in een discussie.<br />
( ) 34. Ik reageer liever spontaan en flexibel op gebeurtenissen dan alles van te voren te plannen.<br />
( ) 35. Ik voel me nogal aangetrokken tot technieken zoals netwerkanalyses, stroomdiagrammen,<br />
leidingschema’s, planning van onvoorziene dingen, enz.<br />
( ) 36. Ik vind het vervelend als ik werk moet afraffelen om een tijdslimiet te halen.<br />
( ) 37. Ik beoordeel ideeën meestal op hun praktische waarde.<br />
( ) 38. Rustige, bedachtzame mensen bezorgen mij vaak een onbehaaglijk gevoel.<br />
( ) 39. Mensen die zich hals over kop ergens instorten, ergeren me vaak.<br />
( ) 40. Het is belangrijker om van het heden te genieten dan na te denken over het verleden of de toekomst.<br />
( ) 41. Volgens mij zijn beslissingen die gebaseerd zijn op een grondige analyse van alle informatie beter<br />
dan beslissingen gebaseerd op intuïtie.<br />
( ) 42. Ik neig tot perfectionisme.<br />
( ) 43. In discussies draag ik vaak ideeën aan die me ineens te binnen schieten.<br />
( ) 44. In besprekingen kom ik vaak mer praktische, realistische ideeën.<br />
( ) 45. Regels zijn er vaak om overtreden te worden.<br />
( ) 46. Ik neem het liefst afstand van een situatie en bekijk de dingen van alle kanten.<br />
( ) 47. Ik zie vaak de zwakke punten en inconsequenties in de argumenten die anderen aanvoeren.<br />
( ) 48. Over het algemeen praat ik meer dan ik luister.<br />
( ) 49. Ik zie vaak betere, meer praktische manieren om iets gedaan te krijgen.<br />
( ) 50. Geschreven rapporten moeten volgens mij kort en bondig zijn.<br />
( ) 51. Ik vind dat rationeel, logisch denken het op den duur wint.<br />
( ) 52. Ik houd gesprekken liever zakelijk dan over koetjes en kalfjes te praten.<br />
( ) 53. Ik houd van mensen die met beide benen stevig op de grond staan.<br />
( ) 54. Als mensen met irrelevante dingen komen in discussies en afdwalen, word ik erg ongeduldig.<br />
( ) 55. Als ik een rapport moet schrijven, maak ik meestal een aantal concepten voor ik de definitieve versie schrijf.<br />
( ) 56. Ik probeer graag dingen uit om te zien of ze werken in de praktijk.<br />
( ) 57. Ik vind het belangrijk oplossingen te vinden via een logische benadering.<br />
( ) 58. Ik vind het leuk de grote prater te zijn.<br />
( ) 59. In gesprekken vind ik vaak dat ik de realist ben, die zorgt dat niemand afdwaalt en zich verliest in<br />
rozige speculeringen.<br />
( ) 60. Ik overweeg graag vele alternatieven voor ik een besluit neem.<br />
( ) 61. In gesprekken met mensen vind ik mijzelf vaak de nuchterste en objectiefste.<br />
( ) 62. In discussies blijf ik liever op de achtergrond dan de leiding te nemen en het hoogste woord te voeren.<br />
( ) 63. Ik wil graag lopende zaken in een wijder perspectief, meer op langere termijn zien.<br />
( ) 64. Als er iets mis gaat schud ik het graag van mij af en beschouw het als een extra ervaring.<br />
( ) 65. Ik verwerp wilde, spontane ideeën meestal als onpraktisch.<br />
69
( ) 66. Het beste is: ‘bezint, eer ge begint’.<br />
( ) 67. Over het algemeen luister ik meer dan dat ik praat.<br />
( ) 68. Ik ben vaak hard tegen mensen die moeite hebben om problemen logisch te benaderen.<br />
( ) 69. Meestal vind ik dat het doel de middelen heiligt.<br />
( ) 70. Ik vind het niet erg om anderen te kwetsen, als het werk maar gedaan wordt.<br />
( ) 71. De formaliteit van specifieke doelstellingen en plannen benauwt me.<br />
( ) 72. Meestal ben ik in een gezelschap degene die leven in de brouwerij brengt.<br />
( ) 73. Ik doe alles wat nodig is om de klus af te krijgen.<br />
( ) 74. Methodisch, gedetailleerd werk verveelt me snel.<br />
( ) 75. Ik onderzoek graag de uitgangspunten, principes en theorieën die ten grondslag liggen aan zaken<br />
en gebeurtenissen.<br />
( ) 76. Ik wil er altijd graag achter komen wat andere mensen denken.<br />
( ) 77. Ik heb graag dat vergaderingen ordelijk verlopen, dat er niet wordt afgeweken van de agenda.<br />
( ) 78. Ik vermijd subjectieve of omstreden onderwerpen.<br />
( ) 79. Ik geniet van drama en opwinding in een crisissituatie.<br />
( ) 80. Anderen vinden vaak dat ik weinig begrip heb voor hun gevoelens.<br />
Scoring Je scoort één punt voor iedere vraag die je met V (=meer eens dan oneens) beantwoord hebt.<br />
Je krijgt géén punten voor vragen die je aangekruist hebt met een X (=meer oneens dan eens)<br />
In de onderstaande lijst kun je zien wat je score is: bij de vragen die je met V beantwoord heb zet je een 1<br />
achter de vraag en telt tot slot de score per tabel op.<br />
Totalen<br />
02 07 01 05<br />
04 13 03 09<br />
06 15 08 11<br />
10 16 12 19<br />
17 25 14 21<br />
23 28 18 27<br />
24 29 20 35<br />
32 31 22 37<br />
34 33 26 44<br />
38 36 30 49<br />
40 39 42 50<br />
43 41 47 53<br />
45 46 51 54<br />
48 52 57 56<br />
58 55 61 59<br />
64 60 63 65<br />
71 62 68 69<br />
72 66 75 70<br />
74 67 77 73<br />
79 76 78 80<br />
________ _________ _________ ________<br />
________ _________ _________ ________<br />
Concreet Reflectief Abstract Actief<br />
Ervaren Observeren Generaliseren Experimenteren<br />
70
De doener<br />
20<br />
18<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
2<br />
Zet je totaalscores tevens uit<br />
op het onderstaande<br />
kruis<br />
Concreet ervaren<br />
20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 2 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20<br />
De beslisser<br />
4<br />
6<br />
8<br />
10<br />
12<br />
14<br />
16<br />
18<br />
20<br />
De denker<br />
71<br />
De dromer<br />
Abstract Generaliseren
Het leermodel van Kolb<br />
Leren is op te vatten als een proces. In dit proces zijn verschillende fasen te onderscheiden zoals het<br />
verzamelen van informatie, het toetsen van nieuwe inzichten of het nadenken over dingen die je<br />
overkomen.<br />
De Amerikaanse leerpsycholoog, David Kolb, deed onderzoek naar de verschillende fasen in het<br />
leergedrag van mensen en hij onderscheidde er vier.<br />
De vier leerfasen worden beschreven in termen van de vaardigheden die bij die fasen horen:<br />
1. Concreet ervaren (‘feeling’)<br />
2. Waarnemen en overdenken, ook wel: reflectie (‘watching’)<br />
3. Vormen van abstracte begrippen (‘thinking’)<br />
4. Actief experimenteren (‘doing’)<br />
De vier fasen volgen logisch op elkaar: als je iets meemaakt (ervaring) is het belangrijk daarna je<br />
ervaringen te overdenken (reflectie) en te veralgemeniseren (begripsvorming). Je kunt dan een aanpak<br />
bedenken waarmee je een overeenkomstige gebeurtenis tegemoet kan treden (experimenteren). Als je<br />
die nieuwe aanpak, dat geleerde gedrag daadwerkelijk gebruikt doe je weer een nieuwe ervaring op<br />
(concrete ervaring) waarover je weer kan nadenken (reflectie) zodat je nieuwe inzichten krijgt<br />
(begripsvorming).<br />
Voorbeeld: Een pastor heeft een ontevreden gevoel na te zijn voorgegaan als gastpastor in een naburige<br />
gemeente (ervaring). Hij probeert te achterhalen waar t zijn gevoel vandaan komt. Wat gebeurde er<br />
tijdens de viering? Hij vergelijkt dit met de vieringen in de gemeente, waar hij gewend is voor te gaan<br />
(overdenkende observatie). Al denkend concludeert hij dat het gevoel al aan het begin van de viering<br />
ontstond. Hij had het idee dat hij over de hoofden van de mensen stond heen te praten. Hij heeft voor<br />
aanvang van de viering alleen kort telefonisch contact gehad met de ouderling van dienst. Hij is<br />
onvoldoende voorbereid op de specifieke situatie van die gemeente. Een goede viering houdt blijkbaar<br />
ook in dat de voorganger weet heeft van de situatie, waarin zich de gemeente bevindt (vormen van<br />
abstracte begrippen). De volgende keer dat hij in een andere gemeente voorgaat, zoekt hij persoonlijk<br />
contact met de ouderling van dienst en vraagt hem wat er momenteel in die gemeente voor belangrijke<br />
zaken spelen (actief experimenteren).<br />
Het model ordent zo allerlei verschillende leerervaringen. Die verschillende leerervaringen kan je<br />
misschien ook in je eigen leergedrag ontdekken, hoewel waarschijnlijk lang niet altijd alle vier de soorten<br />
en in deze volgorde. Kolb beschreef een ideaal leermodel, terwijl het leren zich in de praktijk wel eens<br />
anders afspeelt.<br />
De vier fasen herhalen zich volgens Kolb voortdurend in deze volgorde. Dit leermodel valt dan ook te zien<br />
als een cyclisch model:<br />
figuur 1: Leren als een cyclisch proces; leermodel van Kolb<br />
72
In de cirkel onderscheidde Kolb twee assen: verticaal de as concreet -abstract en horizontaal de as<br />
actief - reflectief. In een leerproces, een leercyclus, ben je dus bezig je concrete ervaringen via reflectie<br />
(overdenking) om te zetten in abstracte algemene theorieën die je in een volgende situatie actief kan<br />
uitproberen.<br />
concreet<br />
l<br />
l<br />
(ervaring)<br />
l<br />
l l<br />
l l<br />
actief – (experimenteren) ______________ l________________ (overdenken)-reflectie<br />
l<br />
l<br />
l l<br />
l<br />
(begripsvorming)<br />
l<br />
l<br />
abstract<br />
Figuur 2: dimensies in het leerproces<br />
Het is niet nodig altijd met concrete ervaring (boven aan de cirkel) te beginnen.<br />
Voorbeeld: een pastor zal tijdens een gespreksavond voor het eerst met een videoapparaat<br />
werken. Hij kan op diverse manieren proberen uit te vinden hoe het ding werkt:<br />
Hij kan bijvoorbeeld allerlei knoppen indrukken (experimenteren) en kijken wat er gebeurt<br />
(ervaring, en waarschijnlijk ook reflectie). Hij kan ook na gaan denken wat hij weet over<br />
soortgelijke apparaten, bijvoorbeeld over bandrecorders want die lijken qua bediening op video<br />
apparatuur (reflectie), en zo een beeld over de bediening verwerven (begripsvorming) dat hij<br />
toetst in de praktijk (experimenteren).<br />
Een andere mogelijkheid is dat hij iemand vraagt om voor te doen hoe dat apparaat bediend<br />
moet worden (ervaring), zodat hij zelf een beeld over de bediening kan vormen (reflectie,<br />
begripsvorming) dat hij probeert in de praktijk (experimenteren).<br />
Natuurlijk is het mogelijk de leerfasen in een andere volgorde te doorlopen of een fase over te slaan.<br />
Volgens Kolb is het echter van belang de volgorde ervaren-reflecteren-begripsvorming-experimenterenervaren<br />
aan te houden (waar je ook begint in de leercyclus). Wanneer fasen overgeslagen of te snel<br />
doorlopen worden daalt het rendement. Dat is toch ook wel te begrijpen: ervaring wint aan waarde als je<br />
erover nadenkt, inzichten worden pas echt bruikbaar als je ze uitprobeert (experimenteren) en toetst<br />
(ervaring, reflectie).<br />
Leerstijlen<br />
In het voorgaande werd gesteld dat men zich leren in kan denken als een cyclisch proces dat vier<br />
fasen omvat die ieder idealiter altijd in dezelfde volgorde (maar niet altijd vanuit hetzelfde<br />
beginpunt) doorlopen worden.<br />
Mensen hebben echter voorkeuren voor bepaalde fasen uit de cyclus: ze beginnen bij voorkeur in<br />
één bepaalde fase of besteden er de meeste tijd aan. Een mathematicus bijvoorbeeld zal veel tijd<br />
besteden aan abstracte begripsvorming terwijl een bedrijfsleider zich eerder zal richten op het in<br />
de praktijk toetsen van ideeën.<br />
David Kolb probeerde de voorkeur voor een bepaalde manier van leren (iemands persoonlijke<br />
leerstijl) te karakteriseren door middel van een test waarbij mensen scores konden halen op de<br />
twee assen (concreet-abstract en actief-reflectief). Uit de combinatie van scores op de beide<br />
assen leidde hij vier leerstijlen af: abstract-actief, abstract-reflectief, concreet-actief en concreetreflectief.<br />
Deze vier stijlen zijn weergegeven in figuur 3.<br />
73
figuur 3: De vier leerstijlen in Kolbs leermodel<br />
1. Convergeerders’, mensen bij wie de dingen in één punt samenkomen. Ze zijn vooral gericht op<br />
theorievorming en het toepassen van begrippen. In een probleemsituatie waar slechts één antwoord<br />
juist is werken ze het best.<br />
2. ‘Divergeerders’, mensen die juist naar een spreiding van mogelijkheden zoeken. Ze besteden veel<br />
aandacht aan ervaring en overdenking. Ze zijn creatief en kunnen goed alternatieven bedenken.<br />
3. ‘Assimilators’, mensen die snel informatie opnemen en verwerken. Ze leggen de nadruk op<br />
waarneming en reflectie en op theorievorming. Hun sterke punt is het vormen van theorieën en het<br />
opstellen van modellen.<br />
4. ‘Accommodators’, mensen die zich gemakkelijk aanpassen aan de omstandigheden. Ze zijn goed in<br />
experimenteren en in het ervaren van dingen. In speciale omstandigheden die aanpassing vereisen<br />
zijn ze op hun best.<br />
Kolb ontdekte dat mensen geneigd zijn vooral die leerfase te ontwikkelen waar ze toch al ‘sterk in zijn’. Hij<br />
pleitte er voor dat mensen ook aandacht zouden besteden aan die leervaardigheden waar ze minder<br />
goed in zijn. De leercyclus kan dan meer volledig en evenwichtig doorlopen worden waarbij elke fase de<br />
aandacht krijgt die ze verdiend. In een groep (bijvoorbeeld de kerkernaad) zorgt de diversiteit van<br />
bijdragen van de verschillende groepsleden er meestal voor dat dit het geval is.<br />
Bouwstenen van de leertheorie van Kolb<br />
De theorie van Kolb behoort tot de theorie van het ervaringsleren en is gebaseerd op het gedachtegoed<br />
van verschillende pedagogen en psychologen. Belangrijkste beïnvloeders zijn John Dewey, Kurt Lewin<br />
en Jean Piaget.<br />
a. De pedagoog John Dewey heeft aan het begin van deze eeuw het ervaringsleren geïntroduceerd in<br />
het hoger onderwijs in Amerika. Dewey keerde zich tegen het gangbare onderwijsideaal waarin dril,<br />
externe discipline, van bovenaf gestuurde informatie en theoretische ideeën overheersten. In plaats<br />
daarvan zocht Dewey naar een verbinding tussen persoonlijke ontwikkeling, werk en opleiding. Hij<br />
beklemtoonde het belang van de betrokkenheid van de persoon zelf in het leerproces, het<br />
rekening houden met diens eigen wil, het leren door ervaring en het leren van zinvolle vaardigheden.<br />
Het zijn niet de ideeën die het leren sturen (idealisme) maar de concreet ervaren verlangens en<br />
gevoelens aan het leren (praktische) betekenis geven (pragmatisme).<br />
b. Sociaal psycholoog Kurt Lewin had bij een trainingsgroep de ontdekking gedaan dat leren werd<br />
bevorderd als de groep democratisch werd betrokken bij de dialoog en het nagesprek over het<br />
leerproces in de groep. Het bleek leerzaam te zijn om de hier en nu opgedane concrete ervaring<br />
vervolgens in de groep te analyseren en conceptueel te objectiveren. Ook voor het leren van<br />
concepten en theorieën was het dus waardevol om subjectieve persoonlijke ervaring op te doen.<br />
Evenals Dewey week ook Lewin hier dus af van het gangbare onderwijsideaal (gebaseerd op<br />
behaviourisme en idealisme) waarin het ‘lege’-organisme ideaal van leren als een onpersoonlijk,<br />
volledig logisch proces overheerste.<br />
Democratische waarden als coöperatief leiderschap en dialoog, het werken aan integratie van theorie<br />
en praktijk, het omgaan met de spanningsboog die tegelijk tussen die twee blijft bestaan, en de<br />
technologie om aan dit alles te werken: dat is de bijdrage die Lewin – wetenschappelijk gezien vanuit<br />
de fenomenologie – aan het ervaringsleren heeft gegeven<br />
74
c. De Franse ontwikkelingspsycholoog Jean Piaget heeft zich vooral beziggehouden met het ontstaan<br />
van de intelligentie. Hij ontdekte dat in de ontwikkelingsgeschiedenis van kinderen het kind eerst<br />
geheel opgaat in het doen: ‘feeling, touching, handling’ (tot 2 jaar). Piaget spreekt hier van<br />
‘accommoderen’. Daarna ontwikkelt zich een eerste vorm van observatie en reflectie (2-6 jaar).<br />
Vervolgens leert een kind ordening aanbrengen door dingen met elkaar in verband te brengen en er<br />
logische gehelen in te ontdekken. De vaardigheid van de inductie ontwikkelt zich (7-11 jaar). Piaget<br />
spreekt hier van ‘assimileren’.<br />
Tot slot, (met 12-15 jaar) leren kinderen abstract te denken en formeel-logische operaties uit te voeren.<br />
Ze leren hypothetisch en deductieve redeneringen gebruiken.<br />
Vooral door de koppeling van leren en persoonlijke ontwikkeling, en door de begrippen<br />
‘assimilatie’ en ‘accommodatie’ heeft Piaget bijgedragen aan de ontwikkeling van het ervaringsleren.<br />
Daarnaast is Kolb beïnvloed door vertegenwoordigers van de humanistische psychologie met hun nadruk<br />
op integratie van cognitieve en emotionele processen (C. Rogers) en met hun visie op de sociaalemotionele<br />
ontwikkeling van de mens als een levenslang proces (A. Maslow). Ook P. Freire en I. Illich<br />
hebben met hun kritiek op het westerse onderwijssysteem dat in dienst staat van sociale repressie door<br />
het heersende kapitalistische systeem Kolb beïnvloed.<br />
Kenmerken van de leertheorie van Kolb<br />
1. Leren kun je het beste opvatten als een proces, en niet in termen van eindresultaten<br />
Hier is Kolb in discussie met de idealistische en de behaviouristische benaderingswijze van leren, waarin<br />
men van mening is dat het menselijke bewustzijn is opgebouwd uit constante, vaste elementen. Leren<br />
betekent dan: het opslaan van vastomlijnde kennis in het bewustzijn en het aanleren van vastomschreven<br />
vaardigheden. Het eindresultaat van de zo verworven kennis en vaardigheid is gemakkelijk te toetsen.<br />
Vandaar: resultaat-leren.<br />
Maar Kolb stelt daar tegenover dat leren een proces is: ‘Ideas are not fixed and immutable elements of<br />
thought but are formed and re-formed through experience’. Het procesmatig benaderen van leren houdt<br />
de toekomst open terwijl resultaatgericht leren bij gewijzigde omstandigheden ‘non-learning’ blijkt te zijn<br />
omdat het niet in staat is om de in het verleden geleerde kennis en vaardigheden aan te passen aan<br />
nieuwe ervaringen.<br />
2. Leren is een continu proces, gebaseerd op ervaring<br />
Het proces van leren (en onderwijzen) begint niet met het aanreiken van nieuwe ideeën maar met het<br />
expliciteren van bestaande opvattingen en theorieën die bij de lerende leven. Door eerst de bestaande<br />
opvattingen te bevragen en te toetsen, en pas dan nieuwe ideeën aan te reiken en die te integreren in de<br />
bestaande opvattingen en theorieën, wordt het leerproces bevorderd.<br />
3. In het leerproces moet het conflict tussen dialectisch tegengestelde<br />
aanpassingswijzen aan-de-wereld opgelost worden<br />
In het leerproces moeten vier vaardigheden worden geleerd die te maken hebben met fasen van:<br />
Concrete ervaring (CE); observaties en reflecties (RO); vorming van abstracte concepten en<br />
generalisaties (AC); actief experimenteren in nieuwe situaties (AE).<br />
Leren is effectief als de vier fases in balans met elkaar zijn. Leren wordt scheef getrokken als één van de<br />
fases gaat overheersen. De vier vaardigheden staan op twee assen, die elkaar in evenwicht houden.<br />
De as CE – AC<br />
Ervaringen die mensen opdoen, roepen in het innerlijk een stroom van belevingen op waarbij het totaal<br />
van het mens-zijn betrokken is. Deze stroom van belevingen doet zich voor als iets wat er direct,<br />
woordeloos gewoon is (CE). Innerlijke ervaringen kunnen echter wel degelijk onder woorden worden<br />
gebracht. Bovendien blijkt bij het verwoorden van innerlijke ervaringen dat zij in verbinding staan met<br />
gebeurtenissen in de buitenwereld. Dit proces van ‘taal’ geven aan de innerlijke en externe ervaring<br />
gebeurt met behulp van abstracte begrippen en generalisaties (AC). Het opdoen van concrete ervaringen<br />
en het abstraheren en generaliseren ervan staan dus met elkaar in verband. Tegelijk, stelt Kolb, zijn<br />
tegengestelde vaardigheden nodig bij het vormen van CE en AC, te omschrijven met de tegenstelling<br />
‘concreet-abstract’.<br />
De as RO – AE<br />
Reflectie is het vermogen om achteromkijkend met ervaringen om te gaan, ze woordeloos te wegen, te<br />
vergelijken, om te vormen en integreren. Dit vermogen is tegengesteld aan het vermogen om actief te<br />
experimenteren en ‘de wereld te veranderen’ op basis van opgedane ervaring. Het is de tegenstelling die<br />
Kolb verwoordt met actief-reflektief. Tegelijk zijn deze vermogens met elkaar verbonden omdat ze elk op<br />
hun eigen wijze ‘veranderd’ omgaan met ervaring. Voor het actieve experiment geldt: ‘Wie de wereld wil<br />
leren kennen, moet haar veranderen’ (Lewin). Voor de reflectieve observatie geldt: ‘Wie de wereld wil<br />
leren kennen, moet over haar nadenken’.<br />
75
4. Leren is een holistisch proces van aanpassing aan de wereld<br />
Ervaringsleren impliceert het geïntegreerd functioneren van het totale organisme: denken, voelen,<br />
waarnemen en gedrag. De gehele mens is betrokken bij het aanpassingsproces aan de sociale en<br />
fysische omgeving. Kol duidt dit aan als een holistische opvatting van leren. Het is een levenslang<br />
aanpassingsproces dat niet alleen op school, maar overal plaatsvindt. Partiële leerprocessen zoals het<br />
leren van creativiteit (met het accent op de concrete en reflectieve vermogens), of problem-solving (met<br />
het accent op de abstracte en actieve vermogens), zijn daarvan een onderdeel (fase).<br />
Kolb trekt tot slot een drietal conclusies over leren opgevat als holistisch proces:<br />
a. Het slaat een brug tussen school en werk.<br />
b. Het toont de overeenkomsten tussen de onderscheiden leer/aanpassingsprocessen zoals leren,<br />
creativiteit, problem solving, decision making en wetenschappelijk onderzoek.<br />
c. Het laat zien dat leren, afhankelijk van tijd en ruimte diverse benamingen krijgt, zoals ‘performance’<br />
als het om een onmiddellijke leerprestatie gaat, ‘learning’ als het gaat om leerprocessen over wat<br />
langere termijn, en ‘development’ als het gaat om levenslange aanpassingsprocessen.<br />
5. Leren veronderstelt transacties tussen de persoon en de omgeving<br />
Leren wordt al snel geïdentificeerd met de ‘school’. De ‘real world’ omgeving schijnt in het traditionele<br />
onderwijs te ontbreken. In ervaringsleren wordt de transaktionele relatie tussen de persoon en de<br />
omgeving gesymboliseerd door de dubbele betekenis van de term ‘ervaring’. Enerzijds subjectief en<br />
persoonlijk, ‘referring tot the person’s internal state’; anderzijds objectief en contextueel (‘environmental’).<br />
Deze twee ervaringsvormen doordringen elkaar en zijn met elkaar verbonden op een bijzonder complexe<br />
manier. Deze complexiteit geeft Kolb weer met het begrip ‘trans’-actie, dat meer dan ‘inter’-actie aangeeft<br />
dat er essentiële veranderingen optreden in beide vormen als ze eenmaal met elkaar in verbinding<br />
worden gebracht.<br />
6. Leren is het proces van creëren van kennis<br />
Kennis is het resultaat van een leerproces. In dit leerproces vinden transacties plaats tussen twee<br />
vormen van kennis: persoonlijke kennis en sociale kennis. Sociale kennis is (Dewey) ‘the civillised<br />
objective accumulation of previous human cultural experience’. Persoonlijke kennis is ‘the accumulation<br />
of the individual person’s subjective life experience’ (Kolb, p.<br />
36/37).<br />
Het bijzondere van dit proces is dat beide vormen van kennis worden getransformeerd en daarmee aan<br />
verandering onderhevig zijn. Sociale kennis is dus niet onveranderlijk, maar verandert steeds weer onder<br />
invloed van de veranderende persoonlijke kennis.<br />
Als werkdefinitie van leren hanteert Kolb:<br />
‘Learning is the process whereby knowledge is created through the transformation of experience’<br />
(p.38).<br />
Een omschrijving van de verschillende leerstijlen<br />
Kolb onderscheidt vier verschillende leerstijlen. Veel mensen hebben een voorkeur voor een van de<br />
leerstijlen. Dat wil zeggen dat mensen vaak een neiging hebben om ‘altijd’ op een bepaalde manier te<br />
leren of problemen op te lossen. Veel mensen zullen in alle vier de beschreven leerstijlen iets herkennen.<br />
Het gaat dan ook meer om ‘accenten’ dan dat het gaat om uitgesproken typen.<br />
76
De divergeerder (Dromer)<br />
Globale omschrijving<br />
Divergeerders nemen graag afstand van hun ervaringen om ze te overdenken en vanuit vele verschillende<br />
gezichtspunten of invalshoeken te bekijken. Ze verzamelen gegevens en herkauwen deze grondig voordat ze tot een<br />
conclusie komen. Conclusies trekken ze echter niet snel, divergeerders hebben de neiging om dat uit te stellen. Hun<br />
levenshouding is behoedzaam en terughoudend. Divergeerders blijven het liefst op de achtergrond bij gesprekken en<br />
vergaderingen. Ze observeren graag hoe anderen bezig zijn.<br />
Divergeerders maken een lichtelijk afstandelijke, verdraagzame en onverstoorbare indruk. Wanneer ze tot actie<br />
overgaan past dat in een groter kader en houden zij niet alleen rekening met de eigen inzichten, maar ook met die<br />
van anderen.<br />
Eigenschappen<br />
Divergeerders zijn mensen die<br />
- goed kunnen waarnemen, aandachtig observeren en vragen stellen<br />
- het geheel overzien. Ze kunnen problemen goed herformuleren en leggen snel verbanden tussen een<br />
aantal inzichten of observaties wat kan leiden tot een andere kijk op de zaak<br />
- een groot voorstellingsvermogen hebben zodat ze een zaak vanuit verschillende gezichtspunten kan<br />
bekijken, waardoor meerdere oplossingen bedenken<br />
- creatief zijn, ze genereren vaak veel nieuwe en uiteenlopende ideeën of plannen<br />
- tot hun recht komen in een brainstormfase/-situatie<br />
- reactief, afwachtend en weloverwogen zijn, wil het liefst alles onderzoeken<br />
- pas verder kunnen met een volgende taak als de vorige is afgerond<br />
- geïnteresseerd zijn in andere mensen, ze leren door naar anderen te luisteren en ze zoeken graag bij<br />
anderen naar bevestiging<br />
- rustig, kalm, vriendschappelijk en ondersteunend zijn, ze vermijden ruzies<br />
- gevoelsmensen zijn<br />
- gevoel voor humor hebben<br />
- idealistisch zijn<br />
- vrijzinnig zijn en zich niet snel conformeren aan autoriteit<br />
- qua studierichting een voorkeur hebben voor mens- en geesteswetenschappen<br />
- je vooral aantreft in de volgende beroepsgroepen: hulpverlening, organisatie-advieswerk, trainingswerk en<br />
personeelswerk<br />
- zich vaak uiten met persoonlijke belevingen, bijvoorbeeld: ik voel dat zo<br />
- veel gebruik maken van metaforen, analogieën, beeldspraak en concrete voorbeelden<br />
- de neiging hebben om van de hak op de tak te springen<br />
Sterke kanten<br />
Divergeerders kunnen goed de gewenste situatie vergelijken met de werkelijkheid om dan duidelijk te maken waar de<br />
verschillen zitten.<br />
Divergeerders<br />
- zoeken en verzamelen achtergrondinformatie<br />
- peilen meningen en gevoelens van anderen<br />
- observeren goed: onderzoek nieuwe en afwijkende patronen. Ze sporen discrepanties, storingen en<br />
problemen goed op<br />
- verhelderen problemen<br />
- zien zaken in perspectief<br />
- voelen kansen en mogelijkheden aan<br />
- kunnen creatief naar oplossingen zoeken<br />
- kunnen wachten op het beste tijdstip<br />
- erkennen eigen stress-symptomen<br />
Zwakke kanten<br />
Divergeerders<br />
- kunnen door de bomen het bos niet meer zien<br />
- hebben veel ideeën, maar zijn weinig actiegericht<br />
- stellen acties vaak te lang uit<br />
- wachten liever af om te kijken hoe anderen een taak uitvoeren<br />
- zijn ongeduldig over kleinigheden<br />
77
De assimilator (Denker)<br />
Globale omschrijving<br />
Assimilators verwerken hun waarnemingen in ingewikkelde, maar logisch doordachte theorieën. Ze doordenken<br />
problemen op een consequente, stapsgewijze en logische wijze. Ze neigen tot perfectionisme, dus vinden<br />
assimilators pas rust tot de dingen geordend zijn en ingepast in hun rationele schema’s.<br />
Assimilators houden van analyseren en synthetiseren. Ze houden van abstracte ideeën, uitgangspunten, principes,<br />
theoretische modellen, logische redeneringen en rationeel denken.<br />
Assimilators kijken naar het grote geheel en zoeken naar onderliggende wetmatigheden. Ze zijn vaak objectief en<br />
onbevooroordeeld en benaderen de werkelijkheid consequent logisch. Alles wat daar niet in past leggen ze opzij.<br />
Eigenschappen<br />
Assimilators zijn mensen die<br />
- een groot analytisch vermogen hebben. Ze denken in heldere, logische en abstracte termen<br />
- vragen stellen, fouten zoeken en kritiek uitoefenen<br />
- inductief redeneren. Ze verzamelen alle gegevens, overwegen de mogelijkheden, ontwerpen en beproeven<br />
de zaken opnieuw<br />
- leren door ideeën afzonderlijk te bestuderen en ideeën samen te voegen om tot een nieuw conceptueel plan<br />
of model te komen<br />
- opereren vanuit een bepaald (denk)kader<br />
- niet op andere mensen zijn gericht<br />
- het liefst alleen werken, ze zijn onafhankelijk<br />
- meer belang stellen in abstracte ideeën dan in hetgeen andere mensen vinden en denken<br />
- rationeel, logisch, analyserend en intellectueel zijn<br />
- niet emotioneel zijn, maar bedachtzaam en geduldig<br />
- secundair reageren en berekenend handelen<br />
- bij voorkeur vermijden om te sterk betrokken te raken<br />
Sterke kanten<br />
Assimilators zijn sterk in logica. Ze analyseren problemen nauwkeurig en komen pas dan tot een<br />
probleemstelling. Assimilators bedenken perfecte theoretische modellen.<br />
Assimilators<br />
- overzien modellen en middelen die geschikt zijn voor het oplossen van problemen, ze maken constructief<br />
gebruik van ervaringen uit het verleden<br />
- bedenken alternatieve oplossingen. Ze gaan de mogelijkheden van het gebruik van de verschillende<br />
alternatieven na. Definiëren hypotheses, stellen beoordelingscriteria op en voeren een kwalitatieve analyse<br />
uit<br />
- ontwikkelen theorieën en formuleren modellen<br />
- zijn sterk in het kunnen bedenken van perfecte theoretische modellen<br />
- zijn goede planners en organisatoren. Ze maken plannen en bedenken hoe ze moeten worden uitgevoerd<br />
- werken georganiseerd<br />
- werken bij voorkeur alleen<br />
Zwakke kanten<br />
De bedachte theorieën zijn in de praktijk soms beperkt toepasbaar. Assimilators geven de theorie voorrang boven de<br />
feiten en laten zich moeilijk door concrete ervaringen op andere gedachten brengen. Wanneer een logische en<br />
exacte theorie niet met de feiten uit de praktijk klopt, bekijken assimilators liever de feiten opnieuw of schuiven ze<br />
terzijde dan dat ze de theorie moeten laten vallen.<br />
Assimilators<br />
- eisen teveel bewijsmateriaal voordat ze gaan handelen<br />
- nemen weinig risico’s<br />
- laten het verleden met tegenzin los<br />
- hebben weinig waardering voor gevoelens (van zichzelf en van anderen)<br />
- hebben moeite met het onderkennen van eigen stress-signalen<br />
78
De convergeerder (Beslisser)<br />
Globale omschrijving<br />
Convergeerders proberen graag theorieën, technieken en ideeën uit om te zien of ze in de praktijk werken. Ze<br />
zoeken actief naar nieuwe ideeën. Ze onderzoeken theorieën goed en maken graag gebruik van de mogelijkheid om<br />
met toepassingen te experimenteren. Convergeerders zijn het soort mensen dat na een cursus overlopen van<br />
nieuwe ideeën die ze dan graag willen gaan uitproberen. Ze pakken dingen graag aan en reageren snel.<br />
Convergeerders zijn praktische mensen die met beide benen op de grond staan. Het zijn probleemoplossers.<br />
Problemen zijn uitdagingen. Hun levenshouding wordt gekenmerkt door: “Het kan altijd beter” en “Als het werkt is het<br />
goed”. Ze vragen naar oplossingen in de vorm van een recept.<br />
Eigenschappen<br />
Convergeerders zijn mensen die<br />
- doelgericht zijn en planmatig kunnen nadenken. Ze zijn praktisch en<br />
toepassingsgericht<br />
- ideeën toepassen om problemen op te lossen. Dit komt goed van pas in situaties waar slechts één<br />
oplossing de juiste of mogelijk is.<br />
- vooral hypothetisch-deductief werken. Convergeerders zetten projecten op, doen onderzoek en<br />
experimenteren<br />
- actief zoeken naar nieuwe ideeën, theorieën of technieken om ze in de praktijk te toetsen<br />
- onafhankelijk van anderen handelen. Ze hebben sterke interesse voor zaken en minder voor sociale<br />
contacten<br />
- zakelijk en onpersoonlijk zijn in contact met anderen zijn ze directief<br />
- niet met hun emoties te koop lopen<br />
- orde en regelmaat waarderen<br />
- snel werken en verantwoordelijkheid nemen<br />
- de drang hebben om te beslissen, ze lopen liever het risico van een foute beslissing te nemen dan dat ze<br />
helemaal geen besluit nemen<br />
- autoriteitsgevoelig zijn, ze zijn geneigd hun mening te veranderen als ze onder druk worden gezet<br />
- specialisten zijn in hun vakgebeid, ze blinken uit op een bepaald terrein waar ze begrippen, modellen en<br />
theorieën in de praktijk kunnen toetsen<br />
- geïnteresseerd zijn in de natuurwetenschappers<br />
- een logisch dwingend taalgebruik hebben<br />
Sterke kanten<br />
Convergeerders kunnen goed de gevolgen van de verschillende oplossingen beoordelen, een aanpak in de praktijk<br />
uittesten en oplossingen kiezen.<br />
Convergeerders<br />
- vinden problemen normaal; die moet je oplossen<br />
- zijn nieuwsgierig en gebruiken dat om feiten te verzamelen<br />
- stellen zich doelen en handelen daar naar. Ze stellen prioriteiten en kiezen uit verschillende oplossingen, ze<br />
focussen op de meest doelgerichte aanpak<br />
- evalueren plannen en opties<br />
- interpreteren gegevens<br />
- zijn besluitvaardig<br />
- kunnen goed onafhankelijk functioneren<br />
Zwakke kanten Convergeerders<br />
- geven de taak voorrang boven mensen<br />
- onderschatten persoonlijke gevoelens<br />
- zijn ongeduldig<br />
- nemen risico’s door te grote actie-gerichtheid<br />
- overwegen geen andere oplossingen<br />
- handelen soms vanuit een te dogmatische theorie<br />
- moet leiding krijgen, maar wil het vaak alleen doen<br />
- maken niet echt gebruik van de sterke kanten van anderen<br />
79
Globale omschrijving<br />
De accomodator (Doener)<br />
Accomodators storten zich helemaal zonder voorbehoud in nieuwe ervaringen. Ze genieten van het hier en nu en zijn<br />
gericht op het opdoen van concrete ervaringen. Accomodators zijn de hele dag druk bezig. Zodra het enthousiasme<br />
over de ene activiteit verflauwt gaan ze snel op zoek naar een volgende. Accomodators bloeien op bij een uitdaging. Ze<br />
houden niet van lange verhalen. Ze houden van gezelligheid en zijn constant bezig met andere mensen. Ze trekken alle<br />
aandacht.<br />
Eigenschappen<br />
Accomodators zijn mensen die<br />
- gericht zijn op zichtbare resultaten<br />
- zich snel aanpassen en uitstekend nieuwe concrete situaties aankunnen<br />
- hun verstand goed gebruiken bij het oplossen van problemen<br />
- het accent leggen op praktische vaardigheden<br />
- afgaan op informatie van anderen en eigen intuïtie<br />
- een brede praktische interesse hebben, ze zijn niet zo geïnteresseerd in onderliggende theorieën of technische<br />
details<br />
- op actie gericht zijn, ze werken proefondervindelijk<br />
- veel gedaan krijgen<br />
- spontaan en intuïtief handelen, beslissingen op totaalindrukken baseren, (meer dan op feiten en cijfers<br />
- graag risico’s nemen en van verandering houden<br />
- graag betrokken willen worden bij het opzetten van nieuwe activiteiten, het zijn goede starters<br />
- emotioneel zijn en vertrouwen op hun eigen gevoel<br />
- de neiging hebben om waarschuwingen naast zich neer te leggen<br />
- goed met andere mensen kunnen opschieten<br />
- open staan voor feed-back, vragen om inlichtingen, informeren naar wat anderen ergens van vinden<br />
- je vooral aantreft in mensgerichte beroepen: marketing, maatschappelijk werk, psychotherapie en in de verkoop<br />
- zich vaak uiten in actie-gerichte taal; “Laten we…” of “Als ik nu een voorstel mag doen…”<br />
Sterke kanten<br />
Accomodators zijn goed in de startfase van een project. Ze kunnen zich goed doelen stellen. Ze zijn ook goed in het<br />
implementeren en doorvoeren van een oplossing.<br />
Accomodators<br />
- brengen het probleemoplossingsproces op gang<br />
- zijn zeer actief<br />
- activeren en motiveren anderen<br />
- voeren plannen uit en implementeren oplossingen<br />
- proberen zaken uit en onderzoeken de verschillende mogelijkheden<br />
- zijn praktisch gericht<br />
- nemen ideeën van anderen over<br />
- nemen risico’s<br />
Zwakke kanten Accomodators<br />
- kunnen niet goed organiseren, kunnen zich moeilijk doelen stellen<br />
- zijn onbezonnen, gaan vaak te snel van start<br />
- hebben vaak meerdere projecten tegelijk lopen en kunnen het geheel dan niet goed meer overzien<br />
- maken niet alles af<br />
- hebben veel praktische ervaring maar nemen weinig tijd voor reflectie<br />
- lopen het risico om workaholic te worden<br />
80
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
Literatuurlijstje Ervaringsleren Kolb<br />
1. 'Het leermodel van Kolb', art. van Cecile de Bruin en Maddy Blokland (Uit: werkmap cursus Leren in de gemeente,<br />
een training over het werken aan een leerklimaat in de gemeente)<br />
Dit artikel is (met toestemming van de schrijfsters) bijgevoegd.<br />
Wie deze training zou willen bijwonen verwijs ik naar de brochure Vrijwillige nascholing/post academisch onderwijs<br />
voor predikanten en kerkelijk werkers, seizoen 1996/1997, pag. 54 onder T/E 2; deze training wordt gegeven op<br />
Hydepark op 1, 28 en 29 oktober a.s.<br />
2. Louis van Kessel, Kolbs typoologie van leerstijlen (een hulpmiddel voor begeleiding van het leren van<br />
supervisanten)<br />
In: Supervisie in opleiding en beroep 7 (1990) 2, 26-44<br />
3. Louis van Kessel, Ervaringsleren en supervisie, de theorie van David Kolb over ervaringsleren en haar betekenis<br />
voor begeleiding van het leerproces in supervisie<br />
In: Supervisie in opleiding en beroep 5 (1988) 2, 5-29<br />
4. D.A.Kolb, Experiential Learning: experience as the source of learning and development, New Jersey: Prentice Hall<br />
1984<br />
5. J.v.d.Lagemaat, De pastor als leerling (Mentoraat als een effectieve vorm van begeleiding van beginnende<br />
pastores, die ten doel heeft te leren aan ervaring)<br />
Dit werkstuk in het kader van de Opleiding tot Pastoraal Supervisor van febr. 1996 is niet in de handel, maar wellicht<br />
te bestellen bij de schrijver: 071-5134260 of op het werk 020-4444444 (VU-ziekenhuis Amsterdam, vragen naar<br />
ds.v.d.Lagemaat)<br />
NB. De nummers 2 en 3 zijn eventueel via ons secretariaat in kopievorm verkrijgbaar.<br />
81
Problemen : 1<br />
A.) Als professional<br />
B.) Als gelovige<br />
C. Als mens<br />
Aanvullingen vanuit<br />
Josuttis<br />
Aanvulling (vervolg)<br />
Epiloog:<br />
schema van Piet Zuurmond, de pionier van de werkbegeleiding<br />
2<br />
a) Autoriteit<br />
1 Wegvallen van<br />
uiterlijke gezagskenmerken.<br />
Behoefte aan<br />
innerlijk gezag<br />
b) Leiderschap<br />
1. Geen “autoriteit”<br />
(A.a.1)<br />
2. Behoefte aan<br />
visie op waar<br />
vandaan en<br />
waarheen?<br />
(Josuttis: opinion<br />
leader)<br />
Continuiteit<br />
c) Omgaan met de<br />
tijd<br />
1. ‘vrij” beroep<br />
waarop voortdurend<br />
divers appél<br />
behoefte aan<br />
overleg,<br />
planning,<br />
discipline.<br />
a) Authenticiteit<br />
1. Ondanks weg-<br />
vallen van “auto-<br />
riteit” toch ver-<br />
wachtingspa-<br />
troon: be-<br />
roepsgelovige,<br />
empathie met<br />
ieders (div.) ge-<br />
loofsbeleving<br />
2. Josuttis:<br />
Grensganger zijn<br />
“Pontifex”<br />
3. Behoefte aan<br />
eigen authen-<br />
ticiteit<br />
b) Gebed/meditatie<br />
1 Tot jezelf komen<br />
2 Luisteren naar<br />
God naar soms<br />
kritische inbreng<br />
van mensen,<br />
naar jezelf (zelfkritiek,<br />
creatieve<br />
associaties e.d.<br />
a) Veelheid van rela-<br />
ties.<br />
1. inside<br />
2. outside<br />
Innerlijke<br />
autoriteit<br />
Visie<br />
- Discipline<br />
- Planning<br />
- Kiezen<br />
- Prioriteiten<br />
3<br />
- Eigen<br />
authenticiteit<br />
-Oerambivalantie<br />
-In meer<br />
werelden<br />
(moeten) leven<br />
Moed om te<br />
luisteren.<br />
Geloof in eigen<br />
mede-<br />
”Scheppers”<br />
mogelijkheden<br />
Beschikbaar-<br />
heid (in vrije<br />
tijd?)<br />
b) Veelheid van zaken Ruimte?<br />
Kiezen:<br />
Criterium<br />
Vraag: 4<br />
a) Tijd voor<br />
vragen als welk<br />
gezag van wie?<br />
b) Tijd voor<br />
bezinnig,<br />
theologisch<br />
en breder:<br />
studie om bij<br />
de tijd te blij-<br />
ven<br />
c) Gediscipli-<br />
neerde<br />
tijdsbeste-<br />
ding t.b.v.<br />
ruimte voor a<br />
en b<br />
a)Tijd voor<br />
toelaten van<br />
ambivalentie<br />
b)Tijd voor vormen<br />
van collegialiteit<br />
c)Tijd voor<br />
grensverkenningen.<br />
a) Tijd om te<br />
luisteren<br />
b) Tijd om het<br />
“gehoorde”te<br />
verwerken<br />
a) Tijd voor<br />
echte relaties<br />
in-out<br />
b) Moed om<br />
nee te zeggen,<br />
d.w.z. tijd om te<br />
weten:<br />
wanneer, tegen<br />
wat/wie<br />
82<br />
Verzoeking 5<br />
Vlucht uit:<br />
bezig zijn met<br />
(eigen)vragen:<br />
over ambt e.d.<br />
uit bezinningsruimte<br />
Vlucht uit delegatie,<br />
uitdelen<br />
van verantwoordelijkheid,<br />
uit overleg, als<br />
“bedreigend”<br />
voor eigen leiiderschap,<br />
uit<br />
bezinning en<br />
studie<br />
Vlucht uit con-<br />
frontatie met ei-<br />
gen ambivalen-<br />
tie; uit echte<br />
collegialiteit;<br />
uit eeuwige<br />
tussenpositie<br />
Vlucht uit luisterende<br />
medi-<br />
tatie confrontatie<br />
met coram<br />
Deo waardóór<br />
relatie tot me-<br />
demensen onzuiver(afhankelijk<br />
van lof of<br />
blaam, “mensenbehagen”<br />
e.d.<br />
Vlucht uit:<br />
(angst voor)<br />
echte ontmoe-<br />
tingen. echte<br />
vragen en belangen<br />
van<br />
partner(s)<br />
(waarbij “in” be-<br />
dreigender dan<br />
“out”)<br />
Vlucht uit:<br />
Noodzaak tot<br />
(volwassenen)<br />
kiezen (in over-<br />
leg)<br />
Vlucht uit:<br />
Noodzaak tot<br />
(volwassenen)<br />
kiezen (in over-<br />
leg)<br />
In (b.v.)<br />
manipulerende<br />
autoriteit<br />
6<br />
In (b.v.) eigen<br />
stokpaard eenzijdige<br />
voor-keur<br />
voor indi-vidueel<br />
pastoraat perfectionistisch<br />
aan elk<br />
appèl willen<br />
beant-woorden<br />
activis-tisch alles<br />
zelf regelen<br />
In ongeestelijk<br />
beroep op Heilige<br />
Geest en “Kairos”<br />
In: Conservatieve<br />
en progressieve<br />
zekerheden die<br />
niet van jezelf<br />
zijn. Oubollige<br />
“collegialiteit”<br />
in radicalisme<br />
(links of rechts) in<br />
“vriendelijke”<br />
kleurloosheid<br />
In Overactivisme<br />
Agendaexhibitionisme<br />
Tijdvulling<br />
als<br />
zelfverdediging.<br />
Zelfverwerkelijking<br />
t.o.<br />
God<br />
Gemeente<br />
Gezin<br />
Je “zelf”<br />
In<br />
beschikbaar-<br />
heidsethos als<br />
slavernij. Open<br />
voor iedere “out-<br />
sider”<br />
“Insider” wordt<br />
concurrent, ver-<br />
liest ruimte.<br />
In<br />
Heiland complex<br />
ver-veel-ing<br />
Treffende woorden<br />
Uit o.a.<br />
werkbegeleidingssituaties<br />
Deze vlucht uit 5 naar 6<br />
noodzaakt tot kwantitatieve<br />
tijdvulling. Met als<br />
gevolg o.a.: ver-veel-ing,<br />
waardoor:<br />
Verveling<br />
Waarmaken<br />
Faalangst<br />
Perfectionisme<br />
Rivaliteit<br />
Mensenvrees (t.o.<br />
collega’s, gemeente en<br />
t.o. eigen ideaalbeeld,<br />
super-ego) Met als<br />
gevolg o.a.: Moralisme<br />
(b.v. in prediking)<br />
Wetticisme t.o. gemeente<br />
en jezelf<br />
Opofferigheid<br />
Gejaagdheid<br />
Rusteloosheid<br />
Met als gevolg o.a.:<br />
Zelfmedelijden<br />
Teleurstelling over en<br />
falen t.o.v.<br />
gemeente/gezin/ (zelf-<br />
beeld)<br />
Met als gevolg o.a.:<br />
Schuldgevoelens<br />
Verveling<br />
Verhoogde<br />
kwetsbaarheid (en<br />
bloeddruk)<br />
Depressie<br />
“onverklaarbare”agressie<br />
Blokkades in<br />
- relaties<br />
- geloofsbeleving<br />
Gevoelens van geloofsverlies.<br />
Behoefte aan<br />
pastorievlucht<br />
1) Niet (alleen) psychische constellatie van de predikant, ook niet (alleen) theologische controversen, maar diep ingrijpende<br />
structuurcrisis van het ambt, het functioneren van de predikant in de samenleving.<br />
2) Er komt nooit meer een einheitlich, eindeutig takenpakket van de predikant<br />
3) (Zie ook Scholten “Tijdsbesteding…”) dóór heterogeen takenpakket dus een vrij beroep?<br />
a. geeft kansen als “grensganger”en:<br />
b. kansen op beroepsfrustraties en conflicten met binnengroep (“meelevenden”)