20.09.2013 Views

HISTORISCHE EVOLUTIE A. De vroegste geschiedenis Dat Sint ...

HISTORISCHE EVOLUTIE A. De vroegste geschiedenis Dat Sint ...

HISTORISCHE EVOLUTIE A. De vroegste geschiedenis Dat Sint ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>HISTORISCHE</strong> <strong>EVOLUTIE</strong><br />

A. <strong>De</strong> <strong>vroegste</strong> <strong>geschiedenis</strong><br />

<strong>Dat</strong> <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem op een lange jaarmarkttraditie mag bogen, staat buiten kijf.<br />

Historische documenten die teruggaan tot de veertiende eeuw leveren hiervan het bewijs.<br />

Bij gebrek aan een stichtingsoorkonde is het echter quasi onmogelijk om de precieze<br />

stichtingsdatum te achterhalen. Vroegere beweringen als zou de jaarmarkt meer dan 1000<br />

jaar en zelfs meer dan 1300 jaar oud zijn, lijken ons ietwat overdreven. <strong>De</strong>ze ons inziens<br />

foutieve schattingen werden gebaseerd op en misleid door vervalste bronnen en verzonnen<br />

verhalen.<br />

Wanneer moeten we het ontstaan van de jaarmarkt dan wel situeren?<br />

A.1. Het ontstaan van de jaarmarkt<br />

● een middeleeuwse oorsprong?<br />

<strong>De</strong> Houtemse jaarmarkt vindt ongetwijfeld haar oorsprong in de verering van de Heilige<br />

Livinus. In het zog van de jaarlijkse bedevaart naar het graf van deze heilige ontwikkelde zich<br />

een bloeiende markthandel. <strong>De</strong> datering van het ontstaan van de bedevaarttraditie en dus<br />

ook van de jaarmarkt, levert evenwel een aantal problemen. Knelpunt hierbij vormt de<br />

authenticiteit van de Heilige Livinus en zijn levensverhaal.<br />

Volgens de heiligenlegende was Livinus een Schotse bisschop die in het midden van de<br />

zevende eeuw onze gewesten kwam kerstenen. Tijdens zijn missioneringopdracht verrichtte<br />

hij tal van wonderen, hetgeen behalve sympathie en bewondering ook nijd en afgunst<br />

opwekte. Zo kwam het dat Livinus op 12 november 657 op brutale wijze werd vermoord te<br />

<strong>Sint</strong>-Lievens-Esse en uiteindelijk in <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem zijn laatste rustplaats vond.<br />

Indien we, steunend op de dateringen in de legende, de wortels van de begankenis en de<br />

volksdevotie rond Livinus in de tweede helft van de zevende eeuw situeren, dan komen we<br />

inderdaad tot de vaststelling van een „1300 jaar oude jaarmarkt’. Maar bronkritisch en<br />

(literatuur)historisch onderzoek door Maurice Coens heeft aangetoond dat Livinus<br />

waarschijnlijk nooit heeft bestaan. <strong>De</strong> levens<strong>geschiedenis</strong> van de martelaar zou een elfde<br />

eeuws door de <strong>Sint</strong>-Baafsabdij verzonnen verhaal zijn, gebaseerd op gegevens uit de vita<br />

van Lebuïnus, een echte heilige uit <strong>De</strong>venter. <strong>De</strong> grondvesten die de kiemen van de<br />

processie annex jaarmarkt in de vroege Middeleeuwen laten situeren, vallen bijgevolg<br />

genadeloos in het water.<br />

Aan de levensbeschrijving van Livinus werd ook een verzonnen translatie gekoppeld: op 28<br />

juni 1007 zouden de relieken van de heilige overgebracht zijn van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem naar<br />

de <strong>Sint</strong>-Baafsabdij. Aan dit valse translatieverhaal dankt de Gentse <strong>Sint</strong>-Lievensbedevaart<br />

haar oorsprong, evenals de nu nog bestaande zomerjaarmarkt in <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem.<br />

Beide falsificaties (Livinuslegende en translatieverhaal) kwamen tot stand tijdens het<br />

abbatiaat van Folbertus (1040-1066), volgens Van Acker ca. 1050. Het is onduidelijk hoelang<br />

het heeft geduurd vooraleer de verzinsels onderwerp werden van een heuse volksdevotie.<br />

Naar onze mening konden de processies op 29 juni (translatie van de relieken) en op 12<br />

november (sterfdatum Livinus) reeds in de twaalfde eeuw op een massa bedevaarders<br />

rekenen. Op basis van dit vermoeden wagen wij ons aan een schatting de embryonale fase<br />

van zowel zomer- als winterjaarmarkt in <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem ongeveer 900 jaar geleden te<br />

situeren.


● officiële inrichting?<br />

In het middeleeuwse Vlaanderen werd het recht tot het houden van een jaarmarkt verleend<br />

door de Vlaamse graaf of de Bourgondische hertog. Voor de stad Aalst bijvoorbeeld<br />

gebeurde dit door graaf Lodewijk Van Male, bij charter van 26 september 1351. <strong>De</strong>ze<br />

oorkonde wordt heden nog bewaard in het Stadsarchief van Aalst.<br />

Het bestaan van een dergelijke stichtingsoorkonde voor de jaarmarkt van <strong>Sint</strong>-Lievens-<br />

Houtem is ons niet bekend. Ook bij <strong>De</strong> Potter en Broeckaert vinden we hierover geen verdere<br />

informatie. En toch leefde ongeveer honderd jaar geleden in <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem de<br />

overtuiging dat haar beide jaarmarkten officieel werden ingesteld door een Bourgondische<br />

hertog. In een brief van 31 juli 1906 vraagt de gemeenteraad van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem aan<br />

de dorpspastoor om ter gelegenheid van de Jubelfeesten in 1907 behalve een<br />

godsdienstige stoet ook een historische stoet te organiseren. En in deze brief wordt<br />

uitdrukkelijk vermeld dat de pastoor bij de historische stoet ook oog moet hebben voor de<br />

“officiële inrichting der jaarmarkten van S t . Pieter en 12 9 ber door den Hertog van Burgondie”.<br />

Was men 100 jaar geleden beter op hoogte over de instelling van de Houtemse<br />

jaarmarkten? Of baseerde de gemeenteraad zich enkel op wat toendertijd in de volksmond<br />

werd verteld? We vermoeden het laatste. Waarmee we niet gezegd willen hebben dat wat<br />

via mondelinge overlevering gekend is, daarom geen historische basis zou bezitten. Nemen<br />

we aan dat de inrichting van de jaarmarkten van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem inderdaad tot het<br />

Bourgondische tijdperk teruggaat, dan moeten we deze alleszins situeren na 1384. Hoewel –<br />

zoals verder zal blijken – historische bronnen over de jaarmarkt bewaard zijn van een<br />

vroegere datum. Dit hoeft echter niet als een tegenstrijdigheid geïnterpreteerd te worden.<br />

Het is immers perfect mogelijk dat de officiële inrichting vele jaren na het eigenlijke ontstaan<br />

plaats vond.<br />

Over de <strong>vroegste</strong> oorsprong van de jaarmarkt en de eventuele officiële inrichting kunnen we<br />

enkel veronderstellingen uitbrengen. Pas wanneer ons historische bronnen ter beschikking<br />

staan, kunnen we aan onze beweringen een grotere zekerheid verlenen. En dan nog<br />

moeten we op onze hoede zijn voor falsificaties en foutieve interpretaties.<br />

A.2. <strong>De</strong> eerste historische bronnen<br />

<strong>De</strong> eerste bronnen die ontegensprekelijk het bewijs leveren van een jaarmarkt in <strong>Sint</strong>-Lievens-<br />

Houtem dateren uit de veertiende eeuw. <strong>De</strong> jaarmarkt blijkt toen reeds zulke proporties te<br />

hebben aangenomen dat een zekere reglementering noodzakelijk was. Dit resulteerde<br />

onder andere in de vastlegging van de tollen op de jaarmarkt en in de uitvaardiging van<br />

een aantal politieverordeningen.<br />

▫ Toltarieven op de jaarmarkt<br />

Het <strong>vroegste</strong> historische document gaat terug tot het jaar 1339. Toen vonnisten de Gentse<br />

schepenen van de keure over een geschil tussen de kerk van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem en de<br />

handelaars betreffende tolheffing op de markt. In tegenstelling tot wat Duquet schrijft, stelde<br />

het vonnis niet het tarief van de plaatsgelden vast , maar bepaalde het de tol die aan de<br />

kerk toekwam bij de verkoop van vee en koopwaren.<br />

<strong>De</strong> tekst ervan luidt als volgt:<br />

“Kenlic zij allen den ghenen, die nu sijn ende hier naer wesen sullen, dat der Jan Spekaert,<br />

der Pieter de Clerc ende hare ghesellen, schepenen van der kuere binnen Ghend, van den<br />

ghescille dat was van den tolle, toebehoerende der kerken van Sente Livins Houthem, naer<br />

de goede informatie ende orconscepe, te ziene in alsulker manieren alse hier naer


eschreven staet, dats te wetene :<br />

Van elken paerde dat men vercoept, daer af sal men gheven, coeper ende vercoeper, elc<br />

twee schellen parasijse.<br />

Item van elken rende, coeper ende vercoeper, elc eenen penninc.<br />

Item van elken verkene, coeper ende vercoeper, elc eenen allinc.<br />

Item van elken scape, coeper ende vercoeper, elc eenen allinc.<br />

Item van elker huwer, coeper ende vercoeper, elc eenen allinc.<br />

Item van wulinen lakene, van houden clederen, van grauwerke, van eere ende van<br />

ghevetten ledere zal men gheven viere deniers van den ponde, al sulke paye als men daer<br />

mede coept ende vercoept.<br />

Voert van elken stalle eenen parisisen penninc. Ende daer mede sijn sij quite van al den<br />

goede dat sij vercopen binnen haren stalle.<br />

Dit was ghevonnest ende ghewijst int scependom boven gheseit up den 6 Ougste 1339.”<br />

Het vonnis, bewaard in het Rijksarchief in Gent, geeft ons informatie over de soorten vee<br />

(paarden, runderen, varkens en schapen) en de aard van de koopwaren (laken stoffen,<br />

pelswerk, oude klederen en gevet leder) die op de markt van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem werden<br />

verhandeld in de veertiende eeuw.<br />

▫ <strong>De</strong> voorgeboden van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem<br />

In een cartularium dat in 1395 werd opgesteld ten behoeve van de proost van de <strong>Sint</strong>-<br />

Baafsabdij, vinden we een afschrift van de voorgeboden van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem. <strong>De</strong>ze<br />

voorgeboden of politieverordeningen moesten de orde op de jaarmarkt bewaren en<br />

oneerlijke handel beletten. In feite betreft het dus een eerste jaarmarktreglement, dat zou<br />

dateren uit het midden van de veertiende eeuw en te <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem werd afgeroepen<br />

van op de nu verdwenen trappen onderaan het marktkruis.<br />

“Dit zijn de voerbode van sente lievins houtem.<br />

Int eerste verbiet men verlofde wapenen up de hoegste boete ende de wapenen verbuert.<br />

Item ghereechte mate item gherecht ghewichte item gherechte elle ende van desen up de<br />

hoegste boete ende dat met ongherecht maten ghemeten ware ende met ongherechte<br />

ghewichte gheweghen ende met ongherechten hellen ghelevert ware up dat ment<br />

beloepen mochte dat zoude ziin verbuert.<br />

Item dongave lakenen van onder dander te houden up de hoegste boete ende dlaken<br />

verbuert up XL voete naer.<br />

Item ghebiet men laken stellaghen X voete lanc te ziine ende niet langher. Item ander<br />

stellaghen VII voete lanc ende niet langher ende elc van desen up de hoegste boete.<br />

Item ghebiet men sout waghenen te staenen deen onder dander ende ter stede daer zij<br />

sculdich zijn te staenen ende sout met gherechter maten te leveren ende elc van desen up<br />

de hoegste boete ende mochte de heeren sout bevinden dat met ongherechter mate


ghelevert waere dats verbuert.<br />

Item gherechte tollenen te ghave. Item gherechten tol ende elc up de hoegste boete ende<br />

te neemen van den tolle II miten sonder meer.<br />

Item dongave vleesch te houdenen van onder dander up de hoegste boete ende tvleesch<br />

verbuert.<br />

Item dat up de plaetse niemen vier en make noch in putten noch daer buten up XL voeten<br />

naer den huusen up de hoegste boete.<br />

Item voert ghebiet men al te houdene dat den voerboden toebehoert gheliic dat zij<br />

ghehuzert zijn ende elc point sonderlinghe up al sulke boete als daer toe staet.”<br />

In dit jaarmarktreglement wordt onder andere gestipuleerd dat het verboden is wapens te<br />

dragen en vuur te maken op de jaarmarkt. Goederen of eetwaren van een mindere kwaliteit<br />

moeten worden gescheiden van de kwaliteitsvolle. Tenslotte wordt er streng op toegezien<br />

dat de koopwaren met juiste lengte- en inhoudsmaten of met juiste gewichten worden<br />

afgemeten. <strong>De</strong> handelaars die zich niet aan de voorschriften houden riskeren hoge boetes<br />

en de verbeurdverklaring van hun goederen.<br />

A.3. Zomerjaarmarkt /vs/ Winterjaarmarkt<br />

Zowel de toltarieven als de voorgeboden gaan terug tot de veertiende eeuw. Alleszins werd<br />

er toen al een jaarmarkt ingericht in <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem. Maar op welke jaarmarkt had de<br />

reglementering betrekking? <strong>De</strong> winterjaarmarkt of de zomerjaarmarkt? Of beide?<br />

<strong>De</strong> Potter en Broeckaert stellen dat “de instelling der groote jaarmarkt moet opklimmen tot<br />

een ver verwijderd tijdstip, aangezien wij van ’t heffen van plaatsgeld reeds gewag vinden<br />

op het jaar 1339.” Maar is deze argumentering wel correct?<br />

Het is immers genoegzaam geweten dat qua belangrijkheid de winterjaarmarkt (de “groote”<br />

jaarmarkt) zeker tot diep in de zestiende eeuw overschaduwd werd door de zomerjaarmarkt.<br />

Met recht kunnen we ons dan ook afvragen of de toltarieven (en het jaarmarktreglement) uit<br />

de veertiende eeuw niet enkel voor de zomermarkt golden en ook speciaal daarvoor waren<br />

opgesteld. Indien dit zo zou zijn, dan vervallen eensklaps ook de argumenten die <strong>De</strong> Potter<br />

en Broeckaert aanhalen om de oorsprong van de winterjaarmarkt in een ver verleden te<br />

situeren.<br />

Voor zover ons bekend geeft geen enkele auteur andere historische bronnen aan die klaar<br />

en duidelijk melding maken van een middeleeuwse markt op 12 november. Men zou zich<br />

kunnen afvragen of er in de Middeleeuwen überhaupt wel sprake was van een<br />

winterjaarmarkt in <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem?<br />

<strong>Dat</strong> deze twijfel nog zo gek niet is, zien we bevestigd in de almanak uit 1558 van de Mechelse<br />

plantkundige Rembert Dodoens. Op 30 juni vermeldt Dodoens de jaar- en paardenmarkt te<br />

Houtem. In november daarentegen zoeken we tevergeefs naar een dergelijke verwijzing.<br />

Werd de winterjaarmarkt pas later opgericht? Misschien als één van de vele jaarmarkten in<br />

onze streek die in de achttiende eeuw onder Oostenrijks bewind tot stand kwamen?<br />

Een eerste document die onze kritische twijfel kan temperen betreft een procesbundel uit de<br />

zeventiende eeuw. In 1634 wordt tegen Charles Everwijn, baljuw van de stad en het land van<br />

Aalst, een onderzoek geopend wegens machtsmisbruik en afpersing. Eén van de vele<br />

aanklachten heeft betrekking op de twee jaarmarkten te Houtem, “te wetene eene te<br />

Martinsmesse ende dandere te Ste Pieters daeghe in junij…”. Tijdens deze Houtemse


jaarmarkten, die “ghehauden worden tweemael t’sjaers met frequentiën van vele volcx<br />

ende tusschen de twee ende drije hondert craemen”, zou de baljuw een veel te hoog<br />

marktgeld geïnd hebben. <strong>De</strong> burgemeester, als getuige opgeroepen, ontkent echter deze<br />

beschuldiging en verklaart dat de inning geschiedde zoals het “van alle aude ende<br />

immemorialen tijden also gheuseert es geweest”.<br />

Wat leert ons dit processtuk? Ten eerste, dat er in 1634 reeds twee druk bezochte jaarmarkten<br />

werden gehouden in <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem. Ten tweede blijkt uit het taalgebruik (“van alle<br />

aude ende immemorialen tijden”) dat ook toen al de installatie van beide markten in een<br />

ver, niet nader te bepalen verleden werd geacht. En tenslotte – zoals hieronder zal blijken<br />

niet onbelangrijk – dat de winterjaarmarkt in die tijd bekend stond als de jaarmarkt te <strong>Sint</strong>-<br />

Martinsmesse.<br />

Alleszins kunnen we uit het proces van 1634 afleiden dat de winterjaarmarkt van <strong>Sint</strong>-Lievens-<br />

Houtem geen achttiende-eeuwse creatie is. Een echt bewijs van een middeleeuwse<br />

oorsprong of zelfs van haar bestaan voor 1558, wordt echter ook niet geleverd. Immers,<br />

rekening houdend met de gemiddelde levensverwachting toen, was een periode van<br />

tachtig jaar ook al te beschouwen als “sinds immemorialen tijd”.<br />

Uitsluitsel geeft ons een rekening uit het jaar 1446.<strong>De</strong>ze rekening bevat de uitgaven van de<br />

proost van de <strong>Sint</strong>-Baafsabdij toen deze van Gent naar <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem trok ter<br />

gelegenheid van de bedevaart met <strong>Sint</strong>-Martinsmesse. Onder de koopwaren die werden<br />

aangeschaft en betaald vinden we vooral eetwaren, onder andere brood, wijn, azijn,<br />

mosterd, saffraan, kaneel, peper, look, eieren, erwten, haring, rogge, tong, kersen, boter, enz.<br />

Het is niet duidelijk of deze koopwaren in Gent vóór het vertrek, dan wel of ze in Houtem<br />

werden aangekocht. Waarschijnlijk gaat het om een combinatie van beide. Zeker is dat er in<br />

de vijftiende eeuw reeds een bedevaart naar <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem was op 12 november. <strong>Dat</strong><br />

daarbij ook een markt hoorde, lijkt ons – gezien de gebruiken uit die tijd – vrij evident.<br />

Indien ons vermoeden correct is dat het merendeel van de goederen vermeld in de<br />

rekening aangekocht werd in <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem, dan mogen we gerust gewagen van een<br />

bloeiende markt. Gezien het uiterst gevarieerde pakket aan voedingswaren dat werd<br />

aangeboden, moet de winterjaarmarkt ook toen al een grote bekendheid hebben genoten.<br />

Maar hoe komt het dan dat ze niet werd vermeld in de almanak van Dodoens? <strong>De</strong> reden lijkt<br />

ons de volgende : ze was niet belangrijk genoeg! Dodoens nam enkel die markten op met<br />

een nationaal en zelfs internationaal prestige (vergeve mij het anachronistische taalgebruik),<br />

daar waar de novembermarkt van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem slechts van regionaal belang was. In<br />

de lijn van die redenering kunnen we dan concluderen dat de zomerjaarmarkt – bij Dodoens<br />

wel vermeld – internationale faam genoot en van heinde en verre werd bezocht.<br />

En dat was inderdaad zo. Een anoniem handschrift uit het jaar 1539, getiteld Relation des<br />

troubles de Gand, schetst een schilderachtig beeld van de Houtemse zomerjaarmarkt :<br />

(Men vond er :)“toute manière de marchandises à vendere cedit jour, que on y menoit de la<br />

ville de Gand et aussi de divers quartiers à l’entour; on y vendoit aussi à boire et à mengier à<br />

tous costez dudit villaige, et principallement en la plache d’icelleuy qui estoit fort grande et<br />

ample, où ladicte marchandise et toute mercherie estoit mise avant, de sorte que ce<br />

sambloit une bonne grosse puissante armée et camp de bataille, tant y avoit gens de toutes<br />

conditions par bendes, eschades et confraries, les ungs ayans avec eulx tambours et fluttes<br />

d’Allemans, les autres des trompettes et aussi forche muses et autres divers instrumens, jouans<br />

à tous lez et costez oudit villaige, qui estoit chose fort admirable à l’oyr, tant estoit le bruyt<br />

grant à tous lez, les ungs dansans, les autres faisans autres esbas et passetemps, car la<br />

pluspart de ceux qui y alloient, n’estoit point par dévotion, mais pour leurs plaisirs.”


<strong>De</strong> populariteit van de zomerjaarmarkt was nauw verbonden met de <strong>Sint</strong>-Lievensprocessie<br />

der Gentenaars. Ter dezer gelegenheid werden de relieken van de Heilige Lieven vanuit het<br />

<strong>Sint</strong>-Baafsdorp naar de kerk van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem overgebracht, begeleid door een<br />

massa volk. Sommige bronnen spreken zelfs van een derde van de Gentse stadsbevolking!<br />

<strong>Dat</strong> een dergelijke volkstoeloop gepaard ging met een grote jaarmarkt, die qua omvang en<br />

uitstraling deze van november ver overtrof, ligt voor de hand. Toch stellen we vast dat heden<br />

ten dage net het omgekeerde het geval is.<br />

Wanneer is de kentering er gekomen? Wanneer is de balans omgeslagen? Een cruciale<br />

datum is 1540, toen keizer Karel in zijn Concessio Carolina de Livinusprocessie van Gent naar<br />

<strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem verbood. Dit verbod had natuurlijk ook zijn weerslag op de markt, die<br />

ineens een aanzienlijk aantal bezoekers verloor. Aanvankelijk bleef de zomerjaarmarkt nog<br />

de grootste van de twee, getuige de almanak van Dodoens uit 1558. Maar geleidelijk aan<br />

zou de winterjaarmarkt aan belang winnen. Uit het hoger geschetste proces anno 1634 blijkt<br />

dat beide jaarmarkten toen reeds ongeveer op gelijke voet stonden.<br />

B. Evolutie in de achttiende eeuw en negentiende eeuw<br />

<strong>De</strong> gestage groei van de winterjaarmarkt bleef zich doorzetten en vanaf de achttiende<br />

eeuw zou de novembermarkt in <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem toonaangevend worden voor het Oost-<br />

Vlaamse platteland.<br />

Waar had de winterjaarmarkt van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem haar populariteit wel aan te danken?<br />

<strong>De</strong> bedevaart ter ere van de Heilige Lieven lijkt ons niet een afdoende verklaring te bieden.<br />

Er moeten nog andere motieven hebben meegespeeld. Volgens ons ligt de basis van het<br />

succes in de bloei van de beesten- en paardenmarkt. Een samenloop van gunstige factoren<br />

leverde hiervoor de ideale omstandigheden.<br />

Ten eerste bood het ruime dorpsplein, hoofdzakelijk bestaande uit een groot grasveld met<br />

onderaan één of twee vijvertjes, zowel voldoende staanplaats als drink- en<br />

graasgelegenheid voor de dieren. Ten tweede was november een voor de boeren minder<br />

drukke periode. Zoals we bij Duquet lezen : “Er was minder werk op het veld. Het vee had<br />

niets meer te grazen, zodat er een aantal dieren moesten verkocht worden.”<br />

Behalve het dorpseigen karakter en de gunstige plaats op de kalender zorgde tenslotte ook<br />

de geografische ligging van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem voor een niet te miskennen voordeel.<br />

Ongeveer centraal gelegen in Oost-Vlaanderen, tussen de twee belangrijkste steden Aalst<br />

en Gent. Illustratief is de misschien wat eenvoudig gestelde, maar daarom niet onjuiste<br />

bewering van Duquet dat “voor een boer uit het Waasland <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem een<br />

geschikte plaats was om zich een Brabants trekpaard aan te schaffen”.<br />

Waarschijnlijk konden ook andere gemeenten gelijkaardige omstandigheden voorleggen.<br />

We denken dan bijvoorbeeld aan Wetteren, Zottegem of Herzele. Maar <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem<br />

had nog een belangrijke troef achter de hand, namelijk deze van haar rijke jaarmarkttraditie.<br />

Het belang van deze troef werd nog groter toen door een arrest van 11 april 1822 werd<br />

bepaald dat de instelling van nieuwe beestenmarkten slechts mocht geschieden op<br />

voorwaarde dat dit niet schadelijk of nadelig was voor reeds bestaande veemarkten in<br />

andere gemeenten. Op basis van dit arrest steunde de gemeenteraad van <strong>Sint</strong>-Lievens-<br />

Houtem haar pleidooi om de instelling van een veemarkt in Melle tegen te gaan :<br />

“Séance du conseil communal d’Hautem St. Liévin, arrondissement administratif d’Alost,<br />

province de la Flandre Oriëntale, en date de 8 juin 1842.<br />

Présens Messieurs Verbrugghen Bourgemestre, Carnewal et Broeckaert échevins, <strong>De</strong> Smet,


Tiré et Van Gijsegem Conseillers.<br />

Le Conseil se trouvant ainsi en nombre suffisant pour délibérer.<br />

Le président déclare la séance ouverte et rappelle à l’assemblée l’objet à l’ordre du jour,<br />

consistant à prendre une délibération au sujet de la demande formée par le Conseil<br />

Communal de Melle à être autorisé à établir dans sa localité une foire annuelle aux chevaux<br />

et au bétail le lundi après la St. Hubert en Novembre.<br />

Considérant que tout établissement de nouvelles foires doit être préjudiciable aux foires déjà<br />

existantes.<br />

Que cette démandée par la commune de Melle pour se tenir dans la première dixaine du<br />

mois de Novembre, préjudicierait en particulier la commune d’Hautem St. Liévin, où depuis<br />

une série de siècles se tient le 12 Novembre une foire de bestiaux et de chevaux qui a juste<br />

titre fait la renommée de la province.<br />

Que depuis peu l’établissement de différentes nouvelles foires à encore été accordé au<br />

détriment de la commune d’Hautem St. Liévin, notamment celles de<br />

Schellebelle,d’Oudenhove Ste. Marie, de Velsique-Ruddershove, d’Alost et de Gaver, qui<br />

toutes se tiennent dans la première quinzaine de Novembre, et ont déjà fait affaiblir de<br />

beaucoup la foire d’Hautem St. Liévin.<br />

Par ces motifs, et considérant qu’ aucune autorisation de l’espèce ne peut être accordée<br />

que pour autant qu’il ne peut en résulter aucun préjudice pour d’autres localités (arrête du<br />

11 avril 1822), et que dans le cas présent il en résulterait non seulement un préjudice pour la<br />

foire d’Hautem St. Liévin, mais pour toutes les communes environnantes, et la province<br />

entière même, puisque la foire d’Hautem St. Liévin conservant son ancienne rénommée<br />

mène dans notre province une multitude d’étrangers, notamment de marchands de<br />

chevaux et de bestiaux qui à cette occasion parcourent toute la province et y font des<br />

achats considérables.<br />

Le Conseil Communal soussigné ose espérer que l’autorisation susmentionnée sera refusée à<br />

la commune de Melle;<br />

Copie de la présente sera adressée à Monseigneur le Commissaire d’Arrondissement à Alost,<br />

pour en agir comme de droit.<br />

Fait en séance du Conseil d’Hautem St. Liévin le 8 juin 1842.”<br />

Dit pleidooi, gehouden bij zitting van 8 juni 1842, reikt ons een aantal interessante elementen<br />

aan. We vernemen dat de gemeente <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem zich zeker en vast bewust was van<br />

de rijke traditie van haar jaarmarkt. Haar beesten- en paardenmarkt op 12 november<br />

omschrijft ze zelfs als de meest gerenommeerde van de ganse provincie. Maar toch stelt de<br />

gemeenteraad dat de jaarmarkt de eerste decennia van de negentiende eeuw veel van<br />

haar oude glorie heeft moeten inboeten. En de reden hiervoor wordt gelegd bij de inrichting<br />

van nieuwe jaarmarkten te Velzeke, <strong>Sint</strong>-Maria-Oudenhove, Aalst, Gavere en Schellebelle,<br />

die allen gehouden worden rond dezelfde periode als deze van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem. Indien<br />

deze tendens zich zou doorzetten, dan zou dit niet alleen nadelige gevolgen hebben voor<br />

<strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem zelf, maar ook voor de omliggende gemeenten en zelfs voor de gehele<br />

provincie. Immers, zo argumenteert de gemeenteraad, elk jaar lokt de jaarmarkt talrijke<br />

buitenlanders, voornamelijk veehandelaars, die ter dezer gelegenheid de provincie<br />

doorkruisen en daarbij aanzienlijke aankopen verrichten.<br />

<strong>Dat</strong> er inderdaad meerdere concurrerende jaarmarkten waren op het einde van de


achttiende eeuw, zien we bevestigd in een procesbundel uit het jaar 1786. Gedurende<br />

meerdere jaren zou een twintigtal leden tellende dievenbende onder leiding van Jan <strong>De</strong><br />

Smet uit Mater talrijke diefstallen hebben gepleegd op de jaarmarkten van Oudenaarde,<br />

Nederbrakel, Vloesberg, Warremaarde, Ename, Gavere, <strong>De</strong>inze, Geraardsbergen, Ronse,<br />

Zottegem en <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem.<br />

Op het eerste gezicht wijst geen enkel element in de procesbundel er op dat de jaarmarkt in<br />

<strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem groter was en meer volk lokte dan de andere genoemde. Toch kunnen<br />

we uit de verklaringen van een aantal beschuldigden afleiden dat dit misschien wel degelijk<br />

het geval was. Op de vraag gesteld aan Johanna <strong>De</strong> Bock waarom ze naar de jaarmarkt in<br />

<strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem was gegaan, antwoordt deze beschuldigde “omdat ik daar nog nooit<br />

en gheweest was”. Dit eenvoudige en korte antwoord bevat – ons inziens – de impliciete<br />

nuance “hoewel deze jaarmarkt grote bekendheid geniet”.<br />

Op de jaarmarkt in <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem ging de dievenbende aan de haal met onder<br />

andere kousen, broeken, handschoenen, boekzakken, dekens, kleden enz. Met andere<br />

woorden, bijna uitsluitend textielwaren werden gestolen. Er kwamen dus zeker en vast<br />

meerdere textielhandelaars op de markt hun waren verkopen, maar dat <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem<br />

daarom bekend stond om zijn textielmarkt durven we niet beweren. Immers, ook op de<br />

andere jaarmarkten concentreerde de dievenbende zich hoofdzakelijk op kledingartikelen.<br />

<strong>De</strong> gestolen goederen zeggen dus meer over de specialisatie van de bende dan over deze<br />

van de markt.<br />

Textiel was blijkbaar een gegeerd goed in de achttiende eeuw. Zo blijkt onder andere uit de<br />

activiteiten van een andere dievenbende. Op 11 november 1731 kwam Johannes Bormes,<br />

de leider van een Gentse dievenbende, samen met vier kompanen naar <strong>Sint</strong>-Lievens-<br />

Houtem, “alwaer het des anderen daeghs iaermerkt was”. Bij Jacobus Vanden Berge,<br />

“landtsman ende cleermaecker, woonende omtrent het dorp”, kregen ze toestemming om<br />

de nacht in de schuur door te brengen. ‟s Anderendaags keerden ze van de jaarmarkt terug<br />

bij Vanden Berge, bleven er eten en drinken en mochten er nogmaals in de schuur<br />

overnachten. <strong>De</strong> gastvrijheid van de kleermaker kwam hem echter duur te staan : in de<br />

nacht braken de dieven langs een keukenvenster in het huis binnen en stalen er klederen en<br />

enkele stukken stof, waarmee ze dadelijk naar Gent vertrokken.<br />

Indien de jaarmarkt een zekere specialisatie vertoonde, dan blijkt dit niet in textiel te zijn<br />

geweest, maar wel in vee. En vooral de Houtemse varkensmarkt moet in de wijde omgeving<br />

naam en faam hebben gekend. In de procesbundel uit 1786 vinden we hiervoor opnieuw<br />

een impliciete aanwijzing. Zo beweert de beschuldigde Josephus Van <strong>De</strong>n Driessche dat hij<br />

naar de jaarmarkt in <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem was gekomen “om er een viggen te kopen”. Bij<br />

geen enkele van de andere jaarmarkten waar de bendeleden diefstallen hadden<br />

gepleegd, treft men ook maar een verwijzing aan naar vee en varkens. Waarom dan wel bij<br />

<strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem? Waarom kwam men speciaal van Mater hierheen om zich een varken<br />

aan te schaffen? <strong>De</strong> markten van Zottegem, Oudenaarde en Ronse bijvoorbeeld waren<br />

toch merkelijk dichterbij gelegen. Volgens ons biedt de grote bekendheid van de Houtemse<br />

“viggenmarkt” alvast een mogelijke verklaring.<br />

Het belang van de Houtemse varkensmarkt in de achttiende eeuw blijkt ook uit de<br />

benamingen voor verschillende delen van het dorpsplein. In 1774 werd een inventaris van de<br />

herbergen in <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem aangelegd, op basis waarvan we kunnen afleiden dat de<br />

gehele zuidzijde van het dorpsplein voorbehouden was voor de verkoop van varkens. Er<br />

werd wel een onderscheid gemaakt tussen de gewone “verckensmerct”, bovenaan de<br />

zuidzijde van het plein, en de “vette verckensmerct”, op de lager gelegen helft van dezelfde<br />

zijde. Paarden en koeien stonden vermoedelijk alleen langs de noordzijde van het<br />

dorpsplein.<br />

Uit diezelfde inventaris blijkt overigens dat op het marktplein anno 1774 niet minder dan 11


herbergen waren gevestigd. <strong>Dat</strong> deze herbergen op de jaarmarktdag druk werden bezocht,<br />

hoeft geen betoog. Zoals nu nog het geval is, bleef waarschijnlijk ook toen al het<br />

jaarmarktbezoek van velen – voornamelijk jongeren – beperkt tot de plaatselijke cafés. Dit<br />

vermoeden zien we trouwens bevestigd in de procesbundel uit 1786. Marie Joanna <strong>De</strong> Smet<br />

verdedigt zich tegen de haar ten laste gelegde aanklachten door te stellen “dat zij altijds,<br />

gedurende de merckt van Ste Lievens Hautem, in d’herberge is geweest.” Ook de reeds<br />

eerder vernoemde beschuldigde Johanna <strong>De</strong> Bock verklaart “geweest te hebben op de<br />

leste jaermerckt van Ste Lievens Hauthem met haeren man, haere zuster Pieternelle ende<br />

haeren broeder Tiste” en “dat haere zuster aldaer gink om eens beschonken te worden en<br />

om het mannevolk.” Met andere woorden, ook meer dan 200 jaar geleden reeds kwam een<br />

deel van de (jongere) jaarmarktbezoekers met dezelfde motieven naar <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem<br />

als vandaag.<br />

Waar veel volk samenkomt en de drank rijkelijk vloeit, durft de feestvreugde al eens<br />

ontaarden in vechtpartijen. Aan deze tijdloze en universele regel ontsnapte ook de jaarmarkt<br />

van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem niet. Niemand minder dan de beruchte gangster Jan <strong>De</strong> Lichte<br />

kwam hier amok maken in het jaar 1745. In de herberg “Au Lion d‟Or” kreeg hij ruzie omwille<br />

van een vrouw. In het gevecht dat hierdoor ontstond deelde Jan <strong>De</strong> Lichte meerdere<br />

messteken uit en kon hij, gered door zijn kompanen, slechts ternauwernood ontsnappen.Over<br />

deze herbergruzie lezen we meer bij E. Ternest, die een geromantiseerde verhaal neerschreef<br />

over Jan <strong>De</strong> Lichte en zijn bende.Ternest laat zijn verhaal trouwens aanvangen op de<br />

jaarmarkt van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem, hetgeen ons inziens nogmaals een indicatie is voor de<br />

faam die ze genoot.<br />

C. evolutie in de afgelopen eeuw<br />

Laten we nu de draad van de evolutie van de winterjaarmarkt terug opnemen. We zagen<br />

een gestage groei in de tweede helft van de zestiende eeuw, waardoor de winterjaarmarkt<br />

in de zeventiende eeuw qua belangrijkheid al gauw de zomerjaarmarkt evenaarde en zelfs<br />

oversteeg. In de achttiende eeuw groeide de markt op 12 november uit tot één der meest<br />

gerenommeerde vee- en paardenmarkten in Oost-Vlaanderen, met een uitstraling tot ver<br />

over de grenzen heen. <strong>De</strong> langdurige vrede die onze gewesten kenden onder het<br />

Oostenrijkse bewind van Maria-Theresia werkte deze voorspoed ongetwijfeld in de hand.<br />

Anderzijds zagen in deze vredesperiode ook vele nieuwe jaarmarkten het licht. <strong>De</strong> installatie<br />

van concurrerende veemarkten in de nabije omgeving zorgde in het begin van de<br />

negentiende eeuw voor een stagnatie in de groei van de Houtemse jaarmarkt, en zelfs voor<br />

een achteruitgang. Vandaar de hoger beschreven bezorgdheid van de Houtemse<br />

gemeenteraad.<br />

<strong>De</strong> meeste van de nieuw ingerichte jaarmarkten konden zich echter niet handhaven. <strong>De</strong><br />

markt van <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem daarentegen bleef overeind en beleefde in het begin van de<br />

twintigste eeuw een nieuwe bloei. Uit gegevens over de bewegingen van het vee op de<br />

winterjaarmarkt in het decennium voorafgaand aan WO I, blijkt een uitgesproken oriëntatie<br />

op de veehandel.<br />

In 1904 werd aan 954 paarden en 669 runderen plaats gegeven op de jaarmarkt. In 1906<br />

werden 919 paarden opgesteld en 656 runderen. Het jaar nadien telde men 1118 paarden,<br />

583 runderen en 106 varkens. In 1908 merken we een lichte daling : 998 paarden en 403<br />

runderen. Maar in 1909 stonden terug 1081 paarden en 581 runderen opgesteld, samen met<br />

120 varkens. In 1910 waren dat 922 paarden, 476 runderen en 112 varkens.<br />

Tijdens WO I kreeg de winterjaarmarkt een serieuze knauw. Uit angst voor verdere opeisingen<br />

door de Duitsers lieten de meeste boeren hun vee op stal. Bijgevolg werden in 1914 nog<br />

slechts 56 paarden, 161 runderen en 8 kooien varkens geteld. Vooral paarden konden bij de<br />

oorlogvoering van nut zijn en werden in massale getale opgeëist door de Duitse instanties. In<br />

1915 viel er al geen paard meer te bespeuren op de jaarmarkt. Opmerkelijk is wel dat er


terug meer rundvee (302 runderen) en varkens (15 kooien) werden uitgestald. Een mogelijke<br />

verklaring zien wij in het feit dat de boeren hun akkers – bij gebrek aan paarden – lieten<br />

bewerken door trekkoeien, en dat deze dan ook talrijker waren vertegenwoordigd op de<br />

jaarmarkt.<br />

Met andere woorden, de jaarmarkt had zich omgevormd en gespecialiseerd tot een<br />

paarden- en beestenmarkt. Dit zien we bevestigd in het werk van <strong>De</strong> Potter en Broeckaert,<br />

die in 1895 over de jaarmarkt in <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem het volgende schrijven : “Zij heeft plaats<br />

den 12 November en wordt in onzen tijd druk bezocht voor jonge paarden : gemiddeld<br />

staan daar aan de lijn een duizendtal, vooral achttienmaanders en zuigelingen. Ook wordt<br />

daar veel vee aangebracht, zoo van ’t buitenland als van ’t onze, namelijk van 700 tot 800<br />

koppen. Het gemeentebestuur verwaarloost niets om dezen grooten koopdag in bloei te<br />

houden en kent premiën toe. Sedert een vijftal jaren begint de markt éénen dag voor het<br />

vroeger vastgestelde tijdstip.” Zoals we hoger reeds aangaven, heeft deze evolutie<br />

bijgedragen tot het succes en – volgens ons – zelfs tot het voortbestaan van de jaarmarkt<br />

D. Wat brengt de toekomst?<br />

Hoe kunnen we de handhaving van de jaarmarkt verzekeren?<br />

Welke stappen zijn noodzakelijk om het unieke karakter van de jaarmarkt te vrijwaren?<br />

Welke maatregelen werden in die zin reeds genomen?<br />

In welke mate houdt de overdreven reglementering een reëel gevaar in voor het<br />

voortbestaan van de jaarmarkt?<br />

FOLKLORE OP DE JAARMARKT<br />

A. de middeleeuwen en de moderne tijd<br />

B. de twintigste eeuw<br />

B.1. circussen en menageries<br />

B.2. andere attracties op de jaarmarkt<br />

Panoptica<br />

Cinematografen<br />

Stoomcarrousel<br />

B.3. kansspelen<br />

Ankers en Zonnen<br />

B.4. de zigeuners<br />

Bedrog<br />

Dood van een zigeunerkoningin


B.5. marktmuzikanten<br />

Tamboer<br />

Wat bracht de Gentse <strong>Sint</strong>-Baafsabdij er toe om een nieuwe heilige in het leven te roepen?<br />

Meerdere veronderstellingen werden reeds geopperd. <strong>De</strong> meest gangbare is dat de<br />

Livinusverering voor een nieuwe bron van inkomsten moest zorgen en het domein Holthem<br />

winstgevender moest maken. Anderen verwijzen naar de per opbod gevoerde reliekenstrijd<br />

met de <strong>Sint</strong>-Pietersabdij. In hun onderlinge concurrentie om het hoogste aantal<br />

heiligenrelikwieën waren noch de Bavelingen noch de Pieterlingen om pure verzinsels<br />

verlegen. Interessant tenslotte is de vrij recente hypothese van professor Van Acker of hoe<br />

het levensverhaal van Livinus vorm kreeg na 3 op elkaar bouwende leugens.Volgens Van<br />

Acker had de falsificatie door de <strong>Sint</strong>-Baafsabdij als uiteindelijke doel haar aanspraken op<br />

het domein Holthem veilig te stellen ten opzichte van de Vlaamse graaf en de <strong>Sint</strong>-<br />

Pietersabdij.<br />

Volgens Van Acker kreeg de abdij in 1007 van de Duitse keizer Hendrik II de relieken van de<br />

Schotse heilige Liafwin of Lebuïnus. Om de oorsprong van de schenking verborgen te<br />

houden voor de Vlaamse graaf Boudewijn IV werd de naam Lebuïnus omgezet in Livinus.<br />

Tijdens het abbatiaat van Othelbold (1019-1034) diende deze eerste vervalsing met een<br />

tweede fantasietje te worden aangevuld. op bevel van graaf Boudewijn een lijst te worden<br />

opgesteld van de in <strong>Sint</strong>-Baafs bewaarde relikwieën. Als bijkomende uitleg rond de figuur van<br />

Livinus schreef de abt dat het een bisschop betrof, uit Schotland overgekomen om te<br />

prediken en op een domein van de abdij vermoord door boosdoeners : een tweede leugen.<br />

Hiertoe is een schets van de achterliggende context noodzakelijk. Na de periode van de<br />

Noormaninvasies werkte de <strong>Sint</strong>-Baafsabdij in de tiende eeuw aan de heropbouw,<br />

uitbreiding en centralisering van haar eigendom en bezittingen. In 976 kwam het relatief<br />

dichtbij gelegen <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem na een ruiloperatie in bezit van de abdij. Holthem ( van<br />

<strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem was toen nog geen sprake ) bestond uit een hof met landerijen, een kerk<br />

en voor de rest hoofdzakelijk uit bossen. Om het dorp voor de abdij winstgevender te maken<br />

werd alras aanvang genomen met nieuwe ontginningen<br />

Over de context waarin de falsificatie geschiedde, werden reeds meerdere<br />

veronderstellingen geopperd.<br />

Agra Magazine, 6.11.1988. terug<br />

Coens (M.), L‟auteur de la Passio Livini s‟est-il inspiré de la Vita Lebuini?, Analecta<br />

Bollandiana, LXX, 1952, pp. 285-305.terug<br />

Van Acker (K.G.), Merelbeekse kanttekeningen rond de vroegere jaarlijkse bedevaart van<br />

Gent naar <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem. In : LVA, LI, 4, 1999, pp. 266-270.terug<br />

<strong>De</strong> Potter (F.) en Broeckaert (J.), Geschiedenis der Gemeenten van Oost-Vlaanderen. Gent,<br />

1897, 5 de reeks, deel 2, s.v. St.-Lievens-Houtem.terug<br />

GASLH, Register Briefwisseling 1902-1910, 31 juli 1906. terug<br />

<strong>De</strong> officiële inrichting van de jaarmarkten werd waarschijnlijk niet uitgebeeld in de historische<br />

stoet van 1907. In de programmafolder van de Jubelfeesten wordt er althans geen melding<br />

van gemaakt.


Duquet (F.), Het oude <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem. <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem, 1993, p. 158.terug<br />

<strong>De</strong> Potter (F.) en Broeckaert (J.), Geschiedenis der Gemeenten van Oost-Vlaanderen. Gent,<br />

1895, 5 de reeks, deel 2, s.v. St.-Lievens-Houtem, p. 10. terug<br />

RAG, Bisdom, map 20 (oorkonden <strong>Sint</strong>-Baafs), nr. 830.terug<br />

RAG, Bisdom, R 2.terug<br />

Van der Kelen (I.), Politieverordeningen uit de 14 de eeuw. In : Darcos, XIX, 4, 2002, pp. 12-<br />

15.terug<br />

<strong>De</strong> Potter (F.) en Broeckaert (J.), ob.cit.,p.10.terug<br />

Dodoens (R.), Almanack ende Prognosticatie vanden Jare ons Heren Jesu Christi MDLVIII.<br />

Antwerpen. (archief F. Duquet).terug<br />

RA Ronse, Land van Aalst, nr. 1948 (oud nr.). terug<br />

Braekman (W.L.), Historische aantekeningen over <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem. In : LvA, XLVII, 4, 1995,<br />

pp. 269-270.terug<br />

RAG, Bisdom, K 8283.terug<br />

<strong>De</strong> Potter (F.) en Broeckaert (J.), ob.cit., p. 9.terug<br />

Duquet (F.), ob.cit., p.156terug<br />

Duquet (F.), ob.cit., p.156.terug<br />

GASLH, verslagen van de gemeenteraad, 8 juni 1842.terug<br />

SAA, Archief van het Land van Aalst, nr. 14106. terug<br />

Universiteitsbibliotheek Gent, HS. 654, fol. 73v-74v.terug<br />

BRAEKMAN (W.L.), Historische aantekeningen over <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem. In: LvA, XLVII, 1995, 4,<br />

p.272.terug<br />

SAA, Archief van het Land van Aalst, nr. 14106.terug<br />

SAA, Archief van het Land van Aalst, nr. 1836.terug<br />

BRAEKMAN (W.L.), Nieuwe historische aantekeningen over St.-Lievens-Houtem. In: LvA, XLIX,<br />

1997, 1, pp. 55-57.terug<br />

RA Ronse, Land van Zottegem, nr. 272, fol. 38-39.terug<br />

TERNEST (E.), Jan de Lichte en zyne bende, naar de echtste bronnen bewerkt. Gent,<br />

1882.terug<br />

BRAEKMAN (W.L.), Historische aantekeningen over St.-Lievens-Houtem. In: LvA, XLVII, 1995, 4,


p. 273.terug<br />

DE POTTER (F.) en BROECKAERT (J.), op.cit., p. 8.terug<br />

Van Acker (K.G.), Merelbeekse kanttekeningenrond de vroegere jaarlijkse bedevaart van<br />

Gent naar <strong>Sint</strong>-Lievens-Houtem. In : LVA, LI, 4, 1999, pp. 266-270. terug

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!