20.09.2013 Views

3 Thema gesteenten.pdf - aardrijkskunde

3 Thema gesteenten.pdf - aardrijkskunde

3 Thema gesteenten.pdf - aardrijkskunde

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

THEMA 3: GESTEENTEN, BODEM EN ONDERGROND<br />

Wat moet ik kennen?<br />

KE 1<br />

KE 2<br />

KE 3<br />

KE 4<br />

KE 5<br />

KE 6<br />

KE 7<br />

KE 8<br />

KE 9<br />

KE 10<br />

KE 11<br />

Wat moet ik kunnen?<br />

KENNEN EN KUNNEN<br />

Je kent de begrippen die de leraar/lerares <strong>aardrijkskunde</strong> laat aanduiden in de begrippenlijst.<br />

Je kent de eigenschappen van de belangrijkste <strong>gesteenten</strong> uit België.<br />

Je kent de 4 algemene kenmerken (eigenschappen) van <strong>gesteenten</strong> en kan een voorbeeld<br />

geven.<br />

Je kent 2 gebruikers van kaarten met thema ‘bodems’ en kan uitleggen waarom.<br />

Je kent 2 gebruikers van kaarten met thema ‘ondergrond’ en kan uitleggen waarom. (V)<br />

Je kent het verschil tussen de bodem en ondergrond in Laag-België, Midden-België en<br />

Hoog-België.<br />

Je kent de bodemsoort(en) in de eigen leefomgeving.<br />

Je kent het grondgebruik in je eigen leefomgeving.<br />

Je kent de <strong>gesteenten</strong> die geschikt en ongeschikt zijn als goede landbouwgrond en kan met<br />

de kenmerken uitleggen waarom ze geschikt of ongeschikt zijn.<br />

Je kent de <strong>gesteenten</strong> die geschikt zijn als grondstof of bouwmateriaal en kan voor elk gesteente<br />

een voorbeeld geven van gebruik als grondstof of bouwmateriaal.<br />

Je kent 2 voorbeelden van littekens in het landschap als gevolg van ontginning van <strong>gesteenten</strong><br />

en kan uitleggen hoe het landschap heringericht werd (wordt).<br />

KU 1 Je kan de vermelde technieken toepassen (zie technieken achteraan in werkmap).<br />

KU 2 Je kan de belangrijkste <strong>gesteenten</strong> uit België herkennen en benoemen aan de hand van<br />

eenvoudige proefjes.<br />

KU 3 Je kan in een ontsluiting op het terrein of op een schets het oppervlaktegesteente aanduiden.<br />

KU 4 Je kan op het terrein, op een foto of een schets de bodem (met humuslaag en wortellaag) en<br />

de ondergrond aanduiden.<br />

KU 5 Je kan aan de hand van foto’s en informatiebronnen (geologische tijdschaal en tekstbronnen)<br />

uitleggen dat er vroeger andere levensvormen voorkwamen. (U)<br />

KU 6 Je kan mineralen bewonderen en elk mineraal beschrijven met één of meer kenmerken. (U)<br />

KU 7 Je kan grotten bewonderen en in eigen woorden beschrijven met de juiste begrippen. (U)<br />

KU 8 Je kan (door gebruik te maken van de atlas) de legende van de thematische kaart ’bodems’<br />

van België aanvullen.<br />

KU 9 Je kan op de thematische kaart ‘ondergrond’ van België het gesteente voor de eigen leefruimte<br />

terugvinden.<br />

KU 10<br />

Je kan uit de vergelijking van de thematische kaarten ‘bodems’ en ‘ondergrond’ van België<br />

de verschillen en gelijkenissen tussen beide begrippen opsporen. (V)<br />

Gesteenten - 1


KU 11<br />

KU 12<br />

KU 13<br />

KU 14<br />

KU 15<br />

KU 16<br />

1. Gesteente<br />

Je kan de legende van de thematische kaart bodem van de eigen leefruimte aanvullen.<br />

Je kan op de thematische kaart ‘bodemvervuiling in Vlaanderen’ de vervuilingsgraad van de<br />

bodem in eigen leefruimte opzoeken.<br />

Je kan op een foto de vochtigheid van een bodem beoordelen aan de hand van het afstromende<br />

regenwater en het grondgebruik. (V)<br />

Je kan <strong>gesteenten</strong> die gebruikt zijn als bouwmateriaal op een foto herkennen.<br />

Je kan de littekens in het landschap, die ontstaan door ontginningsactiviteiten, aan de hand<br />

van een foto beschrijven.<br />

Je kan op foto’s de nieuwe bestemming van een landschap herkennen en beschrijven.<br />

2. Los gesteente<br />

3. Vast gesteente<br />

4. Geologie<br />

5. Oppervlaktegesteente<br />

6. Ontsluiting<br />

7. Bodem<br />

8. Humuslaag<br />

9. Wortellaag<br />

10.Ondergrond<br />

11.Verwering<br />

BEGRIPPENLIJST<br />

het natuurlijk materiaal waaruit de aardkorst is opgebouwd en dat mee<br />

het reliëf bepaalt.<br />

een gesteente dat bestaat uit afzonderlijke, losse deeltjes.<br />

een gesteente waarvan de deeltjes aan elkaar vasthangen.<br />

de wetenschap die de <strong>gesteenten</strong> in de aardlagen bestudeert.<br />

het gesteente dat aan de oppervlakte ligt, het bovenste gesteente in de<br />

aardkorst.<br />

de plaats in het landschap waar gesteentelagen zichtbaar zijn.<br />

de bovenste losse laag van de grond waarin de plantenwortels groeien.<br />

de donkergekleurde, vruchtbare bovenlaag van de bodem.<br />

de onderste laag van de bodem, tot waar de plantenwortels doordringen.<br />

de lagen onder de bodem (los of vast) waarin geen plantenwortels<br />

groeien.<br />

het verbrokkelen van <strong>gesteenten</strong> onder invloed van het weer<br />

(afwisseling van warmte en koude, vorst en dooi, neerslag, wind) of<br />

planten en dieren.<br />

Gesteenten - 2


<strong>gesteenten</strong> in de<br />

aardkorst<br />

gebruik van<br />

<strong>gesteenten</strong><br />

invloed op het<br />

landschap<br />

SCHEMA<br />

VOORKOMEN<br />

− bodem<br />

− ondergrond<br />

HERKENNEN<br />

− los of vast<br />

− hardheid / krasbaarheid<br />

− korrels voelbaar<br />

− kalkhoudend of niet<br />

KAARTEN GESTEENTEN<br />

eigen leefruimte<br />

België<br />

NOORD-BELGIË ZUID-BELGIË<br />

losse bodems stenige bodems<br />

losse ondergrond vaste ondergrond<br />

LANDBOUW INDUSTRIE<br />

bodem met: grondstoffen<br />

luchtigheid brandstoffen<br />

vochtgehalte bouw<br />

humus / mineralen gebruiksvoorwerp<br />

BODEMGEBRUIK<br />

LANDBOUW-<br />

LANDSCHAPPEN<br />

ONTGINNING<br />

LITTEKENS<br />

- verminking<br />

+ recreatie<br />

+ handel / werk<br />

+ woongebied<br />

Gesteenten - 3


SAMENVATTING<br />

Soorten <strong>gesteenten</strong> en hun eigenschappen<br />

Gesteente is het natuurlijk materiaal waaruit de aardkorst is opgebouwd, en dat mee het reliëf bepaalt.<br />

Gesteenten worden onderzocht op eigenschappen en uitzicht.<br />

EIGENSCHAPPEN:<br />

los of vast gesteente; hardheid; voelbare korrels; kalkhoudendheid<br />

De wetenschap die de <strong>gesteenten</strong> in de aardlagen bestudeert, is de geologie.<br />

Oppervlaktegesteente<br />

Gesteenten komen in horizontale of schuine lagen in de aardkorst voor.<br />

Het oppervlaktegesteente is het gesteente dat bovenaan ligt in de aardkorst.<br />

De bodem is de bovenste losse gesteentelaag waar de plantenwortels in groeien en bestaat uit:<br />

- De humuslaag = de donkergekleurde, vruchtbare laag bovenin de bodem.<br />

- De wortellaag = de onderste bodemlaag waar de planten in wortelen.<br />

De dikte van de bodem kan variëren van enkele centimeters tot enkele meters:<br />

op vaste <strong>gesteenten</strong> is de bodem veelal dun, op losse <strong>gesteenten</strong> is de bodem dikker.<br />

Fossielen en mineralen<br />

Een fossiel is een versteend overblijfsel van een levend wezen (plant, dier of mens).<br />

Mineralen zijn de kleinste bestanddelen van <strong>gesteenten</strong> met eenzelfde samenstelling.<br />

Sommige <strong>gesteenten</strong> bestaan uit één mineraal, andere <strong>gesteenten</strong> zijn samengesteld uit meerdere<br />

mineralen. Vele mineralen hebben een mooie kristalvorm.<br />

<strong>Thema</strong>tische kaarten <strong>gesteenten</strong><br />

Eigen leefruimte<br />

België<br />

VOORSTELLINGEN:<br />

1) Pedologische kaart = BODEM<br />

2) Lithologische kaart = ONDERGROND<br />

UITZICHT:<br />

gelaagdheid; kleur<br />

SYNTHESE:<br />

1) Losse <strong>gesteenten</strong> treffen we aan in Laag- en Midden-België en komen voor in niet-geplooide<br />

lagen.<br />

2) Vaste <strong>gesteenten</strong> treffen we aan in Hoog-België en komen voor in geplooide lagen.<br />

Gesteenten - 4


Gesteenten en hun gebruik in de landbouw<br />

De vruchtbaarheid van een bodem wordt bepaald door zijn luchtigheid, vochtgehalte en mineralenrijkdom.<br />

Afhankelijk van de bodemsoort kiest de landbouwer een geschikt gewas om te verbouwen<br />

of kan de bodem beter gebruikt worden voor andere planten: weilanden (grasland) of bos.<br />

Gesteenten en hun gebruik in de bouwnijverheid en industrie<br />

GRONDSTOF VOOR BOUWMATERIAAL vb. kleibaksteen, zandglas, krijtcement,...<br />

BOUWMATERIAAL vb. zandsteen, kalksteen, leisteen,...<br />

In de industrie (en in huis) worden <strong>gesteenten</strong> ook gebruikt voor andere toepassingen:<br />

ENERGIE vb. steenkool, bruinkool,… als brandstof<br />

GEBRUIKSVOORWERP vb. maalstenen, juwelen, slijpsteen, vuursteen<br />

Gebruik van <strong>gesteenten</strong> en gevolgen voor landschap en milieu<br />

ONTGINNING De ontginning van <strong>gesteenten</strong> in groeven en mijnen verandert het landschap<br />

vaak erg ingrijpend, en laat dikwijls grote littekens na!<br />

De verminkte landschappen krijgen meestal een nieuwe bestemming als natuurgebied,<br />

recreatiegebied, woonzone, stortplaats, bedrijventerrein, enz.<br />

BODEMGEBRUIK De kwaliteit van de bodem beïnvloedt het bodemgebruik en bepaalt zo het<br />

uitzicht van het landschap (akkerbouw, heide,...).<br />

Gesteenten - 5


T 11<br />

KU 2<br />

BEGELEID ZELFSTANDIG WERK<br />

De leidraad voor jouw zelfstandig werk vind je in de onderstaande studiewijzer!<br />

Volg nauwgezet de instructies binnen de opgegeven tijd. Veel succes!<br />

Opdracht<br />

verslag KE 2<br />

oefening 2<br />

Hoofdstuk 1: Gesteenten<br />

1.1 Soorten <strong>gesteenten</strong> en hun eigenschappen<br />

Onze aardkorst is opgebouwd uit gesteentelagen.<br />

Je gaat nu zelf op onderzoek naar de eigenschappen<br />

van verschillende soorten <strong>gesteenten</strong> die in ons land<br />

het meest voorkomen.<br />

De leidraad voor jouw onderzoek vind je in de studiewijzer:<br />

Materialen<br />

oefening 1 − werkmap blz. 6 en 7<br />

determineertabel oef. 1<br />

− <strong>gesteenten</strong> met naam:<br />

zand, leisteen, krijt,<br />

grindconglomeraat,<br />

zandsteen, klei,<br />

kalksteen, leem, grind<br />

− 2 x zuur (azijn)<br />

− 2 x pipet<br />

− schrijfgerief<br />

− werkmap blz. 8<br />

determineertabel oef. 1<br />

− schrijfgerief<br />

STUDIEWIJZER<br />

Tijd<br />

Werkvorm<br />

20 min. groep 4 lln.<br />

doorschuiven<br />

Verbetering<br />

sleutel<br />

10 min. individueel klassikaal<br />

OEFENING 1: Gesteenten herkennen<br />

• Om <strong>gesteenten</strong> te herkennen, kan je gebruik maken een determineertabel. Vul deze determineertabel<br />

aan door de namen van de <strong>gesteenten</strong> in de kaders te noteren. Kies uit:<br />

zand – leisteen – krijt – grindconglomeraat – zandsteen – klei –<br />

kalksteen – leem – grind<br />

Ok<br />

Gesteenten - 6


los<br />

gesteente?<br />

NEE<br />

keien<br />

zichtbaar?<br />

NEE<br />

korrels<br />

voelbaar?<br />

NEE<br />

bruist<br />

met zuur?<br />

NEE<br />

DETERMINEERTABEL GESTEENTEN<br />

JA<br />

JA<br />

JA<br />

keien<br />

zichtbaar?<br />

NEE<br />

korrels<br />

voelbaar?<br />

NEE<br />

boetseerbaar?<br />

NEE<br />

JA<br />

JA<br />

JA<br />

JA krasbaar JA<br />

met vingernagel?<br />

boetseerbaar?<br />

NEE<br />

bruist met zuur?<br />

grind<br />

zand<br />

klei<br />

leem<br />

grindconglomeraat<br />

zandsteen<br />

krijt<br />

kalksteen<br />

leisteen<br />

krasbaar?<br />

Gesteenten - 7


T 11<br />

KU 4<br />

KE 2<br />

T 11<br />

KU 2<br />

OEFENING 2: Gesteenten herkennen<br />

• Stel een verslag op van jullie onderzoek door het volgende overzicht te vervolledigen:<br />

‘<br />

L<br />

O<br />

S<br />

G<br />

E<br />

S<br />

T<br />

E<br />

E<br />

N<br />

T<br />

E<br />

V<br />

A<br />

S<br />

T<br />

G<br />

E<br />

S<br />

T<br />

E<br />

E<br />

N<br />

T<br />

E<br />

GRIND herkenning: losse keien<br />

ZAND herkenning: losse voelbare korrels<br />

LEEM herkenning: poederig, niet boetseerbaar<br />

KLEI herkenning:<br />

vochtig:<br />

droog:<br />

poederig<br />

boetseerbaar<br />

harde klomp die je kan breken<br />

GRINDCONGLOMERAAT herkenning: keien zichtbaar<br />

ZANDSTEEN herkenning: korrels voelbaar<br />

KRIJT herkenning: bruist met zuur, krasbaar<br />

KALKSTEEN herkenning: bruist met zuur, niet krasbaar<br />

LEISTEEN herkenning: glad, bruist niet, ‘laagjes’<br />

• Herken je deze <strong>gesteenten</strong>? Noteer onder elke afbeelding de juiste naam!<br />

leisteen zand grindconglomeraat<br />

OEFENING 3: Gesteenten herkennen<br />

• Onderzoek de gesteentemonsters die je hebt meegebracht uit de eigen leefruimte. Met<br />

de determineertabel uit oefening 1 kan je de <strong>gesteenten</strong> een juiste naam geven. Noteer<br />

de resultaten van jouw bevindingen in de volgende tabel:<br />

Vindplaats EIGENSCHAPPEN GESTEENTE<br />

Gesteenten - 8


T 1<br />

KU 2<br />

KE 1<br />

KE 3<br />

OEFENING 4: Eigenschappen van <strong>gesteenten</strong><br />

We zijn omgeven door <strong>gesteenten</strong>. Het uitzicht van <strong>gesteenten</strong> kan verschillen. Hoe komen<br />

de volgende <strong>gesteenten</strong> voor?<br />

• Zet de <strong>gesteenten</strong> bij de juiste foto:<br />

los zand – ruwe kalksteen – gepolijst graniet – kwartskristal<br />

gepolijst graniet<br />

• Plaats bij de volgende eigenschappen een gepast gesteente:<br />

Los of vast:<br />

Hardheid:<br />

Korrels voelbaar:<br />

Kalkhoudend of niet:<br />

BESLUIT:<br />

kwartskristal ruwe kalksteen los zand<br />

- losse korrels: vb. grind, zand, leem, klei<br />

- aaneengeklitte korrels (vast): vb.zandsteen, conglomeraat<br />

- vast gesteente: vb. kalksteen, krijt, zandsteen, leisteen<br />

TEST: krassen met de vingernagel<br />

- zacht: vb. krijt, zandsteen<br />

- hard: vb. kalksteen, grindconglomeraat, leisteen<br />

- niet-korrelig: vb. leisteen, krijt<br />

- korrelig: vb. zandsteen, grindconglomeraat<br />

TEST: kalk bruist als reactie op zuur<br />

- kalkhoudend: vb. krijt<br />

- niet-kalkhoudend: vb. zand, klei, leisteen<br />

Gesteenten = het natuurlijk materiaal waaruit de aardkorst is opgebouwd en dat<br />

mee het reliëf bepaalt.<br />

Gesteenten kan je herkennen aan hun typisch uitzicht of andere specifieke eigenschappen:<br />

EIGENSCHAPPEN:<br />

UITZICHT:<br />

− los of vast?<br />

− hardheid / krasbaarheid?<br />

− korrels voelbaar?<br />

− kalkhoudend of niet? / opbruisend met zuur of niet?<br />

− gelaagdheid<br />

− kleur<br />

Geologie is de wetenschap die de <strong>gesteenten</strong> in de aardlagen bestudeert.<br />

..………………………………………………………………………………………………………..<br />

Gesteenten - 9


KE 1<br />

KU 3<br />

KE 1<br />

1.2 Oppervlaktegesteente<br />

Gesteenten komen in horizontale of schuine lagen in de aardkorst voor. De <strong>gesteenten</strong><br />

die we in onze eigen leefomgeving of elders in de natuurlijke situatie het eerst vinden, liggen<br />

aan de oppervlakte. Het is het oppervlaktegesteente.<br />

Als we <strong>gesteenten</strong> willen observeren dan kijken we naar een ontsluiting.<br />

Een ontsluiting is een plaats in het landschap waar gesteentelagen aan de oppervlakte<br />

komen of ‘dagzomen’ (aan het daglicht of de oppervlakte komen).<br />

Enkele voorbeelden van ontsluitingen zijn een diepe weginsnijding, een steengroeve,<br />

een bouwput, de kuil bij een ontwortelde grote boom, enz.<br />

OEFENING 5: Oppervlaktegesteente<br />

• Bestudeer de figuur en noteer in elk kader de juiste naam van het oppervlaktegesteente.<br />

polderklei<br />

Boomse klei<br />

bruin zand<br />

geel zand<br />

De bovenste losse laag waarin de plantenwortels groeien noemen we de<br />

bodem. Een bodem ontwikkelt zich in gesteentelagen door plantengroei<br />

(vegetatie) en insijpelend regenwater. De bodem bestaat uit 2 lagen:<br />

- de humuslaag = de donkergekleurde, vruchtbare bovenlaag van de<br />

bodem.<br />

- de wortellaag = de onderste laag van de bodem, tot waar de wortels<br />

doordringen.<br />

De gesteentelagen onder de bodem behoren tot de ondergrond. De ondergrond kan bestaan<br />

uit losse of vaste <strong>gesteenten</strong>.<br />

De dikte van de bodem kan variëren van enkele centimeters tot enkele meters. Dit hangt af<br />

van de <strong>gesteenten</strong> in de ondergrond (los of vast).<br />

Gesteenten - 10


KU 4<br />

OEFENING 6: Bodem en ondergrond<br />

• Noteer de volgende begrippen op de juiste plaats bij onderstaande ontsluiting:<br />

bodem – humuslaag – wortellaag – ondergrond – oppervlaktegesteente<br />

los (gesteente) – vast (gesteente)<br />

bodem<br />

ondergrond<br />

wortellaag<br />

los<br />

gesteente<br />

humuslaag<br />

• Duid met een RODE lijn de grens aan tussen bodem en ondergrond.<br />

vast<br />

gesteente oppervlaktegesteente<br />

• Schrap wat niet past:<br />

Wanneer in de ondergrond vaste <strong>gesteenten</strong> voorkomen is de bodem duidelijk<br />

dunner / dikker dan bij een ondergrond die bestaat uit losse <strong>gesteenten</strong>.<br />

XXXX<br />

WIST JE DAT?<br />

Het weer dat jij ‘s morgens trotseert wanneer je naar<br />

school komt is veel krachtiger dan je zou denken!<br />

Het kan van vaste <strong>gesteenten</strong> een los gesteente<br />

maken. Wanneer je dat zelf probeert zal je merken<br />

dat het niet altijd eenvoudig is! Zonnewarmte, de<br />

werking van vorst en insijpelend water doen langzaam<br />

maar zeker de<br />

meest harde <strong>gesteenten</strong> verbrokkelen. Ook plantenwortels<br />

dragen hun steentje bij. In de <strong>aardrijkskunde</strong> noemt men dit<br />

verbrokkelen en vergruizen verwering. Het resultaat is<br />

soms een verbluffend landschap!<br />

Gesteenten - 11


KU 4<br />

OEFENING 7: Bodem en ondergrond<br />

Kan je de verschillende delen van een ontsluiting ook herkennen op de volgende foto?<br />

• Duid met een horizontale RODE lijn<br />

de grens aan tussen de bodem en<br />

de ondergrond.<br />

• Duid met haakjes de verschillende<br />

lagen aan op de foto en noteer de<br />

juiste naam erbij:<br />

o Te noteren links naast de foto:<br />

ondergrond – bodem.<br />

o Te noteren rechts naast de foto:<br />

oppervlaktegesteente.<br />

• Arceer op de figuur de wortellaag<br />

met BLAUW.<br />

OEFENING 8: Oppervlakte<strong>gesteenten</strong> en bodem<br />

• Lees aandachtig de volgende leestekst en tracht het schema aan te vullen.<br />

Het oppervlaktegesteente heeft in België doorheen de tijd allerlei veranderingen on-<br />

dergaan in de oorspronkelijke samenstelling. Deze verandering ontstond door verwering<br />

(door weer, insijpelend water, planten en dieren). De veranderingen in samenstelling zijn<br />

vaak tot vele, soms tientallen, meters merkbaar. Het resultaat is de bodem.<br />

De grootste veranderingen zijn te zien in de bovenste 30 tot 100 cm, waar zich ook vaak<br />

meer dan ¾ van alle plantenwortels bevindt. Bij onderzoek van de bodem beperken we<br />

onze aandacht meestal tot één tot anderhalve meter onder het aardoppervlak.<br />

oppervlaktegesteente<br />

bodem<br />

ondergrond<br />

invloed van 1. het weer<br />

2. insijpelend water<br />

3. planten en dieren<br />

RESULTAAT= bodem (herkenbaar aan: plantenwortels)<br />

humuslaag<br />

wortellaag<br />

oppervlaktegesteente<br />

Gesteenten - 12


KU 5<br />

1.3 Fossielen, mineralen en grotten<br />

OEFENING 9: Fossielen<br />

• Bestudeer en lees het onderstaande bronnenmateriaal. Daarna los je de vragen op.<br />

Fossielen met een verhaal over ons verleden...<br />

Schedel Neanderthaler uit Spy (België)<br />

Wat zijn fossielen?<br />

Een overblijfsel van een levend wezen (plant, dier of mens),<br />

dat meer dan 10 000 jaar geleden heeft geleefd, noemt men<br />

een fossiel. Het verstenen is de overgang van een organisme<br />

in een fossiel: een levend wezen wordt omgezet in een gemineraliseerd overblijfsel.<br />

De weke of ‘zachte’ delen van planten en dieren zullen na de dood snel vergaan. De harde<br />

delen zoals schalen of skeletten, verdwijnen gewoonlijk na een langere periode. Of het<br />

organisme als fossiel bewaard blijft, hangt af van de omstandigheden. Een eerste voor-<br />

waarde is dat het snel bedekt moet worden door afzettingen. Maar ook de natuurkundige<br />

en chemische eigenschappen van de omgeving zijn belangrijk.<br />

Naar: ‘De grote encyclopedie der fossielen’<br />

Haaientanden uit Antwerpen (België)<br />

Onderkaak mammoet<br />

(Noordzee)<br />

Een overblijfsel van een levend wezen (plant, dier of mens) dat meer dan 10 000<br />

jaar geleden geleefd heeft en versteend is.<br />

Zal elk levend wezen uiteindelijk verstenen tot een fossiel? Waarom wel/niet?<br />

Neen. Het moet snel bedekt worden door afzettingen en ook de eigenschappen<br />

van de omgeving zijn belangrijk.<br />

Gesteenten - 13


Bestudeer aandachtig de fossielen op de foto’s en ga op zoek naar een passend antwoord:<br />

Heeft de mens (homo) in de geschiedenis steeds hetzelfde uitzicht gehad?<br />

Neen. De neanderthaler heeft zware wenkbrauwbogen en een klein voorhoofd.<br />

Was de mammoet een vleeseter of een planteneter? Hoe kan je dat zien?<br />

Een planteneter. Je ziet dit aan de tanden (geen snijtanden wel ‘plooikiezen’).<br />

Verklaar de aanwezigheid van mammoetbeenderen op de bodem van de Noordzee en<br />

haaientanden in Antwerpen.<br />

Zeeën kwamen vroeger op andere plekken voor dan nu: in sommige periodes<br />

waren de zeeën groter, in andere periodes waren ze kleiner.<br />

Alle afgebeelde fossielen dateren uit het kwartair. Wat kan je besluiten over de ouderdom<br />

wanneer je de fossielen in de geologische tijdschaal (onderstaande tabel) plaatst?<br />

In de geologische tijdschaal zijn ze eigenlijk nog heel jong.<br />

De geschiedenis van de aarde in de geologische tijdschaal<br />

Kwartair 1,64 miljoen jaar geleden – nu<br />

Tertiair 65 – 1,64 miljoen jaar geleden<br />

Krijt 144 – 65 miljoen jaar geleden<br />

Jura 206 – 144 miljoen jaar geleden<br />

Trias 248 – 206 miljoen jaar geleden<br />

Perm 290 – 248 miljoen jaar geleden<br />

Carboon 363 – 290 miljoen jaar geleden<br />

Devoon 409 – 363 miljoen jaar geleden<br />

Siluur 439 – 409 miljoen jaar geleden<br />

Ordovicium 510 – 439 miljoen jaar geleden<br />

Cambrium 570 – 510 miljoen jaar geleden<br />

Proterozoïcum 1650 – 570 miljoen jaar geleden<br />

Archean 3800 – 1650 miljoen jaar geleden<br />

Hadean 4800 – 3800 miljoen jaar geleden<br />

Ga eens na of er klasgenoten of familieleden fossielen bezitten of verzamelen. Welke fossielen<br />

bezitten jouw klasgenoten of familieleden? Noteer naam en vindplaats:<br />

Fossiel van... Vindplaats Atlaskaart<br />

…………………………….. .………………………………………. ………………………<br />

…………………………….. .………………………………………. ………………………<br />

…………………………….. .………………………………………. ………………………<br />

Je kan op het internet op zoek gaan naar de vindplaatsen van fossielen in jouw buurt, provincie<br />

of in België. Welke vindplaatsen worden vermeld? Situeer ze op een passende atlaskaart.<br />

Gesteenten - 14


KU 6<br />

OEFENING 10: Mineralen<br />

• Bestudeer en lees het onderstaande bronnenmateriaal. Daarna los je de vragen op.<br />

Kryptonite blijkt echt te bestaan!<br />

LONDEN - Kryptonite, de fictieve steen die de vijanden van Superman<br />

gebruiken om de held te verzwakken, blijkt echt te bestaan.<br />

Een Britse wetenschapper heeft een mineraal ontdekt<br />

dat grotendeels dezelfde kenmerken heeft.<br />

Doctor Chris Stanley van het Natural History Museum in Londen<br />

ontdekte het mineraal Jadariet, dat op één na dezelfde componenten<br />

heeft als kryptoniet. Enkel fluor ontbreekt.<br />

De wetenschapper kwam de gelijkenis op het spoor nadat hij de<br />

componenten van het mineraal op internet had ingegeven om het<br />

te determineren. Stanley werd onmiddellijk naar de site van The<br />

Return of Superman verwezen. In die film wordt het kryptoniet bewaard<br />

in een kistje met de componenten op: sodium, lithium, boor, hydroxide, silicaat en<br />

fluor. In tegenstelling tot het felgroene of rode kryptoniet dat in de films wordt gebruikt,<br />

is het echte mineraal wit en poederachtig. Het is bovendien niet radioactief en het kan<br />

eenvoudig worden gevonden in Servië in plaats van op de planeet Krypton.<br />

Bron: De Standaard 24 april 2007<br />

Wat zijn mineralen? Ga in een woordenboek, op het internet of in een ander naslagwerk op<br />

zoek naar een degelijke en korte beschrijving.<br />

Mineralen zijn de kleinste bouwstenen van een gesteente. Ze worden gevormd in<br />

‘geologische processen’ (door de aarde) en niet door de mens.<br />

Vele mineralen hebben een kristalvorm. Ken jij enkele bekende kristalvormige soorten mineralen?<br />

Som ze op.<br />

Diamant (mineraal koolstof), bergkristal (mineraal kwarts)<br />

Ga eens na of er klasgenoten of familieleden mineralen bezitten of verzamelen. Stel een<br />

beknopt lijstje op met enkele mineralen die jouw klasgenoten of familieleden bezitten. Vermeld<br />

een duidelijk kenmerk: kleur, kristalvorm, hardheid.<br />

Naam Kleur Ander kenmerk (eigenschap)<br />

………………………………. ………………... …………………..…………………………<br />

………………………………. ………………... …………………..…………………………<br />

………………………………. ………………... …………………..…………………………<br />

………………………………. ………………... …………………..…………………………<br />

Je kan op het internet op zoek gaan naar de vindplaatsen van mineralen in België of<br />

Europa. Welke vindplaatsen worden vermeld? Situeer ze op een passende atlaskaart.<br />

Gesteenten - 15


KU 7<br />

OEFENING 11: Grotten<br />

• Benoem aan de hand van de leestekst de onderlijnde delen van een grot door de drukletters<br />

uit de tekst in de cirkels te noteren.<br />

Op stap als speleoloog<br />

C<br />

A<br />

B<br />

Grotten ontstaan omdat kalksteen in koolzuurhoudend water oplost. Vaak komen in grotten<br />

druipstenen voor.<br />

Het zure grondwater, dat door een kalksteenlaag in de bodem of ondergrond sijpelt, bereikt<br />

na enige tijd het plafond van de grot. Daar blijft het kalkhoudend water in de vorm<br />

van een druppel aan het plafond hangen. Door contact met de lucht in de grot vervliegt<br />

het koolzuurgas in de druppel en blijft enkel de kalk als een minuscuul mineraaldeeltje op<br />

het plafond achter. Dit proces herhaalt zich bij de volgende druppels en na vele jaren<br />

vormt zich een kegel: de stalactiet (A). Het duurt soms wel duizend jaar eer zich een centimeter<br />

stalactiet gevormd heeft.<br />

Het water dat via kleine kanaaltjes uit de stalactieten druipt, valt op de vloer. Door de<br />

schok slaat het calciet neer en zal het water wegvloeien of verdampen. Dit proces herhaalt<br />

zich en na verloop van tijd is een opwaarts groeiende tegenhanger van een stalactiet<br />

ontstaan. Een stalagmiet (B) is een druipsteenpilaar van calciet die vanaf de grond omhoog<br />

gegroeid is.<br />

Wanneer stalagmieten en stalactieten elkaar ‘ontmoeten’ en vergroeien ontstaat een<br />

druipsteenkolom of -zuil (C).<br />

Een schuin plafond in een gedeelte van de grot doet het water op een andere manier aflopen<br />

waardoor hele ‘gordijnen’ (D) van kalksteen ontstaan.<br />

STUDIETIP<br />

Het verschil tussen een stalactiet en een stalagmiet kan je gemakkelijk zo onthouden:<br />

Een stalagMiet groeit naar boven toe, hij klimt als het ware omhoog. ‘Monter’ is het Franse<br />

woord voor ‘klimmen’.<br />

Een stalacTiet groeit naar beneden toe, hij valt als het ware naar beneden. ‘Tomber’ is het<br />

Franse woord voor ‘vallen’.<br />

WIST JE DAT?<br />

België telt 65 grotten die langer zijn dan 500 meter. De totale lengte van al deze grottencomplexen<br />

samen bedraagt meer dan 108 kilometer!<br />

In de diepste grot van ons land kan je tot 140 m onder het niveau van de ingang afdalen.<br />

D<br />

Gesteenten - 16


KE 1<br />

KE 4<br />

KU 8<br />

Hoofdstuk 2: Gesteenten op kaart<br />

2.1 <strong>Thema</strong>tische kaarten <strong>gesteenten</strong> in België<br />

In je atlas kan je heel wat gegevens over de bodem en ondergrond terugvinden.<br />

<strong>Thema</strong> PEDOLOGIE (pes= Latijn voor voet): atlaskaart ……………<br />

Deze kaart geeft een overzicht van de <strong>gesteenten</strong> die voorkomen in de bodem van de verschillende<br />

geografische streken.<br />

Voor welke ‘grondgebruikers’ kan deze informatie van belang zijn?<br />

Landbouwers, tuinaanleggers<br />

Waarom?<br />

De vruchtbaarheid van de bodem bepaalt de keuze van de gewassen, de bomen<br />

en planten.<br />

OEFENING 12: België bodem<br />

• Raadpleeg in je atlas de bodemkaart (‘pedologie’) van België (kaart ..…...) en vul de<br />

legende bij de onderstaande thematische kaart bodem in België aan.<br />

• Situeer jouw schoolgemeente met een ROOD .<br />

losse<br />

klei<br />

zand<br />

zandleem<br />

leem<br />

stenige<br />

<br />

Gesteenten - 17


KE 1<br />

KE 5<br />

KU 9<br />

<strong>Thema</strong> LITHOLOGIE (lithos= Grieks voor steen): atlaskaart ……………<br />

Deze kaart geeft een overzicht van de <strong>gesteenten</strong> in de ondergrond die voorkomen in de<br />

verschillende geografische streken.<br />

Voor welke ‘grondgebruikers’ kan deze informatie van belang zijn?<br />

mijnbouwers, ingenieurs en architecten<br />

Waarom?<br />

Mijnbouwers gaan in de ondergrond op zoek naar <strong>gesteenten</strong> als bouwmateriaal,<br />

energiebron,… en architecten willen voorkomen dat een gebouw wegzakt.<br />

OEFENING 13: België ondergrond<br />

• Situeer jouw schoolgemeente met een ROOD .<br />

Welke ondergrond tref je aan in de eigen leefruimte?<br />

zand<br />

……………………………………………………………………………………………………….<br />

• Markeer in de legende van de kaart de losse <strong>gesteenten</strong>.<br />

• Schrap wat niet past:<br />

Losse <strong>gesteenten</strong> tref je vooral aan in Laag-België / Midden-België / XXXXXXX<br />

Hoog-België.<br />

Vaste <strong>gesteenten</strong> tref je vooral aan in Laag-België / Midden-België / Hoog-België.<br />

<br />

XXXXXXXXXXXXXXX<br />

Gesteenten - 18


KU 10<br />

OEFENING 14: Vergelijking bodem - ondergrond<br />

• Vergelijk nauwgezet de thematische kaart ‘bodems’ van België met de thematische kaart<br />

‘ondergrond’ van België: noteer voor elk gebied de juiste <strong>gesteenten</strong>.<br />

gesteente(n) in de BODEM gesteente(n) in de ONDERGROND<br />

1 klei polderklei en rivierafzetting<br />

zand zand<br />

2<br />

zand zand en grind<br />

3<br />

leem zand<br />

4<br />

stenig: schiefers (leisteen) leisteen<br />

5<br />

stenig: harde zandsteen en schiefers kwartsieten en leisteen<br />

6<br />

stenig: mergel, zachte zandsteen en kalksteen zand en zandsteen<br />

7<br />

Gesteenten - 19


KE 6<br />

KU 11<br />

KE 7<br />

KU 12<br />

• Wat stel je vast?<br />

Een duidelijk verband tussen bodem en ondergrond: +/- dezelfde <strong>gesteenten</strong>.<br />

• Neem een besluit:<br />

De ondergrond in Laag- en Midden-België bestaat voornamelijk uit<br />

XXX vaste / losse <strong>gesteenten</strong>. De bodem is hier meestal dik / XXX dun.<br />

De ondergrond in Hoog-België bestaat voornamelijk uit vaste / XXX losse <strong>gesteenten</strong>.<br />

De bodem is hier meestal dik / dun.<br />

XX<br />

2.2 <strong>Thema</strong>tische kaart <strong>gesteenten</strong> in eigen leefruimte<br />

OEFENING 15: Gesteenten in eigen leefruimte<br />

• Raadpleeg in je atlas de bodemkaart van België of de bodemkaart van de eigen leefruimte<br />

op de internetsite van de dienst agiv. Vul vervolgens de legende bij de thematische<br />

kaart bodem in eigen leefruimte op volgende bladzijde aan.<br />

Geef elke bodem een eigen kleur in de legende en kleur de kaart juist in!<br />

In onze schoolgemeente vinden we voornamelijk (een) zandleembodem(s) .<br />

De bodem is hier dik / dun en ligt op een ondergrond van vast / los gesteente.<br />

Andere bodemsoorten in onze eigen leefruimte zijn:<br />

zandbodems en kleibodems<br />

OEFENING 16: Gesteenten eigen leefruimte<br />

De kaart in deze oefening vertelt je meer over de verontreiniging van bodem en ondergrond<br />

in Vlaanderen. Om even over na te denken…<br />

• Situeer op de kaart jouw schoolgemeente met een ZWART .<br />

• Beschrijf kort wat de kaart jou vertelt over de gronden in deze gemeente.<br />

Eigen antwoord leerlingen.<br />

Ter illustratie: topografische kaart Boechout en omgeving<br />

XX XXX<br />

• Ken je plaatsen in jouw schoolomgeving waar de grond vervuild is of vervuild geweest<br />

is? Noteer ze hieronder.<br />

Eigen antwoord leerlingen.<br />

………………………………………………………………………………….<br />

Bron: ASP Vlaanderen – cijfers 2005<br />

<br />

Gesteenten - 20


THEMATISCHE KAART: <strong>gesteenten</strong> in de bodem in eigen leefruimte<br />

LEGENDE:<br />

droge zandbodems<br />

droge zandleembodems<br />

vochtige zandleembodems<br />

natte zandleembodems<br />

natte kleibodems<br />

Weinig vruchtbare landbouwgrond. Irrigatie en bemesting zijn<br />

nodig om landbouwopbrengst te verhogen.<br />

vochtige zandbodems Minder vruchtbare landbouwgrond. Bemesten is nodig.<br />

Makkelijk bewerkbare landbouwgrond, herkenbaar aan de<br />

(laagstam-) fruitboomgaarden en de akkers die<br />

tijdens de droge zomers geïrrigeerd worden.<br />

Vruchtbare landbouwgrond, herkenbaar aan akkers met maïs,<br />

bieten, graan en in de lagere delen van het landschap voornamelijk<br />

weilanden.<br />

Zie vochtige zandleemgronden.<br />

Drassige grond, niet geschikt voor de landbouwer. Op deze<br />

gronden werd het Bos van Moretus aangeplant. Langs de beken<br />

van de valleien palmde de natuur deze braakliggende<br />

gronden terug in<br />

Gesteenten - 21


KU 13<br />

KE 7<br />

KE 8<br />

KE 9<br />

Hoofdstuk 3: Gesteenten en hun gebruik.<br />

3.1 Gesteenten en hun gebruik in de landbouw<br />

De vruchtbaarheid van een bodem wordt bepaald door z’n luchtigheid, humusrijkdom, de<br />

aanwezigheid van mineralen en bodemvochtigheid.<br />

De vruchtbaarheid van de bodem is van groot belang voor de geschiktheid als landbouw-<br />

grond en keuze van het akkerbouwgewas.<br />

OEFENING 17: Bodemvochtigheid<br />

• Hoe loopt het afstromende regenwater in het landschap op de foto? Zal de bodem op de<br />

aangeduide plaatsen nat of droog zijn? Schrap wat niet past!<br />

• Leid uit de foto voor elke plaats het bodemgebruik af!<br />

XXXX<br />

grondgebruik: weiden, bos<br />

droge / natte bodem<br />

XXX<br />

droge / natte bodem<br />

grondgebruik: akkers<br />

• Welke teelten komen vooral voor in de eigen leefruimte?<br />

groenteteelt (vooral in serres), mais en graan (op akkers), fruit (boomgaarden)<br />

• Welke vegetatie kan je terugvinden in de eigen leefruimte?<br />

grasland (weilanden: bv. Melkkuip) en loofbos (Bos van Moretus)<br />

• Probeer in de bodemvochtigheid een verklaring te vinden voor het voorkomen van de<br />

teelten en vegetatie:<br />

Op de lager gelegen natte bodems legt de landbouwer weilanden aan. Op de hogere<br />

drogere gronden worden akkers aangelegd. De zeer natte bodems zijn niet<br />

geschikt voor de landbouw: de natuur krijgt vrij spel of de mens legt er bos aan.<br />

De bodem in de eigen leefruimte bestaat voornamelijk uit vochtige zandleembodems<br />

en is XXXXXXX<br />

niet / weinig / zeer geschikt voor landbouwactiviteiten want er is voldoende water<br />

aanwezig om planten goed te laten groeien.<br />

De droge zandleembodems moeten tijdens droge zomers geïrrigeerd worden.<br />

De teelten die we aantreffen zijn: mais, bieten en graan<br />

Gesteenten - 22


KU 14<br />

KE 10<br />

3.2 Gesteenten en hun gebruik in de bouwnijverheid.<br />

Oppervlakte<strong>gesteenten</strong> worden ontgonnen uit de ondergrond en worden ‘onverwerkt’<br />

gebruikt of dienen als grondstof in de productie van bouwmaterialen.<br />

OEFENING 18: Gesteenten in bouwnijverheid<br />

Je gaat zelf aan de slag om een eigen droomhuis te bouwen!<br />

• Welke <strong>gesteenten</strong> kan je gebruiken? Noteer ze in de tabel.<br />

• Vermeld in de tweede kolom waarvoor je deze <strong>gesteenten</strong> nodig hebt.<br />

• Ga op de atlaskaart ‘steengroeven in België’ (kaart ..…...) naar een<br />

plaats in ons land waar je de <strong>gesteenten</strong> kan vinden.<br />

Gesteente Gebruikt voor... Vindplaats(en)<br />

klei bakstenen, dakpannen, tegels langs Rupel, omgeving Roeselare<br />

grind paden, grondstof voor beton langs Maas, in Noordzee<br />

zand<br />

OEFENING 19: Gesteenten in bouwnijverheid<br />

• Bestudeer de foto’s op de volgende bladzijde.<br />

Welke toepassingen kennen de volgende <strong>gesteenten</strong>?<br />

• Waar kan je deze toepassing in of rond het huis terugvinden?Noteer de juiste nummers<br />

uit de onderstaande figuur van de woning bij de foto’s in de tabel.<br />

1<br />

2<br />

3<br />

ophoogzand, glas Vlaams-Brabant, Kempen<br />

kalksteen huizen, muurtjes langs Maas, Condroz, Ardennen<br />

dolomiet oprit, paden Philippeville, langs Maas, Land v. Herve<br />

4<br />

6<br />

5<br />

7<br />

Gesteenten - 23


• Waar tref je deze toepassingen aan in het schoolgebouw en thuis?<br />

6<br />

7<br />

4<br />

5<br />

4<br />

1<br />

6<br />

3<br />

2<br />

Gesteente(n) Toepassing in schoolgebouw? Toepassing thuis?<br />

GRIND grondstof voor beton<br />

(schoolgebouwen),<br />

asfalt (speelplaats)<br />

ARDUIN<br />

blauwe<br />

hardsteen<br />

deurdrempels (dorpels),<br />

omlijsting van de buitendeuren<br />

van het A-blok,<br />

windroos op de speelplaats<br />

Eigen antwoord<br />

leerlingen.<br />

Eigen antwoord<br />

leerlingen.<br />

LEISTEEN / Eigen antwoord<br />

leerlingen.<br />

KLEI muren van de<br />

schoolgebouwen<br />

(A- en C-blok)<br />

KWARTS-<br />

ZAND<br />

BASALT<br />

(steenslag)<br />

vloertegels in<br />

schoolgebouwen,<br />

vensterbanken van het Ablok<br />

Eigen antwoord<br />

leerlingen.<br />

ramen Eigen antwoord<br />

leerlingen.<br />

glas (ruiten)<br />

Eigen antwoord<br />

leerlingen.<br />

ZANDSTEEN / Eigen antwoord<br />

leerlingen.<br />

GRANIET vensterbanken in het C-blok Eigen antwoord<br />

leerlingen.<br />

Gesteenten - 24


6<br />

Gesteente(n) Toepassing in schoolgebouw? Toepassing thuis?<br />

KALKSTEEN<br />

GRINT<br />

ZAND<br />

+ water<br />

BETON als klinkers op de<br />

speelplaats, het D-blok, de<br />

fietsenkelder, de plantenbakken<br />

Eigen antwoord<br />

leerlingen.<br />

MARMER / Eigen antwoord<br />

leerlingen.<br />

KRIJT stucwerk op de muren van<br />

het A-blok<br />

Eigen antwoord<br />

leerlingen.<br />

LEEM / Eigen antwoord<br />

leerlingen.<br />

WIST JE DAT?<br />

We beseffen vaak niet hoeveel grondstoffen we gebruiken! De volgende voorbeelden geven<br />

jou een beeld van grondstoffengebruik voor alledaagse zaken:<br />

Toepassing Materialen Gebruikte delfstoffen<br />

huis<br />

1 km autosnelweg<br />

auto<br />

aanleg van industrie- of<br />

woongebieden, bouwrijp<br />

maken van de terreinen<br />

dakpannen, bakstenen,<br />

beton, glas<br />

asfalt, beton,<br />

onderfunderingen<br />

ruiten, bumpers, kunststoffen,<br />

lakken en lijmen<br />

100 ton grind<br />

100 ton bouwzand<br />

80 ton klei<br />

30 000 ton grove korrels<br />

100 kg kwartszand<br />

/ ophoogzand<br />

In België rijden er 5 130 578 auto’s… … en ligt er 1 763 kilometer autosnelweg!<br />

Gesteenten - 25


KU 15<br />

KU 16<br />

3.3 Ontginning <strong>gesteenten</strong> en gevolgen voor landschap en milieu<br />

De ontginning van <strong>gesteenten</strong> laat grote ’littekens’ achter in het landschap. Toch wordt voor<br />

heel wat ontginningsplaatsen (groeven, zandwinningsputten,…) een nieuwe bestemming<br />

gezocht.<br />

De ‘kleiputten’ van Terhagen en Rumst in de Rupelstreek<br />

De kleiputten in Rumst omvatten een groot gebied dat zich bevindt tussen de wijk Bosstraat te<br />

Boom, het dorp Terhagen, de dorpskern van Rumst en het huidige, nog actieve kleiontginningsgebied<br />

ten zuiden van Reet. Het gebied is zo'n 150 ha groot en biedt zeer vele mogelijkheden voor<br />

natuur en natuurontwikkeling.<br />

Van vuilnisbelt tot natuurgebied<br />

De kleiputten dragen een zwaar verleden met zich mee. Naarmate het kleiontginningsgebied steeds<br />

noordelijker kwam te liggen werden er nieuwe bestemmingen gezocht voor de ontstane putten.<br />

Tot begin jaren '80 beschouwde men de vrijgekomen putten als een ideale oplossing om de steeds<br />

groeiende afvalberg in kwijt te geraken. De steenbakkers werden verplicht om na de ontginning<br />

het landschap in oorspronkelijke staat terug te brengen. Dit werd begrepen als het opnieuw opvullen<br />

van de ontstane putten met afvalstoffen van huishoudens en industrie. Men dacht dat door de<br />

ondoorlaatbare kleibodem de kans op bodemvervuiling klein was. Het gevolg in onze regio is gekend:<br />

de Rupelstreek werd al gauw de vuilnisbak van Vlaanderen door de vele stortplaatsen. Het<br />

storten bracht veel geld op voor de steenbakkers en afvalverwerkers.<br />

Dankzij het protest van de inwoners van de omliggende dorpen en wijken werd er een halt toegeroepen<br />

aan het storten van afval. Begin jaren '80 werd de Rupelstreek stortvrij verklaard, maar het<br />

duurde tot begin jaren '90 vooraleer de laatste stortplaats in de streek werkelijk dicht ging.<br />

Een nieuwe start<br />

De meeste stortplaatsen werden afgedekt met grond en de natuur doet langzaam maar zeker opnieuw<br />

zijn intrede in het gebied.<br />

De mooiste stukken natuur in de Rumstse kleiputten vinden we in de onmiddellijke omgeving van<br />

Terhagen dorp en de ligging vlak aan de dorpskern van Terhagen geeft dit bos een belangrijke bestemming<br />

als wandel- en speelbos.<br />

OEFENING 20: Littekens in het landschap<br />

• Bekijk aandachtig de volgende ontginningsplaatsen en beschrijf telkens welke littekens<br />

ze in het landschap hebben achtergelaten.<br />

Littekens in het landschap?<br />

diepe putten, weinig of geen<br />

vegetatie, aanwezigheid van<br />

zware machines.<br />

Kleigroeve in Terhagen – Rumst (Rupelstreek)<br />

Gesteenten - 26


Littekens in het landschap?<br />

Zandgroeve Bierbeek<br />

diepe putten zonder vegetatie, machines<br />

• Welke nieuwe bestemming kregen de onderstaande oude ontginningsplaatsen?<br />

• Vind je deze bestemming goed gekozen? Waarom wel / niet?<br />

Bedenk nog een andere nieuwe bestemming!<br />

Oude kleigroeven in Rumst – Boom (Rupelstreek)<br />

Nieuwe bestemming van de oude ontginningsplaats?<br />

sport- en recreatiegebied, natuurgebied, bedrijventerrein<br />

Eigen gekozen bestemming: Eigen antwoord leerlingen.<br />

Gesteenten - 27


KU 15<br />

KU 16<br />

KE 11<br />

Oude zandwinningsput Mol (Zilvermeer)<br />

Nieuwe bestemming van de oude ontginningsplaats?<br />

recreatiegebied: zwemvijver met mogelijkheid tot allerlei watersporten,<br />

zandstrand, sportterreinen<br />

Eigen gekozen bestemming: Eigen antwoord leerlingen.<br />

OEFENING 21: Ontginning in eigen leefruimte<br />

• Welke <strong>gesteenten</strong> worden ontgonnen in de eigen leefruimte?<br />

Noteer ook de juiste plaatsen.<br />

Ontgonnen gesteente Plaats(en)<br />

klei langs Rupel, omgeving Turnhout-Beerse<br />

• Welke ontginningsactiviteiten lieten duidelijke littekens na in het landschap in de eigen<br />

leefruimte? Vul de tabel ook aan met de juiste plaats en de nieuwe bestemming.<br />

Oorspronkelijke activiteit Plaats Nieuwe bestemming<br />

kleigroeve Duffel stortplaats (gesloten)<br />

kleigroeven Rumst-Terhagen stortplaats, natuurgebied<br />

De ontginning van <strong>gesteenten</strong> in groeven en mijnen verandert het landschap vaak erg<br />

ingrijpend. Het laat dikwijls grote littekens na!<br />

De verminkte landschappen krijgen meestal een nieuwe bestemming als natuurgebied,<br />

recreatiegebied, woonzone, stortplaats, bedrijventerrein, enz.<br />

Gesteenten - 28

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!