21.09.2013 Views

Hoe weet ik wat voor soort woord het is? VOORBEELDZIN ...

Hoe weet ik wat voor soort woord het is? VOORBEELDZIN ...

Hoe weet ik wat voor soort woord het is? VOORBEELDZIN ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Hoe</strong> <strong>weet</strong> <strong>ik</strong> <strong>wat</strong> <strong>voor</strong> <strong>soort</strong> <strong>woord</strong> <strong>het</strong> <strong>is</strong>?<br />

<strong>VOORBEELDZIN</strong>: Teleurgesteld <strong>is</strong> de geblesseerde speler <strong>het</strong> veld afgewandeld<br />

Bij Spelling zijn er eigenlijk maar 5 mogelijkheden:<br />

1. Persoonsvorm<br />

(PV) Ontleed de zin. Maak ‘m vragend: PV komt <strong>voor</strong>op te staan ‘Is de geblesseerde speler teleurgesteld <strong>het</strong> .....’<br />

Verander de tijd: PV verandert ‘Teleurgesteld was de speler <strong>het</strong> veld .........’<br />

Verander <strong>het</strong> getal: PV verandert ‘Teleurgesteld waren de spelers <strong>het</strong> veld ....’<br />

2. Bijvoeglijk Naam<strong>woord</strong><br />

(BN) Ontleed de zin Het bijvoeglijk naam<strong>woord</strong> <strong>is</strong> altijd onderdeel van een ander zinsdeel en geeft een eigenschap<br />

van een zelfstandig naam<strong>woord</strong>.<br />

Soms <strong>is</strong> <strong>het</strong> bijvoeglijk naam<strong>woord</strong> een werk<strong>woord</strong>. Soms ook niet.<br />

Voorbeeld:<br />

De boze vrouw loopt weg.<br />

‘De boze vrouw’ <strong>is</strong> onderwerp. ‘Boze’ geeft een eigenschap van ‘vrouw’. ‘Boze’ = BN<br />

Teleurgesteld <strong>is</strong> de geblesseerde speler <strong>het</strong> veld afgewandeld.<br />

‘de geblesseerde speler’ = onderwerp. ‘Geblesseerde’ geeft een eigenschap van ‘speler’.<br />

Speler <strong>is</strong> ZN, dus ‘geblesseerde’ <strong>is</strong> BN. (Ondanks dat ‘zich blesseren’ een werk<strong>woord</strong> <strong>is</strong>.<br />

3. Voltooid Deel<strong>woord</strong><br />

(VD) Ontleed de zin Een voltooid deel<strong>woord</strong> geeft aan dat een bepaalde beweging ‘voltooid’ <strong>is</strong>: tot <strong>het</strong> verleden behoort.<br />

Een voltooid deel<strong>woord</strong> heeft altijd een hulpwerk<strong>woord</strong> bij zich van ‘hebben, zijn of worden’.<br />

Voorbeeld: Ik ben geslagen. (Iemand heeft jou geslagen en dat <strong>is</strong> nu voltooid).<br />

Ik heb geslagen. (Jij was iets of iemand aan <strong>het</strong> slaan en dat <strong>is</strong> nu voltooid).<br />

Ik word geslagen. (‘Geslagen <strong>is</strong> ook hier een voltooid deel<strong>woord</strong>. Toch <strong>is</strong> dit<br />

niet voltooid. Je zegt <strong>het</strong> als <strong>het</strong> ware terwijl je geslagen wordt. Zie <strong>voor</strong> deze uitleg:<br />

grammatica, lijdende vorm.)<br />

Een voltooid deel<strong>woord</strong> eindigt altijd op een –t of een –d (zwak) of –en (sterk/onregelmatig) en begint<br />

meestal met ‘ge-, be-, ont-, etc.)<br />

In de zin: ‘Teleurgesteld <strong>is</strong> de geblesseerde speler <strong>het</strong> veld afgewandeld.’ <strong>is</strong> ‘afgewandeld VD.


4. Tegen<strong>woord</strong>ig Deel<strong>woord</strong><br />

(TD) Het Nederlands kent niet alleen voltooide deel<strong>woord</strong>en (gebeurten<strong>is</strong> <strong>is</strong> ‘voltooid’, maar ook<br />

‘tegen<strong>woord</strong>ige deel<strong>woord</strong>en’ of ‘onvoltooide deel<strong>woord</strong>en.’ Dat zijn <strong>woord</strong>en waarbij de handeling<br />

nog niet <strong>is</strong> afgerond, maar zelfs nog gaande <strong>is</strong>.<br />

Voorbeeld: Die speler <strong>is</strong> verslagen. (Teleurgesteld = VD)<br />

Verslagen huilt die speler. (Huilt = PV, Teleurgesteld = TD)<br />

In de eerste zin <strong>is</strong> de wedstrijd afgelopen: de speler <strong>is</strong> verslagen na de voltooide wedstrijd.<br />

In de tweede zin <strong>is</strong> de wedstrijd ook afgelopen, maar verkeert de speler in ‘verslagen’ toestand. En die<br />

toestand <strong>is</strong> nog niet voltooid.<br />

Denk ook aan: Verliefd lopen zij daar. (‘verliefd’ = TD)<br />

Die man zegt kwaadsprekend iets over mij. (‘kwaadsprekend’ = TD)<br />

5. Infinitief<br />

(INF) Soms komt <strong>het</strong> hele werk<strong>woord</strong> in een zin <strong>voor</strong>. Dat noemen we de infinitief.<br />

Meestal na: ‘te’ en ‘aan <strong>het</strong>’.<br />

Hij zit te zeuren. Hij <strong>is</strong> aan <strong>het</strong> eten.<br />

Dat lijkt makkelijk, maar <strong>het</strong> kan ook moeilijk zijn. ‘Zeuren’ en ‘eten’ zou je niet fout schrijven.<br />

Voorbeeld: ‘Mijn zus <strong>is</strong> die brief aan <strong>het</strong> beant<strong>woord</strong>en’.<br />

‘beant<strong>woord</strong>en’ <strong>is</strong> <strong>het</strong> hele werk<strong>woord</strong>, dus er <strong>is</strong> geen reden de ‘d’ te verdubbelen.<br />

Als je twijfelt helpt <strong>het</strong> om <strong>het</strong> werk<strong>woord</strong> te vervangen door ‘zeuren’. Dan hoor je <strong>het</strong> vanzelf.<br />

Als je <strong>weet</strong> of <strong>het</strong> PV, BN, VD, TD of INF <strong>is</strong>, <strong>weet</strong> je ook hoe je <strong>woord</strong> moet schrijven als <strong>het</strong> werk<strong>woord</strong> sterk of onregelmatig <strong>is</strong>. Dat hoor je<br />

namelijk. Als <strong>het</strong> werk<strong>woord</strong> zwak <strong>is</strong> moet je de regels volgen die zijn uitgelegd bij ‘regels bij zwakke werk<strong>woord</strong>en’.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!