kern Poeldijk - Greenport Westland
kern Poeldijk - Greenport Westland
kern Poeldijk - Greenport Westland
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
R.008/04<br />
gecertificeerd door Lloyd’s<br />
conform ISO 9001: 2000<br />
identificatie planstatus<br />
Kern <strong>Poeldijk</strong><br />
<strong>Westland</strong><br />
bestemmingsplan<br />
identificatiecode: datum: status:<br />
NL.IMRO.1783.ABP00000021-vast 14-11-2011 concept<br />
06-03-2012 voorontwerp<br />
projectnummer: 03-08-2012 ontwerp<br />
178300.16228.00 vastgesteld<br />
opdrachtleider:<br />
mw. mr. C.T. Ploeger<br />
aangesloten bij:<br />
RBOI - Rotterdam bv<br />
Delftseplein 27b<br />
Postbus 150<br />
3000 AD Rotterdam<br />
telefoon (010) 201 85 55<br />
E-mail: info@rboi.nl
c<br />
RBOI-Rotterdam bv<br />
Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan door de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,<br />
microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een<br />
openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
2<br />
Inhoudsopgave<br />
Toelichting 6<br />
Hoofdstuk 1 Inleiding 8<br />
1.1 Aanleiding 8<br />
1.2 Ligging plangebied 8<br />
1.3 Vigerende bestemmingsplannen 8<br />
1.4 Leeswijzer 9<br />
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 10<br />
2.1 Beleidskader 10<br />
2.2 Ruimtelijk functionele structuur 19<br />
2.3 Gebiedsvisie 23<br />
Hoofdstuk 3 Onderzoek 24<br />
3.1 Archeologie en cultuurhistorie 24<br />
3.2 Bedrijven en milieuhinder 30<br />
3.3 Bodem- en grondwaterkwaliteit 31<br />
3.4 Ecologie 32<br />
3.5 Horeca 34<br />
3.6 Externe veiligheid 34<br />
3.7 Glastuinbouw 39<br />
3.8 Kabels en leidingen 40<br />
3.9 Milieueffectrapportage 40<br />
3.10 Luchtkwaliteit 41<br />
3.11 Water 42<br />
3.12 Wegverkeerslawaai 45<br />
Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving 46<br />
4.1 Planvorm 46<br />
4.2 Verbeelding (plankaart) 46<br />
4.3 Uitleg van de planregels 48<br />
Hoofdstuk 5 Handhaving 56<br />
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 58<br />
6.1 Economische uitvoerbaarheid 58<br />
6.2 Overlegreacties 58<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Bijlagen bij de toelichting 60<br />
Bijlage 1 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp<br />
van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' 62<br />
Bijlage 2 Bedrijveninventarisatie 64<br />
Bijlage 3 Horeca inventarisatie 66<br />
Bijlage 4 Bureauonderzoek ecologie 68<br />
Bijlage 5 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten 70<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
3
4<br />
Regels 72<br />
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 74<br />
Artikel 1 Begrippen 74<br />
Artikel 2 Wijze van meten 81<br />
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 82<br />
Artikel 3 Bedrijf 82<br />
Artikel 4 Cultuur en Ontspanning 85<br />
Artikel 5 Detailhandel 86<br />
Artikel 6 Gemengd - 1 87<br />
Artikel 7 Gemengd - 2 89<br />
Artikel 8 Gemengd - 3 91<br />
Artikel 9 Groen 93<br />
Artikel 10 Maatschappelijk 94<br />
Artikel 11 Tuin 96<br />
Artikel 12 Verkeer 97<br />
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied 98<br />
Artikel 14 Water 99<br />
Artikel 15 Wonen 100<br />
Artikel 16 Wonen - Bloemenbuurt 103<br />
Artikel 17 Waarde - Archeologie - 1 105<br />
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 2 107<br />
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 3 109<br />
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 4 111<br />
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering 113<br />
Hoofdstuk 3 Algemene regels 114<br />
Artikel 22 Antidubbeltelregel 114<br />
Artikel 23 Algemene bouwregels 114<br />
Artikel 24 Algemene gebruiksregels 116<br />
Artikel 25 Algemene afwijkingsregels 117<br />
Artikel 26 Algemene wijzigingsregels 118<br />
Artikel 27 Overige regels 118<br />
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel 120<br />
Artikel 28 Overgangsrecht 120<br />
Artikel 29 Slotregel 120<br />
Bijlagen bij de regels 122<br />
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' 124<br />
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten 126<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
5
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
7
8<br />
Hoofdstuk 1 Inleiding<br />
1.1 Aanleiding<br />
De gemeente <strong>Westland</strong> heeft in het kader van de actualiseringsslag besloten om een nieuw<br />
bestemmingsplan op te stellen voor de <strong>kern</strong> <strong>Poeldijk</strong>. Voorliggend bestemmingsplan heeft<br />
betrekking op het woongebied van <strong>Poeldijk</strong>. De doelstelling van het bestemmingsplan is om de<br />
vigerende regelingen, overwegend uit de jaren '90 van de vorige eeuw, te vervangen door een<br />
uniforme en actuele bestemmingsregeling.<br />
De gemeente <strong>Westland</strong> speelt hiermee in op wettelijke vereisten uit de Wet ruimtelijke<br />
ordening (Wro, in werking getreden op 1 juli 2008) waarin de bestaande actualiseringsplicht<br />
wordt aangescherpt en waarin het digitale bestemmingsplan juridisch bindend is. Digitaal<br />
werken stelt daarbij nieuwe eisen aan standaardisering van 'plankaart en regels' als een set<br />
geografisch begrensde objecten met bepaalde kenmerken.<br />
1.2 Ligging plangebied<br />
Het plangebied heeft betrekking op de <strong>kern</strong> van <strong>Poeldijk</strong>. De begrenzing van het gebied is<br />
weergegeven in figuur 1.1. Hieruit is op te maken dat vrijwel de gehele <strong>kern</strong> binnen het<br />
plangebied is opgenomen. Het centrum en de rand ten zuidwesten daarvan zijn buiten dit<br />
bestemmingsplan gelaten, omdat hiervoor nog actuele bestemmingsplannen gelden. Het<br />
centrum van <strong>Poeldijk</strong> vormt zodoende de zuidelijke begrenzing van het plangebied. Aan de<br />
westzijde begrenst de N211 een groot deel van het plangebied, terwijl voor het overige de <strong>kern</strong><br />
en het plangebied worden begrensd door glastuinbouw.<br />
Het plangebied dat hiermee resteert betreft bestaand dorpsgebied waarvoor dit<br />
bestemmingsplan voorziet in een consoliderende bestemmingslegging.<br />
1.3 Vigerende bestemmingsplannen<br />
Voor het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:<br />
bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd<br />
Kerngebieden 29-03-1994 18-10-1994<br />
Verburghlaan, uitwerkingsplan 10-03-1992 23-06-1992<br />
<strong>Poeldijk</strong> Noord '99 30-11-1999 11-04-2000<br />
Buitengebied 25-03-1986 05-15-1995<br />
Bloemenbuurt <strong>Poeldijk</strong> 17-04-2012 -<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
1.4 Leeswijzer<br />
Het bestemmingsplan <strong>kern</strong> <strong>Poeldijk</strong> bestaat uit een toelichting, de regels en een plankaart. De<br />
toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin<br />
wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven, met<br />
aandacht voor de cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten,<br />
aanwezige knelpunten en te verwachten ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving<br />
van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in<br />
het plangebied.<br />
In hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie, cultuurhistorie<br />
en water behandeld. In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond<br />
bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in de<br />
hoofdstukken 5 en 6 ingegaan op het handhavingsbeleid, de resultaten van de inventarisatie en<br />
de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
9
10<br />
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie<br />
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale<br />
en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het<br />
hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal<br />
plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden<br />
behandeld.<br />
Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze<br />
visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.<br />
2.1 Beleidskader<br />
2.1.1 Rijksbeleid<br />
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Besluit algemene regels<br />
ruimtelijke ordening (2011)<br />
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een<br />
aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen<br />
scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een<br />
actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende<br />
beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke<br />
accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering<br />
en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig<br />
plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor<br />
het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw<br />
rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.<br />
Doelen<br />
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om<br />
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn<br />
(2028):<br />
het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de<br />
ruimtelijk-economische structuur van Nederland;<br />
het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de<br />
gebruiker voorop staat;<br />
het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en<br />
cultuurhistorische waarden behouden zijn.<br />
Het <strong>Westland</strong> is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als<br />
<strong>Greenport</strong>.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Uitsnede nationale ruimtelijke hoofdstructuur<br />
De Nederlandse open economie raakt steeds meer verweven met die van sterke concurrenten<br />
als Duitsland, China en India. De kansen in het internationale speelveld liggen vooral bij de<br />
zogenoemde topsectoren: logistiek, water, hightech, creatieve industrie, energie, chemie en<br />
voedsel en tuinbouw. Veel van die sectoren zijn geconcentreerd in de stedelijke regio's rond de<br />
mainports, brainport en greenports. De ambitie is dat Nederland in 2040 behoort tot de top 10<br />
concurrerende landen van de wereld door een goede ruimtelijk-economische structuur voor<br />
een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere<br />
een optimale internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's in 2040 en uitstekende<br />
(logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost<br />
Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.<br />
De meeste topsectoren concentreren zich in stedelijke regio's en dan vooral in de stedelijke<br />
regio's rond de mainports, brainport en greenports. Vanwege deze concentratie en de nationale<br />
baten die daarmee gemoeid zijn, wil het Rijk in deze regio's extra inzetten op versterking van<br />
de concurrentiekracht. Hiervoor wordt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak<br />
ingezet waarin afspraken over de versterking van de ruimtelijk-economische structuur in brede<br />
zin worden gemaakt met de decentrale overheden.<br />
Nationale belangen<br />
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke<br />
ordening (Barro). Dit besluit is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en<br />
omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van<br />
bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking,<br />
de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote<br />
rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het<br />
Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke<br />
bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro<br />
kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het<br />
plangebied is de volgende bepaling relevant:<br />
een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met<br />
een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken<br />
maken met de stedelijke regio's (zoals Rotterdam) over de programmering van<br />
verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
11
12<br />
2.1.2 Provinciaal beleid<br />
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020 (2010)<br />
Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige<br />
deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een<br />
vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die<br />
de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. De structuurvisie 'Visie op<br />
Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte' vervangt het interim-beleid op basis van de<br />
huidige vier streekplannen in Zuid-Holland. Met de vaststelling van de provinciale structuurvisie<br />
en de provinciale Verordening Ruimte wordt aansluiting gezocht bij de instrumenten uit de Wet<br />
ruimtelijke ordening (Wro). De visie is vastgesteld op 2 juli 2010.<br />
Uitsnede functiekaart Structuurvisie<br />
Op de functiekaart van de structuurvisie is het plangebied geheel aangewezen als 'stads- en<br />
dorpsgebied'. De functiekaart geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de<br />
structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Zo biedt de<br />
kaart ruimte aan de diverse belangen in Zuid-Holland. De functiekaart is vergelijkbaar met de<br />
voormalige streekplankaarten.<br />
Het provinciaal belang voor bestaand bebouwd gebied richt zich op de volgende ambities:<br />
bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten<br />
gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid);<br />
stedelijke detailhandelsstructuur versterken;<br />
culturele en toeristische voorzieningen versterken (stedelijk).<br />
Het uitgangspunt voor de leef-, werk- en woonomgeving in 2020 is bundeling van<br />
verstedelijking. Dit is meer dan het concentreren van wonen in steden. Zuid-Holland richt zich<br />
op een betere relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling afstemmen van de<br />
verschillende voorzieningen en intensivering van het stedelijk gebied vooral in de invloedssfeer<br />
van hoogwaardig openbaar vervoer.<br />
De verstedelijkingsopgave richt zich vooral op het bestaand stads- en dorpsgebied. Hier staat<br />
gedifferentieerd ruimtegebruik centraal. Dit maakt dit gebied aantrekkelijk voor mensen om te<br />
wonen en voor bedrijven om zich te vestigen. Dit betekent een verdergaande concentratie en<br />
intensivering van stedelijke functies in de stedelijke centra en rond haltes van het<br />
Zuidvleugelnet. Er is daarbij onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied met hoogwaardig<br />
openbaar vervoer en het 'overig' stedelijk gebied. <strong>Poeldijk</strong> maakt onderdeel uit van het 'overig'<br />
stedelijk gebied.<br />
De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
concentreren. Hiermee worden investeringen in de gebouwde omgeving gebundeld, waardoor<br />
de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden blijft en versterkt wordt. Alle <strong>kern</strong>en in de<br />
provincie zijn omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de<br />
bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak<br />
getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de <strong>kern</strong>en, rekening houdend met plannen waar<br />
de provincie al mee heeft ingestemd en waarbinnen de woningbouwopgave tot 2020 kan<br />
worden geaccommodeerd.<br />
Provinciale Verordening Ruimte (2010)<br />
Samen met de Provinciale Structuurvisie is op 2 juli 2010 ook de provinciale Verordening<br />
Ruimte vastgesteld door Provinciale Staten. Waar de visie een zelfbindend document is voor de<br />
provincie, daar bevat de Provinciale Verordening regels die algemeen bindend zijn. De regels<br />
die voor dit plan het meest relevant zijn, zijn hierna per artikel kort toegelicht.<br />
Kantoren - artikel 7<br />
Vergelijkbaar met de regels voor detailhandel, stelt de verordening dat buiten een aantal<br />
aangewezen gebieden en buiten bestaande kantoorbestemmingen geen nieuwe mogelijkheden<br />
voor de bouw van kantoren mogelijk worden gemaakt.<br />
Ook in dit geval is er een limitatief aantal uitzonderingen, waaronder het bieden van de<br />
mogelijkheid voor kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van<br />
maximaal 1.000 m² per vestiging, kantoren met een lokaal verzorgingsgebied, zoals<br />
gemeentehuizen en bankfilialen, bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat<br />
minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak met een maximum oppervlakte<br />
van 3.000 m² en uitbreiding van bestaande kantoren, eenmalig met ten hoogste 10% van het<br />
bestaande bruto vloeroppervlak.<br />
Detailhandel - artikel 9<br />
De verordening stelt dat voor gronden die zijn gelegen buiten de bestaande<br />
winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden<br />
winkelcentra, geen nieuwe detailhandel mogelijk wordt gemaakt. Hierop is een limitatief aantal<br />
uitzonderingen, voor onder andere het bieden van mogelijkheden voor perifere detailhandel,<br />
nieuwe regionale winkelcentra op daarvoor in de verordening aangewezen locaties, uitbreiding<br />
van bestaande detailhandel, eenmalig met ten hoogste 10% van het bruto vloeroppervlak per<br />
vestiging en kleinschalige detailhandel tot een bruto vloeroppervlak van 200 m², zoals buurt-<br />
en gemakswinkels.<br />
Waterkeringen - artikel 10<br />
Over waterkeringen schrijft de verordening voor dat de primaire en regionale waterkeringen als<br />
zodanig bestemd worden, waarbij de regels voorzien in een onbelemmerde werking,<br />
instandhouding en onderhoud van die keringen.<br />
Andere functies zijn ter plaatse slechts toelaatbaar voor zover er geen sprake is van significante<br />
belemmeringen voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de<br />
betreffende keringen. Daarbij is advies nodig van de beheerder van de waterkering.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
13
14<br />
2.1.3 Regionaal en gemeentelijk beleid<br />
Regionaal structuurplan Haaglanden (2008)<br />
Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal<br />
Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) vastgesteld.<br />
Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader<br />
voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en<br />
voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan<br />
Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en<br />
ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.<br />
De ambitie is dat het in heel Haaglanden voor iedereen goed wonen, werken en ontspannen is.<br />
De ruimtelijke structuur moet mensen stimuleren maatschappelijk actief te zijn en zich te<br />
ontwikkelen. Voldoende (ruimte voor) werkgelegenheid, een goed leefmilieu, een veilige<br />
leefomgeving, sociale cohesie en een herkenbare omgeving met identiteit zijn hiervoor van<br />
belang. Ook moeten de gewenste voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur en sport goed<br />
bereikbaar zijn. Het RSP 2020 heeft voor deze onderwerpen vooral een faciliterende,<br />
stimulerende en attenderende rol.<br />
De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw<br />
stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de <strong>Greenport</strong> of de ruimte voor water. Dit<br />
betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt<br />
moet worden gebruikt. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke<br />
middelen. Als onderdeel van het intensief en meervoudig ruimtegebruik in binnenstedelijke<br />
wijken en buurten moet functiemenging mogelijk zijn.<br />
Het beheer en onderhoud van groengebieden heeft aandacht nodig. Onvoldoende en<br />
versnipperd beheer van bestaande bossen en recreatiegebieden leidt tot verwaarloosde zones<br />
die ongewenste activiteiten aantrekken. In het onderhoud van deze gebieden is het<br />
ontwikkelen van de 'tweede generatie' beplanting achterwege gebleven. Bovendien moet de<br />
inrichting worden aangepast aan de wensen van de hedendaagse recreanten. Barrières en<br />
onaantrekkelijke, niet onderhouden entrees van bestaande groengebieden dragen bij aan<br />
slechte bereikbaarheid. Een goed bomenbeleid helpt om landschappelijke eigenheid te<br />
waarborgen.<br />
2.1.4 Gemeentelijk beleid<br />
Visie <strong>Greenport</strong> <strong>Westland</strong> 2020 (2005)<br />
De in 2005 vastgestelde 'Visie <strong>Greenport</strong> <strong>Westland</strong> 2020' schetst het ruimtelijk kader voor<br />
toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten. De ruimtelijke<br />
component en hoe om te gaan met de glastuinbouwcluster (inclusief de niet-ruimtelijke<br />
component) staan in de visie voorop. Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen, biedt de<br />
visie ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en<br />
groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwcluster en maatschappelijke en<br />
economische voorzieningen.<br />
In de Visie <strong>Greenport</strong> <strong>Westland</strong> 2020 wordt aangegeven dat de <strong>kern</strong>en een belangrijke rol<br />
spelen in de aantrekkelijkheid en diversiteit van de gemeente <strong>Westland</strong>. Versterking van de<br />
<strong>Greenport</strong> door behoud van het duurzame glas heeft als consequentie dat uitbreiding en<br />
versterking van de functies wonen, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel,<br />
infrastructuur, groen, water en milieu zoveel mogelijk binnen de bestaande <strong>kern</strong>en dienen<br />
plaats te vinden. Er ligt een stevige verdichtingsopgave. De noodzakelijke inhaalslag voor het<br />
bouwen van woningen voor jongeren en ouderen dient in de <strong>kern</strong>en plaats te vinden. In de<br />
<strong>kern</strong>en zijn dan ook de beste combinaties te maken tussen woningen en voorzieningen.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
<strong>Poeldijk</strong> is in de visie aangeduid als een 'ruimdorps' wonen. De visie geeft voor de ruimdorpse<br />
<strong>kern</strong>en aan dat deze in omvang, dichtheid en voorzieningenniveau duidelijk kleiner zijn dan de<br />
andere <strong>kern</strong>en. Ieder van de <strong>kern</strong>en heeft zijn eigen karakter en identiteit. Bij verdichting zal<br />
worden ingezet op versterking en behoud van het voorzieningenniveau op de schaal en het<br />
karakter van de betreffende <strong>kern</strong>.<br />
Evaluatie <strong>Greenport</strong> Visie <strong>Westland</strong> 2020 (2010)<br />
Deze evaluatie van de <strong>Greenport</strong>visie verwoordt het collegestandpunt over de<br />
(tussen)resultaten van de <strong>Greenport</strong>visie over met name de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009<br />
met voorstellen per onderdeel over hoe nu verder. De evaluatie bepaalt de koers voor de<br />
gemeentelijke structuurvisie. Voor het wonen (de belangrijkste functie in het plangebied) zijn<br />
de volgende beleidsuitgangspunten relevant.<br />
Analyse van de woningbouw laat zien dat de woningvoorraad tussen 2004 en 2009 met 2.000<br />
is toegenomen. De uitleglocaties zijn vrijwel allemaal in ontwikkeling genomen maar de<br />
verdichting van de <strong>kern</strong>en blijft achter bij het gestelde doel. Tot 2020 kan de woningbehoefte<br />
opgevangen worden met de bestaande locaties zoals aangegeven op de plankaart van de<br />
<strong>Greenport</strong>visie inclusief een bijgestelde verdichtingsopgave.<br />
De woningbouwopgave blijft ambitieus maar wel realistisch. De oorspronkelijke<br />
woningbouwopgave tot 2020 wordt naar beneden bijgesteld. Voor de periode 2009 tot 2020 is<br />
de ambitie om 6.300 woningen netto aan de woningvoorraad, inclusief <strong>Westland</strong>se Zoom, toe<br />
te voegen. Het gaat daarbij om 2.000 woningen op inbreidingslocaties in de <strong>kern</strong>en.<br />
Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkelingskaders voor de <strong>kern</strong>en (2007)<br />
In de beleidsnota 'Uitgangspunten voor de <strong>kern</strong>en', die in september 2007 is vastgesteld, is een<br />
aantal uitgangspunten voor <strong>Poeldijk</strong> geformuleerd. Meer in het algemeen hebben de <strong>kern</strong>en in<br />
de gemeente <strong>Westland</strong> een verdichtingsopgave gekregen van 4.500 woningen via inbreiding in<br />
de <strong>kern</strong>en. Daarbij wordt in hoofdzaak gericht op verdichting in de <strong>kern</strong>en Naaldwijk en<br />
Wateringen. In zijn algemeenheid geldt dat verdichting in de <strong>kern</strong>en niet ten koste mag gaan<br />
van de leefbaarheid en de spaarzame open (groene) ruimte in de <strong>kern</strong>en.<br />
De paragraaf over <strong>Poeldijk</strong> geeft aan dat de <strong>kern</strong> ondanks haar omvang een dichtheid en<br />
voorzieningenniveau kent die qua omvang vergelijkbaar zijn met de grotere <strong>kern</strong>en. <strong>Poeldijk</strong> is<br />
als enige <strong>kern</strong> opgenomen in het project <strong>Westland</strong>se Zoom. Hierdoor krijgt het nu een impuls<br />
aan de zuid- en noordzijde. Aan de zuidzijde worden de bedrijven ten oosten van <strong>Westland</strong><br />
Energie weggehaald. Hierdoor kan het centrum uitbreiden naar het zuiden met voorzieningen<br />
en woningbouw. <strong>Poeldijk</strong> heeft daarmee wederom een relatie met de Gantel. Ten noordoosten<br />
komt een nieuwe woonwijk (Westhof) met dure woningen in lage dichtheid.<br />
Door de hoge dichtheid zullen overige ontwikkelingen alleen mogelijk zijn door<br />
herontwikkeling. Bij eventuele ontwikkelingen op dat gebied zal gericht moeten worden op<br />
middeldure woningen en het behoud van een goed leefklimaat voor gezinnen.<br />
Detailhandelsstructuurvisie gemeente <strong>Westland</strong> 'Kleine Kernen Kordaat' (2007)<br />
Om sturing te geven aan de ontwikkeling van detailhandel binnen de verschillende <strong>kern</strong>en heeft<br />
de gemeente <strong>Westland</strong> meegedaan in de ontwikkeling van de Regionale Structuurvisie<br />
Detailhandel Haaglanden 2005-2010. Naast dit globale afstemmingskader heeft de gemeente<br />
haar eigen gedetailleerde detailhandelsstructuurvisie opgesteld, die richting geeft aan de<br />
ontwikkelingen in de 11 <strong>kern</strong>en.<br />
In de detailhandelsstructuurvisie geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen wenselijk zijn op<br />
het gebied van detailhandel en hoe deze bereikt kunnen worden. Daarbij wordt in beginsel<br />
gesignaleerd dat de detailhandelssector in <strong>Westland</strong> een kleine invloed heeft op de <strong>Westland</strong>se<br />
economie. Tegelijkertijd heeft de sector belangrijke sociale aspecten. De leefbaarheid in de<br />
<strong>kern</strong>en is mede afhankelijk van de beschikbaarheid van (dagelijks) winkelaanbod in die <strong>kern</strong>en.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
15
16<br />
Rekening houdend met zowel economische als sociale aspecten van detailhandel worden de<br />
volgende beleidsdoelen voor detailhandel nagestreefd:<br />
a. behoud van volledig en adequaat winkelaanbod op <strong>Westland</strong>s niveau;<br />
b. behoud van spreiding van dagelijks winkelaanbod over de <strong>kern</strong>en;<br />
c. behoud en versterken van aantrekkelijke winkelcentra in de <strong>kern</strong>en;<br />
d. concentratie van recreatief aanbod om een economisch gezonde recreatieve winkelsector<br />
met marktconforme omzetten te stimuleren;<br />
e. tegengaan afvloeiing koopkracht in de recreatieve sector;<br />
f. tegengaan overaanbod doelgerichte winkelsector op bedrijventerreinen.<br />
Daarbij hoeft niet elke <strong>kern</strong> in <strong>Westland</strong> een volledig winkelaanbod te hebben. Het totaal van<br />
alle winkelvoorzieningen in <strong>Westland</strong> moet wel volledig en adequaat zijn.<br />
In <strong>Poeldijk</strong> wordt in het kader van de <strong>Westland</strong>se Zoom gedacht aan een nieuw kleinschalig<br />
winkelcentrum, aansluitend aan de Voorstraat.<br />
Kwaliteitsscores<br />
Het totale winkelaanbod van <strong>Poeldijk</strong> is versnipperd en is naast een supermarkt onvolledig.<br />
Daarnaast kent <strong>Poeldijk</strong> een geringe mate van leegstand. De bereikbaarheid van de diverse<br />
winkels is goed, maar de parkeergelegenheid is beperkt.<br />
Beleidskader wonen<br />
Belangrijk uitgangspunt in het beleidskader wonen is het op peil brengen van het aantal sociale<br />
woningen in het <strong>Westland</strong>. Als eis wordt gesteld dat van elk woningbouwplan minimaal 30% uit<br />
sociale woningbouw bestaat.<br />
Milieubeleidsplan 2005-2010 <strong>Westland</strong>, glashart voor het milieu/MUP 2011<br />
De inspanningen uit het verleden waren voornamelijk gericht op het verbeteren van de<br />
sectorale milieukwaliteit. In de toekomst moet ook een bredere kwaliteitsverbetering worden<br />
gerealiseerd. Het milieubeleidsplan moet een bijdrage leveren aan een gezonde, veilige en<br />
aantrekkelijke leefomgeving.<br />
Het milieubeleidsplan is door de raad in 2005 vastgesteld en heeft als doelstelling: 'Het<br />
verbeteren van de leefbaarheid op de korte termijn en het leveren van een bijdrage aan de<br />
duurzaamheid van de gemeente op de lange termijn, waarbij aansluiting bij actuele en<br />
toekomstige ontwikkelingen kansen biedt om eventueel bestaande knelpunten op te lossen en<br />
toekomstige te voorkomen'.<br />
Het Milieu-uitvoeringsprogramma (MUP) 2011 is een overgangsprogramma tussen het<br />
inmiddels aan het eind van zijn looptijd gekomen Milieubeleidsplan 2005-2010 en een te<br />
ontwikkelen 'Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid'. Het zal daarbij gaan om een concreet<br />
uitvoeringsprogramma, dat bijdraagt aan te formuleren gemeentelijke<br />
duurzaamheidsdoelstellingen. Het MUP is een instrument om onder meer de uitvoering van de<br />
milieuambities te kunnen sturen.<br />
Voor wat betreft het aspect ruimtegebruik is de milieustrategie gericht op de volgende<br />
doelstelling: 'Functiemenging waar het kan en functiescheiding waar het moet.' Deze en alle<br />
andere relevante milieu-ambities en uitgangspunten worden ingebracht in ruimtelijke<br />
ontwikkelingsprojecten.<br />
<strong>Westland</strong>s Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015<br />
Met het <strong>Westland</strong>s Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) wordt vanuit het oogpunt van verkeer en<br />
vervoer invulling gegeven aan het strategische beleid voor de gemeente <strong>Westland</strong>, zoals dat is<br />
beschreven in de <strong>Greenport</strong>visie 2020. Op basis van deze vertaling zijn concrete projecten en<br />
maatregelen benoemd. Daarbij zijn prioriteiten bepaald en is een volgorde voor uitwerkingen<br />
realistisch weergegeven.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Door het uitvoeringsprogramma wordt de stap gezet van papier (beleid) naar de praktijk<br />
(uitvoering). Het uitvoeringsprogramma en bijbehorende investeringsprogramma passen<br />
binnen de huidige begroting.<br />
Beleid Duurzaam Bouwen 2006-2010<br />
De doelstelling van de gemeente is door middel van duurzaam bouwen de milieubelasting terug<br />
te dringen: bouwen met zorg voor het milieu. Dit betekent dat in een vroeg stadium de schade<br />
voor het milieu moet worden beperkt, dus al tijdens het ruimtelijk en stedenbouwkundig<br />
ontwerp en in alle fasen van de bouw. De gemeente stelt beleid Duurzaam Bouwen op, op<br />
gebouwniveau en op het gebied van de grond-, weg- en waterbouw. Beleid Duurzaam Bouwen<br />
op stedelijk niveau, voor ruimtelijke en stedelijke ontwikkeling, is opgenomen in het<br />
Milieubeleidsplan 2005-2010. Als instrument voor duurzaam bouwen bij nieuwbouw, woning-<br />
en utiliteitsbouw wordt het pakket Gemeentelijk Praktijk Richtlijn (GPR-gebouw) gebruikt. Dit is<br />
een digitaal instrument om de duurzaamheid van nieuwbouwwoningen en utiliteitskantoren<br />
(kantoren en schoolgebouwen) in kaart te brengen door middel van rapportcijfers, met als doel<br />
duurzaam bouwen meetbaar en bespreekbaar te maken. Thema's van dit instrument zijn<br />
energie, materiaal, afval, water, gezondheid en integrale woonkwaliteit.<br />
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het <strong>Westland</strong> (2006)<br />
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het <strong>Westland</strong> wordt beschreven hoe om moet<br />
worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven<br />
bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de<br />
explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van<br />
dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in het <strong>Westland</strong>.<br />
In het plangebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.<br />
Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in het<br />
<strong>Westland</strong><br />
In deze nota wordt aangegeven dat het wenselijk is een goede ruimtelijke spreiding van de<br />
verkooppunten van consumentenvuurwerk te bewerkstelligen. Doel bij een ruimtelijke<br />
benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop<br />
en opslag van consumentenvuurwerk over het <strong>Westland</strong>, om op deze wijze straathandel en<br />
vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk<br />
verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te<br />
voorzien en zodoende illegale handel in principe overbodig te maken en te voorkomen.<br />
Het uitgangspunt voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van de gemeente<br />
<strong>Westland</strong> is:<br />
Ruimte bieden aan ondernemers voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk met<br />
inachtneming van veiligheid en milieuregelgeving onder voorwaarde van een goede ruimtelijke<br />
spreiding.<br />
Met daarbij de volgende randvoorwaarden:<br />
in de gemeente <strong>Westland</strong> wordt alleen consumentenvuurwerk opgeslagen; opslag en<br />
verkoop van professioneel vuurwerk is niet toegestaan;<br />
iedere vestiging van opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zal worden getoetst aan<br />
voldoende ruimtelijke spreiding in de gemeente <strong>Westland</strong>;<br />
in de gemeente <strong>Westland</strong> worden maximaal 18 vestigingen voor opslag- en verkooppunten<br />
van consumentenvuurwerk toegestaan;<br />
opslag tot en met 1.000 kg is beperkt toegestaan in de dorps<strong>kern</strong>en;<br />
nieuwe vestiging in dorps<strong>kern</strong>en is niet toegestaan;<br />
de vestiging van bedrijven met een opslag tot en met 10.000 kg heeft de voorkeur in<br />
gebieden waar een bedrijfsdoeleindenbestemming geldt of in tuincentra;<br />
opslag boven de 10.000 kg consumentenvuurwerk is uitgesloten;<br />
bestaande bedrijven in strijd met deze uitgangspunten mogen de activiteiten voortzetten.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
17
18<br />
In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat opslag en verkoop<br />
van consumentenvuurwerk niet is toegestaan. Aangezien er in het plangebied geen<br />
verkooppunten zijn, is ook geen maatbestemming opgenomen.<br />
Kantorenvisie (2007)<br />
De <strong>Westland</strong>se dienstensector ontwikkelt zich de afgelopen jaren sterk, mede als gevolg van de<br />
toename van bedrijventerreinen en door de schaalvergroting in de glastuinbouw.<br />
Dienstverleners verbeteren het productieproces en verhogen de efficiëntie van ondernemers.<br />
In de glastuinbouw is dit goed zichtbaar. Met minder werknemers wordt meer geproduceerd<br />
omdat de bedrijfsprocessen steeds beter georganiseerd worden.<br />
Een tweede grote vraag naar kantoorruimte komt van bestaande <strong>Westland</strong>se<br />
kantoorgebruikers die, vaak als gevolg van fusies, nieuwe kantoorpanden bouwen. Wat betreft<br />
de vraag naar nieuwe kantoorruimte, richt de visie zich op kantoorlocaties. Kansrijke locaties<br />
voor concentratie van kantoren zijn:<br />
a. Tiendweg met in het verlengde FloraHolland;<br />
b. Centrum Naaldwijk;<br />
c. ABC <strong>Westland</strong>;<br />
d. Knooppunt Westerlee.<br />
Daarbij heeft volgtijdelijke ontwikkeling de voorkeur, waarbij de locatie Tiendweg prioriteit<br />
verdient.<br />
2.1.5 Conclusie<br />
Het plangebied wordt beschouwd als bestaand stedelijk gebied en valt binnen de rode contour.<br />
De noodzakelijke inhaalslag voor het bouwen van woningen voor jongeren en ouderen dient in<br />
de <strong>kern</strong>en plaats te vinden. In de <strong>kern</strong>en zijn de beste combinaties te maken tussen woningen<br />
en voorzieningen. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen.<br />
In dit bestemmingsplan worden in planologische zin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk<br />
gemaakt, waarmee het niet bijdraagt aan het beleid maar evenmin in strijd is met het beleid.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
2.2 Ruimtelijk functionele structuur<br />
In deze paragraaf worden de ruimtelijke en de functionele opbouw van <strong>Poeldijk</strong> beschreven.<br />
Omdat de opbouw en de ontwikkeling niet los gezien kunnen worden van het centrum, heeft de<br />
beschrijving op onderdelen betrekking op <strong>Poeldijk</strong> als geheel.<br />
2.2.1 Historisch ruimtelijke opbouw<br />
De oude <strong>kern</strong> van <strong>Poeldijk</strong> is ontstaan op de noordelijke stroomrug van de Gantel, destijds een<br />
open kreek naar de Noordzee. De stroomrug sluit aan bij een oude zuidwest-noordoost lopende<br />
strandwal waarop ook plaatsen zijn ontstaan zoals Rijswijk, Voorburg en Voorschoten. Deze<br />
plaatsen werden onderling verbonden door middel van een route over de strandwal die ten<br />
westen van <strong>Poeldijk</strong> verder leidde naar het direct achter de duinen gelegen Monster. Deze route<br />
is bij <strong>Poeldijk</strong> nog steeds terug te vinden in het huidige tracé van de <strong>Poeldijk</strong>seweg,<br />
Monsterseweg, Voorstraat en Wateringseweg. Deze route werd iets ten westen van de oude<br />
<strong>kern</strong> van <strong>Poeldijk</strong> gekruist door een noord-zuidlopende trekvaart (Nieuwe Vaart/Nieuweweg).<br />
Deze trekvaart verbond <strong>Poeldijk</strong> met het in het noorden gelegen Loosduinen - Den Haag en het<br />
in het zuiden gelegen Naaldwijk.<br />
De historische <strong>kern</strong> van <strong>Poeldijk</strong> kenmerkte zich rond 1850 door een enigszins ovaal-ronde<br />
bebouwingscluster rond de Schoolstraat en het parallel aan de noordzijde daarvan gelegen deel<br />
van de Voorstraat en het meest nabijgelegen deel van de zuidelijk gelegen Rijsenburgerweg.<br />
Van daaruit heeft het dorp zich geleidelijk aan lintachtig ontwikkeld langs enkele reeds ten dele<br />
bebouwde straten, namelijk de Voorstraat, <strong>Poeldijk</strong>sevaart en de huidige Irenestraat en Nieuwe<br />
Vaart (de huidige Nieuweweg en Vredebestlaan).<br />
De rond 1850 gebouwde maar inmiddels verdwenen dorpskerk stond iets ten oosten van de<br />
oude <strong>kern</strong> aan de zuidzijde van de Voorstraat. Ter plaatse van de oude rooms-katholieke kerk<br />
verrees rond 1925 de huidige Sint-Bartholomeuskerk, een laat-neogotische kruisbasiliek (de<br />
'kathedraal van het <strong>Westland</strong>').<br />
Historische kaart <strong>Poeldijk</strong>, situatie 1876 (bron: www.watwaswaar.nl)<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
19
20<br />
2.2.2 Gebieden<br />
Woongebied<br />
In de loop van de vorige eeuw heeft de woon<strong>kern</strong> van <strong>Poeldijk</strong> zich verder ontwikkeld in de<br />
zuidwesthoek van de Dijkpolder. De oorspronkelijke rechtlijnige polderverkaveling is<br />
herkenbaar in bestaande wegen en waterlopen: de Nieuweweg, Verburghlaan en het water van<br />
de Klugt-Wittemansingel en Verschoorstraat zijn hier een voorbeeld van. Deze wegen en<br />
waterlopen vormen, met uitzondering van de Verburghlaan, de ruimtelijke begrenzing van de<br />
uitbreiding van destijds. Aan de zuidzijde grenst de Jan Barendselaan, die de overgang vormt<br />
naar het (historische) centrum van <strong>Poeldijk</strong>. Op deze plek komen veel hoekverdraaiingen voor<br />
door de ontmoeting van het oude centrumgedeelte met de rechtlijnige polderverkaveling.<br />
Binnen de dorpsuitbreiding zijn de Verburghlaan, Doctor Weitjenslaan-Sutoriusstraat en<br />
Irenestraat de belangrijkste ontsluitingswegen, en ruimtelijk te onderscheiden als laan.<br />
Bovengenoemde hoofdopzet deelt de wijk op in meerdere woonbuurten die zich op basis van de<br />
volgende eigenschappen onderscheiden:<br />
a. gesloten woonblokken aan straten;<br />
b. halfopen verkaveling aan centrale, doodlopende ruimten;<br />
c. open strokenverkaveling aan doodlopende erven (voetgangersgebied).<br />
Op een aantal plekken wordt het thema wonen verstoord door een gebouw met een andere<br />
functie, zoals de Leuningjes of een school.<br />
Het karakter van de buurten komt ook tot uitdrukking in het aanwezige groen.<br />
Ad 1): enkel- of dubbelzijdige wegbeplanting, ondergeschikt in grootte aan de genoemde<br />
lanen. Daarnaast komen aparte groenplekken van verschillende grootte en functie voor die<br />
over het algemeen geen samenhang vertonen.<br />
Ad 2): groene hoven met hier en daar een speelplek.<br />
Ad 3): erven die voorzien zijn van een openbare groenstrook (deze komen relatief weinig<br />
voor).<br />
Het grootste deel van de bebouwing bestaat uit rijenwoningen in twee bouwlagen met een kap<br />
of plat dak. Vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen staan met name langs de historische<br />
dorpswegen (Voorstraat, Nieuweweg, Irenestraat) en de Doctor Weitjenslaan. Behalve<br />
grondgebonden woningen komen ook appartementen voor, langs de Beatrixstraat en de<br />
Verburghlaan, maar ook op kleinere schaal bijvoorbeeld aan de Van de Graafstraat. De<br />
bouwhoogte varieert hierbij tussen 3 en 6 bouwlagen.<br />
De jongste woonbuurten bevinden zich ten zuidoosten van de Verburghlaan en ten oosten van<br />
de A.J. van Reststraat. Deze buurten onderscheiden zich van de oudere buurten door een<br />
duidelijkere groenstructuur en een ruimere verkaveling. De meeste woningen in dit relatief<br />
nieuwe gedeelte hebben bovendien een plat dak of lessenaarsdak in plaats van een kap.<br />
De hierboven genoemde karakteristieke buurten passen bij het wonen in een dorp. Bij<br />
vervangende woningbouw zal gezocht worden naar een woonvorm dat het karakter van de<br />
buurt ondersteunt en indien mogelijk versterkt. Omdat enkele structuurlijnen aansluiten op de<br />
rond het oude historische centrum gelegen Jan Barendselaan, komen er vooral in de omgeving<br />
van de Fresiastraat veel hoekverdraaiingen voor waardoor er bijna sprake is van een<br />
mozaïekachtige plattegrond rond de Fresiastraat. Ook bij de Jan Olierookstraat is sprake van<br />
een afwijkend stratenpatroon.<br />
Het grootste deel van de oudere woningvoorraad bestaat uit rijenwoningen in twee bouwlagen<br />
onder kap. Soms zijn deze woningen echter gebouwd in twee bouwlagen onder plat dak (onder<br />
andere Jan Olierookstraat en De Boerstraat). Vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen<br />
komen vooral voor bij de historische dorpswegen (Voorstraat, Nieuweweg, Irenestraat) en aan<br />
de in de dorpsrand gelegen Doctor Weitjenslaan. Behalve grondgebonden woningen komen<br />
plaatselijk ook appartementen voor, onder meer appartementen in 3 woonlagen aan de Jan<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Barendselaan en Fresiastraat en appartementen in 4 tot 6 woonlagen boven een bergingenlaag<br />
aan de Beatrixstraat en de Irenestraat. Deze appartementen zijn deels gerealiseerd ter<br />
vervanging van oudere grondgebonden woningen.<br />
De nieuwere woonbuurten bevinden zich globaal gezien ten oosten van de lijn<br />
Verburghlaan-A.J. van Reststraat. Deze woonbuurten rond De Backerstraat, de Eliasdreef en de<br />
Van de Graafstraat, kenmerken zich door een meer speelse en ruimere opzet van de<br />
woonbebouwing. Hierbij bestaat de woonbuurt rond De Backerstraat nog wel uit<br />
eengezinsrijenwoningen in 2 bouwlagen onder kap. De 2 overige woonbuurten bestaan<br />
grotendeels uit woningbouw onder plat dak.<br />
De woonbuurt rond de Eliasdreef kenmerkt zich vooral door rijenwoningen in 3 bouwlagen<br />
onder plat dak met plaatselijk woningen in 2 bouwlagen en hoekappartementen in 4 bouwlagen<br />
alsmede door vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen. Deze duurdere woningen zijn<br />
gebouwd onder kap, plat dak of lessenaarsdak en bestaan veelal uit een begane grondlaag en<br />
twee verdiepingslagen. De meest bijzondere woonbebouwing is gerealiseerd in de met relatief<br />
veel groen en water ingerichte bebouwingszone tussen de Eliasdreef en de Verburghlaan. Hier<br />
staan 2 luxe appartementengebouwen in 4 tot 5 woonlagen boven een onderbouw met entree<br />
en bergingen en 3 bouwblokken met elk 8 patiowoningen in één en deels twee bouwlagen onder<br />
plat dak en lessenaarsdak.<br />
De woonbuurt rond de Van de Graafstraat bestaat overwegend uit rijenwoningen in twee of drie<br />
lagen onder plat dak en – in de noordwest- en zuidwestrand – uit vrijstaande woningen in één<br />
en twee bouwlagen onder kap.<br />
Voorzieningen<br />
De aanwezige voorzieningen in <strong>Poeldijk</strong> zijn niet geconcentreerd in het (historische) centrum,<br />
maar liggen verspreid door het dorp. Het winkelbestand ligt dan weliswaar in of aan de rand van<br />
het centrum, de kleinschalige detailhandel is in laatste jaren gekrompen waardoor de sfeer van<br />
een dorpscentrum minder aanwezig is.<br />
Om deze trend om te zetten, zal bij ontwikkelingen in het centrum gestuurd worden op<br />
concentratie van detailhandel en andere diensten die in een dorpscentrum thuishoren.<br />
Voorwaarde hiervoor is een aantrekkelijk vestigingsmilieu te scheppen. Aangezien de<br />
bereikbaarheid goed is (zie paragraaf Verkeer) moet de aantrekkelijkheid in de openbare<br />
ruimte zitten.<br />
2.2.3 Verkeer<br />
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer<br />
De <strong>kern</strong> <strong>Poeldijk</strong> wordt extern ontsloten vanaf provinciale wegen, namelijk de N211, N213 en<br />
N464. De N211 verbindt <strong>Poeldijk</strong> enerzijds met 's Gravenzande en anderzijds met Den Haag en<br />
sluit ongeveer 6 km ten oosten van <strong>Poeldijk</strong> aan op de A4. De N211 (Nieuweweg) wordt ook wel<br />
bestempeld als de Centrale As van <strong>Westland</strong>. De N213 loopt vanaf <strong>Poeldijk</strong> zuidwaarts via<br />
Honselersdijk en Naaldwijk naar de A20. De N464 loopt vanaf <strong>Poeldijk</strong> oostwaarts naar de<br />
Lozerlaan (aansluiting met de N211).<br />
Binnen <strong>Poeldijk</strong> wordt de hoofdwegenstructuur sterk bepaald door de deels historische route<br />
over de noordelijke stroomrug (Voorstraat en Jan Barendselaan) en door de op deze route<br />
aansluitende Nieuweweg en Verburghlaan. De hoofdontsluiting van de afzonderlijke<br />
woonbuurten wordt bepaald door een min of meer evenwijdig en haaks op deze wegen<br />
aangelegd wegenpatroon van onder meer de Irenestraat, Margrietlaan, Nieuwstraat, Doctor<br />
Weitjenslaan-De Backerstraat, Eliasdreef en Van de Graafstraat-Hofje van Maat.<br />
Alle wegen in <strong>Poeldijk</strong> zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen met een maximumsnelheid<br />
van 30 km/h. Het fietsverkeer en gemotoriseerd verkeer worden op de meeste wegen binnen<br />
de <strong>kern</strong> gemengd afgewikkeld conform de inrichting Duurzaam Veilig.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
21
22<br />
Langs de N211 ter hoogte van de Doctor Weitjenslaan halteren diensten in de<br />
richtingen Honselersdijk, Naaldwijk, Schiedam, Monster, 's-Gravenzande, Hoek van Holland en<br />
Den Haag. Deze halte wordt op termijn verplaatst in de richting van de Irenestraat om een<br />
betere bereikbaarheid vanuit de <strong>kern</strong> te realiseren.<br />
Verkeersafwikkeling<br />
De verkeersdoorstroming is reeds goed in beeld gebracht en in het <strong>Westland</strong>s verkeersmodel<br />
ingepast.<br />
Parkeren<br />
Bij nieuwbouw, uitbreiding en verbouw dient aan de hand van de parkeernormen het benodigde<br />
aantal parkeerplaatsen te worden bepaald. De gemeente <strong>Westland</strong> heeft in de<br />
parkeernormering eigen parkeernormen opgenomen.<br />
Conclusie<br />
De bereikbaarheid voor het verkeer is goed te noemen. Door het uitgebreide netwerk van<br />
provinciale wegen is de <strong>kern</strong> goed bereikbaar. De verkeersveiligheid is voldoende gewaarborgd<br />
door de inrichting conform Duurzaam Veilig. Eveneens is de verkeersafwikkeling voldoende<br />
gewaarborgd. Bij nieuwe ontwikkelingen dienen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein<br />
aangelegd te worden om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien.<br />
2.2.4 Groen<br />
<strong>Poeldijk</strong> ligt te midden van het kassengebied van het <strong>Westland</strong>. Hierdoor ontbreken grotere<br />
groengebieden in de directe omgeving van <strong>Poeldijk</strong>. De duinen, recreatiegebied Madestein, de<br />
Uithof en de westelijke uitloper van het Groene Hart (ten noordwesten van Schipluiden) liggen<br />
op minstens 1 km afstand van <strong>Poeldijk</strong>.<br />
Het dichtstbijzijnde groen van enige omvang is het park van de nieuwste uitbreiding van<br />
<strong>Poeldijk</strong>, op de hoek Verburghlaan-Arckelweg. Daar komt de Gantel bij, ongeveer 100 m ten<br />
zuiden van de oude <strong>kern</strong>. Dit vaarwater wordt via het centrum van <strong>Poeldijk</strong> beter bereikbaar en<br />
ontwikkeld als een groene promenade. Het park en de Gantelzone dragen in belangrijke mate<br />
bij aan de totale hoeveelheid openbaar groen, dat betekenis heeft voor het gehele dorp.<br />
Voor de kleinere schaal van een woonbuurt geldt daarentegen dat het daar aanwezige groen als<br />
gevolg van de parkeerdruk deels verdwenen is. Ook is een aantal laanbomen langs de<br />
Verburghlaan vervangen door parkeerplaatsen en hebben bomen langs de Jan Barendselaan<br />
een te beperkte omvang om betekenis te geven aan de laan (beide onderdeel de<br />
hoofdstructuur).<br />
Naast de hoofdgroenstructuur dient het buurtgroen met de daarbij horende speelplekken voor<br />
jonge kinderen bij wijzigingen in de openbare ruimte, hersteld en waar mogelijk versterkt te<br />
worden.<br />
Daartoe behoren ook bijzondere plekken, zoals de pleinachtige ruimte op de hoek<br />
Rijsenburgerweg-Voorstraat die de entree vormt naar het oude centrum, en het kerkplein bij de<br />
grote kerk dat dienstdoet als parkeerplaats, maar eigenlijk een open ruimte hoort te zijn.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
2.3 Gebiedsvisie<br />
Binnen de woon<strong>kern</strong> van <strong>Poeldijk</strong> ligt de nadruk op beheer van de bestaande functies en de<br />
bestaande structuur.<br />
Integrale ruimtelijke visie<br />
De bestemmingsregeling in het plangebied is ontwikkeld op basis van de onderliggende<br />
verkavelingsstructuur en bestaat voornamelijk uit woongebied met verspreid bedrijven,<br />
detailhandel en maatschappelijke voorzieningen. De belangrijkste uitgangspunten voor het<br />
plangebied zijn het behoud en zo mogelijk versterking van de ruimtelijke structuur van het<br />
woon- en leefklimaat.<br />
Daarnaast geldt in het algemeen dat de gemeente <strong>Westland</strong> met de actualisering van de<br />
bestemmingsplannen gelijksoortige ruimtelijke situaties ook gelijksoortig wil bestemmen. Voor<br />
bijvoorbeeld openbaar gebied en voor erfbebouwing bij woonhuizen wordt daarom met<br />
uniforme bestemmingsregels gewerkt.<br />
Behoud van de ruimtelijke structuur<br />
De structuur van wegen en groen dient te worden behouden en waar mogelijk te worden<br />
versterkt en aan te sluiten op de grotere natuur- en recreatiegebieden in de regio.<br />
Handhaving van het woon- en leefklimaat<br />
In het plangebied is wonen de belangrijkste functie. Aan de noord- en zuidzijde zijn<br />
uitbreidingen van de <strong>kern</strong> voorzien. Verdere uitbreiding van de woon<strong>kern</strong> is niet mogelijk en<br />
eventuele inbreiding vindt plaats op specifieke locaties waarvoor afzonderlijke procedures<br />
doorlopen worden. Bij woningbouw dient de nadruk te liggen op het mogelijk maken van<br />
doorstroming op de woningmarkt.<br />
Het beleid van de gemeente is verder gericht op het behoud en de versterking van bestaande<br />
groen- en recreatiegebieden. Daarnaast streeft de gemeente naar een verkeersveilige <strong>kern</strong> en<br />
dient rekening te worden gehouden met de belemmeringen die door diverse milieuaspecten<br />
aanwezig zijn.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
23
24<br />
Hoofdstuk 3 Onderzoek<br />
3.1 Archeologie en cultuurhistorie<br />
Archeologie<br />
Bestaande situatie<br />
Het plangebied omvat uit de moderne bewonings<strong>kern</strong> van <strong>Poeldijk</strong> en ligt ten noorden van de<br />
historische dorps<strong>kern</strong>. <strong>Poeldijk</strong> ligt in het noorden van de gemeente <strong>Westland</strong>. De ondergrond<br />
van het plangebied bestaat uit oude duin-afzettingen (figuur 3.1). In het oosten worden deze<br />
doorsneden door geulafzettingen behorende tot de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van<br />
Walcheren, Gantel Laag (voorheen Duinkerke I). Deels in de Romeinse Tijd, maar voornamelijk<br />
in de Middeleeuwen zijn de duin-afzettingen bedekt geraakt door dekafzettingen die tot<br />
hetzelfde laagpakket behoren (Laag van <strong>Poeldijk</strong>), maar echter een latere fase (Duinkerke IIIa)<br />
(figuur 3.2)<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Figuur 3.1 Het plangebied op de geologische kaart van Zuid-Holland, huidige situatie.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
25
26<br />
Figuur 3.2 Het plangebied geprojecteerd op de geologische kaart van Zuid-Holland, Romeinse<br />
Tijd<br />
Historische situatie<br />
Op de historische kaart uit 1712 is duidelijk zichtbaar dat er meerdere als gaard of tuin<br />
ingerichte percelen waren (figuur 3.3). In figuur 3.3 ontbreekt de zuidwestpunt van het<br />
plangebied, maar dit heeft geen invloed op het beeld dat deze kaart geeft. De weg die in het<br />
zuiden kleine delen van het plangebied doorkruist is de huidige Voorstraat en was de oude<br />
bewoningsas. Langs deze weg worden Nieuwe Tijd woonplaatsen verwacht. Langs de zuidkant<br />
van deze weg heeft de historische <strong>kern</strong> zich ontwikkeld.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Figuur 3.3 Het plangebied geprojecteerd op de kaart van Kruikius uit 1712<br />
(zuidwest-punt plangebied ontbreekt op deze kaart)<br />
Beleid en onderzoek<br />
Als gevolg van het Verdrag van Valletta, dat in 1998 is door het Nederlandse parlement is<br />
goedgekeurd en in 2007 zijn beslag heeft gekregen in de nieuwe Wet op de Archeologische<br />
Monumentenzorg (welke de Monumentenwet 1988 wijzigt), stellen Rijk en provincie zich op het<br />
standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden<br />
omgegaan.<br />
Het uitgangspunt van zowel het nationaal, provinciaal als gemeentelijk beleid is om waardevol<br />
archeologisch erfgoed zoveel mogelijk te beschermen en in situ te behouden. Ook in de nieuwe<br />
Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden,<br />
is vastgelegd dat zorgvuldig met archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden<br />
waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan voor<br />
archeologische waarden bestaan, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch<br />
vooronderzoek te worden uitgevoerd. Eén van de uitgangspunten van de nieuwe wet is het<br />
veroorzakersprincipe. Dit houdt in dat de initiatiefnemer of vergunningaanvrager zelf<br />
verantwoordelijk is voor de bekostiging van het archeologisch onderzoek.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
27
28<br />
De bescherming van het archeologisch erfgoed dient in het bestemmingsplan te worden<br />
geregeld, net als andere in het bestemmingsplan op te nemen en te beschermen belangen.<br />
Voor het bestemmingsplan geldt als norm de eis van een goede ruimtelijke ordening. Dit<br />
betekent dat het belang van het archeologisch erfgoed mee dient te tellen bij de beoordeling en<br />
afweging van alle bij die goede ruimtelijke ordening spelende belangen. Dit wordt geregeld via<br />
een vergunningstelsel dat betrekking heeft op grondroerende werkzaamheden voor zover deze<br />
worden uitgevoerd in gebieden die op de planverbeelding staan aangegeven met de<br />
dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (WR-A).<br />
In de regels staat opgenomen welke werken of werkzaamheden schadelijk kunnen zijn voor<br />
(verwachte) archeologische waarden en daarom vergunningplichtig zijn. Hierin staan ook<br />
voorwaarden opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Zo'n voorwaarde kan<br />
zijn dat een rapport moet zijn overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het<br />
terrein in voldoende mate is vastgesteld. Het verlenen van een vergunning is afhankelijk van de<br />
uitkomsten van dit archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.<br />
Inmiddels is er een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente<br />
<strong>Westland</strong> vastgesteld (26 juni 2012). Het vrijstellingenregime van deze kaart is opgenomen in<br />
dit bestemmingsplan.<br />
Gewenste ontwikkeling<br />
Vrijgesteld van de plicht tot het laten doen van een archeologisch vooronderzoek zijn:<br />
a. Het nieuw aanleggen, of vervangen van huidige rioleringen;<br />
b. Het nieuw aanleggen, of vervangen van huidige kabels en leidingen;<br />
c. Het vervangen van alle aanwezige infrastructuur voorzover dit geen nieuwe verstoringen<br />
met zich meebrengt (wegennet en alle bestaande opstanden).<br />
De argumentatie van het vrijstellen van de aanleg van nieuwe rioleringen en kabels en<br />
leidingen is dat dit soort lijnelementen eventueel aanwezige waarden slechts beperkt zullen<br />
verstoren. De verspreiding van het riool- en kabel & leidingennetwerk is zodanig dat er genoeg<br />
'open ruimte' tussen deze lijnelementen is om voldoende informatie te verkrijgen bij een<br />
archeologisch onderzoek.<br />
Het plangebied bevat meerdere verwachtingszones (figuur 3.4) en heeft op basis van de<br />
geologische ondergrond een middelhoge tot hoge archeologische verwachting waarvoor<br />
verschillende regimes gelden. Deze verwachting geldt voor sporen vanaf het Neolithicum tot<br />
aan de Nieuwe Tijd. Twee gebieden hebben echter geen verwachting meer, omdat daar<br />
(voldoende) archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Het betreft hier ten eerste een<br />
terrein in het westen van het plangebied, waar in 2011 een vooronderzoek is geweest. Hierbij<br />
werden afvallagen uit de 17 e en 18 e eeuw aangetroffen (Berkhout, M., 2011. Bloemenbuurt,<br />
<strong>Poeldijk</strong>, B&G rapport 1243, Noordwijk), maar een archeologische vindplaats is niet<br />
aangetoond. Het tweede gebied ligt in het oosten van het plangebied, waar een nederzetting uit<br />
de IJzertijd en resten van een grafveld zijn opgegraven (Vos, W.K., 2000, Archeologisch<br />
onderzoek op vindplaats A en het grafveld. ADC Rapport 56, Amersfoort). Beide terreinen zijn<br />
vrijgegeven voor wat betreft archeologie en hebben geen dubbelbestemming 'Waarde –<br />
Archeologie'.<br />
Op het grootste deel van het plangebied is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gelegd<br />
om de zorgvuldigheid van de omgang met archeologische waarden te waarborgen. Om<br />
eventueel aanwezige archeologische waarden in de bodem te beschermen wordt een<br />
'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />
werkzaamheden' voor grondroerende activiteiten verlangd. Hierbij wordt een ondergrens van<br />
30 of 50 cm diepte ten opzichte van het maaiveld gehanteerd. Bodemverstorende ingrepen in<br />
de ondergrond dieper dan de voorgeschreven ondergrens van 30 of 50 cm zijn<br />
vergunningplichtig maar is per verwachtingszone afhankelijk van het te verstoren oppervlakte.<br />
De historische dorps<strong>kern</strong> heeft een ondergrens waardoor onderzoek verplicht is bij<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
verstoringen van 50 m 2 . Verwachtingszone I heeft een ondergrens waardoor onderzoek<br />
verplicht is bij verstoringen groter dan 100 m 2 . Verwachtingszone II heeft een ondergrens<br />
waardoor onderzoek verplicht is bij verstoringen groter dan 250 m 2 . Verwachtingszone III heeft<br />
een ondergrens waardoor onderzoek verplicht is bij verstoringen groter dan 500 m 2 . In het<br />
westen en oosten van het plangebied liggen twee gebieden, die geen dubbelbestemming<br />
hebben ('Vrijgegeven').<br />
Figuur 3.4 Het plangebied geprojecteerd op de beleidsadvieskaart van de Gemeente <strong>Westland</strong>.<br />
Conclusie<br />
Voor het grootste deel van het plangebied geldt een middelhoge tot hoge verwachting voor<br />
archeologische waarden vanaf het Neolithicum (zie figuur 3.4). Om te voorkomen dat deze<br />
mogelijk aanwezige waarden worden verstoord, zijn nieuwe ontwikkelingen binnen de<br />
begrenzing van het bestemmingsplan gebonden aan een vergunningenstelsel. De verwachte<br />
archeologische waarden kunnen zich vanaf 30 of 50 cm onder maaiveld bevinden. Op basis van<br />
de verwachtingen worden verschillende vrijstellingsgrenzen gehanteerd (50 m 2 , 100 m 2 , 250<br />
m 2 of 500 m 2 ).<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
29
30<br />
Cultuurhistorie<br />
Karakteristiek waardevolle bebouwing<br />
Binnen het plangebied bevinden zich cultuurhistorisch waardevolle panden welke niet als rijks-<br />
of gemeentelijk monument zijn aangewezen, maar wel op de MIP-lijst staan. Om deze panden<br />
te beschermen, zijn in dit bestemmingsplan aanvullende regels opgenomen.<br />
3.2 Bedrijven en milieuhinder<br />
Toetsingskader<br />
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van<br />
bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:<br />
ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;<br />
rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende<br />
bedrijven.<br />
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies<br />
met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan<br />
gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een<br />
Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en<br />
bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. De Staat van<br />
Bedrijfsactiviteiten is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering<br />
(editie 2009).<br />
In het plangebied zijn naast woningen nog andere functies (zoals bedrijven, kantoren,<br />
detailhandel en horeca) aanwezig. In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige<br />
functies naast elkaar voorkomen en zelfs gewenst zijn, wordt gebruikgemaakt van de SvB<br />
'functiemenging'. Bij deze lijst wordt per bedrijfsactiviteit bekeken in welke mate deze direct<br />
naast woningen toelaatbaar is. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering<br />
met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' wordt verwezen naar bijlage<br />
1.<br />
Toelaatbaarheid per gebied<br />
Het plangebied bestaat voornamelijk uit woongebied waar grote en hinderlijke bedrijven niet<br />
gewenst zijn. Enige mate van functiemenging is wel wenselijk. Binnen het plangebied worden<br />
daarom bedrijven uit milieucategorie B1 algemeen toelaatbaar geacht. Dit zijn bedrijven die<br />
direct naast of beneden woningen toelaatbaar zijn en zodanig weinig milieubelastend zijn dat<br />
de eisen uit het Bouwbesluit voldoende zijn om relevante milieuhinder te voorkomen. Met<br />
behulp van de SvB 'functiemenging' wordt bepaald welke bedrijven binnen de algemene<br />
toelaatbaarheid passen. Bestaande bedrijven uit hogere categorieën dan de algemene<br />
toelaatbaarheid worden mogelijk gemaakt via een maatbestemming. Bij bedrijfsbeëindiging of<br />
-verplaatsing kan zich op die locatie alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf<br />
dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt relevante milieuhinder in<br />
de toekomst voorkomen.<br />
Afwijken van de gebruiksregels<br />
De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van<br />
activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De SvB<br />
'functiemenging' geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De<br />
situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf<br />
als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een<br />
milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan in de SvB is verondersteld. In dat<br />
geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
die manier kan een dergelijk bedrijf worden toegestaan. Dit kan alleen voor bedrijfsactiviteiten<br />
uit de milieucategorie die 1 stap hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid (dus B2). In geval<br />
van het afwijken dient wel te worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten naar aard en<br />
invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere<br />
algemeen toegelaten milieucategorieën.<br />
Inventarisatie bedrijven<br />
In het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald op<br />
basis van de categorieën uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Deze<br />
inventarisatie is opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting. Eén reeds in het plangebied<br />
aanwezig benzinestation valt in een categorie die niet voorkomt in de Staat van<br />
Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Dit bedrijf wordt mogelijk gemaakt via een<br />
maatbestemming.<br />
Conclusie<br />
Het voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. Nieuwe<br />
hinderveroorzakende en gevoelige functies worden niet mogelijk gemaakt. Door het toepassen<br />
van een milieuzonering worden nieuwe hindersituaties voorkomen. Daarom levert het aspect<br />
milieuhinder en bedrijven geen belemmering op voor de vaststelling van het plan.<br />
3.3 Bodem- en grondwaterkwaliteit<br />
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient bij functiewijziging te worden bekeken of<br />
de bodem- en grondwaterkwaliteit voldoende is voor de betreffende functie. Nieuwe<br />
bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.<br />
Het voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard. Aangezien er geen<br />
functiewijzigingen mogelijk worden gemaakt, hoeft er geen toetsing aan het aspect bodem- en<br />
grondwaterkwaliteit plaats te vinden.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
31
32<br />
3.4 Ecologie<br />
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals<br />
opgenomen is in bijlage 4.<br />
Huidige situatie<br />
Het plangebied bestaat uit bebouwing, tuinen, (laan)bomen en struiken en watergangen.<br />
Beoogde ontwikkelingen<br />
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen<br />
mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige<br />
functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot<br />
kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of<br />
bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of<br />
verhardingen. In dit ecologisch bureauonderzoek is aangegeven waar deze kleinschalige<br />
ontwikkelingen in de toekomst aan dienen te worden getoetst.<br />
Resultaten onderzoek<br />
Gebiedsbescherming<br />
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde<br />
status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische<br />
Hoofdstructuur (EHS). Het Natura 2000-gebied Solleveld en Kapittelduinen ligt circa 2,5 km ten<br />
noordwesten van het plangebied. Dit gebied is tevens EHS en beschermd natuurmonument.<br />
Het duingebied wordt niet beïnvloed door het consoliderende bestemmingsplan. De<br />
Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan<br />
dan ook niet in de weg.<br />
Soortenbescherming<br />
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van<br />
beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat<br />
ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of<br />
verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of<br />
het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.<br />
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er zijn geen ontwikkelingen voorzien. De Ffw<br />
staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.<br />
Binnen het bestemmingsplan zijn altijd kleine ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven<br />
waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening mee moet worden gehouden.<br />
Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een<br />
vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene<br />
zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het<br />
wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.<br />
Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen.<br />
Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten<br />
aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit<br />
te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het<br />
broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de<br />
werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer)<br />
aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden<br />
overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond<br />
beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk<br />
jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de<br />
'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009).<br />
Voorafgaand aan een ontwikkeling dient onderzocht te worden of deze soorten aanwezig<br />
(kunnen) zijn. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing<br />
nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk<br />
belang uit de Vogelrichtlijn. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of<br />
zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn<br />
alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig,<br />
indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen<br />
om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het<br />
broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.<br />
De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen.<br />
Groenstructuren, tuinen en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied<br />
of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen. Voorafgaand aan een<br />
ontwikkeling dient onderzocht te worden of de ingreep van invloed kan zijn op vleermuizen.<br />
Indien vaste rust-, verblijf- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire<br />
foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door<br />
toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te<br />
worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen.<br />
In de watergangen komen mogelijk de kleine modderkruiper en bittervoorn voor. Bij<br />
eventuele werkzaamheden in of aan watergangen is nader onderzoek naar het voorkomen<br />
van deze soorten noodzakelijk. Overtreding van de Ffw dient voorkomen te worden door<br />
het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Deze maatregelen kunnen<br />
voor de kleine modderkruiper zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer<br />
beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing<br />
aangevraagd worden.<br />
Bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om<br />
te voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan<br />
plaatsvinden. Daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen<br />
(natuurlijke) houtige beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de<br />
(her)vestiging van soorten tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein<br />
een vorm van verstoring om (her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Echter<br />
verstoring mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de (her)vestiging van soorten<br />
en niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden<br />
dat de rugstreeppad (die namelijk aangetrokken wordt door grondwerkzaamheden in de<br />
nabijheid van water) zich vestigt door de werkzaamheden naadloos op elkaar te laten<br />
aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden<br />
volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-50 cm en 5 cm in de grond). Bij<br />
graafwerkzaamheden en/of tijdelijke opslag van grond kan voorkomen worden dat soorten<br />
als de oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds door deze niet steiler te maken dan 1:3.<br />
Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch beschermde dieren zich in<br />
het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden stilgelegd, gewacht worden<br />
tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden aangevraagd.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
33
34<br />
3.5 Horeca<br />
In het plangebied ligt een aantal horecagelegenheden. Deze kunnen worden ingeschaald<br />
volgens de Staat van Horeca-activiteiten (zie bijlage 2 van de regels). Hierin wordt met behulp<br />
van verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid<br />
toelaatbaar kan worden geacht. Voor een algemene toelichting op de Staat van<br />
Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 5 van deze toelichting.<br />
Inschaling en toelaatbaarheid<br />
De in het plangebied aanwezige horecagelegenheden zijn vermeld in bijlage 3. Gelet op de aard<br />
van de omgeving (gemengd), de omvang van het gebied en de reeds aanwezige horeca, zijn in<br />
het plangebied horeca-activiteiten uit categorie 1 (onderverdeeld in categorie 1a, 1b en 1c)<br />
toegestaan. Dit is lichte horeca die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend hoeven te<br />
zijn. Op een bestaande horeca-locatie aan de Dr. Weitjenslaan is horeca uit ten hoogste<br />
categorie 2 toegestaan, dit betreft horeca die met name 's avonds geopend is.<br />
De aanwezige horeca is geïnventariseerd en daarvan vallen 2 horecavoorzieningen niet binnen<br />
de voor hun locatie toegestane categorie. Het gaat om 2 restaurants. Omdat er geen klachten<br />
(bekend) zijn over deze inrichtingen, worden zij door middel van een maatbestemming<br />
mogelijk gemaakt. Bij beëindiging van zijn activiteiten kan zich hier een vergelijkbare<br />
horeca-inrichting of een horeca-inrichting die binnen de algemene toelaatbaarheid past<br />
vestigen. Op deze manier wordt onaanvaardbare hinder in de toekomst voorkomen.<br />
Conclusie<br />
Het voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. Nieuwe horecavoorzieningen<br />
worden niet mogelijk gemaakt. Door opnemen van een algemene toelaatbaarheid voor horeca<br />
wordt hinder in de toekomst voorkomen. Daarom levert het aspect horeca geen belemmering<br />
op voor de vaststelling van het bestemmingsplan.<br />
3.6 Externe veiligheid<br />
Toetsingskader<br />
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te<br />
worden gekeken, namelijk:<br />
bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;<br />
vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.<br />
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te<br />
weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat<br />
een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil<br />
zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou<br />
bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel<br />
infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde<br />
omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.<br />
De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht<br />
als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.<br />
Bedrijvigheid<br />
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking<br />
getreden. Het Bevi geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom<br />
risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle<br />
inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt<br />
kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een<br />
niveau van 10 -6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de<br />
grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of<br />
het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.<br />
Op basis van het Bevi geldt als oriëntatiewaarde voor het GR:<br />
10 -5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;<br />
10 -7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;<br />
10 -9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;<br />
enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).<br />
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met<br />
zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10 -6 per jaar<br />
en voor bestaande situaties 10 -5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde<br />
oriëntatiewaarde.<br />
Voor inrichtingen waar vuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt is het Vuurwerkbesluit uit 2002<br />
van toepassing. Op basis van dit besluit dienen alle bedrijven te voldoen aan afstanden tot<br />
kwetsbare objecten. Voor de opslag van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg geldt, indien aan<br />
de eisen voor een bufferbewaarplaats wordt voldaan, een afstand van 8 m tot een<br />
(geprojecteerd) kwetsbaar object. Bij meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk gaat het om<br />
20 tot 30 m tot een (geprojecteerd) kwetsbaar object, afhankelijk van de grootte van de<br />
deuropening.<br />
Vervoer gevaarlijke stoffen<br />
In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen<br />
(RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van<br />
gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire<br />
geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en<br />
beperkt kwetsbare objecten van 10 -5 per jaar en de streefwaarde 10 -6 per jaar. In nieuwe<br />
situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10 -6 per jaar. Voor<br />
beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire<br />
geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR<br />
een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe<br />
situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen<br />
beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.<br />
Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen<br />
Met ingang van 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking<br />
getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid<br />
inrichtingen (Bevi) met betrekking tot PR en GR. Voor overige planologisch relevante leidingen<br />
(zoals regionale waterleidingen) gelden belemmeringenzones waar rekening mee moet worden<br />
gehouden.<br />
Vindplaatsen van explosieven<br />
In de gemeente <strong>Westland</strong> worden op verschillende plaatsen munitie en explosieven gevonden.<br />
Er is een gemeentelijke kaart opgesteld met mogelijk verdachte locaties en vindplaatsen van<br />
explosieven. Ter plaatse van eventuele vindplaatsen wordt de gebiedsaanduiding<br />
'veiligheidszone - munitie' opgenomen. Binnen deze gebiedsaanduiding is het niet toegestaan<br />
werkzaamheden uit te voeren of werken aan te leggen, indien uit nader onderzoek blijkt dat dit<br />
niet verantwoord is.<br />
Onderzoek<br />
Risicovolle inrichtingen<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
35
36<br />
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in het plangebied geen risicovolle<br />
inrichtingen liggen. Ook vindt hier geen opslag van vuurwerk plaats. Ongeveer 300 m ten<br />
noorden van het plangebied ligt, op het bedrijventerrein ABC <strong>Westland</strong>, een lpg-tankstation.<br />
Deze inrichting valt onder het Bevi. De vergunde jaardoorzet bedraagt minder dan 500 m³ lpg.<br />
Voor een lpg-tankstation gelden verschillende PR 10 -6 -contouren. De grootste is die rond het<br />
vulpunt. Voor een lpg-tankstation met een vergunde jaardoorzet van 500 m³ lpg bedraagt deze<br />
25 m. Het plangebied ligt ver buiten deze PR 10 -6 -contour. Het PR vormt dan ook geen<br />
belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Voor deze inrichting geldt een<br />
invloedsgebied van het GR van 150 m. Het plangebied ligt ook ver buiten dit invloedsgebied.<br />
Het lpg-tankstation vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het<br />
bestemmingsplan.<br />
Ongeveer 1.500 m ten noordoosten van het plangebied ligt De Uithof. Hier vindt opslag van<br />
maximaal 9.999 kg ammoniak plaats. De PR 10 -6 -contour bedraagt 50 m. Het plangebied ligt<br />
dus ruimschoots buiten deze risicocontour. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van<br />
het GR, dit bedraagt 2.640 m. Omdat het bestemmingsplan consoliderend is, heeft de<br />
vaststelling ervan geen invloed op de hoogte van het GR. In de huidige situatie wordt<br />
ruimschoots aan de oriëntatiewaarde voor het GR voldaan. Een uitgebreide verantwoording van<br />
het GR kan daarom achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is een beperkte<br />
verantwoording van het GR opgenomen.<br />
Vervoer van gevaarlijke stoffen<br />
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen vaar-, spoorwegen of planologisch<br />
relevante ondergrondse buisleidingen. Van vervoer van gevaarlijke stoffen over het water, over<br />
het spoor of door buisleidingen is dan ook geen sprake. Over de N211, die direct aan het<br />
plangebied grenst, vindt wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10 -6 -contour ligt niet<br />
buiten de wegas. Het PR vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het<br />
bestemmingsplan. Het invloedsgebied van het GR bedraagt 200 m. Een deel van het plangebied<br />
ligt binnen dit invloedsgebied. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend is, heeft de<br />
vaststelling ervan geen invloed op de hoogte van het GR. In de huidige situatie wordt<br />
ruimschoots aan de oriëntatiewaarde voldaan. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan<br />
daarom achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is nog wel een beperkte<br />
verantwoording van het GR opgenomen.<br />
Vindplaatsen van explosieven<br />
Binnen het plangebied liggen geen locaties die worden verdacht als vindplaats van explosieven<br />
(zie afbeelding). Ten aanzien van dit aspect worden dan ook geen extra maatregelen getroffen.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Uitsnede explosievenkaart gemeente <strong>Westland</strong><br />
Verantwoording GR<br />
Delen van het plangebied liggen binnen het invloedsgebied van de N211 en de Uithof.<br />
Hierboven is reeds ingegaan op de hoogte van het GR van deze bronnen. Ook is hier vermeld<br />
waarom de vaststelling van dit bestemmingsplan geen invloed heeft op de hoogte van het GR.<br />
In deze verantwoording van het GR moet nog wel aandacht worden besteed aan<br />
zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Over deze aspecten<br />
is advies gevraagd aan de regionale brandweer. Over de aspecten zelfredzaamheid,<br />
bestrijdbaarheid en beheersbaarheid bij een incident is op 26 april 2012 advies (referentie VRH<br />
2012/3442/SL) ontvangen van de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH). De adviezen van de VRH<br />
en de beantwoording ervan is weergegeven in paragraaf 6.2.<br />
Zelfredzaamheid<br />
Het plangebied bestaat uit de dorps<strong>kern</strong> <strong>Poeldijk</strong>. Binnen het invloedsgebied zijn voornamelijk<br />
woningen aanwezig. Ook zijn hier enkele kleinschalige bedrijven, detailhandel, horeca en<br />
maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Met name ter plaatse van de woningen en<br />
maatschappelijke voorzieningen kunnen verminderd zelfredzame personen verblijven. Het<br />
gaat hier echter om woningen en maatschappelijke voorzieningen met een beperkt aantal<br />
bouwlagen. Dergelijke gebouwen zijn goed te ontvluchten. Omdat de risicobronnen ten<br />
noorden en westen van het plangebied liggen, kan gemakkelijk naar het oosten (via de N464)<br />
en het zuiden (via de Kerklaan en het <strong>Poeldijk</strong>pad) van de risicobronnen af worden gevlucht. De<br />
zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied is daarmee goed te noemen.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
37
38<br />
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten<br />
Het plangebied wordt ontsloten door de N211, de N213, de N464, het <strong>Poeldijk</strong>pad en de<br />
Monsterseweg. Via deze wegen is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten. Daarom<br />
zijn ook de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.<br />
Conclusie<br />
Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de vaststelling van het<br />
bestemmingsplan niet in de weg staat.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
3.7 Glastuinbouw<br />
Toetsingskader<br />
Verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen<br />
In het Besluit glastuinbouw worden afstandscriteria genoemd ten opzichte van andere objecten<br />
in verband met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Indien niet aan deze<br />
afstandscriteria (en andere criteria) wordt voldaan, is een glastuinbouwbedrijf<br />
vergunningplichtig. In de onderstaande tabel staat aangegeven met welke afstanden er<br />
rekening dient te worden gehouden. De in de tabel genoemde afstanden moeten worden<br />
gemeten vanaf het bedrijfsonderdeel dat het dichtst bij het object is gelegen. Waterbassin,<br />
watersilo, warmteopslagtank en open erf worden niet als zodanig beschouwd.<br />
Tabel 3.1 Aan te houden afstand tussen glastuinbouwbedrijf en object<br />
soort object aan te houden afstand<br />
indien glastuinbouwbedrijf<br />
vóór 1 mei 1996 is opgericht 1)<br />
categorie I: aaneengesloten<br />
woonbebouwing,<br />
objecten<br />
gevoelige<br />
2)<br />
25 m 50 m<br />
categorie II: overige woningen 10 m 25 m<br />
van derden, restaurants<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
39<br />
indien glastuinbouwbedrijf<br />
na 30 april 1996 is<br />
opgericht<br />
1) De genoemde afstand geldt met inbegrip van eventuele uitbreidingen na dit tijdstip.<br />
2) Een gevoelig object is een gebouw of gedeelte van een gebouw dat bestemd is voor het<br />
verblijf van personen of een object, gebouw of terrein bestemd voor verblijfs- of dagrecreatie,<br />
niet zijnde een kleinschalig kampeerterrein als bedoeld in de Wet op de openluchtrecreatie,<br />
artikel 8, 2 e lid onder a en 3 e lid.<br />
Verstoring door licht<br />
Uit onderzoek is gebleken dat het lichamelijk en psychisch functioneren van de mens negatief<br />
wordt beïnvloed, wanneer de natuurlijke afwisseling tussen licht en donker wordt verstoord. In<br />
Nederland wordt veel licht geproduceerd, bijvoorbeeld straatverlichting en schijnwerpers op<br />
sportvelden. In de glastuinbouw wordt gebruikgemaakt van assimilatiebelichting om de groei<br />
van gewassen in kassen te bevorderen. In het Besluit glastuinbouw zijn regels opgenomen voor<br />
assimilatiebelichting. In het algemeen dient de gevel van een kas waar assimilatiebelichting<br />
wordt toegepast, op een dusdanige manier te worden afgeschermd, dat op een afstand van ten<br />
hoogste 10 m de lichtuitstraling met minstens 95% wordt gereduceerd en de gebruikte lampen<br />
buiten de inrichting niet zichtbaar zijn. Ook vanuit de sector zelf wordt gewerkt aan richtlijnen<br />
om hinder als gevolg van verlichting in kassen tegen te gaan.<br />
Onderzoek en conclusie<br />
Rond de <strong>kern</strong> <strong>Poeldijk</strong> zijn glastuinbouwbedrijven gelegen. Het voorliggend bestemmingsplan is<br />
echter consoliderend. Dat betekent dat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die<br />
ervoor kunnen zorgen dat een glastuinbouwbedrijf vergunningplichtig wordt die dat in de<br />
huidige situatie nog niet is. Er wordt daarom van uitgegaan dat glastuinbouwbedrijven geen<br />
onacceptabele hinder voor het plangebied kunnen veroorzaken. Daarom wordt geconcludeerd<br />
dat het aspect glastuinbouw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
40<br />
3.8 Kabels en leidingen<br />
Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied liggen geen planologisch<br />
relevante leidingen. Ook zijn hier geen hoogspanningslijnen, straalpaden of<br />
telecomverbindingen aanwezig. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en<br />
leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.<br />
3.9 Milieueffectrapportage<br />
Toetsingskader<br />
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het<br />
kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of<br />
mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden<br />
opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de<br />
bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige<br />
gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de<br />
EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:<br />
de kenmerken van de projecten;<br />
de plaats van de projecten;<br />
de kenmerken van de potentiële effecten.<br />
Onderzoek en conclusies<br />
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de<br />
drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de<br />
potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit<br />
de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn<br />
opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of<br />
mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
3.10 Luchtkwaliteit<br />
Toetsingskader<br />
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5 van de Wet<br />
milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat<br />
grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood,<br />
koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral<br />
de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde)<br />
van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.2 weergegeven. De<br />
grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de<br />
Arbeidsomstandighedenwet.<br />
Tabel 3.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm<br />
stof toetsing van grenswaarde geldig<br />
stikstofdioxide<br />
(NO 2)<br />
jaargemiddelde<br />
concentratie<br />
jaargemiddelde<br />
concentratie<br />
fijn stof (PM 10) jaargemiddelde<br />
concentratie<br />
60 µg/m³ 2010 tot en met<br />
2014<br />
40 µg/m³ vanaf 2015<br />
40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011<br />
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen<br />
kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) onder<br />
andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding<br />
van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen<br />
aan de concentratie in de buitenlucht.<br />
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project niet in<br />
betekenende mate bijdraagt. Dit is onder andere het geval als een project een effect heeft van<br />
minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide en fijn stof. In het kader<br />
van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt<br />
van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de<br />
luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.<br />
Onderzoek<br />
Aangezien het hier een consoliderend bestemmingsplan betreft kan zonder berekeningen<br />
worden geconcludeerd dat voldaan wordt aan hoofdstuk 5 van de Wm. Het bestemmingsplan<br />
maakt namelijk geen ontwikkelingen mogelijk die invloed hebben op de concentraties<br />
luchtverontreinigende stoffen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie<br />
van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de<br />
monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma<br />
Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat gedurende de hele planperiode direct langs de N211,<br />
Doctor Weijtjenslaan en de Voorstraat (drie maatgevende wegen in het plangebied) aan de<br />
grenswaarden uit de Wm wordt voldaan. Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden<br />
wordt voldaan, zal dit ter plaatse van de overige delen van het plangebied ook het geval zijn. De<br />
concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van<br />
de weg ligt. Ter plaatse van het plangebied is dan ook sprake van een goed woon- en<br />
leefklimaat.<br />
Conclusie<br />
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de vaststelling van het bestemmingsplan<br />
niet in de weg staat. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een goed woon- en<br />
leefklimaat.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
41
42<br />
3.11 Water<br />
Waterbeheer en watertoets<br />
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over<br />
een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in<br />
strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het<br />
Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en<br />
waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan is overleg gevoerd<br />
met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder<br />
worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.<br />
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer<br />
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande<br />
de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en<br />
kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante<br />
nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt<br />
behandeld.<br />
Europa:<br />
Kaderrichtlijn Water (KRW).<br />
Nationaal:<br />
Nationaal Waterplan (NW);<br />
Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);<br />
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);<br />
Waterwet.<br />
Provinciaal:<br />
Provinciaal Waterplan;<br />
Provinciale Structuurvisie;<br />
Verordening Ruimte.<br />
Waterschapsbeleid<br />
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de<br />
strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan.<br />
De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot<br />
het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het<br />
watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en<br />
het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur<br />
ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.<br />
In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke<br />
ordening heeft het Hoogheemraadschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze<br />
Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de<br />
Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland. Tenslotte is in 2012 een Handreiking watertoets voor<br />
gemeenten, ruimte voor water in ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau opgesteld. Met<br />
deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap Delfland<br />
procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets.<br />
Gemeentelijk beleid<br />
Het waterplan <strong>Westland</strong> 2009-2015, met als ondertitel '<strong>Westland</strong>s water, nu en later' is een<br />
product van de gemeente <strong>Westland</strong> en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt<br />
onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende<br />
doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is<br />
per polder in kaart weergegeven. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente<br />
vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies.<br />
In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan <strong>Westland</strong> 2011-2015 heeft de gemeente haar visie<br />
op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP <strong>Westland</strong> 2011-2015<br />
wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge<br />
samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het<br />
project Riolering Glastuinbouw <strong>Westland</strong> (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch<br />
vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van<br />
het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.<br />
Huidige situatie<br />
Algemeen<br />
Het plangebied is gelegen in het noorden van de gemeente <strong>Westland</strong> en bestaat voornamelijk<br />
uit woonbebouwing.<br />
Bodem en grondwater<br />
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit klei. Er is sprake van<br />
grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m<br />
beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m<br />
en de 1,2 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ligt circa tussen de NAP +0,4 m en NAP<br />
+1 m.<br />
Waterkwantiteit<br />
Het plangebied ligt in de dijkpolder. In het noordoosten van het plangebied liggen enkele<br />
primaire en secundaire watergangen.<br />
Watersysteemkwaliteit en ecologie<br />
In het plangebied zijn geen KRW-waterlichamen aanwezig.<br />
Veiligheid en waterkeringen<br />
Langs de noordwest- en zuidoostkant van het plangebied liggen regionale waterkeringen.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
43
44<br />
Afvalwaterketen en riolering<br />
Het plangebied is aangesloten op een overwegend gemengd rioolstelsel.<br />
Toekomstige situatie<br />
Algemeen<br />
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe<br />
ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen<br />
en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de<br />
mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van<br />
aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of<br />
verhardingen.<br />
Ook bij kleinschalige ontwikkelingen dient echter rekening gehouden te worden met<br />
watercompenserende maatregelen indien er een toename is van het verhard oppervlak. Bij<br />
eventuele toekomstige ontwikkelingen geldt voor de toename aan verharding een<br />
compensatie-eis van 325 m³/ha, aangezien de waterhuishouding extra wordt belast door de<br />
extra belasting<br />
Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om<br />
het watersysteem en -beheer te verbeteren.<br />
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de<br />
waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de<br />
waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak,<br />
hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de<br />
rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of<br />
dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere<br />
functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en<br />
ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van<br />
belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik<br />
van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende<br />
materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.<br />
Waterbeheer<br />
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap<br />
vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het<br />
graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van<br />
hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone<br />
voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen<br />
de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of<br />
opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het<br />
profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt<br />
gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen<br />
uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de<br />
jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.<br />
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan<br />
In het bestemmingsplan wordt het primaire oppervlaktewater in het plangebied bestemd als<br />
'Water'. Voor waterkeringen (<strong>kern</strong>zone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde<br />
dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld<br />
gekregen.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Conclusie<br />
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter<br />
plaatse.<br />
3.12 Wegverkeerslawaai<br />
Omdat binnen het plangebied geen nieuwe (geluidsgevoelige) bestemmingen mogelijk worden<br />
gemaakt, kan akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai achterwege blijven.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
45
46<br />
Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving<br />
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan.<br />
Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en<br />
welke regeling wordt voorgesteld.<br />
4.1 Planvorm<br />
Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het<br />
plangebied een consolidatie en beheerfunctie en staat geen nieuwe grote ontwikkelingen toe.<br />
De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de<br />
aanwezige functies te behouden. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele<br />
structuur van de woonwijken is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm<br />
maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een<br />
gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig<br />
kan worden beheerd en behouden.<br />
4.2 Verbeelding (plankaart)<br />
Wettelijke vereisten<br />
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij<br />
vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich<br />
mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd<br />
moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen<br />
waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare<br />
Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van<br />
bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer)<br />
hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen,<br />
gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.<br />
Leeswijzer verbeelding<br />
Wegwijzer via internet<br />
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding<br />
(voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl<br />
kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage<br />
zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt<br />
naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart<br />
omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal<br />
raadpleegbaar is.<br />
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de<br />
betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen,<br />
kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder<br />
'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van<br />
de kaart de bijbehorende informatie getoond. Zie onderstaand figuur.<br />
Figuur 4.1 Verbeelding met rechts in beeld de uitleg bij de locatie waar het rode kruis is<br />
geplaatst<br />
In bovenstaand voorbeeld geldt voor de locatie waarin het rode kruisje is geplaatst een<br />
goothoogte van 6 m en een bouwhoogte van 10 m. De gronden zijn bestemd voor wonen en er<br />
is sprake van een bouwvlak. Indien meer informatie is gewenst, kan boven het blauwe vlak<br />
worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.<br />
Analoge verbeelding<br />
Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het<br />
bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van<br />
de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het<br />
mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden<br />
binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat<br />
de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
47
48<br />
Bestemmingsvlak en bouwvlak<br />
Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een<br />
bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het<br />
bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn<br />
aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking<br />
hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met<br />
elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het<br />
bestemmingsvlak ligt hieronder).<br />
Aanduidingen<br />
Op de digitale plankaart is gebruikgemaakt van maatvoeringaanduidingen die betrekking<br />
hebben op afmetingen ten aanzien van het bouwen. Op de plankaart is sprake van<br />
maatvoeringaanduidingen ten behoeve van de maximale bouw- en goothoogte en maximale<br />
bebouwingspercentage.<br />
Met de diverse functieaanduidingen wordt gespecificeerd welk gebruik in het betreffende<br />
bouwvlak is toegestaan.<br />
Daarnaast is een aantal bouwaanduidingen opgenomen waar een bepaalde wijze van bouwen<br />
of een bepaalde verschijningsvorm is toegestaan. Een voorbeeld hiervan is een<br />
bouwaanduiding 'gestapeld'.<br />
Voorgevelrooilijn<br />
Een specifieke aanduiding op de verbeelding is de voorgevelrooilijn. Hiermee wordt beoogd op<br />
die plaatsen waar dat gewenst is extra bescherming te bieden tegen ongewenste bebouwing in<br />
tuinen. Veelal valt de voorgevelrooilijn samen met de voorgevel van een gebouw.<br />
4.3 Uitleg van de planregels<br />
4.3.1 Opbouw van de planregels<br />
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:<br />
a. inleidende regels;<br />
b. bestemmingsregels;<br />
c. algemene regels;<br />
d. overgangs- en slotregel.<br />
4.3.2 Inleidende regels<br />
Begrippen (Artikel 1)<br />
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt<br />
gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.<br />
Wijze van meten (Artikel 2)<br />
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van<br />
gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden<br />
voorkomen worden in dit artikel verklaard.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
4.3.3 Bestemmingsregels<br />
Bedrijf (Artikel 3)<br />
Bedrijven zijn bestemd als 'Bedrijf'. Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn zowel de bedrijven<br />
toegestaan, alsmede bijbehorende voorzieningen zoals water, parkeervoorzieningen en laad-<br />
en losvoorzieningen.<br />
Bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën<br />
van bedrijvigheid. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van de Staat<br />
van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die is opgenomen als bijlage bij de regels van dit<br />
bestemmingsplan. In bijlage 1 van de toelichting is een toelichting op het gebruik van deze<br />
Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de<br />
bouwvlakken.<br />
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken om bedrijfsactiviteiten toe te<br />
staan die genoemd worden in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor<br />
bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging', op<br />
voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke<br />
(deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de<br />
omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen<br />
toegelaten milieucategorieën.<br />
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel<br />
van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begrippen is het begrip 'risicovolle<br />
inrichtingen' verklaard. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen eveneens niet<br />
toegestaan.<br />
Cultuur en ontspanning (Artikel 4)<br />
De kinderboerderij is bestemd als 'Cultuur en Ontspanning'. Om deze functie specifiek vast te<br />
leggen is de functieaanduiding 'kinderboerderij' opgenomen. Gebouwen zijn uitsluitend binnen<br />
het bouwvlak toegestaan.<br />
Detailhandel (Artikel 5)<br />
De meeste winkels van <strong>Poeldijk</strong> vallen of buiten het plangebied of maken onderdeel uit van een<br />
gemengd complex wat in dat geval ook als zodanig is bestemd. Eén zelfstandige winkel aan de<br />
Nieuweweg is nog als 'Detailhandel' bestemd.<br />
Gebouwen worden bij deze bestemming binnen het bouwvlak gebouwd. Daarnaast is ten<br />
aanzien van het gebruik een aantal vormen van detailhandel specifiek uitgesloten, te weten de<br />
opslag en verkoop van consumentenvuurwerk en de verkoop van motorbrandstoffen.<br />
Gemengd - 1, - 2 en -3 (Artikel 6, Artikel 7 en Artikel 8)<br />
Het plan kent drie gemengde bestemmingen, te weten 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2' en<br />
'Gemengd - 3'.<br />
Het onderscheid zit in de functies die binnen de bestemming worden toegestaan. Bij<br />
Gemengd - 1 zijn dit wonen, detailhandel en dienstverlening, waarbij de laatste twee<br />
uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan. Bij Gemengd - 2 zijn in aanvulling op<br />
Gemengd - 1 ook kantoren toegestaan op de begane grond. Gemengd - 3 tenslotte staat<br />
wonen en horeca toe, met dien verstande dat horeca in dit geval ook alleen op de begane grond<br />
is toegestaan.<br />
Bestaande functies die buiten dit profiel vallen worden ter plaatse specifiek toegestaan met een<br />
daarvoor bedoelde functieaanduiding. In Gemengd -1 en Gemengd - 2 is dat het geval voor een<br />
restaurant, dat met een horeca-aanduiding wordt weergegeven op de verbeelding.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
49
50<br />
Groen (Artikel 9)<br />
De grotere groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de<br />
bestemming 'Groen'. Naast beplanting zijn hier onder andere ook speelvoorzieningen,<br />
nutsvoorzieningen, oeververbindingen en water mogelijk.<br />
Maatschappelijk (Artikel 10)<br />
Maatschappelijke functies, waaronder bijvoorbeeld kerken, scholen en medische voorzieningen<br />
zijn voorzien van de bestemming Maatschappelijk.<br />
In het bestemmingsplan zijn de gronden voor de schoolgebouwen en schoolterreinen dus ook<br />
bestemd als 'Maatschappelijk'. Aangezien de gemeente <strong>Westland</strong> haar medewerking wil<br />
verlenen aan multifunctioneel gebruik van de schoolgebouwen en de schoolterreinen (deze<br />
worden immers steeds vaker voor bredere activiteiten dan louter scholing gebruikt), is de<br />
bestemming zo ruim en flexibel mogelijk gehouden zonder specifieke functieaanduidingen,<br />
zoals 'school'. Op deze manier wordt gegarandeerd dat het gebruik van het schoolgebouw en<br />
het schoolterrein ook buiten de reguliere schooltijden mogelijk is door medegebruikers.<br />
Bovendien sluit deze wijze van bestemmen aan bij recente uitspraken van de Raad van State<br />
inzake het (multifunctioneel) gebruik van schoolpleinen.<br />
Tuin (Artikel 11)<br />
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen of zijtuinen bij de op de<br />
gronden aanwezige hoofdgebouwen. Het betreft hier in de meeste gevallen woningen. Op<br />
gronden met de bestemming 'Tuin' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde,<br />
toegestaan. Daarnaast is er een afwijkingsbevoegdheid voor het college om erkers toe te staan.<br />
Verkeer (Artikel 12)<br />
Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als 'Verkeer'. Binnen<br />
deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren,<br />
groen- en waterpartijen en reclame-uitingen.<br />
Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 13)<br />
Het openbaar gebied in het nieuwe woongebied heeft een verblijfs- en verplaatsingsfunctie.<br />
Deze gronden zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemming is een<br />
aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren en groen- en waterpartijen.<br />
Water (Artikel 14)<br />
Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de<br />
waterberging zijn bestemd voor 'Water'.<br />
Wonen (Artikel 15)<br />
In het bestemmingsplan is het wonen de belangrijkste functie. De regeling voor de<br />
woonpercelen bestaat uit twee bestemmingen: 'Wonen' en 'Tuin' (zie voorbeeld hieronder). De<br />
bestemming 'Tuin' is al besproken onder artikel 11.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Standaardsituatie woonpercelen (uitsnede analoge verbeelding)<br />
De woningen zelf zijn voorzien van de bestemming 'Wonen'. Het beleid van de gemeente<br />
<strong>Westland</strong> is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden. Naast de bestaande<br />
situatie en de bestaande mogelijkheden die voortvloeien uit de vigerende<br />
bestemmingsplanregeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van<br />
voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. De<br />
basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling<br />
bestaande uit bouwvlakken ter plaatse van de aanwezige hoofdgebouwen. De gronden buiten<br />
het hoofdgebouw (zij- en achtererf) zijn gelegen buiten het bouwvlak. De gronden aan de<br />
voorzijde (en soms zijkant) zijn bestemd als 'Tuin' (zie onder artikel 12).<br />
Bouwvlakken hoofdgebouwen<br />
Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige<br />
situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld garage) staat.<br />
Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke<br />
voorgevelverspringingen en rooilijnen, zijn op de bestemmingsplankaart bouwvlakken<br />
opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd. In de vigerende<br />
bestemmingsplannen is de begrenzing van de bouwvlakken aan de achterzijde van de woning<br />
vaak op 1 of 2 m uit de bestaande achtergevel neergelegd. Ook in dit bestemmingsplan wordt<br />
deze ruimte geboden.<br />
Daar waar niet duidelijk is waar de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen is een gevellijn<br />
opgenomen.<br />
Sommige woningen zijn voorzien van bouwaanduidingen die specifiek regelen of woningen<br />
gestapeld gebouwd dienen te worden. Per hoofdgebouw is tot slot de goot- en bouwhoogte<br />
vastgelegd.<br />
Erfbebouwing<br />
De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor<br />
uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. De regeling bevat<br />
bepalingen met betrekking tot oppervlakte en hoogte van erfbebouwing.<br />
In het bestemmingsplan worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl<br />
de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
51
52<br />
Aan-huis-gebonden beroepen<br />
Aan-huis-gebonden beroepen zijn als ondergeschikte functie bij de hoofdfunctie wonen<br />
toegestaan. Deze mogen alleen voorkomen zolang de omvang niet meer dan 25% van de<br />
gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt. Dit geldt tot een maximum van<br />
50 m² per woning.<br />
Overige functies naast het wonen<br />
Op verschillende plaatsen in het plangebied zijn naast de woonfunctie ook andere functies<br />
aanwezig. Het kan hierbij gaan om bijvoorbeeld een tandartsenpraktijk, kapsalons, beperkte<br />
detailhandel of ondersteunende zorgvoorzieningen. Deze functies hebben een specifieke<br />
functieaanduiding om het huidige gebruik goed mogelijk te maken.<br />
Wonen - Bloemenbuurt (Artikel 16)<br />
Voor de Bloemenbuurt is recent een op ontwikkeling gericht bestemmingsplan vastgesteld. Dit<br />
vigerende plan kent enkele specifieke regelingen, die afwijken van het 'standaard' artikel<br />
Wonen. Om die reden is ervoor gekozen om de regeling uit het vigerende plan Bloemenbuurt<br />
letterlijk over te nemen in een afzonderlijk artikel. Dit heeft de naam Wonen - Bloemenbuurt<br />
gekregen.<br />
Tot op zekere hoogte zijn beide woonbestemmingen overigens wel vergelijkbaar. Zo moet ook<br />
binnen de bestemming Wonen - Bloemenbuurt het hoofdgebouw binnen het bouwvlak worden<br />
gebouwd, zijn er dezelfde mogelijkheden voor erfbebouwing en zijn ook de specifieke<br />
gebruiksregels voor aan-huis-gebonden beroepen identiek.<br />
De belangrijkste afwijking zit hem in de regels voor het hoofdgebouw. Binnen de bestemming<br />
Wonen - Bloemenbuurt zijn daarvoor gevellijnen opgenomen die de oriëntatie en positionering<br />
van de gevels bepalen. Ook mag de op de verbeelding opgenomen goothoogte deels worden<br />
overschreden, waarbij de toegestane mate van overschrijding afhangt van het woningtype.<br />
Waarde - Archeologie (Artikel 17, Artikel 18, Artikel 19 en Artikel 20)<br />
De in het plangebied aanwezige categorieën archeologisch waardevol gebied A en B en<br />
archeologisch onderzoeksgebied A en B zijn respectievelijk bestemd als Waarde - Archeologie<br />
1, 2, 3 en 4. Deze bestemmingen fungeren als dubbelbestemmingen. Bouwwerken op gronden<br />
met samenvallende bestemmingen kunnen weliswaar worden gerealiseerd, maar dan met<br />
inachtneming van de in de planregels opgenomen voorwaarden van de dubbelbestemming.<br />
Daarvoor is een verplichting opgenomen voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Is<br />
er blijkens onderzoek geen sprake van archeologische waarden, dan kunnen de werken en<br />
bouwwerken met omgevingsvergunning worden gerealiseerd. Het onderscheid zit in<br />
ondergrens van de maatvoering waarbij onderzoek verplicht wordt gesteld.<br />
In het kader van de bescherming van de archeologische waarden is ook voor een aantal<br />
werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een omgevingsvergunningplicht<br />
opgenomen.<br />
Archeologische waarden kunnen ook worden bedreigd door grondwerkzaamheden die<br />
samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Ook<br />
ingrijpende agrarische werkzaamheden (diepploegen, onderbemalen) kunnen het<br />
bodemarchief onherstelbaar beschadigen en de daarin opgeslagen informatie verloren doen<br />
gaan. Deze gronden worden derhalve mede bestemd voor het behoud en de bescherming van<br />
de aanwezige archeologische waarden. Bouwen ten behoeve van samenvallende<br />
bestemmingen is via omgevingsvergunning alleen toegestaan voor zover de archeologische<br />
waarden niet worden geschaad. Genoemde werken en werkzaamheden zijn zonder<br />
omgevingsvergunning niet toegestaan.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Waterstaat - Waterkering (Artikel 21)<br />
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de waterkering (<strong>kern</strong>zone inclusief<br />
beschermingszones) in het plangebied.<br />
Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is<br />
sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met 'Waterstaat - Waterkering'<br />
samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de<br />
betreffende bouwregels.<br />
Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming 'Waterstaat - Watering' en in<br />
de beschermingszones is ontheffing vereist van het waterschap.<br />
4.3.4 Algemene regels<br />
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle<br />
bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.<br />
Antidubbeltelregel (Artikel 22)<br />
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een<br />
bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel<br />
mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander<br />
gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.<br />
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit<br />
ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).<br />
Algemene bouwregels (Artikel 23)<br />
Overschrijding bouwgrenzen<br />
Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door<br />
ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel<br />
beperkt te zijn.<br />
Ondergrondse bouwwerken<br />
In dit lid is bepaald dat de regels in dit plan ook van toepassing zijn op ondergrondse<br />
bouwwerken.<br />
Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten<br />
Dit lid betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt<br />
voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten<br />
afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het<br />
overgangsrecht komen te vallen.<br />
Parkeernormering<br />
In dit artikel is bepaald dat bij elke ontwikkeling de normering vanuit het <strong>Westland</strong>s Verkeer- en<br />
Vervoerplan (WVVP) dient te worden toegepast. Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te<br />
worden.<br />
Dakkapellen<br />
In dit artikel is een regeling opgenomen voor de maatvoering van dakkapellen op<br />
hoofdgebouwen.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
53
54<br />
Algemene gebruiksregels (Artikel 24)<br />
In dit artikel zijn een aantal vormen van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet<br />
ruimtelijke ordening (in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene<br />
bepalingen omgevingsrecht) opgenomen. Daarnaast is aangegeven wat niet onder strijdig<br />
gebruik valt. Het gaat hier om gebruik dat ingevolge de APV van de gemeente <strong>Westland</strong> is<br />
toegestaan.<br />
Algemene afwijkingsregels (Artikel 25)<br />
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden<br />
afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor<br />
zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft<br />
bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages.<br />
Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt<br />
gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.<br />
Algemene wijzigingsregels (Artikel 26)<br />
In dit artikel is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het plan<br />
opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van<br />
bestemmingsgrenzen en/of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te verwijderen.<br />
Overige regels (Artikel 27)<br />
Werking wettelijke regelingen<br />
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met<br />
verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die<br />
andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling<br />
geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de<br />
wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder<br />
Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.<br />
4.3.5 Overgangs- en slotregel<br />
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.<br />
Overgangsrecht (Artikel 28)<br />
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke<br />
ordening (artikel 3.2.1 Bro).<br />
Slotregel (Artikel 29)<br />
Deze regel bevat de titel van het plan.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
55
56<br />
Hoofdstuk 5 Handhaving<br />
Handhaven op maat (1 februari 2011 door het college vastgesteld)<br />
Op 1 februari 2011 hebben burgemeester en wethouders van <strong>Westland</strong> de beleidsnota<br />
'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en<br />
bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente <strong>Westland</strong> wil<br />
een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de<br />
gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het <strong>Westland</strong> te<br />
vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt<br />
ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen<br />
(ontwikkeling wet- en<br />
regelgeving-normstelling-vergunningverlening-uitvoering-toezicht-handhaving). De<br />
handhaving van de regelgeving, vervat in dit plan, is de bevoegdheid van burgemeester en<br />
wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik<br />
van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als<br />
strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken.<br />
Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van<br />
belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft<br />
handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en<br />
rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om<br />
te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de<br />
bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op<br />
de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het<br />
team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een<br />
centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de<br />
prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.<br />
Resultaten inventarisatie<br />
Er is een inventarisatie gedaan door het team bouw- en woningtoezicht. Hieruit zijn geen<br />
strijdigheden gebleken met dit bestemmingsplan.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
57
58<br />
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid<br />
6.1 Economische uitvoerbaarheid<br />
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op bestaand bebouwd gebied waarbinnen<br />
op dit moment geen nieuwe 'aangewezen bouwplannen', zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro,<br />
mogelijk worden gemaakt. Vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.<br />
6.2 Overlegreacties<br />
In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het<br />
voorontwerpbestemmingsplan in ieder geval toegezonden aan de volgende overlegpartners:<br />
a. provincie Zuid-Holland;<br />
b. Hoogheemraadschap van Delfland;<br />
c. Veiligheidsregio Haaglanden.<br />
De binnengekomen reacties zijn in deze paragraaf samengevat en van beantwoording voorzien.<br />
a. Stadsgewest Haaglanden<br />
Samenvatting<br />
Het plan is consoliderend en conform het regionale beleid dat mede door de gemeente is<br />
vastgesteld. Er is geen reactie benodigd van het Dagelijks Bestuur.<br />
Beantwoording<br />
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.<br />
2. Hulpverleningsregio Haaglanden<br />
Samenvatting<br />
a. Om de gevolgen bij het vrijkomen van toxische stoffen te beperken, wordt geadviseerd<br />
om binnen 325 meter vanaf de provinciale wegen bij ver- en nieuwbouw van de objecten<br />
bestemd voor het verblijf van personen een technische voorziening te plaatsen, zodat de<br />
ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld. Dit mag ook een<br />
handmatige handeling zijn.<br />
b. Geadviseerd wordt dat in de objecten waarin groepen beperkt of niet zelfredzame personen<br />
kunnen bevinden, het aanwezige personeel en/of de begeleiders zijn voorbereid op<br />
eventuele calamiteiten (met gevaarlijke stoffen) die buiten de objecten kunnen<br />
plaatsvinden, maar effecten binnen de objecten kunnen hebben. Hierbij is het van belang<br />
dat zij ook weten hoe daarbij te handelen. Bijvoorbeeld om de bewoners/ gebruikers van de<br />
objecten te assisteren om zichzelf in veiligheid te brengen. Hierbij is het ook belangrijk dat<br />
dit wordt geborgd en structureel wordt geoefend. Bijvoorbeeld door middel van een plan<br />
ten behoeve van noodsituaties.<br />
c. Bij eventuele verbouw of (vervangende) nieuwbouw van objecten binnen het<br />
invloedsgebied van 325 meter is het belangrijk dat mensen veilig kunnen vluchten. Dit<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
etekent dat onafhankelijk van de locatie van het incident een vluchtweg wordt<br />
geadviseerd, via de tuin/gevel aan de afgekeerde zijde van de transportroutes gevaarlijke<br />
stoffen.<br />
d. Geadviseerd wordt om de bewoners en gebruikers van objecten binnen het gehele<br />
plangebied te informeren over de verschillende risico's en gevaren van de transportroutes<br />
gevaarlijke stoffen en de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens<br />
incidenten (risicocommunicatie). Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te<br />
worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft.<br />
Beantwoording<br />
a. In het kader van dit bestemmingsplan kunnen geen voorschriften opgenomen worden om<br />
dit te realiseren. Dit zal in overweging genomen moeten worden bij individuele<br />
omgevingsvergunningen. Dit advies geeft geen aanleiding voor verbinden van regels aan<br />
dit bestemmingsplan.<br />
b. Elk bedrijf is op grond van de arbeidsomstandigheden wet verplicht goed voorbereid te zijn<br />
op ongevallen, brand en ontruiming. Daarnaast wordt in de regio Haaglanden gewerkt aan<br />
een risicocommunicatiecampagne. De gemeente <strong>Westland</strong> is bij deze campagne betrokken<br />
en zal daarmee, in samenwerking met de overige Haaglanden gemeenten, een adequate<br />
invulling geven aan risicocommunicatie. Dit advies geeft geen aanleiding voor het<br />
verbinden van regels aan dit bestemmingsplan.<br />
c. Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard, er worden geen nieuwe ontwikkelingen<br />
mogelijk gemaakt. In het kader van dit bestemmingsplan kunnen dan ook geen<br />
voorschriften opgenomen worden om dit te realiseren. Dit advies zal in overweging<br />
genomen moeten worden bij individuele omgevingsvergunningen bij realisatie van nieuw-<br />
of verbouw. Dit advies geeft geen aanleiding voor verbinden van regels aan dit<br />
bestemmingsplan.<br />
d. Momenteel wordt in de regio Haaglanden gewerkt aan een risicocommunicatiecampagne.<br />
De gemeente <strong>Westland</strong> is bij deze campagne betrokken en zal daarmee, in samenwerking<br />
met de overige Haaglanden gemeenten, een adequate invulling geven aan<br />
risicocommunicatie. Dit advies geeft geen aanleiding voor het verbinden van regels aan dit<br />
bestemmingsplan.<br />
3. Hoogheemraadschap van Delfland<br />
Samenvatting<br />
a. Waterschapsbeleid: geadviseerd wordt om te verwijzen naar de nieuwe handreiking voor<br />
gemeenten 2012 in plaats van naar de handreiking Watertoets.<br />
b. Waterschapskwantiteit: er wordt opgemerkt dat bij kleinschalige, nieuwe ontwikkelingen,<br />
waarbij de verharding ten opzichte van de oude situatie toeneemt, wel compenserende<br />
maatregelen zijn vereist aangezien de waterhuishouding extra wordt belast door de extra<br />
verharding. Verzocht wordt dit op te nemen in de waterparagraaf.<br />
c. Veiligheid en waterkeringen: op de planverbeelding is de breedte van de <strong>kern</strong>- en<br />
beschermingszone van de boezemkade onjuist weergegeven. Vanaf de waterlijn is de<br />
breedte circa 27 m. verzocht wordt om na te gaan of de <strong>kern</strong>- en beschermingszone van de<br />
boezemkade met de correcte breedte is opgenomen.<br />
Beantwoording<br />
De waterparagraaf zal op de punten “waterschapsbeleid” en 'waterkwantiteit' worden<br />
aangepast. De breedte van de <strong>kern</strong>- en beschermingszone zal op de planverbeelding worden<br />
aangepast.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
59
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
61
62<br />
Bijlage 1 Toelichting op de aanpak van<br />
milieuzonering met behulp van de Staat van<br />
Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Toelichting op de aanpak van milieuzonering met<br />
behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'<br />
1. Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van<br />
milieuzonering<br />
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt<br />
van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende<br />
functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk<br />
voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat<br />
van Bedrijfsactiviteiten.<br />
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten,<br />
al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in<br />
een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante<br />
milieuaspecten van belang:<br />
- geluid;<br />
- geur;<br />
- stof;<br />
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).<br />
Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.<br />
2. Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'<br />
Algemeen<br />
In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee VoorbeeldStaten voor<br />
milieuzonering opgenomen, namelijk de 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen'<br />
en de ' VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.<br />
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'<br />
(SvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNGpublicatie<br />
Bedrijven en milieuzonering (2009). De SvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in<br />
gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen<br />
woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan.<br />
Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid<br />
die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten<br />
wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de SvB 'functiemenging') bepaald<br />
met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Functiemengingsgebieden<br />
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden<br />
waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid<br />
tot stand te brengen), wordt de SvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie<br />
reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:<br />
- stadscentra, dorps<strong>kern</strong>en en winkelcentra;<br />
- horecaconcentratiegebieden;<br />
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;<br />
- (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.<br />
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig<br />
of gewenst is de SvB 'functiemenging' worden toegepast.<br />
Kenmerken van de activiteiten<br />
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk<br />
van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het<br />
in hoofdzaak om:<br />
- kleinschalige, meestal ambachtelijke bedrijvigheid;<br />
- bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs<br />
alleen in de dagperiode plaatsvindt;<br />
- activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.<br />
De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'<br />
De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die<br />
zijn opgenomen in de SvB 'functiemenging'. In de SvB 'functiemenging' zijn de aspecten<br />
geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven<br />
onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering')<br />
in de categorisering opgenomen. Deze Staat is samengesteld volgens dezelfde<br />
methodiek als de betreffende VoorbeeldStaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een<br />
andere werkwijze toegepast:<br />
- In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de<br />
Staat. In de SvB 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die<br />
passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit<br />
bestemmingsplan 1) . De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig<br />
op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld<br />
(bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Staat van Horeca-activiteiten).<br />
Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van<br />
de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria<br />
voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers,<br />
SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden<br />
met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten 2)<br />
van deze activiteiten.<br />
- In de SvB 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt<br />
tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid<br />
tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot<br />
om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken<br />
van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.<br />
1) De VoorbeeldStaat 'functiemenging' van de VNG-publicatie omvat alle denkbare hinderlijke functies waaronder,<br />
naast bedrijven, ook horeca, kantoren en dienstverlening.<br />
2) Inschatting van milieueffecten heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde expertise die bij het opstellen van de<br />
nieuwe VNG-uitgave is gebruikt.
Categorie-indeling<br />
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden<br />
met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van<br />
richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende<br />
en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden.<br />
De SvB 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke<br />
criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.<br />
Categorie A<br />
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan,<br />
desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig<br />
weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.<br />
Categorie B1<br />
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor<br />
omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan 1) . De activiteiten zijn zodanig weinig<br />
milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.<br />
Categorie B2<br />
Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden<br />
van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden<br />
los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk<br />
woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn<br />
hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan.<br />
Categorie C<br />
Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking<br />
een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.<br />
3. Flexibiliteit<br />
De SvB 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder<br />
door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf<br />
met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als<br />
gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke<br />
werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB 'functiemenging'<br />
is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning<br />
kan afwijken van de SvB 'functiemenging' en een dergelijk bedrijf toch kan<br />
toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB 'functiemenging'<br />
is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie<br />
B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om deze omgevingsvergunning te<br />
kunnen verlenen, moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving<br />
(gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met<br />
andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.<br />
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in<br />
de SvB 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met<br />
bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd<br />
1) Dit betreffen bedrijven die in de 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' uit de VNG-uitgave<br />
voor alle milieuaspecten een richtafstand van maximaal 30 m hebben ten opzichte van een rustige woonwijk<br />
en voor het aspect gevaar zelfs een richtafstand van 10 m. Dergelijke bedrijven worden in de bestemmingsplanpraktijk,<br />
ook onder de oude VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2001), direct naast woningen in een gemengd<br />
gebied toegestaan.
gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om<br />
deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet op basis van milieutechnisch onderzoek<br />
worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar<br />
is met direct toegelaten bedrijven.<br />
Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking middels een omgevingsvergunning<br />
wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.<br />
SBI 93/SvB f<br />
oktober 2010
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
63
64<br />
Bijlage 2 Bedrijveninventarisatie<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Bedrijfsactiviteiten<br />
straat nr. naam en aard van het<br />
Jan<br />
Barendselaan<br />
Jan<br />
Barendselaan<br />
bedrijf<br />
188 Tamoil B.V.<br />
(Benzineservicestations<br />
zonder lpg)<br />
190 Nadorp Druk B.V. (kleine<br />
drukkerijen en<br />
kopieerinrichtingen)<br />
Nieuweweg 11 Xtreme Tuning (Handel in<br />
auto’s en motorfietsen,<br />
reparatie- en<br />
servicebedrijven exclusief<br />
plaatwerkerij en spuiterij)<br />
Nieuweweg 12 Autobedrijf C.J. Gout<br />
(Handel in auto’s en<br />
motorfietsen, reparatie- en<br />
servicebedrijven exclusief<br />
plaatwerkerij en spuiterij)<br />
Nieuweweg 13 Twins Investments B.V.<br />
(Handel in auto’s en<br />
motorfietsen, reparatie- en<br />
servicebedrijven exclusief<br />
plaatwerkerij en spuiterij)<br />
Nieuweweg 15 Kwik-fit (Handel in auto’s en<br />
motorfietsen, reparatie- en<br />
servicebedrijven exclusief<br />
plaatwerkerij en spuiterij)<br />
SBI-code categorie<br />
SvB<br />
algemene<br />
toelaat-<br />
baarheid<br />
5050 - B1 (vm)<br />
2222.6 B1 B1<br />
501, 502,<br />
504<br />
501,<br />
502,504<br />
501, 502,<br />
504<br />
501, 502,<br />
504<br />
B1 B1<br />
B1 B1<br />
Specifieke<br />
aanduiding<br />
opmerkingen/<br />
bijzonderheden/<br />
eventuele<br />
klachten<br />
B1 B1 b.o. < 1.000 m 2<br />
B1 B1
66<br />
Bijlage 3 Horeca inventarisatie<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Inventarisatie Horeca<br />
straat nr. naam en aard van het<br />
bedrijf<br />
Jan<br />
Barendselaan<br />
70 Chinees Indisch<br />
Restaurant De Ster<br />
(restaurant)<br />
Julianastraat 2 Kanton paleis<br />
(restaurant)<br />
categorie SVH algemene<br />
toelaat-<br />
baarheid<br />
opmerkingen/<br />
bijzonderheden/<br />
eventuele<br />
klachten<br />
Specifieke<br />
aanduiding<br />
1b 1c (sh-1)<br />
1b 1c (sh-1)
68<br />
Bijlage 4 Bureauonderzoek ecologie<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Ecologie<br />
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is<br />
vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze<br />
ontwikkelingen wat ecologie betreft moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid<br />
gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het<br />
toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.<br />
Huidige situatie<br />
Het plangebied bestaat uit bebouwing, tuinen, (laan)bomen en struiken en watergangen.<br />
Beoogde ontwikkelingen<br />
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk<br />
gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen<br />
en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het<br />
gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet<br />
omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In dit ecologisch<br />
bureauonderzoek is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen in de toekomst aan dienen<br />
te worden getoetst.<br />
Toetsingskader<br />
Beleid<br />
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord<br />
toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De<br />
EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk<br />
wordt gevormd door <strong>kern</strong>gebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.<br />
De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt.<br />
Normstelling<br />
Flora- en faunawet<br />
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is<br />
gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat<br />
onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van<br />
beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en<br />
verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde<br />
soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met<br />
name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling<br />
op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid<br />
om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken,<br />
Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts<br />
verleend, indien:<br />
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,<br />
bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);<br />
- er geen alternatief is;<br />
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.<br />
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende<br />
vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien<br />
voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.<br />
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie<br />
de volgende interpretatie van artikel 11:<br />
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed<br />
wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts
gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te<br />
weten:<br />
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd<br />
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele<br />
seizoen.<br />
1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik<br />
zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).<br />
2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin<br />
zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de<br />
nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en<br />
huismus).<br />
3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats<br />
broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke)<br />
voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld:<br />
ooievaar, kerkuil en slechtvalk).<br />
4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in<br />
staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).<br />
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd<br />
In de ‘aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten’ worden de volgende soorten aangegeven<br />
als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.<br />
5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar<br />
daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende<br />
flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De<br />
soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet<br />
jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als<br />
zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.<br />
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet<br />
worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.<br />
Natuurbeschermingswet 1998<br />
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet<br />
onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:<br />
a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals<br />
bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;<br />
b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde<br />
natuurmonumenten;<br />
c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.<br />
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm<br />
van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de<br />
Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel<br />
van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat<br />
ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten<br />
worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.<br />
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de<br />
Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval<br />
wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor<br />
geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek<br />
Gebiedsbescherming<br />
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status,<br />
zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur<br />
(EHS). Het Natura 2000-gebied Solleveld en Kapittelduinen ligt circa 2,5 km ten noordwesten van<br />
het plangebied. Dit gebied is tevens EHS en beschermd natuurmonument. Het duingebied wordt<br />
niet beïnvloed door het consoliderende bestemmingsplan. Gebiedsbescherming komt derhalve in<br />
deze paragraaf niet meer aan de orde.<br />
Figuur B.1: Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket<br />
provincie Zuid-Holland)<br />
Soortenbescherming<br />
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied,<br />
algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en<br />
www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.<br />
Vaatplanten<br />
Mogelijk heeft de beschermde brede wespenorchis groeiplaatsen tussen de laanbeplanting en/of in<br />
de bermen binnen het plangebied. In en langs de sloten zijn naar verwachting groeiplaatsen van de<br />
beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig. Andere zwaar beschermde soorten worden<br />
gezien de voorkomende biotopen niet verwacht in het plangebied.<br />
Vogels<br />
In de tuinen en plantsoenen komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees,<br />
roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen<br />
broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de<br />
kraai en groene specht. De watergangen- en partijen kunnen leefgebied bieden aan watervogels<br />
als meerkoet, wilde eend en waterhoen.<br />
Zoogdieren<br />
Het plangebied is geschikt als leefgebied voor soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis,<br />
dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en<br />
konijn.<br />
De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Ook<br />
tijdelijke verblijfplaatsen kunnen aanwezig zijn en kunnen (afhankelijk van de beschikbare<br />
alternatieven) beschermd zijn. Groenstructuren, tuinen en waterpartijen kunnen daarnaast<br />
fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen.
Amfibieën<br />
De verwachting is dat algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine<br />
watersalamander en gewone pad zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in<br />
struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de sloten.<br />
Vissen<br />
In de watergangen leven zeer waarschijnlijk ook de beschermde kleine modderkruiper en<br />
bittervoorn. Andere beschermde vissoorten zijn hier niet te verwachten.<br />
Overige soorten<br />
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of<br />
overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun<br />
leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.<br />
In tabel B.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar<br />
verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.<br />
Tabel B.1: Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied<br />
en het beschermingsregime<br />
Vrijstellingsregeling<br />
Ffw<br />
Ontheffingsregeling<br />
Ffw<br />
tabel 1 zwanenbloem en dotterbloem<br />
mol, egel, gewone bosspitsmuis,<br />
dwergspitsmuis, huisspitsmuis,<br />
veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis,<br />
hermelijn, wezel, haas en konijn<br />
Nader<br />
onderzoek nodig<br />
bij toekomstige<br />
ontwikkelingen<br />
nee<br />
tabel 2<br />
bruine kikker, gewone pad, kleine<br />
watersalamander en de middelste<br />
groene kikker<br />
kleine modderkruiper Bij eventuele<br />
werkzaamheden<br />
in of aan<br />
watergangen<br />
tabel 3 bijlage 1 AMvB bittervoorn Bij eventuele<br />
werkzaamheden<br />
in of aan<br />
watergangen<br />
bijlage IV HR alle vleermuizen Bij kap van bomen<br />
of sloop van<br />
bebouwing<br />
vogels cat. 1 t/m 4 gierzwaluw en huismus Bij sloop van<br />
bebouwing<br />
Toetsing en conclusie<br />
Soortenbescherming<br />
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde<br />
dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat
uimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat<br />
overtredingen van de Ffw niet optreden.<br />
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er zijn geen ontwikkelingen voorzien. De Ffw staat<br />
de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.<br />
Binnen het bestemmingsplan zijn altijd kleine ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar<br />
bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.<br />
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet omdat hiervoor<br />
een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene<br />
zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild<br />
voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.<br />
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring<br />
van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels<br />
wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader<br />
van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen.<br />
Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden<br />
uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is<br />
overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15<br />
maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).<br />
- Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond<br />
beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar<br />
terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de<br />
'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009).<br />
Voorafgaand aan een ontwikkeling dient onderzocht te worden of deze soorten aanwezig<br />
(kunnen) zijn. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing<br />
nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk<br />
belang uit de Vogelrichtlijn 1 . De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn<br />
in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen<br />
tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten 2 is geen ontheffing nodig, indien<br />
werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te<br />
voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen<br />
mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.<br />
- De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen.<br />
Groenstructuren, tuinen en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of<br />
onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen. Voorafgaand aan een ontwikkeling<br />
dient onderzocht te worden of de ingreep van invloed kan zijn op vleermuizen. Indien vaste<br />
rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire<br />
-<br />
foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door<br />
toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te<br />
worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen.<br />
In de watergangen komen mogelijk de kleine modderkruiper en bittervoorn voor. Bij eventuele<br />
werkzaamheden in of aan watergangen is nader onderzoek naar het voorkomen van deze soorten<br />
1 Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn.<br />
Dit zijn:<br />
- Bescherming van flora en fauna (b);<br />
- Veiligheid van het luchtverkeer (c);<br />
- Volksgezondheid of openbare veiligheid (d).<br />
2 Een deel van deze soorten zijn ondergebracht in categorie 5 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde<br />
vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Hoewel het onderbrengen van deze soorten op deze lijst anders doet<br />
vermoeden is de vaste rust- en verblijfplaats van deze vogels niet jaarrond beschermd. Dit betreffen namelijk<br />
vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor gebroed hebben of de directe<br />
omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is<br />
gegaan, zich elders te vestigen.
noodzakelijk. Overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende<br />
en compenserende maatregelen. Deze maatregelen kunnen voor de kleine modderkruiper<br />
zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde<br />
gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden.<br />
- Bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om te<br />
voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan plaatsvinden,<br />
daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen (natuurlijke) houtige<br />
beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de (her)vestiging van soorten<br />
tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein een vorm van verstoring om<br />
(her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Echter verstoring mag alleen worden<br />
toegepast ter voorkoming van de (her)vestiging van soorten en niet ter bestrijding van al<br />
aanwezige soorten. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de rugstreeppad (die namelijk<br />
aangetrokken wordt door grondwerkzaamheden in de nabijheid van water) zich vestigt door de<br />
werkzaamheden naadloos op elkaar te laten aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan<br />
het uitvoeren van de werkzaamheden volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-<br />
50 cm en 5 cm in de grond). Bij graafwerkzaamheden en/of tijdelijke opslag van grond kan<br />
voorkomen worden dat soorten als de oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds door deze niet<br />
steiler te maken dan 1:3. Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch<br />
beschermde dieren zich in het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden<br />
stilgelegd, gewacht worden tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden<br />
aangevraagd.
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
69
70<br />
Bijlage 5 Toelichting op de Staat van<br />
Horeca-activiteiten<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten<br />
Milieuzonering van horeca-activiteiten<br />
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks<br />
van de problematiek van hinder veroorzaakt door 'gewone' niet-agrarische bedrijven. Bij het<br />
opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende<br />
toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.<br />
Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden<br />
om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven<br />
in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten<br />
op de volgende vormen van hinder:<br />
- geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;<br />
- (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/parkeerdruk.<br />
Analoog aan de regeling voor 'gewone' bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk<br />
beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:<br />
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;<br />
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;<br />
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het<br />
algemeen toelaatbaar.<br />
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene<br />
toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter<br />
voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een<br />
rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze<br />
plaats niet ingegaan.<br />
Gehanteerde criteria<br />
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst<br />
uit de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' een goed vertrekpunt. De<br />
daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare<br />
Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens<br />
uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:<br />
- de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden<br />
1) ; deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit algemene<br />
regels voor inrichtingen milieubeheer en de circulaire industrielawaai hanteren<br />
immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;<br />
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers<br />
per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.<br />
Categorieën van horeca-activiteiten<br />
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de<br />
volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):<br />
1. 'lichte horeca': Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn<br />
geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts<br />
beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en<br />
dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in<br />
1) Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren<br />
van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan<br />
bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV.
woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden<br />
dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden.<br />
In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:<br />
1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks<br />
van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons,<br />
cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband<br />
met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke<br />
categorie te beschouwen;<br />
1b. overige lichte horeca: restaurants;<br />
1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants,<br />
grotere hotels, McDrives e.d.<br />
2. 'middelzware horeca': Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en<br />
die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars,<br />
biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar<br />
in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel<br />
en voorzieningen.<br />
3. 'zware horeca': Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn<br />
geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder<br />
voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking,<br />
daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken<br />
en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven<br />
aangewezen gebieden.<br />
Flexibiliteit<br />
De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om<br />
hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden.<br />
Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van<br />
een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld<br />
geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder<br />
veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel<br />
van de planregels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een<br />
omgevingsvergunning kan afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten en een dergelijk bedrijf<br />
één categorie lager kan indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij<br />
categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat een<br />
omgevingsvergunning tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar<br />
maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een omgevingsvergunning te<br />
kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de<br />
omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze<br />
beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder.<br />
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd<br />
in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk<br />
kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven<br />
kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een omgevingsvergunning worden verleend.
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
73
74<br />
Hoofdstuk 1 Inleidende regels<br />
Artikel 1 Begrippen<br />
1.1 plan<br />
het bestemmingsplan Kern <strong>Poeldijk</strong> van de gemeente <strong>Westland</strong>.<br />
1.2 bestemmingsplan<br />
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand<br />
NL.IMRO.1783.ABP00000021-vast met de bijbehorende regels (en bijlagen).<br />
1.3 aanduiding<br />
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge<br />
de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze<br />
gronden.<br />
1.4 aanduidingsgrens<br />
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.<br />
1.5 aanbouw<br />
een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan<br />
het hoofdgebouw.<br />
1.6 aan-huis-gebonden onderneming<br />
een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een<br />
natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft,<br />
waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de<br />
ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.<br />
1.7 achtererf<br />
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het<br />
hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.<br />
1.8 achtergevel<br />
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt<br />
aan de voorgevel, niet zijnde een zijgevel.<br />
1.9 agrarisch bedrijf<br />
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen<br />
en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:<br />
a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder begrepen<br />
bosbouw en fruitteelt;<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op<br />
open grond;<br />
c. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen.<br />
1.10 antennedrager<br />
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.<br />
1.11 antenne-installatie<br />
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in de<br />
één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende<br />
bevestigingsconstructie.<br />
1.12 archeologisch onderzoek<br />
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning<br />
beschikt.<br />
1.13 archeologische waarde<br />
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende<br />
overblijfselen uit oude tijden.<br />
1.14 bebouwing<br />
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />
1.15 bedrijf<br />
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en<br />
verhandelen van goederen.<br />
1.16 bedrijfswoning<br />
een woning bij een bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de<br />
ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel.<br />
1.17 bedrijfsvloeroppervlak<br />
de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een bedrijf met inbegrip van alle daartoe<br />
behorende ruimten, waaronder ontvangsthal, dienstruimten en magazijnen. Niet inbegrepen<br />
zijn inpandige dienstwoningen en gebouwde parkeervoorzieningen voor personenauto's. Wat<br />
betreft inpandige parkeerruimte valt een overdekte stallingsruimte voor een busje of een<br />
vrachtwagen wel hieronder.<br />
1.18 bed & breakfast<br />
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie, gericht op het tegen betaling bieden van de<br />
mogelijkheid tot een veelal kortdurend recreatief verblijf met het serveren van ontbijt,<br />
gevestigd in een hoofd- of bijgebouw en gerund door de bewoner(s) van de betreffende woning<br />
waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.<br />
1.19 bestaande bouwwerken<br />
bouwwerken, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot<br />
stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene<br />
bepalingen omgevingsrecht.<br />
1.20 bestemmingsgrens<br />
de grens van een bestemmingsvlak.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
75
76<br />
1.21 bestemmingsvlak<br />
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.<br />
1.22 Bevi-inrichtingen<br />
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.<br />
1.23 bevoegd gezag<br />
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.<br />
1.24 bouwen<br />
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten<br />
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen<br />
van een standplaats.<br />
1.25 bouwgrens<br />
de grens van een bouwvlak.<br />
1.26 bouwlaag<br />
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op<br />
gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale<br />
bouwlagen.<br />
1.27 bouwperceel<br />
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar<br />
behorende bebouwing is toegelaten.<br />
1.28 bouwperceelgrens<br />
de grens van een bouwperceel.<br />
1.29 bouwvlak<br />
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels<br />
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.<br />
1.30 bouwwerk<br />
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct<br />
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.<br />
1.31 bouwwijze<br />
de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het<br />
hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn: vrijstaand, twee-aaneen of<br />
aaneengebouwd.<br />
1.32 boveninsteek<br />
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.<br />
1.33 bijgebouw<br />
een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw welke geen rechtstreekse<br />
toegang tot het hoofdgebouw heeft, dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden<br />
is van en ruimtelijk ondergeschikt is van respectievelijk aan het hoofdgebouw.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
1.34 consumentenvuurwerk<br />
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.<br />
1.35 cultuurhistorische waarde<br />
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische<br />
gaafheid.<br />
1.36 dakkapel<br />
een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die<br />
vrij ligt in het hellend dakvlak.<br />
1.37 daknok<br />
hoogste punt van een schuin dak.<br />
1.38 dakopbouw<br />
een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar ten<br />
minste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het betreffende gebouw/de<br />
betreffende woning. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van<br />
het profiel van het gebouw/ de woning.<br />
1.39 dakterras<br />
een buitenruimte, behorende bij het gebruik van het hoofdgebouw dat bovenop het gehele of<br />
een gedeelte van een hoofdgebouw, aanbouw of uitbouw is gesitueerd.<br />
1.40 detailhandel<br />
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen,<br />
verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik,<br />
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.<br />
1.41 detailhandel in volumineuze goederen<br />
detailhandel in de volgende categorieën:<br />
a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;<br />
b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten en caravans, grove<br />
bouwmaterialen, keukens, sanitair,;<br />
c. tuincentra en bouwmarkten.<br />
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het<br />
moment van vaststelling van het plan – in ondergeschikte mate – in combinatie met<br />
woninginrichting en stoffering;<br />
d. bouwmarkten.<br />
1.42 dienstverlening<br />
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een<br />
balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons,<br />
pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.<br />
1.43 erf<br />
al dan niet bebouwde gronden die bij de hoofdmassa horen, of een gedeelte daarvan, dat direct<br />
is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het<br />
gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van<br />
toepassing is, deze inrichting niet verbieden.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
77
78<br />
1.44 gebouw<br />
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met<br />
wanden omsloten ruimte vormt.<br />
1.45 geluidshinderlijke inrichtingen<br />
bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen-<br />
en vergunningenbesluit milieubeheer.<br />
1.46 hoofdgebouw<br />
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste<br />
bouwwerk valt aan te merken exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.<br />
1.47 horeca<br />
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig<br />
exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.<br />
1.48 jongerencentrum<br />
een voorziening ten behoeve van de dagopvang van minderjarige personen.<br />
1.49 kamerverhuurbedrijf<br />
het geheel van onzelfstandige woonruimten die bedrijfsmatig wordt verhuurd aan derden.<br />
Hiervan is sprake als een substantieel inkomen wordt verworven met de bedrijfsmatige<br />
activiteit en minimaal 60% van de oppervlakte van het hoofdgebouw wordt benut ten behoeve<br />
van kamerverhuur;<br />
1.50 kantoor<br />
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte<br />
mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.<br />
1.51 kap<br />
een constructie van één of meer hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en<br />
minder dan 65 graden.<br />
1.52 NEN<br />
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het<br />
moment van vaststelling van het plan.<br />
1.53 nutsvoorzieningen<br />
voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie<br />
alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden<br />
begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.<br />
1.54 oorspronkelijke achtergevel<br />
de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw.<br />
1.55 openbaar toegankelijk gebied<br />
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede<br />
pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en andere openbaar gebied dat voor publiek<br />
algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting<br />
van percelen door langzaam verkeer.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
1.56 overkapping<br />
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één<br />
zijde een gesloten wand en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.<br />
1.57 peil<br />
a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;<br />
b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het<br />
aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het<br />
terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan<br />
noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt<br />
gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.<br />
1.58 praktijkruimte<br />
De beroepsmatige- of bedrijfsmatige werkruimte ten behoeve van vrije beroepen, zoals<br />
medische, para-medische, administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaameheden.<br />
1.59 recreatie-inrichtingen<br />
een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van<br />
recreatie-activiteiten; de volgende specifieke vormen worden onder recreatie-inrichting<br />
begrepen:<br />
a. dansscholen en andere inrichtingen die geheel of gedeeltelijk zijn ingericht of worden<br />
gebruikt voor het dansen en waarbij het accent ligt op het lesgeven;<br />
b. sportscholen en fitnesscentra, alsmede andere gebouwen die geheel of gedeeltelijk zijn<br />
ingericht of worden gebruikt voor het beoefenen van sport;<br />
c. sauna's, badinrichtingen en dergelijke;<br />
d. inrichtingen die geheel of gedeeltelijk zijn ingericht of worden gebruikt voor het houden van<br />
recreatieve bijeenkomsten;<br />
e. naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven; onder recreatie-inrichtingen worden niet<br />
begrepen inrichtingen waarin drie of meer speelautomaten voor gebruikt ter plaatse zijn<br />
opgesteld.<br />
1.60 seksinrichting<br />
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de<br />
aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden<br />
verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting<br />
wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een<br />
seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of<br />
parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.<br />
1.61 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'<br />
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels onderdeel uitmaakt.<br />
1.62 Staat van Horeca-activiteiten<br />
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
79
80<br />
1.63 straatmeubilair<br />
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals<br />
verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken,<br />
telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en<br />
draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare)<br />
nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste<br />
3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie,<br />
energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen<br />
bouwwerken.<br />
1.64 uitbouw<br />
uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande oorspronkelijke<br />
hoofdgebouw (bijvoorbeeld erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.<br />
1.65 voorerf<br />
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een figuur op de<br />
planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in<br />
het verlengde daarvan.<br />
1.66 voorgevel<br />
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel en/of waar<br />
deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.<br />
1.67 voorgevelrooilijn<br />
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde<br />
gevel(s) van de hoofdbebouwing en/of daar waar deze op de planverbeelding met een figuur is<br />
aangegeven.<br />
1.68 woning<br />
een complex van ruimten, dat blijkens de indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting<br />
van een huishouden.<br />
1.69 zijerf<br />
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat<br />
hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 2 Wijze van meten<br />
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:<br />
2.1 afstand<br />
de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot<br />
perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.<br />
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie<br />
a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste<br />
punt van de (schotel)antenne-installatie;<br />
b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de<br />
voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de<br />
(schotel)antenne-installatie.<br />
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk<br />
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw<br />
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes<br />
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.<br />
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk<br />
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de<br />
scheidsmuren.<br />
2.5 dakhelling<br />
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.<br />
2.6 goothoogte van een bouwwerk<br />
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee<br />
gelijk te stellen constructiedeel.<br />
2.7 hoogte van een windturbine<br />
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.<br />
2.8 inhoud van een bouwwerk<br />
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart<br />
van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.<br />
2.9 lengte van een aanlegsteiger<br />
de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het<br />
verst vanaf gelegen is.<br />
2.10 oppervlakte van een bouwwerk<br />
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts<br />
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het<br />
bouwwerk.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
81
82<br />
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels<br />
Artikel 3 Bedrijf<br />
3.1 Bestemmingsomschrijving<br />
3.1.1 Algemeen<br />
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
'functiemenging';<br />
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden,<br />
parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen en water.<br />
3.1.2 Afwijkende functies<br />
Met dien verstande dat in afwijking van 3.1.1 tevens zijn toegestaan:<br />
a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1': tevens een<br />
parkethandel;<br />
b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een<br />
verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;<br />
c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening uit ten<br />
hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.<br />
3.2 Bouwregels<br />
3.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen<br />
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen op de onder 3.1 genoemde gronden<br />
gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:<br />
a. bedrijfsgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen de op de planverbeelding<br />
aangegeven bouwvlakken gebouwd;<br />
b. het totale oppervlak van bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het<br />
op de planverbeelding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel;<br />
c. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van<br />
100 % van het bouwperceel;<br />
d. de bouwhoogte van bestaande bedrijfsverzamelgebouwen bedraagt ten hoogste de, ten<br />
tijde van het ontwerp van dit plan, reeds aanwezige bouwhoogte;<br />
e. indien de bedrijfsgebouwen en overkappingen niet in de zij- of achtererfgrens worden<br />
gebouwd, bedraagt de afstand tot de zij- of achtererfgrens ten minste 3 m.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen<br />
a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het<br />
erf bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van het bedrijfsgebouw tot een<br />
maximum van 50 m²;<br />
b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale<br />
oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot<br />
een maximum van 75 m²;<br />
c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het<br />
bedrijfsgebouw bedraagt ten minste 2 m;<br />
d. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens<br />
ten minste 1 m;<br />
e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste<br />
0,3 m boven de vloer van de 1 e verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende<br />
gronden;<br />
f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4<br />
m;<br />
g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;<br />
h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;<br />
i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:<br />
a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m;<br />
b. van erfafscheidingen elders: 2 m;<br />
c. van vlaggenmasten: 6 m;<br />
d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.<br />
3.3 Nadere eisen<br />
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent situering van de gebouwen,<br />
met dien verstande dat:<br />
a. geëist mag worden dat de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 3 m moet<br />
bedragen;<br />
b. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijventerrein niet onevenredig wordt geschaad.<br />
3.4 Afwijken van de bouwregels<br />
3.4.1 Afwijken voor het vergroten van de bouwhoogte<br />
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het<br />
bepaalde in lid 3.2 voor het vergroten van de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven<br />
bouwhoogte', met dien verstande dat:<br />
a. de bouwhoogte tot ten hoogste 10 m mag worden vergroot;<br />
b. er zich geen stedenbouwkundige redenen mogen verzetten tegen toepassing van deze<br />
afwijking;<br />
c. de afwijking er niet toe mag leiden dat de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende erven<br />
in onevenredige mate worden aangetast.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
83
84<br />
3.5 Specifieke gebruiksregels<br />
3.5.1 Gebruik van gebouwen<br />
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:<br />
a. bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;<br />
b. geluidshinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan;<br />
c. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn<br />
niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;<br />
d. onzelfstandige kantoren zijn toegestaan mits het bedrijfsvloeroppervlak ten hoogste 50%<br />
van het totale bedrijfsvloeroppervlak bedraagt tot een maximum van 3.000 m²;<br />
e. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de functieaanduiding<br />
'specifieke vorm van detailhandel - 1';<br />
f. leisure is niet toegestaan;<br />
g. showrooms zijn niet toegestaan, tenzij er sprake is van een vergunde, afwijkende situatie;<br />
h. internetwinkels zijn toegestaan, indien er uitsluitend sprake is van een opslag- en<br />
verzendfunctie en er geen gebruik wordt gemaakt van een showroom, tenzij er sprake is<br />
van een vergunde, afwijkende situatie.<br />
3.5.2 Opslag<br />
Het is verboden de gronden buiten het bouwvlak te gebruiken voor de opslag van goederen.<br />
3.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />
3.6.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'<br />
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1:<br />
a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1 , voor zover<br />
het betrokken bedrijf naar aard en invloed de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze<br />
of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in<br />
lid 3.1 genoemd;<br />
b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor<br />
zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te<br />
behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.<br />
3.6.2 Afwijken voor het toestaan van showrooms<br />
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />
in lid 3.5.1 onder 'g' om showrooms toe te staan indien te uit te stallen goederen behoren tot de<br />
normale bedrijvigheid/ bedrijfsvoering en de oppervlakte van de showroom niet meer dan 10 %<br />
ban het totale bedrijfsvloeroppervlak bedraagt tot een maximum van 75 m².<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 4 Cultuur en Ontspanning<br />
4.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij': een kinderboerderij;<br />
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden,<br />
parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.<br />
4.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:<br />
4.2.1 Hoofdgebouwen<br />
a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvak gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;<br />
c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;<br />
d. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met<br />
de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage<br />
van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een<br />
bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel.<br />
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />
a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het<br />
erf bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw tot een<br />
maximum van 50 m²;<br />
b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale<br />
oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot<br />
een maximum van 75 m²;<br />
c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het<br />
hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;<br />
d. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de perceelsgrens<br />
ten minste 1 m;<br />
e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de<br />
eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden; de bouwhoogte van<br />
aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;<br />
f. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;<br />
g. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;<br />
h. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:<br />
a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m;<br />
b. van erfafscheidingen elders: 2 m;<br />
c. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
85
86<br />
Artikel 5 Detailhandel<br />
5.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. detailhandel en dienstverlening;<br />
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen,<br />
nutsvoorzieningen en water.<br />
5.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
5.2.1 Hoofdgebouwen<br />
a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;<br />
c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;<br />
d. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met<br />
de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage<br />
van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een<br />
bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel.<br />
5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />
a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het<br />
erf bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw tot een<br />
maximum van 50 m²;<br />
b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale<br />
oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot<br />
een maximum van 75 m²;<br />
c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het<br />
hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;<br />
d. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de perceelsgrens<br />
ten minste 1 m;<br />
e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de<br />
eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;<br />
f. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten<br />
hoogste 4 m;<br />
g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;<br />
h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;<br />
i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:<br />
a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg 1 m;<br />
b. van erfafscheidingen elders 2 m;<br />
c. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 m.<br />
5.3 Specifieke gebruiksregels<br />
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:<br />
a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.<br />
b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 6 Gemengd - 1<br />
6.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. het wonen;<br />
b. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op begane grond;<br />
c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1': tevens een restaurant uit<br />
ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane<br />
grond;<br />
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen,<br />
nutsvoorzieningen en water.<br />
6.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
6.2.1 Hoofdgebouwen<br />
a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;<br />
b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;<br />
c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;<br />
d. de goothoogte mag alleen worden overschreden door een kap;<br />
e. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met<br />
de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage<br />
van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een<br />
bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;<br />
f. indien de hoofdgebouwen niet in de zijdelingse of achterste perceelsgrens worden<br />
gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen.<br />
6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />
a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />
bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw tot een maximum<br />
van 50 m²;<br />
b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale<br />
oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot<br />
een maximum van 75 m²;<br />
c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het<br />
hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;<br />
d. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens<br />
ten minste 1 m;<br />
e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste<br />
0,3 m boven de vloer van de 1 e verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende<br />
gronden;<br />
f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste<br />
4 m;<br />
g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;<br />
h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;<br />
i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
87
88<br />
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:<br />
a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m;<br />
b. van erfafscheidingen elders: 2 m;<br />
c. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 m.<br />
6.3 Specifieke gebruiksregels<br />
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:<br />
a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;<br />
b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;<br />
c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten<br />
hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van<br />
50 m² voor zover:<br />
1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;<br />
2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en<br />
parkeersituatie ter plaatse;<br />
3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;<br />
4. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt<br />
uitgeoefend;<br />
5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in<br />
artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is<br />
vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Beslulit algemene regels<br />
voor inrichtingen milieubeheer;<br />
6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.<br />
6.4 Specifieke afwijkingsregel<br />
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1 teneinde<br />
detailhandel, dienstverlening en horecabedrijven tevens op de verdieping toe te laten, indien<br />
dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en aangetoond is dat geen<br />
mogelijkheden voor uitbreiding op de begane grond aanwezig zijn.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 7 Gemengd - 2<br />
7.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. detailhandel in volumineuze goederen en dienstverlening;<br />
b. kantoren;<br />
c. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, waarbij<br />
eveneens zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en<br />
muziek-/dansevenementen) uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activteiten is<br />
toegestaan;<br />
d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens wonen op de verdieping(en);<br />
e. ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – 1 ': tevens een<br />
parkethandel;<br />
f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – 2': tevens een<br />
meubelzaak;<br />
g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden,<br />
parkeervoorzieningen en water.<br />
7.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
7.2.1 Hoofdgebouwen<br />
a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;<br />
b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;<br />
c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;<br />
d. de goothoogte mag alleen worden overschreden door een kap;<br />
e. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met<br />
de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage<br />
van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een<br />
bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;<br />
f. indien de hoofdgebouwen niet in de zijdelingse of achterste perceelsgrens worden<br />
gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen.<br />
7.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />
a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />
bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw tot een maximum<br />
van 50 m²;<br />
b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale<br />
oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot<br />
een maximum van 75 m²;<br />
c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het<br />
hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;<br />
d. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens<br />
ten minste 1 m;<br />
e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste<br />
0,3 m boven de vloer van de 1 e verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende<br />
gronden;<br />
f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4<br />
m;<br />
g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;<br />
h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
89
90<br />
i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:<br />
a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m;<br />
b. van erfafscheidingen elders: 2 m;<br />
c. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 m.<br />
7.3 Specifieke gebruiksregels<br />
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:<br />
a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;<br />
b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;<br />
c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten<br />
hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50<br />
m² voor zover:<br />
1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;<br />
2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en<br />
parkeersituatie ter plaatse;<br />
3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;<br />
4. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt<br />
uitgeoefend;<br />
5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in<br />
artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is<br />
vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Beslulit algemene regels<br />
voor inrichtingen milieubeheer;<br />
6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.<br />
7.4 Specifieke afwijkingsregel<br />
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.1 teneinde<br />
detailhandel, dienstverlening en horecabedrijven tevens op de verdieping toe te laten, indien<br />
dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en aangetoond is dat geen<br />
mogelijkheden voor uitbreiding op de begane grond aanwezig zijn.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 8 Gemengd - 3<br />
8.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. het wonen;<br />
b. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten,<br />
uitsluitend op de begane grond;<br />
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden,<br />
parkeervoorzieningen en water.<br />
8.2 Bouwregels<br />
8.2.1 Hoofdgebouwen<br />
a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;<br />
b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;<br />
c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;<br />
d. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met<br />
de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage<br />
van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een<br />
bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel.<br />
e. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de<br />
erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen.<br />
8.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />
a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />
bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van<br />
50 m²,<br />
b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m², mag bij de maximale<br />
oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot<br />
een maximum van 75 m²;<br />
c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het<br />
hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;<br />
d. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens<br />
ten minste 1 m;<br />
e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de 1 e<br />
verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;<br />
f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4<br />
m;<br />
g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/ aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten<br />
hoogste 3 m;<br />
h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;<br />
i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:<br />
a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m;<br />
b. van erfafscheidingen elders: 2 m;<br />
c. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
91
92<br />
8.3 Specifieke gebruiksregels<br />
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:<br />
a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;<br />
b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;<br />
c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten<br />
hoogste 25 van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m²<br />
voor zover:<br />
1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;<br />
2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en<br />
parkeersituatie ter plaatse;<br />
3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;<br />
4. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel)<br />
wordt uitgeoefend;<br />
5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in<br />
artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is<br />
vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Beslulit algemene regels<br />
voor inrichtingen milieubeheer;<br />
6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.<br />
8.4 Afwijken van de gebruiksregels<br />
8.4.1 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten<br />
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1:<br />
a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 8.1, voor zover het<br />
betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke<br />
werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de<br />
categorieën, zoals in lid 8.1 genoemd;<br />
b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd,<br />
voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan<br />
worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 8.1 genoemd.<br />
8.4.2 Afwijken horecabedrijven op de verdiepingen<br />
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1 teneinde<br />
horecabedrijven tevens op de verdiepingen toe te laten, indien dit voor een doelmatige<br />
bedrijfsvoering noodzakelijk is en aangetoond is dat geen mogelijkheden voor uitbreiding op de<br />
begane grond aanwezig zijn.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 9 Groen<br />
9.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;<br />
b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin': een speeltuin.<br />
9.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde,<br />
worden gebouwd;<br />
b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' gelden de volgende regels:<br />
1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;<br />
2. de oppervlakte van overkappingen bedraagt ten hoogste 20 m²;<br />
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste<br />
3 m.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
93
94<br />
Artikel 10 Maatschappelijk<br />
10.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare<br />
dienstverlening en verenigingsleven, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en<br />
bijeenkomsten;<br />
b. ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1'; uitsluitend<br />
maatschappelijke en culturele voorzieningen, educatieve voorzieningen en detailhandel;<br />
c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2': tevens een rijksmonument;<br />
d. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling': tevens een voorziening ten behoeve van de<br />
huisvesting van ouderen en/of groepen van personen en de hierbij benodigde<br />
voorzieningen voor verzorging, recreatie en aanleunwoningen;<br />
e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden,<br />
parkeervoorzieningen en water.<br />
10.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
10.2.1 Hoofdgebouwen<br />
a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;<br />
c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;<br />
d. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met<br />
de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven oppervlak; indien geen<br />
maximum bebouwd oppervlak is aangegeven, geldt dat het bouwvlak volledig bebouwd<br />
mag worden.<br />
10.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />
a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het<br />
erf bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf tot een maximum van 50 m²;<br />
b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m² mag bij de maximale<br />
oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot<br />
een maximum van 75 m²;<br />
c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het<br />
hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;<br />
d. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de perceelsgrens<br />
ten minste 1 m;<br />
e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de<br />
eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;<br />
f. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten<br />
hoogste 4 m;<br />
g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/ aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten<br />
hoogste 3 m;<br />
h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;<br />
i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:<br />
a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m;<br />
b. van erfafscheidingen elders: 2 m;<br />
c. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.<br />
10.3 Specifieke gebruiksregels<br />
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:<br />
a. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
95
96<br />
Artikel 11 Tuin<br />
11.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;<br />
b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - 1': tevens voor ten minste 1<br />
parkeerplaats per woning.<br />
11.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
11.2.1 Erkers<br />
Een erker is toegestaan onder de volgende voorwaarden:<br />
a. de erker wordt gesitueerd ten minste 0,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw en ten<br />
minste 0,5 m uit de kap;<br />
b. de diepte van de erker bedraagt ten hoogste 1/3 van de afstand van de voorgevel tot de<br />
voorste perceelsgrens met een maximum van 1,5 m;<br />
c. de breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel van het<br />
hoofdgebouw;<br />
d. de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 m of 0,3 m boven de eerste verdieping<br />
(bovenkant vloer) van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m.<br />
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 12 Verkeer<br />
12.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken,<br />
voet- en fietspaden;<br />
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen,<br />
groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.<br />
12.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd met dien<br />
verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor<br />
verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m<br />
bedraagt.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
97
98<br />
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied<br />
13.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de<br />
aangrenzende bestemmingen;<br />
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden,<br />
groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.<br />
13.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd met dien<br />
verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor<br />
verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m<br />
bedraagt.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 14 Water<br />
14.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater en het verkeer<br />
te water;<br />
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, bruggen, duikers,<br />
aanlegsteigers en waterstaatkundige voorzieningen.<br />
14.2 Bouwregels<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
99
100<br />
Artikel 15 Wonen<br />
15.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. het wonen;<br />
b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel met uitzondering van<br />
opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;<br />
c. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur': tevens een kamerverhuurbedrijf;<br />
d. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend voor garages en bergplaatsen met een<br />
bouwhoogte van ten hoogste 3 m;<br />
e. ter plaatste van de aanduiding 'gezondheidszorg': tevens voor medische voorzieningen;<br />
f. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens voor een praktijkruimte;<br />
g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven en water.<br />
15.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
15.2.1 Hoofdgebouwen<br />
a. hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;<br />
b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;<br />
c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' dient de nokrichting van het<br />
dak overdwars te zijn voorzien van een kap;<br />
d. indien sprake is van meerdere voorgevelrooilijnen, zijn deze middels een aanduiding<br />
'gevellijn' aangegeven; voor zover één aanduiding 'gevellijn' is opgenomen, duidt deze de<br />
voorgevel aan;<br />
e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;<br />
f. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;<br />
g. indien sprake is van meerdere voorgevelrooilijnen, zijn deze middels een figuur 'gevellijn'<br />
langs meerdere gevels van het hoofdgebouw aangegeven; voor zover langs één gevel een<br />
figuur 'gevellijn' is opgenomen, duidt deze de voorgevel aan;<br />
h. in aanvulling op het bepaalde onder a t/m e geldt bij herbouw van hoofdgebouwen het<br />
volgende:<br />
1. de bouwwijze, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan wordt<br />
gehandhaafd;<br />
2. bij twee-aaneengebouwde of vrijstaande hoofdgebouwen bedraagt de afstand van de<br />
vrije zijde(n) van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 m.<br />
15.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />
a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />
bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van<br />
50 m²;<br />
b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m² mag bij de maximale<br />
oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere van 100 m² van het zij-<br />
en achtererf worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²;<br />
c. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de perceelsgrens<br />
ten minste 1 m;<br />
d. de diepte van een aan- of uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan<br />
gebouwd wordt, bedraagt:<br />
1. bij aaneengebouwde en half vrijstaande woningen: 3 m;<br />
2. bij vrijstaande woningen: 5 m;<br />
e. de breedte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een zijerf dat grenst<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
101<br />
aan openbaar toegankelijk gebied mag ten hoogste 3,5 m bedragen;<br />
f. indien er sprake is van een voorerf zijn hierop onder de volgende voorwaarden aan- en<br />
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan:<br />
1. ten hoogste 50% van het voorerf mag worden bebouwd;<br />
2. de bebouwing mag over ten hoogste de helft van de breedte van de voorgevel van het<br />
hoofdgebouw worden gesitueerd;<br />
3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m;<br />
4. de bebouwing mag er niet toe leiden dat de onder a en b ten hoogst toelaatbare<br />
bebouwing op het erf wordt overschreden;<br />
g. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste<br />
0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende<br />
gronden;<br />
h. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4<br />
m;<br />
i. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;<br />
j. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;<br />
k. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
a. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;<br />
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;<br />
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste<br />
3 m.<br />
15.3 Nadere eisen<br />
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en<br />
boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan<br />
2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen<br />
gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op<br />
de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw,<br />
met dien verstande dat:<br />
a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;<br />
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder<br />
dan 2,5 m;<br />
c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 15.2.2 onder a of b ten aanzien van het<br />
maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.<br />
15.4 Specifieke gebruiksregels<br />
15.4.1 Aan-huis-gebonden ondernemingen<br />
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten<br />
behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen, mits:<br />
a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;<br />
b. het netto vloeroppervlak in gebruik voor de aan-huis-gebonden onderneming niet groter is<br />
dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;<br />
c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en<br />
parkeersituatie ter plaatse;<br />
d. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;<br />
e. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt<br />
uitgeoefend;
102<br />
f. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel<br />
2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de<br />
inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen<br />
milieubeheer;<br />
g. er geen horeca en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;<br />
h. de activiteiten niet worden uitgevoerd in een niet aangebouwd bijbehorend bouwwerk.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 16 Wonen - Bloemenbuurt<br />
16.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Wonen - Bloemenbuurt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. het wonen;<br />
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven en water.<br />
16.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
103<br />
16.2.1 Hoofdgebouwen<br />
a. hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;<br />
b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt de volgende bouwwijze, ter plaatse van de<br />
aanduiding:<br />
1. 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;<br />
2. 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;<br />
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;<br />
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale<br />
goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;<br />
e. in afwijking van het bepaalde in lid d mag de maximale goothoogte ter plaatse van de<br />
aanduiding 'aaneengebouwd' over ten hoogste 60% van de breedte van een woning 6 m<br />
bedragen;<br />
f. in afwijking van het bepaalde in lid d mag de maximale goothoogte ter plaatse van de<br />
aanduiding 'gestapeld' voor ten hoogste 60% van de gevel 9 m bedragen;<br />
g. ter plaatse van het figuur 'gevellijn' gelden de navolgende bepalingen:<br />
1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd':<br />
de voetprint van de gevel ligt ten minste 0,5 m, evenwijdig aan de bouwgrens,<br />
achter de bouwgrens;<br />
de minimale goothoogte bedraagt ten minste 2,5 m;<br />
2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld':<br />
de gevel van de eerste bouwlaag vanaf peil ligt ten minste 0,5 m, evenwijdig aan de<br />
bouwgrens, achter de bouwgrens;<br />
de minimale goothoogte bedraagt ten minste 2,5 m;<br />
16.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />
a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />
bedraagt ten hoogste 50 % van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van<br />
50 m2;<br />
b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m2 mag bij de maximale<br />
oppervlakte van 50 m2 een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot<br />
een maximum van 75 m2;<br />
c. indien niet in de erfafscheiding wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten<br />
minste 1 m;<br />
d. bij aaneengebouwde woningen geldt: de diepte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit<br />
de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt ten hoogste 3 m;<br />
e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4 m;<br />
f. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de<br />
eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;<br />
g. de bouwhoogte van vrijstaande/aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;<br />
h. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten<br />
hoogste 3 m;<br />
i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.
104<br />
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;<br />
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3<br />
m;<br />
c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' mag de bouwhoogte<br />
van erfafscheidingen met 0,6 m overschreden worden ten behoeve van toegangspoorten.<br />
16.3 Nadere eisen<br />
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en<br />
boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan<br />
2,5 m in de zijerfafscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen<br />
gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op<br />
de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw,<br />
met dien verstande dat:<br />
a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig worden geschaad;<br />
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder<br />
dan 2,5 m;<br />
c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 16.2.2 ten aanzien van het maximaal te<br />
bebouwen gedeelte van de gronden.<br />
16.4 Specifieke gebruiksregels<br />
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:<br />
16.4.1 Aan-huis-gebonden ondernemingen<br />
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten<br />
behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen, mits:<br />
a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;<br />
b. het netto vloeroppervlak in gebruik voor aan-huis-gebonden ondernemingen niet groter is<br />
dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;<br />
c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en<br />
parkeersituatie ter plaatse;<br />
d. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;<br />
e. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt<br />
uitgeoefend;<br />
f. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel<br />
2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de<br />
inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen<br />
milieubeheer;<br />
g. er geen horeca en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.<br />
h. de activiteiten niet worden uitgevoerd in een niet aangebouwd bijbehorend bouwwerk.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 17 Waarde - Archeologie - 1<br />
17.1 Bestemmingsomschrijving<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
105<br />
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar<br />
voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van<br />
archeologische waarden.<br />
17.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten<br />
hoogste 3 m;<br />
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met<br />
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels –<br />
uitsluitend worden gebouwd, indien:<br />
1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft<br />
overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel<br />
van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;<br />
2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten<br />
niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de<br />
omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden,<br />
gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van<br />
opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische<br />
deskundige;<br />
c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan<br />
betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:<br />
1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de<br />
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij<br />
gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;<br />
2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;<br />
3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder<br />
heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.<br />
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden<br />
17.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning<br />
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 1 zonder of in<br />
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te<br />
leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe<br />
worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen<br />
en aanleggen van drainage;<br />
b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van<br />
voorwerpen;<br />
c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;<br />
d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;<br />
e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee<br />
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
106<br />
17.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod<br />
Het verbod van lid 17.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:<br />
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 17.2 in acht is genomen;<br />
b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;<br />
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;<br />
d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.<br />
17.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning<br />
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 17.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de<br />
aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden<br />
aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen<br />
archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar,<br />
indien:<br />
a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en<br />
werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de<br />
betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is<br />
vastgesteld;<br />
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden<br />
geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning<br />
voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te<br />
verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van<br />
opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische<br />
deskundige.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 2<br />
18.1 Bestemmingsomschrijving<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
107<br />
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar<br />
voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van<br />
archeologische waarden.<br />
18.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten<br />
hoogste 3 m;<br />
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met<br />
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels –<br />
uitsluitend worden gebouwd, indien:<br />
1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft<br />
overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel<br />
van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;<br />
2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten<br />
niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de<br />
omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden,<br />
gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van<br />
opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische<br />
deskundige;<br />
c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan<br />
betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:<br />
1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de<br />
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij<br />
gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;<br />
2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;<br />
3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder<br />
heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.<br />
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden<br />
18.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning<br />
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 2 zonder of in<br />
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te<br />
leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe<br />
worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen<br />
en aanleggen van drainage;<br />
b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van<br />
voorwerpen;<br />
c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;<br />
d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;<br />
e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee<br />
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
108<br />
18.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod<br />
Het verbod van lid 18.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:<br />
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 18.2 in acht is genomen;<br />
b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;<br />
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;<br />
d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.<br />
18.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning<br />
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 18.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de<br />
aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden<br />
aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen<br />
archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar,<br />
indien:<br />
a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en<br />
werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de<br />
betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is<br />
vastgesteld;<br />
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden<br />
geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning<br />
voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te<br />
verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van<br />
opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische<br />
deskundige.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 3<br />
19.1 Bestemmingsomschrijving<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
109<br />
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar<br />
voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van<br />
archeologische waarden.<br />
19.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten<br />
hoogste 3 m;<br />
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met<br />
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels –<br />
uitsluitend worden gebouwd, indien:<br />
1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft<br />
overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel<br />
van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;<br />
2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten<br />
niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de<br />
omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden,<br />
gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van<br />
opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische<br />
deskundige;<br />
c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan<br />
betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:<br />
1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de<br />
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij<br />
gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;<br />
2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;<br />
3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder<br />
heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.<br />
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden<br />
19.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning<br />
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 3 zonder of in<br />
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te<br />
leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe<br />
worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen<br />
en aanleggen van drainage;<br />
b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van<br />
voorwerpen;<br />
c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;<br />
d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;<br />
e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee<br />
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
110<br />
19.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod<br />
Het verbod van lid 19.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:<br />
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 19.2 in acht is genomen;<br />
b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;<br />
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;<br />
d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.<br />
19.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning<br />
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 19.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de<br />
aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden<br />
aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen<br />
archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar,<br />
indien:<br />
a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en<br />
werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de<br />
betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is<br />
vastgesteld;<br />
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden<br />
geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning<br />
voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te<br />
verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van<br />
opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische<br />
deskundige.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 4<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
111<br />
20.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar<br />
voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van<br />
archeologische waarden.<br />
20.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten<br />
hoogste 3 m;<br />
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met<br />
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels –<br />
uitsluitend worden gebouwd, indien:<br />
1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft<br />
overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel<br />
van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;<br />
2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten<br />
niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de<br />
omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden,<br />
gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van<br />
opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische<br />
deskundige;<br />
c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan<br />
betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:<br />
1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de<br />
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij<br />
gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;<br />
2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;<br />
3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder<br />
heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.<br />
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden<br />
20.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning<br />
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 4 zonder of in<br />
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te<br />
leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe<br />
worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen<br />
en aanleggen van drainage;<br />
b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van<br />
voorwerpen;<br />
c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;<br />
d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;<br />
e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee<br />
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
112<br />
20.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod<br />
Het verbod van lid 20.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:<br />
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 20.2 in acht is genomen;<br />
a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;<br />
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;<br />
c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.<br />
20.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning<br />
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 20.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de<br />
aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden<br />
aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen<br />
archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar,<br />
indien:<br />
a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en<br />
werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de<br />
betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is<br />
vastgesteld;<br />
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden<br />
geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning<br />
voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te<br />
verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van<br />
opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische<br />
deskundige.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering<br />
21.1 Bestemmingsomschrijving<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
113<br />
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar<br />
voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering. In geval van strijdigheid,<br />
gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende<br />
gronden van toepassing zijn.<br />
21.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;<br />
c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met<br />
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels –<br />
uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging,<br />
vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor<br />
zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de<br />
bestaande fundering.<br />
21.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 21.2 onder c, indien de<br />
bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het<br />
waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
114<br />
Hoofdstuk 3 Algemene regels<br />
Artikel 22 Antidubbeltelregel<br />
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan<br />
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere<br />
bouwplannen buiten beschouwing.<br />
Artikel 23 Algemene bouwregels<br />
23.1 Percentages op de planverbeelding<br />
23.1.1 Bebouwingspercentage<br />
Het op de planverbeelding in een bouwvlak vermelde percentage geeft aan, hoeveel procent<br />
van het oppervlak van dat bouwperceel maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en<br />
overkappingen.<br />
23.1.2 Bouwvlakken zonder percentage<br />
De op de planverbeelding aangegeven bouwvlakken waarin geen percentages zijn geplaatst<br />
mogen volledig worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, tenzij in de<br />
bestemmingsregels anders is bepaald.<br />
23.1.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen<br />
Het op de planverbeelding in een bouwvlak vermelde percentage heeft geen betrekking op<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />
23.2 Hoogteaanduidingen op de planverbeelding<br />
23.2.1 Maximale hoogte<br />
De op de planverbeelding aangegeven hoogteaanduiding geeft de maximale goot- dan wel<br />
bouwhoogte van gebouwen in meters aan.<br />
23.2.2 Geen hoogteaanduiding<br />
Indien op de planverbeelding geen hoogteaanduiding is opgenomen, geldt voor de maximaal<br />
toelaatbare goot- dan wel bouwhoogte het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze planregels.<br />
23.3 Overschrijding van hoogteaanduidingen op de planverbeelding<br />
23.3.1 Ondergeschikte bouwdelen<br />
De in lid 23.2 bedoelde hoogten mogen worden overschreden door antenne installaties, mits<br />
deze voldoen aan het bepaalde in lid 23.4 en door schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen,<br />
alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen, indien en voor zover de overschrijding<br />
niet meer dan 1,5 m bedraagt, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
115<br />
23.3.2 Overschrijding voortvloeiende uit wet of normaal onderhoud<br />
De in lid 23.2 bedoelde hoogten mogen worden overschreden, indien deze<br />
hoogteoverschrijding voortvloeit uit wet en of behoort tot normaal onderhoud.<br />
23.4 Algemene hoogtematen<br />
Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, die geen gebouwen zijn, gelden de<br />
volgende maten, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:<br />
- erfafscheidingen tussen voorgevelrooilijn en openbare weg 1 m;<br />
- erfafscheidingen elders 2 m;<br />
- overkappingen 3 m;<br />
- straatmeubilair 3 m;<br />
- lichtmasten 2 m;<br />
- antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes 5 m;<br />
- overige bouwwerken 2 m;<br />
- vlaggenmasten 6 m.<br />
23.5 Overschrijding bouwgrenzen<br />
De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden<br />
door:<br />
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;<br />
b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater,<br />
gevelversieringen, wanden van gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en<br />
schoorstenen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.<br />
c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet<br />
meer dan 1 m bedraagt;<br />
d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt;<br />
e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of<br />
verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding<br />
niet meer dan 1,5 m bedraagt;<br />
f. bestaande dakopbouwen, luifels en uitbouwen aan de voorzijde.<br />
23.6 Ondergrondse bouwwerken<br />
a. De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.<br />
b. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen ondergrondse ruimten slechts worden<br />
gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het<br />
bovengronds gelegen hoofdgebouw.<br />
23.7 Parkeren<br />
Bij elke ontwikkeling wordt het <strong>Westland</strong>s Verkeer en Vervoerplan 2005 toegepast.<br />
23.8 Dakkapellen<br />
De in de planregels of op de planverbeelding aangegeven goothoogte van gebouwen mag<br />
worden overschreden door dakkapellen, die voldoen aan de volgende voorwaarden:<br />
a. maatvoering achterzijde:<br />
1. de dakkapel ligt aan alle zijden ten minste 0,5 m vrij in het dakvlak;<br />
2. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;<br />
b. maatvoering voorzijde:<br />
1. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;<br />
2. de dakkapel ligt aan alle zijden ten minste 0,5 m vrij in het dakvlak;<br />
3. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m.<br />
23.9 Bestaande bouwwerken<br />
Een bestaand bouwwerk dat met een vergunning is gerealiseerd, mag worden teruggebouwd.
116<br />
Artikel 24 Algemene gebruiksregels<br />
24.1 Strijdig gebruik<br />
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang<br />
met artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder<br />
geval verstaan:<br />
a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van<br />
demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of<br />
dranken;<br />
b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor<br />
kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van<br />
niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al<br />
dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten,<br />
voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;<br />
c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet<br />
afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of<br />
verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming<br />
gerichte beheer van de gronden;<br />
d. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken als seksinrichting.<br />
24.2 Geen strijdig gebruik<br />
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:<br />
a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is<br />
verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening <strong>Westland</strong>;<br />
b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is<br />
verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening <strong>Westland</strong>.'<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Artikel 25 Algemene afwijkingsregels<br />
25.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
117<br />
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een<br />
omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:<br />
a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%.<br />
Het moet hierbij primair gaan om het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan<br />
niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en niet om de<br />
bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;<br />
b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van<br />
ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling<br />
daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan<br />
60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en<br />
meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;<br />
c. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om<br />
waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en<br />
keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;<br />
d. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en<br />
de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als<br />
gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op<br />
ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de<br />
veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;<br />
e. afwijkingen van het bestemmingsplan, teneinde de uitvoering van een bouwplan mogelijk<br />
te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling<br />
of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de<br />
afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet<br />
wordt aangetast;<br />
f. overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of<br />
esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks<br />
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen<br />
mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;<br />
g. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies),<br />
riooloverstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en<br />
reclameborden;<br />
h. het afwijken van het <strong>Westland</strong>s Verkeer- en Vervoerplan 2005 indien het voldoen aan die<br />
bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover<br />
op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.<br />
25.2 Afwijking niet verlenen<br />
Afwijking wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan<br />
worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van<br />
aangrenzende gronden en bouwwerken.<br />
25.3 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening<br />
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de<br />
bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:<br />
a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;<br />
b. brandweeringang;<br />
c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;<br />
d. de ruimte tussen bouwwerken;<br />
e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
118<br />
25.4 Werking wettelijke regelingen<br />
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het<br />
moment van vaststelling van het plan.<br />
Artikel 26 Algemene wijzigingsregels<br />
26.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen<br />
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten<br />
behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een<br />
technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks<br />
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen<br />
mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10%<br />
worden vergroot.<br />
26.2 Waarde - Archeologie<br />
Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming<br />
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming<br />
'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:<br />
a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden<br />
aanwezig zijn;<br />
b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat<br />
het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische<br />
waarden voorziet.<br />
Artikel 27 Overige regels<br />
Werking wettelijke regelingen<br />
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het<br />
moment van vaststelling van het plan.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
119
120<br />
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel<br />
Artikel 28 Overgangsrecht<br />
28.1 Overgangsrecht bouwwerken<br />
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:<br />
a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig<br />
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor<br />
het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet<br />
wordt vergroot:<br />
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of<br />
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt<br />
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;<br />
b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van onder a een omgevingsvergunning<br />
verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a<br />
met maximaal 10%;<br />
c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip<br />
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met<br />
het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.<br />
28.2 Overgangsrecht gebruik<br />
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:<br />
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van<br />
het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;<br />
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a,<br />
te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door<br />
deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;<br />
c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van<br />
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit<br />
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;<br />
d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen<br />
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.<br />
Artikel 29 Slotregel<br />
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kern <strong>Poeldijk</strong>.<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
121
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
123
124<br />
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
'functiemenging'<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'<br />
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'<br />
- niet van toepassing of niet relevant<br />
< kleiner dan<br />
> groter<br />
= gelijk aan<br />
cat. categorie<br />
e.d. en dergelijke<br />
kl. klasse<br />
n.e.g. niet elders genoemd<br />
o.c. opslagcapaciteit<br />
p.c. productiecapaciteit<br />
p.o. productieoppervlak<br />
b.o. bedrijfsoppervlak<br />
v.c. verwerkingscapaciteit<br />
u uur<br />
d dag<br />
w week<br />
j jaar
SBI-CODE<br />
1993 OMSCHRIJVING<br />
nummer<br />
01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW<br />
014 0 Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:<br />
014 2 - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² B1<br />
014 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B1<br />
15 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN<br />
151 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:<br />
151 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B2<br />
1552 2 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B1<br />
1581 1 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, chargeovens, v.c. < 7.500 kg meel/week B1<br />
1584 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:<br />
1584 3 - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B1<br />
1584 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B1<br />
1593 t/m<br />
1595 Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke<br />
B1<br />
17 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL<br />
174, 175 Vervaardiging van textielwaren B2<br />
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B2<br />
18 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT<br />
181 Vervaardiging kleding van leer B2<br />
182 Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief leer) C<br />
20 -<br />
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGE-<br />
LIJKE<br />
203, 204,<br />
205 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²<br />
B2<br />
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B1<br />
22 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA<br />
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B1<br />
2223 A Grafische afwerking A<br />
2223 B Binderijen B1<br />
2224 Grafische reproductie en zetten B1<br />
2225 Overige grafische activiteiten B1<br />
223 Reproductiebedrijven opgenomen media A<br />
24 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN<br />
2442 0 Farmaceutische productenfabrieken:<br />
2442 2 - verbandmiddelenfabrieken C<br />
26 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN<br />
2612 Glas-in-lood-zetterij B1<br />
2615 Glasbewerkingsbedrijven B2<br />
262, 263 0 Aardewerkfabrieken:<br />
262, 263 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B1<br />
267 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:<br />
267 2 - indien p.o. < 2.000 m² B2<br />
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B2<br />
CATEGORIE
SBI-CODE<br />
1993 OMSCHRIJVING<br />
nummer<br />
28 -<br />
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/TRANSPORT-<br />
MIDDELEN)<br />
281 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² B2<br />
284 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² B2<br />
2852 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² B2<br />
287 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² B2<br />
30 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS<br />
30 A Kantoormachines- en computerfabrieken B1<br />
33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN<br />
33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke B1<br />
36 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.<br />
361 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² A<br />
362 Fabricage van munten, sieraden en dergelijke B1<br />
363 Muziekinstrumentenfabrieken B1<br />
3661.1 Sociale werkvoorziening B1<br />
40 - PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER<br />
40 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:<br />
40 C1 - < 10 MVA B1<br />
40 D0 Gasdistributiebedrijven:<br />
40 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A A<br />
40 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C B1<br />
40 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:<br />
40 E2 - blokverwarming B1<br />
41 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER<br />
41 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:<br />
41 B1 - < 1 MW B1<br />
45 - BOUWNIJVERHEID<br />
45 3 Aannemersbedrijf of bouwbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² B1<br />
453 Bouwinstallatie algemeen (exclusief spuiterij) B1<br />
453 Elektrotechnische installatie B1<br />
50 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS<br />
501, 502,<br />
504<br />
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (exclusief plaatwerkerij<br />
of spuiterij)<br />
5020.4 B Autobeklederijen A<br />
5020.5 Autowasserijen B1<br />
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B1<br />
51 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING<br />
5134 Groothandel in dranken C<br />
5135 Groothandel in tabaksproducten C<br />
5136 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk C<br />
5137 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen C<br />
514 Groothandel in overige consumentenartikelen C<br />
5148.7 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:<br />
CATEGORIE<br />
B1
SBI-CODE<br />
1993 OMSCHRIJVING<br />
nummer<br />
5148.7 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton C<br />
5153 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:<br />
5153 1 - algemeen C<br />
5153 2 - indien b.o. < 2.000 m² B1<br />
5153.4 4 Zand en grind:<br />
5153.4 6 - indien b.o. < 200 m² B1<br />
5154 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:<br />
5154 1 - algemeen C<br />
5154 2 - indien b.o. < 2.000 m² B1<br />
5156 Groothandel in overige intermediaire goederen C<br />
5162 2<br />
Groothandel in machines en apparaten, opp >= b.o. 2.000 m², exclusief machines voor<br />
de bouwnijverheid<br />
C<br />
5162<br />
Groothandel in machines en apparaten, opp < 2.000 m², exclusief machines voor de<br />
bouwnijverheid<br />
B1<br />
517 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) C<br />
52 - REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN<br />
527 Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) A<br />
60 - VERVOER OVER LAND<br />
6022 Taxibedrijven B1<br />
6024 1 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C<br />
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B1<br />
63 - DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER<br />
6321 Caravanstalling B1<br />
64 - POST EN TELECOMMUNICATIE<br />
641 Post- en koeriersdiensten C<br />
71 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN<br />
711 Personenautoverhuurbedrijven B2<br />
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) C<br />
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C<br />
72 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE<br />
72 A Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke A<br />
72 B Datacentra B1<br />
73 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK<br />
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A<br />
74 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING<br />
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales C<br />
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke A<br />
90 MILIEUDIENSTVERLENING<br />
9001 B Rioolgemalen B1<br />
93 - OVERIGE DIENSTVERLENING<br />
9301.3 A Wasverzendinrichtingen B1<br />
CATEGORIE
SBI 93/SvB f<br />
oktober 2010
126<br />
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten<br />
Adviesbureau RBOI 178300.16228.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Categorie I 'lichte horeca'<br />
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking<br />
van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor<br />
omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:<br />
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca<br />
- automatiek;<br />
- broodjeszaak;<br />
- cafetaria;<br />
- croissanterie;<br />
- koffiebar;<br />
- lunchroom;<br />
- ijssalon;<br />
- snackbar;<br />
- tearoom;<br />
- traiteur;<br />
- afhaalzaak.<br />
1b. Overige lichte horeca<br />
- bistro;<br />
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);<br />
- hotel.<br />
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking<br />
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan<br />
250 m²;<br />
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).<br />
Categorie 2 'middelzware horeca'<br />
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke<br />
hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:<br />
- bar;<br />
- bierhuis;<br />
- biljartcentrum;<br />
- café;<br />
- proeflokaal;<br />
- shoarma/grillroom;<br />
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).<br />
Categorie 3 'zware horeca'<br />
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot<br />
aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen<br />
brengen:<br />
- dancing;<br />
- discotheek;<br />
- nachtclub;<br />
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
plannummer<br />
SvH 1997