25.09.2013 Views

WAAR WIJ TROTS OP ZIJN

WAAR WIJ TROTS OP ZIJN

WAAR WIJ TROTS OP ZIJN

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>WAAR</strong> <strong>WIJ</strong> <strong>TROTS</strong> <strong>OP</strong> <strong>ZIJN</strong><br />

De OntDekkingen van 2008<br />

Faculteit der Wiskunde & Natuurwetenschappen


2<br />

INHOUD<br />

Een faculteit om te ontdekken 4<br />

Bijzondere onderscheidingen en prijzen 5<br />

Subsidies 6<br />

Robbert de Haan Sleutels en versleutelen: Rekenen tegen de vijand 8<br />

Timon Idema & Stefan Semrau Van meten, modellen en membranen 12<br />

Ofer Shir Soortenrijkdom in computerprogramma’s 16<br />

Remco van der Burg, Francis Vuijsje,<br />

Meta de Hoon & Ignas Snellen De jacht op remefra 20<br />

Michael Stech Mossenraadsel opgelost 24<br />

Martijn Verdoes Chemie vol koppelingen 28<br />

Freek Vonk In de ban van slangengif 32<br />

Kai Ye ‘Taal des levens’ sneller ontcijferd 36<br />

English summaries 40<br />

Suggesties voor onder de kerstboom 42


Robbert de Haan<br />

Mathematisch Instituut<br />

Ofer Shir<br />

Leiden Institute of<br />

Advanced Computer Science<br />

Michael Stech<br />

Nationaal Herbarium Nederland<br />

Freek Vonk<br />

Instituut Biologie Leiden<br />

Timon Idema<br />

Stefan Semrau<br />

Leids Instituut voor<br />

Onderzoek in de Natuurkunde<br />

Remco van der Burg<br />

Francis Vuijsje<br />

Meta de Hoon<br />

Ignas Snellen<br />

Sterrewacht Leiden<br />

EEN FACULTEIT OM TE ONTDEKKEN<br />

Martijn Verdoes<br />

Leids Instituut voor<br />

Chemisch Onderzoek<br />

Kai Ye<br />

Leiden/Amsterdam<br />

Center for Drug Reserach<br />

3


4<br />

De Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen van de<br />

Universiteit Leiden wil excelleren in het onderzoek en onderwijs van<br />

onze disciplines: wiskunde, informatica, natuur- en sterrenkunde,<br />

scheikunde, biologie en bio-farmaceutische wetenschappen.<br />

Multidisciplinaire samenwerking streven wij na op het gebied van<br />

Bio-Science onder het motto Life meets Science, het overkoepelende<br />

thema van onze faculteit. Op dit gebied werken we nauw samen met<br />

het LUMC en de TU Delft.<br />

Multidisciplinaire samenwerking vindt ook plaats in de regio met<br />

de bedrijven in het Bio-Science park en met Naturalis; in nationaal<br />

verband zoals in het Lorentz Center, NOVA, LOFAR, NHN,<br />

DIAMANT, NDNS, Cyttron, het Top Instituut Pharma, de Smart-<br />

Mix projecten: Nano Imaging en Biomedical Research Tools en de<br />

NGI initiatieven: het Netherlands Metabolomic Centre (NCM) en<br />

het Netherlands Toxicogenomics Centre (NTC); en internationaal<br />

in meerdere EU-projecten. Met een excellente onderzoeksomgeving,<br />

in een faculteitsbrede Graduate School of Science, trachten we<br />

top talent uit binnen- en buitenland naar Leiden te trekken.<br />

Onze criteria bij de keuze van wetenschappelijk onderzoek zijn:<br />

wetenschappelijke ‘impact’, technologische innovatie en maatschappelijke<br />

relevantie.<br />

EEN FACULTEIT OM TE<br />

ONTDEKKEN<br />

Intensieve samenwerking met het middelbaar onderwijs in de regio<br />

moet de studenteninstroom op bachelor-niveau verder doen<br />

groeien. Een ambitieus internationaliseringsplan moet meer<br />

master- en PhD-studenten naar Leiden trekken. Studeren in een<br />

onderzoeksomgeving moet leiden tot het vergroten van ons<br />

rendement, en de academische vorming zal onze afstudeerders<br />

helpen bij hun verdere carrière.<br />

Uitvoering van het ‘tenure-track’ beleid is de eerste prioriteit in ons<br />

personeelsbeleid. De aanstaande unilocatie voor onze biologen is<br />

essentieel voor het realiseren van onze ambities in Bio-Science.<br />

We blijven streven naar excellente technische, onderwijskundige en<br />

bestuurlijke faciliteiten. Professionele bedrijfsvoering moet ervoor<br />

zorgen dat we ook financieel gezond blijven.<br />

Bovenstaande is een korte samenvatting van de strategie van onze<br />

faculteit die het beleid in de komende jaren zal bepalen.<br />

We zijn trots op Jan Kijne die tijdens zijn periode als vice-decaan<br />

van onze faculteit een enorme bijdrage heeft geleverd aan de succes -<br />

sen die het mogelijk maken om de strategie van onze faculteit zo<br />

krachtig te formuleren. We zijn ook trots op de lange lijst met onderscheidingen<br />

en prijzen die in 2008 invulling aan onze strategie gaven.


BIJZONDERE ONDERSCHEIDINGEN<br />

EN PRIJZEN<br />

• Joost Frenken (LION) werd benoemd tot lid van de KNAW.<br />

• Wim van Saarloos (LION) sprak tijdens het voorjaarscongres<br />

van de Nederlandse Natuurkundige Vereniging (Fysica 2008)<br />

de Physicalezing uit.<br />

• Ewine van Dishoeck (Sterrewacht) werd benoemd tot erelid<br />

van de American Acadamy of Arts and Sciences.<br />

• Het Nationaal Conserverings-programma Metamorfoze heeft<br />

100.000 euro toegezegd voor het archief van de Sterrewacht.<br />

• Eugenio Daviso (LIC) won de Magnetic Resonance in Chemistry<br />

Award for Young Scientists.<br />

• Mariska Kriek (Sterrewacht) ontving de Christiaan Huygens<br />

Wetenschapsprijs.<br />

• Jan Reedijk (LIC) werd Ridder in de Orde van de Nederlandse<br />

Leeuw.<br />

• Wim van Saarloos (LION) werd Ridder in de Orde van de<br />

Nederlandse Leeuw.<br />

• Robert Tijdeman (MI) werd Ridder in de Orde van de<br />

Nederlandse Leeuw.<br />

• Mart Durieux (LION) werd Ridder in de orde van Oranje-Nassau.<br />

• Eric Eliel (LION) werd officier in de orde van Oranje-Nassau.<br />

• Douwe Breimer (LACDR) heeft de Ubbo Emmiuspenning voor<br />

Wetenschappelijke Verdiensten van de Rijksuniversiteit Groningen<br />

ontvangen.<br />

• De ‘Wiskundemeisjes’ Jeanine Daems en Ionica Smeets ontvingen<br />

de Mr. C.J. Cathprijs.<br />

• De Nederlandse natuurkunde olympiade PION is gewonnen door<br />

het team Feynman’s Entangled B*tches, bestaande uit Michiel<br />

Kosters, Marcel van Daalen, Ariyan Javanpeykar en Rogier van<br />

der Geer (allen lid van De Leidsche Flesch).<br />

• De Benelux Algorithm Programming Contest 2008 (BAPC 2008)<br />

werd, evenals in 2007, gewonnen door het team Prime Suspects,<br />

bestaande uit de wiskunde- en informaticastudenten Thomas<br />

Beuman, Misha Stassen en Johan de Ruiter.<br />

• De sterrenkundige Ivo Labbé ontving op 26 september de eerste<br />

Van Marum Prijs van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij<br />

der Wetenschappen.<br />

• Het Pre-University College vernoemde zijn onderzoeksprijs naar<br />

Jan Kijne, onze plaatsvervangend decaan die in mei 2008 afscheid<br />

nam als faculteitsbestuurder.<br />

• Sascha Hoogendoorn, cum laude afgestudeerd bij het LIC,<br />

ontving de Unilever Research prijs.<br />

• Tjerk Oosterkamp (LION) werd benoemd tot lid van de<br />

Jonge Akademie.<br />

• Evolutiebiologe Barbara Vreede ontving de prijs van het LUF<br />

internationaal studiefonds.<br />

5


6<br />

Benoemingen<br />

• Michael Garrett werd benoemd tot hoogleraar ‘Radiotechnieken<br />

in de sterrenkunde’ bij de Sterrewacht.<br />

• Frank de Boer werd benoemd tot hoogleraar ‘Software correctheid’<br />

bij het LIACS.<br />

• Dirk van Delft werd benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Materieel<br />

erfgoed van de natuurwetenschappen’ bij de Sterrewacht.<br />

• Bert van Duijn werd benoemd tot deeltijds hoogleraar in de<br />

‘Planten-elektrofysiologie’ bij het IBL.<br />

• Martin van Hecke werd benoemd tot hoogleraar ‘Organisatie<br />

van de wanordelijke materie’ bij het LION.<br />

• Herman van Vlijmen werd benoemd tot deeltijds hoogleraar<br />

‘Computational drug discovery’ bij het LACDR.<br />

• Jeroen den Hertog werd benoemd tot deeltijds hoogleraar<br />

‘Moleculaire ontwikkelingszoölogie’ bij het IBL.<br />

• Harold Linnartz werd benoemd tot bijzonder hoogleraar<br />

‘Moleculaire laboratorium astrofysica’ bij de Sterrewacht.<br />

• Peter van Welzen werd benoemd tot bijzonder hoogleraar<br />

‘Tropische plantenbiogeografie’ bij het NHN.<br />

• Johan Kuiper werd benoemd tot hoogleraar ‘Therapeutic<br />

immunomodulation’ bij het LACDR.<br />

• Peter Grünwald werd benoemd tot deeltijds hoogleraar<br />

‘Statistisch leren’ bij het MI en het LIACS.<br />

• Vladas Sidoravicius werd benoemd tot deeltijds hoogleraar<br />

‘Toegepaste kansrekening’ bij het MI.<br />

• Xander Tielens werd benoemd tot hoogleraar ‘Physics and<br />

chemistry of the interstellar medium’ bij de Sterrewacht.<br />

• Hendrik-Jan Guchelaar werd mede benoemd tot hoogleraar<br />

‘Klinische farmacie’ bij het LACDR.<br />

• Meindert Danhof werd mede benoemd tot hoogleraar<br />

‘Farmacologie’ bij het LUMC.<br />

• Barry Koren werd benoemd tot deeltijds hoogleraar<br />

‘Numerieke wiskunde’ bij het MI.<br />

• Peter Punt werd benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Industriële<br />

biotechnologie’ bij het IBL.<br />

• Jan Aarts werd benoemd tot opleidingsdirecteur Natuurkunde.<br />

• Gijsbert Korevaar werd benoemd tot opleidingsdirecteur<br />

Industrial Ecology.<br />

• Edgar Groenen werd benoemd tot plv. decaan/portefeuillehouder<br />

onderwijs.<br />

• Peter Klinkhamer werd benoemd tot opleidingsdirecteur Biologie.<br />

• Lieteke van Vucht Tijssen werd benoemd tot wetenschappelijk<br />

directeur a.i. van het IBL.<br />

• Wim Aspers is begonnen als de nieuwe instituutsmanager bij<br />

het IBL.<br />

• Mijke Zachariasse is begonnen als de nieuwe instituutsmanager bij<br />

het LION.<br />

• Eppo Bruins (LION) is benoemd tot directeur van Technologiestichting<br />

STW.<br />

• Thijs de Graauw, bijzonder hoogleraar sterrenkunde aan de<br />

Leidse Sterrewacht werd benoemd tot interim-directeur van<br />

de internationale Atacama Large Millimeter Array.<br />

Subsidies<br />

• Michel Orrit (LION), hoogleraar ‘Spectroscopie van moleculen<br />

in de gecondenseerde materie’, ontving een Advanced Grant<br />

van de European Research Council (ERC) voor het project<br />

‘Single molecules in soft matter: dynamical heterogeneity in<br />

supercooled liquids and glasses’.<br />

• Marijn Franx (Sterrewacht), hoogleraar ‘Extragalactische<br />

sterrenkunde’, verwierf een ERC Advanced Grant voor het<br />

project ‘HIGHZ: Elucidating galaxy formation and evolution<br />

from very deep Near-IR imaging’.<br />

• Tom Wennekes (LIC) ontving een NWO Rubicon subsidie voor<br />

het project ‘Slimme suikers tegen de griep’.<br />

• Hermen Jan Hupkes (MI) ontving een NWO Rubicon subsidie<br />

voor het project ‘Understanding waves and patterns in discrete<br />

media’.<br />

• Ornelia Ramos (LACDR) ontving een NWO Mozaïek subsidie<br />

voor het project ‘Nieuw doelwit voor medicijnen tegen aderverkalking’.<br />

• Jan van Ruitenbeek (LION), hoogleraar ‘Experimentele natuurkunde’,<br />

ontving een NWO Groot subsidie van 2.325.000 euro<br />

voor het project ‘Realtime nano-imaging microscoop’.<br />

• Hermen Overkleeft (LIC), hoogleraar ‘Bio-organische synthese’<br />

en Gijs van der Marel (LIC), hoogleraar ‘Synthetische organische<br />

chemie’ ontvingen een NWO T<strong>OP</strong>-subsidie voor het project<br />

‘Synthetische verbindingen om glucosylceramide metabolisme<br />

te beïnvloeden: fundamentele studies en toepassingen’.


• Gilles van Wezel (LIC) ontving een NWO ECHO subsidie voor het<br />

project ‘Celdeling in zicht: een geïntegreerde benadering voor de<br />

analyse van de septum localisatie in Streptomyces bacteriën’.<br />

• Marcellus Ubbink (LIC) ontving een NWO ECHO subsidie voor<br />

het project ‘Hoe eiwitmoleculen elkaar vinden’.<br />

• Ludo Juurlink (LIC) was een van de winnaars van een NWO<br />

ECHO subsidie voor het project ‘Een alternatief mechanisme<br />

om methaan om te zetten’.<br />

veni<br />

• Fedor Goumans (LIC) ontving van NWO een VENI subsidie<br />

voor het project ‘Moleculen in de ruimte’.<br />

• Andrea Hawe (LACDR) ontving van NWO een VENI subsidie<br />

voor het project ‘Ophelderen van eiwitsamenklontering’.<br />

• Peter Keizers (LIC) ontving van NWO een VENI subsidie voor<br />

het project ‘Het pad van medicijn afbraak’.<br />

viDi<br />

• Patricia Beldade (IBL) ontving van NWO een VIDI subsidie<br />

voor het project ‘Hoe oude genen nieuwe functies leren’.<br />

• Henk Hoekstra (Sterrewacht) ontving van NWO een VIDI<br />

subsidie voor het project ‘Een donker heelal’.<br />

Faculteit der Wiskunde & Natuurwetenschappen<br />

Voorgedragen docenten voor de Facultaire Onderwijsprijs 2008:<br />

Mark Overhand (LST), Paul van der Werf (Sterrenkunde), Lies<br />

Bouwman (Scheikunde), Harald van Mil (Biologie), Hendrik Jan<br />

Hoogeboom (Informatica), Ludo Juurlink (MST), Ronald van Luijk<br />

(Wiskunde) en Nora Goosen (BFW).<br />

Daar komen nog acht prijswinnaars bij, want wij hebben de<br />

weten schappelijke directeuren van onze instituten gevraagd<br />

om de ontdekkingen van 2008 aan te melden. Interviews met<br />

de ontdekkers staan in dit boekje en op de website:<br />

www.science.leidenuniv.nl/ontdekkervanhetjaar.<br />

Op deze website kunt u uw stem uitbrengen op degene die volgens<br />

u de Ontdekker van het Jaar 2008 is. Daarnaast is er een wetenschappelijke<br />

jury die ook een Ontdekker van het Jaar kiest.<br />

De publiekswinnaar en de juryprijswinnaar krijgen op 5 januari<br />

2009, tijdens de nieuwjaarsreceptie in de hal van het Gorlaeus,<br />

de C.J. Kokprijs uitgereikt. We wensen u veel leesplezier.<br />

Het bestuur van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen,<br />

Chantal Stoffelsma<br />

Gert Jan van Helden<br />

Edgar Groenen<br />

Sjoerd Verduyn Lunel<br />

7


8<br />

“Jammer dat je geen puur wetenschappelijke studie gaat doen, zoals natuurkunde of wiskunde”, zei de leraar natuurkunde van Robbert<br />

de Haan (28) toen die het voornemen uitsprak om informatica te gaan studeren. Ook goed, dacht de leerling, dan doe ik wiskunde erbij.<br />

Dat bleek te kunnen: aan de Uva haalde hij in beide disciplines zijn master. Daarna werd het wiskunde: een promotieplaats op het Centrum<br />

voor Wiskunde en informatica in amsterdam, omdat daar net een groep werd opgezet die zich richtte op een onderwerp dat hem<br />

interesseert: de cryptografie. Begin 2009 zal hij zijn proefschrift in Leiden verdedigen.


ROBBERT DE HAAN MatHeMatiSCH inStitUUt (Mi)<br />

SLEUTELS EN VERSLEUTELEN:<br />

REKENEN TEGEN DE VIJAND<br />

Op de tafel in het vensterloze vergaderzaaltje ligt een handvol<br />

viltstiften. allerlei kleuren, kriskras door elkaar. Welke stift zal het<br />

nog doen? De ‘sleutel’ voor de oplossing van dit vraagstuk is in het<br />

zaaltje aanwezig. “iedereen gebruikt oranje,” zegt Robbert de Haan<br />

met een blik op het bord aan de muur, “dus de oranje stift zal het<br />

wel doen.” een uurtje later staat het bord vol met schetsen en vak-<br />

termen in die kleur. Ze gaan over het vervoeren van boodschappen<br />

langs wegen die misschien niet veilig zijn. en over het nemen van<br />

beslissingen als je misschien in slecht gezelschap bent.<br />

in beide situaties is de wiskunde je vriend en beschermer.<br />

Je moet alleen weten hoe.<br />

Al tientallen jaren worden er in de wiskunde bergen verzet om te<br />

zorgen dat berichtenverkeer niet door onbevoegden kan worden<br />

onderschept en daarna gelezen en misschien wel veranderd. Dat was<br />

ooit belangrijk voor generaals en bankiers, maar tegenwoordig weten<br />

ook niet zo wiskundig geschoolden dat je bij telebankieren of bij het<br />

op internet bestellen van een nieuwe stofzuiger maar beter ‘https://’<br />

in het adres kunt hebben staan.<br />

De crypto-techniek die daarachter zit, versleutelt de gegevens tot een<br />

onbegrijpelijke letterbrij. Alleen wie de juiste sleutel kent, kan de<br />

tekst weer begrijpelijk maken. Voorlopig althans. Dat komt doordat<br />

het versleutelen en ontsleutelen gebeurt met berekeningen die in één<br />

richting gemakkelijk zijn en in een andere richting ‘vooralsnog<br />

moeilijk’. Iedereen moet na het voltooien van de basisschool kunnen<br />

uitrekenen dat 11 * 36 * 83 gelijk is aan 32868. Uitzoeken van welke<br />

drie factoren 32868 het product is, is veel lastiger. Een soortgelijke<br />

vorm van ‘eenrichtingswiskunde’ werkt met machtsverheffen en<br />

worteltrekken.<br />

Digitale gluurders<br />

Sterke cryptografie leidt het versleutelen langs de gemakkelijke kant<br />

van dat soort berekeningen en dwingt de digitale gluurder juist in de<br />

moeilijke hoek. Door bij het versleutelen sommen met flink lange<br />

getallen te gebruiken, heeft die gluurder zelfs met enorme computers<br />

nog zeeën van tijd, of enorm veel geluk nodig om de puzzel te<br />

kraken. Reden genoeg om het op te geven.<br />

Tenzij... de vooruitgang de cryptografie inhaalt. Computers worden<br />

steeds sneller, dus ooit is de boodschap misschien wel gemakkelijk te<br />

ontcijferen. Of op een goede (en dus kwade) dag ontdekt een<br />

wiskundige hoe je gemakkelijk grote getallen factoriseert.<br />

Misschien zal ooit de kwantumcomputer zijn opwachting maken,<br />

die op een heel andere manier rekent en daardoor niet erg onder de<br />

indruk zal zijn van lange getallen.<br />

Er is echter ook een andere manier om versleutelde boodschappen te<br />

9


10<br />

ROBBERT DE HAAN<br />

bezorgen, vertelde promotor Cramer zijn nieuwe promovendus.<br />

Een die niet afhankelijk is van ons vertrouwen in voldoende trage<br />

computers of voldoende moeilijke sommen. Deze methode,<br />

waarmee vier onderzoekers in 1992 voor de dag kwamen, was in<br />

2004 door andere onderzoekers in een artikel afgerond. De Haan<br />

moest het maar eens bekijken.<br />

“Maar terwijl ik daarmee bezig was, heb ik dat artikel ‘gebroken’.<br />

Het was op dat moment al gepubliceerd, als bijdrage aan een<br />

belangrijk congres; het bleek echter helemaal niet te kloppen.<br />

Toen heb ik het zelf overgedaan, en dat heb ik een paar jaar na<br />

hun artikel op hetzelfde congres gepresenteerd. Dat was niet<br />

leuk voor ze.”<br />

Perfect veilig<br />

De ‘Perfect Veilige Berichtoverbrenging’, zoals de methode officieel<br />

heet, berust op het tegelijk versturen van een boodschap via<br />

verschillende wegen. Dat zouden meerdere telefoonlijnen kunnen<br />

zijn, of het internet plus de telefoon plus de post. Bij gewone<br />

cryptografie probeer je met versleuteling te voorkomen dat een<br />

spion de boodschap onderschept en ontcijfert.<br />

Bij deze ‘meerkanaals cryptografie’ ga je er vanuit dat de boodschap<br />

wordt onderschept, maar niet via alle kanalen. Door nu de boodschap<br />

op te splitsen in een groot aantal kleine fragmentjes en die<br />

door elkaar gehusseld via de verschillende routes te versturen, kun je<br />

de schade beperken. Sterker nog, door dat husselen op een wiskundig<br />

slimme manier te doen, kan de afluisteraar zelfs geen stukje van<br />

de boodschap lezen via de kanalen die hij in zijn macht heeft, maar<br />

kan de ontvanger desondanks de hele boodschap ontcijferen, ook al<br />

is een aantal kanalen compleet geblokkeerd.<br />

“Het werkt als de tegenstander minder dan een derde van de kanalen<br />

in handen heeft”, vertelt De Haan. “En als je toelaat dat de ontvanger<br />

van de boodschap ook weer berichten terugstuurt, dan mag de<br />

vijand er nog meer hebben, als het maar niet de helft is.”<br />

Wat hij uiteindelijk bijdroeg aan deze vorm van communicatie is een<br />

definitieve uitspraak over de efficiëntie waarmee deze methode door<br />

computers kan worden uitgevoerd. Al is de wiskunde nog zo elegant,<br />

een cryptografisch systeem waar je vele megabytes voor moet<br />

overpompen om een korte tekst veilig te vervoeren, is niet echt<br />

praktisch.<br />

De Haan toonde aan dat het aantal bits dat je moet zenden om een<br />

bepaalde tekst bij de ontvanger te krijgen, evenredig toeneemt met<br />

het aantal communicatiekanalen dat je gebruikt. In wiskundige ogen<br />

wil dat zeggen dat de kosten in de vorm van rekenwerk draaglijk<br />

blijven. Eerlijk geeft hij toe: “Dat resultaat was voor grote boodschappen.<br />

Het was niet duidelijk of het altijd gold. Daardoor zou<br />

het protocol dat je gebruikt minder efficiënt kunnen zijn bij het<br />

versturen van erg korte boodschappen.”<br />

“Maar iemand anders heeft na het lezen van mijn artikel gezien dat<br />

je met een aanpassing van een specifiek deel van mijn methode ook<br />

kunt garanderen dat het lineair gaat met kleinere boodschappen.<br />

Dat is heel welkom, want daarmee is de methode in meer situaties<br />

bruikbaar – al is het natuurlijk een beetje jammer dat ik dat zelf niet<br />

had gezien.”<br />

Bas den Hond


Rekenen met valsspelen<br />

Behalve over het overbrengen van berichten waarbij<br />

misschien ‘de vijand’ meeluistert, gaat het proefschrift<br />

van De Haan ook over het maken van een berekening<br />

door een groep computers waarvan ‘de vijand’ er<br />

misschien een paar in handen heeft.<br />

Een situatie waarin je zo’n ‘groepsberekening’ zou willen<br />

maken is stemmen. In de praktijk gaat dat altijd via een<br />

stembureau, maar als er om wat voor reden ook geen<br />

stembureau is dat iedereen vertrouwt, kun je het ook<br />

zonder proberen: iedere kiezer heeft een computer, en die<br />

levert aan iedere andere kiezerscomputer een gegeven, de<br />

stem; samen berekenen ze de uitslag.<br />

Moet je in die omstandigheden alle computers kunnen<br />

vertrouwen, of kan het met minder toe? Ja, bewezen<br />

onderzoekers op het vakgebied van het ‘Perfect Veilige<br />

Groepsrekenen’. Door de computers via een speciaal<br />

protocol informatie te laten uitwisselen en dingen voor<br />

elkaar te laten uitrekenen, kun je ‘valsspelers’ buitenspel<br />

zetten en een juiste uitslag garanderen.<br />

De getallen die ze vonden doen denken aan die uit de<br />

cryptografie: het kan veilig als de vijand minder dan een<br />

derde van de computers in handen heeft. Onder bepaalde<br />

voorwaarden kan het zelfs in nog minder gunstige<br />

omstandigheden goed gaan zo lang hij maar minder dan<br />

de helft heeft.<br />

Ook hier leverde De Haan een bijdrage aan de efficiëntie<br />

van de gebruikte protocollen, zodat de benodigde<br />

communicatie tussen al die computers niet teveel stijgt<br />

naarmate ze talrijker zijn. Hij zegt: “Daaraan vind ik<br />

vooral leuk, dat ik er een paar gebieden uit de wiskunde<br />

voor gebruikte waarvan niemand tot nu toe dacht dat ze<br />

er iets mee te maken konden hebben. Dat het de methode<br />

praktischer maakt, is mooi meegenomen, maar dat staat<br />

voor een wiskundige niet op de eerste plaats.”<br />

ABC DEF GHJ KLM NPQ RST<br />

BCA<br />

LMK<br />

BCA<br />

ABC<br />

KLM<br />

EFD<br />

ZENDER<br />

HJG<br />

GHJ<br />

RST<br />

Boodschap<br />

versleutelen<br />

ABC DEF GHJ KLM NPQ RST<br />

ONTVANGER<br />

‘Perfect Veilige Berichtoverbrenging’ berust op het versturen<br />

van een boodschap via verschillende wegen tegelijk. Door de<br />

boodschap op te splitsen in een groot aantal kleine fragmentjes<br />

en die door elkaar gehusseld via de verschillende routes te<br />

versturen, kun je de schade van onderschepping beperken.<br />

LMK<br />

Versleutelde onderdelen<br />

van de boodschap via<br />

meer kanalen versturen<br />

Onderdelen<br />

decoderen<br />

In de juiste<br />

volgorde plaatsen<br />

PQN<br />

NPQ<br />

DEF<br />

STR<br />

HJG<br />

PQN<br />

STR<br />

EFD<br />

11


12<br />

timon idema studeerde in 2004 in Leiden cum laude af in de natuurkunde en in 2005 – eveneens cum laude – in de wiskunde. Sinds 2005<br />

is hij aio in de theoretische Biofysica bij het instituut-Lorentz. Stefan Semrau studeerde fysica in aken, en is sinds 2005 aio bij de afdeling<br />

Fysica van Levensprocessen. Beiden hopen in 2009 te promoveren.


Dat ze de kiem van het leven bestuderen is wat ver gezocht.<br />

vaststaat dat natuurkundigen timon idema en Stefan Semrau,<br />

onderzoekers bij LiOn, bijdragen aan de kennis over het ontstaan<br />

van cellen. in een unieke samenwerking tussen de theoreticus en<br />

de experimentator werd duidelijk hoe primitieve cellen zich<br />

natuurlijk kunnen organiseren: in de vorm van een pinda.<br />

“Als je ons in een kroeg zou afluisteren dan hoor je heus wel over<br />

andere zaken dan alleen integralen en elektronenmicroscopie”,<br />

vertelt Timon Idema met een brede grijns. “Jawel, we hebben het<br />

ook wel over bier of voetbal”, vult Stefan Semrau aan. “Hoewel,”<br />

volgt aarzelend in koor, “eigenlijk alleen als het om Nederland<br />

– Duitsland gaat.” Semrau en Idema zijn onderzoekers in opleiding<br />

namens de Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie<br />

(FOM). Ze werken in Leiden: Idema bij Theoretische Biofysica en<br />

de Duitser Semrau bij Fysica van Levensprocessen.<br />

De samenwerking tussen de twee natuurkundigen begon een paar<br />

jaar geleden toen Semrau uit het Duitse Aken kwam om speciaal in<br />

Nederland zijn promotieonderzoek te kunnen doen. Wie de fysica<br />

van levensprocessen wil bestuderen heeft de laboratoria niet voor<br />

het uitkiezen. Idema studeerde in Leiden zowel wiskunde als<br />

natuurkunde en vond hier zijn plaats. Een kleine drie jaar geleden<br />

begonnen ze beiden aan hun promotieonderzoek, om dat – als<br />

alles meezit – eind 2009 af te ronden.<br />

TIMON IDEMA & STEFAN SEMRAU (LiOn)<br />

VAN METEN, MODELLEN EN MEMBRANEN<br />

De twee natuurkundigen onderzoeken de eigenschappen van<br />

membranen en het ontstaan van zogenaamde lipide vlotten. Ieder<br />

vanuit zijn eigen achtergrond: de één geschoold als theoreticus, de<br />

ander vaardig in de experimentele aanpak. “Een lipide vlot is een<br />

gebied in een membraan dat een belangrijke rol speelt in biologische<br />

processen”, legt Idema uit. “Processen zoals het immuunsysteem en<br />

de manier waarop virussen een cel binnendringen.” Lipide (‘vette’)<br />

vlotten, in het vakgebied beter bekend onder het Engelse raft,<br />

kunnen in samenstelling afwijken van hun omgeving.<br />

“Door het aanbrengen van structuur in het membraan kunnen de<br />

vlotten eiwitten vervoeren en aansturen”, vertelt Semrau, om toe te<br />

voegen: “Maar het is niemand nog gelukt om het bestaan van zulke<br />

vlotten in levende cellen direct aan te tonen.”<br />

Het duo deed een poging om aan te tonen dat vlotten in theorie<br />

zouden kunnen bestaan. Daarvoor gebruikten ze kunstmatige membranen<br />

die in opbouw lijken op eenvoudige levende cellen. Semrau<br />

kan kunstmatig membranen nabouwen. “Die zijn wel vele malen<br />

simpeler dan echte cellen. Er zitten bijvoorbeeld geen eiwitten in.”<br />

Pindavorming<br />

De cel van Semrau en Idema bestaat uit een gesloten membraan<br />

van een dubbele laag vetmoleculen met een polaire en een bipolaire<br />

kant; een waterminnende en een waterafstotende kant.<br />

13


14<br />

TIMON IDEMA & STEFAN SEMRAU<br />

Voeg je twee soorten vetten toe aan het medium waarin de cellen<br />

kunnen ontstaan, dan vormen ze na verloop van tijd automatisch<br />

een pindavormige cel met in iedere bol een type membraan.<br />

Wis- en natuurkundige Idema beschreef de vorm van hun membraan<br />

met een model. Hiermee konden beide onderzoekers voor het eerst<br />

de membraaneigenschappen die ze wilden testen, op een betrouwbare<br />

manier voorspellen. Semrau: “Onze kunstmatige membranen<br />

bleken membraanblaasjes te vormen, in een pindavormige balstructuur<br />

die ongeveer even groot waren als een typische cel.”<br />

In een dergelijk blaasje bleken de gezochte vlotten voor te komen en<br />

ook stabiel te zijn, ontdekten de onderzoekers onder de microscoop.<br />

Dat was nieuws. Uit vergelijkingen van de resultaten met bestaande<br />

modellen voor levende cellen bleek dat de vlotten maar tien<br />

nanometer groot kunnen worden. Opnieuw nieuws. Per stuk<br />

kunnen ze dan slechts een paar eiwitten vervoeren. Idema: “De<br />

vlotten zouden dus best kunnen bestaan in levende systemen<br />

- we moeten alleen op veel kleinere schaal kijken om ze te zien.”<br />

De onderzoekers publiceerden hun resultaten eind februari van<br />

dit jaar in Physical Review Letters.<br />

De pindavorm ontstond in het celmodel van Idema en Semrau<br />

door de wisselwerking van de stijfheid van het membraan en de<br />

lijnspanning tussen het vlotdomein en zijn omgeving. De stijfheid<br />

van het membraan wordt onder meer bepaald door de temperatuur<br />

van het medium waarin de cel zich bevindt, en door de samenstelling<br />

van het membraan. De lijnspanning is de kracht die ontstaat als<br />

verschillende componenten van een membraan niet goed willen<br />

mengen.<br />

Door nauwkeurige metingen te doen aan de fluctuaties van het<br />

pindavormige membraan was Semrau in staat de stijfheid van de<br />

twee componenten te bepalen. Deze fluctuaties zijn maar zo’n<br />

honderd tot tweehonderd nanometer groot, terwijl de doorsnee van<br />

het hele membraan zo’n tien micrometer is. Om zulke precieze<br />

metingen te kunnen doen, gebruikte hij fluorescentie, laserlicht en<br />

een zeer gevoelige digitale camera. Idema beschreef met zijn<br />

wiskundig model de vorm van het oppervlak van de kunstmatige cel<br />

en bevestigde de metingen nagenoeg precies. Zijn formule bestaat<br />

uit een reeks differentiaalvergelijken met één onbekende die vele<br />

malen terugkeert.<br />

geslaagde validatie<br />

De samenwerking in de dagelijkse praktijk betekende vele malen<br />

heen en weer lopen of bellen tussen de tweede en elfde verdieping<br />

van het natuurkundegebouw. Om de experimentele opstelling met<br />

het kunstmatige membraan van Semrau aan te passen aan meetinformatie<br />

uit het model van Idema. En andersom, want het<br />

model werd verbeterd met de waarnemingen uit de opstelling.<br />

Wat je noemt een zeer geslaagde validatie.<br />

Op de vraag wat er eerder was – het model of de meting – volgt een<br />

lichte aarzeling. Maar er wordt dan toch eensgezind gekozen voor de<br />

meting. “We zagen eerst de pinda – twee versmolten bollen met aan<br />

weerskanten een knik – en dat werd de input voor een basismodel<br />

dat al een zeer primitieve vorm van een gesloten membraan<br />

beschreef.”<br />

Idema en Semrau vinden het aardig om bezig te zijn met een<br />

zelforganiserend systeem. Een wetenschappelijke vriendschap die<br />

ertoe leidde om ook in de late uren in de kroeg nog eens door te<br />

praten. Semrau: “Het is puur wis- en natuurkunde maar er is zo<br />

duidelijk een link met het leven, en daarover kun je altijd praten.”<br />

Het team realiseert zich wel de beperkingen van hun bevindingen.<br />

“Levende organismen zijn zo complex, de komende vijftig jaar zal<br />

het niet lukken om een levende cel na te maken of zelfs maar te<br />

modelleren,” denkt Timon Idema. Stefan Semrau knikt instemmend.<br />

Marco van Kerkhoven


De kunstmatige membranen van Semrau bleken membraanblaasjes te vormen in een pindavormige balstructuur die ongeveer even<br />

groot waren als een typische cel. Met Idema’s ‘pindamodel’ konden beide onderzoekers voor het eerst de membraaneigenschappen<br />

die ze wilden testen op een betrouwbare manier voorspellen. Bijschrift van de illustratie uit de betreffende publicatie: Fluorescence<br />

raw data (red: Lo domain, green: Ld domain) with superimposed contour (light blue). Insets: principle of contour fitting; a: intensity<br />

profile normal to the vesicle contour (taken along the dashed line in the main image); b: first derivative of the profile with linear fit around<br />

the vesicle edge (white line). The red point marks the vesicle edge. (Bron: Semrau S, Idema T, Holtzer L, Schmidt T & Storm C, Accurate determination<br />

of elastic parameters for multi-component membranes. PhysRevLett.100.088101)<br />

15


16<br />

De in Jeruzalem geboren Ofer Shir haalde een B.Sc. in de informatica en de natuurkunde aan de Hebrew University of Jeruzalem.<br />

in Leiden haalde hij in 2004 zijn master diploma Computer Sciences. vervolgens promoveerde hij in 2008 bij het LiaCS op het gebied van<br />

evolutionair programmeren (natural Computing group, thomas Bäck). inmiddels past hij aan de Universiteit van Princeton als postdoctoral<br />

fellow zijn expertise in evolutionair programmeren toe in de fysische chemie.


OFER SHIR LeiDen inStitUte OF aDvanCeD COMPUteR SCienCe (LiaCS)<br />

SOORTENRIJKDOM IN<br />

COMPUTERPROGRAMMA’S<br />

“er zijn mensen die zeggen dat we voor god spelen door computerprogramma’s<br />

te laten evolueren. Waar dit onderzoek over gaat is:<br />

laten we dat dan ook maar helemaal doen, en soorten laten<br />

ontstaan.” vanuit Princeton klinkt Ofer Shir over de telefoon niet of<br />

hij het als een verwijt opvat, dat voor god spelen. en informatica is<br />

ook niet zo’n ethisch mijnenveld als bijvoorbeeld gentechnologie.<br />

als de natuur betere computerprogramma’s kan schrijven dan<br />

mensen, waarom dat dan niet laten gebeuren?<br />

En computerprogramma’s schrijven, dat kan de natuur. Shir geeft<br />

het voorbeeld van een op de computer ontworpen spuitmond die<br />

een mengsel van vast en vloeibaar materiaal moest verwerken.<br />

Het is een klassieker van het vakgebied: een computerprogramma<br />

dat een basismodel voor zo’n spuitmond kon tekenen, werd op een<br />

paar punten subtiel gewijzigd, telkens anders, zodat je een paar<br />

verschillende programma’s kreeg die licht verschillende spuitmonden<br />

ontwierpen. Die ontwerpen werden niet gemaakt maar wel<br />

virtueel aan het werk gezet in een computermodel. De ‘ontwerper’<br />

van de beste spuitmond mocht als het ware ‘kinderen krijgen’ die<br />

het allemaal weer iets anders aanpakten.<br />

“Uiteindelijk werd een voor dit doel heel goede spuitmond ontworpen,”<br />

zegt Shir, “met een heel vreemde vorm. Achteraf kunnen we<br />

analyseren waarom hij beter is, maar een mens had dat nooit zo<br />

bedacht. Dat komt door de willekeurigheid die altijd bij evolutie<br />

komt kijken, dat is een enorm krachtige bron.”<br />

Zoals een mens ook nooit kan bedenken waar hij precies terecht zal<br />

komen. Shir werd geboren in Jeruzalem. Hij ging daar naar de<br />

middelbare school en zoals iedere Israëliër ging hij daarna drie jaar<br />

verplicht in het leger. Vechten hoefde hij er niet, maar wat hij wel<br />

deed, kan hij niet zeggen. “Zeker niet over de telefoon. Laten we het<br />

er maar op houden dat het onderzoek was. Dat was prettig, omdat ik<br />

mijn hersenen dan tenminste nog kon gebruiken. Maar het was geen<br />

wetenschappelijk onderzoek, niet iets waarmee je bijvoorbeeld je<br />

wiskunde een beetje bij kon houden. Daar was ik later inderdaad veel<br />

van vergeten. Het was wel iets waar je later in je leven nut van hebt...”<br />

evolutionair programmeren<br />

Na een B.Sc. in zowel de informatica als de natuurkunde aan de<br />

Universiteit van Jeruzalem kwam hij naar Leiden om in de informatica<br />

een masterdiploma te halen. En wat bedoeld was als een Nederlands<br />

jaar, werd een langer verblijf voor een promotie op het gebied van<br />

evolutionair programmeren, een onderwerp waarmee Shir hier pas<br />

kennis maakte. Nu dat proefschrift af is, heeft hij een nieuwe stap<br />

gezet in zijn wetenschappelijke ontwikkeling: hij is aan de universiteit<br />

van Princeton van vakgebied ‘overgelopen’ en past zijn expertise in<br />

evolutionair programmeren nu toe bij een vakgroep fysische chemie.<br />

17


18<br />

OFER SHIR<br />

In zijn Leidse onderzoek bestudeerde hij de volgende stap in zijn<br />

vakgebied: soortvorming. Met andere woorden: het door evolutie<br />

laten ontstaan van meerdere programma’s die allemaal een goede<br />

oplossing geven van het probleem waar ze ‘voor geschapen zijn’.<br />

Dat is een logische stap als je de natuur wilt nadoen. Daar zie je<br />

immers ook meer dan één plant of één dier?<br />

Bij levende wezens komt dat doordat soorten al evoluerend in<br />

een ‘niche’ terechtkomen, een omgeving waarin ze niet al teveel<br />

concurrentie of gevaar ondervinden. Een niche kan een bepaalde<br />

plek zijn, bijvoorbeeld een eiland voor een schildpadsoort die daar<br />

geen natuurlijke vijanden heeft. Maar het kan ook een voedselbron<br />

zijn die de concurrentie links laat liggen. Eten de zebra’s het gras al<br />

op, dan eet de giraf de blaadjes in de bomen wel. Een niche is een<br />

omgeving waar een diersoort succes heeft. Je zou ook kunnen<br />

zeggen: de enige omgeving waar hij niet uitgestorven is.<br />

Pioniers in ecosystemen<br />

In zijn proefschrift beschrijft Shir een aantal voorwaarden waar<br />

een ‘ecosysteem’ voor computerprogramma’s aan moet voldoen.<br />

De belangrijkste die hij heeft gevonden is, dat je elke soort dezelfde<br />

hoeveelheid hulpbronnen moet garanderen. “Je begint met vijf<br />

pioniers. Die krijgen allemaal bijvoorbeeld twintig licht verschillende<br />

nakomelingen, en daarvan kies je de beste. Dat zijn de<br />

‘alfa-mannen’, zij alleen krijgen zelf weer twintig nakomelingen.<br />

Wie de nakomelingen krijgt, bepaalt het succes, niet hoeveel<br />

nakomelingen het zijn.”<br />

Laat je ook de hoeveelheid nakomelingen het succes bepalen, dan<br />

loop je grote kans dat één type computerprogramma totaal gaat<br />

overheersen. Je zou kunnen zeggen dat je daarmee de beste oplossing<br />

voor je probleem te pakken hebt die je met evolutionaire methoden<br />

kunt vinden. “Maar misschien heb jij goede redenen om de op een<br />

na beste oplossing te kiezen”, zegt Shir. “Vanwege de vorm, de grootte<br />

of het materiaal waarin je het wilt maken. En voor de theorie hebben<br />

we natuurlijk de stimulans dat we willen zien hoe dat gaat, soorten<br />

maken.”<br />

Wat dat betreft is het wel vreemd, dat biologen niet zo heel<br />

geïnteresseerd zijn in het werk dat Shir en zijn collega’s in<br />

Nederland en in de VS doen. Computerprogramma’s aanpassen<br />

langs evolutionaire weg wordt al gedaan sinds de jaren zestig.<br />

Al die tijd is in de theo retische biologie flink gesleuteld aan de<br />

details van de evolutietheorie, met name ook als het om het<br />

ontstaan van soorten gaat, en daarover is het laatste woord nog<br />

lang niet gezegd.<br />

“Ik denk dat we aan dat vakgebied iets zouden kunnen bijdragen,<br />

maar ik heb het zelf nooit geprobeerd”, zegt Shir. “En het contact<br />

met de biologen is lastig. We hebben in Leiden wel eens een aantal<br />

bijeenkomsten belegd, en dan glimlachen ze, maar laten toch<br />

merken dat ze het een spel vinden. Er is geen onmin, ze vinden<br />

ons geen concurrentie, ze hadden gewoon niet veel belangstelling.<br />

En er zijn ook taalproblemen, het jargon is in beide groepen heel<br />

anders. Hier in Princeton praat ik ook wel eens met evolutionairbiologen,<br />

maar om echt met ze samen te werken, dat gaat nog een<br />

hele toer worden.”<br />

Bas den Hond


Een klassiek voorbeeld van evolutionair programmeren: een op de computer ontworpen spuitmond die een mengsel van vast en<br />

vloeibaar materiaal moest verwerken. Een computerprogramma dat een basismodel voor zo’n spuitmond kon tekenen, werd op een<br />

paar punten subtiel gewijzigd, telkens anders, zodat je een paar verschillende programma’s kreeg die licht verschillende spuitmonden<br />

ontwierpen. Het eindresultaat was een heel goede spuitmond met een bijzondere vorm die nooit door een mens bedacht zou zijn.<br />

(Bron: http://evonet.lri.fr/CIRCUS2/node.php?node=72)<br />

19


20<br />

Francis vuijsje, Meta de Hoon en Remco van der Burg studeren sterrenkunde in Leiden. Meta voltooide een bacheloropleiding Lucht- en<br />

Ruimtevaarttechniek in Delft voordat ze in Leiden kwam studeren. Haar masteropleiding Lucht- en Ruimtevaarttechniek heeft ze inmiddels<br />

afgerond. Dr. ignas Snellen werkte aan het Royal Observatory in edinburgh voor hij in 2004 bij de Leidse Sterrewacht kwam werken. Hij<br />

maakte onderdeel uit van het team Leidse sterrenkundigen dat er als eerste in de wereld in slaagde om vanaf de aarde de dampkring van<br />

de bekendste exoplaneet (HD209458b) waar te nemen. Studiebegeleider Snellen is tevens docent van het Sterrenkundig practicum-2 voor<br />

Bachelor studenten.


REMCO VAN DER BURG, FRANCIS VUIJSJE, META DE HOON & IGNAS SNELLEN<br />

SteRReWaCHt LeiDen<br />

DE JACHT <strong>OP</strong> REMEFRA<br />

net van de middelbare school af en dan een nieuwe planeet<br />

ontdekken. Het overkwam drie Leidse bachelorstudenten Sterrenkunde.<br />

Of ze nu professionele planetenjagers gaan worden, valt nog<br />

te bezien. Studiebegeleider ignas Snellen: “in onze opleiding is een<br />

zo breed mogelijke oriëntatie heel belangrijk.”<br />

Natuurlijk maakten ze er volop grapjes over, en natuurlijk speelde<br />

het idee regelmatig door hun hoofd. Want laten we eerlijk zijn: als je<br />

een methode bedenkt om naar planeten bij andere sterren te zoeken,<br />

zou het zo maar kunnen dat je er ook echt een vindt. Sterker: Remco<br />

van der Burg, Meta de Hoon en Francis Vuijsje hadden zelfs al een<br />

ludieke naam voor zo’n planeet bedacht. Hij zou Remefra worden<br />

genoemd, naar de eerste letters van hun voornamen. “Maar je gaat er<br />

niet echt serieus van uit”, zegt Remco. Planeten ontdekken? Dat is<br />

iets voor gevestigde astronomen, niet voor Leidse bachelorstudenten.<br />

Toch zaten ze gedrieën op dinsdagavond 6 november 2007 aan tafel<br />

bij Matthijs van Nieuwkerk in het tv-programma De wereld draait<br />

door. Verschenen er nieuwsberichten, interviews en achtergrondartikelen<br />

in kranten en tijdschriften. En publiceerden ze samen met hun<br />

studiebegeleider Ignas Snellen een wetenschappelijk artikel in<br />

Astronomy and Astrophysics. De eerste ‘studentenplaneet’ was een feit.<br />

Het blijkt nog een bijzonder exemplaar te zijn ook.<br />

Voordat hij in 2004 naar Leiden kwam, werkte Snellen aan het<br />

Royal Observatory in Edinburgh. Daar raakte hij geïnteresseerd in<br />

exoplaneten – planeten bij andere sterren dan onze zon. De laatste<br />

tijd worden steeds meer van die exoplaneten gevonden via de<br />

zogeheten overgangstechniek: als je vanaf de aarde precies van opzij<br />

tegen de baan aankijkt, bewegen ze regelmatig voor hun moederster<br />

langs, en onderscheppen ze een klein beetje sterlicht. Om zulke<br />

planeetovergangen te vinden, moet je tienduizenden sterren<br />

nauwlettend in de gaten houden. Of op zoek gaan in bestaande<br />

databases met helderheidsmetingen.<br />

Hoe? Dat mochten sterrenkundestudenten Remco, Meta en Francis<br />

uitzoeken, als onderdeel van hun bacheloronderzoek. “Remco en<br />

Francis deden het grootste deel van het programmeerwerk”, vertelt<br />

Meta, die een paar jaar ouder is dan haar twee mede-ontdekkers en<br />

al een bacheloropleiding lucht- en ruimtevaarttechniek in Delft had<br />

voltooid voordat ze naar Leiden kwam. “Maar,” vult Remco aan, “we<br />

deden echt alles samen. ‘Eén team, één taak’, dat was het motto.”<br />

geluk<br />

Uitgangspunt vormde de publieke database van het Pools-Amerikaanse<br />

OGLE II-project. Met een kleine telescoop op de Las<br />

Campanas-sterrenwacht in Chili was van tienduizenden sterren aan<br />

de zuidelijke hemel op gezette tijden de helderheid bepaald.<br />

Doel van het project: onderzoek aan zogeheten zwaartekrachtlenzen,<br />

21


22<br />

REMCO VAN DER BURG, FRANCIS VUIJSJE, META DE HOON & IGNAS SNELLEN<br />

een compleet andere tak van sport in de astronomie. Maar in die<br />

miljoenen helderheidsmetingen zou je misschien ook planeetovergangen<br />

op het spoor kunnen komen.<br />

Toen de zoekmethode eenmaal was ontwikkeld en beproefd, hadden<br />

Remco, Meta en Francis de slag te pakken. Hoog tijd om ook echt op<br />

planetenjacht te gaan. Francis: “We richtten ons op de vijftienduizend<br />

helderste sterren in de database. De schatting was dat daar één<br />

of hooguit twee planeetovergangen tussen zouden zitten.” Of nul<br />

natuurlijk. “Het was duidelijk dat we echt geluk zouden moeten<br />

hebben”, aldus Snellen. Lang niet alle sterren worden door grote<br />

planeten vergezeld, en dan moet de oriëntatie van de baan ook nog<br />

eens precies goed zijn. “Vanaf het moment dat we echt begonnen te<br />

zoeken, zat de mogelijkheid van een daadwerkelijke ontdekking<br />

echter wel de hele tijd in mijn hoofd”, vult Meta direct aan.<br />

Met een verwachte zoektijd van vijf minuten per ster was direct<br />

duidelijk dat er heel veel computertijd nodig was. In de meivakantie<br />

van 2007 werden bijna alle pc’s van collega-astronomen ‘overgenomen’<br />

om deel te nemen aan de planetenjacht. De hele vierde<br />

verdieping van het Oortgebouw aan de Niels Bohrweg stond dag en<br />

nacht te stampen, en een week later boog het Leidse exoplanetenteam<br />

zich over de resultaten. Remco: “Het programma zegt niet:<br />

‘Er is een planeet gevonden.’ Je moet de kandidaten stuk voor stuk<br />

checken.”<br />

Er waren zo’n achthonderd potentiële sterren ontdekt. In verreweg<br />

de meeste gevallen ging het om ‘vals alarm’. Uiteindelijk bleven er<br />

negen heuse ‘overgangskandidaten’ over. Eén daarvan vertoonde alle<br />

kenmerken van een bona fide exoplaneet. Een slag groter dan Jupiter,<br />

met een omlooptijd van twee dagen, elf uur en veertig minuten. In<br />

een baan rond een ster op vijftienhonderd lichtjaar afstand. Nee, er<br />

ging niet meteen een fles champagne open. “Op zo’n moment moet<br />

je heel nuchter blijven”, zegt Meta. Maar Snellen had er eigenlijk<br />

meteen een goed gevoel over: “Die dag had ik echt het idee dat het<br />

wel eens raak zou kunnen zijn.”<br />

Zekerheid<br />

Absolute zekerheid kwam overigens pas maanden later, toen er<br />

vervolgwaarnemingen aan de ster verricht werden met grote<br />

telescopen in Chili, onder andere met de Europese Very Large<br />

Telescope (VLT). Daaruit bleek dat de planeet ruim anderhalf keer<br />

zo groot is als Jupiter, en dat de ster waar hij omheen draait een<br />

oppervlaktetemperatuur heeft van bijna 6700 graden en bovendien<br />

een hoge rotatiesnelheid heeft. “Nog nooit is er een exoplaneet<br />

gevonden bij zo’n hete, snel roterende ster”, verduidelijkt Snellen.<br />

Vermoedelijk is de gasvormige reuzenplaneet opgezwollen door de<br />

energierijke straling van de ster, hoewel de details van dat mechanisme<br />

nog slecht bekend zijn.<br />

Een tweede artikel over OGLE2-TR-L9b, zoals de Leidse exoplaneet<br />

officieel wordt aangeduid, wordt binnenkort gepubliceerd, eveneens<br />

in Astronomy & Astrophysics. Snellen: “Het is absoluut uitzonderlijk<br />

dat er vakpublicaties voortvloeien uit een bacheloronderzoek.” In de<br />

toekomst hoopt hij met de VLT Survey Telescope nog veel meer<br />

exoplaneten op te sporen. De eerste waarnemingen met de sterk<br />

vertraagde telescoop worden in het voorjaar van 2009 verwacht.<br />

Voor Remco, Meta en Francis is het niet vanzelfsprekend dat ze in de<br />

toekomst in het exoplanetenonderzoek belanden. “Ik ben nog een<br />

groentje natuurlijk,” grijnst Remco, “en voor mijn masteropleiding<br />

doe ik onderzoek op heel andere terreinen.” Datzelfde geldt voor<br />

Francis. “Het is een leuk onderwerp,” zegt ze, “maar er zijn zo veel<br />

leuke onderwerpen in de sterrenkunde.” Meta tenslotte heeft<br />

inmiddels haar masteropleiding lucht- en ruimtevaarttechniek<br />

afgerond, en twijfelt of ze er ook nog een master sterrenkunde aan<br />

vast plakt. “Want uiteindelijk ligt mijn interesse toch vooral bij de<br />

techniek.”<br />

Govert Schilling


Het bovenste paneel laat een schematische weergave zien van een exoplaneet (rood) die voor haar ster langs gaat. Omdat een klein<br />

gedeelte van de ster hierdoor wordt verduisterd, zal de ster gedurende de overgang iets minder helder lijken (middelste paneel). Het<br />

onderste paneel laat de door de Leidse studenten ontdekte lichtcurve zien. De ster vertoont eens in de 2,5 dagen net zo’n dipje als<br />

door het model voorspeld.<br />

23


24<br />

Michael Stech (1970) studeerde biologie in Bonn en promoveerde in Berlijn. De studie van mossen – naamgeving, verspreiding en<br />

evolutie – vormt de rode draad in zijn carrière. Hij schreef een tweede proefschrift in Berlijn, wat in Duitsland vereist is voor wie<br />

hoogleraar hoopt te worden. Maar zijn toekomst ligt waarschijnlijk in Leiden, waar hij een aanstelling kreeg als universitair docent<br />

bij het nationaal Herbarium nederland.


MICHAEL STECH natiOnaaL HeRBaRiUM neDeRLanD (nHn)<br />

MOSSENRAADSEL <strong>OP</strong>GELOST<br />

al als jongetje in Duitsland was Michael Stech in de weer met<br />

planten. als dertienjarige begon hij een herbarium, als zeventienjarige<br />

specialiseerde hij zich in mossen en schreef hij daar twee<br />

artikelen over. Dat enthousiasme is gebleven. Stech boog zich over<br />

het wonderlijke verspreidingspatroon van een groepje mossen met<br />

de naam echinodium. Ze zijn te vinden op eilanden in de atlantische<br />

Oceaan (azoren, Madeira en Canarische eilanden) én helemaal aan<br />

de andere kant van de aarde, in het Pacifisch gebied rond nieuw-<br />

Zeeland. verder nergens. Stech loste dit raadsel op.<br />

Mossen trekken veel minder aandacht dan bloemplanten, zelfs<br />

bij biologen. Ze vallen minder op. Maar bekijk je ze met de loep<br />

of onder de microscoop, dan blijkt er een grote diversiteit onder<br />

mossen te bestaan. Ze vormen een belangrijk onderdeel van bijna<br />

alle ecosystemen. Dat waren de redenen dat Stech er juist wel<br />

aandacht voor had. Dankzij de beslissing van de Leidse tak van het<br />

Nationaal Herbarium om de mossenstudie na lange tijd weer op te<br />

pakken, kon hij hier aan de slag.<br />

Hij zocht een interessante plek uit voor zijn onderzoek: de Azoren,<br />

Madeira en de Canarische eilanden in de Atlantische Oceaan. Die<br />

eilanden zijn omhooggekomen vulkanen van 20 miljoen jaar oud,<br />

nooit verbonden geweest met het vasteland. De vraag is dan: waar<br />

komen de planten die er van nature groeien vandaan? En zijn er<br />

soorten bij die op de eilanden zelf zijn ontstaan?<br />

“Van de bloemplanten weten we, dat ze sterk verwant zijn aan de<br />

soorten van het Middellandse-Zeegebied”, vertelt Stech. “Dat is ook<br />

het meest nabij. Maar mossen hebben hele kleine sporen waarmee ze<br />

zich gemakkelijk over grotere afstanden kunnen verspreiden. Het<br />

blijkt dan ook dat er veel mossen op de Atlantische eilanden groeien<br />

waarvan de herkomst in Midden- en Zuid-Amerika ligt, naast<br />

soorten met een oorsprong in Europa, Afrika en Noord-Amerika.”<br />

De vier mossoorten van het geslacht Echinodium stelden de biologen<br />

echter voor een raadsel (nauw verwante soorten vormen samen een<br />

geslacht). De enige andere plekken ter wereld waar ook nog twee<br />

Echinodium-soorten groeiden, liggen namelijk zo ver weg als maar<br />

enigszins mogelijk is: het zuidoostelijke puntje van Australië,<br />

Nieuw-Zeeland, Nieuw-Caledonië en Fiji, kortom: een deel<br />

van het Pacifisch gebied.<br />

toevluchtsoorden<br />

Op het bureau van Stech liggen een paar dichtgevouwen A4-tjes en<br />

krantenpagina’s die hij openmaakt om de verschillende Echinodiummossen<br />

te laten zien die er in zitten. Ze lijken allemaal sprekend op<br />

elkaar. Ze zijn vrij groot en struikachtig met onregelmatige vertakkingen<br />

en ze hebben lange spitse blaadjes met een nerfachtige<br />

verdikking in het midden. “Voor de slaapmossen, de grote groep<br />

waartoe deze soorten behoren, zijn dat bijzondere kenmerken”,<br />

vertelt Stech. “Er is weleens iemand geweest die betwijfelde of alle<br />

25


26<br />

MICHAEL STECH<br />

Echinodium-soorten wel nauw met elkaar verwant waren, maar de<br />

overeenkomst in die typische vormen is zo overtuigend, dat daar<br />

nooit echt onenigheid over was.”<br />

Het wonderlijke verspreidingspatroon was de afgelopen honderd<br />

jaar wel onderwerp van discussie. Het idee was, dat het geslacht<br />

Echinodium vroeger op heel veel plaatsen vertegenwoordigd was,<br />

maar nu is teruggedrongen tot een paar laatste toevluchtsoorden.<br />

En inderdaad groeien de soorten op de Atlantische eilanden in<br />

laurierbossen, de restanten van een ecosysteem dat ooit overal in het<br />

Middellandse-Zeegebied voorkwam maar nu bijna geheel verdwenen<br />

is. “De laurierbossen van de eilanden vormen één van de meest<br />

unieke ecosystemen van Europa”, zegt Stech. Ook in het Pacifisch<br />

gebied leven de Echinodium-soorten in restanten oud bos.<br />

Toch blijft het verspreidingspatroon vreemd. Het is wel heel sterk<br />

dat er nergens anders Echinodium groeit. Zo’n raadsel was vroeger<br />

onoplosbaar. Dankzij de mogelijkheid van DNA-analyses kon Stech<br />

de kwestie nu wel aanpakken. Hoe meer verschillen in het DNA<br />

van twee soorten, hoe minder nauw ze aan elkaar verwant zijn,<br />

is het uitgangspunt. Met DNA-onderzoek zijn verwantschappen<br />

te achterhalen.<br />

Frisse blik<br />

Stech bezocht Madeira en vijf van de negen Azoren om mossen te<br />

verzamelen. Uit het Pacifisch gebied was ook materiaal beschikbaar.<br />

Naast de zes Echinodium-soorten (vier Atlantische, twee Pacifische)<br />

analyseerde hij ook DNA van andere slaapmossen: 62 mosplantjes in<br />

totaal.<br />

De stamboom die hij op grond van die analyses heeft gemaakt,<br />

laat in één oogopslag zien wat er aan de hand is. De Echinodiumsoorten<br />

vormen niet één, maar drie takken, en die takken zitten<br />

dichter bij andere soorten dan bij elkaar. Conclusie: de Echinodiumsoorten<br />

zijn helemaal niet zo nauw aan elkaar verwant.<br />

De vorm overeenkomst was misleidend.<br />

De twee Pacifische soorten vormen samen een takje. Daarmee is<br />

meteen het vreemde verspreidingspatroon van tafel: de Pacifische<br />

soorten staan helemaal los van de Atlantische. Ze zijn niet langer<br />

Echinodium-soorten, maar horen thuis in een ander geslacht:<br />

Thamnobryum. Dan is er een tak met drie Echinodium-soorten<br />

van de Atlantische eilanden. Zij blijven Echinodium heten.<br />

En dan de grootste verrassing: de vierde Atlantische Echinodiumsoort<br />

blijkt niet verwant te zijn met de andere drie, maar verhuist<br />

naar het geslacht Isothecium. Stech keek daar ook van op, maar kan<br />

zich nu goed vinden in die uitkomst: “Deze soort ziet er toch wel iets<br />

anders uit, de blaadjes zijn wat minder lang en spits. Als je er met<br />

een frisse blik naar kijkt, past hij heel goed bij andere Isotheciumsoorten.<br />

Dat is het mooie van dit werk. Toen DNA-analyses net<br />

nieuw waren, betwijfelden veel biologen of de resultaten ervan even<br />

bruikbaar waren als uiterlijke kenmerken. Nu blijkt dat DNA-onderzoek<br />

aanvullende gegevens levert die de vormkenmerken kunnen<br />

ondersteunen.”<br />

aanpassingen<br />

Het idee is nu dat de voormalige Echinodium-soorten uit drie<br />

verschillende voorouders zijn ontstaan, waarschijnlijk op de plaats<br />

waar ze nu groeien. De vraag is dan nog wel waarom ze zo verraderlijk<br />

veel op elkaar lijken. Stech schrijft dat toe aan hun overeenkomstige<br />

leefomgevingen, waaraan ze zich hebben aangepast met een<br />

overeenkomstige vorm van takken en blaadjes.<br />

De herkomst van de Atlantische mossen is nog niet helemaal<br />

opgelost. Van Isothecium komen soorten voor in Europa; de<br />

Nederlandse naam is palmpjesmos. Waar de voorouders van de drie<br />

overgebleven Echinodium-soorten vandaan kwamen, weet Stech nog<br />

steeds niet. “Er zijn duizenden soorten slaapmossen en we hebben<br />

van veel te weinig soorten DNA-gegevens om een definitieve<br />

stamboom te kunnen maken”, legt hij uit. “We weten nog niet met<br />

welke andere soorten de drie Echinodium-soorten het meest verwant<br />

zijn, dus ook niet waar we een voorouder moeten zoeken.”<br />

En daarmee is hij aangekomen bij zijn plannen voor de toekomst:<br />

doorzoeken tot hij ook die vraag heeft beantwoord.<br />

Willy van Strien


Echinodium renauldii is een mossoort<br />

die alleen op de Azoren voorkomt.<br />

Het eiland Madeira is nog tot ca. 20%<br />

bedekt met laurierbossen – een uniek<br />

ecosysteem in het midden van de Atlantische<br />

oceaan.<br />

Echinodium renauldii en vele andere<br />

soorten zijn bedreigd omdat op de<br />

Azoren (hier op het eiland Terceira) nog<br />

maar restanten van de oorspronkelijke<br />

laurierbossen te vinden zijn.<br />

27


28<br />

Martijn verdoes studeerde scheikunde aan het HLO in Leiderdorp, om zijn studie aan de Universiteit Leiden te vervolgen in de synthetischorganische<br />

chemie. Ook zijn promotieonderzoek deed hij op het grensvlak van biochemie en de synthetische chemie. Hij hoopt als postdoc<br />

zijn onderzoek te kunnen vervolgen aan de University of Stanford.


MARTIJN VERDOES LeiDS inStitUUt vOOR CHeMiSCH OnDeRZOek (LiC)<br />

CHEMIE VOL K<strong>OP</strong>PELINGEN<br />

Synthetisch-organische chemie en biochemie: twee ogenschijnlijk<br />

volslagen verschillende takken van de chemie. toch kunnen ze<br />

verenigd zijn in één onderzoeker, wat het geval is bij Martijn<br />

verdoes. in zijn promotieonderzoek weet hij het beste van beide<br />

te combineren.<br />

“Eigenlijk heb ik in mijn loopbaan weinig bewuste keuzes gemaakt,<br />

maar ben ik telkens een volgende stap ingerold”, vertelt Martijn<br />

Verdoes. “Iets bleek leuk en dan ging ik ermee verder.” Zijn loopbaan<br />

in de scheikunde begon met een studie aan het HLO in Leiderdorp.<br />

“Op een gegeven moment moest ik kiezen tussen de biomedische en<br />

de chemische richting. Ik koos toen voor de scheikunde. Vooral<br />

omdat je daarbij tenminste ziet waar je mee bezig bent, en dus niet<br />

alleen met microliters aan het werken bent.” Het HLO bleek niet zijn<br />

eindpunt. “Daar leerde ik vooral hoe ik proefjes moest doen, maar ik<br />

kreeg er te weinig achtergrond. Die achtergrond interesseerde me<br />

juist wel. Daarom ben ik naar de Universiteit Leiden doorgestroomd.”<br />

Daar ging hij verder met de ‘harde scheikunde’: synthetisch-<br />

organische chemie. Verdoes: “Daarbij werk je naar het eindmolecuul<br />

toe, dat probeer je te maken. Het is een beetje puzzelen. Het is altijd<br />

leuk als je je doel hebt bereikt. Maar als je het eenmaal in handen<br />

hebt, dan is het ook klaar. Je schrijft het op en dan gaat die stof bij<br />

wijze van spreken gelijk het afvalvat in.”<br />

grensvlak<br />

Daar kwam verandering in bij zijn tweede stage, in Boston, waar hij<br />

werkte aan een project op het grensvlak van biochemie en chemie.<br />

“Ik merkte toen hoe leuk dit soort onderzoek is. Je hebt nog steeds<br />

de genoegdoening van het maken van een mooi molecuul, maar<br />

daarna kun je er nog een heel project mee uitvoeren.” Terug in<br />

Leiden ging hij daarom vergelijkbaar promotieonderzoek doen.<br />

Hij legt uit: “Ons project gaat over het selectief labellen van eiwitten<br />

om ze zichtbaar te maken en te isoleren. Ik heb daarvoor moleculen<br />

gemaakt en ze in cellen getest.”<br />

Hij kwam op het idee door een eerder project. “Ik had moleculen<br />

gesynthetiseerd waarmee je specifiek het proteasoom kunt labelen:<br />

het eiwitcomplex dat in een cel oude en beschadigde eiwitten in<br />

stukjes knipt.” Deze synthetische moleculen beschikten zowel over<br />

een chemische groep die specifiek reageert met het proteasoom, als<br />

over een fluorescente groep. “Het voordeel van deze probe was dat je<br />

er het proteasoom gemakkelijk mee zichtbaar kon maken. Je kunt<br />

dus snel zien waar je eiwit zit en hoeveel het is. Dan kun je kijken<br />

hoe goed bijvoorbeeld remmers van het proteasoom werken.<br />

Maar daarmee hielden de mogelijkheden op.”<br />

Hij wilde daarom een soortgelijk molecuul maken met veel meer<br />

potentie. Een molecuul dat je, naast specifiek labellen en zichtbaar<br />

29


30<br />

MARTIJN VERDOES<br />

maken, ook kunt gebruikten om een eiwit te karakteriseren. Zulke<br />

moleculen heeft hij ontworpen, gesynthetiseerd én getest op cellen.<br />

Drie functies<br />

De moleculen bestaan uit drie delen, die de drie verschillende<br />

functies uitvoeren (zie afbeelding). Aan de ene kant zit een groep die<br />

specifiek een actief eiwit herkent en eraan bindt. Aan de andere kant<br />

zit een reactieve chemische groep – een azide. Die kan later voor een<br />

andere reactie gebruikt worden, bijvoorbeeld om het gelabelde eiwit<br />

te koppelen aan biotine, zodat het eiwit gemakkelijk geïsoleerd en<br />

gekarakteriseerd kan worden. En deze twee groepen zitten aan elkaar<br />

vast met een fluorescerende ‘linker’, de derde functie.<br />

Wat kun je nu met zo’n molecuul? “Als specifieke groep heb ik een<br />

groep gebruikt die aan het proteasoom bindt. Het molecuul kun je<br />

aan cellen toevoegen en het bindt dan covalent aan proteasomen.<br />

Vervolgens kun je dankzij de fluorescente groep zien dat je iets hebt<br />

gelabeld. Door de inhoud van de cel vervolgens op een eiwitgel te<br />

zetten, zie je ook hoe groot het gelabelde eiwit is.”<br />

Dan is er nog de tweede reactieve groep. Verdoes: “Daarmee kun je<br />

het gelabelde eiwit aan biotine koppelen en vervolgens het eiwit<br />

gemakkelijk isoleren en karakteriseren. Zonder die biotine vis je veel<br />

te veel andere eiwitten tegelijk mee uit de cel en dat verhindert de<br />

karakterisering.” Het is de eerste keer dat zo’n ‘fluorofoor’ met twee<br />

handige reactieve groepen is gemaakt.<br />

En het bleek ook nog goed te werken. Verdoes kon met zijn eigen<br />

molecuul het proteasoom zichtbaar maken en koppelen aan biotine.<br />

“De opbrengst was zelfs heel goed. De inhoud van een cel is<br />

chemisch gezien de meest smerige omgeving die je kunt bedenken.<br />

Met overal reactieve groepen. Maar je wilt toch selectief een heel<br />

klein deel van de totale massa laten reageren.” Dat bleek bijzonder<br />

goed te gaan. “Met de juiste condities bleken alle gelabelde eiwitten<br />

met biotine te reageren.” Het werkte ook veel beter dan moleculen<br />

waar biotine al in het begin aan vastzat. “Die zijn groter en hydrofieler<br />

en kunnen daardoor minder gemakkelijk de cel in. Daarom<br />

werken die slechter.”<br />

kanker-biomarkers<br />

Naast nuttig was het onderzoek ook nog leuk om te doen. “Ik vond<br />

het echt fantastisch”, vertelt Verdoes enthousiast. “Het idee krijgen<br />

om zo’n molecuul te maken is al leuk, als het lukt om het te<br />

synthetiseren is het al helemaal mooi en als het dan ook nog doet<br />

wat je wilt, dan is dat natuurlijk geweldig. Vooral de combinatie van<br />

organische chemie en biochemie, die spreekt me al aan sinds mijn<br />

stage in Boston.”<br />

Inmiddels werken Verdoes en zijn collega’s al aan andere toepassingen<br />

voor deze moleculen. Ze kunnen namelijk worden aangepast<br />

om andere eiwitten specifiek te labellen en uit cellen te vissen.<br />

Bovendien zijn ze ook nuttig als tool om bijvoorbeeld de werking<br />

van nieuwe vaccins te begrijpen.<br />

Verdoes zelf? “Ik heb bij het NWO een beurs aangevraagd om naar<br />

Stanford te gaan. Daar wil ik aan een project werken dat eveneens<br />

synthetische chemie en biochemie combineert: met dit soort<br />

technieken hoop ik kanker-biomarkers te maken. Hopelijk leer ik<br />

daar nog meer biochemie, bijvoorbeeld het werken met muizen.<br />

Het betreft alweer een gecombineerd onderzoek met organische<br />

chemie en biochemie. Het zijn ook geen aparte dingen, ze horen bij<br />

elkaar. It’s all about chemistry.”<br />

Elisabeth Meulenbroek


Het principe van tweestapslabelling met de moleculen van Martijn verdoes.<br />

Cellen worden blootgesteld aan het molecuul. Het reageert daar met een specifiek eiwit, bijvoorbeeld het proteasoom. Na het openbreken<br />

van de cellen wordt biotine gekoppeld aan het gelabelde eiwit via een chemische reactie. Met zogenoemde streptavidine beads<br />

kan het gelabelde eiwit vervolgens worden gezuiverd en worden gekarakteriseerd via bijvoorbeeld massaspectrometrie. De fluorescerende<br />

groep (fluorofoor) zorgt dat alle stappen van het proces gemakkelijk kunnen worden gevolgd.<br />

31


32<br />

Freek vonk (1983) raakte op zijn veertiende voor het eerst een slang aan, bij een vriendje thuis. een half jaar later had hij er zelf vijftig.<br />

De scooter waar hij al jaren voor spaarde, kwam er nooit: al zijn geld ging op aan slangen. vonk werkte vijf jaar bij een reptielendierentuin<br />

en ging in 2001 biologie studeren in Leiden, waar hij zich verdiepte in de evolutie van gifslangen. tijdens zijn doctoraalstudie publiceerde<br />

hij driemaal in nature en eenmaal in Science. Onlangs begon hij in Leiden aan een promotieonderzoek.


De nieuwe Steve irwin? Misschien. Hij stort zich inderdaad met<br />

evenveel passie bovenop de gevaarlijkste gifslangen. Hij heeft<br />

datzelfde enthousiasme bij het overbrengen van zijn boodschap.<br />

Maar Freek vonk is ook nog eens een zeer talentvolle wetenschapper.<br />

tijdens zijn studie publiceerde hij al meermalen in toptijd schriften.<br />

nu vervolgt hij als promovendus zijn onderzoek naar<br />

de evolutie van gifslangen.<br />

“Slangen zijn niet alleen maar eng, en wetenschap is niet alleen maar<br />

saai. Die boodschap wil ik graag uitdragen.” Aan het woord is Freek<br />

Vonk, kersverse promovendus bij het Instituut Biologie Leiden. In<br />

juni haalde hij zijn doctoraaldiploma, waarna hij meteen bij dezelfde<br />

afdeling aan de slag kon met een Toptalentbeurs van NWO. Met deze<br />

beurs van 180.000 euro kunnen talentvolle onderzoekers hun eigen<br />

promotietraject invullen. Een prestigieuze zaak. “Ik weet nog goed<br />

dat ik een telefoontje kreeg dat ik de beurs had gekregen,” vertelt hij.<br />

“Dat was op Koninginnedag. Ik stond te dansen en te springen van<br />

vreugde.”<br />

Twee maanden later volgde nog zo’n verrassingsmoment.<br />

Vonk: “Ik was in Israël om slangen te vangen toen ik een e-mail<br />

kreeg: onze slangenfoto was uitgekozen voor de voorpagina van<br />

Nature. Daarmee was ons artikel het coverartikel geworden.<br />

FREEK VONK inStitUUt BiOLOgie LeiDen (iBL)<br />

IN DE BAN VAN SLANGENGIF<br />

Ongelooflijk.” Het artikel in kwestie verscheen eind juli in het<br />

toptijdschrift, met Vonk als eerste auteur. Het ging over de evolutie<br />

van giftanden bij slangen, een onderwerp dat altijd veel discussie<br />

heeft opgeroepen. “Verschillende groepen slangen hebben verschillende<br />

typen giftanden,” vertelt Vonk. “De ‘primitieve’ slangen, zoals<br />

pythons en boa’s, hebben geen giftanden. De ‘geavanceerde’ slangen<br />

hebben giftanden die ofwel voorin, ofwel achterin de bek staan.<br />

Cobra’s en adders hebben ze voorin, maar zelfs die soorten vormen<br />

niet één verwante groep in de slangenstamboom. Ze hebben<br />

bijvoorbeeld verschillende giftanden. Die van cobra’s zijn klein en<br />

onbeweeglijk, terwijl die van adders lang en beweeglijk zijn en in<br />

rust tegen het gehemelte aanliggen.”<br />

embryo’s<br />

Het was vooralsnog onduidelijk hoe deze verscheidenheid aan<br />

giftanden in de loop van de evolutie is ontstaan uit een rij ‘normale’<br />

tanden, zoals die van een python. Zijn giftanden bij de verschillende<br />

groepen slangen onafhankelijk van elkaar geëvolueerd? Of zijn ze<br />

slechts één keer ontstaan? “Giftanden zijn uniek in de dierenwereld,”<br />

zegt Vonk, “dus het zou raar zijn als ze bij slangen meerdere keren<br />

zouden zijn ontstaan, maar nergens anders in de dierenwereld.<br />

Vanuit een evolutionair oogpunt is dat moeilijk te accepteren,<br />

maar toch was dat de gangbare theorie.”<br />

33


34<br />

FREEK VONK<br />

Vonk en zijn begeleider, Mike Richardson, onderzochten daarom<br />

slangenembryo’s van allerlei verschillende soorten, in verschillende<br />

ontwikkelingsstadia. Ze keken daarbij naar de activiteit van één gen<br />

waarvan bekend is dat het bij gewervelde dieren een rol speelt bij<br />

de ontwikkeling van tanden. Ze gebruikten een bepaalde kleurstof<br />

die aantoont waar in het embryo het gen tot expressie komt. “Je ziet<br />

dan duidelijk paars gekleurde gebieden in de kaak,” legt Vonk uit.<br />

“Zo zagen we dat de giftanden bij alle soorten achterin de bek<br />

ontstaan. Ook bij cobra’s en adders, die uiteindelijk alleen giftanden<br />

voorin de kaak hebben.” Die giftanden belanden daar, zo verklaart<br />

Vonk, doordat het achterste gedeelte van de kaak sneller groeit dan<br />

het voorste. Zo worden de giftanden als het ware naar voren geduwd.<br />

Dat verhaal maakt het waarschijnlijker dat de giftanden in de loop van<br />

de evolutie maar één keer zijn ontstaan, en wel achterin de slangenbek.<br />

De onderzoekers toonden verder aan dat giftanden en ‘normale’<br />

tanden zich ontwikkelen uit verschillende tandweefsels. Primitieve<br />

slangen, zoals pythons, hebben maar één tandweefsel. De zogenaamde<br />

‘achtertandgiftige’ slangen, zoals ringslangen, hebben twee<br />

afzonderlijke tandweefsels. Het voorste ontwikkelt zich tot een rij<br />

‘normale’ tanden en uit het achterste ontstaat de giftand. “Om aan te<br />

tonen dat die twee weefsels zich onafhankelijk van elkaar ontwikkelen,<br />

keken we wat er gebeurde als we bij levende embryo’s het<br />

voorste weefsel weghaalden,” vertelt Vonk. “Het achterste weefsel<br />

ontwikkelde zich dan volkomen normaal.” De onderzoekers<br />

concludeerden dat er in geavanceerde slangen een ontkoppeling<br />

heeft plaatsgevonden tussen de voorste en de achterste tanden.<br />

De voortandgiftige slangen, zoals cobra’s en adders, hebben het<br />

voorste tandweefsel in de loop van de evolutie verloren, en het<br />

achterste naar voren verschoven.<br />

De Leidenaren denken dat deze ontkoppeling zo’n zestig miljoen<br />

jaar geleden plaatsvond, bij een primitieve, pythonachtige voorouder<br />

van de moderne slangen. “Door die ontkoppeling konden de<br />

achterste tanden zich ongestoord ontwikkelen tot giftanden,”<br />

aldus Vonk. “We denken dat dit de belangrijkste stap is geweest in<br />

de ontwikkeling van het moderne gifsysteem.” Vonk schreef in 2006<br />

in Nature dat de gifklier zelf al zo’n 140 miljoen jaar daarvóór was<br />

ontstaan, bij een primitieve voorouder van zowel slangen als<br />

hagedissen. Door de ontkoppeling van de achterste tanden konden<br />

de slangen een efficiënt en geavanceerd wapen ontwikkelen,<br />

zo stellen de Leidenaren. Mede daardoor hebben de gifslangen de<br />

hele wereld kunnen veroveren. “Je treft ze overal aan: in boomtoppen,<br />

in oceanen, zelfs in de woestijn,” merkt Vonk op. “Je hebt<br />

zeeslangen, vliegende slangen, slangen van zes meter lang en slangen<br />

die niet groter worden dan tien centimeter. Iedere niche is bezet.<br />

Het gifsysteem heeft zeker aan dat succes bijgedragen.”<br />

Documentaires maken<br />

Tijdens zijn promotietraject wil Vonk niet alleen dieper in de<br />

evolutie van giftanden duiken. Ook allerlei andere bijzonderheden<br />

van slangen hebben zijn belangstelling. “We willen graag het hele<br />

genoom sequencen,” zegt hij. “Slangen zijn een interessante evolutionaire<br />

casus. Ze vormen een schoolvoorbeeld van flexibele lichaamsbouw.<br />

Een langgerekt lichaam, meer dan 300 wervels, geen poten.<br />

We willen graag weten wat daar de genetische basis van is.”<br />

Verder wil Vonk graag tijd besteden aan publieksvoorlichting. Hij<br />

onderhoudt een website over slangen en heeft inmiddels de interesse<br />

gewekt van National Geographic. Zijn plan is om in allerlei gebieden,<br />

zoals de Amazone, voor de camera op zoek te gaan naar gifslangen.<br />

“Ik vind het belangrijk dat mensen zich realiseren hoe bijzonder én<br />

nuttig slangen zijn,” zegt hij. Vonk denkt het populariseren prima te<br />

kunnen combineren met zijn wetenschappelijke carrière. “Alles kan,<br />

als je het maar graag genoeg wilt,” stelt hij. “Ik kan die twee doelen<br />

ook goed met elkaar verweven: tijdens het maken van documentaires<br />

kan ik onderzoeksmateriaal verzamelen.”<br />

Is hij nooit bang dat hij wordt gebeten? “Ik ben altijd op mijn hoede.<br />

Ik duik bovenop die beesten en trek ze overal vandaan, maar alleen<br />

als ik voel dat ’t kan met die slang en onder die omstandigheden.<br />

Het zal wel hetzelfde gevoel zijn dat een autocoureur heeft. Je weet<br />

precies wat je doet, maar je accepteert een bepaald risico.<br />

Een ongeluk zit in een klein hoekje.”<br />

Nienke Beintema


Adult maxillary dentition mapped onto a molecular snake phylogeny to show relative positions of the various fang types.<br />

a, Phylogeny. The evolutionary changes leading from an unmodified maxillary dentition to the different fang types in advanced<br />

snakes are indicated at the nodes:<br />

(1) continuous maxillary dental lamina, no specialized subregions—ancestral condition for advanced snakes;<br />

(2) evolution of posterior maxillary dental lamina—developmental uncoupling of posterior from anterior teeth;<br />

(3) starting differentiation of the posterior teeth with the venom gland;<br />

(4) loss of anterior dental lamina and development of front fangs.<br />

b, c, Adult skulls: lateral views (b); palate, schematic ventral views (c; maxilla coloured, fangs circled). Asterisks indicate species<br />

studied by electron microscopy.<br />

(Bron: Nature 454, 31 July 2008, p. 630-633)<br />

35


36<br />

kai Ye (1977) werd geboren in China. Hij studeerde biologie aan de Universiteit van Wuhan en behaalde daar ook zijn masterstitel in Biopharmaceutical<br />

Science (2003). in 2004 kwam hij op uitnodiging van toenmalig Rector Magnificus Douwe Breimer en Frans Saris, decaan van de faculteit,<br />

naar de Universiteit Leiden. Hij begon bij het Leiden/amsterdam Center for Drug Research (LaCDR) onder leiding van ad iJzerman aan zijn<br />

promotieonderzoek, dat hij in december 2007 afrondde. als postdoc werkte hij tot midden 2008 op het gebied van de farmacochemie in Leiden en<br />

vertrok daarna met een nWO-excellence-beurs voor een jaar naar het european Bioinformatics institute in Cambridge, Uk. Hij kreeg in 2007 de<br />

Outstanding Student abroad-award van de Chinese regering. De promotiedatum van kai Ye is 18 december 2008.


KAI YE LeiDen/aMSteRDaM CenteR FOR DRUg ReSeRaCH (LaCDR)<br />

De manier waarop bepaalde aminozuren qua aantal, volgorde<br />

of patroon ingebed zijn in eiwitketens, zegt iets over hun functie.<br />

Daarom zijn talloze onderzoekers de afgelopen vijftig jaar bezig<br />

geweest met het ontcijferen van ‘de taal des levens’ door reeksen<br />

eiwitten te vergelijken en zogeheten fylogenetische bomen te<br />

construeren. Wat gebeurt er als een virus of een geneesmiddel<br />

een mensenlichaam binnenkomt? Wat verandert er dan in de<br />

eiwitsamenstelling van de cel en hoe kun je dat zien? Onderzoek<br />

daaraan is omvangrijk en tijdrovend, maar is wel essentieel voor<br />

het maken van effectieve geneesmiddelen. Slimme algoritmen die<br />

kai Ye ontwikkelde, leiden tot betere en veel snellere methodes<br />

om grote hoeveelheden eiwitten te vergelijken en te classificeren.<br />

Op aanraden van een docent ging Kai Ye destijds (micro)biologie<br />

studeren. “Want daar is nog het meest te ontdekken en liggen de<br />

uitdagingen voor het oprapen.” Hij studeerde af aan de School<br />

of Pharmacy van de Universiteit van Wuhan met een onderzoek<br />

over de ziekte van Alzheimer. Toen in 2003 enkele Leidse universiteitsbestuurders<br />

deze universiteit bezochten, viel Kai Ye de<br />

bezoekers op als veelbelovend onderzoeker. Het resulteerde in<br />

een uitnodiging. Kai schrapte de VS van zijn verlanglijstje en<br />

reisde af naar Leiden.<br />

Aan het Leiden/Amsterdam Center for Drug Research begon hij<br />

‘TAAL DES LEVENS’<br />

SNELLER ONTCIJFERD<br />

bij Ad IJzerman zijn promotieonderzoek aan GPCR-eiwitten<br />

(de afkorting staat voor G-protein-coupled receptors). Deze eiwitfamilie<br />

is de grootste in het menselijk lichaam, en het aangrijpingspunt<br />

voor tal van geneesmiddelen. De bedoeling was meer te<br />

weten te komen over de interactie tussen geneesmiddelen en<br />

deze eiwitten, door die laatste in meer detail te analyseren.<br />

Kai Ye ontpopte zich volgens IJzerman als een creatief onderzoeker,<br />

die vrij en onvervaard samenwerking zocht met andere<br />

wetenschappers.<br />

Al doende werd Kai Ye bioinformaticus. Hij schrok er niet voor<br />

terug om ICT-methodes te gebruiken die elders in zwang zijn,<br />

zoals sequential pattern mining. Als voorbeeld noemt hij: “Klanten<br />

die een digitale camera kopen, schaffen waarschijnlijk binnen een<br />

maand een memorykaart aan en binnen nog een maand een<br />

fotoprinter. De reeks ‘digitale camera – memorykaart – fotoprinter’<br />

(of c*m*f) noemen we een sequentiepatroon. Zo’n patroon omvat<br />

bepaalde regels en is bruikbaar voor voorraadmanagement en<br />

marketing.”<br />

Hij vervolgt: “Iets dergelijks kun je ook doen met eiwitten en eiwit -<br />

families, van nature geordende verzamelingen van aminozuren.”<br />

Uitgaande van RELIEF – een geavanceerde machine-learning-techniek<br />

ofwel een zelflerend computerprogramma – ontwikkelde hij<br />

37


38<br />

KAI YE<br />

multi-RELIEF voor de identificatie van groepjes aminozuren<br />

die binnen bepaalde clusters gelijk zijn, maar tussen die clusters<br />

verschillen. Een tweede methode hiervoor baseerde hij op<br />

zogenoemde informatie-entropie of Shannon-entropie.<br />

Ook slaagde hij erin zes nieuwe algoritmen te ontwikkelen waarmee<br />

je ongeordende reeksen eiwitten kunt doorlopen en direct regelmatig<br />

voorkomende, biologisch functionele patronen kunt opsporen.<br />

Tot nu toe kon dat alleen in reeksen die eerst geordend waren.<br />

Kai Ye’s vinding betekent een enorme tijdwinst, terwijl het resultaat<br />

ook betrouwbaarder is. Bovendien, aldus Ye, kun je de gevonden<br />

patronen als een soort vingerafdrukken beschouwen waarmee je<br />

een zogenoemde afstandenmatrix kunt berekenen: hoe ver zijn<br />

verschillende eiwitten evolutionair gezien van elkaar verwijderd.<br />

Uit die kennis kun je een fylogenetische boom opbouwen.<br />

Zo wordt duidelijk hoe eiwitfamilies geëvolueerd zijn.<br />

Samenwerking met LiaCS<br />

Kai Ye zegt er trots op te zijn dat het hem gelukt is zulke goede<br />

bioinformatica-resultaten te boeken, terwijl hij bij de aanvang van<br />

zijn promotieonderzoek wel programmeerervaring had, maar amper<br />

thuis was in informatica. Samenwerking met onderzoekers van het<br />

LIACS bracht daar verandering in. “Van programma gebruiker werd<br />

ik programmamaker, samen met mijn biologische achtergrond een<br />

vruchtbare combinatie.” Het resulteerde in verschillende bioinformatica-artikelen.<br />

Ook merkte hij hoe belangrijk het is om niet alleen de juiste<br />

algoritmen te ontwikkelen, maar om ook voor een goede implementatie<br />

te zorgen. Dat levert veel meer citaten en waardering op.<br />

Ye’s methoden en technieken worden nu over de hele wereld<br />

gebruikt (“Exciting!”), terwijl dat met minder gebruikers -<br />

vriendelijke methodes van anderen niet het geval is.<br />

Momenteel verblijft Kai Ye in een soort luilekkerland: het European<br />

Bioinformatics Institute in Cambridge. Hij werkt mee aan het<br />

1000-Genome project van het PANDA-team. “Stel je maar voor:<br />

in Leiden werkte ik samen met enkele bioinformatici – hier zijn het<br />

er vierhonderd. Allemaal experts!”. Hij verdiept zich in DNA. Tot nu<br />

toe werd aangenomen dat ruim 95% van ons erfelijk materiaal<br />

nutteloos is, vandaar de naam junk-DNA. Ye: “Ik kan me dat<br />

eigenlijk niet voorstellen, dus dat wil ik uitzoeken.”<br />

Afgezien van dit probleem liggen er nog talloze uitdagingen op hem<br />

te wachten. Zijn promotor Ad IJzerman adviseert de Engelsen Kai<br />

lekker zijn eigen gang te laten gaan, om optimaal te profiteren van<br />

diens creativiteit. Hij voorziet een gouden toekomst voor Kai Ye.<br />

Godelief Nieuwendijk


Entropy of Class-A GPCRs<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

0<br />

3.32<br />

6.37<br />

5.48<br />

3.25<br />

3.50<br />

3.43<br />

5.35<br />

4.47<br />

Binding site<br />

Conserved<br />

Extracellular end of helices<br />

Helix-helix interaction<br />

Facing membrane<br />

Mixed region<br />

20 40 60<br />

Sum of subfamilies’ entropies<br />

Clustering positions in the two-entropies plot into different<br />

functional categories. The magenta dots ◆, for instance, refer<br />

to individual amino acids that are highly conserved, probably<br />

playing a role in the activation mechanism of the receptors.<br />

Numbers refer to specific amino acid positions in the receptors,<br />

such as red-dotted 3.32 ● in the third trans-membrane domain,<br />

which supposedly plays an important role in drug binding.<br />

The red dots ● in the two-entropies plot correspond to the red<br />

amino acids ✕ in the receptor structure. They are lining the<br />

(yellow) ligand-binding site.<br />

39


40<br />

Fascinated by snake venom<br />

by Freek Vonk<br />

Freek Vonk was fourteen years old when he first handled a snake,<br />

at a friend’s house. Six months later he had fifty snakes of his own.<br />

The scooter that he had spent years saving for never materialised.<br />

Could he be the new Steve Irwin? Quite possibly. He exhibits the<br />

same passion when launching himself at even the most dangerous<br />

snakes, and the same enthusiasm in getting his message across.<br />

But Vonk is also a highly talented scientist. While studying for his<br />

master’s degree he published three articles in Nature and a further<br />

article in Science. Now, as a PhD candidate, he is continuing his<br />

research into the evolution of venomous snakes.<br />

‘the language of life’ deciphered faster<br />

by Kai Ye<br />

The way in which particular amino acids are embedded in protein<br />

chains, in terms of number, sequence or pattern, says a great deal<br />

about their function. This explains why over the past fifty years<br />

countless researchers have worked on deciphering ‘the language of<br />

life’ by comparing series of proteins and constructing what are<br />

known as phylogenetic trees. What happens when a virus or<br />

ENGLISH SUMMARIES<br />

medication enters the human body? What changes occur in the<br />

protein composition of the cell and how can we make this visible?<br />

Research in this field may be extensive and time-consuming,<br />

but it is also essential for developing effective medications.<br />

Clever algorithms developed by Kai Ye have led to better and<br />

faster methods of comparing and classifying large numbers of<br />

proteins.<br />

Multiplicity of types in computer programmes<br />

by Ofer Shir<br />

If nature can write better computer programmes than humans, why<br />

not utilise it? Ofer Shir recently obtained his PhD based on research<br />

in the field of programming. In his PhD dissertation he describes a<br />

number of conditions which an ‘ecosysteem’ for computer programmes<br />

has to meet. The principal condition he identified is that each<br />

type must be guaranteed the same number of resources. Having<br />

completed his dissertation, he has taken a new step in his scientific<br />

career: at the University of Princeton he has changed field and is<br />

now applying his expertise in evolutionary programming within<br />

a physical chemistry research group.


abundant bonding in chemistry<br />

by Martijn Verdoes<br />

Synthetic organic chemistry and biochemistry: two apparently<br />

completely different branches of chemistry. Yet they can come<br />

together in one researcher, which is the case with Martijn Verdoes<br />

whose PhD research manages to combine the best of both worlds.<br />

His project relates to selectively labeling particular proteins in order<br />

to make them visible and to isolate them. The molecules that he<br />

constructs are also useful as a tool for such purposes as understanding<br />

new vaccines.<br />

Of measuring, modeling and membranes<br />

by Timon Idema and Stefan Semrau<br />

To say that they are studying the very origin of life may be going<br />

rather far. It is, however, undeniable that physicists Timon Idema<br />

and Stefan Semrau, researchers at LION, are contributing to<br />

knowledge about the origin of cells. In a unique partnership<br />

between theoretician and experimenter, it became clear how<br />

primitive cells can organise themselves naturally: in the shape of a<br />

peanut.<br />

keys and encryption: out-calculating the enemy<br />

by Robbert de Haan<br />

‘Multi-channel cryptography relies on sending a message via<br />

different routes at the same time. In normal cryptography, you use<br />

encryption to prevent a spy intercepting and deciphering a message.<br />

With the multi-channel method developed by Robbert de Haan,<br />

the message can be intercepted, but not via all the channels.<br />

Dividing the message into a large number of small fragments which<br />

can be shuffled and sent via different routes, allows you to limit the<br />

damage. And, better still, if you use smart maths to shuffle the<br />

segments, the would-be eavesdropper will be unable to read any<br />

parts of the message even though he may have access to some of the<br />

channels. The intended recipient, on the other hand, will be able to<br />

decipher the whole message, even if some of the channels are<br />

completely blocked.<br />

Moss enigma resolved<br />

by Michael Stech<br />

As a young boy in Germany, Michael Stech was always busy with<br />

plants. At the age of thirteen he started a herbarium, at seventeen<br />

he specialised in mosses, about which he wrote two articles.<br />

His enthusiasm is just as strong today. Stech has studied the curious<br />

distribution pattern of a group of mosses of the genus Echinodium.<br />

They can be found on islands in the Atlantic Ocean (the Azores,<br />

Madeira and the Canary Islands) and on the far side of the world, in<br />

the Pacific region around New Zealand, but nowhere else. Stech has<br />

resolved this enigma.<br />

the hunt for Remefra<br />

by Remco van der Burg, Francis Vuijsje, Meta de Hoon and<br />

Ignas Snellen<br />

Just left school and already discovered a new planet! This was the<br />

experience of three Leiden bachelor’s students of astronomy,<br />

supervised by lecturer Ignas Snellen. In the May holiday of 2007,<br />

the pc’s of almost all their fellow astronomers were ‘taken over’ for<br />

the planet hunt, that consisted mainly of analysing an enormous<br />

amount of data. Some 800 potential stars were discovered. Although<br />

the majority proved to be false alarms, finally nine real ‘transit<br />

candidates’ remained. One of these exhibited all the characteristics<br />

of a bona fide exoplanet. A bit bigger than Jupiter, with an orbital<br />

period of two days, eleven hours and forty minutes. In orbit around<br />

a star 1500 light years away.<br />

41


42<br />

De telescoop – erfenis van een<br />

nederlandse uitvinding<br />

Dirk van Delft,<br />

Albert van Helden,<br />

Hans Hooijmaijers en<br />

Huub Zuidervaart<br />

ISBN 978 90 35132 46 7<br />

SUGGESTIES<br />

VOOR ONDER DE KERSTBOOM<br />

Donor in hart en nieren<br />

Nienke Beintema,<br />

Jos van den Broek,<br />

Bert Elbertse en<br />

Jessica Teijl<br />

ISBN 978 90 73196 46 9<br />

Biophysical techniques in<br />

Photosynthesis, volume iii<br />

Thijs J. Aartsma en<br />

Jörg Matysik<br />

ISBN 978 1 4020 8249 8<br />

Jacht op het absolute nulpunt<br />

Dirk van Delft<br />

ISBN 978 90 35133 14 3<br />

eene verzameling ontplofbare<br />

toestellen. De juridische strijd<br />

van kamerlingh Onnes om de<br />

koudste plek op aarde<br />

Dirk van Delft en<br />

Jaap Polak<br />

ISBN 978 90 13056 82 2


Colofon<br />

Tekst: Bas den Hond, Marco van Kerkhoven, Govert Schilling, Willy van Strien, Elisabeth Meulenbroek, Nienke Beintema, Godelief<br />

Nieuwendijk en Marilyn Hedges. Redactie: Margriet van Laere, Sjoerd Verduyn Lunel, Ron van Veen. Eindredactie: Jos van den Broek<br />

en Johan Detollenaere. Foto’s: Peter van Evert. Vormgeving: Ratio Design, Haarlem. Druk: Drukkerij Groen, Leiden. Oplage: 16.250.<br />

Copyright: Faculteit der Wiskunde en Natuur wetenschappen, Universiteit Leiden, december 2008. Overname van de artikelen is<br />

toegestaan met juiste vermelding van de bron.<br />

43


Faculteit der Wiskunde & Natuurwetenschappen<br />

Faculteit W&N<br />

Postbus 9502<br />

2300 RA Leiden<br />

Gorlaeus Laboratoria<br />

Einsteinweg 55<br />

2333 CC Leiden<br />

Tel: 071 527 69 90<br />

Fax: 071 527 69 97<br />

science.leidenuniv.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!