25.09.2013 Views

Enige gedachten over de tien plagen van Egypte

Enige gedachten over de tien plagen van Egypte

Enige gedachten over de tien plagen van Egypte

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Enige</strong> <strong>gedachten</strong> <strong>over</strong> <strong>de</strong> <strong>tien</strong> <strong>plagen</strong> <strong>van</strong> <strong>Egypte</strong><br />

Vermeer<strong>de</strong>rd met twee gedichten <strong>over</strong> het va<strong>de</strong>rland<br />

door<br />

L.G.C. Le<strong>de</strong>boer, gereformeerd leraar te Benthuizen<br />

Firma B. <strong>de</strong> Kler<br />

Lei<strong>de</strong>n, 1904<br />

STICHTING DE GIHONBRON<br />

MIDDELBURG<br />

2005<br />

Uit Luthers voorre<strong>de</strong> <strong>over</strong> <strong>de</strong> profeet Jeremia:<br />

Wij leren uit Jeremia on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re dit, dat, gelijk gewoonlijk hoe na<strong>de</strong>r <strong>de</strong> straf is, hoe erger<br />

<strong>de</strong> lie<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n; en hoe meer men hun predikt, hoe hoger zij het verachten; dat men vat,


wanneer God straffen wil, dat Hij <strong>de</strong> lie<strong>de</strong>n verstokken laat, opdat zij zon<strong>de</strong>r alle<br />

barmhartigheid on<strong>de</strong>rgaan en met geen berouw Gods toorn verzoenen.<br />

De eerste plaag<br />

ENIGE GEDACHTEN OVER DE TIEN PLAGEN VAN EGYPTE<br />

Water in bloed veran<strong>de</strong>rd<br />

In Exodus 7 : 17 lezen wij: Zo zegt <strong>de</strong> Heere, daaraan zult ge weten dat Ik <strong>de</strong> Heere ben: ziet ik zal<br />

met <strong>de</strong>zen staf, die in mijn hand is, op het water, dat in <strong>de</strong>ze rivier is, slaan en het zal in bloed<br />

veran<strong>de</strong>rd wor<strong>de</strong>n, enz. — Dit is <strong>de</strong> eerste <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>tien</strong> <strong>plagen</strong>. De zegeningen in oor<strong>de</strong>len<br />

veran<strong>de</strong>rd. Het klare, hel<strong>de</strong>re, aangename, zoete en verkwikkelijke dorstlessen<strong>de</strong> water, zo<br />

noodzakelijk, zo tot behoefte voor mensen als vee, als ook tot reiniging en verfrissing. En nu<br />

dat leven<strong>de</strong>, vloeibare water, veran<strong>de</strong>rd in bloed, zodat <strong>de</strong> vis daarin stierf en <strong>de</strong> rivier stonk,<br />

zo wezenlijk was dat won<strong>de</strong>r, op een ogenblik door <strong>de</strong> Schepper daargesteld. En bemerkt<br />

daarin hoe dat het bloed <strong>de</strong>r daarin versmoor<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren tot hen riep om wraak en hoe dat <strong>de</strong><br />

Heere gelijke zon<strong>de</strong>n met gelijke <strong>plagen</strong> bezocht, en zij <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> hun eigen zon<strong>de</strong>n<br />

moesten drinken. Het leven<strong>de</strong> kind gedood, het leven<strong>de</strong> water bloed! Het gelief<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Jacobs kin<strong>de</strong>ren ontnomen, ontnam hun <strong>de</strong> Heere (en als nog maar in het begin <strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>len)<br />

hun gelief<strong>de</strong> spijze <strong>de</strong> vis. Ik zal wegrapen <strong>de</strong> vissen <strong>de</strong>r zee, Zefanja l : 3.<br />

Ge<strong>de</strong>nkt aan Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> vroegere grote en kleinere visserijen, zo ruimschoots gezegend.<br />

En hoe dat bloed gewor<strong>de</strong>n water hun Gods oor<strong>de</strong>len en rechtvaardige straf aankondig<strong>de</strong>,<br />

zijn<strong>de</strong> alsme<strong>de</strong> een teken <strong>van</strong> hun haat, nijd en bloeddorst. Zij dorstten naar bloed, dat zij<br />

alsnu bloed drinken. Zo had<strong>de</strong>n zij hun eigen welvaart vermoord, daar om Gods volk <strong>de</strong><br />

onbekeer<strong>de</strong>n gezegend of gespaard wor<strong>de</strong>n. En dat werd niet alleen gevon<strong>de</strong>n in hun<br />

stromen en rivieren en poelen, maar ook in alle verga<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> wateren, zowel in houten als<br />

in stenen vaten (vers 19).<br />

Alzo dat het was algemeen, binnen- en buitenshuis en volkomen, en wel, gelijk me<strong>de</strong><br />

betrekkelijk al <strong>de</strong> won<strong>de</strong>ren hetzelf<strong>de</strong> bespeurd wordt, op <strong>de</strong> allerergste wijze.<br />

En <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rdanen kwamen niet vrij om <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>n <strong>van</strong> hun vorst.<br />

Trouwens, zij waren het met hem eens. Nochtans waren er inmengselen <strong>van</strong> 's Heeren<br />

goe<strong>de</strong>rtierenhe<strong>de</strong>n en lankmoedighe<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r, als die rondom <strong>de</strong> rivier, ofschoon met<br />

moeite, nog graven mochten, opdat zij niet ten enenmale zou<strong>de</strong>n omkomen, en zij ook<br />

bewaard moesten wor<strong>de</strong>n voor grotere oor<strong>de</strong>len.<br />

En dit was in <strong>Egypte</strong> te erger, <strong>de</strong>wijl het aldaar niet regen<strong>de</strong> (Deut. 11: 10 en 11). En welke zijn<br />

ver<strong>de</strong>r die wateren die in bloed veran<strong>de</strong>rd zijn? Waar is Ne<strong>de</strong>rlands vroeger welvaren?<br />

Waar zijn <strong>de</strong> gezegen<strong>de</strong> gena<strong>de</strong>mid<strong>de</strong>len? Waar is die frisse, leven<strong>de</strong>, hel<strong>de</strong>re, klare,<br />

eenvoudige, <strong>de</strong>ftige, <strong>de</strong>r amechtige, en moe<strong>de</strong> verkwikken<strong>de</strong> en dorstlessen<strong>de</strong> verkondiging<br />

<strong>van</strong> Gods Woord? Waar zijn die bronnen en fonteinen, springen<strong>de</strong> en opgeven<strong>de</strong>, wellen<strong>de</strong> en<br />

vloeien<strong>de</strong> ter ere Gods en <strong>de</strong>r zielen zaligheid?<br />

Waar die rivieren <strong>van</strong> instellingen, waar <strong>de</strong> ziel zich in mocht ba<strong>de</strong>n en verfrist en als<br />

verjeugdigd uit verrijzen? Waar zijn die leraren en zielsbezorgers, als zovele fonteinen en<br />

rivieren te achten, daar <strong>de</strong> zuivere, leer <strong>de</strong>r waarheid steeds uit hun mond gehoord werd en<br />

<strong>de</strong> belofte <strong>de</strong>s Heeren vervuld werd, Jes. 16 : 18: Ik zal rivieren op <strong>de</strong> hoge plaatsen openen en<br />

fonteinen in het mid<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r valleien? Waar zijn die vreedzame en vruchtbare verga<strong>de</strong>ringen<br />

<strong>de</strong>genen, waar<strong>van</strong> gezegd mocht wor<strong>de</strong>n: al mijn fonteinen zijn binnen in u? Waar zijn die<br />

on<strong>de</strong>rlinge aanlopingen <strong>de</strong>s Heeren als een waterstroom, waar <strong>de</strong> gebe<strong>de</strong>n opwel<strong>de</strong>n uit een<br />

2


gelovig en door Gods Geest bewerkt en aangeraakt hart, zowel in het verborgen als in het<br />

openbaar? Waar zijn die on<strong>de</strong>rlinge vermaningen, vertroostingen en leringen on<strong>de</strong>r elkan<strong>de</strong>r,<br />

tot stichting en opbouwing in dat leven <strong>de</strong>s Geestes? Waar zijn die hogescholen en lagere als<br />

zovele hoge en lage wellingen, die rivieren en fonteinen <strong>van</strong> 's lands welvaren, bei<strong>de</strong> in kerk<br />

en staat?<br />

En waar zijn die vroegere zo gezegen<strong>de</strong>, alom binnen en buiten vruchtbaarheid en geestelijke<br />

wasdom, door God <strong>de</strong> Heilige Geest bevrucht, versprei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kerkverga<strong>de</strong>ringen? Waar zijn<br />

die Godsmannen, die getuigen <strong>de</strong>s Heeren, waar<strong>van</strong> gezegd mocht wor<strong>de</strong>n, hetgeen wij lezen<br />

in Openb. 11 : 6: Deze hebben macht <strong>de</strong>n hemel te sluiten, opdat geen regen regene in <strong>de</strong> dagen <strong>van</strong><br />

haar profetering, en zij hebben macht <strong>over</strong> <strong>de</strong> wateren, om die in bloed te verkeren, en <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> te slaan<br />

met allerlei plaag, zo menigmaal als zij zullen willen. En wat zullen wij zeggen <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoe langer<br />

hoe meer verbaster<strong>de</strong> jeugd, het rechtvaardige vruchtgevolg <strong>van</strong> alle waarheid en<br />

godzaligheid do<strong>de</strong>n<strong>de</strong> leerstellingen? En die zielverpesten<strong>de</strong> en vergiftige leerboekjes en<br />

boeken, en daarin vervatte vergiftige en eigen gerechtigheid en werken besluiten<strong>de</strong> leringen,<br />

waar <strong>de</strong> leven<strong>de</strong> het niet bij hou<strong>de</strong>n kan, evenmin als <strong>de</strong> vis in het bloed gewor<strong>de</strong>n water. Ja,<br />

die het alleen toeleggen op het vermoor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> zielen <strong>de</strong>r mensen. En moeten wij <strong>van</strong> alle<br />

<strong>de</strong>ze en an<strong>de</strong>re wateren, grotere of kleinere, meer<strong>de</strong>re of min<strong>de</strong>re, binnen of buiten, hetzij <strong>de</strong><br />

zee <strong>de</strong>r maatschappij en <strong>de</strong>s staats, of hetzij <strong>de</strong> rivieren <strong>de</strong>r kerken en <strong>de</strong> fonteinen <strong>van</strong> haar<br />

leerstellingen, evenals haar leraren, hetzij leven<strong>de</strong> en stromen<strong>de</strong> rivieren of stilstaan<strong>de</strong> poelen,<br />

en houten of aar<strong>de</strong>n vaten (Ex. 7 : 19), ja, alle verga<strong>de</strong>ringen <strong>de</strong>r wateren niet getuigen dat zij<br />

allen bloed gewor<strong>de</strong>n zijn.<br />

Zijn niet <strong>de</strong> meeste, zo niet alle, maatschappelijke inzettingen en verenigingen en<br />

genootschappen enig en alleen om zijn vertrouwen op het schepsel te stellen en <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Schepper af te trekken, totdat zij ein<strong>de</strong>lijk het bloed hunner eigene afgo<strong>de</strong>n moeten drinken,<br />

gelijk <strong>de</strong> <strong>Egypte</strong>naren het bloed <strong>de</strong>r rivier, die zij aanba<strong>de</strong>n.<br />

Er is oorlog in plaats <strong>van</strong> vre<strong>de</strong>, vloek in plaats <strong>van</strong> zegen, lief<strong>de</strong>loosheid, haat, nijd en<br />

verbijting en verachting in plaats <strong>van</strong> lief<strong>de</strong> en vereniging, loeren<strong>de</strong> op elkan<strong>de</strong>rs bloed en<br />

tegen elkan<strong>de</strong>r ver<strong>de</strong>eld, ie<strong>de</strong>r bedoelen<strong>de</strong> en zoeken<strong>de</strong> zichzelf, alleen vrucht voor zichzelf<br />

voortbrengen<strong>de</strong>.<br />

En alzo is veran<strong>de</strong>rd, ootmoedigheid en ne<strong>de</strong>righeid in hoogmoed, eenvoudigheid en<br />

oprechtheid in huichelarij, en geveinsdheid, matigheid in gulzigheid, milddadigheid<br />

in gierigheid, wijsheid in dwaasheid. En alzo <strong>de</strong> vruchtbaarheid in onvruchtbaarheid,<br />

en <strong>de</strong> reinheid en beminnelijkheid in morsigheid, afzichtelijkheid en walgelijkheid<br />

veran<strong>de</strong>rd. En waar vroeger waren springen<strong>de</strong> fonteinen, en stromen<strong>de</strong> rivieren <strong>van</strong> leven<strong>de</strong><br />

wateren, ja waar zelfs <strong>de</strong> stilstaan<strong>de</strong> poelen <strong>de</strong>el<strong>de</strong>n in die zegen, zowel als <strong>de</strong> grotere en<br />

kleinere, aanzienlijke en onaanzienlijke vaten, daar moet men zeggen dat in dit opzicht<br />

toegepast kan wor<strong>de</strong>n wat wij lezen in Openb. 16 : 3 en 4: En <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> engel goot zijn fiool uit in<br />

<strong>de</strong> zee, en zij werd bloed als eens do<strong>de</strong>n: en alle leven<strong>de</strong> ziel is gestorven in <strong>de</strong> zee. En <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> engel<br />

goot zijn fiool uit in <strong>de</strong> rivieren, en in <strong>de</strong> fonteinen <strong>de</strong>r wateren: en <strong>de</strong> wateren wer<strong>de</strong>n bloed. En ook<br />

dat zal bevestigd wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> vijan<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r waarheid, waar die tekst op doelt, en weshalve<br />

daar volgt in vers 5 en 6: En men hoor<strong>de</strong> <strong>de</strong>n Engel <strong>de</strong>r wateren zeggen: Gij zijt rechtvaardig Heere,<br />

Die is en Die was en Die zijn zal, dat Gij dit geoor<strong>de</strong>eld hebt; <strong>de</strong>wijl zij het bloed <strong>de</strong>r heiligen en <strong>de</strong>r<br />

profeten vergoten hebben, zo hebt Gij haar ook bloed te drinken gegeven, want zij zijn het waardig.<br />

Zoveel <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste plaag om <strong>de</strong>s besteks wille.<br />

De twee<strong>de</strong> plaag<br />

De opkomst <strong>van</strong> <strong>de</strong> vorsen<br />

In Exodus 8 lezen wij <strong>van</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaag <strong>de</strong>r vorsen. En daar bemerken wij het<br />

opklimmen<strong>de</strong> in <strong>de</strong>zelve. Hier krioelt alles <strong>van</strong> leven, maar <strong>van</strong> onrein, walgelijk, ondragelijk<br />

3


leven.<br />

Een legio <strong>van</strong> dat heir <strong>de</strong>s Heeren vervul<strong>de</strong> het ganse land. Opkomen<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> rivier (<strong>de</strong> Nijl),<br />

verspreid<strong>de</strong>n zij zich in alle huizen en slaapkamers en bed<strong>de</strong>n, tot in <strong>de</strong> bakovens en<br />

baktroggen; alles bezoe<strong>de</strong>len<strong>de</strong> en hen geen rust laten<strong>de</strong>, vervullen<strong>de</strong> met hun gekwaak het<br />

ganse land <strong>de</strong>r <strong>Egypte</strong>naren, die <strong>de</strong>n kin<strong>de</strong>ren Israëls geen rust gelaten had<strong>de</strong>n, en hun sterk<br />

had<strong>de</strong>n aangedreven met woor<strong>de</strong>n en da<strong>de</strong>n, en doof gebleven waren voor hun klachten en<br />

die <strong>van</strong> hun kin<strong>de</strong>ren, versmoren<strong>de</strong> die in <strong>de</strong> vloed; en alzo kon<strong>de</strong>n zij in <strong>de</strong> straffen hun<br />

zon<strong>de</strong>n bespeuren, als in een spiegel zo zij daar niet blind voor gebleven waren.<br />

In Openb. 16:13 en 14 lezen wij: en ik zag uit <strong>de</strong>n mond <strong>de</strong>s draaks en uit <strong>de</strong>n mond <strong>de</strong>s<br />

beestes, en uit <strong>de</strong>n mond <strong>van</strong> <strong>de</strong> valse profeet drie onreine geesten gaan, <strong>de</strong>n vorsen gelijk.<br />

Want het zijn geesten <strong>de</strong>r duivelen, en zij doen tekenen, welke uitgaan tot <strong>de</strong> koningen <strong>de</strong>r aar<strong>de</strong>,<br />

en <strong>de</strong>r gehele wereld, om die te verga<strong>de</strong>ren tot <strong>de</strong>n krijg <strong>van</strong> dien groten dag <strong>de</strong>s Almachtigen Gods.<br />

Ziet wat die dag vooraf ging, een gans zeer grote menigte <strong>van</strong> onreine, gedrochtelijke,<br />

wanstaltige en gans verfoeilijke gevoelens, bei<strong>de</strong> in leer en in leven, bezoe<strong>de</strong>len<strong>de</strong> alles wat zij<br />

aanraken of die daarme<strong>de</strong> in aanraking komen, vervullen<strong>de</strong> <strong>de</strong> ganse lucht met hun<br />

geschreeuw en gekwaak <strong>van</strong> vrijheid, gelijkheid en broe<strong>de</strong>rschap, leven<strong>de</strong>, gelijk <strong>de</strong> vorsen, in<br />

<strong>de</strong> alleronreinste sloten, goten en poelen <strong>van</strong> allerlei god<strong>de</strong>looshe<strong>de</strong>n, vol onrust en<br />

springen<strong>de</strong> en huppelen<strong>de</strong>, <strong>over</strong>al in en op, on<strong>de</strong>r en bij, leven<strong>de</strong> te water en te land, <strong>over</strong>al<br />

terecht kunnen<strong>de</strong>, zich naar alles schikken<strong>de</strong>, ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong> boventoon willen<strong>de</strong> hebben, en <strong>de</strong> een<br />

niet zwijgend voor <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r. Zeer begerig naar bloed, gelijk <strong>de</strong> vorsen naar het ro<strong>de</strong>. Echter,<br />

het licht niet kunnen<strong>de</strong> verdragen, boven alles in menigte zich vertonen<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> regen,<br />

wanneer er ergens hier of daar enig voor<strong>de</strong>el te bejagen is.<br />

Beminnen<strong>de</strong> <strong>de</strong> lauwe wateren en <strong>de</strong> warmte, dan tieren<strong>de</strong> en vrolijk zijn<strong>de</strong>, doch in <strong>de</strong> kou<strong>de</strong><br />

en <strong>de</strong> wintertijd niet bespeurd wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, dan slapen zij ongevoelig door alles heen of zijn<br />

dood.<br />

Een mond vol waarheid, maar een leven in alle god<strong>de</strong>looshe<strong>de</strong>n, meest bestaan<strong>de</strong> uit hoofd<br />

en buik. Evenals <strong>de</strong> Efezeren roepen<strong>de</strong> zon<strong>de</strong>r ophou<strong>de</strong>n, altijd datzelf<strong>de</strong>: Groot is <strong>de</strong> Diana<br />

<strong>de</strong>r Efezeren.<br />

Verenigd in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> broe<strong>de</strong>rschap, elkan<strong>de</strong>r daarin on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong>, en helpen<strong>de</strong>, en door<br />

hun oorverdovend geraas, alle an<strong>de</strong>re stemmen versmoren<strong>de</strong>, of daar niet naar horen<strong>de</strong>, dan<br />

alleen zichzelf en hun me<strong>de</strong>gelijken, en daarin zel<strong>de</strong>n moe<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong>. Evenals het<br />

on<strong>de</strong>rwijs vol beweging en ij<strong>de</strong>l, win<strong>de</strong>rig gekwaak, <strong>de</strong> mond vol hebben<strong>de</strong> <strong>van</strong> laster en ij<strong>de</strong>l<br />

gezwets, eigen eer en lof, en opgeblazen waanwijsheid, en gelijk wij lezen dat <strong>de</strong>ze uit <strong>de</strong><br />

rivier opkwamen, alzo ook uit die vergiftig<strong>de</strong> rivier <strong>van</strong> god<strong>de</strong>loos on<strong>de</strong>rwijs, aan lagere en<br />

hogere scholen, alle die vreem<strong>de</strong> en gedrochtelijke geesten tevoorschijn komen<strong>de</strong>. En alzo hun<br />

kaken vol hebben<strong>de</strong> <strong>van</strong> vloeken, zweren, meine<strong>de</strong>n, liegen en bedriegen.<br />

En waar wij dit me<strong>de</strong> besluiten hetgeen wij lezen: 1 Tim. 6:3,4 en 20: Indien iemand een<br />

an<strong>de</strong>re leer leert, en niet <strong>over</strong>eenkomt met <strong>de</strong> gezon<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n onzes Heeren Jezus Christus, en<br />

met <strong>de</strong> leer die naar <strong>de</strong> godzaligheid is, die is opgeblazen en weet niets, maar hij raast omtrent<br />

twistvragen en woor<strong>de</strong>nstrijd uit welke komt nijd, twist, lasteringen, kwa<strong>de</strong> na<strong>de</strong>nkingen verkeer<strong>de</strong><br />

krakelingen <strong>van</strong> mensen, die een verdorven verstand hebben, en <strong>van</strong> <strong>de</strong> waarheid beroofd zijn,<br />

menen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> godzaligheid een gewin zij. Wijkt af <strong>van</strong> <strong>de</strong>zulken. O Timotheüs, bewaar het pand u<br />

toebetrouwd, een afkeer hebben<strong>de</strong> <strong>van</strong> het ongod<strong>de</strong>lijk, ij<strong>de</strong>l roepen, en <strong>van</strong> <strong>de</strong> tegenstellingen <strong>de</strong>r<br />

valselijk genaam<strong>de</strong> wetenschap.<br />

En daarme<strong>de</strong> besluiten wij dit ban<strong>de</strong>loos en ongerem<strong>de</strong> volk, en gaan <strong>over</strong> tot <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> plaag.<br />

De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> plaag<br />

Het stof <strong>de</strong>r aar<strong>de</strong> tot luizen<br />

Al het stof <strong>de</strong>r aar<strong>de</strong> werd luizen in het ganse <strong>Egypte</strong>land (Exodus 8 vers 17b).<br />

4


Bemerkt <strong>de</strong> opklimming <strong>de</strong>r <strong>plagen</strong>. En hoe <strong>de</strong> Heere <strong>de</strong> allergeringste en onaanzienlijkste<br />

mid<strong>de</strong>len gebruikt om <strong>de</strong> groten te beschamen, ofschoon zij tot geen beschaamdheid gebracht<br />

wer<strong>de</strong>n.<br />

Zelfs niet toen <strong>de</strong> tovenaars erkennen moesten: dit is <strong>de</strong> vinger Gods (Ex. 8: 19 en Lukas 11:<br />

20).<br />

Daar <strong>de</strong> Heere het hun toegelaten had, on<strong>de</strong>r Zijn besturen<strong>de</strong> wijsheid, <strong>de</strong> vorige<br />

won<strong>de</strong>rtekenen door t<strong>over</strong>ij en begoocheling en door hun verband en verbond met <strong>de</strong> duivel,<br />

na te doen, beken<strong>de</strong>n zij dat zij bij dit bleven staan. En alzo liet <strong>de</strong> Heere hun het meer<strong>de</strong>re<br />

toe, om hun door het min<strong>de</strong>re te beschamen en te bevestigen wat wij lezen: Jes. XLIV: 25, 26.<br />

Zij, die an<strong>de</strong>ren geplaagd had<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n hier zelf geplaagd. En die an<strong>de</strong>ren had<strong>de</strong>n geacht<br />

en veracht als het onreinste gedierte <strong>de</strong>r aar<strong>de</strong> wer<strong>de</strong>n daar zelve me<strong>de</strong> getuchtigd. En die<br />

slechts woel<strong>de</strong>n en wroetten in <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> en het stof, wer<strong>de</strong>n met datzelve geslagen. En daar<br />

zij hun leven en vermaak zochten in dat do<strong>de</strong> stof, dat zij aanba<strong>de</strong>n, dat werd hun dood en<br />

kwelling; die kropen op en on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> en daarna jeukten, wer<strong>de</strong>n met datzelve geslagen.<br />

En alzo is het, zal het zijn tenslotte, en ook daaron<strong>de</strong>r met alle moeilijke bezighe<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>r mensenkin<strong>de</strong>ren, want al zijn dagen zijn smarten, en zijn bezigheid is verdriet.<br />

Zelfs <strong>de</strong>s nachts rust zijn harte niet, datzelve is ook ij<strong>de</strong>lheid. Pred. 2 : 23, en vergelijk<br />

Pred. 2 : 26 en 3 : 20. Eenmaal wordt dat onze kwelling en pijniging en eeuwige knaging, zo<br />

alhier het stof en het stoffelijke, en <strong>de</strong> dingen <strong>de</strong>zer wereld onze enige en voornaamste en besluiten<strong>de</strong><br />

bezigheid hebben uitgemaakt. En zullen geslagen wor<strong>de</strong>n met het stof daar wij onze<br />

afgod <strong>van</strong> maakten. En brengen wij ver<strong>de</strong>r tot <strong>de</strong>ze zaak alle onreine, vuile, lelijke, stinken<strong>de</strong>,<br />

walgelijke, schan<strong>de</strong>lijke en scha<strong>de</strong>lijke begeerten naar <strong>de</strong> dingen <strong>de</strong>zer aar<strong>de</strong>, bei<strong>de</strong> ziel en<br />

lichaam gans en al verontreinigen<strong>de</strong> en verfoeilijk stellen<strong>de</strong>. En ook al die geheime en<br />

verborgen en snel zich vermeer<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> en gans zeer onvruchtbare zon<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong>ze uit die<br />

gans vervuil<strong>de</strong> en etteren<strong>de</strong> hartzweren te voorschijn komen<strong>de</strong> en zich naar buiten<br />

vertonen<strong>de</strong> als die <strong>van</strong> gierigheid, verbijting en verachting <strong>van</strong> elkan<strong>de</strong>r, en alle lage<br />

kruipen<strong>de</strong> en niets onbezocht laten<strong>de</strong> tot alle bedrieglijke en heimelijke on<strong>de</strong>rkruipingen<br />

gereed, en het vlees aanhangen<strong>de</strong> en aankleven<strong>de</strong> zon<strong>de</strong>n en ongerechtighe<strong>de</strong>n, in allerlei<br />

han<strong>de</strong>l en wan<strong>de</strong>l, nering en hantering, doortrokken en bezaaid met allerlei eigenbelang<br />

zoeken<strong>de</strong> en bedoelen<strong>de</strong> oogmerken. En ook alle luiheid en traagheid betrekkelijk die dingen<br />

daar wij wakker en ijverig in behoor<strong>de</strong>n te zijn. Boven alles die dingen die onze onsterfelijke<br />

zielen aangaan, om te walgen <strong>van</strong> onszelf en <strong>de</strong> dingen die vergaan om er ons hart op te<br />

zetten, of aan te geven. En dit waarlijk zou <strong>de</strong> vinger Gods bevon<strong>de</strong>n zijn, zo die ons dat een<br />

walging en verfoeisel maakte, dat <strong>van</strong> nature ons leven is.<br />

En dat wij walg<strong>de</strong>n <strong>van</strong> het stof en onszelf. Waarlijk, dit was <strong>de</strong> vinger Gods. Maar ook dit is<br />

<strong>de</strong> vinger Gods, als wij geslagen en gebeten en gekweld wor<strong>de</strong>n met datgene, daar wij ons<br />

hart aan geven en op zetten, het stof en al het stoffelijke.<br />

En daarbij laten wij <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>r<strong>de</strong> plaag en gaan <strong>over</strong> tot <strong>de</strong> vier<strong>de</strong>.<br />

De vier<strong>de</strong> plaag<br />

De vermenging <strong>van</strong> ongedierte<br />

Zie <strong>de</strong> opklimming. Een soort <strong>van</strong> ongedierte, alhier vele, ja een vermenging of gans zeer<br />

grote menigte kruipen<strong>de</strong> en vliegen<strong>de</strong> door elkan<strong>de</strong>r, en mens en vee veel feller steken<strong>de</strong> dan<br />

<strong>de</strong> voorgaan<strong>de</strong>, zon<strong>de</strong>r aanzien <strong>van</strong> personen, volbrengen<strong>de</strong> Gods oor<strong>de</strong>el zon<strong>de</strong>r<br />

on<strong>de</strong>rscheid.<br />

En alzo wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> dieren gebruikt om tegen <strong>de</strong> mens op te staan, als die tegen God<br />

opstond. En alzo bepalen ons <strong>de</strong> aanvallen <strong>de</strong>r dieren, bij onze afval <strong>van</strong> God! Echter dit het<br />

doel niet zijn<strong>de</strong>, betrekkelijk <strong>de</strong>ze <strong>plagen</strong> bepaal<strong>de</strong>lijk daar<strong>over</strong> te spreken gaan wij dat<br />

voorbij en alleen in z<strong>over</strong>re dit dienstig is tot ons oogmerk. Een zon<strong>de</strong> baart <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re, en<br />

5


doorgaans feller en bozer. Het kwaad is toenemen<strong>de</strong> en zeer vruchtbaar en zich snel<br />

versprei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> en alles doordringen<strong>de</strong>. En hetgeen eens een meer verborgen en geheime,<br />

knagen<strong>de</strong> en alles doorkruipen<strong>de</strong> zon<strong>de</strong> bevon<strong>de</strong>n werd te zijn, dat wordt spoedig een<br />

openbare en veel geruchtmaken<strong>de</strong>, daar vele lasteringen uit voortkomen. En, daarbij hebben<br />

wij te <strong>de</strong>nken aan alle openbare en hoe langer hoe meer door- en voortbreken<strong>de</strong> zon<strong>de</strong>n en<br />

ongerechtighe<strong>de</strong>n, als daar zijn allerlei liegen, bedriegen, lasteren, en verbijten en vereten <strong>van</strong><br />

elkan<strong>de</strong>r. En met verbitter<strong>de</strong> woe<strong>de</strong> telkens bij vernieuwing, zon<strong>de</strong>r aflaten op een an<strong>de</strong>r<br />

aanvallen<strong>de</strong> en met hun scherpe angels steken<strong>de</strong> of bijten<strong>de</strong> met hun vergiftige tan<strong>de</strong>n.<br />

Vandaar dat wij lezen in Ps. 78: 45: Hij zond een vermenging <strong>van</strong> ongedierte on<strong>de</strong>r hen, dat hen<br />

verteer<strong>de</strong>. Een vreem<strong>de</strong> vermenging <strong>van</strong> allerlei gevoelens en leerstellingen, brengen<strong>de</strong> veel<br />

geruis, gedruis en beweging aan, zodat bei<strong>de</strong> <strong>de</strong> oren daar<strong>van</strong> klinken. Hoge beschouwingen<br />

en inbeeldingen, en woor<strong>de</strong>n vol ij<strong>de</strong>le verwaandheid en opvijzeling <strong>van</strong> menselijke <strong>de</strong>ugd en<br />

eer. En daarbij vermeer<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> alle openbare god<strong>de</strong>looshe<strong>de</strong>n. Te veel om op te noemen of<br />

om zelfs slechts even aan te stippen! Een <strong>de</strong> zon verduisteren<strong>de</strong> menigte <strong>de</strong>rzelve. En daarbij<br />

allerlei boze geesten in <strong>de</strong> lucht, en vurige puistgezwellen veroorzaken<strong>de</strong>, beten <strong>van</strong> het<br />

ongedierte! En allerlei, <strong>de</strong> een na <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r zich vertonen<strong>de</strong> en elkan<strong>de</strong>r opvolgen<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>s.<br />

En alle ongeneeslijke, kwaadaardige, snel doorwerken<strong>de</strong> en verpesten<strong>de</strong> en aansteken<strong>de</strong><br />

ziekten, en een alles opeten<strong>de</strong> en verteren<strong>de</strong> vloek <strong>de</strong>s Heeren. En daarbij hebben wij te<br />

<strong>de</strong>nken aan die rups en kruidworm en vliegen<strong>de</strong> bijen <strong>van</strong> Assur, en die vliegen die aan het<br />

ein<strong>de</strong> <strong>de</strong>r rivieren <strong>van</strong> <strong>Egypte</strong> zijn, (verstaan<strong>de</strong> daardoor vreem<strong>de</strong> krijgsben<strong>de</strong>n en soldaten),<br />

die <strong>de</strong> Heere zou zen<strong>de</strong>n, (Jes. 7: 18 en 19) en die dan zou<strong>de</strong>n komen, en alles zou<strong>de</strong>n<br />

wegmaaien. En ook al dat on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n ongedierte dat zou opeten of be<strong>de</strong>rven <strong>de</strong> vrucht<br />

<strong>van</strong> boom en veldvruchten en verteren <strong>de</strong> vrucht <strong>van</strong> <strong>de</strong> wijnstok of doorknagen <strong>de</strong> sterkste<br />

palen en opeten <strong>de</strong> vrucht <strong>van</strong> hun gewas. Zodat zij beloven<strong>de</strong> zich veel, weinig ont<strong>van</strong>gen.<br />

En hierbij laten wij ook <strong>de</strong>ze plaag, en gaan <strong>over</strong> tot <strong>de</strong> vijf<strong>de</strong>.<br />

De vijf<strong>de</strong> plaag<br />

Pest <strong>over</strong> het vee<br />

Hier wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> <strong>Egypte</strong>naren geslagen in hun go<strong>de</strong>n daar zij het vee aanba<strong>de</strong>n. En alzo die <strong>de</strong><br />

Heere slaan in zijn allerliefste afgo<strong>de</strong>n, en daar wij hoogmoed me<strong>de</strong> bedrijven en ons hart aan<br />

geven en op zetten. En alzo wer<strong>de</strong>n zij geslagen in hun ij<strong>de</strong>l betrouwen. En daar zij Gods<br />

bezitting, zijn volk had<strong>de</strong>n beroofd, begon Hij hen te beroven <strong>van</strong> hun liefste bezittingen.<br />

En alzo als <strong>de</strong> Heere ons <strong>van</strong> het onze ontneemt, het zij wat het zij, bezittingen,<br />

bloedsbetrekkingen, eer, daarom omdat wij <strong>de</strong> Heere niet hebben geëerd, en buiten Hem ons<br />

vertrouwen gesteld hebben op onze kracht, sterkte, wijsheid, rijkdom enz. en daarom ons<br />

datzelve ontneemt, of omdat wij Hem beroofd hebben <strong>van</strong> het Zijne, boven alles in <strong>de</strong> Zijnen.<br />

En omdat wij God dat Zijne niet durven toe vertrouwen en daarom buiten Hem hulp zoeken<br />

of ons zoeken te waarborgen voor zijne oor<strong>de</strong>len of straffen of tegenspoe<strong>de</strong>n door onze<br />

goe<strong>de</strong>ren en bezittingen niet <strong>de</strong>n Heere maar het schepsel toe te vertrouwen, en daarin onze<br />

sterkte zoeken en elkan<strong>de</strong>r in zoeken te versterken.<br />

Van daar die brandwaarborgen en verzekeringen. En omdat wij Hem niet erkennen voor het<br />

Zijne, en alleen onszelf daarin zoeken en bedoelen, eren en verrijken willen. En een<br />

tentoonstelling maken <strong>van</strong> Gods werken alsof die <strong>de</strong> onze waren, en onszelf kronen en<br />

malkan<strong>de</strong>r kronen, en God honen. En daarom lijdt het vee om onzentwil, (en hoevele jaren al<br />

in ons va<strong>de</strong>rland), daar er alsnog winst, (doch op een gans verkeer<strong>de</strong> wijze), gedaan wordt en<br />

han<strong>de</strong>l gedreven met Gods oor<strong>de</strong>len. Ofschoon er alsnog inmengselen in zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong>s Heeren<br />

goe<strong>de</strong>rtierenhe<strong>de</strong>n, lankmoedigheid en verdraagzaamheid, nemen<strong>de</strong> alsnog het min<strong>de</strong>re, en<br />

sparen<strong>de</strong> het meer<strong>de</strong>re, dat ook daarna volgen zou<strong>de</strong>, <strong>de</strong> mensen zelve.<br />

Zie aldus een dui<strong>de</strong>lijke opklimming in <strong>de</strong> oor<strong>de</strong>len Gods.<br />

En daar <strong>de</strong> mens, gelijk thans in Ne<strong>de</strong>rland bei<strong>de</strong> bekeerd en onbekeerd vast en volhoudt, daar<br />

6


houdt <strong>de</strong> Heere ook vast en vol: En alzo wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> <strong>Egypte</strong>naren geslagen in hun paar<strong>de</strong>n daar<br />

zij zulk een hoogmoed me<strong>de</strong> bedreven, en in hun lasten dragen<strong>de</strong> kemelen en ezelen alsme<strong>de</strong><br />

in hun schapen en klein vee. En alzo is er ook een pestilentie gekomen, (en se<strong>de</strong>rt hoe vele<br />

jaren ?) in <strong>de</strong> fierheid, kracht en sterkte en schoonheid en voorzichtigheid <strong>de</strong>r paar<strong>de</strong>n, in het<br />

on<strong>de</strong>rling lasten dragen en geduldig lijdzaam verkeer <strong>de</strong>r matig ingetogene en zichzelf<br />

verloochen<strong>de</strong>, bruikbare en kuise, leerzame kemelen, alsook in <strong>de</strong> liefelijkheid en<br />

aangenaamheid en gezelligheid <strong>de</strong>r geiten en <strong>de</strong> volgzaamheid, ne<strong>de</strong>righeid en<br />

zachtmoedigheid en vre<strong>de</strong>lievendheid <strong>de</strong>r schapen, alsme<strong>de</strong> in <strong>de</strong> arbeidzaamheid en<br />

gestadigheid en lijdzaamheid <strong>de</strong>r ossen. En och, dat er eens een pestilentie mocht komen in<br />

onze eigen paar<strong>de</strong>nkracht en sterkte en hoogmoed en dartelheid en wispelturigheid en<br />

weel<strong>de</strong>righeid, en alle ij<strong>de</strong>le mensenhulp en vertrouwen, Jes. 31 : l. Alsook in alle luiheid en<br />

traagheid en vleselijkheid <strong>de</strong>r ezelen, en in alle bemod<strong>de</strong>ringen <strong>de</strong>r reine wateren met onze<br />

voeten gelijk <strong>de</strong> kemelen doen, omstoten<strong>de</strong> <strong>de</strong> zuivere belij<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r waarheid met een<br />

god<strong>de</strong>loze han<strong>de</strong>l en wan<strong>de</strong>l, alsook in het stoten <strong>de</strong>r schapen on<strong>de</strong>rling en zon<strong>de</strong>rling<br />

(vooral ook als er erge buien zijn aan het groeien en broeien) in <strong>de</strong> losbandigheid en<br />

dartelheid (Hosea 4 : 16), <strong>de</strong>r weel<strong>de</strong>rige en vette koeien <strong>van</strong> Basan (Amos 4 : l), alsme<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />

wulpsheid <strong>de</strong>r lammeren, begeren<strong>de</strong> in <strong>de</strong> ruimte te wei<strong>de</strong>n.<br />

En daar me<strong>de</strong> besluiten wij <strong>de</strong>ze vijf<strong>de</strong> plaag en gaan <strong>over</strong> tot <strong>de</strong> zes<strong>de</strong>.<br />

De zes<strong>de</strong> plaag<br />

Zweren aan mens en vee<br />

Eerst kwam het hen <strong>van</strong> buiten aan, als nu aan en in hen. Eerst het vee en als nu <strong>de</strong> mens. Er is<br />

ook alhier we<strong>de</strong>rom een opklimming. Hier wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> tovenaars openlijk tot schan<strong>de</strong><br />

gemaakt, (Ex. 11 : 11), onuitputtelijke zon<strong>de</strong>n, onuitputtelijke oor<strong>de</strong>len. openbare zon<strong>de</strong>n,<br />

openbare bekendmaking door <strong>de</strong> straffen<strong>de</strong> hand <strong>de</strong>s Heeren. Vreem<strong>de</strong> zon<strong>de</strong>n, vreem<strong>de</strong><br />

oor<strong>de</strong>len. Zweren zijn op zichzelf (ofschoon alhier plotseling op een almachtig woord <strong>de</strong>s<br />

Heeren uitgesproken, zon<strong>de</strong>r enige an<strong>de</strong>re oorzaak dan <strong>de</strong> wil Gods om hun zon<strong>de</strong>n, te<br />

voorschijn gebracht). Zweren zijn op zichzelf gezwellen aan <strong>de</strong> huid, uit bedorven bloed en<br />

sappen ontstaan<strong>de</strong>, zijn<strong>de</strong> heet, vurig, bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, smartelijk, sappen uitteren<strong>de</strong>, en voedsel<br />

benemen<strong>de</strong>, en daarbij afschuwelijk en walgelijk. Er zijn verborgene en openbare. En zien wij<br />

ook in dit oor<strong>de</strong>el <strong>de</strong>s Heeren niet <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r <strong>Egypte</strong>naren, als die <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren Israëls<br />

hard geslagen had<strong>de</strong>n met zwepen, en gewisselijk hun vele won<strong>de</strong>n, en daaruit ontstane<br />

verzweringen toegebracht? En openbaar<strong>de</strong>n die uitwendige zweren, niet hun inwendige haat,<br />

nijd, afgunst en kwaadaardigheid en baldadigheid, en opgeblazen, uitpuilen<strong>de</strong> hoogmoed<br />

tegen Israëls God en volk! En die zij met allerlei kwellingen had<strong>de</strong>n gekweld en met schan<strong>de</strong><br />

en smaad had<strong>de</strong>n <strong>over</strong>la<strong>de</strong>n. En gelasterd met vele lasteringen. En openbaar<strong>de</strong> <strong>de</strong> Heere<br />

daardoor niet zichtbaar hun onstuimige verwoedheid en opgeblazen waan, gelijk als ook hun<br />

openbaar vloeken en zweren en uitbraken <strong>van</strong> alle godslasterlijke woor<strong>de</strong>n en ij<strong>de</strong>le,<br />

afschuwelijke taal en leven en valse e<strong>de</strong>n en verbon<strong>de</strong>n. En daar hun ganse lichaam <strong>over</strong><strong>de</strong>kt<br />

was met uitpuilen<strong>de</strong>, etteren<strong>de</strong> zweren met blaren uitbreken<strong>de</strong> (vers 10), als door <strong>de</strong> gans zeer<br />

vurige hitte opzie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> en koken<strong>de</strong>. En alzo waren er zweren bij groten en bij kleinen, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

aanzienlijkste on<strong>de</strong>r hen tot <strong>de</strong> alleronaanzienlijkste zelfs tot hun vee toe (hun afgo<strong>de</strong>n) die<br />

me<strong>de</strong> om hunner zon<strong>de</strong>n wil die ellen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rworpen waren. En alzo vertonen die<br />

uitwendige zweren <strong>de</strong> inwendige zweren. En zijn die uitwendige geen teken <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

inwendige.<br />

En alzo die uitpuilen<strong>de</strong> zweren <strong>van</strong> opgeblazen hoogmoed en opzie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> met blaren <strong>van</strong><br />

ij<strong>de</strong>le verwaandheid. Even gelijk die diep ingevreten zweren <strong>van</strong> inwendige haat en nijd en<br />

afgunst, gelijk die verhar<strong>de</strong> en verou<strong>de</strong>r<strong>de</strong> en gans bedorven en allergevaarlijkste zweren <strong>van</strong><br />

verstoktheid en verharding én door en en voortgaan in <strong>de</strong> diepste afkerigheid <strong>de</strong>s harten- en<br />

ingekanker<strong>de</strong> vijandschap, in <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>n. En alle onuitgedrukte zweren <strong>van</strong> geveinsdheid. En<br />

7


alzo zweren op het hoofd <strong>van</strong> dwaze en bedorven wetenschap, opgeblazen in het verstand.<br />

Zweren op <strong>de</strong> ogen <strong>de</strong>r begeerlijkheid, zweren op <strong>de</strong> oren, horen<strong>de</strong> ij<strong>de</strong>le dingen en<br />

lasteringen, zweren op en in <strong>de</strong> mond vol kwaadsprekendheid en ongebon<strong>de</strong>nheid, zweren<br />

op en in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n <strong>van</strong> trouweloosheid, bedrieglijkheid en meinedigheid. Zweren op <strong>de</strong><br />

knieën, buigen<strong>de</strong> voor Baäl en Astaroth. En gezamenlijk neerknielen<strong>de</strong> voor Nebukadnezars<br />

opgerichte beeld. En zweren aan <strong>de</strong> voeten, betre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verkeer<strong>de</strong> en verbo<strong>de</strong>n pa<strong>de</strong>n en<br />

wegen.<br />

En waar zou<strong>de</strong>n wij beginnen aan die gans zeer boze zweren, bespeurd wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bij ou<strong>de</strong>n<br />

en jongen. Etterbuilen en striemen <strong>van</strong> <strong>de</strong> voet af tot aan het hoofd toe, beginnen<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

lagere tot <strong>de</strong> hogere scholen, tezamen scholingen <strong>van</strong> allerlei verkeer<strong>de</strong> dwalingen en<br />

godslasteringen tergen<strong>de</strong> God in Zijn aangezicht, en Christus Zijn Gezalf<strong>de</strong>, sma<strong>de</strong>lijk<br />

verwerpen<strong>de</strong>. Bevestigen<strong>de</strong> dat wij lezen in Psalm 2 : 3 en 4: Laat ons hare ban<strong>de</strong>n verscheuren,<br />

en hare touwen <strong>van</strong> ons werpen. Die in <strong>de</strong>n hemel woont, zal lachen. De Heere zal ze bespotten. En<br />

waar zou<strong>de</strong>n wij beginnen, laat staan eindigen zo wij alhier spreken moesten <strong>van</strong> al die<br />

etterbuilen en zweren <strong>van</strong> vloeken, hoererijen, doodslagen (zozeer toenemen<strong>de</strong> en bijkans<br />

ongestraft toelaten<strong>de</strong>), sabbatschen<strong>de</strong>rijen ons ganse land door, hoe langer hoe meer<br />

toenemen<strong>de</strong>. En boven alles die met blaren opzie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> spotgeest met al wat God en<br />

God<strong>de</strong>lijk is. En verheffen <strong>van</strong> al wat <strong>de</strong>s mensen is. Ik zeg, waar zou<strong>de</strong>n wij beginnen? Een<br />

ding. Gave <strong>de</strong> Heere bij onszelf. Ps. 130: Zo doe Hij ook aan mij. En daarbij, <strong>de</strong>wijl <strong>de</strong>ze stof<br />

onuitputtelijk zou zijn; zo wij als nog spreken moesten <strong>van</strong> al die builen en zweren <strong>van</strong> buik<br />

en ingewan<strong>de</strong>n, en die hartzweren <strong>van</strong> ondankbaarheid en ongehoorzaamheid jegens die God<br />

onzer va<strong>de</strong>ren. Die ons gered en verlost heeft uit <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n onzer vijan<strong>de</strong>n; maar Wien wij als<br />

nu gezamenlijk hebben verworpen, en daarom ook <strong>van</strong> Hem verworpen zullen wor<strong>de</strong>n. En dit<br />

moet ik alsnog zeggen, eer ik <strong>van</strong> <strong>de</strong> zes<strong>de</strong> plaag afstap, dat <strong>de</strong> as <strong>van</strong> <strong>de</strong> bij God verheerlijkte<br />

profeten, bij <strong>de</strong> hemel opgeworpen en <strong>over</strong> gans Ne<strong>de</strong>rland verstrooid, eenmaal zweren met<br />

opzie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> blaartjes aan ons wor<strong>de</strong>n zal. En gave God, uit gena<strong>de</strong>, om Zijns zelfs wil ten<br />

goe<strong>de</strong>.<br />

De zeven<strong>de</strong> plaag<br />

Hagel en don<strong>de</strong>r en vuur<br />

Looft <strong>de</strong>n Heere, vuur en hagel, sneeuw en damp, gij stormwind, die Zijn woord doet, lezen wij in<br />

Psalm 148 : 7 en 8. Vreselijk zijt Gij, o God, en wie zal voor Uw aangezicht bestaan, <strong>van</strong> <strong>de</strong> tijd Uws<br />

toorns af? Gij <strong>de</strong>ed een oor<strong>de</strong>el horen uit <strong>de</strong>n hemel; <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> beef<strong>de</strong>, en werd stil als God opstond ten<br />

oor<strong>de</strong>el, om alle zachtmoedigen <strong>de</strong>r aar<strong>de</strong> te verlossen, Sela. Want <strong>de</strong> grimmigheid <strong>de</strong>s mensen zal u<br />

loffelijk maken: lezen wij in Psalm 76 : 8 t/m 11a. En al <strong>de</strong>ze dingen wor<strong>de</strong>n vervuld in <strong>de</strong>ze<br />

plaag. Want <strong>de</strong> Heere is groot, en zeer te prijzen, Hij is vreselijk boven alle go<strong>de</strong>n, enz., daar geen<br />

ein<strong>de</strong> aan zou zijn dat alles op te tellen. En gelijk Gods Woord vol is <strong>van</strong> <strong>de</strong> ere <strong>van</strong> Zijn<br />

heilige Naam. Vreselijk in al Zijn doen en werken. Hij is bekleed met Majesteit en<br />

Heerlijkheid. God is grotelijks geducht in <strong>de</strong>n raad <strong>de</strong>r heiligen: enz. Echter bedwing ik hier mijn<br />

pen, waar <strong>de</strong> zaken en woor<strong>de</strong>n te veel zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, en bepaal mij bij <strong>de</strong> plaag die God<br />

zond on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> verwerpers <strong>van</strong> Zijn grote en vreselijke Naam. Water en land bei<strong>de</strong> waren<br />

vervuld met Zijn oor<strong>de</strong>len en gerichten, ook <strong>de</strong> lucht en <strong>de</strong> elementen <strong>de</strong>rzelve zou<strong>de</strong>n met<br />

<strong>de</strong>zelve vervuld wor<strong>de</strong>n:<br />

Water, aar<strong>de</strong>, lucht en vuur,<br />

Zijn gereed ter elker uur,<br />

Hem te dienen in Zijn wegen,<br />

't Zij tot oor<strong>de</strong>el of tot zegen!<br />

Zalig dien het brengt tot God,<br />

Wee die met Zijn oor<strong>de</strong>el spot!<br />

En dit laatste was het geval bij <strong>de</strong> <strong>Egypte</strong>naren. On<strong>de</strong>r al <strong>de</strong> slagen en oor<strong>de</strong>len wer<strong>de</strong>n hun<br />

8


harten niet verne<strong>de</strong>rd, maar wel nog meer verhard. Een geveins<strong>de</strong> betuiging soms on<strong>de</strong>r,<br />

doch blijven<strong>de</strong> verharding na <strong>de</strong>zelve. En nu tot <strong>de</strong> zaak zelf. En ook hier klimmen <strong>de</strong><br />

oor<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> hemel, daar <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>sgelijks waren groeien<strong>de</strong>. En daar <strong>de</strong><br />

zon<strong>de</strong>n opklimmen<strong>de</strong> zijn naar boven, daar dalen <strong>de</strong> oor<strong>de</strong>len naar bene<strong>de</strong>n. En naar dat <strong>de</strong><br />

eerste vermeer<strong>de</strong>ren nemen ook <strong>de</strong> laatste toe. De zon<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> aantrekkingselementen <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> oor<strong>de</strong>len, Zij maken die gemakkelijk. Verhar<strong>de</strong>n zij hun harten, <strong>de</strong> Heere zond <strong>de</strong> har<strong>de</strong><br />

hagelstenen. Bleven zij koud of doof voor <strong>de</strong> roepstemmen <strong>de</strong>s Heeren; Hij riep te har<strong>de</strong>r en<br />

lui<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> vreselijk gedruis maken<strong>de</strong> kou<strong>de</strong> hagelstenen? Bleven zij even vurig in <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>,<br />

en in <strong>de</strong> geweldige stormwind <strong>de</strong>rzelve, even gelijk zij geweldig gedreven had<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

kin<strong>de</strong>ren Israëls met zeer har<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n en slagen, dat niet zon<strong>de</strong>r zeer zware vloeken en<br />

bespotten en honen <strong>van</strong> <strong>de</strong> God <strong>de</strong>r Hebreëen zal toegegaan zijn, en misbruik wellicht <strong>van</strong> die<br />

allergeduchtste elementen <strong>van</strong> <strong>de</strong>s Heeren gramschap, don<strong>de</strong>r en bliksem, daar zij als nu<br />

me<strong>de</strong> bezocht wer<strong>de</strong>n. En bleven zij even toornig tegen <strong>de</strong> Heere; Hij toon<strong>de</strong> dat het hard is<br />

<strong>de</strong> verzenen tegen <strong>de</strong> prikkels te slaan, en dat een gans ij<strong>de</strong>l en nietig stof niets vermag tegen<br />

<strong>de</strong>n Allerhoogste.<br />

En zo wij onze aandacht vestigen op vroegere zegeningen, als een mil<strong>de</strong> en vruchtbaar<br />

maken<strong>de</strong> regen, liefelijk <strong>van</strong> boven af en ne<strong>de</strong>rdalen<strong>de</strong>, bei<strong>de</strong> in Kerk en Staat, bei<strong>de</strong> bedorven<br />

en verpletterd door <strong>de</strong> grote hagelstenen <strong>van</strong> menselijke wetten, rechten en inzettingen,<br />

verwon<strong>de</strong>rt het ons dat die vroegere zegeningen in oor<strong>de</strong>len veran<strong>de</strong>rd zijn, en dat hetgeen<br />

eertijds oor<strong>de</strong>len geacht wer<strong>de</strong>n te zijn, zegeningen waren, doch dat thans voor zegeningen<br />

wor<strong>de</strong>n geschat, oor<strong>de</strong>len bevon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n te zijn?<br />

Verwon<strong>de</strong>rt het ons, dat <strong>van</strong>wege het missen <strong>van</strong> die liefelijke regen <strong>de</strong>s Geestes en <strong>de</strong><br />

vruchtbaarmaken<strong>de</strong> en verwarm<strong>de</strong> zonnestralen, <strong>van</strong>wege het vermeer<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>r<br />

ongerechtigheid bij het gebrek aan lief<strong>de</strong>, (daar het geloof gemist wordt), bij zulk een<br />

zeer kou<strong>de</strong> en gure barre luchtgesteldheid het alles in hagel is veran<strong>de</strong>rt? Vroegere<br />

leer druppelen<strong>de</strong> als een regen, en re<strong>de</strong>nen vloeien<strong>de</strong> als een dauw en vallen<strong>de</strong> als<br />

stofregen op <strong>de</strong> grasscheutjes en als druppelen op het kruid, zijn veran<strong>de</strong>rd in har<strong>de</strong><br />

hagelstenen, die al het gewas <strong>de</strong>s velds en <strong>de</strong> boombloesems en vruchten hebben<br />

weggemaaid. En alzo is bevestigd gewor<strong>de</strong>n wat wij lezen in Psalm 78 : 47, 48: Hij<br />

dood<strong>de</strong> haar wijnstok door <strong>de</strong>n hagel; en haar wil<strong>de</strong> vijgenbomen door vurige hagelstenen. Ook<br />

gaf Hij haar vee <strong>de</strong>n hagel <strong>over</strong>, en haar beesten <strong>de</strong>n vurige kolen. Hij zond on<strong>de</strong>r hen <strong>de</strong><br />

hittigheid Zijns toorns, verbolgenheid en verstoordheid, en benauwdheid met uitzending <strong>van</strong><br />

bo<strong>de</strong>n <strong>van</strong> veel kwaads. En alzo <strong>de</strong> e<strong>de</strong>lste bronnen <strong>van</strong> bestaan, bei<strong>de</strong> in Kerk en Staat,<br />

godsvrucht en waarheid, <strong>de</strong> zuivere leer <strong>de</strong>r rechtvaardigmaking, en <strong>de</strong> vruchten <strong>de</strong>r zelve,<br />

en alle bronnen <strong>van</strong> ware blijdschap en lief<strong>de</strong> verbrijzeld. Hij verbrak het verbond en<br />

besnoei<strong>de</strong> ze niet meer, en gaf haar <strong>over</strong> aan het wild gedierte, en het goeddunken <strong>van</strong> hun<br />

harten en gaf hun een scheidbrief.<br />

En alzo wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> hagelstenen <strong>de</strong>r ketterijen bei<strong>de</strong> in leer en in leven getroffen, leer,<br />

leraren en alle gena<strong>de</strong>mid<strong>de</strong>len, alle verga<strong>de</strong>ringen en verenigingen buiten God, en alle<br />

on<strong>de</strong>rwijs in hogere en lagere scholen en huisgezinnen en binnenkameren.<br />

Gebe<strong>de</strong>n vloeien<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> Geest, vermaningen on<strong>de</strong>r elkan<strong>de</strong>r enz., en het zingen <strong>van</strong><br />

Psalmen en geestelijke lie<strong>de</strong>ren, veran<strong>de</strong>rd in kou<strong>de</strong> en har<strong>de</strong> hagelstenen tegen elkan<strong>de</strong>r. En<br />

alzo is bevestigd gewor<strong>de</strong>n hetgeen wij lezen in Jesaja 32 : 19: Maar het zal hagelen daar men<br />

afgaat in het woud, en <strong>de</strong> stad zal leeg wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> leegte, in plaats <strong>van</strong> hetgeen vroeger bevon<strong>de</strong>n<br />

werd te zijn een woonplaats <strong>de</strong>s vre<strong>de</strong>s en wel verzeker<strong>de</strong> woningen en stille geruste plaatsen. Een<br />

vluchten tot Jareb en Ekron en een ij<strong>de</strong>l vertrouwen op nietige mensenhulp en gebroken<br />

Egyptische rietstaven en bakken die geen water hou<strong>de</strong>n. Een bouwen en vertrouwen op gans<br />

nietige menselijke inzettingen en verbintenissen bij het verbreken <strong>van</strong> <strong>de</strong> verbintenissen Gods.<br />

En daardoor Gods oor<strong>de</strong>len <strong>over</strong> ons lui<strong>de</strong> ingeroepen. En <strong>de</strong> Heere zal Zijn heerlijke stem doen<br />

horen, en <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rlating Zijns arms doen zien, met grimmigheid <strong>van</strong> toorn, en een vlam <strong>de</strong>s<br />

verteren<strong>de</strong>n vuurs, stralen en een vloed en hagelstenen, Jes. 30: 30. En <strong>de</strong> hagel zal <strong>de</strong>n toevlucht <strong>de</strong>s<br />

9


leugens wegvagen, en <strong>de</strong> wateren zuilen <strong>de</strong> schuilplaats <strong>over</strong>lopen, Jes. 38: 17b. En alzo we<strong>de</strong>rom<br />

wor<strong>de</strong>n gelijke zon<strong>de</strong>n met gelijke straffen bezocht. Gods don<strong>de</strong>rstem voor 's mensen, boven<br />

Gods woord zich verheffen<strong>de</strong> stemmen, bliksemstralen voor vurige helse geesten uit <strong>de</strong> afgrond<br />

opgekomen, en verlichten<strong>de</strong> alles met een helse gloed, vurige kolen voor vurige<br />

blaken<strong>de</strong> vijandschap, haat, nijd en twist on<strong>de</strong>r elkan<strong>de</strong>r. En het gedruis <strong>van</strong> een geweldige<br />

stormwind <strong>van</strong>wege het stormen tegen <strong>de</strong>n Heere en al Zijn oor<strong>de</strong>len. En verbreken<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

hagel zowel het kruid <strong>de</strong>s velds als al het geboomte <strong>de</strong>szelven (Ex. 9: 25). Zowel groten als<br />

kleinen, e<strong>de</strong>len en one<strong>de</strong>len, kin<strong>de</strong>ren en ou<strong>de</strong>ren wer<strong>de</strong>n geslagen. Wie zal <strong>de</strong>n dag Zijner<br />

toekomst verdragen en wie zal bestaan als Hij verschijnt? Vanwege <strong>de</strong> verbolgenheid <strong>de</strong>s Heeren<br />

<strong>de</strong>r heirscharen, zal het land verduisterd wor<strong>de</strong>n; en het volk zal zijn als een voedsel <strong>de</strong>s vuurs; <strong>de</strong> een<br />

zal <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren niet verschonen, Jes. 9 : 18.<br />

En Ik zal met hen rechten door pestilentie en bloed, en grote hagelstenen, vuur en zwavel regenen op<br />

hem en zijn ben<strong>de</strong>n en op <strong>de</strong> vele volken, die met hem zullen zijn, Ez. 38 : 22. En alzo bedui<strong>de</strong>n die<br />

grote hagelstenen, <strong>de</strong> vijan<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong> Heere zen<strong>de</strong>n zal! En gans ver<strong>de</strong>rfelijke oorlogen,<br />

gepaard gaan<strong>de</strong> met pestilentie en hongersnood. Een tijd <strong>van</strong> grote beangstheid en beroering<br />

en beving, schrik en vrees. Een teken <strong>van</strong> Gods heilig en rechtvaardig oor<strong>de</strong>el, daar wij 's<br />

hemels goedkeuring <strong>over</strong> lezen in Openb. 16 : 7: Ja Heere, Gij almachtige God, Uw oor<strong>de</strong>len zijn<br />

waarachtig en rechtvaardig. En alzo zal <strong>de</strong> Heere bevestigen hetgeen wij lezen in Jes. 29 : 6: Gij<br />

zult <strong>van</strong> <strong>de</strong>n Heere <strong>de</strong>r heirscharen bezocht wor<strong>de</strong>n met don<strong>de</strong>r en met aardbeving, en groot geluid, met<br />

wervelwind, en onwe<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> vlammen eens verteren<strong>de</strong>n vuurs. En wie zal alsdan bestaan.<br />

Gewisselijk niemand dan die be<strong>de</strong>kt is met Christus’ gerechtigheid. En betrekkelijk welke <strong>de</strong><br />

Heere gesproken heeft dat Hij ze zou behou<strong>de</strong>n als door vuur. En daarme<strong>de</strong> besluiten wij<br />

<strong>de</strong>ze zeven<strong>de</strong> plaag en gaan <strong>over</strong> tot <strong>de</strong> achtste plaag.<br />

De achtste plaag<br />

Sprinkhanen<br />

Hier bezocht <strong>de</strong> Heere het land bij vernieuwing, en dat <strong>de</strong> hagel had <strong>over</strong>gelaten, zou <strong>de</strong><br />

sprinkhaan opeten. Had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> <strong>Egypte</strong>naren het volk Gods niet meer geacht en behan<strong>de</strong>ld, ja<br />

opgegeten als sprinkhanen, hun loon onthou<strong>de</strong>n en kwellen<strong>de</strong>, zij wer<strong>de</strong>n nu met gelijke<br />

<strong>plagen</strong> bezocht, en bedreigd met hongersnood. Een oostenwind, door <strong>de</strong>s Heeren almacht dag<br />

en nacht waaien<strong>de</strong> en blazen<strong>de</strong> met groot geluid, bracht dit grote heirleger <strong>de</strong>s Heeren aan.<br />

En alhoewel <strong>de</strong> sprinkhanen (Spr. 30 : 27) geen koning hebben, nochtans hebben zij God tot<br />

Koning, die met het Zijne doet dat Hem behaagt, en <strong>de</strong> bazuin blaast, die Zijn oor<strong>de</strong>len<br />

aanbrengt. Had<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong>s Heeren volk geweldig gedreven, blazen<strong>de</strong> tegen hen, zon<strong>de</strong>r naar<br />

hun klachten te horen, woe<strong>de</strong> en moord, alhier werd 's Heeren heirleger ook geweldig, door<br />

Hem aangedreven, vertonen<strong>de</strong> Zijn grote toorn (gelijk onlangs door Ne<strong>de</strong>rland en el<strong>de</strong>rs<br />

blazen<strong>de</strong>, daar ook <strong>de</strong> spoedig ons <strong>over</strong>vallen<strong>de</strong> en als op ons springen<strong>de</strong> en alles be<strong>de</strong>kken<strong>de</strong><br />

oor<strong>de</strong>len op volgen kunnen) door <strong>de</strong>ze geweldig gedreven stormwind. Een teken <strong>van</strong> 's<br />

Heeren toorn, gelijk er staat geschreven in Job 27 : 21: De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij<br />

henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. Even, en veel erger als <strong>de</strong> bazuin was, zijn<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

oostenwind uit zijn aard een opdrogen<strong>de</strong>, verzengen<strong>de</strong> wind, gelijk wij lezen in Gen. 41 : 23:<br />

door <strong>de</strong>n oostenwind verzeng<strong>de</strong> aren, en <strong>de</strong> oostenwind heeft zijne vrucht verdroogd (Ez. 19 : 12)<br />

veel erger was het oor<strong>de</strong>el zelve, dat niets <strong>over</strong>liet.<br />

En buiten 's Heeren oor<strong>de</strong>len <strong>over</strong> het veldgewas en <strong>de</strong> vrucht <strong>van</strong> het geboomte, dat door<br />

hetzelve werd verteerd, zou<strong>de</strong>n wij door hetzelve ook verstaan kunnen, vooreerst alle<br />

vreem<strong>de</strong>, <strong>over</strong> alles heen springen<strong>de</strong>, gedrochtelijke en wanstaltige leerstellingen,<br />

verduisteren<strong>de</strong> door hun grote menigte het licht <strong>van</strong> <strong>de</strong> zon <strong>de</strong>r waarheid, behoren<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<br />

het kruipen<strong>de</strong> gedierte, nochtans vleugels hebben<strong>de</strong> als <strong>de</strong>r vogelen. En aangedreven door<br />

<strong>de</strong>n oostenwind (Job 15 : 2) waarmee hun buik vervuld is <strong>van</strong> eigen eer en verlichting, en<br />

opgeblazen hoogmoed en eigenlievendheid, en gelijk wij lezen <strong>van</strong> Efraïm, dat hij zich<br />

10


weid<strong>de</strong> met <strong>de</strong>n wind en <strong>de</strong>n oostenwind najoeg, en <strong>de</strong> Apostel (Ef. 4 : 14) spreekt <strong>van</strong> alle<br />

wind <strong>de</strong>r leer, en alle menselijke opgeblazen re<strong>de</strong> en wijsheid en von<strong>de</strong>n. En leraars, die een<br />

schoon gelaat betonen naar het vlees (Gal. 6 : 12) beloven<strong>de</strong> vrijheid, zijn<strong>de</strong> zelf dienstknechten<br />

<strong>de</strong>r verdorvenheid, en met allerlei nieuwighe<strong>de</strong>n en ver<strong>de</strong>rfelijke leerstellingen het<br />

land vervullen<strong>de</strong>, een mensenaangezicht vertonen<strong>de</strong>, (Openb 9 : 7) doch leeuwentan<strong>de</strong>n om<br />

te verscheuren, die haar kussen, en schorpioenstaarten om te steken bekoren<strong>de</strong> door haar<br />

zacht (vleien<strong>de</strong>) vrouwenhaar en bet<strong>over</strong>en<strong>de</strong> door haar sirenengezang. En alzo alle vreem<strong>de</strong><br />

en won<strong>de</strong>rlijke geesten, huppelen<strong>de</strong> door elkan<strong>de</strong>r, alles verteren<strong>de</strong> en ver<strong>de</strong>rven<strong>de</strong> dat hen<br />

ontmoet, bomen en vel<strong>de</strong>n berovend <strong>van</strong> blad en leven, bloeisel en vrucht, onverzadiglijk<br />

verslin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> en het liefst en het tierigste in <strong>de</strong> warmte, waar, gelijk <strong>de</strong> vroegere vorsen in hun<br />

reten en poelen, uitwendig voor<strong>de</strong>el is te bejagen, elkan<strong>de</strong>r verteren<strong>de</strong> en zichzelf. Alzo<br />

hebben wij daardoor te verstaan alle onreinighe<strong>de</strong>n, bei<strong>de</strong> in leer en leven, en alle<br />

sprinkhanenbekroningen, gelijk <strong>de</strong>ze kronen dragen op hun hoof<strong>de</strong>n. En een koning <strong>over</strong> zich<br />

hebben, <strong>de</strong> engel <strong>de</strong>s afgronds. En alzo daardoor ook verstaan moet wor<strong>de</strong>n<br />

sprinkhanenwetten, sprinkhanenon<strong>de</strong>rwijs, sprinkhanenbelij<strong>de</strong>nis,<br />

sprinkhanenverbintenissen en – beloften, sprinkhanene<strong>de</strong>n, spelen<strong>de</strong> met Gods oor<strong>de</strong>len en<br />

springen<strong>de</strong> <strong>over</strong> Zijn Woord.<br />

Alzo hebben wij door die sprinkhanen ook te verstaan <strong>de</strong> roomsen, daar wij on<strong>de</strong>r gekomen<br />

zijn, en gewisselijk ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r komen zullen, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> vleselijke vijan<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong> Heere<br />

on<strong>de</strong>r hun aanvoer<strong>de</strong>r Apollyon, an<strong>de</strong>rmaal tot ons zen<strong>de</strong>n zal, roepen<strong>de</strong> (Jesaja 46 : 11) een<br />

roofvogel <strong>van</strong> het oosten, en om ons <strong>over</strong> te geven (Jesaja 46 : 20 t/m 24) in <strong>de</strong> hand <strong>de</strong>s volks<br />

<strong>van</strong> het noor<strong>de</strong>n, die meer<strong>de</strong>r zijn dan <strong>de</strong> sprinkhanen, zodat men ze niet tellen kan. En<br />

alsdan zal <strong>de</strong> Heere bevestigen hetgeen Hij gesproken heeft, door <strong>de</strong> dienst <strong>van</strong> Zijn profeet in<br />

Nahum 3 vers 15: Het vuur zal u aldaar verteren, het zwaard zal u uitroeien, het zal u afeten;<br />

vermeer<strong>de</strong>rt u als <strong>de</strong> kevers, vermeer<strong>de</strong>rt u als <strong>de</strong> sprinkhanen. En alsdan zal <strong>de</strong> Heere op ons<br />

springen met Zijn oor<strong>de</strong>len, en of wij die dans ontspringen zullen. En daarbij laten wij dit.<br />

De negen<strong>de</strong> plaag<br />

Duisternis<br />

Alzo zijn wij gekomen tot <strong>de</strong> negen<strong>de</strong> plaag. Ook hier vin<strong>de</strong>n wij een opklimming <strong>de</strong>rzelve.<br />

Er was duisternis veroorzaakt door <strong>de</strong> menigte <strong>de</strong>r sprinkhanen. En <strong>de</strong>ze duisternis ging<br />

vooraf aan het verduisteren <strong>van</strong> het licht <strong>van</strong> hun eerstgeborenen, hebben<strong>de</strong> zij ook gelijk<br />

terecht aangemerkt wordt, het licht <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerstgeborenen, of <strong>van</strong> al het mannelijke geboren<br />

zaad <strong>de</strong>r eerstgeborenen, zijn<strong>de</strong> (Exodus 4 vers 22) het Israël Gods verduisterd. En we<strong>de</strong>rom<br />

was <strong>de</strong>ze duisternis gelijk ook al <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>plagen</strong> op het ergste en verschrikkelijkste. Ja<br />

zodanig een duisternis, die zij tasten kon<strong>de</strong>n, en die hen bond in hun plaatsen.<br />

Trouwens wat is er liefelijker, aangenamer en noodzakelijker dan licht, en wat is er<br />

verschrikkelijker en akeliger dan <strong>de</strong> duisternis, <strong>de</strong> woning <strong>van</strong> alle boze geesten. Deze<br />

duisternis was een tastbaar teken <strong>van</strong> hun verblindheid en verharding; verstoktheid en<br />

ongeloof. En een allerdui<strong>de</strong>lijkst en allerlaatste teken <strong>van</strong> <strong>de</strong> eeuwige, helse en allerakeligste<br />

en naarste duisternis, waarin zij, en dat zeer spoedig, gestort zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. En dat <strong>van</strong>wege<br />

het geheel en al vrijwillig verwerpen <strong>van</strong> al <strong>de</strong> vermaningen en waarschuwingen en<br />

won<strong>de</strong>rtekenen <strong>de</strong>s Heeren. (En hoe lang, hoeveel en hoe dui<strong>de</strong>lijk en zicht- en tastbaar,<br />

geduren<strong>de</strong> zo vele jaren, inzon<strong>de</strong>rheid in ons Ne<strong>de</strong>rland, dat land eenmaal <strong>van</strong> licht, kennis,<br />

waarheid en klaarheid.<br />

Wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> inwoners <strong>van</strong> Sodom en Gomorra niet eerst met blindheid geslagen, eer dat zij alle<br />

verteerd wer<strong>de</strong>n met vuur uit <strong>de</strong> hemel? En was <strong>de</strong> schijnbare verlichting (gelijk alzo me<strong>de</strong> in<br />

onze dagen, of veeleer nachten te noemen, daar het ongedierte te voorschijn treedt) niet<br />

voorafgegaan <strong>de</strong> dagen <strong>van</strong> <strong>de</strong> zondvloed, en voor <strong>de</strong> verwoesting <strong>van</strong> Babels toren,<br />

bestaan<strong>de</strong> in bouwen, planten, en alle eigen eerzuchtige schepsels verbintenissen, en associaties<br />

11


en contracten, concordaten en verzekeringen en schepselsverenigingen, als zijn<strong>de</strong> één <strong>van</strong> hart en<br />

spraak, en han<strong>de</strong>l en wan<strong>de</strong>l tegen God en al Zijn gebo<strong>de</strong>n en inzettingen, allen als<br />

verachten<strong>de</strong> <strong>de</strong> stem Gods door Noach, als geslagen (en dat alle) in <strong>de</strong> allervaste ban<strong>de</strong>n en<br />

kluisters <strong>van</strong> <strong>de</strong> allerdikste duisternis.<br />

En was <strong>de</strong>ze duisternis geen teken <strong>van</strong> het wegnemen <strong>van</strong> alle licht <strong>de</strong>r vermaningen en<br />

waarschuwingen, als veracht hebben<strong>de</strong> het licht en het woord Zijner Profeten, en alle Zijne<br />

won<strong>de</strong>rtekenen in het landschap <strong>van</strong> Cham of <strong>van</strong> Kanaan (dat land <strong>van</strong> koophan<strong>de</strong>l) geven<br />

hen vervolgens geheel en al <strong>over</strong> aan hun eigen goeddunken en bedrieglijkheid hunner harten.<br />

Geven<strong>de</strong> hun die raadsbesluiten, waarbij ze niet leven kon<strong>de</strong>n, maar gewisselijk daarin <strong>de</strong><br />

dood zou<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n. Wee ook hen, als Ik hen verlaten zal hebben, als die het licht tot<br />

duisternis en <strong>de</strong> duisternis tot licht gesteld had<strong>de</strong>n. Bij lichten dage zou het land verduisterd<br />

wor<strong>de</strong>n, daar <strong>de</strong> ongerechtigheid vermenigvuldigd was en <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> verkoud, als die <strong>de</strong><br />

waarheid ten on<strong>de</strong>r gebracht had<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> leugen en <strong>de</strong> duisternis (<strong>de</strong> menselijke re<strong>de</strong>)<br />

bemind boven <strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijke godsdienst.<br />

Er was een klagen bij <strong>de</strong> profeet: duisternis be<strong>de</strong>kt <strong>de</strong>n aardbo<strong>de</strong>m, en donkerheid <strong>de</strong> volkeren. En<br />

hebben wij door die duisternis niet te verstaan, alle dwalingen en ketterijen, afkeren<strong>de</strong> <strong>van</strong> het<br />

licht, en het Woord <strong>de</strong>s Heeren. Eigen hoogmoedige en helse geesten boven <strong>de</strong> Geest <strong>de</strong>s<br />

Heeren verkiezen<strong>de</strong>. En alzo duisternis be<strong>de</strong>kken<strong>de</strong> bei<strong>de</strong> Kerk en Staat, en alle <strong>de</strong> raadsverga<strong>de</strong>ringen<br />

en menselijke maatschappijen. En ach, werd alhier ons hoofd water en onze ogen een<br />

springa<strong>de</strong>r <strong>van</strong> tranen, die arme jeugd, ons kroost, dat gedoopte kroost be<strong>de</strong>kt met alle helse leugenleer<br />

en von<strong>de</strong>n <strong>van</strong> mensen. En boven alles be<strong>de</strong>kt <strong>de</strong> duisternis <strong>de</strong> harten zelfs, (en dat het<br />

allergevaarlijkste, als zijn<strong>de</strong> het oor<strong>de</strong>el begonnen <strong>van</strong> het huis Gods) <strong>de</strong>rgenen in wien het<br />

God<strong>de</strong>lijk gena<strong>de</strong>licht is opgegaan. Een blindheid in Gods oor<strong>de</strong>len, blindheid in ons<br />

verstand en hart, blindheid in <strong>de</strong> beproeving <strong>de</strong>r geesten, blindheid in <strong>de</strong> eigenlijke bron en<br />

<strong>de</strong> oorzaak <strong>van</strong> 's Heeren twist met Zijn volk. Gemeenschap met <strong>de</strong> onvruchtbare werken <strong>de</strong>r<br />

duisternis en pleiten voor <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>n. En wat hebben wij op <strong>de</strong>ze blindheid te wachten, dan<br />

een dag <strong>van</strong> dikke duisternis en donkerheid, benauwdheid, angst en vreze. En daarom, omdat<br />

wij Gods licht hebben versmaad, en <strong>de</strong> duisternis liever gehad dan het licht. Wanneer <strong>de</strong> rook<br />

op zal gaan uit <strong>de</strong> put, en <strong>de</strong> zon en <strong>de</strong> lucht verduisterd zullen wor<strong>de</strong>n (of al reeds gewor<strong>de</strong>n<br />

zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> rook <strong>de</strong>s puts), wat is daar an<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> te verwachten, dan dat <strong>de</strong> sprinkhanen<br />

(Openb. 9) daaruit te voorschijn (gelijk zij bereids daaruit te voorschijn gekomen zijn) zullen<br />

komen om ons an<strong>de</strong>rmaal te pijnigen als <strong>de</strong> schorpioenen. En wee diegenen, daar geen<br />

gena<strong>de</strong>licht in <strong>de</strong> woningen <strong>van</strong> hun harten ontstoken is. En daarbij laten wij dit en gaan <strong>over</strong><br />

tot allerlaatste of <strong>tien</strong><strong>de</strong> plaag.<br />

De <strong>tien</strong><strong>de</strong> plaag<br />

De dood <strong>de</strong>r eerstgeborenen<br />

Het licht was duisternis gewor<strong>de</strong>n en daarop volg<strong>de</strong> het uitblussen <strong>van</strong> het licht<br />

hunner eerstgeborenen. Had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> <strong>Egypte</strong>naren <strong>de</strong> eerstgeborenen <strong>de</strong>s Heeren<br />

gedood, en het land met<br />

hun geschrei vervuld, even gelijk zij gedaan had<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>ed en vervolgt hun <strong>de</strong> Heere. Eerst<br />

was hun have en goed geslagen, en waren zij aan hun lichamen bezocht gewor<strong>de</strong>n, hier<br />

bezocht <strong>de</strong> Heere al <strong>de</strong> eerstgeborenen en dat wel ter mid<strong>de</strong>rnacht. En alzo kwam <strong>de</strong> Heere al<br />

na<strong>de</strong>r en na<strong>de</strong>r en brak hun pilaren, leunsels en steunsels, eerste en aanzienlijkste, bei<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />

burgerstaat en <strong>de</strong> Godsdienst af. En alzo heeft <strong>de</strong> Heere begonnen <strong>van</strong> Jeruzalem en Juda weg<br />

te nemen, bei<strong>de</strong> in Kerk en Staat, scholen en huisgezinnen, bei<strong>de</strong> in <strong>de</strong> raads- en<br />

kerkverga<strong>de</strong>ringen, <strong>de</strong> aanzienlijke en eerste in wijsheid, benemen<strong>de</strong> ons het licht Zijner<br />

kennis en <strong>over</strong>geven<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> bedrieglijkheid onzer harten. En dat boven alles om het<br />

verwerpen <strong>van</strong> die Eerstgeborene <strong>de</strong>s Va<strong>de</strong>rs.<br />

12


En was daar een groot geschrei in gans <strong>Egypte</strong>land daar er geen huis was, daar niet een do<strong>de</strong><br />

in bevon<strong>de</strong>n werd <strong>van</strong>wege het do<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r eerstgeborenen <strong>de</strong>s Heeren, n.l. Israël Zijn volk,<br />

waarom <strong>Egypte</strong>land bezocht werd met <strong>de</strong>ze ontzetten<strong>de</strong> plaag, hebben wij daarin niet een<br />

spiegel en voorbeeld bij hetgeen <strong>de</strong>ze buiten <strong>de</strong> kennis <strong>de</strong>r waarheid omdolen<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nse<br />

<strong>Egypte</strong>naren <strong>over</strong>komen is, betrekkelijk hetgeen ons te wachten staat. Een zeer zware<br />

zon<strong>de</strong>nschuld rust op Ne<strong>de</strong>rland: het verkopen <strong>van</strong> het eerstgeboorterecht, <strong>de</strong> gereformeer<strong>de</strong><br />

belij<strong>de</strong>nis boven alles en door allen, bei<strong>de</strong> in Kerk en Staat, scholen en huisgezinnen en het<br />

verwerpen <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerstgeborene <strong>de</strong>rzelve, die pilaar en vastigheid <strong>de</strong>r waarheid: <strong>de</strong><br />

rechtvaardigmaking <strong>de</strong>s zondaars door het geloof. Hoe zijn die eerstgeborenen, die pilaren,<br />

die steunsels voor Kerk en Staat gevallen, die hel<strong>de</strong>n Israëls, die aanzienlijken, <strong>de</strong> held en <strong>de</strong><br />

krijgsman, <strong>de</strong> richter en <strong>de</strong> profeet, (Ps. 74 : 9), en <strong>de</strong> waarzeggers en <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>n <strong>over</strong>ste<br />

<strong>van</strong> vijftig, en <strong>de</strong> aanzienlijke, en <strong>de</strong> raadsman, en <strong>de</strong> wijze en <strong>de</strong> werkmeesters en die kloek<br />

ter tale is. En hoe heeft <strong>de</strong> Heere bevestigd; Ik zal jongelingen stellen tot hun Vorsten, en kin<strong>de</strong>ren<br />

zullen <strong>over</strong> hen heersen, Jes. 3 : 2—4.<br />

Hoe is die eersteling, het geloof en <strong>de</strong> eerste lief<strong>de</strong>, niet bij en on<strong>de</strong>r het erf<strong>de</strong>el <strong>de</strong>s<br />

Heeren verflauwd en verzwakt, zodat <strong>de</strong> Heere klagen moet: zal Ik geloof vin<strong>de</strong>n als<br />

Ik op aar<strong>de</strong> komen zal (met Mijn gerichten)? En dat heb Ik tegen U dat gij uw eerste<br />

lief<strong>de</strong> verlaten hebt. Waar is die eerste vreze, geen slaafse maar kin<strong>de</strong>rlijke, daar <strong>de</strong> Heere in<br />

alles werd gekend en erkend, en er zon<strong>de</strong>r Hem niets werd begonnen en Hij <strong>de</strong> eersteling<br />

kreeg <strong>van</strong> alles, en Hij <strong>de</strong> eerste en <strong>de</strong> laatste was in al hun doen en laten, han<strong>de</strong>l en wan<strong>de</strong>l,<br />

gaan en staan, spreken en <strong>over</strong>leggen en dat zij zon<strong>de</strong>r Hem niet kon<strong>de</strong>n, en Hij 't leven was<br />

<strong>van</strong> hun leven? Waar zijn die eerstelingen <strong>van</strong> oprechtheid en eenvoudigheid, ne<strong>de</strong>righeid en<br />

zachtmoedigheid en vrijmoedige belij<strong>de</strong>nis, beogen<strong>de</strong> elkan<strong>de</strong>rs behou<strong>de</strong>nis en <strong>de</strong> eer <strong>de</strong>s<br />

Heeren?<br />

En welk een geschrei ging er uit gans <strong>Egypte</strong>land op, <strong>van</strong>wege het verlies <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

eerstgeborenen, daar er bij ons een zwijgen is.<br />

En kwam dat geroep en geschrei geheel ongedacht en onverwacht, ofschoon niet<br />

ongewaarschuwd, hoe spoedig zou<strong>de</strong> dat geroep en dat geschrei ook niet in 't mid<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />

ons gehoord kunnen wor<strong>de</strong>n. En waren <strong>de</strong> <strong>Egypte</strong>naren in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>rnacht, daar zij waren in<br />

een zorgeloze slaap, ook ons heeft een geest <strong>de</strong>s diepen slaaps be<strong>van</strong>gen. Zodat ook<br />

betrekkelijk ons te vervullen staat: l Thessal. 5 : 3: Want wanneer zij zullen zeggen: het is vre<strong>de</strong> en<br />

zon<strong>de</strong>r gevaar, dan zal een haastig ver<strong>de</strong>rf hen <strong>over</strong>komen, gelijk <strong>de</strong> barensnood ener beruchte vrouw<br />

en zij zullen 't geenszins ontvlie<strong>de</strong>n.<br />

13


HET VADERLAND<br />

I<br />

Het kan mijn geest ontstellen en verbazen,<br />

Als 'k om het leed <strong>van</strong> 't heilig Sion <strong>de</strong>nk,<br />

Wat wij weleer in 's Lands historie lazen,<br />

Toen volg<strong>de</strong>n wij <strong>de</strong>s Heeren wil en wenk.<br />

Maar nu, o God, hoe diep zijn wij gevallen,<br />

En Neêrlands hoop ligt in het stof geveld,<br />

Ik voel <strong>de</strong> hoop mij uit het harte vallen,<br />

Dat God nog eens ons Ne<strong>de</strong>rland herstelt.<br />

Gij kunt, o God, ons Ne<strong>de</strong>rland herstellen,<br />

Gelijk weleer G' aan onze vad'ren <strong>de</strong>edt,<br />

En alle macht ter aar<strong>de</strong> neer doen vellen,<br />

Ofschoon het U geduriglijk vergeet.<br />

Gij kunt alleen zijn on<strong>de</strong>rgang beletten,<br />

En red<strong>de</strong>n 't uit het allergrootst gevaar.<br />

Och, mocht Gij hier nog eens Uw voetstap zetten,<br />

En maaktet G' ons eens Uw beloften waar.<br />

Gij kunt alleen ons voor <strong>de</strong> val bewaren,<br />

Geduchte Heer', weleer <strong>de</strong>r vad'ren God.<br />

Nog blijft Uw oog gestaag op Neêrland staren.<br />

En toont ons goed hoezeer <strong>de</strong> vijand spot.<br />

Och, mocht Gij eens <strong>de</strong> staat <strong>van</strong> Neêrland wen<strong>de</strong>n,<br />

En vorst en volk doen buigen voor Uw troon,<br />

Ach, mocht G' ons nog eens rukken uit ellen<strong>de</strong>n,<br />

Doen knielen voor het kruis <strong>van</strong> Uwen Zoon.<br />

Och, mocht dat bloed ons zegenend <strong>over</strong>komen,<br />

Verzoenend, Heer', onz' <strong>over</strong>grote schuld,<br />

De zon<strong>de</strong>n zijn als volle waterstromen,<br />

Wij zijn ter keel met alle kwaad vervuld.<br />

Wij zien het niet en menen rijk te wezen,<br />

Geen dings gebrek en wijs in eigen oog;<br />

De jongen weet zijn va<strong>de</strong>r niet te vrezen,<br />

De roe is weggeworpen, <strong>van</strong> omhoog?<br />

Uw roe<strong>de</strong> niet, die Gij omhoog zult heffen,<br />

En straffen 't kroost, dat Uw gebod verlaat,<br />

Gij zult ons volk met vele slagen treffen,<br />

Daar onze trots nog steeds al hoger gaat.<br />

14


Eerst moeten wij <strong>de</strong> mate gans vervullen,<br />

Eer Gij <strong>de</strong> roe opheft voor aller oog,<br />

Eer Gij Uw macht ten klaarste zult onthullen,<br />

En dalen neer, Jehova, <strong>van</strong> omhoog.<br />

Om 't werk te zien, dat nu reeds allerwegen,<br />

Door 't Va<strong>de</strong>rland gelegd wordt als een baan,<br />

In 't ijzer spoor, bij 't sluiten <strong>van</strong> Uw zegen,<br />

Gij ziet het werk <strong>de</strong>r mensenkind'ren aan.<br />

Gij zult er ook eens Uwen voet op zetten,<br />

Uw wagenen, die rollen <strong>over</strong> 't spoor;<br />

Och, mochten wij op Uwe roepstem letten,<br />

Maar 't valse licht gaat allerwegen voor.<br />

't Zal eens geducht door alle lan<strong>de</strong>n klinken,<br />

De Koning komt, maakt volken u gereed.<br />

Die niet gelooft zal ten ver<strong>de</strong>rve zinken,<br />

En die <strong>de</strong> naam <strong>van</strong> mijnen God vergeet.<br />

Een naam zo groot, zo heiliglijk te vrezen,<br />

O God, och of men Uwen naam ontzag,<br />

Och, doe ons veel in ' Lands historie lezen,<br />

Zo komen, Heer', Uw kind'ren voor <strong>de</strong>n dag.<br />

Och, doe ons recht in 't zondig harte <strong>de</strong>lven,<br />

Bij 't licht Uws Woords, door Uwen Geest geleid,<br />

Bij 't kennen <strong>van</strong> <strong>de</strong> schuld en <strong>van</strong> onszelf,<br />

En zien wat heils <strong>de</strong> zon<strong>de</strong> ons bereidt.<br />

Het boos vergif is diep in ons gezonken,<br />

Ten bo<strong>de</strong>m toe gedrongen in ons hart,<br />

De beker maakt ons Land en Kerke dronken,<br />

Noch baart 't ons wee, noch geeft 't ons pijn of smart.<br />

Het is ons zoet <strong>de</strong> a<strong>de</strong>ren ingekomen.<br />

En met ons bloed vermengd en met <strong>de</strong> gal,<br />

‘t Heeft hoofd en hart en zinnen ingenomen,<br />

Dit is <strong>de</strong> vrucht <strong>van</strong> Adams beet en val.<br />

Wij zijn <strong>van</strong> 't kwaad ter harte toe doorkankerd,<br />

Niets goeds of heels is er in huid of ziel,<br />

In <strong>de</strong>zen slijk heeft satan zich geankerd,<br />

Voor wie <strong>de</strong> mens aanbid<strong>de</strong>nd ne<strong>de</strong>rviel.<br />

Sinds wij in hem en niet aan God geloof<strong>de</strong>n,<br />

En luister<strong>de</strong>n naar zijne slangenstem,<br />

Sinds wij het licht <strong>van</strong> God in ons verdoof<strong>de</strong>n,<br />

15


Zijn wij zijn buit en dienen w' allen hem.<br />

Zijn wij zijn kroost en is hij onze va<strong>de</strong>r,<br />

De satan is nu onze god en heer,<br />

Hij woont in 't hoofd, in 't hart en ziel en a<strong>de</strong>r,<br />

En zoekt alleen zijn eigen roem en eer.<br />

Rampzalig hij, wiens va<strong>de</strong>r hij gewor<strong>de</strong>n,<br />

En eeuwig blijft, als God Zich niet ontfermt,<br />

Rampzalig die een lid blijft <strong>van</strong> zijn or<strong>de</strong>,<br />

Hij lacht ons uit, wanneer <strong>de</strong> ziele kermt.<br />

De laatste trek is uit ons hart gedreven,<br />

Van Go<strong>de</strong>s beeld, dat ons geheel ontviel,<br />

En is zijn beeld ons in <strong>de</strong> plaats gegeven,<br />

En afgedrukt in onze ganse ziel.<br />

Des va<strong>de</strong>rs beeld speelt in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rtrekken,<br />

Onwisbaar en ten volle uitgedrukt,<br />

Hij werkt in ons, en zoekt ons op te wekken,<br />

Tot alle kwaad, tot hem <strong>de</strong> list mislukt.<br />

Tot hem <strong>de</strong> staf door Hoger wordt ontwrongen,<br />

En hem <strong>de</strong> prooi geslagen uit <strong>de</strong> hand,<br />

En 'hallel hier en boven wordt gezongen,<br />

Een kind is ons, in 't nieuwe Va<strong>de</strong>rland.<br />

Een kind is ons, o won<strong>de</strong>r, weer geboren,<br />

Een doemeling, verzonken in <strong>de</strong> schuld,<br />

Werd uit genâ ten hemeling verkoren,<br />

Voor wie <strong>de</strong> Heer’ Gods rechten heeft vervuld.<br />

O, won<strong>de</strong>r Gods, o eeuwig vrij ontfermen,<br />

O grote kracht, <strong>van</strong> lief<strong>de</strong> en <strong>van</strong> genâ,<br />

God wil een zoon, eens satans kind omarmen,<br />

En reinigen in 't bloed <strong>van</strong> Golgotha.<br />

De satan moet zijn prooi en vat verlaten,<br />

Hoe fel hij woedt — het baat hem niet met al,<br />

't Kan alles niets op Jezus’ machtwoord baten,<br />

De Satan knerst, <strong>de</strong> hemel maakt geschal.<br />

Deez' ziel is Mijn, Ik heb haar aangeslagen,<br />

Haar hart geraakt, in eeuwigheid is 't Mijn,<br />

Dit kind zal nu voortaan Mijn beelt'nis dragen<br />

Hij is <strong>de</strong> Mijn, Ik Jezus ben <strong>de</strong> zijn. Amen.<br />

II<br />

16


Het land is vol <strong>van</strong> zon<strong>de</strong>n en ellen<strong>de</strong>n,<br />

Van hoererij en hoogmoed, praal en pracht,<br />

Waarheen wij rechts of links onze ogen wen<strong>de</strong>n<br />

't Is duisternis en een stikdonk’re nacht.<br />

Het is een kouw vol <strong>van</strong> onreine dieren,<br />

Een woud, daar wolf en beer en tijger huist,<br />

Waar raaf en kraai al krassend henenzwieren<br />

En roerdomp, uil en vle<strong>de</strong>rmuis daar kruist.<br />

Het land is vol <strong>van</strong> allerlei gebreken,<br />

De vloek vervult schier thans het ganse land,<br />

De lastertaal zien wij het hoofd opsteken,<br />

't Staat rondom ons in lichtelaaie brand.<br />

Er is geen stem, die zich in 't land laat horen,<br />

De wijzen zijn met dwaze volk in slaap.<br />

En komt er een, men zoekt hem ras te smoren<br />

De vos valt aan op 't weereloze schaap.<br />

O tijd, o land, o volk, o vorst en koning,<br />

Verbasterd kroost <strong>van</strong> enen ed'len teelt,<br />

Weleer had hier Jehova Bond-Godwoning<br />

Waar nu niet één op Isrels harpe speelt.<br />

Hos: 4. Er is geen trouw nog kennis in <strong>de</strong>n lan<strong>de</strong>,<br />

Zij breken door, <strong>de</strong> schuld raakt aan <strong>de</strong> schuld,<br />

Met bloed bevlekt zijn onze onreine han<strong>de</strong>n,<br />

't Gedierte kweelt, 't is al met rouw vervuld.<br />

Verduisterd wordt het land bij lichten dage,<br />

Het woord ontbreekt, men loopt vergeefs er om,<br />

Men hoort 't volk naar God noch godsdienst vragen,<br />

Verwoest, verwoest ligt 's Heeren heiligdom.<br />

Zijn arke is lang in Filistijnen han<strong>de</strong>n,<br />

Om onze schuld die dicht is saâmgepakt,<br />

Verscheurd is 't juk, verscheurd zijn Zijne ban<strong>de</strong>n,<br />

Zij zijn verscheurd, <strong>de</strong> grond is doorgezakt.<br />

O wee ons nu, <strong>de</strong> twister is geweken<br />

De Heere is met Zijn volk het twisten moe.<br />

Er wordt vergeefs naar licht en hulp gekeken,<br />

Wij wachten niets dan Gods geduchte roe.<br />

Zijn roe<strong>de</strong> zal gewis maar zeker treffen,<br />

't Zal door ons merg en ingewan<strong>de</strong>n gaan.<br />

God zal Zijn zwaard met Zijne hand opheffen,<br />

En voor <strong>de</strong> stad niet stille blijven staan.<br />

17


Trek door, trek door, met Uw geduchte slagen,<br />

In Uwe hand te vallen is ons best,<br />

Ach, mochten wij het maar gewillig dragen,<br />

Aan 't eind <strong>de</strong>r roe komt toch <strong>de</strong> Koning lest.<br />

Uw hand doet Gij, o Heer’, ons reeds gevoelen,<br />

Hoe zwaar zij valt, 't is naar <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>n niet,<br />

Gij hebt er mee een va<strong>de</strong>rlijk bedoelen,<br />

't Is goed, schoon men nu d' uitkomst nog niet ziet.<br />

18

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!