26.09.2013 Views

HET GEREDEN PAARD. - Dieren Digitaal

HET GEREDEN PAARD. - Dieren Digitaal

HET GEREDEN PAARD. - Dieren Digitaal

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>HET</strong> <strong>GEREDEN</strong> <strong>PAARD</strong>.


GE<br />

RICHARD SCHOENBECK,<br />

Kapiteill bij bet Se Ilaasedenburgsehe Infamterie-regiment N° 66.<br />

HANDLEI<br />

GEB<br />

Ifs<br />

ALSMED<br />

5<br />

R<br />

.VAN fiET<br />

'YOOR BEREHEN IPFANTER11-<br />

IfC'OR,..ELKEN 1GEAARYAt<br />

4 LitHIE-RLI<strong>PAARD</strong>Et-<br />

U/T <strong>HET</strong> HOOGDUITSCH VESTA ALD EN MET EENIGE<br />

BIJVOEGSELS VERMEERDERD<br />

DOOR<br />

A. J. DE BEUIJN,<br />

ING<br />

RD.<br />

FICIEREN,<br />

ENST- EN<br />

kolonel Paardenarts, Ridder der orde<br />

, 4itu t Nederlandschen Leeuw.<br />

t<br />

DEN<br />

% Np<br />

' 4 Yr<br />

RTOGENBOSCH,<br />

C. AT AN liEusiDEN.


V 0 0 R It ED E.<br />

in zijne voorrede zegt de schrtjver van dit tverkje,<br />

dat het zee, beknopt slechts datgene bend, hetivelk voor<br />

elken herijder en eigenaar van eels reeds a fgericht paard<br />

volstrekt onontbeerlijk is, en dat het voor diegenen een<br />

leiddraad nioetzijn, die zonder voorbereidende kennis van<br />

het ripen nit lief hebberif of noodz«kelijkheid een rijpaard<br />

!louden of (lit spoedig moden doen. Ofschoon ,bet boekje<br />

daardoor voor de In ann en van het v a k nainvelijks lets<br />

'ileums Leval, zoo wag het evenivel voor den leek reeds<br />

daarom van belong zijn, o»,dat hi] zich voor zijn doel<br />

daaruit theoretisch lean onderrichten, zonder dat bet<br />

hem *neer aanbledi , don hetgeen voor hem o n ver in ijdelijk<br />

tsoodig is te mete's."<br />

Het publiek," zeal de schrijver verder ,<br />

Ivaarvoor dit<br />

tverkje bestemd is, neenit slechts ongaarne een der vele<br />

bestaande voortreffelijke iverken over rijkidist am s leidthlrad<br />

in de hand, onidat vi] te veel bevatten en in deze wet.ken<br />

boofdzakelijk de africhting van het paard op den<br />

voorgrond treedt, zoodat deze boeken , hoe groote<br />

tvaarde zij ook voor den man van het vale en voor de<br />

Cavallerie-officieren niogen hebben, voor den Infanterie-


Iv<br />

officier en den privaat-persoon , die een paard vow r genoegen<br />

houdt , le uitvoerig en daardoor ongeschikt zijn."<br />

Hetgeen de schrijver in zijn werkje medegedeeld heeft<br />

verschilt , zegt hi j, in het wezenlijke ',let van de leerstellingen<br />

der groote meesters in de rijkanst, zoo als Seidler,<br />

'Crane, Seeger, Rein t z e enz., doch hij heeft er<br />

en daar zijn eigen practische ondervinding en de daaruit<br />

afgeleide beschouwingen bijgevoegd. Het kritisch gedeelte<br />

zijner lezers verzoekt hij niet to vergeten dat een leek voor<br />

leeken geschreven lice ft.<br />

Dour wij vermeenden dat dit werkje oolc bij one nut<br />

ken doen , hebben wij eene vertaling er van ondernomen,<br />

maar tevens eene /carte beschouwing er aan toegevoegd<br />

van de uitwendige deelen van het paard, met de hoofdtrekken<br />

van het ncrmale hoefbeslag , wells een en wider<br />

wij niet overbodig (mitten voor het publics, waarvoor dit<br />

boekje geschreven is.<br />

'8 RAGE, Januari 1880. DE VERTALER.


INHOUD.<br />

ERRSTRI<br />

G-E.DEEM'F.1.<br />

I. De thoorie van het rijden.<br />

It!dz.<br />

Inleiding 1<br />

Het natuurlijke rijden 3<br />

Vereizehten in den ruiter 13<br />

Het paard voor den eerstbeginnende .<br />

14<br />

IIitwendige paardenkennis. . , 20<br />

De grondbeginselen van het natuurlijk rijden 41<br />

a, De natuurlijke zit . . . . . .<br />

47<br />

Gebreken in den zit bij den beginnenden<br />

miter 49<br />

De working der teugels en beenen<br />

50<br />

Het gebruik der teugels 55<br />

Misslagen in het gebruik der teugels . 57<br />

II. De praktijk van het ridden.<br />

Het houden der teugels 59<br />

De hulpen<br />

61<br />

De straffen<br />

63<br />

Het op- en afstijgen 64<br />

De gangen 67<br />

a. De kap


Iv<br />

Blitz.<br />

Het teruggaan 68<br />

De draf 69<br />

d. De galop 71<br />

De renloop 74<br />

De sprong 76<br />

y.<br />

De zijgangen 78<br />

Het halt- of ophouden 80<br />

Be halve ophoudingen 81<br />

De wendingen 82<br />

Het berijden van moeielijke paarden . 84<br />

III. net voor den dienst geschikt maken 87<br />

'ENV F_IFIIDIE G-FMEELTE.<br />

1. Het pa ardetuig 92<br />

Bet bit<br />

Het zadel 98<br />

2. De stallen 100<br />

3. De verzorging 104<br />

Het poetsen 107<br />

Het opzadelen en opstangen. 110<br />

Het voorbrengen 112<br />

4. Be beweging van het rijpaard 113<br />

5. Ziekten 117<br />

6. K wade gewoonten der paarden in den stal . 122<br />

7. Over het koopen en verkoopen van paarden 126<br />

8. Het hoof beslag 130


1. Be theorie Tan het rUden.<br />

1. INLEIDING.<br />

De rijkunst dagteekent van de vroegste tjjden. De<br />

geschiedenis der oudheid maakt reeds gewag dat menschen<br />

dieren en hoofdzakelijk paarden bestegen hebben, om<br />

zich op reis, in den oorlog of tot eigen genoegen sneller<br />

to kunnen verplaatsen.<br />

Het paard bezit onder alle dieren de meeste geschiktheld<br />

om den mensch dozen dienst to kunnen bewijzen.<br />

Reeds door zjjne bevallige gedaante is het in zijn voorkomen<br />

een der schoonste dieren, door zijne kracht en<br />

volharding kan het, zelfs onder het gewieht van den<br />

ruiter, , zware vermoeienissen doorstaan; zijn moed maakt<br />

het bjj uitnemendheid geschikt voor den krijgsdienst,<br />

terwij1 zjjne snelheid, in vereeniging met de opgenoemde<br />

eigenschappen, het boven alle andere dieren den voorrang<br />

geeft, en het tot den onafscheideljjken metgezel van den<br />

mensch maakt. Het korte sterke kruis van het peen],"<br />

zegt Dr. Loftier, is vol gespierde veerkracht, en toch<br />

1


2<br />

is het lichaam zoo slack, dot de ruiter het met zijn<br />

beenen kan omspannen. De beenen hebben zulk cone<br />

lengte, dat zij bij het loopen iedere beweging elk yoor<br />

zich alleen kunnen volbrengen, zonder de bovenste<br />

lichaamsdeelen te zeer to storen, terwijl horde schokken<br />

vermeden worden. De buigzaamheid van den hals stelt<br />

den miter in stoat zijn wil krachtig to doen kennen,<br />

de vorming der kaken en de houding van het hoofd<br />

maken het plaatsen van het gebit mogelijk, waardoor<br />

het zekerste middel verkregen wordt em het paard goheel<br />

aan den wil van den miter to onderwerpen, terwijl<br />

ten laatste de hoef eon beslag van bzer toelaat, waardoor<br />

de zool van het paard, zelfs op den hardsten grond,<br />

tegen beschadiging gevrijwaard wordt.<br />

Met voile recht kart bet paardrijden eene kunst genoemd<br />

worden, en wanneer die zeventigjarige stalmeester beweerde<br />

, dat hij juist zooveel van bet rijden had geleerd<br />

om hem do overtuiging to geven, dat hij nog slechts een<br />

middelmatig ruiter was", dan zal er button hem nog<br />

we' menigeen zijn, die aan het elude van zijne loopbaan<br />

dezelfcle verklaring kan afleggen.<br />

Gem kunst, zonder talent en genie, de rijkunst hiervan<br />

suet uitgezonderd. Aileen door ijzeren wilskracht, liefde<br />

voor de zaak en lichamelijke geschiktheid is het sommigen<br />

gelukt den waren mutter nabij to komen. Het ligt niet<br />

in one plan de rijkunst van uit zulk eon hoog standpunt<br />

to beschouwen, wij hebben one Meats voorgesteld veer<br />

hen to schrijven die, zonder het tot de volmaakte type


3<br />

van den miter te willen brengen, niettemin rijden willen<br />

of moeten. Daarom meet hetgeen in dit werkje behandeld<br />

wordt, ale e;ne inleiding tot de studie der rjjkunst<br />

beschouwd worden. Even moeieljjk, zoo niet onmogeljjk,<br />

als het voor den niet genoegzaarn voorbereiden leaning zoo<br />

zijn, om dadeljjk de lessen in eene hoogere klasse van<br />

eeno inrichting van onderwjjs met vrucht to kunnen volgen,<br />

even zoo is het met de rukunst gelegen. Degene<br />

echter, die zich de in dit werkje voorgedragen theorien<br />

practisch eigen gemaakt heeft, ken gerust de hoogere<br />

rjjkunst beoefenen, hij zal daartoe de noodigo voorbereiding<br />

hebben. Degenen, die zieh tot ruiters willen vormen ,<br />

hapert het joist hieraan, dat zij dadeljjk eon cursus van<br />

hoogere rjjkunst volgen, waardoor zjj zich slechts onvoldwnde<br />

vormen, hetgeen nadeeliger is, dan dat zij niets<br />

whiten, juist omdat zjj de grondbeginselen niet kennen.<br />

Doze grondbeginseleu zullen in het volgende hoofdstuk<br />

behandeld worden.<br />

2. Het natuurlijke rijden.<br />

De theorie van het natuurlijke rjjden houden wjj voor<br />

de incest doelmatige, zoowel voor den Infanterie-officier.,,<br />

als voor elken anderen lief hebber van rjjden. Door ,natuurljjk<br />

rjjclen verstaan wjj namelijk die wjjze van rijden,<br />

welke gevolgd wordt of door hen, die het geheel uit zich<br />

zelf had:ion aangeleerd, of wel door dezulken, die afgezien<br />

van het min of moor grondige onderricht, dat hun


4<br />

ten deel gevallen is, op een trap van middelmatigheid<br />

zijn blUven staan, zoowel wet practijk ale theorie<br />

betreft, die derhalve al hetgeen hun geleerd is, of niet<br />

voldoende begrepen hebben , of wien de gelegenheid oatbroken<br />

heeft het geleerde te onderhouden en aantevullen.<br />

In den loop der tijden zijn er nauwkeurige grondregels<br />

ontstaan zoowel voor de africhting van het paard, ale<br />

voor het onderricht van den miter, die over het algemeen<br />

bij alle beschaafde volken zeer reel: overeenkomst hebben.<br />

Hoewel men ook andere stemmen, die zich van<br />

tijd tot tbd deden hooren en die cene andere method°<br />

voorsloegen , volgens welke evenzeer het doe konde bereikt<br />

worden , haar recht kan laten behouden, zoo werden<br />

en worden over het algemeen nog steeds dezelfde.grondstellingen<br />

herhaald, welke de ondervinding gewettigd<br />

heeft. Het ligt evenmin in ooze bedoeling doze stellingen<br />

nader to willen toelichten of to critiseeren; alleen zij lit<br />

opgemerkt , dat zij berusten op cone flatus\ keurige kennis<br />

van hot paard, op de leer van het evenwicht en van de<br />

regels, die voor de africhting noodzakelijk zijn.<br />

Al doze aan de practijk ontleende theorieen hebben<br />

bewezen good to zijn, wanneer zij met eon juist oordeel<br />

en met de daartoe noodige lichamelijke geschiktheid warden<br />

toegepast. De natuurruiter is or echter slechts zeer<br />

ten deele mode bekend en kan ze due niet in toepassing<br />

brengen, ofschoon hij toch hetzelfde doe wil bereiken,<br />

namelijk , om zich zeker op en met het paard to bewegen,<br />

en or datgene door to laten verrichten, wet hij er van verlangt.


5<br />

Wear hebben wij nu natuurruiters to zoeken, die<br />

zonder onze moderne beginselen van rij- en africhtingskunst<br />

te kennen , nietternin hun doel bereikt hebben ?<br />

Wij vinden ze terug bij de nomadisehe volken van Azle,<br />

bij de Bedouinen-horden van Afrika , bij de Kozakken_<br />

stamrnen der Russisehe en bij de Czika's der Hongaarsche<br />

steppen , bij de Indianen en kolonisten der Amerikaansche<br />

prairien en patnpa's. Al deze volken zijn , ook zonder<br />

onze beginselen van rijkunst te kennen , uitmuntende<br />

ruiters, en wanneer men ook al sou. willen beweren , dat de<br />

volken van Azle, Afrika en Oost-Europa Binds onheuglijke<br />

tijden ale 't ware op hunne paarden leven , en aannemonde<br />

dat zij eene method° bezitten , die van geslacht<br />

tot geslacht overgeerfd is, dan kan men dit echter niet<br />

toepassen op de Indianen van Amerika, die v&Sr de komst<br />

der Spanjaarden en Portugeezen geene paarden bezaten.<br />

De kudden van wilde paarden (mustangs) die men bij hen<br />

aantreft, zijn eerst door verwildering van de afstammelingen<br />

der ingevoerde paarden ontstaan , de Roodhuidrn hebben<br />

zich zelf cone rtj-methode moeten scheppen en zijn tech<br />

voortreffelijke ruiters geworden , hetgeen alleen de practijk<br />

hen geleerd heeft.<br />

Slaan wij den bilk meer op onze onmiddellijke omgeving,<br />

dan zien wij in de stoeterijen ,<br />

dat het de veulenjongens<br />

zijn , die zich het eerst op de jonge , vurige dieren<br />

werpen, en daarmede rond gftloppeeren, terwijl de boerenknechts<br />

, die eveneens op het ongezadelde paard rijden,<br />

daarop toch eon vastcn zit hebben.


6<br />

Al die volkestammen berbden paarden, die, volgens<br />

onze begrippen ten minste, slechts zeer onvolkomen gedresseerd<br />

zijn. Zjj weten noch van bulging der kaken<br />

rib'ben of gewrichten, zij kennen noch zjjgangen ;loch<br />

longeeren, hun paardentuig (wellicht alleen dat der Arabieren<br />

uitgezonderd) is nog zeer gebrekkig, en niettemin<br />

rjjden zjj zoo voortreffeljjk en zjjn hunne paarden<br />

in zulk eene mate meester, dat zjj op onze hoogste bewondering<br />

aanspraak kunnen maken.<br />

En zoo worden wjj onwillekeurig tot de vraag geleid ,<br />

wie of nu de ware ruiter is, hjj, die near de regels der<br />

kunst rjjdt of wel hjj, die met de middelen, welke hem ten<br />

dienste steal), zoowel wet paard als tuig aangaat, tot hetzelf-<br />

de resultaat komt, zonder volgens de bovengenoemde grondregels<br />

gevormd to zjjn, en wjj durven gerust aannemen dot<br />

doze vraag algemeen bevestigend beantwoord moet worden.<br />

Onzes inziens gaan wjj met de oefening van onze miters<br />

(met uitzondering van hen, die speciaal voor het rjjden<br />

opgeleid worden, dus ook voor de Cavallerie an andere<br />

berodtn wapens) eenigszins to schoolmeesterachtig te work,<br />

kortom niet geniaal genoeg.<br />

Wjj letten to veel op kleinigheden, terwjj1 wjj den geest<br />

het groote gehcel uit het oog verliezen ; wjj nuienen<br />

reeds eon ruiter gevormd to hebben, wanneer wjj hem<br />

op den reglementairen zit in den zadel afgericht hebben ,<br />

en wjj vergeten dot wjj dan slechts beeldhouwers zjjn,<br />

die wel con schoon standbeeld beitelen, moor het niet<br />

met leven bezielen kunnen. Vole wagon leiden near


7<br />

Rome, doch onzo meening is, dat wjj om to boron<br />

rijden volgens de algemeen aangenomen methode niet den<br />

kortsten en bestOn wag volgen.<br />

Wjj moeten den beeldhouwer navolgen , die een ruiterstandbeeld<br />

vervaardigt. Eerst plaatst hjj den ruiter ale<br />

eon raw marmerblok op het paard , dan goat hjj or aan<br />

beitelen , en hoemeer hjj beitelt des te schooner en piestischer<br />

kornen de afzonderljjke deelen te voorsehijn; maar<br />

12jj houdt zieh niet bezig met eerst het hoofd , daarna<br />

den arm en ten laatste het been tot in de kleinste bijzonderheden<br />

of to werkon, neon, hjj gaat met het geheel<br />

van onder. naar boven voort, on weder van boven near<br />

onder, , bet voortdurend steeds dieper uitbeitelend, totdat<br />

no een onophoudeljjk overwerken het. beeld eindeljjk vol-<br />

eindigd voor hem staat. Zoo moeten ook wjj, geheel afziende<br />

van de strange regelen onzer rjjkunst, onze ruiters vormen<br />

, door hun cone hopfdgedaelite op bet paard mede to<br />

geven , om hen van oefening tot oefening steeds verder te<br />

brengen , totdat wij een railer op het paard aansohouwen.<br />

Wat nu de litteratuur over de rjjkunst betreft, zoo<br />

vermeen ik to kunnen beweren, dat zjj, op enkele uitzonderingen<br />

na , eigenlijk elechts voor den gevormden<br />

miter waarde hoeft, omdat de africhting van het paard<br />

daarin op den voorgrond treedt, want wie zijn paard<br />

zelf afriohten kan of wil, moot dan toch de technische<br />

moeieljjkheden bij zich self reeds overwonnen hobben ,<br />

on om aan leekon to willen verklaren, hoe men eon paard<br />

afrieht, zou web geheel nutteloos zjj n.


!<br />

1<br />

8<br />

In de werken over rijkunst wordt eene zeor belangrijke<br />

zaak vergeten, to weten daze, om zich op het standpunt<br />

van den onderwbzer in de rijkunst to plaatsen , dat wil<br />

zeggen, om den leaning de missiagen , die door ails begin-<br />

nende miters begaan toorden , ender het oog 'te brengen, door<br />

hem niet alleen to zeggen, hoe lib doen moot, maar ook<br />

hoe lib islet moot doen. Ofschoon. nu. wel slechts de<br />

practbk den ruiter vormt, sun er toch zeer Velen, die<br />

van werkelbk practischo rblessen verstoken blbven , an<br />

die daarom hunne kennis zich theoretisch moeten eigen<br />

maken, zoodat zb de fouten die zb begaan alleen kunnen<br />

leeren kennen, door zich 'in den spiegel to zien.<br />

'Ofschoon doze grondstellingen alleszins voor tegenspraak<br />

viabaar zbn en nog door de practbk moeten bevestigd<br />

worden, 'schijnt het mb evenwel toe, dat in de bestaando<br />

handleidingen den leaning to veal wordt gegeven; daardoor<br />

geraakt lib in verwarring, -en door zijne onbekendheid<br />

met den geheelen omvang , niet in staat zijnde datgene<br />

or tit to nemen, wat hem het noodigste toeschbnt,<br />

legt 'hij ten imitate het book meedeloos tor zijde, omdat<br />

het hem niet geeft,'sat hij er van verwacht had.<br />

Na onze ilenkbeelden aldus nader verklaard to hebben,<br />

wagon *veb het. de meening uit to spreken dat men in het<br />

algemeen .niet alleen den Infanterfe-officier, maar ook den<br />

priVaatruiter aan cone. to scherpi critiek onderwerpt,<br />

dat doze critiek zich tusschen to enge grenzen beweegt,<br />

en dat<br />

die grenzen 'hare basis vrinden in de grondeegols<br />

der modern() rbkunst. Wb willen in dit work de leer-


lingen °Ater slechts zoovor brengen, dat zij hetzolfde<br />

doel bereiken, dat de hiervoren genoemde volken bereikt<br />

hebben, namelijk om een vasten zit op het paard to hobben,<br />

zich in bijzondere gevallen te kunnen redden en<br />

....<br />

zonder veel tijdverlies dear heen te komen , wear zij<br />

willen, in. a. w. volkomen meester over hun paard to zijn.<br />

Alzoo toegerukt ken elk ruiter, die het nog verder<br />

brongen wit, gerust den hoogeren.weg der rijkunst betreden,<br />

de gronden daartoe heeft hij zieli reeds eigen<br />

emaakt, en het, moot voor den onderwijzer in de rijkunst<br />

hoogat aangenaam ztin om eon leerling, die zoo voorbereid<br />

is, verder to brengen, on om hem nu hoofdzakelijk<br />

de grondstellingen der africhtingskUnst to onderrichten.<br />

Het moge schijnen dat ik hier voor eon beginsel der<br />

iddelmatigheid pleit; bedenkt men ecliteLhoe moeielijk<br />

innet<br />

is om de hoogte der kunst to bereiken, dan mag men<br />

sioch eene doorgaande middelmatigheid zich nog wel ale<br />

on doel voorstellen, waarnaar men niet zonder gunstig<br />

gevolg zal streven. Eigen talent en geed begrip dor<br />

/<br />

zaak kunnen ieder spoedig ook verder brengen.<br />

, Shan wij nu nog con blik op de hoedanigheid der<br />

patirden, die inzonderheid den Infanterie-officier ter beohikking<br />

staan, dan kunnen wij het ons niet ontveinzen,<br />

at ook hierbij middelmatigheid op den voorgrond troedt;<br />

toowel wat de paarden zelf, ale hunne africhting betreft<br />

tun bet altijd paarden, die stelselmatig door een deskunlige<br />

zi.in afgericht of dieren , die stappen, draven on<br />

galoppee'ren .(zonder dat het hoe in aanmerking komt),<br />

ii


10<br />

wellicht ook springen en inzonderheid do onontbeerlijko<br />

eigenschap van onverstoorbare kalmte bezitten bjj. het<br />

flikkeren van wapenen, bij trommelslag, muziek en bij<br />

het vuren. Hoogere eischen worden nauwelijks gesteld,<br />

on zulks behoeft dan ook niet.<br />

Zou nu al het vroeger door mu gezegde to kennen<br />

geven, dat ik op de bestaande grondregels wil bedillen?<br />

bit geloof ik niet, ik moon slechts uitgesproken to Itchben,<br />

wat reeds zeer lang bestond, maar niet gezegd word..<br />

Meermalen heb ik uit den mond' van onbevooroordeelde<br />

leeken in de rjjkunst gelijksoortige meeningen hooren<br />

uiten; den grondig ervaren ruiter zal bet zekorlijk modelijk<br />

zijn om met doze in to stemmen, omdat hjj zich hoogst<br />

zelden op bet lagere standpunt van den eerstbegininendo<br />

kan plaatsen.<br />

Het is mu hierbjj gegaan even als den schilder of beeldhouwer,<br />

voor wien het dikwjjls van 'greeter belting is<br />

over zijn arbeid het onbevangen oordeel to hooren van<br />

eon leek als dat van eon scherpen criticus, welke laatsto<br />

in de meeste gevallen in then arbeid zjjn eigen dankbeelden<br />

uitgedrukt zien, en daar waar dit niet zoo<br />

is, gewoonlijk een afkeurend oordeel volt. Daze natuurljjke<br />

'onbevangen oordeelvellingen zijn Toor mOe mooning<br />

bepaald gunstig,geweest, wellicht zjjn zjj zelfs in<br />

den loop der jaren daaruit afgeleid., terwill zjj in hun<br />

tegenwoordigen vorm vastgesteld zjjn. De rjjkunst<br />

heeft buiten twjjfel cone geschiedenis, die nauwkett;ig<br />

aangoeft boo zij zich aan de hand der natuur van liever-


11<br />

lode ontwikkeld heeft on tot die hoogte gekomen is,<br />

waarop wjj ze nu kennen. Grond- en leerstellingen zijn<br />

aim ontstaan, wier juistheid algemeen erkend wordt,<br />

maar aan welker natuurlijke ontwikkeling niemand moor<br />

denkt, en wel het minst de eerstbeginnende ruiter, wien<br />

ze alleen in de hoogere rijschool door zijn onderwijzer<br />

verklaard worden.<br />

'Tour den leerling moeten de woorden van zjin meester<br />

gezag hebben, mar hunne eigenlijke beteekenis, waardoor<br />

zij eerst verstaan worden, komt hij sleelits hoogst zelden<br />

en alleen bjj uitstekende meesters in de rijkunst to hoo- .<br />

ren. Het zou dan ook tot niets leiden, indien de rijmeester<br />

aan elk die moor zoo teat wilde leeren rijden, eene voordrecht<br />

over de ontwikkeling der rjj- on africhtingskunst<br />

wilde houden.<br />

Per rijkunst ontbreekt derhalve eene soort van voorbereidende<br />

school om. ruiters to vormen. Ik wil trachten<br />

de grondtrekken voor zulk een handleiding in de volgende<br />

bladen to geven. Iletgeen ik mime lezers daarin wit<br />

leeren, v..ordt ongetwjjfeld in de grondregels der rjjkunst<br />

teruggevonden; ik meen echter dat de weg dien ik hier<br />

Ranged; gemakkeljjker en practiseher is om het voorgestelde<br />

doel to bereiken.<br />

Schjjnt het dat ik in eenige bjjzaken van de stipte<br />

voorsehriften der rijkunst afwijk, dan moot ik dat we!<br />

doen, ()whit ik alien moot leeren, onversehillig of de<br />

eon meer talent heeft dan de tinder, de eon good,<br />

de ander minder good van lichaamsbouw is. Iliertoe


-<br />

behoort by. cone goljjkmatigo tooming, en vol eon.° lichte.<br />

jachtstang of de gewono modelstang met tameljjk lease<br />

kinketting. Hierbjj reken ik op zachte en harde hand.<br />

Bjj ondervinding is mu j gebleken dat voor elk paard,<br />

wanneer het al niet Binds jaren hard in den mend is<br />

geworden en niet later met ijzeren hand gereden wordt,<br />

zulk eon stang het beste geschikt is. .0ok meet alles<br />

Yermeden worden, wet het paard ook slechts in het minst .<br />

pijn in .den mond lain veroorzaken. Verder beyeel ik<br />

can den stoelzit in plaats van den gebruikelijken kloofzit,<br />

en wol hoofdzakeljjk omdat hij het meest geschikt is<br />

voor het Engelsche zadel, waarvan gewoonljjk gebruik<br />

gemaakt wordt. Dozen zit zal ik daarom den 6natuurlijken"<br />

noemen omdat de mensch dozen ook op het bloote<br />

paard heeft, wanneer hij goon gedwongen bonding aan-:<br />

neemt, eene zank die ik vooral vermeden wensch to zien..<br />

1k zon juist alleen datgene willen uitkiezexi, wat voOr<br />

ruiter en paard het gemakkeljjkst ite bereiken is; wat<br />

den ruiter betreft, dat hjj met het grootste gemak en de<br />

minst mogelijke gedwongenheid rijde, en wet het paard<br />

aangaat, dat het door den ruiter Diet gekweld.of pun'<br />

aangedaan worde. Dikwjjls gelukt het maar al to zeer<br />

bjj ruiter enpaard een tegenzin voor de lessen to verwekken<br />

, in plaats dat men ze beiden lust or voor tracht<br />

in to boezemen. Dit zjj slechts in het algemeen gezegd,<br />

over de bjjzonderheden zal to zjjner plants() gesproken<br />

worden.<br />

12


13<br />

3. Tereischten in den miter.<br />

Door ruiter" dient verstaan to worden niet een ieder<br />

die op een paard zit", maar hij, die het tot zijn doel weet<br />

to beheersehen. Er zijn personen die nooit leeren rijden,<br />

door gemis aan lichamelijke of aan moreele eigenschappen ;<br />

anderen, die een dezer missen, maar door wilskracht dit<br />

gemis weten te verhelpen, kunnen nog miters" worden.<br />

Dan volgt de categoric van hen, die bepaald de lichamelijke<br />

geschiktheid en de vereischte intellectueele eigenschappen<br />

bezitten on van dozen weten gebruik to maken,<br />

deze worden goede ruiters, terwijl eindelijk de talenten<br />

komen, die alles in zich vereenigen, de zaalt met lust<br />

en liefde behartigen, en nit deze komen de corypheeen<br />

in de rijkunst.<br />

Tot de lichameltike eigensehappen van den ruiter behooren<br />

eon normale lichaamsbouw, een gezonde horst,<br />

sterke spieren en krachtige beenen. De moreele eigenschappen<br />

moeten echter boven alles de overhand hebben,<br />

en onder haar bekleedt de mood de eerste pleats. Het<br />

paard is zeer schrander en weet nauwkeurig of de miter<br />

den moed heeft om het to willen beheerschen. Die alzoo<br />

den mod met heeft om zijn lichaam aan het paard toe<br />

to vertrouwen, rijcle hover niet, want hij zoude de afhankelijke<br />

slaaf van zijn dier worden en aan zijne<br />

luimen zijn overgegeven. Tegenwoordigheid van geest is<br />

een tweede hoofdvereischte, ten elude bjj plotselinge<br />

voorvallen ook even spoedig eon juist besluit to kunnen


14<br />

nemen. Geduld met de gebreken van het dier, is evenzeer<br />

noodig, want ofsehoon het paard met edele eigensehappen<br />

begaafd is, blijit het tech steeds een (tier, dat niet altijd<br />

de uitdrukking van den wit zijns ruiters begrijpt, vooral<br />

wanneer doze, zooals meermalen gebeurt, die door een<br />

verkeerde hulp kenbaar maakt. Onmiddellijk Woman<br />

sluit zich het gevoel 'van billijkheid en zelfbeheersching<br />

aan, opdat men niet terstond bij het een of coder vergrijp<br />

in town en drift gerake, en strati:), daar waar alleen<br />

eene terechtwilzing van het paard noodig ware geweest.<br />

Ten laatste volgt oplettendheid om veto onvoorziene voorvallen<br />

to kunnen verinijden, en eindelijk volharding ten<br />

einde niet to vermoeien in den strijd om de heerschappij<br />

over de ruwe krachten van het paard en zoodoende deze<br />

to kunnen overwinnen.<br />

4. Het paard veer den eersibeginnende.<br />

De afriehting van het paard heeft ten doel diens wit<br />

te fnuiken, het voor dens dienst van den mensch, hetzij<br />

om to dragen of to trekken , gehoorzaam en gesehikt to<br />

rnaken. Ken noemt het paard gehoorzaam , wanneer het<br />

in de deelen van zijn liehaam, waarmede het jell hoofdzakelijk<br />

tegen den wit van den ruiter verzet, behoorlijk<br />

bewerkt is, zoodat het zich aan den wil van zijn miter<br />

onderwerpt en alias doet wet tdeze er van verlangt.<br />

Deze deelen zjjn de kaken in vereeniging met den nek,<br />

dat is de eerste halswervelen, de gewrichten en ten laatsie


15<br />

de rug. Zoodra het paarcl near verkiezing hoofd en hals<br />

kan dragon, is het buiten de macht van den ruiter. Of<br />

het draagt het hoofd to hoog steekt den neus in den<br />

wind, of bet brengt het hoofd met den fleas bijna tegen<br />

de borst en buigt den hats in de valsche wervelen (3den<br />

en 4°). In beide gevallen wordt de werking der teugels<br />

zeer verminderd. Voegt zich nog hierbij het niet doorbuigen<br />

in den rug en in de gewrichten, dan is de onervaren<br />

ruiter geheel en al can de luirnen van het paard<br />

overgeleverd. Door de africhting moot het paard zoodanig<br />

bewerkt worden, dat het voorhoofd bijna loodrecht staat,<br />

de grootste bulging van den hale tusschen den 2den en 3den<br />

halswervel pleats heeft, de halt; zoo opgericht is, dat de<br />

Liens ongeveer ter hoogte van de heupen komt en de<br />

gewrichten, van af de heap tot het kogelgewricht hunne<br />

hinderlijke stijfheid verloren hebben.<br />

Geeft het paard in al deze deelen na , toont het<br />

nergens verzet in de spieren, dan kan men zeggen dat<br />

het bewerkt, voor alle gangen geschikt gemaakt en tevens<br />

in evenwicht is. De verklaring van dit laatste ken ik,<br />

ale van to veel belang, niet geheel achterwege laten, on<br />

zal ze hier in het kort geven.<br />

Het lichaam van het paard wordt verdeeld in veer-,<br />

middel- en achterhand. Do voorhand is het zwakkere<br />

gedeelte van het paard, dear zij het zware hoofd en den<br />

hats moot dragon, do achterhand is het sterkere doe!.<br />

Het onafgerichte paard brengt zijn geheele zwaarte op de<br />

voorhand over, doordien het hoofd en hale uitstrekt, en


16<br />

gebruikt de achterhand alleen tot voortstuwing van het<br />

lichaam, waarbg de beenderen en apieren der achterbeenen<br />

zooveel mogelgk gestrekt worden gehouden.<br />

Het hergden van zulk een paard, is niet alleen lastig,<br />

maar ook gevaarlijk, dear bij het bezwaren van de voorhand<br />

door hoofd en hale ook nog ht' gewicht van den<br />

ruiter komt, waardoor de belasting der voorhand derWijze<br />

vermeerderd wordt, dat aanstooten, vallen, enz. hiervan<br />

de eerste gevolgen zgn, terwgl een spoedig, verslijten der<br />

voorbeenen en schouders niet uitblijft. De voorhand te<br />

verlichten en het zwaartepunt zoover mogelijk niter achteren<br />

to verleggen is nu het doel der africhting. 13g het<br />

krijgspaard (het schoolpaard laten buiten beschouwing)<br />

moet het zwaartepunt onder het zitvlak van deni ruiter<br />

gelegen zgn, terwijI bp het laatstgenoemde, 'het nog<br />

verder near achteren verplaatst wordt. Dit laatste noemt<br />

Fig. 1.<br />

men het kunstinatig eventoicht (fig. 1), het ander het


17<br />

natutirlijke (fig. 2); bet paard in de natuurlijke stelling<br />

Fig: 2.<br />

zal zich voordoen zooals in fig. 3 is aangegeven. Be-.<br />

Fig. 3.<br />

vindt het paard zich in het natuurlijk evenwicht, dan<br />

kan het al datgene verrichten, .wat de miter or van<br />

verlangt, on men zegt clan dat het aangenaam in do<br />

hand is; het gevoel op het paard geeft dan ook den ruiter<br />

alles to kennen.<br />

Na doze korte uitweiding, die ik van belang achtte ,


18<br />

zal ik de eigenschappen , die een dienstpaard moot hebben,<br />

rtanwijzen. In de eerste pleats behoort daartoe een geed<br />

temperament, gepaard met het rustige en zekere, dat<br />

slechts eene goede afriehting en sterke spieren bet<br />

paard kunnen geven. Vreesachtige en driftige paarden<br />

.zijn ongeschikt. tot dienstpaarden, evenzoo pannier', die<br />

stelselmatig voor eke terrein-hindernis blijven staan.<br />

Met betrekking tot den mood moeten zij zoo in de<br />

hand zijn , dat zij den arm van den miter niet vet.inoeien<br />

, doch ook niet zoo licht, dat zij achter bet bit<br />

blijven. Het eerste is nog boven het laatste te verkiezen,<br />

want de niet ferme miter is niet elk oogenblik met zijn<br />

beenen gereed one het paard het bit to doen aannemen.<br />

In elk geval verliest hij 'cool' het oogenblik zijn gezag<br />

over het paard. IIet rijden van oudere paarden is niet<br />

af to keuren. Doze sun ten minste veel zekerder don jonge<br />

paarden , doch mogen zij evenwel nog niet zoo versleten<br />

zijn, dot zij reeds onzeker in den gang zijn en bjj onachtzaam<br />

gebruik der teugels aanstooten. De niet forme<br />

ruiter iminers heeft noch den zit, noch de hind van een<br />

ervaren miter, dien bet mogelijk is zelfs een versleten<br />

paard zoo te rijden, dat het niet aanstoot.<br />

Paarden met bijzondere eigenschappen , zooals zenuwachtigheid,<br />

bodemschuwheid enz., meet men niet koopen, zij<br />

kunnen het den niet geoefenden ruiter zeer lastig maken.<br />

Rierbij wil ik teveus doen opmerken, dat wanneer men<br />

geeu kenner is, men het paard, dat men verlangt to<br />

hebben, steeds met behulp van eon geoefcnden paarden-


19<br />

kenner, die zoo mogelijk ook den smaak en de eigenaardigheden<br />

van den kooper kent , en van een paardenarts<br />

moot koopen. Oin zelf het paard to kunnen beoordeelen ,<br />

hiertoo kan men eerst door voortdurende studie en jarenlange<br />

oefening geraken. Evenals in alle zaken is ook<br />

hier oefening en praetijk de hoofdzaak , doch kan de theorie<br />

, wanneer zij met joist oordeel wordt toegepast, veel<br />

helpen en van greet nut zijn , en moet steeds hand eau<br />

hand met de praotijk goon.<br />

Hier/node houden .de vereischten, die het paard voor<br />

den Infanterie-ofticier bezitten moet, eater niet op. Het<br />

meet namelijk, wat zijne eigensehappen betreft, bijna eon<br />

ideaal zijn , wanneer men bedenkt wet bet onder niet<br />

altijd volkomen geoefende miter's to verdragen heeft en<br />

welko diensten het moot verriehten.<br />

Zijne geode afriohting daargelaten, meet het paard het ge-<br />

luid van trommels en muZiek in zijne onmiddellijke nabijheid<br />

kunnen verdragen , ja , ale 't ware er op ingaan ; bij het vuren<br />

moet bet geen de ming° vrees non den dog leggen, on-<br />

Verschillig zijn voor het flikkeren der wapenen en het geraas<br />

veroorzaakt door do handgrepen. Het moot gemakkelijk van<br />

andere paarden at to brengen zijn , en met de grootste<br />

kalmte de ontevredenheid van zijn meester over zijn troep,<br />

die zieli dikwijls aan hem koelt, verdragen. Het moet over<br />

slooten springen en door greaten kunnen klauteren , steile<br />

hellingen op en of kunnen gaan , want de Infanterieoffleier<br />

moot zijne tirailleurs dikwips op terreinen volgen ,<br />

die de eavalerist voor ontoegankelijk zoude houden.


20<br />

Door dikwijIs van paarden te veranderen, verkrbgt men<br />

grootere zekerheid en meerdere kennis, want wanneer<br />

men steeds op hetzelfdo paard zit, rijdt men zich licht<br />

vast, en is dan onzeker als men op een ander met andero<br />

hoedanigheden komt. Om den Infanterie-officier echter<br />

velstrekt dozen read to geven, zou wel niet good zijn,<br />

dear hierbij ook nog andere zakon in aanmerking komen ,<br />

en in do eerste pleats het geld, want het dikwijIs veranderen<br />

van paard geeft sleehts zelden geldelijk vOordeel,,<br />

zelfs wanneer men kenner is, en geluk behoort er<br />

ook steeds bij , enders geschiedt het ten koste der hours.<br />

Maar ook het belong van den dienst staat op den voorgrond,<br />

want heeft men eon paard, dat aan nile vereischten<br />

voor den dienst voldoet, dan houde men het,<br />

want men weet niet wet men or voor in de pleats krijgt.<br />

5. tritwendlge paardenkennis.<br />

Dear de africhting van het paard geheel berust op de<br />

kennis van zijn ontleedkundig en werktuigelijk semenstel,<br />

van zone evenredigheden en van den vorm der<br />

lichaamsdeelen, die op de plantsbeweging betrekking<br />

hebben, een on ander in verband Met sommigo natuuren<br />

werktuigkundige wetten , moot de pikeur con paardenkenner<br />

in de uitgestrekste beteekenis zijn, en oneven-<br />

.redig veel meer, clan degene, die alleen do bruikbaarbeid<br />

van het paard uit zijne vormen , evenredigheden on gan-


21<br />

gen beoordeelt. Voor horn ,.die slechts het afgerichte paard<br />

berijdt, is zulk eene diopgaande kennis niet noodzakelijk ,<br />

doch mag hij evenwol Diet onbekend zijn met sommiie dezer<br />

zaken, omiat hij de kennis hiervan bij het berijden van'<br />

bet paard toepassende, woleens zich daardoor een beter en<br />

langduriger gebruik van .zijn dier kan verzekeren. Doch<br />

ook hierin moet de theorie met do practijk hand aan<br />

hand gaan en vordert daarom doze zaak voortgezetto<br />

oefening.<br />

De uitwendige paardenkennis zal daarom in kortetrekken<br />

hier behandeld en aangewezen wordon, hoe de verschillende<br />

deelen van het paard, in zooverre .zij op zijno<br />

bruikbaarheid en duurzaamheid invloed hebben, mooton<br />

gevormd zijn, hierbij het praotisch doel voor oog houdonde<br />

, zonder in beschouwingon en vorklaringen van hot<br />

waarom to treden, datt: noch het doe!, noch het bestek<br />

van dit werkje dit gedoogt.<br />

Ann het lich.aam van het paard onderseheidt men drio<br />

hoofddoolen to weten : het hoofd,-den romp en 'do Zedsmaten.<br />

Dat het paard nit eon rijkundig oogpunt in voor-,<br />

tniddel- on achterhatid verdeeld wordt, is reeds vroeger<br />

gezegd geworden. Tot do voorhand behooren het hoofd,<br />

do hale, do voorborst on de voorbeenen, tot de middolhand<br />

do rug, de borsaas, bulk, laden en flanken, tot<br />

do achterhand do kroep of het lends mot den' steart on<br />

do achterbeemen._


22<br />

De uitwendige lichaamsdeelen zijn do volgende: (fig. 4).<br />

il6<br />

Fig 4.<br />

1/-- si ,,51.*:38<br />

1/01g<br />

/<br />

4i<br />

""47; ,<br />

De ooren. 4. De oogen.<br />

Het voorhoofd met den 5. Het aangezicht.<br />

maantop. 6. De neus.<br />

De slapen. 7. De neusgaten.<br />

\


23<br />

De lippim en do mond. 25. De hoof.<br />

De kaken. 26. De rug.<br />

De oorspeekselklior. 27. Do lenden.<br />

De nek. 28. lIet kruis of do kroep.<br />

De zijelalcten an den. 29. Do staartwortel.<br />

hale. 30. De staart.<br />

De kern mot do manen. 31. De ribbon.<br />

De keel. 32. Do spoorader.<br />

De sehoft. 33. De bulk..<br />

De sehouder met den 34. De heupon.<br />

boeg (c).<br />

35. De flanken.<br />

De voorborst. 36. Do liezen.<br />

De olleboog. 37. De koker.<br />

De onderarm. 38. De dij of bovensehenkol.<br />

Do voorknie. 39. De billen.<br />

De pljp. 40. De knieschijf.<br />

De koot. 41. De ondersehenkel.<br />

De kogol. 42. Het spronggewrieht.<br />

Do kroon. 43. De hak.<br />

Wnt de algemeene afinetingen betreft, zoo wil men, dat<br />

het pnard even lang als hoog moot zijn, zoodat de boogte ,<br />

van de punt der sehoft tot den grond (ab fig. 4) gelijk<br />

moet zijn can de leugte , van de punt van den boeg<br />

(c fig. 4) tot aan die der billen (d fig: 4).<br />

Overtreft do laatste de eerstgenoemde, don is het paard<br />

to tang, on dear deze grootere lengte van den romp in<br />

den regol het gevolg is van to langen rug en to lange lenden,<br />

worden doze deelen daardoor minder stork on buigen


24<br />

°Olt ondor het .gewicht van den ruiter spoodighr door,<br />

Nvaardoor de zaalrug ontstaat.<br />

een jaard, dat to kort is, waarbij de afmeting at;<br />

de lengte ed overtreft, zjjn doze deelon in tegenoverstelling<br />

wel stork, (loch dear do beenen near evenredigheid<br />

te lang zijn, linden zij te weinig ruimte wider het<br />

lichaam om zich vrtj to kunnen bewegen. Zulke paarden<br />

vangen zieh zeer licht id de ijzers, on kunnen daardoor<br />

zelfs vallen.<br />

'` Bit eon aestetisch oogpunt verlangt men hot hootd<br />

-van het paard Nein, on deze .Vereischte strookt ook goheel<br />

en al met die, welke .men aan dit deel stelt ale<br />

eene der voorwaarden tot cone snelle on volhardende<br />

be wegi ng.<br />

Tot opheldering hiervan moot gezegd worden ç dat het<br />

gewieht van het hoofd steeds belemmerend op de vrijo<br />

beweging der voorbeenen werkt. Bill con zwaar hoofd:<br />

is doze invloed onevenrodig grooter, niet zoo zeer door<br />

het meerdero van zjjn gewicht op zich zelf, ale wet<br />

doordien het aan een langen her boomsarm, de hale, werkt.<br />

Wat nu den vorm van het hoofd betreft, zoo moot<br />

hot van boven can het voorhodd breed zijn. Behalve<br />

dat bij zulk cone vorming de halsspieren het hoofd gemakkelijker<br />

kunnen ophelTen, Nvaardoor op mechanische<br />

gronden do belasting, der voorbeenen verminderd wordt,<br />

tengevolge waarvan zij zich vrijer kunuen bewegen,<br />

geeft con breed voorhoofd cone meerdere ontwikkcling<br />

der. hersonen, alzoo der intellectueole vermogens , to


1<br />

25<br />

konnon , terwij1 do kaakholto wjjd is, on dit Oene mime<br />

ligging aan hot strottenhoofd versehaft , hetgeon voor do<br />

gemakkelijkheid der ademhaling bij sommige stellingen<br />

van het hoofd van belang is.<br />

Men neemt algemeen aan, dat do lengto van het hoofd<br />

3/8 van de hoogte van het lichaam moot bedragen.<br />

Ton opziehto van den hale komen zijne lengtii en<br />

worm in aanmerking. De lengte-moet van den nek tot<br />

can de punt dor schen gelijk staan met 114 maal die<br />

van het loofd.<br />

Ofsehoon de hals, evenals het hoofd, door zijn gowieht<br />

bezwarend op de voorbeenen werkt, is eon langeren<br />

hale voor het rijpaard echter beter dan eon korte,<br />

want bij immengestolde en getaarlijke bewegingen is het<br />

paard daardoor beter in staat om tot het bewaren van<br />

zijn Ovenwieht, zun zwaartopuni to verplaatsen. Deartoe<br />

zou eon korte hals ongesehikt zun , want do hale<br />

werkt in dit opzioht meer door zijn leugte dan door zijn<br />

gewicht, en op dezelfde gronden ken de ruiter door eon .<br />

langen hale beter inwerken op de richting der overige<br />

lichaamsdeelen.<br />

Drie minder goede halsvormen komen inzonderheid<br />

in aanmerking , to Weten: de zwanehals , de rechte hals<br />

en de hertehals.<br />

lib den eerste vormt de hale eon boog waarvan do bovenste<br />

rand hooger dan het hoofd staat. Daardoor kan<br />

dit moeieljjk gestrekt worden , hetgeen bjj snello gangen<br />

oils verschillondo rodonen zoo .noodzakolijk is.<br />

v.


26<br />

Bij de beide andere halsvormen kunnen hoofd on halo<br />

moeielijk bijgebracht worden , terwijl de laatste doorgaans<br />

met eene slechte aanzetting van het hoofd gepaard<br />

gaat.<br />

Onder aanzetting van het hoofd verstaat men de wt.*<br />

van vereeniging van dit deel met den halo.<br />

Wanneer de aanzetting good is, dan moot de verbindingsvlakte<br />

(voorgesteld door de lijn e f fig. 4) niet to<br />

breed zijn , en jets minder dan 1/3<br />

der hoofdlengte bedragen.<br />

Is zU to breed, dan geschieden de zijwaartsche<br />

bewegingen van het hoofd moeielijk en veroorzaken het<br />

paard pijn, doordien de oorspeekselklier bij de buiging<br />

gedrukt wordt.<br />

Verder kan de aanzetting van het hoofd to hoog of to<br />

diep zijn. Te hoog noemt men ze, wanneer de verbindingshoek<br />

tusschen hoofd on halo te stomp is, in het<br />

tegenovergestelde geval is het hoofd to diep aangezet.<br />

Beide wijzen van aanzetting hebben grooten invleed. op<br />

de working van het bit op de lagen, en bijgevolg op<br />

de besturing van het paard.<br />

De schoft moot hoog, van onderen breed en tevens<br />

lang zijn. Eene hooge schoft waarborgt niet slechts eene<br />

bchoorlijke ligging van den zadel , en daardoor de juiste<br />

plaatsing van den last, maar heeft ook grooten invloed<br />

op de beweging. Bij doze vorming toch kunnen de<br />

spieren, die den halo en het hoofd oplichten, krachtiger<br />

werken; doze deelen worden hooger opgericht gedragen ,<br />

en daardoor op werktuigkundigo gronden do drukking


27<br />

van het gewicht op de voorbeenen verminderd , zoodat<br />

doze zich vrjjer kunnen bewegen.<br />

Eene van onderen breede schoft duidt op breeden rug on<br />

breede lenden, en goed ontwikkelde rugspieren, terwjj1 doze<br />

vorming tevens cone ruime borstkas nan zich verbindt,<br />

bide ook voorwaarden tot cone krachtige en volhardende<br />

beweging.<br />

Is de schoft lang, dan wordt daardoor de rug verkort,<br />

terwjp, met het oog op de juiste verdeeling van den<br />

last, het zadel de bests ligging verkritt.<br />

-De rug moet in de eerste plants recta zjjn. Zulk eon<br />

rug is stork, hoofdzakelijk omdat de rugspieren flan de<br />

meeste kracht kunnen uitoefenen, terwijI de beetle."' bjj<br />

dezen rugvorm op den behoorlijken afstand van elkanler<br />

geplaatst zjjn.<br />

Afwjjkingen hiervan zjin de zadelrug on de hooge rug.<br />

Beide vormen zijn voor het rjjpaard niet verkieseljjk ,<br />

de °erste omdat *de beweging daardoor nicer beperkt<br />

wordt, ofschoon do gang meer verheven is, terwijI de<br />

tweed°, alhoewel stork zijnde, eene, voor den ruiter onnangename,<br />

stootende beweging geeft.<br />

Van den rug wordt verlangd dat h Port zij. De<br />

rederi hiervan berust. op natuurkundige beginselen. Even<br />

ale eon korte stok een grooter last zal kunnen dragon<br />

zonder to broken, zal een korte rug sterker zjjn, en ;tinder<br />

under het gewicht van den ruiter doorbuigen, en ziet<br />

icon den zadelrug clan ook niet spoedig uit dozen rugvorm<br />

ontstaan , heigeen mot den langen rug wel bet geval is.


28<br />

De rug moot breed zijn, want atin doze meerdero<br />

breedte is teyens cone sterkere ontwikkeling der rugspieren<br />

yerbonden. 4<br />

Ofschoon vele den gespleten rug voor sterk houden ,<br />

worth dit niet door de ondervinding bevestigd, en 'sinden<br />

wil dozen rugvorm bij de gemeene rassen.<br />

De lenden moeten zoo kort mogelijk zijn, ofschoon<br />

non lange lenden wel eon voordeel verbonden is dat<br />

korte missen, to weren linelheid in de wendingen. Zij<br />

moeten in cone zooveel mogelijk. rechte lijn van don rug<br />

in het kruis overgaan, en yooral niet even vd6r het<br />

laatstgenoemde deel cone uitholling vertoonen, want<br />

zulke ingeyallen lenden 'zijn zwak. De deugdzaamheid<br />

van breede lenden berust op hetzelfde beginsel als die<br />

van den breeden rug.<br />

Do zoogenaamde hooge lenden of karperrug, die cone<br />

bovenwaartsche bulging hebben, houdt men wel voor<br />

stork, doch paarden met zulke lenden zijn moeielijk 'good<br />

af to richten. Men vindt deze nog al bij paarden die<br />

yroeg hard gewerkt hebbeli.<br />

Bij het rijpaard moot het kruis zoo recht mogelijk<br />

N,vezen en met den rug en de lenden op cone lijn gelegen<br />

zijn. Door zulk cone yorming wordt de. krachtige .<br />

working der spieren begunstigd.<br />

Eon geed gevormd kruis moot lang zijn. Zulk eon<br />

kruis is gunstig your de snelheid der beweging en beyordert<br />

zeer de oplichting van het yoorstel blj sommige<br />

gangen, inzonderheid 1)0 den galop.


29<br />

" De breedte- van het kruis heeft moor betrekking tot<br />

do kracht ale tot de snelheid der beweging, zelfs is eon<br />

to breed kruis hinderlijk can cde -snelheid, doordien<br />

hierdoor een waggelende gang ontstaat, waardoor en,<br />

tijd en kraht nutteloos N:oor de voorwaartsche beweging<br />

verloren gaan.<br />

Het ovale of meloenvormige kruis volgt in deugdzaamheld<br />

en schoonheid op het rechte kruis. Het is tamelfjk<br />

recht, gaat ook onmerkbaar in de -leaden over, on heeft<br />

geed ontwikkelde spieren. Op het midden bezit het cone<br />

ondiepo, ronde uitholling, waardoor hot eenigszins den<br />

vorm eener meloen verkrbgt.<br />

Minder schoon on deugdzaam is het hooge, spitsekruis.<br />

De bovenste ljjn van dit kruis ver heft zich ale cone<br />

scherpe kern boven de magere zijvlakten. llet is minder<br />

stork don de beschreven kruisvormen en geeft ook<br />

zwakkere rugspieren to kennen.<br />

Het ronde kruis wijkt in zijn richting on length nog<br />

moor van het rechte kruis af en is derhalvo minder<br />

deugdzaam voor .het rfjpaard.<br />

Do vorm der borstkas is van grooten invloed op do<br />

deugdzaamheid van het paard. Om dit deel good to beoordeelen,<br />

moot men onderscheid maken .tusschen do<br />

voorborst en de_ eigenlijke borstkas, welke laatste wij<br />

het eerst zullen beschouwen.<br />

Van dit deel komen ter -beoordeeling hare diepte,<br />

breedte en lengte. Onder diepte verstaat men de afmeting,,<br />

die door do lijn g h (fig. 4) wordt aangeduid. Men


30<br />

zegt dat de borstkas diep is, wanneer hoar onderrand<br />

reikt tot de lijn , die van het ellebooggewricht tot het<br />

kniegewrichtgaat, (van i tot in, fig. 4). Reikt de borstkas<br />

niet tot doze lijn, dan noemt men ze ondiep.<br />

Een diepe borstkas verschaft aan de lenge': de noodige<br />

ruimte tot uitzetting bij de inademing , terwijl daarmede<br />

tevens vereenigd is een lang schouderblad, beiden zaken,<br />

die voor cone volhardende en snelle beweging vereischt<br />

worden.<br />

Om de breedte van de borst to beoordeelen, plaatst<br />

men zich vdcir het paard , en wanneer nu de welving<br />

der borstkas achter den schouder de buitenzijde van de<br />

bovenschenkels dekt , dan heeft zij de voldoende breedte.<br />

Eene to breede borstkas is voor het rijpaard Diet verkieselijk<br />

, vooreerst omdat doze vorming eene meer of<br />

minder waggelende beweging van het voorstel en ook<br />

cene minder gunstige plaataing der voorbeenen ten gevolge<br />

keeft.<br />

De breedte van de voorborst hangt !neer van den<br />

stand der voorbeenen dam van de ruimte. der borstkas<br />

af.<br />

Bij eene regelmatige schouderligging, moot de voorborst<br />

vlak zijn, met cone snuffle sleuf in het midden.<br />

Voor eon paard van middelmatige grootte neemt men<br />

aan , dat de afstand tusschen de voorbeenen cone goede<br />

hand breed meet bedragen.<br />

De ruimte van den bulk ha ngt van die der borstkas<br />

af. De onderrand van den bulk moet bij gezonde on<br />

welgevoede paarden in cone rechte lijn in de liesstreek


4<br />

31 .<br />

overgnan. Ifeeft doze ljjn eene nitbuiging naar onderen,<br />

dan noemt men dit een /tool: of hangbuik. Voor poordon,<br />

die snelle bewegingen moeten maken, is dit-eene<br />

slechte worming, Want de ademhaling, en wel de uitademing<br />

word t hierdoor bemoeieljjkt.<br />

De schouder is een belangrjjk deel, zjjn worm en ligging<br />

heeft grooten invloed op de snelheid der beweging.<br />

De schouder moot lang zijn, deze lengte hangt af van<br />

de diepte der borstkas, dear deze beide deelen in hunne<br />

ontwikkeling geljjken trod 'louden.<br />

Wat zjjne ligging betreft, zoo bezit een behoorlijk<br />

schuins .liggende schouder de meeste voorwaarden tot<br />

een ruimen gang on eene snelle beweging. Men houdt<br />

de ligging van den schouder voor geed, wanneer het<br />

scliouderblad met het opperarmbeen eon jets grooteren<br />

hock dan van 900 maakt. Wordt den hoek veal grooter,<br />

, dan is de schouder te stall, in het tegenovergestelde<br />

geval zegt men dat het paard voorboegig is. Het gevidg<br />

van beide is, dat de beweging, ofschoon om eenigszins<br />

versehillende redenen, beperkt wordt, ter wjjl<br />

bjj de laatstgenoemde worming zich nog het nadeel<br />

voegt, dat door de meerdere bulging van het boeggewricht,<br />

het onderbeen meer achterwaarts komt, waardoor<br />

de ondersteuning van het lichaam minder volkomen<br />

wordt, en neiging om te.storten onts.tant.<br />

Men verlangt den sehouder good gespierd, evenwel<br />

zoodanig, dat de afscheidingen der oppervlakkig liggende<br />

spieren onder de huid ziohtbaar zjjn, do spieren zelve


32<br />

moeten vast op het aanvoelen zijn. Zulke schouders<br />

noemt men droog.<br />

Bij magere, platte schouders zijn de spieren te weinig<br />

ontwikkeld , of dikwijIs ten gevolge van ziekten der<br />

ledematen vermagerd. Zulke schouders zjjn vlak , en<br />

issen de welving van de voorgaande. De kern van<br />

het schouderblad steekt daarbij stork uit. Deze sehoudors<br />

zijn weinig krachtig.<br />

Wanneer de schouders losse sponsachtige spieren en<br />

veel vet, vooral naar de schoft toe en bij den overgang<br />

in den voorarm hebben , dan noemt men doze vet of<br />

overladen. Ook doze conning bewbst niet voor kracht.<br />

Eene vrije beweging is your den sehouder eene eerste vereischte,<br />

want van haar hangt de zekerheid en uitgestrektheid<br />

van den gang af. To groote beweeglijkheid in de schouders<br />

intusschen , zooals men die wel eens bij sommige<br />

gangen (stekende draf) ziet, is nmer schoon dan deugdzaam.<br />

Bij de dusgenoemde stijve en gebonden schouders<br />

is de beweging to goring; hierbij is de gang kort on<br />

beperkt , en stooten de pardon aan.<br />

Some ziet men dat bij het neerzetten der beenen de<br />

schouders zich merkbaar opheffen , terR iji do borstkas<br />

als 't ware tusschen de schouders zakt. Dit geeft eene<br />

to loose verbinding der schouders met den romp to<br />

kennen. Men noemt dit losse schouders, zij hebben eene<br />

weinig uitgestrekte beweging ten gevolge. Zulke pearden<br />

stooten aan en vallen hat.<br />

Do elleboog mag niet to dicht tegen do borst flange-


t<br />

33<br />

drukt, noch daarvan to yea verwijderd zun , maar<br />

meet cene met de overlangsehe as van het lichaam evenwijdige<br />

richting hebben , daar hiervan de stand van het<br />

been afhangt. Is de elleboog to dicht bij het ljjf, dan<br />

verkrijgt het onderbeen een buitenwaartschen stand,<br />

waardoor de zoogenoemde fransche of snijderbeenen ontstaan.<br />

De toon van den hoef is hierbij near batten<br />

gekeerd. Wanneer daarentegen de elleboog te ver van<br />

het lijf afstaat , don zal het onderbeen binnenwaarts<br />

gericht zijn, en hierdoor ontstaat eene stetting, die men<br />

toontreders noemt.<br />

non gericht.<br />

De toon van den hoof is naar bin-<br />

Ale een deel dat in de ruimte voorwaarts grijpt, verlangt<br />

men den voorarm lang. Eon lange voorartn geeft<br />

eon gestrekten gang, en I' .,rbindt tevens can zich eon<br />

kort pijpbeen (eveneens eene gunstige Terming); het been<br />

wordt eehter dikwijls niet hoog genoeg opgelicht, zoodat<br />

zulke paarden wel eons .eens<br />

aanstooten. Het tegenovergestelde<br />

heeft een korte voorarm ten gevolge, de voet<br />

wordt wel hoog opgelicht doch weinig vooruitgebracht.<br />

De gang is daardoor vermoeiend en niet ruim. De voorarm<br />

meet van boven zoo breed mogelijk en dik zijn , on<br />

niet to spoedig in breedte afnemen, zoodat bet deel cone<br />

breed kegelvormige gedaante heeft. Alsdan zijn de spieren<br />

stork ontwikkeld en is hiermede eene voorwaarde tot<br />

cone volhardende beweging gegeven.<br />

Algemeen kan men aannemen dat de voorarm niet to<br />

lang, de Nip niet to kort kan zijn.<br />

2


34<br />

Do voorknie moot, zoowel van voren als van ter zijde<br />

gezien, breed zijn, van voren ter weerszjjden buiten den<br />

onderarm en de pill) uitsteken, terwijI de voorvlakte<br />

vlak, hoogstens eon weinig gewelfd, moot zjjn. Is de<br />

voorvlakte van de knie stork afgerond, dan noemt men<br />

dit ronde knieen; deze zijn zwak. De zoogenaamde ingesneden<br />

knieen, zijnde die, welke can de achtervlakte<br />

ender het haakbeen sterk uitgesneden zjjn, geven zwakheid<br />

te kennen. De knie meet loodrecht onder den<br />

voorarm en op het pijpbeen staan. Soma is de knie naar<br />

voren gerieht en vormen de pnoemde beenderen een<br />

zekeren hock; men noeint dit forma- of bokbeenig , welk<br />

gebrek of aangeboren of verkregen is. In het laatste<br />

geval is het van veel nicer beteekenis , want het geeft<br />

dan eeno zekere mate van versletenheid to kennen. Do'<br />

ondersteuning van het lichaam wordt daardoor minder<br />

volkomen en de gang onzeker, ioodat zulke paarden<br />

licht storten, hetgeen wanneer het gobrek aangeboren is,<br />

niet het geval is. Van belong is het derhalve om to<br />

weten , of kromme knieen aangeboren of verkregen zjjn.<br />

Daartoe last men een voorbeen oplichten, en ziet men nu<br />

dat de knie van het rustende been zich strekt, dat wit<br />

zeggen, dat zij in eene loodrechte richting tusschen voorarm<br />

en 1)4 komt, dan kan men aannemen dat bet gebrek<br />

verkregen is. Aangeboren kromme knieen bljjven ook in<br />

dezo omstandigheid krom.<br />

Minder nadeelig voor de zekerheid van den gang zjjn<br />

de dusgenaamde holle /titian, waarbij doze deelen [tater-


35<br />

a waai-ts gericht zijn. 1Iierbj hebben intusschen de buig:<br />

pezen van den Toet Teel te lijden , zoodat ontsteking en<br />

kreupelheid -hiervan do gevolgen kunnen zijn.<br />

Ms afwijkingen in de richting der knieen komen nog<br />

Toor de osseknieen, wanrbij deze deelen binnenwaarts<br />

nnar elkander gekeerd zijn, terwijl de onderheenen eene<br />

b u i ten wa a ascii° richting hebben. Het tegenovergestelde<br />

hiervan is teijd in de knieen. Het onderbeen is hierbij binnenwaarts<br />

gericht. bide vormingen zjjn groote misstanden<br />

, terwip zij ook invloed op de beweging van het<br />

been hebben. BO de lnatste strijken de paarden zich licht.<br />

De pi,jp meet, zooals reeds vroeger gezegd is, kort en<br />

daarbij breed zijn , tetwill de buigpezen don geed ontw<br />

ikkeld en stork zijn. Doze pezen moeten duidelijk van<br />

het pijpbeen afgescheiden liggen, zoodat iusschen deze '<br />

beide deelen cone duideluke sleuf gezien Wordt. Men<br />

noemt dan do pijp droog , hetgeen zoowel Toor schoon<br />

als geed gehouden worth. Eene to smalle pijp , in vereeniging<br />

met eene rondo en small° knie, Melt het spine-<br />

:been daar, , eene Terming die ongeschikt is veer eenigszins<br />

volhardende beweging. Do pezen moeten droog en vast<br />

op het annvoelen zijn , en geene verdikkingen, zoogenoemde<br />

peesklappen , vertoonen, daar doze of van kreupelheid<br />

vergezeld gaan , of wel bij eenige aanhoudende<br />

inspanning , ze ten gevolge kunnen hebben. Aan het<br />

pijpbeen , meestal nan de binnenvlakte, doen zich wel<br />

eons beenachtige uitwassen , de zoogenoemde over- of<br />

sehulelbeenen Toor. Some zijn zij oorzaak Tan kreupel-


Sn<br />

held, on wel in hot begin hunner ontwikkeIiig, of<br />

wannecr zij dicta bij de knie, den kogel en ,de peon<br />

gelegen zijn. In de meeste gevallen echter hebben zij<br />

geene nadeclige gevolgen.<br />

De kogel , bet gewricht tusschen bet pijp- en hootbeen,<br />

moot good ontwikkeld zijn, en daarbij niet scherp in<br />

doze deelen overgaan. Smalle en ronde kogels geven<br />

zwakke gewrichten to ken nen , en waarborgen geene grooto<br />

duurzaamheid van het paard. In zulk cone vorming is<br />

de oorzaak van eenige gebreken gelegen. Ten zijde van<br />

den kogel ziet men dikwijls rondachtige, meer of min<br />

weeke gezwellen , (lit zijn de dusgenoemde geforichtsgal-<br />

len , terwin boven doze insgelijks langwerpige gezwellen<br />

gezien worden , de peesgallen, evenzoo op de voorvlakte<br />

van het gewricht. Het bestaan van gallen geeft te kennon,<br />

of dat het paard z wakke gewrichten heeft, of dat or<br />

reeds veel dienst van gevorderd is.<br />

De koot is stork, wanneer ze kort en dik is. Men<br />

neemt aan dat hare lengte 1/3 van die .der Ail) moot<br />

bcdragen. Is zij langer, , *den houdt men ze voor zwak,<br />

ofschoon de beteekenis van cone to lange koot eenigszins<br />

near bet ras van het paard versehilt. paarden van<br />

edel ras met sterke spieren en pezen schandt eene to lange<br />

koot Teel minder don bij paarden van gemeene rassen. Van<br />

groot belang is de riehting of belling die de koot heeft.<br />

De overlangsche as der koot meet met den grond een<br />

hoek van 450 maken. Is deze hook scherper, dan treedt<br />

he paard le reel door. Dear hierdoor de buigpezen


37<br />

banden moor uitgerekt worden, ligt hierin de oorzank<br />

van gebrelon, die kreupelheid ten gevolge hebben. Is<br />

de hock stomper, dan is het paard to steil gekoot. Behalve<br />

dat deze worming cone voor den ruiter onaangename,<br />

stootende beweging geeft, bestaat hierbij mender° canbiding<br />

tot verstuiking, overkooting , die steeds met kreupelheid<br />

gepaard goat.<br />

De osergang der koot in den hoef moot vlak , weinig<br />

verheven zijn. Vertoont zich dear ter plaatse cane<br />

wrongvormige verhevenheid, dan duidt dit op bet bestaan<br />

van overhoeven, zijnde beenwoekeringen can het ondereinde<br />

van het kootbeen, die meestal ongeneeslijke kreupelhcid<br />

ten gevolge hebben.<br />

Bij de beoordeeling der achterbeenen komen de volgende<br />

zaken in aanmerking :<br />

De dij of bovensehenkel verlangt men lang en breed,<br />

met duidelijk zichtbare, caste spieren bedekt; zij moot<br />

behoorlijk afgerond en van den schenkel door cone zachte<br />

uitholling afgescheiden zijn. Eon onmerkbare overgang<br />

van de dij in den schenkel , zoogenoemde ossedijen , is<br />

minder deugdzaam. De lijn , die de achterrand der dij<br />

beschrijft, verschilt eenigszins near het ras; bij bet Oostersche<br />

paard is zij bijna recht , terwtil zj bij de overige<br />

rassen een grooteren of kleineren boog vormt.<br />

Eene ongelijke ontwikkeling der dijen , zoodat de eene<br />

schraler en magerder is den de andere, moot in den<br />

regel het vermocden doen ontstaan , dat zulk con paard<br />

vroeger can langdurige kreupelheid geleden !weft.


38<br />

De knieschijf moet matig afgerond zijn, zich duidelijk<br />

wider de huid doen zien, en cone can de lengte-as van<br />

het liehaam evenwijdige richting hebben. Ook can (lit<br />

gewrioht vertoonen zich wel eons rondachtige gezwellen,<br />

de kale of liesgallen, die niet zonder beteekenis zijn.<br />

Do schenkel of onderschesticel. Ale vereischten van flit<br />

deel stelt men eene geode lengte, sterke gespierdheid on<br />

cone juiste stalling of richting. De lengte van don<br />

sohenkel heeft grooten invloed op de beweging en wel<br />

op hare snelheid. Een lange sehenkel is cane eersto<br />

voorwaarde voor cone snelle beweging ; voor volhardendo ,<br />

krachtige beweging echter, , moet do schonkel geed ge-<br />

spierd zijn. De stalling van den onderschenkel hangt af<br />

van die der dij. Stoatdaze to reoht, dan komt de schenkel<br />

to schuins en to ver naar achteren to liggen , waardoor<br />

de hook van het spronggewricht to seherp wordt, en de<br />

zoogenoemde sabelbeenen ontstaan , welke vorming coiner<br />

ook het gevolg van een te langon schenkel , bij een<br />

normalen stand van de dij, kan zjjn. Men neemt can,<br />

dat de schenkel eene goede ligging en lengte heeft, wanneer<br />

cone loodlijn van de punt der billen getrokken den<br />

hak raakt (d 1 fig. 4). En is voorzeker goon gewricht.<br />

can walks normale vorming men moor beteekenis hecht ,<br />

dan aan die van bet spronggewricht , en goon wonder,<br />

want van niet eon gewrieht wordt bij de beweging zoo<br />

veel inspanning gevorderd als van dit, reden waarom<br />

dan ook can het apronggewricht meer gebreken voorko-<br />

men , dan can elk antler, on wcaronder er zijn , die


39<br />

grooten invloed op de bruikbaarheid van het paard hebben<br />

, ja zelfs doze gelled kunnen ophetfen.<br />

De beoordeeling van het spronggewricht is zeer moeielijk<br />

, en vereischt daarom veel geoefendheid. Eeno kort.e<br />

opgave center van eenige zjjner vereischten on gehreken<br />

mag evenwel bier niet achterwege bliven.<br />

Men verlangt het spronggewricht , zoo wel van voren<br />

of achteren als van ter zijde gezien , breed. Het moot<br />

verder droog zijn , dat wil zeggen, dat men onder de<br />

huid alle uitsteeksels en holligheden der beenderen duidelijk<br />

moot kunnen zien. Is het dik en bol , dan bewjjst<br />

dit voor eene losse, sponsachtige gesteldheid der beenderen<br />

en van de overige weefsels, zooals men dit bjj poorden<br />

van gemeene rassen vindt. In zulk cone vorming<br />

ligt eene voorname aanleiding tot bet ontstaan van vole<br />

gebreken , zoo ale gallon, spatten enz.<br />

De eerstgenoemde gebreken komen op verschillende<br />

plaatsen van het spronggewricht voor, en vertoonen zich<br />

ale rondachtige, weeke gezwellon, dikwijls gaan zjj met<br />

kroupelheid gepaard.<br />

\Vat nu den vorm betreft, zoo dient men op<br />

bet volgende to letten. Van achteren of van voren gezien,<br />

moet de binnenste proflellun van den knobbel van het<br />

schenkelbeen of flaauw gewelfd zijn en slechts in het midden<br />

eerie lichte uitholling vertoonen. De overgang van<br />

bet gewricht in de pijp moot onmerkbaar zjjn, en mag<br />

dear ter plaids° goon verhevenheid zichtbaar wezen. Is<br />

dit wel het geval, don bestaat or cone spat, eon gcbrek


40<br />

tint veolal met ongeneeslijke kreupelheid german' gent.<br />

°footmen men 130 vole spronggewrichten dien overgang<br />

niet zoo zacht , fluter min of moor hoekig ziet pleats<br />

liebben, mag men dit niet steeds als eon gebrek besehouwen,<br />

wanneer te weten beide spronggewrieliten<br />

gelijk zjjn, 't is den slechts eene minder goede Terming.<br />

De achterste profiellijn van de punt van het hielbeen<br />

tot arm de pgp moet recht zijn. Bevindt zich eenige<br />

vingers breed ender die punt eene welving, den noomt<br />

men dit eon hnzehak. Vroeger meende men dat bet<br />

gebrek steeds bestond in eon beenuitwas, of in eene<br />

verdikking der buigpees, dock is hot bewezen ,<br />

dat het<br />

ook zondor daze ziekelijke toestanden ken bestaan, en<br />

zoude het dan zijne oorzaak in eene slapheid der banden<br />

hebben.<br />

De voorste profiellijn van het gewrieht mag oak nietgewelfd<br />

zjjn on moot onmerkbaar in de Oh) overgeen.<br />

De hoek, then het spronggewicht maakt, most cone<br />

zekere grootte hebben. Men rekent dat lib 140 ° moot<br />

bedragen; wordt daze hoek stomper, dan is het paard<br />

Is recht in de sprongyeterichten ; is hp seherper, drin<br />

noemt men dit sabelbeenen. 13eide vormen zijn van<br />

'reel invloed op do boweging on op do duurzaamheid van<br />

het paard, evenwel niet om dezelfde redenen. Te recta°<br />

spronggewrichten missen de noodige buigzaamheid, weardoor<br />

het overbrengen der zwaarte op de achterhand<br />

bemoeielijkt wordt. Dearbij is hunne voortstuw ingskracht<br />

geringer. Bj sabelbconen drukt hot lichaamsgowicht to


4 1<br />

stork op de spronggewrieliten , zoodat zij in !mune vrijo<br />

working tot voortdrijving gob inderd worden. Beide<br />

geven aanleiding tot verschillende gebreken.<br />

Ook in de verdere stetting van het spronggewriclit<br />

bestaan eenige afwijkingen,. (lie in meer of mindere mate<br />

invloed liebben op de kracht van dit deel en op de snelheid<br />

der beweging.<br />

Daartoe belmort , koehieligheid wanneer de spronggewriehten<br />

dielit bU elkander staan en de pijpen nu buitenwaarts<br />

gericht zijn. Heoft dit laatste niet pleats,<br />

,Inn zogt men dat het paard twain° van achieve)! is.<br />

Het tegenovergestelde liiervan is het te tvijd in de sprang-<br />

geterichten.<br />

Met hot oog op bet lang bruikbarir boudon van bet<br />

'wird, is eon(' naaumkeurige beeeliouwing van bet spronggewrieht<br />

van greet belling.<br />

Ann de aehterpijp, die jets langer is dan de voorpijp,<br />

oak niet geheel loodrecht staat, komon de schiefelbeenen en<br />

poosklappen veel zeldzamer voor. Veer het overige moot<br />

zij dezelfde vereiseliten als de voorpijp hebben.<br />

6. De grondbeginselen tan het natuurlijke rijden.<br />

Het doe van hot rijelen is, zooals reeds vrooger gezegd<br />

is, het volkomen ineester zijn van het paard. De middolen<br />

am daartoe to geraken zijn zeer verschillend. Hot<br />

paard is zulk eon wonderl[jk dier, dat men or bijna tales


42<br />

van gedaan kan krijgen , hetgeen niet geheel tegen zijn<br />

natuur strijdt, indien men daartoe Bleats den juisten<br />

weg inslaat. Door zijne verstandelijke ontwikkeling en<br />

zijn goed geheugen ken het voorliefde of afkeer, , zoowel<br />

voor den mensch als tegen zekere handelingen gevoelen.<br />

Wanneer bet paard met juistheid alias doet , hetgeen er<br />

van yerlangd wordt , noemt men het gehoorzaam.<br />

Ale eerste regal volgt derhalve hieruit, dat men het<br />

paard steeds goad behandele, en ten zeerste yermijde om<br />

het zonder aanleiding, eenige pijn te veroorzaken. Even<br />

gevoelig ale het paard voor eene zachte behandeling is,<br />

evenzoo zeer vreest het elke pijn, daarom meet de miter<br />

om zijn doe te bereiken , doch dikwijls met groote zelfverloochening,<br />

steeds de aerate in het werk stellen.<br />

Slechts als bestraffing, en wanneer alto avenge middelen<br />

to vergeefs zijn aangewend, mag men het pijn veroorzaken,<br />

en dan nog alleen door de sporen en de karwats. Dikwijls<br />

ziet men ongeduldige en onkundige ruiters het<br />

paard aan de teugels in den mond rukken (hetgeen dikwipe<br />

oak wel onwillekeurig geschiedt). Behalve dat dit<br />

eene barbaarsche handelwijze is, waardoor aan het paard<br />

hevige Ain op de zeer gevoelige lagen, waarop het bit<br />

rust, wordt veroorzaakt , straft de miter zich zelf hot<br />

meeste, want het paard gaat zich daardoor verzetten en<br />

is ten laatste niet meer te berijden. Bij ondeugendheid,<br />

verondersteld dat zij niet uit onkunde onstaat, doen een<br />

pear spoorslagen eater den singel, of eon krachtige slag<br />

met de karwats op het achterstel cone goede uitwer-


43<br />

king, want als men eenmaal genoodzaakt is om to straffen,<br />

moet dit dan ook met nadruk en kracht geschieden.<br />

Hebben wJ one dezen grondregel eigen gemaakt, dan<br />

komt een tweede in aanmerking , to weten die, dat wij<br />

het paard ender onzen last den dienst, dien wij van<br />

het vorderen, zooveel mogelijk verlichten. Wij komen<br />

bier tot de theorie van het evenwicht, die van groot belang<br />

is en die wij reeds vroeger toegelicht hebben. In<br />

het elgemeen moot daarom het gewicht van den miter<br />

derwijze op den rug van het paard verdeeld zijn , dat de<br />

4 beenen gelijkelijk belast worden. Daar de voorbeenen,<br />

doordien zij ook nog hoofd en hals moeten dragen , op<br />

zich zelf reeds meer belast zijn dan de achterbeenen,<br />

meet de ruiter trachten zijn zwaartepunt meer op de<br />

achterhand te verplaatsen. De sterke bouw van het<br />

kruis en de zware spieren der achterbeenen gedoogen<br />

cone grootere belasting van het achterstel , terwijl de<br />

voorbeenen, nu minder bezwaard zijnde , zich vrijer kunnen<br />

bewegen. De achterhand daarentegen work door<br />

het onderbrengen der achterbeenen bij het gaan understeund<br />

, waardoor nu het evenwicht onder den ruiter<br />

hersteld wordt. Doch, even ale in alto zaken, bestaan<br />

ten doze uitzonderingen , men vindt paarden met cone<br />

zwakke achterhand , die men daarom meer op de voorhand<br />

moot rijden, evenals er ook paarden met bijzonder<br />

sterke achterhand zijn , waarbij men de voorhand derhalve<br />

geheel ken verlichten.<br />

Paarden met cone stork° achterhand word en door ken-


44<br />

ners tot de bruikbaarste gerekend en RHO(' bovon andero<br />

verkozen , ook al is de voorhand minder geed.<br />

De derde grondregel is om bet paard met cone zaehte<br />

hand te rijden. Hoe moor de ruiter er in slaagt, om door<br />

zijn rustigen zit elk noodeloos rukken in den mond<br />

van het paard to vermijden, des to eer zal het doen,<br />

wat men er van verlangt.<br />

Het zachte en rustige van do hand ligt in de veerkracht<br />

van het gewricht. Do beginnende ruiter gelooft<br />

zeer dikwijls, dat wanneer hij zjjn paard met losse tongels<br />

rijdt, hjj zieh daardoor eene zachte hand eigen<br />

maakt; eon ander gaat tegenovergesteld te work, deze<br />

bomantelt zijn niet vasten zit hierdoor, dat hij de tengels<br />

to strak houdt, dear hij het zachte, rustige San-<br />

'louden der toug-els van den goeden ruiter niet begrijpt,<br />

en daardoor zijn paard hard in den mond maakt, of bet<br />

door do voortdurende pijnlijke drukking op do lagen , ander°<br />

slechte gewoonten doet aannernen.<br />

In het gebruik der teugels ligt het geheim , om elk<br />

paard te kunnen rijden. Doch cone rustige, zeolite<br />

hand kan men editor e.:rst dan hebben , wanneer men<br />

een goeden en Millen zit heeft verkr:egen. Elko afwijking,<br />

°Ike onzekerheid daarvan deelt zich door de tongels<br />

aan don mond van het paard mode, veroorzaakt hot<br />

kit en geeft. aanleiding tot doze of geone afwijking.<br />

Het moeielijksto voor den miter is om zich eene zachte,<br />

still° hand eigen te maken, hetgeen hij alleen verkrijgen<br />

kan ,<br />

door van hot begin nf ann hierop to lotton.


4 5<br />

De hand wordt zacht genoemd, wanneer de teugels<br />

zoo aangehouden worden , dat het paard voelt dat ze niet<br />

los tegen den hale liggen , en toch niet zoo los , dat het<br />

run hoofd naar goedvinden nit de etching, die de ruiter<br />

het gegeven heeft, kan brengen. De handen, die ongeveer<br />

een vuist breed van het lig afgehouden worden,<br />

moeten tegelijkertijd wanneer zulks noodig is, eene voortdurend<br />

veerende beweging maken, om bjj alle willekeurige<br />

en onwillekeurige bewegingen van het hoofd van<br />

het paard to kunnen volgen.<br />

Rustig is de hand, wanneer zjj ook bij ongewone bewegingen<br />

Tan het hoofd des paards deze derwijze volgt<br />

en weder dadelijk in hare stelling terug keert , dat elke<br />

horde drukking of elken ruk in den mond van bet paard<br />

veimeden worden. llij zulk eene hand krijgt bet paard<br />

zeer spoedig vertrouwen in het bit, en zal het daarom<br />

ook al hetgeen de ruiter .er van vordert , bereidwillig<br />

iiitvoeren. Op deze wijze moet 'men het paard zijne natuurlijke<br />

Trees voor den ruiter ontnemen.<br />

Eon verdere grondregel is eon rustig en een goed gebruik<br />

der been en. Beide worden slechts door oefening<br />

verkregen en zijn niet gemakkelljk non to leeren.. De<br />

beenen dienen den ruiter niet alleen om zich vast to<br />

sluiten , maar ook om het paard de bij de onderseheldene<br />

ghngeh veteisehte hulpen to geven. Wanneet de tenkel<br />

het roer is, dan is het been de uitvoerende beweegkracht,<br />

de zit eater het steun- of draarpunt van het geheel.<br />

Van het heupgewrieht df tot eon de knle dient het been


48<br />

tot vastsluiting , is alzoo, behalve het in evenwicht<br />

yen, eene hoofdvoorwaarde voor een vasten zit, en geven<br />

de dijen met hare uiteinden , de kniegewrichten , de voornaamste<br />

aansluiting. Van dit g,ewricht af hangt het<br />

onderbeen loodrecht ntuir beneden, waarbij de vlakke kuit<br />

slechts even in aanraking met de flanken van het paard<br />

komt. pij elke beweging behoudt het onderbeen demi'<br />

richting , en verlaat ze slechts bij het aanbreitgen van<br />

de onderscheidene hulpen; doch ook dit zoomin mogelijk<br />

zichtbaar. Di) smile paarden met weinig bulk,. moot<br />

men het been een weinig .terug trekken om met de kuit<br />

te kunnen aansluiten , doch meet men or zich steeds voor<br />

wachten om het pallid onwillens met de sporen in de<br />

flanken to raken..<br />

Over de hulpen zelve zal ik later spreken. Door eon<br />

vasten , rustigen zit, door de juiste verdeeling van het<br />

gewicht bj elke beweging van het paard , verkrijgt de<br />

miter de voile m Relit over t'e aohterhand on bijgevolg<br />

over het geheele paard.<br />

Daarom zegt een oud spreekwoord te recht zadel ach-<br />

,,terwearts, hove breeder, dear zit gij aan het roer."<br />

Onrustige, driftige paarden kunnen alleen door een rustigen<br />

zit en eene rustige hand tot de noodige bedaardheld<br />

gebracht worden. .<br />

Wanneer eon ruiter nu de vier grondbeginselen van<br />

het natuurlijke rijden to weten :<br />

1. eene goede behandeling, bet vermijden van alles<br />

wat het paard pijn kan .veroorzaken,


47<br />

cone juiste verdeeling van bet gewicht ,<br />

eene zachte, rustige hand,<br />

het goede gebruik der beenen en eon rustigen sit,<br />

zich zoo eigen gemaakt heeft , dat hij ze practisch ken<br />

toepassen , kan hij met vrucht de lessen in de hoogero<br />

rijkunst vol gen.<br />

Wij komen nu tot de middelen , die one ten dienste<br />

staan, om ons in deze vier grondstellingen te bevestigen.<br />

a) De natuurlijke zit.<br />

De sierlijke houding van den miter op het paard , die<br />

zelfs den leek in het oog valt , is hoofdzakelijk gelegen<br />

in de zekerheid, waarmede de ruiter zich op het paard<br />

beweegt , doch vindt men ook ruiters, waarvan men, ofschoon<br />

zo even zeker to paard zijn , toch niet kan zeggen<br />

dat zj een sierlijken zit hebben.<br />

Van boven af beginnende moeten het hoofd en het bovenlijf<br />

rechtop gehouden worden, en bij geenen gang, (met uitzondering<br />

alleen van den Engelschen draf, waarbij het lichaain<br />

een weinig near voren mug hellen) moot deze houding niet<br />

veranderen. De schouders, natuurlijk af hangende, zijn near<br />

achteren gebracht, de armen , in tamelijk rechten hock<br />

gebogen, sluiten met den bovenarm matig tegen het lijf,<br />

de elleboog komt eon weinig achter de heup , do linker<br />

mist reeht op, een hand breed boven den knop van het.<br />

zadel, het handgewricht licht gebogen , zoodat de binnenvlakto<br />

der hand naar het lig is gekeerd. De rechterhand<br />

laat men, wanneer men de teugels alleen in de linker-


48<br />

hand houdt, vrij achter de rechterdij af hangen , of<br />

ze op deze rusten. Rijdt men echter met beide handen,<br />

alzoo met de trens of met de stang met opgenomen trensteugel<br />

, den houdt men de reehterhand even als de linker.<br />

De heupen moeten steeds loodrecht op het zadel komen;<br />

met de beide zitbeenderen vormen zij het vaste steunpunt<br />

voor het overige gedeelte van het lichaam. De dijen<br />

zijn near binnen gedraaid, waardoor het zitvlak verbreed<br />

wordt. Overigens liggen zij derwijze , dat eene loodlijn<br />

van den nens van den miter getrokken, nog ver achter<br />

de kuit van den ruiter valt. fret zitvlak ligt vast in<br />

het zadel, en moot bij elle gangen, den draf uitgezonderd,<br />

dat zoomin mogelijk verlaten.<br />

De onderbeenen hangen los aansluitende loodrecht near<br />

beneden ; de knieen sluiten met hare binnenvlakte vast<br />

tegen het zadel, de punten der voeten zijn binnenwaarts<br />

gekeerd en near boven gericht, de hielen bijgevolg naar<br />

beneden.<br />

Niet zeer moeieljjk is het, om in step dozen zit to bewaren<br />

, bjj de snellere gangen vordert dat echter reeds<br />

meerdere oefening. De punten der voeten rusten in de<br />

stijgbeugels, met de ballen op de zoolvlakte van den<br />

beugel, die zij, bjj welke beweging ook, niet mogen<br />

verlaten, en moat het voetgewricht, even ale het<br />

handgewricht, inzonderheid bij den draf, in eene veerende<br />

beweging zijn.


49<br />

h). Gebreken in den zit bij den beginnenden<br />

miter.<br />

Elk beginnend miter stugt met eon zeker gevoel van<br />

angst te paard, dat, als gevolg van zijne eigen onzekerheid,<br />

zich in zjjne geheele houding doet kennen , 4zoodat<br />

bet, zelfs voor een leek, niet moeieljjk is, om den geoefenden<br />

miter 'van den beginnende te onderscheiden. Bjj<br />

dozen laatste is het hoofd meestal near voren gebogen,<br />

zjjn de schouders eveneens vooruitgebracht. De ellebogen<br />

sluiten niet tegen het ljjf, maar dienen meer als balanceerstokken<br />

voor het geheele lichaam , en gaan bjj de<br />

snellere gangen van het paard op en neder. De handgewrichten<br />

zjin, in plants van naar buiten, binnenwaarts<br />

doorgebogen, en met de binnenvlakte van de hand near<br />

onder, in plants -van loodreoht gesteld, elk oogenblik<br />

gereed om de manen of den knop van het zadel te grjjpen,<br />

het geheele lichaam halt zichtbaar voorover, weardoor<br />

ook de heupen near voren komen. en bljgevolg de<br />

zitvlakte achter nit het zadel komt, en de miter dan<br />

alleen op de kloof zit. De knieen zljn near buiten gedraaid,<br />

zoodat men met gemak tusschen de knie en het zadel<br />

de vuist ken steken. De kuiten sluiten zich met hare<br />

achterste vlakte tCgen den buik van het paard aan, de<br />

hielen zjin near boven getrokken en rakon onWillekenrig<br />

met de sporen tegen den buik van het 'paard, waardoor<br />

dit natuurljjk steeds tot snellere gangen aangezet wordt<br />

en de zekerheid van den ruiter geheel verloren gaat.


50<br />

Van het gebruik der teugels behoef ik wel niets to<br />

zeggen , bet is niet nicer dan een krampaehtig trekken.<br />

Door het paard nu op deze wijze to berijden ,<br />

gnat de<br />

voornaamste voorwaarde om het to kunnen beheerschen,<br />

to weten , de macht over de achterhand , verloren.<br />

Door het vooroverhell en van het lichaam wordt het<br />

evenwicht verbroken , bet paard op de achterhand verlicht<br />

en kan bet nu daardoor alias doen, wat het wil , bokken,<br />

achteruitslaan en doorgaan.<br />

a) De werking der teugels en beenen.<br />

Wanneer een goede zit van den miter de grondslag<br />

is, dan kan men zeggen dat de teugels het roar zijn,<br />

waardoor den geheelen toestel Tan ruiter en paard bestuurd<br />

wordt. Dientengevolge dienen de teugels in de<br />

aerate plants om het paard op te richten en te verzamelen.<br />

Bij een good afgericht en gereden paard, moet de<br />

hals van de schoft af opgericht gesteld en het hoofd bijgebracht<br />

zlin zoodat het voorhoofd Nina loodrecht naar<br />

den grond steal en de neus zich ter hoogte van de heupen<br />

bevindt. Door doze etching wordt het paard genoodzaakt<br />

om qne voorhand te verlichten, en zijn eigen<br />

gewicht , als mode dat van den ruiter, , op de achterhand<br />

over te brengen, hetgeen bet zoo gewichtige doorbuigen<br />

in de gewrichten der achterbeenen , van bet heupgewricht<br />

af tot het kogelgewrieht, ten gevolge heeft. Zijn doze<br />

gewrichten buigzaam gemaakt , en zijn zij derwijze gesteld,<br />

dat zij den last, waarmede zij bezwaard zullen worden,


51<br />

veerend kunnen opnemen , dan is daarmede alle stijf held<br />

Fig. 5.<br />

van. den hals en de kaken tevens opgehouden en bet<br />

paard oo r den dienst afgericht en gehoorzaam.<br />

Buigt daarentegen het paard nog niet in de gewrichton<br />

door, verzet het zich tegen de juisto 'verdeeling van het<br />

gewicht, door het stijf bouden dezer gewiichten, clan<br />

zal het op de Noorliand gaan , en ongeschikt zAin om<br />

kort to wenden of to arreteeren, in bet algemeen om afgericht<br />

te worden. Ilet is de zaak der africhting om het<br />

doze evenwichtsstelling to doen aannemen , doch echter<br />

die van den ruiter, em ze to onderhouden. Doet de laatste<br />

dit niet, dan neemt bet best afgerichte paard spoedig


52<br />

zijne natiturItike stelling weder Ran, en de juiste semenworking<br />

van voor- en achterhand gnat verloren. Men<br />

zegt dan dat het pan rd uit elkander gereden is." De hale<br />

dealt near voren en bezwaart dnardoor weder de voorhand<br />

, de near buiten gewerkte oorspeekselklieren groeien<br />

met de kank vast, de lenig geworden banden tussch,en<br />

de halswervelen worden weder gespannen, de gewriehten<br />

weder stiff, in een woord , het paard keert weer<br />

tot zijn vroegeren toestand, voor dat het afgericht was,<br />

terug, waardoor de ruiter de volstrekte macht over hetzelve<br />

verliest.<br />

Om nu dit voor to komen, werkt men tegelijk met<br />

teugels en bebhen. Doze laatste drijven door eeno bestendige<br />

znehte drukking het paard tegen het bit en<br />

dwingen bet, om dit acute nemen, terwiji nu door het onafgebroken<br />

zacht aanhouden der teugels bet paard genoodzaakt<br />

wordt, om de door den ruiter verlangde stelling<br />

Ran to lemon, wel to verstaan in zoo Terre zijn bouw<br />

of zun moor of mindere afriehting dit toelaten. Eene<br />

emizbdige working op het paard, of alleen met do beenen,<br />

of met de teugels, kan derhalve tot niets leiden. Is een<br />

paard tengevolge van zijn ongunstigen bouw, zooals ,bij<br />

zeer zware kaken, die aan do halswervelen raken, waardoor<br />

tegelijk cone kneuzing van de oorklieren teireeggebracht<br />

wordt, of door eene slechte africhting, derwijze beweikt,<br />

dat het den hale in de valsche wervelen (3den en 4dea) buigt,<br />

dan ontstaat het gebrek dot men odder de teugels blifven"<br />

,of" bijtoomen" noemt (Fig. 6).


53<br />

Dit is voor den ruiter zeer lastig , doordion het paard<br />

Fig. 6.<br />

daardoor de achterhand non de working der teugels onttrekt,<br />

on daardoor de ruiter goon meester over het paard<br />

is. Bij zulke paarden moot men des to meer zijne aandacht<br />

op het gebruik der beenen vestigen. Bij het bijtoomen<br />

brengt het paard de kin bijna tegen de borst, door het<br />

hoofd met de sterkste bulging van den hats naar boneden<br />

to brengen. Het onttrekt zich daardoor aan hot<br />

oprich ten.<br />

Bone andere wijze em zieh aan do teugelwerking to<br />

onttrekken , het tegenovergestolde van do vorige, is het<br />

in den tvendsteken van den netts (Fig. 7), acne eigensehap<br />

die meestal hot gevolg is van eon bljzonderen bouw,


54<br />

zooals men dit ziet bjj paarden met verkeerden of }torte-<br />

(Fig . 7).<br />

hale, of met te breede aanzetting van het hoofd. Paarden<br />

met een der beide genoemde eigenschappen, zijn ten<br />

eene male ongeschikt voor een beginnenden ruiter.<br />

Eene zaelite , rustige hand en een good gebruik der<br />

beenen , zullen bU zulke paarden, zoo ook bij die met<br />

welgebogen hale, nimmer hunne goede uitwerking misson.<br />

Hot paard wordt daardoor gehoorzaam en gesehikt


55<br />

om dadelijk uit to voeren, wet de ruiter or van verlangt.<br />

Eene zware , hardo hand maakt het paard hard in den<br />

mond, door het gevoel in de lagen to verstompen , ten<br />

gevolge waarvan de teugelwerking verloren goat.<br />

De teugels moeten derwijz3 werken, dat het paard<br />

voortdurend eene aanleuning in den mond vindt, die<br />

door de werking der beenen teweeggebracht wordt , dan<br />

knabbelt het van bet bit of, eon teeken dat er geene<br />

hardnekkige spanning der spieren van de kagtk on van<br />

den nek moor bestaat. Eon paard dat , zooals men zegt,<br />

zonder teugels gereden wordt d. i. waarbij de teugels<br />

zoo los gehouden worden, dat zij slingeren, is 14 onvoorziene<br />

toevallen geheel buiten de macht van den ruiter,<br />

, het loopt weder op de voorhand, en kan daarom<br />

licht struikelen en storten.<br />

Het achter de teugels blijven" kan men alleen door<br />

cone voortdurende working der beenen ten laatste deen<br />

ophouden. Het is eon voor den miter onaangenaam gevoel,<br />

dear men als 't ware niets in de hand heeft , het<br />

paard zich derhalve geheel aan de working van het bit<br />

onttrekt en daardoor ook niet onmiddellijk ken gehoorzamen.<br />

d). Het gebruik der teugels.<br />

Nadat ik nu aangetoond hob, (Int de beenen on teugels<br />

niet alleen voor de vastheid van den zit dienen , zooals<br />

door leeken zoo licht wordt aangenornen ,<br />

ga ik over tot<br />

de wijze waarop hot paard praetisch moot opgerieht on


56<br />

bestuurd worden , wanneer de mutter aan het in het vorige.<br />

hoofdstuk behandelde beantwoorden wit.<br />

Wonneer men in de manege rijdt, noemt men at wet<br />

naar het in wendige er van geheard is binnen, dat wet<br />

zich near de zlide van den wand bevindt buiten. 'Zoo"<br />

spreekt men van .baitentengel, buitenbeen, enz. * Op den<br />

langen weg , derhalve in de open lucht, duidt de hoofd.;<br />

stelling van het paard , die men in de manege yolgens<br />

het voorschrift voor de verschillende gangen anngenomen<br />

heeft, de binnen- of buitenzijde Ran.<br />

Door de. plaatsing en beweging van de teugelvuist<br />

werken de teugels op het geheele lichaam van het paard.<br />

Door de hand nnar voren to brengen geeft men het<br />

paard vrijheid en werkt men bijgevolg op de voorhand ; door<br />

hot opheffen der hand natty voren wordt hals en hoofd<br />

opgericht ; de cichterreaartsebe beweging der hand werkt<br />

danrentegen ook op de spieren van het kruis en van de<br />

achterhand , in de veronderstelling dat de miter die<br />

beweging der hand ondersteunt door zijn hobnail' eon<br />

weinig liner achteren to doen lichen. IIierdoor worden<br />

do spieren der achterhand ontspannen, en hot paard<br />

uangezet om het kruis no to geven on in de spronggewrichten<br />

door to buigen , alzoo de beoogde evenwichtsetching<br />

can to nemen. Heft men de hand achterwaarts<br />

op, zoo werkt men hierdoor op voor- en achterhand.<br />

De beweging der hand naar rechts of links noodzankt het<br />

paard doze beweging to volgen , on dient om het paard,<br />

zooals men hot gewoonlijk zegt, to sturen.


57<br />

Door do juiste aanleuning van het paard Op het bit<br />

verkrijgt de ruiter het gevoel van onvoorwaardelijke<br />

zekerheid der leiding. Ilij weet, dat het paard can elke,<br />

zelfs aan de geringste beweging der hand zal gehoorzamen,<br />

en kan hij daaruit afleiden van hoeveel belang het<br />

is, geene doellooze bewegingen met de hand to maken,<br />

al waren zo ook slechts onwillekeurig en het gevolg van<br />

eon onvasten zit. Het allerminst mogen zjj opzettelijk<br />

gedaan worden, bijv. rukken en trekkon met do teugels,<br />

zooals men dit helaas door onervaren of ongeduldige<br />

ruiters dikwijls ziet doen. Het gevolg hiervan is, dat<br />

het paard voor het bit en de hand van den ruiter vrees<br />

krijgt, daardoor weerspannig wordt en ten lactate niet<br />

moor to berijden is.<br />

e). blisslagen in het gebruik der teugels.<br />

Van de regels der in de beide vorige §§ verklaarde<br />

working der teugels on van hun gebruik wordt in het<br />

algemeen zeer afgeweken. In de eerste plaats noem ik<br />

het mien hangen der tangelo, waarbij de ruiter wel is waar<br />

mcestal van het zeer loffelijke beginsel uitgaat, om het<br />

paard niet onnoodig to plagen, doch daarbij echter verged,<br />

dat hij daardoor zoowel zielizelf als het paard niet<br />

het geringste nut, integendeel slechts nadeel doet. Immere,<br />

zoo handelende, worden de spieren van den hals<br />

weder gespannen, het paard brengt het gewicht op do<br />

voorhand, en do juiste evenwichtsstelling gaol verloren.<br />

De hieraan togenovergestelde ha.ndelwijzo, on het paard


58<br />

to vast Fe houden, is het gevolg of van eene harde hand,<br />

of van angst van den ruiter, die de teugels als steunpunt<br />

van zijn zit gebruikt. De gevolgen hiervan zjjn ,<br />

dat het paard hard in den mond wordt enz., bij paarden<br />

met zwakke achterhand en zachten mond steigeren en,<br />

achteroverslaan. Het is inzonderheid bij de . snellere<br />

gangen, draf, galop en renloop, witarbij de vastheid van.<br />

den zit eerst racist op de proof wordt gesteld, dat men<br />

het meest op bet stille van de hand to letten hebbe.<br />

Wanneer de hand daarbij elken stoot van den gang volgende,<br />

ads een smidshamer op en neer gaat, of zich been<br />

en weer laat slingeren, mod het fijne gevoel in den mond<br />

van het paard verloren gaan, waarvan een onrustige,<br />

onregelmatige gang het gevolg is, die noel' schoon of<br />

aangenaam is. Bij paarden met vurig temperament komt<br />

men door vasthouden bet meest ten aehteren , daaroin,<br />

ik moot het steeds herhalen been rustig onafgebroken en<br />

zacht werken der teugels, eon rustige zit en afhangen der<br />

beenen en eon zacht aannemen en nageven, houden het<br />

paard gevoelig in den mond en gehoorzaam.<br />

II. DE PRAKTIJK VAN IIET RUDER.<br />

Ik zal nu overgaan tot de eigenlijke praktijk van het<br />

rijden, d. i. tot het behandelen van de noodige practische<br />

handgrepen en regels, die voor ons dan sleehts begrijpelijk<br />

zijn, wanneer wij het theoretisch gedeelte geed begrepen<br />

hebben, wat bij bet riiden vooral eene hoofdzaak is.


59<br />

1. Het 'louden der iongels.<br />

Wjj radon onzo paardon op stang of Irons. Wanneer<br />

wjj op do slang radon, dan houdt de linkerhand alleen<br />

do teugels , die den stangteugel op de volgende wjjzo<br />

aanvat: de vierde vinger wordt van boven tusschen do beide<br />

teugols gestoken , daarna de passant tot aan den 'ringer<br />

opgeschoven en het afhangende einde over den wijsvinger<br />

gelegd. Den trensteugel legt men vlak en nict gespannen<br />

or over, en drukt nu dezen zoowel als het<br />

overige gedeolte van den stangteugel met den duim op<br />

hot gebogen lid van don wijsvinger vast, nadat de vuist in<br />

de voorgeschrevon loodrechte houding is gebracht (Fig. 8).<br />

Fig. 8.<br />

Niet altijd bevindt zich eon passant aan den stangtougel;<br />

in dit goval trokt men dion teugel , tor wijI men hem aan


60<br />

het samengenaaide eind nanvat, zoo ver door, tot men<br />

meent dat hij genoeg gespannen is. Wil men de reebter-<br />

hand gebruiken, dan vat deze den trensteugel van boven<br />

near beneden met de 3 eerste vingers en trekt dien door<br />

de linkerhand zoover door, dat de linkerteugel gespannen<br />

is, waarna men. den rechter evenveel verkort on nu<br />

beide vuisten op een afstand van 2 duimen bij elkaar<br />

houdt. Leunt nu het paard to veel op den teugel, dad<br />

laat men ook wel de rechterhand sada op de linkerhand<br />

rusten, waardoor men bet besturen voor deze gemakkeljjker<br />

maakt.<br />

Itijdt men bet paard op de dubbele trens, den neemt<br />

men de beide teugels van iedere zijde tussehen don 4den<br />

vinger, en wel then van het grootere mondstuk near de<br />

zijde van den pink met beide handen gelijkmatig aan-<br />

houdende, en laat de einden afhangen (Fig. 9). De<br />

enkele of watertrens, wordt op ielijke wijze gehouden.<br />

Ik moot hierbij nog opmerken, dat, wanneer men in de<br />

rijbeen rijdt, men bet paard steeds zooveel binnenwaarts<br />

moot stollen, dat men het oog ken zien sehitteren; de<br />

binnenvuist staat daarbij een handbreed sneer near bet<br />

lijf den de buitenvuist. Men noodzaakt daardoor bet<br />

paard de binnenkaak no to geven on in de binnenge-<br />

wriehten door to buigen, weariloor het voor den galop<br />

en de zijgangen voorbereid wordt. Later kom ik bier<br />

nog eons op terug. Op den langen weg mod het recta<br />

gesteld worden.


G I<br />

Fig. 9.<br />

2. De hulpen.<br />

De hulpen zijn de teal, waarin de ruiter zijn wil aan<br />

het paard te kennen geeft. Iedere beweging die hij het<br />

paard laat maken, geschiedt door middel van cone hulp.<br />

Tot de hulpen hehoort de tongslag, waarnaar de pearden<br />

zich spoedig gewennen to luisteren, wanneer zjj wat<br />

levendig moeten loopen.<br />

'Een zacht toespreken, striiken met de vlakke hand,.


62<br />

(bent daarentegen om paarden, wanneer zij driftig of<br />

bevreesd worden, to doen bedaren.<br />

In het algemeen leert het paard zeer gemakkelijk do<br />

spraak en het geheele zijn van den ruiter verstaan<br />

waaruit het zich last begrijpen, dat de eigenaar van een<br />

paard dikwips or zeer mede te vreden kan zijn, torwijl<br />

een under het dikwijls slechts met moeite of in het goheel<br />

niet rijden kan.<br />

Ook op liehte hulpen met de rijzweep leeren de pearden<br />

gemakkelijk gehoorzamen, indien doze alleen hiertoe,<br />

en niet am bet paard to plagen, gebruikt wordt. Er zijn<br />

verscheideno hulpen met don teugel: aannemen , nagev en<br />

oprichten, verkorten of verlengen van de eene zude van<br />

den teugel enz. Wear deze toegepast worden, zal later<br />

bij de gangen verklaard worden.<br />

De voornaamste hulpen met do beenen zjjn: zacht<br />

aandrukken van de kuit, langzaam vermeerderen van<br />

dien druk, terugbrengen van het onderbeen tot dat de<br />

spoor dieht bij het lijf komt, en ten laatste bet baton voelen<br />

der sporen. hoe, en wanneer doze hulpen aangebracht<br />

mocten worden, zal later eveneens gezegd worden.<br />

Eene voortretIelijko hulp om het paard op to riehten en<br />

tot eeno verandering van gang year to bereiden, is het<br />

vooruitbrengen der heupen met een licht terugbrengen<br />

van het lichaam ,<br />

welko beweging de teugelhand volgt,<br />

Het paard wordt hierdoor opmerkzaam gemaakt dat do<br />

ruiter or jets van wil vorderen.<br />

Do hulpen worden bet bevalligst aangebracht, wanneer


63<br />

zij voor het oog van den toeschouwer zooveel mogelijk<br />

onmerkbaar zijn , zooals in het algemeen de meest onbe-<br />

. weeglijko houding bij elle bewegingen (zonder daarom<br />

in de atilfheid van cone pop to vervallen) steeds bet<br />

bevalligste en voor het oog het meest aangename beeld eens<br />

ruiters geeft.<br />

3. Be straffen.<br />

De niet geoefende miter moot zoolang mogelijk vermijden<br />

het paard to straffen, want wie nog eenige moeielijkheid<br />

met zlin zit heeft, loopt hierbij licht gevaar<br />

hem geheel to verliezen.<br />

Tevens is het mogelijk , dat de ongeoefende miter dear<br />

straft, wear het niet noodig was, omdat hi) nog niet<br />

altijd de oorzaak of reden van deze of gene schijnbare<br />

ondeugendheid weet to verklaren.<br />

De straf moet doer eerst volgen , waar de hulp tad<br />

voldoende is, dat is, waar zij reeds op cone beslissende<br />

wijze is aangebracht, derhalve, wanneer het paard begint<br />

ongehoorzaam to worden.<br />

De hulpmiddelen om to straffen bepalen zich sleehts<br />

tot het g,ebruik der sporen en van de rijzweep. Straffen<br />

met de towels bestaan er niet, en moeten ook om do<br />

reeds vroeger aangevoerde gronden ten eene male verworpen<br />

worden. Het straffen met de rllzweep zal dear<br />

inzonderheid mooten geschieden , wear het paard zich ook<br />

tegen do sporen verzet.


64<br />

Voor (let echter de miter de straf met de sporen of met de<br />

rjjzweep ten uitvoer legt, verzekere hij zich van zijn,zit,<br />

dear het paard gewoonlijk daarbij doze of gene driftige dik-<br />

w ijls geheel onvoerziene bewegingen monk t, die den onvuorzi<br />

chtigen miter licht zijn evenwicht kunnen doen verliezen,<br />

weardoor het kwaad nog verergerd wordt. Hieruit<br />

bljjkt duideljjk , dat men bet de beide women niet met<br />

uitgestoken beenen mag geven, maar alleen met het onderbeen<br />

van het kniegewricht af, opdat de zit goon goyear<br />

loope.<br />

De rjjzweep wordt aangewend op den rechter- of linkerschouder<br />

van bet paard, over de borst en aehter de<br />

linker- of rechterkuit van den miter.<br />

Men mod de rjjzweep niet to ver uithalen, opdat bet<br />

paard die vooral niet bemerke, dan eater moot het krachtig<br />

en met eon korten slag gestraft worden.<br />

Men met er voor zorgen om het paard niet to straffen<br />

het voor het eon af ceder Trees toont, bierdoor<br />

zoude men het voor altjjd hederven. Daarentegen<br />

luiheid, wanneer het niet aan de bulpen gehoorzaamt ,<br />

of zich zelfs tegen den miter verzet, moot gestraft worden<br />

, vooral in het laatste geval meet eene krachtige<br />

tuchtiging gegoven worden.<br />

. wanneer<br />

4. Het op- en afstijgen.<br />

De oppasser, die het paard voorbrengt, zet bet in cone<br />

eenigszins gestrekte stelling, waardoor de spanning der


65<br />

rugspieren van voren af eon weinig vermindert. Nu stele<br />

Iiij zich rents van het paard, vat met de rechterhand<br />

het bakstuk van het hoofdstel, om bet paard to beletten<br />

vooruit to gaan, en het toch niet door doelloos rukken<br />

pijn te doen, on met de linkerhand vat lib de stijgriem<br />

even boven den stijgbeugel, om het cadet bij het opstijgen<br />

van den miter tegen te houden. De ruiter stjjgt links<br />

op. Eer hij dit doet, gaat hij vr het paard staan, ziet<br />

het welwillend in de oogen en vleit het wet door het to<br />

streelen, een stukje sulker to geven en dergel. Daarop<br />

plaatst hij zich tor boogie van den knop van het cadet,<br />

front makende near het paard, vat de teugels derwlize<br />

op, dat hiij eerst den trensteugel in de voile hand neenit,<br />

daarna den stangtengel, en mei zooals dat vroeger is<br />

opgegeven geworden. De stangteugel wordt slechts los<br />

doorgehaald, (door het steak aanhalen kende het paartl<br />

bij het opstijgen onrustig en zelfs tot steigeren en eateroverslaan<br />

aangezet worden); nu grijpt hij met do rechterhand<br />

eene vlok maanharen, wikkelt die om den linkerduitn,<br />

wendt zich nu zoo, dat hij met den linkerschouder tegen<br />

den linkerschouder van het paard stoat en zet nu zijn<br />

linkervoet in den stijgbeugel, en wet zoo, dat de bal<br />

juist op bet voetstuk van den beugel koint. Nadat<br />

zich nu met het gezicht near het paard gekeerd heeft,<br />

vat hij met de rechterhand den achterrand van het zadel<br />

vast, waarna bet rechterbeen het liehnam reerkrachtig<br />

van den grond afdrukt, zoodat het met eene Dela°<br />

helling near voren , met gesloten beenen en het linker-<br />

3


66<br />

been vast tegen het zadel gedrukt, in don stijgbeugel<br />

stnat.<br />

De rechterhand meat nu den rand van het zadel los<br />

en steunt vlak op zijne rechter vlakte, dieht achter de<br />

kamer. Het rechterbeen wordt gestrekt gehouden en<br />

over het kruis gebracht, tot het aan de andere zijde is<br />

gekomen. Nu houdt het strekken van de linkerknie Op,<br />

en de ruiter mat rich zoo zacht mogelijk in het zadel<br />

zakken. De oppasser mat de stijgriem los, en schuift<br />

den beugel, de near Toren gekeerde zijde buitenwaarts,<br />

Ran den rechtervoet. De miter heat de vlolc maanharen<br />

los, schikt de teugels nog eens in de hand, de oppasser<br />

verwijdert zioh en de miter richt bet paard tot afriiden<br />

zacht op, geeft het eene zachte hulp met beide kuiten en<br />

laat het vooruitgann.<br />

Het afatijgen heeft op dezelfde wijze, doch in omzekeerde<br />

volgorde plants. De teugels worden wat nagegeven,<br />

de vlok maanharen wordt gegrepen, de rechterhand weder<br />

op dezelfde plants gesteund, het zitvlak los gemaakt,<br />

het rechterbeen overgeslagen, vervolgens bedaard op den<br />

grond gezet (terwijI under de hand de oppasser het rechter<br />

bakstuk en de stijgriem aangevat heeft), waarna ook<br />

de linkervoet den stijgbeugel verlant en de linkerhand<br />

den teugel los mat. Het paard wordt nu weder gestreeld<br />

en eon klontje suiker of jets dergeljjks gegeven, waarna<br />

men het aan den oppasser overlaat, die na de beugels<br />

in de hoogte to hebben getrokken (hetgeen do ruiter aan<br />

de linkerzijde zelf doet), den wijavinger tussehen de beide


67<br />

trensteugels steekt, doze dicht bij den mond los aanvat<br />

en hot paard wegbrengt.<br />

5. De gangen.<br />

Men onderseheidt de gangen van het paard in natuurlijke,<br />

kunstmatige en gebrekkige.<br />

Tot de eerste behooren de stop, de draf en do galop.<br />

De ronloop is do galop tot zijn uiterste snelheid gebraeht.<br />

a). De step.<br />

Van alle gangen is deze de langzaamste en voor bet<br />

paard de minst vermoeiende. Men noomt den stap kart,<br />

wanneer de achierbeenen editor den hoefslag der veerbeonen<br />

blijven, terwill de stop lang is, wanneer do<br />

achterbeenen vJor den hoefslag der voorbeenen neergezet<br />

worden. De step moot levendig, regelmatig en niet kort<br />

zijn. Om het paard in step to doen vooruitg,aan, moot de<br />

ruiter de hand een weinig nageven, on de beenen gelijktijdig<br />

zaeht aandrukken, doze drukking trapsgewijze<br />

vermeerderende tot dat bet paard vooruitgaat.<br />

Trage paarden worden door krachtiger hulpen, zelfs<br />

door eon matig gebruik der sporen tot een smeller' stap<br />

aangezet; driftigo paarden daarentegen, die vooruitdringen.<br />

en licht in een trippelgang vervallen, moeten met<br />

eene zaehte hand bestuurd worden, tomtit men de beenen<br />

niet mag aandrukken en men van Old tot tijd, door het<br />

bedaard terugbrengen van de hand, die men evenzoo


68<br />

wetter nageefeci halve ophoudingen maakt. De miter<br />

moot er op letten, dot het paard den hale opgericht met<br />

zooveel mogelijk loodrecht gesteld hoofd houde.<br />

b). Het teruggaan.<br />

Het teruggann is voor bet niet afgeriehte paard zeer<br />

lastig en vordert het vecl moeito om het daartoe to brengen.<br />

BO de afriohting dient het teruggaan om het paard in de<br />

gewrichten to doen. doorbuigen. Men !nag daarom bet linard<br />

hoogstens 6 of 8 passon laten teruggaan, daarna moot men<br />

hot laten rusten. Ye& het teruggRan verzamelt de miter<br />

het pRard. Men loot de hand tot op den zadelknop<br />

zakken, draait ze schroefvormig, tot de pink tegen het<br />

lijf komt, de beenen hangen reeht af. Het afg,erichte.<br />

paard zal onmiddellijk doze beweging volgen. Zoodra bet<br />

paard door het Ranhouden der teugels een voorbeen oplicht<br />

om Rehteruit to treden , vermindert men het aanhouden<br />

der teugels en do drukking der beenen.<br />

Wil het paard zijdelings uitwijken, clan drukt men het<br />

been Ran doze zijde wat aan, waardoor het paard weder<br />

op de rechte lijn teruggebracht wordt. Men moet hierbij er<br />

op letten , dot het paard niet achter de teugels gerake en<br />

van zelf terugloope. Het moot altijd op de hulp der<br />

teugels wachten, en onneer het dit niet doet, moot bet<br />

boon weder voortdrtvend werken.<br />

Het teruggaan worth ook ale straf toegepast, wanneer<br />

het paard to zeer op de teugels leant, of om het your<br />

Lindero fouten to straiten.


69<br />

c). De draf.<br />

De draf volgt in snelheid het naasst op den stop, de last<br />

wordt hierbij meer near voren gedrevon en 'dc.beenen moet-en<br />

hem daarom sneller ondersteunen. Men onderscheidt<br />

den draf in den korten, gewonen en gestrekten draf: De regelmatige<br />

drat is de gewiehtigste gang van het paard waarin<br />

het, zonder nadeel to ondervinden, de versta afstanden<br />

in den kortsten tijd kan afleggen. Elk der ledeinaten heeft<br />

hierbij een gel& deel van het gewieht te dragen ten<br />

gevolge van hunne gelijkmatige opeenvolging bjj de be-<br />

.-weging, de beweegljjkheid van alle spieren, pezen en<br />

gewrichten wurdt hierdoor op de doelmatigste wijze ontwikkeld<br />

en voor moeijelijke gangen en oefeningen voorbereid.<br />

Ook voor den ruiter zelf, daargelaten het snelle youruitkomen<br />

, is de draf eene gezonde en versterkende be-<br />

_<br />

weging , en het is vuoral bjj dozen gang, dat de beginnende<br />

miter inzonderheid houding en evenwicht leort bewaren.<br />

Het paard moot in 'drat' zijne beenen zoodanig vooruit<br />

brengen, dat de achterbeenen op den hoefslag van de<br />

voorbeenen komen. Paarden met gebrekkigen bouw zijn<br />

hiertoe niet altild in staat; zoo kunnen paarden met<br />

langen rug niet zoover vooruitgilipen,, de hoefslagen<br />

der achterbeenen blijven dus achter die der voorbeenen ;<br />

paarden met korten of ook wel zwakken rug, grijpen<br />

over, d. i. dat de achterbeenen vodr den hoefslag der<br />

voorbeenen neergezet worden. Hierdoor komen de ach&*


70<br />

terhoeven licht in aanraking met de voorbeenen. Heeft<br />

doze aanraking met de pezen of andere deelen van het<br />

voorbeen plants, flan zijn zeer dikwijis kneuzingen en<br />

verwondingen dezer deelen hiervan het gevolg. Gesohiedt<br />

die aanraking tegen bet hoefijzer, dan hoort men telkens<br />

een zeker geluid, en men noemt dit in de ijzers vangen,<br />

aanslaan (forger), eene zaak die wel in acht moet genomen<br />

worden , omdat de zekeriteid van den gang en daarmede<br />

die van den miter, hierdoor in gevaar gebracht kan worden.<br />

De korte draf wordt hoofdzakeljjk bij de afriehting en<br />

bij het eerste onderricht van den ruiter toegepast, de<br />

laatste leert zich zoodoende het spoedigst aan de beweging<br />

van het paard gewennen.<br />

De gewone draf wordt het meest aangenomen, omdat<br />

in dezen gang de paarden bjj het afleggen van groote<br />

afstanden het meet gespaard worden.<br />

De gestrekte draf wordt aangenomen, wanneer men<br />

in korten tjjd groote afstanden wil afleggen, ook bij de<br />

africhting om het paard de schouders te leeren strekken.<br />

De draf is de eenige gang, wearbil het zitvlak het<br />

zadel veriest, om bij elken stop van hot paard daarin<br />

terug to komen ; het is daarom duidelijk , dot de beginnende<br />

ruiter hierbij het spoedigst quo houding verliest,<br />

en dit dus your hem de meest inspannende oefening is.<br />

Eer het liehaam zich gewend heeft den regelmatigen<br />

schok to verdragen, .ondervindt men allerlei pijnen,<br />

zooals in elle de spieren van het lichaam , bjj ruiters<br />

met zwakke horst , ook pijn in de borst.'


71<br />

Wanneer men groote afstanden in draf moet afleggen ,<br />

bedient men zich -daarom nog al bjj regelmatig dravende<br />

paarden, doch inzonderheid bjj paarden, die hoog draven,<br />

van het Engelsoh rjjden. Dit bestaat hierin, dat men met de<br />

knieen en ballen der voeten door middel van het voetstuk<br />

van den stijgbeugel, den tweeden pas van het "paard<br />

opvangt, derhalve als 't ware in den beugel staat, en<br />

zioh bjj den volgenden pas weer in het zadel laat neer-<br />

Tanen. Het povenlig helt hierbij eon weinig voorover, ,<br />

de knieen moeten eohter de aansluiting geven.<br />

Om van den stap in den draf over te gaan , begint<br />

de ruiter het paard to verzamelen, door het een weinig<br />

op te riehten en drukt nu de beenen to geljjk zacht aan,<br />

hierbjj zorgdragende dat hij het bovenljjf reeht houde, dear<br />

de geringste voOrwaartsehe helling or van de voorhand<br />

van het paard bezwaart en daze, om tot eon snelleren<br />

gang over to goon, algid verlicht moet worden.<br />

d). De galop.<br />

De galop is een gang bestaande in opeenvolgende kleine<br />

sprongen, waarbjj in tegenoverstelling van den draf, niet<br />

de diagonale beenen, maar die van dezelfde zjjde verder<br />

vooruitgrjjpen dan die van de andere, zoodat bjj den<br />

rechtsehen galop de reehterbeenen, bjj den linksehen de<br />

linkerbeenen het meest vooruitgrjjpen. De overlangsehe<br />

as van het liehaam maakt met die van'cle door to loopen<br />

ruimte meestal een hook.<br />

Naarmate van de meer of mindere snelheid onderscheidt


^<br />

.72<br />

men den korten, den gewonen of exereitiegalop, den<br />

sterken galop en den -renloop.<br />

De bewegingen van den galop zijn schommelend , en om<br />

die reden voor den ruiter aangenamer don die van den drat<br />

Poor het paard is de galop ()Oster vermoeiender wanneer<br />

het dastrisi!groote afstanden moot afleggen , omdat .de<br />

werkzaamheid der longen daarbij aanmerkelijk verhoogd<br />

wordt, ook do voorgrijpende zijdo nicer ingespannen wordt<br />

don de ondersteunende. Om den galop voor het paard<br />

gemakkelijker to maken, moot men, evenals bij andere<br />

gangen , het zwaartepunt near achteren verplaatsen, om<br />

de voorhand zooveel mogelijk to verlichten , zoodat doze<br />

hear voile kracht behoudt om to kunnen vooruitgrijpen:<br />

' Het aanspringen in galop ken uit den stand van<br />

rust, uit den step on uit den draf geschieden; de can<br />

to brengen hulpen zijn in ieder dezer gevallen dezelfde.<br />

Om in den rechtsehen galop to doen aanspringen brengt<br />

do naiter, na het paard N;erzameld to hebben, het hoofd<br />

van dit zoover rechts, dat ilij het rechteroog ken zien,<br />

zit tevens jets sneer op het linker zitbeen door, de beenon<br />

worden vast aangedrukt, bet linker editor wet sterker,<br />

en tevens lets verder near "achter (achter den singel)<br />

gebraoht. Len good afgericht paard zal op doze hulpen<br />

in galop aanspringen. Poor den linkschen galop worden<br />

dezelfde hulpen, doch can de tegenovorgestelde zijde els<br />

bij den galoprechts, aangebracht.<br />

Om to beletten. dat het paard niet weder in den draf<br />

overgaat, met de hand steeds in working blijven, niet


73<br />

rukkende, maar bij elks opeprong zaoht nagevende, bij<br />

elken neersprong zacht aanhoudende. Het buitenbeen<br />

(14 den rechtsehen galop derhalve het linker) moot daarbjj<br />

voortdrijven en aanietten, het andere, zacht drukkende,<br />

bljjft recht near beneden hangen.<br />

Wil men het paard weder in draf of stop brengen,<br />

(Ian houde men de teugels wet sterker can, de beide<br />

beenen drukken geljjkmatig, terwij1 de ruiter wet Meer<br />

doorzit. Hierdoor doet men de ophouding op de achterhand,<br />

hetgeen beter is dan op de voorhand, omdat de<br />

eerste starker is en het kort ophouden op de voorhand<br />

licht peesontstekingen of andere gebreken der ledomaten<br />

tengevolge hoeft.. Ook moet nog gezegd worden, dat<br />

het niet fraai staat, wanneer de miter zjjne houding<br />

verliost en op den hats van het paard voorovervalt,<br />

hetgeen allicht gebeurt wanneer het ophouden op do<br />

voorhand geschiedt. Ilet bowaren van het evenwicht<br />

in elken gang, bij elks ophouding of bjj het aanbrengen<br />

van elks hulp, geoft den railer zekerheid in den zit en<br />

eons sierljjke houding.<br />

Om. uit den korten galop, waarin men algid moot<br />

beginnen, ook wanneer men in snellere of zelfs de snelste.<br />

gangen wil rijden, in een sneller tempo van galop over<br />

to gaan, geeft men het paard jets ineer teugelvrijheid,<br />

zonder de aanleuning, die hier zoo zeer noodig is, to<br />

verliezen, en drukt de beenen wet sterker can.<br />

Om van galop to veranderen., hetzjj van den rechtschen<br />

In den linkschen of omgekeerd, meet men het paard good


74<br />

verzamelen. Op het oogenblik dat de verandering zal<br />

uitgevoerd worden , wordt eene oprichtende hulp gegeven,<br />

het hoofd van het paard gewend near die zijde, near<br />

welke de galop zal pleats hebben, totdat de ruiter bet<br />

oog van die zijde ziet sehitteren. De werking van het<br />

been dezer zelfde zlide houdt op en wordt weder recht<br />

gebraeht, terwijI men het tegenovergestelde been near<br />

achter brengt en aandrukt. Wanneer de ruiter zonder<br />

hierbij zijn evenwicht te yerliezen en zonder te trek-ken<br />

of to rukken de hulp good aanbrengt, dan zal het good<br />

afgerichte paard dadeljjk de verandering uitvoeren.<br />

Vole paarden bebben de gewoonte op twee hoefslagen to<br />

galoppeeren, dat wil zeggen , dat zij met de achterhand<br />

voor het drukkende been uitwjjken. Pit is een gang die<br />

tot de hoogere rijschool behoort en bij het gewone rijden<br />

niet geduld mag worden omdat hij dikwijls ook voorkomt<br />

met het achter het bit blijven". In dit geval moet<br />

het tegenhoudende been derwijze werken , dat het paard<br />

gedwongen worth met zijne lengteas in de reehte lijn<br />

to blij von.<br />

e). De renloop.<br />

Bij dozen gang is het aan to bevelen den trensteugel<br />

mede op to nemen , om het paard niet vaster, maar om<br />

het zekerder to kunnen houden, opdat het niet storte.<br />

De hand moot hier zoo zacht mogelijk gehouden worden,<br />

om voortekomen dat het paard niet op het bit loupe en<br />

doorga. Bij elken opsprong moot men de teugels jets


75 .<br />

nageven, bij elken neersprong verricht men een halva<br />

ophouding, waarvan men de werking ondersteunt door<br />

het zitylak ale 't ware in het zadel to doen kleven.<br />

Bij den renloop inzonderhoid zij men met het gebruik<br />

der teugels zoo ook met den zit voorziohtig, daar vole<br />

paarden het liefst dezen gang aannemen, om zioh can<br />

de maoht van den miter te onttrekken , hetztj dat zij<br />

doorgaan, of, bij bijgebraoht hoofd, aohteruitslaan.<br />

Ook meet de ruiter bij den renloop zeer nauwkeurig<br />

letten op het terrein waarover hij rijdt , want elke mistrod<br />

van het paard ken het doen storten , hetgeen bij de<br />

verkregen snelheid zoowel voor hem, ale voor het paard ,<br />

de noodlottigste gevolgen kan hebben.<br />

litj het verkorten van dozen gang zijn vele paarden<br />

gewoon tamelijk hard te stooten , zoodat hier vooral de<br />

aansluiting met de knieen in het oog gehouden moot<br />

worden, ook mag men hierbij het terugbrengen van het<br />

bovenlijf niet vergeten.<br />

Om uit de snellere galopgangen op to houden , gaat<br />

men eerst in den korten galop over, doordien men langzamerhand<br />

door teugel en been, en nimmer door rukken<br />

het paard weer in de hand brongt en hetlichaam daarbij<br />

naar aehteren brengt, en vervolgens draf of stap aanneemt.<br />

Het korte ophouden nit snelle gangen door Diet<br />

geheel geoefende ruiters heeft dikwijls zware gebreken<br />

son do beenen van het paard ten gevolge.<br />

Na den ronloop moot men het paard zoolang in langzamo<br />

beweging houden , tot dat de longen en de bloeds-


44,<br />

76<br />

omloop tot hunne gewone werkzaamheid teruggekeerd<br />

zijn , dear dit tinders nadcelige gevolgen ken hebben.<br />

f). De sprong.<br />

Wanneer men op eerie hindernis aanrijdt, hetzij barriere<br />

of sloot, moet men het paard vast tusschen teugels en<br />

beenen nemen, opdat het niet uitwijke, dat is, door eene<br />

korte meestal zeer scherpe wending te maken of door<br />

plotscling te blijven stmt."), de hindernis weigert over to<br />

goon, waardoor de niet geoefende ruiter licht in gevaar<br />

ken komen zijwaarts of over den hals van het paard<br />

af te vallen. De ruiter meet onbeschroomd op elke hindernis<br />

aanrijden, want het paard merkt dadelijk de<br />

aarzeling van den ruiter en weet zich ze ten nutte to<br />

maken.<br />

Wanneer men dicht bij de hindernis gekomen is, moot<br />

de miter door herhaalde zachte ophoudingen en door<br />

de beenen jets stcrker non te drukken het paard moor doen<br />

ondertreden em in de gewrichten moor door te buigen<br />

en de zwaarte moor op de achterhand te brengen. Op<br />

het oogenblik dat de sprong uitgevoerd zal worden, verheft<br />

hij de handen eon weinig op- en voorwaarts rim<br />

voorhand ale 't ware jets op to lichten, en drukt tevens<br />

de beenen, of wanneer dit bij tragere paarden noodig<br />

is, de sporen , kort maar krachtig ann. Zoodra het<br />

paard zich opgelicht heeft, lent de miter de hand weer<br />

zakken, om het paard voldoende vrijheid to geven , tenelude<br />

den sprong to kunnen doen, dear de ruiter dan


77<br />

reeds weet dat het den sprong niet weigert. Op het<br />

oogenblik echter dat de sprong geschied is, of eigenlijk<br />

nog bij den neersprong, houdt de miter de teugels licht<br />

aan , en laat de beenen evenredig werken , om, to voorkomen<br />

dat het paard niet storte, of dat het zich niet<br />

eene oogenblikkelijke onzekerheid van den zit, teweeggebracht<br />

door het sterke afstooten , ten nutte make om *<br />

te bokken of andere ongepaste bewegingen te maken ,<br />

hetgee'n sommige paarden gaarne doen. Bij den opsprong<br />

moot de miter het bovenljjf jots terugbrengen om de<br />

voorhand to verlichten, ook bij den neersprong blijft hij<br />

dezen zit behouden om de voorhand niet te overladen,<br />

waardoor enders het paard gemakkeljjk zou kunnen<br />

storten. De knieen moeten daarbjj zeer sterk aansluiten,<br />

dear door de afstootende beweging van het paard de zit<br />

licht veranderd wordt en verloren gaan kan. Het zitvlak<br />

snag bjj den sprong het zadel niet verlaten, het<br />

moot zich ale 't ware daaraan vastkleven, om to voorkomen<br />

dat bij den neersprong de miter niet met zijn<br />

hovenljjf op den hals van het paard valle , hetgeen bij<br />

paarden die stork op de voorhand springen , licht gebeuren<br />

kan en zelfs het storten van den ruiter over den hals<br />

van het paard tengevolge kan hebben.<br />

Is de sprong gedaan, dan moot de ruiter het paard<br />

nog verzameld houden, omdat de paarden dikwijls na<br />

den sprong neiging toonen om cabriolen to maken of<br />

vooruit te Wen, hetgeen hen belet moot worden.<br />

Het aanrijden op de hindernis geschiedt gewoonlijk in


78<br />

korten galop, ow het paard goed verzameld to houden;<br />

het aanrijden in den renloop mod wanneer de dringendste<br />

noodzakelijkheid het niet vordert, door den infanterieofficier<br />

vermeden worden, omdat hierbij licht een ongeluk<br />

kan gebeuren.<br />

g). De zijgangen.<br />

De zijgangen behooren tot de kunstmatige gangen,<br />

welke dienen om het paard buigzaam en gehoorzaam te<br />

waken, opdat het zou kunnen voldoen aan alle de eischen<br />

die men het stelt.<br />

Ell de vroeger behandelde natuurlijke gangen gnat het<br />

paard op een hoefslag, dewiji de achterbeenen zich dear<br />

neerzetten, wear de voorbeenen gestaan hebben; bij de<br />

zijgangen echter gnat het op twee hoefslagen, d. i. dat<br />

de achterbeenen niet den hoefslag der voorbeenen volgen,<br />

maar zich op eon afzonderlijken hoefslag, die evenwijdig<br />

is ann dien der voorbeenen, bewegen. Dit is het gevolg<br />

van de schuins voorwaartsche beweging, dear de voorbeenen<br />

zich het eon veer het ander neerzetten, en<br />

evenzoo de achterbeenen.<br />

Zoo dikwijls daartoe tijd en gelegenheid bestaat moeten<br />

de zijgangen door den ruiter herhaald worden, ow het<br />

paard in zijn africhtingstoestand to houden.<br />

Er zijn vier zjjgangen, te weten:<br />

1. Schouder binnenwaarts, wanneer het paard<br />

met near binnen gesteld hoofd, met den buitenschouder<br />

binnenwaarts, de achterhand op den buitensten hoefslag,


79<br />

derhalve met de voorhand in eene zestiende wending near<br />

het midden der manege gaat, waarbij de binnenbeenen<br />

zich over de buitenbeenen bewegen.<br />

De renv er s. Het paard is eveneens met cone<br />

zestiende wending near binnen in de manege gekeeerd,<br />

het hoofd is buitenwaartsc-gesteld, in den gang bewegen<br />

zich de binnenbeenen over de buitenbeenen.<br />

De t raver s. IIet paard is met eene zestiende<br />

wending near buiten gesteld, de achterhand near binnen,<br />

het !loofa is near binnen g,ericht, terwijI do buitenbeenen<br />

zich over de binnenbeenen bewegen.<br />

Contra-sehouder binnenwaarts. Het paard<br />

staat evenzoo Met de achterhand near binnen, het hoofd<br />

is near buiten desteld, tie buitenbeenen bewegen zich<br />

over de binnenbeenen.<br />

Doze gangen dienen hoofdzakelijk om de schonders van<br />

het paard los to maken en het in de spronggewrichten<br />

to doen doorbuigen, zij worden uitgevoerd door drukking<br />

met de can de richting tegenovergestelde beenen.<br />

Men hebbe hierbij hoofdzakelijk er op letten, dat de<br />

zwaarte joist in bet midden voile en het lichaam noch<br />

rechts noch links overhelle. De teugel, die aan het<br />

hoofd de stetting geeft, 'nag niet to sterk aangehouden<br />

worden om het paard niet uit zijne zestiende wending<br />

to brengen. De binnenhand staat evenals altijd, jots<br />

lager dan de buitenhand; de besturende hand houdt<br />

het ptiard in de beweging op de wending; door aanhoudonde<br />

zachte drukking met de kuit van het drbvende


sb<br />

been, word t het paard tot den zijgang aangezet, terwip<br />

bet andere been het to ver uihrijken an de achterhand<br />

belet en door zaehte teg,endrukking bet paard doet vooruitgaan.<br />

De zllgangen geschieden in step en in korten draf;.<br />

bij een behoorlijken zit en mede besturing geven zfl in<br />

de rijbaan eerie sierlijko beweging en maken, zooals reeds<br />

gezegd is, het paard gehoorzaam en buigzaam. In de<br />

hooge rijschool wordon zij ook in galop uitgevoerd.<br />

6. Het halt- of ophouden (pareeren).<br />

Onder halthouden, verkeerdelijk pareeren" genaamd,<br />

verstaat men het tot staan brengen van bet paard nit<br />

eon gang. Het pareeren komt in het schoolrijden voor<br />

en beteekent dear eigenlijk hetzelfde, alleen dat het paard<br />

hierbij sterk op de achterhand gezet wordt. .Zoo veel<br />

mogelijk moeten wij het kort halthouden of arreteeren<br />

, uit smile gangen vermUden, om reden dat under den<br />

niet geheel geoefenden miter, dit licht nadeelige gevolgen<br />

voor het paard kan hebben.<br />

Om bet paard te arreteeren of om het tot stilstaan te<br />

noodzaken, maakt de linkerhand eene lichte bovenwaarteche<br />

beweging, om het paard te verzamelen; het handgewricht<br />

wordt near binnen godraaid, bet bovenlijf jets<br />

near achteren gehracht, de beenen worden wet vaster<br />

tegen de flanken van het paard aangedrukt, waardoor


81 .<br />

het genoodzaakt wordt de achterbeenen onder to brengen.<br />

Hierdoor vangt de sterkere achterhand het are& op en<br />

de voorhand wordt verlicht, waarop wel bij elk arret<br />

moet gelet worden. Hoe sneller de gang is, hoe korter<br />

het paard gearreteerd moot worden, des te krachtiger<br />

moeten ook de hulpen, inzonderheid die met de beenen<br />

zijn, om op de achterhand to arreteeren. Het is intusschen<br />

aantebevelen, wanneer men niet genoodzaakt is<br />

kort to moeten arrAteeren, om uit den galop eerst in<br />

korten draf, vervolgens eenige passen in stop over to<br />

gaan en clan eerst op te houden. Wil men echter slechts<br />

den gang veranderen, alzoo b. v. uit den galop in draf,<br />

of nit den draf in stop overgaan, dan brengt men do<br />

hulpen lichter aan, zoodat Vianneer de verandering van<br />

gang heeft pleats gelled, teugels en beenen weder licht<br />

voortdrijvend werken.<br />

7. .De halve ophoudingen (demi arret).<br />

Deze worden aangewend wanneer men het paard uit een<br />

gestrekten gang, hetzij galop of draf, in eon gematigder<br />

tempo wil doen overgaan. Zjj komen inzonderheid to pas<br />

bp driftige paarden, die sterk in de teugels dringen on<br />

ongaarne gematigde gangen aannemen. Het is een temperen<br />

van den gang, dat op dezelfde wpze uitgovoerd<br />

wordi ale het geheele op- of halthouden, slechts worden de<br />

hulpen liehter aangebracht, om het paard niet tot stil-


82<br />

staan aan te zetten, maar alleen om zijn looplust te matigen;<br />

zij mogen nooit rukkender wijze pleats hebben , maar<br />

moeten bestaan in een schroefsgewijze aanbouden en nageven<br />

van de linkerhand , waarbij de beenen evenzoo<br />

bedachtzaam en rustig door het vlak aanleunen der kuiten<br />

werken. Even ale zij bij de dressuur een der voornaamste<br />

hulpmiddelen uitmaken, om het paard op de<br />

achterhand to zetten en gelijktijdig op to richten , het<br />

derhalve in evenwicht to brengen , dienen zij ook tevens<br />

om het reeds afgerichte paard in evenwicht to houden ,<br />

waardcor het zacht in den mood bligt en het hinderlijke<br />

leunen op de teugels vermeden wordt. Evenals het aanhouden<br />

schroefsgewijze geschiedt , moet ook het nageven<br />

evenzoo onmerkbaar pleats hebben, opdat het aanleunem<br />

op het bit steeds blijve bestaan. Wanneer een paard<br />

good afgericht is, dan zal het onmiddellijk aan het halve<br />

arret gehoorzamen en zich verzamelen. Geliiktijdig dient<br />

hot halve arret om het paard voor een snelleren gang<br />

voor te bereiden.<br />

Paare/en , die zich terughouden of zich verzetten, to<br />

weten achter de teugels blijven , behoeven deze teugelhulpen<br />

niet , maar moeten steeds met de beenen aangezet<br />

worden.<br />

8. De wendingen.<br />

De wendingen worden op de pleats of in den gang<br />

uitgevoerd. Op de plaats kunnen zjj op de voorhand


83<br />

geschieden, wanneer het paard op de voorbeenen draait,<br />

zoodat de middel- en achterhand een cirkelboog om de<br />

spil der voorbeenen beschrigt, op de middelhand, wanneer<br />

het draaipunt onder den miter, en op de ("ciao-hand,<br />

vvanneer dit tusschen de achterbeenen ligt. Om het paard<br />

op de voorhand te laten wenden, verzamelt men het, de<br />

linkerhand verandert niet van plants, terwijl de beenen<br />

evenals bij de zijgangen werken. De geheele wending<br />

op de achterhand, ook kort keert genoemd, is your de<br />

praktijk de meest gesehikste. Hierbij werkt het bianenbeen<br />

slechts tegenhoudend, terwij1 het buitenbeen door<br />

'het sterker aandrukken het paard dwingt om op quo<br />

achterbeenen to wenden, to gelijk flat de linkerhand door<br />

...zijwaartsche<br />

drukking deze beweging bevordert.<br />

In den gang wendt men niet kort, maar in cone bocht.<br />

De linkerhand beweegt zich op de zoo even aangegeven<br />

wijze, het bovenlijf heft eon weinig naar de to wenden<br />

zijde, het binnenbeen werkt tegenhoudend, het buitenbeen<br />

sterker drnkkend.<br />

Ten opzichte van het wenden in galop moet nog opgemerkt<br />

worden, dat het paard in rechtschen galop zilnde,<br />

ook alleen rechts gewend wordt, in den linkschen links.<br />

Wit men naar den anderen kant wenden, dan moet men<br />

eerst van galop veranderen.


84<br />

9. Het berijden van moeielijke paarden.<br />

Men noemt een paard moeielijle of lastig, wanneer het<br />

met deze of gene kwade gewoonte behept is, die, hoewel<br />

to verbeteren, evenwel voor den ruiter onaangenaam,<br />

hinderlijk en gevaarlijk is. Zijn zulke gewoonten op stal<br />

reeds zeer onaangenaam, nog te meer zijn zij het onder<br />

den miter. Aileen een onuitputtelijk geduld kan bier<br />

tot het doel, d. i. tot verbetering van het gebrek leiden,<br />

vooral wanneer de ruiter steeds in het oog houdt, dat<br />

slechts zelden een paard van nature boosaardig is, maar<br />

dat het de meeste kwade gewoonten eerst aanneeint ten<br />

gevolge van eene slechte of verkeerde behandeling. Dit<br />

in aanmerking nemende, zal de miter al dadelljk eon<br />

minder hard oordeel over zijn paard vellen, wanneer hot<br />

doze of gene kwade of onaangename gewoonte heeft, die<br />

het meestal door zachtheid of door eene ter rechter tijd<br />

toegepaste straf kan afgeleerd worden.<br />

Eike ondeugendheid van het paard gaat gepaard met<br />

het weerspannig stijf houden van den nek en der kaken;<br />

zoodra het paard in doze deelen nageeft, is ook meestal<br />

het kwaad nit den weg geruimd. Nu is ongetwijfeld de<br />

ongeoefende ruiter niet zeer geschikt om bedorven pearden<br />

te verbeteren, integendeel behoort men daartoe eon<br />

zeer ervaren pikeur to zijn, -want het verbeteren is veel<br />

moeielijker, dan het africhten van eon jot* paard; wij<br />

meenen echter dat eenige wenken hier op hunne plaats<br />

zullen zijn.


85<br />

Paarden, die gaarne bokken on met de achterbeenen<br />

slaan, brengen daarbij het hoofd near omlaag en maken<br />

eon krommen rug. Hiertegen helpt alleen het ophouden<br />

van het hoofd, want zoodra de hals hoog opgericht is,<br />

kan het paard niet meer bokken, dear hierdoor de rugspicren<br />

ontspannen worden; hierbij mag echter nict in<br />

den mond gerukt worden.<br />

Een paard, dat bll bet opstijgen near den beugel slaat,<br />

hint men voortdurend aehteruitgaan, evenzoo zulk een,<br />

dat zich niet gaarne lent bestijgen. Onuitputtelijk geduld<br />

en cent) zachte behandeling zullen ook.hierbij den ruiter<br />

zijn doe doen bereiken, zeodat het paard weldra zijne<br />

vrees voor hem overwint, en dan het opstijgen gewillig<br />

toelaat.<br />

Paarden, die uit koppigheid niet vooruit willen, willekeurig<br />

blijven staan enz., moet men, wanneer zij al<br />

niet reeds steegs, en in 'bat gavel geheel onbruikbaar<br />

voor den infanterie-officier zijn, krachtig de sporen laten<br />

voelen, of het geen nog beter is, eon paar flinke slagen<br />

met de karwats achter de beenen van den ruitor geven.<br />

Het steeds nor onaangename steigeren kan door eene<br />

goed werkende bestraffing afgeleerd worden; wanneer de<br />

ruiter niet angstig, in plants van de teugels na to govan<br />

en de beenen aan to drukken, de eerste steeds<br />

krampachtiger vasthoudt, ken het naiad seer licht<br />

achterover slain. Zoodra de 'miter derhalve bemerkt<br />

dat het paard zieh van voren opheft, geeft hij de teugels<br />

na en laat hot de sporen voelen. Schiet hot paard nu


86<br />

daardoor niet vooruit, clan geeft hij het met den knop<br />

der karwats een krachtigen slag tusschen de ooren , die<br />

meestal niet zal nalaten zijn uitwerking to hebben.<br />

BU de twee laatstgenoemde kwade gewoonten moot de<br />

ruiter echter nauwkeurig nagaan, of de onwil niet daarin<br />

zijn grond heeft, dat het paard voor het een of ander<br />

voorwerp bevreesd is en daarom dit niet durft<br />

voorbijgaan. Is dat het geval , dan moot in plants van<br />

to straffen , het tegenovergestelde geschiecien , indien men<br />

bet paard niet voor altijd wil bederven. Hoe zulks<br />

gedaan wordt, zullen wij in het volgende hoofdstuk zien.<br />

Er zijn sommige paarden , die tegen muren, boomen<br />

dringen, om bunne berijders daardoor af to werpen.<br />

Op bet oogenblik , dat zij dit willen doen, tracht men<br />

dit te verhinderen door het scherp wenden van het hoofd,<br />

zoodat zij zich farm den neus stooten. Daarna geeft men<br />

ze nog de sporen en eon slag met de karwats.<br />

Paarden , die gaarne doorgaan , zijn niet in evenwicht ,<br />

en houden hals en kaken stiff. Men tracht ze in een<br />

omgeploegden akker of in zwaren zandgrond te brengen,<br />

en rijdt ze daarin of totdat zij van zelf ophouden to<br />

loopen. Nu eehter noodzaakt men ze door sporen en<br />

karwarts cm in denzelfde gang to blijven, totdat zoowel<br />

ruiter als paard buiten adem en afgemat zijn. In de<br />

meeste gevallen mist dit middel zijne uitwerking niet.<br />

Het zal ecbter niets helpen om het paard, dat doorgaat<br />

steeds vaster en vaster to houden; eon krachtig arret door<br />

het stork op de achterhand to zetten met scherp oprichten


87'<br />

van den halo, kan b eon aansprong onder omstandigheden<br />

de eigenzinnigheid an het paard doen ophouden,<br />

doch men kan het daardoor oak de lenden broken. In<br />

het algemeen moot nog opgemerkt worden, dat zoodra<br />

het paard zich near den wil van den miter voegt, ook<br />

de straf dadelijk moet ophouden, omdat hot, ofschoon op<br />

het oogenblik van zijne onwilligheid gevoelende waarom<br />

het gestraft worth, het eene latere bestraffing echter<br />

voor plagerij zou houden, waardoor men veel kwaad kan<br />

doen. Ik meet echter ook bier weder herrinneren, dat<br />

alleen eon good ruiter in zulke omstandigheden doortastend<br />

ken handelen , omdat het paced gedurende de bestraffing<br />

meestal hevige bewegingen maakt, zoodat de<br />

minder zekere ruiter licht den zit, en daarmede alles<br />

verliest.<br />

III. <strong>HET</strong> TOOR DEN DIENST GESCHIKT MAICEN.<br />

Zeer dikwijls zal het gebeuren, dat eon Infanterieoffieier<br />

een paard koopt, waarvan hij niet weet of het<br />

mak bij den troop is, zoodat lip dan verplicht is om bet<br />

daaraan to gewennen. Paarden, die niet zenuwachtig<br />

zijn, leeren bij eene verstandige .behandeling spoedig<br />

zich kalm bij den troop to bewegen ; paarden, die zeer<br />

zenuwachtig zijn, leeren het soms nimmer, doch behoort<br />

dit tot de uitzonderingen. Men ziet , dat zeer edele<br />

pat)rden meestal het spoedigst goed bp den troop


88<br />

gaan, terwiil paarden van gemeene rassen dat eerst na<br />

lange oefening doen.<br />

Rene hoofdzaak is het, om het paard. dear men het<br />

jets gelled nieuws, dat voor het ten cone male vreemd<br />

is, laat zien, met zachtheid te behandelen , door het<br />

vriendelijk toe to spreken, to streelen enz. Doet men<br />

het tegenovergestelde, don zou men het voor altijd kunnen<br />

bederven. Bij voorwerpen en zaken , die vreemd voor<br />

het paard zijn , bewege men bet eerst in stop, opdat het<br />

tijd hebbe, deze voorwerpen goed to bezien en den<br />

indruk to ontvangen, dat men het geen kwaad wil doen.<br />

Ook moot men steeds den troep achteroprijden en nimmer<br />

dezen near het paard toe laten komen of to gemoet rijden.<br />

Eindelijk moet men het paard altijd bereden bij den<br />

troop brengen ; bet door den oppasser can de hand or<br />

bij to laten brengen, schaadt moor, don dat het nut<br />

doet, dear bet paord aan de hand to veel vrijheid heeft<br />

en can de steeds hernieuwde pogingen van den<br />

oppasser oin het bedaard to houden , sterken en niet te<br />

overwinnen tegenstand zal bieden.<br />

Men begint met het paard bij de dagelijksche oefeningen<br />

van den troop to brengen en ronclom en tusschen dezen<br />

door to rijden , terwill men door zachte drukking met de<br />

beenen, door bet op den hale to kloppen en to strijken, ook<br />

door vriendelijk toespreken zijn terughouden en zune<br />

verbazing tracht to overwinnen. Reeds den 2.91cn of 3den<br />

dog zal het paard, dat men ook al reeds gebracht heeft<br />

bij afzonderlijke manschappen, die de handgrepen uit-


89<br />

voeren, zonder zich te verzetten near den troop van.<br />

Is nu deze eerste vrees overwonnen , dan gaat het daarna<br />

zeer spoeclig. Men rijdt nu near de gelederen, die op<br />

commando de handgrepen uitvoeren, en wannecr het<br />

paard Merl:4j mocht keeren, clan wendt men het wader<br />

zoo, dat het allos ken zien en spreekt bet zacht ann.<br />

Daarna brengt men het bij compagnien , die de handgrepen<br />

uitvoeren, men houdt etil, en tracht step voor<br />

step te naderen , zonder daartoe door sterke hulpen het<br />

paard te dwingen. Zoodra doze troepen zich in beweging<br />

stellen, rijdt men achter hen aan en vermijdt steeds om<br />

ze op zich toe to laten komen. Het gemakkelijkst gewennen<br />

zictt de paarden aan den troep op marschen;<br />

reeds op den eersten marsolideg kan men meestal rustig<br />

twist:then de soldaten doorrijden, doch moet men daarbij<br />

vermijden bij hot halt houden of bij hot geweer over, of<br />

bil het zwenken , dicht bil den troop op to houden. Op<br />

halten wordt het paard door soldaten omringd, die het<br />

streelen en eon stukje 'sulker of brood geven.<br />

Hierbij ken men het ook het gemakkelijkst can het<br />

trommelen gewennen, door tusschen de manschappen door<br />

al diehter en dichter near do tamboers toe to rijdon , tot<br />

.dat men er ten :aatste vlak Ratter is. Aileen moot men<br />

in het begin vertnijden on/ or dicht achter to zijn wanneer<br />

aangeslagen wordt. Op de exercitieplaats lent men<br />

een tamboor trommelend voor zich nit gaan, die zacht<br />

begint en steeds harder trommelt. Men rijdt dozen achtorop<br />

en herhaalt doze manoeuvre zoo lang, totdat het


90<br />

paard zonder vreos voorbjj den tamboer gaat. Voor de<br />

signalen zjjn de paarden meestal niet bang.<br />

Het moeielijksfe is het, om de paarden aan het sehieten<br />

to gewennen, en gelukt dit dan ook niet het besto bij het<br />

schjjfschieten , uithoofde dat langzame, in regalmatige tus-<br />

schenpoozen knallen der sehoten, even als van do andere op do<br />

schietbaan plaats hebbonde zaken , b. v. het zwenicen met de<br />

seinvlag. Heeft men het paard zoover gewend , dat het zieh<br />

zonder de geringste vrees tusschen de tirailleurslinie en het<br />

soutien beweegt, ook tusschen de afzonderljjke rotten der<br />

eerste doorgaat, dan laat men de tirailleurslinie zeer tangzaam<br />

met losse patronen vuren, zonder or te dieht bjj to zjjn,<br />

en wel het beste in de voorwaartsche beweging. Het paard<br />

zal eerst voorzeker hier wel naar luisteren, doch gewillig<br />

volgen, ook wanneer het vuren sterker wordt, totdat<br />

men ten laatste achter de liggende vurende tirailleurs<br />

blijft staan. Op geljjke wijze gaat men to werk 'bjj het<br />

vuron in gesloten orde. Men bljjft op een zekeren afstand<br />

achter het soutien , terwijI men altjjd op het commando<br />

van vuur" eerst een, daarna eenige on ten laatste alle<br />

mansohappen bat vuur geven.<br />

Eene hoohiznak is het, dat Riles van het paard af, en<br />

niets near hetzelve too gesehiede. Heoft nu het paard<br />

geleerd het vuren op de exereitieplaats rustig to verdragen,<br />

dan eerst rijdt men er mede near de schietschijf.<br />

Aan de mhziek gewent men het paard op dezelfde<br />

wlize als aan do trommel, langzamerhand er dichter bjj en<br />

steeds or achter rjjdende ; om op eon stilstaand muziekkorps


91<br />

aan to rijden is in den eersten tijd niet aan te raden.<br />

iroor den tamboermajoors-stok is het paard dikwijls bang.<br />

Is dit het geval, dan moet men het paard door den<br />

tamboermajoor, met den stoic in de hand doen voederen<br />

en streelen, waarbij hij later eerst bewegingen<br />

met den stok aanwijzen, daarna uitvoeren moet. Ten<br />

slotte, wanneer het paard tot dusver alles doet,'seat<br />

men er an verlangt, rijdt men door de gelederen,<br />

rondom de tamboers en het muziekkorps en gnat er<br />

naast staan.


T1VEEDE GEDEELTE.<br />

1. Het paardetnig.<br />

a). Het bit.<br />

Het eenvoudigste bit voor het paard is de gewone of<br />

watertrens, bestaande nit eon. gebroken mondstuk met<br />

eon eenvoudig hoofdstel en eon teugel in elken ring.<br />

Men gebruikt doze trens weinig om to rijden, hoofdzakelijk<br />

om het paard to geleiden of bij het poetsen.,<br />

ingeval het paard niet aan den holster in den stal<br />

gepoetst wordt.<br />

Het veer het afriohten incest geschikte -bit, is do<br />

dubbele trens, zjjnde twee 'haven elkander liggende<br />

mondstukken, waarvan het bovenste dikker is, ook can<br />

de ringen knevels ken lrebben, om to beletten, dat het<br />

mondstak niet zoo gemakkelijk door den mond van het<br />

paard getrokken ken warden; het andere, de onderlegtrens,<br />

is thinner. Elk dezer bitten is eon een afzonderlijk<br />

bakstuk van het hoordstel geg-espt en heeft zijn<br />

afzonderlijken teugel. De bakstukken zlin zoo lang<br />

aangegespt, dat de mondhoeken niet omhoog worden


93<br />

getrokken. BO (lit bit gebruikt men ook met good gevolg<br />

den zoogenaamden rijhalster, die Merin lerschilt, dat<br />

hij eene soort van neusriem heeft, die zieh niet Leven,<br />

maar onder het bit bevindt. H1j noodzaakt bet paard<br />

om het bit volkomen aantenemen en verhindert het<br />

opensperren van den mond, waardoor de paarden zich<br />

gaarne aan de working van bet bit op do lagen willen<br />

onttrekken.<br />

Het meet gesehikte, gebruikelijkste en tegelijk dienstof<br />

modelbit is de gang. Zij bestaat uit bet mondstuk<br />

en de beide scharen. Ann den bovenarm der scharen<br />

bovinden zich do oogen, waarin haken zijn aangebraoht<br />

voor den kinketting; can bet benedeneinde der onderarmen<br />

zn ringen, waaraan de teugels gegespt 'Norden.<br />

Bit bit werla bijgevolg niet, evenals de teens, oniniddellijk<br />

op de lagen, maar meer op de wijze van eon<br />

hefbocm, en dattrom ook veel sterker, omdat de lagen<br />

door het aantrekken der teugels tusschen het mondstuk<br />

en den kinketting samengedrukt worden.<br />

Daar de vorm son de gevoeligheid van do lagen (van<br />

den mond) bij de paar den zeor verschillen, heeft men<br />

met het oog op africhting en gewoonte ook verschillende<br />

soorten van stangen uitgedacht. Dientengevolge enderseheidt<br />

men de stangen in lichte en zware. Hoe langei<br />

de onderann is, des to sterker is de working, waarbij<br />

nog de gedaante van het mondstuk komt. Bit namelijk<br />

is niet geheel recht, maar heoft in het midden cone<br />

boeht, de zoogenaamde" poort. Hoe hooger nu die poort


Fig. 12.<br />

Fig. 14.<br />

94<br />

is, des to sterker werkt de stang, daar de working van<br />

doze nu op de scherpe randen der lagen van het paard<br />

overgebraeht wordt, terwiji de tong anders tot eon beschuttend<br />

kussen moot dienen.<br />

:Fig. 10. Fig. 11'.<br />

Licht° stang.<br />

Zwaardere stang.<br />

Zeer zware stang.<br />

Fig. 13.<br />

Fig. 15.


95<br />

De working der stang ken door den kinketting nog<br />

versterkt worden, door dozen zeer vast in to haken,<br />

terwij1 hij zelf, naarmate hij dikker of dunner is,<br />

sterker ken werken, omdat htj in het laatste geval eene moor<br />

snijdende drukking op de lagen uitoefent , clan in het eerste.<br />

Hoe dikker bet mondstuk is, des to zachter is de<br />

working der stang, terwip naarmate het dunner is of zelfs<br />

nog eon op de tong en de lagen werkenden kant heeft,<br />

zijne working des te sterker zal zijn.<br />

De dusgenoemde jaehtstang (fig. 16 en 17) behoort tot de<br />

Fig. 16. Fig. 17.<br />

lichtste der tot nog toe bekende stangen, omdat het<br />

mondstuk dik en tamelijk recta, de onderarm kort en<br />

weinig langer dan de bovenarm is.<br />

Er bestaat nog eon tussehenvorm tussehen stang on<br />

trens, de gebroken trens (pelham); ztj wordt zonder<br />

onderlegtrens gebruikt, terwip de trensteugel aan den<br />

daartoe bestemden ring wordt vastgegespt (fig. 18 en 19).<br />

Fig. 18. Fig. 19.


96<br />

Tot bet stangbit behoort verder de onderlegtrens,<br />

evenals bjj de dubbele trees. Zij dient gedeelteljjk ale<br />

hulp, deels tot zekerh-eid, in,geval de stang of stangteugel<br />

mocbten broken.<br />

Het lederen hoofdstel, waaraan de stang gegespt is,<br />

bestaat uit den nekriem , waaraan zich ter weerszjjden de<br />

beide bakstukken voor de stang on de onderlegtrens<br />

bevinden ; van voren is de frontriem , van onderen de<br />

keelriem. Meestal is ook eon neusriem aangebracht, die<br />

echter bjj good afgerichte paarden ken vervallen ; ten<br />

laatste been men can het hoofdstel de stang- en trensteugels.<br />

Het mondstuk van de stang moet eon goeden duim<br />

breed boven den haaktand liggen, de trees met hare<br />

ringeinden dicht daarboven. Gebruikt teen een neusriem<br />

, dan mod deze, do gesp links, dieht boven het<br />

bakstuk derwjjze vastgegespt zijn , dot men er gemakkeljjk<br />

een vinger tussehen kan sicken. De kinketting<br />

moet, good geljjk gedraaid , zoo ingehaakt zjin, dat men<br />

OF vier vingers tusschen kan brengen. Zoo ook meet de<br />

keelriem los aangegespt zjjn, oft niet op de keel to drukken.<br />

Your sommige paarden beeft men bovendien nog versobillende<br />

hulpteugels, die intusschen in de handen van<br />

niet geheel gevormde ruiters !neer kwaad (Ian nut<br />

kunneu .doen; daartoe behoort voor paarden , die gnome<br />

' den neus in den wind steken, of het hoofd zeer hoog<br />

dragon:<br />

le. de martignaWdeze wordt bevestigd aan den bulksinge!,<br />

loopt in twee ciuden uit, die van ringen voorzien


97<br />

zijn. Door deze ringen gaan de trensteugels. Verder<br />

heeft men nog :<br />

20. den springteugel, die gebruikt wordt bij paarden,<br />

welke steeds met het hoofd slaan. Deze wordt insgelijks<br />

aan den buiksingel bevestigd en vervolgens aan het<br />

kinstuk van de onderlegtrens vastgegespt. Ik kan dezen<br />

echter niet sterk aanbevelen, want de slechte gewoonte,<br />

waartegen men hem gebruikt, wordt er door verergerd.<br />

30 De siofteugel van Seidler is cell voortreffelijke<br />

hulpteugel, doch werkt zeer sterk , en moat daarom<br />

slechts door goede ruiters gebruikt worden. Hij bestaat<br />

uit can langen riem , die can den buiksingel bevestigd is,<br />

vandaar door een in de onderlegtrens gegespten kinriem<br />

en vervolgens door can ring of eene katrol terug in de<br />

hand van den miter gaat. Men gebruikt hem 14 pearden,<br />

die den neus in den wind steken, ook bij die, welke<br />

licht steigeten. Het borsttuig word oorspronkelLk gebruikt<br />

om het achteruitschuiven van het zadel te beletten ;<br />

tegenwoordig dient het eehter sneer voor sieraad.<br />

Het leertuig is Of van zwart, of van geel leder. Het<br />

laatste ziet er zeer goed uit, doch het verandert spoedig<br />

van kleur en wordt donker door het zweet van het paard,<br />

het aanvatten, door den regen , enz. Om het leer zacht<br />

te houden , moet het minstens eenmaal in de 4 weken<br />

met een goad smear licht ingesmeerd worden , en telkens<br />

na het rijden met can drogen lap of met can borstel van<br />

stof bevrijd worden. De teugels mogen slechts tot<br />

15 a 16 duimen, van het bit of gerekend, ingesmeerd<br />

4


98<br />

worden, om bij hot rijden de handschoenen niet vuil to<br />

maken..<br />

b). Het zadel.<br />

Door de Infanterie-officieren en oiviele ruiters wordt<br />

algemeen het Engelsche zadel gebruikt. Zonder eene<br />

uitvoerige beschrijving van zijn samenstelling to geven,<br />

moeten wij er op indaohtig maken, dat, behalve dat de<br />

zitting longer of korter, breeder of smaller kan zijn,<br />

voor paarden met hooge schoft, de kamer hoog en zooveal<br />

mogelijk near achteren teruggetrokken meet zijn;<br />

voor paarden met lage, rondo schoft, is dot niet noodzakelijk.<br />

Aan den voorkant van de zweetbladen bevinden<br />

rich dikwijla de kniekussens, die eon aangenaam<br />

steunpunt aan de knieen geven. Elk zadel heeft 2 singels,<br />

loch 3 stooten tot het vastgespen van de singels.<br />

Om drukkingen van het paard voor to komen, moeten de<br />

kussens ten minste om het half jaar door den zadelmaker<br />

nagezien worden, en zoo noodig opnieuw opgevuld- worden.<br />

Het zadel wordt derwijze opgelegd, dat de voorste<br />

randen een goede hand breed achter de sehouderbladen<br />

liggen. Bij een geed gebouwd riipaard, met eene welgevormde<br />

sohoft en niet to dikken bulk, blijft het zadel ook<br />

zoo liggen. Bij paarden echter, die eon sterken booibuik,<br />

en daarbij eene hooge schoft hebben, sohnift het zadel<br />

gewoonlijk no de eerste sterkere beweging near voren,<br />

waardoor de voorhand te zeer belast wordt, daarentegen<br />

do achterhand sneer vrtheld verkrilgt, dan zij mag hob


99<br />

ben. Zelfs het stork aansingelen kan dit niet beletten,<br />

waarom men zich in zulke gevallen van een zoogenaamden<br />

patentsingel bedient , waardoor ten minste helot wordt,<br />

dat het zadel niet geheel op de schouders komt te liggen.<br />

Men heeft ook paarden , die zoo rank van lijf zijn met<br />

opgetrokken buik , dat het zadel near achteren schuift,<br />

hetgeen ongetwijfeld veel erger is. Dit zoude men eenigszins<br />

kunnen beletten door het vaster aanhalen van het vroeger<br />

genoemde borsttuig.<br />

Om het near voren schuiven van het zadel tegen to<br />

gaan , heeft men ook een andere aanhechting der singels,<br />

en wel jots moor near Toren in pleats van in het midden<br />

van het zadel en met good gevolg in aanwending<br />

gebrach t.<br />

De singels zijn Of van breed wollen of linnen singelband<br />

gemaakt, Of bestaan nit dicht naast elkander liggende koor-<br />

den, die onderling verbonden zijn. Ook heeft men zeer breede<br />

singels met twee gespen , waarover een tweede singel gelegd<br />

wordt. Deze singel zou bijna onmogelijk kunnen drukken.<br />

Aan het zadel zijn gewoonlijk 2 singels, doch 3 stooten tot<br />

het vastgespen ; de 3de dient tot reserve, ingeval een der beide<br />

andere mocht broken *). Om drukkingen op den rug van<br />

C) Zeer aan to bevelen is de dusgenaamde zadelselfaansingelaar van<br />

Steinbock to Weenen. Het is bekend , dat hoe clerk men het cadet<br />

'nage aansingelen , bij de meeste paarden de singels no eenige bewe.<br />

ging at spoedig looser worden , waardoor het cadet ook niet nicer<br />

vast ligt, hetgeen wel eens onaangename gevolgen veer den miter<br />

ken hebben. Dit nu wordt door den zadelzelfaansingelaar voorkomen.


00<br />

het paard voor:te komen , gebruikt men nog een onder- -<br />

legdekje, dat voor het militaire van een voorgeschreven<br />

vorm on kleur is. Het is doorgaans gevoerd met dik<br />

baai of vilt. . Eon linnen voering, alsmede geheel<br />

linnen dekjes, zijn onpractisch , dear zij zeer licht, inzonderheid<br />

wanneer het paard warm is, verschuiven, plooien<br />

krbgen en dan noodzakelijk aanleiding tot drukking<br />

geven. De beste dekkleedjes buiten dienst en voor burger,<br />

Wit gebruik zijn de dikke , zachte , Engelsche vilten<br />

dekjes, ofschoon zij ook na lang gebruik door het zweet<br />

van het paard hard en daardoor onbruikbaar worden.<br />

Good zaaltuig moot men nimmer in den stal laten hangen,<br />

omdat de lucht daarin altijd vochtig is, en het daardOor<br />

' steeds lijdt. Telkens na het gebruik moot het zadel in<br />

de lucht warden opgehangen , ten einde de kussens goed<br />

to laten drogen.<br />

2. De stallen.<br />

Het paard brengt ongeveer 5/6 van ziln leven en sneer<br />

in den stal door; wt.' houden van het paard, omdat wij<br />

het gebruiken, en het vertegenwoordigt eon zeker kapitaal,<br />

Deze singel heeft can Min cene uiteinde een toestel beetaande nit 4<br />

apiraalweeren, die bh bet aanaingelen uitgerekt zhnde, diuuna door<br />

hare veerkracht ,tich weer eatuentrekken en op dere whze de singela<br />

althd gespannew h'ouden.


101<br />

dat wij niet gaarne verliezen. Nemen wij doze drie<br />

zaken in aanmerking, dan volgt hieruit , dat wjj het zijn<br />

verbljjf in den stal zoo aangenaam mogeljjk moeten<br />

traohten te maken. Helaas ziln de one daartoe ten<br />

dienste staande middelen van voorbjjgaanden aard, want<br />

wij moeten de stallen nemeu, zooals ze one aangeboden<br />

worden, en mogen wij one dikwijls nog zeer gelukkig achten,<br />

wanneer wjj een stal kunnen bekomen. Intusschen<br />

moeten wij oils bekend maken met alles, wat daartoe<br />

betrekking heeft, om ten minste ongeveer dat in het<br />

werk to stollen, hetgeen wjj voor practisoh en goed voor<br />

het paard moeten !louden.<br />

De' vier hoofdvereischten van een goeden stal zijn<br />

lucht, en wet zeer goede zuivere, ruinite, licht en warmte.<br />

Om gezond te bljjven , behoeft het paard, even ale de<br />

menschen , zuivere, versche lucht. Het is daarom noodzakelijk,<br />

dat de nit den meet en de urine zioh ontWikkelende<br />

dampen, on de door de ademhaling bedorven lucht ,<br />

door eene goede en geregelde ventilatie verwjjderd kunnen<br />

worden, en wel zoodanig, dot daardoor noch toehtluoht<br />

voor het paard ontsta, north de warmte van den stal<br />

afgevoerd worde.<br />

De stat moot behoorljjk licht zjjn. Een donkere stal<br />

heeft het .nadeel, dat het paard daardoor ongewoon aan<br />

lioht .wordt, en nu in de open lucht door het stork° invallende<br />

daglioht blootgesteld is can oogziekten , die Of<br />

blindheid ten gevolge kunnen hebben, of aanleiding tot<br />

ondeugden kunnen geven, die de ruiter meestal in andere


102<br />

oorzaken zoekt. Een donkero stal is daarom at to keuren.<br />

Doch van den anderen kant is het ook niet good, wanneer<br />

het ream zoo geplaatst is, dat het felle zonliclit<br />

direct in de oogen van het paard volt. Is het roam<br />

boven het hoofd van het paard, dan moot men het sterke<br />

invalleride zonlicht door een gordijn matigen. Het beste<br />

is het, om de ramen achter het paard to hebben.<br />

De bedorven lucht in den stal werkt niet- alleen<br />

nadeelig op de longen, moor ook op de oogen, en is<br />

geenszins bevorderlijk aan de gezondheid.<br />

Wat de ruimte betreft, zoo is het voor het paard des<br />

to beter, hoe ruimer pleats het heeft, dear het zioh don,<br />

inzonderheid des winters, wanneer het slechts weinig<br />

beweging heat, nog eenigszins, al is het dan ook weinig,<br />

ken bewegen. Daarom-zouden boxen to verkiezen zijn;<br />

doch is dit eeno luxe, die alleen lieden, welke voor<br />

zich stollen laten bouwen, zich kunnen veroorloven. Een<br />

stand met houten beschotten is na eene box wel het<br />

verkieselijkst, omdat de paarden den geen gevaar loopen<br />

om onder of over den latierboom te geraken en niet door<br />

andere geslagen kunnen worden. Doch ook zulke stollen<br />

zijn maar zelden, to verkrijgen, en moot men zich derhalve<br />

meestal vergenoegen met tusschende paarden latierboomen<br />

to hangen, die men echter good doet om. met stroo to<br />

omwikkelen en wet zoo, dot het stroo tot bijna can den<br />

grond reikt. Verder moeten de boomen gemakkelijk losgemaakt<br />

kunnen worden, ingeval eon paard or over geraakt,<br />

of NY het opstaan onder den boom komt. De breedte


103<br />

van 'een stand moat minstens 1,4 meters (tusschen<br />

beschotten 1,6), de hoogte 3 meters bedragen. De gang<br />

achter de paarden mag niet minder dan 2,5 meters breed<br />

zijn. Het is beter om hot paard bjj andere paarden to zetten,<br />

den sheen, want het houdt van deze, eet beter en is<br />

minder lastig wanneer het eons bij andere paarden<br />

meet staan.<br />

De kribben moeten van steen of ijzer wezen , oak omdat<br />

zij het geschiktste to reinigen zijn. Zij moeten 0.2<br />

meter diep en niet to hoog zijn, dear dit , behalve dat<br />

de paarden or moeielijker in kunnen komen , aanleiding<br />

geeft , dot zij licht den onderrand der kaak tegen den<br />

rand der krib kunnen kneuzen. Van den bodem der<br />

krib tot den grond is de afstand 0,95 meter.<br />

Het beste zijn de ijzeren korfruiven. Doze moeten 1,7<br />

meters van den grond geplaatst zijn. De ruimte ender<br />

de krib tot den grand moet betimmerd zijn, en wel<br />

van de krib schuins near den muur toe. Men doet dit<br />

am to voorkomen, dat de paarden bij het oplichten van<br />

het hoofd, wanneer zij van den grond eten , den nek<br />

Diet tegen den onderrand der krib zouden stooten , hetgoon<br />

aanleiding tot ernstige verwondingen kan geven,<br />

terwijl de schuinsche Halting van dit beschot dient am<br />

het stooten der knieen to beletten, hetgeen zeer dikwijls<br />

pleats heeft, wanneer dit beschot loodrecht is.<br />

De dour meet zoo geplaatst zijn, dat de tocht bij het<br />

openen ontstaande, niet op het paard valt; ook moot zij<br />

zoo wijd zijn, dat het paard , wanneer het or doorgaat,


104.<br />

zieh niet licht stO-oten kan. Het is voorziohtig om de<br />

kanten der deurposten to doen afronden.<br />

Wet de warmte van den stal betreft, zoo moat doze<br />

in het algemeen gelijkmatig, ongeveer 12-14° R. zjjn.<br />

Wanneer meer paarden in een stal* steam,. is natuurlijk<br />

de. warmteontwikkeling aanzienIjjkéi, dan wanneer een<br />

paard zich alieen er in bevindt. Zulk een meet dan in<br />

den winter gedekt wordeu. Bij cone gelijkmatige temperatuur<br />

is het paard Minder vatbaar voor verkoudheid,<br />

ook wordt hierdoor uitermate de gladheid van het hear<br />

en bijgevolg het gunstig uitefliik van het paard bevorderd.<br />

Meet mag nimmer in den etal. blijveniliggen ,<br />

des noods mag bij nat wader het legstroo in den stalgang<br />

uitgespreid wordeu om to drogen. Een- gemeensehappelijke<br />

stal onder een geed toezicht is altijd iioven het<br />

afzonderlijk stallen to verkieien.<br />

8. He verzorgIng.<br />

Bet is geen bijgeloof, dat het paard bij den eenen<br />

menach beter gedijdt, dan bij den anderen. Het moot<br />

daarom de eerste zorg van den eigenaar van eon paard<br />

zijn, otn de oppassing van zijn dier aan iemend toe te<br />

vertrouwen, die werkelijk liefde voor het paard heeft,<br />

zieh met lust er. mode bezig houdt, en het niet alleen<br />

poetst, voert, drankt en opzadelt oMdat hij or van be-<br />

Btaan moat of om aan zijn plieht to voldoon. Eigenlijk


105<br />

vordert de verzorging van een paard dezelfde oplettendheid<br />

, hetzelfde geduld, als die van eon kind. Die er<br />

niet trots op is, dat zijn beer het glimmendste, dikste en<br />

praehtigste paard /*it, die van zijn pleegkind niet even<br />

veal houdt ale of het zijn eigendom ware, is niet de<br />

ware paardenoppasser. Niet alleen moot hij te vertrouweii<br />

zijn in het poetsen en voeren, maar hij moat ook<br />

elke afwijking van de gewone gedraging van zijn paard,<br />

elke onregelmatigheid bij het eten, urineeren, mesten ,<br />

bij het poetsen of na het itden opmerken, om dat dadelijk<br />

aan zijn heer to kunnen zeggen, behalve dat hij elke<br />

verwonding, drukking of kreupelheid dadelilk moot zien.<br />

En inderdaad, niet iedereen is gesehikt, of heeft ook<br />

sleehts den .goeden wil om eon paard op to passen en to<br />

verzorgen,<br />

hebben.<br />

in dien zin zoo ale wij dat hier bedoeld<br />

Het paard wordt 3 melon daags gevoerd. Het eerste<br />

voeder krijgt het 's morgens om 6 of 7 uur, het laatste<br />

's avonds om 7. our, terwij1 het middagvoetler .het liefst<br />

om 12 of 1 uur gegeven wordt , zoodat de tussehentijden<br />

even lang zijn, indien ten mingle het gebruik van het<br />

paard niet Merin eene verandering noodig maakt. Men<br />

geeft des morgens hetet eerst het hooi. Op de andere<br />

voertijden geeft men hooi en haver teg-ehikertijd. Voor<br />

dat men de haver in de krib doet, is het goed om ze<br />

vooraf uit to ziften , ten einde ze van stof to ontdoen.<br />

Liefst voert Men de haver met haksel, dat eater niet<br />

to kort gesneden mag zjin , en bevochtigt be,ide een<br />

;


106<br />

weinig. Voor het voederen is het noodig om de krib<br />

schoon to maken. Mocht or nog voer in zijn overgebleven ,<br />

dan moot dat verwijderd worden.<br />

Het doelmatigst schijnt het to zijn om het paard voor bet<br />

voederen te laten drinken, ofschoon ook velen het no bet<br />

voederen doen. Bij felle koude is het good om het<br />

water verslagen to geven, daartoe laat men het eenigen<br />

Aid in den stal staan. Meestal drinkt het paard een<br />

emmer water; Wont het eater nog dorst to hebben, dan<br />

houde men het nog moor water voor. Des zomers late<br />

men het meermalen drinken. Is het paard gereden, den<br />

ken men wel dadeljjk wat hooi in de ruif doen , doch de<br />

haver gave men eerst een half uur na het terugkeeren<br />

in den stal. Dikwijls zijn de paarden Zoo dorstig, dat<br />

zj Diet eer eten, alvorens zij gedronken hebben, on<br />

ofschoon het wel barbaarsch schijnt te zijn , om het<br />

paard het water zoolang to onthouden, zal een nadenkende,<br />

verstandige oppasser zeer goad kunnen beoordeelen,<br />

of hij het wat vroeger of later voer of water meet geven,<br />

want het maakt eon groot verschil of hij het paard<br />

stork bezweet en met de flanken slaande Tan zijn hear<br />

overneemt , of dat het droog an kalm op stal komt. Wil<br />

men het paard echter acne verkwikking bezorgen, dan<br />

late men het eenige teugen uit den emmer drinken, nadat<br />

men vooraf eenig hoot boven op het water gelegd heeft,<br />

waardoor men belet dat het to schielijk drinkt, of men<br />

late het over de gang drinken. In alien geval vereischt<br />

het laten drinken van het paard, dat verhit is, yoor-


107<br />

zichtigheid, to woten wanneer het op stal blijft staan ; op<br />

marsch echter, ale het paard dadelijk weer in beweging<br />

komt, behoeft men niet zoo bevreesd voor nadeelige gevolgen<br />

to zijn, dan kan men bet niet to dikwijls met wet water<br />

verkwikken. Bp ongesteldheid moot men het water nietkoud<br />

en met eon weinig lijnmeel, zemelen of gerstemeel geven.<br />

Het is zeer good voor het paard om het steeds op Oro°<br />

te laten staan , vooral wanneer de grond met steenen<br />

belegd is. Het voortdurend staan op steenen is vermoeiend<br />

voor de beenen en geeft aanleiding, dat do paarden kunnen<br />

uitglijden. Ook is het des winters koud voor bet<br />

paard. Laat men bet paard steeds op stroo keen , dan<br />

moet men vooral zorgen , dat de mest telkens woggenomen<br />

en bet natte stroo met droog verwisseld worde.<br />

Het poetsen van het paard dient om het te reinigen,<br />

vermeerdert de werkzaamheid der huid en werkt opwekkend<br />

op het zenuwstelsel, waarom men to recht zegt, dat<br />

good poetsen bet halve voer is. Geed poetsen bevordert<br />

de gezondheid;. inzonderheid des winters, wanneer de<br />

paarden weinig beweging hebben on de huidwerkzaamheid<br />

goring is, is het poetsen van groote beteekenis.<br />

Paarden , die zeer kittelig zjjn , of cone zeer gevoelige<br />

huid hebben, is men gewoon to poetsen, terwijl zij het<br />

voeder eton waardoor zij dan rustiger staan. Men hondt<br />

het poetsen gedurende een uur 's morgens on eon uur<br />

's<br />

middags voor voldoende, wel to verstaan indien het<br />

good gedaan wordt. Men overtuigt zich dat eon paard<br />

good gepoetst is, door met de toppen der vingers de haren;


108<br />

terug to strijken of de manen en staartharen vaneen to<br />

scheiden. W.orden de vingertoppen hierbij niet wit, of<br />

ziet men goon sta., den ken men tevreden zijn.<br />

Het poetsen zelf geschiedt op de volgende wijze: de<br />

. oppasser gaat links van het paard staan, neemt de roskam<br />

in de rechterhand en strijkt, van den hale af beginnende<br />

, daarmede over het geheele lichaam, zorg dragende<br />

steeds op de vleezige deelen to blijven; hoofd en beenen<br />

mogen niet geroskamd worden. Is hij met de linkerzijde<br />

gereed, dan gnat hij tot de rechterzijde over, hierbij do.<br />

roskam in de linkerhand houdende. Na het roskainmen<br />

wor1t do rosborstel gebruikt, insgelijks met de linkerzjjde<br />

beginnende. Met lunge, krachtige streken gaat hij met<br />

den borstel eeist tegen de haren in, daarna met de<br />

baron terug en strijkt na elke streek den rosborstel over<br />

de roskam, die hij in de andere hand houdt, af; Welke<br />

lijj van tijd tot tjjd op den vloer van den gang uitklopt.<br />

Wanneer het uitgeklopte stof er gelled wit uitziet, kan<br />

men het paard voor schoon Louden.<br />

Daarna gent hjj over tot het reinigen van maantop,<br />

manen en staart. Doze worden met de manenkam voorzichtig<br />

uitgekamd; mochten de heron in de .war zijn ,<br />

dan doet men ze met de vingers uiteen; zjj worden nu<br />

met, den rosborstel good uitgeborsteld; om de 8 dagen<br />

moeten zij met lauw water en coop uitgewasschen worden.<br />

Vervolgens, worden hoeven en beenen tot aan de knie<br />

met den waterborstel afgewasschen, doch behoorljjk weder<br />

afgedroogd,. door ze eerst mot eene stroowiseh, daarna


109<br />

met eon wollen lap at te wrijven. Het daarna zwachtelen<br />

der beenen met een wollen zwachtel is zeer aan<br />

te bevelen.<br />

De zool van den hoef, zoo ook de straalgroeven en de<br />

ruimte .tusschen hoefijzer en hoof worden met don hoefkrabber<br />

uitgekrabt. Nu neemt men de nat gemaakte spons<br />

en veegt daarmede de oogen, ooren, den mond, de neusgaten<br />

en ten laatste den anus en de geslachtsdeelen nit.<br />

Met den staart stoft men nog eens het paard af en wrijft<br />

het met den wollen lap met de haren mode ten laatste<br />

at en legt het dek op, dat men door een singel los be..<br />

vestigt.<br />

Bp good wader wordt het paard in de open lueht gepoetst,<br />

bij slecht, zooals vanzelf spreekt, in den ate!,<br />

waarbij het wat korter aan den halsterketting gezet wordt.<br />

Het omkeeren in den stand moot voorziehtig geschieden<br />

, om beleedigingen of kreupelheden voor to komen. Is<br />

de stand to nauw, dan moot men het paard tot in den<br />

stalgang terugzetten.<br />

anneer het. paard no het rijclen in den stal teruggebracht<br />

is, gaat de oppasser op de volgende wijze to werk.<br />

Nadat men zich overtuigd hoof!, dat er geen tocht in<br />

den stal is, wordt het hoofdstel afgenomen en over den<br />

arm gelegd, waarna men het paard den halter aandoet.<br />

Een weinig hooi moot het in de ruif vinden. Het hoofdstel<br />

wordt opgehangen en de mondstukken met eene natto<br />

opens van speeksel en sehuim gereinigd. Daaror, worden<br />

de singels van het zadel wat lesser gegespt, het met de


110<br />

beide handen een weinig opgelicht, zoodat er eenige<br />

lucht tusschen den rug en het delcje kan indringen. Nu<br />

neemt men een stroowisch en begint daar.mede het geheele<br />

lichaam af en droog te wrijven. Wanneer ruimte<br />

en weder het gedoogen, leidt men het paard zoolang<br />

your den stal op en neder, totdat het droog is.<br />

Eerst nadat het paard geheel droog gewreven is, neemt<br />

men het zadel af, , hangt het op en begint nu den rug,<br />

waar het zadel gelegen heeft, volkomen droog te wrij ven,<br />

waarna de deken opgelegd wordt. Het zadel wordt<br />

met de kussens near boven in de openlucht en in de'<br />

zon gelegd om to drogen.<br />

De hoeven mogen in de eerste I 1 k 2 uren na bet<br />

terugkeeren in den stal niet met koud water afgewasschen<br />

worden. De stal moot altijd zindeljjk gehouden worden,<br />

het hoot- en bzerwerk moot dikwijls afgeboend, de gang<br />

aangeveegd en met wit zand bestrooid, de muren gewit<br />

en de hoeken van spinrag zuiver gehoudeu worden. Het<br />

voeder mag niet in den stal bewaard worden, dewij1<br />

het cinders licht muf wordt.<br />

Het zadelen en opstangen.<br />

Voor dat men het paard opzadelt, goat men er nog<br />

eons met den borstel overheen en wascht het oogen,<br />

neus en mond uit. De oppasser gaat, nadat hij de staldeken<br />

afgenomen heeft, met het dekje, waarop het<br />

zadel ligt, waarvan de stijgbeugels near boven gesohoven<br />

on de singels van rechts near links over het zadel


111<br />

geslagen zijn , links in den stand, terwijl hij het paard<br />

toeroept en het aanspreekt. Nu legt hij dekje en zadel<br />

zacht op den rug van het paard , trekt het dekje recht<br />

en plaatst het zadel zoo, dat het eene goede hand breed<br />

van de schouderbladen ligt. De singels laat men aan<br />

de rechterzijde vallen , en, nadat de oppasser ook aan<br />

de rechterzijde zich overtuigd heeft, dat de zweetkussens<br />

islet naar binnen omgeslagen zijn, vat hi j, ender den<br />

buik van het paard door, den voorsten afhangenden<br />

singel , gespt hem aan den voorsten stoot van het zadel,<br />

doch nog niet zeer vast, waarop hjj dit met den tweeden<br />

doet, die glad eon weinig op den voorsten meet liggen.<br />

Is dit geschied, dan neemt hij , het hoofdstel met het<br />

nekstuk, waarop de teugels rusten, in de linkerhand,<br />

den halster af en laat het paard omkeeren. Nu neemt<br />

hij het hoofdstel op dezelfde wijze in de rechterhand,<br />

brengt het ter hoogte der ooren van het paard , vat de<br />

stang en de onderlegtrens to semen met de vingertoppen<br />

der linkerhand aan, en, terwijl 14 nu het bit in den<br />

mood van het paard brengt, schuift hij tegelijkertjjd het<br />

nekstuk over de ooren , legt de teugels tot op de schoft<br />

naar achteren on haalt nu voorzichtig den maantop van<br />

onder den frontriem. Nu gespt hij den keelriem vast, doch<br />

zoo los, dat hij er de geheele hand kan doorsteken,<br />

daarna den neusriem , doch dozen wat vaster en wel zoo,<br />

dat de gesp onder het trensbakstuk komt to liggen;<br />

vervolgens haakt hij den kinketting vast, doch zoo los,<br />

dat hij de geheele hand or tusschen kan steken. Daarna zet


112<br />

hij het paard uit den stand, haalt de singels. vaster- Ranneemt<br />

do hoeven op, om den daarin zittenden meet en<br />

het stroo er uit te halen, smeert ze in, wrcift het geheele<br />

paard alsmede bet zadel nog eens met den wollon lap af,<br />

neemt den boratet om mane top, manen en staart glad to borstelen,<br />

en nu is het paard gereed om voorg-ebracht to worden.<br />

Heeft hij zelf can zjjne kleeding nog jets in orde to<br />

brengen, dan zet h bet paard omgekeerd weder in den<br />

stand, en maakt het vast tot hij terugkomt. Het is<br />

aan to raden om het paard, kort voor dat men het opzadelt,<br />

nog eons to laten drinken.<br />

Het voorbrengen.<br />

De oppasser slant den trensteugel over bet hoofd van<br />

het paard, plaatst zich links van het hoofd, terwip hij<br />

bet eind van den trensteugel, ter plaatse war hij<br />

samengegespt is, in de linkerhand neemt. Met de voile<br />

rechterhand, den wjjsvinger tusschen beide gestoken,<br />

vat hij de trensteugels diebt ender het mondstuk aan ,<br />

zoodat hij het hoofd van het paard steeds in zjjn maoht<br />

heeft. Zoo houdt hij het paard vast, totdat de ruiter<br />

in do dour verschtint. Dan gnat de oppasser reehts van<br />

het paard strum, met het front er naar toe gekeerd , vat<br />

met de voile hand het bakstuk dioht boven bet bit en<br />

met de linkerhand den stbgriem aan, then hi j, terwij1<br />

iljn beer opstjjgt, stork near omlaag trekt. Zoocira zijn<br />

beer op het paard zit, schuift 110 den stijgbeugel 'eau<br />

zijn linkervoet, houdt nog zoo lung net bakstuk vast-,


113<br />

totdat de ruiter de teugels goed in zijn hand heeft, en<br />

laat nu op een teeken van zijn heer het bakstuk los.<br />

Wanneer de ruiter teruggekeerd is, wordt het paard<br />

op dezelfde wijze aangenomen en weggebracht. Is het<br />

nog warm, dan wordt het, zooals reeds gezegd is, nog<br />

zoo lang in stap rondgeleid , totdat het of geheel<br />

droog of zijne ademhaling weer volkomen rustig geworden<br />

is.<br />

4. be beweging Tan het rijpaard.<br />

Tot onderhouding van de gezondheid van het paard<br />

is het noodig, dat men het dagelijks ten minste 2 uren<br />

in de open lucht beweging gave. Dit kan niet altijd<br />

zoo geregeld opgevolgd worden , als den aard en de<br />

gezondheid van het paard dit we! vorderen. Des zondags<br />

b. v. laat men meestal het paard staan, minder om het<br />

paard , dan em den oppasser, opdat daze ook eens minder<br />

te doen zoude hebben. Dan cans wordt men door het slechte<br />

weer of door andere bjjkomende omstandigheden verhinderd<br />

om het paard, ten minste in persoon , zijne gewone<br />

beweging to geven. In den zomer is het dagelijks aanmerkelijk<br />

langer onder bet zadel dan 2 uren , in den<br />

tijd van de manoeuvres dikwijls 10 - 12 uren , en in den<br />

volgenden winter, inzonderheid wanneer or geen manege<br />

is, ziet het er met de beweging slecht uit, dear deze<br />

veelal gelijk nut is. Veto Infanterie-officieren namelijk,


114<br />

die niet veel genoegen hebben in het paard, voor wie<br />

het weer een noodzakeljjk kwaad is, zouden in den<br />

winter het liefste wenschen om, indien het mogelijk<br />

ware, het maar ergens neer te zetten, om het in het<br />

voorjaar weer in gebruik te nemen. Pit gaat intusschen<br />

niet, en just de winter is van zoo 'reel belang, omdatgeen,<br />

hetwelk het paard in africhting gedurende den<br />

zomer bij de exercitien, als wanneer men geheel andere<br />

zaken te doen heeft , achteruit is gegaan , er weder in te<br />

brengen , en ook om zich tegelijkertijd in de rijkunst<br />

weder to bekwamen en heeft men daartoe geen oncterwlizer<br />

- door eigen oefening met behulp van een goed<br />

handboek. Doch daartoe moet men belang in de zaak<br />

stellen, dat niet alti,jd het geval is.<br />

Voor onze paarden is dit nadeelig. Eensdeels worden<br />

zjj derwijze vertroeteld , alsof het schoothondjes waren,<br />

anderdeels vordert men or, in den tijd der manoeuvres<br />

vermoeienissen van, die hun moeielijk vallen, omdat<br />

&tar toe niet voorbereid zijn. Daar wij in het algemeen<br />

onze paarden bij slecht weder, koude, regen enz. op stal<br />

laten, is het natuurlijk , dat, wanneer wij genoodzaakt<br />

ZUR dit niet in aanmerking to kunnen nemen, wij ze<br />

licht aan het vatten van koude met al de kwade gevolgen<br />

daarvan blootstellen.<br />

Wanneer wij nu daarenboven de voeding van onze<br />

paarden des zomers en 's winters vergelijken, dan is het<br />

niet te verwonderen, dat de paarden in den eerstgenoemden<br />

tijd mat en mager zijn , terwijl zij des winters bij de


115<br />

weinige beweging te dik worden, daardoor hunne edele<br />

vormen verliezen en daarenboven blootstaan voor verschillende<br />

ziekten, want, dit moet gezegd worden , in<br />

het algemeen is de verhouding van het zomer- en winterrantsoen<br />

.niet in evenredigheid van de diensten, die in<br />

deze versehillende tijden van de paarden gevorderd<br />

worden. Is het verder eon wonder, wanneer de paarden<br />

gedurende den langen winter in de moeielijk verkregen<br />

africhting achteruitgaan, wanneer de kaken weer stijf<br />

worden, de opgerichte hale weer near voren hell, en<br />

het paard daardoor het gewicht op de voorhand terugbrengt,<br />

dat or met moeite van outlast was? Is het te<br />

verwonderen, dat het onder de behandeling van den<br />

grootsten lompert in de rijkunst, van den oppasser,<br />

kwade gewoonten aanneemt, omdat deze niet weet ze uit<br />

den weg to ruimen? Dit zijn elle gewichtige redenen,<br />

om in beginsel eene regelmatige beweging van<br />

one rijpaard allernoodzakelijkst te stellen, dear wij<br />

one zelven het meeste stratren, door enders te handelen.<br />

Wij moeten zelfs eon tegenzin in het rijden krijgen,<br />

wanneer wij in den herfst van eon goad gereden , geschikt<br />

paard, dat mak 14 den troop is, afstijgen, en in<br />

het voorjaar eon bestijgen dat ongeschikt en met allerlei<br />

lastige ondeugden behept is.<br />

Op de dagen dat het paard niet in dienst gebruikt<br />

wordt, moot men het ruim 2 uren wandelrijden en in<br />

alle gangen, he ook eons good laten uitloopen, wanneer<br />

,men een geschikt terrein heeft en niet tegen den wind


116<br />

inrijdt. Men vereenige hierbij het nuttige met het anngename,<br />

d. i. men rijde niet alleen op effen, fraaie<br />

wegen, .maar ook op ongelijk terrein, wear men gelegenheld<br />

heeft eens te springen en dergel., want her heeft<br />

men tijd, om het paard aan die oefeningen te gewennen,<br />

then men niet heeft, wanneer het 14 den troep en in<br />

dienst weigert. Hierbij is het ook noodig bij afwisseling<br />

langer te draven en te galoppeeren, om de longen tot<br />

voile werkzaamheid aan te zetten, en tevens om het<br />

paard te noodzaken zijne beweegspieren krachtig in to<br />

spannen , want even als gymnastische oefeningen bij den<br />

mensch de spieren meer en meer versterken, zoo ook is<br />

het met het paard gelegen. Gebrek aan beweging verslept<br />

zijn organisme, en maakt het ten laatste<br />

ongeschikt tot bijzondere dienstbetooning. Ook moet<br />

men zoo min mogelijk doze oefeningen in den gang aan<br />

anderen overlaten, want al moge de miter zelf nog zoo<br />

weinig geschiktheid hiertoe hebben, ten laatste gewendt<br />

het paard zich aan zijne wijze van doen, en beiden<br />

worden dan het zeer goed eens met elkander. Komt er<br />

nog een ander /miter bij, en zelfs een slecht , zooals<br />

b. v. de oppasser, dan werken twee krachten tegen<br />

elkander, en vernietigen elkander wederkeerig. Het is<br />

daarom zoo moeielijk, om voor een ander, wiens eigenaardigheden<br />

van zit en hand men niet kent, een paard<br />

toe te rijden, en het is de grootste kunst voor den<br />

berijder om die eigenaardigheden van den eigenaar van<br />

het paard op to merken en het paard nu zoo te rijden,


117,<br />

dat het met de bijzondere gewoonten. van. zijn bezitter<br />

reeds bekend is, wanneer doze het bestijgt.<br />

Doch ook dit niet in aanmerking genomen , meet men<br />

nooit, at is men niet alleen van zijne gesohiktheid in<br />

bet rjjden , maar ook van zjjne nauwgezetheid ten voile<br />

overtuigd, zijn paard door den oppasser, , ten minste niet<br />

zonder toezieht, laten riiden. Men ziet dageljjks, hoe<br />

het met dat ripen van oppassers toegaat, vooral wanneer<br />

zjj met moor been ziin en wanneer dan de eerzucht in<br />

het spel komt, wie het beste rjjdt, of wiens paard het<br />

hardst loopt. Wanneer men daarom genoodzaakt is, om<br />

het paard door den oppasser beweging to laten geven,<br />

dat toch wet gebeuren ken, den late men het nooit<br />

tinders ale met de watertrens en de deken afstappen.<br />

Men heeft sdaardoor het voordeel, dat de oppasser, , al<br />

mocht hij op het paard gaan zitten, sleet:its voorzichtig<br />

meet rijden, wit hjj er niet van afvallen, en dat hij met<br />

de trens het paard zoo niet in den mond ken rukken<br />

als met de stang.<br />

5. Ziekten.<br />

Dit hoofdstuk kan sleehts zeer oppervlakkig behandeld<br />

worden , dear het mjjne meening is, om bjj elke ongesteldheid<br />

zoo spoedig mogeljjk de- hulp van den Peardenarta<br />

in to roepen, ten minste wanneer de eigenaar<br />

niet zelf ken onderkennen, of de zaak van geone beteekenis


118<br />

en slechts voorbjjgaande is, want het is toch beter om den<br />

Paardenarts to vergeefs te laten komen, dan hem wellioht<br />

to laat geraadpleegd te hebben. Ik wil intussehen niet nalaten<br />

de gewone kenteekenen van ziekte hier op te geven.<br />

Uitwendige gebreken zjjn al spoedig toll* zien, zonder<br />

dat men evenwel altijd, zooals b. v. bij kreupelheid, de<br />

zitplaats van het gebrek to wet...n kan komen, hetgeen<br />

den veearts zelf dikwijls niet dadeljjk gelukt, ofschoon<br />

er welbekende kenmerken voor bestaan , of het paard<br />

kreupel in den schouder, in do pezen of in den hoof is.<br />

In het algemeen moot bij kreupelheden het eerst de hod<br />

nauwkeurig onderzocht worden.: Dikwijis drukt het jjzer,<br />

wanneer het te long gelegen heeft; wordt het paard<br />

dadelijk no een nieuw beslag kreupel, dan ken dit veroorzaakt<br />

zjjn, doordien do hoefsmid to veel van don<br />

toon of de drachten heeft weggesneden, of dat eon nagel<br />

in de levende deelen van den voet is .gedrongen (verna<br />

geld). Of hot paard steengallen of lossen wand heeft, en<br />

daardoor kreupel loopt, kan de oppasser weten , daar een<br />

bekwanie amid deze gebreken bij het beslaan spoedig ziet<br />

en den oppasser daarop opmerkzaam maakt. Bjj }mornscheuren<br />

, die meestal in de voorlioeven voorkomen , en<br />

dan alleen van beteekenis zjjn, wanneer zjj uit de kroon<br />

naar beneden loopen, goon de meat° paarden niet kreupel<br />

, doch moet een oplettende oppasser bij het schoonmaken<br />

der hoeven ze in hoar eerste begin ontdekken.<br />

Wordt eon paard onderweg plotseling kroupel , dan moot<br />

men dadelijk onderzoeken, of het niet jets in de


_<br />

119<br />

zool van den hoof getrapt heeft. Vindt men aan den<br />

hoef niets buitengewoons, dan gaat men over om de<br />

pezen to onderzoeken, die zioh achter aan het been van<br />

den kogel tot can de knie uitstrekken, om eene ontstoken<br />

of gezwollen plants te ontdekkon , die zich door<br />

meerdere warmte doet kennen , terwij1 wanneer men op<br />

die plants drukt , bet paard teekenen van pijn to kennen<br />

geeft. Wanneer eon° kreupelheid pas ontstaan is, zal<br />

men deze verschijnselen van ontsteking niet dadelijk<br />

kunnen waarnemen , en moot men wachten tot de ontsteking<br />

zich ontwikkeld heeft. Men kan intusschen met<br />

groote zekerheid woten of do kreupelheid in de pees gelegen<br />

is, hetzij nicer naar onderen of can de achtervlakte<br />

der knie, wanneer men ziet hoe het paard het been houdt. Zet<br />

het dit recht onder zioh , dat is, nooh voor- , nooli ach-<br />

terui t , doch met eene gebogen knie (bokbeenig), dan is<br />

de kreupelheid in de pees gelegen. Bij kreupelheid in<br />

den kogel ziet men geene andere afwjjking in de stelling<br />

van het been, als dat do koot steiler staat. Zijdelings<br />

voelt men ook meerdere warmte, wanneer de kreupelhoid<br />

eenigo uren geleden ontstaan is. Do schouderkreupelheld<br />

is voorzeker niet de minst beteekenende van alle<br />

kreupelheden in het voorbeen en tevens moeielijk to<br />

onderkennen: Plaatsf,het paard in rust het been voor- of<br />

achterwaarts, dan ken men sane sohouderkreupelheid<br />

aannemen , die in het eerste geval in den boeg, in het<br />

tweede jots moor naar achteren zetelt. Op zachten zandgrond<br />

gaan boegkreupele paarden sterker kreupel dau op


120<br />

harden grond. Het omgekeerde heeft bij de andere kreupellieden<br />

pleats.<br />

Kreupelheden in den hod en in de pezen komen in<br />

de achterbeenen zeer zelden voor. In deze is de kreupelheid<br />

meest in den kogel, het spronggewrieht (spat,<br />

hazenhak) of in de heup gelegen..<br />

Drukkingen, die dadelijk door den oppasser gezien<br />

moeten worden, behandele men verkoelend door vlbtig<br />

nat te bouden, of er eons graszode op to leggen, of eon<br />

pap van klei met azijn. Wanneer zij niet op de sohoft<br />

of op het kruis voorkomen, zijn zij in den regal an<br />

geene groote beteekenis. Intusschen moeten gedrukte<br />

paarden niet gebruikt worden, dear de drukkingen door -<br />

nieuwe drukking wel eens gevaarlijk worden en het paard<br />

voor langon td onbruikbear maken kennen.<br />

Uitwendige beleedigingen door stooten, sIaan, enz.<br />

worden het best° door het oat .houden met koud water<br />

(of water met arnica) genezon, wanneer zij niet diep<br />

zijn, of niet op gevaarlijke plaetsen voorkomen, wear<br />

het beenvlies aangedaan ken zijn; is dat het geval, dan<br />

moet men de hulp van een Veearts inroepen.<br />

Het eerste kenteeken eener inwendige ziekte is verminderde<br />

eetlust. Zoodra men dozen bemerkt, moet men<br />

het paard nauwkeurig gadeslaan en zal dan dikwips nog<br />

andere versehijnselen waarnemen , zooals: bet listen hangen<br />

van het hoofd treurig keen in den. stal , ruw in de<br />

haren, troebele oogen, koude ooren, glean met den staart,<br />

onrustigheid, het hoofd dikwijls near den buik keeren,


121<br />

verminderde of opgeheven outlasting van meet en urine,<br />

uitvloeiing uit den nens; hoest , snelle ademhaling (meer<br />

dan 11 ademhalingen in de minuut) en slaan met de<br />

flanken , hitte. enz. Eenige an deze opgenoemde verschijnsclen<br />

kunnen some niet veel te beteekenen hebben,<br />

ofschoon zjj zonder twijfel eene kortstondige ongesteldhe d<br />

te kennen geven , maar men moot er echter acht op slaan;<br />

duren zjj longer dan 24. uren, dan moet de hulp van<br />

den Veearts ingeroepen worden , wanneer niet de eigenaar<br />

van het paard zelf genoeg kenner is om to beslissen<br />

reap. to behandelen. Beginnond koliek , dat zit% duet<br />

kennen door kende ooren, gtooto onrustigheid van het<br />

paard, alarm en omzien minr den bulk, in het verder<br />

beloop ook door het zich nederwerpon en weder opstaan,<br />

lijdt niet het minste uitstel. Is er Met dadeljjk een<br />

Veearts bjj de hand, dan witve men den bulk van het<br />

.paard in met eon mengsel van geljjke deelen terpentunolie<br />

en brandewijn, of, indien het koliek hevig is, met<br />

enkel terpentjjnolie, daarna ,doo men het geheole lichaam<br />

met stroowisschen wit ven. Men bedekke het paard goed met<br />

dekens on bide het eenigen tijd rood, totdat het zweet.<br />

Doorgaans zal na het .eerste mesten het koliek ophouden,<br />

doch moot men bet paard voor elite bekoeling vrjjwaren.<br />

In hit algemeen is het ten sterkste aan to rodeo, om wanneer<br />

de eigenaar bjj eike ongesteldheid de oorzaak niet kali<br />

opsporen, den read van een Veearts in te roepen, daar<br />

enders daze kleine nalatigheid kwade gevolgenkan hebben.


122<br />

6. Kwade gewoonten der paarden in den stal.<br />

Wjj hebben vroeger reeds gesproken van kwado gewoonten<br />

der paarden bij het rijden en hoe doze afgeleerd<br />

worden; wil moeten hier nog zulke. vermelden, die zioh<br />

in den stal voordoen, zonder dat altijd hiertegen jets to<br />

doen is om ze af to leeren.<br />

BO het kribbewetten, kribbewrijven, wrigt het paard<br />

de vast tegen elkander gesloten snljtanden voortdurend<br />

over de krib heen en wader, waardoor de voorste vlakten<br />

der tanden, vooral aan ijzeren of steenen kribben,<br />

stork afelljten. Men wit dat daze ondeugd niet zelden het<br />

begin van kribbebtjten is.<br />

Vale paarden Wen in de krib till het opzadelen en<br />

poetsen. Sommige paarden, die eene zeer fijne huid hobben<br />

Wen of slaan gedurende het poetsen ook near den<br />

oppasser; zulke paarden *mooten bir het poetsen kort<br />

worden aangebonden en mag bjj doze de roskam niet<br />

gebruikt worden.<br />

Het lederbijten, belikken van de wooden der krib , het knagen<br />

can de krib. Het is eene kwade gewoonte der pearden,<br />

om can alks to Wen en to likken, zelfs in dekken,<br />

zadeltuig, rienten en touwen, krib, enz. en er zelfs gedeelten<br />

vn to kauwen en in te slikken. Hiertegen beveelt<br />

men aan het bestrijken met koolteer; om het bilten -<br />

in de deken to beletten het aanleggen van een stok,<br />

die van voren aan den stalhalster en van aehteren aan<br />

den buiksingel wordt bevestigd , waardoor het buigen


123<br />

van den hats belet wordt. De randen der kribben laat<br />

men met ijzeren platen beslaan.<br />

Het eigenlijke kribbebijten. Hierbtj vat het paard eenig<br />

vast voorwerp met de snijtanden, of drukt de laatste or<br />

tegen, bet meeste op de krib of den latierboom, ook wet<br />

op den gespannen halsterketting, zelfs tegen den enderarm;<br />

het hoofd wordt stark bijgebracht,. do hale- en<br />

buikspieren trekken zich stork te semen, waarop men,<br />

meei of min duidelijk , een geluid of toon, eon Boort van<br />

oprisping hoort. So.mmige paarden behoeven hierbij geen<br />

vast steunpunt, zij buigen alleon het hoofd tegen de<br />

horst, openen eenige malen den mond en laten dan dien<br />

toon hooren. Doze noemt men windzuigers. Kribbebijters<br />

en windzuigers zijn licht onderhevig aan koliek. Meestal<br />

hebben zulke paarden cane sleehte spijsvertering. Om<br />

het kribbebljten to beletten, heeft men aangeraden eon<br />

halsband of can Hem, waaraan 2 kogelvormige verhevenheden<br />

zijn, die op het strottenhoofd en de zwelgkeel<br />

drukken. Deze riem wordt dicht aehter het hoofd om<br />

den hale 'gelegd. en zoo vast toegehnald, ale noodig is<br />

om het inslikken van lueht te verhinderen. Het eenvoudigste<br />

middel is om do paarden zoo to binden, dat<br />

nergens met de tanden op kunnen steunen.<br />

Het afstrijken van den holster is acne gevaarlijko<br />

gewoonte, en ken moeielijk belet worden. Om de gevolgen<br />

daarvan, door het los in den stal loopen, to beletten meet<br />

men editor den stand cane stang of eon ketting plaatsen.<br />

Het .hangen in den halsterketting kan aanleiding geven


124<br />

dat deze breekt en het paard Achteroverslaat. Bohalve<br />

dat men het paard telkens vooruitdrijft, kan men hierl<br />

tegen den voorgaanden maatregel nemen.<br />

Het over den halaterketting geraken is van meer beteekenis<br />

, dear hierdoor z ware verwondingen aan de<br />

aohtervlakte der koot aan de achterbeenen,. on aan die<br />

der knie on van den onderarra aan de voorbeenen kunnen<br />

veroorzaakt worden. Door de wijze om de paarden vast te<br />

zetten, kan men de aanleiding daartoe verminderen of<br />

wegnemen. Hot meest heeft dat, pleats, wanneer hot<br />

paard aan twee kettingen of touwen vaststaat, en de<br />

jizeren klossen niet zwaar genoeg zijn, minder Wanneer<br />

het paard slechts aan on ketting vastgezet is ; doze is<br />

niet zudelings, inner ondet aan den halstef be'vestigd;<br />

nog minder bestaat er gelegenheid watmeer men het<br />

paard, vastzet aan eon Irorten _ketting, die eveneens ender<br />

aan den 3halster verbonden is, en met eon bzeren ring<br />

langs eene .tizeren staaf loopt, die van de krib near den<br />

grond gnat. Gelled 'worden de nadeelige gevolgen an<br />

doze kwade gewoonto. voorkomen, door de zoogenoemde<br />

paten tklos , zijnde eon &emir toestel, dat aan de krib<br />

bevestigd wordt en waarin zioh cone katrol bevindt, die<br />

door eene veer in beweging gebraeht, den ketting, wanneer<br />

doze door de beweging van het paard to lang mocht<br />

zijn geworden, opwindt. Voorzeker beantwoorden doze<br />

klossen wel aan het doe, doch men wil , dat de veer<br />

spoedig hare veerkracht verliest en de ketting' derhalvo<br />

niet meer opgewonden wortit. . .<br />

_


15<br />

Het weven of linnenweven. Hierbij worden do voorbeenen<br />

wjjd uit elkander gezet en het voorstel wordt steeds<br />

van de eene near de andere zijde bewogen, .waardoor de<br />

zwaarte van , het lichaam afwisselend op de voorbeenen<br />

wordt. overgebracht. Het laat, zich begrijpen, dat door<br />

doze voortdurende beweging de voorbeenen vroegtijdig<br />

verslijten 'en eene bodemwijde stelling. verkrijgen. Men<br />

heft ale middel hiertegen aangeraden om het paard een<br />

riem om de beide voorbeenen aan to leggen, waardoor<br />

zij niet van elkander geplaatst kunnen worden. Ook<br />

!weft men wel eons beproefd het weyen to beletten, door<br />

eon zwaren steen aan e'en touw in het midden voor do<br />

ruif op to hangen, zoodanig, dat wanneer het pa ard<br />

die _wiegelende beweging maakt, het zich telkens het<br />

hoofd tegen den .steen .stoot.<br />

Het !Jenne,' met het achterstel tegen den iatierpaal.<br />

Hierdoor schuren de paaiden den staart en -de billen<br />

kaal. Om dit te beletten spijkert men lederen lappen<br />

met kleine spijkertjes bezet tegen de latierpalen.<br />

Weerspannigheid bij het poetsmi opzadelen en beslaan<br />

Is meet z het gevolg van slechte behandeling, en ken<br />

alleen door zachtzinnigheid, en wear dit niet voldoende<br />

is, door" krachtige maatregelen afgeleerd 4worden.<br />

Hitteligheid komt meostal bij merrien gedurende de<br />

hengstigheid voor, en is niet to verbeteren, doch moeten<br />

zulke paarden des to voorzichtiger behandeld worden.<br />

Het clean is eene groote ondeugd, geschiedt dikwips<br />

alleen near andere piarden, dikwijls<br />

ook near menschen.


126<br />

Aileen eene krachtige handeling, geen mishandeling, die<br />

het kwaad verergeren zou, is bier het eenige middel,<br />

evenzoo 131j<br />

het bijten, waardoor zware verwondingen teweeggebracht<br />

kunnen worden. De meeste paarden leggen 'de ooren in<br />

den nek voor dat zij bijten, doch zijn er ook paarden,<br />

die dit niet vooraf doen. Doze zijn daarom zeer gevaarlijk,<br />

en kunnen slechts door een met hun bekenden<br />

persoon opgepast worden.<br />

7. Over het koopen en verkoopen Tall paarden.<br />

Het koopen van eon paard Is cone last ige en gevaarlijke<br />

zaak, en mod door een leek alleen met eon deskundigen<br />

en eon vcearts geschieden. Men is gewoon te zeggen,<br />

dat de roskammer evenveel kunstgrepen kent, om de<br />

gebreken van ziljne paarden to verbergen, als doze haren<br />

in den staart hebben. Daarbij is hem zijne buitengewone<br />

radheid van spreken, meestal tegen den wil van den<br />

kooper, van buitengewonen dienst. Doch ook bli een<br />

eerlijker verkooper, dan de paardenkooper is, moot men<br />

good uit de oogen Zion, want even as niemand zijn<br />

eigen wear afkeurt, doet dit de eerlijkste verkooper van<br />

eon paard ook niet gaarne, deels omdat het paard in de<br />

oogen van zijn eigenaar om zijne werkelijke of ingebeelde<br />

voortreffelijke eigenschappen eene meerdere waarde heeft,<br />

dan wellicht de wezenlijke is, deels ook, omdat de


127<br />

eigenaar aan werkeljjke gebreken niet zulk eene hooge<br />

beteekenis .geeft, ale zjj de waarde bjj verkoop werkeljjk<br />

verminderen , en ten laatste wenscht ieder, , en dit is to<br />

verontschuldigen, zijn paard. zoo duur mogeljjk 'to ver-<br />

'koopen, Nu is het eene on& geschiedenis, zoekt men<br />

een paard,' dan kali men bet moeilijk vinden, omdat<br />

prijs , gro9tte, kracht ,<br />

beweging , ouderdem enz. en<br />

itizonderheid de smaak,-bif do to koop aangeboden pearden,<br />

.niet harmonieeren met het' in de verbeelding<br />

gevormde ideas!. Wil men echter verkoopen, dan is het<br />

onlgekeerd, 'omdal de kooper zich vorstrekt niet van de<br />

ingebeelde ,deugdzaamheid van het paard van den verkooper<br />

evenzeer wil laten overtuigen , ale doze bet zelf is.<br />

Maar al gaat men ook met een paardenkenner en eon<br />

veearts uit om een paard to koopen , dan kan de sinaak<br />

van de beide deskundigen met betrekking tot vorm, beweging<br />

On dergel. van die van den kooper zoo. hernelsbreed versehillen,<br />

dat men zieh eigenlijk slechts wat de werkeljjke<br />

ded-gdzaamheid van het te koopen paard betreft aan hun<br />

oordeel zoo moeten onderwerpen , voor het overige zich echter<br />

door zjjn teviedenheid met het uitwendig v-oorkomen en<br />

jnzonderheid met de boweging. in zjjne kens laten leiden.<br />

Want de smack is zoo verschillend dat eon paard den<br />

eenen uitnemend zal beiallen, hetwelk eon ander niet<br />

ljjden mag, de eon- prijst zijn uitwendig voorkomen,<br />

terwij1 een ander het afschuweljjk vindt. In do veronderstelling<br />

, dat deze beide deskundigen den koo-per<br />

steeds ter zijde zullen steal), ken ik Ae noodigevoev


128<br />

zichtigheidsmaatregelen bij het koopen, zoo ook de manier<br />

van monsteren hier voorbijgaan , slechts wil ik de kenmerken<br />

van den ouderdom van het paard nog in het<br />

kort laten volgen , dear het voor menigeen van belang<br />

ken zijn, zelf dozen to kunnen zien.<br />

Men herkent den ouderdom van het paard aan de tanden,<br />

en wel hoofdzakelijk can de snijtanden , ten getale<br />

van twaalf, zoo in de onderkaak en zes in de bovenkaak.<br />

De twee binnenste noemt men binnensnijtanden of grasbijters,<br />

de twee ter weerszijden van deze staande, zijn<br />

de niiddelsnijtanden, terw ijI de beide buitenste van de<br />

rij hoeksnijtanden heeten. Tusschen de snijtanden en de<br />

kiezen vindt men bij hengsten en ruinen de haaktanden.<br />

Bij merri5n vindt men ideate sporen or van, zelden<br />

kleine. De snijtanden worden gewisseld. De eerst uitkomende<br />

noemt men melksnijtanden , die, welke daarvoor<br />

in de pleats komen, blijvende snijtanden of paardesnijtanden.<br />

De wisseling heat volgenderwijze pleats: van 21/2<br />

tot 3 jeer wisselen de grasbijters, van 31/2 tot 4 jeer de<br />

middel- en van 41/2 tot 5 mar de hoektanden. De<br />

haaktanden komen van 4--5 jaar to voorschijn. Wanneer<br />

eon paardetand uitgebroken is, vindt men op de bovenvlakte<br />

eene holte , de kroonholte, boon of keen. Doze<br />

holte is omgeven met eon scherpen rand, die can de<br />

aehtervlakte van den tend lager is dan van voren , terwijl<br />

de wrjjfvlakte eene langwerpig vierkante gedaante heeft.<br />

Wanneer de tanden on volgroeid zijn, zoodat zij op de na-<br />

tuurlijke hoogte uitgebroken zijn, komen zij met elkander, ,<br />

11


dot wil zeggen, die van de onderkaak met die van de boven-<br />

. kaak in aanraking, en bijgevolg slijten zij of. In het eerstejaar<br />

slijt de voorrand zoover of, dat hij even hoogals de achterrand<br />

is, in het tweede jour slijt de geheele rand af, zoodat de<br />

kroonholte tot op de helft is afgesleterr, terwiji in het derde<br />

jour no het uitbreken de kroonholte geheel verdwenen is.<br />

Men noemt den tand dan gevuld". Dear de tanden nu eon<br />

jour no elkander uitbreken en:in slijting komen, is het natuurlijk<br />

, dat ook de geheele afslijting der kroonhoiten in dezelfde<br />

volgorde moot plaats hebben, zoodatopl6jaren de grasbijters,<br />

op 7 jaren de middeltanden en op 8 jaren de hoektan-<br />

- den gevuld zijn. Na 8 jaren noernt men het paard aftands;<br />

de .kroonholten, ,<br />

dour ze.verdwenen zijn, kunnen geen ken-<br />

1 merk oin den ouderdom to onderkennen sneer opleveren.<br />

Intusschen komen or nu andere kennierkerr to voorsohijn en<br />

vooreerst in de shijtanden der bovenkaak. De kroonholten<br />

dozer hebben drie jaren langer noodig om of to Milton-, zoo-<br />

'dat met doze dezelfde veranderingen, als met die der onderkaak<br />

plaats hebben , doch 3. jaren later. Een under keniVmerk<br />

vindt men in do verandering Tan de gedaante der<br />

- wrijfvlektra Wij hebben gezegd, dat doze eerst langwerpig<br />

vierkant was, doch zij wordt,daarna ovaal en we!<br />

na 3 jaren , zoodat de grasbijters met 6 jarenrde iniddeltaniddn,<br />

Met, 7 jaren en do hoektanden met 8 jaren ovaal zijn.<br />

. De ovale, vorm goat nu na 3 jaren in den rondachliged<br />

.en daarna in .den driehoekigen vorm over. Het overblijfsel<br />

der kroonholte, dat, zich voordoet ale eene langwerpige<br />

witachtige, verhevenheid op de wrilfTlakte,nadert<br />

[I<br />

129<br />

5


1.30<br />

hoe langer boo meer den achterrand van den tend, en is<br />

in do grasbijters op 12 jaren verdwenen, in de andere<br />

snijtanden 1 en 2 jaren later. Het verandert ook in dien<br />

tjjd van gedaante , dear het van langwerpig rend<br />

wordt. Van 7 tot 9 jaren ziet men can don buitenrand<br />

van den hoektand der bovenkaak een haakje ontstaan,<br />

dat met elf jaren weder.verdwenen is Wanneer de kroonholte<br />

afgesleten, de tend gevuld is, ziet men tussehen<br />

het overbligsel der kroonholte en den voorsten rand van<br />

den tend eene langwerpige geelachtige vlek. Naarmate<br />

het paard ouder wordt, komt deco vlek moor op het<br />

midden der wrijfvlakte, wordt van langwerpig rond en<br />

verandert ten laatste in eon klein gaatje, lietgeen een<br />

zeer hoogen ouderdom aanduidt. Ook de rieliting der<br />

tanden verandert met den leeftbd..; was dem) eerst boogvormig,<br />

zoo wordt zij hoe 'anger hoe ilakker.<br />

8. Het hoer beslag.<br />

Onder de vele zaken, die grooten invloed op de bruikbaarheid<br />

van het paard hebben, behoort voorzeker ook<br />

het hoefbeslag.<br />

Hoe vele gebreken , waardoor het paard minder bruikbear,<br />

zelfs geheel ongesehikt voor zijne bestemming<br />

wordt, kunnen niet de gevolgen van een sleeht beslag<br />

ztjn. Ze elle bier .op to noemen , zoude wel overbodig<br />

,zijn, eirN voldoende is bet om Bleats to herinneren


'Si<br />

aan ,klemhoeven, steengallen, hoornseheuren enz. Doch<br />

de uitwerking van een slecht beslag bepaalt zich niet<br />

alleen tot gebreken van den hoef zelf, zjj strekt zich<br />

verder uit. Een ondoelmatig hoef beslag heeft invloed<br />

op-tie @telling, en bjjgevolg op do verdeeling der zwaarto<br />

op de verschillende deelen der ledematen, waarvan nu<br />

onzekerheid der beweging. , mindere snelheid der gangen<br />

en verschillende gebreken, die de bruikbaarheid van<br />

het paard verminderen, of zelfs opheffen, de gevolgen<br />

kunnen zijn.<br />

In de wijzo, waarop algemeen door de burgerlijko hoofsmeden<br />

het hoefbeslag wordt uitgeoefend, ligt eel de<br />

noodzakeljjkheid opgesloten, dat de Infanterie-offleier en<br />

elk eigenaar van paarden bekend zij met de eerste Tereischten<br />

van een doelmatig beslag. Deze toch kennende,<br />

kan hij op de handelingen van den hoefsmid het cog<br />

houden, en or voor waken, dat het voorwerp , waarop<br />

hij<br />

pits stelt, niet onbruikbaar worde gemaakt, zooals<br />

holaas to dikwijls door het beslag gebeurt.<br />

Het is. om deze redenen, dat eene korto opgavo der<br />

vereischten van eon goed beslag voor den normalen hoof,<br />

bier wel hare pleats mag vinden. In de inwendige samenstelling<br />

van den hoof en der daarin besloten deelen,<br />

evenmia alp in het physiologische, zal eohter niet getreden<br />

worden, terwijI ook de in lateren tjjeaangeprezen<br />

beslagmethoden, waarvan het doelmatige nog niet practise!'<br />

ten voile bewezon is, bier niet behandeld zullen<br />

worden. Bet beslag, dat wjj bier op zullen geven ,


132<br />

is dat, hetwelk algemeen aangenomon , on ook reglementair<br />

wat den vorm van het hoefijzer betreft voorgeschreven<br />

is. Wanneer dit beslag goed, en in verband<br />

met de algemeene voorschriften , die de kunst van het<br />

hoof beslag aangeeft , uitgeveerd wordt, kan de hoef gezond,<br />

de shilling normaal gehouden worden, on daardoor<br />

hot paard longer In.nikbaar blijoen.<br />

Dfschoon , zoo ale gezegd is, de inwendige samenstelling<br />

van den voet niet zal behandeld worden , is echter<br />

de kennis van do benamingen der verschillende deelen<br />

van den hoef en van .enkele daarop betrekking hebbendo<br />

bijzonderheden toch onmisbaar, om met eenige vrucht<br />

het hoefjjzer on de bandelingen van den hoefsmid to<br />

kunnon leeren beoordeelen , den rom sal in de eerste pleats<br />

eene korte beschouwing van deze zaken moeten voorafgaan.<br />

De hoof bestaat uit p afzonderlijko deelen , to weten<br />

Fig. 20.<br />

uit den hoornmand (a fig. 20), de hoornzool (I fig. 21) en den


133<br />

hoornstraal (cc fig. 21), die tot den stork samenhangend goheel<br />

vereenigd zijn , dat als cone hoornsohoen het laatsto<br />

uiteinde der ledematen van het paard bekleodt.<br />

Fig. 21.<br />

De hoorriwand vomit niet sleehts de buitenste vlakte<br />

van den hoef, maar sleet zieh near onderen en binnen<br />

om. Doze twee verlengselen , de steunsels (fig. 21 dd) vereenigen<br />

*11 virJr de punt van den straal , en verbinden<br />

zich binnenwaarts met den straal , buitenwaarts met de<br />

zoo]. De ombuiging van den wand in de steunsels noemt<br />

men de 'steunselheeken. Beide zijn b het hosing belatigr(jke<br />

&Wen, zooals dit later zal blijken.<br />

Den boor nwand verdeelt men, met het oog op bet beslag,<br />

in meerdero streken , dat echter geene afzondorlilke


139<br />

deelen zijn. Zoo onderscheidt men een binnen- en Suitenwand,<br />

die aangegeven worden door de overlangsche as<br />

van (len hoof, terwijI nu elk dozer weder verdeeld wordt in<br />

toon-, zij- en dracht- of verzenwand (b o d. fig. 20) Den<br />

bovensten rand van den hoornwand, wear doze met de<br />

hold vereenigd is, noemt men kroonrand, den ondersten, die<br />

op het hoefijzer rust, draagrand (fig. 21 aa).<br />

De buiten- en binnenwand verschillen eenigszins in<br />

vorm. De eerste is moor uitgebogen en vlakker, , de<br />

laatste flauwer gebogen en steile.r. Zoowel honing als<br />

hoogte versehillen in de drie aangenomen afdeelingen<br />

an den wand. Wet de helling betreft; zoo is daze in<br />

den toonwand het sterkste, en moot bij goed gevormde<br />

hoeven. een hoek van 45° (bij achterhoeven van 50-55°)<br />

bedragen Zij neemt langzatnerhand near de drachten<br />

af. De verhouding in het algemeen der hoogte tussehen<br />

toon- on drachtwand is in de yooihoeven als 3 : 1, in<br />

de achterhoeven als 2 : 1, eene zaak die .vooral bij het<br />

besnj.jden der hoeven in aanmerking moet genomen worden.<br />

Ook de dikte van den wand is niet overal dezelfde,<br />

in de voorhoeven stoat zi.j van toon- tot drachtwand<br />

ale 4 : 2, in de achterhoeven als 3 : 2.<br />

Wanneer men de ondervlakte van den hoof beziet,<br />

ontwaart. men ter plaatse wear de wand zieh met de zool<br />

verecnigt, eene lichter gekleurde streep; die zich van den<br />

eenen steunselhoek tot den anderen uitstrekt; doze is de<br />

witte lijn (fig. 21 ee) en do plants wear de nagels moeten<br />

ingeslagen Worden.


135<br />

Ook voor den. leek moet hot begrjjpelijk zfin, dat , om<br />

do nadeelige uitwerking der lievige schokken, die hot gevolg<br />

zitin van het neerzetten der beenen van het paard,<br />

op de hoogst gevoelige declen van den voet op to heffen,<br />

or meer noodig was, dan het bekleeden der deelen met<br />

cone hard() veorkraehtige massa. Hoe hard en veerkrachtig<br />

de hoornstof ook moge wezen, zoo zoude deze eigenschappen<br />

op zich zelve toch niet voldoende zijn, om dit<br />

doe! to bereiken. In de samenstelling van den hoof nit<br />

wand, steunsels, cool en street, en in den vorm dezer<br />

deelen, vinden wij hoogst merkwaardige gegevens van<br />

veerkracht om het vow gestelde doel to beroiken , en wearvan<br />

uitzetting, verwijding, van den hoof een eerst en<br />

noodwendig gevolg is. Bij het neerzetten van den voet<br />

verwijdt zich de hoof, en wel het meest in het aohterste<br />

gedeelte. Alle deelen van den hod dragon hiertoe bjj,<br />

doch inzonderheid de straal , steunsels en zool. Deco<br />

deelen ondergaan hierbij eene verandering van worm,<br />

(loch nadat de drukking van het lichaamsgewicht ophoudt<br />

, hernemen zij hunne vroegere gedaante. Dit nu<br />

zoude wel niet mogeljjk kunnen zijn, wanneer de !wornzelfstandigheid<br />

zelve niet tevens veerkraehtig ware.<br />

Lilt het zooeven gezegde volgt de hoop noodzakelijkheld<br />

om, wil men den hoof en de daarin besloten deelen<br />

normaal houden , de veerkracht van den toestel to bewaren<br />

, hetgeen bereikt wordt en door de natuurljjke<br />

uitzetting van den , hoef door het beslag niet tegen to<br />

werken, Ca door de deelen van den heat, van welke


136<br />

die veerkraeht uitgaat, hun natuurlijken vorm en hunne<br />

kracht to doen behouden. Later zal de toepassing dozer<br />

voorschriften bij het hosing aangegeven worden.<br />

Van cool en straal moet nu nog dit slechts gezegd<br />

worden , dat de cerste niet in aanraking met den grond<br />

mogende kornen, ook niet door wrijving kan afslijten ,<br />

maar dat het overtollige (zoogenoemde doode) !morn, als<br />

schubben of platen wordt afgestooten, terwijl de strati],<br />

die op den grond moat rusten , door wrijving afslijt.<br />

Alvorens de eigenschappen van het hoefljzer op tegeven,<br />

moot tot beter begrip de verdeeling or van voorafgaan.<br />

Eene overlangsehe door bet midden van het hoefijzer<br />

gaande lijn , verdeelt bet in eon binnen- en buitentak.<br />

Aan elken tak onderscheidt men, even als aan den boomwand<br />

CA daarmede overeenkomende, eon toon-, zIj- en<br />

drachtgedeelte ook kalkoeneinde. Verder heeft het twee<br />

vlakten de hoefulakte en de grondvbakte en eon binnenen<br />

buitenrand. Het hoefijzer moot 6 nagelgaten hebben,<br />

die in cone rits zijn gestampt, terwijl men er verder<br />

aan vindt acne lip (fig. 23 b), en aan vole ijzers kalkoenen.<br />

De grondvlakte van het hoefjjzer moot van af<br />

het drachteinde tot aan het midden tusschen het caste en<br />

tweede nagelgat volkomen vlak zijn , doch van daar at tutor<br />

den toon langzaam bovenwaarts opgebogen zjjn ; dit is het<br />

opzet (fig. 23 a). Men geeft cen opzet aan het hoefuzer, omdat<br />

hot Anders te spoedig in den toon zou doorsljjten, en dit cone<br />

to veelvuldige hernieuwing van het beslag noodig zou maken.<br />

In den regal bedraagt de hoogte van dit opzet de


137<br />

dikte van het ijzer. Bij paarden , die de beenen niet<br />

Fig. 22,<br />

hoog opheffen, en daardoor licht aanstooten, maakt men<br />

bet hooger by. 1'/ tot 2 maim do dikte van het bzer.<br />

In de grondvlakte bey indt zich de rite tot plaatsing der<br />

nagelgaten. Doze rite moot behoorlijk diep (3/4 van de<br />

dikte van het hoefijzer) zijn , ten einde de koppen der<br />

hoefnagels behoorlijk to kunnen opnemen (fig. 24 b).<br />

De bovenste of hoefvlakte is eenigszins verschillend be-<br />

werk t. Een gedeelte daarv an (fig. 22 bb en fig. 24 d) halt near<br />

den binnenrand van het ijzer af. Doze afhelling begint<br />

achter de laatste of kalkoennagelgaten, en in de<br />

breedte even binnenwaarts van de nagelgaten. Men<br />

noemt ze de zoolvlakte, en zij dient om drukking op de


c't<br />

138<br />

zoo! voor to komen, en om het vastzitten van steenen<br />

Fig. 23.<br />

tussehen hoefijzer en zool te beletten. Het overige gedeelte<br />

der bovenste vlakte is waterpas gesmeed, het is de.<br />

draagrandvlakte ; hierop rust de hoof met zijn draagrand en<br />

de nagelgaten. bevinden zieh daarin (fig. 22aa en fig. 24 c).<br />

Fig. 24.<br />

Dwarsche doors nede van ten talc van het hoefijeer.<br />

De beide toonnagelgaten moeten in de voorbzers ongeveer<br />

de breedte van het User van elkander staan, terwij1<br />

het 3de of laatste nagelgat in den buitentak op het<br />

midden der lengte van den tak komt te Mani. Het<br />

Imitate nagelgat in den binnentak komt nog de breedte<br />

van het gat verder naar den toon toe. Wat do breedte<br />

van het ijzer betreft, zdo meg het niet breeder zijn don<br />

twee melon de dikte van den hoornwand en der witte<br />

lijn: Ten opziebte van de .lengte geldt, dat het' bzer<br />

eenige lijnen aebter de draehten mag uitsteken. En nil.<br />

wat aangaat de dikte, zoo moot bet zoo dik zijn , dat


139<br />

het ten minste niet binnen do 3 waken versleten is.<br />

VeraIljt het spoediger, dan zal eene meerdere dikte niet<br />

baten, maar moot men liever het hoefijzer van steal<br />

laten maken. Gewoonlijk is bet ljzer in den toon afge-<br />

sleten , terwill de takken nog voldoonde dik zijn:; D'at<br />

to spoedig afslij ten in den toon nu, kali men voorkomen<br />

door het ljzer een behoorlijk opzet to doen goven. Liefst<br />

gebruike men ljzers zonder kalkoetien ; wit men editor<br />

kalkoenen aan het ijzer hebben., don mogen doze niet reel<br />

hooger zijn, den het ijzer dik ia. Om to voorkoinen dat<br />

bet vdrzeneinde van het ljzer niet op den straal drukke,<br />

moot men den binnensten hock van het uiteinde van<br />

den tak wegnemen. Do vorm Van het ljzer moot natuurlijk<br />

can dien van den hoof beantwoorden , on wet derWijze,<br />

dat het ljzor van hot laatste nagelg,at - tot, het andere<br />

gelijk met den hoornwand ligt. Van de genoemde gaten<br />

af tot aan het eindo van den tak moot het ljzor eon<br />

weinig buiten den wand uitsteken; dat mag aan bet<br />

einde van den buitentak 3 ti 4 mm. kedragen. In den<br />

binnentak mat men het jets minder uitsteken, con het<br />

strijken to voorkomen.<br />

Wij moeten nog een onkel woord omtrent het besnijden<br />

van den hoef zeggen , dear dit ontegenzeggelijk de belangrijkste<br />

bewerking van het beslaanz is, en tevens<br />

ook die, waarin de grofsto en meeste feilen w6rden begaan.<br />

Alvorens men den hoof begint to besnijden , moet<br />

men hem nauwkeurig bezien, om to beoordeelen hoe vet<br />

en hoe hp moet besneden worden. , Het eerst wordt het


190<br />

losse hoorn der zool met houwkling en homer weggekapt,<br />

en vervolgens de hoornwand zoover els noodig weggeineden<br />

, waarbij men zich near de holt° der zoot regelt.<br />

Hierbij moot men zorgen dat binnen. en .buiteriwand<br />

even hoog worden, ten rninste indien niet onregelmatigheld<br />

in stelling en afslijting van het hoefijzer hierin<br />

eene wijziging vorderen. Tusschen toon- en,verzenwend<br />

moot de juiste lengteverhouding (zooals die vroeger is<br />

opgegeven) bewaard blijven. Van den strael mug, overeenkomstig<br />

zijne bestemming, niets meer weggesneden<br />

worden, ale datgene, hetwelk zich als lappen of vezels<br />

van zelf loslaat. De strati' kan zelden to hoog zijn,<br />

dear hij op den grond moat komen. De steunselhoeken<br />

mogen 'nimmer doorgesneden worden.<br />

Het beraspen van den hoornwand, inzouderheid boven<br />

de ,nieten, moot ten sterkste vermeden worden, onidat<br />

dit aanleiding tot brokkelige hoeven geeft.


qt<br />

1<br />

7/ 0<br />

261 27 2$<br />

16<br />

A'fr44/77;r-72-<br />

- ---. ,- , -- N&,,N,,_<br />

,,,,,7- qp, 1/1/117-- 31 i : i . \ :.1.'<br />

t19<br />

Cf i!... ,, ,,,!,477A7;7::<br />

1<br />

k<br />

i<br />

q<br />

.ki<br />

22 i<br />

25k :,%'<br />

1 4<br />

1 ll,,\ \\\<br />

In dy)<br />

i .k 1<br />

,<br />

,,<br />

'1<br />

i;

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!