Zijn spinnen goede weersvoorspellers? - IVN Veenendaal-Rhenen
Zijn spinnen goede weersvoorspellers? - IVN Veenendaal-Rhenen
Zijn spinnen goede weersvoorspellers? - IVN Veenendaal-Rhenen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>IVN</strong> VERENIGING VOOR NATUUR- EN MILIEUEDUCATIE<br />
AFDELING VEENENDAAL e.o.<br />
Werkgroep Groene Blad & Internet site<br />
<strong>Zijn</strong> <strong>spinnen</strong> <strong>goede</strong> <strong>weersvoorspellers</strong>?<br />
door Baltus Zwart<br />
Vele <strong>spinnen</strong> houden van warmte en zon<br />
Op zonnige en warme dagen zien we veel <strong>spinnen</strong>, roerloos hangend in hun webben, maar ook lopend<br />
op muren of rennend over de grond. Spinnen houden blijkbaar net als katten van warmte en zon. Voor de<br />
huiskat is dat duidelijk, die stamt van oorsprong uit subtropische streken, <strong>spinnen</strong> komen over de gehele<br />
wereld voor, zelfs nabij de poolgebieden. Maar in onze omgeving hebben we het meest te maken met<br />
<strong>spinnen</strong>, die overdag hun prooien vangen, zoals de wielweb<strong>spinnen</strong>, de spring<strong>spinnen</strong> en de<br />
wolf<strong>spinnen</strong>. Hun prooien, insecten, tonen zich op zonnige en warme dagen in groten getale. Veel<br />
<strong>spinnen</strong> leven echter in het donker en vaak onder vochtige omstandigheden, in kelders, schuren, garages<br />
en ook aan slootkanten. Zelfs is er een spin, die onder de waterspiegel leeft, de waterspin.<br />
Veertig duizend soorten<br />
Het aantal soorten <strong>spinnen</strong> is bijzonder groot. Alleen al in Nederland en België leven meer dan 500<br />
soorten <strong>spinnen</strong>, één van de grootste Nederlandse soorten is de huisspin, hoewel de kruispin er ook mag<br />
wezen. Over de gehele wereld bedraagt het aantal soorten <strong>spinnen</strong> tegen de 40 000! Het nauwkeurige<br />
aantal is niet bekend, nog dagelijks worden nieuwe soorten ontdekt. De grootste soorten zijn de<br />
vogel<strong>spinnen</strong>, die echter zelden een vogel vangen, maar kleine zoogdieren als muizen niet versmaden.<br />
De meest bekende Nederlandse <strong>spinnen</strong> zijn de kruispin, de huisspin en de grote en kleine trilspin. De<br />
laatste <strong>spinnen</strong> leven ook binnenshuis. De meeste <strong>spinnen</strong> weven webben, maar in dikwijls niet zo fraai<br />
als de wielweb<strong>spinnen</strong>. Dicht geweven vangnetten (hangmat<strong>spinnen</strong>) komen veel voor en soms worden<br />
kleverige spindraden lukraak door de ruimte gespannen zoals bij de tril<strong>spinnen</strong>.<br />
Maakt de spin in het net een scheur,<br />
dan klopt de stormwind aan de deur<br />
De huisspin en de trilspin<br />
De huisspin en de trilspin, de laatste ook wel betonspin genaamd, leven in huis, maar zijn ook in schuren,<br />
kassen en beschutte plekken rond het huis te vinden, bijvoorbeeld onder omgekeerde emmers, lege<br />
bloempotten en plantenbakken. De mannelijke exemplaren van de huisspin gaan in de herfst op zoek<br />
naar een vrouwtje en rennen dan over de huiskamervloer. De abrupte en zeer snelle beweging jaagt de<br />
bewoners vaak schrik aan. Het vrouwtje van de huisspin leeft meestal teruggetrokken in één van de<br />
hoeken van de kamer achter of onder zwaar meubilair, waar het een trechtervormig web heeft<br />
gesponnen. Daarin worden niet alleen insecten, maar ook ander in huis ongewenst gedierte als<br />
pissebedden en orenkruipers in gevangen. Bij grote schoonmaak of verhuizing vindt men vaak een hele<br />
verzameling leeggezogen lijken bij het web. De trilspin lijkt door haar zeer lange en dunne poten op een<br />
hooiwagen, maar het achterlijf van de hooiwagen is rond dat van de trilspin enigszins langwerpig.<br />
Hooiwagens maken geen spindraden en komen alleen buitenshuis voor, waar ze leven van allerlei dood<br />
plantaardig en dierlijk materiaal. Het web van de trilspin, enkele willekeurig gespannen draden, zien we<br />
meestal pas als zich daarin veel stof heeft verzameld. De trilspin dankt haar naam aan de zeer snelle<br />
trillende bewegingen, die ze maakt als zij bedreigd wordt. Men ziet dan slechts een wazige vlek.<br />
Extract uit de publikatie “Groene Blad” – oktober 2005 pagina 1 van 3
De kruisspin, een wielwebspin<br />
De kruisspin, die tot de wielweb<strong>spinnen</strong> behoort, ziet men vooral aan het einde van de zomer en in de<br />
herfst. Veel <strong>spinnen</strong> worden in de loop van de zomer volwassen en de vrouwtjes, van wie het achterlijf<br />
dan vaak flink is gezwollen door de vorming van eieren, vallen dan op. De wielweb<strong>spinnen</strong> vormen een<br />
grote familie, en niet elke spin, die men in de nazomer of herfst in haar web ziet hangen, is een kruisspin.<br />
De zomerspin en de herfstspin, ook wielweb<strong>spinnen</strong>, komen ook veel voor. Lang niet altijd zitten<br />
wielweb<strong>spinnen</strong> midden in hun web, vaak zitten ze verscholen onder een blad of, als het web tegen een<br />
woning of schuur is gebouwd, in een hoekje. Het is ook gevaarlijk je als spin overdag prominent te<br />
vertonen, zeker in het voorjaar en de eerste helft van de zomer als veel vogels naarstig op zoek zijn naar<br />
eiwitrijk voedsel voor hun jongen. Wielwebben, die voor de ramen zijn gemaakt, zien we meestal pas in<br />
de schemering bewoond.<br />
Jagende <strong>spinnen</strong><br />
Andere bekende <strong>spinnen</strong> zijn de spring<strong>spinnen</strong>, die op schuttingen, muren en deuren aan de zonzijde<br />
van de huizen hun prooi besluipen en vervolgens bespringen en vastgrijpen. Spinnen hebben acht ogen,<br />
die voor elke soort op een kenmerkende manier aan de voorzijde van het kopborststuk zijn ingeplant. Bij<br />
de spring<strong>spinnen</strong> zijn de voorste middelste ogen zeer groot. Het zijn tevens goed ontwikkelde ogen,<br />
waarmee ze de afstand tot de te bespringen prooi goed kunnen inschatten. Er zijn spring<strong>spinnen</strong>, die tot<br />
twintig maal hun lichaamslengte kunnen springen. De bekendste Nederlandse springspin is de zebraspin,<br />
zo genoemd naar de witte bandering op het donkere achterlijf. Een ander groep jagende <strong>spinnen</strong> is die<br />
van de wolf<strong>spinnen</strong>. Ook deze <strong>spinnen</strong> hebben een uitstekend zichtvermogen. Het zijn echte<br />
warmteminners. Op door de zon sterk verwarmde oppervlakken, bijvoorbeeld zandvlakten in de duinen of<br />
op de heide, maar ook op een laag hooi of ander droog plantenmateriaal kan men ze in de<br />
zomermaanden zien rondrennen. Het zijn meest donkerbruine, bijna zwarte <strong>spinnen</strong>.<br />
Wanneer de <strong>spinnen</strong> buiten vlijtig weven<br />
zullen we zeker mooi weer beleven<br />
Voorspellers van het weer?<br />
Sluipers en jagers onder de <strong>spinnen</strong> maken geen webben en kunnen ons niet inlichten over de waarheid<br />
van de bovengenoemde weerspreuk. Die heeft duidelijk betrekking op wielweb<strong>spinnen</strong>. Het is zonder<br />
meer duidelijk dat wind en regen geen ideale omstandigheden zijn om een web te bouwen. Eén van de<br />
belangrijkste voorwaarden is rustig weer. Wind vertoont een duidelijke dagelijkse gang en daarom ziet<br />
men de meeste <strong>spinnen</strong> aan het einde van de dag een web maken. De webben moeten regelmatig<br />
worden vernieuwd omdat na enkele dagen de kleefkracht sterk vermindert. Rustige weertypen zullen de<br />
voorkeur hebben bij het maken van een web. Als na een slechtweer periode het weer verbetert zal de<br />
(nu hongerige) spin haast maken met het bouwen van een nieuw web. Er zit een kern van waarheid in de<br />
genoemde weerspreuk, maar het is te betwijfelen of de spin ook weet heeft van de duur van de periode<br />
met mooi (na)zomerweer. Spinnen zouden zich verbergen als er slecht weer op komst is en geen nieuwe<br />
webben maken als het gaat stormen. Tegenwoordig zijn in onze contreien <strong>spinnen</strong> ‘s winters ook actief<br />
omdat ze door het vaak zeer zachte weer gewekt worden uit hun “winterslaap”. Op het Engelse platte<br />
land gelooft men dat het zien van een grote hoeveelheid ochtendwebben op het gras of in lage struiken<br />
(van hangmat<strong>spinnen</strong>) een mooi weerperiode in luidt. Dat klopt ook wel, want bij sterke dauw is het<br />
helder en stil en schijnt ook overdag de zon. Als <strong>spinnen</strong> weer nieuwe webben bouwen na een periode<br />
met regen en wind zou dat ook wijzen op te verwachten goed weer. Spinnen maken overigens het liefst<br />
hun webben bij vochtig weer. De vangdraden, bedekt met kleefdruppeltjes, zijn dan meer rekbaar en<br />
zullen minder snel breken als een insect er in vliegt. Over de Romeinen wordt beweerd dat ze geloofden<br />
dat <strong>spinnen</strong> overstromingsgevaar van rivieren konden voorspellen doordat ze hun webben hoger<br />
construeerden dan gewoonlijk. Iets voor Rijkswaterstaat bij het voorspellen van het buiten de oevers<br />
treden van de Maas?<br />
Extract uit de publikatie “Groene Blad” – oktober 2005 pagina 2 van 3
Is ’s avonds laat de spin ter been,<br />
het zal regenen, ik wed tien voor één<br />
Jonge spinnetjes maken ook gebruik van het weer. Om snel van hun honderden broertjes en zusjes weg<br />
te komen, gaan ze naar een hoog voorwerp of boven de vegetatie uitstekende plant, want jonge<br />
spinnetjes zijn erg agressief tegenover elkaar. Vanuit hun hoge positie laten ze een lange spinseldraad in<br />
de lucht wapperen. Staat er genoeg wind dan worden draad en spin meegenomen en omhoog gevoerd.<br />
Zo kunnen ze tientallen tot honderden kilometers afleggen voor ze weer landen. Dat gebeurt lang niet<br />
altijd op een gunstige plek. Velen komen in zee terecht of worden zo ver omhoog gevoerd dat ze<br />
bevriezen. Vaak zijn ze een prooi van zwaluwen en andere insectenmetende vogels. <strong>Zijn</strong> er veel<br />
<strong>spinnen</strong>nesten uitgekomen, dan kan men lopend of fietsend vol komen te zitten met deze spinseldraden,<br />
vooral in de herfst.<br />
Dit is de uitgebreide (!) versie van een artikel uit het Weer! Magazine.<br />
Baltus Zwart is bioloog/meteoroloog<br />
Extract uit de publikatie “Groene Blad” – oktober 2005 pagina 3 van 3