verslag Verkenning 2002 - BRusjes
verslag Verkenning 2002 - BRusjes
verslag Verkenning 2002 - BRusjes
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2.3 Kinderen die opgroeien met een gehandicapt of chronisch ziek<br />
broertje of zusje<br />
De relatie tussen broers en zussen is een gegeven relatie. Het is een levenslange relatie, die<br />
vaak langer duurt dan de relatie tussen ouders en kinderen. Zoals de kinderen afzonderlijk<br />
groeien en veranderen, verandert en ontwikkelt ook de relatie tussen broers en zussen. Er zijn<br />
perioden waarin ze veel bij elkaar zijn, samen optrekken en perioden van afstand nemen, de<br />
banden losser maken en een eigen weg gaan. Het is een relatie die gekenmerkt wordt door<br />
rivaliteit en verbondenheid. Broers en zussen leren veel van elkaar, vooral in de ontwikkeling<br />
van hun zelfbeeld en in het opbouwen vaneen sociaal repertoire. (De Boer, 1996; Powell &<br />
Gallagher, 1996)<br />
Zoals Powell en Gallagher (1996) terecht stellen, beïnvloedt een gehandicapt of chronisch<br />
ziek kind het gehele gezinssysteem. Niet alleen de ouders, maar ook broers en zussen moeten<br />
leren omgaan met het zorgenkind (Vuyk, 1986) en de consequenties die zijn of haar<br />
aanwezigheid heeft voor de relatie met de ouders.<br />
De Boer betoogt dat de invloed zich op drie manieren laat gelden.<br />
In de eerste plaats via de veranderingen in het gezinsleven. De aanwezigheid van een<br />
zorgenkind maakt dat er minder tijd en aandacht overblijft voor de andere kinderen. Vaak<br />
wordt er een beroep gedaan om mee te helpen bij de verzorging, vooral op oudere zussen<br />
(Vuyk, 1986). Ook kan er sprake zijn van een wisseling van plaats in de kinderrij, wanneer<br />
een jonger broertje of zusje het zorgenkind voorbij streeft.<br />
In de tweede plaats doet de invloed zich gelden via de ouders. De andere kinderen verliezen<br />
de aandacht van een of beide ouders, krijgen minder waardering voor hun prestaties, zeker in<br />
vergelijking met hun gehandicapte broer of zus. Dat verschil in maatstaven wordt niet altijd<br />
begrepen. Maar de kinderen kunnen zichzelf ook verwijten dat ze zo egocentrisch zijn.<br />
Schuldgevoel en zelfverwijt komen nogal eens voor.<br />
In de derde plaats doet de invloed zich direct gelden in de relatie tussen de kinderen. Broertjes<br />
en zusjes lopen nogal eens op tegen een blinde muur. Ze worden kwaad, maar mogen dat niet.<br />
Veel kinderen schamen zich ook voor hun gehandicapte broer of zus, zijn bang voor het<br />
oordeel van hun vrienden. Ze kunnen zich ook zorgen maken over de vraag of ze zelf ook<br />
ziek of gehandicapt zullen worden.<br />
Van Hofstraeten (2001) benadrukt dat het onvoorspelbaar is hoe de invloed van een<br />
zorgenkind op broers en zussen zal zijn. De invloed is uniek voor elke brus, de ervaringen van<br />
de ene brus kunnen niet zomaar gelijkgesteld worden met die van een andere. De invloed van<br />
het opgroeien met een zorgenkind kan zowel positief als negatief zijn en is dat per levensfase<br />
ook weer anders. Zij benadrukt dat er naast negatieve aspecten, zoals jaloers, boos of eenzaam<br />
zijn, ook positieve zijn. Het opgroeien met een zorgenkind maakt broers en zussen vaak vroeg<br />
volwassen. Zij nemen sneller verantwoordelijkheid op zich en kunnen ook heel trots zijn op<br />
hun gehandicapte broer of zus. (zie ook: Van Zwol, <strong>2002</strong>; Verberkt, 2001; Van der Zalm-<br />
Grisnisch, 2001).<br />
De gevolgen op lange termijn van het opgroeien met een zorgenkind vertonen dezelfde<br />
variatie. Er zijn twee subgroepen te onderscheiden (zie o.a. De Boer, 1996).<br />
De ene subgroep valt op in positieve zin. De mensen in deze groep zijn meer verdraagzaam<br />
dan gemiddeld, meer begaan met andere mensen en zijn meer zelfverzekerd. In deze groep<br />
hebben veel mensen een beroep gekozen in de zorg of hulpverlening<br />
In de andere groep kijken de mensen met verbittering terug op hun jeugd. Zij zijn boos over<br />
wat ze als kind ontbeert hebben; ze zijn boos op hun ouders en voelen zich daar tegelijk<br />
schuldig over. In deze groep komen meer depressieve klachten voor.<br />
8