uitspraak
uitspraak
uitspraak
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>uitspraak</strong><br />
RECHTBANK DEN HAAG<br />
Zittingsplaats Maastricht<br />
Bestuursrecht<br />
zaaknummer: AWB 11/27913<br />
<strong>uitspraak</strong> van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2013 in de zaak tussen<br />
i, eiser<br />
(gemachtigde: mr. W. de Vilder),<br />
en<br />
de Minister voor Immigratie en Asiel, thans de Staatssecretaris van Veiligheid en<br />
Justitie, verweerder<br />
(gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wai),<br />
Procesverloop<br />
Bij besluit van 5 augustus 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van<br />
eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen,<br />
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.<br />
Verweerder heeft een venveerschrift ingediend.<br />
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2012. Eiser is verschenen,<br />
bijgestaan door zijn gemachtigde en L.H. Dirir als tolk.<br />
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.<br />
Overwegingen<br />
Onder de Staatssecretaris wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorgangers.<br />
1. Eiser, geboren op 1 juli 1985 en van Somalische nationaliteit, heeft op 20 januari<br />
2009 de eerder bedoelde aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor<br />
bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) ingediend.<br />
2. Zoals blijkt uit het rapport van het eerste en het nader gehoor heeft eiser aan die<br />
aanvraag het volgende asielrelaas ten grondslag gelegd. Eiser behoort tot de Hawiye. De<br />
eerste tien jaar van zijn leven heeft hij in Beledweyne gewoond, een plaats gelegen in de<br />
provincie Hiiraan, Zuid-Somalie. Daarna heeft hij gedurende twee jaar in Mogadishu<br />
verbleven, waarna hij naar Beledweyne is teruggekeerd. Tot aan zijn vertrek uit Somalie is<br />
hij in Beledweyne gebleven.
zaaknummer: AWB 11/27913 blad 2<br />
Op 16 oktober 2008 is eiser benaderd door militairen van de interim-regering met het<br />
verzoek soldaat voor het interimleger te worden. Eiser heeft dit geweigerd.<br />
Op 1 november 2008 kreeg eiser bezoek van soldaten van de islamitische rechtbank, die hem<br />
beschuldigden van samenwerking met de interim-regering en hem waarschuwden dat dit nare<br />
consequenties kon hebben. Op 8 november 2008 hebben gewapende personen de wijk waar<br />
eiser woonde aangevallen. Eiser was op het moment van de aanval niet aanwezig. Eisers<br />
broer, die wel thuis was, werd ontvoerd. Bij thuiskomst hoorde eiser dat degenen die zijn<br />
broer hadden ontvoerd tot de islamitische rechtbank behoorden en op zoek waren naar eiser.<br />
Omdat zij hem niet konden vinden, hebben ze zijn broer meegenomen.<br />
Op 9 november 2009 werd de wijk opnieuw aangevallen. Dit keer werd eiser zelf<br />
meegenomen. Tijdens een beschieting van de auto waarin hij werd vervoerd, wist hij te<br />
ontsnappen. Na zijn thuiskomst heeft zijn vader hem weggebracht naar een ander adres en<br />
zijn vertrek uit Somalie geregeld met een reisagent. Op 10 november 2008 heeft eiser<br />
Somalie verlaten. Op 15 november 2008 is hij Nederland ingereisd, alwaar hij de eerder<br />
genoemde aanvraag heeft ingediend.<br />
3. Bij besluit van 15 juni 2010 heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen op<br />
grond van artikel 31, eerste I id, in samenhang met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f,<br />
van de Vw 2000. Volgens verweerder kan eiser worden toegerekend dat hij geen<br />
documenten ter onderbouwing van de gestelde reisroute heeft overgeiegd. Daarnaast heeft<br />
verweerder, mede gezien de bevindingen van de taalanalyse die Bureau Land en Taal (BLT)<br />
ten aanzien van eiser heeft uitgevoerd, niet geloofwaardig geacht dat eisers herkomst is te<br />
herleiden tot Zuid-Somalie. In het verlengde daarvan heeft verweerder geen geloof gehecht<br />
aan eisers verklaringen over de problernen die hij heeft ondervonden. Reeds hierom heeft<br />
verweerder geweigerd eiser een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid,<br />
van de Vw 2000 te verlenen.<br />
4. In faeroep heeft eiser (onder meer) een centra-expertise van de Taalstudio van<br />
20 augustus 2010 in het geding gebracht<br />
5. Bij <strong>uitspraak</strong> van 7 januari 2011 (AWB 10/24417) heeft deze rechtbank,<br />
zittinghoudende te Maastricht het beroep dat eiser tegen dit besluit heeft ingesteld gegrond<br />
verklaard en het besluit van 15 juni 2010 vernietigd.<br />
6. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder opnieuw op de aanvraag van eiser<br />
beslist. Verweerder heeft de aanvraag wederom afgewezen op grond van artikel 31, eerste<br />
lid, in samenhang met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000. Volgens<br />
verweerder is de nationaliteit, identiteit, herkomst en het asielrelaas van eiser niet<br />
geloofwaardig.<br />
7. Op grond van hetgeen eiser heeft aangevoerd, stelt de rechtbank vast dat eiser in het<br />
onderhavige beroep niet is opgekomen tegen verweerders standpunt dat in het geval van eiser<br />
sprake is van het toerekenbaar ontbreken van documenten als bedoeld in artikel 31, tweede<br />
lid, onder f, van de Vw 2000. In voornoemde <strong>uitspraak</strong> van 7 januari 2011 heeft deze<br />
rechtbank, zittinghoudende te Maastricht, geoordeeld dat verweerder eiser op goede gronden<br />
het toerekenbaar ontbreken van documenten, zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef<br />
en onder f, van de Vw 2000, heeft tegengeworpen. Voor zover eiser zich niet in het in die<br />
<strong>uitspraak</strong> vervatte oordeel kon vinden, had het op zijn weg gelegen hoger beroep tegen de<br />
<strong>uitspraak</strong> van de rechtbank in te stellen. Daarvan is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank<br />
gaat er dan ook vanuit dat verweerder zich terecht, onder verwijzing naar de <strong>uitspraak</strong> van
zaaknummer: AWB 11/27913 blad 3<br />
7 januari 2011, op het standpunt heeft gesteld dat in het geval van eiser sprake is van het<br />
toerekenbaar ontbreken van documenten ter onderbouwing van de gestelde reisroute als<br />
bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000.<br />
8. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder de door eiser gestelde<br />
nationaliteit, identiteit en herkomst, alsmede in het verlengde daarvan, zijn relaas omtrent de<br />
door hem ondervonden problemen ongeloofwaardig heeft kunnen achten.<br />
9. In artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen<br />
van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 wordt afgewezen<br />
indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op<br />
omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond<br />
voor verlening vormen.<br />
10. Het beleid ten aanzien van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het<br />
asielrelaas is neergelegd in onderdeel C14/2 van de Vreemdelingencirculaire 2000<br />
(hierna: Vc 2000). Volgens C 14/2.3 spelen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid de<br />
volgende elementen een rol: . ,<br />
- de beoordeling van alle documenten die de vreemdeling heeft overgelegd;<br />
- de aanwezigheid van een van de omstandigheden genoemd in artikel 31 , tweede lid, onder<br />
a tot en met f, van de Vw 2000;<br />
- de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door de vreemdeling afgelegde<br />
verklaringen;<br />
- vergelijking van de verklaringen met al datgene, wat bekend is over de situatie in het land<br />
van herkomst uit objectieve bronnen en wat eerder is onderzocht en overwogen naar<br />
aanleiding van de gehoren van andere vreemdelingen in een vergelijkbare situatie;<br />
- de overige informatie over de relevante verklaringen.<br />
Bij deze beoordeling wordt bezien of de vreemdeling het voordeel van de twijfel wordt<br />
gegeven.<br />
Indien de verklaringen van de vreemdeling niet geloofwaardig worden bevonden, kan hij op<br />
grond van die verklaringen geen aanspraken ontlenen aan de asielgronden zoals neergelegd<br />
in artikel 29, eerste lid, onder a, b en c, van de Vw 2000.<br />
11. In voornoemde <strong>uitspraak</strong> van 7 januari 2011 heeft de rechtbank de van 26 oktober<br />
2010 daterende 'toelichting bij het rapport taalanalyse', die verweerder destijds een dag voor<br />
de zitting bij de rechtbank had ingezonden, wegens strijd met de goede procesorde buiten<br />
beoordeling gelaten. De rechtbank heeft in voornoemde <strong>uitspraak</strong> geoordeeld dat verweerder,<br />
ter onderbouwing van zijn standpunt dat eiser onvolledige en onjuiste informatie over zijn<br />
gestelde herkomst en zijn directe woon- en leefomgeving heeft verstrekt, niet heeft kunnen<br />
volstaan met een enkele verwijzing naar niet nader aangeduide openbare bronnen. De enkele<br />
verwijzing in het destijds aan de rechtbank voorgelegde bestreden besluit naar de website<br />
www.depha.org kan, naar het oordeet van de rechtbank, zonder nadere concretisering niet<br />
worden aangemerkt als een deugdelijke onderbouwing. De rechtbank heeft voorts geoordeeld<br />
dat het aan verweerder is zorgvuldig en op inzichtelijke wijze te motiveren om welke<br />
redenen eisers verklaringen over zijn beweerde gebied van herkomst onvoldoende worden<br />
geacht.<br />
12. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd dat eiser<br />
op grond van zijn taal niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Zuid-
zaaknummer: AWB 11 /27913 blad 4<br />
Somalie, en ook niet op andere wijze, bijvoorbeeld middels documenten of verklaringen,<br />
aannemelijk heeft gemaakt dat hij afkomstig is uit SomaliS. Daartoe heeft verweerder in<br />
aanmerking genomen dat eiser heeft verklaard van 1998 tot 10 november 2010 in<br />
Beledweyne in Zuid-Somalie te hebben verbleven. Gezien het rapport van de taalanalyse van<br />
8 mei 2009, waarbij is geconcludeerd dat eiser eenduidig niet is te herleiden tot de<br />
spraakgemeenschap binnen Zuid-SomaliS, en de informatie de eiser heeft verstrekt over zijn<br />
omgeving van herkomst, kan volgens verweerder aan eisers verklaringen geen geloof worden<br />
gehecht en wordt geen geloof gehecht aan de door eiser gestelde herkomst. Tevens heeft<br />
verweerder in aanmerking genomen dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over<br />
de duur van zijn verblijf in Mogadishu. Tijdens het eerste gehoor heeft eiser immers<br />
verklaard dat hij gedurende twee jaar in Mogadishu heeft gewoond, terwijl hij bij de<br />
taalanalyse heeft verklaard dat hij dertien jaar in Mogadishu heeft gewoond.<br />
In aanvulling op de taalanalyse heeft verweerder eerdergenoemde toelichting van het BLT<br />
van 26 oktober 2010 mede aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd. Daarnaast is bij het<br />
bestreden besluit een aanvullende reactie van het BLT van 27 juni 2011 gevoegd.<br />
13. Eiser voert onder verwijzing naar de zienswijze aan dat het bestreden besluit<br />
onvoldoende zorgvuldig js voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder heeft<br />
volgens eiser niet voldaan aan hetgeen de rechtbank hem bij <strong>uitspraak</strong> van 7 januari 2011<br />
heeft opgedragen. Verweerder handelt in strijd met de in de zienswijze aangehaalde<br />
bestendige rechtspraak en met artikel 16, eerste lid, van de Richtlijn 2005/85/EG van<br />
1 december 2005 betreffende de minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de<br />
toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (Procedurerichtlijn). Daarnaast heeft<br />
verweerder hem ten onrechte tegengeworpen dat zijn verklaringen over zijn leefomgeving<br />
onjuist dan we! onvolledig zouden zijn geweest. Onduidelijk is hoe de beperkte scholing en<br />
(cartografische) kennis van eiser is meegewogen. Wat betreft de taalanalyse wijst hij crop dat<br />
al geruime tijd vraagtekens bestaan omtrent de deskundige van het BLT die de door<br />
verweerder gehanteerde taalanalyse heeft verricht (SOM10). Eiser meent, onder meer met de<br />
door hem overgelegde contra-expertise, concrete aanknopingspunten te hebben aangedragen<br />
voor twijfel aan de juistheid van die taalanalyse. Het rapport van de contra-expertise gaat<br />
specifiek in op de huidige situatie in het gestelde herkomstgebied van eiser, op de aldaar<br />
gesproken stamdialecten en op het woordgebruik van eiser. BLT gaat daar volgens eiser<br />
vrijwel ongemotiveerd aan voorbij. Verweerders kanttekening bij de anonimiteit van de<br />
contra-expert snijdt volgens eiser geen hout, te meer omdat de taalanalisten van Bureau Land<br />
en Taal eveneens anoniem te werk gaan. Verweerder, dan we! het BLT, heeft de contraexpertise<br />
volgens eiser onvoldoende weerlegd. Verder heeft verweerder geen rekening<br />
gehouden met de afkomst van eisers moeder. Mede gezien het arrest van het Europees Hof<br />
voor de Rechten van de Mens van 28 juni 2011 inzake Sufi en Elmi tegen het Verenigd<br />
Koninkrijk had verweerder volgens eiser extra zorgvuldigheid moeten betrachten bij het<br />
beoordelen van het risico op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot<br />
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).<br />
14. Wat betreft eisers verklaringen omtrent zijn omgeving van herkomst heeft<br />
verweerder zich op het standpunt gesteld dat van iemand die stelt afkomstig te zijn uit<br />
Somalie en daarvan ljuli 1985 tot 10 november 2010 verbleven te hebben, mag worden<br />
verwacht dat hij zijn herkomst middels verklaringen aannemelijk kan maken. De informatie<br />
die eiser heeft verschaft is echter volgens verweerder op verschillende punten, zoals de<br />
provincies die de provincie Hiiraan omringen, informatie over de vliegvelden in de<br />
omgeving, de afstand tot de grens met Ethiopie', plaatsen die in de omgeving van<br />
Beledweyne liggen, onjuist en onvolledig. Verweerder heeft in dit verband gewezen op
zaaknummer: AWB 11/27913 blad 5<br />
verschillende bronnen, waaronder www.depha.org/maps, Google Earth en<br />
www.geonames.org/maps. Verweerder heeft daarbij toegegeven dat de site depha.org niet<br />
meer toegankelijk is, maar heeft erop gewezen dat de andere bronnen die worden genoemd<br />
wel toegankelijk zijn. Verweerder heeft weersproken dat hetgeen is aangevoerd omtrent het<br />
scholingsniveau van eiser, zijn vermogen afstanden te schatten en zijn kennis van<br />
cartografische gegevens, niet bij de beoordeling betrokken zou zijn. Volgens verweerde mag<br />
ook van een persoon met de ontwikkeling van eiser verwacht worden dat hij correcte<br />
antwoorden geeft op vragen betreffende basale informatie. Daarbij heeft verweerder er nog<br />
op gewezen dat eiser er niet in is geslaagd zijn gestelde herkomst middels de hem<br />
aangeboden taalanalyse aannemelijk te maken.<br />
15. De rechtbank stelt voorop dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is<br />
ingegaan op alles wat eiser in de zienswijze heeft aangevoerd. Zoals in het voorgaande reeds<br />
is overwogen heeft verweerder, ter onderbouwing van voornoemde onjuistheden en<br />
tekortkomingen in eisers verklaringen gewezen op verschillende bronnen, waaronder<br />
www.depha.org/maps, Google Earth en www.geonames.org/maps. Daarbij heeft verweerder<br />
aangegeven dat de site depha.org niet toegankelijk is. Onweersproken is dat de overige door<br />
verweerder genoemde bronnen voor eiser wel toegankelijk zijn.<br />
16. In artikel 16, eerste lid, van de Procedurerichtlijn is - voor zover thans van belang -<br />
bepaald dat de lidstaten ervoor zorgen dat een juridische adviseur of andere raadsman die<br />
door het Internationale recht als zodanig is erkend of toegelaten en die de asielzoeker<br />
overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht bijstaat of vertegenwoordigt, toegang<br />
heeft tot de informatie in het dossier van de asielzoeker die door de in hoofdstuk V bedoelde<br />
autoriteiten kan worden onderzocht, voorzover de informatie relevant is voor de behandeling<br />
van het asielverzoek.<br />
17. Aan eiser moet worden toegegeven dat het zorgvuldiger was geweest als verweerder<br />
de - eerst enkele dagen voorafgaand aan de zitting van 13 december 2012 overgelegde -<br />
schriftelijke informatie over eisers gestelde herkomstgebied, eerder had overgelegd. Dit geldt<br />
te meer nu eisers gemachtigde al bij de zienswijze van 29 april 2011 heeft verzocht hem de<br />
betreffende informatie in papieren versie toe te sturen. Daar staat echter tegenover dat naar<br />
het oordeel van de rechtbank niet gezegd kan worden dat ook de andere door verweerder<br />
gehanteerde bronnen voor eisers gemachtigde niet toegankelijk zijn of waren, Evenmin kan<br />
gezegd worden dat hij anderszins geen of onvoldoende toegang zou hebben gehad tot de<br />
informatie in het dossier van eiser voor zover deze relevant is voor de behandeling van zijn<br />
asielverzoek. De rechtbank wijst er in dit verband op dat eiser bij de zienswijze een brief<br />
heeft overgelegd van Vluchtelingenwerk Nederland, waaruit blijkt dat eisers gemachtigde<br />
ook op die wijze aanvullend onderzoek heeft kunnen laten doen naar de ligging van<br />
Beledweyne in de regio Hiiraan op de door verweerder van belang geachte punten.<br />
Bovendien heeft verweerder er met juistheid op gewezen dat (topografische/geografische)<br />
informatie als de onderhavige ook via andere openbare bronnen kan worden geverifieerd. Dit<br />
maakt naar dezerzijds oordeel overigens ook dat de onderhavige zaak niet zonder meer<br />
vergelijkbaar is met de zaak waarover deze rechtbank, zittinghoudende te Amsterdam, in de<br />
door eiser ingeroepen <strong>uitspraak</strong> van 7 april 2009 (LJN: BI2023) heeft geoordeeld. De<br />
rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerders handelwijze ten aanzien<br />
van eiser op dit punt in strijd zou zijn met artikel 16, eerste lid, van de Procedurerichtlijn.<br />
De door eiser ingeroepen uitspraken kunnen daar niet aan afdoen.
zaaknummer: AWB 11/27913 blad 6<br />
18. Hetgeen eiser inhoudelijk heeft aangevoerd ter weerlegging van de door verweerder<br />
tegengeworpen onjuistheden en gebreken in zijn verklaringen over het gestelde gebied van<br />
herkomst heeft. verweerder ontoereikend kunnen achten om de gerezen twijfel over de<br />
gestelde herkomst weg te nemen. Ook het gestelde omtrent eisers ontwikkelings- of<br />
opleidingsniveau heeft verweerder in dit verband niet afdoende hoeven te achten.<br />
Verweerder heeft daarbij in aanmerking mogen nemen dat eiser de gestelde herkomst ook<br />
niet met documenten heeft onderbouwd.<br />
19. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft<br />
overwogen in de <strong>uitspraak</strong> van 22 maart 2012 (LJN: BW1428) vloeit uit vaste jurisprudentie<br />
van de Afdeling (<strong>uitspraak</strong> van 16 april 2010, LJN: BM2266) het volgende voort.<br />
Indien bij verweerder twijfel is gerezen over de door een vreemdeling gestelde herkomst en<br />
als gevolg daarvan over diens gestelde identiteit en nationaliteit, kan verweerder, door een<br />
taalanalyse te laten verrichten, de desbetreffende vreemdeling tegemoetkomen in de op hem<br />
ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 rustende last het door hem gestelde<br />
aannemelijk te maken. In beginsel mag er volgens de Afdeling van worden uitgegaan dat een<br />
vanwege verweerder door het inzetten van het BLT verrichte taaianalyse tot stand is<br />
gekqmen onder gedeelde verantwoordelijkheid van een terzake deskundige linguist, die bij<br />
voormeld bureau in dienst is en van wie de kwaliteit is gewaarborgd, en een extern<br />
ingeschakelde taalanalist die op zorgvuldige wijze is geselecteerd en onder voortdurende<br />
kwaliteitscontrole staat. Niettemin dient verweerder, indien en voor zover hij tot het laten<br />
verrichten van een taalanalyse overgaat en deze aan zijn besluitvorming ten grondslag legt,<br />
zich er ingevolge artikel 3;2 van de Awb van te vergewissen dat de taalanalyse - naar wijze<br />
van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. Indien de<br />
taalanalyse zorgvuldig, inzichtelijk en concludent is, kan de desbetreffende vreemdeling,<br />
gegeven de ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 op hem rustende last, de bij de<br />
minister gerezen en door de taalanalyse niet weggenomen twijfel slechts door het laten<br />
verrichten van een contra-expertise alsnog trachten weg te nemen. Daartoe kan hij de<br />
opname van het ten behoeve van de taalanalyse gevoerde gesprek door een deskundige laten<br />
beoordelen. Indien de desbetreffende vreemdeling geen contra-expertise laat verrichten, zal<br />
de gerezen twijfel reeds daarom niet worden weggenomen. Indien de uitkomst van de contraexpertise<br />
de door de desbetreffende vreemdeling gestelde herkomst niet bevestigt, wordt -<br />
gelet op artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000, de gerezen twijfel in elk geval niet<br />
weggenomen.<br />
20. Eisers betoog dat er vraagtekens zijn over de deskundige, aangeduid als SOM 10, die<br />
de door verweerder gehanteerde taalanalyse heeft uitgevoerd, is onvoldoende<br />
geconcretiseerd om louter op die grond te concluderen dat de kwaliteit van verweerders<br />
taalanalyse onvoldoende is gewaarborgd. In de reactie op de zienswijze en de contraindicatie<br />
van het Bureau Land en Taal van 27 juni 2011 heeft verweerder aanvullende<br />
gegevens verstrekt betreffende de achtergrond en deskundigheid van taalanalist SOM 10.<br />
Daarbij is aangegeven dat de betreffende taalanalist bij het uitvoeren van crosschecks en<br />
dubbelchecks immer betrouwbaar is gebleken.<br />
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat de Afdeling in de <strong>uitspraak</strong> van 8 oktober 2012<br />
(zaaknr. 201200019/1/V1, www.raadvanstate.nl) onder verwijzing naar verschillende andere<br />
uitspraken van de Afdeling concludeert dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat<br />
verweerder zich onvoldoende van de deskundigheid van SOM 10 zou hebben vergewist. In<br />
het licht van hetgeen eiser op dit punt heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond daar in<br />
het onderhavige beroep anders over te oordelen.
zaaknummer: AWB 11/27913 blad 7<br />
21. Zoals blijkt uit het rapport van de taalanalyse van 8 mei 2009 heeft de betreffende<br />
taalanalist geconcludeerd dat eiser eenduidig niet is te herleiden tot de spraakgemeenschap<br />
binnen Zuid-Somalie". Vastgesteld is onder meer dat eiser Somalisch spreekt, maar niet zoals<br />
dat gangbaar is in Zuid-Somalie. Eiser spreekt volgens het rapport Somalisch zoals gangbaar<br />
in Noord-Somalie en probeert een enkele keer Zuid-Somalische elementen in zijn spraak te<br />
mengen maar doet hij dit op onnatuurlijke wijze.<br />
22. Volgens de door eiser overgelegde contra-expertise is eiser "most likely socialized in<br />
Beledweyne, Hiiraan provincie, South Somalia". Voigens de contra-expert is de door<br />
verweerder gehanteerde taalanalyse niet correct. Hij wijst crop dat in Somalie verschillende<br />
dialecten worden gesproken, die zich met elkaar vermengen of elkaar bei'nvloeden. De<br />
dialectvariant die eiser spreekt wordt in de gestelde plaats van herkomst Beledweyne<br />
gesproken.<br />
23. Uit de <strong>uitspraak</strong> van de Afdeling van 24 augustus 2010 (zaaknr. 201001036/1/V1,<br />
www.raadvanstate.nl) volgt dat de uitkomst van een contra-expertise, indien deze de<br />
desbetreffende vreemdeling niet buiten twijfel in het door hem gestelde herkomstgebied<br />
plaatst, geen bevestiging vormt als bedoeld in voormeld toetsingskader. Reeds hierom kan de<br />
door eiser in het geding gebrachte contra-expertise niet tot het oordeel leiden dat verweerder<br />
de taalanalyse niet aan zijn besluitvorming ten grondslag had mogen leggen.<br />
24. Zoals in het voorgaande reeds is overwogen is in het geval van eiser bovendien<br />
sprake van het toerekenbaar ontbreken van documenten als bedoeld in artikel 31, tweede lid,<br />
onder f, van de Vw 2000, hetgeen volgens het beleid neergelegd in onderdeel C4/3.6 van de<br />
Vc 2000 de geloofwaardigheid van het asielrelaas aantast. Onder de aldus gegeven<br />
omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder de door eiser gestelde<br />
nationaliteit, identiteit, herkomst en zijn asielrelaas ongeloofwaardig heeft kunnen achten en<br />
op goede gronden heeft geweigerd eiser een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 29,<br />
eerste lid, van de Vw 2000 te verlenen. Ook ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel<br />
dat verweerder geen gevolg zou hebben gegeven aan de <strong>uitspraak</strong> van de rechtbank van<br />
7 januari 2011, waarbij het eerdere besluit op de aanvraag van eiser is vernietigd.<br />
25. Het beroep is ongegrond.<br />
26. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
zaaknummer: AWB 11/27913 blad 8<br />
Beslissing<br />
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.<br />
Deze <strong>uitspraak</strong> is gedaan door mr. E.V.L. Heuts, rechter, in aanwezigheid van mr. E.M.J.<br />
Clermonts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.<br />
w.g. L. Clermonts w.g. Heuts<br />
Afschrift verzonden aan partijen op:<br />
Voor eensluidend afschrift:<br />
de griffier:<br />
Rechtsmiddel 2 7 HAM 2013<br />
Tegen deze <strong>uitspraak</strong> kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep<br />
worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.