Reglement Cursussen - Schematherapie
Reglement Cursussen - Schematherapie
Reglement Cursussen - Schematherapie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Lidmaatschap Register <strong>Schematherapie</strong>). Het advies van het Register <strong>Schematherapie</strong> blijft echter om<br />
twee docenten in te zetten in grotere groepen cursisten. Immers, als er maar één docent aanwezig is<br />
tijdens een cursus met 24 cursisten, krijgen de cursisten veel minder feedback op hun vaardigheden<br />
tijdens de oefeningen dan wenselijk wordt geacht. Indien een <strong>Schematherapie</strong> cursus met meer dan<br />
20 cursisten een praktijktoets bevat, dienen er bij deze toets 3 docenten aanwezig te zijn (zie ‘Toets<br />
vervolgcursus’).<br />
<strong>Schematherapie</strong> cursussen<br />
Een Basiscursus ST is minimaal 25 klokuren, een Vervolgcursus ST is eveneens minimaal 25 klokuren.<br />
De Basis- en Vervolgcursus mogen ook worden samengevoegd (bijvoorbeeld tot een 50 uurs cursus).<br />
Overgangsregeling tot 2014<br />
Voor schematherapeuten i.o. die vóór 2013 cursussen volgden, geldt nog een overgangsregeling tot 1<br />
januari 2014: de basiscursus dient minimaal 25 uur te zijn, maar de vervolgcursus mag ‘gesprokkeld<br />
zijn’, dat wil zeggen samengesteld zijn uit twee of drie kortere vervolgcursussen/workshops (van<br />
minimaal 2 dagen) van in totaal minimaal 25 uur).<br />
Basiscursus<br />
Inhoud<br />
Een basiscursus ST dient te bestaan uit de volgende onderdelen met genoemde verdeling:<br />
1. Algemene schematheorie (ca. 10%)<br />
Uitleg over de schematheorie tijdens de cursus wordt voorafgegaan door zelfstudie door de cursisten<br />
ter voorbereiding op de 1 e bijeenkomst. De schematheorie wordt nader uitgelegd en toegelicht door<br />
de docenten met praktijkvoorbeelden. De uitleg omvat de theorie over basisbehoeften, wat schema’s,<br />
copingstrategieën en modi zijn, hoe deze ontstaan en zich verder ontwikkelen en bestendigen. Bij<br />
voorkeur alle, maar toch minimaal drie persoonlijkheidsstoornissen worden nader toegelicht. In ieder<br />
geval komen aan de orde: de borderline persoonlijkheidsstoornis en daarnaast minimaal één andere<br />
cluster B persoonlijkheidsstoornis en één cluster C persoonlijkheidsstoornis.<br />
2. Indicatiestelling, diagnostiek, psycho-educatie, casusconceptualisatie/modimodel<br />
en behandelplan (ca. 30%)<br />
Indicaties voor schematherapie komen aan de orde. Bij de diagnostiek staat het vaststellen van<br />
schema’s, copingstrategieën en modi centraal. De verschillende schemavragenlijsten, copinglijsten en<br />
modivragenlijsten komen aan bod. Daarnaast komen overige werkwijzen bij het vaststellen van<br />
schema’s en modi aan bod. In ieder geval komt de diagnostische imaginatie aan bod. Daarnaast<br />
komen eventueel aanvullend aan bod: observatie-instrumenten (bijvoorbeeld Mode Observer Scale)<br />
en de schema(modus)dialoog. Er wordt aandacht besteed aan psycho-educatie over schema’s en modi<br />
mede aan de hand van de diagnostische gegevens.<br />
Cursisten leren hypothesen te vormen over hoe schema’s, copingstijlen, modi en probleemgedrag zijn<br />
ontstaan vanuit de ontwikkelingsgeschiedenis en de opvoedingsachtergrond van de patiënt en ze leren<br />
deze hypothesen vast te leggen in een schemagerichte casusconceptualisatie en een modimodel<br />
(inclusief grafische weergave). Op basis daarvan leren ze doelen en een behandelplan opstellen.<br />
3. Behandeling (ca. 60%)<br />
De verschillende fasen in de schematherapie en de behandeltechnieken komen aan de orde. In de<br />
literatuur over behandeling dient een volledig overzicht te staan van alle ST behandeltechnieken. Een<br />
deel van deze behandeltechnieken wordt gedemonstreerd en geoefend tijdens de cursus. Het accent<br />
dient daarbij te liggen op het aanleren van de experiëntiële technieken en het hanteren van de<br />
therapeutische relatie. Daarnaast wordt expliciet aandacht besteed aan de schema’s van de therapeut<br />
(bij voorkeur vult iedere cursist een schemavragenlijst, YSQ, in) en de interactie met de schema’s of<br />
modi van de patiënt.<br />
Verplichte onderdelen die in een basiscursus geoefend dienen te worden:<br />
1. Interpersoonlijke technieken: hanteren van de therapeutische relatie waaronder in ieder geval<br />
limited reparenting, empathische confrontatie en limit setting.<br />
2. Experiëntiële technieken: meerstoelentechniek, imaginatie met rescripting en evt. historisch<br />
rollenspel.<br />
3. Cognitieve technieken: uitdagen van disfunctionele- en formuleren van gezonde gedachten op<br />
schemaniveau en het maken van flashcards.<br />
4. Gedragstechnieken: opstellen van een gedragsexperiment en oefenen met gezond volwassen<br />
gedrag.<br />
Vorm<br />
Kennisoverdracht vindt voornamelijk plaats door het lezen van relevante literatuur voorafgaand aan<br />
de bijeenkomsten en een toelichting daarop door de docenten via theoretische inleidingen tijdens de<br />
bijeenkomsten. Daarnaast wordt de tijd in de cursus grotendeels gevuld met demonstraties van<br />
behandeltechnieken door de docenten (via life rollenspel of DVD) en door oefening van vaardigheden.<br />
Oefenen vindt deels plaats in kleine subgroepen en deels plenair.<br />
Toets Basiscursus<br />
De eindopdracht voor de Basiscursus is: Een uitgeschreven schemagerichte casusconceptualisatie<br />
waarin zijn opgenomen: de achtergrondgegevens van de patiënt, DSM-IV classificatie, beschrijving<br />
2