Formalisme - KABK
Formalisme - KABK
Formalisme - KABK
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Formalisme</strong><br />
1. Inleiding<br />
Van voorstelling...<br />
...naar uitdrukking...<br />
...naar loutere vormen<br />
2. Algemene kenmerken van formalisme<br />
Intrinsieke criteria<br />
Autonomie<br />
Wortels<br />
Wat zijn 'loutere vormen'?<br />
3. Het formalisme van Eduard Hanslick<br />
Muziek: geen mimesis en geen expressie<br />
Tegen programmatische muziek<br />
Kritiek op Hanslick<br />
Betekenis van Hanslick<br />
4. Het formalisme van Clive Bell en Roger Fry<br />
Significante vorm<br />
Gemeenschappelijke gewaarwording<br />
Het onzegbare<br />
Kritiek<br />
Betekenis van Bell en Fry<br />
Slotopmerking<br />
5. Samenvatting<br />
6. Verder lezen<br />
- 1 -
1. Inleiding<br />
Van voorstelling...<br />
Kies een willekeurig kunstwerk en stel daarbij de vraag:<br />
wat stelt het voor?<br />
Als het om een klassiek schilderij gaat, is de vraag<br />
zelden moeilijk te beantwoorden. Klassieke schilderijen<br />
representeren klassieke onderwerpen, zoals<br />
landschappen, stillevens, portretten, historiestukken,<br />
religieuze verhalen, allegorieën enzovoort.<br />
Gaat het om een modern schilderij, dan wordt de vraag<br />
lastiger. Want wat stellen die drippings van Jackson<br />
Pollock eigenlijk voor? En die strepen en vlakken van<br />
Mondriaan, stellen die eigenlijk wel iets voor?<br />
...naar uitdrukking...<br />
Stellen we ons een andere vraag: wat drukt het<br />
kunstwerk uit?<br />
Als het om een klassiek schilderij gaat, is de vraag<br />
opnieuw nooit erg moeilijk te beantwoorden. Een 17e<br />
eeuws stilleven, weten we, drukt meestal 'vanitas'<br />
(ijdelheid), uit. En een gotisch schilderij van een moeder<br />
met kind drukt Maria-devotie uit.<br />
Ook bij de meeste moderne schilderkunst kunnen we nog<br />
wel uit de voeten met deze vraag: Jackson Pollock gaf<br />
met zijn drippings uitdrukking aan de geest van de jazz.<br />
En Piet Mondriaan heeft ons persoonlijk laten weten dat de horizontale lijnen in zijn werk de<br />
uitdrukking van 'vrouwelijkheid' zijn, en de verticale 'mannelijkheid'. Met een beetje<br />
fantasie - en een voorkeur voor vooroorlogse rollenpatronen en Freudiaanse symboliek - kun<br />
je er als beschouwer best mee uit de voeten.<br />
Maar wat nu als je helemaal geen boodschap hebt aan vooroorlogse rollenpatronen en<br />
Freudiaanse symboliek? Wat nu als je met geen mogelijkheid mannelijkheid en<br />
vrouwelijkheid ervaart in die strepen en lijnen van Mondriaan? Wat, als je alleen maar<br />
strepen, lijnen, kleurvlakken, kortom, verf op doek ziet? En wat, als je nou toevallig volmaakt<br />
tevreden bent met de schilderijen van Mondriaan zoals ze zijn? Wat, als je ze ook zonder<br />
allerlei verwijzingen naar een hogere of lagere werkelijkheid, zonder expressieve of<br />
conceptuele gevoelsinhouden domweg boeiende schilderijen vindt, die je op een fascinerende<br />
manier ontroeren?<br />
...naar loutere vormen<br />
De 20ste eeuw heeft ons als geen ander tijdperk de ogen geopend voor het feit dat<br />
kunstwerken niet noodzakelijk kunstwerken zijn, omdat ze zo goed lijken op iets anders, of<br />
omdat ze zo goed de gevoelens van de maker uitdrukken. Een kunstwerk blijkt ook te kunnen<br />
bestaan uit louter vormen - en evenzeer in staat ons te ontroeren, in vervoering te brengen<br />
- 2 -
of aan het denken te zetten.<br />
Dat verschijnsel is niet onopgemerkt voorbij gegaan is aan de beoefenaren van<br />
kunstfilosofie. En dus ontstonden tegelijkertijd met de opkomst van wat wij het ‘moderne’<br />
noemen – de tijd waarin kunstenaars hun horizon radicaal begonnen te verleggen, tegen het<br />
einde van de 19 e eeuw - bijbehorende theorieën, waarin werd geprobeerd om deze<br />
bijzondere kracht van de kunst te verklaren. Deze theorieën lokaliseren het wezen van de<br />
kunst in de loutere vorm van het kunstwerk. Ze worden gewoonlijk aangeduid met de term<br />
'formalisme'.<br />
<strong>Formalisme</strong> is de opvatting, dat het wezen van de kunst schuilt<br />
in de loutere vorm van het kunstwerk.<br />
Net als de nabootsings- en expressietheorie is ook het formalisme een normatieve opvatting. Dit betekent dat<br />
een echte formalist het beoordelen van de kwaliteit van kunstwerken op grond van andere criteria dan formele<br />
verwerpt. Consequentie van een formalistische houding is ook, dat voor het creëren van kunst slechts de loutere<br />
vorm telt. Morele waarden, historische dimensies, gevoelsmatige intenties, gelijkenis - voor de formalist heeft<br />
het allemaal niets met kunst te maken.<br />
2. Algemene kenmerken van formalisme<br />
Intrinsieke criteria<br />
De nabootsingstheorie beoordeelt de kwaliteit van een kunstwerk op grond van zijn<br />
gelijkenis met een zintuiglijk of ideëel waarneembare werkelijkheid (wat stelt het voor?), de<br />
expressietheorie beoordeelt een kunstwerk op grond van zijn expressieve kracht (wat drukt<br />
het uit?) Aangezien de nabootsing van een ideële werkelijkheid bijna hetzelfde is als de<br />
uitdrukking van een visie, een gevoel of een intuïtie, lopen nabootsingstheorie en<br />
expressietheorie op dat punt geleidelijk in elkaar over. En ze hebben nog meer gemeen.<br />
Allebei beoordelen zij kunst namelijk aan de hand van iets, dat buiten het eigenlijke<br />
kunstwerk is gelegen: 'de werkelijkheid', of 'het gevoel van de kunstenaar' of 'de<br />
besmetting met gevoel' van het kunstpubliek – zogezegd extrinsieke criteria. Het verschil<br />
met het formalisme is, dat het formalisme kunst beoordeelt op grond van intrinsieke<br />
criteria, dat wil zeggen volgens maatstaven die men kan aantreffen in de kunstwerken zelf,<br />
meer in het bijzonder de vorm van schilderijen, boeken, muziek etc. Men beoordeelt<br />
artistieke kwaliteit volgens normen die besloten liggen in het kunstwerk zelf.<br />
Autonomie<br />
De woorden 'normen' en 'zelf' zijn hierboven niet toevallig onderstreept. Het Griekse<br />
woord voor 'zelf' is 'auto', en het Griekse woord voor ‘norm’ of 'wet' is 'nomos'.<br />
Samengevoegd krijg je het woord 'autonomos', wat zoiets betekent als 'zelfwettigend', of<br />
'zichzelf legitimerend', of ‘zelf de norm stellend’.<br />
Het formalisme zoekt de essentie van kunst in de kunstwerken zelf en hun eigen, interne<br />
logica, in de autonome kwaliteit van kunstwerken.<br />
- 3 -
In verband met hedendaagse kunst wordt veel gesproken over 'autonome kunst', maar daarmee wordt niet<br />
altijd hetzelfde bedoeld als wat de formalist ermee bedoelt. Met 'autonome kunst' worden vaak kunstwerken<br />
aangeduid, die alleen omwille van zichzelf zijn gemaakt, en niet in opdracht. De formalist interpreteert de<br />
term autonoom strikter en letterlijker. Voor de formalist is een kunstenaar iemand die werken maakt, die<br />
zichzelf uitsluitend op grond van hun eigen vorm kunnen rechtvaardigen, zonder beroep te hoeven doen op<br />
extrinsieke factoren.<br />
Wortels<br />
Hoewel het formalisme in de afgelopen eeuw gebloeid heeft als nooit tevoren, en voor de<br />
ontwikkeling van de moderne kunst van groot belang is geweest, zijn er al wortels van het<br />
formalisme te vinden in de Oudheid. Zo werden in het oude Griekenland debatten gevoerd<br />
over de beoordeling van kunst op grond van louter formele criteria. De nauwkeurige<br />
toepassing van allerlei maat- en proportiesystemen in de Griekse bouw- en beeldhouwkunst,<br />
en de vele regels die men opstelde voor de vorm van gedichten of toneelstukken hangt<br />
hiermee samen. Ook in de Middeleeuwen en de Renaissance zijn vele voorbeelden aan te<br />
treffen waarbij schoonheid wordt toegeschreven aan formele zaken. Denk daarbij aan<br />
allerlei regels voor 'harmonieus kleurgebruik' en maatvoering op grond van wiskundige<br />
wetmatigheden.<br />
Wat zijn 'loutere vormen'?<br />
De formalist ziet loutere vormen als het wezen van de kunst, en beperkt kunstbeschouwing<br />
tot het analyseren van formele aspecten van kunstwerken. Maar wat moeten we nou eigenlijk<br />
precies verstaan onder de 'loutere vorm' van een kunstwerk? Een systematisch antwoord op<br />
de vraag wat formele eigenschappen van een kunstwerk zijn, is gegeven door de Zwitserse<br />
kunsthistoricus Heinrich Wölflinn (1864-1945). Hij bedacht een systeem dat als doel had om<br />
kunstwerken uit alle tijden en landen met elkaar te kunnen vergelijken. Hij vond dat dit<br />
alleen kon wanneer men zich richtte op de analyse van formele eigenschappen - een methode<br />
die hij 'morfologie' noemde. Wölflinns morfologie analyseert kunstwerken met behulp van<br />
tegengestelde begrippenparen, zoals:<br />
lineair - picturaal<br />
tonaal - coloristisch<br />
vlakheid - diepte<br />
gesloten vorm - open vorm<br />
veelheid - eenheid<br />
helderheid - vaagheid<br />
De hierboven opgesomde begrippenparen zijn uiteraard vooral van toepassing op de<br />
beeldende kunst, maar men kan ook morfologische begrippenparen bedenken voor muziek,<br />
literatuur, theater - kortom, alle kunstdisciplines.<br />
- 4 -
3. Het formalisme van Eduard Hanslick<br />
Muziek: geen mimesis en geen expressie<br />
Eén van de wegbereiders van het moderne formalisme was<br />
de 19e eeuwse muziektheoreticus Eduard Hanslick.<br />
Kern van zijn denkbeelden is, dat van alle kunsten de<br />
instrumentale muziek de meest autonome is.<br />
Hanslick baseerde die opvatting op drie intrigerende<br />
observaties. Hij stelde ten eerste, dat muziek niets hoeft<br />
na te bootsen om toch onze verbeelding te prikkelen; ten<br />
tweede, dat wij niet hoeven te weten wat een componist<br />
precies voor gevoel heeft willen uitdrukken om toch<br />
ontroerd te raken; en tenslotte, dat die verbeelding en<br />
ontroering nooit eenduidig zijn, maar verschillen van<br />
luisteraar tot luisteraar.<br />
Eduard Hanslick<br />
Hanslick concludeerde daaruit, dat het vermogen van muziek om onze verbeelding te<br />
stimuleren en ons te ontroeren, wel moet liggen in de aard van de muzikale vormen zelf. Het<br />
zijn de muzikale vormen, die de inhoud veroorzaken. En derhalve is het niet zo, dat<br />
extrinsieke zaken de essentie van een muziekstuk kunnen zijn. Het is de autonome vorm van<br />
een muziekstuk zelf, die volgens Hanslick de gevoelsmatige of mimetische inhoud oproept.<br />
Tegen programmatische muziek<br />
Hanslick schreef zijn gedachten over de autonomie van muziek in zijn boek 'Vom<br />
Musikalisch-Schönen' in 1854. Dat was in een tijd, waarin de muziekwereld werd<br />
gedomineerd door de Duitse componist Richard Wagner en zijn bewonderaars. Wagner staat<br />
bekend om zijn streven naar 'programmatische' muziek, dat wil zeggen muziek die is bedoeld<br />
om grote begrippen en gevoelens uit- en af te beelden, binnen de context van een<br />
'Gesomtkunstwerk' van theater, literatuur, architectuur, ritueel en muziek. Muziek dient bij<br />
Wagner om theatrale handelingen dramatisch te versterken, en omgekeerd dramatiseert de<br />
theatrale handeling de muziek.<br />
Hanslick ontkende niet dat muziek een dergelijke illustratieve functie kan vervullen, maar<br />
stelde dat dit niet behoort tot het onherleidbare wezen van de muziek.<br />
Kritiek op Hanslick<br />
De drie observaties van Hanslick lijken alleszins juist te zijn, maar er is natuurlijk wel<br />
kritiek mogelijk op zijn conclusies. Zo is het voor ons moeilijk te aanvaarden dat alleen<br />
instrumentale muziek volslagen autonoom is, en dat muziek eigenlijk als de moeder aller<br />
kunsten zou moeten worden beschouwd. De ontwikkeling van de kunsten in de 20ste eeuw<br />
heeft laten zien, dat eigenlijk alle kunstdisciplines kunnen worden beoefend en beschouwd<br />
vanuit een formalistisch uitgangspunt. Want, zoals we bij de bespreking van Wölflinns<br />
morfologie al hebben opgemerkt: ieder kunstwerk kent zijn eigen vormentaal, die<br />
samenhangt met het gebruikte medium. Een gedicht, bijvoorbeeld, wordt opgebouwd uit<br />
woorden, die volgens een specifieke grammatica worden gerangschikt. Tal van dichters, zoals<br />
- 5 -
ijvoorbeeld Paul van Ostayen, hebben poëzie geschreven, waarin het juist gaat om het<br />
benadrukken van deze formele eigenschappen. Ook de schilderkunst ontwikkelde zich in een<br />
richting, waarin de loutere vormen van het schilderen tot op het bot werden gefileerd en<br />
zichtbaar gemaakt. Wij hebben er tegenwoordig niet langer moeite mee om de schilderijen<br />
van Mondriaan en Pollock te waarderen, simpelweg om wat ze zijn - zonder eerst te hoeven<br />
weten wat door de makers ermee bedoeld of nagebootst is.<br />
Betekenis van Hanslick<br />
In alle kunsten is in de 20ste eeuw het formalisme dominant geworden. Talloze kunstenaars<br />
zijn gaan streven naar het hanteren van een autonome artistieke vormentaal, louter en alleen<br />
omwille van zichzelf. Belangrijker dan de wijze waarop Hanslick zijn ideeën<br />
beargumenteerde, is dan ook dat hij hiermee de weg opende voor een geheel andere<br />
benadering van kunst in het algemeen en muziek in het bijzonder, dan tot dan toe<br />
gebruikelijk was.<br />
4. Het formalisme van Clive Bell en Roger Fry<br />
Clive Bell en roger Fry<br />
Hanslick verwoordde formalistische denkbeelden in zijn<br />
muziektheorie. Twee kunstcritici die dit voor de beeldende<br />
kunsten hebben getracht te doen, zijn de Engelsen Clive Bell<br />
(1881-1956) en Roger Fry (1866-1934).<br />
Bell en Fry maakten aan het begin van de twintigste eeuw deel<br />
uit van de zogenaamde 'Bloomsbury Group', een select<br />
gezelschap van schrijvers, kunstenaars en critici. Onder hen<br />
bijvoorbeeld de schrijfster Virginia Woolf. Zij deelden met<br />
elkaar een passie voor nieuwe ontwikkelingen in de kunst, in het<br />
bijzonder die in de Franse schilderkunst na het Impressionisme,<br />
en met name Manet en Cézanne. Clive Bell<br />
Roger Fry organiseerde in 1910 hierover een tentoonstelling in<br />
Londen, getiteld 'Manet and the Post-Impressionists'. Strekking: de<br />
impressionisten richtten zich op de registratie van kleur en licht,<br />
maar verwaarloosden daarbij de vorm van hun onderwerpen, zodat<br />
hun schilderijen vaag en onduidelijk werden. In reactie hierop<br />
zochten schilders als Manet naar een werkwijze die weer greep<br />
kreeg op de vorm. Met name Cézanne ging daarin zeer systematisch<br />
te werk: hij reduceerde alle visueel waarneembare vormen in zijn<br />
schilderijen tot heldere, geometrische vormen.<br />
Roger Fry, zelfportret<br />
Dit terugbrengen van vormen tot hun meest veelzeggende essentie inspireerde Bell en Fry<br />
tot hun beroemd geworden concept van de 'significante vorm'. Cézanne toonde in zijn<br />
schilderijen de essentie van een vorm, en door die essentiële vormen wordt het schilderij<br />
tot kunst. Deze vormen zijn daarom 'significant', wezenlijker dan andere vormen.<br />
- 6 -
Gemeenschappelijke gewaarwording door significante vorm<br />
Bell en Fry verbonden daar nog een redenering aan: kunstwerken hebben het vermogen ons<br />
te ontroeren en in vervoering te brengen. Dit geldt vreemd genoeg evenzeer voor een<br />
sculptuur van Michelangelo als voor een Oceanisch masker, en net zo goed voor een<br />
schilderij van Manet als voor een prehistorische grotschildering. Er moet dus iets<br />
gemeenschappelijks zitten in al die uitingen, dat de artistieke gewaarwording opwekt. Dat<br />
gemeenschappelijke is de 'significante vorm'.<br />
De significante vorm is van alle tijden en plaatsen. Hij kan door alle mensen ervaren worden.<br />
Significante vorm openbaart zich vooral daar, waar een complexe vorm wordt teruggebracht<br />
tot een enkelvoudig, krachtig beeld - zoals in de Post-Impressionistische schilderijen, maar<br />
ook in de abstraherende kunst van het Archaïsche Griekenland of de beelden of Paaseiland.<br />
Het gaat daarom volgens Bell en Fry in de kunst niet om natuurgetrouwe nabootsing of<br />
zelfexpressie, maar om het tot stand brengen en ervaren van een 'significante vorm'.<br />
Het Onzegbare<br />
Maar hoe komt het dat de 'significante vorm' zo'n bijzondere werking heeft? Volgens Bell<br />
en Fry is de 'significante vorm' verbonden met een bijzondere laag in ons bewustzijn. De<br />
significante vorm drukt het 'onzegbare' uit, en openbaart ons mystieke gewaarwordingen.<br />
Hij brengt ons in contact met het bovennatuurlijke, het geestelijke, het goddelijke<br />
desnoods - hetgeen ook verklaart waarom wij significantie kunnen ervaren in totaal<br />
uiteenlopende kunstuitingen.<br />
Met dit laatste - een beroep op mystiek - voorzien Bell en Fry hun formalisme van een<br />
metafysische verklaring. Hanslick moest ons die verklaring schuldig blijven, Bell en Fry<br />
lossen het aldus op.<br />
Kritiek<br />
Er zitten, ondanks de aantrekkelijkheid van het begrip 'significante vorm', nogal wat haken<br />
en ogen aan de denkbeelden van Bell en Fry.<br />
Allereerst is er door critici opgemerkt dat zij in hun verklaring van de 'significante vorm'<br />
een cirkelredenering toepasten: kunst is een bijzondere, tijdloze gewaarwording; deze<br />
wordt veroorzaakt door een 'significante vorm'. Die significante vorm is eigenlijk de<br />
gewaarwording van het onzegbare. Het onzegbare is een bijzondere, tijdloze gewaarwording<br />
- waarmee de cirkel rond is - en eigenlijk niets verklaard.<br />
Daarnaast is juist de metafysica van Bell en Fry een steen des aanstoots geweest. Door het<br />
bovennatuurlijke of onzegbare te introduceren ondergraven zij namelijk hun eigen<br />
formalisme: enerzijds claimen zij dat slechts de vorm van een kunstwerk essentieel is,<br />
anderzijds koppelen zij aan die vorm toch weer het extrinsieke gegeven van een<br />
bovennatuurlijke wereld. En zo'n bovennatuurlijke wereld is speculatief van aard, dat wil<br />
zeggen: onbewijsbaar.<br />
Betekenis van Bell en Fry<br />
Ondanks alle filosofische kritiek die er op hun formalisme mogelijk is, oefenden Bell en Fry<br />
in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog aanmerkelijke invloed uit op de ontwikkeling van<br />
de moderne kunst, door hun concept van 'significante vorm'. Vele kunstenaars zagen hun<br />
drang tot abstractie theoretisch gelegitimeerd door Bell en Fry. Bell en Fry hebben<br />
bovendien in belangrijke mate bijgedragen aan de belangstelling van Europese kunstenaars<br />
- 7 -
voor niet-westerse kunstuitingen - zie bijvoorbeeld Picasso’s interesse voor Afrikaanse<br />
kunst.<br />
Slotopmerking<br />
Het lijkt inmiddels alsof geen van de klassieke theorieën 'het wezen van de kunst' op een<br />
volstrekt bevredigende wijze kunnen duiden. Telkens is er sprake van gaten in de<br />
redeneringen, of moeten de theoretici terugvallen op simplificaties dan wel speculatieve<br />
metafysica. Ondanks de grote populariteit van de drie klassieke theorieën staat het raadsel<br />
van de kunst nog altijd fier overeind - misschien nog wel raadselachtiger dan aan het begin<br />
van onze besprekingen van mimesis, expressie en formalisme.<br />
- 8 -
5. Samenvatting<br />
<strong>Formalisme</strong> is de opvatting, dat het wezen van de kunst schuilt in de loutere vorm van het<br />
kunstwerk.<br />
De formalist beoordeelt kunstwerken op grond van intrinsieke criteria en legt daarmee de<br />
nadruk op de autonomie van een kunstwerk.<br />
Het formalisme is vooral tot bloei gekomen in de twintigste eeuw, maar er zijn al wortels van<br />
formalistische kunstopvattingen te vinden in de Griekse oudheid, in de Middeleeuwen en in<br />
de Renaissance.<br />
Onder loutere vormen van beeldende kunst kunnen zaken worden verstaan als: lijn, kleur,<br />
vlak, ruimte, compositie, toon, plasticiteit etc. Iedere kunstzinnige discipline kent zijn eigen<br />
loutere vormen.<br />
Een systematische inventarisatie van formele aspecten kan geschieden volgens de<br />
zogenaamde ‘morfologie’ van Heinrich Wölflinn. De morfologie analyseert kunstwerken door<br />
ze te toetsen aan tegengestelde begrippenparen. Hierdoor kunnen kunstwerken uit zeer<br />
verschillende contexten met elkaar worden vergeleken, en kan de autonome kwaliteit van een<br />
kunstwerk inzichtelijk worden gemaakt.<br />
Een van de eerste moderne formalistische theorieën is van Eduard Hanslick. Hij stelde dat<br />
instrumentale muziek de meest autonome kunstvorm is. Volgens Hanslick is het niet nodig om<br />
muziek toe te passen of te versterken door middel van literaire of dramatische<br />
toevoegingen, zoals in het oeuvre van Richard Wagner wordt gedaan. Hanslick gaf geen<br />
verklaring voor de bijzondere, autonome vermogens van instrumentale muziek, en ook had hij<br />
weinig oog voor het feit, dat eigenlijk alle kunstvormen gebaseerd zijn op een autonome<br />
vormentaal, die evenzeer als muziek autonoom kan ontroeren.<br />
Twee critici, die het formalisme in de beeldende kunsten theoretisch gestalte hebben<br />
gegeven zijn Clive Bell en Roger Fry. Zij ontwikkelden vanuit hun bewondering voor de postimpressionistische<br />
schilderkunst het begrip 'significante vorm'. In een kunstwerk gaat het<br />
niet zomaar om het creëren van vormen, maar om het scheppen van 'significante vormen'.<br />
Dit zijn vormen, die wezenlijker zijn dan andere, en die de beschouwer 'het onzegbare' doen<br />
ervaren. Het begrip 'significante vorm' heeft veel kunstenaars geïnspireerd tot<br />
abstraherend werk. Het begrip is echter problematisch vanwege het beroep dat wordt<br />
gedaan op 'het onzegbare' - een concept dat niet veel verheldert.<br />
Geen van de drie klassieke theorieën is bij machte om het raadsel van 'het wezen van de<br />
kunst' afdoende te verklaren.<br />
- 9 -
6. Verder lezen<br />
A.A. van den Braembussche, Denken over kunst, hoofdstuk 4<br />
Nigel Warburton, The Art Question; chapter 1, Significant Form (Routledge) 2004<br />
Willem van Dongen, Doorzien; een kunstwerk op tien manieren bekeken, Assen/Maastricht<br />
1990, hoofdstuk 2<br />
* boeiende inleiding over morfologie; trouwens over de hele linie een handige inleiding over<br />
kunstbeschouwing. Helaas niet meer in te koop.<br />
Oorspronkelijke bronnen:<br />
E. Hanslick Vom Musikalisch-Schönen, Leipzig 1984<br />
C. Bell, Art. The classic manifesto on art, society, and aesthetics, Oxford 1987<br />
R. Fry, Vision and Design, Oxford 1981<br />
Excerpten:<br />
Roger Fry (1966-1934) ‘An essay in Aesthetics’ in: Art in Theory 1900-2000, Malden 2003,<br />
blz. 75-82.<br />
Clive Bell (1881-1964) ‘The Aesthetic Hypothesis’ in Art in Theory 1900-2000, Malden 2003,<br />
blz. 107-110.<br />
Online bronnen:<br />
E. Hanslick Vom Musikalisch-Schönen,<br />
http://www.koelnklavier.de/quellen/hanslick/_titel.html<br />
* Volledige tekst in html (Duits)<br />
Clive Bell, Art, http://www.csulb.edu/~jvancamp/361r13.html<br />
* Excerpt uit Bell's boek over 'significante vorm' in html (Engels)<br />
- 10 -