14.10.2013 Views

260720 Alfa Spider NL - Fiat-Service

260720 Alfa Spider NL - Fiat-Service

260720 Alfa Spider NL - Fiat-Service

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

INSTRUCTIEBOEK ALFA<br />

604.31.439 <strong>NL</strong>


Geachte cliënt,<br />

Hartelijk dank dat u voor een <strong>Alfa</strong> Romeo hebt gekozen.<br />

Uw <strong>Alfa</strong> <strong>Spider</strong> is ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier te garanderen.<br />

Dit instructieboekje helpt u snel vertrouwd te raken met de eigenschappen en de werking van uw auto.<br />

De volgende pagina’s bevatten de volledige informatie waarmee u maximaal kunt profiteren van uw <strong>Alfa</strong><br />

<strong>Spider</strong>. Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het in conditie houden<br />

van de auto en milieubewust autorijden.<br />

In het boekje “<strong>Alfa</strong> tot uw dienst” vindt u het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden en<br />

een overzicht van de speciale aanvullende service voor <strong>Alfa</strong> Romeo-cliënten.<br />

Belangrijke en waardevolle dienstverlening. Want wie een <strong>Alfa</strong> Romeo koopt, koopt niet alleen een auto,<br />

maar ook de rust van een uitgebreide ondersteuning en een efficiënte, snelle en wijdvertakte organisatie.<br />

Wij herinneren u er bovendien aan dat <strong>Alfa</strong> Romeo hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken:<br />

100% recycling. Als uw <strong>Alfa</strong> <strong>Spider</strong> buiten gebruik moet worden gesteld, zorgt <strong>Alfa</strong> ervoor dat dit op milieuvriendelijke<br />

wijze gebeurt en dat alle materialen gerecycleerd worden (volgens de wettelijke normen).<br />

Voor het milieu heeft dat grote voordelen: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe<br />

grondstoffen nodig.<br />

Veel leesplezier en goede reis.<br />

In dit instructieboekje worden alle uitvoeringen van de <strong>Alfa</strong> <strong>Spider</strong> beschreven. U dient zich aan<br />

de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van<br />

de auto die u gekocht hebt.


ABSOLUUT LEZEN!<br />

BRANDSTOF TANKEN<br />

K<br />

MOTOR STARTEN<br />

Tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />

Controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; steek de elektronische sleutel<br />

in het contactslot; trap het koppelings- of rempedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; druk op<br />

de START/STOP-knop en laat de knop los zodra de motor aanslaat.<br />

PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN<br />

<br />

Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet<br />

boven gras, droge bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.<br />

BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />

De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van<br />

invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.


ELEKTRISCHE APPARATUUR<br />

<br />

CODE-CARD<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam<br />

kan ontladen), wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de<br />

auto geschikt is voor het extra stroomverbruik.<br />

Bewaar deze op een veilige plaats, maar niet in de auto.<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />

Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de auto<br />

gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten laag.<br />

IN HET INSTRUCTIEBOEKJE....<br />

…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud<br />

van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden) # (bescherming van het<br />

milieu) â (conditie van de auto).


Bij vragen of problemen op servicegebied dient u zich bij voorkeur te wenden tot de dealer die de auto heeft<br />

verkocht, hoewel u voor onderhoud of reparatie natuurlijk op ieder erkend <strong>Alfa</strong> Romeo-servicepunt een beroep<br />

kunt doen.<br />

<strong>Service</strong>- en garantiehandleiding<br />

Bij elke nieuwe auto ontvangt de eigenaar het boekje “<strong>Alfa</strong> tot uw dienst”, waarin alle diensten zijn omschreven<br />

waar u recht op hebt. In het boekje is ook het garantiecertificaat opgenomen met een complete vermelding van<br />

de bijbehorende voorwaarden. Verder treft u in dit boekje een schema aan voor het registreren van de uitgevoerde<br />

onderhoudsbeurten.<br />

Wij adviseren u de voorgeschreven onderhoudsbeurten tijdig door een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te laten uitvoeren.<br />

Regelmatig onderhoud is een essentiële voorwaarde voor een lange levensduur van de diverse mechanische componenten<br />

en zorgt ervoor dat uw <strong>Alfa</strong> Romeo voortdurend optimale prestaties levert bij een laag brandstofverbruik.<br />

Naleving van de onderhoudsvoorschriften is ook vereist om aanspraak op garantie te kunnen maken.<br />

<strong>Service</strong>gids<br />

Deze bevat de lijst met <strong>Alfa</strong> Romeo-dealers. De officiële dealers zijn te herkennen aan borden met het embleem<br />

en de naam van <strong>Alfa</strong> Romeo.<br />

De <strong>Alfa</strong> Romeo-organisatie in Italië kan ook worden gevonden onder de “A” van <strong>Alfa</strong> Romeo in het telefoonboek.<br />

Niet alle uitvoeringen, die in dit instructieboekje worden beschreven, worden in alle landen verkocht. Slechts enkele<br />

hier beschreven accessoires worden standaard op de auto gemonteerd. Controleer bij uw dealer de lijst met<br />

beschikbare accessoires.


VEILIGHEID<br />

VAN DE INZITTENDEN<br />

Let op. Het niet of gedeeltelijk<br />

opvolgen van deze instructies kan gevaar<br />

opleveren voor de inzittenden.<br />

DE SYMBOLEN IN DIT BOEK<br />

Op deze pagina zijn de symbolen afgebeeld die in dit boekje worden gebruikt<br />

om de aandacht te richten op een bepaald onderwerp.<br />

BESCHERMING VAN<br />

HET MILIEU<br />

Aanwijzing voor het juiste gedrag,<br />

zodat het gebruik van de auto zo min<br />

mogelijk schade aan het milieu oplevert.<br />

CONDITIE<br />

VAN DE AUTO<br />

Let op. Het niet of gedeeltelijk opvolgen<br />

van deze instructies schaadt de conditie<br />

van de auto en zal in veel gevallen ook<br />

de garantie doen vervallen.<br />

De teksten, afbeeldingen en technische gegevens in dit boekje zijn gebaseerd op de<br />

stand van zaken bij het ter perse gaan.<br />

In het voortdurende streven de kwaliteit van haar producten te verbeteren, behoudt <strong>Alfa</strong> Romeo zich het<br />

recht voor te allen tijde,<br />

zonder voorafgaande kennisgeving, wijzigingen in de technische specificaties en de uitrusting door te voeren.<br />

Wendt u voor meer informatie tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

6<br />

DASHBOARD EN BEDIENING<br />

DASHBOARD .................................................... 7<br />

INSTRUMENTENPANEEL...................................... 8<br />

SYMBOLEN...................................................... 9<br />

ALFA ROMEO CODE ........................................... 9<br />

ELEKTRONISCHE SLEUTEL .................................. 11<br />

DIEFSTALALARM................................................ 17<br />

CONTACTSLOT .................................................. 19<br />

INSTRUMENTEN................................................ 22<br />

INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ............ 26<br />

ZITPLAATSEN ................................................... 41<br />

HOOFDSTEUNEN .............................................. 43<br />

STUURWIEL .................................................... 44<br />

SPIEGELS ....................................................... 45<br />

KLIMAATREGELING ........................................... 48<br />

AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND ..................... 50<br />

AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH MET<br />

GESCHEIDEN REGELING .................................... 53<br />

BUITENVERLICHTING ........................................ 64<br />

RUITEN REINIGEN ............................................ 67<br />

CRUISE-CONTROL ............................................. 71<br />

PLAFONDVERLICHTING ...................................... 74<br />

BEDIENINGSORGANEN ...................................... 76<br />

INTERIEURUITRUSTING ..................................... 79<br />

DE CABRIOKAP ................................................. 82<br />

PORTIEREN ..................................................... 88<br />

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ............................ 90<br />

BAGAGERUIMTE ............................................... 93<br />

MOTORKAP ..................................................... 96<br />

KOPLAMPEN .................................................... 98<br />

ABS ............................................................... 100<br />

VDC-SYSTEEM ................................................. 102<br />

EOBD-SYSTEEM ............................................... 106<br />

AUTORADIO...................................................... 106<br />

EXTRA ACCESSOIRES ........................................ 107<br />

PARKEERSENSOREN .......................................... 108<br />

TANKEN MET DE ALFA SPIDER ............................ 111<br />

BESCHERMING VAN HET MILIEU ........................ 112


DASHBOARD<br />

fig. 1<br />

1. Verstel- en regelbare luchtroosters aan zijkant - 2. Luchtroosters voor ontwasemen/ontdooien van zijruiten voor - 3.<br />

Bedieningshendel buitenverlichting - 4. Instrumentenpaneel - 5. Frontairbag bestuurderszijde en claxon - 6.<br />

Bedieningshendel ruitenwissers 7. Luchtrooster middenboven - 8. Verstel- en regelbare luchtroosters in het midden - 9.<br />

Brandstofmeter/koelvloeistoftemperatuurmeter/motorolietemperatuurmeter - 10. Frontairbag passagierszijde - 11.<br />

Knie-airbag voor passagierszijde (indien aanwezig) - 12. Dashboardkastje - 13. Autoradio - 14. Bedieningsknoppen klimaatregeling<br />

- 15. START/STOP-knop voor het starten van de motor - 16. Contactslot - 17. Knie-airbag bestuurderszijde<br />

- 18. Bedieningsorganen op stuurwiel voor autoradio (indien aanwezig) - 19. Bedieningshendel cruise-control<br />

(indien aanwezig) - 20. Hendel voor motorkapontgrendeling - 21. Toegangsklepje zekeringenkastje op dashboard - 22.<br />

Bedieningsschakelaars buitenverlichting, op nul zetten dagteller en koplampverstelling.<br />

A0G0056m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

7


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

8<br />

INSTRUMENTENPANEEL<br />

A. Snelheidsmeter<br />

B. Lampjes<br />

C. Toerenteller<br />

D. Instelbaar multifunctioneel display<br />

fig. 2<br />

A0G0279m


SYMBOLEN<br />

Op of in de nabijheid van enkele<br />

onderdelen van uw auto zijn plaatjes<br />

met een bepaalde kleur aangebracht<br />

met daarop symbolen die uw aandacht<br />

vragen en die voorzorgsmaatregelen<br />

aangeven die u in acht moet<br />

nemen als u met het betreffende<br />

onderdeel te maken krijgt.<br />

Onder de motorkap is een plaatje fig. 3<br />

aangebracht, waarop de betekenis van<br />

de symbolen wordt verklaard.<br />

fig. 3<br />

A0G0138m<br />

ALFA ROMEO CODE<br />

Voor een nog betere bescherming<br />

tegen diefstal is de auto uitgerust met<br />

een elektronische startblokkering. Het<br />

systeem schakelt automatisch in als<br />

de elektronische sleutel uit het contactslot<br />

wordt genomen.<br />

In iedere elektronische sleutel zit een<br />

elektronische component gemonteerd<br />

die bij het starten van de motor het<br />

signaal van een antenne in het contactslot<br />

moduleert. Het signaal wordt<br />

bij het starten omgezet in een gecodeerd<br />

signaal en vervolgens aan de<br />

regeleenheid van de <strong>Alfa</strong> Romeo CODE<br />

gezonden, die, als de elektronische<br />

sleutel is herkend, het starten van de<br />

motor mogelijk maakt.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

9


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

10<br />

WERKING<br />

Iedere keer als de elektronische sleutel<br />

in het contactslot wordt gestoken<br />

en de motor wordt gestart, stuurt het<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo CODE-systeem een code<br />

naar de regeleenheid van de motor<br />

om de blokkering van de functies op<br />

te heffen.<br />

De code wordt alleen verzonden als<br />

de regeleenheid van het systeem de<br />

door de sleutel verzonden code heeft<br />

herkend.<br />

Als na het insteken van de elektronische<br />

sleutel in het contactslot of na<br />

het indrukken van de startknop, de<br />

code niet wordt herkend, verschijnen<br />

op het display een bericht en een symbool<br />

(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />

berichten”).<br />

In dat geval raden wij u aan de elektronische<br />

sleutel uit het contactslot te<br />

nemen en de sleutel opnieuw in het<br />

slot te steken; als de motor geblokkeerd<br />

blijft, probeer het dan opnieuw<br />

met de andere geleverde sleutels. Als<br />

u er ook na deze handelingen nog niet<br />

in slaagt de motor te starten, wendt u<br />

dan tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Weergave bericht en symbool<br />

Y tijdens het rijden<br />

Als het bericht en het symbool Y op<br />

het display worden weergegeven,<br />

betekent dit dat het systeem zichzelf<br />

controleert (bijv. bij een vermindering<br />

van de spanning).<br />

Als het bericht en het symbool Y op<br />

het display blijven weergegeven,<br />

wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK Elke elektronische<br />

sleutel heeft een eigen code die in de<br />

regeleenheid van het systeem moet<br />

worden opgeslagen. Voor het opslaan<br />

van nieuwe sleutels (maximaal acht)<br />

moet u zich tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

wenden. Hierbij moeten alle in uw<br />

bezit zijnde sleutels, de CODE-card,<br />

een identiteitsbewijs en het kentekenbewijs<br />

worden meegenomen. Als tijdens<br />

het opslaan van een nieuwe sleutelcode<br />

de reeds opgeslagen sleutelcodes<br />

niet opnieuw worden ingevoerd,<br />

worden ze uit het geheugen gewist,<br />

zodat eventueel verloren of gestolen<br />

sleutels niet meer gebruikt kunnen<br />

worden voor het starten van de motor.<br />

Bij krachtige stoten kan<br />

de elektronische sleutel<br />

beschadigd worden.<br />

Als na ongeveer 2<br />

seconden nadat de<br />

sleutel in het contactslot<br />

is gestoken, het bericht en<br />

het symbool op het display<br />

blijven weergegeven, dan is de<br />

code van de sleutels niet opgeslagen<br />

en wordt de auto niet<br />

beveiligd door het <strong>Alfa</strong> Romeo<br />

CODE-systeem tegen eventuele<br />

diefstalpogingen. Wendt u<br />

direct tot een <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

om de sleutelcodes te<br />

laten opslaan.


ELEKTRONISCHE<br />

SLEUTEL<br />

CODE-CARD<br />

Bij de sleutels van de auto wordt de<br />

CODE-card fig. 4 geleverd, waarop<br />

de mechanische code A en de elektronische<br />

code B staan aangegeven.<br />

Bewaar de codes op een veilige<br />

plaats, maar niet in de auto.<br />

Als de auto wordt verkocht,<br />

moet de elektronische<br />

sleutel en de<br />

CODE-card overhandigd worden<br />

aan de nieuwe eigenaar.<br />

fig. 4<br />

A0G0023m<br />

ELEKTRONISCHE SLEUTEL<br />

fig. 5<br />

Bij de auto worden twee elektronische<br />

sleutels geleverd met afstandsbediening.<br />

Met de elektronische sleutel bedient u<br />

het contactslot van de auto.<br />

Met de knop Á bedient u de centrale<br />

vergrendeling van de portieren, het<br />

kofferdeksel en het tankklepje, en<br />

schakelt u het diefstalalarm in (indien<br />

aanwezig).<br />

Als u de sloten hebt vergrendeld, klappen<br />

de buitenspiegels in (indien aanwezig);<br />

de spiegels klappen automatisch<br />

weer open als de sleutel weer in<br />

het contactslot wordt gestoken. Deze<br />

functie kan worden uitgeschakeld (zie<br />

de paragraaf “Spiegels”).<br />

fig. 5<br />

A0G0021m<br />

Met de knop Ëbedient u de centrale ontgrendeling<br />

van de portieren, het kofferdeksel<br />

en het tankklepje, en schakelt u<br />

het diefstalalarm uit (indien aanwezig).<br />

Knop ` dient voor het openen van<br />

het kofferdeksel.<br />

Als u de portieren ontgrendelt door de<br />

knop Ë in te drukken en binnen 2,5<br />

minuut geen enkel portier of het kofferdeksel<br />

wordt geopend, dan vergrendelt<br />

het systeem automatisch de gehele auto.<br />

Als u de portieren ontgrendelt, gaat de<br />

ruit aan bestuurderszijde een stukje open<br />

zodat het portier makkelijker geopend<br />

kan worden. Als het portier niet geopend<br />

wordt, sluit de ruit na ongeveer 3 minuten<br />

automatisch. Als het portier daarentegen<br />

wordt geopend, dan sluit de ruit als<br />

het portier weer wordt gesloten.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

11


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

12<br />

fig. 6<br />

A0G0022m<br />

In de elektronische sleutel fig. 6 zit ook<br />

een metalen noodsleutel A, die kan worden<br />

uitgetrokken nadat knop B is ingedrukt.<br />

De metalen noodsleutel dient voor:<br />

❒ het centraal ver-/ontgrendelen van<br />

de portieren door het portierslot aan<br />

bestuurderszijde te bedienen (bij een<br />

lege accu kan alleen het bestuurdersportier<br />

geopend worden);<br />

❒ het openen/sluiten van de ruiten;<br />

❒ de schakelaar (indien aanwezig)<br />

voor het uitschakelen van de frontairbag<br />

en de knie-airbag (indien aanwezig)<br />

aan passagierszijde;<br />

❒ het safe lock-systeem (indien aanwezig);<br />

❒ het ontgrendelen in noodgevallen<br />

van de elektronische sleutel in het<br />

contactslot.<br />

BELANGRIJK Stel de elektronische<br />

sleutel niet aan de zon bloot: hij kan<br />

dan beschadigen.<br />

BELANGRIJK De frequentie van de<br />

afstandsbediening kan worden gestoord<br />

door krachtige radiosignalen van buiten<br />

de auto (bijv. van mobiele telefoons, van<br />

radioamateurs enz.). Hierdoor kan de<br />

werking van de afstandsbediening worden<br />

beïnvloed.<br />

ATTENTIE<br />

Laat de elektronische<br />

sleutel nooit onbeheerd<br />

achter. Hiermee voorkomt u<br />

dat iemand (dit geldt in het bijzonder<br />

voor kinderen) de sleutel<br />

hanteert en per ongeluk op<br />

de knop B-fig. 6 drukt.<br />

fig. 7<br />

A0G0021m<br />

Batterij vervangen van de<br />

elektronische sleutel<br />

Als u een van de knoppen Ë, Á of<br />

` indrukt en het commando<br />

wordt geweigerd of niet uitgevoerd,<br />

dan moet de batterij worden vervangen<br />

door een nieuw identiek exemplaar<br />

dat normaal in de handel verkrijgbaar<br />

is.<br />

Als u er zeker van wilt zijn dat de batterij<br />

vervangen moet worden, probeer<br />

dan de knoppen Ë, Á of ` in te<br />

drukken op een andere elektronische<br />

sleutel.<br />

Als het kofferdeksel weer wordt gesloten,<br />

dan worden de bewakingsfuncties<br />

hersteld en knipperen de richtingaanwijzers<br />

1 keer.


fig. 8<br />

A0G0035m<br />

Ga voor het vervangen van de batterij<br />

fig. 8 als volgt te werk:<br />

❒ trek de metalen noodsleutel A uit<br />

door op de knop B te drukken;<br />

❒ wip het geklemde rode vakje Bfig.<br />

9 los met de metalen noodsleutel<br />

A van de elektronische<br />

sleutel op het in de figuur aangegeven<br />

punt;<br />

fig. 9<br />

A0G0242m<br />

❒ verwijder de batterij D-fig. 8 uit<br />

het vakje en onthoud de polariteit<br />

(in de afgebeelde stand moet de<br />

minpool zich aan de onderkant<br />

bevinden);<br />

❒ plaats de nieuwe batterij in het<br />

vakje en let hierbij op de polariteit;<br />

❒ plaats het vakje goed in de zitting<br />

en steek de metalen noodsleutel<br />

weer in de houder.<br />

BELANGRIJK Raak de elektrische<br />

contacten in de elektronische sleutel<br />

niet aan en voorkom dat er vloeistof of<br />

stof in de sleutel komt.<br />

Lege batterijen zijn<br />

schadelijk voor het<br />

milieu. Ze moeten in<br />

daarvoor bestemde containers<br />

worden gedeponeerd of kunnen<br />

ingeleverd worden bij de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer, die voor<br />

de verwerking zorgt.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

13


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

14<br />

SAFE LOCK-SYSTEEM<br />

(indien aanwezig)<br />

Dit veiligheidssysteem verhindert de<br />

werking van de binnenhandgrepen.<br />

Het safe lock-systeem biedt dus de<br />

beste bescherming tegen inbraakpogingen.<br />

Daarom raden wij u aan om<br />

iedere keer als u de auto verlaat, het<br />

systeem in te schakelen.<br />

ATTENTIE<br />

Als het safe lock-systeem<br />

is ingeschakeld,<br />

kunnen op geen enkele manier<br />

de portieren van binnenuit<br />

worden geopend. Zorg er daarom<br />

voor dat er geen personen<br />

meer aan boord zijn als u de<br />

auto verlaat.<br />

ATTENTIE<br />

Als de batterij van de<br />

elektronische sleutel<br />

leeg is, kan het systeem<br />

alleen worden uitgeschakeld<br />

door de portieren te ontgrendelen<br />

door de metalen noodsleutel<br />

in het slot van het<br />

bestuurdersportier te steken<br />

en de sleutel te draaien, of<br />

door de elektronische sleutel<br />

in het contactslot te steken.<br />

ATTENTIE<br />

Als de accu leeg is,<br />

kan het systeem<br />

alleen worden uitgeschakeld<br />

door met de metalen noodsleutel<br />

van de elektronische<br />

sleutel het slot van het<br />

bestuurdersportier te bedienen:<br />

in dat geval blijft het<br />

systeem alleen op het portier<br />

aan passagierszijde ingeschakeld.


fig. 10<br />

A0G0021m<br />

Systeem inschakelen<br />

Het systeem schakelt in de volgende<br />

gevallen op alle portieren automatisch<br />

in:<br />

❒ als u met de metalen noodsleutel<br />

van de elektronische sleutel het slot<br />

van het bestuurdersportier twee<br />

keer in de vergrendelstand zet;<br />

❒ als u twee keer op de knop Á van<br />

de elektronische sleutel drukt.<br />

Als het systeem is ingeschakeld, knippert<br />

het lampje op het portierpaneel<br />

aan bestuurderszijde 3 keer en knipperen,<br />

alleen als het systeem is ingeschakeld<br />

door het indrukken van de<br />

knop Á op de elektronische sleutel, de<br />

richtingaanwijzers.<br />

Het systeem schakelt niet in als een of<br />

meerdere portieren niet goed gesloten<br />

zijn: zo wordt voorkomen dat een persoon<br />

via het geopende portier het interieur<br />

van de auto kan betreden en, als<br />

het portier vervolgens wordt gesloten,<br />

de auto niet meer kan verlaten.<br />

Systeem uitschakelen<br />

Het systeem schakelt in de volgende<br />

gevallen automatisch op alle portieren<br />

uit:<br />

❒ als de portieren worden ontgrendeld;<br />

❒ als alleen het bestuurdersportier<br />

wordt ontgrendeld (indien mogelijk);<br />

❒ als de elektronische sleutel in het<br />

contactslot wordt gestoken.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

15


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

16<br />

Hierna worden de belangrijkste functies vermeld die met de elektronische sleutel en met de metalen noodsleutel kunnen<br />

worden ingeschakeld:<br />

Ontgrendeling Vergrendeling Sluiten ruiten Openen ruiten Safe lock Openen<br />

portieren, portieren,<br />

(indien kofferdeksel<br />

kofferdeksel kofferdeksel<br />

aanwezig)<br />

en tankklepje en tankklepje<br />

Elektronische<br />

sleutel<br />

Metalen<br />

noodsleutel<br />

Knipperen richtingaanwijzers<br />

Lampje portier<br />

bestuurderszijde<br />

Knop<br />

Ë<br />

kort indrukken (*)<br />

Sleutel<br />

rechtsom<br />

draaien (*)<br />

2 x knipperen<br />

Doven<br />

bewakingslampje<br />

Knop<br />

Á<br />

kort indrukken<br />

Sleutel<br />

linksom<br />

draaien<br />

1 x knipperen<br />

3 seconden continu<br />

branden en<br />

vervolgens knipperenbewakingslampje<br />

Knop<br />

Ë<br />

langer dan 2<br />

seconden indrukken<br />

Sleutel langer dan<br />

2 seconden<br />

rechtsom gedraaid<br />

houden<br />

2 x knipperen<br />

Doven bewakingslampje<br />

Knop<br />

Á<br />

langer dan 2<br />

seconden indrukken<br />

Sleutel langer dan<br />

2 seconden<br />

linksom gedraaid<br />

houden<br />

1 x knipperen<br />

3 seconden conti-<br />

nu branden en vervolgens<br />

knipperen<br />

bewakingslampje<br />

Knop<br />

Á<br />

twee keer indrukken<br />

(binnen 1<br />

seconde)<br />

Sleutel binnen 1<br />

seconde twee keer<br />

linksom draaien<br />

3 x knipperen<br />

Twee keer<br />

knipperen en<br />

vervolgens<br />

knipperen<br />

bewakingslampje<br />

Knop<br />

`<br />

kort indrukken<br />

(*) U kunt de functie “Alleen deblokkering portier bestuurder” instellen in het “Setup-menu” van de auto (zie de paragraaf “Instelbaar multifunctioneel<br />

display” in dit hoofdstuk). Als u in dat geval de knop Á indrukt en de noodsleutel van de elektronische sleutel linksom draait, wordt alleen het<br />

bestuurdersportier ontgrendeld. Om alle portieren te ontgrendelen, moet u twee keer binnen 1 seconde de knop Ë indrukken of twee keer de metalen<br />

noodsleutel van de elektronische sleutel linksom draaien.<br />

BELANGRIJK Het openen van de ruiten is gekoppeld aan het commando voor ontgrendeling van de portieren. Het sluiten van de ruiten is gekoppeld<br />

aan het commando voor vergrendeling van de portieren.<br />

–<br />

2 x knipperen<br />


DIEFSTALALARM<br />

(indien aanwezig)<br />

WANNEER GAAT HET<br />

ALARM AF<br />

Het diefstalalarm wordt in de volgende<br />

gevallen geactiveerd:<br />

❒ bij het onbevoegd openen van de<br />

portieren, de motorkap en het<br />

kofferdeksel (omtrekbeveiliging);<br />

❒ als het contactslot wordt bediend<br />

met een daarvoor ongeschikte<br />

elektronische sleutel;<br />

❒ als de kabels van de accu worden<br />

onderbroken;<br />

❒ als er bewegende voorwerpen in<br />

het interieur aanwezig zijn (volumetrische<br />

beveiliging);<br />

❒ bij het optillen/kantelen van de<br />

auto (voor bepaalde uitvoeringen/markten).<br />

De volumetrische beveiliging en de<br />

kantelsensor kunnen met de<br />

betreffende bedieningsknop op de plafondverlichting<br />

voor worden uitgeschakeld<br />

(zie de paragraaf “Volumetrische<br />

bewaking/kantelbeveiliging” op de<br />

volgende pagina’s).<br />

Als het alarm in werking treedt, wordt,<br />

afhankelijk van het land, de sirene<br />

geactiveerd en gaan de richtingaanwijzers<br />

knipperen (ongeveer 26 seconden).<br />

De wijze waarop het systeem<br />

werkt en het aantal cycli kunnen per<br />

land verschillen.<br />

Toch is een maximum aantal cycli<br />

voorzien voor de akoestische en zichtbare<br />

signalen. Na een alarmsignalering<br />

schakelt het systeem over naar de<br />

normale bewakingsfunctie.<br />

BELANGRIJK Als de portieren centraal<br />

met de noodsleutel ontgrendeld<br />

worden, wordt het alarm niet uitgeschakeld,<br />

dus zal, met ingeschakeld<br />

diefstalalarm, bij het openen van een<br />

van de portieren of het kofferdeksel,<br />

de sirene inschakelen. Zie voor het uitschakelen<br />

van de sirene de paragraaf<br />

“Diefstalalarm uitschakelen”.<br />

BELANGRIJK De startblokkering<br />

wordt uitgevoerd door de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo CODE en wordt automatisch<br />

ingeschakeld als de elektronische contactsleutel<br />

uit het contactslot wordt<br />

genomen.<br />

fig. 11<br />

A0G0034m<br />

DIEFSTALALARM INSCHAKE-<br />

LEN<br />

Richt bij gesloten portieren, motorkap en<br />

kofferdeksel en bij uitgenomen elektronische<br />

sleutel, de elektronische sleutel in<br />

de richting van de auto. Druk vervolgens<br />

op de knop Á en laat de knop weer los.<br />

U hoort een akoestisch signaal<br />

(“BIEP”) (behalve bij uitvoeringen<br />

voor bepaalde markten) en de portieren<br />

worden vergrendeld.<br />

Het inschakelen van het alarm wordt<br />

voorafgegaan door een zelfdiagnose<br />

waarin het lampje A-fig. 11 op het<br />

bestuurdersportier met een afwijkende<br />

frequentie knippert. Als het systeem<br />

een storing vindt, dan klinkt nogmaals<br />

een akoestisch waarschuwingssignaal.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

17


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

18<br />

Bewaking<br />

Als na het inschakelen het lampje Afig.<br />

11 gaat knipperen, dan geeft dit<br />

aan dat het systeem de auto bewaakt.<br />

Het lampje knippert zolang als het<br />

systeem de auto bewaakt.<br />

BELANGRIJK De werking van het<br />

diefstalalarm verschilt per land.<br />

Zelfdiagnose en controle<br />

portieren/motorkap/<br />

kofferdeksel<br />

Als u na het inschakelen van het alarm<br />

een tweede “BIEP” hoort, moet u het<br />

systeem uitschakelen door op de knop<br />

Ë te drukken en controleren of de portieren,<br />

de motorkap en het kofferdeksel<br />

gesloten zijn en vervolgens het<br />

systeem weer inschakelen door op de<br />

knop Á te drukken.<br />

Als de portieren, de motorkap en het<br />

kofferdeksel niet goed gesloten zijn,<br />

worden ze niet door het diefstalalarm<br />

gecontroleerd. Als bij goed gesloten<br />

portieren, motorkap en kofferdeksel<br />

het akoestische signaal zich herhaalt,<br />

dan in er een storing in de werking van<br />

het systeem. Wendt u in dat geval tot<br />

de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

DIEFSTALALARM<br />

UITSCHAKELEN<br />

Druk op de knop Ë. Het volgende<br />

gebeurt (met uitzondering van bepaalde<br />

markten):<br />

❒ de richtingaanwijzers knipperen<br />

twee keer kort;<br />

❒ u hoort twee korte akoestische signalen<br />

(“BIEP’s”);<br />

❒ de portieren worden ontgrendeld.<br />

U kunt het alarm ook uitschakelen<br />

door de elektronische sleutel in het<br />

contactslot te steken.<br />

BELANGRIJK Als tijdens de bewakingsfase<br />

een inbraakpoging wordt<br />

geconstateerd, wordt, op het moment<br />

dat de elektronische sleutel in het contactslot<br />

wordt gestoken, bij enkele uitvoeringen,<br />

een waarschuwing op het<br />

display van het instrumentenpaneel<br />

weergegeven.<br />

fig. 12<br />

A0G0086m<br />

VOLUMETRISCHE BEWA-<br />

KING/KANTELBEVEILIGING<br />

Voor een correcte werking van de<br />

beveiliging moeten de ruiten geheel<br />

gesloten zijn.<br />

Indien nodig kunt u de volumetrische<br />

beveiliging buiten werking stellen (als<br />

er bijvoorbeeld dieren in de auto achterblijven)<br />

door binnen 1 minuut na<br />

het doven van het instrumentenpaneel,<br />

op de knop A-fig. 12 op het<br />

plafondlampje voor te drukken.<br />

Als het systeem is uitgeschakeld, gaat<br />

het lampje op de schakelaar branden.<br />

Het buiten werking stellen van de<br />

volumetrische beveiliging/kantelsensor<br />

moet telkens worden herhaald als<br />

het instrumentenpaneel uitgeschakeld<br />

is geweest.


ALARM BUITEN GEBRUIK<br />

STELLEN<br />

Om het diefstalalarm buiten werking<br />

te stellen (bijvoorbeeld als de auto<br />

lange tijd wordt gestald): sluit de auto<br />

af door de metalen noodsleutel (in de<br />

elektronische sleutel) in het slot van<br />

het bestuurdersportier te draaien.<br />

MINISTERIËLE<br />

GOEDKEURING<br />

In overeenstemming met de wetgeving<br />

in ieder land ten aanzien van<br />

radiozendapparatuur staat, voor de<br />

landen waar een zendmachtiging verplicht<br />

is, het toelatingsnummer op de<br />

component vermeld. Afhankelijk van<br />

de uitvoering/markt kan de code ook<br />

zijn aangebracht op de zender en/of<br />

ontvanger.<br />

CONTACTSLOT<br />

Het contactslot bevindt zich op het<br />

instrumentenpaneel en bestaat uit:<br />

❒ lezer A-fig. 13 voor de elektronische<br />

sleutel (naast het stuur);<br />

❒ START/STOP-knop (onder de<br />

lezer voor de elektronische sleutel).<br />

BELANGRIJK Laat de elektronische<br />

sleutel nooit in het contactslot omdat<br />

hierdoor de accu ontlaadt.<br />

ATTENTIE<br />

Als het contactslot is<br />

geforceerd (bijv. bij<br />

een poging tot diefstal) moet<br />

u, voordat u weer met de<br />

auto gaat rijden, de werking<br />

van het slot laten controleren<br />

bij de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

fig. 13<br />

A0G0219m<br />

ATTENTIE<br />

Neem altijd de sleutel<br />

uit het contactslot als<br />

de auto wordt verlaten, om<br />

onvoorzichtig gebruik van de<br />

bedieningsknoppen te voorkomen.<br />

Vergeet niet de<br />

handrem aan te trekken.<br />

Schakel de eerste versnelling<br />

in als de auto op een helling<br />

omhoog staat en de achteruit<br />

bij een helling omlaag (gezien<br />

vanuit de rijrichting). Laat<br />

kinderen nooit alleen achter<br />

in de auto.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

19


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

20<br />

fig. 14<br />

MOTOR STARTEN<br />

A0G0028m<br />

Zie de paragraaf “Motor starten” in<br />

het hoofdstuk “Starten en rijden”.<br />

START/STOP-KNOP<br />

fig. 14<br />

Met de START/STOP-knop op het<br />

instrumentenpaneel, kunnen de elektrische<br />

systemen van de auto worden<br />

ingeschakeld en kan de motor worden<br />

gestart/uitgezet.<br />

De START/STOP-knop is uitgerust<br />

met een verlichte ring. Deze ring<br />

wordt samen met het instrumentenpaneel<br />

verlicht, als het starten van de<br />

motor is toegestaan.<br />

INSTRUMENTENPANEEL<br />

INSCHAKELEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ steek de elektronische sleutel in<br />

het contactslot;<br />

❒ als de elektronische sleutel al is<br />

ingestoken, druk dan op de<br />

START/ STOP-knop zonder het<br />

koppelings- of rempedaal in te<br />

trappen.<br />

Als u de auto verlaat en per ongeluk<br />

het instrumentenpaneel hebt laten<br />

branden, worden de elektrische en<br />

elektronische systemen na ongeveer 1<br />

uur uitgeschakeld om ontlading van<br />

de accu te voorkomen.<br />

BELANGRIJK Steek de elektronische<br />

sleutel volledig in het contactslot<br />

totdat de sleutel blokkeert.<br />

BELANGRIJK Als het instrumentenpaneel<br />

niet inschakelt, wendt u dan<br />

tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK Als u de elektronische<br />

sleutel in het contactslot steekt en het<br />

symbool Y op het display verschijnt<br />

(er verschijnt ook een bericht), controleer<br />

dan of de elektronische sleutel de<br />

juiste is en probeer de sleutel opnieuw<br />

in het slot te steken. Als het probleem<br />

blijft bestaan, wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

INSTRUMENTENPANEEL<br />

UITSCHAKELEN<br />

Druk bij afgezette motor en met<br />

geheel losgelaten koppelings- en rempedaal,<br />

op de START/STOP-knop<br />

of neem de elektronische sleutel uit<br />

het contactslot.<br />

Na enkele seconden dooft het display<br />

van het instrumentenpaneel geleidelijk.<br />

BELANGRIJK Als het instrumentenpaneel<br />

niet dooft, wendt u dan tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.


STUURSLOT<br />

Inschakelen<br />

Het stuurslot wordt ingeschakeld<br />

ongeveer 5 seconden nadat de elektronische<br />

sleutel uit het contactslot is<br />

genomen en na de controle, door het<br />

systeem, van de volgende omstandigheden:<br />

❒ motor uit;<br />

❒ instrumentenpaneel uitgeschakeld<br />

en stilstaande auto;<br />

❒ elektronische sleutel uitgenomen<br />

uit het contactslot.<br />

Uitschakelen<br />

Het stuurslot schakelt uit als de elektronische<br />

sleutel in het contactslot<br />

wordt gestoken.<br />

BELANGRIJK Als de motor tijdens<br />

het rijden is afgeslagen, wordt het<br />

stuurslot niet ingeschakeld. Het wordt<br />

pas ingeschakeld als de motor wordt uitgezet<br />

bij stilstaande auto. In dat geval<br />

verschijnt er een bericht op het display.<br />

BELANGRIJK Bij een storing in het<br />

stuurslot verschijnen er een symbool en<br />

een bericht op het display. Wendt u in<br />

dat geval tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK Als na een poging het<br />

instrumentenpaneel in te schakelen<br />

en/of de motor te starten, het bericht<br />

“Beschermingssysteem auto niet<br />

beschikbaar” op het display verschijnt,<br />

moet de handeling herhaald worden en<br />

het stuur iets heen en weer worden<br />

gedraaid, zodat het stuurslot makkelijker<br />

ontgrendelt. De weergave van het<br />

bericht op het display heeft geen<br />

invloed op de werking van het stuurslot.<br />

ATTENTIE<br />

Het is streng verboden<br />

om demontage-/montagewerkzaamheden<br />

uit te<br />

voeren, waarvoor wijzigingen<br />

in de stuurinrichting of de<br />

stuurkolom vereist zijn (bijv.<br />

bij montage van een diefstalbeveiliging).<br />

Hierdoor kunnen<br />

de prestaties van het systeem,<br />

de garantie en de veiligheid in<br />

gevaar worden gebracht en<br />

voldoet de auto niet meer aan<br />

de typegoedkeuring.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

21


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

22<br />

INSTRUMENTEN<br />

TOERENTELLER<br />

De toerenteller geeft het toerental van<br />

de motor aan. Als de wijzernaald in het<br />

rode gebied staat, dicht bij het einde<br />

van de schaal, dan betekent dit dat de<br />

motor met extreem hoge toerentallen<br />

draait, wat schadelijk is voor de mechanische<br />

onderdelen. Het is raadzaam<br />

deze toerentallen slechts kort aan te<br />

houden.<br />

BELANGRIJK De regeleenheid van<br />

de elektronische inspuiting blokkeert<br />

tijdelijk de toevoer van brandstof als<br />

de motor met te hoge toerentallen<br />

draait (wijzernaald in het rode<br />

gebied), waardoor het motorvermogen<br />

zal afnemen en het toerental<br />

weer onder de veiligheidsgrens daalt.<br />

Bij stationair draaiende motor kan onder<br />

bepaalde omstandigheden de toerenteller<br />

een geleidelijke of herhaalde toerentalstijging<br />

aangeven. Dit is een normaal<br />

verschijnsel en kan voorkomen als bijvoorbeeld<br />

de airconditioning of de elektroventilateur<br />

wordt ingeschakeld. In<br />

deze gevallen dient een geringe toerentalstijging<br />

voor het behoud van de lading<br />

van de accu.<br />

fig. 15<br />

A0G00177m<br />

BRANDSTOFMETER fig. 15<br />

De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof<br />

aan die in de tank aanwezig is.<br />

Het lampje op de brandstofmeter gaat<br />

branden als er nog ongeveer 10 liter<br />

brandstof in de tank aanwezig is. Als<br />

de actieradius kleiner is dan 50 km<br />

(of 31 mijl), verschijnt een waarschuwing<br />

op het display.<br />

Als het lampje K knippert<br />

tijdens het rijden,<br />

wendt u dan tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.


BELANGRIJK Onder bepaalde<br />

omstandigheden (bijv. op steile hellingen)<br />

kan de wijzernaald een hoeveelheid<br />

aangeven die niet overeenkomt<br />

met de werkelijke hoeveelheid in de<br />

tank. Bovendien kunnen wijzigingen in<br />

het brandstofniveau iets vertraagd worden<br />

aangegeven. Dit behoort tot de normale<br />

werking van het instrument.<br />

fig. 16<br />

A0G0178m<br />

KOELVLOEISTOFTEMPERA-<br />

TUURMETER fig. 16<br />

De wijzer geeft de temperatuur aan<br />

van de motorkoelvloeistof, zodra de<br />

koelvloeistoftemperatuur hoger wordt<br />

dan ongeveer 50°C.<br />

Onder normale omstandigheden staat<br />

de wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

ongeveer in het<br />

midden van de schaal. Als de wijzer in<br />

de buurt komt van het rode gebied,<br />

moet gas worden teruggenomen.<br />

Als het waarschuwingslampje u gaat<br />

branden (en er verschijnt ook een<br />

bericht op het display), dan is de koelvloeistoftemperatuur<br />

te hoog; zet de<br />

motor uit en wendt u tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK De wijzernaald kan in<br />

de buurt van het rode gebied komen<br />

door bijkomende ongunstige situaties,<br />

zoals het rijden met lage snelheid, op<br />

hellingen, volbeladen of met een aanhanger<br />

en bij hoge buitentemperaturen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

23


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

24<br />

fig. 17<br />

A0G0179m<br />

OLIETEMPERATUURMETER<br />

fig. 17<br />

De wijzer geeft de temperatuur aan<br />

van de motorolie, zodra de olietemperatuur<br />

hoger wordt dan ongeveer<br />

70°C.<br />

Als de wijzer in de buurt komt van het<br />

rode gebied, moet gas worden teruggenomen.<br />

Als het lampje ` tijdens het rijden<br />

gaat branden (en er verschijnt ook<br />

een bericht op het display), dan is de<br />

motorolietemperatuur te hoog; zet de<br />

motor uit en wendt u tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK De wijzernaald kan in<br />

de buurt van het rode gebied komen<br />

door bijkomende ongunstige situaties,<br />

zoals het rijden met lage snelheid, op<br />

hellingen, volbeladen of met een aanhanger<br />

en bij hoge buitentemperaturen.<br />

fig. 18<br />

A0G0072m<br />

DAGTELLER OP NUL ZETTEN<br />

fig. 18<br />

Houd om de dagteller op nul te zetten<br />

de knop A even ingedrukt.


HANDBEDIENDE LICHT-<br />

STERKTEREGELING<br />

BEDIENINGSKNOPPEN<br />

Met deze functie kan de lichtsterkte<br />

worden geregeld (op 8 niveaus) van<br />

het display/instrumentenpaneel, het<br />

display van de autoradio, het display<br />

van de klimaatregeling, het display van<br />

het radionavigatiesysteem (indien aanwezig)<br />

en de boordinstrumenten<br />

(brandstofmeter, olietemperatuurmeter<br />

en koelvloeistoftemperatuurmeter).<br />

Druk hiervoor kort op de knop + op de<br />

linker hendel om de lichtsterkte te verhogen,<br />

of op de knop – om de lichtsterkte<br />

te verlagen: op het display verschijnt<br />

een opschrift en een nummer<br />

dat het gekozen lichtsterkteniveau<br />

aangeeft. Het scherm blijft enkele<br />

seconden weergegeven en verdwijnt<br />

daarna.<br />

AUTOMATISCHE LICHTSTERK-<br />

TEREGELING BEDIENINGS-<br />

KNOPPEN<br />

Voor een optimale zichtbaarheid en<br />

comfort tijdens alle rij-omstandigheden<br />

(bijv. overdag rijden met ingeschakelde<br />

verlichting, in de file rijden enz.), is in<br />

de snelheidsmeter een sensor<br />

geplaatst. Deze sensor kan automatisch,<br />

nadat de elektronische sleutel in<br />

het contactslot is gestoken en de<br />

START/STOP-knop is ingedrukt, de<br />

lichtsterkte regelen van het display/<br />

instrumentenpaneel, het display van de<br />

autoradio, het display van de klimaatregeling,<br />

het display van het radionavigatiesysteem<br />

(indien aanwezig) en de<br />

boordinstrumenten (brandstofmeter,<br />

olietemperatuurmeter en koelvloeistoftemperatuurmeter).<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

25


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

26<br />

INSTELBAAR MULTI-<br />

FUNCTIONEEL DIS-<br />

PLAY<br />

Het “Instelbare multifunctionele display”<br />

kan alle nuttige en noodzakelijke<br />

informatie tijdens de rit weergeven:<br />

INFORMATIE OP HET<br />

BEGINSCHERM<br />

❒ Tijd A-fig. 19;<br />

❒ Buitentemperatuur B;<br />

❒ Datum C;<br />

❒ Kilometer- (of mijlen-) dagstand D;<br />

❒ Kilometer- (of mijlen-) totaalstand E;<br />

❒ Informatie over de status van de<br />

auto F (bijv. geopende portieren of<br />

kans op gladheid enz.).<br />

fig. 19<br />

A0G0015m<br />

Het centrale deel van het display met<br />

de datum C blijft actief totdat een<br />

functie wordt ingeschakeld die op het<br />

display wordt weergegeven (bijv.<br />

“Lichtsterkteregeling”) of er andere<br />

informatie over de status van de auto<br />

verschijnt.<br />

Bij uitgenomen contactsleutel wordt<br />

bij het openen van een portier het display<br />

verlicht en wordt enkele seconden<br />

het klokje, het aantal afgelegde<br />

kilometers (of mijlen) en de buitentemperatuur<br />

weergegeven.<br />

INFORMATIE OVER<br />

DE AUTO<br />

(indien van toepassing)<br />

❒ Afstand tot volgende servicebeurt;<br />

❒ Informatie Trip computer;<br />

❒ Lichtsterkteregeling bedieningsknoppen;<br />

❒ Weergave motoroliepeil.<br />

BELANGRIJK Bij het openen van<br />

een portier wordt op het display enkele<br />

seconden het klokje, de kilometerstand<br />

(of mijlenstand) en de buitentemperatuur<br />

weergegeven.


BEDIENINGSKNOPPEN<br />

MENU<br />

Knop kort indrukken: gekozen<br />

optie bevestigen en/of doorgaan naar<br />

volgende scherm;<br />

Knop even ingedrukt houden:<br />

terug naar vorig scherm zonder de<br />

gekozen optie op te slaan;<br />

+/– om de keuzemogelijkheden van<br />

het “Setup-menu” naar boven/beneden<br />

te doorlopen of de op het scherm<br />

weergegeven waarde te verhogen/<br />

verlagen.<br />

Als het beginscherm op het display<br />

staat, kan met de knop +/– de lichtsterkte<br />

van het instrumentenpaneel<br />

geregeld worden.<br />

fig. 20<br />

“SETUP-MENU”<br />

A0G0074m<br />

In het “Setup-menu” kunnen, door<br />

het indrukken van de knop MENU en<br />

+/– (zie fig. 20), de instellingen<br />

worden uitgevoerd die beschreven<br />

staan op de volgende pagina’s. Het<br />

Setup-menu kan worden geactiveerd<br />

door de knop MENU kort in te drukken.<br />

Het menu bestaat uit een aantal functies<br />

dat “cyclisch” wordt weergegeven<br />

fig. 21.<br />

Een menupunt selecteren in<br />

het hoofdmenu zonder submenu:<br />

❒ als u de knop MENU kort indrukt,<br />

kunt u in het hoofdmenu de instelling<br />

selecteren die u wilt wijzigen;<br />

❒ met de knop + of – (door de knop<br />

telkens in te drukken) kan de nieuwe<br />

instelling worden geselecteerd;<br />

❒ als u de knop MENU kort indrukt,<br />

kunt u de instelling opslaan en<br />

tegelijkertijd terugkeren naar het<br />

eerder geselecteerde menupunt in<br />

het hoofdmenu.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

27


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

28<br />

Een menupunt selecteren in<br />

het hoofdmenu met submenu:<br />

❒ als u de knop MENU kort indrukt,<br />

wordt het eerste menupunt van<br />

het submenu weergegeven;<br />

❒ met de knop + of – (door de knop<br />

telkens in te drukken) kunt u alle<br />

menupunten van het submenu<br />

doorlopen;<br />

❒ als u de knop MENU kort indrukt,<br />

kunt u het menupunt van het submenu<br />

selecteren en verschijnt het<br />

menu van de betreffende instelling;<br />

❒ met de knop + of – (door de knop<br />

telkens in te drukken) kan de nieuwe<br />

instelling van dit menupunt in<br />

het submenu worden geselecteerd;<br />

❒ als u de knop MENU kort indrukt,<br />

kunt u de instelling opslaan en<br />

tegelijkertijd terugkeren naar het<br />

daarvoor geselecteerde menupunt<br />

in het submenu.<br />

“Datum” en<br />

“Klokje” selecteren:<br />

❒ als u de knop MENU kort indrukt,<br />

kunt u de instelling selecteren die<br />

u wilt wijzigen (bijv. uren /minuten<br />

of jaar /maand /dag);<br />

❒ met de knop + of – (door de knop<br />

telkens in te drukken) kan de nieuwe<br />

instelling worden geselecteerd;<br />

❒ als u de knop MENU kort indrukt,<br />

kunt u de instelling opslaan en<br />

tegelijkertijd doorgaan naar het<br />

volgende menupunt. Als dit menupunt<br />

het laatste is, dan wordt<br />

teruggekeerd naar het daarvoor<br />

geselecteerde menupunt in het<br />

hoofdmenu.<br />

WEERGAVE MOTOROLIE-<br />

PEIL<br />

Als u de elektronische sleutel in het<br />

contactslot steekt, verschijnt op het<br />

display enkele seconden het motoroliepeil.<br />

Tijdens deze fase kan de<br />

weergave worden onderbroken en<br />

naar het volgende scherm worden<br />

doorgegaan door op de knop MENU<br />

te drukken.<br />

Bij een te laag of te hoog motoroliepeil,<br />

verschijnt op het display een<br />

waarschuwing.<br />

BELANGRIJK Controleer voor het<br />

juiste oliepeil altijd de oliepeilstok (zie<br />

de paragraaf “Niveaus controleren” in<br />

het hoofdstuk “Onderhoud van de<br />

auto”).<br />

BELANGRIJK Het motoroliepeil<br />

wordt alleen juist weergegeven als de<br />

auto op een vlakke ondergrond staat.<br />

BELANGRIJK Voor een juiste aflezing<br />

van het motoroliepeil moet u,<br />

nadat de sleutel in het contactslot is<br />

gestoken, ongeveer 2 seconden wachten<br />

voordat u de motor start.<br />

BELANGRIJK Het motoroliepeil kan<br />

toenemen als de auto langere tijd<br />

heeft stilgestaan.


Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet u kort op de knop MENU drukken. Druk op de knop + of – om in het<br />

menu te navigeren. Als de auto rijdt is om veiligheidsredenen alleen een beperkt menu (instellen van de snelheidslimiet) toegankelijk.<br />

Als de auto stilstaat is het uitgebreide menu toegankelijk. Als de auto is uitgerust met het Radionavigatiesysteem, kunnen<br />

uitsluitend de volgende functies worden geregeld/ingesteld: “Snelheidslimiet”, “Gevoeligheid schemersensor instellen” (indien<br />

aanwezig) en “Herinschakeling buzzer voor melding SBR-systeem”. De andere functies worden weergegeven op het display van<br />

het Radionavigatiesysteem, waarmee deze functies ook kunnen worden geregeld/ingesteld.<br />

fig. 21<br />

SERVICE<br />

VOL. TOETSEN<br />

VOL. BEEP<br />

TAAL<br />

MENU VERLATEN<br />

SNELH. LIMIET<br />

MEETEENHEID<br />

AUTOMAT. DIML.<br />

DEUREN-<br />

BLOKKERING<br />

RESET TRIP B<br />

KLOKJE<br />

MODUS 12/24<br />

BAGAGERUIMTE ONAFH.<br />

DEBLOK. PORT. BEST.<br />

DATUM<br />

HERH. RADIO<br />

A0G0218i<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

29


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

30<br />

Snelheidslimiet (Snelh. Limiet)<br />

Met deze functie kan de snelheidslimiet<br />

van de auto (in km/h of mph)<br />

worden ingesteld. Als deze limiet<br />

wordt overschreden, wordt de bestuurder<br />

gewaarschuwd door middel van<br />

een akoestisch en zichtbaar signaal,<br />

en een bericht op het display (zie het<br />

hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

Ga voor het instellen van de snelheidslimiet<br />

als volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU: op<br />

het display verschijnt het opschrift<br />

OFF;<br />

❒ druk op de knop +: op het display<br />

verschijnt het opschrift ON;<br />

❒ druk kort op de knop MENU en<br />

stel vervolgens met de knop +/–<br />

de gewenste snelheid in (tijdens<br />

de instelling knippert de waarde);<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

BELANGRIJK De waarde kan worden<br />

ingesteld tussen 30 en 250<br />

km/h of tussen 20 en 150 mph,<br />

afhankelijk van de ingestelde eenheid<br />

(zie de paragraaf “Meeteenheid” hierna).<br />

Elke keer als u de knop +/–<br />

indrukt, wordt de waarde 5 eenheden<br />

verhoogd/verlaagd. Als u de knop<br />

+/– ingedrukt houdt, lopen de cijfers<br />

automatisch snel door of terug. Als u<br />

dicht bij de juiste waarde bent, stelt u<br />

de exacte waarde in door de knop telkens<br />

in te drukken en los te laten.<br />

Instelling annuleren:<br />

❒ druk kort op de knop MENU: op<br />

het display verschijnt het opschrift<br />

ON;<br />

❒ druk op de knop –: op het display<br />

verschijnt het opschrift OFF;<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

Gevoeligheid<br />

Schemersensor<br />

(indien aanwezig)<br />

instellen (Automat. Diml.)<br />

Met deze functie kan de gevoeligheid<br />

van de schemersensor worden ingesteld<br />

op 3 niveaus.<br />

Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU: het<br />

display toont de ingestelde gevoeligheid<br />

van de sensor;<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

Trip B op nul zetten<br />

(Reset Trip B)<br />

Met deze functie kan gekozen worden<br />

hoe Trip B op nul moet worden gezet<br />

(Automatisch of Handmatig).<br />

Zie voor meer informatie de paragraaf<br />

“Trip computer”.


Klokje instellen (Klokje)<br />

Met deze functie kunt u het klokje<br />

instellen.<br />

Ga voor het instellen van de tijd als<br />

volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU: het<br />

display toont de “uren”;<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU: het<br />

display toont de “minuten”;<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren.<br />

BELANGRIJK Elke keer als u de<br />

knop +/– indrukt, wordt de waarde<br />

1 eenheid verhoogd/verlaagd. Als u<br />

de knop +/– ingedrukt houdt, lopen<br />

de cijfers automatisch snel door of<br />

terug. Als u dicht bij de juiste waarde<br />

bent, stelt u de exacte waarde in door<br />

de knop telkens in te drukken en los<br />

te laten.<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

Modaliteit klokje<br />

(Modus 12/24)<br />

Met deze functie kan de tijd worden<br />

weergegeven in 12h of 24h.<br />

Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU: het<br />

display toont 12h of 24h (afhankelijk<br />

van de ingestelde weergave);<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

31


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

32<br />

Datum instellen (Datum)<br />

Met deze functie kan de datum worden<br />

ingesteld (jaar - maand - dag).<br />

Ga voor het instellen als volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU: op<br />

het display knippert het “jaar”;<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU: op<br />

het display knippert de “maand”;<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU: op<br />

het display knippert de “dag”;<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren.<br />

BELANGRIJK Elke keer als u de<br />

knop +/– indrukt, wordt de waarde<br />

1 eenheid verhoogd/verlaagd. Als u<br />

de knop +/– ingedrukt houdt, lopen<br />

de cijfers automatisch snel door of<br />

terug. Als u dicht bij de juiste waarde<br />

bent, stelt u de exacte waarde in door<br />

de knop telkens in te drukken en los<br />

te laten.<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

Herhaling audio-informatie<br />

(Herh. Radio) (indien aanwezig)<br />

Met deze functie kan op het display<br />

de informatie over de autoradio worden<br />

weergegeven.<br />

❒ Radio: frequentie of RDS-bericht<br />

van het geselecteerde radiostation,<br />

automatisch zoeken of AutoSTore<br />

inschakelen;<br />

❒ audio-CD, MP3 CD: nummer van<br />

het geselecteerde muziekstuk;<br />

❒ CD-wisselaar: CD-nummer en nummer<br />

muziekstuk;<br />

Ga voor het in-/uitschakelen<br />

(ON/OFF) van de informatieweergave<br />

als volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU: het<br />

display toont het opschrift ON of<br />

OFF (afhankelijk van de instelling);<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

Bij ingeschakelde audiobron, verschijnt<br />

op het display, onder de tijdsaanduiding,<br />

een symbool dat de ingeschakelde<br />

bron aangeeft.


Onafhankelijke ontgrendeling<br />

kofferdeksel (Bagageruimte<br />

Onafh.)<br />

Het kofferdeksel kan altijd worden<br />

geopend met de afstandsbediening<br />

(knop `) indrukken). Met de optie<br />

“Bagageruimte onafh” wordt de toets op<br />

de armsteun in- of uitgeschakeld: met<br />

“Bagageruimte onafh ON” is de toets<br />

altijd uitgeschakeld. Met “Bagageruimte<br />

onafh OFF” is de toets ingeschakeld; als<br />

de toets wordt ingedrukt, wordt het<br />

kofferdeksel ontgrendeld als de portiersloten<br />

zijn ontgrendeld.<br />

Om de werking van het slot van het<br />

kofferdeksel los te koppelen (de knop<br />

op de armsteun uit te schakelen)<br />

(ON) of te koppelen aan die van de<br />

portieren (OFF), moet als volgt te<br />

werk worden gegaan:<br />

❒ druk kort op de knop MENU: het<br />

display toont het opschrift ON of<br />

OFF (afhankelijk van de instelling);<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

Ontgrendeling van het slot in<br />

het bestuurdersportier<br />

(Deblok. Port. Best.)<br />

Als deze functie is gekozen en u drukt<br />

op de knop Ë op de elektronische<br />

sleutel, dan wordt alleen het slot in<br />

het bestuurdersportier ontgrendeld.<br />

Bij ingeschakelde functie (ON) kunt u<br />

het slot van het andere portier ontgrendelen<br />

door de ontgrendelknop op<br />

de middenconsole in te drukken.<br />

Ga voor het in-/uitschakelen (ON/<br />

OFF) van de functie als volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU: het<br />

display toont het opschrift ON of<br />

OFF (afhankelijk van de instelling);<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

Centrale portiervergrendeling<br />

bij rijdende auto (Deurenblok.)<br />

Als deze functie is ingeschakeld<br />

(ON), worden de portieren automatisch<br />

vergrendeld als de auto harder<br />

rijdt dan 20 km/h.<br />

Ga voor het in-/uitschakelen (ON/<br />

OFF) van de functie als volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU: het<br />

display toont het opschrift ON of<br />

OFF (afhankelijk van de instelling);<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

Als het cirkelvormige lampje om de<br />

knop q brandt, dan is de functie ingeschakeld.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

33


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

34<br />

Meeteenheid<br />

Met deze functie kan de meeteenheid<br />

worden ingesteld van de afgelegde<br />

afstand (km of mijl), het brandstofverbruik<br />

(l/100 km, km/l of mpg)<br />

en de temperatuur (°C of °F).<br />

Afstand<br />

Ga voor het instellen van de gewenste<br />

meeteenheid als volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU: het<br />

display toont “km” of “mijl”<br />

(afhankelijk van de instelling);<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

Verbruik<br />

Als de meeteenheid afstand is ingesteld<br />

op km (zie de vorige paragraaf),<br />

kan de meeteenheid voor het brandstofverbruik<br />

worden ingesteld op<br />

(l/100 km, km/l).<br />

Als de meeteenheid afstand is ingesteld<br />

op “mijl” (zie de vorige paragraaf),<br />

geeft het display de hoeveelheid<br />

verbruikte brandstof aan in<br />

“mpg”.<br />

In dat geval kan de keuzemogelijkheid<br />

“Meeteenheid verbruik” in het “Setupmenu”<br />

geselecteerd worden, maar kan<br />

de instelling “mpg” niet gewijzigd worden.<br />

Ga voor het instellen van de gewenste<br />

meeteenheid als volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU: het<br />

display toont “km/l” of “l/100<br />

km” (afhankelijk van de instelling);<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even<br />

ingedrukt om terug te keren naar<br />

het beginscherm.<br />

Temperatuur<br />

Met deze functie kan de meeteenheid<br />

van de temperatuur (°C of °F) worden<br />

ingesteld.<br />

Ga voor het instellen van de gewenste<br />

meeteenheid als volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU: het<br />

display toont °C of °F (afhankelijk<br />

van de instelling);<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.


Taal instellen (Taal)<br />

U kunt de taal van het display instellen:<br />

Italiaans, Engels, Duits,<br />

Portugees, Spaans, Frans, Nederlands<br />

en Braziliaans.<br />

Ga om de gewenste taal in te stellen<br />

als volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU ; op<br />

het display verschijnt de ingestelde<br />

“taal”;<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

Volumeregeling waarschuwingszoemer<br />

(Vol. Beep)<br />

Het volume van het akoestische signaal<br />

(buzzer) dat klinkt als er een storing<br />

of waarschuwing wordt weergegeven,<br />

kan ingesteld worden op 8<br />

niveaus.<br />

Ga voor het instellen van het gewenste<br />

volume als volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU ; op<br />

het display verschijnt het ingestelde<br />

“niveau”;<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

Volumeregeling toetsen (Vol.<br />

Toetsen)<br />

Het geluidssignaal dat klinkt bij het<br />

indrukken van bepaalde knoppen in<br />

de auto, kan worden ingesteld op 8<br />

niveaus.<br />

Ga voor het instellen van het gewenste<br />

volume als volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU ; op<br />

het display verschijnt het ingestelde<br />

“niveau”;<br />

❒ druk op de knop + of – om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

35


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

36<br />

Geprogrammeerd onderhoud<br />

(<strong>Service</strong>)<br />

Met deze functie kan worden weergegeven<br />

hoeveel kilometers nog resteren<br />

voordat een servicebeurt moet<br />

worden uitgevoerd.<br />

Ga voor het raadplegen van deze aanwijzingen<br />

als volgt te werk:<br />

❒ druk kort op de knop MENU: het<br />

display toont de ingestelde afstand<br />

in km of mijl, afhankelijk van de<br />

instelling (zie de paragraaf<br />

“Meeteenheid”);<br />

❒ druk kort op de knop MENU om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt<br />

om terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

BELANGRIJK Het<br />

Onderhoudsschema voorziet elke<br />

30.000 km (of elke 18.000 mijl) in<br />

een servicebeurt; deze weergave verschijnt<br />

automatisch als de elektronische<br />

sleutel in het contactslot zit,<br />

vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) voor<br />

de servicebeurt. De weergave is afhankelijk<br />

van de ingestelde meeteenheid<br />

in km of mijl. Als u dicht bij de vol-<br />

gende servicebeurt bent en u de elektronische<br />

sleutel in het contactslot<br />

steekt, verschijnt op het display een<br />

bericht gevolgd door het aantal kilometers/mijlen<br />

dat resteert tot de volgende<br />

servicebeurt. Wendt u tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer voor het uitvoeren<br />

van de werkzaamheden van het<br />

Onderhoudsschema of van het<br />

Jaarlijkse inspectieschema, en voor<br />

het op nul zetten van deze weergave<br />

(reset).<br />

Herinschakeling buzzer<br />

voor melding SBR-systeem<br />

(Seat Belt Reminder)<br />

(Beep Gord.)<br />

Deze functie wordt alleen op het display<br />

weergegeven als het systeem<br />

door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer is uitgeschakeld.<br />

Menu verlaten<br />

Als u dit menupunt selecteert, wordt<br />

teruggekeerd naar het beginscherm.<br />

VERLICHTING TOERENTEL-<br />

LER/BOORDINSTRUMENTEN<br />

(NIGHT PANEL)<br />

Met deze functie kan de verlichting van<br />

de toerenteller en de boordinstrumenten<br />

worden in-/uitgeschakeld (ON/OFF).<br />

De functie kan worden ingeschakeld<br />

(alleen als de elektronische sleutel in het<br />

contactslot zit, de buitenverlichting is<br />

ingeschakeld en de sensor in de snelheidsmeter<br />

weinig buitenlicht ontvangt)<br />

door de knop – even ingedrukt te houden.<br />

Als de functie is ingeschakeld, verschijnt<br />

op het display een waarschuwing.<br />

Als de functie NIGHT PANEL eenmaal<br />

is ingeschakeld, kan de functie als volgt<br />

worden uitgeschakeld:<br />

❒ houd de knop + (ook bij uitgeschakelde<br />

buitenverlichting) even<br />

ingedrukt;<br />

❒ neem de elektronische sleutel uit<br />

het contactslot.<br />

Als de functie is uitgeschakeld, verschijnt<br />

op het display een waarschuwing.<br />

De berichten blijven enkele seconden<br />

op het display weergegeven en verdwijnen<br />

daarna. Om de weergave<br />

voortijdig te onderbreken, moet u kort<br />

op de knop MENU drukken.


TRIP COMPUTER<br />

Algemene informatie<br />

Met de functie “Trip computer” kan, als de elektronische sleutel in het contactslot zit, op het display informatie worden<br />

weergegeven over de werking van de auto. Deze functie bestaat uit “General trip”, dat betrekking heeft op de hele rit<br />

van de auto, en “Trip B”, dat betrekking heeft op een deeltraject. Deze laatste functie vormt een onderdeel (zoals is afgebeeld<br />

in fig. 22) van het totale traject van de auto.<br />

Beide functies kunnen op nul worden gezet. (reset - begin van de nieuwe rit).<br />

fig. 22<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Einde rit<br />

Begin nieuwe rit<br />

˙<br />

˙<br />

TRIP B<br />

Reset TRIP B<br />

˙<br />

˙<br />

Reset TRIP B<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject Einde deeltraject<br />

Begin nieuwe<br />

GENERAL TRIP<br />

TRIP B<br />

Reset TRIP B<br />

˙<br />

˙<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Einde rit<br />

Begin nieuwe rit<br />

deeltraject Einde deeltraject<br />

Reset TRIP B<br />

Begin nieuw<br />

deeltraject<br />

TRIP B<br />

˙<br />

˙<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw<br />

deeltraject<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

37


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

38<br />

“General Trip” geeft informatie over:<br />

❒ Gemiddeld verbruik<br />

❒ Huidig verbruik<br />

❒ Gemiddelde snelheid<br />

❒ Reistijd<br />

❒ Autonomie<br />

❒ Afgelegde afstand<br />

“Trip B” geeft informatie over:<br />

❒ Afgelegde afstand B<br />

❒ Gemiddeld verbruik B<br />

❒ Gemiddelde snelheid B<br />

❒ Reistijd B.<br />

Weergegeven gegevens<br />

Gemiddeld verbruik<br />

Geeft het gemiddelde brandstofverbruik<br />

aan vanaf het begin van een<br />

nieuwe rit.<br />

Huidig verbruik<br />

Geeft constant bijgewerkt het actuele<br />

brandstofverbruik aan. Als de auto stilstaat<br />

met draaiende motor wordt “- - -<br />

-” op het display weergegeven.<br />

Gemiddelde snelheid<br />

Geeft de gemiddelde snelheid van de<br />

auto aan op basis van de tijd die verstreken<br />

is vanaf het begin van een<br />

nieuwe rit.<br />

Reistijd<br />

Geeft de verstreken tijd aan vanaf het<br />

begin van de nieuwe rit (reistijd).<br />

Autonomie<br />

Geeft het aantal kilometers aan dat<br />

nog gereden kan worden met de<br />

brandstof in de brandstoftank (actieradius),<br />

waarbij ervan uit wordt<br />

gegaan dat de rijstijl niet verandert.<br />

Op het display verschijnt de indicatie<br />

“- - - -” als:<br />

❒ de actieradius kleiner is dan 50 km<br />

(of 30 mijl);<br />

❒ de auto langer dan 5 minuten stilstaat<br />

met draaiende motor.<br />

Afgelegde afstand<br />

Geeft de afstand aan die de auto heeft<br />

afgelegd vanaf het begin van een<br />

nieuwe rit.<br />

Als de accu losgekoppeld is geweest<br />

en aan het begin van een nieuwe rit<br />

(reset), toont het display de waarde<br />

“0.0”.<br />

BELANGRIJK Als er informatie ontbreekt,<br />

verschijnt bij alle gegevens op<br />

de Trip computer de aanduiding “- - - -”<br />

in plaats van de waarde. Wanneer de<br />

normale werking weer hersteld is,<br />

worden de waarden van de gegevens<br />

weer op normale wijze weergegeven.<br />

De waarden die voor de storing werden<br />

weergegeven, worden niet op nul<br />

gezet en er wordt geen nieuwe rit<br />

begonnen.


Nieuwe rit<br />

Begint als een reset is uitgevoerd:<br />

❒ “handmatig” door de gebruiker<br />

door de knop TRIP even ingedrukt<br />

te houden;<br />

❒ “automatisch” als de “afgelegde<br />

afstand” de waarde 9999,9 km<br />

(of mijl) bereikt, de “reistijd” de<br />

waarde 99.59 (99 uur en 59<br />

minuten) of iedere keer als de<br />

accu losgekoppeld is geweest.<br />

fig. 23<br />

KNOP TRIP<br />

A0G0099m<br />

Met de knop TRIP fig. 23, op de<br />

rechter hendel, krijgt u, als de elektronische<br />

sleutel in het contactslot zit,<br />

toegang tot de functies “General Trip”<br />

en “Trip B”. Gebruik de knoppen naast<br />

de hendel om de weergegeven gegevens<br />

van iedere functie te doorlopen.<br />

Met de knop TRIP kunnen bovendien<br />

de functies “General Trip” en “Trip B”<br />

op nul worden gezet om een nieuwe<br />

rit te beginnen.<br />

❒ kort indrukken: voor weergave van<br />

de verschillende gegevens;<br />

❒ even ingedrukt houden: voor het<br />

op nul zetten (reset) en het beginnen<br />

van een nieuwe rit.<br />

Om van een onderdeel van de Trip Computer<br />

naar het volgende onderdeel te<br />

gaan, moeten de knoppen - en .<br />

kort worden ingedrukt.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

39


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

40<br />

fig. 24<br />

A0G0052m<br />

BELANGRIJK Als u de functie “General<br />

trip” op nul zet, dan worden ook<br />

de gegevens van “Trip B” op nul gezet,<br />

terwijl bij het op nul zetten van “Trip B”<br />

alleen de gegevens van “Trip B” op nul<br />

worden gezet.<br />

In elk scherm van de Trip computer worden<br />

gelijktijdig twee onderdelen van de<br />

ingeschakelde Trip-functie (Trip A of Trip<br />

B) weergegeven; een in het bovenste<br />

deel van het display en een in het onderste<br />

deel (zie fig. 24).<br />

In hetzelfde scherm kan niet gelijktijdig<br />

hetzelfde onderdeel in het bovenste<br />

en in het onderste deel worden weergegeven.<br />

De twee functies van de Trip computer<br />

kunnen worden geselecteerd door de<br />

knop TRIP kort in te drukken; met de<br />

knop - kunt u het onderdeel in het bovenste<br />

deel van het display doorlopen,<br />

terwijl met de knop . het onderdeel<br />

in het onderste deel van het display<br />

doorlopen kan worden.<br />

Om van de informatie van Trip A naar<br />

die van Trip B te gaan, moet daarentegen<br />

de knop TRIP kort worden ingedrukt.<br />

Procedure voor het begin van<br />

een rit (reset)<br />

Het op nul zetten van Trip A is onafhankelijk<br />

van dat van Trip B.<br />

Reset General Trip<br />

Als u met de elektronische sleutel in<br />

het contactslot “General Trip” op nul<br />

wilt zetten, houd dan de knop TRIP<br />

langer dan 2 seconden ingedrukt.<br />

BELANGRIJK Het automatisch op<br />

nul zetten gebeurt alleen in de volgende<br />

gevallen:<br />

❒ wanneer de “afgelegde afstand”<br />

de waarde 9.999,9 km bereikt of<br />

wanneer de “reistijd” de waarde<br />

99.59 (99 uur en 59 minuten)<br />

bereikt;<br />

❒ iedere keer als de accu losgekoppeld<br />

is geweest.<br />

Als General Trip op nul wordt gezet<br />

(reset), verschijnt op het display een<br />

waarschuwing.


ZITPLAATSEN<br />

STOELEN MET HAND-<br />

BEDIENDE VERSTELLING<br />

fig. 25<br />

ATTENTIE<br />

Alle afstellingen mogen<br />

uitsluitend bij een stilstaande<br />

auto worden uitgevoerd.<br />

De stoffen bekleding<br />

van uw auto is langdurig<br />

bestand tegen<br />

slijtage die ontstaat bij een<br />

normaal gebruik van de auto.<br />

Hevig en/of langdurig wrijven<br />

met kledingaccessoires zoals<br />

metalen gespen, sierknopen en<br />

klittenbandsluitingen, moet<br />

echter absoluut worden vermeden<br />

omdat hierdoor grote druk<br />

ontstaat op een bepaalde plek<br />

op de bekleding, waardoor<br />

deze plek kan slijten en de<br />

bekleding beschadigd wordt.<br />

fig. 25<br />

A0G0020m<br />

Verstellen in lengterichting<br />

Trek de hendel A (aan de binnenzijde<br />

van de stoel) omhoog en schuif de<br />

stoel naar voren of naar achteren: als<br />

u rijdt, moeten de armen licht gebogen<br />

zijn en de handen op de stuurwielrand<br />

steunen.<br />

ATTENTIE<br />

Laat de hendel los en<br />

controleer of de stoel<br />

goed geblokkeerd is door<br />

deze naar voren en naar achteren<br />

te schuiven. Als de<br />

stoel niet goed geblokkeerd<br />

is, kan deze onverwachts<br />

verschuiven, waardoor u de<br />

controle over de auto kunt<br />

verliezen.<br />

Hoogteverstelling<br />

(indien aanwezig)<br />

Beweeg de hendel B omhoog of<br />

omlaag totdat de gewenste zithoogte<br />

is bereikt.<br />

BELANGRIJK De verstelling is alleen<br />

mogelijk als u op de bestuurdersstoel<br />

zit.<br />

Rugleuning verstellen<br />

Bedien de knop C totdat de gewenste<br />

stand is bereikt.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

41


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

42<br />

Lendensteunverstelling<br />

(indien aanwezig)<br />

Draai de knop D totdat de gewenste<br />

stand is bereikt.<br />

Hellingshoek stoel verstellen<br />

(indien aanwezig)<br />

Bedien de hendel E. Als u de hendel<br />

omhoogtrekt, kantelt de stoel een<br />

stand naar achteren. Als u de hendel<br />

omlaag duwt, kantelt de stoel een<br />

stand naar voren.<br />

Rugleuning naar voren<br />

klappen<br />

Bedien de handgreep F: de rugleuning<br />

klapt naar voren en de stoel kan nu<br />

naar voren worden geschoven.<br />

Door een stelmechanisme met geheugen<br />

kan de stoel automatisch weer<br />

worden teruggezet in de oorspronkelijke<br />

stand.<br />

Als de rugleuning is teruggeklapt in de<br />

normale gebruiksstand, controleer dan<br />

of deze goed vergrendeld is.<br />

Controleer bovendien of de stoel goed<br />

geblokkeerd is door deze naar voren<br />

en naar achteren te duwen.<br />

fig. 26<br />

A0G0189m<br />

STOELEN MET ELEKTRISCHE<br />

VERSTELLING (indien aanwezig)<br />

fig. 26<br />

ATTENTIE<br />

Alle afstellingen mogen<br />

uitsluitend bij een stilstaande<br />

auto worden uitgevoerd.<br />

De bedieningsknoppen voor<br />

de stoelinstelling zijn:<br />

Multifunctionele knop A:<br />

❒ hoogte voorzijde stoel instellen;<br />

❒ hoogte achterzijde stoel instellen;<br />

❒ hoogteverstelling van de stoel;<br />

❒ in lengterichting verplaatsen van<br />

de stoel;<br />

B: Rugleuning verstellen;<br />

C: Knoppen voor het opslaan van de<br />

stand van de bestuurdersstoel;<br />

D: Verstellen van de lendensteun;<br />

E: Rugleuning naar voren klappen.<br />

BELANGRIJK De elektrische verstelling<br />

is mogelijk als de elektronische<br />

sleutel in het contactslot is gestoken<br />

en ongeveer 1 minuut na het uitnemen<br />

van de sleutel uit het slot of na<br />

het indrukken van de START/<br />

STOP-knop. U kunt de stoel ook verstellen<br />

gedurende ongeveer 3 minuten<br />

na het openen van een portier of totdat<br />

het portier gesloten wordt.


fig. 27<br />

A0G0024m<br />

Stoelverwarming<br />

(indien aanwezig)<br />

Draai, als de elektronische sleutel in<br />

het contactslot zit, de knop A-fig.<br />

27 om de functie in of uit te schakelen.<br />

De verwarming kan op 3 niveaus worden<br />

ingesteld (0 = stoelverwarming<br />

uitgeschakeld).<br />

Instellingen van de bestuurdersstoel/buitenspiegels<br />

opslaan<br />

Met de knoppen C kunnen drie verschillende<br />

standen van de bestuurdersstoel<br />

en de buitenspiegels in het geheugen<br />

worden opgeslagen en opgeroepen.<br />

Het opslaan en oproepen is alleen<br />

mogelijk als de elektronische sleutel in<br />

het contactslot zit.<br />

U kunt een opgeslagen stand ook<br />

oproepen in de drie minuten na het<br />

openen van de portieren en ongeveer<br />

1 minuut nadat de elektronische sleutel<br />

uit het contactslot is genomen.<br />

Als u een stand van de stoel wilt<br />

opslaan, moet u de stoel met de verschillende<br />

bedieningsknoppen instellen<br />

en vervolgens enkele seconden de<br />

knop indrukken waaronder u de stand<br />

wilt opslaan.<br />

Druk voor het oproepen van een opgeslagen<br />

stand kort op de betreffende<br />

knop.<br />

Als u een nieuwe stand van de stoel of<br />

de spiegels opslaat, wordt automatisch<br />

de vorige met dezelfde knop<br />

opgeslagen stand, gewist.<br />

HOOFDSTEUNEN<br />

De hoofdsteunen zijn in de stoelen<br />

van de auto geïntegreerd.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

43


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

44<br />

STUURWIEL<br />

Dit kan zowel axiaal als verticaal versteld<br />

worden.<br />

fig. 28<br />

A0G0136m<br />

Ontgrendel de hendel A-fig. 28 door<br />

deze omlaag te duwen en zet het<br />

stuur in de gewenste stand. Duw vervolgens<br />

de hendel A omhoog om het<br />

stuur te vergrendelen.<br />

ATTENTIE<br />

Verstel het stuurwiel<br />

alleen als de auto stilstaat<br />

en de motor is afgezet.<br />

ATTENTIE<br />

Het is streng verboden<br />

om demontage-/<br />

montagewerkzaamheden uit<br />

te voeren, waarvoor wijzigingen<br />

in de stuurinrichting<br />

of de stuurkolom vereist zijn<br />

(bijv. bij montage van een<br />

diefstalbeveiliging). Hierdoor<br />

kunnen de prestaties van het<br />

systeem, de garantie en de<br />

veiligheid in gevaar worden<br />

gebracht en voldoet de auto<br />

niet meer aan de typegoedkeuring.


SPIEGELS<br />

BINNENSPIEGEL<br />

De binnenspiegel is voorzien van een<br />

beveiligingsmechanisme, waardoor de<br />

spiegel bij een krachtig contact met<br />

een inzittende losschiet.<br />

Met het hendeltje A-fig. 29 kan de<br />

spiegel in twee standen worden<br />

gezet: normale of anti-verblindingsstand.<br />

fig. 29<br />

A0G0135m<br />

BUITENSPIEGELS<br />

De buitenspiegels kunnen alleen worden<br />

versteld en ingeklapt als de elektronische<br />

sleutel in het contactslot zit.<br />

fig. 30<br />

A0G0036m<br />

Spiegelverstelling<br />

Kies met de keuzeschakelaar A-fig.<br />

30 de gewenste spiegel:<br />

❒ draai de keuzeschakelaar A in<br />

stand 1: voor de linker spiegel;<br />

❒ draai de keuzeschakelaar A in<br />

stand 2: voor de rechter spiegel.<br />

Druk de knop B in een van de vier<br />

door de pijlen aangegeven richtingen<br />

om de spiegel af te stellen.<br />

BELANGRIJK Draai na het verstellen<br />

de keuzeschakelaar A in stand 0<br />

om te voorkomen dat de spiegel per<br />

ongeluk versteld wordt.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

45


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

46<br />

fig. 31<br />

A0G0081m<br />

Spiegel handmatig inklappen<br />

Indien nodig (bijv. bij nauwe doorgangen)<br />

kunnen de buitenspiegels worden<br />

ingeklapt door ze vanuit stand A-fig.<br />

31 naar stand B te bewegen.<br />

Elektrisch inklappen (indien<br />

aanwezig)<br />

Indien nodig (bijv. bij nauwe doorgangen)<br />

kunnen de spiegels worden ingeklapt<br />

door op de knop C-fig. 30 te<br />

drukken.<br />

Om de spiegels weer in de rijstand te<br />

zetten, moet u opnieuw op de knop<br />

C-fig. 30 drukken.<br />

Als de sloten worden vergrendeld,<br />

klappen de buitenspiegels in; de spiegels<br />

klappen automatisch weer open<br />

als de sleutel weer in het contactslot<br />

wordt gestoken.<br />

De functie kan worden in-/uitgeschakeld<br />

door de knop voor het inklappen<br />

langer dan 2 seconden ingedrukt te<br />

houden. Er klinkt een akoestisch signaal<br />

als de instelling is uitgevoerd.<br />

De spiegel aan<br />

bestuurderszijde is bol,<br />

waardoor de afstandswaarneming<br />

enigszins wordt<br />

beïnvloed.<br />

ATTENTIE<br />

Tijdens het rijden<br />

moeten de spiegels<br />

altijd uitgeklapt zijn.<br />

“Parkeer”-stand van de buitenspiegel<br />

aan passagierszijde<br />

opslaan<br />

Bij uitvoeringen met elektrische stoelverstelling,<br />

kan, voor een optimaal<br />

zicht tijdens het inparkeren, de<br />

bestuurder tijdens het inschakelen van<br />

de achteruit, de buitenspiegel aan passagierszijde<br />

in een stand zetten (en<br />

opslaan) die verschillend is van de<br />

stand die normaal tijdens het rijden<br />

gebruikt wordt. Ga voor het opslaan<br />

als volgt te werk:<br />

❒ schakel de achteruit in als de auto<br />

stilstaat en de elektronische sleutel<br />

in het contactslot zit;<br />

❒ draai de keuzeschakelaar A-fig.<br />

30 in stand 2 (spiegel passagierszijde);<br />

❒ stel de buitenspiegel aan passagierszijde<br />

zodanig af dat een optimaal<br />

zicht wordt verkregen voor<br />

het inparkeren;<br />

❒ houd een van de knoppen C-fig.<br />

26 ten minste 3 seconden ingedrukt<br />

(zie de paragraaf<br />

“Zitplaatsen” in dit hoofdstuk).


Gelijktijdig met de “parkeer”-stand<br />

van de buitenspiegel aan passagierszijde<br />

worden ook de stand van de buitenspiegel<br />

en de positie van de stoel<br />

aan bestuurderszijde in het geheugen<br />

opgeslagen. Als de stand van de spiegel<br />

is opgeslagen, klinkt een akoestisch<br />

signaal.<br />

“Parkeer”-stand van de buitenspiegel<br />

aan passagierszijde<br />

oproepen<br />

Ga als volgt te werk: steek de elektronische<br />

sleutel in het contactslot; schakel<br />

de achteruit in; draai de keuzeschakelaar<br />

A-fig. 30 in stand 2 (spiegel passagierszijde).<br />

De spiegel wordt automatisch in de<br />

opgeslagen stand gezet.<br />

Als er geen enkele stand is opgeslagen<br />

zal, als de achteruit wordt ingeschakeld,<br />

de buitenspiegel aan passagierszijde<br />

automatisch iets omlaag kantelen<br />

om het inparkeren te vergemakkelijken.<br />

De spiegel keert automatisch terug in<br />

de beginstand, ongeveer 10 seconden<br />

na inschakeling van de achteruit, bij<br />

een snelheid boven 10 km/h bij vooruitrijden<br />

of door de keuzeschakelaar<br />

A-fig. 30 in stand 0 te zetten.<br />

Automatische synchronisatie<br />

van de buitenspiegels<br />

Iedere keer als u de elektronische sleutel<br />

in het contactslot steekt, worden<br />

de buitenspiegels automatisch in de<br />

laatst ingestelde en/of opgeroepen<br />

stand gezet voordat de elektronische<br />

contactsleutel werd uitgenomen.<br />

Hierdoor worden de spiegels gesynchroniseerd<br />

wanneer tijdens het parkeren<br />

met de hand of per ongeluk een<br />

van de buitenspiegels is versteld.<br />

Ontwasemen/ontdooien<br />

De buitenspiegels zijn voorzien van verwarmingselementen<br />

die worden ingeschakeld<br />

als de achterruitverwarming<br />

wordt ingeschakeld (door op de knop<br />

( te drukken).<br />

BELANGRIJK De functie is voorzien<br />

van een tijdschakeling, waardoor de<br />

functie na enkele minuten automatisch<br />

wordt uitgeschakeld.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

47


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

48<br />

KLIMAATREGELING<br />

fig. 32<br />

1 Luchtrooster boven - 2 Verstel- en regelbare luchtroosters in het midden - 3 Verstel- en regelbare luchtroosters aan de zijkant<br />

- 4 Luchtroosters beenruimten - 5 Luchtroosters voor ontwaseming/ontdooiing van de voorruit en de zijruiten.<br />

A0G0278m


fig. 33<br />

fig. 34<br />

A0G0014m<br />

A0G0012m<br />

LUCHTROOSTERS IN HET<br />

MIDDEN EN AAN DE ZIJ-<br />

KANT fig. 33-34<br />

Deze bevinden zich op het dashboard.<br />

Elk luchtrooster A is voorzien van een<br />

draaiknop B waarmee de luchtopbrengst<br />

kan worden geregeld en een regelschuif<br />

C waarmee de luchtstroom horizontaal<br />

of verticaal kan worden gericht.<br />

O = Geheel gesloten<br />

I = Geheel geopend<br />

fig. 35<br />

A0G0057m<br />

LUCHTROOSTER BOVEN<br />

fig. 35<br />

Het rooster kan met de knop worden<br />

geopend en gesloten.<br />

O = Geheel gesloten<br />

I = Geheel geopend<br />

fig. 36<br />

A0G0067m<br />

LUCHTROOSTERS VOOR<br />

ONTWASEMING/ONTDOOI-<br />

ING VAN DE VOORRUIT EN<br />

DE ZIJRUITEN<br />

Deze bevinden zich aan weerszijden<br />

A-fig. 36 en op de voorzijde B van<br />

het dashboard.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

49


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

50<br />

HANDBEDIENDE<br />

AIRCONDITIONING<br />

(indien aanwezig)<br />

BEDIENINGSKNOPPEN<br />

fig. 37<br />

A - draaiknop voor regeling van de<br />

luchttemperatuur (menging van<br />

warme/koude lucht);<br />

B - draaiknop voor de luchtverdeling;<br />

C - draaiknop voor aanjagersnelheid;<br />

D - drukknop voor in-/uitschakeling<br />

achterruit- en spiegelverwarming;<br />

E - drukknop voor in-/uitschakeling<br />

maximaal ontdooien/ontwasemen<br />

voorruit, zijruiten en spiegelverwarming;<br />

F - drukknop voor in-/uitschakeling<br />

luchtrecirculatie;<br />

G - drukknop voor in-/uitschakeling<br />

aircocompressor.<br />

fig. 37<br />

LUCHTVERDELING<br />

INSTELLEN<br />

O: luchtstroom naar lichaam bestuurder/passagier;<br />

M: luchtstroom naar lichaam bestuurder/passagier<br />

en beenruimten;<br />

N: luchtstroom naar de beenruimten;<br />

A0G0011m<br />

Q: luchtstroom naar beenruimten en<br />

voorruit;<br />

ü: luchtstroom naar voorruit.


VERWARMING VAN HET<br />

INTERIEUR<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai de draaiknop A totdat de<br />

gewenste temperatuurinstelling is<br />

bereikt;<br />

❒ draai de draaiknop C op de<br />

gewenste snelheid;<br />

❒ draai de draaiknop B op de<br />

gewenste luchtverdeling:<br />

N: voor gespreide verwarming van<br />

de beenruimten;<br />

M: voor verwarming van de beenruimten,<br />

waarbij de luchtstroom op<br />

het gelaat koel blijft (bilevel-stand);<br />

Q: voor verwarming van de beenruimten<br />

en ontwaseming van de voorruit;<br />

❒ schakel de recirculatie uit (indien<br />

ingeschakeld);<br />

SNELLE ONTWASEMING/<br />

ONTDOOIING VAN DE<br />

VOORRUIT EN ZIJRUITEN<br />

(functie MAX-DEF)<br />

Druk op de knop -: als de functie is<br />

ingeschakeld, gaan de lampjes op de<br />

knoppen -, √ en ( branden. Druk<br />

om de functie uit te schakelen nogmaals<br />

op knop - en controleer of<br />

het lampje op de knop gedoofd is.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid<br />

zijn, moet de functie worden uitgeschakeld<br />

om een optimaal comfort<br />

mogelijk te maken.<br />

Beslaan van de ruiten voorkomen<br />

De airconditioning √ is zeer bruikbaar<br />

om het beslaan van de ruiten te voorkomen:<br />

gebruik de airconditioning<br />

daarom bij een hoge luchtvochtigheid.<br />

Het is raadzaam de volgende handelingen<br />

uit te voeren om het beslaan te<br />

voorkomen:<br />

❒ schakel de recirculatie uit (indien<br />

ingeschakeld);<br />

❒ draai de draaiknop C op de 2e snelheid;<br />

❒ draai de draaiknop B in stand Q.<br />

ONTWASEMING/<br />

ONTDOOIING ACHTERRUIT<br />

EN BUITENSPIEGELS<br />

Druk op de knop ( om deze functie<br />

in te schakelen: het lampje op de<br />

knop gaat branden als deze functie<br />

wordt ingeschakeld.<br />

Als u deze functie inschakelt, wordt op<br />

enkele uitvoeringen ook de voorruitverwarming<br />

ter hoogte van de ruitenwissers<br />

ingeschakeld.<br />

De functie schakelt na enkele minuten<br />

automatisch uit, of als opnieuw de<br />

knop wordt ingedrukt. De functie<br />

wordt ook uitgeschakeld als u de<br />

motor uitzet en blijft uitgeschakeld als<br />

u de motor opnieuw start.<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />

andere plaatjes op de elektrische<br />

weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />

van de achterruit, om beschadiging<br />

van de achterruitverwarming te voorkomen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

51


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

52<br />

RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />

Druk op de knop v: het lampje op<br />

de knop gaat branden als deze functie<br />

wordt ingeschakeld.<br />

Het verdient aanbeveling om de recirculatiefunctie<br />

in te schakelen in de file<br />

of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen<br />

dat vervuilde lucht het interieur<br />

bereikt. Het is niet raadzaam dit systeem<br />

langdurig te laten werken,<br />

omdat anders, vooral als u met meerdere<br />

personen in de auto zit, de kans<br />

aanzienlijk toeneemt dat de ruiten<br />

beslaan.<br />

Het is bovendien niet raadzaam deze<br />

functie in te schakelen op regenachtige<br />

of koude dagen, omdat dan de ruiten<br />

aan de binnenzijde aanzienlijk<br />

sneller kunnen beslaan, vooral als de<br />

airconditioning niet is ingeschakeld.<br />

BELANGRIJK Met deze functie kunnen,<br />

afhankelijk van de werking van<br />

het systeem (“verwarming” of “koeling”),<br />

de gewenste omstandigheden<br />

sneller bereikt worden.<br />

AIRCONDITIONING (snelle<br />

koeling)<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai de draaiknop A geheel naar<br />

links;<br />

❒ draai de draaiknop C op de hoogste<br />

snelheid;<br />

❒ draai de draaiknop B in stand O;<br />

❒ druk op de knoppen √ en v<br />

(lampjes op de knoppen branden).<br />

Koeling handhaven<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ schakel de recirculatie uit (indien<br />

ingeschakeld);<br />

❒ draai de draaiknop A totdat de<br />

gewenste temperatuurinstelling is<br />

bereikt;<br />

❒ draai de draaiknop C op de<br />

gewenste snelheid van de aanjager.<br />

ONDERHOUD VAN HET SYS-<br />

TEEM<br />

Schakel in de winter de airconditioning<br />

√ 1 keer per maand gedurende<br />

10 minuten in.<br />

Laat voor het zomerseizoen de werking<br />

van de airconditioning door de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer controleren.<br />

Na het opnieuw aansluiten<br />

van een losgekoppelde<br />

accu moet ten<br />

minste 3 minuten worden<br />

gewacht voordat de elektronische<br />

sleutel in het contactslot<br />

wordt gestoken, zodat de<br />

regeleenheid van de airconditioning<br />

de actuatoren van de<br />

temperatuur en de luchtverdeling<br />

kan resetten.


AUTOMATISCHE<br />

AIRCONDITIONING<br />

MET GESCHEIDEN<br />

REGELING<br />

(indien aanwezig)<br />

BESCHRIJVING<br />

De auto is uitgerust met een airconditioning<br />

met gescheiden luchttemperatuurregeling,<br />

waardoor de temperatuur<br />

in twee zones geregeld kan worden<br />

door de lucht te verwarmen of te<br />

koelen om het gewenste comfort te<br />

bereiken.<br />

Voor een optimale temperatuurregeling<br />

in de twee zones van het interieur is<br />

het systeem uitgerust met een buitentemperatuursensor,<br />

een interieurtemperatuursensor<br />

en een dubbele zonnestralingssensor.<br />

De klimaatregeling stelt automatisch<br />

de volgende parameters/functies in:<br />

❒ luchttemperatuur bij de uitstroomopeningen<br />

aan bestuurders-/passagierszijde;<br />

❒ aanjagersnelheid;<br />

❒ luchtverdeling aan bestuurders-/<br />

passagierszijde;<br />

❒ inschakeling compressor;<br />

❒ luchtrecirculatie.<br />

De volgende functies/parameters kunnen<br />

handmatig worden gewijzigd:<br />

❒ gewenste temperatuur;<br />

❒ aanjagersnelheid;<br />

❒ luchtverdeling op 7 verschillende<br />

standen;<br />

❒ in-/uitschakeling compressor;<br />

❒ ontdooiing/ontwaseming ruiten;<br />

❒ luchtrecirculatie;<br />

❒ mono-functie.<br />

Dit systeem is uitgerust met AQS (Air<br />

Quality System) (indien aanwezig)<br />

dat automatisch de luchtrecirculatie<br />

inschakelt als vervuilde buitenlucht<br />

wordt gesignaleerd (bijvoorbeeld in<br />

een file en in tunnels).<br />

Het systeem is voorzien van een<br />

wasemsensor (indien aanwezig) Afig.<br />

38 achter de binnenspiegel. Deze<br />

sensor kan een bepaald gebied aan de<br />

binnenzijde van de voorruit “controleren”<br />

en het systeem automatisch<br />

fig. 38<br />

A0G0091m<br />

bedienen, zodat wasem wordt voorkomen<br />

of verminderd. De sensor kan,<br />

indien ingeschakeld, worden uitgeschakeld<br />

door handmatig een willekeurige<br />

functie van het systeem in te schakelen.<br />

De sensor wordt ingeschakeld als<br />

de motor wordt gestart en als op een<br />

van de knoppen AUTO wordt gedrukt.<br />

Om een goede werking<br />

van de wasemsensor te<br />

garanderen, mogen geen<br />

zelfklevende voorwerpen (tolvignetten,<br />

parkeerschijven enz.)<br />

in het “controle”-gebied tussen<br />

sensor en voorruit worden aangebracht.<br />

Bovendien moeten de<br />

voorruit en de sensor voorzichtig<br />

worden schoongemaakt,<br />

waarbij moet worden voorkomen<br />

dat stof of andere ongerechtigheden<br />

zich ophopen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

53


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

54<br />

Bedieningsknoppen fig. 39<br />

A - drukknoppen voor luchtverdeling<br />

(linker- en rechterzijde);<br />

B - draaiknop voor temperatuurregeling<br />

linkerzijde;<br />

C - drukknop voor automatische werking<br />

(FULL AUTO);<br />

D - display met informatie over klimaatregeling;<br />

E - draaiknop voor temperatuurregeling<br />

rechterzijde;<br />

F - drukknop voor in-/uitschakeling<br />

achterruit- en spiegelverwarming;<br />

G - drukknop voor inschakeling functie<br />

MAX-DEF (snel ontdooien/ontwasemen<br />

ruiten voor, achterruit en buitenspiegels);<br />

H - drukknoppen voor verhogen/verlagen<br />

aanjagersnelheid en uitschakeling<br />

airconditioning (OFF);<br />

fig. 39<br />

A0G0058m<br />

I - drukknop voor inschakeling functie MONO (gelijkstellen ingestelde temperaturen)<br />

in overeenstemming met die van de bestuurderszijde;<br />

L - drukknop voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie;<br />

M - drukknop voor in-/uitschakeling aircocompressor;<br />

N - interieurtemperatuursensor.


AIRCONDITIONING<br />

INSCHAKELEN<br />

Het systeem kan worden ingeschakeld<br />

door op een willekeurige knop te drukken<br />

(behalve (, v en MONO);<br />

maar aangeraden wordt eerst de<br />

gewenste temperaturen op het display<br />

in te stellen en daarna de knop AUTO<br />

in te drukken.<br />

Met de klimaatregeling kan de temperatuur<br />

voor de bestuurder en de passagier<br />

apart worden ingesteld.<br />

TEMPERATUUR INSTELLEN<br />

Als u de ring van de knoppen (B/E)<br />

rechts- of linksom draait, wordt de<br />

gewenste temperatuur links (knop B)<br />

of rechts (knop E) resp. verhoogd of<br />

verlaagd. De ingestelde temperaturen<br />

worden weergegeven op het display<br />

D.<br />

Als u de ringen van de draaiknoppen<br />

helemaal naar rechts of helemaal naar<br />

links draait, tot aan de uiterste waarden<br />

HI of LO, wordt respectievelijk<br />

de functie van de maximale verwarming<br />

of de maximale koeling ingeschakeld.<br />

Functie HI (HIGH)<br />

(maximale verwarming)<br />

Als u op het display een temperatuur<br />

hoger dan 32°C instelt, wordt deze<br />

functie ingeschakeld, onafhankelijk of<br />

de temperatuur aan de bestuurders- of<br />

passagierszijde of aan beide zijden is<br />

ingesteld; door deze instelling wordt<br />

het systeem niet meer gescheiden<br />

geregeld. De functie wordt op beide<br />

displays aangegeven.<br />

Deze functie kan worden ingeschakeld<br />

als u het interieur zo snel mogelijk wilt<br />

verwarmen, waarbij maximaal van<br />

het vermogen van het systeem<br />

gebruik wordt gemaakt.<br />

Deze functie maakt gebruik van de<br />

maximale temperatuur van de motorkoelvloeistof,<br />

terwijl de luchtverdeling<br />

en de snelheid van de aanjager automatisch<br />

door het systeem worden<br />

ingesteld.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

55


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

56<br />

Het is raadzaam om deze<br />

functie niet bij koude motor in<br />

te schakelen, omdat dan te<br />

weinig warme lucht het interieur<br />

bereikt.<br />

Als deze functie is ingeschakeld, zijn<br />

alle handmatige instellingen toegestaan.<br />

Om de functie uit te schakelen,<br />

moet u de ring van de draaiknop (B of<br />

E) voor het instellen van de temperatuur<br />

op een waarde onder 32°C zetten;<br />

op het andere display wordt<br />

32°C aangegeven.<br />

Als u de knop AUTO indrukt, geeft het<br />

display een temperatuur aan van<br />

32°C en wordt de temperatuur weer<br />

automatisch geregeld.<br />

Functie LO (LOW) (maximale<br />

koeling)<br />

Als u op het display een temperatuur<br />

onder 16°C instelt, wordt deze functie<br />

ingeschakeld; deze instelling wordt op<br />

het display weergegeven. Deze functie<br />

kan worden ingeschakeld als u het<br />

interieur zo snel mogelijk wilt koelen,<br />

waarbij maximaal van het vermogen<br />

van het systeem gebruik wordt<br />

gemaakt.<br />

De functie schakelt de verwarming<br />

van de lucht uit, schakelt de recirculatiefunctie<br />

in (om de toevoer van<br />

warme lucht te voorkomen), schakelt<br />

de aircocompressor in en zet de luchtverdeling<br />

in de stand ¯/˙ De aanjagersnelheid<br />

wordt automatisch door<br />

het systeem geregeld.<br />

Als deze functie is ingeschakeld, zijn<br />

alle handmatige instellingen toegestaan.<br />

Om de functie uit te schakelen,<br />

moet u de ring van de draaiknop B/E<br />

voor het instellen van de temperatuur<br />

op een waarde boven 16°C zetten;<br />

op het andere display wordt 16°C<br />

aangegeven.<br />

Als u de knop AUTO indrukt, geeft het<br />

display een temperatuur aan van<br />

16°C en wordt de temperatuur weer<br />

automatisch geregeld.


AUTOMATISCHE WERKING<br />

VAN DE KLIMAATREGELING<br />

Als u op de knop AUTO (bedieningspaneel<br />

voor en achter) drukt, verschijnt<br />

het opschrift FULL AUTO op de<br />

displays; het systeem regelt automatisch:<br />

❒ de aanjagersnelheid;<br />

❒ de luchtverdeling in het interieur;<br />

❒ de luchtrecirculatie;<br />

❒ de aircocompressor;<br />

waarbij alle voorafgaande handmatige<br />

instellingen worden opgeheven.<br />

Het opschrift FULL verdwijnt van het<br />

display in de betreffende zone<br />

(bestuurders- of passagierszijde) als<br />

handmatig een willekeurige instelling<br />

wordt uitgevoerd, met uitzondering<br />

van het wijzigen van de temperatuur.<br />

Het opschrift AUTO dooft ook als het<br />

systeem er niet in slaagt om de<br />

gewenste temperatuur te bereiken of<br />

te handhaven (hoofdzakelijk als de<br />

compressorinschakeling met de hand<br />

is geblokkeerd).<br />

Als u de knop √ indrukt, dooft het<br />

opschrift AUTO niet als het systeem in<br />

staat is om de gewenste temperatuur<br />

te handhaven.<br />

BELANGRIJK Als de cabriokap<br />

wordt geopend, wordt de klimaatregeling<br />

niet langer automatisch geregeld,<br />

maar moet handmatig bediend worden.<br />

ATTENTIE<br />

Bij lage buitentemperaturen<br />

raden wij u<br />

aan om de recirculatiefunctie<br />

niet te gebruiken, omdat<br />

hierdoor de ruiten sneller<br />

kunnen beslaan.<br />

REGELING AANJAGERSNEL-<br />

HEID<br />

Druk op de knop +/– om de aanjagersnelheid<br />

te verhogen/verlagen.<br />

De gekozen snelheid wordt weergegeven<br />

door de verlichte staafjes op het display:<br />

❒ minimum snelheid = één staafje verlicht;<br />

❒ maximum snelheid = 6 staafjes verlicht;<br />

Als tijdens het starten de klimaatregeling<br />

automatisch wordt geregeld, wordt de<br />

aanjager op de laagste snelheid ingeschakeld<br />

totdat de motor is gestart.<br />

Bij ingeschakelde compressor en draaiende<br />

motor kan de aanjagersnelheid niet<br />

onder de minimum snelheid komen.<br />

De aanjager kan worden uitgeschakeld<br />

(geen enkel verlicht staafje), maar alleen<br />

als u de aircocompressor hebt uitgeschakeld<br />

met de knop √.<br />

Om de automatische regeling van de<br />

aanjagersnelheid weer in te schakelen,<br />

nadat de snelheid handmatig is ingesteld,<br />

moet u de knop AUTO indrukken.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

57


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

58<br />

SNELLE ONTWASEMING/<br />

ONTDOOIING VAN DE<br />

VOORRUIT EN ZIJRUITEN<br />

(functie MAX-DEF)<br />

Druk op de knop - voor de automatische<br />

inschakeling (tijdgeschakeld)<br />

van alle functies die noodzakelijk zijn<br />

voor het snel ontdooien/ontwasemen<br />

van de voorruit en de zijruiten en, op<br />

enkele uitvoeringen, de elektrische<br />

voorruitverwarming ter hoogte van de<br />

ruitenwissers.<br />

De functie MAX-DEF kan ook bij een<br />

uitgezette motor worden gekozen. Als<br />

de functie is ingeschakeld, brandt het<br />

cirkelvormige lampje om de knop.<br />

Als de functie MAX-DEF is ingeschakeld,<br />

worden de volgende regelingen<br />

uitgevoerd:<br />

❒ doven van het paneel achter<br />

(indien aanwezig);<br />

❒ verhogen luchtopbrengst;<br />

❒ luchtverdeling in stand DEF;<br />

❒ toevoer van buitenlucht;<br />

❒ inschakeling aircocompressor;<br />

❒ uitschakeling AQS-functie (indien<br />

aanwezig);<br />

❒ inschakeling achterruitverwarming.<br />

Als de functie MAX-DEF is ingeschakeld,<br />

kunnen alleen de aanjagersnelheid<br />

en de uitschakeling van de achterruitverwarming<br />

handmatig worden<br />

geregeld.<br />

BELANGRIJK Als de motor nog niet de<br />

bedrijfstemperatuur heeft bereikt,<br />

wordt de maximale snelheid van de<br />

aanjager niet direct ingeschakeld.<br />

Hiermee wordt de toevoer van nog te<br />

koude lucht voor de ontwaseming van<br />

de ruiten beperkt.<br />

Als u opnieuw op een van de volgende<br />

knoppen drukt: v, √, AUTO,<br />

MONO of -, schakelt het systeem<br />

de functie MAX-DEF uit en worden alle<br />

bedrijfsomstandigheden van voor het<br />

inschakelen van de functie hersteld,<br />

inclusief de eventueel geselecteerde<br />

functie.<br />

BELANGRIJK Schakel de functie MAX-<br />

DEF niet in bij uitgezette motor om te<br />

voorkomen dat de accu ontlaadt.


ONTWASEMING/<br />

ONTDOOIING ACHTERRUIT<br />

EN BUITENSPIEGELS<br />

Druk op de knop ( om deze functie<br />

in te schakelen: het cirkelvormige<br />

lampje om de knop gaat branden als<br />

deze functie wordt ingeschakeld.<br />

Als u deze functie inschakelt, wordt op<br />

enkele uitvoeringen ook de voorruitverwarming<br />

ter hoogte van de ruitenwissers<br />

ingeschakeld.<br />

De functie schakelt na enkele minuten<br />

automatisch uit, of als opnieuw de<br />

knop wordt ingedrukt. De functie<br />

wordt ook uitgeschakeld als u de<br />

motor uitzet en blijft uitgeschakeld als<br />

u de motor opnieuw start.<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />

andere plaatjes op de elektrische<br />

weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />

van de achterruit, om beschadiging<br />

van de achterruitverwarming te voorkomen.<br />

SYNCHRONISATIE VAN<br />

INGESTELDE TEMPERATU-<br />

REN (functie MONO)<br />

Als u de knop MONO indrukt, wordt de<br />

temperatuur en de luchtverdeling aan<br />

passagierszijde automatisch gelijkgesteld<br />

met die aan bestuurderszijde.<br />

Het cirkelvormige lampje om de knop<br />

gaat branden als deze functie wordt<br />

ingeschakeld.<br />

Draai aan de draaiknop B voor het verhogen/verlagen<br />

van de temperatuur<br />

in de twee zones.<br />

De gescheiden temperatuurregeling<br />

voor de passagier wordt automatisch<br />

hervat als de passagier de draaiknop E<br />

indrukt, of opnieuw de knop MONO<br />

indrukt waardoor het cirkelvormige<br />

lampje om de knop dooft.<br />

AIRCOCOMPRESSOR<br />

IN-/UITSCHAKELEN<br />

Druk op de knop √ om de aircocompressor<br />

in te schakelen: het cirkelvormige<br />

lampje om de knop gaat branden<br />

als deze functie wordt ingeschakeld.<br />

De aircocompressor schakelt uit als u<br />

opnieuw op de knop √ drukt.<br />

Bij uitgeschakelde aircocompressor<br />

controleert het systeem of de buitentemperatuur<br />

hoger of lager is dan of<br />

gelijk is aan de ingestelde temperatuur:<br />

❒ als de buitentemperatuur lager is<br />

dan de ingestelde temperatuur,<br />

dan werkt het systeem normaal en<br />

kan de temperatuur, ook zonder<br />

ingeschakelde compressor, worden<br />

bereikt;<br />

❒ als de buitentemperatuur hoger is<br />

dan de ingestelde temperatuur,<br />

dan is het systeem niet in staat de<br />

gewenste temperatuur te bereiken:<br />

in dat geval knipperen de<br />

waarden van de ingestelde temperaturen<br />

op het display.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

59


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

60<br />

De controle (compressor uitgeschakeld<br />

en buitentemperatuur hoger dan<br />

de ingestelde temperatuur) wordt<br />

iedere keer uitgevoerd als de elektronische<br />

sleutel in het contactslot wordt<br />

gestoken.<br />

ATTENTIE<br />

Als de aircocompressor<br />

werkt, dan wordt<br />

de lucht gekoeld en ontvochtigd;<br />

het is daarom raadzaam<br />

om de compressor altijd ingeschakeld<br />

te laten om het<br />

beslaan van de ruiten te<br />

voorkomen.<br />

LUCHTVERDELING INSTEL-<br />

LEN<br />

Als u op de knoppen N/O/˙ drukt,<br />

kunt u handmatig een van de zeven<br />

instellingen voor de luchtverdeling kiezen:<br />

˙ Lucht uit de luchtroosters in het midden<br />

en aan de zijkant van het dashboard<br />

(lichaam passagier).<br />

˙ Lucht uit de luchtroosters in de<br />

O beenruimten (warmere lucht) en<br />

de luchtroosters in het midden<br />

en aan de zijkant van het dashboard<br />

(koelere lucht).<br />

O Lucht uit de luchtroosters van de<br />

beenruimten. Deze luchtverdeling<br />

zorgt voor een snelle verwarming<br />

van het interieur door de juiste<br />

temperatuur in te stellen.<br />

N Lucht uit de luchtroosters in de<br />

O beenruimten en uit de luchtroosters<br />

voor ontwaseming/ontdooiing<br />

van de voorruit en zijruiten.<br />

Deze luchtverdeling zorgt voor een<br />

goede verwarming van het interieur<br />

en voorkomt het eventuele<br />

beslaan van de ruiten.<br />

N Lucht uit de luchtroosters van de<br />

voorruit en de zijruiten voor ontdooiing/ontwaseming<br />

van de ruiten.<br />

N˙ Lucht uit de luchtroosters in het<br />

midden en aan de zijkant van<br />

het dashboard en uit de luchtroosters<br />

voor het ontdooien/ontwasemen<br />

van de voorruit en de<br />

zijruiten. Deze luchtverdeling<br />

zorgt voor een goede ventilatie<br />

van het interieur en voorkomt het<br />

eventuele beslaan van de ruiten.<br />

N ˙ Lucht uit<br />

alle luchtroosters.<br />

O<br />

Voor het hervatten van de automatische<br />

werking van de luchtverdeling na<br />

een handmatige instelling, moet de<br />

knop AUTO worden ingedrukt.


RECIRCULATIE IN-/UIT-<br />

SCHAKELEN EN INSCHAKE-<br />

LEN AQS-FUNCTIE<br />

(Air Quality System)<br />

(indien aanwezig)<br />

Er zijn drie mogelijkheden:<br />

❒ automatische regeling, aangegeven<br />

door het branden van het<br />

lampje “A” op de knop;<br />

❒ handmatig ingeschakeld (recirculatie<br />

altijd ingeschakeld), aangegeven<br />

door het branden van het cirkelvormige<br />

lampje om de knop;<br />

❒ handmatig uitgeschakeld (recirculatie<br />

altijd uitgeschakeld met toevoer<br />

van buitenlucht), aangegeven<br />

door het doven van het cirkelvormige<br />

lampje om de knop.<br />

Met de luchtkwaliteitsensor (AQS -<br />

indien aanwezig) wordt de werking<br />

sequentieel door de knop v in te<br />

drukken.<br />

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie<br />

kunnen, afhankelijk van de<br />

werking van het systeem (“verwarming”<br />

of “koeling”), de gewenste<br />

omstandigheden sneller worden<br />

bereikt. Het is echter niet raadzaam<br />

deze functie in te schakelen op regenachtige<br />

of koude dagen, omdat dan<br />

de ruiten aan de binnenzijde aanzienlijk<br />

sneller kunnen beslaan, vooral als<br />

de airconditioning niet is ingeschakeld.<br />

Het verdient aanbeveling om de luchtrecirculatie<br />

in te schakelen in de file of<br />

in tunnels. Hiermee wordt voorkomen<br />

dat vervuilde lucht het interieur<br />

bereikt. Het is niet raadzaam dit systeem<br />

langdurig te laten werken,<br />

omdat anders, vooral als u met meerdere<br />

personen in de auto zit, de kans<br />

aanzienlijk toeneemt dat de ruiten<br />

beslaan en de noodzakelijke luchtverversing<br />

niet gegarandeerd is.<br />

Bij bepaalde weersomstandigheden<br />

(bijv:<br />

buitentemperatuur<br />

nabij 0°C) en als de recirculatie<br />

in het interieur automatisch<br />

wordt geregeld, kunnen de<br />

ruiten beslaan. Druk in dat<br />

geval op de knop v om de<br />

recirculatie handmatig uit te<br />

schakelen en druk eventueel<br />

op de knop + om de luchtstroom<br />

naar de voorruit te<br />

vergroten.<br />

Bij een buitentemperatuur<br />

onder -1°C werkt<br />

de aircocompressor<br />

niet. Het is daarom raadzaam<br />

om de recirculatiefunctie bij<br />

lage buitentemperaturen niet<br />

te gebruiken, omdat de ruiten<br />

anders snel kunnen beslaan.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

61


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

62<br />

AQS-functie (Air Quality<br />

System) inschakelen (indien<br />

aanwezig)<br />

Met de AQS-functie wordt de recirculatie<br />

automatisch ingeschakeld als vervuilde<br />

lucht wordt gesignaleerd (bijvoorbeeld<br />

bij files en in tunnels).<br />

BELANGRIJK Bij ingeschakelde<br />

AQS-functie wordt na een vooraf vastgestelde<br />

inschakeltijd van de recirculatie,<br />

voor het verversen van de lucht in<br />

het interieur, ongeveer 1 minuut buitenlucht<br />

in het interieur gevoerd,<br />

ongeacht de vervuilingsgraad van de<br />

buitenlucht.<br />

BELANGRIJK De AQS-functie wordt<br />

bij een lage buitentemperatuur door<br />

het systeem uitgeschakeld om te voorkomen<br />

dat de ruiten beslaan. Met de<br />

knop v kan de functie weer worden<br />

ingeschakeld; dit wordt aangegeven<br />

door het gaan branden van het<br />

lampje “A” op de knop v.<br />

POLLENFILTER MET ACTIEVE<br />

KOOLSTOF<br />

De auto is uitgerust met een pollenfilter<br />

met actieve koolstof. Het filter<br />

zorgt ervoor dat de in het interieur<br />

ingevoerde lucht gezuiverd is en geen<br />

stofdeeltjes, pollen enz. bevat. Het filter<br />

werkt ongeacht de stand van de<br />

luchttoevoer en werkt het beste als de<br />

ruiten zijn gesloten.<br />

Laat het filter ten minste een keer per<br />

jaar controleren door de <strong>Alfa</strong> Romeodealer,<br />

bij voorkeur aan het begin van<br />

het zomerseizoen. Als de auto veel<br />

over stoffige wegen of bij geconcentreerde<br />

luchtvervuiling rijdt, moet het<br />

pollenfilter vaker worden gecontroleerd<br />

en vervangen dan in het<br />

Onderhoudsschema staat aangegeven<br />

(zie het hoofdstuk “Onderhoud en<br />

zorg”).<br />

Een niet tijdig vervangen<br />

filter kan het rendement<br />

van de klimaatregeling<br />

aanzienlijk beperken.<br />

Hierbij is het mogelijk dat geen<br />

lucht meer uit de uitstroomopeningen<br />

en luchtroosters komt.


AIRCONDITIONING UIT-<br />

SCHAKELEN<br />

Houd de knop “–“ ingedrukt totdat<br />

het opschrift OFF op het display verschijnt.<br />

Bij uitgeschakelde airconditioning:<br />

❒ worden de uitgevoerde handelingen<br />

opgeslagen;<br />

❒ dooft het display (alleen het<br />

opschrift OFF wordt weergegeven);<br />

❒ wordt de recirculatiefunctie ingeschakeld<br />

(lampje op de knop<br />

brandt);<br />

❒ wordt de compressor uitgeschakeld;<br />

❒ wordt de aanjager uitgeschakeld.<br />

Druk om het systeem weer in te schakelen<br />

op de knop AUTO of op een willekeurige<br />

andere knop (behalve (,<br />

v en MONO). Als de airconditioning<br />

weer wordt ingeschakeld, dan<br />

wordt de recirculatie weer automatisch<br />

door het systeem geregeld.<br />

Na het opnieuw aansluiten<br />

van een losgekoppelde<br />

accu moet ten<br />

minste 3 minuten worden<br />

gewacht voordat de elektronische<br />

sleutel in het contactslot<br />

wordt gestoken, zodat de<br />

regeleenheid van de airconditioning<br />

de actuatoren van de<br />

temperatuur en de luchtverdeling<br />

kan resetten.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

63


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

64<br />

BUITENVERLICHTING<br />

HENDEL LINKS fig. 40<br />

Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting.<br />

De buitenverlichting werkt uitsluitend<br />

als de elektronische sleutel in het contactslot<br />

zit.<br />

Verlichting uitgeschakeld<br />

Draaiknop in stand O.<br />

Buitenverlichting<br />

Draai de draaiknop A in stand 6. Op<br />

het instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />

3 branden.<br />

Dimlicht<br />

Draai de draaiknop A in stand 2. Op<br />

het instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />

2 branden.<br />

fig. 40<br />

A0G0064m<br />

Grootlicht<br />

Trek, als de draaiknop A reeds in<br />

stand 2 staat, de hendel naar het<br />

stuurwiel (2e onvergrendelde stand).<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het<br />

controlelampje 1 branden.<br />

Als de hendel opnieuw naar het stuurwiel<br />

wordt getrokken (2e onvergrendelde<br />

stand), dooft het grootlicht.<br />

Grootlichtsignaal<br />

Trek de hendel naar het stuurwiel (1e onvergrendelde stand), ongeacht de<br />

stand van de draaiknop A. Op het<br />

instrumentenpaneel gaat het controlelampje<br />

1 branden.<br />

Richtingaanwijzers<br />

Zet de hendel in de vergrendelde<br />

stand:<br />

❒ omhoog: inschakeling rechter<br />

richtingaanwijzer;<br />

❒ omlaag: inschakeling linker richtingaanwijzer.<br />

Op het instrumentenpaneel knippert<br />

het controlelampje Î of ¥.<br />

De richtingaanwijzers schakelen automatisch<br />

uit als de auto weer rechtuit<br />

rijdt.<br />

Als u bij wisseling van een rijbaan kort<br />

richting aan wilt geven, kunt u de linker<br />

hendel in de onvergrendelde stand<br />

zetten. De richtingaanwijzers aan de<br />

betreffende zijde knipperen 3 keer en<br />

doven daarna automatisch.


“FOLLOW ME HOME” SYS-<br />

TEEM<br />

Met dit systeem kan de ruimte voor<br />

de auto een bepaalde tijd worden verlicht.<br />

Inschakelen<br />

Trek de hendel naar het stuur binnen 2<br />

minuten na het uitzetten van de<br />

motor.<br />

Telkens als u de hendel bedient, blijft<br />

de verlichting 30 seconden langer<br />

branden, tot een maximum van 3,5<br />

minuut; hierna schakelt de verlichting<br />

automatisch uit.<br />

Telkens als de hendel wordt bediend,<br />

gaat ook het controlelampje 3 op<br />

het instrumentenpaneel branden en<br />

verschijnt er een bericht op het display<br />

(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />

berichten”).<br />

Uitschakelen<br />

Houd de hendel langer dan 2 seconden<br />

naar het stuur getrokken.<br />

SCHEMERSENSOR (automatisch<br />

inschakelende koplampen)<br />

(indien aanwezig)<br />

Deze sensor is in staat om de verschillen<br />

in sterkte van het omgevingslicht<br />

waar te nemen op basis van de ingestelde<br />

gevoeligheid: hoe hoger de<br />

gevoeligheid, hoe minder buitenlicht<br />

er nodig is om de verlichting in te<br />

schakelen.<br />

De gevoeligheid van de sensor kan<br />

worden ingesteld via het “Setupmenu”<br />

van het display (zie de paragraaf<br />

“Instelbaar multifunctioneel display”<br />

in dit hoofdstuk).<br />

Inschakelen<br />

Draai de draaiknop A-fig. 40 in<br />

stand 2A : op deze manier gaan,<br />

afhankelijk van de sterkte van het buitenlicht,<br />

de buitenverlichting en de<br />

dimlichten automatisch branden.<br />

Als de verlichting automatisch is ingeschakeld<br />

en via de sensor het commando<br />

voor uitschakeling wordt gegeven,<br />

wordt eerst het dimlicht uitgeschakeld<br />

en vervolgens, na enkele<br />

seconden, de buitenverlichting.<br />

Uitschakelen<br />

Als via de sensor het commando voor<br />

uitschakeling wordt gegeven, wordt<br />

het dimlicht uitgeschakeld en vervolgens,<br />

na enkele seconden, de buitenverlichting.<br />

De schemersensor is niet<br />

in staat om mist te signaleren.<br />

Daarom moet bij mist de verlichting<br />

handmatig worden ingeschakeld.<br />

Storingsmeldingen<br />

Bij een defect aan de schemersensor<br />

verschijnt er een bericht op het display<br />

(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />

berichten”).<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

65


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

66<br />

fig. 41<br />

A0G0061m<br />

BEDIENINGSKNOPPEN OP<br />

HET DASHBOARD fig. 41<br />

Mistlampen<br />

Druk bij ingeschakelde buitenverlichting<br />

op de knop A. Op het instrumentenpaneel<br />

gaat het controlelampje 5 branden.<br />

Druk voor uitschakeling nogmaals op de<br />

knop of schakel de buitenverlichting uit.<br />

Mistachterlichten<br />

Druk voor inschakeling op de knop B.<br />

Deze werken alleen als het dimlicht of<br />

de mistlampen voor zijn ingeschakeld.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het<br />

controlelampje 4 branden. Druk voor<br />

uitschakeling nogmaals op de knop of<br />

schakel het dimlicht of de mistlampen<br />

voor uit of zet de motor uit.<br />

Parkeerlichten<br />

Druk voor inschakeling, bij gedoofd<br />

instrumentenpaneel, op de knop C.<br />

Als u de knop indrukt, hoort u een<br />

waarschuwingssignaal en gaat het<br />

lampje 3 op het instrumentenpaneel<br />

branden.<br />

Druk voor uitschakeling nogmaals op<br />

de knop.<br />

Als u bij ingeschakelde parkeerverlichting<br />

de linker hendel voor de buitenverlichting<br />

omhoog of omlaag zet,<br />

kunt u kiezen aan welke zijde (rechts<br />

of links) de verlichting moet blijven<br />

branden. In dat geval dooft het lampje<br />

3 op het instrumentenpaneel.<br />

Als de linker hendel in de middelste<br />

stand staat, branden de 4 lampen van<br />

de parkeerverlichting en brandt de<br />

kentekenplaatverlichting.<br />

fig. 42<br />

A0G0100m<br />

Waarschuwingsknipperlichten<br />

Druk voor inschakeling op de schakelaar<br />

A-fig. 42.<br />

Als de lichten zijn ingeschakeld, knippert<br />

het lampje in de schakelaar. Gelijktijdig<br />

gaan op het instrumentenpaneel de controlelampjes<br />

Î en ¥ branden.<br />

De lichten schakelen uit als u de schakelaar<br />

A nogmaals indrukt.<br />

ATTENTIE<br />

Het gebruik van de<br />

waarschuwingsknipperlichten<br />

is afhankelijk van<br />

de wetgeving van het land<br />

waarin u zich bevindt. Houdt<br />

u aan de voorschriften.


RUITEN REINIGEN<br />

HENDEL RECHTS<br />

Met de rechter hendel fig. 43 kunt u<br />

de ruitenwissers/-sproeiers bedienen.<br />

Als bij ingeschakelde buitenverlichting<br />

de ruitensproeiers worden ingeschakeld,<br />

dan worden ook de koplampsproeiers<br />

(indien aanwezig) ingeschakeld.<br />

Ruitenwissers/-sproeiers<br />

De rechter hendel kan in vijf verschillende<br />

standen worden gezet:<br />

0: ruitenwissers uitgeschakeld;<br />

1: wissen met interval.<br />

Draai als de hendel in stand 1 staat,<br />

de draaiknop A op een van de vier<br />

intervalstanden:<br />

■ = lang interval<br />

■ = gemiddeld interval<br />

■ = gemiddeld-kort interval<br />

■ = kort interval<br />

fig. 43<br />

A0G0098m<br />

2: langzaam continu wissen<br />

3: snel continu wissen<br />

4: tijdelijk snel wissen (onvergrendelde<br />

stand)<br />

In stand 4 werken de ruitenwissers,<br />

zolang u de hendel met de hand in<br />

deze stand houdt. Als u de hendel<br />

loslaat, springt deze direct weer in<br />

stand 0 en schakelen de ruitenwissers<br />

automatisch uit.<br />

Gebruik de ruitenwissers<br />

niet om opgehoopte<br />

sneeuw of ijs van de<br />

voorruit te verwijderen. In die<br />

omstandigheden grijpt, als de<br />

ruitenwissers te zwaar worden<br />

belast, de beveiliging in, die<br />

ervoor zorgt dat de ruitenwissers<br />

enkele seconden worden<br />

uitgeschakeld. Als de werking<br />

van de ruitenwissers daarna<br />

niet herstelt, moet contact worden<br />

opgenomen met de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

67


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

68<br />

Intelligente<br />

wis-/wasregeling<br />

Als u de hendel naar het stuur trekt<br />

(onvergrendelde stand), schakelen de<br />

ruitensproeiers in.<br />

Als u de hendel aangetrokken houdt,<br />

dan worden in een beweging de ruitenwissers/-sproeiers<br />

ingeschakeld;<br />

de ruitenwissers schakelen automatisch<br />

in als u de hendel voor bediening<br />

van de ruitensproeiers langer dan een<br />

halve seconde aangetrokken houdt.<br />

De ruitenwissers maken nog 3 slagen,<br />

nadat u de hendel loslaat; na ongeveer<br />

6 seconden volgt nog een “reinigingsslag”.<br />

fig. 44<br />

A0G0227m<br />

REGENSENSOR<br />

(indien aanwezig)<br />

De regensensor A-fig. 44, achter de<br />

binnenspiegel, is een elektronische voorziening<br />

voor de ruitenwissers die ervoor<br />

zorgt dat de frequentie van de slagen<br />

van de ruitenwissers automatisch wordt<br />

aangepast aan de hoeveelheid regen op<br />

de ruit. Alle andere door de rechter<br />

hendel geregelde functies worden hier<br />

niet door beïnvloed.<br />

De regensensor schakelt automatisch in<br />

als de rechter hendel in stand 1-fig.<br />

43 wordt geplaatst en heeft een regelbereik<br />

dat oplopend varieert van uitgeschakelde<br />

ruitenwissers (geen slagen)<br />

als de ruit droog is, tot ruitenwissers die<br />

ingeschakeld worden op de tweede<br />

snelheid (gemiddeld continu wissen) bij<br />

hevige regen.<br />

Als u de draaiknop A-fig. 43 draait,<br />

dan wordt de gevoeligheid van de<br />

regensensor verhoogd, waardoor de<br />

overgang van stilstaande ruitenwissers<br />

bij een droge ruit, naar de eerste snelheid<br />

(langzaam continu wissen) sneller<br />

plaatsvindt. Ter bevestiging maken<br />

de ruitenwissers 1 slag.<br />

Als de ruitensproeiers worden bediend<br />

bij ingeschakelde regensensor (hendel<br />

in stand 1-fig. 43), werkt het normale<br />

reinigingsprogramma. Daarna<br />

hervat de regensensor zijn normale<br />

automatische werking.


Als u de elektronische sleutel uit het<br />

contactslot neemt, wordt de regensensor<br />

uitgeschakeld. Als de motor daarna<br />

wordt gestart, schakelt de regensensor<br />

niet opnieuw in, ook niet als de<br />

hendel in stand 1-fig. 43 is blijven<br />

staan. Om de regensensor opnieuw in<br />

te schakelen, moet u de hendel in<br />

stand 0 of 2 zetten en vervolgens<br />

opnieuw in stand 1.<br />

Als de regensensor op deze wijze<br />

opnieuw wordt ingeschakeld, wordt<br />

ten minste een wisslag uitgevoerd,<br />

ook bij een droge ruit.<br />

BELANGRIJK Bij een defect aan de<br />

regensensor, gaan de ruitenwissers,<br />

als de rechter hendel in stand 1-fig.<br />

43 staat, met interval wissen. Als de<br />

storing in de sensor tijdens de automatische<br />

werking ontstaat, blijven de<br />

ruitenwissers in de ingestelde stand<br />

werken. Als u de hendel in een andere<br />

stand zet, is de werking toch gegarandeerd.<br />

De regensensor is in staat om de volgende<br />

omstandigheden te herkennen<br />

en zijn gevoeligheid hieraan aan te<br />

passen:<br />

❒ vuil op het controle-oppervlak<br />

(zoutaanslag, vuil enz.);<br />

❒ verschil tussen dag en nacht.<br />

Storingsmeldingen<br />

Bij een defect aan de regensensor verschijnt<br />

er een bericht op het display<br />

(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />

berichten”).<br />

Schakel de regensensor<br />

niet in als de auto in<br />

een wastunnel wordt<br />

gereinigd.<br />

Controleer als er ijs op<br />

de voorruit zit, of de<br />

regensensor is uitgeschakeld.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

69


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

70<br />

Door waterstrepen kunnen<br />

de ruitenwissers<br />

ongewenst inschakelen.<br />

ATTENTIE<br />

Voor het reinigen van<br />

de voorruit moet altijd<br />

worden gecontroleerd of het<br />

systeem is uitgeschakeld.<br />

fig. 45<br />

A0G0046m<br />

KOPLAMPSPROEIERS<br />

(indien aanwezig) fig. 45<br />

De koplampen beschikken beide over<br />

een sproeier. De koplampsproeiers treden<br />

in werking als bij ingeschakelde<br />

buitenverlichting de ruitensproeiers<br />

worden bediend.<br />

BELANGRIJK Controleer regelmatig<br />

of de koplampsproeiers schoon en in<br />

goede staat zijn.


CRUISE-CONTROL<br />

(snelheidsregelaar)<br />

(indien aanwezig)<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

De elektronische snelheidsregeling<br />

(CRUISE-CONTROL) maakt het<br />

mogelijk een constante, vooraf ingestelde<br />

snelheid aan te houden, zonder<br />

het gaspedaal ingetrapt te houden. Op<br />

deze manier wordt het rijden, vooral<br />

op lange trajecten, minder vermoeiend<br />

omdat de ingestelde snelheid<br />

automatisch gehandhaafd blijft.<br />

BELANGRIJK Het systeem kan<br />

alleen worden ingeschakeld bij een<br />

snelheid tussen 40 en 190 km/h.<br />

fig. 46<br />

SYSTEEM INSCHAKELEN<br />

A0G0095m<br />

Zet de draaiknop A-fig. 46 op Ü.<br />

Het systeem kan niet worden ingeschakeld<br />

in de 1e versnelling of de achteruit.<br />

Het is raadzaam het systeem in te<br />

schakelen in de 4e of hogere versnelling.<br />

Op afdalingen kan bij ingeschakelde<br />

cruise-control de snelheid iets oplopen<br />

ten opzichte van de opgeslagen<br />

snelheid.<br />

Bij inschakeling van het systeem<br />

brandt het lampje Ü op het instrumentenpaneel<br />

(op enkele uitvoeringen<br />

verschijnt ook een bericht op het<br />

display) (zie het hoofdstuk “Lampjes<br />

en berichten”).<br />

SNELHEID OPSLAAN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ zet draaiknop A-fig. 46 in stand<br />

Ü en trap het gaspedaal in tot de<br />

auto met de gewenste snelheid<br />

rijdt;<br />

❒ duw de hendel omhoog (+) of<br />

omlaag (–) en laat de hendel weer<br />

los: de snelheid van de auto is<br />

opgeslagen en het gaspedaal kan<br />

worden losgelaten.<br />

Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)<br />

kan de snelheid simpel verhoogd worden<br />

door het intrappen van het gaspedaal:<br />

als u daarna het gaspedaal<br />

loslaat, wordt teruggekeerd naar de<br />

opgeslagen snelheid.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

71


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

72<br />

OPGESLAGEN SNELHEID<br />

OPROEPEN<br />

Als het systeem is uitgeschakeld door<br />

bijvoorbeeld het intrappen van het<br />

rem- of koppelingspedaal, kan de<br />

opgeslagen snelheid op de volgende<br />

manier worden opgeroepen:<br />

❒ geef geleidelijk gas totdat de snelheid<br />

ongeveer gelijk is aan de<br />

opgeslagen snelheid;<br />

❒ schakel de versnelling in die ingeschakeld<br />

was op het moment van<br />

het opslaan van de snelheid (vierde<br />

of hogere versnelling);<br />

❒ druk op de knop RES (aan het uiteinde<br />

van hendel).<br />

OPGESLAGEN SNELHEID<br />

VERHOGEN<br />

Dit kan op twee manieren:<br />

❒ trap het gaspedaal in sla vervolgens<br />

de nieuwe snelheid op;<br />

of<br />

❒ plaats de hendel omhoog (+).<br />

Telkens als de hendel wordt bediend,<br />

wordt de snelheid iets verhoogd<br />

(ongeveer 1,5 km/h). Als de hendel<br />

omhoog wordt gehouden, verandert<br />

de snelheid traploos.<br />

OPGESLAGEN SNELHEID<br />

VERLAGEN<br />

Dit kan op twee manieren:<br />

❒ schakel het systeem uit en sla vervolgens<br />

de nieuwe snelheid op;<br />

of<br />

❒ plaats de hendel omlaag (–) totdat<br />

de nieuwe snelheid is bereikt<br />

die automatisch wordt opgeslagen.<br />

Telkens als de hendel wordt bediend,<br />

wordt de snelheid iets verlaagd (ongeveer<br />

1,5 km/h). Als de hendel<br />

omlaag wordt gehouden, verandert de<br />

snelheid traploos.


SYSTEEM UITSCHAKELEN<br />

Het systeem schakelt in de volgende<br />

gevallen automatisch uit:<br />

❒ als de draaiknop A-fig. 46 op O<br />

wordt gezet;<br />

❒ als de motor wordt uitgezet of de<br />

elektronische sleutel uit het contactslot<br />

wordt genomen;<br />

❒ als het rem- of koppelingspedaal<br />

wordt ingetrapt (in die gevallen<br />

blijft de laatste opgeslagen snelheid<br />

opgeslagen en kan worden<br />

opgeroepen door de knop RES in<br />

te drukken);<br />

❒ als het gaspedaal wordt ingetrapt:<br />

in dit geval wordt het systeem<br />

slechts tijdelijk uitgeschakeld; als u<br />

het pedaal weer loslaat, wordt het<br />

systeem automatisch weer ingeschakeld;<br />

❒ als de snelheid van de auto onder<br />

de vastgestelde waarde zakt (in<br />

dat geval blijft de laatste opgeslagen<br />

snelheid opgeslagen en kan<br />

worden opgeroepen door de knop<br />

RES in te drukken).<br />

Automatische uitschakeling<br />

cruise-control<br />

De cruise-control wordt tijdelijk uitgeschakeld<br />

als het ABS of het VDC-systeem<br />

ingrijpt (boven een maximaal<br />

toegestane tijd): in dat geval blijft de<br />

laatste ingestelde snelheid opgeslagen<br />

en kan worden opgeroepen door de<br />

knop RES in te drukken.<br />

Bij een storing in de cruise-control of in<br />

het motormanagementsysteem, wordt<br />

het systeem uitgeschakeld totdat de<br />

elektronische sleutel uit het contactslot<br />

wordt genomen. Wendt u in dat<br />

geval tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Het systeem wordt ook automatisch<br />

uitgeschakeld als de hendel, de draaiknop<br />

A of de knop RES per ongeluk<br />

of verkeerd gebruikt worden: in dat<br />

geval kan het systeem weer worden<br />

ingeschakeld door met de gewenste<br />

snelheid te gaan rijden en de hendel<br />

omhoog (+) of omlaag (–) te plaatsen.<br />

ATTENTIE<br />

Bij een storing of een<br />

afwijkende werking<br />

van de cruise-control, moet<br />

de draaiknop A-fig. 46 in<br />

stand O worden gezet. Laat<br />

het systeem, na controle van<br />

de zekering, door de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer controleren.<br />

ATTENTIE<br />

Als de cruise-control<br />

tijdens het rijden is<br />

ingeschakeld, zet dan nooit<br />

de versnellingspook in de<br />

vrijstand.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

73


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

74<br />

PLAFOND-<br />

VERLICHTING<br />

PLAFONDVERLICHTING<br />

VOOR fig. 47<br />

Druk op de knop:<br />

A: voor het in-/uitschakelen van het<br />

leeslampje aan bestuurderszijde;<br />

B: voor het in-/uitschakelen van het<br />

plafondlampje in het midden;<br />

C: voor het in-/uitschakelen van het<br />

leeslampje aan passagierszijde.<br />

Als u de knop B even ingedrukt houdt,<br />

worden alle plafondlampjes uitgeschakeld.<br />

Bij uitschakeling klinkt er een<br />

akoestisch signaal. Druk kort op de<br />

knop B om de lampjes weer in te<br />

schakelen.<br />

fig. 47<br />

A0G0225m<br />

BELANGRIJK Als u vergeet om een<br />

portier te sluiten, zullen na enkele<br />

minuten de plafondverlichting en de<br />

dorpelverlichting automatisch doven.<br />

Om de verlichting opnieuw in te schakelen,<br />

moet u een ander portier openen<br />

of het betreffende portier sluiten<br />

en weer te openen.<br />

fig. 48<br />

A0G0075m<br />

DORPELVERLICHTING<br />

De verlichting A-fig. 48 in de portieren<br />

gaat branden als een portier wordt<br />

geopend, ongeacht of de elektronische<br />

sleutel wel of niet in het contactslot<br />

zit.<br />

Bij een geopend portier blijft de verlichting<br />

ongeveer 3 minuten branden<br />

en dooft daarna automatisch.


In de volgende tabel worden kort de oorzaken van het in-/uitschakelen van de plafondverlichting aangegeven en de<br />

in-/uitschakelwijze:<br />

Handeling<br />

Een portier openen<br />

Alle portieren sluiten<br />

Elektronische sleutel uit het contactslot nemen<br />

Portieren vergrendelen<br />

Portieren ontgrendelen<br />

In werking treden brandstofnoodschakelaar<br />

In-/uitschakelwijze plafondverlichting<br />

Verlichting brandt enkele minuten. Deze tijdschakeling wordt<br />

opnieuw gestart als er een portier wordt geopend<br />

Bij uitgenomen elektronische sleutel:<br />

de verlichting blijft nog eens 10 seconden ingeschakeld.<br />

Deze tijdschakeling wordt onderbroken als de elektronische<br />

sleutel weer in het contactslot wordt gestoken<br />

Motor starten: verlichting dooft<br />

Verlichting brandt ongeveer 10 seconden<br />

Verlichting dooft<br />

Verlichting brandt ongeveer 10 seconden<br />

Verlichting brandt enkele minuten. Als de brandstofnoodschakelaar<br />

wordt ingedrukt, dooft de verlichting.<br />

In alle in de tabel beschreven gevallen, wordt de verlichting geleidelijk in-/uitgeschakeld; dit duurt ongeveer 2 seconden.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

75


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

76<br />

BEDIENINGS-<br />

ORGANEN<br />

NOODSCHAKELAARS VOOR<br />

ONDERBREKING BRAND-<br />

STOFTOEVOER EN ELEKTRI-<br />

SCHE VOEDING<br />

De auto is uitgerust met een brandstofnoodschakelaar.<br />

De schakelaar<br />

springt omhoog bij een ongeval, waardoor<br />

de toevoer van brandstof wordt<br />

gestopt en de motor afslaat.<br />

Op enkele uitvoeringen is bovendien<br />

een extra veiligheidsschakelaar aanwezig<br />

die inschakelt bij een ongeval,<br />

waardoor de elektrische voeding<br />

wordt onderbroken.<br />

Hierdoor wordt brandstoflekkage bij<br />

leidingbreuken en vonkvorming bij<br />

beschadiging van de elektrische componenten<br />

van de auto voorkomen.<br />

BELANGRIJK Vergeet niet na een<br />

botsing de elektronische sleutel uit het<br />

contactslot te nemen om te voorkomen<br />

dat de accu ontlaadt.<br />

ATTENTIE<br />

Als u na een ongeval<br />

een brandstoflucht<br />

ruikt of merkt dat het brandstofsysteem<br />

lekt, schakel<br />

dan de schakelaars niet weer<br />

in, zodat brand wordt voorkomen.


Portierontgrendeling bij een<br />

ongeval<br />

Bij een ongeval waarbij de brandstofnoodschakelaar<br />

in werking treedt,<br />

worden de portieren automatisch ontgrendeld<br />

zodat het interieur van de<br />

auto van buitenaf bereikt kan worden.<br />

Gelijktijdig gaat ook de interieurverlichting<br />

branden. U kunt de portieren<br />

echter altijd van binnenuit openen met<br />

behulp van de daarvoor bestemde<br />

bedieningshendels. Als u na het ongeval<br />

geen brandstoflekkage waarneemt<br />

en geen beschadiging van de elektrische<br />

componenten van de auto (bijv.<br />

de koplampen) en de auto kan nog<br />

verder rijden, schakel dan de brandstofnoodschakelaar<br />

en de veiligheidsschakelaar<br />

voor de elektrische voeding<br />

(indien aanwezig) weer in, volgens de<br />

hierna beschreven procedure.<br />

ATTENTIE<br />

Als de centrale portiervergrendeling<br />

vanuit het interieur van de<br />

auto is ingeschakeld en na<br />

een ongeval de brandstofnoodschakelaar<br />

niet de automatischeportierontgrendeling<br />

heeft kunnen inschakelen,<br />

dan kan het interieur niet<br />

van buitenaf bereikt worden.<br />

Het van buitenaf openen van<br />

de portieren hangt bovendien<br />

af van de staat van de portieren<br />

na een ongeval: als<br />

een portier beschadigd is,<br />

kan het mogelijk niet worden<br />

geopend. Probeer in dat<br />

geval het andere portier van<br />

de auto te openen.<br />

fig. 49<br />

Brandstofnoodschakelaar<br />

weer inschakelen<br />

A0G0221m<br />

ATTENTIE<br />

Voordat u de brandstofnoodschakelaar<br />

weer inschakelt, moet zorgvuldig<br />

worden gecontroleerd<br />

of er geen brandstoflekkage<br />

is en of de elektrische componenten<br />

(bijv. de koplampen)<br />

niet zijn beschadigd.<br />

Druk om de brandstofnoodschakelaar<br />

weer in te schakelen op de knop Afig.<br />

49.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

77


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

78<br />

fig. 50<br />

A0G0126m<br />

Schakelaar voor onderbreken<br />

elektrische voeding (indien<br />

aanwezig) weer inschakelen<br />

ATTENTIE<br />

Voordat u de schakelaar<br />

voor het onderbreken<br />

van de elektrische voeding<br />

weer inschakelt, moet<br />

zorgvuldig worden gecontroleerd<br />

of er geen brandstoflekkage<br />

is en of de elektrische<br />

componenten (bijv. de koplampen)<br />

niet zijn beschadigd.<br />

fig. 51<br />

A0G0071m<br />

De schakelaar bevindt zich in de zekeringenkast<br />

op de pluspool van de<br />

accu.<br />

Ga als volgt te werk om de schakelaar<br />

weer in te schakelen:<br />

❒ druk om de brandstofnoodschakelaar<br />

weer in te schakelen op de<br />

knop A-fig. 49;<br />

❒ open de motorkap;<br />

❒ druk op de borgingen A-fig. 50<br />

en verwijder het beschermdeksel<br />

B;<br />

❒ druk om de schakelaar voor de<br />

elektrische voeding weer in te<br />

schakelen op de knop C-fig. 51.


INTERIEUR-<br />

UITRUSTING<br />

MIDDELSTE ARMSTEUN<br />

Deze bevindt zich tussen de voorstoelen.<br />

De armsteun is voorzien van een<br />

koel/warmhoudvak (indien aanwezig)<br />

(zie de volgende paragraaf).<br />

fig. 52<br />

A0G0039m<br />

Opbergvak<br />

Dit is bereikbaar door op de knop Afig.<br />

52 te drukken en het deksel B<br />

omhoog te plaatsen.<br />

fig. 53<br />

A0G0141m<br />

Koel/warmhoudvak (indien<br />

aanwezig)<br />

Dit bevindt zich in de middelste armsteun.<br />

Met de draaiknop A-fig. 53<br />

kunt u de luchttoevoer in het vak regelen.<br />

BELANGRIJK Het vak dient om van<br />

tevoren gekoelde of warme drankjes<br />

op temperatuur te houden.<br />

Zorg dat er geen vloeistof<br />

in het vak gemorst<br />

wordt.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

79


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

80<br />

fig. 54<br />

DASHBOARDKASTJE<br />

A0G0149m<br />

Trek aan de handgreep A-fig. 54 om<br />

het dashboardkastje te openen. Bij het<br />

openen gaat in het kastje een lampje<br />

branden. Als u het dashboardskastje<br />

open laat staan, dooft het lampje na<br />

enkele minuten automatisch. In de klep<br />

zit een uitsparing om een pen of potlood<br />

in te leggen.<br />

Rijd niet met een<br />

geopend dashboardkastje:<br />

bij een ongeval<br />

zou de passagier zich kunnen<br />

verwonden.<br />

fig. 55<br />

ASBAK EN AANSTEKER<br />

A0G0140m<br />

Asbak<br />

Open voor gebruik het klepje A-fig.<br />

55. De asbak is uitneembaar: trek de<br />

asbak omhoog uit de zitting.<br />

BELANGRIJK Gebruik de asbak niet<br />

als prullenbak: papiertjes en dergelijke<br />

kunnen door peuken in brand raken.<br />

Aansteker<br />

Deze bevindt zich in de asbak. Open<br />

voor gebruik het klepje A-fig. 55.<br />

Voor inschakeling van de aansteker,<br />

moet u met de sleutel in het contactslot<br />

op de knop B drukken.<br />

BELANGRIJK Controleer altijd of<br />

de aansteker na het indrukken ook<br />

uitschakelt.<br />

BELANGRIJK De aansteker wordt<br />

erg heet. Gebruik de aansteker voorzichtig<br />

en voorkom dat hij gebruikt<br />

wordt door kinderen: risico op brand<br />

en/of brandwonden.<br />

BELANGRIJK Sluit geen verbruikers<br />

met een vermogen van meer dan<br />

100W aan op de stekkerdoos voor de<br />

aansteker.<br />

BELANGRIJK Stekkers met afwijkende<br />

afmetingen kunnen de lippen in<br />

de stekkerdoos voor de aansteker<br />

beschadigen.<br />

Sluit geen accessoires op<br />

de stekkerdoos aan met<br />

een stroomverbruik dat<br />

hoger is dan de aangegeven<br />

maximale waarde. Een langdurig<br />

stroomverbruik kan de accu uitputten,<br />

waardoor de motor niet<br />

meer gestart kan worden.


fig. 56<br />

fig. 57<br />

OPBERGVAKKEN<br />

A0G0101m<br />

A0G0268m<br />

Deze bevinden zich op de tunnelconsole<br />

fig. 56 en fig. 57, in de portieren<br />

fig. 58 en achter de stoelen fig. 59.<br />

Deze laatste zijn voorzien van een klep<br />

met slot: om de klep A-fig. 59 te openen,<br />

moet u de metalen noodsleutel van<br />

de elektronische sleutel in het slot B steken.<br />

fig. 58<br />

fig. 59<br />

A0G0248m<br />

A0G0267m<br />

fig. 60<br />

ZONNEKLEPPEN fig. 60<br />

A0G0269m<br />

De zonnekleppen zitten aan beide zijden<br />

naast de binnenspiegel.<br />

Ze kunnen voor de voorruit worden<br />

gedraaid.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

81


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

82<br />

DE CABRIOKAP<br />

De auto is voorzien van een elektrisch<br />

bedienbare 3-laagse stoffen cabriokap<br />

met verwarmde ruit (achterruitverwarming).<br />

De cabriokap zorgt voor bescherming<br />

bij slecht weer en is eenvoudig in het<br />

gebruik.<br />

Hierna vindt u een aantal nuttige tips<br />

om optimaal te kunnen genieten van<br />

uw auto:<br />

❒ als u de auto parkeert, is het raadzaam<br />

de kap te sluiten. Een gesloten<br />

kap beschermt niet alleen het<br />

interieur tegen schade ten gevolge<br />

van onverwacht slecht weer, maar<br />

biedt ook bescherming tegen diefstal;<br />

❒ bij gesloten kap is het toch raadzaam<br />

waardevolle voorwerpen in<br />

de bagageruimte op te bergen en<br />

het kofferdeksel te vergrendelen<br />

Bij hoge snelheden ontstaat er in het<br />

interieur een onderdruk waardoor de<br />

kap kan gaan “klapperen”: activeer of<br />

verhoog in dat geval de luchttoevoer<br />

in het interieur om de druk op het juiste<br />

niveau te brengen.<br />

BELANGRIJK Onder “Kap openen”<br />

wordt het openen van het “dak” van<br />

de auto verstaan en het opvouwen<br />

van de kap in het daarvoor bestemde<br />

vak achter. De tegengestelde beweging<br />

wordt aangeduid met “Kap sluiten”.<br />

VOORZORGSMAATREGE-<br />

LEN/AANWIJZINGEN VOOR<br />

HET GEBRUIK VAN DE KAP<br />

Bevestig geen systemen voor het vervoer<br />

van bagage aan de kap.<br />

Open de kap niet als hij vuil en/of nat<br />

is: hierdoor kan de kap beschadigen<br />

als hij lange tijd opgevouwen blijft.<br />

Bedien de kap niet als de omgevingstemperatuur<br />

onder 0°C is en verwijder<br />

eventuele ijsvorming op de kap niet<br />

met scherpe voorwerpen.<br />

Rijd niet met een geopende cabriokapklep<br />

of met de kap in tussenliggende<br />

stand: om beschadiging of letsel<br />

te voorkomen.<br />

Plaats geen voorwerpen op de kap: als<br />

de kap in beweging komt, kunnen deze<br />

voorwerpen van de kap vallen en beschadiging<br />

of letsel veroorzaken.<br />

Als u de auto lange tijd parkeert in de<br />

openlucht, dek de kap dan af met een<br />

afdekhoes.<br />

Zorg voor voldoende ruimte voordat u<br />

de kap bedient en controleer of er<br />

geen obstakels of personen in de<br />

buurt zijn van de bewegende delen<br />

van de kap.<br />

ATTENTIE<br />

Houd tijdens het openen/sluiten<br />

van de<br />

kap, of als bij gesloten kap de<br />

cyclus nog niet is voltooid, uw<br />

handen uit de buurt van de<br />

stangenstelsels van de kap, de<br />

opbergruimte, de bovenzijde<br />

van de voorruit en tussen de<br />

kap en de cabriokapklep, om<br />

beschadiging of letsel te voorkomen.<br />

(zie voor meer informatie<br />

de aanwijzingen die vermeld<br />

staan op de achterzijde<br />

van de zonneklep aan passagierszijde).


Houd<br />

ATTENTIE<br />

kinderen op<br />

afstand van de bewegende<br />

kap.<br />

KAP OPENEN/SLUITEN<br />

Belangrijke aanwijzingen<br />

Houdt u tijdens het openen/sluiten<br />

strikt aan de volgende aanwijzingen:<br />

❒ Bedien de kap alleen bij stilstaande<br />

auto, omdat het niet is toegestaan<br />

de kap te openen/sluiten bij<br />

een rijdende auto (op het display<br />

verschijnen in ieder geval een<br />

bericht en een waarschuwingssymbool).<br />

Als per ongeluk wordt<br />

geprobeerd om bij een rijdende<br />

auto de kap te bedienen, dan<br />

wordt de werking automatisch<br />

geblokkeerd.<br />

fig. 61<br />

A0G0238m<br />

❒ Als de kapbeweging reeds is<br />

begonnen bij stilstaande auto en<br />

vervolgens wordt weggereden,<br />

dan kan de procedure worden voltooid,<br />

maar alleen als de auto<br />

opnieuw stilstaat.<br />

❒ Als de kapbeweging reeds is<br />

begonnen en vervolgens wordt<br />

onderbroken zonder dat de cyclus<br />

is voltooid, wordt de kap na enkele<br />

minuten in de stand gezet waarbij<br />

de druk op het stangenstelsel<br />

minimaal is. Om de werking van<br />

het systeem te herstellen, moeten<br />

de handelingen worden uitgevoerd<br />

die beschreven staan in de paragraaf<br />

“Openen/sluiten onderbreken”.<br />

fig. 61a<br />

A0G0297m<br />

❒ Controleer als de kap begint te openen<br />

of sluiten of de portierruiten<br />

automatisch iets worden geopend<br />

(“short drop”). Als dat niet het<br />

geval is, laat dan de schakelaar voor<br />

de kapbediening B-fig. 61 of Cfig.<br />

61a los en open de ruiten van<br />

beide portieren m.b.v. de schakelaars,<br />

of open de portieren iets. Als<br />

het systeem nog niet goed werkt<br />

(de ruiten worden niet automatisch<br />

iets geopend voordat de kap in<br />

beweging komt), wendt u dan tot<br />

de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

OPMERKING De bedieningsschakelaar<br />

voor de cabriokap is, afhankelijk<br />

van de markt, op het plafondlampje voor<br />

geplaatst of op de middenconsole (zie<br />

fig. 61 en 61a).<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

83


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

84<br />

fig. 62<br />

A0G0280i<br />

❒ Bedien de kap zo mogelijk alleen<br />

bij draaiende motor, om de accu<br />

niet te zwaar te belasten.<br />

❒ Voordat u de kap sluit, moet u<br />

eventuele vreemde voorwerpen<br />

van de voorruitsponning verwijderen<br />

die de vergrendeling kunnen<br />

blokkeren.<br />

❒ Houdt u aan de hiervoor vermelde<br />

veiligheidsvoorschriften.<br />

❒ De kapbeweging wordt automatisch<br />

geblokkeerd als het kofferdeksel<br />

niet vergrendeld is. Zorg<br />

dus dat het kofferdeksel vergrendeld<br />

is voordat u de kap bedient.<br />

Als u op de knop B-fig. 61 of Cfig.<br />

61a drukt, gaan de zijruiten iets<br />

open.<br />

Houd de knop B tijdens de gehele procedure<br />

ingedrukt in de gewenste richting<br />

(openen of sluiten). De handeling<br />

wordt aangegeven door het verschijnen<br />

van een bericht en een symbool<br />

op het display (fig. 62).<br />

Als de handeling voltooid is, klinkt er<br />

een akoestisch signaal (“beep”) en<br />

verschijnen op het display een bericht<br />

en een symbool.<br />

Openen/sluiten onderbreken<br />

Als u de knop B-fig. 61 of C-fig.<br />

61a loslaat tijdens het openen/sluiten,<br />

wordt de beweging van de kap direct<br />

automatisch onderbroken. In dat geval<br />

verschijnen op het display een bericht en<br />

een waarschuwingssymbool.<br />

De beweging kan worden voortgezet<br />

door de schakelaar opnieuw in de<br />

gewenste richting te bedienen (openen<br />

of sluiten).<br />

Vanuit de “short drop”<br />

stand worden de portierruiten<br />

automatisch<br />

volledig gesloten, als u de knop<br />

ingedrukt houdt nadat het openen<br />

of sluiten van de kap is voltooid.<br />

Sluit de ruiten niet met de<br />

schakelaars voor de ruitbediening<br />

voordat de kap geheel<br />

gesloten is, omdat anders geen<br />

perfecte afdichting van de ruiten<br />

met de kaprubbers wordt<br />

bereikt.


fig. 63<br />

A0G0287m<br />

KAP HANDMATIG BEDIE-<br />

NEN BIJ EEN ELEKTRISCHE<br />

STORING<br />

Kap sluiten<br />

Indien nodig kan de kap als volgt<br />

handmatig worden gesloten:<br />

❒ open de opbergruimte achter de<br />

rechter stoel fig. 63 en open<br />

m.b.v. kabel A het noodventiel<br />

van het hydraulische systeem;<br />

❒ open de bagageruimte elektrisch<br />

m.b.v. schakelaar A-fig. 64<br />

fig. 64<br />

fig. 65<br />

A0G0096m<br />

A0G0271m<br />

onder de middelste armsteun of,<br />

als dat niet mogelijk is, open de<br />

opbergruimte achter de linker stoel<br />

en open met de hand m.b.v. de<br />

kabel de bagageruimte A-fig.<br />

65;<br />

fig. 66<br />

fig. 67<br />

A0G0288m<br />

A0G0289m<br />

❒ trek aan lip A-fig. 66 op de verticale<br />

afwerking van de bagageruimte;<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

85


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

86<br />

fig. 68<br />

A0G0290m<br />

❒ neem wielsleutel A-fig. 67 en<br />

adapter B uit de gereedschaphouder<br />

en verdraai de moer voor het<br />

openen van de cabriokapklepgrendels;<br />

❒ sluit de bagageruimte en open vervolgens<br />

de cabriokapklep A-fig.<br />

68;<br />

❒ vouw de kap uit en laat de kap op<br />

de voorste traverse steunen; controleer<br />

daarbij of de haken van de<br />

grendels in de geopende stand<br />

staan fig. 69;<br />

fig. 69<br />

fig. 70<br />

A0G0291m<br />

A0G0292m<br />

❒ verwijder de kunststof dop in het<br />

midden van de sierlijst fig. 70,<br />

en verdraai m.b.v. wielsleutel A en<br />

adapter B de moer voor het sluiten<br />

van de grendels aan de voorzijde<br />

van de kap;<br />

fig. 71<br />

A0G0293m<br />

❒ vouw de flaps fig. 71 in door de<br />

hendel op de pen in de uiterste<br />

stand te draaien;


fig. 72<br />

A0G0294m<br />

❒ til de achterste spanboog van de<br />

kap omhoog fig. 72 en sluit vervolgens<br />

de cabriokapklep A-fig.<br />

68;<br />

❒ plaats de spanboog van de kap<br />

omlaag fig. 73 en open vervolgens<br />

de bagageruimte;<br />

❒ sluit de cabriokapklep met de sleutel<br />

(zie fig. 67);<br />

fig. 73<br />

A0G0295m<br />

❒ sluit de spanboog door in het interieur<br />

op de hefbomen fig. 74<br />

(rechts en links) te drukken; druk<br />

hierbij op het punt dat wordt aangegeven<br />

met het symbool _ op<br />

de binnenste kapbekleding.<br />

BELANGRIJK Wendt u na deze<br />

handelingen tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

voor het herstellen van de werking<br />

van de kap.<br />

fig. 74<br />

A0G0296m<br />

Kap openen<br />

Wendt u voor het openen in noodgevallen<br />

van de cabriokap tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

87


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

88<br />

fig. 75<br />

A0G0280m<br />

WINDSTOP<br />

(indien aanwezig)<br />

Deze bevindt zich achter de stoelen<br />

fig. 75 en verhoogt het comfort tijdens<br />

het rijden, ongeacht de snelheid,<br />

omdat de luchtturbulentie in het interieur<br />

tijdens het rijden met geopende<br />

kap wordt beperkt.<br />

ATTENTIE<br />

De montage- en<br />

demontagewerkzaamheden<br />

van de windstop<br />

moeten worden uitgevoerd<br />

als de kap is opgevouwen in<br />

de daarvoor bestemde ruimte<br />

en bij geopende cabriokapklep.<br />

fig. 76<br />

A0G0282m<br />

Monteren<br />

Druk op de knop B-fig. 61 of Cfig.<br />

61a om de kap in het vak op te<br />

bergen.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ Zet de cabriokapklep in geopende<br />

stand (als de kap in de opbergruimte<br />

zit) om de bevestigingen<br />

van de twee doppen te bereiken.<br />

Deze doppen bevinden zich in de<br />

gleuven van de afwerklijst op het<br />

bovenste paneel tussen de rolbeugels<br />

en zijn bereikbaar via het<br />

paneel aan de voorzijde van de<br />

opbergruimte.<br />

fig. 77<br />

A0G0281m<br />

❒ Open de twee klepjes en draai de<br />

twee bevestigingknoppen van de<br />

doppen A-fig. 76 los. Verwijder<br />

de doppen en plaats de windstop<br />

in de twee horizontale gleuven Bfig.<br />

77 en in de twee gleuven<br />

aan de zijkant C op de rolbeugels<br />

en controleer of de windstop juist<br />

geplaatst is.<br />

❒ Draai de twee bijgeleverde knoppen<br />

vast en sluit de cabriokapklep door<br />

de knop B-fig. 61 of C-fig. 61a<br />

te bedienen.


fig. 78<br />

Verwijderen<br />

Ga als volgt te werk:<br />

A0G0283m<br />

❒ Open de cabriokapklep en zet de<br />

klep in geopende stand om de klepjes<br />

op het paneel aan de voorzijde<br />

van de opbergruimte te bereiken (als<br />

de kap in de opbergruimte zit).<br />

❒ Open de klepjes in de bekleding<br />

voor, draai de knoppen los en verwijder<br />

de windstop. Berg de windstop<br />

op in het daarvoor bestemde<br />

vak op het paneel aan de voorzijde<br />

van de opbergruimte van de<br />

kap fig. 78.<br />

❒ Plaats de doppen weer in de horizontale<br />

gleuven en draai ze vast.<br />

Voltooi vervolgens de sluitcyclus<br />

van de kap.<br />

ATTENTIE<br />

Om veiligheidsredenen<br />

mag de windstop,<br />

indien verwijderd, niet in het<br />

interieur worden opgeborgen.<br />

Opbergen<br />

Plaats de windstop op de juiste wijze<br />

in het vak op het paneel aan de voorzijde<br />

van de opbergruimte van de kap<br />

fig. 78 en voltooi de sluitcyclus van<br />

de kap.<br />

BELANGRIJK Het monteren/<br />

demonteren/opbergen van de windstop<br />

moet zeer zorgvuldig worden uitgevoerd<br />

om beschadiging van de<br />

windstop te voorkomen.<br />

ATTENTIE<br />

Als het noodzakelijk is<br />

achter de stoelen voorwerpen<br />

te plaatsen, mogen dit<br />

alleen lichte en kleine voorwerpen<br />

zijn en mogen ze niet<br />

boven de bovenrand van de<br />

rugleuningen uitsteken.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

89


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

90<br />

PORTIEREN<br />

CENTRALE PORTIERVER-/<br />

ONTGRENDELING<br />

Portiervergrendeling van buitenaf<br />

Druk bij gesloten portieren op de knop<br />

Á op de elektronische sleutel of steek<br />

de metalen noodsleutel (opgeborgen<br />

in de sleutel) in het slot van het<br />

bestuurdersportier en draai de sleutel.<br />

Alleen als alle portieren gesloten zijn,<br />

wordt de portiervergrendeling ingeschakeld.<br />

Als een of meerdere portieren niet vergrendeld<br />

zijn na het indrukken van de<br />

knop Á op de elektronische sleutel,<br />

gaan de richtingaanwijzers en het<br />

lampje op het bestuurdersportier ongeveer<br />

3 seconden snel knipperen.<br />

Als een of meerdere portieren niet vergrendeld<br />

zijn nadat de metalen noodsleutel<br />

in het slot van het bestuurdersportier<br />

is gedraaid, gaat alleen het<br />

lampje op het bestuurdersportier ongeveer<br />

3 seconden snel knipperen.<br />

Als de portieren zijn gesloten maar het<br />

kofferdeksel open is, worden de portieren<br />

vergrendeld: de richtingaanwijzers<br />

(alleen na vergrendeling door op<br />

de knop Á te drukken) en het lampje<br />

op het bestuurdersportier gaan ongeveer<br />

3 seconden snel knipperen.<br />

In het “Setup-menu” (of bij enkele<br />

uitvoeringen in het Radionavigatiesysteem)<br />

van de auto kan de functie<br />

worden ingeschakeld waarmee, als de<br />

knop Ë op de elektronische sleutel<br />

wordt ingedrukt, alleen het slot van<br />

het bestuurdersportier wordt ontgrendeld<br />

(zie de paragraaf “Instelbaar<br />

multifunctioneel display” in dit hoofdstuk).<br />

fig. 79<br />

A0G0025m<br />

Bij ingeschakelde functie (ON) kunt u<br />

het slot van het portier ontgrendelen<br />

door de ontgrendelknop q (fig. 79)<br />

op de middenconsole in te drukken.<br />

Portierontgrendeling<br />

van buitenaf<br />

Druk op de knop Ë op de elektronische<br />

sleutel of steek de metalen<br />

noodsleutel (opgeborgen in de sleutel)<br />

in het slot van het bestuurdersportier<br />

en draai de sleutel.


Portierver-/ontgrendeling<br />

vanuit het interieur<br />

Druk op de knop q (fig. 79) om alle<br />

portieren te ver-/ontgrendelen. De<br />

knop is voorzien van een cirkelvormig<br />

lampje dat de status aangeeft (portieren<br />

ver- of ontgrendeld).<br />

Als de portieren zijn vergrendeld,<br />

brandt het lampje: als u in dat geval<br />

opnieuw op de knop drukt, worden<br />

alle portieren ontgrendeld en dooft het<br />

lampje. Bij uitgenomen contactsleutel<br />

dooft het lampje na 2 minuten.<br />

Als de portieren zijn ontgrendeld, is<br />

het lampje gedoofd; als de knop wordt<br />

ingedrukt, worden alle portieren vergrendeld.<br />

Alleen als alle portieren<br />

goed gesloten zijn, wordt de portiervergrendeling<br />

ingeschakeld.<br />

In het “Setup-menu” (of bij enkele uitvoeringen<br />

in het Radionavigatiesysteem)<br />

kan de automatische vergrendeling<br />

van de portieren worden<br />

ingeschakeld bij een snelheid boven<br />

20 km/h (zie de paragraaf<br />

“Instelbaar multifunctioneel display” in<br />

dit hoofdstuk).<br />

De knop q wordt uitgeschakeld als de<br />

portieren worden vergrendeld met de<br />

afstandsbediening, via het slot van het<br />

bestuurdersportier of na de automatische<br />

vergrendeling na ongeveer 2,5<br />

minuut. De werking wordt hersteld als<br />

de portieren worden ontgrendeld door<br />

het indrukken van de knop Ë op de<br />

sleutel, door de metalen noodsleutel<br />

in het slot van het bestuurdersportier<br />

te steken en de sleutel te draaien of<br />

nadat de elektronische sleutel in het<br />

contactslot is gestoken.<br />

BELANGRIJK Als de portieren centraal<br />

zijn vergrendeld en een van de<br />

portieren wordt van binnenuit geopend<br />

met de handgreep, dan worden<br />

alle portieren ontgrendeld. Bij een<br />

onderbreking in de elektrische voeding<br />

(doorgebrande zekering, losgekoppelde<br />

accu enz.) kunnen de portieren<br />

altijd met de hand worden vergrendeld.<br />

BELANGRIJK Als de accu losgekoppeld<br />

is geweest of als een zekering is<br />

doorgebrand, moet het open-/sluitmechanisme<br />

van de portieren geïnitialiseerd<br />

worden. Ga hiervoor als volgt<br />

te werk:<br />

❒ sluit alle portieren;<br />

❒ druk op de knop Á op de afstandsbediening<br />

of op de knop q op de<br />

middenconsole;<br />

❒ druk op de knop Ë op de afstandsbediening<br />

of op de knop q op de<br />

middenconsole.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

91


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

92<br />

ELEKTRISCHE RUIT-<br />

BEDIENING<br />

BELANGRIJK Na het uitzetten van<br />

de motor kunnen de ruiten nog ongeveer<br />

3 minuten worden bediend. Het<br />

systeem wordt echter onmiddellijk uitgeschakeld<br />

als een van de portieren<br />

wordt geopend.<br />

BELANGRIJK De ruit aan bestuurderszijde<br />

kan “automatisch” worden<br />

geopend en gesloten; de ruit aan passagierszijde<br />

kan alleen “automatisch”<br />

worden geopend. Hiervoor hoeft u de<br />

boven- of onderzijde van de schakelaar<br />

slechts kort te in te drukken om<br />

de ruit geheel te openen of te sluiten:<br />

de ruit stopt in de gewenste stand als<br />

u de schakelaar nogmaals aan de<br />

boven- of onderzijde indrukt.<br />

BELANGRIJK Als u de knop voor het<br />

ver-/ontgrendelen van de portieren op<br />

de afstandsbediening ongeveer 2<br />

seconden ingedrukt houdt, worden de<br />

ruiten automatisch geopend/gesloten.<br />

De knop op de afstandsbediening moet<br />

ingedrukt worden gehouden, totdat de<br />

ruiten geheel geopend/gesloten zijn;<br />

als de knop eerder wordt losgelaten,<br />

dan blijven de ruiten staan in de stand<br />

waarin ze zich op dat moment bevinden.<br />

Bij alle uitvoeringen kunt u, nadat de<br />

portieren zijn ontgrendeld, de betreffende<br />

knop op de afstandsbediening ongeveer<br />

2 seconden ingedrukt houden.<br />

Hierdoor openen de ruiten en, indien<br />

aanwezig, het opendak.<br />

Het systeem voldoet<br />

aan de 2000/4/EUnormen<br />

en is gericht op<br />

de bescherming van de inzittenden<br />

wanneer deze ledematen<br />

door de geopende ruit steken.<br />

fig. 80<br />

BEDIENINGSORGANEN<br />

A0G0051m<br />

Bestuurdersportier<br />

Op het portierpaneel aan bestuurderszijde<br />

zijn de bedieningsschakelaars<br />

gemonteerd fig. 80 waarmee u, als<br />

de elektronische sleutel in het contactslot<br />

zit, de zijruiten bedient:<br />

A: openen/sluiten zijruit links; “automatisch<br />

continue” werking tijdens<br />

het openen/sluiten van de ruit;<br />

B: openen/sluiten zijruit rechts;<br />

“automatisch continue” werking<br />

tijdens het openen van de ruit.


BELANGRIJK Als de voedingsspanning<br />

van de regeleenheden onderbroken<br />

is geweest (loskoppelen of vervangen<br />

van de accu en vervangen van de<br />

zekeringen voor de elektrische ruitbediening),<br />

dan moet de automatische<br />

werking van de ruiten worden hersteld.<br />

Zolang de herstelprocedure niet is uitgevoerd,<br />

moet u de ruiten niet bij geopende<br />

portieren bedienen. Zorg dus<br />

dat de ruiten geopend zijn voordat u de<br />

portieren sluit.<br />

De herstelprocedure moet op de volgende<br />

wijze worden uitgevoerd bij<br />

gesloten portieren:<br />

1. open de ruit aan de bestuurderszijde<br />

volledig door de bedieningsschakelaar<br />

nog 3 seconden ingedrukt<br />

te houden nadat de uiterste<br />

stand (onderste aanslag) van de<br />

ruit is bereikt;<br />

2. sluit de ruit aan de bestuurderszijde<br />

volledig door de bedieningsschakelaar<br />

nog 3 seconden ingedrukt<br />

te houden nadat de uiterste<br />

stand (bovenste aanslag) van de<br />

ruit is bereikt;<br />

3. herhaal punt 1 en 2 ook bij de ruit<br />

aan de passagierszijde;<br />

4. controleer of de initialisatie correct<br />

is uitgevoerd door te controleren of<br />

de automatische werking van de<br />

ruiten goed werkt.<br />

Druk op de schakelaar A of B om de<br />

gewenste ruit te openen/sluiten.<br />

Druk kort op een van de schakelaars<br />

voor het “stapsgewijs” openen/sluiten<br />

van de ruit; als de schakelaar langer<br />

wordt ingedrukt, wordt de “automatisch<br />

continue” werking ingeschakeld<br />

zowel tijdens het openen als het<br />

sluiten.<br />

De ruit stopt in de gewenste stand als<br />

u nogmaals op de schakelaar A of B<br />

drukt.<br />

Onzorgvuldig gebruik<br />

van de elektrische ruitbediening<br />

kan gevaarlijk<br />

zijn. Controleer voor en tijdens<br />

het bedienen van de ruit<br />

altijd of de passagiers niet<br />

kunnen worden verwond door<br />

de bewegende ruiten, hetzij<br />

direct door contact met de ruit,<br />

hetzij door voorwerpen die<br />

door de ruit worden meegesleept<br />

of geraakt. Verwijder<br />

altijd de sleutel uit het contactslot<br />

als u de auto verlaat om te<br />

voorkomen dat een onverwachtse<br />

inschakeling van de<br />

elektrische ruitbediening<br />

gevaar oplevert voor de achtergebleven<br />

passagiers.<br />

Passagiersportier<br />

Op het passagiersportier zit een schakelaar<br />

gemonteerd om aan die zijde de<br />

ruit handmatig te openen/sluiten of<br />

automatisch te sluiten.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

93


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

94<br />

BAGAGERUIMTE<br />

Het kofferdeksel wordt elektrisch ontgrendeld;<br />

dit systeem werkt niet bij<br />

een rijdende auto.<br />

In het “Setup-menu” (of bij enkele<br />

uitvoeringen in het Radionavigatiesysteem)<br />

kan het ontgrendelen van<br />

het kofferdeksel worden ingesteld<br />

door de keuzemogelijkheid “Bagageruimte<br />

onafh” te activeren (zie de<br />

paragraaf “Instelbaar multifunctioneel<br />

display” in dit hoofdstuk): als deze<br />

functie is ingeschakeld, kan het kofferdeksel<br />

alleen worden geopend door<br />

op de knop ` op de elektronische<br />

sleutel te drukken; hierdoor wordt de<br />

werking van de ontgrendelknop Afig.<br />

81 voor de bagageruimte (onder<br />

de middelste armsteun) geblokkeerd.<br />

Als het kofferdeksel niet goed vergrendeld<br />

is, verschijnen het symbool<br />

R en een bericht op het display<br />

(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />

berichten”).<br />

fig. 81<br />

VAN BINNENUIT OPENEN<br />

A0G0096m<br />

Druk op de knop A-fig. 81 onder de<br />

middelste armsteun.<br />

De knop A-fig. 81 wordt uitgeschakeld<br />

als de portieren worden vergrendeld:<br />

❒ door het indrukken van de knop Á<br />

op de elektronische sleutel;<br />

❒ door de metalen noodsleutel in het<br />

slot van het bestuurdersportier te<br />

draaien;<br />

❒ na ongeveer 2,5 minuut na het<br />

automatisch vergrendelen van de<br />

portieren.<br />

Het kofferdeksel gaat dankzij de gasveren<br />

gemakkelijk open.<br />

Als het kofferdeksel wordt geopend,<br />

gaat in de bagageruimte een lampje<br />

branden: de verlichting gaat automatisch<br />

uit als u het kofferdeksel sluit.<br />

Als u de bagageruimte open laat<br />

staan, dooft het lampje na enkele<br />

minuten automatisch.<br />

BELANGRIJK Als de accu losgekoppeld<br />

is geweest of als een zekering is<br />

doorgebrand, moet het open/sluitmechanisme<br />

van het kofferdeksel geïnitialiseerd<br />

worden. Ga hiervoor als<br />

volgt te werk:<br />

❒ sluit alle portieren en het kofferdeksel;<br />

❒ druk op de knop Á op de afstandsbediening<br />

of op de knop q op de<br />

middenconsole;<br />

❒ druk op de knop Ë op de afstandsbediening<br />

of op de knop q op de<br />

middenconsole.


fig. 82<br />

A0G0271m<br />

KOFFERDEKSEL VAN BIN-<br />

NENUIT IN NOODGEVALLEN<br />

ONTGRENDELEN<br />

Als de accu is losgekoppeld, kan het<br />

kofferdeksel worden geopend door<br />

aan de handgreep A-fig. 82 in de<br />

opbergruimte achter de linker stoel te<br />

trekken.<br />

ONTGRENDELEN MET<br />

AFSTANDSBEDIENING<br />

Druk op de knop ` op de elektronische<br />

sleutel. Als het kofferdeksel<br />

wordt geopend, knipperen de richtingaanwijzers<br />

twee keer.<br />

Als het kofferdeksel wordt geopend bij<br />

ingeschakeld diefstalalarm (indien<br />

aanwezig), dan worden uitgeschakeld:<br />

❒ de volumetrische beveiliging;<br />

❒ de kantelsensor;<br />

❒ de kofferdekselsensor.<br />

Als het kofferdeksel weer wordt gesloten,<br />

worden al deze functies hersteld<br />

en gaan de richtingaanwijzers ongeveer<br />

1 seconde branden.<br />

KOFFERDEKSEL VERGREN-<br />

DELEN<br />

Laat het kofferdeksel zakken en druk<br />

ter hoogte van het slot, totdat u de<br />

vergrendeling hoort.<br />

BELANGRIJK Voordat het kofferdeksel<br />

wordt gesloten, moet gecontroleerd<br />

worden of u in het bezit bent van de contactsleutel,<br />

omdat het kofferdeksel automatisch<br />

vergrendeld wordt.<br />

Naderhand aangebrachte<br />

voorwerpen op het<br />

kofferdeksel (luidsprekers,<br />

spoiler enz.) kunnen,<br />

behalve wanneer de auto hierop<br />

is voorbereid, de juiste werking<br />

van de gasveren verhinderen.<br />

ATTENTIE<br />

Bij het gebruik van de<br />

bagageruimte mag het<br />

maximum laadvermogen van<br />

de auto nooit overschreden<br />

worden (zie het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

Controleer bovendien of de<br />

bagageruimte goed geladen is,<br />

om te voorkomen dat een<br />

voorwerp bij bruusk remmen<br />

naar voren schiet en letsel veroorzaakt.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

95


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

96<br />

fig. 83<br />

fig. 84<br />

BAGAGE VASTZETTEN<br />

A0G0131m<br />

A0G0284m<br />

In de bagageruimte bevinden zich 4<br />

bevestigingspunten A-fig. 83-84<br />

waaraan riemen of spanbanden kunnen<br />

worden bevestigd, waarmee de<br />

bagage goed kan worden vastgezet.<br />

ATTENTIE<br />

Niet goed vastgezette<br />

bagage kan bij een<br />

ongeluk de passagiers ernstig<br />

verwonden.<br />

ATTENTIE<br />

Als u in een gebied rijdt<br />

waar brandstof moeilijk<br />

verkrijgbaar is en u daarom<br />

reservebrandstof in een jerrycan<br />

wilt vervoeren, dan dient u<br />

zich aan de geldende wetgeving<br />

te houden. Gebruik alleen<br />

een goedgekeurde jerrycan en<br />

bevestig deze op de juiste<br />

wijze aan de bevestigingsringen<br />

voor de lading. Toch zal bij<br />

een ongeval de kans op brand<br />

groter zijn.<br />

fig. 85<br />

A0G0010m<br />

BAGAGENET<br />

fig. 85 (indien aanwezig)<br />

Het bagagenet dient voor het vastzetten<br />

van lading en/of het transport van<br />

lichte voorwerpen.<br />

Het net moet worden vastgemaakt<br />

aan de bevestigingsringen in de bagageruimte.


MOTORKAP<br />

OPENEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ trek aan de hendel A-fig. 86 totdat<br />

u de ontgrendeling hoort;<br />

❒ trek aan het hendeltje B-fig. 87<br />

en til de motorkap op, waarbij het<br />

hendeltje aangetrokken moet worden<br />

gehouden.<br />

BELANGRIJK Het optillen van de<br />

motorkap wordt vergemakkelijkt door<br />

twee gasveren aan de zijkant. Wij<br />

raden u aan deze gasveren niet te<br />

demonteren en de motorkap tijdens<br />

het optillen te begeleiden.<br />

BELANGRIJK Controleer of de<br />

armen van de ruitenwissers tegen de<br />

voorruit staan en de ruitenwissers niet<br />

zijn ingeschakeld voordat u de motorkap<br />

optilt.<br />

fig. 86<br />

fig. 87<br />

SLUITEN<br />

A0G0122m<br />

A0G0158m<br />

Laat de motorkap tot op ongeveer 20<br />

cm van de motorruimte zakken, laat<br />

de motorkap vallen en controleer of<br />

de motorkap goed is gesloten door de<br />

motorkap op te tillen. De motorkap<br />

mag niet alleen door de beveiliging<br />

vergrendeld zijn. Druk in dit laatste<br />

geval de motorkap niet dicht, maar til<br />

hem opnieuw op en herhaal de handeling.<br />

Als de motorkap niet goed vergrendeld<br />

is, verschijnen het symbool S<br />

en een bericht op het display (zie het<br />

hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

BELANGRIJK Controleer altijd of de<br />

motorkap vergrendeld is, om te voorkomen<br />

dat deze tijdens het rijden opengaat.<br />

ATTENTIE<br />

Voer deze handelingen<br />

alleen uit als de<br />

auto stilstaat.<br />

ATTENTIE<br />

Om veiligheidsredenen<br />

moet de motorkap tijdens<br />

het rijden altijd goed<br />

gesloten zijn. Controleer<br />

daarom altijd of de motorkap<br />

goed vergrendeld is. Als u tijdens<br />

het rijden merkt dat de<br />

motorkap niet goed is vergrendeld,<br />

stop dan onmiddellijk<br />

en sluit de motorkap op<br />

de juiste wijze.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

97


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

98<br />

KOPLAMPEN<br />

KOPLAMPEN AFSTELLEN<br />

Goed afgestelde koplampen zijn<br />

belangrijk voor het comfort en de veiligheid<br />

van uzelf en de overige weggebruikers.<br />

Voor optimaal zicht en<br />

zichtbaarheid moeten de koplampen<br />

op de juiste wijze zijn afgesteld.<br />

Wendt u voor controle of afstelling tot<br />

de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

KOPLAMPVERSTELLING<br />

De verstelling is mogelijk als de sleutel<br />

in het contactslot zit en het dimlicht is<br />

ingeschakeld.<br />

Als de auto beladen is, helt hij achterover.<br />

Het gevolg is dat de lichtbundel<br />

meer naar boven schijnt. De stand van<br />

de koplampen moet nu worden gecorrigeerd.<br />

fig. 88<br />

A0G0226m<br />

De koplampen kunnen worden afgesteld<br />

met de bedieningsknop A-fig.<br />

88 naast het stuurwiel.<br />

Als de auto is uitgerust met bixenonlampen,<br />

worden de koplampen elektrisch<br />

afgesteld; de bedieningsknop A<br />

is dan niet aanwezig.


De bedieningsknop heeft vier standen<br />

die overeenkomen met de onderstaande<br />

beladingsgraad:<br />

❒ stand 0: - beladingsgraad: bestuurder<br />

+ passagier;<br />

❒ stand 1: - beladingsgraad: bestuurder<br />

+ passagier + bagage in de<br />

bagageruimte (65 kg voor de uitvoering<br />

2.2 JTS, 50 kg voor de uitvoering<br />

3.2 JTS);<br />

❒ stand 2: - beladingsgraad: bestuurder<br />

+ bagage in de bagageruimte<br />

(290 kg voor de uitvoering 2.2<br />

JTS, 275 kg voor de uitvoering<br />

3.2 JTS);<br />

❒ stand 3 - niet gebruiken.<br />

BELANGRIJK Controleer de afstelling<br />

van de koplampen telkens als het<br />

gewicht van de lading wijzigt.<br />

fig. 89<br />

A0G0050m<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

AFSTELLEN<br />

Wendt u voor controle of afstelling tot<br />

de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

KOPLAMPAFSTELLING IN<br />

HET BUITE<strong>NL</strong>AND<br />

De dimlichten zijn afgesteld voor<br />

gebruik in het land waarin de auto is<br />

verkocht. In die landen waarin aan de<br />

andere zijde van de weg wordt gereden,<br />

moet om het tegemoetkomende<br />

verkeer niet te verblinden, als volgt te<br />

werk worden gegaan:<br />

❒ verwijder het beschermdeksel van<br />

de koplamp (zie de paragraaf<br />

“Dimlichten” in het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen”);<br />

❒ plaats het hendeltje A-fig. 89<br />

opzij.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

99


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

100<br />

ABS<br />

Het ABS dat geïntegreerd is in het<br />

remsysteem, voorkomt dat tijdens het<br />

remmen de wielen blokkeren, ongeacht<br />

de conditie van het wegdek en de<br />

pedaaldruk, en verhindert daarmee<br />

het doorslippen van een of meerdere<br />

wielen. Hierdoor blijft de auto bestuurbaar,<br />

zelfs bij noodstops.<br />

Het systeem wordt gecompleteerd<br />

met een elektronische remdrukverdeling<br />

EBD (Electronic Braking Force<br />

Distribution), die de remdruk verdeelt<br />

tussen de voor- en achterwielen.<br />

BELANGRIJK Voor een maximale<br />

werking van het remsysteem is een<br />

inrijperiode nodig van ongeveer 500<br />

km: in deze periode moet bruusk, herhaaldelijk<br />

en langdurig remmen worden<br />

vermeden.<br />

ACTIVERING VAN HET SYS-<br />

TEEM<br />

Als het ABS in werking is getreden, merkt<br />

de bestuurder dit aan een trilling in het<br />

rempedaal, die gepaard gaat met enig<br />

geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk<br />

is uw snelheid aan te passen aan de<br />

beschikbare grip op het wegdek.<br />

ATTENTIE<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, dan is de grip<br />

van de banden op het wegdek<br />

beperkt: u dient uw snelheid<br />

te verlagen en aan te passen<br />

aan de beschikbare grip.<br />

ATTENTIE<br />

Het ABS maakt zoveel<br />

mogelijk gebruik van<br />

de beschikbare grip maar kan<br />

deze niet verhogen. Daarom<br />

moet op gladde weggedeelten<br />

altijd voorzichtig worden<br />

gereden en mogen er geen<br />

onnodige risico’s worden<br />

genomen.<br />

ATTENTIE<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, merkt u<br />

dat aan een trilling in het<br />

rempedaal. Verlaag de remdruk<br />

niet maar houd het<br />

rempedaal juist goed ingetrapt;<br />

op deze manier hebt u<br />

de kortste remweg in relatie<br />

tot de conditie van het wegdek.


STORINGSMELDINGEN<br />

Storing in ABS<br />

Bij een eventuele storing gaat het<br />

lampje > op het instrumentenpaneel<br />

branden en verschijnt er een bericht op<br />

het display (zie het hoofdstuk<br />

“Lampjes en berichten”). In dat geval<br />

blijft het remsysteem normaal werken,<br />

maar zonder de mogelijkheden<br />

van het ABS.<br />

Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om het<br />

systeem te laten controleren.<br />

Storing in EBD<br />

Bij een eventuele storing gaan de<br />

lampjes > + x op het instrumentenpaneel<br />

branden en verschijnt er<br />

een bericht op het display (zie het<br />

hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

In dit geval kunnen bij krachtig remmen<br />

de achterwielen vroegtijdig blokkeren<br />

waardoor de auto kan slippen.<br />

Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om het<br />

systeem te laten controleren.<br />

BRAKE ASSIST (remregeling<br />

bij noodstops)<br />

Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld,<br />

herkent noodstops (op<br />

basis van de snelheid waarmee het<br />

rempedaal wordt ingetrapt) en verhoogt<br />

de druk in het remcircuit aanzienlijk.<br />

De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen<br />

die zijn uitgerust met het VDC-systeem,<br />

uitgeschakeld bij een storing in<br />

het systeem; dit wordt aangegeven<br />

door het branden van lampje á op<br />

het instrumentenpaneel (er verschijnt<br />

ook een bericht op het display).<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

101


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

102<br />

VDC-SYSTEEM<br />

(Vehicle Dynamics<br />

Control)<br />

Dit systeem bewaakt de stabiliteit van<br />

de auto als de wielen hun grip verliezen,<br />

waardoor de auto beter op koers<br />

blijft.<br />

De werking van het VDC-systeem is<br />

uitermate nuttig als de grip op het<br />

wegdek wisselt.<br />

ACTIVERING VAN HET<br />

SYSTEEM<br />

Bij activering gaat het lampje á op<br />

het instrumentenpaneel knipperen,<br />

om de bestuurder er op te wijzen dat<br />

de auto de stabiliteit en de grip dreigt<br />

te verliezen.<br />

IN-/UITSCHAKELING<br />

VAN HET SYSTEEM<br />

Het VDC-systeem schakelt automatisch<br />

in als de motor wordt gestart.<br />

Tijdens het rijden kan het VDC-systeem<br />

worden uitgeschakeld door 2<br />

seconden op de ASR/VDC-knop op de<br />

middenconsole te drukken fig. 90.<br />

Als het VDC-systeem is uitgeschakeld,<br />

is ook de ASR-functie uitgeschakeld.<br />

Beide functies kunnen weer worden<br />

ingeschakeld door op de ASR/VDCknop<br />

te drukken.<br />

fig. 90<br />

A0G0026m<br />

Als het systeem is uitgeschakeld, verschijnt<br />

er een bericht op het display.<br />

Als het VDC-systeem tijdens het rijden<br />

wordt uitgeschakeld, schakelt het<br />

automatisch weer in als de auto<br />

opnieuw wordt gestart.


STORINGSMELDINGEN<br />

Bij een storing in het VDC-systeem<br />

wordt het systeem automatisch uitgeschakeld<br />

en gaat het lampje á op het<br />

instrumentenpaneel continu branden<br />

(er verschijnt ook een bericht op het<br />

display) (zie het hoofdstuk “Lampjes<br />

en berichten”). Wendt u in dat geval<br />

zo snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

ATTENTIE<br />

De prestaties van het<br />

VDC-systeem mogen<br />

de bestuurder er niet toe<br />

verleiden onnodige en onverantwoorde<br />

risico’s te nemen.<br />

De rijstijl moet altijd zijn<br />

aangepast aan het wegdek,<br />

het zicht en het verkeer. De<br />

verantwoordelijkheid voor<br />

de verkeersveiligheid ligt<br />

altijd en overal bij de<br />

bestuurder van de auto.<br />

ATTENTIE<br />

Als eventueel met het<br />

noodreservewiel<br />

(indien aanwezig) wordt<br />

gereden, dan blijft het VDCsysteem<br />

ingeschakeld. Houd<br />

er rekening mee dat het<br />

noodreservewiel kleiner is<br />

dan de normale band en dat<br />

daarom de grip lager is dan<br />

bij de andere banden van de<br />

auto.<br />

ATTENTIE<br />

Voor de juiste werking<br />

van het VDC-systeem<br />

is het noodzakelijk dat<br />

de banden van alle wielen<br />

van hetzelfde merk en type<br />

zijn. De banden moeten in<br />

perfecte conditie zijn en de<br />

voorgeschreven afmetingen<br />

hebben.<br />

HILL HOLDER-SYSTEEM<br />

Dit in het VDC geïntegreerde systeem<br />

helpt bij het wegrijden op een helling.<br />

Het systeem schakelt automatisch in als:<br />

❒ omhoog: de auto stilstaat op een<br />

helling van meer dan 6% met<br />

draaiende motor, ingetrapt rem- en<br />

koppelingspedaal en versnellingsbak<br />

in vrij, of als een andere versnelling<br />

dan de achteruit is ingeschakeld;<br />

❒ omlaag: de auto stilstaat op een<br />

helling van meer dan 6% met<br />

draaiende motor, ingetrapt rem- en<br />

koppelingspedaal en als de achteruit<br />

is ingeschakeld.<br />

Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid<br />

van het VDC-systeem ervoor<br />

dat de wielen geremd blijven, totdat<br />

het noodzakelijke motorkoppel is<br />

bereikt om weg te rijden (of in ieder<br />

geval ongeveer 1 seconde), zodat u<br />

meer tijd heeft om uw rechter voet<br />

van het rempedaal naar het gaspedaal<br />

te verplaatsen.<br />

Als u na deze tijd niet bent weggereden,<br />

schakelt het systeem automatisch<br />

uit en wordt de remdruk geleidelijk<br />

verlaagd.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

103


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

104<br />

Tijdens deze fase kunt u een typisch<br />

schurend geluid horen. Dit geluid betekent<br />

dat de auto ieder moment in<br />

beweging kan komen.<br />

Storingsmeldingen<br />

Een eventuele storing in het systeem<br />

wordt aangegeven door het verschijnen<br />

van een bericht op het display<br />

(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />

berichten”).<br />

BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem<br />

is geen handrem; verlaat dus<br />

nooit de auto zonder de handrem aan<br />

te trekken, de motor uit te zetten en<br />

de eerste versnelling in te schakelen.<br />

ASR-SYSTEEM<br />

(Antislip Regulation)<br />

Dit systeem is geïntegreerd in het<br />

VDC-systeem. Het ASR-systeem controleert<br />

de trekkracht van de auto en<br />

grijpt automatisch in als een of beide<br />

aangedreven wielen dreigen door te<br />

slippen.<br />

Afhankelijk van de oorzaak van het<br />

doorslippen, worden er twee verschillende<br />

regelsystemen geactiveerd:<br />

❒ als beide aangedreven wielen<br />

doorslippen, vermindert het ASRsysteem<br />

het motorvermogen;<br />

❒ als slechts een aangedreven wiel<br />

doorslipt, zorgt het ASR-systeem<br />

ervoor dat het wiel automatisch<br />

wordt afgeremd.<br />

Het ASR-systeem is vooral nuttig<br />

onder de volgende omstandigheden:<br />

❒ doorslippen van het binnenste wiel<br />

in bochten, door verandering van<br />

de wielbelasting of door te felle<br />

acceleratie;<br />

❒ te hoog vermogen naar de wielen,<br />

ook in samenhang met de condities<br />

van het wegdek;<br />

❒ acceleratie op gladde wegen en bij<br />

sneeuw en ijzel;<br />

❒ verlies van grip op natte weggedeelten<br />

(aquaplaning).<br />

ATTENTIE<br />

De prestaties van het<br />

systeem mogen de<br />

bestuurder er niet toe verleiden<br />

onnodige en onverantwoorde<br />

risico’s te nemen. De<br />

rijstijl moet altijd zijn aangepast<br />

aan het wegdek, het<br />

zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid<br />

voor de<br />

verkeersveiligheid ligt altijd<br />

en overal bij de bestuurder<br />

van de auto.


In-/uitschakeling van het<br />

systeem<br />

Het ARS-systeem schakelt automatisch<br />

in als het instrumentenpaneel<br />

wordt ingeschakeld.<br />

Tijdens het rijden kan het ASR-systeem<br />

worden uitgeschakeld door kort op de<br />

ASR/VDC-knop op de middenconsole<br />

te drukken.<br />

Als het systeem is uitgeschakeld,<br />

brandt het lampje op de ASR/VDCknop<br />

en verschijnt het symbool V op<br />

het display.<br />

Als het ASR-systeem tijdens het rijden<br />

wordt uitgeschakeld, schakelt het<br />

automatisch weer in als de auto<br />

opnieuw wordt gestart.<br />

Schakel het ASR-systeem uit als u met<br />

sneeuwkettingen rijdt: onder deze<br />

omstandigheden levert het doorslaan<br />

van de aangedreven wielen juist meer<br />

trekkracht op.<br />

Storingsmeldingen<br />

Bij een storing in het ASR-systeem<br />

wordt het systeem automatisch uitgeschakeld<br />

en verschijnt op het display<br />

het symbool V. Wendt u in dat geval<br />

zo snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

ATTENTIE<br />

Voor de juiste werking<br />

van het ASR-systeem<br />

is het noodzakelijk dat<br />

de banden van alle wielen<br />

van hetzelfde merk, type en<br />

afmetingen zijn. De banden<br />

moeten in goede conditie zijn<br />

en de juiste bandenspanning<br />

hebben (zie de paragraaf<br />

“Wielen” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

MSR-systeem (regeling van<br />

motorremwerking)<br />

Dit systeem, dat geïntegreerd is in het<br />

ASR-systeem, verhoogt bij bruusk<br />

terugschakelen het motorkoppel,<br />

zodat overmatige vertraging van de<br />

aangedreven wielen wordt voorkomen.<br />

Dit heeft vooral voordelen op<br />

een wegdek met weinig grip, waarop<br />

de stabiliteit van de auto snel verloren<br />

kan gaan.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

105


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

106<br />

EOBD-SYSTEEM<br />

Met het EOBD-systeem (European On<br />

Board Diagnosis) kan een doorlopende<br />

diagnose worden uitgevoerd op die componenten<br />

op de auto die van invloed zijn<br />

op de emissie.<br />

Bovendien meldt het systeem, door het<br />

branden van het lampje U op het<br />

instrumentenpaneel (er verschijnt ook<br />

een bericht op het display) (zie het<br />

hoofdstuk “Lampjes en berichten”) dat<br />

de betreffende componenten defect zijn.<br />

Het doel is:<br />

❒ de werking van het systeem controleren;<br />

❒ signaleren wanneer door een storing<br />

de emissies boven de wettelijk vastgestelde<br />

drempelwaarde uitkomen;<br />

❒ signaleren wanneer het noodzakelijk<br />

is defecte componenten te vervangen.<br />

Het systeem beschikt verder nog over<br />

een diagnosestekker die het mogelijk<br />

maakt, na het aansluiten van speciale<br />

apparatuur, de door de regeleenheid<br />

opgeslagen storingscodes en de specifie-<br />

ke parameters voor de diagnose en werking<br />

van de motor te lezen.<br />

Deze controle kan ook worden uitgevoerd<br />

door de verkeerspolitie.<br />

BELANGRIJK Na het verhelpen van de<br />

storing moet de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer voor<br />

een complete controle van het systeem,<br />

tests uitvoeren op een testbank en, zo<br />

nodig, een proefrit maken die eventueel<br />

een langere afstand kan omvatten.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in het contactslot<br />

steekt en het lampje<br />

U gaat niet branden of het<br />

gaat branden of knipperen tijdens<br />

het rijden, wendt u dan<br />

zo snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer. De werking<br />

van het lampje U kan worden<br />

gecontroleerd met behulp van<br />

speciale apparatuur van de<br />

verkeerspolitie. Houdt u aan<br />

de wetgeving van het land<br />

waarin u rijdt.<br />

AUTORADIO<br />

De auto is uitgerust met een autoradio<br />

met CD-speler of MP3 CD-speler<br />

(indien aanwezig). Raadpleeg voor de<br />

werking van de autoradio het bijgevoegde<br />

supplement.


EXTRA ACCESSOIRES<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />

wilt monteren die constante voeding<br />

nodig hebben (diefstalalarm, antidiefstalsatellietbewaking<br />

enz.), of<br />

accessoires die de elektrische installatie<br />

zwaar belasten, wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer. Deze kan u de meest<br />

geschikte installaties aanraden uit het<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo Lineaccessori-programma<br />

en controleren of de elektrische installatie<br />

van de auto geschikt is voor het<br />

extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk<br />

is een accu met een grotere capaciteit<br />

te monteren.<br />

ATTENTIE<br />

Let op bij de montage<br />

van spoilers en niet<br />

standaard lichtmetalen velgen:<br />

ze kunnen de ventilatie van de<br />

remmen verminderen en daarmee<br />

hun doelmatigheid tijdens<br />

krachtig en veelvuldig remmen;<br />

bijvoorbeeld tijdens een<br />

lange afdaling. Controleer<br />

bovendien of de slag van de<br />

pedalen niet beperkt wordt<br />

(door matten enz.).<br />

RADIOZENDAPPARATUUR<br />

EN MOBIELE TELEFOONS<br />

Radiozendapparaten (mobiele telefoons,<br />

27 mc en dergelijke) mogen<br />

alleen in de auto worden gebruikt met<br />

een aparte antenne aan de buitenkant<br />

van de auto.<br />

Het gebruik van dergelijke apparaten<br />

in de auto (zonder buitenantenne)<br />

kan niet alleen schadelijk zijn voor de<br />

gezondheid van de inzittenden, maar<br />

kan ook storingen in de elektrische<br />

systemen van de auto veroorzaken.<br />

Hierdoor wordt de veiligheid in gevaar<br />

gebracht.<br />

Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit<br />

aanzienlijk beperkt<br />

door de isolerende eigenschappen van<br />

de carrosserie.<br />

Houdt u bij het gebruik van mobiele<br />

telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met<br />

het officiële EU-keurmerk, strikt aan<br />

de instructies die door de fabrikant<br />

van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

107


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

108<br />

PARKEERSENSOREN<br />

(indien aanwezig)<br />

De parkeersensoren leveren aan de<br />

bestuurder informatie over de afstand,<br />

tijdens het achteruitrijden, tot een<br />

obstakel dat wordt genaderd.<br />

Dit parkeerhulpsysteem signaleert<br />

obstakels die zich buiten het gezichtsveld<br />

van de bestuurder bevinden.<br />

De informatie over de aanwezigheid<br />

van en de afstand tot een obstakel<br />

wordt aan de bestuurder doorgegeven<br />

door middel van een akoestisch signaal,<br />

waarvan de frequentie afhankelijk<br />

is van de afstand tot het obstakel<br />

(als de afstand tot het obstakel kleiner<br />

wordt, neemt de frequentie van<br />

het akoestische signaal toe).<br />

ACTIVERING<br />

De sensoren schakelen in als de elektronische<br />

sleutel in het contactslot zit<br />

en de achteruit wordt ingeschakeld.<br />

De sensoren schakelen uit als de snelheid<br />

boven de 18 km/h komt.<br />

Bij ingeschakelde sensoren worden,<br />

zodra een obstakel wordt waargenomen,<br />

geluidssignalen uitgezonden<br />

door de zoemers achter. De frequentie<br />

daarvan neemt toe als de afstand tot<br />

het obstakel kleiner wordt.<br />

Het signaal klinkt ononderbroken als<br />

de afstand tot het obstakel minder is<br />

dan 30 cm.<br />

Het geluidssignaal stopt onmiddellijk<br />

als de afstand tot het obstakel groter<br />

wordt. De weergave van de tonen<br />

blijft gelijk als de door de middelste<br />

sensoren gemeten afstand gelijk blijft.<br />

Als deze situatie optreedt bij de zijsensoren,<br />

dan wordt het signaal na 3<br />

seconden onderbroken (om te voorkomen<br />

dat het geluid weergegeven blijft<br />

worden als langs een muur wordt<br />

gereden).<br />

ATTENTIE<br />

De verantwoordelijkheid<br />

tijdens het parkeren<br />

en andere gevaarlijke handelingen<br />

ligt altijd en overal bij<br />

de bestuurder. Controleer als u<br />

de auto parkeert of zich geen<br />

personen (in het bijzonder kinderen)<br />

of dieren in de buurt van<br />

de auto bevinden. De parkeersensoren<br />

moeten als een hulpmiddel<br />

voor de bestuurder<br />

beschouwd worden. De<br />

bestuurder moet tijdens eventueel<br />

gevaarlijke parkeermanoeuvres<br />

altijd volledig zijn<br />

aandacht behouden, ook als de<br />

manoeuvres met lage snelheid<br />

worden uitgevoerd.


fig. 91<br />

SENSOREN<br />

A0G0270m<br />

Het systeem maakt gebruik van 4 sensoren<br />

in de bumper achter fig. 91<br />

om de afstand tot het obstakel te<br />

meten.<br />

ZOEMER (BUZZER)<br />

De informatie over de aanwezigheid<br />

van en de afstand tot het obstakel<br />

wordt aan de bestuurder doorgegeven<br />

door middel van geluidssignalen die<br />

afkomstig zijn uit achter in het interieur<br />

geïnstalleerde zoemers.<br />

Voor een juiste werking<br />

van het systeem<br />

mag er geen modder,<br />

vuil, sneeuw of ijs op de sensoren<br />

zitten. Wees voorzichtig<br />

bij het reinigen van de sensoren<br />

om krassen of beschadigingen<br />

te voorkomen; gebruik<br />

geen droge, grove of harde<br />

doek. De sensoren moeten<br />

worden gereinigd met schoon<br />

water, waaraan eventueel<br />

autoshampoo is toegevoegd.<br />

In wastunnels waar gebruik<br />

wordt gemaakt van stoom of<br />

hogedrukreiniging, moeten de<br />

sensoren kort worden gereinigd.<br />

Houd hierbij de straalpijp<br />

op meer dan 10 cm afstand.<br />

Wendt u uitsluitend tot<br />

de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

voor het opnieuw spuiten<br />

van de bumpers of het<br />

eventuele bijwerken van de<br />

lak in de buurt van de sensoren.<br />

Als het bijwerken van<br />

de lak niet op de juiste manier<br />

wordt uitgevoerd, kan de werking<br />

van de parkeersensoren<br />

in gevaar worden gebracht.<br />

MEETBEREIK<br />

VAN DE SENSOREN<br />

Met de sensoren kan het gebied achter<br />

de auto worden gecontroleerd.<br />

Door hun plaats wordt ook de middenen<br />

zijkant aan de achterzijde van de<br />

auto bestreken.<br />

Obstakels in het midden worden waargenomen<br />

op een afstand die korter is<br />

dan ongeveer 1,40 m.<br />

Obstakels aan de zijkant worden<br />

waargenomen op een afstand die korter<br />

is dan ongeveer 0,6 m.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

109


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

110<br />

TREKKEN VAN AANHANGERS<br />

De sensoren worden automatisch<br />

opnieuw ingeschakeld als u de aanhangerstekker<br />

loskoppelt.<br />

De werking van de<br />

sensoren wordt automatisch<br />

uitgeschakeld<br />

als de stekker van de elektrische<br />

kabel van de aanhanger<br />

wordt aangesloten op de stekkerdoos<br />

van de trekhaak.<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

De regeleenheid van het systeem controleert<br />

iedere keer als de contactsleutel<br />

in het contactslot wordt gestoken<br />

alle componenten van het systeem.<br />

De sensoren en de elektrische verbindingen<br />

worden vervolgens continu<br />

gecontroleerd tijdens de werking van<br />

het systeem.<br />

Als er een storing in de sensoren wordt<br />

gesignaleerd, verschijnen een bericht<br />

en een symbool op het display (zie het<br />

hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

Als er een storing wordt gesignaleerd,<br />

moet u stoppen en de motor uitzetten.<br />

Reinig de sensoren en controleer of u<br />

niet in de nabijheid bent van ultrasone<br />

systemen (bijv. luchtdrukremmen van<br />

vrachtwagens of pneumatische<br />

hamers).<br />

Als de oorzaak van de storing is weggenomen,<br />

herneemt het systeem zijn<br />

volledige werking en verdwijnen het<br />

bericht en het symbool van het display.<br />

Wendt u tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer als<br />

het lampje blijft branden om het systeem<br />

te laten controleren, ook als het<br />

systeem weer werkt. Als de door de<br />

regeleenheid gevonden storing de<br />

werking niet in gevaar brengt, dan<br />

blijft het systeem functioneren. De storing<br />

wordt opgeslagen zodat de storing<br />

bij een volgende controle door de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer kan worden gecontroleerd.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Controleer tijdens parkeermanoeuvres<br />

of zich geen obstakels boven of onder<br />

de sensoren bevinden. Obstakels die<br />

zich dicht bij de auto bevinden, worden<br />

onder bepaalde omstandigheden<br />

niet door het systeem gesignaleerd en<br />

kunnen dus de auto beschadigen of<br />

zelf beschadigd worden.<br />

De metingen van de sensoren kunnen<br />

beïnvloed worden/zijn door beschadiging<br />

van de sensoren zelf, door vuil,<br />

sneeuw of ijs op de sensoren of door<br />

ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen<br />

van vrachtwagens of pneumatische<br />

hamers) die zich in de nabijheid<br />

bevinden.


TANKEN MET DE<br />

ALFA SPIDER<br />

Tank uitsluitend loodvrije benzine. Om<br />

vergissingen te voorkomen is de diameter<br />

van de vulpijp van de tank kleiner,<br />

zodat het vulpistool voor loodhoudende<br />

benzine er niet in past. Het<br />

octaangetal van de benzine moet ten<br />

minste 95 RON zijn.<br />

BELANGRIJK Een beschadigde<br />

katalysator laat schadelijke stoffen in<br />

het uitlaatgas achter, waardoor het<br />

milieu wordt vervuild.<br />

BELANGRIJK Tank nooit, niet in<br />

noodgevallen en ook niet een klein<br />

beetje, loodhoudende benzine. U zou<br />

de katalysator onherstelbaar beschadigen.<br />

fig. 92<br />

A0G0159m<br />

DOP VAN DE BRANDSTOF-<br />

TANK<br />

Het tankklepje kan alleen geopend<br />

worden als de portieren ontgrendeld<br />

zijn en de motor is uitgezet.<br />

U kunt het klepje openen aan de voorzijde,<br />

zoals door de pijl is aangegeven<br />

in fig. 92.<br />

fig. 93<br />

A0G0160m<br />

De tankdop A-fig. 93 is voorzien<br />

van een koord B dat aan het klepje C<br />

vastzit, om verlies van de dop te voorkomen.<br />

Plaats tijdens het tanken de dop in de<br />

uitsparing op het klepje, zoals in de<br />

figuur is afgebeeld.<br />

BELANGRIJK Omdat de tank hermetisch<br />

is afgesloten, kan een kleine<br />

overdruk worden waargenomen. Het<br />

is daarom normaal als u bij het losdraaien<br />

van de tankdop een sissend<br />

geluid hoort.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

111


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

112<br />

ATTENTIE<br />

Kom niet dicht bij de<br />

vulopening met open<br />

vuur of een brandende sigaret:<br />

brandgevaar. Houd uw<br />

hoofd ook niet dichtbij de<br />

vulopening om te voorkomen<br />

dat u schadelijke dampen<br />

inademt.<br />

fig. 94<br />

A0G0130m<br />

TANKKLEPJE IN GEVAL VAN<br />

NOOD OPENEN<br />

Als het niet lukt het tankklepje te openen,<br />

trek dan aan het koordje rechts<br />

in de bagageruimte fig. 94.<br />

BESCHERMING VAN<br />

HET MILIEU<br />

De emissiereductiesystemen zijn:<br />

❒ driewegkatalysator;<br />

❒ lambdasondes;<br />

❒ benzinedamp-opvangsysteem.<br />

Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />

testwerkzaamheden, met losgenomen<br />

bougiekabels draaien.


VEILIGHEID<br />

VEILIGHEIDSGORDELS ...................................... 114<br />

SBR-SYSTEEM ................................................. 115<br />

GORDELSPANNERS............................................ 116<br />

KINDEREN VEILIG VERVOEREN ........................... 120<br />

FRONTAIRBAGS................................................. 125<br />

ZIJ-AIRBAGS (sidebags) .................................... 129<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

113


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

114<br />

VEILIGHEIDS-<br />

GORDELS<br />

GEBRUIK VAN DE<br />

VEILIGHEIDSGORDELS<br />

Ga goed rechtop zitten, steun tegen de<br />

rugleuning en leg dan de gordel om.<br />

Trek de gordel uit en maak de gordel<br />

vast door de gesp A-fig. 1 in de sluiting<br />

B te drukken, totdat hij hoorbaar<br />

blokkeert.<br />

Als tijdens het uittrekken van de gordel<br />

de rolautomaat blokkeert, laat dan<br />

de gordel een stukje teruglopen en<br />

trek de gordel vervolgens weer geleidelijk<br />

uit.<br />

fig. 1<br />

A0G0083m<br />

Voor het losmaken van de gordel<br />

moet u op de knop C drukken.<br />

Begeleid de gordel tijdens het teruglopen<br />

om te voorkomen dat de gordelband<br />

draait.<br />

ATTENTIE<br />

Druk tijdens het rijden<br />

niet op de knop C.<br />

Via de rolautomaat wordt de lengte<br />

van de gordel automatisch aangepast<br />

aan het postuur van de drager, waarbij<br />

voldoende bewegingsruimte overblijft.<br />

Als de auto op een steile helling staat,<br />

kan de rolautomaat blokkeren; dit is<br />

een normaal verschijnsel. Bovendien<br />

blokkeert de rolautomaat als u de gordel<br />

snel uittrekt. Hij blokkeert ook bij<br />

hard remmen, botsingen en bij hoge<br />

snelheden in bochten.


SBR-SYSTEEM<br />

(Seat Belt Reminder)<br />

De auto is uitgerust met het SBR-systeem<br />

(Seat Belt Reminder), dat<br />

bestaat uit een akoestisch waarschuwingssysteem<br />

dat, samen met het<br />

knipperende lampje


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

116<br />

GORDELSPANNERS<br />

Voor een nog effectievere bescherming<br />

zijn de veiligheidsgordels van de<br />

auto voorzien van gordelspanners. Dit<br />

systeem trekt bij een heftige botsing<br />

de gordel enige centimeters aan. Op<br />

deze wijze worden de inzittenden veel<br />

beter op hun plaats gehouden en<br />

wordt de voorwaartse beweging<br />

beperkt.<br />

Het blokkeren van de veiligheidsgordels<br />

geeft aan dat de gordelspanner in<br />

werking is geweest; de gordel wordt<br />

niet meer opgerold, ook niet als hij<br />

wordt begeleid.<br />

BELANGRIJK Voor een maximale<br />

bescherming door de gordelspanners<br />

moet de veiligheidsgordel zo worden<br />

omgelegd dat hij goed aansluit op<br />

borst en bekken.<br />

De gordelspanners treden alleen in<br />

werking als de veiligheidsgordels goed<br />

in de sluitingen vergrendeld zijn.<br />

Tijdens de werking van de gordelspanner<br />

kan er een beetje rook ontsnappen.<br />

Deze rook is niet schadelijk en duidt<br />

niet op brand.<br />

De gordelspanner behoeft geen enkel<br />

onderhoud of smering. Elke verandering<br />

van de oorspronkelijke staat zal<br />

de doelmatigheid verminderen. Als de<br />

gordelspanner door extreme natuurlijke<br />

omstandigheden (bijv. overstromingen<br />

en zeestormen) met water en<br />

modder in contact is geweest, dan<br />

moet de spanner worden vervangen.


ATTENTIE Werkzaamheden in de<br />

De gordelspanner<br />

werkt slechts eenmaal.<br />

Als de gordelspanners hebben<br />

gewerkt, moet u zich tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer wenden om<br />

de spanners te laten vervangen.<br />

De geldigheid van het<br />

systeem staat vermeld op een<br />

plaatje dat zich op de portierstijl<br />

aan de bestuurderszijde<br />

bevindt: laat voor het verstrijken<br />

van deze termijn het systeem<br />

door de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

vervangen.<br />

buurt van de gordelspanners,<br />

waarbij stoten,<br />

sterke trillingen of verhitting<br />

(maximaal 100°C gedurende<br />

ten hoogste 6 uur)<br />

optreden, kunnen de gordelspanners<br />

beschadigen of activeren:<br />

bij die omstandigheden<br />

horen niet trillingen die voortgebracht<br />

worden door een<br />

slecht wegdek of door contacten<br />

met kleine obstakels zoals<br />

trottoirs. Wendt u voor reparaties<br />

altijd tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

TREKKRACHTBEGRENZERS<br />

Om de bescherming van de inzittenden<br />

bij een ongeval te vergroten, zijn<br />

de oprolautomaten van de gordels<br />

voorzien van trekkrachtbegrenzers die<br />

tijdens een frontale aanrijding de piekbelasting<br />

op de borst en schouders<br />

beperken.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

117


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

118<br />

fig. 2<br />

A0G0104m<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

OVER HET GEBRUIK VAN<br />

VEILIGHEIDSGORDELS<br />

De bestuurder is verplicht zich te houden<br />

aan de wettelijke voorschriften met<br />

betrekking tot het verplichte gebruik van<br />

de veiligheidsgordels (en de inzittenden<br />

erop attent te maken).<br />

Leg de veiligheidsgordel altijd om<br />

voordat u vertrekt.<br />

Ook vrouwen die in verwachting zijn<br />

moeten een gordel dragen: ook voor hen<br />

(zowel voor de aanstaande moeder als<br />

het kind) is de kans op letsel bij een ernstig<br />

ongeval kleiner als ze een gordel dragen.<br />

Uiteraard moeten zwangere vrouwen<br />

het onderste deel van de gordel<br />

meer naar beneden omleggen, zodat de<br />

gordel over het bekken en onder de buik<br />

langs loopt fig. 2.<br />

fig. 3<br />

A0G0103m<br />

BELANGRIJK De gordelband mag<br />

nooit gedraaid zijn. Het diagonale gordelgedeelte<br />

moet via het midden van<br />

de schouder schuin over de borst liggen.<br />

Het horizontale gordelgedeelte<br />

moet over het bekken fig. 3 en niet<br />

over de buik liggen. Gebruik geen voorwerpen<br />

(wasknijpers, klemmen enz.)<br />

die een goed aansluiten van de gordel<br />

op het lichaam verhinderen.<br />

ATTENTIE<br />

Voor maximale veiligheid<br />

moet u de rugleuning<br />

rechtop zetten, tegen de<br />

leuning aan gaan zitten en de<br />

gordel goed laten aansluiten op<br />

borst en bekken. Draag altijd<br />

veiligheidsgordels zowel voor<br />

als achter in de auto! Rijden<br />

zonder veiligheidsgordels vergroot<br />

het risico op ernstig letsel<br />

of dodelijke afloop bij een<br />

ongeval.


fig. 4<br />

A0G0105m<br />

BELANGRIJK Iedere gordel dient<br />

slechts ter bescherming van een enkel<br />

persoon: gebruik de gordel niet voor<br />

een kind dat bij een volwassene op<br />

schoot zit, waarbij de gordel beiden<br />

zou moeten beschermen fig. 4.<br />

Plaats bovendien geen enkel voorwerp<br />

tussen de gordel en het lichaam<br />

van een inzittende.<br />

ATTENTIE<br />

Het is streng verboden<br />

onderdelen van de veiligheidsgordels<br />

of gordelspanners<br />

te demonteren of<br />

open te maken. Werkzaamheden<br />

aan de veiligheidsgordels<br />

en gordelspanners<br />

moeten worden uitgevoerd<br />

door gekwalificeerd personeel.<br />

Wendt u altijd tot de <strong>Alfa</strong>-<br />

Romeo-dealer.<br />

ATTENTIE<br />

Als de gordel aan een<br />

zware belasting<br />

wordt blootgesteld (bijvoorbeeld<br />

tijdens een ongeval),<br />

dan moet de gordel samen<br />

met de verankeringen,<br />

bevestigingspunten en de<br />

gordelspanner worden vervangen.<br />

De gordel kan verzwakt<br />

zijn, ook als de schade<br />

niet zichtbaar is.<br />

HOE U DE VEILIGHEIDS-<br />

GORDELS IN OPTIMALE<br />

STAAT HOUDT<br />

❒ Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />

en niet gedraaid is; controleer<br />

ook of de oprolautomaat zonder<br />

haperingen werkt;<br />

❒ vervang de gordels na een ongeval,<br />

ook al zijn ze ogenschijnlijk niet<br />

beschadigd. Vervang de gordels ook<br />

als de gordelspanners in werking<br />

zijn geweest;<br />

❒ u kunt de gordels met de hand<br />

wassen met warm water en een<br />

neutrale zeep. Spoel ze uit en laat<br />

ze in de schaduw drogen. Gebruik<br />

geen bijtende, blekende of kleurende<br />

middelen. Vermijd het<br />

gebruik van alle chemische producten<br />

die het weefsel van de gordel<br />

kunnen aantasten;<br />

❒ voorkom dat vocht in de oprolautomaat<br />

komt: de werking van de oprolautomaten<br />

is alleen gegarandeerd,<br />

als ze niet nat zijn geweest;<br />

❒ vervang de gordels bij tekenen van<br />

slijtage of beschadigingen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

119


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

120<br />

KINDEREN VEILIG<br />

VERVOEREN<br />

Voor optimale bescherming bij een<br />

ongeval moeten alle inzittenden zittend<br />

reizen en beschermd worden<br />

door goedgekeurde veiligheidssystemen.<br />

Dit geldt met name voor<br />

kinderen.<br />

Dit is een wettelijk voorschrift volgens<br />

richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten<br />

van de Europese Unie.<br />

Het hoofd van kleine kinderen is in<br />

verhouding met de rest van het<br />

lichaam groter en zwaarder dan dat<br />

van volwassenen, terwijl spieren en<br />

botstructuur nog niet volledig zijn ontwikkeld.<br />

Daarom moeten kleine kinderen<br />

door andere systemen<br />

beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.<br />

De resultaten van het onderzoek over<br />

de optimale bescherming van kleine<br />

kinderen zijn opgenomen in de<br />

Europese ECE/R44-voorschriften die<br />

wettelijk verplicht zijn. De systemen<br />

zijn onderverdeeld in vijf groepen:<br />

Groep 0 gewicht: tot 10 kg<br />

Groep 0+ gewicht: tot 13 kg<br />

Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />

Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />

Groep 3 gewicht: 22-36 kg<br />

Zoals u ziet is er een gedeeltelijke<br />

overlapping tussen de groepen; daarom<br />

zijn er in de handel systemen verkrijgbaar<br />

die geschikt zijn voor verschillende<br />

gewichtsgroepen.<br />

Alle systemen moeten zijn voorzien<br />

van de typegoedkeuring en van een<br />

goed vastgehecht plaatje met het controlemerk,<br />

dat absoluut niet mag worden<br />

verwijderd.<br />

Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />

kunnen net zoals volwassenen de veiligheidsgordels<br />

omleggen.<br />

In het <strong>Alfa</strong> Romeo Lineaccessori-programma<br />

zijn kinderzitjes opgenomen<br />

voor elke gewichtsgroep. Deze zijn<br />

speciaal ontworpen en ontwikkeld<br />

voor de <strong>Alfa</strong> Romeo-modellen.<br />

ATTENTIE<br />

Monteer absoluut geen<br />

kinderzitje achterstevoren<br />

op de passagiersstoel<br />

voor als de frontairbag aan<br />

passagierszijde is ingeschakeld.<br />

Als bij een ongeval de airbag<br />

in werking treedt<br />

(opblaast), kan dit ernstig letsel<br />

en zelfs de dood tot gevolg<br />

hebben, onafhankelijk van de<br />

zwaarte van het ongeluk.


ATTENTIE<br />

ZEER GEVAARLIJK Als<br />

het absoluut noodzakelijk<br />

is een kind op de<br />

passagiersstoel voor te<br />

vervoeren, in een kinderzitje<br />

dat achterstevoren is<br />

geplaatst, moeten de airbags<br />

aan passagierszijde (frontairbag,<br />

knie-airbag (indien aanwezig)<br />

en zij-airbag op stoel)<br />

worden uitgeschakeld met de<br />

sleutelschakelaar. Controleer<br />

direct of de airbags daadwerkelijk<br />

zijn uitgeschakeld: het<br />

waarschuwingslampje F op<br />

het paneel van de plafondverlichting<br />

voor moet continu<br />

branden (zie de paragraaf<br />

“Frontairbag passagierszijde”).<br />

Bovendien moet de stoel<br />

zo ver mogelijk naar achteren<br />

zijn geschoven om te voorkomen<br />

dat het kinderzitje eventueel<br />

in aanraking komt met het<br />

dashboard.<br />

fig. 5<br />

GROEP 0 en 0+<br />

A0G0106m<br />

Kinderen tot 13 kg moeten achterstevoren<br />

fig. 5 worden vervoerd in<br />

wiegjes, die het achterhoofd steunen<br />

en er voor zorgen dat bij abrupte snelheidswisselingen<br />

de nek niet wordt<br />

belast.<br />

Het wiegje moet op zijn plaats worden<br />

gehouden door de veiligheidsgordel,<br />

zoals in de afbeelding is aangegeven,<br />

en het kind moet op zijn beurt worden<br />

beschermd door de gordel van het<br />

wiegje zelf.<br />

fig. 6<br />

A0G0106m<br />

GROEP 1<br />

Kinderen met een gewicht tussen 9 en<br />

18 kg moeten worden vervoerd in kinderzitjes<br />

met een kussen die naar<br />

voren fig. 6 zijn gekeerd, waarbij de<br />

veiligheidsgordel van de auto zowel<br />

het kinderzitje als het kind op zijn<br />

plaats moet houden.<br />

ATTENTIE<br />

De afbeeldingen dienen<br />

alleen ter illustratie van<br />

de bevestiging. Houdt u voor<br />

de montage van het kinderzitje<br />

aan de instructies. De fabrikant<br />

is verplicht deze instructies bij<br />

te leveren.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

121


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

122<br />

ATTENTIE<br />

Er bestaan kinderzitjes<br />

die geschikt zijn voor<br />

de gewichtsgroepen 0 en 1,<br />

die uitgerust zijn met een<br />

bevestigingspunt achter. Deze<br />

kinderzitjes hebben zelf gordels<br />

om het kind te beschermen.<br />

Vanwege het gewicht<br />

kan het gevaarlijk zijn als ze<br />

verkeerd worden gemonteerd<br />

(bijvoorbeeld als een kussen<br />

tussen het kinderzitje en de<br />

veiligheidsgordels van de<br />

auto wordt geplaatst). Houdt<br />

u voor de montage strikt aan<br />

de bijgeleverde instructies.<br />

fig. 7<br />

GROEP 2<br />

A0G0108m<br />

Kinderen met een gewicht tussen 15<br />

en 25 kg kunnen direct door de veiligheidsgordels<br />

van de auto worden<br />

beschermd. Kinderen moeten zo in de<br />

kinderzitjes worden geplaatst, dat het<br />

diagonale gordelgedeelte schuin over<br />

de borst en niet langs de nek ligt. Het<br />

horizontale gordelgedeelte moet over<br />

het bekken en niet over de buik van<br />

het kind liggen fig. 7.<br />

fig. 8<br />

A0G0109m<br />

GROEP 3<br />

Bij kinderen met een gewicht tussen<br />

22 en 36 kg is de borstomvang van<br />

dien aard dat de kinderen gewoon<br />

tegen de rugleuning kunnen steunen<br />

en niet meer in een kinderzitje hoeven<br />

te worden vervoerd. In fig. 8 wordt<br />

een voorbeeld gegeven van de juiste<br />

positie van het kind op de achterbank.<br />

Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />

kunnen net zoals volwassenen de veiligheidsgordels<br />

omleggen.<br />

ATTENTIE<br />

De afbeeldingen dienen<br />

alleen ter illustratie van<br />

de bevestiging. Houdt u voor<br />

de montage van het kinderzitje<br />

aan de instructies. De fabrikant<br />

is verplicht deze instructies bij<br />

te leveren.


GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE KINDERZITJES<br />

De auto voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende<br />

plaatsen in de auto. Zie de volgende tabellen:<br />

ZITPLAATS<br />

Groep Gewicht Passagier voor<br />

Stoel met 4 stelmogelijkheden Stoel met 8 stelmogelijkheden<br />

Groep 0, 0+ tot 13 kg L L<br />

Groep 1 9-18 kg L L<br />

Groep 2 15-25 kg L L<br />

Groep 3 22-36 kg L L<br />

Legenda:<br />

L = geschikt voor kinderzitjes die speciaal ontworpen zijn voor de vermelde groep. Deze kinderzitjes zijn opgenomen in het <strong>Alfa</strong> Romeo<br />

Lineaccessori-programma.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

123


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

124<br />

Hierna zijn de richtlijnen voor een<br />

veilig vervoer van kinderen aangegeven:<br />

❒ als de frontairbag aan passagierszijde<br />

buiten werking wordt<br />

gesteld, moet altijd gecontroleerd<br />

worden of de airbag daadwerkelijk<br />

is uitgeschakeld: het betreffende<br />

lampje F op het paneel van de<br />

plafondverlichting voor moet continu<br />

branden;<br />

❒ houdt u bij de montage van het<br />

kinderzitje strikt aan de instructies.<br />

De fabrikant is verplicht deze<br />

instructies bij te leveren. Bewaar<br />

de instructies samen met het<br />

instructieboekje in de auto.<br />

Monteer geen gebruikte kinderzitjes<br />

waarvan de gebruiksaanwijzingen<br />

ontbreken;<br />

❒ controleer of de gordels goed zijn<br />

vastgemaakt door aan de gordelband<br />

te trekken;<br />

❒ ieder veiligheidssysteem is bedoeld<br />

voor slechts één kind: vervoer<br />

nooit twee kinderen in een systeem;<br />

❒ controleer altijd of de gordel niet<br />

langs de nek van het kind loopt;<br />

❒ zorg er tijdens de rit voor dat het<br />

kind geen afwijkende houding aanneemt<br />

of de gordels losmaakt;<br />

❒ vervoer kinderen nooit in uw<br />

armen, ook geen pasgeboren kinderen.<br />

Niemand is sterk genoeg<br />

om ze bij een ongeval vast te houden;<br />

❒ na een ongeval moet het zitje door<br />

een nieuw exemplaar worden vervangen.


FRONTAIRBAGS<br />

De auto is uitgerust met meertrapsfrontairbags<br />

(“Smart bags”) aan<br />

bestuurders- en passagierszijde en<br />

knie-airbags aan bestuurders- en passagierszijde<br />

(indien aanwezig).<br />

“SMART BAG”-SYSTEEM<br />

(MEERTRAPS-FRONTAIR-<br />

BAGS)<br />

De frontairbags (bestuurder en passagier)<br />

en de knie-airbags (bestuurder<br />

en passagier) zijn veiligheidsvoorzieningen<br />

die onmiddellijk in werking treden<br />

bij middelzware en zware frontale<br />

botsingen, door het opblazen van<br />

een luchtkussen tussen de inzittende<br />

en het stuurwiel of het dashboard.<br />

Bij een aanrijding zorgt de centrale<br />

regeleenheid ervoor, indien nodig, dat<br />

de kussens opblazen. De kussens blazen<br />

onmiddellijk op, waardoor het<br />

lichaam van de inzittenden wordt<br />

opgevangen en de kans op letsel<br />

wordt beperkt. Direct daarna lopen de<br />

kussens weer leeg.<br />

De frontairbags (bestuurder en passagier)<br />

en de knie-airbags (bestuurder<br />

en passagier) zijn geen vervanging<br />

voor de veiligheidsgordels, maar een<br />

aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />

Bovendien is het dragen<br />

van veiligheidsgordels wettelijk verplicht<br />

in Europa (en in de meeste landen<br />

daarbuiten).<br />

Bij een ongeval kan een inzittende die<br />

geen veiligheidsgordel heeft omgelegd,<br />

in contact komen met een airbag<br />

die nog niet volledig opgeblazen is.<br />

Hierdoor wordt de inzittende minder<br />

door de airbag beschermd.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

125


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

126<br />

De frontairbags kunnen in de volgende<br />

gevallen niet worden ingeschakeld:<br />

❒ bij frontale botsingen, met een<br />

ander deel van de auto dan het<br />

front, tegen makkelijk vervormbare<br />

objecten (bijv. als het voorspatbord<br />

tegen de vangrail komt);<br />

❒ als de auto onder andere auto’s of<br />

veiligheidsvoorzieningen schuift<br />

(bijvoorbeeld onder vrachtwagens<br />

of de vangrail);<br />

❒ omdat geen enkele aanvullende<br />

bescherming wordt geboden op de<br />

veiligheidsgordels. Als de airbags in<br />

deze gevallen niet geactiveerd worden,<br />

betekent dit niet dat het systeem<br />

niet goed functioneert.<br />

ATTENTIE<br />

Plaats geen stickers<br />

of andere objecten op<br />

het stuurwiel, op het deksel<br />

van de airbagmodule aan de<br />

passagierszijde of de zijkant<br />

van de hemelbekleding.<br />

Plaats geen voorwerpen op<br />

het dashboard aan de passagierszijde<br />

(bijv. een mobiele<br />

telefoon), omdat deze het<br />

correct openen van de airbag<br />

aan passagierszijde kunnen<br />

hinderen en de inzittenden<br />

ernstig kunnen verwonden.<br />

fig. 9<br />

A0G0077m<br />

FRONTAIRBAG AAN<br />

BESTUURDERSZIJDE<br />

Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen<br />

dat in een daarvoor bestemde ruimte<br />

in het midden van het stuurwiel fig.<br />

9 is geplaatst.


fig. 10<br />

A0G0078m<br />

FRONTAIRBAG AAN<br />

PASSAGIERSZIJDE<br />

Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen<br />

met een groter volume dan dat<br />

aan bestuurderszijde. Het kussen is in<br />

een daarvoor bestemde ruimte in het<br />

dashboard fig. 10 geplaatst.<br />

ATTENTIE<br />

Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de<br />

passagiersstoel voor als de frontairbag aan passagierszijde<br />

is ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in werking<br />

treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot<br />

gevolg hebben.<br />

ATTENTIE<br />

Als de auto is uitgerust met een sleutelschakelaar voor<br />

uitschakeling van de airbags aan passagierszijde<br />

(frontairbag, knie-airbag (indien aanwezig) en zij-airbag<br />

op stoel), dan moeten deze worden uitgeschakeld<br />

als een kinderzitje op de passagiersstoel voor wordt<br />

geplaatst. Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren<br />

zijn geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje<br />

eventueel in aanraking komt met het dashboard. Ook als het<br />

niet wettelijk verplicht is, raden wij u aan, voor een optimale<br />

bescherming van de volwassenen, de airbag onmiddellijk weer<br />

in te schakelen zodra er geen kinderen meer vervoerd worden.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

127


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

128<br />

fig. 11<br />

A0G0079m<br />

KNIE-AIRBAG AAN BESTUUR-<br />

DERS- EN PASSAGIERSZIJDE<br />

(indien aanwezig)<br />

Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen<br />

dat in een daarvoor bestemde<br />

ruimte onder het stuurwiel aan de<br />

bestuurderszijde fig. 11 en onder het<br />

dashboard aan de passagierszijde fig.<br />

12 is geplaatst. Deze airbags bieden<br />

een extra bescherming bij een frontale<br />

aanrijding.<br />

fig. 12<br />

A0G0092m<br />

FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE, KNIE-AIRBAG PASSA-<br />

GIERSZIJDE (indien aanwezig) EN ZIJ-AIRBAG AAN PAS-<br />

SAGIERSZIJDE HANDMATIG UITSCHAKELEN (indien aanwezig)<br />

Als het absoluut noodzakelijk is een<br />

kind op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />

moeten de frontairbag, de<br />

knie-airbag (indien aanwezig) aan<br />

passagierszijde en de zij-airbag (sidebag)<br />

worden uitgeschakeld. De airbags<br />

kunnen worden in- en uitgeschakeld<br />

door met de noodsleutel van de<br />

contactsleutel de sleutelschakelaar<br />

(indien aanwezig) rechts op het dashboard<br />

te bedienen fig. 13. De schakelaar<br />

is alleen bereikbaar bij geopend<br />

portier. De metalen noodsleutel kan<br />

bij geopend portier in beide standen in<br />

de schakelaar gestoken of uitgenomen<br />

worden.<br />

fig. 13<br />

A0G0062m<br />

BELANGRIJK Bedien de schakelaar<br />

alleen als de motor uitstaat en de contactsleutel<br />

is uitgenomen.<br />

De sleutelschakelaar heeft twee standen:<br />

❒ frontairbag, knie-airbag (indien<br />

aanwezig) en sidebag passagierszijde<br />

ingeschakeld (stand ON P):<br />

lampje F op het paneel van de<br />

plafondverlichting voor is gedoofd;<br />

het is absoluut verboden kinderen<br />

op de passagiersstoel voor te vervoeren;


❒ frontairbag, knie-airbag (indien aanwezig)<br />

en sidebag passagierszijde<br />

uitgeschakeld (stand OFF F):<br />

lampje F op het paneel van de<br />

plafondverlichting voor brandt; het<br />

is mogelijk kinderen op de passagiersstoel<br />

voor te vervoeren, waarbij<br />

ze beschermd moeten worden<br />

door passende universele systemen.<br />

Het lampje F op het paneel van de<br />

plafondverlichting voor blijft continu<br />

branden totdat de airbags aan passagierszijde<br />

opnieuw worden ingeschakeld.<br />

ZIJ-AIRBAGS<br />

(sidebags)<br />

De auto is uitgerust met zij-airbags voor<br />

(sidebags voor) aan bestuurders- en<br />

aan passagierszijde voor bescherming<br />

van borst-bekken.<br />

De zij-airbags beschermen de inzittenden<br />

bij middelzware en zware zijdelingse<br />

aanrijdingen, door het opblazen<br />

van een luchtkussen tussen de inzittende<br />

en de interieurdelen aan de zijkant<br />

van de auto.<br />

Als de zij-airbags niet worden geactiveerd<br />

bij andere soorten botsingen<br />

(frontale aanrijdingen, botsingen van<br />

achter, over de kop slaan enz), betekent<br />

dit niet dat het systeem niet goed<br />

functioneert.<br />

Bij een zijdelingse aanrijding verwerkt<br />

de centrale regeleenheid de informatie<br />

van een vertragingssensor, en zorgt<br />

ervoor, indien nodig, dat het kussen<br />

opblaast. De kussens blazen onmiddellijk<br />

op en vullen de ruimte tussen<br />

het portier van de auto en het lichaam<br />

van de inzittenden voor. Direct daarna<br />

lopen de kussens weer leeg.<br />

De zij-airbags zijn geen vervanging<br />

voor de veiligheidsgordels, maar een<br />

aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />

Bovendien is het dragen<br />

van veiligheidsgordels wettelijk verplicht<br />

in Europa (en in de meeste landen<br />

daarbuiten).<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

129


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

130<br />

fig. 14<br />

A0G0093m<br />

ZIJ-AIRBAGS VOOR<br />

BESCHERMING VAN BORST-<br />

KAS-BEKKEN (SIDEBAGS)<br />

Deze sidebags zijn kussens die zich<br />

snel opblazen en bevinden zich in de<br />

rugleuning van de stoelen fig. 14. Ze<br />

hebben tot doel de borstkas en het<br />

bekken van de inzittenden te beschermen<br />

bij middelzware en zware zijdelingse<br />

aanrijdingen.<br />

BELANGRIJK Als de airbags in werking<br />

treden, ontsnapt er een beetje<br />

rook. Deze rook is niet schadelijk en<br />

duidt niet op brand; bovendien kan<br />

het oppervlak van het opgeblazen<br />

kussen en het interieur van de auto<br />

bedekt zijn met een laagje poeder: dit<br />

poeder kan de huid en de ogen irriteren.<br />

Als u hiermee in aanraking bent<br />

gekomen, moet u zich met neutrale<br />

zeep en water wassen.<br />

De geldigheidsduur van de pyrotechnische<br />

lading en van het spiraalmechanisme<br />

zijn vermeld op het betreffende<br />

plaatje op het bestuurdersportier. Laat<br />

aan het einde van deze termijn het<br />

systeem door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

vervangen.<br />

BELANGRIJK Na een ongeval waarbij<br />

een of meerdere veiligheidssystemen<br />

zijn geactiveerd, dient u contact<br />

op te nemen met de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

om de geactiveerde systemen<br />

te laten vervangen en de werking van<br />

het systeem te laten controleren.<br />

Alle controlewerkzaamheden, reparaties<br />

en vervanging van het airbagsysteem<br />

moeten door de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

worden uitgevoerd.<br />

Aan het einde van de lange levensduur<br />

van uw auto, moet u contact opnemen<br />

met de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om<br />

het systeem buiten werking te laten<br />

stellen. Daarnaast moet bij verkoop<br />

van de auto de nieuwe eigenaar op de<br />

hoogte gebracht worden van het<br />

gebruik en de aanwijzingen en moet<br />

hij het instructieboekje ontvangen.<br />

BELANGRIJK Het in werking treden<br />

van de gordelspanners, de frontairbags<br />

en de zij-airbags wordt door de<br />

elektronische regeleenheid bepaald,<br />

afhankelijk van het type ongeval. Als<br />

een van deze onderdelen niet in werking<br />

treedt, dan duidt dat niet op een<br />

storing in het systeem.<br />

ATTENTIE<br />

Steek nooit het hoofd,<br />

de armen of de ellebogen<br />

uit het raam.


ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

ATTENTIE<br />

Als u de contactsleutel<br />

in het contactslot<br />

steekt en het lampje ¬ gaat<br />

niet branden of blijft branden<br />

tijdens het rijden (en er verschijnt<br />

ook een bericht op het<br />

display), dan is er mogelijk<br />

een storing in de veiligheidssystemen;<br />

in dat geval kunnen<br />

de airbags of gordelspanners<br />

niet geactiveerd<br />

worden bij een ongeval of, in<br />

een zeer beperkt aantal<br />

gevallen, niet op de juiste<br />

wijze geactiveerd worden.<br />

Voordat u verder rijdt, dient<br />

u contact op te nemen met de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om het<br />

systeem direct te laten controleren.<br />

ATTENTIE<br />

Bedek de rugleuning<br />

van de stoelen niet<br />

met hoezen of kleden die niet<br />

zijn voorbereid op het<br />

gebruik met sidebags.<br />

ATTENTIE<br />

Reis niet met voorwerpen<br />

op schoot of voor<br />

de borst en houd vooral geen<br />

pijp, potlood enz. in de mond.<br />

Bij een ongeval waarbij de airbag<br />

in werking treedt, kan dit<br />

ernstig letsel veroorzaken.<br />

ATTENTIE<br />

Rijd altijd met beide<br />

handen op de stuurwielrand,<br />

zodat bij het in werking<br />

treden van de airbag, het<br />

systeem niet wordt gehinderd<br />

door obstakels die ernstig letsel<br />

kunnen veroorzaken. Rijd<br />

niet met voorover gebogen<br />

lichaam maar ga goed rechtop<br />

zitten en steun tegen de rugleuning.<br />

ATTENTIE<br />

Laat bij diefstal of een<br />

poging tot diefstal, bij<br />

beschadiging of als de auto<br />

bij een overstroming onder<br />

water is geweest, het airbagsysteem<br />

door een <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer controleren.<br />

ATTENTIE<br />

Als de contactsleutel<br />

in het contactslot zit,<br />

kunnen ook bij uitgezette<br />

motor de airbags geactiveerd<br />

worden als de auto wordt<br />

aangereden door een andere<br />

auto. Daarom mogen, ook als<br />

de auto stilstaat, absoluut<br />

geen kinderen op de passagiersstoel<br />

voor worden<br />

geplaatst. Als de contactsleutel<br />

echter niet in het contactslot<br />

zit, wordt bij een ongeval<br />

geen enkel beveiligingssysteem<br />

(airbag of gordelspanners)<br />

geactiveerd; als<br />

een systeem niet in werking<br />

treedt, betekent dit niet dat<br />

het systeem niet goed werkt.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

131


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

132<br />

ATTENTIE<br />

Als u de sleutel in het<br />

contactslot steekt,<br />

gaat het lampje F (met de<br />

schakelaar voor uitschakeling<br />

van de airbags aan passagierszijde<br />

in stand ON) enige<br />

seconden branden en vervolgens<br />

enige seconden knipperen,<br />

om aan te geven dat de<br />

frontairbag en de knie-airbag<br />

aan passagierszijde en de zijairbags<br />

bij een ongeval worden<br />

geactiveerd.<br />

ATTENTIE<br />

De stoelen mogen niet<br />

met water of met<br />

stoom worden gereinigd<br />

(met de hand of in een automatisch<br />

wasapparaat).<br />

ATTENTIE<br />

De frontairbag treedt<br />

in werking als de botsing<br />

zwaarder is dan een<br />

botsing waarbij alleen de<br />

gordelspanners worden<br />

geactiveerd. Bij aanrijdingen<br />

die tussen die twee drempelwaarden<br />

in liggen, treden<br />

alleen de gordelspanners in<br />

werking.<br />

ATTENTIE<br />

De airbag is geen vervanging<br />

voor de veiligheidsgordels,<br />

maar een aanvulling.<br />

Omdat de frontairbags<br />

niet worden geactiveerd bij<br />

frontale botsingen bij lage<br />

snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen<br />

en als de auto van achter<br />

wordt aangereden of over<br />

de kop slaat, worden in deze<br />

gevallen de inzittenden uitsluitend<br />

door de veiligheidsgordels<br />

beschermd. De gordels<br />

moeten dus altijd gedragen<br />

worden.


STARTEN EN RIJDEN<br />

MOTOR STARTEN ............................................. 134<br />

PARKEREN ...................................................... 138<br />

GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK................... 139<br />

BRANDSTOF BESPAREN .................................... 140<br />

TREKKEN VAN AANHANGERS .............................. 142<br />

WINTERBANDEN .............................................. 145<br />

SNEEUWKETTINGEN ......................................... 146<br />

AUTO LANGERE TIJD STALLEN ............................ 147<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

133


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

134<br />

MOTOR STARTEN<br />

De auto is uitgerust met een elektronische<br />

startblokkering: zie bij startproblemen<br />

de paragraaf “<strong>Alfa</strong> Romeo<br />

CODE” in het hoofdstuk “Dashboard<br />

en bediening”.<br />

BELANGRIJK Als het contactslot is<br />

geforceerd, kan het stuurslot vergrendelen.<br />

BELANGRIJK Steek de elektronische<br />

sleutel volledig in het contactslot<br />

totdat de sleutel blokkeert.<br />

BELANGRIJK Als de auto in beweging<br />

is mag de elektronische sleutel<br />

niet uit het contactslot worden genomen,<br />

behalve in noodgevallen (zie de<br />

paragraaf “Elektronische sleutel in<br />

noodgevallen uitnemen”); hierdoor<br />

bent u er verzekerd van dat het stuurslot<br />

is uitgeschakeld als de auto in<br />

beweging is (bijvoorbeeld bij het slepen<br />

van de auto).<br />

Het is raadzaam om<br />

gedurende de eerste<br />

gebruiksperiode geen<br />

maximale prestaties van uw<br />

auto te verlangen (bijv. snel<br />

accelereren, langdurig rijden<br />

met hoge toerentallen en<br />

krachtig remmen).<br />

Laat de contactsleutel<br />

niet in het contactslot<br />

zitten als de motor is<br />

uitgezet, om te voorkomen dat<br />

de accu ontlaadt.<br />

ATTENTIE<br />

Het is zeer gevaarlijk<br />

om de motor in afgesloten<br />

ruimten te laten draaien.<br />

De motor verbruikt zuurstof<br />

en produceert kooldioxide,<br />

koolmonoxide en andere<br />

giftige gassen.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ trek de handrem aan;<br />

❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;<br />

❒ steek de elektronische sleutel tot<br />

tegen de aanslag in het contactslot;<br />

❒ trap het koppelingspedaal geheel in<br />

(of het rempedaal), zonder het gaspedaal<br />

in te trappen;<br />

❒ druk op de START/STOP-knop en<br />

laat deze los zodra de motor is aangeslagen.


BELANGRIJK<br />

Als u de motor tijdens het starten<br />

moet uitzetten en u de auto opnieuw<br />

wilt starten, hoeft u slechts het koppelings-<br />

of het rempedaal in te trappen<br />

en vervolgens op de START/STOPknop<br />

te drukken.<br />

Als de startpoging moeizaam verloopt,<br />

probeer dan niet langdurig de motor te<br />

starten, maar wendt u tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

Als de auto is gestart, wordt de elektronische<br />

sleutel in het contactslot vergrendeld;<br />

de sleutel kan alleen uit het slot<br />

worden genomen nadat de motor is uitgezet.<br />

Probeer bij draaiende motor en<br />

vergrendelde elektronische sleutel, de<br />

sleutel niet uit het slot te halen omdat<br />

hierdoor het contactslot stuk kan gaan.<br />

Bij startproblemen gaat het lampje Y<br />

op het instrumentenpaneel branden<br />

(op enkele uitvoeringen verschijnt een<br />

bericht op het display). Wendt u in dat<br />

geval tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Als na het indrukken van de START/<br />

STOP-knop de motor niet start, herhaal<br />

dan de startprocedure en trap het<br />

andere pedaal (koppelings- of rempedaal)<br />

in.<br />

Startproblemen<br />

Het systeem is in staat om startproblemen<br />

en een overmatig toerental te<br />

herkennen.<br />

In die gevallen wordt de elektronische<br />

sleutel ontgrendeld zodat de bestuurder<br />

de volgende handelingen kan uitvoeren:<br />

❒ schakel het instrumentenpaneel uit<br />

door op de START/STOP-knop<br />

te drukken of door de elektronische<br />

sleutel uit het contactslot te nemen;<br />

❒ start de auto opnieuw door het koppelings-/rempedaal<br />

en de START/<br />

STOP-knop in te drukken.<br />

BELANGRIJK Als de motor bij rijdende<br />

auto met te hoge toerentallen draait,<br />

is het om veiligheidsredenen niet mogelijk<br />

de elektronische sleutel uit het contactslot<br />

te nemen. U kunt de sleutel uit<br />

het slot nemen door met losgelaten<br />

rem- of koppelingspedaal en bij stilstaande<br />

auto de START/STOP-knop<br />

in te drukken.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

135


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

136<br />

MOTOR OPWARMEN NA<br />

HET STARTEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ rijd rustig weg, laat de motor niet<br />

met hoge toerentallen draaien en<br />

trap het gaspedaal niet bruusk in;<br />

❒ verlang de eerste kilometers geen<br />

maximale prestaties. Wij raden u<br />

aan te wachten tot de wijzernaald<br />

van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

begint te bewegen.<br />

MOTOR UITZETTEN<br />

Druk bij stilstaande auto op de<br />

START/STOP-knop. Als de motor is<br />

uitgezet, kan de elektronische sleutel<br />

uit het contactslot worden genomen.<br />

ATTENTIE<br />

Het is in noodgevallen<br />

en ook om veiligheidsredenen<br />

mogelijk de motor uit<br />

te zetten bij een rijdende auto,<br />

door de START/STOP-knop<br />

herhaaldelijk (drie keer binnen<br />

2 seconden) in te drukken of<br />

door de knop in te drukken en<br />

enkele seconden ingedrukt te<br />

houden. In deze situatie werkt<br />

de stuurbekrachtiging niet<br />

meer.<br />

BELANGRIJK Zet de motor na een<br />

zware rit niet onmiddellijk uit, maar<br />

laat hem even stationair draaien.<br />

Hierdoor kan de temperatuur in de<br />

motorruimte dalen.<br />

BELANGRIJK Als de motor wordt<br />

uitgezet, worden de elektronische veiligheidssystemen<br />

en de buitenverlichting<br />

uitgeschakeld.<br />

BELANGRIJK Als u de motor bij rijdende<br />

auto uitzet, is het om veiligheidsredenen<br />

niet mogelijk de elektronische<br />

sleutel uit het contactslot te<br />

nemen. Om de sleutel uit te nemen,<br />

moet u met de START/STOP-knop<br />

het instrumentenpaneel inschakelen en<br />

vervolgens weer uitschakelen met losgelaten<br />

rem- en koppelingspedaal en bij<br />

stilstaande auto.<br />

Gasgeven voordat u de<br />

motor uitzet heeft<br />

geen enkel nut, verspilt<br />

brandstof en is, vooral<br />

voor motoren met turbocompressor,<br />

schadelijk.


fig. 1<br />

A0G0043m<br />

ELEKTRONISCHE SLEUTEL IN<br />

NOODGEVALLEN UITNEMEN<br />

Als er problemen zijn bij het uitzetten<br />

van de motor of er een storing is in het<br />

ontgrendelsysteem van de elektronische<br />

sleutel, ga dan als volgt te werk:<br />

❒ druk op de ontgrendelknop en trek<br />

de metalen noodsleutel uit (zie de<br />

paragraaf “Elektronische sleutel”<br />

in het hoofdstuk “Dashboard en<br />

bediening”);<br />

❒ steek de metalen noodsleutel Bfig.<br />

1 van de elektronische sleutel<br />

in de opening A;<br />

❒ trek de elektronische sleutel uit het<br />

contactslot.<br />

BELANGRIJK Steek geen andere<br />

voorwerpen in de opening A-fig.1<br />

dan de metalen noodsleutel B van de<br />

elektronische sleutel.<br />

BELANGRIJK Als de sleutel in noodgevallen<br />

wordt uitgenomen bij een<br />

draaiende motor, dan wordt de motor<br />

uitgezet, dooft het instrumentenpaneel<br />

en wordt het stuurslot niet ingeschakeld.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

137


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

138<br />

PARKEREN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ zet de motor uit en trek de handrem<br />

aan;<br />

❒ schakel een versnelling in (de 1e als<br />

de weg omhoog loopt, de achteruit<br />

als de weg omlaag loopt) en zet de<br />

voorwielen iets uitgestuurd.<br />

Als de auto op een steile helling staat,<br />

blokkeer de wielen dan met stenen of<br />

wiggen. Laat bij uitgezette motor de<br />

elektronische sleutel nooit in het contactslot<br />

omdat hierdoor de accu ontlaadt.<br />

ATTENTIE<br />

Laat kinderen nooit<br />

alleen achter in de<br />

auto. Neem de elektronische<br />

sleutel altijd uit het contactslot<br />

op het dashboard als u de<br />

auto verlaat en neem de sleutel<br />

mee.<br />

fig. 2<br />

A0G0030m<br />

HANDREM<br />

De hendel van de handrem A-fig. 2<br />

bevindt zich tussen de voorstoelen.<br />

Om de handrem in te schakelen, moet<br />

u de hendel A omhoog trekken zodat<br />

de auto blokkeert.<br />

Als de elektronische sleutel in het contactslot<br />

zit, brandt het lampje x op<br />

het instrumentenpaneel.<br />

BELANGRIJK De auto moet geblokkeerd<br />

zijn als de hendel enkele tanden<br />

is aangetrokken. Als dit niet het geval<br />

is, laat de handrem dan door de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer afstellen.<br />

Ga als volgt te werk om de handrem<br />

uit te schakelen:<br />

❒ trek de hendel A iets omhoog en<br />

druk op de ontgrendelknop B;<br />

❒ houd de knop B ingedrukt en en<br />

laat de hendel zakken. Het lampje<br />

x op het instrumentenpaneel<br />

dooft.<br />

Om onverwachte bewegingen van de<br />

auto te voorkomen, moet bij het<br />

bedienen van de handrem het rempedaal<br />

worden ingetrapt.


GEBRUIK VAN DE<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

De auto is uitgerust met een mechanische<br />

versnellingsbak met 6 versnellingen<br />

De positie van de afzonderlijke<br />

versnellingen is met een symbool op<br />

de knop van de versnellingspook aangegeven.<br />

Trap bij het overschakelen altijd het<br />

koppelingspedaal geheel in. Voor het<br />

inschakelen van de 6e versnelling moet<br />

de pook naar rechts worden gedrukt<br />

om te voorkomen dat per ongeluk de<br />

4e versnelling wordt ingeschakeld.<br />

fig. 3<br />

A0G0151m<br />

Voor het inschakelen van de achteruit<br />

R moet vanuit de vrijstand de ring Afig.<br />

3 onder de pookknop omhoog<br />

worden getrokken, en de pook naar<br />

links en vervolgens naar voren worden<br />

verplaatst. Laat de ring los na het<br />

inschakelen van de achteruit. Om vanuit<br />

de achteruit een andere versnelling<br />

in te schakelen, hoeft u de ring van de<br />

pook niet omhoog te trekken.<br />

BELANGRIJK De achteruit kan<br />

alleen bij een volledig stilstaande auto<br />

worden ingeschakeld. Wacht bij een<br />

draaiende motor en een geheel ingetrapt<br />

koppelingspedaal minstens 3<br />

seconden, voordat u de achteruit<br />

inschakelt. Hiermee wordt voorkomen<br />

dat de tandwielen beschadigen.<br />

ATTENTIE<br />

Om op de juiste wijze<br />

te schakelen, moet u<br />

het koppelingspedaal geheel<br />

intrappen. Daarom mag er<br />

niets onder het pedaal liggen<br />

dat dit kan verhinderen: let<br />

erop dat de vloermatten niet<br />

zijn dubbelgevouwen, waardoor<br />

de slag van de pedalen<br />

kan worden beperkt.<br />

Laat uw hand tijdens<br />

het rijden niet op de<br />

pookknop rusten<br />

omdat door de uitgeoefende<br />

druk, ook als deze licht is, de<br />

interne onderdelen van de versnellingsbak<br />

na verloop van<br />

tijd kunnen slijten.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

139


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

140<br />

BRANDSTOF<br />

BESPAREN<br />

Hierna volgen enkele nuttige tips,<br />

waardoor het brandstofverbruik zo<br />

laag mogelijk blijft en de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen zoveel<br />

mogelijk beperkt wordt.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Onderhoud van de auto<br />

Zorg voor een goed onderhoud van de<br />

auto door de controles en registraties<br />

die in het “Onderhoudsschema” staan<br />

vermeld, te laten uitvoeren.<br />

Banden<br />

Controleer regelmatig, ten minste een<br />

keer per maand, de spanning van de<br />

banden: als de spanning te laag is,<br />

wordt de weerstand groter en neemt<br />

het verbruik toe.<br />

Overbodige bagage<br />

Rijd niet met een overbeladen bagageruimte.<br />

Het gewicht van de auto<br />

(vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning<br />

hebben grote invloed op het<br />

brandstofverbruik en de stabiliteit.<br />

Imperiaal/skidrager<br />

Verwijder de imperiaal of skidrager als<br />

u deze niet meer gebruikt. Ze verminderen<br />

de aerodynamica van de auto,<br />

waardoor het brandstofverbruik toeneemt.<br />

Gebruik voor het vervoer van<br />

volumineuze voorwerpen bij voorkeur<br />

een aanhanger.<br />

Stroomverbruikers<br />

Gebruik de elektrische installaties<br />

alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />

de verstralers, de ruitenwissers<br />

en de aanjager vragen veel<br />

stroom, waardoor het brandstofverbruik<br />

toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer).<br />

Airconditioning<br />

De airconditioning gebruikt zeer veel<br />

energie: gebruik wanneer de buitentemperatuur<br />

het toelaat, bij voorkeur<br />

de functies van het ventilatiesysteem.<br />

Aerodynamische accessoires<br />

Het gebruik van niet goedgekeurde<br />

aerodynamische accessoires kan de<br />

aerodynamica negatief beïnvloeden,<br />

waardoor het brandstofverbruik zal<br />

toenemen.


RIJSTIJL<br />

Starten<br />

Laat de motor als de auto stilstaat,<br />

niet warmdraaien met stationair toerental<br />

en ook niet met een hoog toerental:<br />

onder deze omstandigheden<br />

warmt de motor veel langzamer op,<br />

terwijl het verbruik en de schadelijke<br />

uitlaatgasemissie toenemen. Het is<br />

beter om rustig weg te rijden en geen<br />

hoge toerentallen te gebruiken: op<br />

deze manier warmt de motor sneller<br />

op.<br />

Overbodige handelingen<br />

Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />

voor een stoplicht of voordat u<br />

de motor afzet. Deze handeling heeft<br />

evenals het overschakelen met tussengas,<br />

geen enkel nut. Het kost<br />

brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen.<br />

Keuze van de versnellingen<br />

Gebruik als het verkeer en de weg het<br />

toelaten de hoogste versnelling. Het<br />

inschakelen van een lage versnelling<br />

voor een snelle acceleratie verhoogt<br />

het brandstofverbruik. Bij het oneigenlijke<br />

gebruik van een hoge versnelling<br />

neemt het verbruik en de schadelijke<br />

uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt<br />

de motor hierdoor sneller.<br />

Maximum snelheid<br />

Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk<br />

toe bij een hogere snelheid. Rijd<br />

daarom zoveel mogelijk met een<br />

gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig<br />

remmen en optrekken. Dit kost<br />

brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />

schadelijke uitlaatgassen.<br />

Acceleratie<br />

Met vol gas optrekken kost veel brandstof<br />

en verhoogt de uitstoot van schadelijke<br />

uitlaatgassen: het is beter geleidelijk<br />

op te trekken en het toerental waarbij<br />

het maximum koppel wordt geleverd,<br />

niet te overschrijden.<br />

GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />

Koude start<br />

Bij korte ritten en regelmatig koud<br />

starten bereikt de motor niet de optimale<br />

bedrijfstemperatuur. Hierdoor<br />

neemt niet alleen het brandstofverbruik<br />

toe (van 15 tot aan 30% in<br />

stadsverkeer), maar ook de uitstoot<br />

van uitlaatgassen.<br />

Verkeerssituatie en conditie<br />

van het wegdek<br />

Op een drukke weg bijvoorbeeld bij<br />

filerijden, waarbij overwegend lage<br />

versnellingen worden gebruikt, of in<br />

de stad waar zich veel verkeerslichten<br />

bevinden, zal het brandstofverbruik<br />

aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten,<br />

bergwegen en een slecht wegdek<br />

verhogen eveneens het brandstofverbruik.<br />

Stilstaan in het verkeer<br />

Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen),<br />

is het raadzaam de<br />

motor uit te zetten.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

141


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

142<br />

TREKKEN VAN AAN-<br />

HANGERS<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

Voor het trekken van aanhangwagens<br />

of caravans moet de auto uitgerust<br />

zijn met een trekhaak van een goedgekeurd<br />

type en een adequate elektrische<br />

installatie. De montage van de<br />

trekhaak moet door gespecialiseerd<br />

personeel worden uitgevoerd. Ook<br />

moet documentatie worden overhandigd<br />

m.b.t. het rijden met een aanhanger.<br />

Monteer zo nodig speciale en/of<br />

extra achteruitkijkspiegels, waarmee<br />

u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.<br />

Let er op dat het maximum klimvermogen<br />

van de auto door het gewicht<br />

van een aanhanger of caravan wordt<br />

beperkt. Ook de remweg wordt langer<br />

en u hebt langer de tijd nodig om in te<br />

halen.<br />

Schakel een lage versnelling in tijdens<br />

het afdalen om te voorkomen dat u<br />

constant moet remmen.<br />

Het gewicht van de aanhanger dat op<br />

de trekhaak rust, moet worden afgetrokken<br />

van het laadvermogen van de<br />

auto. Om er zeker van te zijn dat u<br />

het maximum toelaatbaar aanhangergewicht<br />

niet overschrijdt, moet u er<br />

rekening mee houden dat het maximum<br />

betrekking heeft op het totale<br />

gewicht van de aanhangwagen of<br />

caravan, inclusief accessoires en bagage.<br />

Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />

die voor auto’s met aanhanger gelden.<br />

U mag in geen geval harder rijden dan<br />

100 km/h.<br />

ATTENTIE<br />

Het ABS waarmee de<br />

auto is uitgerust, werkt<br />

niet op het remsysteem van de<br />

aanhanger. Wees daarom<br />

extra voorzichtig op gladde<br />

wegen.<br />

ATTENTIE<br />

Voer in geen geval<br />

modificaties aan het<br />

remsysteem van de auto uit.<br />

Het remsysteem van de aanhanger<br />

moet geheel onafhankelijk<br />

van het hydraulisch<br />

remsysteem van de auto<br />

worden bediend.


TREKHAAK MONTEREN<br />

De trekhaak moet door gespecialiseerd<br />

personeel aan de carrosserie worden<br />

bevestigd waarbij de richtlijnen die hierna<br />

zijn opgenomen, moeten worden<br />

aangehouden. Deze richtlijnen worden<br />

eventueel aangevuld door extra informatie<br />

van de fabrikant van de trekhaak.<br />

De te installeren trekhaak moet voldoen<br />

aan de huidige ECE-normen<br />

94/20 en daarop volgende wijzigingen.<br />

Voor iedere uitvoering moet een trekhaak<br />

worden gebruikt die geschikt is<br />

voor het maximale aanhangergewicht<br />

van de auto waarop de trekhaak<br />

wordt bevestigd.<br />

Voor de elektrische aansluiting moet<br />

een gestandaardiseerde stekker worden<br />

gebruikt die kan worden bevestigd<br />

op de daarvoor bestemde steun<br />

op de trekhaak.<br />

Voor de elektrische aansluiting moet<br />

een 7-polige 12VDC stekkerverbinding<br />

(CUNA/UNI- en ISO/DIN-normen)<br />

worden gebruikt, waarbij eventuele<br />

aanwijzingen van de fabrikant van de<br />

auto en/of van de fabrikant van de<br />

trekhaak moeten worden opgevolgd.<br />

De eventueel aanwezige elektrisch<br />

geregelde rem of ander systeem (bijv.<br />

een lier) moet rechtstreeks op de accu<br />

worden aangesloten met een kabel<br />

met een diameter van minimaal 2,5<br />

mm2 . Naast de op het schema aangegeven<br />

aansluitingen, is slechts een<br />

aansluiting voor een eventuele elektrisch<br />

geregelde rem toegestaan en<br />

een voor een 15W-gloeilamp voor de<br />

binnenverlichting van de caravan.<br />

Montageschema fig. 4<br />

De trekhaak moet op de punten aangegeven<br />

met Ø bevestigd worden<br />

met in totaal 6 M10-bouten.<br />

BELANGRIJK Het is verplicht om op<br />

dezelfde hoogte als de trekkogel een<br />

(goed zichtbaar) plaatje van voldoende<br />

afmetingen en kwaliteit aan te<br />

brengen met de volgende tekst:<br />

MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60 kg<br />

Na de montage van de trekhaak moeten<br />

de boutgaten worden afgedicht<br />

om te voorkomen dat uitlaatgassen in<br />

het interieur kunnen dringen.<br />

BELANGRIJK De trekhaak moet op<br />

de carrosserie gemonteerd worden<br />

zonder gaten in of vervormingen van<br />

de achterbumper.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

143


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

144<br />

fig. 4<br />

ACHTERAS<br />

Bestaande<br />

M10 bevestiging<br />

Bestaande<br />

M10 bevestiging<br />

Bestaande M10<br />

Bestaande<br />

moer<br />

M10<br />

moer<br />

Trekkogel<br />

bij belading<br />

A0G0009m


WINTERBANDEN<br />

Gebruik winterbanden die dezelfde<br />

maat hebben als de standaard geleverde<br />

banden.<br />

De <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer kan u adviseren<br />

welke band het meest geschikt is voor<br />

het doel waarvoor u hem wilt gebruiken.<br />

Houdt u voor de bandenmaat, de bandenspanning<br />

en de winterbanden exact<br />

aan de aanwijzingen die staan aangegeven<br />

in de paragraaf “Wielen” in het<br />

hoofdstuk “Technische gegevens”.<br />

De specifieke eigenschappen van winterbanden<br />

verminderen aanzienlijk als<br />

de profieldiepte minder is dan 4 mm.<br />

In dat geval is het veiliger ze te vervangen.<br />

Door de specifieke eigenschappen van<br />

winterbanden zijn de prestaties onder<br />

niet-winterse omstandigheden of wanneer<br />

er lange afstanden op de snelweg<br />

worden gereden, minder dan die<br />

van de standaard gemonteerde banden.<br />

Beperk het gebruik van winterbanden<br />

tot die omstandigheden waarvoor<br />

ze zijn goedgekeurd.<br />

BELANGRIJK Als u winterbanden<br />

gebruikt waarvan de maximum toegestane<br />

snelheid lager is dan de topsnelheid<br />

van de auto (met een marge van<br />

5%), dan dient u in het interieur van<br />

de auto een voor de bestuurder duidelijk<br />

zichtbaar waarschuwingsplaatje te<br />

plaatsen met de maximum toegestane<br />

snelheid wanneer met die winterbanden<br />

wordt gereden (overeenkomstig<br />

de EU-normen).<br />

Monteer op alle vier de wielen dezelfde<br />

banden (zelfde merk en profieldiepte)<br />

voor meer veiligheid tijdens<br />

het rijden en remmen en voor een<br />

betere bestuurbaarheid.<br />

Keer de draairichting van de banden<br />

niet om.<br />

ATTENTIE<br />

Bij winterbanden met<br />

de indicatie “Q” geldt<br />

een maximum snelheid van<br />

160 km/h; bij winterbanden<br />

met de indicatie “T” geldt<br />

een maximum snelheid van<br />

190 km/h; bij winterbanden<br />

met de indicatie “H” geldt<br />

een maximum snelheid van<br />

210 km/h. Deze maximum<br />

snelheden zijn in overeenstemming<br />

met de huidige<br />

wetgeving.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

145


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

146<br />

SNEEUWKETTINGEN<br />

Het gebruik van sneeuwkettingen is<br />

afhankelijk van de voorschriften van<br />

het land waar wordt gereden.<br />

De sneeuwkettingen mogen alleen op<br />

de voorwielen gemonteerd worden<br />

(aangedreven wielen).<br />

Controleer na enkele tientallen meters<br />

rijden of de kettingen nog goed<br />

gespannen zijn.<br />

Gebruik dunne sneeuwkettingen:<br />

gebruik voor bandenmaat 215/55<br />

R16” uitsluitend dunne sneeuwkettingen<br />

die maximaal 12 mm boven<br />

het profiel van de banden uitsteken.<br />

Het gebruik van sneeuwkettingen kan<br />

verplicht zijn ook voor auto’s met vierwielaandrijving.<br />

Op de uitvoering 3.2<br />

JTS moeten de<br />

sneeuwkettingen op de<br />

VOORWIELEN van de auto<br />

worden gemonteerd.<br />

BELANGRIJK Op het noodreservewiel<br />

(indien aanwezig) mag geen<br />

sneeuwketting worden gemonteerd. Als<br />

u een lekke voorband hebt (aangedreven<br />

wiel) en er moet gebruik worden<br />

gemaakt van sneeuwkettingen, dan<br />

kunt u het noodreservewiel op de achteras<br />

plaatsen en het achterwiel op de<br />

vooras (pas zo snel mogelijk de bandenspanning<br />

aan). Zo hebt u op de<br />

vooras twee normale wielen waarop uw<br />

sneeuwkettingen kunt monteren.<br />

Op bandenmaat<br />

225/50 R17” kunnen<br />

uitsluitend Spikes<br />

<strong>Spider</strong>s worden gemonteerd.<br />

Op bandenmaat<br />

235/45 R18” kunnen<br />

geen sneeuwkettingen<br />

worden gemonteerd omdat<br />

deze in contact kunnen komen<br />

met het spatbord.


ATTENTIE<br />

Beperk de snelheid als u<br />

sneeuwkettingen<br />

gebruikt; rijd niet harder<br />

dan 40 km/h.<br />

Vermijd kuilen, stoepranden<br />

en andere obstakels en<br />

rijd, om de auto en het wegdek<br />

niet te beschadigen, geen lange<br />

stukken op sneeuwvrije<br />

wegen.<br />

Het verdient aanbeveling<br />

om het ASR uit te<br />

schakelen als u gebruik<br />

maakt van sneeuwkettingen.<br />

Druk op de ASR/VDC-knop (zie<br />

de paragraaf “ASR-systeem”<br />

in het hoofdstuk “Dashboard en<br />

bediening”).<br />

AUTO LANGERE<br />

TIJD STALLEN<br />

Tref de volgende maatregelen als de<br />

auto enkele maanden niet wordt<br />

gebruikt:<br />

❒ zet de auto in een overdekte, droge<br />

en goed geventileerde ruimte;<br />

❒ schakel een versnelling in;<br />

❒ zorg ervoor dat de handrem is<br />

aangetrokken;<br />

❒ maak de minklem los van de accu<br />

en controleer de acculading.<br />

Gedurende het stallen moet deze<br />

controle iedere drie maanden worden<br />

herhaald. Laad de accu op als<br />

de optische meter een donkere<br />

kleur heeft zonder een groen middenstuk<br />

(zie de paragraaf “Accu”<br />

in het hoofdstuk “Onderhoud en<br />

zorg”);<br />

❒ maak de gespoten plaatdelen<br />

schoon en behandel ze met een<br />

beschermende was;<br />

❒ reinig en conserveer de glimmende<br />

metalen delen met daarvoor<br />

geschikte middelen;<br />

❒ smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers<br />

in met talkpoeder en<br />

laat ze los van de ruit staan;<br />

❒ zet de ruiten een klein stukje<br />

open;<br />

❒ dek de auto af met een stoffen of<br />

een ademende kunststof hoes.<br />

Gebruik geen dichte plastic hoes,<br />

omdat het in en op de auto aanwezige<br />

vocht dan niet kan verdampen;<br />

❒ breng de bandenspanning 0,5 bar<br />

boven de normaal voorgeschreven<br />

spanning en controleer deze regelmatig;<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

147


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN<br />

RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

148<br />

❒ als u de accukabels niet loskoppelt,<br />

moet de lading iedere maand<br />

gecontroleerd worden; laad de<br />

accu op als de optische meter een<br />

donkere kleur heeft zonder groen<br />

middenstuk;<br />

❒ tap het koelsysteem van de motor<br />

niet af.<br />

BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />

met een diefstalalarm, schakel<br />

dan het alarm uit met de afstandsbediening.


LAMPJES EN BERICHTEN<br />

TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU/<br />

AANGETROKKEN HANDREM ................................ 151<br />

VERSLETEN REMBLOKKEN .................................. 151<br />

NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDELS .............. 151<br />

STORING AIRBAGSYSTEEM................................. 152<br />

UITGESCHAKELDE FRONTAIRBAGS PASSAGIERSZIJDE... 152<br />

TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR .............. 153<br />

TE HOGE MOTOROLIETEMPERATUUR.................... 154<br />

ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN ........ 154<br />

NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN....................... 154<br />

GEOPENDE MOTORKAP ...................................... 154<br />

GEOPEND KOFFERDEKSEL .................................. 154<br />

STORING EOBD-SYSTEEM................................... 155<br />

STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING/<br />

BLOKKERING STUURSLOT................................... 156<br />

STORING DIEFSTALALARM/INBRAAKPOGING/<br />

ELEKTRONISCHE SLEUTEL NIET HERKEND ............. 156<br />

KANS OP GLADHEID .......................................... 157<br />

INSCHAKELING BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR .... 157<br />

STORING ABS................................................... 158<br />

STORING EBD................................................... 158<br />

VDC-SYSTEEM .................................................. 158<br />

STORING HILL HOLDER ...................................... 159<br />

ASR-SYSTEEM (ANTI-DOORSLIPREGELING<br />

VAN DE WIELEN) .............................................. 159<br />

DEFECTE BUITENVERLICHTING............................. 159<br />

DEFECTE REMLICHTEN ....................................... 160<br />

MISTACHTERLICHTEN......................................... 160<br />

MISTLAMPEN VOOR .......................................... 160<br />

BUITENVERLICHTING/FOLLOW ME HOME............. 160<br />

DIMLICHT ........................................................ 160<br />

GROOTLICHT .................................................... 160<br />

RICHTINGAANWIJZER LINKS ............................... 161<br />

RICHTINGAANWIJZER RECHTS............................. 161<br />

STORING SCHEMERSENSOR ................................ 161<br />

STORING REGENSENSOR..................................... 161<br />

STORING PARKEERSENSOREN ............................. 161<br />

BRANDSTOFRESERVE – BEPERKTE ACTIERADIUS ... 161<br />

CRUISE-CONTROL ............................................. 162<br />

STORING ANTI-LETSELSENSOR RUITEN .................<br />

STORING CABRIOKAP/TIJDELIJKE STORING<br />

162<br />

CABRIOKAP ..................................................... 162<br />

TE LAAG VLOEISTOFNIVEAU RUITENSPROEIERS ..... 162<br />

SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN...................... 162<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

149


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

150<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

De storingsmeldingen die op het display<br />

verschijnen, zijn onderverdeeld in<br />

twee categorieën: zeer ernstige storingen<br />

en ernstige storingen.<br />

Bij alle storingsmeldingen gaat het<br />

betreffende lampje (indien aanwezig)<br />

op het instrumentenpaneel branden<br />

en verschijnen er eventueel specifieke<br />

waarschuwingsberichten.<br />

In enkele gevallen klinkt er ook een<br />

akoestisch signaal (instelbaar).<br />

Deze berichten zijn kort en uit voorzorg<br />

en hebben tot doel u er op attent<br />

te maken snel actie te ondernemen<br />

als er een storing in de werking van de<br />

auto wordt gevonden. Een dergelijke<br />

melding moet echter als een aanvulling<br />

worden gezien en niet als alternatief<br />

voor de informatie in dit instructieboekje.<br />

Wij raden u daarom aan dit<br />

instructieboekje goed door te lezen.<br />

Houdt u bij een storing altijd aan de<br />

aanwijzingen die in dit hoofdstuk<br />

beschreven worden.<br />

Zeer ernstige storingen<br />

Deze worden een onbepaalde tijd op<br />

het display weergegeven, waarbij de<br />

weergave die daarvoor op het display<br />

werd aangegeven, onderbroken wordt.<br />

Iedere keer als de elektronische sleutel<br />

in het contactslot wordt gestoken, worden<br />

deze opnieuw weergegeven, totdat<br />

de oorzaak van de storing verholpen<br />

is. Het is mogelijk de “cyclus” te<br />

onderbreken door de knop MENU in<br />

te drukken: in dat geval blijft het symbool<br />

dat betrekking heeft op de storing<br />

rechtsonder op het display weergegeven,<br />

totdat de oorzaak van de storing<br />

verholpen is.<br />

Ernstige storingen<br />

Deze worden ongeveer 20 seconden<br />

op het display weergegeven en verdwijnen<br />

daarna, maar iedere keer als<br />

de contactsleutel in het slot wordt<br />

gestoken, worden ze opnieuw weergegeven.<br />

Als de signaleringscyclus ten<br />

einde is (na ongeveer 20 seconden) of<br />

als de knop MENU wordt ingedrukt,<br />

blijft het symbool dat betrekking heeft<br />

op de storing rechtsonder op het display<br />

weergegeven, totdat de oorzaak van<br />

de storing verholpen is.


x<br />

TE LAAG<br />

REMVLOEISTOF-<br />

NIVEAU (rood)<br />

AANGETROKKEN<br />

HANDREM (rood)<br />

Als u de sleutel in het contactslot<br />

steekt, gaat het lampje branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

Te laag remvloeistofniveau<br />

Het lampje gaat branden (er verschijnt<br />

ook een bericht op het display) als het<br />

remvloeistofniveau in het reservoir<br />

onder het minimum niveau is gedaald,<br />

bijvoorbeeld door lekkage in het remsysteem.<br />

Aangetrokken handrem<br />

Het lampje gaat branden als de handrem<br />

wordt aangetrokken.<br />

ATTENTIE<br />

Als het lampje tijdens<br />

het rijden gaat branden,<br />

controleer dan of de handrem<br />

niet is aangetrokken. Als het<br />

lampje blijft branden terwijl de<br />

handrem niet is aangetrokken,<br />

stop dan onmiddellijk en wendt<br />

u tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

VERSLETEN REMd<br />

BLOKKEN<br />

(geel)<br />

Op het display verschijnen een bericht<br />

en een symbool als de remblokken<br />

voor versleten zijn; laat deze zo snel<br />

mogelijk vervangen.<br />

BELANGRIJK Omdat de auto is uitgerust<br />

met een slijtage-indicator voor<br />

de remblokken voor moet u, als de<br />

remblokken worden vervangen, ook<br />

de remblokken achter laten controleren.<br />

<<br />

NIET<br />

OMGELEGDE<br />

VEILIGHEIDS<br />

GORDELS (rood)<br />

Bij stilstaande auto gaat het lampje<br />

constant branden als:<br />

❒ de gordel aan bestuurderszijde niet<br />

goed is omgelegd;<br />

❒ de gordel aan passagierszijde niet<br />

goed is omgelegd of als er zware<br />

voorwerpen op de passagiersstoel<br />

zijn geplaatst;<br />

❒ als de gordel aan bestuurders- of<br />

passagierszijde wordt losgemaakt.<br />

Op dezelfde wijze gaat bij een rijdende<br />

auto het lampje knipperen en klinkt er<br />

korte tijd een akoestisch signaal (buzzer).<br />

Daarna blijft het lampje constant branden.<br />

Het akoestische signaal kan tijdelijk<br />

worden uitgeschakeld. Ga hiervoor als<br />

volgt te werk:<br />

❒ maak de veiligheidsgordels vast;<br />

❒ steek de elektronische sleutel in het<br />

contactslot;<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

151


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

152<br />

❒ maak na 20 seconden en binnen 1<br />

minuut een van de veiligheidsgordels<br />

los.<br />

Deze procedure is geldig totdat de<br />

motor wordt uitgezet.<br />

Voor permanente uitschakeling dient u<br />

zich tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te wenden.<br />

Het systeem “melding omgelegde<br />

gordel” kan uitsluitend weer worden<br />

ingeschakeld via het “Setup-menu”<br />

van het display (zie de paragraaf<br />

“Instelbaar multifunctioneel display” in<br />

het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).<br />

¬<br />

STORING AIRBAG-<br />

SYSTEEM (rood)<br />

Als u de sleutel in het contactslot<br />

steekt, gaat het lampje branden.<br />

Na enkele seconden moet het<br />

lampje doven.<br />

Het lampje gaat constant branden (er<br />

verschijnt ook een bericht op het display)<br />

bij een storing in het airbagsysteem.<br />

ATTENTIE<br />

Als u de contactsleutel<br />

in het contactslot steekt<br />

en het lampje ¬¬ gaat niet branden<br />

of blijft branden tijdens het<br />

rijden (en er verschijnt ook een<br />

bericht op het display), dan is<br />

er mogelijk een storing; in dat<br />

geval kunnen de airbags of<br />

gordelspanners niet geactiveerd<br />

worden bij een ongeval<br />

of, in een zeer beperkt aantal<br />

gevallen, niet op de juiste wijze<br />

geactiveerd worden. Voordat u<br />

verder rijdt, dient u contact op<br />

te nemen met de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

om het systeem direct te<br />

laten controleren. Een defect<br />

lampje ¬¬ (lampje gedoofd)<br />

wordt ook weergegeven als<br />

het lampje voor de uitgeschakelde<br />

frontairbag aan<br />

passagierszijde F langer dan<br />

de normale 4 seconden knippert.<br />

F<br />

AIRBAGS PASSA-<br />

GIERSZIJDE UITGE-<br />

SCHAKELD (geel)<br />

Het lampje (op het paneel van de plafondverlichting<br />

voor) gaat branden als<br />

de frontairbag aan passagierszijde, de<br />

knie-airbag aan passagierszijde<br />

(indien aanwezig) en de zij-airbag<br />

aan passagierszijde met de sleutelschakelaar<br />

(bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

worden uitgeschakeld.<br />

Als bij ingeschakelde airbags aan passagierszijde,<br />

de elektronische sleutel in<br />

het contactslot wordt gestoken, gaat<br />

het lampje ongeveer 4 seconden constant<br />

branden en vervolgens 4 seconden<br />

knipperen. Hierna moet het lampje<br />

doven.


ATTENTIE<br />

Het lampje F geeft<br />

bovendien eventuele<br />

storingen van het lampje ¬¬<br />

aan. Dit wordt aangegeven<br />

door het langer knipperen van<br />

het lampje F dan de normale<br />

4 seconden. In dit geval kan<br />

het lampje ¬¬ geen storingen<br />

in de airbag-/gordelspannersystemen<br />

aangeven. Voordat<br />

u verder rijdt, dient u contact<br />

op te nemen met de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer om het systeem<br />

direct te laten controleren.<br />

TE HOGE<br />

u KOELVLOEISTOF-<br />

TEMPERATUUR<br />

(rood)<br />

Als u de sleutel in het contactslot steekt,<br />

gaat het lampje (op de koelvloeistoftemperatuurmeter)<br />

branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje<br />

doven. Het lampje gaat branden (er verschijnt<br />

ook een bericht op het display)<br />

als de motor oververhit is. Als het lampje<br />

gaat branden, moeten de volgende<br />

maatregelen worden genomen:<br />

– bij normale rij-omstandigheden:<br />

breng de auto tot stilstand,<br />

zet de motor uit en controleer<br />

of het niveau van de koelvloeistof in<br />

het reservoir niet onder het MINmerkteken<br />

staat. Als dit wel het geval<br />

is, wacht dan enkele minuten zodat<br />

de motor kan afkoelen, open vervolgens<br />

langzaam en voorzichtig de dop,<br />

vul koelvloeistof bij en controleer of de<br />

koelvloeistof tussen het MIN- en<br />

MAX-merkteken staat. Controleer<br />

ook of er geen vloeistof weglekt. Als<br />

bij het starten van de motor het lampje<br />

opnieuw gaat branden, wendt u<br />

dan tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

– Als de auto onder zware<br />

bedrijfsomstandigheden wordt<br />

gebruikt (bijvoorbeeld het bergopwaarts<br />

trekken van een aanhanger of<br />

met volbeladen auto): verlaag de snelheid<br />

en breng, als het lampje blijft branden,<br />

de auto tot stilstand. Wacht 2 tot 3<br />

minuten met draaiende motor en geef<br />

iets gas voor een snellere circulatie van<br />

de koelvloeistof. Zet vervolgens de motor<br />

uit.<br />

BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden<br />

is het raadzaam de<br />

motor enkele minuten te laten draaien<br />

met iets ingetrapt gaspedaal voordat u<br />

de motor uitzet.<br />

ATTENTIE<br />

Draai bij een zeer<br />

warme motor de dop<br />

van het expansiereservoir<br />

nooit los: gevaar voor verbranding.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

153


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

154<br />

`<br />

TE HOGE<br />

MOTOROLIE-<br />

TEMPERATUUR<br />

Als u de sleutel in het contactslot<br />

steekt, gaat het lampje (op de motorolietemperatuurmeter)<br />

branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

Als het lampje tijdens het rijden gaat<br />

branden (en er verschijnt ook een<br />

bericht op het display), dan is de<br />

motorolietemperatuur te hoog; zet de<br />

motor uit en wendt u tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

Als het lampje ` knippert<br />

tijdens het rijden,<br />

wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

ACCU WORDT NIET<br />

w VOLDOENDE OPGE-<br />

LADEN (rood)<br />

Als op het display het symbool<br />

w en een bericht verschijnen, wendt<br />

u dan onmiddellijk tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

NIET GOED GESLO-<br />

TEN PORTIEREN ´ (rood)<br />

Op het display verschijnen het<br />

symbool ´ en een bericht als een van<br />

de portieren niet goed gesloten is.<br />

GEOPENDE MOTOR-<br />

S KAP<br />

(indien aanwezig)<br />

Op het display verschijnen het symbool<br />

S (rood) en een bericht als de<br />

motorkap niet goed gesloten is.<br />

R<br />

GEOPEND KOFFER-<br />

DEKSEL<br />

Op het display verschijnen<br />

het symbool R (rood) en een<br />

bericht als het kofferdeksel niet goed<br />

gesloten is.


STORING<br />

U EOBD-SYSTEEM<br />

(geel)<br />

Als u onder normale omstandigheden<br />

de elektronische sleutel in het contactslot<br />

steekt, gaat het lampje branden,<br />

maar het moet doven als de motor is<br />

aangeslagen. Het lampje gaat eerst<br />

branden om de juiste werking ervan<br />

aan te geven.<br />

Als het lampje blijft branden of tijdens<br />

het rijden gaat branden:<br />

– constant branden (er verschijnt<br />

ook een bericht op het display): duidt<br />

op een defect in het inspuit-/ontstekingssysteem;<br />

dit kan tot gevolg hebben<br />

dat de prestaties verminderen, de<br />

auto slechter gaat rijden en het brandstofverbruik<br />

toeneemt. U kunt onder<br />

deze omstandigheden doorrijden zonder<br />

te veel van de motor te eisen of<br />

met hoge snelheid te rijden. Als lang<br />

met een brandend waarschuwingslampje<br />

wordt doorgereden, kunnen<br />

beschadigingen ontstaan. Wendt u zo<br />

snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

Het lampje dooft als de storing verdwijnt.<br />

De storing wordt door het systeem<br />

in het geheugen opgeslagen.<br />

– knipperend: duidt op een mogelijke<br />

beschadiging van de katalysator<br />

(zie “EOBD-systeem” in het hoofdstuk<br />

“Dashboard en bediening”). Als het<br />

lampje knippert, moet het gaspedaal<br />

worden losgelaten zodat de motor<br />

met lage toerentallen draait en het<br />

lampje niet meer knippert; u kunt met<br />

matige snelheid doorrijden waarbij rijomstandigheden<br />

moeten worden vermeden<br />

die kunnen leiden tot het<br />

opnieuw gaan knipperen van het<br />

lampje. U dient zo snel mogelijk contact<br />

op te nemen met de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

Als u de contactsleutel<br />

in het contactslot steekt<br />

en het lampje U gaat<br />

niet branden of het gaat branden<br />

of knipperen tijdens het rijden,<br />

wendt u dan zo snel mogelijk<br />

tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

De werking van het lampje U<br />

kan worden gecontroleerd met<br />

behulp van speciale apparatuur<br />

van de verkeerspolitie. Houdt u<br />

aan de wetgeving van het land<br />

waarin u rijdt.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

155


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

156<br />

><br />

STORING ELEKTRO-<br />

NISCHE<br />

STARTBLOKKERING<br />

(geel)<br />

BLOKKERING<br />

STUURSLOT<br />

(geel)<br />

Storing elektronische<br />

startblokkering<br />

Bij een storing in de elektronische<br />

startblokkering verschijnt er een<br />

bericht op het display: wendt u in dat<br />

geval zo snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

Blokkering stuurslot<br />

Op het display verschijnt een bericht<br />

als de elektronische sleutel uit het contactslot<br />

wordt genomen als de motor<br />

tijdens het rijden is afgeslagen.<br />

Y<br />

STORING DIEFSTAL-<br />

ALARM (indien<br />

aanwezig)<br />

(geel)<br />

INBRAAKPOGING<br />

(geel)<br />

ELEKTRONISCHE<br />

SLEUTEL<br />

NIET HERKEND<br />

(geel)<br />

Storing diefstalalarm<br />

Op het display verschijnen een bericht<br />

en een symbool bij een storing in het<br />

diefstalalarm. Wendt u zo snel mogelijk<br />

tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Inbraakpoging<br />

Op het display verschijnen een bericht<br />

en een symbool als er een inbraakpoging<br />

is geconstateerd. Wendt u zo snel<br />

mogelijk tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Elektronische sleutel<br />

niet herkend<br />

Op het display verschijnen een bericht<br />

en een symbool als bij het starten van<br />

de motor de elektronische sleutel niet<br />

door het systeem wordt herkend.


√<br />

KANS OP GLADHEID<br />

Als de buitentemperatuur<br />

gelijk is aan of lager wordt dan 3°C,<br />

verschijnen op het display een symbool<br />

en een waarschuwingsbericht en<br />

klinkt er een akoestisch signaal.<br />

Hierdoor wordt de bestuurder gewaarschuwd<br />

voor mogelijke gladheid.<br />

Als bij enkele uitvoeringen de signaleringscyclus<br />

ten einde is of als de knop<br />

MENU kort wordt ingedrukt:<br />

– verdwijnt het bericht van het display<br />

en wordt het vorige scherm opnieuw<br />

op het display weergegeven;<br />

– stopt de temperatuuraanduiding<br />

met knipperen;<br />

– het symbool √ blijft rechtsonder op<br />

het display weergegeven (totdat de<br />

buitentemperatuur gelijk is aan of<br />

lager wordt dan 6°C).<br />

Dit wordt slechts één maal uitgevoerd<br />

na de constatering dat de buitentemperatuur<br />

lager is dan of gelijk is aan<br />

3°C en wordt alleen herhaald als de<br />

buitentemperatuur hoger is dan<br />

6°C en vervolgens opnieuw als deze<br />

lager is dan of gelijk is aan 3°C.<br />

BELANGRIJK Bij een storing in de<br />

buitentemperatuursensor verschijnen<br />

op het display streepjes op de plaats<br />

van de temperatuur.<br />

INSCHAKELING<br />

BRANDSTOFNOOD-<br />

s SCHAKELAAR<br />

Op het display verschijnen een bericht<br />

en een symbool als de brandstofnoodschakelaar<br />

inschakelt.<br />

ATTENTIE<br />

Als u na een ongeval<br />

een brandstoflucht<br />

ruikt of merkt dat het brandstofsysteem<br />

lekt, druk dan de<br />

schakelaar niet terug, zodat<br />

brand wordt voorkomen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

157


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

158<br />

STORING ABS<br />

(geel) ><br />

Als u de sleutel in het contactslot<br />

steekt, gaat het lampje branden.<br />

Na enkele seconden moet het<br />

lampje doven.<br />

Het lampje gaat branden (er verschijnt<br />

ook een bericht op het display) als het<br />

systeem defect is. In dat geval blijft<br />

het remsysteem normaal werken,<br />

maar zonder de mogelijkheden van<br />

het ABS. Rijd voorzichtig verder en<br />

wendt u zo snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

STORING EBD<br />

VDC-SYSTEEM<br />

(rood) (geel)<br />

(indien aanwezig)<br />

x á<br />

(geel)<br />

Als bij een draaiende motor<br />

de lampjes > en x gelijk- Als u de sleutel in het contactslot<br />

> tijdig branden (en er ver- steekt, gaat het lampje branden. Na<br />

schijnt ook een bericht op enkele seconden moet het lampje<br />

het display), dan is er een storing in doven.<br />

het EBD-systeem; in dat geval kunnen Het lampje knippert als het VDC-sys-<br />

bij hard remmen de achterwielen teem inschakelt, om de bestuurder te<br />

vroegtijdig blokkeren waardoor de waarschuwen dat het systeem zich<br />

auto kan gaan slippen.<br />

aanpast aan de grip op het wegdek.<br />

Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om het Uitschakeling VDC<br />

systeem te laten controleren. Als het VDC-systeem handmatig wordt<br />

uitgeschakeld (door 2 seconden op de<br />

ASR/VDC-knop te drukken) (zie de<br />

paragraaf “VDC-systeem” in het<br />

hoofdstuk “Dashboard en bediening”),<br />

verschijnt er een bericht op het<br />

display.<br />

Storing VDC<br />

Bij een storing in het VDC-systeem wordt<br />

het systeem automatisch uitgeschakeld<br />

en gaat het lampje á op het instrumentenpaneel<br />

constant branden (er verschijnt<br />

ook een bericht op het display). Wendt u<br />

in dat geval zo snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.


STORING<br />

HILL HOLDER *<br />

(geel)<br />

Als er een bericht en een symbool op<br />

het display verschijnen, dan is er een<br />

storing in het Hill Holder-systeem.<br />

Wendt u in dat geval tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

á<br />

ASR-SYSTEEM<br />

(TRACTIEREGELING)<br />

(geel)<br />

Als u de sleutel in het contactslot<br />

steekt, gaat het lampje branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje<br />

doven. Het lampje knippert als het<br />

ASR-systeem inschakelt, om de<br />

bestuurder te waarschuwen dat het<br />

systeem zich aanpast aan de grip op<br />

het wegdek.<br />

Uitschakeling ASR<br />

Als het ASR-systeem handmatig wordt<br />

uitgeschakeld (door op de ASR/VDCknop<br />

te drukken) (zie de paragraaf<br />

“ASR-systeem” in het hoofdstuk<br />

“Dashboard en bediening”), gaat het<br />

lampje op de knop branden en verschijnt<br />

op het display het symbool<br />

V.<br />

Storing ASR<br />

Bij een storing in het ASR-systeem<br />

wordt het systeem automatisch uitgeschakeld<br />

en verschijnt op het display<br />

het symbool V. Wendt u in dat geval<br />

zo snel mogelijk tot de <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

W<br />

DEFECTE BUITEN-<br />

VERLICHTING<br />

(geel)<br />

Op het display verschijnen een bericht<br />

en een symbool als er een storing aanwezig<br />

is in een van de volgende systemen:<br />

– buitenverlichting<br />

– richtingaanwijzers<br />

– mistachterlichten<br />

– kentekenplaatverlichting.<br />

De storing kan betreffen: doorbranden<br />

van een of meer lampen, doorbranden<br />

van de bijbehorende zekering of een<br />

onderbreking in de elektrische verbinding.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

159


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

160<br />

T<br />

DEFECTE<br />

REMLICHTEN<br />

(geel)<br />

Op het display verschijnen een bericht<br />

en een symbool als er een storing is<br />

geconstateerd in de remlichten.<br />

De storing kan veroorzaakt zijn door het<br />

doorbranden van de lamp, het doorbranden<br />

van de bijbehorende zekering<br />

of door een onderbreking in de elektrische<br />

verbinding.<br />

4<br />

MISTACHTERLICHTEN<br />

(geel)<br />

Het lampje gaat branden als<br />

de mistachterlichten worden ingeschakeld.<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

(groen) 5<br />

Het lampje gaat branden als<br />

de mistlampen voor worden ingeschakeld.<br />

3<br />

BUITENVERLICHTING<br />

(groen)<br />

FOLLOW ME HOME<br />

(groen)<br />

Buitenverlichting<br />

Het lampje gaat branden als de buitenverlichting<br />

wordt ingeschakeld.<br />

Follow me home<br />

Het lampje gaat branden (er verschijnt<br />

ook een bericht op het display) als dit<br />

systeem wordt gebruikt (zie de paragraaf<br />

“Follow me home” in het hoofdstuk<br />

“Dashboard en bediening”).<br />

2<br />

DIMLICHT (groen)<br />

Het lampje gaat branden<br />

als het dimlicht wordt ingeschakeld.<br />

GROOTLICHT<br />

1<br />

(blauw)<br />

Het lampje gaat branden als<br />

het grootlicht wordt ingeschakeld.


R<br />

RICHTINGAAN-<br />

WIJZER LINKS<br />

(groen)<br />

Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel<br />

omlaag wordt<br />

gezet of, tegelijkertijd met het lampje<br />

van de rechter richtingaanwijzer, als<br />

de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten<br />

wordt ingedrukt.<br />

RICHTINGAAN-<br />

WIJZER RECHTS E (groen)<br />

Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel<br />

omhoog wordt<br />

gezet of, tegelijkertijd met het lampje<br />

van de linker richtingaanwijzer, als de<br />

drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten<br />

wordt ingedrukt.<br />

1<br />

STORING<br />

SCHEMERSENSOR<br />

(indien aanwezig)<br />

(geel)<br />

Op het display verschijnen een bericht<br />

en een symbool als er een storing is in<br />

de schemersensor.<br />

u<br />

STORING<br />

REGENSENSOR<br />

(indien aanwezig)<br />

(geel)<br />

Op het display verschijnen een bericht<br />

en een symbool als er een storing is in<br />

de regensensor.<br />

STORING PARKEERt<br />

SENSOREN<br />

(indien aanwezig)<br />

(geel)<br />

Op het display verschijnen een bericht<br />

en een symbool als er een storing is in<br />

de parkeersensoren.<br />

BRANDSTOF-<br />

RESERVE – K BEPERKTE ACTIE-<br />

RADIUS<br />

(geel)<br />

Het lampje op de brandstofmeter gaat<br />

branden als er nog ongeveer 10 liter<br />

brandstof in de tank aanwezig is. Als<br />

de actieradius kleiner is dan 50 km<br />

(of 31 mijl), verschijnt een waarschuwing<br />

op het display.<br />

Als het lampje K<br />

knippert tijdens het<br />

rijden, wendt u dan tot<br />

de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

161


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

162<br />

Ü<br />

CRUISE-CONTROL<br />

(indien aanwezig)<br />

(groen)<br />

Het lampje gaat branden (er<br />

verschijnt ook een bericht op het<br />

display) als de draaischakelaar van<br />

de cruise-control in stand Ü wordt<br />

gezet.<br />

STORING ANTI-LET-<br />

5 SELFUNCTIE RUITEN<br />

(geel)<br />

Op het display verschijnen een bericht<br />

en een symbool als er een storing aanwezig<br />

is in de anti-letselfunctie van de<br />

ruiten.<br />

Wendt u in dat geval tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

†<br />

STORING CABRIO-<br />

KAP<br />

TIJDELIJKE STORING<br />

CABRIOKAP<br />

Storing cabriokap<br />

Als er een permanente storing in de<br />

cabriokap aanwezig is, verschijnen<br />

een bericht en het symbool †<br />

(rood) op het display als u de bedieningsknop<br />

van de cabriokap indrukt of<br />

als u de elektronische sleutel in het<br />

contactslot steekt.<br />

In dit geval moet u zich tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer wenden om de storing<br />

te laten verhelpen.<br />

Tijdelijke storing cabriokap<br />

Als er een tijdelijke storing in de<br />

cabriokap aanwezig is, verschijnen<br />

een bericht en het symbool †<br />

(rood) op het display als u de bedieningsknop<br />

van de cabriokap indrukt.<br />

In dit geval moet u zich tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer wenden om de storing<br />

te laten verhelpen.<br />

)<br />

TE LAAG VLOEI-<br />

STOFNIVEAU RUI-<br />

TENSPROEIERS<br />

(geel)<br />

Op het display verschijnen een bericht<br />

en een symbool als het vloeistofniveau<br />

van de ruitensproeiers onder het<br />

minimum niveau staat.<br />

X<br />

SNELHEIDSLIMIET<br />

OVERSCHREDEN<br />

Als de in het “Setup-menu”<br />

ingestelde snelheidslimiet wordt overschreden<br />

(bijvoorbeeld 120 km/h)<br />

(zie de paragraaf “Instelbaar multifunctioneel<br />

display” in het hoofdstuk<br />

“Dashboard en bediening”), verschijnen<br />

op het display een waarschuwingsbericht<br />

en een symbool (rood)<br />

en er klinkt een akoestisch signaal.


NOODGEVALLEN<br />

STARTEN MET EEN HULPACCU ............................ 164<br />

WIEL VERWISSELEN .........................................<br />

SNELLE BANDENREPARATIESET<br />

165<br />

FIX&GO automatic............................................ 170<br />

GLOEILAMP VERVANGEN ................................... 176<br />

GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN ...... 179<br />

GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN .. 185<br />

ZEKERINGEN VERVANGEN .................................. 188<br />

ACCU OPLADEN ............................................... 198<br />

OPKRIKKEN VAN DE AUTO ................................. 199<br />

SLEPEN VAN DE AUTO ...................................... 200<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

163


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

164<br />

STARTEN MET<br />

EEN HULPACCU<br />

Als de accu leeg is, kan de motor worden<br />

gestart met een hulpaccu, die ten<br />

minste dezelfde capaciteit moet hebben<br />

als de lege accu.<br />

Ga voor het starten als volgt te werk<br />

fig. 1:<br />

❒ verbind de pluspolen (+ teken<br />

nabij de pool) van de beide accu’s<br />

met een startkabel;<br />

❒ sluit een tweede startkabel aan op<br />

de minpool (–) van de hulpaccu<br />

en op de massa-aansluiting E op<br />

de motor van de auto die gestart<br />

moet worden;<br />

❒ start de motor;<br />

❒ neem als de motor draait, de<br />

kabels in de omgekeerde volgorde<br />

los.<br />

fig. 1<br />

A0G0201m<br />

Als de motor na enkele pogingen niet<br />

aanslaat, blijf dan niet proberen maar<br />

wendt u tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

BELANGRIJK Verbind de minklemmen<br />

van de twee accu’s niet direct<br />

met elkaar: eventuele vonken kunnen<br />

het explosieve gas ontsteken dat uit<br />

de accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu<br />

is geïnstalleerd aan boord van<br />

een andere auto, mogen tussen deze<br />

auto en de auto met de lege accu niet<br />

per ongeluk metalen delen met elkaar<br />

in verbinding staan.<br />

Gebruik voor een noodstart<br />

beslist nooit een<br />

accusnellader: de elektronische<br />

systemen kunnen<br />

beschadigen; in het bijzonder de<br />

regeleenheden van de ontsteking<br />

en de inspuiting.<br />

ATTENTIE<br />

Laat deze procedure<br />

door gespecialiseerd<br />

personeel uitvoeren. Onjuiste<br />

handelingen kunnen leiden tot<br />

vonken. De vloeistof in de<br />

accu is giftig en corrosief.<br />

Vermijd het contact met de<br />

huid en de ogen. Kom ook<br />

niet dicht bij een accu met<br />

open vuur of een brandende<br />

sigaret en veroorzaak geen<br />

vonken.


ROLLEND STARTEN<br />

Probeer auto’s nooit te starten door ze<br />

aan te duwen, te slepen of van een<br />

helling af te laten rijden. Op die wijze<br />

kan er onverbrande benzine in de<br />

katalysator terechtkomen, waardoor<br />

deze onherstelbaar zal beschadigen.<br />

ATTENTIE<br />

Houd er rekening mee<br />

dat de rem- en de<br />

stuurbekrachtiging niet werken<br />

zolang de motor niet is<br />

aangeslagen, waardoor meer<br />

kracht nodig is voor de<br />

bediening van het rempedaal<br />

en het stuur.<br />

WIEL VERWISSELEN<br />

De auto is uitgerust met de “Snelle bandenreparatieset<br />

Fix&Go automatic”. Zie<br />

voor het verwisselen van het wiel de<br />

aanwijzingen in het volgende hoofdstuk.<br />

Als alternatief voor de “Kit Fix & Go<br />

automatic” kan een noodreservewiel<br />

worden geleverd: voor het verwisselen<br />

van dit type wiel en voor het juiste<br />

gebruik van de krik moeten de onderstaande<br />

voorzorgsmaatregelen in acht<br />

worden genomen.<br />

ATTENTIE<br />

Attendeer het overige<br />

wegverkeer op de stilstaande<br />

auto m.b.v.: de waarschuwingsknipperlichten,<br />

de<br />

eventueel wettelijk verplichte<br />

gevarendriehoek enz. Tijdens<br />

het verwisselen van een wiel<br />

moeten alle inzittenden de auto<br />

hebben verlaten, vooral als de<br />

auto zwaar beladen is, en op<br />

een veilige afstand van het<br />

verkeer wachten, totdat het<br />

wiel verwisseld is. Blokkeer de<br />

wielen met stenen of andere<br />

voorwerpen als de auto schuin<br />

op een helling of op een slecht<br />

wegdek staat. Start de motor<br />

nooit als de auto is opgekrikt.<br />

Als de auto een aanhanger<br />

trekt, ontkoppel dan eerst de<br />

aanhanger en krik dan de auto<br />

op.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

165


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

166<br />

ATTENTIE<br />

Het noodreservewiel<br />

(bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

behoort bij de<br />

auto waarbij het geleverd is.<br />

Gebruik het noodreservewiel<br />

niet bij andere auto’s en monteer<br />

geen reservewielen van<br />

andere auto’s. Het noodreservewiel<br />

mag alleen in noodgevallen<br />

worden gebruikt. Het<br />

noodreservewiel moet zo kort<br />

mogelijk gebruikt worden en er<br />

mag niet sneller dan 80 km/h<br />

mee worden gereden. Op het<br />

noodreservewiel is een sticker<br />

aangebracht waarop de<br />

belangrijkste aanwijzingen en<br />

de beperkingen staan vermeld<br />

met betrekking tot het gebruik<br />

van het noodreservewiel. Deze<br />

sticker mag absoluut niet worden<br />

verwijderd of afgedekt.<br />

ATTENTIE<br />

Bij een gemonteerd<br />

noodreservewiel veranderen<br />

de rij-eigenschappen<br />

van de auto. Vermijd met vol<br />

gas optrekken, bruusk remmen<br />

en hoge snelheden in de bochten.<br />

Het noodreservewiel heeft<br />

een levensduur van ongeveer<br />

3000 km. Na deze afstand<br />

moet de band van het noodreservewiel<br />

vervangen worden<br />

door een nieuwe band van hetzelfde<br />

type. Monteer nooit een<br />

normale band op de velg van<br />

het noodreservewiel. Laat het<br />

verwisselde wiel zo snel<br />

mogelijk repareren en monteren.<br />

Gebruik nooit twee of<br />

meer noodreservewielen.<br />

Smeer de schroefdraad van de<br />

wielbouten niet met vet in,<br />

voordat u ze monteert: de bouten<br />

kunnen loslopen.<br />

ATTENTIE<br />

De krik dient uitsluitend<br />

voor het verwisselen<br />

van een wiel van de auto<br />

waarbij de krik geleverd is of<br />

voor auto’s van hetzelfde<br />

model. Gebruik de krik niet<br />

voor het opkrikken van andere<br />

auto’s. En beslist nooit voor het<br />

uitvoeren van werkzaamheden<br />

onder de auto. Als de krik niet<br />

juist geplaatst wordt, kan de<br />

opgekrikte auto van de krik<br />

vallen. Op een sticker op de<br />

krik is het maximum hefvermogen<br />

aangegeven; de krik<br />

mag nooit voor een zwaardere<br />

last worden gebruikt. Het<br />

noodreservewiel is niet geschikt<br />

voor de montage van<br />

sneeuwkettingen. Als u een<br />

lekke voorband (aangedreven<br />

wiel) hebt en er moet met<br />

sneeuwkettingen worden gereden,<br />

dan moet u een wiel van<br />

de achteras afhalen en daarvoor<br />

in de plaats het noodreservewiel<br />

monteren. Zo hebt u<br />

op de vooras twee normale<br />

wielen waarop uw sneeuwkettingen<br />

kunt monteren.


ATTENTIE<br />

Maak het ventiel<br />

absoluut niet open.<br />

Plaats geen enkel stuk<br />

gereedschap tussen velg en<br />

band. Controleer regelmatig<br />

de spanning van de banden<br />

en van het noodreservewiel<br />

en houdt u daarbij aan de<br />

waarden die beschreven<br />

staan in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”.<br />

Het is nodig te weten dat:<br />

❒ de krik 1,76 kg weegt;<br />

❒ de krik geen afstelwerkzaamheden<br />

vereist;<br />

❒ de krik niet kan worden gerepareerd:<br />

bij een defect moet de krik<br />

door een krik van hetzelfde type<br />

worden vervangen;<br />

❒ buiten de slinger geen enkel ander<br />

gereedschap op de krik gemonteerd<br />

mag worden.<br />

fig. 2<br />

A0G0132m<br />

Ga voor het verwisselen van een wiel<br />

als volgt te werk:<br />

❒ zet de auto stil op een plaats waar<br />

het verkeer niet in gevaar wordt<br />

gebracht en in alle veiligheid het<br />

wiel kan worden verwisseld. Zet<br />

de auto zo mogelijk op een vlakke<br />

en stevige ondergrond;<br />

❒ zet de motor uit, trek de handrem<br />

aan en schakel de eerste versnelling<br />

of de achteruit in;<br />

❒ til met de handgreep A-fig. 2 de<br />

afdekplaat B omhoog en haak<br />

deze vast aan de bovenzijde van<br />

de bagageruimte m.b.v. de haken<br />

aan de zijkanten;<br />

fig. 3<br />

A0G0134m<br />

❒ neem bij uitvoeringen met de snelle<br />

bandenreparatieset “Fix&Go”<br />

de gereedschaphouder fig. 3 uit<br />

de bagageruimte;<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

167


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

168<br />

fig. 4<br />

A0G0019m<br />

❒ draai bij uitvoeringen met een<br />

noodreservewiel de blokkeerschroef<br />

A-fig. 4 los, neem de gereedschaphouder<br />

B uit en zet de houder dicht<br />

bij het te verwisselen wiel; verwijder<br />

daarna het noodreservewiel;<br />

❒ draai met de bijgeleverde sleutel Afig.<br />

5 de wielbouten ongeveer een<br />

slag los; schud enige malen aan de<br />

bovenkant van de carrosserie, waardoor<br />

de velg los van de wielnaaf kan<br />

komen;<br />

❒ draai het mechanisme F-fig. 7<br />

zodat de krik omhoogkomt, totdat<br />

het bovenste deel van de krik G goed<br />

in de borging H valt;<br />

❒ de krik moet op de in fig. 6 aangegeven<br />

afstand onder de auto<br />

geplaatst worden;<br />

fig. 5<br />

fig. 7<br />

A0G0206m<br />

❒ waarschuw eventuele omstanders<br />

dat de auto wordt opgekrikt; zorg<br />

ervoor dat ze zich niet in de nabijheid<br />

van de auto bevinden en de auto vooral<br />

niet aanraken totdat deze weer<br />

geheel op de grond staat;<br />

❒ plaats de slinger L-fig. 7 in de krik<br />

en krik de auto omhoog, totdat het<br />

wiel enige centimeters los van de<br />

grond is;<br />

fig. 6<br />

A0G0272m<br />

A0G0208m<br />

❒ draai de wielbouten helemaal los en<br />

trek vervolgens het wiel los;<br />

❒ zorg ervoor dat de boutgaten en alle<br />

contactvlakken van het reservewiel<br />

schoon zijn en geen onzuiverheden<br />

bevatten, omdat hierdoor na verloop<br />

van tijd de wielbouten kunnen loslopen;


fig. 8<br />

A0G0210m<br />

❒ monteer het noodreservewiel,<br />

waarbij de gaten in de velg moeten<br />

samenvallen met die in de<br />

wielnaaf;<br />

❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />

de vijf wielbouten handvast aan;<br />

❒ laat de auto zakken en verwijder<br />

de krik;<br />

❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />

de wielbouten kruiselings vast, in<br />

de volgorde die is aangegeven in<br />

fig. 8.<br />

fig. 9<br />

A0G0211m<br />

NORMALE WIEL<br />

MONTEREN<br />

Volg de hiervoor beschreven procedure,<br />

krik de auto op en demonteer het<br />

noodreservewiel.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai de centreerpen A-fig. 9 in een<br />

van de boutgaten in de wielnaaf;<br />

❒ plaats het wiel op de naaf en draai<br />

met de bijgeleverde sleutel de vier<br />

bouten vast;<br />

❒ draai de centreerpen A-fig. 9 los en<br />

draai de laatste bout vast;<br />

❒ laat de auto zakken en verwijder de<br />

krik; haal met de bijgeleverde sleutel<br />

de wielbouten aan in de volgorde die<br />

hiervoor is aangegeven voor het<br />

noodreservewiel fig. 8.<br />

Ter afsluiting:<br />

❒ plaats het noodreservewiel op de<br />

daarvoor bestemde plek in de<br />

bagageruimte;<br />

❒ plaats de half geopende krik stevig<br />

in de houder om rammelen tijdens<br />

het rijden te voorkomen;<br />

❒ berg het gebruikte gereedschap op<br />

in de houder;<br />

❒ plaats de houder, compleet met<br />

het gereedschap, op het noodreservewiel;<br />

❒ plaats de afdekplaat op de juiste<br />

wijze terug in de bagageruimte.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

169


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

170<br />

SNELLE BANDENRE-<br />

PARATIESET<br />

FIX&GO automatic<br />

De auto is uitgerust met de snelle bandenreparatieset<br />

“FIX&GO automatic”,<br />

als vervanging van het gebruikelijke<br />

gereedschap en het noodreservewiel.<br />

De reparatieset bevindt zich links in de<br />

bagageruimte fig. 10. In de houder<br />

van de bandenreparatieset zijn ook de<br />

schroevendraaier en het sleepoog te<br />

vinden.<br />

De reparatieset fig. 11 bevat:<br />

❒ een spuitbus A met afdichtvloeistof,<br />

die voorzien is van:<br />

- een vulbuis B<br />

- een sticker C met het opschrift<br />

“max. 80 km/h”. Na het repareren<br />

van het wiel moet deze<br />

sticker op een voor de bestuurder<br />

goed zichtbare plaats worden<br />

aangebracht (op het dashboard);<br />

❒ een compressor D met manometer<br />

en verbindingsstukken;<br />

fig. 10<br />

A0G0228m<br />

❒ een informatiefolder fig. 12,<br />

voor een correct gebruik van de<br />

snelle reparatieset. De folder moet<br />

overhandigd worden aan het personeel<br />

dat de band die behandeld<br />

is met de bandenreparatieset,<br />

moet repareren;<br />

❒ een paar werkhandschoenen die in<br />

het zijvak van de compressor zijn<br />

te vinden;<br />

❒ adapters voor het oppompen van<br />

diverse voorwerpen.<br />

fig. 11<br />

fig. 12<br />

A0G0114m<br />

A0G0048m


ATTENTIE<br />

Overhandig de informatiefolder<br />

aan het<br />

personeel dat de band die<br />

behandeld is met de bandenreparatieset,<br />

moet repareren.<br />

Als u een lekke band<br />

krijgt, kan de band<br />

gerepareerd worden<br />

als de diameter van het lek<br />

niet groter is dan 4 mm.<br />

Het is noodzakelijk te weten<br />

dat:<br />

De afdichtvloeistof bij buitentemperaturen<br />

tussen –20°C en +50°C werkt.<br />

De afdichtvloeistof een houdbaarheidsdatum<br />

heeft.<br />

ATTENTIE<br />

Het is niet mogelijk<br />

lekken aan de zijkanten<br />

van de band te repareren.<br />

Gebruik de reparatieset<br />

niet als de band beschadigd is<br />

geraakt door het rijden met<br />

een lege band.<br />

ATTENTIE<br />

Bij schade aan de velg<br />

(zodanige vervorming<br />

van het kanaal dat er lucht<br />

wegloopt) kan de band niet<br />

gerepareerd worden. Verwijder<br />

de eventueel in de band<br />

binnengedrongen voorwerpen<br />

(schroeven of spijkers) niet.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

171


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

172<br />

ATTENTIE<br />

De spuitbus bevat<br />

ethyleenglycol. Bevat<br />

latex: kan een allergische<br />

reactie veroorzaken. Schadelijk<br />

bij inslikken. Irriterend<br />

voor de ogen. Kan overgevoeligheid<br />

veroorzaken bij inademing<br />

en contact. Vermijd contact<br />

met ogen, huid en kleding.<br />

Spoel bij contact onmiddellijk<br />

overvloedig met water.<br />

Vermijd braken bij inslikken,<br />

spoel de mond uit, drink veel<br />

water en raadpleeg onmiddellijk<br />

een arts. Houd buiten het<br />

bereik van kinderen. Het product<br />

mag niet gebruikt worden<br />

door astmatische patiënten.<br />

Adem de dampen niet in<br />

tijdens het vullen en oppompen.<br />

Raadpleeg onmiddellijk<br />

een arts bij allergische reacties.<br />

Bewaar de spuitbus in de<br />

daarvoor bestemde ruimte,<br />

ver verwijderd van warmtebronnen.<br />

De afdichtvloeistof<br />

heeft een houdbaarheidsdatum.<br />

ATTENTIE<br />

De compressor mag<br />

niet langer dan 20<br />

minuten achter elkaar worden<br />

ingeschakeld. Gevaar voor<br />

oververhitting. De reparatieset<br />

is niet geschikt voor permanente<br />

reparatie; de gerepareerde<br />

banden mogen daarom slechts<br />

tijdelijk worden gebruikt.<br />

Vervang de spuitbus<br />

voordat de houdbaarheidsdatum<br />

van de<br />

afdichtvloeistof is verstreken.<br />

Spuitbussen en afdichtvloeistof<br />

zijn schadelijk voor het<br />

milieu. Houdt u voor het<br />

afvoeren van deze producten<br />

aan de wettelijke normen.<br />

fig. 13<br />

OPPOMPEN VAN DE BAND<br />

Ga als volgt te werk:<br />

A0G0212m<br />

ATTENTIE<br />

Doe de handschoenen<br />

aan die bij de snelle<br />

bandenreparatieset zijn geleverd.<br />

❒ plaats het te repareren wiel met<br />

het ventiel A-fig. 13 in de in de<br />

figuur aangegeven stand; trek de<br />

handrem aan, pak de snelle<br />

reparatieset en plaats de set dicht<br />

bij het wiel op de grond;


fig. 14<br />

fig. 15<br />

A0G0116m<br />

A0G0214m<br />

❒ draai de ventieldop los, neem de<br />

vulbuis A-fig. 14 uit en draai de<br />

ring B-fig. 15 op het ventiel van<br />

de band;<br />

fig. 16<br />

A0G0213m<br />

❒ controleer of de schakelaar A-fig.<br />

16 van de compressor in stand 0<br />

(uitgeschakeld) staat, start de<br />

motor, steek de stekker A-fig.<br />

17 in de contactdoos/aanstekerhouder<br />

op de tunnelconsole en<br />

schakel de compressor in door de<br />

schakelaar A-fig. 16 in stand I<br />

(ingeschakeld) te zetten;<br />

❒ pomp de band op tot de juiste bandenspanning<br />

is bereikt (zie de<br />

paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

Controleer de bandenspanning op<br />

de manometer B-fig. 16 en schakel<br />

de compressor uit voor een<br />

nauwkeurige aflezing;<br />

fig. 17<br />

A0G0217m<br />

❒ als u er niet in slaagt binnen 5<br />

minuten de bandenspanning op<br />

ten minste 1,5 bar te krijgen, koppel<br />

dan de compressor los van het<br />

ventiel en de contactdoos en verplaats<br />

vervolgens de auto ongeveer<br />

10 meter naar voren of naar<br />

achteren, zodat de afdichtvloeistof<br />

in de band verdeeld wordt; pomp<br />

de band vervolgens weer op;<br />

❒ als u er ook dan niet in slaagt om,<br />

binnen 5 minuten na inschakeling<br />

van de compressor, de spanning op<br />

ten minste 1,8 bar te brengen,<br />

mag niet verder worden gereden,<br />

omdat de band te erg beschadigd<br />

is en de reparatieset de vereiste<br />

wegligging niet kan garanderen;<br />

wendt u tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer;<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

173


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

174<br />

❒ als de band op de juiste spanning<br />

is gebracht (zie de paragraaf<br />

“Wielen” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”), vertrek<br />

dan onmiddellijk;<br />

ATTENTIE<br />

Plaats de sticker op<br />

een voor de bestuurder<br />

goed zichtbare plaats om<br />

aan te geven dat de band<br />

behandeld is met de snelle<br />

bandenreparatieset. Rijd<br />

voorzichtig vooral in bochten.<br />

Rijd niet harder dan 80<br />

km/h. Vermijd bruusk accelereren<br />

en remmen.<br />

❒ stop na ongeveer 10 minuten en<br />

controleer opnieuw de bandenspanning;<br />

vergeet niet de<br />

handrem aan te trekken;<br />

ATTENTIE<br />

Als de bandenspanning<br />

onder 1,8 bar is<br />

gedaald, mag niet verder worden<br />

gereden: de snelle reparatieset<br />

Fix & Go automatic kan<br />

de vereiste wegligging niet<br />

garanderen omdat de band te<br />

erg beschadigd is. Wendt u tot<br />

de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

❒ als een spanning van ten minste<br />

1,8 bar wordt gemeten, herstel<br />

dan de correcte bandenspanning<br />

(met draaiende motor en aangetrokken<br />

handrem), waarna verder<br />

kan worden gereden;<br />

❒ rijd zeer voorzichtig naar de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

ATTENTIE<br />

U moet absoluut aangeven<br />

dat de band is<br />

gerepareerd met de snelle bandenreparatieset.<br />

Overhandig<br />

de informatiefolder aan het<br />

personeel dat de band moet<br />

repareren die behandeld is met<br />

de bandenreparatieset.


fig. 18<br />

A0G0215m<br />

ALLEEN VOOR HET CON-<br />

TROLEREN EN HERSTELLEN<br />

VAN DE SPANNING<br />

De compressor kan ook worden<br />

gebruikt voor het herstellen van de bandenspanning.<br />

Maak de snelkoppeling<br />

A-fig. 18 los en verbind de koppeling<br />

direct met het ventiel van de op te pompen<br />

band fig. 19; op deze manier<br />

wordt de spuitbus niet met de compressor<br />

verbonden en wordt de afdichtvloeistof<br />

niet in de band gespoten.<br />

fig. 19<br />

A0G0216m<br />

PROCEDURE VOOR HET<br />

VERVANGEN VAN DE<br />

SPUITBUS<br />

Ga als volgt te werk voor het vervangen<br />

van de spuitbus:<br />

❒ maak de koppeling A-fig. 20 en<br />

de vulbuis B los;<br />

❒ draai de te vervangen spuitbus<br />

linksom en trek de spuitbus<br />

omhoog;<br />

❒ plaats de nieuwe spuitbus en draai<br />

de spuitbus rechtsom;<br />

❒ plaats de koppeling A terug of sluit<br />

de vulbuis B aan op de zitting.<br />

fig. 20<br />

A0G0047m<br />

ATTENTIE<br />

U moet absoluut aangeven,<br />

aan iedereen<br />

die de auto kan gebruiken,<br />

dat de band is gerepareerd<br />

met de snelle reparatieset.<br />

Overhandig de informatiesticker<br />

aan het personeel dat<br />

de reparatiewerkzaamheden<br />

uitvoert.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

175


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

176<br />

GLOEILAMP VERVANGEN<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

❒ Als een lamp niet brandt, controleer<br />

dan eerst of de zekering niet doorgebrand<br />

is, voordat u de lamp vervangt:<br />

zie voor de plaats van de zekeringen<br />

de paragraaf “Zekeringen vervangen”<br />

in dit hoofdstuk;<br />

❒ controleer voordat u een lamp vervangt<br />

of de contacten niet zijn geoxideerd;<br />

❒ vervang een defecte lamp door een<br />

exemplaar van hetzelfde type en vermogen;<br />

❒ als u een gloeilamp in de koplamp<br />

hebt vervangen, controleer dan om<br />

veiligheidsredenen altijd of de afstelling<br />

nog goed is.<br />

BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan<br />

de koplamp een beetje beslagen zijn: dit<br />

duidt niet op een defect, maar is een<br />

natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt<br />

wordt door een lage temperatuur en de<br />

luchtvochtigheidsgraad, en verdwijnt snel<br />

als de koplampen worden ingeschakeld.<br />

De aanwezigheid van druppels aan de<br />

binnenzijde van de koplamp duidt daarentegen<br />

op het binnendringen van water:<br />

wendt u tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

ATTENTIE<br />

Halogeenlampen mag u<br />

uitsluitend aanraken op<br />

het metalen gedeelte. Als u de<br />

bol met uw vingers aanraakt,<br />

zal de lichtopbrengst van de<br />

lamp teruglopen en kan ook de<br />

levensduur beperkt worden.<br />

Als u de bol per ongeluk toch<br />

hebt aangeraakt, moet u de bol<br />

schoonwrijven met een doekje<br />

met alcohol en daarna laten<br />

drogen.<br />

ATTENTIE<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische<br />

installatie die niet correct<br />

worden uitgevoerd en waarbij<br />

geen rekening wordt gehouden<br />

met de technische specificaties<br />

van het systeem, kunnen<br />

storingen in de werking en<br />

zelfs brand veroorzaken.<br />

ATTENTIE<br />

Halogeenlampen bevatten<br />

gas onder druk. Bij<br />

breuk kunnen er glassplinters<br />

wegschieten.<br />

ATTENTIE<br />

Door de hoge voedingsspanning<br />

mogen<br />

defecte gasontladingslampen<br />

(Bixenon) uitsluitend vervangen<br />

worden door gespecialiseerd<br />

personeel: levensgevaar!<br />

Wendt u tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.


fig. 21<br />

TYPEN GLOEILAMPEN fig. 21<br />

Op de auto zijn verschillende typen<br />

gloeilampen gemonteerd:<br />

A Glasfittinglampen: deze zijn<br />

voorzien van een klemfitting.<br />

Verwijder de lamp door hem uit<br />

de houder te trekken.<br />

B Gloeilampen met bajonetfitting:<br />

verwijder de<br />

lamp uit de houder door hem<br />

iets in te drukken en linksom<br />

te draaien.<br />

C Buislampen: verwijder de<br />

lamp door hem uit de veercontacten<br />

los te trekken.<br />

A0G0117m<br />

D-E Halogeenlampen: verwijder<br />

de lamp door de borgveer<br />

los te haken uit de zitting.<br />

F Gasontladingslampen<br />

(Bixenon).<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

177


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

178<br />

GLOEILAMPEN FIGUUR 21 TYPE VERMOGEN<br />

Grootlicht D H7 55W<br />

Dimlicht D H7 55W<br />

Grootlicht/dimlicht (uitvoeringen met<br />

bixenon-koplampen) (indien aanwezig) F D1S 55W<br />

Extra grootlicht (indien aanwezig) D H1 55W<br />

Buitenverlichting voor (1 per koplamp) A W5WB 5W<br />

Achterlichten B P21/5W 5W<br />

Mistlampen E H1 55W<br />

Richtingaanwijzer voor B PY21W 21W<br />

Richtingaanwijzer op voorspatbord A W5W 5W<br />

Richtingaanwijzer achter B P21W 21W<br />

Remlichten B P21/5W 21W<br />

Derde remlicht A W2,3W 2,3W<br />

Achteruitrijlichten B P21W 21W<br />

Mistachterlichten B P21W 21W<br />

Kentekenplaatverlichting A W5W 5W<br />

Plafondverlichting voor 2xA+1C 2xW5+10W 5+5+10W<br />

Bagageruimteverlichting C 10W 10W<br />

Verlichting zonneklepspiegel A 1,5W 1,5W<br />

Verlichting dashboardkastje A W5W 5W<br />

Dorpelverlichting A W5W 5W


GLOEILAMP BUI-<br />

TENVERLICHTING<br />

VERVANGEN<br />

Zie voor het type lamp en het bijbehorende<br />

vermogen de paragraaf<br />

“Gloeilamp vervangen”.<br />

KOPLAMPUNITS<br />

In de koplampunits zijn de gloeilampen<br />

voor het grootlicht, de buitenverlichting,<br />

de richtingaanwijzers en het<br />

dimlicht opgenomen.<br />

Om de lampen te vervangen, moet<br />

het betreffende deksel worden verwijderd<br />

door het linksom te draaien.<br />

De lampen zijn op de volgende wijze<br />

in de lichtunit fig. 22 geplaatst:<br />

A Grootlicht<br />

B Buitenverlichting/richtingaanwijzers<br />

C Dimlicht<br />

fig. 22<br />

A0G0191m<br />

ATTENTIE<br />

Vervang de lampen en<br />

monteer de deksels,<br />

waarbij de deksels goed vast<br />

moeten zitten (geborgd).<br />

Grootlicht<br />

(halogeenlampen)<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ draai het deksel A-fig. 22 linksom;<br />

❒ maak de stekker A-fig. 23 los;<br />

❒ haak de borgveer B los;<br />

fig. 23<br />

❒ verwijder en vervang de lamp;<br />

A0G0223m<br />

❒ monteer de nieuwe lamp en maak<br />

vervolgens de borgveer B vast;<br />

❒ sluit de stekker A aan;<br />

❒ monteer het beschermdeksel op de<br />

juiste wijze.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

179


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

180<br />

fig. 24<br />

A0G0193m<br />

Buitenverlichting<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ draai het deksel B-fig. 22 linksom;<br />

❒ druk op het lipje A-fig. 24 en<br />

verwijder en vervang de lamp;<br />

❒ monteer de lamphouder en controleer<br />

of deze vergrendeld is; controleer<br />

bovendien visueel vanaf de<br />

buitenzijde of de lamp in de juiste<br />

stand staat;<br />

❒ monteer het beschermdeksel op de<br />

juiste wijze.<br />

fig. 25<br />

A0G0194m<br />

Richtingaanwijzers voor<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ draai het deksel B-fig. 22 linksom;<br />

❒ draai de lamphouder A-fig. 25<br />

linksom en verwijder en vervang de<br />

lamp;<br />

❒ monteer de lamphouder en controleer<br />

of deze vergrendeld is; controleer<br />

bovendien visueel vanaf de buitenzijde<br />

of de lamp in de juiste stand<br />

staat;<br />

❒ monteer het beschermdeksel op de<br />

juiste wijze.<br />

fig. 26<br />

A0G0192m<br />

Dimlicht<br />

(halogeenlampen)<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ draai het deksel C-fig. 22 linksom;<br />

❒ maak de stekker A-fig. 26 los;<br />

❒ haak de borgveer van de lamp B<br />

los;<br />

❒ verwijder en vervang de lamp;<br />

❒ monteer de nieuwe lamp en maak<br />

vervolgens de borgveer B vast;<br />

❒ monteer het beschermdeksel op de<br />

juiste wijze.


fig. 27<br />

Dimlicht/grootlicht met gasontladingslampen<br />

(Bixenon)<br />

(indien aanwezig)<br />

A0G0163m<br />

ATTENTIE<br />

Door de hoge voedingsspanning<br />

mogen<br />

defecte gasontladingslampen<br />

(Bixenon) uitsluitend vervangen<br />

worden door gespecialiseerd<br />

personeel: levensgevaar!<br />

Wendt u tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

fig. 28<br />

A0G0164m<br />

Richtingaanwijzers op voorspatbord<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ druk met de hand het lampenglas<br />

in de richting van de achterzijde<br />

van de auto, zodat de bevestigingsveer<br />

A-fig. 27 wordt<br />

samengedrukt. Maak de voorzijde<br />

los en verwijder de lampunit;<br />

❒ draai de lamphouder B-fig. 28<br />

linksom en maak hem los van het<br />

lampenglas C;<br />

❒ verwijder en vervang de lamp D;<br />

❒ plaats de lamphouder B in het<br />

lampenglas C en monteer de lampunit.<br />

Controleer of de bevestigingsveer<br />

A-fig. 27 goed vergrendeld<br />

is.<br />

Ga voorzichtig te werk<br />

om de carrosserie of<br />

het lampenglas niet te<br />

beschadigen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

181


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

182<br />

fig. 29<br />

A0G0196m<br />

Mistlampen voor fig. 29<br />

BELANGRIJK Wendt u voor het vervangen<br />

van de lamp van de mistlampen<br />

voor en voor het afstellen van de<br />

koplampen tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

fig. 30<br />

ACHTERLICHTUNITS<br />

A0G0273m<br />

In de achterlichtunits zijn de gloeilampen<br />

voor de achteruitrijlichten, de<br />

mistachterlichten, de richtingaanwijzers,<br />

de achterlichten, de kentekenplaatverlichting,<br />

de remlichten en het<br />

derde remlicht gemonteerd.<br />

U bereikt de genoemde lampen door<br />

het kofferdeksel te openen, het hendeltje<br />

A-fig. 30 te openen en het<br />

klepje B te verwijderen.<br />

fig. 31<br />

A0G0166m<br />

De lampen zijn op de volgende wijze<br />

in de achterlichtunit fig. 31<br />

geplaatst:<br />

A Achteruitrijlicht (linkerzijde)/<br />

mistachterlicht (rechterzijde)<br />

B Remlicht/achterlicht<br />

C Remlicht/achterlicht<br />

D Richtingaanwijzer


fig. 32<br />

A0G0040m<br />

Achteruitrijlichten/mistachterlichten<br />

Het achteruitrijlicht en het mistachterlicht<br />

bevinden zich in de achterlichtunit;<br />

de opstelling van de lichten is<br />

afhankelijk van de plaats van het<br />

stuur.<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ open het kofferdeksel en het klepje<br />

op de manier die hiervoor is aangegeven<br />

(zie fig. 30);<br />

❒ draai de lamphouder A-fig. 32<br />

linksom en verwijder en vervang<br />

de lamp B;<br />

❒ monteer de lamphouder en controleer<br />

of deze vergrendeld is; controleer<br />

bovendien visueel vanaf de<br />

buitenzijde of de lamp in de juiste<br />

stand staat.<br />

fig. 33<br />

A0G0170m<br />

Achterlichten/remlichten<br />

In de achterlichtunit bevinden zich de<br />

twee gloeilampen van het achterlicht<br />

en remlicht.<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ open het kofferdeksel en het klepje<br />

op de manier die hiervoor is aangegeven<br />

(zie fig. 30);<br />

❒ draai de lamphouder A-fig. 33<br />

of A-fig. 34 linksom en verwijder<br />

en vervang de lamp B;<br />

fig. 34<br />

A0G0229m<br />

❒ monteer de lamphouder en controleer<br />

of deze vergrendeld is; controleer<br />

bovendien visueel vanaf de<br />

buitenzijde of de lamp in de juiste<br />

stand staat.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

183


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

184<br />

fig. 35<br />

A0G0167m<br />

Richtingaanwijzers<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

❒ open het kofferdeksel en het klepje<br />

op de manier die hiervoor is aangegeven<br />

(zie fig. 30);<br />

❒ draai de lamphouder A-fig. 35<br />

linksom en verwijder en vervang<br />

de lamp B;<br />

❒ monteer de lamphouder en controleer<br />

of deze vergrendeld is; controleer<br />

bovendien visueel vanaf de<br />

buitenzijde of de lamp in de juiste<br />

stand staat.<br />

fig. 36<br />

A0G0168m<br />

Kentekenplaatverlichting<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

❒ haak met een platte schroevendraaier<br />

(beschermd door een zacht doekje)<br />

de klemveer A-fig. 36 los en<br />

verwijder de lichtunit B;<br />

fig. 37<br />

A0G0169m<br />

❒ verwijder de lamphouder C-fig.<br />

37 door hem iets te draaien en vervang<br />

de geklemde lamp D.


fig. 38<br />

fig. 39<br />

A0G0274m<br />

A0G0275m<br />

Derde remlicht<br />

Gloeilampen (fig. 38) vervangen:<br />

❒ open de bagageruimte, verwijder<br />

de knoppen A-fig. 39 en verwijder<br />

het paneel B;<br />

❒ haak de borgveren los en verwijder<br />

en vervang de lichtunit via de openingen<br />

in de plaat. Monteer vervolgens<br />

het paneel B.<br />

GLOEILAMP INTERI-<br />

EURVERLICHTING<br />

VERVANGEN<br />

Zie voor het type lamp en het bijbehorende<br />

vermogen de paragraaf<br />

“Gloeilamp vervangen”.<br />

PLAFONDVERLICHTING<br />

VOOR<br />

Laat de lamp door de <strong>Alfa</strong> Romeodealer<br />

vervangen.<br />

fig. 40<br />

A0G0172m<br />

VERLICHTING DASHBOARD-<br />

KASTJE<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ open het dashboardkastje;<br />

❒ maak de lichtunit A-fig. 40 op<br />

het door de pijl aangegeven punt<br />

los;<br />

❒ verwijder de beschermkap B-fig.<br />

41 en vervang de geklemde<br />

lamp;<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

185


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

186<br />

fig. 41<br />

A0G0173m<br />

❒ sluit de beschermkap B-fig. 41<br />

op de lichtunit A-fig. 40;<br />

❒ monteer de lichtunit door deze<br />

eerst aan een zijde in de juiste<br />

stand te plaatsen en vervolgens de<br />

andere zijde aan te drukken, totdat<br />

de borging inklikt.<br />

fig. 42<br />

BAGAGERUIMTE-<br />

VERLICHTING<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ open het kofferdeksel;<br />

❒ maak de lichtunit A-fig. 42 op<br />

het door de pijl aangegeven punt<br />

los;<br />

A<br />

A0G0276m<br />

fig. 43<br />

A0G0204m<br />

❒ open de beschermkap B-fig. 43,<br />

maak de lamp los uit de veercontacten<br />

aan de zijkant en vervang<br />

de lamp; controleer of de nieuwe<br />

lamp goed vastzit in de veercontacten;<br />

❒ sluit de beschermkap B;<br />

❒ monteer de lichtunit door deze<br />

eerst aan een zijde in de juiste<br />

stand te plaatsen en vervolgens de<br />

andere zijde aan te drukken, totdat<br />

de borging inklikt.


fig. 44<br />

DORPELVERLICHTING<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

A0G0075m<br />

❒ open het portier en verwijder het<br />

lampenglas A-fig. 44 op het<br />

door de pijl aangegeven punt;<br />

❒ verwijder de beschermkap B-fig.<br />

45 en vervang de geklemde<br />

lamp;<br />

fig. 45<br />

A0G0235m<br />

❒ sluit de beschermkap B-fig. 45<br />

op de lichtunit A-fig. 44;<br />

❒ monteer de lichtunit door deze eerst<br />

aan een zijde in de juiste stand te<br />

plaatsen en vervolgens de andere<br />

zijde aan te drukken, totdat de borging<br />

inklikt.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

187


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

188<br />

ZEKERINGEN<br />

VERVANGEN<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

Het elektrische systeem wordt door<br />

zekeringen beveiligd: de zekering<br />

brandt door bij een storing of bij oneigenlijk<br />

gebruik van het systeem.<br />

Als een elektrisch onderdeel niet<br />

werkt, controleer dan eerst of de zekering<br />

niet is doorgebrand: de verbindingsstrip<br />

mag niet onderbroken zijn.<br />

Is dit wel het geval, dan moet u de<br />

zekering vervangen door een exemplaar<br />

met dezelfde stroomsterkte<br />

(zelfde kleur).<br />

A: zekering in goede staat<br />

B: zekering met doorgebrande strip.<br />

Gebruik het tangetje C voor het vervangen<br />

van de zekeringen. Dit tangetje<br />

is vastgehaakt in de zekeringenkast<br />

op het dashboard.<br />

fig. 46<br />

A0G0119m<br />

Vervang een defecte<br />

zekering nooit door<br />

ander materiaal.<br />

ATTENTIE<br />

Vervang een zekering<br />

nooit door een zekering<br />

met een hogere stroomsterkte<br />

(ampère); brandgevaar.<br />

ATTENTIE<br />

Als een hoofdzekering<br />

(MEGA-FUSE, MAXI-<br />

FUSE) doorbrandt, wendt u<br />

dan tot een <strong>Alfa</strong> Romeodealer.<br />

Controleer, voordat u<br />

een zekering vervangt, of de<br />

contactsleutel uit het contactslot<br />

is genomen en alle<br />

stroomverbruikers uit staan<br />

en/of zijn uitgeschakeld.<br />

ATTENTIE<br />

Als de zekering<br />

opnieuw doorbrandt,<br />

wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.


fig. 47<br />

A0G0157m<br />

TOEGANG TOT DE<br />

ZEKERINGEN<br />

De zekeringen van de auto bevinden<br />

zich in vier zekeringenkasten: op het<br />

dashboard, de pluspool van de accu,<br />

naast de accu en in de bagageruimte<br />

(linkerzijde).<br />

Zekeringenkast op het<br />

dashboard<br />

Om de zekeringen te bereiken, moet<br />

u de schroef A-fig. 47 losdraaien en<br />

de beschermkap B verwijderen.<br />

fig. 48<br />

A0G0124m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

189


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

190<br />

fig. 49<br />

A0G0126m<br />

Zekeringenkast op pluspool<br />

van de accu<br />

Om de zekeringen te bereiken, moet<br />

u de borgveren A-fig. 49 losmaken<br />

en de beschermkap B verwijderen.<br />

fig. 50<br />

A0G0125m


fig. 51<br />

A0G0128m<br />

Zekeringenkast naast<br />

de accu<br />

Om de zekeringen te bereiken, moet<br />

u de twee schroeven A-fig. 51 losdraaien<br />

en de beschermkap B verwijderen.<br />

fig. 52<br />

A0G0123m<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

191


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

192<br />

fig. 53<br />

A0G0277m<br />

Zekeringenkast in de bagageruimte<br />

(linkerzijde)<br />

Om de zekeringen te bereiken, moet<br />

u het mechanisme A-fig. 53 losdraaien<br />

en de beschermkap B openen.<br />

fig. 54<br />

A0G0224m


ZEKERINGENTABEL<br />

VERLICHTING ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />

Grootlicht rechts F14 10 52<br />

Grootlicht links F15 10 52<br />

Dimlicht rechts F12 15 48<br />

Dimlicht links F13 15 48<br />

Mistlampen voor F30 15 52<br />

Achteruitrijlichten F35 7,5 48<br />

Derde remlicht F37 10 48<br />

Plafondverlichting voor F39 10 48<br />

Plafondverlichting voor F49 7,5 48<br />

Richtingaanwijzers F53 10 48<br />

Waarschuwingsknipperlichten F53 10 48<br />

VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />

Zekeringenkast in motorruimte F70 (MEGA-FUSE) 150 50<br />

Zekeringenkast op dashboard F71 70 50<br />

Zekeringenkast in bagageruimte F01 (MAXI-FUSE) 70 52<br />

Zekeringenkast op dashboard F01 (MAXI-FUSE) 70 52<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

193


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

194<br />

VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />

Aanjager F02 (MAXI-FUSE) 40 52<br />

Elektrisch stuurslot F03 (MAXI-FUSE) 20 52<br />

Regeleenheid remsysteem (pomp) F04 (MAXI-FUSE) 40 52<br />

Regeleenheid remsysteem (magneetklep) F05 (MAXI-FUSE) 40 52<br />

Elektroventilateur motorkoelsysteem (lage snelheid) F06 (MAXI-FUSE) 40 52<br />

Elektroventilateur motorkoelsysteem (hoge snelheid) F07 (MAXI-FUSE) 50 52<br />

Koplampsproeiers F09 20 52<br />

Claxons F10 15 52<br />

Secundaire verbruikers elektronische inspuiting F11 15 52<br />

+ INT voor elektronische inspuiting F16 7,5 52<br />

Primaire verbruikers elektronische inspuiting F17 10 52<br />

Regeleenheid motormanagement F18 15 52<br />

Aircocompressor F19 7,5 52<br />

Verwarming voorruit F20 20 52<br />

Voeding brandstofpomp F21 20 52<br />

Bobines ontsteking/inspuitventielen F22 15 52<br />

Voeding autoradio/Radionavigatiesysteem F23 15 52<br />

Regeleenheid Body Computer/Spoel relais koplampsproeiers F31 7,5 48<br />

Regeleenheid bestuurdersportier/regeleenheid passagiersportier/<br />

contactslot F32 15 48<br />

Beschikbaar F33 – 48<br />

Beschikbaar F34 – 48


VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />

Remlichtschakelaar/schakelaarpaneel op tunnelconsole F35 7,5 48<br />

Cruise-control F35 7,5 48<br />

AQS-sensor F35 7,5 48<br />

Beschikbaar F36 – 48<br />

Regeleenheid instrumentenpaneel F37 10 48<br />

Regeleenheid koplampen/Voeding regeleenheid<br />

gasontladingslampen (Bixenon) (indien aanwezig) F37 10 48<br />

Ver-/ontgrendelmotor kofferdeksel F38 15 48<br />

Diagnosestekker EOBD F39 10 48<br />

Regeleenheid bandenspanningcontrole F39 10 48<br />

Inbouwvoorbereiding mobiele telefoon F39 10 48<br />

Regeleenheid sirene diefstalalarm (indien aanwezig) F39 10 48<br />

Airconditioning F39 10 48<br />

Achterruitverwarming F40 30 48<br />

Verwarming ruitensproeiermonden F41 7,5 48<br />

Verwarming buitenspiegels F41 7,5 48<br />

Voeding regeleenheid remsysteem (ABS/VDC) –<br />

Regeleenheid Stuurhoeksensor – Gierhoeksensor F42 7,5 48<br />

Ruitenwissers/-sproeiers F43 30 48<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

195


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

196<br />

VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />

Aansteker op middenconsole F44 10 48<br />

Radionavigatiesysteem F49 7,5 48<br />

Regeleenheid regensensor F49 7,5 48<br />

Regeleenheid stuurwiel F49 7,5 48<br />

Bedieningsknoppen dashboard F49 7,5 48<br />

Regeleenheid parkeersensoren F49 7,5 48<br />

Verlichting schakelaars op tunnelconsole F49 7,5 48<br />

Verlichting bedieningsknoppen stoelen F49 7,5 48<br />

Verbruikers voorruit F49 7,5 48<br />

Inbouwvoorbereiding mobiele telefoon F49 7,5 48<br />

START/STOP-knop F49 7,5 48<br />

Airbagsysteem F50 7,5 48<br />

Regeleenheid bandenspanningcontrole F51 7,5 48<br />

Inbouwvoorbereiding autoradio F51 7,5 48<br />

Regeleenheid instrumentenpaneel F53 10 48<br />

Versterker autoradio met DSP F54 30 54


VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR<br />

Stoelverstelling links F56 25 54<br />

Stoelverwarming links F57 7,5 54<br />

Stoelverstelling rechts F60 25 54<br />

Versterker Subwoofer F61 15 54<br />

Stoelverwarming rechts F67 7,5 54<br />

Beschikbaar F58 —- 54<br />

Beschikbaar F59 —- 54<br />

Hydraulische pomp cabriokap F62 30 54<br />

Regeleenheid en magneetkleppen cabriokap F63 20 54<br />

Beschikbaar F64 —- 54<br />

Beschikbaar F66 —- 54<br />

Beschikbaar F68 —- 54<br />

Beschikbaar F69 —- 54<br />

Beschikbaar F77 —- 54<br />

Elektrische ruitbediening links F78 30 54<br />

Beschikbaar F79 —- 54<br />

Elektrische ruitbediening rechts F80 30 54<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

197


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

198<br />

ACCU OPLADEN<br />

BELANGRIJK De beschrijving voor<br />

het opladen van de accu dient slechts<br />

ter informatie. Wendt u bij voorkeur<br />

tot een <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om deze<br />

werkzaamheden uit te laten voeren.<br />

We raden u aan de accu langzaam en<br />

met een lage stroomsterkte (ampère)<br />

gedurende ca. 24 uur op te laden. Als<br />

u de accu langer oplaadt, kan de accu<br />

worden beschadigd.<br />

Ga voor het opladen als volgt te werk:<br />

❒ maak de klem van de minpool (–)<br />

van de accu los;<br />

❒ sluit de kabels van het laadapparaat<br />

aan op de accupolen; let hierbij<br />

op de polariteit;<br />

❒ schakel de acculader in;<br />

❒ schakel aan het einde van het<br />

opladen eerst de acculader uit en<br />

koppel dan de accu los;<br />

❒ sluit de klem weer aan op de minpool<br />

(–) van de accu.<br />

ATTENTIE<br />

De vloeistof in de accu<br />

is giftig en corrosief.<br />

Vermijd het contact met de<br />

huid en de ogen. Het opladen<br />

van de accu moet worden uitgevoerd<br />

in een goed geventileerde<br />

ruimte, ver verwijderd<br />

van open vuur en vonkvormende<br />

apparaten: brand- en<br />

ontploffingsgevaar.<br />

ATTENTIE<br />

Probeer een bevroren<br />

accu niet op te laden:<br />

eerst moet de accu ontdooid<br />

worden, anders loopt u het<br />

risico dat de accu ontploft. Als<br />

de accu bevroren is geweest,<br />

moet door deskundig personeel<br />

worden gecontroleerd of<br />

de cellen niet beschadigd zijn<br />

en of de bak geen scheuren<br />

vertoont, waardoor de giftige<br />

en corrosieve vloeistof<br />

kan weglekken.


OPKRIKKEN VAN DE<br />

AUTO<br />

MET DE HEFBRUG OF<br />

GARAGEKRIK<br />

De auto mag nooit aan de voorzijde<br />

maar uitsluitend aan de zijkant worden<br />

opgekrikt door de uiteinden van<br />

de hefarm van de garagekrik of de<br />

hefbrug te plaatsen, zoals is afgebeeld<br />

in fig. 55. Wendt u voor het opkrikken<br />

altijd tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

fig. 55<br />

A0G0272m<br />

MET DE BOORDKRIK<br />

Zie de paragraaf “Wiel verwisselen”<br />

in dit hoofdstuk.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

199


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

200<br />

SLEPEN VAN DE<br />

AUTO<br />

Het sleepoog dat bij de auto is geleverd,<br />

bevindt zich in de gereedschaphouder.<br />

VOORSCHRIFTEN VOOR HET<br />

SLEPEN VAN DE AUTO<br />

Om beschadiging van de aandrijfcomponenten<br />

te voorkomen mag de auto<br />

slechts op een van de volgende manieren<br />

worden gesleept:<br />

❒ met de voorwielen van de grond<br />

en de achterwielen op passende<br />

rolbokken;<br />

❒ met de achterwielen van de grond<br />

en de voorwielen op passende rolbokken;<br />

❒ op een autotransporter met alle<br />

vier de wielen op het laadvlak.<br />

fig. 56<br />

SLEEPOOG BEVESTIGEN<br />

Voor<br />

Ga als volgt te werk:<br />

A0G0230m<br />

❒ verwijder het sleepoog uit de<br />

gereedschaphouder;


❒ verwijder de geklemde dop A-fig.<br />

56 uit de voorbumper. Gebruik hiervoor<br />

de schroevendraaier met platte<br />

punt en bescherm de punt met een<br />

zachte doek, zodat beschadigingen<br />

aan de auto worden voorkomen.<br />

❒ draai het sleepoog geheel op de<br />

schroefdraadpen.<br />

fig. 57<br />

A0G0176m<br />

Achter<br />

Neem het sleepoog uit de gereedschaphouder<br />

en draai het op de<br />

schroefdraadpen A-fig. 57.<br />

ATTENTIE<br />

Maak de schroefdraad<br />

zorgvuldig schoon,<br />

voordat u het sleepoog op de<br />

schroefdraadpen draait.<br />

Controleer voor het slepen of<br />

het sleepoog volledig op de<br />

betreffende schroefdraadpen<br />

is gedraaid.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

201


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

202<br />

ATTENTIE<br />

Schakel voordat de<br />

auto gesleept wordt,<br />

het stuurslot uit (zie de paragraaf<br />

“Contactslot” in het<br />

hoofdstuk “Dashboard en<br />

bediening”). Houd er rekening<br />

mee dat de rem- en stuurbekrachtiging<br />

niet werken zolang<br />

de motor niet is aangeslagen,<br />

waardoor meer kracht nodig is<br />

voor de bediening van het rempedaal<br />

en het stuur. Gebruik<br />

voor het slepen geen elastische<br />

kabels en rijd zo gelijkmatig<br />

mogelijk. Controleer tijdens het<br />

slepen of de sleepkabel geen<br />

carrosseriedelen kan beschadigen.<br />

Houdt u bij het slepen van<br />

een auto aan de wettelijke<br />

voorschriften. Dit geldt zowel<br />

voor het slepen zelf als voor<br />

het gedrag naar andere weggebruikers.<br />

ATTENTIE<br />

Start de motor niet<br />

als de auto wordt<br />

gesleept.


ONDERHOUD EN ZORG<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ...................... 204<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ........ 205<br />

PERIODIEKE CONTROLES ................................... 207<br />

ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO .......................... 207<br />

NIVEAUS CONTROLEREN ................................... 208<br />

LUCHTFILTER/POLLENFILTER .............................. 214<br />

ACCU ............................................................. 214<br />

WIELEN EN BANDEN ......................................... 217<br />

RUBBER SLANGEN ........................................... 219<br />

RUITENWISSERS .............................................. 219<br />

CARROSSERIE ................................................. 221<br />

INTERIEUR ...................................................... 224<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

203


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

204<br />

GEPROGRAMMEERD<br />

ONDERHOUD<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een lange levensduur, de<br />

beste prestaties en een zo zuinig mogelijk<br />

gebruik van de auto.<br />

Om dit te realiseren heeft <strong>Alfa</strong> Romeo<br />

een reeks controle- en onderhoudsbeurten<br />

samengesteld die iedere 30.000<br />

km moeten worden uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK 2000 km voor de volgende<br />

onderhoudsbeurt verschijnt er<br />

een bericht op het display.<br />

Onthoud echter dat het geprogrammeerd<br />

onderhoud niet volledig toereikend<br />

is om de auto in optimale staat te<br />

houden: zowel in de beginperiode voor<br />

de servicebeurt bij 30.000 kilometer<br />

als daarna, tussen twee servicebeurten<br />

in, moet regelmatig wat aandacht aan<br />

de auto worden geschonken.<br />

Controleer bijvoorbeeld regelmatig de<br />

bandenspanning en de vloeistofniveaus<br />

en vul deze zo nodig bij.<br />

BELANGRIJK De servicebeurten van<br />

het geprogrammeerd onderhoud zijn<br />

door de fabrikant voorgeschreven. Het<br />

niet uitvoeren van deze servicebeurten<br />

kan het vervallen van de garantie tot<br />

gevolg hebben.<br />

De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />

onderhoud kunnen door<br />

alle <strong>Alfa</strong> Romeo-dealers tegen vaste<br />

tarieftijden worden uitgevoerd.<br />

Eventuele reparaties die nodig blijken<br />

tijdens het uitvoeren van de diverse<br />

inspecties en controles van het geprogrammeerd<br />

onderhoud, worden uitsluitend<br />

na toestemming van de klant uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />

eventuele kleine defecten onmiddellijk<br />

door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te<br />

laten verhelpen en daarmee niet te<br />

wachten tot de volgende servicebeurt.<br />

Als de auto vaak wordt gebruikt voor<br />

het trekken van aanhangers, moeten er<br />

kortere intervallen worden aangehouden<br />

voor de werkzaamheden van het<br />

geprogrammeerd onderhoud.


ONDERHOUDSSCHEMA<br />

x 1000 km<br />

Banden op conditie en slijtage controleren en<br />

bandenspanning eventueel herstellen<br />

Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,<br />

waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje,<br />

waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren<br />

Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en eventueel<br />

sproeiermonden afstellen<br />

Stand en slijtage van wisserbladen controleren<br />

Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren<br />

en werking lampje voor versleten remblokken controleren<br />

Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren<br />

Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,<br />

bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,<br />

rubber delen (stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangen<br />

van het rem- en brandstofsysteem<br />

Vergrendelmechanismen van motorkap en kofferdeksel<br />

op vervuiling controleren en mechanismen smeren<br />

Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (remsysteem,<br />

hydraulische koppeling, stuurbekrachtiging, ruitenwissers, accu,<br />

motorkoelsysteem enz.)<br />

Handrem controleren en eventueel afstellen<br />

Conditie van aandrijfriem(en) voor hulporganen visueel controleren<br />

30 60 90 120 150 180<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ●<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

205


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

206<br />

x 1000 km<br />

Uitlaatgasemissie controleren<br />

Benzinedamp-opvangsysteem controleren<br />

Inspuiting/ontsteking controleren<br />

(m.b.v. diagnosestekker)<br />

Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen<br />

Bougies vervangen<br />

Luchtfilterelement vervangen<br />

Olie haakse aandrijving voor vervangen (uitvoering 3.2 JTS)<br />

Motorolie en oliefilter vervangen (of om de 24 maanden)<br />

Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)<br />

Pollenfilter vervangen (of om de 24 maanden)<br />

Openen/sluiten controleren, afdichtrubbers visueel controleren,<br />

aanlegdruk van ruiten op kapafdichting controleren en eventueel<br />

afstellen (of iedere 18 maanden)<br />

Olieniveau van pomp controleren en eventueel bijvullen<br />

(of iedere 12 maanden)<br />

30 60 90 120 150 180<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

●<br />

●<br />

●<br />

●<br />

●<br />

●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●


PERIODIEKE<br />

CONTROLES<br />

Iedere 1.000 km of voor een lange reis<br />

controleren en eventueel bijvullen:<br />

❒ niveau van de motorkoelvloeistof;<br />

❒ niveau van de remvloeistof;<br />

❒ niveau van de ruitensproeiervloeistof;<br />

❒ conditie en spanning van de banden;<br />

❒ werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits,<br />

richtingaanwijzers,<br />

waarschuwingsknipperlichten enz.);<br />

❒ werking ruitenwissers/-sproeiers en<br />

stand/slijtage wisserbladen.<br />

Iedere 1.000 km controleren en eventueel<br />

bijvullen: motoroliepeil.<br />

Gebruik bij voorkeur producten van FL<br />

Selenia omdat die speciaal zijn afgestemd<br />

op de <strong>Alfa</strong> Romeo-modellen (zie<br />

de “Vullingstabel” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

ZWAAR GEBRUIK<br />

VAN DE AUTO<br />

Als de auto overwegend onder zware<br />

bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:<br />

❒ trekken van aanhangers of caravans;<br />

❒ rijden op stoffige wegen;<br />

❒ veel korte ritten (minder dan 7-8<br />

km) en bij buitentemperaturen<br />

onder nul;<br />

❒ veel langdurig stationair draaiende<br />

motor of lange ritten bij lage snelheden<br />

(bijv. bij huis-aan-huis bezorging)<br />

of als de auto lang stilstaat;<br />

❒ in de stad;<br />

is het noodzakelijk de volgende controles<br />

vaker uit te voeren, dan in het<br />

Onderhoudsschema staat aangegeven:<br />

❒ remblokken voor (schijfremmen)<br />

op conditie en slijtage controleren;<br />

❒ vergrendelmechanismen van<br />

motorkap en kofferdeksel op vervuiling<br />

controleren en mechanismen<br />

smeren;<br />

❒ visueel de conditie controleren<br />

van: motor, versnellingsbak, aandrijfassen,<br />

uitlaat, brandstof- en<br />

remleidingen, rubber delen (stofkappen,<br />

hoezen enz.) en rubber<br />

slangen van rem- en brandstofsysteem;<br />

❒ acculading en niveau van het elektrolyt<br />

in de accu controleren;<br />

❒ conditie van diverse aandrijfriemen<br />

voor hulporganen visueel controleren;<br />

❒ motorolie en oliefilter controleren<br />

en eventueel vervangen;<br />

❒ pollenfilter controleren en eventueel<br />

vervangen;<br />

❒ luchtfilter controleren en eventueel<br />

vervangen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

207


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

208<br />

NIVEAUS<br />

CONTROLEREN<br />

Zie voor de hoeveelheid vloeistof de<br />

gegevens in het hoofdstuk Technische<br />

gegevens.<br />

Let op. Tijdens het bijvullen<br />

mogen de vloeistoffen<br />

met verschillende<br />

specificaties niet gemengd worden:<br />

als de specificaties van de<br />

vloeistoffen verschillen, kan de<br />

auto ernstig beschadigd worden.<br />

ATTENTIE<br />

Rook nooit tijdens<br />

werkzaamheden in de<br />

motorruimte: er kunnen licht<br />

ontvlambare gassen aanwezig<br />

zijn; brandgevaar.<br />

1. Motorolie<br />

2. Accu<br />

3. Remvloeistof<br />

4. Ruitensproeiervloeistof<br />

5. Motorkoelvloeistof<br />

6. Olie van stuurbekrachtiging<br />

fig. 1 - Uitvoering 2.2 JTS<br />

fig. 2 - Uitvoering 3.2 JTS<br />

A0G0161m<br />

A0G0038m


fig. 3<br />

MOTOROLIE<br />

Fig. 3: uitvoering 2.2 JTS<br />

Fig. 4: uitvoering 3.2 JTS<br />

A0G0018m<br />

Motoroliepeil controleren<br />

Controleer het oliepeil als de auto op<br />

een vlakke ondergrond staat en enige<br />

minuten (circa 5) na het uitzetten van<br />

de motor.<br />

Verwijder de oliepeilstok A en maak<br />

de peilstok schoon. Plaats de peilstok<br />

geheel terug, verwijder de peilstok en<br />

controleer of het niveau tussen het<br />

MIN- en MAX-merkteken op de peilstok<br />

staat. Het verschil tussen het<br />

MIN- en MAX-merkteken komt<br />

overeen met ongeveer 1 liter olie.<br />

fig. 4<br />

A0G0069m<br />

Motorolie bijvullen<br />

Als het olieniveau dicht bij of onder het<br />

MIN-merkteken staat, moet via de<br />

olievulopening B motorolie tot aan het<br />

MAX-merkteken worden bijgevuld.<br />

Het olieniveau mag nooit het MAXmerkteken<br />

overschrijden.<br />

BELANGRIJK Als het motoroliepeil,<br />

na regelmatige controles, boven het<br />

MAX-niveau blijft, laat dan de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer het systeem controleren.<br />

BELANGRIJK Na het bijvullen of<br />

het verversen van de olie, moet u de<br />

motor enige seconden laten draaien,<br />

vervolgens de motor uitzetten en na<br />

enige minuten het olieniveau controleren.<br />

Motorolieverbruik<br />

Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik<br />

van ongeveer 400 gram<br />

per 1000 km.<br />

De motor van een nieuwe auto moet<br />

nog worden ingereden. Dit betekent<br />

dat het motorolieverbruik pas na de<br />

eerste 5.000 ÷ 6.000 km stabiliseert.<br />

BELANGRIJK Het motorolieverbruik<br />

hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden<br />

van de auto.<br />

BELANGRIJK Vul nooit motorolie<br />

bij met andere specificaties dan de olie<br />

waarmee de motor is gevuld.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

209


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

210<br />

ATTENTIE<br />

Wees voorzichtig als u<br />

werkzaamheden in de<br />

motorruimte moet verrichten<br />

en de motor nog warm is:<br />

gevaar voor verbranding.<br />

Onthoud dat bij een warme<br />

motor de elektroventilateur<br />

onverwacht kan inschakelen:<br />

kans op verwonding. Pas op<br />

als u sjaals, dassen of loszittende<br />

kledingstukken draagt:<br />

deze kunnen door de bewegende<br />

onderdelen worden gegrepen.<br />

Afgetapte motorolie en<br />

gebruikte oliefilters<br />

bevatten stoffen die<br />

schadelijk zijn voor het milieu.<br />

Wendt u voor het verversen<br />

van de motorolie en het vervangen<br />

van de filters tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

fig. 5<br />

A0G0017m<br />

MOTORKOELVLOEISTOF<br />

fig. 5<br />

Een te laag niveau bijvullen door een<br />

mengsel van 50% water en PARAFLU<br />

UP langzaam via de vuldop A van het<br />

expansiereservoir te gieten.<br />

Een mengsel van PARAFLU UP en<br />

water in een mengverhouding van<br />

50% beveiligt tot een temperatuur<br />

van -35°C.<br />

ATTENTIE<br />

Draai bij een zeer warme<br />

motor de dop van<br />

het expansiereservoir nooit<br />

los: gevaar voor verbranding.<br />

Het motorkoelsysteem<br />

gebruikt PARAFLU UPkoelvloeistof.<br />

Als eventueel<br />

moet worden bijgevuld,<br />

mag deze vloeistof met geen<br />

enkele andere koelvloeistof<br />

worden gemengd. Als dit toch<br />

gebeurt, mag de motor absoluut<br />

niet worden gestart en moet u<br />

zich tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

wenden.<br />

ATTENTIE<br />

Het koelsysteem staat<br />

onder druk. Vervang<br />

de dop zo nodig alleen door<br />

een exemplaar van hetzelfde<br />

type, anders kan de werking<br />

van het systeem in gevaar<br />

worden gebracht.


fig. 6<br />

A0G0029m<br />

VLOEISTOF VOOR RUITEN-<br />

SPROEIERS EN KOPLAMP-<br />

SPROEIERS fig. 6<br />

Verwijder de dop A en vul het reservoir<br />

met een mengsel van water en<br />

TUTELA PROFESSIONAL SC 35<br />

in de volgende mengverhouding:<br />

❒ 30% TUTELA PROFESSION-<br />

AL SC 35 en 70% water in de<br />

zomer;<br />

❒ 50% TUTELA PROFESSION-<br />

AL SC 35 en 50% water in de<br />

winter.<br />

Bij temperaturen onder -20°C TUTE-<br />

LA PROFESSIONAL SC 35 onverdund<br />

gebruiken.<br />

ATTENTIE<br />

Rijd niet met een leeg<br />

ruitensproeierreservoir:<br />

de ruitensproeiers zijn<br />

van fundamenteel belang<br />

voor een optimaal zicht.<br />

ATTENTIE<br />

Enkele in de handel verkrijgbareruitensproeiervloeistoffen<br />

zijn licht ontvlambaar.<br />

In de motorruimte<br />

bevinden zich warme onderdelen<br />

die bij contact de vloeistof<br />

kunnen doen ontbranden.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

211


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

212<br />

fig. 7 uitvoering 2.2 JTS<br />

A0G0027m<br />

OLIE VAN STUURBE-<br />

KRACHTIGING fig. 7-8<br />

Controleer of de olie nog op het maximum<br />

niveau staat: De controle moet<br />

worden uitgevoerd als de auto op een<br />

vlakke ondergrond staat en bij een stilstaande<br />

koude motor.<br />

Controleer of het niveau nabij het<br />

MAX-merkteken op het reservoir<br />

staat of bij het bovenste merkteken<br />

(maximum niveau) op de peilstok die<br />

aan de dop van het reservoir vastzit.<br />

fig. 8 uitvoering 3.2 JTS<br />

A0G0234m<br />

Als het niveau van de vloeistof in het<br />

reservoir onder het voorgeschreven<br />

niveau staat, moet als volgt worden<br />

bijgevuld:<br />

❒ start de motor en wacht tot het<br />

niveau van de vloeistof in het<br />

reservoir stabiliseert;<br />

❒ draai bij draaiende motor het stuurwiel<br />

een aantal malen naar uiterst<br />

rechts en uiterst links;<br />

❒ vul vloeistof bij, totdat het niveau<br />

nabij het MAX-merkteken staat<br />

en monteer de dop.<br />

BELANGRIJK Het is raadzaam dit<br />

door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te laten<br />

doen.<br />

ATTENTIE<br />

Voorkom dat de olie<br />

van de stuurbekrachtiging<br />

in contact komt met<br />

warme delen van de motor:<br />

de olie is licht ontvlambaar.


fig. 9<br />

REMVLOEISTOF fig. 9<br />

A0G0016m<br />

Draai de dop A los en controleer of de<br />

vloeistof in het reservoir op het hoogste<br />

niveau staat. Het niveau mag<br />

nooit het MAX-merkteken overschrijden.<br />

BELANGRIJK Het is raadzaam dit<br />

door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te laten<br />

doen.<br />

Controleer regelmatig de werking van<br />

het waarschuwingslampje x op het<br />

instrumentenpaneel: als u op de dop<br />

A drukt (met de contactsleutel in het<br />

slot), moet het lampje gaan branden.<br />

BELANGRIJK De remvloeistof is<br />

hygroscopisch (trekt water aan). Als de<br />

auto overwegend wordt gebruikt in<br />

gebieden met een hoge luchtvochtigheid,<br />

dan moet de vloeistof vaker worden<br />

vervangen dan in het<br />

Onderhoudsschema staat aangegeven.<br />

Voorkom, als u de dop<br />

losdraait, contact tussen<br />

de zeer corrosieve vloeistof<br />

en de lak. Als remvloeistof<br />

wordt gemorst, moet de lak<br />

onmiddellijk met water worden<br />

afgespoeld.<br />

ATTENTIE<br />

De remvloeistof is giftig<br />

en zeer corrosief. Als<br />

per ongeluk remvloeistof<br />

wordt gemorst, moeten de<br />

betreffende delen onmiddellijk<br />

worden gewassen met water<br />

en neutrale zeep en daarna met<br />

veel water worden afgespoeld.<br />

Bij inslikken dient onmiddellijk<br />

een arts te worden geraadpleegd.<br />

ATTENTIE<br />

Het symbool π op het<br />

reservoir geeft aan dat<br />

synthetische remvloeistof en<br />

geen minerale vloeistof moet<br />

worden gebruikt. Het gebruik<br />

van minerale vloeistoffen<br />

moet absoluut worden vermeden,<br />

omdat de rubbers in het<br />

remsysteem door deze vloeistoffen<br />

worden beschadigd.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

213


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

214<br />

LUCHTFILTER/<br />

POLLENFILTER<br />

Laat het luchtfilter of het pollenfilter<br />

vervangen door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

ACCU<br />

De accu van de auto is “onderhoudsarm”:<br />

onder normale omstandigheden<br />

hoeft het elektrolyt niet bijgevuld te<br />

worden met gedestilleerd water.<br />

ACCULADING CONTROLE-<br />

REN<br />

De acculading kan bepaald worden<br />

door de kleur van de optische meter<br />

A-fig. 10 te controleren.<br />

Zie de volgende tabel.<br />

Helderwitte kleur Elektrolyt bijvullen Wendt u tot de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer<br />

Donkere kleur zonder Accu niet voldoende opgeladen Accu opladen (wij raden u aan<br />

groen middenstuk contact op te nemen met de<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo-dealer)<br />

fig. 10<br />

Donkere kleur met Niveau elektrolyt en acculading Geen enkele handeling<br />

groen middenstuk voldoende<br />

A0G0127m<br />

BELANGRIJK Wij raden u aan de<br />

acculading ieder jaar, bij voorkeur voor<br />

het begin van de winter, te controleren<br />

om de mogelijkheid van bevriezing van<br />

het elektrolyt te voorkomen. Voer deze<br />

controle vaker uit als de auto overwegend<br />

voor korte trajecten wordt<br />

gebruikt, of als accessoires zijn gemonteerd<br />

die permanent, ook bij uitgeschakeld<br />

contact, stroom verbruiken. Dit<br />

geldt in het bijzonder voor achteraf aangebrachte<br />

accessoires.


Na het weer aansluiten<br />

van een losgekoppelde<br />

accu moet ten minste 3<br />

minuten worden gewacht voordat<br />

de elektronische sleutel in<br />

het contactslot wordt gestoken,<br />

zodat de regeleenheid van de<br />

airconditioning de actuatoren<br />

voor de temperatuurregeling en<br />

de luchtverdeling kan resetten.<br />

ATTENTIE<br />

De vloeistof in de accu<br />

is giftig en corrosief.<br />

Voorkom contact met de huid<br />

en de ogen. Houd open vuur en<br />

vonkvormende apparaten verwijderd<br />

van de accu: brand- en<br />

ontploffingsgevaar.<br />

ATTENTIE<br />

Als de accu werkt met<br />

een zeer laag vloeistofniveau,<br />

ontstaat onherstelbare<br />

schade aan de accu en kan de<br />

accu openbarsten.<br />

ACCU VERVANGEN<br />

Als de accu vervangen wordt, moet<br />

een originele accu met dezelfde specificaties<br />

worden geïnstalleerd.<br />

Als de accu vervangen wordt door een<br />

accu met andere specificaties, vervallen<br />

de onderhoudsintervallen die in<br />

het Onderhoudsschema staan aangegeven.<br />

Voor het onderhoud van de nieuwe<br />

accu dient u zich strikt te houden aan<br />

de aanwijzingen van de fabrikant van<br />

de accu.<br />

Onoordeelkundige montage<br />

van elektrische en<br />

elektronische apparatuur<br />

kan ernstige schade toebrengen<br />

aan de auto. Als u na aanschaf<br />

van uw auto accessoires wilt<br />

monteren (diefstalalarm, mobiele<br />

telefoon enz.), wendt u dan<br />

tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer. Deze<br />

kan u de meest geschikte installaties<br />

aanraden en controleren of<br />

het noodzakelijk is een accu met<br />

een grotere capaciteit te monteren.<br />

Accu’s bevatten zeer<br />

schadelijke stoffen voor<br />

het milieu. Het verdient<br />

aanbeveling een defecte accu<br />

door de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer te<br />

laten vervangen, omdat deze<br />

beschikt over de uitrusting voor<br />

het op milieuvriendelijke wijze<br />

en conform de wettelijke bepalingen,<br />

verwerken van defecte<br />

accu’s.<br />

ATTENTIE<br />

Als u de auto langere<br />

tijd stalt in extreem<br />

koude omstandigheden, moet<br />

om bevriezing te voorkomen,<br />

de accu worden verwijderd en<br />

op een verwarmde plaats worden<br />

bewaard.<br />

ATTENTIE<br />

Bij werkzaamheden<br />

aan de accu of in de<br />

buurt van de accu, moet u uw<br />

ogen altijd beschermen met<br />

een speciale bril.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

215


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

216<br />

PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />

LEVENSDUUR VAN DE ACCU<br />

TE VERLENGEN<br />

Om het snel ontladen van de accu te voorkomen<br />

en de levensduur te verlengen, dient<br />

u de volgende aanwijzingen nauwkeurig op<br />

te volgen:<br />

❒ wanneer u de auto parkeert, controleer<br />

dan of de portieren, de motorkap en het<br />

kofferdeksel goed gesloten zijn.<br />

Hiermee wordt voorkomen dat de interieurverlichting<br />

blijft branden;<br />

❒ schakel de interieurverlichting uit: de<br />

auto is in ieder geval uitgerust met een<br />

systeem voor automatische uitschakeling<br />

van de interieurverlichting;<br />

❒ voorkom zoveel mogelijk het gebruik<br />

van stroomverbruikers als de motor uit-<br />

staat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten<br />

enz.);<br />

❒ voordat werkzaamheden aan de elektrische<br />

installatie van de auto worden uitgevoerd,<br />

moet eerst de minpool van de<br />

accu worden losgemaakt;<br />

❒ de klemmen moeten altijd goed zijn<br />

bevestigd.<br />

BELANGRIJK Een accu die gedurende langere<br />

tijd minder dan 50% geladen is (optische<br />

meter donker zonder groen middenstuk),<br />

raakt door sulfatering beschadigd.<br />

Hierdoor loopt de capaciteit en het startvermogen<br />

terug.<br />

Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing<br />

(reeds bij temperaturen van –10°C).<br />

Als u de auto langere tijd niet gebruikt, zie<br />

dan “Auto langere tijd stallen” in het hoofdstuk<br />

“Starten en rijden”.<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />

wilt monteren die constante voeding nodig<br />

hebben (diefstalalarm enz.), of accessoires<br />

die de elektrische installatie zwaar belasten,<br />

wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer. Deze<br />

kan u de meest geschikte installaties uit het<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo Lineacccessori-programma aanraden<br />

en controleren of de elektrische installatie<br />

van de auto geschikt is voor het extra<br />

stroomverbruik of dat het noodzakelijk is<br />

een accu met een grotere capaciteit te monteren.<br />

Enkele van deze stroomverbruikers blijven<br />

continu stroom verbruiken ook bij een uitgezette<br />

motor, waardoor de accu geleidelijk<br />

kan ontladen.<br />

Het totale energieverbruik van deze accessoires (standaard en achteraf gemonteerde accessoires) moet minder zijn dan 0,6 mA x Ah (van<br />

de accu), zoals in de volgende tabel staat vermeld:<br />

Accu van Maximum stroomverbruik bij stilstaande motor<br />

50 Ah 30 mA<br />

60 Ah 36 mA<br />

70 Ah 42 mA<br />

90 Ah 54 mA


WIELEN EN BANDEN<br />

De spanning van de banden, inclusief<br />

het noodreservewiel, moet regelmatig,<br />

om de vier weken en voor een<br />

lange rit, worden gecontroleerd: de<br />

bandenspanning moet bij koude banden<br />

worden gecontroleerd.<br />

Tijdens het rijden neemt de bandenspanning<br />

toe; zie voor de juiste waarde<br />

van de bandenspanning de paragraaf<br />

“Wielen” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”.<br />

fig. 11<br />

A0G0120m<br />

Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt<br />

een onregelmatige slijtage van<br />

de banden fig. 11:<br />

A juiste spanning: gelijkmatige slijtage<br />

van het loopvlak.<br />

B te lage spanning: te grote slijtage<br />

aan de zijkanten van het loopvlak.<br />

C te hoge spanning: te grote slijtage<br />

in het midden van het loopvlak.<br />

Banden moeten worden vervangen<br />

als de profieldiepte van het loopvlak<br />

minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter<br />

altijd aan de bepalingen van het<br />

land waarin u rijdt.<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

Voorkom bruusk remmen, met spinnende<br />

wielen optrekken, harde contacten<br />

tussen banden en stoepranden,<br />

kuilen en andere obstakels. Het langdurig<br />

rijden op een slecht wegdek kan<br />

de banden beschadigen.<br />

Controleer de banden regelmatig op<br />

scheuren in de wangen en bulten of<br />

slijtplekken op het loopvlak. Als dit het<br />

geval is, wendt u dan tot de <strong>Alfa</strong><br />

Romeo-dealer.<br />

Rijd nooit met een te zwaar beladen<br />

auto: hierdoor kunnen de banden en<br />

de velgen ernstig beschadigd worden;<br />

stop zo snel mogelijk bij een lekke<br />

band en verwissel het wiel om beschadiging<br />

van de band, de velg, de wielophanging<br />

en de stuurinrichting te<br />

voorkomen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

217


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

218<br />

Banden verouderen, ook als zij weinig<br />

of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in<br />

het loopvlak en op de wangen geven<br />

aan dat de band verouderd is. Banden<br />

die langer dan zes jaar onder een auto<br />

gemonteerd zijn, moeten dan ook<br />

door een specialist worden gecontroleerd.<br />

Dit geldt in het bijzonder voor<br />

het noodreservewiel.<br />

Monteer nooit gebruikte banden of<br />

banden, waarvan de herkomst onbekend<br />

is.<br />

Bij de montage van een nieuwe band<br />

moet ook het ventiel vernieuwd worden;<br />

om een gelijke slijtage van de<br />

banden op de vooras en de achteras te<br />

verkrijgen, is het raadzaam de banden<br />

om de 10.000 / 15.000 km van as<br />

te verwisselen. Hierbij moeten de banden<br />

aan dezelfde zijde van de auto<br />

gemonteerd blijven, zodat een omkering<br />

van de draairichting wordt voorkomen.<br />

ATTENTIE<br />

Bedenk dat ook de<br />

wegligging afhankelijk<br />

is van een juiste bandenspanning.<br />

ATTENTIE<br />

Door een te lage bandenspanning<br />

wordt de<br />

band te heet, waardoor er<br />

onherstelbare inwendige<br />

schade aan de band kan ontstaan.<br />

ATTENTIE<br />

Verwissel de banden<br />

niet kruiselings, waarbij<br />

de banden van de<br />

rechterzijde aan de linkerzijde<br />

en omgekeerd worden gemonteerd.<br />

ATTENTIE<br />

Voer bij lichtmetalen<br />

velgen geen spuitwerkzaamheden<br />

uit die een<br />

temperatuur vereisen boven<br />

150°C. De mechanische<br />

eigenschappen van de wielen<br />

kunnen hierdoor in gevaar<br />

worden gebracht.


RUBBER SLANGEN<br />

Houd voor de rubber slangen van het<br />

rem- en brandstofsysteem zeer nauwkeurig<br />

de voorschriften van het<br />

Onderhoudsschema in dit hoofdstuk<br />

aan.<br />

Ozon, hoge temperaturen en het<br />

gedurende langere tijd ontbreken van<br />

vloeistof in een systeem zorgen ervoor<br />

dat de slangen uitdrogen en scheuren,<br />

waardoor het betreffende systeem<br />

kan gaan lekken. Daarom is zorgvuldige<br />

controle noodzakelijk.<br />

RUITENWISSERS<br />

WISSERBLADEN<br />

Maak de wisserbladen regelmatig<br />

schoon met een schoonmaakmiddel;<br />

wij raden TUTELA PROFESSION-<br />

AL SC 35 aan.<br />

Vervang de wisserbladen als het rubber<br />

vervormd of versleten is. Het verdient<br />

aanbeveling ten minste één<br />

maal per jaar de wisserbladen te vervangen.<br />

Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen<br />

is het mogelijk beschadigingen<br />

van het rubber te voorkomen:<br />

❒ wanneer de temperatuur onder 0°C<br />

is gedaald, moet gecontroleerd worden<br />

of er geen ijs tussen wisserblad<br />

en ruit zit. Maak de wissers zo<br />

nodig vrij met een anti-vriesmiddel;<br />

❒ verwijder eventueel opgehoopte<br />

sneeuw van de ruit: om de wisserbladen<br />

te beschermen en oververhitting<br />

van de ruitenwissermotor te<br />

voorkomen;<br />

❒ schakel de ruitenwissers niet in op<br />

een droge ruit.<br />

ATTENTIE<br />

Rijden met versleten<br />

ruitenwisserbladen is<br />

gevaarlijk, omdat hierdoor het<br />

zicht onder slechte atmosferische<br />

omstandigheden aanzienlijk<br />

wordt beperkt.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

219


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

220<br />

fig. 12<br />

Ruitenwisserbladen<br />

vervangen fig. 12<br />

A0G0080m<br />

Aanwijzingen voor het losmaken van<br />

het wisserblad:<br />

– til de wisserarm A van de voorruit;<br />

– draai het wisserblad B 90° ten<br />

opzichte van de pen C, die zich aan<br />

het uiteinde van de wisserarm<br />

bevindt;<br />

– trek het wisserblad los van de pen C.<br />

Aanwijzingen voor het plaatsen van<br />

het wisserblad:<br />

– plaats de pen C in het gat in het<br />

middelste deel van het wisserblad B;<br />

– plaats de wisserarm met het wisserblad<br />

op de voorruit.<br />

RUITENSPROEIERS<br />

Als de ruitensproeiers niet werken, controleer<br />

dan eerst het niveau in het ruitensproeiertankje<br />

(zie de paragraaf<br />

“Niveaus controleren” in dit hoofdstuk).<br />

Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden<br />

niet verstopt zijn.<br />

Deze kunnen zo nodig met een speld<br />

worden doorgeprikt.<br />

De stralen moeten op ongeveer 1/3<br />

van de bovenkant van de ruit worden<br />

gericht.<br />

KOPLAMPSPROEIERS<br />

Controleer regelmatig of de koplampsproeiers<br />

schoon en in goede staat<br />

zijn.<br />

De koplampsproeiers schakelen automatisch<br />

in als het dimlicht brandt en<br />

de ruitensproeiers worden ingeschakeld.


CARROSSERIE<br />

BESCHERMING TEGEN<br />

ATMOSFERISCHE<br />

INVLOEDEN<br />

De belangrijkste oorzaken van roest<br />

zijn:<br />

❒ luchtverontreiniging;<br />

❒ zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />

(gebieden aan zee,<br />

warm en vochtig klimaat);<br />

❒ omgevings-/seizoensinvloeden.<br />

Ook de invloed van schurende elementen,<br />

zoals stoffige omgeving,<br />

opwaaiend zand, modder en steenslag<br />

op de lak en de onderzijde moet<br />

niet worden onderschat.<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo heeft voor uw auto de<br />

beste technologische oplossingen toegepast<br />

om de carrosserie efficiënt<br />

tegen roest te beschermen.<br />

De belangrijkste zijn:<br />

❒ de toepassing van aangepaste<br />

spuittechnieken en lakproducten<br />

die de auto de benodigde weerstand<br />

tegen roest en schurende<br />

elementen verlenen;<br />

❒ het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde)<br />

plaatdelen met een<br />

hoge corrosiebestendigheid;<br />

❒ het aanbrengen van een beschermende<br />

kunststof laag op kwetsbare<br />

delen: onderzijde van de portieren,<br />

binnenzijde van de spatborden,<br />

naden, randen enz.;<br />

❒ toepassing van “open” holle ruimtes<br />

om condensvorming te voorkomen<br />

en binnendringend water af<br />

te voeren, waardoor roest van binnenuit<br />

wordt voorkomen;<br />

❒ het aanbrengen van speciale<br />

coatings op kwetsbare delen (bijv.<br />

spatbord achter) die tegen schurende<br />

elementen beschermen.<br />

CARROSSERIEGARANTIE<br />

Bij de auto is de carrosserie tegen<br />

doorroesten van alle originele componenten<br />

van de carrosserie en van alle<br />

dragende delen gegarandeerd. Voor<br />

de specifieke voorwaarden van deze<br />

garantie wordt verwezen naar de<br />

<strong>Service</strong>- en garantiehandleiding.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

221


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

222<br />

TIPS VOOR HET<br />

BEHOUD VAN DE<br />

CARROSSERIE<br />

Lak<br />

De lak heeft behalve een esthetische<br />

functie ook een beschermende functie.<br />

Daarom moeten beschadigingen van<br />

de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk<br />

worden bijgewerkt om roestvorming<br />

te voorkomen. Het bijwerken<br />

dient met de originele lak te worden<br />

uitgevoerd (zie “Plaatje met informatie<br />

over de carrosserielak” in het<br />

hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />

Het normale onderhoud van de auto<br />

beperkt zich tot wassen, waarbij de<br />

frequentie afhankelijk is van het<br />

gebruik van de auto en van de omgeving.<br />

Het is raadzaam de auto vaker<br />

te wassen bij sterke luchtverontreiniging<br />

of bij het rijden over wegen met<br />

strooizout.<br />

De juiste wasmethode:<br />

❒ verwijder de antenne van het dak<br />

als u de auto in een wastunnel<br />

wast, om te voorkomen dat deze<br />

beschadigt;<br />

❒ spoel de auto eerst met een waterstraal<br />

onder lage druk af;<br />

❒ was de auto met een zachte spons<br />

met een oplossing van neutrale<br />

zeep; spoel daarbij de spons regelmatig<br />

uit;<br />

❒ spoel de auto af met schoon water<br />

en droog de auto met warme lucht<br />

of een schone, zachte zeem.<br />

De minder zichtbare delen zoals de randen<br />

van de portieren, het kofferdeksel,<br />

de motorkap en de koplampranden moeten<br />

tijdens het drogen niet vergeten worden,<br />

omdat daar water kan blijven staan.<br />

Het verdient aanbeveling de auto na het<br />

wassen niet onmiddellijk binnen te zetten,<br />

maar de auto nog even buiten te<br />

laten staan, zodat waterresten buiten<br />

kunnen verdampen.<br />

Was de auto nooit in de zon of als de<br />

motorkap nog warm is, omdat dan de<br />

glans van de lak kan afnemen.<br />

Schoonmaakmiddelen<br />

verontreinigen het<br />

water. Daarom moet<br />

de auto bij voorkeur worden<br />

gewassen op een plaats waar<br />

het afvalwater direct wordt<br />

opgevangen en gezuiverd.


De kunststof carrosseriedelen kunnen<br />

op dezelfde wijze worden gewassen<br />

als de gespoten carrosseriedelen.<br />

Parkeer de auto niet onder bomen,<br />

aangezien harsdruppels bij langere<br />

inwerking de lak kunnen beschadigen,<br />

waardoor de kans op roestvorming<br />

wordt vergroot.<br />

BELANGRIJK Vogeluitwerpselen<br />

dienen zo snel en zo goed mogelijk<br />

van de lak verwijderd te worden,<br />

omdat door de agressieve bestanddelen<br />

de lak kan beschadigen.<br />

Ruiten<br />

Gebruik voor het schoonmaken van de<br />

ruiten een daarvoor geschikt schoonmaakmiddel.<br />

Gebruik een schone,<br />

zachte doek om krassen en beschadigingen<br />

te voorkomen.<br />

BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken<br />

van de binnenzijde van de achterruit<br />

op, dat de elektrische weerstandsdraden<br />

van de achterruitverwarming<br />

niet worden beschadigd. Veeg<br />

voorzichtig in de richting van de draden.<br />

Koplampen<br />

De koplampen moeten worden gereinigd<br />

met een zachte en met water en<br />

autoshampoo bevochtigde doek.<br />

BELANGRIJK Het schoonmaken<br />

van de lampglazen met een droge<br />

doek veroorzaakt krassen waardoor<br />

de prestaties zullen teruglopen. Het<br />

gebruik van oplosmiddelen maakt de<br />

lampglazen doffer waardoor de prestaties<br />

zullen afnemen.<br />

BELANGRIJK Als de koplampen<br />

worden gereinigd met een waterstraal,<br />

moet deze op tenminste 2 cm<br />

van de lampglazen worden gehouden.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

223


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

224<br />

Motorruimte<br />

Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />

na het winterseizoen zorgvuldig<br />

te laten uitspuiten. Hierbij mag de<br />

waterstraal niet direct op de elektronische<br />

regeleenheden worden gericht.<br />

Laat deze werkzaamheden verzorgen<br />

door een gespecialiseerd bedrijf.<br />

BELANGRIJK Voor het uitspuiten<br />

van de motorruimte moet de contactsleutel<br />

uit het contactslot zijn genomen<br />

en de motor koud zijn. Controleer na<br />

het reinigen of de verschillende<br />

beschermingen (rubber kappen, deksels<br />

enz.) nog op hun plaats zitten en<br />

niet beschadigd zijn.<br />

INTERIEUR<br />

Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking<br />

geen water is blijven staan<br />

(dooiwater van sneeuwresten aan<br />

schoenen, lekkende paraplu’s enz.),<br />

waardoor roestvorming op de bodem<br />

veroorzaakt zou kunnen worden.<br />

STOELEN EN STOFFEN<br />

BEKLEDING<br />

Verwijder stof met een zachte borstel<br />

of een stofzuiger. Voor een nog betere<br />

reiniging van de stoffen bekleding<br />

raden wij u aan de borstel vochtig te<br />

maken.<br />

Reinig de zittingen met een vochtige<br />

spons en een oplossing van water en<br />

neutrale zeep.<br />

MET LEER BEKLEDE<br />

STOELEN<br />

Verwijder droog vuil met een zeemleer<br />

of een iets vochtige doek, zonder hard<br />

te drukken.<br />

Dep een vochtige vlek of vet met een<br />

droge en absorberende doek en wrijf<br />

daarbij niet. Behandel de plek vervolgens<br />

met een doek of zeem bevochtigd<br />

met water en een neutrale zeep.<br />

Als de vlek nog niet verwijderd is,<br />

behandel de vlek dan met een speciaal<br />

schoonmaakmiddel, waarbij de<br />

instructies op de verpakking strikt<br />

moeten worden opgevolgd.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol.<br />

Controleer bovendien of de gebruikte<br />

schoonmaakmiddelen geen alcohol of<br />

daarvan afgeleide producten bevatten,<br />

ook niet in geringe hoeveelheden.


De stoffen bekleding<br />

van uw auto is langdurig<br />

bestand tegen slijtage<br />

die ontstaat bij een normaal<br />

gebruik van de auto. Hevig<br />

en/of langdurig wrijven met<br />

kledingaccessoires zoals metalen<br />

gespen, sierknopen en klittenbandsluitingen,<br />

moet echter<br />

absoluut worden vermeden<br />

omdat hierdoor grote druk ontstaat<br />

op een bepaalde plek op<br />

de bekleding, waardoor deze<br />

plek kan slijten en de bekleding<br />

beschadigd wordt.<br />

KUNSTSTOF<br />

INTERIEURDELEN<br />

Wij raden u aan om de kunststof interieurdelen<br />

te reinigen met een doek<br />

bevochtigd met water en een neutrale<br />

zeep zonder schuurmiddel. Voor het<br />

verwijderen van vet- of hardnekkige<br />

vlekken moeten speciale schoonmaakmiddelen<br />

zonder oplosmiddelen worden<br />

gebruikt, die geschikt zijn voor<br />

het reinigen van kunststof en die het<br />

visuele effect en de kleur van de componenten<br />

niet wijzigen.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol<br />

of benzine om het glas van het instrumentenpaneel<br />

of andere kunststof<br />

onderdelen schoon te maken.<br />

ATTENTIE<br />

Gebruik nooit ontvlambare<br />

producten zoals<br />

petroleum of wasbenzine voor<br />

het reinigen van de interieurdelen<br />

van de auto. De elektrostatische<br />

lading die tijdens het<br />

reinigen door het wrijven ontstaat,<br />

kan brand veroorzaken.<br />

ATTENTIE<br />

Bewaar nooit spuitbussen<br />

in de auto:<br />

ontploffingsgevaar. Spuitbussen<br />

mogen niet worden<br />

blootgesteld aan temperaturen<br />

boven 50°C. In de<br />

zomer kan de temperatuur in<br />

het interieur ver boven deze<br />

waarde oplopen.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

225


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

226<br />

LEREN STUURWIEL/POOK-<br />

KNOP<br />

Reinig deze componenten uitsluitend<br />

met water en neutrale zeep. Gebruik<br />

nooit alcohol of producten op basis<br />

van alcohol.<br />

Voordat u speciale producten gebruikt<br />

voor het reinigen van de interieurdelen,<br />

moet u eerst de aanwijzingen op<br />

het etiket van het product lezen en<br />

controleren of het geen alcohol en/of<br />

substanties op basis van alcohol<br />

bevat.<br />

Als tijdens het reinigen van de voorruit<br />

met speciaal daarvoor bestemde producten,<br />

druppels op het leer van het<br />

stuurwiel of de pookknop terechtkomen,<br />

moeten deze onmiddellijk worden<br />

verwijderd en het betreffende<br />

gebied met water en neutrale zeep<br />

worden afgenomen.<br />

BELANGRIJK Wees zeer voorzichtig<br />

bij het gebruik van mechanische<br />

diefstalbeveiligingen op het stuurwiel<br />

om beschadiging van de leren<br />

bekleding te voorkomen.


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

IDENTIFICATIEGEGEVENS ................................... 228<br />

MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN ..... 230<br />

MOTOR .......................................................... 231<br />

BRANDSTOFSYSTEEM ....................................... 232<br />

TRANSMISSIE .................................................. 232<br />

REMMEN ........................................................ 233<br />

STUURINRICHTING ........................................... 233<br />

WIELOPHANGING ............................................. 233<br />

WIELEN .......................................................... 234<br />

AFMETINGEN ................................................... 239<br />

PRESTATIES ..................................................... 240<br />

GEWICHTEN .................................................... 241<br />

VULLINGSTABEL ............................................... 242<br />

VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN .................. 243<br />

BRANDSTOFVERBRUIK ...................................... 245<br />

CO2-EMISSIE ................................................... 246<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

227


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

228<br />

IDENTIFICATIE-<br />

GEGEVENS<br />

Wij raden u aan nota te nemen van de<br />

identificatiegegevens. De identificatiegegevens<br />

zijn ingeslagen of aangebracht<br />

op plaatjes en bevinden zich op<br />

de volgende plaatsen fig. 1:<br />

1 - Typeplaatje met identificatiegegevens<br />

2 - Chassisnummer<br />

3 - Plaatje met informatie over de carrosserielak<br />

4 - Motornummer.<br />

fig. 1<br />

A0G0286m<br />

TYPEPLAATJE MET IDENTI-<br />

FICATIEGEGEVENS<br />

Het plaatje is aangebracht in de<br />

motorruimte, naast de bovenste<br />

schokdemperbevestiging rechts, en<br />

bevat de volgende gegevens:<br />

A. Ruimte gereserveerd voor nummer<br />

nationale typegoedkeuring<br />

B. Ruimte gereserveerd voor het inslaan<br />

van het chassisnummer<br />

C. Ruimte gereserveerd voor vermelding<br />

van maximaal toelaatbare<br />

gewichten volgens de nationale<br />

wetgeving<br />

fig. 2<br />

A0G0013m<br />

D. Ruimte gereserveerd voor motortype,<br />

uitvoering en eventuele aanvullende<br />

gegevens<br />

E. Ruimte gereserveerd voor correctiewaarde<br />

voor de uitlaatrookgasmeting<br />

(alleen dieseluitvoeringen)<br />

F. Ruimte gereserveerd voor het<br />

inslaan van de fabrikantnaam.


fig. 3<br />

A0G0175m<br />

CHASSISNUMMER<br />

Het chassisnummer is ingeslagen in de<br />

bodemplaat naast de passagiersstoel<br />

voor.<br />

Het is bereikbaar na het optillen van<br />

de bekleding A-fig. 3 en bevat de<br />

volgende gegevens:<br />

❒ type van de auto (ZAR 939000);<br />

❒ chassisnummer.<br />

fig. 4<br />

A0G0222m<br />

PLAATJE MET INFORMATIE<br />

OVER DE CARROSSERIELAK<br />

Dit plaatje is aangebracht aan de binnenzijde<br />

van het kofferdeksel fig. 4<br />

en bevat de volgende gegevens:<br />

A. Fabrikant van de lak.<br />

B. Kleurbenaming.<br />

C. Kleurcode.<br />

D. Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.<br />

MOTORCODE<br />

Het motornummer is linksachter ingeslagen,<br />

aan de kant van de versnellingsbak.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

229


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

230<br />

MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />

Uitvoeringen Motorcode Code van de carrosserie-uitvoering<br />

2.2 JTS 939A5000 939EXB1B 19<br />

3.2 JTS 939A000 939EXG2B 20


MOTOR<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

Typecode<br />

Cyclus<br />

Aantal en opstelling cilinders<br />

Aantal kleppen per cilinder<br />

Boring en slag mm<br />

Cilinderinhoud cm 3<br />

Max. vermogen (EU) kW<br />

pk<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

Max. koppel (EU) Nm<br />

kgm<br />

bijbehorend toerental min -1<br />

Bougies<br />

Brandstof<br />

2.2 JTS<br />

939A5000<br />

Wendt u voor het vervangen van de bougies tot de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer.<br />

Otto<br />

4 in lijn<br />

4<br />

86 X 94,6<br />

2198<br />

136<br />

185<br />

6500<br />

230<br />

23,4<br />

4500<br />

NGKFR5CP<br />

Loodvrije benzine<br />

95 RON<br />

(specificatie EN228)<br />

3.2 JTS<br />

939A000<br />

Otto<br />

6 in V van 60°<br />

4<br />

85,6 X 89<br />

3195<br />

191<br />

260<br />

6300<br />

322<br />

32,8<br />

4500<br />

BOSCH<br />

HR7 MPP 302<br />

Loodvrije benzine<br />

95 RON<br />

(specificatie EN228)<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

231


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

232<br />

BRANDSTOFSYSTEEM<br />

2.2 JTS - 3.2 JTS<br />

Brandstofsysteem Directe inspuiting<br />

Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd<br />

en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem,<br />

kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.<br />

TRANSMISSIE<br />

Versnellingsbak<br />

Koppeling<br />

Aandrijving<br />

2.2 JTS<br />

Zes gesynchroniseerde versnellingen vooruit<br />

en een versnelling achteruit<br />

Enkelvoudige droge plaat<br />

met hydraulische bediening<br />

Voor<br />

3.2 JTS<br />

Zes gesynchroniseerde versnellingen vooruit<br />

en een versnelling achteruit<br />

Enkelvoudige droge plaat met hydraulische<br />

bediening<br />

BELANGRIJK Blijf als de auto vastzit, waarbij er grote verschillen zijn tussen de grip van de voor- en de achteras, niet fors gas<br />

geven: het is veel eenvoudiger om proberen los te komen met een gemiddeld of laag toerental; wacht enige tientallen seconden tussen<br />

pogingen als meerdere pogingen nodig zijn.<br />

4x4


REMMEN<br />

Voetrem:<br />

2.2 JTS 3.2 JTS<br />

– voor Geventileerde schijfremmen Geventileerde schijfremmen<br />

– achter Schijfremmen Geventileerde schijfremmen<br />

Handrem Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen<br />

BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging<br />

iets later wordt bereikt.<br />

STUURINRICHTING<br />

2.2 JTS - 3.2 JTS<br />

Type Hydraulisch bekrachtigde tandheugelstuurinrichting<br />

Draaicirkel (tussen<br />

stoepranden) 10,7<br />

WIELOPHANGING<br />

2.2 JTS - 3.2 JTS<br />

Voor Systeem met hoge vierpunts-ophanging<br />

Achter Systeem met multilink wielophanging<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

233


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

234<br />

WIELEN<br />

VELGEN EN BANDEN<br />

Lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden.<br />

Op de typegoedkeuring zijn<br />

bovendien alle goedgekeurde banden<br />

aangegeven.<br />

BELANGRIJK Als de gegevens in<br />

het instructieboekje afwijken van die<br />

van de typegoedkeuring, dient u zich<br />

altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring<br />

te houden.<br />

Bij auto’s met vierwielaandrijving<br />

moeten alle wielen voorzien zijn van<br />

banden van hetzelfde type, met hetzelfde<br />

loopvlak en van hetzelfde<br />

merk, zodat de vierwielaandrijving<br />

niet wordt beschadigd. De werking<br />

van de vierwielaandrijving wordt echter<br />

niet geschaad als er met banden<br />

met een verschillende mate van slijtage<br />

wordt gereden.<br />

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk<br />

dat alle wielen zijn voorzien van<br />

banden van hetzelfde merk en hetzelfde<br />

type.<br />

BELANGRIJK In tubeless banden<br />

mogen geen binnenbanden gebruikt<br />

worden.<br />

NOODRESERVEWIEL<br />

Geperst stalen velg. Tubeless band.<br />

fig. 5<br />

A0G0186m<br />

VERKLARING VAN DE<br />

CODERING OP DE BANDEN<br />

fig. 5<br />

Voorbeeld: 215/55 R 16 93 V<br />

215= Nominale breedte (S, afstand<br />

in mm tussen de flanken).<br />

55 = Hoogte/breedte-verhouding<br />

(H/S) (percentage).<br />

R = Radiaalband.<br />

16 = Diameter van de velg<br />

(in inch) (Ø).<br />

93 = Beladingsindex<br />

mogen).<br />

V = Snelheidsindex.<br />

(draagver


Beladingsindex (draagvermogen)<br />

60 = 250 kg 84 = 500 kg<br />

61 = 257 kg 85 = 515 kg<br />

62 = 265 kg 86 = 530 kg<br />

63 = 272 kg 87 = 545 kg<br />

64 = 280 kg 88 = 560 kg<br />

65 = 290 kg 89 = 580 kg<br />

66 = 300 kg 90 = 600 kg<br />

67 = 307 kg 91 = 615 kg<br />

68 = 315 kg 92 = 630 kg<br />

69 = 325 kg 93 = 650 kg<br />

70 = 335 kg 94 = 670 kg<br />

71 = 345 kg 95 = 690 kg<br />

72 = 355 kg 96 = 710 kg<br />

73 = 365 kg 97 = 730 kg<br />

74 = 375 kg 98 = 750 kg<br />

75 = 387 kg 99 = 775 kg<br />

76 = 400 kg 100 = 800 kg<br />

77 = 412 kg 101 = 825 kg<br />

78 = 425 kg 102 = 850 kg<br />

79 = 437 kg 103 = 875 kg<br />

80 = 450 kg 104 = 900 kg<br />

81 = 462 kg 105 = 925 kg<br />

82 = 475 kg<br />

83 = 487 kg<br />

106 = 950 kg<br />

Snelheidsindex<br />

Q = tot 160 km/h.<br />

R = tot 170 km/h.<br />

S = tot 180 km/h.<br />

T = tot 190 km/h.<br />

U = tot 200 km/h.<br />

H = tot 210 km/h.<br />

V = tot 240 km/h.<br />

W= tot 270 km/h.<br />

Y = tot 300 km/h.<br />

Maximale snelheid bij<br />

winterbanden<br />

Q M + S = max. 160 km/h.<br />

T M + S = max. 190 km/h.<br />

H M + S = max. 210 km/h.<br />

VERKLARING VAN DE<br />

CODERING<br />

OP DE VELGEN fig. 5<br />

Voorbeeld: 7 J x 16 H2 ET 43<br />

7 = breedte van de velg in inch 1.<br />

J = velgbedprofiel (deel aan de<br />

zijkanten waarop de band<br />

steunt) 2.<br />

16 = montagediameter in inch<br />

(komt overeen met die van<br />

de band die gemonteerd moet<br />

worden) (3 = Ø).<br />

H2 = vorm en aantal “humps”<br />

(vorm van de velgrand die de<br />

wang van de tubeless band<br />

op zijn plaats houdt).<br />

43 = diepte van de velgbolling<br />

(afstand tussen het montagevlak<br />

van de velg op de naaf<br />

en het velghart).<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

235


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

236<br />

BANDEN<br />

Standaard<br />

Optional<br />

Noodreservewiel (voor<br />

bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

velgmaat<br />

bandenmaat<br />

velgmaat<br />

bandenmaat<br />

velgmaat<br />

bandenmaat<br />

velgmaat<br />

bandenmaat<br />

2.2 JTS<br />

7Jx16” lichtmetaal<br />

215/55 R16 93V<br />

7,5Jx17” lichtmetaal<br />

225/50 R17 98W<br />

8Jx18” lichtmetaal<br />

235/45 R18 98W<br />

3.2 JTS<br />

4,00B x17"<br />

T125/80 R17<br />

7,5Jx17” (*) lichtmetaal<br />

225/50 R17 98W<br />

8Jx18” lichtmetaal<br />

235/45 R18 98W<br />

(*) Bandenmaat ongeschikt voor traditionele sneeuwkettingen. Er kunnen uitsluitend spikes-spiders worden gemonteerd.<br />

BELANGRIJK Aanbevolen worden winterbanden met een snelheidsindex H.<br />

Op de 3.2 JTS uitvoering moeten de sneeuwkettingen op de VOORWIELEN van de auto<br />

worden gemonteerd.<br />

Op bandenmaat 225/50 R17” kunnen uitsluitend Spikes <strong>Spider</strong>s worden gemonteerd.<br />

Op bandenmaat 235/45 R18” kunnen geen sneeuwkettingen worden gemonteerd<br />

omdat deze in contact kunnen komen met het spatbord.


BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND<br />

bij gemiddelde beladingbar<br />

volbeladen bar<br />

Bandenmaat<br />

215/55 R16 93V<br />

voor achter<br />

2,3 2,3<br />

2,6 2,6<br />

Bandenmaat<br />

225/50 R17 98W<br />

voor achter<br />

2,5 2,5<br />

2,7 2,7<br />

Bandenmaat<br />

235/45 R18 98W<br />

voor achter<br />

2,7 2,5<br />

2,8 2,6<br />

Noodreservewiel<br />

T125/80 R17<br />

Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.<br />

Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.<br />

Wanneer langdurig sneller dan 160 km/h wordt gereden, moet de bandenspanning hetzelfde zijn als bij een volbeladen<br />

auto.<br />

4,2<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

237


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

238<br />

WIELUITLIJNING<br />

– camber<br />

Voorwielen: – caster<br />

Achterwielen:<br />

– half-toespoor<br />

(per wiel)<br />

– camber<br />

– half-toespoor<br />

(per wiel)<br />

– camber<br />

Voorwielen: – caster<br />

Achterwielen:<br />

– half-toespoor<br />

(per wiel)<br />

– camber<br />

– half-toespoor<br />

(per wiel)<br />

Uitvoering 2.2 JTS<br />

–34’ ± 18’<br />

maximaal verschil rechts/links: 24’<br />

4° 15’ ± 18’<br />

maximaal verschil rechts/links: 18’<br />

–8’ ± 4’<br />

maximaal verschil rechts/links: 4’<br />

–56’ ± 18’<br />

maximaal verschil rechts/links: 24’<br />

13’ ± 7’<br />

(toespoor totaal: 26’ ± 7’)<br />

Uitvoering 3.2 JTS<br />

–26’ ± 18’<br />

maximaal verschil rechts/links: 24’<br />

4° 15’ ± 18’<br />

maximaal verschil rechts/links: 18’<br />

–8’ ± 4’<br />

maximaal verschil rechts/links: 4’<br />

–58’ ± 18’<br />

maximaal verschil rechts/links: 24’<br />

13’ ± 7’<br />

(toespoor totaal: 26’ ± 7’)


AFMETINGEN<br />

De afmetingen zijn aangegeven<br />

in mm en zijn<br />

geldig voor auto’s met<br />

standaard banden.<br />

De afmetingen wijken<br />

iets af als optional banden<br />

zijn gemonteerd.<br />

De hoogte heeft betrekking<br />

op een onbelaste<br />

auto.<br />

INHOUD BAGAGERUIMTE<br />

Inhoud: . . . . . . . 235 dm 3<br />

Uitvoeringen A B C D E F G H<br />

2.2 JTS - 3.2 JTS<br />

( ■ ) Met bandenmaat 225/50 R17”<br />

fig. 6<br />

A0G0285m<br />

4393 1000 2528 865 1371 1593 1830 1575<br />

1579 ( ■ ) 1559 ( ■ )<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

239


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

240<br />

PRESTATIES<br />

Maximum snelheid Acceleratie Kilometer met staande start<br />

van 0-100 km/h<br />

km/h sec. sec.<br />

2.2 JTS 222 10,2 30,4<br />

3.2 JTS 240 7,6 27,8


GEWICHTEN<br />

Gewichten (kg)<br />

Rijklaar gewicht<br />

Max. toelaatbaar gewicht (*)<br />

– vooras<br />

– achteras<br />

– totaal<br />

Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (**)<br />

Trekgewichten<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

2.2 JTS<br />

1530<br />

1300<br />

1100<br />

1830<br />

300<br />

1450<br />

60<br />

3.2 JTS<br />

(*) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig<br />

wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

(**) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen<br />

met hetzelfde gewicht daalt.<br />

1690<br />

1300<br />

1100<br />

1990<br />

300<br />

1500<br />

60<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

241


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

242<br />

VULLINGSTABEL<br />

Brandstoftank: liter<br />

– inclusief een reserve van liter<br />

Motorkoelsysteem<br />

liter<br />

Motorsmeercircuit<br />

motor liter<br />

Mechanische versnellingsbak/<br />

differentieel liter<br />

Vloeistofreservoir<br />

ruitensproeiers, koplampsproeiers liter<br />

2.2 JTS<br />

70<br />

10<br />

8,15<br />

5,4<br />

2,3<br />

6,0<br />

3.2 JTS<br />

69<br />

10<br />

10,3<br />

5,4<br />

2,8 (∆)<br />

6,0<br />

Voorgeschreven brandstof<br />

en originele smeermiddelen<br />

Loodvrije benzine met octaangetal van ten minste 95<br />

RON (specificatie EN228)<br />

Mengsel van 50% water en 50%<br />

PARAFLU UP<br />

SELENIA StAR<br />

TUTELA CAR MATRYX<br />

(?) TUTELA CAR MULTIAXLE<br />

Mengsel van water en<br />

TUTELA PROFESSIONAL SC 35


VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN<br />

AANBEVOLEN PRODUCTEN EN SPECIFICATIES<br />

Gebruik Specificaties van de vloeistoffen Vloeistoffen Vervangingsen<br />

smeermiddelen voor een correct en smeermiddelen interval<br />

functioneren van de auto (originele)<br />

Smering voor<br />

benzinemotoren<br />

Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis<br />

met kwalificatie FIAT 9.55535-H2<br />

SELENIA StAR<br />

Volgens het<br />

Geprogrammeerde<br />

Onderhoudsschema<br />

Als u niet de originele SAE 5W/40-producten gebruikt, moeten de smeermiddelen minimaal voldoen aan de specificaties ACEA A3; in dit geval zijn<br />

de optimale prestaties van de motor niet gegarandeerd.<br />

Het gebruik van producten die niet voldoen aan de specificaties ACEA A3 kunnen beschadigingen aan de motor veroorzaken die niet door de garante<br />

gedekt worden.<br />

Vraag bij zeer strenge klimatologische omstandigheden de <strong>Alfa</strong> Romeo-dealer om het juiste product uit de Selenia-lijn.<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

243


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

244<br />

Gebruik Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen Vloeistoffen en smeer- Toepassing<br />

voor een correct functioneren van de auto middelen (origineel)<br />

olie en vetten<br />

voor krachtoverbrengingen<br />

Remvloeistof<br />

Antivries<br />

voor radiateur<br />

Vloeistof ruiten-/<br />

koplampsproeir<br />

Synthetische olie SAE 75W-85.<br />

Voldoet ruimschoots aan de specificaties API GL 4<br />

Synthetische olie SAE 75W-85.<br />

Voldoet ruimschoots aan de specificaties API GL-5<br />

Smeermiddel voor hydrostatische overbrengingen, dat<br />

ruimschoots voldoet aan de specificatie “ATF DEXRON III”<br />

Vet op basis van lithiumzepen, bevat molybdeenbisulfide<br />

Indringingsgetal <strong>NL</strong>GI 2<br />

Vet op basis van lithiumzepen.<br />

Indringingsgetal <strong>NL</strong>GI 0<br />

Synthetische remvloeistof FMVSS nr. 116, DOT 4, ISO 4925,<br />

SAE J-1704 CUNA NC 956-01<br />

Roodgekleurd beschermingsmmiddel met antivries<br />

op basis van monethyleen-glycol met organische formule.<br />

Voldoet ruimschootss aan de specificaties<br />

CUNA NC 956-16, ASTM D 3306<br />

Mengsel van alcoholen, water en<br />

oppervlakte-actieve stoffen CUNA NC 956-11<br />

TUTELA CAR<br />

MATRYX<br />

TUTELA CAR<br />

MULTIAXLE<br />

TUTELA GI/E<br />

TUTELA STAR 500<br />

TUTELA<br />

MRM ZERO<br />

TUTELA TOP 4<br />

PARAFLU UP<br />

TUTELA<br />

PROFESSIONAL<br />

SC 35<br />

Mechanische versnellingsbak<br />

en differentieels<br />

Haakse overbrenging en<br />

achterdifferentieel<br />

(uitvoering 3.2 JTS)<br />

Hydraulische<br />

stuurbekrachting<br />

Homokinetische koppelingen<br />

aan wielzijde<br />

Homokinetische koppelingen<br />

aan differentieelzijde<br />

Hydraulisch remsysteem<br />

en koppelingbediening<br />

Motorkoelsysteem<br />

Mengverhouding:<br />

50% water<br />

50% Paraflu UP<br />

Onverdund of met water<br />

gebruiken


BRANDSTOF-<br />

VERBRUIK<br />

Het brandstofverbruik dat in de volgende<br />

tabel is opgenomen, is gemeten<br />

volgens een vastgestelde testmethode<br />

die in EU-normen is vastgelegd.<br />

Het brandstofverbruik is gemeten volgens<br />

onderstaande procedure:<br />

– een stadsrit: opgebouwd uit een<br />

koude start gevolgd door een gesimuleerde,<br />

normale testrit in stadsverkeer;<br />

– een testrit buiten de stad:<br />

waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd<br />

in alle versnellingen en waarmee<br />

een normaal gebruik van de auto buiten<br />

de stad wordt gesimuleerd. De<br />

snelheid varieert tussen de 0 en 120<br />

km/h;<br />

– gecombineerd: hierbij telt de<br />

waarde van de stadsrit mee voor 37%<br />

en de waarde van de testrit buiten de<br />

stad voor 63%.<br />

BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie,<br />

atmosferische omstandigheden,<br />

rijstijl, algemene conditie van de<br />

auto, uitrustingsniveau, gebruik van de<br />

airconditioning, lading van de auto,<br />

imperiaal op het dak en andere situaties<br />

die de aerodynamica kunnen beïnvloeden,<br />

leveren een ander brandstofverbruik<br />

op dan hier vermeld.<br />

Brandstofverbruik volgens Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd<br />

EU 1999/100-normen (liter x 100 km)<br />

2.2 JTS 13,0 7,3 9,4<br />

3.2 JTS 16,9 8,4 11,5<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

245


DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTEREN<br />

246<br />

CO 2-EMISSIE<br />

De CO 2 -emissie, vermeld in de volgende tabel, is gemeten op een gecombineerd traject.<br />

CO 2 -EMISSIE VOLGENS EU 1999/100-NORMEN (g/km)<br />

2.2 JTS 3.2 JTS<br />

221 273


Aansteker ............................... 80<br />

ABS........................................100<br />

Accu<br />

- acculading controleren .............214<br />

- opladen.................................198<br />

- praktische tips om de levensduur<br />

te verlengen...........................216<br />

- starten met een hulpaccu .........164<br />

- vervangen .............................215<br />

Achteruitrijlicht<br />

- gloeilamp vervangen ...............183<br />

Afmetingen..............................239<br />

Airbag<br />

- aan de zijkant ........................129<br />

- voor......................................125<br />

Airconditioning, automatisch<br />

met gescheiden regeling .......... 53<br />

Airconditioning, handbediend ...... 50<br />

<strong>Alfa</strong> Romeo CODE ..................... 9<br />

Armsteun (middelste)................ 79<br />

Asbak ..................................... 80<br />

ASR (systeem).........................104<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

Auto langere tijd stallen .............147<br />

Autoradio.................................106<br />

Bagageruimte.......................... 94<br />

Bagageruimteverlichting<br />

- gloeilamp vervangen ...............186<br />

Banden<br />

- bandenspanning .....................237<br />

- standaard ..............................236<br />

- verklaring van bandencodering..234<br />

- verwisselen............................165<br />

- winterbanden.........................145<br />

Bandenreparatieset<br />

Fix&Go automatic...................170<br />

Bedieningsknoppen dashboard .... 66<br />

Bedieningsorganen.................... 76<br />

Bescherming van het milieu........112<br />

Brandstof<br />

- brandstofmeter....................... 22<br />

- noodschakelaar onderbreking brandstoftoevoer/elektrische<br />

voeding 76<br />

- verbruik.................................245<br />

Brandstof besparen ...................140<br />

Brandstofmeter......................... 22<br />

Brandstofsysteem .....................232<br />

Buitenverlichting<br />

- bediening .............................. 64<br />

- gloeilampen vervangen .... 180-183<br />

Cabriokap ............................... 82<br />

Carrosserie (reinigen) ................221<br />

CO2-emissie.............................246<br />

CODE-card................................ 11<br />

Contactslot .............................. 19<br />

Cruise-control ........................... 71<br />

Dashboard .............................. 7<br />

Dashboard en bediening 6<br />

Dashboardkastje ....................... 81<br />

Derde remlicht..........................185<br />

Diefstalalarm............................<br />

Dimlicht<br />

17<br />

- bediening .............................. 64<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

247


247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 248<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

248<br />

- gloeilamp vervangen ...............179<br />

Dop van brandstoftank...............111<br />

Dorpelverlichting<br />

- gloeilamp vervangen ...............187<br />

Elektrische ruitbediening ............ 92<br />

Elektronische sleutel.................. 11<br />

EOBD (systeem).......................106<br />

Extra accessoires.......................107<br />

Fix&Go automatic<br />

(bandenreparatieset)...............170<br />

Follow me home (systeem) ....... 65<br />

Gewichten...............................241<br />

Gloeilamp (vervangen van een) ..176<br />

- algemene aanwijzingen ...........176<br />

- lamptypen .............................177<br />

Gloeilamp buitenverlichting<br />

vervangen .............................179<br />

Gloeilamp interieurverlichting<br />

vervangen .............................185<br />

Gordelspanners.........................116<br />

Grootlicht<br />

- bediening .............................. 64<br />

- gloeilamp vervangen ...............179<br />

Grootlichtsignaal ....................... 64<br />

Handrem ................................138<br />

Hill Holder (systeem) ................103<br />

Hoofdsteunen........................... 43<br />

Identificatiegegevens.................228<br />

Instelbaar multifunctioneel display 26<br />

Instrumenten ........................... 22<br />

Instrumentenpaneel .................. 8<br />

Intelligente wis-/wasregeling...... 68<br />

Interieur ..................................224<br />

Interieuruitrusting...................... 79<br />

Kentekenplaatverlichting............184<br />

Kinderen veilig vervoeren ...........120<br />

Kinderzitjes (geschiktheid voor gebruik)<br />

...................................123<br />

Klimaatregeling ........................ 48<br />

Koelvloeistoftemperatuurmeter.... 23<br />

Koplampen<br />

- aanpassen aan het buitenland... 99<br />

- koplampen afstellen................ 98<br />

- koplampverstelling .................. 98<br />

- mistlampen afstellen ............... 99<br />

Koplampen (reinigen)................223<br />

Koplampsproeiers<br />

- bediening .............................. 70<br />

- vloeistofniveau .......................211<br />

Lak ........................................222<br />

Lampjes en berichten.................149<br />

Luchtfilter/pollenfilter................214<br />

Luchtroosters............................ 49<br />

Mistachterlichten<br />

- bediening .............................. 66<br />

- gloeilamp vervangen ...............183<br />

Mistlampen<br />

- bediening .............................. 66<br />

- gloeilamp vervangen ...............182<br />

Motor<br />

- code .....................................229<br />

- identificatiecode......................230<br />

- specificaties ...........................231


247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 249<br />

Motor starten...........................134<br />

Motorkap ................................ 97<br />

Motorolie<br />

- niveau controleren...................209<br />

- technische gegevens................243<br />

- verbruik.................................209<br />

Motorruimte (uitspuiten)............224<br />

MSR (systeem)........................105<br />

Niveaus controleren ..................208<br />

Noodgevallen .........................163<br />

Noodschakelaars onderbreking<br />

brandstoftoevoer en<br />

elektrische voeding.................. 76<br />

Olietemperatuurmeter .............. 24<br />

Onderhoud en zorg .................203<br />

- geprogrammeerd onderhoud.....204<br />

- Onderhoudsschema.................205<br />

- periodieke controles ................207<br />

- zwaar gebruik van de auto.......207<br />

Opbergvakken.......................... 79<br />

Opkrikken van de auto ..............199<br />

Parkeerlichten<br />

- bediening .............................. 66<br />

Parkeersensoren .......................108<br />

Parkeren .................................138<br />

Plafondverlichting voor<br />

- bediening .............................. 74<br />

- gloeilampen vervangen............185<br />

Portieren ................................. 90<br />

Prestaties ................................240<br />

Radiozendapparatuur en<br />

mobiele telefoons ...................107<br />

Regensensor ............................ 68<br />

Remlichten ..............................183<br />

Remmen .................................233<br />

Richtingaanwijzers<br />

- bediening .............................. 64<br />

- gloeilampen<br />

vervangen................180-181-184<br />

Rubber slangen.........................219<br />

Ruiten (reinigen) ......................223<br />

Ruitensproeiers<br />

- bediening .............................. 67<br />

- vloeistofniveau .......................211<br />

Ruitenwissers<br />

- bediening .............................. 67<br />

- ruitensproeiers........................220<br />

- wisserbladen .................. 219-220<br />

Safe lock (systeem).................. 14<br />

SBR-systeem............................115<br />

Sensor automatische koplampen . 65<br />

Slepen van de auto...................200<br />

Sneeuwkettingen......................146<br />

Snelheid (maximum) ................240<br />

Spiegels .................................. 45<br />

Startblokkering <strong>Alfa</strong> Romeo CODE 9<br />

Starten en rijden.....................133<br />

Stuurinrichting..........................233<br />

Stuurslot ................................. 21<br />

Stuurwiel (verstellen)................ 44<br />

Symbolen................................ 9<br />

Technische gegevens...............227<br />

Transmissie ..............................232<br />

Trekken van aanhangers<br />

- trekhaak monteren..................143<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

249


247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 250<br />

DASHBOARD<br />

EN BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOODGEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABETISCH<br />

REGISTER<br />

250<br />

Trip computer ........................... 37<br />

Typeplaatjes<br />

- carrosserielak .........................230<br />

- identificatiegegevens ...............228<br />

VDC (systeem)........................102<br />

Veiligheid ................................113<br />

Veiligheidsgordels .....................114<br />

Velgen<br />

- verklaring van de codering........235<br />

Verlichting dashboardkastje<br />

- gloeilamp vervangen ...............185<br />

Verlichting zonneklepspiegel<br />

- gloeilamp vervangen ...............185<br />

Versnellingsbak (gebruik van).....139<br />

Vloeistoffen en smeermiddelen ...243<br />

Vullingstabel..................... 111-242<br />

Waarschuwingsknipperlichten..... 66<br />

Wiel verwisselen.......................165<br />

Wielen<br />

- technische gegevens................234<br />

- verwisselen............................165<br />

Wielen en banden.....................217<br />

Wielophanging .........................233<br />

Wieluitlijning............................238<br />

Windstop................................. 88<br />

Zekeringen vervangen...............188<br />

Zitplaatsen<br />

- met elektrische verstelling ........ 42<br />

- met elektrische verwarming...... 42<br />

- met handbediende verstelling.... 41<br />

- reinigen.................................224<br />

Zonnekleppen .......................... 81


247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 251<br />

NOTITIES


247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 252


247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 253


247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 254<br />

Voor wie hart heeft voor zijn auto.<br />

De kracht achter uw motor.<br />

Vraag uw dealer naar


247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 255<br />

De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia,<br />

een motorolielijn die voldoet aan de meest geavanceerde internationale<br />

specificaties. Tijdens specifieke tests blijkt dat door de hoge technische<br />

specificaties Selenia het smeermiddel is om de prestaties van uw motor<br />

optimaal en betrouwbaar te houden.<br />

SELENIA StAR<br />

HIGH PERFORMANCE smeermiddel voor bescherming<br />

van de motor, ook bij zeer zware thermische<br />

belastingen door een sportief gebruik. Een unieke formule<br />

voor maximale prestaties van motoren met een<br />

hoog specifiek vermogen, voor een optimale koude<br />

start en een constante viscositeit gedurende de<br />

gehele verversingsinterval. Speciale Selenia formule<br />

voor <strong>Alfa</strong> Romeo.<br />

SELENIA 20K <strong>Alfa</strong> Romeo<br />

Voor optimale prestaties en maximale bescherming<br />

tegen slijtage bij benzinemotoren met en zonder<br />

turbo- of multiklepsmotoren.<br />

SELENIA RACING<br />

Smeermiddel ontwikkeld met de ervaring op internationale<br />

racecircuits, garandeert uitstekende prestaties<br />

op het circuit en op de weg met optimale motorprestaties<br />

bij een sportief gebruik.<br />

De experts adviseren Selenia<br />

Selenia omvat een reeks technologisch geavanceerde producten:<br />

SELENIA DIGITECH<br />

Volledig synthetische motorolie voor benzine- en dieselmotoren.<br />

Geavanceerde technologie voor de motor;<br />

de garantie voor maximale bescherming, brandstofbesparing<br />

en betrouwbaarheid onder extreme klimatologische<br />

omstandigheden.<br />

SELENIA WR<br />

Specifieke olie voor common rail of Multijet dieselmotoren.<br />

Optimale koude start, maximale bescherming<br />

tegen slijtage, optimale werking van hydraulische klepstoters,<br />

beperking van het verbruik en stabiliteit bij<br />

hoge temperaturen.<br />

De Selenialijn wordt gecompleteerd door Selenia<br />

20K, Selenia TD, Selenia Performer Multipower en<br />

Selenia Performer 5W-40.<br />

Bezoek voor verdere informatie over de Selenia<br />

producten de site www.flselenia.com.


247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong>:247-256 <strong>Alfa</strong> SPIDER <strong>NL</strong> 5-6-09 11:52 Pagina 256<br />

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND<br />

bij gemiddelde beladingbar<br />

volbeladen bar<br />

Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.<br />

Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.<br />

Wanneer langdurig sneller dan 160 km/h wordt gereden, moet de bandenspanning hetzelfde zijn als bij een volbeladen auto.<br />

MOTOROLIE VERVERSEN (liter)<br />

2.2 JTS - 3.2 JTS<br />

Motorsmeercircuit 5,4<br />

Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.<br />

Bandenmaat<br />

215/55 R16 93V<br />

voor achter<br />

2,3 2,3<br />

2,6 2,6<br />

BRANDSTOFTANK (liters)<br />

2.2 JTS 3.2 JTS<br />

Tankinhoud 70 69<br />

Reserve 10 10<br />

Tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.<br />

SERVICE<br />

Bandenmaat<br />

225/50 R17 98W<br />

voor achter<br />

2,5 2,5<br />

2,7 2,7<br />

Bandenmaat<br />

235/45 R18 98W<br />

voor achter<br />

2,7 2,5<br />

2,8 2,6<br />

CUSTOMER SERVICES<br />

TECHNICAL SERVICES - SERVICE ENGINEERING<br />

<strong>Fiat</strong> Group Automobiles Netherlands B.V. - B.U. After Sales<br />

Importeur voor Nederland: <strong>Fiat</strong> Group Automobiles Netherlands B.V.<br />

Singaporestraat 92-100 - 1175 RA Lijnden<br />

Druknummer 604.31.439 <strong>NL</strong> - 1 e Editie - 03/2006<br />

Gedrukt door Hoogcarspel Grafische Communicatie, Middenbeemster<br />

Alle rechten voorbehouden. Nadruk, zowel geheel als gedeeltelijk,<br />

verboden zonder schriftelijke toestemming van <strong>Fiat</strong> Auto S.p.A.<br />

Noodreservewiel<br />

T125/80 R17<br />

4,2


SERVICE<br />

NEDERLANDS

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!