SQUEEZE OUT - IBR
SQUEEZE OUT - IBR
SQUEEZE OUT - IBR
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />
FORUM 2003<br />
<strong>SQUEEZE</strong> <strong>OUT</strong><br />
Evaluatie, informatie, bescherming van de<br />
aandeelhouder<br />
Leden van de Commissie:<br />
Voorzitter<br />
Mevrouw P. TYTGAT, Bedrijfsrevisor, BST<br />
Bedrijfsrevisoren<br />
Ondervoorzitter<br />
De heer J. DE LUYCK, Bedrijfsrevisor, Ernst &<br />
Young Bedrijfsrevisoren<br />
Andere<br />
De heer J.M. NELISSEN GRADE, Advocaat,<br />
Linklaters, de Bandt<br />
De heer B. FERON, Advocaat, NautaDutilh<br />
De heer Th. LHOEST, Adjunct-Directeur<br />
Commissie voor het Bank- en Financiewezen<br />
Mevrouw G. VANDEWEERD, Bedrijfsrevisor,<br />
PricewaterhouseCoopers Bedrijfsrevisoren<br />
Wetenschappelijk secretariaat Mevrouw V. VAN DE WALLE, Juridisch<br />
Directeur, Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />
Mevrouw J. SCHICKS, Bedrijfsrevisor, Ernst &<br />
Young Bedrijfsrevisoren<br />
De heer C. DEREUME, BST Bedrijfsrevisoren
EXECUTIVE SUMMARY<br />
1. Inleiding<br />
De procedure van het uitkoopbod van de effecten van de<br />
minderheidsaandeelhouders of squeeze out bestaat erin dat iedere natuurlijke<br />
persoon of iedere rechtspersoon (bieder) die, alleen of in onderling overleg<br />
handelend, 95% van de stemrechtverlenende effecten van een vennootschap 1 bezit,<br />
het geheel van de effecten van deze vennootschap kan verwerven, mits betaling<br />
van een billijke prijs.<br />
De bieder kan de bedoeling hebben om de doelvennootschap uit de markt te halen,<br />
of een hinderlijke minderheidsaandeelhouder uit te sluiten, of nog, in te gaan op<br />
het verzoek van kleine aandeelhouders die uit de vennootschap willen stappen. In<br />
elk van deze hypotheses impliceert de squeeze out in de huidige context een<br />
voorrecht van de meerderheidsaandeelhouder. De procedure heeft voor gevolg dat<br />
de werking van de vennootschap minder zwaar wordt en geeft een grotere vrijheid<br />
in de uitoefening van de controlebevoegdheid.<br />
De formele aspecten die moeten worden nageleefd, zijn verschillend naargelang de<br />
vennootschap al dan niet een publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft<br />
gedaan (onderscheid tussen de zogenaamde “publieke” of “openbare”<br />
vennootschappen en de “privé-” vennootschappen).<br />
De wetgever heeft ervoor geopteerd om in de wettekst (artikel 513 van het<br />
Wetboek van vennootschappen) enkel de grote lijnen op te nemen; de details van<br />
de procedure worden geregeld via een koninklijk besluit.<br />
Een squeeze out kan verder ook gebaseerd zijn op artikel 32 van het koninklijk<br />
besluit van 8 november 1989 (heropening, onder bepaalde voorwaarden, van een<br />
openbaar overnamebod wanneer de bieder 95% of meer van de effecten heeft<br />
verworven) of nog, verbonden worden aan een openbaar bod, overeenkomstig<br />
artikel 41 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 (verplichting om, onder<br />
bepaalde voorwaarden, een bod uit te brengen wanneer een natuurlijke persoon of<br />
een rechtspersoon de exclusieve of gezamenlijke controle heeft verworven over<br />
een naamloze vennootschap die een publiek beroep op het spaarwezen doet of<br />
heeft gedaan door middel van één of meerdere verrichtingen waardoor die persoon<br />
95% van de effecten heeft verkregen).<br />
De effecten die bedoeld worden in het bod zijn de stemrechtverlenende effecten,<br />
maar eveneens de effecten die recht geven op de inschrijving op, de verwerving<br />
van of het behoud van dergelijke effecten. De squeeze out-procedure kan ook<br />
betrekking hebben op de inschrijvingsrechten (aandelenopties bijvoorbeeld).<br />
1<br />
Een naamloze vennootschap (artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen) of een<br />
commanditaire vennootschap op aandelen (artikel 658 van het Wetboek van vennootschappen).<br />
1
2. Zogenaamde “publieke” vennootschappen<br />
De te volgen procedure en de modaliteiten inzake de bepaling van de prijs van het<br />
bod zijn gedefinieerd in de artikelen 45 tot 61 van het koninklijk besluit van 8<br />
november 1989 op de openbare overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de<br />
controle op vennootschappen.<br />
In essentie kan het volgende opgemerkt worden:<br />
− op het einde van de procedure is er een echte “uitzetting” van de betrokken<br />
aandeelhouders, aangezien de effecten die niet aangeboden worden van<br />
rechtswege overgedragen worden aan de bieder (het bod is dwingend);<br />
− aan de CBF wordt een zogenaamde controle-opdracht toevertrouwd die de<br />
Commissie ertoe brengt om het prospectus inzake het bod goed te keuren, de<br />
formele regelmatigheid van de verrichting te controleren en om, indien een<br />
onregelmatigheid wordt vastgesteld, de Voorzitter van de Rechtbank van<br />
Koophandel te vatten;<br />
− de hoedanigheid van de onafhankelijke expert, die het verslag opmaakt over de<br />
relevantie van de door de bieder gehanteerde waarderingsmethodes om de<br />
vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen, is niet gepreciseerd.<br />
De CBF is evenwel van mening dat deze persoon niet de commissaris kan zijn,<br />
noch van de bieder nog van de doelvennootschap.<br />
3. Zogenaamde “privé-” vennootschappen<br />
De te volgen procedure en de modaliteiten inzake de bepaling van de prijs van het<br />
bod zijn gedefinieerd in de artikelen 209 tot 219 van het koninklijk besluit van 30<br />
januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen.<br />
In essentie kan het volgende opgemerkt worden:<br />
− op het einde van de procedure zullen de effecten van de<br />
minderheidsaandeelhouders die uitdrukkelijk te kennen hebben gegeven dat ze<br />
hun effecten willen behouden, op naam worden (het bod is dus niet dwingend);<br />
− de CBF komt niet tussen;<br />
− de onafhankelijke expert, die het verslag opmaakt over de relevantie van de<br />
door de bieder gehanteerde waarderingsmethodes om de vennootschap te<br />
waarderen en de prijs te rechtvaardigen, dient een bedrijfsrevisor of een<br />
externe accountant te zijn.<br />
2
4. Tussenkomende personen<br />
Naast de bestuurders, de financiële directeurs, de bedrijfsjuristen en andere<br />
sleutelpersonen die optreden binnen de biedende vennootschap zelf, kunnen ook<br />
nog andere externe personen ingeval van een squeeze out tussenkomen:<br />
− de CBF (ingeval van verrichtingen bij zogenaamde “publieke” verrichtingen) is<br />
ermee belast om de informatie en de gelijke behandeling van de<br />
aandeelhouders te garanderen, hun belangen te vrijwaren, alsook de<br />
transparantie en de goede werking van de markt te bewerkstelligen;<br />
− de financiële tussenpersonen kunnen tussenkomen als loketinstelling, in de<br />
hoedanigheid van raadgever van de bieder, in de hoedanigheid van instantie die<br />
garant staat voor het attest inzake de beschikbaarheid van fondsen (tegenover<br />
de CBF), in de hoedanigheid van onafhankelijk expert, of nog, om een fairness<br />
opinion af te leveren (artikel 32 van het K.B. van 8 november 1989);<br />
− de advocaat, die meestal een raadgevende rol speelt bij de voorbereiding en bij<br />
het lanceren van de squeeze out-verrichting; hij is belast met de analyse van de<br />
juridische problemen en houdt zich bezig met de contacten met de CBF, of<br />
nog, hij stelt een deel of het geheel van het prospectus op;<br />
− de bedrijfsrevisor kan tussenkomen als raadgever van de bieder, als raadgever<br />
van de minderheidsaandeelhouders, als onafhankelijk expert (behalve ingeval<br />
van een publieke verrichting en als hij de commissaris is van de bieder of de<br />
doelvennootschap) of nog, als degene die een fairness opinion uitbrengt.<br />
5. Analyse van de squeeze out-verrichtingen tussen 1999 en 2002<br />
Hoewel elke squeeze out-verrichting specifieke kenmerken vertoont, laat een<br />
analyse van de publieke verrichtingen die hebben plaatsgevonden tussen 1999 en<br />
2002 toe om een aantal grote tendensen vast te stellen, en dit aan de hand van een<br />
indeling op basis van een beperkt aantal parameters.<br />
Zo is dit onder meer het geval op het vlak van de voorafgaande controle van de<br />
bieder, de gehanteerde waarderingsmethoden, de eventuele door de bieder betaalde<br />
premies, enz.<br />
Deze bemerkingen dragen ertoe bij om voor de zogenaamde “publieke”<br />
vennootschappen, bepaalde veronderstellingen zowel te bevestigen als te<br />
ontkennen.<br />
Andere vaststellingen zijn gedaan als gevolg van een analyse van een (beperktere)<br />
steekproef van verrichtingen inzake “privé-” vennootschappen.<br />
3
VRAGEN VOOR DISCUSSIE TIJDENS DE WERKZAAMHEDEN VAN 17<br />
OKTOBER 2003<br />
1. Inzake de bijzondere praktijkervaring van de tussenkomende partijen:<br />
1.1. Waarin bestaat uw praktische ervaring?<br />
- als raadgever van de bieder?<br />
- als onafhankelijke expert?<br />
- als instantie die een fairness opinion afgeeft?<br />
1.2. Bent u geconfronteerd met problemen inzake onafhankelijkheid? Waar<br />
kunnen volgens u problemen op het vlak van onafhankelijkheid rijzen?<br />
1.3. Wat is uw reactie ten aanzien van de gewoonlijk gehanteerde<br />
waarderingsmethodes?<br />
2. Inzake de tussenkomst van de CBF:<br />
2.1. Heeft u terzake enige bijzondere ervaring?<br />
2.2. Wat denkt u over het verschil in mening tussen de CBF en het <strong>IBR</strong>? (De<br />
CBF is van oordeel dat de commissaris van de doelvennootschap of biedende<br />
vennootschap niet kan optreden als onafhankelijk deskundige).<br />
3. Inzake de huidige wetgeving:<br />
Wat denkt u over het verschillend wettelijk stelsel naargelang het gaat om een<br />
publieke of privé-squeeze-out (al dan niet dwingend bod)?<br />
4. Inzake de toekomstige evoluties:<br />
4.1. Welke mogelijke evolutie voor de bedrijfsrevisor?<br />
Uit het onderzoek van de publieke squeeze out-verrichtingen, evenals uit de<br />
internationale praktijk blijkt dat het voornamelijk de financiële instellingen of<br />
4
de corporate finance afdelingen van internationale auditkantoren zijn die over<br />
het algemeen aangesteld worden als onafhankelijk expert.<br />
Men kan zich in het kader van de voorbereidende werkzaamheden van het<br />
FORUM 2003 van het revisoraat afvragen of de bedrijfsrevisor zich niet meer<br />
zou kunnen profileren als echte financiële expert en meer als dusdanig zou<br />
erkend worden. Hoe denkt u hierover?<br />
4.2. Een systematische contactname voorstellen tussen de onafhankelijke expert<br />
en de commissaris?<br />
Uit de contacten die de Forumcommissie Squeeze out heeft gehad met diverse<br />
practici, is gebleken dat het blijkbaar niet gebruikelijk is dat de<br />
onafhankelijke expert contact opneemt met de commissaris in functie.<br />
Deze vaststelling lijkt paradoxaal, gezien het feit dat de commissaris in het<br />
kader van zijn mandaat, soms over verschillende jaren, over relevante<br />
informatie beschikt omtrent diverse aspecten die de bestaande of toekomstige<br />
financiële informatie kan beïnvloeden.<br />
Zo kan bijvoorbeeld gedacht worden aan:<br />
- de bijzondere waarderingsregels;<br />
- de financiële gevolgen die verband houden met rechten en<br />
verplichtingen buiten balans;<br />
- de wijze van totstandkoming en de hypotheses die de grondslag<br />
vormen voor toekomstgerichte waarderingen;<br />
- de resultaten van de risicoanalyse van de bedrijfsactiviteiten;<br />
- de waaardering van de interne controlesystemen;<br />
die vaak op betekenisvolle wijze het getrouw beeld van de<br />
referentierekeningen beïnvloeden.<br />
In deze zin komt het de Commissie voor dat de commissaris een echte<br />
toegevoegde waarde kan betekenen voor de taak van de onafhankelijke<br />
expert. Hoe denkt u hierover?<br />
4.3. Naar een gezamenlijke tussenkomst?<br />
Waarom de situatie niet vooropstellen dat de commissaris, zonder zelf de<br />
onafhankelijke expert te zijn, zou tussenkomen als aanvulling bij de expert,<br />
om zich uit te spreken over de relevantie van de door de bieder gebruikte<br />
waarderingsmethoden en over de bescherming van de belangen van de<br />
aandeelhouders?<br />
5
De commissaris is inderdaad benoemd, op voorstel van het bestuursorgaan<br />
(en in voorkomend geval, van de ondernemingsraad) door het geheel van de<br />
aandeelhouders en geniet dus hun vertrouwen.<br />
5. Inzake de Reverse squeeze out<br />
Wat te denken over het wetsontwerp tot wijziging van artikel 513bis van het<br />
Wetboek van vennootschappen?<br />
6
INHOUDSTAFEL<br />
1. TERMINOLOGIE ....................................................................................................................... 9<br />
2. INLEIDING............................................................................................................................... 10<br />
2.1. Wettelijke basis ........................................................................................ 10<br />
2.2. Toepassingsveld........................................................................................ 10<br />
2.3. Doelstelling................................................................................................ 10<br />
2.4. Openbare aanbiedingen/privé aanbiedingen......................................... 11<br />
2.5. Heropening openbaar overname aanbod (OOA).................................. 12<br />
3. CONTEXT EN ROL VAN DE VERSCHILLENDE EXTERNE TUSSENPERSONEN....... 14<br />
3.1. De CBF ...................................................................................................... 14<br />
3.2. De financiële tussenpersonen .................................................................. 16<br />
3.3. De advocaat............................................................................................... 18<br />
3.4. De bedrijfsrevisor/commissaris .............................................................. 18<br />
4. EMPIRISCHE STUDIE OVER DE SINDS 1999 UITGEBRACHTE AANBIEDINGEN.... 20<br />
4.1. Inleiding .................................................................................................... 20<br />
4.2. Gegevensbank “openbare vennootschappen” ....................................... 21<br />
4.3. Gegevensbank “privé-vennootschappen”.............................................. 34<br />
4.4. Algemene conclusies over de analyse van de gegevensbank ................ 36<br />
5. OVERZICHT VAN DE GESPREKKEN MET DE FINANCIEEL ADVISEURS ................. 37<br />
5.1. Inleiding .................................................................................................... 37<br />
5.2. Voorbereiding van de gesprekken.......................................................... 37<br />
5.3. Overzicht van de tijdens de gesprekken gemaakte opmerkingen ....... 38<br />
5.3.1. Wat betreft de ervaring van de tussenpersonen ................................. 39<br />
5.3.2. Wat de problematiek van de waardering betreft ................................ 40<br />
5.3.3. Wat betreft de problematiek van de informatie ................................. 40<br />
5.3.4. Wat de relatie betreft met de commissaris van de vennootschap ...... 41<br />
5.4. Enkele vragen ........................................................................................... 41<br />
6. MOGELIJKE ROL VAN DE REVISOR.................................................................................. 43<br />
6.1. Bedrijfsrevisor financieel expert............................................................. 43<br />
6.2. De onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor ........................................ 43<br />
6.3. Onafhankelijkheid van de commissaris in België ................................. 44<br />
7
6.4. Bedrijfsrevisor staat borg voor het naleven van het beroepsgeheim .. 46<br />
6.5. Een contactname suggereren tussen de onafhankelijke expert en de<br />
commissaris?......................................................................................................... 46<br />
6.6. Collegiale tussenkomst?........................................................................... 47<br />
7. BIJZONDERE VRAGEN ......................................................................................................... 48<br />
7.1. Grondwettelijk karakter van squeeze-out.............................................. 48<br />
7.2. Reverse squeeze out................................................................................... 53<br />
7.2.1. Begrippen ........................................................................................... 53<br />
7.2.2. Huidige toestand van de vraag........................................................... 54<br />
7.3. Verschillen CBF/<strong>IBR</strong> ............................................................................... 55<br />
7.4. Objectieve verschillen tussen openbare en privé-vennootschappen ... 57<br />
8. CONCLUSIE………………………………………………………………… 60<br />
BIJLAGEN ……………………………………………………………………… 62<br />
8
1. TERMINOLOGIE<br />
In voorliggend document zullen we volgende terminologie hanteren:<br />
− Openbare vennootschap: vennootschap die een publiek beroep heeft<br />
gedaan op het spaarwezen, in België of het<br />
buitenland;<br />
− Privé-vennootschap: vennootschap die geen publiek beroep doet, of<br />
heeft gedaan, op het spaarwezen, noch in België,<br />
noch in het buitenland;<br />
− OOA: openbaar overname aanbod;<br />
− OUB: openbaar uitkoopbod:<br />
− OBU: openbaar bod tot uitwisseling.<br />
9
2. INLEIDING<br />
De procedure voor de uitkoopaanbieding van effecten van<br />
minderheidsaandeelhouders of squeeze out bestaat erin dat elke natuurlijke persoon<br />
of rechtspersoon (biedende) die alleen of samen 95% van de stemrechtverlenende<br />
effecten van een vennootschap in handen heeft, de totaliteit van het saldo van die<br />
stemrechtverlenende effecten kan verwerven, tegen betaling van een correcte prijs.<br />
2.1. Wettelijke basis<br />
Squeeze out werd ingevoerd in de gecoördineerde wetten op de<br />
handelsvennootschappen (art. 190quinquies) door de wet van 13 april 1995.<br />
Twee uitvoeringsbesluiten hebben de invoering van die bepaling mogelijk<br />
gemaakt: enerzijds het koninklijk besluit van 11 juni 1997 tot wijziging van<br />
het koninklijk besluit van 8 november 1989 houdende de openbare<br />
overnameaanbiedingen en de wijziging van de controle van<br />
vennootschappen 2 (B.S. 8 juli 1997) en die de procedure vastlegt die van<br />
toepassing is op de uitkoopaanbiedingen van effecten van vennootschappen<br />
die een publiek beroep doen, of hebben gedaan op het spaarwezen, en<br />
anderzijds het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel<br />
190quinquies, §2, van de gecoördineerde wetten op de<br />
handelsvennootschappen, van toepassing op de zogenaamde besloten<br />
vennootschappen 3 .<br />
Het uitkoopbod van minderheidsaandelen, of squeeze out, is vandaag<br />
geregeld door artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen.<br />
2.2. Toepassingsveld<br />
Artikel 513 beoogt enkel naamloze vennootschappen, eender of ze nu al dan<br />
niet een publiek beroep op het spaarwezen hebben gedaan. Artikel 657 van<br />
het Wetboek van vennootschappen heeft het toepassingsveld van die bepaling<br />
uitgebreid naar de commanditaire vennootschap op aandelen.<br />
2.3. Doelstelling<br />
Doelstelling van de biedende kan zijn, ofwel de doelvennootschap van de<br />
markt waarop ze is genoteerd te halen, ofwel een hinderlijke<br />
2<br />
3<br />
Dit besluit werd zelf licht gewijzigd door een koninklijk besluit van 21 april 1999 (B.S. 19<br />
juni 1999).<br />
Het koninklijk besluit van 3 mei 1999 werd herroepen door het koninklijk besluit van 30<br />
januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen (B.S. 6 februari 2001).<br />
10
minderheidsaandeelhouder uit te sluiten, ofwel in te gaan op de vraag van<br />
kleine aandelenbezitters die wensen uit te stappen. Squeeze out is op vandaag<br />
in elk geval een voorrecht van de controlerende aandeelhouder en zal als<br />
gevolg hebben, de werkingslasten van de vennootschap te verlichten en een<br />
grotere vrijheid te geven bij de uitoefening van de controlebevoegdheid.<br />
2.4. Openbare aanbiedingen/privé aanbiedingen<br />
Een squeeze out operatie kan via een publiek of privaat uitkoopbod gebeuren,<br />
naargelang het aanbod al dan niet slaat op de effecten van een vennootschap<br />
die een publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan.<br />
Een vennootschap wordt geacht een openbaar bod op het spaarwezen te doen<br />
of gedaan te hebben (hierna “openbare vennootschap”) wanneer zij een<br />
publiek beroep op het spaarwezen heeft gedaan in België of in het buitenland<br />
via een openbaar aanbod tot inschrijving, een openbaar aanbod tot omruiling<br />
of een opneming in de officiële prijsnotering van een<br />
effectenbeursvennootschap binnen een lidstaat van de Europese Unie of op<br />
een andere gereglementeerde markt, in de zin van artikel 1, §3, van de wet<br />
van 6 april 1995, van obligaties of effecten die al dan niet kapitaal<br />
vertegenwoordigen, en al dan niet stemrecht verlenen, alsook van effecten die<br />
recht geven op inschrijving of verwerving van dergelijke effecten of op<br />
omzetting in dergelijke effecten (art. 438, al. 1 van het Wetboek van<br />
vennootschappen).<br />
Een vennootschap wordt daarentegen geacht “niet openbaar” te zijn (hierna<br />
“privé-vennootschap”), hetzij wanneer ze niet langer geacht wordt een<br />
openbaar bod op het spaarwezen te doen of gedaan te hebben bij toepassing<br />
van artikel 438, al. 3 van het Wetboek van vennootschappen, hetzij wanneer<br />
ze nooit is overgegaan tot een van de in vorige alinea beoogde operaties.<br />
Artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen onderwerpt het openbaar<br />
uitkoopbod aan twee afzonderlijke stelsels al naargelang het bod op een<br />
openbare vennootschap of een privé-vennootschap slaat.<br />
De te volgen procedure en de modaliteiten die de prijs van het bod<br />
vastleggen, zijn voor de openbare vennootschappen bepaald door artikel 45<br />
van het koninklijk besluit van 8 november 1989 houdende de openbare<br />
uitkoopaanbieding en de wijziging van de controle op maatschappijen (B.S.<br />
11 november 1989). Voor de privé-vennootschappen zijn de artikels 209 tot<br />
219 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het<br />
Wetboek van vennootschappen (B.S. 6 februari 2001) van toepassing.<br />
De twee procedures verschillen op drie essentiële punten.<br />
Ten eerste biedt de procedure die van toepassing is op privévennootschappen<br />
de minderheidsaandeelhouders, die er uitdrukkelijk om<br />
11
verzoeken, de mogelijkheid hun effecten, welke zijn omgezet in nominatieve<br />
effecten, te behouden, dit in tegenstelling tot de uitkoopprocedure van<br />
minderheidseffecten van een openbare vennootschap die we als quasionteigening<br />
kunnen bestempelen (op het einde van de procedure worden de<br />
niet aangeboden effecten van rechtswege overgedragen).<br />
Ten tweede wordt, in het geval van een uitkoopbod op effecten van een<br />
openbare vennootschap de Commissie voor het Bank- en Financiewezen<br />
belast met een controle-opdracht die haar ertoe brengt het prospectus bij een<br />
aanbod goed te keuren, de formele regelmatigheid van de operatie te<br />
controleren en zich tot de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel te<br />
wenden bij het vaststellen van onregelmatigheden (art. 45 tot 60 van het<br />
koninklijk besluit van 8 november 1989). Uitkoopaanbiedingen op effecten<br />
van een privé-vennootschap zijn daarentegen niet aan de controle van de CBF<br />
onderworpen.<br />
Ten derde, in het geval van een uitkoopaanbieding op effecten van een privévennootschap<br />
moet de onafhankelijke expert, die een rapport opstelt over de<br />
relevantie van de door de bieder gebruikte waarderingsmethodes om de<br />
vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen, hetzij een<br />
bedrijfsrevisor zijn, hetzij een accountant (art. 213 van het koninklijk besluit<br />
van 30 januari 2001). In het geval van uitkoopaanbiedingen op effecten van<br />
een openbare vennootschap daarentegen wordt niets bepaald over de<br />
identiteit van de onafhankelijk expert (art. 47 van het koninklijk besluit van 8<br />
november 1989). Toch verduidelijkt de Commissie voor het Bank- en<br />
Financiewezen in omzendbrief D2 F5/2000/5 van 19 december 2000 dat ze<br />
“voortaan volgende interpretatie zal geven aan voormeld artikel 47, nl. dat<br />
de commissaris van de bieder of van de doelvennootschap (of ondernemingen<br />
die ermee verbonden zijn) niet kan worden aangesteld als onafhankelijk<br />
expert binnen het kader van de uitkoopaanbiedingen. Dit geldt ook voor de<br />
andere personeelsleden van de firma waar de commissaris werkzaam is.”<br />
2.5. Heropening openbaar overname aanbod (OOA)<br />
Een squeeze out kan tenslotte ook worden uitgebracht op basis van artikel 32<br />
van het koninklijk besluit van 8 november 1989 (heropening, onder bepaalde<br />
voorwaarden, van een OOA wanneer de bieder 95% of meer van de effecten<br />
heeft verworven). Wanneer een bieder een OOA uitbrengt met de bedoeling<br />
de totaliteit van de aandelen van een andere vennootschap te verwerven,<br />
bevriend, of vijandig, met als resultaat dat hij eigenaar wordt van 95% of<br />
meer van de aandelen van de doelvennootschap en dat hij meer dan twee<br />
derden van de door het bod beoogde effecten heeft verworven, kan hij het<br />
saldo verwerven aan identieke voorwaarden, op voorwaarde dat hij deze<br />
mogelijkheid in de prospectus heeft voorbehouden. Hij zal het bod dan aan<br />
dezelfde voorwaarden kunnen heropenen, om over te gaan tot een uitkoopbod<br />
in de zin van artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen.<br />
12
Zo ook, wanneer een natuurlijk persoon of een rechtspersoon de exclusieve of<br />
gezamenlijke controle van een naamloze vennootschap heeft verworven, die<br />
een publiek beroep doet, of heeft gedaan op het spaarwezen, middels een of<br />
meerdere transacties waardoor ze 95% heeft verworven van de<br />
stemrechtverlenende effecten, mag ze, conform artikel 41, § 3 van het<br />
koninklijk besluit van 8 november 1989, aan het aan het publiek gedane bod<br />
de uitwerking geven van een uitkoopbod. Dit moet worden bepaald in de<br />
aankondiging met betrekking tot het uitkoopbod en in het prospectus.<br />
13
3. CONTEXT EN ROL VAN DE VERSCHILLENDE EXTERNE<br />
TUSSENPERSONEN<br />
Naast de bestuurders, de financieel directeurs, de bedrijfsjuristen en andere<br />
sleutelpersonen die actief zijn binnen de bieder zelf, worden bepaalde<br />
tussenpersonen, extern aan de betrokken vennootschappen, betrokken bij een squeeze<br />
out. Hun rol kan als volgt worden samengevat.<br />
3.1. De CBF<br />
In geval van een openbaar uitkoopbod (squeeze out) treedt de Commissie<br />
voor het Bank- en Financiewezen (CBF) op verschillende niveaus tijdens de<br />
procedure op. Haar optreden wordt strikt geregeld door de wet van 2 maart<br />
1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in<br />
beursgenoteerde vennootschappen, die de openbare aanbiedingen tot<br />
aankoop regelt, alsook door het koninklijk besluit van 8 november 1989<br />
houdende de openbare overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de<br />
controle op vennootschappen. De doelstellingen van het optreden van de CBF<br />
ter zake zijn de informatie en de gelijkheid van behandeling van houders van<br />
effecten te verzekeren, hun belangen te vrijwaren alsook de transparantie en<br />
de goede werking van de markt te begunstigen.<br />
We zullen om te beginnen de rol van de CBF analyseren binnen het kader van<br />
de pure openbare uitkoopaanbiedingen zoals beoogd door hoofdstuk IV van<br />
het koninklijk besluit van 8 november 1989, om vervolgens het kader te<br />
schetsen waarbinnen de CBF optreedt bij een openbaar bod tot aankoop die,<br />
conform artikel 32 van hetzelfde besluit of artikel 41, § 3, de vorm kan<br />
aannemen van een openbaar uitkoopbod.<br />
Wanneer een vennootschap een openbaar uitkoopbod wil uitbrengen, moet zij<br />
er de CBF van op de hoogte brengen, conform artikel 46 van het koninklijk<br />
besluit van 8 november 1989. In deze mededeling moet de prijs vermeld<br />
staan alsook de voornaamste voorwaarden en modaliteiten van het bod. Ook<br />
moeten er aanwijzingen in staan die aantonen dat er voldaan is aan de door<br />
artikel 45 van hetzelfde besluit bepaalde voorwaarden.<br />
Bij het bericht aan de CBF zit een dossier bijgevoegd conform de<br />
voorschriften van de CBF met daarin het ontwerp van het prospectus, het<br />
verslag van de onafhankelijke expert en het advies van de raad van bestuur.<br />
Wanneer de CBF een bericht heeft ontvangen, maakt zij dit openbaar en geeft<br />
aan waar het publiek het verslag van de onafhankelijke expert kan verkrijgen.<br />
14
De houders van de effecten die het voorwerp van het bod uitmaken hebben<br />
15 dagen de tijd, vanaf de voormelde bekendmaking, om de CBF hun<br />
bezwaren tegen het bod kenbaar te maken…<br />
De CBF houdt rekening met de bezwaren van de houders van de effecten en<br />
indien ze dit nuttig acht, neemt ze ze bij haar opmerkingen op. De CBF kan<br />
die opmerkingen openbaar maken.<br />
Indien de CBF meent geen opmerkingen te moeten formuleren, kan ze<br />
onmiddellijk een uitspraak doen over de goedkeuring van het prospectus.<br />
Nadat de CBF haar opmerkingen heeft geformuleerd beschikt de bieder over<br />
15 dagen om er op te antwoorden en zo nodig zijn bod te wijzigen in een<br />
meer gunstige zin. Na deze termijn spreekt de CBF zich uit over de<br />
goedkeuring van het prospectus.<br />
Conform artikel 29ter, §§ 2 en 3 van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli<br />
1935 mag de CBF de bieder ervan op de hoogte stellen, indien ze meent dat<br />
de operatie het publiek kan misleiden. Indien geen rekening wordt gehouden<br />
met het advies van de CBF kan ze weigeren het prospectus goed te keuren.<br />
Na het van kracht worden van artikel 121, § 1 er , 2° van de wet van 2 augustus<br />
2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële<br />
diensten, zal bij het Hof van Beroep van Brussel 4 beroep mogelijk zijn tegen<br />
de beslissingen van de CBF.<br />
Ingevolge artikel 136, §§ 3 en 4 van diezelfde wet van 2 augustus 2002 welke<br />
van kracht werd op 1 juni 2003, beschikt de CBF over een direct interventieen<br />
injunctierecht om de correcte toepassing van de bepalingen inzake<br />
openbare overnameaanbiedingen te verzekeren. Zo kan ze de<br />
verantwoordelijke persoon gelasten zich te schikken naar de bepalingen, een<br />
einde te stellen aan de vastgestelde onregelmatigheid of er de gevolgen van<br />
teniet te doen, en de persoon die ervoor verantwoordelijk is te verbieden<br />
gebruik van de rechten te maken of van de voordelen te genieten die hij uit<br />
die onregelmatigheden zou kunnen halen. Ze kan die beslissingen bekend<br />
maken, dwangsommen opleggen en zelfs administratieve boetes 5 .<br />
Het prospectus mag pas na goedkeuring door de CBF worden gepubliceerd.<br />
De minimale inhoud ervan staat in het specifieke schema dat in bijlage van<br />
het koninklijk besluit 8 november 1989 werd opgenomen.<br />
4<br />
5<br />
Vóór het van kracht worden van de wet van 2 augustus 2002, moet het beroep worden<br />
ingediend bij de Minister van Financiën.<br />
Vóór het van kracht worden van de wet van 2 augustus 2002 kon de CBF gebruik maken van<br />
artikels 16 en 17 van de wet van 2 maart 1989 die haar verplichten zich tot de Voorzitter van<br />
de Rechtbank van Koophandel te richten wanneer een operatie de belangen van de houders<br />
van de effecten schaadt om een injunctie te verkrijgen.<br />
15
Wanneer de bekendmaking van documenten of verklaringen het publiek zou<br />
kunnen misleiden, mag de CBF een rechtzetting eisen of er zelf één<br />
publiceren. Elk significant feit dat het oordeel van de houders van de<br />
effecten van de doelvennootschap zou kunnen beïnvloeden moet het<br />
voorwerp uitmaken van een bijkomende prospectus die is gecontroleerd door<br />
de CBF.<br />
We wensen er ten slotte nog op te wijzen dat de heropening van een openbare<br />
overnameaanbieding volgens artikel 32 van het koninklijk besluit van 8<br />
november 1989 de vorm kan aannemen van een openbaar uitkoopbod en dit,<br />
zonder tussenkomst van een onafhankelijke expert.<br />
Conform artikel 41, § 3 van hetzelfde besluit kan een verplicht openbaar bod<br />
dezelfde uitwerking hebben als een openbaar uitkoopbod zonder tussenkomst<br />
van een onafhankelijke expert.<br />
Zoals reeds gezegd treedt de CBF op bij het indienen van het dossier, bij de<br />
bekendmaking van een bericht van aanbod en de goedkeuringsprocedure van<br />
het prospectus, welke het specifieke schema moet volgen dat in bijlage zit<br />
van het koninklijk besluit van 8 november 1989. De bepalingen die van<br />
toepassing zijn inzake informatie die het publiek kan misleiden, inzake<br />
bijlage aan het prospectus, het zich wenden tot de Voorzitter van de<br />
Rechtbank van Koophandel of inzake controle, zijn dezelfde als de<br />
bepalingen die zijn voorzien bij de openbare overnameaanbiedingen.<br />
3.2. De financiële tussenpersonen<br />
De financiële tussenpersonen (om voorliggende bijdrage te vereenvoudigen<br />
verwijzen we ook naar de hierna vermelde “banken”) kunnen in verschillende<br />
hoedanigheden optreden in het kader van een openbaar uitkoopbod.<br />
Ze kunnen optreden als loketinstelling, als raadgever van de bieder, als borg<br />
om tegenover de CBF een attest uit te geven dat er fondsen beschikbaar zijn,<br />
als onafhankelijk expert of nog om een fairness opinion uit te geven.<br />
Deze rollen zijn niet noodzakelijk met mekaar verbonden, noch sluiten zij<br />
elkaar uit, op dit ene punt na dat de CBF in een omzendbrief heeft<br />
verduidelijkt dat een loketinstelling niet tegelijk de rol van onafhankelijk<br />
expert op zich kan nemen.<br />
Het koninklijk besluit van 8 november 1989 bepaalt dat een kredietinstelling<br />
moet zorgen voor de ontvangst van de acceptaties en de betaling van de prijs<br />
van deze gekochte aandelen. Het is in de rol van loketinstelling, via dewelke<br />
de tussenpersoon zijn agentschapsnetwerk ter beschikking van de bieder stelt,<br />
in staat voor de administratieve afhandeling van de operatie (drukken van het<br />
prospectus, publicatie van de persaffiches, enz.), de acceptaties van het bod<br />
16
ontvangt en overgaat tot de betaling van de aandeelhouders. De<br />
loketinstelling stelt het prospectus tevens ter beschikking van het publiek.<br />
Voormeld koninklijk besluit voegt er nog aan toe dat een kredietinstelling aan<br />
de CBF moet bewijzen dat de bieder over de nodige fondsen of<br />
onherroepelijke en onvoorwaardelijke kredietlijnen beschikt, die uitsluitend<br />
bestemd zijn voor de betaling van de effecten die binnen het kader van het<br />
bod zijn verworven. Het gaat om de uitgifte van een attest waaruit blijkt dat<br />
de fondsen beschikbaar zijn.<br />
De functie van loketinstelling gaat dikwijls gepaard met die van financieel<br />
adviseur. In dit verband geeft de tussenpersoon de bieder voornamelijk advies<br />
bij het vastleggen van een rechtvaardiging van de prijs, bij de uitwerking van<br />
het prospectus, in de contacten met de CBF bij de inleiding van het dossier en<br />
bij de goedkeuring van het prospectus. Tevens adviseren zij bij het<br />
formuleren van de antwoorden die moeten worden gegeven op de door de<br />
CBF, en indien nodig door de minderheidsaandeelhouders, gestelde vragen.<br />
De financiële tussenpersoon kan tevens optreden als onafhankelijke expert<br />
binnen het kader van artikel 47 van het voormelde koninklijk besluit. In dit<br />
verband moet hij een rapport opstellen waarin hij zich, gelet op de normaal<br />
gehanteerde waarderingscriteria, uitspreekt over de relevantie van de door de<br />
bieder gebruikte methodes om de doelvennootschap te waarderen en de<br />
aangeboden prijs te rechtvaardigen. De expert geeft in zijn rapport aan of de<br />
prijs al dan niet de belangen van de effectenhouders vrijwaart. Dit rapport<br />
wordt ter beschikking van het publiek gesteld vóór het uitkoopbod en de<br />
minderheidsaandeelhouders kunnen er commentaar op geven, gericht aan de<br />
CBF. De CBF kan deze commentaren desgevallend doorgeven aan de bieder,<br />
die ze dan meldt in zijn prospectus.<br />
De financiële tussenpersoon kan ten slotte een fairness opinion uitbrengen<br />
voor rekening van de raad van bestuur van de doelvennootschap. Binnen het<br />
kader van een openbare overnameaanbieding die desgevallend kan worden<br />
gevolgd door een openbaar uitkoopbod volgens de bepalingen van artikel 32<br />
van het voormelde koninklijk besluit, beschikt de raad van bestuur over een<br />
termijn van 5 werkdagen, vanaf de datum van ontvangst van het ontwerp van<br />
het prospectus, om een oordeel over het aanbod te geven. Hij moet dit doen in<br />
het belang van alle houders van effecten, van de schuldeisers en de<br />
werknemers van de doelvennootschap. Het is een gewoonte geworden dat de<br />
raad van bestuur zich laat bijstaan door een financieel adviseur die een<br />
omstandig advies zal uitbrengen en zich zal uitspreken of de aangeboden prijs<br />
al dan niet fair is, m.a.w. aanvaardbaar of niet aanvaardbaar voor de<br />
minderheidsaandeelhouders.<br />
17
3.3. De advocaat<br />
De wet kent de advocaat geen enkele wettelijke rol toe in het kader van een<br />
squeeze out procedure.<br />
De advocaat kan een adviserende rol spelen bij de voorbereiding en de<br />
lancering van de squeeze out (analyse van de juridische problemen, contacten<br />
met de CBF, opstellen van het prospectus, enz.). Bij een geschil kan hij een<br />
partij bijstaan.<br />
De advocaat kan in theorie zowel voor de bieder, als voor de<br />
doelvennootschap, als voor de aandeelhouders optreden. In de praktijk<br />
gebeurt het zelden dat de doelvennootschap zijn eigen raadsman neemt. Ze<br />
staat immers al voor 95 % onder controle van de bieder en haar raad van<br />
bestuur moet zijn opinie op het bod niet geven zoals bij een OOA/OBU.<br />
Het centrale punt bij een squeeze out procedure is in principe het vastleggen<br />
van de prijs, de rol van de advocaat is dan over het algemeen ook minder<br />
belangrijk dan in het kader van een OOA/OBU, aangezien het vastleggen van<br />
de prijs niet tot zijn bevoegdheden behoort. Bepaalde dossiers vereisen een<br />
belangrijke tussenkomst van zijn kant, o.a. in het kader van een squeeze out<br />
die is uitgebracht op basis van artikel 32 van het koninklijk besluit van 8<br />
november 1989 (heropening, onder bepaalde voorwaarden van een OOA<br />
wanneer de bieder 95% of meer van de effecten heeft verworven) of wanneer<br />
de squeeze out kort na een OOA of een OBU wordt uitgebracht. In dit geval<br />
kunnen verschillende, soms delicate, juridische vragen opduiken, o.a. met<br />
betrekking tot de gelijke behandeling van de oude aandeelhouders en de<br />
begunstigden van het bod, met betrekking tot de prijs, tot de moeilijkheid een<br />
bod in speciën (squeeze out) te vergelijken met een prijs in aandelen<br />
aangeboden binnen het kader van een OBU, enz. Bepaalde complexe<br />
juridische kwesties kunnen zich tevens voordoen bij een squeeze out die slaat<br />
op warrants of andere effecten dan aandelen.<br />
Ten slotte moet er worden op gewezen dat, al gebeurt het soms dat er zich<br />
geschillen voordoen na het uitbrengen van een squeeze out, dit eerder beperkt<br />
zijn, aangezien de aanbiedingen meestal als voldoende worden beschouwd.<br />
3.4. De bedrijfsrevisor/commissaris<br />
Of het nu binnen het kader van een openbare of privé-operatie is, de<br />
bedrijfsrevisor kan optreden als adviseur van de bieder, als adviseur van de<br />
minderheidsaandeelhouders, als onafhankelijke expert, of om een fairness<br />
opinion uit te brengen (artikel 32).<br />
18
De wetgever bepaalt echter uitdrukkelijk dat in het kader van private squeeze<br />
out operaties een bedrijfsrevisor (of accountant) als onafhankelijke expert<br />
wordt aangesteld om een verslag te maken over de relevantie, gelet op de<br />
gebruikelijke waarderingscriteria, van de door bieder gebruikte methode(s)<br />
om de vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen, en over het al<br />
dan niet vrijwaren van de belangen van de eigenaars van effecten.<br />
Op te merken valt (cf. infra 7.3.) het verschil in mening tussen de CBF en het<br />
<strong>IBR</strong>: de CBF meent dat de onafhankelijke expert geen commissaris van de<br />
bieder kan zijn, noch van de doelvennootschap, terwijl het <strong>IBR</strong> hierover<br />
geen bezwaar maakt.<br />
19
4. EMPIRISCHE STUDIE OVER DE SINDS 1999 UITGEBRACHTE<br />
AANBIEDINGEN<br />
4.1. Inleiding<br />
Huidige Commissie heeft een gegevensbank aangelegd op basis van de informatie<br />
van 62 prospectussen betreffende openbare uitkoopaanbiedingen, openbare<br />
overnameaanbiedingen gevolgd door een openbaar uitkoopbod conform artikel 32<br />
van het koninklijk besluit van 8 november 1989 en openbare overnameaanbiedingen<br />
niet gevolgd door een openbaar uitkoopbod.<br />
Bij de uitwerking van dit onderzoek werden de openbare uitkoopaanbiedingen<br />
conform artikel 41, §3 beschouwd als openbare uitkoopaanbiedingen terwijl de<br />
openbare overnameaanbiedingen die heropend werden, conform artikel 32,<br />
beschouwd als uitkoopbod werden opgenomen in de steekproef van openbare<br />
overnameaanbiedingen.<br />
Alle hier opgesomde operaties werden ingeleid tussen februari 1999 en december<br />
2002 en slaan op openbare vennootschappen.<br />
De eerste stap bestond erin een feitelijke analyse te maken van de informatie uit de<br />
prospectussen. Die informatie werd in een gegevensbank ingevoerd middels 148<br />
velden per prospectus.<br />
Alle informatie, voor elke prospectus, werd in drie hoofdstukken onderverdeeld:<br />
− “Algemene informatie over de doelvennootschap en de bieder” (b.v.<br />
activiteitensector, kapitaal);<br />
− “De gebruikte waarderingsmethodes” (b.v.: geherwaardeerd netto actief, free<br />
cash flow);<br />
− “Tussenkomst van de onafhankelijke expert” (b.v.: identiteit, methodes,<br />
conclusies).<br />
De tweede stap bestond erin een statistische en grondige analyse te maken van de<br />
velden met als doelstelling de vaststellingen te staven (in de vorm van grafieken),<br />
welke het voorwerp hebben uitgemaakt van een persoonlijke interpretatie van de<br />
leden van de Commissie.<br />
Waarschuwing:<br />
De vaststellingen die werden gedaan na analyse van de gegevensbank moeten, gezien<br />
de grootte van de steekproef (62 operaties 6 ), als statistisch niet gevalideerd worden<br />
beschouwd.<br />
Ze hebben nooit het voorwerp uitgemaakt van een statistische test, zelf niet partieel.<br />
6<br />
Volgens de uitgevoerde analyse (onderzoek van een methode, een sector, enz.), kan de<br />
gebruikte steekproef lager liggen dan 62 operaties.<br />
20
4.2. Gegevensbank “openbare vennootschappen”<br />
I. Activiteitensector van de doelvennootschap<br />
Aantal<br />
20<br />
18<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
Banksector Verzekeringen Holding Distributie-diensten Industrieel<br />
De lijst van de doelvennootschappen 7 en hun activiteitensector zit in bijlage<br />
6.<br />
7<br />
Onder “holding” verstaan we de vennootschappen die als belangrijkste maatschappelijk doel<br />
de inbezithouding en het beheer van roerende en onroerende activa hebben.<br />
De sector “distributie-diensten” groepeert alle vennootschappen die niet tot de vier andere<br />
sectoren behoren.<br />
21
II.<br />
Kapitalisatie van de doelvennootschap<br />
2.500<br />
2.000<br />
Miljoenen EUR<br />
1.500<br />
1.000<br />
500<br />
0<br />
Aangezien de aandelen van alle openbare vennootschappen niet systematisch<br />
beursgenoteerd zijn, is de normale berekeningsmethode van kapitalisatie die zich<br />
baseert op de beurskoers van de vennootschappen, niet gebruikt.<br />
De berekeningsmethode van de kapitalisatie die in huidige analyse is gebruikt,<br />
bestaat in de best mogelijke beschikbare schatting, nl. de vermenigvuldiging van de<br />
bij de OUB of de OOA aangeboden prijs met het aantal aandelen van de<br />
doelvennootschap.<br />
Om de leesbaarheid van onderstaande grafiek te verbeteren werden de 8<br />
belangrijkste kapitalisaties beperkt tot een drempel van 2 miljard EUR.<br />
gemiddelde<br />
mediaan<br />
standaardafwijking<br />
1.651.259.093 EUR<br />
99.281.875 EUR<br />
4.995.201.467 EUR<br />
In voormelde tabel staan het rekenkundige gemiddelde 8 , de mediaan 9<br />
standaardafwijking 10 van de steekproef, zonder beperking van de drempel.<br />
en de<br />
8<br />
9<br />
10<br />
Het gemiddelde is x : 1/n Σ Xi<br />
De mediaan is de gemiddelde waarde van een naar grootte gerangschikte reeks getallen<br />
(oneven aantal) of de halve som van de twee middelste waarden (even aantal).<br />
De standaardafwijking is 1/<br />
( xi x)²<br />
n∑ −<br />
22
Het aanzienlijke verschil tussen het gemiddelde en de mediaan is het gevolg van het<br />
gewicht van de 8 hoogste kapitalisaties, die 88% van de som van alle kapitalisaties<br />
voorstellen.<br />
Miljoenen EUR<br />
2.500<br />
2.000<br />
1.500<br />
1.000<br />
500<br />
0<br />
bank verzekering holding distributie-diensten industrieel<br />
banksector gemiddelde 3.019.702.492 distributie-diensten gemiddelde 45.823.495<br />
mediaan 109.036.037 Mediaan 25.147.717<br />
standaardafwijking<br />
8.283.542.868<br />
standaardafwijking<br />
55.425.354<br />
verzekeringe<br />
n gemiddelde 971.973.171industrieel gemiddelde 2.257.018.490<br />
mediaan 480.256.858 mediaan 89.255.936<br />
standaardafwijking<br />
1.308.913.039<br />
standaardafwijking<br />
5.247.413.247<br />
holding gemiddelde 640.846.323<br />
mediaan 174.973.015<br />
standaardafwijking<br />
938.208.169<br />
III.<br />
Percentage in handen van de bieder vóór de operatie openbaar bod<br />
1/ OUB<br />
23
100,0%<br />
99,5%<br />
13 operaties<br />
99,0%<br />
98,5%<br />
98,0%<br />
97,5%<br />
97,0%<br />
13 operaties<br />
96,5%<br />
96,0%<br />
95,5%<br />
95,0%<br />
gemiddelde 98,42%<br />
mediaan 99,18%<br />
standaardafwijking<br />
1,65%<br />
In de referentiesteekproef kunnen 13 OUB operaties (op een totaal van 26) worden<br />
bestempeld als “opkuis- 11 ” operaties van de minderheidsaandeelhouders.<br />
De squeeze out operatie heeft er die vennootschappen voor behoed met een onder het<br />
publiek heel verspreid minderheidsaandeelhouderschap te blijven zitten.<br />
11<br />
Percentages die hoger liggen dan 99%<br />
24
2/ OOA<br />
100,0%<br />
90,0%<br />
80,0%<br />
70,0%<br />
60,0%<br />
50,0%<br />
40,0%<br />
30,0%<br />
20,0%<br />
10,0%<br />
0,0%<br />
27 operaties<br />
9 operaties<br />
gemiddelde 60,0%<br />
mediaan 74,5%<br />
standaardafwijking<br />
37,05%<br />
In de referentiesteekproef kunnen we vaststellen dat de controle voor de meerderheid<br />
reeds was verworven door de bieder in 27 operaties, nog vóór de openbare<br />
overnameaanbieding.<br />
In 9 operaties daarentegen had de bieder voorafgaand geen controle over de<br />
doelvennootschap.<br />
IV.<br />
Gebruikte waarderingsmethodes<br />
De waarderingsmethodes die werden gebruikt binnen het kader van de waardering<br />
van de doelvennootschap werden in vijf categorieën onderverdeeld:<br />
− de zogenaamde methodes “geherwaardeerd netto actief”;<br />
− free cash flow en cash flow methodes;<br />
− “ratio’s” methodes;<br />
− vergelijkingsmethodes met de laatste koers;<br />
− andere methodes.<br />
In categorie “andere methodes” zitten vooral vergelijkingen met vorige methodes die<br />
waren gebruikt als waarderingsmethode. In deze categorie zitten voorts, in een<br />
mindere mate weliswaar, methodes die gebaseerd zijn op vergelijkingen met andere<br />
ondernemingen, methodes die “eigen” zijn aan de vennootschap en toepassingen van<br />
het dividend discount model.<br />
25
Banksector<br />
42 methodes 7 methodes<br />
Verzekeringssector<br />
14<br />
4<br />
8<br />
11<br />
3<br />
5<br />
4<br />
netto<br />
actief<br />
cash<br />
flow<br />
ratios<br />
laatste<br />
koersen<br />
andere<br />
netto<br />
actief<br />
0<br />
cash<br />
flow<br />
ratios<br />
laatste<br />
koersen<br />
0 0<br />
andere<br />
Holdingsector<br />
29 methodes<br />
Distributie-dienstensector<br />
21 methodes<br />
11<br />
9<br />
5<br />
4<br />
5<br />
4<br />
6<br />
3<br />
3<br />
netto<br />
actief<br />
cash<br />
flow<br />
0<br />
ratios<br />
laatste<br />
koersen<br />
andere<br />
netto<br />
actief<br />
cash<br />
flow<br />
ratios<br />
laatste<br />
koersen<br />
andere<br />
Industriële sector<br />
42 methodes<br />
12 12<br />
6<br />
5<br />
7<br />
netto<br />
actief<br />
cash<br />
flow<br />
ratios<br />
laatste<br />
koersen<br />
andere<br />
26
6<br />
5<br />
4<br />
Ordinaat<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
Abscis<br />
Ordinaat: gebruikte methodes<br />
- 1: “geherwaardeerd netto actief”<br />
- 2: free cash flow en cash flow<br />
- 3: ratios<br />
- 4: vergelijking met de laatste koersen<br />
- 5: andere<br />
Abscis: activiteitensector van de doelvennootschap<br />
Van links naar rechts:<br />
- banken<br />
- verzekeringen<br />
- holdings<br />
- distributie-diensten<br />
- industrieel<br />
De grafiek hierboven is een meer compacte voorstelling van de 5 voorgaande<br />
grafieken en maakt het o.a. mogelijk om de wederzijdse uitsluitingen en insluitingen<br />
met betrekking tot de toepassing van de diverse methodes duidelijk te maken.<br />
27
Wat de eerste drie sectoren betreft (banken, verzekeringen, holdings), lijken de<br />
methodes van cash flow en ratios wederzijds uitgesloten.<br />
Uit een eerste analyse blijken volgende elementen:<br />
1/ Geherwaardeerd netto-actief (28 % van de gebruikte methodes)<br />
Deze methode wordt in alle sectoren dikwijls gebruikt (gebruikt in 65 % van de<br />
waarderingen) maar op een meer uitgesproken manier in de 3 eerste sectoren<br />
(banken, verzekeringen, holdings).<br />
2/ Cash flow (16 % van de gebruikte methodes)<br />
Deze methode wordt het meest gebruikt in de industriële sector (52 %). In de<br />
verzekeringssector daarentegen wordt die niet gebruikt.<br />
3/ Ratios (19 % van de gebruikte methodes)<br />
Behalve in de sector van de holdings wordt die in alle sectoren dikwijls gebruikt.<br />
4/ Vergelijking laatste koersen (16 % van de gebruikte methodes)<br />
Deze methode wordt het meest gebruikt in de sector van de holdings (50%). In de<br />
verzekeringssector daarentegen wordt die niet gebruikt.<br />
Dikwijls wordt verwezen naar de prijs van een vorig bod, dat dan uitdrukkelijk wordt<br />
gebruikt in de waardering.<br />
V. Door de bieder betaalde premies ( /décotes)<br />
De premie is het verschil, positief of negatief, tussen de aangeboden prijs en de prijs<br />
die het resultaat is van de waardering.<br />
Wanneer de bieder meerdere waarderingsmethodes heeft toegepast, werd als de prijs<br />
die uit de waardering resulteerde weerhouden, de waarde die het dichtst bij de<br />
aangeboden prijs ligt en verkregen is door een methode die niet door de bieder is<br />
verworpen. Wanneer de bieder een gemiddelde heeft gemaakt van de via<br />
verschillende methodes verkregen waarden, hebben we dit gemiddelde beschouwd<br />
als de prijs die het resultaat is van de waardering.<br />
De premies zijn uitgedrukt in percentage van de aangeboden prijs.<br />
28
V.1 Betaalde premies ( /décotes) in functie van het vooraf bezeten percentage<br />
100,0%<br />
90,0%<br />
Weerhouden percentage<br />
80,0%<br />
70,0%<br />
60,0%<br />
50,0%<br />
40,0%<br />
30,0%<br />
20,0%<br />
10,0%<br />
0,0%<br />
-80,0% -60,0% -40,0% -20,0% 0,0% 20,0% 40,0% 60,0% 80,0% 100,0% 120,0%<br />
Betaalde premie<br />
OUB<br />
OOA<br />
OUB Prime in % OOA Prime en %<br />
gemiddelde 21,5% gemiddelde 7,8%<br />
mediaan 5,1% mediaan 5,8%<br />
standaardafwijking<br />
32,31%<br />
standaardafwijking<br />
23,9%<br />
Er is geen enkele aanwijzing waarmee we kunnen aantonen dat een controlepremie is<br />
betaald wanneer, voorafgaand aan de operatie, het percentage dat de bieder bezit<br />
lager ligt dan 40 %.<br />
De mediaan van de aangeboden premies, in het kader van de OUB’s in vergelijking<br />
met de OOA’s, ligt in hetzelfde interval.<br />
Premies in het kader van een openbaar uitkoopbod kunnen vermoedelijk worden<br />
geïnterpreteerd als onteigeningpremies.<br />
Zeventig procent (70 %), in aantal, van de aangeboden premies/décotes ligt in een<br />
interval tussen – 5 % en + 20 %.<br />
Negenentachtig procent (89 %), in aantal, van de aangeboden premies/décotes ligt in<br />
een interval tussen – 5 % en + 40 %.<br />
29
V.2 Betaalde premies ( /décotes) in functie van de activiteitensector van de<br />
doelvennootschap<br />
De medianen van de toegestane premies in de sector van de holdings, distributiediensten<br />
en industrieel liggen onder of zijn gelijk aan 3 %.<br />
Enkel de banksector lijkt zich te onderscheiden met een mediaan van aangeboden<br />
premies van 7%.<br />
Wat de verzekeringssector betreft, lijken de premies gevoelig hoger te liggen.<br />
Aangezien het aantal geklasseerde operaties in die sector eerder beperkt is, moet<br />
deze laatste vaststelling oordeelkundig worden ingeschat.<br />
V.3 Betaalde premies ( /décotes) in functie van de waarderingsmethodes<br />
V.3.1. Betaalde premies ( /décotes) in functie van het aantal gebruikte<br />
waarderingsmethodes<br />
Wat het aantal toegepaste methodes betreft blijkt over het algemeen dat de<br />
aangeboden premie des te groter is indien een groot aantal methodes is toegepast 12 .<br />
V.3.2. Betaalde premies ( /décotes) in functie van de soort toegepaste<br />
waarderingsmethode.<br />
Percentage<br />
Aantal Percentage<br />
Aantal van de<br />
toepassingen van de premie<br />
toepassingen premie<br />
vergelijking van<br />
netto actief<br />
de laatste koers<br />
gemiddelde 37 3,8% gemiddelde 20 16,8%<br />
mediaan 1,2% mediaan 18,5%<br />
standaardafwijking 43,4% standaardafwijking 12,4%<br />
cash flow<br />
andere methodes<br />
gemiddelde 19 11,0% gemiddelde 25 24,2%<br />
mediaan 0,9% mediaan 12,2%<br />
standaardafwijking 25,4% standaardafwijking 27,1%<br />
ratios<br />
gemiddelde 18 14,9%<br />
mediaan 10,3%<br />
standaardafwijking 13,6%<br />
12 Bij analyse van de prospectussen, werd beschouwd dat een methode was toegepast indien:<br />
- ze was toegepast en niet verworpen;<br />
- ze was toegepast en gebruikt bij de bepaling van de vastgelegde waarde;<br />
- ze was toegepast op een gedetailleerde manier en verworpen middels een eveneens<br />
uiteengezette argumentatie.<br />
M.a.w., de verworpen en niet uiteengezette methodes werden niet weerhouden.<br />
30
In voormelde tabel staan de aangeboden premies, uitgedrukt in procent van de<br />
aangeboden prijs, in vergelijking met de resultaten van de toegepaste methodes.<br />
Indien we ons baseren op de mediaan, lijken de aangeboden premies gevoelig lager<br />
vergeleken met de verkregen waarden door toepassing van de methodes die steunen<br />
op het netto actief en de cash flow.<br />
De premies lijken gevoelig hoger gelet op de verkregen waarden door toepassing van<br />
de methodes die steunen op ratios, op beurskoersen en andere (vooral vergelijkingen<br />
met vorige operaties).<br />
V.4 Betaalde premies ( /décotes) in functie van de kapitalisatie van de<br />
doelvennootschap<br />
De mediaan van de aangeboden premies ligt voor kapitalisaties boven de 500 miljoen<br />
EUR en lager dan 500 miljoen EUR, respectievelijk op 5,07 % en 5,39 %.<br />
Het idee volgens hetwelke de premies groter zouden zijn voor de kleinste<br />
vennootschappen (de overname is minder kostelijk) is dan ook niet bevestigd.<br />
2.500.000.000<br />
2.000.000.000<br />
1.500.000.000<br />
1.000.000.000<br />
500.000.000<br />
0<br />
-80% -60% -40% -20% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 120%<br />
31
Van de 36 geanalyseerde OOA’s hebben 26 operaties een mogelijke verlenging in<br />
OUB voorzien (artikel 32). De steekproef is echter niet representatief genoeg om<br />
vaststellingen te maken vergeleken met de aangeboden premies.<br />
V.5 Betaalde premies ( /décotes) in functie van het resultaat van het OOA<br />
120%<br />
100%<br />
80%<br />
60%<br />
Aangeboden premie<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
-25,00% -20,00% -15,00% -10,00% -5,00% 0,00%<br />
-20%<br />
-40%<br />
-60%<br />
-80%<br />
Resultaat - 100%<br />
We hebben geen correlatie kunnen aantonen tussen de resultaten van de OOA’s en<br />
het niveau van de aangeboden premies of décotes.<br />
De abscis van de hierboven afgebeelde grafiek komt overeen met het resultaat in<br />
procent van de OOA verminderd met 100 %.<br />
Zo ligt het gegeven dat de verwerving voorstelt na een OOA van 90 % van de<br />
aandelen van een onderneming rond – 10 % in abscis.<br />
Bovendien werden de resultaten van de OOA (percentage) lager dan 70 % allen<br />
vastgelegd op – 20 %, opdat het geheel van de gegevens leesbaarder zou zijn.<br />
32
VI.<br />
Identiteit van de onafhankelijke expert<br />
Over het algemeen treden bedrijfsrevisoren zelden op als onafhankelijke expert bij<br />
squeeze out operaties op openbare vennootschappen.<br />
Financiële instellingen en de corporate finance afdelingen van de vier grote<br />
auditkantoren treden als onafhankelijk expert op. De acht grootste operaties, in<br />
termen van kapitalisatie van de doelvennootschap, hebben allen het voorwerp<br />
uitgemaakt van de tussenkomst als onafhankelijk expert van een financiële instelling.<br />
De bieder vermeldt slechts bij 11 operaties op een totaal van 62 een beroep te hebben<br />
gedaan op de tussenkomst van een onafhankelijke expert voor de waardering van de<br />
doelvennootschap.<br />
Bij 11 operaties werd een “fairness opinion” uitgebracht.<br />
VII.<br />
Opmerkingen van de minderheidsaandeelhouders<br />
De opmerkingen van de minderheidsaandeelhouders moeten, conform de wet,<br />
worden meegedeeld aan de bieder via de CBF.<br />
Indien de CBF dit nodig acht, voegt de bieder een hoofdstuk aan het prospectus toe<br />
waarin hij een antwoord geeft op de opmerkingen en vragen, of waarin hij<br />
onmiddellijk een verduidelijking geeft bij de tekst van het prospectus, om er<br />
impliciet de antwoorden op de gestelde vragen in op te nemen. De bieders kiezen in<br />
de praktijk eerder voor deze tweede manier van werken.<br />
33
4.3. Gegevensbank “privé-vennootschappen”<br />
Over squeeze out van privé-vennootschappen is weinig informatie beschikbaar.<br />
Daarom hebben we slechts 9 dergelijke operaties kunnen analyseren, op basis van de<br />
prospectussen die de leden van de Commissie squeeze out in hun bezit hadden.<br />
Gezien het geringe aantal geanalyseerde operaties en het gebrek aan volledigheid van<br />
de geanalyseerde operaties in vergelijking met een gegeven periode, moeten de<br />
volgende vaststellingen met voorzichtigheid worden beoordeeld.<br />
1. Percentage in handen van de bieder vóór de operatie<br />
gemiddelde 98,77%<br />
mediaan 99,41%<br />
standaardafwijking 1,36%<br />
In de referentiesteekproef waren 6 vennootschappen reeds voor meer dan 99% in<br />
handen van de bieder.<br />
2. Aangeboden premie<br />
Enkel één operatie heeft een prijs geboden die hoger lag dan de door de waardering<br />
van de vennootschap verkregen waarde.<br />
3. Gebruikte methodes<br />
netto actief 7<br />
ratio 4<br />
cash flow en gelijkgesteld 4<br />
34
7<br />
4 4<br />
netto-actief<br />
ratios<br />
cash flow en<br />
gelijkgesteld<br />
4. Kapitalisatie 13 van de doelvennootschap (EUR)<br />
gemiddelde 38.087.652<br />
mediaan 17.224.689<br />
standaardafwijking 41.952.279<br />
Miljoenen EUR<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
Om de leesbaarheid van voormelde grafiek te verbeteren werden de kapitalisaties<br />
tot een maximum van 100 miljoen EUR beperkt.<br />
13<br />
De in voorliggende analyse gebruikte berekeningsmethode voor de kapitalisatie bestaat erin<br />
de best mogelijke beschikbare schatting te maken, nl. de vermenigvuldiging van de<br />
aangeboden prijs bij een OUB of OOA met het aantal aandelen van de doelvennootschap.<br />
35
4.4. Algemene conclusies over de analyse van de gegevensbank<br />
Het leek ons nuttig de voornaamste lessen die we uit het empirische<br />
onderzoek op basis van de gegevensbank hebben getrokken te onderstrepen.<br />
De operaties die we hebben bestudeerd waren vooral operaties met<br />
betrekking tot vennootschappen waarvan de controle reeds voor het grootste<br />
deel was verworven. We hebben geen betaling van controlepremies<br />
vastgesteld, wel het bestaan van “onteigeningpremies” waargenomen.<br />
De betaalde premies hangen meer af van de sector en de<br />
waarderingsmethodes dan van de grootte van de doelvennootschap of het<br />
percentage in handen van de bieder.<br />
De gebruikte methodes hangen af van de activiteitensector van de<br />
doelvennootschap:<br />
- het geherwaardeerde netto actief wordt in alle sectoren gebruikt;<br />
- de cash flow methode is dikwijls gebruikt in de industriële sector;<br />
- de methode van ratio’s is het meest gebruikt in de banksector,<br />
verzekeringssector, industrie en dienstensector;<br />
- dikwijls wordt verwezen naar een prijs van een vorig bod.<br />
36
5. OVERZICHT VAN DE GESPREKKEN MET DE FINANCIEEL<br />
ADVISEURS<br />
5.1. Inleiding<br />
Op 3 december 2002 heeft de Commissie “Squeeze out” in de kantoren van<br />
het Instituut der Bedrijfsrevisoren een ronde tafel gesprek georganiseerd om<br />
met vertegenwoordigers van financiële instellingen van gedachten te wisselen<br />
rond het thema squeeze out operaties.<br />
Onze Commissie heeft dan ook volgende personen mogen verwelkomen:<br />
− Mevrouw Adeline SIMONT (DEGROOF)<br />
− Mevrouw Michèle VREBOS (FORTIS)<br />
− De heer Arnaud LAVIOLETTE (ING)<br />
− De heer Pierre LEBEAU (PETERCAM)<br />
5.2. Voorbereiding van de gesprekken<br />
Om hen wat stof tot nadenken te geven, werden volgende vragen vooraf aan<br />
de deelnemers voorgelegd:<br />
A. Inleiding en voorstelling<br />
Wat is uw praktische ervaring inzake squeeze out?<br />
− Inzake openbare vennootschappen<br />
- Als raadgever van de bieder<br />
- Als onafhankelijk expert<br />
- Bij het uitbrengen van een fairness opinion (art. 32)<br />
− Inzake privé-vennootschappen<br />
- Als raadgever van de bieder<br />
- Als onafhankelijk expert<br />
- Bij het uitbrengen van een fairness opinion (art. 32)<br />
B. Problematiek van de waardering<br />
B.1.<br />
Eerste aanpak<br />
- Hoe pakt u de waardering van een vennootschap aan?<br />
- Als raadgever van de bieder<br />
- Als onafhankelijk expert<br />
- Bij het uitbrengen van een fairness opinion (art. 32)<br />
- Welke methodes, décotes, premies, enz. ?<br />
- Wat zijn uw reacties op onze analyse van waarderingsmethodes?<br />
37
- Wat zijn de gehanteerde criteria? Waarom verkiest u de ene methode boven de<br />
andere?<br />
B.2.<br />
Contacten met de commissaris(sen)<br />
- Hebt u contacten met de commissaris van de biedende vennootschap?<br />
- Hebt u contacten met de commissaris van de doelvennootschap?<br />
C. Problematiek van de informatie<br />
C.1.<br />
Bekendmaking van de informatie<br />
- Welke informatie maakt u bekend?<br />
- Klopt het idee dat bepaalde zakenbanken heel weinig informatie bekendmaken<br />
en dat ze zich achter hun reputatie verschuilen?<br />
- Hoe verzoent u de doelstelling om te rechtvaardigen en te documenteren met<br />
die om niet al te veel te onthullen?<br />
C.2.<br />
Gebruik van de informatie<br />
- Heeft het feit dat er minder geschillen zijn inzake squeeze out dan bij een OOA<br />
gevolgen voor de kwaliteit van de gegeven informatie, m.a.w. beïnvloedt de<br />
context van de operatie de kwantiteit en kwaliteit van de informatie?<br />
D. Problematiek van de bescherming van de aandeelhouders<br />
D.1.<br />
Praktische ervaring tegenover de klant<br />
- Wat is uw ervaring bij de manier waarop klanten reageren?<br />
- Als raadgever van de bieder<br />
- Als onafhankelijk expert<br />
- Bij het uitbrengen van een fairness opinion<br />
- Moet u uw klant soms bijstaan in zijn antwoord op vragen van de<br />
CBF/minderheidsaandeelhouders?<br />
- Moet u er bij de klant op aandringen de aangeboden prijs te verhogen?<br />
- Wat is de karikatuur van de bieder?<br />
D.2.<br />
Praktische ervaring met betrekking tot de onafhankelijkheid<br />
- Wordt u soms geconfronteerd met het probleem onafhankelijkheid?<br />
D.3.<br />
Praktische ervaring bij uw optreden<br />
- Gelden er “ praktische regels” (gebaseerd op een bepaalde “ periodiciteit”<br />
bijvoorbeeld) in zake het aantal fairness opinions dat u mag uitbrengen<br />
tegenover een groep? (in België gelden ter zake geen regels)<br />
- Op welk moment is uw optreden als onafhankelijk expert gevraagd? Vanaf het<br />
begin/later?<br />
5.3. Overzicht van de tijdens de gesprekken gemaakte opmerkingen<br />
38
5.3.1. Wat betreft de ervaring van de tussenpersonen<br />
− Financiële instellingen treden het meest op als adviseur van de bieder of<br />
als onafhankelijk expert; ze brengen ook dikwijls een fairness opinion<br />
(art. 32) uit.<br />
De vertegenwoordigers van de financiële instellingen die we hebben<br />
ontmoet maken blijkbaar gewag van een gebrek aan ervaring bij private<br />
squeeze out.<br />
− De tussenpersonen onderstrepen het probleem van de heel korte termijn<br />
waarbinnen ze moeten optreden en het feit dat de klanten zich niet altijd<br />
bewust zijn van de omvang van het werk.<br />
Deze vaststelling geldt vooral bij het uitbrengen van een fairness opinion<br />
(de bank heeft slechts 24 uur de tijd om de opdracht te aanvaarden,<br />
vervolgens 5 dagen om het rapport in te dienen).<br />
In de praktijk worden die operaties meestal gepland en de informaties<br />
voorbereid.<br />
− In sommige gevallen heeft de bieder geen exact idee van de te bieden<br />
prijs, en de financieel adviseur moet hem echt bijstaan bij het bepalen van<br />
de te bieden prijs.<br />
In andere gevallen heeft de bieder een duidelijk beeld van de prijs die hij<br />
wil bieden.<br />
− Wanneer een financiële instelling wordt aangesteld als onafhankelijk<br />
expert, bestaat haar werk erin de werkdocumenten van de bieder te<br />
onderzoeken, en meer bepaald op hun relevantie.<br />
− Wanneer een financiële instelling optreedt bij het uitbrengen van een<br />
fairness opinion, menen enkele deelnemers dat zij in principe al het<br />
waarderingswerk moet overdoen (in de praktijk ontstaat een moeilijkheid<br />
door de korte termijnen). Andere menen dan weer dat het bij een opdracht<br />
als onafhankelijk expert niet verplicht noodzakelijk is al het<br />
waarderingswerk over te doen.<br />
− Sommige deelnemers menen dat de verantwoordelijkheid van diegene die<br />
de fairness opinion uitbrengt (verantwoordelijkheid tegenover de markt)<br />
groter is dan die van de onafhankelijk expert (meer verantwoordelijkheid<br />
tegenover de bieder). Andere zien geen verschil tussen deze twee<br />
verantwoordelijkheden.<br />
− De aanpak van de expert hangt tevens af van:<br />
- het soort beschikbare informatie;<br />
39
- de beschikbare termijnen (deelnemers geven dat toe);<br />
- de bijzondere context van de operatie;<br />
− filosofie van de bieder:<br />
- hetzij de “prijs om de vrede te bewaren” betalen;<br />
- hetzij geen geschenken geven;<br />
− manier waarop de minderheidsaandeelhouders zich organiseren;<br />
− gaat er aan de squeeze out al dan niet een OOA vooraf?<br />
- de activiteitensector van de doelvennootschap.<br />
− Sommige mensen uit de praktijk begrijpen niet goed het verschil in<br />
aanpak dat door de wetgever is voorzien tussen openbare operaties<br />
(dwingend) en privé-operaties (niet dwingend). Wat kan bij een privé<br />
squeeze out het belang zijn om al dan niet aandeelhouder op naam te<br />
blijven?<br />
(cf. in dat verband infra punt 7.1.)<br />
5.3.2. Wat de problematiek van de waardering betreft<br />
− De financiële instelling zal zich steeds moeten buigen over de<br />
problematiek van de waardering van de vennootschap, als adviseur van de<br />
bieder, als onafhankelijk expert en bij het uitbrengen van een fairness<br />
opinion. De waarderingsmethodes hangen sterk af van de<br />
activiteitensector en van de context en zijn conform de algemeen<br />
aangenomen financiële doctrine.<br />
− Waarderingen gebeuren meestal op basis van een business plan. De<br />
keuze van de parameters (actualisatiegraad, horizonten, enz.) is bepalend<br />
en moet het voorwerp uitmaken van rechtvaardigingen. Een mening moet<br />
tevens worden uitgebracht over de capaciteit van het management om de<br />
voorspellingen correct uit te voeren. In dit verband is het interessant de<br />
waargenomen realiteit te vergelijken met de eerder gedane<br />
voorspellingen.<br />
− Algemeen gezien en gelet op de huidige omgeving zijn de décotes ten<br />
gevolge van illiquiditeiten (december 2002) gevoelig hoger dan wat ze<br />
waren.<br />
− De CBF spitst zich toe op het onderzoek van de relevantie van het geheel<br />
en meer bepaald van de gehanteerde parameters.<br />
5.3.3. Wat betreft de problematiek van de informatie<br />
− Een eeuwig discussiepunt voor de bieder, zijn adviseurs of de<br />
onafhankelijke expert blijft welke soort informatie ze mogen verstrekken<br />
40
aan de CBF en hoever ze daarin mogen gaan. Van zodra de CBF een<br />
inlichting krijgt, bestaat het risico dat de publicatie ervan zal worden<br />
gevraagd.<br />
In dit verband worden twee beperkingen gesteld:<br />
- het publiek over-informeren heeft geen zin;<br />
- rekening moet worden gehouden met de problematiek van het “belang<br />
van de onderneming”.<br />
5.3.4. Wat de relatie betreft met de commissaris van de vennootschap<br />
− Bepaalde financiële instellingen zorgen ervoor een kopij van de verslagen<br />
van de commissarissen in handen te krijgen:<br />
- verslag aan de aandeelhouders;<br />
- verslag aan de controle-autoriteit (CBF, CDV);<br />
- verslag aan de ondernemingsraad;<br />
Meestal hebben ze geen contact met de commissaris (zelfs niet om te praten<br />
over de risicogebieden, de waarderingsproblematiek, de interne controle).<br />
5.4. Enkele vragen<br />
De deelnemers rond de tafel hebben bepaalde kwesties aangesneden waar het<br />
antwoord onzeker leek:<br />
− Is het wenselijk te beschikken over een definitie van de onafhankelijkheid<br />
van de expert, meer bepaald wanneer het gaat om financiële instellingen<br />
die banden hebben gehad met de doelvennootschap of de bieder (ook<br />
wetende dat het aantal financiële instellingen in België beperkt is)?<br />
− Kan een financiële instelling die al meermaals als onafhankelijk expert is<br />
opgetreden voor een zelfde bieder, nog als onafhankelijk worden<br />
beschouwd?<br />
− Zijn de financiële instellingen vragende partij om over een strakker<br />
interventiekader of een striktere doctrine te beschikken?<br />
− In welke mate moet het publiek worden geïnformeerd over de inhoud van<br />
de informatie die over de waardering van de doelvennootschap wordt<br />
gegeven (vooral voor wat betreft de hypotheses en parameters die zijn<br />
gebruikt bij de toepassing van de methodes)?<br />
41
− Zal de CBF gemakkelijk de nieuwe bevoegdheden gebruiken die haar zijn<br />
toegewezen door de wet van 2 augustus 2002, o.a. haar<br />
injunctiebevoegheid, sanctie- en boetebevoegdheid, om op die manier<br />
steeds meer informatie te eisen, of zal ze er voorzichtig mee omspringen!<br />
42
6. MOGELIJKE ROL VAN DE REVISOR<br />
6.1. Bedrijfsrevisor financieel expert<br />
In theorie mag de bedrijfsrevisor optreden als adviseur van de bieder, als<br />
adviseur van de minderheidsaandeelhouders, als onafhankelijk expert, of nog<br />
om een fairness opinion uit te brengen (artikel 32).<br />
De positie van de CBF is bekend. In tegenstelling met het advies van het <strong>IBR</strong>,<br />
meent de CBF dat de onafhankelijk expert geen commissaris van de bieder,<br />
noch van de doelvennootschap mag zijn.<br />
Onderzoek van de openbare squeeze out operaties (cf. hoofdstuk 4) toont aan<br />
dat het de financiële instellingen zijn of de corporate finance afdelingen van<br />
de internationale auditkantoren die over het algemeen worden aangeduid als<br />
onafhankelijk expert.<br />
Het klopt dat zij gespecialiseerde cellen hebben kunnen uitbouwen waar ze<br />
toegang hebben tot verschillende aangelegde gegevensbanken. Zo kunnen ze<br />
zich dankzij hun ervaring en organisatie aanpassen aan de soms heel korte<br />
interventietermijnen.<br />
De internationale praktijk bevestigt die trend om een beroep te doen op<br />
diezelfde financiële instellingen of de corporate finance afdelingen van de<br />
internationale auditkantoren, waarbij hun credibiliteit ontegensprekelijk een<br />
rol speelt.<br />
Binnen het kader van de voorbereidende werken op het FORUM 2003 van<br />
het revisoraat kan men zich afvragen of de bedrijfsrevisor zich niet meer<br />
moet opwerpen als echte financieel expert.<br />
6.2. De onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor<br />
De regels inzake de onafhankelijkheid vormen een pijler van de<br />
beroepsdeontologie.<br />
Zo bepaalt het K.B. van 10 januari 1994 (meer bepaald hoofdstuk III.) inzake<br />
de verplichtingen van de bedrijfsrevisoren, dat de bedrijfsrevisor elke<br />
opdracht moet weigeren die hem in een situatie van belangenconflict kan<br />
brengen en die zijn onafhankelijkheid kan schaden.<br />
De wet van 2 augustus 2002 versterkt de onafhankelijkheidsregels van de<br />
commissaris 14 .<br />
14<br />
Cf. <strong>IBR</strong> Jaarverslag 2002, p. 27 tot 28.<br />
43
6.3. Onafhankelijkheid van de commissaris in België<br />
Deze bepalingen worden behandeld in het koninklijk besluit van 4 april 2003<br />
betreffende de prestaties die de onafhankelijkheid van de commissaris in het<br />
gedrang brengen (B.S. 19 mei 2003).<br />
Cooling-off period<br />
De onafhankelijkheidsregels van de wet corporate goverance bepalen een<br />
wachtperiode (Cooling-off period) van twee jaar die ingaat op het einde van<br />
het mandaat van de commissaris en tijdens dewelke hij geen enkel mandaat<br />
of functie mag aanvaarden binnen de onderneming waarin hij het mandaat<br />
van commissaris bekleedde. Het niet naleven van deze regel wordt<br />
strafrechtelijk vervolgd en hij is ook van toepassing op vennootschappen en<br />
personen verbonden met de gecontroleerde vennootschap.<br />
Non-auditdiensten die onverenigbaar zijn met de onafhankelijkheid<br />
Het koninklijk besluit legt een beperkende lijst vast van prestaties die niet<br />
verenigbaar zijn met de onafhankelijkheid van de commissaris. Wat de<br />
commissaris betreft zijn die regels uitgebreid naar prestaties die zijn geleverd<br />
door personen met wie de commissaris een arbeidsovereenkomst heeft<br />
gesloten, met wie hij binnen een professioneel kader samenwerkingsbanden<br />
heeft (zoals bepaald in het koninklijk besluit), alsook naar ondernemingen en<br />
personen die met hem zijn verbonden. Wat de geauditeerde onderneming<br />
betreft, zijn die regels uitgebreid naar de ondernemingenen, de personen die<br />
met haar zijn verbonden, alsook naar de buitenlandse filialen.<br />
Er is tevens bepaald dat het <strong>IBR</strong> na advies van de Hoge Raad voor de<br />
Economische Beroepen (kortweg “HREB”), de gedragslijnen uitzet ter<br />
uitvoering van die nieuwe bepalingen, op basis van de aanbeveling van de<br />
Europese Commissie van 16 mei 2002 betreffende de onafhankelijkheid van<br />
de wettelijke controleur van de rekeningen in de Europese Unie.<br />
Andere non-auditdiensten (“one to one”)<br />
De wet bepaalt dat de commissaris en zijn medewerkers voor de<br />
gecontroleerde onderneming en haar filialen in principe geen andere nietauditdiensten,<br />
verenigbaar met de onafhankelijkheid, mogen leveren, indien<br />
de met deze diensten samenhangende honoraria hoger liggen dan de<br />
honoraria verbonden met het/de manda(a)t(en) van de commissaris binnen de<br />
onderneming en haar filialen (kortweg de “one to one”- regel). Diensten<br />
verbonden met audits van bedrijfsovernames vallen niet onder deze<br />
beperking. Deze regel geldt voor beursgenoteerde ondernemingen en<br />
ondernemingen die deel uitmaken van een groep die geconsolideerde<br />
rekeningen moet opstellen en publiceren. Non-audithonoraria mogen<br />
44
nochtans hoger liggen dan audit honoraria na voorafgaand akkoord van het<br />
(statutaire) auditcomité van de gecontroleerde onderneming of van het<br />
Comité voor advies en controle, of via de aanstelling van een college van<br />
commissarissen die volledig onafhankelijk zijn van mekaar.<br />
Transparantie<br />
De wet corporate governance versterkt de bekendmakingregels inzake het<br />
voorwerp en de bezoldiging van de non-auditdiensten in het jaarverslag, voor<br />
diensten geleverd door de commissaris, door diegene met wie hij een<br />
arbeidsovereenkomst heeft afgesloten en diegene met wie hij samenwerkt, ten<br />
gunste van de gecontroleerde onderneming, ermee verbonden ondernemingen<br />
en personen in België en buitenlandse filialen. De Koning is bevoegd de<br />
honorariacategorieën vast te leggen in het jaarverslag.<br />
Nieuw Comité voor advies en controle<br />
De wet corporate governance bepaalt de oprichting van een Comité voor<br />
advies en controle dat uitsluitend is samengesteld uit onafhankelijke leden<br />
van het beroep. Dit Comité is bevoegd op vraag van de commissaris advies te<br />
verstrekken over vragen die te maken hebben met de onafhankelijkheid, dus<br />
ook over vragen om advies over non-auditdiensten. Het Comité mag tevens<br />
een disciplinaire procedure starten tegen een lid van het <strong>IBR</strong> wanneer het<br />
gaat om zaken over de onafhankelijkheid binnen het kader van een mandaat<br />
van commissaris.<br />
Inwerkingtreding<br />
De nieuwe bepalingen zullen van kracht zijn vanaf 1 oktober 2003. De<br />
nieuwe regels betreffende de commissaris zijn van toepassing op de prestaties<br />
en de situaties die ontstaan na de inwerkingtreding. De bepalingen die de<br />
bekendmaking van de honoraria versterken zijn van toepassing op de<br />
jaarverslagen betreffende de boekjaren die beginnen na het inwerkingtreden.<br />
De bedrijfsrevisor biedt op die manier alle waarborgen die hem in staat<br />
stellen zijn belangrijke taak als onafhankelijke expert uit te voeren.<br />
45
6.4. Bedrijfsrevisor staat borg voor het naleven van het beroepsgeheim<br />
Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bedrijfsrevisoren,<br />
stagiairs en personen voor wie ze instaan (cf. artikel 27 van de wet van 22 juli<br />
1953 houdende oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren). Het<br />
beroepsgeheim dekt op die manier alle feiten en informatie van<br />
vertrouwelijke aard waarvan de revisor weet heeft door zijn beroep of bij de<br />
uitoefening ervan.<br />
De bedrijfsrevisor biedt op die manier alle waarborgen inzake beroepsgeheim<br />
die hem in staat stellen zijn belangrijke taak als onafhankelijk expert uit te<br />
voeren.<br />
6.5. Een contactname suggereren tussen de onafhankelijke expert en de<br />
commissaris?<br />
Uit contacten die we hebben gehad met onafhankelijke experten is gebleken<br />
dat het blijkbaar niet gebruikelijk is dat de onafhankelijke expert contact<br />
opneemt met de commissaris.<br />
Deze vaststelling lijkt paradoxaal aangezien de commissaris binnen het kader<br />
van zijn soms jarenlang mandaat, over relevante gegevens beschikt over<br />
verschillende aspecten die een invloed zouden kunnen hebben op de reeds<br />
verworven financiële informatie of diegene die nog moet worden verworven.<br />
Denken we maar aan:<br />
− de waarderingsregels;<br />
− de rechten en verplichtingen buiten balans<br />
die heel dikwijls het getrouwe beeld van de ter beschikking gestelde<br />
rekeningen beïnvloeden.<br />
Wie kan bovendien beter een advies geven over de coherentie van de<br />
toekomstige informatie die door de onderneming wordt verstrekt, en aan de<br />
basis ligt van de waarderingsoefeningen, dan de commissaris.<br />
In die zin lijkt de commissaris een reële meerwaarde te kunnen bieden aan<br />
het werk van de onafhankelijke expert.<br />
46
6.6. Collegiale tussenkomst?<br />
En waarom zou de commissaris, zonder daarom een onafhankelijke expert te<br />
zijn, niet naast die expert mogen optreden om zich uit te spreken over de<br />
toepasselijkheid van de door de bieder aangenomen waarderingsmethodes en<br />
over het vrijwaren van de belangen van de aandeelhouders?<br />
De commissaris wordt immers op voorstel van de Raad van Bestuur benoemd<br />
door het geheel van aandeelhouders en geniet dus hun vertrouwen.<br />
47
7. BIJZONDERE VRAGEN<br />
7.1. Grondwettelijk karakter van squeeze out<br />
7.1.1. Problematiek<br />
Als gevolg van twee vragen die gesteld zijn door de Voorzitter van de<br />
Rechtbank van Koophandel te Brussel in het dossier PetroFina, heeft het<br />
Arbitragehof op 14 mei 2003 een belangrijk arrest geveld waarbij het<br />
grondwettelijk karakter van de “squeeze out” wordt bevestigd.<br />
De vraag of artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen, dat de<br />
“squeeze out” organiseert, conform de artikelen 10 en 11 van de Grondwet is,<br />
omvatte, aldus de Voorzitter van de Rechtbank, twee aspecten:<br />
− enerzijds bestaat er een verschillend stelsel tussen aandeelhouders van een<br />
openbare vennootschap en die van een privé-vennootschap; de<br />
aandeelhouders van die laatste, die een uitkoopbod ontvangen, mogen<br />
weigeren hun aandelen te verkopen (die desgevallend van rechtswege<br />
worden omgezet in nominatieve effecten), terwijl aandeelhouders van de<br />
eerste dat recht niet hebben;<br />
− anderzijds bestaat er zowel voor de openbare vennootschappen als voor<br />
de privé-vennootschappen een verschillend stelsel tussen<br />
minderheidsaandeelhouders (die ten minste 5 % van de aandelen in<br />
omloop in handen hebben) en de meerderheidsaandeelhouders (die alleen<br />
of samen met anderen 95 % of meer van de aandelen in omloop in handen<br />
hebben), aangezien de eersten niet over het recht beschikken de tweede<br />
onvoorwaardelijk te verplichten hun effecten te kopen (“sell out” of<br />
“reverse squeeze out” procedure; over dit begrip cf. infra 7.2.).<br />
Bovendien kwam de grondwettelijkheid van de squeeze out eveneens ter<br />
sprake bij artikel 16 van de Grondwet (waarvan het Arbitragehof in principe<br />
geen schendingen hoeft te onderzoeken) waar volgens sommigen de squeeze<br />
out-procedure een “onteigening van privaatnut” zou vormen.<br />
Hoewel het arrest zich uitspreekt in het voordeel van het grondwettelijk<br />
karakter, lijkt het interessant om de voornaamste aspecten terzake te<br />
overlopen.<br />
7.1.2. Wat het onderscheid betreft tussen het stelsel dat van toepassing is op<br />
openbare vennootschappen en het stelsel van toepassing op privévennootschappen<br />
48
Artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen past in een geheel van<br />
regels dat specifiek van toepassing is op de categorie van openbare<br />
vennootschappen, die beantwoorden aan de typische kenmerken van die<br />
vennootschappen: het gaat bijvoorbeeld om regels die van toepassing zijn bij<br />
een belangenconflict, bij de oproeping en de deelneming aan beraadslagingen<br />
en aan stemmingen van de algemene vergaderingen, bij bepaalde specifieke<br />
regels inzake het maatschappelijke kapitaal zoals het vastleggen van een<br />
limiet voor het toegestane kapitaal, bij de verplichting tot informatie en<br />
transparantie naar het publiek toe, enz.<br />
Dit verschil in regels vindt z’n verklaring o.a. in het feit dat een<br />
minderheidsaandeelhouder van een openbare vennootschap (die geen<br />
controle- of referentieaandeelhouder is) in principe niet dezelfde “affectio<br />
societatis” heeft als die van een besloten vennootschap wiens<br />
aandeelhouderschap meestal “familiaal” is. De minderheidsaandeelhouder<br />
van een openbare vennootschap heeft meer een profiel van “investeerder” dan<br />
een vennoot in de traditionele betekenis van het vennootschapsrecht, wiens<br />
nagestreefde doel vooral van vermogensrechtelijke aard is, aangezien zijn<br />
bedoeling eerder is een belegging te doen, zonder daarom persoonlijke<br />
relaties te ontwikkelen met de andere aandeelhouders.<br />
De verdunning van het aandeelhouderschap dat resulteert uit een<br />
rechtstreekse oproep naar het spaarwezen, zeker wanneer de vennootschap<br />
beursgenoteerd is, en het bestaan van een liquide markt voor aandelen van<br />
openbare vennootschappen is een verklaring voor het natuurlijke verschil in<br />
relaties die de aandeelhouders van een openbare vennootschap onder mekaar<br />
onderhouden en die van een privé-vennootschap, alsook hun relatie met de<br />
vennootschap zelf. Dit impliceert dat een aantal bijzondere regels, die<br />
rekening houden met die specificiteiten, van toepassing kunnen zijn op die<br />
categorie vennootschappen.<br />
Het squeeze out stelsel dat van toepassing is op openbare vennootschappen<br />
kan ook voldoen aan een verzuchting van rationalisatie en vereenvoudiging<br />
van de werking van openbare vennootschappen, die gehouden zijn aan<br />
vereisten waaraan zware sancties verbonden zijn en soms hoge kosten, die<br />
niet altijd gerechtvaardigd zijn gelet op de evolutie van hun aandeelhouders.<br />
Zo bijvoorbeeld in het dossier PetroFina, had zijn<br />
meerderheidsaandeelhouder op het ogenblik van het uitbrengen van de<br />
squeeze out, niet minder dan 99,62 % van het kapitaal van PetroFina in<br />
handen. Sommigen meenden dan ook dat het gewettigd was om die categorie<br />
van vennootschappen de mogelijkheid te bieden een statuut van gemeen recht<br />
terug te geven en hen op die manier een aantal verplichtingen en kosten waar<br />
niet veel tegenover staat, te besparen. Volgens diezelfden is het criterium van<br />
95 % om een squeeze out uit te brengen meer een kwestie van opportuniteit,<br />
gelet op de specificiteit van de Belgische markten en de structuur van het<br />
aandeelhouderschap van de Belgische openbare vennootschappen, dan een<br />
kwestie van gelijkheid.<br />
49
In het arrest van 14 mei 2003 heeft het Arbitragehof zich geïnspireerd op<br />
voormelde overwegingen en herinnerd aan de memorie van toelichting bij<br />
artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen:<br />
“ pour les sociétés publiques, le squeeze out est le seul moyen de sortir du<br />
régime introduit par la loi du 18 juillet 1991 modifiant la loi sur les sociétés<br />
commerciales, qui a été inspiré par le souci de protéger dans ce type de<br />
sociétés qui comptent un grand nombre d'actionnaires les petits actionnaires<br />
du pouvoir des grands actionnaires. […] Les lourdes obligations en matière<br />
d'information auxquelles sont soumises ces sociétés peuvent être remises en<br />
question lorsqu'un petit nombre d'actions est diffusé dans le public. Le<br />
régime de la reprise introduit par l'actuel article 190quinquies offre à ce<br />
propos une solution qui permet à la société de ne plus être qualifiée de<br />
'société ayant fait ou faisant publiquement appel à l'épargne ».<br />
Het verschil in behandeling tussen de minderheidsaandeelhouders van<br />
publieke en deze van privé-vennootschappen steunt dus op een objectief en<br />
relevant criterium, met name de aard van de vennootschap.<br />
Ten slotte heeft het Arbitragehof, onder meer, benadrukt dat de<br />
aandeelhouders van de publieke vennootschappen in de procedure van het<br />
uitkoopbod, konden genieten van een door de CBF uitgeoefende controle en<br />
van het recht om aan de CBF hun bezwaren te uiten. Het Hof is bijgevolg<br />
van oordeel dat de minderheidsaandeelhouders over voldoende garanties<br />
beschikken en dat het huidig stelsel dus niet kennelijk onredelijk is, rekening<br />
houdend met de doelstelling van de wetgever.<br />
7.1.3. Wat de afwezigheid betreft van reverse squeeze out van toepassing op de<br />
openbare vennootschappen<br />
De vraag naar de grondwettelijkheid van een squeeze out ten aanzien van de<br />
afwezigheid van een reverse squeeze out (over dit begrip, cf. infra 7.2.) is<br />
eveneens voorgelegd aan het Arbitragehof.<br />
De vraag was niet het verschil in behandeling tussen de minderheids- en<br />
meerderheidsaandeelhouders, met name dat de eersten niet over hetzelfde<br />
recht beschikken als de meerderheidsaandeelhouders om een uitkoopbod uit<br />
te brengen dat die laatsten niet zouden kunnen weigeren. Niemand zou dit<br />
verschil in behandeling nog ernstig in twijfel durven trekken aan de hand van<br />
artikels 10 en 11 van de Grondwet. De wet maakt overigens geen enkel<br />
verschil tussen de meerderheidsaandeelhouders die beantwoorden aan de<br />
drempelcriteria van deelneming om een squeeze out uit te brengen.<br />
Het ging er eerder om te weten of het verschil in behandeling tussen twee<br />
verschillende personen die zich in een andere situatie bevinden (een<br />
aandeelhouder die alleen of met anderen 95 % van het kapitaal van een<br />
openbare maatschappij in handen heeft en de minderheidsaandeelhouders die<br />
50
(samen) 5 % of minder in handen hebben) tegenstrijdig is met artikels 10 en<br />
11 van de Grondwet.<br />
Het argument dat meestal naar voor werd geschoven ten gunste van de<br />
grondwettelijkheid van het wettelijk stelsel, was dat een<br />
meerderheidsaandeelhouder, die een vennootschap controleert, moeilijk kan<br />
worden vergeleken met een minderheidsaandeelhouder en op dezelfde manier<br />
kan worden behandeld, in toepassing van het meerderheidsprincipe dat<br />
bevestigd wordt door het vennootschapsrecht (alsook door de Grondwet, voor<br />
wat betreft de werking van parlementaire vergaderingen), onder voorbehoud<br />
van het misbruik van die meerderheid. Het maatschappelijke belang<br />
waarbinnen een squeeze out kadert, zou niet mogen worden gedwarsboomd<br />
door een vermogensbelang van minderheidsaandeelhouders die een reverse<br />
squeeze out nastreven.<br />
Sommigen haalden nog andere argumenten aan in de richting van een<br />
schending van de Grondwet.<br />
Wat de inzet betreft, is de impact van de overname niet dezelfde voor de<br />
meerderheidsaandeelhouder als voor de minderheidsaandeelhouder. De<br />
minderheidsaandeelhouder bezit inderdaad weinig liquide effecten, wat<br />
vervelend kan lijken. Ofwel stort de vennootschap hem in dat geval jaarlijks<br />
correcte dividenden en wordt hij niet te kort gedaan, ofwel betaalt ze die niet<br />
terwijl ze wel degelijk de middelen heeft en hij beschikt dan eventueel over<br />
een gegronde vordering tegen het misbruik van meerderheid.<br />
Wanneer de hoofdaandeelhouder daarentegen de procedure voor een<br />
uitkoopbod aanwendt, kan de vennootschap haar statuut van openbare<br />
vennootschap die beroep doet op het spaarwezen verliezen, waardoor een<br />
reeks kosten die ermee verbonden zijn wegvalt. In dat geval is de squeeze out<br />
procedure in het belang van de vennootschap en niet enkel in dat van de<br />
minderheidsaandeelhouder.<br />
Overigens is in het geval van een openbaar bod op een vennootschap de<br />
bieder altijd gehouden zijn bod te heropenen indien hij meer dan 90 % van de<br />
aandelen van de beoogde vennootschap verwerft of indien hij er de<br />
schrapping van vraagt. Bijgevolg kan een minderheidsaandeelhouder in<br />
principe niet ingesloten raken in een vennootschap waarvan de<br />
aandeelhouderstructuur radicaal gewijzigd is, zonder dat hij de kans heeft<br />
gehad zijn aandelen te verkopen (of om te ruilen).<br />
Het Arbitragehof heeft in deze zin als volgt geoordeeld:<br />
« Est conforme à l'objectif que poursuit le législateur en instaurant la règle<br />
de l'offre de reprise forcée, la mesure qui réserve ce droit au groupe<br />
d'actionnaires le plus concerné par l'objectif de favoriser le bon<br />
fonctionnement et l'évolution de la société. Faute d'un intérêt identique de<br />
leur part, les actionnaires minoritaires qui détiennent moins de 5 pour cent<br />
51
des titres constituent une catégorie objectivement définie qu'il est<br />
raisonnablement justifié de traiter différemment. Compte tenu de la<br />
protection particulière déjà offerte à ces actionnaires minoritaires dans le<br />
cadre de la législation sur les sociétés, la mesure n'apparaît pas<br />
disproportionnée à l'objectif que poursuit le législateur ».<br />
7.1.4. Wat de kwalificatie “onteigening van privaatnut” betreft<br />
Sommigen menen dat squeeze out neerkomt op het toelaten van “onteigening<br />
van privaatnut” door een meerderheidsaandeelhouder, wat tegenstrijdig zou<br />
zijn met artikel 16 van de Grondwet gecombineerd met artikel 1 van het<br />
aanvullend protocol op het Europees Verdrag ter bescherming van de<br />
mensenrechten en de fundamentele vrijheden.<br />
Deze kwestie kwam ter sprake in de zaak PetroFina maar was het voorwerp<br />
van geen enkel prejudicieel geschil. Mevrouw de Voorzitter van de<br />
Rechtbank van Koophandel had immers beslist te wachten op het arrest van<br />
het Arbitragehof alvorens uitspraak te doen.<br />
Artikel 16 van de Grondwet bepaalt: “Niemand kan zijn eigendom worden<br />
ontnomen tenzij om redenen van openbaar nut, in de gevallen en op de<br />
manier door de wet vastgelegd en middels een eerlijke en voorafgaande<br />
vergoeding”.<br />
Wat deze vraag betreft kunnen we verwijzen naar het verslag van de<br />
expertengroep die is opgericht door de Europese Commissie na het voorstel<br />
van XIIIde richtlijn inzake OOA’s, de “High Level Group of Company Law<br />
Experts on issues related to takeover bids”. Volgens deze laatste “bestaat er<br />
een algemeen en openbaar belang dat vennootschappen op een effectieve<br />
manier worden bestuurd enerzijds, en dat de aandelenmarkten voldoende<br />
liquide zijn anderzijds. Op voorwaarde dat het recht op squeeze out enkel<br />
wordt toegepast wanneer de minderheid relatief klein is en een gepaste<br />
schadeloosstelling wordt aangeboden, is het gebruik van squeeze out om de<br />
openbare belangen te dienen in verhouding ”.<br />
52
7.2. Reverse squeeze out<br />
7.2.1. Begrippen<br />
Squeeze out en reverse squeeze out<br />
Squeeze out en reverse squeeze out zijn gelijkaardige procedures in de zin dat<br />
ze het mogelijk maken een persoon respectievelijk te verplichten de aandelen<br />
van een vennootschap waarvan hij aandeelhouder is te verkopen of te kopen.<br />
Zoals we reeds hebben gezien verwerft de aandeelhouder, die alleen of samen<br />
95 % van de stemrechtverlenende effecten bezit, na de squeeze out, de<br />
totaliteit van de stemrechtverlenende effecten binnen deze vennootschap. De<br />
effecten die bij het uitkoopbod niet worden aangeboden worden dus geacht<br />
van rechtswege te zijn overgedragen.<br />
De “reverse squeeze out” is daarentegen nog niet in ons juridisch arsenaal<br />
opgenomen. Deze procedure wil iedere minderheidsaandeelhouder van een<br />
vennootschap in staat stellen van de meerderheidsaandeelhouder, die een<br />
zekere drempel effecten van een vennootschap bezit (in Belgisch recht zal die<br />
drempel waarschijnlijk 95 % bedragen) te eisen dat hij zijn effecten koopt.<br />
Gelijkaardig begrip: de naasting<br />
Reverse squeeze out is verwant met een bestaand begrip, nl. naasting.<br />
Artikel 642 van het Wetboek van vennootschappen biedt elke aandeelhouder<br />
inderdaad de mogelijkheid, om gegronde redenen, voor het gerecht te vragen<br />
dat de aandeelhouders die aan de basis van die gegronde redenen liggen, al<br />
zijn aandelen overnemen alsook de in aandelen converteerbare obligaties, of<br />
de inschrijvingsrechten die hij bezit. Deze procedure verschilt op vele punten<br />
van reverse squeeze out:<br />
− Wat de aandeelhouders betreft tegen wie de uitkoop wordt gevraagd, is<br />
geen enkele deelnemingsdrempel vereist;<br />
− De eiser moet het bestaan van gegronde redenen aantonen, wat de<br />
uitkomst van zijn verzoek onzeker maakt.<br />
Deze procedure is slechts van toepassing op naamloze vennootschappen die<br />
geen publiek beroep doen, of geen publiek beroep hebben gedaan op het<br />
spaarwezen.<br />
53
Procedure-moeilijkheden<br />
De invoering in het Belgische recht van reverse squeeze out leidt tot<br />
verschillende procedurekwesties.<br />
Deze procedure kan voor de meerderheidsaandeelhouder zeer zwaar zijn. Hij<br />
zou in principe kunnen worden geconfronteerd met opeenvolgende verzoeken<br />
tot overname van verschillende minderheidsaandeelhouders.<br />
De door de verschillende experts vastgelegde prijs kan binnen het kader van<br />
die procedures al naargelang de vraag sterk variëren, zonder dat een variatie<br />
in het eigen vermogen van de vennootschap dit rechtvaardigt.<br />
De wet zou dus een bekendmakingmaatregel moeten voorzien die de andere<br />
minderheidsaandeelhouders in staat stelt zich te scharen achter de reverse<br />
squeeze out procedure die in gang is gezet door een van hen.<br />
7.2.2. Huidige toestand van de vraag<br />
In België<br />
We willen er nog op wijzen dat de Kamercommissie belast met problemen<br />
van handels- en economisch recht in haar verslag van 4 april 2002 twee<br />
wetsvoorstellen heeft verworpen die waren ingediend om de<br />
minderheidsaandeelhouders een recht toe te kennen, te kunnen genieten van<br />
reverse squeeze out. De CBF heeft tevens gewezen op de talrijke<br />
moeilijkheden die een dergelijke hervorming zou inhouden.<br />
Voorstel van richtlijn<br />
De Commissie heeft op 2 oktober 2002 een nieuw voorstel tot richtlijn<br />
gepubliceerd betreffende de openbare overnameaanbiedingen, in navolging<br />
van het ontwerp van de XIIIde richtlijn die op 4 juli 2001 door het EURpees<br />
Parlement was verworpen.<br />
Artikel 14 van dit nieuwe ontwerp van richtlijn voert op communautair vlak<br />
het begrip squeeze out in, terwijl artikel 15 bepaalt dat in gelijkaardige<br />
omstandigheden als bij een normale squeeze out, een<br />
minderheidsaandeelhouder de meerderheidsaandeelhouder kan verplichten<br />
zijn aandelen over te nemen. Voornoemd artikel luidt als volgt:<br />
“1. De lidstaten waken erover dat na een bod gericht aan alle houders van<br />
aandelen van de beoogde vennootschap dat slaat op de totaliteit van<br />
hun aandelen, een minderheidsaandeelhouder kan eisen van de bieder,<br />
die ten minste 90 % van het maatschappelijke kapitaal van de beoogde<br />
vennootschap in handen heeft, dat hij de aandelen overneemt aan een<br />
54
eerlijke prijs. De lidstaten kunnen een hogere drempel vastleggen, maar<br />
dan hoger dan 95 % van het maatschappelijk kapitaal.<br />
Het recht om gebruik te maken van de verplichte koop mag niet worden<br />
uitgeoefend wanneer de gekozen drempel slechts voor een korte periode<br />
is bereikt.<br />
2. Wanneer de beoogde vennootschap verschillende klassen aandelen<br />
heeft, wordt de onder paragraaf 1 bepaalde regel afzonderlijk toegepast<br />
op elke klasse.<br />
3. De prijs wordt bepaald conform de bepalingen van artikel 14 paragraaf<br />
3 en 4”.<br />
Dit ontwerp van richtlijn laat het dus aan de vrije appreciatie van de lidstaten<br />
over om de procedure zelf te definiëren. De twee voormelde<br />
procedurekwesties blijven dus gelden.<br />
Enkel het begrip “eerlijke prijs” wordt gedefinieerd door verwijzing naar het<br />
uitkoopbod. De criteria zijn de volgende:<br />
− De prijs moet dezelfde vorm aannemen als de tegenprestatie van het bod<br />
(indien aan de vraag tot aankoop een openbaar bod voorafgaat);<br />
− Na een openbaar bod:<br />
−<br />
−<br />
Indien dit vrijwillig is, wordt de prijs billijk geacht indien hij<br />
overeenkomt met de tegenprestatie van het bod en indien de<br />
bieder via aanvaarding van het bod, aandelen heeft verworven<br />
die ten minste 90 % van het maatschappelijke kapitaal<br />
vertegenwoordigen waaraan het bod was gericht;<br />
Indien het verplicht is, wordt de tegenprestatie van het bod<br />
eerlijk geacht.<br />
Die criteria gelden enkel indien de reverse squeeze out vraag wordt<br />
ingediend binnen de drie maanden na de afsluiting van het bod.<br />
− In alle andere gevallen moet de prijs door een onafhankelijke expert<br />
worden bepaald.<br />
7.3. Verschillen CBF/<strong>IBR</strong><br />
Er is een meningsverschil opgedoken tussen de het <strong>IBR</strong> en de CBF over de<br />
mogelijkheid voor de commissaris van een vennootschap om als<br />
onafhankelijk expert op te treden.<br />
55
1) Rol van de “onafhankelijke expert”<br />
Artikel 47 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 bepaalt de<br />
rol en de noodzakelijke tussenkomst van de onafhankelijke expert, om<br />
de belangen van de houders van minderheidsaandelen te vrijwaren,<br />
alsook de relevantie van de gebruikte waarderingsmethodes. Dit<br />
artikel omschrijft echter niet het begrip onafhankelijk expert.<br />
2) De positie van de CBF<br />
In zijn omzendbrief van 19 december 2000 15 (omzendbrief<br />
D2/F/2000/5) heeft de CBF het begrip onafhankelijk expert<br />
verduidelijkt binnen het kader van een openbaar uitkoopbod.<br />
Wat betreft de situatie van de commissaris stelt de CBF “de<br />
commissaris-revisor van de bieder of van de doelvennootschap (of van<br />
de met hen verbonden ondernemingen) mag niet worden aangesteld<br />
tot onafhankelijk expert in het kader van een uitkoopbod. Dit geldt<br />
ook voor de andere personeelsleden van de firma waar de<br />
commissaris-revisor werkzaam is.”<br />
De CBF besluit dus dat de commissaris van de bieder of van de<br />
beoogde vennootschap (of ondernemingen die ermee verbonden zijn)<br />
niet de onafhankelijke expert mag zijn, want de opdracht van<br />
onafhankelijk expert ligt buiten het werkterrein waarvoor de wet aan<br />
de commissaris een onafhankelijk statuut heeft toegekend en dat dit<br />
“de schijn kan opwekken van het bestaan van een wederzijds belang<br />
tussen externe auditeur en zijn cliënt”.<br />
3) De positie van het <strong>IBR</strong><br />
De interpretatie van de CBF druist in tegen het advies van de Raad<br />
van het Instituut der Bedrijfsrevisoren in zijn Jaarverslag 2000 16 .<br />
“De Raad van het <strong>IBR</strong> stelt vast dat zijn advies niet werd gevolgd in<br />
de circulaire van de CBF van 19 december 2000.” 17<br />
De positie van het <strong>IBR</strong> rechtvaardigt zich als volgt:<br />
“De gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen en de<br />
uitvoeringsbesluiten van de wet van 22 juli 1953 bepalen dat de<br />
commissaris-revisor onafhankelijk is van de vennootschap waarvan<br />
hij de jaarrekening controleert.<br />
15<br />
16<br />
17<br />
Cf. bijlage 5.1.<br />
Cf. bijlage 5.2.<br />
Cf. bijlage 5.3.<br />
56
De Raad van het Instituut is van mening dat de commissaris-revisor<br />
een deskundige is die onafhankelijk is van de bieder, in de zin van<br />
artikel 47 van het aangehaalde koninklijk besluit van 8 november<br />
1989”.<br />
“De Raad is van oordeel dat de commissaris-revisor wel een<br />
uitspraak kan doen betreffende de relevantie, in het licht van de<br />
waarderingscriteria die gewoonlijk worden gehanteerd, betreffende<br />
de waarderingsmethode of -methodes die door de bieder worden<br />
gebruikt om de vennootschap te waarderen en de prijs te<br />
verantwoorden. Het gaat dus om “waarderingen gedaan door<br />
anderen” (“valuation work performed by others”), waarover volgens<br />
de Europese ontwerp-aanbeveling inzake onafhankelijkheid, een<br />
wettelijke rekeningencontroleur zich kan uitspreken zonder zijn<br />
onafhankelijkheid in het gedrang te brengen (zie hierboven). De<br />
Belgische wet laat overigens de commissaris-revisor uitdrukkelijk toe<br />
dit type van opdracht uit te voeren, aangezien in de vennootschappen<br />
die een commissaris-revisor hebben benoemd deze een verslag moet<br />
opstellen in het kader van een kapitaalverhoging die inbrengen omvat<br />
die niet in geld bestaan” 18 .<br />
Er moet nochtans op worden gewezen dat het door de Raad van het <strong>IBR</strong><br />
gebruikte voorbeeld om zijn stelling te staven nietig is sinds de nieuwe norm<br />
betreffende de inbreng in natura en de quasi inbreng o.a. bepalen dat de<br />
bedrijfsrevisor zich niet meer moet uitspreken over het rechtmatig en billijk<br />
karakter van de operatie.<br />
7.4. Objectieve verschillen tussen openbare en privé-vennootschappen<br />
Hoewel we ze reeds hebben behandeld, willen we de objectieve verschillen<br />
tussen openbare en privé-vennootschappen nog even op een rijtje zetten.<br />
7.4.1. Het dwingende karakter van het bod<br />
De minderheidsaandeelhouders van openbare vennootschappen kunnen zich<br />
niet verzetten tegen het bod. De effecten die niet worden aangeboden,<br />
worden van rechtswege geacht te zijn overgedragen aan de bieder en de<br />
minderheidsaandeelhouders beschikken over een periode van 30 jaar om de<br />
terugbetaling van hun effecten te verkrijgen bij de Deposito- en<br />
Consignatiekas.<br />
De minderheidsaandeelhouders van privé-vennootschappen kunnen (sinds 16<br />
juni 1998) niet langer worden onteigend en hebben de mogelijkheid zich te<br />
verzetten tegen een uitkoopbod en dus hun effecten te behouden. Ze moeten<br />
18<br />
Artikel 34, § 2, Venn.W. of artikel 602 Wetboek van vennootschappen.<br />
57
tijdens de validiteitperiode van het bod, de bieder in kennis stellen van hun<br />
weigering om zich van hun effecten te ontdoen. De effecten, waarvan de<br />
eigenaar uitdrukkelijk en schriftelijk heeft laten weten dat hij weigerde er<br />
zich van te ontdoen, worden van rechtswege omgezet in aandelen op naam.<br />
7.4.2. De onafhankelijke expert<br />
a) Bedrijfsrevisoren en accountants<br />
Binnen het kader van het openbaar uitkoopbod moet de bieder de prijs van<br />
het bod bepalen en moet hij zich baseren op een verslag van een<br />
onafhankelijk expert die zich zal uitspreken over de relevantie gelet op de<br />
normaal geldende waarderingscriteria, de door de bieder gebruikte<br />
waarderingsmethode(s) om de vennootschap te waarderen en de prijs te<br />
rechtvaardigen.<br />
Deze opdracht werd niet voorbehouden aan bedrijfsrevisoren en accountants<br />
die zijn ingeschreven op de rol van externe accountants, in tegenstelling tot<br />
het private uitkoopbod waar de bieder een uitvoerig schriftelijk verslag moet<br />
opstellen dat wordt gevoegd bij een verslag dat is opgesteld door een<br />
bedrijfsrevisor of accountant die is ingeschreven op de rol van de externe<br />
accountants van het Instituut van de Accountants.<br />
b) Commissarissen<br />
In beide gevallen en in tegenstelling tot talrijke andere bepalingen van het<br />
vennootschapsrecht, verwijst de wettekst nergens naar de commissarissen. Er<br />
wordt enkel verwezen naar de interventie van een bedrijfsrevisor of een<br />
accountant binnen het kader van een privaat uitkoopbod. Gelet op de<br />
gelijkenissen tussen deze opdracht en andere opdrachten uit het<br />
vennootschapsrecht, zouden we kunnen besluiten dat deze opdracht<br />
verenigbaar is met die van commissaris.<br />
We zouden daarentegen een argument kunnen halen uit het feit dat de<br />
commissaris niet uitdrukkelijk staat vermeld in de wet, terwijl er in andere<br />
bepalingen van het vennootschapsrecht duidelijk naar verwezen wordt.<br />
De Raad van het Instituut is van mening dat de commissaris een “expert<br />
onafhankelijk van de bieder” is, zowel binnen het kader van het openbare als<br />
privé-uitkoopbod maar de CBF verbiedt de onafhankelijke financiële<br />
tussenpersoon in haar omzendbrief (Omzendbrief D2/F/2000/5), andere<br />
functies op zich te nemen in het kader van de uitkoopbodprocedure<br />
(bijvoorbeeld functie als loket, of bij het opstellen van het ontwerp van het<br />
prospectus) en sluit de commissaris van de bieder of de doelvennootschap uit<br />
als onafhankelijk expert in het kader van een uitkoopbod.<br />
58
In de praktijk wordt de opdracht van onafhankelijk expert dus nooit<br />
uitgevoerd door de commissaris in het kader van een openbaar uitkoopbod en<br />
slechts zelden in het kader van een privaat bod.<br />
7.4.3. Controle van de Commissie van het Bank- en Financiewezen<br />
Enkel de minderheidsaandeelhouders van de openbare vennootschappen<br />
beschikken over een informatieprocedure die is onderworpen aan de controle<br />
van de CBF, die het prospectus van het openbaar bod en de formele<br />
regelmatigheid van de operatie goedkeurt.<br />
De CBF speelt dus geen rol bij de overnameaanbiedingen van private<br />
vennootschappen.<br />
59
8. CONCLUSIE<br />
Na een samenvatting van de juridische context van de materie en een voorstelling<br />
van de gegevensbank opgesteld door de commissie (studie van 62 zogenaamde<br />
“publieke” squeeze out verrichtingen die hebben plaatsgevonden tussen 1999 en<br />
2002), hadden de werkzaamheden tijdens de twee workshops betrekking op<br />
verschillende vragen waarop meerdere deelnemers actief hebben gereageerd.<br />
1. Uiteenlopende standpunten van de CBF en het <strong>IBR</strong> (met betrekking tot de<br />
mogelijkheid voor de commissaris van een vennootschap om op te treden als<br />
onafhankelijke expert in het kader van een publieke squeeze out).<br />
Een aantal aanwezigen heeft er de aandacht op gevestigd dat de expert<br />
onafhankelijk dient te zijn ten opzichte van de aandeelhouder en dat daarom de<br />
aanduiding van de commissaris als onafhankelijke expert de schijnbare<br />
onafhankelijkheid in het gevaar zou kunnen brengen. De meerderheid lijkt zich<br />
aan te sluiten bij het standpunt dat door de CBF wordt verdedigd. In de praktijk<br />
komt het hierop neer dat geen enkele vennootschap trouwens getracht heeft in te<br />
gaan tegen het standpunt van de CBF.<br />
2. Terwijl voor een privé squeeze out de onafhankelijke expert een bedrijfsrevisor<br />
of een accountant moet zijn, vermeldt de wet niets voor wat de publieke squeeze<br />
out betreft. Met betrekking tot deze laatste blijkt in de praktijk dat de aangeduide<br />
experts bijna steeds zakenbanken zijn of, indien het gaat om internationale<br />
auditkantoren (een hypothese die echter zelden voorkomt), hun corporate finance<br />
afdeling en niet die van de revisoren (audit). De commissie heeft over deze<br />
situatie gediscussieerd.<br />
De algemene indruk is dat deze situatie op de eerste plaats voortvloeit uit een<br />
modeverschijnsel of een marketingfenomeen, ja zelfs uit een gevoel van<br />
geloofwaardigheid ten opzichte van de markten. Dit fenomeen begon in het<br />
kader van grotere transacties (openbaar overname aanbod, enz.) maar heeft een<br />
invloed op de squeeze out dossiers; onder de invloed van vooral de<br />
Angelsaksische praktijken, wordt de bankier vaak gezien als dé financieel<br />
adviseur die de voorkeur krijgt. Anderzijds is de bankier meestal aanwezig vanaf<br />
het begin (de eerste vraag van de bieder is, ondanks alles, te weten hoeveel de<br />
verrichting hem zal kosten) en derhalve lijkt het vanzelfsprekend om de relatie<br />
met de zakenbankier verder te zetten eerder dan zich nadien te richten tot een<br />
bedrijfsrevisor. In deze situatie rijzen toch vele vragen en in het bijzonder de<br />
problematiek van de onafhankelijkheid van de zakenbank die (in tegenstelling tot<br />
de onafhankelijkheid van de commissaris) niet wettelijk geregeld is.<br />
3. Ten overstaan van deze situatie de facto menen sommigen dat er dient te worden<br />
gehandeld door de werkelijke complementariteit tussen zakenbankiers en<br />
commissarissen op de voorgrond te plaatsen: de commissaris blijkt immers de<br />
best geplaatste persoon om de door de onafhankelijke expert gebruikte<br />
60
methodologie en parameters te bekrachtigen (in het bijzonder is hij de meest<br />
geschikte persoon die in staat is om te oordelen over de bijzondere<br />
waarderingsregels, over het werkelijk karakter van de huidige waarde van de<br />
cash flow, over het vermogen van de vennootschap om betrouwbare prognoses<br />
op te stellen, en om de bijzondere risico’s van de onderneming te waarderen,<br />
evenals het belang van de rechten en verplichtingen buiten de balans, enz.). En<br />
dit alles onder voorbehoud van de problematiek rond het beroepsgeheim,<br />
waarvoor een gedetailleerde reflectie dient te worden gevoerd. De<br />
commissarissen dienen hier derhalve een belangrijke rol te spelen die misschien<br />
een wetgevende tussenkomst zou kunnen rechtvaardigen (een onderscheiden<br />
verslag uitbrengen aan de aandeelhouders ?) en die in ieder geval wordt<br />
ondergewaardeerd. In dit opzicht blijkt trouwens dat de bankiers die dergelijke<br />
dossiers behandelen, niet de gewoonte hebben om contact op te nemen met de<br />
commissaris, terwijl deze laatste in staat is om de bijzonderheden van de<br />
onderneming beter te kennen.<br />
4. Bovendien heeft de commissie kunnen vaststellen dat de publieke squeeze out<br />
verrichtingen weinig geschillen met zich meebrengen. De voornaamste reden is<br />
te zoeken bij de door de bieder betaalde prijs, die vaak de prijs voor de vrede<br />
blijkt te zijn (een gemiddelde premie van 21 % in verhouding tot de waardering<br />
werd vastgesteld, terwijl in geval van een openbaar overname aanbod, de premie<br />
in verhouding tot de gebruikte methodes slechts ongeveer 7 à 8 % bedraagt).<br />
Een andere reden vloeit voort uit de toepasselijke procedure. De<br />
minderheidsaandeelhouders hebben de gelegenheid om te reageren en de CBF te<br />
contacteren na de indiening van een ontwerpprospectus et de “eventuele”<br />
problemen worden derhalve op die manier op voorhand opgelost, nog vóór de<br />
lancering van de verrichting. Soms leidt deze voorafgaande procedure trouwens<br />
tot een prijsverhoging.<br />
Wat de gebruikte waarderingsmethodes betreft, verschillen zij naargelang de<br />
activiteitensector van de vennootschap.<br />
5. Tenslotte heeft de commissie de opportuniteit onderzocht om te voorzien in een<br />
“reverse squeeze out” (squeeze out waarbij de minderheidsaandeelhouders de<br />
meerderheidsaandeelhouder – die ten minste 95 % van de vennootschap bezit –<br />
verplichten om deze over te kopen).<br />
De deelnemers aan de workshops hebben de aandacht gevestigd op de gevaren<br />
van een reverse squeeze out (speculatie, het risico om het bestaan van de<br />
vennootschap onmogelijk te maken, chronische herhaling van de verrichting –<br />
om zelfs haar financiële stabiliteit in het gevaar te brengen –, verplichting<br />
opgelegd aan de vennootschap om haar statuut van publieke vennootschap op te<br />
geven, enz.). Het algemene (maar niet unanieme) oordeel van de deelnemers<br />
gaat in tegen de invoering van een dergelijk mechanisme (in ieder geval “zonder<br />
wettige reden”) gelet op de talrijke negatieve gevolgen die dit zou kunnen<br />
veroorzaken.<br />
61
BIJLAGEN<br />
1. Artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen<br />
2. Wetsontwerp artikel 513bis (Anne BARZIN (PRL-FDF-MCC), Serge VAN<br />
OVERTVELDT (PRL-FDF-MCC)).<br />
3. Artikel 32 en hoofdstuk IV. van het koninklijk besluit van 8 november 1989<br />
(Belgisch Staatsblad van 11 november 1989) (openbare aanbiedingen)<br />
4. Koninklijk besluit van 30 januari 2001 (Belgisch Staatsblad van 6 februari<br />
2001) (private aanbiedingen)<br />
5. Begrip van onafhankelijke expert<br />
5.1. Positie CBF (omzendbrief van 19 december 2000)<br />
5.2. Positie <strong>IBR</strong> (uittreksel uit Jaarverslag 2000)<br />
5.3. Positie <strong>IBR</strong> (uittreksel uit Jaarverslag 2001)<br />
6. Lijst van de geanalyseerde OUB’s/OOA’s<br />
7. Bibliografie<br />
62
BIJLAGE 1<br />
Artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen<br />
63
§1 Iedere natuurlijke persoon of iedere rechtspersoon die, alleen of in onderling<br />
overleg handelend, 95 % van de stemrechtverlenende effecten van een naamloze<br />
vennootschap die een publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan, bezit,<br />
kan door middel van een uitkoopbod het geheel van de stemrechtverlenende effecten<br />
van deze vennootschap verkrijgen.<br />
Na afloop van de procedure worden de niet-aangeboden effecten, ongeacht of de<br />
eigenaar ervan zich kenbaar heeft gemaakt, geacht van rechtswege op die persoon te<br />
zijn overgegaan met consignatie van de prijs. De niet-aangeboden effecten aan<br />
toonder worden van rechtswege omgezet in effecten op naam en worden door de raad<br />
van bestuur ingeschreven in het register van de effecten op naam.<br />
Na afloop van het uitkoopbod, wordt de vennootschap niet langer beschouwd als een<br />
vennootschap die een publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan, tenzij<br />
de door die vennootschap uitgegeven obligaties nog onder het publiek verspreid zijn.<br />
§2 Iedere natuurlijke persoon of iedere rechtspersoon die, alleen of in onderling<br />
overleg handelend, 95 % van de stemrechtverlenende effecten van een naamloze<br />
vennootschap die geen publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan, bezit,<br />
kan een uitkoopbod doen om het geheel van de stemrechtverlenende effecten van<br />
deze vennootschap te verkrijgen.<br />
Met uitzondering van de effecten waarvan de eigenaar uitdrukkelijk en schriftelijk te<br />
kennen heeft gegeven dat hij geen afstand ervan wenst te doen, worden de nietaangeboden<br />
effecten na afloop van de procedure geacht van rechtswege op die<br />
persoon te zijn overgegaan met consignatie van de prijs. De niet-aangeboden effecten<br />
aan toonder alsmede de effecten aan toonder en de gedematerialiseerde effecten<br />
waarvan de eigenaar te kennen heeft gegeven dat hij geen afstand ervan wenst te<br />
doen, worden van rechtswege omgezet in effecten op naam en worden door de raad<br />
van bestuur ingeschreven in het register van de effecten op naam.<br />
In voorkomend geval, zijn de kosten verbonden aan een wederomzetting in effecten<br />
aan toonder van effecten die met toepassing van deze paragraaf van rechtswege<br />
werden omgezet in effecten op naam, ten laste van de vennootschap.<br />
Het in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde bod is niet onderworpen aan titel II.<br />
van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het<br />
uitgifteregime voor titels en effecten, noch aan Hoofdstuk II van de wet van 2 maart<br />
1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde<br />
vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen,<br />
noch aan artikel 4 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de<br />
financiële markten.<br />
§3 De Koning kan het uitkoopbod reglementeren, en inzonderheid de te volgen<br />
procedure en de wijze van vaststelling van de prijs van het uitkoopbod bepalen.<br />
Daarbij draagt Hij zorg voor de informatieverstrekking aan en de gelijke behandeling<br />
van de effectenhouders.<br />
64
§4 Het uittreksel uit de in kracht van gewijsde gegane of bij voorraad uitvoerbare<br />
rechterlijke beslissing waarbij de voorwaarden van een gedwongen verkoop worden<br />
vastgesteld, wordt neergelegd en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 75.<br />
65
BIJLAGE 2<br />
Wetsontwerp van 6 maart 2002<br />
66
BELGISCHE KAMER VAN<br />
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS 6<br />
maart 2002<br />
WETSONTWERP<br />
houdende wijziging van het<br />
Wetboek van vennootschappen<br />
alsook van de wet van 2 maart 1989<br />
op de openbaarmaking van<br />
belangrijke deelnemingen in ter<br />
beurze enoteerde vennootschappen<br />
en tot reglementering van de<br />
openbare overnameaanbiedingen<br />
CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE<br />
Belgique 6 mars 2002<br />
PROJET DE LOI<br />
modifiant le code des sociétés et la<br />
loi du 2 mars 1989 relative à la<br />
publicité des participations<br />
importantes dans les sociétés<br />
cotées en bourse et réglementant<br />
les offres publiques d’acquisition<br />
AMENDEMENT<br />
Nr. 70 VAN MEVROUW BARZIN EN DE<br />
HEER VAN<br />
OVERTVELDT<br />
Een artikel 7 bis invoegen, luidend als<br />
volgt:<br />
«Art. 7bis. — In het Wetboek van<br />
vennootschappen<br />
wordt een artikel 513bis ingevoegd, luidend als<br />
volgt:<br />
«Art. 513bis. — § 1. Indien één natuurlijke of<br />
rechtspersoon<br />
alleen of verschillende natuurlijke of<br />
rechtspersonen<br />
in onderling overleg vijfennegentig procent van<br />
de stemrechtverlenende effecten van een<br />
naamloze vennootschap<br />
bezit(ten), kan elke andere houder van<br />
stemrechtverlenende effecten eisen dat die<br />
effecten door<br />
de meerderheidsaandeelhouders worden<br />
uitgekocht.<br />
Daartoe richt hij bij aangetekende brief een<br />
uitkoopbod<br />
aan de meerderheidsaandeelhouders. Indien<br />
binnen een<br />
maand na het indienen van die aanvraag geen<br />
over-<br />
AMENDEMENT<br />
N° 70 DE MME BARZIN ET M. VAN<br />
OVERTVELDT<br />
Insérer un article 7 bis, libellé comme suit:<br />
« Art. 7bis. — Un article 513bis, rédigé comme<br />
suit,<br />
est inséré dans le Code des sociétés:<br />
«Art. 513bis. — § 1er. Si une personne<br />
physique ou<br />
morale détient seule ou si plusieurs personnes<br />
physiques<br />
ou morales détiennent de concert nonante cinq<br />
pour cent des titres conférant le droit de vote<br />
d’une<br />
société anonyme, tout autre porteur de titres<br />
conférant<br />
le droit de vote peut exiger que ses titres<br />
soient<br />
repris par les porteurs majoritaires. Il s’adresse<br />
à cette<br />
fin par pli recommandé aux porteurs<br />
majoritaires en<br />
formulant une offre de rachat. A défaut<br />
d’accord dans<br />
le mois de la demande, le requérant peut<br />
demander au<br />
eenkomst is bereikt, mag de aanvrager aan de<br />
président du tribunal de commerce de fixer les<br />
67
voorzitter<br />
van de rechtbank van koophandel vragen de<br />
voorwaarden<br />
van de uitkoop vast te stellen.<br />
De vordering wordt ingesteld door dagvaarding<br />
voor<br />
de voorzitter van de rechtbank van koophandel<br />
van<br />
het rechterlijk arrondissement waarin de zetel<br />
van de<br />
vennootschap gevestigd is, die zitting houdt in<br />
kort<br />
geding. Ook de vennootschap wordt<br />
gedagvaard.<br />
§ 2. De verweerder kan bij de neerlegging van<br />
zijn<br />
eerste conclusies kennis geven van zijn<br />
voornemen<br />
om een uitkoopbod te doen overeenkomstig<br />
artikel 513.<br />
In dat geval, dient hij zijn uitkoopbod te doen<br />
binnen de<br />
maand na de neerlegging van zijn conclusies.<br />
In de tussentijd wordt de procedure<br />
opgeschort.<br />
§ 3. Indien de verweerder geen gebruikt maakt<br />
van<br />
de hem in § 2 geboden mogelijkheid, legt hij<br />
samen<br />
met zijn conclusies de volgende stukken neer:<br />
1° een afschrift van de gecoördineerde<br />
statuten;<br />
2° een uittreksel van alle overeenkomsten die<br />
de<br />
overdraagbaarheid van de effecten beperken<br />
of die de<br />
voorwaarden van de overdracht bepalen<br />
waarbij de eiser<br />
partij zou zijn;<br />
3° een uitkoopbod van de effecten van de<br />
eiser; indien<br />
de verweerder of een van de verweerders een<br />
vennootschap is die een publiek beroep doet<br />
of heeft<br />
gedaan op het spaarwezen, kan het<br />
uitkoopbod bestaan<br />
in een bod tot uitwisseling tegen effecten van<br />
die vennootschap;<br />
indien de verweerder of een van de<br />
verweerders betwist dat aan de in § 1<br />
bedoelde voorwaarden<br />
is voldaan, is het aanbod geacht te zijn<br />
geformuleerd<br />
onder voorbehoud van de in kracht van<br />
gewijsde<br />
gegane rechterlijke beslissing;<br />
4° een minder dan drie maanden oud overzicht<br />
van<br />
de toestand van de activa en de passiva van<br />
conditions<br />
de la reprise.<br />
L’action est introduite par citation devant le<br />
président<br />
du tribunal de commerce de l’arrondissement<br />
judiciaire<br />
dans lequel la société a son siège, siégeant<br />
comme en référé. La société est également<br />
citée à<br />
comparaître.<br />
§ 2. Lors du dépôt de ses premières<br />
conclusions, le<br />
défendeur peut notifier son intention de<br />
procéder à une<br />
offre de reprise conformément à l’article 513.<br />
Dans ce<br />
cas, il devra procéder à l’offre de reprise dans<br />
le mois<br />
du dépôt de ses conclusions.<br />
Entre-temps, la procédure sera suspendue.<br />
§ 3. S’il ne fait pas usage de la possibilité que<br />
lui<br />
offre le § 2, le défendeur joint lors du dépôt de<br />
ses<br />
premières conclusions:<br />
1° une copie des statuts coordonnés ;<br />
2° un extrait de toutes conventions<br />
restreignant la<br />
cessibilité des titres ou en déterminant les<br />
conditions<br />
de cession auxquelles le demandeur serait<br />
partie ;<br />
3° une offre de reprise des titres du<br />
demandeur ; si<br />
le ou un des défendeurs est une société ayant<br />
fait ou<br />
faisant publiquement appel à l’épargne, l’offre<br />
de reprise<br />
pourra consister en une offre d’échange contre<br />
des titres de cette société ; si le ou un des<br />
défendeurs<br />
conteste que les conditions visées au § 1er sont<br />
réunies,<br />
cette offre sera censée formulée sous réserve<br />
de la décision judiciaire passée en force de<br />
chose jugée<br />
;<br />
4° un état résumant la situation active et<br />
passive de<br />
la société dont la reprise des titres est<br />
sollicitée remontant<br />
à moins de trois mois et un avis sur la valeur<br />
des titres établi par son conseil<br />
d’administration. Le<br />
commissaire réviseur ou, à défaut un réviseur<br />
d’entreprises<br />
ou un expert-comptable inscrit au tableau des<br />
experts comptables externes de l’institut des<br />
expertscomptables<br />
68
de vennootschap<br />
waarvan de uitkoop van de effecten wordt<br />
gevraagd en een door de raad van bestuur<br />
opgesteld<br />
advies over de waarde van de effecten. De<br />
commissarisrevisor<br />
of bij zijn ontstentenis een<br />
bedrijfsrevisor<br />
of een accountant die is ingeschreven op het<br />
tableau<br />
van de externe accountants van het Instituut<br />
van de<br />
accountants en de belastingconsulenten zal<br />
over dat<br />
overzicht en dat advies verslag uitbrengen en<br />
onder<br />
meer aangeven of ze berusten op een<br />
volledige, betrouwbare<br />
en exacte situatie van de vennootschap;<br />
5° indien de vennootschap waarvan de uitkoop<br />
van<br />
de effecten wordt gevraagd een publiek<br />
beroep doet of<br />
heft gedaan op het spaarwezen, een advies<br />
van de<br />
Commissie voor het bank- en financiewezen<br />
waarin onder<br />
meer de voorwaarden van elk openbaar bod<br />
tot aankoop<br />
van dezelfde effecten in de loop van de<br />
zesendertig<br />
maanden voorafgaand aan de indiening van<br />
de<br />
aanvraag worden uiteengezet en waarin wordt<br />
aangegeven<br />
of, op grond van de gegevens waarover ze<br />
beschikt,<br />
het uitkoopbod de rechtbank zou kunnen<br />
misleiden.<br />
§ 4. De rechter bepaalt de voorwaarden van<br />
de overdracht,<br />
veroordeelt de eiser de effecten over te dragen<br />
en de verweerder(s) ze te aanvaarden en de<br />
prijs ervoor<br />
te betalen of de compensatie over te maken<br />
binnen<br />
de termijn die hij vaststelt vanaf de betekening<br />
van het vonnis.<br />
De rechter neemt de rechten in acht die<br />
voortvloeien<br />
uit de overeenkomsten in verband met de<br />
overdraagbaarheid van de effecten indien hij<br />
ze geoorloofd<br />
acht. Hij mag echter in de plaats treden van<br />
elke<br />
door de statuten of de overeenkomsten<br />
aangewezen<br />
partij om de prijs voor de uitoefening van een<br />
fera rapport sur cet état et cet avis et indiquera<br />
notamment s’ils se fondent sur une situation<br />
complète,<br />
fidèle et correcte de la société ;<br />
5° si la société dont la reprise des titres est<br />
sollicitée<br />
a fait ou fait publiquement appel à l’épargne,<br />
un avis de la Commission bancaire et<br />
financière exposant<br />
notamment les conditions de toute offre<br />
publique portant<br />
sur les mêmes titres réalisée pendant les<br />
trente<br />
six mois précédant l’introduction de la<br />
demande et indiquant<br />
si, sur base des éléments dont elle dispose,<br />
l’offre de reprise est susceptible d’induire le<br />
tribunal en<br />
erreur.<br />
§ 4. Le juge fixe les conditions du transfert,<br />
condamne<br />
le demandeur à transférer les titres et le ou les<br />
défendeurs à les accepter et à leur payer le<br />
prix ou<br />
remettre la contrepartie dans le délai qu’il<br />
détermine à<br />
dater de la signification du jugement ;<br />
Le juge veille à respecter les droits qui<br />
résultent des<br />
conventions relatives à la cessibilité des titres<br />
s’il les<br />
juge licites. Il peut toutefois se substituer à<br />
toute partie<br />
désignée par les statuts ou les conventions<br />
pour<br />
fixer le prix d’exercice d’un droit de<br />
préemption.<br />
§ 5. Si plusieurs personnes détiennent de<br />
concert<br />
nonante cinq pour cent des titres conférant le<br />
droit de<br />
vote, la reprise s’effectue, après exercice<br />
éventuel des<br />
droits de préemption et sauf convention<br />
contraire, au<br />
prorata du nombre de titres détenus par<br />
chacun d’entre<br />
elles. Elles sont solidairement tenues au<br />
paiement<br />
du prix.<br />
§ 6. Le jugement est exécutoire. Il tient lieu de<br />
titre<br />
pour la réalisation de toutes les formalités liées<br />
à la<br />
69
echt van<br />
voorkoop te bepalen.<br />
§ 5. Indien verschillende personen in onderling<br />
overleg<br />
vijfennegentig procent van de<br />
stemrechtverlenende<br />
effecten bezitten, geschiedt de uitkoop naar<br />
verhouding<br />
van het aantal effecten waarvan elk van die<br />
persoon<br />
houder is, na de eventuele uitoefening van<br />
rechten<br />
van voorkoop en tenzij anders is<br />
overeengekomen.<br />
Ze zijn er hoofdelijk toe gehouden de prijs te<br />
betalen.<br />
§ 6. Het vonnis is uitvoerbaar. Het geldt als<br />
akte<br />
voor de vervulling van alle formaliteiten die<br />
verband<br />
houden met de overdracht van de effecten als<br />
ze op<br />
naam zijn gesteld.».».<br />
cession des titres lorsqu’ils sont nominatifs.».».<br />
VERANTWOORDING<br />
Dit amendement streeft hetzelfde na als het<br />
wetsvoorstel van<br />
mevrouw Anne Barzin en de heer Serge Van<br />
Overtveldt tot invoeging<br />
van een artikel 513bis in het Wetboek van<br />
vennootschappen<br />
teneinde de minderheidsaandeelhouders in staat te<br />
stellen de meerderheidsaandeelhouder(s) ertoe te<br />
dwingen over<br />
te gaan tot een uitkoopbod (DOC 50 1592/001).<br />
Het amendement beoogt in de wetgeving op de<br />
handelsvennootschappen<br />
een procedure van uitkoopbod op te nemen<br />
om gelijkheid te brengen tussen de kleine<br />
aandelenbezitters en<br />
de meerderheidsaandeelhouders.<br />
Krachtens het vroegere artikel 190quinquies van de<br />
gecoördineerde<br />
wetten op de handelsvennootschappen, thans<br />
artikel<br />
513 van het Wetboek van vennootschappen, is het<br />
een persoon<br />
die alleen of in onderling overleg handelt en die 95<br />
% van<br />
de stemrechtverlenende effecten van een naamloze<br />
vennootschap<br />
of van een commanditaire vennootschap op<br />
aandelen<br />
bezit immers toegestaan de<br />
minderheidsaandeelhouders ertoe<br />
te dwingen hun effecten af te staan, althans in de<br />
zogenaamde<br />
«openbare» ondernemingen, dat wil zeggen die<br />
welke een publiek<br />
beroep doen of gedaan hebben op het spaarwezen<br />
(artikel<br />
JUSTIFICATION<br />
Le present amendement reprend l’objet de la<br />
proposition de<br />
loi déposée par Mme Anne Barzin et M. Serge Van<br />
Overtveldt<br />
insérant un article 513bis dans le Code des sociétés<br />
en vue de<br />
permettre aux actionnaires minoritaires de forcer le<br />
ou les actionnaires<br />
majoritaires à procéder à une offre de reprise, (DOC<br />
50 1592/001).<br />
L’amendement vise à instaurer une procédure<br />
d’offre de reprise<br />
dans la législation sur les sociétés commerciales<br />
afin d’assurer<br />
l’équilibre entre petits porteurs et actionnaires<br />
majoritaires.<br />
En effet, l’ancien article 190quinquies des lois<br />
coordonnées<br />
sur les sociétés commerciales, actuellement l’article<br />
513 du<br />
Code des sociétés, autorise donc aujourd’hui la<br />
personne qui<br />
agit seule ou de concert et détient 95 % des titres<br />
conférant le<br />
droit de vote d’une société anonyme ou d’une<br />
société en com- mandite par action à forcer les<br />
minoritaires à céder leurs actions,<br />
à tout le moins dans les sociétés dites «publiques»,<br />
c’estàdire<br />
celles qui ont fait ou font publiquement appel à<br />
l’épargne<br />
(article 513, § 1er, du Code des sociétés).<br />
Ces dispositions créent un déséquilibre excessif que<br />
seule<br />
une symétrie pourrait atténuer. De fait, l’actionnaire<br />
minoritaire<br />
70
513, § 1, van het Wetboek van vennootschappen).<br />
Die bepalingen roepen een bovenmatige<br />
ongelijkheid in het<br />
leven, die alleen door een symmetrie zou kunnen<br />
worden<br />
gemilderd. In werkelijkheid dreigt de deelneming van<br />
de<br />
minderheidsaandeelhouder aan waarde te verliezen<br />
of<br />
onverhandelbaar te worden. De billijkheid vereist dat<br />
de aandeelhouder<br />
wiens aandeel slechts een te verwaarlozen<br />
stemrecht<br />
vertegenwoordigt alsmede een in waarde<br />
verminderde<br />
patrimoniale waarde doordat er voor het effect geen<br />
markt is,<br />
zonder daartoe rechtvaardige beweegredenen te<br />
moeten aanvoeren<br />
de wederkoop mag eisen van die effecten<br />
aangezien de<br />
meerderheidsvennoot van zijn kant het recht heeft<br />
hem die overdracht<br />
op te leggen.<br />
De tegenstanders van een dergelijk omgekeerd<br />
recht van<br />
«squeeze out» zullen erop wijzen dat sommige<br />
bepalingen van<br />
het financieel recht nu reeds de<br />
minderheidsaandeelhouder<br />
beschermen die te kampen heeft met wijzigingen<br />
inzake controle<br />
of de aandeelhouder wiens deelname elke liquiditeit<br />
verliest<br />
als gevolg van het welslagen van een openbaar bod<br />
tot<br />
koop van de effecten. Die bepalingen doen volgens<br />
ons geen<br />
afbreuk aan de gegrondheid van de voorgestelde<br />
wet:<br />
– enerzijds gelden de uitkoopverplichtingen in het<br />
kader van<br />
vastgestelde transacties, wat niet het geval is in het<br />
bepaalde<br />
van artikel 513, § 1, van het Wetboek van<br />
vennootschappen;<br />
met andere woorden, in de huidige wetgeving blijft<br />
de<br />
meerderheidsaandeelhouder meester over de<br />
opportuniteit van<br />
het tijdstip van de uitkoop, terwijl de<br />
minderheidsaandeelhouder<br />
zijn terugtrekking slechts kan eisen op de tijdstippen<br />
die direct<br />
of indirect door de meerderheidsaandeelhouder<br />
worden bepaald;<br />
– anderzijds zijn de bepalingen van het financieel<br />
recht alleen<br />
van toepassing op de overheidsondernemingen en<br />
bieden<br />
ze geen enkele oplossing voor de<br />
minderheidsaandeelhouders<br />
in privé-vennootschappen waarbinnen er voor hun<br />
effecten geen<br />
enkele liquide markt is.<br />
risque de voir sa participation se déprécier ou<br />
devenir non négociable.<br />
L’équité implique que l’actionnaire dont la<br />
participation<br />
ne représente qu’un pouvoir de vote insignifiant et<br />
une valeur<br />
patrimoniale dépréciée par l’absence de tout<br />
marché du titre<br />
puisse exiger, sans avoir à justifier de justes motifs,<br />
le rachat<br />
de ces titres, puisque de son côté, l’associé<br />
majoritaire est en<br />
droit de lui imposer cette cession.<br />
Les adversaires d’un tel droit de «squeeze out»<br />
inversé rappelleront<br />
que certaines dispositions de droit financier<br />
protègent<br />
déjà actuellement l’actionnaire minoritaire confronté<br />
à des modifications<br />
de contrôle ou l’actionnaire dont la participation perd<br />
toute liquidité en raison de la réussite d’une offre<br />
publique sur<br />
les titres. Nous pensons toutefois que ces<br />
dispositions ne retirent<br />
rien à la pertinence de la loi proposée:<br />
– D’une part, les obligations de reprise s’exercent<br />
dans le<br />
cadre d’opérations déterminées, ce qui n’est pas le<br />
cas du dispositif<br />
prévu à l’article 513, § 1er, du Code des sociétés; en<br />
d’autres termes, l’actionnaire majoritaire reste, dans<br />
le cadre<br />
législatif actuel, maître de l’opportunité du moment<br />
de la reprise<br />
tandis que l’actionnaire minoritaire ne pourra exiger<br />
son retrait<br />
qu’aux époques qui, directement ou indirectement,<br />
sont fixées<br />
par l’actionnaire majoritaire ;<br />
– En outre, les dispositions de droit financier ne<br />
s’appliquent<br />
qu’aux sociétés publiques et n’offrent aucune<br />
solution aux actionnaires<br />
minoritaires dans des sociétés privées dans<br />
lesquelles<br />
leurs titres ne bénéficient d’aucun marché liquide.<br />
L’avis du Conseil d’état sur le projet de loi modifiant<br />
l’ancien<br />
article 190quinquies (actuellement article 513, § 1er<br />
du Code<br />
des sociétés) constatait que le régime belge<br />
d’éviction des actionnaires<br />
minoritaires ne leur offre pas un pouvoir symétrique,<br />
et estimait que «l’exposé des motifs devrait à tout le<br />
moins démontrer<br />
l’absence de déséquilibre excessif, au sens de la<br />
jurisprudence<br />
EURpéenne et justifier qu’il n’est pas nécessaire de<br />
créer un droit symétrique.»1<br />
Tel semble également être l’avis de la Commission<br />
EURpéenne<br />
des droits de l’homme. Dans un avis du 12 octobre<br />
1982, celle-ci a dû s’interroger sur la compatibilité<br />
de la reprise<br />
forcée des actions de l’associé minoritaire avec<br />
71
De Raad van State heeft in zijn advies over het<br />
wetsontwerp<br />
tot wijziging van artikel 190quinquies (thans artikel<br />
513, § 1,<br />
van het Wetboek van vennootschappen) opgemerkt<br />
dat de<br />
Belgische regeling inzake uitwinning van de<br />
minderheidsaandeelhouders<br />
hun geen recht verleent dat gelijkwaardig is<br />
aan het aan de meerderheidsaandeelhouder<br />
toegekende recht,<br />
en hij heeft het volgende gesteld: «In de memorie<br />
van toelichting<br />
zou op zijn minst moeten worden aangetoond dat er<br />
geen<br />
buitenmatige ongelijkheid bestaat, in de zin van de<br />
Europese<br />
rechtspraak, en zou moeten worden aangegeven<br />
dat het niet<br />
nodig is een gelijkwaardig recht te creëren.»1.<br />
Het standpunt van de Europese Commissie voor de<br />
Rechten<br />
van de Mens is kennelijk gelijkluidend. Die heeft<br />
zich in een<br />
advies van 12 oktober 1982 moeten uitspreken over<br />
de<br />
bestaanbaarheid van de gedwongen uitkoop van de<br />
effecten<br />
van de minderheidsaandeelhouder met artikel 1 van<br />
het eerste<br />
aanvullend protocol houdende verbod op de<br />
berovingen. De<br />
Commissie is van oordeel geweest dat de Zweedse<br />
wet die<br />
een dergelijke gedwongen uitkoop toestaat niet in<br />
strijd is met<br />
die bepaling omdat ze geen ongelijkheid in het leven<br />
roept aangezien<br />
de aan de meerderheidsaandeelhouder toegekende<br />
mogelijkheid van gedwongen uitkoop<br />
gecompenseerd werd door<br />
het bestaan van dezelfde mogelijkheid voor de<br />
minderheidsaandeelhouders.<br />
De lidstaten van de Europese Unie die aan België<br />
grenzen,<br />
hebben voor de minderheidsaandeelhouders een<br />
recht van gedwongen<br />
overname ingevoerd.<br />
Zo bepaalt artikel 5-6-1, van het Franse règlement<br />
général<br />
du conseil des marchés financiers dat wanneer een<br />
persoon of<br />
groep van personen die in onderling overleg<br />
handelen 95 % van<br />
de stemrechtverlenende effecten bezitten die<br />
gekoppeld zijn aan<br />
de effecten die zijn opgenomen in de officiële<br />
beursnotering of<br />
in de notering van de tweede markt, de houder van<br />
een of meer<br />
stemrecht verlenende kapitaalsaandelen of van<br />
verschillende<br />
effecten met stemrecht, aan de raad mag vragen<br />
dat hij van de<br />
meerderheidsaandeelhouder of van de<br />
l’article 1er du<br />
premier protocole additionnel interdisant les<br />
spoliations. La<br />
Commission a estimé que la loi suédoise autorisant<br />
une telle<br />
reprise forcée n’était pas contraire à cette<br />
disposition car elle<br />
ne créait pas de déséquilibre dès lors que la faculté<br />
de reprise<br />
forcée reconnue à l’actionnaire majoritaire était<br />
contrebalancée<br />
par l’existence de la même faculté dans le chef des<br />
minoritaires.<br />
Les États membres de l’Union EURpéenne, voisins<br />
de la<br />
Belgique ont introduit un droit de reprise forcée dans<br />
le chef des<br />
actionnaires minoritaires.<br />
Ainsi, en France, l’article 5-6-1 du règlement général<br />
du conseil<br />
des marchés financiers dispose que lorsqu’une<br />
personne<br />
ou un groupe de personnes agissant de concert<br />
détient 95 %<br />
des droits de vote attachés aux titres inscrits à la<br />
cote officielle<br />
ou à la cote du second marché, le détenteur d’un ou<br />
de plusieurs<br />
titres de capital conférant des droits de vote ou de<br />
plusieurs<br />
titres de droit de vote peut demander au conseil de<br />
requérir<br />
le dépôt par l’actionnaire majoritaire ou le groupe<br />
majoritaire<br />
d’un projet d’offre publique de retrait.<br />
L’harmonisation du droit des minoritaires à<br />
demander leur<br />
retrait forcé est actuellement d’autant plus<br />
opportune en ce qui<br />
concerne les sociétés dont les titres sont cotés:<br />
– d’une part, à la suite de la fusion des bourses de<br />
Paris,<br />
Amsterdam et Bruxelles, les valeurs mobilières des<br />
sociétés<br />
de droit belge seront traitées indifféremment sur ces<br />
trois bourses,<br />
au côté des valeurs des sociétés ressortissantes de<br />
ces<br />
deux pays. Il paraît logique d’introduire un statut<br />
harmonisé<br />
des petits porteurs ;<br />
– d’autre part, ces actionnaires minoritaires ne<br />
peuvent même<br />
pas introduire l’action en retrait prévue par l’ancien<br />
article 190quater<br />
(actuellement article 642 du Code des sociétés pour<br />
les<br />
sociétés anonymes et article 340 pour les sociétés<br />
privées à<br />
responsabilité limitée).<br />
La proposition de loi confère au petit porteur de<br />
titres le droit<br />
d’exiger que l’actionnaire disposant seul ou de<br />
concert nonante<br />
cinq pour cent des titres conférant le droit de vote<br />
72
meerderheidsgroep de<br />
indiening eist van een ontwerp van openbaar bod<br />
van uittreding.<br />
De harmonisatie van het recht van de<br />
minderheidsaandeelhouders<br />
om hun gedwongen uittreding te vragen, is<br />
thans des te meer opportuun voor de<br />
vennootschappen waarvan<br />
de effecten genoteerd zijn:<br />
– enerzijds zullen, als gevolg van de samensmelting<br />
van de<br />
beurzen van Parijs, Amsterdam en Brussel de<br />
waardepapieren<br />
van de vennootschappen naar Belgisch recht<br />
zonder onderscheid<br />
worden behandeld op die drie beurzen, naast de<br />
waarden<br />
van de Franse en de Nederlandse<br />
vennootschappen. Het<br />
lijkt logisch ervoor te zorgen dat de kleine<br />
aandelenbezitters<br />
een eenvormig statuut krijgen;<br />
– anderzijds mogen de minderheidsaandeelhouders<br />
zelfs niet<br />
de vordering tot uittreding instellen die is bedoeld in<br />
het vroegere<br />
artikel 190quater (thans artikel 642 van het Wetboek<br />
van<br />
vennootschappen voor de naamloze<br />
vennootschappen en artikel<br />
340 voor de besloten vennootschappen met<br />
beperkte aansprakelijkheid).<br />
Het wetsvoorstel verleent aan de kleine<br />
aandelenbezitter het<br />
recht te eisen dat de aandeelhouder die alleen of in<br />
onderling<br />
overleg vijfennegentig procent van de<br />
stemrechtverlenende effecten<br />
van een naamloze vennootschap bezit, die effecten<br />
overneemt.<br />
Het lijkt ons gepast te bepalen dat indien de<br />
meerderheidsaandeelhouder<br />
aan wie de vraag wordt gericht een vennootschap<br />
is die een beroep doet of heeft gedaan op het<br />
spaarwezen,<br />
de uitkoop kan geschieden door de omruiling van<br />
door<br />
die vennootschap uitgegeven effecten.<br />
Daarentegen komt het ons voor dat in tal van<br />
gevallen de<br />
zwakke deelname van de aanvrager niet<br />
rechtvaardigt dat een<br />
beroep wordt gedaan op een ingewikkelde en dure<br />
procedure,<br />
waarvan de nadelen de doeltreffendheid in het<br />
gedrang zouden<br />
brengen. Het lijkt ons oordeelkundiger aan de<br />
bevoegde overheid<br />
een ruime vrijheid te verlenen voor de beoordeling<br />
van de<br />
uitkoopvoorwaarden van de<br />
meerderheidsaandeelhouder, rekening<br />
houdend met onder meer overeenkomsten van<br />
aandeelhouders,<br />
precedenten of andere omstandigheden die eigen<br />
d’une société<br />
anonyme lui reprenne ses titres.<br />
Il nous paraît opportun de prévoir, lorsque<br />
l’actionnaire majoritaire<br />
à qui la demande est adressée est une société<br />
ayant<br />
ou faisant publiquement appel à l’épargne, que la<br />
reprise puisse<br />
être effectuée par voie d’échange de titres émis par<br />
cette société.<br />
Par contre, il nous apparaît que dans de nombreux<br />
cas, la<br />
faible participation du demandeur ne justifie pas le<br />
recours à<br />
une procédure complexe et coûteuse dont les<br />
inconvénients<br />
ruineraient l’efficacité. Il nous paraît plus judicieux<br />
de laisser à<br />
l’autorité compétente une large marge<br />
d’appréciation des conditions<br />
de reprise formulées par l’actionnaire majoritaire en<br />
tenant<br />
notamment compte de conventions<br />
d’actionnaires, de précédents<br />
ou d’autres circonstances propres à l’espèce. Les<br />
conditions offertes feront l’objet d’un avis établi par<br />
le conseil<br />
d’administration sur lequel le commissaire réviseur<br />
ou, à défaut,<br />
un réviseur d’entreprises ou un expert comptable<br />
désigné<br />
par le repreneur rapportera. Si la société dont la<br />
reprise des<br />
titres est sollicitée a fait ou fait publiquement appel à<br />
l’épargne,<br />
l’avis de la Commission bancaire et financière sera<br />
également<br />
sollicité et déposé au dossier de procédure.<br />
De même, afin d’éviter que l’actionnaire majoritaire<br />
soit confronté<br />
à des demandes répétées entamées par différents<br />
petits<br />
porteurs, il nous a paru opportun de lui permettre<br />
d’entamer en<br />
cours de procédure la demande visée à l’article<br />
190quinquies.<br />
Si les parties ne peuvent s’entendre sur les<br />
conditions de la<br />
reprise, celles-ci seront déterminées par le président<br />
du tribunal<br />
de commerce statuant comme en référé.<br />
Anne BARZIN (PRL-FDF-MCC)<br />
Serge VAN OVERTVELDT (PRL-FDF-MCC)<br />
73
zijn<br />
aan het geval. De raad van bestuur geeft over de<br />
voorgestelde<br />
voorwaarden een advies, waarover de commissarisrevisor<br />
of<br />
bij zijn ontstentenis een bedrijfsrevisor of een<br />
accountant aangewezen<br />
door de overnemer verslag uitbrengt. Indien de<br />
vennootschap<br />
waarvan de uitkoop van de effecten wordt gevraagd<br />
een beroep doet of heeft gedaan op het<br />
spaarwezen, wordt ook<br />
het advies gevraagd van de Commissie voor het<br />
bank- en<br />
financiewezen, dat bij het proceduredossier wordt<br />
gevoegd.<br />
Om te voorkomen dat de<br />
meerderheidsaandeelhouder te<br />
maken krijgt met herhaalde aanvragen van<br />
verschillende kleine<br />
aandelenbezitters, is het ons ook opportuun geleken<br />
hem de<br />
mogelijkheid te bieden in de loop van de procedure<br />
de in artikel<br />
190quinquies bedoelde aanvraag in te dienen.<br />
Indien de partijen het niet eens kunnen worden over<br />
de uitkoopvoorwaarden,<br />
worden die vastgesteld door de voorzitter<br />
van de Rechtbank van Koophandel, die uitspraak<br />
doet in kort geding.<br />
74
BIJLAGE 3<br />
Artikel 32 en Hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 8 november 1989<br />
(Belgisch Staatsblad van 11 november 1989) (openbare aanbiedingen)<br />
75
Art. 32.<br />
(Indien de bieder, na afloop van het bod, 90 pct. of meer van de effecten van de<br />
doelvennootschap bezit, moet hij, binnen een maand na de in artikel 27 bedoelde<br />
datum, het bod gedurende ten minste vijftien dagen heropenen om de<br />
effectenhouders die, te goeder trouw, daarop niet zijn ingegaan, de gelegenheid te<br />
geven hun effecten te verkopen tegen de biedprijs.<br />
Wanneer er geen heropening krachtens het eerste lid heeft plaatsgevonden en de<br />
bieder binnen drie maanden na afsluiting van het bod vraagt om de effecten van de<br />
doelvennootschap uit de notering op een Belgische gereglementeerde markt te<br />
schrappen, moet hij, binnen een maand na dit verzoek, het bod gedurende ten minste<br />
vijftien dagen heropenen.) <br />
(Indien de bieder, ingevolge een openbaar (koopaanbod) of de heropening daarvan<br />
als bedoeld in het eerste lid (of in het tweede lid), alleen, rechtstreeks of<br />
onrechtstreeks, dan wel in onderling overleg, 95 pct. of meer bezit van de<br />
stemrechtverlenende effecten van de (doelvennootschap), mag hij, op voorwaarde<br />
dat hij die mogelijkheid expliciet heeft opgenomen in het prospectus, het bod tegen<br />
dezelfde voorwaarden heropenen gedurende ten minste vijftien dagen na de<br />
bekendmaking van de resultaten van het bod, om een uitkoopbod in de zin van<br />
artikel 190quinquies van de vennootschapswet uit te brengen. <br />
Hoofdstuk IV van dit besluit is niet van toepassing op deze heropening.<br />
De effecten die na afsluiting van het aldus heropende bod niet zijn aangeboden,<br />
worden geacht van rechtswege aan de bieder te zijn overgedragen. De noodzakelijke<br />
(fondsen) voor de betaling van de overgedragen effecten worden in bewaring<br />
gegeven bij de Deposito- en Consignatiekas ten gunste van hun vroegere eigenaars.<br />
<br />
(Het derde en het vierde lid) zijn op de bieder die alleen, rechtstreeks of<br />
onrechtstreeks, dan wel in onderling overleg, de controle op de (doelvennootschap)<br />
bezat vooraleer het bod uit te brengen, enkel van toepassing, indien de bieder na<br />
afloop van zijn bod of de heropening daarvan, bovenop de 95 pct. als bedoeld (in het<br />
derde lid), ten minste 66 pct. heeft weten te verkrijgen van de effecten die hij op het<br />
ogenblik van het uitbrengen van zijn bod, nog niet bezat.) <br />
Het (in het eerste lid) bedoelde quotum wordt berekend overeenkomstig artikel 2, § 1<br />
van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen<br />
in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare<br />
overnameaanbiedingen en de ter uitvoering hiervan genomen maatregelen. (Om het<br />
in het tweede lid bedoelde quotum van 95 pct. te berekenen worden de effecten in<br />
bezit van met de bieder verbonden personen en van personen die (in onderling<br />
overleg) met hem handelen, bij de effecten in bezit van de bieder geteld.) <br />
76
HOOFDSTUK IV. - (Openbare uitkoopaanbiedingen.) <br />
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.<br />
Art. 45. Elk<br />
openbaar uitkoopbod moet aan de volgende voorwaarden voldoen:<br />
1° het openbaar uitkoopbod moet slaan op alle effecten van de (doelvennootschap)<br />
die nog niet in het bezit zijn van de bieder of van de personen met wie hij (in<br />
onderling overleg) optreedt, en die al dan niet het kapitaal vertegenwoordigen (en<br />
stemrecht verlenen), alsook op de effecten die recht geven op de inschrijving op of<br />
de verwerving van dergelijke effecten of op de conversie in dergelijke effecten (...);<br />
<br />
2° de bieder moet alleen, rechtstreeks of onrechtstreeks, dan wel in onderling<br />
overleg, 95 pct. van de stemrechtverlenende effecten van de (doelvennootschap)<br />
bezitten; om dit quotum van 95 pct. te berekenen worden de effecten in bezit van met<br />
de bieder verbonden personen en van personen die (in onderling overleg) met hem<br />
handelen, bij de effecten in bezit van de bieder geteld, <br />
3° (de prijs moet bestaan uit een som geld;) alle noodzakelijke middelen voor de<br />
verwezenlijking van het bod moeten beschikbaar zijn, hetzij op een rekening bij een<br />
kredietinstelling, hetzij in de vorm van een onherroepelijk en onvoorwaardelijk<br />
krediet dat een kredietinstelling voor de bieder heeft geopend; deze middelen moeten<br />
worden geblokkeerd om de betaling te waarborgen van de aankoopprijs van de<br />
effecten die in het kader van het bod zijn verworven of uitsluitend daartoe worden<br />
aangewend, <br />
4° de voorwaarden en regels voor het bod moeten in overeenstemming zijn met de<br />
bepalingen van dit besluit; bovendien moeten zij, inzonderheid qua prijs, zodanig<br />
zijn geformuleerd dat de belangen van de effectenhouders veilig zijn gesteld,<br />
5° de bieder moet zich, wat hem betreft, ertoe verbinden het bod ten einde te<br />
brengen en mag, zodra hij de in artikel 46 bedoelde kennisgeving heeft verricht, geen<br />
effecten waarop het bod betrekking heeft, verwerven tegen andere voorwaarden dan<br />
die van het bod, tenzij hij die uitbreidt tot alle begunstigden van het bod;<br />
6° de inontvangstneming van de acceptaties en de betaling van de prijs moeten<br />
worden gewaarborgd door een (...) kredietinstelling (of door een<br />
beursvennootschap). <br />
Afdeling 2. - Kennisgeving aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.<br />
Art. 46. Wanneer een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die alleen, rechtstreeks<br />
of onrechtstreeks, dan wel in onderling overleg, 95 pct. bezit van de stemrechtverlenende<br />
effecten van een naamloze vennootschap die een openbaar beroep op het<br />
spaarwezen doet of gedaan heeft in de zin van artikel 26 van de vennootschapswet,<br />
alle effecten van die vennootschap wenst te verwerven, moet hij dit vooraf ter kennis<br />
77
engen van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen overeenkomstig artikel<br />
26 van het koninklijk besluit nr. 185 zoals uitgelegd door (artikel 22) van de wet van<br />
l0 juni 1964 op het openbaar aantrekken van spaargelden. <br />
De kennisgeving moet, naast de prijs. de voorwaarden en de voornaamste regels<br />
voor het bod, gegevens bevatten waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 45<br />
is voldaan.<br />
Art. 47. Bij de kennisgeving aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen<br />
wordt een dossier gevoegd dat is opgemaakt overeenkomstig de voorschriften van de<br />
Commissie voor het Bank- en Financiewezen en inzonderheid de volgende stukken<br />
bevat:<br />
1° het ontwerpprospectus voor het openbaar uitkoopbod;<br />
2° het verslag van een van de bieder onafhankelijke expert over de relevantie, ten<br />
aanzien van de gebruikelijke waarderingscriteria, van de door de bieder gehanteerde<br />
methode(s) om de vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen; in dit<br />
verslag vermeldt de expert ook (of hij van oordeel is dat met de prijs de belangen van<br />
de effectenhouders al dan niet worden veilig gesteld); het verslag van de<br />
onafhankelijke expert bevat ten minste de volgende gegevens: <br />
a) (een omstandige opgave van de identiteit van de doelvennootschap, van de<br />
structuur en samenstelling van haar aandeelhouderskring, van het geheel van<br />
ondernemingen waartoe zij behoort, van haar werkzaamheden en uitsplitsing<br />
hiervan, van de recente ontwikkeling en van de identiteit van de leiders;) <br />
b) de laatste jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening alsmede een recentere<br />
staat indien zich sinds de afsluitingsdatum van deze jaarrekeningen belangrijke<br />
wijzigingen hebben voorgedaan of meer dan 9 maanden zijn verstreken;<br />
c) een duidelijke opgave van de verschillende effecten waarop het bod slaat;<br />
d) de waardering van de vennootschap door de bieder en de verantwoording van de<br />
geboden prijs;<br />
e) de opgave van de door de bieder gehanteerde waarderingsmethode(s):<br />
f) de beoordeling door de expert in hoever, ten opzichte van de gebruikelijke<br />
waarderingsregels, de door de bieder gehanteerde methode(s) relevant zijn om de<br />
vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen;<br />
g) het advies van de expert over de vraag of met de geboden prijs al dan niet de<br />
belangen van de effectenhouders zijn veilig gesteld.<br />
3° het advies van de raad van bestuur van de (doelvennootschap), waarin de raad<br />
stelt dat het door de bieder opgestelde prospectus naar zijn oordeel geen leemten<br />
vertoont of geen gegevens bevat die de effectenhouders van de (doelvennootschap)<br />
kunnen misleiden. Bovendien moet in dit advies het oordeel staan van de raad van<br />
bestuur over het verslag van de onafhankelijke expert. Tot slot moet het advies<br />
vermelden of (de raad van bestuur) vindt dat met de prijs de belangen van de<br />
effectenhouders al dan niet veilig kunnen worden gesteld; <br />
78
4° indien artikel 4 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en<br />
de financiële markten van toepassing is, een kopie van het in dit artikel bedoelde<br />
verzoek om toelating.<br />
Afdeling 3. - <br />
Prospectus.<br />
Art. 48. Het prospectus mag pas na goedkeuring door de Commissie voor het Banken<br />
Financiewezen worden openbaar gemaakt.<br />
Het moet de voorwaarden van het bod vermelden en de nodige gegevens bevatten<br />
om, naar gelang van de eigenschappen van de bieder, de (doelvennootschap) en de<br />
effecten waarop het bod slaat, de effectenhouders van de (doelvennootschap) in staat<br />
te stellen zich een gegrond oordeel te vormen over de geboden prijs. <br />
Artikel 49. De voorwaarden van het bod moeten bepalen:<br />
1° dat elke verhoging van de biedprijs geldt voor de effectenhouders die het bod<br />
vóór die verhoging hebben aanvaard;<br />
2° dat een aanvaarding van het bod vooraleer een prospectus is openbaar gemaakt,<br />
niet bindend is voor de effectenhouders.<br />
Art. 50. Onverminderd de verplichting van artikel 48, bevat het prospectus ten minste<br />
de gegevens die zijn voorgeschreven door het bij dit besluit gevoegde schema.<br />
Zijn er verschillende bieders, dan worden de door het eerste lid voorgeschreven<br />
gegevens voor elk van hen verstrekt.<br />
Wanneer sommige door het eerste lid voorgeschreven gegevens niet blijken aan te<br />
sluiten bij het bedrijf of de rechtsvorm van de bieder of de (doelvennootschap), dan<br />
moeten gelijkwaardige gegevens worden verstrekt. <br />
Art. 51. Het prospectus moet openbaar worden gemaakt in de vorm van een brochure<br />
die ten minste bij de in artikel 45, 7°, bedoelde kredietinstelling kosteloos voor het<br />
publiek verkrijgbaar is, behalve indien de effecten op naam zijn. In laatstgenoemd<br />
geval kan de bieder het prospectus openbaar maken door het met een aangetekende<br />
brief of een brief met ontvangstbewijs naar elk van de begunstigden van het bod te<br />
sturen.<br />
Bovendien moet in een of meer (dagbladen die nationaal of in grote oplage in<br />
België worden verspreid) een bericht worden geplaatst waarin wordt aangegeven op<br />
welke plaats(en) in België het prospectus voor het publiek verkrijgbaar is. <br />
Artikel 52. Bij het prospectus moet een in twee exemplaren opgemaakt<br />
79
aanvaardingsbulletin worden gevoegd. Het prospectus en het aanvaardingsbulletin<br />
vormen één geheel.<br />
Art. 53. Vanaf de openbaarmaking van de in artikel 56 bedoelde kennisgeving mogen<br />
de bieder, de (doelvennootschap) en de personen die (in onderling overleg) met hen<br />
optreden, geen stuk bekendmaken of laten bekendmaken, geen verklaringen afleggen<br />
noch mededelingen doen die het publiek kunnen misleiden. <br />
Wanneer stukken of verklaringen worden openbaar gemaakt die het publiek kunnen<br />
misleiden, kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van de auteurs een<br />
rechtzetting eisen en, zo dit niet binnen de vastgestelde termijn geschiedt, zelf op<br />
kosten van de auteurs deze rechtzetting openbaar maken.<br />
Art. 54. Elk nieuw betekenisvol feit dat invloed kan hebben op de oordeelsvorming<br />
van de effectenhouders van de (doelvennootschap) en zich voordoet tussen het<br />
ogenblik waarop de inhoud van het prospectus is vastgesteld en de afsluiting van het<br />
bod, moet worden vermeld in een aanvulling bij het prospectus, die (op de door de<br />
Commissie voor het Bank- en Financiewezen toegelaten wijze) wordt gecontroleerd<br />
en openbaar gemaakt. <br />
Art. 55. Na de openbaarmaking van het prospectus moeten alle stukken, verklaringen<br />
of mededelingen vanwege personen als bedoeld in artikel 53, eerste lid, vermelden<br />
dat er een prospectus bestaat en waar dit overeenkomstig artikel 51 openbaar wordt<br />
gemaakt.<br />
Afdeling 4. - Eventuele opmerkingen over het bod en de goedkeuring van het<br />
prospectus.<br />
Art. 56. Wanneer de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een kennisgeving<br />
overeenkomstig artikel 46 heeft ontvangen, maakt zij deze kennisgeving (op kosten<br />
van de bieder uiterlijk de dag na ontvangst openbaar en vermeldt zij waar het<br />
bijgevoegde verslag van de onafhankelijke deskundige kosteloos verkrijgbaar wordt<br />
gesteld voor het publiek, op de door haar bepaalde wijze). <br />
Zij brengt deze openbaarmaking dezelfde dag ter kennis van:<br />
1° (het Directiecomité of de marktautoriteit van de Belgische gereglementeerde<br />
markt waarop de effecten zijn genoteerd.) <br />
2° de bedoelde vennootschap;<br />
3° de bieder.<br />
80
Art. 57. De houders van effecten waarop het bod slaat, beschikken over een termijn<br />
van vijftien dagen na de openbaarmaking van de kennisgeving en van het verslag van<br />
de onafhankelijke deskundige, om de Commissie voor het Bank- en Financiewezen<br />
hun bezwaren mede te delen tegen het bod en, inzonderheid, tegen de waardering<br />
van de effecten van de (doelvennootschap) of de geboden prijs, gelet op de zorg om<br />
hun belangen veilig te stellen. <br />
Na afloop van die termijn van vijftien dagen kan de Commissie binnen vijftien<br />
dagen aan de bieder mededelen welke opmerkingen zij heeft over het bod. Die<br />
opmerking worden op de meest passende wijze meegedeeld aan de bieder, de<br />
(doelvennootschap), de betrokken directiecomités van de effectenbeurzen of de<br />
andere betrokken marktautoriteiten alsook aan de effectenhouders die hun bezwaren<br />
binnen de in het eerste lid bepaalde termijn hebben medegedeeld aan de Commissie<br />
voor het Bank- en Financiewezen. Indien de Commissie voor het Bank- en<br />
Financiewezen dit nuttig acht, kan zij die opmerkingen openbaar maken op de wijze<br />
die zij bepaalt. <br />
Indien de Commissie geen opmerkingen over het voorgestelde bod meent te moeten<br />
maken, kan zij meteen uitspraak doen over de goedkeuring van het prospectus.<br />
Art. 58. Indien de Commissie voor het Bank- en Financiewezen opmerkingen heeft<br />
over het voorgestelde bod, beschikt de bieder over een termijn van vijftien dagen na<br />
de mededeling van die opmerkingen om daarop te reageren en eventueel zijn bod te<br />
wijzigen in gunstigere zin voor de effectenhouders.<br />
Na afloop van de termijn van vijftien dagen als bedoeld in het eerste lid, doet de<br />
Commissie voor het Bank- en Financiewezen uitspraak over de goedkeuring van het<br />
prospectus, behoudens toepassing van de artikelen 16 en 17 van de wet van 2 maart<br />
1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde<br />
vennootschappen en de reglementering van de openbare overnameaanbiedingen.<br />
Afdeling 5. - Duur van de aanvaardingsperiode en afsluiting van het bod.<br />
Art. 59. De periode voor de aanvaarding van het bod bedraagt minimum tien en<br />
maximum twintig dagen, te rekenen vanaf de datum waarop het prospectus openbaar<br />
is gemaakt.<br />
Artikel 60. Binnen vijf dagen na de afsluiting van het bod moet de bieder de resultaten<br />
ervan openbaar maken.<br />
De effecten die na afsluiting van het bod niet zijn aangeboden, worden geacht van<br />
rechtswege aan de bieder te zijn overgedragen. De noodzakelijke middelen voor de<br />
betaling van de overgedragen effecten worden in bewaring gegeven bij de Depositoen<br />
Consignatiekas ten gunste van hun vroegere eigenaars.<br />
81
(Bij afsluiting van het bod zal het Directiecomité of de betrokken marktautoriteit<br />
van de Belgische gereglementeerde markten de effecten die op hun markten waren<br />
genoteerd ambtshalve schrappen.) <br />
Art. 61. Onze<br />
Minister van Economische Zaken, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van<br />
Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.<br />
Bijlage.<br />
Art. N. (NOTA: de bijlage werd in twee fictieve artikels, 1N en 2N, verdeeld.)<br />
Art. 1N. Schema voor het prospectus voor openbare overnameaanbiedingen.<br />
Onverminderd de verplichting als bedoeld in artikel 20 van het besluit, moet het<br />
prospectus tenminste volgende vermeldingen en gegevens bevatten:<br />
1. In verband met de goedkeuring van het prospectus door de Commissie voor het<br />
Bank- en Financiewezen en de personen die verantwoordelijk zijn voor het<br />
prospectus:<br />
a) Vermelding dat het prospectus is goedgekeurd door de Commissie voor het<br />
Bank- en Financiewezen, maar dat deze goedkeuring geen beoordeling inhoudt van<br />
de opportuniteit noch van de intrinsieke waarde van de verrichting.<br />
b) Identiteit en hoedanigheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor het<br />
prospectus en hun verklaring dat, voor zover hen bekend, de gegevens hiervan<br />
stroken met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waardoor de<br />
strekking van het prospectus zou wijzigen.<br />
2. In verband met de bieder:<br />
a) Een omstandige opgave van zijn identiteit, de structuur en samenstelling van zijn<br />
aandeelhouderskring, het geheel van ondernemingen waartoe hij behoort, zijn<br />
werkzaamheden en uitsplitsing hiervan, recente ontwikkeling, identiteit van de<br />
leiders.<br />
b) De laatste jaarrekening en/of geconsolideerde jaarrekening alsmede een recentere<br />
staat indien zich sinds de afsluitingsdatum van deze jaarrekeningen belangrijke<br />
wijzigingen hebben voorgedaan of meer dan negen maanden verstreken zijn.<br />
Indien de gewone of de geconsolideerde jaarrekening niet strookt met de richtlijnen<br />
van de Raad van de Europese Gemeenschappen over de jaarrekening van de<br />
ondernemingen en geen getrouw beeld geeft van het vermogen, de financiële positie<br />
en de resultaten van de (doelvennootschap) moeten uitvoeriger en/of aanvullende<br />
inlichtingen worden verstrekt. <br />
c) Hoeveel effecten van de (doelvennootschap) hij bezit op de dag dat het<br />
prospectus wordt vastgesteld en het aantal effecten van de (doelvennootschap) dat hij<br />
heeft verworven tijdens de twaalf maanden vóór deze datum, alsook de vermelding<br />
of deze aankopen ter beurze of buiten beurs zijn geschied, de datum van deze<br />
aankopen en de betaalde prijs (prijzen) of de geboden tegenwaarde. <br />
De in voorgaand lid bedoelde gegevens voor de effecten van de (doelvennootschap)<br />
in bezit van en verworven door met de bieder verbonden personen en personen die<br />
82
(in onderling overleg) met hem optreden. <br />
3. In verband met het bod:<br />
a) Indien het bod uitgaat van verschillende bieders, indien het bod volledig of ten<br />
dele wordt gedaan voor rekening van een derde, indien de bieder zich ertoe<br />
verbonden heeft aan een derde alle of een deel van de effecten die hij na het bod in<br />
de (doelvennootschap) zou bezitten, te retrocederen, of indien de bieder (in onderling<br />
overleg) met andere personen optreedt: <br />
- de identiteit van deze personen;<br />
- de grootte en de modaliteiten van hun respectief aandeel in het bod.<br />
b) De doelstellingen die de bieder nastreeft met het bod en zijn bedoelingen ten<br />
overstaan van de (doelvennootschap) als het bod slaagt, met name waar de bieder de<br />
(doelvennootschap) in zijn groep situeert, de eventuele herstructureringen van de<br />
(doelvennootschap) en van de vennootschappen die van haar afhangen, het<br />
werkgelegenheidsbeleid in de (doelvennootschap) en in de vennootschappen die van<br />
haar afhangen, eventueel voorgenomen statutenwijziging in de (doelvennootschap),<br />
eventuele initiatieven voor de notering van de effecten van de (doelvennootschap),<br />
het beleid inzake kapitaalvergoeding. <br />
c) Vermelding van het orgaan van de bieder dat tot het bod beslist en de datum van<br />
de beslissing.<br />
Bewijs dat het gaat om het wettelijk en statutair hiertoe gemachtigde orgaan.<br />
d) Bewijs dat aan de voorwaarden van artikel 3, § 2, 1° tot 5° is voldaan.<br />
e) Vermelding welke toelatingen eventueel vereist zijn om het bod te kunnen<br />
uitbrengen.<br />
f) Hoeveel en welke effecten de bieder voornemens is te verwerven.<br />
(Eventuele vermelding door de bieder dat hij zich, overeenkomstig artikel 32,<br />
tweede en derde lid, van het besluit, het recht voorbehoudt om het bod te heropenen<br />
gedurende een periode van ten minste vijftien dagen vanaf de bekendmaking van de<br />
resultaten van het bod, om een uitkoopbod uit te brengen in de zin van artikel<br />
190quinquies van de vennootschapswet, indien hij, ingevolge het bod of een<br />
heropening daarvan als bedoeld in artikel 32, eerste lid van het besluit, 95 pct. of<br />
meer bezit van de stemrechtverlenende effecten van de (doelvennootschap). <br />
Eventuele vermelding door de bieder dat hij, overeenkomstig artikel 41, § 3, van het<br />
besluit, aan het bod uitgebracht met toepassing van artikel 41 van het besluit, de<br />
uitwerking geeft van een uitkoopbod als bedoeld in artikel 190quinquies van de<br />
vennootschapswet.) <br />
g) In geval van een koopaanbod, vermelding en verantwoording van de prijs. Als<br />
verschillende categorieën van effecten tegen verschillende prijzen zijn verworven,<br />
vermelding van deze prijzen en verantwoording van de prijsverschillen.<br />
h) In geval van een bod tot omruiling, worden de gegevens die krachtens de<br />
artikelen 29 en 29bis van het koninklijk besluit nr 185 op de bankcontrole en het<br />
uitgifteregime voor titels en effecten en de ter uitvoering ervan genomen besluiten<br />
moeten worden verstrekt, voor de als vergoeding aangeboden effecten vermeld.<br />
83
i) Vermelding van de openings- en slotdatum van het bod, vermelding van een<br />
eventuele verlenging of heropening van het bod.<br />
j) Vermelding van de plaatsen waar de prospectussen met aanvaardingsbulletins<br />
verkrijgbaar zijn; vermelding van de plaatsen waar de acceptaties en de effecten<br />
worden neergelegd en van de uiterste datum voor de neerlegging van deze stukken.<br />
k) Vermelding of het bod voorwaardelijk of onvoorwaardelijk is; (indien het bod<br />
voorwaardelijk is) vermelding van de voorwaarden. <br />
l) Vermelding van het recht dat de bieder zich eventueel voorbehoudt om de<br />
aangeboden effecten te verwerven als de respons kleiner is dan het gewenste<br />
minimum.<br />
m) Datum waarop het bod en de beslissing van de bieder om de aangeboden<br />
effecten te verwerven, worden openbaar gemaakt, zelfs als dit aantal niet<br />
beantwoordt aan het gewenste minimum.<br />
n) Vermelding dat de effectenhouders die het bod aanvaarden in geval van een<br />
regelmatig en gunstiger tegenbod van hun verbintenis worden ontheven; vermelding<br />
dat bij hoger bod door de bieder dit hoger bod geldt voor alle effectenhouders die het<br />
bod hebben aanvaard.<br />
o) Vermelding van de data en de modaliteiten van de betaling.<br />
p) Vermelding dat de eventuele taksen en kosten ten laste zijn van de<br />
effectenhouders of van de bieder.<br />
q) Advies van de raad van bestuur van de (doelvennootschap) waaruit blijkt: <br />
- dat hij kennis heeft genomen van het prospectusontwerp inclusief de datum;<br />
- welke eventuele aanvullende informatie hij voorstelt;<br />
- hoe hij de opportinuteit van het bod ten overstaan van het belang van alle<br />
effectenhouders, schuldeisers en werknemers dooreengenomen, beoordeelt;<br />
- hoeveel effecten in bezit zijn van zijn leden en de effectenhouders die zij in feite<br />
vertegenwoordigen alsmede of zij al dan niet voornemens zijn het bod te aanvaarden;<br />
- indien de statuten van de (doelvennootschap) goedkeuringsclausules bevatten,<br />
welke beslissingen het bevoegde orgaan gaat nemen; in geval van weigering van het<br />
bevoegde orgaan, welke maatregelen worden overwogen om de effectenhouders in<br />
staat te stellen uit de vennootschap te treden; <br />
- indien de statuten van de (doelvennootschap) voorkoopclausules bevatten, welke<br />
de voornemens zijn van de begunstigden. <br />
Vermelding of het advies van de raad van bestuur van de (doelvennootschap)<br />
unaniem is, zo niet, welke de verschillende strekkingen zijn. <br />
Het advies van de raad van bestuur kan separaat worden bekendgemaakt.<br />
r) Vermelding van het advies van de ondernemingsraad of bij gebrek aan<br />
unanimiteit, het standpunt van elke fractie.<br />
s) Vermelding van de eventuele adviezen van financiële instellingen of experten<br />
over de voorwaarden van het bod identificatie van deze natuurlijke en/of<br />
rechtspersonen.<br />
4. In verband met de (doelvennootschap): <br />
84
a) De gegevens als bedoeld sub 2, a) en b).<br />
b) Een gedetailleerde staat van het kapitaal en hoe dit is vertegenwoordigd, van de<br />
aandelen in omloop die het kapitaal niet vertegenwoordigen, van de converteerbare<br />
obligaties en warrants in omloop met vermelding van de periode en de conversie- of<br />
inschrijvingsvoorwaarden.<br />
c) De beslissingen waarbij de uitgifte wordt toegelaten van aandelen,<br />
converteerbare obligaties of warrants in het kader van het toegestaan kapitaal en<br />
opgave van de begunstigden van deze conversierechten of warrants.<br />
d) Hoeveel effecten de (doelvennootschap) zelf of haar dochters bezitten. <br />
e) De evolutie tijdens ten minste de laatste twaalf maanden van de beurskoers van<br />
de effecten van de (doelvennootschap). <br />
Art. 2N. Schema voor het prospectus voor openbare uitkoopaanbiedingen<br />
Onverminderd de verplichting van artikel 48 van het besluit, moet het prospectus<br />
ten minste de volgende vermeldingen en gegevens bevatten:<br />
1. In verband met de goedkeuring van het prospectus door de Commissie voor het<br />
Bank- en Financiewezen en de personen die verantwoordelijk zijn voor het<br />
prospectus:<br />
a) vermelding dat het prospectus is goedgekeurd door de Commissie voor het Banken<br />
Financiewezen, maar dat deze goedkeuring geen beoordeling inhoudt van de<br />
opportuniteit noch van de intrinsieke waarde van de verrichting;<br />
b) identiteit en hoedanigheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor het<br />
prospectus en hun verklaring dat, voor zover hen bekend, de gegevens hiervan<br />
stroken met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waardoor de<br />
strekking van het prospectus zou wijzigen.<br />
2. In verband met de bieder:<br />
a) een omstandige opgave van zijn identiteit;<br />
b) hoe veel stemrechtverlenende effecten van de (doelvennootschap) hij bezit op de<br />
dag waarop het prospectus wordt vastgesteld; hoeveel stemrechtverlenende effecten<br />
hij heeft verworven tijdens de twaalf maanden vóór deze datum alsook de<br />
vermelding van de datum van deze aankopen en de betaalde prijs (prijzen) of de<br />
geboden tegenwaarde; <br />
Dezelfde gegevens moeten worden verstrekt voor de stemrechtverlenende effecten<br />
van de (doelvennootschap) in het bezit van en verworven door met de bieder<br />
verbonden personen en personen die (in onderling overleg) met hem optreden. <br />
3. In verband met het openbaar uitkoopbod:<br />
a) indien het bod uitgaat van verschillende verbonden personen of personen die in<br />
overleg optreden:<br />
- de identiteit van die personen;<br />
- de grootte en de modaliteiten van hun respectief aandeel in het bod;<br />
b) weergave van artikel 190quinquies van de vennootschapswet; vermelding dat het<br />
bod is onderworpen aan Titel II. van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op<br />
de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten, aan hoofdstuk II van de<br />
85
wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter<br />
beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare<br />
overnameaanbiedingen en aan het koninklijk besluit waarbij dit schema als bijlage<br />
gaat; hoeveel en welke effecten de bieder voornemens is te verwerven;<br />
c) Vermelding en verantwoording van de voorgestelde prijs voor de effecten<br />
waarop het openbaar uitkoopbod betrekking heeft. Als verschillende categorieën van<br />
effecten tegen verschillende prijzen zijn verworven, vermelding van deze prijzen en<br />
verantwoording van de prijsverschillen;<br />
d) verslag van de onafhankelijke expert (of vermelding van de plaats waar het<br />
publiek het verslag van de onafhankelijke deskundige gratis kan verkrijgen); <br />
e) vermelding van de datum waarop de aanvaardingsperiode van het bod wordt<br />
geopend en van de slotdatum van het openbaar uitkoopbod;<br />
f) vermelding van de plaatsen waar het prospectus met aanvaardingsbulletins<br />
verkrijgbaar is; vermelding van de plaatsen waar de acceptaties en de effecten<br />
worden neergelegd en van de uiterste datum voor de neerlegging van deze stukken;<br />
g) vermelding van de datum en de wijze van de betaling;<br />
h) vermelding dat de eventuele taksen en kosten ten laste zijn van de bieder;<br />
i) vermelding van de plaats waar en de wijze waarop de prijs van de effecten die na<br />
afsluiting van het aldus heropende bod niet zijn aangeboden, worden geconsigneerd.<br />
4. In verband met de (doelvennootschap): <br />
De gegevens als bedoeld in 2°, a) hierboven.<br />
86
BIJLAGE 4<br />
Koninklijk besluit van 30 januari 2001<br />
(Belgisch Staatsblad van 6 februari 2001) (private aanbiedingen)<br />
(artikelen 209-219)<br />
87
TITEL IV. - Uitkoopbod.<br />
Art. 209. § 1. Voor de toepassing van deze titel, wordt verstaan onder:<br />
1° “bieder”: de persoon die de voorwaarden van artikel 210 vervult en een<br />
uitkoopbod doet;<br />
2° “doelvennootschap”: de naamloze vennootschap of de commanditaire<br />
vennootschap op aandelen die geen openbaar beroep op het spaarwezen doet of<br />
gedaan heeft in de zin van artikel 438, eerste lid, van het Wetboek van<br />
vennootschappen en waarvan de effecten door het uitkoopbod worden beoogd;<br />
3° “kredietinstelling”: in België gevestigde kredietinstellingen in de zin van de wet<br />
van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;<br />
4° “effecten waarop het uitkoopbod slaat”: effecten die al dan niet het kapitaal<br />
vertegenwoordigen en stemrecht verlenen, alsook effecten die recht geven op<br />
inschrijving op of verwerving van dergelijke effecten of op omzetting in dergelijke<br />
effecten, met uitzondering van obligaties uitgegeven door de vennootschap die niet<br />
converteerbaar zijn of waaraan geen inschrijvingsrechten zijn verbonden;<br />
5° “personen die in onderling overleg optreden”: personen tussen wie een akkoord<br />
bestaat met voor de partijen als doel of gevolg een parallelle gedragslijn te volgen<br />
voor de verwerving of de overdracht van effecten van de doelvennootschap, van de<br />
bieder of van de vennootschap waarvan de effecten als tegenwaarde worden<br />
aangeboden;<br />
6° “verbonden personen”: vennootschappen die onderling zijn verbonden in de zin<br />
van de omschrijving die voorkomt in artikel 11 van het Wetboek van<br />
vennootschappen alsmede andere natuurlijke en rechtspersonen, wanneer tussen hen<br />
een affiliatieverband bestaat in de zin van hetzelfde artikel 11;<br />
7° “controle van een vennootschap”: de bevoegdheid omschreven in artikel 5 van<br />
het Wetboek van vennootschappen;<br />
8° “gezamenlijke controle”: de controle omschreven in artikel 9 van het Wetboek<br />
van vennootschappen;<br />
§ 2. Worden behoudens tegenbewijs beschouwd als akkoorden met voor de partijen<br />
als doel of als gevolg een parallelle gedragslijn te volgen voor de verwerving of de<br />
overdracht van effecten van de betrokken vennootschap:<br />
1° andere dan statutaire overeenkomsten die een blokkering van de effecten, een<br />
goedkeuring of een gelijkaardig mechanisme voor de verwerving of overdracht van<br />
effecten van de betrokken vennootschap inhouden;<br />
2° andere dan statutaire overeenkomsten waarin een recht van voorkoop dan wel<br />
opties of verplichtingen tot aankoop of verkoop van effecten van de betrokken<br />
vennootschap zijn bedongen;<br />
3° de gezamenlijke controle over een vennootschap die effecten bezit van de<br />
betrokken vennootschap.<br />
§ 3. Worden behoudens tegenbewijs vermoed in onderling overleg op te treden:<br />
1° de bieder, de leden van zijn bestuursorganen en de vennootschappen die hij<br />
controleert of die hem controleren, alsook andere personen met wie zij een akkoord<br />
als bepaald in de voorgaande paragraaf hebben gesloten;<br />
2° de doelvennootschap, de leden van haar bestuursorganen en de vennootschappen<br />
die zij controleert of die haar controleren alsook andere personen met wie zij een<br />
akkoord als bepaald in de voorgaande paragraaf hebben gesloten;<br />
88
3° andere personen die met de sub 1°, of 2° bedoelde personen een akkoord hebben<br />
gesloten om de verwerving van effecten van de doelvennootschap te financieren en<br />
die bij het resultaat van het bod een belang hebben dat niet uitsluitend een belang als<br />
schuldeiser is;<br />
4° onderling verbonden personen.<br />
Art. 210. De bieder moet alleen, rechtstreeks of onrechtstreeks, dan wel in<br />
onderling overleg, 95 pct. van de stemrechtverlenende effecten van de<br />
doelvennootschap bezitten; om dit quotum van 95 pct te berekenen worden de<br />
effecten in bezit van met de bieder verbonden personen en van personen die in<br />
overleg met hem handelen, bij de effecten in bezit van de bieder geteld.<br />
Dit percentage wordt berekend op het ogenblik waarop het verslag van de bieder als<br />
bedoeld in artikel 212, § 2, is opgesteld.<br />
Art. 211. De bieder moet zich, wat hem betreft, ertoe verbinden het bod ten einde te<br />
brengen en mag, zodra hij de in artikel 214 bepaalde kennisgeving heeft verricht,<br />
geen effecten waarop het bod betrekking heeft, verwerven tegen andere voorwaarden<br />
dan die van het bod, tenzij hij die uitbreidt tot alle begunstigden van het bod.<br />
Alle voor de verwezenlijking van het uitkoopbod noodzakelijke middelen moeten<br />
beschikbaar zijn, hetzij op een rekening bij een kredietinstelling, hetzij in de vorm<br />
van een onherroepelijk en onvoorwaardelijk krediet dat een kredietinstelling voor de<br />
bieder heeft geopend; deze middelen moeten worden geblokkeerd om de betaling te<br />
waarborgen van de aankoopprijs van de effecten die in het kader van het uitkoopbod<br />
zijn verworven of uitsluitend daartoe worden aangewend.<br />
Art. 212. § 1. De bieder bepaalt de prijs voor het uitkoopbod, rekening houdend<br />
met de belangen van de eigenaars van effecten.<br />
§ 2. De bieder moet een schriftelijk en omstandig verslag opstellen over de<br />
verrichting. Dit verslag moet alle noodzakelijke inlichtingen bevatten opdat de<br />
eigenaars van effecten van de doelvennootschap zich met kennis van zaken een<br />
oordeel zouden kunnen vormen over de verrichting. Dit moet tenminste de volgende<br />
elementen bevatten:<br />
1° in verband met de bieder, of de bieders wanneer er meer dan een is:<br />
a) of hij alleen optreedt, rechtstreeks of onrechtstreeks, of in onderling overleg met<br />
anderen;<br />
b) op de dag waarop het verslag wordt opgesteld, hoeveel en welke categorieën<br />
stemrechtverlenende effecten rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit zijn van de<br />
bieder, van met de bieder verbonden personen en van personen die in overleg met<br />
hem handelen;<br />
c) de volledige identiteit van de bieder en van alle met hem verbonden personen en<br />
van personen die in overleg met hem handelen voor het uitkoopbod.<br />
2° in verband met het uitkoopbod:<br />
a) hoeveel en welke effecten de bieder voornemens is te verwerven;<br />
b) vermelding en verantwoording van de voorgestelde prijs voor de effecten waarop<br />
het uitkoopbod slaat. Als verschillende categorieën van effecten tegen verschillende<br />
prijzen zijn verworven, vermelding van deze prijzen en verantwoording van de<br />
prijsverschillen. Het verslag vermeldt volgens welke methodes de prijs is bepaald,<br />
89
het relatieve belang van elk van die methodes, de waarden die elke methode oplevert,<br />
de eventuele ondervonden problemen;<br />
c) vermelding van de voorziene aanvangs- en de slotdatum van de<br />
aanvaardingsperiode van het uitkoopbod;<br />
d) vermelding van de plaats waar de aanvaarding van het bod en de effecten waarop<br />
het bod slaat neergelegd moeten worden, alsmede de uiterste datum van de<br />
neerlegging; vermelding van de plaats waar de houders van de effecten schriftelijk<br />
hun weigering tot afstand kunnen betekenen, mits identificatie van hun effecten;<br />
e) vermelding van de datum en de wijze van betaling;<br />
f) vermelding dat de eventuele taksen en kosten ten laste zijn van de bieder;<br />
g) vermelding van de plaats waar en de wijze waarop de effecten die na afsluiting<br />
van het aldus heropende bod niet zijn aangeboden, worden geconsigneerd.<br />
3° in verband met de doelvennootschap:<br />
de naam van de vennootschap, de datum van oprichting ervan, het doel, het adres<br />
van de zetel van de vennootschap, de vermelding van de wijzigingen die in de loop<br />
van de laatste 10 jaar in de statuten zijn aangebracht, met verwijzing naar de<br />
bekendmakingen, de namen van de bestuurders met vermelding van hun<br />
bevoegdheid.<br />
Art. 213. Bij het schriftelijke en omstandige verslag van de bieder wordt gevoegd:<br />
1° een schriftelijk verslag van een bedrijfsrevisor, een accountant ingeschreven op<br />
het Tableau van de externe accountants van het Instituut van Accountants en de<br />
Belastingsconsulenten. In dit verslag spreekt de bedrijfsrevisor of de accountant zich<br />
uit over de relevantie, ten aanzien van de gebruikelijk gehanteerde<br />
waarderingscriteria, van de door de bieder gebruikte waarderingsmethode(s) om de<br />
vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen; de bedrijfsrevisor of de<br />
accountant vermeldt ook of hij van oordeel is dat de prijs de belangen van de<br />
eigenaars van effecten veilig stelt.<br />
2° het advies van de raad van bestuur van de doelvennootschap, waarin de raad stelt<br />
dat het door de bieder opgesteld verslag naar zijn oordeel geen leemten vertoont of<br />
geen gegevens bevat die de eigenaars van effecten van de doelvennootschap kunnen<br />
misleiden. Bovendien moet in dit advies het oordeel staan van de raad van bestuur<br />
over het verslag van de onder het 1° vermelde bedrijfsrevisor of accountant. Tot slot<br />
moet het advies vermelden of hij vindt dat met de prijs de belangen van de<br />
effectenhouders al dan niet veilig komen worden gesteld.<br />
Art. 214. Wanneer niet alle effecten op naam zijn, moet tweemaal, met een<br />
tussentijd van ten minste acht dagen, in een landelijk verspreid blad en in een blad<br />
uit de streek waar de vennootschap haar zetel heeft, een bericht worden<br />
bekendgemaakt waarin wordt vermeld waar de eigenaars van effecten de in de<br />
artikelen 212 en 213 bedoelde verslagen kunnen verkrijgen.<br />
Wanneer alle effecten op naam zijn, moeten die verslagen met een aangetekende<br />
brief worden verzonden.<br />
Elke eigenaar van effecten kan kosteloos en op verzoek een volledige kopie krijgen<br />
van de in de artikelen 212 en 213 bedoelde verslagen.<br />
Art. 215. De eigenaars van effecten waarop het bod slaat, beschikken over een<br />
termijn van dertig dagen na bekendmaking van het tweede bericht als bedoeld in<br />
90
artikel 214, eerste lid, om schriftelijk de bieder hun bezwaren mede te delen tegen<br />
het bod en, meer in het bijzonder, tegen de waardering van de effecten van de<br />
doelvennootschap of de geboden prijs, inzonderheid uit het oogpunt van het veilig<br />
stellen van de belangen van de eigenaars van effecten.<br />
Wanneer alle effecten op naam zijn, loopt de termijn vanaf de verzending van de<br />
aangetekende brieven als bedoeld in artikel 214, tweede lid.<br />
Art. 216. Indien in de loop van de in artikel 215 genoemde termijn, bezwaren zijn<br />
gemaakt, kan de bieder hetzij zijn oorspronkelijke bod handhaven, hetzij het in<br />
gunstigere zin voor de effectenhouders wijzigen.<br />
De bieder maakt de beslissing die hij heeft genomen met toepassing van het eerste<br />
lid, of, wanneer geen bezwaar werd medegedeeld, het behoud van het bod, bekend<br />
via een bericht dat binnen de vijftien dagen volgend op het eind van de in artikel 215<br />
bepaalde termijn wordt bekendgemaakt in een landelijk verspreid blad en in een blad<br />
uit de streek waar de vennootschap haar zetel heeft. Dit bericht herhaalt de plaats<br />
waar de eigenaars van effecten de in de artikelen 212 en 213 bedoelde verslagen<br />
kunnen bekomen en geeft de er gebeurlijk aangebrachte wijzigingen alsmede de<br />
aanvangs- en slotdata van de aanvaardingsperiode van het uitkoopbod, aan.<br />
Wanneer alle effecten op naam zijn, kan deze publicatie worden vervangen door de<br />
verzending van aangetekende brieven aan alle eigenaars van effecten binnen de<br />
vijftien dagen volgend op het eind van de in artikel 215 bepaalde termijn.<br />
Art. 217. Vanaf de datum waarop het verslag van de bieder als bedoeld in artikel<br />
212 werd opgesteld, mag het uitkoopbod enkel worden gewijzigd met toepassing van<br />
artikel 211, eerste lid of van artikel 216, eerste lid.<br />
Art. 218. De periode voor de aanvaarding van het uitkoopbod bedraagt minimum<br />
tien en maximum twintig dagen, te rekenen vanaf de datum van de bekendmaking<br />
overeenkomstig artikel 216.<br />
Art. 219. Met uitzondering van de effecten waarvan de eigenaars uitdrukkelijk en<br />
schriftelijk voor het sluiten van de aanvaardingsperiode van het bod hebben te<br />
kennen gegeven dat ze er geen afstand van willen doen, worden de effecten die na<br />
afsluiting van het bod niet zijn aangeboden, geacht van rechtswege op de bieder te<br />
zijn overgegaan. De betaling van de overgedragen effecten geschiedt ten laatste<br />
binnen één maand na afsluiting van het bod. De middelen die noodzakelijk zijn voor<br />
de betaling van de overgedragen effecten, worden geconsigneerd bij de Deposito- en<br />
Consignatiekas ten gunste van hun vroegere eigenaars.<br />
91
BIJLAGE 5<br />
Begrip van onafhankelijke expert<br />
92
BIJLAGE 5.1<br />
Positie CBF (omzendbrief van 19 december 2000)<br />
93
BIJLAGE 5.1.: Omzendbrief CBF (D2/F/2000/5) van 19 december 2000<br />
________________________________________________________<br />
Omzendbrief D2/F/2000/5<br />
Geachte mevrouw, Geachte heer,<br />
Betreft:<br />
Begrip “onafhankelijk expert” in het kader van een uitkoopbod (artikel<br />
47 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 op de openbare<br />
overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de controle op<br />
vennootschappen).<br />
1. Context.<br />
Artikel 190quinquies van de vennootschapswet heeft de procedure ingevoerd van het<br />
uitkoopbod op de effecten van een vennootschap die een openbaar beroep op het<br />
spaarderspubliek doet of gedaan heeft. Die procedure heeft concreet gestalte<br />
gekregen via het koninklijk besluit van 11 juni 1997 dat in voornoemd koninklijk<br />
besluit van 8 november 1989 een hoofdstuk IV heeft ingevoerd met als titel<br />
“Openbare uitkoopaanbiedingen” (artikelen 45 tot 61).<br />
Krachtens artikel 15, § 3, van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van<br />
belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot<br />
reglementering van de openbare ovemameaanbiedingen, is de Commissie voor het<br />
Bank- en Financiewezen belast met het toezicht op de toepassing van het koninklijk<br />
besluit van 8 november 1989, met inbegrip van hoofdstuk IV. daarvan.<br />
2. Doelstelling van de circulaire.<br />
Krachtens artikel 47 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 moet het<br />
dossier over het uitkoopbod dat bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen<br />
moet worden ingediend, met name “het verslag bevatten van een van de bieder<br />
onafhankelijke expert over de relevantie, ten aanzien van de gebruikelijke<br />
waarderingscriteria, van de door de bieder gehanteerde methode(s) om de<br />
vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen en moet de expert in dit<br />
verslag ook vermelden of hij van oordeel is dat met de prijs de belangen van de<br />
effectenhouders al dan niet worden veilig gesteld”.<br />
Het begrip “onafhankelijk expert” zelf wordt in het koninklijk besluit niet<br />
gedefinieerd.<br />
Rekening houdend met de opgedane ervaring sinds de inwerkingtreding van de<br />
procedure van het uitkoopbod en met de evolutie van de internationale praktijken<br />
terzake, acht de Commissie het opportuun enige toelichting te geven bij de manier<br />
waarop zij in de toekomst het begrip “onafhankelijk expert” als bedoeld in<br />
voornoemd artikel 47 zal interpreteren.<br />
94
In deze circulaire komt enkel het begrip “onafhankelijk expert” aan bod. De<br />
Commissie wenst zich dus niet uit te spreken over andere functies zoals die van de<br />
commissaris-revisor in het kader van een inbreng in natura (artikel 34, § 2 van de<br />
vennootschapswet of artikel 602 van het wetboek van vennootschappen), die van de<br />
expert die zich moet uitspreken over een openbaar overnameaanbod, of die van de<br />
onafhankelijk expert in het kader van de procedure als bedoeld in artikel 60bis van<br />
de vennootschapswet (of artikel 524 van het wetboek van vennootschappen).<br />
3. Het begrip “onafhankelijk expert”.<br />
3.1. Onderscheid tussen de prijsverantwoording en het kritisch onderzoek<br />
daarvan.<br />
Artikel 47 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 maakt een duidelijk<br />
onderscheid tussen, enerzijds, de waardering van de vennootschap en de<br />
verantwoording van de in het kader van het bod geboden prijs en, anderzijds, het<br />
kritisch onderzoek van die waardering en die verantwoording. Bijgevolg moeten<br />
beide opdrachten door verschillende personen worden uitgeoefend die totaal van<br />
elkaar onafhankelijk zijn.<br />
3.2. Algemene omstandigheden waarin de onafhankelijkheid van de expert in<br />
het gedrang komt.<br />
Over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat de onafhankelijkheid van de expert in<br />
het gedrang komt wanneer hij een geldelijk belang heeft bij de geplande verrichting,<br />
wanneer hij een contract heeft ondertekend met, een vordering bezit op of een schuld<br />
heeft aan de bieder (waardoor zij economisch afhankelijk worden van elkaar) of<br />
wanneer er tussen bieder en expert een kapitaalband bestaat. Tot slot is de<br />
Commissie van oordeel dat de expert geen bestuursfunctie mag uitoefenen bij de<br />
bieder (en vice versa).<br />
3.3. Voorwaarden waaronder een financieel bemiddelaar als onafhankelijk<br />
expert mag optreden.<br />
Wanneer een financieel bemiddelaar als onafhankelijk expert optreedt in het kader<br />
van een uitkoopbod, mogen hij of de met hem verbonden ondernemingen, op grond<br />
van het wettelijke vereiste inzake de onafhankelijkheid van de expert, op geen enkele<br />
andere manier bij diezelfde procedure betrokken zijn (bijvoorbeeld optreden als<br />
loketinstelling of het ontwerpprospectus opstellen).<br />
3.4. Voorwaarden waaronder een extern auditor als onafhankelijk expert mag<br />
optreden.<br />
De Commissie zal voornoemd artikel 47 voortaan als volgt interpreteren: de<br />
commissaris-revisor van de bieder of van de doelvennootschap (of van de met hen<br />
verbonden ondernemingen) mag niet worden aangesteld tot onafhankelijk expert in<br />
het kader van een uitkoopbod. Dit geldt ook voor de andere personeelsleden van de<br />
firma waar de commissaris-revisor werkzaam is.<br />
95
Gelet op het feit dat de opdracht van een onafhankelijk expert zoals bedoeld in<br />
artikel 47 buiten het bestek valt van de werkzaamheden waarvoor de wet de<br />
commissarisrevisor een onafhankelijkheidsstatuut verleent, is de Commissie van<br />
oordeel dat de betrokkenheid van de externe auditor bij de opstelling of publicatie<br />
van een verslag over de billijkheid van de prijs van een actief of een vennootschap,<br />
of van de ruilvoorwaarden tussen twee vennootschappen, de indruk kunnen wekken<br />
dat er een belangenverstrengeling is tussen de externe auditor en zijn cliënt. Uit die<br />
betrokkenheid zou logischerwijze kunnen worden geconcludeerd dat er sprake is van<br />
een zakenrelatie die verder reikt dan de normale relatie tussen een extern auditor en<br />
zijn cliënt.<br />
3.5. Positie van de accountant.<br />
Naar analogie van de bepalingen van vooral de punten 3.2. en 3.4. is de Commissie<br />
eveneens van oordeel dat de accountant van de bieder of van de doelvennootschap<br />
niet als onafhankelijk expert mag optreden in het kader van een uitkoopbod.<br />
Hoogachtend,<br />
De Voorzitter,<br />
J.-L. DUPLAT.<br />
96
BIJLAGE 5.2<br />
Positie <strong>IBR</strong> (uittreksel uit Jaarverslag 2000)<br />
97
BIJLAGE 5.2.: uittreksel uit het Jaarverslag 2000 van het <strong>IBR</strong><br />
____________________________________________________________________<br />
De Raad van het <strong>IBR</strong> bracht een advies uit betreffende de ontwerp-circulaire<br />
D2F/2000/5 van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 11 september<br />
2000 betreffende het begrip onafhankelijke deskundige in het kader van een<br />
overnamebod 19 .<br />
Artikel 47 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 bepaalt dat het dossier<br />
betreffende het overnamebod dat bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen<br />
onder meer moet bevatten:<br />
“(…) het verslag van een van de bieder onafhankelijke expert over de relevantie, ten<br />
aanzien van de gebruikelijke waarderingscriteria, van de door de bieder<br />
gehanteerde methode(s) om de vennootschap te waarderen en de prijs te<br />
rechtvaardigen; in dit verslag vermeldt de expert ook of hij van oordeel is dat met de<br />
prijs de effectenhouders al dan niet gelijk worden behandeld”.<br />
Zoals in het ontwerp van circulaire van 11 september 2000 wordt uiteengezet,<br />
omschrijft artikel 47 van het aangehaalde koninklijk besluit het begrip<br />
onafhankelijke deskundige niet.<br />
De gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen en de uitvoeringsbesluiten<br />
van de wet van 22 juli 1953 bepalen dat de commissaris-revisor onafhankelijk is van<br />
de vennootschap waarvan hij de jaarrekening controleert.<br />
De Raad van het Instituut is van oordeel dat de commissaris-revisor een deskundige<br />
is die onafhankelijk is van de bieder, in de zin van artikel 47 van het aangehaalde<br />
koninklijk besluit van 8 november 1989.<br />
De Raad is van oordeel dat de commissaris-revisor wel een uitspraak kan doen<br />
betreffende de relevantie, in het licht van de waarderingscriteria die gewoonlijk<br />
worden gehanteerd, betreffende de waarderingsmethode of -methodes die door de<br />
bieder worden gebruikt om de vennootschap te waarderen en de prijs te<br />
verantwoorden. Het gaat dus om “waarderingen gedaan door anderen” (“valuation<br />
work performed by others”), waarover volgens de Europese ontwerp-aanbeveling<br />
inzake onafhankelijkheid, een wettelijke rekeningencontroleur zich kan uitspreken<br />
zonder zijn onafhankelijkheid in het gedrang te brengen (zie hierboven). De<br />
Belgische wet laat overigens de commissaris-revisor uitdrukkelijk toe dit type van<br />
opdracht uit te voeren, aangezien in de vennootschappen die een commissaris-revisor<br />
hebben benoemd deze een verslag moet opstellen in het kader van een<br />
kapitaalverhoging die inbrengen omvat die niet in geld bestaan 20 .<br />
19<br />
20<br />
Artikel 47 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 betreffende de openbare<br />
aankoopbiedingen en de wijzigingen van de controle van de vennootschappen.<br />
Artikel 34, § 2, Venn.W. of artikel 602 Wetboek van vennootschappen.<br />
98
BIJLAGE 5.3<br />
Positie <strong>IBR</strong> (uittreksel uit Jaarverslag 2001)<br />
100
BIJLAGE 5.3.: uittreksel uit het Jaarverslag 2001 van het <strong>IBR</strong><br />
Circulaire van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen<br />
van 19 december 2000 inzake het “Begrip onafhankelijk expert<br />
in het kader van een uitkoopbod”<br />
____________________________________________________________________<br />
De Raad heeft kennis genomen van de circulaire van de CBF van 19 december 2000<br />
betreffende het begrip “onafhankelijk expert” in het kader van een uitkoopbod<br />
(artikel 47 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 op de openbare<br />
overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de controle op vennootschappen).<br />
Voornamelijk punt 3.4. van de circulaire “voorwaarden waaronder een extern auditor<br />
als onafhankelijk expert mag optreden” is voor het beroep van belang.<br />
Hierin stelt de CBF dat zij voornoemd artikel 47 voortaan als volgt zal interpreteren:<br />
“de commissaris-revisor van de bieder of de doelvennootschap (of van de met hen<br />
verbonden ondernemingen) mag niet worden aangesteld tot onafhankelijk expert in<br />
het kader van een uitkoopbod. Dit geldt ook voor de andere personeelsleden van de<br />
firma waar de commissaris-revisor werkzaam is”.<br />
Zij steunt zich hierbij op volgende redenering: “Gelet op het feit dat de opdracht van<br />
een onafhankelijk expert zoals bedoeld in artikel 47 buiten het bestek valt van de<br />
werkzaamheden waarvoor de wet de commissaris-revisor een<br />
onafhankelijkheidsstatuut verleent, is de Commissie van oordeel dat de<br />
betrokkenheid van de externe auditor bij de opstelling of publicatie van een verslag<br />
over de billijkheid van de prijs van een actief of een vennootschap, of van de<br />
ruilvoorwaarden tussen twee vennootschappen, de indruk kunnen wekken dat er een<br />
belangenverstrengeling is tussen de externe auditor en zijn cliënt. Uit die<br />
betrokkenheid zou logischerwijze kunnen worden geconcludeerd dat er sprake is van<br />
een zakenrelatie die verder reikt dan de normale relatie tussen een externe auditor<br />
en zijn cliënt.”<br />
De Raad herhaalt het standpunt dat hij ontwikkelde betreffende dit ontwerp van<br />
circulaire (zie <strong>IBR</strong>-Jaarverslag 2000, p. 133). De Raad van het Instituut is van<br />
mening dat de commissaris “een onafhankelijk expert van de bieder” is in de zin van<br />
artikel 47 van voormeld koninklijk besluit van 8 november 1989.<br />
De Raad is eveneens van mening dat de commissaris zich kan uitspreken over de<br />
relevantie, ten aanzien van de gebruikelijke waarderingscriteria, van de 'door de<br />
bieder gehanteerde' methode(s) om de vennootschap te waarderen en de prijs te<br />
rechtvaardigen. Het gaat dus om “waarderingen gedaan door anderen” (valuation<br />
work performed by others), waarover een wettelijke rekeningencontroleur zich –<br />
volgens het Europese ontwerp van aanbeveling inzake onafhankelijkheid – kan<br />
uitspreken zonder zijn onafhankelijkheid in het gedrang te brengen.<br />
Het Belgisch Wetboek van vennootschappen laat de commissaris overigens<br />
uitdrukkelijk toe dit type van opdracht uit te voeren vermits de commissarissen – in<br />
101
de vennootschappen die hen hebben aangesteld – een verslag moeten opstellen in het<br />
kader van een kapitaalverhoging met inbrengen die niet in geld bestaan 21 .<br />
De Raad van het <strong>IBR</strong> stelt vast dat zijn advies niet werd gevolgd in de circulaire van<br />
de CBF van 19 december 2000.<br />
21<br />
Artikel 602 van het Wetboek van vennootschappen<br />
102
BIJLAGE 6.: Lijst van de geanalyseerde OUB’s/OOA’s<br />
____________________________________________________________________<br />
Doelvennootschap<br />
Kapitalisatie<br />
(K EUR) Activiteitensector OUB’s /OOA’s onafhankelijk expert<br />
AGF Belgium Bank 83.147 bancaire OUB PricewaterhouseCoopers & Partners SCCRL<br />
Ardenne Prévoyante 29.626 assurance OUB Cobepa<br />
Ariane Group 35.003 distribution-services OOA, OUB<br />
AXA Royale Belge 2.897.753 assurance OUB Cobepa<br />
Bank van Brabant 25.785 bancaire OOA<br />
Banque IPA 346.228 bancaire OUB Cobepa<br />
Banque Nagelmackers 22 126.964 bancaire OUB<br />
Barconet 169.982 distribution-services OOA, OUB<br />
Basse Sambre ERI 3.793 distribution-services OOA<br />
Belcofi 419.363 holding OOA<br />
Belgolaise 30.158.729 bancaire OOA, OUB<br />
Belreca 14.608 holding OOA<br />
Bemat 8.530 industriel OUB Saintenoy Comhaire & C°<br />
Berginvest 51.824 industriel OOA<br />
Chanic 4.929.884 industriel OUB Fortis Banque<br />
Cimenteries CBR 2.543.195 industriel OUB Banque Degroof<br />
Citibank Belgium 260.790 bancaire OUB Achiel CLYBOUW, André CLYBOUW & C° bedrijfsrevisoren<br />
City Hotels 25.148 distribution-services OOA<br />
Cobepa 3.553.613 holding OOA<br />
Cockerill Sambre 1.303.084 industriel OOA, OUB<br />
Compagnie royale Asturienne des Mines 107.564 industriel OOA, OUB<br />
Creditmar 13.938 bancaire OUB PricewaterhouseCoopers Bedrijfsrevisoren<br />
Dipo 47.596 bancaire OUB Ernst & Young Services<br />
Electrorail 34.670 holding OOA<br />
Eural 81.847 bancaire OUB Luc Callaert bvba<br />
Fidelity net merketing 3.958 distribution-services OOA<br />
Fincomp 162.331 holding OOA, OUB<br />
Finoutremer 306.809 holding OOA, OUB<br />
Fonderie Formetal 11.766 industriel OOA<br />
Ford Motor Company 91.000 industriel OOA, OUB<br />
Fotocoop 1.859 distribution-services OOA<br />
GB-Inno-BM 1.186.791 holding OOA, OUB<br />
General Biscuit Belgie 252.892 industriel OUB Rahier-Van Poyer Bedrijfsrevisoren<br />
Gesbank 129.911 bancaire OUB PricewaterhouseCoopers Bedrijfsrevisoren<br />
22<br />
De verrichtingen bij de vennootschappen « Unie van redding en sleepdienst » en « Banque<br />
Nagelmackers » zijn openbare biedingen in de zin van artikel 41 § 3. Deze twee operaties<br />
werden in deze analyse beschouwd als openbare uitkoopbiedingen.<br />
103
Gevaert 1.239.999 holding OOA, OUB<br />
Glaverbel 1.027.473 industriel OOA, OUB<br />
HBK Spaarbank 109.036 bancaire OOA, OUB<br />
Holderbel 1.143.196 holding OUB PricewaterhouseCoopers Bedrijfsrevisoren<br />
International Aviation Fund 14.734 distribution-services OOA<br />
International Property Fund 174.973 holding OOA<br />
Investco 66.634 bancaire OOA, OUB<br />
Le Peigne 67.250 industriel OUB Deloitte & Touche<br />
Lendit Kraainem 43.261 holding OUB Arthur Andersen Bedrijfsrevisoren<br />
Mecaniver 1.116.372 holding OOA, OUB<br />
Mercator Noodstar 652.801 assurance OOA<br />
Moban 48.339 holding OOA, OUB<br />
Mosane 152.602 holding OUB Banque Degroof<br />
Obourg Granulats 68.318 industriel OUB PricewaterhouseCoopers<br />
Achiel CLYBOUW, André CLYBOUW & C°<br />
OMOB Bank 13.893 bancaire OUB Bedrijfsrevisoren<br />
Petrofina 14.142.443 industriel OOA<br />
Prominter 15.768 holding OOA, OUB<br />
Scana Noliko 27.895 industriel OOA<br />
SGB 13.696.607 bancaire OUB Banque Degroof<br />
Spadel 111.552 industriel OOA<br />
Textiles De Witte Lietaer 84.335 industriel OUB Arthur Andersen Bedrijfrevisoren<br />
TIS 15.552 industriel OUB Achiel CLYBOUW, André CLYBOUW & C° bedrijfrevisoren<br />
Tractebel 18.237.460 industriel OUB Banque Bruxelles Lambert<br />
UAB 307.712 assurance OUB Cobepa<br />
UCO Textiles 87.512 industriel OOA, OUB<br />
Unie van redding en sleepdienst 23 79.127 distribution-services OUB<br />
VDK Spaarbank 134.433 bancaire OOA<br />
Walibi 78.807 distribution-services OOA<br />
23<br />
De verrichtingen bij de vennootschappen « Unie van redding en sleepdienst » en « Banque<br />
Nagelmackers » zijn openbare biedingen in de zin van artikel 41 § 3. Deze twee operaties<br />
werden in deze analyse beschouwd als openbare uitkoopbiedingen.<br />
104
BIJLAGE 7<br />
Bibliografie<br />
105
Chapitre I/Hoofdstuk I: Législation/Wetgeving<br />
- Article 513 du Code des sociétés, Loi du 7 mai 1999 (M.B. 6 août 1999).<br />
- Artikel 513 W. Venn., Wet van 7 mei 1999 (M.B. 6 augustus 1999).<br />
- Article 636 du Code des sociétés, Loi du 7 mai 1999 (M.B. 6 août 1999).<br />
- Artikel 636 W. Venn., Wet van 7 mei 1999 (M.B. 6 augustus 1999).<br />
- Arrêté royal du 8 novembre 1989 relatif aux offres publiques d’acquisition et<br />
aux modifications du contrôle des sociétés, M.B. du 11 novembre 1989 (version<br />
consolidée).<br />
- Koninklijk besluit van 8 novembre 1989 op de openbare overnameaanbiedingen en<br />
de wijzigingen in de controle op vennootschappen, B.S. van 11 november 1989<br />
(geconsolideerde versie).<br />
- Arrêté royal du 11 juin 1997 modifiant l'arrêté royal du 8 novembre 1989<br />
relatif aux offres publiques d'acquisition et aux modifications du contrôle des<br />
sociétés, M.B. 8 juillet 1997.<br />
- Koninklijk besluit van 11 juni 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8<br />
november 1989 op de openbare overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de<br />
controle op vennootschappen, B.S. van 8 juli 1997.<br />
- Arrêté royal du 21 avril 1999 modifiant l'arrêté royal du 8 novembre 1989<br />
relatif aux offres publiques d'acquisition et aux modifications du contrôle des<br />
sociétés, M.B., 19 juin 1999.<br />
- Koninklijk besluit van 21 april 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8<br />
november 1989 op de openbare overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de<br />
controle op vennootschappen, B.S. 19 juni 1999.<br />
- Arrêté royal du 30 janvier 2001 portant exécution du Code des sociétés, M.B.<br />
du 6 février 2001, art. 202 et 203.<br />
- Koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van<br />
vennootschappen, B.S. 6 februari 2001, art. 202 en 203.<br />
- Proposition de loi du 20 mars 2000 instaurant la procédure de l'offre de rachat<br />
dans la législation sur les sociétés commerciales (déposée par M. Henk<br />
Verlinde), Doc. Parl. Ch. représ., session 1999-2000, n° 50 0523/001.<br />
- Wetsvoorstel van 20 maart 2000 tot invoering van de procedure van het afkoopbod<br />
in de vennootschapswetgeving (ingediend door de heer Henk Verlinde), Parl. St.<br />
Kamer, zetting 2000-2001, n° 50 0523/001.<br />
106
- Proposition de loi du 15 janvier 2002 insérant un article 513bis dans le Code<br />
des sociétés en vue de permettre aux actionnaires minoritaires de forcer le ou les<br />
actionnaires majoritaires à procéder à une offre de reprise (déposée par Mme<br />
Anne Barzin et M. Serge Van Overtveldt), Doc. Parl. Ch. représ., session 2001-<br />
2002, n° 50 1592/001.<br />
- Wetsvoorstel van 15 januari 2002 tot invoeging van een artikel 513bis in het<br />
Wetboek van vennootschappen teneinde de minderheidsaandeelhouders in staat te<br />
stellen de meerderheidsaandeelhouder(s) ertoe te dwingen over te gaan tot een<br />
uitkoopbod (ingediend door mevrouw Anne Barzin en de heer Serge Van<br />
Overtveldt), Parl. St. Kamer, zetting 2001-2002, n° 50 1592/001<br />
- Projet de loi modifiant le Code des sociétés et la loi du 2 mars 1989 relative à la<br />
publicité des participations importantes dans les sociétés cotées en bourse et<br />
réglementant les offres publiques d’acquisition – Proposition de loi instaurant la<br />
procédure de l'offre de rachat dans la législation sur les sociétés commerciales –<br />
Proposition de loi modifiant le Code des sociétés – Proposition de loi modifiant<br />
la loi du 22 juillet 1953 créant un Institut des réviseurs d’entreprises –<br />
Proposition de loi modifiant, en ce qui concerne la cessibilité des actions avec<br />
droit de vote souscrites par le personnel, l’article 609, § 3, du Code des sociétés<br />
– Proposition de loi insérant un article 513bis dans le Code des sociétés en vue<br />
de permettre aux actionnaires minoritaires de forcer le ou les actionnaires<br />
majoritaires à procéder à une offre de reprise – Rapport fait au nom de la<br />
Commission chargée des problèmes de droit commercial et économique par M.<br />
Thierry GIET, Doc. Parl. Ch. représ., 4 avril 2002, session 2001-2002, n° 50<br />
1211/014 (disponible sur le site de la Chambre:<br />
www.lachambre.be/documents/1211/14.pdf)<br />
- Wetsontwerp houdende wijziging van het Wetboek van vennootschappen alsook<br />
van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen<br />
in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare<br />
overnameaanbiedingen – Wetsontwerp tot invoering van de procedure van het<br />
afkoopbod in de vennootschapswetgeving - Wetsontwerp tot wijziging van het<br />
Wetboek van vennootschappen - WETSVOORSTEL tot wijziging van de wet van 22<br />
juli 1953 tot oprichting van een Instituut der bedrijfsrevisoren – Wetsontwerp tot<br />
wijziging, wat de overdraagbaarheid betreft van aandelen met stemrecht waarop door<br />
de leden van het personeel is ingeschreven, van artikel 609, § 3, van het Wetboek<br />
van vennootschappen – Wetsontwerp tot invoeging van een artikel 513bis in het<br />
Wetboek van vennootschappen teneinde de minderheidsaandeelhouders in staat te<br />
stellen de meerderheidsaandeelhouder(s) ertoe te dwingen over te gaan tot een<br />
uitkoopbod –<br />
Verslag namens de Commissie belast met de problemen inzake handels- en<br />
economisch recht uitgebracht door de Heer Thierry GIET, Parl. St. Kamer, 4 april<br />
2002, zitting 2001-2002, n° 50 1211/014 (beschikbaar op de site van de Kamer:<br />
www.lachambre.be/documents/1211/14.pdf))<br />
107
Chapitre II/Hoofdstuk II: Doctrine/Rechtsleer<br />
- Bouckaert, F., « A.R. du 3 mai 1999 portant exécution de l’art. 190quinquies,<br />
§2 des lois sur les sociétés commerciales coordonnées le 30 novembre 1935, M.B.<br />
2 juillet 1999 », Notarius, 1999, 378-379.<br />
- Bouckaert, F., « Artikel 190quinquies Venn. W. gewijzigd bij de wet van 16 juni<br />
1998 », Notarius, 1998, 258.<br />
- Braeckmans, H., « Gedwongen overdracht en overneming, uitkoopregeling,<br />
gedwongen ontbinding van niet meer actieve vennootschappen en vereffening”, in<br />
Wymeersch, E. en Braeckmans, H. (dir.), Het nieuwe vennootschapsrecht 1995,<br />
Anvers, Maklu, 1996, 329-333.<br />
- Braeckmans, H., “De uitsluiting en uittreding van aandeelhouders”, in R.W., vil. 64,<br />
n° 37, 12-05-2001, 1361-1378.<br />
- Circulaire D2/F/2000/5: Begrip « onafhankelijk expert » in het kader van een<br />
uitkoopbod (artikel 47 van het koninklijk besluit van 08-11-1989 op de openbare<br />
overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de controle op vennootschappen), CBF,<br />
19-12-2000, 3 p.<br />
- Circulaire D2/F/2000/5: Notion d’expert indépendant dans le cadre d’une offre<br />
de reprise (article 47 de l’arrêté royal du 8 novembre 1989 relatif aux offres<br />
publiques d’acquisition et aux modifications du contrôle des sociétés), CBF, 19-<br />
12-2000, 3 p.<br />
- Dal, G.-A. et Ingham, V., « L’offre de reprise de titres des minoritaires dans<br />
les sociétés « fermées » (art. 513, §2, du Code des sociétés), in J.T., vol. 120, n°<br />
5998, 03-02-2001, 81-86.<br />
- Darville-Finet, C., de Cannart D’Hamale, Vincke, F. et Maeijer, J.M.M., « Le<br />
projet de loi modifiant les lois coordonnées sur les sociétés commerciales », Rev.<br />
prat. soc., numéro spécial, 1994, 99-122.<br />
- Delahaut, P., « La doctrine de la Commission bancaire et financière en matière<br />
de changement de contrôle des entreprises après l’affaire « Société Générale de<br />
Belgique », in Le droit des affaires, n° 48, 03-1999, 33-62<br />
- De Roeck, M., « De echtscheiding onder aandeelhouders: de eerste toepassingen in<br />
de rechstpraak van de gedwongen uitsluiting en uittreding », in Cahier du juriste, n°<br />
2, 01-05-1999, 23-30.<br />
- Dirckx, A. “Het openbaar uitkoopbod of de squeeze-out procedure naar Belgisch<br />
recht”, T.R.V., n° 7, 1997, 427-469.<br />
- Emmanuel Partsch, P., Lebbe, I., “Principe de proportionnalité et droit des<br />
sociétés”, in J.T., vol. 115, n° 5813, 05-10-1996, 609-615<br />
108
- Institut des Reviseurs d’Entreprises, “Offre de reprise dans les sociétés<br />
ouvertes (art. 190quinquies lois soc.)”, Rapport annuel 1997, 113-117.<br />
- Instituut der Bedrijfsrevisoren, “Uitkoopbod in open vennootschappen (artikel<br />
190quinquies Venn. W.), Jaarverslag 1997, 121-125.<br />
- Jacobs, W., “Geschillenregeling en uitkoopbod: de waardering van de aandelen<br />
door een deskundige”, in Accountancy & bedrijfskunde (maandschrift), vol. 16, n° 3,<br />
04-1996, 9-18<br />
- Lambrechts, P., “L’arrêté royal du 21 avril 1999: un simple toilettage de la<br />
réglementation sur les OOA?”, in Revue pratique des sociétés, vol. 98, 3 e<br />
trimestre 1999, 201-227.<br />
- Malherbe, P. et Gollier, J.-M., « La reprise des titres des minoritaires », Rev.<br />
prat. Soc., vol. 94, 1995, 155-185.<br />
- Malherbe, P. et Gollier, J.-M., « Les procédures de résolution des conflits<br />
internes. Le retrait obligatoire des minoritaires », in Les nouvelles relations<br />
entre actionnaires, Bruxelles, Séminaire Vanham, 24 novembre 1994, 20 p.<br />
- Mercier, S., « Du nouveau dans le « squeeze out », Actualité comptable n° 02, 5<br />
février 2002, éditions kluwer<br />
- Nelissen-Grade, J.-M., « De geschillenregeling en de uitkoopregeling », in Jan<br />
Ronse Instituut (dir.), Het nieuwe vennootschapsrecht van 7 en 13 april 1995,<br />
Kalmthout, Biblo., 1995, 337-372.<br />
- Nelissen-Grade, J.-M., “Procédure de retrait et règlement des conflits entre<br />
actionnaires”, in Le droit des sociétés commerciales après la loi du 13-04-1995:<br />
bilan et prolongements, Journée d’étude du 28 septembre 1995, Skyroom<br />
Events<br />
- Pottier, E., De Roeck, M., “Le divorce entre actionnaires: premières<br />
applications jurisprudentielles des procédures d’exclusion et de retrait”, in<br />
Revue de droit commercial belge (RDC), vol. 104, n° 9, 09-1998, 556-587.<br />
- Tilleman, B., “De nieuwe regeling van uitsluiting en uittreding in de<br />
vennootschappenwet”, De Belgische accountant, n° 3, 1995, 44-58.<br />
- Tilleman, B., “Exclusion et retrait: la nouvelles réglementation”, in L’expertcomptable<br />
belge, n° 3, 1995, 44-58.<br />
- Verhoest, T., « De uitgeholde squeeze-out procedure in besloten<br />
vennootschappen », T.R.V., n° 5, 1999, 297-322.<br />
109
- Verhoest, T. et Geens, K., “Développements récents dans la matière des<br />
procédures de sortie prévues par les art. 190ter et 190quater des lois<br />
coordonnées”, in Revue pratique des sociétés (RPS), vol. 97, 4ème trimestre 1998,<br />
341-375.<br />
- Wilmet, F., “L’exclusion d’une société actionnaire en cas de changement de<br />
son controle”, in Le droit des affaires, n° 30, 02-1994, 85-97.<br />
Chapitre III/Hoofdstuk III: Jurisprudence/Rechtspraak<br />
- Comm. Bruxelles (réf.), 28 octobre 1996, T.R.V., n° 8, 1996, 653-658.<br />
- Cour d’appel de Liège, 10 octobre 1997, in Revue pratique des sociétés, vol. 97,<br />
4 ème trimestre 1998, 394-398.<br />
- Tribunal de commerce de Bruxelles, 17 novembre 1997, in Revue de<br />
jurisprudence de Liège, Mons et Bruxelles, vol. 106, n° 12, 26-03-1999, 521-523.<br />
- Président Tribunal de commerce de Charleroi, 5 février 1998, in Revue<br />
pratique des sociétés (RPS), vol. 97, 4 ème trimestre 1998, 427-446.<br />
- Comm. Bruxelles (réf.), 3 mars 2000, DAOR, n° 54, 2000, 132.<br />
- Prés. Trib. Comm. Bruxelles (Réf.), 11 février 2002, Financieel Forum / Banken<br />
Financieel Recht 2002/II.<br />
110