18.01.2014 Views

SQUEEZE OUT - IBR

SQUEEZE OUT - IBR

SQUEEZE OUT - IBR

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />

FORUM 2003<br />

<strong>SQUEEZE</strong> <strong>OUT</strong><br />

Evaluatie, informatie, bescherming van de<br />

aandeelhouder<br />

Leden van de Commissie:<br />

Voorzitter<br />

Mevrouw P. TYTGAT, Bedrijfsrevisor, BST<br />

Bedrijfsrevisoren<br />

Ondervoorzitter<br />

De heer J. DE LUYCK, Bedrijfsrevisor, Ernst &<br />

Young Bedrijfsrevisoren<br />

Andere<br />

De heer J.M. NELISSEN GRADE, Advocaat,<br />

Linklaters, de Bandt<br />

De heer B. FERON, Advocaat, NautaDutilh<br />

De heer Th. LHOEST, Adjunct-Directeur<br />

Commissie voor het Bank- en Financiewezen<br />

Mevrouw G. VANDEWEERD, Bedrijfsrevisor,<br />

PricewaterhouseCoopers Bedrijfsrevisoren<br />

Wetenschappelijk secretariaat Mevrouw V. VAN DE WALLE, Juridisch<br />

Directeur, Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />

Mevrouw J. SCHICKS, Bedrijfsrevisor, Ernst &<br />

Young Bedrijfsrevisoren<br />

De heer C. DEREUME, BST Bedrijfsrevisoren


EXECUTIVE SUMMARY<br />

1. Inleiding<br />

De procedure van het uitkoopbod van de effecten van de<br />

minderheidsaandeelhouders of squeeze out bestaat erin dat iedere natuurlijke<br />

persoon of iedere rechtspersoon (bieder) die, alleen of in onderling overleg<br />

handelend, 95% van de stemrechtverlenende effecten van een vennootschap 1 bezit,<br />

het geheel van de effecten van deze vennootschap kan verwerven, mits betaling<br />

van een billijke prijs.<br />

De bieder kan de bedoeling hebben om de doelvennootschap uit de markt te halen,<br />

of een hinderlijke minderheidsaandeelhouder uit te sluiten, of nog, in te gaan op<br />

het verzoek van kleine aandeelhouders die uit de vennootschap willen stappen. In<br />

elk van deze hypotheses impliceert de squeeze out in de huidige context een<br />

voorrecht van de meerderheidsaandeelhouder. De procedure heeft voor gevolg dat<br />

de werking van de vennootschap minder zwaar wordt en geeft een grotere vrijheid<br />

in de uitoefening van de controlebevoegdheid.<br />

De formele aspecten die moeten worden nageleefd, zijn verschillend naargelang de<br />

vennootschap al dan niet een publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft<br />

gedaan (onderscheid tussen de zogenaamde “publieke” of “openbare”<br />

vennootschappen en de “privé-” vennootschappen).<br />

De wetgever heeft ervoor geopteerd om in de wettekst (artikel 513 van het<br />

Wetboek van vennootschappen) enkel de grote lijnen op te nemen; de details van<br />

de procedure worden geregeld via een koninklijk besluit.<br />

Een squeeze out kan verder ook gebaseerd zijn op artikel 32 van het koninklijk<br />

besluit van 8 november 1989 (heropening, onder bepaalde voorwaarden, van een<br />

openbaar overnamebod wanneer de bieder 95% of meer van de effecten heeft<br />

verworven) of nog, verbonden worden aan een openbaar bod, overeenkomstig<br />

artikel 41 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 (verplichting om, onder<br />

bepaalde voorwaarden, een bod uit te brengen wanneer een natuurlijke persoon of<br />

een rechtspersoon de exclusieve of gezamenlijke controle heeft verworven over<br />

een naamloze vennootschap die een publiek beroep op het spaarwezen doet of<br />

heeft gedaan door middel van één of meerdere verrichtingen waardoor die persoon<br />

95% van de effecten heeft verkregen).<br />

De effecten die bedoeld worden in het bod zijn de stemrechtverlenende effecten,<br />

maar eveneens de effecten die recht geven op de inschrijving op, de verwerving<br />

van of het behoud van dergelijke effecten. De squeeze out-procedure kan ook<br />

betrekking hebben op de inschrijvingsrechten (aandelenopties bijvoorbeeld).<br />

1<br />

Een naamloze vennootschap (artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen) of een<br />

commanditaire vennootschap op aandelen (artikel 658 van het Wetboek van vennootschappen).<br />

1


2. Zogenaamde “publieke” vennootschappen<br />

De te volgen procedure en de modaliteiten inzake de bepaling van de prijs van het<br />

bod zijn gedefinieerd in de artikelen 45 tot 61 van het koninklijk besluit van 8<br />

november 1989 op de openbare overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de<br />

controle op vennootschappen.<br />

In essentie kan het volgende opgemerkt worden:<br />

− op het einde van de procedure is er een echte “uitzetting” van de betrokken<br />

aandeelhouders, aangezien de effecten die niet aangeboden worden van<br />

rechtswege overgedragen worden aan de bieder (het bod is dwingend);<br />

− aan de CBF wordt een zogenaamde controle-opdracht toevertrouwd die de<br />

Commissie ertoe brengt om het prospectus inzake het bod goed te keuren, de<br />

formele regelmatigheid van de verrichting te controleren en om, indien een<br />

onregelmatigheid wordt vastgesteld, de Voorzitter van de Rechtbank van<br />

Koophandel te vatten;<br />

− de hoedanigheid van de onafhankelijke expert, die het verslag opmaakt over de<br />

relevantie van de door de bieder gehanteerde waarderingsmethodes om de<br />

vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen, is niet gepreciseerd.<br />

De CBF is evenwel van mening dat deze persoon niet de commissaris kan zijn,<br />

noch van de bieder nog van de doelvennootschap.<br />

3. Zogenaamde “privé-” vennootschappen<br />

De te volgen procedure en de modaliteiten inzake de bepaling van de prijs van het<br />

bod zijn gedefinieerd in de artikelen 209 tot 219 van het koninklijk besluit van 30<br />

januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen.<br />

In essentie kan het volgende opgemerkt worden:<br />

− op het einde van de procedure zullen de effecten van de<br />

minderheidsaandeelhouders die uitdrukkelijk te kennen hebben gegeven dat ze<br />

hun effecten willen behouden, op naam worden (het bod is dus niet dwingend);<br />

− de CBF komt niet tussen;<br />

− de onafhankelijke expert, die het verslag opmaakt over de relevantie van de<br />

door de bieder gehanteerde waarderingsmethodes om de vennootschap te<br />

waarderen en de prijs te rechtvaardigen, dient een bedrijfsrevisor of een<br />

externe accountant te zijn.<br />

2


4. Tussenkomende personen<br />

Naast de bestuurders, de financiële directeurs, de bedrijfsjuristen en andere<br />

sleutelpersonen die optreden binnen de biedende vennootschap zelf, kunnen ook<br />

nog andere externe personen ingeval van een squeeze out tussenkomen:<br />

− de CBF (ingeval van verrichtingen bij zogenaamde “publieke” verrichtingen) is<br />

ermee belast om de informatie en de gelijke behandeling van de<br />

aandeelhouders te garanderen, hun belangen te vrijwaren, alsook de<br />

transparantie en de goede werking van de markt te bewerkstelligen;<br />

− de financiële tussenpersonen kunnen tussenkomen als loketinstelling, in de<br />

hoedanigheid van raadgever van de bieder, in de hoedanigheid van instantie die<br />

garant staat voor het attest inzake de beschikbaarheid van fondsen (tegenover<br />

de CBF), in de hoedanigheid van onafhankelijk expert, of nog, om een fairness<br />

opinion af te leveren (artikel 32 van het K.B. van 8 november 1989);<br />

− de advocaat, die meestal een raadgevende rol speelt bij de voorbereiding en bij<br />

het lanceren van de squeeze out-verrichting; hij is belast met de analyse van de<br />

juridische problemen en houdt zich bezig met de contacten met de CBF, of<br />

nog, hij stelt een deel of het geheel van het prospectus op;<br />

− de bedrijfsrevisor kan tussenkomen als raadgever van de bieder, als raadgever<br />

van de minderheidsaandeelhouders, als onafhankelijk expert (behalve ingeval<br />

van een publieke verrichting en als hij de commissaris is van de bieder of de<br />

doelvennootschap) of nog, als degene die een fairness opinion uitbrengt.<br />

5. Analyse van de squeeze out-verrichtingen tussen 1999 en 2002<br />

Hoewel elke squeeze out-verrichting specifieke kenmerken vertoont, laat een<br />

analyse van de publieke verrichtingen die hebben plaatsgevonden tussen 1999 en<br />

2002 toe om een aantal grote tendensen vast te stellen, en dit aan de hand van een<br />

indeling op basis van een beperkt aantal parameters.<br />

Zo is dit onder meer het geval op het vlak van de voorafgaande controle van de<br />

bieder, de gehanteerde waarderingsmethoden, de eventuele door de bieder betaalde<br />

premies, enz.<br />

Deze bemerkingen dragen ertoe bij om voor de zogenaamde “publieke”<br />

vennootschappen, bepaalde veronderstellingen zowel te bevestigen als te<br />

ontkennen.<br />

Andere vaststellingen zijn gedaan als gevolg van een analyse van een (beperktere)<br />

steekproef van verrichtingen inzake “privé-” vennootschappen.<br />

3


VRAGEN VOOR DISCUSSIE TIJDENS DE WERKZAAMHEDEN VAN 17<br />

OKTOBER 2003<br />

1. Inzake de bijzondere praktijkervaring van de tussenkomende partijen:<br />

1.1. Waarin bestaat uw praktische ervaring?<br />

- als raadgever van de bieder?<br />

- als onafhankelijke expert?<br />

- als instantie die een fairness opinion afgeeft?<br />

1.2. Bent u geconfronteerd met problemen inzake onafhankelijkheid? Waar<br />

kunnen volgens u problemen op het vlak van onafhankelijkheid rijzen?<br />

1.3. Wat is uw reactie ten aanzien van de gewoonlijk gehanteerde<br />

waarderingsmethodes?<br />

2. Inzake de tussenkomst van de CBF:<br />

2.1. Heeft u terzake enige bijzondere ervaring?<br />

2.2. Wat denkt u over het verschil in mening tussen de CBF en het <strong>IBR</strong>? (De<br />

CBF is van oordeel dat de commissaris van de doelvennootschap of biedende<br />

vennootschap niet kan optreden als onafhankelijk deskundige).<br />

3. Inzake de huidige wetgeving:<br />

Wat denkt u over het verschillend wettelijk stelsel naargelang het gaat om een<br />

publieke of privé-squeeze-out (al dan niet dwingend bod)?<br />

4. Inzake de toekomstige evoluties:<br />

4.1. Welke mogelijke evolutie voor de bedrijfsrevisor?<br />

Uit het onderzoek van de publieke squeeze out-verrichtingen, evenals uit de<br />

internationale praktijk blijkt dat het voornamelijk de financiële instellingen of<br />

4


de corporate finance afdelingen van internationale auditkantoren zijn die over<br />

het algemeen aangesteld worden als onafhankelijk expert.<br />

Men kan zich in het kader van de voorbereidende werkzaamheden van het<br />

FORUM 2003 van het revisoraat afvragen of de bedrijfsrevisor zich niet meer<br />

zou kunnen profileren als echte financiële expert en meer als dusdanig zou<br />

erkend worden. Hoe denkt u hierover?<br />

4.2. Een systematische contactname voorstellen tussen de onafhankelijke expert<br />

en de commissaris?<br />

Uit de contacten die de Forumcommissie Squeeze out heeft gehad met diverse<br />

practici, is gebleken dat het blijkbaar niet gebruikelijk is dat de<br />

onafhankelijke expert contact opneemt met de commissaris in functie.<br />

Deze vaststelling lijkt paradoxaal, gezien het feit dat de commissaris in het<br />

kader van zijn mandaat, soms over verschillende jaren, over relevante<br />

informatie beschikt omtrent diverse aspecten die de bestaande of toekomstige<br />

financiële informatie kan beïnvloeden.<br />

Zo kan bijvoorbeeld gedacht worden aan:<br />

- de bijzondere waarderingsregels;<br />

- de financiële gevolgen die verband houden met rechten en<br />

verplichtingen buiten balans;<br />

- de wijze van totstandkoming en de hypotheses die de grondslag<br />

vormen voor toekomstgerichte waarderingen;<br />

- de resultaten van de risicoanalyse van de bedrijfsactiviteiten;<br />

- de waaardering van de interne controlesystemen;<br />

die vaak op betekenisvolle wijze het getrouw beeld van de<br />

referentierekeningen beïnvloeden.<br />

In deze zin komt het de Commissie voor dat de commissaris een echte<br />

toegevoegde waarde kan betekenen voor de taak van de onafhankelijke<br />

expert. Hoe denkt u hierover?<br />

4.3. Naar een gezamenlijke tussenkomst?<br />

Waarom de situatie niet vooropstellen dat de commissaris, zonder zelf de<br />

onafhankelijke expert te zijn, zou tussenkomen als aanvulling bij de expert,<br />

om zich uit te spreken over de relevantie van de door de bieder gebruikte<br />

waarderingsmethoden en over de bescherming van de belangen van de<br />

aandeelhouders?<br />

5


De commissaris is inderdaad benoemd, op voorstel van het bestuursorgaan<br />

(en in voorkomend geval, van de ondernemingsraad) door het geheel van de<br />

aandeelhouders en geniet dus hun vertrouwen.<br />

5. Inzake de Reverse squeeze out<br />

Wat te denken over het wetsontwerp tot wijziging van artikel 513bis van het<br />

Wetboek van vennootschappen?<br />

6


INHOUDSTAFEL<br />

1. TERMINOLOGIE ....................................................................................................................... 9<br />

2. INLEIDING............................................................................................................................... 10<br />

2.1. Wettelijke basis ........................................................................................ 10<br />

2.2. Toepassingsveld........................................................................................ 10<br />

2.3. Doelstelling................................................................................................ 10<br />

2.4. Openbare aanbiedingen/privé aanbiedingen......................................... 11<br />

2.5. Heropening openbaar overname aanbod (OOA).................................. 12<br />

3. CONTEXT EN ROL VAN DE VERSCHILLENDE EXTERNE TUSSENPERSONEN....... 14<br />

3.1. De CBF ...................................................................................................... 14<br />

3.2. De financiële tussenpersonen .................................................................. 16<br />

3.3. De advocaat............................................................................................... 18<br />

3.4. De bedrijfsrevisor/commissaris .............................................................. 18<br />

4. EMPIRISCHE STUDIE OVER DE SINDS 1999 UITGEBRACHTE AANBIEDINGEN.... 20<br />

4.1. Inleiding .................................................................................................... 20<br />

4.2. Gegevensbank “openbare vennootschappen” ....................................... 21<br />

4.3. Gegevensbank “privé-vennootschappen”.............................................. 34<br />

4.4. Algemene conclusies over de analyse van de gegevensbank ................ 36<br />

5. OVERZICHT VAN DE GESPREKKEN MET DE FINANCIEEL ADVISEURS ................. 37<br />

5.1. Inleiding .................................................................................................... 37<br />

5.2. Voorbereiding van de gesprekken.......................................................... 37<br />

5.3. Overzicht van de tijdens de gesprekken gemaakte opmerkingen ....... 38<br />

5.3.1. Wat betreft de ervaring van de tussenpersonen ................................. 39<br />

5.3.2. Wat de problematiek van de waardering betreft ................................ 40<br />

5.3.3. Wat betreft de problematiek van de informatie ................................. 40<br />

5.3.4. Wat de relatie betreft met de commissaris van de vennootschap ...... 41<br />

5.4. Enkele vragen ........................................................................................... 41<br />

6. MOGELIJKE ROL VAN DE REVISOR.................................................................................. 43<br />

6.1. Bedrijfsrevisor financieel expert............................................................. 43<br />

6.2. De onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor ........................................ 43<br />

6.3. Onafhankelijkheid van de commissaris in België ................................. 44<br />

7


6.4. Bedrijfsrevisor staat borg voor het naleven van het beroepsgeheim .. 46<br />

6.5. Een contactname suggereren tussen de onafhankelijke expert en de<br />

commissaris?......................................................................................................... 46<br />

6.6. Collegiale tussenkomst?........................................................................... 47<br />

7. BIJZONDERE VRAGEN ......................................................................................................... 48<br />

7.1. Grondwettelijk karakter van squeeze-out.............................................. 48<br />

7.2. Reverse squeeze out................................................................................... 53<br />

7.2.1. Begrippen ........................................................................................... 53<br />

7.2.2. Huidige toestand van de vraag........................................................... 54<br />

7.3. Verschillen CBF/<strong>IBR</strong> ............................................................................... 55<br />

7.4. Objectieve verschillen tussen openbare en privé-vennootschappen ... 57<br />

8. CONCLUSIE………………………………………………………………… 60<br />

BIJLAGEN ……………………………………………………………………… 62<br />

8


1. TERMINOLOGIE<br />

In voorliggend document zullen we volgende terminologie hanteren:<br />

− Openbare vennootschap: vennootschap die een publiek beroep heeft<br />

gedaan op het spaarwezen, in België of het<br />

buitenland;<br />

− Privé-vennootschap: vennootschap die geen publiek beroep doet, of<br />

heeft gedaan, op het spaarwezen, noch in België,<br />

noch in het buitenland;<br />

− OOA: openbaar overname aanbod;<br />

− OUB: openbaar uitkoopbod:<br />

− OBU: openbaar bod tot uitwisseling.<br />

9


2. INLEIDING<br />

De procedure voor de uitkoopaanbieding van effecten van<br />

minderheidsaandeelhouders of squeeze out bestaat erin dat elke natuurlijke persoon<br />

of rechtspersoon (biedende) die alleen of samen 95% van de stemrechtverlenende<br />

effecten van een vennootschap in handen heeft, de totaliteit van het saldo van die<br />

stemrechtverlenende effecten kan verwerven, tegen betaling van een correcte prijs.<br />

2.1. Wettelijke basis<br />

Squeeze out werd ingevoerd in de gecoördineerde wetten op de<br />

handelsvennootschappen (art. 190quinquies) door de wet van 13 april 1995.<br />

Twee uitvoeringsbesluiten hebben de invoering van die bepaling mogelijk<br />

gemaakt: enerzijds het koninklijk besluit van 11 juni 1997 tot wijziging van<br />

het koninklijk besluit van 8 november 1989 houdende de openbare<br />

overnameaanbiedingen en de wijziging van de controle van<br />

vennootschappen 2 (B.S. 8 juli 1997) en die de procedure vastlegt die van<br />

toepassing is op de uitkoopaanbiedingen van effecten van vennootschappen<br />

die een publiek beroep doen, of hebben gedaan op het spaarwezen, en<br />

anderzijds het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel<br />

190quinquies, §2, van de gecoördineerde wetten op de<br />

handelsvennootschappen, van toepassing op de zogenaamde besloten<br />

vennootschappen 3 .<br />

Het uitkoopbod van minderheidsaandelen, of squeeze out, is vandaag<br />

geregeld door artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen.<br />

2.2. Toepassingsveld<br />

Artikel 513 beoogt enkel naamloze vennootschappen, eender of ze nu al dan<br />

niet een publiek beroep op het spaarwezen hebben gedaan. Artikel 657 van<br />

het Wetboek van vennootschappen heeft het toepassingsveld van die bepaling<br />

uitgebreid naar de commanditaire vennootschap op aandelen.<br />

2.3. Doelstelling<br />

Doelstelling van de biedende kan zijn, ofwel de doelvennootschap van de<br />

markt waarop ze is genoteerd te halen, ofwel een hinderlijke<br />

2<br />

3<br />

Dit besluit werd zelf licht gewijzigd door een koninklijk besluit van 21 april 1999 (B.S. 19<br />

juni 1999).<br />

Het koninklijk besluit van 3 mei 1999 werd herroepen door het koninklijk besluit van 30<br />

januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen (B.S. 6 februari 2001).<br />

10


minderheidsaandeelhouder uit te sluiten, ofwel in te gaan op de vraag van<br />

kleine aandelenbezitters die wensen uit te stappen. Squeeze out is op vandaag<br />

in elk geval een voorrecht van de controlerende aandeelhouder en zal als<br />

gevolg hebben, de werkingslasten van de vennootschap te verlichten en een<br />

grotere vrijheid te geven bij de uitoefening van de controlebevoegdheid.<br />

2.4. Openbare aanbiedingen/privé aanbiedingen<br />

Een squeeze out operatie kan via een publiek of privaat uitkoopbod gebeuren,<br />

naargelang het aanbod al dan niet slaat op de effecten van een vennootschap<br />

die een publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan.<br />

Een vennootschap wordt geacht een openbaar bod op het spaarwezen te doen<br />

of gedaan te hebben (hierna “openbare vennootschap”) wanneer zij een<br />

publiek beroep op het spaarwezen heeft gedaan in België of in het buitenland<br />

via een openbaar aanbod tot inschrijving, een openbaar aanbod tot omruiling<br />

of een opneming in de officiële prijsnotering van een<br />

effectenbeursvennootschap binnen een lidstaat van de Europese Unie of op<br />

een andere gereglementeerde markt, in de zin van artikel 1, §3, van de wet<br />

van 6 april 1995, van obligaties of effecten die al dan niet kapitaal<br />

vertegenwoordigen, en al dan niet stemrecht verlenen, alsook van effecten die<br />

recht geven op inschrijving of verwerving van dergelijke effecten of op<br />

omzetting in dergelijke effecten (art. 438, al. 1 van het Wetboek van<br />

vennootschappen).<br />

Een vennootschap wordt daarentegen geacht “niet openbaar” te zijn (hierna<br />

“privé-vennootschap”), hetzij wanneer ze niet langer geacht wordt een<br />

openbaar bod op het spaarwezen te doen of gedaan te hebben bij toepassing<br />

van artikel 438, al. 3 van het Wetboek van vennootschappen, hetzij wanneer<br />

ze nooit is overgegaan tot een van de in vorige alinea beoogde operaties.<br />

Artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen onderwerpt het openbaar<br />

uitkoopbod aan twee afzonderlijke stelsels al naargelang het bod op een<br />

openbare vennootschap of een privé-vennootschap slaat.<br />

De te volgen procedure en de modaliteiten die de prijs van het bod<br />

vastleggen, zijn voor de openbare vennootschappen bepaald door artikel 45<br />

van het koninklijk besluit van 8 november 1989 houdende de openbare<br />

uitkoopaanbieding en de wijziging van de controle op maatschappijen (B.S.<br />

11 november 1989). Voor de privé-vennootschappen zijn de artikels 209 tot<br />

219 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het<br />

Wetboek van vennootschappen (B.S. 6 februari 2001) van toepassing.<br />

De twee procedures verschillen op drie essentiële punten.<br />

Ten eerste biedt de procedure die van toepassing is op privévennootschappen<br />

de minderheidsaandeelhouders, die er uitdrukkelijk om<br />

11


verzoeken, de mogelijkheid hun effecten, welke zijn omgezet in nominatieve<br />

effecten, te behouden, dit in tegenstelling tot de uitkoopprocedure van<br />

minderheidseffecten van een openbare vennootschap die we als quasionteigening<br />

kunnen bestempelen (op het einde van de procedure worden de<br />

niet aangeboden effecten van rechtswege overgedragen).<br />

Ten tweede wordt, in het geval van een uitkoopbod op effecten van een<br />

openbare vennootschap de Commissie voor het Bank- en Financiewezen<br />

belast met een controle-opdracht die haar ertoe brengt het prospectus bij een<br />

aanbod goed te keuren, de formele regelmatigheid van de operatie te<br />

controleren en zich tot de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel te<br />

wenden bij het vaststellen van onregelmatigheden (art. 45 tot 60 van het<br />

koninklijk besluit van 8 november 1989). Uitkoopaanbiedingen op effecten<br />

van een privé-vennootschap zijn daarentegen niet aan de controle van de CBF<br />

onderworpen.<br />

Ten derde, in het geval van een uitkoopaanbieding op effecten van een privévennootschap<br />

moet de onafhankelijke expert, die een rapport opstelt over de<br />

relevantie van de door de bieder gebruikte waarderingsmethodes om de<br />

vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen, hetzij een<br />

bedrijfsrevisor zijn, hetzij een accountant (art. 213 van het koninklijk besluit<br />

van 30 januari 2001). In het geval van uitkoopaanbiedingen op effecten van<br />

een openbare vennootschap daarentegen wordt niets bepaald over de<br />

identiteit van de onafhankelijk expert (art. 47 van het koninklijk besluit van 8<br />

november 1989). Toch verduidelijkt de Commissie voor het Bank- en<br />

Financiewezen in omzendbrief D2 F5/2000/5 van 19 december 2000 dat ze<br />

“voortaan volgende interpretatie zal geven aan voormeld artikel 47, nl. dat<br />

de commissaris van de bieder of van de doelvennootschap (of ondernemingen<br />

die ermee verbonden zijn) niet kan worden aangesteld als onafhankelijk<br />

expert binnen het kader van de uitkoopaanbiedingen. Dit geldt ook voor de<br />

andere personeelsleden van de firma waar de commissaris werkzaam is.”<br />

2.5. Heropening openbaar overname aanbod (OOA)<br />

Een squeeze out kan tenslotte ook worden uitgebracht op basis van artikel 32<br />

van het koninklijk besluit van 8 november 1989 (heropening, onder bepaalde<br />

voorwaarden, van een OOA wanneer de bieder 95% of meer van de effecten<br />

heeft verworven). Wanneer een bieder een OOA uitbrengt met de bedoeling<br />

de totaliteit van de aandelen van een andere vennootschap te verwerven,<br />

bevriend, of vijandig, met als resultaat dat hij eigenaar wordt van 95% of<br />

meer van de aandelen van de doelvennootschap en dat hij meer dan twee<br />

derden van de door het bod beoogde effecten heeft verworven, kan hij het<br />

saldo verwerven aan identieke voorwaarden, op voorwaarde dat hij deze<br />

mogelijkheid in de prospectus heeft voorbehouden. Hij zal het bod dan aan<br />

dezelfde voorwaarden kunnen heropenen, om over te gaan tot een uitkoopbod<br />

in de zin van artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen.<br />

12


Zo ook, wanneer een natuurlijk persoon of een rechtspersoon de exclusieve of<br />

gezamenlijke controle van een naamloze vennootschap heeft verworven, die<br />

een publiek beroep doet, of heeft gedaan op het spaarwezen, middels een of<br />

meerdere transacties waardoor ze 95% heeft verworven van de<br />

stemrechtverlenende effecten, mag ze, conform artikel 41, § 3 van het<br />

koninklijk besluit van 8 november 1989, aan het aan het publiek gedane bod<br />

de uitwerking geven van een uitkoopbod. Dit moet worden bepaald in de<br />

aankondiging met betrekking tot het uitkoopbod en in het prospectus.<br />

13


3. CONTEXT EN ROL VAN DE VERSCHILLENDE EXTERNE<br />

TUSSENPERSONEN<br />

Naast de bestuurders, de financieel directeurs, de bedrijfsjuristen en andere<br />

sleutelpersonen die actief zijn binnen de bieder zelf, worden bepaalde<br />

tussenpersonen, extern aan de betrokken vennootschappen, betrokken bij een squeeze<br />

out. Hun rol kan als volgt worden samengevat.<br />

3.1. De CBF<br />

In geval van een openbaar uitkoopbod (squeeze out) treedt de Commissie<br />

voor het Bank- en Financiewezen (CBF) op verschillende niveaus tijdens de<br />

procedure op. Haar optreden wordt strikt geregeld door de wet van 2 maart<br />

1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in<br />

beursgenoteerde vennootschappen, die de openbare aanbiedingen tot<br />

aankoop regelt, alsook door het koninklijk besluit van 8 november 1989<br />

houdende de openbare overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de<br />

controle op vennootschappen. De doelstellingen van het optreden van de CBF<br />

ter zake zijn de informatie en de gelijkheid van behandeling van houders van<br />

effecten te verzekeren, hun belangen te vrijwaren alsook de transparantie en<br />

de goede werking van de markt te begunstigen.<br />

We zullen om te beginnen de rol van de CBF analyseren binnen het kader van<br />

de pure openbare uitkoopaanbiedingen zoals beoogd door hoofdstuk IV van<br />

het koninklijk besluit van 8 november 1989, om vervolgens het kader te<br />

schetsen waarbinnen de CBF optreedt bij een openbaar bod tot aankoop die,<br />

conform artikel 32 van hetzelfde besluit of artikel 41, § 3, de vorm kan<br />

aannemen van een openbaar uitkoopbod.<br />

Wanneer een vennootschap een openbaar uitkoopbod wil uitbrengen, moet zij<br />

er de CBF van op de hoogte brengen, conform artikel 46 van het koninklijk<br />

besluit van 8 november 1989. In deze mededeling moet de prijs vermeld<br />

staan alsook de voornaamste voorwaarden en modaliteiten van het bod. Ook<br />

moeten er aanwijzingen in staan die aantonen dat er voldaan is aan de door<br />

artikel 45 van hetzelfde besluit bepaalde voorwaarden.<br />

Bij het bericht aan de CBF zit een dossier bijgevoegd conform de<br />

voorschriften van de CBF met daarin het ontwerp van het prospectus, het<br />

verslag van de onafhankelijke expert en het advies van de raad van bestuur.<br />

Wanneer de CBF een bericht heeft ontvangen, maakt zij dit openbaar en geeft<br />

aan waar het publiek het verslag van de onafhankelijke expert kan verkrijgen.<br />

14


De houders van de effecten die het voorwerp van het bod uitmaken hebben<br />

15 dagen de tijd, vanaf de voormelde bekendmaking, om de CBF hun<br />

bezwaren tegen het bod kenbaar te maken…<br />

De CBF houdt rekening met de bezwaren van de houders van de effecten en<br />

indien ze dit nuttig acht, neemt ze ze bij haar opmerkingen op. De CBF kan<br />

die opmerkingen openbaar maken.<br />

Indien de CBF meent geen opmerkingen te moeten formuleren, kan ze<br />

onmiddellijk een uitspraak doen over de goedkeuring van het prospectus.<br />

Nadat de CBF haar opmerkingen heeft geformuleerd beschikt de bieder over<br />

15 dagen om er op te antwoorden en zo nodig zijn bod te wijzigen in een<br />

meer gunstige zin. Na deze termijn spreekt de CBF zich uit over de<br />

goedkeuring van het prospectus.<br />

Conform artikel 29ter, §§ 2 en 3 van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli<br />

1935 mag de CBF de bieder ervan op de hoogte stellen, indien ze meent dat<br />

de operatie het publiek kan misleiden. Indien geen rekening wordt gehouden<br />

met het advies van de CBF kan ze weigeren het prospectus goed te keuren.<br />

Na het van kracht worden van artikel 121, § 1 er , 2° van de wet van 2 augustus<br />

2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële<br />

diensten, zal bij het Hof van Beroep van Brussel 4 beroep mogelijk zijn tegen<br />

de beslissingen van de CBF.<br />

Ingevolge artikel 136, §§ 3 en 4 van diezelfde wet van 2 augustus 2002 welke<br />

van kracht werd op 1 juni 2003, beschikt de CBF over een direct interventieen<br />

injunctierecht om de correcte toepassing van de bepalingen inzake<br />

openbare overnameaanbiedingen te verzekeren. Zo kan ze de<br />

verantwoordelijke persoon gelasten zich te schikken naar de bepalingen, een<br />

einde te stellen aan de vastgestelde onregelmatigheid of er de gevolgen van<br />

teniet te doen, en de persoon die ervoor verantwoordelijk is te verbieden<br />

gebruik van de rechten te maken of van de voordelen te genieten die hij uit<br />

die onregelmatigheden zou kunnen halen. Ze kan die beslissingen bekend<br />

maken, dwangsommen opleggen en zelfs administratieve boetes 5 .<br />

Het prospectus mag pas na goedkeuring door de CBF worden gepubliceerd.<br />

De minimale inhoud ervan staat in het specifieke schema dat in bijlage van<br />

het koninklijk besluit 8 november 1989 werd opgenomen.<br />

4<br />

5<br />

Vóór het van kracht worden van de wet van 2 augustus 2002, moet het beroep worden<br />

ingediend bij de Minister van Financiën.<br />

Vóór het van kracht worden van de wet van 2 augustus 2002 kon de CBF gebruik maken van<br />

artikels 16 en 17 van de wet van 2 maart 1989 die haar verplichten zich tot de Voorzitter van<br />

de Rechtbank van Koophandel te richten wanneer een operatie de belangen van de houders<br />

van de effecten schaadt om een injunctie te verkrijgen.<br />

15


Wanneer de bekendmaking van documenten of verklaringen het publiek zou<br />

kunnen misleiden, mag de CBF een rechtzetting eisen of er zelf één<br />

publiceren. Elk significant feit dat het oordeel van de houders van de<br />

effecten van de doelvennootschap zou kunnen beïnvloeden moet het<br />

voorwerp uitmaken van een bijkomende prospectus die is gecontroleerd door<br />

de CBF.<br />

We wensen er ten slotte nog op te wijzen dat de heropening van een openbare<br />

overnameaanbieding volgens artikel 32 van het koninklijk besluit van 8<br />

november 1989 de vorm kan aannemen van een openbaar uitkoopbod en dit,<br />

zonder tussenkomst van een onafhankelijke expert.<br />

Conform artikel 41, § 3 van hetzelfde besluit kan een verplicht openbaar bod<br />

dezelfde uitwerking hebben als een openbaar uitkoopbod zonder tussenkomst<br />

van een onafhankelijke expert.<br />

Zoals reeds gezegd treedt de CBF op bij het indienen van het dossier, bij de<br />

bekendmaking van een bericht van aanbod en de goedkeuringsprocedure van<br />

het prospectus, welke het specifieke schema moet volgen dat in bijlage zit<br />

van het koninklijk besluit van 8 november 1989. De bepalingen die van<br />

toepassing zijn inzake informatie die het publiek kan misleiden, inzake<br />

bijlage aan het prospectus, het zich wenden tot de Voorzitter van de<br />

Rechtbank van Koophandel of inzake controle, zijn dezelfde als de<br />

bepalingen die zijn voorzien bij de openbare overnameaanbiedingen.<br />

3.2. De financiële tussenpersonen<br />

De financiële tussenpersonen (om voorliggende bijdrage te vereenvoudigen<br />

verwijzen we ook naar de hierna vermelde “banken”) kunnen in verschillende<br />

hoedanigheden optreden in het kader van een openbaar uitkoopbod.<br />

Ze kunnen optreden als loketinstelling, als raadgever van de bieder, als borg<br />

om tegenover de CBF een attest uit te geven dat er fondsen beschikbaar zijn,<br />

als onafhankelijk expert of nog om een fairness opinion uit te geven.<br />

Deze rollen zijn niet noodzakelijk met mekaar verbonden, noch sluiten zij<br />

elkaar uit, op dit ene punt na dat de CBF in een omzendbrief heeft<br />

verduidelijkt dat een loketinstelling niet tegelijk de rol van onafhankelijk<br />

expert op zich kan nemen.<br />

Het koninklijk besluit van 8 november 1989 bepaalt dat een kredietinstelling<br />

moet zorgen voor de ontvangst van de acceptaties en de betaling van de prijs<br />

van deze gekochte aandelen. Het is in de rol van loketinstelling, via dewelke<br />

de tussenpersoon zijn agentschapsnetwerk ter beschikking van de bieder stelt,<br />

in staat voor de administratieve afhandeling van de operatie (drukken van het<br />

prospectus, publicatie van de persaffiches, enz.), de acceptaties van het bod<br />

16


ontvangt en overgaat tot de betaling van de aandeelhouders. De<br />

loketinstelling stelt het prospectus tevens ter beschikking van het publiek.<br />

Voormeld koninklijk besluit voegt er nog aan toe dat een kredietinstelling aan<br />

de CBF moet bewijzen dat de bieder over de nodige fondsen of<br />

onherroepelijke en onvoorwaardelijke kredietlijnen beschikt, die uitsluitend<br />

bestemd zijn voor de betaling van de effecten die binnen het kader van het<br />

bod zijn verworven. Het gaat om de uitgifte van een attest waaruit blijkt dat<br />

de fondsen beschikbaar zijn.<br />

De functie van loketinstelling gaat dikwijls gepaard met die van financieel<br />

adviseur. In dit verband geeft de tussenpersoon de bieder voornamelijk advies<br />

bij het vastleggen van een rechtvaardiging van de prijs, bij de uitwerking van<br />

het prospectus, in de contacten met de CBF bij de inleiding van het dossier en<br />

bij de goedkeuring van het prospectus. Tevens adviseren zij bij het<br />

formuleren van de antwoorden die moeten worden gegeven op de door de<br />

CBF, en indien nodig door de minderheidsaandeelhouders, gestelde vragen.<br />

De financiële tussenpersoon kan tevens optreden als onafhankelijke expert<br />

binnen het kader van artikel 47 van het voormelde koninklijk besluit. In dit<br />

verband moet hij een rapport opstellen waarin hij zich, gelet op de normaal<br />

gehanteerde waarderingscriteria, uitspreekt over de relevantie van de door de<br />

bieder gebruikte methodes om de doelvennootschap te waarderen en de<br />

aangeboden prijs te rechtvaardigen. De expert geeft in zijn rapport aan of de<br />

prijs al dan niet de belangen van de effectenhouders vrijwaart. Dit rapport<br />

wordt ter beschikking van het publiek gesteld vóór het uitkoopbod en de<br />

minderheidsaandeelhouders kunnen er commentaar op geven, gericht aan de<br />

CBF. De CBF kan deze commentaren desgevallend doorgeven aan de bieder,<br />

die ze dan meldt in zijn prospectus.<br />

De financiële tussenpersoon kan ten slotte een fairness opinion uitbrengen<br />

voor rekening van de raad van bestuur van de doelvennootschap. Binnen het<br />

kader van een openbare overnameaanbieding die desgevallend kan worden<br />

gevolgd door een openbaar uitkoopbod volgens de bepalingen van artikel 32<br />

van het voormelde koninklijk besluit, beschikt de raad van bestuur over een<br />

termijn van 5 werkdagen, vanaf de datum van ontvangst van het ontwerp van<br />

het prospectus, om een oordeel over het aanbod te geven. Hij moet dit doen in<br />

het belang van alle houders van effecten, van de schuldeisers en de<br />

werknemers van de doelvennootschap. Het is een gewoonte geworden dat de<br />

raad van bestuur zich laat bijstaan door een financieel adviseur die een<br />

omstandig advies zal uitbrengen en zich zal uitspreken of de aangeboden prijs<br />

al dan niet fair is, m.a.w. aanvaardbaar of niet aanvaardbaar voor de<br />

minderheidsaandeelhouders.<br />

17


3.3. De advocaat<br />

De wet kent de advocaat geen enkele wettelijke rol toe in het kader van een<br />

squeeze out procedure.<br />

De advocaat kan een adviserende rol spelen bij de voorbereiding en de<br />

lancering van de squeeze out (analyse van de juridische problemen, contacten<br />

met de CBF, opstellen van het prospectus, enz.). Bij een geschil kan hij een<br />

partij bijstaan.<br />

De advocaat kan in theorie zowel voor de bieder, als voor de<br />

doelvennootschap, als voor de aandeelhouders optreden. In de praktijk<br />

gebeurt het zelden dat de doelvennootschap zijn eigen raadsman neemt. Ze<br />

staat immers al voor 95 % onder controle van de bieder en haar raad van<br />

bestuur moet zijn opinie op het bod niet geven zoals bij een OOA/OBU.<br />

Het centrale punt bij een squeeze out procedure is in principe het vastleggen<br />

van de prijs, de rol van de advocaat is dan over het algemeen ook minder<br />

belangrijk dan in het kader van een OOA/OBU, aangezien het vastleggen van<br />

de prijs niet tot zijn bevoegdheden behoort. Bepaalde dossiers vereisen een<br />

belangrijke tussenkomst van zijn kant, o.a. in het kader van een squeeze out<br />

die is uitgebracht op basis van artikel 32 van het koninklijk besluit van 8<br />

november 1989 (heropening, onder bepaalde voorwaarden van een OOA<br />

wanneer de bieder 95% of meer van de effecten heeft verworven) of wanneer<br />

de squeeze out kort na een OOA of een OBU wordt uitgebracht. In dit geval<br />

kunnen verschillende, soms delicate, juridische vragen opduiken, o.a. met<br />

betrekking tot de gelijke behandeling van de oude aandeelhouders en de<br />

begunstigden van het bod, met betrekking tot de prijs, tot de moeilijkheid een<br />

bod in speciën (squeeze out) te vergelijken met een prijs in aandelen<br />

aangeboden binnen het kader van een OBU, enz. Bepaalde complexe<br />

juridische kwesties kunnen zich tevens voordoen bij een squeeze out die slaat<br />

op warrants of andere effecten dan aandelen.<br />

Ten slotte moet er worden op gewezen dat, al gebeurt het soms dat er zich<br />

geschillen voordoen na het uitbrengen van een squeeze out, dit eerder beperkt<br />

zijn, aangezien de aanbiedingen meestal als voldoende worden beschouwd.<br />

3.4. De bedrijfsrevisor/commissaris<br />

Of het nu binnen het kader van een openbare of privé-operatie is, de<br />

bedrijfsrevisor kan optreden als adviseur van de bieder, als adviseur van de<br />

minderheidsaandeelhouders, als onafhankelijke expert, of om een fairness<br />

opinion uit te brengen (artikel 32).<br />

18


De wetgever bepaalt echter uitdrukkelijk dat in het kader van private squeeze<br />

out operaties een bedrijfsrevisor (of accountant) als onafhankelijke expert<br />

wordt aangesteld om een verslag te maken over de relevantie, gelet op de<br />

gebruikelijke waarderingscriteria, van de door bieder gebruikte methode(s)<br />

om de vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen, en over het al<br />

dan niet vrijwaren van de belangen van de eigenaars van effecten.<br />

Op te merken valt (cf. infra 7.3.) het verschil in mening tussen de CBF en het<br />

<strong>IBR</strong>: de CBF meent dat de onafhankelijke expert geen commissaris van de<br />

bieder kan zijn, noch van de doelvennootschap, terwijl het <strong>IBR</strong> hierover<br />

geen bezwaar maakt.<br />

19


4. EMPIRISCHE STUDIE OVER DE SINDS 1999 UITGEBRACHTE<br />

AANBIEDINGEN<br />

4.1. Inleiding<br />

Huidige Commissie heeft een gegevensbank aangelegd op basis van de informatie<br />

van 62 prospectussen betreffende openbare uitkoopaanbiedingen, openbare<br />

overnameaanbiedingen gevolgd door een openbaar uitkoopbod conform artikel 32<br />

van het koninklijk besluit van 8 november 1989 en openbare overnameaanbiedingen<br />

niet gevolgd door een openbaar uitkoopbod.<br />

Bij de uitwerking van dit onderzoek werden de openbare uitkoopaanbiedingen<br />

conform artikel 41, §3 beschouwd als openbare uitkoopaanbiedingen terwijl de<br />

openbare overnameaanbiedingen die heropend werden, conform artikel 32,<br />

beschouwd als uitkoopbod werden opgenomen in de steekproef van openbare<br />

overnameaanbiedingen.<br />

Alle hier opgesomde operaties werden ingeleid tussen februari 1999 en december<br />

2002 en slaan op openbare vennootschappen.<br />

De eerste stap bestond erin een feitelijke analyse te maken van de informatie uit de<br />

prospectussen. Die informatie werd in een gegevensbank ingevoerd middels 148<br />

velden per prospectus.<br />

Alle informatie, voor elke prospectus, werd in drie hoofdstukken onderverdeeld:<br />

− “Algemene informatie over de doelvennootschap en de bieder” (b.v.<br />

activiteitensector, kapitaal);<br />

− “De gebruikte waarderingsmethodes” (b.v.: geherwaardeerd netto actief, free<br />

cash flow);<br />

− “Tussenkomst van de onafhankelijke expert” (b.v.: identiteit, methodes,<br />

conclusies).<br />

De tweede stap bestond erin een statistische en grondige analyse te maken van de<br />

velden met als doelstelling de vaststellingen te staven (in de vorm van grafieken),<br />

welke het voorwerp hebben uitgemaakt van een persoonlijke interpretatie van de<br />

leden van de Commissie.<br />

Waarschuwing:<br />

De vaststellingen die werden gedaan na analyse van de gegevensbank moeten, gezien<br />

de grootte van de steekproef (62 operaties 6 ), als statistisch niet gevalideerd worden<br />

beschouwd.<br />

Ze hebben nooit het voorwerp uitgemaakt van een statistische test, zelf niet partieel.<br />

6<br />

Volgens de uitgevoerde analyse (onderzoek van een methode, een sector, enz.), kan de<br />

gebruikte steekproef lager liggen dan 62 operaties.<br />

20


4.2. Gegevensbank “openbare vennootschappen”<br />

I. Activiteitensector van de doelvennootschap<br />

Aantal<br />

20<br />

18<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

Banksector Verzekeringen Holding Distributie-diensten Industrieel<br />

De lijst van de doelvennootschappen 7 en hun activiteitensector zit in bijlage<br />

6.<br />

7<br />

Onder “holding” verstaan we de vennootschappen die als belangrijkste maatschappelijk doel<br />

de inbezithouding en het beheer van roerende en onroerende activa hebben.<br />

De sector “distributie-diensten” groepeert alle vennootschappen die niet tot de vier andere<br />

sectoren behoren.<br />

21


II.<br />

Kapitalisatie van de doelvennootschap<br />

2.500<br />

2.000<br />

Miljoenen EUR<br />

1.500<br />

1.000<br />

500<br />

0<br />

Aangezien de aandelen van alle openbare vennootschappen niet systematisch<br />

beursgenoteerd zijn, is de normale berekeningsmethode van kapitalisatie die zich<br />

baseert op de beurskoers van de vennootschappen, niet gebruikt.<br />

De berekeningsmethode van de kapitalisatie die in huidige analyse is gebruikt,<br />

bestaat in de best mogelijke beschikbare schatting, nl. de vermenigvuldiging van de<br />

bij de OUB of de OOA aangeboden prijs met het aantal aandelen van de<br />

doelvennootschap.<br />

Om de leesbaarheid van onderstaande grafiek te verbeteren werden de 8<br />

belangrijkste kapitalisaties beperkt tot een drempel van 2 miljard EUR.<br />

gemiddelde<br />

mediaan<br />

standaardafwijking<br />

1.651.259.093 EUR<br />

99.281.875 EUR<br />

4.995.201.467 EUR<br />

In voormelde tabel staan het rekenkundige gemiddelde 8 , de mediaan 9<br />

standaardafwijking 10 van de steekproef, zonder beperking van de drempel.<br />

en de<br />

8<br />

9<br />

10<br />

Het gemiddelde is x : 1/n Σ Xi<br />

De mediaan is de gemiddelde waarde van een naar grootte gerangschikte reeks getallen<br />

(oneven aantal) of de halve som van de twee middelste waarden (even aantal).<br />

De standaardafwijking is 1/<br />

( xi x)²<br />

n∑ −<br />

22


Het aanzienlijke verschil tussen het gemiddelde en de mediaan is het gevolg van het<br />

gewicht van de 8 hoogste kapitalisaties, die 88% van de som van alle kapitalisaties<br />

voorstellen.<br />

Miljoenen EUR<br />

2.500<br />

2.000<br />

1.500<br />

1.000<br />

500<br />

0<br />

bank verzekering holding distributie-diensten industrieel<br />

banksector gemiddelde 3.019.702.492 distributie-diensten gemiddelde 45.823.495<br />

mediaan 109.036.037 Mediaan 25.147.717<br />

standaardafwijking<br />

8.283.542.868<br />

standaardafwijking<br />

55.425.354<br />

verzekeringe<br />

n gemiddelde 971.973.171industrieel gemiddelde 2.257.018.490<br />

mediaan 480.256.858 mediaan 89.255.936<br />

standaardafwijking<br />

1.308.913.039<br />

standaardafwijking<br />

5.247.413.247<br />

holding gemiddelde 640.846.323<br />

mediaan 174.973.015<br />

standaardafwijking<br />

938.208.169<br />

III.<br />

Percentage in handen van de bieder vóór de operatie openbaar bod<br />

1/ OUB<br />

23


100,0%<br />

99,5%<br />

13 operaties<br />

99,0%<br />

98,5%<br />

98,0%<br />

97,5%<br />

97,0%<br />

13 operaties<br />

96,5%<br />

96,0%<br />

95,5%<br />

95,0%<br />

gemiddelde 98,42%<br />

mediaan 99,18%<br />

standaardafwijking<br />

1,65%<br />

In de referentiesteekproef kunnen 13 OUB operaties (op een totaal van 26) worden<br />

bestempeld als “opkuis- 11 ” operaties van de minderheidsaandeelhouders.<br />

De squeeze out operatie heeft er die vennootschappen voor behoed met een onder het<br />

publiek heel verspreid minderheidsaandeelhouderschap te blijven zitten.<br />

11<br />

Percentages die hoger liggen dan 99%<br />

24


2/ OOA<br />

100,0%<br />

90,0%<br />

80,0%<br />

70,0%<br />

60,0%<br />

50,0%<br />

40,0%<br />

30,0%<br />

20,0%<br />

10,0%<br />

0,0%<br />

27 operaties<br />

9 operaties<br />

gemiddelde 60,0%<br />

mediaan 74,5%<br />

standaardafwijking<br />

37,05%<br />

In de referentiesteekproef kunnen we vaststellen dat de controle voor de meerderheid<br />

reeds was verworven door de bieder in 27 operaties, nog vóór de openbare<br />

overnameaanbieding.<br />

In 9 operaties daarentegen had de bieder voorafgaand geen controle over de<br />

doelvennootschap.<br />

IV.<br />

Gebruikte waarderingsmethodes<br />

De waarderingsmethodes die werden gebruikt binnen het kader van de waardering<br />

van de doelvennootschap werden in vijf categorieën onderverdeeld:<br />

− de zogenaamde methodes “geherwaardeerd netto actief”;<br />

− free cash flow en cash flow methodes;<br />

− “ratio’s” methodes;<br />

− vergelijkingsmethodes met de laatste koers;<br />

− andere methodes.<br />

In categorie “andere methodes” zitten vooral vergelijkingen met vorige methodes die<br />

waren gebruikt als waarderingsmethode. In deze categorie zitten voorts, in een<br />

mindere mate weliswaar, methodes die gebaseerd zijn op vergelijkingen met andere<br />

ondernemingen, methodes die “eigen” zijn aan de vennootschap en toepassingen van<br />

het dividend discount model.<br />

25


Banksector<br />

42 methodes 7 methodes<br />

Verzekeringssector<br />

14<br />

4<br />

8<br />

11<br />

3<br />

5<br />

4<br />

netto<br />

actief<br />

cash<br />

flow<br />

ratios<br />

laatste<br />

koersen<br />

andere<br />

netto<br />

actief<br />

0<br />

cash<br />

flow<br />

ratios<br />

laatste<br />

koersen<br />

0 0<br />

andere<br />

Holdingsector<br />

29 methodes<br />

Distributie-dienstensector<br />

21 methodes<br />

11<br />

9<br />

5<br />

4<br />

5<br />

4<br />

6<br />

3<br />

3<br />

netto<br />

actief<br />

cash<br />

flow<br />

0<br />

ratios<br />

laatste<br />

koersen<br />

andere<br />

netto<br />

actief<br />

cash<br />

flow<br />

ratios<br />

laatste<br />

koersen<br />

andere<br />

Industriële sector<br />

42 methodes<br />

12 12<br />

6<br />

5<br />

7<br />

netto<br />

actief<br />

cash<br />

flow<br />

ratios<br />

laatste<br />

koersen<br />

andere<br />

26


6<br />

5<br />

4<br />

Ordinaat<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Abscis<br />

Ordinaat: gebruikte methodes<br />

- 1: “geherwaardeerd netto actief”<br />

- 2: free cash flow en cash flow<br />

- 3: ratios<br />

- 4: vergelijking met de laatste koersen<br />

- 5: andere<br />

Abscis: activiteitensector van de doelvennootschap<br />

Van links naar rechts:<br />

- banken<br />

- verzekeringen<br />

- holdings<br />

- distributie-diensten<br />

- industrieel<br />

De grafiek hierboven is een meer compacte voorstelling van de 5 voorgaande<br />

grafieken en maakt het o.a. mogelijk om de wederzijdse uitsluitingen en insluitingen<br />

met betrekking tot de toepassing van de diverse methodes duidelijk te maken.<br />

27


Wat de eerste drie sectoren betreft (banken, verzekeringen, holdings), lijken de<br />

methodes van cash flow en ratios wederzijds uitgesloten.<br />

Uit een eerste analyse blijken volgende elementen:<br />

1/ Geherwaardeerd netto-actief (28 % van de gebruikte methodes)<br />

Deze methode wordt in alle sectoren dikwijls gebruikt (gebruikt in 65 % van de<br />

waarderingen) maar op een meer uitgesproken manier in de 3 eerste sectoren<br />

(banken, verzekeringen, holdings).<br />

2/ Cash flow (16 % van de gebruikte methodes)<br />

Deze methode wordt het meest gebruikt in de industriële sector (52 %). In de<br />

verzekeringssector daarentegen wordt die niet gebruikt.<br />

3/ Ratios (19 % van de gebruikte methodes)<br />

Behalve in de sector van de holdings wordt die in alle sectoren dikwijls gebruikt.<br />

4/ Vergelijking laatste koersen (16 % van de gebruikte methodes)<br />

Deze methode wordt het meest gebruikt in de sector van de holdings (50%). In de<br />

verzekeringssector daarentegen wordt die niet gebruikt.<br />

Dikwijls wordt verwezen naar de prijs van een vorig bod, dat dan uitdrukkelijk wordt<br />

gebruikt in de waardering.<br />

V. Door de bieder betaalde premies ( /décotes)<br />

De premie is het verschil, positief of negatief, tussen de aangeboden prijs en de prijs<br />

die het resultaat is van de waardering.<br />

Wanneer de bieder meerdere waarderingsmethodes heeft toegepast, werd als de prijs<br />

die uit de waardering resulteerde weerhouden, de waarde die het dichtst bij de<br />

aangeboden prijs ligt en verkregen is door een methode die niet door de bieder is<br />

verworpen. Wanneer de bieder een gemiddelde heeft gemaakt van de via<br />

verschillende methodes verkregen waarden, hebben we dit gemiddelde beschouwd<br />

als de prijs die het resultaat is van de waardering.<br />

De premies zijn uitgedrukt in percentage van de aangeboden prijs.<br />

28


V.1 Betaalde premies ( /décotes) in functie van het vooraf bezeten percentage<br />

100,0%<br />

90,0%<br />

Weerhouden percentage<br />

80,0%<br />

70,0%<br />

60,0%<br />

50,0%<br />

40,0%<br />

30,0%<br />

20,0%<br />

10,0%<br />

0,0%<br />

-80,0% -60,0% -40,0% -20,0% 0,0% 20,0% 40,0% 60,0% 80,0% 100,0% 120,0%<br />

Betaalde premie<br />

OUB<br />

OOA<br />

OUB Prime in % OOA Prime en %<br />

gemiddelde 21,5% gemiddelde 7,8%<br />

mediaan 5,1% mediaan 5,8%<br />

standaardafwijking<br />

32,31%<br />

standaardafwijking<br />

23,9%<br />

Er is geen enkele aanwijzing waarmee we kunnen aantonen dat een controlepremie is<br />

betaald wanneer, voorafgaand aan de operatie, het percentage dat de bieder bezit<br />

lager ligt dan 40 %.<br />

De mediaan van de aangeboden premies, in het kader van de OUB’s in vergelijking<br />

met de OOA’s, ligt in hetzelfde interval.<br />

Premies in het kader van een openbaar uitkoopbod kunnen vermoedelijk worden<br />

geïnterpreteerd als onteigeningpremies.<br />

Zeventig procent (70 %), in aantal, van de aangeboden premies/décotes ligt in een<br />

interval tussen – 5 % en + 20 %.<br />

Negenentachtig procent (89 %), in aantal, van de aangeboden premies/décotes ligt in<br />

een interval tussen – 5 % en + 40 %.<br />

29


V.2 Betaalde premies ( /décotes) in functie van de activiteitensector van de<br />

doelvennootschap<br />

De medianen van de toegestane premies in de sector van de holdings, distributiediensten<br />

en industrieel liggen onder of zijn gelijk aan 3 %.<br />

Enkel de banksector lijkt zich te onderscheiden met een mediaan van aangeboden<br />

premies van 7%.<br />

Wat de verzekeringssector betreft, lijken de premies gevoelig hoger te liggen.<br />

Aangezien het aantal geklasseerde operaties in die sector eerder beperkt is, moet<br />

deze laatste vaststelling oordeelkundig worden ingeschat.<br />

V.3 Betaalde premies ( /décotes) in functie van de waarderingsmethodes<br />

V.3.1. Betaalde premies ( /décotes) in functie van het aantal gebruikte<br />

waarderingsmethodes<br />

Wat het aantal toegepaste methodes betreft blijkt over het algemeen dat de<br />

aangeboden premie des te groter is indien een groot aantal methodes is toegepast 12 .<br />

V.3.2. Betaalde premies ( /décotes) in functie van de soort toegepaste<br />

waarderingsmethode.<br />

Percentage<br />

Aantal Percentage<br />

Aantal van de<br />

toepassingen van de premie<br />

toepassingen premie<br />

vergelijking van<br />

netto actief<br />

de laatste koers<br />

gemiddelde 37 3,8% gemiddelde 20 16,8%<br />

mediaan 1,2% mediaan 18,5%<br />

standaardafwijking 43,4% standaardafwijking 12,4%<br />

cash flow<br />

andere methodes<br />

gemiddelde 19 11,0% gemiddelde 25 24,2%<br />

mediaan 0,9% mediaan 12,2%<br />

standaardafwijking 25,4% standaardafwijking 27,1%<br />

ratios<br />

gemiddelde 18 14,9%<br />

mediaan 10,3%<br />

standaardafwijking 13,6%<br />

12 Bij analyse van de prospectussen, werd beschouwd dat een methode was toegepast indien:<br />

- ze was toegepast en niet verworpen;<br />

- ze was toegepast en gebruikt bij de bepaling van de vastgelegde waarde;<br />

- ze was toegepast op een gedetailleerde manier en verworpen middels een eveneens<br />

uiteengezette argumentatie.<br />

M.a.w., de verworpen en niet uiteengezette methodes werden niet weerhouden.<br />

30


In voormelde tabel staan de aangeboden premies, uitgedrukt in procent van de<br />

aangeboden prijs, in vergelijking met de resultaten van de toegepaste methodes.<br />

Indien we ons baseren op de mediaan, lijken de aangeboden premies gevoelig lager<br />

vergeleken met de verkregen waarden door toepassing van de methodes die steunen<br />

op het netto actief en de cash flow.<br />

De premies lijken gevoelig hoger gelet op de verkregen waarden door toepassing van<br />

de methodes die steunen op ratios, op beurskoersen en andere (vooral vergelijkingen<br />

met vorige operaties).<br />

V.4 Betaalde premies ( /décotes) in functie van de kapitalisatie van de<br />

doelvennootschap<br />

De mediaan van de aangeboden premies ligt voor kapitalisaties boven de 500 miljoen<br />

EUR en lager dan 500 miljoen EUR, respectievelijk op 5,07 % en 5,39 %.<br />

Het idee volgens hetwelke de premies groter zouden zijn voor de kleinste<br />

vennootschappen (de overname is minder kostelijk) is dan ook niet bevestigd.<br />

2.500.000.000<br />

2.000.000.000<br />

1.500.000.000<br />

1.000.000.000<br />

500.000.000<br />

0<br />

-80% -60% -40% -20% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 120%<br />

31


Van de 36 geanalyseerde OOA’s hebben 26 operaties een mogelijke verlenging in<br />

OUB voorzien (artikel 32). De steekproef is echter niet representatief genoeg om<br />

vaststellingen te maken vergeleken met de aangeboden premies.<br />

V.5 Betaalde premies ( /décotes) in functie van het resultaat van het OOA<br />

120%<br />

100%<br />

80%<br />

60%<br />

Aangeboden premie<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

-25,00% -20,00% -15,00% -10,00% -5,00% 0,00%<br />

-20%<br />

-40%<br />

-60%<br />

-80%<br />

Resultaat - 100%<br />

We hebben geen correlatie kunnen aantonen tussen de resultaten van de OOA’s en<br />

het niveau van de aangeboden premies of décotes.<br />

De abscis van de hierboven afgebeelde grafiek komt overeen met het resultaat in<br />

procent van de OOA verminderd met 100 %.<br />

Zo ligt het gegeven dat de verwerving voorstelt na een OOA van 90 % van de<br />

aandelen van een onderneming rond – 10 % in abscis.<br />

Bovendien werden de resultaten van de OOA (percentage) lager dan 70 % allen<br />

vastgelegd op – 20 %, opdat het geheel van de gegevens leesbaarder zou zijn.<br />

32


VI.<br />

Identiteit van de onafhankelijke expert<br />

Over het algemeen treden bedrijfsrevisoren zelden op als onafhankelijke expert bij<br />

squeeze out operaties op openbare vennootschappen.<br />

Financiële instellingen en de corporate finance afdelingen van de vier grote<br />

auditkantoren treden als onafhankelijk expert op. De acht grootste operaties, in<br />

termen van kapitalisatie van de doelvennootschap, hebben allen het voorwerp<br />

uitgemaakt van de tussenkomst als onafhankelijk expert van een financiële instelling.<br />

De bieder vermeldt slechts bij 11 operaties op een totaal van 62 een beroep te hebben<br />

gedaan op de tussenkomst van een onafhankelijke expert voor de waardering van de<br />

doelvennootschap.<br />

Bij 11 operaties werd een “fairness opinion” uitgebracht.<br />

VII.<br />

Opmerkingen van de minderheidsaandeelhouders<br />

De opmerkingen van de minderheidsaandeelhouders moeten, conform de wet,<br />

worden meegedeeld aan de bieder via de CBF.<br />

Indien de CBF dit nodig acht, voegt de bieder een hoofdstuk aan het prospectus toe<br />

waarin hij een antwoord geeft op de opmerkingen en vragen, of waarin hij<br />

onmiddellijk een verduidelijking geeft bij de tekst van het prospectus, om er<br />

impliciet de antwoorden op de gestelde vragen in op te nemen. De bieders kiezen in<br />

de praktijk eerder voor deze tweede manier van werken.<br />

33


4.3. Gegevensbank “privé-vennootschappen”<br />

Over squeeze out van privé-vennootschappen is weinig informatie beschikbaar.<br />

Daarom hebben we slechts 9 dergelijke operaties kunnen analyseren, op basis van de<br />

prospectussen die de leden van de Commissie squeeze out in hun bezit hadden.<br />

Gezien het geringe aantal geanalyseerde operaties en het gebrek aan volledigheid van<br />

de geanalyseerde operaties in vergelijking met een gegeven periode, moeten de<br />

volgende vaststellingen met voorzichtigheid worden beoordeeld.<br />

1. Percentage in handen van de bieder vóór de operatie<br />

gemiddelde 98,77%<br />

mediaan 99,41%<br />

standaardafwijking 1,36%<br />

In de referentiesteekproef waren 6 vennootschappen reeds voor meer dan 99% in<br />

handen van de bieder.<br />

2. Aangeboden premie<br />

Enkel één operatie heeft een prijs geboden die hoger lag dan de door de waardering<br />

van de vennootschap verkregen waarde.<br />

3. Gebruikte methodes<br />

netto actief 7<br />

ratio 4<br />

cash flow en gelijkgesteld 4<br />

34


7<br />

4 4<br />

netto-actief<br />

ratios<br />

cash flow en<br />

gelijkgesteld<br />

4. Kapitalisatie 13 van de doelvennootschap (EUR)<br />

gemiddelde 38.087.652<br />

mediaan 17.224.689<br />

standaardafwijking 41.952.279<br />

Miljoenen EUR<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

Om de leesbaarheid van voormelde grafiek te verbeteren werden de kapitalisaties<br />

tot een maximum van 100 miljoen EUR beperkt.<br />

13<br />

De in voorliggende analyse gebruikte berekeningsmethode voor de kapitalisatie bestaat erin<br />

de best mogelijke beschikbare schatting te maken, nl. de vermenigvuldiging van de<br />

aangeboden prijs bij een OUB of OOA met het aantal aandelen van de doelvennootschap.<br />

35


4.4. Algemene conclusies over de analyse van de gegevensbank<br />

Het leek ons nuttig de voornaamste lessen die we uit het empirische<br />

onderzoek op basis van de gegevensbank hebben getrokken te onderstrepen.<br />

De operaties die we hebben bestudeerd waren vooral operaties met<br />

betrekking tot vennootschappen waarvan de controle reeds voor het grootste<br />

deel was verworven. We hebben geen betaling van controlepremies<br />

vastgesteld, wel het bestaan van “onteigeningpremies” waargenomen.<br />

De betaalde premies hangen meer af van de sector en de<br />

waarderingsmethodes dan van de grootte van de doelvennootschap of het<br />

percentage in handen van de bieder.<br />

De gebruikte methodes hangen af van de activiteitensector van de<br />

doelvennootschap:<br />

- het geherwaardeerde netto actief wordt in alle sectoren gebruikt;<br />

- de cash flow methode is dikwijls gebruikt in de industriële sector;<br />

- de methode van ratio’s is het meest gebruikt in de banksector,<br />

verzekeringssector, industrie en dienstensector;<br />

- dikwijls wordt verwezen naar een prijs van een vorig bod.<br />

36


5. OVERZICHT VAN DE GESPREKKEN MET DE FINANCIEEL<br />

ADVISEURS<br />

5.1. Inleiding<br />

Op 3 december 2002 heeft de Commissie “Squeeze out” in de kantoren van<br />

het Instituut der Bedrijfsrevisoren een ronde tafel gesprek georganiseerd om<br />

met vertegenwoordigers van financiële instellingen van gedachten te wisselen<br />

rond het thema squeeze out operaties.<br />

Onze Commissie heeft dan ook volgende personen mogen verwelkomen:<br />

− Mevrouw Adeline SIMONT (DEGROOF)<br />

− Mevrouw Michèle VREBOS (FORTIS)<br />

− De heer Arnaud LAVIOLETTE (ING)<br />

− De heer Pierre LEBEAU (PETERCAM)<br />

5.2. Voorbereiding van de gesprekken<br />

Om hen wat stof tot nadenken te geven, werden volgende vragen vooraf aan<br />

de deelnemers voorgelegd:<br />

A. Inleiding en voorstelling<br />

Wat is uw praktische ervaring inzake squeeze out?<br />

− Inzake openbare vennootschappen<br />

- Als raadgever van de bieder<br />

- Als onafhankelijk expert<br />

- Bij het uitbrengen van een fairness opinion (art. 32)<br />

− Inzake privé-vennootschappen<br />

- Als raadgever van de bieder<br />

- Als onafhankelijk expert<br />

- Bij het uitbrengen van een fairness opinion (art. 32)<br />

B. Problematiek van de waardering<br />

B.1.<br />

Eerste aanpak<br />

- Hoe pakt u de waardering van een vennootschap aan?<br />

- Als raadgever van de bieder<br />

- Als onafhankelijk expert<br />

- Bij het uitbrengen van een fairness opinion (art. 32)<br />

- Welke methodes, décotes, premies, enz. ?<br />

- Wat zijn uw reacties op onze analyse van waarderingsmethodes?<br />

37


- Wat zijn de gehanteerde criteria? Waarom verkiest u de ene methode boven de<br />

andere?<br />

B.2.<br />

Contacten met de commissaris(sen)<br />

- Hebt u contacten met de commissaris van de biedende vennootschap?<br />

- Hebt u contacten met de commissaris van de doelvennootschap?<br />

C. Problematiek van de informatie<br />

C.1.<br />

Bekendmaking van de informatie<br />

- Welke informatie maakt u bekend?<br />

- Klopt het idee dat bepaalde zakenbanken heel weinig informatie bekendmaken<br />

en dat ze zich achter hun reputatie verschuilen?<br />

- Hoe verzoent u de doelstelling om te rechtvaardigen en te documenteren met<br />

die om niet al te veel te onthullen?<br />

C.2.<br />

Gebruik van de informatie<br />

- Heeft het feit dat er minder geschillen zijn inzake squeeze out dan bij een OOA<br />

gevolgen voor de kwaliteit van de gegeven informatie, m.a.w. beïnvloedt de<br />

context van de operatie de kwantiteit en kwaliteit van de informatie?<br />

D. Problematiek van de bescherming van de aandeelhouders<br />

D.1.<br />

Praktische ervaring tegenover de klant<br />

- Wat is uw ervaring bij de manier waarop klanten reageren?<br />

- Als raadgever van de bieder<br />

- Als onafhankelijk expert<br />

- Bij het uitbrengen van een fairness opinion<br />

- Moet u uw klant soms bijstaan in zijn antwoord op vragen van de<br />

CBF/minderheidsaandeelhouders?<br />

- Moet u er bij de klant op aandringen de aangeboden prijs te verhogen?<br />

- Wat is de karikatuur van de bieder?<br />

D.2.<br />

Praktische ervaring met betrekking tot de onafhankelijkheid<br />

- Wordt u soms geconfronteerd met het probleem onafhankelijkheid?<br />

D.3.<br />

Praktische ervaring bij uw optreden<br />

- Gelden er “ praktische regels” (gebaseerd op een bepaalde “ periodiciteit”<br />

bijvoorbeeld) in zake het aantal fairness opinions dat u mag uitbrengen<br />

tegenover een groep? (in België gelden ter zake geen regels)<br />

- Op welk moment is uw optreden als onafhankelijk expert gevraagd? Vanaf het<br />

begin/later?<br />

5.3. Overzicht van de tijdens de gesprekken gemaakte opmerkingen<br />

38


5.3.1. Wat betreft de ervaring van de tussenpersonen<br />

− Financiële instellingen treden het meest op als adviseur van de bieder of<br />

als onafhankelijk expert; ze brengen ook dikwijls een fairness opinion<br />

(art. 32) uit.<br />

De vertegenwoordigers van de financiële instellingen die we hebben<br />

ontmoet maken blijkbaar gewag van een gebrek aan ervaring bij private<br />

squeeze out.<br />

− De tussenpersonen onderstrepen het probleem van de heel korte termijn<br />

waarbinnen ze moeten optreden en het feit dat de klanten zich niet altijd<br />

bewust zijn van de omvang van het werk.<br />

Deze vaststelling geldt vooral bij het uitbrengen van een fairness opinion<br />

(de bank heeft slechts 24 uur de tijd om de opdracht te aanvaarden,<br />

vervolgens 5 dagen om het rapport in te dienen).<br />

In de praktijk worden die operaties meestal gepland en de informaties<br />

voorbereid.<br />

− In sommige gevallen heeft de bieder geen exact idee van de te bieden<br />

prijs, en de financieel adviseur moet hem echt bijstaan bij het bepalen van<br />

de te bieden prijs.<br />

In andere gevallen heeft de bieder een duidelijk beeld van de prijs die hij<br />

wil bieden.<br />

− Wanneer een financiële instelling wordt aangesteld als onafhankelijk<br />

expert, bestaat haar werk erin de werkdocumenten van de bieder te<br />

onderzoeken, en meer bepaald op hun relevantie.<br />

− Wanneer een financiële instelling optreedt bij het uitbrengen van een<br />

fairness opinion, menen enkele deelnemers dat zij in principe al het<br />

waarderingswerk moet overdoen (in de praktijk ontstaat een moeilijkheid<br />

door de korte termijnen). Andere menen dan weer dat het bij een opdracht<br />

als onafhankelijk expert niet verplicht noodzakelijk is al het<br />

waarderingswerk over te doen.<br />

− Sommige deelnemers menen dat de verantwoordelijkheid van diegene die<br />

de fairness opinion uitbrengt (verantwoordelijkheid tegenover de markt)<br />

groter is dan die van de onafhankelijk expert (meer verantwoordelijkheid<br />

tegenover de bieder). Andere zien geen verschil tussen deze twee<br />

verantwoordelijkheden.<br />

− De aanpak van de expert hangt tevens af van:<br />

- het soort beschikbare informatie;<br />

39


- de beschikbare termijnen (deelnemers geven dat toe);<br />

- de bijzondere context van de operatie;<br />

− filosofie van de bieder:<br />

- hetzij de “prijs om de vrede te bewaren” betalen;<br />

- hetzij geen geschenken geven;<br />

− manier waarop de minderheidsaandeelhouders zich organiseren;<br />

− gaat er aan de squeeze out al dan niet een OOA vooraf?<br />

- de activiteitensector van de doelvennootschap.<br />

− Sommige mensen uit de praktijk begrijpen niet goed het verschil in<br />

aanpak dat door de wetgever is voorzien tussen openbare operaties<br />

(dwingend) en privé-operaties (niet dwingend). Wat kan bij een privé<br />

squeeze out het belang zijn om al dan niet aandeelhouder op naam te<br />

blijven?<br />

(cf. in dat verband infra punt 7.1.)<br />

5.3.2. Wat de problematiek van de waardering betreft<br />

− De financiële instelling zal zich steeds moeten buigen over de<br />

problematiek van de waardering van de vennootschap, als adviseur van de<br />

bieder, als onafhankelijk expert en bij het uitbrengen van een fairness<br />

opinion. De waarderingsmethodes hangen sterk af van de<br />

activiteitensector en van de context en zijn conform de algemeen<br />

aangenomen financiële doctrine.<br />

− Waarderingen gebeuren meestal op basis van een business plan. De<br />

keuze van de parameters (actualisatiegraad, horizonten, enz.) is bepalend<br />

en moet het voorwerp uitmaken van rechtvaardigingen. Een mening moet<br />

tevens worden uitgebracht over de capaciteit van het management om de<br />

voorspellingen correct uit te voeren. In dit verband is het interessant de<br />

waargenomen realiteit te vergelijken met de eerder gedane<br />

voorspellingen.<br />

− Algemeen gezien en gelet op de huidige omgeving zijn de décotes ten<br />

gevolge van illiquiditeiten (december 2002) gevoelig hoger dan wat ze<br />

waren.<br />

− De CBF spitst zich toe op het onderzoek van de relevantie van het geheel<br />

en meer bepaald van de gehanteerde parameters.<br />

5.3.3. Wat betreft de problematiek van de informatie<br />

− Een eeuwig discussiepunt voor de bieder, zijn adviseurs of de<br />

onafhankelijke expert blijft welke soort informatie ze mogen verstrekken<br />

40


aan de CBF en hoever ze daarin mogen gaan. Van zodra de CBF een<br />

inlichting krijgt, bestaat het risico dat de publicatie ervan zal worden<br />

gevraagd.<br />

In dit verband worden twee beperkingen gesteld:<br />

- het publiek over-informeren heeft geen zin;<br />

- rekening moet worden gehouden met de problematiek van het “belang<br />

van de onderneming”.<br />

5.3.4. Wat de relatie betreft met de commissaris van de vennootschap<br />

− Bepaalde financiële instellingen zorgen ervoor een kopij van de verslagen<br />

van de commissarissen in handen te krijgen:<br />

- verslag aan de aandeelhouders;<br />

- verslag aan de controle-autoriteit (CBF, CDV);<br />

- verslag aan de ondernemingsraad;<br />

Meestal hebben ze geen contact met de commissaris (zelfs niet om te praten<br />

over de risicogebieden, de waarderingsproblematiek, de interne controle).<br />

5.4. Enkele vragen<br />

De deelnemers rond de tafel hebben bepaalde kwesties aangesneden waar het<br />

antwoord onzeker leek:<br />

− Is het wenselijk te beschikken over een definitie van de onafhankelijkheid<br />

van de expert, meer bepaald wanneer het gaat om financiële instellingen<br />

die banden hebben gehad met de doelvennootschap of de bieder (ook<br />

wetende dat het aantal financiële instellingen in België beperkt is)?<br />

− Kan een financiële instelling die al meermaals als onafhankelijk expert is<br />

opgetreden voor een zelfde bieder, nog als onafhankelijk worden<br />

beschouwd?<br />

− Zijn de financiële instellingen vragende partij om over een strakker<br />

interventiekader of een striktere doctrine te beschikken?<br />

− In welke mate moet het publiek worden geïnformeerd over de inhoud van<br />

de informatie die over de waardering van de doelvennootschap wordt<br />

gegeven (vooral voor wat betreft de hypotheses en parameters die zijn<br />

gebruikt bij de toepassing van de methodes)?<br />

41


− Zal de CBF gemakkelijk de nieuwe bevoegdheden gebruiken die haar zijn<br />

toegewezen door de wet van 2 augustus 2002, o.a. haar<br />

injunctiebevoegheid, sanctie- en boetebevoegdheid, om op die manier<br />

steeds meer informatie te eisen, of zal ze er voorzichtig mee omspringen!<br />

42


6. MOGELIJKE ROL VAN DE REVISOR<br />

6.1. Bedrijfsrevisor financieel expert<br />

In theorie mag de bedrijfsrevisor optreden als adviseur van de bieder, als<br />

adviseur van de minderheidsaandeelhouders, als onafhankelijk expert, of nog<br />

om een fairness opinion uit te brengen (artikel 32).<br />

De positie van de CBF is bekend. In tegenstelling met het advies van het <strong>IBR</strong>,<br />

meent de CBF dat de onafhankelijk expert geen commissaris van de bieder,<br />

noch van de doelvennootschap mag zijn.<br />

Onderzoek van de openbare squeeze out operaties (cf. hoofdstuk 4) toont aan<br />

dat het de financiële instellingen zijn of de corporate finance afdelingen van<br />

de internationale auditkantoren die over het algemeen worden aangeduid als<br />

onafhankelijk expert.<br />

Het klopt dat zij gespecialiseerde cellen hebben kunnen uitbouwen waar ze<br />

toegang hebben tot verschillende aangelegde gegevensbanken. Zo kunnen ze<br />

zich dankzij hun ervaring en organisatie aanpassen aan de soms heel korte<br />

interventietermijnen.<br />

De internationale praktijk bevestigt die trend om een beroep te doen op<br />

diezelfde financiële instellingen of de corporate finance afdelingen van de<br />

internationale auditkantoren, waarbij hun credibiliteit ontegensprekelijk een<br />

rol speelt.<br />

Binnen het kader van de voorbereidende werken op het FORUM 2003 van<br />

het revisoraat kan men zich afvragen of de bedrijfsrevisor zich niet meer<br />

moet opwerpen als echte financieel expert.<br />

6.2. De onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor<br />

De regels inzake de onafhankelijkheid vormen een pijler van de<br />

beroepsdeontologie.<br />

Zo bepaalt het K.B. van 10 januari 1994 (meer bepaald hoofdstuk III.) inzake<br />

de verplichtingen van de bedrijfsrevisoren, dat de bedrijfsrevisor elke<br />

opdracht moet weigeren die hem in een situatie van belangenconflict kan<br />

brengen en die zijn onafhankelijkheid kan schaden.<br />

De wet van 2 augustus 2002 versterkt de onafhankelijkheidsregels van de<br />

commissaris 14 .<br />

14<br />

Cf. <strong>IBR</strong> Jaarverslag 2002, p. 27 tot 28.<br />

43


6.3. Onafhankelijkheid van de commissaris in België<br />

Deze bepalingen worden behandeld in het koninklijk besluit van 4 april 2003<br />

betreffende de prestaties die de onafhankelijkheid van de commissaris in het<br />

gedrang brengen (B.S. 19 mei 2003).<br />

Cooling-off period<br />

De onafhankelijkheidsregels van de wet corporate goverance bepalen een<br />

wachtperiode (Cooling-off period) van twee jaar die ingaat op het einde van<br />

het mandaat van de commissaris en tijdens dewelke hij geen enkel mandaat<br />

of functie mag aanvaarden binnen de onderneming waarin hij het mandaat<br />

van commissaris bekleedde. Het niet naleven van deze regel wordt<br />

strafrechtelijk vervolgd en hij is ook van toepassing op vennootschappen en<br />

personen verbonden met de gecontroleerde vennootschap.<br />

Non-auditdiensten die onverenigbaar zijn met de onafhankelijkheid<br />

Het koninklijk besluit legt een beperkende lijst vast van prestaties die niet<br />

verenigbaar zijn met de onafhankelijkheid van de commissaris. Wat de<br />

commissaris betreft zijn die regels uitgebreid naar prestaties die zijn geleverd<br />

door personen met wie de commissaris een arbeidsovereenkomst heeft<br />

gesloten, met wie hij binnen een professioneel kader samenwerkingsbanden<br />

heeft (zoals bepaald in het koninklijk besluit), alsook naar ondernemingen en<br />

personen die met hem zijn verbonden. Wat de geauditeerde onderneming<br />

betreft, zijn die regels uitgebreid naar de ondernemingenen, de personen die<br />

met haar zijn verbonden, alsook naar de buitenlandse filialen.<br />

Er is tevens bepaald dat het <strong>IBR</strong> na advies van de Hoge Raad voor de<br />

Economische Beroepen (kortweg “HREB”), de gedragslijnen uitzet ter<br />

uitvoering van die nieuwe bepalingen, op basis van de aanbeveling van de<br />

Europese Commissie van 16 mei 2002 betreffende de onafhankelijkheid van<br />

de wettelijke controleur van de rekeningen in de Europese Unie.<br />

Andere non-auditdiensten (“one to one”)<br />

De wet bepaalt dat de commissaris en zijn medewerkers voor de<br />

gecontroleerde onderneming en haar filialen in principe geen andere nietauditdiensten,<br />

verenigbaar met de onafhankelijkheid, mogen leveren, indien<br />

de met deze diensten samenhangende honoraria hoger liggen dan de<br />

honoraria verbonden met het/de manda(a)t(en) van de commissaris binnen de<br />

onderneming en haar filialen (kortweg de “one to one”- regel). Diensten<br />

verbonden met audits van bedrijfsovernames vallen niet onder deze<br />

beperking. Deze regel geldt voor beursgenoteerde ondernemingen en<br />

ondernemingen die deel uitmaken van een groep die geconsolideerde<br />

rekeningen moet opstellen en publiceren. Non-audithonoraria mogen<br />

44


nochtans hoger liggen dan audit honoraria na voorafgaand akkoord van het<br />

(statutaire) auditcomité van de gecontroleerde onderneming of van het<br />

Comité voor advies en controle, of via de aanstelling van een college van<br />

commissarissen die volledig onafhankelijk zijn van mekaar.<br />

Transparantie<br />

De wet corporate governance versterkt de bekendmakingregels inzake het<br />

voorwerp en de bezoldiging van de non-auditdiensten in het jaarverslag, voor<br />

diensten geleverd door de commissaris, door diegene met wie hij een<br />

arbeidsovereenkomst heeft afgesloten en diegene met wie hij samenwerkt, ten<br />

gunste van de gecontroleerde onderneming, ermee verbonden ondernemingen<br />

en personen in België en buitenlandse filialen. De Koning is bevoegd de<br />

honorariacategorieën vast te leggen in het jaarverslag.<br />

Nieuw Comité voor advies en controle<br />

De wet corporate governance bepaalt de oprichting van een Comité voor<br />

advies en controle dat uitsluitend is samengesteld uit onafhankelijke leden<br />

van het beroep. Dit Comité is bevoegd op vraag van de commissaris advies te<br />

verstrekken over vragen die te maken hebben met de onafhankelijkheid, dus<br />

ook over vragen om advies over non-auditdiensten. Het Comité mag tevens<br />

een disciplinaire procedure starten tegen een lid van het <strong>IBR</strong> wanneer het<br />

gaat om zaken over de onafhankelijkheid binnen het kader van een mandaat<br />

van commissaris.<br />

Inwerkingtreding<br />

De nieuwe bepalingen zullen van kracht zijn vanaf 1 oktober 2003. De<br />

nieuwe regels betreffende de commissaris zijn van toepassing op de prestaties<br />

en de situaties die ontstaan na de inwerkingtreding. De bepalingen die de<br />

bekendmaking van de honoraria versterken zijn van toepassing op de<br />

jaarverslagen betreffende de boekjaren die beginnen na het inwerkingtreden.<br />

De bedrijfsrevisor biedt op die manier alle waarborgen die hem in staat<br />

stellen zijn belangrijke taak als onafhankelijke expert uit te voeren.<br />

45


6.4. Bedrijfsrevisor staat borg voor het naleven van het beroepsgeheim<br />

Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bedrijfsrevisoren,<br />

stagiairs en personen voor wie ze instaan (cf. artikel 27 van de wet van 22 juli<br />

1953 houdende oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren). Het<br />

beroepsgeheim dekt op die manier alle feiten en informatie van<br />

vertrouwelijke aard waarvan de revisor weet heeft door zijn beroep of bij de<br />

uitoefening ervan.<br />

De bedrijfsrevisor biedt op die manier alle waarborgen inzake beroepsgeheim<br />

die hem in staat stellen zijn belangrijke taak als onafhankelijk expert uit te<br />

voeren.<br />

6.5. Een contactname suggereren tussen de onafhankelijke expert en de<br />

commissaris?<br />

Uit contacten die we hebben gehad met onafhankelijke experten is gebleken<br />

dat het blijkbaar niet gebruikelijk is dat de onafhankelijke expert contact<br />

opneemt met de commissaris.<br />

Deze vaststelling lijkt paradoxaal aangezien de commissaris binnen het kader<br />

van zijn soms jarenlang mandaat, over relevante gegevens beschikt over<br />

verschillende aspecten die een invloed zouden kunnen hebben op de reeds<br />

verworven financiële informatie of diegene die nog moet worden verworven.<br />

Denken we maar aan:<br />

− de waarderingsregels;<br />

− de rechten en verplichtingen buiten balans<br />

die heel dikwijls het getrouwe beeld van de ter beschikking gestelde<br />

rekeningen beïnvloeden.<br />

Wie kan bovendien beter een advies geven over de coherentie van de<br />

toekomstige informatie die door de onderneming wordt verstrekt, en aan de<br />

basis ligt van de waarderingsoefeningen, dan de commissaris.<br />

In die zin lijkt de commissaris een reële meerwaarde te kunnen bieden aan<br />

het werk van de onafhankelijke expert.<br />

46


6.6. Collegiale tussenkomst?<br />

En waarom zou de commissaris, zonder daarom een onafhankelijke expert te<br />

zijn, niet naast die expert mogen optreden om zich uit te spreken over de<br />

toepasselijkheid van de door de bieder aangenomen waarderingsmethodes en<br />

over het vrijwaren van de belangen van de aandeelhouders?<br />

De commissaris wordt immers op voorstel van de Raad van Bestuur benoemd<br />

door het geheel van aandeelhouders en geniet dus hun vertrouwen.<br />

47


7. BIJZONDERE VRAGEN<br />

7.1. Grondwettelijk karakter van squeeze out<br />

7.1.1. Problematiek<br />

Als gevolg van twee vragen die gesteld zijn door de Voorzitter van de<br />

Rechtbank van Koophandel te Brussel in het dossier PetroFina, heeft het<br />

Arbitragehof op 14 mei 2003 een belangrijk arrest geveld waarbij het<br />

grondwettelijk karakter van de “squeeze out” wordt bevestigd.<br />

De vraag of artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen, dat de<br />

“squeeze out” organiseert, conform de artikelen 10 en 11 van de Grondwet is,<br />

omvatte, aldus de Voorzitter van de Rechtbank, twee aspecten:<br />

− enerzijds bestaat er een verschillend stelsel tussen aandeelhouders van een<br />

openbare vennootschap en die van een privé-vennootschap; de<br />

aandeelhouders van die laatste, die een uitkoopbod ontvangen, mogen<br />

weigeren hun aandelen te verkopen (die desgevallend van rechtswege<br />

worden omgezet in nominatieve effecten), terwijl aandeelhouders van de<br />

eerste dat recht niet hebben;<br />

− anderzijds bestaat er zowel voor de openbare vennootschappen als voor<br />

de privé-vennootschappen een verschillend stelsel tussen<br />

minderheidsaandeelhouders (die ten minste 5 % van de aandelen in<br />

omloop in handen hebben) en de meerderheidsaandeelhouders (die alleen<br />

of samen met anderen 95 % of meer van de aandelen in omloop in handen<br />

hebben), aangezien de eersten niet over het recht beschikken de tweede<br />

onvoorwaardelijk te verplichten hun effecten te kopen (“sell out” of<br />

“reverse squeeze out” procedure; over dit begrip cf. infra 7.2.).<br />

Bovendien kwam de grondwettelijkheid van de squeeze out eveneens ter<br />

sprake bij artikel 16 van de Grondwet (waarvan het Arbitragehof in principe<br />

geen schendingen hoeft te onderzoeken) waar volgens sommigen de squeeze<br />

out-procedure een “onteigening van privaatnut” zou vormen.<br />

Hoewel het arrest zich uitspreekt in het voordeel van het grondwettelijk<br />

karakter, lijkt het interessant om de voornaamste aspecten terzake te<br />

overlopen.<br />

7.1.2. Wat het onderscheid betreft tussen het stelsel dat van toepassing is op<br />

openbare vennootschappen en het stelsel van toepassing op privévennootschappen<br />

48


Artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen past in een geheel van<br />

regels dat specifiek van toepassing is op de categorie van openbare<br />

vennootschappen, die beantwoorden aan de typische kenmerken van die<br />

vennootschappen: het gaat bijvoorbeeld om regels die van toepassing zijn bij<br />

een belangenconflict, bij de oproeping en de deelneming aan beraadslagingen<br />

en aan stemmingen van de algemene vergaderingen, bij bepaalde specifieke<br />

regels inzake het maatschappelijke kapitaal zoals het vastleggen van een<br />

limiet voor het toegestane kapitaal, bij de verplichting tot informatie en<br />

transparantie naar het publiek toe, enz.<br />

Dit verschil in regels vindt z’n verklaring o.a. in het feit dat een<br />

minderheidsaandeelhouder van een openbare vennootschap (die geen<br />

controle- of referentieaandeelhouder is) in principe niet dezelfde “affectio<br />

societatis” heeft als die van een besloten vennootschap wiens<br />

aandeelhouderschap meestal “familiaal” is. De minderheidsaandeelhouder<br />

van een openbare vennootschap heeft meer een profiel van “investeerder” dan<br />

een vennoot in de traditionele betekenis van het vennootschapsrecht, wiens<br />

nagestreefde doel vooral van vermogensrechtelijke aard is, aangezien zijn<br />

bedoeling eerder is een belegging te doen, zonder daarom persoonlijke<br />

relaties te ontwikkelen met de andere aandeelhouders.<br />

De verdunning van het aandeelhouderschap dat resulteert uit een<br />

rechtstreekse oproep naar het spaarwezen, zeker wanneer de vennootschap<br />

beursgenoteerd is, en het bestaan van een liquide markt voor aandelen van<br />

openbare vennootschappen is een verklaring voor het natuurlijke verschil in<br />

relaties die de aandeelhouders van een openbare vennootschap onder mekaar<br />

onderhouden en die van een privé-vennootschap, alsook hun relatie met de<br />

vennootschap zelf. Dit impliceert dat een aantal bijzondere regels, die<br />

rekening houden met die specificiteiten, van toepassing kunnen zijn op die<br />

categorie vennootschappen.<br />

Het squeeze out stelsel dat van toepassing is op openbare vennootschappen<br />

kan ook voldoen aan een verzuchting van rationalisatie en vereenvoudiging<br />

van de werking van openbare vennootschappen, die gehouden zijn aan<br />

vereisten waaraan zware sancties verbonden zijn en soms hoge kosten, die<br />

niet altijd gerechtvaardigd zijn gelet op de evolutie van hun aandeelhouders.<br />

Zo bijvoorbeeld in het dossier PetroFina, had zijn<br />

meerderheidsaandeelhouder op het ogenblik van het uitbrengen van de<br />

squeeze out, niet minder dan 99,62 % van het kapitaal van PetroFina in<br />

handen. Sommigen meenden dan ook dat het gewettigd was om die categorie<br />

van vennootschappen de mogelijkheid te bieden een statuut van gemeen recht<br />

terug te geven en hen op die manier een aantal verplichtingen en kosten waar<br />

niet veel tegenover staat, te besparen. Volgens diezelfden is het criterium van<br />

95 % om een squeeze out uit te brengen meer een kwestie van opportuniteit,<br />

gelet op de specificiteit van de Belgische markten en de structuur van het<br />

aandeelhouderschap van de Belgische openbare vennootschappen, dan een<br />

kwestie van gelijkheid.<br />

49


In het arrest van 14 mei 2003 heeft het Arbitragehof zich geïnspireerd op<br />

voormelde overwegingen en herinnerd aan de memorie van toelichting bij<br />

artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen:<br />

“ pour les sociétés publiques, le squeeze out est le seul moyen de sortir du<br />

régime introduit par la loi du 18 juillet 1991 modifiant la loi sur les sociétés<br />

commerciales, qui a été inspiré par le souci de protéger dans ce type de<br />

sociétés qui comptent un grand nombre d'actionnaires les petits actionnaires<br />

du pouvoir des grands actionnaires. […] Les lourdes obligations en matière<br />

d'information auxquelles sont soumises ces sociétés peuvent être remises en<br />

question lorsqu'un petit nombre d'actions est diffusé dans le public. Le<br />

régime de la reprise introduit par l'actuel article 190quinquies offre à ce<br />

propos une solution qui permet à la société de ne plus être qualifiée de<br />

'société ayant fait ou faisant publiquement appel à l'épargne ».<br />

Het verschil in behandeling tussen de minderheidsaandeelhouders van<br />

publieke en deze van privé-vennootschappen steunt dus op een objectief en<br />

relevant criterium, met name de aard van de vennootschap.<br />

Ten slotte heeft het Arbitragehof, onder meer, benadrukt dat de<br />

aandeelhouders van de publieke vennootschappen in de procedure van het<br />

uitkoopbod, konden genieten van een door de CBF uitgeoefende controle en<br />

van het recht om aan de CBF hun bezwaren te uiten. Het Hof is bijgevolg<br />

van oordeel dat de minderheidsaandeelhouders over voldoende garanties<br />

beschikken en dat het huidig stelsel dus niet kennelijk onredelijk is, rekening<br />

houdend met de doelstelling van de wetgever.<br />

7.1.3. Wat de afwezigheid betreft van reverse squeeze out van toepassing op de<br />

openbare vennootschappen<br />

De vraag naar de grondwettelijkheid van een squeeze out ten aanzien van de<br />

afwezigheid van een reverse squeeze out (over dit begrip, cf. infra 7.2.) is<br />

eveneens voorgelegd aan het Arbitragehof.<br />

De vraag was niet het verschil in behandeling tussen de minderheids- en<br />

meerderheidsaandeelhouders, met name dat de eersten niet over hetzelfde<br />

recht beschikken als de meerderheidsaandeelhouders om een uitkoopbod uit<br />

te brengen dat die laatsten niet zouden kunnen weigeren. Niemand zou dit<br />

verschil in behandeling nog ernstig in twijfel durven trekken aan de hand van<br />

artikels 10 en 11 van de Grondwet. De wet maakt overigens geen enkel<br />

verschil tussen de meerderheidsaandeelhouders die beantwoorden aan de<br />

drempelcriteria van deelneming om een squeeze out uit te brengen.<br />

Het ging er eerder om te weten of het verschil in behandeling tussen twee<br />

verschillende personen die zich in een andere situatie bevinden (een<br />

aandeelhouder die alleen of met anderen 95 % van het kapitaal van een<br />

openbare maatschappij in handen heeft en de minderheidsaandeelhouders die<br />

50


(samen) 5 % of minder in handen hebben) tegenstrijdig is met artikels 10 en<br />

11 van de Grondwet.<br />

Het argument dat meestal naar voor werd geschoven ten gunste van de<br />

grondwettelijkheid van het wettelijk stelsel, was dat een<br />

meerderheidsaandeelhouder, die een vennootschap controleert, moeilijk kan<br />

worden vergeleken met een minderheidsaandeelhouder en op dezelfde manier<br />

kan worden behandeld, in toepassing van het meerderheidsprincipe dat<br />

bevestigd wordt door het vennootschapsrecht (alsook door de Grondwet, voor<br />

wat betreft de werking van parlementaire vergaderingen), onder voorbehoud<br />

van het misbruik van die meerderheid. Het maatschappelijke belang<br />

waarbinnen een squeeze out kadert, zou niet mogen worden gedwarsboomd<br />

door een vermogensbelang van minderheidsaandeelhouders die een reverse<br />

squeeze out nastreven.<br />

Sommigen haalden nog andere argumenten aan in de richting van een<br />

schending van de Grondwet.<br />

Wat de inzet betreft, is de impact van de overname niet dezelfde voor de<br />

meerderheidsaandeelhouder als voor de minderheidsaandeelhouder. De<br />

minderheidsaandeelhouder bezit inderdaad weinig liquide effecten, wat<br />

vervelend kan lijken. Ofwel stort de vennootschap hem in dat geval jaarlijks<br />

correcte dividenden en wordt hij niet te kort gedaan, ofwel betaalt ze die niet<br />

terwijl ze wel degelijk de middelen heeft en hij beschikt dan eventueel over<br />

een gegronde vordering tegen het misbruik van meerderheid.<br />

Wanneer de hoofdaandeelhouder daarentegen de procedure voor een<br />

uitkoopbod aanwendt, kan de vennootschap haar statuut van openbare<br />

vennootschap die beroep doet op het spaarwezen verliezen, waardoor een<br />

reeks kosten die ermee verbonden zijn wegvalt. In dat geval is de squeeze out<br />

procedure in het belang van de vennootschap en niet enkel in dat van de<br />

minderheidsaandeelhouder.<br />

Overigens is in het geval van een openbaar bod op een vennootschap de<br />

bieder altijd gehouden zijn bod te heropenen indien hij meer dan 90 % van de<br />

aandelen van de beoogde vennootschap verwerft of indien hij er de<br />

schrapping van vraagt. Bijgevolg kan een minderheidsaandeelhouder in<br />

principe niet ingesloten raken in een vennootschap waarvan de<br />

aandeelhouderstructuur radicaal gewijzigd is, zonder dat hij de kans heeft<br />

gehad zijn aandelen te verkopen (of om te ruilen).<br />

Het Arbitragehof heeft in deze zin als volgt geoordeeld:<br />

« Est conforme à l'objectif que poursuit le législateur en instaurant la règle<br />

de l'offre de reprise forcée, la mesure qui réserve ce droit au groupe<br />

d'actionnaires le plus concerné par l'objectif de favoriser le bon<br />

fonctionnement et l'évolution de la société. Faute d'un intérêt identique de<br />

leur part, les actionnaires minoritaires qui détiennent moins de 5 pour cent<br />

51


des titres constituent une catégorie objectivement définie qu'il est<br />

raisonnablement justifié de traiter différemment. Compte tenu de la<br />

protection particulière déjà offerte à ces actionnaires minoritaires dans le<br />

cadre de la législation sur les sociétés, la mesure n'apparaît pas<br />

disproportionnée à l'objectif que poursuit le législateur ».<br />

7.1.4. Wat de kwalificatie “onteigening van privaatnut” betreft<br />

Sommigen menen dat squeeze out neerkomt op het toelaten van “onteigening<br />

van privaatnut” door een meerderheidsaandeelhouder, wat tegenstrijdig zou<br />

zijn met artikel 16 van de Grondwet gecombineerd met artikel 1 van het<br />

aanvullend protocol op het Europees Verdrag ter bescherming van de<br />

mensenrechten en de fundamentele vrijheden.<br />

Deze kwestie kwam ter sprake in de zaak PetroFina maar was het voorwerp<br />

van geen enkel prejudicieel geschil. Mevrouw de Voorzitter van de<br />

Rechtbank van Koophandel had immers beslist te wachten op het arrest van<br />

het Arbitragehof alvorens uitspraak te doen.<br />

Artikel 16 van de Grondwet bepaalt: “Niemand kan zijn eigendom worden<br />

ontnomen tenzij om redenen van openbaar nut, in de gevallen en op de<br />

manier door de wet vastgelegd en middels een eerlijke en voorafgaande<br />

vergoeding”.<br />

Wat deze vraag betreft kunnen we verwijzen naar het verslag van de<br />

expertengroep die is opgericht door de Europese Commissie na het voorstel<br />

van XIIIde richtlijn inzake OOA’s, de “High Level Group of Company Law<br />

Experts on issues related to takeover bids”. Volgens deze laatste “bestaat er<br />

een algemeen en openbaar belang dat vennootschappen op een effectieve<br />

manier worden bestuurd enerzijds, en dat de aandelenmarkten voldoende<br />

liquide zijn anderzijds. Op voorwaarde dat het recht op squeeze out enkel<br />

wordt toegepast wanneer de minderheid relatief klein is en een gepaste<br />

schadeloosstelling wordt aangeboden, is het gebruik van squeeze out om de<br />

openbare belangen te dienen in verhouding ”.<br />

52


7.2. Reverse squeeze out<br />

7.2.1. Begrippen<br />

Squeeze out en reverse squeeze out<br />

Squeeze out en reverse squeeze out zijn gelijkaardige procedures in de zin dat<br />

ze het mogelijk maken een persoon respectievelijk te verplichten de aandelen<br />

van een vennootschap waarvan hij aandeelhouder is te verkopen of te kopen.<br />

Zoals we reeds hebben gezien verwerft de aandeelhouder, die alleen of samen<br />

95 % van de stemrechtverlenende effecten bezit, na de squeeze out, de<br />

totaliteit van de stemrechtverlenende effecten binnen deze vennootschap. De<br />

effecten die bij het uitkoopbod niet worden aangeboden worden dus geacht<br />

van rechtswege te zijn overgedragen.<br />

De “reverse squeeze out” is daarentegen nog niet in ons juridisch arsenaal<br />

opgenomen. Deze procedure wil iedere minderheidsaandeelhouder van een<br />

vennootschap in staat stellen van de meerderheidsaandeelhouder, die een<br />

zekere drempel effecten van een vennootschap bezit (in Belgisch recht zal die<br />

drempel waarschijnlijk 95 % bedragen) te eisen dat hij zijn effecten koopt.<br />

Gelijkaardig begrip: de naasting<br />

Reverse squeeze out is verwant met een bestaand begrip, nl. naasting.<br />

Artikel 642 van het Wetboek van vennootschappen biedt elke aandeelhouder<br />

inderdaad de mogelijkheid, om gegronde redenen, voor het gerecht te vragen<br />

dat de aandeelhouders die aan de basis van die gegronde redenen liggen, al<br />

zijn aandelen overnemen alsook de in aandelen converteerbare obligaties, of<br />

de inschrijvingsrechten die hij bezit. Deze procedure verschilt op vele punten<br />

van reverse squeeze out:<br />

− Wat de aandeelhouders betreft tegen wie de uitkoop wordt gevraagd, is<br />

geen enkele deelnemingsdrempel vereist;<br />

− De eiser moet het bestaan van gegronde redenen aantonen, wat de<br />

uitkomst van zijn verzoek onzeker maakt.<br />

Deze procedure is slechts van toepassing op naamloze vennootschappen die<br />

geen publiek beroep doen, of geen publiek beroep hebben gedaan op het<br />

spaarwezen.<br />

53


Procedure-moeilijkheden<br />

De invoering in het Belgische recht van reverse squeeze out leidt tot<br />

verschillende procedurekwesties.<br />

Deze procedure kan voor de meerderheidsaandeelhouder zeer zwaar zijn. Hij<br />

zou in principe kunnen worden geconfronteerd met opeenvolgende verzoeken<br />

tot overname van verschillende minderheidsaandeelhouders.<br />

De door de verschillende experts vastgelegde prijs kan binnen het kader van<br />

die procedures al naargelang de vraag sterk variëren, zonder dat een variatie<br />

in het eigen vermogen van de vennootschap dit rechtvaardigt.<br />

De wet zou dus een bekendmakingmaatregel moeten voorzien die de andere<br />

minderheidsaandeelhouders in staat stelt zich te scharen achter de reverse<br />

squeeze out procedure die in gang is gezet door een van hen.<br />

7.2.2. Huidige toestand van de vraag<br />

In België<br />

We willen er nog op wijzen dat de Kamercommissie belast met problemen<br />

van handels- en economisch recht in haar verslag van 4 april 2002 twee<br />

wetsvoorstellen heeft verworpen die waren ingediend om de<br />

minderheidsaandeelhouders een recht toe te kennen, te kunnen genieten van<br />

reverse squeeze out. De CBF heeft tevens gewezen op de talrijke<br />

moeilijkheden die een dergelijke hervorming zou inhouden.<br />

Voorstel van richtlijn<br />

De Commissie heeft op 2 oktober 2002 een nieuw voorstel tot richtlijn<br />

gepubliceerd betreffende de openbare overnameaanbiedingen, in navolging<br />

van het ontwerp van de XIIIde richtlijn die op 4 juli 2001 door het EURpees<br />

Parlement was verworpen.<br />

Artikel 14 van dit nieuwe ontwerp van richtlijn voert op communautair vlak<br />

het begrip squeeze out in, terwijl artikel 15 bepaalt dat in gelijkaardige<br />

omstandigheden als bij een normale squeeze out, een<br />

minderheidsaandeelhouder de meerderheidsaandeelhouder kan verplichten<br />

zijn aandelen over te nemen. Voornoemd artikel luidt als volgt:<br />

“1. De lidstaten waken erover dat na een bod gericht aan alle houders van<br />

aandelen van de beoogde vennootschap dat slaat op de totaliteit van<br />

hun aandelen, een minderheidsaandeelhouder kan eisen van de bieder,<br />

die ten minste 90 % van het maatschappelijke kapitaal van de beoogde<br />

vennootschap in handen heeft, dat hij de aandelen overneemt aan een<br />

54


eerlijke prijs. De lidstaten kunnen een hogere drempel vastleggen, maar<br />

dan hoger dan 95 % van het maatschappelijk kapitaal.<br />

Het recht om gebruik te maken van de verplichte koop mag niet worden<br />

uitgeoefend wanneer de gekozen drempel slechts voor een korte periode<br />

is bereikt.<br />

2. Wanneer de beoogde vennootschap verschillende klassen aandelen<br />

heeft, wordt de onder paragraaf 1 bepaalde regel afzonderlijk toegepast<br />

op elke klasse.<br />

3. De prijs wordt bepaald conform de bepalingen van artikel 14 paragraaf<br />

3 en 4”.<br />

Dit ontwerp van richtlijn laat het dus aan de vrije appreciatie van de lidstaten<br />

over om de procedure zelf te definiëren. De twee voormelde<br />

procedurekwesties blijven dus gelden.<br />

Enkel het begrip “eerlijke prijs” wordt gedefinieerd door verwijzing naar het<br />

uitkoopbod. De criteria zijn de volgende:<br />

− De prijs moet dezelfde vorm aannemen als de tegenprestatie van het bod<br />

(indien aan de vraag tot aankoop een openbaar bod voorafgaat);<br />

− Na een openbaar bod:<br />

−<br />

−<br />

Indien dit vrijwillig is, wordt de prijs billijk geacht indien hij<br />

overeenkomt met de tegenprestatie van het bod en indien de<br />

bieder via aanvaarding van het bod, aandelen heeft verworven<br />

die ten minste 90 % van het maatschappelijke kapitaal<br />

vertegenwoordigen waaraan het bod was gericht;<br />

Indien het verplicht is, wordt de tegenprestatie van het bod<br />

eerlijk geacht.<br />

Die criteria gelden enkel indien de reverse squeeze out vraag wordt<br />

ingediend binnen de drie maanden na de afsluiting van het bod.<br />

− In alle andere gevallen moet de prijs door een onafhankelijke expert<br />

worden bepaald.<br />

7.3. Verschillen CBF/<strong>IBR</strong><br />

Er is een meningsverschil opgedoken tussen de het <strong>IBR</strong> en de CBF over de<br />

mogelijkheid voor de commissaris van een vennootschap om als<br />

onafhankelijk expert op te treden.<br />

55


1) Rol van de “onafhankelijke expert”<br />

Artikel 47 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 bepaalt de<br />

rol en de noodzakelijke tussenkomst van de onafhankelijke expert, om<br />

de belangen van de houders van minderheidsaandelen te vrijwaren,<br />

alsook de relevantie van de gebruikte waarderingsmethodes. Dit<br />

artikel omschrijft echter niet het begrip onafhankelijk expert.<br />

2) De positie van de CBF<br />

In zijn omzendbrief van 19 december 2000 15 (omzendbrief<br />

D2/F/2000/5) heeft de CBF het begrip onafhankelijk expert<br />

verduidelijkt binnen het kader van een openbaar uitkoopbod.<br />

Wat betreft de situatie van de commissaris stelt de CBF “de<br />

commissaris-revisor van de bieder of van de doelvennootschap (of van<br />

de met hen verbonden ondernemingen) mag niet worden aangesteld<br />

tot onafhankelijk expert in het kader van een uitkoopbod. Dit geldt<br />

ook voor de andere personeelsleden van de firma waar de<br />

commissaris-revisor werkzaam is.”<br />

De CBF besluit dus dat de commissaris van de bieder of van de<br />

beoogde vennootschap (of ondernemingen die ermee verbonden zijn)<br />

niet de onafhankelijke expert mag zijn, want de opdracht van<br />

onafhankelijk expert ligt buiten het werkterrein waarvoor de wet aan<br />

de commissaris een onafhankelijk statuut heeft toegekend en dat dit<br />

“de schijn kan opwekken van het bestaan van een wederzijds belang<br />

tussen externe auditeur en zijn cliënt”.<br />

3) De positie van het <strong>IBR</strong><br />

De interpretatie van de CBF druist in tegen het advies van de Raad<br />

van het Instituut der Bedrijfsrevisoren in zijn Jaarverslag 2000 16 .<br />

“De Raad van het <strong>IBR</strong> stelt vast dat zijn advies niet werd gevolgd in<br />

de circulaire van de CBF van 19 december 2000.” 17<br />

De positie van het <strong>IBR</strong> rechtvaardigt zich als volgt:<br />

“De gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen en de<br />

uitvoeringsbesluiten van de wet van 22 juli 1953 bepalen dat de<br />

commissaris-revisor onafhankelijk is van de vennootschap waarvan<br />

hij de jaarrekening controleert.<br />

15<br />

16<br />

17<br />

Cf. bijlage 5.1.<br />

Cf. bijlage 5.2.<br />

Cf. bijlage 5.3.<br />

56


De Raad van het Instituut is van mening dat de commissaris-revisor<br />

een deskundige is die onafhankelijk is van de bieder, in de zin van<br />

artikel 47 van het aangehaalde koninklijk besluit van 8 november<br />

1989”.<br />

“De Raad is van oordeel dat de commissaris-revisor wel een<br />

uitspraak kan doen betreffende de relevantie, in het licht van de<br />

waarderingscriteria die gewoonlijk worden gehanteerd, betreffende<br />

de waarderingsmethode of -methodes die door de bieder worden<br />

gebruikt om de vennootschap te waarderen en de prijs te<br />

verantwoorden. Het gaat dus om “waarderingen gedaan door<br />

anderen” (“valuation work performed by others”), waarover volgens<br />

de Europese ontwerp-aanbeveling inzake onafhankelijkheid, een<br />

wettelijke rekeningencontroleur zich kan uitspreken zonder zijn<br />

onafhankelijkheid in het gedrang te brengen (zie hierboven). De<br />

Belgische wet laat overigens de commissaris-revisor uitdrukkelijk toe<br />

dit type van opdracht uit te voeren, aangezien in de vennootschappen<br />

die een commissaris-revisor hebben benoemd deze een verslag moet<br />

opstellen in het kader van een kapitaalverhoging die inbrengen omvat<br />

die niet in geld bestaan” 18 .<br />

Er moet nochtans op worden gewezen dat het door de Raad van het <strong>IBR</strong><br />

gebruikte voorbeeld om zijn stelling te staven nietig is sinds de nieuwe norm<br />

betreffende de inbreng in natura en de quasi inbreng o.a. bepalen dat de<br />

bedrijfsrevisor zich niet meer moet uitspreken over het rechtmatig en billijk<br />

karakter van de operatie.<br />

7.4. Objectieve verschillen tussen openbare en privé-vennootschappen<br />

Hoewel we ze reeds hebben behandeld, willen we de objectieve verschillen<br />

tussen openbare en privé-vennootschappen nog even op een rijtje zetten.<br />

7.4.1. Het dwingende karakter van het bod<br />

De minderheidsaandeelhouders van openbare vennootschappen kunnen zich<br />

niet verzetten tegen het bod. De effecten die niet worden aangeboden,<br />

worden van rechtswege geacht te zijn overgedragen aan de bieder en de<br />

minderheidsaandeelhouders beschikken over een periode van 30 jaar om de<br />

terugbetaling van hun effecten te verkrijgen bij de Deposito- en<br />

Consignatiekas.<br />

De minderheidsaandeelhouders van privé-vennootschappen kunnen (sinds 16<br />

juni 1998) niet langer worden onteigend en hebben de mogelijkheid zich te<br />

verzetten tegen een uitkoopbod en dus hun effecten te behouden. Ze moeten<br />

18<br />

Artikel 34, § 2, Venn.W. of artikel 602 Wetboek van vennootschappen.<br />

57


tijdens de validiteitperiode van het bod, de bieder in kennis stellen van hun<br />

weigering om zich van hun effecten te ontdoen. De effecten, waarvan de<br />

eigenaar uitdrukkelijk en schriftelijk heeft laten weten dat hij weigerde er<br />

zich van te ontdoen, worden van rechtswege omgezet in aandelen op naam.<br />

7.4.2. De onafhankelijke expert<br />

a) Bedrijfsrevisoren en accountants<br />

Binnen het kader van het openbaar uitkoopbod moet de bieder de prijs van<br />

het bod bepalen en moet hij zich baseren op een verslag van een<br />

onafhankelijk expert die zich zal uitspreken over de relevantie gelet op de<br />

normaal geldende waarderingscriteria, de door de bieder gebruikte<br />

waarderingsmethode(s) om de vennootschap te waarderen en de prijs te<br />

rechtvaardigen.<br />

Deze opdracht werd niet voorbehouden aan bedrijfsrevisoren en accountants<br />

die zijn ingeschreven op de rol van externe accountants, in tegenstelling tot<br />

het private uitkoopbod waar de bieder een uitvoerig schriftelijk verslag moet<br />

opstellen dat wordt gevoegd bij een verslag dat is opgesteld door een<br />

bedrijfsrevisor of accountant die is ingeschreven op de rol van de externe<br />

accountants van het Instituut van de Accountants.<br />

b) Commissarissen<br />

In beide gevallen en in tegenstelling tot talrijke andere bepalingen van het<br />

vennootschapsrecht, verwijst de wettekst nergens naar de commissarissen. Er<br />

wordt enkel verwezen naar de interventie van een bedrijfsrevisor of een<br />

accountant binnen het kader van een privaat uitkoopbod. Gelet op de<br />

gelijkenissen tussen deze opdracht en andere opdrachten uit het<br />

vennootschapsrecht, zouden we kunnen besluiten dat deze opdracht<br />

verenigbaar is met die van commissaris.<br />

We zouden daarentegen een argument kunnen halen uit het feit dat de<br />

commissaris niet uitdrukkelijk staat vermeld in de wet, terwijl er in andere<br />

bepalingen van het vennootschapsrecht duidelijk naar verwezen wordt.<br />

De Raad van het Instituut is van mening dat de commissaris een “expert<br />

onafhankelijk van de bieder” is, zowel binnen het kader van het openbare als<br />

privé-uitkoopbod maar de CBF verbiedt de onafhankelijke financiële<br />

tussenpersoon in haar omzendbrief (Omzendbrief D2/F/2000/5), andere<br />

functies op zich te nemen in het kader van de uitkoopbodprocedure<br />

(bijvoorbeeld functie als loket, of bij het opstellen van het ontwerp van het<br />

prospectus) en sluit de commissaris van de bieder of de doelvennootschap uit<br />

als onafhankelijk expert in het kader van een uitkoopbod.<br />

58


In de praktijk wordt de opdracht van onafhankelijk expert dus nooit<br />

uitgevoerd door de commissaris in het kader van een openbaar uitkoopbod en<br />

slechts zelden in het kader van een privaat bod.<br />

7.4.3. Controle van de Commissie van het Bank- en Financiewezen<br />

Enkel de minderheidsaandeelhouders van de openbare vennootschappen<br />

beschikken over een informatieprocedure die is onderworpen aan de controle<br />

van de CBF, die het prospectus van het openbaar bod en de formele<br />

regelmatigheid van de operatie goedkeurt.<br />

De CBF speelt dus geen rol bij de overnameaanbiedingen van private<br />

vennootschappen.<br />

59


8. CONCLUSIE<br />

Na een samenvatting van de juridische context van de materie en een voorstelling<br />

van de gegevensbank opgesteld door de commissie (studie van 62 zogenaamde<br />

“publieke” squeeze out verrichtingen die hebben plaatsgevonden tussen 1999 en<br />

2002), hadden de werkzaamheden tijdens de twee workshops betrekking op<br />

verschillende vragen waarop meerdere deelnemers actief hebben gereageerd.<br />

1. Uiteenlopende standpunten van de CBF en het <strong>IBR</strong> (met betrekking tot de<br />

mogelijkheid voor de commissaris van een vennootschap om op te treden als<br />

onafhankelijke expert in het kader van een publieke squeeze out).<br />

Een aantal aanwezigen heeft er de aandacht op gevestigd dat de expert<br />

onafhankelijk dient te zijn ten opzichte van de aandeelhouder en dat daarom de<br />

aanduiding van de commissaris als onafhankelijke expert de schijnbare<br />

onafhankelijkheid in het gevaar zou kunnen brengen. De meerderheid lijkt zich<br />

aan te sluiten bij het standpunt dat door de CBF wordt verdedigd. In de praktijk<br />

komt het hierop neer dat geen enkele vennootschap trouwens getracht heeft in te<br />

gaan tegen het standpunt van de CBF.<br />

2. Terwijl voor een privé squeeze out de onafhankelijke expert een bedrijfsrevisor<br />

of een accountant moet zijn, vermeldt de wet niets voor wat de publieke squeeze<br />

out betreft. Met betrekking tot deze laatste blijkt in de praktijk dat de aangeduide<br />

experts bijna steeds zakenbanken zijn of, indien het gaat om internationale<br />

auditkantoren (een hypothese die echter zelden voorkomt), hun corporate finance<br />

afdeling en niet die van de revisoren (audit). De commissie heeft over deze<br />

situatie gediscussieerd.<br />

De algemene indruk is dat deze situatie op de eerste plaats voortvloeit uit een<br />

modeverschijnsel of een marketingfenomeen, ja zelfs uit een gevoel van<br />

geloofwaardigheid ten opzichte van de markten. Dit fenomeen begon in het<br />

kader van grotere transacties (openbaar overname aanbod, enz.) maar heeft een<br />

invloed op de squeeze out dossiers; onder de invloed van vooral de<br />

Angelsaksische praktijken, wordt de bankier vaak gezien als dé financieel<br />

adviseur die de voorkeur krijgt. Anderzijds is de bankier meestal aanwezig vanaf<br />

het begin (de eerste vraag van de bieder is, ondanks alles, te weten hoeveel de<br />

verrichting hem zal kosten) en derhalve lijkt het vanzelfsprekend om de relatie<br />

met de zakenbankier verder te zetten eerder dan zich nadien te richten tot een<br />

bedrijfsrevisor. In deze situatie rijzen toch vele vragen en in het bijzonder de<br />

problematiek van de onafhankelijkheid van de zakenbank die (in tegenstelling tot<br />

de onafhankelijkheid van de commissaris) niet wettelijk geregeld is.<br />

3. Ten overstaan van deze situatie de facto menen sommigen dat er dient te worden<br />

gehandeld door de werkelijke complementariteit tussen zakenbankiers en<br />

commissarissen op de voorgrond te plaatsen: de commissaris blijkt immers de<br />

best geplaatste persoon om de door de onafhankelijke expert gebruikte<br />

60


methodologie en parameters te bekrachtigen (in het bijzonder is hij de meest<br />

geschikte persoon die in staat is om te oordelen over de bijzondere<br />

waarderingsregels, over het werkelijk karakter van de huidige waarde van de<br />

cash flow, over het vermogen van de vennootschap om betrouwbare prognoses<br />

op te stellen, en om de bijzondere risico’s van de onderneming te waarderen,<br />

evenals het belang van de rechten en verplichtingen buiten de balans, enz.). En<br />

dit alles onder voorbehoud van de problematiek rond het beroepsgeheim,<br />

waarvoor een gedetailleerde reflectie dient te worden gevoerd. De<br />

commissarissen dienen hier derhalve een belangrijke rol te spelen die misschien<br />

een wetgevende tussenkomst zou kunnen rechtvaardigen (een onderscheiden<br />

verslag uitbrengen aan de aandeelhouders ?) en die in ieder geval wordt<br />

ondergewaardeerd. In dit opzicht blijkt trouwens dat de bankiers die dergelijke<br />

dossiers behandelen, niet de gewoonte hebben om contact op te nemen met de<br />

commissaris, terwijl deze laatste in staat is om de bijzonderheden van de<br />

onderneming beter te kennen.<br />

4. Bovendien heeft de commissie kunnen vaststellen dat de publieke squeeze out<br />

verrichtingen weinig geschillen met zich meebrengen. De voornaamste reden is<br />

te zoeken bij de door de bieder betaalde prijs, die vaak de prijs voor de vrede<br />

blijkt te zijn (een gemiddelde premie van 21 % in verhouding tot de waardering<br />

werd vastgesteld, terwijl in geval van een openbaar overname aanbod, de premie<br />

in verhouding tot de gebruikte methodes slechts ongeveer 7 à 8 % bedraagt).<br />

Een andere reden vloeit voort uit de toepasselijke procedure. De<br />

minderheidsaandeelhouders hebben de gelegenheid om te reageren en de CBF te<br />

contacteren na de indiening van een ontwerpprospectus et de “eventuele”<br />

problemen worden derhalve op die manier op voorhand opgelost, nog vóór de<br />

lancering van de verrichting. Soms leidt deze voorafgaande procedure trouwens<br />

tot een prijsverhoging.<br />

Wat de gebruikte waarderingsmethodes betreft, verschillen zij naargelang de<br />

activiteitensector van de vennootschap.<br />

5. Tenslotte heeft de commissie de opportuniteit onderzocht om te voorzien in een<br />

“reverse squeeze out” (squeeze out waarbij de minderheidsaandeelhouders de<br />

meerderheidsaandeelhouder – die ten minste 95 % van de vennootschap bezit –<br />

verplichten om deze over te kopen).<br />

De deelnemers aan de workshops hebben de aandacht gevestigd op de gevaren<br />

van een reverse squeeze out (speculatie, het risico om het bestaan van de<br />

vennootschap onmogelijk te maken, chronische herhaling van de verrichting –<br />

om zelfs haar financiële stabiliteit in het gevaar te brengen –, verplichting<br />

opgelegd aan de vennootschap om haar statuut van publieke vennootschap op te<br />

geven, enz.). Het algemene (maar niet unanieme) oordeel van de deelnemers<br />

gaat in tegen de invoering van een dergelijk mechanisme (in ieder geval “zonder<br />

wettige reden”) gelet op de talrijke negatieve gevolgen die dit zou kunnen<br />

veroorzaken.<br />

61


BIJLAGEN<br />

1. Artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen<br />

2. Wetsontwerp artikel 513bis (Anne BARZIN (PRL-FDF-MCC), Serge VAN<br />

OVERTVELDT (PRL-FDF-MCC)).<br />

3. Artikel 32 en hoofdstuk IV. van het koninklijk besluit van 8 november 1989<br />

(Belgisch Staatsblad van 11 november 1989) (openbare aanbiedingen)<br />

4. Koninklijk besluit van 30 januari 2001 (Belgisch Staatsblad van 6 februari<br />

2001) (private aanbiedingen)<br />

5. Begrip van onafhankelijke expert<br />

5.1. Positie CBF (omzendbrief van 19 december 2000)<br />

5.2. Positie <strong>IBR</strong> (uittreksel uit Jaarverslag 2000)<br />

5.3. Positie <strong>IBR</strong> (uittreksel uit Jaarverslag 2001)<br />

6. Lijst van de geanalyseerde OUB’s/OOA’s<br />

7. Bibliografie<br />

62


BIJLAGE 1<br />

Artikel 513 van het Wetboek van vennootschappen<br />

63


§1 Iedere natuurlijke persoon of iedere rechtspersoon die, alleen of in onderling<br />

overleg handelend, 95 % van de stemrechtverlenende effecten van een naamloze<br />

vennootschap die een publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan, bezit,<br />

kan door middel van een uitkoopbod het geheel van de stemrechtverlenende effecten<br />

van deze vennootschap verkrijgen.<br />

Na afloop van de procedure worden de niet-aangeboden effecten, ongeacht of de<br />

eigenaar ervan zich kenbaar heeft gemaakt, geacht van rechtswege op die persoon te<br />

zijn overgegaan met consignatie van de prijs. De niet-aangeboden effecten aan<br />

toonder worden van rechtswege omgezet in effecten op naam en worden door de raad<br />

van bestuur ingeschreven in het register van de effecten op naam.<br />

Na afloop van het uitkoopbod, wordt de vennootschap niet langer beschouwd als een<br />

vennootschap die een publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan, tenzij<br />

de door die vennootschap uitgegeven obligaties nog onder het publiek verspreid zijn.<br />

§2 Iedere natuurlijke persoon of iedere rechtspersoon die, alleen of in onderling<br />

overleg handelend, 95 % van de stemrechtverlenende effecten van een naamloze<br />

vennootschap die geen publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan, bezit,<br />

kan een uitkoopbod doen om het geheel van de stemrechtverlenende effecten van<br />

deze vennootschap te verkrijgen.<br />

Met uitzondering van de effecten waarvan de eigenaar uitdrukkelijk en schriftelijk te<br />

kennen heeft gegeven dat hij geen afstand ervan wenst te doen, worden de nietaangeboden<br />

effecten na afloop van de procedure geacht van rechtswege op die<br />

persoon te zijn overgegaan met consignatie van de prijs. De niet-aangeboden effecten<br />

aan toonder alsmede de effecten aan toonder en de gedematerialiseerde effecten<br />

waarvan de eigenaar te kennen heeft gegeven dat hij geen afstand ervan wenst te<br />

doen, worden van rechtswege omgezet in effecten op naam en worden door de raad<br />

van bestuur ingeschreven in het register van de effecten op naam.<br />

In voorkomend geval, zijn de kosten verbonden aan een wederomzetting in effecten<br />

aan toonder van effecten die met toepassing van deze paragraaf van rechtswege<br />

werden omgezet in effecten op naam, ten laste van de vennootschap.<br />

Het in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde bod is niet onderworpen aan titel II.<br />

van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het<br />

uitgifteregime voor titels en effecten, noch aan Hoofdstuk II van de wet van 2 maart<br />

1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde<br />

vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen,<br />

noch aan artikel 4 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de<br />

financiële markten.<br />

§3 De Koning kan het uitkoopbod reglementeren, en inzonderheid de te volgen<br />

procedure en de wijze van vaststelling van de prijs van het uitkoopbod bepalen.<br />

Daarbij draagt Hij zorg voor de informatieverstrekking aan en de gelijke behandeling<br />

van de effectenhouders.<br />

64


§4 Het uittreksel uit de in kracht van gewijsde gegane of bij voorraad uitvoerbare<br />

rechterlijke beslissing waarbij de voorwaarden van een gedwongen verkoop worden<br />

vastgesteld, wordt neergelegd en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 75.<br />

65


BIJLAGE 2<br />

Wetsontwerp van 6 maart 2002<br />

66


BELGISCHE KAMER VAN<br />

VOLKSVERTEGENWOORDIGERS 6<br />

maart 2002<br />

WETSONTWERP<br />

houdende wijziging van het<br />

Wetboek van vennootschappen<br />

alsook van de wet van 2 maart 1989<br />

op de openbaarmaking van<br />

belangrijke deelnemingen in ter<br />

beurze enoteerde vennootschappen<br />

en tot reglementering van de<br />

openbare overnameaanbiedingen<br />

CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE<br />

Belgique 6 mars 2002<br />

PROJET DE LOI<br />

modifiant le code des sociétés et la<br />

loi du 2 mars 1989 relative à la<br />

publicité des participations<br />

importantes dans les sociétés<br />

cotées en bourse et réglementant<br />

les offres publiques d’acquisition<br />

AMENDEMENT<br />

Nr. 70 VAN MEVROUW BARZIN EN DE<br />

HEER VAN<br />

OVERTVELDT<br />

Een artikel 7 bis invoegen, luidend als<br />

volgt:<br />

«Art. 7bis. — In het Wetboek van<br />

vennootschappen<br />

wordt een artikel 513bis ingevoegd, luidend als<br />

volgt:<br />

«Art. 513bis. — § 1. Indien één natuurlijke of<br />

rechtspersoon<br />

alleen of verschillende natuurlijke of<br />

rechtspersonen<br />

in onderling overleg vijfennegentig procent van<br />

de stemrechtverlenende effecten van een<br />

naamloze vennootschap<br />

bezit(ten), kan elke andere houder van<br />

stemrechtverlenende effecten eisen dat die<br />

effecten door<br />

de meerderheidsaandeelhouders worden<br />

uitgekocht.<br />

Daartoe richt hij bij aangetekende brief een<br />

uitkoopbod<br />

aan de meerderheidsaandeelhouders. Indien<br />

binnen een<br />

maand na het indienen van die aanvraag geen<br />

over-<br />

AMENDEMENT<br />

N° 70 DE MME BARZIN ET M. VAN<br />

OVERTVELDT<br />

Insérer un article 7 bis, libellé comme suit:<br />

« Art. 7bis. — Un article 513bis, rédigé comme<br />

suit,<br />

est inséré dans le Code des sociétés:<br />

«Art. 513bis. — § 1er. Si une personne<br />

physique ou<br />

morale détient seule ou si plusieurs personnes<br />

physiques<br />

ou morales détiennent de concert nonante cinq<br />

pour cent des titres conférant le droit de vote<br />

d’une<br />

société anonyme, tout autre porteur de titres<br />

conférant<br />

le droit de vote peut exiger que ses titres<br />

soient<br />

repris par les porteurs majoritaires. Il s’adresse<br />

à cette<br />

fin par pli recommandé aux porteurs<br />

majoritaires en<br />

formulant une offre de rachat. A défaut<br />

d’accord dans<br />

le mois de la demande, le requérant peut<br />

demander au<br />

eenkomst is bereikt, mag de aanvrager aan de<br />

président du tribunal de commerce de fixer les<br />

67


voorzitter<br />

van de rechtbank van koophandel vragen de<br />

voorwaarden<br />

van de uitkoop vast te stellen.<br />

De vordering wordt ingesteld door dagvaarding<br />

voor<br />

de voorzitter van de rechtbank van koophandel<br />

van<br />

het rechterlijk arrondissement waarin de zetel<br />

van de<br />

vennootschap gevestigd is, die zitting houdt in<br />

kort<br />

geding. Ook de vennootschap wordt<br />

gedagvaard.<br />

§ 2. De verweerder kan bij de neerlegging van<br />

zijn<br />

eerste conclusies kennis geven van zijn<br />

voornemen<br />

om een uitkoopbod te doen overeenkomstig<br />

artikel 513.<br />

In dat geval, dient hij zijn uitkoopbod te doen<br />

binnen de<br />

maand na de neerlegging van zijn conclusies.<br />

In de tussentijd wordt de procedure<br />

opgeschort.<br />

§ 3. Indien de verweerder geen gebruikt maakt<br />

van<br />

de hem in § 2 geboden mogelijkheid, legt hij<br />

samen<br />

met zijn conclusies de volgende stukken neer:<br />

1° een afschrift van de gecoördineerde<br />

statuten;<br />

2° een uittreksel van alle overeenkomsten die<br />

de<br />

overdraagbaarheid van de effecten beperken<br />

of die de<br />

voorwaarden van de overdracht bepalen<br />

waarbij de eiser<br />

partij zou zijn;<br />

3° een uitkoopbod van de effecten van de<br />

eiser; indien<br />

de verweerder of een van de verweerders een<br />

vennootschap is die een publiek beroep doet<br />

of heeft<br />

gedaan op het spaarwezen, kan het<br />

uitkoopbod bestaan<br />

in een bod tot uitwisseling tegen effecten van<br />

die vennootschap;<br />

indien de verweerder of een van de<br />

verweerders betwist dat aan de in § 1<br />

bedoelde voorwaarden<br />

is voldaan, is het aanbod geacht te zijn<br />

geformuleerd<br />

onder voorbehoud van de in kracht van<br />

gewijsde<br />

gegane rechterlijke beslissing;<br />

4° een minder dan drie maanden oud overzicht<br />

van<br />

de toestand van de activa en de passiva van<br />

conditions<br />

de la reprise.<br />

L’action est introduite par citation devant le<br />

président<br />

du tribunal de commerce de l’arrondissement<br />

judiciaire<br />

dans lequel la société a son siège, siégeant<br />

comme en référé. La société est également<br />

citée à<br />

comparaître.<br />

§ 2. Lors du dépôt de ses premières<br />

conclusions, le<br />

défendeur peut notifier son intention de<br />

procéder à une<br />

offre de reprise conformément à l’article 513.<br />

Dans ce<br />

cas, il devra procéder à l’offre de reprise dans<br />

le mois<br />

du dépôt de ses conclusions.<br />

Entre-temps, la procédure sera suspendue.<br />

§ 3. S’il ne fait pas usage de la possibilité que<br />

lui<br />

offre le § 2, le défendeur joint lors du dépôt de<br />

ses<br />

premières conclusions:<br />

1° une copie des statuts coordonnés ;<br />

2° un extrait de toutes conventions<br />

restreignant la<br />

cessibilité des titres ou en déterminant les<br />

conditions<br />

de cession auxquelles le demandeur serait<br />

partie ;<br />

3° une offre de reprise des titres du<br />

demandeur ; si<br />

le ou un des défendeurs est une société ayant<br />

fait ou<br />

faisant publiquement appel à l’épargne, l’offre<br />

de reprise<br />

pourra consister en une offre d’échange contre<br />

des titres de cette société ; si le ou un des<br />

défendeurs<br />

conteste que les conditions visées au § 1er sont<br />

réunies,<br />

cette offre sera censée formulée sous réserve<br />

de la décision judiciaire passée en force de<br />

chose jugée<br />

;<br />

4° un état résumant la situation active et<br />

passive de<br />

la société dont la reprise des titres est<br />

sollicitée remontant<br />

à moins de trois mois et un avis sur la valeur<br />

des titres établi par son conseil<br />

d’administration. Le<br />

commissaire réviseur ou, à défaut un réviseur<br />

d’entreprises<br />

ou un expert-comptable inscrit au tableau des<br />

experts comptables externes de l’institut des<br />

expertscomptables<br />

68


de vennootschap<br />

waarvan de uitkoop van de effecten wordt<br />

gevraagd en een door de raad van bestuur<br />

opgesteld<br />

advies over de waarde van de effecten. De<br />

commissarisrevisor<br />

of bij zijn ontstentenis een<br />

bedrijfsrevisor<br />

of een accountant die is ingeschreven op het<br />

tableau<br />

van de externe accountants van het Instituut<br />

van de<br />

accountants en de belastingconsulenten zal<br />

over dat<br />

overzicht en dat advies verslag uitbrengen en<br />

onder<br />

meer aangeven of ze berusten op een<br />

volledige, betrouwbare<br />

en exacte situatie van de vennootschap;<br />

5° indien de vennootschap waarvan de uitkoop<br />

van<br />

de effecten wordt gevraagd een publiek<br />

beroep doet of<br />

heft gedaan op het spaarwezen, een advies<br />

van de<br />

Commissie voor het bank- en financiewezen<br />

waarin onder<br />

meer de voorwaarden van elk openbaar bod<br />

tot aankoop<br />

van dezelfde effecten in de loop van de<br />

zesendertig<br />

maanden voorafgaand aan de indiening van<br />

de<br />

aanvraag worden uiteengezet en waarin wordt<br />

aangegeven<br />

of, op grond van de gegevens waarover ze<br />

beschikt,<br />

het uitkoopbod de rechtbank zou kunnen<br />

misleiden.<br />

§ 4. De rechter bepaalt de voorwaarden van<br />

de overdracht,<br />

veroordeelt de eiser de effecten over te dragen<br />

en de verweerder(s) ze te aanvaarden en de<br />

prijs ervoor<br />

te betalen of de compensatie over te maken<br />

binnen<br />

de termijn die hij vaststelt vanaf de betekening<br />

van het vonnis.<br />

De rechter neemt de rechten in acht die<br />

voortvloeien<br />

uit de overeenkomsten in verband met de<br />

overdraagbaarheid van de effecten indien hij<br />

ze geoorloofd<br />

acht. Hij mag echter in de plaats treden van<br />

elke<br />

door de statuten of de overeenkomsten<br />

aangewezen<br />

partij om de prijs voor de uitoefening van een<br />

fera rapport sur cet état et cet avis et indiquera<br />

notamment s’ils se fondent sur une situation<br />

complète,<br />

fidèle et correcte de la société ;<br />

5° si la société dont la reprise des titres est<br />

sollicitée<br />

a fait ou fait publiquement appel à l’épargne,<br />

un avis de la Commission bancaire et<br />

financière exposant<br />

notamment les conditions de toute offre<br />

publique portant<br />

sur les mêmes titres réalisée pendant les<br />

trente<br />

six mois précédant l’introduction de la<br />

demande et indiquant<br />

si, sur base des éléments dont elle dispose,<br />

l’offre de reprise est susceptible d’induire le<br />

tribunal en<br />

erreur.<br />

§ 4. Le juge fixe les conditions du transfert,<br />

condamne<br />

le demandeur à transférer les titres et le ou les<br />

défendeurs à les accepter et à leur payer le<br />

prix ou<br />

remettre la contrepartie dans le délai qu’il<br />

détermine à<br />

dater de la signification du jugement ;<br />

Le juge veille à respecter les droits qui<br />

résultent des<br />

conventions relatives à la cessibilité des titres<br />

s’il les<br />

juge licites. Il peut toutefois se substituer à<br />

toute partie<br />

désignée par les statuts ou les conventions<br />

pour<br />

fixer le prix d’exercice d’un droit de<br />

préemption.<br />

§ 5. Si plusieurs personnes détiennent de<br />

concert<br />

nonante cinq pour cent des titres conférant le<br />

droit de<br />

vote, la reprise s’effectue, après exercice<br />

éventuel des<br />

droits de préemption et sauf convention<br />

contraire, au<br />

prorata du nombre de titres détenus par<br />

chacun d’entre<br />

elles. Elles sont solidairement tenues au<br />

paiement<br />

du prix.<br />

§ 6. Le jugement est exécutoire. Il tient lieu de<br />

titre<br />

pour la réalisation de toutes les formalités liées<br />

à la<br />

69


echt van<br />

voorkoop te bepalen.<br />

§ 5. Indien verschillende personen in onderling<br />

overleg<br />

vijfennegentig procent van de<br />

stemrechtverlenende<br />

effecten bezitten, geschiedt de uitkoop naar<br />

verhouding<br />

van het aantal effecten waarvan elk van die<br />

persoon<br />

houder is, na de eventuele uitoefening van<br />

rechten<br />

van voorkoop en tenzij anders is<br />

overeengekomen.<br />

Ze zijn er hoofdelijk toe gehouden de prijs te<br />

betalen.<br />

§ 6. Het vonnis is uitvoerbaar. Het geldt als<br />

akte<br />

voor de vervulling van alle formaliteiten die<br />

verband<br />

houden met de overdracht van de effecten als<br />

ze op<br />

naam zijn gesteld.».».<br />

cession des titres lorsqu’ils sont nominatifs.».».<br />

VERANTWOORDING<br />

Dit amendement streeft hetzelfde na als het<br />

wetsvoorstel van<br />

mevrouw Anne Barzin en de heer Serge Van<br />

Overtveldt tot invoeging<br />

van een artikel 513bis in het Wetboek van<br />

vennootschappen<br />

teneinde de minderheidsaandeelhouders in staat te<br />

stellen de meerderheidsaandeelhouder(s) ertoe te<br />

dwingen over<br />

te gaan tot een uitkoopbod (DOC 50 1592/001).<br />

Het amendement beoogt in de wetgeving op de<br />

handelsvennootschappen<br />

een procedure van uitkoopbod op te nemen<br />

om gelijkheid te brengen tussen de kleine<br />

aandelenbezitters en<br />

de meerderheidsaandeelhouders.<br />

Krachtens het vroegere artikel 190quinquies van de<br />

gecoördineerde<br />

wetten op de handelsvennootschappen, thans<br />

artikel<br />

513 van het Wetboek van vennootschappen, is het<br />

een persoon<br />

die alleen of in onderling overleg handelt en die 95<br />

% van<br />

de stemrechtverlenende effecten van een naamloze<br />

vennootschap<br />

of van een commanditaire vennootschap op<br />

aandelen<br />

bezit immers toegestaan de<br />

minderheidsaandeelhouders ertoe<br />

te dwingen hun effecten af te staan, althans in de<br />

zogenaamde<br />

«openbare» ondernemingen, dat wil zeggen die<br />

welke een publiek<br />

beroep doen of gedaan hebben op het spaarwezen<br />

(artikel<br />

JUSTIFICATION<br />

Le present amendement reprend l’objet de la<br />

proposition de<br />

loi déposée par Mme Anne Barzin et M. Serge Van<br />

Overtveldt<br />

insérant un article 513bis dans le Code des sociétés<br />

en vue de<br />

permettre aux actionnaires minoritaires de forcer le<br />

ou les actionnaires<br />

majoritaires à procéder à une offre de reprise, (DOC<br />

50 1592/001).<br />

L’amendement vise à instaurer une procédure<br />

d’offre de reprise<br />

dans la législation sur les sociétés commerciales<br />

afin d’assurer<br />

l’équilibre entre petits porteurs et actionnaires<br />

majoritaires.<br />

En effet, l’ancien article 190quinquies des lois<br />

coordonnées<br />

sur les sociétés commerciales, actuellement l’article<br />

513 du<br />

Code des sociétés, autorise donc aujourd’hui la<br />

personne qui<br />

agit seule ou de concert et détient 95 % des titres<br />

conférant le<br />

droit de vote d’une société anonyme ou d’une<br />

société en com- mandite par action à forcer les<br />

minoritaires à céder leurs actions,<br />

à tout le moins dans les sociétés dites «publiques»,<br />

c’estàdire<br />

celles qui ont fait ou font publiquement appel à<br />

l’épargne<br />

(article 513, § 1er, du Code des sociétés).<br />

Ces dispositions créent un déséquilibre excessif que<br />

seule<br />

une symétrie pourrait atténuer. De fait, l’actionnaire<br />

minoritaire<br />

70


513, § 1, van het Wetboek van vennootschappen).<br />

Die bepalingen roepen een bovenmatige<br />

ongelijkheid in het<br />

leven, die alleen door een symmetrie zou kunnen<br />

worden<br />

gemilderd. In werkelijkheid dreigt de deelneming van<br />

de<br />

minderheidsaandeelhouder aan waarde te verliezen<br />

of<br />

onverhandelbaar te worden. De billijkheid vereist dat<br />

de aandeelhouder<br />

wiens aandeel slechts een te verwaarlozen<br />

stemrecht<br />

vertegenwoordigt alsmede een in waarde<br />

verminderde<br />

patrimoniale waarde doordat er voor het effect geen<br />

markt is,<br />

zonder daartoe rechtvaardige beweegredenen te<br />

moeten aanvoeren<br />

de wederkoop mag eisen van die effecten<br />

aangezien de<br />

meerderheidsvennoot van zijn kant het recht heeft<br />

hem die overdracht<br />

op te leggen.<br />

De tegenstanders van een dergelijk omgekeerd<br />

recht van<br />

«squeeze out» zullen erop wijzen dat sommige<br />

bepalingen van<br />

het financieel recht nu reeds de<br />

minderheidsaandeelhouder<br />

beschermen die te kampen heeft met wijzigingen<br />

inzake controle<br />

of de aandeelhouder wiens deelname elke liquiditeit<br />

verliest<br />

als gevolg van het welslagen van een openbaar bod<br />

tot<br />

koop van de effecten. Die bepalingen doen volgens<br />

ons geen<br />

afbreuk aan de gegrondheid van de voorgestelde<br />

wet:<br />

– enerzijds gelden de uitkoopverplichtingen in het<br />

kader van<br />

vastgestelde transacties, wat niet het geval is in het<br />

bepaalde<br />

van artikel 513, § 1, van het Wetboek van<br />

vennootschappen;<br />

met andere woorden, in de huidige wetgeving blijft<br />

de<br />

meerderheidsaandeelhouder meester over de<br />

opportuniteit van<br />

het tijdstip van de uitkoop, terwijl de<br />

minderheidsaandeelhouder<br />

zijn terugtrekking slechts kan eisen op de tijdstippen<br />

die direct<br />

of indirect door de meerderheidsaandeelhouder<br />

worden bepaald;<br />

– anderzijds zijn de bepalingen van het financieel<br />

recht alleen<br />

van toepassing op de overheidsondernemingen en<br />

bieden<br />

ze geen enkele oplossing voor de<br />

minderheidsaandeelhouders<br />

in privé-vennootschappen waarbinnen er voor hun<br />

effecten geen<br />

enkele liquide markt is.<br />

risque de voir sa participation se déprécier ou<br />

devenir non négociable.<br />

L’équité implique que l’actionnaire dont la<br />

participation<br />

ne représente qu’un pouvoir de vote insignifiant et<br />

une valeur<br />

patrimoniale dépréciée par l’absence de tout<br />

marché du titre<br />

puisse exiger, sans avoir à justifier de justes motifs,<br />

le rachat<br />

de ces titres, puisque de son côté, l’associé<br />

majoritaire est en<br />

droit de lui imposer cette cession.<br />

Les adversaires d’un tel droit de «squeeze out»<br />

inversé rappelleront<br />

que certaines dispositions de droit financier<br />

protègent<br />

déjà actuellement l’actionnaire minoritaire confronté<br />

à des modifications<br />

de contrôle ou l’actionnaire dont la participation perd<br />

toute liquidité en raison de la réussite d’une offre<br />

publique sur<br />

les titres. Nous pensons toutefois que ces<br />

dispositions ne retirent<br />

rien à la pertinence de la loi proposée:<br />

– D’une part, les obligations de reprise s’exercent<br />

dans le<br />

cadre d’opérations déterminées, ce qui n’est pas le<br />

cas du dispositif<br />

prévu à l’article 513, § 1er, du Code des sociétés; en<br />

d’autres termes, l’actionnaire majoritaire reste, dans<br />

le cadre<br />

législatif actuel, maître de l’opportunité du moment<br />

de la reprise<br />

tandis que l’actionnaire minoritaire ne pourra exiger<br />

son retrait<br />

qu’aux époques qui, directement ou indirectement,<br />

sont fixées<br />

par l’actionnaire majoritaire ;<br />

– En outre, les dispositions de droit financier ne<br />

s’appliquent<br />

qu’aux sociétés publiques et n’offrent aucune<br />

solution aux actionnaires<br />

minoritaires dans des sociétés privées dans<br />

lesquelles<br />

leurs titres ne bénéficient d’aucun marché liquide.<br />

L’avis du Conseil d’état sur le projet de loi modifiant<br />

l’ancien<br />

article 190quinquies (actuellement article 513, § 1er<br />

du Code<br />

des sociétés) constatait que le régime belge<br />

d’éviction des actionnaires<br />

minoritaires ne leur offre pas un pouvoir symétrique,<br />

et estimait que «l’exposé des motifs devrait à tout le<br />

moins démontrer<br />

l’absence de déséquilibre excessif, au sens de la<br />

jurisprudence<br />

EURpéenne et justifier qu’il n’est pas nécessaire de<br />

créer un droit symétrique.»1<br />

Tel semble également être l’avis de la Commission<br />

EURpéenne<br />

des droits de l’homme. Dans un avis du 12 octobre<br />

1982, celle-ci a dû s’interroger sur la compatibilité<br />

de la reprise<br />

forcée des actions de l’associé minoritaire avec<br />

71


De Raad van State heeft in zijn advies over het<br />

wetsontwerp<br />

tot wijziging van artikel 190quinquies (thans artikel<br />

513, § 1,<br />

van het Wetboek van vennootschappen) opgemerkt<br />

dat de<br />

Belgische regeling inzake uitwinning van de<br />

minderheidsaandeelhouders<br />

hun geen recht verleent dat gelijkwaardig is<br />

aan het aan de meerderheidsaandeelhouder<br />

toegekende recht,<br />

en hij heeft het volgende gesteld: «In de memorie<br />

van toelichting<br />

zou op zijn minst moeten worden aangetoond dat er<br />

geen<br />

buitenmatige ongelijkheid bestaat, in de zin van de<br />

Europese<br />

rechtspraak, en zou moeten worden aangegeven<br />

dat het niet<br />

nodig is een gelijkwaardig recht te creëren.»1.<br />

Het standpunt van de Europese Commissie voor de<br />

Rechten<br />

van de Mens is kennelijk gelijkluidend. Die heeft<br />

zich in een<br />

advies van 12 oktober 1982 moeten uitspreken over<br />

de<br />

bestaanbaarheid van de gedwongen uitkoop van de<br />

effecten<br />

van de minderheidsaandeelhouder met artikel 1 van<br />

het eerste<br />

aanvullend protocol houdende verbod op de<br />

berovingen. De<br />

Commissie is van oordeel geweest dat de Zweedse<br />

wet die<br />

een dergelijke gedwongen uitkoop toestaat niet in<br />

strijd is met<br />

die bepaling omdat ze geen ongelijkheid in het leven<br />

roept aangezien<br />

de aan de meerderheidsaandeelhouder toegekende<br />

mogelijkheid van gedwongen uitkoop<br />

gecompenseerd werd door<br />

het bestaan van dezelfde mogelijkheid voor de<br />

minderheidsaandeelhouders.<br />

De lidstaten van de Europese Unie die aan België<br />

grenzen,<br />

hebben voor de minderheidsaandeelhouders een<br />

recht van gedwongen<br />

overname ingevoerd.<br />

Zo bepaalt artikel 5-6-1, van het Franse règlement<br />

général<br />

du conseil des marchés financiers dat wanneer een<br />

persoon of<br />

groep van personen die in onderling overleg<br />

handelen 95 % van<br />

de stemrechtverlenende effecten bezitten die<br />

gekoppeld zijn aan<br />

de effecten die zijn opgenomen in de officiële<br />

beursnotering of<br />

in de notering van de tweede markt, de houder van<br />

een of meer<br />

stemrecht verlenende kapitaalsaandelen of van<br />

verschillende<br />

effecten met stemrecht, aan de raad mag vragen<br />

dat hij van de<br />

meerderheidsaandeelhouder of van de<br />

l’article 1er du<br />

premier protocole additionnel interdisant les<br />

spoliations. La<br />

Commission a estimé que la loi suédoise autorisant<br />

une telle<br />

reprise forcée n’était pas contraire à cette<br />

disposition car elle<br />

ne créait pas de déséquilibre dès lors que la faculté<br />

de reprise<br />

forcée reconnue à l’actionnaire majoritaire était<br />

contrebalancée<br />

par l’existence de la même faculté dans le chef des<br />

minoritaires.<br />

Les États membres de l’Union EURpéenne, voisins<br />

de la<br />

Belgique ont introduit un droit de reprise forcée dans<br />

le chef des<br />

actionnaires minoritaires.<br />

Ainsi, en France, l’article 5-6-1 du règlement général<br />

du conseil<br />

des marchés financiers dispose que lorsqu’une<br />

personne<br />

ou un groupe de personnes agissant de concert<br />

détient 95 %<br />

des droits de vote attachés aux titres inscrits à la<br />

cote officielle<br />

ou à la cote du second marché, le détenteur d’un ou<br />

de plusieurs<br />

titres de capital conférant des droits de vote ou de<br />

plusieurs<br />

titres de droit de vote peut demander au conseil de<br />

requérir<br />

le dépôt par l’actionnaire majoritaire ou le groupe<br />

majoritaire<br />

d’un projet d’offre publique de retrait.<br />

L’harmonisation du droit des minoritaires à<br />

demander leur<br />

retrait forcé est actuellement d’autant plus<br />

opportune en ce qui<br />

concerne les sociétés dont les titres sont cotés:<br />

– d’une part, à la suite de la fusion des bourses de<br />

Paris,<br />

Amsterdam et Bruxelles, les valeurs mobilières des<br />

sociétés<br />

de droit belge seront traitées indifféremment sur ces<br />

trois bourses,<br />

au côté des valeurs des sociétés ressortissantes de<br />

ces<br />

deux pays. Il paraît logique d’introduire un statut<br />

harmonisé<br />

des petits porteurs ;<br />

– d’autre part, ces actionnaires minoritaires ne<br />

peuvent même<br />

pas introduire l’action en retrait prévue par l’ancien<br />

article 190quater<br />

(actuellement article 642 du Code des sociétés pour<br />

les<br />

sociétés anonymes et article 340 pour les sociétés<br />

privées à<br />

responsabilité limitée).<br />

La proposition de loi confère au petit porteur de<br />

titres le droit<br />

d’exiger que l’actionnaire disposant seul ou de<br />

concert nonante<br />

cinq pour cent des titres conférant le droit de vote<br />

72


meerderheidsgroep de<br />

indiening eist van een ontwerp van openbaar bod<br />

van uittreding.<br />

De harmonisatie van het recht van de<br />

minderheidsaandeelhouders<br />

om hun gedwongen uittreding te vragen, is<br />

thans des te meer opportuun voor de<br />

vennootschappen waarvan<br />

de effecten genoteerd zijn:<br />

– enerzijds zullen, als gevolg van de samensmelting<br />

van de<br />

beurzen van Parijs, Amsterdam en Brussel de<br />

waardepapieren<br />

van de vennootschappen naar Belgisch recht<br />

zonder onderscheid<br />

worden behandeld op die drie beurzen, naast de<br />

waarden<br />

van de Franse en de Nederlandse<br />

vennootschappen. Het<br />

lijkt logisch ervoor te zorgen dat de kleine<br />

aandelenbezitters<br />

een eenvormig statuut krijgen;<br />

– anderzijds mogen de minderheidsaandeelhouders<br />

zelfs niet<br />

de vordering tot uittreding instellen die is bedoeld in<br />

het vroegere<br />

artikel 190quater (thans artikel 642 van het Wetboek<br />

van<br />

vennootschappen voor de naamloze<br />

vennootschappen en artikel<br />

340 voor de besloten vennootschappen met<br />

beperkte aansprakelijkheid).<br />

Het wetsvoorstel verleent aan de kleine<br />

aandelenbezitter het<br />

recht te eisen dat de aandeelhouder die alleen of in<br />

onderling<br />

overleg vijfennegentig procent van de<br />

stemrechtverlenende effecten<br />

van een naamloze vennootschap bezit, die effecten<br />

overneemt.<br />

Het lijkt ons gepast te bepalen dat indien de<br />

meerderheidsaandeelhouder<br />

aan wie de vraag wordt gericht een vennootschap<br />

is die een beroep doet of heeft gedaan op het<br />

spaarwezen,<br />

de uitkoop kan geschieden door de omruiling van<br />

door<br />

die vennootschap uitgegeven effecten.<br />

Daarentegen komt het ons voor dat in tal van<br />

gevallen de<br />

zwakke deelname van de aanvrager niet<br />

rechtvaardigt dat een<br />

beroep wordt gedaan op een ingewikkelde en dure<br />

procedure,<br />

waarvan de nadelen de doeltreffendheid in het<br />

gedrang zouden<br />

brengen. Het lijkt ons oordeelkundiger aan de<br />

bevoegde overheid<br />

een ruime vrijheid te verlenen voor de beoordeling<br />

van de<br />

uitkoopvoorwaarden van de<br />

meerderheidsaandeelhouder, rekening<br />

houdend met onder meer overeenkomsten van<br />

aandeelhouders,<br />

precedenten of andere omstandigheden die eigen<br />

d’une société<br />

anonyme lui reprenne ses titres.<br />

Il nous paraît opportun de prévoir, lorsque<br />

l’actionnaire majoritaire<br />

à qui la demande est adressée est une société<br />

ayant<br />

ou faisant publiquement appel à l’épargne, que la<br />

reprise puisse<br />

être effectuée par voie d’échange de titres émis par<br />

cette société.<br />

Par contre, il nous apparaît que dans de nombreux<br />

cas, la<br />

faible participation du demandeur ne justifie pas le<br />

recours à<br />

une procédure complexe et coûteuse dont les<br />

inconvénients<br />

ruineraient l’efficacité. Il nous paraît plus judicieux<br />

de laisser à<br />

l’autorité compétente une large marge<br />

d’appréciation des conditions<br />

de reprise formulées par l’actionnaire majoritaire en<br />

tenant<br />

notamment compte de conventions<br />

d’actionnaires, de précédents<br />

ou d’autres circonstances propres à l’espèce. Les<br />

conditions offertes feront l’objet d’un avis établi par<br />

le conseil<br />

d’administration sur lequel le commissaire réviseur<br />

ou, à défaut,<br />

un réviseur d’entreprises ou un expert comptable<br />

désigné<br />

par le repreneur rapportera. Si la société dont la<br />

reprise des<br />

titres est sollicitée a fait ou fait publiquement appel à<br />

l’épargne,<br />

l’avis de la Commission bancaire et financière sera<br />

également<br />

sollicité et déposé au dossier de procédure.<br />

De même, afin d’éviter que l’actionnaire majoritaire<br />

soit confronté<br />

à des demandes répétées entamées par différents<br />

petits<br />

porteurs, il nous a paru opportun de lui permettre<br />

d’entamer en<br />

cours de procédure la demande visée à l’article<br />

190quinquies.<br />

Si les parties ne peuvent s’entendre sur les<br />

conditions de la<br />

reprise, celles-ci seront déterminées par le président<br />

du tribunal<br />

de commerce statuant comme en référé.<br />

Anne BARZIN (PRL-FDF-MCC)<br />

Serge VAN OVERTVELDT (PRL-FDF-MCC)<br />

73


zijn<br />

aan het geval. De raad van bestuur geeft over de<br />

voorgestelde<br />

voorwaarden een advies, waarover de commissarisrevisor<br />

of<br />

bij zijn ontstentenis een bedrijfsrevisor of een<br />

accountant aangewezen<br />

door de overnemer verslag uitbrengt. Indien de<br />

vennootschap<br />

waarvan de uitkoop van de effecten wordt gevraagd<br />

een beroep doet of heeft gedaan op het<br />

spaarwezen, wordt ook<br />

het advies gevraagd van de Commissie voor het<br />

bank- en<br />

financiewezen, dat bij het proceduredossier wordt<br />

gevoegd.<br />

Om te voorkomen dat de<br />

meerderheidsaandeelhouder te<br />

maken krijgt met herhaalde aanvragen van<br />

verschillende kleine<br />

aandelenbezitters, is het ons ook opportuun geleken<br />

hem de<br />

mogelijkheid te bieden in de loop van de procedure<br />

de in artikel<br />

190quinquies bedoelde aanvraag in te dienen.<br />

Indien de partijen het niet eens kunnen worden over<br />

de uitkoopvoorwaarden,<br />

worden die vastgesteld door de voorzitter<br />

van de Rechtbank van Koophandel, die uitspraak<br />

doet in kort geding.<br />

74


BIJLAGE 3<br />

Artikel 32 en Hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 8 november 1989<br />

(Belgisch Staatsblad van 11 november 1989) (openbare aanbiedingen)<br />

75


Art. 32.<br />

(Indien de bieder, na afloop van het bod, 90 pct. of meer van de effecten van de<br />

doelvennootschap bezit, moet hij, binnen een maand na de in artikel 27 bedoelde<br />

datum, het bod gedurende ten minste vijftien dagen heropenen om de<br />

effectenhouders die, te goeder trouw, daarop niet zijn ingegaan, de gelegenheid te<br />

geven hun effecten te verkopen tegen de biedprijs.<br />

Wanneer er geen heropening krachtens het eerste lid heeft plaatsgevonden en de<br />

bieder binnen drie maanden na afsluiting van het bod vraagt om de effecten van de<br />

doelvennootschap uit de notering op een Belgische gereglementeerde markt te<br />

schrappen, moet hij, binnen een maand na dit verzoek, het bod gedurende ten minste<br />

vijftien dagen heropenen.) <br />

(Indien de bieder, ingevolge een openbaar (koopaanbod) of de heropening daarvan<br />

als bedoeld in het eerste lid (of in het tweede lid), alleen, rechtstreeks of<br />

onrechtstreeks, dan wel in onderling overleg, 95 pct. of meer bezit van de<br />

stemrechtverlenende effecten van de (doelvennootschap), mag hij, op voorwaarde<br />

dat hij die mogelijkheid expliciet heeft opgenomen in het prospectus, het bod tegen<br />

dezelfde voorwaarden heropenen gedurende ten minste vijftien dagen na de<br />

bekendmaking van de resultaten van het bod, om een uitkoopbod in de zin van<br />

artikel 190quinquies van de vennootschapswet uit te brengen. <br />

Hoofdstuk IV van dit besluit is niet van toepassing op deze heropening.<br />

De effecten die na afsluiting van het aldus heropende bod niet zijn aangeboden,<br />

worden geacht van rechtswege aan de bieder te zijn overgedragen. De noodzakelijke<br />

(fondsen) voor de betaling van de overgedragen effecten worden in bewaring<br />

gegeven bij de Deposito- en Consignatiekas ten gunste van hun vroegere eigenaars.<br />

<br />

(Het derde en het vierde lid) zijn op de bieder die alleen, rechtstreeks of<br />

onrechtstreeks, dan wel in onderling overleg, de controle op de (doelvennootschap)<br />

bezat vooraleer het bod uit te brengen, enkel van toepassing, indien de bieder na<br />

afloop van zijn bod of de heropening daarvan, bovenop de 95 pct. als bedoeld (in het<br />

derde lid), ten minste 66 pct. heeft weten te verkrijgen van de effecten die hij op het<br />

ogenblik van het uitbrengen van zijn bod, nog niet bezat.) <br />

Het (in het eerste lid) bedoelde quotum wordt berekend overeenkomstig artikel 2, § 1<br />

van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen<br />

in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare<br />

overnameaanbiedingen en de ter uitvoering hiervan genomen maatregelen. (Om het<br />

in het tweede lid bedoelde quotum van 95 pct. te berekenen worden de effecten in<br />

bezit van met de bieder verbonden personen en van personen die (in onderling<br />

overleg) met hem handelen, bij de effecten in bezit van de bieder geteld.) <br />

76


HOOFDSTUK IV. - (Openbare uitkoopaanbiedingen.) <br />

Afdeling 1. - Algemene bepalingen.<br />

Art. 45. Elk<br />

openbaar uitkoopbod moet aan de volgende voorwaarden voldoen:<br />

1° het openbaar uitkoopbod moet slaan op alle effecten van de (doelvennootschap)<br />

die nog niet in het bezit zijn van de bieder of van de personen met wie hij (in<br />

onderling overleg) optreedt, en die al dan niet het kapitaal vertegenwoordigen (en<br />

stemrecht verlenen), alsook op de effecten die recht geven op de inschrijving op of<br />

de verwerving van dergelijke effecten of op de conversie in dergelijke effecten (...);<br />

<br />

2° de bieder moet alleen, rechtstreeks of onrechtstreeks, dan wel in onderling<br />

overleg, 95 pct. van de stemrechtverlenende effecten van de (doelvennootschap)<br />

bezitten; om dit quotum van 95 pct. te berekenen worden de effecten in bezit van met<br />

de bieder verbonden personen en van personen die (in onderling overleg) met hem<br />

handelen, bij de effecten in bezit van de bieder geteld, <br />

3° (de prijs moet bestaan uit een som geld;) alle noodzakelijke middelen voor de<br />

verwezenlijking van het bod moeten beschikbaar zijn, hetzij op een rekening bij een<br />

kredietinstelling, hetzij in de vorm van een onherroepelijk en onvoorwaardelijk<br />

krediet dat een kredietinstelling voor de bieder heeft geopend; deze middelen moeten<br />

worden geblokkeerd om de betaling te waarborgen van de aankoopprijs van de<br />

effecten die in het kader van het bod zijn verworven of uitsluitend daartoe worden<br />

aangewend, <br />

4° de voorwaarden en regels voor het bod moeten in overeenstemming zijn met de<br />

bepalingen van dit besluit; bovendien moeten zij, inzonderheid qua prijs, zodanig<br />

zijn geformuleerd dat de belangen van de effectenhouders veilig zijn gesteld,<br />

5° de bieder moet zich, wat hem betreft, ertoe verbinden het bod ten einde te<br />

brengen en mag, zodra hij de in artikel 46 bedoelde kennisgeving heeft verricht, geen<br />

effecten waarop het bod betrekking heeft, verwerven tegen andere voorwaarden dan<br />

die van het bod, tenzij hij die uitbreidt tot alle begunstigden van het bod;<br />

6° de inontvangstneming van de acceptaties en de betaling van de prijs moeten<br />

worden gewaarborgd door een (...) kredietinstelling (of door een<br />

beursvennootschap). <br />

Afdeling 2. - Kennisgeving aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.<br />

Art. 46. Wanneer een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die alleen, rechtstreeks<br />

of onrechtstreeks, dan wel in onderling overleg, 95 pct. bezit van de stemrechtverlenende<br />

effecten van een naamloze vennootschap die een openbaar beroep op het<br />

spaarwezen doet of gedaan heeft in de zin van artikel 26 van de vennootschapswet,<br />

alle effecten van die vennootschap wenst te verwerven, moet hij dit vooraf ter kennis<br />

77


engen van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen overeenkomstig artikel<br />

26 van het koninklijk besluit nr. 185 zoals uitgelegd door (artikel 22) van de wet van<br />

l0 juni 1964 op het openbaar aantrekken van spaargelden. <br />

De kennisgeving moet, naast de prijs. de voorwaarden en de voornaamste regels<br />

voor het bod, gegevens bevatten waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 45<br />

is voldaan.<br />

Art. 47. Bij de kennisgeving aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen<br />

wordt een dossier gevoegd dat is opgemaakt overeenkomstig de voorschriften van de<br />

Commissie voor het Bank- en Financiewezen en inzonderheid de volgende stukken<br />

bevat:<br />

1° het ontwerpprospectus voor het openbaar uitkoopbod;<br />

2° het verslag van een van de bieder onafhankelijke expert over de relevantie, ten<br />

aanzien van de gebruikelijke waarderingscriteria, van de door de bieder gehanteerde<br />

methode(s) om de vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen; in dit<br />

verslag vermeldt de expert ook (of hij van oordeel is dat met de prijs de belangen van<br />

de effectenhouders al dan niet worden veilig gesteld); het verslag van de<br />

onafhankelijke expert bevat ten minste de volgende gegevens: <br />

a) (een omstandige opgave van de identiteit van de doelvennootschap, van de<br />

structuur en samenstelling van haar aandeelhouderskring, van het geheel van<br />

ondernemingen waartoe zij behoort, van haar werkzaamheden en uitsplitsing<br />

hiervan, van de recente ontwikkeling en van de identiteit van de leiders;) <br />

b) de laatste jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening alsmede een recentere<br />

staat indien zich sinds de afsluitingsdatum van deze jaarrekeningen belangrijke<br />

wijzigingen hebben voorgedaan of meer dan 9 maanden zijn verstreken;<br />

c) een duidelijke opgave van de verschillende effecten waarop het bod slaat;<br />

d) de waardering van de vennootschap door de bieder en de verantwoording van de<br />

geboden prijs;<br />

e) de opgave van de door de bieder gehanteerde waarderingsmethode(s):<br />

f) de beoordeling door de expert in hoever, ten opzichte van de gebruikelijke<br />

waarderingsregels, de door de bieder gehanteerde methode(s) relevant zijn om de<br />

vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen;<br />

g) het advies van de expert over de vraag of met de geboden prijs al dan niet de<br />

belangen van de effectenhouders zijn veilig gesteld.<br />

3° het advies van de raad van bestuur van de (doelvennootschap), waarin de raad<br />

stelt dat het door de bieder opgestelde prospectus naar zijn oordeel geen leemten<br />

vertoont of geen gegevens bevat die de effectenhouders van de (doelvennootschap)<br />

kunnen misleiden. Bovendien moet in dit advies het oordeel staan van de raad van<br />

bestuur over het verslag van de onafhankelijke expert. Tot slot moet het advies<br />

vermelden of (de raad van bestuur) vindt dat met de prijs de belangen van de<br />

effectenhouders al dan niet veilig kunnen worden gesteld; <br />

78


4° indien artikel 4 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en<br />

de financiële markten van toepassing is, een kopie van het in dit artikel bedoelde<br />

verzoek om toelating.<br />

Afdeling 3. - <br />

Prospectus.<br />

Art. 48. Het prospectus mag pas na goedkeuring door de Commissie voor het Banken<br />

Financiewezen worden openbaar gemaakt.<br />

Het moet de voorwaarden van het bod vermelden en de nodige gegevens bevatten<br />

om, naar gelang van de eigenschappen van de bieder, de (doelvennootschap) en de<br />

effecten waarop het bod slaat, de effectenhouders van de (doelvennootschap) in staat<br />

te stellen zich een gegrond oordeel te vormen over de geboden prijs. <br />

Artikel 49. De voorwaarden van het bod moeten bepalen:<br />

1° dat elke verhoging van de biedprijs geldt voor de effectenhouders die het bod<br />

vóór die verhoging hebben aanvaard;<br />

2° dat een aanvaarding van het bod vooraleer een prospectus is openbaar gemaakt,<br />

niet bindend is voor de effectenhouders.<br />

Art. 50. Onverminderd de verplichting van artikel 48, bevat het prospectus ten minste<br />

de gegevens die zijn voorgeschreven door het bij dit besluit gevoegde schema.<br />

Zijn er verschillende bieders, dan worden de door het eerste lid voorgeschreven<br />

gegevens voor elk van hen verstrekt.<br />

Wanneer sommige door het eerste lid voorgeschreven gegevens niet blijken aan te<br />

sluiten bij het bedrijf of de rechtsvorm van de bieder of de (doelvennootschap), dan<br />

moeten gelijkwaardige gegevens worden verstrekt. <br />

Art. 51. Het prospectus moet openbaar worden gemaakt in de vorm van een brochure<br />

die ten minste bij de in artikel 45, 7°, bedoelde kredietinstelling kosteloos voor het<br />

publiek verkrijgbaar is, behalve indien de effecten op naam zijn. In laatstgenoemd<br />

geval kan de bieder het prospectus openbaar maken door het met een aangetekende<br />

brief of een brief met ontvangstbewijs naar elk van de begunstigden van het bod te<br />

sturen.<br />

Bovendien moet in een of meer (dagbladen die nationaal of in grote oplage in<br />

België worden verspreid) een bericht worden geplaatst waarin wordt aangegeven op<br />

welke plaats(en) in België het prospectus voor het publiek verkrijgbaar is. <br />

Artikel 52. Bij het prospectus moet een in twee exemplaren opgemaakt<br />

79


aanvaardingsbulletin worden gevoegd. Het prospectus en het aanvaardingsbulletin<br />

vormen één geheel.<br />

Art. 53. Vanaf de openbaarmaking van de in artikel 56 bedoelde kennisgeving mogen<br />

de bieder, de (doelvennootschap) en de personen die (in onderling overleg) met hen<br />

optreden, geen stuk bekendmaken of laten bekendmaken, geen verklaringen afleggen<br />

noch mededelingen doen die het publiek kunnen misleiden. <br />

Wanneer stukken of verklaringen worden openbaar gemaakt die het publiek kunnen<br />

misleiden, kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van de auteurs een<br />

rechtzetting eisen en, zo dit niet binnen de vastgestelde termijn geschiedt, zelf op<br />

kosten van de auteurs deze rechtzetting openbaar maken.<br />

Art. 54. Elk nieuw betekenisvol feit dat invloed kan hebben op de oordeelsvorming<br />

van de effectenhouders van de (doelvennootschap) en zich voordoet tussen het<br />

ogenblik waarop de inhoud van het prospectus is vastgesteld en de afsluiting van het<br />

bod, moet worden vermeld in een aanvulling bij het prospectus, die (op de door de<br />

Commissie voor het Bank- en Financiewezen toegelaten wijze) wordt gecontroleerd<br />

en openbaar gemaakt. <br />

Art. 55. Na de openbaarmaking van het prospectus moeten alle stukken, verklaringen<br />

of mededelingen vanwege personen als bedoeld in artikel 53, eerste lid, vermelden<br />

dat er een prospectus bestaat en waar dit overeenkomstig artikel 51 openbaar wordt<br />

gemaakt.<br />

Afdeling 4. - Eventuele opmerkingen over het bod en de goedkeuring van het<br />

prospectus.<br />

Art. 56. Wanneer de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een kennisgeving<br />

overeenkomstig artikel 46 heeft ontvangen, maakt zij deze kennisgeving (op kosten<br />

van de bieder uiterlijk de dag na ontvangst openbaar en vermeldt zij waar het<br />

bijgevoegde verslag van de onafhankelijke deskundige kosteloos verkrijgbaar wordt<br />

gesteld voor het publiek, op de door haar bepaalde wijze). <br />

Zij brengt deze openbaarmaking dezelfde dag ter kennis van:<br />

1° (het Directiecomité of de marktautoriteit van de Belgische gereglementeerde<br />

markt waarop de effecten zijn genoteerd.) <br />

2° de bedoelde vennootschap;<br />

3° de bieder.<br />

80


Art. 57. De houders van effecten waarop het bod slaat, beschikken over een termijn<br />

van vijftien dagen na de openbaarmaking van de kennisgeving en van het verslag van<br />

de onafhankelijke deskundige, om de Commissie voor het Bank- en Financiewezen<br />

hun bezwaren mede te delen tegen het bod en, inzonderheid, tegen de waardering<br />

van de effecten van de (doelvennootschap) of de geboden prijs, gelet op de zorg om<br />

hun belangen veilig te stellen. <br />

Na afloop van die termijn van vijftien dagen kan de Commissie binnen vijftien<br />

dagen aan de bieder mededelen welke opmerkingen zij heeft over het bod. Die<br />

opmerking worden op de meest passende wijze meegedeeld aan de bieder, de<br />

(doelvennootschap), de betrokken directiecomités van de effectenbeurzen of de<br />

andere betrokken marktautoriteiten alsook aan de effectenhouders die hun bezwaren<br />

binnen de in het eerste lid bepaalde termijn hebben medegedeeld aan de Commissie<br />

voor het Bank- en Financiewezen. Indien de Commissie voor het Bank- en<br />

Financiewezen dit nuttig acht, kan zij die opmerkingen openbaar maken op de wijze<br />

die zij bepaalt. <br />

Indien de Commissie geen opmerkingen over het voorgestelde bod meent te moeten<br />

maken, kan zij meteen uitspraak doen over de goedkeuring van het prospectus.<br />

Art. 58. Indien de Commissie voor het Bank- en Financiewezen opmerkingen heeft<br />

over het voorgestelde bod, beschikt de bieder over een termijn van vijftien dagen na<br />

de mededeling van die opmerkingen om daarop te reageren en eventueel zijn bod te<br />

wijzigen in gunstigere zin voor de effectenhouders.<br />

Na afloop van de termijn van vijftien dagen als bedoeld in het eerste lid, doet de<br />

Commissie voor het Bank- en Financiewezen uitspraak over de goedkeuring van het<br />

prospectus, behoudens toepassing van de artikelen 16 en 17 van de wet van 2 maart<br />

1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde<br />

vennootschappen en de reglementering van de openbare overnameaanbiedingen.<br />

Afdeling 5. - Duur van de aanvaardingsperiode en afsluiting van het bod.<br />

Art. 59. De periode voor de aanvaarding van het bod bedraagt minimum tien en<br />

maximum twintig dagen, te rekenen vanaf de datum waarop het prospectus openbaar<br />

is gemaakt.<br />

Artikel 60. Binnen vijf dagen na de afsluiting van het bod moet de bieder de resultaten<br />

ervan openbaar maken.<br />

De effecten die na afsluiting van het bod niet zijn aangeboden, worden geacht van<br />

rechtswege aan de bieder te zijn overgedragen. De noodzakelijke middelen voor de<br />

betaling van de overgedragen effecten worden in bewaring gegeven bij de Depositoen<br />

Consignatiekas ten gunste van hun vroegere eigenaars.<br />

81


(Bij afsluiting van het bod zal het Directiecomité of de betrokken marktautoriteit<br />

van de Belgische gereglementeerde markten de effecten die op hun markten waren<br />

genoteerd ambtshalve schrappen.) <br />

Art. 61. Onze<br />

Minister van Economische Zaken, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van<br />

Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.<br />

Bijlage.<br />

Art. N. (NOTA: de bijlage werd in twee fictieve artikels, 1N en 2N, verdeeld.)<br />

Art. 1N. Schema voor het prospectus voor openbare overnameaanbiedingen.<br />

Onverminderd de verplichting als bedoeld in artikel 20 van het besluit, moet het<br />

prospectus tenminste volgende vermeldingen en gegevens bevatten:<br />

1. In verband met de goedkeuring van het prospectus door de Commissie voor het<br />

Bank- en Financiewezen en de personen die verantwoordelijk zijn voor het<br />

prospectus:<br />

a) Vermelding dat het prospectus is goedgekeurd door de Commissie voor het<br />

Bank- en Financiewezen, maar dat deze goedkeuring geen beoordeling inhoudt van<br />

de opportuniteit noch van de intrinsieke waarde van de verrichting.<br />

b) Identiteit en hoedanigheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor het<br />

prospectus en hun verklaring dat, voor zover hen bekend, de gegevens hiervan<br />

stroken met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waardoor de<br />

strekking van het prospectus zou wijzigen.<br />

2. In verband met de bieder:<br />

a) Een omstandige opgave van zijn identiteit, de structuur en samenstelling van zijn<br />

aandeelhouderskring, het geheel van ondernemingen waartoe hij behoort, zijn<br />

werkzaamheden en uitsplitsing hiervan, recente ontwikkeling, identiteit van de<br />

leiders.<br />

b) De laatste jaarrekening en/of geconsolideerde jaarrekening alsmede een recentere<br />

staat indien zich sinds de afsluitingsdatum van deze jaarrekeningen belangrijke<br />

wijzigingen hebben voorgedaan of meer dan negen maanden verstreken zijn.<br />

Indien de gewone of de geconsolideerde jaarrekening niet strookt met de richtlijnen<br />

van de Raad van de Europese Gemeenschappen over de jaarrekening van de<br />

ondernemingen en geen getrouw beeld geeft van het vermogen, de financiële positie<br />

en de resultaten van de (doelvennootschap) moeten uitvoeriger en/of aanvullende<br />

inlichtingen worden verstrekt. <br />

c) Hoeveel effecten van de (doelvennootschap) hij bezit op de dag dat het<br />

prospectus wordt vastgesteld en het aantal effecten van de (doelvennootschap) dat hij<br />

heeft verworven tijdens de twaalf maanden vóór deze datum, alsook de vermelding<br />

of deze aankopen ter beurze of buiten beurs zijn geschied, de datum van deze<br />

aankopen en de betaalde prijs (prijzen) of de geboden tegenwaarde. <br />

De in voorgaand lid bedoelde gegevens voor de effecten van de (doelvennootschap)<br />

in bezit van en verworven door met de bieder verbonden personen en personen die<br />

82


(in onderling overleg) met hem optreden. <br />

3. In verband met het bod:<br />

a) Indien het bod uitgaat van verschillende bieders, indien het bod volledig of ten<br />

dele wordt gedaan voor rekening van een derde, indien de bieder zich ertoe<br />

verbonden heeft aan een derde alle of een deel van de effecten die hij na het bod in<br />

de (doelvennootschap) zou bezitten, te retrocederen, of indien de bieder (in onderling<br />

overleg) met andere personen optreedt: <br />

- de identiteit van deze personen;<br />

- de grootte en de modaliteiten van hun respectief aandeel in het bod.<br />

b) De doelstellingen die de bieder nastreeft met het bod en zijn bedoelingen ten<br />

overstaan van de (doelvennootschap) als het bod slaagt, met name waar de bieder de<br />

(doelvennootschap) in zijn groep situeert, de eventuele herstructureringen van de<br />

(doelvennootschap) en van de vennootschappen die van haar afhangen, het<br />

werkgelegenheidsbeleid in de (doelvennootschap) en in de vennootschappen die van<br />

haar afhangen, eventueel voorgenomen statutenwijziging in de (doelvennootschap),<br />

eventuele initiatieven voor de notering van de effecten van de (doelvennootschap),<br />

het beleid inzake kapitaalvergoeding. <br />

c) Vermelding van het orgaan van de bieder dat tot het bod beslist en de datum van<br />

de beslissing.<br />

Bewijs dat het gaat om het wettelijk en statutair hiertoe gemachtigde orgaan.<br />

d) Bewijs dat aan de voorwaarden van artikel 3, § 2, 1° tot 5° is voldaan.<br />

e) Vermelding welke toelatingen eventueel vereist zijn om het bod te kunnen<br />

uitbrengen.<br />

f) Hoeveel en welke effecten de bieder voornemens is te verwerven.<br />

(Eventuele vermelding door de bieder dat hij zich, overeenkomstig artikel 32,<br />

tweede en derde lid, van het besluit, het recht voorbehoudt om het bod te heropenen<br />

gedurende een periode van ten minste vijftien dagen vanaf de bekendmaking van de<br />

resultaten van het bod, om een uitkoopbod uit te brengen in de zin van artikel<br />

190quinquies van de vennootschapswet, indien hij, ingevolge het bod of een<br />

heropening daarvan als bedoeld in artikel 32, eerste lid van het besluit, 95 pct. of<br />

meer bezit van de stemrechtverlenende effecten van de (doelvennootschap). <br />

Eventuele vermelding door de bieder dat hij, overeenkomstig artikel 41, § 3, van het<br />

besluit, aan het bod uitgebracht met toepassing van artikel 41 van het besluit, de<br />

uitwerking geeft van een uitkoopbod als bedoeld in artikel 190quinquies van de<br />

vennootschapswet.) <br />

g) In geval van een koopaanbod, vermelding en verantwoording van de prijs. Als<br />

verschillende categorieën van effecten tegen verschillende prijzen zijn verworven,<br />

vermelding van deze prijzen en verantwoording van de prijsverschillen.<br />

h) In geval van een bod tot omruiling, worden de gegevens die krachtens de<br />

artikelen 29 en 29bis van het koninklijk besluit nr 185 op de bankcontrole en het<br />

uitgifteregime voor titels en effecten en de ter uitvoering ervan genomen besluiten<br />

moeten worden verstrekt, voor de als vergoeding aangeboden effecten vermeld.<br />

83


i) Vermelding van de openings- en slotdatum van het bod, vermelding van een<br />

eventuele verlenging of heropening van het bod.<br />

j) Vermelding van de plaatsen waar de prospectussen met aanvaardingsbulletins<br />

verkrijgbaar zijn; vermelding van de plaatsen waar de acceptaties en de effecten<br />

worden neergelegd en van de uiterste datum voor de neerlegging van deze stukken.<br />

k) Vermelding of het bod voorwaardelijk of onvoorwaardelijk is; (indien het bod<br />

voorwaardelijk is) vermelding van de voorwaarden. <br />

l) Vermelding van het recht dat de bieder zich eventueel voorbehoudt om de<br />

aangeboden effecten te verwerven als de respons kleiner is dan het gewenste<br />

minimum.<br />

m) Datum waarop het bod en de beslissing van de bieder om de aangeboden<br />

effecten te verwerven, worden openbaar gemaakt, zelfs als dit aantal niet<br />

beantwoordt aan het gewenste minimum.<br />

n) Vermelding dat de effectenhouders die het bod aanvaarden in geval van een<br />

regelmatig en gunstiger tegenbod van hun verbintenis worden ontheven; vermelding<br />

dat bij hoger bod door de bieder dit hoger bod geldt voor alle effectenhouders die het<br />

bod hebben aanvaard.<br />

o) Vermelding van de data en de modaliteiten van de betaling.<br />

p) Vermelding dat de eventuele taksen en kosten ten laste zijn van de<br />

effectenhouders of van de bieder.<br />

q) Advies van de raad van bestuur van de (doelvennootschap) waaruit blijkt: <br />

- dat hij kennis heeft genomen van het prospectusontwerp inclusief de datum;<br />

- welke eventuele aanvullende informatie hij voorstelt;<br />

- hoe hij de opportinuteit van het bod ten overstaan van het belang van alle<br />

effectenhouders, schuldeisers en werknemers dooreengenomen, beoordeelt;<br />

- hoeveel effecten in bezit zijn van zijn leden en de effectenhouders die zij in feite<br />

vertegenwoordigen alsmede of zij al dan niet voornemens zijn het bod te aanvaarden;<br />

- indien de statuten van de (doelvennootschap) goedkeuringsclausules bevatten,<br />

welke beslissingen het bevoegde orgaan gaat nemen; in geval van weigering van het<br />

bevoegde orgaan, welke maatregelen worden overwogen om de effectenhouders in<br />

staat te stellen uit de vennootschap te treden; <br />

- indien de statuten van de (doelvennootschap) voorkoopclausules bevatten, welke<br />

de voornemens zijn van de begunstigden. <br />

Vermelding of het advies van de raad van bestuur van de (doelvennootschap)<br />

unaniem is, zo niet, welke de verschillende strekkingen zijn. <br />

Het advies van de raad van bestuur kan separaat worden bekendgemaakt.<br />

r) Vermelding van het advies van de ondernemingsraad of bij gebrek aan<br />

unanimiteit, het standpunt van elke fractie.<br />

s) Vermelding van de eventuele adviezen van financiële instellingen of experten<br />

over de voorwaarden van het bod identificatie van deze natuurlijke en/of<br />

rechtspersonen.<br />

4. In verband met de (doelvennootschap): <br />

84


a) De gegevens als bedoeld sub 2, a) en b).<br />

b) Een gedetailleerde staat van het kapitaal en hoe dit is vertegenwoordigd, van de<br />

aandelen in omloop die het kapitaal niet vertegenwoordigen, van de converteerbare<br />

obligaties en warrants in omloop met vermelding van de periode en de conversie- of<br />

inschrijvingsvoorwaarden.<br />

c) De beslissingen waarbij de uitgifte wordt toegelaten van aandelen,<br />

converteerbare obligaties of warrants in het kader van het toegestaan kapitaal en<br />

opgave van de begunstigden van deze conversierechten of warrants.<br />

d) Hoeveel effecten de (doelvennootschap) zelf of haar dochters bezitten. <br />

e) De evolutie tijdens ten minste de laatste twaalf maanden van de beurskoers van<br />

de effecten van de (doelvennootschap). <br />

Art. 2N. Schema voor het prospectus voor openbare uitkoopaanbiedingen<br />

Onverminderd de verplichting van artikel 48 van het besluit, moet het prospectus<br />

ten minste de volgende vermeldingen en gegevens bevatten:<br />

1. In verband met de goedkeuring van het prospectus door de Commissie voor het<br />

Bank- en Financiewezen en de personen die verantwoordelijk zijn voor het<br />

prospectus:<br />

a) vermelding dat het prospectus is goedgekeurd door de Commissie voor het Banken<br />

Financiewezen, maar dat deze goedkeuring geen beoordeling inhoudt van de<br />

opportuniteit noch van de intrinsieke waarde van de verrichting;<br />

b) identiteit en hoedanigheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor het<br />

prospectus en hun verklaring dat, voor zover hen bekend, de gegevens hiervan<br />

stroken met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waardoor de<br />

strekking van het prospectus zou wijzigen.<br />

2. In verband met de bieder:<br />

a) een omstandige opgave van zijn identiteit;<br />

b) hoe veel stemrechtverlenende effecten van de (doelvennootschap) hij bezit op de<br />

dag waarop het prospectus wordt vastgesteld; hoeveel stemrechtverlenende effecten<br />

hij heeft verworven tijdens de twaalf maanden vóór deze datum alsook de<br />

vermelding van de datum van deze aankopen en de betaalde prijs (prijzen) of de<br />

geboden tegenwaarde; <br />

Dezelfde gegevens moeten worden verstrekt voor de stemrechtverlenende effecten<br />

van de (doelvennootschap) in het bezit van en verworven door met de bieder<br />

verbonden personen en personen die (in onderling overleg) met hem optreden. <br />

3. In verband met het openbaar uitkoopbod:<br />

a) indien het bod uitgaat van verschillende verbonden personen of personen die in<br />

overleg optreden:<br />

- de identiteit van die personen;<br />

- de grootte en de modaliteiten van hun respectief aandeel in het bod;<br />

b) weergave van artikel 190quinquies van de vennootschapswet; vermelding dat het<br />

bod is onderworpen aan Titel II. van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op<br />

de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten, aan hoofdstuk II van de<br />

85


wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter<br />

beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare<br />

overnameaanbiedingen en aan het koninklijk besluit waarbij dit schema als bijlage<br />

gaat; hoeveel en welke effecten de bieder voornemens is te verwerven;<br />

c) Vermelding en verantwoording van de voorgestelde prijs voor de effecten<br />

waarop het openbaar uitkoopbod betrekking heeft. Als verschillende categorieën van<br />

effecten tegen verschillende prijzen zijn verworven, vermelding van deze prijzen en<br />

verantwoording van de prijsverschillen;<br />

d) verslag van de onafhankelijke expert (of vermelding van de plaats waar het<br />

publiek het verslag van de onafhankelijke deskundige gratis kan verkrijgen); <br />

e) vermelding van de datum waarop de aanvaardingsperiode van het bod wordt<br />

geopend en van de slotdatum van het openbaar uitkoopbod;<br />

f) vermelding van de plaatsen waar het prospectus met aanvaardingsbulletins<br />

verkrijgbaar is; vermelding van de plaatsen waar de acceptaties en de effecten<br />

worden neergelegd en van de uiterste datum voor de neerlegging van deze stukken;<br />

g) vermelding van de datum en de wijze van de betaling;<br />

h) vermelding dat de eventuele taksen en kosten ten laste zijn van de bieder;<br />

i) vermelding van de plaats waar en de wijze waarop de prijs van de effecten die na<br />

afsluiting van het aldus heropende bod niet zijn aangeboden, worden geconsigneerd.<br />

4. In verband met de (doelvennootschap): <br />

De gegevens als bedoeld in 2°, a) hierboven.<br />

86


BIJLAGE 4<br />

Koninklijk besluit van 30 januari 2001<br />

(Belgisch Staatsblad van 6 februari 2001) (private aanbiedingen)<br />

(artikelen 209-219)<br />

87


TITEL IV. - Uitkoopbod.<br />

Art. 209. § 1. Voor de toepassing van deze titel, wordt verstaan onder:<br />

1° “bieder”: de persoon die de voorwaarden van artikel 210 vervult en een<br />

uitkoopbod doet;<br />

2° “doelvennootschap”: de naamloze vennootschap of de commanditaire<br />

vennootschap op aandelen die geen openbaar beroep op het spaarwezen doet of<br />

gedaan heeft in de zin van artikel 438, eerste lid, van het Wetboek van<br />

vennootschappen en waarvan de effecten door het uitkoopbod worden beoogd;<br />

3° “kredietinstelling”: in België gevestigde kredietinstellingen in de zin van de wet<br />

van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;<br />

4° “effecten waarop het uitkoopbod slaat”: effecten die al dan niet het kapitaal<br />

vertegenwoordigen en stemrecht verlenen, alsook effecten die recht geven op<br />

inschrijving op of verwerving van dergelijke effecten of op omzetting in dergelijke<br />

effecten, met uitzondering van obligaties uitgegeven door de vennootschap die niet<br />

converteerbaar zijn of waaraan geen inschrijvingsrechten zijn verbonden;<br />

5° “personen die in onderling overleg optreden”: personen tussen wie een akkoord<br />

bestaat met voor de partijen als doel of gevolg een parallelle gedragslijn te volgen<br />

voor de verwerving of de overdracht van effecten van de doelvennootschap, van de<br />

bieder of van de vennootschap waarvan de effecten als tegenwaarde worden<br />

aangeboden;<br />

6° “verbonden personen”: vennootschappen die onderling zijn verbonden in de zin<br />

van de omschrijving die voorkomt in artikel 11 van het Wetboek van<br />

vennootschappen alsmede andere natuurlijke en rechtspersonen, wanneer tussen hen<br />

een affiliatieverband bestaat in de zin van hetzelfde artikel 11;<br />

7° “controle van een vennootschap”: de bevoegdheid omschreven in artikel 5 van<br />

het Wetboek van vennootschappen;<br />

8° “gezamenlijke controle”: de controle omschreven in artikel 9 van het Wetboek<br />

van vennootschappen;<br />

§ 2. Worden behoudens tegenbewijs beschouwd als akkoorden met voor de partijen<br />

als doel of als gevolg een parallelle gedragslijn te volgen voor de verwerving of de<br />

overdracht van effecten van de betrokken vennootschap:<br />

1° andere dan statutaire overeenkomsten die een blokkering van de effecten, een<br />

goedkeuring of een gelijkaardig mechanisme voor de verwerving of overdracht van<br />

effecten van de betrokken vennootschap inhouden;<br />

2° andere dan statutaire overeenkomsten waarin een recht van voorkoop dan wel<br />

opties of verplichtingen tot aankoop of verkoop van effecten van de betrokken<br />

vennootschap zijn bedongen;<br />

3° de gezamenlijke controle over een vennootschap die effecten bezit van de<br />

betrokken vennootschap.<br />

§ 3. Worden behoudens tegenbewijs vermoed in onderling overleg op te treden:<br />

1° de bieder, de leden van zijn bestuursorganen en de vennootschappen die hij<br />

controleert of die hem controleren, alsook andere personen met wie zij een akkoord<br />

als bepaald in de voorgaande paragraaf hebben gesloten;<br />

2° de doelvennootschap, de leden van haar bestuursorganen en de vennootschappen<br />

die zij controleert of die haar controleren alsook andere personen met wie zij een<br />

akkoord als bepaald in de voorgaande paragraaf hebben gesloten;<br />

88


3° andere personen die met de sub 1°, of 2° bedoelde personen een akkoord hebben<br />

gesloten om de verwerving van effecten van de doelvennootschap te financieren en<br />

die bij het resultaat van het bod een belang hebben dat niet uitsluitend een belang als<br />

schuldeiser is;<br />

4° onderling verbonden personen.<br />

Art. 210. De bieder moet alleen, rechtstreeks of onrechtstreeks, dan wel in<br />

onderling overleg, 95 pct. van de stemrechtverlenende effecten van de<br />

doelvennootschap bezitten; om dit quotum van 95 pct te berekenen worden de<br />

effecten in bezit van met de bieder verbonden personen en van personen die in<br />

overleg met hem handelen, bij de effecten in bezit van de bieder geteld.<br />

Dit percentage wordt berekend op het ogenblik waarop het verslag van de bieder als<br />

bedoeld in artikel 212, § 2, is opgesteld.<br />

Art. 211. De bieder moet zich, wat hem betreft, ertoe verbinden het bod ten einde te<br />

brengen en mag, zodra hij de in artikel 214 bepaalde kennisgeving heeft verricht,<br />

geen effecten waarop het bod betrekking heeft, verwerven tegen andere voorwaarden<br />

dan die van het bod, tenzij hij die uitbreidt tot alle begunstigden van het bod.<br />

Alle voor de verwezenlijking van het uitkoopbod noodzakelijke middelen moeten<br />

beschikbaar zijn, hetzij op een rekening bij een kredietinstelling, hetzij in de vorm<br />

van een onherroepelijk en onvoorwaardelijk krediet dat een kredietinstelling voor de<br />

bieder heeft geopend; deze middelen moeten worden geblokkeerd om de betaling te<br />

waarborgen van de aankoopprijs van de effecten die in het kader van het uitkoopbod<br />

zijn verworven of uitsluitend daartoe worden aangewend.<br />

Art. 212. § 1. De bieder bepaalt de prijs voor het uitkoopbod, rekening houdend<br />

met de belangen van de eigenaars van effecten.<br />

§ 2. De bieder moet een schriftelijk en omstandig verslag opstellen over de<br />

verrichting. Dit verslag moet alle noodzakelijke inlichtingen bevatten opdat de<br />

eigenaars van effecten van de doelvennootschap zich met kennis van zaken een<br />

oordeel zouden kunnen vormen over de verrichting. Dit moet tenminste de volgende<br />

elementen bevatten:<br />

1° in verband met de bieder, of de bieders wanneer er meer dan een is:<br />

a) of hij alleen optreedt, rechtstreeks of onrechtstreeks, of in onderling overleg met<br />

anderen;<br />

b) op de dag waarop het verslag wordt opgesteld, hoeveel en welke categorieën<br />

stemrechtverlenende effecten rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit zijn van de<br />

bieder, van met de bieder verbonden personen en van personen die in overleg met<br />

hem handelen;<br />

c) de volledige identiteit van de bieder en van alle met hem verbonden personen en<br />

van personen die in overleg met hem handelen voor het uitkoopbod.<br />

2° in verband met het uitkoopbod:<br />

a) hoeveel en welke effecten de bieder voornemens is te verwerven;<br />

b) vermelding en verantwoording van de voorgestelde prijs voor de effecten waarop<br />

het uitkoopbod slaat. Als verschillende categorieën van effecten tegen verschillende<br />

prijzen zijn verworven, vermelding van deze prijzen en verantwoording van de<br />

prijsverschillen. Het verslag vermeldt volgens welke methodes de prijs is bepaald,<br />

89


het relatieve belang van elk van die methodes, de waarden die elke methode oplevert,<br />

de eventuele ondervonden problemen;<br />

c) vermelding van de voorziene aanvangs- en de slotdatum van de<br />

aanvaardingsperiode van het uitkoopbod;<br />

d) vermelding van de plaats waar de aanvaarding van het bod en de effecten waarop<br />

het bod slaat neergelegd moeten worden, alsmede de uiterste datum van de<br />

neerlegging; vermelding van de plaats waar de houders van de effecten schriftelijk<br />

hun weigering tot afstand kunnen betekenen, mits identificatie van hun effecten;<br />

e) vermelding van de datum en de wijze van betaling;<br />

f) vermelding dat de eventuele taksen en kosten ten laste zijn van de bieder;<br />

g) vermelding van de plaats waar en de wijze waarop de effecten die na afsluiting<br />

van het aldus heropende bod niet zijn aangeboden, worden geconsigneerd.<br />

3° in verband met de doelvennootschap:<br />

de naam van de vennootschap, de datum van oprichting ervan, het doel, het adres<br />

van de zetel van de vennootschap, de vermelding van de wijzigingen die in de loop<br />

van de laatste 10 jaar in de statuten zijn aangebracht, met verwijzing naar de<br />

bekendmakingen, de namen van de bestuurders met vermelding van hun<br />

bevoegdheid.<br />

Art. 213. Bij het schriftelijke en omstandige verslag van de bieder wordt gevoegd:<br />

1° een schriftelijk verslag van een bedrijfsrevisor, een accountant ingeschreven op<br />

het Tableau van de externe accountants van het Instituut van Accountants en de<br />

Belastingsconsulenten. In dit verslag spreekt de bedrijfsrevisor of de accountant zich<br />

uit over de relevantie, ten aanzien van de gebruikelijk gehanteerde<br />

waarderingscriteria, van de door de bieder gebruikte waarderingsmethode(s) om de<br />

vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen; de bedrijfsrevisor of de<br />

accountant vermeldt ook of hij van oordeel is dat de prijs de belangen van de<br />

eigenaars van effecten veilig stelt.<br />

2° het advies van de raad van bestuur van de doelvennootschap, waarin de raad stelt<br />

dat het door de bieder opgesteld verslag naar zijn oordeel geen leemten vertoont of<br />

geen gegevens bevat die de eigenaars van effecten van de doelvennootschap kunnen<br />

misleiden. Bovendien moet in dit advies het oordeel staan van de raad van bestuur<br />

over het verslag van de onder het 1° vermelde bedrijfsrevisor of accountant. Tot slot<br />

moet het advies vermelden of hij vindt dat met de prijs de belangen van de<br />

effectenhouders al dan niet veilig komen worden gesteld.<br />

Art. 214. Wanneer niet alle effecten op naam zijn, moet tweemaal, met een<br />

tussentijd van ten minste acht dagen, in een landelijk verspreid blad en in een blad<br />

uit de streek waar de vennootschap haar zetel heeft, een bericht worden<br />

bekendgemaakt waarin wordt vermeld waar de eigenaars van effecten de in de<br />

artikelen 212 en 213 bedoelde verslagen kunnen verkrijgen.<br />

Wanneer alle effecten op naam zijn, moeten die verslagen met een aangetekende<br />

brief worden verzonden.<br />

Elke eigenaar van effecten kan kosteloos en op verzoek een volledige kopie krijgen<br />

van de in de artikelen 212 en 213 bedoelde verslagen.<br />

Art. 215. De eigenaars van effecten waarop het bod slaat, beschikken over een<br />

termijn van dertig dagen na bekendmaking van het tweede bericht als bedoeld in<br />

90


artikel 214, eerste lid, om schriftelijk de bieder hun bezwaren mede te delen tegen<br />

het bod en, meer in het bijzonder, tegen de waardering van de effecten van de<br />

doelvennootschap of de geboden prijs, inzonderheid uit het oogpunt van het veilig<br />

stellen van de belangen van de eigenaars van effecten.<br />

Wanneer alle effecten op naam zijn, loopt de termijn vanaf de verzending van de<br />

aangetekende brieven als bedoeld in artikel 214, tweede lid.<br />

Art. 216. Indien in de loop van de in artikel 215 genoemde termijn, bezwaren zijn<br />

gemaakt, kan de bieder hetzij zijn oorspronkelijke bod handhaven, hetzij het in<br />

gunstigere zin voor de effectenhouders wijzigen.<br />

De bieder maakt de beslissing die hij heeft genomen met toepassing van het eerste<br />

lid, of, wanneer geen bezwaar werd medegedeeld, het behoud van het bod, bekend<br />

via een bericht dat binnen de vijftien dagen volgend op het eind van de in artikel 215<br />

bepaalde termijn wordt bekendgemaakt in een landelijk verspreid blad en in een blad<br />

uit de streek waar de vennootschap haar zetel heeft. Dit bericht herhaalt de plaats<br />

waar de eigenaars van effecten de in de artikelen 212 en 213 bedoelde verslagen<br />

kunnen bekomen en geeft de er gebeurlijk aangebrachte wijzigingen alsmede de<br />

aanvangs- en slotdata van de aanvaardingsperiode van het uitkoopbod, aan.<br />

Wanneer alle effecten op naam zijn, kan deze publicatie worden vervangen door de<br />

verzending van aangetekende brieven aan alle eigenaars van effecten binnen de<br />

vijftien dagen volgend op het eind van de in artikel 215 bepaalde termijn.<br />

Art. 217. Vanaf de datum waarop het verslag van de bieder als bedoeld in artikel<br />

212 werd opgesteld, mag het uitkoopbod enkel worden gewijzigd met toepassing van<br />

artikel 211, eerste lid of van artikel 216, eerste lid.<br />

Art. 218. De periode voor de aanvaarding van het uitkoopbod bedraagt minimum<br />

tien en maximum twintig dagen, te rekenen vanaf de datum van de bekendmaking<br />

overeenkomstig artikel 216.<br />

Art. 219. Met uitzondering van de effecten waarvan de eigenaars uitdrukkelijk en<br />

schriftelijk voor het sluiten van de aanvaardingsperiode van het bod hebben te<br />

kennen gegeven dat ze er geen afstand van willen doen, worden de effecten die na<br />

afsluiting van het bod niet zijn aangeboden, geacht van rechtswege op de bieder te<br />

zijn overgegaan. De betaling van de overgedragen effecten geschiedt ten laatste<br />

binnen één maand na afsluiting van het bod. De middelen die noodzakelijk zijn voor<br />

de betaling van de overgedragen effecten, worden geconsigneerd bij de Deposito- en<br />

Consignatiekas ten gunste van hun vroegere eigenaars.<br />

91


BIJLAGE 5<br />

Begrip van onafhankelijke expert<br />

92


BIJLAGE 5.1<br />

Positie CBF (omzendbrief van 19 december 2000)<br />

93


BIJLAGE 5.1.: Omzendbrief CBF (D2/F/2000/5) van 19 december 2000<br />

________________________________________________________<br />

Omzendbrief D2/F/2000/5<br />

Geachte mevrouw, Geachte heer,<br />

Betreft:<br />

Begrip “onafhankelijk expert” in het kader van een uitkoopbod (artikel<br />

47 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 op de openbare<br />

overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de controle op<br />

vennootschappen).<br />

1. Context.<br />

Artikel 190quinquies van de vennootschapswet heeft de procedure ingevoerd van het<br />

uitkoopbod op de effecten van een vennootschap die een openbaar beroep op het<br />

spaarderspubliek doet of gedaan heeft. Die procedure heeft concreet gestalte<br />

gekregen via het koninklijk besluit van 11 juni 1997 dat in voornoemd koninklijk<br />

besluit van 8 november 1989 een hoofdstuk IV heeft ingevoerd met als titel<br />

“Openbare uitkoopaanbiedingen” (artikelen 45 tot 61).<br />

Krachtens artikel 15, § 3, van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van<br />

belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot<br />

reglementering van de openbare ovemameaanbiedingen, is de Commissie voor het<br />

Bank- en Financiewezen belast met het toezicht op de toepassing van het koninklijk<br />

besluit van 8 november 1989, met inbegrip van hoofdstuk IV. daarvan.<br />

2. Doelstelling van de circulaire.<br />

Krachtens artikel 47 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 moet het<br />

dossier over het uitkoopbod dat bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen<br />

moet worden ingediend, met name “het verslag bevatten van een van de bieder<br />

onafhankelijke expert over de relevantie, ten aanzien van de gebruikelijke<br />

waarderingscriteria, van de door de bieder gehanteerde methode(s) om de<br />

vennootschap te waarderen en de prijs te rechtvaardigen en moet de expert in dit<br />

verslag ook vermelden of hij van oordeel is dat met de prijs de belangen van de<br />

effectenhouders al dan niet worden veilig gesteld”.<br />

Het begrip “onafhankelijk expert” zelf wordt in het koninklijk besluit niet<br />

gedefinieerd.<br />

Rekening houdend met de opgedane ervaring sinds de inwerkingtreding van de<br />

procedure van het uitkoopbod en met de evolutie van de internationale praktijken<br />

terzake, acht de Commissie het opportuun enige toelichting te geven bij de manier<br />

waarop zij in de toekomst het begrip “onafhankelijk expert” als bedoeld in<br />

voornoemd artikel 47 zal interpreteren.<br />

94


In deze circulaire komt enkel het begrip “onafhankelijk expert” aan bod. De<br />

Commissie wenst zich dus niet uit te spreken over andere functies zoals die van de<br />

commissaris-revisor in het kader van een inbreng in natura (artikel 34, § 2 van de<br />

vennootschapswet of artikel 602 van het wetboek van vennootschappen), die van de<br />

expert die zich moet uitspreken over een openbaar overnameaanbod, of die van de<br />

onafhankelijk expert in het kader van de procedure als bedoeld in artikel 60bis van<br />

de vennootschapswet (of artikel 524 van het wetboek van vennootschappen).<br />

3. Het begrip “onafhankelijk expert”.<br />

3.1. Onderscheid tussen de prijsverantwoording en het kritisch onderzoek<br />

daarvan.<br />

Artikel 47 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 maakt een duidelijk<br />

onderscheid tussen, enerzijds, de waardering van de vennootschap en de<br />

verantwoording van de in het kader van het bod geboden prijs en, anderzijds, het<br />

kritisch onderzoek van die waardering en die verantwoording. Bijgevolg moeten<br />

beide opdrachten door verschillende personen worden uitgeoefend die totaal van<br />

elkaar onafhankelijk zijn.<br />

3.2. Algemene omstandigheden waarin de onafhankelijkheid van de expert in<br />

het gedrang komt.<br />

Over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat de onafhankelijkheid van de expert in<br />

het gedrang komt wanneer hij een geldelijk belang heeft bij de geplande verrichting,<br />

wanneer hij een contract heeft ondertekend met, een vordering bezit op of een schuld<br />

heeft aan de bieder (waardoor zij economisch afhankelijk worden van elkaar) of<br />

wanneer er tussen bieder en expert een kapitaalband bestaat. Tot slot is de<br />

Commissie van oordeel dat de expert geen bestuursfunctie mag uitoefenen bij de<br />

bieder (en vice versa).<br />

3.3. Voorwaarden waaronder een financieel bemiddelaar als onafhankelijk<br />

expert mag optreden.<br />

Wanneer een financieel bemiddelaar als onafhankelijk expert optreedt in het kader<br />

van een uitkoopbod, mogen hij of de met hem verbonden ondernemingen, op grond<br />

van het wettelijke vereiste inzake de onafhankelijkheid van de expert, op geen enkele<br />

andere manier bij diezelfde procedure betrokken zijn (bijvoorbeeld optreden als<br />

loketinstelling of het ontwerpprospectus opstellen).<br />

3.4. Voorwaarden waaronder een extern auditor als onafhankelijk expert mag<br />

optreden.<br />

De Commissie zal voornoemd artikel 47 voortaan als volgt interpreteren: de<br />

commissaris-revisor van de bieder of van de doelvennootschap (of van de met hen<br />

verbonden ondernemingen) mag niet worden aangesteld tot onafhankelijk expert in<br />

het kader van een uitkoopbod. Dit geldt ook voor de andere personeelsleden van de<br />

firma waar de commissaris-revisor werkzaam is.<br />

95


Gelet op het feit dat de opdracht van een onafhankelijk expert zoals bedoeld in<br />

artikel 47 buiten het bestek valt van de werkzaamheden waarvoor de wet de<br />

commissarisrevisor een onafhankelijkheidsstatuut verleent, is de Commissie van<br />

oordeel dat de betrokkenheid van de externe auditor bij de opstelling of publicatie<br />

van een verslag over de billijkheid van de prijs van een actief of een vennootschap,<br />

of van de ruilvoorwaarden tussen twee vennootschappen, de indruk kunnen wekken<br />

dat er een belangenverstrengeling is tussen de externe auditor en zijn cliënt. Uit die<br />

betrokkenheid zou logischerwijze kunnen worden geconcludeerd dat er sprake is van<br />

een zakenrelatie die verder reikt dan de normale relatie tussen een extern auditor en<br />

zijn cliënt.<br />

3.5. Positie van de accountant.<br />

Naar analogie van de bepalingen van vooral de punten 3.2. en 3.4. is de Commissie<br />

eveneens van oordeel dat de accountant van de bieder of van de doelvennootschap<br />

niet als onafhankelijk expert mag optreden in het kader van een uitkoopbod.<br />

Hoogachtend,<br />

De Voorzitter,<br />

J.-L. DUPLAT.<br />

96


BIJLAGE 5.2<br />

Positie <strong>IBR</strong> (uittreksel uit Jaarverslag 2000)<br />

97


BIJLAGE 5.2.: uittreksel uit het Jaarverslag 2000 van het <strong>IBR</strong><br />

____________________________________________________________________<br />

De Raad van het <strong>IBR</strong> bracht een advies uit betreffende de ontwerp-circulaire<br />

D2F/2000/5 van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 11 september<br />

2000 betreffende het begrip onafhankelijke deskundige in het kader van een<br />

overnamebod 19 .<br />

Artikel 47 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 bepaalt dat het dossier<br />

betreffende het overnamebod dat bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen<br />

onder meer moet bevatten:<br />

“(…) het verslag van een van de bieder onafhankelijke expert over de relevantie, ten<br />

aanzien van de gebruikelijke waarderingscriteria, van de door de bieder<br />

gehanteerde methode(s) om de vennootschap te waarderen en de prijs te<br />

rechtvaardigen; in dit verslag vermeldt de expert ook of hij van oordeel is dat met de<br />

prijs de effectenhouders al dan niet gelijk worden behandeld”.<br />

Zoals in het ontwerp van circulaire van 11 september 2000 wordt uiteengezet,<br />

omschrijft artikel 47 van het aangehaalde koninklijk besluit het begrip<br />

onafhankelijke deskundige niet.<br />

De gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen en de uitvoeringsbesluiten<br />

van de wet van 22 juli 1953 bepalen dat de commissaris-revisor onafhankelijk is van<br />

de vennootschap waarvan hij de jaarrekening controleert.<br />

De Raad van het Instituut is van oordeel dat de commissaris-revisor een deskundige<br />

is die onafhankelijk is van de bieder, in de zin van artikel 47 van het aangehaalde<br />

koninklijk besluit van 8 november 1989.<br />

De Raad is van oordeel dat de commissaris-revisor wel een uitspraak kan doen<br />

betreffende de relevantie, in het licht van de waarderingscriteria die gewoonlijk<br />

worden gehanteerd, betreffende de waarderingsmethode of -methodes die door de<br />

bieder worden gebruikt om de vennootschap te waarderen en de prijs te<br />

verantwoorden. Het gaat dus om “waarderingen gedaan door anderen” (“valuation<br />

work performed by others”), waarover volgens de Europese ontwerp-aanbeveling<br />

inzake onafhankelijkheid, een wettelijke rekeningencontroleur zich kan uitspreken<br />

zonder zijn onafhankelijkheid in het gedrang te brengen (zie hierboven). De<br />

Belgische wet laat overigens de commissaris-revisor uitdrukkelijk toe dit type van<br />

opdracht uit te voeren, aangezien in de vennootschappen die een commissaris-revisor<br />

hebben benoemd deze een verslag moet opstellen in het kader van een<br />

kapitaalverhoging die inbrengen omvat die niet in geld bestaan 20 .<br />

19<br />

20<br />

Artikel 47 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 betreffende de openbare<br />

aankoopbiedingen en de wijzigingen van de controle van de vennootschappen.<br />

Artikel 34, § 2, Venn.W. of artikel 602 Wetboek van vennootschappen.<br />

98


BIJLAGE 5.3<br />

Positie <strong>IBR</strong> (uittreksel uit Jaarverslag 2001)<br />

100


BIJLAGE 5.3.: uittreksel uit het Jaarverslag 2001 van het <strong>IBR</strong><br />

Circulaire van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen<br />

van 19 december 2000 inzake het “Begrip onafhankelijk expert<br />

in het kader van een uitkoopbod”<br />

____________________________________________________________________<br />

De Raad heeft kennis genomen van de circulaire van de CBF van 19 december 2000<br />

betreffende het begrip “onafhankelijk expert” in het kader van een uitkoopbod<br />

(artikel 47 van het koninklijk besluit van 8 november 1989 op de openbare<br />

overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de controle op vennootschappen).<br />

Voornamelijk punt 3.4. van de circulaire “voorwaarden waaronder een extern auditor<br />

als onafhankelijk expert mag optreden” is voor het beroep van belang.<br />

Hierin stelt de CBF dat zij voornoemd artikel 47 voortaan als volgt zal interpreteren:<br />

“de commissaris-revisor van de bieder of de doelvennootschap (of van de met hen<br />

verbonden ondernemingen) mag niet worden aangesteld tot onafhankelijk expert in<br />

het kader van een uitkoopbod. Dit geldt ook voor de andere personeelsleden van de<br />

firma waar de commissaris-revisor werkzaam is”.<br />

Zij steunt zich hierbij op volgende redenering: “Gelet op het feit dat de opdracht van<br />

een onafhankelijk expert zoals bedoeld in artikel 47 buiten het bestek valt van de<br />

werkzaamheden waarvoor de wet de commissaris-revisor een<br />

onafhankelijkheidsstatuut verleent, is de Commissie van oordeel dat de<br />

betrokkenheid van de externe auditor bij de opstelling of publicatie van een verslag<br />

over de billijkheid van de prijs van een actief of een vennootschap, of van de<br />

ruilvoorwaarden tussen twee vennootschappen, de indruk kunnen wekken dat er een<br />

belangenverstrengeling is tussen de externe auditor en zijn cliënt. Uit die<br />

betrokkenheid zou logischerwijze kunnen worden geconcludeerd dat er sprake is van<br />

een zakenrelatie die verder reikt dan de normale relatie tussen een externe auditor<br />

en zijn cliënt.”<br />

De Raad herhaalt het standpunt dat hij ontwikkelde betreffende dit ontwerp van<br />

circulaire (zie <strong>IBR</strong>-Jaarverslag 2000, p. 133). De Raad van het Instituut is van<br />

mening dat de commissaris “een onafhankelijk expert van de bieder” is in de zin van<br />

artikel 47 van voormeld koninklijk besluit van 8 november 1989.<br />

De Raad is eveneens van mening dat de commissaris zich kan uitspreken over de<br />

relevantie, ten aanzien van de gebruikelijke waarderingscriteria, van de 'door de<br />

bieder gehanteerde' methode(s) om de vennootschap te waarderen en de prijs te<br />

rechtvaardigen. Het gaat dus om “waarderingen gedaan door anderen” (valuation<br />

work performed by others), waarover een wettelijke rekeningencontroleur zich –<br />

volgens het Europese ontwerp van aanbeveling inzake onafhankelijkheid – kan<br />

uitspreken zonder zijn onafhankelijkheid in het gedrang te brengen.<br />

Het Belgisch Wetboek van vennootschappen laat de commissaris overigens<br />

uitdrukkelijk toe dit type van opdracht uit te voeren vermits de commissarissen – in<br />

101


de vennootschappen die hen hebben aangesteld – een verslag moeten opstellen in het<br />

kader van een kapitaalverhoging met inbrengen die niet in geld bestaan 21 .<br />

De Raad van het <strong>IBR</strong> stelt vast dat zijn advies niet werd gevolgd in de circulaire van<br />

de CBF van 19 december 2000.<br />

21<br />

Artikel 602 van het Wetboek van vennootschappen<br />

102


BIJLAGE 6.: Lijst van de geanalyseerde OUB’s/OOA’s<br />

____________________________________________________________________<br />

Doelvennootschap<br />

Kapitalisatie<br />

(K EUR) Activiteitensector OUB’s /OOA’s onafhankelijk expert<br />

AGF Belgium Bank 83.147 bancaire OUB PricewaterhouseCoopers & Partners SCCRL<br />

Ardenne Prévoyante 29.626 assurance OUB Cobepa<br />

Ariane Group 35.003 distribution-services OOA, OUB<br />

AXA Royale Belge 2.897.753 assurance OUB Cobepa<br />

Bank van Brabant 25.785 bancaire OOA<br />

Banque IPA 346.228 bancaire OUB Cobepa<br />

Banque Nagelmackers 22 126.964 bancaire OUB<br />

Barconet 169.982 distribution-services OOA, OUB<br />

Basse Sambre ERI 3.793 distribution-services OOA<br />

Belcofi 419.363 holding OOA<br />

Belgolaise 30.158.729 bancaire OOA, OUB<br />

Belreca 14.608 holding OOA<br />

Bemat 8.530 industriel OUB Saintenoy Comhaire & C°<br />

Berginvest 51.824 industriel OOA<br />

Chanic 4.929.884 industriel OUB Fortis Banque<br />

Cimenteries CBR 2.543.195 industriel OUB Banque Degroof<br />

Citibank Belgium 260.790 bancaire OUB Achiel CLYBOUW, André CLYBOUW & C° bedrijfsrevisoren<br />

City Hotels 25.148 distribution-services OOA<br />

Cobepa 3.553.613 holding OOA<br />

Cockerill Sambre 1.303.084 industriel OOA, OUB<br />

Compagnie royale Asturienne des Mines 107.564 industriel OOA, OUB<br />

Creditmar 13.938 bancaire OUB PricewaterhouseCoopers Bedrijfsrevisoren<br />

Dipo 47.596 bancaire OUB Ernst & Young Services<br />

Electrorail 34.670 holding OOA<br />

Eural 81.847 bancaire OUB Luc Callaert bvba<br />

Fidelity net merketing 3.958 distribution-services OOA<br />

Fincomp 162.331 holding OOA, OUB<br />

Finoutremer 306.809 holding OOA, OUB<br />

Fonderie Formetal 11.766 industriel OOA<br />

Ford Motor Company 91.000 industriel OOA, OUB<br />

Fotocoop 1.859 distribution-services OOA<br />

GB-Inno-BM 1.186.791 holding OOA, OUB<br />

General Biscuit Belgie 252.892 industriel OUB Rahier-Van Poyer Bedrijfsrevisoren<br />

Gesbank 129.911 bancaire OUB PricewaterhouseCoopers Bedrijfsrevisoren<br />

22<br />

De verrichtingen bij de vennootschappen « Unie van redding en sleepdienst » en « Banque<br />

Nagelmackers » zijn openbare biedingen in de zin van artikel 41 § 3. Deze twee operaties<br />

werden in deze analyse beschouwd als openbare uitkoopbiedingen.<br />

103


Gevaert 1.239.999 holding OOA, OUB<br />

Glaverbel 1.027.473 industriel OOA, OUB<br />

HBK Spaarbank 109.036 bancaire OOA, OUB<br />

Holderbel 1.143.196 holding OUB PricewaterhouseCoopers Bedrijfsrevisoren<br />

International Aviation Fund 14.734 distribution-services OOA<br />

International Property Fund 174.973 holding OOA<br />

Investco 66.634 bancaire OOA, OUB<br />

Le Peigne 67.250 industriel OUB Deloitte & Touche<br />

Lendit Kraainem 43.261 holding OUB Arthur Andersen Bedrijfsrevisoren<br />

Mecaniver 1.116.372 holding OOA, OUB<br />

Mercator Noodstar 652.801 assurance OOA<br />

Moban 48.339 holding OOA, OUB<br />

Mosane 152.602 holding OUB Banque Degroof<br />

Obourg Granulats 68.318 industriel OUB PricewaterhouseCoopers<br />

Achiel CLYBOUW, André CLYBOUW & C°<br />

OMOB Bank 13.893 bancaire OUB Bedrijfsrevisoren<br />

Petrofina 14.142.443 industriel OOA<br />

Prominter 15.768 holding OOA, OUB<br />

Scana Noliko 27.895 industriel OOA<br />

SGB 13.696.607 bancaire OUB Banque Degroof<br />

Spadel 111.552 industriel OOA<br />

Textiles De Witte Lietaer 84.335 industriel OUB Arthur Andersen Bedrijfrevisoren<br />

TIS 15.552 industriel OUB Achiel CLYBOUW, André CLYBOUW & C° bedrijfrevisoren<br />

Tractebel 18.237.460 industriel OUB Banque Bruxelles Lambert<br />

UAB 307.712 assurance OUB Cobepa<br />

UCO Textiles 87.512 industriel OOA, OUB<br />

Unie van redding en sleepdienst 23 79.127 distribution-services OUB<br />

VDK Spaarbank 134.433 bancaire OOA<br />

Walibi 78.807 distribution-services OOA<br />

23<br />

De verrichtingen bij de vennootschappen « Unie van redding en sleepdienst » en « Banque<br />

Nagelmackers » zijn openbare biedingen in de zin van artikel 41 § 3. Deze twee operaties<br />

werden in deze analyse beschouwd als openbare uitkoopbiedingen.<br />

104


BIJLAGE 7<br />

Bibliografie<br />

105


Chapitre I/Hoofdstuk I: Législation/Wetgeving<br />

- Article 513 du Code des sociétés, Loi du 7 mai 1999 (M.B. 6 août 1999).<br />

- Artikel 513 W. Venn., Wet van 7 mei 1999 (M.B. 6 augustus 1999).<br />

- Article 636 du Code des sociétés, Loi du 7 mai 1999 (M.B. 6 août 1999).<br />

- Artikel 636 W. Venn., Wet van 7 mei 1999 (M.B. 6 augustus 1999).<br />

- Arrêté royal du 8 novembre 1989 relatif aux offres publiques d’acquisition et<br />

aux modifications du contrôle des sociétés, M.B. du 11 novembre 1989 (version<br />

consolidée).<br />

- Koninklijk besluit van 8 novembre 1989 op de openbare overnameaanbiedingen en<br />

de wijzigingen in de controle op vennootschappen, B.S. van 11 november 1989<br />

(geconsolideerde versie).<br />

- Arrêté royal du 11 juin 1997 modifiant l'arrêté royal du 8 novembre 1989<br />

relatif aux offres publiques d'acquisition et aux modifications du contrôle des<br />

sociétés, M.B. 8 juillet 1997.<br />

- Koninklijk besluit van 11 juni 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8<br />

november 1989 op de openbare overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de<br />

controle op vennootschappen, B.S. van 8 juli 1997.<br />

- Arrêté royal du 21 avril 1999 modifiant l'arrêté royal du 8 novembre 1989<br />

relatif aux offres publiques d'acquisition et aux modifications du contrôle des<br />

sociétés, M.B., 19 juin 1999.<br />

- Koninklijk besluit van 21 april 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8<br />

november 1989 op de openbare overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de<br />

controle op vennootschappen, B.S. 19 juni 1999.<br />

- Arrêté royal du 30 janvier 2001 portant exécution du Code des sociétés, M.B.<br />

du 6 février 2001, art. 202 et 203.<br />

- Koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van<br />

vennootschappen, B.S. 6 februari 2001, art. 202 en 203.<br />

- Proposition de loi du 20 mars 2000 instaurant la procédure de l'offre de rachat<br />

dans la législation sur les sociétés commerciales (déposée par M. Henk<br />

Verlinde), Doc. Parl. Ch. représ., session 1999-2000, n° 50 0523/001.<br />

- Wetsvoorstel van 20 maart 2000 tot invoering van de procedure van het afkoopbod<br />

in de vennootschapswetgeving (ingediend door de heer Henk Verlinde), Parl. St.<br />

Kamer, zetting 2000-2001, n° 50 0523/001.<br />

106


- Proposition de loi du 15 janvier 2002 insérant un article 513bis dans le Code<br />

des sociétés en vue de permettre aux actionnaires minoritaires de forcer le ou les<br />

actionnaires majoritaires à procéder à une offre de reprise (déposée par Mme<br />

Anne Barzin et M. Serge Van Overtveldt), Doc. Parl. Ch. représ., session 2001-<br />

2002, n° 50 1592/001.<br />

- Wetsvoorstel van 15 januari 2002 tot invoeging van een artikel 513bis in het<br />

Wetboek van vennootschappen teneinde de minderheidsaandeelhouders in staat te<br />

stellen de meerderheidsaandeelhouder(s) ertoe te dwingen over te gaan tot een<br />

uitkoopbod (ingediend door mevrouw Anne Barzin en de heer Serge Van<br />

Overtveldt), Parl. St. Kamer, zetting 2001-2002, n° 50 1592/001<br />

- Projet de loi modifiant le Code des sociétés et la loi du 2 mars 1989 relative à la<br />

publicité des participations importantes dans les sociétés cotées en bourse et<br />

réglementant les offres publiques d’acquisition – Proposition de loi instaurant la<br />

procédure de l'offre de rachat dans la législation sur les sociétés commerciales –<br />

Proposition de loi modifiant le Code des sociétés – Proposition de loi modifiant<br />

la loi du 22 juillet 1953 créant un Institut des réviseurs d’entreprises –<br />

Proposition de loi modifiant, en ce qui concerne la cessibilité des actions avec<br />

droit de vote souscrites par le personnel, l’article 609, § 3, du Code des sociétés<br />

– Proposition de loi insérant un article 513bis dans le Code des sociétés en vue<br />

de permettre aux actionnaires minoritaires de forcer le ou les actionnaires<br />

majoritaires à procéder à une offre de reprise – Rapport fait au nom de la<br />

Commission chargée des problèmes de droit commercial et économique par M.<br />

Thierry GIET, Doc. Parl. Ch. représ., 4 avril 2002, session 2001-2002, n° 50<br />

1211/014 (disponible sur le site de la Chambre:<br />

www.lachambre.be/documents/1211/14.pdf)<br />

- Wetsontwerp houdende wijziging van het Wetboek van vennootschappen alsook<br />

van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen<br />

in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare<br />

overnameaanbiedingen – Wetsontwerp tot invoering van de procedure van het<br />

afkoopbod in de vennootschapswetgeving - Wetsontwerp tot wijziging van het<br />

Wetboek van vennootschappen - WETSVOORSTEL tot wijziging van de wet van 22<br />

juli 1953 tot oprichting van een Instituut der bedrijfsrevisoren – Wetsontwerp tot<br />

wijziging, wat de overdraagbaarheid betreft van aandelen met stemrecht waarop door<br />

de leden van het personeel is ingeschreven, van artikel 609, § 3, van het Wetboek<br />

van vennootschappen – Wetsontwerp tot invoeging van een artikel 513bis in het<br />

Wetboek van vennootschappen teneinde de minderheidsaandeelhouders in staat te<br />

stellen de meerderheidsaandeelhouder(s) ertoe te dwingen over te gaan tot een<br />

uitkoopbod –<br />

Verslag namens de Commissie belast met de problemen inzake handels- en<br />

economisch recht uitgebracht door de Heer Thierry GIET, Parl. St. Kamer, 4 april<br />

2002, zitting 2001-2002, n° 50 1211/014 (beschikbaar op de site van de Kamer:<br />

www.lachambre.be/documents/1211/14.pdf))<br />

107


Chapitre II/Hoofdstuk II: Doctrine/Rechtsleer<br />

- Bouckaert, F., « A.R. du 3 mai 1999 portant exécution de l’art. 190quinquies,<br />

§2 des lois sur les sociétés commerciales coordonnées le 30 novembre 1935, M.B.<br />

2 juillet 1999 », Notarius, 1999, 378-379.<br />

- Bouckaert, F., « Artikel 190quinquies Venn. W. gewijzigd bij de wet van 16 juni<br />

1998 », Notarius, 1998, 258.<br />

- Braeckmans, H., « Gedwongen overdracht en overneming, uitkoopregeling,<br />

gedwongen ontbinding van niet meer actieve vennootschappen en vereffening”, in<br />

Wymeersch, E. en Braeckmans, H. (dir.), Het nieuwe vennootschapsrecht 1995,<br />

Anvers, Maklu, 1996, 329-333.<br />

- Braeckmans, H., “De uitsluiting en uittreding van aandeelhouders”, in R.W., vil. 64,<br />

n° 37, 12-05-2001, 1361-1378.<br />

- Circulaire D2/F/2000/5: Begrip « onafhankelijk expert » in het kader van een<br />

uitkoopbod (artikel 47 van het koninklijk besluit van 08-11-1989 op de openbare<br />

overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de controle op vennootschappen), CBF,<br />

19-12-2000, 3 p.<br />

- Circulaire D2/F/2000/5: Notion d’expert indépendant dans le cadre d’une offre<br />

de reprise (article 47 de l’arrêté royal du 8 novembre 1989 relatif aux offres<br />

publiques d’acquisition et aux modifications du contrôle des sociétés), CBF, 19-<br />

12-2000, 3 p.<br />

- Dal, G.-A. et Ingham, V., « L’offre de reprise de titres des minoritaires dans<br />

les sociétés « fermées » (art. 513, §2, du Code des sociétés), in J.T., vol. 120, n°<br />

5998, 03-02-2001, 81-86.<br />

- Darville-Finet, C., de Cannart D’Hamale, Vincke, F. et Maeijer, J.M.M., « Le<br />

projet de loi modifiant les lois coordonnées sur les sociétés commerciales », Rev.<br />

prat. soc., numéro spécial, 1994, 99-122.<br />

- Delahaut, P., « La doctrine de la Commission bancaire et financière en matière<br />

de changement de contrôle des entreprises après l’affaire « Société Générale de<br />

Belgique », in Le droit des affaires, n° 48, 03-1999, 33-62<br />

- De Roeck, M., « De echtscheiding onder aandeelhouders: de eerste toepassingen in<br />

de rechstpraak van de gedwongen uitsluiting en uittreding », in Cahier du juriste, n°<br />

2, 01-05-1999, 23-30.<br />

- Dirckx, A. “Het openbaar uitkoopbod of de squeeze-out procedure naar Belgisch<br />

recht”, T.R.V., n° 7, 1997, 427-469.<br />

- Emmanuel Partsch, P., Lebbe, I., “Principe de proportionnalité et droit des<br />

sociétés”, in J.T., vol. 115, n° 5813, 05-10-1996, 609-615<br />

108


- Institut des Reviseurs d’Entreprises, “Offre de reprise dans les sociétés<br />

ouvertes (art. 190quinquies lois soc.)”, Rapport annuel 1997, 113-117.<br />

- Instituut der Bedrijfsrevisoren, “Uitkoopbod in open vennootschappen (artikel<br />

190quinquies Venn. W.), Jaarverslag 1997, 121-125.<br />

- Jacobs, W., “Geschillenregeling en uitkoopbod: de waardering van de aandelen<br />

door een deskundige”, in Accountancy & bedrijfskunde (maandschrift), vol. 16, n° 3,<br />

04-1996, 9-18<br />

- Lambrechts, P., “L’arrêté royal du 21 avril 1999: un simple toilettage de la<br />

réglementation sur les OOA?”, in Revue pratique des sociétés, vol. 98, 3 e<br />

trimestre 1999, 201-227.<br />

- Malherbe, P. et Gollier, J.-M., « La reprise des titres des minoritaires », Rev.<br />

prat. Soc., vol. 94, 1995, 155-185.<br />

- Malherbe, P. et Gollier, J.-M., « Les procédures de résolution des conflits<br />

internes. Le retrait obligatoire des minoritaires », in Les nouvelles relations<br />

entre actionnaires, Bruxelles, Séminaire Vanham, 24 novembre 1994, 20 p.<br />

- Mercier, S., « Du nouveau dans le « squeeze out », Actualité comptable n° 02, 5<br />

février 2002, éditions kluwer<br />

- Nelissen-Grade, J.-M., « De geschillenregeling en de uitkoopregeling », in Jan<br />

Ronse Instituut (dir.), Het nieuwe vennootschapsrecht van 7 en 13 april 1995,<br />

Kalmthout, Biblo., 1995, 337-372.<br />

- Nelissen-Grade, J.-M., “Procédure de retrait et règlement des conflits entre<br />

actionnaires”, in Le droit des sociétés commerciales après la loi du 13-04-1995:<br />

bilan et prolongements, Journée d’étude du 28 septembre 1995, Skyroom<br />

Events<br />

- Pottier, E., De Roeck, M., “Le divorce entre actionnaires: premières<br />

applications jurisprudentielles des procédures d’exclusion et de retrait”, in<br />

Revue de droit commercial belge (RDC), vol. 104, n° 9, 09-1998, 556-587.<br />

- Tilleman, B., “De nieuwe regeling van uitsluiting en uittreding in de<br />

vennootschappenwet”, De Belgische accountant, n° 3, 1995, 44-58.<br />

- Tilleman, B., “Exclusion et retrait: la nouvelles réglementation”, in L’expertcomptable<br />

belge, n° 3, 1995, 44-58.<br />

- Verhoest, T., « De uitgeholde squeeze-out procedure in besloten<br />

vennootschappen », T.R.V., n° 5, 1999, 297-322.<br />

109


- Verhoest, T. et Geens, K., “Développements récents dans la matière des<br />

procédures de sortie prévues par les art. 190ter et 190quater des lois<br />

coordonnées”, in Revue pratique des sociétés (RPS), vol. 97, 4ème trimestre 1998,<br />

341-375.<br />

- Wilmet, F., “L’exclusion d’une société actionnaire en cas de changement de<br />

son controle”, in Le droit des affaires, n° 30, 02-1994, 85-97.<br />

Chapitre III/Hoofdstuk III: Jurisprudence/Rechtspraak<br />

- Comm. Bruxelles (réf.), 28 octobre 1996, T.R.V., n° 8, 1996, 653-658.<br />

- Cour d’appel de Liège, 10 octobre 1997, in Revue pratique des sociétés, vol. 97,<br />

4 ème trimestre 1998, 394-398.<br />

- Tribunal de commerce de Bruxelles, 17 novembre 1997, in Revue de<br />

jurisprudence de Liège, Mons et Bruxelles, vol. 106, n° 12, 26-03-1999, 521-523.<br />

- Président Tribunal de commerce de Charleroi, 5 février 1998, in Revue<br />

pratique des sociétés (RPS), vol. 97, 4 ème trimestre 1998, 427-446.<br />

- Comm. Bruxelles (réf.), 3 mars 2000, DAOR, n° 54, 2000, 132.<br />

- Prés. Trib. Comm. Bruxelles (Réf.), 11 février 2002, Financieel Forum / Banken<br />

Financieel Recht 2002/II.<br />

110

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!