2009 - KHID
2009 - KHID
2009 - KHID
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
PER<br />
A R D U A<br />
GRADIOR<br />
Kennis & Innovatie<br />
om toekomstige veiligheidsuitdagingen aan te pakken<br />
Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />
Think Tank<br />
Conferenties & Seminaries<br />
Onderzoek<br />
Training<br />
Een overzicht van de activiteiten<br />
D E F E N S I E<br />
VOORRANG AAN VREDE<br />
Juni 2010<br />
www.mil.be/rdc
Kennis & Innovatie<br />
om toekomstige veiligheidsuitdagingen aan te pakken<br />
Think Tank<br />
Conferenties & Seminaries<br />
Onderzoek<br />
Training<br />
Een overzicht van de activiteiten<br />
Juni 2010<br />
www.mil.be/rdc
Inhoud<br />
Voorwoord door Generaal van het vliegwezen b.d August Van Daele, Ir _ ________________________ 3<br />
Voorwoord door Marie-Josée Simoen ___________________________________________________________________ 5<br />
Inleiding door Kolonel van het vliegwezen SBH Corinne Faut _ ___________________________________ 7<br />
Het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie ______________________________________________________ 11<br />
■ Visie en opdrachten _ _________________________________________________________________________________ 13<br />
■ Organisatiestructuur _________________________________________________________________________________ 14<br />
■ Studiecentrum voor Veiligheid en Defensie (CSDS) ___________________________________________ 15<br />
■ Departement Wetenschappelijk en Technologisch Onderzoek van Defensie (WTOD) _ __ 16<br />
■ Departement Hoge Studies van Defensie (HDS) _______________________________________________ 17<br />
■ Departement Producties, Publieke Relaties en Steun (DPR) _ ________________________________ 18<br />
Cyclus van seminaries, colloquia en avondconferenties ___________________________________________ 19<br />
■ Cyclus van seminaries “Hoge Studies Veiligheid en Defensie” ________________________________ 21<br />
■ Colloquia en studiedagen _ __________________________________________________________________________ 23<br />
■ De avondconferenties van het <strong>KHID</strong> _____________________________________________________________ 24<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie __________________________________________________________________ 25<br />
■ Organisatie van het onderzoek _____________________________________________________________________ 27<br />
■ Domein Veiligheid & Defensie (V&D) _ _________________________________________________________ 28<br />
■ Onderzoek naar een steeds evoluerende geopolitieke situatie ____________________________ 28<br />
■ Veiligheid en Strategie N°100: Massavernietigingswapens: Erfenis van de<br />
Koude Oorlog en bedreiging voor de toekomst. Bart Smedts ____________________________ 31<br />
■ Veiligheid en Strategie N°101: De evolutie van het Libanese confessionalisme<br />
en een analyse van deconfessionalisering. Pieter-Jan Parrein _ ____________________________ 32<br />
■ Veiligheid en Strategie N°102: De burgerlijk-militaire coördinatie van de VN.<br />
Gevalstudie: de MONUC. Sarah Gasquard _ _______________________________________________ 34<br />
■ Veiligheid en Strategie N°103: Het Europese Defensieagentschap in het Europese<br />
landschap van de samenwerking inzake defensie-uitrustingen. Alain De Neve _______ 35<br />
■ Veiligheid en Strategie N°104: De ideologie van de global jihad: Een discursieve<br />
benadering. Stefan Deconinck _ _______________________________________________________________ 36<br />
■ Domein Human Factors & Medicine (HFM) ___________________________________________________ 37<br />
■ De mens als centraal uitgangspunt ___________________________________________________________ 37<br />
■ De kenniscentra __________________________________________________________________________________ 38<br />
■ Ontwerp van een robuust netwerk van crisismanagement organisaties ________________ 39
■ Biologische effect monitoring door middel van chromosomiale testen bij<br />
werknemers die potentieel blootstaan aan cancerogene stoffen tijdens de<br />
ontmanteling van chemische wapens _________________________________________________________ 41<br />
■ Imago, attractiviteit en identiteit van de Belgische Defensie______________________________ 42<br />
■ Hyperbare zuurstoftherapie in de behandeling van een acuut lawaaitrauma.<br />
Een prospectieve, willekeurige en enkelblinde studie ______________________________________ 44<br />
■ Onderzoek naar de afhakingsmotieven van jongeren tijdens hun kandidatuur en<br />
de links met de rekrutering, de selectie en de opleiding _ __________________________________ 45<br />
■ Domein Mobility, Systems and Protection (MSP) _____________________________________________ 47<br />
■ Wetenschap en Technologie ter ondersteuning van operaties ____________________________ 47<br />
■ De kenniscentra __________________________________________________________________________________ 48<br />
■ Uitwerking van een methodologie om de effecten van een explosie op een<br />
structuur met complexe vorm in een bebouwde omgeving te kwantificeren ___________ 49<br />
■ Ontwikkeling van autonomiecapaciteit van mobiele landrobots om de veiligheid<br />
te verbeteren bij het uitvoeren van risicovolle opdrachten ________________________________ 50<br />
■ Virtueel vaartuig: integratie in een model van resultaten van verschillende<br />
onderzoeken met betrekking tot watermobiliteit _ _________________________________________ 52<br />
■ Domein Data Acquisition and Processing (DAP) _ _____________________________________________ 55<br />
■ Informatieverzameling in een snel veranderende omgeving _ _____________________________ 55<br />
■ De kenniscentra __________________________________________________________________________________ 55<br />
■ SPA-ce Borne REmote Sensing & Fusion Elaborated-aanpak binnen een<br />
informatiesysteem _ ______________________________________________________________________________ 56<br />
■ Update van databanken met driedimensionale vectorgegevens (3D) voor het<br />
Nationaal Geografisch Instituut (NGI) _____________________________________________________ 58<br />
■ Commando- en controlesystemen (C2) in noodhulpoperaties __________________________ 59<br />
Slotwoord _ __________________________________________________________________________________________________ 63
Voorwoord door Generaal van het vliegwezen<br />
b.d August Van Daele, Ir<br />
Als voorzitter van de Raad van Bestuur van het Koninklijk<br />
Hoger Instituut voor Defensie is het voor mij een genoegen<br />
U de tweede editie van het jaarlijkse activiteitenverslag<br />
voor te stellen. Verderop in dit rapport krijgt U een<br />
overzicht van de werking en organisatie van het Instituut. We zullen<br />
daarbij ook ingaan op haar visie en ambities. In deze editie stellen we U<br />
opnieuw een groot aantal studies voor die in de loop van <strong>2009</strong> werden<br />
uitgevoerd of voltooid. Samen vormen ze een mooie steekkaart van<br />
wat Defensie te bieden heeft.<br />
Generaal Van Daele<br />
Voorzitter Raad van Bestuur<br />
In dit voorwoord wil ik graag nog even terugkomen op de ware reden<br />
voor het bestaan van het <strong>KHID</strong>, namelijk het welzijn en de<br />
veiligheid van de medewerkers van Defensie, in België en tijdens de<br />
buitenlandse opdrachten. De via onderzoek verkregen objectieve<br />
gegevens bieden hulp bij het nemen van politieke en militaire beslissingen.<br />
Dankzij haar onderzoeksactiviteiten kan Defensie bovendien<br />
het academische onderricht van de Koninklijke Militaire School optimaliseren<br />
en de operaties ondersteunen. Immers, de best mogelijke<br />
opleiding en up-to-date materiaal kan men alleen bieden wanneer<br />
men de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen op de<br />
voet volgt. Ook de deelname aan internationale onderzoeksprojecten<br />
in het kader van supranationale akkoorden (bv. de Organisatie<br />
voor Onderzoek en Technologie van de NAVO en het Europese Defensieagentschap)<br />
is voor Defensie een belangrijke reden om te investeren<br />
in wetenschappelijk onderzoek.<br />
In dit kader moet het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie een<br />
kenniscentrum en een nationaal reflectie-instituut worden in het domein<br />
veiligheid en defensie. Als think tank zal het <strong>KHID</strong> de aandacht<br />
vestigen op relevante thema’s en het begrip en de kennis ervan<br />
verdiepen. Daarbij wordt steeds gestreefd naar nauwe samenwerking<br />
met andere think tanks, onderzoeksinstellingen en universiteiten.<br />
Deze wisselwerking tussen militaire en civiele onderzoekers is voor<br />
Defensie een uitgelezen kans om voeling te houden met de laatste<br />
ontwikkelingen in onderzoek. Het Instituut zal de verworven kennis<br />
in de hele veiligheids- en defensiegemeenschap verspreiden.
Eén van de middelen die het Instituut daarbij kan gebruiken is precies<br />
dit overzicht van de activiteiten. Ik hoop dan ook van harte dat<br />
het lezen van deze brochure uw interesse in het wetenschappelijke en<br />
technologische onderzoek van Defensie nog verder zal aanwakkeren.
Voorwoord door<br />
Marie-Josée Simoen<br />
Deze editie is voor mij, als voorzitser van het Wetenschappelijk<br />
Comité, de perfecte gelegenheid om enkele woorden<br />
tot u te richten. Deze brochure biedt mij namelijk<br />
de mogelijkheid wat dieper in te gaan op enkele concrete<br />
realisaties op het gebied van wetenschappelijk en technologisch<br />
onderzoek bij Defensie. Ik hoop dat u zich hierdoor aangesproken<br />
zult voelen om zelf onderzoeksprojecten in te dienen of eraan deel<br />
te nemen.<br />
Mevrouw Simoen<br />
Voorzitster van het<br />
Wetenschappelijk Comité<br />
In dit onderzoek speelt het Wetenschappelijk Comité een essentiële<br />
en gewaardeerde rol. Het Comité werd in 2007 opgericht en intervenieert,<br />
onder meer bijgestaan door vier commissies van wetenschappelijke<br />
experts, in het keuzeproces van onderzoeksprojecten en in<br />
de evaluatie van de lopende onderzoeken die deel uitmaken van het<br />
meerjarenprogramma wetenschappelijk en technologisch onderzoek<br />
van Defensie. Het garandeert tevens het wetenschappelijk niveau<br />
en de kwaliteit van de gerealiseerde studies. Bovendien vestigt het<br />
Comité de aandacht op veelbelovende onderzoeksdomeinen en –inspanningen.<br />
Alles wordt multidisciplinair aangepakt, wat absoluut<br />
onmisbaar is als we het hebben over veiligheid en defensie.<br />
Ten slotte is het Comité een van de toegangspoorten naar de onderzoekswereld<br />
buiten Defensie. Op deze manier promoot het Comité<br />
gemeenschappelijk onderzoek in samenwerking met Belgische en<br />
buitenlandse universitaire instellingen, waardoor de onderzoeksrendabiliteit<br />
wordt verhoogd en dubbel onderzoek wordt voorkomen.<br />
Het Departement Wetenschappelijk en Technologisch Onderzoek<br />
van Defensie heeft de evaluatie van voorgestelde en lopende onderzoeksprojecten<br />
genormaliseerd. Deze ontwikkeling draagt bij tot een<br />
verhoging van de onderzoekskwaliteit.
Inleiding door Kolonel van het vliegwezen SBH<br />
Corinne Faut<br />
De evolutie van de veiligheidsomgeving maakt deel uit van<br />
de context waarin Defensie zijn prioriteiten bepaalt. De<br />
visie van het Instituut bestaat erin om op nationaal en<br />
internationaal niveau het Belgische instituut te zijn dat<br />
befaamd is voor zijn uitmuntendheid als think tank in dienst van de<br />
veiligheids- en defensiegemeenschap.<br />
Corinne Faut,<br />
Directeur-generaal van het<br />
Koninklijk Hoger Instituut<br />
voor Defensie<br />
De activiteiten van het <strong>KHID</strong> hebben zich de laatste jaren ontwikkeld<br />
in twee complementaire domeinen. Allereerst zijn er de conferenties<br />
en andere evenementen die niet alleen de sinds lang gevestigde avondconferenties<br />
hergroeperen, maar ook de cyclus van seminaries van de<br />
Hoge Studies Veiligheid en Defensie, evenals de verschillende types<br />
van colloquia en studiedagen waarvan de ontwikkeling een innovatie<br />
vormt binnen het kader van de opdrachten die aan het Instituut werden<br />
toevertrouwd. Omdat het <strong>KHID</strong> zich positioneert als een ideeënlaboratorium<br />
met nationale en internationale uitstraling, wil het een<br />
discussieplatform bieden waar experten uit alle sectoren elkaar ontmoeten.<br />
Tijdens deze activiteiten, die een groeiend succes kennen, nodigt<br />
het Instituut gerenommeerde sprekers uit. Deze gevarieerde mix<br />
van bekende sprekers en vaak vernieuwende onderwerpen weet een<br />
steeds breder publiek van militairen en burgers te boeien.<br />
In tweede instantie zijn er de onderzoeksactiviteiten waarvan een<br />
waaier in deze brochure wordt voorgesteld. Met het oog op een optimale<br />
efficiëntie wordt het onderzoek bij Defensie georganiseerd op<br />
basis van een beperkt aantal kenniscentra die de inspanningen van de<br />
verschillende departementen van de KMS verenigen of die kennispolen<br />
vormen in hun respectieve domeinen, zoals het geval is voor het<br />
Studiecentrum voor Veiligheid en Defensie van het <strong>KHID</strong>, de Defensielaboratoria<br />
(DLD) of de Historische Pool van Defensie die zich in<br />
het Koninklijk Legermuseum bevindt. De onderzoeksonderwerpen<br />
werden trouwens gehergroepeerd in vier grote domeinen: het domein<br />
Veiligheid & Defensie (V&S), Human Factors and Medicine (HFM),<br />
Mobility, Systems and Protection (MSP), en Data Acquisition and<br />
Processing (DAP).<br />
Voor elk van die domeinen werd een staal van lopende of afgeronde<br />
onderzoeksprojecten geselecteerd, die gedetailleerd worden voorgesteld<br />
in deze brochure. De lezer vindt er informatie over de redenen die<br />
ertoe geleid hebben dat Defensie zijn middelen aan elk van die projec-
ten besteedt, een uitleg over de activiteiten van het project op een zeker<br />
wetenschappelijk niveau, en ten slotte een overzicht van de verwachte<br />
innovaties.<br />
Als directeur-generaal van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />
nodig ik U uit om in deze brochure de think tank te ontdekken.<br />
Indien U na het lezen toch nog vragen hebt, aarzel dan zeker niet ons te<br />
contacteren. U kunt er van op aan dat elk van mijn medewerkers zich<br />
zal inspannen om U zo goed mogelijk te helpen.
Het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie
Visie en opdrachten<br />
De geopolitieke situatie is de laatste twintig jaar<br />
sterk veranderd. Bepaalde veiligheidsrisico’s zijn<br />
verdwenen terwijl er andere het daglicht hebben<br />
gezien. Die zijn vaak kleiner van omvang maar<br />
heel verschillend en moeilijk te voorzien. Bovendien<br />
moet de strategie van Defensie steeds<br />
meer rekening houden met de globalisering van<br />
de markt, het transport, de communicatie en de<br />
financiële sector. In feite oefent dit fenomeen<br />
grote invloed uit op economisch, cultureel en<br />
politiek vlak, bij ons en in de landen die in volle<br />
ontwikkeling zijn. Die veranderingen bieden<br />
nieuwe mogelijkheden, maar dragen ook uitdagingen<br />
in zich. Er moeten onder meer oplossingen<br />
worden gevonden voor de groeiende vraag<br />
naar grondstoffen, de migratiegolven, het risico<br />
op een pandemie, de klimaatverandering en de<br />
toenemende frequentie van natuurrampen. Bovendien<br />
vormen het terrorisme en de verspreiding<br />
van massavernietigingswapens ook veiligheidsrisico’s.<br />
Al deze ontwikkelingen bepalen<br />
de prioriteiten van Defensie om zich aan haar<br />
omgeving aan te passen.<br />
In deze context draagt het <strong>KHID</strong> bij tot de<br />
transformatie van Defensie in de richting die<br />
wordt aangewezen door de Minister in zijn<br />
politieke oriëntatienota. Daarom kiest het Instituut<br />
voor een gestructureerde benadering<br />
die de formulering van een visie en opdrachten<br />
inhoudt.<br />
Visie<br />
Op nationaal en internationaal niveau<br />
het Belgisch Instituut zijn dat befaamd<br />
is voor zijn uitmuntendheid als think<br />
tank in dienst van de veiligheids- en<br />
defensiegemeenschap.<br />
Om deze visie te verwezenlijken moet het<br />
<strong>KHID</strong> in de eerste plaats de aandacht vestigen<br />
op relevante thema’s, om vervolgens het<br />
begrip en de kennis ervan te verdiepen, en ten<br />
slotte de kennis die daaruit voortvloeit in de<br />
hele veiligheids- en defensiegemeenschap te<br />
verspreiden door een resoluut dynamische en<br />
interactieve aanpak.<br />
Bijgevolg worden de opdrachten van het<br />
<strong>KHID</strong> als volgt benoemd.<br />
Opdrachten<br />
Aandacht vestigen<br />
■ Het tijdig identificeren van relevante<br />
thema’s en deze ontwikkelen en uitvoeren;<br />
■ De vertegenwoordiging van Defensie<br />
in het domein van het wetenschappelijk<br />
onderzoek binnen nationale<br />
en internationale organisaties<br />
beheren.<br />
Kennis uitdiepen<br />
■ Aan de CHOD de strategie voor wetenschappelijk<br />
en technologisch onderzoek<br />
voorstellen – met inbegrip<br />
van het domein Veiligheid en Defensie<br />
– door de inspanningen op de<br />
relevante thema’s te concentreren;<br />
■ Onderzoek en studies uitvoeren in<br />
het domein van het veiligheids- en<br />
defensiebeleid in de ruimste zin;<br />
■ Het beheer verzekeren van het geheel<br />
van de programma’s van wetenschappelijk<br />
en technologisch onderzoek<br />
van Defensie.<br />
Het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />
13
Kennis verspreiden<br />
■ Permanente vorming organiseren<br />
door lezingen, conferenties, colloquia<br />
en publicaties over de geïdentificeerde<br />
relevante thema’s;<br />
■ Bijdragen tot de vorming van kaderleden<br />
van hoog niveau door de creatie<br />
van een ontmoetingsruimte, die<br />
thans een concrete vorm aanneemt in<br />
een cyclus van seminaries die “Hoge<br />
Studies Veiligheid en Defensie” worden<br />
genoemd;<br />
■ Gecoördineerde public relations acties<br />
organiseren die toelaten om de<br />
zichtbaarheid van Defensie te verzekeren<br />
naar de wetenschappelijke, industriële,<br />
politieke, economische en<br />
sociale wereld, evenals naar de veiligheids-<br />
en defensiewereld.<br />
Organisatiestructuur<br />
De globalisering is een fenomeen met implicaties<br />
in alle domeinen. Ook het domein van<br />
veiligheid en defensie ontsnapt niet aan deze<br />
evolutie. Het is daarom noodzakelijk om op<br />
structurele wijze alle actoren te raadplegen<br />
– militaire, politieke, economische, sociale,<br />
academische, e.a. – om de relevante thema’s in<br />
een holistische benadering te identificeren.<br />
Dit strategische forum wordt verwezenlijkt in<br />
de Raad van Bestuur, die belast is met de definiëring<br />
van de strategische keuzes van het Instituut.<br />
De Raad van Bestuur 1 is ermee belast om in<br />
de domeinen “veiligheid & defensie” en “wetenschappelijk<br />
en technologisch onderzoek<br />
van Defensie” jaarlijks aan de Minister een<br />
algemene beleidsnota, de prioriteiten van het<br />
onderzoeksprogramma van Defensie, en het<br />
onderzoeksprogramma van Defensie voor te<br />
stellen. De Raad van Bestuur stelt eveneens<br />
aan de Minister een jaarverslag voor over het<br />
uitgevoerde onderzoek binnen Defensie.<br />
Het economische gebruik van de middelen<br />
leidt trouwens tot een wetenschappelijk advies<br />
dat zo ruim mogelijk is om voor elk project de<br />
beste optie onder de mogelijke oplossingen te<br />
kiezen: uitvoeren binnen Defensie, extern laten<br />
uitvoeren, of in samenwerking. Het is bovendien<br />
van belang om de wetenschappelijke<br />
waarde van elk project te bepalen.<br />
Dit wetenschappelijk adviesforum wordt gerealiseerd<br />
door het Wetenschappelijk Comité, de<br />
wetenschappelijke adviseur van het Instituut.<br />
Het Wetenschappelijk Comité is ermee belast<br />
om de onderzoeksdoelstellingen voor te stellen,<br />
mee te werken aan de ontwikkeling van evaluatiemethodes<br />
voor studies en onderzoeksprojecten,<br />
een voorlopige rangschikking voor de<br />
onderzoeken en projecten voor te stellen, de<br />
voortgangsrapporten van de studies en onderzoeksprojecten<br />
te evalueren en aanbevelingen te<br />
formuleren, en de eindrapporten te evalueren.<br />
De dagelijkse werking van het Instituut maakt<br />
een organiek kader noodzakelijk 2 , waarvan de<br />
structuur (vier departementen) gedefinieerd<br />
werd door als uitgangspunt de uitvoering van<br />
de opdrachten van het Instituut te nemen.<br />
Deze vier departementen zijn:<br />
■ het Studiecentrum voor Veiligheid en<br />
Defensie;<br />
■ het Departement Wetenschappelijk en Technologisch<br />
Onderzoek van Defensie;<br />
■ het Departement Hoge Studies van Defensie;<br />
■ het Departement Producties, Publieke<br />
Relaties en Steun.<br />
De tabel hieronder geeft de bijdrage van elk<br />
van de departementen– acroniemen in drie talen<br />
– tot de verwezenlijking van de visie doorheen<br />
de verschillende opdrachten.<br />
Het organiek kader van het Instituut telt in<br />
totaal 34 personeelsleden.<br />
1<br />
Ministrieel Besluit van 25 april 2007<br />
2<br />
Koninklijk Besluit van 10 augustus 2006<br />
14
DEPARTEMENTEN<br />
F RSTD CESD HED DRP<br />
N WTOD CVDS HSD DPR<br />
E STDR CSDS HDS DPR<br />
Opdrachten<br />
Aandacht vestigen<br />
Relevante thema’s identificeren en opvolgen • • •<br />
Vertegenwoordigen van Defensie in onderzoeksorganisaties • •<br />
Kennis uitdiepen<br />
Onderzoeksprogramma bepalen • •<br />
Onderzoek en studies uitvoeren in het domein Veiligheid & Defensie<br />
•<br />
Het onderzoeksprogramma beheren<br />
•<br />
Kennis verspreiden<br />
Organiseren van permanente vorming • • • •<br />
Bijdragen aan de vorming van het hogere kader • • • •<br />
Organiseren van gecoördineerde PR-activiteiten<br />
•<br />
De laatste jaren is de uitstraling van het Instituut<br />
aanzienlijk toegenomen. Het jaarprogramma<br />
van wetenschappelijk en technologisch onderzoek<br />
van Defensie telt een honderdtal onderzoeken,<br />
voor een budget van ongeveer 5,5 miljoen<br />
euro. Elk jaar wordt een tiental avondconferenties<br />
op hoog niveau georganiseerd. In <strong>2009</strong> is<br />
de opkomst sterk gestegen tot een gemiddelde<br />
van ongeveer 280 personen, met pieken van<br />
meer dan 500 deelnemers. Naast de avondconferenties<br />
worden er internationale conferenties<br />
georganiseerd, zoals die over Azië, in samenwerking<br />
met de Koninklijke Militaire School, waar<br />
gemiddeld 270 personen aan hebben deelgenomen.<br />
Ten slotte kenmerkt de trainingscyclus<br />
Hoge Studies Veiligheid en Defensie zich door<br />
een ruime belangstelling en een vlot verloop.<br />
In dit domein ontwikkelt zich een duidelijke<br />
synergie met de “High Level Course” van het<br />
Europees College voor Veiligheid en Defensie.<br />
Studiecentrum voor Veiligheid en<br />
Defensie (CSDS)<br />
Omdat het <strong>KHID</strong> zich positioneert als een<br />
ideeënlaboratorium met nationale en internationale<br />
uitstraling, wil het CSDS een discussieplatform<br />
zijn waar experts in de problematiek<br />
van Veiligheid en Defensie uit alle<br />
sectoren elkaar ontmoeten tijdens conferenties,<br />
colloquia, studiedagen van experts…<br />
Samenwerkingsverbanden, en zelfs synergieën,<br />
met andere think tanks worden nagestreefd.<br />
Op termijn zal dit leiden tot samenwerkingsakkoorden.<br />
Het CSDS is niet alleen de referentie op het<br />
vlak van Veiligheid en Defensie voor de beleidsverantwoordelijken<br />
van het Departement,<br />
maar ook voor de openbare diensten,<br />
de andere think tanks en voor het ruime publiek.<br />
In het kader van nieuwe bedreigingen en in<br />
functie van de behoeften van Defensie behandelen<br />
onderzoekers de problematiek van<br />
Veiligheid en Defensie in verschillende regio’s<br />
en vanuit verschillende gezichtspunten. De<br />
huidige onderzoeksactiviteiten van het CSDS<br />
richten zich op de volgende domeinen:<br />
■ op het niveau van de thema’s: de proliferatie<br />
van massavernietigingswapens, het<br />
Het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />
15
internationaal terrorisme, “global governance”<br />
en de “global flows”;<br />
■ op het niveau van de regio’s : het nationale<br />
en Europese veiligheids- en defensiebeleid,<br />
Afrika, het Midden-Oosten en Azië.<br />
Het Centrum voert analyses uit van internationale<br />
tendensen in de domeinen die invloed<br />
kunnen uitoefenen op het ontstaan, de<br />
ontwikkeling en de gevolgen van conflicten<br />
met een potentiële militaire dimensie. De<br />
onderzoeksresultaten worden onder andere<br />
via de website van het <strong>KHID</strong> gepubliceerd<br />
www.mil.be/rdc.<br />
Departement Wetenschappelijk<br />
en Technologisch Onderzoek van<br />
Defensie (WTOD)<br />
Het Departement WTOD voert zelf geen<br />
onderzoek uit maar beheert het geheel van<br />
het wetenschappelijk en technologisch onderzoek<br />
van Defensie. De domeinbeheerders<br />
van het Departement WTOD verzekeren de<br />
goede werking van het onderzoek, terwijl het<br />
onderzoek zelf wordt uitgevoerd in de laboratoriums<br />
van de KMS, in kenniscentra van Defensie<br />
of zelfs daarbuiten.<br />
Het WTOD-programma is samengesteld uit<br />
onderzoeken die voortvloeien uit een dubbele<br />
benadering: “top-down” en “bottom-up”.<br />
Het fundamenteel onderzoek hoort bij een<br />
mechanisme van het type “bottom-up”. Dit<br />
betekent dat de onderzoeksdirecteuren onderzoeksonderwerpen<br />
voorleggen.<br />
Het toegepast onderzoek kan worden uitgevoerd<br />
hetzij om een breuk of een technologische<br />
vooruitgang te verwezenlijken, hetzij om<br />
op korte termijn essentiële vragen te beantwoorden<br />
die het werkkader van de generale<br />
staf overstijgen. In beide gevallen beantwoordt<br />
het onderzoek in wezen aan een mechanisme<br />
van het type “top-down”, m.a.w. dat Defensie<br />
zich op een directieve manier gedraagt en<br />
daarbij de domeinen definieert waar ze onderzoek<br />
wenst uit te voeren.<br />
Bovendien, in navolging van wat algemeen<br />
gangbaar is aan de grote universiteiten, kiest<br />
Defensie ervoor om de uitwerking en het beheer<br />
van het onderzoeksprogramma aan een<br />
onafhankelijke organisatie toe te vertrouwen<br />
om een globale samenhang te verzekeren.<br />
De hierboven beschreven algemene benadering<br />
wordt gerealiseerd door de invoering van<br />
algemene onderzoeksdoelstellingen (Ti) die<br />
rechtstreeks verband houden met redenen die<br />
duidelijk vastgelegd zijn om een onderzoeksprogramma<br />
bij Defensie uit te voeren – steun<br />
aan het onderwijs, steun aan operaties en steun<br />
aan de besluitvorming.<br />
T1 Optimalisering van het academisch onderwijs<br />
in exacte en toegepaste wetenschappen<br />
T2 Optimalisering van het academisch onderwijs<br />
in sociale, militaire wetenschappen<br />
en gedragswetenschappen<br />
T3 Beschikbaarheid van bestaande systemen<br />
T4 Beschikbaarheid van toekomstige<br />
systemen<br />
T5 Bescherming tegen klassieke bedreigingen<br />
T6 Bescherming tegen nieuwe bedreigingen<br />
T7 De ontwikkeling van een langetermijnvisie<br />
voor veiligheid<br />
T8 Onderzoek als gevolg van vragen en ontwikkelingen<br />
binnen Defensie<br />
T9 Onderzoek als gevolg van vragen en ontwikkelingen<br />
buiten Defensie<br />
Defensie draagt trouwens bij tot de verwezenlijking<br />
van de federale ambities voor het wetenschappelijk<br />
onderzoek door het wetenschappelijk<br />
en technologisch onderzoek van Defensie<br />
voor de maatschappij open te stellen. Daarom<br />
worden bepaalde onderzoeksprojecten uitge-<br />
16
voerd in domeinen die geen rechtstreeks verband<br />
houden met de prioriteiten van Defensie<br />
maar die ertoe bijdragen om in te gaan op reële<br />
maatschappelijke uitdagingen, zoals dit het geval<br />
is voor het domein van de energieproductie.<br />
Om een maximale efficiëntie van het onderzoeksprogramma<br />
te bereiken concentreert<br />
de WTOD-strategie zich op meer gerichte<br />
domeinen in het kader van algemene onderzoeksdoelstellingen.<br />
Die domeinen zijn<br />
onderzoeksniches waarvoor de onderzoekscentra<br />
worden aangemoedigd om hun inspanningen<br />
te intensifiëren teneinde een expertise<br />
op een niveau van uitmuntendheid te ontwikkelen.<br />
De correlatie tussen de expertiseniches<br />
en de algemene onderzoeksdoelstellingen<br />
wordt in de volgende figuur weergegeven.<br />
Projecten die zich buiten de niches maar wel<br />
binnen de onderzoeksdoelstellingen bevinden<br />
zijn mogelijk. Dit is met name het geval voor<br />
specifieke onderzoeken van strategisch belang.<br />
Departement Hoge Studies van<br />
Defensie (HDS)<br />
Het Departement HDS is verantwoordelijk<br />
voor de organisatie van de Hoge Studies Veiligheid<br />
en Defensie in een multisectoriële benadering.<br />
In samenwerking met Egmont, het<br />
Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen,<br />
ontvangt dit voor België unieke<br />
forum jaarlijks een selectie van hoge kaderleden<br />
uit alle sectoren van de maatschappij.<br />
Het Departement Hoge Studies Veiligheid en<br />
Defensie, dat binnen het <strong>KHID</strong> bevoegd is voor<br />
de organisatie van seminaries en bezoeken, vertegenwoordigt<br />
ook met Egmont België binnen<br />
het Europese College voor Veiligheid en Defensie<br />
(ESDC). Deze instelling werd opgericht<br />
op 18 juli 2005 en moet worden beschouwd als<br />
een netwerk van nationale instellingen en academies<br />
in het domein van Veiligheid en Defensie.<br />
Het secretariaat-generaal van de Raad doet<br />
ook dienst als secretariaat van het College. De<br />
ESDC organiseert ieder academiejaar de High<br />
Level Courses waar 58 personen aan hebben<br />
deelgenomen tijdens het academiejaar <strong>2009</strong>-<br />
2010. Het <strong>KHID</strong> levert algemene steun voor<br />
de organisatie en coaching aan deze modulair<br />
opgebouwde training. Zo was het Koninklijk<br />
Hoger Instituut bevoegd voor de hele organisatie<br />
van module 1 van de sessie <strong>2009</strong>-2010. Die<br />
vond plaats van 13 tot 18 september in Brussel.<br />
De ESDC is een ideaal forum voor het <strong>KHID</strong><br />
om zich ook op internationaal niveau in het domein<br />
van Veiligheid en Defensie te profileren.<br />
OBJECTIEVEN<br />
T1 T2 T3 T4 T5 T6 T7 T8 T9<br />
NISSEN<br />
N1 - C4ISTAR • • • • •<br />
N2 - Hyperspectrale detectie en TeralHertz • • • • •<br />
N3 - Intelligente autonome systemen (en platformen) • • •<br />
N4 - Niet conventionele wapensystemen • •<br />
N5 - Bescherming van personeel, systemen en infrastructuur • •<br />
N6 - Nieuwe energiebronnen • • • •<br />
N7 - Militaire geneeskunde • •<br />
N8 - Human performance • • • •<br />
N9 - Veiligheidsomgeving • • • •<br />
N10 - Militaire geschiedenis • • • •<br />
Het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />
17
Departement Producties, Publieke<br />
Relaties en Steun (DPR)<br />
Het DPR heeft als belangrijkste opdracht de<br />
interne en externe communicatie te verzorgen.<br />
Alle vragen uit de buitenwereld komen aan<br />
bij het DPR om een volledig antwoord binnen<br />
een aangepaste termijn te verkrijgen. Het<br />
DPR is een “facilitator” voor heel het <strong>KHID</strong><br />
en speelt een sleutelrol in de praktische organisatie<br />
van belangrijke forums: conferenties,<br />
colloquia en andere ontmoetingen. Het verleent<br />
steun aan alle organen van het <strong>KHID</strong>:<br />
de Raad van Bestuur, het Wetenschappelijk<br />
Comité en het organiek kader. Het DPR levert<br />
bovendien logistieke en administratieve<br />
steun om de goede werking van het hele Instituut<br />
te verzekeren. Het is eveneens bevoegd<br />
voor de website van het <strong>KHID</strong> en publiceert<br />
verschillende documenten: folders, brochures<br />
en publicaties.<br />
18
Cyclus van seminaries,<br />
colloquia en avondconferenties
Cyclus van seminaries,<br />
colloquia en avondconferenties<br />
Cyclus van seminaries “Hoge Studies<br />
Veiligheid en Defensie”<br />
Een politiek van veiligheid en verantwoordelijke<br />
en efficiënte preventie veronderstelt een<br />
goede kennis van de sociale fenomenen en<br />
nationale en internationale trends. Bovendien<br />
is een goede samenwerking tussen alle betrokken<br />
partijen absoluut noodzakelijk. Alleen<br />
op deze manier kunnen de actoren de nodige<br />
synergieën ontwikkelen om, in het beste geval,<br />
op problemen te anticiperen en deze te<br />
voorkomen en, in het slechtste geval, om de<br />
oplossing ervan te vergemakkelijken. Bovendien<br />
laat een multidisciplinair kader een pertinente<br />
analyse toe, vrij van alle subjectiviteit<br />
en corporatistische of individuele reflexen.<br />
Dit is de enige manier om de nodige objectivi-<br />
Seminar 1 Basisprincipes<br />
Het Belgische buitenlandse beleid en veiligheidsbeleid / theoretische modellen van internationale<br />
betrekkingen / mondialisering: conceptuele analyse en actoren / analyse van de notie veiligheid en<br />
haar dimensies.<br />
Seminar 2 Sleutelfactoren en trends<br />
Economische en financiële factoren / factoren gekoppeld aan wetenschappen en opkomende technologieën,<br />
demografie / klimatologische en milieufactoren / militaire factor / globaal en regionaal beleid.<br />
Seminar 3 Factoren van instabiliteit I<br />
De verspreiding van wapens (van lichte wapens tot massavernietigingswapens) / de georganiseerde<br />
misdaad, drugstrafiek en mensenhandel / failliete staten en erg verzwakte staten.<br />
Seminar 4 Factoren van instabiliteit II<br />
Immigratie en integratie / veiligheid en ontwikkeling / terrorisme als internationaal probleem, oorzaken,<br />
vormen en remedies, legale aspecten en politionele samenwerking.<br />
Seminar 5 De Europese Unie<br />
Gemeenschappelijk buitenlands beleid en veiligheidsbeleid / Europees veiligheids- en defensiebeleid<br />
/ Europees nabuurschapsbeleid / burgerlijke en militaire competenties.<br />
Seminar 6 De grote wereldmachten<br />
De Verenigde Staten / Rusland / China / India / Japan / Brazilië.<br />
Seminar 7 De erfenis van de USSR<br />
De Oekraïne en Wit-Rusland / de Kaukasus / Centraal-Azië / operaties in Afghanistan.<br />
Seminar 8 Het Oosten<br />
Turkije / het Midden-Oosten / Iran / het belang van water en energie.<br />
Seminar 9 Afrika<br />
De regio van de Grote Meren / het Belgische beleid in Centraal-Afrika (met inbegrip van de ontwikkelingssamenwerking)<br />
/ de rol van de Europese Unie in Centraal-Afrika / Chinafrika / de plicht te<br />
beschermen – gevalstudie.<br />
Seminar 10 Synthese, conclusies en evaluatie<br />
Cyclus van seminaries, colloquia en avondconferenties<br />
21
teit en rede te bekomen. Met het programma<br />
Hoge Studies Veiligheid en Defensie biedt<br />
het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie,<br />
in nauwe samenwerking met het Egmont<br />
Instituut (het Koninklijk Instituut voor Internationale<br />
Betrekkingen, verbonden met<br />
Buitenlandse Zaken), een voor België uniek<br />
ontmoetingsforum voor leidinggevenden uit<br />
alle sectoren van onze samenleving.<br />
Reeds sinds 2005 werden de meeste facetten<br />
van veiligheid en defensie onderzocht in<br />
een tiental residentiële seminaries en via een<br />
tiental bezoeken. Elke maandelijkse seminarie<br />
duurt twee dagen en behandelt telkens<br />
een vooraf bepaald onderwerp. Telkens worden<br />
professoren, politieke en militaire experts<br />
en gerenommeerde diplomaten uitgenodigd<br />
om het thema in een voordracht af te bakenen.<br />
Nadien wisselen deelnemers en sprekers<br />
ideeën uit om de analyse verder uit te diepen.<br />
Maar het essentiële komt later. In groepen van<br />
tien denken de deelnemers na en discussiëren<br />
ze, vertrekkende van hun eigen ervaringen en<br />
expertise, om zo te komen tot een betere perceptie<br />
van het onderwerp en nieuwe perspectieven<br />
te openen door de behandelde materie<br />
in een bredere context te plaatsen. Het programma<br />
van <strong>2009</strong> geeft een overzicht van de<br />
behandelde onderwerpen.<br />
Elk jaar stellen de organisatoren een zorgvuldig<br />
gekozen selectie sprekers voor. Zo werden<br />
in <strong>2009</strong> voordrachten gegeven door onder andere<br />
Pierre Vercauteren (Faculté Universitaire<br />
Catholique van Mons), Michèle Coninx (Eurojust),<br />
de journaliste Nina Bachkatov, professor<br />
Mohammad Djalili (Graduate Institute of<br />
International Studies, Genève), Jean-Pascal<br />
van Ypersele (Intergovernmental Panel on Climate<br />
Change), ambassadeur Walter Stevens<br />
(Belgische vertegenwoordiger bij het Politieken<br />
Veiligheids-Comité bij de Europese Unie).<br />
Naast deze seminaries werden er twaalf bezoeken<br />
van een halve dag tot een volledige<br />
dag georganiseerd in de periode januari tot<br />
december <strong>2009</strong> (de kanselarij van de Premier<br />
en het crisiscentrum van de regering, de Federale<br />
Overheidsdienst Buitenlandse Zaken<br />
en het ministerie van Defensie, de Europese<br />
Unie, de Defensiestaf, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten,<br />
het federale parlement, de 7e<br />
Brigade, de Dienst der douane en accijnzen, de<br />
provincie Luik, FN Herstal, de federale politie<br />
en de NAVO).<br />
In <strong>2009</strong> werden 39 mensen geselecteerd om<br />
de vijfde sessie van de cyclus Hoge Studies van<br />
Defensie te volgen.<br />
De samenstelling van de groep was de volgende:<br />
zestien personen waren afkomstig van Defensie<br />
(dertien kolonels, een luitenant-kolonel<br />
[gedetacheerd naar de FOD Buitenlandse Zaken]<br />
en twee burgers van vergelijkbare graad)<br />
en drieëntwintig mensen van buiten Defensie,<br />
te verdelen als volgt: een lid van de FOD Buitenlandse<br />
Zaken, een lid van de FOD Binnenlandse<br />
Zaken (Dienst Vreemdelingenzaken),<br />
een lid van de federale politie en een van een<br />
lokale politie, een lid van de Staatsveiligheid,<br />
een lid van het Comité I, drie leden van de<br />
FOD Justitie (twee magistraten, één van de<br />
Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid), twee<br />
leden van het Coördinatieorgaan voor de<br />
Dreigingsanalyse (waarvan een afkomstig uit<br />
de Staatsveiligheid), een deelnemer uit de wereld<br />
van de defensie-industrie (Siemens Enterprise<br />
Communications N.V.), een lid van het<br />
secretariaat van de Senaat, een lid van de academische<br />
wereld (Universiteit Antwerpen)<br />
22
en negen deelnemers uit het maatschappelijk<br />
middenveld (Brussels Commerce and Industry,<br />
Broederlijk Delen, International Center<br />
for Transitional Justice, twee van de Europese<br />
Commissie, Fortis Bank SA, het Vlaams Vredesinstituut,<br />
het Brussel Hoofdstedelijk Gewest,<br />
Vlaamse Overheid / Controle Wapenhandel).<br />
Colloquia en studiedagen<br />
In <strong>2009</strong> organiseerde het CSDS samen met<br />
het Koninklijk Instituut voor Internationale<br />
Betrekkingen (EGMONT) van de Federale<br />
Overheidsdienst Buitenlandse Zaken<br />
twee rondetafelbijeenkomsten : “The Bond<br />
between Iran and the Shiites in the Gulf ” op<br />
23 april en “Iranian State Power between the<br />
Clerical and the Secular” op 27 november.<br />
Vertegenwoordigers van binnen en buiten Defensie<br />
namen aan deze twee activiteiten deel.<br />
Deze activiteiten werden door de deelnemers<br />
erg op prijs gesteld. Deze formules zullen in de<br />
toekomst zeker nog worden gebruikt.<br />
Op 24 maart <strong>2009</strong> organiseerde het CSDS, in<br />
nauwe samenwerking met de KMS, een colloquium<br />
met als onderwerp Azië onder de titel<br />
“Opkomende mogendheden in Azië: naar een<br />
multipolaire wereld”. Dit colloquium werd georganiseerd<br />
in het kader van de stagiairopleiding<br />
voorzien in de Hogere stafcursus<br />
en de cursus Militair Administrateur.<br />
Een tweede meer technisch colloquium over<br />
de “Opkomende technologieën in Veiligheid<br />
en Defensie” werd op 1 oktober <strong>2009</strong> georganiseerd,<br />
in samenwerking met het Departement<br />
Communicatie, informatie, systemen<br />
en sensoren van de Koninklijke Militaire<br />
School. Dit colloquium behandelde niet alleen<br />
de evolutie van de onderzoekers van het<br />
Departement Communicatie- en informatiesystemen<br />
(CIS) van de KMS, maar wees<br />
eveneens op de vooruitgang die werd geboekt<br />
binnen de agentschappen van de NAVO en<br />
de EU.<br />
Door de themakeuze voor onderzoeken, tijdens<br />
conferenties, colloquia en seminars, levert<br />
het CSDS haar bijdrage tot de missie van<br />
het Instituut: de aandacht vestigen op een aantal<br />
interessante onderwerpen, de kennis verdiepen<br />
en verspreiden via de organisatie van<br />
dit type activiteiten.<br />
Het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />
hecht het grootste belang aan de mening<br />
van haar publiek. Daarom wordt na iedere<br />
conferentie een steekproef/enquête verricht<br />
bij een aantal deelnemers. De resultaten van<br />
de opiniepeiling naar de tevredenheid van het<br />
publiek moeten het Instituut toelaten om de<br />
verschillende formules in de toekomst aan te<br />
passen zodat ze nog beter beantwoorden aan<br />
de verwachtingen van het publiek.<br />
Cyclus van seminaries, colloquia en avondconferenties<br />
23
De avondconferenties<br />
van het <strong>KHID</strong><br />
De avondconferenties zijn voor het <strong>KHID</strong><br />
een nuttig instrument in zijn rol als think<br />
tank. Naast de klassieke veiligheidsonderwerpen<br />
werden ook nieuwe thema’s behandeld.<br />
In <strong>2009</strong> werden er tien conferenties<br />
georganiseerd:<br />
Het meest opvallende van het voorbije jaar was<br />
dat steeds meer deelnemers van Defensie en daarbuiten<br />
de weg naar de avondconferenties vinden,<br />
al hangt hun aanwezigheid duidelijk af van het<br />
onderwerp van de conferentie. Dit maakt dat de<br />
conferenties niet alleen een kern van regelmatige<br />
bezoekers, maar ook een telkens wisselend publiek<br />
weet te boeien. Deze tendens, die begon<br />
eind 2008, lijkt zich te handhaven in <strong>2009</strong>.<br />
Maand Sprekers Onderwerpen Deelnemers<br />
De perspectieven van de relaties<br />
Dr. Ron Asmus<br />
tussen Europa en de Verenigde Staten<br />
onder president Obama: wat is<br />
Januari (Executive Director van het<br />
260<br />
Transatlantic Center)<br />
de nieuwe agenda?<br />
Februari<br />
Maart<br />
April<br />
Mei<br />
Juni<br />
September<br />
Prof. Dr. Georgios Terzis<br />
(Vesalius College)<br />
Joop Veen (Ministerie van Defensie,<br />
Nederland)<br />
Han Soete (Indymedia)<br />
GenMaj Georges d’Hollander<br />
(Directeur NC3A NATO HQ)<br />
De heer Louis Michel<br />
(Europees Commissaris voor<br />
Ontwikkeling en<br />
Humanitaire Hulp)<br />
Ambassadeur Baron van Daele<br />
(Permanent Vertegenwoordiger<br />
van België bij de NAVO)<br />
Dr. Ilse Derluyn,<br />
(Coördinator van het “Centre<br />
for Children in Vulnerable<br />
Situations”)<br />
De heer Pieter De Crem<br />
(Minister van Defensie)<br />
De nieuwe media:<br />
massacommunicatiewapens?<br />
Network Enabled Capabilities:<br />
een transatlantisch perspectief<br />
De “millenniumdoelstellingen” als<br />
hefboom voor conflictpreventie.<br />
De bijdrage van de Europese Unie<br />
inzake ontwikkelingssamenwerking<br />
en humanitaire hulp.<br />
60 jaar NAVO. Perspectieven na<br />
de top van Strasbourg-Kehl.<br />
Kindsoldaten: slachtoffers of<br />
daders? Een psychologisch<br />
perspectief.<br />
215<br />
161<br />
184<br />
159<br />
124<br />
Return on investment, voor wie? 589<br />
Oktober De heer Martin van Creveld The Future of War and Conflicts 586<br />
November<br />
Dr. Emanuele Ottolenghi<br />
(Directeur van het Transatlantic<br />
Institute)<br />
Het Iranese nucleaire dilemma 369<br />
& Dr. Tom Sauer (Universiteit<br />
Antwerpen)<br />
December<br />
Prof. Freddy Van den Spiegel Economische perspectieven: welkom<br />
in de wereld van de chaos<br />
(Vrije Universiteit Brussel)<br />
245<br />
24
Onderzoeksactiviteiten van Defensie
De organisatie van het onderzoek:<br />
kenniscentra en domeinen<br />
Om de onderzoeksmiddelen<br />
maximaal te groeperen en zo<br />
kwalitatief hoogstaande studies<br />
te realiseren, kiest Defensie voor<br />
de uitbouw van een beperkt aantal Kenniscentra<br />
in die domeinen waarin ze een referentie<br />
wil zijn. In de polytechnische faculteit van de<br />
KMS bestaan bijvoorbeeld het Europese centrum<br />
voor nucleaire fusie (LPP), het “Signal<br />
and Image Processing Centre” (SIC), het studiecentrum<br />
voor het dynamische gedrag van<br />
materialen (DYMASEC) en het studiecentrum<br />
voor de mobiliteit van systemen (land,<br />
zee, lucht) (MOBINISS). De faculteit sociale<br />
en militaire wetenschappen profileert zich<br />
met een onderzoekscentrum voor “ethiek en<br />
deontologie” en een voor “Europese veiligheid”.<br />
Het Studiecentrum voor Veiligheid en<br />
Defensie (CSDS-<strong>KHID</strong>) van het Koninklijk<br />
Hoger Instituut voor Defensie doet politiekmilitair<br />
onderzoek met betrekking tot veiligheids-<br />
en defensievraagstukken. De Defensielaboratoria<br />
(DLD) spitsen zich toe op de<br />
detectie van chemische agentia en de bescherming<br />
van het personeel tegen chemische, biologische,<br />
radiologische en nucleaire risico’s. In<br />
het Koninklijk Legermuseum vinden we de<br />
Historische Pool van Defensie, waar onderzoek<br />
in het kader van het militair-historische<br />
patrimonium plaatsvindt. Andere, kleinere<br />
kenniscentra situeren zich in het brandwondencentrum<br />
van het Militair Hospitaal en in<br />
het domein van “Well Being”, met studies op<br />
het vlak van de epidemiologie en de preventieve<br />
gezondheidszorg.<br />
Deze onderzoeken worden ondergebracht in<br />
domeinen om ze doeltreffend te beheren. De<br />
omschrijving van elk van deze domeinen leunt<br />
nauw aan bij wat we ook terugvinden in verschillende<br />
andere NAVO-landen. Bij Defensie<br />
zijn er vier domeinen:<br />
Veiligheid en Defensie (V&D)<br />
In dit domein vindt men onder andere studies<br />
over internationale betrekkingen, terrorisme,<br />
de verspreiding van massavernietigingswapens…<br />
Human Factors and Medicine (HFM)<br />
Dit is het “mensgerichte” domein. Het omhelst<br />
een brede waaier van disciplines, gaande<br />
van crisismanagement, recht, geschiedenis,<br />
psychologie en sociologie tot biomedisch<br />
onderzoek.<br />
Mobility, Systems and Protection (MSP)<br />
Hier doet men onderzoek naar mechanische<br />
systemen (in de meest ruime zin van het<br />
woord). Men behandelt hier bijvoorbeeld de<br />
problematiek van energie (onderzoek naar<br />
plasmafusie) of test de beste bescherming<br />
tegen nucleaire, chemische, bacteriologische<br />
en radiologische aanvallen.<br />
Data Acquisition and Processing (DAP)<br />
In dit domein vinden we onderzoek naar sensoren<br />
en communicatietechnologie, verwerking<br />
van beelden van verschillende bronnen<br />
(radar, sonar, satelliet) en informatieverwerking.<br />
In de volgende hoofdstukken zullen deze vier<br />
domeinen in detail worden besproken.<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
27
Domein Veiligheid & Defensie (V&D)<br />
Het domein Veiligheid & Defensie is één van de vier domeinen van onderzoek. In dit domein bestuderen<br />
de onderzoekers politieke en militaire fenomenen die een invloed kunnen hebben op de huidige<br />
en toekomstige werking van Defensie. De studieresultaten en aanbevelingen bieden aan militaire en<br />
politieke beleidsmakers achtergrondinformatie en elementen om het beslissingsproces te ondersteunen.<br />
Deze studies worden meestal uitgevoerd door het Studiecentrum voor Veiligheid en Defensie (CSDS),<br />
dat is ondergebracht binnen het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie.<br />
Onderzoek naar een steeds<br />
evoluerende geopolitieke situatie<br />
Om zijn onderzoeksprojecten te verwezenlijken<br />
voorziet het CSDS een tiental onderzoekers,<br />
waarvan intussen vijf fulltime deel uit<br />
maken van het Centrum. Om nog beter tegemoet<br />
te komen aan de behoeften van Defensie<br />
probeert het <strong>KHID</strong> om in de loop van 2010<br />
onderzoekers en/of stagiairs aan te werven<br />
zodat het onderzoeksveld in het domein van<br />
Veiligheid en Defensie kan worden verbreed.<br />
In principe bestrijkt een onderzoeksproject<br />
van het CSDS een periode van ongeveer een<br />
jaar. De afgeronde onderzoeken worden gepubliceerd<br />
in onze reeks ‘Veiligheid en Strategie’<br />
dat ondertussen in een nieuwe vorm werd<br />
gegoten. Er werd gekozen voor een kleiner,<br />
handiger formaat en een meer hedendaagse<br />
“look”.<br />
Tijdens het onderzoek schrijven de onderzoekers<br />
op regelmatige tijdstippen “Focus Papers”<br />
die dieper ingaan op bepaalde aspecten van hun<br />
onderzoek of die een geïnformeerd perspectief<br />
bieden over een actuele politieke kwestie.<br />
De publicatie “Veiligheid en Defensie” evenals<br />
de “Focus Papers” zijn beschikbaar via de<br />
website van het <strong>KHID</strong>: www.mil.be/rdc.<br />
In <strong>2009</strong> werden volgende Focus<br />
Papers gepubliceerd<br />
■ Veiligheid als een bedreiging voor ontwikkeling:<br />
de geopolitiek van waterschaarste in<br />
het Nijlbekken (Stefan Deconinck)<br />
Deze paper focust op de achterliggende redenen<br />
van de geopolitieke gevoeligheid van het<br />
water van de Nijl. Het kadert het discours<br />
van ‘wateroorlogen’ in een context van verveiliging<br />
van watervoorraden, met de Nijl<br />
als casus. De auteur gaat daarna in op de<br />
mogelijkheden en de noodzakelijkheid van<br />
het ontveiligen van water, met een aantal<br />
aanbevelingen om van water een bron van<br />
samenwerking en integratie te maken.<br />
■ De Chinese militaire ruimtestrategie (Alain<br />
De Neve)<br />
Dit rapport wil de Chinese test van antisatellietwapens<br />
(ASAT) van januari 2007<br />
situeren in het bredere kader van de militaire<br />
ruimtestrategie van het land. Het beoogt<br />
eveneens het bestaan van het Chinese ruimteprogramma<br />
te onderzoeken in het kader van<br />
de militaire doelstellingen van het land. Het<br />
voorgestelde onderzoek zal bovendien trachten<br />
te bepalen wat de aard kan zijn van de<br />
door China aan de internationale gemeenschap<br />
gestuurde boodschap, om ten slotte enkele<br />
perspectieven en vragen te formuleren over<br />
de toekomst van de Chinese ruimtestrategie.<br />
28
■ Proliferatie op het Afrikaans continent (Bart<br />
Smedts)<br />
Afrika is in het verleden niet gespaard<br />
gebleven van massavernietigingswapens.<br />
Recente inspanningen hebben geleid tot<br />
het invoeren van een kernwapenvrije<br />
zone op het continent en chemische wapens<br />
en programma’s voor biologische<br />
wapens werden ontmanteld. De toekomstige<br />
tekorten aan fossiele brandstof voor<br />
energievoorziening, gecombineerd met<br />
een stijgende vraag zal leiden naar een<br />
toegenomen vraag naar kernenergie voor<br />
binnenlandse stroomopwekking. De beschikbare<br />
middelen en de belangstelling<br />
van andere naties voor deze bronnen zullen<br />
de internationale gemeenschap onder<br />
druk zetten om te komen tot een multidisciplinaire<br />
aanpak van het beheer van<br />
de kernbrandstofcyclus. Dit zou moeten<br />
toelaten om de Afrikaanse rijkdommen te<br />
vrijwaren terwijl vermeden wordt dat het<br />
continent een sluikstort wordt voor verbruikte<br />
splijtstof afkomstig uit het Westen.<br />
■ De ontwikkelingen van de ideologie van<br />
de global jihad: een discursieve benadering<br />
(Stefan Deconinck)<br />
In deze bijdrage gaat de auteur in op de<br />
ontwikkelingen waaraan de jihad-ideologie<br />
onderhevig is. Eerst neemt hij de lezer<br />
een stuk mee terug in de geschiedenis om<br />
de oorsprong van de doctrines van de jihad<br />
te kaderen in de klassieke islamitische traditie.<br />
Daarna bekijkt hij de opkomst van<br />
politieke islam, de radicalisering daarbinnen<br />
en de nieuwe doctrines over jihad die<br />
daaruit voortkwamen. We zien hoe “internationale<br />
jihad” zich ontwikkelde als<br />
een heel specifieke streng binnen de radicale<br />
politieke islam, met al-Qaida en Osama<br />
bin Laden als bekendste uitingen. De<br />
auteur gaat dan verder in op het discours<br />
van de global jihad, waarmee geprobeerd<br />
wordt om radicale moslims mee te krijgen<br />
in een gewelddadige strijd tegen de vijand.<br />
De auteur bediscussieert daarin het expliciet<br />
politieke, pragmatische en seculiere<br />
discours van de zogenaamde “global jihad<br />
van de tweede generatie”, die anders van<br />
toon is dan dat van figuren als bin Laden<br />
of Zawahiri, die hun oproep tot geweld<br />
nog steeds proberen te kaderen in een islamitische,<br />
religieuze context. Dit is een discours<br />
dat schijnt te appeleren aan vooral<br />
de radicale jeugd. Ten slotte gaat de auteur<br />
in op de mogelijkheden om “discours” te<br />
gebruiken als een instrument voor strategieën<br />
tegen radicalisering en jihadisering.<br />
■ Libanon in de ban van Damascus : Een vergelijking<br />
van het “buitenlandse” beleid van<br />
Syrië ten opzichte van Libanon voor en na de<br />
militaire terugtrekking (Pieter-Jan Parrein)<br />
In deze paper wordt een analyse gemaakt<br />
van de verschillende fases van het Syrische<br />
buitenlandse beleid ten opzichte van Libanon<br />
vanaf de Syrische militaire ontplooiing<br />
in Libanon in 1976 tot en met het<br />
hedendaagse beleid. Daarnaast wordt een<br />
vergelijking gemaakt tussen het Syrische<br />
buitenlandse beleid ten opzichte van Libanon<br />
voor en na de militaire terugtrekking<br />
van Damascus in 2005. Hieraan worden<br />
de huidige tendensen en mogelijke kwesties<br />
voor de toekomstige relaties gekoppeld.<br />
■ Militair gebruik van nanotechnologie en<br />
convergente technologieën: trends en toekomstgevolgen<br />
(Alain De Neve)<br />
Militaire toepassingen die kunnen voortvloeien<br />
uit nanotechnologie (NT) en<br />
convergente technologieën (CT) werden<br />
slechts zelden besproken door academici<br />
en politiek-militaire planners. Hoewel<br />
NT erg beloftevol is, houdt dit eveneens<br />
belangrijke risico’s in voor de nationale<br />
veiligheid en de toekomstige militaire<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
29
evenwichten. Deze Focus Paper heeft een<br />
dubbel doel: enerzijds onderzoeken welke<br />
bijdragen NT zal leveren aan het militaire<br />
overwicht van de meest geavanceerde<br />
geïndustrialiseerde landen, anderzijds<br />
richt deze paper zich op de veiligheidsuitdagingen<br />
waarmee de internationale<br />
gemeenschap zal worden geconfronteerd<br />
doordat de afgeleide technologieën van de<br />
NT en de CT mogelijk in handen vallen<br />
van vijandige naties en, in mindere mate,<br />
aan niet-gouvernementele spelers.<br />
■ Het zwaard van Damocles: permanente bioterreur<br />
(Bart Smedts)<br />
Biologische oorlogvoering bestaat sinds<br />
eeuwen. Huidige strategische tendensen<br />
illustreren het belang om te beschikken<br />
over vroege waarschuwingssystemen<br />
en noodplannen om de verspreiding van<br />
nieuwe ziekten of biowapens in te dijken.<br />
Een allesomvattende multidisciplinaire<br />
aanpak om de internationale gemeenschap<br />
een non-proliferatieregime als ook<br />
de nodige veerkracht tegen bioterreur te<br />
verschaffen wordt voorgesteld. Dit document<br />
werd geschreven in een reeks “Focus<br />
Papers” die andere domeinen inzake proliferatie<br />
bestrijken, samen met een studie<br />
in hetzelfde specialisatiedomein.<br />
■ Een kernwapenvrije wereld: droom of werkelijkheid?<br />
(Bart Smedts)<br />
Dit artikel onderzoekt de verschillende<br />
verdragen die verband houden met het<br />
non-proliferatieregime. Meer bepaald het<br />
Non-Proliferatieverdrag en bestaande nucleaire<br />
doctrines worden meer in detail<br />
bestudeerd in de context van de economische<br />
crisis en haar gevolgen voor militaire<br />
budgetten. Indien de wereld niet bevrijd<br />
kan worden van nucleaire of radiologische<br />
wapens en hun vectoren in de nabije<br />
toekomst, kunnen het aantal opgeslagen<br />
kernkoppen beperkt worden: aanbevelingen<br />
worden geformuleerd om de bestaande<br />
opslagcapaciteit van kernwapens en fissiemateriaal<br />
aan banden te leggen. Dit document<br />
werd geschreven in een reeks “Focus<br />
Papers” die andere domeinen inzake proliferatie<br />
bestrijken, samen met een studie in<br />
hetzelfde specialisatiedomein.<br />
■ Internationale proliferatie, nationale gevolgen<br />
en aanbevelingen voor het beleid<br />
(Bart Smedts)<br />
Dit artikel behandelt de context die nietstaatsactoren<br />
in staat stelt om massavernietigingswapens<br />
na te streven. Capaciteiten,<br />
motivaties en indicatoren worden<br />
bondig behandeld. Indirecte CBRNdreiging<br />
kan rechtstreekse gevolgen hebben<br />
voor operaties op eigen grondgebied:<br />
hieruit vloeit het belang van internationale<br />
samenwerking om de dreiging te bestrijden.<br />
Uiteindelijk worden oplossingen<br />
voorgesteld om non-proliferatieregimes<br />
te versterken en tegelijkertijd worden beleidsvoorstellen<br />
geformuleerd. Dit document<br />
werd geschreven in een reeks “Focus<br />
Papers” die andere domeinen inzake proliferatie<br />
bestrijken, samen met een studie<br />
in hetzelfde specialisatiedomein.<br />
■ De Europese Unie : Een wereldspeler voor een<br />
uitgebreide veiligheidsaanpak (Alain De Neve)<br />
Sinds het ontstaan van het EBVD-proces,<br />
zette de Europese Unie over de hele wereld<br />
meer dan 20 militaire operaties en / of civiele<br />
missies op. Door het succes van dergelijke<br />
acties kon de EU een eigen politiek-militaire<br />
structuur opzetten en innoverende middelen<br />
inzetten teneinde complexe stabiliseringsoperaties<br />
te beheren. Nochtans is de<br />
specificiteit van de methodes, die door de EU<br />
werden gebruikt om deze conflicten te beheren,<br />
niet zonder kritiek. Deze Focus Paper<br />
wil uitleggen op welke wijze de brede waaier<br />
30
aan Europese instellingen hun bijdrage leveren<br />
aan het conflictbeheer en de stabilisering.<br />
Bovendien is het de ambitie om enkele<br />
indicatoren aan te geven met betrekking tot<br />
de wijze waarop de EU haar middelen zou<br />
kunnen versterken om een antwoord te bieden<br />
aan toekomstige veiligheidsuitdagingen.<br />
■ De queeste voor een nieuwe Nationale Defensiestrategie<br />
voor Libanon: politiek die defensie<br />
beïnvloedt en defensie die de politiek<br />
beïnvloedt (Pieter-Jan Parrein)<br />
In deze studie wordt een uitleg gegeven over<br />
de band tussen de Libanese politiek en de defensie<br />
van Libanon via een beschrijving van<br />
de tweedeling in de Libanese confessionalistische<br />
politiek en een historisch overzicht van<br />
de recente politieke beweging op het gebied<br />
van de nationale defensiestrategie. Bovendien<br />
wordt de problematiek om te komen tot<br />
een nationale defensiestrategie bekeken aan<br />
de hand van een politiek-militaire analyse.<br />
Hierbij wordt dieper ingegaan op de plaats<br />
van het Islamitische Verzet en de Lebanese<br />
Armed Forces binnen de defensie van Libanon<br />
en op hun respectievelijke capaciteiten.<br />
■ Historische context van de gascrisissen<br />
(Pol-Henry Dasseleer)<br />
Deze “Focus Paper” heeft als doel de gascrisis<br />
van <strong>2009</strong> tussen Rusland en de Oekraïne<br />
te analyseren door deze te plaatsen<br />
in de historische context van de energierelatie<br />
tussen deze twee landen. We hebben<br />
getracht gelijkenissen te vinden tussen dit<br />
voorval en de voorgaande gascrisissen om<br />
de Europese knelpunten met betrekking<br />
tot de gasmarkt diepgaand te bestuderen.<br />
De studies die in <strong>2009</strong> werden uitgegeven worden hieronder kort toegelicht.<br />
Veiligheid en Strategie N° 100: Massavernietigingswapens: Erfenis van de Koude Oorlog<br />
en bedreiging voor de toekomst. Bart Smedts<br />
Sinds de terreuraanslagen in<br />
de metro van Tokio in 1995<br />
werden de beangstigende<br />
gevolgen van gebruik van<br />
massavernietigingswapens<br />
(Weapons of Mass Destruction-WMD)<br />
door nietstatelijke<br />
actoren zeer reëel.<br />
Tijdens de Koude Oorlog,<br />
waren massavernietigingswapens<br />
uitsluitend staatsbezit.<br />
De ineenstorting van de<br />
Sovjet-Unie heeft een bijkomende<br />
grillige parameter<br />
toegevoegd aan bestaande<br />
veiligheidskwesties: wapens<br />
die onder strenge controle<br />
waren zijn plots ongewenste<br />
economische lasten geworden<br />
voor de nieuwe lidstaten<br />
van de Russische Federatie.<br />
Vandaag kunnen ze<br />
beschikbaar zijn op zwarte<br />
markten.<br />
De belangrijkste oorzaak<br />
voor een nieuwe cascade van<br />
proliferatie wordt gematerialiseerd<br />
door de veelheid van<br />
politieke (en geostrategische)<br />
veiligheidsvraagstukken in<br />
zeer verspreide gebieden: geheime<br />
nucleaire wapenprogramma’s<br />
van Noord-Korea<br />
en Iran, bijvoorbeeld, kunnen<br />
een grote invloed hebben op<br />
de houding van rechtstreekse<br />
buren en hun veiligheidsoverwegingen.<br />
Bestaande<br />
WMD-capaciteit is nog een<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
31
overblijfsel uit de Koude<br />
Oorlog: de belangrijkste<br />
operationele voorraden kan<br />
men vinden in de vijf kernwapenstaten,<br />
permanente leden<br />
van de VN-Veiligheidsraad<br />
(P5). Daarnaast zijn er nucleaire<br />
voorraden aanwezig<br />
in de facto kernwapenstaten,<br />
dat wil zeggen de landen die<br />
de capaciteit bezitten zonder<br />
het Non-Proliferatieverdrag<br />
ondertekend te hebben<br />
(India, Pakistan en Israël).<br />
Bovenop dit nucleair staatsbezit<br />
vormen terroristische<br />
activiteiten een indirecte<br />
CBRN(E)-dreiging op troepen<br />
in operaties maar eveneens<br />
op burgers, niet alleen<br />
in conflictgebieden maar ook<br />
op het thuisfront. In dit kader<br />
kan Nood- en Interventieplanning<br />
in dit specifieke<br />
domein vergeleken worden<br />
aan “force protection” in<br />
CBRN(E) omgeving. Vandaar<br />
dat de operaties en het<br />
materieel dat moet ingezet<br />
kunnen worden vergelijkbaar<br />
zijn. Bovendien kan buitenlandse<br />
ervaring nuttig zijn<br />
om een meerwaarde te bieden<br />
aan de voorbereiding en<br />
de uitvoering van de plannen.<br />
De minimumeisen voor een<br />
passend actieplan omvatten<br />
een breed spectrum aan disciplines<br />
als Risk Management<br />
Monitoring, bescherming<br />
voor het personeel en het milieu,<br />
Render Safe & Disposal<br />
van explosieven en CBRNmateriaal<br />
of giftige stoffen,<br />
Hazard Management, Detectie<br />
en bemonstering en ten<br />
slotte Identification forensics.<br />
De pogingen om bedreigingen<br />
van massavernietigingswapens<br />
in te dijken kunnen<br />
ondersteund worden door<br />
een sterk Non-Proliferatieregime.<br />
De bestaande massa<br />
gestapelde kernkoppen, als<br />
erfenis uit de koude oorlog,<br />
vormt niet noodzakelijk een<br />
bedreiging voor de toekomst:<br />
wat dat betreft zijn er bijeenkomsten<br />
gepland die cruciaal<br />
zijn voor het verdere verloop<br />
van de gebeurtenissen. De<br />
NPT 3 Review Conference<br />
in 2010, de BTWC 4 herzieningsconferentie<br />
in 2011 en<br />
de CWC 5 toetsingsconferentie<br />
van 2013 mogen niet<br />
zonder resultaat blijven anders<br />
wordt het gevaar voor<br />
een nieuwe proliferatiegolf<br />
reëel. De houding van de<br />
nieuwe VS Administratie en<br />
een sterk gemeenschappelijk<br />
standpunt van de EU zullen<br />
belangrijke elementen zijn in<br />
het verloop naar een vertrouwenwekkende<br />
vooruitgang<br />
om een koerswijziging te<br />
kunnen bewerkstelligen naar<br />
de versterking van het Non-<br />
Proliferatieregime.<br />
3<br />
NPT: Nuclear Non-Proliferation Treaty<br />
4<br />
BTWC : Convention on the Prohibition of the Development, Production and Stockpiling of Bacteriological (Biological) and Toxin Weapons and on<br />
their Destruction<br />
5<br />
CWC : Convention on the Prohibition of the Development, Production, Stockpiling and Use of Chemical Weapons and on their Destruction<br />
Veiligheid en Strategie N° 101: De evolutie van het Libanese confessionalisme en een<br />
analyse van deconfessionalisering. Pieter-Jan Parrein<br />
De Libanese maatschappij is<br />
een verzameling van religieuze<br />
gemeenschappen waarbij<br />
het politieke systeem, het<br />
confessionalisme, de macht<br />
verdeelt over deze gemeenschappen.<br />
Dit systeem zorgt<br />
voor een groot deel van de<br />
onstabiliteit in Libanon.<br />
Sinds de zomeroorlog van<br />
2006 tussen Hezbollah en Israël<br />
werd de UNIFIL-missie,<br />
die sinds 1978 aanwezig was<br />
in Zuid-Libanon, gevoelig<br />
versterkt door de deelname<br />
van Europese troepen waaronder<br />
een contingent Belgische<br />
blauwhelmen. Het is belangrijk<br />
dat de verschillende<br />
veiligheidsactoren de sociopolitieke<br />
situatie in Libanon<br />
begrijpen om de veiligheidsrisico’s<br />
van deze missie te beperken<br />
en om, indien nodig,<br />
te kunnen meehelpen aan<br />
het voorkomen en afbouwen<br />
van bestaande spanningen<br />
tussen de verschillende gemeenschappen.<br />
Bovendien<br />
zijn de Libanese religieuze<br />
32
evolkingsgroepen verbonden<br />
met verschillende staten<br />
in de regio, wat eveneens zijn<br />
invloed heeft op de veiligheidssituatie<br />
in het algemeen<br />
en deze van onze blauwhelmen<br />
in het bijzonder.<br />
Dit werk bestaat uit twee<br />
delen. Het start met een beschrijving<br />
van het Libanese<br />
confessionalisme. Hierin<br />
wordt verduidelijkt hoe dit<br />
politieke systeem is uitgegroeid<br />
van een systeem gedomineerd<br />
door de christenen<br />
tot de huidige dichotomie<br />
binnen de Libanese politiek<br />
tussen een blok dat geleid<br />
wordt door de soennieten<br />
en een ander door de sjiieten.<br />
Chronologisch worden<br />
er vijf periodes in de recente<br />
Libanese geschiedenis besproken<br />
die van belang waren<br />
voor de evolutie van<br />
het confessionalisme: het<br />
Franse mandaat van 1920<br />
en de eerste jaren van de Libanese<br />
onafhankelijkheid<br />
(vanaf 1943), de jaren zestig<br />
en de eerste helft van de jaren<br />
zeventig die gekenmerkt<br />
werden door de emancipatie<br />
van de sjiieten in Libanon,<br />
de burgeroorlog van 1975<br />
tot 1990, de Syrische overheersing<br />
van Libanon (1990-<br />
2005) en de periode vanaf<br />
de terugtrekking van Syrië<br />
tot vandaag die gekenmerkt<br />
wordt door een machtstrijd<br />
tussen een door de sjiieten<br />
en een door de soennieten<br />
geleid politiek blok. Daarnaast<br />
worden twee punten<br />
van naderbij bekeken. Allereerst<br />
gaat de studie in op het<br />
Ta’if-akkoord dat een einde<br />
maakte aan de burgeroorlog,<br />
maar dat tegelijk het confessionalisme<br />
bevestigde en een<br />
proces tot deconfessionalisering<br />
voorstelde. Vervolgens<br />
wordt de libanonisering van<br />
de Hezbollah van naderbij<br />
bekeken en dan vooral de<br />
manier waarop deze sjiitische<br />
organisatie zijn plaats innam<br />
binnen het Libanese politieke<br />
bestel. Dit laatste punt is<br />
van belang voor het confessionalisme<br />
in die mate dat<br />
het zorgde voor een versterking<br />
van de tweestrijd tussen<br />
soennieten en sjiieten in de<br />
Libanese politiek.<br />
In een tweede deel wordt een<br />
analyse gemaakt van deconfessionalisering.<br />
In een eerste<br />
punt wordt ingegaan op het<br />
belang van deconfessionalisering<br />
om te komen tot een<br />
stabilisering van Libanon.<br />
Deze wordt ook teruggekoppeld<br />
naar de aanzet die in het<br />
Ta’if-akkoord werd gegeven<br />
om te komen tot deconfessionalisering.<br />
Vervolgens<br />
wordt er ook een blik geworpen<br />
op de nabije toekomst<br />
door de vraag te stellen of de<br />
parlementsverkiezingen van<br />
<strong>2009</strong> kunnen zorgen voor<br />
verandering. In een tweede<br />
punt wordt dieper ingegaan<br />
op de problematiek van het<br />
Libanese confessionalisme<br />
door de denkoefening te maken<br />
rond de vraag: hoe kunnen<br />
we een deconfessionalisering<br />
verkrijgen? Dit punt<br />
bekijkt de moeilijkheden van<br />
het Libanese confessionalisme<br />
vanuit de praktische,<br />
gebalanceerde visie van de<br />
buitenstaander en probeert<br />
ten minste te wijzen op het<br />
feit dat zelfs situaties die gepercipieerd<br />
worden als een<br />
totale deadlock, dit in feite<br />
nooit zijn.<br />
Deze studie geeft een klare<br />
achtergrondschets zowel op<br />
sociaal, politiek en religieus<br />
gebied van een bijzonder ingewikkelde<br />
samenleving. Uit<br />
de koppeling hiervan met<br />
veranderingen van het moment<br />
kan uitgemaakt worden<br />
wat de eventuele veiligheidsrisico’s<br />
zijn. Bovendien<br />
biedt deze studie een analyse<br />
op een hoger politiek strategisch<br />
niveau dat als basis<br />
kan dienen om na te denken<br />
over een blijvende politieke<br />
stabilisering van Libanon<br />
en de regio, wat uiteindelijk<br />
ook de oplossing is van de<br />
voortdurende onstabiele veiligheidssituatie.<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
33
Veiligheid en Strategie N°102: De burgerlijk-militaire coördinatie van de VN. Gevalstudie:<br />
de MONUC. Sarah Gasquard<br />
Dit onderzoek start vanuit<br />
een welbekende vaststelling:<br />
de steeds complexere aard<br />
van de VN-vredesoperaties.<br />
Een van de belangrijkste gevolgen<br />
van deze evolutie is<br />
de steeds zichtbaardere verstrengeling<br />
van militaire, politieke,<br />
humanitaire en hulpverlenende<br />
activiteiten op<br />
het terrein. Aangezien Defensie<br />
steeds meer betrokken<br />
is bij operaties, waarvan de<br />
militaire aard niet de enige<br />
relevante parameter vormt,<br />
laat deze gevalstudie over<br />
de MONUC het militaire<br />
kader toe om de multidisciplinaire<br />
implicaties van<br />
zijn acties in perspectief te<br />
plaatsen. Het onderzoek van<br />
de VN-richtlijnen en hoe ze<br />
in perspectief staan tot de<br />
grote evoluties die het VNsysteem<br />
van vredeshandhaving<br />
de laatste jaren hebben<br />
gekenmerkt, laat toe om een<br />
theoretisch kader op te bouwen<br />
rond vier dimensies die<br />
bijzonder belangrijk worden<br />
geacht in het onderzoek naar<br />
de civilo-militaire coördinatie<br />
van de VN. De eerste dimensie<br />
is een systematische,<br />
normerende benadering van<br />
vredeshandhaving. De analyse<br />
van de civilo-militaire<br />
coördinatie die het rationalisatieproces<br />
van humanitaire<br />
hulp dat door de Verenigde<br />
Naties is opgezet integreert<br />
is de tweede dimensie. Ook<br />
de tijdelijke aard van het<br />
conflict wordt als dimensie<br />
in acht genomen. De rollen<br />
en verantwoordelijkheden<br />
van iedere actor op korte,<br />
middellange of lange termijn<br />
hebben een grote invloed op<br />
de verdeling van de urgentietaken<br />
onder de militaire<br />
en humanitaire actoren. De<br />
vierde dimensie ten slotte<br />
is de kwestie van de lokale<br />
toe-eigening van de doelstellingen<br />
van de vredesmissie.<br />
Deze staat centraal in de<br />
vaststelling van de aard van<br />
de relaties tussen de militaire<br />
actoren (in het bijzonder de<br />
verantwoordelijken voor de<br />
civilo-militaire coördinatie)<br />
en de plaatselijke bevolking.<br />
De civilo-militaire coördinatie<br />
van de VN blijft erg<br />
afhankelijk van de aard en<br />
het mandaat van de aanwezige<br />
militaire actoren en van<br />
de politico-militaire situatie<br />
van het land waar de missie<br />
plaatsvindt. Als deken van<br />
de vredesmissies in het subsaharische<br />
Afrika is dit ook<br />
één van de belangrijkste en<br />
duurste vredesmissies van<br />
de VN. De kenmerken zelf<br />
van het Congolese land en<br />
de afwezigheid van een nationaal<br />
kader in de ontplooiing<br />
van de missie maken<br />
van de MONUC trouwens<br />
een heel complexe operatie.<br />
De logistieke en operationele<br />
problemen verbonden<br />
aan de ontplooiing vormen<br />
slechts één van de vele aspecten<br />
waarmee zowel de<br />
verantwoordelijken voor de<br />
strategische planning als de<br />
“peacekeepers” die op het<br />
terrein actief zijn worden<br />
geconfronteerd. In het kader<br />
van een groot systeem<br />
van interacties tussen de<br />
verscheidene types van actoren<br />
die in RDC aanwezig<br />
zijn, in casu de militaire en<br />
de civiele actoren (internationale<br />
humanitaire actoren<br />
en ontwikkelingshelpers en<br />
plaatselijke bevolking), vormen<br />
de civilo-militaire interacties<br />
niet het monopolie<br />
van de CIMIC-officieren of<br />
van de coördinatie-officieren<br />
die op het niveau van de<br />
agentschappen worden ingezet,<br />
omdat de vele civiele<br />
functies van de MONUC<br />
een veelvoud aan contacten<br />
met zich meebrengen tussen<br />
talrijke diensten van de<br />
MONUC en een geheel<br />
aan internationale en lokale<br />
34
partners. Hoewel de civilomilitaire<br />
coördinatiesectie<br />
slechts één van de aspecten<br />
inhoudt van het contact<br />
tussen burgers en militairen<br />
op het terrein, vormt ze een<br />
specifiek aspect in de mate<br />
waarin de contacten die ze<br />
vestigt met de civiele actoren<br />
voor de wederopbouw<br />
en met de plaatselijke bevolkingsgroepen<br />
beantwoorden<br />
aan een heel precies doel,<br />
namelijk het verlichten van<br />
het mandaat van de MO-<br />
NUC. Dit gebeurt door<br />
communicatienetwerken te<br />
vestigen en door zich te verzekeren<br />
van de steun van de<br />
bevolking aan de aanwezigheid<br />
en doelstellingen van<br />
de missie; onder andere door<br />
de vergemakkelijking van de<br />
humanitaire hulp en door de<br />
occasionele uitvoering van<br />
bijstandsactiveiten. Verwezenlijking<br />
van de doelstellingen,<br />
parallel met de civilo-militaire<br />
coördinatie, om<br />
harmonieuze betrekkingen<br />
te vestigen met de civiele actoren<br />
voor de wederopbouw<br />
en om een gunstige omgeving<br />
voor de vredesmacht te<br />
creëren door steun- en sensibiliseringsmaatregelen<br />
voor<br />
de doelstellingen van de missie<br />
bij de plaatselijke bevolkingsgroepen<br />
moet om efficiënt<br />
te zijn de systematische<br />
dimensie integreren van de<br />
wederopbouw en de stabilisering<br />
op lange termijn van<br />
een land in crisis door geheel<br />
te steunen op relevante<br />
plaatselijke hulpbronnen die<br />
een serene integratie van de<br />
doelstellingen van de missie<br />
door de burgermaatschappij<br />
en de plaatselijke bevolkingsgroepen<br />
verzekeren.<br />
Veiligheid en Strategie N°103: Het Europees Defensieagentschap in het Europese landschap<br />
van de samenwerking inzake defensie-uitrustingen. Alain De Neve<br />
Door de historische mislukkingen<br />
van eerdere pogingen<br />
tot versterking van de Europese<br />
samenwerking op het<br />
vlak van de wapenproductie<br />
en -aankoop, werd de oprichting<br />
van het Europees Defensieagentschap<br />
(EDA) op 12<br />
juli 2004 door observatoren<br />
en analisten met enig wantrouwen<br />
onthaald. Nochtans<br />
is het EDA er, in vijf jaar tijd,<br />
in geslaagd het bewijs te leveren<br />
meer potentieel te hebben<br />
dan haar voorgangers.<br />
Hoewel de resultaten eerder<br />
discreet zijn, bevestigde het<br />
EDA dat ze een bijzonder<br />
creatieve instelling kan zijn<br />
door de samenwerking tussen<br />
de deelnemende lidstaten<br />
inzake militaire R&D en<br />
de ontwikkeling en aankoop<br />
van wapensystemen aan te<br />
moedigen.<br />
De evaluatie van de eerste<br />
vijf werkjaren van het EDA<br />
in termen van mislukkingen<br />
en successen is een moeilijke<br />
oefening, om niet te zeggen<br />
contraproductief. Een van<br />
de eerste realisaties van het<br />
EDA was haar verankering<br />
in het samenwerkingslandschap<br />
inzake bewapening.<br />
Hiervoor moest wat toen<br />
het Agency Establishment<br />
Team was niet alleen eigen<br />
instellingen en procedures<br />
uitwerken, maar ook de eerste<br />
samenwerkingsinspanningen<br />
tot stand brengen<br />
rond de eerste, zij het symbolische,<br />
projecten door, te<br />
dien einde, de lidstaten en de<br />
vertegenwoordigers van de<br />
industrie samen te brengen.<br />
Een van de meest tastbare<br />
resultaten van het werk van<br />
het EDA was, onder meer,<br />
de stijgende betrokkenheid<br />
van het agentschap in technologische<br />
onderzoeksprogramma’s<br />
en de veelvuldige<br />
inspanningen om de Europese<br />
defensiemarkt meer<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
35
open en competitief te maken.<br />
Niettemin blijft het<br />
EDA geconfronteerd met<br />
structurele hindernissen.<br />
Een van de grootste hinderpalen<br />
voor de voortgang van<br />
het EDA ligt in de verscheidenheid<br />
van de nationale<br />
belangen in de sector van<br />
legeraankopen en industrieel<br />
beleid. Bovendien waren<br />
budgettaire kwesties een belangrijke<br />
rem op de ontwikkelingsplannen<br />
op de lange<br />
termijn van de organisatorische<br />
strategie van het EDA,<br />
hoewel het Agentschap<br />
heeft kunnen aantonen in<br />
staat te zijn verder te kijken<br />
dan de horizon. Het hoeft<br />
geen betoog dat het feit dat<br />
de meeste Europeanen nog<br />
nooit van het Agentschap<br />
hebben gehoord, erg problematisch<br />
is. Maar tegelijk<br />
kan deze “zwakke zichtbaarheid”<br />
van het EDA worden<br />
gezien als een troef. De instelling<br />
heeft de bedoeling<br />
een sleutelspeler, maar ook<br />
een discrete speler te zijn<br />
of kan zelfs als katalysator<br />
optreden in het Europese<br />
beleid inzake veiligheid en<br />
defensie (EVDB). Zoals<br />
zal worden uitgelegd is het<br />
Agentschap in minder dan<br />
vijf jaar tijd een hoeksteen<br />
geworden van de Europese<br />
defensie en heeft het mogelijk<br />
in de toekomst een<br />
enorm groeipotentieel.<br />
Veiligheid en Strategie N°104: De ideologie van de global jihad: Een discursieve benadering.<br />
Stefan Deconinck<br />
Het onderwerp van deze<br />
studie is de global jihad<br />
stroming. Global jihad is de<br />
ideologie die door bepaalde<br />
groepen binnen de radicale<br />
politieke islam wordt gebruikt<br />
om doelstellingen en<br />
daden te rechtvaardigen. Het<br />
is een ideologie die de wereld<br />
opdeelt in extremen, waarin<br />
de “goeden” de “slechten”<br />
(het overgrote deel van de<br />
wereldbevolking) bekampen,<br />
onder de waas van een<br />
religieus ideaal.<br />
Dit onderzoek is opgezet als<br />
een literatuurstudie, hoofdzakelijk<br />
van secundaire bronnen.<br />
Eerst nemen we de lezer<br />
mee terug in de tijd om de<br />
oorsprong van de doctrines<br />
van jihad te kaderen in de<br />
klassieke islamitische traditie.<br />
Daarna bekijken we de<br />
opkomst van de politieke<br />
islam, de radicalisering daarbinnen<br />
en de nieuwe doctrines<br />
over jihad die daaruit<br />
voortkwamen. We zien hoe<br />
“internationale jihad” zich<br />
ontwikkelde als een heel specifieke<br />
streng binnen de radicale<br />
politieke islam, met al-<br />
Qaida en Osama bin Laden<br />
als bekendste uitingen.<br />
De origineelste bijdrage ligt<br />
in het derde deel van de studie,<br />
waarin we ingaan op het<br />
discours van de global jihad,<br />
die erop gericht is radicale<br />
moslims te betrekken in hun<br />
strijd tegen de vijand. De manier<br />
waarop onderzoekers van<br />
de kritische discoursanalyse<br />
(CDA) omgaan met “tekst”<br />
om er de ideologische onderlagen<br />
in en de mechanismen<br />
van macht en dominantie die<br />
erin verstopt zijn te ontbloten,<br />
vormden een interessante<br />
inspiratiebron. Om het meer<br />
concreet te maken, werd het<br />
discours van de global jihad<br />
geanalyseerd op basis van een<br />
aantal primaire bronnen, zoals<br />
teksten van jihadisten en<br />
beleidsdocumenten.<br />
Dit leidt ons tot een aantal<br />
conclusies en aanbevelingen<br />
die relevant zijn voor een beleid<br />
tegen radicalisering en<br />
jihadisering in België of, voor<br />
Defensie, tijdens operaties in<br />
het buitenland.<br />
36
Domein Human Factors & Medicine (HFM)<br />
Het domein Human Factors and Medicine is met voorsprong het meest omvangrijke en meest gevarieerde<br />
domein binnen het Wetenschappelijk en Technologisch Onderzoek bij Defensie. HFM omvat<br />
zeer uiteenlopende disciplines: sociologie, psychologie, rechten, geschiedenis, leiderschap & crisismanagement,<br />
politicologie, preventieve gezondheidszorg en biomedische wetenschappen. Bovendien heeft<br />
dit domein tal van raakvlakken met andere wetenschappelijke onderzoeksdomeinen, niet in de laatste<br />
plaats omdat de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën enkel zin heeft in het licht van<br />
de inzet van gebruikers binnen een ruimer strategisch kader. In <strong>2009</strong> telde dit domein 39 studies.<br />
De mens als centraal uitgangspunt<br />
Door de technologische ‘boom’ van de laatste<br />
decennia zien we een opkomst van steeds<br />
complexere wapensystemen. Deze systemen<br />
stellen echter grotere eisen aan een ontplooide<br />
soldaat. Militairen moeten vandaag de dag beschikken<br />
over meer fysieke en psychologische<br />
weerstand, over meer mentale efficiëntie, over<br />
meer kennis en over meer operationele ervaring<br />
dan vroeger. Dit stelt Defensie voor een<br />
enorme uitdaging. Om potentiële verliezen en<br />
een falen van de mens-systeem-dyade tegen te<br />
gaan, moet geïnvesteerd worden in een voorbereiding<br />
aangepast aan de uitgevoerde operaties,<br />
in opleiding en in training. Simulaties,<br />
voorspellende modellen en adequate beoordelingsmethodes<br />
moeten dit alles ondersteunen.<br />
Een beter inzicht in de mechanismen van de<br />
psychofysiologie en de groepsdynamica verhoogt<br />
de efficiëntie van de menselijke factor.<br />
Tegelijk zal meer aandacht voor het welzijn<br />
van het personeel tijdens operaties de motivatie<br />
gevoelig verbeteren.<br />
In het licht van de effectiviteit van de ontplooide<br />
middelen is de menselijke factor van<br />
cruciaal belang. Geen enkel technisch systeem<br />
kan zonder menselijke tussenkomst. Beslissingen<br />
worden genomen door militairen, die<br />
het operatietoneel kennen en die beschikken<br />
over de vaardigheden de tegenstander in<br />
te schatten en zelfs te beïnvloeden. Wanneer<br />
men deze menselijke inbreng betrekt in het<br />
ontwerp en de ontwikkeling van de gebruiksprocedures<br />
voor wapensystemen, dan opent<br />
zich een breed spectrum van mogelijkheden<br />
om de link mens-systeem te verbeteren, niet<br />
alleen op sociaal en psychologisch vlak, maar<br />
ook op medisch vlak.<br />
Zeker in dit laatste domein moet benadrukt<br />
worden dat de behoeften van Defensie vaak<br />
samenvallen met de door de burgersector gefinancierde<br />
ontwikkelingen in de biologische<br />
en medische sector. Iedere mogelijkheid tot<br />
kennisuitwisseling is in het voordeel van ons<br />
personeel en moet dan ook ernstig worden bestudeerd.<br />
Centraal in het functioneren van de militaire<br />
organisatie staat het menselijk kapitaal.<br />
De voorbije jaren concentreerden de verantwoordelijken<br />
van het Human Resources<br />
Departement zich op het verhogen van de<br />
efficiëntie van het personeel doorheen hun<br />
carrière. Voor een goede competentiebeoordeling<br />
is het dan ook noodzakelijk te kunnen<br />
beschikken over de nodige simulaties,<br />
analyses en toekomstprojecties. De studies<br />
in het HR-domein kunnen deze modellen<br />
leveren. Deze inspanningen zullen in<br />
de nabije toekomst onverminderd worden<br />
voortgezet. Beleidsmatig is de belangstelling<br />
voor de arbeids(markt)waarde van militairen<br />
sterk toegenomen nu Defensie moet<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
37
afslanken: naar welke competenties zijn<br />
werkgevers op zoek bij nieuwe werknemers?<br />
In welke mate sluiten de vaardigheden en<br />
beroepservaringen van millitairen daarbij<br />
aan? Wetenschappelijk onderzoek kan een<br />
belangrijke bijdrage leveren aan dit externe<br />
mobiliteitsvraagstuk. Onderzoek over de<br />
diverse spelers op de arbeidsmarkt en van<br />
de verwachtingen van jonge mensen maakt<br />
het ook mogelijk om effectieve strategieën<br />
te ontwikkelen om het succes van de rekrutering<br />
te verhogen.<br />
De kenniscentra<br />
Binnen het domein Human Factors and Medicine<br />
vinden we een aantal kenniscentra, elk<br />
met een eigen specialiteit.<br />
In het Centrum voor Europese Veiligheid aan<br />
de Koninklijke Militaire School werden in<br />
<strong>2009</strong> acht studies uitgevoerd. Deze hadden<br />
vooral betrekking op gedragsaspecten en sociale<br />
interactie. Om enkele onderzoeksvoorbeelden<br />
te noemen:<br />
■ het imago, de attractiviteit en de identiteit<br />
van de Belgische Defensie;<br />
■ de publieke opinie en de Europese veiligheidspolitiek;<br />
■ de integratie van minderheidsgroepen<br />
(zoals Afrikaanse leerlingen aan de<br />
Koninklijke Militaire School);<br />
■ crisiscommunicatie en performantiemanagement.<br />
Een ander centrum dat werd ondergebracht<br />
aan de Koninklijke Militaire School is dat<br />
voor Ethiek en Deontologie. Hier werd in<br />
<strong>2009</strong> een studie uitgevoerd over de toepassing<br />
van militair tuchtrecht.<br />
De onderzoeksactiviteiten op het vlak van<br />
Well Being omvatten meerdere disciplines.<br />
De zes medische studies trachtten niet alleen<br />
langetermijneffecten in kaart te brengen, maar<br />
hielden zich ook bezig met de preventie van<br />
gezondheidsrisico’s. Zo onderzocht men de<br />
gezondheidseffecten van blootstelling aan gevaarlijke<br />
stoffen tijdens de ontmanteling van<br />
chemische munitie en werd een epidemiologische<br />
studie afgerond naar de langetermijneffecten<br />
van de elektromagnetische golven van<br />
HAWK-radars. De preventieve geneeskunde<br />
op haar beurt onderzoekt onder andere de<br />
aanwezigheid van gehoorproblemen bij militairen<br />
en de overdracht van ziekten door tekenbeten.<br />
De Defensielaboratoria deden in <strong>2009</strong> drie<br />
medische studies in het domein van de detectie<br />
van biologische agentia. Aan de hand van<br />
laboratoriumanalyses bestudeert men hier de<br />
effecten van een bioterroristische aanval. De<br />
onderzoeken in dit kenniscentrum hebben geleid<br />
tot de opbouw van een aanzienlijke expertise<br />
en een verbeterde capaciteit op het vlak<br />
van snelle detectie en identificatie van zeer gevaarlijke<br />
biologische agentia.<br />
Tot slot willen we hier ook het Legermuseum<br />
vermelden, waar in het kader van het behoud<br />
van het militaire erfgoed vier studies werden<br />
uitgevoerd in <strong>2009</strong>.<br />
Het valt buiten het kader van dit jaarverslag<br />
om alle studies van Defensie uitvoerig te beschrijven.<br />
Toch willen we er per onderzoeksdomein<br />
een aantal uitlichten. Voor het HFMdomein<br />
werden de volgende onderzoeken<br />
gekozen:<br />
■ ontwerp van een robuust netwerk van<br />
crisismanagement organisaties;<br />
■ biologische effect monitoring door middel<br />
van chromosomiale testen bij werknemers<br />
die potentieel blootstaan aan<br />
cancerogene stoffen tijdens de ontmanteling<br />
van chemische wapens;<br />
■ imago, attractiviteit en identiteit van de<br />
Belgische Defensie;<br />
■ hyperbare zuurstoftherapie in de behandeling<br />
van een acuut lawaaitrauma. Een<br />
38
prospectieve, willekeurige en enkelblinde<br />
studie;<br />
■ onderzoek naar de afhakingsmotieven<br />
van jongeren tijdens hun kandidatuur en<br />
de links met de rekrutering, de selectie en<br />
de opleiding.<br />
Ontwerp van een robuust netwerk<br />
van crisismanagement organisaties<br />
Elke maatschappij kan onverwacht getroffen<br />
worden door een ramp. Of een dergelijke<br />
ramp nu veroorzaakt wordt door een natuurfenomeen<br />
of door menselijk toedoen, de goede<br />
werking van de samenleving wordt erdoor<br />
in ernstige mate verstoord.<br />
Iedere maatschappij heeft diverse specifieke<br />
hulporganisaties ontwikkeld wiens hoofdopdracht<br />
het is om tussen te komen bij ongevallen<br />
en rampen (brandweer, civiele bescherming,<br />
enz.). Daarnaast bestaan<br />
er ook tal van nationale en internationale<br />
organisaties voor wie<br />
dergelijke tussenkomsten hetzij<br />
een exclusieve (Rode Kruis), hetzij<br />
een belangrijke secundaire<br />
opdracht vormen (Nationale Defensie,<br />
organen van de Europese<br />
Unie, de NAVO, enz.). Al deze<br />
crisismanagement organisaties, en<br />
a priori de hulporganisaties, hebben<br />
als opdracht om in het geval<br />
van een ramp op zeer korte termijn<br />
de schade te beperken zodat de getroffen<br />
maatschappij zich (minstens gedeeltelijk) kan<br />
herstellen.<br />
Recente onderzoeksgegevens tonen echter<br />
aan dat de laatste decennia zich een evolutie<br />
voltrekt op het vlak van rampen. Enerzijds<br />
lijkt het aantal rampen per tijdseenheid drastisch<br />
toe te nemen. Anderzijds worden we<br />
naast de traditionele natuur- en technologische<br />
rampen ook geconfronteerd met rampen<br />
van een totaal andere aard (de rampen van de<br />
21 e eeuw) ten gevolge van de verregaande<br />
modernisering van systemen en de steeds<br />
toenemende onderlinge afhankelijkheid van<br />
maatschappijen. De gevolgen van dergelijke<br />
rampen zijn doorgaans onbeperkt in tijd en<br />
ruimte en hun impact kan van een ongeziene<br />
destructiviteit en complexiteit zijn. Daarenboven<br />
krijgen we ook meer en meer te maken<br />
met totaal nieuwe situaties waar we helemaal<br />
niet op voorbereid zijn en waarvoor we dus<br />
geen pasklare respons hebben, zoals bij voorbeeld<br />
de terroristische aanslagen van 11 september<br />
2001 of het uitbreken van nieuwe epidemieën.<br />
Deze evolutie op het vlak van rampen heeft<br />
niet alleen een drastische impact op onze<br />
maatschappijen. De kans dat de tussenkomende<br />
crisismanagement organisaties steeds meer<br />
gecompromitteerd worden in hun werking<br />
neemt eveneens toe doordat ze zelf gedeel-<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
39
telijk of zelfs volledig vernield zijn, doordat<br />
de verantwoordelijken van de crisismanagement<br />
organisaties geïmmobiliseerd worden<br />
in hun besluitvorming of doordat de externe<br />
infrastructuur en/of ondersteunende diensten<br />
dermate zijn getroffen en beschadigd dat de<br />
tussenkomst van de crisismanagement organisaties<br />
enorm wordt bemoeilijkt.<br />
In een dergelijke context hebben we er alle belang<br />
bij dat de crisismanagement organisaties<br />
op een efficiënte en effectieve manier ingezet<br />
worden zodat de noodzakelijke minimum capaciteit<br />
voor het bestrijden van een ramp kan<br />
worden bereikt met de voorhanden zijnde<br />
resources (mensen en middelen). Er dient<br />
bijgevolg een geheel (een “architectuur”) van<br />
samenwerkende en gespecialiseerde crisismanagement<br />
organisaties geactiveerd te worden<br />
volgens een welbepaalde inzetstrategie om<br />
aan de ramp het hoofd te bieden teneinde de<br />
maatschappij toe te laten zich zo snel mogelijk<br />
en voldoende te herstellen.<br />
Op basis van een aantal interviews met personen<br />
die heel nauw betrokken waren bij het<br />
beheer van recente rampen, werden een aantal<br />
inzetstrategieën van middelen geïdentificeerd<br />
(bilaterale uitwisseling versus centraal gestuurde<br />
inzet, maximaal organieke inzet versus<br />
een inzet van elementaire entiteiten en het al<br />
dan niet werken met capaciteitsreserves) alsook<br />
een aantal inzet- of toewijzingsregels die<br />
deze inzetstrategieën karakteriseren (grootte<br />
van de elementaire inzetentiteiten en van de<br />
capaciteitsreserve, capaciteitsverlies wanneer<br />
resources aan een vreemde organisatie worden<br />
toegekend, enz.).<br />
De bedoeling van de studie is om op basis<br />
van computersimulaties de verschillende inzetstrategieën<br />
te evalueren om zo de meest<br />
performante strategie te bepalen in functie<br />
van de ramp. In een eerste fase concentreren<br />
we ons op de invloed van de ramp op de (on)<br />
beschikbaarheid van middelen (personeel en<br />
materieel) op de plaats van tussenkomst<br />
(één enkele iteratie).<br />
In de volgende fasen van de studie<br />
zullen we ook het aspect “inzetprocessen<br />
van crisismanagement<br />
organisaties” behandelen<br />
(volgende iteraties), waardoor<br />
impliciet het tijdsaspect in rekening<br />
wordt gebracht (opeenvolging<br />
van verschillende deelprocessen).<br />
De opdrachten van Defensie,<br />
hernomen in de Politieke Orientatienota<br />
van Minister De<br />
Crem (juni 2008) benadrukken<br />
de rol van Defensie als crisismanagement organisatie,<br />
niet enkel op het vlak van de klassieke<br />
opdrachten zoals collectieve verdediging,<br />
crisispreventie en vredesondersteunende en<br />
vredesopleggende operaties in antwoord op<br />
regionale crisissen, maar ook op het vlak van<br />
noodhulp aan de bevolking en humanitaire<br />
hulp. Daar Defensie een belangrijke rol heeft<br />
te vervullen als hulporganisatie, dient onderzocht<br />
te worden op welke manier de organisatie<br />
(of entiteiten ervan) kunnen of moeten<br />
geplaatst worden in een architectuur van crisismanagement<br />
organisaties.<br />
40
Biologische effect monitoring door<br />
middel van chromosomiale testen bij<br />
werknemers die potentieel blootstaan<br />
aan cancerogene stoffen tijdens de<br />
ontmanteling van chemische wapens<br />
De werknemers van de ontmantelingsinstallatie<br />
voor chemische wapens uit WO I in Poelkapelle<br />
worden potentieel blootgesteld aan<br />
tal van chemische stoffen. Ook de ontmijners<br />
die tot nog toe werkzaam zijn geweest bij de<br />
verzameling van deze munitie en in de komende<br />
jaren wellicht deze taak verder zullen<br />
uitoefenen, kunnen beschouwd worden als<br />
een potentieel blootgestelde groep. Defensie<br />
als werkgever neemt alle mogelijke collectieve<br />
en individuele preventiemaatregelen om deze<br />
blootstelling zoveel mogelijk te beperken.<br />
De arbeidsgeneesheer is wettelijk verplicht<br />
om de blootstelling aan chemische stoffen<br />
op te volgen. Hij kan hiervoor beroep doen<br />
op de klassieke vormen van biologische monitoring.<br />
Deze zijn toepasbaar op chemische<br />
stoffen zoals arsenicum en cyaniden. Voor andere<br />
stoffen is de opsporing van het agens of<br />
zijn metaboliet niet mogelijk. In zulke gevallen<br />
kan men beroep doen op methoden van<br />
vroege biologische effect monitoring, bv. de<br />
longfunctie onderzoeken bij werknemers die<br />
blootgesteld worden aan fosgeen.<br />
In de inventaris van de chemische stoffen te<br />
Poelkapelle bevinden zich echter ook stoffen<br />
die bekend staan als kankerverwekkend, zoals<br />
mosterdgas en arseenverbindingen. Bovenop<br />
alle voorzorgsmaatregelen werd beslist om een<br />
studie op te zetten met als objectief de eventuele<br />
vroege biologische effecten van dergelijke<br />
stoffen op te sporen en zonodig bijkomende<br />
preventieve maatregelen te nemen.<br />
Deze studie onderzocht het effect van kankerverwekkende<br />
stoffen op het genetisch materiaal<br />
aan de hand van 3 cytogenetische biomerkers<br />
voor genoomschade toegepast op de<br />
bloedstalen van de werknemers: micronucleï<br />
(MN), zusterchromatide uitwisseling (SCE)<br />
en chromosoomaberratie (CA). Het predictief<br />
karakter voor kanker werd reeds vroeger bewezen<br />
voor de CA-test en sindsdien werden ook<br />
de MN in perifere lymfocyten bewezen als een<br />
predictieve biomarker voor het kankerrisico in<br />
een populatie van gezonde personen. Een vergelijking<br />
werd gemaakt tussen 3 groepen : de<br />
ontmijners rechtstreeks betrokken bij ontmanteling,<br />
de ontmijners occasioneel blootgesteld<br />
aan toxische munitie en een controlegroep.<br />
Daarnaast werd de evolutie van de MN en<br />
SCE in elke groep longitudinaal opgevolgd.<br />
Sinds de start van de studie op 1 september<br />
2000 werden 16 staalnames uitgevoerd: 13<br />
voor SCE en MN, 3 voor CA. Een cross-sectionele<br />
vergelijking van de resultaten tussen<br />
de 3 groepen werd uitgevoerd voor 2 periodes<br />
van blootstelling, respectievelijk voor arsenicumverbindingen<br />
(2002-2004) en voor mosterdgas<br />
(2005-2007). Daarnaast werden de<br />
resultaten van de blootgestelde groepen longitudinaal<br />
opgevolgd van 2002 tot 2007.<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
41
Statistische analyse van de resultaten toont<br />
geen significant verschil tussen de cytogenetische<br />
parameters in de verschillende groepen<br />
die kan toegeschreven worden aan de blootstelling<br />
aan arsenicum of mosterdgas. De eerste<br />
periode (2002-2004) toonde wel even een<br />
lichte significante stijging van MN en SCE<br />
in de groep van ontmijners tewerkgesteld op<br />
het terrein, doch bij longitudinale vergelijking<br />
tussen 2002 en 2007 wordt deze evolutie niet<br />
bevestigd. Bij de ontmijners tewerkgesteld in<br />
de ontmantelingsfabriek is er evenmin een<br />
ongunstige evolutie van de cytogenetische<br />
parameters tussen 2002 en 2007. Multipele<br />
regressie analyse op verscheidene tijdstippen<br />
tijdens de studie toonde aan dat ook andere<br />
variabelen een significante invloed op de resultaten<br />
kunnen hebben, bv.: de leeftijd, het<br />
rookgedrag…<br />
Bij een uitzonderlijke activiteit zoals de ontmanteling<br />
van chemische wapens met risico<br />
van blootstelling aan mutagene / carcinogene<br />
stoffen is het de plicht van de werkgever om<br />
maximale voorzorgsmaatregelen te treffen.<br />
Indien er ongewenste genetische effecten<br />
worden vastgesteld moeten de maatregelen<br />
onmiddellijk worden aangepast. Deze studie,<br />
gespreid over meer dan acht jaar, heeft echter<br />
kunnen bevestigen dat de huidige preventieve<br />
maatregelen volstaan.<br />
Gelijkaardige situaties waarbij de werknemer<br />
kan blootgesteld worden aan mutagene of carcinogene<br />
agentia, maar waarbij men de blootstelling<br />
niet volledig onder controle heeft,<br />
waarbij een gemengde blootstelling optreedt<br />
en waarbij het niet altijd mogelijk is om zich<br />
optimaal te beschermen, kunnen zich voordoen<br />
in andere werksituaties, zoals tijdens<br />
operaties. De studie heeft twee belangrijke<br />
zaken aangetoond: de efficiëntie van de beschermingsmaatregelen<br />
in Poelkapelle en de<br />
mogelijkheden en beperkingen van de cytogenetische<br />
monitoring.<br />
Deze wetenschappelijke studie werd mogelijk<br />
gemaakt dankzij de bereidwillige medewerking<br />
van het personeel en het Commando<br />
DOVO 6 Poelkapelle en de technische en wetenschappelijke<br />
ondersteuning van Sam Roesems<br />
en het personeel van het Labo Cellulaire<br />
Genetica (VUB).<br />
Imago, attractiviteit en identiteit van<br />
de Belgische Defensie<br />
Naar aanleiding van belangrijke economische,<br />
demografische, politieke, culturele en geostrategische<br />
veranderingen, ondergingen de organisatiestructuur<br />
en -cultuur van de Belgische<br />
Defensie gedurende de voorbije jaren ingrijpende<br />
hervormingen. Om te achterhalen in<br />
welke mate deze veranderingen, ten opzichte<br />
van de jaren negentig, een invloed hebben gehad<br />
op het imago, de attractiviteit en de iden-<br />
6<br />
Dienst voor de opruiming en vernietiging van ontploffingstuigen<br />
42
titeit van de Belgische Defensie, vroegen de<br />
minister van Landsverdediging, DG-HR en<br />
DG-Com aan het Departement Gedragswetenschappen<br />
van de KMS om een onderzoek<br />
uit te voeren.<br />
Allereerst, beoogde dit onderzoek de impact<br />
van de veranderingen in de omgeving van de<br />
Belgische Defensie op het imago van de Defensieorganisatie<br />
in kaart te brengen, bij het<br />
Belgische publiek in het algemeen en bij jongeren<br />
in het bijzonder. Er werd onderzocht<br />
hoe het imago van de Belgische Defensie sinds<br />
de jaren negentig geëvolueerd is. Vervolgens<br />
werd bij potentiële kandidaten de attractiviteit<br />
van een job bij de Belgische Defensie onderzocht.<br />
Ten slotte werd de evolutie van de<br />
identiteit van de Belgische Defensie in kaart<br />
gebracht en werd het beeld dat Belgische Defensiemedewerkers<br />
hebben van zichzelf, hun<br />
werk en hun werkgever vergeleken met de<br />
resultaten van het imago-onderzoek. Deze<br />
analyse van de overeenkomsten en verschillen<br />
tussen het imago en de identiteit van de<br />
Belgische Defensie zal onder andere bijdragen<br />
tot de ontwikkeling van een beter aangepaste<br />
communicatiestrategie en een rekruteringsstrategie<br />
die beter afgestemd is op de jongerendoelgroep.<br />
Deze studie maakte gebruik van een combinatie<br />
van kwalitatieve (bv. inhoudsanalyse van<br />
de geschreven pers) en kwantitatieve onderzoeksmethoden<br />
(bv. statistische analyse van<br />
gegevens verzameld via een telefonische enquête<br />
en gestandaardiseerde schriftelijke vragenlijsten).<br />
In januari <strong>2009</strong>, werd het imago van de Belgische<br />
Defensie onderzocht met behulp van een<br />
telefonische enquête, gerealiseerd door onderzoeksbureau<br />
Ipsos-Belgium, bij een representatieve<br />
steekproef (N=1284) van de Belgische<br />
bevolking van 16 jaar en ouder. Naast deze<br />
kwantitatieve onderzoeksmethode, werd het<br />
imago van de Belgische Defensie eveneens<br />
onderzocht door middel van een inhoudsanalyse<br />
van de Nederlandstalige en Franstalige geschreven<br />
pers.<br />
In de imago-enquête, werden jongeren van 16<br />
tot 24 jaar (N=353) bevraagd over een aantal<br />
aspecten van de attractiviteit van een job<br />
bij Defensie. De attractiviteit van Defensie als<br />
Vergelijking van imago (<strong>2009</strong>) en identiteit (2010) van de Belgische Defensie<br />
(% “eerder akkoord”)<br />
Bijdragen tot stabiliteit, vrede en veiligheid is een rol<br />
van Defensie<br />
Bijdragen tot de strijd tegen het internationale<br />
terrorisme is een rol van Defensie<br />
Defensie is een werkgever waarop men kan rekenen<br />
Defensie heeft een goed imago<br />
De communicatie van Defensie is geloofwaardig<br />
De opdrachten van Defensie zijn nuttig voor de<br />
Belgische bevolking<br />
Defensie is instaat haar opdrachten uit te voeren<br />
Imago<br />
Identiteit<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
43
werkgever zal in de loop van 2010 verder in<br />
kaart worden gebracht door middel van een<br />
gestandaardiseerde schriftelijke vragenlijst die<br />
verspreid zal worden onder jongeren die zich<br />
in het laatste jaar secundair onderwijs bevinden<br />
(N = ± 1000) en jongeren die zich in de informatiecentra<br />
van Defensie kandidaat willen<br />
stellen voor een job bij de Belgische Defensie.<br />
vrij vaak voor. Jaarlijks worden in België veertig<br />
tot vijftig militairen behandeld voor acuut lawaaitrauma<br />
(Acute Acoustic Trauma).<br />
In januari 2010, werd door middel van een<br />
gestandaardiseerde schriftelijke vragenlijst<br />
de identiteit van de Belgische Defensie in<br />
kaart gebracht. Deze enquête werd gerealiseerd<br />
bij een representatieve steekproef van<br />
Defensiemedewerkers (N=1604 militairen<br />
en burgerpersoneelsleden). De vorige grafiek<br />
presenteert enkele resultaten van deze identiteitsstudie,<br />
in vergelijking met wat werd vastgesteld<br />
tijdens het onderzoek naar het imago<br />
van de Belgische Defensie.<br />
Hyperbare zuurstoftherapie in<br />
de behandeling van een acuut<br />
lawaaitrauma. Een prospectieve,<br />
willekeurige en enkelblinde studie<br />
Militairen worden regelmatig blootgesteld aan<br />
luide omgevingsgeluiden. Deze zijn vaak van<br />
het “impuls” type –korte, hevige geluidsstoten<br />
– zoals bij ontploffingen of geweerschoten. De<br />
geluidsintensiteit van dergelijke gebeurtenissen<br />
kan ver boven de schadelijke limiet liggen.<br />
Ondanks preventieve maatregelen komt gehoorsschade<br />
door dit lawaai helaas nog steeds<br />
De behandeling van dit letsel is dringend:<br />
men weet dat de kans op herstel zeer klein is<br />
indien de behandeling meer dan enkele dagen<br />
uitgesteld wordt. Zonder behandeling of wanneer<br />
deze niet het gewenste resultaat oplevert,<br />
kunnen deze lawaaitrauma’s een niet te onderschatten<br />
impact hebben op de getroffen militair.<br />
Niet alleen beïnvloeden ze zijn toekomstige<br />
militaire geschiktheid. Op persoonlijk vlak<br />
verminderen blijvend gehoorverlies en/of hinderlijke<br />
oorsuizingen ook de levenskwaliteit.<br />
De behandeling van acuut lawaaitrauma is niet<br />
gemakkelijk. Er is tot op heden geen “beste”<br />
medische behandeling voor deze aandoening.<br />
In een eerder uitgevoerde analyse werd aangetoond<br />
dat de dringende behandeling met hyperbare<br />
zuurstoftherapie (HBO) een gunstig<br />
effect heeft op het herstel van het gehoor en<br />
op de vermindering van het oorsuizen. De behandeling<br />
met HBO en medicijnen blijkt effectiever<br />
dan medicijnen alleen.<br />
Hyperbare zuurstoftherapie behelst het inademen<br />
van zuivere zuurstof terwijl de patiënt<br />
44
zich in een druk-kamer bevindt met een druk<br />
van 2.5 atmosfeer. Door de grote hoeveelheid<br />
zuurstof die ingeademd wordt, kan de schade<br />
aan de gevoelige cellen van het gehoor beperkt<br />
of genezen worden. Deze behandeling wordt<br />
meerdere dagen toegediend, samen met de<br />
“klassieke” medicijnen.<br />
Meerdere behandelingsschema’s werden voorgesteld.<br />
Volgens het ene schema moet twee<br />
keer per dag een behandeling met HBO gegeven<br />
worden, samen met medicijnen via infuus.<br />
Een ander schema stelt voor om één keer per<br />
dag HBO te geven, samen met medicijnen<br />
in pilvorm. Het is evident dat dit een minder<br />
belastende behandeling is. Het is echter niet<br />
duidelijk of deze even efficiënt is – de eerder<br />
uitgevoerde analyse toont aan dat ze in ieder<br />
geval efficiënter is dan “geen HBO”.<br />
Om de optimale timing en dosis te bepalen<br />
moet dus een “prospectieve gerandomiseerde”<br />
studie uitgevoerd worden. Militaire<br />
patiënten met acuut lawaaitrauma zullen, na<br />
hun expliciete goedkeuring, bij “lottrekking”<br />
onderverdeeld worden in één van de mogelijke<br />
combinaties van behandelingen: één<br />
of twee sessies HBO per dag, medicijnen in<br />
tabletvorm of via infuus. De werkzaamheid<br />
van de behandeling zal gemeten worden door<br />
gehoortesten en electrofysiologische testen<br />
aan het begin en aan het eind van de studieperiode<br />
(10 dagen) op geregelde tijdstippen.<br />
Zo zal aan het einde van deze studie kunnen<br />
besloten worden welke de meest aanbevolen<br />
behandeling is, met de minste belasting voor<br />
patiënt en zorgverlener.<br />
De studie wordt uitgevoerd door het Centrum<br />
voor Hyperbare Zuurstoftherapie van<br />
het Militair Ziekenhuis “Koningin Astrid”. Er<br />
wordt gestreefd naar een samenwerking met<br />
andere Europese militaire centra voor hyperbare<br />
zuurstoftherapie. Het aantal patiënten<br />
wordt op deze manier groter, waardoor men<br />
sneller conclusies kan trekken uit deze studie.<br />
Onderzoek naar de afhakingsmotieven<br />
van jongeren tijdens hun kandidatuur<br />
en de links met de rekrutering,<br />
de selectie en de opleiding<br />
Het leger heeft nood aan hoofdzakelijk jong<br />
personeel. Zoals bij de meeste westerse strijdmachten<br />
wordt de Belgische Defensie echter<br />
geconfronteerd met een relatief consequent<br />
vertrek van haar personeel tijdens de basisopleiding<br />
(de “militaire initiatiefase”). Deze<br />
fenomenen leiden tot een buisvormige leeftijdsstructuur<br />
terwijl deze een piramidevorm<br />
zou moeten hebben, met een brede basis. Anderzijds<br />
zijn deze vertrekken erg duur voor het<br />
leger omdat grote budgetten worden geïnvesteerd<br />
in rekrutering, selectie en opleiding. Het<br />
behoud van gekwalificeerd legerpersoneel is<br />
voor ons land bijgevolg een prioriteit geworden.<br />
Daarom willen wij dit fenomeen bestuderen<br />
en acties voorstellen.<br />
Vertrekkende van een internationale cel bestaande<br />
uit een werkgroep (Nato Task Group<br />
on Military Recruitment and Retention) en<br />
op basis van een literatuurstudie werd het probleem<br />
van het personeelsverloop onder jonge<br />
militairen bestudeerd. Er werd een model van<br />
mogelijke verklaringen voor dit vroegtijdige<br />
vertrek uitgewerkt. In een eerste onderzoek<br />
werd dit model uitgetest op 1.500 kandidaten<br />
van de lichting 2007-2008. Tijdens dit academiejaar<br />
werden ze drie keer ondervraagd.<br />
Op deze manier werd een profiel opgemaakt<br />
van de afhakende rekruut. Dit wordt eerst en<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
45
Leeftijdsstructuur Militairen<br />
Actieven + Kandidaat Mil/Effectieven Bg<br />
Ideale Mil. Enveloppe Bestaand begin 2000 Bestaand Jan 12 Bestaand Jan 15 Bestaand Jan 20<br />
vooral gekenmerkt door een minder goede<br />
informatie tijdens de rekrutering, gevolgd<br />
door minder goede selectiescores, een minder<br />
sterke verknochtheid aan de organisatie<br />
en haar waarden en uiteraard externe tewerkstellingsmogelijkheden.<br />
In conclusie gaat het<br />
er dus om meer kandidaten aan te trekken<br />
maar door een realistisch beeld te scheppen,<br />
de selectienormen te verhogen, gemotiveerde<br />
kandidaten aan te nemen die fysiek en mentaal<br />
sterk staan, die zich kunnen aanpassen en<br />
loyaal zijn ten opzichte van de organisatie. Bovendien<br />
moet de opleiding worden aangepast<br />
overeenkomstig de aangepaste en gevalideerde<br />
selectie.<br />
In een vervolgonderzoek willen we dezelfde<br />
1.500 personen opnieuw ondervragen in de<br />
loop van de vier volgende kandidatuurjaren.<br />
In dit onderzoek gaat het er in een eerste fase<br />
om de belangrijkste vertrekoorzaken in kaart<br />
te brengen, zowel op het niveau van opleidingskenmerken<br />
als op het niveau van de persoonlijkheidskenmerken.<br />
Verschillende onderzoeksfasen<br />
moeten ons toelaten een goed<br />
beeld te krijgen van de oorzaken van het afhaken<br />
(“Waarom verlaten deze mensen Defensie?”)<br />
en van de redenen waarom anderen blijven.<br />
Wij willen tegelijkertijd actiestrategieën<br />
zoeken en vastleggen om op een geschikte manier<br />
te ageren. De meting gebeurt op basis van<br />
verschillende methodes. Een combinatie van<br />
de kwalitatieve methodes (groepsinterviews,<br />
“onder vier ogen”…) en meer kwantitatieve<br />
methodes (vragenlijsten…) is aan te raden.<br />
Een tweede, en even belangrijke doelstelling,<br />
heeft te maken met de voorspellende waarde<br />
van de selectietools. Wij willen weten welke<br />
selectiemaatregelen in staat zijn de slaagkansen<br />
van rekruten te voorspellen, en welke de<br />
belangrijkste factoren zijn die rekruten ertoe<br />
brengen Defensie te verlaten.<br />
46
Domein Mobility, Systems and Protection (MSP)<br />
Het domein MSP omvat specifieke en essentiële disciplines voor de ontwikkeling en de kennis van<br />
mobiele systemen en wapensystemen en hun fysieke bescherming, met name die van de hieraan gekoppelde<br />
infrastructuur en die van het personeel (tegen de gevaren van een CBRNE-aanval), zonder de<br />
interactie tussen de militaire wereld en het milieu te vergeten. In deze zin zijn er veel gemeenschappelijke<br />
punten met het domein Human Factors and Medicine. In <strong>2009</strong> werkte Defensie mee aan 27<br />
onderzoeken in dit domein.<br />
Wetenschap en Technologie ter<br />
ondersteuning van operaties<br />
De inzetcapaciteit van de krijgsmacht en haar<br />
middelen is een belangrijk element in het verloop<br />
van de operaties. De uitwerking, de aanpassing<br />
en het onderhoud van de platformen,<br />
waaronder hun operationele inzetbaarheid, de<br />
analyse van het rendement, de eigendomskosten,<br />
de integratie in de systemen en de milieueffecten<br />
en een bredere werkingsenveloppe<br />
vormen de actuele uitdagingen.<br />
De ontwikkeling van platformen – voertuigen,<br />
boten, luchtvaartuigen – en van infrastructuren<br />
leidt natuurlijk tot interesse in de materialen die<br />
aan de basis liggen van iedere realisatie, maar<br />
eveneens tot erg complexe dynamische belastingen<br />
waaraan de steeds meer gesofisticeerd geworden<br />
structuren moeten kunnen beantwoorden.<br />
Op het raakvlak van materialen, chemie en fysica<br />
is de energiesector, in de breedste zin van<br />
het woord, constant een centraal onderwerp in<br />
de debatten en evenzeer bepalend voor de omvang<br />
van de defensietoepassingen. De algemene<br />
problematiek van de gebruikte energieën,<br />
hun opslag, de conversie en restitutie ervan en<br />
hun effecten en voetafdrukken vormen een belangrijk<br />
onderzoeksdomein. De domeinen van<br />
hoogenergetische materialen, letaliteit, ontwerp<br />
en effecten van bewapeningen, evenals<br />
de daaruit voortvloeiende fysieke veiligheidsproblemen<br />
vormen een smeltkroes van steeds<br />
belangrijker wordende onderzoeksthema’s.<br />
De materiële middelen, het personeel en de<br />
infrastructuur, op het nationale grondgebied<br />
zowel als gebruikt in operaties, zijn evenveel<br />
schakels onderworpen aan veiligheidsrisico’s<br />
waarvan het steeds meer asymmetrisch wordende<br />
karakter de klassieke beschermingsmaatregelen<br />
overstijgt. Daarnaast vormt de<br />
blootstelling aan giftige, bacteriologische,<br />
radiologische of corrosieve materialen een<br />
probleem dat moet leiden tot de ontwikkeling<br />
van een methodologie en technieken die<br />
toelaten vast te stellen of deze middelen wel<br />
geschikt zijn voor de taken waarvoor er een<br />
beroep op wordt gedaan, en deze vervolgens<br />
terug te brengen naar een bruikbare toestand.<br />
In het bijzonder moeten de persoonlijke beschermingsmiddelen<br />
voor het personeel mee<br />
evolueren met de ontwikkeling van nieuwe<br />
materialen, met technieken met een kleinere<br />
voetafdruk en lagere effecten die de detectie-,<br />
diagnose- en controlesystemen moeten aanvullen.<br />
In dezelfde context zijn de operaties en zelfs<br />
de instructies niet zonder gevolgen voor het<br />
milieu. Het is zaak hiermee rekening te houden<br />
en de gevolgen ervan te beperken zonder<br />
negatieve effecten op de operaties. Hier kadert<br />
het op punt stellen van de milieubeschermingstechnologieën<br />
eveneens in de onderzoeksactiviteiten<br />
van het MSP-domein.<br />
Hoewel de menselijke factor wordt behandeld<br />
in het HFM-domein, is hij niet minder<br />
multidisciplinair, en moet het belang ervan<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
47
niet meer worden aangetoond. Het personeel<br />
moet worden beschermd tegen risico’s zoals<br />
wapens, toxische (milieubelastende) stoffen<br />
en ziektes. Bovendien is het belangrijk de geschiktheid<br />
van het personeel voor het uitvoeren<br />
van de voorziene taken, in alle mogelijke<br />
omstandigheden, te kennen. Dit betekent dat<br />
de persoonlijke beschermingsmiddelen voor<br />
het personeel voordeel moeten halen uit de<br />
ontwikkeling van nieuwe materialen, de beperking<br />
van de voetafdruk of de vermindering<br />
van effecten en moeten worden gezien als aanvulling<br />
op de detectie, de diagnostiek of controlesystemen.<br />
De kenniscentra<br />
Het merendeel van de onderzoeken uitgevoerd<br />
in het domein van Mobility, Systems<br />
and Protection is verdeeld over vier kenniscentra.<br />
De Defensielaboratoria (DLD) in Peutie<br />
voerden in <strong>2009</strong> een reeks van zes onderzoeken<br />
uit die zich situeren aan de systeemkant<br />
van het binoom mens-systeem. Dit toont duidelijk<br />
de connectie en de nauwe interactie aan<br />
tussen de verschillende disciplines. De onderzoeksactiviteiten<br />
van deze gespecialiseerde laboratoria<br />
zijn nauw verbonden met de directe<br />
ondersteuning aan de verschillende componenten<br />
van Defensie, met name op het vlak<br />
van de detectie en identificatie van toxische<br />
middelen (CBRNE) en de bescherming van<br />
de krijgsmacht, het materieel en de infrastructuur<br />
tegen deze middelen. Daarnaast geven de<br />
laboratoria ook technisch en wetenschappelijk<br />
advies aan het Departement Material Resources<br />
(Systems Division) van de generale staf van<br />
Defensie in het kader van de “Life Cycle Support”<br />
(LCS). Andere onderzoeken hebben betrekking<br />
op de kenmerken van petroleumproducten,<br />
en dit niet alleen voor wat betreft hun<br />
toepassing bij Defensie. Men denkt ook aan<br />
alternatieve brandstoffen zoals biobrandstoffen.<br />
De kenmerken van textiel en gelijkaardige<br />
materialen maken eveneens deel uit van het<br />
expertisedomein van de Defensielaboratoria.<br />
Het onderzoekscentrum Mobile Intelligent<br />
Information Security Systems (MOBINISS)<br />
dat is gehuisvest in de Koninklijke Militaire<br />
School (KMS) voerde in <strong>2009</strong> zes veiligheidsstudies<br />
uit. Twee benaderingen werden toegepast.<br />
De eerste richtte zich op de intrinsieke<br />
voertuigveiligheid (land, lucht en zee), hun<br />
beschermingen en hun overlevingskansen. De<br />
tweede benadering focuste op de veiligheid van<br />
operaties in het buitenland. Het onderzoek<br />
gevoerd in dit kenniscentrum omvat enorm<br />
veel aspecten en evenveel gemeenschappelijke<br />
punten met andere onderzoeksdomeinen. Er<br />
werden synergieën ontwikkeld met andere militaire<br />
en burgerlijke kenniscentra in België en<br />
in het buitenland, zoals DLD en DYMASEC<br />
(Dynamics of Security Materials).<br />
DYMASEC is eveneens gehuisvest in de<br />
KMS. Dit centrum interesseert zich voor de<br />
reactie van structuren en materialen op dynamische<br />
stimulansen. Tot het domein van dit<br />
centrum behoren onder andere het onderzoek<br />
naar corrosiemechanismen van materialen, zoals<br />
metalen en composietmaterialen, evenals<br />
de effecten van de terminale ballistische snelheid<br />
en dynamische stimulansen veroorzaakt<br />
door explosies. De fabricage van explosieven<br />
en materialen, ballistische systemen en wapensystemen<br />
en de effecten van explosies vormen<br />
eveneens een onderdeel van het onderzoeksdomein<br />
van dit centrum. DYMASEC voerde<br />
in <strong>2009</strong> vijf studies uit.<br />
Het LPP, of Laboratory for Plasma Physics, is<br />
een onderzoekscentrum voor kernfusie aan de<br />
KMS, gefinancierd door de associatie EURA-<br />
TOM - Belgische staat. Het belangrijkste deel<br />
van het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader<br />
van een Europees samenwerkingsakkoord<br />
in het domein van de bouw van een kernfusiereactor<br />
zoals TEXTOR (Forschungszentrum<br />
48
Jülich, in Duitsland) en JET ( Joint European<br />
Torus, Culham, in het Verenigd Koninkrijk).<br />
De onderzoekers werken momenteel aan de<br />
ontwikkeling van een systeem voor het verhitten<br />
van plasma. Binnen dezelfde context<br />
neemt het LPP ook deel aan de ontwikkeling<br />
van het prototype van een nieuwe kernfusiereactor,<br />
ITER, waarvan de bouw net is begonnen<br />
in Cadarache (Frankrijk). In <strong>2009</strong> voerde<br />
het LPP twee studies uit.<br />
Op de volgende pagina’s worden drie studies<br />
uit het MSP-domein voorgesteld:<br />
■ uitwerking van een methodologie om de<br />
effecten van een explosie op een structuur<br />
met complexe vorm in een bebouwde<br />
omgeving te kwantificeren;<br />
■ ontwikkeling van de autonomiecapaciteit<br />
van mobiele landrobots om de veiligheid<br />
te verbeteren bij het uitvoeren van<br />
risicovolle opdrachten;<br />
■ virtueel vaartuig: integratie in een model<br />
van resultaten van verschillende onderzoeken<br />
met betrekking tot de watermobiliteit.<br />
Uitwerking van een methodologie om<br />
de effecten van een explosie op een<br />
structuur met complexe vorm in een<br />
bebouwde omgeving te kwantificeren<br />
Dit onderzoek behandelt de modellering van<br />
structuren uit gewapend beton in het kader<br />
van progressieve instortingssimulaties. De<br />
doelstelling is een numerieke methode te ontwikkelen<br />
voor de simulatie van progressieve<br />
instorting die rekening houdt met de effecten<br />
van de vervormingsgraad. Het bestaat uit een<br />
eindige elementencode die met het softwarepakket<br />
Matlab wordt ontwikkeld.<br />
De progressieve instorting is een situatie<br />
waarin een lokaal falen in een structuur leidt<br />
tot een wijdverspreide algemene en niet evenredige<br />
schade. Voor een brede waaier van gebeurtenissen<br />
zoals explosies, is de progressieve<br />
instorting een dynamisch fenomeen dat een<br />
hoge graad van vervorming impliceert. De<br />
snelheid waarmee de vervormingen plaatsvinden,<br />
is immers zeer hoog. Daarom zal de<br />
reactie van de structurele elementen of van de<br />
volledige structuur waarschijnlijk dynamische<br />
gevolgen en niet-lineaire gevolgen (zowel geometrisch<br />
als in de materiële reactie) met zich<br />
meebrengen. Omdat beton een materiaal is<br />
dat in functie van de vervorminggraad een<br />
significante sterkteverhoging ervaart, is een<br />
juiste weergave van deze graadgevolgen op het<br />
materiële niveau vereist voor de simulatie van<br />
dergelijke fenomenen.<br />
Om dit te doen, wordt een multivezelstraal gebruikt<br />
die rekening houdt met de effecten van<br />
de vervorminggraad, inclusief de longitudinale<br />
staalversterkingen. Een viscoplastisch model<br />
voor de introductie van de effecten van de vervorminggraad<br />
voor zowel beton als staalvezels<br />
werd weerhouden, wat leidde tot een verhoging<br />
van de uiteindelijke spanning; de introductie<br />
van de zogenaamde Dynamische Verhogende<br />
Factoren op het materiële niveau laat toe in<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
49
de praktijk vast te stellen dat bouwmaterialen<br />
beter lijken te presteren bij hoge dynamische<br />
ladingen dan bij statisch toegepaste ladingen.<br />
Dit punt vormt de innovatieve bijdrage van dit<br />
werk: de toepassing van bijzondere constitutieve<br />
wetten (eendimensionale spanning-vervorming<br />
relaties) in een perfect gebonden multivezel<br />
straalmodel laat toe rekening te houden<br />
met een vervorminggraad afhankelijke relatie<br />
tussen de spanning (of interne krachten in de<br />
materialen) en vervorming (of misvormingen<br />
van materialen) op het structurele niveau. Bovendien<br />
worden de structurele inertiegevolgen<br />
ook gemodelleerd in deze studie aangezien zij<br />
aanwezig zijn in om het even welk dynamisch<br />
fenomeen en dus ook in een progressieve instortingsanalyses<br />
in acht genomen moeten<br />
worden. De volledige structurele berekeningen<br />
op vlakke kaders worden uitgevoerd, met het<br />
doel de dynamische en graad afhankelijke reactie<br />
van een structuur te bestuderen wanneer<br />
onderworpen aan het plotselinge verlies van<br />
een steunpilaar, als resultaat van een explosie<br />
of een andere gewilde of ongewilde oorzaak.<br />
Figuur 2 toont een vereenvoudigde weergave<br />
van een gebouw dat op de benedenverdieping<br />
een steunpilaar verliest en de daaropvolgende<br />
(vergrote) vervorming berekend met het voorgestelde<br />
numerieke model.<br />
effect kan hebben op het structurele gedrag en<br />
in het bijzonder op de falingswijze van structuren<br />
uit gewapend beton die progressieve instorting<br />
ondergaan. De numerieke simulaties<br />
op vlakke kaders worden uitgevoerd en vergeleken<br />
met de resultaten die via klassieke graad<br />
onafhankelijke benaderingen worden verkregen.<br />
Dit zal toelaten te evalueren of de progressieve<br />
herverdeling van de lading door het verlies<br />
van een structureel element wordt bepaald<br />
door het niveau van de vervorminggraad. De<br />
resultaten van de studie zullen bijdragen tot<br />
verbeteringen in de bouw, tot meer resistente<br />
gebouwen en zo tot een verhoogde veiligheid<br />
voor bewoners.<br />
Ontwikkeling van<br />
autonomiecapaciteit van mobiele<br />
landrobots om de veiligheid te<br />
verbeteren bij het uitvoeren van<br />
risicovolle opdrachten<br />
Het hoofddoel van dit project is de ontwikkeling<br />
van intelligente mobiele robots die in<br />
staat zijn burgerlijke of militaire opdrachten<br />
uit te voeren in risicovolle omstandigheden.<br />
Het eerste onderzoeksdomein focust zich<br />
op de verbetering van de intelligentie van de<br />
mobiele robots. De ontwikkeling van samenwerkingsalgoritmen<br />
tussen robots vormt de<br />
tweede onderzoeksas.<br />
Het laatste deel van dit project moet beoordelen<br />
of de afhankelijkheid van de vervorminggraad<br />
op het materiële niveau een significant<br />
Teneinde nuttige taken tot een goed einde te<br />
brengen moeten de robots beschikken over<br />
rationele en perceptiecapaciteiten die gelijken<br />
op die van de mens. Voor een mens is zich ver-<br />
50
plaatsen in een onbekende<br />
omgeving een eerder banale<br />
opdracht. Voor een<br />
robot is dit allerminst het<br />
geval. Daarom wordt de<br />
robot uitgerust met een<br />
hele reeks sensoren die<br />
hem toelaten zich te lokaliseren<br />
en de wereld rondom<br />
hem waar te nemen. Het<br />
gaat hier om camera’s, maar<br />
ook laser- en ultrasone sensoren.<br />
De uitwisseling van<br />
deze gegevens verhoogt<br />
niet alleen de precisie, maar ook de perceptiebetrouwbaarheid.<br />
Het gezamenlijk gebruik<br />
van sensoren in de wielen van de robot, inertiesensoren<br />
en een geavanceerde gps-ontvanger<br />
laat toe de precieze positie van de robot te<br />
kennen. Op basis van deze gegevens kan men<br />
een kaart opmaken die door de robot wordt<br />
gebruikt om zich te situeren in de omgeving<br />
en zich te verplaatsen zonder de hindernissen<br />
te raken. De ontwikkeling van methodes voor<br />
het samenvoegen van de navigatiegegevens en<br />
-algoritmen is een van de hoofddoelen van ons<br />
onderzoek.<br />
De verplaatsingscommando’s van de robot<br />
worden berekend door een gesofisticeerd controlesysteem<br />
dat de capaciteiten van een intelligente<br />
mobiele robot beheert, te weten de<br />
perceptie, de beredenering en de mobiliteit.<br />
Wij gebruiken hiervoor een gedragsgebaseerde<br />
controle (Behavioural Based) die de basisreacties<br />
zoals het ontwijken van hindernissen<br />
of de navigatie naar een gegeven positie combineert.<br />
Deze gedragssamenvoeging is van primordiaal<br />
belang omdat ze de doeltreffendheid<br />
van de controle bepaalt. De studie en de ontwikkeling<br />
van nieuwe integratiemethodes behoren<br />
tot de belangrijkste projectactiviteiten.<br />
Vooraleer nieuwe algoritmen te gebruiken<br />
op robots is het interessant ze te testen in simulaties.<br />
Hiervoor hebben we simulatoren<br />
ontwikkeld die een waarheidsgetrouw beeld<br />
reproduceren van de reële wereld. We kunnen<br />
de robotbewegingen in 3 dimensies simuleren,<br />
botsingen detecteren, de omgeving<br />
waarnemen met behulp van virtuele sensoren…<br />
Een ander voordeel van de simulatoren<br />
is te kunnen werken met robottypes die men<br />
niet in zijn bezit heeft, of met meerdere robots<br />
tegelijk. Dit laat met name toe de ontwikkelingskosten<br />
te verminderen, te anticiperen op<br />
de aankoop van nieuwe systemen of samen te<br />
werken met andere onderzoekscentra die andere<br />
robots gebruiken. Deze simulatoren laten<br />
ons toe gedistribueerde controlemethodes op<br />
punt te stellen voor groepen robots in het kader<br />
van de toepassing van opsporing en hulp<br />
aan personen (Search and Rescue) en bewaking<br />
in stedelijke gebieden. Deze samenwerkende<br />
algoritmen laten toe de doeltreffendheid<br />
van door een groep robots uitgevoerde<br />
opdrachten te verbeteren door de informatieopsporing<br />
te optimaliseren en interindividuele<br />
conflicten te vermijden.<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
51
Dankzij de technologieën die in dit project<br />
worden ontwikkeld, zullen robots militairen<br />
doeltreffender kunnen bijstaan bij risicovolle<br />
opdrachten, zoals de detectie en het neutraliseren<br />
van bompakketten, of bij opdrachten<br />
met herhalend karakter, zoals de bewaking en<br />
beveiliging van infrastructuur. Dezelfde systemen<br />
kunnen hulpdiensten bijstaan bij rampen,<br />
door bijvoorbeeld te helpen bij het lokaliseren<br />
van slachtoffers in gevaarlijke omgevingen.<br />
Virtueel vaartuig: integratie in<br />
een model van resultaten van<br />
verschillende onderzoeken met<br />
betrekking tot watermobiliteit<br />
Een militair vaartuig is een drager voor het<br />
in positie brengen van aanvals- of zelfverdedigingswapens.<br />
Op deze drager bevinden<br />
zich, op een vrij kleine ruimte, systemen en<br />
een bemanning die gedurende een soms lange<br />
termijn moeten samenleven, fysiek geïsoleerd<br />
van de rest van de wereld. Het militaire vaartuig<br />
vormt dus een complex sociaal en technisch<br />
systeem. Een doorgedreven optimalisatie<br />
is bijgevolg een noodzaak. Het onderzoek<br />
brengt antwoorden aan voor problemen die<br />
zich in deze context stellen. De uitgevoerde of<br />
nog aan de gang zijnde onderzoeken voor de<br />
capaciteiten van de marinecomponent zijn:<br />
■ beheer van de geluids- en magnetische signalen<br />
voortgebracht door een vaartuig;<br />
■ sonar met synthetische opening;<br />
■ studie van radar- en infraroodsignalen<br />
van vaartuigen van de marinecomponent<br />
en verwerking van deze signalen in een<br />
model;<br />
■ studie van trillingen veroorzaakt door de<br />
verschillende installaties aan boord van<br />
een vaartuig en verwerking van hun interactie<br />
met de structuur in een model –<br />
ontwikkeling van een reeks berekeningen<br />
voor vaartuigvoorontwerpen;<br />
■ detectie van drijvende objecten door sensoren<br />
aan boord van de vaartuigen<br />
■ risicokaart voor objecten begraven onder<br />
de zeebodem;<br />
■ studie van onbemande vaartuigen (Unmanned<br />
Surface Vehicle);<br />
■ classificatie op basis van beelden met erg<br />
hoge resolutie verkregen via sonar met<br />
synthetische opening en onderzoek van<br />
de positieve bijdrage van bistatistische<br />
methodes;<br />
■ gebruik van elektromagnetische sensoren<br />
voor de detectie en de classificatie van<br />
voorwerpen in maritiem milieu;<br />
■ beschadiging en vermoeidheid van composieten<br />
voor toepassing op scheepsgebied<br />
– Ontwikkeling van een berekeningscode<br />
bij botsing van een schip.<br />
De studie “Virtueel Vaartuig” heeft als doel<br />
deze studies te integreren in een open informaticastructuur.<br />
Dit gebruiksvriendelijke<br />
instrument kan worden uitgebreid tot andere<br />
simulaties om de generale staf van de<br />
marinecomponent toe te laten, samen met<br />
de materieelbeheerders van de Algemene Directie<br />
Material Resources, de haalbaarheid na<br />
te gaan van een nieuwe capaciteitsbehoefte.<br />
Deze verificatie zal leiden tot de opmaak van<br />
specificaties met het oog op de identificatie<br />
van lopende of nog komende samenwerkingsprogramma’s<br />
teneinde deze met elkaar in overeenstemming<br />
te brengen voor de aankoop van<br />
uitrustingen, of voor het opstellen van een<br />
lastenboek voor de aankoop via een openbare<br />
aanbesteding. Dit tool is eveneens nuttig om<br />
de haalbaarheid na te gaan van een grote her-<br />
52
standaard IEEE 1516). Het gaat om een netwerkarchitectuur<br />
die meerdere simulatoren<br />
toelaat onderling te communiceren om een<br />
grote simulator te vormen die “federation”<br />
wordt genoemd. Op deze manier is HLA in<br />
staat de interoperabiliteit en het hergebruik<br />
van bestaande simulatoren te bevorderen. Dit<br />
project van de Belgische Defensie is een pionierproject<br />
in deze materie.<br />
ziening van de bestaande capaciteiten. Een virtueel<br />
vaartuig kan eveneens worden gebruikt<br />
als demonstratieobject voor operationele<br />
functionaliteit, als opleidingssimulator, bv.<br />
voor de strijd tegen averij, het inzetten van een<br />
helikopter, het te water laten of terug binnenhalen<br />
van een drone.<br />
De gebruikte architectuur is de standaard<br />
NAVO High Level Architecture (HLA,<br />
Vanuit informaticaoogpunt laat de HLAstandaard<br />
enkel toe simulatoren te integreren<br />
die zijn geschreven in C ++ of JAVA. Omdat<br />
alle andere MRN-onderzoeken simulaties<br />
hebben ontwikkeld in andere talen moeten<br />
er oplossingen worden gevonden om die simulaties<br />
te kunnen integreren in C ++ of JAVA<br />
(interfaces en dataconvertoren). Het grootste<br />
deel van het werk dat in dit onderzoek is<br />
uitgevoerd bestaat dus uit het aanpassen van<br />
bestaande programma’s om de communicatie<br />
tussen de verschillende talen mogelijk te<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
53
maken. De projectmethodologie bestaat erin<br />
om voor elke MRN-studie een HLA-demonstratiemodel<br />
te ontwikkelen dat elke simulatie<br />
toelaat te communiceren met de andere. Op<br />
deze manier kan een “Federation Prototype”<br />
worden gebouwd.<br />
Dit onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking<br />
met de universitaire instellingen van<br />
Luik (ULg) en Gent (UGent). Dit project<br />
biedt eveneens heel wat mogelijkheden om<br />
aan het project mee te werken via internationale<br />
NAVO-organisaties Modelling and<br />
Simulation Group NATO (NSMG), aan<br />
MSG-050 “HLA working group”, en de Naval<br />
Armaments Group – Maritime Capability<br />
Group 6 sub-group 61 on VIRTUAL SHIPS.<br />
54
Domein Data Acquisition and Processing (DAP)<br />
Deze pijler is een verzameling van traditionele disciplines m.b.t. (tele-)communicatie, evenals de verzameling,<br />
verwerking en samenvoeging van informatie en gegevens (data fusion). Dit bijzonder ruim<br />
veld beslaat het hele operationele spectrum waar middelen van Defensie worden ingezet en dit vanaf<br />
het hoogste beslissingskader tot aan dat van de taakuitvoering. In de cluster Data Acquisition and<br />
Processing liepen in <strong>2009</strong> 24 studies.<br />
Informatieverzameling in een snel<br />
veranderende omgeving<br />
De pijler van het onderzoek en de technologie<br />
betreffende de verwerking en de verzameling<br />
van gegevens (DAP) beantwoordt in wezen<br />
aan de doelstellingen van Defensie inzake de<br />
optimalisatie van de academische opleiding<br />
in exacte en toegepaste wetenschappen, steun<br />
aan de operaties via de studie van beschermingsmaatregelen<br />
tegen klassieke risico’s, en<br />
hulp aan de besluitvorming door onderzoek<br />
ten gevolge van vragen en ontwikkelingen<br />
binnen Defensie.<br />
Het gaat meer bepaald om de niches waarop<br />
de kenniscentra van Defensie hun onderzoek<br />
richten: de ontwikkeling van C4ISTAR<br />
(Command, Control, Communications and<br />
Computers for Intelligence, Surveillance, Target<br />
Acquisition and Reconnaissance), hyperspectrale<br />
en TeraHertz-detectiemaatregelen<br />
en beschermingsmaatregelen voor het personeel,<br />
de systemen en de infrastructuur.<br />
De mens staat centraal bij alle onderzoekspisten.<br />
Hij is het constructieve element en vormt<br />
de basiscontributie van de militaire capaciteit.<br />
Meer in het bijzonder moet elke militair<br />
kunnen evolueren in een omgeving die soms<br />
vijandig en soms complex is. Hij tracht de<br />
gegevensstroom afkomstig van menselijke en<br />
automatische sensoren te initiëren, te begrijpen<br />
en in zijn voordeel te gebruiken. Deze<br />
sensoren leveren hem een hoeveelheid informatie<br />
waardoor hij zich een zo correct en zo<br />
volledig mogelijk beeld kan vormen van de situatie.<br />
Hij ontwikkelt en analyseert zijn redeneringen<br />
met de C2-middelen (commando en<br />
controle) waarover hij beschikt en gebruikt de<br />
transmissiemiddelen om de inlichtingen, die<br />
hij nuttig en opportuun acht, te ontvangen en<br />
te verspreiden, zowel van als naar zijn oversten,<br />
als naar zijn ondergeschikten of zelfs naar derden.<br />
Hij begrijpt hoe rekening te houden met<br />
externe factoren met variabele invloed, waaronder<br />
bevolking, milieu en meteorologische<br />
omstandigheden. Hij conditioneert zijn gedrag<br />
om zo doeltreffend en efficiënt mogelijk<br />
te zijn. Hij voert zijn missie snel uit in een juridisch<br />
en internationaal kader, met opgeleide<br />
partners, betrouwbaar materiaal, op interoperationele<br />
manier en voldoet aan de bijzonder<br />
strenge voorwaarden inzake training, conditionering,<br />
militaire ontplooiing en uitvoering.<br />
De kenniscentra<br />
Om hieraan te beantwoorden werden in <strong>2009</strong><br />
24 wetenschappelijke DAP-studies uitgevoerd<br />
door de onderzoekspool CISS (Communications<br />
and Information Systems & Sensors)<br />
van Defensie en het Departement Wiskunde<br />
van de KMS. Binnen het CISS neemt het kenniscentrum<br />
SIC (Signal and Image processing<br />
Centre) een belangrijk deel van het onderzoek<br />
op zich. Hun onderzoeksveld richt zich vooral<br />
op de domeinen gegevenscompressie en –samenvoeging,<br />
computervisie, technieken voor<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
55
humanitaire ontmijning (ook onder het MSP<br />
domein), herstel van gegevens en waarneming<br />
op afstand. Toepassingen van waarneming<br />
op afstand zijn vooral terug te vinden in verwerking<br />
van satellietbeelden. Door middel<br />
van gegevenssamenvoeging worden verschillende<br />
informatiebronnen gecombineerd om<br />
de systeemprestaties te verhogen en aan de<br />
gebruiker betere resultaten te verschaffen.<br />
Gegevenssamenvoeging is nuttig voor toepassingen<br />
zoals (veranderings)detectie, herkenning,<br />
opsporing, besluitvorming enz. Binnen<br />
het domein computervisie worden problemen<br />
van verschillend aard behandeld die betrekking<br />
hebben op de analyse en de interpretatie<br />
van beelden (foto- of video-materiaal)<br />
met behulp van computers. Remote sensing<br />
(afstandswaarneming) activiteiten binnen<br />
het SIC staan in verband met alle beeldverwerkende<br />
methoden die op afstandsbeelden<br />
worden toegepast. In de DAP-wereld wordt<br />
‘area restoration’ begrepen als het proces om<br />
uit verstoorde gegevens de gewenste of de initiële<br />
gegevens te recuperen, met eliminatie van<br />
ruis of intentionele verstoring. De toepassingen<br />
liggen vooral op het vlak van forensische<br />
wetenschap en satellietbeeldverbetring, in het<br />
bijzonder SAR (Synthetic Aperture Radar)<br />
beelden.<br />
SPA-ce Borne REmote Sensing &<br />
Fusion Elaborated-aanpak binnen een<br />
informatiesysteem<br />
Meer en meer vinden satelliettoepassingen<br />
hun weg naar dagelijks gebruik. Via deze studie<br />
krijgt Defensie toegang tot radarbeelden<br />
verkregen via satelliet. Op die manier kunnen<br />
de onderzoekers hun competenties verbeteren<br />
in het verwerken van deze data en in het creëren,<br />
testen en evalueren van robuuste datafusie<br />
algoritmes.<br />
De analisten binnen Defensie bekomen zo<br />
performantere methodes om de interpretatie<br />
van satellietbeelden te vergemakkelijken. Als<br />
één van de testcases werd in deze studie gekozen<br />
voor een woestijnachtige omgeving in Jordanië<br />
in de buurt van de Dode Zee.<br />
Afhankelijk van het soort onderzoek, werkt<br />
het personeel van deze instellingen samen met<br />
andere onderzoekspolen van Defensie en Belgische<br />
en buitenlandse wetenschappelijke en<br />
technologische kenniscentra.<br />
Ter illustratie worden drie studies van Defensie<br />
in dit domein hieronder toegelicht:<br />
■ SPA-ce Borne REmote Sensing & Fusion<br />
Elaborated-aanpak binnen een informatiesysteem;<br />
■ update van databanken met driedimensionale<br />
vectorgegevens (3D) voor het<br />
NGI;<br />
■ commando- en controlesystemen (C2)<br />
in noodhulpoperaties.<br />
De wetenschappelijke en technologische onderzoeksactiviteiten<br />
uitgevoerd in <strong>2009</strong> liggen<br />
in het verlengde van een 3-jaar durende<br />
studie die eind 2008 werd afgerond. Deze<br />
eerdere studie had tot doel een tektonische<br />
uitlijning van meer dan 300 dolines langs de<br />
Jordaanse kust van de Dode Zee, in de regio<br />
Ghor Al Haditha te interpreteren. De uitlij-<br />
56
ning is zes kilometer lang en zes meter breed.<br />
Deze kleine gesloten depressies verschenen de<br />
laatste decennia als gevolg van het snel gezakte<br />
peil van het meer. De lineaire vorm is afgeleid<br />
van een inventaris van grondverzakkingen die<br />
plaatsvonden tussen 1991 en 2008.<br />
De omlijning is in haar structurele dispositie<br />
vervangen en geanalyseerd op regionale en<br />
lokale schaal. De richting ervan (N 24 E 7 ) is<br />
subparallel aan deze die men aantreft in veel<br />
andere focale mechanismen, in het bijzonder<br />
deze gekoppeld aan de aardbeving van 23 april<br />
1979, met een kracht van 5,1 op de schaal van<br />
Richter, (verloop N 20 E ± 5°) en representatief<br />
voor alle focale mechanismen berekend op een<br />
breuk dicht bij de richting van het systeem met<br />
veranderende breuken “Jordaan – Dode Zee”<br />
langs de kust van de Dode Zee. De uitlijning<br />
van de dolines bestaat uit dertien kleinere lineaire<br />
segmenten gescheiden door een even groot<br />
aantal holtes. Hun geometrische organisatie<br />
veronderstelt het bestaan van een rotationeel<br />
effect veroorzaakt door de druk tussen twee<br />
parallelle, langs elkaar schuivende breuken.<br />
Vier andere vertonen een N-opstelling waaruit<br />
men de aanwezigheid van een lokaal veld met<br />
extensionele druk kan afleiden. In deze context<br />
levert de lokalisatie van de dolines informatie<br />
over de ondergrondse discontinuïteit, geïnterpreteerd<br />
als verborgen breuklijnen. De resultaten<br />
helpen ingenieurs ter plaatse in de ontwikkeling<br />
van nieuwe toeristische centra.<br />
Sinds maart <strong>2009</strong> werden, na de aankoop<br />
van een evaluatielicentie van de Erdas Imagine<br />
<strong>2009</strong>-software, interferometrische berekeningen<br />
uitgevoerd op radarbeelden van de<br />
ALOS-satelliet. Via deze software konden de<br />
opgemerkte bodembewegingen in de opgedroogde<br />
zee-engte van Lynch, regio van de<br />
Dode Zee, worden geïnterpreteerd door gebruik<br />
te maken van interferometrische technieken<br />
toegepast op beelden met openingssynthese<br />
van ALOS Palsar. Vier ALOS-scènes<br />
werden verwerkt, wat leidde tot de generatie<br />
van drie interferogrammen, fotografische resultaten<br />
van de interferentiemetingen, over<br />
een periode van 15 december 2007 tot 17<br />
mei 2008. Er werden drie zones met bodemverplaatsingen<br />
gedetecteerd. Een ervan toont<br />
voorafgaande bewegingen die plaats vonden<br />
net voor de aardbeving van 13 april 2008, met<br />
een kracht van 3,1 op de schaal van Richter.<br />
Deze zone is eveneens de zone die het sterkst<br />
werd getroffen door deze gebeurtenis. Er werden<br />
verhoogde verzakkingspercentages gemeten<br />
in het noordelijke deel van de zee-engte<br />
van Lynch. Ze veronderstellen dat de verzakkingsfenomenen<br />
dezelfde trend volgen als het<br />
ontstaan van de dolines, dit wil zeggen een<br />
spectaculaire toename. Deze waarnemingen<br />
moeten echter nog verder worden gedetailleerd<br />
door bijkomende metingen.<br />
De vergelijking van de dolinedistributie van<br />
de zee-engte van Lynch met deze van Ghor<br />
Al Haditha, zes kilometer verder naar het oosten,<br />
lijkt het idee te bevestigen dat de aardbeving<br />
die het zuiden van de Dode Zee trof op<br />
23 april 1979 (5,1 op de schaal van Richter)<br />
eveneens aan de oorsprong ligt van de verzakkingen<br />
van de zee-engte van Lynch waar de<br />
dolines en verzakkingsfenomenen ontstaan als<br />
gevolg van het terugtrekken van de Dode Zee.<br />
De toegepaste methodes en de resultaten<br />
bekomen uit de aarddeformaties bieden Defensie<br />
interessante perspectieven met betrekking<br />
tot de terreinanalyse en de bovengrondse<br />
bouwwerken, in het kader van de voorbereiding<br />
van de ontplooiing van haar troepen in<br />
exotische gebieden.<br />
7<br />
N 24 E: Noorden 24 graden oost<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
57
Update van databanken met<br />
driedimensionale vectorgegevens<br />
(3D) voor het Nationaal Geografisch<br />
Instituut (NGI)<br />
Het Nationaal Geografisch Instituut is de bevoorrechte<br />
partner van Defensie voor wat betreft<br />
haar noden inzake cartografie. Aangezien<br />
het Instituut niet over een onderzoekslaboratorium<br />
beschikt, stelt het CISS-Departement<br />
haar, dankzij deze studie, in de mogelijkheid<br />
om nieuwe methodes en (half-)geautomatiseerde<br />
tools te ontwikkelen om haar bestaande<br />
en toekomstige databanken bij te werken<br />
vertrekkende van “ruwe” beeldgegevens. Het<br />
updatebeleid leidt tot een volgens objectklasse<br />
verschillende gegevensactualisering – te weten<br />
minder dan een jaar voor wegen, minder<br />
dan drie jaar voor gebouwen en minder dan<br />
zes jaar voor de andere klassen. De studie richt<br />
zich hoofdzakelijk op de twee eerste klassen.<br />
In deze optiek werden er twee aspecten behandeld<br />
in de studie: de uitwerking van een<br />
digitaal oppervlaktemodel (DOM) en de controle<br />
van de bebouwing.<br />
Er werden een driedimensionaal reconstructieinstrument<br />
en een instrument voor de DOMproductie<br />
van de geobserveerde scènes ontwikkeld.<br />
Het gaat om de berekening van de positie<br />
X, Y en Z in de 3D-ruimte voor elk paar punten<br />
dat in overeenstemming wordt gebracht<br />
tussen twee stereoscopische beelden. Deze<br />
berekeningen gebeuren volgens driehoeksmeting<br />
en vergen de voorafgaande kennis van de<br />
waarnemingsparameters. Het automatisch in<br />
overeenstemming brengen van punten gebeurt<br />
door een origineel en doeltreffend algoritme<br />
voor dispariteitberekening. De afbeelding<br />
hieronder toont een resultaat van een 3D-reconstructie<br />
van het KMS-kwartier, waargenomen<br />
door stereoscopie vanuit de lucht.<br />
De door stereoscopie verkregen 3D-informatie<br />
laat toe de lokale verhoogde elementen aan<br />
te tonen die, de begroeiing (bomen, hagen,<br />
58
os) achterwege gelaten, overeen moeten komen<br />
met de bebouwing. In deze studie bestaat<br />
de bij te werken NGI-database uit veelhoeken<br />
rondom de gebouwen. Het CISS heeft een<br />
tool ontwikkeld om aan elke veelhoek de densiteit<br />
van nuttige elevatiepunten toe te kennen,<br />
die werden verkregen door stereoscopie. Hieruit<br />
wordt automatisch een verificatiekaart afgeleid,<br />
waarbij aan elke veelhoek een rode of<br />
groene kleur wordt gegeven, afhankelijk of de<br />
densiteit hoger of lager is dan een drempel ingesteld<br />
door de gebruiker. De gebruiker kiest<br />
deze drempel om een redelijk aantal te controleren<br />
objecten te identificeren op basis van het<br />
beeld, en werkt vervolgens de database bij.<br />
De tools zullen worden geïntegreerd in een<br />
gemeenschappelijk en voor het NGI bruikbaar<br />
platform. Nu moet nog een validatieprotocol<br />
worden opgemaakt om de verkregen resultaten<br />
te controleren met de realiteit op het<br />
terrein. De onderzoekers van de KMS staan<br />
in contact met andere Europese laboratoria<br />
( JRC, Joanneum, Matis, enz.) en nemen deel<br />
aan de activiteiten van het EuroSDR (European<br />
Spatial Data Research Network) om hun<br />
resultaten en methodes te vergelijken.<br />
Commando- en controlesystemen<br />
(C2) in noodhulpoperaties<br />
De vorige afbeelding toont een deel van een<br />
verificatiekaart. In het voorgestelde geval<br />
heeft het programma twee fouten gedetecteerd<br />
in de database (wit omcirkeld) en werden<br />
de doodlopende straten van het wegennet<br />
aangegeven als niet bebouwd.<br />
Op vraag van de ministers van Buitenlandse<br />
Zaken, Binnenlandse Zaken en Defensie werd<br />
in 2000 de oprichting van het B-FAST-team<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
59
(Belgian First Aid and Support Team) goedgekeurd.<br />
Dit team omvat militairen en burgers<br />
en kan in geval van rampen in het buitenland<br />
worden uitgezonden om de lokale bevolking<br />
te helpen.<br />
Bijgevolg werd aan de KMS een nieuw onderzoek<br />
gestart om een oplossing uit te werken<br />
voor enkele van deze gebreken en om een deel<br />
van de processen, gekoppeld aan de inzet van<br />
het B-FAST-team, te automatiseren met de<br />
bedoeling de situatie beter te kunnen inschatten<br />
en het team sneller ter plaatse te kunnen<br />
sturen. De technologieën die werden gebruikt<br />
omvatten onder andere een logistiek systeem<br />
met een gebruiksvriendelijke gebruikersinterface,<br />
een informatie-uitwisselingsforum en een<br />
geografisch informatiesysteem (zie afbeelding<br />
hieronder). Deze verschillende aspecten werden<br />
verzameld in een C²-systeemprototype<br />
voor noodhulpoperaties.<br />
Bij dergelijke gebeurtenissen neemt Defensie<br />
hoofdzakelijk de logistiek, het<br />
transport en de communicatie voor haar<br />
rekening. In de eerste jaren van zijn bestaan<br />
moest het team werken in erg archaïsche<br />
omstandigheden. De internationale<br />
samenwerking was helemaal niet<br />
gecoördineerd. De communicatie verliep<br />
erg moeizaam. Het was vrijwel onmogelijk<br />
een duidelijk beeld te krijgen van de<br />
omvang van de ramp. Er bestond nog<br />
geen commando- en controlesysteem<br />
voor dergelijke reddingsoperaties.<br />
Thans is het informatiebeheer tijdens noodhulpoperaties<br />
veranderd. Waar er vroeger een<br />
duidelijk gebrek was aan informatie en communicatie,<br />
wordt nu een surplus aan informatie<br />
gegenereerd via het gebruik van internet,<br />
de samenwerking met andere teams en het<br />
gebruik van sensoren. Het risico de essentiele<br />
informatie uit het oog te verliezen door<br />
de aanwezigheid van een grote hoeveelheid<br />
informatie is reëel. Het beheer van gegevens<br />
60
en het gebruik van normen moet reeds in<br />
het concept van de oplossing worden vastgelegd.<br />
Op internationaal niveau zijn er nieuwe<br />
ISO-, OGC- en SWE-normen ontwikkeld<br />
om de vereiste informatie-uitwisseling (zie<br />
afbeelding hieronder) tussen de ingezette<br />
teams uit verschillende landen te verzekeren.<br />
De C²-systemen van de noodhulpoperaties<br />
moeten hieraan worden aangepast.<br />
In de nabije toekomst zal een bijkomende<br />
fase ingaan via het steeds vakere gebruik van<br />
sensoren voor monitoring, continu of met<br />
tussenpozen, vanuit de ruimte, een vliegtuig,<br />
een UAV 8 of vanaf de grond. De aangeleverde<br />
informatie zal het totaalbeeld voor het<br />
ter plaatse gestuurde hulppersoneel vergroten<br />
en verfijnen waardoor het zijn taak met nog<br />
meer precisie zal kunnen uitvoeren. Het risico<br />
om chaos te creëren en het overzicht van het<br />
geheel te verliezen zal echter groter worden.<br />
Daarom bestudeert de KMS thans een aantal<br />
in situ sensornetwerken om ze later efficiënt te<br />
kunnen koppelen aan het C²-systeem voor het<br />
noodhulppersoneel.<br />
Crisis Manager<br />
Data standardization and management<br />
Contiki<br />
Software<br />
Crossbow<br />
Sensors<br />
Mobile<br />
Platform<br />
Web<br />
Cameras<br />
8<br />
UAV : Unmanned Aerial Vehicle<br />
Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />
61
Slotwoord
Slotwoord<br />
Met deze brochure hopen we dat uw interesse gewekt<br />
is in de onderzoeksactiviteiten van Defensie. Wat U<br />
zonet gelezen heeft, is slechts een kleine selectie uit<br />
de ruim honderd studies die momenteel aan de gang<br />
zijn. Indien U meer wil weten, kan U ons altijd contacteren of U kan<br />
ook onze website www.mil.be/rdc bezoeken. Deze wordt op regelmatige<br />
basis vernieuwd. Zo beschikt U steeds over de laatste gegevens en<br />
de nieuwste publicaties. Hier vindt U ook meer informatie over de<br />
Hoge Studies Veiligheid en Defensie en de aankondigingen van onze<br />
volgende conferenties en colloquia.<br />
Slotword<br />
65
Lay-out: DG Com/Crea-Layout - Drukwerk: Print House Defence
PER<br />
GRADIOR<br />
A R D U A<br />
Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />
Uw poort naar innovatief onderzoek<br />
Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />
Campus Renaissance<br />
Renaissancelaan 30<br />
1000 Brussel<br />
België<br />
e-mail: <strong>KHID</strong>-IRSD@mil.be