06.03.2014 Views

2009 - KHID

2009 - KHID

2009 - KHID

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

PER<br />

A R D U A<br />

GRADIOR<br />

Kennis & Innovatie<br />

om toekomstige veiligheidsuitdagingen aan te pakken<br />

Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />

Think Tank<br />

Conferenties & Seminaries<br />

Onderzoek<br />

Training<br />

Een overzicht van de activiteiten<br />

D E F E N S I E<br />

VOORRANG AAN VREDE<br />

Juni 2010<br />

www.mil.be/rdc


Kennis & Innovatie<br />

om toekomstige veiligheidsuitdagingen aan te pakken<br />

Think Tank<br />

Conferenties & Seminaries<br />

Onderzoek<br />

Training<br />

Een overzicht van de activiteiten<br />

Juni 2010<br />

www.mil.be/rdc


Inhoud<br />

Voorwoord door Generaal van het vliegwezen b.d August Van Daele, Ir _ ________________________ 3<br />

Voorwoord door Marie-Josée Simoen ___________________________________________________________________ 5<br />

Inleiding door Kolonel van het vliegwezen SBH Corinne Faut _ ___________________________________ 7<br />

Het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie ______________________________________________________ 11<br />

■ Visie en opdrachten _ _________________________________________________________________________________ 13<br />

■ Organisatiestructuur _________________________________________________________________________________ 14<br />

■ Studiecentrum voor Veiligheid en Defensie (CSDS) ___________________________________________ 15<br />

■ Departement Wetenschappelijk en Technologisch Onderzoek van Defensie (WTOD) _ __ 16<br />

■ Departement Hoge Studies van Defensie (HDS) _______________________________________________ 17<br />

■ Departement Producties, Publieke Relaties en Steun (DPR) _ ________________________________ 18<br />

Cyclus van seminaries, colloquia en avondconferenties ___________________________________________ 19<br />

■ Cyclus van seminaries “Hoge Studies Veiligheid en Defensie” ________________________________ 21<br />

■ Colloquia en studiedagen _ __________________________________________________________________________ 23<br />

■ De avondconferenties van het <strong>KHID</strong> _____________________________________________________________ 24<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie __________________________________________________________________ 25<br />

■ Organisatie van het onderzoek _____________________________________________________________________ 27<br />

■ Domein Veiligheid & Defensie (V&D) _ _________________________________________________________ 28<br />

■ Onderzoek naar een steeds evoluerende geopolitieke situatie ____________________________ 28<br />

■ Veiligheid en Strategie N°100: Massavernietigingswapens: Erfenis van de<br />

Koude Oorlog en bedreiging voor de toekomst. Bart Smedts ____________________________ 31<br />

■ Veiligheid en Strategie N°101: De evolutie van het Libanese confessionalisme<br />

en een analyse van deconfessionalisering. Pieter-Jan Parrein _ ____________________________ 32<br />

■ Veiligheid en Strategie N°102: De burgerlijk-militaire coördinatie van de VN.<br />

Gevalstudie: de MONUC. Sarah Gasquard _ _______________________________________________ 34<br />

■ Veiligheid en Strategie N°103: Het Europese Defensieagentschap in het Europese<br />

landschap van de samenwerking inzake defensie-uitrustingen. Alain De Neve _______ 35<br />

■ Veiligheid en Strategie N°104: De ideologie van de global jihad: Een discursieve<br />

benadering. Stefan Deconinck _ _______________________________________________________________ 36<br />

■ Domein Human Factors & Medicine (HFM) ___________________________________________________ 37<br />

■ De mens als centraal uitgangspunt ___________________________________________________________ 37<br />

■ De kenniscentra __________________________________________________________________________________ 38<br />

■ Ontwerp van een robuust netwerk van crisismanagement organisaties ________________ 39


■ Biologische effect monitoring door middel van chromosomiale testen bij<br />

werknemers die potentieel blootstaan aan cancerogene stoffen tijdens de<br />

ontmanteling van chemische wapens _________________________________________________________ 41<br />

■ Imago, attractiviteit en identiteit van de Belgische Defensie______________________________ 42<br />

■ Hyperbare zuurstoftherapie in de behandeling van een acuut lawaaitrauma.<br />

Een prospectieve, willekeurige en enkelblinde studie ______________________________________ 44<br />

■ Onderzoek naar de afhakingsmotieven van jongeren tijdens hun kandidatuur en<br />

de links met de rekrutering, de selectie en de opleiding _ __________________________________ 45<br />

■ Domein Mobility, Systems and Protection (MSP) _____________________________________________ 47<br />

■ Wetenschap en Technologie ter ondersteuning van operaties ____________________________ 47<br />

■ De kenniscentra __________________________________________________________________________________ 48<br />

■ Uitwerking van een methodologie om de effecten van een explosie op een<br />

structuur met complexe vorm in een bebouwde omgeving te kwantificeren ___________ 49<br />

■ Ontwikkeling van autonomiecapaciteit van mobiele landrobots om de veiligheid<br />

te verbeteren bij het uitvoeren van risicovolle opdrachten ________________________________ 50<br />

■ Virtueel vaartuig: integratie in een model van resultaten van verschillende<br />

onderzoeken met betrekking tot watermobiliteit _ _________________________________________ 52<br />

■ Domein Data Acquisition and Processing (DAP) _ _____________________________________________ 55<br />

■ Informatieverzameling in een snel veranderende omgeving _ _____________________________ 55<br />

■ De kenniscentra __________________________________________________________________________________ 55<br />

■ SPA-ce Borne REmote Sensing & Fusion Elaborated-aanpak binnen een<br />

informatiesysteem _ ______________________________________________________________________________ 56<br />

■ Update van databanken met driedimensionale vectorgegevens (3D) voor het<br />

Nationaal Geografisch Instituut (NGI) _____________________________________________________ 58<br />

■ Commando- en controlesystemen (C2) in noodhulpoperaties __________________________ 59<br />

Slotwoord _ __________________________________________________________________________________________________ 63


Voorwoord door Generaal van het vliegwezen<br />

b.d August Van Daele, Ir<br />

Als voorzitter van de Raad van Bestuur van het Koninklijk<br />

Hoger Instituut voor Defensie is het voor mij een genoegen<br />

U de tweede editie van het jaarlijkse activiteitenverslag<br />

voor te stellen. Verderop in dit rapport krijgt U een<br />

overzicht van de werking en organisatie van het Instituut. We zullen<br />

daarbij ook ingaan op haar visie en ambities. In deze editie stellen we U<br />

opnieuw een groot aantal studies voor die in de loop van <strong>2009</strong> werden<br />

uitgevoerd of voltooid. Samen vormen ze een mooie steekkaart van<br />

wat Defensie te bieden heeft.<br />

Generaal Van Daele<br />

Voorzitter Raad van Bestuur<br />

In dit voorwoord wil ik graag nog even terugkomen op de ware reden<br />

voor het bestaan van het <strong>KHID</strong>, namelijk het welzijn en de<br />

veiligheid van de medewerkers van Defensie, in België en tijdens de<br />

buitenlandse opdrachten. De via onderzoek verkregen objectieve<br />

gegevens bieden hulp bij het nemen van politieke en militaire beslissingen.<br />

Dankzij haar onderzoeksactiviteiten kan Defensie bovendien<br />

het academische onderricht van de Koninklijke Militaire School optimaliseren<br />

en de operaties ondersteunen. Immers, de best mogelijke<br />

opleiding en up-to-date materiaal kan men alleen bieden wanneer<br />

men de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen op de<br />

voet volgt. Ook de deelname aan internationale onderzoeksprojecten<br />

in het kader van supranationale akkoorden (bv. de Organisatie<br />

voor Onderzoek en Technologie van de NAVO en het Europese Defensieagentschap)<br />

is voor Defensie een belangrijke reden om te investeren<br />

in wetenschappelijk onderzoek.<br />

In dit kader moet het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie een<br />

kenniscentrum en een nationaal reflectie-instituut worden in het domein<br />

veiligheid en defensie. Als think tank zal het <strong>KHID</strong> de aandacht<br />

vestigen op relevante thema’s en het begrip en de kennis ervan<br />

verdiepen. Daarbij wordt steeds gestreefd naar nauwe samenwerking<br />

met andere think tanks, onderzoeksinstellingen en universiteiten.<br />

Deze wisselwerking tussen militaire en civiele onderzoekers is voor<br />

Defensie een uitgelezen kans om voeling te houden met de laatste<br />

ontwikkelingen in onderzoek. Het Instituut zal de verworven kennis<br />

in de hele veiligheids- en defensiegemeenschap verspreiden.


Eén van de middelen die het Instituut daarbij kan gebruiken is precies<br />

dit overzicht van de activiteiten. Ik hoop dan ook van harte dat<br />

het lezen van deze brochure uw interesse in het wetenschappelijke en<br />

technologische onderzoek van Defensie nog verder zal aanwakkeren.


Voorwoord door<br />

Marie-Josée Simoen<br />

Deze editie is voor mij, als voorzitser van het Wetenschappelijk<br />

Comité, de perfecte gelegenheid om enkele woorden<br />

tot u te richten. Deze brochure biedt mij namelijk<br />

de mogelijkheid wat dieper in te gaan op enkele concrete<br />

realisaties op het gebied van wetenschappelijk en technologisch<br />

onderzoek bij Defensie. Ik hoop dat u zich hierdoor aangesproken<br />

zult voelen om zelf onderzoeksprojecten in te dienen of eraan deel<br />

te nemen.<br />

Mevrouw Simoen<br />

Voorzitster van het<br />

Wetenschappelijk Comité<br />

In dit onderzoek speelt het Wetenschappelijk Comité een essentiële<br />

en gewaardeerde rol. Het Comité werd in 2007 opgericht en intervenieert,<br />

onder meer bijgestaan door vier commissies van wetenschappelijke<br />

experts, in het keuzeproces van onderzoeksprojecten en in<br />

de evaluatie van de lopende onderzoeken die deel uitmaken van het<br />

meerjarenprogramma wetenschappelijk en technologisch onderzoek<br />

van Defensie. Het garandeert tevens het wetenschappelijk niveau<br />

en de kwaliteit van de gerealiseerde studies. Bovendien vestigt het<br />

Comité de aandacht op veelbelovende onderzoeksdomeinen en –inspanningen.<br />

Alles wordt multidisciplinair aangepakt, wat absoluut<br />

onmisbaar is als we het hebben over veiligheid en defensie.<br />

Ten slotte is het Comité een van de toegangspoorten naar de onderzoekswereld<br />

buiten Defensie. Op deze manier promoot het Comité<br />

gemeenschappelijk onderzoek in samenwerking met Belgische en<br />

buitenlandse universitaire instellingen, waardoor de onderzoeksrendabiliteit<br />

wordt verhoogd en dubbel onderzoek wordt voorkomen.<br />

Het Departement Wetenschappelijk en Technologisch Onderzoek<br />

van Defensie heeft de evaluatie van voorgestelde en lopende onderzoeksprojecten<br />

genormaliseerd. Deze ontwikkeling draagt bij tot een<br />

verhoging van de onderzoekskwaliteit.


Inleiding door Kolonel van het vliegwezen SBH<br />

Corinne Faut<br />

De evolutie van de veiligheidsomgeving maakt deel uit van<br />

de context waarin Defensie zijn prioriteiten bepaalt. De<br />

visie van het Instituut bestaat erin om op nationaal en<br />

internationaal niveau het Belgische instituut te zijn dat<br />

befaamd is voor zijn uitmuntendheid als think tank in dienst van de<br />

veiligheids- en defensiegemeenschap.<br />

Corinne Faut,<br />

Directeur-generaal van het<br />

Koninklijk Hoger Instituut<br />

voor Defensie<br />

De activiteiten van het <strong>KHID</strong> hebben zich de laatste jaren ontwikkeld<br />

in twee complementaire domeinen. Allereerst zijn er de conferenties<br />

en andere evenementen die niet alleen de sinds lang gevestigde avondconferenties<br />

hergroeperen, maar ook de cyclus van seminaries van de<br />

Hoge Studies Veiligheid en Defensie, evenals de verschillende types<br />

van colloquia en studiedagen waarvan de ontwikkeling een innovatie<br />

vormt binnen het kader van de opdrachten die aan het Instituut werden<br />

toevertrouwd. Omdat het <strong>KHID</strong> zich positioneert als een ideeënlaboratorium<br />

met nationale en internationale uitstraling, wil het een<br />

discussieplatform bieden waar experten uit alle sectoren elkaar ontmoeten.<br />

Tijdens deze activiteiten, die een groeiend succes kennen, nodigt<br />

het Instituut gerenommeerde sprekers uit. Deze gevarieerde mix<br />

van bekende sprekers en vaak vernieuwende onderwerpen weet een<br />

steeds breder publiek van militairen en burgers te boeien.<br />

In tweede instantie zijn er de onderzoeksactiviteiten waarvan een<br />

waaier in deze brochure wordt voorgesteld. Met het oog op een optimale<br />

efficiëntie wordt het onderzoek bij Defensie georganiseerd op<br />

basis van een beperkt aantal kenniscentra die de inspanningen van de<br />

verschillende departementen van de KMS verenigen of die kennispolen<br />

vormen in hun respectieve domeinen, zoals het geval is voor het<br />

Studiecentrum voor Veiligheid en Defensie van het <strong>KHID</strong>, de Defensielaboratoria<br />

(DLD) of de Historische Pool van Defensie die zich in<br />

het Koninklijk Legermuseum bevindt. De onderzoeksonderwerpen<br />

werden trouwens gehergroepeerd in vier grote domeinen: het domein<br />

Veiligheid & Defensie (V&S), Human Factors and Medicine (HFM),<br />

Mobility, Systems and Protection (MSP), en Data Acquisition and<br />

Processing (DAP).<br />

Voor elk van die domeinen werd een staal van lopende of afgeronde<br />

onderzoeksprojecten geselecteerd, die gedetailleerd worden voorgesteld<br />

in deze brochure. De lezer vindt er informatie over de redenen die<br />

ertoe geleid hebben dat Defensie zijn middelen aan elk van die projec-


ten besteedt, een uitleg over de activiteiten van het project op een zeker<br />

wetenschappelijk niveau, en ten slotte een overzicht van de verwachte<br />

innovaties.<br />

Als directeur-generaal van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />

nodig ik U uit om in deze brochure de think tank te ontdekken.<br />

Indien U na het lezen toch nog vragen hebt, aarzel dan zeker niet ons te<br />

contacteren. U kunt er van op aan dat elk van mijn medewerkers zich<br />

zal inspannen om U zo goed mogelijk te helpen.


Het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie


Visie en opdrachten<br />

De geopolitieke situatie is de laatste twintig jaar<br />

sterk veranderd. Bepaalde veiligheidsrisico’s zijn<br />

verdwenen terwijl er andere het daglicht hebben<br />

gezien. Die zijn vaak kleiner van omvang maar<br />

heel verschillend en moeilijk te voorzien. Bovendien<br />

moet de strategie van Defensie steeds<br />

meer rekening houden met de globalisering van<br />

de markt, het transport, de communicatie en de<br />

financiële sector. In feite oefent dit fenomeen<br />

grote invloed uit op economisch, cultureel en<br />

politiek vlak, bij ons en in de landen die in volle<br />

ontwikkeling zijn. Die veranderingen bieden<br />

nieuwe mogelijkheden, maar dragen ook uitdagingen<br />

in zich. Er moeten onder meer oplossingen<br />

worden gevonden voor de groeiende vraag<br />

naar grondstoffen, de migratiegolven, het risico<br />

op een pandemie, de klimaatverandering en de<br />

toenemende frequentie van natuurrampen. Bovendien<br />

vormen het terrorisme en de verspreiding<br />

van massavernietigingswapens ook veiligheidsrisico’s.<br />

Al deze ontwikkelingen bepalen<br />

de prioriteiten van Defensie om zich aan haar<br />

omgeving aan te passen.<br />

In deze context draagt het <strong>KHID</strong> bij tot de<br />

transformatie van Defensie in de richting die<br />

wordt aangewezen door de Minister in zijn<br />

politieke oriëntatienota. Daarom kiest het Instituut<br />

voor een gestructureerde benadering<br />

die de formulering van een visie en opdrachten<br />

inhoudt.<br />

Visie<br />

Op nationaal en internationaal niveau<br />

het Belgisch Instituut zijn dat befaamd<br />

is voor zijn uitmuntendheid als think<br />

tank in dienst van de veiligheids- en<br />

defensiegemeenschap.<br />

Om deze visie te verwezenlijken moet het<br />

<strong>KHID</strong> in de eerste plaats de aandacht vestigen<br />

op relevante thema’s, om vervolgens het<br />

begrip en de kennis ervan te verdiepen, en ten<br />

slotte de kennis die daaruit voortvloeit in de<br />

hele veiligheids- en defensiegemeenschap te<br />

verspreiden door een resoluut dynamische en<br />

interactieve aanpak.<br />

Bijgevolg worden de opdrachten van het<br />

<strong>KHID</strong> als volgt benoemd.<br />

Opdrachten<br />

Aandacht vestigen<br />

■ Het tijdig identificeren van relevante<br />

thema’s en deze ontwikkelen en uitvoeren;<br />

■ De vertegenwoordiging van Defensie<br />

in het domein van het wetenschappelijk<br />

onderzoek binnen nationale<br />

en internationale organisaties<br />

beheren.<br />

Kennis uitdiepen<br />

■ Aan de CHOD de strategie voor wetenschappelijk<br />

en technologisch onderzoek<br />

voorstellen – met inbegrip<br />

van het domein Veiligheid en Defensie<br />

– door de inspanningen op de<br />

relevante thema’s te concentreren;<br />

■ Onderzoek en studies uitvoeren in<br />

het domein van het veiligheids- en<br />

defensiebeleid in de ruimste zin;<br />

■ Het beheer verzekeren van het geheel<br />

van de programma’s van wetenschappelijk<br />

en technologisch onderzoek<br />

van Defensie.<br />

Het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />

13


Kennis verspreiden<br />

■ Permanente vorming organiseren<br />

door lezingen, conferenties, colloquia<br />

en publicaties over de geïdentificeerde<br />

relevante thema’s;<br />

■ Bijdragen tot de vorming van kaderleden<br />

van hoog niveau door de creatie<br />

van een ontmoetingsruimte, die<br />

thans een concrete vorm aanneemt in<br />

een cyclus van seminaries die “Hoge<br />

Studies Veiligheid en Defensie” worden<br />

genoemd;<br />

■ Gecoördineerde public relations acties<br />

organiseren die toelaten om de<br />

zichtbaarheid van Defensie te verzekeren<br />

naar de wetenschappelijke, industriële,<br />

politieke, economische en<br />

sociale wereld, evenals naar de veiligheids-<br />

en defensiewereld.<br />

Organisatiestructuur<br />

De globalisering is een fenomeen met implicaties<br />

in alle domeinen. Ook het domein van<br />

veiligheid en defensie ontsnapt niet aan deze<br />

evolutie. Het is daarom noodzakelijk om op<br />

structurele wijze alle actoren te raadplegen<br />

– militaire, politieke, economische, sociale,<br />

academische, e.a. – om de relevante thema’s in<br />

een holistische benadering te identificeren.<br />

Dit strategische forum wordt verwezenlijkt in<br />

de Raad van Bestuur, die belast is met de definiëring<br />

van de strategische keuzes van het Instituut.<br />

De Raad van Bestuur 1 is ermee belast om in<br />

de domeinen “veiligheid & defensie” en “wetenschappelijk<br />

en technologisch onderzoek<br />

van Defensie” jaarlijks aan de Minister een<br />

algemene beleidsnota, de prioriteiten van het<br />

onderzoeksprogramma van Defensie, en het<br />

onderzoeksprogramma van Defensie voor te<br />

stellen. De Raad van Bestuur stelt eveneens<br />

aan de Minister een jaarverslag voor over het<br />

uitgevoerde onderzoek binnen Defensie.<br />

Het economische gebruik van de middelen<br />

leidt trouwens tot een wetenschappelijk advies<br />

dat zo ruim mogelijk is om voor elk project de<br />

beste optie onder de mogelijke oplossingen te<br />

kiezen: uitvoeren binnen Defensie, extern laten<br />

uitvoeren, of in samenwerking. Het is bovendien<br />

van belang om de wetenschappelijke<br />

waarde van elk project te bepalen.<br />

Dit wetenschappelijk adviesforum wordt gerealiseerd<br />

door het Wetenschappelijk Comité, de<br />

wetenschappelijke adviseur van het Instituut.<br />

Het Wetenschappelijk Comité is ermee belast<br />

om de onderzoeksdoelstellingen voor te stellen,<br />

mee te werken aan de ontwikkeling van evaluatiemethodes<br />

voor studies en onderzoeksprojecten,<br />

een voorlopige rangschikking voor de<br />

onderzoeken en projecten voor te stellen, de<br />

voortgangsrapporten van de studies en onderzoeksprojecten<br />

te evalueren en aanbevelingen te<br />

formuleren, en de eindrapporten te evalueren.<br />

De dagelijkse werking van het Instituut maakt<br />

een organiek kader noodzakelijk 2 , waarvan de<br />

structuur (vier departementen) gedefinieerd<br />

werd door als uitgangspunt de uitvoering van<br />

de opdrachten van het Instituut te nemen.<br />

Deze vier departementen zijn:<br />

■ het Studiecentrum voor Veiligheid en<br />

Defensie;<br />

■ het Departement Wetenschappelijk en Technologisch<br />

Onderzoek van Defensie;<br />

■ het Departement Hoge Studies van Defensie;<br />

■ het Departement Producties, Publieke<br />

Relaties en Steun.<br />

De tabel hieronder geeft de bijdrage van elk<br />

van de departementen– acroniemen in drie talen<br />

– tot de verwezenlijking van de visie doorheen<br />

de verschillende opdrachten.<br />

Het organiek kader van het Instituut telt in<br />

totaal 34 personeelsleden.<br />

1<br />

Ministrieel Besluit van 25 april 2007<br />

2<br />

Koninklijk Besluit van 10 augustus 2006<br />

14


DEPARTEMENTEN<br />

F RSTD CESD HED DRP<br />

N WTOD CVDS HSD DPR<br />

E STDR CSDS HDS DPR<br />

Opdrachten<br />

Aandacht vestigen<br />

Relevante thema’s identificeren en opvolgen • • •<br />

Vertegenwoordigen van Defensie in onderzoeksorganisaties • •<br />

Kennis uitdiepen<br />

Onderzoeksprogramma bepalen • •<br />

Onderzoek en studies uitvoeren in het domein Veiligheid & Defensie<br />

•<br />

Het onderzoeksprogramma beheren<br />

•<br />

Kennis verspreiden<br />

Organiseren van permanente vorming • • • •<br />

Bijdragen aan de vorming van het hogere kader • • • •<br />

Organiseren van gecoördineerde PR-activiteiten<br />

•<br />

De laatste jaren is de uitstraling van het Instituut<br />

aanzienlijk toegenomen. Het jaarprogramma<br />

van wetenschappelijk en technologisch onderzoek<br />

van Defensie telt een honderdtal onderzoeken,<br />

voor een budget van ongeveer 5,5 miljoen<br />

euro. Elk jaar wordt een tiental avondconferenties<br />

op hoog niveau georganiseerd. In <strong>2009</strong> is<br />

de opkomst sterk gestegen tot een gemiddelde<br />

van ongeveer 280 personen, met pieken van<br />

meer dan 500 deelnemers. Naast de avondconferenties<br />

worden er internationale conferenties<br />

georganiseerd, zoals die over Azië, in samenwerking<br />

met de Koninklijke Militaire School, waar<br />

gemiddeld 270 personen aan hebben deelgenomen.<br />

Ten slotte kenmerkt de trainingscyclus<br />

Hoge Studies Veiligheid en Defensie zich door<br />

een ruime belangstelling en een vlot verloop.<br />

In dit domein ontwikkelt zich een duidelijke<br />

synergie met de “High Level Course” van het<br />

Europees College voor Veiligheid en Defensie.<br />

Studiecentrum voor Veiligheid en<br />

Defensie (CSDS)<br />

Omdat het <strong>KHID</strong> zich positioneert als een<br />

ideeënlaboratorium met nationale en internationale<br />

uitstraling, wil het CSDS een discussieplatform<br />

zijn waar experts in de problematiek<br />

van Veiligheid en Defensie uit alle<br />

sectoren elkaar ontmoeten tijdens conferenties,<br />

colloquia, studiedagen van experts…<br />

Samenwerkingsverbanden, en zelfs synergieën,<br />

met andere think tanks worden nagestreefd.<br />

Op termijn zal dit leiden tot samenwerkingsakkoorden.<br />

Het CSDS is niet alleen de referentie op het<br />

vlak van Veiligheid en Defensie voor de beleidsverantwoordelijken<br />

van het Departement,<br />

maar ook voor de openbare diensten,<br />

de andere think tanks en voor het ruime publiek.<br />

In het kader van nieuwe bedreigingen en in<br />

functie van de behoeften van Defensie behandelen<br />

onderzoekers de problematiek van<br />

Veiligheid en Defensie in verschillende regio’s<br />

en vanuit verschillende gezichtspunten. De<br />

huidige onderzoeksactiviteiten van het CSDS<br />

richten zich op de volgende domeinen:<br />

■ op het niveau van de thema’s: de proliferatie<br />

van massavernietigingswapens, het<br />

Het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />

15


internationaal terrorisme, “global governance”<br />

en de “global flows”;<br />

■ op het niveau van de regio’s : het nationale<br />

en Europese veiligheids- en defensiebeleid,<br />

Afrika, het Midden-Oosten en Azië.<br />

Het Centrum voert analyses uit van internationale<br />

tendensen in de domeinen die invloed<br />

kunnen uitoefenen op het ontstaan, de<br />

ontwikkeling en de gevolgen van conflicten<br />

met een potentiële militaire dimensie. De<br />

onderzoeksresultaten worden onder andere<br />

via de website van het <strong>KHID</strong> gepubliceerd<br />

www.mil.be/rdc.<br />

Departement Wetenschappelijk<br />

en Technologisch Onderzoek van<br />

Defensie (WTOD)<br />

Het Departement WTOD voert zelf geen<br />

onderzoek uit maar beheert het geheel van<br />

het wetenschappelijk en technologisch onderzoek<br />

van Defensie. De domeinbeheerders<br />

van het Departement WTOD verzekeren de<br />

goede werking van het onderzoek, terwijl het<br />

onderzoek zelf wordt uitgevoerd in de laboratoriums<br />

van de KMS, in kenniscentra van Defensie<br />

of zelfs daarbuiten.<br />

Het WTOD-programma is samengesteld uit<br />

onderzoeken die voortvloeien uit een dubbele<br />

benadering: “top-down” en “bottom-up”.<br />

Het fundamenteel onderzoek hoort bij een<br />

mechanisme van het type “bottom-up”. Dit<br />

betekent dat de onderzoeksdirecteuren onderzoeksonderwerpen<br />

voorleggen.<br />

Het toegepast onderzoek kan worden uitgevoerd<br />

hetzij om een breuk of een technologische<br />

vooruitgang te verwezenlijken, hetzij om<br />

op korte termijn essentiële vragen te beantwoorden<br />

die het werkkader van de generale<br />

staf overstijgen. In beide gevallen beantwoordt<br />

het onderzoek in wezen aan een mechanisme<br />

van het type “top-down”, m.a.w. dat Defensie<br />

zich op een directieve manier gedraagt en<br />

daarbij de domeinen definieert waar ze onderzoek<br />

wenst uit te voeren.<br />

Bovendien, in navolging van wat algemeen<br />

gangbaar is aan de grote universiteiten, kiest<br />

Defensie ervoor om de uitwerking en het beheer<br />

van het onderzoeksprogramma aan een<br />

onafhankelijke organisatie toe te vertrouwen<br />

om een globale samenhang te verzekeren.<br />

De hierboven beschreven algemene benadering<br />

wordt gerealiseerd door de invoering van<br />

algemene onderzoeksdoelstellingen (Ti) die<br />

rechtstreeks verband houden met redenen die<br />

duidelijk vastgelegd zijn om een onderzoeksprogramma<br />

bij Defensie uit te voeren – steun<br />

aan het onderwijs, steun aan operaties en steun<br />

aan de besluitvorming.<br />

T1 Optimalisering van het academisch onderwijs<br />

in exacte en toegepaste wetenschappen<br />

T2 Optimalisering van het academisch onderwijs<br />

in sociale, militaire wetenschappen<br />

en gedragswetenschappen<br />

T3 Beschikbaarheid van bestaande systemen<br />

T4 Beschikbaarheid van toekomstige<br />

systemen<br />

T5 Bescherming tegen klassieke bedreigingen<br />

T6 Bescherming tegen nieuwe bedreigingen<br />

T7 De ontwikkeling van een langetermijnvisie<br />

voor veiligheid<br />

T8 Onderzoek als gevolg van vragen en ontwikkelingen<br />

binnen Defensie<br />

T9 Onderzoek als gevolg van vragen en ontwikkelingen<br />

buiten Defensie<br />

Defensie draagt trouwens bij tot de verwezenlijking<br />

van de federale ambities voor het wetenschappelijk<br />

onderzoek door het wetenschappelijk<br />

en technologisch onderzoek van Defensie<br />

voor de maatschappij open te stellen. Daarom<br />

worden bepaalde onderzoeksprojecten uitge-<br />

16


voerd in domeinen die geen rechtstreeks verband<br />

houden met de prioriteiten van Defensie<br />

maar die ertoe bijdragen om in te gaan op reële<br />

maatschappelijke uitdagingen, zoals dit het geval<br />

is voor het domein van de energieproductie.<br />

Om een maximale efficiëntie van het onderzoeksprogramma<br />

te bereiken concentreert<br />

de WTOD-strategie zich op meer gerichte<br />

domeinen in het kader van algemene onderzoeksdoelstellingen.<br />

Die domeinen zijn<br />

onderzoeksniches waarvoor de onderzoekscentra<br />

worden aangemoedigd om hun inspanningen<br />

te intensifiëren teneinde een expertise<br />

op een niveau van uitmuntendheid te ontwikkelen.<br />

De correlatie tussen de expertiseniches<br />

en de algemene onderzoeksdoelstellingen<br />

wordt in de volgende figuur weergegeven.<br />

Projecten die zich buiten de niches maar wel<br />

binnen de onderzoeksdoelstellingen bevinden<br />

zijn mogelijk. Dit is met name het geval voor<br />

specifieke onderzoeken van strategisch belang.<br />

Departement Hoge Studies van<br />

Defensie (HDS)<br />

Het Departement HDS is verantwoordelijk<br />

voor de organisatie van de Hoge Studies Veiligheid<br />

en Defensie in een multisectoriële benadering.<br />

In samenwerking met Egmont, het<br />

Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen,<br />

ontvangt dit voor België unieke<br />

forum jaarlijks een selectie van hoge kaderleden<br />

uit alle sectoren van de maatschappij.<br />

Het Departement Hoge Studies Veiligheid en<br />

Defensie, dat binnen het <strong>KHID</strong> bevoegd is voor<br />

de organisatie van seminaries en bezoeken, vertegenwoordigt<br />

ook met Egmont België binnen<br />

het Europese College voor Veiligheid en Defensie<br />

(ESDC). Deze instelling werd opgericht<br />

op 18 juli 2005 en moet worden beschouwd als<br />

een netwerk van nationale instellingen en academies<br />

in het domein van Veiligheid en Defensie.<br />

Het secretariaat-generaal van de Raad doet<br />

ook dienst als secretariaat van het College. De<br />

ESDC organiseert ieder academiejaar de High<br />

Level Courses waar 58 personen aan hebben<br />

deelgenomen tijdens het academiejaar <strong>2009</strong>-<br />

2010. Het <strong>KHID</strong> levert algemene steun voor<br />

de organisatie en coaching aan deze modulair<br />

opgebouwde training. Zo was het Koninklijk<br />

Hoger Instituut bevoegd voor de hele organisatie<br />

van module 1 van de sessie <strong>2009</strong>-2010. Die<br />

vond plaats van 13 tot 18 september in Brussel.<br />

De ESDC is een ideaal forum voor het <strong>KHID</strong><br />

om zich ook op internationaal niveau in het domein<br />

van Veiligheid en Defensie te profileren.<br />

OBJECTIEVEN<br />

T1 T2 T3 T4 T5 T6 T7 T8 T9<br />

NISSEN<br />

N1 - C4ISTAR • • • • •<br />

N2 - Hyperspectrale detectie en TeralHertz • • • • •<br />

N3 - Intelligente autonome systemen (en platformen) • • •<br />

N4 - Niet conventionele wapensystemen • •<br />

N5 - Bescherming van personeel, systemen en infrastructuur • •<br />

N6 - Nieuwe energiebronnen • • • •<br />

N7 - Militaire geneeskunde • •<br />

N8 - Human performance • • • •<br />

N9 - Veiligheidsomgeving • • • •<br />

N10 - Militaire geschiedenis • • • •<br />

Het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />

17


Departement Producties, Publieke<br />

Relaties en Steun (DPR)<br />

Het DPR heeft als belangrijkste opdracht de<br />

interne en externe communicatie te verzorgen.<br />

Alle vragen uit de buitenwereld komen aan<br />

bij het DPR om een volledig antwoord binnen<br />

een aangepaste termijn te verkrijgen. Het<br />

DPR is een “facilitator” voor heel het <strong>KHID</strong><br />

en speelt een sleutelrol in de praktische organisatie<br />

van belangrijke forums: conferenties,<br />

colloquia en andere ontmoetingen. Het verleent<br />

steun aan alle organen van het <strong>KHID</strong>:<br />

de Raad van Bestuur, het Wetenschappelijk<br />

Comité en het organiek kader. Het DPR levert<br />

bovendien logistieke en administratieve<br />

steun om de goede werking van het hele Instituut<br />

te verzekeren. Het is eveneens bevoegd<br />

voor de website van het <strong>KHID</strong> en publiceert<br />

verschillende documenten: folders, brochures<br />

en publicaties.<br />

18


Cyclus van seminaries,<br />

colloquia en avondconferenties


Cyclus van seminaries,<br />

colloquia en avondconferenties<br />

Cyclus van seminaries “Hoge Studies<br />

Veiligheid en Defensie”<br />

Een politiek van veiligheid en verantwoordelijke<br />

en efficiënte preventie veronderstelt een<br />

goede kennis van de sociale fenomenen en<br />

nationale en internationale trends. Bovendien<br />

is een goede samenwerking tussen alle betrokken<br />

partijen absoluut noodzakelijk. Alleen<br />

op deze manier kunnen de actoren de nodige<br />

synergieën ontwikkelen om, in het beste geval,<br />

op problemen te anticiperen en deze te<br />

voorkomen en, in het slechtste geval, om de<br />

oplossing ervan te vergemakkelijken. Bovendien<br />

laat een multidisciplinair kader een pertinente<br />

analyse toe, vrij van alle subjectiviteit<br />

en corporatistische of individuele reflexen.<br />

Dit is de enige manier om de nodige objectivi-<br />

Seminar 1 Basisprincipes<br />

Het Belgische buitenlandse beleid en veiligheidsbeleid / theoretische modellen van internationale<br />

betrekkingen / mondialisering: conceptuele analyse en actoren / analyse van de notie veiligheid en<br />

haar dimensies.<br />

Seminar 2 Sleutelfactoren en trends<br />

Economische en financiële factoren / factoren gekoppeld aan wetenschappen en opkomende technologieën,<br />

demografie / klimatologische en milieufactoren / militaire factor / globaal en regionaal beleid.<br />

Seminar 3 Factoren van instabiliteit I<br />

De verspreiding van wapens (van lichte wapens tot massavernietigingswapens) / de georganiseerde<br />

misdaad, drugstrafiek en mensenhandel / failliete staten en erg verzwakte staten.<br />

Seminar 4 Factoren van instabiliteit II<br />

Immigratie en integratie / veiligheid en ontwikkeling / terrorisme als internationaal probleem, oorzaken,<br />

vormen en remedies, legale aspecten en politionele samenwerking.<br />

Seminar 5 De Europese Unie<br />

Gemeenschappelijk buitenlands beleid en veiligheidsbeleid / Europees veiligheids- en defensiebeleid<br />

/ Europees nabuurschapsbeleid / burgerlijke en militaire competenties.<br />

Seminar 6 De grote wereldmachten<br />

De Verenigde Staten / Rusland / China / India / Japan / Brazilië.<br />

Seminar 7 De erfenis van de USSR<br />

De Oekraïne en Wit-Rusland / de Kaukasus / Centraal-Azië / operaties in Afghanistan.<br />

Seminar 8 Het Oosten<br />

Turkije / het Midden-Oosten / Iran / het belang van water en energie.<br />

Seminar 9 Afrika<br />

De regio van de Grote Meren / het Belgische beleid in Centraal-Afrika (met inbegrip van de ontwikkelingssamenwerking)<br />

/ de rol van de Europese Unie in Centraal-Afrika / Chinafrika / de plicht te<br />

beschermen – gevalstudie.<br />

Seminar 10 Synthese, conclusies en evaluatie<br />

Cyclus van seminaries, colloquia en avondconferenties<br />

21


teit en rede te bekomen. Met het programma<br />

Hoge Studies Veiligheid en Defensie biedt<br />

het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie,<br />

in nauwe samenwerking met het Egmont<br />

Instituut (het Koninklijk Instituut voor Internationale<br />

Betrekkingen, verbonden met<br />

Buitenlandse Zaken), een voor België uniek<br />

ontmoetingsforum voor leidinggevenden uit<br />

alle sectoren van onze samenleving.<br />

Reeds sinds 2005 werden de meeste facetten<br />

van veiligheid en defensie onderzocht in<br />

een tiental residentiële seminaries en via een<br />

tiental bezoeken. Elke maandelijkse seminarie<br />

duurt twee dagen en behandelt telkens<br />

een vooraf bepaald onderwerp. Telkens worden<br />

professoren, politieke en militaire experts<br />

en gerenommeerde diplomaten uitgenodigd<br />

om het thema in een voordracht af te bakenen.<br />

Nadien wisselen deelnemers en sprekers<br />

ideeën uit om de analyse verder uit te diepen.<br />

Maar het essentiële komt later. In groepen van<br />

tien denken de deelnemers na en discussiëren<br />

ze, vertrekkende van hun eigen ervaringen en<br />

expertise, om zo te komen tot een betere perceptie<br />

van het onderwerp en nieuwe perspectieven<br />

te openen door de behandelde materie<br />

in een bredere context te plaatsen. Het programma<br />

van <strong>2009</strong> geeft een overzicht van de<br />

behandelde onderwerpen.<br />

Elk jaar stellen de organisatoren een zorgvuldig<br />

gekozen selectie sprekers voor. Zo werden<br />

in <strong>2009</strong> voordrachten gegeven door onder andere<br />

Pierre Vercauteren (Faculté Universitaire<br />

Catholique van Mons), Michèle Coninx (Eurojust),<br />

de journaliste Nina Bachkatov, professor<br />

Mohammad Djalili (Graduate Institute of<br />

International Studies, Genève), Jean-Pascal<br />

van Ypersele (Intergovernmental Panel on Climate<br />

Change), ambassadeur Walter Stevens<br />

(Belgische vertegenwoordiger bij het Politieken<br />

Veiligheids-Comité bij de Europese Unie).<br />

Naast deze seminaries werden er twaalf bezoeken<br />

van een halve dag tot een volledige<br />

dag georganiseerd in de periode januari tot<br />

december <strong>2009</strong> (de kanselarij van de Premier<br />

en het crisiscentrum van de regering, de Federale<br />

Overheidsdienst Buitenlandse Zaken<br />

en het ministerie van Defensie, de Europese<br />

Unie, de Defensiestaf, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten,<br />

het federale parlement, de 7e<br />

Brigade, de Dienst der douane en accijnzen, de<br />

provincie Luik, FN Herstal, de federale politie<br />

en de NAVO).<br />

In <strong>2009</strong> werden 39 mensen geselecteerd om<br />

de vijfde sessie van de cyclus Hoge Studies van<br />

Defensie te volgen.<br />

De samenstelling van de groep was de volgende:<br />

zestien personen waren afkomstig van Defensie<br />

(dertien kolonels, een luitenant-kolonel<br />

[gedetacheerd naar de FOD Buitenlandse Zaken]<br />

en twee burgers van vergelijkbare graad)<br />

en drieëntwintig mensen van buiten Defensie,<br />

te verdelen als volgt: een lid van de FOD Buitenlandse<br />

Zaken, een lid van de FOD Binnenlandse<br />

Zaken (Dienst Vreemdelingenzaken),<br />

een lid van de federale politie en een van een<br />

lokale politie, een lid van de Staatsveiligheid,<br />

een lid van het Comité I, drie leden van de<br />

FOD Justitie (twee magistraten, één van de<br />

Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid), twee<br />

leden van het Coördinatieorgaan voor de<br />

Dreigingsanalyse (waarvan een afkomstig uit<br />

de Staatsveiligheid), een deelnemer uit de wereld<br />

van de defensie-industrie (Siemens Enterprise<br />

Communications N.V.), een lid van het<br />

secretariaat van de Senaat, een lid van de academische<br />

wereld (Universiteit Antwerpen)<br />

22


en negen deelnemers uit het maatschappelijk<br />

middenveld (Brussels Commerce and Industry,<br />

Broederlijk Delen, International Center<br />

for Transitional Justice, twee van de Europese<br />

Commissie, Fortis Bank SA, het Vlaams Vredesinstituut,<br />

het Brussel Hoofdstedelijk Gewest,<br />

Vlaamse Overheid / Controle Wapenhandel).<br />

Colloquia en studiedagen<br />

In <strong>2009</strong> organiseerde het CSDS samen met<br />

het Koninklijk Instituut voor Internationale<br />

Betrekkingen (EGMONT) van de Federale<br />

Overheidsdienst Buitenlandse Zaken<br />

twee rondetafelbijeenkomsten : “The Bond<br />

between Iran and the Shiites in the Gulf ” op<br />

23 april en “Iranian State Power between the<br />

Clerical and the Secular” op 27 november.<br />

Vertegenwoordigers van binnen en buiten Defensie<br />

namen aan deze twee activiteiten deel.<br />

Deze activiteiten werden door de deelnemers<br />

erg op prijs gesteld. Deze formules zullen in de<br />

toekomst zeker nog worden gebruikt.<br />

Op 24 maart <strong>2009</strong> organiseerde het CSDS, in<br />

nauwe samenwerking met de KMS, een colloquium<br />

met als onderwerp Azië onder de titel<br />

“Opkomende mogendheden in Azië: naar een<br />

multipolaire wereld”. Dit colloquium werd georganiseerd<br />

in het kader van de stagiairopleiding<br />

voorzien in de Hogere stafcursus<br />

en de cursus Militair Administrateur.<br />

Een tweede meer technisch colloquium over<br />

de “Opkomende technologieën in Veiligheid<br />

en Defensie” werd op 1 oktober <strong>2009</strong> georganiseerd,<br />

in samenwerking met het Departement<br />

Communicatie, informatie, systemen<br />

en sensoren van de Koninklijke Militaire<br />

School. Dit colloquium behandelde niet alleen<br />

de evolutie van de onderzoekers van het<br />

Departement Communicatie- en informatiesystemen<br />

(CIS) van de KMS, maar wees<br />

eveneens op de vooruitgang die werd geboekt<br />

binnen de agentschappen van de NAVO en<br />

de EU.<br />

Door de themakeuze voor onderzoeken, tijdens<br />

conferenties, colloquia en seminars, levert<br />

het CSDS haar bijdrage tot de missie van<br />

het Instituut: de aandacht vestigen op een aantal<br />

interessante onderwerpen, de kennis verdiepen<br />

en verspreiden via de organisatie van<br />

dit type activiteiten.<br />

Het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />

hecht het grootste belang aan de mening<br />

van haar publiek. Daarom wordt na iedere<br />

conferentie een steekproef/enquête verricht<br />

bij een aantal deelnemers. De resultaten van<br />

de opiniepeiling naar de tevredenheid van het<br />

publiek moeten het Instituut toelaten om de<br />

verschillende formules in de toekomst aan te<br />

passen zodat ze nog beter beantwoorden aan<br />

de verwachtingen van het publiek.<br />

Cyclus van seminaries, colloquia en avondconferenties<br />

23


De avondconferenties<br />

van het <strong>KHID</strong><br />

De avondconferenties zijn voor het <strong>KHID</strong><br />

een nuttig instrument in zijn rol als think<br />

tank. Naast de klassieke veiligheidsonderwerpen<br />

werden ook nieuwe thema’s behandeld.<br />

In <strong>2009</strong> werden er tien conferenties<br />

georganiseerd:<br />

Het meest opvallende van het voorbije jaar was<br />

dat steeds meer deelnemers van Defensie en daarbuiten<br />

de weg naar de avondconferenties vinden,<br />

al hangt hun aanwezigheid duidelijk af van het<br />

onderwerp van de conferentie. Dit maakt dat de<br />

conferenties niet alleen een kern van regelmatige<br />

bezoekers, maar ook een telkens wisselend publiek<br />

weet te boeien. Deze tendens, die begon<br />

eind 2008, lijkt zich te handhaven in <strong>2009</strong>.<br />

Maand Sprekers Onderwerpen Deelnemers<br />

De perspectieven van de relaties<br />

Dr. Ron Asmus<br />

tussen Europa en de Verenigde Staten<br />

onder president Obama: wat is<br />

Januari (Executive Director van het<br />

260<br />

Transatlantic Center)<br />

de nieuwe agenda?<br />

Februari<br />

Maart<br />

April<br />

Mei<br />

Juni<br />

September<br />

Prof. Dr. Georgios Terzis<br />

(Vesalius College)<br />

Joop Veen (Ministerie van Defensie,<br />

Nederland)<br />

Han Soete (Indymedia)<br />

GenMaj Georges d’Hollander<br />

(Directeur NC3A NATO HQ)<br />

De heer Louis Michel<br />

(Europees Commissaris voor<br />

Ontwikkeling en<br />

Humanitaire Hulp)<br />

Ambassadeur Baron van Daele<br />

(Permanent Vertegenwoordiger<br />

van België bij de NAVO)<br />

Dr. Ilse Derluyn,<br />

(Coördinator van het “Centre<br />

for Children in Vulnerable<br />

Situations”)<br />

De heer Pieter De Crem<br />

(Minister van Defensie)<br />

De nieuwe media:<br />

massacommunicatiewapens?<br />

Network Enabled Capabilities:<br />

een transatlantisch perspectief<br />

De “millenniumdoelstellingen” als<br />

hefboom voor conflictpreventie.<br />

De bijdrage van de Europese Unie<br />

inzake ontwikkelingssamenwerking<br />

en humanitaire hulp.<br />

60 jaar NAVO. Perspectieven na<br />

de top van Strasbourg-Kehl.<br />

Kindsoldaten: slachtoffers of<br />

daders? Een psychologisch<br />

perspectief.<br />

215<br />

161<br />

184<br />

159<br />

124<br />

Return on investment, voor wie? 589<br />

Oktober De heer Martin van Creveld The Future of War and Conflicts 586<br />

November<br />

Dr. Emanuele Ottolenghi<br />

(Directeur van het Transatlantic<br />

Institute)<br />

Het Iranese nucleaire dilemma 369<br />

& Dr. Tom Sauer (Universiteit<br />

Antwerpen)<br />

December<br />

Prof. Freddy Van den Spiegel Economische perspectieven: welkom<br />

in de wereld van de chaos<br />

(Vrije Universiteit Brussel)<br />

245<br />

24


Onderzoeksactiviteiten van Defensie


De organisatie van het onderzoek:<br />

kenniscentra en domeinen<br />

Om de onderzoeksmiddelen<br />

maximaal te groeperen en zo<br />

kwalitatief hoogstaande studies<br />

te realiseren, kiest Defensie voor<br />

de uitbouw van een beperkt aantal Kenniscentra<br />

in die domeinen waarin ze een referentie<br />

wil zijn. In de polytechnische faculteit van de<br />

KMS bestaan bijvoorbeeld het Europese centrum<br />

voor nucleaire fusie (LPP), het “Signal<br />

and Image Processing Centre” (SIC), het studiecentrum<br />

voor het dynamische gedrag van<br />

materialen (DYMASEC) en het studiecentrum<br />

voor de mobiliteit van systemen (land,<br />

zee, lucht) (MOBINISS). De faculteit sociale<br />

en militaire wetenschappen profileert zich<br />

met een onderzoekscentrum voor “ethiek en<br />

deontologie” en een voor “Europese veiligheid”.<br />

Het Studiecentrum voor Veiligheid en<br />

Defensie (CSDS-<strong>KHID</strong>) van het Koninklijk<br />

Hoger Instituut voor Defensie doet politiekmilitair<br />

onderzoek met betrekking tot veiligheids-<br />

en defensievraagstukken. De Defensielaboratoria<br />

(DLD) spitsen zich toe op de<br />

detectie van chemische agentia en de bescherming<br />

van het personeel tegen chemische, biologische,<br />

radiologische en nucleaire risico’s. In<br />

het Koninklijk Legermuseum vinden we de<br />

Historische Pool van Defensie, waar onderzoek<br />

in het kader van het militair-historische<br />

patrimonium plaatsvindt. Andere, kleinere<br />

kenniscentra situeren zich in het brandwondencentrum<br />

van het Militair Hospitaal en in<br />

het domein van “Well Being”, met studies op<br />

het vlak van de epidemiologie en de preventieve<br />

gezondheidszorg.<br />

Deze onderzoeken worden ondergebracht in<br />

domeinen om ze doeltreffend te beheren. De<br />

omschrijving van elk van deze domeinen leunt<br />

nauw aan bij wat we ook terugvinden in verschillende<br />

andere NAVO-landen. Bij Defensie<br />

zijn er vier domeinen:<br />

Veiligheid en Defensie (V&D)<br />

In dit domein vindt men onder andere studies<br />

over internationale betrekkingen, terrorisme,<br />

de verspreiding van massavernietigingswapens…<br />

Human Factors and Medicine (HFM)<br />

Dit is het “mensgerichte” domein. Het omhelst<br />

een brede waaier van disciplines, gaande<br />

van crisismanagement, recht, geschiedenis,<br />

psychologie en sociologie tot biomedisch<br />

onderzoek.<br />

Mobility, Systems and Protection (MSP)<br />

Hier doet men onderzoek naar mechanische<br />

systemen (in de meest ruime zin van het<br />

woord). Men behandelt hier bijvoorbeeld de<br />

problematiek van energie (onderzoek naar<br />

plasmafusie) of test de beste bescherming<br />

tegen nucleaire, chemische, bacteriologische<br />

en radiologische aanvallen.<br />

Data Acquisition and Processing (DAP)<br />

In dit domein vinden we onderzoek naar sensoren<br />

en communicatietechnologie, verwerking<br />

van beelden van verschillende bronnen<br />

(radar, sonar, satelliet) en informatieverwerking.<br />

In de volgende hoofdstukken zullen deze vier<br />

domeinen in detail worden besproken.<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

27


Domein Veiligheid & Defensie (V&D)<br />

Het domein Veiligheid & Defensie is één van de vier domeinen van onderzoek. In dit domein bestuderen<br />

de onderzoekers politieke en militaire fenomenen die een invloed kunnen hebben op de huidige<br />

en toekomstige werking van Defensie. De studieresultaten en aanbevelingen bieden aan militaire en<br />

politieke beleidsmakers achtergrondinformatie en elementen om het beslissingsproces te ondersteunen.<br />

Deze studies worden meestal uitgevoerd door het Studiecentrum voor Veiligheid en Defensie (CSDS),<br />

dat is ondergebracht binnen het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie.<br />

Onderzoek naar een steeds<br />

evoluerende geopolitieke situatie<br />

Om zijn onderzoeksprojecten te verwezenlijken<br />

voorziet het CSDS een tiental onderzoekers,<br />

waarvan intussen vijf fulltime deel uit<br />

maken van het Centrum. Om nog beter tegemoet<br />

te komen aan de behoeften van Defensie<br />

probeert het <strong>KHID</strong> om in de loop van 2010<br />

onderzoekers en/of stagiairs aan te werven<br />

zodat het onderzoeksveld in het domein van<br />

Veiligheid en Defensie kan worden verbreed.<br />

In principe bestrijkt een onderzoeksproject<br />

van het CSDS een periode van ongeveer een<br />

jaar. De afgeronde onderzoeken worden gepubliceerd<br />

in onze reeks ‘Veiligheid en Strategie’<br />

dat ondertussen in een nieuwe vorm werd<br />

gegoten. Er werd gekozen voor een kleiner,<br />

handiger formaat en een meer hedendaagse<br />

“look”.<br />

Tijdens het onderzoek schrijven de onderzoekers<br />

op regelmatige tijdstippen “Focus Papers”<br />

die dieper ingaan op bepaalde aspecten van hun<br />

onderzoek of die een geïnformeerd perspectief<br />

bieden over een actuele politieke kwestie.<br />

De publicatie “Veiligheid en Defensie” evenals<br />

de “Focus Papers” zijn beschikbaar via de<br />

website van het <strong>KHID</strong>: www.mil.be/rdc.<br />

In <strong>2009</strong> werden volgende Focus<br />

Papers gepubliceerd<br />

■ Veiligheid als een bedreiging voor ontwikkeling:<br />

de geopolitiek van waterschaarste in<br />

het Nijlbekken (Stefan Deconinck)<br />

Deze paper focust op de achterliggende redenen<br />

van de geopolitieke gevoeligheid van het<br />

water van de Nijl. Het kadert het discours<br />

van ‘wateroorlogen’ in een context van verveiliging<br />

van watervoorraden, met de Nijl<br />

als casus. De auteur gaat daarna in op de<br />

mogelijkheden en de noodzakelijkheid van<br />

het ontveiligen van water, met een aantal<br />

aanbevelingen om van water een bron van<br />

samenwerking en integratie te maken.<br />

■ De Chinese militaire ruimtestrategie (Alain<br />

De Neve)<br />

Dit rapport wil de Chinese test van antisatellietwapens<br />

(ASAT) van januari 2007<br />

situeren in het bredere kader van de militaire<br />

ruimtestrategie van het land. Het beoogt<br />

eveneens het bestaan van het Chinese ruimteprogramma<br />

te onderzoeken in het kader van<br />

de militaire doelstellingen van het land. Het<br />

voorgestelde onderzoek zal bovendien trachten<br />

te bepalen wat de aard kan zijn van de<br />

door China aan de internationale gemeenschap<br />

gestuurde boodschap, om ten slotte enkele<br />

perspectieven en vragen te formuleren over<br />

de toekomst van de Chinese ruimtestrategie.<br />

28


■ Proliferatie op het Afrikaans continent (Bart<br />

Smedts)<br />

Afrika is in het verleden niet gespaard<br />

gebleven van massavernietigingswapens.<br />

Recente inspanningen hebben geleid tot<br />

het invoeren van een kernwapenvrije<br />

zone op het continent en chemische wapens<br />

en programma’s voor biologische<br />

wapens werden ontmanteld. De toekomstige<br />

tekorten aan fossiele brandstof voor<br />

energievoorziening, gecombineerd met<br />

een stijgende vraag zal leiden naar een<br />

toegenomen vraag naar kernenergie voor<br />

binnenlandse stroomopwekking. De beschikbare<br />

middelen en de belangstelling<br />

van andere naties voor deze bronnen zullen<br />

de internationale gemeenschap onder<br />

druk zetten om te komen tot een multidisciplinaire<br />

aanpak van het beheer van<br />

de kernbrandstofcyclus. Dit zou moeten<br />

toelaten om de Afrikaanse rijkdommen te<br />

vrijwaren terwijl vermeden wordt dat het<br />

continent een sluikstort wordt voor verbruikte<br />

splijtstof afkomstig uit het Westen.<br />

■ De ontwikkelingen van de ideologie van<br />

de global jihad: een discursieve benadering<br />

(Stefan Deconinck)<br />

In deze bijdrage gaat de auteur in op de<br />

ontwikkelingen waaraan de jihad-ideologie<br />

onderhevig is. Eerst neemt hij de lezer<br />

een stuk mee terug in de geschiedenis om<br />

de oorsprong van de doctrines van de jihad<br />

te kaderen in de klassieke islamitische traditie.<br />

Daarna bekijkt hij de opkomst van<br />

politieke islam, de radicalisering daarbinnen<br />

en de nieuwe doctrines over jihad die<br />

daaruit voortkwamen. We zien hoe “internationale<br />

jihad” zich ontwikkelde als<br />

een heel specifieke streng binnen de radicale<br />

politieke islam, met al-Qaida en Osama<br />

bin Laden als bekendste uitingen. De<br />

auteur gaat dan verder in op het discours<br />

van de global jihad, waarmee geprobeerd<br />

wordt om radicale moslims mee te krijgen<br />

in een gewelddadige strijd tegen de vijand.<br />

De auteur bediscussieert daarin het expliciet<br />

politieke, pragmatische en seculiere<br />

discours van de zogenaamde “global jihad<br />

van de tweede generatie”, die anders van<br />

toon is dan dat van figuren als bin Laden<br />

of Zawahiri, die hun oproep tot geweld<br />

nog steeds proberen te kaderen in een islamitische,<br />

religieuze context. Dit is een discours<br />

dat schijnt te appeleren aan vooral<br />

de radicale jeugd. Ten slotte gaat de auteur<br />

in op de mogelijkheden om “discours” te<br />

gebruiken als een instrument voor strategieën<br />

tegen radicalisering en jihadisering.<br />

■ Libanon in de ban van Damascus : Een vergelijking<br />

van het “buitenlandse” beleid van<br />

Syrië ten opzichte van Libanon voor en na de<br />

militaire terugtrekking (Pieter-Jan Parrein)<br />

In deze paper wordt een analyse gemaakt<br />

van de verschillende fases van het Syrische<br />

buitenlandse beleid ten opzichte van Libanon<br />

vanaf de Syrische militaire ontplooiing<br />

in Libanon in 1976 tot en met het<br />

hedendaagse beleid. Daarnaast wordt een<br />

vergelijking gemaakt tussen het Syrische<br />

buitenlandse beleid ten opzichte van Libanon<br />

voor en na de militaire terugtrekking<br />

van Damascus in 2005. Hieraan worden<br />

de huidige tendensen en mogelijke kwesties<br />

voor de toekomstige relaties gekoppeld.<br />

■ Militair gebruik van nanotechnologie en<br />

convergente technologieën: trends en toekomstgevolgen<br />

(Alain De Neve)<br />

Militaire toepassingen die kunnen voortvloeien<br />

uit nanotechnologie (NT) en<br />

convergente technologieën (CT) werden<br />

slechts zelden besproken door academici<br />

en politiek-militaire planners. Hoewel<br />

NT erg beloftevol is, houdt dit eveneens<br />

belangrijke risico’s in voor de nationale<br />

veiligheid en de toekomstige militaire<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

29


evenwichten. Deze Focus Paper heeft een<br />

dubbel doel: enerzijds onderzoeken welke<br />

bijdragen NT zal leveren aan het militaire<br />

overwicht van de meest geavanceerde<br />

geïndustrialiseerde landen, anderzijds<br />

richt deze paper zich op de veiligheidsuitdagingen<br />

waarmee de internationale<br />

gemeenschap zal worden geconfronteerd<br />

doordat de afgeleide technologieën van de<br />

NT en de CT mogelijk in handen vallen<br />

van vijandige naties en, in mindere mate,<br />

aan niet-gouvernementele spelers.<br />

■ Het zwaard van Damocles: permanente bioterreur<br />

(Bart Smedts)<br />

Biologische oorlogvoering bestaat sinds<br />

eeuwen. Huidige strategische tendensen<br />

illustreren het belang om te beschikken<br />

over vroege waarschuwingssystemen<br />

en noodplannen om de verspreiding van<br />

nieuwe ziekten of biowapens in te dijken.<br />

Een allesomvattende multidisciplinaire<br />

aanpak om de internationale gemeenschap<br />

een non-proliferatieregime als ook<br />

de nodige veerkracht tegen bioterreur te<br />

verschaffen wordt voorgesteld. Dit document<br />

werd geschreven in een reeks “Focus<br />

Papers” die andere domeinen inzake proliferatie<br />

bestrijken, samen met een studie<br />

in hetzelfde specialisatiedomein.<br />

■ Een kernwapenvrije wereld: droom of werkelijkheid?<br />

(Bart Smedts)<br />

Dit artikel onderzoekt de verschillende<br />

verdragen die verband houden met het<br />

non-proliferatieregime. Meer bepaald het<br />

Non-Proliferatieverdrag en bestaande nucleaire<br />

doctrines worden meer in detail<br />

bestudeerd in de context van de economische<br />

crisis en haar gevolgen voor militaire<br />

budgetten. Indien de wereld niet bevrijd<br />

kan worden van nucleaire of radiologische<br />

wapens en hun vectoren in de nabije<br />

toekomst, kunnen het aantal opgeslagen<br />

kernkoppen beperkt worden: aanbevelingen<br />

worden geformuleerd om de bestaande<br />

opslagcapaciteit van kernwapens en fissiemateriaal<br />

aan banden te leggen. Dit document<br />

werd geschreven in een reeks “Focus<br />

Papers” die andere domeinen inzake proliferatie<br />

bestrijken, samen met een studie in<br />

hetzelfde specialisatiedomein.<br />

■ Internationale proliferatie, nationale gevolgen<br />

en aanbevelingen voor het beleid<br />

(Bart Smedts)<br />

Dit artikel behandelt de context die nietstaatsactoren<br />

in staat stelt om massavernietigingswapens<br />

na te streven. Capaciteiten,<br />

motivaties en indicatoren worden<br />

bondig behandeld. Indirecte CBRNdreiging<br />

kan rechtstreekse gevolgen hebben<br />

voor operaties op eigen grondgebied:<br />

hieruit vloeit het belang van internationale<br />

samenwerking om de dreiging te bestrijden.<br />

Uiteindelijk worden oplossingen<br />

voorgesteld om non-proliferatieregimes<br />

te versterken en tegelijkertijd worden beleidsvoorstellen<br />

geformuleerd. Dit document<br />

werd geschreven in een reeks “Focus<br />

Papers” die andere domeinen inzake proliferatie<br />

bestrijken, samen met een studie<br />

in hetzelfde specialisatiedomein.<br />

■ De Europese Unie : Een wereldspeler voor een<br />

uitgebreide veiligheidsaanpak (Alain De Neve)<br />

Sinds het ontstaan van het EBVD-proces,<br />

zette de Europese Unie over de hele wereld<br />

meer dan 20 militaire operaties en / of civiele<br />

missies op. Door het succes van dergelijke<br />

acties kon de EU een eigen politiek-militaire<br />

structuur opzetten en innoverende middelen<br />

inzetten teneinde complexe stabiliseringsoperaties<br />

te beheren. Nochtans is de<br />

specificiteit van de methodes, die door de EU<br />

werden gebruikt om deze conflicten te beheren,<br />

niet zonder kritiek. Deze Focus Paper<br />

wil uitleggen op welke wijze de brede waaier<br />

30


aan Europese instellingen hun bijdrage leveren<br />

aan het conflictbeheer en de stabilisering.<br />

Bovendien is het de ambitie om enkele<br />

indicatoren aan te geven met betrekking tot<br />

de wijze waarop de EU haar middelen zou<br />

kunnen versterken om een antwoord te bieden<br />

aan toekomstige veiligheidsuitdagingen.<br />

■ De queeste voor een nieuwe Nationale Defensiestrategie<br />

voor Libanon: politiek die defensie<br />

beïnvloedt en defensie die de politiek<br />

beïnvloedt (Pieter-Jan Parrein)<br />

In deze studie wordt een uitleg gegeven over<br />

de band tussen de Libanese politiek en de defensie<br />

van Libanon via een beschrijving van<br />

de tweedeling in de Libanese confessionalistische<br />

politiek en een historisch overzicht van<br />

de recente politieke beweging op het gebied<br />

van de nationale defensiestrategie. Bovendien<br />

wordt de problematiek om te komen tot<br />

een nationale defensiestrategie bekeken aan<br />

de hand van een politiek-militaire analyse.<br />

Hierbij wordt dieper ingegaan op de plaats<br />

van het Islamitische Verzet en de Lebanese<br />

Armed Forces binnen de defensie van Libanon<br />

en op hun respectievelijke capaciteiten.<br />

■ Historische context van de gascrisissen<br />

(Pol-Henry Dasseleer)<br />

Deze “Focus Paper” heeft als doel de gascrisis<br />

van <strong>2009</strong> tussen Rusland en de Oekraïne<br />

te analyseren door deze te plaatsen<br />

in de historische context van de energierelatie<br />

tussen deze twee landen. We hebben<br />

getracht gelijkenissen te vinden tussen dit<br />

voorval en de voorgaande gascrisissen om<br />

de Europese knelpunten met betrekking<br />

tot de gasmarkt diepgaand te bestuderen.<br />

De studies die in <strong>2009</strong> werden uitgegeven worden hieronder kort toegelicht.<br />

Veiligheid en Strategie N° 100: Massavernietigingswapens: Erfenis van de Koude Oorlog<br />

en bedreiging voor de toekomst. Bart Smedts<br />

Sinds de terreuraanslagen in<br />

de metro van Tokio in 1995<br />

werden de beangstigende<br />

gevolgen van gebruik van<br />

massavernietigingswapens<br />

(Weapons of Mass Destruction-WMD)<br />

door nietstatelijke<br />

actoren zeer reëel.<br />

Tijdens de Koude Oorlog,<br />

waren massavernietigingswapens<br />

uitsluitend staatsbezit.<br />

De ineenstorting van de<br />

Sovjet-Unie heeft een bijkomende<br />

grillige parameter<br />

toegevoegd aan bestaande<br />

veiligheidskwesties: wapens<br />

die onder strenge controle<br />

waren zijn plots ongewenste<br />

economische lasten geworden<br />

voor de nieuwe lidstaten<br />

van de Russische Federatie.<br />

Vandaag kunnen ze<br />

beschikbaar zijn op zwarte<br />

markten.<br />

De belangrijkste oorzaak<br />

voor een nieuwe cascade van<br />

proliferatie wordt gematerialiseerd<br />

door de veelheid van<br />

politieke (en geostrategische)<br />

veiligheidsvraagstukken in<br />

zeer verspreide gebieden: geheime<br />

nucleaire wapenprogramma’s<br />

van Noord-Korea<br />

en Iran, bijvoorbeeld, kunnen<br />

een grote invloed hebben op<br />

de houding van rechtstreekse<br />

buren en hun veiligheidsoverwegingen.<br />

Bestaande<br />

WMD-capaciteit is nog een<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

31


overblijfsel uit de Koude<br />

Oorlog: de belangrijkste<br />

operationele voorraden kan<br />

men vinden in de vijf kernwapenstaten,<br />

permanente leden<br />

van de VN-Veiligheidsraad<br />

(P5). Daarnaast zijn er nucleaire<br />

voorraden aanwezig<br />

in de facto kernwapenstaten,<br />

dat wil zeggen de landen die<br />

de capaciteit bezitten zonder<br />

het Non-Proliferatieverdrag<br />

ondertekend te hebben<br />

(India, Pakistan en Israël).<br />

Bovenop dit nucleair staatsbezit<br />

vormen terroristische<br />

activiteiten een indirecte<br />

CBRN(E)-dreiging op troepen<br />

in operaties maar eveneens<br />

op burgers, niet alleen<br />

in conflictgebieden maar ook<br />

op het thuisfront. In dit kader<br />

kan Nood- en Interventieplanning<br />

in dit specifieke<br />

domein vergeleken worden<br />

aan “force protection” in<br />

CBRN(E) omgeving. Vandaar<br />

dat de operaties en het<br />

materieel dat moet ingezet<br />

kunnen worden vergelijkbaar<br />

zijn. Bovendien kan buitenlandse<br />

ervaring nuttig zijn<br />

om een meerwaarde te bieden<br />

aan de voorbereiding en<br />

de uitvoering van de plannen.<br />

De minimumeisen voor een<br />

passend actieplan omvatten<br />

een breed spectrum aan disciplines<br />

als Risk Management<br />

Monitoring, bescherming<br />

voor het personeel en het milieu,<br />

Render Safe & Disposal<br />

van explosieven en CBRNmateriaal<br />

of giftige stoffen,<br />

Hazard Management, Detectie<br />

en bemonstering en ten<br />

slotte Identification forensics.<br />

De pogingen om bedreigingen<br />

van massavernietigingswapens<br />

in te dijken kunnen<br />

ondersteund worden door<br />

een sterk Non-Proliferatieregime.<br />

De bestaande massa<br />

gestapelde kernkoppen, als<br />

erfenis uit de koude oorlog,<br />

vormt niet noodzakelijk een<br />

bedreiging voor de toekomst:<br />

wat dat betreft zijn er bijeenkomsten<br />

gepland die cruciaal<br />

zijn voor het verdere verloop<br />

van de gebeurtenissen. De<br />

NPT 3 Review Conference<br />

in 2010, de BTWC 4 herzieningsconferentie<br />

in 2011 en<br />

de CWC 5 toetsingsconferentie<br />

van 2013 mogen niet<br />

zonder resultaat blijven anders<br />

wordt het gevaar voor<br />

een nieuwe proliferatiegolf<br />

reëel. De houding van de<br />

nieuwe VS Administratie en<br />

een sterk gemeenschappelijk<br />

standpunt van de EU zullen<br />

belangrijke elementen zijn in<br />

het verloop naar een vertrouwenwekkende<br />

vooruitgang<br />

om een koerswijziging te<br />

kunnen bewerkstelligen naar<br />

de versterking van het Non-<br />

Proliferatieregime.<br />

3<br />

NPT: Nuclear Non-Proliferation Treaty<br />

4<br />

BTWC : Convention on the Prohibition of the Development, Production and Stockpiling of Bacteriological (Biological) and Toxin Weapons and on<br />

their Destruction<br />

5<br />

CWC : Convention on the Prohibition of the Development, Production, Stockpiling and Use of Chemical Weapons and on their Destruction<br />

Veiligheid en Strategie N° 101: De evolutie van het Libanese confessionalisme en een<br />

analyse van deconfessionalisering. Pieter-Jan Parrein<br />

De Libanese maatschappij is<br />

een verzameling van religieuze<br />

gemeenschappen waarbij<br />

het politieke systeem, het<br />

confessionalisme, de macht<br />

verdeelt over deze gemeenschappen.<br />

Dit systeem zorgt<br />

voor een groot deel van de<br />

onstabiliteit in Libanon.<br />

Sinds de zomeroorlog van<br />

2006 tussen Hezbollah en Israël<br />

werd de UNIFIL-missie,<br />

die sinds 1978 aanwezig was<br />

in Zuid-Libanon, gevoelig<br />

versterkt door de deelname<br />

van Europese troepen waaronder<br />

een contingent Belgische<br />

blauwhelmen. Het is belangrijk<br />

dat de verschillende<br />

veiligheidsactoren de sociopolitieke<br />

situatie in Libanon<br />

begrijpen om de veiligheidsrisico’s<br />

van deze missie te beperken<br />

en om, indien nodig,<br />

te kunnen meehelpen aan<br />

het voorkomen en afbouwen<br />

van bestaande spanningen<br />

tussen de verschillende gemeenschappen.<br />

Bovendien<br />

zijn de Libanese religieuze<br />

32


evolkingsgroepen verbonden<br />

met verschillende staten<br />

in de regio, wat eveneens zijn<br />

invloed heeft op de veiligheidssituatie<br />

in het algemeen<br />

en deze van onze blauwhelmen<br />

in het bijzonder.<br />

Dit werk bestaat uit twee<br />

delen. Het start met een beschrijving<br />

van het Libanese<br />

confessionalisme. Hierin<br />

wordt verduidelijkt hoe dit<br />

politieke systeem is uitgegroeid<br />

van een systeem gedomineerd<br />

door de christenen<br />

tot de huidige dichotomie<br />

binnen de Libanese politiek<br />

tussen een blok dat geleid<br />

wordt door de soennieten<br />

en een ander door de sjiieten.<br />

Chronologisch worden<br />

er vijf periodes in de recente<br />

Libanese geschiedenis besproken<br />

die van belang waren<br />

voor de evolutie van<br />

het confessionalisme: het<br />

Franse mandaat van 1920<br />

en de eerste jaren van de Libanese<br />

onafhankelijkheid<br />

(vanaf 1943), de jaren zestig<br />

en de eerste helft van de jaren<br />

zeventig die gekenmerkt<br />

werden door de emancipatie<br />

van de sjiieten in Libanon,<br />

de burgeroorlog van 1975<br />

tot 1990, de Syrische overheersing<br />

van Libanon (1990-<br />

2005) en de periode vanaf<br />

de terugtrekking van Syrië<br />

tot vandaag die gekenmerkt<br />

wordt door een machtstrijd<br />

tussen een door de sjiieten<br />

en een door de soennieten<br />

geleid politiek blok. Daarnaast<br />

worden twee punten<br />

van naderbij bekeken. Allereerst<br />

gaat de studie in op het<br />

Ta’if-akkoord dat een einde<br />

maakte aan de burgeroorlog,<br />

maar dat tegelijk het confessionalisme<br />

bevestigde en een<br />

proces tot deconfessionalisering<br />

voorstelde. Vervolgens<br />

wordt de libanonisering van<br />

de Hezbollah van naderbij<br />

bekeken en dan vooral de<br />

manier waarop deze sjiitische<br />

organisatie zijn plaats innam<br />

binnen het Libanese politieke<br />

bestel. Dit laatste punt is<br />

van belang voor het confessionalisme<br />

in die mate dat<br />

het zorgde voor een versterking<br />

van de tweestrijd tussen<br />

soennieten en sjiieten in de<br />

Libanese politiek.<br />

In een tweede deel wordt een<br />

analyse gemaakt van deconfessionalisering.<br />

In een eerste<br />

punt wordt ingegaan op het<br />

belang van deconfessionalisering<br />

om te komen tot een<br />

stabilisering van Libanon.<br />

Deze wordt ook teruggekoppeld<br />

naar de aanzet die in het<br />

Ta’if-akkoord werd gegeven<br />

om te komen tot deconfessionalisering.<br />

Vervolgens<br />

wordt er ook een blik geworpen<br />

op de nabije toekomst<br />

door de vraag te stellen of de<br />

parlementsverkiezingen van<br />

<strong>2009</strong> kunnen zorgen voor<br />

verandering. In een tweede<br />

punt wordt dieper ingegaan<br />

op de problematiek van het<br />

Libanese confessionalisme<br />

door de denkoefening te maken<br />

rond de vraag: hoe kunnen<br />

we een deconfessionalisering<br />

verkrijgen? Dit punt<br />

bekijkt de moeilijkheden van<br />

het Libanese confessionalisme<br />

vanuit de praktische,<br />

gebalanceerde visie van de<br />

buitenstaander en probeert<br />

ten minste te wijzen op het<br />

feit dat zelfs situaties die gepercipieerd<br />

worden als een<br />

totale deadlock, dit in feite<br />

nooit zijn.<br />

Deze studie geeft een klare<br />

achtergrondschets zowel op<br />

sociaal, politiek en religieus<br />

gebied van een bijzonder ingewikkelde<br />

samenleving. Uit<br />

de koppeling hiervan met<br />

veranderingen van het moment<br />

kan uitgemaakt worden<br />

wat de eventuele veiligheidsrisico’s<br />

zijn. Bovendien<br />

biedt deze studie een analyse<br />

op een hoger politiek strategisch<br />

niveau dat als basis<br />

kan dienen om na te denken<br />

over een blijvende politieke<br />

stabilisering van Libanon<br />

en de regio, wat uiteindelijk<br />

ook de oplossing is van de<br />

voortdurende onstabiele veiligheidssituatie.<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

33


Veiligheid en Strategie N°102: De burgerlijk-militaire coördinatie van de VN. Gevalstudie:<br />

de MONUC. Sarah Gasquard<br />

Dit onderzoek start vanuit<br />

een welbekende vaststelling:<br />

de steeds complexere aard<br />

van de VN-vredesoperaties.<br />

Een van de belangrijkste gevolgen<br />

van deze evolutie is<br />

de steeds zichtbaardere verstrengeling<br />

van militaire, politieke,<br />

humanitaire en hulpverlenende<br />

activiteiten op<br />

het terrein. Aangezien Defensie<br />

steeds meer betrokken<br />

is bij operaties, waarvan de<br />

militaire aard niet de enige<br />

relevante parameter vormt,<br />

laat deze gevalstudie over<br />

de MONUC het militaire<br />

kader toe om de multidisciplinaire<br />

implicaties van<br />

zijn acties in perspectief te<br />

plaatsen. Het onderzoek van<br />

de VN-richtlijnen en hoe ze<br />

in perspectief staan tot de<br />

grote evoluties die het VNsysteem<br />

van vredeshandhaving<br />

de laatste jaren hebben<br />

gekenmerkt, laat toe om een<br />

theoretisch kader op te bouwen<br />

rond vier dimensies die<br />

bijzonder belangrijk worden<br />

geacht in het onderzoek naar<br />

de civilo-militaire coördinatie<br />

van de VN. De eerste dimensie<br />

is een systematische,<br />

normerende benadering van<br />

vredeshandhaving. De analyse<br />

van de civilo-militaire<br />

coördinatie die het rationalisatieproces<br />

van humanitaire<br />

hulp dat door de Verenigde<br />

Naties is opgezet integreert<br />

is de tweede dimensie. Ook<br />

de tijdelijke aard van het<br />

conflict wordt als dimensie<br />

in acht genomen. De rollen<br />

en verantwoordelijkheden<br />

van iedere actor op korte,<br />

middellange of lange termijn<br />

hebben een grote invloed op<br />

de verdeling van de urgentietaken<br />

onder de militaire<br />

en humanitaire actoren. De<br />

vierde dimensie ten slotte<br />

is de kwestie van de lokale<br />

toe-eigening van de doelstellingen<br />

van de vredesmissie.<br />

Deze staat centraal in de<br />

vaststelling van de aard van<br />

de relaties tussen de militaire<br />

actoren (in het bijzonder de<br />

verantwoordelijken voor de<br />

civilo-militaire coördinatie)<br />

en de plaatselijke bevolking.<br />

De civilo-militaire coördinatie<br />

van de VN blijft erg<br />

afhankelijk van de aard en<br />

het mandaat van de aanwezige<br />

militaire actoren en van<br />

de politico-militaire situatie<br />

van het land waar de missie<br />

plaatsvindt. Als deken van<br />

de vredesmissies in het subsaharische<br />

Afrika is dit ook<br />

één van de belangrijkste en<br />

duurste vredesmissies van<br />

de VN. De kenmerken zelf<br />

van het Congolese land en<br />

de afwezigheid van een nationaal<br />

kader in de ontplooiing<br />

van de missie maken<br />

van de MONUC trouwens<br />

een heel complexe operatie.<br />

De logistieke en operationele<br />

problemen verbonden<br />

aan de ontplooiing vormen<br />

slechts één van de vele aspecten<br />

waarmee zowel de<br />

verantwoordelijken voor de<br />

strategische planning als de<br />

“peacekeepers” die op het<br />

terrein actief zijn worden<br />

geconfronteerd. In het kader<br />

van een groot systeem<br />

van interacties tussen de<br />

verscheidene types van actoren<br />

die in RDC aanwezig<br />

zijn, in casu de militaire en<br />

de civiele actoren (internationale<br />

humanitaire actoren<br />

en ontwikkelingshelpers en<br />

plaatselijke bevolking), vormen<br />

de civilo-militaire interacties<br />

niet het monopolie<br />

van de CIMIC-officieren of<br />

van de coördinatie-officieren<br />

die op het niveau van de<br />

agentschappen worden ingezet,<br />

omdat de vele civiele<br />

functies van de MONUC<br />

een veelvoud aan contacten<br />

met zich meebrengen tussen<br />

talrijke diensten van de<br />

MONUC en een geheel<br />

aan internationale en lokale<br />

34


partners. Hoewel de civilomilitaire<br />

coördinatiesectie<br />

slechts één van de aspecten<br />

inhoudt van het contact<br />

tussen burgers en militairen<br />

op het terrein, vormt ze een<br />

specifiek aspect in de mate<br />

waarin de contacten die ze<br />

vestigt met de civiele actoren<br />

voor de wederopbouw<br />

en met de plaatselijke bevolkingsgroepen<br />

beantwoorden<br />

aan een heel precies doel,<br />

namelijk het verlichten van<br />

het mandaat van de MO-<br />

NUC. Dit gebeurt door<br />

communicatienetwerken te<br />

vestigen en door zich te verzekeren<br />

van de steun van de<br />

bevolking aan de aanwezigheid<br />

en doelstellingen van<br />

de missie; onder andere door<br />

de vergemakkelijking van de<br />

humanitaire hulp en door de<br />

occasionele uitvoering van<br />

bijstandsactiveiten. Verwezenlijking<br />

van de doelstellingen,<br />

parallel met de civilo-militaire<br />

coördinatie, om<br />

harmonieuze betrekkingen<br />

te vestigen met de civiele actoren<br />

voor de wederopbouw<br />

en om een gunstige omgeving<br />

voor de vredesmacht te<br />

creëren door steun- en sensibiliseringsmaatregelen<br />

voor<br />

de doelstellingen van de missie<br />

bij de plaatselijke bevolkingsgroepen<br />

moet om efficiënt<br />

te zijn de systematische<br />

dimensie integreren van de<br />

wederopbouw en de stabilisering<br />

op lange termijn van<br />

een land in crisis door geheel<br />

te steunen op relevante<br />

plaatselijke hulpbronnen die<br />

een serene integratie van de<br />

doelstellingen van de missie<br />

door de burgermaatschappij<br />

en de plaatselijke bevolkingsgroepen<br />

verzekeren.<br />

Veiligheid en Strategie N°103: Het Europees Defensieagentschap in het Europese landschap<br />

van de samenwerking inzake defensie-uitrustingen. Alain De Neve<br />

Door de historische mislukkingen<br />

van eerdere pogingen<br />

tot versterking van de Europese<br />

samenwerking op het<br />

vlak van de wapenproductie<br />

en -aankoop, werd de oprichting<br />

van het Europees Defensieagentschap<br />

(EDA) op 12<br />

juli 2004 door observatoren<br />

en analisten met enig wantrouwen<br />

onthaald. Nochtans<br />

is het EDA er, in vijf jaar tijd,<br />

in geslaagd het bewijs te leveren<br />

meer potentieel te hebben<br />

dan haar voorgangers.<br />

Hoewel de resultaten eerder<br />

discreet zijn, bevestigde het<br />

EDA dat ze een bijzonder<br />

creatieve instelling kan zijn<br />

door de samenwerking tussen<br />

de deelnemende lidstaten<br />

inzake militaire R&D en<br />

de ontwikkeling en aankoop<br />

van wapensystemen aan te<br />

moedigen.<br />

De evaluatie van de eerste<br />

vijf werkjaren van het EDA<br />

in termen van mislukkingen<br />

en successen is een moeilijke<br />

oefening, om niet te zeggen<br />

contraproductief. Een van<br />

de eerste realisaties van het<br />

EDA was haar verankering<br />

in het samenwerkingslandschap<br />

inzake bewapening.<br />

Hiervoor moest wat toen<br />

het Agency Establishment<br />

Team was niet alleen eigen<br />

instellingen en procedures<br />

uitwerken, maar ook de eerste<br />

samenwerkingsinspanningen<br />

tot stand brengen<br />

rond de eerste, zij het symbolische,<br />

projecten door, te<br />

dien einde, de lidstaten en de<br />

vertegenwoordigers van de<br />

industrie samen te brengen.<br />

Een van de meest tastbare<br />

resultaten van het werk van<br />

het EDA was, onder meer,<br />

de stijgende betrokkenheid<br />

van het agentschap in technologische<br />

onderzoeksprogramma’s<br />

en de veelvuldige<br />

inspanningen om de Europese<br />

defensiemarkt meer<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

35


open en competitief te maken.<br />

Niettemin blijft het<br />

EDA geconfronteerd met<br />

structurele hindernissen.<br />

Een van de grootste hinderpalen<br />

voor de voortgang van<br />

het EDA ligt in de verscheidenheid<br />

van de nationale<br />

belangen in de sector van<br />

legeraankopen en industrieel<br />

beleid. Bovendien waren<br />

budgettaire kwesties een belangrijke<br />

rem op de ontwikkelingsplannen<br />

op de lange<br />

termijn van de organisatorische<br />

strategie van het EDA,<br />

hoewel het Agentschap<br />

heeft kunnen aantonen in<br />

staat te zijn verder te kijken<br />

dan de horizon. Het hoeft<br />

geen betoog dat het feit dat<br />

de meeste Europeanen nog<br />

nooit van het Agentschap<br />

hebben gehoord, erg problematisch<br />

is. Maar tegelijk<br />

kan deze “zwakke zichtbaarheid”<br />

van het EDA worden<br />

gezien als een troef. De instelling<br />

heeft de bedoeling<br />

een sleutelspeler, maar ook<br />

een discrete speler te zijn<br />

of kan zelfs als katalysator<br />

optreden in het Europese<br />

beleid inzake veiligheid en<br />

defensie (EVDB). Zoals<br />

zal worden uitgelegd is het<br />

Agentschap in minder dan<br />

vijf jaar tijd een hoeksteen<br />

geworden van de Europese<br />

defensie en heeft het mogelijk<br />

in de toekomst een<br />

enorm groeipotentieel.<br />

Veiligheid en Strategie N°104: De ideologie van de global jihad: Een discursieve benadering.<br />

Stefan Deconinck<br />

Het onderwerp van deze<br />

studie is de global jihad<br />

stroming. Global jihad is de<br />

ideologie die door bepaalde<br />

groepen binnen de radicale<br />

politieke islam wordt gebruikt<br />

om doelstellingen en<br />

daden te rechtvaardigen. Het<br />

is een ideologie die de wereld<br />

opdeelt in extremen, waarin<br />

de “goeden” de “slechten”<br />

(het overgrote deel van de<br />

wereldbevolking) bekampen,<br />

onder de waas van een<br />

religieus ideaal.<br />

Dit onderzoek is opgezet als<br />

een literatuurstudie, hoofdzakelijk<br />

van secundaire bronnen.<br />

Eerst nemen we de lezer<br />

mee terug in de tijd om de<br />

oorsprong van de doctrines<br />

van jihad te kaderen in de<br />

klassieke islamitische traditie.<br />

Daarna bekijken we de<br />

opkomst van de politieke<br />

islam, de radicalisering daarbinnen<br />

en de nieuwe doctrines<br />

over jihad die daaruit<br />

voortkwamen. We zien hoe<br />

“internationale jihad” zich<br />

ontwikkelde als een heel specifieke<br />

streng binnen de radicale<br />

politieke islam, met al-<br />

Qaida en Osama bin Laden<br />

als bekendste uitingen.<br />

De origineelste bijdrage ligt<br />

in het derde deel van de studie,<br />

waarin we ingaan op het<br />

discours van de global jihad,<br />

die erop gericht is radicale<br />

moslims te betrekken in hun<br />

strijd tegen de vijand. De manier<br />

waarop onderzoekers van<br />

de kritische discoursanalyse<br />

(CDA) omgaan met “tekst”<br />

om er de ideologische onderlagen<br />

in en de mechanismen<br />

van macht en dominantie die<br />

erin verstopt zijn te ontbloten,<br />

vormden een interessante<br />

inspiratiebron. Om het meer<br />

concreet te maken, werd het<br />

discours van de global jihad<br />

geanalyseerd op basis van een<br />

aantal primaire bronnen, zoals<br />

teksten van jihadisten en<br />

beleidsdocumenten.<br />

Dit leidt ons tot een aantal<br />

conclusies en aanbevelingen<br />

die relevant zijn voor een beleid<br />

tegen radicalisering en<br />

jihadisering in België of, voor<br />

Defensie, tijdens operaties in<br />

het buitenland.<br />

36


Domein Human Factors & Medicine (HFM)<br />

Het domein Human Factors and Medicine is met voorsprong het meest omvangrijke en meest gevarieerde<br />

domein binnen het Wetenschappelijk en Technologisch Onderzoek bij Defensie. HFM omvat<br />

zeer uiteenlopende disciplines: sociologie, psychologie, rechten, geschiedenis, leiderschap & crisismanagement,<br />

politicologie, preventieve gezondheidszorg en biomedische wetenschappen. Bovendien heeft<br />

dit domein tal van raakvlakken met andere wetenschappelijke onderzoeksdomeinen, niet in de laatste<br />

plaats omdat de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën enkel zin heeft in het licht van<br />

de inzet van gebruikers binnen een ruimer strategisch kader. In <strong>2009</strong> telde dit domein 39 studies.<br />

De mens als centraal uitgangspunt<br />

Door de technologische ‘boom’ van de laatste<br />

decennia zien we een opkomst van steeds<br />

complexere wapensystemen. Deze systemen<br />

stellen echter grotere eisen aan een ontplooide<br />

soldaat. Militairen moeten vandaag de dag beschikken<br />

over meer fysieke en psychologische<br />

weerstand, over meer mentale efficiëntie, over<br />

meer kennis en over meer operationele ervaring<br />

dan vroeger. Dit stelt Defensie voor een<br />

enorme uitdaging. Om potentiële verliezen en<br />

een falen van de mens-systeem-dyade tegen te<br />

gaan, moet geïnvesteerd worden in een voorbereiding<br />

aangepast aan de uitgevoerde operaties,<br />

in opleiding en in training. Simulaties,<br />

voorspellende modellen en adequate beoordelingsmethodes<br />

moeten dit alles ondersteunen.<br />

Een beter inzicht in de mechanismen van de<br />

psychofysiologie en de groepsdynamica verhoogt<br />

de efficiëntie van de menselijke factor.<br />

Tegelijk zal meer aandacht voor het welzijn<br />

van het personeel tijdens operaties de motivatie<br />

gevoelig verbeteren.<br />

In het licht van de effectiviteit van de ontplooide<br />

middelen is de menselijke factor van<br />

cruciaal belang. Geen enkel technisch systeem<br />

kan zonder menselijke tussenkomst. Beslissingen<br />

worden genomen door militairen, die<br />

het operatietoneel kennen en die beschikken<br />

over de vaardigheden de tegenstander in<br />

te schatten en zelfs te beïnvloeden. Wanneer<br />

men deze menselijke inbreng betrekt in het<br />

ontwerp en de ontwikkeling van de gebruiksprocedures<br />

voor wapensystemen, dan opent<br />

zich een breed spectrum van mogelijkheden<br />

om de link mens-systeem te verbeteren, niet<br />

alleen op sociaal en psychologisch vlak, maar<br />

ook op medisch vlak.<br />

Zeker in dit laatste domein moet benadrukt<br />

worden dat de behoeften van Defensie vaak<br />

samenvallen met de door de burgersector gefinancierde<br />

ontwikkelingen in de biologische<br />

en medische sector. Iedere mogelijkheid tot<br />

kennisuitwisseling is in het voordeel van ons<br />

personeel en moet dan ook ernstig worden bestudeerd.<br />

Centraal in het functioneren van de militaire<br />

organisatie staat het menselijk kapitaal.<br />

De voorbije jaren concentreerden de verantwoordelijken<br />

van het Human Resources<br />

Departement zich op het verhogen van de<br />

efficiëntie van het personeel doorheen hun<br />

carrière. Voor een goede competentiebeoordeling<br />

is het dan ook noodzakelijk te kunnen<br />

beschikken over de nodige simulaties,<br />

analyses en toekomstprojecties. De studies<br />

in het HR-domein kunnen deze modellen<br />

leveren. Deze inspanningen zullen in<br />

de nabije toekomst onverminderd worden<br />

voortgezet. Beleidsmatig is de belangstelling<br />

voor de arbeids(markt)waarde van militairen<br />

sterk toegenomen nu Defensie moet<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

37


afslanken: naar welke competenties zijn<br />

werkgevers op zoek bij nieuwe werknemers?<br />

In welke mate sluiten de vaardigheden en<br />

beroepservaringen van millitairen daarbij<br />

aan? Wetenschappelijk onderzoek kan een<br />

belangrijke bijdrage leveren aan dit externe<br />

mobiliteitsvraagstuk. Onderzoek over de<br />

diverse spelers op de arbeidsmarkt en van<br />

de verwachtingen van jonge mensen maakt<br />

het ook mogelijk om effectieve strategieën<br />

te ontwikkelen om het succes van de rekrutering<br />

te verhogen.<br />

De kenniscentra<br />

Binnen het domein Human Factors and Medicine<br />

vinden we een aantal kenniscentra, elk<br />

met een eigen specialiteit.<br />

In het Centrum voor Europese Veiligheid aan<br />

de Koninklijke Militaire School werden in<br />

<strong>2009</strong> acht studies uitgevoerd. Deze hadden<br />

vooral betrekking op gedragsaspecten en sociale<br />

interactie. Om enkele onderzoeksvoorbeelden<br />

te noemen:<br />

■ het imago, de attractiviteit en de identiteit<br />

van de Belgische Defensie;<br />

■ de publieke opinie en de Europese veiligheidspolitiek;<br />

■ de integratie van minderheidsgroepen<br />

(zoals Afrikaanse leerlingen aan de<br />

Koninklijke Militaire School);<br />

■ crisiscommunicatie en performantiemanagement.<br />

Een ander centrum dat werd ondergebracht<br />

aan de Koninklijke Militaire School is dat<br />

voor Ethiek en Deontologie. Hier werd in<br />

<strong>2009</strong> een studie uitgevoerd over de toepassing<br />

van militair tuchtrecht.<br />

De onderzoeksactiviteiten op het vlak van<br />

Well Being omvatten meerdere disciplines.<br />

De zes medische studies trachtten niet alleen<br />

langetermijneffecten in kaart te brengen, maar<br />

hielden zich ook bezig met de preventie van<br />

gezondheidsrisico’s. Zo onderzocht men de<br />

gezondheidseffecten van blootstelling aan gevaarlijke<br />

stoffen tijdens de ontmanteling van<br />

chemische munitie en werd een epidemiologische<br />

studie afgerond naar de langetermijneffecten<br />

van de elektromagnetische golven van<br />

HAWK-radars. De preventieve geneeskunde<br />

op haar beurt onderzoekt onder andere de<br />

aanwezigheid van gehoorproblemen bij militairen<br />

en de overdracht van ziekten door tekenbeten.<br />

De Defensielaboratoria deden in <strong>2009</strong> drie<br />

medische studies in het domein van de detectie<br />

van biologische agentia. Aan de hand van<br />

laboratoriumanalyses bestudeert men hier de<br />

effecten van een bioterroristische aanval. De<br />

onderzoeken in dit kenniscentrum hebben geleid<br />

tot de opbouw van een aanzienlijke expertise<br />

en een verbeterde capaciteit op het vlak<br />

van snelle detectie en identificatie van zeer gevaarlijke<br />

biologische agentia.<br />

Tot slot willen we hier ook het Legermuseum<br />

vermelden, waar in het kader van het behoud<br />

van het militaire erfgoed vier studies werden<br />

uitgevoerd in <strong>2009</strong>.<br />

Het valt buiten het kader van dit jaarverslag<br />

om alle studies van Defensie uitvoerig te beschrijven.<br />

Toch willen we er per onderzoeksdomein<br />

een aantal uitlichten. Voor het HFMdomein<br />

werden de volgende onderzoeken<br />

gekozen:<br />

■ ontwerp van een robuust netwerk van<br />

crisismanagement organisaties;<br />

■ biologische effect monitoring door middel<br />

van chromosomiale testen bij werknemers<br />

die potentieel blootstaan aan<br />

cancerogene stoffen tijdens de ontmanteling<br />

van chemische wapens;<br />

■ imago, attractiviteit en identiteit van de<br />

Belgische Defensie;<br />

■ hyperbare zuurstoftherapie in de behandeling<br />

van een acuut lawaaitrauma. Een<br />

38


prospectieve, willekeurige en enkelblinde<br />

studie;<br />

■ onderzoek naar de afhakingsmotieven<br />

van jongeren tijdens hun kandidatuur en<br />

de links met de rekrutering, de selectie en<br />

de opleiding.<br />

Ontwerp van een robuust netwerk<br />

van crisismanagement organisaties<br />

Elke maatschappij kan onverwacht getroffen<br />

worden door een ramp. Of een dergelijke<br />

ramp nu veroorzaakt wordt door een natuurfenomeen<br />

of door menselijk toedoen, de goede<br />

werking van de samenleving wordt erdoor<br />

in ernstige mate verstoord.<br />

Iedere maatschappij heeft diverse specifieke<br />

hulporganisaties ontwikkeld wiens hoofdopdracht<br />

het is om tussen te komen bij ongevallen<br />

en rampen (brandweer, civiele bescherming,<br />

enz.). Daarnaast bestaan<br />

er ook tal van nationale en internationale<br />

organisaties voor wie<br />

dergelijke tussenkomsten hetzij<br />

een exclusieve (Rode Kruis), hetzij<br />

een belangrijke secundaire<br />

opdracht vormen (Nationale Defensie,<br />

organen van de Europese<br />

Unie, de NAVO, enz.). Al deze<br />

crisismanagement organisaties, en<br />

a priori de hulporganisaties, hebben<br />

als opdracht om in het geval<br />

van een ramp op zeer korte termijn<br />

de schade te beperken zodat de getroffen<br />

maatschappij zich (minstens gedeeltelijk) kan<br />

herstellen.<br />

Recente onderzoeksgegevens tonen echter<br />

aan dat de laatste decennia zich een evolutie<br />

voltrekt op het vlak van rampen. Enerzijds<br />

lijkt het aantal rampen per tijdseenheid drastisch<br />

toe te nemen. Anderzijds worden we<br />

naast de traditionele natuur- en technologische<br />

rampen ook geconfronteerd met rampen<br />

van een totaal andere aard (de rampen van de<br />

21 e eeuw) ten gevolge van de verregaande<br />

modernisering van systemen en de steeds<br />

toenemende onderlinge afhankelijkheid van<br />

maatschappijen. De gevolgen van dergelijke<br />

rampen zijn doorgaans onbeperkt in tijd en<br />

ruimte en hun impact kan van een ongeziene<br />

destructiviteit en complexiteit zijn. Daarenboven<br />

krijgen we ook meer en meer te maken<br />

met totaal nieuwe situaties waar we helemaal<br />

niet op voorbereid zijn en waarvoor we dus<br />

geen pasklare respons hebben, zoals bij voorbeeld<br />

de terroristische aanslagen van 11 september<br />

2001 of het uitbreken van nieuwe epidemieën.<br />

Deze evolutie op het vlak van rampen heeft<br />

niet alleen een drastische impact op onze<br />

maatschappijen. De kans dat de tussenkomende<br />

crisismanagement organisaties steeds meer<br />

gecompromitteerd worden in hun werking<br />

neemt eveneens toe doordat ze zelf gedeel-<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

39


telijk of zelfs volledig vernield zijn, doordat<br />

de verantwoordelijken van de crisismanagement<br />

organisaties geïmmobiliseerd worden<br />

in hun besluitvorming of doordat de externe<br />

infrastructuur en/of ondersteunende diensten<br />

dermate zijn getroffen en beschadigd dat de<br />

tussenkomst van de crisismanagement organisaties<br />

enorm wordt bemoeilijkt.<br />

In een dergelijke context hebben we er alle belang<br />

bij dat de crisismanagement organisaties<br />

op een efficiënte en effectieve manier ingezet<br />

worden zodat de noodzakelijke minimum capaciteit<br />

voor het bestrijden van een ramp kan<br />

worden bereikt met de voorhanden zijnde<br />

resources (mensen en middelen). Er dient<br />

bijgevolg een geheel (een “architectuur”) van<br />

samenwerkende en gespecialiseerde crisismanagement<br />

organisaties geactiveerd te worden<br />

volgens een welbepaalde inzetstrategie om<br />

aan de ramp het hoofd te bieden teneinde de<br />

maatschappij toe te laten zich zo snel mogelijk<br />

en voldoende te herstellen.<br />

Op basis van een aantal interviews met personen<br />

die heel nauw betrokken waren bij het<br />

beheer van recente rampen, werden een aantal<br />

inzetstrategieën van middelen geïdentificeerd<br />

(bilaterale uitwisseling versus centraal gestuurde<br />

inzet, maximaal organieke inzet versus<br />

een inzet van elementaire entiteiten en het al<br />

dan niet werken met capaciteitsreserves) alsook<br />

een aantal inzet- of toewijzingsregels die<br />

deze inzetstrategieën karakteriseren (grootte<br />

van de elementaire inzetentiteiten en van de<br />

capaciteitsreserve, capaciteitsverlies wanneer<br />

resources aan een vreemde organisatie worden<br />

toegekend, enz.).<br />

De bedoeling van de studie is om op basis<br />

van computersimulaties de verschillende inzetstrategieën<br />

te evalueren om zo de meest<br />

performante strategie te bepalen in functie<br />

van de ramp. In een eerste fase concentreren<br />

we ons op de invloed van de ramp op de (on)<br />

beschikbaarheid van middelen (personeel en<br />

materieel) op de plaats van tussenkomst<br />

(één enkele iteratie).<br />

In de volgende fasen van de studie<br />

zullen we ook het aspect “inzetprocessen<br />

van crisismanagement<br />

organisaties” behandelen<br />

(volgende iteraties), waardoor<br />

impliciet het tijdsaspect in rekening<br />

wordt gebracht (opeenvolging<br />

van verschillende deelprocessen).<br />

De opdrachten van Defensie,<br />

hernomen in de Politieke Orientatienota<br />

van Minister De<br />

Crem (juni 2008) benadrukken<br />

de rol van Defensie als crisismanagement organisatie,<br />

niet enkel op het vlak van de klassieke<br />

opdrachten zoals collectieve verdediging,<br />

crisispreventie en vredesondersteunende en<br />

vredesopleggende operaties in antwoord op<br />

regionale crisissen, maar ook op het vlak van<br />

noodhulp aan de bevolking en humanitaire<br />

hulp. Daar Defensie een belangrijke rol heeft<br />

te vervullen als hulporganisatie, dient onderzocht<br />

te worden op welke manier de organisatie<br />

(of entiteiten ervan) kunnen of moeten<br />

geplaatst worden in een architectuur van crisismanagement<br />

organisaties.<br />

40


Biologische effect monitoring door<br />

middel van chromosomiale testen bij<br />

werknemers die potentieel blootstaan<br />

aan cancerogene stoffen tijdens de<br />

ontmanteling van chemische wapens<br />

De werknemers van de ontmantelingsinstallatie<br />

voor chemische wapens uit WO I in Poelkapelle<br />

worden potentieel blootgesteld aan<br />

tal van chemische stoffen. Ook de ontmijners<br />

die tot nog toe werkzaam zijn geweest bij de<br />

verzameling van deze munitie en in de komende<br />

jaren wellicht deze taak verder zullen<br />

uitoefenen, kunnen beschouwd worden als<br />

een potentieel blootgestelde groep. Defensie<br />

als werkgever neemt alle mogelijke collectieve<br />

en individuele preventiemaatregelen om deze<br />

blootstelling zoveel mogelijk te beperken.<br />

De arbeidsgeneesheer is wettelijk verplicht<br />

om de blootstelling aan chemische stoffen<br />

op te volgen. Hij kan hiervoor beroep doen<br />

op de klassieke vormen van biologische monitoring.<br />

Deze zijn toepasbaar op chemische<br />

stoffen zoals arsenicum en cyaniden. Voor andere<br />

stoffen is de opsporing van het agens of<br />

zijn metaboliet niet mogelijk. In zulke gevallen<br />

kan men beroep doen op methoden van<br />

vroege biologische effect monitoring, bv. de<br />

longfunctie onderzoeken bij werknemers die<br />

blootgesteld worden aan fosgeen.<br />

In de inventaris van de chemische stoffen te<br />

Poelkapelle bevinden zich echter ook stoffen<br />

die bekend staan als kankerverwekkend, zoals<br />

mosterdgas en arseenverbindingen. Bovenop<br />

alle voorzorgsmaatregelen werd beslist om een<br />

studie op te zetten met als objectief de eventuele<br />

vroege biologische effecten van dergelijke<br />

stoffen op te sporen en zonodig bijkomende<br />

preventieve maatregelen te nemen.<br />

Deze studie onderzocht het effect van kankerverwekkende<br />

stoffen op het genetisch materiaal<br />

aan de hand van 3 cytogenetische biomerkers<br />

voor genoomschade toegepast op de<br />

bloedstalen van de werknemers: micronucleï<br />

(MN), zusterchromatide uitwisseling (SCE)<br />

en chromosoomaberratie (CA). Het predictief<br />

karakter voor kanker werd reeds vroeger bewezen<br />

voor de CA-test en sindsdien werden ook<br />

de MN in perifere lymfocyten bewezen als een<br />

predictieve biomarker voor het kankerrisico in<br />

een populatie van gezonde personen. Een vergelijking<br />

werd gemaakt tussen 3 groepen : de<br />

ontmijners rechtstreeks betrokken bij ontmanteling,<br />

de ontmijners occasioneel blootgesteld<br />

aan toxische munitie en een controlegroep.<br />

Daarnaast werd de evolutie van de MN en<br />

SCE in elke groep longitudinaal opgevolgd.<br />

Sinds de start van de studie op 1 september<br />

2000 werden 16 staalnames uitgevoerd: 13<br />

voor SCE en MN, 3 voor CA. Een cross-sectionele<br />

vergelijking van de resultaten tussen<br />

de 3 groepen werd uitgevoerd voor 2 periodes<br />

van blootstelling, respectievelijk voor arsenicumverbindingen<br />

(2002-2004) en voor mosterdgas<br />

(2005-2007). Daarnaast werden de<br />

resultaten van de blootgestelde groepen longitudinaal<br />

opgevolgd van 2002 tot 2007.<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

41


Statistische analyse van de resultaten toont<br />

geen significant verschil tussen de cytogenetische<br />

parameters in de verschillende groepen<br />

die kan toegeschreven worden aan de blootstelling<br />

aan arsenicum of mosterdgas. De eerste<br />

periode (2002-2004) toonde wel even een<br />

lichte significante stijging van MN en SCE<br />

in de groep van ontmijners tewerkgesteld op<br />

het terrein, doch bij longitudinale vergelijking<br />

tussen 2002 en 2007 wordt deze evolutie niet<br />

bevestigd. Bij de ontmijners tewerkgesteld in<br />

de ontmantelingsfabriek is er evenmin een<br />

ongunstige evolutie van de cytogenetische<br />

parameters tussen 2002 en 2007. Multipele<br />

regressie analyse op verscheidene tijdstippen<br />

tijdens de studie toonde aan dat ook andere<br />

variabelen een significante invloed op de resultaten<br />

kunnen hebben, bv.: de leeftijd, het<br />

rookgedrag…<br />

Bij een uitzonderlijke activiteit zoals de ontmanteling<br />

van chemische wapens met risico<br />

van blootstelling aan mutagene / carcinogene<br />

stoffen is het de plicht van de werkgever om<br />

maximale voorzorgsmaatregelen te treffen.<br />

Indien er ongewenste genetische effecten<br />

worden vastgesteld moeten de maatregelen<br />

onmiddellijk worden aangepast. Deze studie,<br />

gespreid over meer dan acht jaar, heeft echter<br />

kunnen bevestigen dat de huidige preventieve<br />

maatregelen volstaan.<br />

Gelijkaardige situaties waarbij de werknemer<br />

kan blootgesteld worden aan mutagene of carcinogene<br />

agentia, maar waarbij men de blootstelling<br />

niet volledig onder controle heeft,<br />

waarbij een gemengde blootstelling optreedt<br />

en waarbij het niet altijd mogelijk is om zich<br />

optimaal te beschermen, kunnen zich voordoen<br />

in andere werksituaties, zoals tijdens<br />

operaties. De studie heeft twee belangrijke<br />

zaken aangetoond: de efficiëntie van de beschermingsmaatregelen<br />

in Poelkapelle en de<br />

mogelijkheden en beperkingen van de cytogenetische<br />

monitoring.<br />

Deze wetenschappelijke studie werd mogelijk<br />

gemaakt dankzij de bereidwillige medewerking<br />

van het personeel en het Commando<br />

DOVO 6 Poelkapelle en de technische en wetenschappelijke<br />

ondersteuning van Sam Roesems<br />

en het personeel van het Labo Cellulaire<br />

Genetica (VUB).<br />

Imago, attractiviteit en identiteit van<br />

de Belgische Defensie<br />

Naar aanleiding van belangrijke economische,<br />

demografische, politieke, culturele en geostrategische<br />

veranderingen, ondergingen de organisatiestructuur<br />

en -cultuur van de Belgische<br />

Defensie gedurende de voorbije jaren ingrijpende<br />

hervormingen. Om te achterhalen in<br />

welke mate deze veranderingen, ten opzichte<br />

van de jaren negentig, een invloed hebben gehad<br />

op het imago, de attractiviteit en de iden-<br />

6<br />

Dienst voor de opruiming en vernietiging van ontploffingstuigen<br />

42


titeit van de Belgische Defensie, vroegen de<br />

minister van Landsverdediging, DG-HR en<br />

DG-Com aan het Departement Gedragswetenschappen<br />

van de KMS om een onderzoek<br />

uit te voeren.<br />

Allereerst, beoogde dit onderzoek de impact<br />

van de veranderingen in de omgeving van de<br />

Belgische Defensie op het imago van de Defensieorganisatie<br />

in kaart te brengen, bij het<br />

Belgische publiek in het algemeen en bij jongeren<br />

in het bijzonder. Er werd onderzocht<br />

hoe het imago van de Belgische Defensie sinds<br />

de jaren negentig geëvolueerd is. Vervolgens<br />

werd bij potentiële kandidaten de attractiviteit<br />

van een job bij de Belgische Defensie onderzocht.<br />

Ten slotte werd de evolutie van de<br />

identiteit van de Belgische Defensie in kaart<br />

gebracht en werd het beeld dat Belgische Defensiemedewerkers<br />

hebben van zichzelf, hun<br />

werk en hun werkgever vergeleken met de<br />

resultaten van het imago-onderzoek. Deze<br />

analyse van de overeenkomsten en verschillen<br />

tussen het imago en de identiteit van de<br />

Belgische Defensie zal onder andere bijdragen<br />

tot de ontwikkeling van een beter aangepaste<br />

communicatiestrategie en een rekruteringsstrategie<br />

die beter afgestemd is op de jongerendoelgroep.<br />

Deze studie maakte gebruik van een combinatie<br />

van kwalitatieve (bv. inhoudsanalyse van<br />

de geschreven pers) en kwantitatieve onderzoeksmethoden<br />

(bv. statistische analyse van<br />

gegevens verzameld via een telefonische enquête<br />

en gestandaardiseerde schriftelijke vragenlijsten).<br />

In januari <strong>2009</strong>, werd het imago van de Belgische<br />

Defensie onderzocht met behulp van een<br />

telefonische enquête, gerealiseerd door onderzoeksbureau<br />

Ipsos-Belgium, bij een representatieve<br />

steekproef (N=1284) van de Belgische<br />

bevolking van 16 jaar en ouder. Naast deze<br />

kwantitatieve onderzoeksmethode, werd het<br />

imago van de Belgische Defensie eveneens<br />

onderzocht door middel van een inhoudsanalyse<br />

van de Nederlandstalige en Franstalige geschreven<br />

pers.<br />

In de imago-enquête, werden jongeren van 16<br />

tot 24 jaar (N=353) bevraagd over een aantal<br />

aspecten van de attractiviteit van een job<br />

bij Defensie. De attractiviteit van Defensie als<br />

Vergelijking van imago (<strong>2009</strong>) en identiteit (2010) van de Belgische Defensie<br />

(% “eerder akkoord”)<br />

Bijdragen tot stabiliteit, vrede en veiligheid is een rol<br />

van Defensie<br />

Bijdragen tot de strijd tegen het internationale<br />

terrorisme is een rol van Defensie<br />

Defensie is een werkgever waarop men kan rekenen<br />

Defensie heeft een goed imago<br />

De communicatie van Defensie is geloofwaardig<br />

De opdrachten van Defensie zijn nuttig voor de<br />

Belgische bevolking<br />

Defensie is instaat haar opdrachten uit te voeren<br />

Imago<br />

Identiteit<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

43


werkgever zal in de loop van 2010 verder in<br />

kaart worden gebracht door middel van een<br />

gestandaardiseerde schriftelijke vragenlijst die<br />

verspreid zal worden onder jongeren die zich<br />

in het laatste jaar secundair onderwijs bevinden<br />

(N = ± 1000) en jongeren die zich in de informatiecentra<br />

van Defensie kandidaat willen<br />

stellen voor een job bij de Belgische Defensie.<br />

vrij vaak voor. Jaarlijks worden in België veertig<br />

tot vijftig militairen behandeld voor acuut lawaaitrauma<br />

(Acute Acoustic Trauma).<br />

In januari 2010, werd door middel van een<br />

gestandaardiseerde schriftelijke vragenlijst<br />

de identiteit van de Belgische Defensie in<br />

kaart gebracht. Deze enquête werd gerealiseerd<br />

bij een representatieve steekproef van<br />

Defensiemedewerkers (N=1604 militairen<br />

en burgerpersoneelsleden). De vorige grafiek<br />

presenteert enkele resultaten van deze identiteitsstudie,<br />

in vergelijking met wat werd vastgesteld<br />

tijdens het onderzoek naar het imago<br />

van de Belgische Defensie.<br />

Hyperbare zuurstoftherapie in<br />

de behandeling van een acuut<br />

lawaaitrauma. Een prospectieve,<br />

willekeurige en enkelblinde studie<br />

Militairen worden regelmatig blootgesteld aan<br />

luide omgevingsgeluiden. Deze zijn vaak van<br />

het “impuls” type –korte, hevige geluidsstoten<br />

– zoals bij ontploffingen of geweerschoten. De<br />

geluidsintensiteit van dergelijke gebeurtenissen<br />

kan ver boven de schadelijke limiet liggen.<br />

Ondanks preventieve maatregelen komt gehoorsschade<br />

door dit lawaai helaas nog steeds<br />

De behandeling van dit letsel is dringend:<br />

men weet dat de kans op herstel zeer klein is<br />

indien de behandeling meer dan enkele dagen<br />

uitgesteld wordt. Zonder behandeling of wanneer<br />

deze niet het gewenste resultaat oplevert,<br />

kunnen deze lawaaitrauma’s een niet te onderschatten<br />

impact hebben op de getroffen militair.<br />

Niet alleen beïnvloeden ze zijn toekomstige<br />

militaire geschiktheid. Op persoonlijk vlak<br />

verminderen blijvend gehoorverlies en/of hinderlijke<br />

oorsuizingen ook de levenskwaliteit.<br />

De behandeling van acuut lawaaitrauma is niet<br />

gemakkelijk. Er is tot op heden geen “beste”<br />

medische behandeling voor deze aandoening.<br />

In een eerder uitgevoerde analyse werd aangetoond<br />

dat de dringende behandeling met hyperbare<br />

zuurstoftherapie (HBO) een gunstig<br />

effect heeft op het herstel van het gehoor en<br />

op de vermindering van het oorsuizen. De behandeling<br />

met HBO en medicijnen blijkt effectiever<br />

dan medicijnen alleen.<br />

Hyperbare zuurstoftherapie behelst het inademen<br />

van zuivere zuurstof terwijl de patiënt<br />

44


zich in een druk-kamer bevindt met een druk<br />

van 2.5 atmosfeer. Door de grote hoeveelheid<br />

zuurstof die ingeademd wordt, kan de schade<br />

aan de gevoelige cellen van het gehoor beperkt<br />

of genezen worden. Deze behandeling wordt<br />

meerdere dagen toegediend, samen met de<br />

“klassieke” medicijnen.<br />

Meerdere behandelingsschema’s werden voorgesteld.<br />

Volgens het ene schema moet twee<br />

keer per dag een behandeling met HBO gegeven<br />

worden, samen met medicijnen via infuus.<br />

Een ander schema stelt voor om één keer per<br />

dag HBO te geven, samen met medicijnen<br />

in pilvorm. Het is evident dat dit een minder<br />

belastende behandeling is. Het is echter niet<br />

duidelijk of deze even efficiënt is – de eerder<br />

uitgevoerde analyse toont aan dat ze in ieder<br />

geval efficiënter is dan “geen HBO”.<br />

Om de optimale timing en dosis te bepalen<br />

moet dus een “prospectieve gerandomiseerde”<br />

studie uitgevoerd worden. Militaire<br />

patiënten met acuut lawaaitrauma zullen, na<br />

hun expliciete goedkeuring, bij “lottrekking”<br />

onderverdeeld worden in één van de mogelijke<br />

combinaties van behandelingen: één<br />

of twee sessies HBO per dag, medicijnen in<br />

tabletvorm of via infuus. De werkzaamheid<br />

van de behandeling zal gemeten worden door<br />

gehoortesten en electrofysiologische testen<br />

aan het begin en aan het eind van de studieperiode<br />

(10 dagen) op geregelde tijdstippen.<br />

Zo zal aan het einde van deze studie kunnen<br />

besloten worden welke de meest aanbevolen<br />

behandeling is, met de minste belasting voor<br />

patiënt en zorgverlener.<br />

De studie wordt uitgevoerd door het Centrum<br />

voor Hyperbare Zuurstoftherapie van<br />

het Militair Ziekenhuis “Koningin Astrid”. Er<br />

wordt gestreefd naar een samenwerking met<br />

andere Europese militaire centra voor hyperbare<br />

zuurstoftherapie. Het aantal patiënten<br />

wordt op deze manier groter, waardoor men<br />

sneller conclusies kan trekken uit deze studie.<br />

Onderzoek naar de afhakingsmotieven<br />

van jongeren tijdens hun kandidatuur<br />

en de links met de rekrutering,<br />

de selectie en de opleiding<br />

Het leger heeft nood aan hoofdzakelijk jong<br />

personeel. Zoals bij de meeste westerse strijdmachten<br />

wordt de Belgische Defensie echter<br />

geconfronteerd met een relatief consequent<br />

vertrek van haar personeel tijdens de basisopleiding<br />

(de “militaire initiatiefase”). Deze<br />

fenomenen leiden tot een buisvormige leeftijdsstructuur<br />

terwijl deze een piramidevorm<br />

zou moeten hebben, met een brede basis. Anderzijds<br />

zijn deze vertrekken erg duur voor het<br />

leger omdat grote budgetten worden geïnvesteerd<br />

in rekrutering, selectie en opleiding. Het<br />

behoud van gekwalificeerd legerpersoneel is<br />

voor ons land bijgevolg een prioriteit geworden.<br />

Daarom willen wij dit fenomeen bestuderen<br />

en acties voorstellen.<br />

Vertrekkende van een internationale cel bestaande<br />

uit een werkgroep (Nato Task Group<br />

on Military Recruitment and Retention) en<br />

op basis van een literatuurstudie werd het probleem<br />

van het personeelsverloop onder jonge<br />

militairen bestudeerd. Er werd een model van<br />

mogelijke verklaringen voor dit vroegtijdige<br />

vertrek uitgewerkt. In een eerste onderzoek<br />

werd dit model uitgetest op 1.500 kandidaten<br />

van de lichting 2007-2008. Tijdens dit academiejaar<br />

werden ze drie keer ondervraagd.<br />

Op deze manier werd een profiel opgemaakt<br />

van de afhakende rekruut. Dit wordt eerst en<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

45


Leeftijdsstructuur Militairen<br />

Actieven + Kandidaat Mil/Effectieven Bg<br />

Ideale Mil. Enveloppe Bestaand begin 2000 Bestaand Jan 12 Bestaand Jan 15 Bestaand Jan 20<br />

vooral gekenmerkt door een minder goede<br />

informatie tijdens de rekrutering, gevolgd<br />

door minder goede selectiescores, een minder<br />

sterke verknochtheid aan de organisatie<br />

en haar waarden en uiteraard externe tewerkstellingsmogelijkheden.<br />

In conclusie gaat het<br />

er dus om meer kandidaten aan te trekken<br />

maar door een realistisch beeld te scheppen,<br />

de selectienormen te verhogen, gemotiveerde<br />

kandidaten aan te nemen die fysiek en mentaal<br />

sterk staan, die zich kunnen aanpassen en<br />

loyaal zijn ten opzichte van de organisatie. Bovendien<br />

moet de opleiding worden aangepast<br />

overeenkomstig de aangepaste en gevalideerde<br />

selectie.<br />

In een vervolgonderzoek willen we dezelfde<br />

1.500 personen opnieuw ondervragen in de<br />

loop van de vier volgende kandidatuurjaren.<br />

In dit onderzoek gaat het er in een eerste fase<br />

om de belangrijkste vertrekoorzaken in kaart<br />

te brengen, zowel op het niveau van opleidingskenmerken<br />

als op het niveau van de persoonlijkheidskenmerken.<br />

Verschillende onderzoeksfasen<br />

moeten ons toelaten een goed<br />

beeld te krijgen van de oorzaken van het afhaken<br />

(“Waarom verlaten deze mensen Defensie?”)<br />

en van de redenen waarom anderen blijven.<br />

Wij willen tegelijkertijd actiestrategieën<br />

zoeken en vastleggen om op een geschikte manier<br />

te ageren. De meting gebeurt op basis van<br />

verschillende methodes. Een combinatie van<br />

de kwalitatieve methodes (groepsinterviews,<br />

“onder vier ogen”…) en meer kwantitatieve<br />

methodes (vragenlijsten…) is aan te raden.<br />

Een tweede, en even belangrijke doelstelling,<br />

heeft te maken met de voorspellende waarde<br />

van de selectietools. Wij willen weten welke<br />

selectiemaatregelen in staat zijn de slaagkansen<br />

van rekruten te voorspellen, en welke de<br />

belangrijkste factoren zijn die rekruten ertoe<br />

brengen Defensie te verlaten.<br />

46


Domein Mobility, Systems and Protection (MSP)<br />

Het domein MSP omvat specifieke en essentiële disciplines voor de ontwikkeling en de kennis van<br />

mobiele systemen en wapensystemen en hun fysieke bescherming, met name die van de hieraan gekoppelde<br />

infrastructuur en die van het personeel (tegen de gevaren van een CBRNE-aanval), zonder de<br />

interactie tussen de militaire wereld en het milieu te vergeten. In deze zin zijn er veel gemeenschappelijke<br />

punten met het domein Human Factors and Medicine. In <strong>2009</strong> werkte Defensie mee aan 27<br />

onderzoeken in dit domein.<br />

Wetenschap en Technologie ter<br />

ondersteuning van operaties<br />

De inzetcapaciteit van de krijgsmacht en haar<br />

middelen is een belangrijk element in het verloop<br />

van de operaties. De uitwerking, de aanpassing<br />

en het onderhoud van de platformen,<br />

waaronder hun operationele inzetbaarheid, de<br />

analyse van het rendement, de eigendomskosten,<br />

de integratie in de systemen en de milieueffecten<br />

en een bredere werkingsenveloppe<br />

vormen de actuele uitdagingen.<br />

De ontwikkeling van platformen – voertuigen,<br />

boten, luchtvaartuigen – en van infrastructuren<br />

leidt natuurlijk tot interesse in de materialen die<br />

aan de basis liggen van iedere realisatie, maar<br />

eveneens tot erg complexe dynamische belastingen<br />

waaraan de steeds meer gesofisticeerd geworden<br />

structuren moeten kunnen beantwoorden.<br />

Op het raakvlak van materialen, chemie en fysica<br />

is de energiesector, in de breedste zin van<br />

het woord, constant een centraal onderwerp in<br />

de debatten en evenzeer bepalend voor de omvang<br />

van de defensietoepassingen. De algemene<br />

problematiek van de gebruikte energieën,<br />

hun opslag, de conversie en restitutie ervan en<br />

hun effecten en voetafdrukken vormen een belangrijk<br />

onderzoeksdomein. De domeinen van<br />

hoogenergetische materialen, letaliteit, ontwerp<br />

en effecten van bewapeningen, evenals<br />

de daaruit voortvloeiende fysieke veiligheidsproblemen<br />

vormen een smeltkroes van steeds<br />

belangrijker wordende onderzoeksthema’s.<br />

De materiële middelen, het personeel en de<br />

infrastructuur, op het nationale grondgebied<br />

zowel als gebruikt in operaties, zijn evenveel<br />

schakels onderworpen aan veiligheidsrisico’s<br />

waarvan het steeds meer asymmetrisch wordende<br />

karakter de klassieke beschermingsmaatregelen<br />

overstijgt. Daarnaast vormt de<br />

blootstelling aan giftige, bacteriologische,<br />

radiologische of corrosieve materialen een<br />

probleem dat moet leiden tot de ontwikkeling<br />

van een methodologie en technieken die<br />

toelaten vast te stellen of deze middelen wel<br />

geschikt zijn voor de taken waarvoor er een<br />

beroep op wordt gedaan, en deze vervolgens<br />

terug te brengen naar een bruikbare toestand.<br />

In het bijzonder moeten de persoonlijke beschermingsmiddelen<br />

voor het personeel mee<br />

evolueren met de ontwikkeling van nieuwe<br />

materialen, met technieken met een kleinere<br />

voetafdruk en lagere effecten die de detectie-,<br />

diagnose- en controlesystemen moeten aanvullen.<br />

In dezelfde context zijn de operaties en zelfs<br />

de instructies niet zonder gevolgen voor het<br />

milieu. Het is zaak hiermee rekening te houden<br />

en de gevolgen ervan te beperken zonder<br />

negatieve effecten op de operaties. Hier kadert<br />

het op punt stellen van de milieubeschermingstechnologieën<br />

eveneens in de onderzoeksactiviteiten<br />

van het MSP-domein.<br />

Hoewel de menselijke factor wordt behandeld<br />

in het HFM-domein, is hij niet minder<br />

multidisciplinair, en moet het belang ervan<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

47


niet meer worden aangetoond. Het personeel<br />

moet worden beschermd tegen risico’s zoals<br />

wapens, toxische (milieubelastende) stoffen<br />

en ziektes. Bovendien is het belangrijk de geschiktheid<br />

van het personeel voor het uitvoeren<br />

van de voorziene taken, in alle mogelijke<br />

omstandigheden, te kennen. Dit betekent dat<br />

de persoonlijke beschermingsmiddelen voor<br />

het personeel voordeel moeten halen uit de<br />

ontwikkeling van nieuwe materialen, de beperking<br />

van de voetafdruk of de vermindering<br />

van effecten en moeten worden gezien als aanvulling<br />

op de detectie, de diagnostiek of controlesystemen.<br />

De kenniscentra<br />

Het merendeel van de onderzoeken uitgevoerd<br />

in het domein van Mobility, Systems<br />

and Protection is verdeeld over vier kenniscentra.<br />

De Defensielaboratoria (DLD) in Peutie<br />

voerden in <strong>2009</strong> een reeks van zes onderzoeken<br />

uit die zich situeren aan de systeemkant<br />

van het binoom mens-systeem. Dit toont duidelijk<br />

de connectie en de nauwe interactie aan<br />

tussen de verschillende disciplines. De onderzoeksactiviteiten<br />

van deze gespecialiseerde laboratoria<br />

zijn nauw verbonden met de directe<br />

ondersteuning aan de verschillende componenten<br />

van Defensie, met name op het vlak<br />

van de detectie en identificatie van toxische<br />

middelen (CBRNE) en de bescherming van<br />

de krijgsmacht, het materieel en de infrastructuur<br />

tegen deze middelen. Daarnaast geven de<br />

laboratoria ook technisch en wetenschappelijk<br />

advies aan het Departement Material Resources<br />

(Systems Division) van de generale staf van<br />

Defensie in het kader van de “Life Cycle Support”<br />

(LCS). Andere onderzoeken hebben betrekking<br />

op de kenmerken van petroleumproducten,<br />

en dit niet alleen voor wat betreft hun<br />

toepassing bij Defensie. Men denkt ook aan<br />

alternatieve brandstoffen zoals biobrandstoffen.<br />

De kenmerken van textiel en gelijkaardige<br />

materialen maken eveneens deel uit van het<br />

expertisedomein van de Defensielaboratoria.<br />

Het onderzoekscentrum Mobile Intelligent<br />

Information Security Systems (MOBINISS)<br />

dat is gehuisvest in de Koninklijke Militaire<br />

School (KMS) voerde in <strong>2009</strong> zes veiligheidsstudies<br />

uit. Twee benaderingen werden toegepast.<br />

De eerste richtte zich op de intrinsieke<br />

voertuigveiligheid (land, lucht en zee), hun<br />

beschermingen en hun overlevingskansen. De<br />

tweede benadering focuste op de veiligheid van<br />

operaties in het buitenland. Het onderzoek<br />

gevoerd in dit kenniscentrum omvat enorm<br />

veel aspecten en evenveel gemeenschappelijke<br />

punten met andere onderzoeksdomeinen. Er<br />

werden synergieën ontwikkeld met andere militaire<br />

en burgerlijke kenniscentra in België en<br />

in het buitenland, zoals DLD en DYMASEC<br />

(Dynamics of Security Materials).<br />

DYMASEC is eveneens gehuisvest in de<br />

KMS. Dit centrum interesseert zich voor de<br />

reactie van structuren en materialen op dynamische<br />

stimulansen. Tot het domein van dit<br />

centrum behoren onder andere het onderzoek<br />

naar corrosiemechanismen van materialen, zoals<br />

metalen en composietmaterialen, evenals<br />

de effecten van de terminale ballistische snelheid<br />

en dynamische stimulansen veroorzaakt<br />

door explosies. De fabricage van explosieven<br />

en materialen, ballistische systemen en wapensystemen<br />

en de effecten van explosies vormen<br />

eveneens een onderdeel van het onderzoeksdomein<br />

van dit centrum. DYMASEC voerde<br />

in <strong>2009</strong> vijf studies uit.<br />

Het LPP, of Laboratory for Plasma Physics, is<br />

een onderzoekscentrum voor kernfusie aan de<br />

KMS, gefinancierd door de associatie EURA-<br />

TOM - Belgische staat. Het belangrijkste deel<br />

van het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader<br />

van een Europees samenwerkingsakkoord<br />

in het domein van de bouw van een kernfusiereactor<br />

zoals TEXTOR (Forschungszentrum<br />

48


Jülich, in Duitsland) en JET ( Joint European<br />

Torus, Culham, in het Verenigd Koninkrijk).<br />

De onderzoekers werken momenteel aan de<br />

ontwikkeling van een systeem voor het verhitten<br />

van plasma. Binnen dezelfde context<br />

neemt het LPP ook deel aan de ontwikkeling<br />

van het prototype van een nieuwe kernfusiereactor,<br />

ITER, waarvan de bouw net is begonnen<br />

in Cadarache (Frankrijk). In <strong>2009</strong> voerde<br />

het LPP twee studies uit.<br />

Op de volgende pagina’s worden drie studies<br />

uit het MSP-domein voorgesteld:<br />

■ uitwerking van een methodologie om de<br />

effecten van een explosie op een structuur<br />

met complexe vorm in een bebouwde<br />

omgeving te kwantificeren;<br />

■ ontwikkeling van de autonomiecapaciteit<br />

van mobiele landrobots om de veiligheid<br />

te verbeteren bij het uitvoeren van<br />

risicovolle opdrachten;<br />

■ virtueel vaartuig: integratie in een model<br />

van resultaten van verschillende onderzoeken<br />

met betrekking tot de watermobiliteit.<br />

Uitwerking van een methodologie om<br />

de effecten van een explosie op een<br />

structuur met complexe vorm in een<br />

bebouwde omgeving te kwantificeren<br />

Dit onderzoek behandelt de modellering van<br />

structuren uit gewapend beton in het kader<br />

van progressieve instortingssimulaties. De<br />

doelstelling is een numerieke methode te ontwikkelen<br />

voor de simulatie van progressieve<br />

instorting die rekening houdt met de effecten<br />

van de vervormingsgraad. Het bestaat uit een<br />

eindige elementencode die met het softwarepakket<br />

Matlab wordt ontwikkeld.<br />

De progressieve instorting is een situatie<br />

waarin een lokaal falen in een structuur leidt<br />

tot een wijdverspreide algemene en niet evenredige<br />

schade. Voor een brede waaier van gebeurtenissen<br />

zoals explosies, is de progressieve<br />

instorting een dynamisch fenomeen dat een<br />

hoge graad van vervorming impliceert. De<br />

snelheid waarmee de vervormingen plaatsvinden,<br />

is immers zeer hoog. Daarom zal de<br />

reactie van de structurele elementen of van de<br />

volledige structuur waarschijnlijk dynamische<br />

gevolgen en niet-lineaire gevolgen (zowel geometrisch<br />

als in de materiële reactie) met zich<br />

meebrengen. Omdat beton een materiaal is<br />

dat in functie van de vervorminggraad een<br />

significante sterkteverhoging ervaart, is een<br />

juiste weergave van deze graadgevolgen op het<br />

materiële niveau vereist voor de simulatie van<br />

dergelijke fenomenen.<br />

Om dit te doen, wordt een multivezelstraal gebruikt<br />

die rekening houdt met de effecten van<br />

de vervorminggraad, inclusief de longitudinale<br />

staalversterkingen. Een viscoplastisch model<br />

voor de introductie van de effecten van de vervorminggraad<br />

voor zowel beton als staalvezels<br />

werd weerhouden, wat leidde tot een verhoging<br />

van de uiteindelijke spanning; de introductie<br />

van de zogenaamde Dynamische Verhogende<br />

Factoren op het materiële niveau laat toe in<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

49


de praktijk vast te stellen dat bouwmaterialen<br />

beter lijken te presteren bij hoge dynamische<br />

ladingen dan bij statisch toegepaste ladingen.<br />

Dit punt vormt de innovatieve bijdrage van dit<br />

werk: de toepassing van bijzondere constitutieve<br />

wetten (eendimensionale spanning-vervorming<br />

relaties) in een perfect gebonden multivezel<br />

straalmodel laat toe rekening te houden<br />

met een vervorminggraad afhankelijke relatie<br />

tussen de spanning (of interne krachten in de<br />

materialen) en vervorming (of misvormingen<br />

van materialen) op het structurele niveau. Bovendien<br />

worden de structurele inertiegevolgen<br />

ook gemodelleerd in deze studie aangezien zij<br />

aanwezig zijn in om het even welk dynamisch<br />

fenomeen en dus ook in een progressieve instortingsanalyses<br />

in acht genomen moeten<br />

worden. De volledige structurele berekeningen<br />

op vlakke kaders worden uitgevoerd, met het<br />

doel de dynamische en graad afhankelijke reactie<br />

van een structuur te bestuderen wanneer<br />

onderworpen aan het plotselinge verlies van<br />

een steunpilaar, als resultaat van een explosie<br />

of een andere gewilde of ongewilde oorzaak.<br />

Figuur 2 toont een vereenvoudigde weergave<br />

van een gebouw dat op de benedenverdieping<br />

een steunpilaar verliest en de daaropvolgende<br />

(vergrote) vervorming berekend met het voorgestelde<br />

numerieke model.<br />

effect kan hebben op het structurele gedrag en<br />

in het bijzonder op de falingswijze van structuren<br />

uit gewapend beton die progressieve instorting<br />

ondergaan. De numerieke simulaties<br />

op vlakke kaders worden uitgevoerd en vergeleken<br />

met de resultaten die via klassieke graad<br />

onafhankelijke benaderingen worden verkregen.<br />

Dit zal toelaten te evalueren of de progressieve<br />

herverdeling van de lading door het verlies<br />

van een structureel element wordt bepaald<br />

door het niveau van de vervorminggraad. De<br />

resultaten van de studie zullen bijdragen tot<br />

verbeteringen in de bouw, tot meer resistente<br />

gebouwen en zo tot een verhoogde veiligheid<br />

voor bewoners.<br />

Ontwikkeling van<br />

autonomiecapaciteit van mobiele<br />

landrobots om de veiligheid te<br />

verbeteren bij het uitvoeren van<br />

risicovolle opdrachten<br />

Het hoofddoel van dit project is de ontwikkeling<br />

van intelligente mobiele robots die in<br />

staat zijn burgerlijke of militaire opdrachten<br />

uit te voeren in risicovolle omstandigheden.<br />

Het eerste onderzoeksdomein focust zich<br />

op de verbetering van de intelligentie van de<br />

mobiele robots. De ontwikkeling van samenwerkingsalgoritmen<br />

tussen robots vormt de<br />

tweede onderzoeksas.<br />

Het laatste deel van dit project moet beoordelen<br />

of de afhankelijkheid van de vervorminggraad<br />

op het materiële niveau een significant<br />

Teneinde nuttige taken tot een goed einde te<br />

brengen moeten de robots beschikken over<br />

rationele en perceptiecapaciteiten die gelijken<br />

op die van de mens. Voor een mens is zich ver-<br />

50


plaatsen in een onbekende<br />

omgeving een eerder banale<br />

opdracht. Voor een<br />

robot is dit allerminst het<br />

geval. Daarom wordt de<br />

robot uitgerust met een<br />

hele reeks sensoren die<br />

hem toelaten zich te lokaliseren<br />

en de wereld rondom<br />

hem waar te nemen. Het<br />

gaat hier om camera’s, maar<br />

ook laser- en ultrasone sensoren.<br />

De uitwisseling van<br />

deze gegevens verhoogt<br />

niet alleen de precisie, maar ook de perceptiebetrouwbaarheid.<br />

Het gezamenlijk gebruik<br />

van sensoren in de wielen van de robot, inertiesensoren<br />

en een geavanceerde gps-ontvanger<br />

laat toe de precieze positie van de robot te<br />

kennen. Op basis van deze gegevens kan men<br />

een kaart opmaken die door de robot wordt<br />

gebruikt om zich te situeren in de omgeving<br />

en zich te verplaatsen zonder de hindernissen<br />

te raken. De ontwikkeling van methodes voor<br />

het samenvoegen van de navigatiegegevens en<br />

-algoritmen is een van de hoofddoelen van ons<br />

onderzoek.<br />

De verplaatsingscommando’s van de robot<br />

worden berekend door een gesofisticeerd controlesysteem<br />

dat de capaciteiten van een intelligente<br />

mobiele robot beheert, te weten de<br />

perceptie, de beredenering en de mobiliteit.<br />

Wij gebruiken hiervoor een gedragsgebaseerde<br />

controle (Behavioural Based) die de basisreacties<br />

zoals het ontwijken van hindernissen<br />

of de navigatie naar een gegeven positie combineert.<br />

Deze gedragssamenvoeging is van primordiaal<br />

belang omdat ze de doeltreffendheid<br />

van de controle bepaalt. De studie en de ontwikkeling<br />

van nieuwe integratiemethodes behoren<br />

tot de belangrijkste projectactiviteiten.<br />

Vooraleer nieuwe algoritmen te gebruiken<br />

op robots is het interessant ze te testen in simulaties.<br />

Hiervoor hebben we simulatoren<br />

ontwikkeld die een waarheidsgetrouw beeld<br />

reproduceren van de reële wereld. We kunnen<br />

de robotbewegingen in 3 dimensies simuleren,<br />

botsingen detecteren, de omgeving<br />

waarnemen met behulp van virtuele sensoren…<br />

Een ander voordeel van de simulatoren<br />

is te kunnen werken met robottypes die men<br />

niet in zijn bezit heeft, of met meerdere robots<br />

tegelijk. Dit laat met name toe de ontwikkelingskosten<br />

te verminderen, te anticiperen op<br />

de aankoop van nieuwe systemen of samen te<br />

werken met andere onderzoekscentra die andere<br />

robots gebruiken. Deze simulatoren laten<br />

ons toe gedistribueerde controlemethodes op<br />

punt te stellen voor groepen robots in het kader<br />

van de toepassing van opsporing en hulp<br />

aan personen (Search and Rescue) en bewaking<br />

in stedelijke gebieden. Deze samenwerkende<br />

algoritmen laten toe de doeltreffendheid<br />

van door een groep robots uitgevoerde<br />

opdrachten te verbeteren door de informatieopsporing<br />

te optimaliseren en interindividuele<br />

conflicten te vermijden.<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

51


Dankzij de technologieën die in dit project<br />

worden ontwikkeld, zullen robots militairen<br />

doeltreffender kunnen bijstaan bij risicovolle<br />

opdrachten, zoals de detectie en het neutraliseren<br />

van bompakketten, of bij opdrachten<br />

met herhalend karakter, zoals de bewaking en<br />

beveiliging van infrastructuur. Dezelfde systemen<br />

kunnen hulpdiensten bijstaan bij rampen,<br />

door bijvoorbeeld te helpen bij het lokaliseren<br />

van slachtoffers in gevaarlijke omgevingen.<br />

Virtueel vaartuig: integratie in<br />

een model van resultaten van<br />

verschillende onderzoeken met<br />

betrekking tot watermobiliteit<br />

Een militair vaartuig is een drager voor het<br />

in positie brengen van aanvals- of zelfverdedigingswapens.<br />

Op deze drager bevinden<br />

zich, op een vrij kleine ruimte, systemen en<br />

een bemanning die gedurende een soms lange<br />

termijn moeten samenleven, fysiek geïsoleerd<br />

van de rest van de wereld. Het militaire vaartuig<br />

vormt dus een complex sociaal en technisch<br />

systeem. Een doorgedreven optimalisatie<br />

is bijgevolg een noodzaak. Het onderzoek<br />

brengt antwoorden aan voor problemen die<br />

zich in deze context stellen. De uitgevoerde of<br />

nog aan de gang zijnde onderzoeken voor de<br />

capaciteiten van de marinecomponent zijn:<br />

■ beheer van de geluids- en magnetische signalen<br />

voortgebracht door een vaartuig;<br />

■ sonar met synthetische opening;<br />

■ studie van radar- en infraroodsignalen<br />

van vaartuigen van de marinecomponent<br />

en verwerking van deze signalen in een<br />

model;<br />

■ studie van trillingen veroorzaakt door de<br />

verschillende installaties aan boord van<br />

een vaartuig en verwerking van hun interactie<br />

met de structuur in een model –<br />

ontwikkeling van een reeks berekeningen<br />

voor vaartuigvoorontwerpen;<br />

■ detectie van drijvende objecten door sensoren<br />

aan boord van de vaartuigen<br />

■ risicokaart voor objecten begraven onder<br />

de zeebodem;<br />

■ studie van onbemande vaartuigen (Unmanned<br />

Surface Vehicle);<br />

■ classificatie op basis van beelden met erg<br />

hoge resolutie verkregen via sonar met<br />

synthetische opening en onderzoek van<br />

de positieve bijdrage van bistatistische<br />

methodes;<br />

■ gebruik van elektromagnetische sensoren<br />

voor de detectie en de classificatie van<br />

voorwerpen in maritiem milieu;<br />

■ beschadiging en vermoeidheid van composieten<br />

voor toepassing op scheepsgebied<br />

– Ontwikkeling van een berekeningscode<br />

bij botsing van een schip.<br />

De studie “Virtueel Vaartuig” heeft als doel<br />

deze studies te integreren in een open informaticastructuur.<br />

Dit gebruiksvriendelijke<br />

instrument kan worden uitgebreid tot andere<br />

simulaties om de generale staf van de<br />

marinecomponent toe te laten, samen met<br />

de materieelbeheerders van de Algemene Directie<br />

Material Resources, de haalbaarheid na<br />

te gaan van een nieuwe capaciteitsbehoefte.<br />

Deze verificatie zal leiden tot de opmaak van<br />

specificaties met het oog op de identificatie<br />

van lopende of nog komende samenwerkingsprogramma’s<br />

teneinde deze met elkaar in overeenstemming<br />

te brengen voor de aankoop van<br />

uitrustingen, of voor het opstellen van een<br />

lastenboek voor de aankoop via een openbare<br />

aanbesteding. Dit tool is eveneens nuttig om<br />

de haalbaarheid na te gaan van een grote her-<br />

52


standaard IEEE 1516). Het gaat om een netwerkarchitectuur<br />

die meerdere simulatoren<br />

toelaat onderling te communiceren om een<br />

grote simulator te vormen die “federation”<br />

wordt genoemd. Op deze manier is HLA in<br />

staat de interoperabiliteit en het hergebruik<br />

van bestaande simulatoren te bevorderen. Dit<br />

project van de Belgische Defensie is een pionierproject<br />

in deze materie.<br />

ziening van de bestaande capaciteiten. Een virtueel<br />

vaartuig kan eveneens worden gebruikt<br />

als demonstratieobject voor operationele<br />

functionaliteit, als opleidingssimulator, bv.<br />

voor de strijd tegen averij, het inzetten van een<br />

helikopter, het te water laten of terug binnenhalen<br />

van een drone.<br />

De gebruikte architectuur is de standaard<br />

NAVO High Level Architecture (HLA,<br />

Vanuit informaticaoogpunt laat de HLAstandaard<br />

enkel toe simulatoren te integreren<br />

die zijn geschreven in C ++ of JAVA. Omdat<br />

alle andere MRN-onderzoeken simulaties<br />

hebben ontwikkeld in andere talen moeten<br />

er oplossingen worden gevonden om die simulaties<br />

te kunnen integreren in C ++ of JAVA<br />

(interfaces en dataconvertoren). Het grootste<br />

deel van het werk dat in dit onderzoek is<br />

uitgevoerd bestaat dus uit het aanpassen van<br />

bestaande programma’s om de communicatie<br />

tussen de verschillende talen mogelijk te<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

53


maken. De projectmethodologie bestaat erin<br />

om voor elke MRN-studie een HLA-demonstratiemodel<br />

te ontwikkelen dat elke simulatie<br />

toelaat te communiceren met de andere. Op<br />

deze manier kan een “Federation Prototype”<br />

worden gebouwd.<br />

Dit onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking<br />

met de universitaire instellingen van<br />

Luik (ULg) en Gent (UGent). Dit project<br />

biedt eveneens heel wat mogelijkheden om<br />

aan het project mee te werken via internationale<br />

NAVO-organisaties Modelling and<br />

Simulation Group NATO (NSMG), aan<br />

MSG-050 “HLA working group”, en de Naval<br />

Armaments Group – Maritime Capability<br />

Group 6 sub-group 61 on VIRTUAL SHIPS.<br />

54


Domein Data Acquisition and Processing (DAP)<br />

Deze pijler is een verzameling van traditionele disciplines m.b.t. (tele-)communicatie, evenals de verzameling,<br />

verwerking en samenvoeging van informatie en gegevens (data fusion). Dit bijzonder ruim<br />

veld beslaat het hele operationele spectrum waar middelen van Defensie worden ingezet en dit vanaf<br />

het hoogste beslissingskader tot aan dat van de taakuitvoering. In de cluster Data Acquisition and<br />

Processing liepen in <strong>2009</strong> 24 studies.<br />

Informatieverzameling in een snel<br />

veranderende omgeving<br />

De pijler van het onderzoek en de technologie<br />

betreffende de verwerking en de verzameling<br />

van gegevens (DAP) beantwoordt in wezen<br />

aan de doelstellingen van Defensie inzake de<br />

optimalisatie van de academische opleiding<br />

in exacte en toegepaste wetenschappen, steun<br />

aan de operaties via de studie van beschermingsmaatregelen<br />

tegen klassieke risico’s, en<br />

hulp aan de besluitvorming door onderzoek<br />

ten gevolge van vragen en ontwikkelingen<br />

binnen Defensie.<br />

Het gaat meer bepaald om de niches waarop<br />

de kenniscentra van Defensie hun onderzoek<br />

richten: de ontwikkeling van C4ISTAR<br />

(Command, Control, Communications and<br />

Computers for Intelligence, Surveillance, Target<br />

Acquisition and Reconnaissance), hyperspectrale<br />

en TeraHertz-detectiemaatregelen<br />

en beschermingsmaatregelen voor het personeel,<br />

de systemen en de infrastructuur.<br />

De mens staat centraal bij alle onderzoekspisten.<br />

Hij is het constructieve element en vormt<br />

de basiscontributie van de militaire capaciteit.<br />

Meer in het bijzonder moet elke militair<br />

kunnen evolueren in een omgeving die soms<br />

vijandig en soms complex is. Hij tracht de<br />

gegevensstroom afkomstig van menselijke en<br />

automatische sensoren te initiëren, te begrijpen<br />

en in zijn voordeel te gebruiken. Deze<br />

sensoren leveren hem een hoeveelheid informatie<br />

waardoor hij zich een zo correct en zo<br />

volledig mogelijk beeld kan vormen van de situatie.<br />

Hij ontwikkelt en analyseert zijn redeneringen<br />

met de C2-middelen (commando en<br />

controle) waarover hij beschikt en gebruikt de<br />

transmissiemiddelen om de inlichtingen, die<br />

hij nuttig en opportuun acht, te ontvangen en<br />

te verspreiden, zowel van als naar zijn oversten,<br />

als naar zijn ondergeschikten of zelfs naar derden.<br />

Hij begrijpt hoe rekening te houden met<br />

externe factoren met variabele invloed, waaronder<br />

bevolking, milieu en meteorologische<br />

omstandigheden. Hij conditioneert zijn gedrag<br />

om zo doeltreffend en efficiënt mogelijk<br />

te zijn. Hij voert zijn missie snel uit in een juridisch<br />

en internationaal kader, met opgeleide<br />

partners, betrouwbaar materiaal, op interoperationele<br />

manier en voldoet aan de bijzonder<br />

strenge voorwaarden inzake training, conditionering,<br />

militaire ontplooiing en uitvoering.<br />

De kenniscentra<br />

Om hieraan te beantwoorden werden in <strong>2009</strong><br />

24 wetenschappelijke DAP-studies uitgevoerd<br />

door de onderzoekspool CISS (Communications<br />

and Information Systems & Sensors)<br />

van Defensie en het Departement Wiskunde<br />

van de KMS. Binnen het CISS neemt het kenniscentrum<br />

SIC (Signal and Image processing<br />

Centre) een belangrijk deel van het onderzoek<br />

op zich. Hun onderzoeksveld richt zich vooral<br />

op de domeinen gegevenscompressie en –samenvoeging,<br />

computervisie, technieken voor<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

55


humanitaire ontmijning (ook onder het MSP<br />

domein), herstel van gegevens en waarneming<br />

op afstand. Toepassingen van waarneming<br />

op afstand zijn vooral terug te vinden in verwerking<br />

van satellietbeelden. Door middel<br />

van gegevenssamenvoeging worden verschillende<br />

informatiebronnen gecombineerd om<br />

de systeemprestaties te verhogen en aan de<br />

gebruiker betere resultaten te verschaffen.<br />

Gegevenssamenvoeging is nuttig voor toepassingen<br />

zoals (veranderings)detectie, herkenning,<br />

opsporing, besluitvorming enz. Binnen<br />

het domein computervisie worden problemen<br />

van verschillend aard behandeld die betrekking<br />

hebben op de analyse en de interpretatie<br />

van beelden (foto- of video-materiaal)<br />

met behulp van computers. Remote sensing<br />

(afstandswaarneming) activiteiten binnen<br />

het SIC staan in verband met alle beeldverwerkende<br />

methoden die op afstandsbeelden<br />

worden toegepast. In de DAP-wereld wordt<br />

‘area restoration’ begrepen als het proces om<br />

uit verstoorde gegevens de gewenste of de initiële<br />

gegevens te recuperen, met eliminatie van<br />

ruis of intentionele verstoring. De toepassingen<br />

liggen vooral op het vlak van forensische<br />

wetenschap en satellietbeeldverbetring, in het<br />

bijzonder SAR (Synthetic Aperture Radar)<br />

beelden.<br />

SPA-ce Borne REmote Sensing &<br />

Fusion Elaborated-aanpak binnen een<br />

informatiesysteem<br />

Meer en meer vinden satelliettoepassingen<br />

hun weg naar dagelijks gebruik. Via deze studie<br />

krijgt Defensie toegang tot radarbeelden<br />

verkregen via satelliet. Op die manier kunnen<br />

de onderzoekers hun competenties verbeteren<br />

in het verwerken van deze data en in het creëren,<br />

testen en evalueren van robuuste datafusie<br />

algoritmes.<br />

De analisten binnen Defensie bekomen zo<br />

performantere methodes om de interpretatie<br />

van satellietbeelden te vergemakkelijken. Als<br />

één van de testcases werd in deze studie gekozen<br />

voor een woestijnachtige omgeving in Jordanië<br />

in de buurt van de Dode Zee.<br />

Afhankelijk van het soort onderzoek, werkt<br />

het personeel van deze instellingen samen met<br />

andere onderzoekspolen van Defensie en Belgische<br />

en buitenlandse wetenschappelijke en<br />

technologische kenniscentra.<br />

Ter illustratie worden drie studies van Defensie<br />

in dit domein hieronder toegelicht:<br />

■ SPA-ce Borne REmote Sensing & Fusion<br />

Elaborated-aanpak binnen een informatiesysteem;<br />

■ update van databanken met driedimensionale<br />

vectorgegevens (3D) voor het<br />

NGI;<br />

■ commando- en controlesystemen (C2)<br />

in noodhulpoperaties.<br />

De wetenschappelijke en technologische onderzoeksactiviteiten<br />

uitgevoerd in <strong>2009</strong> liggen<br />

in het verlengde van een 3-jaar durende<br />

studie die eind 2008 werd afgerond. Deze<br />

eerdere studie had tot doel een tektonische<br />

uitlijning van meer dan 300 dolines langs de<br />

Jordaanse kust van de Dode Zee, in de regio<br />

Ghor Al Haditha te interpreteren. De uitlij-<br />

56


ning is zes kilometer lang en zes meter breed.<br />

Deze kleine gesloten depressies verschenen de<br />

laatste decennia als gevolg van het snel gezakte<br />

peil van het meer. De lineaire vorm is afgeleid<br />

van een inventaris van grondverzakkingen die<br />

plaatsvonden tussen 1991 en 2008.<br />

De omlijning is in haar structurele dispositie<br />

vervangen en geanalyseerd op regionale en<br />

lokale schaal. De richting ervan (N 24 E 7 ) is<br />

subparallel aan deze die men aantreft in veel<br />

andere focale mechanismen, in het bijzonder<br />

deze gekoppeld aan de aardbeving van 23 april<br />

1979, met een kracht van 5,1 op de schaal van<br />

Richter, (verloop N 20 E ± 5°) en representatief<br />

voor alle focale mechanismen berekend op een<br />

breuk dicht bij de richting van het systeem met<br />

veranderende breuken “Jordaan – Dode Zee”<br />

langs de kust van de Dode Zee. De uitlijning<br />

van de dolines bestaat uit dertien kleinere lineaire<br />

segmenten gescheiden door een even groot<br />

aantal holtes. Hun geometrische organisatie<br />

veronderstelt het bestaan van een rotationeel<br />

effect veroorzaakt door de druk tussen twee<br />

parallelle, langs elkaar schuivende breuken.<br />

Vier andere vertonen een N-opstelling waaruit<br />

men de aanwezigheid van een lokaal veld met<br />

extensionele druk kan afleiden. In deze context<br />

levert de lokalisatie van de dolines informatie<br />

over de ondergrondse discontinuïteit, geïnterpreteerd<br />

als verborgen breuklijnen. De resultaten<br />

helpen ingenieurs ter plaatse in de ontwikkeling<br />

van nieuwe toeristische centra.<br />

Sinds maart <strong>2009</strong> werden, na de aankoop<br />

van een evaluatielicentie van de Erdas Imagine<br />

<strong>2009</strong>-software, interferometrische berekeningen<br />

uitgevoerd op radarbeelden van de<br />

ALOS-satelliet. Via deze software konden de<br />

opgemerkte bodembewegingen in de opgedroogde<br />

zee-engte van Lynch, regio van de<br />

Dode Zee, worden geïnterpreteerd door gebruik<br />

te maken van interferometrische technieken<br />

toegepast op beelden met openingssynthese<br />

van ALOS Palsar. Vier ALOS-scènes<br />

werden verwerkt, wat leidde tot de generatie<br />

van drie interferogrammen, fotografische resultaten<br />

van de interferentiemetingen, over<br />

een periode van 15 december 2007 tot 17<br />

mei 2008. Er werden drie zones met bodemverplaatsingen<br />

gedetecteerd. Een ervan toont<br />

voorafgaande bewegingen die plaats vonden<br />

net voor de aardbeving van 13 april 2008, met<br />

een kracht van 3,1 op de schaal van Richter.<br />

Deze zone is eveneens de zone die het sterkst<br />

werd getroffen door deze gebeurtenis. Er werden<br />

verhoogde verzakkingspercentages gemeten<br />

in het noordelijke deel van de zee-engte<br />

van Lynch. Ze veronderstellen dat de verzakkingsfenomenen<br />

dezelfde trend volgen als het<br />

ontstaan van de dolines, dit wil zeggen een<br />

spectaculaire toename. Deze waarnemingen<br />

moeten echter nog verder worden gedetailleerd<br />

door bijkomende metingen.<br />

De vergelijking van de dolinedistributie van<br />

de zee-engte van Lynch met deze van Ghor<br />

Al Haditha, zes kilometer verder naar het oosten,<br />

lijkt het idee te bevestigen dat de aardbeving<br />

die het zuiden van de Dode Zee trof op<br />

23 april 1979 (5,1 op de schaal van Richter)<br />

eveneens aan de oorsprong ligt van de verzakkingen<br />

van de zee-engte van Lynch waar de<br />

dolines en verzakkingsfenomenen ontstaan als<br />

gevolg van het terugtrekken van de Dode Zee.<br />

De toegepaste methodes en de resultaten<br />

bekomen uit de aarddeformaties bieden Defensie<br />

interessante perspectieven met betrekking<br />

tot de terreinanalyse en de bovengrondse<br />

bouwwerken, in het kader van de voorbereiding<br />

van de ontplooiing van haar troepen in<br />

exotische gebieden.<br />

7<br />

N 24 E: Noorden 24 graden oost<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

57


Update van databanken met<br />

driedimensionale vectorgegevens<br />

(3D) voor het Nationaal Geografisch<br />

Instituut (NGI)<br />

Het Nationaal Geografisch Instituut is de bevoorrechte<br />

partner van Defensie voor wat betreft<br />

haar noden inzake cartografie. Aangezien<br />

het Instituut niet over een onderzoekslaboratorium<br />

beschikt, stelt het CISS-Departement<br />

haar, dankzij deze studie, in de mogelijkheid<br />

om nieuwe methodes en (half-)geautomatiseerde<br />

tools te ontwikkelen om haar bestaande<br />

en toekomstige databanken bij te werken<br />

vertrekkende van “ruwe” beeldgegevens. Het<br />

updatebeleid leidt tot een volgens objectklasse<br />

verschillende gegevensactualisering – te weten<br />

minder dan een jaar voor wegen, minder<br />

dan drie jaar voor gebouwen en minder dan<br />

zes jaar voor de andere klassen. De studie richt<br />

zich hoofdzakelijk op de twee eerste klassen.<br />

In deze optiek werden er twee aspecten behandeld<br />

in de studie: de uitwerking van een<br />

digitaal oppervlaktemodel (DOM) en de controle<br />

van de bebouwing.<br />

Er werden een driedimensionaal reconstructieinstrument<br />

en een instrument voor de DOMproductie<br />

van de geobserveerde scènes ontwikkeld.<br />

Het gaat om de berekening van de positie<br />

X, Y en Z in de 3D-ruimte voor elk paar punten<br />

dat in overeenstemming wordt gebracht<br />

tussen twee stereoscopische beelden. Deze<br />

berekeningen gebeuren volgens driehoeksmeting<br />

en vergen de voorafgaande kennis van de<br />

waarnemingsparameters. Het automatisch in<br />

overeenstemming brengen van punten gebeurt<br />

door een origineel en doeltreffend algoritme<br />

voor dispariteitberekening. De afbeelding<br />

hieronder toont een resultaat van een 3D-reconstructie<br />

van het KMS-kwartier, waargenomen<br />

door stereoscopie vanuit de lucht.<br />

De door stereoscopie verkregen 3D-informatie<br />

laat toe de lokale verhoogde elementen aan<br />

te tonen die, de begroeiing (bomen, hagen,<br />

58


os) achterwege gelaten, overeen moeten komen<br />

met de bebouwing. In deze studie bestaat<br />

de bij te werken NGI-database uit veelhoeken<br />

rondom de gebouwen. Het CISS heeft een<br />

tool ontwikkeld om aan elke veelhoek de densiteit<br />

van nuttige elevatiepunten toe te kennen,<br />

die werden verkregen door stereoscopie. Hieruit<br />

wordt automatisch een verificatiekaart afgeleid,<br />

waarbij aan elke veelhoek een rode of<br />

groene kleur wordt gegeven, afhankelijk of de<br />

densiteit hoger of lager is dan een drempel ingesteld<br />

door de gebruiker. De gebruiker kiest<br />

deze drempel om een redelijk aantal te controleren<br />

objecten te identificeren op basis van het<br />

beeld, en werkt vervolgens de database bij.<br />

De tools zullen worden geïntegreerd in een<br />

gemeenschappelijk en voor het NGI bruikbaar<br />

platform. Nu moet nog een validatieprotocol<br />

worden opgemaakt om de verkregen resultaten<br />

te controleren met de realiteit op het<br />

terrein. De onderzoekers van de KMS staan<br />

in contact met andere Europese laboratoria<br />

( JRC, Joanneum, Matis, enz.) en nemen deel<br />

aan de activiteiten van het EuroSDR (European<br />

Spatial Data Research Network) om hun<br />

resultaten en methodes te vergelijken.<br />

Commando- en controlesystemen<br />

(C2) in noodhulpoperaties<br />

De vorige afbeelding toont een deel van een<br />

verificatiekaart. In het voorgestelde geval<br />

heeft het programma twee fouten gedetecteerd<br />

in de database (wit omcirkeld) en werden<br />

de doodlopende straten van het wegennet<br />

aangegeven als niet bebouwd.<br />

Op vraag van de ministers van Buitenlandse<br />

Zaken, Binnenlandse Zaken en Defensie werd<br />

in 2000 de oprichting van het B-FAST-team<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

59


(Belgian First Aid and Support Team) goedgekeurd.<br />

Dit team omvat militairen en burgers<br />

en kan in geval van rampen in het buitenland<br />

worden uitgezonden om de lokale bevolking<br />

te helpen.<br />

Bijgevolg werd aan de KMS een nieuw onderzoek<br />

gestart om een oplossing uit te werken<br />

voor enkele van deze gebreken en om een deel<br />

van de processen, gekoppeld aan de inzet van<br />

het B-FAST-team, te automatiseren met de<br />

bedoeling de situatie beter te kunnen inschatten<br />

en het team sneller ter plaatse te kunnen<br />

sturen. De technologieën die werden gebruikt<br />

omvatten onder andere een logistiek systeem<br />

met een gebruiksvriendelijke gebruikersinterface,<br />

een informatie-uitwisselingsforum en een<br />

geografisch informatiesysteem (zie afbeelding<br />

hieronder). Deze verschillende aspecten werden<br />

verzameld in een C²-systeemprototype<br />

voor noodhulpoperaties.<br />

Bij dergelijke gebeurtenissen neemt Defensie<br />

hoofdzakelijk de logistiek, het<br />

transport en de communicatie voor haar<br />

rekening. In de eerste jaren van zijn bestaan<br />

moest het team werken in erg archaïsche<br />

omstandigheden. De internationale<br />

samenwerking was helemaal niet<br />

gecoördineerd. De communicatie verliep<br />

erg moeizaam. Het was vrijwel onmogelijk<br />

een duidelijk beeld te krijgen van de<br />

omvang van de ramp. Er bestond nog<br />

geen commando- en controlesysteem<br />

voor dergelijke reddingsoperaties.<br />

Thans is het informatiebeheer tijdens noodhulpoperaties<br />

veranderd. Waar er vroeger een<br />

duidelijk gebrek was aan informatie en communicatie,<br />

wordt nu een surplus aan informatie<br />

gegenereerd via het gebruik van internet,<br />

de samenwerking met andere teams en het<br />

gebruik van sensoren. Het risico de essentiele<br />

informatie uit het oog te verliezen door<br />

de aanwezigheid van een grote hoeveelheid<br />

informatie is reëel. Het beheer van gegevens<br />

60


en het gebruik van normen moet reeds in<br />

het concept van de oplossing worden vastgelegd.<br />

Op internationaal niveau zijn er nieuwe<br />

ISO-, OGC- en SWE-normen ontwikkeld<br />

om de vereiste informatie-uitwisseling (zie<br />

afbeelding hieronder) tussen de ingezette<br />

teams uit verschillende landen te verzekeren.<br />

De C²-systemen van de noodhulpoperaties<br />

moeten hieraan worden aangepast.<br />

In de nabije toekomst zal een bijkomende<br />

fase ingaan via het steeds vakere gebruik van<br />

sensoren voor monitoring, continu of met<br />

tussenpozen, vanuit de ruimte, een vliegtuig,<br />

een UAV 8 of vanaf de grond. De aangeleverde<br />

informatie zal het totaalbeeld voor het<br />

ter plaatse gestuurde hulppersoneel vergroten<br />

en verfijnen waardoor het zijn taak met nog<br />

meer precisie zal kunnen uitvoeren. Het risico<br />

om chaos te creëren en het overzicht van het<br />

geheel te verliezen zal echter groter worden.<br />

Daarom bestudeert de KMS thans een aantal<br />

in situ sensornetwerken om ze later efficiënt te<br />

kunnen koppelen aan het C²-systeem voor het<br />

noodhulppersoneel.<br />

Crisis Manager<br />

Data standardization and management<br />

Contiki<br />

Software<br />

Crossbow<br />

Sensors<br />

Mobile<br />

Platform<br />

Web<br />

Cameras<br />

8<br />

UAV : Unmanned Aerial Vehicle<br />

Onderzoeksactiviteiten van Defensie<br />

61


Slotwoord


Slotwoord<br />

Met deze brochure hopen we dat uw interesse gewekt<br />

is in de onderzoeksactiviteiten van Defensie. Wat U<br />

zonet gelezen heeft, is slechts een kleine selectie uit<br />

de ruim honderd studies die momenteel aan de gang<br />

zijn. Indien U meer wil weten, kan U ons altijd contacteren of U kan<br />

ook onze website www.mil.be/rdc bezoeken. Deze wordt op regelmatige<br />

basis vernieuwd. Zo beschikt U steeds over de laatste gegevens en<br />

de nieuwste publicaties. Hier vindt U ook meer informatie over de<br />

Hoge Studies Veiligheid en Defensie en de aankondigingen van onze<br />

volgende conferenties en colloquia.<br />

Slotword<br />

65


Lay-out: DG Com/Crea-Layout - Drukwerk: Print House Defence


PER<br />

GRADIOR<br />

A R D U A<br />

Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />

Uw poort naar innovatief onderzoek<br />

Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie<br />

Campus Renaissance<br />

Renaissancelaan 30<br />

1000 Brussel<br />

België<br />

e-mail: <strong>KHID</strong>-IRSD@mil.be

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!