21.03.2014 Views

(Willemstad, Curaçao), 20 maart 2010. EENE GOEDE POLITIE ... - kitlv

(Willemstad, Curaçao), 20 maart 2010. EENE GOEDE POLITIE ... - kitlv

(Willemstad, Curaçao), 20 maart 2010. EENE GOEDE POLITIE ... - kitlv

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Eerder verschenen in: Amigoe-Ñapa (<strong>Willemstad</strong>, <strong>Curaçao</strong>), <strong>20</strong> <strong>maart</strong> <strong>20</strong>10.<br />

<strong>EENE</strong> <strong>GOEDE</strong> <strong>POLITIE</strong> MAGT : MEER PREVENTIEF DAN REPRESJIEF<br />

opbouw in de negentiende eeuw (6)<br />

<strong>POLITIE</strong>OPTREDEN AFFAIRE SASSEN<br />

Aart G. Broek<br />

In 1866 werd mr. A.M. de Rouville vanuit zijn positie als procureur des Konings – tegenwoordig<br />

procureur-generaal geheten - benoemd tot gouverneur van de kolonie <strong>Curaçao</strong><br />

en onderhorigheden. Vier jaar later werd hij uit zijn functie ontheven na een onstuimige<br />

aanvaring met de minister van Koloniën, E. de Waal, over de relatie met het<br />

buurland Venezuela. De Rouville werd door de Koloniale Raad gesteund in zijn beleid<br />

om op het eiland politieke bannelingen uit het grote buurland te tolereren. Dit werd onder<br />

meer ingegeven door de ervaring dat bannelingen na kortere of langere tijd door<br />

bloedige opstanden zélf de touwtjes in handen kregen in Venezuela.<br />

Gouverneur A.M. de Rouville (1866-1870),<br />

schilderij in collectie Gouverneur van de Nederlandse Antillen<br />

Het ministerie had deze tolerante opstelling overwegend evenzeer geaccepteerd. Met<br />

diplomatie was dikwijls meer te bereiken dan met geweld. Daarenboven speelden de<br />

bijkomende wapenhandel en financiering een rol. Die legden enkele handelshuizen, en<br />

zodoende indirect de eilandelijk kas, geen windeieren. Onder druk van de zittende Venezolaanse<br />

regering oordeelde de minister in 1869 anders. De Waal eiste het vertrek<br />

van naar <strong>Curaçao</strong> uitgeweken politieke rebellen, onder wie A. Guzmán Blanco.<br />

De gouverneur en de Koloniale Raad verzetten zich tegen de ministeriële beslissing,<br />

maar moesten in januari 1870 gehoor geven aan zijn eisen. Enkele maanden later, in<br />

april 1870, veroverde de uitgezette Guzmán Blanco de stad Caracas. Hij werd president<br />

1


en nam maatregelen tegen <strong>Curaçao</strong>, waaronder de inbeslagname van schepen en het<br />

opschorten van betalingen. De Waal meende het troebleren van de relaties met Venezuela<br />

en de schade die dit toebracht, te kunnen toeschrijven aan De Rouville. De Waal<br />

verweet hem de belangen van de kolonie voorrang te hebben gegeven boven die van<br />

het moederland. De minister onthief hem in oktober 1870, zeer tegen de zin van de<br />

Raad, uit zijn ambt, waarop hij in april 1871 repatrieerde.<br />

PAPACHI SASSEN<br />

De Rouville werd opgevolgd door H.F.G. Wagner, tot dan toe gezaghebber van het eiland<br />

Sint Maarten. Bij zijn eerste optreden als voorzitter in de Koloniale Raad, op 24 november<br />

1870, werd hij ernstig geschoffeerd door de tweede man in de Raad: de procureur-generaal<br />

mr. W.K.C. Sassen. Die was nog maar sinds 9 juni van dat jaar in functie.<br />

Sassen trok partij voor de vertrekkende gouverneur met wie hij reeds vriendschappelijke<br />

banden onderhield vanuit hun studietijd in Leiden. Daarenboven ambieerde Sassen<br />

zélf het ambt van gouverneur, zo weten we uit een bewaard gebleven schrijven.<br />

mr. W.K.C. Sassen (1817-1877),<br />

Ets, 14,5 x 9,5 cm, Bert Kienjet, Leiden, <strong>20</strong>10.<br />

De conflictueuze verhouding tussen beide heren ontwikkelde zich in rap tempo en nam<br />

groteske vormen aan toen in april 1871 een gezelschap van vooraanstaande burgers,<br />

onder wie Sassen, zich misdroeg in het American Hotel aan de Otrobandazijde. Na sluitingstijd<br />

verschaften de heren zich toegang tot de biljartzaal en drankkast, en lieten een<br />

bende achter. Wagner was zeer ontstemd over het onbetamelijke gedrag van de procureur-generaal.<br />

Als verantwoordelijke man voor de rechtshandhaving en als hoofd van<br />

de politie diende Sassen juist het voorbeeld te geven.<br />

De gouverneur beklaagde zich in een schrijven aan de minister en reeds op 21 juni<br />

1871 kon Wagner aan Sassen mededelen, dat hij uit zijn functie werd ontheven. De<br />

2


temperamentvolle Sassen zocht zijn gelijk bij het Hof op het eiland, maar kreeg het niet.<br />

Toen op 8 augustus 1871 zijn ontslag volgde, zocht Sassen zijn gelijk in de pers én<br />

door onvervalst publiek optreden bij de rechtszaken die hij nog aanspande.<br />

De zowel in schrift als in het openbaar vlot formulerende Sassen vond een podium<br />

in de krant Civilisadó. De strijdvaardige redactieleden C.D. Meijer, G. Monsanto en J.N.<br />

Malo hadden als heilige missie geformuleerd ‘het planten van het licht van de beschaving.’<br />

De politiek liberale oprichters van Civilisadó werden in hun werk bijgestaan door<br />

onder meer dr. M. Dagnino, M. Bermudez Avila, A. Serrano, A. Bethencourt en dr. Capriles.<br />

Deze laatse was een <strong>Curaçao</strong>se arts die tot een joodse familie behoorde. Alle<br />

anderen waren uit de eilandelijke en continentale regio afkomstige ‘buitenstaanders’. Zij<br />

hadden zich op <strong>Curaçao</strong> gevestigd en verdedigden de geest van het liberalisme.<br />

Deze liberalen verdedigden de verdere emancipatie van (de nazaten van) de slaven<br />

en de kleurlingen. Zij eisten voor hen de verbetering van medische zorg en onderwijs<br />

(waartoe zij zelf een school oprichtten), en bepleitten rechten, onder meer op een stuk<br />

grond en het dansen van de tambú. De redactie en Sassen vonden elkaar in hun uitgesproken<br />

kritische opstelling naar het koloniale bestuur. Hieraan gaven zij heftig uiting in<br />

de krant Civilisadó.<br />

De welbespraakte Sassen deed dit vooral ook in het openbaar op en rond procesdagen.<br />

Zijn geestdriftige optreden als zodanig moet vooral tot enthousiasme hebben geleid,<br />

want hij sprak Nederlands en het volk toch in de eerste en laatste plaats Papiaments.<br />

Hij wist grote volksmenigten op de been te brengen en verwierf het imago hun<br />

weldoener te zijn. Zij juichten hem toe met leuzen als ‘Biba papachi Sassen’ (Leve vadertje<br />

Sassen).<br />

ORDEVERSTORING<br />

Bij de zittingen van 13 oktober, 10 november en 17 november 1871 hadden zich geen<br />

noemenswaardige ordeverstoringen voorgedaan. Door de groeiende populariteit van<br />

Sassen en de aanhoudende menigtevorming, vreesden de autoriteiten dat de mensen<br />

niet voortdurend deze kalmte zouden weten te bewaren. Voor de zitting van 24 november<br />

werd erger verwacht. De gouverneur twijfelde ook aan het vermogen van de waarnemend<br />

procureur-generaal Koentze om goed leiding te geven aan de brigade marechaussee,<br />

die tot kort daarvoor Sassen als hoofd hadden gekend. De gouverneur<br />

vreesde loyaliteitsproblemen. Daarom had Wagner het nodig geacht Koentze te instrueren<br />

krachtdadig op te treden en, zij het in uiterste noodzaak, een beroep te doen op het<br />

garnizoen.<br />

Onder verwijzing naar een verordening uit 1833 liet Koentze op 22 november bekend<br />

maken, dat iedereen zich diende te onthouden van ‘uitbundig schreeuwen, tieren<br />

of eenig ander rumoer aan te rigten, hetzij door met anderen in grootere of kleinere verzamelingen<br />

zich te vereenigen’. In het licht van deze verordening was de openbare orde<br />

en rust zeer snel verstoord, en die diende vervolgens met kracht te worden bestreden.<br />

Op 24 november zou dat ook daadwerkelijk gebeuren.<br />

De uitspraak van het Hof viel die dag uit in het voordeel van Sassen. Hij werd bij het<br />

gerechtshof door een grote schare toegejuicht. Dit was voor de politie direct aanleiding<br />

om de mensen met de blanke sabel uiteen te drijven. Dit vond overigens zonder noemenswaardige<br />

weerstand plaats. Later op de dag, in de vroege avond, verzamelden<br />

zich een menigte mensen in Otrobanda, in de omgeving van de woning van Sassen aan<br />

de Roodeweg. De politie trachtte de luidruchtige omstanders uiteen te jagen. Er werden<br />

stenen gegooid. De politie maakte vervolgens gebruik van vuurwapens en verwondde<br />

enkele mensen. Het stenen gooien hield aan. De menigte verspreidde zich echter niet.<br />

3


Hierop werd door Koentze om assistentie verzocht van het garnizoen. In rap tempo werden<br />

er achtereenvolgens drie detachementen van in totaal ruim 130 man de stad in gestuurd<br />

om de menigte te verspreiden en de orde te herstellen.<br />

Ook het huis van Sassen werd doelwit van ‘een geregeld pelotons- en later rottenvuur<br />

erop, daar volgens den kommanderenden officier, daaruit een schot op het detachement<br />

werd gelost’. De deuren werden opengebroken, waarop Koentze, geassisteerd<br />

door enkele marechaussees, Sassen arresteerde. Voor drie dagen werd hij in de gevangenis<br />

vastgezet, het ‘fiskalat’. Die bevond zich in de kelders van het nieuwe ‘Raadhuis’.<br />

In dit gebouw huisden ook de Koloniale Raad en het Hof van Justitie. Als procureur-generaal<br />

had Sassen er zíjn eigen kantoor gehad. Nu werd hij er achter slot en<br />

grendel opgesloten!<br />

In het Raadhuis hadden niet alleen de Koloniale Raad en het Hof van Justitie zitting, in de kelders bevonden<br />

zich ook de gevangenis, waar mr. Sassen enkele dagen werd opgesloten; hier het Raadhuis op een<br />

foto uit 1888 bij de feestelijke herdenking van de vijfentwintigjarige afschaffing van de slavernij. Foto collectie<br />

KITLV, Leiden.<br />

INSCHATTINGSFOUTEN<br />

Als gevolg van het schieten door garnizoen en marechaussee raakten negentien personen<br />

gewond en werd één persoon dodelijk getroffen: Olivier Santiago. Twee vrouwen<br />

zouden krankzinnig zijn geworden door de angst die zij doorstonden, waarvan een enkele<br />

dagen later alsnog zou overlijden.<br />

De officiële stukken over de ‘bloedige vrijdag’ rechtvaardigen de conclusie dat de<br />

verantwoordelijke autoriteiten en leidinggevenden vrij ernstige inschattingsfouten maakten.<br />

Die conclusie trekt Sjiem Fat in zijn proefschirft waarin de affaire Sassen een cen-<br />

4


trale rol speelt. Zo is het niet deugdelijk te onderbouwen dat Sassen vóór of op 24 november<br />

1871 de menigte heeft aangezet tot het plegen van geweld of verzet tegen het<br />

wettig gezag. Sjiem Fat wijst er verder op, dat ‘er sterke aanwijzingen zijn dat het proces-verbaal<br />

van Koentze en de rapporten der bevelvoerende officieren de werkelijke<br />

gebeurtenissen van de 24ste november 1871 niet juist weergaven. Er was met name<br />

geen overtuigend bewijs of zelfs maar voldoende aanwijzing voor de stelling dat er vanuit<br />

Sassens woning en erf (herhaaldelijk) op het detachement militairen en marechaussees<br />

zou zijn gevuurd. Bij het betreden van Sassens woning zijn geen vuurwapens of<br />

stenen aangetroffen en in beslag genomen. Geen enkele politieman of militair heeft een<br />

schotwond opgelopen.’<br />

Kortom, bij de beheersing van de volksbewegingen, is er sprake geweest van buitensporig<br />

reageren. Wanordelijkheden werden eerder in de hand gewerkt dan verzwakt.<br />

Vervolging van Sassen heeft verder ook niet plaatsgevonden. Het zenden van een Regeringscommissaris<br />

om de geweldsexplosie nader te onderzoeken, werd voorkomen.<br />

‘De kans leek niet gering,’ zo noteert Sjiem Fat, ‘dat het onderzoek van zo een commissaris<br />

als conclusie zou opleveren dat het koloniaal bestuur bij de bestrijding van de “ongeregeldheden”<br />

in november 1871 buiten zijn boekje was gegaan.’<br />

Tot aan het uiteindelijke vertrek van Sassen, in mei 1873, vonden er geen ordeverstoringen<br />

meer plaats, ook al bleef papachi Sassen vanuit de Civilisadó uithalen naar zijn<br />

bestuurlijke plaaggeesten. Sassen kon niet vermoeden dat ‘zijn’ affaire illustratief zou<br />

zijn voor een geschiedenis van inschattingsfouten aan de zijde van de verantwoordelijke<br />

autoriteiten en leidinggevenden inzake politieoptreden.<br />

Deze bijdrage is bijzonder schatplichtig aan het proefschrift van mr.dr. P.V. Sjiem Fat,<br />

Biba Willem Sassen; De procureur-generaal mr. W.K.C. Sassen Jz. (1870-1871); <strong>Curaçao</strong>s<br />

rechtsleven in de 19de eeuw. Zutphen: de Walburg Pers, 1986.<br />

GESCHIEDENIS VAN DE <strong>POLITIE</strong><br />

De geschiedenis van de politie in Nederland werd in <strong>20</strong>07 in vier omvangrijke delen gepubliceerd.<br />

Dat was het resultaat van een groot onderzoeksprogramma onder leiding van prof.dr.<br />

Cyrille Fijnaut, verbonden aan de Universiteit van Tilburg. Dit programma wordt nu voltooid<br />

met studies over de politie in de voormalige koloniën. Het boek over de politie in Nederlands<br />

Indië, van de hand van dr. Marieke Bloembergen, verscheen in november <strong>20</strong>09. Voor een studie<br />

over de geschiedenis van de politie in Suriname (tot 1975) en de Nederlandse Antillen en<br />

Aruba (tot heden) werd prof.dr. Gert Oostindie, directeur KITLV, Leiden, benaderd. Hij stemde<br />

erin toe dit project te leiden, terwijl het onderzoek wordt verricht door respectievelijk dr. Ellen<br />

Klinkers en dr. Aart G. Broek. Dit onderzoek zal uitmonden in één boek, dat uit twee gedeeltes<br />

bestaat. Het project ging op 1 april <strong>20</strong>08 van start en wordt gefinancierd door verschillende<br />

Nederlandse ministeries, politiekorpsen en de Koninklijke Marechaussee. Resultaten van het<br />

onderzoek naar de geschiedenis van de politie in de Antillen en Aruba verschijnen in aangepaste<br />

vorm in de Amigoe-Ñapa. Reacties zijn van harte welkom: agbroek@planet.nl<br />

5

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!