Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
74<br />
TE METEN EN GEMETEN WAARDEN VAN CULTUUR<br />
oefening in Vlaanderen. Dit onderzoek richt zich voor een groot deel op de vraag wat de<br />
motivaties <strong>van</strong> de individuele amateurkunstenaars zijn voor de uitoefening <strong>van</strong> zijn of haar<br />
creatieve vrijetijdsbesteding. Voor deze paragraaf over de sociale effecten op microniveau<br />
is echter vooral interessant dat ook aandacht besteed wordt aan de doorwerking <strong>van</strong> de<br />
amateurkunstbeoefening in meer sociale termen. Uit het <strong>rapport</strong> blijkt bijvoorbeeld onder<br />
meer dat amateurkunstenaars minder gevoelens <strong>van</strong> sociale desoriëntatie (mate waarin<br />
de maatschappij als complex wordt ervaren en het gevoel ontstaat ‘niet meer mee te kunnen’)<br />
en sociale isolatie (wantrouwen ten opzichte <strong>van</strong> anderen en het gevoel niet meer<br />
ondersteund te worden door sociale netwerken) ervaren dan niet-amateurkunstenaars. Uit<br />
de resultaten blijkt verder dat 75% <strong>van</strong> de amateurkunstenaars deelneemt uit overwegend<br />
sociale motieven en dat amateurkunstbeoefenaars actiever zijn binnen de receptieve <strong>cultuur</strong>participatie<br />
(bezoek aan musea, tentoonstellingen, concerten, etc.) en sociaal actiever<br />
zijn. Dit sociaal actiever zijn is gemeten aan de hand <strong>van</strong> het al dan niet actief of organiserend<br />
lid zijn <strong>van</strong> een vereniging. Opvallend is dat mensen die in de vrije tijd kunst beoefenen<br />
ook vaker aan sport deelnemen dan andere respondenten (31,4% tegenover 17,4% frequente<br />
sporters). Dit verschil blijft ook na controle voor de verschillen in geslachts- en leeftijdsverdeling<br />
en opleidingsniveau. Amateurkunstenaars doen dus vaker aan sport dan<br />
niet-amateurkunstbeoefenaars. Overigens is er wel een verschil zichtbaar tussen de amateurkunstbeoefening<br />
op het platteland en in de stad, in die zin dat op het platteland veelal<br />
amateurkunst in groepsverband (zoals theater) wordt beoefend, terwijl in steden meer individueel<br />
aan activiteiten wordt deelgenomen. Overigens blijkt dat in het geheel genomen<br />
slechts 13% <strong>van</strong> alle amateurkunstbeoefening volledig individueel gebeurt.<br />
Een ander interessant internationaal onderzoek is uitgevoerd door Robson (2009).<br />
Uit haar longitudinale empirische studie naar de relatie tussen vrijetijdsbesteding gedurende<br />
de jeugd en de accumulatie <strong>van</strong> verschillende vormen <strong>van</strong> kapitaal op latere leeftijd,<br />
komt naar voren dat een investering in cultural capital activities in de jonge jaren zich op<br />
termijn (soms letterlijk) uitbetaalt in meer economisch, sociaal en cultureel kapitaal. Zo<br />
laat het onderzoek bijvoorbeeld zien dat participatie in culturele activiteiten op de leeftijd<br />
<strong>van</strong> 16 jaar gerelateerd kan worden aan een toename <strong>van</strong> economisch kapitaal op 29-<br />
jarige leeftijd. Geslacht en familie verklaarde 3% <strong>van</strong> de variantie in economisch kapitaal,