24.04.2014 Views

1 Hoofdstuk 10 Het lontje van Lumey. Klaartje Wentholt en Heinrich ...

1 Hoofdstuk 10 Het lontje van Lumey. Klaartje Wentholt en Heinrich ...

1 Hoofdstuk 10 Het lontje van Lumey. Klaartje Wentholt en Heinrich ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

9<br />

artikel 11, tweede <strong>en</strong> derde lid, Wwb; ev<strong>en</strong>min geldt dat voor de minderjarige verzoekers zelf.<br />

De verteg<strong>en</strong>woordiger <strong>van</strong> de geme<strong>en</strong>te stelt ter zitting dat voor verzoekers geldt dat sprake is<br />

<strong>van</strong> zeer dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong> in de zin <strong>van</strong> artikel 16, eerste lid, Wwb. Maar het tweede lid <strong>van</strong><br />

dat artikel verzet zich naar het oordeel <strong>van</strong> de geme<strong>en</strong>te teg<strong>en</strong> bijstandsverl<strong>en</strong>ing. Maar, zo<br />

oordeelt de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter, er is “e<strong>en</strong> zekere mate <strong>van</strong> waarschijnlijkheid dat de Raad<br />

laatstg<strong>en</strong>oemde bepaling in de hier aan de orde zijnde bodemzak<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

verzoekers buit<strong>en</strong> toepassing zal moet<strong>en</strong> lat<strong>en</strong>. Hij baseert zich daarbij op de tekst <strong>van</strong> de<br />

artikel<strong>en</strong> 2, eerste <strong>en</strong> tweede lid, 3, eerste <strong>en</strong> tweede lid, <strong>en</strong> 27, derde lid, <strong>van</strong> het IVRK <strong>en</strong> de<br />

op deze artikel<strong>en</strong> versch<strong>en</strong><strong>en</strong> comm<strong>en</strong>tar<strong>en</strong> <strong>van</strong> het Comité voor de recht<strong>en</strong> <strong>van</strong> het kind. De<br />

in de Engelse verdragstekst voorkom<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong> “without discrimination of any kind,<br />

irrespective of the child’s or his or her par<strong>en</strong>ts or legal guarians (…) status” in artikel 2, eerste<br />

lid, <strong>van</strong> het IVRK, bezi<strong>en</strong> in sam<strong>en</strong>hang met de andere zojuist g<strong>en</strong>oemde bepaling<strong>en</strong>, wijz<strong>en</strong><br />

er op dat het koppelingsbeginsel ge<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de rechtvaardiging kan vorm<strong>en</strong> voor het geheel<br />

uitsluit<strong>en</strong> <strong>van</strong> de mogelijkheid om uitsluit<strong>en</strong>d t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> de minderjarige kinder<strong>en</strong><br />

bijstand te verl<strong>en</strong><strong>en</strong> in e<strong>en</strong> situatie dat hun om deze bijstand vrag<strong>en</strong>de niet-rechthebb<strong>en</strong>de<br />

ouders zelf niet in staat zijn de kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> voeding, kleding <strong>en</strong> andere ess<strong>en</strong>tiële, voor de<br />

minderjarige kinder<strong>en</strong> noodzakelijke kost<strong>en</strong> te betal<strong>en</strong>”.<br />

Met e<strong>en</strong> beroep op artikel 2 IVRK – dat e<strong>en</strong> verbod op discriminatie <strong>van</strong>wege e<strong>en</strong> bepaald<br />

verblijfsrecht vastlegt – krijg<strong>en</strong> de uitgangspunt<strong>en</strong> <strong>van</strong> artikel 3 <strong>en</strong> 27 IVRK betek<strong>en</strong>is voor<br />

alle kinder<strong>en</strong>, dus ook voor minderjarige vreemdeling<strong>en</strong>, <strong>van</strong> wie de ouders niet in staat zijn te<br />

voorzi<strong>en</strong> in de noodzakelijke kost<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> onderscheid, ingevolge artikel 16,<br />

tweede lid, Wwb is dan niet toegestaan. Omdat sprake is <strong>van</strong> strijdigheid met hogere<br />

rechtsregels di<strong>en</strong>t deze bepaling daarom buit<strong>en</strong> toepassing te word<strong>en</strong> gelat<strong>en</strong>. Door<br />

verschill<strong>en</strong>de rechtbank<strong>en</strong> is deze lijn inmiddels gevolgd. 24<br />

In de bodemzaak bevestigt de CRvB het oordeel <strong>van</strong> de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter. 25 Daarbij<br />

bepaalt de Raad dat artikel 2, eerste lid, IVRK rechtstreekse werking heeft aangezi<strong>en</strong> het gaat<br />

“om e<strong>en</strong> onvoorwaardelijk <strong>en</strong> nauwkeurig bepaalbaar subjectief recht op non-discriminatie,<br />

op één lijn te stell<strong>en</strong> met de in artikel 14 <strong>van</strong> het EVRM <strong>en</strong> artikel 26 <strong>van</strong> het IVBPR<br />

neergelegde non-dsicriminatiebepaling<strong>en</strong>, welke bepaling<strong>en</strong> rechtstreekse werking hebb<strong>en</strong>”.<br />

De Raad komt tot het oordeel dat maatregel<strong>en</strong> die in overe<strong>en</strong>stemming zijn te acht<strong>en</strong> met in<br />

internationale regelgeving neergelegde non-discriminatiebepaling<strong>en</strong> juist <strong>van</strong>wege de<br />

bijzondere beschermwaardigheid <strong>van</strong> kinder<strong>en</strong> in bepaalde situaties t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> kinder<strong>en</strong><br />

in strijd kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> met artikel 2, eerste lid, IVRK. Daarbij maakt de CRvB onderscheid<br />

tuss<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> (<strong>en</strong> ouders) die niet zijn toegelat<strong>en</strong>, maar wel rechtmatig in ons land<br />

verblijv<strong>en</strong>, <strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> (<strong>en</strong> ouders) die niet rechtmatig in de zin <strong>van</strong> artikel 8 Vw 2000<br />

verblijv<strong>en</strong>. In het laatste geval moet volg<strong>en</strong>s de Raad artikel 16, tweede lid, Wwb e<strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>redig middel word<strong>en</strong> geacht ter verwez<strong>en</strong>lijking <strong>van</strong> het koppelingsbeginsel. Wanneer<br />

sprake is <strong>van</strong> rechtmatig verblijf – in casu op grond <strong>van</strong> artikel 8, sub f, Vw 2000 – is de<br />

CRvB echter <strong>van</strong> oordeel dat de toepassing <strong>van</strong> artikel 16, tweede lid, Wwb ge<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>redig<br />

middel is. Deze bepaling di<strong>en</strong>t daarom weg<strong>en</strong>s strijd met artikel 2, eerste lid, IVRK buit<strong>en</strong><br />

toepassing te blijv<strong>en</strong>.<br />

24 Rechtbank Almelo 28 november 2005, LJN: AU7003; vzngr. rechtbank Leeuward<strong>en</strong> 28 november 2005, LJN:<br />

AU7449;<br />

25 CRvB 24 januari 2006, AB 2005, 420, m.nt. E. <strong>van</strong> Wolde; RSV 2006/84, m.nt. G.J. Vonk; JV 2006/116,<br />

m.nt. PEM; Gst. 2006, 35, m.nt. J.W.A. Fleur<strong>en</strong>. Zie ook: C.H. Sling<strong>en</strong>berg, Illegale kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> recht op<br />

bijstand in het licht <strong>van</strong> het IVRK, in: MR 2006/2, p. 54-57.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!