Madoera het schip [d:\wp51\data]
Madoera het schip [d:\wp51\data]
Madoera het schip [d:\wp51\data]
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
Gebruikte Bronnen:<br />
Mevr Schenkel - Aarsen<br />
Geschiedenis van de Nederlandse Koopvaardij in de 2 e Wereldoorlog door K.W.L. Bezemer<br />
Instituut voor Maritieme Historie te 's-Gravehage<br />
Dit is slechts <strong>het</strong> begin over mijn Opa in Oorlogstijd<br />
Cees Schenkel<br />
© 2002 Cees Schenkel 1
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
© 2002 Cees Schenkel 2
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
M.S. Johan de Witt 3e machinist aangemonsterd 13-05-1940 Amsterdam<br />
Plaats Aankomst Vertrek Bijzonderheden<br />
Amsterdam 13-05-1940 via Southampton 15/05-19/05 en Dakar 30/05-02/06 1940<br />
Kaapstad 17-06-1940 20-06-1940<br />
Tg. Priok 09-07-1940 22-07-1940 via Soerabaia, Balikpapan, Manilla, Brisbane en Sydney<br />
Melbourne 23-08-1940 12-08-1940 via Sydney, Freemantle, Colombo en Suez<br />
Port Said 03-11-1940 14-11-1940<br />
Pirascus 16-11-1940 27-11-1940<br />
Port Said 30-11-1940 08-12-1940<br />
Haifa 09-12-1940 09-12-1940<br />
Port Said 10-12-1940 via Suez (11 dec), Aden, Mauritius<br />
Colombo 05-01-1941 16-01-1941<br />
Port Said 04-02-1941 13-02-1941<br />
Bombay 28-02-1941 12-03-1941<br />
Suez 22-03-1941 03-04-1941 via Aden<br />
Mombasa 16-04-1941 21-04-1941<br />
Port Said 02-05-1941 04-05-1941 via Suez en Aden<br />
Durban 28-05-1941 07-06-1941<br />
Suez 22-06-1941 25-06-1941 bevorderd tot 2e machinist (25-06)<br />
Durban 16-07-1941 07-10-1941 via Bombay en Colombo<br />
Singapore 06-11-1941 19-11-1941<br />
Durban 06-12-1941 28-12-1941<br />
Bombay 10-01-1942 14-01-1942 via Karachi, Bombay en Karachi<br />
Basra 23-04-1942 24-04-1942 via Abadan, Bandar, Shapur en Aden<br />
Suez 12-05-1942 16-05-1942 via Massawa<br />
Bombay 30-05-1942 23-07-1942 via Karachi 26/06-23/10, Bombay<br />
Durban 24-11-1942 28-11-1942 via Kaapstad<br />
Trinidad 02-01-1943 09-01-1943<br />
New York 19-01-1943 Groot onderhoud,04-03-1943 overplaatsing naar Waldienst tot 31-08-1943<br />
© 2002 Cees Schenkel 3
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
© 2002 Cees Schenkel 4
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
M.S. <strong>Madoera</strong> 2e Machinist aangemonsterd 01-09-1943 New York<br />
Het <strong>schip</strong> werd verholpen aan de laatste schade welke ontstaan was na een torpedotreffer (23-02-1943)<br />
New York 18-10-1943<br />
Liverpool 03-11-1943 04-12-1943<br />
Mersey 07-12-1943<br />
Alexandria 29-12-1943 14-01-1944<br />
Port Said (call) 15-01-1944<br />
Suez 16-01-1944 21-01-1944<br />
Aden 26-01-1944 27-01-1944<br />
Sydney 20-02-1944 20-03-1944<br />
Wellington 25-03-1944 01-04-1944<br />
16-04-1944 Felle brand in de machine kamer om 16:42<br />
geblust 18-04-1944<br />
Balboa + 29-04-1944<br />
Cristobal 08-05-1944<br />
Quantanamo bay 12-05-1944 13-05-1944<br />
New York 20-05-1944 27-05-1944 konvooi positie no 65<br />
aanvaring met motor tanker Fosna in dichte mist<br />
Oban 09-06-1944 19-06-1944<br />
Liverpool 20-06-1944 25-06-1944<br />
Barry Island 26-06-1944 aantekening 13:00<br />
Avonmouth 27-06-1944 08-07-1944<br />
Barry Island 08-07-1944<br />
Belfast Lougn 09-07-1944 10-07-1944<br />
New York 23-07-1944 05-10-1944<br />
Clyde Anch 19-10-1944<br />
Glasgow 21-10-1944 04-11-1944<br />
New York 22-11-1944 14-12-1944<br />
Liverpool 28-12-1944 31-01-1945<br />
Mersey 01-02-1945<br />
Rio Janero 21-02-1945 03-03-1945<br />
Santos 04-03-1945 10-03-1945<br />
Rio Janero 11-03-1945 14-04-1945<br />
Rio Grande 17-04-1945 16-05-1945<br />
Santos 18-05-1945 08-06-1945<br />
Rio Janeiro 10-06-1945<br />
Liverpool 29-06-1945<br />
Mersey afmonstering 12-07-1945<br />
Batavier II 17-07-1945 19-07-1945 PASSASIER met verlof Holland<br />
Jan Steen 19-10-1945 2e machinist<br />
Rotterdam 19-10-1945<br />
© 2002 Cees Schenkel 5
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
© 2002 Cees Schenkel 6
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
Boek Geschiedenis van de Nederlandse Koopvaardij in de 2 e Wereld oorglog door K.W.L. Bezemer<br />
HOOFDSTUK VI<br />
DE OORLOGSLOOPBAAN VAN DE MADOERA,<br />
HET SCHIP DAT NIET ZINKEN WILDE<br />
De <strong>Madoera</strong> overleeft een torpedotreffer<br />
In <strong>het</strong> Koopvaardijboek (pp. 842-855) is uitvoerig beschreven hoe <strong>het</strong> motor<strong>schip</strong> <strong>Madoera</strong> (7166 ton), van de Mij. Nederland, staande<br />
onder kapitein J. Lassche, op 23 februari 1943 - midden in de nacht - door een torpedo van de U653 werd getroffen en zwaar beschadigd.<br />
Een groot deel van de opvarenden had <strong>het</strong> zinkende <strong>schip</strong> in sloepen verlaten, waaronder die van de kapitein waarin tien man zaten.<br />
Lassche wilde in ieder geval proberen de <strong>Madoera</strong> te bereiken, daar zij bij dag worden nog steeds bleek te drijven. In de ochtenduren<br />
konden de tien man aan boord gaan, waar zij zeven andere zeelui aantroffen, onder wie 3de stuurman L. Ploeger, van de motorsloep die 's<br />
nachts nog vergeefs had gezocht naar sloepen met overlevenden.<br />
Het gelukte stoom te maken en na een scheepsraad werd besloten te pogen St. John's op Newfoundland te bereiken. Er volgden enkele<br />
dagen van angstige spanning, maar in de avond van 1 maart 1943 was men bij Newfoundland en de volgende morgen werd aan de steiger<br />
van St. John's afgemeerd.<br />
Het was kapitein Lassche en zijn metgezellen, over wie de gezagvoerder reeds vol bewondering sprak, op haast wonderbaarlijke wijze<br />
gelukt de zwaar beschadigde <strong>Madoera</strong> te behouden. Maar toch werd de blijdschap en genoegdoening hierover door één omstandigheid<br />
aanmerkelijk getemperd. De rest van de bemanning dreef voor <strong>het</strong> grootste deel nog op zee. Slechts enkelen van hen konden worden<br />
opgepikt.<br />
Deze scheepsramp kostte uiteindelijk <strong>het</strong> leven aan 57 opvarenden, vrijwel allen Laskaren.<br />
De verdere oorlogsloopbaan van de <strong>Madoera</strong><br />
De zwaar beschadigde <strong>Madoera</strong> zou in New York gerepareerd worden, maar mocht daar pas heen na in St. John's provisorisch te zijn<br />
opgeknapt. Door gebrek aan droogdokruimte in St. John's waren maanden gemoeid met deze voorlopige reparatie, zodat <strong>het</strong> 18 juli 1943<br />
werd toen de <strong>Madoera</strong> naar New York stoomde, waar zij 6 augustus binnenliep.<br />
In augustus en september lag <strong>het</strong> Nederlandse <strong>schip</strong> in dok op de grote werf van de Bethlehem Steel Company (Staten Island), waar <strong>het</strong><br />
grondig werd gerepareerd. Niet alleen de zware schade in <strong>het</strong> voor<strong>schip</strong> nam men onder handen, maar er werd tevens van de gelegenheid<br />
gebruik gemaakt verschillende verbeteringen aan te brengen. De volkslogiezen werden gemoderniseerd en op <strong>het</strong> sloependek werd een<br />
onderkomen gebouwd voor de huisvesting van vierentwintig kanonniers. Bovendien breidde men de bewapening uit tot acht Oerlikonmachinegeweren<br />
en een 10cm-kanon en <strong>het</strong> <strong>schip</strong> werd met paravanen uitgerust.<br />
De <strong>Madoera</strong> kreeg op 11 oktober ook een andere gezagvoerder. Want kapitein Lassche had instructies ontvangen zo spoedig mogelijk<br />
naar Engeland af te reizen. Hij moest in Liverpool <strong>het</strong> commando overnemen van kapitein Hettema, die als gezagvoerder van de Marnix<br />
van St. Aldegonde, na hachelijke belevenissen tijdens de geallieerde landingen in de Middellandse Zee, met welverdiend verlof ging.<br />
Kapitein Lassche werd op de <strong>Madoera</strong> opgevolgd door kapitein A.J. Graffelman. Alvorens verder te gaan, een enkel woord over zijn<br />
loopbaan. Graffelman was al op jeugdige leeftijd bij de Mij. Nederland in dienst gekomen en ontpopt zich als een bekwame, rustige<br />
koopvaardij- officier, met hart voor zijn bemanning. Dat wij over zijn belevenissen als kapitein van de <strong>Madoera</strong> een betrouwbaar verslag<br />
kunnen geven, danken wij vooral aan de omstandigheid dat Graffelman in zijn boek In Konvooi zijn omzwervingen over de wereldzeeën<br />
uitvoerig heeft beschreven.<br />
Dit werk schreef hij aan de hand van aantekeningen, door hem in dagboekvorm tijdens zijn reizen gemaakt. Feitelijk waren deze<br />
bestemd voor familieleden en vrienden, maar toen de medewerkster van een uitgever op maritiem gebied ze las, ging Graffelman ermee<br />
akkoord dat ze, zij <strong>het</strong> wat bijgewerkt als boek zouden worden gepubliceerd. Hij hoopte bovendien dat bij <strong>het</strong> lezend publiek de<br />
belangstelling voor <strong>het</strong> zeemansberoep, waaraan Nederland zijn opkomst en welvaart in belangrijke mate te danken had, wellicht zou<br />
worden aangewakkerd.<br />
Uit de baten van zijn boek kreeg <strong>het</strong> Prinses Margriet Fonds een zeker bedrag 'tot leniging van de nood der achtergelaten betrekkingen<br />
van onze gevallen scheepsmakkers ', aldus Graffelman.<br />
Graffelmans benoeming op 11 oktober 1943 tot kapitein werd een mijlpaal in zijn leven, de dag waarnaar hij jaren had uitgezien. De<br />
directie- vertegenwoordiger van de Mij. Nederland te New York deelde hem toen mee:' U krijgt <strong>het</strong> commando over <strong>het</strong> motor<strong>schip</strong><br />
<strong>Madoera</strong>; dat u haar moge behouden.'<br />
© 2002 Cees Schenkel 7
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
De eerste reis van Graffelman met de <strong>Madoera</strong> ging van New York naar Liverpool. Op dat ogenblik had hij reeds elf grote reizen achter<br />
de rug, merendeels in konvooi gemaakt op de Talisse, Mariso en Manoeran.<br />
De verslagen in Graffelmans boek over deze tochten zijn leerzaam door de beschrijving van wat er allemaal vastzat aan <strong>het</strong> varen in<br />
konvooi, maar doen hier niet ter zake. Want voor ons verhaal is alleen van belang wat hij schrijft in <strong>het</strong> vijfde hoofdstuk van zijn werk.<br />
Dit begint met een verslag van de tocht naar Liverpool, Graffelmans twaalfde konvooireis. Indertijd had hij als 2de en 1ste stuurman op<br />
de Manoeran gevaren, zodat hij dit type <strong>schip</strong> door en door kende, wat hem thans veel gemak zou opleveren.<br />
De reizen naar Liverpool en vandaar naar Alexandrië verliepen zonder vermeldenswaardige bijzonderheden. Door <strong>het</strong> Suezkanaal ging<br />
<strong>het</strong> vervolgens naar Suez, waar lading voor Australië werd ingenomen: oorlogsmateriaal (waaronder gasbommen) en potas. De tocht naar<br />
Fremantle, een afstand van circa vijfduizend zeemijl over de Indische Oceaan, zou ongeëscorteerd gaan. In Fremantle zou Graffelman<br />
instructies krijgen voor zijn verdere reis.<br />
Op zaterdag 12 februari 1944 bevond de <strong>Madoera</strong> zich op twee dagen varen van Fremantle, toen er een merkwaardig incident<br />
plaatsvond. De officier van de wacht rapporteerde 's middags dat op drie streken aan stuurboord een tanker in zicht was gekomen die op<br />
grote afstand in dezelfde richting voer, maar geen verdachte indruk maakte. Juist op <strong>het</strong> ogenblik dat de <strong>Madoera</strong> haar koers wilde<br />
wijzigen om, zoals voorgeschreven in de oorlog, een onbekend <strong>schip</strong> te ontwijken, zag men een lichtflits. Even werd gedacht dat <strong>het</strong> een<br />
sein van de dagseinlamp van <strong>het</strong> onbekende <strong>schip</strong> was, maar toen zag men de waterzuil van een projectiel dat halverwege de beide<br />
schepen was geëxplodeerd. De tanker vuurde op de <strong>Madoera</strong>! Onmiddellijk kreeg de roerganger order <strong>het</strong> roer bakboord te draaien en de<br />
<strong>Madoera</strong> zwenkte af, terwijl de tanker met tussenpozen bleef doorvuren.<br />
Aan boord van <strong>het</strong> Nederlandse <strong>schip</strong> werd <strong>het</strong> geval nogal laconiek opgevat; vermoedelijk werd de <strong>Madoera</strong>, met haar voor- en<br />
achtergeschut en hoog opgebouwde machinegeweernesten, voor een kaper<strong>schip</strong> gehouden. Dit vermoeden werd bevestigd door de komst<br />
van de marconist op de brug met de tekst van een sein dat afkomstig was van de tanker: 'raider sighted', een bericht dat enkele minuten<br />
later werd gevolgd door een tweede sein:'we are firing on raider.<br />
De <strong>Madoera</strong> was dus inderdaad voor een kaper gehouden en de tanker was zelf geen kaper. Dat begreep men op de commandobrug,<br />
maar de kanonniers op <strong>het</strong> campagnedek bij <strong>het</strong> 10 cm geschut stonden te popelen om terug te vuren, daar zij dachten dat hun <strong>schip</strong> werd<br />
aangevallen. Zij kregen direct order niet te schieten en de vuurmond ook niet te richten. De <strong>Madoera</strong> liep met tegengestelde koers de nog<br />
steeds vurende tanker uit zicht, die ongeveer vijftien schoten had gelost, alle ver naast.<br />
Intussen was <strong>het</strong> kuststation van Fremantle door de seinen van de tanker gealarmeerd en seinde dat een tanker werd achtervolgd door een<br />
raider. Om te voorkomen dat op deze zaterdagmiddag de Australische marine en luchtmacht order zouden krijgen op de Indische Oceaan<br />
naar een kaper<strong>schip</strong> te gaan speuren, seinde de <strong>Madoera</strong> in code naar Fremantle dat zij voor een raider werd gehouden en zonder<br />
gevolgen was beschoten. De bevreesde tankerkapitein seinde later toch nog:' vessel definitely suspicious, disappeared towards northnortheast<br />
very slowly after our gunfire, she did not fire on me.<br />
Daar de autoriteiten in Fremantle door <strong>het</strong> codesein van de <strong>Madoera</strong> van haar komst verwittigd waren, behoefde deze haven niet te<br />
worden aangelopen. Men kreeg nu telegrafisch order rechtstreeks door te gaan naar Sydney, waar de <strong>Madoera</strong> op 21 februari 1944<br />
afmeerde.<br />
Het lossen van de lading bestemd voor Sydney en <strong>het</strong> innemen van vijfhonderd ton concentraten en duizend ton lood, bestemd voor een<br />
Engelse haven, alsmede tweeduizend ton lood als overscheeplading voor Wellington in Nieuw-Zeeland, namen een maand in beslag. De<br />
bemanning van de <strong>Madoera</strong> was daardoor ruimschoots in de gelegenheid deze mooie stad en haar gastvrije bewoners te leren kennen. Zij<br />
ondervonden grote hartelijkheid in vele Australische gezinnen waar zij waren geïnviteerd. Het was daardoor haast onvermijdelijk dat<br />
enkele jongere leden van de bemanning zich verloofden met een Australische schone en er kwam zelfs een huwelijk tot stand. Terwijl<br />
sprake was van nog meer huwelijken, moest de <strong>Madoera</strong> echter plotseling naar zee.<br />
Kapitein Graffelman had van een bevriende familie, voor afleiding en als mascotte, een langharige 'Sydney- Silky- terriër' cadeau<br />
gekregen, een vriendelijk hondje. Het beestje kreeg als naam Sniffy, omdat <strong>het</strong> graag overal rondsnuffelde, en maakte zich als<br />
scheepshond populair. Op 20 maart 1944 vertrok de <strong>Madoera</strong> naar Wellington in Nieuw-Zeeland, een tocht van vierenhalf etmaal. Twee<br />
dagen later werd uit Auckland in Nieuw-Zeeland gewaarschuwd dat zich een tropische orkaan ontwikkelde tussen de Fiji- eilanden en<br />
Nieuw- Caledonië die met een snelheid van vijfentwintig mijl per uur naderde. Waarop alles nog eens stevig zeevast werd gesjord, terwijl<br />
als extra beveiliging manilla meertrossen over de luiken werden gespannen. Het viel echter mee, hoewel <strong>het</strong> op 24 maart hard uit <strong>het</strong><br />
zuidwesten woei en er een zeer hoge deining stond, waardoor <strong>het</strong> vrij stijve <strong>schip</strong> zwaar slingerde.<br />
De route naar Wellington voerde door Cook Street, <strong>het</strong> vaarwater tussen de beide hoofdeilanden van Nieuw-Zeeland. Alvorens die Straat<br />
binnen te varen werd de 24ste maart op een volgend weerbericht gewacht, omdat in Cook Street veel eilanden en riffen liggen, waardoor<br />
de navigatie tijdens dik weer riskant is. Er kwam echter geen weerbericht en daar de barometer opliep werd besloten door te gaan.<br />
Eenmaal in de Straat namen wind en deining merkbaar af, en 's nachts was <strong>het</strong> glashelder en was de zee spiegelglad.<br />
In de vroege morgen van 25 maart kwam de <strong>Madoera</strong> voor de haven van Wellington en na de loods te hebben ingescheept ging <strong>het</strong> door<br />
de nauwe vaargeul naar binnen. Het was een zaterdag, een gunstig ogenblik om binnen te lopen. Alle ambtenaren en kantooremployés<br />
hebben dan haast om vóór twaalven met hun paperassen klaar te zijn, zodat geen tijd van hun kostbare weekend verloren gaat. Volgens<br />
een oude gewoonte vertrekt een zee<strong>schip</strong> meestal 's zaterdags, maar de <strong>Madoera</strong> kwam ditmaal op zaterdag binnen. Klokslag 12 uur<br />
waren alle formaliteiten afgehandeld en alle 'officials' verdwenen!<br />
Op <strong>het</strong> Nederlandse <strong>schip</strong> ging <strong>het</strong> werk ook tijdens <strong>het</strong> weekend gewoon door, omdat er veel te doen viel. Direct werd begonnen met <strong>het</strong><br />
lossen van de tweeduizend ton overscheeplading lood bestemd voor Nieuw-Zeeland en <strong>het</strong> laden van balen wol en vaten talk voor<br />
Engeland. Dag en nacht rammelden en sisten de stoomlieren, waarbij de Nieuwzeelandse bootwerkers van aanpakken wisten. De<br />
stuurlieden wisselden elkaar af bij de luiken voor <strong>het</strong> houden van toezicht, de machinisten hadden de handen vol met enkele reparaties in<br />
de machinekamer en <strong>het</strong> nalopen van de dekwerktuigen en de dekbemanning hing op stellingplanken buiten boord om <strong>het</strong> <strong>schip</strong> een verse<br />
© 2002 Cees Schenkel 8
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
kwast grijze oorlogskleur te geven.<br />
Ook de bewoners van Wellington, onder wie landgenoten, toonden zich gastvrij en ontvingen bemanningsleden van <strong>het</strong> Nederlandse<br />
<strong>schip</strong> die in de gelegenheid waren te passagieren, graag.<br />
De week ligtijd vloog om en sommigen betreurden <strong>het</strong> dat zij zo spoedig afscheid moesten nemen. Maar tot stomme verbazing van de<br />
immigratie- ambtenaren was op <strong>het</strong> vertrekuur, zondagmorgen 8 uur van de 2de april 1944, de gehele bemanning compleet, wat de laatste<br />
twee jaren in Wellington nog op geen enkel uitvarend <strong>schip</strong> was voorgekomen.<br />
Felle brand op de <strong>Madoera</strong><br />
Toen de <strong>Madoera</strong> uit Wellington naar <strong>het</strong> Panamakanaal vertrok, dacht men dit traject van een 6700 zeemijl in circa 23 dagen te kunnen<br />
afleggen. Het <strong>schip</strong> voer niet in konvooi en was ongeëscorteerd.<br />
De Admiralty had de route nauwkeurig voorgeschreven, die eerst ten zuiden van de Chathameilanden liep, op ongeveer 180° O.L. Bij<br />
<strong>het</strong> passeren van de datumlijn daags na vertrek, was <strong>het</strong> dus opnieuw zondag. Vervolgens moest <strong>het</strong> met oostnoordoostelijke koersen naar<br />
Easter- Island, om vandaar rechtstreeks koers te zetten naar <strong>het</strong> Panamakanaal.<br />
De eerste week had men nogal last van mist en regenbuien, maar toen de Paasdagen (9 en 10 april) voorbij waren begon <strong>het</strong> allengs<br />
tropischer te worden. Iedereen voelde zich rustig en opgewekt, terwijl de <strong>Madoera</strong> haar weg vervolgde over de onmetelijke watervlakte<br />
van de zuidelijke Stille Oceaan.<br />
Tot plotseling op 16 april 1944, een zonnige dag, om 16.42 de alarmbellen luidden voor brand; vuur in de motorkamer! De motoren<br />
stopten en <strong>het</strong> <strong>schip</strong> werd dwars op de wind gebracht. Vanaf <strong>het</strong> brughuis waren roetzwarte rookwolken zichtbaar, die op <strong>het</strong><br />
midscheeps- sloependek uit <strong>het</strong> motorkamer- schijnlicht en de daaromheen gebouwde houten verduisteringskap omhoog kronkelden. In<br />
de midscheeps zag men door de toegangsdeur tot de machinekamer vlammen en zware rook aan bakboord boven de motoren. Er moest<br />
onmiddellijk worden ingegrepen.<br />
Reeds van <strong>het</strong> achter<strong>schip</strong> toesnellende bemanningsleden kregen order brandslangen op te halen en uit te leggen, rookmaskers en<br />
brandmateriaal te verzamelen en motorbrandspuiten ter plaatse te brengen. Na <strong>het</strong> alarm waren inmiddels nagenoeg alle officieren en de<br />
Nederlandse leden van de bemanning aanwezig, en dank zij de tijdens de reis gehouden brandexercities wist een ieder wat hem te doen<br />
stond. Het was een zich snel uitbreidende oliebrand en de algemene order die gegeven werd luidde, eerst te trachten met de brandspuiten<br />
<strong>het</strong> vuur te bedwingen en de naaste omgeving nat en koel te houden.<br />
De wachtdoende 2de stuurman op de brug rekende <strong>het</strong> gisbestek uit en de 1ste marconist kreeg instructies zich gereed te houden voor <strong>het</strong><br />
uitzenden van seinen.<br />
Het vuur had zich in korte tijd zo uitgebreid, dat steekvlammen door de machinekamer schoten en <strong>het</strong> schijnlicht op <strong>het</strong> sloependek vlam<br />
vatte. De houten verduisteringskap en een aangrenzend aardappelhok stonden in lichterlaaie, en de manillalopers van de reddingboten en<br />
de boten zelf werden reeds door <strong>het</strong> vuur aangetast. Na <strong>het</strong> verbranden van de talies hingen zij nog slechts aan de davits gesjord door<br />
stalen broekings, die met een sliphaak bevestigd waren.<br />
Om de beide midscheepssloepen te behouden werd <strong>het</strong> hoog tijd deze te strijken. Vieren was echter niet meer mogelijk. 'Laat vallen de<br />
sloepen' werd gecommandeerd, waarop een paar mannen vuur en rook trotseerden en de sliphaken lossloegen. De sloepen ploften vanaf<br />
<strong>het</strong> sloependek in schuine stand onder water, maar kwamen op de luchtkussens weer boven drijven. Een gedeelte van de inventaris was<br />
eruit gespoeld en zij stonden vol water, maar de sloepen werden langszij gehouden en ijlings kregen enkele mannen order ze leeg te<br />
hozen.<br />
De 1ste machinist leidde vanaf <strong>het</strong> hoofddek de brandploegen en de 1ste stuurman deed <strong>het</strong>zelfde vanaf <strong>het</strong> sloependek. Ineens ging <strong>het</strong><br />
gerucht dat de 2de machinist in gevaar verkeerde, waarop de 1ste stuurman aanbood om, gehuld in brandweerpak en met asbest<br />
handschoenen aan, naar de machinekamer af te dalen en op onderzoek te gaan, maar halverwege werd hij teruggedrongen door rook en<br />
vuur. Hij had echter genoeg gezien om te kunnen rapporteren dat de 2de machinist ongedeerd was en krachtig leiding gaf aan jongere<br />
machinisten en olielieden om de brand vanuit de machinekamer te bestrijden. Zij sleepten met brandslangen en blusten de vuurtongen,<br />
die reeds over de topplaat naar de van olie verzadigde vullingen lekten.<br />
Met de chefs van dienst overlegde de kapitein over de beveiliging van de laadruimen. Maar alle luikhoofden waren gesloten en de<br />
luchtkokerpotten permanent afgedekt, zodat hieraan niets te verbeteren viel. Een groot geluk daar de lading, behalve uit concentraat, uit<br />
2800 ton wol en 1225 ton talk bestond, dat zich grotendeels in de aangrenzende laadruimen bevond.<br />
Op <strong>het</strong> sloependek breidde de brand zich steeds meer uit, zodat de blusploegen door vuur en rook verdreven werden. De noodantenne<br />
van <strong>het</strong> radiostation, die over <strong>het</strong> schijnlicht van de machinekamer was gespannen, viel verteerd door vuur neer. De toestand begon<br />
kritiek te worden. Vuur en brandend hout vielen reeds vanaf <strong>het</strong> sloependek op <strong>het</strong> daarachter gelegen laadruim, waar balen wol onder<br />
lagen, tastten de presennings aan en vormden een begin van brand. Mannen sprongen ijlings toe met slangen en putsen water. Nu de<br />
noodantenne al was vernietigd, werd besloten, zolang de hoofdantenne en <strong>het</strong> radiostation nog intact waren, een noodsein uit te zenden.<br />
Een moeilijke beslissing, want hierdoor werd niet alleen de in de oorlog voorgeschreven radiostilte verbroken, maar bovendien de positie<br />
van de <strong>Madoera</strong> aan de vijand prijsgegeven.<br />
Om 16.50, slechts acht minuten na <strong>het</strong> uitbreken van de brand, ging uit bittere noodzaak, <strong>het</strong> volgende sein de lucht in: 'S.O.S. de PFSL<br />
(De roepletters van de <strong>Madoera</strong>) on fire - taking to boats in position 26°-36' South and 103°-26' West.'<br />
Terwijl de marconist dit sein in open letters uitzond en de blussers op <strong>het</strong> dek van hun posten waren verdreven, vocht <strong>het</strong> personeel in de<br />
machinekamer nog steeds tegen <strong>het</strong> vuur. Nu en dan kwamen enkelen boven om lucht te happen, maar anderen stonden klaar om hun<br />
taak over te nemen.<br />
Er moest nu een beslissing worden genomen. Op de onderbrug hielden de kapitein, 1ste stuurman en 1ste machinist scheepsraad. De<br />
voortlekkende vlammen naderden de reddingvlotten aan de voorkant van <strong>het</strong> voor<strong>schip</strong>, waarop de vlotten in zee werden geworpen. Kon<br />
de <strong>Madoera</strong> nog behouden worden, of zou men genoodzaakt zijn in de sloepen te gaan voordat een oliebunker ontplofte? Eensgezind<br />
© 2002 Cees Schenkel 9
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
besloten de drie mannen door te gaan met <strong>het</strong> vuur te bestrijden. Maar intussen zou wel alles klaar worden gemaakt om <strong>het</strong> <strong>schip</strong> te<br />
kunnen verlaten. Er was een goede kans dat <strong>het</strong> vuur op <strong>het</strong> sloependek zou minderen na <strong>het</strong> verbranden van de houten opbouwsels.<br />
Mochten er echter complicaties optreden dan zouden de reddingsmiddelen gereed zijn.<br />
De beide sloepen op <strong>het</strong> brugdekhuis waren nog intact. Zij werden uitgerust met chronometers, sextanten, radio- noodzender, kaarten,<br />
logaritmetafels. seinlampen en extra proviand. Men vierde de sloepen af ter hoogte van de onderbrug en de Indonesische 4de stuurman<br />
kreeg opdracht ze te bewaken.<br />
Scheepsjournalen, administratieboeken en de geheime bescheiden, waaronder de codes van de Admiralty, werden klaargelegd. Met de<br />
sloepcommandanten werd afgesproken om, indien <strong>het</strong> <strong>schip</strong> moest worden verlaten, met de sloepen bijeen te blijven en deze onderling<br />
met lijnen te verbinden. Voor alle zekerheid werd Sniffy, die vanaf de onderbrug nerveus naar de vlammen zat te kijken, maar vast in de<br />
stuurboordboot gezet.<br />
De van <strong>het</strong> brandende sloependek verdreven blussers werden naar de midscheeps gedirigeerd. Het besluit om zodra de kansen zouden<br />
keren <strong>het</strong> vuur opnieuw te bestrijden, vond algemene bijval. De op <strong>het</strong> achter<strong>schip</strong> in <strong>het</strong> want hangende vlotten werden in zee geworpen,<br />
uit vrees dat ze later misschien niet meer te bereiken zouden zijn. Ook werd een ronde gemaakt door de logiezen, om te kijken of er nog<br />
slapers waren achtergebleven.<br />
Het per radio uitgezonden bestek werd nog eens op de kaart bekeken. Misschien zou men met de sloepen <strong>het</strong> eiland Salah y Gomez (op<br />
26° 28' Z.B.-105° 28' W.L.) kunnen bereiken, of Easter Island (op 27° 5' Z.B.-109° 20' W.L.). Rekening houdend met mogelijke<br />
verminking van de bestekcijfers, werd om 17.15 <strong>het</strong> S.O.S. bericht nogmaals uitgezonden, ditmaal met vermelding van de afstand tot<br />
Salah y Gomez.<br />
Langzamerhand begon de vlammenzee op <strong>het</strong> sloependek wat te luwen. De vlammen lekten om de Oerlikon nesten, waarop vrijwilligers<br />
werden gevraagd om de daar nog aanwezige munitie te verwijderen. Zes man bood zich aan, die een deel der munitie in zee wierpen en<br />
de rest op <strong>het</strong> achterdek in veiligheid brachten. Bijna alle brandslangen waren verteerd door <strong>het</strong> vuur, maar er werd een keten van<br />
mannen gevormd, die emmers water uit zee opschepten en deze van hand tot hand doorgaven om op de vlammenzee te gooien.<br />
Inmiddels was ook nog brand geconstateerd in de 'blinde gang', een ruimte tussen de machinekamer en oliebunkers die als bergplaats<br />
werd gebruikt voor inventaris; voornamelijk poetslappen, smeerolie en verf. Er kronkelde dikke rook uit. Besloten werd deze gang<br />
hermetisch dicht te houden om zo <strong>het</strong> vuur te smoren.<br />
Om 18 uur was de brand geblust, zowel aan dek als in de machinekamer. Alleen in de blinde gang had men <strong>het</strong> vuur nog niet onder<br />
controle. Maar dat kon bijna geheel gedoofd worden, en na <strong>het</strong> plaatsen van brandwachten werd de overige bemanning voorlopig<br />
bedankt en naar de bar gestuurd voor een stevige borrel. Maar niet voordat Sniffy uit de stuurboordsloep was gehaald, om door de door<br />
roet en rook geblakerde bemanning vertroeteld te worden als een waardige mascotte van de <strong>Madoera</strong>. Eerst nog trillend van angst ging<br />
<strong>het</strong> dier van hand tot hand, om ten slotte kwispelstaartend aan dek te worden gezet.<br />
Het was een spannende, zorgelijke nacht, die van 16 op 17 april 1944. Weliswaar was de hoofdbrand geblust, maar in de blinde gang was<br />
<strong>het</strong> vuur nog steeds niet gesmoord. In volslagen duisternis dreef de <strong>Madoera</strong> rond op de Stille Oceaan, met een uitgebrande motorkamer,<br />
ontredderde machines, zwartgeblakerde en kromgetrokken bunkerschotten en verkoold sloependek. Het bestek was prijsgegeven en<br />
zolang <strong>het</strong> <strong>schip</strong> nog ronddreef zou <strong>het</strong> een prooi z_n voor een nieuwsgierige Japanse oorlogsbodem.<br />
Kort nadat de hoofdbrand was geblust, werden radioberichten ontvangen van de motorschepen Port Fairy (10 243 ton) en Port Sydney<br />
(9129 ton), beide van de Port Line Ltd te Londen. Na ontvangst van hun seinen werd in een codetelegram aan deze schepen gevraagd,<br />
voor hulpverlening naar de <strong>Madoera</strong> te komen. Nadat de schepen onderling overleg hadden gepleegd, besloot de gezagvoerder van de<br />
Port Sydney, wiens <strong>schip</strong> zich <strong>het</strong> dichtst in de buurt van de <strong>Madoera</strong> bevond, naar <strong>het</strong> Nederlandse <strong>schip</strong> te stomen. Ook de Port Sydney<br />
was op weg van Wellington naar <strong>het</strong> Panamakanaal.<br />
Op de <strong>Madoera</strong> werd hierna nogmaals scheepsraad belegd, teneinde na te gaan welke maatregelen voor de nacht moesten worden<br />
getroffen. Voorlopig zou de blinde gang gesloten moeten blijven, terwijl <strong>het</strong> nodige werd gedaan om uitbreiding van de brand te<br />
voorkomen. Ook zouden de twee te water liggende sloepen aan nieuwe manillatrossen achter <strong>het</strong> <strong>schip</strong> worden gevierd en de<br />
reddingvlotten langszij worden gelegd. Door de hoge zee en deining gelukte <strong>het</strong> echter niet een paar vlotten binnen boord te halen.<br />
Tijdens de nacht werd met versterkte wachten gelopen en brandwachten bewaakten nog steeds de blinde gang. De temperatuur in de<br />
ruimen werd opgenomen en bleek normaal te zijn. Een sloep en twee vlotten gingen verloren door <strong>het</strong> breken van de lijnen als gevolg<br />
van de zware zeegang.<br />
Om 7 uur van de 17de april werd door de gehele bemanning 'torntoe' gemaakt. ( 'Torntoe' maken wil zeggen dat enige tijd<br />
werkzaamheden moeten worden verricht buiten de te lopen wachten om) Allereerst werden de vier nog overgebleven reddingvlotten<br />
weer scheep gezet, maar de motorsloep werd nog te water gehouden, daar die nodig zou zijn voor verbinding met de naderende Port<br />
Sydney. De oude brandslangen verving men zoveel mogelijk door nieuwe, terwijl rookmaskers, zuurstofapparaat en ander<br />
brandblusmateriaal werden nagezien, om klaar te zijn voor bluswerk in de blinde gang. Want daar was <strong>het</strong> vuur nog steeds niet onder<br />
controle.<br />
Inmiddels was door observatie van sterren een nieuw bestek verkregen, dat naar de Port Sydney werd uitgeseind.<br />
Om 9 uur werd de toegangsdeur naar de blinde gang geopend. Een dikke rook ontsnapte. Voorzien van rookmaskers en brandslangen<br />
gingen enkelen naar binnen om de vuurhaard te doven. Vijf man raakten bedwelmd en moesten bijgebracht worden, maar anderen namen<br />
hun plaats in. Een paar uur later kon de 1ste machinist rapporteren dat ook <strong>het</strong> laatste vuur was geblust. Zo spoedig mogelijk werden de<br />
verbrande inventarisdelen en <strong>het</strong> bluswater uit de gang verwijderd.<br />
Omstreeks 11 uur van de 17de april verkende de uitkijk in <strong>het</strong> kraaienest<br />
een <strong>schip</strong>. Een uur later was dat zo dicht genaderd dat op de <strong>Madoera</strong> met vlaggen kon worden geseind:' ik zal boot zenden - U moet aan<br />
© 2002 Cees Schenkel 10
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
lij van ons gaan.'<br />
De motorsloep werd bemand door de 1ste stuurman en zes matrozen. De boot had nogal geleden door de brand; zij was zwart geblakerd<br />
en er zaten enkele gaten in, maar zij bleef drijven en dat was <strong>het</strong> belangrijkste. Men wilde niet meer reddingsmiddelen verspelen. Voordat<br />
de 1ste stuurman van boord ging was met hem afgesproken dat hij een sein zou geven indien op <strong>het</strong> naderende <strong>schip</strong> iets verdachts zou<br />
gebeuren. Bovendien had de leider van de kanonniers de geheime opdracht gekregen <strong>het</strong> geschut voor direct gebruik gereed te houden.<br />
Want wie kon verzekeren dat <strong>het</strong> <strong>schip</strong> niet vijandig zou zijn en er geen 'spleetogen' op zaten?<br />
De motor sloeg aan en weer af, waarop de matrozen aan de riemen werden gezet. Er stond een lange oceaandeining, zodat de sloep nu en<br />
dan in een golfdal verdween. Maar langzaam naderde zij <strong>het</strong> <strong>schip</strong>, dat inderdaad de Port Sydney bleek te zijn. De sloep werd met<br />
gejuich door de bemanning van <strong>het</strong> Engelse <strong>schip</strong> ontvangen en terwijl de 1ste stuurman besprekingen voerde met de gezagvoerder,<br />
werden de matrozen onthaald op enkele flessen bier.<br />
De gezagvoerder van de Port Sydney, kapitein E.E. Roswell, bleek - zoals Graffelman <strong>het</strong> noemde - een 'prachtkerel' te zijn;' een Britse<br />
zeeman van <strong>het</strong> beste hout gesneden '. Ondanks oorlogsgevaar bood hij vrijwillig aan 24 uur of langer in de nabijheid van de <strong>Madoera</strong> te<br />
blijven. Hij had er ook helemaal op gerekend de bemanning van <strong>het</strong> Nederlandse <strong>schip</strong> zo nodig op te pikken. Reddingsmiddelen hingen<br />
langszij en de kok had al extra eten gekookt.<br />
De 1ste stuurman van de <strong>Madoera</strong> vroeg te helpen met materiaal, waarop de 1ste machinist van de Port Sydney kwam aandragen met<br />
1100 voet elektrische kabel om de verbrande leidingen van de <strong>Madoera</strong> te repareren. Bovendien kreeg men een volle zak aardappelen<br />
cadeau, omdat de eigen voorraad geheel verloren was gegaan.<br />
Terwijl de motorsloep nog langszij van de Port Sydney lag, vond een van de matrozen de helmstok terug. Deze was bij <strong>het</strong> afvaren<br />
onvindbaar geweest en om te kunnen sturen was een schalklat van een luikhoofdje in <strong>het</strong> roer gestoken. De helmstok was toen de sloep<br />
de vorig dag te water was gesmeten, halverwege door de sloepshuid gedrongen. Nu de helmstok eruit werd getrokken begon de boot vol<br />
water te lopen. Het lukte echter <strong>het</strong> gat te dichten.<br />
Nadat de 1ste stuurman van de <strong>Madoera</strong> rapport had uitgebracht van zijn besprekingen met kapitein Roswell, werd besloten dankbaar<br />
gebruik te maken van diens aanbod om 24 uur of langer in de nabijheid van de <strong>Madoera</strong> te blijven. De machinisten werkten koortsachtig<br />
om de motoren te repareren, maar <strong>het</strong> was de vraag of men straks op eigen kracht zou kunnen draaien. Zo niet, dan moest men misschien<br />
naar een noodhaven gesleept worden en kapitein Roswell had laten weten genoeg brandstof te hebben om de <strong>Madoera</strong> naar Valparaiso te<br />
slepen, de hoofdstad van Chili, een afstand van 1700 mijl.<br />
Met de morselamp werd nu verder communicatie tussen de beide schepen gehouden en men kwam overeen dat de Port Sydney<br />
voorlopig tot de volgende middag ter assistentie zou blijven.<br />
Met moeite werd de motorsloep binnen boord gehaald, maar deze kon niet meer buiten boord in de davits hangen (zoals in de oorlog<br />
gebruikelijk was), daar deze door de grote hitte waren kromgebogen. De rest van de dag werd besteed met <strong>het</strong> opruimen van <strong>het</strong><br />
verbrande hout en de restanten van de bergplaatsen op <strong>het</strong> sloependek. De machinedienst werkte intussen dag en nacht door met <strong>het</strong><br />
vernieuwen van motoronderdelen en hulpwerktuigen.<br />
Een nieuwe nacht ging in, doch men voelde zich geruster nu de brand volkomen was geblust. Bovendien lag daar als een vriend in de<br />
nood, op korte afstand, de Port Sydney met een gezagvoerder en bemanning die in gedachten met de mannen op de <strong>Madoera</strong> meeleefden.<br />
Op dinsdag 18 april waren de machinisten niet ontevreden, daar de werkzaamheden goed opschoten. Omstreeks 8.00 uur kon naar de<br />
Port Sydney worden geseind dat de <strong>Madoera</strong> over anderhalf uur zou gaan proefdraaien. Om 9.25 heerste er grote spanning aan boord. De<br />
telegraaf rinkelde. Seinvlag D woei: 'blijf vrij van mij, ik kan met moeite manoeuvreren.' Het leek haast onmogelijk, wanneer men de<br />
ravage in de machinekamer zag. Kromgetrokken hijsbalken, ingebogen bunkerschotten, gebobbelde dekken, een uitgebrande werkplaats<br />
met verkoolde gereedschapskasten, alles zwartgeblakerd en vet van de olie. Maar de motoren waren er genadig afgekomen. Zij sloegen<br />
aan en deden <strong>het</strong>; eerst nog langzaam, maar men kon weer varen.<br />
Naar de Port Sydney werd vervolgens geseind: 'engines allright - only few minor repairs to be done - no reason to delay you any longer -<br />
sincere thanks wish you safe journey - master <strong>Madoera</strong>'.<br />
Daarop kwam <strong>het</strong> volgende morsesein terug: compliments to your repairs wish you safe journey - master Port Sydney.<br />
Toen de Port Sydney wegvoer loeide haar stoomfluit drie lange galmen over de Stille Oceaan, even later op dezelfde wijze door de<br />
<strong>Madoera</strong> beantwoord. Daarna groetten de beide schepen elkaar volgens aloude zeemanstraditie, door <strong>het</strong> neerhalen van hun natievlag.<br />
Het is van belang iets te vertellen over de oorzaak van de brand. Er was een kleine lekkage ontstaan bij een metalen boutje van de<br />
brandstofolie -filterbatterij. ( De motoren van de <strong>Madoera</strong> liepen op olie. Deze brandstof wordt uit de oliebunkers naar de plaats van<br />
verbranding gestuwd door pompen, leidingen, filters en kleppen.) Dit boutje brak tijdens <strong>het</strong> repareren af. Hierdoor stroomde olie over de<br />
iets lager gelegen <strong>het</strong>e uitlaatgasleiding, waarna de olie ontbrandde. Een vlam sloeg uit naar de filterbatterij, bestaande uit veertien filters,<br />
die alle door de ontwikkelde hitte sprongen en leegliepen in <strong>het</strong> reeds bestaande vuur. Bovendien smolt een manometerleiding van <strong>het</strong><br />
aanzet -luchtvat, waardoor een sterke luchtstroom <strong>het</strong> vuur nog aanwakkerde.<br />
Het schuim- brandblusapparaat, opgesteld in de top van de machinekamer, was door de uitslaande vlammen al dadelijk onbereikbaar.<br />
Maar de brandstoftoevoer naar de filterbatterij kon nog tijdig worden afgesloten. Bij <strong>het</strong> uitbreken van de brand werd de machine direct<br />
gestopt en alarm gegeven. Beneden in de motorkamer werd <strong>het</strong> vuur met brandslangen bestreden. De ballastpomp ( Om voldoende<br />
diepgang te krijgen (een goede 'trim') kan als ballast water worden gebruikt, dat in ballasttanks wordt opgeslagen. In dit geval werd<br />
ballastwater dus gebruikt om te blussen.) werd gebruikt om meer bluswater te geven, en <strong>het</strong> was een geluk dat de stoomketel en dynamo<br />
bereikbaar bleven, zodat diverse hulpwerktuigen voor water en verlichting konden worden gebruikt.<br />
Door <strong>het</strong> machinekamerpersoneel en anderen werd in deze hachelijke ogenblikken kordaat werk verricht, waarbij verscheidene personen<br />
zich bijzonder onderscheidden. Hierop zal dadelijk nog worden teruggekomen.<br />
In de namiddag van de 18de april voer de <strong>Madoera</strong> eerst nog enige tijd op halve kracht en vervolgens ging <strong>het</strong> volle kracht vooruit. Maar<br />
er werd een behoorlijke veiligheidsmarge gehouden, want men moest voorzichtig blijven.<br />
© 2002 Cees Schenkel 11
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
Laat in de avond werd met de korte- golfzender in code <strong>het</strong> volgende telegram naar de Admiralty uitgeseind:' fire extinguished - no<br />
casualties - main engines working - proceeding Balboa - upper part engineroom and boatdeck burnt out - bunker bulkheads and decks<br />
damaged - repairs needing - require one new lifeboat and one motorlifeboat and two rafts at Cristobal - please inform owners at New<br />
York - master <strong>Madoera</strong>.<br />
De volgende morgen werd <strong>het</strong> nieuws in New York bekend. Reeds sedert drie dagen had men de <strong>Madoera</strong> als verloren beschouwd. Maar<br />
plotseling was zij als een Phoenix uit haar as herrezen en voer zij op eigen kracht naar <strong>het</strong> Panamakanaal.<br />
De <strong>Madoera</strong> was een <strong>schip</strong> met een traditie. Eind februari 1943 was zij getorpedeerd, maar had een veilige haven weten te bereiken. In<br />
tijdschriften las men toen artikelen over <strong>het</strong> motor<strong>schip</strong> dat niet zinken wilde'. Later werd zij beschoten door een vriend die haar als<br />
vijand zag, doch zij wenste niet getroffen te worden. En thans had zij bewezen ook een felle brand te kunnen weerstaan.<br />
Na <strong>het</strong> uitbreken van de brand hadden vrijwel alle opvarenden zich uitstekend gedragen, zoals uit <strong>het</strong> boek van Graffelman blijkt:<br />
'ontegenzeggelijk heeft <strong>het</strong> zwaartepunt van de bestrijding der brand in de machinekamer gelegen en <strong>het</strong> personeel heeft wonderen<br />
verricht. Graffelman verstrekt vervolgens bijzonderheden over wat de bemanningsleden presteerden. Hij geeft daarbij wel de rang van de<br />
betrokkenen, maar slechts zelden hun naam. Evenals in <strong>het</strong> koopvaardijboek wordt in dit Supplement echter zo mogelijk vermeld hoe zij<br />
heetten.<br />
Nu bezit de auteur twee volledige bemanningslijsten van de <strong>Madoera</strong> uit deze periode, gedateerd 3 december 1943 en 20 juni 1944<br />
(afkomstig van de 'Shipping' te Londen).( Verkregen dank z_ de welwillende medewerking van de heer H. Meurs, werkzaam op <strong>het</strong><br />
Directoraat-generaal van de Scheepvaart te Rijswijk.<br />
De namen vermeld op de beide bemanningslijsten zijn niet steeds eensluidend, omdat na aankomst in een haven steeds nieuwe<br />
monsterrollen werden opgemaakt. De lijst van 3 december 1943 vermeldt als totaal aantal opvarenden 67 man, maar de lijst van 20 juni<br />
1944 65 man.)<br />
Daardoor kunnen nu toch de namen van een aantal betrokkenen worden vermeld. Het bleek trouwens niet mogelijk ze alle te<br />
achterhalen; bovendien is lang niet altijd meegedeeld wie wat deed. Zo kennen wij wel de naam van de 1ste stuurman die met de<br />
motorsloep naar de Port Sydney voer, maar niet de namen van de zes matrozen die onder moeilijke omstandigheden aan de riemen zaten.<br />
Ongetwijfeld onbillijk jegens hen, maar onvermijdelijk. Het is daarenboven niet doenlijk te veel namen te verstrekken (kopieën van de<br />
volledige bemanningslijsten kunnen bij de heer Meurs worden aangevraagd). Nog zij aangetekend dat op de bemanningslijst van 20 juni<br />
1944 de nationaliteit en de godsdienstige gezindheid van iedereen wordt opgegeven: protestant, katholiek, mohammedaans, geen<br />
godsdienst, dan wel onbekend.<br />
In de machinekamer waren, zoals aangehaald, wonderen verricht. De man die de kern uitmaakte van <strong>het</strong> personeel aldaar was de 2de<br />
machinist W. Aarsen, die koelbloedig op zijn post bleef en hierdoor de jongere machinisten en olielieden inspireerde. Een ogenblik moest<br />
hij, bevangen door rook, aan dek komen om lucht te happen. Men heeft hem toen aangetroffen ergens op een stoomleiding, terwijl hij<br />
zei: 'spuiten jullie nog even door, jongens, er is beneden niets loos.'<br />
De 1ste machinist E.L. Hoogendijk bevond zich juist bij de manoeuvreerstand toen de olielekkage begon. Hij nam direct <strong>het</strong> initiatief om<br />
de motoren te stoppen, en nadat hij de brandschellen had afgedrukt en als waarschuwing naar de commandobrug enkele malen de<br />
telegraaf heen en weer had gehaald, nam hij meteen de leiding op zich van de brandploegen. Zijn zelfbeheersing schonk vertrouwen aan<br />
de blussers en hoewel er ogenblikken waren dat hij de toestand somber inzag, was zijn antwoord, evenals dat van de 1ste stuurman P.<br />
Jonker toen er een besluit moest worden genomen: 'volhouden zolang wij kunnen.'<br />
De 2de stuurman D.J. Kolkman, de 3de L. Ploeger (die ook de torpedering van de <strong>Madoera</strong> op 23 februari 1943 had meegemaakt) en de<br />
jeugdige 4de Raden Soetrasman stonden eveneens voor hun taak. Raden Soetrasman zat op <strong>het</strong> toilet toen <strong>het</strong> alarm afging, maar hij<br />
rende direct met straalpijp en brandslang naar de brand.<br />
De 1ste marconist P.H. Danielse werkte kalm en correct. De uitgezonden noodseinen werden met zuivere bestekken op de Port Sydney<br />
ontvangen. Hofmeester A. Olie, de chef-kok G.H. van Giezen en de Javaanse koks Selan en Said trotseerden rook en vuur om uit <strong>het</strong><br />
proviandmagazijn, onder de magazijnmeester A. Baths, extra levensmiddelen voor de sloepen te halen.<br />
Intussen waren de 2de machinist W. Aarsen, de 3de J. de Haan, de 4de E. Hoogenwoning, de 5de H.J. Schokman en de 5de W.<br />
Mamakit, onvermoeibaar bezig in de machinekamer en elders.<br />
De Javaanse bakker Tehim bleek een zeer evenwichtig mens te zijn. Want nauwelijks was de ergste brand geblust, of hij zat al weer bij<br />
de kombuis, rustig bezig met de bereiding van de avondmaaltijd. Javaanse bedienden liepen met brandslangen en hielden omringende<br />
verblijven nat.<br />
Bootsman B. Koster hield eveneens zijn zinnen bij elkaar. Na de brand kwam hij met de scheerkwast en Gillette van kapitein<br />
Graffeiman aanlopen, tijdens de meest kritieke fase uit diens badkamer gehaald. Hij zei: 'dat had ik maar vast bij me gestoken, dan kunt u<br />
zich tenminste scheren vóór u aan wal stapt, kapitein.'<br />
Magazijnmeester Baths vertelde later: 'nou, <strong>het</strong> was krap aan, maar ik ben toch even boven gekomen om m'n verzuipkoffertje klaar te<br />
zetten.'<br />
Enkele 'passagiers', reserve- officieren van de RAF, hielpen eveneens op <strong>het</strong> sloependek met spuiten. Niemand zat bij de pakken neer,<br />
allen werkten plichtsgetrouw voor <strong>het</strong> beveiligen van <strong>schip</strong> en lading, en voor een ieders lijfsbehoud.<br />
Maar de acht Chinese bemanningsleden deden niets. Zij hadden zich volledig aangekleed in hun burgerpakken en liepen met een<br />
deukhoedje op en gevulde plunjezakken naar de veiligste plaats van <strong>het</strong> <strong>schip</strong> en wachtten daar rustig af tot de sloep kwam 'voorrijden'<br />
om de heren op te halen. Zij hadden echter niet de kans gekregen - zoals in de oorlog enkele malen is gebeurd - er met een van de sloepen<br />
vandoor te gaan, om <strong>het</strong> eigen vege lijf te redden, zich niets bekommerend om de achterblijvers aan boord. Want 4de stuurman Raden<br />
Soetrasman die, naar wij ons herinneren, opdracht had gekregen de beide nog intacte sloepen op de onderbrug te bewaken, had<br />
zekerheidshalve een revolver bij zich gestoken en hield de Chinezen voortdurend in <strong>het</strong> oog.<br />
© 2002 Cees Schenkel 12
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
( Raden Soetrasman wilde graag bij de koopvaardij; iets bijzonders voor een Javaan van adellijke afkomst die tevens vrij gefortuneerd<br />
was. Hij volgde een cursus voor de opleiding tot koopvaardij- officier en werd in 1943 als 4de stuurman op de <strong>Madoera</strong> aangenomen,<br />
waar hij zich in zijn element voelde. Soetrasman sprak, behalve Javaans, vloeiend Nederlands en Engels. Toen de <strong>Madoera</strong> in 1944 te<br />
New York lag, ging hij van boord, volgde een nascholingscursus en behaalde de rang van 3de stuurman. Hij vertrok daarop naar<br />
Nederland, werkte korte tijd op de Indonesische ambassade en zocht de heer H. Meurs op, die hem tot zijn verbazing f 4300<br />
gevarentoelage uitkeerde. (De heer Meurs verstrekte de auteur de gegevens over Soetrasman.))<br />
Kapitein Graffelman schreef dat <strong>het</strong> een wonderlijke ervaring was om, drie dagen na alles klaar te hebben gemaakt om zijn brandend<br />
<strong>schip</strong> te verlaten, voor <strong>het</strong> nuchtere feit te staan dat de <strong>Madoera</strong> zich weer voortbewoog. Er werden etmalen gemaakt van 240 à 250 mijl,<br />
terwijl er langzamerhand wat orde in de chaos kwam. De telemotorleiding die door de brand geleden had, kon worden gerepareerd, zodat<br />
<strong>het</strong> <strong>schip</strong> weer bestuurbaar was vanaf de commandobrug. De verbrande filterbatterij werd door de machinisten vernuftig vervangen door<br />
koperen gaasjes in de toevoerleiding. De dieselolie van de <strong>Madoera</strong> was gelukkig van goede kwaliteit, maar toch werd elke morgen een<br />
halfuurtje gestopt om alles grondig na te zien, daar de machine- installatie danig geleden had. Het was een wonder dat tijdens de brand<br />
geen complicaties waren opgetreden, wanneer men zich realiseert dat een brandstoftankje op <strong>het</strong> waarlozedelenbordes rondom in de<br />
vlammen had gestaan. En dat verder enkele zuurstofcilinders werden teruggevonden waarvan de beschermkappen door de hitte waren<br />
gesmolten, wat normaal gesproken tot een explosie had moeten leiden. En dat door de hitte stalen schotten waren verwrongen van de<br />
oliebunkers, die honderden tonnen dieselolie bevatten.<br />
De <strong>Madoera</strong> was door <strong>het</strong> oog van een naald gekropen. Maar men had als mascotte 'Sniffy' aan boord 'Want zonder dat goede beestje<br />
was men beslist naar de haaien geweest!' aldus Graffelman.<br />
Intussen was door de bemanning en de passagiers van de <strong>Madoera</strong> spontaan een bedrag van 238 Amerikaanse dollar bijeengebracht voor<br />
een huldeblijk aan de Port Sydney, uit erkentelijkheid voor haar assistentie in tijden van nood. Hierop wordt later nog teruggekomen.<br />
Op zondagmorgen 23 april 1944, een week na de brand, werden alle opvarenden, voor zover niet op wacht, op de onderbrug verzameld<br />
en toegesproken wegens hun betoonde moed, kranig optreden en doortastendheid. Aan <strong>het</strong> snelle optreden en de goede samenwerking<br />
van de bemanning was <strong>het</strong> behoud van de <strong>Madoera</strong> te danken geweest. Volgens traditie had zij blijk gegeven een koppig <strong>schip</strong> te zijn, dat<br />
tot elke prijs drijvende wilde blijven. Nadat kapitein Graffelman hen namens de directie van de Stoomvaart Maatschappij Nederland had<br />
bedankt, werd een feestdrank rondgediend en door allen geproost op de voorspoedige vaart van de <strong>Madoera</strong> en een behouden aankomst<br />
in Balboa.<br />
Het werden nu nog drukke dagen voor de scheepsofficieren, want aan een scheepsbrand is een onvermijdelijke rompslomp verbonden.<br />
Er moesten rapporten en verklaringen worden opgemaakt, schadelijsten, reparatiestaten, scheepsverklaringen, enzovoort. Bij gebrek aan<br />
typisten moest men alles zelf doen, en toen alles in duplo gereed was werden enige mappen samengesteld voor verzending naar de<br />
directies te New York en Londen. Iedere map telde 73 pagina's typewerk. De oliebrand was in ruim drie uur geblust, maar <strong>het</strong> typen van<br />
de paperassen kostte bijna twee weken. Hierop werd de volgende slagzin bedacht: 'papier smeult langer dan olie'.<br />
Het was een hele geruststelling voor iedereen aan boord, dat bij aankomst in Balboa de vereiste papieren in orde zouden zijn. Wanneer<br />
de betrokken autoriteiten aan boord zouden komen, kon men hen bij alle verhoren, onderzoeken, schadecontroles en reparatieplannen van<br />
repliek dienen. Vierentwintig uur tevoren werd een telegram verzonden, waarin stond dat de <strong>Madoera</strong> op zaterdag 29 april, om 8 uur, zou<br />
binnenlopen in Balboa.<br />
Toen <strong>het</strong> <strong>schip</strong> 's morgens zijn bestemming naderde, zag men drie grote sleepboten liggen. Iedereen aan boord had echter instructies<br />
gekregen, onder geen voorwaarde sleeptrossen uit te geven zonder orders van de commandobrug. Want kapitein Graffelman wilde niet<br />
<strong>het</strong> risico lopen dat naderhand een sleepbootrekening zou worden ingediend voor hulp aan een binnengesleept 'wrak'.<br />
Om alle moeilijkheden te voorkomen werd daarom besloten op de rede voor anker te gaan. Dit moest snel gebeuren, want een loodsboot<br />
was al in aantocht. Op <strong>het</strong> ogenblik dat de loodsboot langszij schoot, donderde met luid geraas <strong>het</strong> stuurboordsanker te water. Een hels<br />
geschreeuw volgde, vanaf de loodsboot: 'For God's sake, don't drop your anchor Captain, pick it up, right away, you are in the middle of<br />
a minefield.' Maar <strong>het</strong> anker was al gevierd en men hoorde geen mijnen ploffen, dus bleef <strong>het</strong> liggen waar <strong>het</strong> lag.<br />
Hijgend en blazend kwam de loods de stormleer op, vergezeld van een bleke Amerikaanse marine- officier. Deze werd even terzijde<br />
genomen om uit te leggen waarom de <strong>Madoera</strong> op de rede voor anker was gegaan. Het anker werd weer gehieuwd en toen bleek dat er<br />
geen mijnen aan hingen, mocht de reis worden voortgezet. Het <strong>schip</strong> voer (natuurlijk zónder sleepboten) naar Balboa en meerde<br />
omstreeks 9.30 af op enkele boeien in de haven. De verloren gewaande <strong>Madoera</strong> was behouden binnengelopen. Later werd van marineautoriteiten<br />
vernomen dat er helemaal geen mijnen waren gelegd op de rede van Balboa!<br />
Nadat de noodzakelijke havenformaliteiten waren vervuld, kwamen verschillende experts aan boord. Als eerste de nautische inspecteur<br />
van de Mij. Nederland, die per vliegtuig uit New York was overgekomen om allerlei zaken te regelen. Verder de reserve- luitenant ter<br />
zee 1ste klasse R. Rijkens (HBO- officier te Balboa), de Lloyd's surveyor, de Amerikaanse Port Captain en enkele anderen.<br />
In de hut van kapitein Graffelman werd eerst een telegram voorgelezen van de directie der Mij. Nederland, waarin Graffelman en zijn<br />
bemanning werden gelukgewenst met de behouden aankomst van de <strong>Madoera</strong>. Vervolgens ging men gezamenlijk de brandschade<br />
bekijken op <strong>het</strong> sloependek in de machinekamer en elders. Het volgende werd besloten: 1. de meest noodzakelijke reparaties zouden<br />
worden verricht in Balboa; 2. de reis zou, in konvooi, worden voortgezet naar New York, om daar de reservedelen en reddingsmiddelen<br />
te kunnen completeren; 3. de <strong>Madoera</strong> zou daarop naar Engeland gaan om er de lading te lossen; 4. hierna moest zij terug naar New York<br />
voor grondig herstel.<br />
Aan de hand van de reeds opgemaakte staten kon direct op de marinewerf met de reparaties worden begonnen. Deze omvatten<br />
hoofdzakelijk: rechtbuigen van verbogen davits, installeren van twee nieuwe sloepen met uitrusting, vernieuwen van deuren en<br />
verduisteringsschotten, monteren van een nieuwe filterbatterij, herstel van verschillende leidingen, telefoonverbinding met de brug en<br />
marconihut tot stand brengen, en <strong>het</strong> gedeeltelijk vernieuwen van kromgetrokken hijsbalken met bijbehorende werktuigen. Toch een hele<br />
lijst, maar al op 1 mei werd ermee begonnen, nadat de <strong>Madoera</strong> een ligplaats had gekregen aan de dokpier van de U.S. Navy Yard,<br />
© 2002 Cees Schenkel 13
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
terwijl alle medewerking was toegezegd.<br />
Bij aankomst te Balboa was op <strong>het</strong> Nederlandse <strong>schip</strong> vernomen dat de Port Sydney de vorige dag was aangekomen in Cristobal, aan de<br />
andere zijde van <strong>het</strong> Panamakanaal. Hierop werd <strong>het</strong> volgende telegram verzonden:<br />
"To Captain, officers and men of s.s. Port Sydney - arrived safely - sincere thanks for your valiant aid - regret we won't see you - sending<br />
token of our appreciation to you in England - from Captain, officers, men and passengers of m.s. <strong>Madoera</strong>.'<br />
Enkele dagen later werd een brief van Captain Roswell aan kapitein Graffelman ontvangen, waarin hij schreef:<br />
'Dear Sir, I was ever so pleased to hear ofyour safe arrival in port, and that you were able to make it under your own power; it was<br />
certainly a marvellous effort and I do most heartily congratulate you and all concerned for your success.<br />
I sincerely hope that your troubles will be over and that one day in the not too far distant future we may all settle down to the piping days<br />
of peace and you will be able to go back to those you love; may Good Luck go with you all.<br />
Yours sincerely,<br />
E.E. Roswell, Master.<br />
Door bemiddeling van een Amerikaanse zeeofficier die op de Navy Yard werkte, werd voor een deel van <strong>het</strong> bijeengebrachte geld een<br />
zilveren plaquette vervaardigd. Deze zou na aankomst in Engeland aan de Port Sydney worden aangeboden. Het opschrift luidde:<br />
To Captain, officers and men of s.s. Port Sydney<br />
In recognition of the valiant aid rendered, regardless of enemy danger, to Dutch m.s. <strong>Madoera</strong> while afire in mid- south Pacific on april<br />
16th 18th 1944 presented by her Captain, officers, men and passengers<br />
Reeds op 6 mei 1944 kon de <strong>Madoera</strong> met de motoren gaan proefdraaien. Alles functioneerde naar wens. Op zondag 7 mei voer men <strong>het</strong><br />
Panamakanaal in en 's middags ankerde de <strong>Madoera</strong> op de rede van Cristobal. De volgende morgen vond een konvooiconferentie plaats,<br />
waarna <strong>het</strong> 's middags in een zwaar bewaakt konvooi met acht andere schepen naar de Guantanamo Bay (Cuba) ging, die 12 mei werd<br />
bereikt. Nadat opnieuw een conferentie was belegd, voer de <strong>Madoera</strong> in een konvooi van 25 schepen naar New York, waar zij de 20ste<br />
mei 1944 aan Pier 3 op Staten Island afmeerde.<br />
'Zo eindigde mijn eerste reis als gezagvoerder', schreef Graffelman, 'een rondreis om de wereld, waarin 26 680 zeemijlen waren<br />
afgelegd.'<br />
De volgende morgen werd aan boord van de <strong>Madoera</strong> een conferentie gehouden met chefs van nautische en technische dienst van de Mij.<br />
Nederland,<br />
Lloyd's surveyor en enkele andere experts. Allen gingen akkoord met de reeds in Balboa opgestelde plannen om <strong>het</strong> <strong>schip</strong> eerst naar<br />
Engeland te dirigeren voor <strong>het</strong> lossen van de Australische en Nieuwzeelandse lading, en <strong>het</strong> daarna terug te zenden naar New York voor<br />
volledige reparatie.<br />
Nadat de <strong>Madoera</strong> 's middags was ingeklaard, werden bezoeken gebracht aan de Nederlandse consul-generaal en enkele marine- en<br />
andere autoriteiten. Op <strong>het</strong> 'British Ministry of War Transport' deelde Graffelman mee dat de <strong>Madoera</strong> nog wel wat deklast zou kunnen<br />
laden voor Engeland. Hierbij werd speciaal gedacht aan vliegtuigen, die men aan de overkant best kon gebruiken. Dit aanbod werd<br />
dankbaar aanvaard.<br />
De 23ste mei werd een feestelijke dag voor de opvarenden van de <strong>Madoera</strong>, omdat men bezoek kreeg van directieleden van de Mij.<br />
Nederland. Zij maakten eerst een rondgang over <strong>het</strong> verbrande bootdek en door de zwart geblakerd de machinekamer, en begrepen maar<br />
niet hoe een <strong>schip</strong> onder zulke omstandigheden nog had kunnen binnenvaren.<br />
Inmiddels waren alle officieren en scheepsgezellen op de onderbrug aanwezig. De hoofddirecteur uitte zijn dank en waardering voor <strong>het</strong><br />
vastberaden optreden van de bemanning en voor alles wat zij tot behoud van <strong>het</strong> <strong>schip</strong> had bijgedragen. Kapitein Graffelman bedankte uit<br />
aller naam voor de waarderende toespraak. Hij herinnerde daarbij aan de woorden van de directie, toen hij zeven maanden geleden met<br />
<strong>het</strong> commando over de <strong>Madoera</strong> werd belast: 'dat u haar moge behouden.' Na alles wat men op de <strong>Madoera</strong> had meegemaakt, was <strong>het</strong><br />
wel een bij zonder voorrecht thans te kunnen zeggen: <strong>het</strong> is ons gelukt.' Na <strong>het</strong> ronddienen van een feestdronk werd de samenkomst met<br />
een gezellige scheepslunch besloten.<br />
De volgende dag moesten nog verscheidene kantoren worden bezocht om gegevens te verstrekken over de afgelopen reis, in <strong>het</strong> bij<br />
zonder over de scheepsbrand. Ook werd er deklast geladen bestaande uit vliegtuigen en gliders. Hierna vond een konvooi conferentie<br />
plaats. In de vroege morgen van 27 mei 1944 bevond de <strong>Madoera</strong> zich weer op zee en had als <strong>schip</strong> no. 65 positie ingenomen in een<br />
konvooi van 72 schepen.<br />
De <strong>Madoera</strong> in aanvaring met de Noorse tanker Fosna<br />
Kort na vertrek sloten zich nog 37 schepen aan, zodat <strong>het</strong> konvooi uiteindelijk 109 schepen telde. De Commodore, admiraal Sir Charles<br />
Gordon Ramsey, voer op <strong>het</strong> Noorse motor<strong>schip</strong> Samuel Bakke (4719 ton), uit Haugesund.<br />
De eerste dagen was <strong>het</strong> prachtig weer, zodat tien mijl kon worden aangehouden. In de middag van 31 mei hadden de schepen met<br />
vlaggeseinen van de Commodore instructie gekregen dat om 24 uur de koers van oostnoordoostelijk gewijzigd zou worden in noordoost,<br />
wat een koersverandering van 23 graden naar bakboord betekende. Deze manoeuvre zou geschieden door middel van <strong>het</strong> 'wheeling'-<br />
systeem, waarbij eerst de kolomleiders langzaam naar de nieuwe koers draaien en daarna de opvolgende schepen in <strong>het</strong> kielwater van<br />
© 2002 Cees Schenkel 14
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
hun voorgangers.<br />
Helaas werd <strong>het</strong> om 22.20, bij <strong>het</strong> naderen van Newfoundland, plotseling dik van de mist. De wind kwam uit <strong>het</strong> zuidwesten, kracht 4.<br />
Op de <strong>Madoera</strong> werden meteen de navigatielichten bijgezet, terwijl bij <strong>het</strong> heklicht een 500 watt schijnwerper werd ontstoken, om leiding<br />
te geven aan <strong>het</strong> direct achter de <strong>Madoera</strong> varend <strong>schip</strong>. Tevens werd de mistboei uitgevierd en gaf men mistseinen met de stoomfluit. De<br />
mist was zo dik, dat vanaf de commandobrug <strong>het</strong> voor<strong>schip</strong> niet zichtbaar was. Het gaf een angstig gevoel, onder zulke omstandigheden<br />
te weten dat men zich in een konvooi van 109 op volle kracht varende schepen bevond, die alle om beurt hun brullende fluitsignalen<br />
gaven. Als gevolg van de mist waren alle schepen aangewezen op <strong>het</strong> volgen van een goede kompaskoers, terwijl een accurate eenparige<br />
snelheid van groot belang was. Enkele graden verkeerd sturen kon noodlottige gevolgen hebben, en indien men zelf goed stuurde doch<br />
een ander <strong>schip</strong> niet, kon <strong>het</strong> evenzeer misgaan.<br />
Zoals vermeld moest <strong>het</strong> hele konvooi om 24.00 uur 23 graden van koers veranderen, en toen <strong>het</strong> middernachtelijk uur naderde stond<br />
men op de brug ingespannen te luisteren naar seinen die de koerswijziging al dan niet zouden gelasten. De marconist had, vanwege de<br />
mist, instructie gekregen goed te luisteren naar mogelijke draadloze orders van de Commodore. Daar hij niets had ontvangen, zou de<br />
koerswijziging dus doorgaan. Uitgerekend was dat de <strong>Madoera</strong>, in verband met de afstand tot haar voorgangster, om 00.15 aan de beurt<br />
zou zijn om de nieuwe koers te gaan sturen. Inmiddels was om 24 uur de wacht afgelost en de nu op wacht komende stuurlieden maakten<br />
zich vertrouwd met de talrijke geluidsseinen van de hen omringende schepen.<br />
Plotseling loeide een luchtfluit van een <strong>schip</strong> vlakbij, dwars op aan stuurboordzijde. Op <strong>het</strong>zelfde ogenblik praaide de uitkijk op <strong>het</strong><br />
voor<strong>schip</strong> een licht dwars op, dat eveneens op de brug werd gezien. Onmiddellijk werd aan de roerganger ' hard bakboord je roer'<br />
gecommandeerd, en als uitwijksignaal werden twee korte stoten op de stoomfluit gegeven. Nadat de <strong>Madoera</strong> ongeveer dertig graden<br />
was afgedraaid, kreeg de roerganger opdracht <strong>het</strong> <strong>schip</strong> op deze koers te houden. Maar <strong>het</strong> andere <strong>schip</strong> naderde snel en zijn koers scheen<br />
die van de <strong>Madoera</strong> te zullen kruisen. Nogmaals werd 'hard bakboord' gecommandeerd en opnieuw gaf men twee korte stoten op de<br />
stoomfluit, terwijl de telegraaf naar de machinekamer op 'stop' werd gezet.<br />
Ook <strong>het</strong> naderende <strong>schip</strong> had intussen als waarschuwingssein enkele korte stoten op zijn luchtfluit gegeven, gevolgd door zijn<br />
konvooinummer: 85. De <strong>Madoera</strong> draaide verder af naar bakboord en zakte iets af ten opzichte van <strong>het</strong> naderende <strong>schip</strong>. Op de brug<br />
waren flauw de contouren te zien van een schoorsteen en een sloependek. Het schijnsel dat reeds eerder was waargenomen, kwam vanuit<br />
een openstaande deur in de machinekamer. Het was een tanker die de <strong>Madoera</strong> naderde, en men scheen <strong>het</strong> Nederlandse <strong>schip</strong> te willen<br />
ontwijken door stuurboord- roer te geven. Maar <strong>het</strong> achter<strong>schip</strong> van de tanker kroop naar de <strong>Madoera</strong> toe en een aanvaring leek<br />
onvermijdelijk. Even later werd een schok gevoeld; <strong>het</strong> bakboord- achter<strong>schip</strong> van de tanker schuurde langs <strong>het</strong> stuurboord- voor<strong>schip</strong><br />
van de <strong>Madoera</strong>. Een luid gekraak volgde; een buiten boord hangende reddingboot werd tegen een vlot van de <strong>Madoera</strong> tot pulver<br />
gekraakt; stukken hout vielen in zee. Maar een stevige kurkenzak van <strong>het</strong> Nederlandse <strong>schip</strong> ving de stoot van de aanvaring goeddeels<br />
op. Op de tanker stond men luid te schreeuwen en orders te geven in <strong>het</strong> Noors. De Noren wezen op een rek met dieptebommen op hun<br />
achter<strong>schip</strong>, maar de <strong>Madoera</strong> zwaaide daar net vrij van. Zij was aangevaren door de motortanker Fosna (8202 ton), uit Bergen, maar de<br />
beide schepen raakten heel spoedig los en na enkele seconden was de tanker in de mist verdwenen. Zelfs <strong>het</strong> vlot van de <strong>Madoera</strong> was<br />
nauwelijks beschadigd.<br />
'Volle kracht vooruit, stuurboord je roer,' kreeg de roerganger te horen, want de <strong>Madoera</strong> kon geen moment langer gestopt blijven liggen.<br />
De motoren sloegen weer aan; andere schepen naderden immers, en aan bakboord voeren vijf andere linies, waar de <strong>Madoera</strong> door haar<br />
bakboord- manoeuvre gevaarlijk dichtbij was gekomen. Zowel de tanker als <strong>het</strong> Nederlandse <strong>schip</strong> waren er buitengewoon goed<br />
afgekomen. Met een vaart van tien mijl waren zij langs elkaar geschuurd en wanneer de <strong>Madoera</strong> niet tijdig was uitgeweken, zou de<br />
ramp niet te overzien zijn geweest. En zo had de <strong>Madoera</strong> opnieuw haar reputatie eer aangedaan: <strong>het</strong> <strong>schip</strong> dat niet zinken wilde.<br />
'En zonder <strong>het</strong> zelf te weten', schreef Graffelman, 'was ook Sniffy haar plichten nagekomen als mascotte van de <strong>Madoera</strong>. Zonder<br />
bijgelovig te zijn, gaat men aan zo'n beestje hechten.'<br />
Het bleef de hele nacht dik van mist en tientallen lucht- en stoomfluiten brulden en loeiden voortdurend vlak in de buurt. 'In zulke<br />
nachten', aldus Graffelman, komt men niet uit de kleren en blijft men permanent bij de hand.'<br />
Direct na de aanvaring werden de gegevens over <strong>het</strong> gebeurde schriftelijk vastgelegd. Er werden verklaringen opgemaakt van de<br />
roerganger, de uitkijk, de wacht aan dek en van de stuurlieden die bij de hand waren geweest. Alle op de brug genoteerde tijdstippen van<br />
manoeuvreren werden vergeleken met de aantekeningen van de machinekamer, en <strong>het</strong> bleek dat de zaak klopte. Toen kort na de<br />
aanvaring de vullingen van de laadruimten werden gepeild, was alles normaal; <strong>het</strong> <strong>schip</strong> maakte geen druppel water. Evenals na de brand<br />
werd een dossier opgemaakt van dit alles, zodat de Raad voor de Scheepvaart te zijner tijd zijn oordeel over de aanvaring zou kunnen<br />
geven.<br />
Na enkele uren voer de <strong>Madoera</strong> weer in <strong>het</strong> oude konvooiverband. Ook de Fosna had haar positie weer ingenomen. Er vertoonden zich<br />
op haar achter<strong>schip</strong> sporen van de aanvaring. De grijze verf was weggeschuurd en rode menieplekken keken erdoorheen. 'Ze hep nog wat<br />
lippenstift van de zoen van de <strong>Madoera</strong> overgehouden,' zei de roerganger.<br />
De verdere tocht naar Engeland verliep door slechte weersomstandigheden evenmin gemakkelijk. Van de dertien dagen die de reis<br />
duurde, waren er tien met zware mist, mistvlagen of heiig zicht.<br />
Inmiddels was de <strong>Madoera</strong> voor nadere orders naar Oban gedirigeerd, op de westkust van Schotland. Het was nog steeds mistig toen <strong>het</strong><br />
<strong>schip</strong> op 8 juni zijn positie wist te bepalen ten opzichte van Tory Island (voor de noordwest kust van lerland). Omstreeks 10 uur klaarde<br />
<strong>het</strong> even op, zodat de Commodore gelegenheid kreeg de twintig voor Oban bestemde schepen order te geven zich van <strong>het</strong> konvooi af te<br />
scheiden. De <strong>Madoera</strong> werd aangewezen als leider van de bakboordkolom, en de reis werd onder een eigen Commodore, aan boord van<br />
<strong>het</strong> Engelse Schip Jamaica Planter voortgezet.<br />
Tegen de avond kwam de mist weer opzetten, juist toen <strong>het</strong> konvooi in de nauwe vaarwaters kwam. Om 19.45 zag men recht vooruit<br />
door de mistvlagen vaag de vuurtoren opdagen van Dubh Artach, voor de ingang van de Firth of Lorn, waarop <strong>het</strong> konvooi onmiddellijk<br />
twintig graden naar stuurboord van koers veranderde. Kort daarna ging <strong>het</strong>, op order van de Commodore, in één linie verder. Tijdens<br />
deze manoeuvre werd <strong>het</strong> opnieuw dik van mist en moest de vaart verminderd worden tot zes mijl. Een Amerikaans <strong>schip</strong> kwam<br />
© 2002 Cees Schenkel 15
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
plotseling met volle kracht op de <strong>Madoera</strong> af en een aanvaring dreigde. Door volle kracht vooruit te geven en <strong>het</strong> roer bakboord aan<br />
boord gedraaid, lukte <strong>het</strong> nog juist een botsing te voorkomen, een 'narrow escape'.<br />
In de morgen van 9 juni 1944 lag de <strong>Madoera</strong> voor de Firth of Lorn, wachtend op nadere orders van de Admiralty. Van de gelegenheid<br />
werd gebruik gemaakt per sloep rond <strong>het</strong> <strong>schip</strong> te varen, om de schade eens op te nemen van de aanvaring met de Fosna. De buitenhuid<br />
bleek nauwelijks beschadigd te zijn. Het was bij een lichte deuk en enkele gesprongen klinknagels gebleven.<br />
De nadere reisinstructies werden pas 18 juni verstrekt: de <strong>Madoera</strong> moest naar Liverpool om de lading te lossen. 's Morgens werd <strong>het</strong><br />
anker gelicht, waarop <strong>het</strong> <strong>schip</strong> door de nauwe netversperring de Firth of Lorn binnenvoer naar Oban. In de periode dat de <strong>Madoera</strong> in<br />
Oban lag, werd 2de stuurman Kolkman naar de Port Sydney gestuurd om de plaquette die voor dat <strong>schip</strong> was vervaardigd en <strong>het</strong> geld<br />
voor de bemanning over te dragen.<br />
Via Belfast ging <strong>het</strong> vervolgens naar Liverpool, waar men de volgende morgen veilig afmeerde in de Gladstone Docks.<br />
Direct werd begonnen met <strong>het</strong> lossen van de wol, de talk, <strong>het</strong> lood en de stukgoederen. De concentraten zouden later in Avonmouth (bij<br />
Bristol) gelost moeten worden. De gehele lading van de <strong>Madoera</strong> was behouden en daar ging <strong>het</strong> ten slotte om. Bovendien viel er,<br />
ondanks de hachelijke belevenissen, geen enkel mensenleven te betreuren. Het was daarom te begrijpen dat de<br />
directievertegenwoordigers van de Mij. Nederland, die uit Londen naar Liverpool waren gekomen, buitengewoon tevreden en verheugd<br />
waren. Er vond aan boord een feestelijke bijeenkomst plaats, nadat tevoren de brandschade was bekeken. De lading was in vijf dagen<br />
gelost, waarna koers gezet werd naar Avonmouth voor <strong>het</strong> lossen van de concentraten.<br />
Toen de <strong>Madoera</strong> daar lag vond er aan boord een ernstig ongeluk plaats. Terwijl de bemanning op <strong>het</strong> voordek bezig was een manillatros<br />
stijf te zetten om <strong>het</strong> <strong>schip</strong> langs de kade te hieuwen, brak de bout van een geleideschijf. Deze trof bootsman Koster in de borst. Hij sloeg<br />
met zijn hoofd tegen <strong>het</strong> ankerspil en viel zwaar bloedend op <strong>het</strong> dek. Onmiddellijk verleende men eerste hulp en werden een dokter en<br />
ambulance besteld. Koster werd naar <strong>het</strong> hospitaal vervoerd, waar bleek dat enkele ribben waren gebroken en de longen beschadigd, en<br />
dat <strong>het</strong> hart was verschoven. Kosters toestand was kritiek, maar de bootsman was een ijzersterke kerel, met een krachtige natuur en vol<br />
levenslust. Hij bleef in leven, en toen Graffelman en andere bemanningsleden hem voor hun vertrek naar New York de laatste maal<br />
bezochten, was de patiënt aan de beterende hand. Hij kon zelfs enkele maanden later weer varen!<br />
'Toch grijpt een dergelijk persoonlijk ongeluk', aldus Graffelman, 'menigeen meer aan dan de emoties van een brand of aanvaring, te<br />
meer als men zo iemand al gedurende enkele oorlogsmaanden in een scheepssamenleving heeft meegemaakt.'<br />
Op 29juni 1944 vertrokken Graffelman en de 1ste machinist Hoogendijk naar Londen, waar van alles te regelen viel, zowel in verband<br />
met de afgelopen tocht als de terugreis naar New York.<br />
Vervolgens gingen zij naar de kantoren van de Port Line, voor een afspraak met Captain Rosweli. Want na alle contacten over de radio<br />
en per brief wilde Graffelman graag Roswell, die juist met zijn <strong>schip</strong> in Londen lag, eens persoonlijk ontmoeten. In <strong>het</strong> Great Eastern<br />
Hotel werd Captain Roswell feestelijk ontvangen en door een van de directeuren der Mij. Nederland tijdens de lunch toegesproken. Deze<br />
dankte Roswell namens de rederij voor de grote offervaardigheid en hulp die hij en de bemanning van de Port Sydney, met terzijde zetten<br />
van eigen veiligheid, hadden verleend aan de ontredderde <strong>Madoera</strong>.<br />
Roswell bedankte met enkele eenvoudige woorden en uitte zijn erkentelijkheid voor de ontvangen geschenken. Volgens hem was dit<br />
allemaal niet nodig geweest, want hij en zijn mensen hadden slechts gehandeld volgens oude zeemanstraditie: elkaar in nood bijstand<br />
verlenen.<br />
In Londen handelde Craffelman allerlei scheepszaken af die verband hielden met de brand en de aanvaring, waarop <strong>het</strong> terugging naar<br />
Avonmouth, Daar moest de vijfduizend ton erts worden gelost, wat niet al te vlot verliep, zodat <strong>het</strong> <strong>schip</strong> pas na een week leeg was.<br />
Inmiddels was vijftienhonderd ton zandballast geladen in de boven- tussendekken van de <strong>Madoera</strong>, om haar de nodige stabiliteit te geven<br />
tijdens de reis naar Amerika.<br />
Op 8 juli 1944 vertrok de <strong>Madoera</strong> uit Avonmouth, waarna <strong>het</strong> om de noord de Ierse Zee inging naar Belfast. Het was helder weer en<br />
aanvankelijk ging alles goed, maar om 23.00 uur moesten de motoren worden gestopt vanwege een warm gelopen cilinderzuiger. Men<br />
bevond zich nabij de Caernarvon Bay, waar rare getijstromen liepen, maar gelukkig werd <strong>het</strong> <strong>schip</strong> niet naar de wal zet. Pas de volgende<br />
morgen om 11.00 uur kon de reis worden vervolgd. In Belfast diende echter eerst nog een koelwaterpijp te worden vernieuwd om niet de<br />
kans te lopen daardoor te laat te zijn voor <strong>het</strong> konvooi naar New York, werd de hulp ingeroepen van de Admiralty. Toen de <strong>Madoera</strong> om<br />
21.00 uur in de Bangor Bay voor anker ging, kwam een Britse marine- officier aan boord, die de leiding nam bij <strong>het</strong> vernieuwen van de<br />
koelwaterpijp.<br />
Op 9 juli vond een konvooiconferentie te Bangor plaats. Terwijl de <strong>Madoera</strong> nog in de Bangor Bay voor anker lag, ging <strong>het</strong> tegen 19.00<br />
uur hard waaien. <strong>het</strong> <strong>schip</strong> lag voor zestig vadem ankerketting, maar <strong>het</strong> anker begon te krabben, en er moest tot negentig vadem anker<br />
worden bijgestoken en <strong>het</strong> tweede anker uitgeworpen om niet aan lagerwal te geraken. De nieuwe koelwaterpijp was gelukkig juist<br />
bijtijds gebracht, en nadat men deze had gemonteerd beschikte de <strong>Madoera</strong> weer over haar machines en kon een veilige ligplaats worden<br />
opgezocht.<br />
De 11de juli ging <strong>het</strong> 's nachts met elf andere schepen door de Ierse Zee en bij daglicht zag men de uit Liverpool en andere havens<br />
komende schepen. In de loop van de morgen werd met in totaal zestig schepen konvooiformatie ingenomen.<br />
De Commodore voer op <strong>het</strong> Amerikaanse stoom<strong>schip</strong> Alcoa Cutter (no. 61), <strong>Madoera</strong> onder no. 25 en vlak naast haar no. 34, de Port<br />
Sydney, onder Captain Roswell! Hij heette de <strong>Madoera</strong> welkom met de morselamp en wenste ar een veilige overtocht, waarop de<br />
<strong>Madoera</strong> onder dank de Port Sydney een goede overtocht wenste.<br />
Op 15 en 16 juli ging <strong>het</strong> zwaar stormen. Terwijl verscheidene Liberty- schepen in <strong>het</strong> konvooi slingeringen maakten van dertig tot<br />
veertig graden over beide kanten, lag de <strong>Madoera</strong> door de vijftienhonderd ton zandballast als een meeuw op <strong>het</strong> water. Nadat de voor<br />
Canada en enkele havens in andere landen stemde koopvaarders <strong>het</strong> konvooi reeds hadden verlaten, voeren de schepen met bestemming<br />
New York de 23ste juli in twee kolommen verder. 's Middags kwam de loods aan boord van de <strong>Madoera</strong> en ging <strong>het</strong> de North River op<br />
voor <strong>het</strong> lossen van de zandballast, wat ruim twee dagen in beslag nam. Op 26 juli 1944 werd de <strong>Madoera</strong> voor een zeer grondige<br />
© 2002 Cees Schenkel 16
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
reparatie opgenomen in een dok van de Bethlehem Steel Company, waar zij in juli en augustus 1943 ook reeds onder handen was<br />
genomen, na getorpedeerd te zijn. De werkzaamheden zouden enkele maanden in beslag nemen, want al spoedig bleek dat er heel wat te<br />
repareren viel. Hoe meer er gesloopt werd, hoe meer gebreken er voor de dag kwamen. Behalve dat <strong>het</strong> grootste deel van <strong>het</strong> sloependek<br />
verwijderd moest worden, dienden ook vele onderdelen der machine- installatie te worden verplaatst voor <strong>het</strong> vernieuwen van een deel<br />
der kromgetrokken bunkerschotten. Verder moesten enkele dekken worden uitgebroken voor <strong>het</strong> aanbrengen van nieuwe platen, wat<br />
betekende dat zelfs de scheepskombuizen van hun plaats moesten. En nu toch <strong>het</strong> sloependek moest worden vernieuwd, werd meteen van<br />
de gelegenheid gebruik gemaakt om nieuwe motorsloepen en moderne patent- davits te plaatsen. Ten slotte werd ook de gehele<br />
elektrische installatie in de midscheeps vernieuwd, terwijl men tevens alles wat maar door de brand geleden had grondig onder handen<br />
nam. Dat de opgelopen schade niet gering was, bleek uit de totale reparatierekening van 260 000 dollar, een fors bedrag voor die tijd.<br />
Graffelman bleef voorlopig belast met <strong>het</strong> commando over de <strong>Madoera</strong>, zodat hij nog enige maanden in New York moest blijven. Bijna<br />
dagelijks kwam hij aan boord om <strong>het</strong> vorderen der werkzaamheden te controleren en de scheepsdienst op gang te houden, want<br />
gedurende de gehele reparatietij d was de scheepsbemanning compleet aanwezig. Weliswaar logeerden de meesten van hen 's nachts in<br />
kosthuizen in Brooklyn, om te ontkomen aan <strong>het</strong> hevige lawaai van klinken en hameren dat ook 's nachts steeds doorging, maar overdag<br />
was iedereen aan boord present.<br />
In deze periode ontvingen de 2de machinist W. Aarsen en een olieman, die zich tijdens de brand op de <strong>Madoera</strong> bij zonder hadden<br />
onderscheiden, uit handen van de directie der Mij. Nederland een fraaie zilveren sigarettenkoker met inscriptie, als blijk van appreciatie<br />
voor de betoonde moed en toewijding. Het is jammer dat Graffelman alleen spreekt van 'een' olieman, want er waren zes olielieden aan<br />
boord.<br />
Alhoewel Graffelman graag <strong>het</strong> commando over de <strong>Madoera</strong> had willen behouden nadat <strong>het</strong> <strong>schip</strong> gerepareerd zou zijn, werd dit niet<br />
toegestaan. Want hij had nog een groot aantal verlofdagen te goed en zijn directie besliste dat deze moesten worden opgenomen. Hij<br />
diende dus afscheid te nemen van de <strong>Madoera</strong>, <strong>het</strong> <strong>schip</strong> dat niet zinken wilde', en dat inmiddels, hersteld van haar vele wonden, gaten<br />
goed lag te laden voor haar volgende reis. Als hernieuwd gaf<br />
Graffelman haar over aan zijn opvolger.<br />
Maar Graffelman had nauwelijks New York verlaten voor zijn vakantie, toen er een ketelexplosie op de <strong>Madoera</strong> plaatsvond. Het was<br />
een ernstig ongeluk, waarbij twee doden vielen te betreuren: een van de olielieden van de vaste bemanning en een werkman van de<br />
Bethlehem Steel Company. Het vertrek van de <strong>Madoera</strong> werd uitgesteld, omdat zij opnieuw moest worden gerepareerd. En Graffelman<br />
keerde terug van zijn verlof n <strong>het</strong> binnenland, om de laatste eer te bewijzen aan een van zijn gevallen scheepsmakkers, die op vreemde<br />
bodem ter aarde werd besteld.<br />
De <strong>Madoera</strong> vertrok ten slotte pas op 22 november 1944, onder Graffelmans opvolger, kapitein H.J. Poelenjee. Zij voer in konvooi naar<br />
Liverpool en vandaar ongeëscorteerd op volle kracht naar Rio de Janeiro en Rio Grande. In deze laatste plaats hoorde men dat Duitsland<br />
op 5 mei 1945 had gecapituleerd. 'Wij maakten de terugreis naar Liverpool weer met brandende navigatielichten, met de gewone<br />
dekverlichting en onbeschermde poortenverlichting in onze hutten. Geen alarmsignalen meer voor vijandelijke vliegtuigen of<br />
onderzeeërs. Wat een rust...<br />
Wat is er met de <strong>Madoera</strong> gebeurd na afloop van de oorlog?<br />
Gegevens hierover kwamen geheel onverwachts ter beschikking van de auteur, toen hij een exemplaar kreeg aangeboden van <strong>het</strong> in 1988<br />
door de Koninklijke Nedlloyd Groep N.V. te Rotterdam uitgegeven uitstekende werk Op één koers door Bram Oosterwijk<br />
Op één koers omdat, kort voor <strong>het</strong> einde van de oorlog, de vier grootste Nederlandse lijnrederijen fuseerden en tot elkaar kwamen in de<br />
Nederlandsche Scheepvaartunie, die een paar jaar later de Koninklijke Nedlloyd Groep werd.<br />
Die vier grootste lijnrederijen waren de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd, de Stoomvaart Maatschappij Nederland, de Vereenigde<br />
Nederlandsche Scheepvaart Maatschappij en de Koninklijke Java- China Pakketvaart Lijnen. In 1981 sloot ook de Koninklijke<br />
Nederlandsche Stoomboot- Maatschappij zich bij <strong>het</strong> fusieconcern aan.<br />
Wij leren uit Op één koers dat de <strong>Madoera</strong> nog elf jaar als vracht<strong>schip</strong> is blijven varen. In 1956 ging zij over naar de Rederij Amsterdam<br />
(een dochtermaatschappij van de Mij. Nederland) en kreeg een nieuwe naam: Amstelwal!<br />
In 1958 werd <strong>het</strong>, toen 36 jaar oude, <strong>schip</strong> verkocht aan een sloopbedrijf te Gent<br />
© 2002 Cees Schenkel 17
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
© 2002 Cees Schenkel 18
"Oorlogsloopbaan Willem Aarsen<br />
© 2002 Cees Schenkel 19